Salesiaans lesgeven


Salesiaans lesgeven



1 Pages 1-10

▲back to top


1.1 Page 1

▲back to top


In de klas...
In dialoog met Don Bosco
Omwille van de jongeren
Pol Raes
In dit document reflecteert Pol Raes over het werken vanuit het salesiaans
opvoedingsproject in de dagelijkse realiteit van het lesgebeuren. De vragen en
oriëntaties willen leraars en opvoeders behulpzaam zijn om op een salesiaanse
wijze - in het spoor van en in dialoog met Don Bosco - zijn dagelijkse onderwijs-
opdracht aan te pakken en in te vullen.
samen
DON BOSCO
zijn plaats
geven

1.2 Page 2

▲back to top


WOORD VOORAF
Als vrijgesteld lid van de pedagogische begeleidingsdienst van het Don Bosco Onderwijs-
centrum kreeg Pol Raes de kans om de basiscursus ‘Don Bosco en zijn erfgoed’ te volgen.
Voor zijn eindwerk koos Pol ervoor wat uitgebreider te reflecteren op een onderwerp dat
hemzelf, maar ook de stuurgroep van de pedagogische begeleiding van het Don Bosco
Onderwijscentrum, sinds geruime tijd bezig hield: het werken vanuit het salesiaanse
opvoedingsconcept in de dagdagelijkse realiteit van het lesgebeuren.
Op een doordachte en inspirerende wijze stelt Pol in dit werkstuk een aantal vragen in de
marge van ons salesiaanse opvoedingsconcept die iedere leraar en opvoeder kunnen
behulpzaam zijn om op een salesiaanse wijze – in het spoor van en in dialoog met Don
Bosco – zijn dagelijkse onderwijsopdracht aan te pakken en in te vullen.
We willen deze tekst ‘pro manuscripto’ als werkdocument aanbieden aan alle leraren en
opvoeders die willen reflecteren over hun salesiaans bezig zijn in de klas.
Jos Van Eyken
afgevaardigd-bestuurder
Jean Paul Pinxten
verantwoordelijke pedagogische ondersteuning
2

1.3 Page 3

▲back to top


Inhoud
Inleiding
3
Jongeren …
4
Opvoeden zoals Don Bosco
5
Een opvoeder is een goede vriend
6
Dialoog: een moment van luisteren en een moment van antwoorden
7
Een katholieke school - een Don Boscoschool
8
Don Bosco, een wegwijzer
9
In dialoog met Don Bosco, een opvoedingsproject
10
De mens in zijn totaliteit
12
De mens als dynamisch wezen
13
De mens als uniek wezen
14
De mens als relationeel wezen
15
De mens als wezen dat openstaat voor mysterie
16
De mens levend in fundamentele spanningsvelden
17
Vrijheid
18
Verantwoordelijkheid
19
Verbondenheid
20
Zingeving
21
Communicatief
22
Assisterend
23
Evangelisch bewogen
25
Hoe blijven lesgeven vanuit het hart?
26
3

1.4 Page 4

▲back to top


Inleiding
Lesgeven in de stijl van Don Bosco. Hoe kan dat vandaag de dag? Hiervoor bestaan geen
handleidingen met uitgeschreven tips en aanbevelingen. Ook dit werkje is dit niet. Het is
een bundeling van enkele teksten, uitspraken, bedenkingen… die ik voor mezelf belangrijk
vind en waarover ik regelmatig reflecteer.
Graag wil ik deze met u delen en u hierbij ook uitnodigen tot reflectie. De leidraad hierbij
is het opvoedingsproject In dialoog met Don Bosco.
Aan de hand van een aantal vragen probeer ik aanzetten te geven tot reflectie. Het zijn
dus geen vragen waar met een ‘ja’ of ‘neen’ kan of moet op geantwoord worden. Ook
niet met een ‘juist’ of ‘fout’. Alle eerlijke antwoorden zijn juist. Ze komen immers van
uzelf…
Essentieel is de persoonlijke wil om Don Bosco beter te leren kennen. In welke tijd leefde
hij? Hoe waren de leefomstandigheden toen? Hoe werkte hij?
Maar tijden veranderen en visies wijzigen. Onze aanpak van nu is anders dan in Don
Bosco’s tijd. Maar de essentie is gebleven: mensen helpen bij de opbouw van hun leven.
Dit was de grote bezorgdheid van Don Bosco en dit houdt ook voor ons grote uitdagingen
in.
Hoe beter we de figuur van Don Bosco in zijn tijd begrijpen, des te makkelijker wordt het
om mogelijkheden te ontdekken die haalbaar zijn in onze klassenpraktijk. Het is onze
verantwoordelijkheid om hiernaar op zoek te gaan.
De samengestelde titel verwijst enerzijds naar het opvoedingsproject (In dialoog met Don
Bosco), anderzijds is het ook een verwijzing naar de missie van het Don Bosco Onderwijs-
centrum (Omwille van de jongeren).
Ik wens u zinvolle reflectiemomenten toe en veel succes in uw lesopdracht.
Pol
4

1.5 Page 5

▲back to top


Jongeren …
Onze jeugd heeft een sterke hang naar luxe, heeft slechte manieren, heeft minachting voor
het gezag en heeft geen eerbied voor ouderdom. Jonge mensen staan niet meer op als
een oudere de kamer binnenkomt. Zij spreken hun ouders voortdurend tegen. Zij praten
luid en hinderlijk in gezelschap, zij smakken bij het eten en zij tiranniseren hun leraren…
Wij zijn allemaal wel eens geneigd om dergelijke uitspraken in de mond te nemen. We
moeten evenwel goed beseffen dat we zeker niet origineel zijn: bovenstaande uitspraken
werden immers gedaan door Socrates die zo’n 2400 jaar geleden leefde.
Vroeger beter? Het kan toch niet zo zijn dat de mentaliteit van de jeugd voortdurend in
verval is. Ze is ongetwijfeld steeds in beweging maar daarom wordt ze niet a priori
slechter.
Het zijn bedenkingen van alle tijden. Geen reden dus om de moed te verliezen. Maar
zeker ook geen reden om te berusten.
Kritiek geven is makkelijk, maar kritiek houdt dikwijls een erkennen van het eigen falen in.
Jongeren kunnen zich maar gedragen zoals ze worden opgevoed. De bal ligt duidelijk in
ons kamp.
5

1.6 Page 6

▲back to top


Opvoeden zoals Don Bosco
‘Don Bosco, ik zit me al lang af te vragen wat het geheim is van uw succesvolle
opvoedingsstijl. Uw soepele manier van omgaan met uw jongens boeit me. Ik ben
namelijk onderwijzer en sta als dusdanig ook in de opvoeding, maar ik mis de soepelheid
van omgang die ik in u bewonder. U slaagt erin de jongens zo liefdevol en genegen te
benaderen zonder dat zij daardoor hun eerbied voor u verliezen. En meer nog, ze
gehoorzamen u op elke wenk. Hoe doet u het toch?’
Aan het woord is Francesco Bodrato die tot nu toe een heel andere opvoedingsmethode
gebruikte.
Don Bosco’s antwoord:
‘Mijn beste vriend, ik verklap u gaarne de twee drijfveren waarop mijn hele pedagogie
berust, namelijk: godsdienst enerzijds en rede anderzijds. Wat gij soepelheid van omgang
noemt, is niets anders dan een goede dosis aanpassing en begrip, die trouwens aan de
basis ligt van elke menselijke liefde. Anderzijds is er de motivatie van het geloof: een
gezonde godsdienstzin helpt en motiveert de opvoeder om elke jongere te benaderen in
zijn onvervreemdbare eigenheid en situatie en hem hierin bevestigen opdat hij moge
groeien tot geloofsovergave en -inzet. Een diep geloof in Gods Liefde maakt elke jonge
mens uniek.’
Don Bosco had in zijn tijd oog en hart voor de menselijke en de religieuze noden. Het
komt er voor ons op aan hetzelfde te doen: blijven werken aan echt menselijke en
gepersonaliseerde relaties; de geloofsboodschap dieper in ons hart laten doordringen om
ze op passende wijze te kunnen voorleven.
Ter reflectie
• Ben ik vlot in de omgang met mijn leerlingen?
• Luister ik naar de noden van mijn leerlingen?
• Werk ik aan echt menselijke en persoonlijke relaties?
• Laat ik de geloofsboodschap dieper in mijn hart doordringen?
• Tracht ik deze boodschap op een passende wijze voor te leven?
• Kan ik mij aanpassen aan het niveau van mijn leerlingen?
• Kan ik begrip opbrengen voor hun acties/uitspraken?
• Ga ik zomaar akkoord of niet akkoord of probeer ik met mijn leerlingen in
gesprek te gaan?
• Motiveer ik mijn standpunt of beslissing?
6

1.7 Page 7

▲back to top


Een opvoeder is een goede vriend
Een vriend
neemt deel aan je zorgen
verheugt zich over je succes
draagt met jou je twijfels en
wanneer hij veraf lijkt is hij
nabij.
(Auteur onbekend)
Vriendschap is een relatie tussen twee of meerdere mensen die elkaar ondersteunen door
dik en dun. Ze weten van elkaar waar ze mee bezig zijn. Ze weten van elkaar wat er in het
hart van de ander leeft.
Vriendschap is de ander aanvaarden zoals hij is. Als leraar-opvoeder moeten wij bezorgd
zijn om onze jongeren. Wij moeten hen leren kennen. Dit veronderstelt interesse en
appreciatie. Jongeren moeten zichzelf kunnen zijn; we moeten luisteren en praten; we
moeten bereid zijn hen zo goed mogelijk te helpen; we moeten hen leren begrijpen en
vertrouwen.
We moeten naast hen staan. Lopen we voorop, dan volgen ze niet.
Ter reflectie
• Laat ik mij raken door de vreugde en het verdriet van mijn leerlingen?
• Kan ik luisteren naar hun verhaal, hun twijfels?
• Durf ik ‘mijn binnenkant’ laten zien?
• Ken ik de interessepunten, hobby’s van mijn leerlingen?
• Probeer ik hen ook buiten de klas te volgen?
• Vraag ik hen regelmatig hoe het gaat?
• Mogen mijn leerlingen zijn wie ze zijn?
• Luister ik geïnteresseerd naar hun verhaal of doe ik maar alsof uit beleefdheid?
• Durf ik mijn leerlingen verantwoordelijkheid te geven?
• Durf ik hen te vertrouwen?
• Investeer ik soms extra tijd in één van mijn leerlingen?
• Kan ik mijn leerlingen vertellen wat mij bezighoudt of tegenzit?
7

1.8 Page 8

▲back to top


Dialoog: een moment van luisteren en een moment van antwoorden
De dialoog die wij met jongeren aangaan bevat steeds twee fases: eerst een moment van
luisteren en een daarna een moment van antwoorden.
Als wij er willen zijn voor de jongeren en hen willen leren kennen, kunnen wij niets anders
dan naar hun verhaal te luisteren. Hun werkelijkheid, hun leefwereld is niet altijd vriende-
lijk en mooi. Soms is het een drukke, belastende realiteit waar zij zelf moeilijk of zelfs niet
mee kunnen omgaan. Het best leren wij iemand kennen in een persoonlijk gesprek. Niet
‘spreken over’ maar ‘spreken met’ is waardevol. Dit impliceert natuurlijk dat wij er niet
alleen ‘moeten zijn’ maar ook ‘willen zijn’.
Luisteren doen we heel respectvol. Hoe kan onze gesprekspartner anders voelen dat hij
ernstig genomen wordt? Antwoorden is niet altijd eenvoudig. Probleemsituaties oplossen,
het rugzakje leegmaken, gaat niet vanzelf. De jongeren weten dit zelf ook wel. Toch mag
dit er ons niet van weerhouden om te proberen enkele bakens uit te zetten.
We mogen echter niet veronderstellen dat wij in onze gesprekken met jongeren steeds hun
problemen zullen te horen krijgen. Ook hun positieve, aangename ervaringen delen zij
graag met anderen.
Wij moeten er ons van bewust zijn dat de jongeren ons niet zomaar zullen aanspreken om
hun ervaringen te delen. Zij zullen ons een beetje beter moeten leren kennen. Zij zullen
het gevoel moeten hebben dat ze ons kunnen vertrouwen. Zij zullen moeten kunnen
aanvoelen dat wij naar hen willen luisteren. Dit is voor ons de uitdaging. Soms begint dit
met een ‘goede morgen’ of een ‘hoe gaat het’.
Ter reflectie
• Luister ik naar mijn leerlingen of hoor ik hen uit?
• Pin ik mij vast op hun uiterlijke gedragingen of durf ik ook iets dieper te kijken?
• Bevraag ik mijn leerlingen naar het waarom van hun handelen of neem ik
onmiddellijk een sanctionerende houding aan?
• Durf ik de leerlingen bij een positieve prestatie vragen wat hen gemotiveerd heeft om
zo’n prestatie neer te zetten?
• Durf ik in een gesprek mijn opvattingen tegenover die van een leerling plaatsen
zonder absoluut ‘gelijk’ te willen halen?
• Kan ik aanvaarden dat leerlingen er soms andere meningen op na houden?
• Spreek ik meer met dan over mijn leerlingen?
• Kunnen leerlingen mij in vertrouwen nemen of vertel ik hun verhaal onmiddellijk
verder?
• Tracht ik leerlingen daadwerkelijk te helpen of laat ik hen hun eigen boontjes
doppen?
• Durf ik een antwoord schuldig blijven?
• Ga ik uit echte interesse een gesprek aan met mijn leerlingen?
• Ben ik in een gesprek directief of suggestief?
• Ga ik naar mijn leerlingen toe of wacht ik totdat zij naar mij komen?
8

1.9 Page 9

▲back to top


Een ‘katholieke school’ - Een ‘Don Bosco-school’
‘Een katholieke school is een vrije, gesubsidieerde, confessionele onderwijsinstelling
beheerd door een vrije inrichtende macht/schoolbestuur. Ze organiseert onderwijs,
opvoeding en vorming op basis van een christelijk gelovige visie, gestoeld op de principes
van de roomskatholieke godsdienst. De inrichtende macht/schoolbestuur heeft hiervoor de
erkenning van de bisschop van het bisdom waarin de school gelegen is.’ (Uittreksel uit de
definitie van een katholieke school - bisschoppenconferentie van 20 januari 2005).
Binnen het katholiek onderwijs neemt het Don Bosco Onderwijscentrum op grond van zijn
eigen identiteit een specifieke plaats in. Het baseert zich op een salesiaanse inkleuring van
het bijbels-christelijke erfgoed, waarin zijn voorkeursoptie voor de meest kwetsbaren in de
samenleving is gegrondvest. Het is trouw aan het salesiaanse erfgoed. Zijn visie op de
mens en zijn geloof in de opvoeding is geëxpliciteerd in het opvoedingsproject In dialoog
met Don Bosco. In zijn scholen en in zijn werking wil het de jongeren een ‘thuis’ (een
‘eigen’ plaats), een ‘school’ (een ‘leer’ plaats), een ‘speelplaats’ (een ‘ontmoetings’
plaats) en een parochie (een ‘zin’ plaats) bieden (Uit: Omwille van de jongeren. Missie
van het Don Bosco Onderwijscentrum). Als we het beste met onze leerlingen voor hebben,
verplichten wij er ons zelf toe om kwalitatief hoogstaand onderwijs aan te bieden. Dit is
trouwens de plicht van elke school. Maar een Don Boscoschool is niet enkel een plaats
voor kennisoverdracht. Het is ook een plaats waar jongeren mogen ontdekken wie en wat
ze zelf zijn, waar ze kunnen voelen dat ze telkens opnieuw kansen krijgen en waar ze leren
rekening houden met de anderen en met zichzelf. Het is een plaats waar leerlingen mogen
leren beseffen dat ze zelf verantwoordelijkheid dragen voor hun eigen leven en dit van
anderen; dat studeren, samenleven met anderen en rekening houden met elkaar slechts
langzaam groeien en bloeien.
In een Don Boscoschool hebben leerlingen recht op waardering, ook al behoren zij niet
tot de besten van de klas. Alle leerlingen moeten er zich waardevol kunnen voelen. Een
Don Boscoschool is een stukje thuis waar leraren en leerlingen door het wel en wee van
een schooljaar heen samen op weg willen gaan naar een goede toekomst. Het is een
omgeving waar jongeren zich mogen uitleven in sport en spel en waar ook hun eigen
aanleg en interesses aan bod mogen komen. Het is een school waar leraren dicht bij hun
leerlingen staan in een geest van vertrouwen. Het is een school waar jongeren, vanuit
onze omgang met hen, het diepe geloof bijgebracht worden dat zij heel belangrijk zijn in
Gods ogen.
Ter reflectie
• Wil ik hieraan meewerken?
• Wil ik de kleinsten de kans geven om te groeien zonder daarbij zelf de grootste te
willen zijn?
• Wil ik de jongeren een stevige grond onder de voeten geven om de confrontaties met
de samenleving aan te kunnen?
• Wil ik getuige zijn van Gods liefde voor mensen?
9

1.10 Page 10

▲back to top


Don Bosco, een wegwijzer
Don Bosco, een wegwijzer
hij voelde jonge mensen aan
en gaf hen een houvast in hun zoeken.
Don Bosco, een wegwijzer
hij gaf en wekte vertrouwen
en riep mensen op
zodat onverschilligheid
bewogenheid werd.
Don Bosco, een wegwijzer
zijn deur stond altijd open
en hij zond niemand weg.
Don Bosco, een wegwijzer
zijn hart kon luisteren
naar groot en klein verdriet
naar verhalen van vreugde en toewijding.
Don Bosco, een wegwijzer
hij was een teken van hoop
en dramatiseerde geen enkele situatie.
Don Bosco, een wegwijzer
hij wist zijn kennis over te dragen
en had steeds oog voor de gehele mens
gezond verstand, toewijding, wilskracht, verantwoordelijkheidszin.
Don Bosco, een wegwijzer
hij beleefde en toonde dat God
zich laat ontmoeten in mensen
die wegwijzers zijn.
10

2 Pages 11-20

▲back to top


2.1 Page 11

▲back to top


In dialoog met Don Bosco, een opvoedingsproject
De combinatie van:
het mensbeeld
• de mens in zijn totaliteit (p. 29)
• de mens als dynamisch wezen (p. 29)
• de mens als uniek wezen (p. 30)
• de mens als relationeel wezen (p. 31)
• de mens als wezen dat openstaat voor het mysterie (p. 32)
• de mens levend in fundamentele spanningsvelden (p. 33)
de doelstellingen
• vrijheid (p. 41)
• verantwoordelijkheid (p. 42)
• verbondenheid (p. 43)
• zingeving (p. 45)
en de opvoedingsstijl
• communicatief (p. 51)
• assisterend
• kwalitatieve aanwezigheid (p. 55)
• gedragen door emotionaliteit (p. 58)
• gedragen door rationaliteit (p. 59)
• evangelisch bewogen (p. 60)
maakt ons project tot een opvoedingsproject in het spoor van Don Bosco. (p. 53)
Elk handelen vertrekt steeds vanuit een bepaald mensbeeld, een geordend ‘geheel van
vooronderstellingen’ dat betrekking heeft op de wijze waarop iemand de mens, zichzelf
incluis, ziet, ervaart, beleeft en zijn wezenlijkheid typeert. Hoe ziet men de mens tussen de
andere mensen?
In het opvoedingsproject wordt gekozen voor een integrale, dynamische en relationele kijk
op de mens, waarin de individuele persoon gezien wordt als een uniek wezen met oog
voor het mysterievolle van het bestaan.
Vanuit deze visie moeten wij trachten onze jongeren te laten groeien naar vrijheid, verant-
woordelijkheid, verbondenheid en zingeving.
Om deze doelstellingen te bereiken hanteren wij een opvoedingsstijl die gebaseerd is op
overleg met en aanwezigheid bij de jongere vanuit de evangelische opdracht ‘er te zijn
voor de andere’.
‘We moeten leren denken als Don Bosco, liefhebben als Don Bosco en handelen als Don
Bosco. Voor Don Bosco waren drie dingen belangrijk.
Ten eerste moeten we geloven in jonge mensen en hun kansen aanreiken om hun
persoonlijkheid te ontplooien. We kunnen hen natuurlijk tot niets dwingen. Vrijheid is de
belangrijkste menselijke nood en die moeten we respecteren. Maar toch kunnen we
11

2.2 Page 12

▲back to top


proberen om de harten van jongeren te openen voor het goede in zichzelf, in anderen en
in de wereld.
Ten tweede verdienen jongeren het beste en het beste wat wij hun en de samenleving
kunnen geven is opvoeding. Het is een ware kunst een persoon te vormen en te helpen op
zijn weg naar menswording.
En ten derde is het onze opdracht hierin zoveel mogelijk mensen te betrekken zodat we
uitgroeien tot echte centra van betrokkenheid.’
Don Pascual Chávez
Algemeen overste
Negende opvolger van Don Bosco
Ter reflectie
• Welke uitdagingen houdt het opvoedingsproject voor mij in?
• In hoeverre komt mijn eigen mensbeeld overeen met dit in het opvoedingsproject?
• In welke mate zijn de omschreven doelstellingen ook voor mij waardevol?
• Welke opvoedingsstijl hanteer ik? Een opleggende of een aanbiedende?
• Hoever reikt mijn betrokkenheid? Zie ik werkpunten?
12

2.3 Page 13

▲back to top


De mens in zijn totaliteit
Al de aspecten (lichamelijke, technische, structurele, sociale, politieke, spirituele, psychi-
sche, relationele, affectieve, muzische, esthetische, godsdienstige…) samen maken een
mens tot de unieke persoon die hij is of worden kan. Iedere verabsolutering van één
aspect of ieder afwijzen van een ander doet de mens onrecht aan en verengt hem tot een
deel van zijn persoonlijkheid.
(In dialoog met Don Bosco, een opvoedingsproject, p. 29)
Ter reflectie
• Zijn voor mij alle aspecten bij mijn leerlingen belangrijk of spits ik mij toe op één of
enkele in functie van mijn opdracht op school?
• Ben ik vlug geneigd mensen te etiketteren op basis van hun afkomst, uiterlijk,
levensstandaard, prestaties…?
• Ga ik bewust op zoek naar de mogelijkheden, de talenten van mijn leerlingen?
• Heb ik interesse voor de activiteiten van mijn leerlingen buiten de schooluren?
• Word ik intolerant als leerlingen voor een bepaald aspect een groeiachterstand
hebben of tracht ik hen te helpen?
• Mogen de leerlingen de mens achter de leraar zien? Durf ik mijn waarden naast deze
van de leerlingen te plaatsen en hierover in dialoog te gaan?
• Probeer ik, vanuit een appreciatie voor bepaalde prestaties of gebeurtenissen, de
leerlingen te motiveren en te bevestigen?
13

2.4 Page 14

▲back to top


De mens als dynamisch wezen
Een mens leert voortdurend bij, maar hij leert ook af, hij maakt vorderingen maar er treedt
ook regressie op. Dat zowel op het vlak van het kennen en kunnen als op het vlak van het
emotionele en het psychische.
(In dialoog met Don Bosco, een opvoedingsproject, p. 30)
Ter reflectie
• Zie ik dat het leven van mijn leerlingen voortdurend in beweging is?
• Creëer ik experimenteerruimte waarin mijn leerlingen zich kunnen laten raken en
bewegen?
• Creëer ik een klimaat van respect voor en vertrouwen in mijn leerlingen?
• Kan ik er mij mee verzoenen dat iedereen zijn eigen groeipad uittekent en dat dit niet
steeds lineair en progressief zal zijn?
• Blijf ik geloven in de groeimogelijkheden van mijn leerlingen, ook al ben ik wel eens
ontmoedigd omdat mijn inzet niet meteen tot gedragsverandering leidt?
• Mogen de leerlingen mij zien als een medereiziger aan wie ze de weg kunnen
vragen?
14

2.5 Page 15

▲back to top


De mens als uniek wezen
Hij is nooit een kopie van een ander. In iedere persoon ligt het geheel van gevoelens,
ideeën, waarden en normen, mogelijkheden en beperkingen op een unieke wijze
gerealiseerd.
Ieder mens moet in zijn eigenheid worden erkend. Dit vormt de basis van een fundamen-
tele gelijkwaardigheid met andere mensen.
(In dialoog met Don Bosco, een opvoedingsproject, p. 30)
Ter reflectie
• Als elke leerling uniek is, spreek ik hem dan steeds met zijn voornaam aan?
• Heb ik in mijn contact met de leerlingen respect voor hun leefwereld?
• Is ‘uniek zijn’ voor mij een waardevol gegeven of een gegeneraliseerde slogan?
• Als iedereen uniek is, is daar dan nog iets speciaals aan?
• Probeer ik elke leerling te aanvaarden zoals hij is?
• Stem ik mijn verwachtingen af op de individuele leerling of zijn mijn verwachtingen
voor iedereen dezelfde?
• Hoe leer ik mijn leerlingen omgaan met hun (soms beperkte) mogelijkheden?
15

2.6 Page 16

▲back to top


De mens als relationeel wezen
Hij leert zichzelf maar kennen in relatie met de kosmos, met anderen en met de maat-
schappij. De mens bestaat dus maar in contact en wisselwerking met de natuur. Daarnaast
heeft de mens zijn bestaan te danken aan zijn medemensen. Ten slotte heeft de mens ook
nood aan een maatschappelijke werkelijkheid en een leven in een grote gemeenschap.
Het is nodig dat hij gedragen wordt door structuren en instituten die van de ene kant zijn
vrijheid en verwerkelijking van zijn levensproject mogelijk maken, maar het anderzijds ook
inperken.
(In dialoog met Don Bosco, een opvoedingsproject, p. 31-32)
Ter reflectie
• Hoe zie ik mijzelf in relatie tot de kosmos, de natuur, de medemens? Breng ik dit ter
sprake?
• Breng ik mijn leerlingen respect bij voor de natuur?
• Hoe kijk ik naar mijn leerlingen? Zijn het voor mij jonge mensen met wie ik op weg
mag gaan?
• Hoe zie ik mezelf in de relatie tot mijn klas? Is mijn engagement meer gericht op de
individuele leerling of op de gehele klassengroep?
• Hoe tracht ik mijn leerlingen aan te zetten tot eerlijk engagement voor een
gezamenlijk initiatief?
• Leer ik mijn leerlingen zich verantwoordelijk op te stellen ten aanzien van
medeleerlingen?
• Accentueer ik de verdienste van een leerling in wat hij doet voor een medeleerling?
• Hoe treed ik op als iemand een ander onrecht aandoet?
• Hoe leer ik mijn leerlingen omgaan met beperkende maatregelen in de
samenleving?
• Leer ik mijn leerlingen keuzes maken in functie van hun medeleerling(en)?
• Reik ik mijn leerlingen middelen aan die kunnen bijdragen tot een grotere
betrouwbaarheid van een relatie?
• Een leefbare samenleving is onmogelijk vanuit een egoïstische ingesteldheid. Hoe
breng ik dit mijn leerlingen bij?
• Grijp ik in bij het vaststellen van onverantwoorde handelingen?
• Kan ik mij vinden in de uitspraak: ‘Fouten zie je dik als de liefde klein is’?
16

2.7 Page 17

▲back to top


De mens als wezen dat openstaat voor het mysterie
Er is ook een element dat alles overstijgt, dat niet te vatten is, dat mysterie blijft. Die
mogelijkheid laat de mens toe zinvolheid te ontdekken in de wisselvalligheden van het
bestaan. Dat mysterie is wetenschappelijk niet te toetsen of louter rationeel te verklaren.
Het bezit een dimensie van geloof, al dan niet van godsdienstige aard. In dat mysterie
komt de mens het leven tegen als een vraag die het hier en nu overstijgt.
(In dialoog met Don Bosco, een opvoedingsproject, p. 32)
Ter reflectie
• Tracht ik vanuit mijn vak verwondering te wekken?
• Neem ik ingrijpende gebeurtenissen in het leven van mijn leerlingen te baat als
aanzet tot een gesprek rond zingeving?
• Breng ik mijn eigen geloof en zingevingsvragen soms ter sprake tijdens de les?
• Durf ik getuigenis afleggen van mijn geloof?
• Ondersteun ik met mijn mogelijkheden activiteiten die specifiek gericht zijn op
zingeving en pastoraal?
17

2.8 Page 18

▲back to top


De mens levend in fundamentele spanningsvelden
In de praktijk van iedere dag, in het denken en handelen spelen spanningsvelden telkens
mee: leven en dood, gebrokenheid en heelheid, stabiliteit en verandering, zelfstandigheid
en afhankelijkheid, orde en chaos, harmonie en conflict, rede en gevoel, ideaal en werke-
lijkheid, goed en kwaad, armoede en rijkdom, geven en ontvangen, heden en verleden …
Het is een uitdaging en een opgave om die werkelijkheid te doorleven. Wie ze ontloopt of
wie reeds te veel getekend is door het leven om daarin nog te investeren, mist een aantal
kansen in zijn bestaan.
(In dialoog met Don Bosco, een opvoedingsproject, p. 33)
Ter reflectie
• Kan ik spanningsvelden duiden en bespreken met mijn leerlingen?
• Hoe leer ik mijn leerlingen omgaan met de beperkingen van een ander?
• Hoe treed ik op in conflictsituaties tussen leerlingen?
• Heb ik oog voor de spanningen die in de klassengroep aanwezig zijn? Durf ik
hierover in gesprek gaan?
• Wijs ik op de groeikansen die vaak verborgen liggen in conflicten en spanningen?
• Ga ik samen met mijn leerlingen op zoek naar mogelijke oorzaken van hun falen?
18

2.9 Page 19

▲back to top


Vrijheid
Zelfs al heeft hij nog niet direct een ideaal voor ogen, hij wil loskomen uit en zich ontpop-
pen. Daartoe moet de mens de nodige ruimte en middelen krijgen. Dat is het recht van de
(jeugdige) mens. In zijn muziek, in zijn jeugdbeweging, in zijn uitgangsleven, in zijn idolen,
in zijn fantasieën, in zijn hang naar vriendschapsbanden, in zijn tv-kijken, in zijn school,
zijn thuis, in zijn (on)geloof, in zijn relaties, in zijn seksualiteit …is de jongere op zoek naar
zichzelf en naar het invullen van zijn eigen levensproject in vrijheid. Opvoeden is de
jongere bijstaan bij zijn zoektocht naar vrijheid en zelfstandigheid.
(In dialoog met Don Bosco, een opvoedingsproject, p. 41)
Ter reflectie
• Mogen de leerlingen tijdens mijn lessen vrije keuzes maken?
• Ga ik (soms) in op voorstellen van mijn leerlingen?
• Is vrijheid voor mij synoniem van verantwoordelijkheid opnemen?
• Moet het vrije initiatief steeds het algemeen belang dienen of kan ik ook individuele
vrijheden toestaan?
• Laat ik mijn leerlingen vrij bij het uitwerken van hun studieplanning? Hoe ondersteun
ik hen daarbij?
• Houdt vrijheid voor mij afstandelijkheid in of impliceert het ‘van nabij volgen’?
• Stimuleer ik het zelfstandig verwerken van de leerstof door mijn leerlingen?
19

2.10 Page 20

▲back to top


Verantwoordelijkheid
Het verweven-zijn van het bestaan met de omringende werkelijkheid vraagt om
verantwoordelijkheid. Voor zichzelf in de eerste plaats: dat men zorg draagt het haalbaar
beste levensproject voor zichzelf te verwezenlijken en zich daaromtrent niet laat leiden
door destructieve keuzes. Die verantwoordelijkheid heeft ook een ecologische dimensie:
respect voor de natuur zoals ze zich als gave en opgave aan de mens aandient. In die
verantwoordelijkheid ontmoet hij tevens zijn medemens: als een geschenk maar ook als
iemand die tot leven gebracht moet worden. Bovendien wordt iedereen geroepen tot een
maatschappelijk engagement.
(In dialoog met Don Bosco, een opvoedingsproject, p. 42)
Opvoeden is de jongere steunen om zich los te maken uit het isolement van een louter ik-
gerichte ontwikkeling. Het is ruimte geven om verantwoordelijkheid te oefenen in zeer
concrete situaties, aangepast aan de leeftijd en reeds verworven vaardigheden.
(In dialoog met Don Bosco, een opvoedingsproject, p. 43)
Ter reflectie
• Wat is voor mij verantwoordelijkheid?
• Hoe begeleid ik leerlingen in hun groei naar het opnemen van steeds grotere
verantwoordelijkheden?
• Krijgen de leerlingen verantwoordelijkheid voor hun eigen leren?
• Stimuleer ik het voor elkaar verantwoordelijkheid opnemen bij mijn leerlingen?
• Houdt verantwoordelijkheid geven voor mij een extra engagement in?
• Leer ik mijn leerlingen dat opnemen van verantwoordelijkheid niet gelijk staat met ‘er
zelf beter van worden’?
• Voel ik mij verantwoordelijk als mijn leerlingen hun verantwoordelijkheid niet
opnemen?
20

3 Pages 21-30

▲back to top


3.1 Page 21

▲back to top


Verbondenheid
Ieder mens heeft recht op geven en ontvangen in relaties, ook een jonge mens in zijn
relaties tot volwassenen, zijn ouders in de eerste plaats. Meer dan vermoed wordt, is het
levensproject van een mens afhankelijk van en getekend door de vorige generaties.
(In dialoog met Don Bosco, een opvoedingsproject, p. 43)
Daarom zal iedere opvoeding oog hebben voor deze contextuele en delicate dimensie van
het bestaan en voor de kunst of de kunde andere mensen nabij te zijn en zich aan andere
mensen toe te vertrouwen. Door zijn eigen particulier levensverhaal van verbondenheid in
combinatie te brengen zal de opvoeder de jongere zicht laten krijgen op die dimensie. Op
zijn beurt zal die jongere verbondenheid leren integreren in zijn persoonlijk bestaan.
(In dialoog met Don Bosco, een opvoedingsproject, p. 44)
Ter reflectie
• Houdt leven voor mij samenleven in?
• Is ‘zich verbonden voelen’ voor mij een gave of een opgave?
• Duid ik mijn leerlingen op hun onderlinge verbondenheid?
• Heb ik aandacht voor de vele samenlevings- en samenwerkingsverbanden van mijn
leerlingen?
• Hoe stimuleer ik het ‘samen’ in een concrete klassengroep?
21

3.2 Page 22

▲back to top


Zingeving
Opvoeden is in dialoog gaan met jongeren in woord en beeld. Het is hen laten aanvoelen
en weten waar zij voor staan, wat zij waardevol vinden in het leven, hoe zij hun eigen
leven zin geven en welke. Die zin kan ook gehaald worden in het leven en de boodschap
van Jezus van Nazareth.
(In dialoog met Don Bosco, een opvoedingsproject, p. 45)
Fundamenteel in de opvoeding blijft het respect voor de eigen keuzes van jongeren. Het
komt erop aan de jongeren te bekwamen in het ontwikkelen van hun identiteit ten aanzien
van de sleutelproblemen van het leven en het samenleven. In de lijn van Don Bosco
kiezen we ervoor dat te doen vanuit een christelijk perspectief.
(In dialoog met Don Bosco, een opvoedingsproject, p. 45)
Ter reflectie
• Mogen in mijn lessen zingevingsvragen ter sprake komen?
• Durf ik mijn zingeving en zingevingsvragen ter sprake brengen in de klassengroep?
• Heb ik aandacht voor de zingeving bij mijn leerlingen?
• Hoe probeer ik de zorg voor zingeving bij mijn leerlingen te stimuleren?
22

3.3 Page 23

▲back to top


Communicatief
Wat we voor onszelf goed vinden, willen we aan kinderen en jongeren doorgeven; wat we
niet als goed ervaren, laten we hen niet doen.
(In dialoog met Don Bosco, een opvoedingsproject, p. 52)
Een communicatieve stijl heeft iets van het ‘voordoen-in-dialoog’. De opvoeder hoopt dat
de jongere hem in zekere zin navolgt en de redelijkheid van zijn gedragingen leert inzien.
(In dialoog met Don Bosco, een opvoedingsproject, p. 54)
Ter reflectie
• Probeer ik van mijn lessen een communicatief gebeuren te maken?
• Leer ik mijn leerlingen luisteren naar elkaar?
• Kan ik luisteren naar mijn leerlingen?
• Is mijn inbreng bindend of suggestief?
• Wat betekent voor mij ‘voordoen-in-dialoog’? Hoe maak ik dit waar?
• Geef ik mijn leerlingen ‘vrije ruimte’ maar blijf ik daarbij wel in contact?
• Worden afspraken met mijn leerlingen in onderling overleg gemaakt?
23

3.4 Page 24

▲back to top


Assisterend
Kwalitatieve aanwezigheid
Wat de opvoeder aan jongeren wil meegeven, wat hij belangrijk acht, daar moet hijzelf
ten volle in geloven. (p. 55) De opvoeder is niet alleen mentaal, maar ook letterlijk
aanwezig onder jongeren. Hij is aanspreekbaar en beschikbaar. (p. 56) Bij opvoeding
geldt de regel niet: voor wat, hoort wat. Opvoeders werken met jongeren in dienst van
hun toekomst. (p. 57) Opvoeden is gratuite overgave; een jongere staat niet bij een
opvoeder in het krijt omdat die hem ‘zogezegd’ opgevoed heeft. (p. 57)
Gedragen door emotionaliteit
Jongeren hebben nood aan pleisterplaatsen waar ze op adem kunnen komen, zichzelf
mogen zijn. Een onthalende sfeer waarin jongeren zich thuis voelen en op verhaal kunnen
komen, is bepalend voor dat klimaat. Waar authenticiteit, vertrouwen, betrokkenheid,
onvoorwaardelijkheid e.a. steeds opnieuw gerealiseerd worden, ontstaat een affectief of
hartelijk klimaat. (p. 58)
Gedragen door rationaliteit
Een kwalitatieve aanwezigheid heeft nood aan redelijkheid, aan een zinhorizon of
stootblok. (p. 59) Van de opvoeder wordt verwacht dat hij het opvoedingsgebeuren op
een rationele (lees redelijke) manier aanpakt. Dat wil in concreto zeggen dat hij niet
overdrijft met regels en sancties en de toepassing ervan. (p. 59) De rol van de opvoeder is
niet beperkt tot die van welwillende toeschouwer aan de zijlijn. Hij communiceert wat hij in
het leven reeds aan inzichten en waarden heeft verworven. (p. 60)
(In dialoog met Don Bosco, een opvoedingsproject)
Ter reflectie
• Wat betekent het voor mij ‘kwalitatief aanwezig te zijn bij leerlingen’ wanneer ik les
geef?
• Volg ik mijn leerlingen aandachtig op? Detecteer ik hun problemen en stuur ik bij
waar nodig?
• Pas ik mijn jaarplanning aan of staat deze boven het leerritme van mijn leerlingen?
• Verduidelijk ik de doelstellingen van mijn lessen?
• Zoek ik naar een aanvaardbaar evenwicht tussen kwaliteit en kwantiteit?
• Durf ik vernieuwende initiatieven te nemen?
• Overleg ik regelmatig met collega’s uit dezelfde branche en tracht ik mijn aanpak
hierop af te stemmen zodat de leerlingen een soort ‘rode draad’ ontdekken in hun
lesmomenten?
• Heb ik aandacht voor orde en netheid?
• Heb ik aandacht voor een goede omgang met machines, gereedschappen en
grondstoffen?
• Heb ik interesse voor hetgeen de leerlingen op studiegebied bezighoudt?
• Hou ik bij het opstellen van mijn lesvoorbereiding rekening met de zwakkere
leerlingen?
• Hoe heb ik bij mijn verbeterwerk aandacht voor remediëring?
24

3.5 Page 25

▲back to top


• Gebruik ik de lestijd efficiënt?
• Durf ik het didactische proces onderbreken ten voordele van het pedagogisch
proces?
• Besteed ik een vrij uurtje aan het uittesten van een werkmethode of een
labo-oefening?
• Zie ik er op toe dat de leerlingen hun notities volledig zijn?
• Hoe begeleid ik mijn leerlingen bij langdurende opdrachten (GIP’s, stages…)?
• Heerst er een hartelijke sfeer in mijn klas?
• Zie ik een onderbreking tussen twee lestijden als een pauzemoment of als een
moment dat mogelijkheden biedt om leerlingen nabij te zijn?
25

3.6 Page 26

▲back to top


Evangelisch bewogen
‘Voorwaar, ik zeg u: al wat gij gedaan hebt voor één dezer geringsten van mijn broeders
hebt gij voor mij gedaan.’ (p. 61) God heeft mensen nodig die zich inzetten tegen
uitsluitingsmechanismen die onterecht het levensverlangen en het zichzelf zijn van mensen
bedreigen. (p. 61) Don Bosco leest het evangelie vanuit een bepaalde invalshoek, nl. die
van een God die barmhartig is en mensen niet in de steek laat. (p. 62) ‘Opkomen voor
armen en zwakken, is mij kennen.’ (p. 62) Een concrete oproep om zich radicaal voor
jongeren te engageren: als religieus, als gehuwde, als single of als samenwonende. (p 62)
(In dialoog met Don Bosco, een opvoedingsproject)
Ter reflectie
• Verwijs ik in mijn lessen soms expliciet naar evangelische waarden?
• Maak ik duidelijk dat er een band bestaat tussen het beleven van mijn gelovig zijn en
mijn leven van elke dag?
• Is het evangelie voor mij een inspiratiebron?
• Draag ik zorg voor de zwakkeren? Hoe uit zich dat tijdens mijn lessen en tijdens de
begeleidende en delibererende klassenraden?
• Wat betekenen barmhartigheid, vergevingsgezindheid, medeverantwoordelijkheid
voor anderen voor mij?
• Ga ik met mijn leerlingen om zoals ik dat met mijn eigen kinderen doe (of zou willen
doen)?
• Ondersteun ik vanuit mijn lessen expliciete initiatieven met betrekking tot zingeving
en pastoraal?
26

3.7 Page 27

▲back to top


Hoe blijven lesgeven vanuit het hart?
‘Met liefde en door gemoedelijk met de jongens om te gaan. Zonder gemoedelijkheid
toont men geen genegenheid en die moet er zijn om vertrouwen te winnen. Wie bemind
wil worden, moet tonen dat hij zelf liefheeft. Jezus Christus is klein geworden met de
kleinen en Hij heeft onze zwakheden gedragen. Hij is de meester van de gemoedelijkheid.
Een meester die alleen op de katheder te zien is, is meester en niets meer; maar als hij zijn
vrije tijd met de jongens doorbrengt, wordt hij hun broer. Wie liefde vindt, die geeft zijn
hart. En wie bemind is krijgt alles gedaan, vooral van de jeugd.’
Don Bosco
27