06 - Bosmans


06 - Bosmans



1 Pages 1-10

▲back to top


1.1 Page 1

▲back to top


DE OMSCHAKELING VAN DE WERKEN VAN DE DOCHTERS VAN
MARIA HULP DER CHRISTENEN (ZUSTERS VAN DON BOSCO) TE
KORTRIJK (BELGIË) ALS GEVOLG VAN DE TWEEDE WERELDOOR-
LOG (1942 – 1965)
Hilde Bosmans, DMH
Inleiding
Het werk van de DMH te Kortrijk kent een interessante geschiedenis wat
betreft de flexibiliteit die gevraagd werd bij de organisatie hiervan naar aanlei-
ding van veranderende omstandigheden en noden van de tijd.1
De DMH kwamen aan in België in 1891 te Luik, Maria Hulp der Christe-
nen, en van daaruit konden ze hun horizon verbreden: in 1903 openden ze een
huis te Lippelo en te Sint-Denijs Westrem, in 1904 te Doornik, in 1909 te
Florzé, in 1910 in Groot-Bijgaarden, in 1919 opnieuw in Luik, St. Gilles, en
tussen 1923 en ’24 werd er een huis geopend te Scheut, dat echter niet lang
open bleef; in 1925 werd er te Hechtel een gemeenschap geopend bij de Salesia-
nen; in 1928 waren er stichtingen te Kortrijk en in Gerdingen en te Brussel
werd er een Italiaanse school geopend voor kinderen van migranten. Na dit jaar
werden er nog verschillende huizen geopend tot een totaal van 26 tot 1960.
Snel waren er verschillende roepingen, zodanig dat er tussen 1891 en 1899
reeds 4 geprofeste Belgische zusters kende, tussen 1900 en 1921 waren het er
32; tussen 1922 en 1943 waren er 128 professies, en tot 1960, onze terminus ad
quem, spraken er nog eens 94 DMH hun geloften uit, met als totaal 258.2
Het huis van Kortrijk, gesticht in 1928, had als doel het openen van een
kostschool voor jongens tussen 5 en 10 jaar en voor meisjes vanaf 5 jaar.3 Een
interessante periode van het huis is de periode tussen 1942 en 1965. In 1942,
namelijk, vormde het bestaande pensionaat en de vakantiekoloniewerking zich
om tot een sociaal werk met een permanente koloniewerking onder de naam
van “KOK(Katholiek Openluchtwerk Kortrijk). Dit was erkend en gesubsidi-
eerd door de publieke instelling het NWK (Nationaal Werk Kinderwelzijn). Het
1 Op dit moment is er in Kortrijk, buiten een rusthuis voor zusters, een internaat , een
school en een centrum dat kinderen en gezin onthaald en begeleid in moeilijke omstandi-
gheden (CKG)
2 Informatie vanuit het Algemeef archief van de DMH, Rome.
3 Cf Kronieken, Sint Anna Kortrijk, 1928.

1.2 Page 2

▲back to top


2 Hilde Bosmans
KOK werd een permanente kolonie met school voor kinderen met een zwakke
gezondheid.
Na 1965 schakelde men over naar de gewone internaatswerking voor kinde-
ren en jongeren. De permanente kolonie, met zijn typische manier van werken
om de groei van kinderen te bevorderen, was geen gepast antwoord meer op de
educatieve noden van die tijd. In het naoorlogse tijdperk waren de sociale no-
den veel groter.
Een uitgebreid onderzoek naar de werking en de omschakeling van het werk,
onder leiding en met de hulp van een leek, jw Lamoral, is helaas niet mogelijk
door een gebrek aan schriftelijke bronnen uit die periode. Uit mondelinge getu-
igenissen blijkt dat Jw Lamoral bij het einde van de koloniewerking, wanneer ze
zich teruggetrokken heeft, verschillende documenten heeft meegenomen. Deze
konden niet meer gerecupereerd worden.
1. Korte geschiedenis voor 1942
De zusters van don Bosco kwamen in Kortrijk toe in de jaren van herstel en
uitbreiding na de eerste wereldoorlog. De salesianen hadden een groot gebou-
wencomplex gekregen dat tot die tijd bewoond was geweest door de zusters van
Barmhartigheid van Brugge, een congregatie die zich inzette voor psychiatrisch
zieken, en waar een psychiatrisch ziekenhuis gevestigd was. Omwille van een tek-
ort aan roepingen moesten de zusters dit werk te Kortrijk verlaten. Heel het com-
plex werd verdeeld tussen de DMH en de salesianen. Het gebouw met de naam
Sint Anna en de kapel Sint Anna werden toegewezen aan de zusters en het zoge-
naamde Sint Petrus gebouw, de boerderij en een kasteeltje waren voor de salesia-
nen. Zo begon ieder zijn eigen werk aan weerszijden van een straatje.4 Het ge-
hucht Sint Anna lag buiten de stad, midden in een landelijk gebied. Dankzij deze
afgelegen ligging werd het huis gespaard van bombardementen tijdens de oorlog.
De eerste acht zusters van don Bosco kwamen toe op 11 juni 1928. Het doel
was om een kostschool op te richten voor jongens en meisjes vanaf 5 jaar. Jon-
gens konden tot hun 10 jaar blijven en meisjes tot 14 jaar. De jongens konden
verder school lopen bij de salesianen. Er werd onmiddellijk ook een school ge-
start. De overste was zr Hortense De Ruyck5. In 1929 telde het werk reeds 71
internen, waaronder 57 jongens en 14 meisjes.6 In 1930 waren er 80 jongens en
25 meisjes, met steeds een meerderheid van jongens bleef. Na het bezoek van de
inspecteur van het vrije onderwijs, kregen de zusters vanaf augustus subsidies
voor de school.7
4 Plaatselijk archief te Kortrijk, Salesianen, schakel nr 1, lente 1978.
5 Cf Kronieken, Sint Anna Kortrijk, 1928.
6 Cf Kronieken, Sint Anna Kortrijk, 1929.
7 Cf Kronieken, Sint Anna Kortrijk, 1930. «3 août: visite de deux inspecteurs; l’inspec-
teur officiel et l’inspecteur des écoles libres pour examiner les locaux destinés aux classes,
afin d’obtenir de l’Etat un subside.

1.3 Page 3

▲back to top


De omschakeling van de werken van de Dochters van Maria Hulp 3
Vanaf 1931 wordt er vakantiekoloniewerking georganiseerd. In dat jaar kwa-
men er 40 kinderen.
2. De oorlog in België en de situatie in Kortrijk
Het algemeen offensief van de nationaal-socialisten op het westelijk front (Fran-
krijk, Nederland, België en Luxemburg) begon op 10 mei 1940. België werd aange-
vallen door het 6de leger van Reichenau, dat als voornaamste hindernis het fort van
Eben Emael tegenkwam. De duitse commandanten beslisten om de luchtmacht-
troepen te gebruiken en dit werd voor het Belgische leger het ultieme vuurgevecht.
Het fort was voorzien om te weerstaan aan conventionele aanvallen, maar niet aan
parachutisten die op het dak gedropt weren, zodanig dat 85 soldaten volstonden
om de Belgische verdediging te neutraliseren. Het fort was bemand door 1200 sol-
daten die weerstand boden aan de voortdurende aanvallen van de stuka (gevechtsv-
liegtuigen). De Belgische verdediging werd overrompeld door de vastberaden krach-
ten van de nationaal socialisten. België weerstond gedurende 18 dagen. Na het ge-
vecht en de terugtrekking in Duinkerken, gaf België zich over op 28 mei 1940.
In deze moeilijke omstandigheden leefden er in België in 1940 76000 joden.
In juni 1942 waren het er 57 500, waarvan er 25 557, ongeveer de helft, wegge-
voerd werden. 32 200 lukten er in om te overleven, ofwel 56% van de hebre-
euwse populatie in België.8
Kortrijk, daarentegen, bevindt zich dicht bij de grens met Frankrijk en is
ook de stad waar de Engelsen geprobeerd hebben om de nazisten te stoppen.
Tijdens de nacht van 23 mei 1940 lieten de Engelsen de bruggen over de rivier
de Leie, ontploffen. De 24ste mei was er groot gevecht tussen de geallieerden
(Belgen en Engelsen) en de nazi’s. De stad werd verwoest en zo behaalden de
25ste mei de nazi’s de overwinning.
In de kronieken van de DMH lezen we:
10 mei:
«Deze nacht hoorden we het geluid van de kanonnen. Bij het ontbijt vernamen we
het nieuws dat de oorlog was uitgebroken en dat alle interne leerlingen onmiddel-
lijk naar hun familie moesten gaan. Onze kinderen verlieten ons in twee groepen,
vergezeld door 3 zusters en 1 postulante».9
Nadat de kinderen naar hun familie waren teruggekeerd, kwamen er op Sint
Anna veel vluchtelingen aan vanuit het hele land. Elke dag kwamen er mensen
aan en vertrokken er weer. Vanaf 21 mei leek het kalmer te worden en gingen
de meeste vluchtelingen naar huis. Maar dan was er het grote bombardement en
als bij wonder was er geen schade :
8 In het buurland Nederland, konden slechts 23,6 % van de Hebreeërs de oorlog over-
leven. Cfr. BRACHFELD SYLVAIN, Ils ont survécu, Bruxelles, Éditions Racine 2001, p. 196.
9 Cf Kronieken, Sint Anna Kortrijk, 1940.

1.4 Page 4

▲back to top


4 Hilde Bosmans
«Het was wel degelijk de H Maagd die ons huis een speciale bescherming bood,
want op een afstand van ongeveer 3 kwartier is alles verwoest. De aanval die dag
duurde verschillende uren en er werden verschillende kanonnen rondom ons huis
tegelijk afgevoerd. Grote troepen Duitsers kwamen onze tuin binnen. Ze deden de
deuren stuk waar ze niet binnen konden.».10
Tijdens de latere oorlogsjaren zal het huis van de DMH, op 16 mei 1944 ge-
troffen worden door een obus van de verdediging. Ze sloeg in op een hoek van
de het gebouw. Op dat moment waren er in de slaapzaal slechts twee jongens en
een opvoedster. Een jongen verloor daarbij het leven.
3. Het ontstaan van het KOK
KOK is de afkorting van Katholiek Openluchtwerk Kortrijk. In september 1942
boden de heren, deken EH Jonckheere en oud-schepen Arthur De Taye, zich aan
bij de zusters van don Bosco te Kortrijk. Arthur de Taye was voor de oorlog ver-
kozen als schepen. Hij was lid van het ACW11, een katholieke partij die vooral ar-
beiders vertegenwoordigde. Hij bleef schepen tot 1942. Op last van het militair
Duits commando, die het effectief bestuur van de stad in de hand had, werd hij
verwijderd van deze taak.12 In 1940 werd hij verkozen tot voorzitter van het “Co-
mité voor hulp aan behoeftige gezinnen”. Later werd het comité opgenomen in
het comité “Winterhulp” (Winterhilfe).13 Het zijn de leden van deze organisatie
die aan de DMH vroegen of ze bereid waren om kinderen in problemen te ontha-
len in Kortrijk. Omdat het huis niet in orde was, moest het huis aangepast en in-
gericht worden om hieraan te voldoen. Het minimale comfort op de slaapzaal, zo-
als lopend water ontbrak. Dankzij het comité konden er lakens en matrassen ge-
kocht worden om aan eerste vorm van onthaal te kunnen organiseren.
Wat betreft het onderwijs voor de kinderen, waren er gediplomeerde leerk-
rachten nodig voor de school. De zusters beschikten zelf niet over zusters met de
juiste diploma’s. Er werd dan ook beslist om samen te werken met leken, aange-
zien er geen andere oplossing was. De religieuzen in die tijd verlangden eigenlijk
om samen te werken met leken die intern waren en die op dezelfde visie hadden
10 Kronieken, Sint Anna Kortrijk 1940.
11 Algemeen Christelijk Werkliedenbond.
12 Intussen had ook de bezetter zijn steentje bijgedragen tot de ‘zuivering’ van het Kor-
trijkse schepencollege, door Alfred De Taeye en Jules Coussens een ‘Amtsverbot’ op te leg-
gen. Op 25 juni 1942 kregen beide schepenen het volgende bericht van de OFK Gent in
de bus: ‘Mit Ermächtigung des Militärbefehlshabers in Belgien und Nordfrankreich - Militär-
verwaltungschef - wird Ihnen auf Grund des §3 Absatz der Verordenung des Militärbefehlsha-
bers über Ausübung öffentlicher Tätigkeit in Belgien vom 18 7 40 (Vo. Bl. Seite 131) met so-
fortigen Wirkung Ihres Amtes als Schöffe der Gemeinde Kortrijk .
13 In de kronieken van het huis lezen we dat Arthur de Taeye zich aanbood als eerste sche-
pen van de stad. In werkelijkheid is hij dat nooit geweest. Hij was de vierde schepen van de
stad. Wanneer hij in september bij de zusters kwam, was hij reeds van zijn functie ontheven
door de bezettende overheid. Waarschijnlijk bood hij zich aan vanuit het comité Winterhulp.

1.5 Page 5

▲back to top


De omschakeling van de werken van de Dochters van Maria Hulp 5
op educatief vlak. De samenwerking met leken kwam dan eerder voor vanuit een
noodzakelijkheid omdat men zelf niet over het juiste personeel beschikte.
Op 27 september 1942 kwam Jw. Maria Philippe Lamoral aan.14 Uiteinde-
lijk werkten er in de kolonie niet enkel leken, maar ook leken opvoedsters, en
zo arriveerde op 10 oktober 1942 Juffrouw Julia Houssin. In de kronieken van
dat jaar kunnen we lezen, dat ook de medewerksters op de kolonie zouden ver-
blijven en dat ze als compensatie kost en inwoon kregen.15
Op 28 september vertrokken de kinderen uit Brussel die deelgenomen had-
den aan de vakantiekolonie; de daaropvolgende dag, de 29ste september tekende
men de aanwezigheid op van 135 kinderen uit Kortrijk, die geleden hadden on-
der de gevolgen van de oorlog, vooral een tekort aan voedsel.
De officiële instantie die de koloniewerking inspecteerde en controleerde
was het NWK16. Het NWK werd in september 1919 opgericht onder de impuls
van minister Henri Jaspar (1870 – 1939), en had als voornaamste doel de strijd
tegen de kindermortaliteit. Het NWK gaf raadgevingen en consultaties inzake
de voeding van de kinderen. In de landelijke gebieden bezocht een verpleegster
de kinderen aan huis en gaf aanwijzingen en raadgevingen aan de moeders. Ze
werd in haar werk ondersteund door een geneesheer. Buiten de verantwoordelij-
kheid voor deze consultaties gedurende de eerste levensjaren van het kind, wa-
ren zij ook verantwoordelijk voor de kolonies voor behoeftige kinderen. Ze con-
troleerden deze kolonies en éénmaal erkend, wezen ze ook subsidies toe.
Gedurende de oorlogsjaren, onder de directie van Mw Yvonne Nevejean,
zullen zij zich ook bekommeren om joodse kinderen. Mw Nevjean had een pro-
minente rol binnen het verzet. Ze overtuigde verschillende verantwoordelijke
personen van instituten van kinderen, zowel leken als religieuzen om clandes-
tien kinderen op te vangen. Zelf verborg ze ook kinderen in de verschillende
koloniewerkingen die ze onder haar hoede had.
Wat betreft het schoolse deel van de koloniewerking, dit viel onder de ver-
antwoordelijkheid van het ministerie van onderwijs.
4. Juffrouw Maria Lamoral, verantwoordelijke van de kolonie te Kortrijk
Maria Lamoral (1913 – 1998) was de jongste dochter van een vooraanstaan-
de familie uit Kortrijk. Reeds op jonge leeftijd verloor ze haar moeder; haar va-
14 Cf Kronieken, Sint Anna, Kortrijk , 1942. «Il faut chercher des maîtresses car ses en-
fants doivent avoir l’instruction. Pour monter les dortoirs l’œuvre nous aide en nous envo-
yant des matelas, de draps de lit et couvertures. On installe de l’eau courante dans les dor-
toirs et quelques douches dans les cabines des bains. Toutes ses préoccupations ne vont pas
sans difficultés,mais on se fait courage en visant le grand bien qui pourra se faire après».
15 Kronieken 1942, 10 oktober: «Aujourd’hui est arrivée Melle Julia Houssin. Elle
vient come monitrice de la colonie et reste les jours de la semaine. Le dimanche, elle le
passe chez elle. Conditions d’acceptation: la nourriture et le logement».
16 NWK: Nationaal Werk voor Kinderwelzijn.

1.6 Page 6

▲back to top


6 Hilde Bosmans
der was verzekeringsmakelaar. Ze was een intelligente jonge vrouw, die gestu-
deerd had aan het “OLV van Vlaanderen” instituut te Kortrijk. Ze had geen
sterke gezondheid, maar haar fysieke zwakheid belette niet dat ze een onafhan-
kelijk en actief leven leidde op cultureel of sociaal vlak. Haar vader leerde haar
autorijden, ze werd zijn chauffeur die hem naar zijn klanten voerde. Op die ma-
nier leerde ze ook zijn cliënten kennen en vergrootte ze haar kennissenkring.
Haar schoonbroer, de heer G. Rodenbach, een gekend industrieel van Kor-
trijk, bracht haar in contact met het Winterhulp comité, dat toen geleid werd
door de deken E.H. De Jonckheere en de Heer De Taye. Ze werd de secretaresse
van het comité. Met toestemming van de zusters, werd haar de verantwoordelij-
kheid van de kolonie in 1942 toevertrouwd. Dankzij haar relaties met belangrij-
ke personen uit de omgeving kon zij een sterke impuls aan het werk geven.
Op 26 maart 1944 werd de stad Kortrijk getroffen door een zwaar bombar-
dement.17 Het huis van de zusters bleef als bij wonder gespaard. Het ouderlijk
huis van juffrouw Lamoral daarentegen werd helemaal verwoest en haar vader
verloor het leven bij het bombardement.18 Jw Lamoral verhuisde toen naar het
17 http:://www.ethesis.net/kortrijk_collaboratie/deel 3 .MAYER RUBEN, Tussen bevolking
en bezetter, tussen collaboratie en verzet. Gemeentebesturen tijdens de tweede wereldoorlog:
Kortrijk en Rollegem 1940 – 1944, Katholieke Universiteit Leuven, Scriptie Academiejaar
2001 – 2002. In 1944 werden de bombardementen nog opgevoerd, de sirenes loeiden bij-
na dagelijks en het openbare leven viel langzaam aan stil. Op Passiezondag, 26 maart
1944, stortten naar schatting 300 bommenwerpers zich op Kortrijk. Het resultaat: meer
dan 200 doden, honderden vernielde en duizenden beschadigde woningen.Er was een gi-
gantische luchtoorlog aan de gang boven België en Kortrijk werd daar één van de grootste
slachtoffers van. De stad ging over tot de planning en constructie van betonnen schuil-
plaatsen en loopgraven om de bevolking beter te kunnen beschermen. De Kortrijkzanen
zelf trokken ‘s avonds in grote aantallen de stad uit om de nacht door te brengen in de
minder bedreigde randgemeenten. De bouw van de schuilplaatsen liep niet van een leien
dakje, want de schaarste aan grondstoffen was groot. De loopgraven werden echter in een
razendsnel tempo aangelegd, zelfs nog vóór de toelating van de hogere overheid hiervoor
verkregen werd. De grote vrees voor nieuwe aanvallen op korte termijn bleek helaas gewet-
tigd: op 21 juli 1944 werd Kortrijk naar het stenen tijdperk gebombardeerd. Twee bijzon-
der zware aanvallen volgden op elkaar en legden 2/3de van de stad in de as. Maar liefst 23
brandweerkorpsen en 26 ploegen voor passieve luchtbescherming van naburige gemeenten
moesten de Kortrijkse hulpdiensten komen versterken. Opnieuw vielen bijna 200 doden
en de materiële schade was enorm: het stationgebouw en de Grote Hallen waren zelfs met
de grond gelijk gemaakt. Een normaal bestuur van de stad was niet meer mogelijk en tot
lang na de bevrijding was het improviseren geblazen om de talrijke geteisterde inwoners
van voedsel, medische hulp, kledij en een onderkomen te voorzien
18 Kronieken Sint Anna , Kortrijk, 26 maart 1944: «Dimanche de la passion: vers 9
heures du soir la ville de Courtrai est victime d’une bombardement terrible. Nos enfants
étaient couchés , ils sont descendues dans le couloir en bas, assez calmement malgré les se-
cousses effrayantes et les éclairs répétés. Ils priaient avec grande ferveur, inventant eux-mê-
mes des invocations à Marie Auxiliatrice et à Don Bosco. Nous sommes visiblement proté-
gées. Les bombes sont tombées autour de notre hameau, même ici sur la grande route à
cinq minutes de notre maison. Il n’y q que quelques carreaux cassés chez nous. Mais en
ville, quel pénible désastre ! Des rues entières détruites avec toutes les maisons, plusieurs

1.7 Page 7

▲back to top


De omschakeling van de werken van de Dochters van Maria Hulp 7
huis van de zusters en ze zal daar blijven tot 6 oktober 1965. Er werden twee
ruimtes tot haar beschikking gesteld..
Reeds vanaf het begin toonde deze weldoenster een grote openheid voor het
preventief systeem dat als opvoedingsmethode gebruikt werd door de zusters.
Omdat ze zelf had geleden onder het vroegtijdig overlijden van haar moeder,
was ze gevoelig voor de noden van de kinderen die hun familie moesten achter-
laten om naar de kolonie te komen. Ze werkte steeds meer intenser samen met
de zusters, zodanig dat ze zelfs in 1948 (van 5 augustus tot 3 september) Turijn
bezocht samen met zr Jeanne Miller. Ze had ook een ontmoeting met de alge-
mene raad.
Juffrouw Lamoral hield zich ook bezig met de vorming van de zusters en het
lekenpersoneel en zorgde ook voor boeken. Voordat ze toekwam beleefden de zu-
sters hun missie in een min of meer gesloten wereld, terwijl ze de “wereld” naar
binnen bracht, in de zin dat ze de zusters aanmoedigde om zich te openen voor
sociale veranderingen, op een moment waar de Kerk en het religieus leven een
verdedigende houding aannemen als gevolg van de snelle veranderingen, dikwijls
begrepen als haaks op de mentaliteit en de principes van de katholieken.19
Tijdens de oorlog, onthaalde het werk van St. Anna, niet zonder gevaar,
joodse kinderen. Vanuit Hongarije kwamen er ook drie katholieke jongeren,
van wie de ouders alles verloren hadden onder het communistisch bewind. Va-
nuit Nederland kwam er een groep vluchtelingen als gevolg van toenemende
bombardementen. En in 1953 wanneer de dijken doorbraken in Nederland ,
opende juffrouw Lamoral de poorten van het huis voor een groep Nederlandse
jongeren.
In 1965 verliet Jw Lamoral het huis van de zusters en ging ze terug wonen in
de stad. Veel werd daar niet rond geschreven en in de kronieken lezen we enkel
hetvolgende: «Vertrek van jw Lamoral, die zich sinds 1942 ingezet heeft voor
het goed van de kolonie».20
5. Het comité “Winterhulp”
In Kortrijk bestond er reeds vanaf het begin van de oorlog een comité ter
ondersteuning van gezinnen in problemen. Het was een intiatief van de ge-
meenteraad met als voorzitter de schepen, Arthur De Taye. Reeds op 25 mei
1940 werd er beslist om economische hulp te geven aan die gezinnen die tijdens
de oorlog daar nood aan zouden hebben. Er werd een lijst opgesteld van be-
hoeftige gezinnen en zorgden ervoor dat ze de nodige hulp konden ontvangen.
Vanaf juli 1940 werd er op verschillende plaatsen soep uitgedeeld, die uitge-
couvents inhabitables, les victimes, sous les ruines, sont nombreuses. La maison de notre
grande Bienfaitrice, Melle Lamoral est détruite de fond en comble, elle n’a absolument
plus rien, son pauvre papa était au lit, elle l’a retrouvé sans membres dans son matelat».
19 Getuigenis van zr Rika Maertens, 2006.
20 Kronieken Sint Anna Kortrijk, 1965.

1.8 Page 8

▲back to top


8 Hilde Bosmans
deeld werd tegen een kleine vergoeding van 1 frank per liter. Elke dag werd er
10000 liter soep gekookt, die in de scholen verdeeld werd.
Vanaf oktober sloot dit lokale comité aan bij het “Winterhulp”comité. Niet-
tegenstaande de Duitse origine van deze beweging, kende die in België een
groot succes. Alle voedsel dat aangeslagen werk, mocht men gebruiken om aan
het volk uit te delen. Tijdens de periode van de bezetting, verdeelde men
6.002.541 porties soep om tegemoet te komen aan de grote armoede.21
Om deze ondersteunende activiteiten te kunnen uitvoeren vroeg het comité
de samenwerking aan de DMH. Reeds tijdens het begin van de permanente ko-
lonie, onthaalden de zusters kinderen tijdens de vakantie voor een korte perio-
de. In juli 1942 waren er 210 kinderen waarvan er 66 gestuurd waren door het
comité “winterhulp”.22
6. De organisatie van de kolonie van Sint Anna
St. Anna was een schoolkolonie, waar men voorrang gaf aan kinderen met
een zwakke gezondheid als gevolg van de oorlogstoestanden. Vooral in de steden
zoals Kortrijk, Antwerpen en Brussel hadden de dokters veel jonge risicopatiënt-
jes. Mits een goedkeuring van de mutualiteit konden ze deze kinderen naar de
kolonies sturen die erkend waren door het NWK.23 De mutualiteiten waren so-
ciëteiten van wederzijdse ondersteuning. Elke politieke partij had zijn eigen
mutualiteit: socialisten, katholieken en liberalen. Vanaf 1945 waren alle arbei-
ders en werknemers verplicht om zich aan te sluiten bij een mutualiteit.
Om in een kolonie , dus ook in deze van Sint Anna, te kunnen aanvaard
worden had men een toelating van de Mutualiteit nodig. Met een medisch rap-
port dat aangaf dat het kind zwak was kon men dan naar een kolonie gaan in
internaatsverband.
Een kind kon ten minste drie maand in de kolonie verblijven. Er waren per
jaar vier periodes:
januari – maart
april – juni
juli – september
oktober – december.
Tussen twee periodes in konden de kinderen gedurende een week naar hun fa-
milie gaan. Niet iedereen, echter, kon omwille van sociale redenen naar huis keren.
21 http:://www.ethesis.net/kortrijk_collaboratie/deel 3. MAYER RUBEN, Tussen bevolking
en bezetter, tussen collaboratie en verzet. Gemeentebesturen tijdens de tweede wereldoorlog:
Kortrijk en Rollegem 1940 – 1944, Katholieke Universiteit Leuven, Scriptie Academiejaar
2001 – 2002.
22 Cf Kronieken, Sint Anna Kortrijk, 1942.
23 Nationaal Werk voor Kinderwelzijn. Opera Nazionale per il benessere del bambino.

1.9 Page 9

▲back to top


De omschakeling van de werken van de Dochters van Maria Hulp 9
Het uurrooster van de school was aangepast aan de gezondheid van de ge-
asten. Na de Eucharistie waren er 20 minuten gymnastiek, gevolgd door de les-
sen, liefst in open lucht. Na de maaltijd ging iedereen rusten waarna er weer 30
minuten geturnd werd. In de namiddag onderhielden de opvoedsters de kinde-
ren met spelen of werd er gewandeld. Vervolgens was er het vieruurtje en daarna
was er weer les tot 18 uur. Dit programma was goedgekeurd door de inspecteur
van het onderwijs.
Het medisch aspect ontbrak niet. Dokter Vandeputte was de arts verbonden
aan de kolonie. In de beginperiode van de koloniewerking kwamen er longspe-
cialisten, die aanvankelijk een rx-apparaat meebrachten. Later zal de kolonie zelf
over een apparaat beschikken wat de controles aangenamer maakten. Met de
hulp van het Winterhulpcomité en nog later door de subsidies van het NWK,
konden er vier maaltijden per dag voorzien worden. Na de oorlog had de kolo-
nie zelfs een eigen tandartsenkabinet ter beschikking.
De activiteiten zoals de wandeling van de kinderen waren niet enkel in de
onmiddellijke omgeving, maar na de oorlog konden groepen zelfs met de auto-
bus naar de zee gaan.
Ook aan feesten was er geen gebrek: Sinterklaas, zoals de gewoonte is in Bel-
gië, werd elk jaar met de grootste plechtigheid gevierd. Reeds in het eerste jaar
van de kolonie lukte men erin om een klein feestje, in aanwezigheid van de wel-
doeners, te organiseren. Volgens de kronieken was iedereen tevreden.
Gewoonlijk waren er gedurende het schooljaar groepen van 220 kinderen en
jongeren aanwezig. Tijdens de vakanties kon men er 330 kinderen tellen die van
over het gehele land kwamen. De eerste groep kwam van Kortrijk zelf, daarna
voegden er groepen toe afkomstig vanuit Limburg. Van de stad Antwerpen
kwam er een groep van 180 onder de leiding van EH Van Camp en zijn zus die
ook verpleegster was. Vanuit Oostende kwam er een groep kinderen die vooral
nood hadden aan rust.
Het ritme van de koloniewerking was verschillend van het gewone onder-
wijs, want er moest ruimte zijn voor rust, gymnastiek om de gezondheid te ver-
sterken. Daarom duurden de lessen tot ’s avonds. De school werd gesubsidieerd
vanaf 1 mei 1943 (eerst 5 klassen, daarna de andere) en zo kregen de leerkrach-
ten ook het aangepaste loon. Gedurende lange tijd verbleven de leerkrachten
ook intern om tegemoet te kunnen komen aan de eisen van het werk. Tijdens
het schooljaar 1943-’44 werkten er in de verschillende klassen twee gediplome-
erde zuster leerkrachten en 7 lekenleerkrachten.
Na de oorlog, met de geleidelijke verbetering van de economische toestand,
verbeterden ook de levensomstandigheden van de kinderen, en was er geen nood
maar aan de typische werking van de kolonie met een verblijf van drie maanden.
En men stelde nu bij de kinderen veel meer problemen van sociale aard vast. Er
waren niet zozeer fysieke problemen aan de oorsprong maar eerder moeilijke fami-
liale en sociale omstandigheden. De zusters onthaalden steeds meer kinderen op
basis van gewone internaatswerking. Volgens het controlerend orgaan van de kolo-
nie, het NWK, mochten deze kinderen de lessen niet samen krijgen met de zieke

1.10 Page 10

▲back to top


10 Hilde Bosmans
kinderen. En zo schakelden de zusters in 1965 over naar de internaatswerking, en
veranderden ze de fysionomie van de werking volgens de noden van de tijd.
7. Vorming van het personeel
De DMH, gesteund door Jw. Lamoral, hielden zich bezig met de vorming
van de zusters en van de lekenopvoedsters, die vanuit het hele land kwamen om
in het KOK te werken. Het waren jonge meisjes, meestal zonder diploma maar
gemotiveerd om met kinderen te werken. De meesten onder hen kwamen van
de scholen die de zusters hadden te Lippelo, Groot-Bijgaarden en Gerdingen.
De opvoedsters deden assistentie bij de kinderen op de speelplaats, buiten, in de
slaapzaal en in de refter. Elke maand werd er een opvoedend thema aangeb-
racht. Op die manier kon men een intense samenwerking tussen religieuzen en
lekemedewerkers realiseren en deelden ze dezelfde opvoedende methode en
waarden. De conferenties over het preventief systeem werden genomen uit Le
confrère Salésien,24 een handboek geschreven door de gewaardeerde don Scalo-
ni.25 In de kronieken van 24 november 1942 staat er geschreven: «De overste
gaf een commentaar over het preventief systeem, genomen uit het boek “Le jeu-
ne confrère Salésien”»; 24 oktober 1942: «Conferentie over het preventief
systeem»; 22 december 1942: «Conferentie over het preventief systeem, geno-
men uit het boek “Le confrère Salésien”»; 10 september 1957: «De overste legt
uit hoe belangrijk het is om het preventief systeem toe te passen bij de kinderen
van de kolonie »; 26 september 1957: «Conferentie over de vreugde in de op-
voeding». Vanaf 1942, het jaar van de transformatie in het werk, merkt men de
bekommernis van de overst op om de geest en de methode van het preventief
systeem door te geven ook aan de nieuwe leken medewerksters.
Soms werden er externe personen gevraagd om een vormend ondewerp door
te geven. Zo kwam bijvoordeeld dhr Moerman, inspecteur van het onderwijs,
een conferentie geven aan de leerkrachten van de kleuter en de lagere school
over de houding van de kinderen binnen en buiten de klas.26
De opvoedsters, religieuzen en leken, namen ook deel aan vormingen georga-
niseerd door andere religieuzen. Dit toonde een openheid naar anderen op hun
werkterrein. En er was ook de invloed van Jw. Lamoral, een ontwikkelde vrouw
met heel wat mogelijkheden. Zo bracht ze de zusters met haar auto naar Brugge,
om een cursus pedagogie te volgen. Ze bracht ook nuttige boeken mee. In de
kronieken van 23 september 1957 lezen we: “zr Rika [Martens] en zr Agnes [De-
raeve] vertrokken naar Brugge, waar ze zullen blijven tot woensdag om het exa-
men pedagogie af te leggen van een cursus die ze het voorbije jaar volgden.27
24 Kronieken, Sint Anna Kortrijk, december 1942.
25 Cf SCALONI Francesco, Manuel des jeunes confrères qui débutent dans l’Apostolat Salé-
sien. Fr. Scaloni, prêtre de dom Bosco, Liège 1910.
26 Kronieken, Sint Anna Kortrijk, 19 december 1949.
27 Kronieken, Sint Anna Kortrijk, 23 september 1957.

2 Pages 11-20

▲back to top


2.1 Page 11

▲back to top


De omschakeling van de werken van de Dochters van Maria Hulp 11
Voor de kinderen huurde ze films om de vrije tijd op een aangename manier
in te vullen.
In 1957 organiseerde men in huis een cursus in animator voor de opvoed-
sters. Gedurende een periode van acht weken was er elke maandagavond vor-
ming. Deze cursus werd georganiseerd door een katholieke organisatie onder
leiding van een priester. Het doel was om de buitenschoolse activiteit kwalitatief
te verbeteren. In het jaar 1958 werd de cursus opnieuw gegeven. Het jaar da-
arop zullen de salesianen samen met de zusters deze cusus zelf organiseren, ze
werden erkend door de overheid en de cursisten kregen een wettelijk certificaat.
In 1956 besliste jw. Lamoral om een documantaire te maken over de wer-
king van de kolonie om meer publiciteit te geven aan het werk.28
8. De verborgen joodse kinderen in de kolonie
Verschillende katholieke instituten, zowel scholen als sociale instellingen,
hielden gedurende de tweede wereldoorlog joodse kinderen verborgen. Deze
kinderen ontvingen gewoonlijk een valse naam. In Kortrijk, St. Anna, waren er
11 kinderen. Zr. Agnes Deraeve, op dat moment leke-leerkracht op de school,
getuigt dat ze had horen vertellen dat er incognito joodse kinderen aanwezig
waren. Om alle mogelijke problemen te vermijden werd dit nieuws voor het
personeel en medewerkers verborgen gehouden.
De organisatie in België voor deze noodtoestand bestond uit verschillende
personen of organisaties: bisschoppen, Pater Bruno Reynders (benedictijn),
maar ook het NWK onder het voorzitterschap van Mw Yvonne Nevejean. In
het boek over pater Bruno Reynders is zijn samenwerking met vele katholieke
instituten gestaafd, onder hen vinden we ook de zusters van Bon Bosco te Kor-
trijk.29 De meeste kinderen in de kolonie van Kortrijk werden gestuurd door pa-
ter Bruno Reynders in samenwerking met Mw Yvonne Nevejean. Eén jongen,
Izbicki Henri, werd rechtstreeks door zijn familie gestuurd..
De namen van de joodse kinderen die gekend zijn waren: Buchwalter Al-
phonse (Alphons Van Hoof ), Buksbaum Ignace, Dutkievicz Jozef, Fisseler Le-
on, Florman Henri, Izbicki Henri (Jacobs Henri), Kirsch Manfred (Kint Mar-
cel), OLszyn Henri (Olbrechts Henri), Schreiter Oscar, Wallach Kurt (Leroy
Pierre), Zylberminc Paul (Silvers Paul)30. Een getuigenis van Paul Zylberminc in
het boek over Padre Reynders bewijst zijn aanwezigheid te Kortrijk:
«[…] peu après cette première rencontre, le Père Bruno, toujours vêtu de sa
robe brune, m’escorta moi et deux autres garçons, de Bruxelles a Courtrai. Nous
prîmes le train et, de Courtrai, nous gagnâmes un village proche où se trouvait
28 Una copia su video e dvd è nell’archivio della casa di Kortrijk, Sint Anna. La regista
o la produzione del film non sono più conosciuti.
29 BLUM JOHANNES (a cura di) Resistance, Père Bruno Reyners, juste des nations, Les Car-
refours de la cité, juin 1993.
30 BRACHFELD SYLVAIN, Ils ont survécu, Editions Racine, Bruxelles 2001, p. 218.

2.2 Page 12

▲back to top


12 Hilde Bosmans
un couvent. Il s’agissait du couvent des Sœurs de Don Bosco qui abritait une
école pour les garçons de familles défavorisées. Notre voyage fut tout à fait nor-
mal. Je portais maintenant un nom flamand, Zegers. Le Père Bruno nous avertit
de tout faire pour éviter d’attirer l’attention. Il nous raconta une histoire qui
devrait nous servir de couverture. Nous étions des enfants sous-alimentés ve-
nant de la ville allant se refaire une santé au couvent des Sœurs de Don Bosco.
En dépit de toutes ses précautions, l’éventualité d’être découverts subsistait. J’é-
tais convaincu que nous étions épiés par des Nazis soupçonneux traînant des ga-
res mais l’assurance tranquille du Père Bruno m’apporta la sécurité qui me man-
quait. Après un bref séjour au couvent de Don Bosco, les «enfants de la ville»
furent conduits vers une autre école de Sœurs, afin de ne pas éveiller les soupç-
ons de la population locale. Cette école était plus grande».31
Niemand van deze kinderen werd ontdekt of gevangen tijdens hun verblijf te
Kortrijk. We weten dat ze een valse naam kregen, dat ze alles deden zoals de an-
deren kinderen ook de religieuze praktijken, behalve de communie en de biecht.
Pater Bruno Reynders heeft al zijn persoonlijke notities over de kinderen kun-
nen bewaren. Zo lezen we dan ook bij Oscar Schreiter dat de zusters vroegen
om hem terug te nemen na enkele maanden omwille van zijn “slecht voor-
beeld”. Waarschijnlijk was het risico te groot omwille van zijn gedrag.
Vier jongens bleven slechts één maand; één jongen verbleef er enkele maan-
den. Ze kwamen allemaal toe op het einde van 1943 tijdens de maand septem-
ber of oktober.
Na de oorlog kon iedereen terugkeren naar zijn familie of vermoedelijke ver-
wanten. Volgens een getuigenis van een opvoedsters, werden de ontmoetingen
tussen ouders en kinderen met de nodige voorzichtigheid benaderd:
«Op een dag waren we op stap en in de kerk van Aalbeke kwam een man naar de
groep. Hij sprak een jongen aan en zei met een Duits accent: “Mijn kleine Isi, mijn
kleine Isi”. De jongen begreep niet goed wat er gebeurde. De overste zei: “Waar-
schijnlijk is het de vader, maar de jongen moet met ons terugkeren”. Dan vertelde
de man in een mengeling van frans en duits dat hij naar Kortrijk was gekomen om
zijn zoon te zoeken. Teruggekeerd in het huis van Kortrijk, werd de situatie samen
besproken, de documenten werden bestudeerd en dezelfde avond keerde de kleine
Isi terug naar huis”.
Besluit
Tijdens de tweede wereldoorlog transformeerde het werk van de dmh te
Kortrijk zich in een kolonie voor achtergestelde kinderen om een antwoord te
kunnen geven aan de noden van de tijd. Deze werking bleef trouw aan het pre-
ventief systeem als opvoedingsmethode. De kolonie werd erkend door de staat
en ontving zo ook een financiële ondersteuning. Zowel tijdens als na de oorlog
31 BLUM JOHANNES (onder redactie van) Resistance, Père Bruno Reyners, juste des
nations, Les Carrefours de la cité, juin 1993, p. 251.

2.3 Page 13

▲back to top


De omschakeling van de werken van de Dochters van Maria Hulp 13
verbleven veel kinderen in de kolonie te Kortrijk, dat ook na de oorlog zijn wer-
king voor kinderen in moeilijke levensomstandigheden verder zette. Een typisch
maar voor die tijd niet altijd zo evident kenmerk was de sterke samenwerking
tussen er religieuzen en veel leken opvoedsters en leerkrachten, die daar te werk
gesteld waren en zo de kans kregen te ervaren dat het de moeite waard loonde
om zich in te zetten voor de opvoeding. Verschillende meisjes die meewerkten
in de kolonie en daar de salesiaanse opvoedende stijl mochten ervaren en bele-
ven, hebben daar hun roeping gevonden en traden binnen in het instituut van
de DMH.
De kolonie (KOK) werd sterk geleid door Juffrouw Lamoral. De school had
steeds een zuster als directie, die sterk moest samenwerken met deze weldoen-
ster die ook woonde in de religieuze gemeenschap. In 1965 schakelde de kolo-
niewerking over naar een internaat en keerde daarmee terug naar haar oorspron-
kelijke werking.
In 1983 begonnen de zusters ook met een nieuw sociaal werk voor kinderen
in problemen (KOC). Naast de internaatswerking waren er grote sociale noden
die vroegen om een specifieke educatieve aanpak. Het KinderOpvangCentrum
ontving kinderen tussen 2 en 14 jaar. In 1996 kende ook dit werk weer een
transformatie en werd de nadruk nog sterker gelegd op de ondersteuning en de
begeleiding van de families zelf. Onder de naam CKG (centrum voor Kinderzorg
en Gezinsondersteuning) zet het huis van Kortrijk zich in om 65 kinderen en
hun families te onthalen naast het internaat dat 56 meisjes en jongens herbergt.