Memorie-Boek-15


Memorie-Boek-15



1 Pages 1-10

▲back to top


1.1 Page 1

▲back to top


DON BOSCO LEVEN EN WERKEN

1.2 Page 2

▲back to top


- PRO MANUSCRIPTO -

1.3 Page 3

▲back to top


DON BOSCO
Leven en werken, aan de hand
van zijn gedenkschriften
door
Eugenio CERIA
VIJFTIENDE DEEL
1881 - 1882

1.4 Page 4

▲back to top


Deze Nederlandse vertaling
van de " Memorie " kwam tot
stand onder het impuls van
de DON-BOSCOKRING, geleid
door dhr. M. Baert, S.D.B.,
te Oud-Heverlee in het jaar
1976
Vertaling : D r. J . Muy s

1.5 Page 5

▲back to top


B O E K D E E L XV
HOOFDSTUK I
MISSIES, MISSIONARISSEN EN TWEE EXPEDITIES.
Het jaar 1881 werd door Don Bosco ingezet en besloten met het zen-
den van nieuwe arbeiders in het verre gedeelte van de wijngaard van de
Meester uit het evangelie, dat aan zijn zorgen toevertrouwd was. Uit Rome
had zich een stem laten horen. Op 3 december 1880 had Leo XIII aan de
bisschoppen van de katholieke wereld een encycliek gezonden over drie
missionaire werken, namelijk: de Voortplanting van het Geloof, de heili-
ge Kindsheid en de scholen voor het Oosten. Daarin liet de Heilige Vader
volgende vurige oproep horen: "Wij sporen u, eerbiedwaardige broeders,
die door onze bezorgdheid afzonderlijk geroepen werd, vurig aan, om U
door uw vertrouwen op God en zonder vrees voor enige moeilijkheid, eens-
gezind met ons in te spannen en de apostolische missies ter hulp te ko-
men. Het gaat om het heil der zielen, voor wie onze Zaligmaker zijn le-
ven gegeven heeft en ons, bisschoppen en priesters, aangesteld heeft ter
volmaking van de heiligen en voor de opbouw van zijn lichaam. Laat daar-
om iedereen op de plaats waar God hem geroepen heeft ter bewaking van
zijn kudde, zich met alle middelen inspannen om aan de heilige missies
die hulpmiddelen te bieden, die al in gebruik waren in de eerste tijden
van de Kerk, namelijk de prediking van het evangelie, de gebeden en de
aalmoezen van de vrome mensen." Na deze aansporing ging de paus verder:
"Indien u dus personen aantreft die ijveren voor Gods glorie, die bereid
en geschikt zijn om deze heilige expedities te ondernemen, moedig ze dan
aan, om met Gods wil, zich niet door vlees en bloed tot loomheid te la-
ten verleiden, maar zich te haasten gevolg te schenken aan de stem van
de Heilige Geest."
Aangevuurd door deze sterke opwekking meende Don Bosco dat het uur
gekomen was om de onderbroken expedities van missionarissen voort te zet-
ten. Sinds twee jaar had er geen meer plaatsgehad. Wel waren er enkelen
vertrokken, onder wie Don Bernardo Vacchina; maar het werd een uitzonde-
ring en in zeer klein aantal.(1) De noodzaak aan personeel in Europa en
de financiële moeilijkheden hadden belet iets meer te doen.
(1) In de officiële lijsten van de expedities werd trouwens ook altijd met hen rekening
gehouden. Ze werden aangezien als deel uitmakende van een expeditie van 1880.

1.6 Page 6

▲back to top


- XV/2 -
Toen was Patagonië echter al open gesteld; en wat er reeds gedaan werd
begon men te zien als een van de tastbare blijken van de voortdurende
vitaliteit van de Roomse Kerk;(1) nu diende men het geschikte ogenblik
waar te nemen om de onderneming vooruit te stuwen. Er waren zelfs enkele
ultraliberale kranten die, zonder het te durven bekennen, commentaar uit-
brachten bij de plechtige uitnodiging van de paus.(2) Don Bosco besliste
dus tot een eerste expeditie van zes salesianen en acht zusters, die
klaar zouden zijn omstreeks half januari. Bij deze eersten voegde hij
daarna nog zes anderen die gelijktijdig naar Spanje zouden vertrekken.
Wat de gevergde onkosten betreft, stelde Don Bosco, zoals hij dat uit-
drukte in zijn gebruikelijke brief van januari,(3) volledig vertrouwen
in de medewerkers.
Hij wou ook proberen subsidies los te krijgen bij de regering van
zijn vaderland. Daarom stuurde hij aan de minister van Buitenlandse Za-
ken, Benedetto Cairoli (4) een bondig relaas van wat er al gedaan werd
en van wat men aan het doen was in Argentinië en Uruguay vooral in het
voordeel van de Italianen, die in steeds groter aantal naar die landen
uitweken. In dit relaas zegt hij dat de salesianen "daar over 34 plaat-
sen verspreid zijn." Deze berekening dient in ruime zin te worden opge-
vat, zodat men niet enkel de vaste verblijfplaatsen mag nemen, maar ook
de plaatsen waarheen de salesianen zich begaven om er tijdelijk hun ambt
(1) Tussen de huldeblijken die aan Don Bosco werden gestuurd met Nieuwjaar bevond zich
een boek van een aanhanger van Rosmïni, dat hem vanwege de auteur aangeboden werd
"als blijk van diepe verering." Wanneer deze het heeft over de vorderingen door de
Kerk gedaan in de verste streken van de aardbol, verwijst hij eveneens naar "de
ongastvrije dorre vlakten van Patagonië en de Pampa's in Zuid-Amerika" en terwijl hij
aan polemiek doet gaat hij verder: "Juist nu het katholicisme zich op zijn doodsbed
bevindt, bezit het nog zoveel kracht dat het, tussen twee doodsreutels in, (daar) nog
steeds nieuwe scharen van salesiaanse missionarissen zendt. Zij zijn een recente
schepping van Don Bosco, die andere Calasanzio, die, intussen, hier in Europa door
zijn talrijke en steeds aangroeiende instituten duizenden kinderen uit een leven van
moeilijkheden en van de galeien redt om er werkzame en rechtschapen burgers van te
maken." (P.A. Cicuto, Se il Cattolicismo sia morente (Of het katholicisme in dood-
strijd ligt). Een essay van een diagnose. Drukkerij Giulio Speirani en Zoon, 1881,
Turijn). Het boek is niet zonder vergissingen.
(2) Aldus de krant Diritto van 7 januari, in een lang artikel van Raffaele Mariano, met
als titel: "Missionarissen en Parlement." Hij brengt hulde aan de beschavingsmacht
van het katholicisme, hoewel van toen af de auteur sympathiseerde met de protestan-
ten, van wie hij in hetzelfde artikel, de wilskracht, de zedelijkheid en de kennis
looft.
(3) Bollettino Salesiano, januari 1881.
(4) Hij was eveneens eerste minister.

1.7 Page 7

▲back to top


- XV/3 -
uit te oefenen.(1) Merkwaardig is volgende zin over Patagonië: "Het is
onze bedoeling de Italiaanse missies voort te zetten tot aan de Straat
van Magellaan en vandaar verder te gaan tot aan Kaap Hoorn, maar hierover
dien ik persoonlijk met u te spreken, zoals ik hoop dit te kunnen doen
in de maand maart eerstkomende, wanneer u mij dat zult toestaan." Het was
zijn inzicht de minister ertoe te brengen een diplomatische actie te voe-
ren met het doel de stroom van de Italiaanse inwijkelingen te leiden naar
streken die door de Indianen verlaten waren en die onbebouwd waren. Daar
konden zijn medeburgers zich tot hun groot economische en morele voordeel
zich op verschillende punten concentreren om er de landbouw te bevorderen
en beschavingswerk te verrichten. Daarom sprak hij over "Italiaanse mis-
sies" die zich tot aan de Straat van Magellaan zouden uitstrekken. Zoals
(1) Met het doel het werk van de salesianen in Amerika, in een periode van vijf jaar
volbracht, te laten kennen, publiceerde de Unità Cattolica van 15 januari, volgende
overzicht, waarvan ook een authentiek afschrift gezonden werd aan Zijne Heiligheid
Leo XIII:
Huizen en missies van de salesianen in Zuid-Amerika van het jaar 1875 af tot het
jaar 1881.
Buenos Aires. - San Nicolas: jongenscollege: parochie van Ramallo; missie Estancias;
parochie van San Carlos. - Almagro: college-tehuis; hoofdhuis van de zusters van
Maria, Hulp der Christenen. - Centrum: Italiaanse kapel van de Barmhartigheid;
parochie van Bocca de Rachuelos-Zuid: jongensscholen; meisjesscholen van de zusters
van Maria, Hulp der Christenen. - Sant'Isidoro: meisjesscholen; Oratorio voor zon- en
feestdagen.
Uruguay. - Montevideo: kerk van de liefdadigheid voor de Italianen; scholen van Sint-
Vincentius. - Las Piedras parochie: jongensscholen; meisjesscholen van de zusters van
Maria, Hulp der Christenen; missie; Campagna. - Villa Colon: jongenscollege; meisjes-
scholen van de zusters van Maria, Hulp der Christenen. Entre Rios. - kolonie Villa
Libertà, 1877-78.
Paraguay. - missie, 1878.
Pampa's. - missie; catechismus en doopsel aan de Indianen.
Patagonië. - kolonie: Fiscomenoco; Choele-Choel; Catriel-stam; Conesa; Guardia Mitre;
Linares - Indianen; Sant'Javier. - Carmen de Patagones: parochie; jongensscholen;
meisjescollege van Santa Maria de la Indias - Mercedes: parochie. - Viedma:
jongensscholen.
Generaal Roca, president van de Argentijnse republiek stuurde in januari volgende
brief aan Don Bosco. Hij werd in het Frans gepubliceerd (Société Anonyme de la Maison
Beaujour. Rapports etc. Marseille, Typ. E. louve et Cie, 1881; blz. 23:
Eerwaarde Vader,
Ik ontving uw brief van 10 november, waarvan ik de eervolle gevoelens graag aan-
vaard heb. U mag er zeker van zijn dat de missies in de Pampa's en in Patagonië
steeds een waardige plaats zullen innemen onder de beschavingsondernemingen en dat
uw kloosterlingen steeds zullen behandeld worden met de egards die ze tot heden toe
verdiend hebben vanwege de burgerlijke en politieke overheden van het land.
Ik wens vurig de hulp van uw gebeden om het zware gewicht van de regering te
kunnen dragen en groet u met bijzondere achting en verering.
Buenos Aires, 10 december 1880.
uw zoon Roca
President van de republiek.
Wij hebben het origineel niet kunnen terugvinden. Wij weten dat de afzender het bij
vergissing naar Milaan stuurde en dat het door Don Bosco in februari te Marseille
werd ontvangen.

1.8 Page 8

▲back to top


- XV/4 -
in het verleden was ook ditmaal het antwoord ontwijkend. Ook indien hij
geen ander resultaat bereikt had, was het voor hem niet te misprijzen de
aandacht van de regering te hebben gevestigd op zijn religieus patriot-
tische werkzaamheden in het buitenland.
Om hulp te bekomen van de Heilige Stoel, vooral voor misgewaden en
misintenties, nam hij als tussenpersoon de kardinaal beschermer Nina. Hij
schreef hem een brief die wij niet teruggevonden hebben. Op 12 januari
bracht de post uit Zuid-Amerika hem de eerste brief met een postzegel van
Patagonië. Een zaak die zo weinig belang had, maar die voor hem rijk aan
betekenis was en hem veel troost bracht. Toen hij terugschreef aan de
kardinaal, sloot hij in zijn brief de envelop in, als om hem te doen zien
dat daar inderdaad gewerkt werd. In dezelfde brief stak hij twee af-
schriften van het kleine overzicht over de huizen en Missies van de sale-
sianen van het jaar 1875 af tot 1881, dat wij hierboven als nota nr. 3
gegeven hebben.
"
Eminentie,
"
"
Zoals ik de eer had aan Uwe Eminentie in mijn vorige brief
" uiteen te zetten, zijn onze missionarissen, om kosten te sparen,
" bereid het zware offer te brengen niet naar Rome te komen om de
" gewijde voet van de Heilige Vader te kussen en van hem persoonlijk
" de apostolische zegen te ontvangen.
"
Met dit doel verzoeken ze nederig Uwe Eminentie die zegen
" te willen afsmeken van de goedheid van de Heilige Vader en hem
" mee te delen voor hun afreis.
"
Op 20 januari zal hun zegening in de kerk van Maria, Hulp
" der Christenen, plaats hebben en op 22 januari zullen ze uit Ge-
" nua vertrekken tenzij, zoals gevreesd wordt, de zee, die in dit
" seizoen nogal woelig is, het raadzaam zou maken het vertrek
" met enkele dagen uit te stellen.
"
Op de brieven van vandaag ontving ik de eerste postzegel
" uit Patagonië. Hij is slecht geslaagd maar omdat het de eerste is
" in Europa meen ik er goed aan te doen hem hierbij in te sluiten.
"
Ik meen ook iets te doen wat u aangenaam is en wat ook het
" goede hart van onze Heilige Vader zal behagen en voeg hierbij
" twee afschriften van een authentiek overzicht van onze missies van
" Amerika. Het eerste is voor u bestemd en ik verzoek Uwe Eminentie
" het tweede te willen overhandigen aan Zijne Heiligheid als een ge-
" ringe huldeblijk van onze missionarissen aan de Heilige Stoel. Ze
" bieden aldus de weinige vruchten aan die ze na vijf jaar arbeid
" voor het evangelie geoogst hebben.
"
Ik zal de gelegenheid hebben u nog ander nieuws mee te de-
" len over nieuwe veroveringen die onze kloosterlingen gedaan heb-
" ben onder de Indianen van de Pampa's en van Patagonië. Ik zal
" dit doen na hun vertrek dat zal plaats hebben op de hierboven
" vermelde dagen.

1.9 Page 9

▲back to top


- XV/5 -
"
Met de diepste verering bevelen wij ons allen aan de lief-
" dadigheid van uw heilige gebeden aan, terwijl ik de hoge eer heb
" van Uwe Eminentie te zijn
"
"
de zeer verplichte dienaar
" Turijn, 12 januari 1881.
Priester Gio. Bosco.
De kardinaal bracht de wensen van Don Bosco over aan de Heilige
Vader en deze herinnerde zich dat bij een plechtige gelegenheid. - Op
maandag 17 januari nam Don Dalmazzo deel aan een particuliere en aanzien-
lijke audiëntie. De paus had alle oversten en algemene procuratoren van
de kloosterorden en kloostercongregaties die te Rome verbleven, tot deze
audiëntie uitgenodigd. Het doel was de toestand te kennen van de ver-
schillende kloosterfamilies. Toen de beurt van Don Dalmazzo gekomen was,
toonde de paus zich uiterst minzaam. Eerst ondervroeg hij hem over de
kerk van het Heilig Hart. - "U hebt de Esquilino", zei hij. "Dit is het
gedeelte dat aan u toevertrouwd is. Wordt er gewerkt? Wordt er gebouwd?
Doe het echter snel, want de nood is groot. Laat u niet afschrikken." -
Nadien voegde hij eraan toe: "Ik heb de brief gelezen die Don Bosco aan
kardinaal Nina gestuurd heeft. We gaven al de opportune opdrachten om
iets voor hem klaar te maken. Er zullen kazuifels, kelken en andere din-
gen zijn om zijn missionarissen te helpen." - Hij verleende de zegen die
voor hen werd gevraagd en zei dat hij hem uit ganser harte schonk. Dan
ging hij verder: - "Maar hoe stelt het Don Bosco? Is hij niet bang met al
die zaken om handen?" - Men kan zien dat de Heer met Hem is." Kardinaal
Nina, die vreesde dat de paus de misintenties zou vergeten, had aan Don
Dalmazzo gesuggereerd er hem over te spreken. De verheven opperherder was
zo goed hem te antwoorden: - "Wij hebben er in Frankrijk gevraagd en wij
zullen er ook aan u geven. Zijn tweeduizend voldoende?" - Op het bevesti-
gende antwoord, besloot hij: - "Welnu, we zullen het bevel geven dat ze
u overhandigd worden."(1)
Don Bosco was ook genoodzaakt de liefdadigheid af te smeken van
privé personen, zoals hij voorheen in dergelijke gevallen steeds gedaan
had, maar tot heden toe hebben wij slechts een brief met deze inhoud in
handen gekregen, een brief voor zijn grote vriend Don Pietro Vallauri
van Turijn bestemd.
"
Mijn beste Heer D. Pietro Vallauri,
"
"
Ab amicis honesta sunt en dat weet ik. Toch ben ik genood-
" zaakt iets minder bescheiden te zijn.
(1) Brief van Don Dalmazzo aan Don Bosco, Rome, 20 januari 1881.

1.10 Page 10

▲back to top


- XV/6 -
"
Ziehier dus. Op 22 januari heb ik mij ertoe verplicht een
" groep missionarissen naar Amerika te sturen. Tien kloosterzusters
" en twaalf salesianen zullen ter hulp komen aan hun medezusters
" en medebroeders, die met werk overstelpt zijn; maar ik bevind
" mij in de zedelijke (1) onmogelijkheid door gebrek aan geldmid-
" delen. Zou u echter tot lafenis van de zielen van uw ouders, om
" de Kerk te helpen, om onze missies te steunen, om me uit moei-
" lijkheden te redden, mij op een of andere manier geen tiendui-
" zend fr. kunnen bezorgen of ook maar lenen? Ik schrijf u met dit
" vertrouwen omdat ik uw verlangens ken, namelijk heel uw fortuin
" te gebruiken tot meerdere glorie van God en tot redding van de
" zielen.
"
Ik hoop dat God u in goede gezondheid zal bewaren en ter-
" wijl ik mezelf en onze arme jongens aan de liefdadigheid van uw
" krachtige gebeden aanbeveel, verblijf ik in Jezus Christus
"
" Turijn, 3-81.
uw toegenegen vriend,
"
Priester Gio. Bosco.
De grootste katholieke krant van Italië schreef, wanneer hij be-
richt gaf over de aanstaande expeditie het volgende:(1) "Wij juichen van
ganser harte de moedige Don Bosco en zijn waardige zonen toe. Omdat wij
weten dat hij zijn belangrijke werken vooruithelpt, dank zij de aalmoe-
zen en de weldaden van liefdadige personen, bevelen wij graag zijn edele
onderneming aan de edelmoedigheid van de katholieken aan. Don Bosco bij-
staan is voortaan niet enkel een daad van katholiek geloof, maar van
vaderlandse liefdadigheid en van echte menselijkheid (...) omdat deze
bijstand tot voordeel strekt van de vele duizenden Italianen die in Ame-
rika wonen, omdat hij dienstig is voor de hervorming en voor een nieuwe
bloei van de maatschappij door een wijze en morele opvoeding van de jeugd
en omdat hij bijdraagt tot de christelijke beschaving van ontzaglijk tal-
rijke stammen, die tot heden toe de hoge tijdelijke en eeuwige weldaden
van deze beschaving niet kennen."
Toen de dag van de inscheping nabij kwam, vervroegde Don Bosco de
gebruikelijke conferentie van de H. Franciscus voor de medewerkers, om
haar te doen samenvallen met de ceremonie van het afscheid dat op 20
januari zou gebeuren. Met een toespraak vol apostolische eenvoud, maar
met die minzame welsprekendheid die hem zo eigen was, hield Don Bosco
gedurende ongeveer een half uur, zijn talrijke toehoorders aan zijn lip-
pen geboeid. Hij begon met de aankondiging van een speciale zegen van de
Heilige Vader aan de medewerkers, de medewerksters en de missionarissen.
(1) Unità Cattolica, 15 januari 1881. Daarin las men: "De nieuwe falanks bestaat uit 23
personen." In dit aantal omvatte de krant allen die vertrokken. Behalve de 6 sale-
sianen en de 8 zusters die voor Amerika bestemd waren, ook de 6 die naar Ultrera
trokken en Don Cagliero die ze vergezelde, plus moeder Mazzarello en moeder Roncallo,
die met een deel van de zusters tot Marseille reisden.

2 Pages 11-20

▲back to top


2.1 Page 11

▲back to top


- XV/7 -
Daarna begon hij te spreken over de salesianen en de zusters die van
daaruit de vorige jaren vertrokken waren. Hij vertelde over het goed dat
zij gedaan hadden, over dat goed waarover ook vele van zijn toehoorders
en andere liefdadige personen zich mochten verheugen, omdat ze door hun
aalmoezen ertoe bijgedragen hadden. Daarna gaf hij een uiteenzetting van
al wat er ging ondernomen worden voor de redding van de ongelovige stam-
men die zwierven in de uitgestrekte streken van de Pampa's, van Patagonië
en van Vuurland. Daarom was het noodzakelijk aan de arbeiders van het
evangelie steeds nieuwe versterkingen te zenden. Het laatste gedeelte van
zijn toespraak was gewijd aan hen die gingen vertrekken. Hij liet uit-
schijnen welk groot offer zij brachten door alles te verlaten uit liefde
tot Jezus Christus en tot de zielen die door Hem werden gered. Ten slotte
richtte hij zich tot de toehoorders: - "Indien dezen hun leven aldus in
gevaar stellen, dan mag U niet weigeren enig offer te brengen. Laat ons
tot God bidden dat hij ze zou helpen en vertroosten maar dat zij die het
kunnen doen hen opbeuren door hun aalmoezen. Zo zult U allen meewerken
aan de glorie van God en aan het heil van de zielen. Het honderdvoudige
dat God hier al op aarde belooft aan wie iets wegschenkt uit liefde tot
Hem zult U dan waardig zijn, en, wat meer is, U zult uw ziel zalig ma-
ken."- De Unità van 23 januari schreef: "Wij weten dat Don Bosco's woor-
den niet op onvruchtbare grond gevallen zijn, daar de liefdadige mensen
van Turijn getoond hebben dat ze voor hem en voor zijn missie waardige
werktuigen van de goddelijke barmhartigheid zijn."
Ze vertrokken dadelijk naar Sampierdarena en scheepten zich eerst
in op 3 februari. Daar had tot hun eer een intiem feestje plaats in de
kapel van het tehuis. Van de kansel af gaf Don Bosco hun drie gedachten
ter herinnering mee: 1° Ze zouden daar moeilijke en tuchteloze karakters
ontmoeten, tegenover wie ze steeds maar christelijke liefde en nog eens
christelijke liefde moeten betuigen.
2° Iedereen moet zijn eigen verplichtingen nakomen
en het mag niet gebeuren dat de ene voor drie werkt en de andere zelfs
niet voor één.
3° Ze mochten geen acht slaan op andermans gebreken.
We hebben er allemaal. Wanneer wij er bemerken bij de oversten dan die-
nen wij de goede zonen van Noë en niet Cham na te volgen. Zij die ver-
trokken werden in twee groepen ingedeeld. Die voor Uruguay en voor Span-
je gingen scheep op de Umberto I van de maatschappij Rocco en Piaggio en
die voor Buenos Aires op de Sud America van maatschappij Lavarello. We
laten thans het woord aan Don Cagliero die de eersten begeleidde.(1)
"
We begroetten elkaar in de haven. Zij vertrokken twee uren
" voor ons, die ook nog diezelfde avond, dus twee uren later, zou-
" den vertrekken en wensten elkaar wederkerig een goede vaart toe.
" De zee was prachtig en nog mooier het maanlicht zodat wij 's an-
(1) Brief aan Don Rua, Gibraltar, 14 februari 1881.

2.2 Page 12

▲back to top


- XV/8 -
" derendaags op een vrijdag konden aanmeren in de haven van Marseil-
" le, opgewekt zoals we vertrokken waren en zonder aanvallen van
" zeeziekte, wat wel eens aanleiding kan geven tot aangename plage-
" rij.
"
We waren genoodzaakt nog drie dagen in de haven voor anker te
" blijven liggen en moesten zelfs in het droogdok om er de schroef
" te laten herstellen. Daarom gingen we allen aan land op zaterdag
" om vijf uur 's ochtends om de H. Mis te gaan celebreren in de
" kapel van ons huis in de Rue Beaujour.
"
Omstreeks de avond kwam uit Nice Don Bosco toe, die over land
" een dag voor ons aangekomen was.
"
Hoewel Don Bologna klein van gestalte is, toonde hij zich ge-
" durende de twee dagen dat we bij hem onze intrek namen, groot door
" zijn goedheid, zijn edelmoedigheid en zijn broederlijke liefde.
" En wat was dit voor ons salesianen een vertroosting! We hadden
" weliswaar, beste medebroeders in Italië verlaten maar we vonden
" er andere die niet minder goed waren in Frankrijk. Ook deze ver-
" laten we nu, maar we treffen er ook weer in Amerika aan.
"
Op zondag avond keerden we terug aan boord en onze beste va-
" der, die moedig wordt wanneer het er om gaat een blijk te geven van
" de genegenheid die hij voor zijn zonen koestert, vreesde ook de
" meest verwoede mistralwind niet die planten, bomen, schepen en
" zelfs de mensen door elkaar schudt, om ons te vergezellen tot het
" bassin du radoub (binnenhaven) op drie kwartier afstand van de
" stad gelegen.
"
Hij werd door de heer Evasio Piaggio, eigenaar van het stoom-
" schip Umberto I, door de commandant en door andere officieren
" ontvangen met ongebruikelijke egards, betuigingen van achting en
" verering. Er werd veel verteld en er werd koffie en muskaatwijn
" opgediend voor iedereen. De heer Piaggio, niet alleen een zeer
" bekwaam persoon maar eveneens een goede christen, was vol geest-
" drift wanneer hij luisterde naar het verhaal over de werken van
" de salesianen in Europa, Frankrijk en Amerika en aanvaardde met
" dankbaarheid salesiaans medewerker te worden. Meer dan ooit vol
" genegenheid voor Don Bosco wou hij hem vergezellen, samen met de
" kapitein tot aan ons verblijf. Daar waren alle salesianen en de
" Zusters van Maria, Hulp der Christenen, samen met vele andere We
" passagiers bijeengekomen. luisterden naar zijn laatste afscheids-
" vermaningen en ontvingen zijn heilige en vaderlijke zegen. Het
" was een heilige zegen en alle aanwezigen waren ontroerd; het was
" een vaderlijke zegen, omdat hij neerdaalde tot diep in het hart
" van al zijn zonen, van wie velen erin berusten dat ze hem eerst
" in het paradijs zouden terugzien.
"
Het was toen late avond geworden en de wind huilde maar
" steeds. We droegen hem dan, de heer Piaggio aan een kant en wij
" aan de andere kant, tot aan de havendam, waar werkelijk providen-
" tieel een huurrijtuig aangekomen was dat... passagiers bracht. En
" ik zeg wel "providentieel" want het zou onmogelijk geweest zijn
" hem bloot te stellen aan het gevaar heel dit traject te voet af

2.3 Page 13

▲back to top


- XV/9 -
" te leggen op dit uur te midden van die vreselijke stormwind.(1)
" Daags nadien, maandag 7 februari, brachten wij nog in het droogdok
" door; maar toen 's avonds de werken aan de schroef voltooid waren,
" lieten ze het zeewater in het dok langs vier sluispoorten die zo
" een onstuimige stroming verwekten dat we ons levendig konden voor-
" stellen hoe de Heer het water had laten losbreken om de wereld te
" overstromen. Om vier uur in de ochtend, bij dageraad van dinsdag
" 8 februari, voeren wij uit de haven van Marseille in de richting
" van Barcelona. Tot heden toe hadden onze reizigers de woedeuit-
" barstingen van Neptunus nog niet gezien, maar hij wachtte op ons
" in de Golf van Lyon... Hoge golven en wind, wind hoge golven. Ber-
" gen en dalen van water, wilde baren die gaan aanbotsen tegen ande-
" re baren en alle storten te pletter tegen de flanken van het vaar-
" tuig, dat woester is dan zij... De zeegolven vallen de voorsteven
" aan, andere heffen de achtersteven op... het schudden van de mas-
" ten en het gekraak van het want, dat alles veegde op korte tijd
" het dek leeg en deed ons terug naar onze kajuiten vluchten en ons
" verschuilen in onze kooien... en dan... en dan... betaalden bijna
" allen hun tol aan de zeevaart met min of meer braken en met een
" lege maag, indien het geen lege ingewanden waren.
"
Ik zei: bijna allen, want ditmaal en de enige maal bij al
" de reizen die ik op zee deed, mocht ik mij onder de benijde en
" werkelijk gelukkige uitzonderingen plaatsen.
"
Te Barcelona gingen we in de haven voor anker liggen op de
" avond van diezelfde dinsdag, want de Umberto I loopt 14 mijlen
" per uur.
(1) Hetzelfde tafereel wordt door Don Bologna aldus beschreven (brief aan Don Rua, Mar-
seille, 9 februari): "Zondagavond om 6 uur begaven de missionarissen, de zusters, Don
Bosco en ondergetekende zich in twee omnibussen tot aan de Umberto I. Het was avond en
de mistral woedde. Het vaartuig was in het droogdok voor herstelling te midden van ka-
nalen en afgronden. Met beide handen op de hoed, vastgeklemd aap Don Bosco, konden we
het dek van het vaartuig bereiken. Te midden van dit grote gevaar en met al die voor-
zorgen die dienden genomen te worden, deed Don Bosco de omstanders lachen met allerlei
kwinkslagen. Toen de heer Evasio Piaggio, de eigenaar van de Umberto aan boord gekomen
was, ging hij Don Bosco opzoeken en leidde hem zijn kamer binnen. Gedurende drie kwar-
tier sprak Don Bosco met hem met een uitnemende goedheid en minzaamheid. De officieren
aan boord verdrongen zich rondom Don Bosco en wedijverden met elkaar om hun eerbied en
welwillendheid te laten blijken. De kapitein was trots te vernemen dat Don Bosco meer
kapitein was dan hij, daar hij zestigduizend onderhorigen had. De kapitein, de commis-
saris en allen die aan boord waren vergezelden Don Bosco, die steeds ondersteund werd
door de heer Piaggio. Allen knielden toen Don Bosco de zegen gaf aan de missionaris-
sen en stonden niet recht eer hij gedaan had met hen toe te spreken. In het duistere
schemerlicht van de maan kwamen we naar buiten en door de heftige wind kon het weer
niet slechter zijn. De heer Piaggio nam Don Bosco onder de arm en zei hem dat hij zich
aan hem zou overlaten. De kapitein leidde zijn stappen, de vertegenwoordiger van de
maatschappij volgde hem en de anderen vergezelden hen. Zo gingen allen gedurende twin-
tig minuten verder en begeleidden ons tussen de balken en de beweeglijke bruggen; ze
verlieten ons slechts toen we de straat bereikten waar we een rijtuig aantroffen. De
missionarissen waren nu naar beneden gegaan en hadden zich binnen het vaartuig ver-
spreid. Het weer, de avond, de mistral waren een voldoende afleiding om te beletten
dat de ontroering zich weer van ons zou meester gemaakt hebben."

2.4 Page 14

▲back to top


- XV/10 -
" Er werd de hele nacht en de hele volgende woensdag gewerkt om
" lading in te nemen. Wij dachten er dan ook aan om aan land te
" gaan; wij, ik zelf, Don Piccono, Don Branda en Don Pane gingen
" een bezoek brengen aan de werkelijk bewonderenswaardige oudheden
" van de kathedraal, een relikwie van de heilige Eulalie en het
" Kruis gered in de zeeslag van Lepanto, en dan gingen we weer
" terug aan boord.
"
Op de avond van woensdag werd er onder het blanke maan-
" licht gevaren (maar zonder zeilen) naar Gibraltar. Weer ontmoet-
" ten we de woedende Eolus in de golf van Valencia. De hele nacht
" wiegde hij ons en veroordeelde ons de hele dag tot vasten. In de
" nacht van donderdag op vrijdag van 11 februari bleven we in de
" mist begraven. De vaart van het schip werd erdoor vertraagd. Af
" en toe ging de fluit van de stoommachine om de schepen te ver-
" wittigen dat we voorbijkwamen om zo mogelijke en noodlottige
" aanvaringen te voorkomen.
"
Toch konden we gedurende heel dit gedeelte van de reis
" iedere ochtend de H. Mis celebreren en de communie uitreiken aan
" de zusters en onze medebroeders, de coadjuteurs. Gedurende het
" overige van de dag bidt men, leest men wat, gaat men veel wande-
" len en eet men steeds wanneer men kan!... Het is het leven van
" Miclas: mangé beive e andé a spas!!(1) Op de boot kan men niets
" ernstigs doen. Men wordt weer kinderen, mensen die in ledig-
" heid leven en bovendien lacht iedereen min of meer op kosten
" van de andere, als die erop betrapt wordt een grijns te trekken
" wanneer hij moet braken.
"
Na 48 uur varen vanuit Barcelona, komen wij aan in de
" baai van Gibraltar. We souperen nog allen samen op de avond van
" vrijdag. We liggen stil voor anker in de haven. In de late avond
" nemen we van elkaar afscheid. We roepen de goedgunstigheid in
" van de Ster der Zee, Maria, voor de beste medebroeders, die hun
" reis verder zetten over de grote Oceaan. Ook voor ons die in een
" klein bootje de kust zullen volgen tot Cadiz. Dit was het vier-
" de en laatste afscheid dat door meer dan een van ons werd aange-
" voeld.
De overigen zetten hun reis verder naar Montevideo, onder de lei-
ding van Don Angelo Piccono.(2) De andere kleine groep van twee salesi-
anen en vier zusters voer reeds in volle Oceaan. Hevige rukwinden hiel-
den zowel de eersten als de tweeden gedurende omstreeks drie dagen in
grote angst.
(1) De Piëmontese vorm van het gezegde: "L'arte di Michelaccio: mangiar, bere e andare
a spassc" (De kunst van Michel: eten, drinken en uit wandelen gaan."
(2) Cfr. boekdeel XII, blz. 596.

2.5 Page 15

▲back to top


- XV/11 -
Terwijl de arme zeevarenden voor hun eigen leven vreesden was er
een krant die ons reeds op een droevige manier bekend is, de Cronia dei
Tribunali, die spuwde tegen onze beminde Don Bosco. Het was vooral een
artikel van de Unità Cattolica getiteld: "De macht van een katholieke
priester en een ontroerende plechtigheid te Turijn" (1) dat hen tot de
aanval deed overgaan. Daarom lanceerde de krant onder de opvallende ti-
tel Don Bosco en Don Margotti tegen de ene en tegen de andere twee ko-
lommen lelijk en slecht proza. Na op schandelijke wijze de directeur van
het katholiek blad beledigd te hebben, bespotte de krant Don Bosco en
vermengde boosaardig met zijn spotternijen een aanklacht en een insinua-
tie van aard om hem hatelijk verdacht te maken bij de regeringsoverheden.
In feite beschuldigde hij er Don Bosco van de zonen aan hun ouders te
ontrukken, de meisjes aan hun familie en de werkhanden aan het vader-
land. Er werd geïnsinueerd dat onder de afreizenden er wellicht personen
waren die tot militaire dienst verplicht waren maar die tegen hun wil ge-
dwongen werden er zich aan te onttrekken en nu in het geheim Italië ver-
lieten. En hier werd de waarheid vervalst door de aldus genoemde "zaak
Foglino", waarvan we het einde kennen, terug op te roepen. Het loense ma-
noeuvre was des te erger, nu op dat ogenblik voor de hoge raad van het
openbaar onderwijs de zaak van de sluiting van het gymnasium van het Ora-
torio besproken werd. De strijdlustige Don Margotti zal er wel op ge-
brand geweest zijn hiertegen van leer te trekken maar in zijn krant rep-
te hij er niets over, zeer waarschijnlijk omdat Don Bosco, steeds een
vijand van gekibbel, het wenselijker zal geacht hebben de polemiek stil-
zwijgend te laten uitbloeden.(2)
Don Bosco gaf aan de missionarissen brieven mee, die bestemd waren
voor hun medebroeders. Het was zijn gewoonte ieder jaar eigenhandig een
briefje te schrijven aan de afzonderlijke salesianen van Amerika, pries-
ters, clerici en coadjuteurs waarbij hij niemand vergat. Hiermee ging hij
voort zolang hij kon, namelijk tot in het jaar 1884. We bezitten een
waardevol staaltje van deze correspondentie in negen brieven die wij kon-
den opsporen en die allen de datum dragen van 31 januari 1881. We geven
ze hier met een paar regels ter voorstelling.
Aan Don Costamagna, onlangs gekozen als inspecteur ter vervanging
van de overleden Don Bodratto, geeft hij onderrichtingen over de kerke-
lijke organisatie die dadelijk in Patagonië moet tot stand komen, eer er,
(1) Nr. 19 (23 januari). Ook de Emporio Popolare of Corriere di Torino publiceerde in
zijn nummer 17 een artikel over die plechtigheid.
(2) Het is mogelijk dat een niet-rechtstreeks antwoord gegeven werd in een artikel van 30
januari. Daarin werden aanhalingen gedaan uit de officiële akten van de subalpijnse
Kamer, met verwijzing naar brokstukken uit toespraken gehouden door Cavour en La Mar-
mora in 1583 tegen het voorstel al de clerici aan de militaire dienstplicht te on-
derwerpen. Dat voorstel werd later door deze Kamer verworpen onder het koninkrijk
Italië in 1869 en 1871. Geen enkele publieke gebeurtenis kon in januari 1881 het op-
graven van deze documenten motiveren. Hij zal dit dus gedaan hebben om eens te meer
te doen inzien dat de wet die de clerici uit de seminaries haalde om ze naar de ka-
zerne te sturen, de naam van de wet niet verdiende.

2.6 Page 16

▲back to top


- XV/12 -
bij het voortzetten van hun werk als missionaris, verwikkelingen zouden
ontstaan. Bovendien schetst hij bondig de gedragslijn die hij in zijn
nieuw ambt dient te volgen.
"
Mijn beste D. Costamagna,
"
"
Meermaals heb ik nieuws en brieven van jou ontvangen. Al-
" les gaat goed. De lucht is helder met nu en dan een wolkje. Dat
" ligt in de aard van de zaken van deze wereld. Je zal zaken, mede-
" broeders en brieven ontvangen. Deel ze uit.
"
Wij zullen doen wat we kunnen om de gemeenschappelijke
" schulden te betalen. Doen jullie het ook zo. Ik hoop dat dit jaar
" onze zaken een goede wending zullen nemen.
"
De zaak van een prefectuur of van een apostolisch vicari-
" aat in Patagonië is van groot belang. De Heilige Vader wenst dit
" en beveelt het aan. Dat is in ons voordeel. Immers, zonder die or-
" ganisatie kunnen wij geen steun hebben van de Propaganda Fide van
" Rome, noch van de Voortplanting van het Geloof van Lyon, noch van
" de heilige Kindsheid. Noch Don Bodratto, noch jij schijnen er de
" belangrijkheid van te begrijpen.
"
Ons nieuws zal je van anderen ontvangen. Ik beperk mij er-
" toe te zeggen: Tu vero vigila, in omnibus labora, sicut bonus
" miles Christi.
"
Vergeet echter niet dat we salesianen zijn. Sal et lux.
" Het zout van de zachtmoedigheid, van het geduld, van de christe-
" lijke liefde. Het licht in alle uitwendige zaken, ut omnes vide-
" ant opera nostra bona et glorificent Patrem nostrum qui in coe-
" lis est.
"
Je zal in mijn naam een hartelijke groet doen aan de heer
" volksvertegenwoordiger Frias, aan Dr. Carranza en aan de heer
" Gazzolo, indien je de gelegenheid hebt ze te zien.
"
God zegene je, al onze beste medebroeders, al onze werken,
" opdat alles steeds en alleen tot meerdere glorie van God zou
" strekken. Amen.
"
Bid steeds voor mij die van ganser harte in Jezus Chris-
" tus van jou ben
"
de toegenegen vriend,
" Turijn, 31-1-1881.
Priester Gio. Bosco.
"
" P.S. Wees de tolk van mijn gedachten en houd namens mij een klei-
"
ne preek voor onze zusters.
"
Het hoofdkapittel heeft je definitief gekozen tot inspecteur
"
voor Amerika en het decreet zal je zodra mogelijk toege-
"
stuurd worden.
"
Dit als norm voor de heiliging van jezelf en die van anderen.

2.7 Page 17

▲back to top


- XV/13 -
Aan Don Vespignani, die zorg diende te dragen voor de novicen en in
feite het bestuur had van het huis van San Carlo te Almagro, stuurt hij
zijn beste wensen, zijn raadgevingen en nieuws van zijn familie.
"
Mijn beste D. Giuseppe Vespignani,
"
"
Meermaals heb ik je brieven ontvangen en steeds met veel
" genoegen. Ik zegen de Heer omdat hij jou voldoende gezondheid
" schenkt om in deze universele nood te werken. God geve dat jij me
" een talrijke schare van aspiranten kan voorbereiden, die nadien
" novicen, dan geprofesten en uiteindelijk zeer ijverige salesianen
" zullen zijn.
"
Je zal aan jouw en mijn beste leerlingen zeggen dat hun
" vriend uit Europa hun een raad stuurt om gelukkig te zijn: Vlucht
" de zonde en ontvang dikwijls de heilige communie. Jij zal de zaak
" uitleggen.
"
Ik heb nieuws over je ouders ontvangen dat ze het goed
" stellen. Je broer, de clericus (1) is vol bezieling en wenst een
" goed salesiaan te worden.
"
God zegene je, mijn beste Don Giuseppe en beware je in goe-
" de gezondheid. Bid voor mij die altijd voor jou in Jezus Christus
" zijn zal
"
je toegenegen vriend
"
Priester Gio. Bosco.
Don Tomatis, de opvolger van Don Fagnano in het bestuur van het
huis van San Nicolas de los Arroyos, trekt hij vaderlijk bij het oor om-
dat hij te lang naar nieuws over hem laat smachten. Don Bosco hechtte
groot belang aan de correspondentie vooral met de oversten, door wie hij
zo beter zijn heilzame invloed op hun huizen uitoefende. De broer waar-
over hij hier spreekt was een Jezuïet.
"
Mijn beste Don Domenico Tomatis,
"
"
Soms ontving ik met groot genoegen een brief van jou maar
" al te zeldzaam gebeurt dat. Je broer pater Tomatis doet dezelfde
" klacht.
" Zorg er dus voor dat ik eens per maand nieuws van jou en van wat
" er in je huis gebeurt, zou hebben.
"
Ik weet dat je veel te doen hebt en ik geef toe dat dit
" je verontschuldigt. De genegenheid echter die ik je toedraag
" doet me vurig wensen op de hoogte te zijn van de zaken die je
" aangaan.
"
Er werd mij gezegd dat de financiële aangelegenheden van
" S. Nicolas geregeld worden. Goed zo. We zullen je het kruis van
(1) Don Ernesto, de bouwkundige.

2.8 Page 18

▲back to top


- XV/14 -
" de kroon... van glorie laten geven, wanneer God je naar zijn hemel
" zal roepen.
"
Hier houden wij altijd veel van jou en vaak spreken we over
" jou en over je poëtische prestaties. Ik vergeet je dan ook nooit
" in de heilige mis en ik geloof dat ook jij de oude vriend van je
" ziel niet vergeet.
"
Voor jou in het bijzonder beveel ik je het onderhouden aan
" van de regels waarmee wij ons aan de Heer hebben toegewijd, voor-
" al van de maandelijkse oefening van de Goede Dood.
"
Aan je jongens zal je zeggen dat ik voor hen bid en dat ze
" zich steeds herinneren dat de tijd een grote schat is en dat ze
" hun best moeten doen om geen ogenblik te verliezen.
"
God moge je zegenen, mijn beste Don Tomatis. God moge je in
" goede gezondheid en in zijn heilige genade bewaren en bid voor
" mij die voor jou in Jezus Christus altijd zijn zal
"
" Turijn, 31 - 81.
je toegenegen vriend,
"
Priester Gio. Bosco.
"
" P.S. Het hoofdkapittel heeft Don Costamagna definitief tot in-
"
specteur voor Amerika gekozen. Je mag dit meedelen aan wie
"
het hoort.
Voor Don Remotti, de enige priester gehecht aan de kerk van de
Mater Misericordiae te Buenos Aires en aldus overladen met werk, vindt
hij uitdrukkingen die onder zijn pen een buitengewone aanmoedigings-
kracht verwerven.
"
Mijn beste D. Remotti,
"
"
Ik heb meermaals je brieven steeds met groot genoegen ont-
" vangen. Schrijf me vaker en lange brieven. Ik weet echter dat
" je werkt en dat dient ter verontschuldiging. Terwijl je je bezig-
" houdt met andermans zielen, mag je echter je eigen ziel niet ver-
" geten. De oefening van de goede dood eens per maand mag nooit
" verzuimd Worden.
"
Hier gaan onze zaken met reuzenschreden vooruit. Wanneer
" wij een bekwame salesiaan hebben, zijn er twee huizen die hem
" willen en soms zijn wij genoodzaakt tere plantjes af te staan.
" Daarom dien je veel te bidden dat God deze vruchten zou laten
" gedijen.
"
God zegene je, mijn beste Don Remotti, die steeds mijn oog-
" appel zijt. Werk, de beloning staat klaar, de hemel verwacht ons.
" Ibi nostra fixa sint corda, ubi vera sunt gaudia.
"
Bid voor mij die steeds voor jou, maar dan in het hart
" van Jezus Christus, zijn zal
"
je toegenegen vriend,
" Turijn, 31 - 81.
Priester Gio. Bosco.

2.9 Page 19

▲back to top


- XV/15 -
Aan de clericus Giuseppe Gioachino Quaranta (1) van het huis van
San Nicolas, stuurt hij als een formulier voor zijn geestelijk "rendi-
conto", voorafgegaan en gevolgd door uitdrukkingen, die hem voor een
ogenblik de illusie geschonken hebben, zoals vroeger met de vader van
zijn ziel in een gesprek van vader tot zoon te zijn.
"
Mijn beste Quaranta,
"
"
Ik heb nieuws vernomen dat je in goede gezondheid verkeert
" en dat je doet wat je kan. Dat doet mij groot genoegen. Studie
" en vroomheid zullen van jou een echte salesiaan maken. Maar je
" mag niet vergeten dat je eerst je ziel in veiligheid moet stel-
" len en daarna dient bezig te zijn met de redding van de ziel van
" de naaste.
"
De oefening van de goede dood en de veelvuldige communie
" zijn de sleutel van alles. Is je gezondheid thans goed? Maak je
" jezelf werkelijk goed? Behoud je je roeping? Meen je bereid te
" de wijdingen? Dat is het thema voor een brief die ik van jou ver-
" zijn voor wacht.
"
Moge God je zegenen, mijn beste 40 (1), schep moed en bid
" voor mij die voor jou in Jezus Christus steeds zijn zal
"
" Turijn, 31 - 81.
je toegenegen vriend,
"
Priester Gio. Bosco.
Zeer bemoedigend zijn dan de twee briefjes aan de clerici Antonio
Paseri, van het huis van San Carlo te Buenos Aires en Antonio Peretto
van het huis van Las Piedras in Uruguay.
"
Beste Paseri,
"
" Jij, mijn beste Paseri, bent steeds het genot van mijn hart ge-
" weest en thans houd ik nog meer van jou omdat je je helemaal ge-
" wijd hebt aan de missies, en dat wil zeggen dat je alles verlaten
" hebt om je helemaal aan het winnen van zielen te wijden.
"
Moed dus, mijn beste Paseri. Maak je klaar om een goed
" priester te zijn, een heilige salesiaan. Ik zal veel voor je bid-
" den maar vergeet de vriend van je ziel niet.
"
De genade van Onze Heer Jezus Christus moge altijd met ons
" zijn en ons sterk maken in de bekoringen en ons de weg naar de he-
(1) Quaranta betekent veertig.
(2) Wij plaatsen hier de twee voornamen omdat in de ledenlijsten hij eerst met de eerste
en dan met de tweede voornaam vermeld wordt. Terwijl wij dit schrijven (oktober 1932)
leeft hij en oefent hij zijn heilig ambt uit in de parochie van Sint-Jan de evange-
list in de Boca.

2.10 Page 20

▲back to top


- XV/16 -
" mel verzekeren.
"
Bid voor mij die voor jou steeds in de Heilige Harten van
" Jezus en Maria zijn zal
"
je toegenegen vriend,
" Turijn, 31 - 1881.
Priester Gio. Bosco.
"
Beste Peretto,
"
"
Ik twijfel er niet aan dat jij altijd de clericus Peretto,
" de vriend van Don Bosco die mij wou helpen om vele zielen voor de
" Heer te winnen, bent. Thans heb je jou in de onderneming geworpen.
" Dus praebe te ipsum exemplum bonorum operum. In omnibus labora,
" opus fac evanaelistae, et Dominus dabit incrementum plantationibus
" tuis. God zegene je, mijn steeds beste Peretto, God beware je in
" zijn heilige genade en bid voor mij die steeds voor jou in Jezus
" Christus zijn zal
"
je toegenegen vriend,
" Turijn, 31 - 81.
Priester Gio. Bosco.
Met de coadjuteur Sappa, de tuinier, schertst hij over zijn naam
(sapé en sapa betekenen in het Piëmontees "spitten en spade). Hij haalt
er voor hem, die wat neurasthenisch was een goede suggestie uit.
"
Beste Sappa,
"
"
Probeer, mijn beste, je naam te laten afkomstig zijn van
" sapere (1) en niet van zappare (2) en de zaken zullen beter gaan.
" Ik heb meermaals nieuws van je gehad. Zorg ervoor dat het steeds
" zoals in het verleden goed nieuws is. Arbeid en gehoorzaamheid
" zullen je geluk zijn.
"
Moge God je helpen om steeds het goede voorbeeld te geven.
" Bid God voor mij en ook ik zal voor jou bidden, omdat ik voor jou
" altijd in Jezus Christus zijn wil
"
je toegenegen vriend
" Turijn, 31 - 1881.
Priester Gio. Bosco.
Aan coadjuteur Carlo Audisio, een grote werker die voortgekomen
was uit het oude Oratorio voor zon- en feestdagen, herhaalt hij zijn
vroegere aanbevelingen.
________________
(1) Kunnen - weten.
(2) Spitten.

3 Pages 21-30

▲back to top


3.1 Page 21

▲back to top


- XV/17 -
"
Mijn beste Carlo Audisio,
"
"
De oude vriend van je ziel stuurt je een groet en be-
" veelt je aan nooit de eeuwige zaligheid van je ziel te vergeten.
" Werk, maar werk voor de hemel. Stiptheid bij je vrome oefeningen,
" dat is alles. Daarna is gehoorzaamheid de sleutel tot alle deug-
" den.
"
Moge God je zegenen, mijn beste Audisio, moge God je
" steeds in zijn heilige genade bewaren en bid voor mij die voor
" jou in Jezus-Christus steeds zijn zal
"
je toegenegen vriend,
" Turijn, 31 - 81.
Priester Gio. Bosco.
Minzaam en vaderlijk is die andere brief aan de clericus Bartolo-
meo Panaro, die in het college van San Nicolas de los Arroyos verbleef.
Hij werd een groot missionaris. Van 1884 af, toen hij de priesterwijding
ontving tot het jaar 1918, het jaar van zijn overlijden, leefde hij het
leven van een apostel, een kloeke medewerker eerst van Don Fagnano bij
het verkondigen van het evangelie aan de talrijke wilden die de oevers
van de Rio Negro bevolkten en daarna van Don Milanesio bij het stichten
te Chosmalal van het eerste burgerlijk centrum van de Andes van Patago-
nië.
"
Mijn beste Panaro, wat doe je? Maak je vorderingen in je
" studie en in je vroomheid? Ik hoop het en daarom beveel ik je aan
" hiervoort te gaan, welk offer het ook moge kosten. Maar vergeet
" de grote beloning niet die God al voor ons in de hemel bereid
" houdt.
"
Voortdurende gehoorzaamheid en de oefening van de goede
" dood. Dat is alles.
"
Moge God je zegenen, mijn steeds beste Panaro, wees het
" model van de salesianen en bid voor mij die voor jou in Jezus
" Christus zijn zal
"
je toegenegen vriend,
" Turijn, 31 - 81.
Priester Gio. Bosco.
Hoe lieflijk is volgend laatste briefje aan de clericus Pietro Cal-
cagno! Hij verbleef in het college van Villa Colon te Montevideo. Nadien
was hij de leider van de laatste expeditie die door Don Bosco op 6 decem-
ber 1887 gedaan werd en naar Ecuador trok.
"
Beste Calcagno,
"
"
Ben je steeds braaf, mijn beste Calcagno? Ik hoop van ja.
" Kijk echter niet achterom. Laat ons naar de hemel kijken die ons
" verwacht. Daar hebben wij een grote beloning voorbereid. Werk,
" win zielen en win je eigen ziel. Matigheid en gehoorzaamheid zijn
" alles voor jou. Schrijf me vaak.

3.2 Page 22

▲back to top


- XV/18 -
"
Moge God je zegenen en in zijn heilige genade bewaren en
" bid voor mij die steeds voor jou in Jezus-Christus zijn zal
"
" Turijn, 31 - 1881.
je toegenegen vriend,
"
Priester Gio. Bosco.
Naar aanleiding van deze brieven schrijft Don Vespignani in een
door hem eigenhandig geschreven memorandum: "Bij het begin van dit jaar
(1881) kwam bij elk van de salesianen van Amerika een waardevol geschenk
toe. Het was een door Don Bosco eigenhandig geschreven brief. Voor ieder-
een had hij een woord van aanmoediging en raad. Voor allen was het een
grote aansporing tot volharding. Veel meer dan voor de retraites en voor
de successen in het verleden mocht dit het tijdstip genoemd worden van de
herleving van de salesiaanse geest in onze inspectie. Ons hart kreeg wel
degelijk de indruk van een genade en van vermaningen die uit de hemel
kwamen." Deze brieven kwamen toe op carnaval. Don Costamagna deelt ons
mee dat de geadresseerden ze ook in de kleine theaterzaal lazen en nog
eens lazen en zich niet bekommerden om de plezierige taferelen die er op-
gevoerd werden."(1)
Don Piccone overhandigde de brieven aan de salesianen in Uruguay.
Hij laat ons weten dat ook daar de waardevolle eigenhandig geschreven
brieven grote tevredenheid brachten en met tranen in de ogen gezoend wer-
den.(2)
Korte tijd voor de nieuwe versterkingen te Montevideo aankwamen, had Mgr.
Vera, tot elke prijs gewild dat de salesianen de parochie van Paysandù
zouden aanvaarden. Het was een oude stad gelegen op de linkeroever van de
grote rivier Uruguay, met vijfentwintigduizend inwoners en maar een enke-
le kerk. Het bederf en de onzedelijkheid waren er verschrikkelijk. Om de
bisschop te bevredigen was het nodig dat zij die het werk van hun mede-
broeders van Uruguay moesten verlichten, hen kwamen vervangen die voor
Paysandù bestemd waren. Dat was nog niet voldoende. Om de moeilijke om-
standigheden nog te verzwaren kwam er de ziekte van directeur Don Lasag-
na. Door inwendige pijnen aangetast, moest hij op het einde van de maand
maart aan de bevelen van de artsen gehoorzamen, die hem voorschreven dat
hij zich zou onderwerpen aan een pijnlijke en uiterst moeilijke heelkun-
dige ingreep waarvoor ze hem aanraden naar Italië te gaan. Hij vertrok op
1 mei. Don Bosco licht gravin Callori in over zijn komst door een brief
van 21 juli.
(l) Brief aan Don Bosco, Buenos Aires, 6 maart 1881.
(2) Brief aan Don Bosco, Villa Colon, 7 maart 1881.

3.3 Page 23

▲back to top


- XV/19 -
"
Onze goede Mama in Jezus-Christus,
"
"
Ik ontving geen nieuws meer over uw gezondheid en evenmin
" of u nog te Vignale of elders zijt. U zou me werkelijk genoegen
" doen, indien u de goedheid zou hebben mij door iemand nieuws over
" u te laten geworden indien u zelf dit niet zou kunnen doen, te
" meer omdat ik weet dat u wat geleden hebt tengevolge van uw reis
" van Turijn naar Vignale.
"
Ik kan er geen verklaring voor vinden. Soms verleent God na
" een enkel kort gebed ongewone gunsten. Voor u heeft men gebeden en
" gaat men voort 's ochtends en 's avonds te bidden en dit door onze
" 80.000 jongens en tot heden toe weet ik niet of er iets verkregen
" werd. Arme Don Bosco! Hij heeft al zijn krediet bij Ons Heer ver-
" loren.
"
Don Lasagna is uit Uruguay toegekomen om zijn gezondheid
" wat te versterken. Hij wil ook wat medewerkers aanschaffen om dan
" terug te keren naar de akker waar hij het evangelie predikt, waar
" de oogst overvloedig is en de arbeiders weinig in aantal. Hij
" heeft dadelijk naar u en naar uw familie gevraagd en wenst u te
" komen bezoeken vanuit Montemagno waar hij op het einde van deze
" week naartoe gaat.
"
Ik hoop dat heel uw familie een goede gezondheid geniet en
" dat ook bij u beterschap zal intreden. Ik bid God dat allen in
" volmaakte gezondheid mogen zijn en dat hij allen in zijn heilige
" genade zou bewaren.
"
Ik dank u voor de edelmoedige liefdadigheid die u mij door
" de handen van Don Cagliero bewezen hebt. Ik hoop dat minstens het
" honderdvoudige u niet zal ontbreken. Don Cagliero zelf deelde mij
" mee dat u de kerk van het Heilig Hart te Rome niet vergeten hebt.
" Zijt u bereid de taak van inzamelaarster in naam van de Heilige
" Vader te aanvaarden? Meent u dat ik die taak zou mogen aanbieden
" aan de heer Graaf Rainero als kamerheer met mantel en degen? U
" zult me een gunst bewijzen door mij hierover een woord te zeggen.
"
Moge God u zegenen en wil ook bidden voor deze arme man die
" voor u steeds in Jezus Christus zijn zal
"
een nederige dienaar
" Turijn, 24 juli 1881.
Priester Gio. Bosco.
Don Lasagna was eerst omstreeks de maand oktober in staat zich aan
een heelkundige ingreep te onderwerpen. Dan ging hij naar het ziekenhuis
Mauriziano, waar hij de aangename verrassing had tussen de artsen heel-
meesters een van zijn geliefde oud-leerlingen van Lanzo aan te treffen.
Deze monterde hem wat op maar toch niet voldoende om hem volledig zeker-
heid te geven. Don Bosco, die zijn vrees kende, liet hem met zekerheid
zeggen dat hij weldra naar Amerika moest terug keren, waar hem een andere
zeer belangrijke zending te wachten stond. De heelkundige ingreep verliep
inderdaad heel goed. Don Bosco spreekt hierover in twee brieven van de
maand oktober aan Don Costamagna.

3.4 Page 24

▲back to top


- XV/20 -
"
Mijn beste Don Costamagna,
"
"
Enkele woorden om aan jou en aan onze beste salesiaanse
" zonen en dochters een hartelijke groet in de Heer te brengen.
"
Don Lasagna wint krachten bij, maar is nog altijd niet zo
" sterk als vroeger. Toch drijft zijn verlangen te werken voor de
" congregatie hem er toe terug te keren naar zijn werkveld. Hij is
" werkelijk een goede man. Hij spreekt over allen goed, vooral over
" jou en dat doet me genoegen. Don Cagliero heeft je geschreven om
" je mening te horen over de wijzigingen die passend schijnen in de
" inspectie van Amerika, vooral nu we huizen openen in Brazilië. In
" alles echter verlang ik je zienswijze te volgen.
"
Een zaak die dringend is en waarop de Heilige Vader met ze-
" ker ongeduld de wacht, is de aangelegenheid van de prefectuur of
" van het apostolische vicariaat in Patagonië. Ik moet hem een for-
" meel antwoord geven over de mening van de regering en van de
" aartsbisschop. Is er al wat gedaan of slapen ze allen nog?
"
Geef me dus een positief bericht dat ik kan aanbieden aan
" de Heilige Vader, die wenst zich er persoonlijk mee bezig te hou-
" den.
"
Ik weet niet wat denken over Don Tomatis. Hij is verplicht
" te schrijven en te doen schrijven aan de overste over het perso-
" neel van zijn college. Zeg me welke de morele en materiële toe-
" stand is van onze zaken, wat we te hopen en wat we te vrezen heb-
" ben. Zonder dat kunnen we enkel tussen onzekerheden verder gaan.
" Ook ik weet er niets meer over.
"
Moge God ons allen zegenen en van de salesianen even zove-
" le heiligen maken en van jou een grote heilige. Bid voor mij die
" voor jullie steeds in Jezus Christus zijn zal
"
jullie toegenegen vriend,
" S. Benigno, 1 oktober 1881.
Priester Gio. Bosco.
"
" Nota. Don Bonetti en Don Bertello preken een retraite voor hon-
"
derdzeventig novicen die zich voorbereiden op het afleg-
"
gen van hun geloften op 3 oktober. Wat al missionarissen!
"
Mijn beste D. Costamagna,
"
"
Ik draag je hierbij een taak op. Je kan ze door iemand an-
" ders laten volbrengen. Je zult er mij het resultaat van sturen
" dat ik zal meedelen aan de persoon die ook wat goed doet aan onze
" zonen in Amerika.
"
Verleden donderdag onderging onze beste Don Lasagna een
" zeer ernstige heelkundige ingreep. Gedurende twee dagen vreesde
" men voor zijn toestand. Thans is hij beter en de artsen menen dat
" hij buiten gevaar is.
"
De andere medebroeders in Europa zijn, God zij dank, in
" goede gezondheid.

3.5 Page 25

▲back to top


- XV/21 -
"
Doe een hartelijke groet aan al onze zonen van Amerika en
" aan hun leerlingen. Bid veel voor mij want ik heb ernstige en moei-
" lijke zaken om handen die een speciale verlichting van de hemel
" vergen.
"
Moge God ons allen zegenen en in zijn heilige genade be-
" waren. Amen.
"
je toegenegen vriend
" Turijn, 10 oktober 1881.
Priester Gio. Bosco.
Terwijl hij op de heelkundige ingreep wachtte, was de werkzame man
niet met zijn handen in de mouwen blijven zitten. Hij had om zich heen
uitgekeken naar helpers en middelen en tegelijkertijd had hij de manier
bestudeerd om zijn plan uit te werken. Sinds geruime tijd al koesterde
hij de gedachte een metereologisch observatorium op te richten in het
Pius-College van Villa Colon. Met ruime inzichten begaafd begreep hij het
grote voordeel dat daaruit voor zijn missie zou voortvloeien, wanneer hij
op die manier de vooruitgang van de fysische wetenschappen kon begunsti-
gen. Het Pius-College lag op een uitstekende plaats om er een telescoop
op te richten, waarmee men de atmosferische verschijnselen kon onderzoe-
ken om dan de resultaten mee te delen aan de verenigingen van Amerika en
Europa die de groei van de weerkunde bevorderden.
Er was in Italië en zelfs op korte afstand van Turijn een man met
wereldfaam in deze tak van de wetenschap, pater Francesco Denza, barna-
biet, directeur van het observatorium van het college Carlo Alberto te
Moncalieri. Don Lasagna begaf zich bij hem en zoals dit pleegt te gebeu-
ren wanneer personen die zeer verstandig zijn met elkaar van gedachten
wisselen, kreeg zijn plan veel ruimere afmetingen. Het ging er inderdaad
om een metereologisch net op te richten in Zuid-Amerika met als centrum
het observatorium van Montevideo waarvan de zorg aan de salesianen zou
toevertrouwd worden. Pater Denza sprak erover in het programma van het
derde geografisch congres dat korte tijd nadien te Venetië gehouden werd
en bekwam dat een wens in de verlangde zin uitgedrukt werd. Na dit eerste
succes sprak hij erover met Don Bosco, die, zoals hij verwachtte, er
graag in toestemde. Dan stelde hij een verslag op namens de derde groepe-
ring, die op het congres de problemen in verband met de meteorologie be-
sproken had. Hij maakte dit verslag over aan het bestuurscomité van de
meteorologische vereniging. Toen dit comité "het edelmoedige aanbod" van
Don Bosco vernomen had, betuigde het hem "zijn diepgevoelde en dankbare
voldoening" en drukte tegelijkertijd" zijn oprechte blijdschap uit voor
dit moedige initiatief van een werk dat klaarblijkelijk zeer moeilijk
was, maar eveneens zeer voordelig voor de kennis van de fysica van de
aardbol."(1) Dit was het begin van het metereologisch observatorium van
Montevideo, waarover we nog zullen spreken in het volgend verloop van
onze geschiedenis.
(1) Brief van de algemene directie aan Don Bosco, Turijn, 30 november 1881.

3.6 Page 26

▲back to top


- XV/22 -
In de maand juni had Don Lasagna het grote verdriet gehad de plot-
se dood te vernemen van Mgr. Vera, zijn grote vriend en de goede vader
van de salesianen in deze republiek.(1) Enige tijd vóór zijn terugkeer
naar Amerika, ontving híj het blijde nieuws dat Leo XIII aan de overleden
prelaat een waardige opvolger gegeven had in de persoon van Mgr. Yeregui,
zeer bevriend met de salesianen, zoals elders verhaald wordt. Daarom
zorgde hij er met nog groter opgewektheid voor, de laatste hand te leggen
aan de voorbereidselen voor zijn vertrek.
Het is onmogelijk met juistheid te zeggen of het voor of na zijn
heelkundige ingreep was dat Don Lasagna, toen hij Don Bosco in Ligurië
vergezelde, getuige was van een daad, die enkel heiligen kunnen verrich-
ten. Mgr. Boraggini, bisschop van Savona was in botsing geraakt met de
directeur van Varazze, Don Monateri. Deze dacht dat het niet goed was,
zoals Zijne Excellentie dit wenste, een priester van het college te stu-
ren naar een bergkerk achter de stad gelegen voor een gebruikelijke ker-
kelijke dienst. Er was ook een geschil over parochiale rechten mee ge-
moeid. Don Monateri had het echter goed voor. Welnu, toen Don Bosco sa-
men met Don Lasagna een bezoek bracht bij de bisschop, was hij nog maar
pas voor hem gekomen of hij knielde op beide knieën op de grond neer en
zei hem met de handen gevouwen op smekende toon: "Monseigneur, ik vraag
u vergiffenis voor het ongenoegen dat Don Monateri, directeur van het
college van Varazze u aangedaan heeft.
- "Maar sta toch op Don Bosco, wat doet u nu? Wat doet u nu?" zei
de bisschop hem dadelijk.
- "Ik sta niet op eer u mij zegt, dat u hem vergiffenis schenkt."
- "Wel zeker, ik vergeef hem, ik vergeef hem. Maar staat u nu op!"
Dan stond Don Bosco op en ze omhelsden elkaar.(2)
De maand oktober bracht intussen aan Don Bosco een onuitsprekelij-
ke vertroosting. Een bedevaart uit Argentinië, onder de leiding van Mgr.
Antonio Espinosa, vicaris-generaal van Buenos-Aires, was naar Italië ge-
komen om hulde te betuigen aan de plaatsvervanger van Jezus-Christus.
Welnu, in zijn toespraak die hij publiek tot hen richtte, loofde de Hei-
lige Vader eerst de vlijt van de bisschoppen van Argentinië en van hun
clerus en zei dan het volgende: "Probeer de grootste bezorgdheid aan de
dag te leggen om de nog wilde stammen van Patagonië onder wie, dank zij
de medehulp van ijverige kloosterlingen, met dit doel nieuwe missies wor-
den opgericht, tot een christelijk en beschaafd leven te brengen.(3)
(1) Mgr. Giacinto Vera, was geboren op 3 juli 1813 te S. Caterina, diocees S. Sebastiano
van Rio de Janeiro, werd als bisschop van Megara voorgesteld en apostolische vicaris
van Montevideo benoemd door Pius IX op 23 september 1864. Toen het vicariaat resi-
dentieel diocees werd, werd hij daar overgeplaatst door Leo XIII op 15 juli 1878. Hij
stierf aan een beroerte, terwijl hij een herderlijk bezoek bracht aan Pan de Azucar.
(2) Diocesaan Proces, Summ. Nr. XVI, 98, blz. 756.
(3) Civiltà Cattolica, aflevering 753 (5 nov. 1881, blz. 358.

3.7 Page 27

▲back to top


- XV/23 -
In het gesprek dat hierop volgde had Mgr. Espinosa aan de paus meegedeeld
wat de salesianen in de republiek en vooral in Patagonië verrichten,
waarop Zijne Heiligheid hem ze: "Wanneer wij vernomen hebben dat de
leerlingen van Don Bosco de missie van Patagonië op zich namen, is er in
ons hart een blijde hoop ontstaan voor de toekomst van deze arme inboor-
lingen."(1) Deze plechtige verklaringen deden in het hart van onze goede
va-der een ogenblik van echte vreugde ontstaan.
In de missies van Patagonië werden werkelijke vorderingen geboekt.
Hun hoofd, Don Giuseppe Fagnano, een ondernemend en onversaagd man, werk-
te met al zijn macht aan de verspreiding van het evangelie onder de Indi-
anen. Het was echter zeer moeilijk ze te benaderen, want ze verfoeiden de
blanken. Wanneer ze in hun nabijheid kwamen, sloegen ze op de vlucht of
zwaaiden ze met hun wapens. In de maand april had de Argentijnse rege-
ring, die steeds de overheersing van Chili over Patagonië vreesde, gene-
raal Villegas met tweeduizend soldaten tegen de oorlogszuchtige stammen
van de Sayueques gestuurd, die door hun invallen en verwoestingen schrik
zaaiden in de omliggende streken. Don Fagnano, die ook te paard gestegen
was, nam deel aan de expeditie. Hij doorliep in alle richtingen deze ein-
deloze vlakten om de vreedzame en verschrikte Indianen op te sporen, ze
gerust te stellen, hun beschermer te worden, ze te onderrichten en te
dopen. Het werd een hele geschiedenis van moeizame en vreemde avonturen,
die zich afspeelden in de streken rondom het Nahuel-Huapi-meer, waaruit
de Limay-rivier ontspringt, de voornaamste bijrivier van de Rio Negro.
In de maanden oktober en november ondernam hij een andere missie-
tocht en bereikte hij twee Indianenstammen, die zich op vierhonderd kilo-
meter van Patagones neergezet hadden. Hij behaalde er enkele resultaten;
maar de nabijheid van een legerkamp was een grote hinderpaal, onder meer,
door de verkoop van sterke drank, de dronkenschap en de ermee gepaard
gaande wanordelijkheden. Bij het doorlopen van de oevers van de Rio Negro
stootte hij op verscheidene families van christelijke kolonisten, bij wie
hij wat goed deed." "Mijn beste Don Bosco", schreef hij op 10 november,
indien wij talrijker waren, wat al goed zouden wij kunnen doen!"
Doch laat ons terugkeren tot Don Lasagna. Tijdens zijn verblijf
in Italië had Don Bosco zich een juiste opvatting kunnen maken van de
omstandigheden en behoeften van de huizen die men in Uruguay geopend had.
Hij had eveneens van dicht bij de deugd, de voorzichtigheid en de tact
van zijn beste zoon kunnen merken. Omdat het hem opportuun toescheen in
Uruguay een zelfstandige provincie te stichten, noemde hij hem tot in-
specteur hiervan, des te meer omdat het nodig was het volgende jaar een
huis te stichten in Brazilië en hij al de vereiste hoedanigheden bezat
om het werk van de salesianen in dit uitgestrekte rijk in te voeren en
uit te breiden. Hij zond hem ook niet alleen terug maar gaf hem een
(1) Boll. Sal., 1 nov. 1881, blz. 9.

3.8 Page 28

▲back to top


- XV/24 -
groepje medebroeders die hij zou verdelen tussen Uruguay en Argentinië.
Don Bosco wou hen niet tersluiks wegzenden alsof de nijdige be-
dreigingen van de laatste maal hem vrees aangejaagd hadden. Sommige ko-
den ook menen dat het te vroeg was om de plechtigheid van het afscheid
te vernieuwen; maar de feiten bewezen dat iedere vrees ijdel was. Op 10
december was het de dag van de ceremonie. Het waaide, het was koud en er
viel sneeuw en toch liep de kerk vol. Na het voorlezen van de encycliek
Sancta Dei civitas, door ons in het begin van dit hoofdstuk aangehaald,
zei Don Bosco enkele woorden om aan de medewerkers en de medewerksters
de vooruitgang, die door de congregatie in de loop van het jaar gedaan
was mee te delen. Hij sprak hun over de resultaten in de missies en over
de stand van de werken voor de kerken van Sint-Jan de Evangelist te Tu-
rijn en van het Heilig Hart te Rome. Daarna stond hij zijn plaats af aan
Don Lasagna, die ook zijn toehoorders onderhield over het leven van de
salesiaanse missionarissen.
Acht vertrokken er, maar twee wachtten op hun medereizigers te
Marseille, waar allen moesten scheep gaan. Om de reis te bezielen en om
aan Don Lasagna nog een blijk te geven van zijn vaderlijke genegenheid
wou hij dat Don Lemoyne, zijn vroegere directeur, hem tot Marseille zou
vergezellen. Daar kozen ze zee op 15 januari op de France van de Trans-
ports Maritimes. De overtocht verliep zonder incidenten. Te Villa Colon
trof Don Lasagna de medebroeders bijeen voor de retraite; het was de
tijd van de grote vakantie. Hij preekte er zelf met de gloed, de vroom-
heid en de waarachtige salesiaanse geest, die hij zo pas geput had in
het grote hart van Don Bosco.
Eer het jaar ten einde liep, ontving Don Bosco met gejubel het be-
zoek van Mgr. Espinosa. Hij kwam met twee gezellen toe op de vooravond
van Kerstmis. Don Bosco, die gelukkig was persoonlijk kennis te kunnen
maken met de oprechte vriend van zijn Argentijnse zonen, verzuimde niets
om zijn verblijf te Turijn aangenaam te maken. De gasten deden ook een
uitstap naar San Benigno, waar ze op een mooie academische zitting ont-
haald werden. Op 4 januari reisden ze terug naar Frankrijk.
Mgr. Espinosa had twee brieven van zijn aartsbisschop voor Don
Bosco bij zich, een in het Spaans en een andere in het Italiaans, geda-
teerd op 24 augustus te Buenos Aires. De illustere prelaat schreef in
de eerste brief: "Zeg aan uw jongens, van wie ik er misschien nog enke-
le ken, dat zij mij zouden gedenken in hun gebeden en vooral bij de
blijdschap die zij zullen voelen bij de aankomst van mijn bedevaarders.
Beveel aan uw eerwaarde priesters aan dat ze veel zouden bidden voor hun
broeders hier, die in aantal groeien en veel goed doen. Op het nationaal
congres werd er gesproken over de machtiging die aan de regering gegeven
wordt een overeenkomst met de Heilige Vader te treffen over de indeling
van de bisdommen. Dit zal een geschikte gelegenheid zijn om in Patagonië
een apostolisch vicariaat op te richten dat zou toevertrouwd worden aan
de zorgen van uw ijverige missionarissen. Ik wens vurig dat men dit zou

3.9 Page 29

▲back to top


- XV/25 -
kunnen bereiken, maar ik ben niet zonder vrees. De gebeden van uw goede
zonen kunnen deze genade bekomen, die eveneens vruchtbaar zal zijn op
tijdelijk gebied. Ik zal ermee voortgaan u hierover verder nieuws te la-
ten geworden. Uw missionarissen, evenals de zusters van Maria, Hulp der
Christenen, die zich op het ogenblik hier bevinden, zijn mij een grote
hulp en opbeuring. Daarom loof ik de Heer hiervoor en richt ik tot u
mijn dank en mijn gelukwensen. "Bij de drie priesters die in Patagonië
waren, hebben ze deze dagen nog een andere toegevoegd wegens het grote
en nuttige werk, dat ze in deze verre streken verrichten. Steeds denk ik
met genoegen aan de dagen in 1877 in uw vriendelijk gezelschap doorge-
bracht."
Een derde brief, die overgemaakt werd door Don Costamagna en te
Turijn met Kerstmis aankwam, was van de hand van Mgr. Yeregui. Alvorens
bezit te gaan nemen van zijn diocees van Montevideo, had hij de behoefte
aangevoeld de gevoelens van zijn hart aan de overste van de salesianen
in Amerika bekend te maken. "Uw Eerwaardigheid dient te weten," zei hij,
(1) "dat de salesianen steeds in mijn hart een aparte plaats zullen inne-
men en dat ik alles zal doen wat in mijn macht ligt, opdat het aantal van
deze zo goede arbeiders en de vrucht van hun ondernemingen zou vermeerde-
ren. Ik verlang dat u mij volledig in uw vertrouwen zou willen nemen en
mij al het goede zou willen meedelen dat ik voor hen kan doen; want in
alles wat van mij afhangt, kunnen ze op mij, als op een goede vriend, re-
kenen. Een onvrijwillige vergetelheid was de oorzaak waarom ik u niet be-
dankt heb mij tot salesiaanse medewerker te hebben benoemd. Het is mijn
bedoeling dit thans te doen door te betuigen dat ik u zeer dankbaar ben."
Deze zo warme en oprechte getuigenissen stelden de woorden door de
paus uitgesproken in een bijzonder helder daglicht. Met deze vertroostin-
gen werd voor Don Bosco het beroerde jaar 1881 afgesloten. De goddelijke
Voorzienigheid verzachtte met enkele druppels de bittere kelk die hij
verplicht was overvloedig te drinken.
(1) Brief aan Don Costamagna, Montevideo, 29 november 1881.

3.10 Page 30

▲back to top


- XV/26 -
HOOFDSTUK
II
ANDERHALVE MAAND IN FRANKRIJK.
De komst van Don Bosco werd te Marseille vurig verlangd, niet enkel
door de herrie van het jaar tevoren, maar ook door de nieuwe bouwwerken
die steeds grote schulden meebrachten en waarvoor er in de naaste toe-
komst schikkingen moesten getroffen worden. Meermaals hadden de omstan-
digheden hem belet, niettegenstaande zijn goede wil, te komen; maar uit-
eindelijk kon hij, samen met zijn kerstmiswensen, zijn reis voor het be-
gin van februari aanmelden. Men leefde nog niet helemaal in zekerheid
voor een of andere onaangename verrassing van de kant van de regerings-
overheden, daar in de vrijmetselaarspers de campagne tegen de klooster-
lingen nog niet definitief gesloten was. Toch waren zijn vrienden gerust
in hun hart en zegden: "Don Bosco va arriveret lui (à l'Oratoire) appor-
tera la puissante intervention de sa sainteté."(1)
Hij vertrok uit Genua; daags voor de dag waarop de missionarissen
zee kozen, rustte hij wat uit te Nice en kwam hij te Marseille toe op de
avond van 5 februari. Hij was vergezeld van Don Celestino Durando, de al-
gemene studieleider, die hij met zich meebracht om in de huizen de gang
van zaken van de studies waar te nemen en te regelen. Vanuit San Benigno
nam hij ook een clericus mee, Giulio Reimbeau, een bloedverwant van de
familie Harmel. Hij zou zijn secretaris zijn.
Nog diezelfde avond wou hij een werk van naastenliefde verrichten.
We maakten al melding van de beroemde pater Pio Mortara, kanunnik van La-
teranen.(2) De verbanningsdecreten tegen de kloosterorden, die van kracht
werden op 31 oktober 1880, hadden hem getroffen te Marseille waar hij
zwaar ziek lag in het collège Saint-Louis bij de broeders van weldadig-
heid. Hij wist niet waar hij zich moest verschuilen, daar zijn tegenwoor-
digheid deze gastvrije broeders in gevaar kon brengen. De Voorzienigheid
bewoog dan de zeer godvruchtige dame Marcoselles, die hij al in 1869 te
Rome had leren kennen, hem haar edelmoedige gastvrijheid aan te bieden in
haar eigen woning in de Rue de Rome. Daar verergerde zijn kwaal zodanig
dat hij genoodzaakt was te bed te blijven. Redenen van voorzichtigheid
(1) Procès verbaux du Comité de Dames, 27 janvier 1881.
(2) Boekdeel XIV, blz. 268.

4 Pages 31-40

▲back to top


4.1 Page 31

▲back to top


- XV/27 -
raden aan zijn schuilplaats geheim te houden, omdat in die rampspoedige
dagen hem een of andere narigheid kon treffen, te meer omdat men hem in
Italië als een weerspannige aan de militaire dienst gemeld had. Om die
redenen ging directeur Don Bologna hem in het verborgen bezoeken en in
het huis wist niemand anders dat hij zich op die plaats bevond.
Don Bosco die nu op de hoogte gebracht was van het verlangen van de
zieke om hem te zien, dacht eraan, zonder uitstel, aan dit verlangen te
voldoen. Het was raadzaam voor het bewaren van het geheim er bij late
avond naartoe te gaan; indien hij de zaak zou uitgesteld hebben, had hij
er wellicht niet meer naartoe kunnen gaan of zou hij tot bij hem niet ge-
raakt zijn zonder in het oog te vallen. Ziehier dan op welke manier pater
Mortara het bezoek van Don Bosco verhaalt:(1) "Van eerwaarde heer Don Bo-
logna, mijn beste vriend, de directeur van het Oratoire de Saint-Léon,
die mij bezocht en de geestelijke hulp bracht die ik nodig had, wist ik
dat Don Bosco zich te Marseille bevond. Ik gaf blijk van een groot ver-
langen hem te zien omdat ik hoopte dat hij mijn genezing zou verkrijgen.
Inderdaad, op 5 februari, kwam de eerbiedwaardige priester tot bij mij.
Ik smeekte zijn zegen af en verzocht hem voor mij bij God te willen tus-
senkomen om voor mij de verlangde gunst te verkrijgen, nl. mij in te zet-
ten voor zijn glorie en mijn lieve moeder te bekeren. (ze is helaas naar
de eeuwigheid vertrokken op 17 oktober 1896). Hij spoorde mij aan tot ge-
duld en berusting en tot het offer van mijn leven, indien dit aan God zou
behagen. Wat mijn moeder betrof, zouden mijn gebeden in de hemel meer
doeltreffend zijn. Hij zegende mij nogmaals en nam afscheid. Ik heb Don
Bosco niet meer gezien en enkele jaren nadien vernam ik het nieuws van
zijn afsterven in geur van heiligheid. Een gegronde hoop lacht me toe dat
de man Gods die mij aldus in mijn leven begunstigde, ermee zal voortgaan
mij te zegenen en voor mij te bidden op de zetel van glorie die hij stel-
lig zal veroverd hebben." Zinspelend op dit bezoek zei hij in 1884 in een
brief aan Don Bosco: "Wanneer u mij met een bezoek te Marseille in het
huis van de dames Marcoselles vereerd hebt, hebt u mij gezegd dat de Heer
het doodsdecreet, reeds tegen mij uitgevaardigd, kon schorsen. Het de-
creet werd geschorst, u deed het intrekken en wee mij nu, indien het le-
ven dat mij nog overblijft niet volledig door mij gebruikt wordt om het
mystieke rijk Gods op te bouwen, te verdedigen en uit te breiden."
Don Bosco vond het Oratoire de Saint-Léon volledig omgevormd en
viermaal groter. Tevoren werd niets gezegd noch geschreven over zijn
komst, ook al om een gevaarlijke ruchtbaarheid te vermijden. En toch vul-
den twee dagen later personen van iedere slag het huis op ongeveer alle
uren. Het was gemakkelijk te voorzien dat hij zich erg zou vermoeien;
daarom vroeg de directeur aan Don Rua hem aan de gebeden van de jongens
aan te bevelen, opdat hij niet al te veel onder de onvermijdelijke in-
_________________________
(1) Brief aan Don Lemoyne, 1898. Andere gegevens ontbreken omdat wij het origineel niet
teruggevonden hebben maar enkel de kopie van deze brief van de hand van Don Lemoyne
zelf.

4.2 Page 32

▲back to top


- XV/28 -
spanningen zou te lijden hebben. Velen verlangden zijn portret te bezit-
ten. Een verdienstelijke heer die hem op een diner uitgenodigd had, ver-
kreeg dat hij wou poseren met singel en bef op zijn Frans. Maar omdat men
zelden zijn fy-sionomie goed kon weergeven, werd hij in vijf verschillen-
de houdingen gefotografeerd.(1) Hierover geeft hij zelf wat inlichtingen
in een briefje aan zijn secretaris, die in het Oratorio gebleven was.
"
Beste Don Berto,
"
"
Indien je een kopie kunt hebben van de ontheffing van de ge-
" loften van Don Pirro, tracht ze me dan te sturen, want ik heb ze
" nodig.
"
Onze zaken zijn goed op weg, veel behoefte aan gebeen.
" Zeg dit aan Caroglio (2) en aan zijn boefjes. Van het Oratorio
" heb ik geen nieuws meer ontvangen. Mijn gezondheid is goed maar
" ik ben uiterst vermoeid.
"
God moge je heilig maken als Job en bemin mij in Jezus
" Christus.
"
je toegenegen vriend,
" Marseille, 10-2-81.
Priester Gio. Bosco.
Uit een brief aan Don Bonetti van dezelfde datum vernemen we dat
de gedachte aan de kerk van het Heilig Hart hem op zijn reis niet los
liet. Hij stuurt hem inderdaad de minuut van drie omzendbrieven, waar-
over we verder zullen spreken en die aan de journalisten, aan de bis-
schoppen en aan de inzamelaars van de giften moesten verzonden worden.
"
Beste Don Bonetti,
"
"
Ik weet niet of je verslag ontvangen hebt van het ver-
" blijf en het vertrek van onze missionarissen te Marseille. Een
" zeer goede stof voor ons Bollettino.
"
Hierbij sluit ik de brief in voor de kranten en een an-
" dere brief voor de bisschoppen. Hij is in het Italiaans en in
" het Frans van de hand van Reimbeau. Lees ze, verbeter ze en stuur
" ze op. Zorg voor de andere vertalingen. Het zal goed zijn in de
" verklaring voor de heren inzamelaars het volgende bij te voegen:
" Ze worden verzocht ten minste om de drie weken? maanden? – het
" geld dat ze, dank zij de liefdadigheid van de gelovigen konden
(1) Brief van Don Bologna aan Don Rua, Marseille, 9 februari 1881.
(2) Don Martino Caroglio, thans te Caracas in Venezua la en toen leerling in het Ora-
torio. "Zijn boefjes", waren zijn goede vrienden, de misdienaars.

4.3 Page 33

▲back to top


- XV/29 -
" inzamelen, op zijn bestemming te laten komen.
"
Niet het minste nieuws van het Oratorio, noch uit een an-
" der deel van de wereld.
"
Onze zaken verlopen zeer goed. Grote behoefte aan gebeden.
" God moge ons allen zegenen en aanzie me in Jezus Christus als
"
" Marseille, 10 februari 1881.
je toegenegen vriend,
"
Priester Gio. Bosco.
Pastoor Guiol toonde zich zeer hartelijk jegens Don Bosco. Men zou
gezegd hebben dat hij zelfs de herinnering vergeten had aan het jammer-
lijke incident dat we in het vorig boekdeel verhaald hebben. We mogen
echter niet verzwijgen dat Don Bosco een gelukkige keuze gedaan had, toen
hij de clericus Grosso voor de liturgische gezangen in de parochiekerk
aangewezen had. Ofschoon zeer jong, genoot de muziekmeester de onbeperk-
te gunst van de kanunnik.(1)
De dames van het comité verlangden dat hij hun vergadering zou
voorzitten. Ze onthaalden hem met grote vreugde op hun zitting van 12
februari. Slechts twee leden konden niet van deze vertroosting genieten,
maar de notulen zeggen: "Het gebed en de zegen van Don Bosco zullen hen
zeker bereiken en hen vergoeden voor hun offer."
Vooreerst werd lezing gegeven van een nauwgezet verslag over het
jaar 1880. Het geïnde bedrag beliep twintigduizend fr. Daarna werd het
programma opgemaakt voor het feest van de H. Franciscus dat op 16 februa-
ri zou gevierd worden. Als laatste nam Don Bosco het woord en wist behen-
dig gebruik te maken van dat Frans dat van zijn lippen zo aangenaam
klonk. De notulen geven een ruime samenvatting van zijn toespraak en wij
zullen ze vertalen.
"
Ik ben gekomen om mijn dank uit te spreken en ook om mijn
" arme jongens aan te bevelen, maar vooral om deze brave dames te
" bedanken voor hun liefdadigheid. Het is mooi te zien hoe dames
" aan hun eigen rust vaarwel zeggen om van huis tot huis de midde-
" len te gaan vragen, waarmee het goede kan gedaan worden. Ik durf
" het niet aan u te prijzen, want ik vrees uw bescheidenheid te
" krenken; maar ik dank God, van wie wij de werktuigen zijn en aan
" wiens werk wij onze krachten besteden.
(1) In de Procès-verbaux van het damescomité (5 mei 1881) zal de pastoor, wanneer hij het
over hem heeft, zeggen: "Monseigneur l'Evêque veut bien venir ordonner diacre, dans
la chapelle de St.-Léon, un salésien auquel ses fonctions de Maître de Chapelle de
St.-Joseph attire un intéret sympathique plus particulier encore. En in de zitting
van 14 oktober: "Mr.le Curé loue (...) le zèle de l'abbé Grosso qui ne recule devant
aucune fatigue malgré ses occupations et sa santé."

4.4 Page 34

▲back to top


- XV/30 -
"
Ik kan niet anders dan me verheugen en als providentieel
" aanzien alles wat er op ongeveer twee jaar tijd gedaan werd. De
" rechtervleugel is voltooid en het huis telt 150 internen en
" 60 externen, maar toch is men spijtig genoeg genoodzaakt geweest
" velen te weigeren, namelijk een vijfduizend sinds het begin van
" het Oratorio, wat bewijst hoe noodzakelijk dit werk is. De
" instituten voor jongens zijn niet talrijk en bij allen zijn er
" aanvaardingsvoorwaarden die voor velen de deuren ervan sluiten.
" Te St.-Léon daarentegen is het voldoende dat er gevaar voor het
" lichaam of de ziel bestaat om te worden opgenomen. Wanneer de
" linkervleugel zal voltooid zijn zal men het aantal jongens tot
" driehonderd kunnen opvoeren.
"
Het is nodig te vergroten en een huis aan te kopen waar-
" van de ramen, wanneer ze geopend zijn, een uitzicht geven op
" de speelplaatsen; dat is wel onprettig. De zusters van Maria,
" Hulp der Christenen, die moeten komen zouden er logies kunnen
" vinden. Met het huis zouden geen andere toegangen gelaten
" worden dan die vereist zijn voor de verzorging van het lin-
" nengoed, de was en de kleedkamer. Het zou gemakkelijk zijn het
" voor dit gebruik aan te passen en men zou hiermee de ongemak-
" ken van thans vermijden. We zouden echter geld nodig hebben
" om het aan te kopen en de goddelijke Voorzienigheid schijnt
" dit te willen daar men de prijs die er aanvankelijk voor
" gevraagd werd, verminderd heeft. Deze prijs werd inderdaad
" langzamerhand verlaagd, zodat wij het op dit ogenblik kunnen
" aankopen voor 45.000 fr.
"
De goddelijke Voorzienigheid die het werk wil, zal ons
" het noodzakelijke sturen en wanneer ik het heb over de goddelij-
" ke Voorzienigheid dan bedoel ik hiermee God. Daar God ons werk
" wil, zal hij ons de middelen schenken om het te verwezen-
" lijken. Wie voor een doel werkt, heeft recht op de middelen
" en we zijn zeker dat deze zullen komen. Wij zijn de werktui-
" gen van de goddelijke Voorzienigheid en dit jaar hebben de
" goddelijke Voorzienigheid en Maria, Hulp der Christenen,
" ons op een vrij tastbare manier beschermd.
"
Er zou dan ook nog wat anders moeten aangeschaft wor-
" den. Een terrein van tweeduizend vierkante meter, waarvan de
" ligging in dit deel van de stad geschikt is om er een Ora-
" torio voor zon- en feestdagen op te richten. Ik zou wensen dat
" men daar de jongens kon bijeenbrengen die in de loop van de
" week in verschillende werkhuizen arbeiden. Zo zouden ze niet
" in aanraking komen met de jongens die hier naar het Oratorio
" komen; dan zou men hebben wat te Turijn bestaat en kan er veel
" goed verricht worden door het bijeenbrengen van drieduizend jon-
" gens.
"
Hiervoor zou ongeveer een gelijk bedrag vereist zijn en
" ik vraag aan het comité de hulp van hun gebeden. Ik vraag
" hun geen rechtstreekse giften, daar de liefdadigheid niet
" onuitputtelijk kan zijn, maar ten minste aanwijzingen en nut-
" tige aanbevelingen om giften te verkrijgen.
"
Er dienen uitgaven gedaan te worden voor de meubilering

4.5 Page 35

▲back to top


- XV/31 -
" van het huis, voor het aankopen van het linnengoed en voor al wat
" voor de jongens nodig is. Maar peu pour fois of peu à la fois,
" zoals mijnheer pastoor zegt.(1)
"
Er bestaat nog een achterstallige schuld van nagenoeg
" twaalfduizend fr. voor de huishoudelijke uitgaven, maar deze is
" van betrekkelijk gering belang. Meer belang heeft het bezoek dat
" mij door de ondernemers gebracht werd. Ze hebben mij de rekening
" ter hand gesteld en vragen betaling van een bedrag van 120.000 fr.
" voor onze nieuwe bouwwerken.
"
Maar deze moeilijkheden en deze onthutsende cijfers jagen
" ons geen vrees aan. Natuurlijk hebben we geld nodig, maar ik stel
" vertrouwen in de goddelijke Voorzienigheid en ik twijfel niet aan
" haar hulp, ofschoon ik niet vooraf kan zeggen op welke wijze deze
" zal blijken.
"
Ik zal u iets zeggen, wat ik nog nooit gezegd heb: ons
" vertrouwen is gegrond, op voorwaarde dat wij het niet onwaardig
" worden; maar ik hoop dat dit niet gebeuren zal. Wanneer wij het
" huis in vroomheid en zedelijkheid behouden, zullen wij het werk
" van God verrichten; wanneer wij dat verzuimen, zullen wij het
" werk van God niet meer doen. Maar dat zal niet gebeuren en we
" zullen de bijstand van de goddelijke Voorzienigheid niet onwaar-
" dig worden.
Don Bosco ging dan verder met nieuws te geven over de oorsprong,
het doel en de ontwikkeling van het Werk van Maria, Hulp der Christenen,
voor de late roepingen en sprak over de bijzondere belangstelling die
de paus hiervoor getoond had. Daarna ging hij verder:
"
Toen ik verleden jaar naar Rome ging, was de opperherder
" diep bedroefd door de berovingen die aan de "Propaganda" haar
" onroerende goederen ontnamen. Hij was ermee begaan op welke ma-
" nier dit kon verholpen worden door de colleges voor missionaris-
" sen naar elders over te brengen.
"
In Patagonië en in Vuurland, waarvan de uitgestrektheid
" gelijk is aan die van heel Europa, werd het Evangelie nooit ge-
" preekt. Franciscanen, jezuïeten, dominicanen konden er niet bin-
" nendringen of waren genoodzaakt hun pogingen te staken. Maar het
" uur van de barmhartigheid heeft voor deze volkeren geslagen daar
" zij het woord van God aanvaarden en dit woord er wonderbare
" veroveringen doet. De Heilige Vader heeft dan ook besloten daar
" een vicariaat en een apostolische prefectuur op te richten; maar
" wat hij het liefst wil is daar talrijke missionarissen te kunnen
" zenden. Juist om dit aantal te vergroten heeft de paus het ver-
" langen
(1) Don Bosco wist dat zijn gebruikelijke taalfout peu pour fois, een beetje tegelijk,
met sympathie in het comité herhaald werd.

4.6 Page 36

▲back to top


- XV/32 -
" uitgesproken dat er een seminarie zou geopend worden, waar ar-
" beiders voor het evangelie kunnen voorbereid worden. Men heeft
" hiervoor het oog geworpen op Sevilla, waar een noviciaat zou
" opgericht worden voor de missionarissen, daar het Spaans de
" taal is die gesproken wordt in de streken waarnaar ze moeten
" gaan.
"
Men zocht dan waar men in Frankrijk een gelijkaardig se-
" minarie kon stichten; maar er ontstonden moeilijkheden bij de
" keuze van de stad, omdat er geen andere steden voldoende cen-
" traal gelegen waren en met dezelfde voordelen als deze stad.
" Ik stel vertrouwen, zei de Heilige Vader, in de stad Marseille
" waar godsdienstige gevoelens en liefdadigheid aanwezig zijn.
" Kijk eens na of u personen vindt die er zich willen mee bezig
" houden en zeg hun dat ze niet u noch mij, maar de Kerk helpen.
"
Er viel te vrezen dat de bisschoppen, die al zoveel moei-
" lijkheden hebben om priesters te vinden, niet tevreden zouden
" zijn dat de reeds zo schaarse roepingen zouden gericht worden
" naar de missies. De paus meende dit... en ook Don Bosco. Maar
" het werk van Maria, Hulp der Christenen, vermijdt dat bezwaar.
" De jongens die roeping hebben voor de geestelijke staat doen
" hun voorbereidende studies; en als ze die beëindigd hebben,
" kiezen ze in volle vrijheid tussen een kloosterorde of hun dio-
" cees. Te Marseille zijn er reeds 32 leerlingen van deze catego-
" rie; maar uit voorzichtigheid heeft men ze over verschillende
" huizen verspreid, zoals te La Navarre en elders. Bovendien heb-
" ben we al hoop op de roeping van een driehonderd Fransen, zonder
" rekening te houden met de 150 jongens van het huis van Turijn.
" Ogenschijnlijk en in de mening van het publiek is het werk be-
" stemd om arme kinderen op te voeden en er arbeiders van te ma-
" ken in goed uitgeruste werkhuizen; maar de bijzonderste gedach-
" te bestaat erin onder deze jongens de kiemen voor geestelijke
" roepingen te zoeken en te ontwikkelen.
"
Deze moeilijkheden zullen niet voor de algemene conferentie
" gebracht worden. Het is beter niet voor een talrijke vergadering
" een doelstelling bekend te maken, die we, wegens de verdorven-
" heid van de tijd, raadzaam achten te verbergen. Ze dienen echter
" een aansporing te zijn voor uw ijver, omdat ze de grootheid en
" de belangrijkheid van het te bereiken resultaat doen inzien.
Het eenvoudige en vertrouwvol geloof van Don Bosco bekoorde de bra-
ve dames, die elk hun uiterste best deden om fondsen te verzamelen en
zijn vrome plannen te helpen. Deze bijeenkomst liet bij allen een diepe
herinnering na. Op het einde bracht pastoor Guiol Don Bosco ertoe hun
zijn zegen te geven en zei hem dat zij zich allen uiterst gelukkig ach-
ten deze te mogen ontvangen. Avec son inaltérable bonté schonk Don Bosco
hun zijn zegen maar verklaarde dat hij hun die zegen gaf in rechtstreek-
se opdracht van de paus.
Het vertrouwen van Don Bosco in de goddelijke Voorzienigheid werd

4.7 Page 37

▲back to top


- XV/33 -
wel degelijk door de feiten gerechtvaardigd. Naar we uit de notulen van
3 maart vernemen, maakten edelmoedige bijdragen het mogelijk de grootste
schuld aanzienlijk te verminderen. Er werd een eerste voorschot van
20.000 fr. betaald, weldra gevolgd door een tweede en na twee maanden
door een derde, beide even groot als het eerste. De schuld was dus op
de helft verminderd. Maar het comité wou Don Bosco bevrijden van het
spookbeeld van de ondernemers, dat, naar hij zei zijn slaap kwam storen.
Daarom werd een buitengewone inschrijving gepland bij de hoofden van de
nijverheidsondernemingen die een groot aantal arbeiders uit Piëmonte
aan het werk hadden en bij de huismoeders. Voor de eerste inschrijving
werd de hulp ingeroepen van het comité van de heren, voorgezeten door
de heer Rostand.
Van 's ochtends tot 's avonds werd Don Bosco belegerd, zodat hij
ten gevolge van de vele audiënties bijna zijn stem verloren had en dat
de vermoeidheid dreigde hem totaal uit te putten. Op de ochtend van 14
februari was hij genoodzaakt te laten zeggen dat hij niemand meer kon
ontvangen, maar men weet wel dat er in dergelijk geval altijd sommige
bevoordeligden zijn. Een arme zieke kloosterzuster, de president van
een bepaald werk, een aanzienlijke heer met wie hij een afspraak gemaakt
had, een neuropatische dame die zich in een hoekje verborgen had en luid
roepend in zijn kamer was binnengevallen, werden achtereenvolgens toch
door hem ontvangen en hielden hem tot 's middags bezig. Toen kon hij wer-
kelijk niet meer, want de druk op zijn borst had zijn krachten zo ver-
zwakt dat men medelijden met hem had. In de namiddag sloot hij zich, om
dezelfde inspanningen te vermijden, in zijn kamer op en deed de deur op
slot. Omstreeks ’s avonds kwam hij buiten omdat men hem in de stad ver-
wachtte. Hij reed een uur per rijtuig en het was een uur van lijden. Dan
moest hij daar nog het woord voeren, zodat hij omstreeks tien uur naar
huis terug kwam, uitgeput van krachten en met het vooruitzicht dat daags
nadien de belegering door de menigte, die geschorst was geworden, nog met
meer geweld opnieuw zou beginnen. Sommige personen waren drie dagen na
elkaar gekomen en teruggekeerd. Behalve dat alles groeide de berg van
brieven op zijn tafel aan.
Zoals men voorzien had waren er de ochtend van 15 februari geen
bezoeken meer, het werd een echte invasie. Minstens zestig personen vroe-
gen met veel gerucht hem te zien. Men had mooi te zeggen dat hij zich
niet goed voelde en dat hij niet ontvangen kon, niemand maakte aanstalten
om weg te gaan. Moe van wachten en op een ogenblik waarop bewaking ont-
brak, klommen de stoutmoedigsten in massa naar de eerste verdieping en
klopten aan zijn deur aan. Hij had zich wel opnieuw ingesloten en de
sleutel omgedraaid; maar omdat hij niet kon vermoeden wie daar was, open-
de hij de deur. Had hij het maar niet gedaan! Allen stormden zijn kamer
binnen. De aangevallene bevond zich in een benarde toestand, nam pen en
schrift waarin hij aan het schrijven was en ging zich verschuilen in de
aanpalende kamer van Don Durando; maar ze volgden hem. Uiteindelijk kwa-
men de directeur en andere personen van het huis hem ter hulp. Met aan-
wending van hun uiterste krachten slaagden ze erin langzamerhand het ap-
partement te doen ontruimen. Verzwakt, lijdend, stemloos, zag hij geen

4.8 Page 38

▲back to top


- XV/34 -
andere uitkomst dan zich te gaan verbergen bij de pastoor van Saint-
Joseph. Daar rustte hij uit tot vijf uur 's avonds en kwam wat terug op
krachten voor de twee dagen vol werk die op hem wachtten.
Het feest van de H. Franciscus werd uitgesteld tot 16 februari,
opdat Don Bosco er bij zou kunnen zijn. Monseigneur de bisschop wilde een
openbaar bewijs geven van zijn welwillendheid jegens het Oratorio (1) en
celebreerde de mis van de communiteit. Hij sprak er een korte lofrede uit
op hun heilige patroon en deelde er de communie uit aan een talrijke
groep heren en dames van de stad. De eigenlijke grote lofrede werd ge-
houden door abbé Guérin, een befaamde predikant. In huis was er grote
beweging en grote vreugde tot laat in de avond zodat Don Bosco geen rust
had.
17 februari was de dag van de medewerkers en medewerksters. In
Marseille waren er 900 leden. Er kwamen er eveneens uit de omliggende
dorpen en sommigen kwamen zelfs uit Toulon. Mgr. Forcade, aartsbisschop
van Aix, zat de vergadering voor. Abbé Mendre las een relaas voor over
de toestand van het instituut en dan sprak Don Bosco. Zijn eenvoudig en
zacht woord ontroerde op sommige ogenblikken tot tranen toe. Abbé Mendre
schrijft hierover: "Don Bosco drukt zich in het Frans vrij aarzelend uit,
maar ook hierin is daar de goddelijke Voorzienigheid, van wie hij zo dik-
wijls de aanbiddelijke naam uitspreekt met een zalving die recht naar het
hart van zijn toehoorders gaat. De goddelijke Voorzienigheid, zeg ik,
komt hem op wonderbare wijze ter hulp. Zijn gehoor, en dat is in Frank-
rijk zeldzaam, vergeet de glimlach die spontaan schijnt te ontstaan op
hun lippen wanneer een taalfout begaan wordt. Iedereen luistert en wordt
beheerst door de betovering van zijn woord, dat klaarblijkelijk zoveel
doeltreffendheid uit de hemel ontvangen heeft.(2)
Op het laatst ging de aartsbisschop hoofs in op de uitnodiging van
Don Bosco en gewaardigde zich door een korte en vaderlijke toespraak de
bijeenkomst te besluiten. Het hoogtepunt van zijn toespraak waren volgen-
de woorden: "De salesiaanse werken, waarvan de vreedzame veroveringen
groter zijn dan die van Alexander, Caesar en Napoleon, bewijzen ten over-
(1) aangehaalde woorden, zitting van 12 februari.
(2) Aldus schrijft Mendre in een publicatie waarover we het dadelijk hebben. Don Bosco
had geschreven wat hij meende te zeggen. De schets van zijn toespraak bevindt zich
in de door hem eigenhandig geschreven stukken in ons archief en heeft het nummer 313.
Met is een schrift van 14 bladzijden, waarvan slechts 9 volledig beschreven zijn. De
eerste drie bladzijden, plus vier onvolledige regels op de vierde bladzijde, zijn in
het geschrift van Don Bosco. De overige bladzijden werden door iemand anders geschre-
ven ofwel onder dictee ofwel werden ze gekopieerd van een minuut, die van deze van
Don Bosco zelf verschilde. Naar het schijnt moet men aan de tweede veronderstelling
de voorkeur geven. Inderdaad, bladzijde 9 begint met quae purgat peccata dat geen
enkel verband heeft met wat voorafgaat, maar het verband werd nadien toegevoegd door
Don Bosco op bladzijde 8 beneden. Toen Don Bosco de hele tekst gelezen had, bracht
hij heel wat wijzigingen aan en voegde hij in de rand vele aanvullingen bij.

4.9 Page 39

▲back to top


- XV/35 -
vloede de waarheid dat alleen de Kerk de moeder is van de armen en de
kleinen. De zachte figuur van Don Bosco heeft niets van het profiel van
een veroveraar. Zijn priesterbataljons zijn werkelijk niet zo verschrik-
kelijk als de legers van deze grote aanvoerders, maar God is met Don
Bosco en dat verklaart het geheim van zijn welslagen."
Alleen al aan de deur van de kapel vielen tweeduizend fr. in de
schaal die Don Bosco aanbood, maar nadien werden hem nog andere aalmoe-
zen in de handen gegeven. De ziel van dit alles was kanunnik Guiol ge-
weest en de volgende zondag gaf Don Bosco hem in het publiek blijk van
zijn dankbaarheid. Men had hem verzocht in de parochie het voorzitter-
schap te willen waarnemen van een vrome oefening van de derde zondag van
iedere maand ter ere van de Heilige Drievuldigheid. Hij nam het aan en
toen dan het ogenblik aangekomen was het woord te voeren was zijn aanhef
als volgt: - "Indien het mij geoorloofd zou zijn iets aan een koning te
weigeren, zou de dankbaarheid mij beletten dit te weigeren aan de heer
pastoor van Saint-Joseph."-
De ruime kerk bood die avond een indrukwekkend aspect aan. Hij had
het prachtige auditorium dat placht samen te stromen om te luisteren naar
de grote redenaars die elkaar opgevolgd hadden op de kansel van de kerk
van Sint-Jozef. Don Bosco sprak over het manna als symbolische figuur van
de Eucharistie en over onze plichten tegenover haar. Ook over deze preek
noteert abbé Mendre: "Zijn gehoor lette niet op zijn uitspraak maar ont-
ving volledig Gods woord. Sommige taalfouten schenen zelfs aan deze vol-
ledig apostolische preek een betovering te meer te geven. Ik wens het-
zelfde succes toe aan allen die de eer zullen hebben de treden van de
heilige kansel te bestijgen."
Het relaas voorgelezen door abbé Mendre op de bijeenkomst van de
medewerkers werd gedrukt en vormt met andere van zijn geschriften over
het Oratorio van Marseille een interessante monografie, die uit drie de-
len bestaat.(1) Het begint met een kort samengevatte beschrijving van het
feest van de H. Franciscus. Dan volgt een uitvoering en nauwgezet ver-
slag, voorafgegaan en gevolgd door nieuws over de vergadering. Nadat Men-
dre tot in details de werkzaamheden van de twee comités beschreven heeft,
gaat hij verder: "Wat doet men in het Oratorio, terwijl deze buiten aan
het werk zijn?...
Laat ons de drempel van dit gezegende huis overschrijden en voor-
eerst met bijzondere eerbied de persoon begroeten die onder ons de
rechtstreekse gezondene, de vertegenwoordiger van Don Bosco is. Hij is
(1) Oratoire Saint-Léon, Fête de Saint-François de Sales es compterendo de l'année
1880. Marseille. Drukkerij Olive. De aanhalingen die wij hierboven deden, zijn
afkomstig van deze publicatie, die naamloos is. Andere berichten werden gehaald uit
brieven van de clericus Reimbeau en van Don Bologna of uit het Franse Bollettino
van april.

4.10 Page 40

▲back to top


- XV/36 -
hier gekomen als arbeider van het eerste uur, bescheiden en onvermoeid,
bereid tot alle offers gevergd door de onverwachte en snelle ontwikkeling
van ons werk, steeds op de hoogte van zijn plicht en voor allen een model
van het volmaakte vergeten van zich zelf. Bekijk de buitengewone werken
op enkele maanden volbracht en vooral, zegen God. "Na dan de huidige toe-
stand van het instituut te hebben omlijnd en met het oog op de toekomst,
maakt de verslaggever volgende bedenking:2 "Wij zullen onze onbescheiden
blik niet laten doordringen in de intieme omgang tussen de goddelijke
Voorzienigheid en onze vereerde vader Don Bosco. We zagen er al bewonde-
renswaardige uitwerksels van en ongetwijfeld zullen wij er nog zien. "Duc
in altum, omhoog, vooruit! was zijn edele slottirade.
Op de derde plaats publiceerde abbé Mendre de verdediging van het
Oratoire St.-Léon, die door hem gestuurd was aan de consul generaal
Strambio, maar bestemd was voor de prefect van het departement, om de
aanklachten tegen het instituut door bepaalde pers van Marseille om-
streeks het einde van het jaar 1880 te weerleggen.(1) De prefect had
zich gebaseerd op een lijvig en lasterlijk verslag en had aan de consul
zeer ernstige klachten ten laste van de salesianen laten toekomen. In-
dien de aantijgingen aan de waarheid hadden beantwoord, dan zouden ze de
zwaarste straffen door de wetten voorzien tegen de vreemdelingen, die
zich de gastvrijheid onwaardig betoond hadden, verdiend hebben. De heer
Strambio gaf er vertrouwelijk mededeling van aan de belanghebbenden. In
het begin had hij gemeend dat het niet eens fatsoenlijk was deze lage
beledigingen te noteren, maar nu mocht hij niet meer zwijgen, niet enkel
om de mogelijke uitwerksels van zovele boosaardige stemmen te bezweren,
maar tevens met het oog op de consul zelf. Wegens de genegenheid die deze
al van af de schoolbanken voor Don Bosco had en ook wegens een gewettigd
gevoel van nationale trots bij de vooruitgang en de beloften van het Ora-
torio hield hij buitengewoon veel van hem en begunstigde hem met de beste
wil ter wereld. Deze opeenstapeling van aanklachten tegen het werk bracht
hem in een ernstige verlegenheid tegenover de Franse gezaghebbers en dat
was een reden te meer om de zaken recht te zetten. Abbé Mendre gelastte
zich dan met deze taak en kweet er zich meesterlijk van. In november had
Don Bosco er het manuscript van gelezen zoals blijkt uit volgende brief
die ons meegedeeld werd na de publicatie van het veertiende boekdeel.
"
Mijn beste heer D. Mendre,
"
"
U kon mijn wensen niet beter vertolken dan door de uiteen-
" zetting die u zo goed waart mij te laten inzien. Men kan ook aan
" de heer consul vragen er ruchtbaarheid aan te schenken, indien
(1) Cfr. boekdeel 14, blz. 610.

5 Pages 41-50

▲back to top


5.1 Page 41

▲back to top


- XV/37 -
" hij dit gepast acht.
"
Ik heb een fout begaan. In plaats van sommige zaken, die
" men er misschien zou kunnen bijvoegen, afzonderlijk op te schrij-
" ven, heb ik ze in de rand van het blad zelf vermeld. Hou er reke-
" ning mee zoals u dat best zal toeschijnen. Wellicht zou men even
" eens kunnen noteren dat in de huizen van Italië, vooral te Turijn,
" zeer vaak Franse arme en verlaten jongens gestuurd werden en dat,
" om de nodige reizen, uitgaven, verandering van zeden en gewoonten
" te vermijden, wij ertoe gebracht werden in Frankrijk huizen te
" stichten met hetzelfde doel als die in Italië.
"
Het was mij een grote troost te vernemen dat de vrede, de
" harmonie steeds blijft heersen tussen de parochie en het tehuis
" van Saint-Léon. Ik heb gegronde reden om te hopen dat deze banden
" van christelijke naastenliefde nog steviger zullen worden. Indien
" dit altijd nodig is, dan is dit op dit ogenblik nog veel meer no-
" dig.
"
Indien u merkt dat ik van hieruit iets doen kan, zeg het
" me dan en ik zal trouw iedere raad opvolgen.
"
God moge u vergelden voor de bijstand en de hulp die u aan
" onze congregatie verleent. Wat zullen we een mooie dankhymne aan-
" heffen, als deze storm voorbij zal zijn! Moge God u zegenen, mijn
" steeds beste en verdienstelijke heer Abbé Mendre. Moge God u in
" goede gezondheid bewaren. Gelieve mijn nederige groeten te willen
" doen aan onze heer pastoor, aan Don Bologna en bid voor mij die
" voor u steeds met volledige achting en dankbaarheid in Jezus
" Christus zijn zal
"
uw zeer genegen dienaar en vriend
" Turijn, 25 november 1880.
Priester Gio. Bosco.
"
" P.S. Het schijnt ook opportuun te zijn te doen uitschijnen dat wij
"
niets anders zijn dan een vrome weldadigheidsvereniging ten
"
voordele van de arme kinderen die in gevaar verkeren. Mijn
"
wens u deze brief per omgaande te laten geworden, maakt het
"
onmogelijk er een kopie van te maken. Don Bologna zal er mij
"
een kunnen van maken. De drie brieven die al aan de heer
"
Consul gestuurd werden, zijn eveneens goed. Ik zal zo vlug
"
mogelijk aan onze heer pastoor schrijven.
Met kanunnik Guiol sprak Don Bosco, gedurende zijn verblijf te
Marseille, half ernstig, half schertsend over wat hij in een droom ge-
zien had, kort voor hij naar Frankrijk kwam, wellicht omstreeks het ein-
de van het jaar 1880.(1) Guiol was ervan overtuigd dat het noodzakelijk
was op de buiten een huis te bezitten, waarheen men de jongens van Saint-
Léon gedurende de warmere maanden van het jaar kon sturen. Don Bosco was
het hiermee eens en zei zelfs dat het nodig was een plaats daartoe te be-
(1) Wanneer Don Bosco in de maand oktober 1883 aan Guiol schrijft, zegt hij: "Zowat
drie jaar geleden."

5.2 Page 42

▲back to top


- XV/38 -
reiden die ook als noviciaat kon dienen. - "Wat het huis betreft", ging
hij verder, "heb ik dit al tot mijn beschikking. Het is een ruim gebouw,
fraai gelegen, omgeven met uitgestrekte pijnboombossen. Men heeft er toe-
gang langs prachtige lanen omzoomd met platanen. Door heel het goed, van
het ene uiterste tot het andere, is er een waterloop. De pastoor die heel
goed wist dat Don Bosco te Marseille helemaal niets bezat, en buiten het
college geen ander onroerend goed gehuurd had, vreesde bijna dat Don Bos-
co's geestesvermogens plots hun evenwicht verloren hadden. Daarom vroeg
hij, wat onthutst, waar zich dit zomerverblijf bevond.
"Waar het is, weet ik niet" - antwoordde Don Bosco - "maar ik
weet dat het bestaat en dat het zich in de omgeving van Marseille be-
vindt."
"Dat is vreemd!" repliceerde de pastoor. Maar hoe weet u dan dat
het huis bestaat en dat het voor u bestemd is?"
"Ik weet het omdat ik het gedroomd heb."
"En hoe hebt u het gedroomd?"
"Ik heb het huis, de bomen, het landgoed en het water gezien zo-
als ik u dat allemaal beschreven heb en bovendien de jongens die renden
en die zich in de lanen vermaakten."
Wanneer Don Bosco over dromen sprak, dan dacht abbé Guiol niet dat
hij waanvoorstellingen had. Hij nam zijn woorden niet licht op, maar
prentte ze goed in zijn geest en ging uitkijken. Korte tijd daarna werd
door enige weldoeners een huis voor het verlangde doel aangeboden, maar
Don Bosco weigerde het, bedankte en zei dat het dit huis niet was. In-
tussen gingen er jaren overheen zonder dat ook maar iets bewaarheid werd.
Bij iedere gelegenheid spraken de twee vrienden weer opnieuw over hun
fameuze villa die ze in een noviciaat gingen veranderen en de abbé begon
er genoeglijk mee te lachen.
Maar Don Bosco sprak er ook met andere personen over. Hij sprak
er, inderdaad, in september 1882 over met de clericus Cartier. Deze be-
gaf zich van Marseille naar San Benigno om er het subdiaconaat te gaan
ontvangen. Hij hield stil te Nice, waar Don Bosco de retraite van de sa-
lesianen voorzat. Hij had met hem een lang onderhoud en in de loop hier-
van zei hij hem: - "Wij zullen in de omgeving van Marseille een groot
huis hebben, waar we het noviciaat en het studiehuis voor de wijsbegeer-
te zullen maken. Jij zult daarvoor bestemd worden maar niet het eerste
jaar, omdat men jou te St.-Léon nodig heeft voor de school. Je zult er
echter lessen gaan geven tot men je verblijf zal vaststellen."
Te Marseille meende men dat het huis van de droom kon vereenzel-
vigd worden met het zomerverblijf van Mevrouw Broquier op korte afstand
van Aubagne en zelfs Don Bosco, in dwaling gebracht door onjuiste rap-
porten, neigde ertoe dat te geloven. Hij schreef aan de eigenares en
vroeg haar hem het eigendom of het gebruik ervan te willen afstaan. Hij
stuurde de brief naar Don Bologna om hem opnieuw op te stellen; maar om-
dat hij van de villa een beschrijving gaf zoals wij die kennen, begreep

5.3 Page 43

▲back to top


- XV/39 -
de dame niet wat hij bedoelde en zo zag ook Don Bologna in dat Don Bos-
co zich vergist had.
Een ander aanbod kwam hem toe in 1883 namens Mevrouw Pastré, een
rijke weduwe van Parijs, wier dochter door Don Bosco werd genezen. Het
ging over het gebruik van een villa bij Sainte-Margueritte, niet ver van
Marseille. Maar Don Bosco, zonder zelfs de toestand van het huis na te
gaan, ging, om redenen van persoonlijke aard, niet in op het aanbod. Na-
dat er enkele maanden verlopen waren, schreef Don Bologna hem dat de dame
aandrong om haar voorstel te aanvaarden. Don Bosco antwoordde dat, indien
er zich pijnbomen en platanen en een waterloop bevonden, het goed was en
dat het in het tegenovergestelde geval niet kon doorgaan. De directeur
ging kijken en liet hem weten dat er honderden pijnbomen waren, dat er
lanen waren met platanen en dat er een waterloop doorheen stroomde. Dan
werd het huis van Sainte Margueritte voor vijftien jaar in vruchtgebruik
genomen en in de herfst van het jaar 1883 werd er het noviciaat inge-
richt onder de benaming van La Providence. Toen abbé Guiol in 1884 voor
de eerste maal samen met Don Bosco er naartoe ging, bemerkte hij met ver-
stomming dat alles juist beantwoordde aan wat Don Bosco hem meer dan eens
gezegd had in de droom gezien te hebben.
In 1921 vernam de Algemeen Overste Don Albera te Allevard-les-Bains
van een arts een buitengewoon feit dat naar alle waarschijnlijkheid in
dat jaar 1881 is voorgevallen. Op 7 februari verhaalde hij het dadelijk
aan zijn medebroeders van Marseille. Een zekere heer Guérin van Marseille
was aangetast door beendertuberculose aan een van zijn benen.
Het afschrapen van het been had geen beterschap gebracht. De kwaal werd
als ongeneeslijk verklaard. De wonde diende steeds open te blijven om een
uitweg voor de etter te laten. Als goede christen had de zieke een enkel
verlangen, namelijk, in alles en voor alles Gods wil te volbrengen. Een
kennis van hem, die in de Rue Saint-Jacques woonde, gaf hem de raad bij
Don Bosco te gaan, niet om hem het mirakel van de genezing te vragen maar
om van hem enkele woorden van geestelijke opbeuring te krijgen. Hij ging,
werd door hem ontvangen en gaf uiting aan zijn goede gesteltenis zijn
kruis met geduld uit liefde tot God te dragen. Don Bosco moedigde hem aan
en schonk hem zijn zegen.
De zieke woonde in de avenue de Meilhan. Van Saint-Léon tot aan zijn
huis was het voor hem met zijn been in die toestand een te lange weg. Hij
dacht er dus aan de tram te nemen op de hoek van de rue du Paradis en de
rue Saint-Jacques. Maar omdat de tram niet aankwam, wandelde hij traag
naar de Beurs toe met de hoop de eerste omnibus te kunnen nemen die in
die richting zou gaan. Maar hij ontmoette er geen enkele. Na nutteloos
gewacht te hebben, trok hij traag de Canebière in steeds met hetzelfde
inzicht; maar ook daar was niets te vinden. Hetzelfde gebeurde in de rue
Noailles zodat hij stap voor stap en zonder het te merken thuis aankwam.
Doorgaans was hij genoodzaakt vroeg te gaan slapen en zijn souper
in bed te nemen. Die avond lette hij niet op de vermaningen van de zij-

5.4 Page 44

▲back to top


- XV/40 -
nen en wou hij enkele zaken afhandelen die hem bezig hielden tot het tijd
was voor het souper. Toen hij alles gedaan had en hij geen enkel ongemak
voelde, ging hij met zijn familie aan tafel plaats nemen en ging daarna
rusten. En kijk, toen hij de zwachtel losmaakte om hem te vernieuwen, zag
hij geen wonde meer. Ze was verdwenen zonder ook maar een litteken na te
laten. Don Bosco had een mirakel gedaan zonder dat hij erom gevraagd
werd.
Niet ver van het instituut had men voor de zusters een gebouw aan-
gepast; maar de ziltige muren en redenen van opportuniteit verlangden dat
hun komst nog zou uitgesteld worden. Intussen echter had Don Bosco het
huis ingezegend en deze ceremonie strikt privé volbracht zodat zelfs de
dames van het comité, die hierover wat ontstemd waren, niet uitgenodigd
werden. Deze hadden zich immers op meer dan een vergadering ernstig bezig
gehouden met de voorzieningen die voor de nieuwe communiteit dienden ge-
nomen te worden. Op de zitting van 3 maart rechtvaardigde de pastoor deze
zaak en hij haalde hiervoor twee redenen aan. Vooreerst zou het niet
voorzichtig geweest zijn op dat ogenblik de aandacht van de burgers op
deze nieuwe kloosterfamilie te vestigen. Bovendien was Don Bosco in de
laatste dagen van zijn verblijf te Saint-Léon niet vrij geweest wegens de
stroom van bezoekers zodat de pastoor met hem geen regeling kon treffen
over de dag, het uur en de modaliteiten. Door deze uitleg werd alle mis-
tevredenheid verdreven.
Zeker, wanneer men rekening hield met de gebeurtenissen in het vo-
rige boekdeel verhaald, kon men niet voorzichtig genoeg zijn; maar men
dient toch ook te zeggen dat te Marseille bij de brave mensen de sympa-
thie voor het werk steeds meer aangroeide, zodat het herencomité van oor-
deel was dat het alles te winnen had, wanneer het beter bekend werd.
Daarom werd tijdens de aanwezigheid van Don Bosco het memorandum dat sa-
mengesteld werd door abbé Mendre en waarover we hierboven gesproken heb-
ben, gedrukt.
Over dit verblijf van Don Bosco te Marseille weten we thans niets
belangrijks meer. Het schijnt dat hem dat jaar een verwijt gemaakt werd
door de zo verdienstelijke Mevrouw Prat. Zij had twee gehuwde zonen en
een dochter, die haar door hun gedrag ernstig ongenoegen aandeden. Daarom
had ze meer dan eens de gebeden van Don Bosco gevraagd voor hun bekering.
Don Bosco had samen met zijn belofte voor hen te zullen bidden ook goede
hoop gegeven dat de gunst zou verleend worden. Thans echter deed de moe-
der die geen enkele verandering zag, hierover haar beklag bij Don Bosco.
In alle nederigheid antwoordde hij: - "Ja, het is mijn schuld, want ik
heb niet genoeg gebeden."-
Indien niet in dit jaar, dan deed zich toch in een dezer jaren
een andere episode voor, die aantoont welk belang hij hechtte aan de
muziek in de Oratoria voor zon- en feestdagen. Te Marseille ontving hij
het bezoek van een kloosterling, die een Oratorio gesticht had in een
van de steden van Frankrijk en die hem vroeg of hij aan de muziek zijn

5.5 Page 45

▲back to top


- XV/41 -
belang hechtte als een van de vermakelijkheden voor de jongens. Zijn be-
zoeker dacht dat ze voordelig was voor de opvoeding en somde hem de voor-
delen hiervan op. Don Bosco luisterde en gaf hierbij tekens van goedkeu-
ring. Op het einde zei hij: - "Een Oratorio zonder muziek is als een
lichaam zonder ziel." - De andere echter zag er ook nadelen in en geen
kleine zelfs, zoals losbandigheid en het gevaar dat de jongens zouden
gaan zingen en spelen in de theaters, in de cafés op een bal, bij mani-
festaties. Don Bosco luisterde zonder een woord te zeggen, maar herhaalde
beslist:
- "Is het beter dat er muziek is of dat er geen muziek is? Het Oratorio
zonder muziek is een lichaam zonder ziel."-
Zijn vertrek uit Marseille ging gepaard met een mirakel. De herin-
nering aan deze gebeurtenis wordt bewaard in een verslag van hem die er
niet enkel ooggetuige van was, maar ook toevallig de oorzaak.
Juffrouw Flandrin die al geruime tijd zwaar ziek was, scheen thans
haar uiterste nabij te zijn. Iedere dag ging haar moeder naar Saint-Léon
om van Don Bosco te verkrijgen dat hij een bezoek aan haar dochter zou
brengen. Don Bologna echter, we weten niet waarom, vond het niet passend
dat hij er naartoe zou gaan. Daarom maakte hij er zich, toen hij de zaak
meedeelde, in zo koele bewoordingen van af, dat Don Bosco niet eens ver-
roerde.
Toen kwam intussen de dag van zijn vertrek. Om zich te kunnen ont-
trekken aan het zicht van zovelen die hem aan het station van Marseille
zouden opgewacht hebben, zoals het jaar tevoren, werd er vastgesteld dat
Don Bosco zich per rijtuig tot Aubagne zou begeven. Ook op dit laatste
uur kwam Mevrouw Flandrin haar pogingen nogmaals herhalen. Ditmaal klamp-
te ze abbé Mendre aan en smeekte hem al zijn invloed te gebruiken opdat
Don Bosco bij haar dochter zou gaan.
De abbé, die de dame enkel kende omdat hij haar zo dikwijls in het
Oratorio gezien had, kon aan haar tranen geen weerstand bieden. Nu hij
het geluk had met Don Bosco tot Aubagne te kunnen reizen, beloofde hij
haar dat hij het rijtuig een omweg zou laten maken tot aan het huis van
de zieke. Hij zou hem dan vragen haar te willen bezoeken en hem zijn on-
bescheidenheid te vergeven.
Men vertrok bij het invallen van de avond. De abbé dacht zeker dat
Don Bosco de weg niet kende en daarom was hij ook onthutst toen hij hem
plots hoorde uitroepen: - "Maar het schijnt me toe dat we van weg veran-
deren!" - En inderdaad, op dat ogenblik volgde de koetsier de aanwijzin-
gen hem in het geheim gegeven door Mendre, die alleen in staat was te be-
grijpen waarom de reisroute gewijzigd werd. Zonder rechtstreeks op de
vraag te antwoorden, beperkte hij er zich toe op te merken: "U, pater,
reist onder mijn verantwoordelijkheid. Laat mij maar doen en we zullen
veilig op onze bestemming geraken."-
Don Bosco zweeg. Toen het rijtuig dan bleef staan aan het huis van

5.6 Page 46

▲back to top


- XV/42 -
de Flandrins, gaf hij toe aan hun verzoek. De moeder bracht hem in de
kamer van de zieke, terwijl de abbé in de kamer daarnaast bleef.
Sinds veertien dagen was de keel van het jonge meisje zo bekneld
dat ze niets meer kon inslikken. Ze werd kunstmatig gevoed. Bovendien
leed ze een vreselijke dorst. Haar vader, burgerlijk staatsambtenaar, had
zich naar zijn kantoor moeten begeven; maar hij had het huis verlaten met
de overtuiging dat hij bij zijn terugkeer zijn dochter dood zou aange-
troffen hebben. Ze had inderdaad zo pas de het heilig oliesel ontvangen.
Don Bosco kwam bij haar bedstede en vroeg: - "Zou u niet wat wa-
ter drinken?"
- "Ze kan niet", antwoordde haar moeder dadelijk." - "Laat ons
bidden", zei Don Bosco.
Dan knielden alle aanwezigen en baden enkele ogenblikken. Nadien
zegende Don Bosco de zieke: - "Drink nu" - beval hij haar. Ze begon te
slurpen en terwijl ze dronk, voelde ze een nieuw leven in zich komen; ze
duwde het glas weg en riep: - "Ik ben genezen!" - Daarop werd het een
echte verwarde boel: er werd geschreeuwd, geweend, het werd een heen-en-
weer geloop en allen schenen gek te zijn geworden. Abbé Mendre, die da-
delijk kwam toegelopen, liep tegen Don Bosco aan die glimlachend en rus-
tig naar het rijtuig ging gevolgd door zijn gezel die helemaal onthutst
was.
De stervende kleedde dan zich zelf aan en ging op de overloop van
de trap op haar vader wachten, die weldra zou terugkeren. Pas had zij het
geluid van zijn stappen herkend of ze vloog hem tegemoet, wierp zich om
zijn hals en riep uit: - "Ik ben genezen, papa! Don Bosco heeft mij ge-
nezen." - De arme man, als door de bliksem getroffen, wankelde en stort-
te neer. Haastig werd de arts bijgeroepen die niet weinig moeite had om
hem te doen bijkomen. De dochter hielp daarbij haar moeder.
Intussen waren de twee reizigers al ver. Toen ze terug in het rij-
tuig waren gestegen, had abbé Mendre er zich mee vergenoegd Don Bosco in
de arm te knijpen en te zeggen: - "Welnu, pater, nu zult u niet meer zeg-
gen dat Don Bosco geen mirakels doet!" - Don Bosco antwoordde eenvoudig
en kalm: - "God zij gezegend! God zij gezegend!" - De abbé begreep dat
het indiscreet zou geweest zijn langer op de zaak aan te dringen en sprak
er niet meer over tot men te Aubagne aankwam.
De genezing was volledig. De juffrouw, die aan Don Bosco schreef
en niet wist waar hij zich bevond, stuurde op 29 maart de brief aan Don
Bologna met een biljet, waarin ze zei: "Laat ons allen Maria, Hulp der
Christenen, bedanken voor de wonderbare genezing, die ik, arme zondares
niet verdiende. Bid opdat ik deugdzamer zou zijn en meer genegenheid zou
hebben voor zijn werk. Nu dienen we een mis van dankbaarheid te celebre-

5.7 Page 47

▲back to top


- XV/43 -
ren ter ere van deze goede Moeder. Ik verzoek u, heer directeur, voor het
celebreren een dag van de volgende week te willen vaststellen maar niet
te vroeg in de ochtend, want wij wonen ver. Wees zo goed het mij een dag
of twee vooraf te laten weten, om mij te kunnen voorbereiden op de heili-
ge communie en ook om enkele van mijn vrienden te verwittigen."
Op welke dag Don Bosco uit Marseille vertrokken is, hebben wij
niet kunnen achterhalen. Het schijnt op 25 februari geweest te zijn daar
hij op zondag 27 februari al te Roquefort op het kasteel van Graaf Ville-
neuve was na een kort oponthoud te Aubagne. Van daaruit schreef hij in
het Frans aan Don Bologna de brief waarvan wij hier de vertaling geven.
"
Beste Don Bologna,
"
"
Ik ben vertrokken. Te Aubagne werd er veel gedaan. Nu ben
" ik te Roquefort waar ik een dag zal uitrusten. Morgen, als het
" God belieft, te St.-Cyr.
"
1° Intussen zal je aan onze jongens zeggen dat ik zeer te-
" vreden geweest ben over hun goede wil en over hun vroomheid en
" dat ik hoop dat ze steeds van goed beter zullen worden. Laat ze
" proberen de hoornen van de duivel te breken met de twee hamers
" van de biecht en van de heilige communie.
"
2° Ik heb onze medebroeders, priesters en clerici en de
" andere medebroeders met voldoening verlaten, omdat ik op hun
" aangezicht de goede wil gezien heb om echte salesianen te zijn,
" namelijk, zout in hun woorden en licht in hun daden. God zij ge-
" zegend. Moed en volharding.
"
3° Ik heb nog enkele bankbiljetten (600 fr.) tussen de
" brieven gevonden en indien je ze volstrekt nodig hebt, tracht ik
" je ze te sturen en het bedrag tot duizend fr. te brengen. Maar
" indien je ze niet nodig hebt, zal ik dit geld bij Don Ghivarello
" (1) dragen die op geld wacht als de Hebreeën op het manna in de
" woestijn.
"
Ter inlichting voor jou laat ik je weten dat ik aan Mevrouw
" Jacques schrijf, dat je haar, zo nodig, een paar duizend fr. zult
" vragen op het bedrag van vijfduizend fr. dat ze jou zo gauw moge-
" lijk liefdadig schenken zal.
"
Doe mijn excuses aan Mevrouw Bronquier, die ik in allerijl
" heb moeten verlaten om mij naar Aubagne te begeven, waar allen
" mij in de kerk verwachtten om een woordje tot de medewerkers te
" richten.
"
Alles gaat goed, God zij gezegend.
"
4° Steek de bierbijgevoegde biljetten in een envelop en laat
" ze dan op hun bestemming komen.
"
Moge God ons zegenen en ons allen in zijn genade bewaren en
" bid voor mij die steeds voor jou in Jezus Christus zijn zal
"
je vriend
" Roquefort, 27 februari 1881.
priester Gio. Bosco.
(1) Directeur te St.-Cyr.

5.8 Page 48

▲back to top


- XV/44 -
Op dezelfde datum bracht hij verslag uit over zijn reis aan Kar-
dinaal Nina. Het was de bedoeling van Don Bosco dat de belangrijke be-
richten moesten dienen om zijn herhaalde aanvragen tot verlening van de
privileges kracht bij te zetten.
"
Eminentie,
"
"
Ik ben drie weken te Marseille geweest, waar ik de nodi-
" ge geldmiddelen heb kunnen verzamelen om ons Oratorio van Saint-
" Léon te consolideren. Er zijn 250 leerlingen, van wie er 100
" studeren en ons seminarie uitmaken voor Zuid-Amerika, in het bij-
" zonder voor Patagonië. Nu ga ik de schulden van de andere huizen
" regelen en betalen en ik hoop dat ook de Heilige Vader wat zal
" kunnen bijbrengen. Als het God belieft zal ik op het einde van
" de maand maart aanstaande te Rome zijn. Maar het is nodig dat de
" Heilige Vader ons de gunsten die hij ons ontnomen heeft (1) zou
" verlenen, gunsten die onontbeerlijk zijn en waarvan al de andere
" instituten, die door de Heilige Stoel definitief goedgekeurd zijn,
" genieten.
"
Te Marseille werden de diensten reeds in de nieuwe kerk
" van het instituut gedaan. Mgr. de bisschop van het diocees heeft
" de diensten gedaan op het feest van de H. Franciscus van Sales,
" de Aartsbisschop van Aix heeft de conferenties van de medewerkers,
" die zeer talrijk waren, voorgezeten. De geldinzameling bracht meer
" dan drieduizend fr. op. St.-Cyr, Toulon, Fréjus, Cannes en Nice
" wachten op dezelfde conferentie. We zullen zien wat Gods genade
" doen zal. Ik beveel al onze huizen aan de liefdadigheid van uwe
" heilige gebeden en aan uw bescherming aan, terwijl ik met diepe
" dankbaarheid de eer heb van u te zijn
"
de zeer verplichte dienaar,
" Roquefort, 27 februari 1881.
Priester Gio. Bosco.
Kanunnik Brémond, pastoor van La Loubière in het bisdom Toulon,
heeft van hem een aangename persoonlijke herinnering bewaard. Hij was
misdienaar in de kerk van Roquefort en had daarom het geluk de mis van
Don Bosco te mogen dienen, een mis gecelebreerd op een manier die hij nog
nooit gezien had. De houding van de celebrant aan het altaar trof hem zo
dat hij hem niet genoeg kon bekijken en dat hij ditmaal gedurende het
celebreren van de heilige mis de gewoonte vergat met zijn makker met de
knikkers te spelen op het tapijt dat de altaartreden bedekte.
Vanuit Roquefort ging hij naar Toulon, waar hij met spanning voor
een conferentie verwacht werd. Hij voerde het woord in de parochiekerk
van Sainte-Marie, waar een talrijke menigte gekomen was om naar hem te
luisteren. In een correspondentie uit Toulon, met vertraging gepubli-
(1) Cfr. verder, Hfdst. XIV.

5.9 Page 49

▲back to top


- XV/45 -
ceerd in een katholiek dagblad van de provincie,(1) lezen wij: "Na het
evangelie besteeg hij de kansel en wist bij zijn eerste woorden zijn toe-
hoorders voor hem te winnen. Hij heeft geen indrukwekkende gestalte en
drukt zich moeilijk in onze taal uit, maar heel zijn persoon boezemt sym-
pathie in. Hij is een wonderdoener en meer nog een apostel van de liefda-
digheid, hij is een man volgens het hart van God, een heilige." Nadat hij
zich verontschuldigd had dat hij geen Frans sprak met de sierlijkheid van
een Massillon noch met de welsprekendheid van een Bossuet, vertelde hij
het nederige begin en gaf hij een beschrijving van de uitbreiding van
zijn werk. Hij sprak wat uitvoeriger over de twee huizen in de buurt, dat
van Saint-Cyr en van La Navarre, die hun hulp hard nodig hadden. "De toe-
spraak", noteert het hierboven aangehaalde dagblad, "werd gedaan in een
levendige, krachtige en schilderachtige taal en tot zelfs de taalfouten
brachten er het hunne toe bij om zijn taal doeltreffender te maken."
Na de conferentie deed Don Bosco in zijn schoudermanteltje en met de
zilveren schaal in de hand een collecte in de kerk. Tijdens deze collecte
deed zich een incident voor dat waard is in het licht gesteld te worden.
Op het ogenblik dat Don Bosco de schaal aanbood, draaide een arbeider
zijn gezicht naar de andere kant en hief onbeleefd de schouders op. Don
Bosco lette er niet op en zei hem vol minzaamheid: - "Moge God u zege-
nen." - Dan stak de arbeider zijn hand in zijn zak en legde een sous-
stuk op de schaal. Don Bosco bekeek hem in het gezicht en zei hem: "Moge
God het u vergelden." - De andere herhaalde zijn gebaar en gaf twee sous-
stukken. - En Don Bosco: - "Moge God u, mijn beste, steeds meer vergel-
den." - Toen de man dit gehoord had, trok hij zijn portemonnee uit en gaf
een frank. Don Bosco wierp een ontroerde blik op hem en ging weg; maar
die man werd als door een magische kracht aangetrokken en volgde hem door
de kerk en daarna in de sacristie. Hij volgde hem buiten de stad tot hij
hem zag verdwijnen.
Ook te Toulon verheerlijkte Maria, hulp der Christenen, haar die-
naar. Een jong meisje ongeveer achttien jaar oud, die in de buurt van de
stad woonde, leed geweldige pijnen aan de lever. Remedies en verzorging
baatten niets. Omdat ze een vurige salesiaanse medewerkster was, zou ze
graag naar de conferentie van Don Bosco gegaan zijn; maar haar toestand,
die in het begin van maart buitengewoon verergerd was, hield haar aan
haar bed gekluisterd. - "Kon ik minstens Don Bosco maar zien!" - zei ze.
- "Misschien zou zijn tegenwoordigheid mij goed doen."- Don Bosco werd
ingelicht over haar verlangen en wilde haar tevreden stellen. Toen hij
bij haar aangekomen was, spoorde hij haar aan al haar vertrouwen in Ma-
ria, hulp der Christenen, te stellen, gaf haar zijn zegen en zei haar
toen hij wegging: - "God geve u heiligheid... en hield dan op als iemand
die een begonnen zin onderbreekt. Haar moeder, die in dit stilzwijgen
(1) La sentinelle du Midi, 5 maart 1881.

5.10 Page 50

▲back to top


- XV/46 -
vreesde dat hij de dood van haar dochter aankondigde, barstte in geween
uit. Dan ging Don Bosco verder: ... en gezondheid." - Na dit gezegd te
hebben, ging hij buiten en beval nogmaals dat moeder en dochter veel
vertrouwen zouden hebben in Maria, Hulp der Christenen. Hun vertrouwen
was niet ijdel. Acht dagen later hield Don Bosco een andere conferentie
in de kerk van Saint-Isidore te Sauvebonne, in de parochie van La Navar-
re en onder zijn toehoorders bevond zich eveneens het jonge meisje, vol-
ledig genezen.(1)
Toulon lag op zijn weg om naar Saint-Cyr en naar La Navarre te
gaan. Don Bosco bezocht de huizen die daar geopend waren. Van het eer-
ste bezoek weten we niets en van het tweede zeer weinig. Te La Navarre
zag hij dat ieder hoekje bezet was. Maar hoeveel aanvragen voor jongens,
die asiel nodig hadden, moesten niet voortdurend geweigerd worden! Zijn
liefdadigheid die alles van de Voorzienigheid verwachtte bracht hem er
toe de oprichting van een gebouw te beginnen dat ten minste voor drie-
honderd jongens voldoende zou zijn. Daarom wou hij zelf met de ingenieur
spreken om hem een plan te suggereren. Hij liet hem van Toulon komen,
schetste samen met hem de algemene lijnen en vroeg hem het af te werken.
Drie maanden later bracht directeur Don Perrot het plan naar Turijn om
het aan zijn goedkeuring te onderwerpen. Don Bosco gaf het voor onder-
zoek aan de algemene econoom Don Sala en aan twee voorname ingenieurs
van de stad. Op hun verslag keurde hij het plan goed op 26 juni, en
bracht er eigenhandig enkele kleine wijzigingen aan, die nauwkeurig op-
gevolgd werden. De werken begonnen op 16 december.
We zullen Don Bosco nu volgen naar de Côte d'Azur. Hij kwam te
Nice toe, niet na 8 of 9 maart, daar abbé Guiol op de vergadering van
10 maart aan het damescomité een brief uit Nice aanmeldt, die belangrij-
ke zaken inhield. Het origineel bezitten wij niet, maar de notulen van
de zitting geven ons de Franse vertaling die wij hier vertalen. Don Bos-
co schreef:
"
Ik heb nu een ogenblik om weer op adem te komen en ik ge-
" bruik het om u te schrijven, iets wat ik al vroeger had moeten
" doen. Vooreerst zal ik u zeggen dat ik wat ontevreden uit Marseil-
" le vertrok omdat ik met u niet in het lang en het breek had kun-
" nen praten, zoals ik dat gewild had, over de zaken van het Orato-
" rio. Het schijnt nochtans dat Don Durando de scholen in vrij goe-
" de staat achtergelaten heeft zodat de opportune normen en uitleg
" per brief kunnen gegeven worden. Het schijnt dat hetzelfde kan ge-
" zegd worden over de tucht en de zedelijkheid. Allen zouden vol
" goede wil zijn.
"
Te Aubagne, Roquefort, St.-Cyr, Toulon en Hyère gaat God
" ermee voort ons te zegenen en wij hebben alle redenen om Hem voor
(1) Bulletin salésien, juli 1881, blz. 12.

6 Pages 51-60

▲back to top


6.1 Page 51

▲back to top


- XV/47 -
" het geestelijke en voor het stoffelijke te bedanken.
"
Don Bologna schrijft mij dat hij aan de aannemers al het
" geld gegeven heeft van de geldinzameling tijdens mijn verblijf
" te Marseille en dat hij thans zonder centen zit om de verdere re-
" keningen te betalen. Ik had 1.500 fr. ingezameld die ik te La
" Navarre verlangde te laten, maar nu stuur ik ze hem, om in de
" behoeften van het ogenblik te voorzien. Ik hoop dat de inschrij-
" vingen van de nijveraars en van de familiemoeders de zaken kun-
" nen rechtzetten. Don Bologna schrijft me eveneens dat u hem 5.000
" fr. geleend hebt voor de aannemers. Ik hoop dat ook dat zal kun-
" nen geregeld worden.
"
Wat zal ik u dan zeggen om u, de heren en de dames van onze
" comités, die de steun van ons Oratorio zijn te bedanken? Zeg hun
" dat we allen dankbaar zijn, dat we van harte tot de Heer zullen
" bidden opdat Hij ze ruim in de tijd en de eeuwigheid zou belonen.
" Ik heb nog iets dat ik niet goed kan verklaren. Velen beweren dat
" de arme Don Bosco door zijn gebeden speciale genaden van de Heer
" verkrijgt. Dat is niet het geval. God zegent onze werken, begun-
" stigt en beschermt ze; maar daar wij niet de middelen hebben die
" nodig zijn om ze te onderhouden, komt God ons ter hulp en schenkt
" aan allen die ons materieel helpen ook buitengewone genaden en
" gunsten. Zeg dat aan onze weldoeners en vooral aan Mademoiselle
" Rocca, opdat zij dit peu pour fois in de notulen zou schrijven.
"
Ik hoop u bij de eerste gelegenheid wat anders te kunnen
" schrijven. Thans beveel ik me vurig aan de liefdadigheid van
" uw gebeden aan. Moge God ons allen zegenen en ons in zijn heilige
" genade bewaren. Gedenk deze arme man, die voor u in Jezus
" Christus steeds zijn zal
"
een toegenegen vriend
"
Priester Gio. Bosco.
De conferentie voor de medewerkers werd aangekondigd voor vrijdag
12 maart. De arme Don Ronchail, die tot over zijn oren in de schulden
stak, had ze met alle vlijt voorbereid. Alleen al aan de leveranciers
van de werkhuizen was hij zesendertigduizend fr. verschuldigd, zodat
coadjuteur Moro,(1) boekbinder en provisor, het niet meer waagde nog be-
stellingen voor het huis te doen. Toen op een avond Don Bosco met hem op
de speelplaats aan het wandelen was, zei hij hem: - "Ze maken schulden en
dan willen ze dat Don Bosco ze zou betalen; maar hij heeft geen geld."-
Dan vouwde hij de handen als in gebed en ging enkele ogenblikken later
verder: - "Goed, ik zal tot de Madonna bidden opdat zij zou doen wat ze
kan." - Van de conferentie bracht de directeur meer dan 14.600fr. naar
huis. Tot zelfs twee protestantse juffrouwen, Engelse Dandas genoemd, wa-
ren in de kerk giften gaan inzamelen. Enkele dagen later kwam een Franse
(1) Brief van Don Carlo Moro aan Don Lemoyne (cfr. boekdeel 14, blz. 414).

6.2 Page 52

▲back to top


- XV/48 -
heer Don Bosco opzoeken en zei hem dat hij iets voor zijn werk wilde doen
en dat hij 16.000 fr. tot zijn beschikking had. Don Bosco, die dacht dat
hij meende een lening voor te stellen, antwoordde dat hij zoveel schulden
had dat hij een dergelijk bedrag niet kon weigeren, maar dat hij werke-
lijk niet wist wanneer en hoe hij hem deze som kan teruggeven. De heer
sprak dan duidelijker en zei hem dat hij hem dit bedrag niet wou lenen
maar schenken, om bij te dragen tot het werk van de Patronage. Don Bosco
bedankte hem dan en zei: - "Geef het niet aan mij maar spreek af met Don
Ronchail om gedeeltelijk de schuldeisers te kunnen betalen. Dat deed hij.
Op korte tijd regende het nog andere aalmoezen, zodat men, samen met de
vorige bedragen tot een bedrag van 42.000fr. kwam. Dit schrijft de voor-
noemde provisor maar hij bezat niet al de elementen om tot dit totale
bedrag te raken.
Een paar dagen na zijn aankomst begon ook te Nice het heen-en-weer
geloop van de bezoekers, dat steeds crescendo ging. "Don Bosco!" - riep
de directeur in een brief uit.(1) "Het is onmogelijk een beschrijving te
geven van de geestdrift die zijn tegenwoordigheid verwekt. Van 's och-
tends tot 's avonds is het een komen en gaan van personen die verlangen
hem te zien (...). Dit weze voldoende om u een gedacht te geven van de
grote achting die onze beminde vader ook hier geniet." De week nadien
verbleef hij vier dagen te Cannes, te gast bij een familie Montheits, En-
gelse protestanten, die het als een hoge eer aanzagen hem te mogen her-
bergen. Cannes is een winterverblijfplaats. Aldus duurde daar nog het
seizoen, en uit Frankrijk en ook uit het buitenland, vooral uit Engeland,
komen vele gegoede families om op de kust met een zeer zacht klimaat vrij
lang te verblijven. Bij deze kosmopolitische bevolking worden ook, ten
titel van liefdadigheid of filantropie, de beurzen voor de weldadigheid
geopend. Dat was de reden waarom Don Bosco daar bezoeken placht af te
leggen. In 1881 "indien hij langer te Cannes had kunnen verblijven",
schreef schertsend Don Ronchail:(2) "zou hij, ten slotte, deze brave
liefdadige families uitgeschud hebben, want elke dag kwamen hem zeer
edelmoedige giften toe." Hij vertrok er op zaterdag 19 maart om te Nice
Sint-Jozef het naamfeest van de directeur te vieren.
Er bleven te Cannes nog enkele families over, die hij dringend
moest bezoeken en daarom keerde hij er terug om er een vijfde dag, name-
lijk 21 maart, door te brengen. Veel volk woonde zijn mis bij. Hij di-
neerde er bij de Monteiths, waar een nicht van mevrouw, ofschoon protes-
tante, wou dat hij, alvorens weg te gaan, haar zijn zegen en een medail-
le van de Madonna zou geven. Gedurende die vijf dagen had hij steeds een
rijtuig met twee paarden tot zijn beschikking.
Zijn verblijf te Cannes werd onderbroken op de avond van woensdag
(1) Brief aan Don Rua, Nice, 22 maart 1881.
(2) pas aangehaalde brief.

6.3 Page 53

▲back to top


- XV/49 -
16 maart, omdat vrienden uit Nice een weldadigheidsconcert ten voordele
van het werk van Don Bosco hadden ingericht. Dat werd uitgevoerd in de
grote Paulliani-zaal van de katholieke kring. Kunstenaars van eerste rang
voerden er zeer keurig een mooi programma uit voor een select publiek,
zoals Nice in dit seizoen er een kan bezorgen. Die avond bracht een aan-
zienlijk bedrag op. De voornaamste inrichter van dit feestje was Dr.
D'Espiney, een boezemvriend van Don Bosco, die over diens werken een zeer
fijnzinnig gedicht schreef.
Hij wendde zich tot de aanwezige dames en eindigde met te zeggen
dat Don Bosco geen geldmiddelen bezat voor zijn werken maar dat zijn
beurs van de dames was. De vloeiende alexandrijnen voortreffelijk door
de heer Harmel voorgedragen, hadden het best mogelijke effect.(1)
Een derde bijeenkomst, die, zonder onderscheid, voor alle mensen
van Nice toegankelijk was, werd gehouden op 22 maart en het was een Ser-
mon de Charité. Na de redenaar zei Don Bosco enkele woorden en zamelde
dan vrij aanzienlijke bedragen in.
Te midden van al deze gebeurtenissen was zijn geest niet enkel met
nabije maar ook met verwijderde zaken onledig. Zo dacht hij, bijvoor-
beeld, aan het naamfeest van zijn weldoenster uit Rome, mevrouw Matilde
Sigismondi, zoals uit volgend delicaat briefje blijkt.
"
Onze goede Mama in Jesus Christus,
"
"
Dit jaar kan ik niet bij onze goede Mama zijn om Sínte Ma-
" tilde te vieren, maar ik denk aan haar. Morgen zal ik de heilige
" mis celebreren opdat God haar vele jaren in goede gezondheid zou
" bewaren en haar de vruchten van haar liefdadigheid zou laten zien.
" En wanneer het paradijs? Het paradijs is u verzekerd, maar ga er
" naartoe nadat u, op aarde de jaren van Mathusalem, namelijk 969,
" zult overschreden hebben.
"
Ik ben nog in Frankrijk maar op weg naar Rome, waar ik
" hoop u persoonlijk in het begin van april mijn kinderlijke hul-
" de te kunnen betuigen.
"
God moge U en de heer Alessandro zegenen. Een zalig naam-
" feest en bid voor die arme sukkelaar die van u steeds in Jezus
" Christus zijn zal
"
de nederige dienaar,
" Marseille-Toulon, thans Nice, 13 maart 1881. Priester Gio. Bosco.
(1) Bulletin salésien, april 1881, blz. 11.

6.4 Page 54

▲back to top


- XV/50 -
Hij dacht er toen wel vrij intens aan de inzamelingen voor de
kerk van het Heilig Hart, zoals we verder zullen zien en ook aan het or-
ganiseren in Frankrijk van de vrome vereniging van de medewerkers, zoals
eveneens blijkt uit volgende brief aan de directeur van het Bollettino
Salesïano.
"
Beste D. Bonetti,
"
"
Men heeft mij de omzendbrieven met de brief aan de journa-
" listen gestuurd. Ik heb er enkele van opgestuurd zonder het te
" bemerken. Zorg ervoor dat men er mij geen meer laat geworden.
" Zend me enkele formulieren voor de aanstelling van geldinzamelaars
" en omzendbrieven in het Italiaans. Stuur ze aan Don Cibrario,
" bij wie ik zondag aanstaande zal zijn. Aanstaande dinsdag preek
" ik te Nice in de kerk van Notre Dame om geld in te zamelen voor
" Don Ronchail. Woensdag ben ik te Cannes en vrijdag te Grasse. Dan
" gaat het naar Italië.
"
Dank de Hee. Ik had me niet kunnen voorstellen dat de ze-
" geningen van de Heer zo overvloedig op deze dagen zouden neerge-
" daald zijn. Moge God gezegend wezen. Ga voort met bidden. Bericht
" goed nieuws aan allen en geloof me in Jezus Christus te zijn
"
uw toegenegen vriend
"
"
Priester Gio. Bosco.
"
" P.S. Ik heb veel kunnen doen voor de organisatie van de tienmannen.
In de brief wordt er gewezen op een reis naar Grasse, die de
hoofdplaats is van een arrondissement boven Cannes, op veertig kilometer
van Nice. Dr. D'Espiney zegt ons in zijn Dom Bosco dat Don Bosco er enke-
le dagen doorbracht, er veel personen ontving en er een bejaarde arbeid-
ster genas. Toen deze zich bij hem aangemeld had om zijn zegen te vragen,
antwoordde Don Bosco haar: - "Graag, maar u moet knielen." De vrouw merk-
te op dat ze dat niet kon. Sinds acht jaar, inderdaad, was haar knie, we-
gens een breuk stijf en geplooid gebleven. Toch wou Don Bosco dat ze zou
proberen. Ze gehoorzaamde, knielde, ontving zijn zegen en stond zonder
moeite op. Daarna smeekte ze hem het werk te voltooien en haar enkele
minuten audiëntie te willen verlenen. Hij stond dat toe. Ze gingen in de
kamer daarnaast; terwijl de arbeidster haar ellenden aan het verhalen
was, begonnen twee katten onder elkaar te stoeien, achter elkaar aan te
zitten en met geweld op de meubels te springen. De vrouw sprong recht en
liep er achter. Haar lenigheid deed Don Bosco glimlachen terwijl hij zei:
- "Het schijnt me toe dat u niet zo kreupel bent als u mij wilt doen ge-
loven."
- "Het is vreemd"! antwoordde de vrouw. Mijn been gaat beter.
- "Welnu, u zult zeker genezen, maar niet dadelijk. Voor u en voor
mij is het verkieslijker dat Maria, Hulp der Christenen, u deze genade

6.5 Page 55

▲back to top


- XV/51 -
niet zo vlug zou geven."
Eens stelde de pastoor van Grasse, abbé Mistre, een groot bewonde-
raar van Don Bosco hem de zogenaamde "huishoudsters" voor, nl. dames die
in een comité verenigd, voor de armen van de parochie werkten. Het waren
allen salesiaanse medewerksters van het eerste uur. De voorzitster groet-
te hem in naam van haar collega's en stelde ze hem voor. Toen zei hij
vriendelijk: - "Ik ben zeer verheugd de huishoudsters te leren kennen
maar is hier ook geen penningmeesteres?" - De penningmeesteres, die wel
bij de anderen was werd hem voorgesteld. Zij kwam vooruit en bood hem de
gift aan, die door hen allen was samengebracht.
Don Bosco was enkele dagen te Grasse gebleven en ging de heilige
mis celebreren bij de kloosterzusters van Sint-Thomas van Villanova, die
daar een opvoedingsinstituut hadden. Op een ochtend merkte de moeder
overste, een zekere Saint-Ferreol, een vernuftige en wilskrachtige vrouw,
op:
- "Pater, wat zijn uw haren lang! U zou ze moeten laten knippen."
- "Ik heb geen tijd om op mijn haren te letten", antwoordde hij.
- "Welnu," repliceerde de moeder overste, "indien u wilt, er is
hier in de buurt een kapper die dadelijk zal komen om ze wat bij te knip-
pen."
- "Als u dat genoegen doet, is het mij goed."
Dit was een doorgestoken kaart van daags tevoren. De kapper ver-
scheen dadelijk en kreeg het bevel al de haren te verzamelen en aan moe-
der overste te overhandigen. Deze bewaarde ze dan als een relikwie en
gaf er een heel klein stukje van aan de huishoudsters die in huis kwamen
werken. Ze kregen er elk iets van. Ze zei daarbij: - "Deze onder u die
willen oud worden, zullen nog aanwezig zijn bij de heiligverklaring van
Don Bosco, want hij is een heilige." - Van hen allen leeft nog enkel de
voorzitster.(1)
We vermeldden de Dom Bosco van D'Espiney. Het is de eerste waar-
achtige levensbeschrijving van Don Bosco. Ze verscheen te Nice in 1881.
Ze was klein van omvang, helder van vorm en vol anekdoten en bezat al-
les wat nodig was om er een volksgeliefd boek van te maken.(2) De auteur
die er ongeveer een jaar aan werkte, had het handschrift overhandigd aan
Graaf Cays, om het te verbeteren, te wijzigen, erin te snoeien en te sug-
gereren om er iets nieuws bij te voegen. Hij was ervan overtuigd dat het
(1) Ze heet Thérèse Chauve. Ze deelde dit laatste bericht mee aan Don Cartier in een
brief van 20 januari 1934, waarmee we rekening konden houden bij de verbetering van
de drukproeven. Het schijnt dat Chauve meent dat het bezoek van Don Bosco in 1875 had
plaats gehad; maar het is onwaarschijnlijk dat hij er voor 1881 naartoe gegaan is.
(2) Dr. Charles d`Espiney, Dom Bosco, Nice, Typ. et lib. Malvano-Mignon 1881, blz. 180.

6.6 Page 56

▲back to top


- XV/52 -
het werk in Frankrijk veel goed zou doen. Bovendien deed hij met reden
uitschijnen: "Van overal worden inlichtingen gevraagd over Don Bosco en
onder hen die dat vragen kan er een toekomstige salesiaan of medewerker
of medewerkster zijn. Het zou te lang duren de zaken telkens per brief
uit te leggen en het werk van abbé Mendre is onvoldoende."(1)
Ook Don Rua zag het origineel in en prees grotelijks zijn auteur
ofschoon hij aanstipte dat er chronologische onjuistheden ingeslopen wa-
ren en dat het paste, wegens de tijd waarin men leefde, zekere zaken te
verzwijgen. Bovendien suggereerde hij dat men over de congregatie niet
zou spreken als over een kloostercorporatie, maar als over een weldadig-
heidsvereniging, samengesteld uit geestelijken en leken.(2) Een echte en
eigenlijke revisie deed hij echter niet. Hij zal er eerder hier en daar
een vluchtige blik op geworpen hebben, anders zou hij bemerkt hebben dat
een anekdote verhaald op bladzijde 136 over Graaf Viancino niet door de
beugel kon en dat, om te beginnen de naam "Vianchino" geworden was. Toen
Viancino het boek gelezen had, bekloeg hij zich hierover bij Don Bosco,
die hem in alle eenvoud antwoordde:
"
Beste Heer Graaf,
"
"
De heer Dr. d'Espiney is een goede katholiek maar in zijn
" boek heeft hij zich als doel gesteld ophefmakende zaken op de
" rug van Don Bosco te vertellen. U dient er dus niet verwonderd
" over te zijn dat er in zijn uiteenzetting onjuistheden en zelfs
" vergissingen zijn.
"
Nochtans zal ik in de maand januari aanstaande deze heer
" te Nice zien en dan zal ik niet verzuimen sommige al te erge tie-
" relantijntjes uit zijn boek te schrappen of minstens te verbeteren.
"
Ik ben echter tevreden dat u hierdoor de gelegenheid gehad
" hebt mij te schrijven en ik zou nog veel meer tevreden zijn,
" indien ik u persoonlijk kon groeten.
"
In ieder geval bid ik tot God dat Hij u en uw echtgenote
" mevrouw de gravin in goede gezondheid en in zijn heilige genade
" moge bewaren en terwijl ik mij aan de gebeden van u beiden aan-
" beveel heb ik de eer met dankbaarheid en hoogachting in Jezus
" Christus van u te zijn
"
de nederige dienaar
" Turijn, 18 december 188.
Priester Gio. Bosco.
(1) Brief van D'Espiney aan Cays, Nice, 21 juni 1880.
(2) Eigenhandige aantekeningen op een brief van d'Espiney aan de Graaf, 15 juli 1880.

6.7 Page 57

▲back to top


- XV/53 -
De auteur zorgde voor de verbeteringen in de tweede uitgave die
zeer spoedig diende te gebeuren. Dan volgden de uitgaven in Frankrijk
elkaar snel op. Ook de Italiaanse vertaling, die door de salesiaan Don
Ercolini uit Toskanen volgens de elfde Franse uitgave bewerkt werd, had
een groot succes. Ook op vandaag wordt het boek nog gevraagd.
Vanaf dat ogenblik tot op heden zagen de levensbeschrijvingen van
Don Bosco het licht in verschillende talen en dat was providentieel. Im-
mers de tijd was nabij waarin Don Bosco niet meer zoals vroeger geldin-
zamelingen kon doen ofwel door zijn leeftijd, ofwel door het overstel-
pende aantal zaken. Het boek kon dan in zijn plaats collectes houden.
Daardoor ondervond men zeer de doelmatigheid van het boek tijdens de
eerste jaren na zijn dood. De gedachtenis aan de stichter werd er levendig
door gehouden en het verhinderde dat bij zovele mensen de weldadigheid
tegenover zijn werken zou verzwakken.
Wat hem zelf betrof, herhaalde hij: - "Spreek over D on Bosco
goed of kwaad, zoals u wilt, als uw woorden maar meewerken tot het heil
van de zielen."- Don Bosco zei dat omdat hij twee zaken goed wist, na-
melijk dat, wanneer over zijn werk gesproken werd, daardoor de weg ge-
baand werd tot het redden van zielen en dat men over zijn werk niet kon
spreken zonder over hem te spreken, want beide waren eng verstrengeld.
Daarom liet hij maar doen, behalve wanneer hij wist dat er met de waar-
heid een loopje genomen werd. Dat was he geval wanneer hij vernam dat
Du. Boys aan zijn ouders "een zekere welgesteldheid" toedichtte.(1) Don
Barberis verhaalde ons dat hij er gauw bij was om dat te verbeteren: -
"Neen, neen, maar arme mensen!" - In diezelfde zin drukte hij zich even-
eens uit bij een gesprek waarbij de schrijver dezer het geluk had te mogen
aanwezig zijn in september 1887 te Valsalice. Een medebroeder, afkomstig
uit het toenmalige Oostenrijkse Polen, verwees naar een Duitse levensbeschrij-
ving. We herinneren ons niet meer of het een originele of een vertaalde
was, waarin hem een burgerlijke afkomst werd toegekend. Don Bosco antwoordde hem
vurig: Men moet hem schrijven en zeggen dat dit zou verbeterd worden... Men
moet hem schrijven... Schrijf hem...
Maar de vijand van het goede sliep niet. De Radical, een orgaan
van het meest fanatische antiklerikalisme keerde in zijn nummer van 9
juni opnieuw ten aanval in een razend artikel tegen de salesiaanse huizen
van Frankrijk, waarin de regering werd opgehitst ze eens en voor goed te
sluiten en de salesianen uit te drijven. Hun stichter was een man die er
de mensen liet inlopen, iemand die voorgaf mirakels te verrichten. Het
doel van zijn instituut bestond erin de jeugd te richten naar de geeste-
lijke loopbaan tegen hun eigen familieleden in en ze dan bij troepjes naar Ame-
(1) Albert Du Boys, Dom Bosco et la pieuse Société des salésiens. Paris, Gervais, 1884. Hij zegt
woordelijk: "Son père et sa mère, étaient des cultivateurs jouissant crime certaine aisance."

6.8 Page 58

▲back to top


- XV/54 -
rika te sturen. De leden waren een samenraapsel van arme drommels, die
zonder een cent uit het niet rijke Italië in Frankrijk binnengekomen
waren om het uit te buiten. Allen samen waren ze een ras van vette
broers van wie men een deel tot priesters had gestoomd, tegen de kerke-
lijke wetten in en deels waren het clerici of leken, schooiers en deser-
teurs. Hun uiterlijke vroomheid was groot om de naïevelingen een rad voor
de ogen te draaien, terwijl hun privé leven vol ondeugden was. Bij het
begin hadden ze enkele knapen kosteloos opgenomen om op de grote trom te
kunnen slaan en aalmoezen in te zamelen en nadien hadden ze hen wegge-
stuurd onder voorwendsel dat ze een slecht gedrag hadden om ze te kunnen
vervangen door anderen die betaalden. De leerlingen werden barbaars be-
handeld, kregen slagen met de hamer, werden uitgehongerd en gedwongen
Leve de paus en Weg met de republiek te roepen. De directeur was in cor-
respondentie met de Franse troonpretendent. De verdraagzaamheid van de
regering tegen dergelijke frocardes en fratres, die wreedheden tegenover
knapen begingen, was onverklaarbaar vooral na de mededelingen en protes-
ten vanwege de burgers. De boosaardige schrijver, die zijn hekelschrift
ondertekende, besloot als volgt: "Thans is hun gebouw in de rue Beaujour vol-
tooid. Het personeel bestaat uitsluitend uit Italianen die op kosten van
Frankrijk leven en ons land beledigen. Wij zijn ervan overtuigd dat de
lezers ons dankbaar zullen zijn hun een gespuis te leren kennen, dat zich
verschuilt, dat de eigen hoedanigheid van congréganistes interlopes ver-
bergt om beter zijn werk van bederf te kunnen uitvoeren. Nogmaals vragen
wij waarop de overheid nog wacht om deze boze broeders, die geen meelijden
verdienen, te verjagen en in verstandhouding van de grote radicale partij
zullen wij er nooit mee ophouden hun uitdrijving te eisen."
Hoe opportuun was dan ook de publicatie van d'Espiney, die pas te
koop gesteld, vlug van de hand ging. Trouwens, te veel mensen te Marseille
hadden Don Bosco gezien en ondervonden wat de auteur op de eerste blad-
zijde van zijn boek schrijft: "Het is onmogelijk Don Bosco te zien en zich
niet tot hem aangetrokken te voelen en van hem te houden."

6.9 Page 59

▲back to top


- XV/55 -
H O O F D S T U K III
GRAAF COLLE
Deze voorname salesiaanse medewerker verdient een hoofdstuk voor
zich alleen. Zijn betrekkingen met Don Bosco, in hun geheel beschouwd,
vormen een zeer interessante episode ín zijn leven. Op 5 juli 1882
schreef Don Bosco hem, na een bezoek dat hij en zijn echtgenote te
Turijn gebracht hadden: "Te Turijn, in onze colleges van Lanzo, San Be-
nígno en Valsalice werd en wordt er veel gesproken over u en mevrouw
Colle. Allen zijn gesticht door hun minzaamheid en hun geest van prak-
tische vroomheid. Ze hebben ons geestelijk en tijdelijk goed gedaan.
Van alle kanten wordt mij verzekerd dat men veel voor hen bidt." Hoewel
de reeks van weldaden toen nog nauwelijks bij haar begin was, toch ge-
noot de naam van Graaf Colle in de salesiaanse huizen al een ruime sym-
pathie, en deze groeide dan met de jaren verder aan, zoals wij zelf er
getuigen van waren. Voor onze geschiedenis moet dit worden vooropgesteld
dat Luigi Antonio Fleury (1) Colle en zijn adellijke gemalin Maria Sofia
van de barons Buchet werkelijk van Don Bosco hielden, dat ze aan zijn wer-
ken als katholieken gehecht waren, of ze nu in Frankrijk of in Italië of
in Amerika tot ontwikkeling kwamen en dat ze deze liefde in feite bewezen
door een onbeperkte liefdadigheid, wanneer het er om ging Don Bosco ter
hulp te komen. Dit heeft hem onzeglijk opgebeurd in de benauwdheden van
zijn laatste jaren.
De Voorzienigheid zorgde ervoor dat Don Bosco de familie Colle
ontmoette op de vooravond van een zware familiale rouw. Toen in februari
1881 Don Bosco te Marseille was, kwam vanuit Toulon de pastoor van de
parochie van Sainte-Marie hem smeken dat hij zich naar die stad zou wil-
len begeven om de enige zoon te zegenen van mijnheer en mevrouw Colle,
die, op de prille leeftijd van zeventien jaar reeds op het einde van
zijn leven was. De brave priester gaf hem een beschrijving van het ver-
driet van de ouders, prees hun deugdzaamheid en zei hoe groot hun hoop
was dat de zieke, na de zegen van Don Bosco, weer gezond zou worden.
(1) In Italiaanse geschriften en in sommige Latijnse opschriften heeft men, zonder te letten op
de verouderde schrijfwijze, van Fleury de naam van de graaf gemaakt en hem vertaald door
Fiorito en Floritus maar daarentegen maakt deze naam deel uit van de familienaam. Zijn
doopnaam was Luigi, waarbij men, zoals ook voor de zoon, de naam van Antonio voegde.

6.10 Page 60

▲back to top


- XV/56 -
Don Bosco antwoordde dat hij niet naar Toulon kon gaan, maar dat
hij voor de jongeling zou bidden. Hoe men ook bij hem aandrong, toch zou
hij er niet naartoe gaan. Een week nadien was de pastoor daar terug,
vast besloten niet te vertrekken eer zijn gebed verhoord was. Don Bosco
bleef niet weigeren; maar omdat hij niet de schijn wilde hebben alleen
voor dit doel naar Toulon te gaan, zei hij dat hij er naartoe zou gaan
om er een conferentie voor de medewerkers te houden. Er werd dan afge-
sproken voor 1 maart.
Zodra hij te Toulon was aangekomen, begaf Don Bosco zich bij de
zieke die hem met open armen verwachtte, maar zonder enig teken van on-
geduld te geven. Hij trof hem aan uitgemergeld door de tuberculose. Toen
ze elkaar alleen konden spreken, stond Don Bosco verbaasd over de onge-
kunsteldheid en de onbevangenheid van deze ziel. Hij scheen hem niet
enkel met de naam maar ook met de daad een Aloysius te zijn. Toen hij be-
merkte dat hij rijp was voor het paradijs, bereidde hij hem voor om gaar-
ne het offer van zijn leven aan de Heer te brengen. Hierbij kon hij tast-
baar ervaren hoe die jongen onder de invloed van de genade zich bereid-
willig plooide naar de gevoelens die hem gesuggereerd werden en zich vol-
ledig in de handen van God overgaf. Niettemin oordeelde hij het niet op-
portuun hem te doen afzien om nog verder te bidden voor zijn genezing al
was het maar met het oog op zijn bedroefde ouders. Hij spoorde hem alleen
ertoe aan daarbij steeds als voorwaarde te stellen dat dit tot het wel-
zijn van zijn ziel zou strekken. God riep hem tot zich op 3 april daarop-
volgend. Toen hij de laatste sacramenten had ontvangen, zei hij aan de
zijnen: - "Ik ga naar het paradijs want Don Bosco heeft het mij gezegd."
De gedachtenis aan die beste jongen prentte zich onuitwisbaar in
het hart van Don Bosco, zo zeer zelfs dat hij bijna dadelijk de gedachte
opvatte zijn biografie te schrijven, en dat deed hij dan ook werkelijk
met de grootste bezorgdheid.(1)
(1) Wij bezitten drie bronnen, namelijk, deze biografie, de correspondentie, sommige met de
hand geschreven nota's van gravin Colle. Over de biografie zullen wij dadelijk spreken.
De correspondentie omvat 82 brieven, waarvan 75 van Don Bosco, 1 van Don Barberis, 3 van
Don de Barruel en 3 van Don Rua. Ze zijn alle in het Frans, behalve een van Don Bosco en de
brief van Don Barberis. Het Frans van Don Bosco is wel wat lukraak, zo maar currenti calamo
geschreven zoals men dat ook aan het schrift kan merken. De brieven beslaan een periode
van circa zes jaar en een half, namelijk van 4 mei 1881 tot 17 oktober. De nota's van de
dame bevatten aantekeningen van Don Bosco over verschijningen van Louis. Bij haar dood
vond men, samen met de in papier verpakte brieven en nota's, twee biljetten, een van 3
juni 1886 en een ander van 7 april 1889, waarin zij met aandrang haar erfgenamen verzocht
alles aan de salesianen te overhandigen in de persoon van Don Perrot of van een andere
salesiaan. Van 46 brieven en van de nota's bezat men sinds vele jaren een kopie. De
eigenhandig geschreven stukken ten getale van 82 ontvingen wij eerst in 1931 uit de handen
van de Franse inspecteur Don Hippolyte Faure.

7 Pages 61-70

▲back to top


7.1 Page 61

▲back to top


- XV/57 -
Wie dit werkje leest en blijft staan bij de taal en de stijl is
geneigd te denken dat het niet van Don Bosco is. De waarheid is dat Don
Bosco er eigenhandig een schets van maakte, maar aan de salesiaan Don
de Barruel de opdracht gaf de vorm ervan te verzorgen.(1)
Inderdaad, in een brief van 4 oktober 1881 zegt hij aan de heer
Colle dat hij, om het werk niet te vermeerderen, meent dat het verkies-
lijker is dadelijk in het Frans te schrijven, met het voorbehoud al wat
hij geschreven heeft te laten nazien door een vriend, die de genoemde me-
debroeder was.
Wat de inhoud betreft, geeft hij in de inleiding de verzekering
dat de inlichtingen hem verschaft werden door iemand die met de afge-
storvene geleefd heeft of zich met hem kon onderhouden of zijn vroomheid,
naastenliefde en vurigheid kende. Van zijn bezorgdheid om zich positieve
inlichtingen te verschaffen, hebben wij het bewijs in drie brieven aan
de vader.(2) In de eerste brief bedankt hij hem voor wat hij gestuurd
heeft, verzoekt hem wat geduld te hebben en nog aan te vullen door te verzame-
len: 1° gezegden, gesprekken, gedachten uitgedrukt jegens zijn ouders
of bij het schenken van aalmoezen aan de armen bij het doen van wat
hem bevolen werd; 2° stichtende daden inzake versterving of geduld en
in betrekkingen met zijn ouders, vrienden en armen; 3° speciale omstan-
digheden van het bezoek aan de Heilige Vader in april 1878, worden door
de ene en de andere uitgesproken en vooral enkele zinnen van de paus;
4° hetzelfde bij bezoeken aan heiligdommen en kerken of wanneer hij plech-
tige kerkelijke diensten bijwoonde. - "Ieder woord", schrijft Don Bosco,
iedere akte van deugd zal goed op zijn plaats prijken. Wees dus zo goed
mij te helpen bij het verzamelen van deze inlichtingen en ik zal alles op
zijn plaats brengen."
De nieuwe inlichtingen kwamen toe. "Alles", herhaalde Don Bosco in
zijn bedanking, hoe klein het ook moge wezen, dient om ons werk belang-
rijk te maken. Het gaat steeds vooruit en men mag zeggen dat het voor drie
vierden voltooid is. Ik hoop het te kunnen meebrengen in januari eerstko-
mende, wanneer ik u een bezoek zal brengen." Ten slotte, bij de mededeling
dat de biografie voleind was, voegde hij eraan toe:
(1) Don Bosco kende voldoende Frans om zich verstaanbaar te maken. Hij sprak en schreef het
echter zeer ongegeneerd, waarbij hij gemakkelijk fouten beging tegen de woordenschat en
de spraakleer. Hiervan is een anekdote befaamd gebleven. Abbé Mendre, kapelaan en nadien
pastoor van Saint-Joseph te Marseille, die van Don Bosco hield met de genegenheid van
een zoon, zat eens naast hem gedurende een feestje in het Oratorio van Saint-Léon. De
muzikanten speelden af en toe wel eens buiten de toon. De abbé die heel wat van muziek
kende, voer dan telkens uit. Na meerdere blijken van ongeduld fluisterde Don Bosco hem in
het oor met zijn uitspraak en stijl: Moussieur Mendre, la mousique de les enfants elle
s'écoute avec le coeur et non avec les oreilles. Een oneindig aantal keren vond Mendre er
genoegen in deze wijze zin te herhalen, waarbij hij vol sympathie de toon nabootste waarop hij
gezegd werd.
(2) S. Benigno Canavese, 4 oktober, Turijn 29 november en 30 december 1881.

7.2 Page 62

▲back to top


- XV/58 -
"Ik moet het nu nog alleen lezen en er een kopie van maken, die ik mee zal
brengen bij mijn eerstvolgende reis naar Toulon. Het is onontbeerlijk dat
wij het samen lezen." In zijn eerste brief al had hij hem gezegd: "Eer het zal
gedrukt worden, zult u het zien en u zult alle opmerkingen doen en wijzi-
gingen aanbrengen."(1)
Hier liet Don Bosco zien dat hij een goede geschiedschrijver was.
Maar er is ook het tweede hoofdstuk met een lange pedagogische uitwei-
ding. Aan sommigen zal ze helemaal de indruk geven dat ze door anderen
opgesteld werd en dat ze in de tekst ingelast werd om de belangrijkheid
en de uitvoerigheid van het werk te vergroten. Het beslaat omstreeks acht
bladzijden (2) over de opvoeding van de kinderen in de schoot van hun
familie. Ze moet als basis hebben de vorming van de wil, die integendeel
verwaarloosd wordt om al te vroeg het verstand te ontwikkelen. Ze wordt
zelfs bijna onmogelijk gemaakt door teveel geflikflooi en vleierij, die
zinnelijkheid en eigenliefde aankweken. Zeker is hier, evenals elders de
vorm niet die van Don Bosco; maar niet minder hier dan elders dient men
te zeggen dat de substantie van hem is. Natuurlijk kon de schrijver
zich zelf niet helemaal uitschakelen en zou hij subjectieve elementen in-
brengen. Daar zijn mentaliteit bij voorkeur aan filosofische studies ge-
wijd was, laat hij in dit gedeelte een meer voelbare invloed na. Wie ziet
hier echter niet de weergave van de gedachten kort tevoren door Don Bosco
geformuleerd in zijn maatstaven over het preventief stelsel? Ook hier
zal hij het klad hebben geschreven dat door de andere bewerkt werd. En
als dan alles voltooid was, zal hij het gelezen en er zijn goedkeuring
aan gehecht hebben. Wij bezitten echter wat beter. Het schijnt ons toe
dat de kiem van dit korte traktaat al besloten ligt in zijn enige
brief, die in het Italiaans (3) geschreven werd op een ogenblik dat de
biografie nog maar enkel een gedachte van zijn geest was. Toen hij aan
de zoon van Mevrouw Colle (4) schreef, had Don Bosco gezegd dat hij som-
mige zaken niet aan het papier wou toevertrouwen. Dit verzwijgen wekt
beroering in het hart van de moeder. Daarom legt Don Bosco de zaak na-
der uit aan haar echtgenoot en schrijft hij in het Italiaans, misschien
omdat zijn vrouw het niet begreep en zij dus de mededeling zou ontvangen via een
(1) Het boek verscheen in het jaar 1882 met als titel: Biographie du jeune Louis Fleurv
Antoine Colle par Jean Bosco, prêtre. Het werd gedrukt in de drukkerij van het Oratorio en
heeft vooraan volgende dedicatie: A Monsieur et à Madame Colle Hommage respectueus.
(2) Van bladzijde 23 tot bladzijde 31.
(3) Colle had aan zijn zoon een leermeester van Italiaans gegeven maar hij zal er niet veel
van gekend hebben, anders zouden Don Bosco en Don Rua hem niet in het Frans geschreven
hebben. Don Barberis (S. Benigno Canavese, 6 september 1882) schrijft hem in het Italiaans
en maakt zijn excuses met te zeggen dat hij niet voldoende Frans kent en dat anderzijds de
graaf deze taal kent. Kennen sluit niet uit dat men moeite heeft om het te begrijpen.
(4) Rome, 4 mei 1881.

7.3 Page 63

▲back to top


- XV/59 -
vertaling die voor deze gelegenheid kon verwacht worden.
"
Geachte heer advocaat Colle,
"
"
Ik merk dat uw dame enigszins ongerust is over wat ik niet
" aan het papier wou toevertrouwen. Daarom zal ik u hier in
" een paar woorden de substantie van de zaak verklaren. Het hart
" van de ouders was te gehecht aan hun enige zoon. Teveel strelingen en
" uitgezochte behandelingen; maar hij is altijd braaf gebleven.
" Indien hij was blijven leven, zou hij misschien na de dood van zijn
" ouders door het kwaad zijn meegesleept. Daarom wou God hem aan
" de gevaren onttrekken door hem bij zich in de hemel te nemen,
" waar hij weldra de beschermer zal zijn van zijn ouders en van
" allen die voor hem gebeden hebben of nog bidden.
"
Van mijn kant heb ik gebeden en laat ik nog bidden voor
" de zielenlafenis van die beste Louis in al onze huizen.
"
Nu u toch te Nice verblijft meen ik dat u een aangename
" wandeling tot Turijn kunt doen. Ik verwacht u met groot genoe-
" gen. En Maria, Hulp der Christenen, zal niet nalaten aan u bei-
" den wat troost te schenken.
"
Moge God u zegenen, steeds beste heer advocaat. God ze-
" gene u en mevrouw uw echtgenote en beware u in goede gezond-
" heid. Gelieve ook voor mij te bidden die steeds voor u in Jezus
" Christus zijn zal
"
uw nederige dienaar
" Turijn, 22 mei 1881.
Priester Gio. Bosco.
"
" P.S. Bij uw aankomst te Turijn dient u dadelijk naar het Hotel van
"
het Dogame Vecchia (1) te gaan, waar u goed zult ontvangen wor-
"
den. Iedereen zal u dan hier naar ons tehuis kunnen ver-
"
gezellen.
Een reisje naar Turijn om Don Bosco te zien en te bidden tot
Maria, Hulp der Christenen, was het beste wat de bedroefde echtgenoten
konden wensen om wat troost in hun grote droefheid. Ze aanvaardden dus de
uitnodiging. Van hun komst vinden we een teken in volgende zinnen van
een brief van 3 juli aan de dame: "Mijn handelwijze zal u er ongetwij-
feld toe gebracht hebben te geloven dat ik uw bezoek, uw attenties en uw
liefdadige vrijgevigheden vergeten ben; maar ik verzoek u mij te willen
verontschuldigen wegens de toestand waarin ik mij bevind. Ik ben als be-
legerd geweest door zaken die mij de hele tijd naar elders gebracht heb-
b e n . M a a r n i e t t e g e n s t a a n d e m i j n v e r t r a g i n g h e b i k i e d e r e ochtend een
bijzonder memento gedaan voor u, voor de heer Colle en voor hem die ons verlaten
(1) Het oude tolhuis.

7.4 Page 64

▲back to top


- XV/60 -
heeft om naar het paradijs te gaan. "Welnu, juist dat wou de moeder weten.
Wat was werkelijk het lot van haar zoon Louis in de eeuwigheid? Ze vroeg dit
met aandrang aan Don Bosco, die er haar verschillende malen over schreef en
meer dan eens hierover sprak bij de bezoeken die hij bij haar deed of
van haar ontving. Hier treden we een wereld binnen van verschijnselen
die ons begrip te boven gaan en waarover wij aan de hand van documenten
een volledig overzicht wensen te geven.
Voor de eerste maal gaf Don Bosco daarover iets aan de dame te
kennen in een brief van 4 mei 1881: "U dient gerust te zijn. Onze beste
Louis is zeker gered en vraagt u twee zaken: dat u zich ernstig zou voor-
bereiden, wanneer dit aan God zal behagen hem in het paradijs gezelschap
te gaan houden en dat u veel voor hem zou bidden, terwijl hij voor u spe-
ciale genaden zal bekomen." Hij oordeelde het niet raadzaam meer schrif-
telijk te zeggen, maar later deelde hij haar mondeling mee wat toen in
zijn pen was blijven steken. Op 3 april, terwijl hij aan het biechthoren
was, was bij hem, zoals hij zei, een verstrooidheid opgekomen. Hij zag
Louis in een tuin, waar hij zich met enkele gezellen aan het vermaken
was en gelukkig scheen te zijn. Het visioen duurde maar een oogwenk.
Louis sprak geen woord, maar dit zicht bracht in het hart van Don Bosco
de overtuiging dat hij al in het paradijs was. Toch ging hij voort met
voor hem te bidden, waarbij hij aan God eveneens vroeg hem nog wat meer
te laten kennen. Hij verwachtte van zijn oneindige barmhartigheid deze
gunst, omdat hij, binnen de perken van het mogelijke, een vader en moeder
verlangde te troosten, die zoveel leden onder het verlies van hun enige
zoon.
God verhoorde hem veel meer dan hij zich had kunnen voorstellen.
Op 27 mei, daags voor 0.-H.-Hemelvaart, celebreerde Don Bosco in de kerk
van Maria, Hulp der Christenen, en bood hij het goddelijk sacrificie aan
ter intentie van de ouders van Louis, die in de heilige mis aanwezig wa-
ren. Op het ogenblik van de consecratie zag hij Louis in een zee van
licht, zeer mooi van uitzicht, zeer opgeruimd, met volle, blozende wan-
gen, in witroze kleren en op de borst goudborduurwerk. Hij vroeg hem:
"Waarom kom je, beste Louis?"
"Het is onnodig dat ik kom", was het antwoord. "Zoals ik ben hoef
ik me niet te verplaatsen."
- "Beste Louis, ben je gelukkig?"
- "Ik geniet een volmaakt geluk."
"Ontbreekt je werkelijk niets?"
"Mij ontbreekt alleen het gezelschap van vader en moeder."
"Waarom laat je jezelf aan hen niet zien?"
"Dat zou voor hen een te groot leed zijn."
Na deze woorden, verdween hij. Maar bij de laatste gebeden liet hij zich opnieuw

7.5 Page 65

▲back to top


- XV/61 -
zien en dan weer opnieuw in de sacristie en ditmaal in gezelschap van en-
kele jongens van het Oratorio die overleden waren tijdens de afwezigheid
van Don Bosco. Hierdoor was hij zeer getroost.
- "Louis", vroeg hij hem, "wat moet ik aan je ouders zeggen om hun
verdriet te verzachten?"
- "Dat ze zich laten voorafgaan door het licht en vrienden ver-
werven in de hemel."
Deze zaken verhaalde hij aan de heer en mevrouw Colle tijdens hun
verblijf te Turijn. Toen er dan wat minder dan een maand verstreken was,
had hij een ander visioen dat door hem beschreven werd in de aangehaalde
brief van 3 juli aan zijn moeder. Hij was ermee voortgegaan tot de Heer te bid-
den, opdat Hij hem iets bepaalds zou laten weten.
Van mei tot juli had hij slechts eenmaal de troost de jongen te
zien en zijn stem te horen. "Op 21 juni laatstleden, schrijft hij, tij-
dens de mis, kort voor de consecratie zag ik hem met zijn gewoon aange-
zicht, maar met de kleur van een roos in al haar pracht en met een vlees-
kleur schitterend als de zon. Dadelijk vroeg ik hem of hij mij iets te
zeggen had. Hij antwoordde eenvoudig: "Sint Aloysius heeft me beschermd
en veel goed gedaan." - Toen herhaalde ik mijn vraag. - "Heb je iets te
doen?" - Hij gaf hetzelfde antwoord en verdween. Va n toen af heb ik
niets meer gezien noch gehoord. In geval God in zijn oneindige barmhartigheid
zich zou gewaardigen ons nog iets te laten weten, zal ik me haasten het u
spoedig mee te delen."
Na ongeveer een paar maanden kwam er nogmaals een nieuwe verschij-
ning. Hij vertelt ze op 30 augustus aan mevrouw Colle in volgende bewoordingen:
"Tijdens het octaaf van Maria Tenhemelopneming en meer nog op 25 augus-
tus heb ik gebeden en laten bidden voor onze beste Louis. Juist op 25
augustus, bij de consecratie van de Heilige Hostie heb ik de grote ver-
troosting gehad hem in een prachtige kleding te zien. Hij was als in
een tuin, waarin hij met enkele gezellen aan het wandelen was. Allen
samen zongen ze Jesu corona virginum, maar met een stemmenakkoord en een
harmonie die men onmogelijk kan uitdrukken of beschrijven. Te midden van
hen rees een hoog paviljoen of tent op. Ik verlangde de wonderbare har-
monie te zien en te horen maar op dat ogenblik werd ik genoodzaakt door
een licht, hel als een bliksemstraal, de ogen te sluiten. Daarna be-
vond ik mij aan het altaar bezig met de heilige mis te lezen. Het gelaat
van Louis was uiterst mooi. Hij scheen zeer tevreden of liever volmaakt
tevreden te zijn. In die mis heb ik voor u willen bidden opdat God ons
de buitengewone genade zou verlenen eens allen sa me n in het paradijs ver-
enigd te zijn."
Deze brief schreef hij te San Benigno, waar hij, zoals hij nadien
te Toulon verhaalde, Louis nog opnieuw zag. Eens was hij op zijn kamer
bezig met de voorbereiding op een preek, toen het hem toescheen dat
iemand zich naast hem bevond. Hij keerde zich naar die kant toe en op dat ogen-

7.6 Page 66

▲back to top


- XV/62 -
blik begaf de persoon zich naar de andere kant. Dat gebeurde in een oog-
wenk. Op het ogenblik dat hij zich afvroeg wat dit kon zijn hoorde hij
antwoorden: "Herken je me dan niet?"
- "Oh! Louis", riep hij uit. "Hoe komt het dat je te San Benigno
bent?"
"Voor mij is het even gemakkelijk te San Benigno te zijn als te
La Farlède (1) of te Turijn of waar ik ook zou willen wezen."
- "Waarom laat je je niet zien aan je ouders die zo van je houden?"
"Ja, ik weet het dat ze van me houden, maar om mij te kunnen
zien is er de toelating van God nodig. Indien ik tot hen zou spreken,
zouden mijn woorden niet hetzelfde uitwerksel hebben. Het is nodig dat
deze woorden door U naar hen gaan."
Tijdens het jaar 1882 keert in de brieven van Don Bosco het on-
derwerp van de verschijningen tweemaal terug. Op 30 juli schreef hij aan
de dame: "Ik heb de troost u te zeggen dat ik de troost (sic) gehad
heb onze steeds beste en minzame Louis te zien. Er zijn veel bijzonder-
heden die ik hoop U persoonlijk te kunnen uiteenzetten. Eens zag ik hem
praten in een tuin met vrienden, rijkelijk gekleed, maar op een manier
die onbeschrijflijk is. Een ander keer zag ik hem in een andere tuin,
waar hij bloemen plukte die hij in een grote zaal op een prachtige tafel bracht.
Ik wou hem vragen: - "Waarom deze bloemen?" - Ik kreeg de opdracht
deze bloemen te plukken en met deze bloemen een krans te maken voor mijn
vader en mijn moeder, die veel gezwoegd hebben voor mijn geluk. - Andere
zaken zal ik u op een andere keer schrijven." En op 4 december aan de-
zelfde persoon: "Onze beminde Louis, onze beste vriend heb ik meermaals
gezien, maar steeds in volle glorie, omgeven van licht, op prachtige wij-
ze gekleed, Men kan dit zien maar niet beschrijven. Mondeling zal ik
daarover wat meer kunnen zeggen. Ik hoop u te Toulon een bezoek te bren-
gen in de maand februari aanstaande en enige tijd in uw gezelschap te
kunnen doorbrengen samen met de heer graaf, uw beste man en groot wel-
doener van de salesiaanse werken."
Hij bracht hun inderdaad het aangekondigde bezoek maar in de maand
maart; en bij die gelegenheid gaf hij een betere uitleg over de zaken.
Toen zei hij eveneens dat hij te Rome op 30 april van het vorige jaar
1882 een verschijning gehad had. Het was het feest van de plechtigheid
van Sint-Jozef, op de derde zondag na Pasen. Hij stond toen in de sacris-
tie van de kapel in de nabijheid van de kerk van het Heilig Hart die men
aan het opbouwen was. Hij zag hoe Louis water uit een put haalde.
- "Waarom", vroeg hij hem, "haal je zoveel water op?"
- "Ik haal het op voor mij en voor mijn ouders."
(1) Buitenverblijf van de Colle's.

7.7 Page 67

▲back to top


- XV/63 -
"Maar waarom zoveel?"
"Begrijpt u het niet? Ziet u niet dat dit het Heilig Hart van
Onze Heer Jezus Christus is? Hoe meer schatten aan genade en barmhartig-
heid eruit komen, des te meer erin blijven."
"Hoe komt het dat jij je hier bevindt?"
Ik ben je een bezoek komen brengen om je te zeggen dat ik geluk-
kig ben."
Hij was toen te Toulon van 5 tot 14 maart en vertelde vele andere
zaken die niet allemaal opgeschreven werden. Hij zei dat Louis bij zijn
verschillende verschijningen zich aan hem steeds in een andere kledij
vertoonde; toen hij hem naar de reden hiervan vroeg antwoordde hij:
- "Dit doe ik enkel om U genoegen te doen."
In zijn aangezicht echter had hij nog altijd dezelfde trekken als
toen hij nog leefde, maar met volle wangen en een opgewekte uitdrukking,
met gouden weerglans op zijn persoon en met kleren die de kleur hadden
van leliën en rozen maar met een hogere glans. Hij had een stralend ge-
laat, waarvan het licht langzamerhand sterker werd tot de ogen erdoor
verblind werden. Over de verschijningen die hij tijdens de mis gehad
had, zei hij dat ze maar een minuut of anderhalve minuut duurden en dat,
indien ze ook maar iets langer zouden geduurd hebben, hij zou gevallen
zijn omdat hij niet langer het contact met het bovennatuurlijke had kun-
nen verdragen.
De gravin, die een verlicht persoon was, dacht over de waarde van
de verschijningen na en ondervroeg er Don Bosco over. Zoals zij schrijft,
drukte deze er zich als volgt over uit: "Wanneer ik nadenk over deze
verschijningen en hun karakter bestudeer ben ik ervan overtuigd dat
hier noch bedrog noch zinsbegoocheling bij te pas komt, maar dat ze wer-
kelijkheid zijn. Alles wat ik zie, is volstrekt duidelijk en stemt over-
een met Gods geest. Louis geniet ongetwijfeld het geluk van het paradijs.
Wat het aantal van deze visioenen betreft, weet ik niet wat de geheime
bedoeling van de goddelijke Voorzienigheid is. In het bijzonder zie ik
dat Louis mij komt onderrichten en mij vele wetenschappelijke en theo-
og is ch e zaken komt aanleren die mij totaal onbekend waren."
Laat ons terugkeren tot de feiten die door hem bij deze omstandig-
heid verhaald werden. Eens had Louis hem een roos getoond en daarbij ge-
zegd: Wilt u weten welk verschil er bestaat tussen het natuurlijke en
het bovennatuurlijke? Kijk dan naar deze roos... Bekijk ze nu." -
Plots begon de roos te schitteren met de glans van een diamant die door
een zonnestraal getroffen wordt. - "Bekijk nu deze berg" - zei hij nog-
maals. En die berg was eerst vol stenen en vol gaten gevuld met modder,
vreselijk om aan te zien en korte tijd nadien was hij een pracht geworden
terwijl op de plaats van de moddergaten even zovele kostbare stenen waren
gekomen.

7.8 Page 68

▲back to top


- XV/64 -
Eens was Don Bosco te Hyères uitgenodigd op een groot diner. Hij
zag dat hij zich niet meer aan tafel maar in een soort ruime gang bevond
waarin Louis hem tegemoet kwam en hem zei: "Kijk eens wat een weelderig
banket en wat een uitgezochte spijzen! Dit is teveel. Zovele mensen ster-
ven van honger. Teveel uitgaven! Deze buitensporige overdadigheid aan ta-
fel moet bestreden worden." - Hierop richtten de uitgenodigden het woord
tot Don Bosco en omdat ze meenden dat hij verstrooid was, riepen ze hem:
- "Don Bosco! Don Bosco!"
Eens ontspon er zich tussen Don Bosco en Louis volgend eigenaar-
dig gesprek.
- "Beste Louis, ben je gelukkig?"
- "Zeer gelukkig."
"Ben je dood of levend?"
"Ik ben levend."
"En toch ben je dood."
"Mijn lichaam is begraven maar ik leef."
"Is het niet je lichaam dat ik zie?"
- "Het is mijn lichaam niet."
"Is het je geest?"
"Het is mijn geest niet."
"Is het je ziel?"
"Het is mijn ziel niet."
"Wat is het dan wat ik zie?"
"Het is mijn schaduw."
"Maar kan een schaduw dan spreken?"
"Met Gods toelating."
"En waar is je ziel?"
"Mijn ziel is bij God, in God en u kunt haar niet zien."
"En jij, op welke manier zie jij ons?"
"In God ziet men alles: het verleden, het heden en de toekomst
ziet men erin als in een spiegel."
"Wat doe je in de hemel?"
"In de hemel zeg ik altijd: Glorie aan God! Laat ons God dan-
ken. Dank aan Hem die ons geschapen heeft, aan Hem die de meester is van
leven en dood, aan hem bij wie alles zijn begin heeft. Dank! Lof! Alle-
luia! Alleluia!"

7.9 Page 69

▲back to top


- XV/65 -
- "En je ouders? Wat zeg je mij voor hen?"
- "Voortdurend bid ik voor hen en aldus vergeld ik ze. Ik verwacht
ze hier in het paradijs."
Bij een volgende verschijning ondervroeg Don Bosco hem andermaal
over de zaak van de schaduw: "Jij zegt dat ik alleen je schaduw zie om-
dat je ziel in God is. Hoe kan de schaduw aldus het uiterlijk hebben van
een levend lichaam?" - Hij antwoordde: - "Dat zult u weldra zien, u zult
er een bewijs van krijgen."
Don Bosco wachtte op dit bewijs. Enkele tijd later, zoals hij ver-
telde, verscheen hem bij nacht de overleden pastoor van Castelnuovo, die
onder de galerijen van het Oratorio wandelde. Hij scheen in goede gezond-
heid te zijn en zeer tevreden.
"Oh! Meneer pastoor, wie we daar hebben"? riep hij uit toen hij
hem zag. "Hoe gaat het?"
- "Ik ben gelukkig, zeer gelukkig. Wandel wat met mij."
- "Verlangt u niets?"
- "In de hemel heeft men alles wat men verlangt. Maar kom wandelen
en laat ons samen wat praten. Herkent u me goed?"
"Buitengewoon goed!"
"Bekijk me goed. Ziet u niet dat ik in volle jeugd ben en vol-
maakt blij?"
- "Ja, mijnheer pastoor, u bent het wel degelijk en ik kan er niet
aan twijfelen."
Nadat ze wat gewandeld hadden, zoals ze dat eens plachten te doen,
zei hij hem: "Welnu, hebt u nu de les begrepen?" - Toen hij dit zei
verdween hij. Toen begreep Don Bosco dat Louis met deze priester afgespro-
ken had. Toen hij dit aan de Colle's verhaald had, zei hij: - "Dergelijke gun-
sten zijn zo buitengewoon dat ze vrees aanjagen wegens de verantwoordelijk-
heid die weegt op hem die aan deze grote genaden moet beantwoorden."
Tijdens zijn reis in Frankrijk in 1883 kwamen dergelijke gevallen
veelvuldig voor. Op de zondag van Laetare 4 maart van vier tot zeven uur
in de namiddag, op de reisroute van Cannes naar Toulon, vergezelde Louis
hem in de trein van het eerste tot het laatste station. Hij sprak tot hem in het
Latijn en verheerlijkte de grootheid van Gods werken. Onder meer vestigde
hij zijn aandacht op de nevelvlekken en verschafte hem begrippen over
sterrenkunde die hem volslagen onbekend waren. - "Indien", zei hij, "men
per trein van de aarde naar de zon zou reizen, dan zou men hiervoor niet
minder dan driehonderdvijftig jaar nodig hebben. Om dan tot aan de an-
dere kant van de zon te raken zou men dezelfde afstand moeten afleggen,
wat dan zevenhonderd jaar zou betekenen. Welnu, een nevelvlek is vijftig miljoen

7.10 Page 70

▲back to top


- XV/66 -
maal groter dan de zon en haar licht heeft tien miljoen jaar nodig om tot
de aarde te geraken. Het licht van de zon doorloopt 350.000 kilometer per
seconde... " - Op dat ogenblik zag hij dat de andere wou voortgaan met
gelijkaardige astronomische berekeningen en hij riep uit: "Dat is vol-
doende, dat is voldoende! "Mijn geest kan je niet bijhouden. Het vraagt
me zoveel inspanning dat ik het niet kan volhouden."
"En toch is dit maar het begin van de grootheid van Gods werken."
"Hoe komt het dat jij en in de hemel én hier bent?"
"Sneller dan het licht en met de vlugheid van de gedachte kom ik
naar hier, naar mijn ouderlijk huis en elders."
Enkele dagen later te Hyères tijdens de mis, was Louis er weer.
- "Wat is er te doen, Louis"? - vroeg Don Bosco hem. Louis wees
hem een streek in Zuid-Amerika aan waar men missionarissen naartoe moest
zenden en toonde hem in de Cordilleras de bronnen van de Chubut.
- "Laat me nu", zei Don Bosco, "mijn mis doen. Op die manier word
ik gehinderd verder te gaan."
"Het is nodig", hernam Louis, "dat de kinderen vaak communice-
ren. Men moet ze vroeg tot de heilige communie laten naderen. God wil dat
ze zich met de Heilige Eucharistie voeden."
"Maar wat dient men te doen om ze te laten communiceren, wanneer
ze nog te klein zijn?"
"Van hun vier à vijf jaar af tone men hun de Heilige Hostie en
terwijl ze haar bekijken laat men hen bidden. De kinderen dienen van drie
zaken goed doordrongen te zijn, namelijk: liefde tot God, een veelvul-
dige communie en liefde tot het Heilig Hart van Jezus. Maar het Heilig
Hart van Jezus omsluit de twee anderen."
In een voorgaand visioen had Louis hem een put getoond te midden
van de zee en daarbij gezegd: - "Zie die put. Het water van de zee vloeit
er voortdurend in en de zee vermindert nooit. Zo is het eveneens met de
genaden, die besloten zijn in het Heilig Hart van Jezus, Het is gemakke-
lijk ze te ontvangen want het is voldoende dat men bidt. In april van
datzelfde jaar celebreerde hij te Parijs in de kerk van Notre Dame des
Victoires. Louis verscheen hem terwijl hij de communie uitreikte. Zoals
altijd was hij omstraald van glorie en droeg hij op de borst een hals-
snoer uit verschillende kleuren: wit, zwart en rood, maar bij deze kleu-
ren waren er verschillende anderen die men niet kan beschrijven. De
plotse indruk, die dit op hem teweegbracht, hield zijn hand tegen,
zodat hij niet verder kon gaan met het uitreiken van de communie. De ka-
pelaans van de parochie dachten dat hij vermoeid was en begonnen zelf
de Heilige Eucharistie uit te delen. Don Bosco zei tot Louis:
- "Hoe kom je nu hier?" Waarom komen wanneer ik de communie uitdeel? Kijk
maar hoe ik verhinderd word."

8 Pages 71-80

▲back to top


8.1 Page 71

▲back to top


- XV/67 -
"Hier" antwoordde hij, "is het huis van de genaden en van de
zegeningen."
- "Maar waar ben ik? Ik zie niemand meer, wat moet ik doen?"
- "Geef de heilige communie."
- "Waar zijn zij die zich aan de voet van het altaar bevonden?"
- "Geef de heilige communie. Hier zijn ze die u wilt zien."
Toen verdween Louis en Don Bosco bevond zich aan het altaar om zijn
mis te eindigen.
Te Parijs gebeurde er kort nadien een tweede verschijning in de
kerk van Sainte-Clothilde. Don Bosco, die gekomen was om de mis te cele-
breren, trachtte tevergeefs zich van de menigte los te maken om zijn dank-
zegging te doen. In de sacristie werd hij naar alle kanten gedrongen.
"Laat me een ogenblik met rust", zei hij, "laat mij ten minste
een Pater zeggen!" - Maar niemand liet hem door. Op dit zicht trok de pas-
toor hem in een aanpalend kamertje en pas was hij daarbinnen of het werd
door een hemels licht verlicht. Louis wandelde er op en neer zonder een
woord te zeggen.
"Oh! Louis", riep Don Bosco uit, "waarom wandel je zo zonder me
iets te zeggen."
"Het is geen tijd voor spreken, maar voor bidden."
"Oh! spreek tot me. Zeg me enkele woorden, zoals je dat de andere
keren gedaan hebt."
"Ik heb u werkelijk iets belangrijks te zeggen maar de tijd is
daartoe nog niet gekomen."
"Toch is het nodig dat je me iets zou zeggen. Ik zal je ouders
zien en wat troost zal ik hun brengen?"
"Troost! Die zullen ze hebben. Dat ze voortgaan met bidden, God
en de Maagd Maria te dienen. Ik begin met hun geluk voor te bereiden."
"Bidden! Het is niet meer nodig voor jou te bidden. We weten dat
je gelukkig bent. Waarom wil je dat je ouders zich zouden vermoeien met
bidden?"
"Door het gebed geven we glorie aan God."
"Waarom breng je geen bezoek aan je ouders, die zo van jou hou-
den?"
"Waarom wilt u weten wat God voor u heeft voorbehouden?"
Na deze woorden verdween hij. Don Bosco noteerde dat hij steeds het
hoofd onbedekt had gehouden.

8.2 Page 72

▲back to top


- XV/68 -
Nog steeds in 1883 in de nacht van 30 augustus, had Don Bosco
een grote droom die we op zijn tijd zullen verhalen. Het scheen hem toe
dat hij zich in een ruime zaal bevond onder vele vrienden die reeds
naar de eeuwigheid vertrokken waren. Iemand die naar het hem toescheen
vijftien jaar oud was, hemels mooi en schitterender dan de zon kwam na-
der tot hem. Het was Louis. In een reis die zo snel verliep als een blik-
semstraal liet hij aan Don Bosco de geestelijke erfenis zien die aan de
salesianen in Amerika voorbehouden was, het zweet en het bloed waarmee ze
het zouden bevrucht hebben en de toekomstige stoffelijke welvaart van
die landen. Van deze droom vroeg hij aan Don Lemoyne vanuit Turijn een
kopie om ze naar Toulon te sturen: "Doe mij het genoegen de droom over
Amerika verder af te werken en stuur hem mij dan dadelijk. Graaf Colle
verlangt ernaar maar hij wil hem in het Frans vertalen en hiervoor zal
hij onmiddellijk zorgen. Toen hij nadien op 11 februari 1884 aan de graaf
schreef, zei hij: "De reis die ik met onze beste Louis gemaakt heb wordt
steeds duidelijker. Op dit ogenblik schijnt hij het centrum van de zaken
te zijn. Er wordt veel gesproken, geschreven en gepubliceerd om onze
plannen uit te leggen en te verwezenlijken. Indien God ons de genade
schenkt samen te zijn, zullen we elkaar heel wat te vertellen hebben."
Wat in 1884 te Orte voorviel is wel interessant. Don Bosco keerde
op 14 mei uit Rome terug en was verplicht in dit station vier uur te wach-
ten. Het was nacht en in de wachtzaal probeerde hij wat in een zetel te
slapen, maar hij kon niet inslapen. Toen verscheen Louis en voor zijn
ogen verdween al het andere. Don Bosco stond op, ging hem tegemoet en
vroeg hem:
- "Ben jij Louis?"
- "Ken je me niet? Herinner je je de reis niet die we samen gedaan
hebben?"
- "Ja, zeker, ik herinner me dat goed, maar op welke manier kunnen
we al die zaken uitvoeren? Ik ben vermoeid, mijn gezondheid is slecht."
- "Is uw gezondheid slecht? Dat is niet waar... Morgen zal je mij je
antwoord geven."
Het visioen verdween slechts op het ogenblik van het vertrek. Daags
nadien was het de eerste dag van de noveen van Maria, Hulp der Christenen.
Don Bosco, wier toestand na zijn terugkeer uit Frankrijk steeds maar
verslecht was, ondervond onverwacht een gevoelige beterschap, die van dag tot dag
duidelijker werd.
Toen hij uit het station van Orte kwam, sloeg het twee uur na mid-
dernacht. Don Lemoyne, die Don Bosco vergezelde, was getroffen door zijn
manier van doen, die hem buitengewoon scheen. Inderdaad, toen hij de hoofdcon-
ducteur ontmoette die hem uitnodigde in de trein te stappen, zei hij hem:
- "Weet u wie ik ben?"

8.3 Page 73

▲back to top


- XV/69 -
"Ik weet het niet", antwoordde deze.
"Ik ben Don Bosco."
"Welnu?"
"Ik ben Don Bosco van Turijn."
Hierop eindigde de korte dialoog, omdat de trein vertrok. In deze
woorden en in de manier waarop ze gezegd werden kon men iets eigenaardigs
bemerken, dat Don Lemoyne bij hem nog nooit opgemerkt had. Terwijl hij
naar de oorzaak hiervan zocht en niet wist wat er voorgevallen was, ver-
onderstelde hij eindelijk dat hij hem, zijn secretaris, een les wou lezen
omdat hij niet voldoende wist wie Don Bosco was. Het feit van de ver-
schijning werd door Don Bosco aan de echtgenoten Colle verteld te Turijn
op 1 juni 1885.
Een tweede droom, die hij had op 1 februari 1885, onthulde aan Don
Bosco de toekomst van zijn missies. Op 10 augustus schreef hij wat volgt
aan de graaf: "Onze vriend Louis heeft mij een reis laten maken in het centrum
van Amerika, het land van Cham, zei hij en in de gebieden van Arfaxad of
China. Indien God toelaat dat wij elkaar ontmoeten, zullen wij elkaar
ontmoeten, zullen wij er wat over te zeggen hebben. "Hieruit vernemen we
wie het personage was dat op een zeker ogenblik zich naast hem plaatste,
toen hij van Amerika zo plots naar Afrika overgebracht werd en van wie,
bij het verhaal van de droom, hij alleen maar gezegd had: "Ik herkende in
hem mijn tolk." Over dezelfde droom vinden we ook een aanduiding in een andere
brief van 15 januari 1886: "U zult nieuws ontvangen over onze reis in
China met onze brave Louis. Wanneer God ons de genade schenkt samen te komen,
zullen we vele zaken te bespreken hebben." Uit wat vooraf gaat, ziet men dat
hij in juni 1885 er nog niets over gezegd had aan graaf en gravin Colle.
De laatste verschijning waarover we bericht hebben, gebeurde in de
nacht van 10 maart 1885. Don Bosco drong bij Louis aan, hem enkele woor-
den te zeggen. Louis antwoordde hem: - "In de sacristie van de kathe-
draal van Toulon hebt u gebeden voor mijn genezing."
- "Ja, ik heb je genezing gevraagd."
- "Welnu, het was beter dat ik niet genas."
- "Hoe dat? Je zou goede werken verricht hebben, je zou je ouders
vertroost hebben, je zou veel gedaan hebben voor Gods glorie."
- "Bent u er wel zo zeker van? U zelf velde het oordeel zo bitter
voor mij en voor mijn ouders. Wanneer u het herstel van mijn gezondheid
vroeg, zei de Heilige Maagd tot onze Heer Jezus Christus: - "Nu is hij
mijn zoon en ik wil hem nemen, nu hij van mij is."
- "Wanneer zullen wij ons moeten voorbereiden om naar de hemel te
gaan?"
- "Het ogenblik nadert waarop ik u de uitleg zal geven die u wenst."

8.4 Page 74

▲back to top


- XV/70 -
Don Bosco deed dit verhaal aan graaf en gravin Colle op het
balkon naast zijn kamer op 1 juni 1885, dat jaar daags voor de feestdag
van Maria, Hulp der Christenen. Toen hij het verhaal geëindigd had, zei
hij: - "Men kan onmogelijk zeggen hoe fraai de versieringen zijn waar-
mee de persoon van onze beste Louis bekleed is. Het zou geen dagen of
maanden maar jaren gevergd hebben om de kroon op zijn voorhoofd van
dichtbij te onderzoeken, zoveel verscheidenheid vertoonde ze aan mijn
blik. Naarmate ik ze bekeek werd ze steeds schitterender en zette ze
zich uit."
Eer de ouders alles wisten wat er voorgevallen was na maart 1883 - he t
werd hun pas verteld in 1885 - waren ze nooit voldoende gerust over
het lot van hun zoon en daarom vroegen ze aan Don Bosco speciale gebeden
tot lafenis van zijn ziel. Eens antwoordde hun Don Bosco:(1) "Ik ben de
noveen al begonnen met missen, communies en speciale gebeden voor onze
Louis, die, naar ik meen, met ons zal lachen omdat we voor de lafenis
van zijn ziel bidden. In werkelijkheid is hij in de hemel onze bescher-
mer geworden en zal hij ermee voortgaan ons te beschermen tot hij ons zal
opnemen in het eeuwige geluk." Bij het sluiten van haar aantekeningen
noteerde de gravin: "Toen hij aan twee bedroefde harten voor hun grotere
vertroosting zijn betrekkingen met de bovennatuurlijke wereld meedeelde,
scheen hij zo gelukkig te zijn te kunnen zeggen dat hij een blik mocht
werpen in het hemelse Jeruzalem. De ontroering was hem te machtig en zijn
ogen stonden vol tranen, toen hij de dankgebeden herhaalde die Louis in de
hemel tot God richtte."
Hierbij zullen we niet verzuimen een episode aan te halen die me-
vrouw Colle aan de zusters van La Navarre verhaalde en die kort na de
dood van haar zoon voorgevallen was. Don Bosco had haar gezegd dat hij
voor zijn noden zich ook aan haar Louis aanbeval. Welnu, op zekere dag
kwam aan de deur van haar huis een individu dat haar brutaal om geld
vroeg. Ze lette niet op zijn manieren en gaf hem een aalmoes zoals ze
dat aan alle arme mensen placht te doen. Maar hij nam een houding en een
toon aan die zo dreigend waren dat ze schrik kreeg. Niet eens de meid
was thuis. Toen dacht ze aan de woorden van Don Bosco en bad dat haar
zoon haar zou helpen. Pas had ze hem in haar hart aangeroepen of de
schoft, alsof hij door een plotselinge vrees bevangen was, draaide zich
om, was met vier sprongen beneden aan de trap en nam ijlings de vlucht.
We komen nu echter terug op de verschijningen en vragen ons af of
het alleen was om twee bedroefde harten te troosten dat Don Bosco deze
betrekkingen met de hemel kreeg en aan de echtgenoten Colle meedeelde?
Zouden we niet eerder dienen te denken dat door dit middel de Voorzie-
nigheid zich vooral ten doel stelde deze welgestelde heer en dame die
ook goede christenen waren aan te moedigen, om een groot gedeelte van hun rijk-
(1) Brief uit Turijn, 23 augustus 1884.

8.5 Page 75

▲back to top


- XV/71 -
rijkdommen te gebruiken en bijstand te verlenen aan de man Gods, die er-
toe geroepen was in de Kerk zoveel goed te doen in overeenstemming met
de behoeften van de tijd? Dat zal Don Bosco er zelf wel over gedacht
hebben. Aan de bedroefde ouders had hij inderdaad, na het verlies van
hun zoon, gezegd met de vurigheid die eigen is aan de heiligen: - "God
ontneemt u uw enige zoon, opdat u al mijn kleine wezen als kinderen zou
adopteren." - En zo begrepen het ook deze ijverige christenen. De vader
verklaarde uitdrukkelijk aan Don Bosco dat hij zijn beurs te zijner be-
schikking stelde.(1) En dat waren geen ijdele woorden, noch goede ge-
voelens van korte duur. Uit deze beurs kwamen gedurende meer dan zes jaar
aanzienlijke bedragen voor het nieuwe huis van La Navarre, voor de kerk
en het tehuis van het Heilig Hart te Rome, voor het tehuis verbonden
aan de kerk van Sint-Jan de Evangelist te Turijn, voor het huis van
Maria-zonen te Mathi, voor de missies en voor eventuele behoeften van
het Oratorio en van San Benigno. Op gevaar af onze lezers te vervelen,
stellen we ons voor deze grote christelijke liefdadigheid in het volle
licht te stellen en zullen gebruik maken van een correspondentie die,
al zegt ze niet alles, toch veel aan onze vrome nieuwsgierigheid aanbiedt.
De eerste vraag om hulp klimt op tot 3 juli 1881. Aan mevrouw
Colle schrijft hij: "Tot nu toe heb ik mij uit de slag kunnen trekken
maar naarmate de maanden verlopen voorzie ik dat ik genoodzaakt zal zijn
een beroep te doen op de liefdadigheid van de heer en mevrouw Colle. Het
zal slechts gebeuren wanneer het noodzakelijk is en binnen de perken van
het mogelijke." Het geval van noodzaak had betrekking op het Heilig Hart,
maar nadien werden dergelijke gevallen talrijker en breidden ze zich
uit. Op een zo vage vraag was het antwoord uiterst bemoedigend. Op 20
augustus schreef Don Bosco inderdaad aan de heer Colle: " U b r e n g t m ij
het waardevolle nieuws dat u mij twintigduizend fr. zult schenken voor
de kerk van het Heilig Hart te Rome. Dit is werkelijk ter hulp komen
aan onze katholieke godsdienst en aan haar beroofd hoofd. Hij zal u nu
het honderdvoudige geven en nog meer in het andere leven, maar de opper-
herder en al de goede christenen en de weldenkende mensen zullen uw lief-
dadigheid zegenen." De brief, waarin Colle aankondigde dat hij het geld
gestuurd had, behaagde zo zeer aan Don Bosco wegens zijn sierlijke vorm
en zijn hoofsheid dat hij zei: "Ik heb hem gelezen en herlezen; ik heb
gemeend iets te doen dat eervol is voor u en voor de stad Toulon en ik
heb hem aan de Heilige Vader gestuurd. Hij zal daarin kunnen zien hoe de
advocaten opportuun kennis en vroomheid weten te verenigen. Moge God in
alles gezegend zijn." Dit zenden van een privé-brief aan de paus mag ons
niet vreemd toeschijnen. De onderneming van de kerk van het Heilig Hart
werd hem door de paus toevertrouwd, die er zich persoonlijk voor inte-
resseerde. Bovendien zal Don Bosco toen een bijzonder doel, waarover
w e verder zullen spreken, gehad hebben.
(1) Brief aan mevrouw Colle, Turijn, 3 juli 1881.

8.6 Page 76

▲back to top


- XV/72 -
Voor een ander bedrag, dat hem in 1882 gestuurd werd samen met
zijn gelukwensen voor zijn naamdag, dankte hij hem op 7 juli. "Bij deze
gelegenheid dank ik u zeer voor de hulp die u ons verleend hebt, om onze
huizen te stichten, te herstellen en te vergroten. De zielen, die met
Gods hulp door de salesianen gered worden zullen U toebehoren en wanneer
u en uw echtgenote in het Paradijs zult binnengaan zult gij stellig ont-
haald worden door de zielen door uw liefdadigheid gered. Animam salvasti,
animam tuam praedestinasti."
Hij zal nogmaals dezelfde opvatting uiteenzetten maar dan in het
bijzonder ten aanzien van de missies op 4 december 1883: "Voor alles
dank ik u voor al de milddadigheden die u, heer Graaf, ons bij meer dan
één gelegenheid verschaft hebt. Indien wij erin geslaagd zijn vorderin-
gen te maken in Zuid-Amerika en vooral in Patagonië dan zijn we dat aan
u en aan uw liefdadigheid verschuldigd. U en mevrouw de gravin dienen
zich hierover te verheugen. De zielen die onze missionarissen voor de
hemel zullen winnen, zullen voor u en voor mevrouw de dragers van de sleu-
tels van het paradijs zijn. Thans helpt u onze huizen daar en ook nog an-
dere stammen, die dank zij uw goede werken tot het geloof zullen komen; zo
vermeerdert u het aantal zielen die voor u zullen bidden."
In dezelfde brief lichtte hij ook de graaf in over het gebruik
dat hij van zijn geld gemaakt had voor twee andere zaken, namelijk voor
de huizen van Mathi en van San Giovanni, achtereenvolgens bestemd voor
Maria-zonen." Ik kan u een aangenaam nieuws meedelen. Het huis te Mathi
werd op 10 oktober aangekocht. Het is nu gemeubileerd en bewoond door
een vijftigtal jongens voor wie geen plaats meer was in het huis van S.
Benigno en die nu daar verblijven om er moedig voor het priesterschap
te studeren. Dit huis werd verleden donderdag ingezegend en aan God toe-
gewijd onder de titel van huis van Sint-Aloysius en dit om steeds meer te
herinneren aan onze Louis en aan heel zijn familie. Het is het eerste van
onze huizen dat deze titel draagt. God weze gezegend. En voor San Gio-
vanni: "Het huis, dat begonnen werd bij de kerk van Sint-Jan de evange-
list, is, ondanks al onze besnoeiingen nog niet aan het dak. De bouw is nu
tot de derde verdieping geraakt. Er wordt zonder verpozen gewerkt."
Eindelijk maakte hij op 22 oktober 1884 dit laatste bericht volledig:
"Ik geniet de grote troost u mee te delen dat het huis dat door uw lief-
dadigheid gebouwd werd ten voordele van de zonen van Maria, Hulp der
Christenen, voltooid is en dat wij 10 november eerstkomende vastgesteld
hebben voor het binnenkomen van de leerlingen die bij de aanvang wel 150
zullen zijn." Later werd de datum van de officiële inwijding uitgesteld,
omdat, zoals Don Bosco op 20 februari 1885 aan de graaf schrijft, men wou dat
hij zou aanwezig zijn: "We hebben nu reeds bijna heel het huis van Sint-Jan
de evangelist bezet, maar de inwijding heeft nog niet plaats gehad. We
dienen in dit huis een goed diner in te richten en een hartelijke heil-
dronk in te stellen op mevrouw de gravin Colle. Stelt u het goed, mevrouw
de gravin, onze goede mama in Onze Heer Jezus Christus?" Zoals we al zei-
den, kwamen de graaf en de gravin naar het feest van Maria, Hulp der
Christenen.

8.7 Page 77

▲back to top


- XV/73 -
In het begin van 1884 scheen het dat de zwakke gezondheid Don
Bosco zou verhinderen, de reis te doen die hij in dit seizoen gewoonlijk
in Frankrijk deed. De graaf verwachtte hem vol verlangen. Don Bosco
antwoordde hem op 11 februari: "Alle dagen en zelfs meermaals per
dag breng ik u in de geest een bezoek; maar het werd mij nog niet gegund
persoonlijk tot bij u, Heer Graaf en Mevrouw de Gravin, te komen. Op het
ogenblik gaan onze zaken goed, dank zij God. Het aantal huizen wordt gro-
ter, het aantal van onze jongens nog meer en op de werken rust er steeds zegen.
God zij gezegend. Sinds enkele dagen is mijn gezondheid niet zo goed en
ik weet niet of ik u het gebruikelijke bezoek kan brengen. Ik geloof dat
ik u d it b in ne n kort z al k un ne n ze gge n. M aa r he t is a fg es p roken dat wij
elkaar in ieder geval te Rome zullen aantreffen."
Het is juist dat hij gehoopt had deze reis vroeger te doen en tamquam f u r
te La Farlède aan te komen omstreeks 20 september 1883; (1) maar na-
dien hadden de omstandigheden hem dit niet veroorloofd. Nochtans had de
graaf voor hem bereid gehouden wat dan het voorwerp van die "diefstal"
zou geweest zijn, zoals duidelijk blijkt uit wat Don Bosco hem
schreef op 15 oktober: "Dank voor uw mooie mededeling. In deze dagen
zijn de werken gevorderd en de ondernemers vragen hun geld. God moge gezegend
zijn en aan U, heer graaf en mevrouw de gravin, zeg ik duizendmaal dank.
U zijt werkelijk onze voorzienigheid en de werktuigen door Gods hand
uitgekozen om ons ter hulp te komen." Om de gaven van de Voorzienigheid te gaan
ophalen ging Don Rua dan, aan wie Don Bosco de opdracht gaf met de
graaf en de gravin overleg te plegen over een reis naar Rome, zoals zij di t
wensten. Don Bosco, die zich in april 1884 naar de eeuwige stad be-
geven had en die op 16 april sprak over de gang van de werken aldaar,
zei ook een woord over die reis: "Ik bevind mij te Rome. De reis is goed
geweest en ik bedank God dat mijn gezondheidstoestand verbeterd is. Ik
heb met aandacht de werken zowel van de kerk als van het tehuis van
het Heilig Hart van Jezus bezien; maar de fundamenten van dit laatste
brengen zware moeilijkheden mee wegens de diepte; en daarom moet men nog
hard zwoegen alvorens de ontzaglijke hoeveelheid stenen, die hiervoor
klaargemaakt werden, op hun plaats te brengen. Daar u gezegd hebt
dat u naar Rome wenste te komen voor de eerste steenlegging en slechts
voor een paar dagen, meen ik dat het beter voor de gezondheid van mevrouw
en van u is dat bezoek tot later uit te stellen."
Op 24 april vermeldt hij de terugkeer van Don Rua, die zich naar
Toulon begeven had om van de graaf een bedrag van 150.000 fr. te ontvan-
gen waarvan hij dadelijk een gedeelte naar Rome had gestuurd: "Uw beste
brief is regelmatig in mijn bezit gekomen en de zaak is prachtig ge-
slaagd. Don Rua looft samen met mij de Heer en de heer en mevrouw
Colle die ons zo flink behulpzaam zijn bij het verspreiden van Gods glo-
rie. Don Rua heeft onverwijld al het nodige gestuurd om de werken in gang te
(1) Brief van S. Benigno Canavese van 25 augustus 1883.

8.8 Page 78

▲back to top


- XV/74 -
brengen en thans zijn de zaken aan het lopen."
Maar de zaken verliepen zo traag dat de plechtigheid waarover hij
het heeft eerst in mei 1885 plaats had. Op 10 mei schreef Don Bosco aan
het grafelijke paar: "Te Rome zijn de voorbereidingen voor de eerste
steenlegging klaar. Wij zullen ons laten vertegenwoordigen door een Borghese: Don
Dalmazzo zal alles regelen en ons leiden. Toch is er een zaak waarvoor
wij moeten zorgen. In de eerste steen moeten gedachtenisteksten worden
geplaatst waarbij een verklaring over het gezin en de persoonlijkheden
van de meter en de peter. Daarom zult u het geduld en de goedheid willen
hebben een vriend op te zoeken, die mij bondig de voornaamste vermeldin-
gen zou willen geven: de naam, de geboortedatum en de bijzonderheden die
u opportuun zult achten. Wees geduldig. Het zijn immers historische zaken
die aan het nageslacht moeten overgemaakt worden. Nadat ik deze inlich-
tingen ontvangen heb, zal ik ervoor zorgen een iemand anders te vinden,
die het werk zal uitvoeren."
Van het jaar 1884 dateert een beroep van Don Bosco op de graaf voor
een aankoop die een grote uitgave vergde, maar die dringend en tot elke
prijs moest gedaan worden. Hij schreef hem dan op 20 februari: "Eens,
Heer graaf, hebben wij van mijn balkon af samen een huisje bekeken. - Dat
huis, zei U, moet gekocht worden om een zware erfdienstbaarheid uit de
weg te ruimen. Hiervoor zal ik dertigduizend fr. te uwer beschikking
stellen. - Toen werd er aan de zaak geen gevolg gegeven, omdat de
eigenares niet verkopen wou. Thans integendeel zou ze niet enkel het
huisje maar eveneens het aanpalende terrein willen verkopen. De zaak past
voor ons in alle opzichten. Al onze vrienden en alle salesianen wensen
het en bevelen het aan. Maar de prijs zou veel hoger liggen. Voor het
terrein, de bomen en de gebouwen zou men in ronde cijfers honderddui-
zend fr. vragen. Ik wens niet onbescheiden te zijn; maar toch zou ik
niet wensen een zaak te verzwijgen, waardoor we een heel huis, een Ora-
torio voor zon- en feestdagen, scholen en werkhuizen kunnen verkrijgen.
Zou u dus, heer Graaf, ons op kortere of langere tijd, met die som kunnen
ter hulp komen? Ik spreek tot u in volle vertrouwen omdat u in uw grote
liefdadigheid mij eens gezegd hebt dat u uw beurs in mijn handen plaatst
voor alle zaken die kunnen bijdragen tot Gods meerdere glorie. U zult een
ogenblik over deze zaak nadenken en mij dan antwoorden met hetzelfde vertrou-
wen dat ik in u stel."
Het huis dat te koop was behoorde toe aan mevrouw Bellezza en wordt
meermaals vermeld in de boekdelen van Don Lemoyne.(1) Het stond ten wes-
ten van de kerk van de H. Franciscus, en was enkel door een muur van de
speelplaats van het Oratorio gescheiden.(2) Alles werd aangekocht met
het geld van de graaf. Samen met de onmiddellijke belofte van de gift
heeft de graaf waarschijnlijk uiting gegeven aan een gedachte die moeilijk ver-
(1) Cfr. M.B., boekdeel II, blz. 543.
(2) Cfr. Giraudi, L'Oratorio di Don Bosco, tabel VIII.

8.9 Page 79

▲back to top


- XV/75 -
enigbaar was met het gevoel van nederigheid dat Don Bosco van zich zelf
had of wie weet het? over zijn volmaakte rechtschapenheid van inzicht.
Het is in ieder geval een feit dat Don Bosco hem op 27 februari
schreef: "Ik heb uw beste brief ontvangen, maar ik wil niet dat u mij de
redenen aangeeft waarom u dit of dat doet. U zult me veroorloven u mijn
noden uiteen te zetten en dan zal ik steeds even goed akkoord gaan met uw
ja of uw neen. Mijn gedachte is iedere dag voor u en voor mevrouw de
gravin te bidden en ik doe dit elke ochtend met een speciaal memento in
de heilige mis volgens uw inzichten. De artsen hebben mij gezegd dat ik
naar onze huizen in het Zuiden zou gaan en zaterdag zal ik, als het
God behaagt, samen met Don Barberis naar Nice vertrekken. Van daar hoop
ik ten minste eens een bezoek te kunnen afleggen om onze of liever uw
kerk van La Navarre in te wijden en te zegenen. Tegelijkertijd zullen we
met elkaar kunnen spreken en ik zal u mijn gedachten beter kunnen uit-
eenzetten. Ik wil het goede doen; maar ik wil u tevreden stellen in al-
les wat u gelukkig kan maken op aarde en eens in het paradijs."
In dat jaar 1884 dwong een andere ernstige en dringende noodzaak
Don Bosco de liefdadigheid van zijn edelmoedige weldoener af te roepen.
In de zomer brak er cholera uit waarvan de gevolgen voor Don Bosco als
volgt aan de graaf op 10 september beschreven werden: "De cholera heeft
verschillende streken van Frankrijk in beroering gebracht en thans teis-
tert hij Italië verschrikkelijk. Tot heden toe zijn onze huizen en onze
jongens gespaard gebleven, maar de weldadigheid is in ernstige mate ver-
minderd, zodat wij ons in ernstige moeilijkheden bevinden om de vereiste
uitgaven voor de bouwwerken en voor het in stand houden van onze werken
te kunnen doen. Indien u daarom op dit ogenblik ons ter hulp kunt komen,
zult u zoals steeds onze steun zijn. Indien u, die thans te La Farlède
verblijft, in de onmogelijkheid zou zijn terug naar huis te gaan om reden
van de cholera, dan beveel ik u aan rustig in uw zomerverblijf te blijven
en dan zullen wij trachten ons zo goed mogelijk uit de slag te trekken. Ik
beveel u echter aan er niet eens aan te denken, wanneer de omstandigheden het u
onmogelijk zouden maken het goede te doen." Hoewel wij geen rechtstreekse
bewijzen bezitten, menen wij toch dat de liefdadige heer een middel ge-
vo nd en h ee ft o m zij n ei ge n ru st o ver ee n te b re ngen met de drang van zijn
hart het goede te doen."
Het jaareinde bood aan Don Bosco de gelegenheid aan hem warm te
danken voor zovele weldaden. Op 29 december schreef hij hem: "Ik zou u per-
soonlijk een bezoek willen brengen om u hartelijk te bedanken. Nu ik dit
mondeling niet kan doen, wens ik per brief tot u te komen en het jaar
te beëindigen met u, oh! liefdadige heer graaf en mevrouw de gravin Colle
te schrijven. God weze gezegend en bedankt omdat hij ons in goede gezond-
heid en, naar ik hoop, ook in zijn genade bewaard heeft. Samen met uw an-
dere goede werken, hebt u voor D. Perrot de schulden van La Navarre be-
taald. De Heer zal niet nalaten u ruim te vergelden en onze arme weesjes
zullen voortdurend volgens uw inzicht bidden. Gelukkige D. Perrot die
betalers van dit slag heeft! Maar waarom kunnen wij in Italië dergelijke
weldoeners niet vinden? Indien een dergelijke betaler in Italië bestaat, laat hem

8.10 Page 80

▲back to top


- XV/76 -
dan de 75.000 fr. betalen die Don Rua zal dienen af te dokken voor onze
missionarissen van Amerika en een bijna gelijk bedrag voor de uitrusting
en de reiskosten van hen die zo vlug mogelijk zullen vertrekken! En
waarom betaalt hij dan niet de schulden van onze huizen van Turijn en
van de kerk en het tehuis van Rome? De reden hiervoor is duidelijk. In
Frankrijk en in Italië is er maar één graaf Colle en wij danken de goede
God duizendmaal dat de heer graaf en mevrouw de gravin in leven zijn om
ons te helpen, te steunen en in onze moeilijkheden te stutten. Moge God
ze beiden nog zeer lange tijd in goede gezondheid bewaren, hun de genade
schenken nog vele gelukkige jaren door te brengen als beloning van hun
liefdadigheid op aarde en moge Hij hun eindelijk in het andere leven de
echte beloning schenken, de grote beloning in het verblijf van het para-
dijs. Ik heb er volle vertrouwen in dat wij ons daar zullen bevinden met
Je zu s en M ar ia e n m et o nz e be st e Lo u is o m Go d te l oven en de hele eeuwig-
heid over God te spreken."
In april 1885 zag hij nogmaals de graaf te Toulon met Don Vigliet-
ti. Bij het vertrek ontving hij uit zijn handen een bedrag van honderd-
duizend fr. voor Rome en voor de missies. Hij dacht er toen aan hem
nogmaals te gaan bezoeken in september tijdens de retraite van zijn me-
debroeders. Hij schreef hem op 18 augustus vanuit Mathi, waar hij sinds
ongeveer een maand verbleef om wat op te knappen of liever, indien het
mogelijk zou zijn, zoals hij zei, om zijn ouderdom nog wat uit te stel-
len.(1) "De tijd voor onze retraites", schreef hij, "is steeds in grote
lijnen dezelfde. Zij beginnen op 1 augustus en lopen tot 10 oktober. Maar
mijn tocht naar Nice en Toulon zal eerst half september plaatshebben. Ik
zal u de juiste dag nog zeggen. Wat mij betreft, verlang ik vurig u te
zien. Ik ben er echter niet zeker van omdat sinds een maand te Mathi
mijn reizen zich beperkt hebben tot een wandeling van mijn kamer naar
mijn tuin, die zeer dicht bij de papierfabriek ligt. Op het ogenblik zal
ik u zeggen dat mijn gezondheid stationair gebleven is. Het schijnt me
echter toe dat de vermindering van de warmte mij een grote verlichting
brengt. Indien mijn gezondheid mij zou beletten op reis te gaan, zult u
een overzicht over onze zaken ontvangen. Binnen de week zult u de brieven
ontvangen betreffende ons tehuis te Rome en Don Rua staat helemaal tot
uw orders om uw heilige inzichten dienaangaande uit te voeren."
De omstandigheden van de openbare gezondheid raadden het af gere-
geld te Nice de retraite te houden. Don Bosco was echter gedurende een
maand te Valsalice, vanwaar hij, hem op 27 september schreef: "Zoals u
zult zien, ben ik half blind en wellicht zult u moeilijk mijn brief kun-
nen lezen. Verontschuldig mij en heb geduld. Ik zal niet nalaten u
iedere ochtend in de heilige mis te gedenken. Oh! Maria, wees onze gids
op de weg naar het paradijs." In december begaf Don Rua zich naar
T o u l o n e n bracht voor Don Bosco een waardevolle envelop van de graaf en een
(1) Brief aan de graaf, Turijn, 14 juli 1885.

9 Pages 81-90

▲back to top


9.1 Page 81

▲back to top


- XV/77 -
mooi zakje van de gravin mee. Hij schreef haar op 24 december: "Samen met
de envelop die Don Rua mij bracht, hebt u mij een pakje rode borstbes-
sen van uw villa en van uw tuin gestuurd. Ik heb dit aanvaard als aanden-
ken aan een toegenegen en liefdadige Mama. Het aftreksel van de rode
borstbessen is puik geweest en heeft mij veel goed gedaan tegen de hoest.
Ik betuig u hiervoor al mijn dankbaarheid."
We zouden willen weten hoeveel Don Rua aan Don Bosco gebracht had
maar uit een brief van 15 januari daaropvolgend kunnen we nog eens te
meer opmaken hoe Gods hand providentieel te werk ging door hem een zo
hartelijke betrekking met de graaf te doen aangaan. Don Bosco schrijft
hem: "Ik spreek iedere dag en ik mag wel zeggen ieder ogenblik over u,
maar wegens mijn arm hoofd dat steeds wat overstuur is, kan ik u maar
zeer weinig schrijven in vergelijking met wat ik zou moeten doen om u te
bedanken voor de grote goedheid en liefdadigheid die u ons betuigt. Op
dit ogenblik bent u niet enkel de steun van onze werken en ook van de
salesianen geworden maar dezer dagen zijt u bijna onze enige weldoener
geworden. Op dit ogenblik zijn immers de giften op een schrikwekkende
wijze verminderd vooral in onze huizen van Frankrijk en in onze missies
van Amerika. Maar onze liefdadige geldinzamelaarster (quêteuse), Maria,
Hulp der Christenen, begint ons ter hulp te komen met buitengewone gena-
den in Rusland, Pruisen en vooral in Polen. Don Rua stuurt u inlichtin-
gen over het tehuis van Rome. Rome is een eeuwige stad. Veel zeggen en
veel doen (1) en zich vergenoegen met de zaken zeer langzaam af te han-
delen. Geduld maar."
In de maand maart 1886 deed Don Bosco zijn reis naar Spanje. Hij
reisde via Nice en Marseille. Op 26 maart meldde hij een bezoek aan de
graaf en de gravin: "Maandagavond zal ik, als het God belieft, bij u zijn
en dan zullen we rustig over onze zaken kunnen spreken. Indien u een al-
taar kunt klaarmaken, zal ik heel graag de heilige mis in uw huis opdra-
gen. Anders zal ik tot uw orders blijven." Dit bezoek bracht hem 80.000
fr. op.
Van dit ogenblik af is het gedaan met de correspondentie tot 25
juli. Don Bosco is dan ziekelijk en te gast bij de bisschop van Pinerolo,
Mgr. Chiesa, in diens villa. Dan wordt het een sprong van juli tot 9
september." Ik ben teruggekeerd naar Valsalice, schrijft hij voor een
andere retraite en voor een kapittel, waarin de zaken van onze congrega-
tie behandeld werden. Er waren 70 directeurs van onze huizen samengekomen.
We hebben veel over u en over onze zaken gesproken." En op 23 september:
"Aanstaande week zullen we naar San Benigno gaan, waar wij het aantal
van onze novicen verdubbeld hebben en daarom haastig een nieuw huis moeten in ge-
(1) Het ene en het andere dient men te begrijpen als komend van mensen, die zaken moeten
afhandelen. De zin is deze: "Men is genoodzaakt daar veel te zeggen en te doen, maar dan
dient men erin te berusten dat de aangelegenheid traag verloopt."

9.2 Page 82

▲back to top


- XV/78 -
reedheid brengen." Hij zinspeelt hier op het huis van Foglizzo dat toen
geopend werd. Hier zoals elders zorgt hij ervoor, zijn grote weldoeners
op de hoogte te houden van wat er gebeurt omdat hij ze aanziet als medege-
interesseerde in de ontwikkeling van zijn werken.
Eerst op 14 december herbegint de briefwisseling. Don Lasagna was
samen met een groep missionarissen de familie Colle gaan groeten en was
er niet met lege handen vertrokken. Don Bosco schrijft aan de vrome ech-
telingen: "Don Lasagna was zo goed mij de bijzonderheden te schrijven
van het verblijf bij u en van de liefdadigheid en vaderlijke goedheid
waarmee u ze bejegend hebt. Ze zijn vertrokken, maar hun hart was diep
onder de indruk en ze hebben mij de verzekering gegeven dat ze U als twee
voorbeelden van christelijk leven in Amerika zullen voorstellen. Ze
zijn vertrokken om zielen te winnen voor de goede Jezus, terwijl ze ook
hun eigen ziel en die van u zullen winnen." Dan gaat hij verder en
maakt hij gewag van de ontvangst die de missionarissen in het huis van
het grafelijk paar te beurt viel: "En ziedaar dan een schotel die ze u
eens bij uw intrede in het paradijs zullen aanbieden, maar een werkelijk
overvloedige schotel, een gulden schotel, een schotel gevormd uit diaman-
ten en vol goede werken, en, onder de overige goede werken, de hulp aan
de salesianen die werken aan de bekering van de wilden en de zondaars. Hij zal
u een onuitsprekel ijke en eindeloze vreugde bezorg en." Daarna spree kt
hij over een prachtige gift, die hij, met herdenking van de rode borst-
bessen van de gravin, jujube noemt of gelei van rode borstbessen. "Maar
wat is er van uw jujube geworden? Luister maar. Omdat uw jujube van uit-
stekende kwaliteit was, werd hij als volgt verdeeld: 1° Vijftienduizend
voor een wisselbrief die Mgr. Cagliero mij vanuit Patagonië gestuurd
heeft. 2° Vijfendertigduizend aan de Banca Tiberina (voor het Heilig
Hart). 3° Het overige aan Sint-Jan de evangelist, aan San Benigno, aan
Foglizzo waar wij jongens hebben die voor priester studeren. Zoals U
merkt, zou ieder woord van deze brief uitleg vergen, maar dit zal
gedaan worden wanneer we rustig over zaken kunnen praten. Ik zou nog
veel willen schrijven om u een getuigenis te geven van de genegenheid
en de verplichtingen die alle salesianen voor u voelen; maar mijn arm
hoofd gehoorzaamt heel weinig en mevrouw de gravin zal met christelijke
liefde dit slecht geschrift willen ontcijferen."
Voor het jaar 1887 weten we weinig over giften die door graaf Colle
gedaan werden. In een brief van 23 maart schrijft Don Bosco hem over de
recente aardbeving in Ligurië. "Met grote vertroosting zal ik u zeggen
dat bij deze grote aardbeving geen enkele jongen, geen enkele persoon
verwondingen heeft opgelopen. Alleen de gebouwen hebben veel geleden.
Het huis, de scholen en de kerk van Torrione zijn ongeveer volledig ver-
nield. Maar de goddelijke Voorzienigheid heeft ons steeds geholpen en zal
ons evenmin op dit ogenblik verlaten." Het is zeer waarschijnlijk dat de
minister van de Voorzienigheid voor deze mededeling niet ongevoelig is
gebleven. Twee andere berichten geven ons meer zekerheid. Een ervan tref-
fen we aan in een postscriptum van een brief van Don Rua van 8 april.
Daarin bedankt hij de graaf voor zijn liefdadigheid ten opzichte van Don Perrot,

9.3 Page 83

▲back to top


- XV/79 -
die hem een bezoek gebracht had, zeer waarschijnlijk omdat hij in nood
verkeerde. Het andere nieuws gaat over een bedrag van vijfduizend fr. voor
San Benigno, zoals we zullen zien.
Laat ons nu dit onderwerp besluiten. Het is onmogelijk een juis-
te berekening te maken van het bedrag van al deze aanzienlijke giften om-
dat niets hiervan geboekt werd, de documentatie teveel leemten vertoont en
soms ook vaag is; maar voortgaande op wat wij erover weten, mag men aan-
nemen dat het gemiddelde bedrag van de gezamenlijke giften per jaar door
graaf Colle geschonken honderdtwintigduizend fr. bedraagt, wat in die
tijd ongetwijfeld een grote waarde betekende.
Van de liefdadigheid van graaf Colle zullen we onze aandacht thans
wenden naar de dankbaarheid die hem door Don Bosco met feiten op meer dan
een manier betuigd werd.
Toen zij elkaar leerden kennen, was Colle een eenvoudige advocaat
en Ridder van de Orde van Sint-Gregorius de Grote, een eretitel die hem
verleend werd door Leo XIII op voorstel van zijn bisschop. Don Bosco wou
van hem een Romeinse graaf maken. Hiervoor spande hij zich nog meer in,
wanneer hij inzag dat dit hem genoegen deed. Als Franse katholiek van de
oude stempel hield hij van deze adellijke titel, niet omdat hij adellijk
was, maar omdat het een pauselijke titel was en dus een band van een
inniger vereniging met het opperhoofd van de Kerk. Al van juli 1881 af
hield Don Bosco er zich mee bezig. Van toen af had hij, inderdaad, aan
de bisschop van Fréjus en Toulon een uiteenzetting voor de Heilige Vader
gestuurd, om van Zijne Excellentie een bevestiging te bekomen dat deze
niets bevatte wat strijdig was met de waarheid en om hem te vragen de
aangelegenheid aan te bevelen.(1) Hier gaat dit smeekschrift:
"
Heilige Vader,
"
"
Onder de mannen die zonder menselijk opzicht in deze tij-
" den zich verdienstelijk maken bij het belijden en bevorderen van het
" decorum en de roem van onze heilige katholieke godsdienst dient
" men met reden bij de eersten de heer advocaat Louis Antoine Colle
" van Toulon te rekenen.
"
Hij behoort tot een van de meest geëerde families van deze
" stad.
"
Hij is de schoonzoon van Baron Buchet, divisiegeneraal,
" gewezen senator van Frankrijk.
"
Hij is de ijverige voorzitter van de vereniging van Sint-
" Vincentius a Paolo in de stad Toulon.
"
Hij is de stichter van het politiek-religieus dagblad La
(1) Brief aan de graaf, Turijn 3 juli 1881.

9.4 Page 84

▲back to top


- XV/80 -
" Sentinelle du Midi, de enige katholieke krant in het departement
" van de Var.
"
Hij is de stichter en de voorzitter van de katholieke
" kring van de Provence.
"
In zijn positie van welgesteld persoon weigert hij nooit
" een liefdadig werk te doen. In de maand maart van dit jaar heeft hij
" een edelmoedige gift gedaan van twintigduizend fr. om de reeds begon-
" nen werken te kunnen voortzetten voor de kerk en het tehuis
" van het Heilig Hart op de Esquilino te Rome.
"
In de maand september van hetzelfde jaar, nadat hij bericht
" had ontvangen dat de geldmiddelen voor dit bouwwerk gingen ontbre-
" ken, deed hij nogmaals een gift van twintigduizend fr.
"
In de landbouwkolonie van de salesianen te La Navarre bij
" Toulon was er een tekort aan gebouwen voor de arme kinderen die
" daar opgenomen worden. Hij bood nogmaals een bedrag van twintig-
" duizend fr. als hulp aan en waarborgde tachtigduizend fr. voor
" vergrotingen in de toekomst.
"
Deze aanzienlijke en verdienstelijke burger is al Ridder
" van Sint-Gregorius de Grote; maar wegens zijn levendig verlangen
" zich zelf en heel zijn familie nauwer te verbinden met het opper-
" hoofd van de katholieke godsdienst en zich dus met nog meer glans
" als verdediger van de Kerk te betuigen, zou hij het voor zijn ver-
" wanten roemrijk en voor zich zelf zeer aangenaam achten, indien de
" titel van Graaf van de Heilige Roomse Kerk hem zou verleend worden.
" Hij is bereid al de onkosten te dragen van de kanselarij en van
" de rechten in verband met deze akte van soevereine welwillendheid.
"
Ondergetekende, die al meermaals door hem begunstigd werd
" voor de verscheidene tehuizen, die hem door de goddelijke Voorzie-
" nigheid toevertrouwd werden werpt zich aan de voeten van Uwe Hei-
" ligheid neer en smeekt hem de hierboven vermelde gunst af.
"
" Turijn, 16 juni 1881.
Priester Gio. Bosco.
Toen hij na drie maanden nog geen enkel resultaat zag, beval hij de
zaak aan de kardinaal-vicaris aan, die wist welke giften Colle voor de
kerk van het Heilig Hart geschonken had:(1) "De heer Colle schijnt be-
reid te zijn nog andere weldaden ten voordele van de godsdienst te doen
en hij is een zeer rijk man. Het is echter noodzakelijk dat u er zich bij
de Heilige Vader mee bezig houdt om hem de titel van graaf te verlenen,
waarvoor ik hem de regelmatige aanvraag heb laten geworden met een aan-
beveling van zijn bisschop. Indien u echter zou oordelen er niet zelf
aan de Heilige Vader over te spreken, zou u de zaak kunnen toevertrou-
wen aan de heer kardinaal staatssecretaris, die deze titel reeds aan
andere katholieken, die naar het blijkt minder verdienstelijk waren, verleend
heeft.
(1) Sampierdarena, 14 september 1881.

9.5 Page 85

▲back to top


- XV/81 -
Ik geloof dat de Heilige Vader er tevreden zal over zijn op deze manier
een man aan te moedigen die zijn groot fortuin gebruikt voor het welzijn
van de Kerk en die als een vurig katholiek leeft."
In december was de aangelegenheid toch in de handen van kardinaal
Jacobini, staatssecretaris, die de zaak als in kannen en kruiken zijnde
voorstelde, "maar", merkte Don Bosco op, "ze zeggen dat Rome eeuwig is,
ook in zaken."(1)
Ook in deze zaak werd dat door de feiten bewezen. Wanneer hij zich in
april 1882 naar Rome begaf, bevond hij dat er nog geen vinger voor uitgestoken
was. Van daaruit berichtte hij op 2 mei zijn "beste en eerbiedwaardige
vriend" in dezer voege: "Ik verblijf nu te Rome. Ik zag de Heilige Vader al en
heb mij lang met hem onderhouden over u en uw dame. Ik sprak hem over de
giften voor de kerk van het Heilig Hart en voor La Navarre, over de
plechtigheid van de eerste steenlegging en over de andere liefdadige
werken, waaraan u en uw dame zich gewijd hebben. Hij heeft met vader-
lijke aandacht naar mij geluisterd en heeft mij dan de opdracht gegeven
u zijn apostolische zegen mee te delen, waarbij hij mij de verzekering
gaf dat hij zou gebeden hebben voor uw gezondheid, voor geduld en vol-
harding in Gods genade. Ten slotte heeft hij eraan toegevoegd:
"En het ereteken dat u mij gevraagd hebt?"
"Heilige Vader", heb ik hem geantwoord, "ik wacht er nog
steeds op."
"Hoe nu? Wat een nalatigheid! Ga dadelijk bij kardinaal Jacobi-
ni. Hij zal u zeggen wat er gedaan werd."
"Kardinaal Jacobini of de staatssecretaris van Zijne Heiligheid, heeft
mij zonder uitstel ontvangen, heeft zijn excuses aangeboden en de ver-
zekering gegeven dat nog vóór mijn vertrek uit Rome de Breve zal over-
handigd worden, die ik hoop u te Turijn te kunnen aanbieden. Naar Tu-
rijn, Heer en Dame, naar Turijn voor het feest van Maria, Hulp der
Christenen. Daar hoop ik dat wij over onze zaken kunnen praten."
De Colle's kwamen niet naar Turijn, maar stuurden hun gelukwensen
voor het feest van Sint-Jan. "Het is een groot feest geweest", schreef
Don Bosco op 5 juli, een hartelijk feest dat mij meer dan eens de tranen
naar de ogen gedreven heeft." Maar indien de heer en dame gekomen waren,
zouden ze zonder de Breve vertrokken zijn. Ze was weliswaar al geruime
tijd toegekomen, maar in dezelfde brief ging hij verder: "De Breve uit
Rome mogen we de Breve van de tegenslagen noemen. Ze werd me te Turijn
toegestuurd. Ik lees ze en stel vast dat er staat: Comes Colle Dioecésis
Taurinensis (Graaf Colle van het diocees Turijn). Ik heb ze dadelijk terugge-
(1) Brief aan de graaf, Turijn 30 december 1881.

9.6 Page 86

▲back to top


- XV/82 -
stuurd en wacht nu op de verbetering. "Eindelijk, een jaar na het het be-
gin van de zaak kwam op 19 juli de Breve toe en op die dag kon hij
schrijven: "Na zeer lang te hebben gewacht, ontvang ik op dit ogenblik
de Breve vanwege de Heilige Vader. We kunnen niets beters wensen maar ik
wil ze u aanbieden op de wijze zoals dat betaamt. Daarom gelast ik er Don Perrot
mee de zaak te voltooien en ze u op een bepaalde dag te overhandigen.
Hij zal u vragen of u de voorkeur geeft aan een bezoek in uw villa of te
Toulon of wellicht liever nog te La Navarre, wanneer het dak op het nieu-
we huis zal ingewijd worden. U zult het doen zoals dat voor U en voor uw
dame het aangenaamst zal zijn."
Het was ook noodzakelijk de aandacht te vestigen op de wettelijke
waarde van de titel. Hierover schreef Don Bosco aan de graaf op 30 juli:
"Deze Breve is een zeer waardevol document voor u, voor uw familie en
voor de geschiedenis van de Kerk. U zult dit merken. Maar bij ons in
Italië mag men wettelijk geen eretekens dragen noch titels aanvaar-
den zonder de machtiging van de regering. U bent echter advocaat en u
weet wat in Frankrijk dient gedaan te worden. Ik wens enkel dat een
document van dit slag met eerbetuiging zou overhandigd worden en dat men
er dan kennis van zou geven in de pers." In Italië verzette "de Heraldi-
sche Raad" die de aangelegenheid van de adellijke titels onderzoekt, zich
niet tegen
de bekrachtiging van diegene die door de paus verleend
werden. In Frankrijk zijn de adellijke titels afgeschaft, maar niets
belet dat men er privé gebruik van maakt; en ze genieten nog altijd van
hun traditioneel krediet in de algemene waardering. Wie zou het kunnen
geloven? De tegenslagen met de Breve waren nog niet van de baan. Ofwel
was de eerste kopie bij het sturen aan Don Perrot zoek geraakt ofwel was
ze beschadigd geworden; maar het was noodzakelijk aan Rome een duplicaat
te vragen en zo was men wel genoodzaakt nog een heel tijdje te wachten.
Intussen deed er zich een curieus incident voor. In de zo pas aangehaal-
de brief zei Don Bosco: "In de maand augustus zal ik een beroep moeten
doen op uw liefdadigheid voor een zaak: maar ik zal u dan met alle ver-
trouwen hierover schrijven." Hij schreef hem inderdaad vanuit San Benig-
no op 28 augustus: "Ik b e v i n d m i j h i e r t e S a n B e n i g n o C a n a v e s e , w a a r
ik vaak over u en over uw dame spreek met Don Barberis, Don Rua, Don
Durando en anderen die het geluk hadden (1) U bij ons te leren kennen.
Maar op dit ogenblik, zoals ik al de eer had u te schrijven, bevind ik
mij in grote geldnood voor onze jongens die zich voorbereiden tot het
priesterschap en tot het missionarisleven in het buitenland. Indien u,
Mijnheer en Mevrouw Colle, mij ter hulp kunt komen om graan te kopen en
brood te bakken voor de bewoners van dit huis en om voorwerpen te bezor-
gen die vanuit Carmen in Patagonië gevraagd worden, dan zou u ongetwij-
feld een grote liefdadigheid bewijzen. Bij andere gelegenheden bent u
spontaan zelf gekomen, maar ditmaal kom ik het u vragen. Ik vraag u
echter met mij te handelen zoals ik dat met u doe: namelijk in volle ver-
trouwen. Daarom, of u op dit ogenblik dit kunt doen of dit niet kunt doen, ant-
(1) D e z e woorden in cursief zijn in het Italiaans.

9.7 Page 87

▲back to top


- XV/83 -
woord u mij in volle vertrouwen met ja of neen. Ik heb twaalfduizend fr.
nodig. Uw goed hart zal doen wat u kunt doen zonder ongemak voor u."
De graaf stuurde hem de helft van het bedrag toe. "We hebben da-
delijk", schreef Don Bosco op 6 september, terwijl hij hem ontvangst
van het bedrag meldde, de hoofdschuld betaald aan onze graanleverancier
die reeds weigerde ons nog meer te leveren. Daarom bedankt u vurig heel
het huis van San Benigno en zal het veel bidden voor u en voor Madame
Colle. Intussen zullen we, de goddelijke Voorzienigheid bidden ter hulp
te komen aan onze missionarissen van Patagonië en van Vuurland. Don
Barberis wenst u persoonlijk te danken ook in naam van zijn leerlingen,
die studeren voor de buitenlandse missies." Don Barberis voegde inder-
daad bij de brief van Don Bosco een brief in het Italiaans geschreven.
Welnu, dit alles had iets te maken met de Breve. Don Bosco werd
voor San Benigno en voor de missies in dergelijke benarde toestand ge-
bracht, omdat de Breve hem betrekkelijk veel geld gekost had; maar hij
wou zich uit de moeilijkheden redden zonder dat te onthullen. Daarente-
gen vermoedde de graaf dat Don Bosco uitgaven had moeten doen en vroeg
hem hierover inlichtingen. Don Bosco wachtte met zijn antwoord tot hij
van zijn procurator Don Dalmazzo het zo zeer verlangde duplicaat ontvan-
gen had. Wanneer hij het in handen had, stuurde hij het aan de directeur
van La Navarre en gaf hem daarbij de opportune onderrichtingen.
"
Mijn beste Don Perrot,
"
"
Hierbij eindelijk een duplicaat van de fameuze Breve. Je
" zal hier werkelijk een historisch ogenblik beleven.
"
Twee van jullie kunnen als een afvaardiging naar Toulon
" gaan of de heer en mevrouw Colle zouden naar La Navarre kunnen
" gaan, iets wat dezer dagen wel wat moeilijk zal zijn. Jij zult
" zien en dan handelen. Wat er ook van zij, zorg ervoor ze in het
" Frans te vertalen en aan de pers mee te delen.
"
Doe opmerken dat advocaat Colle de naam van graaf zal
" aannemen en dat zijn echtgenote gravin zal genoemd worden.
"
Groet hartelijk onze medebroeders en zonen en wens aan
" hen allen gezondheid en zaligheid.
"
Bid voor mij die voor jou steeds in Jezus Christus zijn zal
"
" Turijn, 2 december 1882.
je toegenegen vriend,
"
Priester Giov. Bosco.
Eerst dan antwoordde hij aan de graaf over de zaak van de uitga-
ven voor de Breve. En hier dienen we dan zijn antwoord, vertaald in de
Italiaanse stijl van Don Bosco, in zijn geheel te lezen.

9.8 Page 88

▲back to top


- XV/84 -
"
Mijn liefste en beste vriend,
"
"
God moge gezegend zijn voor al zijn rozen en voor al zijn
" doornen. Na zo lang te hebben gewacht is eindelijk alles in orde en
" hoewel met vertraging, is de Breve dan aangekomen en met haar wordt
" u de heilige zegen van de paus toegestuurd.
"
Thans vraagt u mij iets, waarover ik niet wou spreken, maar
" uit gehoorzaamheid zal ik u alles in alle eenvoud zeggen. U zegt
" mij: "Zegt u mij maar in vertrouwen wat ik bij de kanselarij van
" het Vaticaan voor dit document moet betalen. Ik wil niet dat dit
" u uitgaven zou kosten." Thans zal ik u vermaken met het verhaal
" van deze zaak. In dergelijke gevallen heeft de Heilige Vader mij
" nooit geld gevraagd. Ditmaal zei de opperherder mij maanden na-
" dien: "Alles is klaar. U dient nog enkel bij Zijne Eminentie
" de staatssecretaris te gaan." - Deze zei me altijd; - "Alles is
" klaar." De Breve gaf hij mij echter nooit.
" Ten slotte begaf mijn algemene procurator te Rome zich bij kar-
" dinaal Jacobini en vroeg hem op de man af de reden hiervan. De-
" ze antwoordde dan dat hiervoor twaalfduizend fr. vereist waren. We
" maakten aanmerkingen, we probeerden de paus te spreken en eindelijk
" werd het bedrag tot zesduizend fr. verminderd. Dan wou hij, die met
" de zaak gelast werd la sua porzione (1)en zei dat men hem de be-
" lasting van 500 fr. verschuldigd was.
"
Om alle moeilijkheden van de baan te ruimen en een einde te
" stellen aan de vertraging heb ik alles doen betalen wat moest be-
" taald worden, namelijk 6.500 fr.
"
Maar Don Bosco, voulant faire la chose en seigneur (die als
" een heer wou optreden) bevond zich in een ellendige toestand en
" verzocht om uw liefdadigheid; u, die zeker hiervoor door God inge-
" geven werd, hebt hem juist zesduizend fr. gezonden.
"
Thans is alles betaald en u bent aan niemand nog iets ver-
" schuldigd, behalve het geduld dat Don Bosco u heeft laten beoefe-
" nen door het lezen van dit verhaal.
"
Goeie dag, mijn beste heer graaf en mijn vriend in de Heer
" voor altijd. Moge de Heilige Maagd u en mevrouw de gravin Colle
" beschermen, u beiden lange tijd in goede gezondheid bewaren en
" geve zij u, maar ook mij samen met u, de glorie van het paradijs
" met onze beminde Louis voor altijd. Zo zij het.
"
Bid ook voor deze arme priester die steeds voor u in Jezus
" Christus is
"
u als zoon toegenegen
" Turijn, 13 december 1882.
Priester Gio. Bosco.
(1) Zijn aandeel. In het Italiaans in de tekst.

9.9 Page 89

▲back to top


- XV/85 -
De graaf stuurde hem per omgaande 6.550 fr.:(1) "Wij hebben", ant-
woordde Don Bosco op 20 december, dit bedrag ontvangen als een liefda-
digheid die u ons hebt willen bewijzen. En in die zin neem ik ze met
de grootste dankbaarheid aan; en daar dit geld zal gebruikt worden om
onze weesjes te voeden en te kleden, zal ik de jongens doen bidden voor
u, mijn zeer liefdadige en beste vriend, en voor mevrouw uw echtgenote,
opdat de Heer u op aarde grote vertroostingen en het eeuwige geluk in de
hemel zou schenken. En wat zal ik doen om het u te vergelden? Ik kan
niets geven of doen als een waardige vergoeding. Eén zaak blijft me over
en die zal ik u van harte geven. In de nacht van Kerstmis zal ik, als
het God belieft, te middernacht de drie missen celebreren met de heili-
ge communie van onze jongens en van onze clerici, waarbij ik alles aan
ons Heer en aan de allerheiligste Maagd zal aanbieden volgens uw in-
zicht en dat van uw Dame."
Naarmate de weldaden aangroeiden, voelde Don Bosco de noodzaak
stijgen steeds meer zijn dankbaarheid tot uiting te brengen. Met deze be-
doeling sprak hij in de lente van 1884 opnieuw de lof uit van de graaf en
de gravin bij Leo XIII, die zich gewaardigde aan de graaf een ander erete-
ken te schenken. Don Bosco liet niets doorschemeren maar nodigde ze naar
Turijn uit voor het feest van Sint-Jan, in plaats van voor het feest van
Maria, Hulp der Christenen, omdat hij dan te druk werd bezig gehouden
door de toeloop van bezoekers.(2) Ze kwamen en bij het diner van de naam-
dag zat de gravin aan de rechterzijde en de graaf aan de linkerzijde van
Don Bosco in de grote refter. Hier wachtte hun een verrassing. Temidden
van het feest las Don Dalmazzo, die juist uit Rome toegekomen was, de benoeming
van de graaf tot commandeur in de Orde van Sint-Gregorius de Grote voor.
Het kwam onverhoeds, was zeer goed voorbereid en verwekte g r o t e g e e s t d r i f t .
T o e n D o n D a l m a z z o d e v o o r l e z i n g g e ë i n d i g d h a d , o m helsde en zoende hij de
graaf en overhandigde het ereteken aan Don Bosco. Deze gaf het aan de gravin
die het onder het applaus van de aanwezigen om de hals van haar man
hing. Zonder in iets veranderd te zijn schreef de graaf, na zijn terugkeer
te Toulon aan Don Bosco en ondertekende met Co mm an d e u r t ou t di sp o s é à s e
laisser commander par D. Bosco (Commandeur graag bereid zich door Don
Bosco te laten commanderen).(3) "Woorden", gaf Don Bosco als commen-
taar, waarvan men de betekenis goed begrijpt. Maar U weet het niet! Don
Bosco heeft nooit geld in zijn zakken en Don Rua is onverzadigbaar om er te
hebben. Hoe zult u het dan aanleggen? We zullen trachten steeds zeer bescheiden
(1) De verklaring van deze 50 fr. meer vinden wij in volgende woorden van de brief die Don
Dalmazzo bij het duplicaat gevoegd had: Hier hebt u het duplicaat van de Breve voor graaf
Colle. De 50 L. zult u misschien met moeite terugkrijgen, indien u opnieuw zou schrijven.
Deze belastingen pleegt men aan te tekenen op de keerzijde van de documenten, waar de graaf
dan ook deze 50 fr. zal gelezen hebben.
(2) Brief van Don Barruel, Turijn, 21 mei 1884.
(3) Brief van Don Bosco, Turijn, 5 juli 1884.

9.10 Page 90

▲back to top


- XV/86 -
te zijn, steeds zeer tevreden uw l i e f d ad i g h e i d t e o n d e r vi n d e n , e e n l i e f d a-
digheid waarmee U ons helpt zielen voor God te winnen. U begrijpt wel,
heer graaf, dat het slot van deze brief als scherts bedoeld is en dat
mijn geschrift slecht is zodat ik mij moeilijk kan doen begrijpen. Moge
God u zegenen, mijn beste heer graaf, en met u zegene Hij mevrouw de gra-
vin. Moge Maria, Hulp der Christenen, u beiden in goede gezondheid maar
steeds op de weg naar het paradijs bewaren. Heel het huis, daarin begre-
pen onze priesters, clerici en jongens, biedt u zijn eigen eerbetuigin-
gen aan, beveelt zich in uw gebeden aan en zal morgen de heilige communie
ontvangen volgens uw intentie."
Om zijn dankbaarheid te bewijzen placht hij aan zijn weldoeners
kleine geschenken te geven, waarvan hij wist dat ze hun aangenaam waren.
Om bepaalde personen te trakteren kwamen hem uitgelezen flessen wijn of
uitnemende likeuren, die hem door adellijke of rijke families van Turijn
geschonken werden van pas. Aldus zond hij af en toe aan graaf Colle goede
vermout. De eerste maal antwoordde Don Bosco toen de graaf zijn dank be-
tuigd had, op 30 augustus 1881: Een weinig vermout geeft aanleiding tot
lachen, maar in uw grote goedheid hebt U hem willen aanvaarden. Ik ben
zeer tevreden dat die kleinigheid u een ogenblik van welbehagen heeft
bezorgd." En na een andere zending op 4 december 1883: "Ik ben tevre-
den dat de vermout u in goede staat toegekomen is. Het is een armzalige
manier maar ook de enige die wij hebben om u te zeggen dat wij u dankbaar
zijn, dat wij van u houden en dat wij op een zeer speciale wijze voor u
bidden." Hij komt er een derde maal op terug op 18 januari 1885: "Ik
vraag u ongegeneerd iets en u zult de goedheid hebben het mij te zeggen.
Hebt u nog vermout tot uw beschikking? U weet dat ik er uw leverancier
van ben."
Maar het gebruikelijke middel om zich van zijn schuld te kwijten,
werd hem vooral door zijn levendig geloof gedicteerd. Er is geen brief,
waarin hij niet spreekt over gebeden gedaan of nog te doen voor zijn twee
weldoeners. Bij plechtige gelegenheden drukt hij dit uitvoeriger en met
meer warmte uit. Wij zagen er al verscheidene staaltjes van en wij zullen
er nog enkele andere onder de meest betekenisvolle uitkiezen.
Voor het feest van Maria Tenhemelopneming schreef hij aan het
grafelijk paar op 10 augustus 1885: "Ik geloof dat u in deze noveen van de Ten-
hemelopneming van de Heilige Maagd uw arme Don Bosco niet zult verge-
ten, die zonder een dag over te slaan voor u en voor uw geestelijk en
tijdelijk geluk bidt. Wij, salesianen, vragen met aandrang gedurende
deze noveen dat de Heilige Maagd u een verzekerde plaats in haar na-
bijheid in het paradijs zou schenken, maar dat zij er nog lang mee zou
wachten u deze plaats te geven." En bij Maria's Geboorte, op 8 september
1886, begint hij zijn brief aldus: "Oh! Maria, onze goede Moeder, op deze
dag, waarop de katholieke Kerk uw geboorte viert, geef gij zelf een zeer
speciale zegen aan uw twee kinderen, de heer graaf en mevrouw de gravin Colle.

10 Pages 91-100

▲back to top


10.1 Page 91

▲back to top


- XV/87 -
Uit ganser harte (1) heb ik deze ochtend de heilige mis gecelebreerd en
hebben onze jongens hun heilige communie opgedragen voor uw geestelijk
en tijdelijk geluk. Bid u ook voor deze arme man, die u in Jezus Christus
als een tedere zoon bemint."
Voor het naamfeest van gravin Sofia Colle, op 23 september 1886:
"Op deze, uw naamdag, zou ik u wel graag een bezoek willen brengen,
maar op het ogenblik ben ik verplicht dit plan tot een ander tijdstip uit
te stellen. Vandaag dien ik mij ertoe te beperken de heilige mis te ce-
lebreren en zullen onze weeskinderen de heilige mis opdragen volgens uw
inzicht. Wij zullen bidden dat God u en de heer graaf Colle zou bewaren
in goede gezondheid, in vrede en in de christelijke liefde tot het laat-
ste ogenblik van uw leven. En dan zal de Heilige Maagd, vergezeld van
een menigte (engelen) u met zich naar het paradijs meenemen, bij uw ver-
wanten en vrienden en met de arme Don Bosco, die u in de Heer zeer be-
mint." Daags voor de noveen van Allerheiligen op 22 oktober 1884:
"Morgen beginnen wij de noveen van Allerheiligen en ik wil niet toela-
ten dat deze zou voorbijgaan zonder u te gedenken bij de Heer volgens
uw inzicht. Onder andere zullen wij God bedanken dat hij u in goede ge-
zondheid bewaard heeft en ik ben vol vertrouwen dat de Heilige Maagd zal
voortgaan met u te beschermen."
Bij het naderen van het feest van Maria Onbevlekt Ontvangen op
29 november 1881: "Ik wil de noveen van de Onbevlekte Ontvangenis niet laten
voorbijgaan zonder voor U te bidden, geliefde Heer en voor mevrouw
Colle, uw echtgenote. Op de vigiliedag van deze grote plechtigheid zal
ik de heilige mis opdragen en zullen onze jongens de heilige communie
ontvangen aan het altaar van Maria, Hulp der Christenen, volgens uw in-
zicht en dat van uw Dame." En op 4 december van het volgende jaar aan de gra-
vin: "Als toegenegen zoon die iedere ochtend zijn goede Mama in Jezus Christus
gedenkt, wil ik deze noveen van Maria, Onbevlekt Ontvangen niet laten
voorbijgaan zonder speciale gebeden te zeggen voor u en voor de heer graaf
Colle. Daarom zullen op de dag van het grote feest, vrijdag 8 december, alle
salesianen en hun jongens gebeden en communies voor u opdragen. En wat zal de
arme Don Bosco doen? Ik zal die dag de mis opdragen volgens uw inzicht. Wij
zullen de Heilige Maagd bidden dat ze u beiden lange tijd in goede ge-
zondheid maar steeds in haar genade en onder haar bescherming zou bewa-
ren tot de dag waarop wij allen samen zullen verenigd worden met onze
beste Louis in het gezelschap van de heiligen in het paradijs." Op 4
december 1883 opnieuw aan de graaf: "Heel de salesiaanse congregatie
biedt u haar huldeblijken aan en zaterdag zullen wij volgens uw inzicht
en dit van mevrouw de gravin de mis celebreren aan het grote altaar van
Maria, Hulp der Christenen, en zullen onze jongens hun communies en ge-
beden volgens uw inzicht opdragen."
(1) Deze zin is in de Franse tekst onderstreept.

10.2 Page 92

▲back to top


- XV/88 -
Bij gelegenheid van Kerstmis op 23 december 1883: "U weet dat de
salesianen, elke dag, 's ochtends en 's avonds bijzondere gebeden voor u
doen en dat de arme priester die deze brief schrijft iedere ochtend een
memento voor u in de heilige mis doet. Maar dezer dagen wens ik u een
geschenk te doen en een geschenk dat u zeker aangenaam zal zijn. In de
nacht van Kerstmis, om middernacht, zal ik als het God belieft de drie
missen opdragen, zullen de salesianen bidden en zullen onze jongens hun
gebeden en talrijke communies opdragen volgens uw inzichten. Onze gebeden
worden gericht tot het Kind Jezus om het te smeken u op aarde vele ver-
troostingen te schenken. Het moge u lange tijd in goede gezondheid be-
wa re n en het geleide u veilig langs de weg naar het paradijs. Op 17 december
1884 aan beide echtgenoten: "De noveen van Kerstmis is begonnen en wij
willen u niet vergeten. Iedere ochtend, iedere avond wordt er voor u ge-
beden, voor uw gezondheid, voor uw behoud. Opdat de Heer u nog lange ge-
lukkige jaren zou schenken, zal op de ochtend van Kerstmis de heilige mis
volgens uw inzicht worden opgedragen." Aldus schreef hij ongeveer het-
zelfde bij gelegenheid van Kerstmis van andere jaren, bij gelegenheid van
Nieuwjaar en van het feest van de H. Franciscus van Sales".
Over de cholera die van 1884 tot 1886 hier en daar Italië en
Frankrijk teisterde, brengt ons de correspondentie die wij doorbladerd
hebben, merkwaardige echo's. Samen met de economische weerslag waarover
wij al gesproken hebben, was zij voor Don Bosco tevens een gelegenheid
om zijn dankbaarheid tegenover het grafelijk paar Colle te betuigen. De
ziekte ontstond in de zomer van het jaar 1884. De graaf en de gravin die
naar het Oratorio gekomen waren voor het feest van Sint-Jan lieten na hun
vertrek niet dadelijk nieuws over hen horen, zodat Don Bosco niet gerust
was. Eindelijk kwamen er blijde berichten toe, waarop Don Bosco op 5 juli
antwoordde: "Uw beste brief is voor ons als een troostende engel geweest.
Van alle kanten werd naar u en naar mevrouw de gravin gevraagd, maar
niemand wist er iets over. Don Rua, Don Cagliero, Don Durando, Don De
Barruel en alle salesianen vroegen nieuws over uw reis, uw gezondheid en
uw verblijfplaats; maar niemand wist iets te zeggen tot uw brief toekwam.
Thans bevindt u zich in goede gezondheid te La Farlède. God zij gezegend.
Het nieuws over de openbare gezondheid schijnt beter te worden en wij
bidden zonder ophouden voor u, voor mevrouw de Gravin en voor al uw
vrienden, opdat niets uw gezondheid en uw rust zou verstoren. En dit
zullen we 's ochtends en 's avonds doen in onze private en publieke ge-
beden. Wat doe ik dit van ganser harte! Iedere dag gedenk ik u in de heilige
mis."
Don Bosco was echter niet goed. De hitte, die steeds schadelijk
voor hem was, verzwakte hem nog meer in de zomer van 1884 zodat de artsen
hem dwongen rust te zoeken in een betere lucht. Mgr. Chiesa, bisschop van
Pinerolo, bood hem gastvrijheid in zijn villa aan. Don Bosco begaf er
zich naartoe in gezelschap van Don Lemoyne. Zijn Excellentie overlaadde
hem met attenties. Inmiddels volgde hij van daar vol kommer het verloop
van de besmettelijke ziekte.(1) De dorpen in de omgeving begonnen geteisterd te
(1) Brief aan de graaf, Pinerolo, Bisschoppelijke Villa, 20 juli 1884.

10.3 Page 93

▲back to top


- XV/89 -
worden en de gevallen groeiden aan. "Ons vertrouwen", schrijft hij op 11
augustus, "stellen wij in Maria, Hulp der Christenen. Toch zijn onze
huizen in beroering gebracht door deze gesel. Al onze jongens die een huis
of ouders hebben, zijn naar huis gegaan. De armsten zijn bij ons gebleven
en we zullen trachten voor hen te zorgen en ze moed in te spreken. Indien
alles rustig blijft, zullen we elkaar terug zien op het einde van de
maand september. Anders zal de goddelijke Voorzienigheid ons de nodige
richtlijnen schenken. Alle salesianen en hun jongens bidden voor u, mijn-
heer en mevrouw, en wij stellen ook veel betrouwen in de gebeden en de vroom-
heid van u."
Hij keerde terug naar het Oratorio op 23 augustus en die dag meld-
de hij dit nieuws aan de graaf: "Ik kom nu terug van Pinerolo in vrij
goede gezondheid. Moge God gezegend zijn. De omgeving van de stad Turijn
is door cholera getroffen, maar tot heden toe is de stad volledig gaaf
gebleven. God zij dank dat in onze huizen de gezondheid goed gebleven is
wegens het tegengift van de Heilige Maagd. Priesters, clerici, jongens
bidden en communiceren voor u en voor mevrouw de Gravin. Ik dank u voor de
rozenkrans die u volgens onze intentie bidt. De Heer en zijn goddelijke
Moeder zullen niet toelaten dat men tevergeefs zal herhalen: "Maria, Hulp der
Christenen, bid voor ons." Maar naast het gebed koesterde hij in zijn
hart ook een plan. "Terwijl ik mij te Pinerolo bevond, ging hij verder,
heb ik er ernstig aan gedacht dat, indien U en mevrouw de gravin de maan-
den van de grote hitte te Pinerolo zou kunnen doorbrengen, dat zeer goed
zou zijn voor uw gezondheid. Zou men voor u geen kamers voor dat seizoen
in gereedheid kunnen brengen? Dat is iets wat we het volgende jaar kunnen be-
spreken."
Hierover werd niets besloten. Inderdaad schrijft Don Bosco op 10
augustus 1885: "De kranten schrijven dat de cholera Frankrijk bedreigt. Ik ge-
loof dat La Farlède zal gespaard blijven. Telkens als u het goed zou
oordelen een zekere tijd te komen doorbrengen te Lanzo, een uiterst vei-
lige streek, dient u mij enkel maar een paar dagen tevoren te verwitti-
gen, een dag tevoren, en dan zult u voor u en heel uw familie een huisje
te uwer beschikking vinden." Hij hernieuwde zijn voorstel op nog ruimere wijze
op 18 augustus: "Mijn beste liefdadige vriend, wij hebben er volle vertrouwen
in dat uw gezondheid en die van mevrouw de gravin goed is. Alle salesi-
aanse huizen bidden onophoudend opdat u te La Farlède lange tijd in
gezondheid en heiligheid zou mogen verblijven. In het geval echter dat u
enig ongemak zou hebben en u het goed zou oordelen enkele tijd bij ons te
komen doorbrengen, kom dan maar in volle vrijheid en u zult bevinden dat
allen u feestelijk zullen onthalen."
In juli 1886 verbleef Don Bosco weer eens bij de bisschop van
waar hij op 23 juli schrijft: "Mijn gedachten zijn steeds bij u om God te
bidden u lange tijd in goede gezondheid te bewaren. De salesianen stel-
len het goed. Geen cholera noch andere kwalen verontrusten ons. Indien
onze huizen en onze mensen u enige dienst kunnen bewijzen, zal dat voor
ons een grote troost zijn. Wij staan zonder enige beperking tot uw orders." Dit

10.4 Page 94

▲back to top


- XV/90 -
hernieuwde verzoek had geen ander uitwerksel dan steeds beter getuigenis
af te leggen van het feit dat het hart van Don Bosco dankbaar gestemd was
tegenover zijn grote weldoeners.
Het uitwisselen van bezoeken gaf aanleiding tot betuigingen van
dankbaarheid van zijn hart aan de ene kant, evenals tot het beoefenen
van een weldoende liefdadigheid aan de andere kant. We hebben deze be-
zoeken tot heden toe herdacht, maar we dienen er nog bij stil te blijven
staan om steeds beter de gevoelens van Don Bosco te peilen. Hij was te
Toulon geweest in de maanden maart en april van het jaar 1883. Op 5
april schreef hij uit Valence aan de Rhône: "Ik draag steeds de zoete
herinnering van uw hoofsheid, attenties en vrijgevigheden met mij mee. Ze
werden mij meermaals betuigd en vooral gedurende de dagen die ik de eer en
de troost had met u te Toulon door te brengen. U begrijpt wel, heer graaf,
dat alles wat ik u schrijf, ook bedoeld is voor gravin Colle, die wij op
dit ogenblik werkelijk de liefdadige moeder (1) van de salesi-anen mogen
noemen. In onze huizen en bij onze bezigheden zullen zij niet nalaten te
bidden voor uw gezondheid en behoud."
Op 10 juni nodigde hij ze uit naar Turijn voor zijn naamfeest.
"Op 24 juni", schreef hij, "wordt het feest van Sint-Jan gevierd en
indien u bij deze gelegenheid naar Turijn kunt komen, zal het feest
volledig zijn. Ik geloof dat we tijd zullen hebben om samen over onze za-
ken te spreken en ook een paar uitstappen te doen. Maar indien het voor
u en voor uw Dame beter geschikt is vroeger of eerder bij ons te komen,
dan staat u dat volledig vrij. Gedurende die tijd heb ik geen verplich-
tingen die mij elders roepen. Het feest van Maria, Hulp der Christenen,
is werkelijk schitterend geweest. We zullen er te Turijn over spreken."
De uitnodiging werd met blijdschap aanvaard. Bij het vertrek was de graaf
wat ongesteld en op 7 juli schreef Don Bosco hem dadelijk: "Bij uw vertrek
uit Turijn, mijn beste vriend, ben ik wat ongerust geweest over uw gezond-
heid, die niet goed was. U had immers een zware verkoudheid en u hoestte.
Ik stel mijn vertrouwen op God dat u nu beter bent. Niettemin zal het
mij groot genoegen doen, wanneer u mij hierover een paar woorden zou
schrijven." Bij zijn uitstappen had Don Bosco gedacht er een te doen naar
Borgo San Martino, maar de graaf kon dat bezoek niet brengen en daarom zei hij
hem in diezelfde brief: "Te Borgo San Martino was he t feest helemaal
voor u. De mensen in de zaal, de zang en de muziek, de jongens, de bis-
schop wachtten met groot verlangen naar u. Ik heb getracht alles goed te
maken en nodigde allen uit te bidden volgens uw inzicht."
In het begin van het jaar 1884 wenste Don Bosco de dag te ver-
haasten om terug naar Toulon te keren.(2) Zoals we gezien hebben begaf
hij er zich naartoe in maart samen met Don Barberis. De graaf en de gravin kwa-
(1) In de tekst onderstreept.
(2) Brief aan de graaf, Turijn, 11 februari 1884.

10.5 Page 95

▲back to top


- XV/91 -
kwamen opnieuw naar Turijn voor het feest van Sint-Jan en toen werd het
ereteken van Commandeur van Sint-Gregorius de Grote overhandigd. In de
loop van hetzelfde jaar wenste hij bij de verheffing van Don Cagliero tot
de bisschoppelijke waardigheid dat ze wederom zouden terugkomen voor
zijn wijding. Op 7 september schreef hij hun: "Ik kom u een voorstel
doen, een moeilijk maar geen onmogelijk uit te voeren voorstel. U zult er
zelf over oordelen. Ik geloof dat het u bekend gemaakt werd dat Don
Cagliero op 13 september tot bisschop zal benoemd worden door onze heili-
ge Vader Leo XIII. Enkele dagen later zal hij gewijd worden. Hij is de
eerste van onze leerlingen die tot dit ambt verheven wordt; hij is de eerste
bisschop van Patagonië. Hij is tevens een van uw beschermelingen en is u
zeer genegen. We zullen een prachtig feest vieren. Maar ziehier nu de
grote zaak die wij verlangen. Allen en ik als eerste, wij wensen u op die
dag onder ons te hebben om als Peter en Meter bij die kerkelijke plech-
tigheid op te treden. Dit is mijn uitnodiging en dit wordt door allen
gewenst. Anderzijds houd ik van u en kijk ik vooral naar uw gezondheid.
Daarom, wanneer u zou vrezen, hoe dan ook, dat uw gezondheid er zou on-
der lijden, zal ik voor mij een groot offer brengen en dan wil ik vol-
strekt dat u thuis zou blijven. Dat is dan, Heer Graaf en Mevrouw de
Gravin, mijn oprechte uitnodiging, maar met volstrekte vrijheid uwerzijds
en met vurig verlangen u onder ons te hebben."
Het antwoord was wat men gevreesd had. Mgr. Cagliero die zich in
december naar Rome begeven had, keerde terug op 22 december met een spe-
ciale zegen van de paus voor het echtpaar Colle (1) die hij persoonlijk
bracht. Hij werd door hen zeer hoffelijk ontvangen (2) en ontving een
gift van vijftienhonderd fr.(3)
Nog eer het jaar 1885 ten einde was, had Monseigneur een jonge
Indiaan gedoopt en hem de naam gegeven van Louis Colle. Een foto hiervan
zond hij aan Don Bosco voor de graaf.(4)
Don Bosco zag de Colle's opnieuw in april van het jaar 1885 te
Toulon, waar hij met hen een nieuwe reis naar Turijn besprak voor het
feest van Maria, Hulp der Christenen, dat om liturgische redenen tot 2
juni uitgesteld was.(5) In het huis van de Colle's voelde Don Bosco
zich volledig op zijn gemak, zo groot was er de geest van christelijke
vroomheid die daar heerste. Het zoete aandenken aan zijn verblijf daar
drukte hij, inderdaad, aldus uit:(6) "Mijn aards paradijs is steeds mijn kamer
(1) Brief van Don Bosco aan graaf en gravin Colle, Turijn 17 december 1884.
(2) Brief van Don Bosco aan de graaf, Turijn 20 februari 1885.
(3) Brief van Don Bonetti aan Don Bosco, Marseille 11 februari 1885.
(4) Brief van Don Bosco aan de graaf, Turijn 27 september 1885.
(5) Brief van Don Bosco aan de Colle's, Turijn 13 maart, Nice 25 april en Turijn 10 mei 1885.
(6) Brief aan de Colle’s, Nice 25 april 1885.

10.6 Page 96

▲back to top


- XV/92 -
mijn kamer of liever de kamer mij door u gegeven wanneer ik naar Toulon
kom." Bij het naderen van de grote dag schreef hij op 26 mei: "Alle sa-
lesianen verwachten u op 31 mei in de voormiddag. Nu u mij niet gezegd
hebt of u over Savona of over Genua zult komen, wil ik het u op geen
manier lastig maken maar wij verwachten u 's middags voor het diner en
op om het even welk uur. U zult werkelijk de twee vrienden van Maria,
Hulp der Christenen zijn en onze Priores voor het grote feest (...).
Intussen deed ik een memento en zal ik ermee voortgaan dat te doen in
de heilige mis voor uw voorspoedige aankomst te midden van ons." Don
Bosco bracht hun op zijn beurt een bezoek einde maart van het jaar 1886
en dit was dan de laatste samenkomst van deze heilige zielen op aarde.
Eigenlijk zou Don Bosco nog een andere samenkomst gewenst hebben
op een plaats en bij een gelegenheid die zeer merkwaardig waren. Op 27
maart van het jaar 1887 schreef hij: "Men zou willen beslissen de in-
wijding van de kerk van het Heilig Hart te Rome te laten plaats heb-
ben op 14 mei en vandaar zou u dan naar het feest van Maria, Hulp der
Christenen, komen op 24 mei. Is dit voor u geschikt? Indien het voor u
mogelijk is, dan zal ik u alle bijzonderheden, die u aanbelangen,
schriftelijk laten weten (...). Allen verwachten wij u voor die vast-
gestelde tijd. Iedere dag wordt er voor uw gezondheid en voor uw behoud
gebeden en uw arme, maar toegenegen Don Bosco verzuimt nooit iedere
ochtend in de heilige mis voor u een speciaal memento te doen." Op 8 april komt
hij op de zaak terug: "Ik weet niet of u sinds korte tijd nieuws van ons
ontvangen hebt, want ik ben bijna genoodzaakt de correspondentie vaar-
wel te zeggen, met uitzondering van de strikt vertrouwelijke zaken. Thans
werd beslist dat de kerk van het Heilig Hart definitief aan God zal wor-
den toegewijd op 13 mei. Ik ben genoodzaakt kleine afstanden af te leggen,
maar ik hoop omstreeks die dag te Rome te zijn en rustig met elkaar te
kunnen praten. Vanuit Rome zullen we dan hier naar Turijn komen voor het
feest van Maria, Hulp der Christenen, op 24 mei. We zullen dan onze
za ke n bekijken en bespreken."
Maar ook de gezondheid van de graaf verzwakte. Zijn hartkwaal had
hem meer dan ooit weer aangetast. Over dit nieuws schreef Don Bosco hem
op 12 mei: "Uw brief was voor ons allen als een donderslag die al onze
plannen overhoop heeft geworpen. Enkel uw gezondheid en de noodzakelijk-
heid u in alles te ontzien zijn redenen genoeg hiertoe. Onze feestelijk-
heden zullen plaats hebben of liever zullen uitgesteld worden tot een an-
dere datum. Ik hoop er naartoe te kunnen gaan, veel voor u te bidden op de gra-
ven van Sint-Pieter en Paulus, en ik hoop dat de Heer u zal toelaten naar
het feest van Maria, Hulp der Christenen, te komen te Valdocco. Al onze
gebeden worden voor dit inzicht gedaan. U zult nieuws van ons ontvangen.
Moge God ons zegenen en moge Maria ons leiden zodat wij elkaar zeker te
Turijn zullen zien. Al onze leerlingen bidden voor u en verwachten u
stellig. Uw bezoek zal voor hen een grote vertroosting zijn. "Maar in
een postscriptum gaf Don Rua aan de graaf nieuws over de gezondheid van
D o n B o s c o d a t w e i n i g g u n s t ig w as . D e g e d a c h t e d e d a t u m voor de inwij-
ding uit te stellen om de komst van de Colle's mogelijk te maken, zoals Don Bos-

10.7 Page 97

▲back to top


- XV/93 -
co dit zou gewild hebben, kon niet verwezenlijkt worden, zoals Don Rua
opmerkte, was het thans hiervoor te laat en men had al aangekondigd dat het
op 14 mei zou plaats hebben.
De reis van Don Bosco verliep traag. Pas was hij te Rome toege-
komen of hij haastte zich op 1 mei te schrijven: "We zijn te Rome aange-
komen. De reis is goed verlopen. Mijn secretaris, Don Rua, zal u de bij-
zonderheden laten weten. Indien u niet kunt komen, zullen wij veel voor
uw gezondheid bidden. Toch heb ik volledig vertrouwen u in Turijn te zul-
len zien, omdat het onmogelijk is het feest van Maria, Hulp der Christe-
nen, zonder uw tegenwoordigheid te vieren. Ik spreek steeds zo op voor-
waarde dat uw gezondheid het u zou veroorloven, daar uw gezondheid voor
ons boven alles gaat. Mijn terugkeer is vastgesteld voor 20 mei ten laat-
ste en, indien ik het kan doen, zal ik enkele dagen vroeger komen. Al onze
werken zijn hier begonnen. Moge God ons helpen om ze te voltooien. God
verlene een goede gezondheid aan u en aan mevrouw de gravin en leide u
beiden langs de weg van het paradijs. Amen." Bij het ondertekenen betuigt
hij te zijn "nederig en toegenegen als een zoon."
Het antwoord stelde hem niet gerust en daarom schreef hij opnieuw
op 12 mei: "Uit uw brief maak ik op dat uw gezondheid niet goed is, zoals
wij dit allen verlangen dat ze zou zijn. Daarom zullen we veel bidden
en, om zo te zeggen, de Heer en de Heilige Maagd geweld aan doen. Alle
jongens van onze colleges bidden voor u. Morgen zullen ik en Don Rua
samen de H. Mis voor u opdragen. Zaterdag avond om 6 uur hebben wij een
audiëntie bij de Heilige Vader. We zullen hem veel over u zeggen (...).
Zaterdag zal de inwijding van de kerk en van het tehuis van het Heilig
Hart, die ik zo menigmaal aan uw liefdadigheid aanbevolen heb, plaats hebben."
Bij de inwijding werd de familie Colle eervol herdacht. Immers de
drie grootste klokken spraken met luide stem over hen. De namen van de
graaf, van de gravin en van Louis waren erin gegrift met respectieve
lofbetuiging in het Latijn, opgesteld door Don Bosco en nog steeds in
handschrift bewaard.(1)
(1) Uit de minuut eigenhandig door Don Bosco geschreven:
In de kerktoren van de kerk van het Heilig Hart van Jezus te Rome, de grote klok met
volgend inschrift: Floritus Colle, Sanctae Romanae Ecclesiae Comes„ patria Tolonensis in
Gallia fidei rerumque catholicarum propugnator et decor, Salesianae Congregationis
benefactorum princeps, tyntinnabulum hoc in obsequium Summi Pontificis Leonis XIII dicavit.
1887.
Op de tweede klok: Sophia Comitissa Colle de nobili familia Buchet patria Tolonensis
caritate et pietate indequaque fulgens omnium virtutum viri sui fidelis pedissequa ad
honorem. B.V.A. Christianorum D.O.M. d. anno 1887.
"Op de derde klok: Aloysius Colle, filius unicus Comit. Sophiae et Floritii Colle, dum innocentia
caeterisque virtutibus parentibus solaturn et exemplum praeberet, florente aetate raptus est ne
malitia mutaret intellectum eius. Quievit in osculo Domini aetatis suae anno 17, A.D. 1881.
Parentes benedicentes Dominum, qui dedi et abstulit, pauperes Christi haeredes constituerunt,
qui illorum thesauros in coelum deportaverunt."
.../...

10.8 Page 98

▲back to top


- XV/94 -
Don Bosco vervroegde werkelijk zijn vertrek, zoals hij dit voor-
zien had. Op 18 mei bevond hij zich inderdaad, te Pisa, als gast van de
aartsbisschop Mgr. Capponi. Van daaruit schreef hij naar Toulon. We zullen
thans de laatste brieven van Don Bosco aan het brave echtpaar volledig
weergeven. Bij het vertalen laten we de syntactische onvolmaaktheden die
samen met het geschrift, laten blijken hoe vermoeid zijn hand en zijn
geest waren.
"
Heer Graaf en Mevrouw de Gravin Colle,
"
"
Ik hoop dat u het nieuws ontvangen zult hebben dat de
" Heilige Vader u zijn zegen heeft willen schenken. Thans zal ik
" u enkel een paar woorden zeggen vanuit het aartsbisschoppelijk huis
" van de aartsbisschop van Pisa die mij ermee gelast u zijn eerbie-
" dige huldebetuiging aan te bieden.
"
Morgenochtend zal ik naar Turijn vertrekken waar wij de H. Maagd,
" Hulp der Christenen, volstrekt willen verplichten u uw vroegere
" gezondheid terug te schenken.
"
Alle salesianen bidden onophoudend voor u en voor Mevrouw.
"
God zegene u en de H. Maagd geleide u steeds op de weg
" naar het paradijs. Zo zij het.
"
U toegenegen als een zoon,
" Pisa, 18 mei 1887.
Priester Gio. Bosco.
" De Heilige Vader heeft mij een lange audiëntie willen verlenen
" en ik heb de tijd gehad over u te spreken, over uw Dame en over
" al de goede werken die u doet en die u ons helpt doen.
"
Het spijt hem zeer dat uw gezondheid niet is zoals u deze
" zou wensen te zijn. Hij beveelt aan veel te bidden in de kerk van
" het Heilig Hart en vooral tijdens de noveen en op het feest van
" Maria, Hulp der Christenen.
"
Ik heb hem uw gezondheid gedurende lange tijd in de heilige "
mis aanbevolen. Hij heeft mij dit verzekerd en heeft mij gelast
" u van zijn kant een speciale zegen met volle aflaat te schenken.
"
Wees geduldig wat mijn geschrift betreft.
(1) .../...
In 1893 werd in een gang naast de kerk van het Heilig Hart een grote steen ingemetseld
met de portretten in reliëf van de drie Colle's en met volgend grafschrift van Don
Francesia: Honori et memoriae - Aloysii Colle Comitis F. Floritii et Sophia Buchet - qui
cum pietatis et litterarum studio-inclaresceret-quievit in Domino sexdecim an.n.- parentes
dum moesti Dei mentem adorant-rei suae haeredes pauperes Chr. constituerunt-et pueros in
primis - qui Christianis moribus imbuendi alerentur-Romae in aedibus a div.Corde Jesu
nuncupatis-ut rei memoria ad posteros prorogetur-hunc titulum inculpendum curavimus-an. MDCCCXCIII.

10.9 Page 99

▲back to top


- XV/95 -
Een lange brief, waarin de inspanning om de weerspannige pen voor-
uit te duwen merkbaar is, stuurde hij naar Toulon vanuit Turijn, ongeveer
een maand na de vorige brief. Hij heeft de naam van de geadresseerde ver-
geten.
"
Ik ben in het college van Valsalice dat door uw tegen-
" woordigheid vereerd werd en dat ons zeer dikwijls de gelegen-
" heid geeft over u te spreken, beste heer Graaf Colle en eerbiedwaar-
" dige Mevrouw de gravin. Indien uw gezondheid het u zou toelaten
" bij ons te komen voor de feesten van Sint-Aloysius en van Sint-
" Jan, werd er een kamer en een tafel gereed gemaakt voor u en
" voor uw Dame.
"
Ik geloof dat het verblijf hier voor u zeer aangenaam zal
" zijn, omdat de hitte u geen last zal bezorgen. Heel het huis zal tot
" uw orders zijn. Maar voor alles dienen wij te denken aan uw
" gezondheid waarvan ik de echte toestand niet ken.
"
Ik verlang werkelijk enige tijd met u door te brengen en wat
" te spreken over onze zaken van Rome, van S. Benigno, van onze
" missionarissen. Maar dit alles vergt een goede gezondheid voor
" u en voor mevrouw de Gravin. Alle salesianen bidden voor uw gezond-
" heid en we hebben volle vertrouwen dat we zullen verhoord worden.
"
Het nieuws van onze missionarissen is slecht geweest, vooral
" van Mgr. Cagliero. Bij een reis van Patagonië naar Chili is
" hij van zijn paard gevallen en voor dood blijven liggen in de
" woestijn van de Cordilleras. Thans is zijn leven gered en na
" een maand van levensgevaar, zijn ze ten slotte allen levend
" in de stad La Concepcion aangekomen en zijn ze het werk voor
" de bekering van de wilden begonnen.
"
Onze missionarissen schrijven heel dikwijls dat ze zich steeds
" aanbevolen houden aan uw liefdadige gebeden. Van hun kant geven ze al-
" len de verzekering dat ze niet nalaten iedere dag u en uw Dame
" aan te bevelen in de gebeden van de wilden en vooral van hen die in
" het doopsel uw naam hebben ontvangen.
"
Moge God u beiden zegenen en moge de Heilige Maagd u door
" alle gevaren tot in het paradijs leiden.
"
Don Rua, samen met alle salesianen, bieden u hun genegen
" huldeblijken aan. Gedurende heel mijn leven zal ik u als zoon
" zeer genegen blijven.
" Turijn, Valsalice.
Priester Gio. Bosco.
De graaf moet waarschijnlijk aan Don Bosco gevraagd hebben novenen
te laten doen. Dadelijk ontving hij van hem het volgende antwoord, waarin
nogmaals de gebruikelijke vermelding van de geadresseerde weggevallen is.
Ook de toestand van de gravin was niet goed.

10.10 Page 100

▲back to top


- XV/96 -
"
Wij zullen de noveen tot de Heilige Maagd doen niet enkel één
" keer, maar zoals u het wenst, vele malen, opdat God ons zou ver-
" horen, zoals de pastoor van Saint-Louis ons verzekert. Moge God
" dit doen. Heel het huis bidt samen met u.
"
Bij ons is nu Graaf de Villeneuve met zijn dochter Anne-
" Marie om de Heilige Maagd te bedanken. Wij hebben veel over u
" gesproken en hij belooft mij eveneens samen met ons te zullen
" bidden voor uw volledige gezondheid.
"
Oh! Sint-Jan, laat niet toe dat we uw feest vieren zonder
" van God of uw volledige genezing of op zijn minst een zeer aan-
" zienlijke beterschap te bekomen. Moge het zo zijn. Wanneer u
" zo goed wil zijn op mijn brieven te antwoorden, dan verzoek ik u zonder
" meer deze paar woorden te schrijven: "Ik ben goed of ik ben niet goed.
" Dit zeg ik alleen maar om u niet teveel in te spannen door het
" schrijven van een lange brief.
"
Wij bidden eveneens voor Mevrouw de Gravin Colle en we heb-
" ben volledig vertrouwen dat ze volledig zal genezen.
"
Oh! Maria, onze meedogende en liefderijke Moeder, bid voor
" ons en bescherm ons. Moge het zo wezen.
"
"
Uw nederige en als zoon verplichte
"
Priester Gio. Bosco.
Nadat hij van Don Perrot vernomen had dat de toestand van de graaf
niet bevredigend was, meende Don Bosco er goed aan te doen Don Rua te
sturen om hem te bezoeken, te meer nu deze te Marseille zaken had af te
handelen. "Don Rua", schreef Don Bosco,(1) "kent zeer goed uw inzichten,
de inzichten van uw Dame en de mijne." Na de terugkeer van Don Rua,
schreef hij aan de gravin.
"
Mevrouw de Gravin Colle,
"
"
Don Rua bericht ons dat de heer graaf wat beter is. God zij
" gezegend. Wij gaan steeds voort met bidden. Wij hopen dat deze
" kleine beterschap zal voortduren, ofschoon zachtjes aan. Ik ben
" ongeveer in dezelfde toestand. Iets beter, maar ik kan niet gaan
" zonder de steun van twee personen.
"
Maar U zelf, Mevrouw de Gravin, verwaarloost uw eigen ge-
" zondheid. Verzorg onze beste zieke maar vergeet u zelf niet.
"
Iedere ochtend zullen mijn gebeden in de heilige mis voor
" de heer graaf en voor mevrouw uw zuster zijn. Onze wezen communiceren
" iedere dag speciaal volgens uw intentie aan het altaar van Maria, Hulp der
" Christenen.
(1) Brief vanuit Turijn, 7 juli 1887.

11 Pages 101-110

▲back to top


11.1 Page 101

▲back to top


- XV/97 -
"
Oh! glorierijke Sint-Anna, bekom voor ons van God, gezond-
" heid, heiligheid en volharding tot het paradijs - het paradijs -
" het paradijs.
"
U toegenegen als een zoon
"
Priester Gio. Bosco.
Een onverwachte en merkelijke beterschap deed de hoop weer op-
vlammen. Don Bosco betuigde dadelijk zijn vreugde aan de gravin.
"
Mevrouw de Gravin Colle,
"
"
God zij gezegend en de Heilige Maagd steeds bedankt. De
" genade of de genezing van de heer Graaf Colle is werkelijk iets wonder-
" baar. Meermaals had ik gezegd en geschreven: - "Indien het aan
" God behaagt, roepe Hij mij naar de eeuwigheid; maar hij schenke
" nog wat tijd aan zijn zoon de heer Graaf Colle om zijn bescherming
" aan onze missionarissen en aan onze ontluikende congregatie
" te kunnen voortzetten." - God heeft de dag van mijn geboorte
" willen uitkiezen om mij dit nieuws te laten vernemen. Weze immer
" en altijd de Heilige Maagd bedankt. Dit was het aangenaamste
" nieuws. Ook Don Rua zal schrijven. U zult met geduld dit slecht
" geschrift lezen.
"
Maria weze voor altijd onze beschermster. Gelieve u ook
" voort te gaan met bidden voor deze arme priester, die echter
" steeds genegen als een zoon zijn zal
"
" Lanzo, 14 augustus 1887.
Priester Gio. Bosco.
Mondeling nieuws dat later door de directeur van La Navarre mee-
gedeeld werd bevestigde het goede verloop van de ziekte. Don Bosco ver-
heugde zich hierover samen met de graaf.
"
Mijn lieve en beste vriend,
"
"
In het aanschijn van God hoop ik dat uwe gezondheid steeds
" van goed tot beter verloopt en dat mevrouw de Gravin en u zelf gere-
" geld een goede gezondheid genieten. Wij hebben altijd met dit
" inzicht gebeden maar op de dag van Maria's Geboorte zullen
" wij hiervoor op een speciale manier bidden.
"
Ik ben steeds te Valsalice. Don Rua is te Este in ons
" college om de retraite van de salesianen van Lombardië te lei-
" den. Zaterdag zal hij hier bij mij zijn.
"
Don Perrot is enkele dagen bij ons geweest en wij hebben
" de tijd gehad om over uw genezing te spreken, over de gezondheid
" van mevrouw de gravin en mevrouw haar zuster.

11.2 Page 102

▲back to top


- XV/98 -
"
Moge God ons zegenen en moge de Heilige Maagd ons door
" alle gevaren leiden tot in het paradijs.
"
Mijn huldeblijken aan allen.
"
Nederig en toegenegen als een zoon
" Turijn, 6 september 1887.
Priester Gio. Bosco.
Op 20 oktober moest Don Bosco te Foglizzo vierennegentig aspiran-
ten inkleden als clerici. De graaf had het bedrag gestuurd nodig voor
het laken. Deze dankbrief is de laatste aan graaf Colle gericht en een
van de laatste brieven door Don Bosco geschreven.
"
Turijn, 17 oktober 1887.
"
Mijn beste heer graaf Colle,
"
"
Don Perrot heeft ons uw edelmoedig bedrag van 5.000 fr. ge-
" stuurd om ons te helpen bij het inkleden van onze clerici. Ik heb
" ze dadelijk voor hen uitgegeven en donderdag eerstkomende werd
" vastgesteld voor hun inkleding als clerici. Diezelfde dag echter bidden
" ze en gaan ze te communie voor u, voor mevrouw de gravin en voor
" het voortduren van uw gezondheid. Wij zullen speciaal bidden
" voor de levenden en de doden van uw familie.
"
Moed, wij zetten onze gebeden voort. Mijn gezondheid is beter.
" God zij gezegend en moge de Heilige Maagd ons beschermen. Ik ben
" zeer gelukkig als ik nog kan bidden voor u, voor uw dame en te
" kunnen zeggen dat ik uw verplichte en nederige dienaar ben
"
"
Priester Gio. Bosco.
De grote vriend en weldoener van Don Bosco ging een maand voor hem
naar de eeuwigheid. Op 1 januari 1888 sneed een hartaanval hem bijna on-
voorzien het leven af. Gedurende de hoogten en de laagten van zijn kwaal
had hij tweemaal het Viaticum ontvangen. Don Rua bereidde het hart van
de zieke Don Bosco op het pijnlijke nieuws voor. Voor hem en voor de
gravin, evenals voor andere van zijn grote weldoeners had Don Bosco met
bevende hand een brief geschreven om hem na zijn dood mooi over te
schrijven en te versturen. Wanneer hij ondertekende als "toegenegen
als een zoon" zei hij hun: "Ik verwacht u daar waar de Heer ons de grote
beloning, het eeuwige geluk samen met onze beste Louis bereid heeft. De
goddelijke barmhartigheid zal ons dit toestaan. Mogen ze steeds de steun
zijn van de salesiaanse congregatie en de hulp van onze missies. Moge
God hen zegenen."
De liefdadigheid van de overledene werd tot op het laatste niet
verloochend. In zijn testamentaire beschikkingen verleende hij aan Don
Bosco of wanneer hij er niet meer zou zijn aan Don Rua een legaat van vierhon-

11.3 Page 103

▲back to top


- XV/99 -
derdduizend fr. Maar de duivel wou er zijn staart tussen steken. Het
eigenhandig geschreven testament dat neergelegd was bij notaris Marquand
van Toulon droeg de datum van 2 juli 1884; maar het watermerk van het
gezegelde papier, waarop het geschreven was, vertoonde een later jaar,
namelijk 1886. Een verre bloedverwant, die de graaf niet aan huis wilde
ontvangen, klampte zich aan die haak vast om de nietigheid van het testa-
ment aan te vragen. Weliswaar had de graaf thuis een identiek testament
bewaard wat de inhoud en de datum betreft, op ongezegeld papier geschre-
ven, maar ongelukkigerwijze was er een eigenhandig geschreven nota bij,
waarin gezegd werd: "Dit is de nauwgezette kopie van mijn testament neerge-
legd bij de heer Marquand. Het zal uitvoerbaar zijn, indien het testament
dat neergelegd werd bij de notaris zou verdwijnen."
In werkelijkheid was het testament op ongezegeld papier het ori-
gineel, terwijl wettelijk het tegenovergestelde diende te blijken. De
eiser meende dat het gemakkelijk was met twee argumenten aan te tonen dat
het testament, dat in huis bewaard werd geen uitwerksel kon hebben:
"1° Een kopie kan geen groter resultaat hebben dan het origineel. Daar
het origineel nietig was, moest ook de kopie nietig zijn. 2° Het tweede
testament, zou, in overeenstemming met de wil van de testateur uitvoer-
baar zijn, indien het testament bij de notaris neergelegd zou verdwij-
nen. Welnu, dit testament is niet verdwenen en bijgevolg mag het tweede
testament niet uitgevoerd worden."
Gelukkigerwijs verwierp de burgerlijke rechtbank de vraag van
nietigheid en gaf als motivering dat het testament dat in huis bewaard
werd, zonder enige betwisting geschreven, gedateerd en ondertekend was
door de testateur en dat het dus de drie onmisbare vereisten bezat voor
de geldigheid van een holografisch testament en dat het uitgevoerd moest
worden. Dit vonnis werd door een arrest in appel bevestigd.
Ofschoon een clausule van het testament voorzag dat de legaten in
geld eerst twee jaar na haar dood dienden uitgevoerd te worden besloot
de gravin weduwe, de waardige erfgename van de overledene dadelijk het
legaat voor Don Bosco uit te betalen en was verheugd toen ze zag dat de
daartoe nodige formaliteiten vervuld waren. Bij het opmaken van de re-
keningen echter bedroeg het bedrag in kas slechts tachtigduizend fr.
Op het graf van graaf Colle leest men een vers van de Psalmen,
waaruit het laatste getuigenis blijkt van de genegen dankbaarheid van
Don Bosco voor zijn gezegende gedachtenis. Drie dagen eer hij hem naar
de hemel volgde, op de avond van 28 januari 1888, toen hij al alle moei-
te had om zich te doen begrijpen en te laten merken dat hij begrepen
had, sprak men zachtjes bij zijn bed over een zin uit de schrift die men
zou graveren boven het grafschrift van de afgestorvene. Don Rua was de
mening toegedaan dat men zou schrijven: Orphano tu eris adjutor.

11.4 Page 104

▲back to top


- XV/100 -
Mgr. Cagliero echter stelde het volgende voor: Beatus qui intelligit
super egenum et pauperem. De aanwezigen meenden dat Don Bosco niet ge-
hoord had wat er gezegd werd, maar plots opende hij de ogen en zei
met grote inspanning: Pater meus et mater mea dereliquerunt me, Domi-
nus autem assumpsit me.
De Heer vertrouwde in zijn Voorzienigheid aan Don Bosco grote w e l d a -
digheidswerken toe vooral ten voordele van de arme en verlaten
jeugd. Dezelfde Heer zorgde ervoor dat Don Bosco de man zou ontmoeten
die gedurende de jaren van uiterste nood voor het consolideren van zijn
werken voor hem de penningmeester en de minister van de goddelijke
Voorzienigheid was.

11.5 Page 105

▲back to top


- XV/101 -
H O O F D S T U K IV
VAN FRANKRIJK NAAR ROME EN VAN ROME NAAR TURIJN.
Veelvuldige zaken, waarvan sommige ernstig en kies waren, verg-
den dringend de tegenwoordigheid van Don Bosco te Rome. Daarom trok hij
er heen, bij zijn terugkeer uit Frankrijk, zonder Turijn aan te doen. Nu
echter de paastijd nabij was, waarin hij te Rome weinig of niets kon
verrichten, bracht hij een paar weken door met een bezoek te brengen aan
de huizen van Ligurië en profiteerde hij van het seizoen voor het inzame-
len van giften.
Hij had Nice verlaten op 27 maart in gezelschap van Don Durando
en van de clericus Reimbeau en begaf zich dan eerst naar Vallecrosia.
Hier bestond de communiteit uit twee priesters, een clericus en twee
leken, die, in afwachting dat het nieuwe huis voor hen klaar zou komen,
daar heel eng behuisd waren. Daarom waren Don Bosco en de zijnen zeer
dankbaar tegenover ridder Moreno, die hun edelmoedig zijn gastvrijheid
aanbood. Ziehier, de beschrijving die de clericus Reimbeau geeft van de
toestand waarin de medebroeders toen verkeerden.(1)"Hun leven is wer-
kelijk stichtend. Ze zijn zo arm dat men medelijden heeft wanneer men het
ziet. Als lid van de vereniging van Sint-Vincentius a Paolo heb ik vele
ongelukkige families bezocht, maar zelden heb ik er aangetroffen die zo
arm waren. Het gebeurt vaak en het is ongelooflijk dat ze weken aan een
stuk alleen wat groenten in water gekookt en met wat zout gekruid te eten
hebben. Niettemin verdragen ze die ontberingen met een opgewektheid die
u verbaasd doet staan en ik heb nooit blijer gezichten gezien. Hun huis is een
degelijke hut uit Patagonië. De kapel is een opslagplaats van olie, even-
als hun scholen. Het is er zo eng dat er lucht tekort is en mijn adem er
afgesneden werd. Maar weldra zullen ze verhuizen naar een ruimere woning,
waar hun huidig leed ruim zal vergoed worden."
Het schijnt dat de Heer te Torrione de liefdadigheid van de goede
medewerker heeft willen belonen en de heiligheid van Don Bosco roem heeft
willen bijzetten door twee wonderbare gebeurtenissen. Een Dame Moreno,
een verwante van de ridder, lag sinds geruime tijd ziek te bed, toen op
de ochtend van 31 maart een van haar zonen plots in lethargie viel.
(1) Brief aan Don Barberis, San Remo, 3 april 1881.

11.6 Page 106

▲back to top


- XV/102 -
De kunde van de artsen om hem terug tot bewustzijn te brengen hadden geen
enkel uitwerksel en dus scheen zijn toestand hun buitengewoon gevaarlijk.
Bij het vernemen van dit nieuws had zijn moeder zo groot verdriet, dat
haar ziekte plots verergerde en haar op de rand van het graf bracht. In
aller haast diende onze Don Pesce haar de laatste sacramenten toe. Don
Bosco vernam de zaak, was bedroefd voor de brave ridder Moreno en wilde,
om hem op te beuren, zich naar deze familie begeven en beide zieken be-
zoeken.
De zoon gaf geen teken van leven meer, de moeder verkeerde in
doodstrijd en de arts liep van de ene zieke naar de andere zonder ook
maar een schemer van hoop te hebben. Don Bosco kwam naderbij en zat en-
kele ogenblikken in gebed verzonken. Daarna zegende hij hen. Het uitwerk-
sel was wonderbaar! De jongen begon dadelijk ongehinderd zijn ledematen
te bewegen om dan rustig in te slapen. Hij sliep tot tegen de avond, was
dan volledig hersteld, vroeg te mogen opstaan en zei dat hij grote hon-
ger had. Ook de dame voelde zich plots beter en was genezen voor de nacht
inviel. Haar man, ook meer dood dan levend, die al een goed salesiaanse
medewerker was, betuigde van die dag af voor Don Bosco een hartelijke
dankbaarheid. Daar God hem een rijk patrimonium geschonken had, bewees
hij dat door zijn edelmoedigheid. Vanuit Vallecrosia schreef Don Bosco
twee brieven. Er zijn er niet meer in ons bezit geraakt. De eerste brief
was gericht aan de directeur van Nice.
"
Beste Don Ronchail,
"
"
Zorg ervoor mij naar Alassio de brief van Don Confortola
" te sturen en een andere brief die ik begonnen maar niet voltooid
" heb.
"
Ik heb mijn toga vergeten (of liever zij hebben ze verge-
" ten) in het rijtuig dat ons naar het station bracht. Wanneer je
" hem gevonden hebt, plooi hem dan met als adres erop: D. Bosco
" te Turijn. Stuur hem dan op bij gelegenheid.
" We hebben de Bellet van Mevr. Daprotis vergeten.
" Alles samenvattend blijkt het dat we mogen zeggen dat:
"
1° je bijzonderste schulden betaald zijn, maar noteer de namen
" en de betrekkingen van de personen die ik voor jou genoteerd heb
" en die bereid zijn wat te geven.
"
2° Als je kan, breng een bezoek aan Mevr. Medà, Dame
" Guigon, zorg voor Mad. Daprotis.
"
3° Indien een brief van mij passend zou zijn, zeg het me
" dan. Ik zal er zorg voor dragen te schrijven.
"
4° Zorg ervoor vaak je Kapittel samen te roepen om aan te
" dringen dat de jongens niet zouden slaan en dat ieder dat ge-
" deelte van het reglement zou lezen dat hen aangaat. We hebben
" veel werk te doen en we hebben handen tekort. Laat ons bidden.
"
Moge God je zegenen, mijn steeds beste Don Ronchail en
" moge Hij jou een goede gezondheid verlenen. Zegene Hij eveneens

11.7 Page 107

▲back to top


- XV/103 -
" al onze beste zonen en medebroeders. Groet onze vrienden en wel-
" doeners en geloof mij steeds in Jezus Christus te zijn
"
"
je toegenegen vriend
" Torrione, 29-3-81.
Priester Gio. Bosco.
"
" P.S Morgenavond hoop ik Don Cerruti te zien en hem over onze
"
zaken te spreken.
De "Bellet van Mevr. Daprotis" was een kistje met flessen wijn,
die een naam droeg ontleend aan de wijngaard die hem voortbracht en die
hij als een geschenk van deze dame ontvangen had. Deze wijn was negen-
tig jaar oud. Don Bosco wou hem meedragen naar Rome om hem aan de Heilige
Vader te geven. De tweede brief was voor Don Barberis.
"
Mon cher D. Barberis,
"
"
1) Ik heb nieuws ontvangen van jou en van onze beste
" jongens. Laat ons in alles de Heer zegenen. Iedere dag zegen ik
" onze beste Don Buffa en bid ik voor hem, opdat de barmhar-
" tige God hem nog lang zou behouden.
"
2) Je zult aan de clericus Lucca zeggen dat ik zeer
" tevreden geweest ben over zijn brief en dat hij moet voortdoen.
" In verband met zijn wijding zou ik hem een ogenblik moeten
" spreken. Inmiddels mag hij gerust zijn over mijn welwillend-
" heid en mijn vaderlijke genegenheid.
"
3) Wat de uit te voeren werken betreft, heb ik volmacht
" gegeven aan Don Rua. Tracht met hem af te spreken.
"
4) Onze zaken zijn voorspoedig. Er is oneindig veel te
" doen. Ga voort met bidden.
"
5) Ik ben zeer verheugd dat de retraite goed geslaagd is.
" Met dit doel zal je aan onze beminde clerici en priesters zeggen,
" met name aan Don Piscetta en aan Don Merigi dat ik helden in de
" deugd nodig heb en dat e r mi n st ens ee n pa ar m oe t en t oe k omen
" mirakelen te doen. Zonder dat kan ik niet vooruit.
"
Moge God ons allen zegenen, ons in zijn heilige genade
" bewaren en bid voor mij die in de Heer steeds zijn zal
"
" Ventimiglia, 29 maart 1881.
je toegenegen vriend,
"
Priester Giov. Bosco.
Don Buffa stierf te San Benigno op 7 april daaropvolgend. Hij had
zijn studies onderbroken in het tweede jaar van het lyceum en werd door
verschillende ziekten aangetast. Na een bewogen leven vond hij eindelijk
vrede dank zij Don Bosco. Deze liet hem enkele maanden doorbrengen te
Varazze en nog enkele maanden te Alassio, en nam hem daarna in het noviciaat op.

11.8 Page 108

▲back to top


- XV/104 -
Maar omdat hij zag dat zijn dagen geteld waren, bespoedigde hij op bui-
tengewone wijze zijn heilige wijdingen tot het priesterschap. Dit viel
hem niet moeilijk, dank zij de welwillendheid van de nieuwe bisschop van
Ivrea, Mgr. Davide, een lid van de grafelijke familie van de Riccardi."
"De gedachtenis aan deze priester", leest men in de kroniek van het huis
van San Benigno, "zal onuitwisbaar blijven bij hen die het grote geluk
hadden hem te kennen en zijn uitnemende deugden te bewonderen."
Op de avond van 1 april werd afgestapt te San Remo, waar Don Bosco
opgewacht werd door de directeur van Alassio, Don Cerutti. Nadat deze Don
Bosco welkom geheten had, keerde hij terug naar zijn college. Ze na-
men allen logies bij de zusters van de Visitatie onder wie er een
nicht was van Don Giulio Barberis.(1) Daar kreeg Don Bosco de gelegen-
heid een aanzienlijke Engelse dame te ontmoeten, die zich kort geleden
tot het katholicisme bekeerd had en zeer rijk was. Op zijn uitnodiging
verklaarde zij zich bereid het werk van Vallecrosia te helpen. Het zou
hem echter vooral aangenaam geweest zijn een stichting in Engeland te
verkrijgen. Hij bleef ongeveer vier dagen te San Remo en werd er door de
kloosterzusters zo goed bejegend dat hij het niet beter wensen kon. Deze
rust en de gezonde lucht droegen veel bij ter versterking van zijn zwakke
gezondheid. "Mijn hart verblijdt zich", schreef de meer vermelde Reim-
beau, "wanneer ik zie dat het korte verblijf te San Remo hem veel goed
gedaan heeft. Hij heeft weinig bezoek, werkt op zijn eentje in zijn ka-
mer, spreekt met niemand en rust uit. Vandaag is hij zeer goed. De zus-
ters van de Visitatie behandelen hem trouwens zoals het moet zijn."
De dag waarop hij San Remo voor Alassio verliet, namelijk op 4
april, stuurde hij volgend biljet aan Don Rua: "Wie weet of u mijn be-
waarengel niet zult worden van San Pierdarena naar Rome? Onze halten zou-
den korter zijn en het zou voor mij een hele verlichting zijn als je de
zaken met eigen ogen zou zien. Zeg mij quid tibi." Wat kon hij anders zeg-
gen dan: "Alles wat je behaagt, schijnt me mooi toe."(2) Iedere wens van
Don Bosco had voor Don Rua de waarde van een strikt bevel.
Alvorens naar Rome te gaan, moest hij de bijzonderste oversten
zien. Onder hen bevond zich Don Cagliero, die ermee voortging zijn hei-
lig ministerie te Utrera uit te oefenen. Daarom schreef hij vanuit
Alassio:
"
Mijn beste D. Cagliero,
"
"
Ik weet niet of deze brief je bereiken zal. In ieder geval
(1) Cfr. M.B., boekdeel XII, blz. 484.
(2) DANTE, Inf., XIX, 37.

11.9 Page 109

▲back to top


- XV/105 -
" zeg ik je: indien je op woensdag van de goede week te Sampierda-
" rena kunt zijn, zal ook Don Rua er zijn en zullen wij met elkaar
" kunnen spreken. Deze zal mij vergezellen bij mijn bezoek aan de
" huizen van La Spezia, Florentië en Rome en, bij mijn terugkeer,
" vermoedelijk Lucca, Este, Venetië enz. enz. Volgens mijn plan
" zou ik op 6 mei te Turijn willen zijn om S. Giovanni ante por-
" tam latinam te doen. Mijn hoofd gaat in cimbalis en toch dien
" ik nog veel rond te lopen. Ik hoop echter bij Don Rua wat ver-
" lichting te vinden. Doe mijn groeten aan Don Branda, Don Pane,
" Don Oberti, de muziekleraar en de kok Gentre.
"
Het huis van Florentië is sinds 4 maart jl. geopend en
" Don Confortola verricht er wonderen.
"
We deden goede zaken in Frankrijk, ook voor de kerk en
" het instituut van het Heilig Hart. Ben jij en Don Branda erin
" geslaagd iets te beginnen?
"
Doe mijn eerbiedige groeten aan de heer markies Ulloa en
" familie, evenals aan Mgr. de aartsbisschop die wij te Turijn
" verwachten.
"
Moge God ons allen zegenen. Bid voor mij
"
" Alassio, 6-4-1881.
jullie toegenegen vriend
"
Priester Gio. Bosco.
Hij stuurde eveneens een reeks onderrichtingen aan Don Dalmazzo.
Over de derde hiervan zullen we verder nog dienen te spreken.
"
Beste Don Dalmazzo,
"
"
D. Rua zal bij mij zijn op woensdag van de goede week en
" zal mij dan vergezellen tot Rome. Toch zal hij een kort oponthoud
" hebben te Florentië. Van daar zullen we je dag en uur van
" onze aankomst laten weten. Intussen het volgende:
"
1° Bereid de zaken zo voor dat wij, wanneer wij het nieuwe
" huis nog niet kunnen betrekken, wij ten minste op een christelijke
" manier kunnen logeren ook als hiervoor wat uitgaven nodig zijn.
"
2° Maak het terrein klaar voor de mogelijkheid wat hulp te
" kunnen verkrijgen voor de kerk en het instituut van het Heilig Hart
" bij het gemeentebestuur van Rome, bij de minister van Finan-
" ciën, onze parochiaan,(1) de minister van Binnenlandse Zaken,
" van Justitie en van Economische Zaken.
"
3° Kanunnik Colomiati, advocaat-fiscaal, dringt aan op de
" noodzakelijkheid de zaak van Don Bonetti te regelen. Ik heb hem
(1) Het nieuwe gebouw van de Minister van Financiën ligt op korte afstand van de kerk
van het Heilig Hart.

11.10 Page 110

▲back to top


- XV/106 -
" geantwoord dat dit enkel van hem afhangt.
"
1° door de suspensie van Don Bonetti op te heffen.
"
2° door te Rome de klachten, die tegen hem ingediend
" werden te herroepen. We zullen nog zien. Te Rome zullen we over
" alles spreken.
"
4° Indien je kunt, zeg dan aan de heer Alessandro, dat ik
" dit jaar niet kon aanwezig zijn om op de vastgestelde dag Sint-
" Mathilde te vieren, maar dat de plechtige feesten op een andere
" dag uitgesteld worden en dat ik verlang op zijn minst een fles
" Cypruswijn of andere wijn met hem te drinken.
"
5° Heb je de twintigduizend fr. ontvangen voor de kerk van
" het Heilig Hart, afkomstig uit Toulon? Ik hoop dat er binnen-
" kort nog andere bedragen toekomen.
"
6° Groet de dames oblaten en moeder-presidente van mijnen-
" twege. Hetzelfde voor het huis Vitelleschi, Comm. Morello, ridder
" Vignolo enz. De heer Moreno zal je raad en leiding kunnen geven
" over de manier om de hïerboven vermelde subsidies aan te vragen.
" Bid veel voor mij, mijn beste Don Dalmazzo. God zegene je en
" geloof me steeds in Jezus Christus te zijn
"
je toegenegen vriend
" Alassio, 6-4-1881.
Priester Gio. Bosco.
"
" P.S. Zondag eerstkomende houd ik een liefdadigheidspreek te San
"
Remo. Vandaar vertrek ik dan naar Varazze en Sampïerdarena.
Uiteindelijk dacht hij aan zijn Don Berto. Hij gaf hem een tiental
opdrachten met een opgewekte zin om deze geest, die doorgaans wat stug
was, geruster te stellen.
"
Mijn beste D. Berto,
"
"
Om een steun te hebben bij verschillende netelige kwesties
" moet Don Rua mij begeleiden in verscheidene van onze huizen. Maar
" van jouw kant zijn er meerdere zaken nodig.
"
1° Dat je op de hoogte zou komen van onze bijzonderste
" wederwaardigheden te Rome, door het lezen van de brieven die be-
" trekking hebben op het noviciaat te Marseille, op de herroeping
" van de drie gunsten en op de kerk van het Heilig Hart.
"
2° Je mag mij een paar schoenen gereedmaken van de soort
" die niet schersinano,(1) mijn zomermanteltje, enkele zakdoeken,
" mijn brevier voor het lenteseizoen met enkele omzendbrieven van
" het Heilig Hart in het Frans en een vrij groot aantal in het
" Italiaans.
(1) Een woord uit het dialect van Piëmonte voor "scricchiolano" (kraken).

12 Pages 111-120

▲back to top


12.1 Page 111

▲back to top


- XV/107 -
"
3° Nadat je deze en andere zaken, waarover je zelf zult
" oordelen, in je reiszak gestoken hebt, zal je Don Rua woensdag
" eerstkomend naar Sampierdarena vergezellen.(1) Daar zullen we
" met elkaar spreken over meerdere zaken waarover we best niet
" schrijven. Ik zal je richtlijnen geven die je zult volgen in mijn
" afwezigheid en in die van Don Rua. Daarna zal je met Reimbeau
" naar Turijn terugkeren om de leiding te nemen van het zaaisel
" van de prinsessenboontjes.(2)
"
4° Vertrouwelijk kan ik je zeggen dat we zeer ernstige
" zaken om handen hebben en daarom hebben we vele vurige gebeden
" en communies nodig.
"
5° Wanneer het drukken van onze privileges voltooid is,
" zal Don Rua ze moeten meenemen om er een kopie van te laten in
" de huizen waar we een bezoek brengen en ook een voor mij.
"
6° God moge je zegenen, mijn beste D. Berto. God beware
" je vast in zijn heilige genade en bid veel voor mij die voort-
" durend voor jou in Onze Heer Jezus Christus zijn zal
"
je toegenegen vriend
" Alassio 8-4-1881.
Priester Gio. Bosco.
"
" P.S. Mijn groeten aan onze vrienden zoals gewoonlijk.(3)
Het zou nodig zijn even stil te blijven staan bij twee zaken waar-
op in deze brief gewezen wordt. De eerste zaak gaat over de "omzendbrie-
ven van het Heilig Hart" en de andere over het werk van de privileges.
Maar hierover zullen we handelen in hoofdstuk dertien en veertien.
Don Bosco vertrok tegen de avond naar Alassio en kwam er toe bij
de schemering. Oversten en jongens gingen hem in kleine groepjes tege-
moet. Tot de eerste groep zei hij al schertsend: - "Jullie zijn gekomen
om Don Bosco te ontvangen cum fustibus et lanternis." - Don Pietro Gior-
dano schrijft: "Telkens als hij naar Alassio kwam, werd hij steeds, meer
dan triomfantelijk, feestelijk onthaald, vooral door onze leerlingen en
oversten." En verder herhaalt hij: "Telkens als Don Bosco naar Alassio
kwam, was het voor de mensen van Alassio en voor ons salesianen in het
bijzonder, een feest, een feest, een feest!" Gedreven door de grote be-
hoefte aan geld voor de kerk van het Heilig Hart, hield hij in de paro-
chie een conferentie, waarna Don Cerruti en deken Della Valle een geld-
inzameling deden. Dezelfde Don Giordano heeft ons een belangrijke herin-
(1) Woensdag in de Goede Week, 13 april.
(2) De jonge salesiaanse aspiranten (cfr. boekdeel XIII, blz. 870).
(3) De jongens die voor hem en voor de goede afloop van zijn zaken baden.

12.2 Page 112

▲back to top


- XV/108 -
nering meegedeeld. Toen Don Bosco over Pius IX sprak zei hij, dat deze
heilige opperherder hem tijdens zijn laatste ziekte een uitnodiging ge-
stuurd had om hem te gaan opzoeken en dat hij er zich over beklaagde dat
hij hem niet zag. Maar, zoals we verhaald hebben in het dertiende boek-
deel, waren de poorten van het Vaticaan toen voor Don Bosco goed geslo-
ten. Don Bosco vertelde dit in de refter, terwijl er koffie gedronken
werd. Rondom hem waren er verschillende salesianen, onder wie Don Gior-
dano, die naar hij meent zich de juiste woorden van Don Bosco herinnert.
Hij zou gezegd hebben: "Wat mij het meest verdriet deed, was dat ik ver-
nam dat de paus, toen hij Don Bosco niet te zien kreeg, tot een bekende
volgende woorden zei: - "Toen Don Bosco de paus nodig had, dan placht hij
bij de paus te komen en de paus ontving hem zoals een vader zijn lieve
zoon ontvangt. Nu de paus Don Bosco nodig heeft, geeft Don Bosco geen te-
ken van leven." - Bij het uiten van deze woorden had Don Bosco zijn ogen
vol tranen en voegde hij er niets anders aan toe.(1)
Toen Don Bosco vanuit San Remo te Alassio toekwam, trof hij er de
directeur uiterst bedroefd aan wegens een feit dat pas was voorgevallen.
Sinds het schooljaar 1878-79 begaf de salesiaan Don Matteo Torrazza zich
iedere dag vanuit Alassio samen met een andere onderwijzer naar de ge-
meente Laigueglia om daar les te geven. Hij bleef daar voor het diner en
keerde 's avonds terug. Deze onderwijzer beging in het begin van de maand
april te Laigueglia een schanddaad tegenover de jongens. De antiklerikale
Secolo van Milaan publiceerde dadelijk een telegram vanuit Alassio waarin
gezegd werd, dat een salesiaans priester, verbonden aan het college van
de salesianen in die stad op een schandelijke manier zich aan de jongens
van de gemeenteschool van Laigueglia, waar hij onderwijzer was, vergrepen
had. Op dit telegram volgde een tweede dat het eerste telegram bevestigde
en de dosis aandikte. Er werd in te verstaan gegeven dat Don Bosco zich
naar Alassio had begeven om de zaak in de doofpot te steken en het kwaad
te verhelpen en dat de verontwaardigde ouders hun zonen uit de kostschool
wegtrokken. De Osservatore Cattolico van Milaan (2) nam inlichtingen en
logenstrafte later het bericht van zijn collega van de tegenoverliggende
oever, dat gewag gemaakt had van sommige kwaadwillig verspreide geruchten
in dat boekje van Ligurië tot zelfs tegen Don Bosco. Don Cerruti telegra-
(1) Brieven van Don Giordano, Alassio, 30 november en 4 december 1932.
In dit jaar 1932, in een Enig Nummer, gepubliceerd door de Concettini ter herden-
king van het vijfenzeventigjarig jubileum van hun stichting, beweerde pater Sprea-
fico, barnabiet, historicus van dit instituut, dat Don Bosco zich wou bemoeien met
de zaken van de Concettini om hun regel te wijzigen en dat dit de reden was waarom
Pius IX hem niet meer wou ontvangen, De documenten, door ons gepubliceerd in boek-
delen twaalf en dertien, tonen aan dat Don Bosco van Pius IX uitdrukkelijk opdracht
ontving deze congregatie te hervormen. Wat de andere bewering betreft komt het
getuigenis van Don Giordano nog meer waarde hechten aan wat we gezegd hebben over
de aard van de hinderpalen om bij de paus te raken.
(2) nr. 88, zaterdag-zondag, 16-17 apri1 1881.

12.3 Page 113

▲back to top


- XV/109 -
feerde naar de lasterkrant dat het college van Alassio niets uit te staan
had met de onzedelijke feiten van Laigueglia, dat het onjuist was dat de
beschuldigde een salesiaans priester was en dat het onjuist was dat de
ouders de leerlingen weghaalden. Krachtens de wet was het sektarische or-
gaan verplicht het telegram te publiceren en daarna waagde het niet meer
deze kiese zaak nog aan te roeren.
Om bij Don Cerruti de pijnlijke indruk van deze feiten weg te ne-
men nodigde Don Bosco hem uit mee te gaan naar Porto Maurizio, waar hij
hoopte een goede geldinzameling te kunnen doen. Een vriend kanunnik Don
Fabre, ontving ze in zijn huis en ze sliepen er twee nachten. Don Bosco
ging, in gezelschap van de goede advocaat Ferraris, op vele deuren klop-
pen; maar het resultaat was mager. Niettegenstaande dat alles bleef hij
rustig en glimlachend en schertste als hij weinige aalmoezen ontving of
als hij afgewezen werd wat soms ook gebeurde.
Met dit goede humeur, dat hem steeds bijbleef, gaf hij eveneens
een heilzame les, toen hij bij zijn gastheer aan tafel was. De laatste
dag zat hij voor het diner aan tafel met twee juffrouwen, nichten van
de kanunnik. Een van hen was nogal behaagziek en liet toe dat een jon-
geling, eveneens een disgenoot, haar woorden toestuurde, die wel niet
slecht maar toch niet heel fatsoenlijk waren. Don Bosco wou een einde
stellen aan deze dwaze schertswoorden en zei gemoedelijk dat hij zich
een sonnet herinnerde dat hij van buiten geleerd had als jongen en
waarin men woordspelingen maakte met de woorden donna en danno (vrouw
en schade). Hij begon heel traag het eerste kwatrijn op te zeggen. De
juffrouw begreep erg goed de zinspeling en giftig als een slang viel ze
uit: - "Wat? U bent hier te gast in ons huis en aan onze tafel en u ver-
oorlooft zich ons belachelijk te maken?" - Don Bosco deed alsof hij geen
acht sloeg op de onbeschaamdheid en ging flegmatisch voort met het overi-
ge van het gedicht op te zeggen. De juffrouw kon zich met moeite inhou-
den, maar onderbrak hem niet en waagde het nadien zelfs niet nog een
woord uit te brengen. Het heertje durfde evenmin nog de galante uithan-
gen. We zullen verder zien hoe de zaak een vrolijk slot kreeg.
Die avond liet hij Don Cerruti in het huis van de kanunnik achter
en ging hij samen met advocaat Ferraris op zoek naar aalmoezen. Er woonde
te Porto Maurizio een ongehuwde dame, genaamd Maria Acquarona, die sinds
meer dan tien jaar te bed lag wegens een ongeneeslijke kwaal aan de rug-
gengraat. Alle inwoners van de stad kenden haar. Haar eerste inzicht was
enkel een aalmoes aan Don Bosco te laten geworden; maar daarna dacht ze
dat het beter was hem te verzoeken een bezoek te brengen en haar zijn
zegen te geven. Don Bosco ging er naartoe en werd door haar met blijken
van de grootste vreugde ontvangen. Bij de zieke bevonden zich haar zuster
en haar zwager advocaat Ascheri. In enkele woorden verklaarden zij hem de
aard en de omstandigheden van de ziekte, die volgens het oordeel van de
artsen ongeneeslijk was. Don Bosco moedigde haar aan vertrouwen te stel-
len in de Madonna, zegende haar en wees haar enkele gebeden aan, die ze
daarna kon bidden. Daarna ging hij in een andere kamer waar hij wat

12.4 Page 114

▲back to top


- XV/110 -
praatte met de twee advocaten. Op het ogenblik dat hij opstond om weg te
gaan, kwam de zieke te voorschijn en zei dat ze geen pijn meer voelde.
Advocaat Ascheri riep dat het een mirakel was en allen waren diep ont-
roerd.
De dame, die gedurende vele jaren geen gebruik meer gemaakt had
van haar benen, ging met vlugge stappen, begeleidde Don Bosco tot aan de
straatdeur en zei dat ze hem zou komen groeten aan het station. Hij beval
haar echter aan zich niet in de stad te laten zien om gepraat te vermij-
den. Zo keerde hij terug bij Don Fabre, en zoals een vader tot zijn zoon
zou gesproken hebben, zo verhaalde hij daar ongekunsteld het feit aan Don
Cerruti, en maakte op het einde de opmerking: - "Het spijt me nochtans
dat de dame tot aan het station wil komen. Er zal gerucht over gemaakt
worden. Geduld dan maar, Gods wil geschiede... Maar ik ben tevreden, mijn
beste Don Cerruti, ging hij verder met een goedheid die de directeur tot
tranen toe bewoog, "dat jij te midden van je lijden deze opbeuring gekend
hebt. Wanneer je de hymne tot Sint-Jozef zult zingen en je gekomen zult
zijn aan de woorden miscens gaudia fletibus (de vreugde afwisselend met
leed) zeg je dan maar goed, dat dit het verhaal van dit leven is."
Het nieuws van die genezing was ook voor de nicht van de kanunnik
een schok. Zeer nederig bood ze zich aan bij Don Bosco, wierp zich op de
knieën en vroeg hem vergiffenis voor wat er gedurende het diner voorge-
vallen was.
Toen het tijd was om zich naar het station te begeven, werd het
een echte verrassing. Het nieuws van het mirakel had zich als een blik-
semflits door de stad verspreid en een massa volk ertoe aangezet naar Don
Bosco te komen zien. De dame, die per rijtuig de reizigers voorafgegaan
was, ging het station binnen tot verbazing van haar medeburgers, die hun
ogen niet konden geloven en haar vroegen of zij wel dame Maria was. "Ik
zelf", verklaarde Don Cerruti bij het proces, "heb haar gezien en ik be-
ken dat ze mij toescheen als een persoon die nooit ziek geweest was, zo
goed zag ze er uit." Zij wachtte op Don Bosco om hem nogmaals te bedan-
ken. Don Bosco kwam aan en wou zich in de wachtzaal terugtrekken om zich
aan het gedrang te onttrekken; hij beklaagde zich eerst bij de dame omdat
ze niet naar hem geluisterd had en smeekte haar terug naar huis te gaan.
De dame excuseerde zich en overhandigde hem een verzegelde envelop, een
biljet van duizend lires inhoudende.
De zaal was weldra met mensen gevuld. De trein kwam toe en advo-
caat Ascheri vroeg luidop aan Don Bosco om aan de aanwezigen zijn zegen
te schenken. Allen knielden om deze te ontvangen. Nadat hij hen gezegend
had stapte hij met Don Cerruti in de trein voor San Remo. De passagiers
waren nieuwsgierig geworden en hadden tijdens de korte halte willen weten
waarom die volkstoeloop er was. Toen de trein in beweging kwam werd er
veel gesproken over wat er gebeurd was en iedereen zei er zijn mening
over. In de coupé van Don Bosco riep een jonge man uit: - "Ik geloof noch

12.5 Page 115

▲back to top


- XV/111 -
noch aan mirakels, noch aan God."
"Maar u zult geloof hechten aan feiten die door getuigen bewezen
zijn", antwoordde hem Don Bosco. "Men zou geen redelijk wezen zijn wan-
neer men het anders deed." - En hij begon van naaldje tot draadje te ver-
tellen hoe de dame ogenblikkelijk genezen werd door een eenvoudige zegen.
De jonge man luisterde met aandacht. Toen hij zijn verhaal geëindigd had,
ondervroeg Don Bosco hem op welke manier hij de zaak zou verklaard hebben
zonder beroep te doen op het bovennatuurlijke. Nadat hij hem met enkele
argumenten ertoe gedwongen had het bestaan van God te erkennen, eindigde
hij met de vraag: - "Er bestaat dus iemand die boven ons staat?"
"Ja, dat moeten we wel toegeven", antwoordde de andere.
"En dus?"
"Ik wil er niet eens aan denken."
- "Maar waarom dan toch?"
- "Omdat... omdat ik geen zin heb mijn leven te veranderen", werd
hem openhartig gezegd. "Maar wie bent U?"
"Het is niet nodig dat te weten", antwoordde hem Don Bosco, die
daar niet bekend was en die te San Remo van de trein ging.
Don Bosco keerde te San Remo terug voor een conferentie die vijf
dagen vroeger aangekondigd was door een van zijn omzendbrieven aan deze
"verdienstelijke burgers." De middelen voor de voortzetting van de wer-
ken in het naburige Vallecrosia begonnen te ontbreken. Om subsidies in
te zamelen had hij een comité opgericht van zesendertig heren en dames
van San Remo, die bereid waren geld in te zamelen bij liefdadige perso-
nen van hun kennissen. Zij voerden eveneens propaganda om volk te trekken
dat naar Don Bosco zou komen luisteren en de resultaten waren tastbaar.
In deze kuur- en badplaats hadden de protestanten met kwistige hand de
godsdienstige onverschilligheid gezaaid en toch was niet alleen de kerk
van San Siro, maar ook het plein vol mensen om naar Don Bosco te luiste-
ren. Theoloog Margotti die afkomstig was van San Remo en zijn stad kende,
was verplicht te zeggen dat het feit dat zoveel mensen uit een bevolking
die onverschillig was op godsdienstig gebied naar zijn preek waren geko-
men, hem een van de grootste mirakels toescheen die ooit door Don Bosco
werden bewerkt.
Bij het eindigen van zijn conferentie zei hij dat hij zelf de
geldinzameling zou doen en dan ging hij verder: - "Misschien zult u ver-
wonderd zijn dat een priester met de beurs in de hand door de kerk gaat;
maar wanneer ik het kruisbeeld bekijk en denk aan wat Jezus voor onze
zaligheid gedaan heeft, dan neem ik graag de beurs in de hand en ga ik
uit liefde tot Hem aalmoezen vragen." - Hij verzamelde aldus achthonderd
lires. In het proces, verklaarde Don Cerruti dat hij hem daarna in de
sacristie had gezien, zo vermoeid, afgemat en bijna onkennelijk van ge-
laat, dat hij er diep door getroffen werd. Niettegenstaande zijn toe-

12.6 Page 116

▲back to top


- XV/112 -
stand ging hij neerzitten en verleende audiëntie aan een groot aantal
personen die hem wilden spreken en in zijn handen hun giften neerleggen.
Dezelfde dag nog keerde hij terug naar Alassio. Hier stelde hij
een document op dat een bewijs is van zijn waakzame zorg om in al haar
onderdelen de stevigheid van de congregatie in stand te houden. Zoals wij
al gezegd hebben, was Don Cerruti tot inspecteur benoemd van de huizen
van Ligurië en Frankrijk; ofwel om zijn werk te verlichten ofwel wegens
zijn zwakke gezondheid had Don Bosco hem een onderdirecteur in de persoon
van Don Luigi Rocca toegewezen. Dit ambt, waarvan men de noodzakelijkheid
eveneens voor het college van San Carlo te Almagro erkend had, was een
nieuwigheid waarvan tot dan toe in geen enkel reglement spraak was. Om de
zaak dus een normaal en eenvormig aspect te geven, dicteerde hij de vol-
gende artikels:
"
Het ambt van onderdirecteur.
"
" 1. De onderdirecteur deelt met de directeur de verantwoordelijk-
"
heid van alles wat betrekking heeft op het bestuur van het huis
"
en vervangt hem bij zijn afwezigheid.
" 2. Aan hem wordt de religieuze, morele en disciplinaire leiding
"
toevertrouwd van de leerlingen internen en externen, voor wier
"
gedrag hij speciaal verantwoordelijk is. Hij zal dus een aan-
"
dachtige waakzaamheid dienen aan de dag te leggen en in betrek-
"
king blijven met de prefect, de catechist, de studieleider, de
"
leraren en de assistenten, om alle nodige inlichtingen te heb-
"
ben over de juiste stand van zaken, om wanordelijkheden te ver-
"
hinderen of op te ruimen en om met vurigheid de vroomheid, de
"
zedelijkheid en de tucht te bevorderen.
" 3. Iedere zondag zal hij met de prefect kennis nemen van de we-
"
kelíjkse punten behaald voor de studie en de klas; deze punten
"
zullen hem meegedeeld worden door de studieleider; de punten
"
voor de slaapzalen zullen hem door de catechist worden bezorgd.
" 4. Tegelijkertijd zal hij inlichtingen nemen over de nalatigheden
"
begaan gedurende de week in de kerk, bij de wandeling, in de
"
refter en op de speelplaats.
" 5. Hij zal leerlingen mogen aanvaarden en personeel voor het werk
"
in huis. Hij zal zich daarbij aan de richtlijnen houden en
"
vooral letten op hun godsdienstige en zedelijke gezindheid.
"
Daarna zal hij al wat hij vernomen heeft meedelen aan de pre-
"
fect; deze zal er notitie van nemen voor het register van de
"
postulanten.
" 6. Elke maand zal hij samen met de directeur het hiervoor speciaal
"
gedrukt formulier betreffende het "rendiconto" van het huis
"
invullen.
" 7. Hij zal ook gelast zijn met de uitvoering van wat vastgesteld
"
werd door artikels 8 en 10 van het reglement van de directeur
"
in de beslissingen van het hoofdkapittel, namelijk:
"
(8) De directeur dient er zorg voor te dragen elke dag

12.7 Page 117

▲back to top


- XV/113 -
"
het huis te bezoeken. Hij moet nagaan hoe alles verloopt.
"
Hij dient zich naar de kamers, de keuken, de refter en de
"
kelder te begeven. Hij dient alles te weten wat er gedaan
"
wordt. Dit is het middel om te beletten dat er wanordelijk-
"
heden ontstaan.
"
(10) Hij zal een register bijhouden van de verdienste-
"
lijke personen en van de weldoeners en ze uitnodigen aanwe-
"
zig te zijn bij gelegenheid van religieuze feesten, acade-
"
mische zittingen, prijsuitdelingen van de leerlingen.
" 8. Hij zal echter, behoudens ernstige en dringende gevallen,
"
geen leerlingen of personen van het huis kunnen wegsturen,
"
noch wijzigingen brengen in de ambten van leraren en assis-
"
tenten zonder de toestemming van de directeur, die op spe-
"
ciale wijze verantwoordelijk is voor de algemene bewaking
"
van het huis, de geestelijke en zedelijke leiding van de le-
"
den en alles wat betrekking heeft op de betrekkingen met de
"
ouders van de leerlingen, het kerkelijke en het burgerlijke
"
gezag en het schooigezag.
" 9. Leden en leerlingen zullen zich echter steeds voor alles tot
"
de directeur kunnen wenden.
Van daar begaf hij zich naar Sampierdarena en ontmoette daar Don
Rua en andere leden van het hoofdkapittel met wie hij een paar dagen be-
sprekingen hield. Over dit verblijf is ons slechts een enkel feit bekend,
waaraan door Don Berto, als ooggetuige, in het proces herinnerd werd. Een
dame uit Genua, wier naam de getuige uit betamelijkheid verzwijgt, leefde
volledig in onenigheid met haar echtgenoot. Sinds twaalf jaar had hij
haar geen goed woord meer toegesproken, terwijl hij aan zijn dochter
vroeg wat hij nodig had. Aan tafel sprak hij haar nooit aan en nooit had
hij haar nog enige blijk van aandacht geschonken. In deze toestand van
chronisch kwaad humeur had hij ten slotte iedere godsdienstige praktijk
vergeten zodat hij niet meer naar de mis ging en niet meer bad. In zijn
familie was het leven ondraaglijk geworden. In haar radeloosheid wist
zijn vrouw niet meer tot wie ze zich nog kon wenden. Ze ging naar Sam-
pierdarena om Don Bosco te zien, zich aan zijn gebeden aan te bevelen en
van hem enkele woorden van opbeuring te horen. Zij trof hem echter aan op
een ogenblik dat hij het uiterst druk had, zodat hij haar zei: - "Het is
mij onmogelijk mij lange tijd met u bezig te houden." - De arme vrouw was
pas begonnen met hem het verhaal van haar lijden te vertellen of Don Bos-
co onderbrak haar en zei: - "Geef aan uw man deze medaille" - en vriende-
lijk stuurde hij haar weg.
Deze haastige manier van handelen werd hem eveneens ingegeven door
redenen van voorzichtigheid die men gemakkelijk begrijpen kan. Maar het
verdriet van de arme vrouw, die een verlichting verhoopt had, kan men
onmogelijk beschrijven. Ze ontmoette toevallig Don Albera, de directeur
van het huis, toonde hem de medaille en zei: - "Hoe moet ik het aanleggen
om aan mijn man een medaille te geven? Hij bidt niet meer. Wie weet waar
hij ze zal weggooien. Zij werd aangespoord trouw de raad van Don Bosco te

12.8 Page 118

▲back to top


- XV/114 -
volgen, maar antwoordde dat ze daartoe de moed niet had. Don Albera her-
haalde zijn aanbeveling. - "Welnu", hernam zij, "ik zal het doen, er moge
dan van komen wat wil."
Op een zaterdagavond dan, toen ze in hun zomerverblijf waren, nam
de dame, na het souper, haar moed in beide handen, en zei aan haar man
dat ze Don Bosco gezien had, die haar beloofd had voor heel haar familie
te bidden en haar een medaille gegeven had. Haar echtgenoot werd gloed-
rood. - "Wat?" riep hij uit. "Een medaille?" - Toen hij dit zei verliet
hij de eetzaal en trok zich op zijn kamer terug. Zijn vrouw, door schrik
bevangen, volgde hem. Nu haar man zich met haar onder vier ogen bevond,
kreeg hij een schreicrisis, zei hij dat het tijd was ermee op te houden,
omhelsde haar en beloofde haar voortaan een ander mens te zijn. Daags
nadien werden ze tot ieders verbazing samen in de mis gezien. Kortom, de
vrede was in dat huis teruggekeerd. Don Albera getuigde uit eigen weten
de doeltreffendheid van de suggestie die door Don Bosco gedaan werd.
Uit de hierboven aangehaalde correspondentie wordt het duidelijk
dat, Don Bosco ernstige redenen had, als hij ditmaal Don Rua bij zich
wilde hebben. De voornaamste had betrekking op de kerk van het Heilig
Hart. Men diende kennis te nemen van de contracten, die door de vorige
administratie met de leveranciers gemaakt waren, overeen te komen met
de bouwkundigen, de blauwdrukken van het tehuis te onderzoeken, alle mid-
delen te bestuderen om aan het nodige geld te raken. Dit was een ontzag-
lijk werk, waarvan Don Rua hem gedeeltelijk zou ontlast hebben, zodat hij
vrij zou zijn voor andere zaken. En onder deze andere zaken traden op de
voorgrond de stappen die er dienden gedaan te worden om de privileges te
verkrijgen en de grote kwestie van Don Bonetti ten gevolge van de gebeur-
tenissen van Chieri.(1) Het spijt ons nochtans dat het door ons verzameld
inlichtingsmateriaal niet in verhouding staat met de berg van zaken die
Don Bosco te behandelen kreeg. We hebben zelfs weinig berichten over za-
ken die niet in de schaduw van een voorzichtig stilzwijgen moesten blij-
ven. De enige berichtgever had Don Rua moeten zijn, maar van hem hebben
we ten hoogste een enkele brief en drie haastig geschreven biljetten aan
Don Lazzero. Het ligt voor de hand dat ook hij volledig benomen werd door
andere zorgen dan deze om nieuws aan Turijn te laten geworden.
Ze bleven drie volledige dagen te Florentië, waar ze aankwamen op
de avond van 16 april, daags voor Pasen. Sinds 4 maart bewoonde Don Faus-
tino Confrotola daar in de via Cimabue een zeer nederig huisje.(2) Men
trachtte er zoveel mogelijk jongens naar toe te trekken voor de dagelijk-
se catechismuslessen en voor het Oratorio op zon- en feestdagen. De wo-
ning was zo eng, dat er geen plaats over was om aan iemand logies te ge-
(1) Cfr. boekdeel XIV, blz. 230.
(2) Men kan het op vandaag nog zien. Het is het nummer 31.

12.9 Page 119

▲back to top


- XV/115 -
ven. Daarom ging Don Bosco ermee voort gebruik te maken van de gastvrij-
heid die hem door gravin Girolama Uguccionï hartelijk aangeboden werd. Op
de ochtend van paasdag werd hij in dit huis weerhouden door bezoeken en
stuurde daarom zijn reisgezel naar het armelijke kapelletje van het Ora-
torio, maar in de namiddag ging hij er zelf naartoe. Bijgestaan door Don
Rua en Don Confortola gaf hij er de zegen met het Heilig Sacrament. Daar-
na deelde hij aan de jongens zeer veel snoepgoed uit dat hem door een
aanzienlijke medewerkster geschonken was. Natuurlijk maakte hij gebruik
van deze uitstekende omstandigheid om zich deze hoop jongens te vriend te
maken. In de namiddaguren bracht hij een bezoek aan de aartsbisschop Mgr.
Eugenio Cecconi, daar het niet eerder mogelijk geweest was zich bij hem
te begeven wegens de paasdiensten in de dom. Hij besteedde dan de twee
andere dagen aan bezoeken bij weldoeners en aan het behandelen van zaken,
zoals we verder zien zullen. De laatste dag, weigerde hij elke uitnodi-
ging om met zijn salesianen te kunnen dineren.
Tijdens dit verblijf kwam hij in contact met een groot aantal per-
sonen en liet een diepe indruk na. Wij weten niet of dat kwam uit bewon-
dering voor zijn boeiende minzaamheid of uit verering voor zijn heilig-
heid, die uit het gelaat, uit zijn woorden en uit heel zijn houding
straalde.(1)
Onze reizigers kwamen te Rome toe in de nacht van 20 april. Voor en
na hun komst te Florentië maakten ze kennis met vele personen die ofwel
al medewerkers waren ofwel vroegen het te worden. Ditmaal nam Don Bosco
zijn verblijf niet meer te Torre de'Specchi, maar vond een bescheiden lo-
gies in het huisje, dat aangekocht werd in de nabijheid van de kerk van
het Heilig Hart. Ziehier dan de beschrijving van de plaats door Don Rua:
(2) "De plaats waar we hier te Rome verblijven is zeer gerieflijk, lief-
lijk en gezond. Wellicht is het een van de plaatsen te Rome waar men zich
het best bevindt en waar men geen malaria zal opdoen, zelfs niet in de
zomer. Maar ook hier vechten we met de protestanten. Het heeft er werke-
lijk de schijn van dat de Heer ons wil bestemmen om de ketterij te be-
strijden met de wapens van het gebed, de school en de liefdadigheid;
want, zoals je weet, bevinden wij ons te Bordighera werkelijk naast de
protestanten; te La Spezia wonen wij op korte afstand van hen; te Flo-
rentië kon, ons klein instituut, dat groot dient te worden, niet elders
gebouwd worden dan in het gedeelte van de stad waar de protestanten hun
propaganda voeren; en hier te Rome is het college van de protestanten
slechts door de straat van ons tehuis gescheiden. Laat ons dus de Heer
bidden dat Hij ons moge helpen om goed te slagen in de zending die Hij
(1) Cfr. Priester L. Mori, Don Bosco a Firenze, Florentië, Uitgave van de salesiaanse
Boekhandel, 1930. In dit werkje is bet merkwaardigste deel samengesteld uit getui-
genissen van overlevenden, waarmee wij, zoals het hoort, rekening hebben gehouden.
(2) Brief aan Don Lazzero, 22 april 1881.

12.10 Page 120

▲back to top


- XV/116 -
ons wil toevertrouwen en ons hulpmiddelen moge sturen om de nieuwe bouw-
werken vlug te kunnen beginnen. Ze zullen verscheidene honderdduizenden,
zo niet een paar miljoenen kosten. Don Bosco bidt en werkt uit alle macht
om te slagen in de onderneming, en laat geen enkel middel onbeproefd,
maar steeds zegt hij dat hij de steun van de gebeden van de jongens nodig
heeft."
De audiëntie bij de Heilige Vader liet niet lang op zich wachten.
Don Bosco haastte zich een relaas hiervan voor de medewerkers op te stel-
len; het verscheen in het Bollettino van de maand mei.(1)
" Het zal u zeker een grote troost zijn, verdienstelijke medewer-
" kers en medewerksters, te vernemen dat de Heilige Vader U een
" grote welwillendheid betuigt en ik deel het U gaarne mee.
"
Op de avond van 23 april had Zijne Heiligheid Leo XIII zich
" gewaardigd mij in particuliere audiëntie te ontvangen en had
" ik de gelegenheid hem te spreken over de ijver waarmee de mede-
" werkers onze liefdadigheidswerken in Italië, in Frankrijk, in
" Spanje en in Amerika ter hulp komen. Met een ongewoon hevig ver-
" langen wou de Heilige Vader nauwkeurig ingelicht worden over de
" kerk en het tehuis in de vlakte van Vallecrosia nabij Ventimig-
" lia, van La Spezia en van Florentië. Met deze werken is de Hei-
" lige Vader speciaal begaan, omdat, zoals hij zei, ze rechtstreeks
" te hulp komen aan de Kerk, die aangevallen wordt door de dwaling
" en door hen die ze verspreiden. Deel in mijn naam mee dat ik mijn
" apostolische zegen zend aan al deze ijverige medewerkers, dat ik
" ze dank voor wat ze doen en dat ze moeten volharden bij het doen
" van het goede. Er ontbreken geen moeilijkheden, maar God zal niet
" nalaten ons ter hulp te komen. Het werk dat hun toevertrouwd is,
" is te groot. Het opnemen van arme kinderen, ze opvoeden, ze ont-
" trekken aan het gevaar van de gevangenissen om ze terug in de
" maatschappij te brengen als goede christenen en eerzame burgers,
" zijn zaken die wel de goedkeuring moeten krijgen van alle mensen.
"
- Maar hoe staat het met de kerk en het tehuis van het Hei-
" lig Hart van Jezus op de Esquilino? Gaat het werk vooruit? Gaat
" men vooruit of blijft men stationair?
"
Daarop heb ik kunnen antwoorden dat de werken snel vorderen
" en dat zowat honderdvijftig arbeiders hun vak en hun kennis aan-
" wenden voor het Werk dat zo menigmaal door Zijne Heiligheid geze-
" gend werd. Ik liet hem opmerken dat de liefdadigheid van de gelo-
" vigen voor ons een aanmoediging was, maar dat de grote omvang van
" het werk ons de geldschaarste deed aanvoelen.
"
Enkele ogenblikken tevoren had een persoon aan de Heilige
" Vader een bedrag van 5.000 fr. aangeboden voor Sint-Pieters-Penning.
(1) Het relaas draagt de datum van de audiëntie. Het werd op 29 april aan Don Bonetti
gestuurd met deze nota: "Ik stuur je hierbij een brief voor het Bollettino. Indien er
iets moet verbeterd worden, doe het dan maar.

13 Pages 121-130

▲back to top


13.1 Page 121

▲back to top


- XV/117 -
" - Kijk, zei hij lachend, dit geld komt op zijn tijd. Ik ontving
" het met mijn rechterhand en ik geef het u met mijn linkerhand.
" Neem het en laat het dienen voor de werken die op de Esquillino
" ondernomen werden. Ik hoop dat de wereld deze inspanning van de
" opperherder voor een werk, dat mij zeer ter harte gaat, zal waar-
" deren en ik vertrouw erop dat andere edelmoedige schenkers niet
" zullen nalaten bij te dragen met de middelen, die God in hun han-
" den gelegd heeft. Ik verheug mij dat het u gelukt is geldinzame-
" laars te vinden. Wanneer aldus ook kleine giften worden ingeza-
" meld, zal het gemakkelijker zijn de geldmiddelen die wij nodig
" hebben bijeen te brengen."
"
Op dat ogenblik scheen de paus wat ontroerd te zijn en
" riep hij uit: - Oh! Heilig Hart, wees voor alle gelovigen een
" bron van genade en van zegen. Zegen allen die voor uw Kerk wer-
" ken in alle delen van de wereld maar moge uw speciale zegen
" overvloedig neerdalen over alle medewerkers en alle medewerksters
" van de H. Franciscus van Sales, over alle schenkers en op een bij-
" zondere wijze over al de geldinzamelaars die hun werk verrichten
" tot uw meerdere eer en glorie. Ja - ging de Heilige Vader verder
" zegen ze allen, zegen hun werk, hun familie, hun belangen, maak
" ze gelukkig in de tijd en zalig in de eeuwigheid.
"
Bij deze woorden van de plaatsvervanger van Jezus Christus
" heb ik het niet gewaagd nog een andere gedachte uit te drukken
" tenzij van dankbaarheid. Ik heb hem de verzekering gegeven dat
" de medewerkers zullen voortgaan ijverig te werken voor de glorie
" van God en van onze Moeder de Heilige Kerk.
"
Daar de werken, aanbevolen aan de vroomheid van onze mede-
" werkers, tot doel hebben de meest behoeftigen van de burgerlijke
" maatschappij ter hulp te komen en een steun zijn voor onze heili-
" ge godsdienst, meen ik dat de aalmoes voor het verwerven van het
" Jubileum, dat door de Heilige Vader van 19 maart tot 1 november
" van dit jaar afgekondigd werd, ook zeer goed naar deze werken
" kan gericht worden.
"
Tot slot geef ik u de verzekering, verdienstelijke mede-
" werkers en medewerksters, dat al de kinderen aan wie u weldaden
" bewezen hebt samen met mij 's ochtends en 's avonds gemeenschap-
" pelijk hun gebeden tot de hemel laten opstijgen voor uw geeste-
" lijk en tijdelijke welzijn.
De jubileumaflaat, waar Don Bosco naar verwijst, werd door Leo
XIII aangekondigd bij zijn ontvangst van 20 februari in het heilig Col-
lege, dat samengekomen was om hem geluk te wensen bij de derde verjaring
van zijn verheffing tot paus. Als antwoord op de huldeblijken en geluk-
wensen van hunne Eminenties betreurde hij eerst de beledigingen die in
bijna heel de wereld aan de Kerk werden aangedaan en ook de droeve toe-
stand waartoe de Heilige Stoel gebracht was; en hij eindigde met te zeg-
gen: "Met de overtuiging trouwens dat wij vooral de opportune hulp van de
hemel moeten verwachten, dat zonder deze hulp al onze inspanningen en

13.2 Page 122

▲back to top


- XV/118 -
werk ijdel zijn. Indachtig dat de Kerk in de stormachtigste tijdperken en
in de bangste ogenblikken steeds de gewoonte had openbare gebeden en wer-
ken van boetvaardigheid uit te schrijven, hebben wij besloten dit jaar
voor de hele christenheid tot een buitengewoon jubileumjaaruit te roepen,
opdat door vermeerdering van gebeden en goede werken de Heer sneller tot
goedertierenheid zal geneigd zijn en voor de Kerk betere tijden zal be-
reiden. Wanneer dit jubileum enerzijds een teken is van de ernstige toe-
stand waarin de Kerk zich bevindt, is het anderzijds een reden tot hoop
en opbeuring, daar het ten voordele van de katholieken overvloedig de
waardevolle schatten, die de goddelijke goedheid aan de Bruid van Jezus
Christus rijkelijk meedeelt, open zet."
Terwijl Don Bosco te midden van prelaten en dames zijn beurt voor
een audiëntie afwachtte, deed zich een van die pittige incidenten voor,
die hij zo behendig wist te verwekken en tot een goed einde te brengen.
In de wachtkamer kwam een Monseigneur binnen die hij niet kende, maar een
heer met wie hij in gesprek was, zei hem wie hij was. - "Dit is Mgr. Pio
Delicati" - zei hij hem. Don Bosco was dus in aanwezigheid van de persoon
die bij de betwisting over de Vita di San Pietro een ongunstige mening
had geuit. Deze kende evenmin Don Bosco. Hij kon niet eens veronderstel-
len dat deze te weten was gekomen hoe de consultor heette, die zijn boek
zo mishandeld had omdat hij zo voorzichtig geweest was zijn naam te doen
verdwijnen uit het verslag dat aan Don Bosco werd meegedeeld.(1)
"Ik wil een kleine wraak nemen" - dacht Don Bosco bij zich
zelf. Hij benaderde hem zeer hoofs, boog voor hem neer en informeerde
naar zijn gezondheid. Monseigneur vroeg hem met wie hij de eer had.
"Met een arme priester van Turijn, Don Giovanni Bosco."
"Ah! Don Giovanni Bosco! Dit is een zeer bekende naam. Het is
de naam van een voortreffelijke schrijver."
"Excuseert u mij, Excellentie, een schrijver ja dat wel, maar ver
van voortreffelijk."
"Dat is alleen maar uw nederigheid. Uw boeken verrichten veel
goed."
"Het is zeker mijn bedoeling niet kwaad te doen. Maar misschien
hebt u horen spreken over de wederwaardigheden van een zeker boekje van
mij...".
"Oh! Welk boekje?"
- "De Vita di San Pietro".
"Dat verbaast mij."
"En toch is het zo. Er waren die onjuiste voorstellingen erin

13.3 Page 123

▲back to top


- XV/119 -
aantroffen en er ontbraken zelfs geen personen die meenden dat het regel-
recht op de index diende geplaatst te worden. Het zou wat moois geweest
zijn, want ik had in alles Cuccagnï (1) en Santorio (2) gevolgd; door dit
vonnis zouden ze twee befaamde auteurs hebben veroordeeld, die goedge-
keurd waren door dezelfde rechters die mij gingen veroordelen. Ik voeg er
nog aan toe dat ik voor dit werkje een lovende brief bezat van Pius IX.
Het was maar goed dat de Heilige Vader de kwestie doorhakte!"
"Eh, dat was maar goed!... En u hebt veel jongens in uw... uw
colleges?"
"Een vrij groot aantal, Monseigneur... En zoals ik u zei, mijn
Vita di San Pietro..."
"En zeg me eens... zijn uw colleges talrijk?"
Don Bosco die zag dat zijn gesprekspartner alles deed om zijn voe-
ten niet te verbranden op dit hete terrein, sprak dan over zijn colleges.
Mgr. Delicati liet helemaal niet doorschemeren dat hij de fameuze ver-
slaggever geweest was. Don Bosco wou op zijn beurt niet onkies zijn. Hij
beval hem zijn jongens aan, kuste met eerbied zijn hand en trok zich te-
rug.
Werpen we nu een blik op enkele brieven die uit Rome zijn geschre-
ven en in ons bezit zijn geraakt. Van een brief hebben we enkel bericht
uit de notulen van het vrouwelijke comité van Marseille, omdat Abbé Guiol
er mededeling van deed aan de dames op hun zitting van 28 april, waarbij
hij de voornaamste passages in het Frans vertaald voorlas. Don Bosco zei:
"Ik kom van de audiëntie bij de paus en voor al het andere geef ik er u
bericht van. Hij heeft veel over Marseille gesproken. Hij heeft met ge-
noegen geluisterd naar wat ik hem vertelde over ons bouwwerk en over het
stijgende aantal jongens en aspiranten tot het priesterschap. Hij keurt
een noviciaat in deze stad goed en beveelt het aan. Tot slot heeft hij
eraan toegevoegd: - "Het is mij moeilijk zelf te schrijven, maar ik ver-
zoek u van mijnentwege het comité van de dames en van de heren en allen
die u helpen te bedanken. Ik zegen dan op een speciale wijze alle heren
van de vrome Société Beaujour. Ik zegen hen, hun familie, hun belangen
zo geestelijke als tijdelijke. Daarna ging hij voort met te spreken over
de medewerkers en over de kerk van het Heilig Hart, zoals u gedrukt zult
zien in het Bollettino Salesiano. Don Bologna schrijft me over de grote
inspanning die U en het comité zich getroosten ten voordele van ons werk.
Moge God ze allen ruim vergelden." Er blijven ons dan nog drie brieven
over waarvan wij allereerst de brief zullen geven die
(1) Luigi Cuccagni. Vita di S. Pietro Principe degli Apostoli, getrokken uit de H.
Schrift en geïllustreerd met beschouwingen van de Heilige Vader, Rome, 1777. In twee
boekdelen, Venetië 1782.
(2) P. Aem. Sanctorius, Acta SS. Petri et Paulu ex Sacris Scripturas collecta, Rome 1597.

13.4 Page 124

▲back to top


- XV/120 -
geschreven werd aan markiezin Fassati bij het overlijden van gravin De
Maistre, haar verwante. De overledene had tijdens haar leven steeds aan
Don Bosco steun verleend en aldus schonk ze hem bij legaat in haar tes-
tament een bedrag van drieduizend lires.
"
Verdienstelijke mevrouw de markiezin,
"
"
Ik was op reis toen het pijnlijke nieuws toekwam van het
" overlijden van de betreurde gravin de Maistre, een welwillende
" weldoenster van de salesiaanse congregatie; maar ik heb er dade-
" lijk bericht over ontvangen. Ik heb onmiddellijk opdracht gegeven
" dat men in alle huizen van de congregatie speciale gebeden zou
" doen voor de eeuwige rust van haar ziel en ik heb gegronde rede-
" nen om te geloven dat ze door de barmhartigheid van de Heer werd
" opgenomen en aanstonds het eeuwig geluk van de hemel kon genieten.
"
Toch zal ik ermee voortgaan iedere dag voor de overledene
" te bidden en op een speciale manier ook voor u opdat God u in goe-
" de gezondheid zou bewaren, iets waarvoor zo dikwijls door ons en
" door vele anderen gemeenschappelijk gebeden werd.
"
Bij gelegenheid van de particuliere audiëntie bij de Hei-
" lige Vader heb ik op mijn gemak kunnen spreken over de families
" de Maistre en Fassati. Hij drukte zich zeer welwillend uit en
" herinnerde zich naam en voornaam van de heren graven Francesco,
" Eugenio en Carlo. Hij toonde zich bedroefd wegens de dood van
" de gravin moeder en gaf mij de verzekering dat hij voor haar
" in de heilige mis een memento zou hebben.
"
Dan besloot hij: - "Deel aan al deze verdienstelijke fa-
" milies (de Maistre, Fassati, Ricci en Montmorency) van mijnentwe-
" ge mee dat ik hun mijn apostolische zegen schenk. Ook van mijn
" kant beveel ik mij aan hun gebeden aan."
"
Ik hoop dat uw gezondheid goed zal blijven en met deze
" bedoeling heb ik iedere ochtend een memento in de heilige mis.
"
Moge God u zegenen, mevrouw de markiezin, moge God u bewa-
" ren om de vrucht van uw liefdadigheid te zien. Hij verlene alle
" goed aan Barones Azelia, aan Baron Carlo Ricci en terwijl ik mij
" in hun heilige gebeden aanbeveel heb ik de eer te mogen zeggen
" dat ik van hen in Jezus Christus ben
"
"
de zeer verplichte dienaar,
" Rome, Porta S. Lorenzo 42,
Priester Gio. Bosco.
"
30 april 1881.
"
" P.S. Ik hoop te Turijn te zijn voor de noveen van Maria, Hulp der
"
Christenen.
Daarna antwoordde hij aan mevrouw Maria Acquarona, die hem ge-
schreven had dat haar kwaal haar terug overvallen had.

13.5 Page 125

▲back to top


- XV/121 -
"
Eerbiedwaardige mevrouw,
"
"
Ik ontving uw brief die mij enerzijds vertroostte en mij
" anderzijds leed deed wegens het hervallen in uw vroegere kwaal.
" Ik wenste werkelijk, zoals ik u zei, er geen gerucht over te ma-
" ken, te bidden en de Heer te danken.
"
Maar thans dienen wij onze gebeden te verdubbelen. God zal
" ons stellig verhoren indien onze vraag niet in tegenstrijd is met
" het welzijn van onze ziel. In deze zin heb ik een speciale zegen
" gevraagd aan de Heilige Vader, die hem graag geschonken heeft en
" die mij verzekerd heeft dat hij ook zou hebben gebeden voor en
" voor mevrouw uw zuster, Vincenza.
"
Ik verzoek u mijn nederige eerbiedige groeten te willen
" doen aan de heer D. Fabre, aan de heer Advocaat Ascheri en zijn
" familie, wanneer u in de gelegenheid zult zijn hen te zien. Moge
" God u zegenen, verdienstelijke mevrouw Maria en u belonen voor
" de liefdadigheid die u mij betoond hebt voor de kerk en het
" tehuis van Vallecrosia. Wil ook voor mij bidden die van u steeds
" in Jezus Christus zijn zal
"
de zeer verplichte dienaar
" Rome, Porta S. Lorenzo 42
Priester Giov. Bosco.
"
27 april 1881.
Er kan geen twijfel bestaan dat God de vraag "op een definitieve
manier" verhoord heeft. Inderdaad, drie jaar later ontmoette Don Cerruti
op de trein de zwager van de dame, advocaat Ascheri. Deze herkende hem
niet. Hij begon over Don Bosco te spreken en over wat hij met eigen ogen
te Porto Maurizio gezien had. Als goed causeur boeide hij de reizigers
die hem met de meeste aandacht beluisterden. Bovendien ontmoette Don Cer-
ruti zes jaar na de gunst, in het college van Alassio opnieuw de begun-
stigde die gekomen was om Don Bosco te groeten, hem nieuws te brengen en
zich zelf als medewerkster aan te bieden.
Terwijl het geschil over de klassen van het gymnasium van het Ora-
torio nog aanhangig was, zoals we in het vorige boekdeel verhaald hebben,
deed Don Bosco een poging om nogmaals de nieuwe minister van Openbaar
Onderwijs te zien. Sinds 2 januari werd Francesco De Sanctis inderdaad in
dit departement opgevolgd door Guido Baccelli, een ultraliberaal. Uit de
derde brief aan graaf Tomasi kunnen we een staaltje halen van de vele
gelijkaardige gevallen waarvoor Don Bosco zijn opwachting moest maken te
Rome en waarvan jammer genoeg geen aandenken meer overgebleven is. Onge-
twijfeld zal hij vele stappen en dit zonder enig nut hebben gedaan voor
de privileges. Over andere aangelegenheden blijft ons alleen een schamel
smeekschrift over om een ereteken in de orde van Sint-Mauritius te ver-
krijgen voor de heer Giuseppe Repetto van Lavagna Ligure, die op eigen
kosten aanzienlijke werken had laten uitvoeren in het tehuis van Sint-Jan
de evangelist te Turijn. Hier gaat dan de brief aan graaf Tomasi, ambte-
naar bij het Ministerie van Openbaar Onderwijs.

13.6 Page 126

▲back to top


- XV/122 -
"
Achtbare heer graaf Tomasi,
"
"
Ik dank u van harte voor de twee briefjes die u zo vriende-
" lijk waart mij te sturen om een audiëntie te verkrijgen bij de
" heer minister Baccelli. Ik ben juist op het aangeduide uur gegaan,
" heb gewacht van 11 uur voormiddag tot kwart over een in de namid-
" dag. Dan liet men mij zeggen dat ik de volgende dag om één uur in
" de namiddag kon terugkomen. Ik ben er naartoe gegaan. De minister
" is gekomen en daarna weer vertrokken, zonder dat ik hem kon spre-
" ken of vragen op welk ander uur ik kon komen.
"
Het was mij evenmin mogelijk de secretaris-generaal te be-
" naderen. Daarom zal ik een brief naar zijn kabinet sturen, maar
" ik kan verschillende zaken die het algemene belang raken niet be-
" handelen.
"
Toch ben ik u zeer verplicht voor de goedheid waarmee u
" zich hebt willen bezighouden met onze arme jongens en terwijl ik
" tot God bid dat Hij u met zijn hemelse zegeningen zou willen over-
" laden heb ik de eer van u te zijn
"
uw nederige dienaar
" Rome, 9 mei 1881.
Priester Gio. Bosco.
"
" P.S. Om er zeker van te zijn dat mijn brief in handen komt van
"
een van de hoofden van het ministerie, meen ik dat het beter
"
is zo goed te willen zijn hem te overhandigen.
Tijdens zijn verblijf te Rome gaf Don Bosco aan Don Rua de op-
dracht een bezoek te brengen aan de medebroeders en het huis van Maglia-
no Sabino. Op de spoorlijn van Rome naar Magliano blijkt er een ontmoe-
ting te zijn geweest tussen de secretaris van Don Bosco en de toekomsti-
ge Eminentie Lafontaine, patriarch van Venetië, toen nog seminarist. De-
ze schreef over hem vierendertig jaar later:(1) "Zijn minzaamheid, zijn
ingetogenheid, zijn vertrouwen vol gereserveerdheid jegens mij, maakten
een diepe indruk op mij."
Op de morgen van 10 mei begaf Don Bosco zich naar een mooie ker-
kelijke dienst. Enkele honderden Franse pelgrims, die verlangden de ju-
bileumaflaat te verdienen, legden de voorgeschreven bezoeken af in de
grote basilieken en nodigden telkens een prelaat uit voor het celebreren
van de Heilige Mis. Voor Sint-Jan van Lateranen nodigden ze Don Bosco
uit met verzoek eveneens een korte toespraak in hun taal te willen hou-
den. Graag aanvaarde hij dit. In zijn toespraak ontwikkelde hij twee ge-
dachten. Hij prees hen omdat zij gekomen waren naar haar die was Mater
et caput omnium ecclesiarum, en bracht hulde aan de plaatsvervanger van
(1) Brief aan Don Amadei, Venetië, 22 september 1915.

13.7 Page 127

▲back to top


- XV/123 -
Jezus Christus, aan de Herder der herders. Samen met hen verheugde hij
zich erover dat ze gekomen waren om hun geloof opnieuw te sterken in de
gehechtheid aan de Stoel van Petrus en in de genegenheid voor zijn opvol-
ger Leo XIII. Zijn zegen, die ze kort tevoren ontvangen hadden, zou een
onderpand zijn van betere dagen voor hen, voor hun familie en voor hun
vaderland, waar samen met zoveel kwaad er toch altijd zoveel goed was,
zodat deze natie haar roemrijke titel van Oudste dochter van de Kerk niet
verloochend had.
Naar Torre de'Specchi riep Don Bosco, zoals hij dit placht te
doen, de medewerkers uit Rome samen in de namiddag van 12 mei. De krant
Aurora van 13 mei bracht een verslag uit over de conferentie, noteerde
dat Don Bosco er verzwakt uitzag en dat hij kalm sprak. Kardinaal Ali-
monda was er tegenwoordig. Dezelfde krant gaf volgende samenvatting van
zijn redevoering:
Hij deelde eerst mee dat Zijne Heiligheid zich gewaardigd had een
speciale zegen te schenken aan de heren die naar de vergadering gekomen
waren en zei dan dat hij zou spreken over het werk van de salesianen in
het algemeen en daarna over de kerk van het Heilig Hart. Sinds verleden
jaar was het aantal huizen van de salesianen vermeerderd. De missies van
Patagonië bloeiden. De stichtingen van Nice, Ventimiglia, La Spezia, Luc-
ca en Florentië hadden zich uitgebreid en geconsolideerd. De nieuwe in-
stituten die daar opgerezen en welvarend waren naast gelijkaardige in-
stellingen van de protestanten, slaagden erin hun uiterste schadelijke
uitwerksels te verlammen en zielen te onttrekken aan het rijk van satan.
De jeugd en de toekomst zijn, volgens de woorden van Dupanloup, een en
hetzelfde en zullen aan Italië een serene toekomst voorspellen, aangezien
dit weldadigheidswerk dat tot doel heeft de jeugd op te voeden en te red-
den, dank zij de steun van de salesiaanse medewerkers nieuwe uitbreiding
zal nemen.
Wanneer hij dan sprak over de kerk van het Heilig Hart, zei hij
dat het een uitstekende gedachte was op de Esquilino-heuvel, eens toege-
wijd aan de afgoden, een tempel te bouwen die gewijd was aan de goddelij-
ke goedertierenheid, namelijk aan het Heilig Hart. Zoals daar eens de
excubiae of schildwachten gestaan hadden, past het eveneens dat hier een
instituut zal oprijzen, waar men de schildwachten zal opvoeden die over
het heil van de zielen moeten waken.
De eminente pater Maresca had zich met ijver aan het werk gezet.
De salesianen zouden het werk voortzetten. Wel 66 protestantse institu-
ten, zalen, scholen, grootse tehuizen onttrokken te Rome de mensen aan
het katholieke geloof. Velen werden aangelokt door beloften van werkver-
schaffing of door gemakkelijke toegevingen en lieten zich verleiden. Het
paste dat men een dam zou opwerpen tegen deze propaganda en dat men deze
jongens zonder ouders, zonder beschermers, zonder brood zou opnemen, om
het even van welk deel van Italië ze afkomstig waren; daarom moest naast
de kerk van het Heilig Hart een asiel worden opgericht om op zijn minst
vijfhonderd jongens op te nemen en op te voeden. Met dit doel deed hij
een beroep op de liefdadigheid van de Romeinen. Vroeger hadden zij hem

13.8 Page 128

▲back to top


- XV/124 -
een ruime hulp verschaft om goed te doen in andere steden van Italië.
Vandaag dienden ze hem de hand te reiken voor Rome zelf; want het mag
niet zijn dat de protestanten zich met energie en met geld inzetten voor
de triomf van de ketterij en dat de Romeinen achteloos en onmachtig zijn
voor de triomf van het geloof. Hij besloot met te zeggen dat, om ze op
te wekken tot deze liefdadigheid, Zijne Eminentie Alimonda er vriendelijk
in toegestemd had hun een paar woorden toe te richten. Hij was gelukkig
te zien dat de welsprekende kardinaal de zaak van de salesianen zou be-
handelen.
Toen Zijne Eminentie over de salesianen sprak, drukte hij volgend
oordeel uit: "Deze congregatie schijnt door de Voorzienigheid opgericht
te zijn om een balsem te leggen op zovele wonden, zovele gevallen perso-
nen op te richten, vrede te brengen aan de wanhopigen, de naam van God
eer aan te doen en de zonde uit te roeien. "En bij het einde maakte hij
de kiese en opportune opmerking: "Het is waar dat u, Romeinen, een deugd-
zame clerus bezit, maar morele hulp is er nooit te veel en wordt graag
aanvaard van waar zij ook moge komen."
De conferentie te Torre de'Specchi was zijn afscheid. Op de avond
van 13 mei kwam hij te Florentië toe, waar hij op zondag 13 mei sprak tot
de medewerkers en tot zijn vrienden van Florentië in de kerk van Sint-
Florentius, bediend door de paters van Sint-Philippus Neri. Om deze ver-
gadering goed voor te bereiden had hij een klad opgemaakt voor een om-
zendbrief, die hij, met volgende brief, aan Don Confortola stuurde.
"
Beste D. Confortola,
"
"
Lees alles wat u hierbij aantreft. Steek dan de brief voor
" Mgr. de vicaris in een envelop en stuur hem naar hem samen met de
" uitnodigingsbrief aan de medewerkers. Wijzig deze waar dat nodig
" is en laat hem zo vlug mogelijk drukken. Zorg er daarna voor:
"
1° dat er ongeveer 600 exemplaren van gedrukt worden;
"
2° stuur ze aan de volledige clerus van Florentië, aan al
" de heren en dames die u zullen aangeduid worden door Don Giustino
" Campolini, door mevrouw de markiezin Uguccioni en door andere wel-
" willende personen;
"
3° wanneer Mgr. de vicaris de kerk zal aangewezen hebben,
" ga dan aanstonds spreken met de pastoor om ervoor te zorgen dat de
" gewone heilige diensten niet gehinderd worden. Geef me nadien over
" alles bericht.
"
4° om de enveloppen te sturen plak er een postzegel van 2
" centimes op; U kunt U laten helpen door mevrouw de markiezin,
" door haar dochters, door Don Giustino en door anderen die onze
" goede Mama kent.
"
Wij zullen te Florentië toekomen op vrijdagavond om maan-
" dagochtend na de conferentie te vertrekken. Groet onze beste sa-

13.9 Page 129

▲back to top


- XV/125 -
" lesianen; bidden wij dat alles goed zou verlopen en tot meerdere
" glorie van God en Gods genade zal steeds met ons zijn. Amen.
"
" Rome, 10 mei 1881.
uw toegenegen in Jezus Christus
"
Priester Gio. Bosco.
Volgens het verslag aan Don Bonetti gestuurd door Don Confortola,
de directeur van dit pas opgerichte Oratorio voor zon- en feestdagen, ge-
publiceerd in het Bollettino van juli, liet Don Bosco daar weten wie de
salesianen waren, welke hun bedoelingen waren, wat ze elders gedaan had-
den, wat ze te Florentië kwamen doen en hoe ze de medehulp nodig hadden
van de medewerkers, de medewerksters en alle goede mensen om in hun opzet
te slagen. De verslaggever ging vluchtig over al het overige heen, maar
herhaalde ongeveer letterlijk wat hij zei over de aalmoes. Dat was een
van de geliefde onderwerpen van Don Bosco vooral gedurende de laatste
tien jaren van zijn leven, hetzij hij erover sprak vanaf de kansel of bij
een privaat gesprek, hetzij hij erover schreef in een brief of in een om-
zendbrief. Zelfs op de vooravond van zijn dood voelde hij zich nog ver-
plicht een boek te schrijven, dat speciaal aan deze materie gewijd was.
In een tijd waarop de mensheid meer en meer in de zelfzucht en in het
koortsachtig najagen van stoffelijke goederen verstrikt zit, deed Don
Bosco al wat hij kon om de wereld te helpen bij het Christelijk gebruik
maken van het overtollige. Ziehier wat hij aan de mensen van Florentië
zei:
"
U zult mij de vraag stellen: Hoe kunnen wij iets overtol-
" ligs hebben dat we als aalmoes kunnen wegschenken in deze moeilij-
" ke jaren, waarin we niet weten op welke manier we kunnen vooruit-
" gaan? En ik zal u onomwonden antwoorden dat we allemaal iets van
" het overtollige aan de armen kunnen geven en aan de vrome werken
" en dat het voldoende is dat we dat willen doen. Het overtollige
" vinden we in de woningen en in de weelde die daar wordt ten toon
" gespreid. Wat al meubels, wat al waardevolle en overtollige voor-
" werpen! Het overtollige vinden bij de de paarden, de rijtuigen en
" de versiersels. Het overtollige treffen we aan bij het dienstper-
" soneel, de kleren, het voedsel en ook, als u wilt, in vele beur-
" zen. Welnu, volgens het voorschrift van ons Heer, zijn wij ver-
" plicht dit overtollige aan de armen te geven.
"
Sommigen stellen de vraag hoeveel men van het overtollige
" als aalmoes dient te geven. De ene spreekt van een vierde, een
" andere een vijfde, een andere nog wat anders. Wat mij betreft, ik
" meen dat deze vraag al opgelost werd door de woorden van het evan-
" gelie, die niet eenvoudiger en niet duidelijker kunnen zijn: Quod
" superest, date eleemosynam, wat er overblijft schenkt dat weg aan
" aalmoezen.
"
En onder hen, aan wie u een aalmoes dient te geven, zijn

13.10 Page 130

▲back to top


- XV/126 -
" er zovele arme verlaten jongens. Ze dwalen op vandaag slordig,
" blootsvoets en haveloos door de wijken van uw stad. Ze leven
" van wat ze schooien en bij avond gaan ze samenhokken in bepaalde
" kroegen, zonder dat iemand met medelijden zorg draagt voor hun
" lichaam en hun ziel. Ze groeien op en weten niets af van God,
" van de godsdienst en van hun zedelijke plichten. Ze worden gods-
" lasteraars, dieven, ontuchtigen. Ze zijn de slaaf van alle on-
" deugden en zijn tot alles, ook de grootste misdaden in staat.
" Velen vallen dan ellendig of in de handen van het gerecht dat
" ze laat wegkwijnen in de gevangenissen of, wat nog erger is,
" in de klauwen van de protestanten. Deze hebben thans te Florentië
" krochten geopend, waar de arme jeugd aangelokt wordt door de
" glans van het goud en door vele bedrieglijke beloften; zij ver-
" liezen er het weinige goed dat er nog in hen zit, trappen iedere
" deugd met de voeten en werpen op betreurenswaardige wijze hun
" geloof over boord.
"
Feiten van dergelijke aard hebt u iedere dag onder ogen.
" U zelf hebt mij verhaald dat de protestanten met het goud en met
" geschenken van allerlei aard, kledingsstukken, eetwaren, vele
" jongens en meisjes, zelfs hele families, in hun net hebben ver-
" strikt. En zo hebben die personen zich aan de vijanden van ons
" geloof, aan de ministers van satan verkocht, zoals U terecht zegt.
"
Op welke manier kan dit grote kwaad worden tegengehouden en
" kunnen de spijtige gevolgen worden belet? Don Bosco is naar Flo-
" rentië gekomen op de uitnodigingen in de eerste plaats van Zijne
" Excellentie Mgr. de aartsbisschop, en dan van de vurigste medewer-
" kers en medewerksters. Don Bosco heeft te Florentië en wel in de
" via Cimabue, nr. 31 al een Oratorio voor zon- en feestdagen op-
" gericht. Don Bosco zou ook een tehuis willen openen om asiel te
" verlenen aan zovele verlaten jongens, om ze te redden van zeden-
" bederf en van geloofsverlies en om ze zo op te voeden tot goede
" burgers en echte christenen.
"
Maar hiervoor heeft Don Bosco uw liefdadigheid nodig. Don
" Bosco vraagt dat u hem het overtollige van wat u hebt zou over-
" handigen. Hij zal het weten te gebruiken tot meerdere glorie
" van God en van de Heilige Maagd en tot groter welzijn van de
" zielen, vooral dan van de jeugd.
"
Om dan te besluiten zal ik u zeggen dat ik uit Florentië
" moet vertrekken, maar dat ik u mijn vertegenwoordiger, de direc
" teur van het hierboven vermelde Oratorio, achterlaat. Stort in zijn
" handen in de mate dat God u hiertoe de mogelijkheid heeft ge-
" schonken, ruime aalmoezen; daardoor zullen mijn wensen, die ook
" de uwe zijn, worden verwezenlijkt. Vele zielen zullen gered wor-
" den en, zoals Sint-Augustinus zegt, U zult uw ziel gered hebben
" door de ziel van uw naaste te redden.
Naar zijn conferentie waren ook, onder begeleiding, vele semi-
naristen van verscheidene seminaries die verlangden Don Bosco te leren

14 Pages 131-140

▲back to top


14.1 Page 131

▲back to top


- XV/127 -
kennen, gekomen. Een van hen, Mgr. Giachino Bonardi, bisschop van Pergamo
en hulpbisschop van kardinaal Mistrangelo, herinnerde zich de aangename
gevoelens die hij ondervonden had, toen hij hem zag, zijn hand kuste en
naar zijn zeer eenvoudige maar zalvende woord luisterde.
Niettegenstaande sommige tegenkantingen waarover we moeten spre-
ken, had Don Bosco zoveel vertrouwen in de Voorzienigheid dat hij, bij
zijn vertrek naar Turijn aan de directeur opdracht gaf niet te talmen.
Hij moest eraan denken niet enkel het tehuis te bouwen, maar ook ernaast
een kerk, die de grote Moeder van God en de vroomheid van de brave men-
sen waardig was. Hij diende bereid te zijn voor de mensen van Florentië
alle mogelijke offers te brengen.(1)
Het blijkt niet dat er te Florentië iets buitengewoons voorgeval-
len is. In zijn brief aan Don Lazzero wijst Don Rua enkel op een provi-
dentiële, ofschoon onaangename vertraging bij het vertrek tijdens zijn
eerste doortocht, maar een tegenslag die aan Don Bosco toeliet een onver-
wachte en aanzienlijke schenking te ontvangen. Te Rome is er, integen-
deel, wel iets geweest, maar zonder dat er enig gerucht aan gegeven werd.
Volgens het getuigenis van Don Dalmazzo waren er twee feiten. In
een van deze gevallen werden de gunsten werkelijk vermenigvuldigd. Door
de zegen van Maria, Hulp der Christenen, gaf Don Bosco aan een dame de
gezondheid terug. Korte tijd daarna, ontmoette zij haar kennissen, die
protestanten waren en verhaalde hun, op hun vraag op welke manier ze zo
plots van een ernstige ziekte genezen was wat er gebeurd was. Deze ken-
nissen hadden een dochter die zwaar ziek was en besloten, zonder te let-
ten op godsdienstige vooroordelen, haar bij Don Bosco te brengen. Don
Bosco zegende haar en het jonge meisje genas. Haar moeder, hierdoor zeer
vertroost, ging overal zeggen: - "Kijk, dat is de dwaling van ons, pro-
testanten: dat we Maria niet vereren." In 1885 ontving Don Bosco van de-
ze familie een brief waarin de bekering gemeld werd van al haar leden tot
het katholicisme.
Terwijl hij op een andere dag de mis celebreerde in ons oud kerk-
je van de Via Vicenza, kwam er een heer binnen, die sinds achttien jaren
een kwaal had aan zijn benen. Hij kon moeilijk gaan met krukken en ver-
zocht Don Dalmazzo hem aan Don Bosco voor te stellen. Don Dalmazzo moest
echter naar huis gaan om koffie te zetten voor Don Bosco en daarom ver-
trouwde hij hem toe aan de clericus Zucchini. Deze bracht hem na de mis
bij Don Bosco. In alle nederigheid vroeg de brave heer om zijn zegen. Don
Bosco stelde hem enkele vragen en toen hij gezien had hoe levendig zijn
geloof was, zegende hij hem, nam de krukken uit zijn handen en beval hem:
(1) Brief van Don Confortola aan Don Bosco, Florentië 10 juni 1881.

14.2 Page 132

▲back to top


- XV/128 -
- "Loop!" - De kreupele begon te lopen zonder de minste moeite,
vertrok met de krukken onder zijn arm en zei dat hij ze als herinnering
wou be-waren.
Terwijl men aan het koffie drinken was, zei de procurator tot Don
Bosco: - "Hij is dus wel degelijk volledig genezen na uw zegen!"
- "Het is de zegen van Maria, Hulp der Christenen, die hem genezen
heeft" - verbeterde hij hem.
- "Ook ik", hernam Don Dalmazzo, "heb zo dikwijls en met dezelfde
formule de zegen van Maria, Hulp der Christenen, gegeven maar nooit is er
mij iets dergelijks gebeurd."
- "Kleine jongen die je bent!" antwoordde hem Don Bosco. - "Het is
omdat je het geloof niet hebt.

14.3 Page 133

▲back to top


- XV/129 -
H O O F D S T U K V.
FEESTEN, NARIGHEDEN EN DE DROOM OVER DE TOEKOMSTIGE TOESTAND
VAN DE CONGREGATIE
Er bestond in het Oratorio een cyclus van feesten die we als ei-
genlijk salesiaanse feesten kunnen bestempelen en die voortaan door de
gewoonte werden vastgesteld. Het waren de feesten van Maria, Hulp der
Christenen, Sint-Aloysius, Sint-Jan en de Tenhemelopneming van Maria.
Deze laatste twee waren het naamfeest en de veronderstelde verjaardag
van Don Bosco. Ze keerden steeds terug, werden door allen met spanning
verwacht en brachten vreugde en geestelijke vruchten voort. Nu we er nog-
maals dienen over te spreken voor het jaar 1881, kunnen we er niet veel
nieuws over zeggen wat hun verloop betreft. Daarom zullen we enkel die
bijzonderheden aanstippen die buiten de gewone gang van zaken vallen.
Ongeveer alles wat we te verhalen hebben, zal betrekking hebben op de
plechtigheid van 24 mei.
In het Oratorio heerste de goede gewoonte tijdig aan de zaken te
denken en ten tijde van Don Bosco viel het niet voor dat men voor gere-
geld terugkerende feesten niet alles voorzien had, wat nodig was. Zo ook
om een bisschop te vinden die kwam pontificeren in de kerk van Maria,
Hulp der Christenen. Op de dag van de grote plechtigheid, gelastte Don
Rua vanuit Rome in naam van Don Bosco, op het einde van de maand april de
algemene econoom, Don Sala ermee te onderhandelen met de curie van Tu-
rijn. Vandaag de dag worden in alle diocesen dergelijke formaliteiten
vlug afgehandeld, maar in het aartsbisdom Turijn waren er speciale ver-
eisten, zoals dit duidelijk verklaard werd door de toon van een ordonnan-
tie in het Liturgisch Kalender van 1881. In het Italiaans vertaald luidde
artikel XIV als volgt: "Komt grotelijks te kort aan de eerbied die ieder-
een dient te betuigen tegenover zijn Herder en tegenover de bisschoppe-
lijke waardigheid, hij die een bisschop uitnodigt om enige kerkelijke
dienst te komen verrichten in dit aartsbisdom eer hij in ieder afzonder-
lijk geval vooraf hiervoor van de aartsbisschop de uitdrukkelijke be-
voegdheid heeft ontvangen." Daarom begaf Don Sala zich op 2 mei bij Mgr.
Gastaldi om hem te verzoeken te willen toestaan dat Mgr. Pampirio, de
nieuwe bisschop van Alba op 24 mei een plechtige dienst zou komen doen of
minstens zou komen prediken. Terwijl Don Sala hem de ring kuste, vroeg
hem de aartsbisschop: - "Waarvoor hebt u mij nodig?" Don Sala hield zich
wat op armlengte en zei: - "Door mijn overste werd ik ermee belast zorg
te dragen voor de werken in de kerk van Sint-Jan de evangelist. De schil-
ders zijn daar nu al aan het werk maar er is een moeilijkheid gerezen en

14.4 Page 134

▲back to top


- XV/130 -
daarom heb ik het opportuun geacht mij hiervoor tot u te wenden. Het gaat
erom de zeven bisschoppen van de kerken van Azië voor te stellen in de
gedaante van engelen, volgens men leest in de apocalyps...".
"Inderdaad", onderbrak hem de aartsbisschop, "iets uit de apo-
calyps dient erin geschilderd te worden. Wat mij betreft, mogen ze doen
wat ze willen."
"Onlangs", ging Don Sala behendig verder, "was ik naar Alba ge-
gaan om er de Dom te zien die eveneens door onze schilder Costa geschil-
derd werd en toen liet Mgr. Pampirio, bij het gesprek over die kerk en
over de kerk van Maria, Hulp der Christenen, horen dat hij gaarne eens
zou komen pontificeren op de dag van het feest. Ik kon hem echter geen
definitief antwoord geven alvorens u hierover gehoord te hebben. Daarom
zei ik hem dat wij gelukkig zouden zijn hem bij die mooie gelegenheid
onder ons te hebben. Thans ben ik hier eveneens om u de nodige vergunning
te vragen, indien u meent ze te kunnen verlenen."
"Hierover dient Don Bosco mij te schrijven."
"Juist hierom heeft Don Bosco, toen hij op de hoogte gebracht was
van de heilige wens van Mgr. Pampirio, Don Rua ermee belast mij te
schrijven dat ik U alvorens iets te ondernemen, de vereiste toelating zou
vragen."
"Neen", antwoordde Monseigneur; de salesianen gedragen zich al
te verkeerd met die kerk van Maria, Hulp der Christenen, en ze doen dat
allemaal om mij te beledigen. Wanneer ik dit nu zou toestaan, zou ik
goedkeuren wat ik afkeur."
"Zeg dat toch niet, Monseigneur, wij werken om goed te doen aan
allen en aan niemand kwaad, nog veel minder aan onze aartsbisschop. Er
worden zelfs offers gebracht om u te helpen in uw diocees, vooral in
Turijn."
"Toch wel... Don Lemoyne laat de mirakels van Maria, Hulp der
Christenen, drukken zonder mijn toelating, en onder mijn ogen worden ze
door heel mijn aartsbisdom verspreid en dat om mij te beledigen."
"Het is de eerste maal, Monseigneur, dat ik over mirakels hoor
spreken. Er wordt steeds gesproken over gunsten door tussenkomst van
Maria, Hulp der Christenen, verkregen."
"Wat Don Lemoyne geschreven heeft zijn mirakels en mirakels die-
nen te worden goedgekeurd door de kerkelijke overheid, volgens het de-
creet van de heilige congregatie."
"Ik ken dat decreet helemaal niet, maar ik weet dat er geen enkel
boek waarin sprake is van gunsten van Maria, Hulp der Christenen, zonder
kerkelijke goedkeuring verschijnt."
"Jawel, van een ander diocees. En op welk gezag wil men deze kerk
voor een heiligdom laten doorgaan? Om dat te doen moeten deze feiten,
deze mirakels, goedgekeurd worden door de ordinarius en niet uitgevon-
den...".

14.5 Page 135

▲back to top


- XV/131 -
Op dat ogenblik veerde Don Sala, een man met een indrukwekkende ge-
stalte maar met een patriarchale eenvoud recht, frutselde wat in zijn
zakken en haalde een pak brieven te voorschijn. Hij nam hieruit een
briefkaart, reikte ze aan de aartsbisschop en zei: - "Lees dit, Monseig-
neur, en u zult overtuigd zijn dat de gunsten door Maria, Hulp der Chris-
tenen, verkregen zijn en niet door Don Bosco werden uitgevonden. Maar om-
dat de aartsbisschop ze niet wou lezen, ging Don Sala verder: - "Laat me
dan toe ze zelf te lezen en luister hoe het werkelijk de Voorzienigheid
is die ze mij vanochtend gestuurd heeft."
Hij las ze inderdaad. De schrijver was ridder Mercalli, die vanuit
Rome bericht liet over de wonderbare genezing van zijn echtgenote, gravin
Fenile. Nu en dan onderbrak hem Monseigneur met een paar woorden:
"Ik ben overtuigd dat... dat... deze personen... Eindelijk zei
hij:
"Indien alle gunsten waren als deze, dan kan ik geen bezwaren
hebben om ze goed te keuren. En goed wordt er wel gedaan."
- "Maar waarom dan", hernam Don Sala, "behandelt u ons op deze ma-
nier?" - Dan werd het gesprek op wat anders gebracht en werd er over de
kerk van Rome gesproken. Monseigneur had nu een heel andere toon aange-
slagen, zei zelfs dat hij Don Bosco bewonderde en dat Don Bosco tot zelfs
uit de stenen geld wist te halen... Toen hij afscheid nam, zei Don Sala
hem: - "Indien er niets tegen is, zal Mgr. Pampirio de lofrede houden." -
Hij antwoordde: - "Laat Mgr. Pampirio te Alba te keer gaan tegen Rosmi-
ni." - Toen dan uiteindelijk Don Sala na een buiging zich omdraaide om
naar buiten te gaan, zei Monseigneur: - "Ik zal erover nadenken."(1)
Om dan te vernemen wat Monseigneur erover gedacht had, keerde Don
Sala op 19 mei terug en vroeg hem of Mgr. Pampirio, indien hij niet mocht
pontificeren dan toch minstens de lofrede op de Madonna mocht uitspreken;
maar dit werd een tweede maal geweigerd.
Monseigneur bleek volstrekt niet bereid de wapens te strekken voor
de salesianen. Daags daarna vroeg hem Don Francesia, directeur van het
college van Valsalice, om op een voor hem passende dag, het vormsel te
komen toedienen aan zijn kostschoolleerlingen. Hij antwoordde dat hij dit
niet zal doen en dat hij nooit naar een huis van de salesianen zal gaan,
omdat de salesianen zijn tegenstanders zijn. En toch zou Don Francesia
zelf hem twee weken later een prachtig bewijs van onderwerping geven. Hij
die sinds twaalf jaar biechtvader was, werd verwittigd zich te willen
aanmelden voor het aanleggen van het biechtexamen. Om ieder misverstand
in verband met het biechthoren uit de weg te ruimen, beperkte Don Fran-
cesia zich ertoe in een zeer eerbiedige brief te verklaren dat zijn ju-
risdictiebrieven volledig in orde waren; maar daarna gehoorzaamde hij en
(1) Brief van Don Sala aan Don Rua, Turijn 3 mei 1881.

14.6 Page 136

▲back to top


- XV/132 -
hij en bood zich aan bij de aangeduide examinatoren, die zich tegenover
hem verbaasd en verlegen toonden en hem vanzelfsprekend jurisdictie ver-
leenden. We dienen eraan toe te voegen dat bij gelegenheid van voornoem-
de uitnodiging naar Valsalice te komen, Mgr. Gastaldi een verwijt deed,
omdat men in de drukkerij van Sampierdarena voor de Letture Cattoliche
een aflevering gedrukt had over het Socialisme van de hand van graaf
Emiliano Avogadro della Motta, met een aanhangsel van dezelfde auteur
tegen de leerstellingen en de beginselen van Rosmini.
Tijdens deze laatste incidenten was Don Bosco al te Turijn, want
hij was er teruggekeerd op de avond van 16 mei. Na een afwezigheid van
vier maanden wou men hem een plechtige ontvangst voorbereiden, maar hij
kwam een paar uur vroeger en kwam binnen in het Oratorio terwijl allen
in de kerk waren voor de diensten van de noveen. Men was ongeveer geko-
men aan de zegen met het Allerheiligste. Toen hij dit vernam, dacht hij
eraan zelf de zegen te geven. Toen men hem uit de sacristie zag komen,
bekleed met de heilige gewaden, en zich naar het altaar begaf, was de
vreugde onbeschrijflijk. Het overige van de avond verliep met blijde zan-
gen, feestelijk applaus en een serenade van het muziekkorps.
's Ochtends daarna werd er dadelijk een omzendbrief gestuurd naar
de medewerkers en medewerksters van Turijn om ze afzonderlijk uit te no-
digen op een conferentie in de private kerk van de H. Franciscus op 19 en
23 mei. "Er zal gehandeld worden", werd erin gezegd, "over gewichtige
zaken, die gedaan worden tot Gods meerdere glorie en nut van de burger-
lijke maatschappij en die aan allen aangenaam zijn."
Voor de medewerkers hield hij een uiteenzetting met veel bijzonder-
heden, die de indruk gaf van een familiaal verslag. Het werd juist hier-
door graag beluisterd omdat de toehoorders er als min of meer medebelang-
hebbenden bij betrokken werden. Deze zagen achtereenvolgens hoe ver het
werk gevorderd was voor de kerk en het tehuis van Sint-Jan de evangelist
te Turijn, voor de kerk van Maria, Hulp der Christenen, te Vallecrosia,
voor de scholen en het Oratorio van La Spezia, voor het Oratorio van Flo-
rentië en voor de kerk en het tehuis van het Heilig Hart te Rome. Daarna
konden ze het apostolische werk van de missionarissen en van de zusters
in Uruguay en Patagonië bewonderen. Toen de aanwezigen onder de indruk
waren van al wat ze gehoord hadden, deed Don Bosco uiterst natuurlijk een
behendige afwijking. Hij maakte een vergelijking tussen het leven van de
missionaris en het leven van zovele Christenen die in overvloed leven en
niet bereid zijn een aalmoes te schenken om mee te werken aan de eeuwige
zaligheid van hun broeders.
Tot christenen van dit slag, zei hij, zou men de woorden kunnen
richten die Sint-Petrus bij een andere gelegenheid tot Simon de Tovenaar
zei: Pecunia tua tecum sit in perditionem, moge je geld samen met jou tot
je verderf strekken. Dergelijke christenen moeten overwegen dat God hun
eens rekenschap zal vragen over de goederen die hij hun geschonken heeft.
Aan elk van deze welgestelden zal Hij zeggen: "Ik had je goederen gege-

14.7 Page 137

▲back to top


- XV/133 -
ven om een gedeelte hiervan te besteden voor mijn glorie en in het voor-
deel van je naaste. Wat heb jij er integendeel mee gedaan? De weelde, de
vermaken, de plezierreizen, de braspartijen, ontvangstpartijtjes, dat is
de afgrond waarin je goederen verzwolgen zijn." Een ander zal zeggen: -
Ik verspil mijn goederen niet. Ik houd ervan en ik vermeerder ze ieder
jaar. Ik koop huizen, akkers, wijngaarden en zo voort. - Ook tot dezen
zal de Heer zeggen: - "Je hebt ze opgehoopt, je deed ze aangroeien, dat
is waar; maar intussen leden de arme mensen honger; intussen groeiden
duizenden verlaten kinderen op in de onwetendheid van de godsdienst en te
midden van de onzedelijkheid; intussen stortten de zielen, die gered zijn
door mijn Bloed in de hel neer." Je geld ging je meer ter harte dan mijn
glorie, je beurzen meer dan de zielen van je broeders. Ga thans met je
genoegens, met je schatten, met je rijkdommen naar je verderf: pecunia
tua tecum sit in_perditionem.
Ik weet wel, voegde Don Bosco eraan toe, dat jullie niet tot deze
mensen behoren en dat jullie aalmoezen schenken in de mate van je vermo-
gen. Maar hoeveel zijn er niet in de wereld die jullie voorbeeld konden
navolgen en het toch niet doen!
Ten slotte deelde hij mee dat hij enkele uren tevoren vernomen had
dat het huis van San Benigno, waar juist de toekomstige missionarissen en
toekomstige directeurs, leraren en assistenten van de colleges hun opvoe-
ding ontvingen, in grote nood verkeerde. Sinds verscheidene maanden was
men er niet meer in staat geweest de bakker te betalen en deze was niet
meer bij machte hun nog brood te leveren. Hij, Don Bosco, had het inzicht
gehad aalmoezen te vragen ten voordele van verscheidene belangrijke wer-
ken, maar het scheen hem toe dat voor alles aan het werk, waarop de waar-
devolle verwachtingen van de congregatie gespannen zijn, het nodige niet
mag ontbreken en daarom beval hij hun aan, met dit doel aalmoezen te
schenken. "De liefdadigheid die jullie betuigen", besloot hij, "zal nog
deze avond mijn beste zonen en jullie broers, die helemaal aan de zorgen
van de Voorzienigheid zijn toevertrouwd, gaan vertroosten."
Tot de medewerksters sprak hij op dezelfde manier en zette hij
uiteen wat er in de loop van het jaar gedaan was voor het welzijn van de
arme jeugd door de salesianen en door de Dochters van Maria, Hulp der
Christenen: vermeerdering en vergroting van de huizen, een voortdurend
stijgend aantal van zielen op weg naar de hemel, landbouwkolonies, asie-
len, scholen, Oratorio’s op zon- en feestdagen voor meisjes. Indien ze
een gedachte wilden hebben vooral van deze Oratorio’s moesten ze maar
eens gaan zien wat er door de Zusters te Turijn en in het naburige Chieri
gedaan werd. En na een beschrijving van de activiteiten in beide Orato-
rio’s ging hij verder:
"
Bij dit schouwspel zouden jullie een grote vertroosting
" genieten en zouden jullie alleen maar kunnen wensen dat er op
" nog meer andere plaatsen van de stad, ja zelfs in iedere plaats
" ter wereld, dergelijke instituten opgericht worden. Welnu, wat

14.8 Page 138

▲back to top


- XV/134 -
" hier in onze buurt gedaan wordt in de steden Turijn en Chieri,
" dat wordt eveneens gedaan in meer dan veertig andere huizen ge-
" leid door de zusters van Maria, Hulp der Christenen. Dat gebeurt
" in Italië, in Frankrijk, in Amerika, het gebeurt zelfs in het
" onbeschaafde Patagonië. Hadden wij maar de middelen, wij zouden
" nog meer goed kunnen doen! De goede wil ontbreekt niet, maar dat
" is niet voldoende. Om deze werken te beginnen en in stand te hou-
" den is er veel geld nodig en meestal ontbreekt dat.
"
Op welke manier dan zullen we deze en andere werken van
" christelijke liefde bevorderen? We zullen doen zoals de vrouwen
" van de Hebreeën in de woestijn, wanneer het erom ging een afgod
" op te richten in plaats van de ware God te aanbidden. Mozes was
" op de berg Sinaï geklommen om van de Heer de tafels van de wet te
" ontvangen en draalde om terug te keren. Toen werd het volk onge-
" duldig en kwam in opstand tegen Aaron. Het wou dat hij een afgod
" zou maken gelijk aan de afgoden die in Egypte aanbeden werden. Ze
" wilden dat hij een kalf zou maken. Bevreesd voor de oproerkraai-
" ers toonde Aaron zich bereid hun eis in te willigen; maar mis-
" schien in de hoop dat hij deze ongelukkige van hun goddeloze aan-
" spraak zou afbrengen, vroeg hij hun hem de ringen, armbanden,
" halssnoeren en oorringen van hun vrouwen en dochters te brengen.
" Wie zou het geloofd hebben? Pas had hij hun die vraag gesteld of
" men bracht aan zijn voeten een hoop van deze gouden voorwerpen.
" Hij liet ze smelten, maakte er een kalf van, voor wie mannen en
" vrouwen zich ter aarde wierpen en, zoals men in de Heilige
" Schrift leest, een goddeloze smulpartij hielden.
"
Is het dan geen schande te zien dat enerzijds de vrouwen
" en de dochters van de Hebreeën zich ontdeden van hun waardevolste
" voorwerpen om bij te dragen tot een ongerechtig werk en anderzijds
" te zien dat de vrouwen en de dochters van de christenen zich kle-
" den als koninginnen en hofdames en daardoor in de onmogelijkheid
" zijn een aalmoes te geven tot glorie van de ware God, voor de ver-
" siering van zijn kerken, tot verlichting van de nood van zovele
" verlaten jongens en meisjes? Zeker zou ik niet graag in de plaats
" willen zijn van deze christen vrouwen op het ogenblik van de dood!
" Ik zou niet graag in hun plaats willen zijn op de oordeelsdag!
"
Hiermee wil ik niet zeggen dat een vrouw, een dame verplicht
" is zich te ontmaken van haar versiersels die volgens haar stand
" zijn. Indien de betamelijkheid niet toelaat het zonder deze ver-
" siersels te doen, dan mag ze deze behouden. Wat ik bedoel te zeg-
" gen is dat ze de verplichting heeft niet te overdrijven, niet
" achter de ijdelheden van de wereld aan te lopen. Ze is verplicht
" na te gaan of ze niets overtollig heeft in haar huisraad, op haar
" persoon, in haar onderhoud; en wanneer ze tot die bevinding komt,
" dan is ze verplicht erover te beschikken in het voordeel van de
" godsdienst, in het voordeel van haar naaste. Tot heden toe hebben
" jullie dat gedaan. Ga ermee voort, verdienstelijke medewerkers,
" ook in de toekomst, opdat deze op een bepaalde manier, en gene
" op een andere manier zijn liefde voor onze goddelijke Zaligmaker

14.9 Page 139

▲back to top


- XV/135 -
" Jezus Christus moge tonen en een groot aantal zielen naar de
" hemel moge sturen.
Aan de voornamere en veraf wonende medewerkers placht hij bij die
gelegenheid briefjes te schrijven over het grote feest; want die plech-
tigheid was toen nog niet zo universeel als het nu het geval is, en men
kon ze gemakkelijk over het hoofd zien. Hier heeft men een staaltje van
dergelijke herinnering gericht aan graaf Eugène de Maistre.
"
Beste Heer Graaf Eugène,
"
"
Ik schrijf u niet dikwijls omdat ik weet dat u met
" duizenderlei zaken bezig zijt; maar iedere dag denk ik aan u
" en aan heel uw familie in de heilige mis.
"
Te Rome sprak de Heilige Vader mij veel over u en over
" uw broers Charles en François en aan allen zendt hij zijn
" specïale zegen.
"
Op dinsdag, plechtigheid van Maria, Hulp der Christe-
" nen, zal een heilige mis worden gecelebreerd volgens uw vrome
" intentie aan het altaar van deze hemelse weldoenster, waarbij
" wij Haar zullen smeken aan heel uw familie een volmaakte ge-
" zondheid te schenken en de waardevolle gave van de volharding
" in het goede.
"
Moge God u zegenen, mijn steeds beste Heer Eugène, en
" wil ook voor mij bidden die steeds in Jezus Christus voor u
" zijn zal
"
uw toegenegen vriend
" Turijn, 21 mei 1881.
Priester Gio. Bosco.
De vigiliedag van het feest werd opgevrolijkt door een grote toe-
loop van medewerksters uit Turijn voor de conferentie van Don Bosco, als-
ook door de tegenwoordigheid van Franse pelgrims die terugkwamen van
Rome. Ze volgden het voorbeeld van hun landgenoten van de vorige jaren en
bleven een halve dag te Turijn om er wat tijd aan het Oratorio te beste-
den. Bij hun aankomst werden met grote plechtigheid de eerste vespers van
Maria, Hulp der Christenen, gezongen; en na de zegen werd aan de graag
geziene gasten een waardig onthaal gegeven met muziek, gezang en toespra-
ken. Ook Don Bosco voerde het woord. Hij herdacht eerst hun recente ont-
moeting in Sint-Jan van Lateranen, dankte hen voor hun bezoek en beloofde
hen te vergezellen met de gebeden van hem en van de zijnen. - "Aanzie
me", zei hij ten slotte, "aanzie alle salesianen als uw beste vrienden.
Telkens als wij u van dienst kunnen zijn, zullen we verheugd zijn dat te
kunnen doen."- Op verzoek van Abbé Picard, overste van de assumptionis-
ten, die ook ditmaal de leider van de bedevaart was en welsprekende woor-
den zei, vroegen velen, zo niet allen, te worden ingeschreven als mede-
werkers.

14.10 Page 140

▲back to top


- XV/136 -
Het waren Fransen die in 1881 als prior en priorin van het feest
optraden. Als priorin kwam hiervoor opzettelijk van Marseille de gekende
medewerkster Madame Jacques, ofschoon ze al in april naar Rome geweest
was. Zo kon ze bij haar terugkeer een vurig verlangen voldoen van het co-
mité, dat Don Bosco zijn militie tegen de duivel noemde (son armée contre
le diable). De brave dames hadden aan Don Bosco enkele exemplaren ge-
vraagd van de foto, die men van hem, zoals men zich herinneren zal, te
Marseille genomen had; maar omdat hij er toen geen had, had hij beloofd
er vanuit Turijn te zenden met zijn handtekening. Omdat ze er geen zagen
komen, hadden ze aan Madame Jacques gevraagd om voor haar le précieux
souvenir promis par le vénéré fondateur te bekomen. De dame, vastbeslo-
ten haar collega's tevreden te stellen, zorgde voor een exemplaar en deed
dan op haar kosten er zovele maken als nodig was en verlangde dan dat Don
Bosco op elk zijn handtekening zou plaatsen. Don Bosco deed meer. Hij
verrijkte al de exemplaren d’un long et pieux autographie. Hij gebruikte
hiervoor de hele vespertijd op Hemelvaartsdag. Het was zichtbaar welke
inspanning het schrijven hem kostte, maar dit feit voegde, volgens het
zeggen van de geadresseerden, un mérite de plus au pieux souvenir. Pas-
toor Guiol was de tolk van aller dankbaarheid tegenover Madame Jacques
bij de eerste zitting van het comité.(1) Prior of kleine prior of petit
Prieur, zoals ze hem noemden, was een kind van zes jaar, het zoontje van
graaf Flayose de Vïlleneuve, van Rocquefort, die zo bevriend was met Don
Bosco. In april 1880 kwijnde de kleine weg ten gevolge van een ernstige
longontsteking. De vader was uiterst verslagen, toen hij iedere mense-
lijke hoop zag verdwijnen en telegrafeerde naar Don Bosco, die het jon-
getje zeer goed kende. Don Bosco ontving het nieuws te Lucca. Hij cele-
breerde voor hem een H.Mis en vroeg aan Maria, Hulp der Christenen, de
gunst van de genezing. Nadien werd vastgesteld dat, terwijl Don Bosco de
H.Mis celebreerde, de vader tot bij de kleine jongen gegaan was, hem bij
zijn naam genoemd had, om te zien of hij nog in leven was, en dat hij
hem, tot zijn onuitsprekelijke troost hoorde antwoorden: - "Papa, geef
mij wat te eten." Hij kwam weer tot het bewustzijn, de koorts verdween,
de hoest werd minder en hij werd, zonder een tijd van herstel, weer sterk
en gezond. Maar een maand later kreeg hij een ernstige borstvliesontste-
king. Toen het gevaar geweken was, schreven de artsen zeer grote zorgen
voor gedurende enkele maanden. De vader echter kwam op 24 mei, vol ver-
trouwen, naar Turijn, bad er vurig tot Maria, Hulp der Christenen, en
toen hij thuis kwam trof hij er zijn zoontje helemaal hersteld aan, zo
goed hersteld dat hij hem voor het feest van 1881 naar het Oratorio
bracht om er een rol te spelen die doorgaans aan de grote mensen werd
voorbehouden. Het kind verkreeg door zijn nette houding iedere sympa-
thie.(2)
(1) Notulen van het comité, zittingen van 12 mei en 8 juni 1881.
(2) Lemoyne, La Madre delle Grazie, Sampierdarena, 1881, blz. 155. Cfr. eveneens Boll.
Sal. van juli 1881. De zuster van de begunstigde, kloosterzuster van het Heilig Hart,
liet ons een relaas van het wonder geworden in maart 1934.

15 Pages 141-150

▲back to top


15.1 Page 141

▲back to top


- XV/137 -
De grote plechtigheid ging door zonder een pontificale dienst maar
niet zonder bisschop. Op 28 en 29 mei vierde men te Milaan het priester-
jubileum van de aartsbisschop, Mgr. Luigi Nazari, van de grafelijke fami-
lie van de Calabiana. Niet enkel de bisschoppen uit Lombardië kwamen er
naartoe, maar eveneens die van het Subalpijns gebied, daar de gevierde
uit Piëmonte afkomstig was en oud-bisschop van Casale.(1)
Mgr. Pampirio, kwam via Turijn naar Milaan, nam zijn intrek bij de
broeders van zijn orde en kwam voor zijn particuliere devotie op de och-
tend van 24 mei de mis celebreren in de kerk van Maria, Hulp der Christe-
nen, waar hij eens gepreekt had. Don Bosco liet hem vanzelfsprekend de
mis doen van de communiteit met algemene communie. Pas had de ordinarius
dit vernomen of hij schreef aan monseigneur een brief van afkeuring,
waarin hij zei dat hij zijn tegenwoordigheid in de kerk van Maria, Hulp
der Christenen, niet kon dulden. Toen de bisschop van Alba teruggekeerd
was van San Domenico en het briefje van de aartsbisschop gevonden had,
stuurde hij dadelijk een biljet aan Don Bosco om hem de zaak mee te de-
len. Dan antwoordde hij aan de aartsbisschop dat hij geen enkele dienst
meer zou verrichten, maar enkel de lofrede op de Madonna, zou uitspreken
omdat dit aldus al aangekondigd werd. Daarom verzocht hij hem dit niet te
verhinderen wegens de ergernis die eruit zou ontstaan, wanneer de zaak
ruchtbaar zou worden onder de grote massa mensen die naar de plechtigheid
gekomen was. De aartsbisschop stemde erin toe, tegen zijn wil, dat hij de
toespraak zou houden; maar voor het overige hield hij voet bij stuk en
liet hij hem niet toe het lof te doen.
Ofschoon het een werkdag was, duurde de ontzaglijke toeloop van
volk van de vroege ochtend tot de late avond toen een ontelbare menigte
zich naar al de belendende plaatsen van de tempel begaf om het schouw-
spel van de eerste grote gasverlichting bij te wonen. Dat jaar begon men
te ervaren dat de kerk niet ruim genoeg was bij gelegenheid van een gro-
tere toeloop van gelovigen, daar een massa volk er genoegen diende mee
te nemen de diensten bij te wonen vanaf het plein. Nu er geen pontifi-
cale dienst was, werd Don Bosco buiten het andere vermoeiende werk van
die dag nog genoodzaakt er de niet geringe last bij te voegen de mis te
zingen en het lof te doen. Maar, zegt een krant uit Turijn,(2) "dit was
(1) Don Bosco was de welwillendheid indachtig waarmee Mgr. Calabiana in 1867 de salesi-
anen ontvangen had, die het college van Mirabello hadden geopend in zijn bisdom Ca-
sale. Hij dacht eveneens aan de vele blijken van genegenheid die hij hun steeds ge-
geven had. Daarom stuurde hij hem op 29 mei volgend telegram: 'Salesianen, hun leer-
lingen, uw toegenegen zonen, sturen hartelijke gelukwensen bij priesterjubileum; her-
denken in u hun vriend, beschermer, weldoener. Allen bidden God u met uw disgenoten
te bewaren voor hernieuwing deze dag." De hoge prelaat antwoordde hem: Dank ontroerd,
liefdevolle attentie. Zegen hartelijk, vader, zonen.'
(2) Unità Cattolica, nr. 24, donderdag 26 mei 1881.

15.2 Page 142

▲back to top


- XV/138 -
iets dat allen verheugde." Dezelfde krant ging verder in het korte arti-
kel: "Moge God nog lange jaren deze waardige geestelijke behouden, die,
in zijn nederigheid en ijver, de vroomheid onder het christenvolk weet
op te flakkeren en levendig te houden."
Verslagen over bekomen gunsten vloeiden toe. De ene deed het mon-
deling, de andere schriftelijk. Don Bosco wou niet dat de gedachtenis er-
aan zou verloren gaan. Daarom bewaart men vele brieven waarop hij het
antwoord met enkele woorden heeft aangeduid en in een register dat daar-
toe in de sacristie werd aangelegd, vindt men er een lange lijst van.(1)
Later werden de voornaamste, zoals altijd, door Don Lemoyne gepubli-
ceerd.(2)
Nu zovele bezoekers naar het Oratorio kwamen was dit een uiterst
geschikte gelegenheid om nieuwe medewerkers in te schrijven. Met het in-
zicht deze propaganda te vergemakkelijken stelde Don Bosco een Bondige
notitie over het doel van de vrome salesïaanse sociëteit op, liet het
drukken met als datum 24 mei op een los blad glanzend papier en deelde
het aan zoveel mogelijk mensen uit. Eenvoudig, kort en duidelijk werden
er de wezenlijkste gegevens over de salesiaanse congregatie in aange-
stipt, met haar werkzaamheden, haar toenmalige toestand en haar bestaans-
middelen. Toen de feestelijkheden van Maria, Hulp der Christenen, voorbij
waren gingen de verwachtingen uit naar de twee intieme gebeurtenissen van
Sint-Jan en Sint-Aloysius. Voor beide feesten treffen we niets aan dat al
de vorige jaren niet verhaald werd. Wat de verjaardag van Don Bosco be-
treft, die bij vergissing op de dag van O.-L.-Vrouw Tenhemelopneming ge-
vierd werd, kan men noteren hoe van jaar tot jaar deze dag in het huis
meer belang kreeg. Van het jaar 1881 deed men op die dag de plechtige
prijsuitdeling zowel aan de vakleerlingen als aan de leerlingen onder het
voorzitterschap van Don Bosco. Deze nieuwigheid vergemakkelijkte openbare
demonstraties voor zijn zesenzestigste verjaardag. Nadat hij bedankt had,
onderstreepte hij in zijn slotwoord: - "Jullie zeggen dat Don Bosco zo-
veel mooie werken gedaan heeft, maar jullie genegenheid doet de zaken an-
ders zien dan ze zijn. Alles werd volbracht en wordt volbracht door Gods
hulp en door de tussenkomst van de Allerheiligste Maagd. Indien de Heer
ons zijn sterke arm niet verleend had en ons niet bij de hand had geleld,
wat hadden wij dan kunnen doen? En houden jullie geen rekening met de
bijstand van zovele weldoeners en weldoensters? Don Bosco is niets an-
ders dan een blind werktuig in Gods hand, die op deze manier bewijst dat,
wanneer Hij het wil, Hij de grootste zaken ook met de geringste middelen
kan verrichten."- Daarna zinspeelde hij op de kruisen die hem dat jaar op
de rug gevallen waren. Zeker begrepen de jongens er niet veel van maar
het was zijn bedoeling zijn medewerkers en vrienden, die er toch iets van
afwisten, aan te moedigen. Hij prees op een buitengewone manier een oud-
(1) In het register is een van de rapporten door Don Bosco geschreven, een ander rapport
eveneens door hem geschreven maar van een latere datum, staat op een los blad.
(2) La steila del mattino, Sampierdarena, 1883.

15.3 Page 143

▲back to top


- XV/139 -
leerling van Nizza Monferrato, die in zijn streek een bloeiende en voor-
beeldige vereniging gesticht had van jonge katholieke arbeiders en stelde
dit aan de bewondering en aan de navolging van de aanwezigen voor. Zijn
laatste gedachte was voor de ziel: "wie weet of wij het volgende jaar
hier nog allen verenigd zullen zijn? Zullen jullie er zijn? Zal Don Bosco
er zijn? Een jaar geleden waren anderen onder ons nog flink, opgeruimd,
blij, gezond en sterk en nu zijn ze er niet meer. Laat ons dus steeds le-
ven alsof iedere dag de laatste dag van ons leven zou zijn. Laat ons het
goede doen terwijl wij er nog de tijd toe hebben. Wanneer aldus ook voor
ons het laatste uur zal slaan, zullen wij niet moeten betreuren dat wij
onze dagen in ledigheid en zonder nut voor God en voor de maatschappij
doorgebracht hebben. Ik hoop en bid dat dit uur voor jullie en voor mij
laat zal slaan, maar indien dit niet het geval is, moge toch altijd Gods
wil gezegend zijn."
Met verwijzing naar de jongste beproevingen, had Don Bosco zich zo
uitgedrukt: - "En thans, om tot wat anders over te gaan, zal ik jullie
zeggen dat wij altijd, maar vooral dit jaar mooie en grote vertroostingen
gekend hebben maar ook, het dient gezegd te worden, vele doornen en leed.
Maar men weet het wel dat er geen rozen zonder doornen zijn. Wat zullen
we dan doen, mijn beste jongens? In deze en gene, bij vreugde en bij
pijn, moge steeds Gods wil geschieden, die ons nooit zal vergeten ook dan
niet wanneer rondom ons de meest verwoede storm zal bulderen. Moed dus,
steeds moed, laat ons nooit moe worden het goede te doen en God zal met
ons zijn."
In de loop van het jaar 1881 overvielen Don Bosco grotere en klei-
nere vervelende zaken. Van de grotere kennen we er al enkele uit het vo-
rige boekdeel. Andere zullen verhaald worden in het volgende boekdeel.
Hier zullen wij alleen spreken over diegene die tot de categorie van de
kleinere behoren en die wij narigheden genoemd hebben, niet omdat ze te
verwaarlozen zijn, maar omdat ze, met andere vergeleken, bagatellen
schijnen te zijn. Als dusdanig kan men aanzien de aanvallen van de jour-
nalisten waarvan wij er al drie vermeld hebben in de vorige hoofdstukken.
Maar er blijven er nog andere over.
Het was een voortdurende gewoonte van Don Bosco de ontvangen wel-
daden te vergelden zo goed en zo kwaad hij dit kon. Een van de middelen
die hij hiervoor gebruikte bestond erin aan zijn weldoeners burgerlijke
of kerkelijke eretekens te doen toekomen, telkens als hij zag dat dit hun
aangenaam zou zijn. Daarbij werd hij niet bewogen door de geheime ge-
dachte de ijdelheid van de mensen te strelen om er zijn voordeel mee te
doen, maar enkel door de wens zijn schuld te betalen door goed met goed
te lonen. Het is wel duidelijk dat de onderscheidingen door de regering
toegekend het krediet verhoogden van hen die ze ontvingen en dus hun be-
langen begunstigden. De onderscheidingen door de Heilige Stoel verleend
werden op zo een manier aangeboden, dat ze door de goede katholieken of
door aanzienlijke geestelijken aanvaard werden als banden van een inniger
vereniging met het opperhoofd van de Kerk. Dit was niet de mening van be-

15.4 Page 144

▲back to top


- XV/140 -
paalde schandaalverwekkers die gewoon waren al de anderen te beoordelen
naar hun eigen maat. Een van hen was de fameuze directeur van de Cronaca
dei Tribunali.
Dit blad liet in zijn nummer van 26 maart een artikel verschijnen
dat als titel droeg: "Don Bosco en de Ridders." Het spuwde eerst zijn
gal uit tegen de zevenendertigduizend gedecoreerden van Italië in het
verre verleden; en om kwaad te kunnen vertellen over Don Bosco ging het
een geschiedenis opvissen, waarin het op zijn manier verhaalde langs
welke kronkelpaden een likeurstoker genaamd Revelli van Turijn erin ge-
slaagd was in 1870 een ridderkruis te bemachtigen. De werkelijkheid was
nu dat deze heer, die ten zeerste gesteld was op de titel van ridder aan
Don Bosco een gift gedaan had van vierduizend lires. Daarna werd zijn
wens ingewilligd. Maar Don Bosco wist niet dat een makelaar in eretekens
er zich mee bemoeid had. Deze had hierbij een dubbele rol gespeeld. De
nieuwe ridder, die iets gemerkt had van de kuiperij betrok er ook Don
Bosco in, alsof deze met de andere onder dezelfde hoed had gespeeld om
hem te bedriegen.
Hij dagvaardde beiden voor de Kantonrechter van Borgo Dora en
eiste dat het afgetroggelde bedrag zou teruggegeven worden. De magis-
traat veroordeelde de eiser tot de onkosten en tot schadeloosstelling,
maar het vonnis behaagde niet aan de schrijver van het artikel. Voor
zijn lichtgelovige lezers diste hij een sluw uitgedacht verhaal op en
eindigde zijn pennenvrucht met volgende boosaardigheid: "Ik beveel dit
feit aan, aan hen die eens abbé Bosco, priester, politieke vos en make-
laar in ridderkruisen moeten heilig verklaren. Laat ons nu luisteren
naar de verdediging van de Corriere di Torino." Maar het katholieke dag-
blad verdedigde niets, omdat Don Bosco, die gekant was tegen polemieken,
dat niet wou. Trouwens uit de zwartgallige ontboezeming van de schrijver
van het schimpschrift rees een onverwacht getuigenis op van de univer-
sele faam van heiligheid, die of hij het wou of niet wou, de persoon van
Don Bosco omringde.
Een ernstiger en giftiger aanval werd vanuit Florentië tegen hem
gericht door de Gazzetta d'Italia van 7 juni. Het schijnt dat de auteur
een protestant was, wellicht verontrust door de aanwezigheid van de sa-
lesianen in die stad. Er was een nieuw boek verschenen van de befaamde
gewezen jezuïet Carlo Curci, waarin deze (1) zaken herhaalde die hij
reeds gezegd had in andere publicaties en er zich over beklaagde dat de
Italiaanse clerus grotendeels zo weinig ontwikkeld was. De journalist
argumenteerde hieruit om aan te tonen op welke manier de priesters van
Italië gerekruteerd en gewijd werden en dat ze geen voldoende opleiding
(1) Priester C.M. Curci, La nuova Italia ed i vecchi zelanti. Florentië, Gebroeders
Bencini, uitgevers, 1881. Bij decreet van 15 juni 1881 werd het boek op de index
geplaatst. De auteur laudabiliter se subjectit et opus reprobavit.

15.5 Page 145

▲back to top


- XV/141 -
kregen, geen burgerlijke opvoeding ontvingen en niet de minste doeltref-
fende morele invloed hadden op de burgers. Welnu, met het rustige en ge-
niepige air van iemand die er zeker van is onbetwistbare waarheden te
zeggen, schreef hij: "Er is hier te Turijn een priester, Don Bosco, die
in verscheidene van zijn instituten voor de dienst van de Kerk honderden
en honderden jongens opvoedt. Daarna gaan velen naar de missies in Afri-
ka, Zuid-Amerika en Indië, maar verscheidene blijven ook hier of keren,
nadat zij enkele jaren onder de ongelovigen hebben geleefd, terug naar
onze kerken. Iedereen kan zich voorstellen wat voor priesters dat zijn.
Voor 90% komen ze voort uit de laagste volksklassen." Op die toon ging
hij verder, veralgemeende en trok er het besluit uit dat allen in Ita-
lië zich om het probleem van de geestelijken moesten bekommeren. Met dit
"allen" bedoelde het blad de mensen van de regering, die, om de waarheid
te zeggen, in de zin door het blad gewild, zich al sinds een twintigtal
jaren al te veel ermee bekommerd hadden!
Intussen werd er van de salesianen in de milieus van Toscane een
zeer lelijke voorstelling gegeven alsof het een allegaartje zou zijn van
onbeschaafde, boerse en achterlijke mensen. Don Bosco dacht aan die insi-
nuaties toen hij op 1 augustus het woord richtte tot zijn oud-leerlingen
priesters op hun jaarlijkse bijeenkomst. De gelegenheidsredenaar had ge-
meend deze boosaardige aanklachten te moeten verwerpen. Don Bosco maakte
gebruik van zijn woorden om te vertellen dat enkele jaren tevoren een
persoon, wiens naam hij verzweeg, naar Rome geschreven had om de salesi-
anen (1) van onwetendheid te beschuldigen. Wat deed men dan? Men nam het
register ter hand, zei hij, en met authentieke en verzegelde documenten
liet men vaststellen dat op tweehonderd leden van het instituut honderd-
tachtig strenge examens hadden afgelegd in het seminarie, aan de univer-
siteit van Turijn, in lycea en colleges van de regering en diploma's
hadden verkregen van godgeleerdheid of wijsbegeerte of in de schone let-
teren of als leraar of onderwijzer. Toen men te Rome dit gedocumenteerde
antwoord had ontvangen, werd het getoond aan de aanklager. Weet ge wat
deze antwoordde? Hij antwoordde dat men er niet over verbaasd meest staan
dat Don Bosco zoveel gediplomeerden had, omdat hij onder zijn jongens de
verstandigsten uitkoos en behield en de anderen opzij liet liggen. Kijk
nu hoe hij zich zelf tegensprak en hoe tegelijkertijd de juistheid bewe-
zen werd van wat de Heilige Geest gezegd heeft dat mundus totus in ma-
ligno positus est. Ja, de wereld is vol boosaardigheid en ze zal niet
zwijgen, al steekt men haar knoedels in de mond. - Dan verruimde hij zijn
gedachte en voegde eraan toe: - "Trouwens, ik wil niet dat mijn zonen en-
cyclopedisten worden, ik wil niet dat mijn timmerlieden, smeden, schoen-
makers, advocaten zijn, noch dat de drukkers, boekbinders en boekdrukkers
als wijsgeren en godgeleerden optreden. Evenmin is het mijn bedoeling dat
(1) Cfr. boekdeel XI, blz. 218-220.

15.6 Page 146

▲back to top


- XV/142 -
mijn leraren en onderwijzers de De arte politica bestuderen, alsof ze
ministers en ambassadeurs moesten worden. Voor mij is het voldoende dat
iedereen goed weet wat hem aangaat; en wanneer een vakman de nuttige en
opportune kennis bezit om goed zijn vak uit te oefenen, wanneer een le-
raar de wetenschap bezit die hij behoort te hebben om op gepaste wijze
zijn leerlingen onderricht te geven, wanneer een priester, na de vereiste
examens, geschikt wordt geoordeeld om zijn heilig ministerie uit te oefe-
nen en het in feite uitoefent met voordeel voor de zielen, dan zijn deze
mensen, zeg ik, geleerd genoeg om zich verdienstelijk te maken voor de
maatschappij en de godsdienst en hebben ze er evenveel recht op als de
anderen om geëerbiedigd te worden. Laat ons ervoor zorgen goed in orde te
zijn en bekommeren we ons niet om kwade tongen en om slechte pennen."
Men walgt er werkelijk van thans te zien met welke schaamteloos-
heid zekere kranten af en toe Don Bosco schromelijk beledigden en bespot-
ten. Ook in 1881 wou het satirische blaadje Fischietto een bewijs geven
van alledaagse platheid tegen hem en deed dat in een boos artikel van 11
oktober. Het fantaseerde een brief van een Roomse kardinaal aan Don Bos-
co, waarin beiden een voornaam en familienaam kregen uit een slecht be-
faamde wijk. Met flauwhartige lofbetuigingen stelde hij Don Bosco voor
als iemand die er op uit was argeloze mensen te bedriegen om er geld uit
te slaan. Hoewel iedereen zag welk gebruik hij maakte van al wat hij van
de publieke liefdadigheid ontving, werd toch tot zelfs met de kerken die
door hem opgebouwd waren, de spot gedreven. Dit was geen humor meer, maar
lastertaal. Ondanks al zijn boze inzichten om Don Bosco in diskrediet te
brengen, stelde het rioolkrantje zonder het te willen, een feit in het
daglicht dat door geen enkele ironische uitleg kon verklaard worden. Het
liet immers de pseudo-prelaat zeggen: "Een beetje met de sterke hand en
een beetje met de zachte hand bent u ertoe gekomen eerbied af te dwingen
bij zovele brave mensen en het is enkel nog uw naam die men op het vaste-
land hoort weerklinken." Inderdaad, inderdaad, want het was een feit dat
in Italië Don Bosco het idool van de brave mensen geworden was.
Enkele dagen later, in het nummer van 20 oktober, wou zelfs de
Gazzetta Piëmontese, met haar kwalijk voorgewende ernst, haar luimen op
Don Bosco botvieren. Een zekere heer Anglesio, een bankier die te Turijn
goed gekend was en een goed katholiek, verkeerde ten gevolge van onge-
lukkige zaken in een zeer slechte financiële toestand. Daarom meende hij
dat het beter was, alvorens zich te laten meeslepen in de kolk van de
rechtspiegeling, de wijk te nemen. Achter deze verdwijning ontspon zich
de fantasie van de prulschrijvers. Ze zeiden zelfs dat hij zich verscho-
len had in het Vaticaan en dat hij voorgesteld werd als directeur van
een denkbeeldige Vaticaanse bank die ging opgericht worden. Ten slotte
werd het gerucht verspreid dat, om het met de woorden van de krant te
zeggen "hij opgenomen was in een van de zo talrijke huizen van de fameuze
Don Bosco" en "later naar Buenos Aires was gestuurd juist in een insti-
tuut van dit zeer invloedrijk kerkhoofd." Ook in de woorden "talrijke
huizen" en "zeer invloedrijk" voelt men de sektarische verbolgenheid aan

15.7 Page 147

▲back to top


- XV/143 -
jegens een man die in zo hoog aanzien stond, ondanks de tegenkantingen
van een bepaalde wereld. In feite nu was het volgende de waarheid. Angle-
sio, die voortdurend Don Bosco met weldaden overladen had, had steeds
gratis et amore Dei het Oratorio van geneesmiddelen voorzien. Toen zijn
fortuin in elkaar stortte, bleef hij christelijk gelaten in zijn lot. Wat
hem nog overbleef liet hij aan Don Bosco over, hield er het bedrag vanaf
dat nodig was voor zijn reis naar Amerika, gaf de rest nl. enkele honder-
den lires als aalmoezen, en gaf zich verder over in de handen van Don
Bosco, die hem opnam in het huis van Patagonès, waar hij heilig leefde en
stierf.
De laatste vervelende zaak in die trant in 1881 had haar oorsprong
in een testament van het jaar 1878. Op drie jaar tijd werden binnen en
buiten Genua pakken vlugschriften verspreid door een zekere Don Paolo
Ricchino, broer van de erflater, eveneens een priester. Het laatste vlug-
schrift werd gelanceerd in december van het jaar 1881 en hiervan werden
er exemplaren gestuurd aan vele personaliteiten en aan bisschoppen en
kardinalen. Voor ons hebben wij er een liggen, dat gestuurd werd aan de
kardinaal-vicaris en dat door hem aan Don Dalmazzo overhandigd werd. Het
was een geluk dat de vulgaire taal en de zoutloze uiteenzetting zonder
meer de aanklacht tegen "de wonderdoener van Turijn", bewerker van "won-
derbare zogezegde mirakels" diskwalificeerden. Maar wie kan zeggen welke
de uitwerksels kunnen zijn van lastertaal, al is ze dan nog zo onzinnig?
En om loutere laster ging het hier wel. Don Angelo Ricchino, de
custos van de kerk Nostra sïgnora delle Grazie te Sampierdarena was ziek
geworden tengevolge van een zwamachtige uitwas aan de voet en moest jaren
lang te bed blijven zonder te kunnen gaan. Don Albera stuurde iedere zon-
dag kosteloos twee priesters om de mis te celebreren, biecht te horen en
in zijn kerk te preken. Hij zelf ging hem vaak bijstaan en opbeuren. Op
een zeker ogenblik achtte men het nodig over te gaan tot een heelkundige
ingreep en de grote teen af te zetten. Don Albera was de enige om zijn
angst bij het vooruitzicht van deze amputatie wat te verlichten. Een per-
soon met gezag bekleed, maar niet erg wijs, had het hem als een gewetens-
plicht voorgesteld tot deze amputatie te laten overgaan. Zo werd de onge-
lukkige heen en weer geslingerd tussen zijn plicht en de vrees voor de
gevolgen. Don Albera begon ermee met hem te bevrijden van dergelijke mo-
rele foltering en gaf hem de verzekering dat er geen verplichting be-
stond. Daarna bracht hij er hem langzamerhand toe de wil van de artsen in
te volgen. Maar het was te laat. Toen de patiënt in stervensgevaar ver-
keerde wou hij op een zekere manier de christelijke liefde belonen van
hem die hem zo lang bijgestaan had. Tegelijkertijd wou hij voorzieningen
treffen om zijn zuster niet alleen te laten in de wereld. Hij vertrouwde
ze toe aan Don Albera, die ze opnam onder de kloosterzusters, in zijn
testament benoemde hij Don Albera tot algemene erfgenaam. Het was echter
geen grote nalatenschap.
Maar hiertegen verzette zich zijn broer D. Paolo en wierp hij be-

15.8 Page 148

▲back to top


- XV/144 -
twistingen op. Hij was een priester met een verdacht gedrag, zoals bewe-
zen werd door de processen die hij diende te doorstaan en betwistte de
geldigheid van het testament, hij, die niet eens een bezoek gebracht had
aan zijn zieke broer eer hij wist dat hij op zijn uiterste lag. Hij voer-
de als reden aan dat Don Albera niet de echte erfgenaam was, maar een
vertrouwensman of tussenpersoon ten voordele van Don Bosco. De sektari-
sche rechtbanken stelden hem in het gelijk. Maar wat deed de ongelukkige
niet, eer het eindvonnis geveld was, om Don Bosco te onteren in de kran-
ten, bij middel van vlugschriften en mondeling! Maar Gods rechtvaardig-
heid liet de boosheid niet ongestraft. Wel vier journalisten, die zich
tot dit droevige spel geleend hadden, werden veroordeeld van drie tot
zeven jaar wegens afpersingen, daar ze burgers ermee bedreigd hadden dat
zij geheimen ten hunnen laste zouden bekend maken, als zij hun geen geld
gaven. Hij, die heel dit trieste gedoe verwekt had, eindigde zijn leven
op een ellendige manier, daar hij in een eerloos proces betrokken werd en
ten slotte zonder sacramenten stierf.
Om het hart van Don Bosco wat op te beuren, zodat het gewicht van
al die kleine en grote tegenslagen hem niet zou terneerdrukken, daalde
bij wijze van spreken, de hemel af en toe tot hem neer in de vorm van
verlichtingen uit den hoge, die hem kwamen bevestigen in de bemoedigende
zekerheid van de opdracht die hem van daarboven toevertrouwd werd. In de
loop van de maand september had hij een van zijn voornaamste dromen,
waarin hij het lot van de congregatie in de nabije toekomst zag en hem
haar grootse uitbreiding onthuld werd. Tegelijkertijd echter ontdekte hij
de gevaren die dreigden haar te vernietigen, indien men niet tijdig de
nodige voorzorgen zou nemen. De zaken die hij zag en hoorde maakten op
hem een zo diepe indruk dat hij er zich niet mee vergenoegde ze mondeling
uiteen te zetten, maar ze ook op schrift stelde. Het origineel hiervan is
op vandaag verloren gegaan, maar wij bezitten er talrijke kopieën van die
allemaal buitengewoon goed met elkaar overeenstemmen.
Spiritus Sancti gratia illuminet sensus et corda nostra. Amen. Tot
lering van de vrome salesiaanse sociëteit.
"
Op 10 september van dit jaar (1881), de dag die de Kerk
" wijdt aan de roemrijke naam van Maria, deden de salesianen, -
" verenigd te S. Benigno Canavese, hun retraite.
"
In de nacht van 10 op 11 september, terwijl ik sliep, be-
" vond mijn geest zich in een prachtig versierde zaal. Het scheen
" me toe dat ik aan het wandelen was met de directeurs van onze
" huizen, toen onder ons een man verscheen met een zo majestueus
" uitzicht, dat wij zijn zicht niet konden verdragen. Hij wierp
" een blik op ons zonder iets te zeggen en begon op enkele stappen
" afstand van ons, heen en weer te wandelen. Ziehier hoe hij ge-
" kleed was: een rijk gewaad, dat hem als mantel diende, bedekte
" zijn persoon. Het gedeelte rond zijn hals was als een vooraan
" toegeknoopte omslagdoek en een lint hing hem op de borst. Op het
" lint stond

15.9 Page 149

▲back to top


- XV/145 -
" in lichtende letters geschreven: Pia Salesianorum Societas anno
" 1881 en op de zoom van dit omslagdoek stonden deze woorden:
" Qualis esse debet. Tien buitengewoon grote diamanten waren zo
" schitterend dat men met moeite zijn blik op dit verheven perso-
" nage kon laten rusten. Drie van deze diamanten hingen op zijn
" borst. Op een ervan stond geschreven Fides, op een andere Spes en
" op de diamant die op zijn hart hing Caritas. De vierde diamant be-
" vond zich op zijn rechterschouder en droeg het woord; Labor ter-
" wijl op de vijfde diamant op de linkerschouder het woord Temperan-
" tia te lezen stond. De andere vijf diamanten versierden het ach-
" terste gedeelte van het gewaad en waren aldus gerangschikt: een
" die dikker was en het meeste licht verspreidde bevond zich in het
" midden als het centrum van een vierhoek en op hem stond geschre-
" ven Obedientia. Op de eerste rechts las men Votum Paupertatis. Op
" de tweede die lager hing Praemium. Links op de hoogste stond er
" geschreven: Votum Castitatis. De glans van deze diamant straalde
" een heel speciaal licht uit, en wanneer men hem bekeek trok hij
" de blik naar zich toe zoals de magneet het ijzer. Op de tweede
" links, lager bevestigd stond geschreven Jejunium. Al deze vier
" diamanten weerkaatsten hun lichtende stralen naar de diamant die
" in het midden stond.
"
Deze schitterende stenen zonden stralen die op kleine vlam-
" men geleken en hier en daar verschillende uitspraken droegen. Op
" het Geloof stonden de woorden: Sumite scutum Fidei, ut adversus
" insidias diaboli certare ppssitis. Op een andere straal stond:
" Fides sine_operibus mortua est. Non auditores, sed factores
" legis regnum Dei possidebunt.
"
Op de stralen van de Hoop: Sperate in Domino, non in ho-
" minibus. Semper vestra fixa sint corda, ubi vera sunt gaadia.
"
Op de stralen van de Liefde: Alter alterius onera portate
" si vultis adimplere legem meam. Diligite et dillgemini. Sed dili-
" gite animas vestras et vestrorum. Devote divinum officium per-
" solvator; missa attente celebretur; Sanctum Santorum peramanter
" visitetur.
"
Op het woord Arbeid: Remedium concupiscentiae, arma potens
" (1)contra omnes insidias diaboli.
"
Op de Matigheid : Si lignum tollis, ignis extinguitur.
" Pactum constitue cum oculis tuis, cum gula, cum somno ne huiusmo-
" di inimici depraedentur animas vestras. Intemperantia et casti-
" tas non possunt simul cohabitare.
"
Op de stralen van de Gehoorzaamheid: Totius aedificii
" fundamentum, et sanctitatis compendium.
"
Op de stralen van de Armoede: Ipsorum est Regnum coelo-
" rum. Divitiae spinae. Paupertas non verbis, sed corde et opere
" conficitur. Ipsa coeli íanuam aperiet et introibit.
(1) Dit is zeker een lapsus calomi in plaats van pctentissima zoals bij Vasten geschre-
ven staat.

15.10 Page 150

▲back to top


- XV/146 -
"
Op de stralen van de Zuiverheid: Omnes virtutes veniunt
" pariter cum illa. Qui mondo sunt corde, Dei arcana vïdent, et
" Deum ipsum videbunt.
"
Op de stralen van de Beloning: Si delectat magnitudo
" praemiorum, non deterreat multitudo laborum. Qui mecum pantitur,
" mecum gaudebit. Momentaneum est quod patimur in terra, aeternum
" est auod delectabit in coelo amicos meos.
"
Op de stralen van de Vasten: Arma potentissima adversus
" insidias inimici. Omnium Virtutum Custos. Omne genus daemoniorum
" per ipsum eiicitur.
"
Een brede rooskleurige band diende als zoom van het onder-
" ste gedeelte van het gewaad en op deze band stond geschreven:
" Argumentum praedicationis. Mane, meridie et vespere. Colligite
" fragmenta virtutum et magnum sanctitatis aedificïum vobïs con-
" stituetis. Vae vobis qui modica spernitis, paulatim decidetïs.
"
Tot dan toe stonden sommige directeurs rechtop en zaten
" anderen op hun knieën, maar allen waren verbaasd en geen van hen
" zei een woord. Op dat ogenblik zei Don Rua, als buiten zichzelf:
" We dienen er notitie van te nemen om het niet te vergeten. Hij
" zoekt naar een pen maar vindt er geen. Hij haalt zijn portefeuil-
" le boven, zoekt erin maar heeft zijn potlood niet bij zich. Ik
" zal het mij herinneren, zei Durando. Ik wil het noteren, voegde
" Don Fagnano eraan toe, en hij begon te schrijven met de steel van
" een roos. Allen keken toe en begrepen wat hij schreef. Toen Don
" Fagnano ophield met schrijven, ging Don Costamagna verder met het
" volgende te dicteren: De Liefde begrijpt alles, verdraagt alles,
" overwint alles. Laat ons preken met woorden en met daden.
*
*
*
"
Terwijl Don Fagnano schreef, verdween het licht en allen
" bevonden ze zich in de diepste duisternis. Stil, zei Don Ghiva-
" rello, laat ons knielen, bidden en het licht zal terugkeren. Don
" Lasagna begon het Veni Creator, dan het De Profundis en het Maria
" Auxilium Christianorum waarop allen antwoordden. Toen ze gezegd
" hadden: Ora pro_nobis kwam er weer een licht rond een plakkaat
" waarop men las: Pia Salesianorum Societas qualis esse periclita-
" tur anno salutïs 1900. Een ogenblik later werd het licht helder-
" der zodat ze elkaar konden zien en herkennen.
"
Te midden van deze verblindende glans verscheen opnieuw
" het Personage van vroeger maar met een droefgeestig uiterlijk
" alsof hij ging wenen. Zijn gewaad was nu zonder kleur, vol mot en
" aan flarden. Op de plaats waar de diamanten geweest waren was er
" nu veel schade veroorzaakt door de mot en door andere kleine
" insecten.
"
Respicite, zei Hij, et intelligite. Ik heb gezien dat de
" tien diamanten evenveel motwormen geworden waren die gulzig het
" gewaad verscheurden.
"
Aldus waren de woorden onder de diamant van de Fides ver-

16 Pages 151-160

▲back to top


16.1 Page 151

▲back to top


- XV/147 -
" vangen door Somnus (1) et accidia.
" van de Spes: Risus et scurrilitas.
" van de Caritas: Negligentia in divinis perficiendis. Amant et
" quaerunt quae sua sunt, non quae Iesu Christi.
" van de Temperantia: Gula, et quorum Deus venter est.
" van de Labor: Somnus, furtum et otiositas.
" in de plaats van de Obedientia was er niets dan een brede en
" diepe beschadiging zonder opschrift.
" van de Castitas: Concupiscentia oculorum et superbia vitae.
" in de plaats van de Armoede stond er: Lectus, habitus, potus
" et pecunia.
" van de Praemium: Pars nostra erunt quae sunt super terram.
" in de plaats van Jejunium was er een beschadiging maar geen tekst.
"
Bij dit zicht waren wij allen bevreesd. Don Lasagna viel
" in bezwijming, Don Cagliero werd bleek als de dood en terwijl
" hij op een stoel steunde, riep hij uit: Is het mogelijk dat de
" zaken zo ver gekomen zijn? Don Lazzero en Don Guidazio waren als
" buiten zich zelf en hielden elkaar bij de hand om niet te vallen.
" Don Francesia, graaf Cays, Don Barberis en Don Leverato zaten op
" hun knieën en baden de Rozenkrans.
"
Toen liet zich een droeve stem horen: Quomodo mutatus est
" color optimus!
*
*
"
"
Maar in de duisternis deed er zich een eigenaardig ver-
" schijnsel voor. In een oogwenk waren wij in diepe duisternis ge
" dompeld en in het midden daarvan verscheen een zeer helder licht
" in de vorm van een menselijk lichaam. We konden er onze blikken
" niet op gevestigd houden maar we konden zien dat het een lieflijk
" jongetje was in een blank kleed, bewerkt met goud- en zilver-
" draad. Helemaal rondom zijn kleed was er een boord van lichtende
" diamanten. Met een majestueus aspect, maar zacht en minzaam kwam
" het wat naar ons toe en stuurde ons volgende tekstuele woorden
" toe:
"
Servi et instrumenta Dei omnipotentis, attendite et intel-
" ligite. Confrotamini et estote robusti. Quod vidistis et audistis,
" est coelestis admonitio, quae nunc vobis et fratribus vestris facta
" est; adimadvertite et intelligite sermonem. Iacula_praevisa minus
" ferient, et_praeveniri_possunt. Quot sunt verba signata, tot sint
" argumenta praedicationis. Indesinenter praedicate et importune.
" Sed quae praedicatis constanter facite, adeo ut opera vestra sint
" velut lux,_quae sicuti tuta traditio ad fratres et filios vestros
" pertranseat de generatione in generationem. Attendite et intelli-
" gite. Estote oculati in tironibus acceptandis, fortes in colendis,
(1) in verscheidene redacties treft men verkeerdelijk summum aan.

16.2 Page 152

▲back to top


- XV/148 -
" prudentes in admittendis. Omnes probate, sed tantum quod bonum est
" tenete. Leves et mobiles dimittite. Attendite et intelligite.
" Medidatitio matutina et vespertina sit indesinenter de observan-
" tia constitutionum. Si id feceritis, numquam vobis deficiet Om-
" nipotentis auxilium. Spectaculum facti eritis mundo et Angelis,
" et tunc gloria vestra erit_gloria Dei. Qui videbunt saeculum hoc
" exiens et alterum incipiens, ipsi dicent de vobis: A Domino
" factum est instud et est mirabile in oculis nostris. Tunc omnes
" fratres vestri et filii vestri una voce cantabunt: Non vobis,
" Domine, non nobis: sed Nomini tuo dalloriam.(1)
"
Deze laatste woorden werden gezongen; bij de stem van hem
" die sprak voegde zich een menigte van stemmen zo harmonieus en
" luid dat wij er onze zinnen bij verloren en, om niet in zwijm te
" vallen, samen met de anderen begonnen te zingen. Op het ogenblik
" dat de zang eindigde verduisterde het licht. Toen werd ik wakker
" en bemerkte ik dat het dag werd.
" Pro memoria. Deze droom duurde bijna de hele nacht en in de och-
" tend was ik zonder krachten. Nochtans, uit vrees hem te vergeten
" ben ik haastig opgestaan en heb ik enkele notities genomen, die
" mij dienen als herinnering van wat ik hier uiteengezet heb op de
" dag van Maria's Presentatie in de tempel.
"
Ik kon mij onmogelijk alles herinneren. Onder de vele zaken
" heb ik toch met zekerheid kunnen opmaken dat de Heer tegenover ons
" uiterst barmhartig is. Onze sociëteit wordt door de hemel gezegend,
" maar Hij wil dat wij ons werk verrichten. De kwalen waarmee we be-
" dreigd worden zullen voorkomen worden, wanneer wij over de deugden
" en de ondeugden die daar genoteerd werden zullen preken, wanneer
" wij in praktijk zullen stellen wat we preken en het aan onze mede-
" broeders overmaken bij middel van een praktische traditie van al-
" les wat wij gedaan hebben en zullen doen.
"
Ik heb ook kunnen opmaken dat er vele doornen, vele lastige
" werken, waarbij grote vertroostingen zullen komen, ons weldra te
(1) Dienaars en werktuigen van de almachtige God, luister en begrijp. Wees sterk en moe-
dig. Wat jullie gezien en gehoord hebben is een vermaning van de Heer tot jullie en
tot je broeders gestuurd. Let op en begrijp goed wat er gezegd wordt. Pijlen, die men
voorziet kwetsen niet zo erg en kunnen voorkomen worden. De aangeduide woorden moeten
onderwerpen voor jullie preken zijn. Preek zonder ophouden te pas en te onpas. Maar
wat jullie prediken, moeten jullie zelf altijd doen, zodat jullie werken als een
licht zijn, dat in de vorm van een veilige traditie zou uitstralen over je broeders
en zonen van het ene geslacht tot het andere. Luister goed en begrijp. Kijk goed toe
bij het aanvaarden van de novicen werd sterk bij de opleiding, voorzichtig bij het
toelaten (tot de professie). Beproef ze allen, maar behoud enkel de goeden. Stuur de
lichtzinnigen en de onstandvastigen weg. Luister goed en begrijp. De ochtend- en
avondmeditatie moet voortdurend gericht zijn op het onderhouden van de constituties.
Indien jullie dit doen, zal de hulp van de Almachtige nooit tekort schieten. Jullie
zullen een schouwspel worden voor de wereld en voor de engelen en dan zal jullie
glorie de glorie van God zijn. Wie het einde van deze eeuw en het begin van de
volgende eeuw zal zien, zal over jullie zeggen: Dit werd door de Heer gedaan en het
is bewonderenswaardig in onze ogen. Dan zullen al jullie broeders en zonen zingen:
Niet aan ons, Heer, niet aan ons, maar schenk eer aan uw naam!

16.3 Page 153

▲back to top


- XV/149 -
" wachten staan. Omstreeks het jaar 1890 een grote vrees, omstreeks
" het jaar 1895 een grote triomf. Maria, Hulp der Christenen, bid
" voor ons.
Don Rua stelde dadelijk de vermaning van het personage in praktijk
en preekte over de zaken die onthuld werden. Hij hield voor zijn mede-
broeders van het Oratorio een reeks conferenties, waarin hij hun een
nauwgezet commentaar gaf over de twee delen van de droom. De tijd die Don
Bosco vermeldde voor de dubbele mogelijkheden van de zegepralen en van de
nederlagen, kwam in de congregatie overeen met het begin van de jonge-
lingschap in een mensenleven, een kies en gevaarlijk ogenblik waarvan
meestal de toekomst, afhankelijk is. In het laatste decennium van de vo-
rige eeuw kon de aangroei van de huizen en van de leden bij zovele ver-
schillende naties ongetwijfeld aanleiding geven tot afwijkingen van de
rechte lijn, die een gevaar zijn voor verdere verwijdering van de hoofd-
weg, als ze niet prompt tot staan worden gebracht. Maar bij het verdwij-
nen van Don Bosco had de goddelijke Voorzienigheid ons in zijn opvolger
de verlichte geest en de krachtige wil gegeven die voor deze kritische
fase vereist werden. Don Rua kon wel best doorgaan als de levende verper-
soonlijking van al het mooie en al het goede dat in het eerste deel van
de droom werd voorgesteld en was werkelijk de waakzame schildwacht en de
onvermoeide en gezagvolle leider om de nieuwe leden in tucht te houden en
langs een wettige weg te leiden.
De draagwijdte van de droom kent geen beperking in de tijd. Don
Bosco blies alarm voor een bijzonder ogenblik dat op zijn dood zou vol-
gen, maar het qualis esse debet en het qualis esse periclitatur bevat-
ten een vermaning die nooit iets van haar waarde zal verliezen en de
verklaring van Don Bosco aan de oversten zal steeds waar blijven: "De
kwalen waarmee we bedreigd worden zullen voorkomen worden, indien wij
preken over de deugden en de ondeugden die daar genoteerd werden."

16.4 Page 154

▲back to top


- XV/150 -
H O O F D S T U K VI.
DE ZAAK VAN DON BONETTI VOOR DE CONGREGATIE VAN HET CONCILIE.
Op 2 november 1881 begaf Don Bosco zich naar San Benigno om samen
met de novicen de oefening van de goede dood te doen en de soutane te ze-
genen voor vijfenveertig onder hen. Zijn uitzicht was steeds hetzelfde en
uiterlijk gezien, was er geen enkele aanwijzing van ernstige droefheid,
maar, bij een vertrouwelijk gesprek met Don Barberis verhaalde hij ver-
schillende onaangenaamheden, die, naar hij zei, tot de zwaarste van zijn
leven behoorden. - "Gisteren", voegde hij eraan toe, "heb ik veel tot de
Heer moeten bidden om mijn hoofd goed op zijn plaats te houden, want het
zijn zaken die je gek zouden maken. Vooral deze laatste twee dagen hebben
zich feiten van verschillende aard opgehoopt; andere, die al voorbij
zijn, zijn mij ter kennis gekomen; maar alle zijn ze in ongunstige zin".
- Dan bedacht hij zich een ogenblik en besloot met een droeve glimlach:
- "Ik heb iemand nodig die mij wat kan opbeuren." Deze woorden verklaren
voldoende waarom hij tegenover zijn beste Don Barberis zich in ontboeze-
mingen had laten gaan. Later, na het souper, begon hij, om die droeve ge-
dachten te verjagen, episoden te vertellen die hem in verre tijden over-
komen waren.(1)
De grootste narigheden kwamen toen voor Don Bosco voort uit de
kwestie die behandeld werd voor de Raad van State over het sluiten van de
klassen in het Oratorio, uit de zaak van Don Bonetti voor het Oratorio
van Chieri en ten derde uit zekere werkjes die tegen de aartsbisschop van
Turijn uitgegeven werden. Over de eerste kwestie waren wij al op de jong-
ste feiten vooruitgelopen en hebben wij alles gezegd in het zesde hoofd-
stuk van het vorige boekdeel, over de laatste kwestie zullen we het ver-
der hebben en hier zullen we dan, wat de geschiedenis van de tweede kwes-
tie aangaat, de draad terug opnemen die we hadden laten vallen in het
achtste hoofdstuk van het veertiende boekdeel.
Laat ons samenvatten wat vooraf gegaan is. De eerste twee fasen
van het geschil hadden zich afgespeeld in het kerkelijke milieu van Tu-
rijn. Een derde fase begon, toen Don Bonetti, het talmen moe waarmee op
(1) Uit een met de hand geschreven bundel gevoegd bij de kronieken van het huis van S.
Benigno. Ofwel werd dit gezegd door Don Barberis ofwel door hem geschreven om
gekopieerd te worden.

16.5 Page 155

▲back to top


- XV/151 -
listige wijze de herroeping van het decreet van schorsing belemmerd werd,
besloot te zorgen voor zijn eer als priester en salesiaan en voor de goe-
de naam van de kloosterfamilie, waartoe hij behoorde en het geschil voor-
legde aan de heilige congregatie van het concilie. Driemaal had hij een
beroep gedaan op deze congregatie om te verkrijgen dat de aartsbisschop
van Turijn ofwel, hem volle vrijheid zou schenken zijn heilig ministerie
uit te oefenen of, op zijn minst zich zou gewaardigen de canonieke reden
aan te geven voor zijn weigering. De heilige congregatie schreef en
schreef nogmaals aan de aartsbisschop naar aanleiding hiervan; maar na
een lang stilzwijgen kwam deze met motieven voor de dag die onvoldoende
bevonden werden. Daarom decreteerde de congregatie op 3 juli 1880 dat de
zaak zou behandeld worden op een voltallige zitting van de kardinalen en
op 17 juli werd hiervan mededeling gegeven aan Mgr. Gastaldi. Eindelijk
werd hem op 11 december het bevel gegeven van ambtswege de zaak aan Don
Bonetti te betekenen, betekening die plaats had daags voor Kerstmis door
zijn secretaris Chiuso, die zijn nota aldus besloot: "Monseigneur stelt u
een termijn van een maand te rekenen vanaf de datum van deze brief om
een uiteenzetting van uw redenen voor de heilige congregatie van het con-
cilie te geven."
In de tijd die verlopen was tussen 11 en 24 december had Monseig-
neur de tijd voor het samenstellen van een langdradig verslag dat hij
stuurde aan de kardinaal prefect Caterini op 29 december. Het is van het
begin tot het einde een requisitoir tegen de salesianen ofschoon de aan-
hef aldus luidt: "Het doet mij leed verplicht te zijn beschuldigingen aan
te voeren tegen een werk van de verdienstelijke Don Giovanni Bosco. Ik
herinner mij met welgevallen dat het een van mijn levendigste priester-
lijke zorgen geweest is Don Bosco te helpen bij het ontstaan van zijn in-
stituten. Ook later als bisschop van Saluzzo en als aartsbisschop van Tu-
rijn ben ik er altijd om bekommerd geweest en heb ik voortdurend steun
verleend aan instellingen die steeds een grotere groei kennen en waarop
de zegen van de hemel zichtbaar rust."
Als bewijs dan van zijn sympathie voor het werk van Don Bosco haalt
hij twee feiten aan. "Toen het college van Valsalice, zegt hij, van deze
stad op het punt stond ontbonden te worden, heb ik ervoor gezorgd dat de
salesiaanse priesters er eigenaars van werden, om als privé huis van Don
Bosco te worden open gehouden. Met dat doel heb ik tienduizend lires met
eigen geld betaald, voor het delgen van schulden, daar Don Bosco niet de
verplichting op zich wou nemen de schulden van de administratie van het
college te betalen. In datzelfde jaar 1880 heb ik op het einde van de
maand februari aan Don Bosco het aanbod gedaan van een van mijn huizen
palende aan de parochiale kerk van het Heilig Hart van Jezus in deze
stad, ter waarde van veertigduizend lires, op voorwaarde dat de salesi-
anen er kosteloze lagere jongensscholen zouden openen. Op dit aanbod kwam
geen antwoord." Waarom er op dit aanbod geen antwoord kwam, ebben we
elders gezien.(1) Wat Valsalice aangaat, waren tienduizend lires zeker
(1) Boekdeel XIV, blz. 532 en volgende.

16.6 Page 156

▲back to top


- XV/152 -
geen peulschilletje; maar de vroegere beheerders, wier schulden hij delg-
de, en niet de salesianen die geen cent ontvingen, moesten hem voor die
grote gift dankbaar zijn. Bovendien verkregen de salesianen van dit on-
roerend goed niet de eigendom maar enkel het gebruik. Feitelijk betaalden
ze gedurende acht jaar aan de broeders van de Christelijke scholen een
jaarlijkse huur van 8.000 lires en bij de aankoop droeg de aartsbisschop
er niet in het minste toe bij.
Op deze inleiding volgden dan de ons al bekende klachten voor reke-
ning van Don Bonetti: krenking van de parochiale rechten bij het overlij-
den van een kloosterzuster te Chieri, de kwestie met de pastoor van de
kerk van Santa Maria della Scala wegens de oudere meisjes die naar het
Oratorio voor zon- en feestdagen kwamen, de zaak van de schorsing die
niet voorafgegaan was van de canonieke vermaningen, het werkje De Aarts-
bisschop van Turijn, Don Bosco en Don Oddenino" dat gedrukt werd, zegt
hij, niet zonder de medewerking van Don Bonetti. Maar, het slot is een
hatelijke aanklacht tegen Don Bosco zelf. "De zeereerwaarde Don Bosco",
schrijft Monseigneur, overste van de salesiaanse congregatie, die zoveel
goed te Turijn en op andere plaatsen doet, zei in de loop van een gesprek
dat hij gehad heeft met de heer kanunnik, pastoor van Chieri over de za-
ken van het Oratorio dat, bij een eventueel verschil van mening wegens
dit Oratorio de kanunnik-pastoor zich niet meer zou wenden tot Mgr. de
aartsbisschop, maar rechtstreeks tot hem, Don Bosco, zodat ze onder el-
kaar zonder tussenkomst van Monseigneur de aangelegenheid konden afhande-
len. De kanunnikpastoor was geërgerd door de ophitsing van de zeereer-
waarde Don Bosco, die om zijn deugden zeer vereerd wordt; hierdoor zou
een ongehoorzaamheid van een pastoor tegenover zijn geestelijke overste,
de aartsbisschop, kunnen ontstaan."
Maar de kanunnik-pastoor had hier, in zijn prikkelbare stemming,
een blunder begaan. Dit gesprek klom op tot het jaar 1878 toen de aarts-
bisschop aan Don Bosco de nodige vergunning verleend had om te Chieri een
Oratorio voor zon- en feestdagen te openen. Don Bosco, die wel wist dat
de kanunnikpastoor hierdoor ontstemd was en voorzag dat hij voor iedere
kleinigheid bij Monseigneur zou gaan herrie schoppen, had hem gedurende
een onderhoud gezegd: - "Kijk, mijnheer pastoor, nu Monseigneur de aarts-
bisschop ons toelaat deze diensten te verrichten, is het niet nodig dat
we hem lastig vallen voor elk klein geschil dat kan oprijzen. Wanneer u
daarom iets onpassend in het Oratorio zou merken, schrijf er mij dan in
alle vriendschap over en dan zullen we onder ons twee de zaak in volle-
dige overeenkomst in orde brengen." - Dat alles was nu de grote ergernis
die het vreesachtige geweten van de kanunnikpastoor gekweld had!
Don Bonetti bood te Rome zijn uiteenzetting aan op 8 januari 1881.
Ongeveer een maand later stuurde de aartsbisschop kanunnik Colomiatti,
de advocaat-fiscaal van zijn curie naar Rome, met opdracht bij de heili-
ge congregatie van het concilie de stand van de zaak te gaan nazien en
de opportune antwoorden te geven. Hij kwam te Rome aan op vrijdag 4 fe-

16.7 Page 157

▲back to top


- XV/153 -
bruari en had een audiëntie bij de paus in de ochtend van 8 februari,
dank zij de invloed van Mgr. Macchi, kamerheer. Intussen had Mgr. Verga,
secretaris van het concilie, hem het dossier overhandigd en hem toegela-
ten het daar te lezen en er nota's van te nemen, indien hij deze noodza-
kelijk achtte. De kanunnik gebruikte ongeveer een hele dag om alle brie-
ven van Don Bonetti te lezen. Daarna stelde hij een memorandum op waarin
hij een samenvatting wou geven van de feiten en er in rechte wou op ant-
woorden.
In de brief, waarin hij deze zaken aan Monseigneur meedeelde, kan
men twee punten noteren die moeilijk met elkaar verenigbaar zijn. Na on-
derzoek van het dossier aarzelt hij niet te bevestigen dat Don Bonetti
de zaak zal verliezen. Anderzijds geeft hij blijk van de grootste be-
langstelling om zo vlug mogelijk kardinaal Nina te zien en tevens geeft
hij een rechtvaardiging in de eerste regels van zijn brief waarom hij hem
niet dadelijk daags na zijn aankomst te Rome ging bezoeken: "Ik ben niet
aanstonds bij Kardinaal Nina gegaan omdat ik eerst het dossier van de
zaak wou inzien." Hij had dus een particuliere zending bij Zijne Eminen-
tie; waarin die zending bestond wordt voldoende duidelijk door wat hij
daarna zegt: "Vandaag nog begeef ik mij bij voornoemde kardinaal en zal
ik trachten tot een buitengerechtelijk vergelijk te komen, zonder te ra-
ken aan het feit dat de zaak hangende is bij de heilige congregatie van
het concilie en zonder te beletten dat ze haar gang gaat."(1) Dit kwam
dus neer op, zoals men dat zegt, zijn handen vooruit steken om niet te
vallen, zo weinig grondslag was er te vinden in de zekerheid van een
overwinning waarop hij prat ging.
Hij bracht dus een bezoek aan de kardinaal beschermheer van de
salesianen zonder ander doel dan zich te gaan vergewissen over de stand
van het geschil in de zo-even vermelde zin. In feite gaf hij hem blijk
van zijn vurig verlangen dat de zaak zou bijgelegd worden de bono et
aequo tussen de partijen zonder verder verloop voor het gerecht en ver-
klaarde dat, wanneer Don Bonetti ertoe bereid werd gevonden zich tegen-
over de aartsbisschop te verontschuldigen men op grond daarvan een ak-
koord zou kunnen vastleggen dat wederzijds voldoening zou schenken. De
kardinaal oordeelde dat het voorzichtiger zou zijn, nu de heilige con-
gregatie zich toch met de zaak bezig hield, dat partijen zich zouden
neerleggen bij haar uitspraak. Toch drong de kanunnik aan en vroeg Zij-
ne Eminentie hiervoor als tussenpersoon bij Don Bosco op te treden. Na
rijpe overweging meende de kardinaal dat het niet opportuun zou zijn,
zijn verzoek te verwerpen. Daarom schreef hij aan Don Bosco en liet al-
les over aan zijn wijsheid en christelijke liefde. Hij gaf hem daarbij
de verzekering dat Colomiatti zich goedgezind toonde en niet zou gewei-
gerd hebben zijn voorkeur te geven aan een minnelijke schikking.
(1) Brief van 8 februari 1881. De originelen van de brieven die Colomiatti uit Rome aan
de aartsbisschop schreef zijn bij theoloog Franchetti van Turijn.

16.8 Page 158

▲back to top


- XV/154 -
Kardinaal Nina schreef dus aanstonds aan Don Bosco, zette hem zijn
zienswijze uiteen en stuurde hem de brief via de kanunnik zelf. Deze kon
hem echter niet persoonlijk overhandigen, omdat Don Bosco, zoals wij we-
ten, toen in Frankrijk verbleef. De brief werd hem daar toegestuurd. Het
zonneklare antwoord van Don Bosco plaatst de kwestie op haar ware grond-
slagen.
"
Eminentie,
"
"
De brief die Uwe Eminentie zich gewaardigd heeft mij te
" schrijven over het geschil betreffende Don Bonetti heeft een
" lange reis gemaakt en heeft mij bereikt te Roquefort nabij
" Toulon.
"
Ik wens vurig dat alles vriendschappelijk zou bijgelegd
" worden. Het is nu omstreeks een jaar geleden dat de aartsbisschop
" mij liet roepen en dat wij tot een akkoord kwamen voor de ophef-
" fing van de schorsing van Don Bonetti: pro bono pacis zou ik er-
" voor zorgen dat deze priester niet naar de stad Chieri zou ge-
" stuurd worden om er het heilig ministerie uit te oefenen. Ik deel-
" de de zaak mee aan Don Bonetti zelf. Deze was hiermee zeer tevre-
" den, omdat hij een priester is met een voorbeeldig gedrag en ook
" zeer werkzaam is.
"
Maar daags na onze minnelijke schikking ontving ik zeer
" vroeg een brief van Mgr. de aartsbisschop waarin hij iedere ge-
" dachte, ieder woord van deze schikking terugtrok en de zaken te-
" rug in hun vorige stand bracht.
"
In het huidige geval wordt bij de voorgestelde schikking
" een onaanvaardbaar voorstel gedaan. Indien Don Bosco, zegt theo-
" loog Colomiatti, geen schikking aanvaardt, zal de aartsbisschop
" hem een proces aandoen als auteur van de lasterlijke pamfletten,
" die ten laste van de aartsbisschop gepubliceerd werden.
"
Indien ik nu de schikking aanvaard, verklaar ik mij schul-
" dig aan de lasterlijke schimpschriften, die ik steeds verafschuw.
" Wanneer men thans de kwestie wenst te beëindigen extra forum iu-
" ridicum, dan zie ik geen gemakkelijker weg dan terug te komen op
" wat we overeengekomen waren, namelijk, de schorsing van Don Bo-
" netti opheffen, zodat hiermee alles gedaan is.
"
We doen er ook goed aan te noteren dat de bedreiging
" van schorsing ipso facto incurrenda nog altijd boven het hoofd
" van ondergetekende hangt, wanneer hij zelf of door anderen of
" door de pers of in zijn geschriften iets zou publiceren dat ten
" laste van onze aartsbisschop zou vallen. Niettemin zal ik van
" hieruit aan de aartsbisschop van Turijn schrijven en hem verzoe-
" ken mij te willen zeggen welke zijn inzichten hierover zijn.
"
Ik dank Uwe Eminentie nederig voor het aandeel dat u in
" onze zaken neemt en terwijl ik u onze dankbaarheid door onze
" zwakke gebeden verzeker, heb ik de eer met de diepste dankbaar-
" heid van u te zijn
"
de zeer verplichte dienaar,
"
Priester Gio. Bosco.

16.9 Page 159

▲back to top


- XV/155 -
Tegelijkertijd gaf Don Bosco aan Don Rua de nodige onderrichtingen
over alles wat er verder moest gedaan worden. Don Rua voerde deze prompt
uit. Hij begaf zich op 4 en 5 maart bij de advocaat-fiscaal van de aarts-
bisschoppelijke curie. Hij liet hem weten dat, om aan de wensen van hun
kardinaalbeschermheer tegemoet te komen, de salesianen graag op een
vreedzame wijze de zaak van Don Bonetti willen regelen en de klacht door
hem ingediend bij de congregatie van het concilie tegen Mgr. de aartsbis-
schop willen intrekken. Dit was steeds het verlangen geweest van Don
Bosco en van de oversten. Indien men een beroep gedaan had op de recht-
bank van de Heilige Stoel, dan was dit gebeurd omdat Monseigneur er nooit
kon toe gebracht worden spontaan een onterende straf, die opgelegd werd
aan een reguliere geestelijke tegen een formeel decreet van de heilige
congregatie van Bisschoppen en Regulieren, in te trekken.
Na enkele wederzijdse bedenkingen liet de kanunnik hopen dat de
schorsing van Don Bonetti ook voor Chieri zou worden opgeheven, op voor-
waarde dat hij zich zou onderwerpen en zijn excuses aanbieden.
- "Maar voor welke vergrijpen dient hij zijn excuses aan te bie-
den?" vroeg hem Don Rua.
- "Wegens een zekere weerbarstigheid", was het antwoord, "om zich
te onderwerpen aan de bevelen van Monseigneur en wegens bepaalde brieven
die niet zeer eerbiedig waren en ook omdat hij in het afgelopen jaar zijn
eis te Rome vernieuwd had, toen de schorsing werd vervangen door een een-
voudig verbod zijn heilig ministerie nog te Chieri uit te oefenen.
Dit was trouwens onjuist. Inderdaad, in zijn brief van 27 mei 1879
had Monseigneur klaar en duidelijk gezegd: "Ik onttrek aan Don Bonetti de
bevoegdheid de sacramentele absolutie te geven." Op die manier liet hij
hem doorgaan als iemand die zich aan misdrijven schuldig gemaakt had en
onteerde hij hem tegenover de hele stad. Maar hierover scheen Colomiatti
geneigd de spons te vagen; maar toch wou hij dat hij excuses aanbood we-
gens de werkjes die tegen Monseigneur gedrukt waren, vooral voor de zaak
van Chieri. Hierop antwoordde Don Rua dat de schorsing niets te maken had
met de werkjes die maanden later gepubliceerd waren, dat de salesianen
niets uit te staan hadden met deze publicatie en alle verantwoordelijk-
heid verwierpen.
Kortom, uit dit alles samen haalde Don Rua twee gevolgtrekkingen:
1° dat Monseigneur zich niet kon verdedigen tegen de klacht te Rome en
nu van de salesianen een min of meer uitdrukkelijke bekentenis van mede-
plichtigheid in de aangelegenheid van de boekjes probeerde los te krij-
gen om de lakens naar zich toe te halen. 2° dat Monseigneur vreesde een
veroordeling te zullen oplopen in de zaak van de ten onrechte opgelegde
schorsing en dat hij met zijn dreiging een klacht neer te leggen in de
zaak van deze werkjes, de zaak wou doen schorsen en ze aldus ad calendas
Graecas doen uitstellen.
"Dit zijn veronderstellingen van mij", schreef Don Rua aan Don Bosco (1)
(1) Brief, Turijn 7 maart 1881.

16.10 Page 160

▲back to top


- XV/156 -
"maar ze zijn niet vermetel. Het is juist dat kanunnik Colomiatti mij de
verzekering heeft gegeven dat hij, tijdens zijn verblijf te Rome, er zich
van heeft kunnen vergewissen dat, bij een uitspraak van het vonnis Don
Bonetti zal veroordeeld worden, maar ik denk dat hij in werkelijkheid een
vonnis tegen Monseigneur vreest."
Twee andere zaken kon Don Rua met zekerheid aan Don Bosco meede-
len: 1° dat Monseigneur, bij een eventuele opheffing van de schorsing
niets zal willen doen tot herstel van de slechte indruk ten nadele van
Don Bonetti; want hij heeft erop aangedrongen dat men hem geen voet meer
te Chieri zou laten zetten, tenzij na een onbepaald geruime tijd. En toch
was men aan Don Bonetti een eerherstel verschuldigd vooral op de plaats
waar de kwestie gerezen was. 2° dat de kanunnik verlangde dat de zaak
door hem, Don Rua, zou geregeld worden, zonder Don Bosco erover in te
lichten, hierbij werd als reden aangehaald dat anderszins de zaken te
lang zouden aanslepen. Daarom merkte Don Rua wijselijk op: "Ik vrees, dat
er wat achter schuilt."
De vrees van Don Rua berustte werkelijk op geen hersenschim. Ge-
steld dat er een oprechte wil aanwezig was tot een vreedzame schikking te
komen, dan was de weg gebaand en open. Monseigneur diende ermee te begin-
nen Don Bonetti te ontslaan van de kerkelijke straf opgelegd in weerwil
van een decreet dat aan de ordinarii verbiedt reguliere biechtvaders te
schorsen, behalve wegens een reden die op de biecht zelf betrekking heeft
en niet voor een werkelijk of vermeend tekort aan eerbied. Hij moest dus
trachten publiek het aangedane onrecht te herstellen door op zijn minst
de ongunstige vermoedens tegen hem ten nadele van de hele congregatie weg
te nemen. De grote vrees kon zijn dat het gezag van de aartsbisschop er
zou onder lijden; maar dit uitwerksel kon zeer goed vermeden worden door
hem enkele malen te laten preken in de kerken van Chieri of door hem
schriftelijk de algemene bevoegdheid te verlenen de biecht te horen in de
instituten voor vrouwen van het diocees, wanneer hij hierom gevraagd
werd.
Op de opmerkingen van Don Bosco antwoordde kardinaal Nina met een
dilemma.(1) Of Don Bonetti kon in geweten en op grond van juridische ar-
gumenten zich verdedigen tegen de beweerde medeplichtigheid van de werk-
jes tegen de aartsbisschop en dan eiste zijn eer en ook die van de con-
gregatie dat hij zich tot geen schikking zou lenen; ofwel was Don Bonetti
er niet helemaal gerust in en kon hij door toevallige omstandigheden ook
onafhankelijk van zijn wil, een gevoel hebben van zekere, zelfs onrecht-
streekse medeplichtigheid; en in die veronderstelling scheen het hem niet
ongepast een akte van verontschuldiging op te stellen, goed geredigeerd
en gemotiveerd, en waaruit de waarheid van het feit, met de echte omstan-
digheden en niets meer zou blijken. Dit vooropgesteld zijnde, ging hij
(1) Brief, Rome 16 maart 1881.

17 Pages 161-170

▲back to top


17.1 Page 161

▲back to top


- XV/157 -
verder: "U zult goed nadenken over wat er dient gedaan te worden tegen-
over een personage sui generis en in uw wijsheid zult u best oordelen wat
er dient gedaan te worden; U die veel beter dan ik deze personen kent,
zult eveneens in staat zijn in te zien of er in de houding van de tegen-
partij een val en een dubbelzinnigheid steekt. Verlies geen moed en denk
eraan dat de beproeving van tegenkantingen onafscheidbaar verbonden is
met de werken die de Heer aangenaam zijn."
Men kan ons niet overtuigen dat een kardinaal, die zovele bewijzen
van toegenegen achting aan Don Bosco gegeven had en ze in die vorm uit-
drukte, op 8 februari iets zou gezegd hebben dat de woorden kon recht-
vaardigen die Colomiatti aan zijn overste schreef: "Tussen haakjes: de
kardinaal houdt Don Bosco niet voor een heilige, terwijl hij Pater An-
glesio van de Piccola casa wel als een heilige aanziet."(1)
Vanuit Nice stuurde Don Bosco de brief van Zijne Eminentie aan Don
Bonetti, die aan het preken was te Aosta. Toen deze bemerkte dat de te-
genstrevers bang waren, omdat zij ongelijk hadden, raadde hij Don Rua
aan voet bij stuk te houden op de kwestie van het herstel van eer, die
geschonden was door een niet-canonieke schorsing en tevens herstel te
vorderen zonder voorwaarden van excuses. Hij diende ook voet bij stuk te
houden in verband met de werkjes. "Wij hebben hieraan deel gehad als
slachtoffers", schreef hij. Ten hoogste gaf hij toe dat hij in gesprek
was geweest met personen om te horen hoe de zaken verlopen waren en dat
hun zijn verdriet had meegedeeld om redenen aan te voeren voor zijn on-
schuld. Maar zeker bestond er geen goddelijke noch menselijke wet die
aan een veroordeelde zou verbieden aan vrienden zijn hart te luchten en
zich te verdedigen. Indien deze dan misbruik maken van wat hun vertrou-
welijk meegedeeld werd, dan kan men daar niets tegen doen. Bovendien
stelde hij aan Don Rua voor tijd te winnen, tot Don Bosco te Rome zou
zijn.(2)
In de curie echter gaf men blijk van een haast die geen uitstel
duldde. Op 29 maart vertrok er, inderdaad, uit Turijn een brief van Co-
lomiatti aan Don Bosco om hem uit te nodigen met Monseigneur tot een
schikking te komen. Don Bosco antwoordde vanuit Alassio en stelde twee
hoofdzakelijke voorwaarden, indien men aanstonds de kwestie wou beëin-
digen en de vrede afsluiten.
"
Eerwaarde Heer Kanunnik Advocaat Colomiatti,
"
"
Ik had Don Rua ermee gelast ieder geschil met betrekking
" op de arme Don Bonetti te regelen en had hem hiervoor volmacht
(1) Brief, Rome 8 maart 1881.
(2) Brief van Don Bonetti aan Don Rua, Aosta 20 maart 1881.

17.2 Page 162

▲back to top


- XV/158 -
" geschonken. Ik noteerde dat het vlugste en afdoendste middel hier-
" voor was de schorsing op te heffen, die, naar mijn weten, op geen
" canoniek standpunt gesteund is. In deze zin was ik al tot een
" schikking gekomen met Zijne Excellentie, onze vereerde aartsbis-
" schop. Maar 's ochtends na de dag van onze overeenkomst trok Mon-
" seigneur per brief alle onderhandelingen en toegevingen in ver-
" band hiermee, terug.
"
Bij het onderzoek van de stand van zaken werd daarna er-
" kend dat er beschuldigingen werden geuit die de eer en de repu-
" tatie van een priester, die in zijn zeden en burgerlijk gedrag
" steeds onberispelijk geweest is, door het slijk sleurden. Wat ik
" niet kan begrijpen is dat men wil dat Don Bonetti vergiffenis
" vraagt voor zaken die hij verafschuwt en dat een enkel gegrond
" vermoeden hiervan mij zou verplichten hem aanstonds te verwijde-
" ren uit onze arme congregatie die aan zovele beproevingen bloot
" gesteld wordt.
"
Daarom schijnt het me toe dat het enige middel om een van
" de beroerdste geschillen uit de wereld te helpen hierin zou be-
" staan:
" 1° de schorsing van Don Bonetti opheffen, zoals men reeds ge-
" daan had;
" 2° de zware beschuldigingen te Rome tegen hem ingediend terug-
" trekken tenzij er vaststaande argumenten zouden voorhanden zijn
" om ze te bewijzen; en in dergelijk geval zal Don Bonetti worden
" uitgedreven uit het huis waartoe hij behoort. Hij verzekert ech-
" terter dat hij volstrekt niet de minste vrees heeft voor de hem
" aangetijgde feiten en vraagt enkel de toelating op het gepaste
" ogenblik de nodige uitleg te mogen geven.
"
Dat is dan, mijn beste heer kanunnik, mijn zienswijze van
" die zaak die ik beoordeel op een vriendschappelijke en vertrou-
" welijke wijze. Don Rua die deze aangelegenheid in handen heeft
" zal verder beter met u kunnen afspreken. Moge God ons allen ze-
" genen en ons in zijn heilige genade bewaren, terwijl ik met
" volle achting de eer heb van u te zijn
"
de nederige dienaar
" Alassio, 5 april 1881.
Priester Gio. Bosco.
De brief ging door de handen van Don Rua, die hem dadelijk aan de
kanunnik overmaakte. Uit het gesprek met hem gevoerd bracht hij de in-
druk mee dat alles vreedzaam kon geregeld worden op voorwaarde dat Don
Bonetti, zonder nog vergiffenis te vragen voor het werkje of, zoals de
aartsbisschop het noemde, het schimpschrift van Chieri, een paar woorden
zou schrijven en nadien ook zou laten drukken in het Bollettino; hiermee
moest hij iedere verantwoordelijkheid voor die publicatie afwijzen en de
inhoud ervan laken.(1) Toen Don Bonetti over deze zaak ingelicht was,
(1) Brief van Don Rua aan Don Bonetti, Turijn 8 april 1882.

17.3 Page 163

▲back to top


- XV/159 -
vloog hij van Aosta naar Turijn, omdat Don Rua weldra bij Don Bosco te
Sampierdarena zou gaan om hem van daar naar Rome te vergezellen. Ze wa-
ren het dus eens dat er geen moeilijkheid bestond om een uitvoerige ver-
klaring af te leggen, waarin gezegd werd dat hij, noch rechtstreeks noch
onrechtstreeks, enige invloed uitgeoefend had op de publicatie die hij
verafschuwde. Don Rua gaf hiervan bericht aan de kanunnik vanuit Sampier-
darena, omdat hij op de dag van zijn vertrek, een paar uren gewacht had
en hem niet had kunnen spreken.(1) Toch verzuimde hij niet aan te dringen
op de hoofdzaak, toen hij zei: "Het schijnt nochtans dat de kwestie van
de schorsing dient gescheiden te worden van die van de werkjes en dat de
opheffing van de schorsing en het eerherstel niet dienen af te hangen van
de verklaring." Met nog meer bescheidenheid ging hij verder: "Daar de
schorsing schriftelijk opgelegd werd, zou het dan niet passen dat de op-
heffing ervan ook schriftelijk zou gebeuren. Zou het wellicht niet beter
zijn te verklaren dat ze niet opgelegd werd wegens redenen, waarvoor men
ze aan een kloosterling opleggen kan, namelijk wegens onterende motieven,
maar wegens andere redenen? U zult zien wat u kunt doen." Don Rua had van
de kanunnik een exemplaar ontvangen van het werkje over de zaken van
Chieri om het te onderzoeken en zich te overtuigen of het door Don Bo-
netti werd ingegeven. Welnu, hier volgt dan zijn advies: "Om u te zeggen
wat ik erover denk. Ofschoon ik door mijn vele bezigheden het werkje niet
in zijn geheel heb kunnen lezen, schijnt het mij toch toe uit het weinige
dat ik ervan gelezen heb, dat men er niet uit besluiten mag dat Don Bo-
netti er de auteur van is. Indien iemand dit zou denken, dan past het te
erkennen dat men zich vaak in zijn oordeel vergist." Het besluit van de
brief is werkelijk in de stijl van een heilige geschreven: "Voor het
overige bewonder ik u voor de belangstelling die u in deze zaken stelt en
ben ik verplicht u mijn oprechte achting te betuigen. Terwijl ik u een
goed alleluia en alle zegeningen voor de aanstaande Paasfeesten toewens
(het was toen Witte Donderdag) ben ik verheugd u te kunnen betuigen
enz.".
De advocaat-fiscaal liet Pasen voorbijgaan en daags nadien stuur-
de hij aan Don Bonetti een biljet met de uitnodiging naar zijn kantoor
te willen komen op een ochtend in de loop van die week voor een medede-
ling. Nu hij vijf dagen armslag had, had Don Bonetti tijd om Don Bosco
te raadplegen. Deze antwoordde hem laconiek vanuit Rome: "Ik geloof dat
je kunt gaan waar men je gevraagd heeft, maar je moet je vast aan de
twee fundamentele voorwaarden houden: ze moeten je je vrijheid laten en
alle klachten tegen jou bij de Heilige Stoel ingediend, intrekken. We
zullen onze terugkeer verhaasten." We weten niet wanneer en hoe de sa-
menkomst van de twee tegenstrevers verliep, maar op 24 april kwam in het
Oratorio op het adres van Don Rua, die nog afwezig was, een ander biljet
van Colomiatti toe met de mededeling dat de biechtvergunning voor Don Bo-
netti ondertekend was. Hij zelf of Don Bonetti kon dus naar de curie ko-
(1) Brief van 14 april 1881.

17.4 Page 164

▲back to top


- XV/160 -
men om ze te halen. Toen Don Bosco de zaak vernomen had, beval hij aan
Don Bonetti aan:(1) "Wat het bekende geschil betreft, zal je een andere
brief ontvangen. Zorg er voor niets te zeggen, niets te schrijven wat in
vreemde handen kan vallen. Ze willen ons compromitteren. Alles met om-
zichtigheid." Zoals men uit deze twee briefjes van Don Bosco merkt, gaf
hij zelf het voorbeeld van omzichtigheid. Nadien zwijgen onze documenten
gedurende twee weken. Daar kwam er een brief van Monseigneur voor Don
Bosco. Hij ontving hem te Rome wanneer hij zich klaar maakte om naar Flo-
rentië te vertrekken. De aartsbisschop herhaalde zijn titels van verdien-
stelijkheid tegenover de salesiaanse congregatie; voor ons zijn enkel
vol-gende zinnen voldoende: "Ik zou zeer verheugd zijn, wanneer tussen de
ondergetekende en U zelf de zaken opnieuw zouden komen in de bloeiende
toestand waarin ze waren, naar ons beider wens tussen de jaren 1848 en
1872. Ik ben nog steeds de persoon van toen en ik heb er aan u en aan de
uwen de schitterendste bewijzen van gegeven (...). Indien u en de uwen
verlangen de volheid van de zegeningen van Sint-Maximus, bisschop van Tu-
rijn op u te trekken, maak u dan bereid het ongelijk te bekennen dat u
tegenover zijn huidige opvolger hebt en vraag hem er vergiffenis voor.
Beloof hem niets te doen, niets te zeggen, niets in de pers te publiceren
dat betrekking heeft op het diocees Turijn, tenzij in verstandhouding met
hem en dan zult u zien dat al de sereenheid en al de glans van de voor-
bije tijden dadelijk zullen terugkeren.(2)
Don Bosco hechtte geloof aan deze verklaringen en ging in op de
wens van Monseigneur. Daarom meldde kanunnik Colomiatti zich bij hem aan
op 27 mei, voorzien van een volmacht om in naam van de aartsbisschop de
zaak te beëindigen. Het werd een lang onderhoud. Don Bosco geloofde aan
de rechtschapenheid en de oprechtheid van de beloften die hem gedaan wer-
den. Er werd dan ook mondeling overeengekomen dat de ordinarius alle
klachten die naar Rome gestuurd waren tegen Don Bosco en tegen de hele
congregatie, zou intrekken en dat Don Bonetti zou ontlast worden van al-
le moeilijkheden en schorsing, zoals dat het geval geweest was vóór 12
en 14 februari 1879 en zoals eveneens door de aartsbisschop reeds toege-
staan werd op de avond van 26 mei van dat jaar, een toegeving die 's an-
derendaags in de vroege ochtend werd ingetrokken. Alleen op deze twee
voorwaarden liet Don Bosco in handen van Colomiatti een eigenhandig ge-
schrift achter, dat als basis kon dienen van de vreedzame regeling, maar
(en dit verdient te worden aangestipt) dat terug moest gestuurd worden
aan Don Bosco samen met een geschrift van de aartsbisschop, waarin deze
zijn aanvaarding van deze voorwaarden zou uitdrukken. Aldus werd dan mon-
deling overeengekomen. In de brief van Don Bosco stond geschreven: "De
ondergetekende, in zijn hoedanigheid van Algemeen Overste van de vrome
salesiaanse sociëteit drukt zijn tevredenheid uit over het feit dat het
(1) Brief, Rome 29 april 1881.
(2) Brief, Turijn 10 mei 1881.

17.5 Page 165

▲back to top


- XV/161 -
geschil tussen priester Giovanni Bonetti en Zijne Excellentie Mgr. de
aartsbisschop op vriendschappelijke wijze vereffend is en verzoekt Zijne
Eminentie de kardinaal-prefect van de heilige congregatie van het conci-
lie de brieven hiervoor ingediend te willen terugsturen." Volgde dan da-
tum en handtekening.
De aartsbisschop had nog maar pas dit geschrift in handen of hij
stuurde het met een verklaring niet aan Don Bosco opdat deze zou kunnen
nagaan of ze overeenstemde met wat hij met de advocaat-fiscaal overeen-
gekomen was, maar aan de kardinaal-prefect van het concilie. In de bege-
leidende brief zei monseigneur: "De ondergetekende, gelet op de verkla-
ringen gedaan aan zijn advocaat-fiscaal door de zeereerwaarde heer Don
Bosco, in zijn hoedanigheid van Algemeen Overste van de salesiaanse con-
gregatie in verband met het Oratorio voor vrouwen te Chieri dat door de
salesiaanse zusters in stand wordt gehouden en dat tot heden toe nog niet
geniet van enige vrijstelling van het aartsbisschoppelijk gezag; met het
vurig verlangen alle goed aan de salesiaanse congregatie te kunnen doen,
verklaart dat het zijn wil is dat er geen verder gevolg zou gegeven wor-
den aan zijn tegeneis gericht tot de heilige congregatie van het concilie
tegen Don Bonetti, priester, omdat hij hiertoe genoodzaakt werd door een
klacht van Don Bonetti zelf. Hij verzoekt dus Zijne Eminentie de kardi-
naal prefect hem toe te laten de brieven, die voor deze zaak neergelegd
werden terug te trekken."
Hier dienen wij verschillende zaken te noteren. Vooreerst maakt
hij helemaal geen gewag van de twee mondeling overeengekomen voorwaarden.
Hij herroept zijn verbod niet dat hij opgelegd had aan Don Bonetti om
biecht te horen in de stad Chieri. De brieven betreffende de kwestie van
Don Bonetti waren niet de enige brieven die dienden teruggetrokken te
worden, want met de advocaat-fiscaal was overeengekomen ook andere brie-
ven terug te trekken. Toen hij sprak over het Oratorio van de salesiaanse
zusters, dan insinueerde hij dat Don Bonetti enkel geschorst werd om
biecht te horen in een privé kapel van de zusters en niet in een openbare
kapel die aan de salesianen toebehoorde. Op de tweede plaats kon een klad
dat vertrouwelijk meegedeeld werd en dat moest terugbezorgd worden, al
was het maar om in het net te worden gekopieerd wanneer monseigneur zijn
toestemming aan de gestelde voorwaarden gegeven had, niet worden aange-
zien als een definitief document, zo definitief dat het aan een kardi-
naal-prefect kon worden gezonden.
Maar het abnormale hield daarbij niet op. Er was overeengekomen
dat de kanunnik persoonlijk terug zou komen bij Don Bosco om een monde-
ling antwoord te geven. In tegenstelling daarmee stuurde de kanunnik dit
antwoord per brief en voegde er een afschrift bij van de akte van de
aartsbisschop. Dat was nog niet voldoende; want de kanunnik wachtte ver-
scheidene dagen alvorens het bericht van de brief, die naar Rome verzon-
den werd, te geven. Meer nog. In plaats van het vlugste middel te gebrui-
ken, namelijk hem de brief te overhandigen, stuurde hij hem per post. Op
die manier verliep er een week zonder dat Don Bosco van iets afwist,daar

17.6 Page 166

▲back to top


- XV/162 -
hij slechts de brief ontving op 2 juni, enkele ogenblikken voor het uur
van het souper. Hij zag in dat alles een manoeuvre waarvan hij de gevol-
gen wilde verhinderen. Met dat doel stuurde hij dadelijk, omstreeks zeven
uur 's avonds een telegram aan Mgr. Verga, secretaris van de congregatie
van het concilie: "Verzoek geen enkele brief over onze geschillen buiten
uw kantoor te laten gaan. Zult brief ontvangen. Bosco." Nog diezelfde
avond schreef Don Bosco aan Mgr. Verga.
"
Excellentie,
"
"
Op dit ogenblik ontvang ik met de post het bericht dat mon-
" seigneur de aartsbisschop van Turijn aan de heilige congregetie
" van het concilie een geschrift van mij heeft gestuurd, dat moest
" dienen als basis voor een vriendschappelijke schikking over
" het geschil met Don Bonetti. Dit geschrift werd vertrouwelijk
" meegedeeld aan de heer advocaat-fiscaal kanunnik Colomiatti die
" het zou tonen aan Monseigneur en het mij dan zou terugbezorgen
" samen met een geschrift over onze overeenkomst. Deze akte van de
" aartsbisschop is werkelijk gekomen, maar stemt niet overeen met
" wat overeengekomen was met zijn advocaat-fiscaal, namelijk de
" schorsing van Don Bonetti op te heffen, de klachten tegen hem in-
" gediend terug te trekken alsook alle brieven die gestuurd waren
" om priester Bosco en zijn arme congregatie te smaden. Anderzijds
" zou ik dit niet naar Rome gestuurd hebben; en indien ik dat zou
" gedaan hebben, zou ik zeker niet een stukje papier gestuurd heb-
" ben zonder er een brief bij te voegen, zoals dat betaamt jegens
" Zijne Eminentie de kardinaal-prefect van een dergelijke gezagvol-
" le congregatie. Daarom verzoek ik Uwe Excellentie het geschil op
" zijn normaal punt, waarop het zich thans bevindt, te laten. In
" een volgende brief zullen u meer positieve verklaringen worden
" gegeven.
"
Geloof mij werkelijk de persoon te zijn die de eer heeft
" met hoge achting en ontzag van u te zijn
"
de gehoorzame dienaar
"
Priester Gio. Bosco.
Hij liet niet na dadelijk aan Colomiatti een antwoord te sturen;
want het lag hem op het hart aanstonds te verklaren dat de verzoenings-
akte zoals zij door monseigneur geformuleerd werd, niet overeenstemde
met wat tussen hen beiden was overeengekomen.
"
Heer Advocaat,
"
"
Ik ontvang op dit ogenblik met de post de brief waarin mij
" de bekende akte van de aartsbisschop wordt meegedeeld. Het spijt
" me zeer, maar het schijnt me toe dat zij niet overeenstemt met
" wat wij overeengekomen waren. Het is daarom noodzakelijk dat wij

17.7 Page 167

▲back to top


- XV/163 -
" elkaar kunnen spreken om beter tot een akkoord te raken. Ik ga
" niet buiten huis. Indien u kunt, kom dan zoals ik u thans ver-
" zoek, tot bij mij en dan hoop ik dat we met enkele woorden beter
" kunnen afspreken.
"
Geloof me met volkomen achting te zijn
"
uw nederige dienaar
" Turijn, 2 juni 1881.
Priester Gio. Bosco.
Don Bosco had zijn redenen om zo haastig op te treden. Wanneer de
brieven teruggestuurd werden, zou het geschil een vreedzame weg dienen
te volgen. Leed het vriendschappelijke akkoord dan schipbreuk, dan moest
men opnieuw beginnen met nieuwe brieven en nieuwe redenen. Indien dus Don
Bosco zich in deze strik liet vangen dan bevond hij zich voor een lelijke
viersprong, wanneer de onderhandelingen afgebroken werden. Ofwel zou hij
geen voldoening bekomen ofwel moest hij om de zaak weer opnieuw voor te
brengen al de onontbeerlijke narigheden ervan ondergaan. Het was goed dat
hij nog juist op tijd de val kon ontgaan en de schorsing van het vonnis
kon voorkomen.
Colomiatti wachtte twee dagen om te komen; en toen hij kwam, loo-
chende hij spitsvondig dat zij in hun vorig gesprek mondeling de twee
voorwaarden gesteld hadden voor de schikking. Bij deze verrassende
schaamteloosheid begreep Don Bosco hun spel steeds beter. Anderzijds be-
loofde hij hem bij het afscheid dat hij nog enkele dagen erover zou na-
denken, alvorens de onderhandelingen helemaal af te breken. Het was im-
mers niet zijn bedoeling iedere weg naar een latere schikking af te slui-
ten, maar alleen gevreesde misverstanden op te helderen. Ongeveer een
week na zijn gesprek schreef hij aan de kanunnik:
"
Heer Kanunnik Colomiatti, advocaat-fiscaal,
"
"
Volgens uw advies heb ik in de loop van deze week nage-
" dacht, gebeden en eveneens een persoon, die onze aartsbisschop
" zeer genegen is over ons geschil geraadpleegd.
"
Maar ik ben er steeds meer van overtuigd dat de akte van
" de aartsbisschop niet overeenstemt met wat we overeengekomen
" waren, dat zij Don Bonetti laat in de toestand waarin hij zich
" bevond en dat zij de brieven, die naar Rome gestuurd werden ten
" laste van ondergetekende en van onze arme congregatie, niet
" herroept. Dit wordt bevestigd door de houding die Monseigneur
" de aartsbisschop tegenover ons steeds blijft aannemen, zoals u
" wel bekend is.(1)
(1) Hij zinspeelt hier op zijn weigering naar Valsalice te gaan voor het vormsel en op de
verplichting voor D. Francesia het examen van morele theologie af te leggen. Cfr.
hierover blz. 166.

17.8 Page 168

▲back to top


- XV/164 -
"
Misschien kon het geschil net enkele wijzigingen bijge-
" legd worden, indien u, zoals we overeengekomen waren, mijn ge-
" schrift zou beschouwd hebben als vertrouwelijk, het had laten zien
" en mij dan zou meegedeeld hebben wat men er nog wenste aan toe te
" voegen. Maar zo is het niet verlopen. U hebt me integendeel ge-
" zegd dat er niets zou veranderd worden aan wat geschreven werd.
"
Bij deze stand van zaken zie ik geen andere uitweg dan het
" aan de Heilige Stoel over te laten mijn ongelijk en mijn gelijk
" vast te stellen; op voorhand aanvaard ik ze, wat het ook moge
" zijn. Ik denk dat ook monseigneur daarmee vrede zal nemen,
" daar het hier gaat over een hoger gezag dat de machten beperkt
" en de uitoefening ervan regelt.
"
Wat mij echter aangaat geef ik u de verzekering dat ik
" steeds verheugd ben mijzelf te kunnen aanzien als
"
"
uw nederige dienaar
" Turijn, 11 juni 1881.
Priester Gio. Bosco.
Intussen had ook Don Bonetti naar Rome geschreven en aan Mgr. Ver-
ga uitgelegd op welke wijze en met welk doel het plan van verzoening dat
aan kardinaal Caterini (1) gestuurd werd, ontfutseld werd. Kortom, het is
zeker dat iemand die oprecht tot een vergelijk wil komen iets toegeeft
aan de tegenpartij, maar voorgeven dat men in een zaak tot een akkoord
wil komen en dan van geen toegevingen willen weten, is niet meer beroep
doen op een schikking maar uitsluitend zijn eigen voordeel zoeken.
Toen Mgr. Gastaldi de beslistheid van Don Bosco gezien had, gaf
hij formeel opdracht aan advocaat Menghini (2) zijn verdediging op zich
te nemen. Later lichtte Colomiatti op zijn manier de kardinaal-bescherm-
heer van de salesianen in.(3) In diezelfde tijd ontving Don Bosco een
brief zonder aanduiding van plaats noch datum en met een niet te ontcij-
feren handtekening. De schrijver ervan vermeldde zekere indrukken, die
zijn telegram en brief van 2 juli aan Mgr. Verga verwekt hadden. Hij
hield hem een kleine preek en schreef dat het paste de betwisting op een
vreedzame wijze te regelen. Het schijnt dat het document afkomstig was
van een persoonlijke vriend van de aartsbisschop, die optrad als tolk van
nog andere vrienden die wensten hem voor de slag te behoeden.(4) Een van
deze vrienden was kardinaal Hohenlohe die hem eveneens aanraadde een ein-
(1) Bijv. doc. 16.
(2) De brief die helemaal niet objectief was, kan door Don Dalmazzo gekopieerd en naar
Turijn gestuurd worden. (Bijv. Doc. 17)
(3) Bijv. Doc. 18.
(4) Bijv. doc. 19.

17.9 Page 169

▲back to top


- XV/165 -
de te stellen aan het proces.(1) Maar beide partijen hadden hun eigen weg
gekozen in deze betwisting; en wat Mgr. Gastaldi er ook mocht over den-
ken, Don Bosco had het inzicht voortaan de zaak door te drijven. Hij
vroeg enkel aan zijn eigen advocaat de aartsbisschop wat te ontzien.
"
Geachte Heer advocaat Leonori;
"
"
Niettegenstaande mijn levendig verlangen op een vriend-
" schappelijke wijze het geschil te beslechten dat sinds meer dan
" twee jaar bestaat tussen de aartsbisschop Mgr. Gastaldi van Tu-
" rijn en priester Giovanni Bonetti, die nog altijd geschorst is,
" zie ik nochtans in dat er binnenkort een vonnis zal geveld wor-
" den in de voltallige congregatie van hunne Eminenties de kardina-
" len. Met dit doel verzoek ik u deze zaak en onze verdediging op
" u te willen nemen; ik beveel u echter aan alle wijzen van spreken
" en ook gevoelens te vermijden die men inopportuun kan achten in
" de mond van een ondergeschikte tegenover zijn overste.
"
Ik zal zorgen dat u de nodige onkosten betaald worden
" zoals dat hoort.
"
Ik ben met volledige achting en dankbaarheid
"
"
uw verplichte dienaar
"
Priester Giovanni Bosco.
Om ons hart wat op te luchten van het onthutsende tafereel van de-
ze miseries, menen wij dat er niets beters is dan ons verhaal te onder-
breken om kennis te nemen van een brief die door Don Bosco aan de kardi-
naal-beschermheer gestuurd werd op het ogenblik dat al deze onaangename
kuiperijen hun hoogtepunt hadden bereikt.
"
Eminentie,
"
"
Soms kan ik u dan toch wat goed nieuws melden. Na een reeks
" van inspanningen, hard werk en opofferingen die wij te La Spezia
" gehad hebben, zijn wij er eindelijk in geslaagd de kerk te vol-
" tooien en eveneens het huis waarvan we al in het bezit zijn en
" dat we bewonen. Op deze manier konden we meer dan vijfhonderd jon-
" gens uit de scholen van de protestanten verwijderen en ze naar
" katholieke klassen en naar het katholiek onderwijs brengen, zoals
" dat nu het geval is. is. Indien we ruimer lokalen hadden, zou hun
" aantal nog groter zijn. We zullen er ons op toe leggen om te zien
" wat er kan gedaan worden
(1) Brief van adv. Leonori aan Don Bonetti, Rome, 14 augustus 1881.

17.10 Page 170

▲back to top


- XV/166 -
" en we hopen dat Gods hulp ons niet zal te kort schieten.
"
Het nieuwe huis en de nieuwe kerk van de Vlakten van Valle-
" crosia zijn thans voltooid en ze zijn druk bezet. In het Bollet-
" tino Salesiano zult u gelezen hebben dat er een plechtige dienst
" heeft plaats gehad, toen de bisschop het Allerheiligste van de
" voorlopige naar de definitieve kerk gebracht heeft. Ik noteer
" met genoegen dat de protestantse scholen voor jongens en meisjes
" definitief gesloten werden bij gebrek aan leerlingen. Aldus gaat
" er geen enkele katholiek meer naar de tempel van de Waldenzen,
" ondanks de voortdurende aanbiedingen om de onbedachtzame gelovi-
" gen aan te lokken.
"
Het huis van Lucca maakt vorderingen te midden van zware
" moeilijkheden, maar iedere dag worden er opgelost. Te Florentië
" gaat het er stormachtiger toe. De protestanten gooien er met
" geld; wij echter, wij bevinden er ons in de ellende en hebben
" geen huis. Toch hebben we een levendig vertrouwen dat wij binnen
" korte tijd daarin kunnen voorzien en ons stevig kunnen vestigen;
" maar hier hebben we dan een gebed van U nodig en een speciale ze-
" gen van de H. Vader.
"
Don Dalmazzo zal u bijzondere inlichtingen verschaffen.
" Mijnerzijds verzoek ik u deze resultaten te willen meedelen aan
" de H. Vader die meermaals liet blijken dat ze hem zeer ter harte
" gaan.
"
Ik beveel mij in de christelijke liefde van uw heilige ge-
" beden aan, terwijl ik de hoge eer geniet in alle nederigheid van
" u te mogen zijn
"
de verplichte dienaar
" Turijn, 30 juni 1881.
Priester Giov. Bosco.
Naar het scheen moest de zaak behandeld worden in de maand septem-
ber; maar deze maand liep op haar einde zonder aanwijzingen voor een na-
bije bespreking. Don Bonetti, die op gloeiende kolen liep, spuwde vuur
en vlam tegen advocaat Leonori en wreef hem bijna de schuld aan dat de
zaak zo lang aansleepte. Hij spoorde hem dan ook aan bijtijds zijn ver-
dediging te voltooien om ze in druk aan de kardinalen te kunnen uitdelen
voor de vakantie, zodat onmiddellijk daarna de zaak kon behandeld worden.
Op de laatste dag van september gebeurde er een verrassing. Don
Bosco zat in het huis van San Benigno een retraite voor van de novicen
die zich klaarmaakten voor het afleggen van hun geloften, toen daar on-
voorzien kanunnik Menghini, de advocaat van de aartsbisschop, verscheen
met de officiële opdracht een basis voor een schikking te bespreken. Don
Bosco liet Don Bonetti roepen en in gemeenschappelijk overleg werden de
drie volgende fundamentele artikels voorgesteld:
1° Priester G. Bosco, overste van de salesianen, verklaart de
klacht in te trekken ingediend door priester Giovanni Bonetti bij de hei-
lige congregatie van het concilie uit oorzaak van de schorsing die hem
ongeveer 3 jaar geleden opgelegd werd door de aartsbisschop van Turijn

18 Pages 171-180

▲back to top


18.1 Page 171

▲back to top


- XV/167 -
naar aanleiding van het Oratorio van S. Teresa te Chieri. Priester Bonet-
ti belooft aan de aartsbisschop gehoorzaam te zijn en zich niet meer naar
dit instituut te begeven om er biecht te horen tot op het ogenblik dat de
echte of voorgewende vrees voor botsingen met de plaatselijke pastoor zal
verdwenen zijn.
2° Van zijn kant verklaart Zijne Excellentie Mgr. Lorenzo Gastal-
di, aartsbisschop van Turijn, schriftelijk dat hij priester Bonetti ge-
suspendeerd heeft niet wegens een oorzaak die de biecht aangaat, noch
wegens de overtreding van een interdict, maar wegens botsingen die hij
gehad heeft met de plaatselijke pastoor. Hij verklaart dat hij hem op-
nieuw de bevoegdheid zal verlenen om biecht te horen en dit op volstrek-
te wijze ook voor Chieri. Hij verklaart ook dat hij alle geschriften of
gedrukte stukken die priester Bosco en de salesiaanse congregatie kwamen
bekladden niet enkel in de huidige kwestie maar ook in alle andere, zal
intrekken.
3° Ten titel van een wettig herstel zal Zijne Excellentie nog aan
priester Bonetti de bevoegdheid verlenen biecht te horen in overeenstem-
ming met wat voorgeschreven is door de constitutie Superna van Clemens
X, daarin begrepen de biecht van kloosterlingen of personen die in een
klooster leven en onderworpen zijn aan de jurisdictie van de aartsbis-
schop.
Maar het was een Sisyfusarbeid! Menghinï onderwierp de besluiten
aan zijn klant, vertrok weer naar Rome en men zag hem niet meer. Don
Bosco wachtte tevergeefs op enige mededeling. Monseigneur echter zond
zijn advocaat-fiscaal naar Rome om er tegen Don Bosco een andere zaak in
te leiden die met de eerste gepaard ging. Hij hield zich trouwens ook met
de eerste zaak bezig: terwijl hij zich met de tweede zaak onledig hield,
moest hij trachten de vorige zaak zolang mogelijk te vertragen. Daarom
kwam hij overeen met kardinaal Ferrieri en werd er bepaald dat de heilige
congregatie van bisschoppen en regulieren vier principiële kwesties zou
onderzoeken: 1° Of de zusters van Maria, Hulp der Christenen, al dan niet
vrijgesteld waren van de jurisdictie van de aartsbisschop. 2° of hun in-
stituten of Oratoria al dan niet vrijgesteld waren. 3° of de salesiaanse
priester, die in deze instituten en Oratorio’s diensten kwamen verrich-
ten, hiervan vrijgesteld waren. 4° of de salesianen zelf in de Oratorio’s
en instituten van de zusters van Maria, Hulp der Christenen, moeten aan-
gezien worden als verblijvende in kloosters van hun salesiaanse congrega-
tie of niet. Colomiatti stelde het nodige document op om deze zaak in te
leiden. Daar zij als principiële kwestie werd voorgesteld, had zij de
voorrang op de zaak die aangehouden werd bij de congregatie van het con-
cilie.(1)
(1) Brieven van kanunnik Colomiatti aan Mgr. Gastaldi, Rome 16 en 19 oktober 1881. Het
is leerrijk te vernemen hoe in de tweede van deze brieven de zaak van moeder Galef-
fi, oud-presidente van de oblaten van de Torre de'Speechi verkeerd voorgesteld wordt
(cfr. boekdeel XIII, blz. 464-5): "Vandaag vernam ik van de ondersecretaris van de
heilige congregatie van de riten dat Don Bosco voortaan te Rome bekend staat voor
wat hij is. Hij vertelde mij hoe dit jaar de overste van de oblaten van Torre de'
Specchi bijna plots (ze stierf in januari 1876 na een niet korte ziekte!) gestorven
was. Don Bosco had mat deze overste een lopende rekening betreffende
.../...

18.2 Page 172

▲back to top


- XV/168 –
Onze lezers mogen het echte punt van het geschil niet uit het oog
verliezen. Kort samengevat was het dit: op 12 februari 1878 had de ordi-
narius van Turijn, onder voorwendsel van een tekort aan eerbied jegens de
pastoor van Chieri en van een oorzaak te zijn van twisten, zonder de be-
trokkenen, noch zijn overste vooraf verwittigd te hebben, tegen de cano-
nieke wetten in, Don Bonetti gesuspendeerd van de bevoegdheid biecht te
horen van de gelovigen niet enkel voor de stad Chieri, maar in het hele
aartsbisdom. Dit strekte tot oneer van Don Bonetti en van zijn congrega-
tie. Nadien werd de schorsing beperkt tot Chieri. Wat had nu de zaak van
Don Bonetti te maken met de hierboven vermelde kwestie? Volstrekt niets
maar men wou tijd winnen en tot last maken.
Maar dat tijd winnen was ook voor Don Bonetti gunstig, omdat hij
nu gelegenheid kreeg ook andere stappen te doen. In oktober gaf hij aan
de pers een Memorandum, dat hij aanbood aan de Heilige Vader en liet uit-
delen aan de kardinalen. Het is een bundeltje van vijftien bladzijden;
groot formaat waarin een sobere uiteenzetting gegeven wordt van het feit
en van wat aan het feit voorafgegaan was en een waardige weerlegging van
de redenen door Monseigneur aangevoerd om hem niet volledig in zijn eer
te herstellen.
Dat tijd winnen had ook nog een ander voordeel. Toen de eerbied-
waardige kardinaal Caterini gestorven was (hij was 86 jaar oud) werd op
10 november tot prefect van de congregatie van het concilie gekozen Zijne
Eminentie kardinaal Nina, die Don Bosco zeer goed kende. Don Bosco wacht-
te er niet mee hem met zijn benoeming geluk te wensen. Zijne Eminentie
antwoordde hem op 24 november: "Ik schrijf het toe aan uw buitengewone
goedheid dat uw brief van 11 dezer mij al te verplichtende hartelijke be-
tuigingen heeft laten geworden naar aanleiding van mijn benoeming tot
(1) .../...
boekjes van de katholieke lectuur (in het origineel vindt men dan het woord profi-
teerde, met een pennentrek uitgeschrapt) en wist dat zij de oblaten niet op de
hoogte had kunnen houden van haar administratie (de oblaten waren van alles op de
hoogte, behoudens van de onregelmatigheden van een neef van Galeffi, die vanzelfspre-
kend ook aan zijn tante niet bekend waren). Hij vroeg hun als zijn eigendom vierdui-
zend scudi (hij bewees een tekort van 20.133,32 lires te zijnen nadele, wegens waren
die opgestuurd, ontvangen en niet betaald waren). De oblaten waren verstomd bij de-
ze vraag (neen, bij deze ontdekking) en konden niet geloven dat de overste zich een
zo grote schuld op de hals had gehaald, zonder hun erover te spreken, maar ze konden
het tegendeel niet bewijzen. Trouwens om geen schandaal te verwekken boden ze hem een
gedeelte van het bedrag aan (dat is onwaar). Dan probeerde Don Bosco een gedeelte van
hun gebouwen te verkrijgen door te zeggen dat hij er scholen enz. zou oprichten (dat
is vals). Onder de schijn dit geld niet als geld te willen, en ook omdat hij zag dat
de oblaten het moeilijk konden betalen, trachtte hij zich meester te maken van een
gedeelte van hun huis (een akte, die volledig in regel is, logenstraft deze bewerin-
gen - cfr. boekdeel XIII, blz. 954). Ik zelf heb gehoord dat ook kardinaal Ferrieri
dit afkeurde, toen ik er hem over sprak: In het kleine proces te Rome (1915-16) heb-
ben twee toen nog levende oblaten verklaringen afgelegd die zeer eervol waren voor
Don Bosco zowel over dit feit als of andere valse verklaringen van Colomiatti (Sum-
marium blz. 49-50).

18.3 Page 173

▲back to top


- XV/169 -
tot prefect van de heilige congregatie van het concilie. Ik bedank u met
al de vurigheid van mijn hart. Voor het overige, stel ik steeds weinig
vertrouwen in de armzalige krachten die mij nog overblijven en voel ik
de noodzaak u te vragen bij de Heer de hulp en de steun af te smeken die
nodig zijn om het gewicht te kunnen dragen, dat de goedertierenheid van
de Heilige Vader op mijn schouders heeft gelegd. Niettegenstaande mijn
geringheid zal toch nooit in mij de goede wil ontbreken om aan de ver-
wachtingen te beantwoorden evenals aan de gewettigde eisen in de mate van
mijn bevoegdheden."
In het begin van november vernam Don Bosco met veel leed dat hij
bij openbare betogingen het mikpunt geworden was van de minachting van
het hoofd van het diocees. Op 10 november had Monseigneur, bij het houden
van de diocesane synode twee toespraken gehouden in de kathedraal waarin
hij onwelwillende uitdrukkingen gebruikte voor rekening van de salesianen
en hun overste, zonder ze echter te noemen. 's Ochtends had hij aange-
toond hoe nuttig de Oratoria voor zon- en feestdagen voor de jongens wa-
ren, zonder zelfs melding te maken van deze die door Don Bosco te Turijn
sinds veertig jaar geleid werden. Daarentegen had hij zich uitgeput in
lofbetuigingen over de Oratoria van de paters van Sint-Philippus Neri,
die, zei hij, zich overal lieten opmerken, hun bisschop hielpen en hem
geen narigheid bezorgden. Zijn toehoorders begrepen onmiddellijk de toe-
speling. 's Avonds drukte hij zich nog duidelijker uit: - "Ik beveel u
onderwerping en eerbied voor uw bisschop aan. Handel niet zoals sommige
kloosterlingen die vol achting en verknochtheid zijn voor de paus, die
zich ver van hier bevindt, maar die weinig of geen eerbied hebben voor
hun eigen bisschop. Ze tonen zich gedwee tegenover de Stoel van Petrus en
niet tegenover deze van Sint-Maximus. Aldus handelt in dit diocees een
zekere geestelijke die er zich op beroemt aan de zijde van de paus te
staan, maar de hand heeft in zaken die aan de aartsbisschop onaangenaam
zijn en hem last veroorzaken."- Hij viel eveneens de katholieke pers aan
die de leerstelsels van Rosmini bekampte, waarbij hij nog wranger woorden
gebruikte: - "Tijdschriften, kranten, zelfs prullekrantjes die erop bogen
de titel van katholiek te dragen en die integendeel een ongeluk voor de
kerk zijn. Misschien is er geen enkel bij dat niet buiten zijn grenzen
gaat, dat zich bemoeit met zaken die het niet aangaan, dat meer kwaad dan
goed doet, dat geen ergernis is voor de gelovigen." - Voor deze taal
voelde een van de aanwezigen, de theoloog Luigi Fiore, zoveel afkeer dat
hij er rechtstreeks over schreef aan de paus.
Het was van het hoogste belang in de kerkelijke en burgerlijke mi-
lieus van Rome de ongunstige vooringenomenheid, die er de kwade tongen
verspreidden, te verdrijven. Met dit inzicht had advocaat Leonori de hand
gelegd aan een werkje over Don Bosco en zijn werk om het op ruime schaal
in de stad te verspreiden. Het werk werd gepubliceerd omstreeks het einde

18.4 Page 174

▲back to top


- XV/170 -
van het jaar.(1) In zeven hoofdstukken werd er gesproken over Don Bosco,
over de salesiaanse sociëteit op zich zelf, over haar vorderingen in Ita-
lië, in Frankrijk, in de buitenlandse missies en over de merkwaardigste
beoordelingen die over haar gedaan werden; en hij besloot met te zeggen
dat Don Bosco door zijn werk aan de clerus de weg had gewezen die hij in
de praktijk moest volgen, als hij met zijn tijd wou meegaan.
De luidruchtige aanvallen, die op de synode tegen hem gedaan wer-
den, deden Don Bosco nog meer de noodzakelijkheid aanvoelen zich te ver-
dedigen op een terrein dat wel beperkter, maar nog belangrijker was. Wee
de congregatie, indien in de hogere kerkelijke sferen, namelijk onder de
bisschoppen van Italië en de kardinalen te Rome, de gedachte ingang vond
dat de salesianen en hun stichter mensen waren die zich niet wensten te
onderwerpen aan het gezag van de bisschop en hem vijandig gezind waren!
En toch was deze gedachte reeds op weg! Tot elke prijs was er een docu-
ment nodig dat in handen zou komen van de hoge prelaten en hen goed zou
voorlichten over de werkelijke stand van de verhoudingen tussen het sa-
lesiaans Oratorio en de curie van Turijn, tussen Don Bosco en Mgr. Gas-
taldi. Voor een werk in die trant zorgden nu juist Don Bonettï en Don
Berto, die, naast secretaris van Don Bosco, eveneens de archivaris van
de congregatie was.(2) Er werd aldus een monografie samengesteld die op
het frontispice volgende titel had: Aan hun Eminenties de Kardinalen van
de Heilige Congregatie van het Concilie. Een uiteenzetting van priester
Giovanni Bosco. De redenen van deze uiteenzetting werden duidelijk ver-
klaard op de eerste bladzijden met een inleiding geschreven door Don Bo-
netti, maar herzien en tot zijn eigen tekst gemaakt door Don Bosco.
"
De redenen van bijgaande uiteenzetting.
"
"
Het is nu reeds tien jaar dat de ondergetekende en de ont-
" luikende salesiaanse congregatie ernstige plagerijen ondergaan
" vanwege de aartsbisschop van Turijn, Mgr. Lorenzo Gastaldi; deze
" veroorzaken ons veel last en beletten ons voor het heil van de
" zielen te werken. Immers nu eens verbiedt deze prelaat ons ge-
" bruik te maken van de bevoegdheden die ons verleend zijn door de
" Heilige Stoel, dan matigt hij zich het recht aan tegen de kerke-
" lijke voorschriften in, zich te bemoeien met het inwendige en
" disciplinair stelsel van onze congregatie alsof ze enkel een
" diocesaan instituut is. Vaak weigert hij zonder enige reden onze
" clerici tot de heilige wijdingen toe te laten, soms weigert hij
(1) Costatino Leonori, Cenni su la Società di S. Francesco di Sales istituita dal sacer-
dote Giovanni Bosco, Rome, Tiberdrukkerij 1881.
(2) Het origineel van de hand van deze twee compilatoren bevat talrijke schrappingen,
toevoegsels en wijzigingen van Don Bosco. Zijn pen heeft vaak ook langere brokken
geschrapt.

18.5 Page 175

▲back to top


- XV/171 -
" onder nietige voorwendsels aan onze priesters de bevoegdheid te
" prediken en biecht te horen en ook in zijn diocees de mis te
" celebreren; soms schorst hij ze zonder dat er een canonieke fout
" is en zonder over te gaan tot de formaliteiten gevergd door de
" heilige canons. Hij verbiedt ons in zijn diocees breven te publi-
" ceren van de opperherder ten voordele van onze werken. Hij brengt
" kritiek uit op weldadigheidsinstellingen, die al aan de Heilige
" Vader zijn aanbevolen en door hem werden gezegend. Hij schrijft
" brieven aan groot en klein, laat zelfs pamfletten drukken en pu-
" bliceren om de salesianen en hun overste als eerloos voor te stel-
" len. Al deze daden schijnen bevorderd te worden door de vijand van
" al het goede om onze arme congregatie te verstikken en te vernieti-
" gen of tenminste om hinderpalen op hinderpalen te stapelen, zodat
" ze niet het doel kan bereiken, waarvoor ze door de Heilige Stoel
" gesticht en goedgekeurd werd.
"
Al deze en nog andere plagerijen hebben wij tot hiertoe
" stilzwijgend verdragen. Het zijn thans moeilijke tijden voor de
" heilige kerk en ik wil u niet lastig vallen door op plechtige
" wijze uw gezagvolle en opperste oordeel tot onze steun af te roe-
" pen. Ook thans is het mij pijnlijk bezwaren in te dienen tegen een
" persoonlijkheid, voor wie ik steeds achting en verering gehad heb.
"
Wij hadden gaarne verder stilzwijgend dergelijke plagerijen
" en moeilijkheden verdragen maar de jongste tijd heeft de aartsbis-
" schop zich tot de heilige congregatie van het concilie gewend en
" zaken gepubliceerd die voor ondergetekende en voor heel de vrome
" salesiaanse sociëteit eerrovend zijn en waartegen hij maatregelen
" vergt. Daarom ben ik door mijn plicht van gehoorzaamheid gedwongen
" een uiteenzetting aan de Heilige Stoel te doen.
"
Daar ik met grote afkeer in mijn hart deze pijnlijke ver-
" plichting volbreng, zal ik niet spreken over talrijke feiten en
" gezegden, die enkel mijn nederige persoon aangaan en zal ik enkel
" dat uiteenzetten wat een weerslag heeft op de congregatie en op
" mij zelf als hoofd en overste van deze congregatie.
"
" Turijn, 15 december
" Octaaf van het feest van de Onbevlekte Ontvangenis van Maria 1881.
"
"
Priester Giovanni Bosco.
De tekst gaat chronologisch te werk van het jaar 1872 af tot het
jaar 1881 en somt jaar per jaar over meer dan zeventig bladzijden de on-
welwillende daden van de ordinarius van Turijn tegenover Don Bosco en de
salesianen op. Op twee bladzijden wordt dan een samenvatting gegeven van
de schadelijke gevolgen die ze gehad hebben; een verzoek en een plechti-
ge betuiging komt dan alles besluiten. Het is een verzoek tot hulp en be-
scherming vanwege de Heilige Stoel en een plechtige betuiging van onvoor-
waardelijke onderwerping aan iedere beschikking, raad en advies die het
de paus behagen zal te geven.

18.6 Page 176

▲back to top


- XV/172 -
De "plicht van gehoorzaamheid" die hem dwingt deze uiteenzetting
te doen, mag niet laten veronderstellen dat er van hogerhand een voor-
schrift gekomen was. De vergelijking van de eerste tekst met de defini-
tieve, op het origineel, herinnert ons aan het feit dat de Heilige Stoel
zelf, bij het goedkeuren van de congregatie hem ook de bewaking en het
bestuur ervan toevertrouwd heeft en hem de verplichting heeft opgelegd
te waken over haar belangen en haar eer te verdedigen. Hij liet het werk
in het grootste geheim en met alle gereserveerdheid drukken en hield het
origineel, de proeven en de exemplaren ervan bij zich. Ook bij het ver-
sturen werd met alle omzichtigheid te werk gegaan. De exemplaren werden
enkel gestuurd aan hooggeplaatste personen van de kerkelijke hiërarchie
en in een gesloten envelop. De aflevering die uit de drukkerij kwam op
het einde van het jaar 1881 kwam ook in handen van Leo XIII. Nadat hij
het doorbladerd had, riep hij diep onder de indruk uit: - "Laat men een
einde stellen aan dit geschil, zoniet zal Mgr. Gastaldi door de geschie-
denis geschandvlekt worden." - Dan ontstond bij hem voor het eerst de
gedachte de hele zaak tot zich te trekken, zoals we in het volgende
hoofdstuk zullen zeggen.
Toen de dag van de bespreking dichterbij gekomen was, trok de
aartsbisschop naar Rome. Hij werd er echter ook naartoe geroepen door
een uiterst plechtige omstandigheid, want op het feest van de Onbevlekte
zou de opperherder overgaan tot de heiligverklaring van vier zaligen:
Benedetto Giuseppe Labre, Lorenzo van Brindisi, Giovanni Battista de’
Rossi en Chiara van Montefalco. Hij benutte dan deze gelegenheid om van
dichtbij het terrein te bestuderen en zovele personen als hij maar kon
voor zijn zaak te winnen.
Tweemaal ging hij op audiëntie bij de Heilige Vader. Tijdens de
tweede audiëntie, die anderhalf uur duurde, sprak de paus hem eveneens
over zijn betrekkingen met de salesianen. Zijn Eminentie Kardinaal Nina
woonde het hele onderhoud bij en van hem zijn de bijzonderheden die wij
weten afkomstig.(1) Op een bepaald ogenblik vroeg hem Zijne Heiligheid:
- "En wanneer zullen dan die voortdurende kwesties met Don Bosco en met
de salesiaanse congregatie een einde nemen? Beklagenswaardige Don Bosco!
Hij werkt zonder ophouden en doet zoveel goed. Over deze salesianen hoor
ik van iedereen niets dan goed en ze gaan mij zeer ter harte. Waarom be-
handelt u hen op die manier? Houd er nu eindelijk eens en voor goed mee
op! In de plaats van ze te begunstigen en ze te helpen doet u niets an-
ders dan hun ontwikkeling belemmeren!"
- "Heilige Vader", antwoordde de aartsbisschop, dat is niet waar.
Ik houd zeer veel van Don Bosco en van zijn congregatie en ik heb op al-
le manieren getracht hen te helpen en de Heer weet hoe groot mijn verlan-
gen is om tot een schikking te komen. Wanneer Don Bosco slechts bij mij
wou komen, zou ik hem hartelijk omarmen. Ik heb er altijd de voorkeur aan
(1) Brief van Don Dalmazzo aan Don Bosco, Rome 21 december 1881.

18.7 Page 177

▲back to top


- XV/173 -
gegeven alles vriendschappelijk te regelen; maar Don Bosco weigert dit te
doen en heeft tegen mij een zaak ingeleid bij de congregatie van het con-
cilie. Laat Don Bosco maar komen en u zult zien hoe ik hem ontvangen
zal."
"Hoe wilt u dat hij tot bij u zou komen, als hij zich aanmeldt,
ontvangt u hem niet eens? Is dat de manier om een priester te behandelen
die zo grote ijver aan de dag legt en die zo vol is van Gods geest?"
"Maar ik zal hem onmiddellijk ontvangen en ik ben bereid alles
bij te leggen."
"Ga dan maar, maar het moet nu gedaan zijn; anders zullen wij
maatregelen moeten nemen die wij liever niet nemen."
De verdedigingsschriften van de advocaten waren klaar en gedrukt.
Dat van Menghini was voor de lezer eerder gematigd en riep de verzoening
in tussen "de twee ornamenten van het diocees Turijn."(1) Beiden waren
overeengekomen aan de twijfel volgende formule te geven: An suspensio seu
interdictum locale ab audiendis confessionibus sit confirmandum vel in-
firmandum in casu (Of in dit geval de schorsing of het plaatselijk verbod
biecht te horen diende bevestigd of opgeheven te worden). De advocaat van
Don Bosco wijdde het eerste gedeelte aan het verhaal van de feiten en be-
wees in het tweede gedeelte dat het decreet van de aartsbisschop nietig
moest verklaard worden: omdat het onrechtvaardig was, daar er geen fout
was geweest, omdat het een plagerij was, daar het ingegeven was uit haat
tegen de salesiaanse congregatie, omdat het nietig was, daar het niet
voldeed aan voorgeschreven plechtige formaliteiten. Het derde gedeelte
bestond in een weerlegging van de opwerpingen.
De verdediging van de aartsbisschop aanzag het geval niet als een
schorsing, maar als een eenvoudige beperking van de jurisdictie. Hieruit
kon men afleiden dat de ordinarius het recht heeft deze op te leggen waar
en wanneer hem dit zou goeddunken, ook zonder de plechtige formaliteiten.
Over deze en andere punten legde Don Bosco, bijna op de vooravond
van de beslissing, aan de kardinaal-prefect van het concilie enige be-
schouwingen voor, waarin hij een duidelijke en bondige voorstelling gaf
van de echte stand van de kwestie. Hij had ingezien dat men groot belang
hechtte aan de beschuldiging dat men salesianen gestuurd had naar Chieri
om het viaticum en het heilig oliesel toe te dienen aan een kloosterzus-
ter van Maria, Hulp der Christenen en stuurde aan deze kardinaal een ver-
klaring van kanunnik Sona waarin deze bevestigde dat hij aan de stervende
de laatste sacramenten had toegediend. Onrechtstreeks stelde dit document
de heilige congregatie eveneens op haar hoede tegen de beweringen en te-
(1) Brief van advocaat Leonori aan Don Bonetti, Rome 10 november 1881 en van Don Dalmazzo
aan Don Bosco, Rome 29 november 1881.

18.8 Page 178

▲back to top


- XV/174 -
gen andere beweringen en bracht haar er toe ze enkel onder voorbehoud van
nazicht te aanvaarden.
De zaak werd behandeld op 17 december. Van de acht kardinalen wa-
ren er slechts twee die hun stem ten voordele van de aartsbisschop uit-
brachten. Zij, die met de meeste energie de redenen van Don Bosco steun-
den, waren de kardinalen Randi, Chigi, Hergenroether en Ledochowski. Toen
de paus het verslag gehoord had, kwam hij terug op de gedachte die hij al
aan Monseigneur had uitgedrukt. - "Laat ons geen vonnis uitspreken", zei
hij, "en laat ons liever een voorstel doen van een schikking waardoor het
bisschoppelijke gezag gered wordt. Don Bosco is zo deugdzaam dat hij met
alles zal instemmen. De aartsbisschop zal ermee instemmen of er niet mee
instemmen. In het eerste geval zal Don Bosco tevreden zijn, omdat hij
enkel de vrede zoekt en alles zal gedaan zijn wanneer deze zal verkregen
zijn. In het tweede geval zullen wij de stier bij de horens vatten (1) en
dan is het voor hem gedaan."-
Op dat ogenblik kwam kardinaal Nina in het geweer en zei dat het
tijd was een einde aan die kwestie te maken, omdat men ook te Rome mee-
heulde met Turijn om Don Bosco te vervolgen en het goed dat de salesi-
aanse sociëteit verrichtte te verlammen door haar van haar privileges te
beroven. Nog andere zaken merkte hij op als beschermheer van de congre-
gatie.
Het Romeinse tribunaal sprak een vonnis van uitstel van de zaak uit
en gebruikte daarbij de formule: Dilata et ad mentem ab Eminentissimo
Praefecto panditam. Wat zijn mening was liet de kardinaal-prefect ver-
trouwelijk weten aan Don Bosco in volgende brief.
"
VOORBEHOUDEN
"
"
Zeereerwaarde D. Bosco,
"
"
Binnenkort zal u een brief toekomen namens de heilige con-
" gregatie van het concilie aangaande het bewust geschil waarvan de
" beslissing werd uitgesteld. Zonder tekort te willen doen aan de
" gegrondheid van de vordering, meent de Heilige Vader ook dat dit
" geschil dient geregeld te worden op de aangeduide manier, omdat
" de aartsbisschop zelf mondeling aan Zijne Heiligheid zijn werke-
" lijke geneigdheid heeft te kennen gegeven om tot een akkoord te
" geraken. Met de hoop dat ditmaal Monseigneur zich oprecht zal
" houden aan wat hem voorgesteld wordt, verzoek ik u, daar uw con-
" gregatie mij ter harte gaat, niet de minste moeilijkheid te maken,
" maar spontaan u neer te leggen bij wat u zal gezegd worden en geen
(1) "Tekstueel" gaf kardinaal Nina als commentaar toen hij deze woorden aan Don Dalmazzo
overbracht (Aangehaalde brief van 21 december).

18.9 Page 179

▲back to top


- XV/175 -
" duimbreed af te wijken van de onderrichtingen die u aangeduid
" worden. Wanneer u zich bij monseigneur de aartsbisschop zult
" aanmelden, zal het niet nodig zijn een beroep te doen op uw
" deugd en ik ben er zeker van dat u een houding en taal zult ge-
" bruiken die gedwee en gematigd is, en dat u hem zult verplich-
" ten, indien het mogelijk is, zich zeer menselijk te tonen. In
" substantie zult u hem zeggen dat u zeer verheugd zijt dat de Hei-
" lige Stoel u een geschikte gelegenheid aanbiedt u nogmaals aan
" de voeten te bevinden van Mgr. de aartsbisschop die u steeds
" bemind en vereerd hebt. U zult de zaak of de zaken niet bespre-
" ken en er u toe beperken de eis voor te leggen in naam van Don
" Bonetti en u houden aan de termen die u zullen gesuggereerd wor-
" den. U dient zich bereid te tonen tot een akkoord te komen over
" het regime van het Oratorio binnen de perken door het recht toe-
" gestaan en met de wederzijdse bedoeling het welzijn van de zie-
" len te behartigen. Verwittig don Don Bonetti dat hij zich zeer
" gereserveerd dient te houden in zijn woorden en in alles wat kan
" betrekking hebben op de aartsbisschop en de plaatselijke pastoor.
" Een correcte houding in deze omstandigheid ook ten prijze van
" een of ander offer zowel van uw kant als van uw onderhorigen zal
" aan het instituut meer achting bezorgen en zal de weg effenen om
" andere moeilijkheden op te lossen, die voortdurend opdagen om
" wellicht ook zonder het te willen, het werk van de Heer te dwars-
" bomen. Let dan goed op alles wat tussen u en monseigneur de aarts-
" bisschop zal voorvallen om het dan getrouw aan de heilige congre-
" gatie mee te delen.
"
Dit is het wat ik u dringend wou zeggen. Thans maak ik van
" deze gelegenheid gebruik om u van harte alle geestelijk en tijde-
" lijk geluk toe te wensen vanwege het Heilig Kind Jezus, dat zeker
" het aanbod van al uw wederwaardigheden en bitterheden graag zal
" ontvangen. Het zal u tot beloning veel opbeuring en moed schenken.
" Terwijl ik van de Heer een overvloedige zegen over de hele con-
" gregatie afsmeek, heb ik het genoegen nogmaals te bevestigen met
" bijzondere achting dat ik
"
zeer toegenegen ben om u dienstig te zijn
" Rome, 20 december 1881.
Kardinaal L. Nina, prefect
Het lag dus in zijn bedoeling dat men alvorens een definitief von-
nis te vellen zou trachten het geschil op te lossen de bono et aequo cum
partis utriusque decore, namelijk door een billijke en eervolle schik-
king. Dit werd door de heilige congregatie officieel betekend waarbij ook
de manier nader omschreven werd. Hij zou een bezoek brengen aan de aarts-
bisschop, hem een smeekschrift overhandigen van Don Bonetti om opnieuw de
bevoegdheid te verkrijgen biecht te mogen horen in het Oratorio van Chie-
ri en hem vergiffenis te vragen voor ieder mishagen dat hij hem had kun-
nen aandoen. Er zou in gevraagd worden een akkoord te bereiken om de
kwestie te Chieri te regelen, zodat de salesianen de eigenlijke parochia-
le diensten niet zouden storen en ook niet zouden verhinderd worden het

18.10 Page 180

▲back to top


- XV/176 -
geestelijk welzijn van de zielen te bevorderen zoals ze dat tot dan toe
met grote vrucht gedaan hadden.
De andere officiële brief, die tegelijkertijd rechtstreeks aan de
aartsbisschop gericht werd, was wat langer. Daarin werden vijf zaken ge-
zegd: 1° de maatregel tegen Don Bonetti genomen was te streng geweest;
2° men deelde hem de beslissing mee van de kardinalen en de manier waarop
ze kon verwezenlijkt worden; 3° de aartsbisschop zou statim atque humani-
ter(dadelijk en beleefd) Don Bosco ontvangen en aan Don Bonetti de ge-
vraagde bevoegdheid verlenen nulla interposita mora (zonder enig uit-
stel); 4° de aartsbisschop diende de pastoor van Chieri en zijn helpers
te vermanen dat ze tegenover de salesianen meer christelijke liefde zou-
den betuigen; 5° de aartsbisschop zou de bedreiging van schorsing ipso
facto incurrenda, indien Don Bosco iets zou schrijven of laten drukken
tot zijn verdediging of ter verdediging van zijn instituut, ongedaan ma-
ken. Ten slotte werd een beroep gedaan op de gewilligheid van Monseigneur
om alles met de grootste bezorgdheid uit te voeren.
Eer hij het rescript van Rome ontvangen had, had Don Bosco aan
kardinaal Nina aldus geantwoord:
"
Eminentie,
"
"
Hoe goed wil Uwe Eminentie zich tegenover deze arme con-
" gregatie tonen! Ik dank er u van ganser harte voor. Tot nu toe
" heb ik nog geen enkele brief van de heilige congregatie van het
" concilie ontvangen, maar zodra ik hem in handen zal hebben, zal
" ik trouw de vaderlijke raadgevingen volgen die het u behaagd
" heeft mij voor te schrijven. Het zal echter moeilijk zijn om tot
" een besluit te komen. Voorheen werd ik al driemaal door de aarts-
" bisschop geroepen, maar ons onderhoud werd steeds besloten met
" een uitbrander en met het toekennen van de titel van leugenaar.
" Niettemin ben ik bereid er nog eens terug te keren en ik hoop
" niet de oorzaak te zijn van een verergering van het geval.
" Het schijnt echter dat de voorbereidingen niets goeds voorspellen.
" Op 17 december stelt hij ons een schikking voor. Op 20 december
" stuurt hij ons een waarschuwing waardoor de zaak van Don Bonetti
" opnieuw naar haar begin wordt verwezen en dit in bewoordingen die
" zeker niet vreedzaam waren.(1) Op 23 december vroegen de semina-
" risten van het seminarie van Turijn die onze oud-leerlingen zijn
" een gelukkige feestdag te mogen wensen aan Don Bosco, die voor
" hen als een vader geweest is in geestelijke en tijdelijke zaken;
" maar dit jaar werd hun streng verbod gegeven te komen noch in
(1) Hierover zullen we in het volgende hoofdstuk spreken.

19 Pages 181-190

▲back to top


19.1 Page 181

▲back to top


- XV/177 -
" groep, noch afzonderlijk.(1)
"
Gisteren vroeg een van onze oud-leerlingen, thans pries-
" ter in het seminarie (2) aan de overste van het seminarie of hij
" een bezoek mocht brengen aan Don Bosco en met hem gaan spreken.
" Hij zette hem zijn verlangen uiteen, dat hij sinds vele jaren in
" zijn hart koestert nl. salesiaan te worden met de bedoeling naar
" de buitenlandse missies te gaan. Hij ontving van hem een vader-
" lijke terechtwijzing die niet erg vaderlijk was en besloot met
" volgende woorden die ik u verzoek letterlijk te mogen schrijven:
" "Indien jij salesiaan wordt of naar de missies gaat, dan ga je
" regelrecht naar het huis van de duivel." Ik hoop dat men met een
" akte van berouw gemakkelijk vergiffenis zal bekomen voor de zon-
" de die men begaan heeft door salesiaan te worden en zich naar de
" missies te begeven.
"
Van alle kanten ontvang ik bezoeken van vrienden, die deel-
" nemen in mijn leed en mij laten weten dat de aartsbisschop uitba-
" zuint dat hij de volledige zegepraal behaald heeft op Don Bonetti,
" Don Bosco en op alle salesianen.
"
In ieder geval ben ik steeds bereid geweest en ben ik dat
" nog elk offer te brengen om een einde te stellen aan een zaak die
" mij zoveel tijd doet verliezen.
"
Ik verzoek u mij te willen verontschuldigen voor het ver-
" trouwen waarmee ik u schrijf en mij toe te laten u te betuigen
" dat ik met diepe achting de hoge eer heb van u te zijn
"
"
uw zeer verplichte dienaar
" Turijn, 28 december 1881.
Priester Gio. Bosco.
Leo XIII meende dat hij in dit geval niet te kort kwam aan zijn
gebruikelijke grote gereserveerdheid, toen hij aan Don Bosco een woord
liet toekomen. Hij belastte hiermee Mgr. Boccali, geheim kamerheer die
hem in naam van Zijne Heiligheid schreef op 27 december. Het eerste ge-
deelte van de brief is diplomatisch: "Toen zijne Excellentie Mgr. de
aartsbisschop van Turijn te Rome was om de feesten van de heiligverkla-
ring bij te wonen, drukte hij aan de Heilige Vader de wens uit dat het
geschil, dat hangende is bij de heilige congregatie van het concilie
tussen hem en de salesiaanse priester Don Bonetti over de zaken van
(1) Brief van de clericus Bartolomeo Gillio, seminarist aan Don Bonetti (23 december):
Dit jaar mogen de leerlingen van het metropolitaan seminarie van Turijn, die vroeger
leerlingen waren van Don Bosco, tot hun groot spijt niet in groep een gelukkige
feestdag komen wensen aan hun geliefde oversten, omdat kanunnik Soldati het hun
verboden heeft. Dit spijt ons zeer, vooral omdat onze andere makkers vandaag vrije-
lijk hun wensen gaan uiten bij de oversten van die instituten waar ze hun gymnasium
gedaan hebben. Daarom heb ik haastig besloten te schrijven buiten weten van mijn
oversten (...). Dit zijn de gevoelens van al de seminaristen die vandaag verbod
hebben ontvangen persoonlijk naar het Oratorio te komen waar ze de mooiste jaren van
hun leven doorgebracht hebben.'
(2) E.H. Don Cravero.

19.2 Page 182

▲back to top


- XV/178 -
Chieri, door een gemeenschappelijk akkoord van de betrokken partijen zou
bijgelegd worden. De Heilige Vader was tevreden dit voorstel te horen. Om
dit vergelijk te vergemakkelijken, heeft de heilige congregatie op haar
jongste bijeenkomst zich niet uitgesproken over de gegrondheid van het
geschil, maar heeft ze het vonnis uitgesteld en bepaald dat intussen aan
de twee partijen de passende manier zou worden bekend gemaakt om tot een
akkoord te komen. U zult officieel dergelijke mededeling ontvangen namens
de heilige congregatie van het concilie evenals Mgr. de aartsbisschop."
Het tweede gedeelte is een aanduiding van de hoge mening die Zijne Hei-
ligheid over Don Bosco had: "De Heilige Vader weet hoe u zich steeds be-
reid getoond hebt gevolg te geven niet enkel aan zijn bevelen, maar ook
aan zijn wensen en twijfelt er niet aan dat u aanstonds gewillig alles
zult doen wat u in voormelde mededeling aangeduid wordt.
En daar u, onder andere, zal gesuggereerd worden u bij Mgr. de
aartsbisschop aan te melden, zorg er dan voor u aan te melden op een
wijze die past en overeenstemt met de eerbied die aan zijn gezag ver-
schuldigd is. Eens dat dit eerste geschil met Bonetti bijgelegd is, zal
het misschien niet moeilijk zijn tot nog andere akkoorden te raken en
ertoe te komen de wrijvingen te doen ophouden." Ten slotte liet de se-
cretaris opmerken: "Ik zou graag worden ingelicht over de afloop van het
gesprek en over de wending die de zaken zullen nemen; want ik zal dan
alles dienen mee te delen en te onderwerpen aan Zijne Heiligheid." Don
Bosco antwoordde hierop aan Mgr. Boccali en langs hem aan de paus zo:(1)
"
Excellentie,
"
"
Ik had de hoge eer de vereerde brief te mogen ontvangen
" van Uwe Excellentie naar aanleiding van het geschil tussen Benet-
" ti en Monseigneur de aartsbisschop. Ik verzeker u van ganser har-
" te dat, wanneer ik de brief van de heilige congregatie van het
" concilie zal ontvangen, ik mij trouw aan zijn inhoud zal houden
" en daarna uw raad zal opvolgen.
"
Tot heden toe heb ik hierover nog geen brief ontvangen.
"
Ik ben echter bang dat er moeilijkheden zullen oprijzen
" van de kant van Mgr. de aartsbisschop daar hij mij op verschil-
" lende manieren laat weten dat hij te Rome een volledige overwin-
" ning behaald heeft in voormelde zaak. Op 20 december heeft hij
" zelf een nieuwe vermaning gestuurd waarbij hij dreigend Don Bo-
" netti dagvaardt in de curie te verschijnen voor dezelfde zaak
" waarover het Dilata van 17 december zich al uitgesproken heeft.
(1) De eigenhandig geschreven brief werd op 16 oktober 1926 door de heer Pasquale Pian-
castelli van Bologna aan het salesiaans instituut van Faenza geschonken, waar hij
bewaard wordt.

19.3 Page 183

▲back to top


- XV/179 -
"
In ieder geval kunt u de Heilige Vader de verzekering ge-
" ven dat ik tot ieder offer bereid ben om een zaak van zo weinig
" belang, die mij al zoveel tijd heeft doen verliezen, te beëin-
" digen. Ik heb die tijd volstrekt nodig om mij bezig te houden
" met onze arme congregatie en met het heilig ministerie voor de
" zielen.
"
Ik verzoek Zijne Heiligheid een kleine akte van kinder-
" lijke liefde te willen aanvaarden vanwege onze 80.000 jongens.
" Morgen 1 januari 1882 zullen zij een heilige communie opdragen
" om van God te verkrijgen dat de Heilige Vader nog vele jaren
" van een gelukkig leven zou mogen genieten voor het welzijn van
" de Heilige Kerk en eveneens van onze nederige congregatie.
"
Met diepe dankbaarheid heb ik de eer te zijn
"
"
uw zeer verplichte dienaar,
" Turijn, 30 december (?) 1881.
Priester Gio. Bosco.
Maar Don Bosco kende zijn Pappenheimer maar al te goed. De aarts-
bisschop wierp zich op het rescript van Rome en onderwierp het aan een
zorgvuldige en scherpe kritiek. Hij stelde ze per brief op en stuurde
ze aan kardinaal Nina: "En wat voor een vergelijk! roept hij op een be-
paald ogenblik uit. Daarin worden onherroepelijk de termijn en het bevel
bepaald, mijn gehoorzaamheid en al de gedweeheid die ik bezit. Eminen-
tie, welk verschil bestaat er tussen dit vergelijk en een definitieve
beslissing van de heilige congregatie. Kijk, een beslissing is nooit bij-
tend tegenover hem die veroordeeld wordt. Het vergelijk, dat mij opge-
legd wordt, zegt dat ik het moet humaniter excipere." En verder: "Boven-
dien is een vergelijk in de bewoordingen, waarin het hier gesteld wordt,
niet ex bono et aequo (...). Dit is een bevel dat tegen de rechtvaardig-
heid ingaat en ik geloof niet dat men in de akten van de heilige congre-
gatie nog een voorbeeld van dergelijke beslissing zal aantreffen (...).
Het vergelijk dat mij opgelegd wordt (... ) is een uitvlucht dat anderen
kunnen kwalificeren (...). Dat men mij dan duidelijk zegge dat men mij
geen rechtvaardigheid wil laten ervaren, maar dat men de misdadigers niet
dekke met een mantel die nog zwaarder weegt dan een van die mantels waar-
over Dante spreekt in zijn Hel (...). Laat ons even die enormiteit van de
akte van vergelijk bekijken (...). Neen! Ik kan en ik mag niet geloven
dat de Heilige Stoel de inhoud van uw brief kan bekrachtigen." Van de ene
oneerbiedigheid tot de andere komt hij ten slotte tot volgende beledi-
ging; "Eminentie, U als kardinaal-beschermheer van de salesiaanse congre-
gatie, u bent goed als advocaat voor haar opgetreden. Ik moet er mij dan
ook over beklagen dat de beschermheer als rechter tegenover mij optreedt
en dat u in uw hoedanigheid en met uw gezag van prefect van de congrega-
tie van het concilie mij een bevel oplegt dat door de volledige congrega-
tie van hunne Eminenties nooit zal (...) Uw zeer nederige en gehoorzame
dienaar enz".
Na deze vurige brief kon men verwachten wat er zou gebeuren. Don
Bonetti schreef zijn smeekschrift in de voorgeschreven bewoordingen:
"Uit gehoorzaamheid aan het opperste gezag van de Heilige Stoel en ten

19.4 Page 184

▲back to top


- XV/180 -
teken van eerbied voor Uwe Excellentie, smeek ik u nogmaals de goedheid
te willen hebben mij opnieuw de bevoegdheid te willen verlenen biecht
te horen, niet enkel in alle andere plaatsen van het aartsbisdom Turijn,
maar eveneens in de stad Chieri en in het Oratorio van Santa Teresa. Te-
gelijkertijd vraag ik nederig vergiffenis voor al het ongenoegen dat ik,
om welke reden ook en tegen mijn inzicht, Uwe Excellentie zou aangedaan
hebben en ik beloof u dat ik mij steeds tegenover u zal gedragen als een
gehoorzame en met eerbied vervulde priester, volgens de verplichtingen
van mijn kloosterprofessie." Met dit smeekschrift begaf Don Bosco zich,
begeleid door de coadjuteur Giuseppe Rossi op 2 januari, omstreeks tien
uur in de ochtend naar het aartsbisdom en vroeg er om audiëntie. Laat
ons nu de pen aan hem overlaten om ons over het resultaat in te lichten.
Dadelijk schreef hij aan Kardinaal Nina:
"
Eminentie,
"
"
Toen ik de brief van de heilige congregatie van het conci-
" lie over het geschil tussen Don Bonetti en de aartsbisschop Mgr.
" Gastaldi ontvangen had, heb ik aanstonds een smeekschrift laten
" klaarmaken; ik zelf heb het persoonlijk gebracht, bereid het
" hoofd te bieden aan alle verwijten en betuigingen van minachting
" met de vereiste kalmte en eerbied.
"
Deze ochtend om half elf heb ik mij aangemeld in het aarts-
" bisdom. Ofschoon het een dag voor publieke audiënties was, was
" geen enkele vreemdeling in de wachtkamer. Daarom zei mij de se-
" cretaris van de aartsbisschop, onze oud-leerling, dat ik zou kun-
" nen binnengaan als één van onze oud-leerlingen, die thans pastoor
" is, naar buiten komt. Deze kwam buiten maar men deed mij teken
" van te wachten. Intussen kwam er een heer, een leek, die dade-
" lijk toegelaten werd. Na omstreeks een uur gewacht te hebben,
" liet Mgr. de aartsbisschop mij zeggen dat hij zaken te behandelen
" had met de procureur des Konings, en met zijn advocaat-fiscaal en
" dat hij mij daarom op die dag geen audiëntie kon verlenen.
"
Ik vroeg of Zijne Excellentie mij geen andere dag of
" uur kon aanduiden waarop ik kon terugkomen. De secretaris ant-
" woordde mij verlegen en beschaamd dat dit niet het geval was.
"
Op dat ogenblik heb ik het smeekschrift van Don Bonetti
" aan de aartsbisschop laten overhandigen en heb ik hem laten zeg-
" gen dat dit het doel van mijn bezoek was en dat ik kwam namens
" het gezag, waarover in de brief gesproken werd. Er kwam geen ant-
" woord meer. We zullen afwachten. Indien ik iets kan doen, zal ik
" het U dadelijk laten weten. Indien u mij een raad zou te geven
" hebben, geef ik u de verzekering dat ik hem zal opvolgen met de
" kalmte en de eerbied die passen tegenover het hoofd van een dio-
" cees.
"
Gelieve te noteren dat ik vroeger hetzelfde resultaat
" heb gehad en dit menigmaal en dat ik niet tot de audiëntie toe-
" gelaten werd. Soms werd ik toegelaten maar kreeg dan een zeer

19.5 Page 185

▲back to top


- XV/181 -
" vernederende uitbrander.
"
Ongeveer dezelfde uiteenzetting heb ik gedaan aan Mgr.
" Boccali, ingaande op het verzoek dat hij zelf mij gedaan heeft.
"
Moge God u belonen voor de nieuwe last die u voor ons moet
" doorstaan. Maar wees er verzekerd van dat de salesianen u niet
" ondankbaar zullen zijn. Ze hebben gewerkt en werken nog onver-
" moeid voor het welzijn van de Heilige Kerk, zoals u kunt na-
" gaan in het verslag dat ik in uw vereerde handen als aan de
" welwillende beschermer van onze congregatie zal laten toekomen.
"
Gelieve ons uw heilige zegen te geven en ontvang de nede-
" rige huldebetuiging van de gebeden van de salesianen en van hun
" leerlingen (80.000 en weldra 100.000) die hun wensen ten hemel
" zenden om van God gezondheid en een lange reeks van gelukkige
" jaren te bekomen voor u, van wie ik de hoge eer heb te zijn,
"
"
de zeer verplichte dienaar
"
Priester Giovanni Bosco.
Het verslag dat samengesteld werd door Don Bonetti en ook bijge-
werkt werd door Don Bosco t.a.v. Mgr. Boccali, beschrijft bovendien de
verwondering bij hen die met de aartsbisschop gemeenzaam omgingen en bij
anderen die zagen of vernamen wat er voorgevallen was. Het verwijst naar
nieuwe en ernstige plagerijen die zich onlangs hadden voorgedaan en waar-
over wij in het volgende hoofdstuk zullen spreken. Ook de kopie van het
verzoek van Don Bonetti werd er bijgevoegd. "Zowel de ene als de andere
brief, antwoordde Monseigneur Boccali (1) werd voor hogere beschikking
door mij overgemaakt aan de heilige congregatie van het concilie; hier
zal de zaak haar verder verloop moeten hebben, nu een vergelijk langs
particuliere weg schipbreuk heeft geleden. "Kanunnik Colomiatti en de se-
cretaris van de aartsbisschop, theoloog Corno, die op 2 januari dienst
deed in de wachtkamer, probeerden gedurende het apostolisch proces te la-
ten verstaan dat Mgr. Gastaldi "heel en al bereid" was een audiëntie aan
Don Bosco toe te staan op dag en uur naar zijn keuze. Beiden zouden be-
ter gedaan hebben hun mond te houden. Don Cossu merkt zeer juist op:(2)
"Mgr. Gastaldi wist wel met welk doel Don Bosco gekomen was (...). Maar
met welke gevoelens hij zich gereed maakte hem te ontvangen (...) kan
zonder enige twijfel worden afgeleid uit de brief (...) aan kardinaal Ni-
na." Neen, na deze brief kon hij niet bereid zijn voor dit doel Don Bos-
co te ontvangen noch dadelijk, noch ooit. In deze brief had hij onomwon-
den verklaard: "Trouwens, zolang er geen heel speciale privileges (aan de
salesianen) toegekend zijn, kan ik uit plicht en krachtens het recht van
mijn bisschoppelijk gezag waarmee ik ofschoon onwaardig bekleed ben, geen
(1) Brief, Rome 9 januari 1882.
(2) Confutazione delle accuse formulate contra la causa del Ven. Giovanni Bosco, par. 93;
Rome. Polygrafisch instituut voor het ministerie van Oorlog, 1922.

19.6 Page 186

▲back to top


- XV/182 -
vergelijk ondertekenen waarin niet is: Servato utriusque decore.
De zaak werd dan opnieuw voorgelegd op 28 januari 1882. Op de
twijfel of de schorsing of het verbod van biecht te horen diende beves-
tigd of ontkend te worden, in dit geval antwoordden hunne Eminenties
ontkennend voor het eerste gedeelte en bevestigend voor het tweede ge-
deelte, et ad mentem. En de mening was dan dat de aartsbisschop streng
diende vermaand te worden in naam en op bevel van de heilige congrega-
tie wegens zijn onberaden brief (severe moneatur nomine et iussu S. Con-
gregationis ob inconsultam epistolam) die hij op 31 december aan Zijne
Eminentie de kardinaal-prefect had gestuurd, brief die door de heilige
congregatie streng afgekeurd werd (quam epistolam S. Congregatio gravi-
ter improbat). Toen advocaat Leonori aan Don Bonetti (1) het resultaat
berichtte schreef hij: "Me dunkt dat u tevreden mag zijn (...). Ik zal
echter niet ophouden met de vrijheid van de advocaat de grootste gere-
serveerdheid en voorzichtigheid aan te bevelen. Excuseer mij, maar ik
houd veel van Don Bosco."
De officiële mededeling werd aan de aartsbisschop gedaan op 31 ja-
nuari.(2) Aanstonds liet Don Bonetti het goede nieuws weten aan Don Bos-
co, die in Frankrijk was.(3) Monseigneur legde er zich niet bij neer maar
tekende hoger beroep aan. Dit bracht mee dat er een nieuwe audiëntie van
de heilige congregatie moest plaats hebben en dat de uitwerksels van het
vonnis geschorst bleven. Aldus bleef Don Bonetti met zijn straf zitten en
onder de nachtmerrie van de boze vermoedens tegenover hem. Om deze reden
smeekte hij kardinaal Nina met spoed te handelen als de zaak opnieuw
moest voorkomen.(4) Op 12 april drong hij opnieuw aan in een brief aan
Don Bosco, die te Rome toegekomen was.
"Ik verzoek u, Vader, ook aan mij te willen denken. Sinds 4 jaar
ben ik gestraft in naam van de Kerk en tegen haar wetten in. Hoe lang zal
ik nog zo moeten blijven? Ik ben moe en vraag om medelijden." Maar vol-
gens de rechtspleging kon de zaak eerst opnieuw voorgebracht worden na
verloop van drie maanden. Het laatste vonnis dat dan werkelijk definitief
zou zijn, zou in mei uitgesproken worden, indien de paus, zoals we kort
tevoren vermeld hebben en zoals we weldra zullen zien, de zaak niet tot
zich getrokken had.
(1) Rome, 29 januari 1882.
(2) Bijv. Doc. 27.
(3) Brief, Turijn, 2 februari 1882.
(4) Bijv. Doc. 28.

19.7 Page 187

▲back to top


- XV/183 -
H O O F D S T U K VII.
STRAFGEDING WEGENS DE BOEKJES.
We zijn thans aan de meest tragische periode van het leven van Don
Bosco gekomen. Zeer ernstige tribulaties volgden niet na elkaar, maar
stapelden zich tegelijkertijd op zijn hoofd op. Alleen een man die enkel
aan God toebehoorde kon zo talrijke tegenkantingen meester worden. Het
was werkelijk een strijd voor het bestaan. Ofschoon we geen gewicht wil-
len hechten aan het lopende gerucht dat men de bedoeling had de congre-
gatie te vernietigen, blijft het toch zeker waar dat de eerloosheid niet
enkel de naam van Don Bosco getroffen heeft, maar dat ook de sociëteit
die door hem was gesticht geworden een dodelijke verwonding opgelopen
heeft. Vele leden hebben haar verlaten en zovele anderen zijn niet meer
ingetreden. Met dit gevaar en met de schande van het diskrediet ten over-
staan van de wereld, was er meer dan genoeg springstof aanwezig om haar
een fatale ondergang te berokkenen.
Intussen is het mooi om zien hoe nederige en brave zielen, die zijn
leed kenden, aan Don Bosco woorden van christelijke opbeuring stuurden.
Een jonge priester, salesiaans medewerker, schreef hem vanuit Rome: (1)
"Ik deel met u in al de onheilen die de salesianen sinds elf jaar tref-
fen. God, die het plan heeft opgevat de salesiaanse congregatie tot een
groot en sterk werktuig voor het apostolaat te vormen, sterkt haar funda-
menten met het water van de tribulaties (...). God heeft toegelaten dat
de salesianen in hun natuurlijke beschermer een machtige tegenstander
aantreffen. God kent alle redenen hiervoor en de triomf die op zich laat
wachten, zal er zeker komen." Ook een medewerkster die sprak namens ande-
re medewerksters van Acqui gaf met veel fijngevoeligheid uiting aan haar
gevoelens:(2) "Wij vernemen met verdriet dat talrijke vijanden u en uw
heilige werken bestrijden; maar om u aan te tonen hoe ons hart probeert
zich te laten doordringen door uw beginsels en gevoelens, bekennen wij U
dat deze bekampingen ons de moed niet ontnemen; integendeel zij schenken
ons meer moed, doen onze harten door vurigheid ontbranden, overtuigen ons
steeds meer dat uw werken aan de Heer aangenaam zijn en dragen ertoe bij
(1) Brief van Don Andrea Maggia, 3 mei 1882. Hij was gehecht aan het wezencollege van de
Piazza Capranica.
(2) Brief van Giovanni Bosio, Saladino 15 juni 1882.

19.8 Page 188

▲back to top


- XV/184 -
om ons te troosten zoals ze de Heilige Teresia troostten, die verdriet
had, wanneer ze niet bestreden en vervolgd werd."
Meermaals maakten we melding van boekjes en de hiermee verbonden
geschillen. Thans is het ogenblik gekomen om er in het lang en het
breed over te spreken daar ook deze kwestie met de vorige verstrengeld
is.
In 1878 verscheen te Turijn in een uitgave van de drukkerij Bruno
een boekje met als titel Nieuwjaarsgeschenk voor de Clerus, of Overzicht
van de Liturgische kalender van het aartsbisdom Turijn voor het jaar
1878, geschreven door een kapelaan. Een jaar later gaf dezelfde drukke-
rij een boekje uit met als titel De aartsbisschop van Turijn, Don Bosco
en Don Oddenino of Kluchtige, ernstige en pijnlijke feiten verteld door
een inwoner van Chieri. Deze inwoner van Chieri schreef onder het woord
vooraf: Een familiehoofd. Over deze twee publicaties hebben wij al vol-
doende verteld.
Toen men er eenmaal mee begonnen was, ging men er mee verder want
stof ontbrak er niet. In datzelfde jaar 1879 verscheen, steeds te Turijn,
maar ditmaal in een uitgave van de drukkerij Fina, een derde boekje, ge-
titeld Een klein essay over de leerstelsels van Mgr. Gastaldi, aartsbis-
schop_van Turijn met als auteur: De kapelaan. In een lange inleiding
wordt op een koddige toon in de trant van dichter Berni kritiek uitge-
bracht op sommige daden van de aartsbisschop. Bij een opsomming van eni-
ge van de beste priesters die door Mgr. Gastaldi vervolgd worden komt
als laatste "de nederigste, de zachtste en de werkzaamste van de pries-
ters van Turijn, Don Bosco." Het voornaamste gedeelte van het boek houdt
zich uitvoerig bezig met de weerlegging van vierentwintig theorieën uit
verschillende drukwerken van Zijne Excellentie en dit op een manier die
getuigt van een stevige onderlegdheid in de leer en van een rijke erudi-
tie. Volgen dan vier aanhangsels op de toon van de inleiding. Het eerste
gaat over zekere liberaliserende strekkingen door Gastaldi beleden, toen
hij nog een eenvoudige kanunnik was. Het tweede verhaalt hoe door toe-
doen van Monseigneur het convitto ecclesiastico teniet ging; hierbij kwam
een lange aanhaling uit het Bollettino Salesiano over de geschiedenis van
dit aanzienlijk instituut.(1) En hier herinnert de naamloze auteur eraan
dat Don Bosco in het convitto leerling was geweest van Don Cafasso en dat
hij hem vaak had horen zeggen: - "Indien ik iets goeds gedaan heb, dan
ben ik dat verschuldigd aan Don Cafasso in wiens handen ik iedere be-
slissing, iedere betrachting, iedere daad van mijn leven gelegd had."
- Het derde aanhangsel geeft een reproductie van de omzendbrief van de
aartsbisschop van 4 augustus 1877, waarin de kloosterlijke staat in het
algemeen geminacht wordt, maar met toespelingen op Don Bosco alsof hij
met voorbedachtheid de jongens aan de diocesane seminaries van Giaveno
en Bra zou onttrekken. Hierbij geeft de Kapelaan als ironisch commentaar:
(1) Nummer van januari 1879, bladzijde 7.

19.9 Page 189

▲back to top


- XV/185 -
"Wanneer men iemand (1) wil bekladden, dan mag men zeer goed wat verwar-
ring scheppen en korte metten maken met het evangelie, de geschiedenis,
de traditie en nog wat anders." Het vierde aanhangsel beschrijft de ge-
schiedenis van het Oratorio van Santa Teresa van Chieri en koppelt er een
geestdriftig geschrift van kanunnik Gastaldi over het Oratorio van Val-
docco aan vast. In koeien van letters drukt hij de eindoproep (2) die wij
hier zullen aanhalen: "Wees daarom gegroet, gij nieuwe Philippus, wees
gegroet, gij uitmuntende priester. Moge uw voorbeeld in iedere stad vele
navolgers vinden. Mogen overal vele priesters uw stappen volgen. Mogen ze
aan de jongens vele gewijde omheiningen openen waar de vroomheid gepaard
gaat met eerzame ontspanningen. Alleen op die manier zal men een van de
diepste wonden van de burgerlijke maatschappij en van de Kerk kunnen ge-
nezen, namelijk het bederf van de jeugd."
Ten slotte liet de reeds bekende Kapelaan, als nummer voor het
tweede jaar van het nieuwjaarsgeschenk voor de clerus, gedrukt door Bru-
no en met dezelfde datum als het vorig boekje, maart 1879, een vierde
werkje verschijnen met als titel De Rosminiaanse kwestie en de aartsbis-
schop van Turijn. Van hem zelf echter is er alleen maar een kort woord
vooraf, een ietwat langer besluit en hier en daar bitse voetnota's of,
vlugge polemische notities, in de tekst geplaatst. Het grootste gedeelte
van het werk bestaat uit een verzameling en een nieuwe publicatie van
aanvallen en verweerartikels gewisseld tussen Mgr. Gastaldi of zijn mede-
aanhangers van het Rosminianisme en de historicus Pietro Balan. Het is
een vurige polemiek over de leer van Rosmini, die begonnen in de Unità
Cattolica, verder gevoerd werd door theoloog Biginelli in het rosmini-
aanse tijdschrift Ateneo van Turijn en op de spits gedreven werd door
Balan in de Osservatore Cattolico van Milaan. In het laatste gedeelte
geeft de samensteller nog eens een opsomming en een bondige samenvatting
van een groep artikels gepubliceerd door kanunnik Gastaldi in de Conci-
liatore van 1848 en '49 ter verdediging van het boek van Rosmini, De vijf
plagen van de Kerk, dat toen nog niet door Rome veroordeeld was. Ook in
dit werkje treft men verwijzingen aan naar Don Bosco. Een nota op blad-
zijde 79 herinnert aan de kwestie over Het Wolkje van de Carmel;(3) in
een andere nota op bladzijde 94 wordt gezegd dat het diocees Turijn er
aanstoot aan neemt dat een stichter en overste van een kloostercongrega-
tie, die goedgekeurd werd door Pius IX, wreedaardig vervolgd wordt."
In het voorbericht van het derde gedeelte wordt er verwezen naar
de woorden van Mgr. Gastaldi die bevestigde dat hij Rosmini gekend had
als een heilig en vroom priester. Daarop antwoordt de auteur met verwij-
(1) Het cursief is van de Kapelaan.
(2) Uit de Conciliatore van Turijn 7 april 1849.
(3) Cfr. Mem. Biogr., boekdeel elf, blz. 450.

19.10 Page 190

▲back to top


- XV/186 -
zing naar de lofspraak op Don Bosco die in het vorig werkje werd aange-
haald: "Ook een ander thans nog levende priester werd door hem gekend en
als heilig en vroom beoordeeld. Indien ik en gij niettemin geen andere
bewijzen hadden dat hij werkelijk een uitmuntend priester is en als zo-
danig mag doorgaan, dan zouden wij vandaag hem niet meer mogen geloven;
want met verloop van tijd heeft Gastaldi zijn mening veranderd en nu
zegt hij dat die priester hoogmoedig, onwetend en nog erger is."
Ook in het eerste boekje werd Don Bosco meermaals aangehaald zo-
als we in het vorige boekdeel aangetoond hebben, terwijl de titel van het
tweede boekje voor zichzelf spreekt. Het was noodzakelijk er de nadruk op
te leggen dat Don Bosco voortdurend vernoemd werd, omdat dit kan dienen
om de volgende feiten duidelijker in het licht te stellen. Ook een andere
opmerking komt hier goed van pas. Mgr. Gastaldi noemt deze werkjes steeds
beruchte schotschriften of schriften die hem in zijn eer aanranden; maar
de theoloog censor van de heilige congregatie van de riten, afgevaardigd
voor het onderzoek van de geschriften in verband met het geschil tussen
de aartsbisschop en Don Bosco, was de mening toegedaan dat men niet eens
gerechtigd is deze zonder meer als dergelijk te betitelen.(1) En laat ons
nu kijken welke kruisen op Don Bosco neervielen door deze heilloze publi-
caties. Vanzelfsprekend was men er in de curie erg op uit de smidse te
kunnen vinden waaruit dergelijke gloeiende geschriften kwamen. Uit een
korte vergelijking bleek echter dat dit niet het werk was van een enke-
ling, ofschoon men wel mocht zeggen dat een enkele persoon er de aansto-
ker van was, hij die zich De Kapelaan noemde. De nasporingen werden ge-
richt op het Oratorio en samengebracht op Don Bonetti en Don Bosco. Wat
al list werd niet aangewend om van hen een regel of een woord te verkrij-
gen waardoor ze zich zouden blootgeven! Juist hiervoor eiste men van Don
Bosco dat hij vergiffenis zou vragen voor het tweede werkje en het zou
verloochenen. Indien hij pro bono pacis zich hiertoe liet brengen, dan
zou hij voor het ene boekje zijn schuld bekennen en zou er een aanwijzing
bestaan dat hij medeplichtig geweest was voor de andere boekjes. Later
gaf Colomiatti, die bij dit onderzoek optrad in hoedanigheid van rechter-
afgevaardigde voor het gerechtelijk vooronderzoek van het proces, te ken-
nen dat hij er zich mee vergenoegd zou hebben dat Don Bonetti liet uit-
schijnen dat hij vermoedens op iemand had; maar Don Rua, die optrad na-
mens Don Bosco en Don Bonetti, die beiden afwezig waren, wist hem van
deze vordering af te brengen.(2)
Reeds in zijn brief van 29 december 1880 (3) aan kardinaal Cate-
rini had Mgr. Gastaldi als zijn overtuiging uitgesproken dat Don Bonetti,
zoniet de auteur, dan toch medewerker geweest was aan de samenstelling
van dit tweede werkje. Hieruit leidde hij ook zijn schuld af voor de an-
1) Positio super rev. script., jaar 1906, blz. 17.
(2) Brief van Don Rua aan Don Bonetti, Turijn 8 april 1881.
(3) Zie hiervoor boekdeel XIV.

20 Pages 191-200

▲back to top


20.1 Page 191

▲back to top


- XV/187 -
dere werkjes waarvan de stijl, naar zijn mening, duidelijk naar een-
zelfde oorsprong verwees. Daarom verklaarde hij zonder de minste aarze-
ling: "Ik voel het als mijn plicht op te treden tegen Don Bonetti en
tegen Don Bosco, die als Algemeen Overste van de congregatie hierover
alles dient te weten, die dus dit grote schandaal had kunnen verhinderen,
de schuldige had kunnen straffen en mij in kennis stellen van de bestraf-
fing." Daarna legde hij er de verf wat dikker op en ging hij voort: "Emi-
nentie, het feit is zeer ernstig. Zorgt u er daarom voor dat het kwaad
tengevolge van het schimpschrift en waarin de salesianen betrokken zijn,
op de vereiste manier hersteld wordt. Ik vertrouw erop dat de heilige
congregatie mijn vraag zal aanvaarden, in het belang van de bisschoppe-
lijke waardigheid, die op laakbare wijze beklad werd zal optreden en een
beslissing zal nemen volgens de eisen van de rechtvaardigheid."
Om zich goed te vergewissen van de stap die hij ging zetten, liet
hij de fameuze schotschriften lezen door de procureur des Konings, advo-
caat Demissoglio, met verzoek ze te willen onderzoeken en te zien of er
termen aanwezig waren om een strafgeding in te spannen tegen Don Bosco of
tegen de schrijver ervan. Na ze onderzocht te hebben, zei de magistraat
hem: - "Zeker, men kan er de stof voor een proces in vinden, maar is er
dan niets waar in al deze aantijgingen?"
- "Natuurlijk", antwoordde monseigneur, "zouden bepaalde feiten
verschillend kunnen geïnterpreteerd worden... Er zijn dubbelzinnigheden
in... Zekere feiten zouden niet kunnen geloochend worden."
- "Laat het ons dan maar laten", antwoordde deze hem. "Laten wij
ons niet in een wespennest wagen, waaruit we ons niet met eer kunnen te-
rugtrekken."
Intussen ging het onderzoek verder. Op 11 en 13 juli 1881 werd
door de kanselier van de curie, kanunnik Chiuso en de advocaat-fiscaal
Colomiatti, Don Turchi ontboden, in die tijd directeur van het blinden-
instituut en oud-leerling van het Oratorio, om hem nauwkeurig uit te vra-
gen over de schuld van Don Bosco bij de publicatie van de schotschriften.
Met hetzelfde doel had men op 12 juli de gewezen Jezuïet, Pater Pellica-
ni, naar de curie uitgenodigd. Maar hier bevinden wij ons dan voor een
ietwat ingewikkelde episode met zwaarwichtige gevolgen.
In het jaar 1880 was pater Luigi Leoncini van de Vrome scholen
vanuit Savona naar Turijn gekomen om er een bezoek te brengen aan de
aartsbisschop. Hij zei hem dat hij op de hoogte was van een feit, dat
hij, naar zijn oordeel hem bekend moest maken. Een tijd geleden had hij
te Piacenza meer dan een onderhoud gehad met Pater Pellicani; deze had
hem als een niet te betwijfelen feit verteld dat hij door Don Bosco werd
aangezet te schrijven tegen Mgr. Gastaldi met de belofte hem daartoe het
materiaal te bezorgen. Pellicani beweerde dat hij niet had toegegeven aan
deze uitnodiging. Daarentegen had hij, Leoncini, die het Nieuwjaarsge-
schenk voor de clerus had vergeleken met een boek dat door Pellicani werd

20.2 Page 192

▲back to top


- XV/188 -
uitgegeven, er zijn hand in herkend, daarom meende hij het recht te heb-
ben daaruit te besluiten dat Pellicani gevolg gegeven had aan de aanspo-
ring en dat hij de auteur was die schuil ging onder de algemene naam van
De Kapelaan. Monseigneur vergat de waardevolle inlichting niet. Hij vroeg
op 6 juni 1881 per brief aan de pater van de vrome scholen of hij hem
wilde bevestigen wat hij toen gezegd had en gaf hem de verzekering dat
hij hem hierdoor een dienst zou bewijzen, waarvoor hij hem zeer dankbaar
zou zijn.(1)
Pater Leoncini antwoordde hem per omgaande en sprak nu niet meer
over één enkel boekje, maar over de naamloze boekjes tegen Mgr. Gastaldi
geschreven. Hij zei dat pater Pellicani hem eerst deze boekjes had laten
lezen en hem dan verteld had hoe Don Bosco een tijdje geleden hem had
aangespoord en verzocht dergelijke zaken tegen de aartsbisschop van Tu-
rijn te schrijven. Omdat een dergelijke opdracht hem gevaarlijk toescheen
en om er zich van af te maken zonder de opdrachtgever te krenken, had pa-
ter Pellicani geantwoord dat hij het nodige materiaal niet bezat om der-
gelijke geschriften op te stellen. Toen had Don Bosco verklaard dat hij
bereid was hem al het nodige materiaal te bezorgen. Een tijd later had
hij Don Bosco nogmaals ontmoet; deze had hem meegedeeld dat hij, na zijn
weigering iemand gevonden had die de opdracht aanvaard had en die er zich
mee gelast had de gewenste werkjes op te stellen. Pater Pellicani werd
onverwacht op de curie geroepen en bevestigde onder eed de echtheid van
zijn verklikking. Later werd de brief van de pater van de vrome scholen
en het getuigenis van de gewezen Jezuïet, maar niet de juiste tekst van
zijn onder eed afgelegde verklaring, naar Rome gestuurd, waar ze het
voornaamste wapen van de aanklacht zullen uitmaken.
Toen Don Bosco enkele maanden nadien de zaak vernam, liet hij Pel-
licani ontbieden, deed hem in geweten inzien dat hij aan een onrechtvaar-
digheid had meegewerkt en kon hem overtuigen deze onwaarheid te logen-
straffen. Hij wilde zich echter niet tevreden stellen met woorden die
maar vliegen en stuurde hem daarom een brief met de juiste toedracht van
de zaak.(2)
"
Zeereerwaarde Heer D. Pellicani,
"
"
Ik heb nagedacht over alles wat behandeld werd tijdens onze
" samenspraak; ik heb alles opnieuw in mijn geheugen opgeroepen en
" ik meen met historische zekerheid hierover het volgende te kunnen
" schrijven:
(1) Dit blijkt uit een niet ondertekende brief die echter van de hand van de aartsbis-
schop is en met een aantekening eveneens van zijn hand die zegt: Kopie van een
brief. Hij is in het bezit van theoloog Franchetti.
(2) Don Berto heeft een kopie ervan kunnen maken, die in ons archief ligt.

20.3 Page 193

▲back to top


- XV/189 -
"
U kwam naar het Oratorio in verband met uw gedrukte of nog
" in druk zijnde werken. Bij ons gesprek betreurden wij enkele za-
" ken die betrekking hadden op onze kerkelijke overste. U zei dat
" het zeer nuttig zou zijn ze ter kennis te brengen bij de Heilige
" Vader. Ik antwoordde: - "U zou dit kunnen doen, daar u er tijd
" en bekwaamheid voor hebt." - Dat is alles.
"
Het is mogelijk dat hierbij andere woorden werden gebruikt
" maar de zin is duidelijk. Ik meen dat deze rechtzetting opportuun
" is, want wegens de onderzoekingen die Mgr. de aartsbisschop laat
" doen, is het zeer waarschijnlijk dat ik genoodzaakt zal worden u
" uit te nodigen een nieuwe verklaring af te leggen. U zou kunnen
" zeggen dat u, na een aandachtiger beschouwing van het gesprek dat
" tussen ons heeft plaats gehad, thans de verplichting hebt uw ver-
" klaring in die zin te wijzigen.
"
Gelieve mijn gevoelens van achting te willen aanvaarden en
" geloof mij te zijn
"
uw nederige dienaar
" Turijn, 14 oktober 1881.
Priester Gio. Bosco.
Daags voor de datum van deze brief was de advocaat-fiscaal van de
curie naar Rome gereisd. Laat ons hem nu stap voor stap bij zijn bezoeken
aan kardinalen en prelaten en andere personaliteiten volgen aan de hand
van zijn correspondentie met monseigneur. Op 14 oktober schreef hij:"Deze
ochtend heb ik mij naar het Vaticaan begeven; er werd overeengekomen met
de secretaris van kardinaal Jacobini dat ik nog diezelfde avond zou ont-
vangen worden door Zijne Eminentie. Ik ging eveneens naar advocaat Achil-
le Carcani, die de documenten in deze zaak nasloeg, nl. de medeplichtig-
heid van Don Bosco betreffende de schotschriften, en die zeer verrast was
over de handelwijze van Don Bosco. Daar hij in deze zaak rechterverslag-
gever zal zijn, verzocht hij mij hem niet over zijn oordeel te ondervra-
gen. Hij stuurde mij trouwens bij een van zijn vrienden, een zeer geachte
advocaat in strafzaken, advocaat Sinistri, om van hem alle onderrichtin-
gen over de zaak te vernemen." Op 16 oktober: "Op vrijdag 14 oktober ben
ik ‘s avonds naar kardinaal Jacobini gegaan. Ik had hem nog maar pas uw
brief en het geld van Sint-Pieterspenning overhandigd of de paus liet hem
roepen. Zijn Eminentie verzocht mij vriendelijk 's anderendaags terug te
komen bij het vallen van de avond. Dan heb ik hem in het lang en het
breed heel het geval van Don Bonetti en Don Bosco uitgelegd. Bij het le-
zen van de brief van pater Leoncini zag Zijne Eminentie er heel de zwaar-
wichtigheid van in en vroeg mij of ik hierover al met kardinaal Ferrieri
gesproken had. Ik antwoordde dat ik hem hierover nog dezelfde ochtend ge-
sproken had en dat kardinaal Ferrieri mij gezegd had dat hij niet verwon-
derd was over het strafrechtelijke feit dat door pater Leoncini Don Bosco
ten laste werd gelegd; want in de verschillende zaken waarin over hem ge-
handeld was in de heilige congregatie van bisschoppen en regulieren had
hij hem leren kennen als een onhandelbaar mens en het was goed dat hier-
over in de curie een onderzoek werd ingesteld om hem te kunnen ontmaske-
ren. Hij was in gezelschap van kardinaal Agnozzi, secretaris van dezelfde
congregatie. Toen kardinaal Jacobini dit gehoord had, voegde hij eraan

20.4 Page 194

▲back to top


- XV/190 -
toe: - "Ik deel wel enigszins deze mening ook met het doel de nodige do-
cumenten te verzamelen en ze te laten vaststellen in aanwezigheid van Don
Bosco, met de hoop dat hij zal willen toegeven en het gezag ervan erken-
nen." Op 17 oktober: "Deze morgen had ik de zoete troost neer te knielen
aan de voeten van de Heilige Vader en ze te kussen (...). Eerst was ik
naar kardinaal Nina gegaan. Toen hij de brief van pater Leoncini las,
herhaalde hij: - "Is het mogelijk? Is het mogelijk?" Daarna zei hij ...
"Het zal wel zijn...; want hier zie ik de originele brief." - Ik merkte
op dat de documenten, die de medeplichtigheid van Don Bosco bewijzen,
niet aan het licht gekomen waren, indien Don Bosco niet gehandeld had zo-
als hij gehandeld heeft in de onderhandelingen over een vergelijk.- (ik
ging dan verder) Don Bosco weet dat deze documenten bestaan; maar in
plaats van alles over te laten aan Mgr. de aartsbisschop, zegt hij dat
men hem gelasterd heeft. Nu is Mgr. de aartsbisschop genoodzaakt zich te
verdedigen door het voorleggen van de nodige documenten. Daarom hebben
kardinaal Ferrieri en kardinaal Jacobini, die over de zaak ingelicht zijn
mij gezegd dat het onderzoekingsproces moet worden voortgezet. - Toen
kardinaal Nina alles gehoord had, voegde hij eraan toe: - "Ik kan er mij
niet tegen verzetten, het is juist dat het aldus gebeurt. Maar schrijf me
dan over alles wat tijdens dit proces zal plaatshebben."- "Zoals u ziet,
Excellentie, is het goed dat de zaak op weg is naar de zegepraal van de
waarheid en van de rechtvaardigheid en ook om voor eens en voor altijd te
verkrijgen dat de salesianen zich onderwerpen zoals ze dat behoren te
doen." 19 oktober: "Ik ben zo pas bij advocaat Giovanni Sinistri geweest,
een advocaat die tot het pauselijk tribunaal voor leken te Rome heeft be-
hoord, afdeling strafzaken, en die van de huidige regering geen enkel
ambt wil aanvaarden. Ik toonde hem de akten die tot heden toe al in de
curie opgesteld werden over de zaak Don Bosco en de salesianen. Hij be-
vond dat ze in orde waren en antwoordde bevredigend op de twijfels die ik
opperde en de vragen die ik stelde over wat er in een dergelijk proces
nog dient gedaan te worden. Ik was tevreden over hem; hij zei mij hem te
schrijven, wanneer ik in de loop van het geding een suggestie nodig had
en voor het vonnis een onbetwistbaar woord. Hij zelf zou dan, als Don
Bosco in hoger beroep zou gaan tegen het vonnis, onze verdediging op zich
nemen. Zijn naam wordt geëerd en heeft gezag bij de heilige congregatie
van de bisschoppen en regulieren, waar advocaat Carcani, door wie hij mij
voorgesteld werd, rechter-verslaggever in strafzaken is. Aldus heb ik mij
in ieder opzicht voorzien, ook omdat de salesianen hier de stelling van
de zaak (1) al aan het drukken zijn. Ze willen dus van geen enkele schik-
king weten. Fiat aldus. Het is beter zo! (...). Het feit dat ik gesproken
heb met de personaliteiten waarover ik u in deze en in de vorige brief
geschreven heb en dat ik hun mening gehoord heb, het feit dat ik de zaak
in drie onderdelen verdeeld heb (dus, de zaak Bonetti bij de heilige con-
gregatie van het concilie, de zaak van de beginselkwesties bij de heilige
(1) De zaak over de schorsing van Don Bonetti (cfr. vorig hoofdstuk).

20.5 Page 195

▲back to top


- XV/191 -
congregatie van bisschoppen pen en regulieren en de zaak van het strafge-
ding) deed advocaat Menghini zeggen dat het zo goed ging, dat alles vei-
lig was: divide et impera."
De grootste bezorgdheid van Colomiatti na zijn terugkeer te Turijn
bestond erin bewijzen van de schuld van Don Bosco op te sporen. Verschei-
dene priesters, onder wie Don Vincenzo Minella en kanunnik Matteo Sona
werden onderworpen aan morele folteringen om tegen de salesianen een ver-
klaring af te leggen. Toen deze vergeefs gebleken waren, kocht de curie
een inspecteur (1) van de politie van Turijn om, die op eigen hand en
buiten weten van de politiecommissaris, met veel ijver onderzoeken ging
instellen. Er werden geen politiemaatregelen gespaard tot de vermoedens
vielen op een arbeider van een drukkerij, een oud-leerling van het Orato-
rio. Onbekende trawanten vielen tijdens zijn afwezigheid onverhoeds zijn
huis binnen en vielen zijn echtgenote lastig met suggestieve vragen: wie
kwam er in haar gezin, met wie ging haar man om, had hij contacten met
priesters en met welke priesters? Ze probeerden haar ook schrik aan te
jagen onder de bedreiging haar man aan te houden, als hij niet alles wat
hij wist, onthulde.
Daar ze er echter niet in slaagden de spin uit haar schuilplaats
te lokken, liet op 23 oktober de inspecteur van de openbare veiligheid de
arme man naar zijn kantoor roepen om hem aan een langdurig verhoor te on-
derwerpen. Grove woorden, bedreigingen met rechtsvervolging en gevange-
nis, beloften van een beloning, alles werd aangewend alsof het ging over
een vulgaire misdadiger, die in de handen van de politie was terechtge-
komen om hem uit de mond te wringen wat de andere wou dat hij zeggen zou.
Don Bosco liet zijn oud-leerling, die op hem beroep gedaan had, niet in
de steek. Hij schreef, inderdaad, aan de inspecteur.
"
Aan de achtbare Heer inspecteur van de openbare veiligheid
"
van Borgo Dora,
"
"
Op dit ogenblik komt hier de heer Fernando Brunetti toe,
" bleek en bevend ten gevolge van herhaalde bezoeken die bij hem
" aan huis op bedreigende toon afgelegd werden en waardoor zijn
" vrouw veel geleden heeft. Ik meen het opportuun u te laten we-
" ten te uwer inlichting dat voornoemde Brunetti gedurende vijf
" jaar leerling van dit huis geweest is; dat zijn gedrag onberis-
" pelijk was en dat hij gedurende de 22 jaar dat hij buiten dit
" instituut woont, steeds bekend stond als een eerbaar en werk-
" zaam arbeider, die zijn brood in het zweet van zijn aanschijn
" verdiend heeft. Daarom beveel ik u eerbiedig maar dringend aan
" dat de vrijheid van domicilie, die door de van kracht zijnde
(1) Inspecteurs van de openbare veiligheid noemde men toen de personen die men thans
afgevaardigden noemt.

20.6 Page 196

▲back to top


- XV/192 -
" wetten gewaarborgd wordt, geëerbiedigd wordt en dat het gedaan
" moet zijn met de voortdurende plagerijen van onbekende mensen,
" die zijn huis binnendringen.
"
" Turijn, 24 oktober 1881.
Priester Gio. Bosco.
Don Bosco vroeg ook om uitleg bij de politie, maar de politiecom-
missaris wist van niets. Het is zeer waarschijnlijk dat hij aan zijn on-
derhorigen niet zou toegelaten hebben zich in zaken te mengen die niet in
hun bevoegdheid vielen. De arbeider die er zich best bewust van was dat
hij met de politie geen uitstaans had, schreef begin november aan de mi-
nister van justitie om van deze plagerijen verlost te zijn. Toen dan een
politieagent bij hem aan huis kwam, verkleed als priester, die zich voor
een salesiaan uitgaf, kon hij er niet meer aan twijfelen dat deze het
priestergewaad had aangetrokken, nadat hij hiervoor op onwettige wijze de
toelating van de kerkelijke overheden ontvangen had. Vol verbittering
schreef hij toen naar de paus.
Maar in heel deze slechte aangelegenheid had pater Pellicani meer
dan iemand anders de plicht uitleg te verschaffen. Welnu, op 23 november
meldde hij zich aan bij Colomiatti om opheldering te geven over zijn
vroegere verklaring. Hij liet hem zelfs de brief van Don Bosco. Hierover
schreef de advocaat-fiscaal in volgende bewoordingen aan de aartsbisschop
die te Rome verbleef: "Gisteren kwam pater Pellicani bij ons op kantoor.
Hij bevestigde nogmaals de verklaring al tevoren al afgelegd. Bovendien
verklaarde hij dat Don Bosco trachtte, zowel mondeling als schriftelijk,
hem zijn verklaring te doen wijzigen. Pater Pellicani heeft mij een brief
in die zin ter hand gesteld. Oh! tempora, oh! mores. De huidige verkla-
ring van pater Pellicani zou niet fataler tegen Don Bosco kunnen zijn.
Voornoemde pater Pellicani zei zelfs dat ook pater Franco Secondo door
Don Bosco werd aangezet om tegen Uwe Excellentie pamfletten te schrijven.
Hij echter, evenals pater Pellicani, weigerde op zijn voorstel in te
gaan. Daarom heb ik pater Franco voor maandag eerstkomende ontboden."
Dat is wel zeer eigenaardig. Deze verklaring van Pellicani was wel
het meest doorslaande bewijs om op Don Bosco de vlek van medeplichtigheid
in de zaak van de schotschriften te werpen en toch heeft men er nooit de
juiste inhoud van gekend. Tot zelfs in het proces van de zaligverklaring
vergenoegde Colomiatti er zich mee te verklaren dat ze "ongunstig was
voor Don Bosco" maar haalde er niet eens de substantie van aan en deelde
de tekst niet mee. En wie heeft nog ooit in heel de loop van het geschil
over pater Franco horen gewagen? Dit getuigenis van die man zou voor al-
tijd de voorgewende opdrachtgever verpletterd hebben. Maar, in de veron-
derstelling dat hij ondervraagd werd, moet pater Franco, als superieur
mens zoals hij bij allen bekend stond, zijn ondervrager op dergelijke
manier beschaamd hebben, dat noch toen, noch gedurende het proces van de
zaligverklaring over hem niet meer gesproken werd. In de veronderstelling

20.7 Page 197

▲back to top


- XV/193 -
dat hij niet ondervraagd werd en Colomiatti eraan verzaakt heeft hem te
ontbieden, dan betekent dit dat hij wel wist waarom hij dit deed. Trou-
wens, dat een Don Bosco aan een pater Franco een dergelijk voorstel zou
gedaan hebben en dat deze in de ergste veronderstelling dit bericht open-
baar zou gemaakt hebben en erover met zijn gewezen medebroeder zou ge-
sproken hebben, zijn zaken die onwaarschijnlijk klinken en zouden op zijn
minst een aanwijzing zijn voor een zwakzinnige geest. De meest aanvaard-
bare uitleg van wat de advocaat-fiscaal aan Monseigneur schreef is dat
Pellicani in een bepaalde zin gesproken heeft en dat Colomiattï dat alles
in een andere zin die hem gunstig was, heeft willen verstaan. En hiervan
zullen we weldra een duidelijke bevestiging krijgen.
In de aangehaalde brief ging Colomiatti verder: "Uwe Excellentie
ziet trouwens wel in dat op dit ogenblik aan niemand een woord mag gezegd
worden over de vermelde verklaring van pater Pellicani; want, als deze
sub secreto blijft, zal Don Bosco niet proberen er zich tegen te verwe-
ren. Wanneer integendeel deze verklaring aan iemand bekend gemaakt wordt,
dan zal ze vlug Don Bosco ter ore komen; en deze zal dan geen middelen
onverlet laten om zich te verdedigen. Daarom zal Uwe Excellentie mij toe-
laten u te verzoeken er niets over te zeggen noch aan een kardinaal noch
aan iemand anders te Rome." Angstvallige voorzorgsmaatregelen die inge-
geven werden door de vrees eens genoodzaakt te zijn de kaarten op tafel
te leggen en geschandvlekt te blijven.
Toch kwam er enig gerucht van dit bekokstoven Don Bosco ter ore.
Daarom schreef hij in de loop van de maand november of in het begin van
de maand december (de kopie van de brief heeft geen datum) aan de Hei-
lige Vader.
"
Heilige Vader,
"
"
Terwijl ik bezig ben met de voorbereidselen voor een nieu-
" we expeditie van salesiaanse missionarissen naar Amerika en vooral
" naar Patagonië (1) ben ik iets te weten gekomen aangaande een be-
" paalde aantijging bij de Heilige Stoel tegen mij en tegen onze
" arme congregatie door Hoogeerwaarde monseigneur Lorenzo Gastaldi,
" aartsbisschop van Turijn, in verband met enige werkjes gepubli-
" ceerd door naamloze auteurs.
"
Mgr. de aartsbisschop zou mij en de salesianen beschuldi-
" gen de auteur te zijn van deze publicaties en er wordt mij gezegd
" dat het vonnis over enkele dagen dient uitgesproken te worden. Daar
" ik geen juiste kennis van de beschuldigingen kan hebben en ik de
" zekerheid heb dat alles berust op sommige gissingen en opmerkingen,
" zo kan ik de vereiste ophelderingen niet geven en ben ik dus in de
" onmogelijkheid mij noch mijn congregatie volgens mijn gewetens-
(1) De plechtigheid van het vertrek had plaats op 10 december.

20.8 Page 198

▲back to top


- XV/194 -
" plicht te verdedigen. Daarom smeek ik u dat op de vergadering van
" 17 december er enkel vonnis zou geveld worden over het geschil
" met Don Bonetti betreffende zijn schorsing en dat ik vooraf zou
" gehoord worden, alvorens tot een definitief vonnis te komen over
" de aantijgingen, werkelijk zonder enige gegrondheid, van mede-
" plichtigheid in de publicatie van voormelde werkjes.
"
Intussen begin ik met de verklaring af te leggen dat ik
" geen enkel aandeel gehad heb, noch rechtstreeks noch onrecht-
" streeks, in de publicatie van deze werkjes, die ik niet eens ge-
" lezen heb. Ik weet enkel twee zaken hierover, namelijk dat ze
" betrekking hebben op sommige leerstelsels van Mgr. de aartsbis-
" schop over Rosmini en dat Monseigneur zelf een tijdje geleden ver-
" langde dat ik een verklaring van afkeuring, zelfs van veroorde-
" ling van deze werkjes zou afleggen. Maar daar ik wist uit versla-
" gen, die ik hierover ontvangen had, dat de zaken die erin ston-
" den, niet afkeurenswaardig waren, maar lofwaardig als overeen-
" stemmende met de katholieke leer en met meningen die terecht de
" gunst van Uwe Heiligheid genieten, heb ik geweigerd mijn handte-
" kening te plaatsen onder iedere verklaring die het tegendeel be-
" weren en heb ik niet toegelaten dat een van de mijnen er zijn
" handtekening zou onder plaatsen, uit vrees iets af te keuren dat
" misschien diende goedgekeurd te worden. Daarom denk ik dat wegens
" mijn weigering Mgr. de aartsbisschop het vermoeden opgevat heeft
" dat deze werkjes van mij of van de salesianen komen.
"
Heilige Vader, ik ben bereid te veroordelen en af te keu-
" ren alles wat in die boeken staat en naar het oordeel van de Hei-
" lige Stoel moet veroordeeld of afgekeurd worden. Daar deze boeken
" gelezen werden of nog gelezen worden door talrijke personen en
" twijfels hebben doen ontstaan aangaande sommige belangrijke pun-
" ten die de leer aangaan, smeek ik nederig maar dringend Uwe Hei-
" ligheid ze te laten onderzoeken en een oordeel te vellen als on-
" derrichting voor hen die ze gelezen hebben of ze nog zouden te
" lezen krijgen.
"
Met vertrouwen dat Uwe Heiligheid met uw gebruikelijke
" goedheid en christelijke liefde de bede, die ik nederig doe, zal
" verhoren, kniel ik met alle salesiaanse kloosterlingen voor u neer
" en vraag de heilige apostolische zegen van Uwe Heiligheid, van wie
" ik mij steeds zal beroemen te zijn
"
de zeer nederige en zeer verplichte zoon
"
Priester Gio. Bosco.
Wanneer er zich enige gelegenheid daartoe aanbood, liet Leo XIII
privé onverbloemd zijn gedachte kennen. Zo deed hij tegenover baron Hé-
raud, de grote salesiaanse medewerker van Nice. Toen deze zich naar Rome
begeven had, om er zijn twee weken dienst te doen als kamerheer met de-
gen en mantel, werd hij op 30 november tot een privé-audiëntie toegela-
ten en bood aan de Heilige Vader de huldeblijken van Don Bosco aan. De
paus glimlachte toen hij zijn naam hoorde en zei: - "Ah, Don Bosco, wat
doet hij... en hoe maakt hij het..."?

20.9 Page 199

▲back to top


- XV/195 -
"De Voorzienigheid is met hem, Heilige Vader" - antwoordde de
baron.
"Zou u mij kunnen zeggen", ging de paus verder, "waarom hij te
Turijn narigheden heeft?"
"Wel, Heilige Vader, zijn voorrechten worden hem door zijn
naaste kwalijk genomen."
"Alle bisschoppen", noteerde Zijne Heiligheid, "en de clerus
voor wie hij leden opleidt, staan aan zijn zijde, met uitzondering van
een enkele... Maar waarom deze?... Ja, ik zie het wel, er is wat afgunst
bij "tekstueel het woord door de Heilige Vader gebruikt" geeft de baron
tussen als zijn commentaar)... Ja, ja, zeker ik zegen hem, zoals ik al
zijn werken en vooral het werk dat hij te Rome ondernomen heeft, op spe-
ciale wijze zegen."(1)
Zoals we al gezegd hebben was Mgr. Gastaldi naar Rome gegaan voor
de heiligverklaringen van 8 december; maar dat was niet het enige doel
van zijn reis. Inderdaad, toen hij daar Mgr. Ronco, de nieuwe bisschop
van Asti ontmoette, zei hij hem: - "Ik ben enkele dagen vroeger naar Rome
gekomen, omdat ik hier een zaak te verdedigen heb in de congregaties.
Monseigneur zal wel iets weten over die werkjes die te Turijn gedrukt
werden. Welnu, er zal duidelijk en zonder enige twijfel bewezen worden
dat hun auteur Don Bosco is." - Zijn suffragaan die Don Bosco goed kende,
voelde zich geërgerd toen hij deze woorden hoorde.(2)
Het was dringend noodzakelijk het terrein vrij te maken van die
kwestie van de werkjes, om de zaak van de schorsing, die weldra moest
behandeld worden zonder enige hindernis aan te vatten. Toen Don Bosco
dan van advocaat Leonori een kopie ontvangen en gelezen had van de ver-
dediging door advocaat Menghini en gemerkt had dat men er de schot-
schriften bij te pas wou brengen, stuurde hij een volledige uiteenzet-
ting van zijn zienswijze aan kardinaal Nina.
"
Eminentie en Prins,
"
"
Terwijl ik mij bezig houd met de voorbereiding van een
" nieuwe expeditie van missionarissen voor Zuid-Amerika en voor
" Patagonië, die op vandaag uit Turijn vertrekken, wordt mij een
" geschrift meegedeeld van de aartsbisschop van Turijn betreffende
" het geschil tussen hem en priester Giovanni Bonetti, lid van de
" salesiaanse congregatie. In dit geschrift bemerk ik tot mijn
" verrassing dat de aartsbisschop zich niet beperkt tot het aan-
__________________________
(1) Toen baron Héraud teruggekeerd was naar zijn vaderland, schreef hij deze korte
dialoog aan Don Bosco op 23 december daaropvolgend.
(2) Brief van Don Anfossi aan Don Bonetti, Turijn 5 december 1881.

20.10 Page 200

▲back to top


- XV/196 -
" voeren van argumenten als bewijs van de geoorloofdheid van de
" schorsing die opgelegd werd aan voornoemde salesiaanse priester,
" maar dat hij in deze zaak mij zelf en de nederige salesiaanse
" congregatie betrekt en ons beschuldigt van publicatie van enige
" werkjes die hier niets mee te maken hebben en waarbij hij enkel
" op gissingen en beweringen zonder grondslag steunt.
"
Daar de zaak dient behandeld te worden in de voltallige
" zitting van Hunne Eminenties op 17 dezer en het mij in deze tijd-
" spanne en te midden van de ernstige zorgen dezer dagen veroor-
" zaakt door het voornoemde vertrek van de missionarissen on-
" mogelijk is alle vereiste ophelderingen te geven, noch mij en
" mijn onderhorigen te verdedigen zoals ik in geweten ertoe ver-
" plicht ben, verzoek ik nederig dat de heilige congregatie bij
" haar aanstaande bijeenkomst haar verheven oordeel enkel zou wil-
" len vellen over de kwestie van de schorsing sinds ongeveer 3
" jaar aan priester Bonetti opgelegd en niet over de aantijgingen,
" die hiermee niets te maken hebben.
"
Mijn vraag schijnt mij om de hiernavolgende redenen rede-
" lijk toe: 1° Omdat deze werkjes niet de oorzaak waren van de
" schorsing die aanleiding gaf tot dit geschil, daar ze op dat
" ogenblik nog niet bestonden. 2° Omdat ze, volgens de mening van
" hen die ze gelezen hebben, niets bevatten tegen het geloof, noch
" noch tegen de goede zeden, noch tegen de kerkelijke tucht. Men
" zegt zelfs dat ze orthodox zijn en enkele bepaalde leerstelsels
" en daden bestrijden die helemaal niet in overeenstemming zijn
" met de wijze inzichten van de Heilige Stoel. 3° Om juist te kun-
" nen oordelen over de schuld van hen die deelgenomen hebben aan
" de redactie en aan de publicatie van die werkjes, is het noodza-
" kelijk vooraf te weten of de werkjes goed of slecht zijn. Een
" tijd geleden wou Mgr. de aartsbisschop dat ik een verklaring zou
" afleggen om ze af te keuren en ze zelfs te veroordelen; maar
" juist uit vrees iets af te keuren wat kan goedgekeurd worden,
" heb ik geweigerd mijn handtekening te plaatsen of een verkla-
" ring ertegen af te leggen en heb ik niet toegelaten dat een van
" mijn onderhorigen dit zou doen; hierover was de aartsbisschop
" zeer mistevreden.
"
Daar deze werkjes gelezen werden en nog worden gelezen
" door talrijke personen en ze gewetenstwijfels doen ontstaan,
" heb ik het inzicht hierover te schrijven aan Zijne Heiligheid
" om hem nederig te vragen ze te laten onderzoeken en er zijn oor-
" deel over te geven, als leidraad voor hen die ze gelezen hebben
" of zullen lezen.
"
Intussen verklaar ik dat ik geen enkel aandeel heb gehad
" bij hun opstel en bij hun publicatie en dat ik hiervoor geen en-
" kele opdracht gegeven heb. Daarom teken ik protest aan tegen het
" verhaal dat men leest op bladzijde 47 van het voornoemde geschrift
" van mijn zeereerwaarde opponent. Dit verhaal werd wezenlijk verte-
" kend. Ziehier integendeel, hoe de zaken dan echt liggen.
"
Een tijd geleden kwam pater Antonio Pellicani, een gewezen
" jezuïet, naar onze drukkerij van Turijn om er een van zijn werk-
" jes te laten drukken en kwam naar mijn kamer. In de loop van ons

21 Pages 201-210

▲back to top


21.1 Page 201

▲back to top


- XV/197 -
" onderhoud viel het gesprek op sommige bekende feiten in het
" aartsbisdom, waarover in ongunstige zin gesproken werd en die
" niet bleken te strekken tot Gods meerdere glorie en tot welzijn
" van de zielen. Pater Pellicani zei: - "Het zou goed zijn deze
" feiten te verzamelen en erover te schrijven aan de Heilige Vader,
" om hem volledig in te lichten over de gang van zaken, zodat hij
" dit kan verhelpen." - Ik zei hem: - "Pater, u hebt er de tijd
" voor, schrijft u zelf hierover aan Zijne Heiligheid." - Dit is
" alles. Ik heb hem gezegd te schrijven, dat is juist, maar aan de
" Heilige Vader. Daarom is het niet waar dat ik Pellicani zou aan-
" gespoord en verzocht hebben schotschriften te schrijven en te
" publiceren. Het is niet waar dat ik na de publicatie van de werk-
" jes, aan de pater, die ik toevallig ontmoette, zou gezegd hebben
" dat ik na zijn weigering iemand gevonden had die de taak en de
" opdracht op zich genomen had de gewenste werkjes op te stellen.
" Een ogenblik gezond verstand is voldoende om er dadelijk van over-
" tuigd te zijn; gesteld dat het feit zoals het wordt aangehaald
" juist zou zijn, dan zou ik niet zo naïef geweest zijn op die ma-
" nier erover te spreken met de gewezen jezuïet of met om het even
" wie.
"
Hoe dient men dus te oordelen over de brief van Pater Leon-
" cini van de Vrome Scholen? Een van beide: ofwel heeft hij het ver-
" haal van Pellicani vertekend of verkeerd begrepen, ofwel heeft de-
" ze laatste, toen hij vernam dat sommigen hem aanzagen als de
" auteur van deze boeken en toen hij daarom zelfs naar de curie van
" Turijn geroepen werd, het verhaal op dergelijke wijze verteld
" dat hij de storm van zijn eigen hoofd kon afwenden om hem te
" laten neerkomen op de rug van de arme Don Bosco. God die alles
" ziet en weet, ziet en weet dat ik niet lieg en dat is voor mij
" voldoende.(1)
"
In zijn brief die men leest op bladzijde 22 spreekt Mon-
" seigneur eveneens over een schrijven van priester Vincenzo Mi-
" nello te mijnen laste. Daar ik dit niet zie bij de documenten
" kan ik niet weten wat er in gezegd wordt en weet ik niet wat ik
" dien te antwoorden. Ik merk nog op dat de aartsbisschoppelijke
" curie van Turijn in dit geschil blijk gegeven heeft van een te-
" kort aan teergevoeligheid en aan behoorlijkheid. Ze liet ver-
" scheidene priesters roepen van het diocees, die als jongens mijn
" leerlingen geweest zijn; ze onderwierp ze aan hatelijke onder-
" vragingen en ook aan bedreigingen, om zaken tegen mij te doen
" verklaren die niet bestonden en dit ten voordele van de aarts-
" bisschop, die belanghebbende partij is. Het schijnt me toe dat
" deze niet mocht optreden als rechter en partij, zoals hij gedaan
" heeft. Er zijn er zelfs die beweren dat sommige ernstige moeilijk-
" heden, huiszoekingen, bedreigingen die door de politie van Turijn
" gedaan werden
(1) In de akten van het kleine proces wordt door Mgr. Mariani, promotor van het ge-
loof, van Pellicani gezegd dat hij inconstans is en van Leonincini dat hij nimis
simplex is.

21.2 Page 202

▲back to top


- XV/198 -
" tegenover personen die ons huis welwillend gezind zijn, door de
" aartsbisschop veroorzaakt werden.
"
Ik maak eveneens de bedenking dat het verhaal van de ad-
" vocaat-fiscaal over de poging tot een vreedzame schikking, op
" meerdere plaatsen onjuist is en wel in erge mate. Het weze vol-
" doende de vraag te stellen: Indien het waar is dat ik met de
" heer advocaat overeengekomen ben dat Don Bonetti niet meer naar
" Chieri zou gaan, zoals beweerd wordt, waarom zouden we dan
" tot een vreedzame schikking komen? Indien dit de zaken zou
" laten in de toestand waarin ze vroeger waren, dan waren zo-
" veel woorden en het schrijven van zoveel brieven toch nutte-
" loos geweest.
"
Nog meer. In het voormelde verslag op bladzijde 42 haalt
" de heer advocaat-fiscaal enkele woorden aan uit mijn brief
" van 2 juni en uit de brief van priester Bonetti aan de zeereer-
" waarde secretaris van de heilige congregatie; hierin werd ge-
" vraagd geen documenten te overhandigen, maar de zaak levendig
" te houden. Maar hij schrapt de voornaamste woorden, waarin ik
" aantoonde dat de verklaring, die ik hem liet, vertrouwelijk was
" en enkel moest dienen als norm om de akte van de aartsbisschop
" op te stellen in overeenstemming met onze mondelinge beslissing
" in gemeenschappelijk overleg, en helemaal niet om ze naar Rome te
" sturen want in dat geval zou ik het niet op een eenvoudig blad
" papier hebben geschreven, maar op een blad papier zoals dat door
" de verschuldigde eerbied vereist wordt. Deze woorden worden door
" de advocaat niet vermeld. Zijn verhaal is dus niet helemaal op-
" recht en op verschillende plaatsen niet getrouw.
"
Wat het secundum documentum waarover men leest op bladzij-
" de 44 betreft, vraag ik u: Wat heeft dit met de zaak te maken?
" Dienen wij misschien te veronderstellen dat de aartsbisschop dit
" aangehaald heeft met het inzicht onze congregatie te bekladden?
" En indien dit zijn inzicht niet geweest is, waarom heeft hij er
" dan ook niet het triomfantelijke antwoord bijgevoegd op deze
" brief door de bisschop van Casale in zijn naam en in de mijne?
" Deze wijze van aanhalen van documenten schijnt me niet loyaal
" te zijn.(1)
"
In plaats van documenten aan te halen die vreemd zijn aan
" de zaak, zou het goed zijn, zelfs noodzakelijk, de documenten
" voor te leggen waarop gezinspeeld wordt in het geschrift zelf
" en waarop Mgr. zich tegen ons beroept. Onder meer had hij moeten
" voorleggen de fameuze verklaring van priester Don Michele Sora-
" sio, de secretaris van zijn curie, een verklaring, die, zoals
" Monseigneur schrijft, Don Bonetti niet weinig in het gedrang
" brengt. Waarom heeft hij dan deze in opspraak brengende verkla-
" ring niet voorgelegd? De tegenpartij heeft het recht haar te
" kennen om te
(1) Het feit klom op tot het jaar 1869 (cfr. Lemoyne M.B., boekdeel IX, blz. 749 en
volgende).

21.3 Page 203

▲back to top


- XV/199 -
" zien welke kracht ze heeft, om te onderzoeken of ze niet ver-
" valst werd, nu ze door belanghebbende handen gegaan is.
"
Hier dien ik aan toe te voegen dat op 26 mei van het jaar
" 1879de aartsbisschop mij liet roepen en dat wij in gemeenschappe-
" lijk akkoord de zaak tot wederzijdse voldoening bijlegden; maar
" dat hij mij 's ochtends heel vroeg een brief stuurde waarin hij
" alles, wat 's avonds tevoren overeengekomen was, terugtrok. Ik
" zou er nog dienen bij te voegen dat hij, vanaf december van het
" jaar 1877, met schrijf- en drukwerk onze arme congregatie be-
" smeurd heeft en mij met schorsing ipso facto incurrenda bedreigde
" indien ik ooit zelf iets schreef of door anderen liet schrijven
" dat voor hem nadelig zou zijn, zelfs voor mijn wettige verdedi-
" ging of voor de verdediging van de mijnen.
"
Nu ik de gelegenheid heb u te schrijven, smeek ik u nede-
" rig de goedheid te willen hebben deze bedreiging van schorsing,
" die sinds 4 jaar over mijn hoofd hangt, als een zwaard van Damo-
" cles, te doen intrekken.
"
Eminentie, ik zou u nog op vele andere zaken attent moeten
" maken; maar de zaak is dringend en de tijd, wegens de aangevoerde
" reden, ontbreekt mij in deze dagen.
"
Wanneer ik u nederig om verontschuldiging vraag voor al
" deze nieuwe moeilijkheden, verzoek ik u en door u al hun Eminen-
" ties, de rechters, hun verlichte aandacht te schenken aan de voor-
" naamste zaak, namelijk de schorsing van Don Bonetti en de be-
" twisting over de werkjes opzij te laten om ze op een meer op-
" portune tijd op te lossen.
"
Met vertrouwen dat Uwe Eminentie mij welwillend zal veront-
" schuldigen en tegenover mij gebruik zal maken van zijn grote
" goedheid zoals u tot heden toe gedaan hebt tegenover de ontlui-
" kende salesiaanse congregatie, die aan zovele pijnlijke beproe-
" vingen blootgesteld is, bid ik Uwe Eminentie mij al uw gunst te
" willen verlenen en verblijf ik met hoge achting en diepe verering
"
"
uw gehoorzame en nederige zoon
" Turijn, 10 december 1881.
Priester Gio. Bosco.
De gebeurtenissen namen een snelle loop. Op 17 december besloot
de heilige congregatie van het concilie het vonnis over de grond van de
zaak in het geval van Don Bonetti te schorsen en werden de partijen uit-
genodigd een schikking te treffen. Dit was voor Don Bonetti al een halve
overwinning; en daarom moest de tegenpartij met spoed het ongunstig uit-
werksel, dat het nieuws ongetwijfeld te Turijn zou hebben, ongedaan ma-
ken. Wat werd er uitgekiend? Eer de officiële mededeling zou toekomen,
zou men Don Bonetti in een strafgeding verstrikken. De officiële brieven
waren eerst op 22 december gereed; op 20 december werd Don Bonetti gedag-
vaard om te verschijnen voor de kerkelijke rechtbank; hij moest zich ver-
antwoorden over de misdaad van eerroof via de pers tengevolge van het
schotschrift De Aartsbisschop_van Turijn, Don Bosco en Don Oddenino. De

21.4 Page 204

▲back to top


- XV/200 -
aanklacht kwam van theoloog Sorasio, fiscaal promotor van de aartsbis-
schoppelijke curie met als afgevaardigde rechter kanunnik Colomiatti. Er
werd gezegd dat deze rechtbank samengesteld was sinds 22 juni. De be-
schuldigde kreeg dertig dagen tijd om zich aan te melden. Indien hij zich
zonder gerechtvaardige reden binnen deze termijn niet zou aanmelden dan
zou hij bij verstek gevonnist worden. Don Bosco stelde de kardinaal-be-
schermheer op de hoogte en stuurde hem een kopie van de uiteenzetting.
"
Eminentie,
"
"
Ik verstout mij aan Uwe Eminentie een uiteenzetting te
" sturen van enkele van de plagerijen die de aartsbisschop ons
" aangedaan heeft; dit zal ook dienen als antwoord op de heftige
" bezwaren zonder enige grond, die hij ingediend heeft tegen Don
" Bosco en onze congregatie. Ik heb echter verzwegen wat hij te-
" gen mij persoonlijk gedaan heeft om mijn eer te bekladden.
"
Maar wie zou het kunnen geloven? Terwijl de zaak nog sub
" judice is voor een hogere rechtbank, stuurde hij gisteren aan
" Don Bonetti een aanmaning, waarin hij hem bedreigt met een pro-
" ces, en hem dagvaardt om voor de curie te verschijnen en zich
" te verantwoorden betreffende de betichting over de fameuze schot-
" schriften, waarmee Don Bonetti volstrekt niets te maken heeft.
"
Intussen worden de uren die men zou willen besteden aan
" het welzijn van de zielen en van de godsdienst besteed aan ge-
" schriften, tijdverlies en ontmoedigingen. Ik heb nooit wat an-
" ders gevraagd en ik vraag nog niets anders dan dat men mij in
" deze tijd van grote nood zou laten werken.
"
Alle salesianen smeken de hemel dat God u in goede gezond-
" heid zou bewaren voor het welzijn van de Heilige Kerk en in het
" voordeel van onze congregatie die aldus op de korrel wordt geno-
" men.
"
In de nacht van Kerstmis zullen onze jongens de heilige
" communie opdragen volgens uw vrome intentie.
"
Allen bevelen zich aan de christelijke liefde van uw hei-
" lige gebeden aan, terwijl ik de hoge eer heb te zijn,
"
"
uw zeer verplichte dienaar,
" Turijn, 22 december 1881.
Priester Gio. Bosco.
Een kopie van de uiteenzetting bood Don Bosco eveneens aan de Hei-
lige Vader aan.(1)
Hij liet hem daarin weten wat er voorgevallen was.
(1) Deze brief werd in minuut opgesteld door Don Bonetti en nagezien door Don Bosco,
die er wat aan toevoegde.

21.5 Page 205

▲back to top


- XV/201 -
"
Heilige Vader,
"
"
Als huldeblijk aan hunne Eminenties de heren kardinalen van
" de heilige congregatie van het concilie, om ophelderingen te ge-
" ven en een antwoord op de klachten, die Mgr. Lorenzo Gastaldi,
" aartsbisschop van Turijn, liet toekomen aan voornoemde gezagvolle
" congregatie, ten laste van ondergetekende en van de vrome socië-
" teit van de H. Franciscus van Sales, heb ik gemeend dat het mijn
" plicht was een korte uiteenzetting te geven van de zware moeilijk
" heden, die een ernstig beletsel zijn voor het weinige goed, dat
" de arme salesianen proberen te doen in Europa en in de missies
" van Amerika. Ik stuur een kopie ervan aan U, Heilige Vader, die
" de opperste moderator van de salesiaanse congregatie bent, opdat
" u zou weten hoe onze zaken er voorstaan.
"
Maar indien de moeilijkheden in het verleden ernstig waren,
" dan zijn die van nu niet minder zwaar. Men zou onze congregatie er
" willen toe brengen wijsgerige stelsels te omhelzen die aan Uwe
" Heiligheid helemaal niet behagen, omdat ze verkeerd of gevaarlijk
" zijn. Tot heden toe hebben wij daaraan weerstaan en zullen er
" blijven aan weerstaan ten prijze van ieder offer of tribulatie;
" maar ik beken dat ik opportune raadgevingen nodig heb om aan mijn
" kloosterlingen veilige onderrichtingen te kunnen geven en om in
" al onze colleges, studiehuizen en seminaries van Piëmonte Italië,
" Frankrijk, Spanje en Amerika echte katholieke beginselen te kun-
" nen volgen met een onbeperkte onderwerping aan het opperhoofd van
" de Kerk.
"
In het voorbije decennium werden ons niet weinig plage-
" rijen en narigheid aangedaan, zeer vaak hebben ze ons weerhouden
" van de bezigheden van ons heilig ministerie en ons eindeloos veel
" tijd doen verliezen, die we enkel voor Gods glorie en voor het
" welzijn van de zielen wilden besteden. Er is helemaal geen aan-
" wijzing dat deze plagerijen en narigheden op het ogenblik aan het
" verminderen zijn. Wee mij! Terwijl ik deze brief aan het schrij-
" ven ben en terwijl bij de heilige congregatie van het concilie
" de zaak hangende is tussen Mgr. de aartsbisschop van Turijn en
" de salesiaans priester Don Bonetti, ontvang ik een aanmaning,
" die mijn voornoemde priester dagvaardt te verschijnen voor de
" advocaat-fiscaal van de aartsbisschop. Hij moet zich verantwoor-
" den over het geschil zelf en wordt met kerkelijke straffen be-
" dreigd, indien hij zich niet aanbiedt voor iemand die zich als
" rechter in eigen zaak opwerpt en in een zaak, die voor de op-
" perste rechtbank van de Heilige Stoel gebracht werd! Tegen de
" algemene verwachting in, gaan de plagerijen en het verlies van
" een zo waardevolle tijd voort terwijl er gevaar bestaat dat onze
" toestand nog ondragelijker zal worden.
"
De vijanden van de godsdienst spannen zich met een dui-
" velse woede in om het geloof en de goede zeden bij groot en klein
" uit te roeien en berokkenen bewenenswaardige schade en onheil.
" De salesianen zien iedere dag hun werk aangroeien om zich met

21.6 Page 206

▲back to top


- XV/202 -
" enig goed resultaat te verzetten tegen het aanvallende kwaad.
"
Wij moeten met rust gelaten worden en geholpen worden of
" op zijn minst niet gedwarsboomd worden bij het doen van het goe-
" de dat onze congregatie nastreeft; want anders kunnen we niet
" meer vooruit.
"
Daarom, Heilige Vader, smeek ik nederig maar vurig om uw
" verlichte raad en uw sterke steun. Spreek en wij zullen luiste-
" ren. Niet alleen zullen wij ons houden aan uw bevelen, maar ook
" aan uw wensen. Wij zullen u volgen niet enkel als universele Doc-
" tor maar ook als privé-doctor; we zullen aan uw verheven persoon
" verknocht zijn, niet enkel wij, de salesianen, maar wij zullen
" ons inspannen om de meer dan tachtigduizend jongens, die de god-
" delijke Voorzienigheid op vandaag aan onze huizen van Europa en
" Amerika toevertrouwt met dezelfde gevoelens te bezielen en op te
" voeden voor de toekomst. In één woord, wij zullen zeer gehoorzaam
" zijn aan uw apostolische Stoel in alles, ten allen tijde en over-
" al waar de Heer ons zal roepen.
"
Maar om ongestoord deze heilige plicht te kunnen volbren-
" gen, om met opgewektheid en volgens de behoeften van deze uiterst
" droeve tijden te kunnen werken, om aan de nederige schrijver van
" deze brief toe te laten zijn onderdanen te leiden zoals het no-
" dig is, welaan dan, Heilige Vader, laat een doeltreffend woord
" horen aan hem, die alleen onder de duizend leden van het katho-
" liek episcopaat deze arme congregatie van het rechte pad schijnt
" te willen afleiden en aan het hoofdhuis, het centrum van al de
" andere huizen, de ene moeilijkheid na de andere in de weg legt,
" om verdere uitbreiding en zelfs het bestaan ervan te verhinderen.
"
Ik heb volle vertrouwen, Heilige Vader, dat u met vader-
" lijke goedheid dit nederige smeekschrift zult aanvaarden, dat ik
" in mijn naam en in naam van alle salesianen richt tot uw verheven
" troon en dat u uw verknochte zonen ter hulp zult komen.
"
Met een blij hart maak ik van deze gunstige gelegenheid van
" Kerstmis gebruik om aan Uwe Heiligheid alle mogelijk geluk toe te
" wensen, terwijl ik u de verzekering geef dat iedere dag in de hui-
" zen van de salesianen particuliere gebeden ten hemel stijgen en
" vurig aan God gevraagd wordt dat Hij u zou verlenen wat uw groot-
" moedig hart verlangt.
"
Ten slotte, in de geest neergeknield om uw heilige voeten
" te kussen, smeek ik de apostolische zegen af over mijn arme per-
" soon, over heel de salesiaanse congregatie, over onze jongens,
" over onze missionarissen, die in deze dagen over de golven van
" de Atlantische Oceaan varen in de richting van Patagonië, terwijl
" mijn hart zich verblijdt met de diepste verering te mogen zeggen
" dat ik ben
"
uw zeer nederige, zeer gehoorzame en zeer volgzame zoon
"
Priester Gio. Bosco.

21.7 Page 207

▲back to top


- XV/203 -
Het antwoord van de kardinaal bleef niet lang uit. Het was "ver-
trouwelijk" en bevatte volgende zinnen: "Ik beveel u kalmte en koelbloe-
digheid van harte aan, zodat u geen enkel voorwendsel geeft aan hem die
ex adverso est (...). Wat de dagvaarding betreft, hieruit blijkt steeds
meer de boze gezindheid van de curie en van hem die haar bezielt (...).
Uit de bewoordingen van de dagvaarding, waar gezegd wordt dat Don Bosco
scriptor libelli enz. is, zou men dienen af te leiden dat de fiscaal be-
wijzen in handen heeft die de schuld van de gedagvaarde bewijzen. Volgens
de brief van P. Leoncini zou de schuld op u drukken. Waarom heeft men in
dat geval u niet voor de rechtbank geroepen? Misschien om van de inquisi-
teurs de hevige afkeer en verfoeiing vanwege het publiek af te wentelen?
Ik merk dat de heer Colomiatti een waardig werktuig van zijn meester is."
Hij gaf hem dan de raad nog te wachten met het sturen van de uiteenzet-
ting aan de kardinalen, omdat dit niet het geschikte ogenblik was.
De kardinaal had het goed gezegd wat de dagvaarding voor Don Bos-
co aanging; maar quod differtur, non aufertur. Ook voor hem kwam er een
dagvaarding en wel op 5 januari 1882; zij werd hem meegedeeld op 7 janu-
ari omstreeks tien uur in de voormiddag door de heer Aghemo, boodschap-
per van de aartsbisschop. De openbare aanklager betichtte hem van twee
zaken: hij was de opdrachtgever geweest van de schotschriften en hij had
aan de schrijver ervan het materiaal bezorgd. Men dient zich dit goed
voor te stellen. Dit was het echte antwoord op de audiëntie die hij op 2
januari gevraagd had en tegelijkertijd een flinke stap op de weg naar de
schikking, die door Rome gewenst werd! Laat er ons dus eens goed over na-
denken of die ochtend en de volgende dagen Monseigneur werkelijk "zo vol-
komen bereid" was Don Bosco te ontvangen, zoals Colomiatti beweerde op
het proces van de zaligverklaring.
En men notere volgende onzinnigheid. De zaak van de pamfletten was
al hangende voor de heilige congregatie van het concilie en dit op wens
van de aartsbisschop zelf. Inderdaad, hij had in zijn brief van 29 decem-
ber 1880 bij de congregatie Don Bosco en Don Bonetti aangeklaagd als de
schrijvers van de schimpschriften; en in de samenvatting van de zaak Bo-
netti door hem opgesteld, zegt hij op bladzijde 20: "Ik vraag aan de hei-
lige congregatie en ik dring aan dat zij maatregelen zou nemen tegenover
Bonetti, mede-auteur, indien geen auteur, van het eerrovend boekje. "De-
zelfde beschuldiging herhaalde hij op 21 juni 1881 terwijl hij een maat-
regel vroeg. Voor het veronderstelde misdrijf van de schotschriften had
Monseigneur dus al de heilige congregatie van het concilie als rechter
gekozen. Zij was dus al eerder met deze zaak gelast geworden en in dit
geschil was het hem niet meer geoorloofd strafrechtelijk op te treden.
Don Bosco vroeg dadelijk aan de kardinaal-beschermheer wat hem te
doen stond.

21.8 Page 208

▲back to top


- XV/204 -
"
Eminentie,
"
"
Hier hebben we nu een nieuw bewijs van goede wil voor een
" vriendschappelijke schikking. Alles blijkt duidelijk uit de bij-
" gaande kopie van dagvaarding. Het ziet er naar uit dat de aarts-
" bisschop de zaak op de lange baan wil schuiven en mij tijd en
" geld wil doen verliezen.
"
1° Thans moet ik weten of ik verplicht ben te verschijnen,
" terwijl het geschil sub judice is voor een hogere rechtbank. In-
" dien bevestigend wordt geantwoord, kan ik er mij dan op beroepen
" om door een andere rechtbank te worden ondervraagd? Mag een ordi-
" narius de overste van een kerkelijke congregatie naar goedvinden
" dagvaarden en zo een arme kloostersociëteit ten onder brengen,
" aan wie de ordinarius nooit een enkele fout heeft kunnen aan-
" wrijven en die enkel verlangt te werken voor het welzijn van
" de zielen die de weg van het verderf bewandelen?
"
2° Op 10 januari zou ik naar Frankrijk moeten gaan om er
" een geldinzameling te doen ten voordele van de kerk en het tehuis
" van het Heilig Hart, waar het geld gaat ontbreken. Mag ik weggaan
" of moet ik te Turijn blijven tot groot nadeel van de werken, die
" zo aanbevolen werden door de ijver en de christelijke liefde van
" de Heilige Vader?
"
3° Ik heb mij voorgenomen mijn vertrek uit te stellen tot
" 16 januari, maar langer zal ik dat niet kunnen wegens de afge-
" sproken ontmoetingen waarvan het goede resultaat van de collecte
" afhangt.
"
Ik en mijn salesianen hebben hulp, raad en opbeuring nodig
" en stellen volledig vertrouwen in u, onze verdienstelijke be-
" schermheer.
"
Ik heb nooit iets gevraagd en zal nooit iets anders vragen
" dan vrede en rust om in het heilig ministerie te kunnen werken
" ten voordele van de zielen die aan zo talrijke gevaren blootge-
" steld zijn.
"
De oorsprong van deze nieuwe aantijgingen ligt hierin dat
" Don Bosco niet wil veranderen van stelsel. Don Bosco is tegen
" Rosmini. Dat is de reden waarom men zou willen dat ik de auteur
" van de voormelde boekjes ben.
"
Ik ben de auteur van die werkjes niet. Mijn stelsel be-
" staat erin de katholieke leer te belijden en ieder woord, iedere
" raad, iedere wens van de opperherder te volgen.
"
Geloof me in Onze Heer Jezus Christus met opperste dank-
" baarheid en diepe verering te zijn
"
uw zeer verplichte dienaar
" Turijn, 7 januari 1882.
Priester Gio. Bosco.
Wanneer hij aan Mgr. Boccali liet weten dat de aartsbisschop hem
geen audiëntie had willen verlenen, had Don Bosco ook aan hem een kopie
van de dagvaarding gestuurd. De prelaat antwoordde hem op 9 januari 1882:

21.9 Page 209

▲back to top


- XV/205 -
"Heb geduld en verlies de moed niet. Indien u met deze werkjes niets hebt
uit te staan, dan kan het resultaat van dit nieuwe geschil u niet ongun-
stig zijn."
Te Turijn ging men onversaagd verder. Eerst verscheidene dagen na
beide dagvaardingen, namelijk op 12 januari, werd de aartsbisschoppelij-
ke akte betekend, waarbij Colomiatti tot rechter-afgevaardigde aangesteld
werd voor het proces van de schotschriften, een akte met een datum van
circa zeven maanden vroeger. Op 18 januari bood Don Bonetti een vordering
aan; hierin betwistte hij de wettelijkheid en de bevoegdheid van deze
rechtbank: want een andere rechtbank hield zich al eerder met de zaak be-
zig, zoals we gezegd hebben, en er bestond verdenking van partijdigheid
daar de aartsbisschop de voornaamste partij in de zaak was. Hij liet
daarom aan de curie weten dat hij zijn procurator te Rome opdracht gege-
ven had een verzoekschrift in te dienen bij de heilige congregatie, die
zich al met het geschil bezig hield om een speciale rechter af te vaar-
digen in de persoon van een bisschop uit de buurt of in de persoon van
een andere bekwame en onpartijdige geestelijke; die persoon zou dan de
akten tot zich nemen en een canoniek proces inleiden dat zou gestuurd
worden aan de heilige congregatie voor het vonnis of voor de voorzienin-
gen in verband hiermee. Volgens de raad van advocaat Leonori werd de vor-
dering geformuleerd op naam van Don Bonetti uit eerbied voor Don Bosco,
omdat, schreef de man van de wet "deze weldadige, werkelijk heilige man,
zich niet diende bloot te stellen in een proces."(1) Colomiatti verwierp
de exceptie van onbevoegdheid en gaf Don Bonetti bevel te verschijnen.
In plaats van zich hiernaar te schikken, tekende Don Bosco hoger
beroep aan te Rome. Dit werd zonder de minste moeite aanvaard en de hei-
lige congregatie gaf aan de aartsbisschop verbod te procederen zowel te-
gen Don Bonetti als tegen Don Bosco. Zij vaardigde Mgr. Fissore, aarts-
bisschop van Vercelli af om enkel de stukken van het proces bijeen te
brengen en ze dan aan de congregatie van het concilie, die zich het recht
tot vonnissen had voorbehouden, te sturen. Aldus hadden de gedagvaarden
voor dit proces niets meer te maken met de curie van Turijn.
Laat ons hier plaats maken voor een kort intermezzo. De laatste
week van januari verbleef te Turijn de bisschop van Ivrea, Mgr. Riccar-
di, zeker met de goedkeuring van zijn metroplitaan, daar hij hier en
daar, waar hij uitgenodigd werd, de H. Mis celebreerde. Ook de salesia-
nen lieten hem twee uitnodigingen geworden. Don Rua had hem gevraagd de
mis met de algemene communie te komen celebreren op 29 januari voor het
feest van de H. Franciscus en Don Francesia nodigde hem uit te Valsalice
waar dit feest twee dagen later gevierd werd. Mgr. Riccardi aanvaardde
uit ganser harte de uitnodigingen; maar, na een diner bij de aartsbis-
(1) Brief aan Don Bonetti, Rome 9 januari 1882.

21.10 Page 210

▲back to top


- XV/206 -
schop schreef hij naar het Oratorio dat hij, wegens redenen die sindsdien
ontstaan waren, belet was zijn gegeven woord te houden; en aan de direc-
teur van Valsalice schreef hij dat het hem speet wegens dezelfde reden
niet te kunnen komen. Toen hij dan uit de stad vertrok, bekende hij aan
theoloog Margotti dat hij met walg wegging omdat hij niet kon begrijpen
hoe een metropolitaan aan een suffragaan kon verbieden de H. Mis te cele-
breren in een kerk van kloosterlingen en gelastte hij hem aan de salesi-
anen zijn leedwezen uit te drukken.
Toen Mgr. Fissore naar Turijn kwam om de hem opgedragen zending
uit te voeren, was Don Bosco te Rome. Hij sprak er dus over met Don Rua.
Hij had niets anders te doen dan de getuigen, indien er waren, te onder-
horen, hun verklaringen op te nemen en dan alles naar Rome te sturen. Hij
gaf echter gevolg aan de wens van Mgr. Gastaldi en handelde met het in-
zicht een verzoening tussen de partijen tot stand te brengen, waarin Don
Rua hem scheen te helpen. Er is nog meer. Monseigneur had de bisschoppen
Eula en Riccardi, die naar Turijn gekomen waren, verzocht een middel tot
een minnelijke schikking te vinden via Don Durando. De twee prelaten be-
gaven zich naar Valsalice, waar Don Durando was met theoloog Margotti
voor een feest. Na de academische zitting namen ze hem terzijde en dron-
gen bij hem aan om de aartsbisschop te bevredigen. Toen Don Bosco bij het
lezen van brieven van Don Bonetti en van Don Durando dit nieuws las,
weende hij bijna van spijt toen hij zag hoe de goede trouw van de zijnen
verschalkt werd. Dadelijk liet hij aan Don Rua tekstueel het volgende
schrijven: "Noch Don Bonetti zelf, noch iemand anders uit het huis mag
over deze zaak onderhandelen zonder vooraf het advies te hebben inge-
wonnen van de congregatie van het concilie en steeds in overeenstemming
met Don Bosco. Deze raad komt van de bevoegde overheid.(1) Op dat ogen-
blik was het zoeken naar een vreedzame oplossing een bewijs dat men niet
erg zeker was van een overwinning; voor de salesianen stond een overeen-
komst gelijk met een bekentenis dat men vreesde een rechtvaardige veroor-
deling op te lopen.
Steeds met het oog op een schikking had Mgr. Fissore al een ver-
klaring bekomen ondertekend door Don Rua en Don Bonetti tegen de schot-
schriften; hij zou er nog een van Don Bosco gewild hebben om ze aan Mgr.
Gastaldi aan te bieden, maar Don Bosco stuurde er geen en deed zelfs
nutteloze pogingen om de vorige verklaring terug in zijn bezit te krij-
gen. Daarentegen liet hij een verklaring met volgende inhoud in handen
van kardinaal Nina.
(1) Brief van Don Berto aan Don Bonetti, Rome 18 april 1882.

22 Pages 211-220

▲back to top


22.1 Page 211

▲back to top


- XV/207 -
"
Eminentie,
"
"
Een vriendschappelijke schikking van het geschil van
" priester Gio. Bonetti is steeds mijn vurig verlangen geweest.
" Meermaals heb ik voorstellen gedaan aan Zijne Excellentie Mgr.
" de aartsbisschop van Turijn, die aanvaard maar nadien afgewezen
" werden. Eén werd gedaan in mei 1879. Op 26 mei werd ik geroepen
" door Mgr. Gastaldi. Ik ging erheen en wij kwamen overeen dat Don
" Bonetti opnieuw de bevoegdheid zou krijgen biecht te horen van
" de gelovigen in heel het diocees Turijn. Het werd aan de wijsheid
" van ondergetekende overgelaten of hij deze priester nog naar Chie-
" ri zou sturen om er te verblijven. Dit stond hem echter vrij; en
" wanneer Don Bonetti in afzonderlijke gevallen erheen zou gaan om
" te preken of biecht te horen, dan zou hij vanwege de kerkelijke
" overheid geen blaam oplopen. Dit voorstel werd aanvaard. Ik heb
" mededeling hiervan gedaan aan Don Bonetti die zeer tevreden was.
" Voor ons allen was het een grote troost dat er een einde gekomen
" was aan een nutteloze kwestie die ontzaglijk veel tijd deed ver-
" liezen, die iedereen wenste te gebruiken ten voordele van de
" zielen. Maar 's ochtends van de dag daarna, op 27 mei, ontving
" ik zeer vroeg een brief van Mgr. de aartsbisschop die tot onbe-
" paalde tijd alles herriep wat de vorige dag overeengekomen was.
"
In de huidige stand van zaken zie ik geen andere uitweg
" voor beide partijen dan wat reeds voorgesteld en aanvaard werd
" in mei 1879, namelijk:
"
1° Mgr. de aartsbisschop van Turijn zal aan Don Bonetti
" de bevoegdheid geven de biecht te horen van de gelovigen in
" heel het diocees Turijn.
"
2° Don Bonetti zal ermee voortgaan als een goede priester
" te werken voor Gods meerdere glorie zoals aan een eerzaam en
" ijverig priester betaamt.
"
3° Om niet meer genoodzaakt te worden nog terug te komen
" op zaken van deze aard, zal de aartsbisschop twee brieven intrek-
" ken; de ene van 25 november en de andere van 1 december 1877,
" waarin hij priester Bosco bedreigt met schorsing ipso facto in-
" currenda indien hij zaken schrijft, laat drukken en verspreidt
" die ten laste kunnen komen van de aartsbisschop van Turijn.
"
Deze brieven worden dan door hem teruggevraagd, zullen
" verbrand worden en er zal niet meer over gesproken worden.
"
Wat de zaak van de werkjes betreft ben ik verplicht te
" verklaren dat noch ik noch de salesianen er zich ooit mee ge-
" moeid hebben, voor zover mij tot heden toe gebleken is. Ik heb
" steeds gelaakt en ik laak nog steeds de onbetamelijke manier
" waarmee over het kerkelijke gezag gesproken wordt. Ik ben nog
" steeds volledig bereid de inhoud te veroordelen, wanneer men mij
" de zaken aanduidt die ten overstaan van de Kerk dienen gelaakt
" te worden. Zij, die ze gelezen en overwogen hebben, zijn het
" eens om te bevestigen dat de stof van deze werkjes of schot-
" schriften volledig in overeenstemming is met de beginselen en

22.2 Page 212

▲back to top


- XV/208 -
" geachten die de laatste tijd door de Heilige Vader aanbevolen
" werden.
"
Alles wat, naar oordeel van Zijne Heiligheid of Uwe Emi-
" nentie strekt tot meerdere glorie van God, zal ik steeds on-
" voorwaardelijk aanvaarden.
"
Gelieve mij de eer te vergunnen te mogen ondertekenen als
"
"
uw zeer verplichte dienaar
" Rome, 8 mei 1882.
Priester Gio. Bosco.
Deze brief was vergezeld van volgende opmerkingen:
"
Men gelieve te noteren dat juist dezelfde voorstellen tot
" een schikking al vroeger aan Mgr. de aartsbisschop van Turijn
" gedaan werden. Ze werden aanvaard, maar daarna gewijzigd en ten
" slotte geweigerd.
"
Hij heeft kortweg geweigerd mij te ontvangen op 2 januari
" 1882 wanneer ik mij bij hem aangemeld heb in naam van Uwe Eminen-
" tie en van de Heilige Vader zelf om de zaken vriendschappelijk te
" regelen.
"
Nog maar weinige dagen geleden heeft de aartsbisschop van
" Turijn laten verspreiden en mij door onze eigen kloosterlingen
" laten zeggen dat Don Bosco de grootste schurk op aarde is, dat
" hij een bedrieger is, dat hij mirakels uitvindt, ze dan aaneen-
" flanst en laat drukken ter ere van de Madonna.
"
Dat Rome alles wat het doet slecht doet, dat te Rome alles
" gebeurt door vriendjes en kennissen enz. enz.
"
Deze zaken schijnen weinig opportune argumenten te zijn om
" tot een vriendschappelijke schikking te raken. Vooral na het von-
" nis door de gezagvolle congregatie van het concilie.
"
" Rome, 8 mei 1882.
De kardinaal was van oordeel dat dit verslag te beknopt was en
hij wilde dat het in een ruimere vorm verder ontwikkeld werd.(1) Don
Bosco liet er dan door Don Bonetti een tweede van maken.(2) Dezelfde
kardinaal gaf hem dan bovendien de raad om van pater Leoncini en pater
Pellicani een terugtrekking te bekomen betreffende de fameuze brief we-
waarmee de paus in moeilijkheden zat.(3) De eerstgenoemde wou er niet
van ten. Daar echter de rechtbank van Turijn in de zaak van de zalig-
(1) Brief van Don Dalmazzo aan Don Bosco, Rome 15 mei 1882.
(2) Bijv. Doc. 34.
(3) De aangehaalde brief van Don Dalmazzo.

22.3 Page 213

▲back to top


- XV/209 -
verklaring hem betiteld heeft als een man die nimis simplex was, wat be-
tekent simpele van geest, vervalt het gezag van zijn verklaring in vol-
doende mate; zij kwam immers van een man die gemakkelijk het ene voor het
andere verstaat en die zich laat bedotten. De andere, die geen vrede nam
met de beschuldiging ten laste van Don Bosco, trad op uit liefde voor de
waarheid en uit gewetensplicht met volgende logenstraffing.
"
VERKLARING
"
"
Ik heb gehoord dat tengevolge van de getuigenis, die ik
" afgelegd heb krachtens de heilige gehoorzaamheid aangaande een
" voorstel te schrijven over het bestuur van het aartsbisdom Turijn,
" een klacht neergelegd wordt tegen de zeereerwaarde heer Don Gio-
" vanni Bosco, overste van de salesianen; hij zou mij aangespoord
" hebben schotschriften te schrijven ten nadele van Zijne Excellen-
" tie Mgr. de aartsbisschop van Turijn. Welnu, ik verklaar voor God
" dat de voornoemde heer Don Bosco mij nooit iets anders voorge-
" steld heeft dan Een memorandum te schrijven dat zou aangeboden
" worden aan Zijne Heiligheid Pius IX en dat wij, behalve dit, nooit
" over iets anders gesproken hebben. En ik voeg hieraan toe dat ik
" deze glasheldere en duidelijke verklaring herhaaldelijk gedaan en
" aanbevolen heb aan de advocaat-fiscaal, de heer kanunnik Colomiat-
" ti, toen ik uitgenodigd werd een getuigenis af te leggen.
"
Indien deze verklaring niet zo expliciet is als ik zou ge-
" wild hebben in de getuigenis die door mij afgelegd, ondertekend en
" beëdigd werd, dan is dit te wijten aan het feit dat de zin die er-
" in gebruikt werd: aan Rome aan te bieden, dezelfde betekenis heeft,
" naar mij gezegd werd, als aan de Heilige Vader aan te bieden, zo-
" als dit werkelijk in dit geval kan en ook moet zijn.
"
In verband met de brief waarin pater Leoncini aan Mgr. de
" aartsbisschop het privé-gesprek heeft meegedeeld dat ik met hem
" gehad heb enkel om mij te verdedigen tegen de verdenking, die de
" pater tegen mij (misschien om mij uit te horen) scheen te hebben,
" alsof ik de auteur zou zijn van zekere schotschriften tegen Mgr.
" de aartsbisschop, verklaar ik dat ik de brief herkend heb en on-
" dertekend als waar enkel wat de substantie betreft. Indien in de-
" ze brief het zinnetje zou staan, zoals men zegt en wat ik mij niet
" herinner: Hij stelde mij voor tegen de aartsbisschop te schrij-
" ven, zonder er iets anders bij te voegen, dan verklaar ik dat dit
" dient geïnterpreteerd te worden in overeenstemming met mijn hier-
" boven afgelegde verklaring; als men een andere betekenis eraan
" zou geven, een betekenis namelijk die gunstig is voor de beschul-
" diging ten nadele van de zeereerwaarde heer Don Bosco, dan ver-
" klaar ik dat dit volledig in tegenstrijd is met de waarheid. Dit
" alles bevestig ik uit loutere liefde voor de waarheid, daar ik
" niets in mijn hart heb tegen Mgr. de aartsbisschop, noch tegen de
" heer Don Bosco. Ik zou zeer verheugd zijn te mogen zien dat tus-
" sen hen ter ere Gods een volledige vrede zou gevestigd worden.
"
" Turijn, 30 mei 1882.
Pater Antonio Pellicani.

22.4 Page 214

▲back to top


- XV/210 -
Aan de paus schrijven en schotschriften opstellen zijn twee uit-
eenlopende zaken. Maar uit de tweede versie van deze verklaring komt vol-
doende aan het licht dat men aan muggenzifterij moet doen om in de ver-
klaring van de getuige iets te ontdekken wat hij helemaal niet het in-
zicht had te zeggen. En aldus blijkt het ons steeds duidelijker waarom
men hardnekkig de tekstuele verklaring onder eed van Pellicani geheim
hield, terwijl men zo grote verspreiding gaf aan de brief van pater Leon-
cini, en hem ook liet drukken in het Summarium van de stelling van Gas-
taldi in de zaak van Don Bonetti.
In de loop van deze wederwaardigheden waren andere feiten tot
rijpheid gekomen. Op 12 mei 1882, op een ogenblik dat Don Bosco Rome ver-
laten had, verscheen er Colomiatti, geaccrediteerd bij kardinaal Jacobi-
ni om de uiteenzetting te weerleggen en te onderhandelen over de eensge-
zinde verklaring. De aartsbisschop had per brief aan de paus de toelating
gevraagd een afgevaardigde te sturen om uitleg te geven; de paus had
hierover Zijne Eminentie kardinaal Nina geraadpleegd. Leo XIII had al be-
sloten de zaak in eigen handen te nemen. Toen hij er zeker van was dat
Mgr. Gastaldi tot een schikking verlangde te komen, zette hij zonder meer
de rechtspleging stop en gaf de opdracht Don Bosco per telegram naar Rome
te roepen. Don Dalmazzo telegrafeerde hem in de namiddag van 18 mei en
ontving van Don Rua dit antwoord: "Zeer gestoorde gezondheid belet vader
op reis te gaan."
De procurator ging aanstonds naar kardinaal Nina om te zien of er
mogelijkheid bestond Don Bosco te ontslaan van zijn reis of op zijn minst
hem toe te laten zijn komst uit te stellen. Zijne Eminentie zei hem dat
het bevel uitging van de paus en dat zijne Heiligheid, toen hij vernam
dat Don Bosco vertrokken was en zich al te Turijn bevond geantwoord had:
- "Geduld dan maar. Nu de aartsbisschop van Turijn in een goede stemming
is, wil ik zelf dit meningsverschil regelen en daarom dient men hem te
telegraferen dat hij zou komen." - Aan Colomiatti werd vanuit Turijn het
bevel gegeven te Rome te blijven zolang dit noodzakelijk zou zijn, zelfs
vier maanden, tot de gordiaanse knoop zou doorgehakt zijn.(1)
Don Dalmazzo antwoordde dus: "Getracht van komst te ontslaan. Ni-
na betreurt vertraging, daar hij op 28 mei moet vertrekken." En Don Rua
opnieuw: "Komst vader menselijkerwijze onmogelijk. Wij verwachten u te
Turijn." Voor de kardinaal had Don Bosco aan Don Dalmazzo dit briefje ge-
stuurd:
"
Eminentie,
"
"
Het spijt mij niet dadelijk op reis te kunnen gaan naar Ro-
" me, zoals ik dit wens. Ik kan niet zitten en ik heb een zere voet
(1) Brief van Don Dalmazzo aan Don Bosco, Rome 21 mei 1882.

22.5 Page 215

▲back to top


- XV/211 -
" zodat ik moeilijk gaan kan. Indien echter een tocht bij u no-
" dig is, zal ik mij op 24 of 25 mei op weg begeven. Ik zal ge-
" noodzaakt zijn hier en daar wat halt te houden maar ik hoop in
" de namiddag van 26 mei te Rome te zijn.
"
Gelieve mij deze onvrijwillige vertraging te verontschul-
" digen en veroorloof mij de eer te mogen ondertekenen als
"
"
uw zeer verplichte dienaar
" Turijn, 20 mei 1882.
Priester Gio. Bosco.
Maar aan de procurator legde hij in het begeleidingsbriefje in
ietwat realistische bewoordingen de aard van zijn stoornis uit. Het was
noodzakelijk zo duidelijk te spreken om iedere verdenking van een diplo-
matische ziekte uit te sluiten.
"
Beste D. Dalmazzo,
"
"
Lees deze brief en breng hem dan bij kardinaal Nina. Mijn
" kwaal is zonder belang. Ik heb een kwaal aan mijn zitvlak en dat
" belet mij gedurende de reis op de trein te gaan zitten. Dan heb
" ik een gezwollen voet met twee niet erge breuken. Tracht te weten
" te komen waarom ik zo haastig naar Rome moet komen. Indien het
" niet anders kan, dan ben ik bereid mij zelfs aanstonds op weg
" te begeven, gebeure wat wil.
"
Indien je komt, kunnen we alles goed overleggen en dan kan
" je me ook vergezellen.
"
Groet Ventrelli en Don Barale met onze andere beste mede-
" broeders Don Braga, Don Savio, Don Cagnoli enz. Indien het nood-
" zakelijk is, schrijf me dan onmiddellijk.
"
Moge God ons allen zegenen. Amen.
"
je toegenegen vriend,
" Turijn, 20 mei 1882.
Priester Giovanni Bosco.
Hij leed toen aan aambeien zoals Don Albera verklaarde in het pro-
ces van de zaligverklaring. Aan de kardinaal beschermheer had de paus, na
een onderhoud met Colomiatti, zich beklaagd over de uiteenzetting; hij
had gezegd dat ze niet enkel inopportuun was, maar ook zaken bevatte die
niet met de waarheid overeenstemden, omdat de aartsbisschop argumenten
voor het tegendeel aanhaalde die alles van het begin tot het einde uit-
sloten. Toen Don Bosco hierover ingelicht was, liet hij door Don Bonetti
aan Zijne Eminentie volgende opmerkingen geworden met verzoek eraan te
denken bij zijn besprekingen met Colomiatti.
1° Men diende de zaak Bonetti van iedere andere zaak gescheiden
te houden. Deze zaak heeft niets te maken met de kwestie van de werkjes
noch met de uiteenzetting van de feiten, noch met enige andere zaak voor
of na ontstaan. En dit met het oog op de beslissing die al genomen was

22.6 Page 216

▲back to top


- XV/212 -
door de heilige en gezagvolle congregatie van het Concilie.
2° Men diende te noteren dat de uiteenzetting uitgelokt was door
klachten van de aartsbisschop van Turijn, die zelfs in de pers gepubli-
ceerd werden. Deze klachten vorderden een adequaat antwoord, zo niet
zouden zware beschuldigingen tegen de salesiaanse congregatie als waar-
heid kunnen aanvaard worden; haar enige rijkdom bestond immers in haar
goede naam en in de morele ondersteuning, die ze nodig heeft om te wer-
ken tot Gods meerdere glorie en voor het heil van de zielen.
3° De zaken beschreven in deze uiteenzetting zijn feiten, die alle
op gezagvolle documenten gesteund zijn.
4° Indien de heer advocaat Colomiatti redenen zou aanvoeren waar-
uit blijkt dat de feiten daarin uiteengezet onwaar zijn, dan vraagt Don
Bosco dat hij ze hem zou laten kennen niet mondeling maar schriftelijk om
uit zijn dwaling te raken of om het vereiste antwoord te kunnen geven.
Intussen dient te worden genoteerd dat, na het voorstel van min-
nelijke schikking, feiten gebeurd zijn, die doen vrezen dat de hoop op
een gelukkige uitkomst enkel denkbeeldig is. Wat dat betreft heeft de
heer Don Bosco aan Don Dalmazzo laten telegraferen dat hij naar Turijn
zou komen om hem belangrijke zaken mee te delen.
Volgende regels van Don Bosco dienden als aanbieding van de brief.
"
Eminentie,
"
"
Alles wat Don Bonetti schrijft, doet hij namens mij.
" Wij verzenden deze brieven door de handen van Mgr. Marini die ons
" vandaag met zijn bezoek vereerd heeft. Ik verwacht Don Dalmazzo;
" ik zal hem de nodige bevoegdheden geven en hem aanstonds terug-
" sturen.
"
Ik beveel me in de liefdadigheid van uw gebeden aan en
" vraag u mij te zegenen.
"
Ik heb de hoge eer voor u neer te buigen en van u te zijn
"
"
de zeer verplichte dienaar,
" Turijn, 22 mei 1882.
Priester G. Bosco.
Eén van de feiten, die door Don Bonetti aangewezen werden als ver-
schijnselen die niet erg veel goeds beloofden, had betrekking op het col-
lege van Valsalice. In april had men te Turijn het gewestelijk katholiek
congres gehouden onder het voorzitterschap van hertog Salviati en zonder
de aanwezigheid van de aartsbisschop, die ongesteld was. Don Francesia
liet als academische ontspanning een klein Latijns drama opvoeren en had
hiervoor de ruime huiskapel tot een zaal omgevormd. Er gebeurde niets dat
niet overeenstemde met de aard van de plaats. De bisschoppen van Novara
en van Ivrea, die er aanwezig waren, vonden er niets op af te keuren.

22.7 Page 217

▲back to top


- XV/213 -
(1) Hoe dikwijls gebeurde het dat zelfs te Rome academische zittingen
werden gehouden in openbare kerken, zoals in december 1881 in de kerk van
de heilige apostelen en in mei 1882 in de kerk van San Vitale! Maar voor
Valsalice wierp de Ordinarius een casus belli op. Hij ontbood Don France-
sia op de curie, nam geen enkele verklaring aan en diende een klacht in
te Rome. Don Francesia schreef:(2) "Het was ons inzicht van deze gelegen-
heid gebruik te maken om uiting te geven aan ons katholieke, apostolisch
en pauselijke geloof; wij hebben echter de blaam van de twee uitersten
opgelopen. Een goddeloze krant van Turijn, die zeker niet zou gezwegen
hebben, indien hij iets had kunnen aanmerken over profanatie, bekampte
ons onmeedogend omdat wij pausgezind zijn. Thans verneem ik dat onze
aartsbisschop ermee voortgaat ons te folteren omdat wij de tempel zouden
ontheiligd hebben."
Deze woorden: "gaat voort met ons te folteren" moet een zinspeling
zijn op een ander feit van recente datum. Te Valsalice was er een externe
leraar, een leraar Duits, ridder Besson, een bekeerde protestant en de
voorzitter van een zeer populaire kring, "Katholieke Moed", genoemd. Eens
werd hij door monseigneur op een diner uitgenodigd. De gast moest van het
begin tot het einde een ononderbroken onderhoud ondergaan over Don Bosco,
de salesianen, hun colleges en vooral over hun miseries, maar het ergste
kwam achteraan. Toen de tafel afgedekt was, riep de aartsbisschop de le-
raar apart en zei hem: - "U komt veel in het college van Valsamice en
moet iets weten. Zeg me dus: is het waar dat onder de oversten van dat
college onzedige zaken gebeuren?" - Op dergelijke vraag gaf deze heer,
die pijnlijk verrast en geërgerd was, met alle beslistheid een ontkennend
antwoord en lichtte daarna mondeling en schriftelijk de directeur erover
in, waarbij hij uiting gaf aan zijn walg.
Als andere helemaal niet welwillende feiten dient men te noteren
de moeilijkheden die hij maakte voor de inwijding van de kerk van Sint-
Jan de evangelist, zoals we te gelegener tijd zullen zien. We mogen ech-
ter niet zijn laatste herderlijke brief voor de vasten verzwijgen. Hier-
in kwamen twee bladzijden voor, juist de laatste vol duidelijke zinspe-
lingen op Don Bosco en op de salesianen. Daarbij kwam de uitdrukkelijke
verplichting alles te lezen en uit te leggen aan het volk. Niettemin werd
dat door sommigen gedaan zonder het laatste gedeelte voor te lezen.
Kortom, hoe verder we deze via crucis betreden, waarvan wij de
epiloog in het volgende hoofdstuk zullen verhalen, des te beter begrijpen
we de tragische woorden, waarmee Don Bosco uitdrukking gaf van zijn lij-
den, toen hij in 1882 aan Colomiatti en aan hem die bij hem was zei met
(1) Voor dit essay ontving de Directeur een mooie brief van Hertog Salviati.
(2) Brief aan Don Dalmazzo, Turijn 24 mei 1882.

22.8 Page 218

▲back to top


- XV/214 -
verzoek zijn woorden aan Monseigneur mee te delen: - "Thans schiet er dit
nog maar alleen aan te kort, dat U mij een mes in het hart zou steken." -
Toch was hij niet ontmoedigd; maar hij had een groot vertrouwen in God en
in de rechtvaardigheid van zijn zaak. Enkele jaren later liet Don Berto
hem zijn spijt kennen, omdat men bij deze strijd niet altijd gevochten
had met open vizier en men genoodzaakt was geweest een bedekte strategie
te voeren om de tegenstrever met zijn eigen wapens te verslaan. Don Bosco
liet hem praten maar antwoordde hem op het einde: - "Het is de Heer die
alles geleid heeft."

22.9 Page 219

▲back to top


- XV/215 -
H O O F D S T U K VIII.
DE "OVEREENKOMST" VAN LEO XIII.
In de zomer van het jaar 1884 was de gezondheidstoestand van Don
Bosco slecht en daarom ging hij, in gezelschap van Don Lemoyne, enkele
weken doorbrengen te Pinerolo bij de bisschop, Mgr. Chiesa. Eens zei hij
onverwacht aan zijn toekomstige levensbeschrijver: - "We zouden er goed
aan doen de hele correspondentie met die arme Mgr. Gastaldi en alle docu-
menten die er betrekking op hebben te vernietigen." – Don Lemoyne verborg
zijn verbazing en vroeg hem: - "Maar wat zullen we dan te vertellen heb-
ben over de geschiedenis van het oratorio tussen de jaren 1872 en 1883?"
Hij antwoordde: - "U zult zeggen dat Don Bosco gedurende die jaren met
zijn zaken voortgegaan is". - En hij ging met zoveel overtuiging verder
dat Don Lemoyne, die een duidelijk bevel vreesde, van de komst van iemand
anders gebruik maakte en hem in diens gezelschap achterliet, Toen ze
daarna te Turijn waren teruggekeerd, werd er niet meer over gesproken.
Maar, om kort te zijn: indien men op een voorzichtige manier dit alles
had willen vernielen, dan zou het noodzakelijk geweest zijn dat ook de
andere zijde de hele correspondentie, die met de salesianen was gevoerd
aan de vlammen had prijsgegeven; zo niet zou de historische waarheid er
teveel onder geleden hebben. Indien bij voorbeeld, op vandaag anderen de
brieven zouden bezitten van Colomiatti aan Mgr. Gastaldi vanuit Rome over
de zaken waarmee wij ons bezighouden en de authentieke kopieën niet bezat
van de brieven die Don Bosco gelijktijdig schreef of liet schrijven, dan
zou het wel een heel moeilijke onderneming worden deze laatste vrij te
pleiten van de aantijgingen die men lezen kan in de brieven van de advo-
caatfiscaal. Aldus, integendeel, heeft men unicuique suum kunnen geven,
zoals wij er thans mee zullen voortgaan.
Don Dalmazzo gehoorzaamde aan de oproep van Don Rua en vertrok da-
delijk naar Turijn, van waaruit hij aan kardinaal Nina niet veel goed
nieuws over de gezondheid van Don Bosco kon schrijven. Hij was niet bed-
legerig en kon in huis over en weer gaan; maar hij was niet in staat op
reis te gaan. Zoals de kardinaal hem gevraagd had, bezorgde hij hem even-
eens gedocumenteerde inlichtingen over de academische zitting in de kerk
van Valsalice, om ook deze nieuwe beschuldiging de kop in te drukken.(1)
(1) Brief van 25 mei 1882.

22.10 Page 220

▲back to top


- XV/216 -
Zijne Eminentie antwoordde hem:
"
Eerwaarde Heer,
"
"
Ik ontving uw brief met de bijlage en ik dank u; maar van
" Mgr. Marini had ik reeds de juiste gang van zaken vernomen.
"
Wat gebeurt, is providentieel. Wanneer u Don Bonetti ziet,
" zeg hem dan dat ik zijn brief ontvangen heb. Dank hem en groet hem.
"
Het nieuws echter dat u mij geeft over de brave Don Bosco
" doet me van een kant verdriet aan en beurt mij van de andere kant
" op. Ik zou namelijk niet wensen dat hij zou lijden, maar ander-
" zijds dient hij in dit leven de rol van de Man Job te vervullen.
" Beur hem intussen namens mij op. Indien zijn gezondheidstoestand
" hem niet toelaat te komen dan moeten wij het inzicht van de Heili-
" ge Vader involgen en moet hij u per brief alle volmacht geven.
" Hij dient in die brief te zeggen dat inzake de overeenkomst met
" de aartsbisschop hij zijn inzicht reeds te kennen heeft gegeven
" aan kardinaal-beschermheer, die dit reeds aan de Heilige Vader
" ter kennis heeft gebracht. Hij zal dus schrijven dat hij in ieder
" geval gaarne de beschikkingen aanvaardt die Zijne Heiligheid in
" zijn verlichte rechtschapenheid zal menen te moeten treffen, ter-
" wijl hij er zich op beroemt dat hij en zijn instituut de gehoor-
" zame zonen van de Heilige Stoel zijn.
"
Zorg ervoor met liefderijke bezorgdheid terug te keren en
" geloof me intussen met bijzondere achting van u te zijn
"
de zeer toegenegen vriend om u dienstig te zijn,
" Rome, 7 mei 1882.
Kardinaal L. Nina, beschermheer
Don Bosco voerde zonder dralen alles uit wat de kardinaal be-
schermheer hem suggereerde en schreef volgende twee brieven aan Zijne
Heiligheid en aan Zijne Eminentie.
"
Heilige Vader,
"
"
Mijn gezondheid, Heilige Vader, belet mij naar Rome te ko-
" men om eerbiedig aan uw voeten neer te knielen voor alles wat u
" zou oordelen tot Gods meerdere eer te strekken. Ik heb echter on-
" ze medebroeder Don Dalmazzo hiermee gelast met de bevoegdheid mij
" te vervangen in alles wat aan Uwe Heiligheid goed zal dunken.
"
Nederig smeek ik u een zegen te willen verlenen aan mijn
" gezichtsvermogen dat ernstig bedreigd wordt, om de dagen van mijn
" leven die God mij nog zal willen verlenen, te kunnen gebruiken om
" de zaken te regelen van de geringe congregatie die Uwe Heiligheid
" zich gewaardigd heeft mij toe te vertrouwen.
"
Nederig neergeknield aanzie ik het als de grootste eer te
" mogen zijn
"
uw toegenegen en deemoedige zoon
" Turijn, 30 mei 1882.
Priester Giovanni Bosco.

23 Pages 221-230

▲back to top


23.1 Page 221

▲back to top


- XV/217 -
"
Eminentie,
"
"
Nu ik mij in de onmogelijkheid bevind naar Rome te komen
" en mij volledig ter beschikking te stellen van de welwillende
" bedoelingen van de Heilige Vader, Leo XIII, verleen ik volmacht
" aan onze medebroeder leraarpriester Francesco Dalmazzo, alge-
" mene procurator van de vrome sociëteit van de H. Franciscus van
" Sales, pastoor van de kerk van het Heilig Hart van Jezus met be-
" voegdheid alles te bespreken, af te sluiten en goed te keuren wat
" Zijne Heiligheid zal doen inzake het onaangenaam geschil met
" Zijne Excellentie Mgr. Gastaldi, aartsbisschop van Turijn.
"
Onze procurator werd ermee gelast uitleg te geven over
" sommige zaken die niet veel te betekenen hebben, maar die men ten
" laste wil leggen van de arme salesiaanse congregatie.
"
"
Priester Gio. Bosco
"
Algemeen Overste van de vrome salesiaanse sociëteit.
Zijne Heiligheid drukte zijn tevredenheid uit dat Don Dalmazzo,
met volmacht bekleed werd en zijn overste kon vertegenwoordigen bij de
staatssecretaris voor het afsluiten van de zaak.(1)
De aangelegenheden bevonden zich dus in handen van Zijne Eminentie
kardinaal Jacobini die optrad als afgevaardigde van Kardinaal Nina, maar
rechtstreeks aan de paus verslag uitbracht. Aan de kardinaal staatssecre-
taris en op zijn bevel bood Colomiatti een schema voor een billijke
schikking in zeven artikels aan, die alle kwesties omvatten tussen de
aartsbisschop van Turijn en Don Bosco. Deze artikels werden meegedeeld
aan Don Bosco, hij liet ze bestuderen en plaatste zeven andere artikels
er tegenover met de redenen die tot deze wijzigingen deden besluiten. We
zullen ze allebei reproduceren en enkel de tweede onderstrepen. De moti-
veringen kan men elders vinden.
1° Don Bosco zal aan Mgr. de aartsbisschop een brief schrijven
waarin hij zijn leedwezen zal uitdrukken dat in de loop van de laatste
jaren sommige incidenten de vreedzame betrekkingen tussen hem en de cu-
rie verstoord hebben en bitterheid in het hart van Monseigneur verwekt
hebben; en daar monseigneur van mening is dat Don Bosco of iemand anders
van het instituut invloed zou hebben uitgeoefend op deze toestand, zal
hij aan monseigneur vergiffenis vragen en hem verzoeken het verleden te
willen vergeten.
1° Don Bosco zal een brief schrijven aan Mgr. de aartsbissschop
waarin hij zijn leedwezen zal uitdrukken dat de jongste tijd sommige in-
(1) Brief van Kardinaal Nina aan Don Dalmazzo, Rome 30 mei 1882.

23.2 Page 222

▲back to top


- XV/218 -
cidenten de vreedzame betrekkingen, die tussen hen bestonden, verstoord
hebben en bitterheid kunnen verwekt hebben in het hart van Monseigneur.
2° Monseigneur de aartsbisschop zal aan Don Bosco antwoorden en
verklaren dat de gevoelens door hem uitgedrukt hem niet weinig hebben
opgebeurd, dat hij niet twijfelt aan de oprechtheid van deze gevoelens,
het verleden vergeet en hem opnieuw in zijn genade opneemt.
2° Mgr. de aartsbisschop zal binnen een termijn van drie dagen ant-
woorden dat de gevoelens uitgedrukt door Don Bosco hem niet weinig heb-
ben opgebeurd, dat hij niet twijfelt aan de oprechtheid van deze gevoe-
lens en dat hij belooft aan hem en aan de salesianen nieuwe bewijzen van
zijn vroegere welwillendheid te geven.
3° Drie dagen na deze briefwisseling zal Monseigneur aan Don Bosco
voor Don Bonetti opnieuw de bevoegdheid tot biechthoren verlenen zonder
beperking van plaats. Don Bosco zal zijn woord geven dat hij Don Bonetti
gedurende een jaar niet naar Chieri zal sturen. Na verloop van deze ter-
mijn zal hem vanwege de curie zijn terugkeer aldaar niet verboden worden
voor een bijzondere omstandigheid om er te preken en biecht te horen.
3° Drie dagen na deze briefwisseling zal Mgr. de aartsbisschop op
basis van het rescript van de heilige congregatie van het concilie van
28 januari van het lopende jaar 1882 aan Don Bosco voor Don Bonetti de
bevoegdheid opnieuw biecht te horen verlenen zonder beperking van plaats.
Don Bosco zal zijn woord geven dat hij Don Bonetti niet gedurende een
jaar opnieuw naar Chieri zal sturen in hoedanigheid van directeur. Na
verloop van deze termijn zal het Don Bosco en wie in zijn plaats optreedt
vrijstaan zich volgens zijn wijsheid van het werk van Don Bonetti te be-
dienen zoals dit zal gevergd worden door de behoeften van de salesiaanse
congregatie; rekening houdend met voormeld rescript en met de onverdiende
bestraffing door hem sinds 4 jaar ondergaan, zal voormelde priester op
zijn minst opnieuw in de toestand komen van ieder ander biechtvader van
het aartsbisdom, die na een regelmatig examen hiertoe bekwaam wordt ge-
acht en er de goedkeuring voor ontvangt. Aldus zal de curie hem niet kun-
nen verbieden biecht te horen of zijn bevoegdheid hiertoe bil de gelovi-
gen te beperkeni tenzij in overeenstemming met de heilige canons.
4° Ofschoon de gedrukte uiteenzetting van de feiten betreffende
de aartsbisschop niet het doel had er ruchtbaarheid aan te geven maar
zij alleen gericht was aan de kardinalen van de congregatie, verplicht
Don Bosco zich ertoe deze exemplaren in te trekken en te vernietigen.
4° Ofschoon de uiteenzetting van de feiten betreffende aartsbis-
schop niet ten doel heeft gehad er ruchtbaarheid aan te geven en niet
meer geweest is dan een eenvoudige verdediging aan hunne Eminenties de
rechters gestuurd om aanklachten door Mgr. de aartsbisschop bij middel
van de pers tegen de salesianen gepubliceerd te bestrijden, toch ver-
bindt Don Bosco er zich toe de exemplaren hiervoor verspreid in te trek-
ken voor zover hem mondeling of schriftelijk bewezen wordt dat de zaken

23.3 Page 223

▲back to top


- XV/219 -
die erin vermeld worden niet met de waarheid overeenstemmen.
5° Om iedere gelegenheid tot wrijvingen uit de weg te ruimen zal
Mgr. de aartsbisschop de twee brieven, de ene van 26 november de andere
van 1 december 1877 waarin hij Don Bosco bedreigt met de preventieve
straf van de schorsing ipso facto incurrenda, wanneer hij iets schrijft,
laat drukken of verspreiden dat tot nadeel van Monseigneur de aartsbis-
schop kan strekken, intrekken en vernietigen.
5° Om de eer van de salesianen te herstellen, om de vlek uit te
wissen hun aangedaan door de smaad die aan hun stichter en Algemeen Over-
ste gedaan werd en voor de toekomst iedere gelegenheid tot wrijvingen uit
de weg te ruimen, zal Monseigneur de aartsbisschop de twee brieven, de
ene van 25 november de andere van 1 december 1877 waarin hij, in tegen-
strijd met de heilige canons Don Bosco bedreigt met de preventieve straf
van de schorsing ípso facto incurrenda wanneer hij iets zou schrijven,
drukken of verspreiden dat tot nadeel van Monseigneur de aartsbisschop
zou strekken intrekken en vernietigen. Hij zal nog verklaren dat hij
ieder drukschrift of handschrift, waarin beschuldigingen en aantijgingen
tegen de salesianen voorkomen zonder de vereiste bewijzen intrekt.
6° Wat de zaak betreft van de boekjes door de curie aangeklaagd,
verklaart Don Bosco dat hij steeds de wijze en de vorm waarmee over het
kerkelijke gezag gesproken wordt en die niet passend zijn, afgekeurd
heeft en nog zal afkeuren. Hij is bereid, telkens als hem dit gevraagd
wordt hiervoor een formele akte op te stellen, zoals hij anderzijds be-
reid is de inhoud te veroordelen, wanneer hem punten of stellingen wor-
den aangeduid die ten overstaan van de Kerk dienen afgekeurd te worden.
6° (heel dit artikel wordt aanvaard).
7° Deze verklaring zal als gevolg dienen te hebben dat het proces
ingeleid door de aartsbisschoppelijke curie zal geschrapt worden.
7° Deze verklaring, die trouwens zal gedaan worden nadat Monseig-
neur aan Don Bonetti opnieuw zijn bevoegdheden verleend heeft, zal als
gevolg hebben de schrapping van het proces ingeleid door de aartsbis-
schoppelijke curie.
Deze tegenvoorstellen werden door Don Bonetti geschreven.
Voorstellen en tegenvoorstellen werden tegenover elkaar gesteld en
dan in een schikkingdocument versmolten dat de Overeenkomst genoemd werd.
Op 15 juni ontvingen Don Dalmazzo en kanunnik Colomiatti een oproep van
kardinaal Nina. Hij liet hun het document lezen dat zo vlug mogelijk
diende ondertekend te worden, met mogelijkheid nochtans dat elk zijn
eigen opmerkingen kon uiteenzetten. Don Dalmazzo deed uitschijnen dat er
redenen bestonden om zich te verheugen voor wat ten gunste van Don Bosco
gedaan werd; maar het deed hem leed dat er voor Don Bonetti dergelijk be-
sluit genomen werd. In die zin schreef hij nog diezelfde avond aan Zijne

23.4 Page 224

▲back to top


- XV/220 -
Eminentie; maar, omdat de paus het aldus wilde hebben, dienden zijn op-
werpingen tot niets. Hij vroeg dan te mogen tekenen onder een passend te
formuleren voorbehoud. De kardinaal weigerde en legde hem op te onderte-
kenen. Don Dalmazzo ondertekende.
Daarna legde Zijne Eminentie hem duidelijk de redenen uit die er
hem toe gebracht hadden deze houding aan te nemen. Met deze zachte maat-
regel koesterde de paus de hoop de aartsbisschop voor zich te winnen en
hem over heel de lijn, vooral in zake leerstelsel van systeem te doen
veranderen. Het schijnt zelfs dat Colomiatti hem dit beloofd had. Op de
tweede plaats had de paus rekening gehouden met de bitse wijze waarop Don
Bonetti zekere zaken geschreven over de aartsbisschop in het Bollettino
Salesiano en waardoor hij zijn vechtersgeest bewees; de paus zei dat de
brief die hij van hem ontvangen had een bewijs was van deze geest.(1)
Hier volgt dan de tekst van de Concordia (Overeenkomst).
In aanmerking nemende dat de verscheidene geschillen sinds enke-
le tijd gerezen tussen Mgr. de aartsbisschop van Turijn en de congrega-
tie van de salesianen een bron zijn van betwistingen en wrijvingen, tot
schade van het gezag en verwondering van de gelovigen, heeft Zijne Hei-
ligheid aan de strijdende partijen laten weten dat het zijn wil is iede-
re onenigheid te doen ophouden en tussen hen een ware en duurzame vrede
te vestigen op voorwaarde van volgend akkoord:
I. Don Bosco zal een brief schrijven aan Mgr. de aartsbisschop
waarin hij zijn leedwezen zal uitdrukken dat de jongste tijd sommige in-
cidenten de vreedzame betrekkingen tussen hem en de curie verstoord heb-
ben en bitterheid in het hart van Monseigneur kunnen verwekt hebben. In-
dien Monseigneur van mening is dat hij of iemand anders van het insti-
tuut invloed zou hebben uitgeoefend op deze stand van zaken, zal Don
Bosco aan Monseigneur vergiffenis vragen en hem verzoeken het verleden
te willen vergeten.
II. Mgr. de aartsbisschop zal aan Don Bosco antwoorden en verkla-
ren dat de gevoelens, door hem uitgedrukt, hem niet weinig hebben opge-
beurd, dat hij niet twijfelt aan de oprechtheid van deze gevoelens, het
verleden vergeet en hem opnieuw in zijn genade opneemt.
III. Drie dagen na deze briefwisseling zal Monseigneur aan Don
Bosco voor Don Bonetti opnieuw de bevoegdheid tot biechthoren verlenen
zonder beperking van plaats. Don Bosco zal zijn woord geven dat hij Don
Bonetti gedurende een jaar niet naar Chieri zal sturen. Na verloop van
(1) Op de brief van Don Dalmazzo (18 juni 1882) die deze zaken vermeldde, schreef Don
Bonetti later volgende nota: "Het is waar, maar ik was toen jonger, wat vermoeid,
geërgerd dat er niets verholpen werd en dan was daar mijn liefde voor Don Bosco.
Niettemin, zou ik, wanneer ik mij nog in dergelijke strijd zou bevinden, zo schijnt
het ze toe, toch voorzichtiger zijn, ofschoon de "stijl de mens is".

23.5 Page 225

▲back to top


- XV/221 -
deze termijn zal hem vanwege de curie zijn terugkeer aldaar niet verboden
worden voor een bijzondere omstandigheid om er te preken en biecht te
horen.
IV. Ofschoon de gedrukte uiteenzetting van de feiten betreffende
de aartsbisschop niet het doel had er ruchtbaarheid aan te geven maar
alleen gericht was aan de kardinalen van de congregatie, verbindt Don
Bosco zich er toch toe deze exemplaren in te trekken en te vernietigen.
V. Om iedere gelegenheid tot wrijvingen uit de weg te ruimen, zal
Mgr. de aartsbisschop de twee brieven, de ene van 25 november, de andere
van 1 december 1877, waarin hij Don Bosco bedreigt met de preventieve
straf van de schorsing ipso facto incurrenda wanneer hij iets schrijft,
laat drukken of verspreiden dat tot nadeel van Mgr. de aartsbisschop kan
strekken, intrekken en vernietigen.
VI. Wat de zaak betreft van de boekjes door de curie aangeklaagd,
verklaart Don Bosco dat hij de wijze en de vorm waarmee over het kerke-
lijk gezag gesproken wordt en die niet passend zijn, steeds afgekeurd
heeft en nog afkeurt. Hij is bereid, telkens als hem dit gevraagd wordt,
hiervoor een formele akte op te stellen, zoals híj anderzijds bereid is
de inhoud te veroordelen wanneer hem punten of stellingen worden aange-
duid die ten opzichte van de Kerk dienen afgekeurd te worden.
VII. Deze verklaring zal als gevolg hebben dat het proces ingeleid
door de aartsbisschoppelijke curie zal geschrapt worden.
Rome, op deze 16 juni 1882.
Krachtens de volmachten mij verleend door mijn beminde overste
Zijne Excellentie Zeereerwaarde Monseigneur Lorenzo Gastaldi, onderte-
ken ik wat hierboven werd vastgesteld en keur ik het goed.
Kanunnik Emanuele Colomiatti
Krachtens de volmachten mij verleend door mijn Algemeen Overste de
Zeereerwaarde Heer Don Giovanni Bosco, onderteken ik wat hierboven werd
vastgesteld en keur ik het goed.
Priester Francesco Dalmazzo
Algemene Procurator.
Kardinaal Nina stuurde op 23 juni de authentieke akte aan Don Bos-
co en voegde er volgende commentaar bij.
"Zoals u zult opmaken uit de inhoud van de aldus genoemde Concor-
dia, moet U in de eerste plaats een brief schrijven aan Mgr. de aarts-
bisschop, de schets van de inhoud staat in het eerste artikel. Ik moet
er niet bijvoegen, dat hoe meer u zich zult houden aan uitgezuiverde uit-
drukkingen, ingegeven door uw nederigheid, des te groter hoop er zal be-
staan het hart van deze prelaat te winnen. Het zou niet ongelegen zijn
te trachten hem opnieuw te zien en te naderen. Van zijn kant zal hij im-

23.6 Page 226

▲back to top


- XV/222 -
mers met alle vlijt dienen op te treden om de overtuiging bij te brengen
dat hij zich werkelijk laat leiden door de inzichten van de Heilige Va-
der, voor een ware en duurzame vrede. Indien hij ongelukkigerwijs hieraan
niet zou beantwoorden, vrees dan niet, want God zal erin voorzien (...).
Indien de maatregel betreffende Don Bonetti eerder streng mag schijnen,
mag hij er toch van overtuigd zijn dat zijn eer, wat het wezenlijke van
de zaak betreft, hersteld wordt door het verlenen van een onbegrensde be-
voegdheid en dat zijn deugd er niet zal onder lijden wanneer hij er dient
in te berusten gedurende een jaar niet naar Chieri te gaan. Ten slotte
moet ik twee zaken aan uw voorzichtigheid aanbevelen waarvan ik weet dat
ze op ervaring berust en waarop ik mij dus kan beroepen. De eerste is dat
u niet zou toelaten aan een van de uwen zaken te publiceren in het Bol-
lettino Salesiano, of op een andere manier, die ook maar onrechtstreeks
zouden zinspelen op de aartsbisschop en op zijn curie. Ten tweede: wan-
neer er een nieuw motief of voorwendsel zou oprijzen dat aanleiding kan
geven tot een wrijving, breng mij dan ter voorkoming aanstonds op de
hoogte om van mij de raad te ontvangen die ik u voor het welzijn van het
instituut zou kunnen suggereren. Mijn groot vertrouwen in uw deugd en ge-
zond verstand zijn voor mij een onderpand voor het goed resultaat van al
wat er dient gedaan te worden en waarover ik u verzoek mij te willen in-
lichten."
Om goed het antwoord te begrijpen dat door Don Bosco aan de kardi-
naal gestuurd werd, dient men te weten dat Don Dalmazzo hem in de brief
van 18 juni geschreven had: "(Colomiatti) heeft herhaaldelijk bij de paus
een audiëntie gehad en eens is hij er anderhalf uur gebleven; ik werd
niet geroepen, werd niet gehoord." Daaruit ontstond de twijfel dat de ar-
tikels niet door Zijne Heiligheid gedicteerd werden, maar door de tegen-
partij werden voorgesteld; des te meer nu Kardinaal Nina zelf in tegen-
spraak was met een mening door hem zelf geuit in de heilige congregatie
van het concilie. Don Bosco antwoordde daarom aldus:
"
Eminentie,
"
"
Ik ontving de brief van Uwe Eminentie die mij het project
" meedeelt van de heer advocaat Colomiatti dat aan de Heilige Vader
" aangeboden werd. Het zijn zaken waarvan de uitvoering zeer moei-
" lijk is. Ik vraag u enkele dagen om wat ophelderingen te bekomen
" die ik u weldra zal laten geworden.
"
Gelieve mij te verontschuldigen voor de wellicht ongepaste
" manier waarmee ik u schrijf. Ik wou zelf schrijven maar het gaat
" niet al te best met mij.
"
Ik blijf steeds met de grootste verering
"
"
uw zeer verplichte dienaar
" Turijn, 27 juni 1882.
Priester Gio. Bosco.

23.7 Page 227

▲back to top


- XV/223 -
De veronderstelling van Don Bosco mag men zich niet indenken als
een voorwendsel om tijd te winnen en om ongedaan te maken wat gedaan was
zoals kardinaal Nina er misschien aan getwijfeld heeft. Hij was er op-
recht van overtuigd dat de uitnodiging van Don Dalmazzo vanwege Zijne
Eminentie om zijn eigen redenen op te geven en ze te vergelijken met die
van Colomiatti enkel komedie was, maar dat hij achter de schermen met de
kanunnik reeds alles bedisseld had wat er diende gedaan te worden. Hij
zegt het zonder omwegen in een brief van 28 juni aan de procurator: "We
zitten diep in de rats. Ik heb de fameuze mededeling ontvangen. Ik maak
enkele opmerkingen klaar. Maar je hebt ondertekend. Indien je opmerkingen
te maken hebt, zeg het me dan onmiddellijk. Kardinaal Nina wachtte op jou
om U als hansworst te laten spelen. Ook hieruit zullen we ons uit de nes-
ten halen zo goed als we kunnen."
Niettegenstaande alle intriges van de tegenpartij, was de Concor-
dia toch werkelijk de uitdrukking van de wil van de paus, zoals Don Dal-
mazzo op 30 juni verzekerde: "(Kardinaal Nina), die ermee gelast was zijn
gedachten op papier te stellen en zelfs de voorwaarden van de schikking,
had zich veroorloofd het punt eruit te laten dat aan Don Bosco de raad
geeft Bonetti voor een jaar te Turijn te houden; hij werd hierover door
de paus berispt alsof hij hem niet goed begrepen had. Hij liet heel het
blad lezen en beval verscheidene wijzigingen, die hij onder zijn ogen
liet aanbrengen. Het is dus de paus en hij alleen die alles bevolen
heeft. Daar ik nu de verzekering had dat het niet enkel zijn wens was,
maar zijn expliciete wil dat Don Bosco pro bono pacis zich wou onderwer-
pen en dat ik anderzijds de voorgaande uitdrukkelijke betuigingen vanwege
Don Bosco indachtig was, zich zeer gedwee te zullen onderwerpen aan alles
wat de paus zou beslissen, kon en mocht ik niets anders doen dan onderte-
kenen."
Don Bosco begreep het, maar het was redelijk dat hij het antwoord
van de kardinaal zou afwachten. Dit antwoord was enigszins streng, omdat
hij vanzelfsprekend de redenen niet kende die Don Bosco had om te twijfe-
len aan de echte oorsprong van de artikels.
"
Zeereerwaarde D. Bosco,
"
"
Uw brief van 27 juni, die ik eerst deze ochtend ontvangen
" heb, heeft mij niet weinig verrast en, ik zal het ook maar zeg-
" gen, verdriet aangedaan. U spreekt in die brief alsof het over
" een project van advocaat Colomiatti gaat, dat aan de Heilige
" Vader aangeboden werd en voegt eraan toe dat er zaken bij zijn,
" waarvan de uitvoering zeer moeilijk is. Daarentegen heb ik u in
" mijn brief meegedeeld dat de Concordia reeds ondertekend was door
(1) Hij verontschuldigde zich wegens zijn slecht geschrift te wijten aan zijn gezond-
heidstoestand, maar hij heeft geen beroep willen doen op anderen wegens het delicate
karakter van de zaak.

23.8 Page 228

▲back to top


- XV/224 -
" de partijen, die de machtigingen van hun respectieve oversten
" hadden, en dat de artikels hiervan niet door Colomiatti maar
" door Zijne Heiligheid zelf werden ingegeven en goedgekeurd.
"
Alleen reeds deze omstandigheid zou iedere moeilijkheid
" van uitvoering moeten doen verdwijnen, indien u niet wilt ver-
" geten en loochenen wat u meermaals mondeling en schriftelijk
" verklaard hebt, namelijk dat u in uw gedragslijn u nooit zou
" willen verwijderen van de wil van de Heilige Vader waarin u
" Gods wil ziet. Wanneer u dus de goedgekeurde artikels opnieuw
" zou willen bespreken, dan zou dit erop neerkomen de wil zelf van
" de paus te willen herzien om na te gaan of hij wel gebaseerd is
" op beginsels van billijkheid of op aspecten van nuttigheid
" voor beide partijen.
"
Naar aanleiding hiervan dien ik er ook aan toe te voegen
" dat de Heilige Vader mij dezer dagen, door het ambt van de staats-
" secretaris, met aandrang heeft laten weten dat ik mij zou verge-
" wissen van de uitvoering van alles wat overeengekomen werd en dat
" het zijn wil is dat het zou volbracht worden. Wat zal ik hem moe-
" ten antwoorden? Ik heb de moed niet hem te zeggen dat er niets
" werd gedaan en dat er zelfs van uw kant ernstige moeilijkheden
" gerezen zijn bij de uitvoering, want ik houd eraan dat u zelf zou
" kunnen oordelen over de ongunstige indruk die hij hierdoor zou op-
" doen wanneer hij zou zien dat de gedweeheid en onderworpenheid die
" in woorden beleden werd door de feiten wordt gelogenstraft en dat
" u zich misschien ook wilt beroepen op de welwillende gevoelens die
" hij tegenover het instituut koestert.
"
Ik wil er niet aan denken dat de moeilijkheden van de kant
" van Don Bonetti komen; maar indien dit het geval is, dan zou het
" mij spijten te zien dat u van een al te grote zwakheid of inschik-
" kelijkheid jegens een onderhorige blijk geeft. Wat de voorwaarde
" aangaat die u betreft, wanneer men ze volgens haar juiste waarde
" beschouwt, blijkt ze toch niet voor U een onmogelijk offer te vra-
" gen, gelet op de feiten en de omstandigheden.
"
Nogmaals verzoek ik en bezweer ik u, zoveel ik maar kan,
" geen tijd te verliezen met het maken van nieuwe opmerkingen die
" in deze stand van zaken geen nut hebben, maar eerder schadelijk
" zijn. Ik verzoek U integendeel vlug de Concordia ten uitvoer te
" leggen, zodat ik zodra mogelijk aan de Heilige Vader kan aankon-
" digen dat zij nu een voldongen feit is en ik hem, aan wie op dui-
" zend manieren leed wordt aangedaan, enige opbeuring kan schenken.
"
Geloof mij met mijn gebruikelijke diepe achting om u
"
dienstig te zijn zeer toegenegen
"
Kardinaal L. Nina.
Toen las Don Bosco in het kapittel de artikels van de Concordia
voor. Het werd een algemene verstomming. Don Bonetti was verbitterd we-
gens het aandeel dat hem te beurt viel en allen waren bedroefd door de

23.9 Page 229

▲back to top


- XV/225 -
vernedering die aan hun goede vader opgelegd werd. Na de eerste radeloos-
heid ontstond er tussen de leden van het kapittel een bespreking aangaan-
de de opportuniteit van een verzoek om uitstel, om tijd te winnen, en
zich intussen door de omstandigheden te laten beraden. Alleen Don Caglie-
ro zweeg. Nadat Don Bosco zwijgend toegeluisterd had, zei hij hem: - "En
jij zegt geen enkel woord?" - Don Cagliero, aldus aangesproken, keerde
zich naar zijn collega's en met zijn gebruikelijke vrijmoedigheid ver-
klaarde hij dat hij hun mening volstrekt niet deelde. De paus had gespro-
ken en men diende te gehoorzamen. De paus had een dergelijk besluit ge-
troffen omdat hij Don Bosco kende en wist dat hij een beroep kon doen op
zijn deugd, zodat er niet te dralen viel.
Omdat het een zaak betrof waarin de eer van de congregatie betrok-
ken was, had Don Bosco in het kapittel lezing gegeven van de Concordia
enkel om er officieel mededeling van te doen aan de leden van het kapit-
tel en niet om de zaak te bespreken of om de raad van anderen in te win-
nen over wat er diende gedaan te worden. Op 8 juli vroeg hij vergiffenis
aan Mgr. Gastaldi in volgende brief:
"
Excellentie,
"
"
Overwegend dat de verscheidene geschillen, die sinds eni-
" ge tijd ontstaan zijn tussen Uwe Excellentie en de geringe con-
" gregatie van de salesianen, een bron zijn van onaangenaamhe-
" den en wrijvingen tot nadeel van het gezag en verwondering bij
" de gelovigen, heeft Zijne Heiligheid zich gewaardigd mij te la-
" ten weten dat het zijn wil is dat iedere onenigheid zou ophouden
" en tussen ons een echte en duurzame vrede zou hersteld worden.
"
Daarom om mij aan te sluiten bij de vaderlijke en wijze
" inzichten van de hoge opperherder, die ook steeds de mijne zijn,
" betuig ik aan Uwe Excellentie mijn spijt dat de jongste tijd en-
" kele incidenten de vreedzame betrekkingen tussen ons verstoord
" hebben en bitterheid kunnen hebben verwekt in het hart van Uwe
" Excellentie. Indien U ooit gemeend hebt dat ik of iemand van
" mijn instituut dergelijke stand van zaken zou beïnvloed hebben,
" smeek ik Uwe Excellentie hiervoor om vergiffenis en verzoek
" ik hem het verleden te vergeten.
"
Met de hoop dat Uwe Excellentie welwillend deze gevoelens
" van mij zal willen aanvaarden, ben ik verheugd deze geschikte
" gelegenheid te kunnen gebruiken om voor U van God de meest uitge-
" lezen zegeningen te wensen, terwijl ik de hoge eer heb met grote
" achting en diepe verering te zijn
"
de zeer volgzame dienaar
" Turijn, 8 juli 1882.
Priester Giovanni Bosco
Dezelfde dag schreef hij aan de kardinaal-beschermheer en beken-
de hem uiterst kalm zijn eigen vergissing. Hij berichtte hem dat hij het

23.10 Page 230

▲back to top


- XV/226 -
eerste en voornaamste artikel van de Concordia uitgevoerd had, zonder ook
in zijn brief maar enige blijk van verbittering te laten blijken wegens
de vaderlijke berisping die hij kort voordien van hem had opgelopen.
"
Eminentie,
"
"
Van het begin af heb ik gemeend dat de zeven artikels van
" de Concordia, ondertekend door Don Dalmazzo, enkel dienden be-
" schouwd te worden als een ontwerp van schikking aangeboden door
" de heer Kanunnik Colomiatti en dat het dus aan de tegenpartij
" toegelaten was hierover ophelderingen te geven of te vragen.
" Toen ik echter uit uw geëerde brief vernomen heb dat ze de uit-
" drukkelijke wil van de Heilige Vader weergeven, heb ik mij ge-
" haast het eerste artikel, dat, zoals u reeds gezegd hebt, voor
" mij het eerste en voornaamste was, uit te voeren. Ter onderrich-
" ting van Uwe Eminentie voeg ik hierbij een kopie van de brief
" die ik aan Mgr. de aartsbisschop geschreven heb.
"
Moge Uwe Eminentie ermee voortgaan mij uw welwillendheid
" te betuigen en voor mij en voor onze arme congregatie, die thans
" aan grote tegenslagen is blootgesteld, te bidden.
"
Met de hoop u weldra de uitslag van mijn brief aan Mgr. de
" aartsbisschop te kunnen meedelen, bid ik de goede God dat hij U
" gelukkig moge maken, terwijl ik de eer geniet met hoge achting
" van u te mogen zijn
"
de onderdanige dienaar
" Turijn, 8 juli 1882.
Priester Giovanni Bosco
Krachtens het derde artikel antwoordde de aartsbisschop aan Don
Bosco in een onberispelijke vorm.
"
Zeereerwaarde Heer,
"
"
Ik ontving uw brief van 8 juli 1882 en ik ben zeer verheugd
" te mogen verklaren dat de gevoelens in deze brief uitgedrukt
" mij een grote opbeuring geweest zijn.
"
Daarom verleen ik u van harte de vergiffenis door u af-
" gesmeekt aan u en aan ieder lid van de salesiaanse congregatie,
" die naar mijn gevoel invloed zouden uitgeoefend hebben op de
" stand van zaken, waarover u mij uw spijt uitdrukt. Zeer graag
" vergeet ik het verleden en neem ik u opnieuw in mijn gunst op.
"
Vrijelijk doe ik zelfs afstand ervan akte te vragen van
" een formele verklaring en veroordeling van de werkjes, die U
" door mijn curie werden ten laste gelegd.
"
Omdat mijn twee brieven, de ene van 25 november 1877 en
" de andere van 1 december van hetzelfde jaar wegens uw huidige
" brief het doel niet meer hebben waarvoor ze geschreven werden,

24 Pages 231-240

▲back to top


24.1 Page 231

▲back to top


- XV/227 -
" vraag ik dat ze me terug worden gestuurd en ophouden te bestaan.
"
Eveneens verleen ik aan Don Giovanni Bonetti, salesiaans
" priester, opnieuw de bevoegdheid biecht te horen zonder beperking
" van plaats, daar ik vaststel dat u uw woord hebt gegeven te han-
" delen volgens de inzichten van de Heilige Vader die aan u werden
" bekend gemaakt en die u erkend hebt als vaderlijk en wijs; en nu
" stel ik een einde aan het geding ingespannen door mijn curie.
"
Ik dank God de Heer en onze hoge opperherder, die in deze
" ongelukkige kwesties werkelijk opgetreden is als de goede Vader,
" die hij werkelijk is; en met het vertrouwen dat de salesiaanse
" congregatie van heden af de aartsbisschop van Turijn tot troost
" zal strekken, geef ik aan u en aan de salesianen mijn herderlijke
" zegen, als een voorteken van de ruime zegen die ik over u en over
" de hele congregatie van de barmhartige God afsmeek.
"
Ik verblijf in Jezus Christus
"
uw toegenegen
" Vanuit S. Ignazio bij Lanzo
Lorenzo, aartsbisschop.
" 11 juli 1882.
Nu bleef er nog artikel vijf uit te voeren. Met dit doel overhan-
digde Don Bosco hem de twee brieven die hem met schorsing bedreigden.
"
Excellentie,
"
"
In antwoord op uw brief van 1 juli stuur ik u de twee brie-
" ven terug van 25 november en 1 december 1877 waarin mij gedreigd
" werd met schorsing ipso facto wanneer de beweegredenen erin aan-
" gehaald zich zouden voorgedaan hebben.
"
Ik zegen van harte de Heer dat de redenen van misnoegen
" tussen u en de arme salesiaanse congregatie hebben opgehouden te
" bestaan en ik heb er volle vertrouwen in dat in de toekomst al-
" leen Gods glorie het voorwerp van onze bezorgdheid zijn zal in
" deze moeilijke tijden voor onze heilige godsdienst.
"
Met volkomen achting en de grootste verering, heb ik de
" eer van u te zijn
"
de zeer verplichte dienaar
" Turijn, 18 juli 1882.
Priester Giovanni Bosco
Op dezelfde datum stuurde hij een kort bericht over al wat hij
gedaan had en over zijn gevoelens aan de kardinaal-beschermheer.
"
Eminentie,
"
"
Ik stuur u een kopie van het antwoord dat ik ontvangen
" heb van Mgr. de aartsbisschop en nog vandaag heb ik hem de twee

24.2 Page 232

▲back to top


- XV/228 -
" brieven gestuurd die de oorsprong waren van zovele onaangenaam-
" heden.
"
Nu ik de arme salesiaanse sociëteit aan deze vernedering
" onderwerp, hoop ik ten minste dat de zaken blijven duren! Maar ik
" vrees er erg voor. Er wordt nu al rondgestrooid dat Don Bosco ver-
" oordeeld werd, dat Don Bonetti niet meer naar Chieri zal gaan enz.
"
Ik heb in ieder geval met ernst gehandeld en terwijl ik
" het stilzwijgen erover bewaar, ga ik verder.
"
Gelieve mij de eer te schenken met onveranderlijke dank-
" baarheid van u te blijven
"
de zeer verplichte dienaar
" Turijn, 18 juli 1882.
Priester G. Bosco
Nu de feiten voldongen waren gaf de kardinaal-beschermheer commen-
taar op het einde van het drama en sprak er met lof over. Op 26 juli
schreef hij aan Don Bosco: "Ik ontving uw jongste brief met de bijlage
die mij al ter kennis was gebracht door kanunnik Colomiatti. Zoals dit
zeer natuurlijk was, heb ik over alles de Heilige Vader ingelicht, die
er zeer tevreden over is en getroost dat eindelijk ieder meningsverschil
werd bijgelegd en de vrede gesticht werd. Hij hoopt dat hij oprecht en
duurzaam zal zijn. Thans is het overbodig erover te spreken en te betwis-
ten wie de zegepraal behaald of de nederlaag geleden heeft. Mijns inziens
blijft de overwinning steeds aan de congregatie; want de gegrondheid van
de zaak blijft ongeschonden en de bijkomende modaliteiten veranderen de
aard ervan niet. En wij mogen niet vergeten dat de daden van nederigheid,
die in de ogen van de wereld een zwakheid schijnen te zijn, in de ogen
van God en van de weldenkende mensen steeds deugden zijn, die hen eren
die ze verricht hebben en die de beloning verwerven van qui se humiliat
exaltabitur. Daarom dient u rustig te zijn over wat u gedaan hebt en moet
U ook uw ondergeschikten gerust stellen; want het feit dat u de mening
van de Heilige Vader opgevolgd hebt, zal tot voordeel van het instituut
en tot Gods glorie strekken."
Onder de regenboog van vrede, die zijn armen uitbreidde van de oe-
vers van de Dora tot de vallei van Sant'Ignazio, mocht het valse kwaken
van de kikkers van de pers niet ontbreken. Onder de titel: "Een zwarte
kwestie" publiceerde de Gazzetta Piëmontese in haar nummer van 26 juli
een artikel, waarin ze eerst herinnerde aan de oude "slechte stemming"
tussen Mgr. Gastaldi en Don Bosco om dan met weinig nauwkeurigheid de
jongste wederwaardigheden te verhalen. De toon ervan klonk gunstig voor
eerstgenoemde. Het was inderdaad "aan de meesters van het Vaticaan" te
wijten dat de congregaties eerst Don Bosco in het gelijk hadden gesteld
en aan Monseigneur ongelijk hadden gegeven; maar dan werd eraan toege-
voegd dat de paus "de beslissingen verbroken had" van de congregaties en
"ongelijk gegeven had" aan Don Bosco en dat de Heilige Vader Don Bosco
"verplicht had" "zijn akte van onderwerping" te doen en de "onverkochte"
exemplaren of de exemplaren die nog konden teruggevonden worden te ver-

24.3 Page 233

▲back to top


- XV/229 -
nietigen. De schrijver van het artikel, die op deze manier werd inge-
licht, was zijn stof zeker niet gaan putten te Valdocco om zijn proza uit
te broeden. Toen Don Bosco aan kardinaal Nina schreef op 25 juli voor de
inwijding van de kerk van Sint-Jan, had hij zelf reeds volgende klachten
geuit: "De curie zelf verspreidt overal de vernederingen die men Don
Bosco deed ondergaan. Hij zal er nog andere moeten lijden. Dit geroddel
dat met boos opzet verspreid en met boos opzet geïnterpreteerd wordt, ma-
ken de arme salesianen moedeloos. Reeds twee directeurs van onze huizen
vragen uit een congregatie te mogen treden, die hun de speelbal van het
gezag geworden schijnt. Anderen van onze priesters en clerici stellen mij
dezelfde vraag. Toch wil ik een streng stilzwijgen bewaren, zoals ik
reeds aan Uwe Eminentie geschreven heb. "Wegens al deze redenen opende
hij op 29 juli zijn hart eveneens aan Don Dalmazzo in de volgende bewoor-
dingen: "De zaken met de aartsbisschop kennen iedere dag een nieuwe fase.
Vandaag volledige vrede, morgen een totale oorlog en ik aanvaard alles en
intussen gaan we vooruit."(1)
De arme Don Bosco kon de pil niet slikken. Bij het eerste bericht
had hij aan de gevoelens van zijn hart lucht gegeven in een zeer lange
brief die hij aan de paus meende te sturen; maar toen hij van het klad in
het net overschreef, vernam hij met zekerheid dat in de Concordia de wil
van de paus was tot uiting gekomen. Daarom sloot hij zijn brief in het
kastje; maar toch heeft hij zijn waarde niet verloren, omdat hij duide-
lijk aantoont door welke tribulaties Don Bosco en de zijnen gegaan zijn.
Ook Don Albera deed er zijn beklag over dat Don Bosco zo rustig de
pauselijke beslissing had aanvaard en uitgevoerd. Hij uitte hem zelfs de
gedachte ad tempus de congregatie te verlaten om hem en zich zelf vrije-
lijk te kunnen verdedigen. Theoloog Margotti had graag over zijn pen wil-
len beschikken ten dienste van zijn eigen krant. De vergelijking tussen
deze twee houdingen is ons dienstig om beter de heldhaftige deugd van Don
Bosco te kunnen beoordelen over wie Don Albera zelf getuigt: "In die tijd
had ik met Don Bosco meermaals onderhandelingen te voeren over talrijke
zaken en nooit heb ik bemerkt dat hij bekommerd of bedroefd was."(2)
Tijdens de maanden van zijn grootste opwinding had Don Bonettï die
aan zijn geest een verkwikkende afleiding wilde bezorgen, zich aan het
schrijven gezet van een Vita popolare di Santa Teresa (Een leven van de
(1) Op 21 juni had Don Dalmazzo, hem geschreven over Mgr. Verga, secretaris van het
concilie en later kardinaal. Deze werd door Nina ondervraagd over de genomen
besluiten, toonde er zich een tegenstander van en zei dat het een klaarblijkelijke
onrechtvaardigheid was. Hij bewonderde het geduld en de zelfverloochening van Don
Bosco die zich naar alles schikt pro bene pacis." Daarna ging hij voort voor eigen
rekening: "Behalve de paus, zijn ze echter allen overtuigd dat er niets zal gebeuren.
We zullen echter alle middelen geprobeerd hebben."
(2) Summarium van het processiculum, blz. 125.

24.4 Page 234

▲back to top


- XV/230 -
de Heilige Teresia voor het volk geschreven), dat verscheen in de tweede
helft van de maand augustus. Niettegenstaande de moeilijkheden die het
werk bood, was het zeer goed afgewerkt. Hij stuurde twee exemplaren ervan
aan kardinaal Nina, met het verzoek er een aan de Heilige Vader te willen
aanbieden. In zijn brief zei hij hem: (1)"Men liet mij indertijd de 7 ar-
tikels kennen van de Concordia tussen Zijne Excellentie Mgr. de aartsbis-
schop van Turijn en de congregatie van de salesianen. Ik beken U, Eminen-
tie, dat sommige van deze artikels mij in het begin diep bedroefd hebben,
omdat het mij toescheen dat mijn vereerde overste Don Bosco en mijn arm
persoontje erdoor gestraft werden. Toen ik echter te weten kwam dat deze
artikels gesuggereerd waren door de Heilige Vader, voelde ik in mijn hart
zoveel achting en verknochtheid voor hem, dat ik geen ogenblik aarzelde
zijn beschikking met de volstrekte gedweeheid en onderworpenheid te aan-
vaarden, zoals hij het van zijn echte zonen mag verwachten."
De kardinaal aanvaardde zeer welwillend zijn brief en liet hem
schrijven dat hij aan de paus, bij een eerste gelegenheid, het boek zal
aanbieden en zijn brief zal voorlezen.( 2) Na drie weken had hij zijn
belofte vervuld. De paus wou de brief van het begin tot het einde lezen
en gelastte er Zijne Eminentie mee hem zijn eigen tevredenheid uit te
drukken en hem woorden van opbeuring toe te sturen; dit werd met liefde-
rijke zorg uitgevoerd.(3)
In november greep Don Bonetti opnieuw naar de pen om aan de kardi-
naal te laten weten dat de tegenpartij kwade geruchten verspreidde tot
oneer van Don Bosco en van de salesianen. Na een uiteenzetting van de
feiten, besloot hij: "Wij worden behandeld als oneerbiedigen, als opstan-
delingen, als het uitschot van de clerus. Het ergste is dat ze geloofd
worden door te steunen op beschikkingen van de Heilige Vader. Het gaat
hier voortaan over het leven of de dood van de salesiaanse congregatie,
die de achting nodig heeft van haar weldoeners, om een hand toe te steken
bij het steunen van haar veelvuldige werken ten bate van de godsdienst en
van de burgerlijke maatschappij. Ze moet het vertrouwen genieten van de
gelovigen om kloosterroepingen te hebben en eveneens het vertrouwen van
haar eigen leden, om hun roeping niet te verliezen." De kardinaal liet
hem zeggen door advocaat Leonori (4) dat het "onvermijdelijk geroddel"
was, waaraan hij geen belang mocht hechten en dat hij zijn kalmte niet
mocht verliezen.
Het was echter geroddel dat de sacristieën en pastorieën met las-
terlijke kwaadsprekerij vulde; en bij een overblijfsel van de oude dioce-
(1) Turijn, 27 augustus 1882.
(2) Brief van Don Dalmazzo aan Don Bonetti, Rome, 5 september 1882,
(3) Brief van 16 september 1882.
(4) Brief van 15 februari 1883.

24.5 Page 235

▲back to top


- XV/231 -
sane clerus bleek nogmaals een sliert van koelheid of geringe sympathie
voor de salesianen te bestaan.
In februari 1883 was Don Bonetti nog verplicht bij kardinaal Nina
protest aan te tekenen tegen de moeilijkheden die de curie voortdurend
opwierp bij het onderzoek van de salesiaanse drukwerken om het Visum te
verlenen en tegen het verbod aan de pastoors bij gelegenheid van de paas-
communie een boekje uit te delen met als titel Jezus Christus, onze God
en onze Koning. Dit boekje was door Don Bonetti opgesteld met de prakti-
sche bedoeling de godslasteringen te weerleggen, die een vuige journa-
list, heiligschennend Jezus Christus genoemd, onder het volk uitbraakte.
Toen Zijn Eminentie hem echter antwoordde, was Mgr. Gastaldi niet meer
onder de levenden. Op Paasmorgen had men zijn kille lijk gevonden. Het
was dus onnodig nog een gesprek te voeren over de incidenten waarover hij
zich beklaagd had. Op 29 maart 1883 schreef hem integendeel Zijne Eminen-
tie: "Laat ons Gods ondoorgrondelijke plannen aanbidden en met christe-
lijke liefde bidden. Maar ik beken u dat ik, bij het vernemen van de
dood, door een grote droefheid bevangen werd, en ik dacht eraan dat de
laatste daad van zijn herderlijk gezag begaan ten nadele van mijn arme
salesianen, zeker een beletsel zou zijn voor zijn heiligverklaring. Er
rest ons nu nog veel te bidden opdat de Heer een herder juxta cor suum
zou zenden."
De dood van de aartsbisschop deed twijfel oprijzen of de beschik-
kingen vervat in de Concordia ten laste van Don Bonetti nog steeds van
kracht bleven. De belanghebbende stelde hierover een vraag bij de heilige
congregatie maar het antwoord luidde: Nihil ïnnovetur, geen enkele nieu-
wigheid tot bij de intrede van zijn opvolger. Maar hij koesterde de vuri-
ge wens de hatelijke last van zich af te schudden. In het derde artikel
stond te lezen dat, wanneer hij een jaar te Chieri was weggebleven, het
hem veroorloofd zou zijn er terug te keren, maar enkel bij een bijzondere
omstandigheid. Toen er dan een jaar verlopen was sinds de ondertekening
van de Concordia, smeekte hij van iedere voorwaarde van tijd ontslagen te
worden. De paus willigde zijn vraag in en herriep de beschikking volle-
dig.(1) Deze beslissing van de heilige congregatie werd officieel aan Don
Bosco meegedeeld door de heilige congregatie bij middel van een rescript
waarin verklaard werd dat de voornoemde beschikking niet de minste waarde
meer had post Archiepiscopi funus. Op de brief, waarin het zo zeer ver-
langde decreet te lezen stond, schreef Don Bonetti: "En op die manier was
alles gedaan. Eindelijk!!!"
Maar voor de geschiedenis is hiermee niet alles gedaan. Voor ons
bestaan er nog twee duistere punten die om een opheldering vragen. Het
eerste gaat over het begin van het strafgeding. De decreten van de curie
van Turijn, die Don Bonetti en Don Bosco dagvaardden om zich te verant-
(1) Brief van Kardinaal Nina aan Don Bosco, 10 juli 1883.

24.6 Page 236

▲back to top


- XV/232 -
woorden over de werkjes duidden theoloog Michele Sorasio aan als officië-
le aanklager, waarbij aangestipt werd dat hij zijn aanklacht op voldoende
bewijzen gesteund had. Wat laat, indien men wil, maar op een goede dag
kwam de waarheid aan het licht. Dit gebeurde in 1917, toen Sorasio in een
brief van 8 november aan de kardinaal prefect van de heilige congregatie
van de riten ootmoedig en onomwonden bekende hoe de zaken verlopen waren.
In de aanhef vertelde hij hoe hij tot deze bekentenis gedreven werd: "Het
apostolische proces van de eerbiedwaardige Don Bosco is thans geëindigd
en ik zal, als afgevaardigde plaatsvervanger van Zijne Eminentie onze
kardinaal aartsbisschop mij bij mijn collega's voegen om het verslag op
te stellen. Daar ik echter al meer dan tachtig jaar oud ben, veroorloof
ik mij aan Uwe Eminentie een persoonlijk feit uiteen te zetten, dat wat
licht kan werpen op het verzet dat tegen het proces gedaan werd; en het
is mijn bedoeling dat deze uiteenzetting bij het proces zou gevoegd wor-
den wanneer ik sterf."
En het persoonlijke feit bestond hierin. In 1881 was Sorasio se-
cretaris van de curie. Op een zekere dag zei hem kanunnik Chiuso, secre-
taris van de aartsbisschop en kanselier, dat hij in zijn hoedanigheid van
promotor van de "mensa" een aanvraag moest richten tot de advocaat-fis-
caal kanunnik Colomiatti, om een geding in te leiden tegen Don Bosco, als
schrijver van de fameuze werkjes. Hij antwoordde hem krachtdadig dat het
onmogelijk was dat Don Bosco zo laag zou gevallen zijn. Hij had wel wat
anders te doen, daar hij moest zorgen voor het brood van zovele jongens
in zijn Oratorio, colleges en missies. Het scheen hem zelfs toe dat hij
niet bekwaam was wijsgerige thema's, als deze die in een van de werkjes
behandeld werden, te behandelen. Omdat hij medeleerling van Chiuso ge-
weest was bij de studie van de moraal, had hij ook de moed hem te zeggen:
"Kijk, op dit uur is Don Bosco een dergelijke kolos dat hij allen zal
verpletteren."
Kanunnik Chiuso werd door deze woorden getroffen en antwoordde hem:
- "Maar jij weet dus wie de schrijver ervan is. - Ik verklaarde hem dat
ik het niet wist, maar dat ik pater Rostagno, een jezuïet verdacht, omdat
ik hem eens had horen uitroepen: - "Ah! we zullen uw aartsbisschop eens
mores leren!"
Omdat Chiuso er niet in slaagde nog meer te vernemen, stuurde hij
hem bij Colomiatti, die hem dezelfde uitnodiging of hetzelfde bevel her-
haalde en aan wie hij hetzelfde antwoord gaf, behoudens zijn beoordeling
over de kolos. Toen ondervroeg Colomiatti hem met een houding alsof hij
er zeker van was: - "En indien we hem zouden veroordelen?" - De andere
haalde zijn schouders op en besloot dat hij zich in dergelijk geval bij
het vonnis zou neerleggen, in de veronderstelling dat er zovele duidelij-
ke en vaste bewijzen waren dat men hem een veroordeling kon opleggen. Op
dit ogenblik wuifde Colomiatti met een lijvig dossier voor zijn ogen en
zei daarbij: - "Ziet u dit? Het proces (van zaligverklaring) van Don Bos-
co zullen we niet doen, zoals we dit voor Cottolengo gedaan hebben." -
Toen hij dit gehoord had, ondertekende Sorasio de reeds klaargemaakte

24.7 Page 237

▲back to top


- XV/233 -
aanvraag voor een geding tegen Don Bosco. Parcat mihi Deus (Moge God het
mij vergeven) roept hij in zijn brief uit en verontschuldigt zich door te
bevestigen dat het toen de tijd was "van de macht en van de overmacht om
niet meer te zeggen."
Het bekwam hem echter slecht dat hij het gewaagd had Don Bosco te
verdedigen. Hij werd in de curie nog net geduld. De aartsbisschop verwees
nooit naar wat er voorgevallen was, herhaalde zijn voorstellen en wel met
een zekere vurigheid, dat hij vacante parochies zou aanvaarden, eerst
buiten het aartsbisdom en nadien buiten Turijn, totdat de priesters van
Corpus Domini, die wisten hoe hij in de curie vervolgd werd, hem in hun
congregatie opnamen.
Een tweede punt dat dient opgehelderd te worden is het vaderschap
van de werkjes. Bevatte het lijvige dossier dat door Colomiatti getoond
werd werkelijk niets dat ook maar een schaduw wierp op Don Bosco en de
salesianen? Hij die de genadeslag gaf aan de voldoende geachte bewijzen
was Don Giovanni Turchi, in 1881 directeur van het blindeninstituut te
Turijn. Toen hij geroepen werd om een verklaring af te leggen tijdens
het apostolische proces, vroeg hij aan de rechters, om aan de rechtbank
een verzegelde envelop te mogen overhandigen, die uitsluitend bestemd was
voor de heilige congregatie van de riten. Het was een zeer lange brief,
die hij als een verklaring onder eed door hem als getuige afgelegd, aan
de kardinaal prefect stuurde. Daarin betuigde hij vooreerst dat hij zich
niet liet leiden door zijn wrok jegens de gedachtenis van Mgr. Gastaldi.
Hij had zelfs medelijden met hem omdat het een mens was die zich liet
leiden door zijn eerste indruk, omdat zijn hersens wat abnormaal waren en
omdat de personen die hem omringden niet geschikt waren.(1)
Na een gedetailleerde uiteenzetting over de toestand van het
aartsbisdom Turijn gedurende het episcopaat van Mgr. Gastaldi, verhaalde
hij in het lang en het breed de omstandigheden die de fameuze publicaties
"geschreven door een Kapelaan" voorafgingen en begeleidden, bekende hij
uitdrukkelijk: "Die kapelaan was en ben ik, Giovanni Turchi."
Dorpsgenoot van Don Bosco, was Turchi gedurende een decennium bij
hem in het Oratorio geweest, namelijk vanaf de derde klas van het gym-
nasium tot enkele maanden na zijn priesterwijding. Hij behoorde tot die
groep seminaristen die, tijdens de sluiting van het seminarie, door Don
(1) Ook Mgr. Re, bisschop van Alba, legde een getuigenis af in het kleine proces (Sum-
marium, blz. 137): "Om uitleg te geven over de lange duur van deze wrijvingen tussen
twee personen die beiden met een goed inzicht bezield waren, denk ik dat het oppor-
tuun is eraan te herinneren dat de aartsbisschop, samen met vele goede hoedanigheden
een wat overdreven gedachte had van zijn eigen gezag en van zijn eigen wetenschap.
Hij bezat ook een onstuimig karakter waardoor hij zijn besluiten met overijling trof;
en nadien kon hij er moeilijk op terugkeren uit vrees het prestige van zijn gezag te
benadelen."

24.8 Page 238

▲back to top


- XV/234 -
Bosco in zijn huis werden opgenomen om ze te helpen hun studies voort te
zetten. Hij hield zeer veel van Don Bosco en daarom voelde hij zijn bloed
koken toen hij zag dat hij door Mgr. Gastaldi, Chiuso en Colomiatti mis-
handeld en geplaagd werd. Te Rome, waar hij in 1877 en 1878 verbleef als
privé-leraar dank zijn aanzienlijke kennissen, was hij te weten gekomen
wat er over de zaken van Turijn gefluisterd werd onder de hoge kerkelijke
waardigheidsbekleders. Zo ontstond bij hem langzamerhand de gedachte te
schrijven wat hij geschreven had. Vanuit Turijn liet hem Don Anfossi,
doctor in de letteren en wijsbegeerte, die samen met hem in het Oratorio
verbleven had en Don Bosco zeer genegen was, vaak nieuws geworden, dat
hij in zijn werk gebruikte. Aldus ontstond zijn eerste werkje, Nieuw-
jaarsgeschenk voor de clerus.
Tijdens zijn verblijf te Rome vernam hij dat pater Antonio Balleri-
ni, een jezuïet, schreef over de leerstelsels van Mgr. Gastaldi. Hij be-
reidde inderdaad de Piccolo Saggio (Klein essay) voor. Nadat Turchi naar
zijn eigen stad was teruggekeerd, stuurde hij het naar Turijn. Turchi
zorgde voor de druk en voegde er zelf het Voorwoord, de Inleiding, de
Aanhangsels en de eindbemerkingen aan toe. Maar noch Turchi, noch Balle-
rini hadden iets te maken met het drukken, daar Don Anfossi en twee ver-
trouwde arbeiders, oud-leerlingen van het Oratorio hiervoor zorgden. Deze
regelden zelfs het contract en de uitgaven. Uit de verkoop haalde men
voldoende om de uitgever te betalen en een klein bedrag te geven aan het
stadsasiel. Er werd zo geheim gewerkt, dat zelfs de drukker nooit kon
gissen wie de auteurs waren.
Don Anfossi stelde voor eigen rekening het boekje samen dat als ti-
tel droeg La questione rosminiana, (de Rosminiaanse kwestie) waarbij Don
Turchi de voetnoten schreef.(1) Over het werkje De aartsbisschop van Tu-
rijn, Don Bosco en Don Oddenino schrijft Turchi: "Ik dacht dat Don Bonet-
ti zelf het geschreven had; maar daarna werd mij verzekerd door een be-
trouwbare persoon die het weten kon, dat de schrijver niet Don Bonettí
was, maar een ander persoon, vreemd aan het Oratorio van de salesianen,
maar ik weet niet wie."
Het kan vreemd lijken dat Don Turchi tot 1895 gewacht heeft om te
spreken. Indien het strafgeding tot het uiterste zou gegaan zijn, zou hij
ongetwijfeld zijn plicht hebben gedaan en de waarheid onthuld hebben. In
zijn brief verklaart hij: "Ik zou zeker vrijmoedig en wat het mij ook
moge gekost hebben, gezegd hebben dat ik een van de schrijvers van de
werkjes was; maar alleen wanneer de zaken ten laste van Don Bosco zo ver
zouden gegaan zijn dat hij er zware schade zou onder geleden hebben." De
tussenkomst van de paus, die deze klacht aan kant zette, ontnam aan zijn
bekentenis het dringende karakter.
(1) Turchi laat ons eveneens weten dat Don Anfossi de auteur geweest was van het artikel
gedrukt in de Cooperatore salesiano, waarover gesproken wordt in boekdeel XIII, blz.
376.

24.9 Page 239

▲back to top


- XV/235 -
Na alles wat wij uiteengezet hebben in de drie laatste hoofdstukken, vin-
den wij het best te besluiten met het eindoordeel van de theoloog Cen-
sor, die van ambtswege afgevaardigd was door de heilige congregatie van
de riten voor het onderzoek van de geschillen ontstaan tengevolge van het
verzet van Mgr. Gastaldi en van zijn curie tegen Don Bosco. "Uit dit al-
les spruit voort" - schrijft hij - "dat al de aangehaalde geschillen, die
Don Bosco tegen zijn wil genoodzaakt was te ondergaan, uitgelokt en na-
dien verergerd werden door de woorden en de werken van Zijne Excellentie
aartsbisschop Gastaldi, die, naar het ons toeschijnt, voortdurend op zoek
was naar zaken, om het met de woorden van Sint-Paulus te zeggen, quae
quaestiones praestant magis quam aedificationem quae est in fide.(1) In
ieder geval staat het vast dat de dienaar Gods, tijdens de periode van de
geschillen, niet enkel in woord en daad voortdurend eerbiedig, nederig,
onderworpen en verzoeningsgezind is gebleven, zoals dat paste in zijn
hoedanigheid van stichter en Algemeen Overste van de salesiaanse socië-
teit, maar dat hij met naastenliefde en met sterkte de redenen van zijn
eigen gedragingen, ter verdediging en bescherming van zijn kloosterinsti-
tuut heeft doen gelden."(2)
Dit zijn woorden zo helder als het zonnelicht, die iedere schaduw
verdrijven niet van het met schitterend licht omkranste voorhoofd van Don
Bosco, maar uit het hart van iedere veeleisende historicus. Vol christe-
lijke wijsheid schijnt ons het oordeel uitgesproken in de meest stormach-
tige periode door Mgr. en later kardinaal Giuseppe Guarino, aartsbisschop
van Messina:(3) "Ik weet alles, schreef hij aan Don Bosco. Maar wanneer
de tegenkantingen van de mensen komen, dan zijn ze niet van lange duur.
Laat u zich niet ontmoedigen. Trouwens het zegel van Gods werken is de
tegenspraak. De duivel moet iets doen tegen de nieuwe orde. Laat het arme
dier een kleinigheid, opdat nadien zijn boze werken veel goed zullen
voortbrengen en ons door het geduld zullen zuiveren." En zo was het ook.
(1) 1 Tim., 1, 4.
(2) Positio super revisione scriptorum, jaar 1906.
(3) Zeer vertrouwelijke brief aan Don Bosco, Rome, 1 december 1881.

24.10 Page 240

▲back to top


- XV/236 -
HOOFDSTUK
IX.
VOORSTELLEN TOT STICHTINGEN DIE AFGEWEZEN
OF UITGESTELD WERDEN
Tijdens het tweetal jaren, waarvan wij de geschiedenis verhalen,
kwamen bij Don Bosco aanbiedingen en uitnodigingen toegestroomd uit
Frankrijk, Engeland en andere landen buiten Italië en Europa. We zullen
er bericht over geven op hun tijd en plaats en zullen er ons thans toe
beperken enkel te spreken over enige voorstellen in Italië, en niet over
voorstellen die bleven hangen of geen enkel rechtstreeks of verwijderd
uitwerksel hadden. In de volgende boekdelen zullen we zeker niet meer zo-
veel plaats besteden aan onderhandelingen die in rook opgingen of uitge-
steld werden tot een verre toekomst, omdat de rechtstreekse en persoon-
lijke werking van Don Bosco geleidelijk op dit gebied beperkter werd en
ons geen stof meer biedt, die hem van dichtbij aangaat. Hier echter lijkt
het ons nog opportuun wat ruimer te zijn en aan de lezers een geheel van
ondernemingen samen te vatten aan te bieden. Ofschoon ze niet tot hun
gewenste einddoel kwamen, gaan ze er toch mee voort een niet te verwaar-
lozen zijde van zijn werkzaamheid te vertonen. We zullen dus beginnen met
Sicilië om van daaruit naar het vasteland van Italië op te klimmen tot
Turijn.
Het verdient genoteerd te worden dat de Siciliaanse clerus al
vroeg toonde dat hij Don Bosco en het doel van zijn werk begrepen had.
Bisschoppen, kanunniken, oversten van seminaries, pastoors, gewone pries-
ters ontvingen van hem met geestdrift het diploma van salesiaanse mede-
werkers en schreven hem brieven vol genegen bewondering, drukten de wens
uit of drongen met vurigheid aan dat hij zijn zonen zou sturen om zorg te
dragen voor de jeugd van hun eiland. Aan deze ruime voorbereiding van de
harten is het stellig te danken dat daar door de salesianen en de doch-
ters van Maria, Hulp der Christenen, een groot aantal huizen geopend werd
na de dood van de stichter, wanneer namelijk door de snelle aangroei van
het personeel een grotere uitbreiding mogelijk werd. Ter aanvulling of
tot voortzetting van wat wij al gezegd hebben in het veertiende boekdeel,
blijft er ons nog veel te zeggen, dat als documentatie kan dienen, ge-
deeltelijk ook van voor deze twee jaar, maar dat echter later in onze
handen gekomen is. Sommige zaken, die wij na 1882 vernomen hebben, zullen
onze uiteenzetting volledig maken.

25 Pages 241-250

▲back to top


25.1 Page 241

▲back to top


- XV/237 -
CATANIA.
Vanuit Catania kwamen er meer dan ooit dringende aanvragen niet
enkel voor het huis van de vakleerlingen, maar ook voor het Cutellicol-
lege, des te meer omdat Don Bosco zich hiertoe verbonden had door een
echte en formele belofte bij middel van zijn twee vertegenwoordigers, Don
Cagliero en Don Durando.(1) Op een bijeenkomst van het kapittel in juni
1881 herinnerde de eerste eraan dat men sinds geruime tijd zich verbonden
had voor Catania. Daarom drukte Don Bosco de wens uit dat men zijn woord
zou houden en dat alle oversten dadelijk met bijzondere voorliefde er
moesten aan denken het personeel ervoor te vormen. Maar er werd niemand
gevonden die men er aan het hoofd kon plaatsen en zo werd besloten aan
kanunnik Cesareo te schrijven nog wat geduld te hebben.(2)
Dank zij een nieuw uitstel, zei Don Cagliero, "zal het huis van
Catania een werkelijkheid worden en zullen de salesianen burgers van Ca-
tania worden. Indien de commissie in ongelegenheid zou komen door dit
nieuwe uitstel en zich niet zou kunnen neerleggen bij deze uitweg, dan
zou tegen onze wil, ons de hoop samen met de wensen ontsnappen die wij
tot hiertoe voor Catania gekoesterd hebben. Wij zullen dat enkel kunnen
toeschrijven aan de volstrekte onmogelijkheid tengevolge van het uitzon-
derlijk tekort aan rijp personeel."
Ze namen vrede en wilden langer wachten. "Hier", antwoordde dade-
lijk de kanunnik, "worden de salesianen met ongeduld verwacht. Er zijn
veel aanvragen voor jongens ook met betaling. Ik voorzie dat de oogst
talrijk zal zijn, maar de arbeiders? Wanneer zullen de arbeiders komen?
Wij verwachten ze en zullen ze nog verwachten, maar dat ze uit liefde tot
Jezus en Maria, vlug komen!"
Ook als een tastbaar teken van zijn eigen belangstelling stuurde
Don Bosco toen aan verschillende geestelijken van Catania diploma's van
medewerkers en benoemde als hun directeur de vicaris-generaal, kanunnik
Riccioli. Het is stichtend wanneer men leest met wat een ootmoed en dank-
baarheid zij aanvaardden deel uit te maken van de vrome vereniging, ter-
wijl een dergelijke hoedanigheid ze ook vuriger maakte om de gewenste
toezending van salesianen in te roepen.
MESSINA.
Hoe ontroerend zijn de smekingen van de aartsbisschop van Messina,
Mgr. Giuseppe Guarino! Hij had een seminarie dat geen seminarie was."
(1) Cfr. boekdeel XIV, blz. 318.
(2) Brief van 14 juni 1881.

25.2 Page 242

▲back to top


- XV/238 -
"Ik ben verslagen en zeer bedroefd" - schreef hij aan Don Guidazio, de
directeur van het college van Randazzo.(1) "Zonder seminarie lijkt het
mij onmogelijk in het episcopaat te blijven. Allen verlaten het wanneer
ze halfweg hun doel bereikt hebben. Ik heb er geen enkele. Ik ben een
martelaar van mijn wensen. Maar zonder mijn beminde salesianen kan ik
geen seminarie hebben." Hij wou dan "met een vertrouwen op zijn salesi-
aans" volgens zijn uitdrukking, zijn hart voor Don Bosco open leggen.(2)
Overgeplaatst van Siracusa naar Messina in 1875, had hij ondervonden dat
men sinds tachtig jaar niet gedacht had aan een goede vorming van de cle-
rus. Het seminarie was gedeeltelijk vernield door aardbevingen en bran-
den, en wat er van het gebouw overbleef was smerig en in vervallen toe-
stand. De studies waren onvolledig en werden lukraak gedaan; er waren
zeer weinig clerici en er was volstrekt geen tucht noch orde. Daaruit kan
men gemakkelijk afleiden wat de gevolgen van deze stand van zaken waren
voor heel het aartsbisdom. "Mijn hart", riep hij uit, "barst los in wee-
klachten van beklemming en pijn. U, die een zo gevoelig hart hebt zonder
hetwelk u dergelijke mooie werken van naastenliefde niet had kunnen vol-
brengen, U dient zich een ogenblik in mijn toestand te plaatsen! Zonder
middelen, heel alleen, met een uitgebreid diocees op mijn schouders, met
de verplichting het op te tillen en tot onmacht gedoemd!" Er waren wel
enkele geestelijken die ontwikkeld waren, die op eigen kracht gestudeerd
hadden of aan de koninklijke universiteit de theologische faculteit ge-
volgd hadden, toen die nog bestond; maar niemand wist wat een seminarie
was of op welke manier de jeugd moest opgevoed worden. Monseigneur had
vier jaar op het exequatur moeten wachten, waarna hij direct aan de ver-
betering van het gebouw begonnen was maar, wat de morele gang van zaken
betrof, bleef er nog alles te doen.
Hij dacht dus dat het noodzakelijk was ab imo te beginnen met een
lagere voorbereidende klas en nadien een gymnasium. Hiertoe waren er ech-
ter leerkrachten nodig en tegelijkertijd een geestelijke leider die moest
zorgen voor de hele vorming. Er was wel een directeur, maar hij woonde
buiten het seminarie en hield zich met niets anders bezig dan met het
"opmaken van nota's en tegen-nota's over vis, zout, vlees, kolen, enz.".
Op raad eveneens van kardinaal Bilio, riep Monseigneur de hulp in van de
"liefdevolle Don Bosco", zodat hij hem smeekte: "Vader, troost een sale-
siaanse medewerker door uw grote goedheid en dus een zoon van u, wel een
onwaardige zoon, maar toch een zoon. Stoot me niet weg, reik mij de hand
toe en help mij! (...). De stad is vol verlangen naar de zonen van Don
Bosco, nog veel meer nadat men ze hier heeft zien voorbijkomen zo goed,
zo lief, zo joviaal en bescheiden tegelijkertijd." Ze hadden ze gezien
toen ze daar voorbijtrokken op hun weg naar Randazzo.
(1) Brief van 17 juli 1880.
(2) Brief van 24 juli 1880.

25.3 Page 243

▲back to top


- XV/239 -
Don Durando kon hem enkel de goede gezindheid van Don Bosco laten
weten om te beginnen met een seminarie-kostschool "zodra mogelijk".(1)
Toen echter deze mogelijkheid met verwezenlijking draalde, deed de aarts-
bisschop een beroep op de tussenkomst van Don Guidazio bij het hoofdka-
pittel en schreef hem:(2) "Aan de eerbiedwaardige vergadering vraag ik
als gratie, op mijn knieën. Open haar mijn hart, zeg haar dat ik mijn
liefde zal tonen en dat de salesianen mijn uitverkoren zonen zullen zijn,
de juwelen van mijn mijter, de kroon op mijn hoofd, de vreugde van mijn
hart, de gezellen van mijn vreugden, de opbeuring in mijn lijden (...).
Ik ben een arme man die aan de deur van Don Bosco een stuk brood vraagt
voor mijn bruid. Enkele maanden nadien schreef hij opnieuw (3) en ver-
trekt daarbij van een opvatting die wij ook onder de pen van andere Sici-
liaanse prelaten aantreffen: "Het is hier wat anders dan Amerika!" De om-
standigheden waarin ik mij bevind verdienen de volstrekte voorkeur boven
alles. Er is hier veel, zeer veel te doen en ik zal steeds aan het hoofd
van mijn beste zonen zijn, de salesianen. Vraag ze maar of ik van hen
houd. Wanneer ik er een in huis heb is het voor mij een grote feestdag.
Mocht u eens naar Sicilië komen (...). Ik heb u al geschreven dat ik u
zou tegemoet komen tot Reggio, indien u niet over zee tot Napels wilt ko-
men."
Voor de komst van de salesianen had Don Bosco, misschien tussen
ernst en luim, een voorwaarde gesteld: hij wou dat Monseigneur van Rome
de mededeling van de privileges zou verkrijgen. Toen hij zich naar de
Eeuwige Stad begeven had, deed de brave prelaat werkelijk alles wat in
zijn macht was; maar hij bereikte er niets, zoals we elders zullen zeg-
gen. Maar het was toch niet om die reden dat de salesianen zich niet gin-
gen bezig houden met het seminarie van Messina. Het zou zelfs zeer inte-
ressant geweest zijn voor Don Bosco een kostschool te openen onder de
wettelijke schijn van een seminarie, omdat hij hierdoor beschut was tegen
de eisen van de schooloverheden. De waarheid was dat, niettegenstaande de
beweringen van de aartsbisschop, men niet inzag hoe de tegenwoordigheid
van een directeur die met het seminarie belast was en niet kon verwijderd
worden verenigbaar was met de onafhankelijkheid, die door Don Bosco voor
zijn instituten steeds vereist werd. Bovendien stonden de zaken zo dat na
de dood van deze welwillende aartsbisschop er geen enkele waarborg voor
de salesianen was tegen onaangename nieuwigheden. Langs andere wegen zou
de Voorzienigheid de salesianen en met hen ook de dochters van Maria,
Hulp der Christenen, naar Messina brengen. Wanneer op vandaag, zowel de
enen als de anderen, zowel in de stad als in het aartsbisdom, een prach-
tig complex van werken gesticht hebben dan dient men hiervoor de verlich-
te en doordrijvende ijver van kardinaal Guarino, die het terrein voorbe-
reidde en van de vruchten niet veel meer zag dan schitterende beloften,
(1) Brief van Monseigneur aan Don Durando, Messina, 20 augustus 1881.
(2) Brief van 27 mei 1881.
(3) Brief aan Don Bosco, 1 oktober 1881.

25.4 Page 244

▲back to top


- XV/240 -
dankbaar te zijn. Doorgaans worden Gods werken geleidelijk verwezenlijkt.
SIRACUSA.
Een liefdadige adellijke dame, de markiezin van Castel Lentini, Ma-
ria Carmela Gargallo, die te Napels verbleef, maar uit een familie van
Siracusa afkomstig was, wenste een gedeelte van haar kapitaal te gebrui-
ken om in deze stad een tehuis voor vakleerlingen en voor kleine land-
bouwers te stichten. Omdat ze niet wist hoe dat te doen, ging ze in 1879
om raad en inlichtingen bij pater Valente, een jezuïet. Hij schreef hier-
over aan zijn beroemde medebroeder te Turijn, pater Secondo Franco. Deze
overhandigde zijn brief aan Don Rua, en zei dat hij uiterst tevreden was
in iets bij te kunnen dragen tot het goede dat de salesianen deden en tot
de verspreiding ervan.(1) Don Bosco verbleef te Rome. Don Rua antwoordde
dat het moeilijk was de vraag in te willigen wegens gebrek aan personeel.
De markiezin liet echter duidelijk nieuws geworden. Ze had zich inmiddels
naar de Azurenkust begeven en kreeg de gelegenheid het huis van Nice te
zien en haar inzichten bekend te maken aan Don Ronchail, die zich als
tussenpersoon aanbood bij Don Bosco.
Door zijn bemiddeling dus liet de Dame weten dat een gewezen
klooster van de kapucijnen kon bestemd worden voor het gewenste doel. Het
stadsbestuur van Siracusa was bereid het haar af te staan en de aartsbis-
schop had zelf te Rome de vereiste bevoegdheden aangevraagd. Zij was be-
reid een rente van vierduizend lires te vestigen. Ze stelde trouwens aan
Don Bosco voor dat hij bij een van zijn reizen naar Rome eens naar Napels
zou komen en zei dat zij een grote bewonderaarster van hem was.(2) Don
Bosco begaf zich bij haar, zoals we verhaald hebben, in maart 1880. Daar-
na kon hij zich niet meer met de zaak bezig houden; maar op het einde van
de maand mei schreef hij haar volgende brief, waarvan Don Rua hem de mi-
nuut klaarmaakte.
"
Aan de adellijke dame Markiezin,
"
"
Niettegenstaande onze goede wil was het ons niet mogelijk
" u vroeger te schrijven over onze zaak van het tehuis dat te Sira-
" cuse dient geopend te worden. Wij hopen dat u ons zult veront-
" schuldigen, daar u zich gemakkelijk kunt voorstellen wat een sta-
" pel zeer dringende zaken zich opgehoopt hebben tijdens mijn af-
" wezigheid van vier maanden en wat al ernstige en bijna ontelbare
" zorgen mij en mijn priesters belegerd hebben tijdens de noveen en
(1) Brief, Turijn 20 maart 1879.
(2) Brieven aan Don Ronchail, Napels, 4 november en aan Don Bosco, 23 november 1879.

25.5 Page 245

▲back to top


- XV/241 -
" de feesten van Maria, Hulp der Christenen. Toch hebben wij niet
" vergeten dat U een spoedig antwoord wenst. Zodra ik en mijn kapit-
" tel in conferentie konden samenkomen, was de eerste zaak die op
" het tapijt kwam het college van Siracusa met de verschillende do-
" cumenten die het aanbelangen.
"
We hebben met aandacht het onderzoek gedaan van de docu-
" menten tussen u en het stadsbestuur en tussen u en mij en het
" schijnt ons passend en meer geschikt tot een vluggere regeling,
" dat het stadsbestuur ter vermijding van de talrijke en nauwkeu-
" rig op te volgen formaliteiten rechtstreeks aan mij de onderver-
" gunning verleent van het gewezen klooster met de kapel van de
" paters kapucijnen en van de aanpalende "latomfa".(1) Daar wij al
" een bijna identiek contract hebben afgesloten voor abdijgebouwen
" met het gemeentebestuur van S. Benigno, contract dat al goedge-
" keurd werd door de koninklijke Prefectuur van Turijn, denken wij
" eraan dit aan het huidige geval aan te passen, zodat wij hopen op
" die manier geen enkele moeilijkheid te zullen oplopen van de zij-
" de van de koninklijke prefectuur van Siracusa. U zult daarom hier-
" bijgevoegd het ontwerp vinden van de voornoemde ondervergunning,
" gemodelleerd op voormelde akte.
"
Wat nu de herstellingen en de meubilering van het gebouw be-
" treft evenals de dotatie, menen wij enkel met u te moeten onder-
" handelen en daarom bieden wij u een ander ontwerp van overeenkomst
" aan. Gelieve het te onderzoeken en na te gaan of u ermee kunt ak-
" koord gaan. Dit ontwerp schijnt ons het eenvoudigst en het meest
" geschikt om de autonomie van de salesiaanse congregatie en de
" uitvoering van uw wil te verzekeren wanneer wij beiden tot een
" ander leven geroepen zijn.
"
Het doet me veel genoegen de gelegenheid te hebben u nog-
" maals de gevoelens van onze grote achting en levendige dankbaar-
" heid uit te drukken. Moge de Heer uw edelmoedigheid voor de arme
" jeugd zegenen en ruimschoots vergelden en deze onderneming doen
" slagen tot zijn meerdere glorie en het voordeel van de zielen.
"
Geloof me wanneer ik zeg het genoegen te hebben nogmaals
" te bevestigen dat ik van u ben de zeer verplichte dienaar
"
"
Priester Gio. Bosco.
De zaakwaarnemer van de markiezin deed aan de burgemeester van Si-
racuse de aanvraag voor de nieuwe bestemming die aan het vroegere kloos-
ter zou gegeven worden. Deze deed het voorstel aan de gemeenteraad die
het met algemene stemmen goedkeurde. De aartsbisschop, Mgr. La Vecchia,
aanzag het nu als zeker dat er weldra een tehuis zou worden geopend. Om-
(1) Zo noemt mem te Siracusa, bepaalde grotten ab antiquo gevormd door het uitgraven van
stenen en thans nog gebruikt door de touwslagers en voor ander gebruik. Een ervan is
de fameuze Orecchio di Dionisio (het oord van Dionysius).

25.6 Page 246

▲back to top


- XV/242 -
dat hij wenste dat ook zijn seminarie "dat een nieuwe regeling nodig had
de weldoende invloed van de brave paters salesianen zou ontvangen" vroeg
hij een priester die als directeur (1) zou fungeren, maar het antwoord
was dat dit nu onmogelijk was.
Het jaar 1880 ging voorbij zonder dat men tot iets concreets
raakte. Bij het begin van het volgende jaar hoopte de markiezin op een
tweede bezoek van Don Bosco vanuit Rome. Ze had de zaak laten bestuderen
door een bekwame advocaat; maar ze wachtte op Don Bosco opdat alles "zou
worden opgehelderd door hem, die in dergelijke aangelegenheden het licht
was." Het verlies van personen die haar lief waren en fysische ongesteld-
heden hadden haar terneergeslagen en ook tot opbeuring van haar geest
keek ze verlangend uit naar een nieuw bezoek van Don Bosco. "Uw tegen-
woordigheid", schreef ze hem(2) "zal mij de vreugde en de opgewektheid
schenken, die ik voortaan op deze aarde van ballingschap niet meer kan
hebben." Deze woorden zijn de levendige weerklank van de heilige indruk
die zij onderging bij de ontmoeting met Don Bosco het jaar tevoren.
Het gemeentebestuur van Siracusa had, behalve het klooster ook het
aanpalende terrein, la Selva (3) genoemd dat ook vroeger aan de paters
kapucijnen toebehoorde, afgestaan. De dame had de tekst van de akte klaar
voor een geveinsde verkoop die aan Don Bosco zou gedaan worden.(4) Bij
gelegenheid van het feest van Sint-Jan wenste ze hem een gelukkig naam-
feest en verzocht ze hem nogmaals nu niet langer te talmen.
Maar Don Bosco was niet zo haastig als zij. Hij wachtte sinds een
zekere tijd op de besluiten van de markiezin betreffende twee ontwerpen;
toen hij deze ontvangen had, stelde hij vast dat ze niet konden aanvaard
worden. In haar brief van 24 juni meldde ze de ontvangst van deze brieven
en voegde er haar eigen opmerkingen aan toe. "Daar ik helemaal geen des-
kundige ben betreffende burgerlijk recht", schreef ze, "en er in dat ont-
werp artikels voorkwamen die helemaal niet strookten met het inzicht dat
we hadden bij het stichten van dit werk, heb ik de brief gebracht bij de
befaamde (in deze zaken) advocaat Palmulli. Hij was het volledig eens met
mij en gaf me een schema dat ik u toestuur, opdat u zou zien wat ons in-
zicht is." En haar inzicht was dat het klooster haar eigendom zou blij-
ven, opdat bij een eventueel vertrek van de salesianen uit Siracusa, het
werk door anderen kon voortgezet worden. Om het kapitaal gestort voor het
opbrengen van de rente veilig te stellen moest het contract voor eeuwig
worden opgemaakt en onder de bescherming worden gesteld van de aartsbis-
schop pro tempore. Aldus zouden de salesianen enkel genoten hebben van
(1) Brief aan Don Bosco, Siracusa 3 augustus 1880.
(2) Brief, Napels 17 april 1881.
(3) Het woud.
(4) Brief van de markiezin aan Don Rua, Napels 7 juni 1881.

25.7 Page 247

▲back to top


- XV/243 -
het vruchtgebruik van het gebouw en van de intrest van het kapitaal. De
kosten, die men in de toekomst voor het gebouw of de gebruiksvoorwerpen
zou dienen te doen, zouden moeten betaald worden met de winsten die men
uit het werk van de vakleerlingen zou halen, omdat de markiezin er niet
in toestemde dat haar erfgenamen nog lasten zouden te dragen hebben. Zo-
als men ziet, ontbrak de volledige autonomie die steeds door Don Bosco
geëist werd en ging men moeilijkheden tegemoet, díe vrome werken onder-
worpen aan regeringsinmengingen hinderden; want het krachtens de wet was
het onontbeerlijk dat een eeuwigdurende stichting de machtiging van de
regering zou krijgen.
Daar het niet mogelijk was een vergelijk te treffen in deze radi-
caal tegenovergestelde standpunten, had de gemeente het vroegere klooster
dringend nodig voor een tijdelijk logies van soldaten. De markiezin wou
beletten dat die inbezitneming te lang zou duren en drong erop aan dat de
salesianen direct zouden komen; maar boven haar brief gedateerd van Cas-
tellammare di Stabia op 3 augustus 1881, schreef Don Bosco: "Antwoord on-
mogelijk te onderhandelen tot goedkeuring verkregen wordt." Hij bedoelde
de goedkeuring van de twee ontwerpen, maar er kwam geen goedkeuring. De
laatste brief van de markiezin aan Don Bosco, met als datum 21 december
1882, bevat met haar beste wensen voor Kerstmis, een soort nieuw voorstel
dat er helemaal de schijn van heeft een afleiding te zijn om niet open-
lijk te moeten zeggen dat men over de zaken, die men voorheen besproken
had, niet meer zou gewagen. In haar vorige brief had de adellijke dame
gezegd: "Maar deze aangelegenheid moge nu eindigen zoals ze wil, ik zal
er nooit mee ophouden uw zeer toegenegen dienares of dochter te zijn."
En in het postscriptum: "Zegen mij met vurigheid." In deze laatste brief
schrijft ze dat ze zich tot hem wendt als "trooster in al haar droefhe-
den" opdat hij haar zou opmonteren en aanmoedigen. Nog in haar brief van
30 oktober 1883 zendt ze aan Don Bosco honderd lires voor de missionaris-
sen en beveelt ze zich in zijn gebeden aan, noemt hem haar vader en zegt
ze: "Wij zien elkaar niet meer, schrijven elkaar zelden, maar toch ben ik
er zeker van dat ik meer met u ben dan u met mij." Wie met Don Bosco on-
derhandelde, zelfs wanneer Don Bosco het niet met hem eens was, hield er
niet mee op hem te achten en te beminnen. In dit geval zou de zaak niet
zo slecht zijn verlopen, indien de liefdadige dame uit overdreven voor-
zichtigheid ze niet in handen had gegeven van advocaten die haar vanzelf-
sprekend raad gaven volgens hun kijk op de zaak.
BRONTE en MARSALA.
Bronte, waarover wij al gesproken hebben in verband met de komst
van de zusters (1) bezat sinds een eeuw een groot college dat in het hele
eiland zeer vermaard geweest was, maar op dat ogenblik naar zijn verval
(1) Cfr. boekdeel XIV, blz. 650 en volgende.

25.8 Page 248

▲back to top


- XV/244 -
toeging. Zijn stichter was de eerbiedwaardige Ignazio Capizzi, een pries-
ter afkomstig van Bronte van het Oratorio van Palermo. Het werd bestuurd
door wereldgeestelijken. Ofschoon de nieuwe regering het geëerbiedigd had
en in 1867 zelfs de gelijkstelling had geschonken, was toch het aantal
van de kostschoolleerlingen en van de externen steeds meer aan het slin-
ken gegaan, misschien ook bij gebrek aan goede leerkrachten. Thans deed
de tegenwoordigheid van de dochters van Maria, Hulp der Christenen, en de
nabijheid van de salesianen van Randazzo eraan denken dat Don Bosco het
lot van het instituut, dat in verval was kon redden.
Daarom vroeg in 1879 de burgemeester, die toonde dat hij goed in-
gelicht was over het werk van de salesianen, aan Don Bosco twee leraren
voor het hoger gymnasium. In 1880 schreef hem de prior Gioachino Leone
Zappia, een monnik van de orde van Sint-Basilius en directeur van het
College, die vooral bekommerd was met een verbetering van de zedelijke
toestand het volgende: "Wat de opvoeding betreft, zijn er armen te kort.
Sinds een eeuw immers werd er in dit college aan opvoeding gedaan bij
middel van het dwangstelsel en in deze streek vind ik geen personen die
een andere methode kunnen aanwenden. Dat is een van de redenen geweest
waarom de toeloop van de leerlingen verminderd is. In 1859 was hun aan-
tal bijna 400 en nu nog amper 40." Hij verzocht daarom Don Bosco hem een
salesiaans priester te hulp te willen sturen om de leiding in handen te
nemen, ook een paar assistenten, priesters of clerici, om "het zeer goe-
de stelsel dat hem ingegeven was door de Geest met zijn zevenvoudige ga-
ven" in te voeren. Tegenover de zonen van Don Bosco beloofde hij zich te
gedragen als een medebroeder, zoals dit betaamde aan iemand die er prat
op ging een salesiaanse medewerker te zijn.
Ofschoon ook de behoefte geestelijke assistentie te verlenen aan
de zusters meehielp om de aanvraag gunstig te beoordelen, was het toch
noodzakelijk ontkennend te antwoorden wegens gebrek aan personeel. In
februari 1881 beval kardinaal De Luca, afkomstig van Bronte en oud-leer-
ling van het Capizzi-college, de zaak mondeling aan Don Bosco aan. Hij
kon dit niet zonder meer weigeren, maar betuigde hem zijn goede gezind-
heid om zijn wens in te willigen. Pas had men dit te Bronte vernomen of
de directeur raakte in vervoering. Ofwel had de kardinaal er geen aan-
dacht aan geschonken dat Don Bosco zich niet verbonden had wat de ter-
mijn betreft ofwel hadden de mensen van Bronte de woorden van de kardi-
naal verkeerd geïnterpreteerd; maar het was een feit dat men in Bronte
geloofde dat de belofte dadelijk ging ingelost worden. Daardoor bleef
men aandringen om vlug te komen. Maar het woord door Don Bosco zonder
bepaling van het jaar gegeven werd ingevolgd door zijn opvolger, vier
jaar na de dood van Don Bosco.
Ook het huis van Marsala werd in 1892 geopend, ofschoon de corres-
pondentie hierover met Don Bosco eveneens begonnen was in 1879. Priester
Sebastiano Alagna was ermee begonnen de grondslagen te leggen van een te-
huis voor arme kinderen. Hij had er een zeker aantal verzameld in een ge-

25.9 Page 249

▲back to top


- XV/245 -
wezen klooster van de broeders conventuelen dat door het gemeentebestuur
te zijner beschikking was gesteld. De middelen om ermee verder te gaan
werden verschaft door de openbare weldadigheid. Maar omdat hij zich niet
in staat voelde alleen verder te gaan, deed hij beroep op Don Bosco voor
"zijn raad, leiding en hulp." Meer dan zijn gebruikelijke goede inzichten
op lange termijn kon hij hem niet geven. Intussen begon pater Alagna een
gebouw op te trekken met het geld dat hem bezorgd werd door de liefdadig-
heid van de brave mensen en noemde het "het Huis van de goddelijke Voor-
zienigheid." Toch had hij steeds de hoop eens alles te kunnen overlaten
in de handen van Don Bosco. Toen dan het aantal arme kinderen steeds ver-
meerderde, bleef hij aandringen bij Don Bosco, liet hem niet meer met
rust evenmin als zijn opvolger die, zoals we gezegd hebben, zijn wensen
verhoorde.
MAZZARA, PIAZZA ARMERINA, NOTO.
Marsala behoort tot het bisdom Mazzara. Twee bisschoppen van deze
stad riepen achtereenvolgens in 1883 en 1885 bij Don Bosco de hulp in van
de salesianen voor hun klein seminarie, maar omdat het onmogelijk was
personen te vinden die men er kon naar toesturen, moesten ze alle hoop
laten varen. Ook vanuit Piazza Armerina had de bisschop, Mgr. Gerbino, in
1880 vurig bij Don Bosco aangedrongen om de leiding en het beheer evenals
een gedeelte van het onderricht in het diocesane seminarie op zich te ne-
men. "Laat Don Durando bedanken, zo schreef Don Bosco bovenaan op de
brief van de bisschop, maar betreurt dat al het personeel reeds benomen
is."
Wanneer wij terugkeren naar 1879 komen wij tot de vaststelling dat
Mgr. Giovanni Blandini, bisschop van Noto, die vurig wenste dat in zijn
diocees een goed college zou oprijzen, zich met aandrang bij Don Bosco
aanbeval. Toen hij hierin niet verhoord werd, vroeg hij hem twee salesi-
anen om een Oratorio voor zon- en feestdagen in deze stad op te richten.
Nogmaals hierin ontgoocheld, schreef hij opnieuw om drie zusters te ver-
krijgen aan wie hij de meisjesscholen in de gemeente Ferma zou toever-
trouwen. Zijn brief van 26 juli 1883 aan Don Rua begon aldus: "Uw ontken-
nend antwoord heeft mij veel leed gedaan. Ik begrijp wel dat de waar
zeldzamer is naarmate ze kostbaarder is en dat om die reden de zonen en
dochters van dit mirakel van werkzaamheid, die Don Bosco is, niet kunnen
beantwoorden aan de behoeften van allerlei aard en aan de talloze aanvra-
gen die men hem in de oude en de nieuwe wereld doet." Ten slotte eindig-
de hij aldus: "Indien ik al te opdringerig ben, dan dient u dit toe te
schrijven aan het groot vertrouwen dat de congregatie van Don Bosco mij
ingeeft." Don Bosco legde in volgende regels aan Don Durando de schets
voor het antwoord vast: "Een mooie brief schrijven. Er ontbreekt geen
goede wil en wij hopen dat de Heer ons mettertijd ook voor het diocees
Noto personeel zal zenden."

25.10 Page 250

▲back to top


- XV/246 -
GIRGENTI, AGRIA, LEONFORTE.
Van Girgenti, thans Agrigento, was Mgr. Domenico Turano de bis-
schop. Om voor daar salesianen te bekomen, gaf hij blijk van een bewonde-
renswaardige volharding. In 1883 maakte hij Don Bosco ermee bekend dat in
een vrolijke aan de zee gelegen stad van zijn diocees (het zal wel over
Sciacca gaan) een vrome persoon van Don Bosco verlangde dat hij er een
privé-school met de vijf klassen van het gymnasium zou oprichten en dat
een jaarlijkse rente van vierduizend lires zou uitbetaald worden. Korte
tijd nadien stelde hij de opening voor van een huis van de dochters van
Maria in dezelfde stad. Het jaar daarna stelde hij zich tevreden met twee
salesianen die daar een lagere privé-school zouden openhouden. Niettegen-
staande het feit dat hij driemaal werd afgewezen, vergenoegde de brave
bisschop zich ermee, steeds in naam van voornoemde persoon, die bereid
was hiervoor een huis te kopen en af te staan, één salesiaan met één en-
kel coadjuteur te vragen om er een eerste of tweede klas van het gymna-
sium te geven. In zijn geest moet de gedachte overheerst hebben dat, zo-
dra hij er ook maar één enkele had, hij er weldra eenendertig zou beko-
men; maar de voorgestelde voorwaarden waren telkens gebaseerd op het zand
van loutere toekomstige mogelijkheden.
Toen de broer van de bisschop van Noto, Mgr. Gaetano Blandini hem
opgevolgd was op de zetel van Agrigento, stelde zich het probleem van de
nieuwe regeling van een stedelijk college, namelijk van het Gioeni-col-
lege, aldus genoemd naar de naam van de bisschop aan wie het zijn ont-
staan te danken had. Het was bestemd voor de opvoeding van vakleerlingen;
maar toen men er een lekencollege van gemaakt had werd het een broeinest
van wanordelijkheden zodat de overheden zinnens waren het te sluiten. De
bisschop hoopte dat de salesianen dit grote kwaad zouden verhelpen; maar
nu men er een andere rechtspersoonlijkheid van gemaakt had, stootte iede-
re goede wil op invloeden van buiten. Om het allemaal te zeggen: later
zou de kwestie weer bovendrijven want de eerste inspecteur van Sicilië,
Don Bertello zal de verdediger worden van de aanvaarding omdat er niets
beter overeenstemde met een salesiaans instituut dan een school van kun-
sten en ambachten; maar zelfs toen kwam men tot geen verstandhouding.
Vanuit Agira, een stad van twintigduizend inwoners gelegen in het
hartje van het eiland en behorende tot het diocees Nicosia, bestaat er
een berg correspondentie die gaat van februari 1877 tot zeer lang na de
dood van Don Bosco. Hier kunnen we twee zaken noteren, namelijk de vol-
harding van priester Filippo Giulio Contessa om alle middelen te gebrui-
ken om aan zijn vaderstad een salesiaans huis te verschaffen en het ver-
langen van Don Bosco en van Don Rua hem tegemoet te komen zonder dat er
ooit aanvaardbare voorwaarden gesteld werden. Op de eerste brief schreef
Don Bosco: "Dat Don Rua deze brief leze en ziet of een mooi voorstel mis-
schien te verwezenlijken is." Maar noch het eerste voorstel, noch de vol-
gende voorstellen waren ooit van aard de onzekerheden van dit "misschien"

26 Pages 251-260

▲back to top


26.1 Page 251

▲back to top


- XV/247 -
uit de weg te ruimen.
Niet tevreden ermee voor zichzelf in de weer te zijn, trad Contes-
sa eveneens als tussenpersoon op voor de burgemeester van Leonforte, een
andere aanzienlijke gemeente van hetzelfde diocees. Daar zou men een col-
lege gewild hebben gelijkaardig aan dat van Randazzo, waar talrijke jon-
gens van Leonforte gingen studeren. Bovendien verlangde men dat de sale-
sianen de gemeentescholen op zich zouden nemen. Zoals gewoonlijk ontbra-
ken er voorwaarden, die vertrouwen konden inboezemen. Vanaf het eerste
algemeen kapittel ging men met steeds grotere omzichtigheid te werk bij
het ondernemen van nieuwe stichtingen.
BARI.
We verlaten thans het zonne-eiland en gaan naar het vasteland, naar
de hoofdstad van de Puglie. In 1880 en 1881 was er een briefwisseling
over een stichting te Bari. In oktober 1878 had een weduwe van Bari Marie
Calo-Carducci in Guarneri met haar dochter te Turijn Don Bosco bezocht.
Deze zag dat ze beiden vroom en liefdadig waren en maakte hen tot salesi-
aanse medewerksters. Teruggekeerd naar hun vaderstad en getroffen door de
zedelijke verlatenheid van zoveel jongens en meisjes, boden ze hem een
van hun huizen aan in de oude stad, om er een Oratorio voor zon- en
feestdagen te openen. De aartsbisschop, Mgr. Francesco Pedicini, die veel
leed door de verspreiding van de protestantse propaganda en sterk ver-
langde zovele arme jongens in veiligheid te brengen, zag geen betere red-
dingsark dan het Oratorio. Dat was de reden van herhaalde smeekschriften.
Tijdens de vasten van het jaar 1881 had Mgr. Belasio zich daarheen bege-
ven om er te preken en werd hij er door Don Bosco mee gelast het huis te
bezoeken en er verslag over uit te brengen. Hij ook bevestigde de grote
nood aan salesianen vooral voor de kinderen. Maar wij komen er steeds op
terug. Men kon er toch geen twee of drie medebroeders naar toe sturen,
zonder er zeker van te zijn dat er draaglijke bestaansvoorwaarden voor-
handen waren. De Italiaanse bisschoppen konden toen veel minder dan nu
giften bijdragen voor werken van godsdienstige bijstand, omdat de droeve
tijden hen in een zeer ernstige benarde toestand gebracht hadden. De
goedheid van de twee vrome dames was werkelijk bewonderenswaardig. Zeker
zullen de herhaalde weigeringen hun zeer bitter zijn gevallen; maar toch
stuurden ze giften voor de expeditie van de missionarissen en voor de
kerk van het Heilig Hart. Hun gebeden verenigd met hun goede werken wa-
ren echter niet vruchteloos, hoewel geen van beiden misschien geleefd
heeft tot het jaar 1905, het openingsjaar van wat thans te Bari het in-
stituut van de Allerheiligste Verlosser is.
ASCOLI PICENO.
In 1879 was te Ascoli Piceno een verbeteringsgesticht van de ge-
meente dat door leken geleid werd, een echt Babel geworden. Er werd be-
roepsonderricht gegeven aan tweehonderd jongens, maar de directie kwam

26.2 Page 252

▲back to top


- XV/248 -
zo aan haar plicht te kort, dat men ze een eerste en een tweede maal
diende te verwijderen. Men dacht aan Don Bosco. In 1881 kwam eveneens een
nicht van de Vitelleschi, de adellijke Romeinse familie die Don Bosco
zeer genegen was, zich met de zaak bemoeien; maar er gebeurde niets. Toen
in 1885 de toestand enigszins verbeterd was, vroeg de burgemeester ten
minste één persoon, die "door zijn woord en door zijn voorbeeld" de gods-
dienstige en zedelijke leiding kon geven. De bisschop Mgr. Bartolomeo Or-
todogli voegde er een warme aanbeveling bij, liet blijken dat "de aan-
werving van zo brave kloosterlingen" hem een grote troost zou zijn, en
gaf de verzekering dat op de duur het hele instituut in de handen van de
salesianen zou komen. Maar het optimisme van Monseigneur hield geen reke-
ning, (wat Don Bosco wel deed) met de gevaren van een contract met een
gemeentebestuur en bijgevolg met de inmenging van de regering.
PARMA.
Het nog steeds bloeiende instituut San Benedetto van Parma werd
gesticht in het jaar van het overlijden van Don Bosco. Een lange voorbe-
reiding ging er aan vooraf. Het eerste plan ging uit van de bisschop,
Mgr. Domenico Villa, die in 1878 de bedoeling had een weeshuis te stich-
ten en er de salesianen naar toe te roepen. De onderhandelingen werden
het volgende jaar aangevat. Zijn Excellentie kocht een gewezen klooster
van Sint-Benedictus met het belendende terrein aan. Maar toen de over-
eenkomst reeds in klad bestond, stierf Mgr. Villa op 21 juli 1882. In
zijn testament liet hij aan Don Bosco het onroerend goed na, met de ver-
plichting er een wezenhuis te openen binnen de drie jaar; zoniet zou het
eigendom overgaan op het seminarie van het diocees. Maar het legaat was
aan Don Bosco vermaakt zonder rekening te houden met de door de wetten
voorgeschreven formules.(1) Dat alles gaf aanleiding tot moeilijkheden
zodat de zaak verward raakte en het instituut een vorm aannam die ver-
schilde van wat aanvankelijk gepland was.
Vast besloten een salesiaans werk te Parma te vestigen, deed Don
Bosco eveneens een beroep op de openbare liefdadigheid. Hij wou ook een
beroep doen op de vrijgevigheid van hertog Roberto di Parma, die hij te
Nice gekend had en toen te Biarritz in het departement van de Basses Py-
renées verbleef. Hij werd erover ingelicht dat hij in de brief aan de
hertog de titel van Majesteit diende te geven, en formuleerde zijn smeek-
schrift aldus:
(1) Monseigneur had zich in volgende bewoordingen uitgedrukt: "Ik laat het gewezen kloos-
ter van S. Benedetto, moestuinen en aanhorigheden, door mij aangekocht van de familie
Rondani-Manici, voor een wezenhuis voor jongens onder de directie en het beheer van
de salesiaanse congregatie aan Don Giovanni Bosco van Turijn, Algemeen Overste van
deze congregatie om er het boven aangeduide doel te verwezenlijken. In geval dat drie
jaar na mijn dood het wezenhuis niet opgericht is, laat ik dit onroerend goed over
aan het diocesaan seminarie van Parma."

26.3 Page 253

▲back to top


- XV/249 -
"
Majesteit,
"
"
Sinds geruime tijd werd er uiting gegeven aan de vurige
" wens dat er in de stad Parma een tehuis zou gesticht worden voor
" de arme en verlaten kinderen, die men op dit ogenblik naar ons
" huis van Turijn pleegt te sturen. Er werd ernstig over onderhan-
" deld met Mgr. Villa, zaliger gedachtenis, die meewerkte om het
" vroegere klooster van San Benedetto aan te kopen. In dit gebouw,
" aangekocht op naam van ondergetekende kon men een openbare kerk
" bouwen voor de volwassenen, een tehuis voor het hierboven aan-
" geduide doel en een speeltuin om er de in gevaar verkerende jon-
" gens bezig te houden met een eerbare recreatie wanneer ze hun god-
" dienstplichten hebben vervuld.
"
We waren reeds van plan de nodige middelen te verzamelen
" om dit klooster aan te kopen en de al bestaande gebouwen te her-
" stellen en aan te passen, toen het God behaagde de liefdadige en
" ijverige prelaat tot zich te roepen. Onder de personen, tot wie
" ik mij, volgens hem kon wenden, noemde hij eveneens Uwe Majesteit
" en gaf mij uw adres. Deze onderneming zou moeten verwezenlijkt
" worden in het jaar 1883. Ik ben er zeker van dat de zegen van de
" hemel en de zegeningen van de mensen niet zullen ontbreken; maar
" de eerste bron op wie ik beroep doe is de liefdadigheid van Uwe
" Majesteit.
"
Ik weet niet of de tijd die we beleven, de wederwaardig-
" heden die ons omringen, aan Uwe Majesteit toelaten goedgunstig
" mijn verzoek te aanvaarden, maar het is mijn inzicht een beroep
" te doen op de goedheid van uw hart, en ben tevreden met iedere
" gift die u kunt doen.
"
Van mijn kant zal ik niet nalaten tot de barmhartige God
" te bidden, opdat hij U, mevrouw de Hertogin en heel uw familie in
" goede gezondheid zou bewaren. Moge God ons verhoren en ons verle-
" nen betere tijden te beleven.
"
Terwijl ik u de verzekering schenk van de zwakke hulp van
" de gebeden van onze honderdduizend jongens, acht ik het een hoge
" eer van uwe Majesteit met de grootste verering te mogen zijn
"
"
de zeer verplichte dienaar
" Turijn, 28 juli 1882.
Priester Gio. Bosco.
Roberto was de zoon van Carlo III, die hij opvolgde in het jaar
1854. In het jaar 1859 werd hij verjaagd.(1) Hij wist zeker op welke wij-
ze Don Bosco in zijn Geschiedenis van Italië de tragische dood van zijn
vader verhaald had.( 2) Bij hun ontmoeting te Nice had de hertog al ken-
nis gekregen van het werk te Parma, waaraan hij zich verplicht achtte mee
(1) Hij overleed in zijn villa van Pianore bij Viareggio, (1848-1907).
(2) Cfr. Lemoyne M.B. boekdeel VII, blz. 324.

26.4 Page 254

▲back to top


- XV/250 -
te werken wegens een belofte aan de Madonna gedaan ten voordele van zijn
echtgenote. Hij stelde dan ook direct een bedrag van tienduizend lires te
zijner beschikking samen met een brief die overvloeit van genegenheid
voor Don Bosco en van christelijke vroomheid.(1)
We zullen een aangename episode niet verzwijgen waarvan wij het
aandenken gevonden hebben in onze documenten over deze aangelegenheid.
Tijdens het verloop van de onderhandelingen, had Mgr. Villa zich het lot
ter harte genomen van een burgerfamilie, die door het onvoorziene verlies
van haar hoofd, plots in zeer kritische omstandigheden raakte. Hij beval
aan Don Bosco de oudste van de twee zoontjes aan, een kind van nauwelijks
negen jaar, "een jongetje", schreef de bisschop, dat veel hoop gaf wegens
zijn wakker verstand." Hij verzocht hem "dat het zou worden opgenomen in
een instituut van de salesianen met het doel voortgang te maken in de
studies en op de weg van de godsvrucht, waar hij opgevoed was door zijn
beste ouders." De uitmuntende prelaat laste deze aanbeveling in een
brief, die over de gebruikelijke zaken liep, aan Don Durando en smeekte
hem "liefdadig te willen tussenkomen bij de miraculeuze Don Bosco", aan
wie hij niet rechtstreeks schreef, omdat hij wist dat hij ver van Turijn
was. Het woord "afsmeken" wordt door ons hier niet toevallig gebruikt,
daar hij volgende uitdrukkingen aanwendde: "Ik werp mij op mijn knieën
neer en beveel hem u aan zoveel ik maar kan." Het jongetje werd opgenomen
in het Oratorio voor het schooljaar 1882-83.
Toen Mgr. Villa gestorven was, maakte kanunnik Tescari, zijn alge-
mene erfgenaam en een weinig later bisschop van Borgo San Donnino, thans
Fidenza, de bezorgdheid van de afgestorvene tot de zijne en maakte de
kleine jongen gereed voor het vertrek. Hiervan gaf hij aan Don Durando
bericht in deze vorm: "Zijn moeder, een even brave als arme weduwe, heeft
hem niet kunnen vergezellen, zodat het jongetje alleen is. Daarom smeek
ik u hem te laten afhalen aan het station opdat hij niet verloren zou lo-
pen of iets vinden wat hij niet dient aan te treffen. De Heer zal u ver-
gelden voor deze liefdadigheid."(2) Dit kind, dat toen nog zeer klein
was, een levendige geest had waarover dergelijke brave zielen waakten,
werd door Don Bosco in zijn brede armen opgenomen. Na de eerste stugheid
overwonnen te hebben, hechtte het zich zo zeer aan het Oratorio, dat het
er niet meer van scheiden wou. Het is Don Paolo Ubaldi, salesiaan, ge-
woon professor van Griekse letteren bij de koninklijke universiteiten en
op dit ogenblik een zeer geëerde professor aan de katholieke universiteit
van Milaan.(3)
(1) Bijv. doc. 44.
(2) Brieven van Mgr. Villa, 9 oktober 1881 en van kanunnik Tescari 5 augustus 1882.
(3) In juni van het jaar 1885 las de kleine Ubaldi, leerling van de vierde klas van het
gymnasium voor Don Bosco bij gelegenheid van een academische zitting voor zijn
naamdag een klein opstel in het Grieks. Toen hij daarna zijn hand ging zoenen
verwachtte men zich aan een complimentje. Don Bosco echter zei hem: Oh, de Griekse
geleerde! We zullen u later professor aan de universiteit maken!"

26.5 Page 255

▲back to top


- XV/251 -
PISA.
Pisa vroeg de aandacht van Don Bosco in 1880. De jezuïet pater
Emilio Pardocchi, die daar verbleef, was op doortocht te Lucca, toen Don
Bosco daar zijn conferentie voor de medewerkers hield. Hij wou deze bij-
wonen en was diep onder de indruk van zijn woorden. Toen hij een onder-
houd met hem verkregen had, beschreef hij hem in zo levendige kleuren de
godsdienstige toestand van Pisa, dat ook door de protestanten geplaagd
werd, dat Don Bosco zich bereid verklaarde te hulp te komen en hem de op-
dracht gaf erover te spreken met de aartsbisschop Mgr. Paolo Micaleff.
Toen de aartsbisschop, die oud en kreupel was, dit hoorde, verhief hij
zijn handen en ogen ten hemel en riep uit: - "Was dit maar waar!" Dat Don
Bosco kome, ik verlang niets anders en dan zal ik het Nunc dimittis aan-
heffen." - Ook aan de vicaris-generaal, Mgr. Ricci, scheen dit een zo
mooie zaak dat hij uit al te grote opgetogenheid er niet aan geloven kon.
De medewerkers van de plaats, waaronder de onvergelijkelijke professor
Giuseppe Toniolo, die de universiteit van Pisa befaamd maakte door zijn
leerstoel van staatshuishoudkunde en die een grote wetenschap verenigde
met een zeldzame christelijke vroomheid, begonnen zich onder elkaar te
beraden over de manier waarop men de vurig verbeide gebeurtenis kon be-
spoedigen.
De dood van de aartsbisschop hield het initiatief niet tegen, des
te meer nu de nieuwe aartsbisschop, Mgr. Ferdinando Capponi, er ook zo
over dacht. Het kwam tot daden. Buiten de Porta a Piagge was er een huis
dat het retraitehuis genoemd werd; een openbare kerk, die de kerk van San
Jacopo heette, was eraan verbonden. Men wilde het huis en de kerk aan Don
Bosco geven. Daar in de buurt hadden de salesiaanse zusters of zusters
van de visitatie hun klooster en deze hielden in lange brieven er niet
mee op Don Bosco te bezweren weldra de salesianen te sturen.
In juni 1883 maakte de aartsbisschop een tot in bijzonderheden
uitgewerkte schets op van een overeenkomst, waarmee Don Bosco het noch-
tans niet eens kon zijn, het geheel vertoonde een te precair aspect en
schonk, ondanks alle goede wil, niet voldoende vertrouwen. Don Bosco zag
nadien vanuit de hemel de intrede van de salesianen en van de zusters in
de historische stad aan de Arno.
ARENZANO, PEROSA, OULX.
We zullen het nog over drie plaatsen hebben en daarbij andere
plaatsen verwaarlozen, die ons zonder enig nut te ver zouden leiden. De
eerste is Arenzano, in de buurt van Genua. Dit gemeentebestuur onderhan-
delde in 1881 met Don Bosco om onderwijzers te bekomen voor de gemeente-
scholen. Toen er geantwoord werd dat ze een poging zouden doen bij ande-
re congregaties, antwoordde de burgemeester: "En welke andere congrega-
ties worden in deze droeve tijden, wegens hun voorwaarden, door de rege-
ring geduld als die van de salesianen?" Maar Arenzano was minder geluk-

26.6 Page 256

▲back to top


- XV/252 -
kig dan Perosa en Oulx, waarheen op de duur de zonen van Don Bosco dan
toch gegaan zijn.
Perosa Argentina, een aanzienlijke gemeente in de omgeving van Pi-
nerollo, telde tweeduizend katholieke inwoners, waaronder, wel niet bij
elkaar, ongeveer twee honderd Waldenzen leefden. Deze ketters, die zowat
overal in Italië verspreid leven, tellen samen nagenoeg veertigduizend
leden van wie de helft verscheidene gemeenschappen vormen in de valleien
van Pinerollo. Belangrijke kernen bevolken de dorpen die aan Perosa gren-
zen. Te Pomaretto, bijvoorbeeld, was er toen een prachtige tempel met een
ziekenhuis en eveneens een college met gymnasium, waarheen ook katholieke
jongens van alle kanten aangelokt werden. De pastoor van Perosa die in
deze plattelandsgemeente, de omvorming had meegemaakt van een landbouw-
milieu naar een nijverheids- en handelsmilieu door de vestiging van twee
aanzienlijke zijdefabrieken, bemerkte dat ook de gewoonten van de bevol-
king tegelijkertijd een verandering ondergingen, vooral tot nadeel van de
jeugd, die aangelokt werd door talrijke vermaken en de catechismuslessen
verliet. Omdat in deze valleien de lokaliteit een opmerkelijk centrum
was, spanden de Waldenzen zich in om zich daar te vestigen en er het
meesterschap te voeren.
Bij dit zo droevig schouwspel schreef de vurige herder, Don Giu-
seppe Paolasso, een goede salesiaanse medewerker, op 23 september 1881
aan Don Bosco: "Ik wend mij tot u en tot uw salesianen, die God in deze
tijden uitverkoren heeft als de dienaars van zijn Barmhartigheden, om te
bestuderen hoe in deze lokaliteit en op een geschikte plaats een Oratorio
voor zon- en feestdagen en een klein college kan geopend worden." Don
Bosco erkende dat men daar iets moest doen; maar de verwezenlijking hier-
van stelde hij tot een later tijdstip uit tot hij personeel ter beschik-
king had. Er verliepen zestien jaar eer zijn goede wil een uitwerksel
kreeg, dank zij zijn opvolger.
In 1881 en 1882 deden de notabelen van Oulx, een klein vlek in de
bergen, in de omgeving van Susa, pogingen om te verkrijgen dat Don Bosco
daar een kostschool zou oprichten met de klassen van een gymnasium ten
voordele van de hele vallei. Verschillende plannen werden bestudeerd,
maar toen ontbrak het ubi consistam.
TURIJN.
We zullen een feit aan de vergetelheid onttrekken, dat verdient
herinnerd te worden omdat het een eer is voor Don Bosco en ook zijn ge-
bruikelijke helderziendheid in zaken in het licht stelt. Het scheelde
weinig of hij werd geestelijk directeur van het ziekenhuis van Sint-Mau-
ritius te Turijn.
De Orde van Sint-Mauritius werd opgericht door Emanuele Filiber-
to, hertog van Savoia, in 1573 door de versmelting van de Militaire Or-
de van Sint-Mauritius, gesticht in 1434 door Amedeo VIII met de Orde van

26.7 Page 257

▲back to top


- XV/253 -
de Hospitaalridders van Sint-Lazarus, waarvan de oorsprong opklimt tot
de twaalfde eeuw. Zij is nog altijd de hoogste ridderorde na die van de
Allerheiligste Annunziata en ze heeft de Koning als Grootmeester. Dank-
zij de hulp van de staat en van de privé weldadigheid stichtte de Orde
bij haar begin ten oosten van Turijn een ziekenhuis dat het Mauritius-
ziekenhuis of het Ridderziekenhuis genoemd werd. Na zijn bescheiden be-
gin breidde het zich uit en kon een groot aantal zieken opnemen. Eerst
stond het buiten de bebouwde kom; maar later, wegens de vergroting van
de stad, was het omgeven met gebouwen en kon het wegens de aangroei van
de bevolking niet meer in de behoeften voorzien. Daarom dacht men er aan
een nieuw te bouwen dat ruimer zou zijn en op een beter geschikt terrein
zou staan. Dat terrein werd gevonden langs de viale di Stupinigi op een
plaats die onder oogpunt van vrijheid en gezondheid niets te wensen over-
liet.
Maar het terrein vinden betekende nog niet dat men eigenaar was
van de grond. De Orde van Sint-Mauritius had niet het nodige geld voor
deze zware uitgaven. Koning Umberto sprak erover met zijn raadsheren en
vooral met Cesare Correnti, de eerste secretaris van de Grootmeester van
de Orde, die al tweemaal Minister van het Openbaar Onderwijs geweest was;
maar de oplossing van het probleem bleek uiterst moeilijk. Welnu, Corren-
ti kende zeer goed Don Bosco. Don Lemoyne laat ons zelfs in zijn notities
weten dat hij bij hem in de schuld stond wegens een zeer grote dienst,
waarvoor hij zich steeds dankbaar toonde en wenste door daden zijn dank-
baarheid te kunnen bewijzen. Het is mogelijk dat de zaak dateerde van in
de tijd dat hij als aanhanger van Mazzini uit Lombardië verdreven was en
te Turijn als politiek banneling verbleef. In de kwestie van de sluiting
van de scholen was hij al tussengekomen met het prestige van zijn naam om
Don Bosco te verdedigen. Daarom dacht hij opnieuw aan hem bij gelegenheid
van het op te richten ziekenhuis en zei hij over hem een woord aan de
koning, als over een persoon die een vruchtbaar brein bezat bij het vin-
den van geld voor prachtige werken. Zijn suggestie beviel de koning en er
werd besloten zijn advies te horen over deze belangrijke zaak, op een ma-
nier echter dat de hele aangelegenheid geheim zou blijven.
Correnti bracht meermaals een bezoek aan Don Bosco namens de ko-
ning. Don Bosco aanvaardde het voorstel om een ontwerp te bestuderen en
bood zich eveneens aan om het te verwezenlijken op voorwaarde nochtans
dat zijn naam niet zou genoemd worden en vooral dat niemand zijn plannen
zou komen storen. - "Ik zal aan alles denken", zei hij. Don Bosco moet
vrij zijn en indien hij dwaasheden begaat, geduld dan maar; dan zullen
ze alle op zijn rekening komen." - Correnti gaf hem de verzekering dat
het de wil was van de koning dat hij er geen centiem van zijn geld zou
insteken. Zijn Majesteit wist voor hoeveel werken hij te zorgen had. Het
was dan ook zijn inzicht dat hij enkel de plannen zou opmaken en wilde
niet dat iemand anders er zich zou mee bemoeien. De Koning deed nog meer.
Hij verlangde te weten of Don Bosco de morele leiding van het ziekenhuis
op zich kon nemen met zijn salesianen. Don Bosco antwoordde dat hij er

26.8 Page 258

▲back to top


- XV/254 -
geen bezwaar in zag in deze zaak Zijne Majesteit van dienst te zijn.
Volgens deze overeenkomst zette Don Bosco zich aan het werk. Hij
nam de zaak ter studie, verkende het terrein en maakte zijn plan op. Het
zou erom gaan een grote geldloterij uit te schrijven, met bepaalde bedra-
gen als prijs en met een vast aantal biljetten tegen een vastgestelde
prijs. Voor het verspreiden van deze loten en voor het inzamelen van het
geld zou men tweehonderd aanzienlijke heren kiezen, niet echter onder hen
die door de liberalen sacristiemensen genoemd werden en evenmin onder de
tegenstanders van de godsdienst; het moesten personen zijn die goed aan-
geschreven stonden bij het Hof. Deze zouden een nationaal comité vormen
en zouden dan zorgen dat de biljetten aan de man werden gebracht en dat
ze vooral aan de Ridders van de Orde van Sint-Mauritius gestuurd werden.
Ten slotte kwam Don Bosco met bankier Musso overeen dat deze het nodige
kapitaal zou klaarmaken en een kredietrekening zou openen. Deze rook een
goede zaak, was zeker dat hij met Don Bosco geen risico liep en haastte
zich hem te helpen.
Men zal zich afvragen om welke reden Don Bosco zich in deze onder-
neming liet inschepen. Meer dan wat anders beoogde hij het geestelijke
welzijn van de zieken, omdat hij voorzag dat men hieraan niet zou gedacht
hebben. Daarom haastte hij zich te suggereren bij het Ziekenhuis een kerk
te bouwen, waarin twee diensten zouden gedaan worden, één voor de gods-
dienstige behoeften van de zieken en van het personeel en een andere
dienst voor de behoeften van de naburige vlek La Crocetta, waarvan de pa-
rochiekerk te eng werd voor de aangroeiende bevolking. Indien de Orde van
Sint-Mauritius de nodige geldmiddelen niet bezat, dan zou hij zich in-
spannen om ze te vinden. Hij merkte eveneens op dat het oude kerkje kon
afgestaan worden aan de Orde in ruil voor de nieuwe kerk en dat de pries-
ters, die aan deze parochie verbonden waren en voor hun dienst reeds ver-
goed werden, tevreden zouden zijn met een geringe vergelding of misschien
er helemaal afstand van zouden doen voor hun dienst in het ziekenhuis. In
ieder geval zou hij zelf met de salesianen daarin wel voorzien.
Hij maakte het project voor de loterij op en stuurde het aan de
koning met de opmerking dat de bedragen voor de prijzen gereed waren. De
Soeverein las het met bewondering en vond de gedachte uitstekend. Aan-
gaande de kerk liet hij hem zeggen dat de fondsen niet zouden ontbreken.
Nochtans had Don Bosco een omzendbrief klaar waarin hij over het nieuwe
ziekenhuis sprak als over iets waarin hij geen aandeel had en hij voegde
erbij: "Maar de Orde van Sint-Mauritius en haar Grootmeester die onze be-
minde Vorst is, wensen dat naast het toekomstige gebouw een kerk wordt
opgericht ten gerieve van de zieken, van hen die aan hun dienst verbonden
zijn en ook voor het gemak van de burgers die in die buurt wonen, die
vrij ver van een andere kerk ligt. Met het doel dan de nodige bedragen in
te zamelen doe ik een beroep op onze stadsgenoten en op allen die gehecht
zijn aan het morele welzijn en het decorum van ons verheven Turijn.

26.9 Page 259

▲back to top


- XV/255 -
Wij laten u met genoegen weten dat de bouwwerken, de vormen van deze kerk
en alles wat betrekking heeft op de uitoefening van de cultus toever-
trouwd werd aan priester Giovanni Bosco en aan zijn priesters." Deze om-
zendbrief waarvan wij de autograaf bezitten, werd niet gepubliceerd maar
blijft toch altijd een welsprekend document van de ijver van Don Bosco
voor het welzijn van de zielen.
De voornoemde aangelegenheden bleven enige tijd geheim tussen de
koning, Correnti en Don Bosco, zoals men overeengekomen was, want gehei-
me of openlijke bemoeiingen van spelbrekers hadden de zaken kunnen ver-
brodden. Maar dan gebeurde wat men gevreesd had. Het nieuws sijpelde aan
het Hof door; Don Bosco werd er zeer voor geprezen en sommigen voelden
zich gekrenkt, omdat men hen niet geraadpleegd had.
Aldus kwamen theoloog Pavarino, kapelaan bij de koninklijke basi-
liek van Superga en kanunnik Durio, hofaalmoezenier, bij Don Bosco om
hem te zeggen dat ze gehoord hadden over zijn geplande loterij en dat ze
wensten mee te werken en bij te dragen tot een goed resultaat. Don Bosco
trachtte wel te doen begrijpen dat het de wil was van de Koning dat nie-
mand er zijn oordeel zou over geven of in de zaak zou tussenkomen; maar
sommigen kwamen hem zo erg lastig vallen dat hij er Correnti van op de
hoogte bracht. Deze liet hem door Baron Cova herhalen in naam van Zijne
Majesteit dat hij alleen de leiding en de uitvoering van de onderneming
had.
Maar het ondergrondse of openbaar verzet hield niet op hem moei-
lijkheden te bezorgen. De beurt kwam dan ook aan Mgr. Gastaldi die ver-
klaarde een tegenstander te zijn van de overbrenging van de parochie. Hij
deed zijn beklag dat men hem daarin niet vooraf gekend had. Het lag in
zijn bevoegdheid de parochiekerken aan te duiden en daarom stelde hij
zijn veto. Ongetwijfeld had hij volledig gelijk en was hij helemaal in
zijn recht wat het beginsel aanging, maar een mening uiteenzetten stond
nog niet gelijk met een inbreuk maken op zijn terrein.
Al die ruchtbaarheid verplichtte Correnti de raad van beheer van
het ziekenhuis samen te roepen. Ook Don Bosco verzocht hij te willen ko-
men. Don Bosco ging er naartoe, samen met coadjuteur Pelazza, die hem
in de zaal wachtte. Na de mededeling van het bekende programma, wou
iedereen zijn woordje zeggen over de zekerste manier om aan het nodige
geld te raken. Allen namen het woord en Don Bosco zweeg. Toen Correnti
ten slotte om stilte verzocht had, zei hij: - "Laat ons naar Don Bosco
luisteren."- Toen zette Don Bosco uiteen wat hij schriftelijk aan de
koning had bekend gemaakt en toonde aan dat het resultaat verzekerd was.
Er werden opmerkingen gemaakt tot opeens Don Bosco al lachend zei: -
"Welnu, ik zal u zeggen welk het eenvoudigste middel is om een buitenge-
woon groot bedrag te verzamelen. Laat ons alle Ridders van Sint-Mauri-
tius en van Sint-Lazarus en alle Ridders van de Italiaanse Kroon uitno-
(1) Deze ridderorde, gesticht door Vittorio Emanuele II in 1868 om de gedachtenis te
bewaren aan de naasting van Venetië, door Italië, was samengesmolten met de Orde van
Sint-Mauritius.

26.10 Page 260

▲back to top


- XV/256 -
digen (1)elk tien of twintig lires te storten. U zult zien dat ze graag
zullen betalen en er zijn er zoveel!" - Bij deze zo originele vondst
lachte iedereen en scheen iedere kwestie gedaan te zijn.
Toen hij de vergadering voor gesloten verklaard had, vergezelde
Correnti Don Bosco tot aan de deur, kuste hem de hand en beval zich in
zijn gebeden aan. Pelazza, die verstomd stond dat zulk een man dergelij-
ke blijken van eerbetuiging schonk, verheelde tegenover Don Bosco zijn
verbazing niet, toen men op straat gekomen was. Onderweg zei Don Bosco
hem: - "Correnti is een man met grootmoedige gevoelens. Indien hij niet
aan de sekte gebonden was, zou hij veel goed doen. Toch meen ik dat hij
op het ogenblik van zijn dood zal biechten, als hij Don Bosco of een an-
dere priester bij zich zal hebben."- Hij stierf te Meina, acht maanden na
de dood van Don Bosco. Gedurende zijn laatste dagen, werd hij niet enkel
bezocht door Mgr. Anzino, de hofaalmoezenier, maar eveneens door de pas-
toor die hij had laten roepen. Men zag enkel dat deze laatste hem het
heilig Oliesel toediende.(1)
Toen het nieuws van het aandeel van Don Bosco in het fameuze pro-
gramma bijna in het publiek domein gevallen was, lieten zij die er zich
tegen verzetten hem niet meer met rust, vooral de twee priesters niet
die bijna iedere dag wijzigingen of toevoegsels aan zijn project kwamen
voorstellen. Wat al tijd deden ze hem niet verliezen! Maar de redelijk-
heid van zijn inzichten konden ze niet in hun hoofd krijgen. De last die
ze hem met zoveel hardnekkigheid aandeden vermoeide hem zo dat hij einde-
lijk zei dat ze het maar in zijn plaats moesten doen, als ze dat wilden.
Hij werd al door te vele aangelegenheden bezig gehouden. Hij had die op-
dracht aanvaard, niet omdat hij er zin in had, maar om aan het verlangen
van de koning tegemoet te komen. De twee lastposten waren tevreden dat
Don Bosco de wapens had neergelegd en vroegen hem of hij bereid was hun
plannen te begunstigen en ze te helpen. Hij antwoordde dat hij dit zou
doen; maar ze lieten zich niet meer zien. Nu ze Don Bosco hadden opzij
gezet stelden ze zich aan het hoofd van de onderneming. Er ontbraken hun
echter twee zaken: het vernuft van Don Bosco en het vertrouwen dat men
dient te stellen in hem die het geld voor een loterij moet beheren. Toen
dan op die manier de onderhandelingen aan het licht waren gekomen, oor-
deelden de koning en Correnti dat het voorzichtiger was niet meer bij hem
aan te dringen. Aldus vervloog het mooie project van Don Bosco in rook en
de bouw van het ziekenhuis putte niet enkel de inkomsten van de Orde uit,
maar bracht gedurende een tijd haar financiële toestand in moeilijkheden.
Op 11 november 1881 diende de plechtigheid van de eerste steenleg-
ging te gebeuren, waarop de koning zou aanwezig zijn. Zijne Majesteit
verlangde vurig Don Bosco te zien. Ook om deze reden wou Correnti dat Don
(1) Unità Cattolica van 7 oktober 1888.

27 Pages 261-270

▲back to top


27.1 Page 261

▲back to top


- XV/257 -
Don Bosco deze dienst zou verrichten; maar deze wist hem zo ver te bren-
gen, dat hij zijn afkeer overwon en overtuigde hem van de gepastheid
over zijn eigen antipathie heen te stappen en de aartsbisschop hiervoor
te verzoeken. Correnti was van plan hem bij die gelegenheid aan de Koning
voor te stellen; hij kwam hiervoor opzettelijk naar het Oratorio en wou
er niet weg gaan eer hij aan Don Bosco de formele belofte had ontwrongen
er aanwezig te zullen zijn. De belofte was echter vergezeld van een voor-
waarde, namelijk, dat Bacelli, de minister van openbaar onderwijs geen
toespraak zou houden, als hij er aanwezig zou zijn als vertegenwoordiger
van de regering. Men kon er zich inderdaad aan verwachten dat hij, bij
een dergelijke gelegenheid zich zou laten gaan tot antiklerikale en anti-
pauselijke uitlatingen, iets wat Don Bosco niet kon aanvaarden van een
voormalige pauselijke onderdaan en gewezen professor aan de pauselijke
universiteit van de Wijsheid. Voor ons is het thans niet meer zo gemak-
kelijk te begrijpen hoe het contact met dergelijke mensen toen kon scha-
den aan een geestelijke in de ogen van de katholieken, omdat in de harten
de pijn wegens de Romeinse kwestie nog te hard brandde. Don Bosco ontving
de verzekering dat Bacelli niet naar Turijn zou komen; en, inderdaad, of-
schoon tot de laatste dag toe zijn komst als zeker aangekondigd werd,
vertrok hij niet uit Rome.(1)
Don Bosco hield zijn woord, maar hoewel hij een persoonlijk uitno-
digingsbiljet ontvangen had, die in ons archief bewaard wordt, nam hij
plaats te midden van de menigte en liet zich niet zien gedurende het ver-
loop van de ceremonie.(2) Pas was de koning aangekomen of hij vroeg aan-
stonds aan Correnti waar Don Bosco zich bevond. Correnti keek rond maar
kon hem niet ontdekken. Hij was erdoor ontsteld en voelde zich wat ge-
krenkt, daarom ging hij enkele dagen later zich bij hem beklagen dat hij
zijn belofte niet gehouden had. Don Bosco verontschuldigde zich zo goed
hij kon en voegde eraan toe: - "Ik ben niet naar voren gekomen juist om
de aanwezigheid van de koning te vermijden. Indien de koning mij ook maar
een paar woorden toegestuurd had, wie weet wat de kranten van Italië op
mijn kap zouden verteld hebben, wie weet wat men te Rome erover zou ge-
dacht hebben! Het zou voor mij een lastige toestand geweest zijn en ook
de koning zou door al dat gepraat in ongelegenheden geraakt zijn." - Cor-
(1) De Unità Cattolica van 11 november schreef in een artikel over de aanstaande ceremo-
nie: "Aan de plechtigheid nemen de bijzonderste personaliteiten van onze stad deel
en minister Guido Baccelli, die de regering vertegenwoordigt, ontbreekt niet." Maar
in zijn nummer van 12 november vinden we de correctie: "Minister, Baccelli, te Rome
weerhouden door zijn ambtsbezigheden, was er niet. Daarom werd de regering vertegen-
woordigd door de prefect van Turijn, senator Casalis."
(2) Omgeven door de kanunniken Chiuso, Antonelli en Bertoglio, door de deken van de pas-
toors, commandeur Genta en door andere prieeters, zegende Mgr. Gastaldi de eerste
steen en sprak voor de koning een redevoering uit, waarvan toen sommige uitdrukkingen
werden afgekeurd, die de gevoelens van de katholieken die aan de paus getrouwer waren
gebleven, kwetsten. Het was toen de tijd van de tribulaties die wij in de vorige
hoofdstukken verhaald hebben. Don Bosco zou zich dan ook zeer ongemakkelijk gevoeld
hebben, indien hij de plaats ingenomen had waarop de uitnodiging hem recht gaf.

27.2 Page 262

▲back to top


- XV/258 -
renti dacht enkele ogenblikken na en gaf hem gelijk. Hij bewonderde zijn
voorzichtigheid en besloot met te zeggen: - "Daaraan had ik niet ge-
dacht."- Hij begreep toen beter een woord dat Don Bosco hem bij een ande-
re gelegenheid - we weten niet juist wanneer - gezegd had; hij had hem
gevraagd hoe hij het aanlegde om steeds vooruit te gaan zonder schipbreuk
te lijden in een tijd waarin de strijd zo heftig was en tussen zovele
partijen gevoerd werd. - "Aan iedereen het zijne geven", had Don Bosco
geantwoord "en alle onnodige kwesties en ruchtbaarheid vermijden."
Ondanks de tegenkantingen die wij beschreven hebben, wou Correnti
niet volledig afstand doen van de medewerking van Don Bosco. Ook Don Bos-
co meende dat hij zijn belangstelling voor het ziekenhuis niet helemaal
mocht verliezen. Toen de heilige hem in 1884 een ereteken gevraagd had
voor professor Bonzanino, antwoordde de eerste secretaris van de Orde van
Sint-Mauritius hem met veel welwillendheid en maakte van de gelegenheid
gebruik om hem te verzoeken hem te helpen bij de bouw van de verlangde
kerk en hem te steunen met de liefdadigheid van de gelovigen. Daarin kon
Don Bosco niets meer in het openbaar doen. Zijn plan was immers verworpen
en hij kon zich niet meer met de onderneming bezighouden. Toch, omdat hij
meermaals aangesproken werd om ridderlijke onderscheidingen te bekomen,
wist hij de aanzoekers ertoe te brengen belangrijke bedragen te storten
ten voordele van het ziekenhuis. Bovendien, nu de gedachte aan een kerk
opgegeven was, bleef men ook zonder huiskapel. Dat wekte wel geen verba-
zing, omdat de Orde van de Heilige Mauritius en Lazarus, die omgevormd
was tot een burgerlijke instelling en versmolten was met de Ridderorde
van de Kroon van Italië, het lot onderging van de gelaïciseerde organis-
men. Toen Don Bosco een bezoek bracht aan het nieuwe gebouw, vroeg hij
aan Correnti hoe hij zou voorzien in de kerkelijke diensten. Deze ont-
vluchtte het antwoord en zei dat men de voorschriften gevolgd had van de
mensen van de gezondheidsdienst, die aan de bouwkundigen de richtlijnen
gedicteerd hadden. Op ingeving dan van de zusters, die bij zijn komst hem
feestelijk onthaald hadden, wees hij een zaal aan die zonder enige moei-
lijkheid voor dit doel kon gebruikt worden. Correnti zweeg maar voldeed
zijn wens; en de zieken hadden het aan Don Bosco te danken dat ze steeds
het Allerheiligste Sacrament, ter opbeuring van hun smarten, in hun na-
bijheid zouden hebben.

27.3 Page 263

▲back to top


- XV/259 -
HOOFDSTUK X
DE SALESIANEN DOEN HUN INTREDE IN SPANJE.
BEGIN VAN DE STICHTINGEN VAN FLORENTIE EN FAENZA.
Drie salesiaanse werken, die op vandaag zeer bloeiend zijn, zijn
begonnen in het jaar 1881, namelijk, het college van Utrera en de twee
instituten van Florentië en Faenza. We zullen de chronologische orde van
de stichtingen volgen en eerst een woord zeggen over het eerste, waaraan
Don Bosco het te danken had dat de poorten van Spanje voor hem geopend
werden.
Het schijnt bijna een grap te zijn van de Voorzienigheid hoe in
Spanje het zaad viel, waaruit de prachtige boom groeide, die zijn takken
in alle richtingen van het land zou uitstrekken. Markies Don Diego van
het huis van de Ulloa's dacht er aan te Utrera een vroom huis te openen
om er arme kinderen asiel te verlenen. Daarom schreef hij aan de algemene
overste van de maristen en verzocht hem de leiding te willen aanvaarden.
De algemene overste ging hem een bezoek brengen al te vroeg in de ochtend
en werd door hem niet ontvangen. Hij ging een tweede maal maar hij trof
enkel de dames thuis aan. Hij was hierdoor wat verbolgen, vertrok en liet
zich niet meer zien. Toen dan de markies tevergeefs op een antwoord ge-
wacht had, ging hij om raad bij de aartsbisschop van Sevilla, Mgr. Joa-
chim Lluch y Garriga, van wie Utrera afhankelijk was. Hij ging bij hem
zijn licht opsteken om zijn liefdadig doel te kunnen verwezenlijken. De
aartsbisschop was een karmeliet en verbleef in het klooster van Lucca op
het ogenblik dat de salesianen daar waren. Omdat hij ze in zeer gunstige
zin gekend had, antwoordde hij hem dat hij de zonen van Don Bosco zou
roepen. De edelman, die niets wist over Don Bosco, noch over zijn congre-
gatie, verzocht de prelaat zelf te willen schrijven naar Turijn in zijn
naam. De aartsbisschop stemde daar graag mee in.
Het antwoord bleef niet lang uit, maar bevatte enkel een onduide-
lijke hoop. Dit gebeurde in het jaar 1879. Zoals wij in het vorige boek-
deel verhaald hebben, begaf Don Cagliero zich, vergezeld van coadjuteur
Giuseppe Rossi naar de hoofdstad van Andalusië. Hij kwam er toe op 24
januari. De aartsbisschop omarmde hem uitbundig, zei dat hij zeer ver-
heugd was de zonen van Don Bosco te zien en dankte de Heer. Bij Zijne
Excellentie wachtten hen de markies met zijn zoon Antonio en zijn schoon-
zoon Enrico Munôz op. De markies die 71 jaar oud was, een eerbiedwaardige
patriarch en een man van de oude stempel, wou, alvorens te sterven, de

27.4 Page 264

▲back to top


- XV/260 -
salesianen te Utrera, zijn vaderstad, gevestigd zien. Heel zijn familie,
bezield met dezelfde katholieke geest, steunde hem in dit verlangen. Aan
Don Cagliero scheen het toe in hem een trouwe kopie te zien van de Argen-
tijn Francesco Benitez. In aanwezigheid van iedereen sprak de aartsbis-
schop over Don Bosco en over zijn instituten met een heilige geestdrift.
De zoon en de schoonzoon van de markies vergezelden hun gasten tot
Utrera. Monseigneur had officieel zijn komst gemeld aan de vicaris van de
plaats, zodat de hele clerus in beweging kwam om ze goed te ontvangen.
Ook de "alcalde" of burgemeester, een zeer goede katholiek, kwam hen niet
alleen welkom heten, maar was gedurende twee dagen hun gids bij het be-
zoek aan kerken, scholen en andere gebouwen.
Utrera ligt op dertig kilometer van Sevilla, naar het zuidoosten
toe, in het midden van een eindeloze en vruchtbare vlakte, waar graan ge-
kweekt wordt, waar talrijke olijfbomen staan en een grote veestapel is.
Zijn grootste vermaardheid heeft de plaats echter te danken aan het feit
dat ze in Spanje de belangrijkste lokaliteit is voor het fokken van de
stieren bestemd voor de corridas. Deze fokkers noemt men genaderos. In
die tijd was het aantal van de bevolking niet veel hoger dan twaalfdui-
zend. Het was een katholieke bevolking; maar, zoals op vele plaatsen in
Spanje, woonde ze niet veel de kerkelijke diensten bij en ontving weinig
de sacramenten. Daarom konden de protestanten er zonder moeilijkheid hun
nesten bouwen. De brave mensen verwachtten van de salesianen dat ze de
algemene godsdienstige onverschilligheid een schudding zouden geven en
dat ze er de valse predikanten zouden verjagen.
Er waren in de stad verscheidene kerken, vooral twee uit de vijf-
tiende eeuw; maar verschillende waren bijna verlaten wegens het tekort
aan priesters. De aartsbisschop zei dat de salesianen tussen deze kerken
er een konden kiezen, die hun de beste toescheen. Don Cagliero liet zijn
ogen vallen op de kerk van de Karmel omdat deze meer centraal gelegen
was, gerieflijker voor de bevolking en ook verder van de parochiekerk ge-
legen was. Omdat de hiertoe behorende woning zeer klein was, zou de mar-
kies, zolang er geen andere oplossing gevonden was, de helft van een mooi
huis van hem, dat in de nabijheid lag, ter beschikking van de salesianen
stellen. Daar het intussen de feestdag was geworden van de heilige Fran-
ciscus van Sales, hield Don Cagliero op die dag in die kerk een conferen-
tie en na die conferentie schreef hij de eerste Spaanse salesiaanse mede-
werkers in.
Hij verzette geen voet zonder er rekenschap over te geven aan Don
Bosco, die te Marseille was en eveneens, op zijn bevel, aan Don Rua. Hij
deed dat in lange brieven vol brio en goed humeur. Toen hij vertrok nam
hij de beste indrukken mee en liet ook de beste indrukken na. "Monseig-
neur de aartsbisschop", schreef hij aan Don Rua (1) "wil ons hier in
(1) Sevilla, 30 januari 1880.

27.5 Page 265

▲back to top


- XV/261 -
Sevilla en op nog andere punten van zijn uitgestrekt aartsbisdom hebben.
Hij heeft zich zelf aangesteld als de grote vader van de salesianen voor
Spanje. De heer markies Ulloa, zijn zoon en zijn schoonzoon en de burge-
meester van Utrera willen de eerste salesïaanse medewerkers in Spanje
zijn. Omdat we de wereld al doorkruist hebben, hadden we reeds enige ge-
dachte over hoofsheid en broederlijke goedheid; maar ik geloof dat Span-
je en vooral Andalusië hierbij aan de spits staan." En aan de novicemees-
ter Don Barberis:(1) "Over ons hebben ze zich misschien een te groot ge-
dacht gevormd en ik vrees dat in de praktijk de kleuren zullen verbleken!
Zeg dus aan je novicen dat ze hun man zouden staan en goed op hun benen
staan.(2) Het zou kunnen gebeuren dat meer dan een onder hen door God ge-
roepen wordt in deze streken, waar wij een uitgestrekte akker te bewerken
krijgen, mirakels te doen. En laat ze bedenken dat dit het land is van
Teresia, van Ignatius, van Sint-Dominicus, van de Avila's en van de Ro-
driguez, van Isidoor en van Thomas van Villanova." Onder de novicen die
deze voorspelling hoorden voorlezen, bevond zich juist de man, die de
Voorzienigheid bestemd had om het salesiaans Werk in Spanje te versprei-
den en te organiseren, nl. Don Filippo Rinaldi, de derde opvolger van Don
Bosco. Don Bosco was nog maar pas van Marseille naar Nice teruggekeerd en
had nog maar pas even gelegenheid gehad om wat op adem te komen of hij
wou zijn schuld inlossen tegenover de markies van Ulloa en de aartsbis-
schop van Sevilla. Daarom schreef hij aan de eerste:
"
Geachte heer markies D. Diego van het huis Ulloa,
"
"
Ik weet niet hoe ik U moet bedanken voor de genegenheid
" aan mijn zonen de salesianen betuigd, die de hoge eer hadden in
" uw huis gastvrijheid te genieten. Ik ben er U zeer dankbaar voor
" en God zal u dit op waardige wijze weten te vergelden.
"
Ik heb echter de levendige hoop dat wij zullen vereerd wor-
" den met uw bezoek te Turijn, dan zal ik u persoonlijk kunnen be-
" danken voor wat u gedaan hebt en voor wat u bereid zijt te doen
" voor onze nederige en ontluikende congregatie.
"
Moge God u zegenen, beste en liefdadige Heer markies, en
" moge Hij samen met u heel uw familie zegenen, in gezondheid en
" in zijn genade bewaren.
"
Verheugd u te mogen inschrijven onder het getal van onze
" hoge weldoeners, geef ik u de verzekering dat u, uw waardige zoon
" Don Antonio en de heer Don Enrico en zijn gezin hun deel zullen
" hebben in de gemeenschappelijke en privé gebeden die iedere dag
" in de huizen van de salesianen gedaan worden.
(1) Sevilla, 31 januari 1880.
(2) Op zijn benen staan is in Piëmonte een uitdrukking die betekent goed gezond zijn of-
wel vol moed zijn.

27.6 Page 266

▲back to top


- XV/262 -
"
Ten slotte beveel ik mij zelf aan in de geestelijke lief-
" dadigheid van uw heilige gebeden terwijl ik met een dankbaar hart
" de eer geniet van te mogen zijn
"
uw zeer verplichte dienaar
"
Priester Gio. Bosco.
"
" P.S. Ik bekrachtig alles wat de persoon, die ik hiermee belast had,
"
geregeld heeft, voor het huis dat zal geopend worden in de
"
stad Utrera. Ik hoop dat met Gods hulp alles klaar zal
"
komen voor de maand oktober aanstaande en dat mijne en zijn
"
salesianen dan kunnen vertrekken naar de plaats voor het
"
werk dat de goddelijke Voorzienigheid door uw handen bereid
"
heeft.
"
uw nederige dienaar
" Nice, 26 februari 1880.
Priester Gio. Bosco.
De inhoud van de brief aan de aartsbisschop kennen we niet, maar
wij hebben zijn antwoord, in het Italiaans geschreven, vóór ons liggen.
Hij kende deze taal, omdat hij zijn studies in Italië gedaan had.
"
Zeereerwaarde Priester Don Giovanni Bosco,
"
"
Duizendmaal dank voor uw brief van 26 februari jongstleden.
" Ik verheug mij in de Heer dat priester Don Cagliero en zijn gezel
" zo blij en tevreden van hun reis naar Sevilla teruggekeerd zijn.
" Ook ik ben blij dat ik ze heb leren kennen en ik vertrouw erop
" dat in mijn aartsbisdom die beste salesianen in de komende maand
" oktober zullen gevestigd zijn. God zal deze "inplanting" (sic)
" in Spanje zegenen. Zij die na ons komen zullen er de vruchten van
" plukken, en wij zullen uiterst tevreden zijn wanneer wij er door
" God, de Gever van alle goed, zullen voor vergoed worden.
"
Mijn kwalen ontnemen mij steeds alle rust. Wanneer ik de
" door mij verlangde reis naar Rome zal kunnen ondernemen, zal ik
" u tijdig bericht laten en zal ik u rendez-vous geven te Turijn.
" Intussen groet ik Don Cagliero en bedank hem voor zijn briefje.
" Aanzie deze brief van mij als een antwoord hierop. Ik dank hem
" ook voor de kranten van Marseille. Ik beveel mij aan de gebeden
" van de salesiaanse congregatie aan en ook van u, Eerwaarde Vader,
" van wie ik ben
"
de nederige en verknochte dienaar
"
Fr. G. aartsbisschop van Sevilla.
De opening van het huis van Utrera diende dus beschouwd te worden
als een afgedane zaak. "De onderhandelingen in Utrera zijn beëindigd, had
Don Cagliero in zijn aangehaalde brief aan Don Rua geschreven, en zes sa-
lesianen werden aangeboden voor oktober aanstaande." Maar deze datum be-
antwoordde niet helemaal aan wat men voorzien had.

27.7 Page 267

▲back to top


- XV/263 -
In het eerste hoofdstuk hebben wij gezegd dat Don Cagliero in het
begin van het jaar 1881 de kleine groep salesianen die bestemd was voor
de nieuwe stichting, naar Utrera vergezelde. Wat was er toch allemaal
over de salesianen in het Iberische schiereiland verspreid geworden! Te
Gibraltar kregen de reizigers er direct het bewijs van. Zij waren te laat
gekomen voor de stoomboot, die iedere vrijdag naar Cadiz vertrok en waren
nu verplicht tot de volgende dinsdag te wachten. Het kostte heel wat
moeite eer hun de toelating verleend werd tot deze Engelse bezitting;
maar weldra zagen ze zich van goede vrienden omringd. De vicaris van het
kapittel en zijn tien priesters bewezen dat ze zeer goed ingelicht waren
over Don Bosco en alles wat hem aanging zodat ze met blijdschap gevolg
gaven aan de uitnodiging zich te laten inschrijven onder de salesiaanse
medewerkers. Een grote verspreider van de faam van Don Bosco was de
aartsbisschop van Sevilla geweest, In zijn Rivista diocesana publiceerde
hij een Geschiedenis van het Oratorio; hij putte die uit het Bollettino
waarin Don Bonetti sinds januari 1879 aan zijn lezers de met brio ge-
schreven aantekeningen schreef die nadien verzameld werden in een boek-
deel onder de titel van Vijf lustra van de geschiedenis van het Oratorio
van de H. Franciscus van Sales. Op hun beurt reproduceerden de Rivista_
popolare van Barcelona en de kranten van Madrid en van andere plaatsen de
artikels van Sevilla,(1) zodat de grote daden van de man Gods in heel
Spanje grote roem verwierven.
De intocht in Utrera was een triomftocht. Op 22 februari bezocht
Don Cagliero met directeur Branda de aartsbisschop, die nog dezelfde dag
aan Don Bosco schreef: "Uw zonen zijn te Utrera toegekomen en ontvingen
vele blijken van genegenheid en van vreugde van mijn beste mensen uit
Andalusië. Vandaag ontving ik het bezoek van Don Cagliero en van hem die
tot overste van deze residentie benoemd werd? Ze hebben al het werk van
hun heilig ambt aangevat. Ik hoop dat ze in Spanje veel goed zullen doen.
Ik heb hun al een ander huis klaargemaakt te Ecija, die eens de bisschop-
pelijke zetel van Sint-Fulgentius geweest is. Twijfel er niet aan, mijn
beste Don Bosco, dat ik leur grand Papa zijn zal."
Heel de seculiere clerus van Sevilla gaf blijk van een warme sym-
pathie voor de congregatie, die, naar men zei, bestemd was, veel goed te
doen aan de Spaanse jeugd. Sinds 1868, toen het radicalisme er steeds
meer vaste voet begon te krijgen, ging deze jeugd haar verderf tegemoet.
Ook de bisschop van Valencia probeerde een toezegging te bekomen voor de
aanvaarding van een huis in zijn diocees. Deze van Malaga verlangde ook
vurig een salesiaan te spreken over dezelfde aangelegenheid. Don Cagliero
volbracht zijn wens en bracht hem een bezoek. Daar stelde hij vast dat
men, dank zij de ijver van priesters en leken al begonnen was aan iets
dat leek op wat men gelezen had over Turijn, Sampierdarena, Nice en Mar-
seille; men wou er de salesianen hebben om het werk opnieuw te regelen,
(1) De aangehaalde brief en de brief van Don Bosco, Sevilla 23 februari 1881.

27.8 Page 268

▲back to top


- XV/264 -
te bestuderen en te doen voortgaan volgens onze opvoedingsstelsels. Hij
maakte er twintig salesiaanse medewerkers. Uit wat hij daar en elders
hoorde, kreeg hij de indruk dat men aanvoelde "dat er een dringende be-
hoefte bestond de arbeidersklasse meer zedelijke begrippen bij te bren-
gen" en was men ervan overtuigd "dat ons instituut alleen aan de sociale
kwalen" van die tijd kon verhelpen. Dit zijn zinnen uit zijn brief aan
Don Bosco. De waakzame herders hadden dit goed ingezien. De gebeurtenis-
sen van zeer recente datum hebben bewezen dat, in werkelijkheid, het heil
niet meer zou komen van de aristocratie, maar dat het te vinden was in
het volk en dat het dringend nodig was zorg te dragen voor het volk.
Zoals we gezien hebben loofde de aartsbisschop van Sevilla de da-
delijke bereidvaardigheid van de salesianen zich aan hun heilig ambt te
wijden. De kerk van de eerste Karmel was verlaten. Alles ontbrak er, zo-
dat het nodig was kaarsen, kandelabers en kerkgewaden te gaan lenen; maar
op minder dan veertien dagen werd in alles voorzien wat voor de goddelij-
ke dienst nodig was. De diensten trokken steeds meer volk aan. Eerst kwa-
men de jongens in grote getale naar de salesianen toe. Ze vulden de sa-
cristie en de pastorie en kleedden zich soms als kleine misdienaars; an-
deren kwamen toegestroomd om de mis te leren dienen en velen kwamen samen
om onderricht te worden in de christelijke leer, die zeer verwaarloosd
was. De moeders zegenden de komst van de nieuwe apostels. De markies van
Ulloa weende van ontroering. Don Cagliero die hierover aan Don Bosco
schreef, riep uit:(1) "En wij? We dankten reeds de goddelijke Voorzienig-
heid die zich bediend heeft de los muchahos van Valdocco om steeds meer
zijn glorie en zijn barmhartigheid in dit land te doen schitteren."
Ook in het naburige Portugal kwam men de zonen van Don Bosco tege-
moet. Vanuit Lissabon ontving Don Cagliero door de tussenkomst van de
nuntiatuur een aangetekende brief waarin de voorzitter van de vereniging
tot bescherming van de arbeiders hem uitnodigde naar de hoofdstad te ko-
men om zich van de grote noodzaak te overtuigen de kinderen van de volks-
klasse te redden. Uit Oporto kwam een andere brief namens de kardinaal,
waarin men schreef hoe men daar zijn bezoek verwachtte in de tweede stad
van het rijk om er zonder dralen de salesianen te zien komen. Bij het le-
zen van al dit nieuws, antwoordde Don Bosco hem met zijn onverstoorbare
sereniteit:
"
Beste D. Cagliero,
"
" Ik heb je brieven ontvangen en doorgezonden naar Turijn.
" De medebroeders werden goed gewiegd tot S. Vicenzo (2) van waaruit
(1) Utrera, 1 maart 1881.
(2) Hij zinspeelt hier op de storm die hen gedurende de overtocht overviel.

27.9 Page 269

▲back to top


- XV/265 -
" ik aanstonds nieuws ontvangen heb. Onze zaken vorderen best. God
" zegent ons. Vooruit! Doe mijn eerbiedige groeten aan al onze
" weldoeners, vooral aan onze zeer vereerde en meer dan vaderlijke
" Mgr. de aartsbisschop van Sevilla aan wie ik hoop zodra mogelijk
" te kunnen schrijven. Tracht je bezig te houden met de kerk van
" het Heilig Hart van Rome.
"
Je tegenwoordigheid onder ons is hard nodig. Ik hoop in
" het begin van de maand april te Rome te zijn om dan dadelijk
" terug te keren naar Turijn. Een hartelijke groet aan al onze
" beste vrienden, medebroeders en zonen in Jezus Christus.
"
God zegene ons allen en bid voor mij die ben
"
"
jullie toegenegen vriend
"
Priester Gio. Bosco.
Aan de aartsbisschop van Sevilla schreef hij eerst nadat hij uit
Rome teruggekeerd was en het verslag van Don Cagliero gehoord had en ook
nadat de betwistingen van die dagen hem daartoe de mogelijkheid geboden
hadden. Hij gebruikte daarbij het Latijn, misschien omdat hij vergeten
was dat Monseigneur zeer goed Italiaans kende of misschien ook opdat zijn
brief kon gelezen worden door andere geestelijken. Het was een eenvoudig
en vrij los Latijn, waarmee hij ongegeneerd zijn echte gevoelens tegen-
over de verdienstelijke Prelaat tot uitdrukking bracht.(1)
De aanbeveling aan Don Cagliero zich te willen bezig houden met de
kerk van het Heilig Hart bleef geen dode letter, want iedere wens van Don
Bosco was steeds een bevel voor zijn toegenegen zonen en helpers. Don
Cagliero zorgde eerst voor de vertaling van een Italiaanse omzendbrief
die we nog zullen zien - en van de brief van Don Bosco. Hij liet ze druk-
ken en stuurde een exemplaar aan alle bisschoppen en pastoors van Spanje.
De kranten schonken er daarna ruchtbaarheid aan.(2)
De moeilijkheid voor ons was de taal, die geen enkele van hen ken-
de. Dit was een van de voornaamste redenen die Don Cagliero ertoe brach-
ten zijn verblijf te Utrera te verlengen. Hij verbleef er tot Pasen dat
op 17 april viel. Op de avond van de grote plechtigheid nam hij openbaar
afscheid van de gelovigen of liever van de vrouwelijke gelovigen, die in
de kerk van de Karmel waren. Wegens deze omstandigheid had zijn levendige
verbeelding hem een van zijn gebruikelijke eigenaardigheden gesuggereerd,
waarvan de gedachtenis nog steeds voortduurt. Toen hij op die morgen door
de stad trok, had hij de zogenoemde stier van de aguardiente gezien. Bij
de voornaamste gelegenheden kan de Spanjaard het niet stellen zonder zijn
geliefd vermaak. In die tijd, waarin het niet mogelijk was een circus te
(1) Bijv. Doc. 46.
(2) Brief van Don Cagliero aan Don Bosco, Utrera, 17 maart 1881.

27.10 Page 270

▲back to top


- XV/266 -
hebben voor de corridas, werd er op een hoogst eenvoudige wijze in voor-
zien. Men nam een ongetemde stier, bond hem een lang touw om de horens en
liet hem door de straten en pleinen lopen. Tussen een grote menigte toe-
schouwers gingen moedige mannen zich voor het dier plaatsen, hitsten het
op alle manieren op, daagden het uit en wektén zijn razernij op en op
ogenblikken van gevaar, hield diegene die het touw in handen had, het
dier in bedwang. Het wilde dier werd de straat opgedreven op het uur dat
volksmensen buiten kwamen om hun glaasje brandewijn te drinken. Vandaar
de naam die men die dag aan het dier gaf.
Thans is dit uiterst gevaarlijke vermaak buiten de schuttingen
verboden; maar toen was Don Cagliero er de toeschouwer van in de stad. In
zijn preek wekte hij daarom de mensen ongeveer op volgende manier op: "Ik
ben verplicht terug te keren naar Italië. Ik beken jullie dat tot heden
toe de gedachte aan mijn vertrek mij een doorn in het hart was. Omdat ik
in deze kerk alleen vrouwen gezien had, beeldde ik mij in dat zij hier
een verlaten leven leidden, zonder mannen die voor hen zorgden en ze ver-
dedigden. Maar eindelijk deze ochtend toen ik door Utrera ging, ben ik
door een dichte menigte gegaan van gespierde mannen... Gelukkig maar!
Riep ik uit. Ook te Utrera zijn er nog mannen." - De zedenles lag voor de
hand; maar het commentaar van de redenaar onderstreepte dit nog beter en
zodra de vreemde vondst bekend werd, bleven de goede uitwerksels niet
uit.
De markies woonde voortdurend de diensten bij maar deed niet mee
met het volk. Hij volgde toen het gebruik dat algemeen was bij aanzien-
lijke personen, nl. slechts met lange tussenpozen te communie gaan, maar
met al de plechtigheid van de grote gelegenheden, namelijk in ceremonie-
kleren en met de eretekens op de borst. Men behandelde Jezus als een
Vorst. Welnu, toen de salesianen het gebruik invoerden van de veelvuldige
communie, kon de edelman die zag dat ook het gewone volk zo vaak te com-
munie ging, zich daarmee niet verzoenen. Maar er verliep niet veel tijd
of ook hij liet zich overtuigen, brak langzamerhand met zijn gewoonte en
kwam er zelfs toe dagelijks te communie te gaan. Toen werd de vreugde van
deze christelijke ziel zo levendig dat hij er niet mee kon ophouden aan
Don Bosco zijn dankbaarheid te betuigen voor de grote weldaad die hem op
zijn levensavond was verleend.
Van Utrera uit begaf Don Cagliero zich eerst naar Lissabon en na-
dien naar Oporto. In de Portugese hoofdstad had hij een zeer hartelijke
audiëntie bij de apostolische Nuntius Mgr. Aloisi-Masella, een grote be-
wonderaar van Don Bosco, wiens werken hij "werken van de Heer" noemde.
Hij werd eveneens ontvangen door de koningin-moeder, Maria-Pia, de doch-
ter van Vittorio Emanuele II. Tijdens een onderhoud van een half uur
sprak hij over Turijn, Don Bosco, Maria, Hulp der Christenen, over de sa-
lesiaanse missies, over de stichting in Spanje en over de stichtingen die
men in Portugal nog diende te doen. De koningin vroeg hem met een zekere
nieuwsgierigheid: - "Hoe slaagt Don Bosco erin zovele mogelijke werken te
volbrengen met niets?"

28 Pages 271-280

▲back to top


28.1 Page 271

▲back to top


- XV/267 -
"Dat is het grote geheim van de goddelijke Voorzienigheid, ant-
woordde Don Cagliero. "Van het begin af was uw verheven grootvader en de
heilige moeder van uw Majesteit hier niet vreemd aan."
"Het verheugt me zeer dat Don Bosco ook aan Portugal denkt. Men
dient hier zeer vlug te beginnen."
"Wanneer dit aldus zal zijn, zullen we in Uwe Majesteit een vei-
lige beschermvrouw vinden omdat we Italianen zijn, Piëmontezen en zelfs
afkomstig uit Turijn."
"Dat is heel natuurlijk."
Ten slotte sprak Don Cagliero haar over de kerk en het tehuis van
het Heilig Hart die Don Bosco in opdracht van de Heilige Vader bouwde als
een monument aan de Peter van Hare Majesteit de Koningin. - "Ah!" riep
zij uit, "Pius IX verdient dit wel want hij was een heilige." - Ze be-
loofde dan graag een bijdrage te storten. Toen hij afscheid nam zei zij
hem Don Bosco namens haar te willen groeten en hem haar vreugde uit te
spreken over de grootse werken die hij verwezenlijkt heeft.
Te Oporto trof Don Cagliero in de kardinaal-bisschop Amerigo Fer-
reira dos Santos Silva een oprechte vriend van de salesianen aan. Hij wou
tot elke prijs en zodra mogelijk een huis; maar uit vrees in moeilijkhe-
den te raken vertrok Don Cagliero zo vlug mogelijk. Hij aanzag het echter
als een grote daad van christelijke liefde daar hun tenten te bouwen, te
meer daar er niet enkel morele ellenden van een andere aard waren, maar
ook omdat de Protestanten zich daar stevig gevestigd hadden. Te Oporto
werd dan de korte monografie van abbé Mendre in het Portugees vertaald en
gedrukt.(1) Op 27 april trok Don Cagliero via Badajoz en Valenza door
centraal Spanje, daalde af naar Barcelona en van daar reisde hij naar
Marseille.(2) Hij kwam te Turijn aan korte tijd eer Don Bosco uit Rome
terugkwam.
Het schijnt dat Don Bosco duidelijk voor zijn geest het visioen
heeft gehad van al het goede waarvoor zijn zonen naar Spanje geroepen wa-
ren. Op de feestdag van Santa Teresa in 1880 had hij, inderdaad, aan de
toekomstige directeur van het huis van Utrera gezegd: - "Te Utrera zal
men enkel maar de wapens voorbereiden en de degens slijpen om heel wat
ruimer gebieden te gaan bezetten. Er zal niet veel tijd overheen gaan of
(1) A orba de D. Bosco, Fondador da Congregaçâo dos Salesianos (S. Francisco de Salles)
segundo a versâo do francez do Padre Mendre, Porto, Typ. Da Palavra, 1881.
(2) Brief van Don Caglierc aan Don Lazzero, Oporto, 26 april 1881. Het weekblad van
Lissabon A Cruz do Operaio sprak in zijn nummers van 23 juli, 6 en 15 augustus en 3
september over Don Bosco, het begin van het Oratorio, het werkje van abbé Mendre en
de salesiaanse missies.

28.2 Page 272

▲back to top


- XV/268 -
een dame, thans te Barcelona gehuwd (en nu droom ik zeker niet) zal wedu-
we worden en ons naar Barcelona uitnodigen. Daar zullen we een huis ope-
nen en nadien zullen er vele andere gesticht worden." De voorzegging be-
gon waarheid te worden in 1882, toen Dame Dorotea de Chopitea haar echt-
genoot verloor, er aan dacht iets te doen tot lafenis van zijn ziel, een
Oratorio voor zon- en feestdagen en een asiel voor de verlaten jeugd
opende en ze aan de salesianen toevertrouwde. Dat was het echte begin van
de grote ontwikkeling van de werken van Don Bosco in Spanje.
Twee weken na de opening van het huis van Utrera werd het huis van
Florentië geopend. Te Florentië was Don Bosco sinds geruime tijd bekend.
Zijn veelvuldige bezoeken aan de stad sinds de tijd dat de regering hem
daar geroepen had in de jaren van de voorlopige hoofdstad, de heilzame
uitwerksels van zijn zegeningen en vooral de wonderbare terugkeer van de
dood naar het leven van de kleine zoon van Gravin Gerolama Uguccini (1)
hadden hem daar niet enkel bekend gemaakt, maar bemind in de huizen van
de patriciërs. Ook de twee aartsbisschoppen Limberti en Cecconi hadden
een grote verering voor hem. Wanneer dan het werk van de protestanten
intensiever werd onder de bevolking van Florentië keerden de gedachten
van de brave mensen zich tot hem als tot de man die toen het meest ge-
schikt was om een dam op te werpen tegen hun heilloze propaganda.
De eerste uitnodiging om zich te gaan vestigen in de hoofdstad van
Toscane klimt op tot 1877 en ging uit van de vereniging van wederzijdse
liefdadigheid onder katholieke arbeiders, voorgezeten door markies Pompeo
Bourbon del Monte.(2) Bij de aanvang was het een onduidelijke gedachte
maar later werd in deze vereniging van arbeiders een commissie opgericht,
die ermee gelast werd giften in te zamelen, een lokaal te zoeken en de
onderhandelingen te leiden. Aan het hoofd stond advocaat Giovanni Grassi
en de correspondentie werd gevoerd door een zekere heer Giorgio Rastrel-
li. Het duurde lang eer men een gebouw gevonden had. Ten slotte werd in
mei 1880 een huisje gelegen in de via Cimabue, nr. 31 gehuurd. Daar wou
men een school beginnen voor kunsten en ambachten met daarbij enige klas-
sen van de lagere school, maar het lag in de bedoeling veel meer te doen,
daar men dacht aan de oprichting van een instituut dat een monument zou
zijn van de katholieken van Florentië aan de heilige gedachtenis van Pius
IX. Don Bosco die in die maand mei het gebouw bezocht had, stemde ermee
in er de bescheiden bakermat van zijn werk te Florentië van te maken.
In de maand juli drongen deze heren bij Don Bosco aan om een sa-
lesiaan te sturen die zich daar zou vestigen. Don Bosco daarentegen
______________________________
(1) Cfr. Lemoyne, M.B., boekdeel VIII, blz. 536.
(2) Cfr. boekdeel XIII, blz. 631.

28.3 Page 273

▲back to top


- XV/269 -
stuurde de directeur van het huis van Lucca om te zien of daar alles wer-
kelijk in orde was om te kunnen beginnen. Don Marenco stelde vast dat het
gebouw voldoende was om te beginnen; maar wat al het overige betrof waren
er vele woorden, vele beloften, vele verwachtingen en niets positiefs.
Indien hij naar zijn eetlust wilde eten kon hij zijn intrek in een res-
taurant nemen. De aartsbisschop Mgr. Cecconi schreef op 1 augustus aan
Don Bosco: "Er zijn niet veel centen; maar u is eraan gewend met weinig
te beginnen." Don Dalmazzo werd gestuurd om beter het terrein te verken-
nen en kreeg er de raad niet te haastig te zijn om ermee te beginnen.
Intussen verspreidde de commissie een omzendbrief waarin men uit-
genodigd werd zekere formulieren in te vullen, in te schrijven voor gif-
ten of beloften aan te duiden; maar men had te veel gezegd als de sale-
sianen zeker zouden komen in de herfst bij de hervatting van de lessen.
Don Bosco was wel besloten de wensen van zijn vrienden van Florentië in
te willigen, maar hij had nog nooit het tijdstip daarvoor vastgesteld.
Toen hij de echte stand van zaken vernam, deed hij schrijven dat hij voor
het jaar 1880 niet kon beschikken over het nodige personeel, omdat er pas
enkele van zijn priesters gestorven waren. Toen riep de aartsbisschop de
leden van de commissie samen. Er werd besloten aan te dringen zoals ge-
daan werd op 12 november; er werd ook gezegd dat men daar niet mocht ho-
pen op medewerkers van de salesianen, zolang de salesianen zich daar niet
gevestigd hadden. Er werd opgemerkt dat de protestanten werkten en in hun
vuist lachten. Hij diende dus op zijn minst een definitief antwoord te
geven.
Na deze vergadering schreef een verknochte medewerker, kanunnik
Giustino Campolari, aan Don Bosco: "Nu ik dit alles vernomen heb van een
persoon die daar aanwezig was, heb ik gedacht dat het tekort aan perso-
neel misschien niet de enige oorzaak is van uw uitstel en dat de echte
beweegreden diende gevonden te worden in het feit dat u niet over de no-
dige gegevens beschikt om zeker te weten dat er geld zal zijn om het huis
in stand te houden; ik ook meen dat, wat samengebracht werd, onvoldoende
is. Indien dit het geval is, dan zou ik u suggereren dit vrijmoedig aan
Monseigneur te schrijven in deze zin, omdat het niet passend zou zijn dat
het huis ziekelijk en rachitisch zou worden om het na twee of drie jaar
te zien sterven (...). Geloof me, mijn beste Don Bosco, de noodzakelijk-
heid van een huis van salesianen hier te Florentië, in het daartoe geko-
zen gebouw, is groot; maar het is ook nodig dat dit huis, eens geopend,
voldoende levenskracht heeft om een dam te kunnen opwerpen tegen het huis
van de protestanten, dat over veel materiële middelen beschikt om onvoor-
zichtige ouders er toe te brengen er hun kinderen heen te zenden. Het is
inderdaad gevuld met deze arme, onschuldige kinderen."
Deze laatste woorden troffen het hart van Don Bosco in sterke mate
en met zijn kapittel bestudeerde hij de manier om hun komst te vervroe-
gen. En in januari kwam er een nieuwe roep vanwege de aartsbisschop." Ik
heb mij ervoor ingespannen, schreef hij, om u de verzekering te kunnen

28.4 Page 274

▲back to top


- XV/270 -
geven dat de middelen van bestaan niet zullen ontbreken. Thans is het mij
een troost u te kunnen zeggen dat men met voorzichtigheid kan beginnen.
Het gebouw, dat u goed kent, is gereed. 1.500 fr. voor drie salesianen
zijn voor enkele jaren verzekerd (...). Welnu, mijn beste, toef niet lan-
ger en geef gevolg aan de warme oproepen van een bisschop, die u in naam
van God om uw medewerking smeekt!" We bezitten de kopie van een defini-
tief antwoord, waarmee Don Bosco gedraald had, omdat hij eerst aan ver-
scheidene weldoensters geschreven had en het resultaat hiervan afwacht-
te. Maar, zoals men lezen kan in de aantekening van een secretaris, kwam
tot het einde van de maand december slechts één schenking toe en die was
dan nog vrij klein. Bovendien verschaften de personen, die met hem in
correspondentie waren onvoldoende vertrouwen, daar geen van hen in staat
was enige, we zullen niet zeggen materiële, maar op zijn minst morele
garantie te geven. Don Bosco wachtte totdat de aartsbisschop het initia-
tief in eigen handen zou nemen. De laatste brief van Zijne Excellentie
schonk voldoening aan zijn verwachting en daarom antwoordde hij:
"
Excellentie,
"
"
Na ontvangst van uw ontroerende brief maak ik mij klaar
" om ook het onmogelijke te doen, zoals men in Piëmonte zegt. Ik
" heb gewacht met antwoorden, omdat de personen tot wie ik mij ge-
" richt had ofwel niet antwoordden ofwel een antwoord gaven dat
" me weinig hoop gaf. Nu zie ik dat u vol goede wil bent en dat
" ik enkel met u te maken heb, stel ik mij in uw handen en zal
" ik alles doen wat u zegt.
"
Op basis dus van uw brief schrijf ik aan de directeur van
" het huis van Lucca, om volgende week naar Florentië te komen en
" ervoor te zorgen dat de toekomstige salesianen daar alles zullen
" aantreffen wat nodig is om hun potje te koken.
"
Ik hoop dat u de grote goedheid zult hebben een of twee
" dagen gastvrijheid te verlenen aan Don Marenco (dit is de naam
" van voornoemde directeur), tijd die hij te Florentië zal dienen
" door te brengen.
"
Intussen ga ik enkele kloosterlingen bijeenbrengen uit de
" verschillende huizen en zal ik ervoor zorgen dat over enkele we-
" ken een priester, een clericus en een coadjuteur volledig ter
" beschikking zullen zijn voor ons werk. De juiste dag van hun aan-
" komst zal ik u laten weten. Ik meen dat het goed ís dat ze zich
" gedurende enige tijd enkel beperken tot het Oratorio voor zon-
" en feestdagen en tot de speeltuin; wanneer ze de stad, haar zeden
" en gebruiken wat beter zullen kennen, zullen ze beginnen met de
" avondscholen en met andere zaken die Uwe Excellentie hun in uw
" verlichte wijsheid zult suggereren.
"
Ik dank u en allen die zoveel vertrouwen gesteld hebben
" in onze geringe krachten, en terwijl ik mij nederig aan de lief-

28.5 Page 275

▲back to top


- XV/271 -
" dadigheid van uw heilige gebeden aanbeveel, is het voor mij een
" hoge eer van u te mogen zijn
"
uw nederige dienaar
" Turijn, 25 januari 1881.
Priester Gio. Bosco.
Deze brief verruimde het hart van de aartsbisschop. Enkele dagen
later onthaalde hij met blijdschap Don Marenco, die naar Florentië terug-
gekomen was om de laatste overeenkomsten te treffen. Hij overlaadde hem
met vriendelijkheden, omgaf hem met betuigingen van christelijke liefde
en met vaderlijke genegenheid. Nadat hij had aangeduid wat er nog in het
huis ontbrak, keerde de directeur van Lucca terug naar zijn standplaats
en schreef aan Don Bosco dat na een paar weken de nieuwe kolonie van de
salesianen kon vertrekken." Uit de gesprekken die ik gehad heb, zo ver-
klaarde hij, blijkt het passend dat zij, die naar Florentië gaan, nauw
contact houden met de aartsbisschop, die werkelijk een goede vader is."
Het zal blijken dat de suggestie van een goede verstandhouding zeer op-
portuun is geweest.
Op 4 maart namen de salesianen bezit van hun verblijf. Het waren
er drie: directeur Don Confortola,(1) een clericus en een coadjuteur. Ze
zullen vlug met ernstige, moeilijkheden te kampen hebben. De eerste moei-
lijkheden kwamen voort van de commissie. De leden van deze commissie had-
den zonder meer alles aan Don Bosco en aan de salesianen moeten afstaan;
maar het bleek dat een dergelijke akte deze heren in diskrediet zou bren-
gen. Daarom overdreven ze niet weinig wat ze gedaan hadden. Daar zij niet
juist wisten wat een kloostercongregatie is, beeldden ze zich in dat de
salesianen op een zekere manier van hen afhankelijk moesten zijn. Daarom
stelden ze een schema van overeenkomst voor, krachtens hetwelk het ont-
luikend instituut voor altijd zou verbonden zijn met de arbeidersvereni-
ging alsof het er enkel een uitvloeisel van was. Don Bosco zou zich nooit
onderworpen hebben aan een dergelijke hinderlijke erfdienstbaarheid, die
de salesianen er toe verplichtten zich te bewegen volgens de wensen van
anderen of, zoals Don Confortola het uitdrukte, steeds in afwachting dat
iemand anders hun benen zou bezorgen. Uit de brieven, die in ons archief
over dit vervelende geschil bewaard zijn, begrijpen we best een klacht
die over de lippen van Don Bosco kwam. - "Kijk eens", zei hij aan de di-
recteur in de maand april, die daarop volgde, "hoe de zaken nu gaan! Eer
Don Bosco de salesianen naar Florentië zond, kwamen er te Turijn een mas-
sa brieven met de meest verlokkelijke beloften. Nu Don Bosco zich daar
bevindt, omringen ze hem alsof ze wilden zeggen: Nu Don Bosco er is, zijn
wij het die hem de voorwaarden opleggen die wij willen."-
Toch waren er twee leden die deze mening niet deelden. Zij waren
het vaakst in correspondentie geweest met Don Bosco en het waren namelijk
(1) Cfr. boekdee1 XIII, blz. 848.

28.6 Page 276

▲back to top


- XV/272 -
de heren Rastrelli en Lucaccini. Meer nog dan iemand anders was de aarts-
bisschop een andere mening toegedaan. Hij raadde het af aan Don Bosco bij
zijn komst in Florentië deze ongepaste voorwaarden aan te bieden. Men wou
naar hem niet luisteren; maar toch verkreeg hij dat een ander project
minder bezaaid met hatelijke clausules geformuleerd werd. Don Bosco nam
het met zich mee naar Rome en liet het onderzoeken door Don Rua, maar men
zag dat men zelfs met dit project niet economisch onafhankelijk kon zijn,
en dat men de vrijheid van actie die men wilde, niet zou hebben.
Bij zijn terugkeer echter in de maand mei had het verzoeningswerk
dat ondernomen was door de aartsbisschop, een gunstig uitwerksel gehad.
De overdracht ging door en de arbeidersvereniging liet al die hinderpalen
varen en vergenoegde zich met een uiteenzetting die door Don Rua met
fijnzinnige tact was samengesteld en haar door hem overhandigd werd.
Daarmee willen we niet zeggen dat alle boos humeur verdwenen was;
maar Don Bosco sloeg er geen acht op. Wee hem indien hij gemakkelijk toe-
gankelijk was geweest voor een ressentiment of een ontmoediging! De deu-
ren van sommige heren, onder wie de voorzitter van de arbeidersvereni-
ging, bleven ditmaal voor hem gesloten. Zijn conferentie bracht amper het
bedrag op van 244,81 lires. Tot dan toe had geen enkele conferentie zo
weinig opgebracht. Tot dit karige succes droeg waarschijnlijk bij het
wantrouwen van de enen in de geldinzamelaars, leden van de commissie, de
achterdocht van de anderen tegenover de salesianen door de praatjes die
in omloop waren. Naar aanleiding hiervan dient men te weten dat de com-
missie een memorandum had laten drukken, dat tijdens de conferentie uit-
gedeeld werd om aan iedereen te laten weten dat de ondertekenaars "met
genoegen het instituut, dat ontstaan was door de bijdragen van de katho-
lieke liefdadigheid, in handen gaven van de verdienstelijke Don Giovanni
Bosco en van zijn congregatie" en ook om aan het publiek in naam van de
arbeidersvereniging het verslag aan te bieden van de ontvangen giften en
van de uitgaven die er gedaan werden. Als gezamenlijk bedrag werd
18.031,56 lires aangegeven, maar het grootste gedeelte hiervan moest nog
komen, omdat het enkel op beloften steunde. Het blad werd officieel aan
Don Bosco overhandigd. Deze doorliep het met zijn blik, bleef een ogen-
blik in gedachten verzonken en schudde daarbij lichtjes met het hoofd.
Dan gaf hij het terug zonder een woord te zeggen. Terwijl hij op het punt
stond een aalmoes te vragen, liet dit document verstaan dat door de ver-
dienste van de vereniging de salesianen al ruim van alles voorzien waren.
Om het uitwerksel van deze onprettige incidenten goed te maken, was
het voor Don Bosco voldoende te zien en daarna te vernemen hoe het Orato-
rio voor zon- en feestdagen steeds beter ging. In een stad zoals Floren-
(1) Bijv. Doc. 47.

28.7 Page 277

▲back to top


- XV/273 -
tië waren de feesten en vertoningen een grote afleiding voor de jongens;
maar toch was het getal ingeschrevenen omstreeks tweehonderd. Wanneer dan
de gemeentescholen gesloten waren, kwamen ook een vijftigtal knapen op
zon- en feestdagen naar het huis waar de salesianen hen van 's ochtends
tot 's avonds bezighielden. "De Heer", schreef Don Confortola, (1)geeft
ons in ruil voor onze armzalige inspanningen een goede gezondheid, de
troost wat goed te doen en veel kwaad en vele gevaren voor deze arme
jeugd te beletten."
De moederlijke bezorgdheid van gravin Uguccioni, die haar grote
invloed bij de aanzienlijke families van Florentië steeds tot zijn voor-
deel gebruikte, gaf altijd een groot vertrouwen aan Don Bosco. Na zijn
recent bezoek schreef hij, zodra hij kon, haar een brief vol dankbare
hulde.(2)
"
Onze goede Mama in Jezus Christus,
"
"
Ik heb een ogenblik tijd en wil het gebruiken om u enkele
" woorden te schrijven. Ik heb aan gravin Guicciardini geschreven
" in de zin die u mij gesuggereerd heeft. Misschien zal ze antwoor-
" den.
"
Ik heb veel spijt over het overlijden van de vrome chris-
" tin Costanza Donati.(3) We hebben veel voor de afgestorvene ge-
" beden en thans bidden wij voor de levenden.
"
Ik wens u dan gezondheid en heiligheid in overvloed en ook
" geduld toe, wanneer ik u in uw eigen huis kom lastig vallen met
" onze zaken.
"
God verlene u en heel uw kleine en grote familie (het recht-
" streeks voorwerp ontbreekt) en bid voor deze arme man die van
" u steeds in de heilige harten van Jezus en Maria zijn zal
"
"
de zeer verplichte zoon
" Turijn, 22-6-81.
Priester Gio. Bosco.
Nieuwe moeilijkheden van andere aard ontstonden. Op het einde van
de maand oktober verviel het huurcontract en de eigenaar had het inzicht
niet het te vernieuwen, maar wou het huis verkopen. Men was dus genood-
zaakt te verhuizen. Don Bosco gaf aan de directeur het bevel een andere
plaats te zoeken, waar men voorgoed zijn tenten kon opslaan. Het onroe-
rend goed aankopen en daar blijven paste niet omdat er teveel ongemakken
(1) Brief aan Don Rua, Florentië 2 juli 1881.
(2) Eerst nu zijn wij in het bezit gekomen van de kopieën van vele brieven, die door Don
Bosco aan de gravin geschreven werden en die door ons met de originelen vergeleken
werden.
(3) Cfr. verder in dit boekdeel blz. 466 (van het boekdeel).

28.8 Page 278

▲back to top


- XV/274 -
mee gemoeid waren. Op de feestdagen, bijvoorbeeld, stonden wel duizend
mensen tijdens de speeltijd te kijken, alsof men in een schouwburg was.
Voor alle gebeurlijkheden had Don Rua al verschillende gebouwen bezocht
zonder echter een beslissing te nemen. Don Confortola zette zijn opzoe-
kingen voort en kwam op een plaats, die naar de mening van vele anderen,
uiterst geschikt leek wegens de ligging, de uitgestrektheid van het ter-
rein, de gebouwen en ook de prijs. De linkerkant paalde aan de via Fra
Angelico, niet ver van de via Cimabue. Pater Giuseppe Franco, broer en
medebroeder van Secondo en een goede kenner van de stad, zei aan de di-
recteur: "Schrijf maar aan Don Bosco dat het niet mogelijk is te Flo-
rentië een geschikter plaats dan deze te vinden voor zijn werk en ook om
veel goed aan de bevolking te doen. In deze kant van de stad groeit de
bevolking werkelijk als heidenen op. Er is geen kerk, er zijn geen pries-
ters, en daarom zal men weldra niet meer weten wat godsdienst of sacra-
menten zijn; en wat nog erger is, de bevolking wordt er listig omsingeld
door de protestanten die er hun nest gebouwd hebben en er gemakkelijk hun
veroveringen voortzetten. Indien echter de salesianen daar hun tehuis,
hun Oratorio, de scholen voor de externen en de kerk voor de openbare
cultus hebben, dan zullen daardoor de inspanningen van de protestanten
ondoelmatig worden. God zal verheerlijkt en de zielen zullen gered wor-
den. Laat Don Bosco vier mannen Gods zenden en dat zal voldoende zijn. En
zeg aan Don Bosco dat, wanneer de gelukkige dag zal komen waarop hij een
tempel voor het publiek zal openstellen, vier priesters dan ternauwernood
voldoende zullen zijn om biecht te horen, dat de bevolking van Florentië
in de grond zeer rechtschapen is en dat, wanneer zij het goede kent, het
ook bemint en het hartstochtelijk betracht." Don Confortola schreef dit
aan Don Bosco op 10 juni. Ten slotte beval de aartsbisschop die aankoop
niet alleen warm aan maar zette hem aan geen tijd te verliezen omdat de
protestanten de salesianen voortdurend in het oog hielden en de duivel er
zijn staart kon tussensteken, als er getreuzeld werd.
Don Bosco richtte een maatschappij op, die de aankoop zou doen. Ze
was samengesteld uit vijf salesianen samen met de aartsbisschop; de sale-
sianen verleenden volmacht aan Don Confortola. De verkoopster was Dame
Giovanna Glotz nei Panzani. De zaken werden werkelijk zeer vlug afgehan-
deld, zo vlug dat op 5 september de verkoopakte klaar was en dit tegen
zeer goede voorwaarden. Dan werd er bliksemsnel de hand gelegd aan de
aanpassingswerken om zo vlug mogelijk eveneens aan het tehuis te kunnen
beginnen. Maar te midden van het werk begonnen de geldmiddelen schaars te
worden; daarom schreef Don Bosco te San Benigno een omzendbrief die hij
naar Florentië stuurde en waarin hij zei:
"
Van ver doe ik een beroep op uw bekende liefdadigheid voor
" een werk dat helemaal in het voordeel is van de gevaarlopende
" jeugd van Florentië.
"
Ik meen dat het u bekend is dat wij, om een dam op te
" werpen tegen de grote schade die de protestanten in deze stad

28.9 Page 279

▲back to top


- XV/275 -
" de arme kinderen aandoen, een Oratorio voor zon- en feestdagen en
" een tehuis voor de meest verlatenen begonnen hebben.
"
Maar hun groot aantal heeft ons de engheid van het gebouw
" doen inzien en wij zouden aan een groter aantal enig goed kunnen
" doen, indien wij over ruimere gebouwen konden beschikken. Bewogen
" dus door de ernstige en nog aangroeiende behoeften, aangemoedigd
" door Zijne Excellentie Mgr. Cecconi, aartsbisschop van het diocees
" en gesteund door de liefdadigheid van de inwoners van Florentië
" die mij nooit in de steek laten, hadden wij ons ingezet voor de
" herstelling of de vergroting van de gebouwen die wij reeds be-
" zetten. De werken gingen flink vooruit, maar nu beginnen de geld-
" middelen te ontbreken; en ondanks alle goede wil is er gevaar dat
" ik genoodzaakt ben deze vrome onderneming, die gericht op het wel-
" zijn van de godsdienst en van de zedelijkheid, te onderbreken.
"
Om niets onbeproefd te laten in een openbare en privé zaak
" doe ik thans een beroep op uw ijver en op uw liefdadigheid. God
" zal zeker uw weldadigheid belonen en de jongens, die dank zij uw
" steun geholpen worden op de weg van de eer en van hun eeuwige za-
" ligheid, zullen zeker elke dag de zegeningen van de Heer afroepen
" over u en over heel uw familie.
"
Vol vertrouwen op uw sterke steun, bid ik God u lange ja-
" ren te willen bewaren in goede gezondheid, terwijl ik met grote
" dankbaarheid de hoge eer heb te zijn enz.
Bijna tegelijkertijd maakte hij gebruik van een gelegenheid om aan
gravin Ugucciono zijn dankbaarheid te betuigen en haar onrechtstreeks het
werk aan te bevelen.
"
Aan onze goede Mama in Jezus Christus,
"
"
Geef aan de heer Pestellini de verzekering dat we veel voor
" hem zullen bidden voor het altaar van Maria en dat hij vaste hoop
" dient te stellen op de grote goedheid van deze gemeenschappelijke
" weldoenster van het menselijke geslacht.
"
Onze zaken te Florentië zijn begonnen en we zullen veel te
" doen hebben; maar Gods hulp zal niet ontbreken. Moed! U zult
" steeds onze lieve Mama zijn en altijd de eerste onder onze wel-
" doensters.
"
God moge u zegenen, verdienstelijke Mevrouw Mama en moge
" God samen met u uw grote en kleine familie zegenen. Ga voort met
" te bidden voor deze arme man die met dankbaarheid steeds van u in
" Jezus en Maria zijn zal
"
u zeer verplicht als zoon
" Turijn, 6 oktober 1881.
Priester Gio. Bosco.

28.10 Page 280

▲back to top


- XV/276 -
Don Confortola had in de loop van de ingewikkelde onderhandelingen
voor de aankoop bewezen dat hij een kundige zakenman was; hij zette ook
spoed achter het werk en gebruikte zijn talent om aan geld te raken. Hij
zette zich in voor het Oratorio voor zon- en feestdagen van de via Cima-
bue en schafte al het nodige aan om de opening van het tehuis niet te
moeten uitstellen. Dit zou ook enkele gymnasiumstudenten opnemen en hier-
voor had men de machtiging nodig van de inspecteur. Het is juist dat men
achter het scherm van de beroepsklassen gedurende enige tijd aan zijn in-
menging kon ontsnappen; maar in dat schemerlicht bestond toch altijd wat
vrees. De aartsbisschop vergemakkelijkte hem de weg. Hij had ongeveer
zeventig aanvragen van jongens die verlangden priester te worden. Onder
hen wou hij een goede keuze doen om de besten toe te vertrouwen aan Don
Confortola, zodra het tehuis geopend was. Met dit voorstel van Zijne
Excellentie werd het gemakkelijk een aartsbisschoppelijk decreet te ver-
krijgen, dat het nieuwe huis tot klein seminarie verhief, waar dus de
koninklijke inspecteur niets in te zien had. Aldus werd besloten. Op een
verslag van de directeur over deze aangelegenheid antwoordde Don Bosco:
"
Beste D. Confortola,
"
"
Alles wat afgesloten werd met Mgr. de aartsbisschop is zeer
" goed; maar ik wens hem behulpzaam te zijn bij zijn liefdadige
" inzichten met alles wat wij kunnen. Daarom:
"
1° Aanvaarden wij graag de jongens die hij naar ons tehuis
" zal sturen tegen een maandgeld van 30 fr. en wanneer wij het daar-
" mee niet kunnen doen, zullen wij aan Zijne Excellentie voorstellen
" wat minder aan tafel te geven of het maandgeld wat te verhogen,
" indien dit onontbeerlijk zou zijn. Tracht, indien het mogelijk is,
" het aantal jongens door monseigneur gestuurd tot dertig op te voe-
" ren.
"
2° Het getal van 70 jongens, die tot priester opgeleid wor-
" den, scherpt werkelijk mijn appetijt. Indien monseigneur ermee
" akkoord gaat zou men dat getal, enkel voor dit jaar, kunnen ver-
" delen onder de huizen van Lucca, La Spezia en ook Sampierdarena.
" Voor het volgende jaar zullen wij naar ik hoop plaats hebben om ze
" allen bij ons te Florentië op te nemen. Indien de aartsbisschop
" dit voorstel goedkeurt, laat het mij dan dadelijk schriftelijk
" weten (1) en dan zal ik de opportune bevelen geven. De reis zou
" niet te duur uitvallen, want onze leerlingen hebben een vermin-
" dering van 50% op het spoor.
"
3° Zeg aan Monseigneur dat wij altijd de voorkeur schenken
" aan de jongens die hij naar onze huizen zendt en dat hij overal
(1) Don Bosco sprak Don Confortola, in de congregatie getreden toen hij al priester was,
steeds met "u" aan.

29 Pages 281-290

▲back to top


29.1 Page 281

▲back to top


- XV/277 -
" onze meester zal zijn in de zaken, die betrekking hebben op de
" godsdienst en op het onderricht.
"
4° Ik beveel u enkel aan geld te zoeken om het werk uit "
te voeren en het nieuwe huis te meubileren.
"
God moge ons in alles zegenen en geloof mij steeds in
" Onze Heer Jezus Christus van u te zijn
"
de toegenegen vriend
" Turijn, 14 oktober 1881.
Priester Gio. Bosco.
Op de laatste dag van oktober verviel het huurceel van het huis
in de via Cimabue en daarom bracht op Allerzielen het Oratorio zijn pe-
naten over naar de nieuwe gebouwen. De inwijding van het tehuis moest
uitgesteld worden tot op het feest van de Onbevlekte. Het huis was nog
klein en was al vol met de dertig opgenomen jongens; maar wanneer het
lootje in goede aarde geplant is, dan kiemt langzaam de boom, groeit en
spreidt zijn takken uit, terwijl hij het hoofd biedt aan de stormen.
Tussen deze twee data in, had de intocht plaats van de salesianen
te Faenza. Een lange geschiedenis gaat deze stichting vooraf; maar wij
zullen ze in een paar bladzijden samenvatten. Don Paolo Taroni, de hei-
lige geestelijke directeur van het seminarie van Faenza (1)maakt in een
met hand geschreven memorandum volgende bemerking: "Ik wil hier eens en
vooral aanstippen dat de stichting van dit salesiaans huis van Faenza
steeds door Don Bosco gewild werd ook tegen het advies van het kapittel
en ondanks de bezwaren die er door opgeworpen werden. "De goede gezind-
heid van Don Bosco om iets te doen voor deze zeer katholieke stad van
de Romagna, klom op tot 1877, toen hij wegens het feest van Maria, Hulp
der Christenen, Don Taroni in het Oratorio leerde kennen. De twee heili-
gen kwamen zeer goed overeen en er ontstond tussen het seminarie van Fa-
enza en het heiligdom van Valdocco een stroming van geestelijke betrek-
kingen die waardevolle vruchten opleverden.
Don Bosco wou dat de volgende dag Don Lazzero en Don Barberïs die
terugkeerden van Rome erheen zouden gaan.(2) Dit bezoek gebruikte de
geestelijke directeur om de harten met nog meer vurigheid te bezielen.
In oktober gebeurde er echter iets zeer onaangenaams. Kardinaal Parocchi,
die dat jaar tot de zetel van Bologna bevorderd was, toonde bij gelegen-
heid van een plechtig diner weinig achting voor Don Bosco en voor de sa-
lesianen. Het is wel juist dat de illustere kardinaal na zijn ontmoeting
met Don Bosco te Bologna (3) helemaal van mening veranderde en in een
(1) Cfr. boekdeel XIII, blz. 413 en 855 en volgende.
(2) Cfr. boekdeel XIII, blz. 54.
(3) Cfr. boekdeel XIV, blz. 102 en volgende. Wij ontlenen het bericht aan twee kleine
nota's van het aangehaalde memorandum.

29.2 Page 282

▲back to top


- XV/278 -
vertrouwelijk gesprek met Don Taroni op 7 augustus 1880 alles introk;
maar inmiddels had deze al zijn krachten moeten inspannen om het uitwerk-
sel van deze woorden, waardoor een deel van de clerus zich tegen de con-
gregatie kantte, te verminderen.
In de lente van het jaar 1878 gingen zijn vrienden, die in de stad
geen geschikte plaats vonden, naar een gehucht Urbecco geheten, waar een
gewezen klooster aan het doel scheen te beantwoordden. Napoleon I had het
afgeschaft en daarna had in 1859 de pauselijke regering het afgestaan aan
twee pastoors van het gehucht onder zekere voorwaarden: één ervan was dat
de pastoor met de prebende scholen zou openen voor de arme knapen van de
streek; maar wegens de politieke verwikkelingen had men aan deze ver-
plichting nooit kunnen voldoen. Toen de oude priester, Don Babini, van
wie een overvloedige correspondentie met Don Bosco bestaat, gehoord had
van het plan van de medewerkers van Faenza, dankte hij de hemel omdat hij
zijn geweten van een zwaar gewicht ontlast voelde.
De gedachte ging haar weg. In de maand juli sprak de bisschop,
Mgr. Angelo Pianori, erover met Leo XIII, die hem aanmoedigde voort te
gaan met zijn inzicht. In september had Don Clemente Bretto, op dat ogen-
blik nog jong priester en later algemeen econoom, enkele kostschoolleer-
lingen van Alassio tot Lugo vergezeld en ging toen naar Faenza met de
opdracht het gebouw te bezichtigen. Het stond hem aan. Het jaar nadien in
de maand maart kwamen daar Don Cagliero en Don Durando tijdens hun in-
spectietocht en bevestigden dit gunstige oordeel. Ze zaten aan tafel in
het seminarie, toen daar een brief toekwam van Don Bonetti, die vanuit
Magliano Sabino namens Don Bosco aan Don Taroni schreef als antwoord op
een brief van het jaar tevoren:(1) "Zodra het nest gereed is, zullen de
salesianen het komen bezetten." Deze woorden bevestigden andere woorden
door Don Bosco uitgesproken een maand vroeger in het college van Alassio
aan een leerling van Faenza: - "De mensen van Faenza hebben mijn hart ge-
stolen. Ze verplichten en ze dwingen mij hen te gaan opzoeken." De komst
van de salesianen en een bezoek van Don Bosco waren het geliefde ge-
spreksthema van Don Taroni in het seminarie en daarbuiten.
De verwachtingen werden steeds levendiger en ongeduldiger. In mei
ging pastoor Don Babini naar Valdocco voor het feest van Maria, Hulp der
Christenen, en vatte er de onderhandelingen aan. Toen Don Bosco zag welke
de juridische toestand was van het gewezen klooster, meende hij in deze
aangelegenheid niet verder te mogen optreden zonder vooraf de toestemming
van de Heilige Stoel te hebben. De pastoor ging zonder uitstel naar Rome.
De paus verleende hem een privé audiëntie, loofde de bestemming die men
aan het gebouw wou geven en wees op de grote noodzaak de jeugd te redden.
Nadien kwam er een brief van kardinaal Mertel, de secretaris van de me-
morialen, waarin hij aan de bisschop van Faenza inlichtingen vroeg over
(1) Cfr. boekdeel XIII, blz. 855.

29.3 Page 283

▲back to top


- XV/279 -
de noodzaak en de waarschijnlijkheid het beoogde werk te verwezenlijken.
Op beide vragen gaf de bisschop een bevestigend antwoord. Daarop volgde
een rescript van goedkeuring met toewijzing van 250 lires per jaar die
aan de salesianen zouden geschonken worden gedurende de drie eerste jaren
van hun verblijf te Faenza.
Een daad van zo onverwachte goedheid wakkerde de vurigheid van de
vrienden van Faenza aan. Twaalf priesters-medewerkers, onder het voorzit-
terschap van de vicaris-generaal kwamen samen in een permanent comité om
de uitvoering aan te vatten en te bespoedigen. Drie van hen trokken in
mei 1880 naar Turijn om de laatste weerstand van het hoofdkapittel te
overwinnen. Tijdens een conferentie die ze hadden met Don Rua, Don Duran-
do en Don Cagliero, werd een schets opgemaakt van een overeenkomst met de
belofte in de maand juni drie salesianen te sturen, op voorwaarde dat het
gebouw zou voorzien zijn van al het nodige om in de behoeften te voor-
zien.
Toen de restauratiewerken ondernomen waren, liep te Faenza het ge-
rucht dat de jezuïeten, die uit Frankrijk verdreven waren, daar naartoe
kwamen. Vandaar protesten en bedreigingen met betogingen van de kant van
luidruchtige antiklerikalen, die de woede van het volk aanwakkerden en
deze kloosterlingen beschreven als onzedige onderwijzers en als zaaiers
van onenigheden in de stad. Toen echter hierover klaarheid gekomen was,
kon het gezond verstand van de overgrote meerderheid van de bevolking het
lawaai van hen, die met slechte inzichten bezield waren, tot zwijgen
brengen.
Intussen hield de commissie van de twaalf heel wat zittingen om de
moeilijkheden, die nu eens door het beheer van de domeinen dan weer door
de provincie werden opgeworpen, van de baan te ruimen. Wegens deze ver-
traging raakte men tot aan het einde van het jaar 1880 zonder dat het
huis bewoonbaar was. Toen in 1881 de bisschop naar Rome terugkeerde,
meende hij aan de paus de verzekering te kunnen geven dat de salesianen
binnenkort naar Faenza zouden gaan. - "Bravo, dat is goed!" riep Leo XIII
uit. "Het zal een groot voordeel zijn voor uw diocees." - Op de dringende
aanvragen van de mensen van Faenza antwoordde het hoofdkapittel dat er
weldra een bezoeker zou komen. En inderdaad, einde maart kwam de algemene
econoom Don Sala, die naar Rome gestuurd was voor de kerk van het Heilig
Hart. Ook hem beviel het gebouw. Hij gaf enkele onderrichtingen voor de
definitieve inrichting en er werd in gemeenschappelijk akkoord besloten
dat het huis de naam zou dragen van Heilige Franciscus van Sales. Maar
alles scheen tegen het werk samen te zweren. Tien dagen na het vertrek
van Don Sala kwamen te Milaan een groot aantal exemplaren toe van de
Secolo van Milaan met de vuige aanklacht tegen de salesianen van Alas-
sio.(1) Het werd voor de brave mensen een ogenblik van schrikken en be-
ven. Maar toen kwam de logenstraffing, die eveneens door de stad ver-
(1) Zie hiervoor, blz. 139.

29.4 Page 284

▲back to top


- XV/280 -
spreid werd en de manoeuvres van de sektariërs de bodem insloeg.
En dan, wat al wederwaardigheden in deze commissie van de twaalf!
Geestdrift en ontmoediging, scheuring en verzoening en wantrouwen wegens
het treuzelen te Turijn. De mensen uit de Romagna met hun vurige en edel-
moedige temperament raken er moeilijk van overtuigd dat het, bij een re-
geling van zaken nodig is tijd te laten aan de tijd. Eindelijk, op 19
juli schreef Don Durando: "Het is onze gewoonte met de bisschop te onder-
handelen. Binnen een week zullen we hem schrijven en dan zullen we de be-
velen geven. Don Rua schreef aan de bisschop. Hij kreeg van hem onmiddel-
lijk een antwoord, waarin een spoedige opening van het huis gewenst werd.
Zijn brief was Don Bosco uiterst welgevallig. Hij stuurde hem het diploma
van salesiaans medewerker en liet hem weten, dat bij de eerstkomende ver-
deling van het personeel, de oversten er allereerst zouden aan denken de
wens van de medewerkers van Faenza in te willigen.
En toch liep de maand oktober naar haar einde en van Turijn kwam
er niets. En Don Taroni, die zijn seminaristen zo had laten bidden! Men
kan zich gemakkelijk zijn verdriet voorstellen toen hij vernam dat men
het personeel niet gevonden had en dat men, integendeel de protestanten
te Faenza zag toekomen. Zijn leed was grenzeloos.(1) In het diepste van
zijn troosteloosheid kwam er een straal van hoop toen hij uit een brief
van de salesiaanse clericus Foschini, zijn vroegere seminarist, vernam
dat Don Bosco niettegenstaande de bezwaren van de oversten toch goede
hoop gaf.
En de verwachtingen werden op een werkelijk onverwachte manier be-
waarheid. In de nacht voor 22 oktober gebeurde er tussen Sarzana en Aven-
za in Ligurië een spoorwegongeluk. Dertien rijtuigen waren uit de rails
geraakt en op elkaar ingebeukt; er vielen enige doden en vele gekwet-
sten. Op die trein reisde een jonge salesiaanse priester. Hij had zijn
retraite in Piëmonte gedaan en keerde nu terug naar Sicilië te Randazzo,
waar hij verbleef. Don Cagliero, die een omreis in het eiland gedaan had,
had toen juist aan de oversten laten weten dat, indien het nog mogelijk
was, ze geen priester daarheen zouden laten vertrekken omdat ze er zelfs
(1) Hij was begaafd met een poëtische ziel en telkens een heftig gevoel hem in beroering
bracht, kon hij er zich niet van weerhouden dit in verzen uit te drukken. Toen gaf
hij lucht aan zijn verbolgenheid in volgende drie strofen die hij aan de clericus
Foschini, een salesiaan, stuurde:
- Komen de salesianen?
Vragen de christenen.
- De protestanten komen:
Antwoorden de schelmen.
De protestanten wel,
De salesianen niet;
Maria, kijk nu toe
Naar wat ons hier treft.
Kijk, O Moeder, aan uw knieën
Zovele lieve kleuters.
Moge mededogen met hen u raken
Indien U met ons geen medelijden hebt.

29.5 Page 285

▲back to top


- XV/281 -
dat ze er zelfs een te veel hadden. Dit scheen de hand van de Voorzienig-
heid te zijn. Don Bosco stuurde direct een telegram aan Don Cagliero en
aan de ongedeerde salesiaan, dat ze elkaar te Rome zouden ontmoeten en te
Faenza het Oratorio zouden gaan stichten. Op deze wijze werd tot direc-
teur van het nieuwe huis benoemd Don Giovanni Battista Rinaldi. Ofschoon
nog jong, zal hij de toegenegen achting verwerven van de mensen van Faen-
za, en van de Romagna. Men zond hem als hulp de al vernoemde clericus
Foschini en een coadjuteur. Deze heette Paolo Bassignano. Hij werd nadien
zeer populair in de stad onder de naam van Paolino,(1) een echte kleine
heilige, die tot het einde van zijn leven in het huis een trouwe en wijze
dienaar was en daarbuiten een engel van goedheid. Don Cagliero deed de
plechtige opening van het Oratorio op 20 november in aanwezigheid van
tweehonderd jongens. Die avond zong men te Faenza de eerste vespers van
de Madonna del popolo (2) een plechtigheid waarvan de mensen van Faenza
veel hielden. Dit samentreffen trok de aandacht want de salesianen kwamen
juist om de kinderen van het volk te redden.
Te Faenza waren er vele medewerkers onder geestelijken en leken;
en in het begin wekte het verwondering, toen men vernam dat Don Bosco aan
hen, die uit Turijn vertrokken waren, alleen voor Dr. Marco Cantagalli
enkele regels ter aanbeveling meegegeven had op een eenvoudig visite-
kaartje: "Priester Giovanni Bosco dankt, groet en zegent medewerker Can-
tagalli en beveelt hem zijn kleine familie van Faenza aan." De heer Can-
tagalli was arts en daarom begrijpt men de opportuniteit van deze aanbe-
veling, maar men weet niet waarom deze uitsluitend aan hem gedaan werd.
Don Taroni, een man Gods en eraan gewend in iedere gebeurtenis een godde-
lijke beschikking te zien, verklaarde later dit feit, toen de broer van
de arts bisschop van Faenza werd, alsof Don Bosco bijna in de toekomst
gezien had. Op de avond van 8 december kwam te Rome de eerste tranche toe
van de liefdadige gift van de paus.
Op 13 mei 1882 bracht Don Bosco, die daar met grote spanning ver-
wacht werd, een bezoek aan het huis van Faenza. Hij drukte aanstonds de
wens uit de voorbereidingen te doen voor een openbare conferentie, maar
de meningen waren hierover verdeeld. Er woedde daar, zoals we zullen zeg-
gen, sinds verscheidene dagen een persoorlog tegen de salesianen. In de
Romagna braakten republikeinse bladen, die een zekere tijd aan de zijde
van de vrijmetselaars stonden, eerloosheden en vervloekingen uit en in
de stad hadden er politieke bijeenkomsten plaats. De priesters dus, die
vreesden dat de oproerige elementen er een voorwendsel zouden in vinden
om tumult te verwekken tegen de niet graag geziene gasten, raadden Don
Bosco af de conferentie te houden. Hij was echter onvermurwbaar en zei
en herhaalde hun dat hij wou spreken. - "Wij willen", zei hij, "dat allen
(1) Paultje.
(2) Madonna van het volk.

29.6 Page 286

▲back to top


- XV/282 -
zouden weten waarover het gaat en dat zij niet zouden geloven dat wij
tegen iemand samenzweren of dat wij met slechte bedoelingen gekomen
zijn." - Toen ze zijn beslistheid zagen, begonnen ze te spreken over de
keus van de kerk. Hij liet ze onder elkaar wat praten en dan onderbrak
Don Bosco hen: - "Laat ons een bezoek brengen aan de bisschop en het hem
vragen; dan zullen we tot een akkoord komen." De keus viel op de paro-
chiekerk van de "Servi" een van de ruimste en meest bezochte kerken van
Faenza.
Op de ochtend van 14 mei, een zondag, celebreerde Don Bosco in de
Dom aan het altaar van de Madonna van de Genaden, wier feest het toen
was. De groep grote seminaristen nam er aan deel. Bij de communie bemerk-
te hij dat er mensen waren die wensten te communie te gaan. Daarom nam
hij uit de ciborie de grote hostie daar gelegd voor de zegen met het Al-
lerheiligste, brak ze, zodat alle personen, er waren er acht, te communie
konden gaan.
Na de mis ging hij naar het seminarie. Wat een vreugde bij deze
seminaristen! Zo dikwijls hadden ze Don Taroni over hem horen spreken,
over zijn deugden, zijn werken, zijn wonderdaden en nu was hij te midden
van hen. Ze ontvingen hem op de speelplaats onder een grote loggia. Don
Bosco kwam met trage stappen naar hen toe, wierp een blik op hen en zei:
"Oh! wat houd ik van jullie!" - Daarna werd hij naar de zaal gebracht en
begon er te spreken. Hij herhaalde dat hij sinds geruime tijd van hen
hield, dat hij zo dikwijls over hen gesproken had, dat hij zo vaak voor
hen gebeden had, dat hij zeer verlangd had hen te zien en dat hij zeer
tevreden was, nu hij ze gezien had. Hij vroeg aan de overste of ze gedu-
rende de vakantie naar huis gingen. Toen hij gehoord had dat ze dat niet
deden, voegde hij eraan toe: - "Wat zijn ze gelukkig!" - en vertelde dan
het feit van een van zijn leerlingen, een jongen van twaalf jaar, die,
toen hij eens met vakantie geweest was, van geen vakantie meer wilde we-
ten, nooit meer. Don Taroni vroeg hem naar de reden hiervan. Hij ant-
woordde: - "Indien men de zielen kon zien van de jongens, die naar huis
met vakantie gaan, dan zou men ontdekken dat er zoveel vertrekken met de
vleugels van een duif en terugkeren met de horens van de duivel. Het is
spijtig het te moeten zeggen maar al te veel gaat men naar huis met een
goed inzicht en dan, en dan... Maar laat ons geen preek houden... Het
doet leed dat mijn jongens met vakantie gaan, terwijl ik ze bij mij zou
willen houden; en zo meen ik dat ook uw oversten erover denken. Wat zijn
jullie gelukkig!... Maar laat ons geen preek houden." - Als besluit beval
hij hen zijn drie S aan: Sanita, Sapienza, Santità (1) en gaf er een kort
commentaar bij.
We mogen niet verzwijgen dat de bisschop en sommige leden van de
clerus vreesden dat de komst van de salesianen schadelijk zou kunnen zijn
(1) Gezondheid, Wijsheid, Heiligheid.

29.7 Page 287

▲back to top


- XV/283 -
voor het seminarie, vooral wanneer ze daar een college zouden openen.
Daarom merkte de overste wegens deze geheime bezorgdheid op dat het aan-
tal seminaristen van jaar tot jaar verminderde en beval hij ze aan zijn
gebeden aan. Don Bosco antwoordde hem dat hij niet bang hoefde te zijn;
want het seminarie van Faenza zal aangroeien. Zijn voorzegging werd zo
vlug en op zo welsprekende manier bevestigd door de feiten, dat de bis-
schop en de overste zeiden dat ze voor die reden alleen al Don Bosco als
een heilige aanzagen.
In de namiddag preekte hij voor driehonderd jongens. Hij verhaal-
de hoe een vader, die op sterven lag, zaad van goed graan aan zijn drie
zonen gaf. Eén hield het bij zich en zaaide het niet uit; de tweede zaai-
de het op een verkeerde manier en de derde zaaide het op de juiste wijze.
De zedenles was dan dat men oogst zoals men gezaaid heeft. Later hield
hij de conferentie die bijna een uur duurde. Hij sprak van op het podium
met de baret in de hand, voor een uiterst talrijk gehoor en zette het
doel van zijn werk, dat helemaal gericht was op het welzijn van de kinde-
ren uiteen. Hij kondigde aan dat hij ‘s anderdaags de mis zou celebreren
in de kerk van Sint-Antonius van Padua en dat hij zou spreken tot de da-
mes van de conferentie van Sint-Vincentius de'Paoli. Overal waar hij van
plan was een van zijn werken te vestigen, hechtte hij groot belang aan
de medewerking van de vrome dames; want hij wist dat hij ze doeltreffend
kon bewegen om hem te hulp te komen.
In deze mis waren er zeer velen die te communie gingen. In zijn
korte toespraak verheugde hij zich samen met de vrome dames en wees hun
op de verschillende aflaten die ze konden verdienen en op de manier waar-
op ze dit konden doen. Hij sprak opnieuw over de kerk van het Heilig Hart
te Rome en vroeg hen, namens de paus, er een aalmoes voor te schenken.
Graaf Marcello Cavina was getroffen door een zware ziekte en ver-
keerde in een uiterst slechte toestand. De zieke en heel zijn familie
werden door al de burgers van de stad vereerd wegens hun godsdienstige
gezindheid en hun liefdadigheid. Men wou aan de hemel de genade van zijn
genezing ontrukken, dank zij de gebeden van Don Bosco. Don Bosco begaf
zich tweemaal aan zijn bed. De tweede maal gebeurde dit na de mis, waar-
over wij hierboven spraken, een uur voor zijn vertrek. Over de weldaden
verkregen door het bezoek van Don Bosco aan de medewerkers, het seminarie
en het huis Cavina schrijft Don Taroni: "Het uitwerksel van het bezoek
van Don Bosco was een grote aanmoediging vooral bij de medewerkers. In
het seminarie groeide het aantal seminaristen aan en in het huis van Ca-
vina kwam er berusting, vrede en een bewonderenswaardige sereniteit bij
de zieke tot aan zijn dood."
Voor zijn overlijden schreef Don Bosco vanuit Turijn, drie brieven
aan de broer van de graaf, kanunnik Giuseppe. In de eerste brief treffen
we een nieuwe bevestiging aan van een bewering van Don Bosco. Toen hij in

29.8 Page 288

▲back to top


- XV/284 -
1875 het woord voerde voor de directeurs (1) had hij gezegd dat hij er
voor zorgde dat de weldaden van de paus ontvangen tot hun bron zouden
terugkeren via de Sint-Pieterspenning. Dat dit niet enkel een vrome wens
was, werd bewezen door het feit van de zesduizend fr. die hij met dit
inzicht uit Marseille meegenomen had en die te Rome gestolen werden. Hier
raakt hij nogmaals diezelfde edele gedachte aan. Daarin toonde hij zich
trouwens consequent met zichzelf. Had hij van bij het ontstaan van Sint-
Pieterspenning in 1849 ook niet de kleine, maar waardevolle bijdrage van
zijn arme jongens van het Oratorio hiervoor verzameld?
"
Beste in Jezus Christus,
"
"
Ik ontving uw lieve brief en dank er u hartelijk voor. Te
" Faenza bezocht ik tweemaal uw broer die ik in een zeer ernstige
" toestand aantrof. Vanaf die tijd tot heden heb ik steeds gebeden
" en laten bidden voor hem. Toen ik bij hem was, stond ik op het
" punt hem een buitengewoon middel te suggereren dat meermaals ge-
" slaagd is, namelijk een aanzienlijke gift te doen aan de Heilige
" Vader die in nood verkeert. Ik heb dit echter niet gedaan omdat
" mevrouw uw moeder en heel uw familie het inzicht hebben een
" schenking te doen, na het verkrijgen van de gunst. Aan mij ech-
" ter hebben ze een flinke aalmoes geschonken voor missen en ge-
" beden die wij gedaan hebben en nog doen 's ochtends en 's avonds
" aan het altaar van Maria, Hulp der Christenen. Mijn beste Mon-
" seigneur, ik zal niet nalaten iedere ochtend een memento voor u
" te doen in de heilige mis. Ik vraag u ook voor mij te willen bid-
" den, die steeds in de heilige harten van Jezus en Maria van u
" zijn zal
"
de nederige dienaar
" Turijn, 28-5-82.
Priester Gio. Bosco.
Ofschoon de familie Cavina hem al een gift geschonken had toen Don
Bosco zich bij hen bevond, wou zij hem nog tweeduizend lires sturen die
hij bestemde voor de kerk van het Heilig Hart. Toen hij verwees naar de
kleine graaf Carlo, de waardige erfgenaam van de naam en de deugden van
zijn vader, gebruikte Don Bosco het mooie bijvoeglijk naamwoord "aanval-
lig". Het zou helemaal tegenstrijdig zijn met zijn gebruikelijke gevoe-
lens dit woord te verstaan voor de fysieke aanvalligheid van de jongen.
Men dient integendeel hierbij te denken aan de betekenis die zeer gewoon
is voor zijn correspondent in het dialect van Piëmonte en die daar bete-
kent "minzaam en dienstvaardig".
(1) Cfr. boekdeel IX, blz. 23 en hiervoor blz. 149. De originele brieven van Don Bosco
aan de kanunnik werden bewaard in het huisarchief van de Cavina's.

29.9 Page 289

▲back to top


- XV/285 -
"
Beste in Onze Heer Jezus Christus,
"
"
Ik ontving uw brieven en op vandaag kwamen mij de vier
" mandaten toe van elk 500 fr. om gebruikt te worden tot meerdere
" glorie van God en van de Heilige Maagd, met als doel de Verhe-
" ven Koningin des Hemels te smeken uw zieke broer te hulp te
" komen. Dit meende ik te doen, toen ik te Faenza geweest ben. Ik
" doe niets anders dan voortgaan met bidden 's ochtends en 's
" avonds voor het altaar van Maria, Hulp der Christenen. Indien
" God geen mirakel doet voor zijn lichamelijke genezing, dan is
" het zeker dat het mirakel ongetwijfeld gebeurt voor zijn eeuwige
" zaligheid.
"
Mijn wens was een werk ten voordele van de Heilige Vader,
" die, naar ik weet, in nood is. Aldus wordt de mij toegezonden
" som vandaag nog besteed voor het delgen van een schuld voor de
" kerk en het tehuis van het H. Hart van Jezus te Rome, waarover
" de Heilige Vader zelf zeer bezorgd is.
"
Moge de barmhartige God zich gewaardigen onze gemeenschap-
" pelijke gebeden te verhoren en alle genaden te verlenen die niet
" in tegenstrijd zijn met Gods meerdere glorie en met het welzijn
" van de ziel van uw broer.
"
Ik verzoek u mijn nederige hulde te laten geworden aan
" mijnheer uw broer, aan uw moeder, aan uw schoonzuster en aan
" de lieve kleine Carlo uw neef.
"
Moge de Heer ons allen zegenen. Wil ook voor mij bidden
" die steeds voor u in het Heilig Hart van Jezus en Maria zijn zal
"
"
uw toegenegen vriend
" Turijn.
Priester Gio. Bosco.
De derde brief werd geschreven enkele dagen voor de dood van de
graaf; hij stierf op 19 juni.
"
Mijn beste D. Giuseppe,
"
"
Hoe bedroeft mij het bericht dat u mij stuurt over uw heer-
" broer! In ons huis, in de kerk van Maria wordt er 's ochtends en
" 's avonds gebeden om deze gunst te bekomen. Zullen zovele gebeden
" nutteloos zijn? Ik slaag er niet in mij hiervan te overtuigen, ten-
" zij God wil verhoren in geestelijke zin wat wij in lichamelijke
" zin vragen. Zeg aan mevrouw uw moeder, Markiezin Cavina-Durazzo,
" dat wij thans ook bijzonder voor haar bidden. Indien God dan van
" ons het volledige offer vraagt, laat ons dan geduld hebben! God
" is onze vader en onze Meester en we zullen een inspanning doen
" om te zeggen: fiat voluntas tua. Vele huldeblijken aan u en aan
" heel uw familie en geloof mij in Jezus Christus te zijn
"
"
uw zeer verplichte dienaar
" Turijn, 8 juni 1882.
Priester Gio. Bosco.

29.10 Page 290

▲back to top


- XV/286 –
De gedachtenis aan Don Bosco bleef steeds levendig in de familie van
de overledene. Bij het naderen van het feest van Kerstmis zond kanunnik
Giuseppe hem zijn beste wensen toe en nam hem in vertrouwen betreffende
de behoeften van zijn ziel waarop hij dan volgend antwoord ontving.
"
Mijn beste D. Giuseppe,
"
"
Ik heb mijn antwoord wat uitgesteld om het genoegen te kun-
" nen hebben zelf te antwoorden en u te laten weten hoe ik uw
" wensen en uw gebeden op prijs stel. Ik dank u daarom hartelijk
" en ik bid tot God dat hij het honderdmaal moge vergelden aan u,
" beste Don Giuseppe, en aan heel uw familie en op een bijzondere
" wijze aan uw kleine neef, die de hemel moge bewaren.
"
U zegt mij u aan God aan te bevelen opdat Hij u zou verlich-
" ten in de keuze van de zekere weg die naar het eeuwige leven
" leidt. Ik zal dit van ganser harte doen en ik verzoek u hetzelfde
" voor mij te willen vragen. Indien de Heer het u ooit zou ingeven
" ook maar enige tijd onder ons te komen vertoeven, dan is dat voor
" u als voor een broer die naar het huis van zijn broer gaat, als
" voor een meester die naar het huis van zijn dienaar gaat. Een
" zeer overvloedig werk staat ook voor u gereed. En voor zover dit
" mogelijk is, zou er worden rekening gehouden met de toestand van
" uw gezondheid en met uw stand.
"
Maar omdar u zo goed zijt mij in vertrouwen te spreken, be-
" veel ook ik mij warm aan uw heilige gebeden en aan uw goddelijke
" misoffers aan. Ik ben bezig met zeer gewichtige zaken vooral voor
" de buitenlandse missies; en het is slechts met de hulp van de
" hemel dat ik mij uit de slag weet te trekken en daarom heb ik
" groot vertrouwen in de liefdadigheid van uw gebeden.
"
Moge God u zegenen, mijn steeds beste Don Giuseppe en moge
" Hij u in goede gezondheid bewaren. Gelieve mijn nederige groeten
" te willen aanbieden aan heel uw eerbiedwaardige familie en mij
" steeds te aanzien voor wie ik de eer heb te zijn in Onze Heer
" Jezus Christus
"
uw toegenegen vriend
" Turijn, 27 december 1882.
Priester Gio. Bosco.
De bloei van het Oratorio bracht de vijanden van het goede over-
stuur zodat ze tegen de salesianen vuur en vlam gingen spuwen. Eens ge-
durende de speeltijd werd over de speelplaats een geweerschot afgevuurd,
dat op Don Rinaldi gericht was. Bij mirakel werd niemand getroffen. Op
een nacht begoten misdadige handen de deur met petroleum en staken er het
vuur aan. Ook van de kant van de brave mensen ontstonden er misverstan-
den, die de oorsprong waren van onprettige zaken. Wegens al die redenen
ging men er steeds meer aan twijfelen of Don Bosco de zijnen niet zou te-
rugroepen en het huis sluiten. Maar hij, zoals Don Berto in de processen

30 Pages 291-300

▲back to top


30.1 Page 291

▲back to top


- XV/287 -
bevestigde, verklaarde aan al wie hem schreef om dit gevaar te bezweren,
dat het huis van Faenza, niettegenstaande alle inspanningen van de duivel
en van de sekten, niet zal gesloten worden en dat het zelfs tot bloei zal
komen. Deze bewering van de secretaris wordt voor ons bevestigd door vol-
gende brief aan kanunnik Cavina.
"
Mijn beste in Onze Heer Jezus Christus,
"
"
Met veel genoegen ontving ik uw brief die mij goed nieuws
" over heel uw familie bracht. Ik dank God dat al uw verwanten een
" bevredigende gezondheidstoestand genieten. Ik bid van harte dat
" dit van goed steeds beter zou worden en dat de genade van de Heer
" u standvastig moge maken in de dienst van God tot de grote belo-
" ning van de rechtvaardigen in het paradijs.
"
Ik heb echter met groot verdriet de gebeurtenissen vernomen
" die het werk, dat tot doel heeft het welzijn van de in gevaar ver-
" kerende arme jeugd, moeilijk maken. Zullen wij genoodzaakt zijn
" het terrein in handen van de vijand te laten? Nooit!
"
In grote gevaren dient men zijn inspanningen en offers te
" verdubbelen. Wij zullen graag doen wat in onze macht ligt; maar
" het is ook noodzakelijk dat u en uw vrienden doeltreffend helpen
" om een tehuis te openen voor de arme jongens. Bestudeer het en
" doe het.
"
D. Rinaldi zal mijn gedachten beter uitleggen.
"
De tijd ontbreekt mij om nog meer te schrijven; maar ik
" geef u de verzekering dat ik niet zal nalaten iedere dag te bid-
" den den voor u, mijn beste D. Giuseppe en voor heel uw eerbied-
" waardige familie.
"
Gelieve ook heel het leger van de salesianen aan de Heer
" te willen aanbevelen, vooral nu wij op dit ogenblik een defini-
" tieve aanval op Patagonié gedaan hebben.
"
Moge God ons allen zegenen en geloof mij in Jezus Christus
" te zijn
"
uw toegenegene in Jezus Christus
" Turijn, 17 september 1883.
Priester Gio. Bosco.
Het lag helemaal niet in de bedoeling Faenza te verlaten; maar Don
Bosco wilde dat men een plaats zou zoeken waar men gemakkelijker het goe-
de kon doen en waar ook meer vrijheid van actie mogelijk was. In afwach-
ting hiervan werd tussen de commissie van de medewerkers en hem een privé
overeenkomst (1) afgesloten die van kracht bleef tot de gelukkige over-
brenging van het Oratorio van het gehucht naar de binnenstad. Hier kwam
het werk tot een ruime ontwikkeling en gaat er op vandaag mee voort zijn
weldoende invloed te laten gelden niet enkel in de buurt, maar ook in
heel de Romagna.
(1) Bijv. Doc. 48. Reeds voor men erheen ging, was er een voorlopige overeenkomst. Het
kan nuttig zijn te weten dat Don Bosco, tijdens zijn verblijf in het ex-klooster, de
voorlaatste kamer ten oosten gebruikte, in de vleugel van het gebouw dat van op de
speelplaats aan de zuidkant ligt.

30.2 Page 292

▲back to top


- XV/288 -
H O O F D S T U K XI.
DE DOCHTERS VAN MARIA, HULP DER CHRISTENEN, BIJ DE
DOOD VAN HUN EERSTE ALGEMENE MOEDER.
Op het ogenblik dat haarkloverijen over de jurisdictie de zaak van
Don Bonetti nog ingewikkelder maakten, schreef advocaat Leonori aan Don
Bosco:(1) "Ik ben thans de mening toegedaan dat u de goedkeuring van de
constituties van de zusters dient te vragen, waarbij u dezelfde normen
zou aanleggen als voor de goedkeuring van uw instituut voor mannen. Dan
zouden alle kwesties van de baan zijn." Ook andere personen dachten er-
over in die zin. Maar Don Bosco had volstrekt geen haast een dergelijke
goedkeuring vanwege de Heilige Stoel te verkrijgen. Hij wist wel dat te
Rome een neiging bestond de vrouwencongregaties volledig onafhankelijk
van de mannencongregaties te maken; maar een dergelijk losmaken zou toen
erg voorbarig zijn, omdat de geest van deze veelbelovende congregatie nog
verder in de lijn van zijn ideaal moest gevormd worden. Daarin volgde hij
trouwens het voorbeeld van de priesters van de missie die juist wegens
dergelijk motief nooit wilden dat de regel, die door Sint-Vincentius aan
de zusters van Liefde geschonken was, goedgekeurd werd.(2)
We hebben gezegd dat de nieuwe congregatie veelbelovend was. Naar
het voorbeeld van de salesianen die het aldus deden sinds 1872, begonnen
de dochters van Maria, Hulp der Christenen, hun "Elenco" van de huizen te
laten drukken met een aanhangsel van korte overlijdensberichten. Ziehier
de samenstelling van hun Hoofdkapittel:
(1) Rome, 21 juni 1881.
(2) In 1901 verscheen een decreet vanwege de congregatie van de Bisschoppen en Regulie-
ren waarin vereist wordt dat de vrouwelijke congregaties die van de Heilige Stoel de
goedkeuring van hun regel willen verkrijgen, volledig onafhankelijk moeten zijn van
iedere congregatie die hetzelfde doel nastreeft. In 1918 werd dit decreet een artikel
van de nieuwe Codex van canoniek recht. Voor de dochters van Maria, Hulp der Chris-
tenen, werd dit decreet van kracht in 1906. In 1921 benoemde Benedictus XV Don Al-
bera tot apostolisch delegaat voor de dochters van Maria, Hulp der Christenen, met
de opdracht door zijn bemiddeling of door die van anderen de geest van hun stichter
te bewaren.

30.3 Page 293

▲back to top


- XV/289 -
Algemene Overste :
Plaatsvervangster :
Econome
:
Eerste Assistente :
Tweede Assistente :
Novicemeesteres :
Zuster Maria Mazzarello
Zuster Caterina Daghero
Zuster Giovanna Ferettino
Zuster Emilia Mosca
Zuster Enrichetta Sorbone
Zuster Petronilla Mazzarello.
Men vindt er de namen in van 97 zusters die hun eeuwige geloften
hebben afgelegd; 56 zusters met driejaarlijkse geloften; 55 novicen en
7 coadjutrices. Deze laatste titel sloeg op een speciale categorie van
zusters, in het zwart gekleed en met een sjaal in plaats van een "modes-
tino". Ze hadden dezelfde rechten en plichten als de andere zusters; maar
het verschil van kleding betekende uit zichzelf ook een verschil van
stand. Daardoor voelden ze zich soms wat ongemakkelijk alsof ze een klas-
se van tweede rang vormden, iets wat niet overeenstemde met de geest van
de stichter en de aard van het instituut. Trouwens het feit dat de zus-
ters, die zich bezig hielden met ruwer werk en de boodschappen buiten het
huis deden, wat minder zwaar dienden gekleed te zijn scheen wijzigingen
af te raden. Daarom ging men er aldus mee door tot in het jaar 1922, wan-
neer in de constituties artikel 21 ingelast werd, dat zegt: "De zusters
die ermee gelast zijn buitenshuis boodschappen te verrichten, mogen een
bescheiden kleed over hun kloosterkleed dragen." Van toen af tot nu toe
dragen allen binnenshuis het gewone kleed.
In het hoofdhuis van Nizza Monferrato was de regeling een weerspie-
geling van deze in het Oratorio. De Algemene Overste was directrice en
werd bijgestaan door de plaatsvervangster, die de effectieve directie
had. Er waren 23 andere huizen waarvan twee in Sicilië (Catania en Bron-
te), drie in Frankrijk (Nice, la Navarre en Saint-Cyr) en zes in Amerika
(Almagro, La Boca, S. Isidoro en Patagones in Argentinië, Villa Colon en
Las Piedras in Uruguay). In de jaren 1881 en 1882 kwamen er tien bij,
waarvan acht in Italië (Fontanile, Visone, Incisa Belbo in het diocees
Acqui; Risognano Monferrato in het diocees Casale; Sampierdarena in het
aartsbisdom Genua; Trecastagni in het aartsbisdom Catania en Mascali Nun-
ziata in het diocees Acireale), een in Frankrijk (Marseille) en een in
Argentinië (Moron in de nabijheid van Buenos Aires).
Te midden van dit vurige leven riep God tot zich haar, die met haar
nederigheid, de innerlijke drijfkracht ervan geweest was gedurende de pe-
riode van de langzame voorbereiding. Tot dan toe moest het instituut
vooral diepe wortels krijgen door de kloosterdeugden, opdat de boom recht
en sterk zou kunnen groeien. Hiertoe was de ingetogen en werkzame heilig-
heid van Moeder Mazzarello het beste wat Don Bosco wensen kon. Voortaan
echter vergde de steeds snellere en steeds ruimere gang van zaken dat er
iemand aan het hoofd zou staan begaafd met een gelukkige versmelting van
bovennatuurlijke gaven en van niet gewone natuurlijke talenten. Moeder
Mazzarello zelf, die een verlichte kloosterlinge was, bleek deze noodza-
kelijkheid zeer goed te verstaan; voor de verkiezingen die plaats hadden
in juni 1880 deed zij haar rondgang bij de kiezeressen en fluisterde hun

30.4 Page 294

▲back to top


- XV/290 -
deze gedachten in: - "Kijk, thans heeft de congregatie geleerde oversten
nodig, omdat er jonge meisjes binnenkomen die een opvoeding hebben geno-
ten en veel weten en dan wordt het moeilijker te onderscheiden waar de
echte deugd ligt. Bij de jonge meisjes van de buiten is dat niet het ge-
val, omdat men bij hen dadelijk ziet wat ze zijn. Om echter de anderen te
leiden is er veel deugd en veel geleerdheid nodig. Kies dus zuster Madda-
lena Martini, die in Amerika is, of zuster Caterina Daghero." Men luis-
terde niet naar haar, maar een jaar later werd haar suggestie niet in de
wind geslagen.(1)
De kwaal, die haar naar het graf bracht, beloerde haar sinds ge-
ruime tijd in haar borst. In het verloop van die winter voelde ze van
tijd tot tijd een doffe pijn in haar zijde; ze had er een voelbaar onge-
mak van maar sloeg er geen acht op. Tijdens de reis om de zusters mis-
sionarissen te vergezellen overviel haar te Sampierdarena een heftige
koorts. Nadat ze hiervan wat hersteld was, scheepte ze zich in voor Mar-
seille met het inzicht daarna haar dochters in Frankrijk te gaan bezoe-
ken. Toen ze echter te Saint-Cyr was aangekomen, kreeg ze een zeer zware
borstvliesontsteking; ze bleef daar een maand waarin ze veel leed en door
haar houding allen stichtte.
Op de terugreis ontmoette ze te Nice Don Bosco, aan wie ze vroeg
of ze weer helemaal gezond zou worden. Hij antwoordde haar met een ver-
haaltje: - "Eens", zei hij, "ging de dood aankloppen aan de poort van een
klooster. De portierster deed open en de dood zei: Kom met mij mee. Maar
de portierster antwoordde dat ze dat niet doen kon, omdat niemand haar in
haar ambt zou vervangen. En de dood zei niets, ging in het klooster bin-
nen en herhaalde zijn vraag "Kom met mij mee" aan allen die hij ontmoet-
te, of ze nu zusters, postulanten of leerlingen waren, tot zelfs aan de
kokkin. Maar allen zeiden dat ze zijn uitnodiging niet konden aanvaarden
omdat iedereen nog zoveel zaken te doen had. Toen bood de dood zich bij
de overste aan en zei haar eveneens: "Kom met mij mee." Ook de overste
pakte uit met haar verontschuldigingen om hem niet te moeten volgen. Dit-
maal echter hield de dood voet bij stuk, drong aan en zei: De overste
moet vooraan gaan en aan allen het goede voorbeeld geven, ook wanneer het
gaat over de reis naar de eeuwigheid. Kom dus zonder meer mee, want ik
kan je redenen niet aanvaarden. Wat stond er haar te doen? De overste
moest het hoofd buigen en hem volgen."- Moeder overste had het begrepen;
maar ze deed alsof ze de zaak als een scherts opnam om de aanwezige zus-
ters niet te bedroeven.
Te Saint-Cyr had de zieke maar één wens gehad, namelijk niet te
moeten sterven buiten het huis van Nizza Monferrato, ver van haar brave
dochters. De Heer verhoorde haar en liet er haar terugkeren op 28 maart.
Ze maakte zich echter geen begoochelingen, want de woorden van Don Bosco
(1) Cfr. Maccono, Zuster Maria Mazzarello, blz. 268 (lste uitgave).

30.5 Page 295

▲back to top


- XV/291 -
zegden haar duidelijk dat het niet lang zou duren dat haar laatste uur
zou slaan. Met deze gedachte in haar geest moeten de betuigingen van
blijdschap om haar aankomst te vieren haar wel veel pijn hebben gedaan!
Er verliepen inderdaad geen twee weken of de borstvliesontsteking kwam
terug samen met zeer ernstige symptomen.
In haar nederige en zuivere eenvoud leed ze al biddend, neuriede
lofhymnen voor de Madonna, stelde belang in de noden van anderen en
strooide goede woorden uit. Eens gaf ze aan de leden van het kapittel en
aan de oudste zusters, die rondom haar bed verenigd waren drie raadge-
vingen: Na haar dood mocht er geen afgunst zijn. Zolang die armzalige
lomp er was zag men dergelijke ellenden niet, maar daarna, wie weet?...
Ze dienden elkaar wederkerig te helpen om het goede te doen; maar wat de
leiding betrof, dienden ze die over te laten aan hen die ermee belast wa-
ren... De zusters hadden de wereld verlaten en daarom mochten ze in de
congregatie zich geen wereld opbouwen, die gelijk was aan de eerste.
Op 10 mei kwam Don Cagliero uit Spanje toe. Don Bosco was ver van
Turijn. Nu de zieke zijn laatste zegen niet kon ontvangen, wenste zij dat
ten minste de algemene directeur op tijd zou komen. Don Cagliero kwam bij
haar, toen zij de laatste sacramenten al ontvangen had. Op de vooravond
van haar dood echter zat hij drie kwartier aan haar sponde en kreeg de
gelegenheid over de zaken van haar ziel te spreken. Ze stierf in geur van
heiligheid op de ochtend van zaterdag 14 mei, op de leeftijd van 44 jaar.
Het leven en het bestuur van Moeder Mazzarello is een onbetwist-
baar bewijs dat Don Bosco goed geïnspireerd was, toen hij haar aan het
hoofd van de ontluikende congregatie stelde. Van natuur was ze eerder
prikkelbaar, wist zich te beheersen en werd het verpersoonlijkte geduld.
Zij had weinig of geen ontwikkeling en genoot toch de oprechte achting
van de zusters die studies gedaan hadden. Steeds uiterst bescheiden, be-
zat ze in hoge mate de kunst iemand te verbeteren, het geheim de roepin-
gen te kennen en de gave de zielen gerust te stellen. Haar dood werd bit-
ter beweend door al haar dochters; maar de faam van heiligheid omkranste
haar gedachtenis en maakte haar de trots van haar kloosterfamilie, die
er weldra toe gebracht werd de zaak van haar zaligverklaring in te lei-
den.
Het verwondert en het heeft sommigen verwonderd dat er aanduidin-
gen ontbreken, waaruit blijkt welk aandeel Don Bosco gehad heeft in deze
pijnlijke gebeurtenis. Hier dient men verscheidene zaken in aanmerking
te nemen. Op de dag van haar dood troffen wij hem aan te Florentië. Daar
was hij bezig samen met Don Rua de groeiende moeilijkheden op te lossen
en de manier te bestuderen om aan dat huis een betere en definitieve re-
geling te geven. Bovendien dienen we ook te zeggen dat wij niets afweten
van de zovele privé betuigingen van Don Bosco. Om ons dan tot de zusters
te beperken, schijnt het ons onbetwistbaar toe dat hij wel privé en open-
baar de werken van het instituut ophemelde, maar nooit afzonderlijke
kloosterzusters lof toezwaaide of ze vernoemde. Dit stilzwijgen beant-

30.6 Page 296

▲back to top


- XV/292 -
woordde aan die gereserveerdheid, waarvan hij voor geen enkele reden ter
wereld ooit afweek. Men vergete evenmin de opmerkingen, die uit Rome ge-
komen waren, over de betrekkingen van de Algemene Overste met de congre-
gatie van de dochters van Maria, Hulp der Christenen (1) en de insinua-
ties, die uit Turijn gekomen waren over veronderstelde handelwijzen van
Don Bosco, om de zusters en hun huizen aan de jurisdictie van de bisschop
te onttrekken.(2) Dit waren omstandigheden die hem de opportuniteit deden
aanvoelen op zijn hoede te zijn om misverstanden te vermijden; want hier-
aan konden andere zich vastklampen om hem te beschuldigen van overdreven
bemoeiingen in het bewind van een louter diocesaan instituut.
Maar indien Don Bosco niet sprak, dan sprak het Bollettino. Het
tijdschrift publiceerde dadelijk in zijn nummer van juni een doodsbericht
dat bondig was maar vol lof. Nadien gaf het in vijf nummers aan zijn le-
zers een gevulde levensbeschrijving, waarin de deugden en de verdiensten
van de afgestorvene in een mooi licht werden geplaatst.(3) Welnu, men kan
niet veronderstellen dat dit alles niet onder de ogen van Don Bosco geko-
men is. Het schijnt ons zelfs toe dat we hier en daar een pennentrek van
hem kunnen vinden.
Volgens de regel ging bij vacatuur, het algemeen bestuur van de
congregatie over in handen van de plaatsvervangster. Krachtens de toen-
malige constituties mocht de verkiezing van de Algemene Overste niet lan-
ger dan veertien dagen uitgesteld worden. Maar toen de plaatsvervangster
aan haar medezusters de bijzonderheden over de dood van moeder Mazzarel-
lo mee- deelde, stuurde ze tegelijkertijd een kopie van volgende brief
door de algemene directeur in naam van Don Bosco geschreven.
"
Aan Zuster Caterina Daghero, plaatsvervangster,
"
Eerwaarde Zuster en Dochters in Jezus Christus,
"
"
Zeereerwaarde Heer Don Bosco, onze en uw beste overste en
" vader nam levendig deel in uw gerechtvaardigde smart wegens het
" zeer gevoelig verlies dat u allen ondergaan hebt door de dood van
" de zeereerwaarde moeder overste.
"
Hij beveelt de mooie ziel van de overledene aan God aan
" en vergeet tegelijkertijd de wezen, haar dochters, niet.
"
Hij verlangt dat u allen onderworpen zou zijn aan de hei-
" lige wil van God en verzoekt u allen verenigd te blijven door de
" heerlijke band van de christelijke liefde, samen met het vol-
(1) Cfr. boekdeel XIV, blz. 222 en 227.
(2) Cfr. hiervoor, blz. 209.
(3) Nummers van september, oktober en december 1881; maart en juni 1882.

30.7 Page 297

▲back to top


- XV/293 -
" maakt onderhouden van de heilige regel van uw instituut. Daar men
" zich wegens omstandigheden niet kan houden aan het voorschrift
" van artikel drie, paragraaf 4 van uw constituties over de verkie-
" zing van de Algemene Moeder, stelt hij deze uit tot de maand au-
" gustus aanstaande, bij gelegenheid van de retraite.
"
Hij maant u allen aan uw betrouwen te stellen in de godde-
" lijke Voorzienigheid en in de moederlijke bescherming van Maria,
" Hulp der Christenen en wenst dat men iedere dag en in alle huizen
" van het instituut een Onze Vader, Wees Gegroet en Eer zij de Vader
" tot de Heilige Geest zou bidden, opdat hij u een moeder als de
" voorgaande zou geven die u allen naar het paradijs zal leiden.
"
Ik beveel mij aan God aan in uw vurige gebeden. Ik ben
" in Jezus Christus
"
uw directeur en vader,
" Turijn, 24 mei 1881.
Priester Giovanni Cagliero.
De verkiezing werd vastgesteld op 12 augustus. Het Algemeen Kapit-
tel kwam samen in de kerk van Onze-Lieve-Vrouw van Genaden te Niza-Mon-
ferrato. Aan het hoofdkapittel namen deel al de directrices van Italië en
van Frankrijk. Ook de kostschoolmeisjes mochten aanwezig zijn. Na het
licht van de Heilige Geest te hebben afgeroepen, verklaarde Don Bosco, in
zijn hoedanigheid van Algemeen Overste, bijgestaan door Don Cagliero, al-
gemeen directeur, en door Don Lemoyne, plaatselijk directeur, na een ge-
legenheidstoespraak, in naam van God, de zitting voor geopend. Bij gehei-
me stemming werden als stemopneemsters aangeduid zuster Rosalia Pestari-
no, de directrice van de kostschool van Chieri en zuster Adele David, di-
rectrice van het huis van Vallecrosia. Het kapittel verlangde dat Don
Bosco een drietal zusters zou aanduiden onder wie men de Algemene Overste
zou kiezen, maar daartegen verzette zich dadelijk Don Cagliero. Er waren
21 kiezeressen. Zuster Caterina Daghero van Cumiana werd gekozen. De re-
gel vergde een leeftijd van vijfendertig jaar, terwijl zij er nog maar
vijfentwintig was; maar Don Bosco verleende haar dispensatie. De verkie-
zing werd van alle kanten op een levendig gejuich onthaald; want de nieu-
we overste genoot al een merkelijk prestige bij haar nabije en verre me-
dezusters.
Toen men bezig was met de voorbereidsels voor de verkiezing was zij
eens bij Don Bosco, die haar zei: "Voor de beklagenswaardige zuster die
moeder Mazzarello zal moeten opvolgen, heb ik reeds een mooi doosje met
bittere amandelen klaar, omdat zij werkelijk te beklagen is." En, inder-
daad, stuurde hij aan de overste niet één maar twee dozen, de eerste met
bittere amandelen en de tweede met snoep samen met het volgende briefje:
"
Aan de toekomstige Moeder Algemene Overste,
"
Eerwaarde Moeder Algemene Overste,
"
"
Hier hebt u wat snoep om uit te delen aan uw dochters. Be-

30.8 Page 298

▲back to top


- XV/294 -
" houd voor u de zoetheid die altijd en tegenover allen in praktijk
" dient gebracht te worden, maar wees altijd bereid om de kleine
" bitterheden te aanvaarden of liever de bittere hapjes die het God
" behagen zal u te sturen.
"
Moge God u zegenen en u de deugd, en de moed schenken om
" u en heel de communiteit, die aan u toevertrouwd is, te heiligen.
"
Bid voor mij die van u in Jezus Christus ben
"
"
de nederige dienaar
" Nizza Monferrato, 12 augustus 1881.
Priester Gio. Bosco.
Toen de vergadering ontbonden was, keerden de zusters terug naar de
speelplaats en omringden Don Bosco, bij wie zich eveneens gravin Gat be-
vond. Don Bosco zei: - "Met hoevelen bent u al! Het huis is groot, maar
het zal nog groter worden. Schep moed! Een nederige moeder is heengegaan;
maar u hebt er al een andere die uiterst nederig is. U had een heilige
moeder en u hebt er reeds een andere die niet minder heilig zal zijn...
Waar is uw overste? Ga haar eens halen en zeg haar dat ze zich laat
zien." Ze gingen haar zoeken en vonden haar in een hoekje op zolder aan
het wenen.
Die avond had er in het kleine theater een feestje plaats wegens
de verkiezing van de Algemene Moeder en ter ere van Don Bosco. De goede
vader wou dat moeder Daghero plaats nam tussen hem en gravin Gatti. Op
het einde ervan zei hij: - "Dit is dus uw moeder. En u, moeder, hebt hier
uw dochters. Ik zie dat daar twee cabarets (schalen) zijn, een met bit-
terkoekjes en een met snoep (de bitterkoekjes waren klein als boontjes).
Goed. Deel ze uit, moeder, eerst een lepel met bittere koekjes aan iedere
zuster en dan een andere lepel met snoep." - Toen alles verdeeld was,
keerde Don Bosco zich tot de Algemene Moeder en zei: - "Zo zult u het al-
tijd doen. Aan iedereen en aan allen wat bitters dat goed is voor ziel
en lichaam en wat zoets; maar dit steeds laatst."-
Don Bosco was te Nizza vanaf 2 augustus om er de leiding te nemen
van de retraites voor dames en juffrouwen; zij gaven hem veel werk in de
biechtstoel en bij de audiënties... Iedere avond dan, na de gebeden hield
hij voor hen een avondwoordje. Zuster Rinaldi herinnert zich dat hij eens
volgende gedachte ontwikkelde: - "Velen zeggen dat Don Bosco een heilige
is en dat hij wonderbare dingen doet; maar ik kan u zeggen dat Don Bosco
een arme priester is, een werktuig in Gods handen om grote dingen te
doen, weliswaar, om te werken aan de redding van de zielen, vooral van de
jeugd. Maar hij kan niets doen zonder uw medewerking... Hij verwacht van
u de geestelijke bijstand van uw gebeden, die hun waarde ontlenen aan uw
echt christelijk leven en hij verwacht ook de stoffelijke bijstand van
kleine en grote giften...". - Deze retraites brachten steeds overvloedige
vruchten voort, zodat hij in 1882 kon zeggen: "Indien ik de congregatie
van de Dochters van Maria, Hulp der Christenen, niet opgericht had, dan
zou ik ze alleen al om zoveel goed te verkrijgen, willen oprichten."

30.9 Page 299

▲back to top


- XV/295 -
Onder de retraitanten was er de nog zeer jonge Eulalia Bosco,
achternicht van Don Bosco, dochter van Francesco, de zoon van zijn broer
Giuseppe. Pas had hij ze gezien of hij zei haar: - "Je zuster Maria ver-
langde dit jaar als postulante binnen te treden; maar de Madonna wil ze
bij haar in het paradijs en in haar plaats wil zij jou hier." — Het meis-
je was hierdoor van haar stuk gebracht en antwoordde: - "Neen, neen, mijn
zuster is beter en ik wil geen zuster worden." Haar zuster stierf werke-
lijk en de kleine Eulalia was na een jaar opnieuw daar om zuster te wor-
den. Ze leeft nog (1933), was inspectrice te Rome en maakt sinds ver-
scheidene jaren deel uit van het Hoofdkapittel.
Terwijl Don Bosco bij de retraitanten en bij de zusters was, ge-
bruikte hij de enkele vrije ogenblikken voor een nieuwe bewerking van
de Giovane Provveduto om er sommige zaken aan toe te voegen die hij
noodzakelijk of opportuun achtte. Naar aanleiding hiervan schreef hij
aan zijn secretaris:
"
Beste Don Berto,
"
"
Wanneer je naar hier komt, zorg er dan voor de andere
" schriften van de oude Giovane Provveduto met je mee te nemen, om-
" dat ik de schriften meegenomen heb die volgen op diegene, die ik
" al gelezen heb. Wees braaf. Zorg voor jou en voor al onze boon-
" jes (1) en voor de druiven. Tot ziens en bid voor mij die voor
" jou in Jezus Christus ben
"
je toegenegen vriend
" Nizza Monferrato 8.8.1881.
Priester Gio. Bosco.
Op 8 augustus had hij eveneens een genoegen willen doen aan een
van zijn oud-leerlingen die te Nizza Monferrato een katholieke arbeiders-
vereniging gesticht had. Indachtig, de vleiende woorden die Don Bosco had
uitgesproken op zijn naamdag,(2) dacht hij eraan van de gelegenheid ge-
bruik te maken om hem eer te bewijzen en tevens goed te doen aan de leden
van de vereniging. In verstandhouding met de ere-voorzitter, graaf Cesare
Balbo, riep hij de leden van de vereniging samen voor een plechtig feest,
dat vereerd werd door de tegenwoordigheid van de pastoors en van andere
geestelijken en voorgezeten werd door Don Bosco. Don Berto las er een
ruim uitgewerkte toespraak voor, terwijl vóór hem en na hem verscheidene
personen het woord voerden. In zijn dankwoord ontroerde Don Bosco de toe-
hoorders door eraan te herinneren dat hij steeds de vriend van de arbei-
der geweest was.(3) Vier dagen later, op het punt Nizza Monferrato te
(1) Cfr. boekdeel XIII, blz. 870.
(2) Cfr. hiervoor blz. 175.
(3) Boll. Sal., september 1881.

30.10 Page 300

▲back to top


- XV/296 -
verlaten, richtte hij nogmaals een fijnzinnige gedachte tot de leden en
tot hun voorzitter en schreef hij aan deze laatste:
"
Beste Carlo Brovia,
"
"
Gisteren had ik elk lid van de katholieke arbeidersvereni-
" ging waarvan je de lofwaardige voorzitter bent willen bedanken.
" Daartoe ontbrak mij de tijd en de mogelijkheid. Jij zult daarom
" mijn rol vervullen en zult zeggen dat ik een grote troost geno-
" ten heb en dat ik onuitwisbaar in mij zal behouden de gedachte-
" nis aan dat avondfeest dat men een christelijk-sociaal feest mag
" noemen. God moge hun aantal vermeerderen.
"
God zegene jou en de hele vereniging. Bied mijn nederige
" hulde aan graaf Balbo aan en bid ook voor hen die steeds voor
" jou in Jezus Christus zijn zal
"
je toegenegen vriend,
" Nizza Monferrato, 12 augustus 1881.
Priester Gio. Bosco.
Met deze bezorgdheid wou Don Bosco eveneens het huis van de zus-
ters met welwillende personen omringen, des te meer omdat niet allen in
de stad ze met een goed oog bekeken, zoals we al bij gelegenheid vertel-
den.
In oktober begaf de nieuwe Algemene Overste zich naar Rome. Don
Bosco had Don Cagliero naar Sicilië gestuurd om er de salesianen en de
dochters van Maria, Hulp der Christenen, te bezoeken en voor hen de re-
traite te preken; maar hij had zich eerst wat te Rome opgehouden en het
huis van Magliano bezocht. Toen het tijd was de reis voort te zetten,
bracht moeder Daghero enkele zusters bij hem, om ze te begeleiden naar
Trecastagni en ze te helpen bij het begin van deze stichting.
Het was een plechtige gelegenheid. Een talrijke groep Italiaanse
bedevaartgangers kwam toegestroomd aan de voeten van Leo XIII als een
akte van protest en eerherstel wegens een recente zeer zware belediging
tegen de plaatsvervanger van Jezus Christus. In de nacht van 13 juli, bij
het overbrengen van het lijk van Pius IX van het Vaticaan naar de plaats,
die door hem gekozen was als begraafplaats, werd de stoet door dolle man-
nen aangevallen. Zij waren door de sektariërs betaald, probeerden nutte-
loos met alle middelen de stoet uiteen te drijven en in hun duivelse woe-
de dreigden zij ermee de gewijde overblijfsels van de grote paus in de
Tiber te werpen. De verontwaardiging over deze wandaad kreeg een weer-
klank in alle delen van de wereld, maar vooral van het ene uiteinde van
Italië tot het andere. Op 16 oktober juichten geestdriftig ongeveer twin-
tigduizend Italiaanse bedevaartgangers, die bijeengekomen waren in de
basiliek van de Prins der Apostelen, de opvolger van Sint-Petrus toe; de
volgende ochtend was er een ontvangst in de loggia's van het Vaticaan

31 Pages 301-310

▲back to top


31.1 Page 301

▲back to top


- XV/297 -
waar de bedevaartgangers, ingedeeld volgens de streek, bijeenkwamen om op
de paus te wachten. Moeder Daghero en de zusters schaarden zich bij de
groep uit Piëmonte zoals ook Don Cagliero en de andere salesianen deden.
Nooit hadden ze zich een zo grootse betoging kunnen voorstellen,
vooral toen de Heilige Vader met een indrukwekkende stoet van prelaten
zijn omgang begon. Ze zagen dan met hoeveel minzaamheid Leo XIII staan
bleef om de namen te vernemen van de salesianen. Hij sprak eerst met de
clericus Eusebio Calvi (1) en nadien met Don Cagliero.(2) Ze hoorden van
de verheven lippen van de paus de woorden: "Don Bosco is een heilige." -
De vrouwen werden dan eveneens voorgesteld aan Zijn Heiligheid, die, toen
hij vernam dat ze de zusters van Don Bosco waren, zei: - "Oh! goed, goed!
Hoeveel huizen hebt u? Waar hebt u ze?" - Moeder Daghero, die daar neer-
geknield zat, was zo bewogen en verward dat ze geen woorden vond om te
antwoorden; maar Don Cagliero kwam haar te hulp. Toen de paus hoorde dat
zij ook in de republiek Argentinië, in Uruguay en in Patagonië waren,
riep hij uit: - "Oh! wat een flinke zusters! Tot in Patagonië! Moge God u
allen zegenen, vrouwen en mannen, moge Hij uw overste en al uw huizen ze-
genen!"-
Het jaar 1881 werd besloten met een mooi geschenk van de hemel aan
de dochters van Maria, Hulp der Christenen. Op de laatste dag van decem-
ber had Don Bosco een droom over hun instituut, die hij aan Don Lemoyne
vertelde, en zoals hij dit placht te doen voor alles wat zijn eerbied-
waardige persoon betrof, noteerde hij hem direct. Bij het uiteenzetten
hiervan zullen wij zijn nota's volgen.
Het scheen Don Bosco toe dat hij kastanjes aan het rapen was in
een kastanjebosje in de buurt van Castelnuovo. Er lagen er vele en mooie
en dikke over het grasland verspreid. Terwijl hij op niets anders acht
sloeg, verscheen daar een vrouw die nader kwam, eveneens kastanjes op-
raapte en ze in een korf legde. Don Bosco nam het kwalijk op dat zij zo
vrij kastanjes kwam rapen op andermans terrein. Hij sprak haar aan en
vroeg haar: - "Met welk recht bent u hier gekomen? Ik begrijp niet hoe u
het waagt op mijn terrein kastanjes te komen rapen."
"Welnu dan", antwoordde ze hem. "Heb ik dit recht niet?"
"Het schijnt me toe dat ik hier de baas ben en dat deze van mij
zijn."
- "Dat kan zijn, maar ik raap ook kastanjes voor jou."
De vrouw sprak op een zo besliste toon zonder zelfs op te houden met ra-
pen. Don Bosco dacht dat het beter was niet aan te dringen en ging zelf
ook voort met rapen. Wanneer ze dan beiden hun korven gevuld hadden, riep
de vrouw Don Bosco en vroeg hem: - "Weet jij hoeveel kastanjes hierin
zijn?"
"Het is wel een vreemde vraag die u mij stelt!"
"Antwoord maar. Weet jij hoeveel erin zijn?"

31.2 Page 302

▲back to top


- XV/298 -
- "Ik weet dat zeker niet, ik ben helemaal geen profeet, ik!"
- "Dan zal ik het je zeggen."
- "Welnu, hoeveel zijn er?"
- "Vijfhonderd en vier."
- "Vijfhonderd en vier?"
- "Juist. En weet je wat deze kastanjes voorstellen?"
- "Wat dan?"
- "De huizen van de dochters van Maria, Hulp der Christenen. Dat
zal het getal zijn van de huizen gesticht door je dochters."
Terwijl ze aldus aan het praten waren, ontstond er een lawaai van mannen
die in woede ontstoken waren. Hun stemmen leken op die van dronkelappen.
Men hoorde dat de schreeuwers tussen de bomen vooruitkwamen. Verschrikt
vluchtte Don Bosco weg en de vrouw liep hem achterna, tot ze bleven staan
aan een oever van een rivier. Vooruitgaan konden ze niet en aan terugke-
ren viel niet eens te denken. Don Bosco zat in de nesten. Intussen kwamen
de anderen al razend en tierend nader en vertrapten woedend de kastanjes
die nog op de grond lagen.
Hierbij geeft Don Lemoyne als commentaar: "Misschien waren het de
roepingen die wegens de oorlog tegen de huizen van onze zusters gevoerd,
niet ingetreden waren of liever het lot van hen die te midden van de we-
reld blijven." Bij al dit geraas werd Don Bosco wakker; maar kort nadien
viel hij weer in slaap en begon opnieuw te dromen. Het scheen hem dat hij
aan de boord van een oever zat. Op korte afstand zat eveneens de vrouw
met haar korf vol kastanjes. In de verte weerklonken nog altijd de kreten
van die woestelingen. Het scheen dat ze weggingen en achter een heuvel
trokken; maar dat duurde niet lang.
Don Bosco hield het oog gericht op de kastanjes, die werkelijk mooi
en dik waren. Maar toen hij ze beter bekeek, bemerkte hij dat verscheide-
ne door een worm waren aangevreten.
"Oh! kijk", zei hij aan de vrouw... wat zullen we met deze doen
die door de wormen aangevreten zijn?"
"Men dient ze te verwijderen, zoniet zullen ze de gezonde be-
derven... Men dient deze dochters weg te zenden die niet goed zijn en de
geest van het huis niet hebben, omdat de worm van de hoogmoed of van an-
dere ondeugden aan hen knaagt en dit vooral wanneer het om postulanten
gaat."
Don Lemoyne geeft als commentaar: "De kastanjes in de tweede droom
stellen de dochters van Maria, Hulp der Christenen, voor."
Don Bosco ging er mee voort de kastanjes te bekijken en kwam tot
de bevinding dat het aantal van de bedorven kastanjes niet zo groot was
en hij deed dat aan de vrouw opmerken. Daarop zei deze: - "Geloof je

31.3 Page 303

▲back to top


- XV/299 -
dat de overblijvende allemaal goed zijn? Zouden er geen bij zijn met de
worm binnenin, zonder dat men het van buiten merkt?"
"Maar wat zullen we dan doen om ze te ontdekken?"
"Ja, dat is wel moeilijk. Sommigen kunnen zo goed veinzen dat
men er niet toe komt ze te kennen."
"En dan?"
"Kijk, er is een enkel middel. Zet ze op de proef van de regel
en houd ze in het oog. Zo zal je zien wie wel en wie niet Gods geest be-
zit. Dit is een proef waardoor een aandachtig waarnemer zich moeilijk
vergist."
Don Bosco dacht erover na en bekeek de kastanjes tot hij onver-
wacht wakker werd. De dageraad brak aan.
Hij zei aan Don Lemoyne dat deze droom tijdens een hele week te-
rugkeerde. Het was voldoende dat hij insliep of dadelijk verscheen voor
hem het tafereel van de vrouw en de kastanjes. Eens sprak de vrouw hem
aldus aan: "Let op de rotte en op de lege kastanjes. Doe de proef en leg
ze in het water in de ketel. Het bewijs ligt in de gehoorzaamheid... Laat
ze koken. Wanneer men op de rotte met de vingers knijpt, dan laten ze da-
delijk het lelijke vocht, dat erin zit, naar buiten spuiten. Werp ze weg.
De ijdele of lege drijven boven. Onder de andere willen ze niet blijven,
maar ze willen op een of andere manier boven drijven. Neem ze met de
schuimspaan en smijt ze weg. Let er ook op dat de goede niet zo dadelijk
kunnen gekuist worden, als ze gekookt zijn. Men dient ze eerst van de
bolster en dan van de pel te ontdoen. Ze zullen je dan uiterst blank
voorkomen, en toch dien je ze goed te bekijken, want er zijn dubbele bij.
Doe ze open en in het midden zal je dan nog een pel vinden en daarin zit
er iets bitter."
Men kan zich geen passender parabel voorstellen om de verschil-
lende kwaliteiten van personen, die samen in een klooster wonen, voor te
stellen en hoe moeilijk het soms is de grond van zekere harten, die ook
wel goed zijn, te peilen.

31.4 Page 304

▲back to top


- XV/300 -
H O O F D S T U K XII.
INWIJDING VAN DE KERK VAN SINT-JAN DE EVANGELIST.
In zijn brief van januari 1882 aan de medewerkers bracht Don Bosco
als volgt verslag uit over de kerk van Sint-Jan de Evangelist: "Men mag
zeggen dat dit gewijde gedenkteken dat de medewerkers en de medewerksters
opbouwen tot aandenken van de grote opperherder Pius IX, onze verheven
weldoener, voltooid is. De schilders en decoratieschilders hebben al het
koor, de middenbeuk, de twee zijbeuken en de zijmuren geschilderd en over
weinige dagen zullen ze de laatste penseeltrek geven. De marmervloer is
geplaatst en in de toren hangen de vijf klokken die met hun welluidende
klank de mensen van Turijn naar de heilige plaats zullen roepen. Thans is
men bezig met het plaatsen van de altaren en biechtstoelen, deuren en
banken. Ridder Bernasconi van Varese, een beroemde orgelbouwer, werkt aan
de bouw van het orgel en zal er een plaatsen dat zijn naam eer zal aan-
doen en dat een waardige versiering van onze kerk zal zijn."(1) Laat ons
een blik werpen in het binnenste van de tempel en voet voor voet de aan-
duidingen volgen ons hier door Don Bosco gegeven; daarna zullen wij spre-
ken over de klokken en het orgel.
Het "koor" van Don Bosco is de absis met het priesterkoor. De
schilderijen in de absis stellen het tafereel van Calvarie voor als Je-
zus vanaf zijn kruis tot Maria zegt: "Vrouw, ziedaar uw zoon" en tot Jo-
hannes: "Ziedaar uw moeder." De groep vrome vrouwen staat aan de voet van
het kruis. Aan de andere zijde staat een rei engelen, die in aanbidding
en vol droefheid het schouwspel bijwonen. Eén van hen komt nader om aan
de Verlosser de kelk van het Lijden toe te reiken. Het schilderij, uitge-
voerd als een Byzantijns mozaïek, is het werk van een schilder van Tu-
rijn, Enrico Reffo. Reffo schilderde eveneens de zijwanden van het pries-
terkoor en beeldde een liefdadig feit uit van Sint-Jan, verhaald door
oude kerkelijke historici. Op het eerste fresco, aan de kant van het
evangelie, vertrouwt de apostel in aanwezigheid van gelovigen, vol eer-
bied voor zijn eerbiedwaardige persoon, aan de bisschop van Smyrna een
jongetje toe om het op te leiden in het heiligdom. In het schilderij zien
wij vooraan Sint-Jan op een steile plaats, waar hij de arme jongen, die
bedorven was geraakt en aan het hoofd stond van een bende rovers, aan

31.5 Page 305

▲back to top


- XV/301 -
zijn boezem drukt. In de twee taferelen was het de bedoeling van de
schilder te wijzen op het voorbehoedende en reddende werk van Don Bosco
ten voordele van de jeugd. In het priesterkoor zijn er naast deze twee
verhalen twee groepen van engelen, een werk van Giuseppe Rollini, oud-
leerling van het Oratorio, die een hymne van lof en van zegepraal aan-
heffen tot het Lam Gods, dat de zegels verbreekt die het boek sluiten
van de toekomstige bestemmingen die de Kerk te wachten staan, zoals Sint-
Jan verhaalt in zijn apocalypsis.
Het schip van de kerk wordt onderverdeeld in drie beuken. Op de
wanden van de middenbeuk glanzen in zeven medaillons de zeven bisschop-
pen van het Azië van de proconsuls, vermeld in de apocalypsis van Sint-
Jan. Ze werden geschilderd door Reffo. Twee andere medaillons versieren
de wanden op het einde van de zijbeuken boven hun respectieve deur. Daar-
in stelde professor Salvino Caneparo van de koninklijke Albertina-acade-
mie rechts Sint-Alphonsus Maria de'Liguori en links de H. Franciscus van
Sales voor, twee heiligen, die door Pius IX tot kerkleraars uitgeroepen
waren. Deze twee beuken lopen voort rond de abscis en vormen een gemakke-
lijke wandelgang die het mogelijk maakt rond het hoofdaltaar te gaan zon-
der de diensten te storen.
Door tien hoge vensters en zes grootse rozetten komt in de kerk
een gedempt licht binnen. De vensters met hun gekleurde glas laten enkel
genoeg licht door om de godsdienstige ingetogenheid te begunstigen. De
vijf rozetten onder het half rondgewelf van de abscis omlijsten de figu-
ren van Sint-Jan de Evangelist, Sint-Jacob, Sint-Andreas, Sint-Pieter en
Sint-Paulus, die op glas geschilderd zijn.
Zes zijaltaren, waarvan twee opvallend zijn en toegewijd aan de
Onbevlekte en aan Sint-Jozef, hebben iconen van verschillende meesters,
die zich door hun kenmerkende waarde onderscheiden. Het hoofdaltaar met
oostelijke richting heeft een dubbele tafel en een prachtig tabernakel.
Het wordt omringd door een brede balustrade in Satrio-steen met vier
mooie toegangshekkens.
De marmeren vloer in Pompejaans mozaïek heeft zijn eigen kleine
geschiedenis. In het bestek was hiervoor een uitgave van 9.000 lires
voorzien. Eens ontmoette Don Bosco te Sampierdarena de heer Repetto die
in Lavagna Ligure een marmergroeve bezat en begroette hem met de titel
van ridder.
"Houd me niet voor de gek, Don Bosco", antwoordde deze, "ik ben
geen ridder, "maar een eenvoudige handelsman die zijn zaken doet zoals
hij kan."
"En toch zou een persoon als u een eretitel moeten hebben, die
hem, zoals zovelen van uw gelijke, eerbiedwaardiger zou maken tegenover
zijn ondergeschikten, de personen die met hem betrekkingen hebben en de
maatschappij. Meent u dat ook niet?"
"Zeker, het zou me niet onaangenaam zijn."

31.6 Page 306

▲back to top


- XV/302 -
- "Welnu, luister. U hebt de onderneming van de bevloering voor
de kerk van Sint-Jan op u genomen? Zou u mij dit werk niet kosteloos kun-
nen doen, zodat ik van die kommer bevrijd ben? Het zou een goed werk zijn
in de ogen van God. Van mijn kant neem ik de verplichting op mij u een
ridderkruis te bezorgen."
- "Dat zou wel kunnen gaan", antwoordde de heer.
- "Dat is dus afgesproken", besloot Don Bosco.
Toen echter puntje bij paaltje kwam, dacht Repetto dat het toch
teveel was negenduizend lires weg te gooien voor een ereteken. Hij liet
zijn aarzeling blijken aan Don Sala, die hem aanspoorde te doen wat Don
Bosco wenste en hem zei dat de edelmoedigheid tegenover Don Bosco steeds
geluk had gebracht. En de heer Repetto deed inderdaad de bevloering, ont-
ving het ridderkruis en kort nadien ontving hij door de bemiddeling van
het Oratorio de opdracht voor een gedenkteken aan Mgr. Vera in de kathe-
draal van Montevideo, waaraan hij een mooie stuiver verdiende.(1)
Met de grote ingangspoort is Turijn een nieuw kunstwerk rijker ge-
worden. Ze is in notenhout met bas reliëfs in brons. Het plan is van pro-
fessor Boïdi en een gedachte van Don Bosco werd er in uitgedrukt; hij
wilde dat deze grote poort aan de mensen van Turijn ten eeuwigen dage er-
aan zou herinneren dat ze binnenkomen in een tempel, die een monument is
aan Pius IX. Op speciale manier vallen twee schilderijen op waarin twee
uiterst plechtige daden van deze paus worden voorgesteld, namelijk de de-
finitie van het dogma van de Onbevlekte Ontvangenis van de Heilige Maagd
en de uitroeping van Sint-Jozef tot universeel patroon van de Kerk. Op
de eerste schilderij treffen we een bijzonderheid aan, die verdient geno-
teerd te worden. Vóór de paus staat in dalmatiek, in de nederige houding,
met een open boek in zijn handen een prelaat. Op suggestie van Don Bosco
gaf de kunstenaar hem het aangezicht van de onversaagde Mgr. Luigi Fran-
soni, die in 1854 het jaar van de definitie, aartsbisschop van Turijn
was. Van dat alles werden de onkosten gedragen door de oud-leerling Don
Anfossi, die, wees geworden op dertienjarige leeftijd en door Don Bosco
in het Oratorio opgenomen, hierdoor getuigenis aflegde van zijn onvergan-
kelijke dankbaarheid tegenover zijn opvoeder en vader.
Voor wie van de corso Vittorio Emanuele II komt en naar de kerk
kijkt valt de majestueuze voorgevel op met de klokkentoren in het midden.
In het timpaan van de deur beeldt een uitgelezen mozaïek de Goddelijke
Zaligmaker uit op een katheder gezeten met het opschrift: Ego sum via,
veritas et vita uit het Evangelie van Sint-Jan. Op de zijkanten staat
een Alpha en een Omega, zoals Sint-Jan hem driemaal noemt in de apocalyps
om aan te duiden dat Hij het begin en het einde van alles is. Hogerop,
(1) Wij bezitten de minuut van de brief die Don Bosco schreef aan de Minister van Binnen-
landse Zaken over de versiering.

31.7 Page 307

▲back to top


- XV/303 -
Hogerop, in het timpaan van het boventriforium stelt een ander verbazend
mooi mozaïek de apotheose van Sint-Jan voor in zijn triomfale vaart naar
de hemel gesteund door de arend, het symbool dat hem door de heilige va-
ders werd toegekend.
Don Bosco schijnt met bijzonder genoegen in zijn brief de klokken
te vermelden. De wijding van de klokken werd een gebeurtenis. Hun blij
gelui verheugde de bevolking uit de buurt en verbrak eindelijk het doffe
zwijgen rond de naburige tempel van de Waldenzen. Vijf bronzen klokken
werden in de sierlijke klokkentoren gehesen op 1 december 1881. De cere-
monie van de wijding werd zorgzaam voorbereid en plechtig uitgevoerd door
kanunnik Berardi, algemeen pro-vicaris van het aartsbisdom en verliep in
de nog niet voltooide kerk, in de tegenwoordigheid van talrijke weldoe-
ners en vrienden, aan wie Don Bosco een persoonlijke uitnodiging ge-
stuurd had en te midden van een grote menigte van gelovigen. Een motet
eveneens begeleid door het feestelijke gelui van de klokken, die een er-
varen persoon op tijd liet trillen en overeenstemming met de muzieknoten
bij middel van een speciaal klavier, had werkelijk een nieuw en wonder-
lijk uitwerksel. Ze waren gegoten geworden door de heer Bizzozero van Va-
rese, die ze aldus gestemd had dat ze een harmonieus concert in mi-mol
konden geven. Van de opschriften erin gegrift halen wij alleen dit van de
grote klok aan: Centenis domibus Salesianis Ital. Gall. Hispan. Americ.
divinum opem ploro (Ik roep de goddelijke hulp af voor de honderd sale-
siaanse huizen van Italië, Frankrijk, Spanje en Amerika).
Men had een ijzeren hekken nodig om het heiligdom af te sluiten
langs de Corso Vittorio, tussen het tehuis aan een kant en een "palazzo"
aan de andere kant. Mgr. Gastaldi bood er een aan. De kanunniken van de
metropolitane kerk hadden er een laten maken om voor de kathedraal te
plaatsen maar het gemeentebestuur weigerde toelating te verlenen. Dan
werd het aangeboden aan de nieuwe kerk van San Secondo, maar het werd
geweigerd omdat het niet de gepaste stijl had. "Ik bied u dit aan",
schreef Monseigneur op 21 februari 1882 aan Don Rua, met de hoop over
dit aartsbisdom steeds meer de bescherming van deze heilige te trekken
en als bewijs zowel van mijn welwillendheid ten opzichte van de congre-
gatie van de salesianen, ondanks het tegendeel dat hierover in de pers
gepubliceerd wordt als van mijn levendig verlangen dat deze congregatie
met de huidige opvolger van Sint Maximus alle betrekkingen zou onderhou-
den die door de regels van het evangelie en van de Kerk geëist worden
en die al de kloostercongregaties tegenover het hoofd van hun diocees
behoren te bewaren." Men was genoodzaakt dit onder bedanking te weigeren
omdat het hekken te hoog was; en om het te kunnen aanpassen moest men op
zijn minst zoveel uitgeven als er nodig was om een nieuw hekken aan te
schaffen.
Een mooie versiering van de kerk van Sint-Jan de Evangelist is
het marmeren standbeeld van Pius IX dat zich op een voetstuk verheft
rechts bij het binnenkomen. De paus heft zijn rechterhand op voor het
schenken van de zegen, terwijl hij met de linkerhand het decreet van

31.8 Page 308

▲back to top


- XV/304 -
goedkeuring van de vrome salesiaanse sociëteit aanreikt. Hij is gekleed
in de pauselijke gewaden en draagt de tiara op het hoofd. Zijn blik
straalt van liefde en zijn glimlach is die van een engel. Alleen de
spraak van zijn lippen ontbreekt opdat de illusie volkomen zou zijn. Het
is het werk van beeldhouwer Francesco Confalonieri van Barzago in Brian-
za. Het Latijnse opschrift herinnert eraan dat de tempel opgericht werd
als een gedenkteken aan de grote paus.(1)
Het standbeeld werd op 25 april 1882 op zijn voetstuk geplaatst.
In een holte werd een herdenkingsperkament geplaatst met de handtekening
van verscheidene illustere personaliteiten. Namens Don Bosco, die te Ro-
me was, ondertekende Don Bonetti als zijn vertegenwoordiger. In het pro-
cesverbaal dat de ondertekeningen voorafging dient volgende zin geno-
teerd te worden: "Het was wenselijk geweest deze plaatsing met een speci-
ale plechtigheid op te luisteren, maar redenen van grote voorzichtigheid,
die de nakomelingen later op prijs zullen stellen, raadden aan dit in de-
ze dagen niet te doen." Deze woorden waren voor de nakomelingen de droeve
weergalm van een gebeurtenis, die het hart van de brave mensen van Turijn
met smart vervulde.
De feiten waren pas gebeurd. Op de ochtend van 11 april had Mgr.
Fissore, aartsbisschop van Vercelli, de kerk van San Secondo gewijd. Het
was een daad van edelmoedigheid het verleden te vergeten en de jongens
van het Oratorio te sturen om als eersten hun muzieknoten te laten weer-
klinken onder de gewelven van de nieuwe tempel en met hun muziekkorps
een concert te geven op het plein na de avonddiensten.(2) Don Bosco ver-
(1) Hier gaat het opschrift opgesteld door Don Francecia:
PIO IX . PONTIF. MAX .
Qui templum hoc extruendum
Honori S.Ioannis AP.Evang.
Consilio re fovit
Ipsoqie nomine sibi ad sacrum fontem imposito
Vocari lubens annuit
Sodales Salesiani iisque adpellati cooperatores
Auctoritate illius rite comprohati
Una altera liberalitate aucti
Obsequii amoris grati animi monumentum
In sua vissimum eumdemque munificum parentem
Laetitia gestientes exstare voluerunt
An. MDCCCLXXXII
(Aan Pius IX, opperherder die de oprichting van deze tempel - ter ere van Sint Jan,
apostel evangelist - door zijn raad en door zijn daad, bevorderd heeft en gaarne
toegestaan heeft dat hij met zijn doopnaam wordt genoemd - de salesiaanse leden en
hun medewerkers door hem canoniek goedgekeurd - en meer dan eens in ruime mate door
hem geholpen - vereeuwigen juichend hun liefde, hulde en dankbaarheid tegen over een
zo zachte en edelmoedige Vader door dit monument – in het jaar 1882).
(2) Don Berto schreef vanuit Rome: "Nu men ziet dat onze jonge zangers en hun muziekkorps
zich aansluiten bij de onderneming van de aartsbisschop, doet ons dat op dit ogenblik
veel kwaad, omdat de mensen, die zich ver van hier bevinden, werkelijk geloven dat
hij ons goedgunstig gezind is." (Brief aan Don Bonetti 17 april 1882).

31.9 Page 309

▲back to top


- XV/305 -
heugde zich zeker over het feit dat een nieuwe kerk waaraan hij zelf tien
jaar geleden de hand had gelegd toegewijd werd aan de Heer en opengesteld
voor het publiek. Maar de vijand van het goede verheugde zich niet. We
hebben verhaald hoe de bouw van de kerk gedurende vele jaren onderbroken
werd en opnieuw aangevat werd in het jaar 1878, met de bedoeling dat ook
deze kerk een monument zou zijn aan de gedachtenis van Pius IX.(1)
Om dit inzicht aan de nakomelingen mee te delen, had men op het
geveldak een borstbeeld geplaatst van de overleden opperherder, met een
opschrift dat op de zenuwen werkte van de sektariërs. Op aansporing van
de vrijmetselarij en haar groot orgaan de Gazzetta del Popolo braken on-
lusten uit, waarbij onwaardige daden gepleegd werden die ook barbaarse
volkeren zouden schandvlekken.(2) Het borstbeeld en het opschrift werden
verwijderd te midden van de spotternijen en onder het werpen van projec-
tielen van woedende mannen, die zonder gestoord te worden in hun uitspat-
tingen hun werk tot het einde konden voortzetten. Na dergelijke preceden-
ten zou het werkelijk niet voorzichtig zijn teveel ruchtbaarheid te geven
aan het plaatsen van het standbeeld van Pius IX. Het is zelfs verwonder-
lijk dat het eenvoudige feit van de plaatsing bijna onopgemerkt en zonder
schandalen is voorbijgegaan.
Er gebeurde toen een incident dat gelegenheid bood tot spirituele
gesprekken. Juist op het ogenblik dat het arme borstbeeld van Pius IX van
de voorgevel van San Secondo werd neergelaten, kwam van het station de
wagen met het standbeeld van Pius IX bestemd voor de kerk van Sint-Jan de
Evangelist. Welnu, de coadjuteur Buzzetti die op zoek was naar mensen om
dit enorme gewicht te lossen, ontmoette er metsers die dit werk vol-
bracht hadden bij de kerk van San Secondo en gaf hun opdracht het stand-
beeld over te brengen naar het binnenste van de tempel. Aldus plaatsten
diezelfde handen, die een ogenblik tevoren het borstbeeld van de paus op
ene plaats hadden weggenomen, het standbeeld op een andere plaats en
juist op die plaats, waar zoveel tegenstand ontstaan was tegen die monu-
mentale hulde aan Pius IX.
Ook bij het plaatsen van het orgel, dat al drie maanden voltooid
was, behoorde men voorzichtig te werk te gaan. Het gebeurde dus op een
academische manier, alsof er een kunstfeest zou zijn op 3,4,5 en 6 juli
opdat het in alles en voor alles het uitzicht zou hebben van deze inhul-
diging, stond op de brief, die de aankondiging en het programma bevatte,
enkel de naam van de musicus Don Cagliero. En hiertoe beperkte Don Bosco
(1) Cfr. boekdeel XIII, blz. 577 en volgende.
(2) Om die tijden te leren kennen doet men er goed aan het manifest te lezen, toen
gepubliceerd door studenten door deze opruiers verleid.

31.10 Page 310

▲back to top


- XV/306 -
zich niet, maar hij deed eveneens beroep op een van die fijne zetten,
waarin hij een meester was. Na de zegepraal van deze woestelingen, die
door hun daden en woorden God aldus zo zwaar beledigd hadden in zijn
plaatsvervanger, hadden de katholieke kranten deze wilde euveldaad ge-
schandvlekt en zich laten overhalen tot een onvoorzichtige uitdaging aan
hun tegenstrevers: - "Wij zullen aanwezig zijn bij de inhuldiging van
het standbeeld van Pius IX in de kerk van Sint-Jan de evangelist. Kom er
naartoe, indien u er de moed toe hebt!" - En wij zullen er naartoe komen"
- hadden de andere in koor geantwoord. Werd er dus gedreigd met een
vuistgevecht? Zeker hadden de leden van de katholieke jeugd grote lust
op een of andere manier te tonen dat geen enkele vrees hen kon tegenhou-
den, wanneer het erom ging hun vaandel hoog te houden. Wat men dus verme-
den had bij het plaatsen van het standbeeld, zou kunnen gebeuren bij het
plaatsen van het orgel; maar Don Bosco wist ieder gevaar te voorkomen.
Voor de auditie kon men binnen komen met een persoonlijk biljet.(1) Hij
zond dus het uitnodigingsbiljet eveneens aan al de liberale bladen. De
directeurs waren voldaan over deze blijk van beleefdheid en beantwoordden
de uitnodiging. Noodzakerlijkerwijze zagen zij het standbeeld van Pius
IX; maar nu ze niets aantroffen dat op een uitdaging wees, spraken zij er
niet meer over. De Gazzetta di Torino (2) een krant, die minder onver-
zoenlijk was, hield zich zelfs niet tevreden met te zwijgen, maar pakte
uit met een artikel dat aldus begon: "Reeds drie dagen loopt de nieuwe
kerk die, als zovele andere, gebouwd werd door deze buitengewone man, de
Eerwaarde priester Don Bosco, niet meer leeg, tenzij in de tussenposen
wanneer haar prachtig orgel zwijgt. Heel de betere society van Turijn
geeft er zich rendez-vous zowel gedurende de eerste zitting die duurt van
negen uur tot 's middags als van de tweede zitting, die van drie tot zes
uur loopt."
Men dient er echter ook aan toe te voegen dat Don Bosco de zaken
gedaan had zoals hij alleen dat kon. Steeds magnifiek in zijn armoede
wanneer het ging om de praal van de goddelijke diensten, vooral in een
grote stad, was hij van bij het begin, niet zuinig geweest op het bestek,
zowel wat de afmetingen als wat de versieringen van het gewijde gebouw
betreft. In 1870 schreef architect graaf Edoardo Arborio Mella aan zijn
dochter:(3) "Don Bosco is hier bij mij geweest en wij zijn tot een ak-
koord geraakt. Hij verlangt een vrij brede kerk, met drie beuken en heel
mooi. We zullen dit dus bestuderen. Wat een enig mens! Toen hij mij een
gedachte gaf over de prijs, die mocht besteed worden en die gestemd was
door de administratie, voegde hij er met een benijdenswaardige gerist-
(1) Dit "persoonlijk toegangsbiljet" was een kaartje met de namen van de "Meesters die
het orgel bespeelden, de uurregeling en volgende nota: "Bij de ingang wordt een aal-
moes gevraagd voor de kosten van dit orgel."
(2) Nummer van 6 juli 1882.
(3) Gravin Adele di Rovasenda, moeder van markiezin Maria Terri, die het origineel van de
brief bezit en ons deze aanhaling toegelaten heeft.

32 Pages 311-320

▲back to top


32.1 Page 311

▲back to top


- XV/307 -
heid en vertrouwen aan toe: - "Maar het is beter de zaken goed te doen;
en indien u zou oordelen dat het ook het dubbele zou kosten van de bedra-
gen die voorzien zijn, dan zullen wij wel een middel vinden om u voldoe-
ning te schenken."- Hij verlangde dus van de bouwer een eersteklas orgel
en hij kreeg voor die tijd een meesterwerk dat geen mededingers te duch-
ten had. Om er meer waarde aan te geven deed hij beroep op befaamde kun-
stenaars uit Turijn en uit de vreemde, onder wie Petrali van Bergamo en
Galli van Milaan. Hij zelf liet zich maar zien op de vierde en laatste
dag. De Gazzetta gaf eerst een bondige beschrijving van de kerk, het
orgel en de organisten en besloot, juist zoals ze begonnen was, door
opnieuw over Don Bosco als volgt te spreken: "Gisterennamiddag is de
eerste auteur van al deze wonderlijke dingen, Don Bosco, verschenen in
het koor van de nieuwe tempel. Hij was omringd met vele andere priesters.
Hij zag er ernstig uit, maar was aangenaam in de omgang en sprak zeer
vriendelijk, tussen de opvoeringen in en op het einde ervan met de velen
die hem hun huldebetuiging brachten. Wanneer men hem ziet, begrijpt men
dat die man, zoals onze vrienden van over de Alpen zeggen quelqu'un is en
men dient werkelijk te erkennen dat wat hij gedaan heeft en nog doet ver-
bazend is!"
Het feest van het orgel was het voorspel op een veel grotere
plechtigheid. De kerk was thans in al haar delen voltooid. De architec-
tuur, de fresco's, de schilderijen, de versieringen, de bevloering, de
altaren, de deur, alles gaf de indruk van een echt monument, zodat bij
dit zicht de talrijke weldoeners zich over hun liefdadigheid verheugden.
Het was dus tijd om over te gaan tot de plechtige wijding.
Opdat het publiek zoveel mogelijk hieraan zou deelnemen, had Don
Bosco niet het laatste uur afgewacht om er zich mee bezig te houden. Al
op 10 januari hadden de voornaamste bewoners van de buurt van hem een
persoonlijke uitnodiging ontvangen voor een zeer speciale conferentie,
die hij op 14 januari hield in het gebouw dat aan de kerk paalde. Daarin
gaf hij een uiteenzetting over alles wat hij dacht te doen; dan wou hij
ook de mening vernemen van de aanwezigen over alles wat ze meenden te
kunnen bijdragen tot de goede afloop.(1)
De wijding had men willen doen op het einde van de maand mei.(2)
Don Bosco rekende niet op de komst van de aartsbisschop. Toen hij te
Rome was in april, deed hij enkele stappen om te bekomen dat een kardi-
naal deze plechtigheid zou komen volbrengen.(3) Bij deze poging, die wer-
kelijk iets ongehoords had, werd hij aangemoedigd door een inzicht dat
de kardinaal-vicaris het jaar tevoren had bekend gemaakt. Don Bosco zelf
(1) Bijv. Doc. 54.
(2) Brief van Don Bonetti aan Don Bosco, Turijn 12 april 1882.
(3) Aangehaalde brief en brief van Don Berto aan Don Bonetti, Rome 16 april 1882.

32.2 Page 312

▲back to top


- XV/308 -
zegt het ons in een brief aan Zijne Eminentie:(1) "Don Dalmazzo heeft mij
verheugend nieuws gegeven, namelijk dat Uwe Eminentie geneigd is te komen
om de kerk in te wijden van Sint-Jan de Apostel, waarvan de bouw bijna
voltooid is in onze stad ter ere van Pius IX. Ik neem dit ernstig op en
ik reken op U voor deze opzienbarende plechtigheid. Zij zal plaats hebben
op 6 mei 1882. Aanstaande winter zullen we persoonlijk in concreto vast-
leggen wat zal moeten gedaan worden volgens het verlangen van Uwe Eminen-
tie."
Het nieuws, dat Don Bosco zich met deze aangelegenheid bezig hield
lekte uit. Inderdaad werd Don Rua op 28 april zeer vertrouwelijk inge-
licht dat Monseigneur door bemiddeling van invloedrijke personen, die hij
naar Rome gestuurd had of ze er daar mee gelast had, geïntrigeerd had of
zou intrigeren om deze poging spaak te doen lopen.(2) Maar op het einde
van juni was er nog niets besloten. Don Dalmazzo gaf de volgende inlich-
tingen. "Voor de wijding van Sint-Jan zou kardinaal Nina slechts aan-
vaarden voor oktober; want hij zegt dat hij in die maand naar Turijn moet
komen, maar hij is geen bisschop en kan die dienst niet verrichten. Voor-
noemde kardinaal zegt echter dat deze dienst ofwel dient gedaan te worden
door de aartsbisschop van Turijn of thans niet mag gedaan worden om geen
nieuw wespennest te doen ontstaan."
Wat Don Bosco er eigenlijk toe bewoog een kardinaal te vragen,
blijkt niet duidelijk uit onze documenten. Maar in de loop van de proces-
sen heeft Don Turchi de verklaring afgelegd dat Don Bosco zelf hem ver-
teld had dat Mgr. Gastaldi de kerk niet wou wijden en niet toeliet dat
men een andere bisschop zou uitnodigen. Om een einde te stellen aan de
moeilijkheden tengevolge van dit uitstel, had hij aan de Heilige Stoel
geschreven. Deze had aan de aartsbisschop een aut aut gesteld: ofwel zou
hij zelf de kerk wijden ofwel zou een andere bisschop gestuurd worden.
Don Bosco dacht na over een raad die hem gegeven was door kardi-
naal Nina en koos een middenweg: de wijding van de kerk uitstellen tot de
tijden beter waren en, intussen, om de opening niet te verdagen, van de
bisschop de bevoegdheid bekomen ze zelf te zegenen. In deze zin schreef
hij begin juli:
"
Excellentie,
"
"
"
De werken aan de kerk van Sint-Jan de Evangelist gaan naar
" hun einde toe en daarom dringen de inwoners van die buurt sterk
(1) Sampierdarena, 24 september 1881. Omdat hij er niet op lette dat hij zich te Sam-
pierdarena bevond, zegt hij "in onze stad", alsof hij te Turijn was.

32.3 Page 313

▲back to top


- XV/309 -
" aan opdat het nieuwe gebouw zou geopend worden voor het publiek
" ten voordele van de godsdienst. Ik ben verheugd aan deze vrome
" verwachting voldoening te kunnen geven; maar rekening houdende met
" de tijd zou ik er mij toe beperken ze eenvoudig te zegenen terwijl
" de plechtige wijding tot een opportuner ogenblik zou gereserveerd
" worden.
"
Het schijnt dat de heilige canons het ermee eens zijn dat
" de overste van een congregatie die definitief door de Heilige
" Stoel goedgekeurd is de dienst mag verrichten van de zegening van
" een kerk, die die aan zijn instituut toebehoort. Indien echter Uw
" Excellentie hieraan zou twijfelen, verzoek ik u uitdrukkelijk mij
" deze bevoegdheid te willen verlenen met de clausules door de ge-
" wijde riten vereist.
"
de nederige ondertekenaar
" Turijn, 5 juli 1882.
van deze uiteenzetting
"
Priester Gio. Bosco.
Er verliepen tweeëntwintig dagen eer er een enig antwoord kwam.
Daarom verzocht Don Bosco op 27 juli schriftelijk de kanselier van de
curie hem te laten weten of de aartsbisschop die sinds het begin van de
maand van Turijn afwezig was, enige regeling had getroffen voor zijn aan-
vraag; maar Don Bosco was niet op de hoogte van wat er achter de scher-
men gebeurd was en dat wij aan het licht kunnen brengen.
Daags eer de brief van 5 juli ter bestemming kwam, was Monseigneur
vertrokken voor het heiligdom van San Ignazio bij Lanzo, waar priesters
bijeengekomen waren voor de retraite. Daarom werd de brief van Don Bosco
geopend en in de curie gehouden. Kanunnik Colomiatti, of hij er ja dan
neen iets van afwist, schreef juist op 6 juli aan kardinaal Nina: "Mon-
seigneur is bereid zelf de nieuwe kerk van Sint-Jan de evangelist in te
wijden en aldus een mooi bewijs te geven van zijn goede wil jegens Don
Bosco. Ik verlang dat dit zou gebeuren; en omdat ik denk dat dit aange-
naam zal zijn aan Zijne Heiligheid, aan Uwe Eminentie en aan kardinaal
Jacobini, span ik mij hiervoor in en zal ik mij blijven inspannen."
Maar de advocaat-fiscaal voorzag een hinderpaal, omdat men zei dat
er onder de kerk een kapel en een theater waren. Daar men dit in de curie
wist, had Monseigneur op 3 maart aan de congregatie van de riten een
vraag gesteld om te weten of het geoorloofd was een kerk in te wijden,
wanneer er in haar ondergrond schouwspelen werden gegeven, zoals in een
theater, tot eerzaam vermaak van de jeugd. Op 4 mei was het antwoord ne-
gatief, omdat een kerk met haar ondergrond ingewijd wordt per modum
unius, namelijk als één geheel.(1) Om deze hindernis uit de weg te rui-
men, vroeg Colomiatti dat Zijne Eminentie aan Don Bosco zou zeggen dat
hij bij zijn aanvraag aan de aartsbisschop een verklaring zou geven dat
men geen gebruik zou maken van de ondergrond.
(1) Cfr. Boll. Sal. van juni 1882.

32.4 Page 314

▲back to top


- XV/310 -
Bij deze brief kwam een postscriptum. Hierin bevestigde Colomiat-
ti dat, toen hij op het punt stond zijn brief in een envelop te steken,
de provicaris-generaal die de brief van Don Bosco aan Monseigneur ont-
vangen had, zijn mening hierover kwam vragen. Hij stuurde er een kopie
van aan de kardinaal en gaf daarbij zijn commentaar met zijn uitleg: "Ik
noteer dat in deze brief de aanmatiging te lezen staat dat de overste van
het salesiaans instituut zou gelijk gesteld zijn met de oversten van de
kloosterorden of met de speciale geprivilegieerde congregaties, terwijl
voor het salesiaans instituut door de heilige congregatie van bisschop-
pen en regulieren op 13 januari 1875 beslist werd dat de voorwaarde opge-
legd aan ieder instituut met eenvoudige geloften (en dat is het salesi-
aans instituut), nl. dat, behalve het geval waarin de Heilige Stoel enig
privilege verleend heeft, deze instituten slechts ontheven zijn van of
niet-onderworpen zijn aan de jurisdictie van de ordinarii in alles wat
vervat is in de constituties die door de Heilire Stoel goedgekeurd zijn.
Welnu, noch in de salesiaanse constituties, noch in de breven aan de sa-
lesiaanse congregatie is er spraak van de bevoegdheid door Don Bosco in-
geroepen. Uwe Eminentie sta me dus toe te verzoeken mij zodra mogelijk te
willen zeggen welk antwoord ik aan Don Bosco moet geven, omdat ik verlang
de brief van Don Bosco niet aan Monseigneur mee te delen alvorens een
paar regels van u ontvangen te hebben. Ik meen dat Uwe Eminentie het met
mij in rechte eens zal zijn over de opmerking die ik gemaakt heb en ik
denk dat Uwe Eminentie er geen kwaad zal inzien dat ik de brief onmiddel-
lijk aan Uwe Eminentie meegedeeld heb, om met het juiste oordeel van Uwe
Eminentie hierover aan Monseigneur te kunnen schrijven en zo een kwestie
van de baan ruimen. In deze brief van Don Bosco komt naar voren het be-
ginsel dat de salesianen geleid heeft in hun strijd tegen de aartsbis-
schop."
Het was in deze dagen dat er tussen Don Bosco en de aartsbis-
schop brieven gewisseld werden over de inhoud van de Concordia die door
Leo XIII gewild werd. Don Bosco had gedaan wat hij moest doen, toen kar-
dinaal Nina hem op 26 juli zijn eigen mening meedeelde over de zaak van
de zegening en van de ondergrond. Na zich, eveneens namens de Paus, ver-
heugd te hebben omdat de opgelegde voorwaarden vervuld waren, had hij
harde woorden over de eerste aangelegenheid. Hij herinnerde hem aan zijn
eerste raad de aartsbisschop uit te nodigen om de wijding te doen en
voegde eraan toe: "Ik heb nadien de minuut gezien van de brief, die u aan
de prelaat over deze zaak gericht hebt; hij schijnt me niet aan het doel
te beantwoorden omdat er een twijfel mee verbonden is en hij een ontwij-
kend antwoord inhoudt. Wij dienen echter in onze daden duidelijk en op-
recht te zijn." Misschien had Zijne Eminentie meer acht gegeven op het
commentaar van Colomiatti dan op de tekst van Don Bosco. Het ontbreken
van oprechtheid zou dan bestaan hebben in het feit dat hij zijn twijfel
of de aartsbisschop zelf de kerk wou wijden, zou verborgen hebben, en in
het verdoezelen van zijn bedoeling het zonder hem te stellen door de uit-
weg van de eenvoudige zegening. Maar de twee feiten door Don Bosco aange-
voerd stonden vast, namelijk dat men zodra mogelijk dienst moest kunnen
verrichten in de kerk en dat het opportuun was de tegenstanders niet in

32.5 Page 315

▲back to top


- XV/311 -
beroering te brengen door de plechtigheid van een wijding die de woede
tegen de paus weer kon doen opflakkeren. Dat Don Bosco geen enkele bijbe-
doeling had wordt bevestigd door volgende regels, op 25 juli aan de kar-
dinaal gericht, die de opmerkingen van deze laatste gekruist hadden: "Ik
heb aan Mgr. de aartsbisschop een memorandum gestuurd over de zegening
van de kerk van Sint-Jan de apostel en tot heden toe heb ik nog geen en-
kel antwoord ontvangen. Ik heb iemand naar de curie van de aartsbisschop
ge- zonden om te vragen of hij een beschikking had genomen; maar er werd
mij niets geantwoord. Intussen doet het publiek zijn beklag over het uit-
stel en weet ik niet wat antwoorden." Over de juistheid van de kwestie
van canoniek recht, die door Colomiatti met een overvloed van woorden
opgeworpen werd, had Zijne Eminentie zich helemaal niet uitgesproken. Als
geleerde kenner van het kerkelijk recht wist hij zeker de meningen op
prijs te stellen van bevoegde lieden over een specifiek geval, ook na de
aangehaalde algemene beschikking.
Bleef dan nog de zaak van de ondergrond. Er bestond daar geen the-
aterpodium. De plaats was gevormd door een ruim parterre met een halfcir-
kelvormige galerij, die men beide voor alles kon aanwenden. Niet enkel
het Bollettino maar ook Don Bosco had deze uitleg verschaft aan de Unità
Cattolica om een "vergissing" recht te zetten, die verspreid werd na het
uitvaardigen van het Romeins decreet.
"
Aan de Heer Directeur van de "Unità Cattolica",
"
"
Ik doe een beroep op uw bekende hoofsheid om een vergissing
" te willen rechtzetten die ook thans nog verspreid wordt betreffen-
" de de kerk van Sint-Jan de evangelist waarover u zich gewaardigd
" hebt meermaals te spreken in uw verdienstelijke krant.
"
Op 21 mei jl. haalde u een antwoord aan van de heilige con-
" gregatie van de riten, krachtens welke men geen nieuwe kerk mag
" wijden, wanneer in haar ondergrond theater gespeeld wordt tot ver-
" maak van de jeugd. Daar op dit ogenblik enkel de kerk van Sint-Jan
" de evangelist zich in die toestand bevindt, vragen velen zich af
" of de vertraging van de inhuldiging voor de goddelijke diensten in
" het gewijde gebouw niet daaraan zou te wijten zijn, namelijk dat
" men er de kerkelijke diensten niet in verrichten kan, wegens het
" theater dat, naar men zegt zich onder de kerk bevindt. Daarom
" verklaar ik dat het gezagvolle antwoord op geen enkele manier be-
" trekking heeft op de kerk waarover we het hebben, omdat er in de
" ondergrond of in de donkere plaatsen van deze kerk zich niets an-
" ders bevindt dan:
"
1° Een kapel bestemd voor de catechismuslessen, het cele-
" breren van de heilige mis en andere gewijde diensten, die daar
" enkel voor de kinderen zullen gedaan worden, met het inzicht de
" andere diensten, die in de kerk plaats hebben ten voordele van
" deze zeer bevolkte buurt, rustiger te laten verlopen.
"
2° Het andere gedeelte van deze donkere plaatsen bestaat

32.6 Page 316

▲back to top


- XV/312 -
" uit een zaal ingericht om er de oudere kinderen bezig te houden
" en te onderrichten, het examen voor de catechismus af te nemen
" en ook de prijsuitdeling te doen, zoals men dit pleegt te doen
" aan hen die het verdienen. Uit dit alles blijkt dus duidelijk
" dat daar niet eens de schijn van een theater of van zaken is
" die kunnen betrekking hebben op dergelijke profane vermaken.
"
De vertraging dan van de verlangde diensten is enkel ver-
" oorzaakt door het feit dat sommige werken nog niet voltooid zijn.
" Ik dank u voor de gunst waarvan ik hoop dat u ze mij zult willen
" verlenen terwijl ik met dankbaarheid blijf
"
"
uw nederige dienaar
" Turijn, 21 juni 1882.
Priester Gio. Bosco.
De kardinaal-beschermheer die deze zaken kende gaf hierover aan
Don Bosco, steeds in zijn brief van 26 juli, een praktische suggestie.
"Indien u bereid bent", zei hij, "mijn advies op te volgen, hernieuw dan
de zaak bij Mgr. de aartsbisschop; én persoonlijk én schriftelijk zal ik
hem uitnodigen en hem ook verzoeken de wijding te willen doen. En daar
de ongegronde mening over het lokaal dat zich onder de kerk bevindt als-
of het een theater zou zijn, een zekere hinderpaal zou kunnen zijn, dient
u dit rechtstreeks te ontkennen en aan Monseigneur schriftelijk te ver-
klaren zoals dit al gezegd werd in het Bollettino Salesiano (1) dat dit
lokaal helemaal niet bestemd is voor het profane gebruik van een theater,
omdat dit zeker niet past bij deze gewijde plaats. Volg dus mijn sugges-
tie, die ook overeenstemt met de mening van de Heilige Vader en wees ver-
zekerd dat het voor uw goed zal zijn."
Zoals men daarna vernam (2) had de kardinaal aan Colomiatti enke-
le dagen tevoren geantwoord en zonder meer het bevel gegeven dat mon-
seigneur de kerk zou gaan inwijden. In verband met dit bevel was er een
brief gekomen van de aartsbisschop aan Don Bosco, geschreven op 26 juli
vanuit Forno Alpi Graie, waarin gezegd werd: "De zeer zware verplichting
die op mij weegt alle gevaar van onchristelijk geroddel van de baan te
ruimen vergt met nadruk dat ik, alleen ik, en niemand anders de nieuwe
kerk zou inwijden, die aan God toegewijd is onder de benaming van Sint-
Jan de evangelist en die door de gelovigen onder uw leiding te Turijn
gebouwd werd; daarom is dit dan ook mijn beslissing." Hij gaf dus enkele
beschikkingen over de voorbereidingen die dienden gedaan te worden. Maar
het herderlijke bezoek, dat al aangekondigd was aan de vallei van Lanzo
voor de verschillende parochies, liet zijn terugkeer naar Turijn niet toe
voor het einde van augustus.
(1) Aangehaalde nummers.
(2) Brief van Don Dalmazzo aan Don Bosco, Rome 25 oktober 1882.

32.7 Page 317

▲back to top


- XV/313 -
Nadat hij deze mededelingen ontvangen had meende Don Bosco er
goed aan te doen aan kardinaal Nina te schrijven: "Ik meen dat het aan
Uwe Eminentie niet onaangenaam zal zijn wanneer ik u bericht laat over
de zaken, waarover u zich gewaardigd hebt zoveel last op u te nemen. Ik
had aan monseigneur onze aartsbisschop geschreven dat ik, rekening hou-
dend met deze droeve tijden mij ertoe beperkte de eenvoudige zegening te
geven aan de kerk van Sint-Jan de evangelist. Na omstreeks een maand
heeft hij mij geantwoord dat hij zelf zou komen om de inwijding te doen.
Ik heb dit met dankbaarheid aanvaard; en wanneer niets de vreedzame in-
zichten komt verstoren dan zal het zo verlangde tijdperk van vrede aan-
breken. Er zijn de gebruikelijke moeilijkheden en wanneer de gelegenheid
zich voordoet dient hij ons harde zweepslagen toe in zijn gesprekken met
andere personen even-eens in de kranten bij middel van bijtende publica-
ties. Maar ik wil er niet op letten en ga zwijgend vooruit."
In een randnota van de brief van Monseigneur, schreef Don Bosco
voor wie het antwoord moest opstellen: "Alles wordt aanvaard, maar wij
stellen einde oktober voor." En in telegramstijl voegde hij hiervoor twee
redenen toe: einde augustus waren de priesters en de clerici nog in re-
traite en de jongens van het Oratorio nog in vakantie zodat het onmoge-
lijk zou zijn de ceremoniën en de zangen voor te bereiden. Anderzijds,
en dit werd eronder verstaan, zou men meer tijd laten verlopen over de
anti-klerikale beroeringen van het verleden en zou de dienst rustiger
verlopen. Zijne Excellentie wierp geen moeilijkheden op voor de maand
oktober. Alleen de dag moest nog vastgesteld worden. Hierover schreef
Don Bosco zelf aan de aartsbisschop vanuit Sampierdarena op 16 september.
"
Excellentie,
"
"
Terwijl ik hier te Sampierdarena ben voor een retraite,
" geef ik gevolg aan de stap door u gezet voor de inwijding van de
" kerk toegewijd aan Sint-Jan de evangelist. Indien het aan Uwe
" Excellentie niet teveel last veroorzaakt, zou het voor ons op-
" portuun zijn de dag van 28 oktober, een zaterdag, ofwel volgende
" zaterdag hiervoor vast te stellen. Misschien is het nog beter
" hiervoor 28 oktober te nemen omdat de studenten (1) dan nog
" niet hier zijn en wij dan beter beschermd zijn tegen sommige
" ongemakken die men dan zou kunnen vrezen. Alles echter zoals
" Uwe Excellentie zal behagen.
"
Wanneer de dag vastgesteld is, zal ik een plan opstel-
" len van wat men zou kunnen doen en dan zal ik het aan uw goed-
" vinden onderwerpen.
"
Indien u dit goed vindt zou u een paar woorden als ant-
" woord aan de drager van deze brief kunnen geven.
(1) Hij bedoelt hier de universiteitsstudenten.

32.8 Page 318

▲back to top


- XV/314 -
"
Ik verzoek u te willen geloven dat ik met de grootste ver-
" ering en dankbaarheid van Uwe Excellentie ben
"
"
de zeer verplichte dienaar,
" Sampierdarena, 16 september 1882.
Priester Gio. Bosco.
De voorgestelde datum bleek te worden aanvaard. Half oktober deel-
de Don Bosco in een mooie omzendbrief, in vele talen vertaald, zijn
blijdschap aan de salesiaanse medewerkers mee en nodigde ze uit ofwel
persoonlijk te komen of zich met hem in de geest te verenigen of tegen-
woordig te zijn door hun liefdadigheid.
"
Geachte Heer,
"
"
Met blijdschap kan ik u het troostende nieuws meedelen dat
" op 28 oktober de kerk van Sint-Jan, apostel en evangelist, opge-
" richt te Turijn door de zorgen en vooral door de liefdadigheid
" van de salesiaanse medewerkers en medewerksters, zal gewijd wor-
" den. Volgens het oordeel van aanzienlijke kunstenaars is de kerk
" door haar architectuur en door haar versiering, een van de vol-
" maaktste en sierlijkste gewijde monumenten die de stad van het
" Heilig Sacrament en van de H. Maagd verrijken. Thans is het onze
" plicht de Heer te bedanken, die ons op zovele wijzen geholpen
" heeft om de verschillende en talloze moeilijkheden die wij op
" onze weg ontmoetten bij het bouwen van deze tempel te zijner
" eer te overwinnen, en die in zijn barmhartige Voorzienigheid, via
" de raadgevingen, de kunst en het werk van zovele vrome en verdien-
" stelijke personen ons de middelen bezorgd heeft om in de onderne-
" ming te slagen.
"
Tegelijkertijd moeten wij Hem vragen dat Hij zich zou ge-
" waardigen de nieuwe kerk onder zijn almachtige bescherming te ne-
" men en een goedertieren en liefderijke blik te werpen op allen,
" die later hun hart zullen uitstorten voor zijn altaren, hun gees
" telijke en tijdelijke noden zullen uitdrukken en zijn machtige
" hulp zullen afsmeken.
"
Met dit doel en ook, opdat de wijding plechtiger zou zijn,
" is het mijn levendige wens dat onze medewerkers en medewerksters,
" niet alleen van Turijn maar van iedere stad of dorp er zouden aan
" deelnemen; maar daar het niet mogelijk is dat ze allen zouden ko-
" men, nodig ik ze uit zich met ons te verenigen op de manier, die
" aan ieder door zijn eigen hart wordt ingegeven.
"
Wanneer u of iemand van uw familie, indien het mogelijk is,
" persoonlijk wil komen, dan zult u hierbij de dienstregeling van
" de gewijde plechtigheden aantreffen, die plaats hebben binnen de
" acht dagen van de wijding.
"
Ik heb deze mededeling aan uw verdienstelijke persoon wil-
" len doen, opdat u zich in de Heer zou verblijden dat uw liefdadig-

32.9 Page 319

▲back to top


- XV/315 -
" heid het heilige doel begint te bereiken waarvoor ze gedaan werd,
" nl. Gods glorie, het heil van de zielen en het voordeel van de
" godsdienst. De lofzangen, die vanaf die dag in de nieuwe kerk
" tot God zullen opstijgen, de gebeden die zovele duizenden gelo-
" vigen er zullen doen, de gezondheid die talloze zielen er zul-
" len verkrijgen, zijn evenveel goede zaken waarin u deel neemt
" en waarvoor u op zijn tijd van de Heer een overvloedige beloning
" zult ontvangen.
"
Mijnerzijds zal ik niet ophouden mijn arme gebeden te voe-
" gen bij die van de salesianen en van de jongens die hun toever-
" trouwd zijn. Iedere dag zal ik de Heer vragen dat Hij zich zou
" gewaardigen over u en over uw verwanten zijn uitverkoren zegenin-
" gen uit te spreiden in het huidige leven en dat Hij u in het toe-
" komstige leven een aanzienlijke beloning zou schenken volgens
" zijn goddelijke woorden: "Ik zal mijn barmhartigheid niet ont-
" nemen aan hem die het huis zal bouwen in mijn naam en ik zal hem
" een troon vestigen in het eeuwige Rijk: Misericordiam meam non
" auferam ab eo; et stabiliam Thronum regni ejus in sempiternum."
"
Eindelijk verzoek ik U sterke steun van uwe liefdadigheid
" te blijven schenken aan de vele werken die God door zijn goedheid
" ons in handen gegeven heeft, opdat wij goed kunnen doen aan onze
" naaste, vooral aan de arme verlaten jeugd, terwijl ik met een ge-
" voel van diepe dankbaarheid de eer heb van u te zijn
"
"
de zeer verplichte dienaar
" Turijn, 15 oktober 1882.
Priester Giovanni Bosco.
" Nota bene. - De kerk is in al haar delen voltooid en sommige voor-
" werpen van minder belang, die nog ontbreken, werden besteld. Toch
" mogen we niet verbergen dat er nog een schuld overblijft van vijf-
" enveertigduizend lires, die dient betaald te worden, gedeeltelijk
" voor het orgel en gedeeltelijk voor de versiering en andere werken
" die de laatste maanden uitgevoerd werden. Wie mij, zo mogelijk, een
" hand kan toesteken om deze schuld te delgen, zal werkelijk een
" liefdadig en godsdienstig werk doen en God zal zeker niet nalaten
" hem een evenwaardige beloning te schenken.
Hij vergat daarbij de geestelijke schatten niet die hij nederig
aan de Heilige Vader vroeg door volgend smeekschrift.
"
Heilige Vader,
"
"
Priester Giovanni Bosco, nederig neergeknield aan de voe-
" ten van Uwe Heiligheid, verzoekt u voor de aanstaande plechtig-
" heid van de inwijding van de kerk van Sint-Jan de evangelist te
" Turijn en voor het hele octaaf een volle aflaat te verlenen aan
" alle gelovigen die, nadat ze gebiecht en gecommuniceerd hebben,

32.10 Page 320

▲back to top


- XV/316 -
" deze kerk zullen bezoeken en er bidden volgens uw intentie en
" die van onze Heilige Moeder de Kerk.
"
" Rome, 30 oktober 1882.
De paus antwoordde onmiddellijk via Mgr. Boccali, maar beperkte de
volle aflaat tot de dag van de plechtige inwijding.
Sinds geruime tijd had Don Bosco Mgr. Gastaldi niet meer gezien,
omdat de schikkingen geregeld werden door correspondentie tijdens de af-
wezigheid van de aartsbisschop van Turijn. Welnu, toen deze terug naar
zijn zetel was gekomen, liet hij hem op 20 oktober weten dat hij voor
de inwijding "met hem zich mondeling wou onderhouden over zekere zaken
betreffende de dienst van God" en drukte de hoop uit dat hij nog voor die
dag naar het aartsbisdom kon komen. Don Bosco beantwoordde die uitnodi-
ging dadelijk; maar tot tweemaal toe trof hij de aartsbisschop niet in
zijn paleis aan. Hij greep dus naar de pen en schreef hem met de grootste
consideratie:
"
Excellentie,
"
"
Ook ik wens Uwe Excellentie persoonlijk te groeten voor
" de inwijding van de kerk van Sint-Jan de apostel; maar het viel
" steeds voor dat ik mij bij Uwe Excellentie begaf op dagen of uren
" waarop u afwezig waart.
"
Zodra u terug zult zijn zal ik mij bij u begeven om uw
" orders in ontvangst te nemen. Intussen verzoek ik u nederig som-
" mige gunsten en namelijk:
"
1) Dat u een pontificale dienst zou komen verrichten op
" een van de avonden dat de zegen met het Allerheiligste gegeven
" wordt en bij voorkeur de laatste avond van het octaaf van de in-
" wijding.
"
2) Dat u ten minste op de dag van de inwijding zou willen
" aanvaarden te dineren samen met het personeel van de kerkelijke
" dienst. Daar er nog geen lokaal hiervoor in gereedheid werd ge-
" bracht, zou het diner te Valsalice gebeuren. Maar na de gewijde
" dienst zal er dadelijk een rijtuig klaar staan dat u ter plaatse
" zal brengen. Zodra ik iets van uw aankomst afweet zal ik mij zon-
" der toeven bij u begeven om te voldoen aan ieder verlangen van
" Uwe Excellentie.
"
Met volkomen achting en dankbaarheid reken ik het mij tot
" een hoge eer, wanneer ik nederig zal kunnen betuigen dat ik van
" Uwe Excellentie ben
"
de zeer verplichte dienaar
" Turijn, 24 oktober 1882.
Priester Giov. Bosco.
Niettegenstaande al zijn goede wil, slaagde Don Bosco er niet in

33 Pages 321-330

▲back to top


33.1 Page 321

▲back to top


- XV/317 -
gedurende het verloop van die tijd de aartsbisschop te ontmoeten. Ze ont-
moetten elkaar eerst op de ochtend van 28 oktober, toen monseigneur zeer
stipt aankwam voor de dienst. Don Bosco was er om hem met de verschuldig-
de eerbied te ontvangen. Pas was hij in zijn nabijheid of Zijne Excellen-
tie zei: "Oh! Don Bosco!" - Dan begon hij met andere personen te praten,
kleedde zich aan, begon de gewijde dienst en vertrok zo vlug dat Don Bos-
co hem amper eerbiedig kon groeten en hem tot aan zijn rijtuig begelei-
den, zonder de gelegenheid te hebben hem een woord te zeggen. Toch zei
Monseigneur, alvorens naar buiten te gaan, aan de seminaristen die voor
de dienst gekomen waren en die voor een groot gedeelte oud-leerlingen van
het Oratorio waren: - "Ga de mis van Don horen." Tijdens de dagen van het
octaaf ging hij niet meer pontificeren, ofschoon Don Bosco hem hiertoe
dringend verzocht had.(1)
De vaststelling dat zijn zwoegen en de kommer van zovele jaren be-
kroond was, de schitterende feesten en de grote volkstoeloop troostten
het hart van Don Bosco; en indien er enige bitterheid was, dan hield hij
die voor zich alleen. Niemand zag op zijn gelaat ook maar één of zelfs
geen voorbijgaande ontroering of hoorde van zijn lippen een woord, waar-
uit zijn inwendig leed kon blijken.
Tot zelfs de hemel scheen te willen samenwerken om de heuglijke
gebeurtenis nog mooier te maken. Inderdaad, 's avonds en 's nachts van de
dag voor de plechtigheid stroomde de regen neer; maar in de ochtend van
28 oktober, bij de aankomst van de aartsbisschop hield de regen op; na de
inwijding scheen de zon opnieuw en gedurende het hele octaaf glansde ze
zoals ze dat sinds twee maanden niet meer gedaan had. Zodra, omstreeks de
middag, het feestelijke klokkengelui aankondigde dat de gewijde ritus
voltrokken was en de deuren wijd geopend werden, kwam er een stroom van
vrome mensen in de kerk toe en woonde er de eerste mis bij gecelebreerd
door Don Bosco en gediend door Don Lemoyne en Don Bonetti. Na de Vespers
hield Don Bosco zelf de eerste preek waarin hij verhaalde, wat deze
plaats geweest was vijfendertig jaar geleden, toonde aan wat ze toen was
en zei wat ze, met Gods bescherming en de welwillendheid van de mensen
met een goed hart, weldra zal worden.(2)
Gedurende de drie eerste dagen van het octaaf pontificeerden de
bisschoppen van Fossano, Biella en Alba, Mgr. Manacorda, Leto en Pampi-
rio. De hele week door werd het woord Gods ruim verspreid door ijverige
predikanten, terwijl plechtige diensten met hun ceremoniën, zangen en
muziek elkaar opvolgden. Na de pontificale dienst van 29 oktober werd
de uitstelling van het Allerheiligste gedaan op de manier van het Veer-
tigurengebed. Aanzienlijke leden van de clerus van Turijn zongen de mis
(1) Brief van Don Bosco aan Don Dalmazzo, Turijn 12 november 1882.
(2) Het Bollettino van januari 1883 gaf de substantie van zijn toespraak. Er bestaan
nog met de hand geschreven notities van.

33.2 Page 322

▲back to top


- XV/318 -
op de dagen na het triduüm van de pontificale diensten. Er was ook een
plechtige requiemmis tot lafenis van de zielen van de overleden weldoe-
ners. Kortom Don Bosco zag op geen uitgaven, spaarde geen zorgen om aan
de godsdienstige manifestaties een indrukwekkende grootsheid te geven,
steeds met het oog op de overeenstemmende geestelijke voordelen. Toen hij
aan een Franse medewerkster (1) hierover schreef, zei hij met oprecht
genoe-gen in het hart: "In onze Bollettini zult u lezen over de inwijding
van de kerk van Sint-Jan de evangelist. Men heeft er een werkelijk mira-
culeus schouwspel gezien. Met duizenden en duizenden gingen de mensen te
biechten en te communie met een heel speciale godsvrucht."
De bekende redenen van voorzichtigheid weerhielden de redenaars te
spreken over de paus tot wiens gedachtenis de kerk was gebouwd. Trouwens
hun stilzwijgen werd goedgemaakt door zijn majestueuze figuur die door
allen bij het binnenkomen en buitengaan bewonderd werd. Er broeide wel
wat, maar er gebeurden geen wanordelijkheden. Niet zonder reden drukte
het Bollettino van november: "Don Bosco laat niet na zelfs die enkele
slechtgezinden van de stad te bedanken, die misschien meer gedreven door
de geest van het kwaad dan door hun eigen boosheid, onze feesten hadden
willen verstoren, zoals ze verleden lente deze van de kerk van San Secon-
do verstoord hebben; en toch hebben ze het niet gedaan. Indien hun afzij-
digheid in dit geval, zoals ook de eerbied voor de vrijheid en voor het
eigendom van anderen een goed werk is, dan bidden we de goede God dat Hij
hen hiervoor zou belonen door hun ogen te openen voor het licht van de
waarheid." Maar hiervoor diende men ook Don Bosco zelf te bedanken, die
de zaken zo geleid had dat er geen enkele aanleiding kon zijn voor hen
die slechts een voorwendsel zochten om het gebruikelijke incident uit te
lokken en de gevolgen ervan te wettigen.
Indien nochtans de satanische haat niet openlijk losbarstte, dan
kwam hij toch tot uiting vooral in twee kranten die de persoon van Don
Bosco op de korrel namen. Meer dan op de kranten dient men te letten op
hen die er de geheime tipgevers van zijn; maar toch zijn deze artikels
voor ons documenten van de arglistige moeilijkheden waartegen de omzich-
tige ijver van Don Bosco steeds te kampen had.
Hierbij mag de Cronaca dei Tribunali, die als taak scheen te heb-
ben met alle middelen het krediet van Don Bosco als burger af te breken,
niet ontbreken. In zijn nummer van zaterdag 28 oktober braakte de krant
zijn gift uit tegen "de heilige van Valdocco" en noemde zijn kerk "een
protest tegen de huidige stand van zaken. Het was waar dat hij ze inge-
huldigd had op de dag dat het volk "geroepen werd tot de uitoefening van
zijn hoogste recht" natuurlijk van het kiesrecht. Dit karakter schonk
aan de kerk van Sint-Jan de naam van het monument te zijn van Pius IX"
de verrader van Italië." In zijn standbeeld zagen de ogen van de schrij-
(1) Brief aan Mademoiselle Clara Louver, Turijn 2 november 1882.

33.3 Page 323

▲back to top


- XV/319 -
ver de figuur van de "paus-koning" omdat hij op zijn hoofd de tiara
droeg. Daarom waren de "liberalen" op hun hoede door volgende tegenstel-
ling aan te wijzen. Op het ogenblik dat het volk naar de stembus ging,
waren de klerikalen verzameld in een kerk waar zij de eed vernieuwden
tegen de huidige stand van zaken voor het herstel van de tijdelijke macht
van de pausen."
Een andere nog valsere krant ging in twee achter elkaar volgende
nummers tot de aanval over. Hij verscheen op zondag en droeg de heilig-
schennende titel van Jezus Christus. Zijn directeur was dezelfde over-
loper van de Cronica. In het nummer van 22 tot 29 oktober las men in vet-
jes volgend bericht: "Don Bosco, die het eindelijk zo ver gebracht heeft,
zal op 28 oktober zijn nieuwe kerk gewijd aan Sint-Jan de evangelist in-
huldigen. Ook deze kerk is gewijd aan de nagedachtenis van Pius IX." Dan
waren er drie grondige aanvallen tegen Don Bosco. Vooreerst een lang ar-
tikel met als titel "Don Giovanni Bosco" dat aldus begon: "Don Giovanni
Bosco, die thans,werkelijk een wereldfaam geniet, is de vertegenwoordiger
van het genie, niet van het heilig christendom dat uit het evangelie
voortkomt, maar van die godsdienst die zich kleedt met de mantel van de
christelijke leer terwijl onder de gouden schors een ondeugd, een gemeen-
heid schuilgaat." Alvorens te zeggen waarin deze grote leugen lag, werd
een beschrijving gegeven van een eerste Don Bosco die "alleen maar zijn
arme kinderen zag en enkel aan hun toekomst dacht" en door deze Don Bos-
co werd de journalist aangetrokken. Zijn beschrijving ontroert in alle
oprechtheid ook ons. Maar de eerste Don Bosco had niets meer gemeen met
de latere Don Bosco. De eerste was de getrouwe reproductie van Sint-Vin-
centius de'Paoli, terwijl de tweede de belichaming was van de katholieke
agitator. De verheven gedachte van de broederlijkheid had nu de plaats
geruimd voor de grote zaak: de politiek en de banken waren nu versmolten
met het evangelie. Dat was de ondeugd, dat was de leugen. Het bewijs dat
men probeert te geven van deze bewering is een samenweefsel van valsheden
die beginnen met volgende aanklachten: "Daarom worden boeken en kranten
verspreid voor de klerikale propaganda, daarom worden kringen en comités
georganiseerd. Daarom wordt de grote winkel van de mirakels geopend,
maakt men van Don Bosco een heilige en worden zijn kleren verkocht tegen
zoveel het stukje, als een talisman tegen de kwalen van deze wereld en
van nog andere plaatsen. Daarom worden geschiedenissen uitgevonden van
jongens die heiligen geworden zijn, als die van Domenico Savio, van jonge
meisjes die zalig geworden zijn als die van de gezusters Rigolotti. Op
een andere keer zal ik spreken over deze mirakels, over deze salesiaanse
vereniging tegen wie men ons, nu het hoge tijd is, moet beschermen door
de wet en de regering. De vlag is altijd dezelfde, de vlag van de welda-
digheid; maar de vaandrig is niet meer de man van vroeger. Laat ons dus
oppassen voor deze vijand van Italië, die zoveel vermag en die zoveel
kwaad wil doen aan de vrijheid van ons land. Denk eraan dat hij een grote
aantrekkingskracht uitoefent op de jeugd en dat aan de jeugd het nationa-
le gebouw, dat zoveel bloed en zoveel martelaars gekost heeft, toever-
trouwd is."
Op de tweede plaats reproduceerde de krant uit lutheraanse bronnen
een pseudo-document waaruit blijkt dat Leo X aan de "verkopers van af-

33.4 Page 324

▲back to top


- XV/320 -
laten" een "tarief van prijzen gaf die moesten betaald worden om van de
paus vergiffenis van om het even welke zonde te verkrijgen." En deze
boosheid moest dienen om aan te tonen waar Don Bosco de kunst geleerd had
"de dwazen in zijn netten te vangen" om toelagen voor zijn werken te be-
komen.
Ten slotte werd in een kort berichtje met als titel "Tegen de pro-
paganda" deze gelegenheid benut om tegen de pers van Don Bosco de Univer-
sele Bibliotheek te stellen, een verzameling van ongodsdienstige en onze-
delijke boeken, die zeer goedkoop verkocht werden. Het meest in het oog
springende punt in deze regels was "Om te leren moet men lezen. De pries-
ters bieden u hiervoor de katholieke lezingen van Don Bosco of de reeks
van de heiligen aan. Wij geven u de raad boeken te lezen, die op geen
enkele manier het hart noch de geest bederven, maar ons op de weg brengen
waar wij ons zelf, onze rechten en onze plichten leren kennen."
Het goddeloze tijdschrift deed een nieuwe aanval in het nummer van
5 november met een reeks artikels vol addervergift. Vooraf gaat een bon-
dige geschiedenis van de nieuwe kerk en een vrij uitvoerige beschrijving
van het gewijde gebouw; maar beiden zijn doorspekt met kwaadaardige op-
merkingen die het begin zijn van volgende eindbom: "Deze kerk klinkt als
een protest tegen de grote tijd van onze nationale glorie. Deze tempel
werd opgericht aan de eerste vijand van onze eenheid, Pius IX." En daarna
werd in een artikeltje zonder titel, in een polemiek met theoloog Margot-
ti op een dreigende toon het volgende geïnsinueerd: "Het is geen louter
toeval dat Don Bosco voor de feesten van de inwijding de dagen uitgekozen
heeft waarin de liberalen werden bezig gehouden door de verkiezings-
strijd. Don Bosco is slim! Maar, wanneer er thans geen tegenbetogingen
zijn, hebben de liberalen daarom hun ogen niet gesloten en zullen ze eens
monument tegenover monument stellen."
Later scheurde de schrijver van het schotschrift een monografie
van ingenieur Buffa over de kerk van Sint-Jan in stukken. De auteur van
"de sierlijke aflevering" zei op de eerste bladzijde over Don Bosco:
"Verbaas u over de man die zo ver vooruitziende is en bewonder de eer-
biedwaardige persoon van Don Bosco." Daarin vond de andere de aanleiding
om de doses van al wat hij hiervoor over de twee Don Bosco's gezegd had
nog aan te vullen en bleef speciaal staan bij de lelijke aangelegenheid
van Don Ricchino (1) waarmee hij trachtte de heiligheid van Don Bosco in
diskrediet te brengen. Buffa schreef volgende notitie: "De salesiaanse
instituten zijn op dit ogenblik 150 in getal met ongeveer honderdduizend
jongens." En de heraut van het liberalisme van de vrijmetselaars zei
daarop: "Liberalen, bent u zo diep ingeslapen? Bent u niet bang dat deze
honderdduizend jongens morgen worden omgezet in honderdduizend klerika-
(1) Cfr. hiervoor, blz. 181.

33.5 Page 325

▲back to top


- XV/321 -
len?" Maar de listige politicus was vooral hard voor Pius IX, sleurde op
het laatst deze engelachtige figuur door de modder en daagde Don Bosco
uit de verdediging te nemen van de onwaardige zaken die in deze kolommen
verspreid waren als historische feiten en geen discussie toelieten.
Indien al de eerloosheden, die door ons bondig aangehaald zijn,
onder de ogen van Don Bosco gevallen zijn, dan moet hij in zijn hart veel
geleden hebben bij de gedachte aan de ergernis van de "kleinen", die tot
iedere leeftijd kunnen behoren; maar hij gaf geen enkel antwoord en liet
niet toe er een te geven. Het zou olie op het vuur geweest zijn. Op de
nieuwe Capaneo waren wel de verzen toepasselijk door Dante aan de oude
gewijd:
Nullo martiro, fuo che la tua rabbia,
Sarebbe al tuo furor dolor compito.(1)
(Geen foltering, buiten je eigen razernij,
zou voor je woede, een volledige pijn zijn).
De kranten waren de tolk van hen die achter de schermen manoeu-
vreerden, de geheimzinnige opdrachtgever, die de hand gewapend hadden van
de sluipmoordenaars van de twee overvallen hierboven verhaald,(2) scherp-
ten de pen van de gehuurde journalisten. Uit dit alles vloeit voor de
historicus één enkel besluit voort. Ondanks de uiterste zorg van Don Bos-
co zich niet met politiek in te laten volhardde men er steeds in zijn
werking als politiek te beschouwen. Wat zou het dan zijn indien hij van
het begin af niet op zijn hoede was geweest? Wanneer wij op vandaag de
resultaten bekijken, dan valt het ons gemakkelijk zijn opperste voorzich-
tigheid te prijzen; maar het feit dat hij zich zo duidelijk de weg uitge-
stippeld heeft en hem tot het einde toe bewandeld heeft zonder zich
enigszins te laten beïnvloeden door afdwalingen van grote intellectuelen,
was een bovenmenselijke verdienste voor een man, die in zovele zaken te-
gen de strekkingen van die eeuw wilde ingaan.
Bij de feesten ontbrak een afwezige die men er zeer graag gezien
had, namelijk graaf Carlo Reviglio della Venaria, overleden in 1881. In
de geschillen van allerlei slag waartoe vanaf het begin de bouw van de
kerk aanleiding gegeven had, had hij aan Don Bosco een edelmoedige en
uiterst doeltreffende bijstand verleend. Pas was het octaaf voorbij of
Don Bosco gaf de opdracht dat men voor hem in de nieuwe kerk een plech-
tige zielenmis zou celebreren en nodigde in een mooie omzendbrief mede-
werkers en vrienden uit.
Don Bosco wilde ook dat de literatuur het huis van God zou ver-
heerlijken. In Don Lemoyne had hij een schrijver die niet meer aan zijn
_______________________
(1) Inferno, XIV, 65-66.
(2) Boekdeel XIV, blz. 515 en volgende.

33.6 Page 326

▲back to top


- XV/322 -
proefstuk was. Aan hem gaf hij dan ook de opdracht de figuur van de titu-
laris zo ruim mogelijk te illustreren. Zo ontstond een zeer origineel en
aantrekkelijk werk, aangepast aan het volk en tevens een aangename lec-
tuur voor ontwikkelden.(1) De auteur stelt de apostel in betrekking met
de plaatsen en met de feiten van vandaag, met personages die zijn edele
figuur laten uitschijnen. Het hoofdstuk: "Sint-Jan, Maria en de lijdens-
weg" is zeer mooi. Hij houdt zich ook bezig met zijn geschriften en laat
de fijnste passages van zijn evangelie smaken. Hij illustreert de merk-
waardigste stukken van zijn brieven en probeert zelfs een korte uiteen-
zetting te geven van de Apocalyps, waarin hij de eerste strijd van de
Kerk beschrijft tot voorbeeld en aansporing van de christenen van van-
daag. Dan slaagt hij er uitstekend in om in een volkse trant de dwalingen
van de tijd tegen de godheid van Jezus Christus, van zijn leer en van
zijn kerk te bestrijden. De losheid van zijn stijl draagt er toe bij dat
dit boek niet verouderen zal. Na de heilige komt dan de kerk die aan hem
gewijd werd. Hierover schreef ingenieur Alberto Buffa een sierlijke mono-
grafie, die, evenals het werk van Don Lemoyne, al gedrukt en klaar was
vóór de inwijding. Voor de technicus spreekt de historicus die de weder-
waardigheden van de onderneming verhaalt. Dan geeft hij nogmaals een epi-
loog over de ontwikkelingen van de gewijde architectuur; maar de bijzon-
derste delen zijn deze waarin hij een nauwkeurige beschrijving geeft van
het gebouw en van alles wat het versiert om dan tot volgende eindsynthese
te komen: "In haar geheel bezit de kerk van Sint-Jan een harmonische een-
heid in haar delen, een algemeen evenwicht in de constructies, een fijn-
heid, een nauwkeurigheid, een edele eenvoud, waardoor zij iets wordt dat
zegerijk ook aan de strengste kritiek kan weerstaan. In haar triomfeert
een slanke en lieflijke kunst; ze heft de ziel van de gelovige boven de
aardse droefheid, leidt haar in de levendmakende en zuivere lucht van de
heerlijke gedachten, van de onsterfelijke ideeën. In haar is er geen
vreemde, fantastische en overladen opeenstapeling van versieringen en
decoraties; men kan in al haar delen slechts gratie en delicaatheid be-
wonderen. Aan de sierlijkheid van de gedachten en de zuiverheid van de
kunst beantwoordt eveneens op lofwaardige wijze de uitvoering van elk van
haar delen. Bij deze grote bouw werden op geen enkele manier, zoals dat
vaak gebeurt, de eisen van de kunst geofferd aan de kleinzielige gedach-
ten van de zuinigheid."
(1) G. B. Lemoyne, De Apostel Sint-Jan en de primitieve kerk. Twee boekdelen in 16 met
398 en 362 bladzijden. Turijn. Drukkerij en uitgeverij van de salesianen 1882. Er
werden gelijktijdig twee uitgaven gedaan, een luxe uitgave en een goedkopere. De
eerste kostte 4 lires, de tweede 1,25.
(2) A. Buffa. De kerk van Sint-Jan de evangelist. In 8°, 22 bladzijden. Turijn, Drukke-
rij en uitgeverij van de salesianen, 1882.

33.7 Page 327

▲back to top


- XV/323 -
H O O F D S T U K XIII.
OVER DE KERK VAN HET HEILIG HART VAN JEZUS TE ROME.
Op het ogenblik dat in de winter van 1881 Don Bosco op het punt
stond naar Rome te vertrekken schreef hij vanuit Alassio aan Don Cagliero
die in Spanje was:(1) "Mijn hoofd gaat in cimbalis." Maar zijn arm hoofd
ging toen niet in cimbalis bene sonantibus,(2) daar het duizelde van al
die onenigheden en onbehaaglijke gedachten, waarin enkel zijn heilige on-
verstoorbaarheid hem hielp om verder te gaan. Bij deze stapel zorgen kwam
vaak in zijn geest op de gedachte aan de kerk van het Heilig Hart, die
hem veel zorgen vroeg. Voortaan was de teerling geworpen en diende de
onderneming, tot elke prijs, tot het einde toe doorgevoerd te worden.
Meer dan ooit liet zich de behoefte voelen geld naar Rome te stu-
ren, zonder echter iets te ontnemen aan de weldadigheid voor de andere
werken; want deze verwachtten ook van hem de middelen om te kunnen be-
staan of voltooid te worden. Hij deed dan als die vissers, die om een
goede buit te maken zeer lange netten in zee werpen. In januari 1881 lan-
ceerde hij in alle richtingen van de wereld duizenden omzendbrieven,
waarin hij om hulp vroeg. Hij schreef deze in het Italiaans; maar liet
dadelijk goede vertalingen maken in de meeste gesproken talen.
Uitgaande van het beginsel dat de werken, die voor de godsdienst
te Rome gesticht waren en door de paus bevorderd werden, de christenen
van de hele wereld moesten interesseren, wendde hij zich tot de univer-
saliteit van de katholieken met gedrukte omzendbrieven, opgesteld in het
Italiaans, het Frans en het Engels. Deze brief is niets anders dan een
nieuwe bewerking van een artikel waarin het Bollettino Salesiano van die-
zelfde maand aan de medewerkers de opdracht van de Heilige Vader aan Don
Bosco meedeelde.
Over het historische gedeelte zullen we niets zeggen, daar we
hierover in het lang en het breed hebben geschreven in het veertiende
boekdeel. Die werken die te Rome worden uitgevoerd, worden op opvallende
wijze beschreven: 1° Een kerk in het Castro Pretorio op de Esquilinoberg
(1) Cfr. hervoor, blz. 135.
(2) Psalm CL, 5.

33.8 Page 328

▲back to top


- XV/324 -
toegewijd aan het Heilig Hart van Jezus. Ze moet eveneens dienen als pa-
rochiekerk voor een bevolking van twaalfduizend zielen en als monument
aan de onsterfelijke Pius IX. De juridische parochiale persoonlijkheid
werd al opgericht en erkend door de geestelijke en burgerlijke overheid.
2° Een speeltuin waar jongens aanvaard worden vooral op zon- en feest-
dagen en zich bezig kunnen houden met aangename vermaken nadat ze hun
godsdienstige plichten vervuld hebben. 3° Avondscholen voor de meer vol-
wassen arbeiders. Deze klasse van jongelingen, die de hele dag wordt in
beslag genomen door zwaar werk heeft vaak niet de geldmiddelen om zich
het passende onderricht, dat ze zo nodig zouden hebben, te kunnen ver-
schaffen. 4° Dagscholen voor die kinderen die arm of verlaten zijn en
daarom niet in de gelegenheid zijn de openbare scholen te bezoeken. 5°
Een tehuis, waarin de kinderen, die langs de wegen en de pleinen dwalen,
tot welk dorp, stad of natie ze ook moge behoren, onderricht ontvangen in
de wetenschappen, in de kunsten en ambachten. Immers velen onder hen ko-
men naar Rome met het vertrouwen, arbeid en geld te zullen vinden. Ze
worden echter teleurgesteld in hun verwachtingen, vallen in ellende, zijn
blootgesteld aan het gevaar kwaad te doen en bijgevolg de gevangenissen
van de staat te gaan bevolken. Dit tehuis zal ruim genoeg moeten zijn
voor het herbergen van omstreeks vijfhonderd arme wezen, naar het model
van het Oratorio van de H. Franciscus van Sales dat te Turijn al be-
staat."
Daarna wordt de manier, waarop men kan helpen bepaald: "1° Men kan
hiertoe bijdragen door geldelijke middelen of door bouwmaterialen. 2°
Iedereen kan bijdragen door het gebed en door welgestelde personen aan te
raden weldoeners te worden. 3° Alle medewerkers worden verzocht hun gif-
ten te laten toekomen te Rome aan Zijne Eminentie kardinaal Raffaele Mo-
naco La Valletta, vicaris-generaal van Zijne Heiligheid of aan priester
Dr. Francesco Dalmazzo (Torre de'Specchi nr. 36, Rome) ofwel aan priester
Giovanni Bosco te Turijn. 4° Sommige personen zullen gestuurd worden en
gemachtigd zijn om giften in te zamelen; zij zullen de naam van Collec-
tanten dragen. Maar deze zullen niet mogen inzamelen zonder een ge-
schrift, waarin zal genoteerd worden het doel van de geldinzameling, de
naam, familienaam en de hoedanigheid van de collectant, de handtekening
van priester Giovanni Bosco met een zegel waarop de woorden staan Pia
Societas Sancti Francisci Salesii.(1) 5° Zonder deze formaliteit worden
hunne Excellenties de aartsbisschoppen en bisschoppen van de verschil-
lende diocesen en de zeereerwaarde heren pastoors, dekens of oversten van
kerken eerbiedig verzocht collectanten te willen worden onder de gelovige
christenen, die in het district van hun respectieve jurisdictie wonen en
aan een van de hierboven genoemden het geld willen sturen dat ze zouden
inzamelen en de genoemde collectanten, voorzien van het vereiste attest,
gunstig te willen onthalen.
(1) Later als volgt gewijzigd: Societas Salesiana, Discite a me qui mitis sum.

33.9 Page 329

▲back to top


- XV/325 -
Ten slotte volgt een opsomming van de voordelen aan de schenkers
en collectanten voorbehouden: "1° Een speciale zegen van de Heilige Va-
der die deze vrome onderneming goedkeurt en aanbeveelt aan allen die
houden van de aangroei van onze heilige godsdienst, van de goede zeden,
van het welzijn van de jeugd en van heel de burgerlijke maatschappij.
2° Nadat het gewijde gebouw zal voltooid en toegewijd zijn aan de godde-
lijke cultus, zal er iedere week op vrijdag een mis worden gecelebreerd
aan het hoofdaltaar en zal de rozenkrans van het Heilig Hart van Jezus
gelezen worden met andere particuliere gebeden voor de weldoeners. 3°
Dezelfde vrome oefening zal plaats hebben op het feest van het Heilig
Hart van Jezus en van Maria, van Kerstmis, van het Heilig Sacrament en
op ieder feest van de heilige apostelen. 4° Om een speciale hulde te be-
tuigen aan de verheven Moeder Gods en om haar machtige bescherming af te
smeken over al onze weldoeners, zal er 's avonds van iedere dag het der-
de deel van de heilige rozenkrans worden gebeden, zal de Litanie van Lo-
reto of het Ave Maris Stella worden gezongen, gevolgd door de zegen met
het Allerheiligste. De dienst zal eindigen met het De profundis en met
het daarmee overeenstemmende Oremus ofwel met een Onze Vader, een Weesge-
groet en een Requiem tot zielenrust van de overleden weldoeners. 5° Dit
celebreren van missen, deze gebeden en oefeningen van christelijke vroom-
heid zullen eeuwigdurend plaats hebben."
Aan de collectanten werden grote lijsten uitgedeeld voor het in-
vullen van de namen van de schenkers met het bedrag van hun gift. Daar-
bij kwam nog een afzonderlijk blad, waarop acht normen stonden van de
meest voor de hand liggende voorzichtigheid.
Om het werk van de heren collectanten te vergemakkelijken, menen
we enkele normen te moeten geven die aan hun voorzichtigheid onderworpen
worden:
1. Men dient te bedenken dat de ordinarii van het diocees, de pas-
toors, de oversten van de parochies verzocht en uitgenodigd worden de be-
dragen, die ze ter beschikking hebben, te laten toekomen aan het meege-
deelde adres.
2. Dan zijn er de eigenlijk aldus genoemde collectanten, die ermee
gelast worden giften in te zamelen in de dorpen en steden waar ze wonen
of waarheen ze zich zullen begeven. Zij zijn voorzien van een diploma met
een zegel waarop geschreven staat: Pia Societas Salesiana ondertekend
door priester Gio. Bosco.
3. Het is goed dat de schenkingen met de naam en de familienaam
van de schenkers ingeschreven worden op de daartoe klaargemaakte formu-
lieren, tenzij ze naamloos wensen te blijven. Zodra deze formulieren in-
gevuld zijn, zullen ze met het geld naar hun bestemming worden gestuurd
en zullen er nieuwe worden gezonden ook met zegel. Deze formulieren zul-
len samen ingebonden worden om een roemvol boekdeel te vormen, dat zal
bewaard worden in het archief van het heiligdom tot eeuwige gedachtenis
van hen die bijgedragen hebben tot zijn oprichting. Voor hen zal men ten

33.10 Page 330

▲back to top


- XV/326 -
eeuwigen dage dagelijks gebeden doen, zoals beschreven staat in de om-
zendbrief die hiervoor uitgedeeld werd.
4. De formulieren, waarover het hierboven gaat, zullen het zegel
dragen van Zijne Eminentie kardinaal Monaco, vicaris van Zijne Heilig-
heid Leo XIII.
Aan het einde van iedere kolom zal men de optelling doen; en in
de laatste kolom zal het totaal staan met de handtekening van de collec-
tant.
5. Daar het in onze tijd niet zo gemakkelijk is personen te vin-
den die de mogelijkheid of het verlangen hebben aanzienlijke bedragen te
schenken, zal men met dankbaarheid alle kleine giften, ook van enkele
centiemen, aanvaarden. Men kan het formulier aanbieden in de opvoedings-
instituten, colleges en seminaries met het verzoek te willen bijdragen;
maar steeds met de uitdrukkelijke toelating van hun respectieve oversten.
Het formulier mag eveneens toevertrouwd worden aan een bloedver-
want, aan een vriend van de familie of aan een vreemde. Men kan het en-
kele dagen in hun handen laten om giften in te zamelen bij personen,
die ze bijzonder goed kennen.
6. Wanneer men iemand uitnodigt een gift te doen, dan kan men doen
uitschijnen dat hij door zijn liefdadigheid een werk bevordert dat door
de opperherder aanbevolen en gezegend wordt, een werk dat tot doel heeft
de Kerk te helpen bij het handhaven van de godsdienst. Juist daarom heb-
ben zich reeds te Rome op de Esquilino, naast ons gewijde gebouw, de pro-
testanten gevestigd, die op duizenderlei bedrieglijke manieren de goede
zeden en het geloof van de volwassenen en van de onvoorzichtige jeugd be-
dreigen.
Men notere eveneens dat het Heilig Hart van Jezus een onuitputte-
lijke bron is van genaden en van zegeningen en dat elke kleine gift door
dit Heilig Hart ruim zal beloond worden.
Het tehuis, het Oratorio voor zon- en feestdagen, de avondscholen,
de dagscholen zijn ten gunste van de jongens die uit alle delen van de
wereld komen zodat iedere schenker door zijn liefdadigheid meehelpt om
het lot te verbeteren van de klas die het meeste gevaar loopt en het ge-
vaarlijkst is voor de burgerlijke maatschappij. Niet weinig jongens kun-
nen zo ontrukt worden aan de wachtkamer van de gevangenissen, opgevoed
worden in wetenschap en godsdienst en onderricht worden in een kunst of
een ambacht om dan aan de burgerlijke maatschappij te worden terugge-
schonken als goede christenen, eerzame burgers, in staat om door hun ar-
beid op een eerlijke manier hun kost te verdienen. Men zou ook kunnen
wijzen op de strikte verplichting aalmoezen te geven in deze tijd, waar-
in het aantal van de behoeftigen zo vermeerderd is; maar het is verkies-
lijker alleen te wijzen op de grote gunsten die wij verdienen voor ons
zelf, voor onze familie zolang wij op aarde leven en nog meer wanneer wij
door God tot het eeuwige leven zuilen geroepen worden.

34 Pages 331-340

▲back to top


34.1 Page 331

▲back to top


- XV/327 -
Misschien zal vele jaren na onze dood niemand meer aan ons denken;
maar in de kerk van het Heilig Hart en in het daarnaast liggend tehuis
zullen er christelijke gelovigen zijn, zullen er honderden kinderen zijn
die voor ons het gebed van hun dankbaarheid ten hemel laten opstijgen.
7. Daar deze geldinzameling aanbevolen wordt aan de burgerlijke
en kerkelijke gezaghebbers en ze gedaan wordt in naam van het opperhoofd
van de Kerk, hopen wij dat zij de steun en de gunst zal hebben van alle
brave mensen. Indien het echter zou gebeuren dat sommigen van de voor-
noemde overheden tonen dat zij er tegen gekant zijn, zal de collectant op
die plaats afzien van zijn inzameling tot hij hun instemming verkregen
heeft.
8. Het werk gaat ras vooruit, maar wij vrezen dat de middelen ons
ontbreken, indien de gelovigen ons niet doeltreffend ter hulp komen. Al-
leen al aan de arbeiders moeten wij iedere maand vijftienduizend fr. uit-
betalen. Daarom, telkens als de collectant een zeker bedrag heeft verza-
meld, minstens om de drie maanden, dient hij dat te laten toekomen aan
Zijne Eminentie kardinaal Monaco, vicaris van Zijne Heiligheid of aan
priester Francesco Dalmazzo, Via Porta S. Lorenzo, 42 Rome of aan pries-
ter Gio. Bosco te Turijn.
N.B. Indien er geen andere zekerder middelen voorhanden zijn, zal het
goed zijn ieder bedrag te sturen per postmandaat of per aangetekende
brief.
Na deze normen werd herinnerd aan de elf voornaamste beloften van
de goddelijke Zaligmaker aan de heilige Margaretha Alacoque voor allen
die de verering van zijn Allerheiligste Hart verspreiden.
De ijverige inspanningen van Don Bosco om de liefdadigheid van de
wereld te vragen bleven niet tot deze middelen beperkt; want hij ver-
spreidde nog een aantal speciale omzendbrieven in het Italiaans aan de
aartsbisschoppen en bisschoppen en aan de katholieke journalisten van
Italië en in het Latijn aan de buitenlandse journalisten.(1)
Mgr. Gastaldi aanvaardde de uitnodiging van Don Bosco om hem te
helpen, maar verontschuldigde zich dat hij niets doen kon. Hoewel, zoals
onze lezers weten, de betrekkingen tussen hem en Don Bosco in die da-
(1) Bijv. Doc. 59, A-B-C-D. Aan het register van de schenkingen dat bewaard wordt in het
archief van de Romeinse inspectie ontlenen wij enkele merkwaardige gegevens. In het
jaar 1881 kwamen er 63.964,79 lires toe, waarvan 50.000 alleen door de Hertogin de
Sévéré. In 1882 waren het 39.528.55 lires. Onder de schenkers treffen wij aan de
graaf van Chambord voor duizend lires en de markiezin de Paterat voor twintigduizend
lires. In 1883 kan Don Bosco alleen in verschillende keren de gezamenlijke som van
180.500 lires sturen. Over de gitten van Graaf Colle hebben wij gesproken in het
derde hoofd-stuk. In het jaar 1885 vinden wij een aantekening van 20.000 lires van-
wege de algemene overste van de broeders van de christelijke scholen, over wiens
edelmoedigheid we hierna nog zullen spreken. Er staan ook de namen van een groot
aantal Italiaanse en buitenlandse bisschoppen, maar alle giften staan er niet in
opgetekend.

34.2 Page 332

▲back to top


- XV/328 -
gen waren zoals ze waren, toch wist hij met waardigheid te antwoorden.
Hoe de onvermoeibare vader zich inspande voor de goede afloop van de gro-
te inzameling, vernemen we uit enkele regels door hem aan Don Dalmazzo
geschreven. De formulieren, waarover wij kort tevoren gesproken hebben,
werden te Rome na zijn vertrek gedrukt. Hij ontving een deel ervan na
zijn terugkeer te Turijn op 16 mei. Toen de dringende zaken en de honderd
zorgen voor de feesten van Maria, Hulp der Christenen, hem ook maar een
ogenblik vrije tijd lieten, schreef hij op 31 mei aan zijn procurator:
"Het is het eerste ogenblik dat ik wat op adem kan komen. Ik heb de for-
mulieren ontvangen en houd er mij ernstig mee bezig. Zeg mij of jij ze
vanuit Rome aan de collectanten wier naam en adres je hebt, opstuurt of-
wel of ik ze van hieruit dien te sturen. Het zal goed zijn er een gedruk-
te brief bij te voegen waarin hun een speciale zegen van de Heilige Vader
wordt meegedeeld, nieuws gegeven wordt over de vordering van het werk, de
onderneming aanbevolen wordt en wegens de huidige behoeften, verzocht
wordt, wat ze gebeurlijk zouden ingezameld hebben, tegen 15 juli eerst-
komende toe te sturen."
Normaal waren er per maand vijftienduizend lires nodig voor het
betalen van de arbeiders en voor gewone aankopen; maar in de helft van
juli ging het werk zo snel vooruit dat bouwmeester Francesco Vespignani
er goed meende aan te doen Don Bosco te verwittigen dat, wanneer de za-
ken tegen dat tempo verliepen, men weldra het dubbele van dit bedrag zou
nodig hebben. Don Bosco werd er niet bang door en was zeer verheugd aan
de medewerkers te kunnen meedelen in zijn verslag van januari 1882, dat
de zijbeuken al tot aan de kapitelen reikten en dat het middenschip even-
eens een aanzienlijke hoogte bereikt had.
Bezorgd voor het welzijn van de zielen had hij nog meer gedaan;
hij had voorzien in de oprichting van een vrij ruime kapel die intussen
als parochiekerk diende voor de zesduizend inwoners van de wijk. De kar-
dinaal-vicaris huldigde ze voor de goddelijke dienst in op 10 juli door
ze te zegenen en er de mis te celebreren. Een heel andere zegen ontving
deze plaats drie dagen later. Begeleid door een dichte groep van bidden-
de en bevreesde gelovigen, die het in het holle van de nacht verdedigd
hadden tegen eerloze aanvallers, werd daar voor de dageraad naar zijn
laatste rustplaats in St.-Laurentius buiten de muren, het vereerde lijk
voorbij gedragen van de grote paus, tot wiens gedachtenis men het oprij-
zende gebouw wou toewijden.
We zegden dat Don Bosco niet bang werd ten overstaan van het ver-
hogen van de uitgaven, maar evenmin wou hij de Voorzienigheid beproeven.
Toen hij inderdaad aan de kardinaal-vicaris een aanzienlijke schenking
aankondigde, dacht hij het opportuun hem op de hoogte te brengen van zijn
werkzaamheid bij het zoeken van steungelden. (1) "In de eerstkomende
(1) Sampierdarena, 14 september 1881.

34.3 Page 333

▲back to top


- XV/329 -
maand oktober heeft een priester Pietro Lovatelli van Cerano, bisdom No-
vara, beloofd u een bedrag te sturen van 10.000 lires voor de kerk van
het Heilig Hart en ik verzoek u dat u het geld in uw grote goedheid zou
willen laten afhalen, zoals u dat pleegt te doen. Ik werk zonder ophou-
den om geld te vinden en God begunstigt ons en laat er ons vinden; maar
Don Dalmazzo geeft het allemaal uit en zegt nooit dat er genoeg is." Be-
halve de voornoemde omzendbrieven, zien we ook dat hij individuele smeek-
schriften stuurde aan bemiddelde personen, van wier liefdadigheid, hij
grotere vrijgevigheid van steungelden mocht verhopen. Dit briefje aan Don
Dalmazzo zegt heel wat meer dan deze eenvoudige woorden het uitdrukken.
"
Beste Don Dalmazzo,
"
"
Alles gaat goed. God weze in alles gezegend. Ik verlies
" geen ogenblik; maar mijn werk wordt door God gezegend en dus
" schep ik moed. Ik heb een reeks ondernemingen. Onder hen is deze
" die ik hier voor jou bijvoeg en bestemd is voor de kardinaal-vi-
" caris. Lees het voor je eigen norm en steek alles in een envelop
" die je dan aan de zorgen van Zijne Eminentie zult toevertrouwen.
" Wij zullen bidden opdat ze zou slagen, want er zijn nog andere
" en daarna nog andere.
"
We werken ook om je priesters en centen te sturen. We zul-
" len weldra antwoorden. Groet onze vrienden en weldoeners en ge-
" loof me in Jezus Christus te zijn
"
je toegenegen vriend
" Turijn, 15-7-1881
Priester Gio. Bosco
Toen hij op 1 juli in Frankrijk schreef aan Dame Amalia Lacombe een
vurige medewerkster van Valence,(1) zei hij haar: "Namens de Heilige Va-
der stuur ik u een diploma van collectante voor de kerk, die hij ons
heeft willen toevertrouwen. De plaats voor de naam liet ik oningevuld, om
er de naam te kunnen inschrijven van uw pastoor, indien het hem behaagt
deze last op zich te nemen. Maar indien uw pastoor dit niet kan, dan
dient u zelf aan het hoofd van de onderneming te gaan staan." Dit deed
hij eveneens met andere Franse (2) en Italiaanse dames. Zo schreef hij
aan gravin Callori op het einde van diezelfde maand.
(1) Bijv. doc. 61.
(2) Bijv. doc. 62.

34.4 Page 334

▲back to top


- XV/330 -
"
Aan onze goede Mama in Jezus Christus,
"
"
Ingesloten stuur ik u het diploma van collectante en ik
" hoop dat het inschrijvingsformulier met grote en kleine giften
" zal ingevuld worden. Misschien zult u iets kunnen doen waar U
" naartoe gaat. Indien het niet in geld is, dan zult u veel ver-
" dienste hebben in de verstervingen, die u zult inzamelen zonder
" dat ze worden ingeschreven.
"
U houdt van de missies van Rome en dat verheugt me zeer,
" omdat er een grote nood is, te meer nu de protestanten een zware
" aanval op het katholicisme hebben gedaan op de Esquilino-heuvel.
" Terwijl echter sommigen hun beurs geven voor het Patagonië van
" Rome, laten wij anderen vertrekken om te werken en hun leven te
" geven voor de talrijke wilden van het werkelijk wilde Patagonië.
"
Moge God u zegenen, verdienstelijke mevrouw de gravin.
" God geve U gezondheid en heiligheid in overvloed en wil ook bid-
" den voor deze arme man die steeds in Jezus Christus zijn zal
"
"
uw zeer verplichte dienaar
"
Priester Gio. Bosco.
Enkele dagen tevoren had hij zich gewend tot prinses Clothilde,
dochter van Vittorio Emanuele II en gemalin van Jérôme Bonaparte die haar
gewone verblijfplaats had in het kasteel van Moncalieri.
"
Koninklijke en Keizerlijke Hoogheid,
"
"
Ik geloof dat Uwe Koninklijke en Keizerlijke Hoogheid er
" kennis van heeft dat de heilige Vader aan de salesiaanse mede-
" werkers de bouw van de kerk en van het tehuis van het Heilig Hart
" te Rome toevertrouwd heeft. Ik ben de voornaamste geldinzamelaar
" die in naam van Zijne Heiligheid op zoek ga naar de nodige mid-
" delen, die in werkelijkheid beginnen te ontbreken.
"
Om die reden verstout ik mij een beroep te doen op bekende
" goedheid, die binnen de grenzen van het mogelijke, nooit kan wei-
" geren wanneer het om weldadigheidswerken gaat. Ik heb dan ook nog
" een speciale reden om te hopen in het huidige geval; want het gaat
" hier om het Heilig Hart van Jezus te vereren, waarvoor U, naar ik
" meen te weten, een zeer bijzondere devotie hebt.
"
Uit de omzendbrief die ik hierbij voeg zult u veel beter
" de uitgestrektheid en de onkosten van het werk vernemen. De bouw
" staat nu zes meter boven de gronde
"
Ik bedien mij van de heer kanunnik-deken Ballesio, mijn
" oud-leerling; aan hem kunt u, indien u dit goed schijnt, het ant-
" woord geven dat uw liefdadig hart u zal ingeven. Mijnerzijds kan
" ik u de verzekering geven dat te midden van de voorbije wederwaar-
" digheden ik u en heel uw verheven familie aanbevolen heb in onze

34.5 Page 335

▲back to top


- XV/331 -
" gemeenschappelijke en privé gebeden en ik beloof u dat in de
" toekomst nog te zullen doen samen met onze 80.000 jongens die
" de Goddelijke Voorzienigheid in onze huizen verzameld heeft.
"
Moge God u zegenen, vrome en waardige Prinses van de stam
" van Savooie. God beware u in goede gezondheid en in zijn heilige
" genade samen met al uw kinderen. Sta me toe de hoge eer te hebben
" met de grootste verering nederig te mogen zeggen dat ik van u ben
"
"
de zeer verplichte dienaar
" Turijn, 24 juli 1881.
Priester Gio. Bosco.
Ofschoon de documenten, die het kunnen bewijzen, ons ontbreken,
toch menen wij te mogen denken dat de "heilige van Moncalieri" zoals het
volk haar om haar deugden en haar weldaden noemde, heimelijk en misschien
ook onder een andere naam aan Don Bosco de penning van haar liefdadigheid
toegezonden heeft. Deze twee heilige zielen hebben elkaar op deze aarde
nooit ontmoet. In de laatste jaren van Don Bosco's leven verlangde de
prinses vurig met hem een ontmoeting te mogen hebben; maar het protocol
van het Hof liet haar niet toe tot bij hem te gaan, en zijn ziekte met al
haar zorgen beletten hem naar Moncalieri te gaan. Ten slotte door bemid-
deling van kanunnik Ballesio was men overeengekomen dat Clothilde op een
ochtend naar de sacristie van Maria, Hulp der Christenen zou komen, waar
Don Bosco haar zou opgewacht hebben. Enkele dagen echter na deze overeen-
komst ging hij te bed liggen om niet meer op te staan.
Hij vergat de graaf van Chambord niet die hem eerst honderd en
nadien honderdvijftig fr. liet geworden.(1) Daar het ging over een werk
dat Frankrijk vreemd was, hoeft men er niet verbaasd over te staan dat
hij zo weinig gaf.(2)
In de salesiaanse colleges brachten medebroeders echte offers om
de oproepen van Don Bosco te beantwoorden en ze stuurden hem wat ze ge-
spaard hadden. Zo waren te Randazzo de meesters en de leraren, volgens
het voorstel van Don Guidazio overeengekomen aan hun eigen leerlingen
assistentie te verlenen in hun respectieve klas, de studiezaal vrij te
laten en als slaapzaal te gebruiken zodat het mogelijk werd veertien
kostschoolleerlingen meer te aanvaarden; hierdoor konden ze op het ein-
de van het jaar meer centen aan hun beminde vader laten geworden.
Ondanks zijn ijver zag Don Bosco in, dat binnenkort de middelen
niet meer voldoende zouden zijn; en daarom achtte hij het ogenblik geko-
(1) Brief van de aalmoezenier aan Don Bosco, Frohsdorf, 28 november 1881.
(2) Hij deed eveneens een aanvraag voor subsidies aan de minister van Justitie, maar
op 3 juli werd hem geantwoord dat "wegens het ontbreken van het nodige geld" niet
kon worden bijgedragen tot de bouw van de kerk en van het tehuis door hem "met zo-
veel ijver" ondernomen.

34.6 Page 336

▲back to top


- XV/332 -
men een plan te verwezenlijken waaraan hij sinds een tijd gedacht had,
namelijk zijn priesters te sturen daar waar er hoop bestond dat ze goed
zouden onthaald worden. Met deze opdracht vertrokken in de tweede helft
van de maand augustus vanuit Turijn Don Pietro Pozzan en Don Stefano Feb-
braro, die gedurende meer dan een maand de streek van Trente doorliepen.
Eer ze echter vertrokken, had Don Bosco kennis gegeven van hun komst aan
allen voor wie hij dit opportuun achtte bij middel van een brief in
steendruk, die de schijn had van een persoonlijke mededeling.
"
Verdienstelijke Heer,
"
"
Ik heb de grote troost u te kunnen meedelen dat de werken
" voor de kerk en het tehuis van het Heilig Hart te Rome flink op-
" schieten en dat het gebouw al meer dan zes meter boven de grond
" uitsteekt, 160 werklieden zijn er gestadig bezig en hun loon be-
" draagt 15.000 lires per maand. Deze uitgave is zwaar, maar noodza-
" kelijk; en daarom hebben wij het besluit genomen beroep te doen
" op het buitengewone middel van een geldinzameling bij enkele van
" onze meest verdienstelijke medewerkers. Hiervoor hebben wij met
" de zegen van Onze Heilige Vader besloten onze priester Don Pietro
" Pozzan bij u te sturen; en wij hebben het volle vertrouwen dat
" hij van uw liefdadigheid gunsten en bescherming zal verkrijgen.
" Daarom zal hij na de vijftiende van deze maand met Gods hlp u
" een bezoek brengen, voorzien van een brief die hem accrediteert
" bij allen die de Goddelijke Voorzienigheid in de mogelijkheid
" stelt ons te hulp te komen. Intussen verzoeken wij u nederig
" de persoon, die wij die opdracht gegeven hebben, met welwil-
" lendheid te ontvangen en hem hulp te verschaffen bij personen
" die door u gekend zijn en die het welzijn van de godsdienst en
" van de burgerlijke maatschappij ter harte nemen.
"
Moge God u zegenen en u ruim vergelden voor uw weldadig-
" heid, terwijl ik met bijzondere dankbaarheid de eer heb van u te
" zijn
"
de zeer verplichte dienaar
" Op vandaag 10 augustus 1881.
Priester Gio. Bosco.
"
" P.S. Priester Pozzan is directeur van het Oratorio voor zon- en
"
feestdagen van de H. Franciscus van Sales en hoofd van het
"
kantoor van het Bollettino Salesiano.
Ten slotte gaf hij aan zijn gezondenen een aanmeldingsbrief voor
de bisschop van Trente, Mgr. Giovanni Giacomo della Bona.
"
Excellentie,
"
"
Om aan de vereerde wil van Zijne Heiligheid Leo XIII te
" voldoen, werd besloten een geldinzameling te doen bij onze sale-

34.7 Page 337

▲back to top


- XV/333 -
" siaanse medewerkers om de werken aan de kerk en het tehuis van
" het Heilig Hart van Jezus op de Esquilino te Rome te kunnen voort-
" zetten.
"
Met dit doel stuur ik naar het aartsbisdom Trente twee
" leraren, priester Don Pietro Pozzan en priester Stefano Febbraro;
" zij zullen zich bij Uwe Excellentie aanmelden met het verzoek hen
" te willen zegenen en hun de toestemming te verlenen deze collecte
" te doen en hen te beschermen, waar dat nodig zou zijn.
"
Daar het hier gaat over een werk dat warm aanbevolen en be-
" vorderd wordt door de Heilige Vader, vertrouw ik erop dat u hen
" door een gezagvol woord zult aanbevelen bij hen die in staat zijn
" ons te hulp te komen.
"
Ik hoop dat een gunstige gebeurtenis Uwe Excellentie de
" gelegenheid zal bieden zich naar onze streek te begeven en dat
" wij de grote eer en de zeer bijzondere troost zullen hebben U
" onder ons te Turijn te ontvangen.
"
Terwijl ik u de verzekering geef van mijn oprechte en die-
" pe dankbaarheid, heb ik de hoge eer van u te mogen zijn
"
"
de zeer verplichte dienaar,
" Turijn, 16 augustus 1881.
Priester Gio. Bosco.
Ze deden hun collecte in de huizen en kerken met een goed resultaat
(1) zodat Don Bosco zijn eigen erkentelijkheid wou betuigen met een ge-
drukte dankbrief.(2) De verlokkelijke uitkomst van dit eerste experiment
bracht er hem zelfs toe het volgende jaar een andere gelijkaardige excur-
sie te laten doen in het hele gebied van Venetië en vertrouwde ze toe aan
dezelfde personen van Tirol.
Als Don Pozzan, tijdens die tweede reis, de opbrengst van de inza-
meling opstuurde, kon hij niet nalaten te spreken over het groot ontzag
van de inwoners van deze streek voor Don Bosco. "Die wakkere Venetianen",
schrijft hij op 29 augustus vanuit Longarone, "kennen Don Bosco zo goed
als een van hun stadsgenoten en willen steeds meer weten over zijn leven
en over zijn werken van liefdadigheid." En op 10 september schreef hij
vanuit Udine, nadat hij een gedeelte van de diocesen Céneda Feltre en
Belluno, door bijna heel Cadore, Carnia en Opper-Friuli bezocht had: "Het
onthaal was, God zij dank, overal zeer hartelijk en de ingezamelde gif-
ten, rekening houdend met de ellende van de plaatsen, voldoende (...).
Vergeet ons niet, want hoewel wij ver van u verwijderd zijn, hebben wij u
toch steeds in het hart en op de lippen. Bid eveneens voor uw vele zeer
genegen vrienden, die ons met zovele zaken voor u gelasten." Op 24 sep-
(1) Brief van Don Pozzan aan Don Bosco, in Bollettino Salesiano van november en december
1881 en van maart 1882.
(2) Dit wordt gezegd in het Bollettino Salesiano van december 1882; maar we hebben de
kopie niet teruggevonden.

34.8 Page 338

▲back to top


- XV/334 -
u gelasten." Op 24 september schreven zij vanuit Spilimbergo in Friuli:
"Allen spreken uitbundig over Don Bosco en over de salesiaanse werken."
Zoveel verering voor Don Bosco verklaart ons waarom deze brave mensen in
buitengewoon kritische omstandigheden bewijs gaven van hun edelmoedig-
heid; want juist in die dagen hadden rampspoedige overstromingen akkers
en steden onder water gezet in Veneto, Piëmonte en Ligurië.
Zichtbare tussenkomsten van de Voorzienigheid kwamen ook Don Bos-
co opmonteren. Om ons te beperken tot de periode, waarmee we ons bezig-
houden zullen we er slechts twee aanhalen. In september 1881 moest Don
Bosco een lening aangaan van 20.000 lires, maar de uitlener raakte on-
verwachts in nood en eiste, na ternauwernood twee maanden de teruggave
van het bedrag. Don Bosco bevond zich in een uiterst benarde toestand en
wist niet hoe hij zich uit de moeilijkheid zou redden, toen tegelijker-
tijd twee brieven toekwamen die als uit de hemel vielen. Een van de brie-
ven kwam uit de Argentijnse republiek. Don Tomatis, directeur van het
college van S. Nicolas had er een wissel ingestoken van 60.500 pesos, die
de waarde hadden van 12.293 goudfranken. Zestien Italiaanse landbouwers,
die daar hun residentie hadden, deden deze schenking voor de kerk van het
Heilig Hart. In de andere brief, die van Cerano bij Novara kwam, stelde
de pastoor Don Pietro Lovatelli voor hetzelfde doel tienduizend lires ter
beschikking van Don Bosco. Maar hierover hebben wij al gesproken. Nadat
Don Bosco door bemiddeling van Don Dalmazzo de edelmoedigheid van de
schenkers uit Amerika aan de paus meegedeeld had, drukte hij aan Don To-
matis al zijn dankbaarheid uit in een brief, die langer is dan gebruike-
lijk.
"
Mijn beste Don Domenico Tomatïs,
"
"
Ik ontving de mooie gift van 12.300 lires, die onze ijve-
" rige medewerkers van S. Nicolas naar Italië gestuurd hebben om
" de werken aan de kerk en aan het tehuis van het Heilig Hart te
" Rome te steunen. Een zo edelmoedige gift, gedaan door christe-
" lijke patriotten die zo ver van ons wonen, mocht niet onopgemerkt
" voorbijgaan. Ik heb een verslag ervan uitgebracht bij de Heilige
" Vader, die deze gebouwen aan de ijver van de salesïaanse medewer-
" kers toevertrouwd heeft.
"
Zijne Heiligheid luisterde met groot genoegen naar het ver-
" haal, was vol lof voor het aangeboden bedrag, de liefdadigheid van
" de schenkers en besloot eindelijk als volgt: Dankt mijn brave en
" beste zonen van de katholieke Kerk. Ik zegen hen, hun familie,
" hun belangen en verleen aan allen een volle aflaat die ze kunnen
" verdienen op de dag waarop ze een heilige communie zullen ontvan-
" gen.
"
Ik ben zeer verheugd deze welwillende gedachten van de
" opperherder te kunnen meedelen aan onze vrienden en medewerkers;
" en ik ben er zeker van dat het Heilig Hart van Jezus, dat een
" onuitputtelijke bron is van genaden en gunsten, hun het honderd-
" voudige in dit leven zal schenken, zoals wij moeten geloven, en

34.9 Page 339

▲back to top


- XV/335 -
" de echte beloning in het eeuwige leven.
"
Indien ooit iemand van deze verdienstelijke schenkers naar
" Italië komt, dan verzoek ik hen in de salesiaanse huizen te ko-
" men als in hun eigen huis.
"
Doe hun van mijnentwege hartelijke groeten en terwijl ik
" mij aan hun krachtige gebeden aanbeveel, zal ik hen niet vergeten
" bij het celebreren van de heilige mis.
"
Zeg aan Graziano dat zijn jongste brief evenals die van
" Don Rabagliati mij zeer aangenaam geweest zijn. Aan hen en ande-
" ren zal ik zodra mogelijk antwoorden.
"
Don Lasagna, die nu volledig genezen is, is opnieuw naar
" Montevideo vertrokken. Zijn vroomheid en zijn ijver hebben ons
" werkelijk gesticht. De salesianen van Italië, Frankrijk en Spanje
" sturen u, langs mij om, een broederlijke groet en bevelen zich
" in uw gebeden aan. Laat aan Mgr. Ceccarelli een zeer speciale
" wens van hemelse zegeningen geworden.
"
De genade van Onze Heer Jezus Christus weze altijd met u
" en bid voor mij die voor jou in de Heilige Harten van Jezus en
" van Maria ben
"
je toegenegen vriend,
" Turijn, 21 december 81.
Priester Gio. Bosco.
In april van hetzelfde jaar was Don Bosco te Rome, toen Pastoor
Don Dalmazzo binnen vierentwintig uur een betaling van vijfduizend lires
aan de ondernemer moest doen. Nadat hij alle mogelijke maar vergeefse po-
gingen gedaan had om zich dat bedrag te verschaffen en hij zich meermaals
bij Don Bosco had aangemeld om te zien of hij ze had, kwam er plots uit
Frankrijk op het adres van Don Bosco een aangetekende brief aan, met de
aanduiding op de envelop: vierduizend lires. Toen men de brief geopend
had, vond men in plaats van vierduizend, vijfduizend lires. Toen Don Ber-
to daarover verbaasd stond zei Don Bosco: - "Don Dalmazzo had vijfduizend
lires nodig en dat is de reden waarom de vierduizend nu vijfduizend lires
geworden zijn.(1)
De feiten geven er ons vele bewijzen van, riep Leo XIII uit, toen
hij met de aartsbisschop van Messina (2) over Don Bosco en over de kerk
van het Heilig Hart sprak: - "Hij is een providentiële man!" Een provi-
dentiële man was hij wel, maar hij ging de Voorzienigheid tegemoet, zon-
der van zijn kant de menselijke middelen te verzuimen. Ook deze brief van
1881 geeft er ons weer een prachtig beeld van op het ogenblik dat hij
zijn vernuft en zijn krachten gebruikt om het gezegde te bevestigen: Help
je zelf, zo helpt je God.
(1) Summ. sup. virt, VI, 118 (De heroica spe).
(2) Bief van Mgr. Guarino aan Don Bosco, 1 december 1881.

34.10 Page 340

▲back to top


- XV/336 -
"
Beste Don Dalmazzo,
"
"
Laat ons beginnen met nummer 1, opdat ons arm hoofd niet
" in verwarring raakt.(1)
"
1° Ik heb geen formulieren meer. Daarom is het goed er
" te laten drukken, er een zegel op te plakken en ze dan te sturen;
" anders blijft alles liggen. Maar zorg ervoor dat op ieder formu
" lier boven aan het blad zou staan: Giften voor de kerk enz.
"
2° Zorg ervoor dat er ook in het Frans gedrukt worden.
" Men vraagt er mij en ik kan er geen bezorgen.
"
3° Graaf de Roubion van Nice heeft voor zijn kolom 2.500
" fr. klaar en zal ze je sturen. Schrijf hem een paar regels om
" hem te danken.
"
4° De heer Don Pietro Lovatelli, pastoor van Cerano, die
" zodra mogelijk salesiaan zal zijn, biedt voor hetzelfde doel
" 10.000 fr. aan, waarvan 8.000 in de maand oktober, het overige
" in november. Het zal goed zijn hiervan de kardinaal-vicaris aan
" wie hij ze vermoedelijk zal sturen, op de hoogte te brengen.
"
5° Don Pozzan is op collecte in Tirol. Hij heeft al twee-
" duizend fr. ingezameld en gaat ermee voort. Op andere plaatsen
" wordt gewerkt en God zegent ons zeer. Laat ons Hem van harte be-
" danken.
"
6° Toen ik uit Rome vertrokken ben, heb ik de nota van
" de Collectanten en van hen die zich met de kolommen bezig hiel-
" den, verloren. Indien je kunt en indien je er een kopie van hebt,
" laat ze me dan sturen om mijn werk vooral in Frankrijk te kunnen
" voortzetten.
"
7° Ik geloof dat ik je geschreven heb of laten schrijven
" dat ik graag peter zal zijn of misschien reeds ben.(2)
"
8° Dienen wij voor jou priesters klaar te maken of te
" sturen? Don Biondolillo zou graag gaan. Don Prevosto Rossetti
" eveneens en ook nog Don Valimberti enz. Zeg me iets.
"
9° Zeg me ook of je te midden van je werken nog op adem
" kunt komen en wat ik doen kan om je wat te ontlasten.
"
Morgen vertrek ik van hier naar Sampierdarena, waar ik
" acht dagen zal blijven.(3)
(1) Namelijk, laat ons ordelijk te werk gaan door de zaken die we te zeggen hebben, te
nummeren.
(2) Markies Léon Boulanger de Saint-Cyr, comte de Villeneuve, vader van de kleine prior
van het feest van Maria, Hulp der Christenen, had Don Bosco verzocht peter te wil-
len zijn voor een van zijn pasgeborene. Don Bosco aanvaardde voor zijn eefrstkomende
reis naar Frankrijk, maar de ceremonie had al plaats gehad per procu ratie. (Brief van
Don Bosco aan de markies, Turin, le 11 août 1883).
(3) Datum en handtekening ontbreken. Het geschift diende te worden gebracht van hand tot
hand. Don Bosco was te Sampierdarena half september (cfr. hierboven, blz. 403).

35 Pages 341-350

▲back to top


35.1 Page 341

▲back to top


- XV/337 -
Tevoren had hij hem vanuit Alassio (1)aanbevolen het terrein voor
te bereiden om te zien of er geen subsidies konden verkregen worden bij
het gemeentebestuur van Rome, bij de ministers van Financiën van Binnen-
landse Zaken, van Justitie en van Economische Zaken. Wat Don Dalmazzo ge-
daan heeft is ons niet bekend. De volgende vlugge richtlijnen met onbe-
kende datum schreven hem de weg voor:
Een bezoek brengen aan de orde van Mauritius en aan zijn Excellen-
tie Correnti zeggen dat zijn bevelen zullen uitgevoerd worden en dat men
de brief en de twee memoranda zou lezen.
Op een bijna gelijkvormige manier als in het memorandum voor de
minister van Financiën, dat hem ook zal gestuurd worden, sture of drage
men hem (een memorandum):
1° Aan de heer graaf Visone, minister van het koninklijke huis,
waarbij genoteerd wordt dat ons instituut steeds bevoordeeld of liever
gesticht werd door zijn voorouders (namelijk van de koning) enz.
2° Ongeveer hetzelfde aan Justitie en verwijzen naar de opgerichte
parochie enz.
3° Aan de minister van Binnenlandse Zaken met verwijzing naar het
doel van de arme en verlaten knapen.
4° Aan de Openbare Werken, die ons in het verleden subsidies en
gunsten schonken voor onderwijs of opneming van jongens uit families van
het personeel van de staatsspoorwegen.
5° Aan het gemeentebestuur dat zozeer van het welzijn van het volk
en van de arme kinderen houdt. Markies Francesco Vitelleschi zal met Don
Dalmazzo naar de burgemeester gaan.
6° Indien het kan, met iemand naar de minister van Openbaar Onder-
wijs gaan met speciale verwijzing naar de zaken betreffende de scholen.
Het register van de giften, die te Rome toekwamen, bevat niet veel
schenkingen die tot duizend lires komen en nog veel minder die dit bedrag
overtreffen. Ook de bedragen bijeengegaard door de collectanten belopen
ten hoogste enkele honderden lires. Hoeveel bedragen echter van enkele
lires, die de besparingen vertegenwoordigen van geestelijken en leken met
een ruim hart maar met een kleine beurs! En om beter deze volksliefdadig-
heid op te wekken, liet Don Bosco bij het Bollettino van maart 1882 een
houtdruk van de kerk voegen op een groot blad, dat men in huis of voor de
uitstalramen van handelszaken kon hangen en tentoonstellen zodat het
sprak voor de ogen van allen die het zagen.
Tot stichting van allen en tot eeuwig getuigenis van dankbaarheid
dienen wij een feit aan te halen dat een groot kloosterinstituut hogelijk
(1) Brief van 6 april 1881.

35.2 Page 342

▲back to top


- XV/338 -
vereert. De algemene overste van de broeders van de christelijke scholen,
broeder Irlide, verspreidde op 3 januari 1882 vanuit Parijs aan zijn hui-
zen een omzendbrief, waarin hij eerst de vroomheid en de versterving aan-
beval tijdens de maanden van de Heilige Kindsheid, van Sint-Jozef, van
Maria en van het Heilig Hart. En opdat de gebeden, de verstervingen en
vasten aan God aangenamer zouden zijn, stelde hij voor de geldelijke be-
sparingen, die er het gevolg zouden van zijn, te wijden aan de oprichting
of aan de versiering van de kerk van het Heilig Hart te Rome. Rekening
houdend met het feit dat er te Parijs een nationale basiliek aan hetzelf-
de goddelijk Hart gebouwd werd, had hij aangeraden geen beroep te doen op
de edelmoedigheid van de Franse katholieken voor de kerk van Rome." Maar
wij menen, voegde de voornoemde overste er aan toe, dat ons instituut,
dat in alle delen van de wereld verspreid is en speciaal toegewijd is aan
het Heilig Hart van Jezus, ook voor de kerk te Rome dient te doen wat het
reeds gedaan heeft voor de kerk van Montmartre, namelijk: de vrucht aan-
bieden van al wat men zich ontzegd heeft, aan al wat onze beste broeders
zich opgelegd hebben tijdens een of twee maaltijden gedurende heel het
jaar, en van al wat de leerlingen, vooral in de kostscholen, uitspaarden
op hun geringe zakgeld (...). Al deze bedragen, die wij te Rome laten
toekomen, zullen ten beste spreken bij het aanbiddelijke en barmhartige
Hart van Jezus voor de belangen van het instituut en van de huizen die
deze giften geschonken hebben. Het ligt voor de hand dat dergelijke tus-
senkomsten des te doeltreffender zijn, naarmate de broeders zich edelmoe-
diger offers opgelegd hebben." De bedragen die te Rome bij de algemene
procurator toekwamen, bedroegen de mooie som van twintigduizend fr., zij
werd door de opvolger van de overleden broeder Irlide persoonlijk bij Don
Bosco gebracht op 15 februari 1885.(1)
Aangenaam onder alle is de geschiedenis van een aalmoes. De aarts-
bisschop van Catania, Mgr. Giuseppe Benedetto Dusmet, later kardinaal,
had voor zijn seminarie enkele muziekcomposities van Don Cagliero nodig.
Hij deed zijn aanvraag hiervoor rechtstreeks aan Don Bosco met verzoek
de rekening erbij te voegen om ze daarna te betalen. Don Bosco gaf op-
dracht aan de auteur zelf deze te sturen. Op de rekening had hij al
schertsend geschreven: "Het bedrag voor de muziek is 14,75 lires. In het
cijfer ziet men wel een komma; maar in het totaal mag men die ook aan-
zien als onnuttig en niet op haar plaats." Hierop antwoordde de prelaat
op een heilige wijze:(2) "Ik aanvaard als een stem uit de Hemel uw opmer-
king over de komma, die onnuttig en niet op haar plaats is in het totaal.
Daarom stuur ik u 14 lires tot delging van mijn schuld aan de salesiaan-
se uitgeverij, zoals blijkt uit de lijst die ik terugstuur; ik voeg er
1.400 lires zonder komma bij, die aan Don Bosco zullen dienen voor de
(1) Deze laatste bijzonderheid staat genoteerd in een dagboek van D. Viglietti.
(2) Brief van Catania, 21 januari 1883. Cfr. Boll. Sal. van maart 1883 en D. Gaetano
Amado, Kardinaal Dusmet, Catania Uitgeverij "L'Arte Sicula" (De kunst van Sicilië)
blz. 109.

35.3 Page 343

▲back to top


- XV/339 -
bouw van de nieuwe kerk van het Heilig Hart van Jezus te Rome. Deze laat-
ste som had ik met stukjes en brokjes bijeenverzameld door hier en daar
wat uit te sparen, met de bedoeling ze te gebruiken voor een vroom werk,
dat ik ondernomen en nog niet uitgevoerd heb. Maar de komma, die niet op
haar plaats stond, heeft mij van gedacht doen veranderen en deed mij den-
ken aan het bekende gezegde: Qui cito dat, bis dat.(1) Moge Don Bosco dan
goedgunstig mijn nederige gift aanvaarden en mij ervoor vergelden door
een vurig gebed tot dit aanbiddelijke Hart van Jezus, dat ons zo bemind
heeft en nog bemint. Wat u betreft dient u zich te vergenoegen met de 14
lires met de komma, die beroemd zal blijven in de salesiaanse financiën."
Het goede voorbeeld werd bekend gemaakt door het Bollettino zonder aan-
duiding van naam. Het bracht zijn vruchten op en zette lezers uit ver-
schillende delen van de wereld aan het op te volgen en aan Don Bosco be-
dragen te laten toekomen bestemd voor werken die dan later zouden uitge-
voerd worden.(2)
Maar de moeilijkheden voor het voortzetten van het werk waren niet
enkel van financiële aard. De onderneming werd gehinderd door narigheden
met de oude commissie voorgezeten door markies Mereghi.(3) Men diende de
vroegere contracten, die zijn naam droegen, te ontbinden en het verleden
te vereffenen; maar de gegadigden lieten overdreven rechten en vorderin-
gen gelden. De voorzitter zelf, die de salesianen als indringers be-
schouwde, klaagde ze bij de kerkelijke overheden aan als oneerlijke men-
sen met wie er niet te handelen viel. Samen met hem had zich tegen de
onzen een verbond gevormd van beeldhouwers en marmerbewerkers, die tot
alle buitensporigheden bereid waren. Nog hardnekkiger echter dan de ande-
ren ging de ondernemer te werk, die een overdreven vergoeding voor zijn
werk eiste en ermee dreigde het gerecht hiervoor aan te spreken. De bouw-
meester neigde eerder naar de kant van zijn helpers en arbeiders. Er be-
stonden ook redenen om te geloven dat deze laatste werd opgestookt door
personen, die met hem in betrekking waren gekomen en die er hun voordeel
in zagen wantrouwen te scheppen en stokken in de wielen te steken bij de
gevraagde voortzetting van het werk.
Don Bosco had zich naar Rome begeven in de lente van het jaar 1882
en had zich ingespannen om de bestaande misverstanden op te ruimen en te
beletten dat er andere zouden oprijzen, zoals uit zijn brief blijkt.
Maar, zoals uit een andere brief blijkt die wij hierna geven, vermeed de
bouwmeester na een eerste samenspraak nog verder contact. Men wou de sa-
lesianen niet als eigenaars erkennen.
(1) Het gezegde wordt gewoonlijk in volgende vorm aangetroffen: Bis dat quï cito dat.
Wie vlug geeft, verdubbelt zijn gifr.
(2) Cfr. Bollettino van mei 1883.
(3) Cfr. boekdeel XIV, hfdstuk 24.

35.4 Page 344

▲back to top


- XV/340 -
"
Geachte heer Graaf Vespignani, Bouwmeester,
"
"
Na het onderhoud dat ik met u gehad heb, heb ik gevolg
" gegeven aan wat u mij gezegd hebt en heb ik een expert uitgeno-
" digd om een oogopslag te werpen op de rekeningen en op de reeds
" uitgevoerde werken en ze dan te vergelijken met de bedongen over-
" eenkomst. Er werden opmerkingen gedaan die enig belang hebben en
" die U moeten meegedeeld worden. Daar ik moet vertrekken omdat
" ik voor zaken naar Turijn geroepen word, geef ik formele opdracht
" aan mijn twee priesters Francesco Dalmazzo, pastoor van de kerk
" van het Heilig Hart van Jezus en aan priester Angelo Savio om mij
" te vervangen.
"
Mijnerzijds wens ik en beveel ik aan dat ieder geschil zou
" vereffend worden als onder goede vrienden, buiten tussenkomst van
" de burgerlijke rechtbanken en de zaak voor te leggen aan een des
" kundige in wie wij beiden vertrouwen stellen. Opdat voor de toe-
" komst de redenen tot misverstanden zouden verdwijnen, schijnt het
" mij noodzakelijk twee zaken te regelen:
"
1° Het verleden te vereffenen zodat wij er niet meer moe-
" ten op terugkomen bij verdere beperkingen.
"
2° Duidelijke beginselen en grondslagen vaststellen, daar-
" om de plannen voorleggen en een duidelijke overeenkomst nagaan met
" de prijzen, die betrekking hebben op iedere post van het werk. Om
" dan schade en de gevolgen van een vertraging in de werken te ver-
" mijden, zal men onmiddellijk de bouw van de kerk opnieuw moeten
" aanvatten om deze dagen, die de gunstigste zijn van het hele jaar
" voor bouwwerken niet te verliezen.
"
Ik verzoek u alles te behandelen en te doen op de manier
" die tot het grootste nut kan strekken voor het geestelijke welzijn
" van onze zielen en de meerdere glorie van God.
"
"
uw verknochte dienaar
" Rome, 9 mei 1882.
Priester Gio. Bosco.
De "man van het vak" uitgenodigd tot het onderzoek van de betwis-
tingen was ingenieur-bouwmeester G. Squarcina, volksvertegenwoordiger.
Toen deze aan Don Bosco schreef over de richtlijnen die hij uiteengezet
had aan Vespignani, was hij van oordeel dat ze voorgeschreven waren "met
een echte administratieve tact en met veel wijsheid" en hij voegde eraan
toe: "Het schijnt me toe dat men tijd verliest in ijdele besprekingen
terwijl het werk zelf dringende inspanning vraagt ook uit religieus oog-
punt, en zelfs het meest op dat gebied.(1) Deze woorden zeggen duidelijk
dat de bouwwerf gesloten was in afwachting dat men tot een bevredigende
oplossing zou komen. Inderdaad, sinds 17 juni lag het werk volledig stil.
(1) Brief aan Don Bosco, Rome 17 juni 1882.

35.5 Page 345

▲back to top


- XV/341 -
Er werd een vergadering gehouden door de kardinaal-vicaris, in tegenwoor-
digheid van markies Patrizi, graaf Vespignani, de ondernemer Andolfi, Don
Dalmazzo en Don Savio. De bouwmeester gaf zijn ontslag als beheerder. Dat
werd door Zijne Eminentie aanvaard en vergemakkelijkte de definitieve
ontbinding van de commissie die een blok aan het been was; maar Andolfi
wou er niet van weten zich te moeten plooien naar en afhankelijk te zijn
van Don Savio. Men vreesde dus dat het tot een proces zou komen. Een an-
dere moeilijkheid was dat de kardinaal er niet kon toe besluiten de zaken
in handen van de salesianen te geven, deels wegens de salesianen zelf en
deels wegens de commissie. Hij zag dan ook met geen goed oog dat men
Squarcino geraadpleegd had; want hij meende dat hij, als volksvertegen-
woordiger, steeds ongelijk zou geven aan de Romeinen. Intussen werd er
uitgebazuind dat de salesianen bankroet waren. Kortom, volgens de uit-
drukking van Don Dalmazzo, had men in Rome een harde kluif gevonden.(1)
Terwijl volksvertegenwoordiger Squarcina voor dit doel werkte,
werd de oppositie steeds scherper en de betrekkingen met Don Savio lie-
ten niet hopen dat er spoedig een einde aan zou komen. In juli schreef
Don Bosco, die erom bekommerd was dat het gezag van zijn vertegenwoor-
digers eens en voor goed zou geëerbiedigd worden, heel fijnzinnig aan
de kardinaal-vicaris:
"
Eminentie,
"
"
Don Savio stuurt mij een kopie van de geschillen over de
" bouw van de kerk van het Heilig Hart. Ik zie dat men de zaken
" ingewikkeld wil maken en geen enkel gezag erkent, niet eens dat
" van pastoor Dalmazzo, ik zal aan Don Savio schrijven, die u mijn
" brief zal tonen. Maar om de zaken in gang te brengen, acht ik het
" nodig dat Uwe Eminentie zich buiten de moeilijkheden zou houden en
" ieder geschil overlaten aan de pastoor, die het geld moet zoeken
" en de betalingen moet doen. Ik heb een schikking willen proberen.
" Ik heb twee brieven geschreven aan de heer graaf Vespignani; maar
" hij is niet gekomen en hij heeft mij geen antwoord, dat ik te Rome
" verwachtte, laten geworden.
"
Ik verlang dat het werk zou vorderen; ik doe ongelooflijke
" inspanningen om geld te vinden; maar indien de zaken zo verlopen,
" wanneer zal de kerk dan voltooid zijn?
"
Ik hoop dat mijn gezichtsvermogen mij zal toelaten u zo-
" dra mogelijk te kunnen schrijven.
"
Zegen mij en sta me toe met de diepste verering te mogen
" ondertekenen als
"
uw verplichte dienaar
" Turijn, 5 juli 1882.
Priester Gio. Bosco
______
(1) Brieven van Don Dalmazzo aan Don Bosco, Rome 7, 21 en 30 juni 1882.

35.6 Page 346

▲back to top


- XV/342 -
Het geschrift dat men zou aanbieden aan de kardinaal moest opge-
steld worden te Rome door Don Dalmazzo en door Don Savio en dan naar
Turijn gestuurd voor nazicht; maar we hebben er noch de kopie noch de
minuut van gevonden. In ons archief ligt echter de minuut van volgende
brief daags nadien aan Don Savio gericht.
"
Beste Don Savio,
"
"
Ik heb een brief geschreven aan de kardinaal-vicaris
" waarin ik hem verzoek ieder geschil in handen van de pastoor en
" van jou te laten, want zolang ze er niet toe kunnen besluiten
" ons als de eigenaars te aanzien, zullen wij hem enkel last be-
" zorgen en niets kunnen doen. Stel dan in verstandhouding met Don
" Dalmazzo een antwoord op voor de kardinaal-vicaris, maar stuur
" het mij op, alvorens het aan hem te laten geworden. Ik zal het
" lezen en het je dan dadelijk terugsturen. Ik heb enkele punten
" in de uiteenzetting verbeterd; en dan heb ik gemerkt dat het
" al in handen was geweest van voornoemde kardinaal-vicaris. We
" verliezen tijd en geld en men gaat narigheden tegemoet. Wij zijn
" vreemdelingen en daarom...
"
Moge God ons allen zegenen. Groet onze medebroeders en
" geloof mij in Jezus Christus te zijn
"
je toegenegen vriend
"
Priester Gio. Bosco.
"
" P.S. Je kan een advocaat raadplegen.
Don Bosco had vertrouwen dat de geschillen zo zouden bijgelegd wor-
den en dat niets meer zou verhinderen de hand aan het werk te slaan.
Daarom begrijpt men het heilige ongeduld, waarmee hij op 29 juli aan Don
Dalmazzo schreef: "Wij zijn zonder nieuws. Zeg me dus of laat me zeggen:
hoe staan de zaken van de kerk van het Heilig Hart ervoor? Heeft men het
werk hervat of kan men het werk hervatten? Kan ik van hieruit iets doen?
Is er nog geld? Komen er nog brieven chargée ou recommandée toe? (...).
Groet Don Savio en zeg hem dat hij geen dwaasheden begaat en dat hij de
kerk moet voltooien, ondanks al de klauwslagen die satan ons toebrengt."
De rust, die uit de laatste regels blijkt, wordt bewonderenswaar-
dig in het vervolg van de brief waarin hij eerst sereen spreekt over
twee andere uiterst vervelende onderwerpen: nl. over de stappen gedaan
om de privileges te verkrijgen en over de aartsbisschop van Turijn, en
dan voortgaat: "Eergisteren was je broer hier die goed nieuws bracht over
zijn kleine familie en over je moeder. Dinsdag begint de retraite, die
zal duren tot Allerheiligen. Anderen zullen je wat anders schrijven. Doe
een hartelijke groet aan al onze medebroeders. Bid voor mij."

35.7 Page 347

▲back to top


- XV/343 -
Niettegenstaande de levendige wens van Don Bosco dat men vlug op-
nieuw aan het werk zou gaan, ging de zomer voorbij, werd het late herfst
en nog altijd bleef men bij het status quo. Don Dalmazzo was in oktober
naar Turijn gekomen voor de retraite, maar stelde bij zijn terugkeer vast
dat het garenkluwen meer dan ooit verward was.(1) Toen het weer winter
ging worden, schreef Don Bosco hem op 6 december: "Is er dan geen middel
om een einde te stellen aan de betwistingen met onze ondernemer? Jij en
Don Savio kunnen in de kamer caritatis misschien wat doen." En opnieuw
schreef hij op 18 december, steeds kalm maar toch wat teleurgesteld: "Ik
wens je en samen met jou aan allen, alle geestelijk en tijdelijk geluk.
Tracht aan alle salesianen mijn wensen en mijn aanbevelingen over te
brengen, nl. een stipt onderhouden van de armoede, de zuiverheid en de
gehoorzaamheid, waarmee ze zich aan de Heer hebben toegewijd. Voor ons
zal het een mooie dag zijn, wanneer de christelijke naastenliefde op vol-
maakte wijze onder ons zal heersen, de zaken met de ondernemer geregeld
zijn en we ons werk van de kerk van het Heilig Hart van Jezus kunnen her-
vatten. Slaapt de loterij? Bereid ze bij U voor, opdat wij je van hier
een handje kunnen toesteken." Dat was dus een ander hulpmiddel waartoe
Don Bosco zijn toevlucht nam om de geldmiddelen nodig voor zijn onderne-
mingen bij elkaar te krijgen. Zelfs te Rome wou hij niet nalaten een lo-
terij in te richten. Maar de voorzichtigheid raadde hem aan de voorbe-
reidselen daartoe in stilte te doen, omdat er vele collecten gedaan wer-
den ten voordele van de geteisterden van de erge overstromingen in Noord-
Italië. Over de loterij te Rome en haar wederwaardigheden zullen we met
meer opportuniteit spreken in een van de volgende boekdelen.
Men raakte eindelijk uit de rats bij het begin van het nieuwe
jaar. De eerste grote stap werd gedaan, toen door graaf Vespignani de
vereffening werd aangeboden van al het werk van de ondernemer. Het ging
om ongeveer veertigduizend lires. Als vertegenwoordiger van Don Bosco,
besloot Don Savio dadelijk de betaling te doen zonder opmerkingen te ma-
ken, zowel om de terugtrekking van die persoon te vergemakkelijken als
om een einde te maken aan die zaak. Don Dalmazzo haastte zich hiervan Don
Bosco in kennis te stellen als van "een zeer gewenste zaak."(2)
Deze daad effende de weg voor een definitieve ontbinding van het
oude contract, dat gebeurde met een wettelijk contract door beide partij-
en ondertekend op 6 februari. Aldus kochten de vertegenwoordigers van Don
Bosco alle uitrustingsstukken, het hout, de palen, de materialen die in
voorraad waren aan en betaalden eveneens het saldo van de schuld voor het
woonhuis en voor de kapel. Ze kwamen in het vrije bezit van alles. Toen
dan de wirwar van het oude contract uit de weg was geruimd, kon men ge-
makkelijk de verschillende kliekjes ontbinden; zij waren immers ontstaan
toen de vroegere commissie haar plicht verwaarloosde en aan de anderen
(1) Brief aan Don Bosco, Rome 30 oktober 1882.
(2) Brief van Don Dalmazzo aan Don Bosco, Rome 31 januari 1883.

35.8 Page 348

▲back to top


- XV/344 -
hun eigen potje liet koken.(1) Toen de vorst van die barre winter voorbij
was, konden de arbeiders opnieuw aan het werk gaan.
Er werd met alle macht gewerkt ook om de verloren tijd in te win-
nen; maar midden in de zomer dreigde een onverwachte hinderpaal met een
vertraging. Wij spreken er hier over, hoewel de zaak tot het jaar 1883
behoort. Bouwmeester Vespignani, die misschien te gemakkelijk gehoor gaf
aan de influisteringen van intriganten, weigerde onverwacht nog langer
de leiding van de bouw op zich te nemen en betekende zijn weigering aan
de kardinaal-vicaris. De kardinaal wou natuurlijk dat hij schriftelijk de
redenen hiervan zou bekend maken. Hij voerde vijf redenen aan: 1° Wille-
keurige wijzigingen in de afmetingen van sommige muren en gewelven; 2°
nieuwigheden ingevoerd op een willekeurige manier en zonder de nodige om-
zichtigheid; 3° de eis dat men voor de verdere werken plannen wou hebben;
4° de verkeerde veronderstelling dat hij overbodige en te kostelijke ver-
sieringen wou hebben; 5° het kwalijk verborgen inzicht dat men zich van
hem wilde losmaken.
Toen de kardinaal de brief ontvangen had, overhandigde hij hem aan
Don Dalmazzo. Deze wist niet goed wat antwoorden, en omdat hij zich in
ieder geval akkoord wou stellen met Zijne Eminentie, vroeg hij hem om
raad over wat er diende gedaan te worden. In plaats van hem raad te ge-
ven, nam Zijne Eminentie de brief van Vespignani opnieuw ter hand en
stuurde hem aan Don Bosco met volgende droge opmerking als apostil: "De
heer pastoor Don Francesco Dalmazzo schrijft mij om te vragen wat er kan
geantwoord worden en welke verzekering er aan de heer bouwmeester kan
gegeven worden zodat zijn voorschriften opgevolgd worden." Don Bosco gaf
opdracht aan Don Dalmazzo dat hij zijn zienswijze over de verschillende
aantijgingen van de bouwmeester op papier zou zetten en zijn opmerkingen
naar Turijn zou sturen. De procurator gehoorzaamde en dan schreef Don
Bosco aan de kardinaal als volgt:
"
Eminentie,
"
"
Ik had gewenst dat de heer graaf Vespignani zich niet tot
" u zou hebben gewend voor de bouw van de kerk van het Heilig Hart
" van Jezus. Waarom nog meer bezigheden voegen bij de talloze andere
" die heel uw kostbare tijd opslorpen. Maar nadat ik uw apostil op
" de brief van de ingenieur gezien had, ben ik verplicht geweest
" alles naar Rome te sturen om de juiste opmerkingen te hebben over
" de stand van zaken, zoals die hierbij gevoegd is. Het geschil zal
" steeds zijn grondslag vinden in de verscheidenheid van optreden.
" Bij ons geeft de ingenieur de plannen als ze voltooid zijn, en de
(1) Brief van Don Savio aan Don Rua, Rome 20 februari 1883.

35.9 Page 349

▲back to top


- XV/345 -
" aannemer komt overeen met de eigenaar die betaalt en verantwoor-
" delijk is. Hier kan men de plannen niet hebben en bijgevolg het
" werk niet geven aan hen die het gunstigste aanbod doen.
"
Het schijnt nochtans dat de werken, laat het ook zijn ten
" koste van grote offers, toch nog vooruitgaan. Het weze zo. Ik span
" mij volledig in om het geld bijeen te brengen en het aan Don Dal-
" mazzo te sturen voor de nodige betalingen. Ik heb er volledig ver-
" trouwen in dat met de hulp van Uwe Eminentie, het geld ons niet
" meer zal ontbreken en dat het werk flink zal vooruitgaan.
"
Wij gaan voort met voor u te bidden en te vragen dat God u
" lang in het leven zou bewaren voor het welzijn van de Heilige
" Kerk en ook om een majestueuze dienst te verrichten bij de in-
" wijding van onze of liever van uw kerk van Rome.
"
Gelieve aan de arme schrijver van deze brief en aan alle sa-
" lesianen uw heilige zegen te geven terwijl ik namens allen de hoge
" eer heb met de diepste verering en achting te zijn
"
"
"
uw verplichte dienaar
" Turijn, 31 juli 1883.
Priester Gio. Bosco.
Don Bosco had op een handige manier de vinger op de wonde gelegd.
De ondernemer gaat alleen akkoord met de ingenieur en niet eveneens met
hem die dient te betalen; en de ingenieur, die niet verplicht is aan zijn
opdrachtgever de voltooide plannen te geven, doet dan dingen die noodza-
kelijkerwijze een bron van verkwistingen en van geschillen worden ten na-
dele van de grootste belanghebbende.
Bij de architect, die toch een echte gentleman was, won de rede-
lijkheid het, zodat hij zijn verkeerd opgevat voornemen liet varen. Hij
ging dus voort met de leiding te nemen van het werk en werd hierbij ge-
holpen door ingenieur Valentino Graziolo, terwijl de uitvoerder van de
bouw ridder Giacomo Cucco was.
Toen deze zaak bijgelegd was, had Don Bosco teveel ervaring om nu
te gaan menen dat de weg voor iedere betwisting afgesloten was, des te
meer omdat het in zijn bedoeling lag vlug te beginnen met de bouw van een
groot tehuis naast de kerk. Hier gaan dan zijn mededelingen en onderrich-
tingen aan Don Dalmazzo over deze aangelegenheid.
"
Beste Don Dalmazzo,
"
"
Ik stuur je enkele geschriften die ik bij gebrek aan tijd,
" niet aan Don Sala kon overhandigen. Hij komt naar Rome met geld en
" met volmachten om te trachten de zaken aldus te regelen dat men
" niet voortdurend in moeilijkheden raakt.
"
Het is nodig de vereiste voorbereidingen te doen om tijdig
" aan het tehuis te beginnen in de eerstkomende lente. Wanneer

35.10 Page 350

▲back to top


- XV/346 -
" je voor het aanstaande algemeen kapittel komt, bereid dan je be-
" denkingen voor. Stuur ze mij of breng ze mij.
"
God zegene jullie allen, groet mijn beste zonen van Macao
" (1) en geloof me in Jezus Christus te zijn
"
je toegenegen vriend
" Turijn, 3 augustus 1883.
Priester Don Bosco.
Wat al offers zal de kerk van het Heilig Hart van Jezus nog aan
Don Bosco kosten! Het mag wel gezegd worden en het wordt bevestigd door
Don Rua in de processen, dat dit werk een groot deel van zijn krachten
zal ondermijnen. Tevoren al, toen het niet goed ging met zijn gezondheid
en zeer zware ongemakken hem van tijd tot tijd kwelden, deed het leed om
aan te zien hoe hij trappen moest opklimmen en afdalen om aalmoezen te
vragen en hoe hij zich soms aan harde vernederingen diende te onderwer-
pen. Hij zelf leed er erg onder; en als dan iemand, uit zijn intieme om-
geving hem vroeg hoe het toch kwam dat hij zo gebogen liep dan antwoordde
hij: - "Het is de kerk van het Heilig Hart, die op mijn schouders weegt."
- Soms schertste hij vriendelijk en zinspeelde op de dubbele betekenis: -
"Ze zeggen dat de kerk vervolgd wordt, ik kan integendeel zeggen dat de
kerk mij vervolgt."
(1) Ooit bezaten de Jezuïeten te Castro Pretorio terreinen en huizen; en om deze aan te
kopen hadden ze geld gebruikt dat voortkwam uit hun missie van Macao in China. Van-
daar de naam van de lokaliteit.

36 Pages 351-360

▲back to top


36.1 Page 351

▲back to top


- XV/347 -
H O O F D S T U K XIV.
DE LAATSTE MOEILIJKHEDEN VOOR HET BEKOMEN VAN DE PRIVILEGES.
Vanaf 1875 waren alle pogingen om van de Heilige Stoel de privile-
ges te verkrijgen, spaak gelopen.(1) Maar zonder in de war te raken noch
te wanhopen, bleef Don Bosco steeds trouw aan zijn programma om de moei-
lijkheden, waaraan hij niet rechtstreeks het hoofd kon bieden, te omzei-
len en langzamerhand langs verschillende wegen zijn doel te bereiken.
Door de groei en de uitbreiding van de congregatie voelde hij steeds meer
aan dat het voor haar van groot belang was de volle juridische persoon-
lijkheid te bekomen. In de toenmalige omstandigheden had de dagelijkse
ervaring hem aangetoond en toonde hem nog alle dagen aan welke ongemakken
er voortvloeiden uit het feit dat zij zo een speelbal was van de plaatse-
lijke ordinarii. Zelfs met de beste inzichten ter wereld gebeurde het
maar al te vaak, dat haar redelijke vrijheid aan banden werd gelegd of
dat men ernaar streefde haar echte fysionomie te veranderen. Het was in-
tegendeel nodig haar lichaam goed compact en homogeen te maken om overal
in staat te zijn zich ongehinderd te ontplooien in volmaakte eenvormig-
heid van geest en niet gedwarsboomd te worden door vooroordelen. De hui-
dige toestand was nadelig voor zijn instituut tot op de dag waarop het
wettelijk de autonomie zou bekomen, die de andere grote kloosterfamilies
tot hun groot voordeel genoten.
En de salesiaanse sociëteit zag hij in het perspectief van de toe-
komst als een grote onder de grote. Een dergelijke grootheid, die voor
hem geen geheim was, was nog niet gebleken voor de geest van alle waarne-
mers. Dat was ook de voornaamste oorzaak die in het begin de bevoegde ge-
zagdragers weerhield aan de congregatie van Don Bosco het merkteken van
de privileges te verlenen. Dat op deze oorzaak van andere kanten ook he-
terogene krachten nadelig hebben ingewerkt, is iets wat de historicus
niet verwondert; want hij is eraan gewend iets meer te vernemen over die
menselijke zwakheden die men hartstochten noemt en als hagiograaf weet
hij wel dat de Voorzienigheid door multas tribulationes de deugd van zijn
heiligen pleegt te zuiveren om ze tot de zegenrijke veroveringen in
dienst van het Godsrijk te voeren.
(1) Cfr. boekdeel XI, hoofdstukken 9 en 21.

36.2 Page 352

▲back to top


- XV/348 -
Niettegenstaande zijn onveranderlijke kalmte verborg Don Bosco
evenmin een zekere haast om tot de voltooiing van zijn plan te komen. Om-
dat hij voelde dat het leven stilaan ten einde liep, had hij ongetwijfeld
haast de zijnen bij te staan in hun eerste ervaringen van de volledige
canonieke vrijstelling. Ook deze beschouwing heeft haar waarde om de on-
buigzame vasthoudendheid te verklaren waarmee hij zijn doel nastreefde
ondanks alle tegenkantingen. Dat zijn inspanningen met een triomfantelijk
succes bekroond werden, zodra de vijandelijkheden uit Turijn verdwenen
waren, is het beste bewijs dat er geen echte redenen waren om zijn zaak
te bekampen.
Toen zijn eerste aanvragen, die hij herhaaldelijk in 1875 aangebo-
den had, verworpen waren, vergenoegde Don Bosco zich ermee vanwege de
steeds welwillende Pius IX afzonderlijke en tijdelijke gunsten te ver-
krijgen die hem met de minst mogelijke formaliteiten verleend werden. Zo
kon hij van drie volgende zeer belangrijke privileges gebruik maken:
1° de parochiale rechten uitgeoefend door de directeurs ten opzichte van
hun onderhorigen in hun respectieve huizen; 2° het extra tempus voor de
salesiaanse clerici; 3° de dispensatie van de getuigschriften van de bis-
schoppen voor het aanvaarden van postulanten tot het noviciaat. Deze be-
voegdheden werden verleend in 1876. De eerste twee zouden drie jaar gele-
den in Italië en vijf jaar buiten Italië; de derde kende geen tijdsbeper-
king.(1) Toen de termijn van drie jaar voor de eerste twee verlopen was,
werd een aanvraag tot verlenging gedaan.(2) We zullen er zo dadelijk het
resultaat van zien. Voor de uitoefening van de parochiale rechten moest
men geruime tijd aandringen tot bij breve van 21 maart 1882 de bevoegd-
heid voor drie en vijf jaar vernieuwd werd, zoals in 1876. (3) Voor het
extra tempus bekwam men niets tot het jaar 1884. In 1881 verleende de
aartsbisschop van Nessina zijn warme aanbeveling vooral in het belang van
het college van Randazzo maar zonder nut.
Voor de derde gunst werd de zaak ingewikkelder omdat ze vier jaar
vroeger op een ietwat dramatische wijze was ingetrokken. Don Bosco zelf
heeft ons het verhaal hierover nagelaten toen hij in 1882 schreef: (4)
"Het is nu vijf jaar geleden dat kardinaal Ferrieri zich gewaardigd heeft
mij te ontvangen. Vanaf dat ogenblik tot heden ben ik er niet in ge-
slaagd, ondanks alle aanvragen en brieven, een audiëntie of een schrifte-
lijk antwoord te ontvangen. Bij de enige audiëntie verweet hij mij een
(1) Cfr. boekdeel XII, blz. 646-7.
(2) Cfr. boekdeel XII, blz. 241-4 en L’, blz. 707.
(3) Bijv. Doc. 65.
(4) Brief van Mgr. Guarino aan Don Bosco, Rome 1 december 1881, en van advocaat Leonori
aan Don Bosco. Rome 26 december 1881.

36.3 Page 353

▲back to top


- XV/349 -
aanklacht van de aartsbisschop van Turijn, dat er geen getuigschriften
werden gevraagd bij het aanvaarden in de congregatie. Daarop heb ik ge-
antwoord dat dergelijke getuigschriften steeds gevraagd werden maar dat
ik, wanneer er moeilijkheden ontstonden, steeds gebruik maakte van de
bevoegdheid door de Heilige Stoel verleend, dat ik dit niet moest doen.
"Wie heeft u deze bevoegdheid verleend?" antwoordde hij wat ver-
bolgen.
"De Heilige Vader", antwoordde ik, "de verdienstelijke Pius IX.
Heel de verhandeling berust bij de congregatie van de Bisschoppen en Re-
gulieren en ik bezit er een authentieke kopie van."
"Van dit ogenblik af houdt deze bevoegdheid op te bestaan en ik
waarschuw U er in de toekomst geen gebruik meer van te maken."
Ik weet niet of de prefect van een congregatie de bevoegdheid be-
zit een zo formeel verleende gunst te schorsen. Wat er ook van zij, ik
heb er mij toe beperkt te antwoorden dat ik mij aan zijn bevelen onder-
wierp en ik heb dan geen gebruik meer gemaakt van het aangehaalde privi-
lege."
Zo stonden de zaken bij zijn reis in 1881 naar Rome. Don Bosco ging
zich opnieuw aan het werk zetten om de weerstanden tegen de mededeling
van de privileges te overwinnen. Hij had een voorbereidend werk laten
voorafgaan. Door bemiddeling van zijn secretaris Don Berto, die aan der-
gelijke opzoekingen en samenstellingen gewend was, had hij een boekje sa-
mengesteld en laten drukken dat de documenten bevatte van de gunsten en
genaden verleend door pausen en bisschoppen aan de vrome salesiaanse so-
ciëteit.(1) De verzameling wordt geopend met de eerste geestelijke gun-
sten die verleend werden door Gregorius XVI op 18 april 1845 en uitge-
breid kunnen worden tot vijftig medewerkers; zij wordt afgesloten met de
zo pas verleende bevoegdheden door de bisschop van Fréjus en Toulon en
door de bisschop van Ivrea aan de salesianen die in die twee diocesen
vertoefden. Omdat Don Bosco wou dat de vrucht van dit werk ook ten voor-
dele van zijn medebroeders zou komen, liet hij het boekje in de huizen
uitdelen en liet het voorafgaan van volgende brief ter aanduiding van
zijn praktisch gebruik.
"
Beste zonen in Jezus Christus,
"
"
Omdat ik wens U enigszins behulpzaam te zijn bij de kennis
" en het in praktijk stellen van de gunsten, die welwillend zijn
" toegestaan aan onze vrome sociëteit heb ik het opportuun geacht
" deze gunsten hier in het gemeenschappelijke voordeel te laten
(1) Geestelijke gunsten en genaden verleend door de Heilige Stoel aan de vrome sociëteit
van de H. Franciscus van Sales van 1835 af tot 1879 Turijn, Salesiaanse Drukkerij
1881.

36.4 Page 354

▲back to top


- XV/350 -
" drukken. Deze gunsten zijn waardevolle gaven, die de Heilige
" Stoel verleent aan de kloosterinstituten en die hij kan wijzigen
" of uitbreiden telkens als hij dit goed oordeelt tot Gods meerdere
" glorie. Daarom dienen wij er gebruik van te maken waar het nodig
" is en aan het opperhoofd van de Kerk de diepste dankbaarheid
" en eerbiedigste verering te betuigen.
"
Hieruit blijkt dat onze congregatie, in haar eerste decen-
" nium bestond uit de persoon van haar directeur geholpen door enke-
" le priesters en leken. In de persoon van deze priester werden de
" diocesane en pontificale vergunningen gedaan.
"
In 1852 werd hij aangesteld als hoofd van deze congregatie
" met al de nodige bevoegdheden.
"
In het jaar 1858 begon ze werkelijk het uitzicht te hebben
" van een geestelijke congregatie, zodat ze na zestien jaar inzet
" en proeftijd, in 1874 definitief goedgekeurd werd.
"
Opdat deze privileges of gunsten hun doel zouden bereiken
" is het goed dat iedereen er zou aan denken:
"
1° gebruik te maken van deze geestelijke gunsten, zonder
" uitzondering, wanneer ze betrekking hebben op het geestelijk voor
" deel van onze ziel, zoals de heilige aflaten;
"
2° er een gematigd en voorzichtig gebruik van te maken in
" onze huizen en onze privé kapellen:
"
3° ze dienen echter uiterst spaarzaam gebruikt te worden
" wanneer ze betrekking hebben op het gezag van de ordinarii. Aan
" dezen dient men voortdurend hulde, gehoorzaamheid en verering te
" betuigen.
"
Deze rescripten, decreten en breven werden aandachtig ver-
" geleken met de respectieve oorspronkelijke stukken en er gelijk-
" vormig mee bevonden.
"
De vertaling ervan werd gedaan en nagezien door bekwame
" professoren van onze congregatie.
"
Daar men echter bij de praktische uitvoering zware moei-
" lijkheden kan aantreffen, bereidt men thans een juiste en veilige
" verklaring voor om des te beter het doel te bereiken voorgesteld
" door de Heilige Stoel, nl. Gods meerdere glorie en het welzijn van
" de zielen.
"
Leef gelukkig en moge de genade van onze Heer Jezus Chris-
" tus steeds met ons zijn.
"
Priester Giovanni Bosco.
Wat Don Bosco te Rome gedaan heeft in verband met de privileges
tijdens zijn verblijf in 1881, kunnen wij uit geen enkel document achter-
halen. Het schijnt ons toe dat hij in het begin vooral gewerkt heeft om
het hart te veroveren van invloedrijke prelaten die hem dan op het oppor-
tune ogenblik gunstig gezind zouden zijn. We weten wel met zekerheid, dat
hij, eer hij van Ligurië naar Rome vertrok, zich samen met de vermelde
publicatie, ook de originele documenten, die betrekking hadden op de pas

36.5 Page 355

▲back to top


- XV/351 -
genoemde drie privileges liet sturen en met zich meedroeg.(1) Na deze
lente zijn wij genoodzaakt een sprong te maken tot in de herfst om vast
nieuws te vinden. De omstandigheid, die we zullen aanhalen ontroert ons
bijna, omdat ze ons aantoont op welke stut hij steunen moest, om eens en
voor goed zijn wensen ingewilligd te zien.
Onze lezers zullen zich nog wel herinneren hoe de aartsbisschop van
Messina smekend aan Don Bosco vroeg het seminarie opnieuw op te richten.
Welnu, toen de aandrang van de Prelaat werkelijk met tranen scheen ge-
schreven te zijn, stelde Don Bosco hem een overeenkomst voor; Zijne Ex-
cellentie bekome hem de privileges en hij zal de salesianen naar zijn
stad sturen." Een heel lastige voorwaarde!" antwoordde de aartsbisschop
die er echter aan toevoegde:(2) "Ik zal het doen en Rome overhoop zetten
(...). Wees intussen zo goed mij te zeggen wie te Rome uw tegenstander is
en er zich tegen verzet en welke zijn argumenten zijn (...). Gewaardig u
mij dit te zeggen voor mijn norm; want ik zal mij werkelijk volledig in-
spannen."
Toen de aartsbisschop in november naar Rome ging, hield hij zijn
belofte. Vooreerst haastte hij zich te vernemen hoever de zaken stonden
in verband met de privileges van de salesiaanse congregatie; maar aan-
stonds was hij genoodzaakt er zich van te overtuigen dat de kardinaal-
prefect van de congregatie van Bisschoppen en Regulieren er zich tegen
verzette en dat er daarom weinig of niets te hopen viel. Nochtans bracht
hij dit ter sprake tijdens een audiëntie hem door de heilige Vader ver-
leend. Op zijn loftuitingen over de verdiensten van de salesianen ant-
woordde de Heilige Vader eveneens met lofprijzingen. Toen hij echter
over de privileges begon, liet de paus opmerken dat de andere klooster-
orden deze verkregen hadden na eeuwen verdienstelijk werk en dat de sa-
lesiaanse congregatie, die nog zeer recent was, nog moest werken om ze
te verkrijgen.(3)
De aartsbisschop kon hierop geen antwoord geven; maar Don Bosco
overhandigde hem een smeekschrift met het verzoek dat hij zelf het aan
Zijne Heiligheid zou aanbieden: "Geloof me maar, antwoordde hem Monseig-
neur (4) dat u misschien enkel onder de salesianen iemand zult aantreffen
die meer dan ik zich inspant in uw voordeel en van uw hoge orde, indien
althans mijn belangstelling met iets kan vergeleken worden. Ik spreek met
mijn hart op de lippen. De moeilijkheden die u ontmoet komen uit Turijn."
(1) Brief van Don Bosco aan Don Berto, Alassio 8 april (cfr. hiervoor bladzijde
).
(2) Brief aan Don Bosco, Messina 1 oktober 1881.
(3) Brief van Mgr. Guarino aan Don Bosco, Rome 21 november 1881.
(4) Brief Rome 1 december 1881.

36.6 Page 356

▲back to top


- XV/352 -
Hij ging om raad bij kardinaal Nina, zoals hij ook de eerste keer
gedaan had en vroeg hem of hij bij een tweede audiëntie opnieuw deze zaak
zou aansnijden en het smeekschrift aanbieden. Deze schijnt hem overtuigd
te hebben dat niet te doen. Hij zou hem daarentegen de suggestie hebben
gegeven een bezoek te brengen bij Kardinaal Ferrieri. Hij ging, maar trof
hem niet thuis. Dit speet hem erg, omdat hij uit diens eigen mond iets
had willen vernemen en anderzijds kon hij niet langer te Rome blijven.
Niettemin overhandigde hij aan de secretarie van de heilige congregatie
het smeekschrift van Don Bosco. "Wees zo vriendelijk", schreef hij nadien
aan Don Dalmazzo (1) "in mijn naam hulde te betuigen aan Don Bosco en hem
te zeggen hoeveel trappen ik bestegen heb, in hoeveel wachtkamers ik ge-
zeten heb, hoeveel heen-en-weergeloop om hem dienstig te zijn. Ik heb het
met liefde in mijn hart gedaan en het valt me uiterst bitter geen uitslag
te mogen horen."
De ijver van Mgr. Guarino had de aandacht gevestigd op de bevoegd-
heid van Don Bosco dimissorialen aan de salesiaanse clerici te geven voor
hun heilige wijdingen. Om welke redenen men juist toen hieraan gedacht
heeft, kunnen we niet met nauwgezetheid zeggen maar het is een feit dat
kort na het vertrek van Mgr. Guarino uit Rome bij Don Bosco een klacht
kwam.
Op 28 december schreef hem Mgr. Agnozzi, secretaris van de congre-
gatie van Bisschoppen en Regulieren: "Deze Heilige congregatie van Bis-
schoppen en Regulieren houdt eraan zekerheid te hebben aangaande een pri-
vilege en indult krachtens hetwelk U de dimissorialen uitreikt voor de
wijding in Sacris en inclusive ad Presbyteratum, van de geprofesten van
uw congregatie. Gelieve dus aan deze heilige vergadering hiervan een
exemplaar te geven." Ofschoon wij de bewoordingen van het antwoord niet
hebben teruggevonden, kan hierover toch geen twijfel bestaan. Op 3 april
van het jaar 1874 had de Heilige Vader Pius IX, ingaande op een smeek-
schrift van Don Bosco, bij rescript ondertekend door Kardinaal Bizzarri,
hem willend deze bevoegdheid voor een decennium toegestaan. De zaak had
geen gevolg, misschien omdat men dit decennium wou laten verlopen of om-
dat de herneming van de aangelegenheid voor de privileges in het alge-
meen de beslissing betreffende een speciaal privilege schorste.
Don Bosco trad in 1882 rechtstreeks op voor de mededeling van de
privileges ad instar zoals men dat in canonieke taal zegt. Toen hij zich
dat jaar naar Rome begeven had en een privé audiëntie bij Leo XIII ver-
kregen had, bepleitte hij mondeling zijn zaak. De paus liet niet blijken
dat hij er tegen gekant was, maar antwoordde dat hij bij Mgr. Masotti,
de nieuwe secretaris van de heilige congregatie van Bisschoppen en Regu-
lieren zou gaan en hem zou zeggen met hem erover te spreken op een van
de gewone audiënties. Enkele dagen later sprak kardinaal Bilio, bisschop
(1) Brief Rome 14 december 1881.

36.7 Page 357

▲back to top


- XV/353 -
van Sabina en zeer genegen voor de salesianen, met de paus over het ver-
langen van Don Bosco en had de indruk dat Zijne Heiligheid geneigd was
hem te voldoen. Een derde aanval werd door Don Bosco zelf gedaan met een
smeekschrift opgesteld in het Latijn, misschien op suggestie van Mgr. de
secretaris. De paus las het tijdens een audiëntie voor aan Kardinaal
Nina, loofde het Latijn, zei dat het eenvoudig en duidelijk was, maar te-
gelijkertijd keurig en fijn. Daarom vroeg hij aan Zijne Eminentie:
- "Weet u wie dit blad geschreven heeft?"
- "Don Bosco heeft het geschreven", antwoordde de kardinaal.
- "Is dat wel mogelijk"? riep de paus uit. "Maar Don Bosco heeft
toch geen studies gedaan."
- "En toch heeft hij het geschreven."
Toen hij deze dialoog aan Don Bosco vertelde, vroeg hem de kardi-
naal of hij de letterkunde bestudeerd had. - "Ja", antwoordde Don Bosco.
"Ik heb alle Latijnse klassieken gelezen en dat met de beste commenta-
ren."- Dan begon hij de reeks van werken en van de auteurs op te sommen,
tot de kardinaal uitriep: - "Genoeg! Genoeg!" Dan zwaaide hij met de ar-
men en zei: - "Dat wil ik aan de Heilige Vader zeggen."
In zijn smeekschrift gaf Don Bosco een voorstelling van de ont-
wikkeling van de sociëteit in de negen jaar die volgden op de definitieve
goedkeuring en leidde er de dringende noodzaak uit af hem de privileges
te verlenen, een noodzaak waarvan hij duidelijk de redenen op een afzon-
derlijk blad uiteenzette.(1) Hij vroeg dat de privileges, die door Leo
XII op 12 september 1826 aan de oblaten van de Maagd Maria, gesticht door
priester Lanteri verleend werden, hem zouden meegedeeld worden. Deze pri-
vileges waren juist dezelfde als die van de redemptoristen en schenen het
best overeen te stemmen met de aard en het doel de salesiaanse congrega-
tie.(2)
Na de audiëntie bij de paus had Don Bosco zich dadelijk naar de
kanselarij begeven om er te gaan spreken met Mgr. Masotti. Hij was ui-
terst inschikkelijk en zelfs een beetje onaangenaam verrast dat Don Bos-
co eerst bij hem gekomen was, want in de loop van de dag zou hij zelf bij
hem gegaan zijn. De paus had hem inderdaad al gevraagd of hij reeds met
Don Bosco gesproken had en op zijn ontkennend antwoord had hij nog
gezegd: "Welnu, ik beveel hem u aan. Arme Don Bosco! Ik houd veel van
hem. Zorg ervoor hem te troosten".- Daarna suggereerde hem Monseigneur er
aan niemand iets over te zeggen, maar alles in zijn handen over te laten,
Don Bosco beperkte er zich toe hem te zeggen dat telkens als er uitleg
zou nodig zijn of inlichtingen, hij deze ook vragen kon aan kardinaal
Bilio, die zeer goed de zaken van de salesianen kende Van Kardinaal Nina
(1) Wij hebben er geen kopie van gevonden. Waarschijnlijk bevatte dit blad de redenen
reeds uiteengezet in 1875.
(2) Bijv. doc. 66.

36.8 Page 358

▲back to top


- XV/354 -
vernam hij dan vertrouwelijk dat de paus in het geheim een commissie van
kardinalen benoemd had, samengesteld uit hunne Eminenties Sbarretti, Mar-
tinelli en Zigliara voor het bestuderen van de kwestie.
Don Bosco vertrok uit Rome op 9 mei met veel hoop in het hart.
Vanuit Turijn liet hij deze aangelegenheid niet koud worden, ofschoon de
zaak van Don Bonetti toen in haar acuut stadium was. Mgr. Masotti wou dat
hij de voorgesteld privileges zou specificeren in een volledige en gedo-
cumenteerde uiteenzetting.(1) Dat was geen zaak die men in een handom-
draai kon afwerken; maar toch antwoordde hij hem vrij vlug en schreef aan
Don Dalmazzo:(2) "Hier heb je de papieren voor de aanvraag van de privi-
leges. Je zult alles bij de kardinaal-vicaris en dan bij Mgr. Masotti
dragen. Dan zou ik dienen te weten of zij allemaal of slechts enkele moe-
ten gedrukt worden. Hou mij van alles op de hoogte en ik zal je zeggen
wat je te doen staat."
Deze stukken waren nog maar pas verstuurd of daar kwam hem een mu-
ziek ter ore die noch nieuw, noch al te vrolijk was. "Vele vrome socië-
teiten schreef hem advocaat Leonori,(3) werden zoals de uwe, deze laatste
tijd opgericht. Het zijn er allemaal met eenvoudige geloften en niet al-
lemaal hebben ze alle privileges. Ik voeg er zelfs aan toe dat geen enke-
le alle privileges heeft(...). Ik zou u voorstellen de constituties van
de paters passionisten te nemen, die bij voorkeur op de andere instituten
de privileges genieten. U zou ze dan onderzoeken en deze privileges kie-
zen die u voor uw sociëteit nuttig zijn (...). Voor het verlenen van deze
privileges bestaat er een tegengestelde opinie en er zijn vreselijke op-
ponenten (...)." Don Bosco scheen niet veel belang te hechten aan deze
zwartgallige berichten, want op het einde van de maand juli schudde hij
zijn procurator eens door elkaar en schreef hem:(4) "Slaapt de zaak van
onze privileges? Wanneer men het ijzer niet smeedt terwijl het heet is,
werkt men zonder nut. Ga bij Mgr. Masotti, betuig hem mijn huldegevoelens
en vraag hem mij te willen zeggen wat ik moet doen of voorbereiden. Vraag
hem of er moeilijkheden zijn en welke moeilijkheden. De zaken werden mij
beloofd door de Heilige Vader en door Mgr. Masotti. Heb geduld. Als het
warm is, neem dan een met ijs gevuld rijtuig en draaf maar."
Maar alles scheen voortaan nutteloos te zijn. Op de dag zelf dat Don
Bosco vanuit Turijn zijn procurator aldus aanspoorde, liet deze hem van-
uit Rome weten dat men de mededeling van de privileges ad instar niet
(1) Brief van Don Dalmazzo, Rome 7 juni 1882.
(2) Brief Turijn 19 juni 1882. Van het dossier maakte een "Bondige uiteenzetting" deel
uit.
(3) Brief aan Don Bosco, Rome 27 juni 1882.
(4) Brief van 29 juli 1882.

36.9 Page 359

▲back to top


- XV/355 -
verleende, dat hij daarom aan Mgr. Masotti een afzonderlijke nota diende
te sturen van de privileges die hij wenste. Deze nota behoorde goed ge-
formuleerd en gedocumenteerd te zijn en ze diende een hele tijd voor het
begin van de vakantie gestuurd te worden. Monseigneur zou zich dan met
al zijn krachten inspannen om deze te verkrijgen.
Men merkt echter dat Don Bosco nog niet alle hoop verloren had.
Inderdaad, daar hij nog geen officiële mededeling van het tegendeel ont-
vangen had, schreef hij op 4 augustus aan kardinaal Nina:
"
... Ik heb de uiteenzetting voor de aanvraag van de privi-
" leges gestuurd en ik heb me gehouden aan de formules die u reeds
" gezien hebt en die door de Heilige Vader goedgekeurd werden. Maar
" thans heeft Mgr. Masotti aan Don Dalmazzo gezegd dat wij moeten
" specificeren welke privileges wij willen vragen. Indien wij enkel
" sommige privileges vragen, dan zullen wij, zoals in het verleden
" op ieder ogenblik gehinderd worden.
"
Indien de Heilige Stoel de salesianen in een normale toe-
" stand wil stellen en ze niet ieder ogenblik wil blootstellen aan
" narigheden, dan is een formele mededeling van de privileges nood-
" zakelijk zoals ze verleend werden aan de passionisten, aan de re-
" demptoristen, aan de oblaten van Maria, aan de rosminianen en aan
" alle geestelijke congregaties die definitief door de Heilige Kerk
" goedgekeurd zijn.
"
Indien dan besloten wordt een dergelijke mededeling niet
" te doen, maar enkel sommige privileges in het bijzonder te verle-
" nen, dan zal ik genoodzaakt zijn mij hierbij neer te leggen.
"
Maar in dat geval zal ik mijn smeekschrift in een andere
" vorm dienen op te stellen. Ik hoop echter dat uw goede diensten
" bij de Heilige Vader erin zullen slagen te bekomen wat alle gees-
" telijke congregaties van onze streken genoten hebben en genieten
" vanaf het ogenblik dat ze definitief werden goedgekeurd.
"
Don Dalmazzo zal bij u komen en de raadgevingen in prak-
" tijk stellen die u zich zult gewaardigen hem te suggereren.
"
Gelieve mij mijn slecht geschrift te willen vergeven.
" Ik kan het niet beter en ik wil dit niet langs andermans handen
" laten gaan.
"
Met de grootste verering heb ik de hoge eer voor u neer
" te buigen en van u te zijn
"
de verplichte dienaar
"
Priester Gio. Bosco.
"
" P.S. Van mijn vermelde uiteenzetting bestaat slechts een enkele
"
kopie. Indien het nodig is, zeg het me dan en ik zal ze
"
laten drukken.

36.10 Page 360

▲back to top


- XV/356 -
Hoewel hij voorzag dat alles zou gebeuren zoals hem aangeduid
werd, schreef hij, kort voor het feest van Sint-Joachim, dat op 19 augus-
tus valt, alsof er geen vuiltje aan de lucht was, aan zijn procurator:
"Ik stuur u hierbij onze wensen voor de Heilige Vader. Indien je kunt,
lees ze dan en dan zal jij zelf ze overmaken aan Zijne Heiligheid; maar
dit kan ook gebeuren door bemiddeling van Mgr. Boccali of kardinaal Nina.
In het uiterste geval kan je alles met de post sturen. Ik verlang vurig
enig nieuws te vernemen over je gezondheid en over die van de anderen.
Spaar niets om ze te behouden. Ik heb een lijst gemaakt van sommige pri-
vileges van de congregatie van Sint-Alfonsius van Liguori, van de passi-
onisten en van de Lazaristen; dit voor het geval de aanvraag ad instar
spaak zou lopen. Over twee dagen zal je alles hebben. Noteer echter dat
ook de wind, zelfs als hij tegen ons waait, altijd iets laat vallen."
In het aldus opgesteld uittreksel waren er vierennegentig privile-
ges. In het aangehaalde dossier stak hij volgende brief voor Mgr. Ma-
sotti.
"
Excellentie,
"
"
Ik verstout mij u te schrijven, niet op een officiële
" wijze maar als een eerbiedige zoon, als iemand die verlangt wat
" goed te kunnen doen, maar dan volgens de heilige wil van de op-
" perherder, die voor mij een gebod is. Handel daarom als mijn
" vader. In de maand april jl. bij een audiëntie, die Zijne Heilig-
" heid zich gewaardigd had mij te verlenen, nam de paus kennis van
" de zware moeilijkheden die onze nederige vrome sociëteit heeft
" met andere congregaties en rechtstreeks met sommige diocesane
" ordinarii en gaf hij mij hoop op de mededeling van de privileges
" ad instar. Met dit doel formuleerde ik eerbiedig de stand van
" zaken en bood hem aan de heilige congregatie van Bisschoppen en
" Regulieren aan, waarvan u de zeer waardige substituut zijt. Maar
" dadelijk liet men mij opmerken dat de Heilige Stoel moeilijk deze
" mededeling pleegt te verlenen. Daarom heb ik een uittreksel ge-
" maakt van de privileges en bevoegdheden die mij noodzakelijk
" schijnen opdat onze congregatie haar doel kan bereiken en zich
" kan handhaven in de verschillende diocesen en parochies, vooral
" in de buitenlandse missies, die op dit ogenblik het voornaamste
" voorwerp van onze bezorgdheid uitmaken en die door de Heilige
" Vader warm worden aanbevolen.
"
De uiteenzetting met de betreffende documenten werden ver-
" zameld en aangeboden aan deze gezagvolle en heilige congregatie.
" Indien sommige ophelderingen nodig zijn, verzoek ik u dit te wil-
" len meedelen aan onze algemene procurator Don Dalmazzo, die ze
" aanstonds zal opzoeken en ze U zal meedelen.
"
Ik stel deze aangelegenheid onder de welwillende bescher-
" ming van Uwe Excellentie. De aanvraag is zeker dringend. Onze mis-
" sies in Amerika groeien met de dag aan. Er zijn huizen die op een

37 Pages 361-370

▲back to top


37.1 Page 361

▲back to top


- XV/357 -
" afstand van bijna twee maanden reizen van de andere gelegen zijn.
" Hoe zal men ooit zekere en onveranderlijke normen kunnen vaststel-
" len, wanneer ze niet vooraf door de Heilige Stoel vastgesteld
" en geregeld zijn.
"
Vergeef mij het vertrouwen waarmee ik u schrijf.
"
Als een klein teken van onze onuitwisbare dankbaarheid
" zullen alle salesianen veel voor u bidden en samen met ons de
" honderdvijftigduizend leerlingen, die de Goddelijke Voorzienig-
" heid ons heeft willen toevertrouwen.
"
Ik beveel mij aan de christelijke liefde van uwe heilige
" gebeden aan, terwijl ik de hoge eer heb van u met diepe verering
" te mogen zijn.
"
de zeer verplichte dienaar
" Turijn, 21 augustus 1882.
Hij stuurde eveneens een kopie van het nieuwe voorstel aan de
kardinaal-beschermheer met de volgende voorstelling.
"
Eminentie,
"
"
Ik aanzie het als mijn plicht u een kopie te sturen van
" het nieuwe voorstel, namelijk de aanvraag niet meer ad instar
" maar specifiek van de meest onontbeerlijke privileges. Ik vrees
" dat ook deze geringe voorrechten moeilijkheden zullen ondervin-
" den. Mgr. Masotti toont zich zeer goed gezind.
"
Uit de bijgevoegde geschriften kunt u zien wat er gedaan
" werd. Ik verblijf hier in het huis van S. Benigno voor een re-
" traite van onze priesters.
"
Allen doen we nederige gebeden voor u, maar bevelen ons
" tevens aan voor een speciale zegen terwijl ik met diepe dankbaar-
" heid mij neerbuig en van u ben de
"
verplichte dienaar
"
Priester Gio. Bosco.(1)
(1) Bij het opsturen van het dossier beging hij een vergissing en daarom schreef hij ’s
anderdaags opnieuw:
Eminentie,
Gisteren heeft waarschijnlijk mijn arm gezichtsvermogen de brief vergeten of
met een andere brief verward, die samenging met de aanvraag van sommige privileges
voor onze congregatie.
Ik voeg hem hierbij voor het geval dat u hem bij een of andere gelegenheid zou
nodig hebben. Vergeef mij dat ik u nogmaals last aandoe en veroorloof mij met de
diepste verering van u te zijn
S. Benigne Canavese
de verplichte dienaar
4 september 1882.
Priester Gio. Bosco.

37.2 Page 362

▲back to top


- XV/358 -
In een officiële vorm stuurde Don Bosco de voorstelling van de do-
cumenten aan de paus met een kort en nederig smeekschrift in het Latijn;
hierin stond op een minder uitdrukkelijke wijze een verwijzing naar de
mededeling ad instar alsof hij er zachtjes aan wou herinneren dat hij de
goede woorden van de paus bij zijn jongste reis naar Rome niet vergeten
had.
Maar ook voor de beperkte privileges was het antwoord van de Hei-
lige Congregatie een dilata(uitstel), namelijk tot betere tijden. Boven-
dien kwam men uit goede bron te weten dat de kardinaal Ferrieri aan de
paus gezegd had dat hij in plaats van aan de salesianen privileges toe
te kennen, eerder het inzicht had aan al hun instituten een apostolisch
bezoek te laten doen, maar dat de paus op deze bedreiging geantwoord had:
- "Oh! maar dat zal ik u zeker nooit toelaten.(1)
Don Dalmazzo ondervond de onverbiddelijkheid van Kardinaal Ferrie-
ri tijdens een audiëntie op het einde van november. Zonder te tonen dat
hij het resultaat van de jongste aanvraag kende, vroeg de procurator na-
mens Don Bosco hem iets te willen zeggen. De kardinaal antwoordde bars
dat hij van niets wist. Don Dalmazzo drong aan en zei hem dat Mgr. Ma-
sotti hem de aanvraag wel gedaan had. Zijne Eminentie antwoordde: - "Ik
heb er mij niet mee bezig gehouden. Tracht Mgr. Masotti te ondervragen
wanneer hij komt." - Beiden zwegen een ogenblik. De ogen van de kardi-
naal waren met een doordringende arrogantie op zijn gesprekspartner ge-
richt. Deze was hierdoor niet uit zijn lood geslagen. Hij zei opnieuw:
- "Mijn vereerde overste Don Bosco had niet de eer in de aanwezigheid van
Uwe Eminentie te worden toegelaten. Daarom zou hij willen weten of er
iets te noteren valt over onze congregatie en hij zal graag uw opmerkin-
gen en raadgevingen willen ontvangen."- Een blik als een bliksemstraal
was het antwoord. Toen hij zag dat Don Dalmazzo aanstalten maakte om op
te staan, riep hij ironisch uit: - "Don Bosco heeft cavalièrement gehan-
deld!" – Terwijl hij dit zei begeleidde hij hem tot aan de deur en zond
hem bij wijze van afscheidsgroet deze woorden na: "Don Bosco bezit de
kloostergeest niet."(2) - Mgr. Masotti had gelijk toen hij kort daarna
aan Don Dalmazzo zei dat hij de weg begroeid vond met doornen maar dat,
wanneer men zijn tijd afwachtte, alles zou in orde komen.(3)
Er verliep geen maand of Don Bosco ontving vanwege de Heilige
Stoel een blijk van vertrouwen waarvan hij gebruik maakte om zijn argu-
mentatie ten voordele van de privileges opnieuw te laten gelden. De bis-
schop van Mantua, Mgr. Berengo, zat in nesten omdat hij geen middel vond
om tegemoet te komen aan de dringende geestelijke behoeften van zijn
(1) Brief van Don Dalmazzo aan Don Bosco, Rome 25 oktober 1882.
(2) Brief van Don Dalmazzo aan Don Bosco, Rome 25 oktober 1882.
(3) Brief van Don Dalmazzo aan Don Bosco, zonder datum maar kort na de vorige.

37.3 Page 363

▲back to top


- XV/359 -
kudde. Hij was bereid een offer te brengen als hij maar enkele priesters
kon krijgen voor drie plaatsen waar de nood van zijn gelovigen het ergst
was. Hij deed daarom een beroep op de Heilige Vader om een groep kloos-
terlingen te hebben uit verschillende orden en congregaties. De gedachte
aan deze mengelmoes stond de paus niet aan; maar hij wou dat de verlang-
de arbeiders allen salesianen zouden zijn en in die zin liet hij aan Don
Bosco schrijven. De opdracht werd uitgevoerd door Mgr. Boccali, die daar-
bij bewoordingen van de hoogste lof voor onze sociëteit gebruikte en de
gedachte van de paus op volgende manier vertolkte:(1) "De Heilige Vader
rekent op uw gedweeë inschikkelijkheid, ook voor wat zijn wensen betreft,
en aanziet het als zeker dat u dadelijk zult inwilligen wat ik u uiteen-
gezet heb en waarvan ik u kan zeggen dat het meer is dan een wens van
Zijne Heiligheid." In werkelijkheid beantwoordde de zaak niet aan het
doel van de congregatie, maar ze was uitermate kies. Nadat Don Bosco met
zijn kapittel erover gesproken had, antwoordde hij aan Mgr. Boccali als
volgt:
"
Excellentie,
"
"
Met grote verering ontving ik uw eerbiedwaardige brief
" waarin Uwe Excellentie de wens van Zijne Heiligheid te kennen
" geeft, die verlangt dat enkele salesianen gestuurd worden om
" hun heilig ministerie in het diocees Mantua uit te oefenen.
" Vooraleer hierover te beslissen, heb ik ons kapittel samenge-
" roepen om beter te kunnen onderzoeken of in een of ander huis
" van de congregatie personen waren voor die belangrijke bestem-
" ming. Allen voelden wij ons geneigd op het voorstel in te gaan
" maar wij bevinden ons in de moeilijkheid dat er te weinig per-
" soneel is in de afzonderlijke huizen van de salesianen. Het is
" om deze reden dat wij dit jaar een expeditie van nieuwe missio-
" narissen moesten uitstellen om de bestaande huizen te hulp te
" komen en ook om de leiding op ons te nemen van die huizen waar-
" voor niets meer ontbreekt dan het verlangde personeel.
"
Niettemin ben ik dadelijk volgens uw mening onderhande-
" lingen begonnen met de bisschop van Mantua en samen met hem
" zullen we bestuderen hoe wij ten minste iets kunnen beginnen
" als huldeblijk aan de vereerde gedachten van de Heilige Vader.
"
Ik moet hier bekennen dat het beschikbare personeel heel
" wat talrijker zou zijn, indien onze congregatie zich in een min-
" der abnormale toestand bevond, zoals ik zo vrij ben terloops aan
" U, die een verdienstelijk salesiaans medewerker bent, te doen
" opmerken.(2)
(1) Brief van 29 november 1882.
(2) De abnormaliteit sproot voort uit het weigeren van de privileges. Op 31 januari 1883
zal Don Dalmazzo aan Don Bosco schrijven: "Kardinaal Nina vraagt of Don Bosco aan de
paus geantwoord heeft aangaande het huis van Mantua. Indien dat niet het geval is
verzoek hem dan dit te willen doen en nederig als voorwaarde te willen stellen dat
de privileges zouden toegestaan worden. Hij zegt dat wij op dit punt tot ad importu-
nitatem dienen te gaan."

37.4 Page 364

▲back to top


- XV/360 -
"
U zou dit kunnen meedelen aan de Heilige Vader zelf, in-
" dien u in uw verlichte voorzichtigheid meent dat dit opportuun is.
" Veroorloof mij deze arme congregatie aan uw christelijke liefde
" aan te bevelen. Ik dank u en door u om de Heilige Vader die ons
" deze blijk van achting en welwillendheid wil schenken, terwijl
" ik met diepe dankbaarheid de hoge eer heb van u te zijn
"
" Turijn, 12 december 1882.
uw verknochte dienaar
"
Priester Gio. Bosco.
Don Durando kon de bisschop van Mantua overtuigen met geldige ar-
gumenten en zei hem te wachten tot gunstiger voorwaarden zouden toelaten
aan zijn wensen gevolg te geven.
Laat ons besluiten. Op dat ogenblik diende er niet meer gesproken
te worden over een volledige of gedeeltelijke toekenning van privileges.
Wat de toekomst betrof zei Mgr. de secretaris van de heilige congregatie
dat men zijn tijd diende af te wachten. Gelet op de gunstige gezindheid
van de paus bevestigde Zijne Eminentie de staatssecretaris dat het een
kwestie van tijd was. De paus zelf zei aan Don Dalmazzo: "U hebt vijanden
en het is nodig met loden laarzen te gaan, want te Rome geeft men ook
vaste vorm aan schaduwen.(1)
Het laatste woord hierover is nl. dat de tijd zich ook ditmaal als
een gentleman gedragen heeft en nog wel vroeger dan men zich had kunnen
voorstellen.
(1) Brief van Don Dalmazzo aan Don Bosco, Rome 18 december 1882.

37.5 Page 365

▲back to top


- XV/361 -
H O O F D S T U K XV.
ALLERLEI NIEUWS EN BRIEVEN UIT HET JAAR 1881.
De grote reizen, de grote zaken, de grote worstelingen ruimen nu
de baan voor nederige episoden, persoonlijke relaties en private corres-
pondenties, zaken die op zich zelf beschouwd niet van buitengewoon his-
torisch belang zijn, maar die niettemin hun reliëf ontlenen aan de man in
kwestie. We zullen echter starten van uit een bijzonderheid die merkelijk
boven het overige uitsteekt.
UITBREIDINGEN IN DE HUIZEN.
Een feit dat getuigde voor de vitaliteit van het werk van Don Bos-
co was de uitbreiding van zijn huizen. Het werd een zo groot gedrang aan
de poorten van de tehuizen en van de colleges dat de aanvankelijke gebou-
wen eng werden en hun ruimte moest vergroot worden. Anderzijds hadden de-
ze vergrotingen een zeer goed uitwerksel op het hart van de weldoeners
die zich op een klaarblijkelijke manier rekenschap konden geven van het
resultaat van hun liefdadigheid. Dit alleen maar om te gewagen over de
meer aanzienlijke vergrotingen. In 1881 werd het Oratorio van Saint-Léon
te Marseille meer dan verdubbeld; het Patronage van Nice werd veel ver-
lengd en kreeg een mooie kerk erbij. Bij het Oratorio voor zon- en feest-
dagen van Lucca kwam een tehuis, te Vallecrosia werd, na het tijdelijk
stopzetten van de werken aan de kerk, een gebouw opgericht dat in twee
verdeeld werd, namelijk een gedeelte als woning voor de leraren en voor
de scholen van de jongens en het andere voor de meesteressen en hun meis-
jesleerlingen; te La Spezia werd de kerk voltooid en werd gezorgd voor
een ruimer lokaal voor de scholen, terwijl eveneens de colleges van Este,
Cremona en Randazzo vergroot werden.
In deze algemene uitbreidingsbeweging bleef het Oratorio van Val-
docco niet stationair, daar Don Bosco eveneens in het jaar 1881 zijn ter-
reinen en zijn gebouwen uitbreidde. Hij kocht, inderdaad, voor negentien-
duizend lires een terrein dat kon verbouwd en bebouwd worden en dat de
grens van de moestuin bracht tot over de lijn van de huidige via Sassa-
ri. Maar bouwen kon men er nooit; want het gemeentebestuur dacht er aan
daar een markt te openen en verbood het bijgevolg. In 1932 werd het ont-
eigend voor openbaar nut. Daarentegen bood de verwerving van het terrein,

37.6 Page 366

▲back to top


- XV/362 -
dat paalt aan het huis Nelva,(1) ten zuiden van de kerk van Maria, Hulp
der Christenen, de mogelijkheid een gebouw op te trekken symmetrisch met
het gebouw van de portiersloge en bestemd voor de drukkersschool met al
haar aan- en bijhorigheden.(2) De eerste steen werd met een plechtige
ceremonie gelegd op 22 november 1881. Welk belang Don Bosco aan dit ge-
bouw hechtte wordt bewezen door het geschrift dat hij er liet inmetselen
ter ere van een weldoener en ook om zijn vreugde uit te drukken.(3)
Het gebouw droeg bij tot de uitwendige versiering van de kerk van
Maria, Hulp der Christenen, bood de gelegenheid de oude gebouwen van de
drukkerij af te breken en liet toe te voorzien in de stijgende vooruit-
gang van andere werkhuizen. Maar voor alles werd er voor de kunst van
het boek in zijn geheel een milieu geschapen dat alle mogelijkheid bood
tot verdere groei volgens de bedoelingen van Don Bosco. Opdat het nage-
slacht zich een gedachte zou kunnen vormen van de werkzaamheid van de
boekenuitgeverij in het Oratorio, die hij steeds groter wilde en aange-
past aan de nood van de tijd, liet hij in 1881 een algemene catalogus
drukken van zesennegentig bladzijden met de lijst van de uitgaven die
van zijn drukkerij kwamen. Van deze aflevering werden in heel Italië
vierduizend exemplaren verspreid.(4) Don Bosco begreep dus reeds zeer
goed de waarde van de publiciteit, niet enkel als de ziel van de handel
maar als een nieuw middel om het goede te verspreiden.
DE EERSTE CONFERENTIE TE CASALE.
In heel de streek van Casale had de sympathie voor Don Bosco die-
pe wortels geschoten. Zijn eerste college dat in 1863 te Mirabello ge-
opend werd, genoot dadelijk een goede faam; toen het in 1870 naar Borgo
S. Martino werd overgebracht, was zijn krediet nog groter. Dan kwamen de
huizen van Penango en van de zusters te Lu erbij. Hierdoor genoot de naam
(1) Cfr. boekdeel XIV, blz. 518.
(2) Cfr. Giraudi, L'Oratorio di Don Bosco, tafel IX, D en A.
(3) Het opschrift luidde: "De juichende salesianen - bij het plaatsen van de eerste steen
- van de nieuwe drukkerij - deze gedachtenis plaatste - de heer Cavaliere Giovanni
Frisetti - op 22 november 1881.
(4) L'Osservatore Romano, spreekt in zijn nummer van 15 juni 1933, in een artikel van
priester Giuseppe de Luca, over de oude Biblioteca dei Classici Italiani, uitgegeven
in het Oratorio. Zonder de gebreken ervan te verhelen, looft de krant toch "de
werkzaamheid van Don Bosco, inzake boekenuitgeverij, die aan de Italiaanse katholie-
ken in zeer rampspoedige tijden niet weinig hulp verschafte." Na deze bemerking
bevestigt hij: "Een geschiedenis van deze werkzaamheid zal ongetwijfeld een eervol
hoofdstuk zijn, wanneer men de cultuur van de Italiaanse katholieken in de negen-
tiende eeuw wil verhalen."

37.7 Page 367

▲back to top


- XV/363 -
van Don Bosco een grote populariteit in heel de omgeving. Maar ieder jaar
steeds meer hadden de niet weinige priesters, die onder zijn vaderlijke
leiding in het Oratorio gestaan hadden, hem doen kennen en beminnen. De
talrijke roepingen zowel van salesianen als van zusters ontloken in het
diocees en de ruime subsidies die naar Turijn gestuurd werden bij de ver-
scheidene expedities van missionarissen, getuigden voor de algemene ge-
hechtheid aan de vrome sociëteit. Een nieuw bewijs van deze gevoelens was
de eerste salesiaanse conferentie in deze stad gehouden op 17 november
1881. Zij werd gewild door de medewerkers, die op eigen initiatief erover
onderhandelden met de Bisschop. Niet alleen keurde Mgr. Ferré het goed,
maar hij schreef er eigenhandig over aan Don Bosco en beschikte dat de
pastoors van de stad erover aan hun gelovigen zouden spreken vanaf de
kansel. Het gerucht had zich ook in veraf gelegen gemeenten verspreid en
trok ook vele mensen van de buiten aan, zodat op die dag de kerk van San
Filippo de massa mensen amper kon bevatten die gekomen waren om het woord
van Don Bosco te horen.
Hij hield zich aan zijn geliefd schema. Vooreerst gaf hij, als in
een schilderij een voorstelling van de ontwikkeling van de werkzaamheden
van de salesianen vanaf het begin van het Oratorio tot de recente opening
van het huis van Faenza en de aanstaande intocht in Brazilië. Hij illus-
treerde zijn uiteenzetting met te wijzen op de wonderbare tussenkomst van
de goddelijke Voorzienigheid, die zich steeds opportuun bediende van de
medewerkers. Dan begon hij te spreken over de aalmoes beschouwd als een
godsdienstige verplichting en als een echte sociale noodzakelijkheid.(1)
De bisschop, die voorzat, nam dan het woord en liet de vinger Gods
zien in de beschreven werken. Hij spoorde de clerus en het volk aan tot
samenwerking en verwees naar de verdiensten van Don Bosco en zijn zonen
op drie gebieden: de goede opvoeding van de jeugd, de verspreiding van
het evangelie bij de ongelovigen en de bouw van de kerk gewijd aan het
Heilig Hart van Jezus te Rome.
Wat een genegenheid heeft deze bisschop steeds voor Don Bosco ge-
had! Hij hield steeds veel van hem ofschoon hij door hem niet geholpen
werd in iets wat hem lief was als zijn oogappel.(2) Tien boekdelen over
de theorie van de universele denkbeelden getuigen van zijn lange studie
en van zijn grote liefde voor de leerstelsels van Rosmini. Don Bosco en
de zijnen waren niet bereid hem op dit gebied te volgen en hij wist dat
zeer goed. Dit had echter niet de minste invloed op de hartelijkheid van
de betrekkingen die hij met hen had. Hij gaf er een stichtend bewijs van
in de omstandigheid waarover wij het hier hebben.
(1) Het BolIettino Salesiano van december gaf over deze conferentie een ruim verslag.
(2) Cfr. boekdeel XIII, blz. 20-22.

37.8 Page 368

▲back to top


- XV/364 -
Daags voor de conferentie had hij zich naar Borgo San Martino be-
geven voor het feest van het college. Terwijl men het uur voor het diner
afwachtte, was hij in discussie getreden met Don Bertello, zijn vrijmoe-
dige en vurige tegenstander in het rosminianisme. Deze had op het einde
gezegd: - "Kijk, Monseigneur, indien ik, wat onmogelijk is, bisschop zou
worden, dan zou ik eisen dat mijn seminaristen zouden studeren volgens de
richtlijnen van Rome." - "Rome! Rome!" antwoordde hij. "Weet ge wat Rome
is? Het is als een hoge rots te midden van de zee. De paus staat daar
hoog, in een serene lucht maar onderaan rijden de golven te paard en sto-
ten en geselen elkaar. Het zijn de jezuïeten, die Rosmini en de aanhan-
gers van Rosmini tot het uiterste bekampen."- En hij raakte zo in vuur
dat de medegenodigden ongeduldig begonnen te worden wegens de vertraging.
Ten slotte onderbrak hem Don Bertello:
- "Kom, Monseigneur, het past niet dat Rosmini het diner doet uitstel-
len."
De bespreking tussen hen ontvlamde opnieuw de volgende dag in het
bisschoppelijk paleis, waar de bisschop met Don Bosco ook Don Bonetti,
Don Bertello en verscheidene leden van de clerus op een diner uitgenodigd
had. Aan tafel, ab ovo usque ad mala, hielden de twee debaters er geen
ogenblik mee op. Ten slotte merkte de bisschop op dat Leo XIII, sinds hij
paus was geworden, niet opgelegd had het stelsel van Rosmini vaarwel te
zeggen, en hij bevestigde verder dat niemand verplicht was zijn privé me-
ningen te volgen. - "Op vandaag", zei hij, "heeft de huidige paus deze
strekking. Na hem zal er een andere komen die een tegenstrijdige strek-
king zal verdedigen. Daarom, om niet telkens van wijsgerig stelsel te
moeten veranderen telkens als er een andere paus komt, dient ieder zich
te houden aan wat hij het best meent te zijn. Voor mij is het beste stel-
sel dat van Rosmini."-
En wat zei Don Bosco? Don Bosco luisterde stilzwijgend naar het
debat zonder dat de bisschop, meegesleept door het vuur van zijn pole-
miek, op de andere disgenoten lette. Ten slotte, om een einde te stellen
aan de betwisting, des te meer nu Monseigneur een beroep op hem deed no-
pens zijn laatste opmerking, nam hij in alle kalmte het woord om het vol-
gende te zeggen: - "Ik ben de overste van een communiteit en zo wil ik
aan mijn onderhorigen een gedachtenis nalaten die hun als norm dient zo-
wel in het huidige geval als in alle andere gevallen, die zich in de toe-
komst nog kunnen voordoen. Daarom zie ik, dat in een filosofische of
theologische kwestie vele wijsgeren en godgeleerden er een mening op na-
houden die zij menen de beste te zijn, terwijl anderen een tegengestelde
mening als de beste aanzien. Beide meningen hebben geleerde beschermers,
maar een van haar telt onder haar verdedigers de paus. Wat zal ik, als
voorzichtig overste, aan mijn ondergeschikten dienen aan te raden? Welke
praktische gedragsregel dien ik ze te geven? Ik zou me niet bedenken,
maar zou zeggen: mijn zonen, volg de mening die de paus volgt ook alleen
als wijsgeer, als godgeleerde, als particulier doctor. Wanneer ik het
aldus doe, dan zal ik vooreerst eerbied tonen voor de paus en dan schijnt
het mij dat ik een veiliger weg insla. Op die manier vergist men zich
niet of vergist men zich met ere.

37.9 Page 369

▲back to top


- XV/365 -
Mgr, Ferré gaf geen repliek meer, maar bromde alleen maar: -
"Hierin meende ik dat Don Bosco mijn mening zou gedeeld hebben." - En
toch woonde hij 's avonds, zoals we gezegd hebben, de conferentie bij en
na de conferentie sprak hij welsprekend over de congregatie en had hij
voor Don Bosco de hoogste lof over. Don Bertello bevestigde dat hij nooit
schitterender lofbetuigingen gehoord had. Meer nog. Naar het getuigenis
van verscheidene personen sprak hij nooit meer over Rosmini, als hij met
salesianen in contact kwam. Eens na de gebruikelijke korte toespraak bij
gelegenheid van de wijdingen, begon hij privé te spreken over de beginse-
len van Rosmini en viel zijn tegenstrevers aan. Allen stemden er mee in
behalve twee. Toen hij dit bemerkt had, ondervroeg hij hun: - "En jullie,
wat zeggen jullie er over?" Toen hij vernam dat ze van Don Bosco waren,
antwoordde hij: "Ik begrijp het"! - brak het gesprek af en hield niet op
zich ook tegenover hen minzaam te tonen.
ANDERE FRANSE PELGRIMS.
In het jaar 1881 kwam in het Oratorio een tweede groep pelgrims aan
uit Frankrijk, die uit Rome terugkeerden na de heiligverklaringen van 8
december. Samen met de drie Italiaanse Zaligen Giovanni Battista de Ros-
si, Lorenzo van Brindisi en Chiara van Montefalco had ook hun landgenoot,
Benoît-Jozeph Labre, de hoogste verheerlijking ontvangen. Pater Picard,
die met Pater Hyppolite de leiding had van de bedevaart, kon niet nalaten
in het programma van de terugkeer een halte te Turijn in te schakelen met
een bezoek aan het heiligdom van Maria, Hulp der Christenen, het Oratorio
en Don Bosco.
Het uur van samenkomst te Valdocco was vastgesteld om 5 uur in de
namiddag van 15 december; maar, omdat ze in de ochtend in de stad waren
aangekomen, begonnen ze al om 1 uur 's middags toe te komen. Allen ver-
langden met Don Bosco een privé gesprek te hebben, daarom hadden ze in
kleine groepjes, zonder dat ze het van elkaar wisten, de richting van het
Oratorio ingeslagen, zodat op korte tijd de speelplaats vol liep. Don
Bosco was uit de refter gekomen en stond wat te luisteren naar hen die
eerst gekomen waren. Toen dan echter de menigte aangroeide, verzocht hij
dat ze kleine groepjes zouden vormen en met een aangeduide gids een be-
zoek zouden brengen aan het huis. Hij stelde zich aan het hoofd van de
talrijkste groep. Eens op weg bestormden ze hem met vragen over de oor-
sprong en de wederwaardigheden van zijn werk; maar hoe kon hij ze allen
bevredigen? Hij beloofde er over te spreken wanneer ze in de kerk samen-
gekomen waren.
Wanneer hij hun dan zijn zegen gegeven had, beklom Don Bosco samen
met Pater Hyppolite en met verschillende aanzienlijke bedevaartgangers
het podium (Pater Picard had een andere weg ingeslagen), bracht in het
Frans een bewogen groet aan de toehoorders, gaf hun een gedachte over het
salesiaans werk, over de medewerkers en nodigde allen uit zich in de vro-
me vereniging te laten inschrijven.(1) Dat hij met belangstelling aan-
(1) Het Frans Bollettino van februari 1882 publiceerde de integrale tekst van zijn
toespraak (zie Bijv. Doc. 70).

37.10 Page 370

▲back to top


- XV/366 -
hoord werd, zag men uit de houding van de aanwezigen, maar nog meer uit
de wedijver waarmee ze zich daarna rond hem verdrongen om zich als mede-
werkers te laten inschrijven.
Na hem sprak Pater Hyppolite om dank te zeggen voor het hartelijke
onthaal. Na gewezen te hebben op de rozen van deugd, die in de tuin van
het Oratorio geurden, ging hij verder: "Deze lieflijke en spontane ont-
vangst doet ons bijna vergeten, dat wij hier tussen al die rozen stekende
doornen zijn, omdat wij hier in zo groot aantal binnengevallen zijn en
alleen maar last verkopen. We worden echter opgebeurd door de gedachte
dat de heiligen niet zijn zoals de mensen in de wereld. Wat de wereld
verafschuwt is vaak voor hen een voorwerp van vertroosting. Ook ten koste
van ongemakken verheugt Don Bosco zich er over dat wij ons tussen deze
muren bevinden, waar wij kunnen leren op welke manier wij onze arme jeugd
kunnen helpen. Hij houdt van hen die verlaten zijn, waar ze zich ook mo-
gen bevinden en daarom hebben we ook in Frankrijk salesiaanse huizen. En
moge het God behagen dat er in groter aantal zouden komen. Wij wensen dat
dergelijke instituten zich zouden vermeerderen, zodat wij er bij ons ten
minste één in ieder departement, in iedere grote stad, Parijs niet uitge-
sloten, zouden hebben." Daarna wou hij dat Don Bosco de bedevaartgangers
zou zegenen. Zij gingen dan naar buiten langs de kant van de speelplaats
en vertrokken met een groet van het muziekkorps.
Hun vertrek had eerst 's anderdaags namiddag plaats en daarom kwa-
men 's morgens daarna de priesters in het heiligdom hun mis celebreren en
ontvingen zeer vele heren en dames de communie. Het hoofd en de aanzien-
lijkste leden onder de bedevaartgangers vereerden die dag de tafel van
Don Bosco en zaten met hem aan. Daarna werd hij nog veel meer dan de
avond tevoren bestormd. Omdat ze wensten een aandenken aan hem mee te
dragen, boden ze hem religieuze voorwerpen aan om ze te zegenen, en boe-
ken en prentjes om er zijn handtekening te plaatsen. Nadat hij geschreven
had, verwisselden sommigen zijn pen met de hunne om de pen die hij ge-
bruikt had als een waardevol souvenir te behouden.
EEN UITNODIGING.
Don Bosco bleef steeds een gewenste disgenoot bij de patriciërs-
families van Turijn, hoewel hij niet meer zo vaak als vroeger de uitnodi-
gingen kon aanvaarden. Zijn gesprekken, die tegelijkertijd stichtend en
aangenaam waren, vrolijkten bedroefde harten op en waren soms een zege-
ning voor de kinderen.(1) Doorgaans lieten deze heren hem niet met lege
handen vertrekken, maar vergoedden zijn geestelijke liefdadigheid met
(1) Vrij dikwijls ging hij naar Borgo Cornalense bij de familie de Maistre. Wanneer
graaf Eugenio hem zag verschijnen, riep hij aangenaam vol vreugde uit: - "Oh, wat
een gezegend vervelend moment! - Hij behoorde tot de adellijken van Turijn die in
het begin Don Bosco hielpen bij de catechismuslessen.

38 Pages 371-380

▲back to top


38.1 Page 371

▲back to top


- XV/367 -
stoffelijke giften voor zijn jongens en voor zijn werken.
In het begin van de maand januari wenste graaf di Castagnetto (1)
met hem en met een paar intieme vrienden het nieuwe jaar te vieren; maar
omdat hij wist dat hij zelden vrij was liet hij hem een dag hiervoor kie-
zen.
Graaf Cesare Trabucco di Castagnetto, gestorven in hetzelfde jaar
als Don Bosco had, voor en na het ogenblik waarop hij senator was gewor-
den, actief deel genomen aan de politiek van het Italiaanse "Risorgimen-
to", maar niet meer na 1870. Als een overtuigde katholiek sprak hij op 2
december van dat jaar in de senaat tegen de aanvaarding van het plebi-
sciet van de Romeinse provincies en op 23 januari daarna tegen de wet op
de waarborgen. Daarna hield hij zich, als zovele adellijken uit Piëmonte
afzijdig en wijdde zich aan weldadigheidswerken en werken van de katho-
lieke actie. Don Bosco, die ook nooit de bruggen wou opblazen met de re-
gering die zich te Rome gevestigd had, verloor nooit zijn achting en
zijn vertrouwen voor de mensen met die gezindheid en het was zijn vaste
overtuiging om aan Caesar enkel te geven wat aan Caesar toekwam en aan
God alles wat van God was.
Op de vriendelijke uitnodiging antwoordde hij daarom met genoegen
als volgt.
"
Excellentie en beste heer Graaf,
"
"
Uw grote goedheid geeft mij de keus van de dag om carnaval
" bij u te vieren en ik bedank u voor de uitnodiging en voor het
" gemak de dag zelf te mogen kiezen.
"
Ik verkies 13 januari omdat de donderdag niet gewijd is
" aan de onstandvastige maan, noch aan de oorlogszuchtige Mars,
" noch aan Mercurius de beschermer van de dieven, maar aan Jupiter,
" die het hoofd van alle goden is en daarom toch wel wat eerzaam-
" heid zal bezitten.
"
God moge u en uw familie zegenen en bid voor deze arme
" man die voor u in Jezus Christus steeds zijn zal
"
"
de nederige dienaar
" Turijn, 4-81.
Priester Gio. Bosco.
De graaf was het eens met die dag en voor wat de modaliteiten be-
treft liet hij vrijelijk alles regelen door theoloog Margotti die ook
onder de genodigden was. Welnu, hier hebben we dan een ander geval waar-
uit blijkt hoe Don Bosco de genegenheid van allen kon veroveren. Margot-
(1) Cfr. boekdeel XIII, blz. 381-4.

38.2 Page 372

▲back to top


- XV/368 -
ti een vroegere afgevaardigde in het subalpijns parlement en publicist
van eerste rang, ging door voor de vaandrig van die Italiaanse katholie-
ken die de onverzettelijken genoemd werden. Gezworen vijand van de libe-
ralen en van de sektariërs was ieder nummer van zijn Unità Cattolica een
veldslag. Dat was dus totaal in tegenstrijd met de houding van Don Bosco.
En toch hielden deze twee mensen oprecht van elkaar. Het is waar dat men
de jongste tijd een zekere gereserveerdheid tegenover Don Bosco vaststel-
de; maar deze werd opgelegd door redenen van voorzichtigheid die mis-
schien ook Don Bosco zelf liet gelden om niet te mishagen aan de dioce-
sane kerkelijke overheid, die hem reeds zo ongunstig gezind was. Hun ge-
voelens echter waren steeds onveranderd gebleven. Opdat deze uiterlijke
schijn voor de toekomst geen twijfel zou opwekken, is het goed de brief
bekend te maken, die de grote polemicus bij die gelegenheid aan de zachte
man Gods schreef. Terwijl hij ondertekende als "zijn verknochte vriend en
dienaar" uitte hij zich aldus op 8 januari: "Verhinderd persoonlijk te
komen zeg ik u schriftelijk wat ik u liever mondeling zou gezegd hebben.
Zijn Excellentie Graaf di Castagnetto (1) is buiten zichzelf van vreugde
Don Bosco op zijn diner te hebben. Het diner zal een diplomatisch diner
(2) zijn voor het huis, voor de kok en voor de disgenoten. Het is duide-
lijk dat Don Bosco een persoonlijk veldadjudant naar zijn keuze zal mee-
brengen. De Graaf wou u per rijtuig laten halen maar ik heb er mij mee
gelast u en uw adjudant te brengen. Ziehier mijn voorstel. Op donderdag
13 januari wordt het theater van Valsalice ingewijd. Gaat u maar naar de
inwijding zoals u aan de jongens beloofd hebt. Ik zal ook komen en daar
de theatervoorstelling eindigt om half zes, zullen we samen naar het di-
ner vertrekken. Uw persoonlijk adjudant dient Don Francesia te zijn, De
graaf kent hem en hij kent de graaf. 's Avonds staat een rijtuig tot uw
beschikking dat u naar het Oratorio zal brengen. Indien mijn voorstel u
bevalt, schrijf mij dan deze twee woorden: gezien, goedgekeurd. Indien
niet, doe dan een voorstel, deel het mij mee en nu al keur ik het goed,
want ik roem er op met de grootste verering en genegenheid te zijn enz.".
De buitengewone tevredenheid van de graaf kon wel voortvloeien uit de
zekerheid dat de tegenwoordigheid van Don Bosco gesprekken zou verhinde-
ren, die niet strookten met de beginselen van de huisheer.
NOGMAALS DON GUANELLA.
Sinds drie jaar was Don Guanella teruggekeerd naar het diocees
waar hij al zijn ijver aanwendde om het goede te doen, waartoe hij zich
(1) De titel van "Excellentie" kwam hem toe wegens de hoge opdrachten die hij aan het
hof van Carlo Alberto vervuld had.
(2) Dit betekent zeker een pompeus diner: maar er bevonden zich ook authentieke diplo-
maten onder de genodigden, bijvoorbeeld, de graaf di Donato, koninklijk gezant van
Italië bij de Sjah van Perzië. De familie van deze graaf is in het bezit van det
origineel van de hierboven vermelde brief.

38.3 Page 373

▲back to top


- XV/369 -
geroepen voelde.(1) Niet allen echter te Como zagen met een gunstig oog
wat er gedaan werd. Hij had zo sterke en hardnekkige tegenstanders, dat
zijn ondernemingen gevaar liepen te mislukken. Het ging zo ver dat hij
moedeloos werd, eraan dacht opnieuw zijn geboortestreek te verlaten en
voor altijd naar de congregatie terug te keren. Hij was met deze gedachte
zoveel bezig dat hij omstreeks half september aan Don Bosco schreef en
hem verzocht opnieuw de deuren voor hem te openen. Don Bosco, die met de
leden van het hoofdkapittel te Alassio was voor een retraite, deelde de
leden van het kapittel deze aanvraag mee en vroeg hen naar hun mening.
Don Guanella had bij ons zoveel achting verworven en zijn vertrek was in
een zo onberispelijke vorm gebeurd, dat geen enkel van de aanwezigen op-
werpingen te maken had. Hij ontving een antwoord van Don Cagliero, die
als opdracht had de aangelegenheden aangaande de aanvaardingen te rege-
len. Namens Don Bosco werden hem twee voorwaarden gesteld, namelijk de
materiële zaken, die hem nadien naar Como konden terugroepen volledig af-
werken en terugkomen met in zijn hart de bereidheid tot een volledige ge-
hoorzaamheid. Uit een zin van een brief kan men besluiten dat Don Bosco
geneigd was hem opnieuw naar San Domingo te sturen. Maar de banden die
hem aan het diocees gebonden hadden, waren thans te stevig om ze zonder
ernstige ongemakken te kunnen losmaken.
RIDDER FAVA.
De brieven, die door Don Bosco aan de echtgenoten Fava uit Turijn
gestuurd waren en die wij tot heden toe gepubliceerd hebben,(2) tonen aan
hoe liefdadig ze tegenover hem waren. De correspondentie die wij kennen
begint vanaf het jaar 1873. De ridder was eresecretaris van het gemeente-
bestuur. Toen hij in de zomer van het jaar 1881 naar de vallei van Andor-
no boven Biella gegaan was om zijn gezondheid te versterken, ontving hij
van Don Bosco volgende hartelijke en grappige brief.
"
Beste heer Ridder Fava,
"
"
Ik verheug er mij zeer in dat u en heel uw familie uw ver-
" blijf te Andorno konden regelen eer deze intense hitte kwam die
" op enkele dagen haar hoogtepunt bereikte. We zijn met de geregel-
" de leergang van het transpireren begonnen; hij dient als een per-
" manent bad van de ene halve dag tot de andere. Ondanks dit feit
" heb ik nog niet vernomen dat iemand zou gekookt zijn.
"
Het spijt me dat uw gezondheid nog niet in de beste staat
" is. Ik hoop dat de rust, de frisse lucht, de verzorging en de
" vele gebeden die wij iedere dag voor u doen, zullen bekomen dat
" u eens in de beste gezondheid onder ons zou kunnen terugkeren.
(1) Cfr. boekdeel XIII, blz. 812-13.
(2) Cfr. boekdeel XI, blz. 17; boekdeel XIII, blz. 834, boekdeel XIV, blz. 396 en 566.

38.4 Page 374

▲back to top


- XV/370 -
"
U zegt mij dat u nog geen zin hebt om te sterven, maar
" ook ik wil niet dat u zo vlug van ons zou vertrekken. We hebben
" nog zoveel liefdadigheidswerken te doen die niet onvoltooid mo-
" gen blijven; het is dus noodzakelijk dat u blijft leven. U hebt
" mijn uitnodiging aanvaard naar de mis van mijn gouden priester-
" jubileum (?) te komen, die zal worden opgedragen op Drievuldig-
" heidszondag 1891. Zou u willen ontbreken op een uitnodiging die
" u gedaan werd en die door u aanvaard werd? Bovendien heb ik een
" onderneming toe te vertrouwen aan uw echtgenote, die door u en
" door juffrouw Maria Pia mag geholpen worden. We dienen dus te
" herhalen dat u moet leven.
"
Wat heeft Don Bosco veel tijd! zult u zeggen. Dat is
" waar; maar wanneer ik U een brief schrijf, dan is dat voor mij
" een verlichting te midden van mijn 500 brieven, waaraan ik op
" dit ogenblik begonnen ben te antwoorden.
"
Moge God u zegenen, mijn beste heer Ridder, en met u heel
" uw familie en moge Hij aan allen gezondheid en heiligheid in
" overvloed schenken.
"
Gelieve ook voor mij te bidden die met eerbied en dank-
" baarheid van u ben in Onze Heer Jezus Christus
"
"
de nederige dienaar
" Turijn, 4-6-1881.
Priester Gio. Bosco.
Dit was de laatste brief, die hem door Don Bosco geschreven werd.
In het begin van het jaar 1882 ging de brave heer tot een beter leven
over en het Bollettino van mei gaf de aankondiging van zijn dood. Hierin
werd gezegd dat hij in de moeilijkste omstandigheden zulke diensten aan
het Oratorio bewezen had, dat enkel God hem hiervoor passend belonen kon.
Men zinspeelt hier op zijn werk in het voordeel van Don Bosco, toen hij
nog ambtenaar was bij het gemeentebestuur. Zijn weduwe ging er mee voort
aan het Oratorio goed te doen tot aan haar dood, namelijk tot in 1911.
MEVROUW MAGLIANO.
Mevrouw Bernardina Magliano-Sollier woonde te Turijn en was een
rijke weduwe, die zeer vrijgevig was om Don Bosco en Don Rua ter hulp te
komen en ook Don Pavia voor het Oratorio voor zon- en feestdagen. Don
Bosco wist dat ze voor indrukken vatbaar was en beoefende tegenover haar
zijn christelijke liefde door soms geruime tijd naar haar te luisteren en
met haar een overvloedige correspondentie te voeren. In 1881 schreef hij
haar meermaals. De eerste brief die wij bezitten is een antwoord gestuurd
naar Susa, korte tijd voor de feestdag van Sint-Aloysius. Voor dit feest
nodigt hij haar in schertsende bewoordingen uit als priorin te willen op-
treden.

38.5 Page 375

▲back to top


- XV/371 -
"
Geachte Mevrouw Bernardina Magliano,
"
"
Ik ontvang uw beste brief met een echte vertroosting en
" ik antwoord u in al zijn delen.
"
Op 6 en 7 juli eerstkomende zal ik te Turijn zijn en ik
" zal steeds vereerd zijn wanneer u mij met een bezoek wilt begun-
" stigen.
"
U hebt er goed aan gedaan deze brieven op te delven, die,
" als ze in de handen vallen van de ene of de andere, een aanlei-
" ding tot betwistingen kunnen zijn.
"
Deze maand had het Bollettino wat vertraging omdat de
" redacteur enkele dagen ziek geweest is. Nu is het gedrukt en u
" zult het misschien vandaag nog ontvangen.
"
De rozenkrans wacht op u; maar wanneer uw komst wat te
" lang op zich laat wachten dan kan het zijn dat anderen hem bij
" mij komen stelen. Daarom kan ik het niet gemakkelijk goedpraten
" dat u dit jaar niet als priorin voor Sint-Aloysius zou komen.
" Het feest van deze heilige is vastgesteld op 26 juni. Nu de reis
" zo gemakkelijk is, zou u die dag niet onder ons kunnen doorbren-
" gen en uw zuster en ook een van uw kleindochters meebrengen? Wan-
" neer wij het feest van Sint-Aloysius vieren, zal er een diner
" bereid zijn voer allen zullen wij deze heilige vereren met een
" zeer sobere tafel, zoals ik weet dat u dit wenst. Alle gebeden
" van die dag, de communies van de jongens, de mis van de arme Don
" Bosco zullen alle aan God worden aangeboden volgens uw heilige
" intentie.
"
En dan heb ik al gepubliceerd dat u dit jaar onze prio-
" rin zou zijn. Zal ik nu mezelf dienen te logenstraffen? Zal Sint-
" Aloysius zich niet gekrenkt gevoelen? Denk er aan en zeg dan maar
" neen, als u dat durft.
"
Moge God u zegenen, verdienstelijke Mevrouw Bernardina, u
" in goede gezondheid en steeds in zijn heilige genade bewaren. Ge-
" lieve ook te bidden voor deze arme man, die eveneens iedere och-
" tend voor u zal bidden, terwijl hij met dankbaarheid steeds van
" u in Jezus Christus zijn zal
"
de nederige dienaar
" Turijn, 18 juni 1881.
Priester Gio. Bosco.
Op 5 juli stuurt hij haar een geschenkje met suikergoed, een gift
die hij zeker aan haar zelf wou doen, misschien bij gelegenheid van haar
naamfeest en biedt haar volgend biljet aan: "Aan Mevrouw Bernardina
Magliano, onze goede Mama in Jezus Christus, stuurt priester Giovanni
Bosco dit suikergoed en verzoekt haar eerbiedig het te willen aanvaarden
als een klein bewijs van zijn grote dankbaarheid."
Op het einde van dezelfde maand nodigt hij haar uit naar Nizza
Monferrato om er de retraite te doen en schrijft haar over de gedrukte
omzendbrief, die hij dat jaar stuurde aan de vrome dames en meesteressen
om hun de aanstaande retraite aan te kondigen: "Wie weet of u geen lust
hebt om naar de retraite te komen? Ik ga er naartoe en ik zal er mijn

38.6 Page 376

▲back to top


- XV/372 -
deel doen. We zullen zien hoe moedig u bent." De dame was genoodzaakt in
die dagen naar Busca te gaan in de omgeving van Cuneo voor haar vakantie-
verblijf; maar tevoren wenste ze Don Bosco te zien, die op haar brief,
waarin ze wellicht de vrees had te kennen gegeven hem lastig te vallen,
antwoordde:
"
Geachte Mevrouw Bernardina Magliano,
"
"
Vandaag en morgen ben ik op ieder uur van de dag thuis
" en ik wens u mijn hulde te betuigen, eer u naar de buiten van
" Busca vertrekt. Indien u echter niet zou kunnen komen, dan
" verwacht ik u op 2 of 3 augustus te Nizza.
"
Het is steeds een echte geestelijke vertroosting wan-
" neer u mij een brief schrijft.
"
Moge God u zegenen en dat Maria, Hulp der Christenen,
" u altijd beware. Amen.
"
uw nederige dienaar
" Turijn, 27-7-81.
Priester Gio. Bosco.
Naar de retraite ging ze niet en daarom liet Don Bosco haar op 20
augustus, haar naamdag, zijn beste wensen geworden. Omdat hij toen de
leiding had van de retraite van de aspiranten te San Benigno, zal hij
aan deze wensen meer waarde geven door de belofte van overvloedige gebe-
den ook namens de retraitanten.
"
Mevrouw Bernardina Magliano, geboren Sollier,
"
"
Morgen op uw naamdag zou ik u persoonlijk mijn hulde wil-
" len betuigen maar ik kan dit niet doen omdat ik bezig ben met
" een retraite in dit huis. Ik zal het dan zo doen:
"
Morgen zal ik de heilige mis celebreren en zullen de re-
" traitanten de heilige communie en gebeden doen volgens uw vrome
" intentie. Dat zal de bijdrage van onze dankbaarheid zijn.
"
De Heilige Bernardus moge u de waardevolle gave van de
" zachtheid en de vurigheid geven en Maria, Hulp der Christenen,
" moge u in goede gezondheid en op de weg van de heiligheid be-
" waren. Amen.
"
Bid voor mij die steeds in Jezus Christus zijn zal
"
"
uw nederige dienaar
" S. Benigno, 19 augustus 1881.
Priester Gio. Bosco.

38.7 Page 377

▲back to top


- XV/373 -
Op de laatste dag van de retraite,(1) eer hij zijn geloften af-
legde, dankte schriftelijk een jonge aspirant, Carlo Dallera, later sa-
lesiaans priester in Amerika, de dame die hem in het Oratorio weldaden
bewezen had. Bij zijn brief sloot Don Bosco volgende regels:
"
Geachte Dame,
"
"
De jonge Carlo Dallera volbrengt zijn plicht jegens u en
" ik bedien mij van dezelfde envelop om u mijn nederige huldebetui-
" ging te doen.
"
Vandaag hebben we een retraite beëindigd van 160 jonge as-
" piranten, die salesiaan willen worden. Moge God van hen allemaal
" goede geestelijken maken.
"
Gelieve ook voor mij te willen bidden die voor u steeds
" zijn zal de nederige dienaar
"
" S. Benigno, 24-8-81.
Priester Gio. Bosco.
De laatste brief van dat jaar dateert van oktober. Mevrouw Magli-
ano verbleef nog in haar vakantieverblijf te Busca. Don Bosco vroeg haar
hem te helpen bij de aankoop van het laken om de togen te maken voor de
inkleding van de nieuwe clerici en ook voor de behoeftige priesters die
de hunne moesten vernieuwen bij het naderen van de winter.
"
Geachte Mevrouw Magliano,
"
"
U had de goedheid nieuws over mij te vragen en ik dank u
" hiervoor. Ik zelf wil er u geven. Wat de gezondheid van het li-
" chaam betreft, die is zeer goed, voor de ziel weet God dat. Maar
" er is een maar. Ik heb al te veel zaken te besturen en ik heb het
" geld niet om ze te onderhouden. Behalve de missies en de bouwwer-
" ken heb ik driehonderd priesters en clerici in te kleden. Indien
" u, geachte Dame, nu de ingeving zou hebben mij bij dit laatste
" te hulp te komen, wat zou dat dan een buitengewone lafenis zijn
" voor uw afgestorvenen en voor alle zielen van het vagevuur!?
"
Ik ben ervan overtuigd dat u zult doen wat u kunt, ik dien
__________________________
(1) Deze retraite, begonnen op de avond van 17 augustus, werd gesloten in de ochtend van
25 augustus. Er werd gepreekt door Don Rua en Don Lazzero. Er waren 163 retraitan-
ten, waarvan de meesten aspiranten. Don Bosco kwam toe op de middag van 18 augustus.
Op zondag 21 augustus, feest van Sint-Joachim, liet hij volgend telegram aan de
Heilige Vader sturen: Salesianen verenigd retraite en hun leerlingen verheugd om uw
naamdag. Bidden God u lange jaren van gelukkig leven te verlenen. Priester Bosco." Op
30 juni werd er op voorstel van Don Bosco door het kapittel beslist dat in dat jaar
alle retraites niet meer te Lanze maar te S. Benigno zouden plaats hebben. De clerici
gingen hun vakantie in het college van Borgo S. Martino doorbrengen.

38.8 Page 378

▲back to top


- XV/374 -
" u dan enkel nog te bedanken en God te bidden dat Hij in het hui-
" dige leven u het honderdvoudige zou geven en de eeuwige beloning
" in het toekomstige leven.
"
Ik hoop dat uw terugkeer naar de stad niet te lang op zich
" zal laten lachten. Moge Maria, Hulp der Christenen, u een goed
" einde van uw vakantie op de buiten geven en een voorspoedige te-
" rugkeer onder ons. Gelieve ook voor deze arme man te bidden die
" van u steeds zijn zal in de Heilige Harten van Jezus en Maria
"
"
de zeer verplichte dienaar,
" Turijn, 24 oktober 1881.
Priester Gio. Bosco.
DON ALBERA TE MARSEILLE.
Bij het begin van het nieuwe schooljaar 1881-82 werd Don Albera ge-
noodzaakt de leiding van het huis van Sampierdarena over te maken aan Don
Belmonte, omdat hij verplaatst was naar Marseille met de functie van in-
specteur voor de huizen van Frankrijk. Hij was nog maar enkele dagen ver-
trokken, toen Don Bosco vandaar aan Don Bologna schreef:
"
Beste Don Bologna,
"
"
Ik ben niet in de gelegenheid geweest aan Don Albera een
" brief mee te geven voor de bisschop van Marseille. Zeg me dus hoe
" het gaat met de zusters, met ons tehuis, met de heer pastoor en
" met het nieuwe personeel?
"
Ik heb aan Madame Jacques geschreven. Vandaag zal ik aan
" Madame Prat-Noilly schrijven. Moge God ons zegenen en zeg aan
" Don Albera dat hij mij een lange brief zou schrijven.
"
"
je toegenegen vriend,
"
Priester Bosco.
Te Sampierdarena genoot de toekomstige tweede opvolger van Don
Bosco niet enkel de achting van de hele clerus, die bij hem om raad kwam,
maar ook van de curie en van de aartsbisschop. Bij zijn afscheidsbezoek
sloeg de vicaris-generaal zijn armen om zijn hals en riep met tranen in
de ogen uit: Ik verlies een vriend!
Don Bosco had deze overplaatsing sinds een jaar voorbereid. Hij
wist onder meer dat hij zou genoodzaakt zijn het verzet te overwinnen van
de adellijke dame van Genua, Fanny Ghiglini, die voor de directeur een
moederlijke genegenheid bezat. Daarom begon hij met haar te schrijven
alsof hij haar vertrouwelijk haar mening wou vragen over die zaak. Dan
verwittigde hij Don Albera dat hij de zaken zo moest regelen dat hij,
wanneer de oversten het goed zouden oordelen hem naar Marseille te stu-

38.9 Page 379

▲back to top


- XV/375 -
ren, zonder moeilijkheden Sampierdarena kon verlaten.
Voor Don Albera was dit voorafgaande bericht des te erger omdat
hij er zich helemaal niet aan verwacht had. Hij was toen wat vreesachtig
en stelde voor dat hij voor een berg van moeilijkheden zou staan bij het
veranderen van natie en taal. Don Bosco echter was zeker dat hij zou ge-
hoorzamen. De dame echter antwoordde met een reeks argumenten om de on-
mogelijkheid van dit vertrek te bewijzen. Toen er echter een paar dagen
verlopen waren en haar eerste indruk voorbij was, nam ze opnieuw de pen
om aan Don Bosco te verklaren dat zij met haar opmerkingen helemaal niet
het inzicht had gehad een beletsel te stellen aan Gods wil. Ze hield wel
veel van Don Albera, omdat hij dat verdiende, maar boven alles was ze de
congregatie genegen. Don Bosco trof dan de schikkingen die, naar zijn
oordeel, de beste waren.
In oktober gaf Don Albera alles over in handen van zijn opvolger.
Omdat hij dacht dat er nog geen uitdrukkelijk bevel gekomen was om te
vertrekken en omdat hij nog hoopte dat deze zo moeilijke gehoorzaamheid
hem zou gespaard blijven, kwam hij naar Turijn om met Don Bosco te spre-
ken. - "Wat", zei Don Bosco hem zodra hij hem gezien had. "Ben je nog
niet naar Marseille vertrokken? Vertrek onmiddellijk!" - En hij voegde
er niets anders aan toe.
Don Albera keerde dadelijk naar Sampierdarena terug en ging samen
met Don Belmonte een dag doorbrengen bij Mevrouw Ghiglini in haar villa,
die lag op de heuvels achter het tehuis van San Vincenzo. De eigenares
was op de hoogte gebracht van dat bezoek en had daar de voornaamste mede-
werksters, een groep adellijke dames, uitgenodigd. Op het ogenblik van de
scheiding ontstond een algemeen geweeklaag en toen hij met zijn gezel
naar beneden kwam, snikte hij als een knaap. Maar de volgende dag was hij
al in Frankrijk. De kritiek die er wegens deze opdracht op Don Bosco uit-
geoefend werd, was niet licht, maar de dame antwoordde steeds dat men
nooit de persoon voor de congregatie mag stellen. Het is mogelijk dat Don
Bosco een zinspeling deed op haar goede gevoelens, toen hij haar kort
daarna schreef in een voorstellingsbiljet: "Priester Giovanni Bosco be-
dankt u zeer vurig en wenst u hemelse zegeningen toe. Hij stelt u Dame
Angela Picardo, een flinke medewerkster voor." Het was algemeen geweten
dat, wanneer hij eens een besluit genomen had van dien aard, hij er om
menselijke redenen niet meer op terugkwam.
HET DIPLOMA VAN MEDEWERKER AAN EEN JOOD.
In de maand november gebeurde een lieflijk qui_pro quo. Door een
loutere vergissing had Don Pozzan het diploma van salesiaans medewerker
gestuurd aan een zekere heer Augusto Calabia, een Israëliet, die zich
haastte aan Don Bosco te antwoorden: "Ik ben u dankbaar voor het ver-
trouwen dat u in mij stelt en mij de eer aandoet mij in te schrijven als
salesiaans medewerker. Het reglement hiervan behoud ik voor memorie even-
als het daarbij gevoegde toevoegsel, maar ik merk u op dat ik tot de

38.10 Page 380

▲back to top


- XV/376 -
godsdienst van Mozes behoor en daarmee heb ik alles gezegd. Met de groot-
ste verering ben ik enz.". Don Bosco was niet minder haastig om hem te
antwoorden.
"
Geachte Heer,
"
"
Het is werkelijk eigenaardig dat een katholieke priester
" een verbond van liefdadigheid voorstelt aan een Israëliet! Maar
" de liefde van ons Heer kent geen grenzen en sluit niemand uit
" van welke leeftijd, stand of geloof hij ook zou wezen.
"
Onder onze jongens, die samen 80.000 in getal zijn, heb-
" ben wij er gehad en hebben wij er nog die Israëlieten zijn. An-
" derzijds zegt u mij dat u tot de godsdienst van Mozes behoort en
" wij, katholieken, volgen stipt de leer van Mozes en van al de
" boeken die deze grote profeet ons nagelaten heeft. Er bestaat
" enkel verschil bij de interpretatie van deze geschriften.
"
Bovendien is de heer Lattes van Nice een Israëliet en is
" een van onze vurigste medewerkers. In ieder geval zal ik ermee
" voortgaan u ons Bollettino te sturen en ik meen dat u er niets
" zult in aantreffen dat uw geloof zal krenken; wanneer dat zou ge-
" beuren of wanneer u zou wensen dat men ermee zou ophouden, dan
" dient u mij maar bericht te laten.
"
Moge God u zegenen, in goede gezondheid bewaren en ge-
" loof me met eerbied en achting van u te zijn
"
de nederige dienaar
" Turijn, 4 december 1881.
Priester Gio. Bosco.
EEN NIEUWE BEDREIGING IN FRANKRIJK.
Op het einde van het jaar 1881 woog over de zo genoemde "zedelij-
ke lichamen" de bedreiging van een nieuwe wet, die zeer hinderlijk was.
Don Bosco maakt er een zinspeling op in een brief aan Don Ronchail. De
brief is niet gedateerd maar zal wel dateren van een van de laatste da-
gen van het jaar 1881.(1)
Om steeds meer de overblijvende kloostercongregaties te treffen,
werd door het radicaal ministerie Gambetta een nieuwe belasting van drie
per honderd op hun goederen uitgevaardigd. De duur van dit ministerie
(1) Het postscriptum veronderstelt dat de Dom Bosco van d'Epinay onlangs gepubliceerd
werd (1881). De verwijzing naar het sturen van nieuw personeel (nr. 3) brengt het
document naar de late herfst, toen de overplaatsingen gebeurden (de klassen begonnen
na Allerheiligen) en niet voor, noch na 1881. Dellavalle verschijnt voor de eerste
maal als behorende tot het huis van Nice in de lijst van 1882. De zinspeling op de
belasting op de zedelijke lichamen plaatst de brief bij het begin van het ministerie
Gambetta, dat zich voor de kamers aanbood op 15 november 1881.

39 Pages 381-390

▲back to top


39.1 Page 381

▲back to top


- XV/377 -
terie was te kort om de wet toe te passen; maar onder het volgende minis-
terie werd dan aan de tekst een verzachtende interpretatie gegeven in die
zin dat de belasting enkel zou slaan op werkelijke winsten. Van die kant
dan waren de balansen van Don Bosco veilig, daar ze ieder jaar met een
werkelijk deficit sloten. Men kon dus op tijd de opportune verklaringen
afleggen waardoor de aanwezigheid van winst uitgesloten werd.(1)
"
Beste Don Ronchail,
"
"
1. Pas had ik je brief ontvangen, die mij de ziekte van de
" zuster van juffrouw Girard meldde, of ik heb dadelijk opdracht ge-
" geven 's ochtends en 's avonds voor haar speciale gebeden te doen
" voor het altaar van Maria, hulp der Christenen; en wij zullen van
" ganser harte hiermee voortgaan. Maar zal een dergelijke genezing
" strekken tot Gods meerdere glorie? Zal ze nuttig zijn voor de
" ziel van de zieke? Ik hoop het. Bidden jullie intussen ook in
" jullie huis; en indien het aan de goede Moeder van God behaagt
" zullen we een mirakel beleven. Indien dit niet het geval is moge
" de wil van onze hemelse Vader geschieden.
"
2. De onderhandelingen in de zaak van de heer Piron zou-
" den nu geëindigd zijn. Er is hier echter een delicaat punt. Zijn
" Excellentie Correnti, secretaris van de hele Orde van St.-Mauri-
" tius, vraagt me hem een nota te willen bezorgen van de weldaden,
" die wij van deze voormelde heer Piron ontvangen hebben of die we
" nog verwachten. Denk er daarom aan of jij met hem voldoende in
" vertrouwelijke termen bent om er zelf over te kunnen praten ofwel
" of ikzelf vertrouwelijk erover moet schrijven.
"
Wat de zaak van de clericus Reymond betreft, zul je je aan
" volgende stelregel houden: werd hij uit het seminarie verwijderd
" wegens onzedelijkheid, dan mag hij in geen enkel van onze huizen
" aanvaard worden. Is het om een andere reden, zeg ze mij dan.
"
3. Op dít ogenblik zal je al Dellavalle en Serra hebben.
" Is het niet voldoende dan zullen wij er anderen sturen en dan
" zal ook ik komen.(2)
"
4. Over de belastingen die men gaat opleggen aan de zede-
" lijke lichamen kunnen wij niets zeggen. Wij hebben geen cent in
" onze begroting voorzien en we kunnen dus niet eens een balans
" voorleggen. Indien ze volstrekt een kopie van onze regel willen
" hebben, geef hun dan een in het Latijn.
"
5. Evenals wij vurig gebeden hebben toen de heer ingenieur
" Levrot ziek was, zo ook zijn wij er dadelijk mee begonnen toen
" wij vernamen dat zijn echtgenote ziek was; en wij hopen dat God
(1) Procès verbaux van Marseille, 9 en 23 maart 1882.
(2) Hij meldt schertsend zijn aanstaande bezoek aan.

39.2 Page 382

▲back to top


- XV/378 -
" ons zal verhoren en dat zij op dit ogenblik haar vroegere ge-
" zondheid al teruggekregen heeft.
"
6. Wat het bekende ereteken betreft heb ik, toen ik te
" Rome was, (in april jl.) het voorstel gedaan aan de paus die
" er graag mee instemde. De brieven werden bij de kardinaal
" staatssecretaris gebracht die me gezegd heeft dat de zaak be-
" klonken was. Tot heden heb ik het resultaat niet kunnen hebben.
" Ik weet echter dat de Heilige Vader, zoals gebruikelijk is, de
" mening gevraagd heeft van de ordinarius van Nice. We zullen zien.
"
7. Ik heb voor de derde maal aan dezelfde kardinaal ge-
" schreven.
"
8. De comités van de heren en dames voor ons patronaat
" zijn zeer belangrijk. Je zal hun zeggen dat ik iedere dag voor
" hen bid. De Heilige Vader stuurt aan allen een speciale zegen
" en een volle aflaat telkens als ze in conferentie samenkomen.
"
9. Doe mijn nederige groeten en wil ook de eerbiedige
" hulde van onze gebeden aanbieden aan al onze medewerkers en mede-
" werksters, aan Madame Visconti, aan barones Héraud, aan madame
" Daprotis, aan madame Guigou, aan kanunnik Giovan en aan mon-
" sieur Tibeau.
"
10. Moge God ons allen zegenen en bid voor mij die van
" jou steeds in Jezus Christus zijn zal
"
de toegenegen dienaar
"
Priester Gio. Bosco.
"
" P.S. Het zal goed zijn dat je overeenkomt met Don Bologna om en-
"
kele exemplaren te sturen van het boek van d'Espiney aan
"
sommige van onze weldoeners, zoals de pastoor van Saint-
"
Joseph, Abbé Mendre, madame Prat, madame Jacques, M. Ros-
"
tand, Bergasse, Mgr. de bisschop enz. aan de kardinaal van
"
Lyon, Mgr. Guiol, rector van de katholieke universiteit
"
ibidem, aan monsieur Colle van Toulon enz. Spreek met hem
"
af om niet aan dezelfde persoon twee exemplaren te sturen.
"
Pas op dat ik niet moet komen. Dit boek is in zijn aard een
"
echt meesterwerk en indien ik zelf er niet in betrokken was,
"
zou ik het overal doen lezen.(1) Ik zou willen weten op
"
welke manier ik de geleerde auteur kan bedanken.
SPAARZAAMHEID EN ARMOEDE.
De prijsverhoging van de levensmiddelen als gevolg van de slechte
oogst van dat jaar bracht hem, die moest voorzien in de behoeften van het
Oratorio, dagelijks in angst. In normale tijden was het al een zeer moei-
(1) In een kopie van deze brief heeft Don Berto er voor gezorgd dit punt als volgt te
noteren: "En dit enkel met het doel meer hulp en steungeld te verkrijgen om Gods
glorie en het welzijn van de zielen te bevorderen."

39.3 Page 383

▲back to top


- XV/379 -
lijk probleem om zovele honderden magen te bevredigen! Don Bosco gaf op-
dracht aan de prefect voor de internen, Don Leveratto, en aan de algemene
econoom Don Sala samen te bestuderen hoe men zich uit die zware moeilijk-
heden kon redden. Nadien overhandigde hij aan Don Leveratto een memoran-
dum, waarin hij de bijstand van zijn verlicht verstand bracht, speciale
besparingen aanduidde, die meer dan ooit in deze omstandigheden onont-
beerlijk waren en alleen de geest van armoede opnieuw aanwakkerde.
"
Beste Leveratto,
"
"
Onze huidige financiële zorgen en de duurte van de wijn
" en van de andere levensmiddelen raden ons aan een redelijke be-
" sparing te doen zonder iets te veranderen aan al wat voor het
" leven noodzakelijk is. Om deze reden heb ik aan jou en aan Don
" Sala aangeraden deze zaken te bestuderen en thans kunnen jullie
" ermee beginnen sommige beslissingen die in ons algemeen kapittel
" genomen werden, in praktijk te stellen.
"
1. Beletten dat er in de keuken eetwaren, brood en wijn
" verspild worden. Men dient een goed gebruik te maken van de over-
" schotten. De rijken doen dit wel en zoveel te meer dienen wij,
" die de gelofte van armoede hebben afgelegd, dit te doen.
"
2. Men dient een einde te stellen aan het misbruik van
" particuliere ontbijten en vieruurtjes vooral wanneer men er wijn
" bij verbruikt. Daarom dient het streng verboden te worden op an-
" dermans kamer te komen. Wanneer er iets besloten is, dan moet het
" door iedereen zonder uitzondering toegepast worden.
"
3. Op de hoogdagen zal er een gerecht meer zijn, overeen-
" komstig onze beslissingen, maar zonder voorgerecht noch nagerecht,
" tenzij fruit of kaas volgens het seizoen, maar een enkele zaak.
"
4. Het glas met het aldus genoemde Côpa mag alleen gege-
" ven worden op de feestdag van de H. Franciscus van Sales, maar
" nooit zuiver.
"
5. Men dient het kalm aan te pakken om aan tafel gasten
" te ontvangen en de vroegere regels te volgen om iemand toe te
" laten. Tracht in al deze zaken af te spreken met Don Lazzero.
" Aan de zieken dient men te geven wat door hun toestand vereist
" wordt. Maar we mogen nooit vergeten dat wij de gelofte van ar-
" moede hebben afgelegd en dat wij daarom als armen dienen te
" leven.
"
Matigheid en arbeid zijn de beste behoeders van de deugd.
"
Moge God ons allen zegenen en jullie in zijn heilige ge-
" nade bewaren.
"
Geloof mij steeds in Jezus Christus van jou te zijn
"
"
je toegenegen vriend
" Turijn, 22 december 1881.
Priester Gio. Bosco.

39.4 Page 384

▲back to top


- XV/380 -
DE VIJF JONGENS VAN DAMASCUS UIT NICE.
Zolang het niet mogelijk was in hun eigen vaderland een noviciaat
te openen, kwamen de Franse aspiranten naar San Benigno, waar de clerici
acht jaar verbleven. Don Barberis leidde het huis volledig in de geest
van Don Bosco, zodat daar binnen een opgeruimde vroomheid en een lofwaar-
dige studiegeest bestond. Maar, wat het materiële leven betreft, diende
men er zich aan te wennen het zonder comfort te stellen. De beschutting
tegen de felle winterkoude was gering en in de lokalen was er niet de
minste verwarming. Het eten werd lukraak klaargemaakt. Voor de soep had
men tinnen borden. In plaats van glazen had men koffiekopjes. De meubi-
lering was zeer primitief. Het linnengoed was in gemeenschap. Men be-
grijpt hoe die arme Fransen zich ongemakkelijk moesten voelen. Zij die op
rijpe leeftijd en met ernstige inzichten kwamen, wisten het geluk te
waarderen in de nabijheid van Don Bosco te mogen leven en de genegenheid
voor Don Barberis, die onuitputtelijke vaderlijke gevoelens voor allen
had, was voor hen het verweermiddel tegen al die kwalen; maar de jongeren
hadden een afkeer van die ongemakken en bleven maar zelden.
In 1881 kwamen met de anderen uit Frankrijk drie jongens uit Da-
mascus toe, die wij in het vorige boekdeel vernoemd hebben. De lijsten
van 1880 en 1881 geven ze op als aspiranten studenten uit Nice. Wat ook
de oorzaak mag geweest zijn, na enkele maanden op een ogenblik dat de
inkleding als clericus niet ver meer af was, gaven ze blijken van onte-
vredenheid en een van hen, een zekere Antonio Homsi schreef aan Don Bos-
co om hem de toestand van zijn hart en misschien ook van die van zijn
gezellen toe te vertrouwen. Hij ontving van hem een genegen en berede-
neerd antwoord in het Frans. Wij geven er hier de vertaling van.
"
Mijn beste Homsi,
"
"
Ik heb je brief die mij veel genoegen gedaan heeft ont-
" vangen omdat je mij je hart geopend hebt en ik thans in de gele-
" genheid ben je een goede raad te geven. Ik zal op ieder van je
" vragen antwoorden.
"
Wanneer God je op een werkelijk buitengewone wijze ge-
" roepen heeft om bij mij te komen, dan had Hij stellig een bedoe-
" ling die Hem waardig was, namelijk het welzijn van je ziel en de
" verwijdering van de gevaren van deze wereld. Je bent in goede
" gezondheid bewaard gebleven, je hebt studies gedaan, je hebt je
" hart voor hem bewaard. Gedurende heel die tijd heeft Don Bosco
" de nodige uitgaven gedaan voor je opvoeding en voor je toekomst
" zal er niets ontbreken. Wanneer je integendeel in de wereld te-
" rugkeert, zal je veel te strijden hebben en zal je misschien val-
" len in het gevecht. En je ziel? En het paradijs? Er bestaat ge-
" vaar dat je ze verliest.
"
Daarom geloof ik dat het voor jou veel beter is te doen
" zoals Sint-Paulus zegt: Wie zich goed bevindt mag niet van plaats

39.5 Page 385

▲back to top


- XV/381 -
" veranderen (1) en elders: Blijf in de roeping waartoe God u ge-
" roepen heeft. Indien je verlangt terug te keren naar je land
" om je studies te doen, dan moet je gaan voor je inkleding als
" clericus; want ik kan geen toog geven aan een jongen die zich
" onder de jurisdictie van iemand anders bevindt.
"
Dus, in aanmerking genomen de kosten, de reis, de gees-
" telijke en tijdelijke gevaren, gelet op het feit dat je in een
" huis bent waar niets ontbreekt noch voor de ziel noch voor het
" lichaam en dat je eeuwige zaligheid dus moreel zeker is, en ook
" omdat Don Bosco je vriend is en ten allen prijze verlangt je ge-
" lukkig te zien in deze wereld en in de andere, geef ik je de raad
" salesiaan te worden. Aldus zal je ongetwijfeld de heilige en aan-
" biddelijke wil van God doen hier op aarde en op het einde zal de
" Heilige Maagd, Hulp der Christenen, je begeleiden naar de plaats
" waar je eens de grote beloning van het paradijs zal ontvangen.
" Zo weze het.
"
God moge je zegenen en samen met jou je gezellen en bid
" voor mij die steeds in Jezus Christus zijn zal
"
je vriend,
" Turijn, 22 oktober 1881.
Priester Gio. Bosco.
Hij stuurde zijn aansporing tot de jongen via Don Barberis en
schreef aan deze laatste: "Je zult deze brief aan Homsi geven en ik hoop
dat hij ook voor de anderen dienstig zal zijn." Maar hij was niet dien-
stig voor de anderen en evenmin voor hemzelf. Ze hadden al afgesproken
met de patriarch die ze, zoals we verhaald hebben, diplomatisch naar
Frankrijk liet terugsturen.(2) Misschien had Don Barberis zich van hen al
willen ontdoen. Dit zou men ten minste kunnen afleiden uit volgende
schertsende uitdrukkingen van Don Bosco: "Wees braaf en niet knorrig,
wanneer men het niet wil doen zoals het jou behaagt."
DE DANKBAARHEID VAN DON BOSCO.
Al wie Don Bosco hielp mocht er zeker van zijn dat hij dankbaar was
in woord en daad. Een dame, Caterina Ghioni, weduwe Cavalli, bood hem
vier obligaties van de openbare schuld aan, die elk een intrest van 50
lires opbrachten, vermeerderd met eenmaal 300 lires, onder volgende voor-
waarden: 1° Voor alle klassen van het gymnasium drie leerlingen onder-
houden in het college van Borgo San Martino; 2° ook zorgen voor hun was
en hun kleine benodigdheden met uitzondering van de kleren, het linnen-
goed en de beddekking; 3° wanneer een van de drie het college zou verla-
ten, dan zou de schenkster het recht hebben een ander in zijn plaats aan
(1) Hij moet hier een zinspeling maken op: Qui se existimat stare, videat, ne cadat (I
Korintiërs, X, 12).
(2) Boekdeel XIV, blz. 373.

39.6 Page 386

▲back to top


- XV/382 -
te duiden voor het overblijvende gedeelte van de tijd.(1) Alles samen-
gevat, die 100 lires bij het binnenkomen en ongeveer vijfentwintig lires
pension per maand waren mooie winst voor de jongens; maar van een econo-
misch standpunt uit niet voor Don Bosco. Toch schreef hij aan de schenk-
ster:
"
Geachte Dame,
"
"
Ik ontving uw gift uit de handen van de heer kanunnik
" Sisto, pastoor, en verblijd mij dat u zeker door God werd in-
" gegeven en dat Hij u ook zijn licht zal zenden op de weg naar
" de eeuwige zaligheid. Moge de Heer in u deze edelmoedige gevoe-
" lens bewaren, zeker zult u hierdoor getroost worden in dit
" leven en zeer opgebeurd op het ogenblik van uw dood.
"
Ik verzoek u een rozenkrans door de Heilige Vader geze-
" gend te willen aanvaarden, hiermee wil ik U mijn dankbaarheid
" betuigen.
"
Moge God u zegenen en in zijn heilige genade bewaren en
" wil ook voor mij bidden die steeds in Jezus Christus zijn zal
"
"
de zeer verplichte dienaar
" Turijn, 27 oktober 1881.
Priester Gio. Bosco.
Ook volgend briefje, waarin hij zijn dank uitspreekt voor een gift
van zestig lires, is een document van levendige dankbaarheid.
"
Aan de heer D. Oreste Pariani,
"
"
Ik meen dat u het diploma voor u en mevrouw uw tante ont-
" vangen hebt. Ik dank u voor de gift van 60 lires. We zitten
" echt in de knel. Moge God u hiervoor waardig vergelden. Ik
" verwacht u met groot genoegen op bezoek hier te Turijn.
"
God moge ons allen zegenen en beware ons allen in zijn
" heilige genade.
"
zeer genegen in Jezus Christus
" Turijn, 26-11-1881.
Priester Gio. Bosco.
Nu het feest van Kerstmis naderde, vat hij in een brief de uit-
drukking van zijn dankbaarheid jegens weldoeners en weldoensters van
Nice samen, maar wil dat de directeur zijn tolk zou zijn om ze aan ieder
persoonlijk op een waardige wijze mee te delen.
(1) Bijv. Doc. 73.

39.7 Page 387

▲back to top


- XV/383 -
"
Beste Don Ronchail,
"
"
Ondanks de vele spoorwegen die naar Nice voeren, hebben
" onze gezondenen (1) alle moeite om aan te komen. Ik meen echter
" dat D. Dellavalle en Serra reeds op hun post zijn.
"
Zeg aan mademoiselle Guigou dat ik dagelijks bid voor de
" goede uitslag van haar verkoop. Laat haar van mijnentwege eer-
" biedige wensen toekomen. Aan madame d'Aprotis wens ik een goed
" feest en zoveel gezondheid en heiligheid als ze maar wenst. Aan
" onze Mama en haar engelbewaarder, de dienstbode, mijn nederige
" wens van volmaakte gezondheid en een lang leven.
"
Aan Barones Héraud een vrolijk feest, een zalig nieuwjaar
" en een betere gezondheid, zoals ik iedere dag aan de Heer voor
" haar vraag.
"
Is de heer de Monrémy te Nice?
"
Aan de heer ingenieur Levrot en familie: Centualum acci-
" piet in praesenti et vitam aeternam in futuro.
"
Aan onze goede vriend, de heer notaris Saietto; zeg dat
" ik hem dank voor de goedheid waarvan hij blijk geeft. Ik zal het
" mij herinneren voor God en voor de mensen (2).
"
Si Dominus dederit, zal ik uit Turijn vertrekken op 10
" januari aanstaande. Chambéry, Lyon, Valence, Aix, Marseille,
" Aubagne, Toulon, Hyères, Fréjus, Cannes, Grasse, Nice dat zijn
" de pleisterplaatsen. Ik hoop half februari bij jou te kunnen
" zijn.
"
Ik ontvang op dit ogenblik een brief van Don Porani in
" het Frans. Zeg hem dat ik mij met hem verheug over zijn mooi ge-
" schrift en over zijn vorderingen in de Franse taal. Groet hem
" van mijnentwege.
"
Moge God je zegenen, onze beste medebroeders en leerlin-
" gen, de zusters en al onze weldoeners. Moge Hij aan allen een
" goede gezondheid verlenen en de gave van de volharding in het
" goede. Bid ook voor mij die voor jou steeds in Jezus Christus
" zijn zal
"
"
een toegenegen vriend
" Turijn, 22 december 1881.
Priester Gio. Bosco.
"
" P.S. Vergeet madame Girard en haar zuster en monsieur Girard niet.
"
Ik heb aan madame de St-Michel te Lyon geschreven over het
"
tijdstip van mijn doortocht in die stad. Tot heden toe ontving
"
ik nog geen antwoord.
Overvloeiend van dankbaarheid is ook volgende andere brief, waar-
van ons een onvolledige kopie werd meegedeeld. De bestemmelingen Philo-
(1) Het nieuwe personeel dat op de reis vertraging had.
(2) Hij dacht er zeker aan hem een ereteken te bezorgen.

39.8 Page 388

▲back to top


- XV/384 -
mene de Maistre, jongste dochter van de beroemde schrijver, trad in het
huwelijk met graaf Medolago Albani, weduwnaar geworden van haar zuster,
Benedicte. Toen haar man gestorven was en de opvoeding voltooid was van
Stanislas, de toekomstige katholieke economist, werd ze zuster bij de
dochters van het Heilig Hart en stierf te Rome in 1924. Ze behield tot
op het laatste een diepe verering voor Don Bosco over wie ze steeds met
ontroering sprak.
"
........................
"
" Ik heb mij gehaast u te bedanken en u een nauwkeurig antwoord
" te geven op sommige vragen die u in uw goedheid gemeend hebt mij
" te moeten stellen. Thans ben ik verstomd bij het vernemen dat u
" mijn brief niet ontvangen hebt.
"
Vergeef me, het spijt me. Ik heb er geen schuld aan.
"
Ik zal thans zien of deze brief meer geluk zal hebben dan
" de andere. Ik ontvang dus op dit ogenblik 1.000 fr. voor het hei-
" ligdom van het Heilig Hart van Rome. Uw vrome inzichten zullen
" trouw volbracht worden. Ik zal de mis celebreren die u mij vraagt
" ter ere van Maria. Ik zal bidden en laten bidden voor alle vrome
" intenties die u mij aanduidt. Als toelichting zal ik u zeggen dat
" ik sinds vele jaren iedere ochtend voor u en uw familie een spe-
" ciaal memento doe in de heilige mis; en ik zal hiermee voortgaan
" tot u de vruchten van het goede, dat u ons bewezen hebt, ontvan-
" gen hebt tot u ze daarboven in het paradijs zult ontvangen.
"
"
.........................
"
"
In ieder geval bekomt het gebed alles wat wij nodig hebben,
" en dit gebed zullen we elke dag voor u doen vooral op het aan-
" staande feest van Maria.
"
Moge God u zegenen, mevrouw Philomène, God verlene u hei-
" ligheid en gezondheid in overvloed en wil ook voor deze arme
" mens bidden
"
uw zeer verplichte dienaar,
"
Priester Gio. Bosco.
"
" P.S. Indien deze brief u bereikt, stuur me dan een visitekaartje.
TOEGENEGEN CONDOLEANTIES.
Zalvende uitdrukkingen van christelijke opbeuring schreef hij aan
advocaat Guido Donati van Florentië bij de dood van zijn echtgenote. Deze
salesiaanse medewerker was de vader van zuster Celestina Donati, stichte-
res van de Arme Dochters van de heilige Giuseppe Calasanzio en van de
kosteloze asielen voor de dochters van de gevangenen, in geur van heilig-
heid gestorven op 18 maart 1925.

39.9 Page 389

▲back to top


- XV/385 -
"
Beste in Jezus Christus, heer advocaat, (1)
"
"
We hebben gebeden en er wordt nog gebeden door wel 80.000
" jongens. Het scheen dat God onze wensen zou verhoren door de ge-
" nezing van mevrouw Costanza, uw echtgenote. In Gods besluiten was
" het niet zo. Hij wou dat deze gezegende ziel de beloning voor
" het lijden in deze wereld ging ontvangen. Onze gebeden hebben er
" toe bijgedragen om van God voor haar een heilige dood te verkrij-
" gen en haar vagevuur te verkorten. Op dit ogenblik meen ik niet
" te veel te zeggen wanneer ik van oordeel ben dat ze reeds in het
" bezit is van de eeuwige glorie in de hemel en dat zij reeds bij
" God de machtige beschermster geworden is van heel haar familie en
" vooral van u, haar waardige echtgenoot. Wij zullen intussen voort-
" gaan met bidden voor onze betreurde mevrouw, en voor haar familie
" om trouwe volgelingen van haar deugden in dit leven, en zo eens
" met haar God gedurende alle eeuwen te loven en te zegenen.
"
Ik begrijp hoe groot de smart is waarin heel uw familie
" gedompeld is. Maar zij kunnen op velerlei manieren zeer aangenaam
" zijn aan hun betreurde Moeder. Ze kunnen aan God het leed, dat
" ze door haar verlies ondergaan, tot haar lafenis opdragend ze
" kunnen veel voor haar bidden, zolang elk van hen zal leven ze
" kunnen troost vinden bij de grote gedachte dat wij haar mis-
" schien weldra zullen terugzien in een toestand die beter is dan
" de toestand waarin ze zich hier op aard bevond.
"
Moge God haar zegenen, steeds beste heer advocaat, God be-
" ware u en heel uw familie in goede gezondheid en wil ook voor mij
" bidden die voor u steeds in Onze Heer Jezus Christus zijn zal
"
"
een toegenegen dienaar
" Turijn, 20-6-81.
Priester Giovanni Bosco.
In een andere brief schrijft Don Bosco woorden van christelijke
opbeuring aan een vader die treurt over de dood van zijn zoon. Deze heer
met de vreemde naam van Massimiliano Flik, had een zomerverblijf te Rivo-
li. Andere bijzonderheden vernemen wij door de brief.
"
Geachte en beste heer,
"
"
Toen het u behaagde enkele uren met ons door te brengen,
" scheen het dat een straal van hoop op de genezing van uw zieke
" zoon in ons hart drong.
"
God heeft er anders over beschikt en God dient in al zijn
" werken gezegend te worden, Uw zoon gaf goede hoop op een blijde
(1) Het origineel is in het bezit van de zusters van de Heilige Calasanctius van Flo-
rentië (Via Faenza, 54).

39.10 Page 390

▲back to top


- XV/386 -
" toekomst. Hij was een bloem uit het aardse paradijs, die God wou
" overplanten naar het hemels paradijs waarvoor hij reeds rijp was.
"
Ik heb voor hem gebeden en thans zal ik niet nalaten voor
" u te bidden, geachte heer, voor mevrouw uw echtgenote en voor
" heel uw familie.
"
Moge God u allen zegenen en u in goede gezondheid en in
" zijn heilige genade bewaren!
"
Ik dank u voor uw aanbod iets te doen ten voordele van
" ons huis en ik wens eens de gelegenheid te hebben u in iets
" dienstig te kunnen zijn, dat in mijn bereik ligt.
"
Ik hoop u te mogen ontmoeten te Turijn terwijl ik de eer
" heb van u te zijn
"
de nederige dienaar en vriend
" S. Benigno Canavese,
Priester Gio. Bosco.
" 4 september 1881.
BEWIJZEN VAN HOFFELIJKHEID EN AANMOEDIGING.
Een uiterst hoffelijke brief gaat naar Baron Roberto Ricci des
Ferres, broer van Carlo en zoon van Feliciano. De moeder, over wie hier
gesproken wordt, is een Pralormo. De grafelijke familie van die naam
heeft altijd Don Bosco geholpen.
"
Beste heer Baron Roberto,
"
"
Ik zou met Maman moeten spreken over iets, wat mij zeer
" nuttig voor Gods meerdere glorie toeschijnt. Indien u door Turijn
" komt of in de buurt ervan, wil mij dan verwittigen; dan zal
" ik trachten u te ontmoeten om een ogenblik met u te kunnen
" spreken.
"
God zegene u, steeds beste heer Roberto, God zegene
" mevrouw uw echtgenote en heel uw familie; en wil ook bidden voor
" mij die met grote genegenheid en achting steeds in Jezus
" Christus voor u zijn zal
"
uw nederige dienaar en vriend
" Turijn, 10-6-1881.
Priester Gio. Bosco.
De ziekten die het huis van Este tijdens het schooljaar 1880-1881
teisterden, boezemden de directeur op de vooravond van het nieuwe school-
jaar schrik in. Don Bosco geeft hem opnieuw moed en beurt zijn vertrou-
wen op God weer op.
"
Beste D. Tamiettti,
"
"
Laat ons ons vertrouwen op God stellen en vooruit gaan.
" Open uw college, zeg 's ochtends en 's avonds een Onze Vader tot

40 Pages 391-400

▲back to top


40.1 Page 391

▲back to top


- XV/387 -
" het Heilig Hart van Jezus en Maria, zorg ervoor dat je leerlingen
" niet te veel transpireren, beschut hen tegen de overgang van de
" koude naar de warmte 's ochtends en 's avonds.
"
Vele groeten aan de heer Venturini en aan de heer Pelà;
" zeg hem dat we misschien over korte tijd elkaar zullen ontmoeten.
"
God zegene jullie allen en make jullie allen of liever
" behoude jullie allen gezond en heilig.
"
Bid voor mij, die jullie iedere dag in de Heilig mis zal
" aanbevelen terwijl ik in Jezus Christus ben
"
je toegenegen vriend
" Alassio, 25 september 1881.
Priester Gio. Bosco.
BIJ DE DOOD VAN DON CHICCOO
Don Stefano Chicco groeide in het Oratorio op vanaf zijn twaalfde
jaar. Zijn zwakke gezondheid bezorgde hem heel wat last. Maar steeds op-
gebeurd door Don Bosco, verdroeg hij alles met berusting en geduld en kon
in 1871 tot priester worden gewijd. Hij werd prefect te Alassio en te
Magliano Sabino. Begaafd met gezond verstand en een zeldzame voorzichtig-
heid bij het geven van leiding, oefende hij met vlijt en goede vruchten
zijn ambt van biechtvader uit. Hij ging als eerste directeur van de doch-
ters van Maria, Hulp der Christenen, naar het nieuwe huis van Nizza Mon-
ferrato, vanwaar hij in 1879 overging om het huis van Cremona te openen
en te leiden. Hij werkte hard en leed veel in deze functie. De illustere
bisschop, Mgr. Bonomelli had achting voor hem en de brave mensen hielden
van hem. Tussen de zomer en de herfst van het jaar 1881 werden zijn kwa-
len erger zodat hij te bed moest blijven om niet meer op te staan. Don
Bosco stuurde Don Belmonte naar Cremona. Deze had het directeurschap van
Borgo San Martino vaarwel gezegd en maakte zich gereed om dit van Sam-
pierdarena op zich te nemen. Hij diende het instituut ad interim te lei-
den en de zieke bij te staan. In het begin van augustus schreef Don Bosco
hem volgende vaderlijke brief vanuit Nizza Monferrato.(1)
"
Beste Don Belmonte,
"
"
Je bevindt je te Cremona, je bent bij onze beste Don Chicco,
" wiens ziekte steeds ernstig is. De Heer zij in alle dingen ge-
" zegend! In alle huizen wordt voor hem gebeden en in het Insti-
" tuut van de Madonna van de Genaden, waar hij met ijver zijn
" heilig ministerie uitoefende, worden buitengewone smeekbeden
" tot de Heer gericht. Moge God ons verlenen wat Hij het best
" meent te zijn voor zijn glorie en voor zijn eeuwige zaligheid.
"
Zorg jij er intussen voor dat hem niets ontbreekt. Geef
(1) Het origineel wordt bewaard in de nationale bib1iotheek van Florentië (Kas 329,
mr.229).

40.2 Page 392

▲back to top


- XV/388 -
" hem de verzekering dat ik 's ochtends en 's avonds niet enkel
" voor hem bid, maar hem ook nog een speciale zegen toezendt. In
" dien ik niet in duizend zaken verward zat, dan zou ik hem een
" bezoek brengen. Misschien zal ik dit kunnen doen bij het begin
" van de volgende week.
"
God zegene onze steeds beste en beminde Don Chicco. Hij
" zegene jou en heel onze familie van Cremona. God beware jullie
" allen in zijn heilige genade en bid eveneens voor mij die voor
" jullie in Onze Heer Jezus Christus steeds ben
"
"
jullie toegenegen vriend
" Nizza Monferrato, 8-8-81.
Priester Gio. Bosco.
Don Bosco ging werkelijk om hem in een laatste omarming op te beu-
ren. Dit waardevolle bezoek bereidde hem voor op het offer van zijn leven
dat hij sereen volbracht in de nacht van 16 september.
AAN DE HUIZEN, VOOR HET FEEST VAN DE ONBEVLEKTE ONTVANGENIS.
Voor de noveen en het feest van de Onbevlekte Ontvangenis schonk
Don Bosco aan de huizen tien bloempjes, die de directeurs moesten voor-
stellen en verklaren aan de jongens in het "avondwoordje".
"
Aan mijn beste jongens van het huis van N.
"
"
Bloempjes voor de noveen van de Onbevlekte Ontvangenis.
"
Ter ere van Maria, mijn liefste moeder, wil ik in de loop
" van deze noveen, met de bescherming van haar en de hulp van haar
" zoon Jezus:
"
De eerste dag : te communie gaan.
"
De tweede dag : stipt zijn in mijn godsvruchtoefeningen.
"
De derde dag : ... in mijn tijdelijke verplichtingen en
"
gehoorzamen.
"
De vierde dag : de luiheid vluchten.
"
De vijfde dag : de slechte blikken vluchten.
"
De zesde dag : de slechte gesprekken en hen, die ze hou-
"
den, vluchten.
"
De zevende dag: alles vermijden wat tegenstrijdig in met
"
de deugd van zedigheid.
"
De achtste dag: mijn geweten onderzoeken betreffende mijn
"
vorige biechten.
"
De negende dag: mij voorbereiden op een heilige dood.
"
Op de feestdag wil ik mij toewijden aan Maria en vaak bidden
"
Heilig Hart van Maria
"
Wees mijn redding.
"
Priester Gio. Bosco.

40.3 Page 393

▲back to top


- XV/389 -
ENKELE TREKKEN VAN GOEDHEID JEGENS ZIJN ZONEN.
Toen hij aan Don Barberis schreef over de jongen van Damascus, zei
hij hem: "Zeg aan Saluzzo dat hij kan komen voor bureelwerk, als hij dit
wil, tenzij Nicoletti je van geen nut zou zijn en je de voorkeur eraan
zou geven hem te sturen om dienst te doen bij mij als major-domus." Nico-
letti was een clericus afkomstig van Rimini. Voor hem hebben wij er niets
meer aan toe te voegen, maar wel voor de eerstgenoemde.
Don Lorenzo Saluzzo, de eerste directeur van het huis van Milaan
en de eerste inspecteur van Lombardië, had eerst zijn gymnasium beëindigd
in het Oratorio en was dan overgegaan naar San Benigno waar hij op 3 ok-
tober 1881 zijn eeuwige geloften aflegde. De volgende ochtend werd hij
ermee gelast de koffie naar het kamertje van Don Bosco te brengen en ver-
nieuwde met kinderlijk vertrouwen zijn dankbaarheid omdat hij hem toege-
laten had zijn geloften af te leggen. Don Bosco luisterde met goedheid
naar hem en zei hem dan: - "Weet je, Lorenzo, ik had besloten dat je met
mij naar Turijn zou gaan om Don Berto te helpen. Ze hebben de clericus
Aimé weggenomen en ik zou wensen dat jij zijn plaats zou innemen. Zeg me
echter of je er de voorkeur aan geeft hier te blijven om je klassieke
studies voor te zetten ofwel naar Turijn te gaan, er je cursus van wijs-
begeerte te voleindigen en dan met andere medebroeders naar Rome te gaan
voor de studie van de godgeleerdheid."- Dat jaar werd een beslissing van
het tweede algemeen kapittel van kracht om alle clerici de leergangen van
het lyceum te doen volgen. Saluzzo, die van studie hield en goede uitsla-
gen had, wilde gaarne opnieuw zijn studies hervatten; maar hij antwoord-
de prompt dat hij aan zijn bevelen zal gehoorzamen. "Goed", hernam Don
Bosco, spreek er met niemand over en wees rustig. Zodra ik met Don Berto
zal gesproken hebben, zal ik aan Don Barberis schrijven."
Hij schreef werkelijk, zoals we gezien hebben. Don Barberis die er
de voorkeur aan gegeven had iemand anders te sturen, durfde een zo duide-
lijke aanwijzing niet tegenwerken. De clericus vertrok. Zijn verschijning
in het Oratorio verbaasde iedereen, omdat hij er nog maar een jaar gele-
den was weggegaan. Don Bosco echter riep hem in de refter van de oversten
en zei aan de leden van het kapittel: "De clericus Saluzzo is gekomen om
bij Don Berto te zijn en zal geen andere bezigheid hebben dan deze die
hem gegeven wordt door Don Bosco en Don Berto." - Don Rua, Don Cagliero
en alle aanwezigen onthaalden hem feestelijk en wensten hem geluk.
Reeds als leerling had Don Bosco hem gebruikt voor boodschappen
aan de weldoeners van Turijn en bovendien bij de grootste plechtigheden,
riep hij hem om aan tafel de oversten en de genodigden te bedienen. Zo
leefde hij gedurende deze twee perioden, ofschoon niet altijd in de-
zelfde voorwaarden, naast Don Bosco en genoot een zekere vertrouwelijk-
heid. Terugdenkende aan die tijden die nu reeds veraf zijn, schrijft hij
ons: - "Als clericus en priester werd ik altijd door hem geholpen, geze-
gend en behandeld met een speciaal vertrouwen, zoals die beste Don Trio-

40.4 Page 394

▲back to top


- XV/390 -
ne kan getuigen. Ik was ooggetuige van genaden en mirakels; hij behandel-
de mij steeds vaderlijk, had medelijden met mij en beurde mij op vooral
op ogenblikken die niet steeds aangenaam zijn voor jonge mensen zelfs als
ze reeds clericus en priester zijn. Niet uit ijdelheid, maar enkel om
steeds meer blijk te geven van mijn levendige dankbaarheid en kinderlijke
erkentelijkheid voor hem, die voor mij meer was dan een vader en een wel-
doener, schrijf ik deze regels door mijn hart gedicteerd; tevens wil ik
ook hiermee na 52 jaar kloosterprofessie mijn vertrouwen in Don Bosco en
zijn regel verlevendigen."(1)
In 1881 was er in het Oratorio een andere clericus, die ook nu nog
leeft, goed gezond is en jegens Don Bosco een schuld heeft van een spe-
ciale dankbaarheid. Hij moest zich dat jaar voorbereiden op een examen
waarvan de stof hem weinig sympathiek was. Hij ging de trap op tot bij
Don Bosco en zoals men dat toen placht te doen, legde hij hem in alle
oprechtheid zijn moeilijke toestand uit en voegde erbij dat hij weinig
tijd had zich aan die studie te wijden. Don Bosco bekeek hem met zijn
doordringende blik, liet hem naast zich neerzitten en zei hem: - "Jij
bent een vriend van Don Bosco, niet waar? Welnu, laat het ons dan zo
doen. Twee- of driemaal per week op dit uur (het was omstreeks achttien
uur) zal je bij mij komen. Indien Don Berto moeilijkheden maakt om je te
laten doorgaan, zeg dan maar dat Don Bosco je liet roepen; en dan zullen
we samen mathesis studeren, want ook ik moet die stof weer eens doorma-
ken."- De clericus Chiapello, over wie wij het hebben, had natuurlijk
voldoende gezond verstand om niet in te gaan op deze onverwachte uiteen-
zetting; hij begreep voldoende dat hij Don Bosco's zo waardevolle tijd
niet mocht stelen. Maar wanneer men thans zulke dingen leest, kan men
zijn tranen bijna niet weerhouden.(2)
(1) Brief, Sondrio, 31 mei 1933.
(2) D.Tommaso Chiapello, salesiaan. Il Beato Don Giovanni Bosco, zoals wij hem zagen en
voorzagen, veertig jaar geleden. Federico en Ardia, uitgevers, Napels 1929. Blz. 79.

40.5 Page 395

▲back to top


- XV/391 -
H O O F D S T U K XVI.
TWEE MAANDEN VAN HET JAAR 1882 IN ZUID-FRANKRIJK.
Na de storm van 1880 gingen de zaken van de congregaties in Frank-
rijk verder zonder nieuwe bedreigingen van vervolging tot midden oktober.
Dan stelde de zeer antiklerikale Gambetta een ministerie van zijn die-
naars samen, die beslist hadden het programma van de radicalen tegen de
Kerk integraal toe te passen. Hierdoor ontstond in het Oratorio van Mar-
seille weer nieuwe bezorgdheid. Aan de dames van het Comité, die wat bang
geworden waren, beval abbé Guiol tijdens de zitting van 28 oktober het
vertrouwen in de goddelijke Voorzienigheid aan naar het voorbeeld van Don
Bosco en zette hen aan dit volmaakt onbeperkt vertrouwen, dat hij aan
zijn heiligheid te danken had, na te volgen. Hij zei hun: "Wanneer wij in
de voetstappen van Don Bosco treden om mee te werken aan zijn werken, dan
moeten wij niet vrezen noch twijfelen."
Een flinke aanmoediging kwam van Don Bosco zelf, die in december
schreef en om gebeden en communies verzocht. De horizon scheen hem wel
dreigend te zijn, maar de storm kon worden bezworen dank zij de gods-
vrucht tot Jezus in het Heilig Sacrament en tot Maria, Hulp der Christe-
nen. "Toen verleden jaar, gaf de pastoor als zijn commentaar, "iedereen
bang was, sprak Don Bosco geruststellende woorden uit. Het beroep dat hij
doet op ons geloof en onze vroomheid, kan wel een van die ingevingen zijn
die God tot zijn heiligen richt om door hun raadgevingen en door hun ge-
beden nabije gevaren af te wenden. Laat ons luisteren naar deze waarde-
volle vermaningen en onze ijver verdubbelen om van God te bekomen dat het
onweer zou voorbijgaan." Met Nieuwjaar stuurde Don Bosco zijn beste wen-
sen aan de pastoor en aan de dames en gaf hierbij de indruk dat de gebe-
den hun doeltreffendheid al bereikten. Het was nog niet de veiligheid;
maar de hemel begon minder donker te worden. De president deelde dit mee
aan de dames en wou dat men zou volharden in het gebed tot het opnieuw
helder weer geworden was.
De verwachtingen werden niet helemaal beschaamd. Het oorlogszuch-
tige ministerie duurde amper 72 dagen, van 15 november 1881 tot 26 janu-
ari 1882, en liet de plaats over aan elementen die iets minder radicaal
schenen te zijn.
Zoals we uit de uitslag, waarover we gesproken hebben, kunnen zien
werkten de dames patronessen met veel goede wil voor het Oratorio van Saint-Léon.

40.6 Page 396

▲back to top


- XV/392 -
We kunnen er zelfs aan toevoegen dat ze met de geest van Don Bosco werk-
ten. Hun President, die deze geest goed kende, lichtte ze in over zijn
aard en draagwijdte: "Het werk van Don Bosco, zei hij, berust volledig op
het vertrouwen in de Voorzienigheid. Verenigd voor zo een groot werk,
moeten we ons voorbeeld nemen bij de vereerde stichter, ons laten door-
dringen van zijn geest en met vaste overtuiging geloven dat onze waakzame
bezorgdheid niet kan vervangen worden door ons volstrekt vertrouwen in de
goddelijke Voorzienigheid. De grootste milddadigheid helpt niets voor het
werk dat wij in handen hebben, tenzij wij overtuigd zijn te leven onder
de vleugels van deze Voorzienigheid. Van haar hulp moeten wij alles ver-
wachten, en niet van maatregelen en voorzorgen die geen rekening houden
met deze voortdurende tussenkomst." Gelet op deze mooie gezindheid, kan
men gemakkelijk raden met welk een vreugde men op 27 mei vernam dat Don
Bosco die dag te Marseille zou zijn.(1)
Don Bosco verbleef in Frankrijk sinds 16 januari. Zijn reisroute
was niet dezelfde als die van de vorige jaren. Hij was vergezeld van
Camillo de Barruel, een gewezen advocaat, toen salesiaans clericus; hem
zijn wij dank verschuldigd voor de juiste berichten over het eerste ge-
deelte van de reis.(2) Tien dagen voor hij zich op weg begaf, had Don
Bosco aan de directeur van het huis van Nice als volgt geschreven:
"
Beste Don Ronchail,
"
"
Ik ontving een brief van onze goede Maman die me verbaasd
" doet staan. Er zijn zeker vele gediplomeerden die niet in staat
" zijn zo een volmaakte brief te schrijven.
"
Groet haar van mijnentwege en overhandig haar de hierbij
" gaande brief. Mijn vertrek is vastgesteld op 16 dezer naar Lyon.
" Misschien zal ik te Nice zijn op het einde van de maand februari
" eerstkomend.
"
Een reeks van beweegredenen, die niets met jou noch met
" iemand anders van onze mensen te maken hebben, raden ons aan het
" Franse Bollettino verder te Turijn te drukken. We zullen er half
" februari over spreken. Zeggen dat de medewerkers geld naar hier
" zenden is een echte verontschuldiging om niet te geven. Ik zal
" in ieder geval ervoor zorgen je te vergoeden.
"
God moge alle goed verlenen aan jou, aan al onze medebroe-
" ders en zonen en beschouw me steeds in Jezus Christus als
"
"
je toegenegen vriend
"
Priester Giov. Bosco.
(1) Procès-verbaux, 17 oktober en 2 december 1881, 6 en 27 januari 1882.
(2) Het Frans Bollettino maakte er gebruik van in zijn nummers van maart en april.

40.7 Page 397

▲back to top


- XV/393 -
" P.S. Is M. de Monrémy te Nice? Mgr. is gestorven en we hebben in
"
hem een vriend verloren.
Hij schreef er ook over aan Don Albera. Om aan het salesiaans werk
in Frankrijk een steeds betere regeling te geven, had hij bij het nieuwe
schooljaar de vier Franse huizen losgemaakt van de inspectie van Ligurië,
waaraan hij ze tijdelijk gevoegd had. Zo vormde hij de eerste kern van
een eigen inspectie, waarvan hij de leiding toevertrouwde aan Don Paola
Albera. Deze bereikte zijn residentie te Marseille in de tweede helft van
oktober. Hij was aangemeld door abbé Guiol die hem te Sampierdarena ge-
kend had, en werd door hem aan de dames voorgesteld als "een priester die
met reden gewaardeerd werd om zijn verdiensten en bekwaamheid" en als de
man wiens "tegenwoordigheid verblijdende verwachtingen voor de toekomst
van het Oratorio bracht."(1) Daarom zei hem Don Bosco:
"
Mijn beste Don Albera,
"
"
Ik ontvang twee telegrammen uit Marseille, één van theoloog
" (2) Flandin en een andere van de heer Ferand. Beiden vragen mijn
" zegen en gebeden voor zwaar zieke personen. Het zou opportuun zijn
" aan deze personen te zeggen dat wij hier gebeden hebben en iedere
" dag voortgaan met bidden aan de voeten van Maria, Hulp der Chris-
" tenen. Het zijn personen die ons helpen en Don Bologna kent ze.
"
Zeg aan Don Bologna zelf dat wij over het voorstel Piron
" ter plaatse zullen onderhandelen en ik hoop dat ons beider wensen
" zullen voldaan worden.
"
Ik hoop bij jullie te zijn om het feest van de H. Francis-
" cus te vieren opdat onze beschermer de horens zou breken van een
" troep duivels die ons niet met rust laten. Bid en doet bidden. Ik
" heb het werkelijk nodig.
"
God moge ons allen zegenen en geloof mij in Jezus Christus
" te zijn
"
"
je toegenegen vriend
"
Priester Gio. Bosco.
(1) Pr. ver. 7 en 28 oktober 1881. Voor de datum van de aankomst vindt men volgende
aanduiding in het proces-verbaal van 28 oktober: "Après la prière d'usage, Mr. le
Curé présente au Comité, Dom Albera (...) arrivé depuis quelques jours à l'Oratoire."

40.8 Page 398

▲back to top


- XV/394 -
Daags voor zijn vertrek herinnerde hij zich dat hij nog niet ge-
antwoord had op de wensen van de leerlingen van Don Borio te Lanzo en
stuurde hij aan hun leraar volgend briefje dat hem en de leerlingen wel
zeer dierbaar zal geweest zijn.
"
Beste D. Borio,
"
"
Hoewel mij de tijd ontbreekt om te schrijven en naar Lanzo
" te komen zoals ik en ook je leerlingen dat verlangen, wil ik niet
" naar Frankrijk vertrekken (op 16 dezer) zonder jouwe en mijn bes-
" te leerlingen te bedanken voor de toegenegen en mooie brieven die
" ze mij geschreven hebben met hun wensen voor een vrolijk kerst-
" feest en een zalig Nieuwjaar. Zodra ik terug ben, zal ik eerst
" naar Lanzo komen en zullen we met elkaar spreken. Bid jij intus-
" sen voor mij en nodig in mijn naam je leerlingen uit eens te com-
" munie te gaan volgens mijn intentie, terwijl ik afwezig ben.
"
God moge je zegenen, mijn steeds beste Don Borio, en sa-
" men met jou, je werk, je leerlingen en bid op een speciale ma-
" nier voor mij die voor jou steeds in Jezus Christus zijn zal
"
"
je toegenegen vriend
" Turijn, 15-82.
Priester Giov. Bosco.
"
" P.S. Doe mijn groeten aan de heer Directeur.(1)
Zijn eerste pleisterplaats was Lyon, waar hij uitbundig verwelkomd
werd door de broer van abbé Guiol, Mgr. Louis, rector van de plaatselijke
katholieke universiteit. Deze was in december naar Rome gegaan en wenste
zo zeer hem gastvrijheid in zijn huis te verlenen dat hij desnoods zijn
terugkeer hiervoor zou vervroegd hebben. Om hierin alle ongemak te voor-
komen, verwittigde Don Bosco de pastoor bij middel van volgende brief.
"
Beste Heer Pastoor,
"
"
Een enkel ogenblik om u lastig te vallen. Ik vrees erg
" dat uw broer, Mgr. Louis, zijn vertrek uit Rome zal vervroegen
" omdat ik hem geschreven had dat ik op de tiende van deze maand
" naar uw stad zou vertrekken. Ik heb zijn adres hier niet en
(1) Over het werk van Don Borio te Lanzo leest men volgende mooie getuigenis in de no-
tulen van het hoofdkapittel (5 juni 1884, onder het voorzitterschap van Don Bosco:
"Don Rua noteert hoe hij steeds gemerkt heeft dat het resultaat van de vijfde klas
van het gymnasium afhangt van de leraar. Sinds Don Borio te Lanzo klas geeft in de
retorica, kreeg de congregatie steeds novicen die van dit college afkomstig waren.

40.9 Page 399

▲back to top


- XV/395 -
" daarom verzoek ik u hem te willen zeggen met een paar woorden dat
" ik eerst op 16 dezer zal kunnen vertrekken en dat ik in ieder ge-
" val wens dat hij ter wille van mij zijn zaken niet overhaast
" moet afhaspelen.
"
Wij gaan ermee voort voor uw gezondheid te bidden en ik
" heb volle vertrouwen dat ze reeds veel verbeterd is.
"
Gelieve eveneens voor mij te bidden, die op dit ogenblik
" vele netelige zaken moet afhandelen, opdat alles zou slagen tot
" meerdere glorie van God.
"
Heb me lief in Jezus Christus en geloof me steeds te zijn
"
"
" Turijn, 6-82.
uw toegenegen vriend
Priester Gio. Bosco.
Monseigneur was nog maar pas teruggekeerd of hij haastte zich zijn
vurig verlangde gast te verzoeken hem per telegram het uur van zijn aan-
komst in het station van Lyon te laten weten. Aldus was hij de eerste om
hem welkom te heten.
Don Bosco kon geen waardevoller mentor wensen in dit zeer belang-
rijk centrum, waar hij voor de eerste maal kwam, maar waar toch zijn roem
hem al een tijd geleden was voorafgegaan. Geldinzamelingen doen, zieken
bezoeken en audiënties verlenen zullen, zoals bij vorige reizen, zijn da-
gelijkse bezigheden zijn. Voor Lyon kunnen wij hier slechts over drie
conferenties in het bijzonder spreken.
De derde stad van Frankrijk, een van de eerste ter wereld in de an-
nalen van de liefdadigheid, was voor de grote apostel van de liefdadig-
heid een sinds lang gewenst doel bij zijn reizen; maar hij werd vooral
aangetrokken door het werk van de voortplanting van het Geloof dat te
Lyon ontstaan was en daar ook zijn algemene directie had. Herhaaldelijk
had hij er steungeld gevraagd voor zijn missionarissen; maar telkens
vruchteloos omdat zijn missie in Argentinië niet aan de voorwaarden van
de statuten voldeed. Nu hij begonnen was aan de eigenlijke verspreiding
van het evangelie, kwam hij persoonlijk rekenschap geven over het werk
dat hij reeds gedaan had en over het werk dat in de nabije toekomst nog
diende gedaan te worden. De centrale raad opende voor hem graag de ge-
wone zaal van de zittingen en kwam er voltallig naartoe om naar hem te
luisteren. De voorzitter die hem namens zijn collega's begroette, zei
hem zelfs dat zijn tegenwoordigheid Gods zegen zou trekken op het werk
van de raad.
Don Bosco dankte, herinnerde aan de hoofse brieven hem meermaals
door de voorzitter gestuurd, bepleitte de zaak van Patagonië, verhaalde
het begin van de missies, gaf een beschrijving van de eerste pogingen van
de missionarissen met de bekomen resultaten en schetste daarna het toe-
komstig programma. Hij besteedde een bijzondere zorg aan het illustreren
van de methode die men gebruikt had om betere resultaten te verkrijgen
dan in het verleden.

40.10 Page 400

▲back to top


- XV/396 -
In plaats van zich dadelijk in de gevaarlijke gebieden van de in-
landers te wagen, hadden de salesianen zich in beschaafde streken op de
grens van hun stammen neergezet. Daar hadden ze een kerk en een school
gesticht. Met zachtheid en kleine geschenken hadden ze zich ingespannen
om de kinderen van de Indianen voor zich te winnen. Langzamerhand, door
bemiddeling van de kleinen, waren de missionarissen in contact gekomen
met de groten, zodat een vreedzame expeditie in het binnenland mogelijk
scheen. Men had de zeeweg genomen in de richting van Carmen; maar een
woedende storm had na dertien dagen de ingescheepten terug naar Buenos
Aires gedreven. "Het schijnt", merkte Don Bosco op, "dat de Voorzienig-
heid de weg aan de missionarissen heeft willen afsnijden, omdat de faam
van hun goedheid nog niet voldoende bekend was onder de bewoners van de
woestijn." Een recentere poging, waarvan hij de beschrijving gaf, had
betere resultaten opgeleverd. Terwijl hij hier het woord voerde, doorlie-
pen zijn missionarissen de dorre vlakten van Patagonië om er godsdienst-
onderricht te geven en te dopen. Een plan om op die uiterste randen van
Zuid-Amerika drie apostolische vicariaten op te richten lag ter studie.
Hier raakte Don Bosco een moeilijkheid aan. Van de ene kant zeiden
hem de Romeinse congregaties: "Indien u apostolische vicariaten wenst,
dan moet U het aantal van uw missionarissen vermeerderen."- Van de andere
kant werd hem gezegd door het werk van de Voortplanting van het Geloof:
"Indien u van ons subsidies verlangt, dan mogen uw missionarissen niet
afhangen van een diocees, maar van een apostolisch vicariaat." — Hoe kon
hij deze circulus vitiosus doorbreken? Hoe kon hij missionarissen hebben
zonder de middelen, en waar kon hij de middelen vinden, indien de Voort-
planting van het Geloof hem zijn stoffelijke en zedelijke steun weigerde?
Hier deed hij aan de hand van geografische gegevens voor zijn auditorium
uitschijnen hoe uitgestrekt het diocees van Buenos Aires was om er met
recht uit af te leiden dat de Voortplanting van het Geloof heel het ge-
bied aan de overkant van de Rio Colorado als missiegebied mocht beschou-
wen.
De voorzitter verzocht hem nauwkeurige elementen te willen ver-
schaffen over de huidige toestand van de missie, omdat het reglement van
het werk niet toeliet in Europa instituten te steunen die zich bezig hou-
den met de vorming van missionarissen, zoals Don Bosco dit gevraagd had.
Men kon echter wel een vergoeding toekennen aan de missionarissen die
zich rechtstreeks naar missiegebieden begeven. In ieder geval was het
niet mogelijk een beslissing te nemen zolang men geen precieze gegevens
had.
Een van de leiders vroeg aan Don Bosco hoe hij erin geslaagd was
alleen en op zo korte tijd het geld te vinden om het hoofd te bieden aan
ontzaglijke uitgaven, die hij zeker had moeten doen. - "De goddelijke
Voorzienigheid!" riep hij uit, hield ogen en handen ten hemel en vertel-
de een feit, dat enige dagen tevoren te Turijn voorgevallen was.

41 Pages 401-410

▲back to top


41.1 Page 401

▲back to top


- XV/397 -
De ondernemer aan wie de werken van de kerk van het Heilig Hart
van Jezus waren toevertrouwd, ging uit Rome komen om vijftienduizend
lires te innen. Het bedrag moest stellig gereed zijn om vijf uur in de
namiddag. Wat stond er hem te doen, toen hij om half vijf nog niets in
kas had? Zoals hij in dergelijke gevallen placht te doen, stuurde Don
Bosco enkele jongens om te gaan bidden voor het heilig Sacrament en zie-
hier wat er voorviel. Er komt naar het Oratorio een vreemde priester die
vraagt hem te mogen spreken. Hij zegt hem dat hij door veel besparingen
achtduizend lires had kunnen opzij leggen en dat hij besloten had deze
bij zijn dood aan Don Bosco over te laten en dat zijn vriend het besluit
genomen had hem zevenduizend lires na te laten. Toen ze hierover met
elkaar gepraat hadden, kwamen zij tot het besluit dat het verdienstelij-
ker was hem dadelijk het geld te geven in plaats van het ongebruikt te
laten liggen. - Deze morgen dan, ging de priester verder, ben ik bij mijn
vriend gegaan om de zevenduizend lires te nemen en ze bij de mijne te
voegen om ze op het einde van deze week bij u te brengen. Maar, wat er
ook van zij, toen ik thuis kwam om het geld in het koffertje te leggen,
doe ik juist het tegenovergestelde: ik neem integendeel mijn geld erbij
en verstrooid begeef ik mij naar het station. Daar gekomen vraag ik me
af: maar wat heb ik nu gedaan? Het is niet vandaag dat ik naar Turijn
moet gaan, maar volgende zaterdag! Ik hef de schouders op en zeg tot me-
zelf: - Laat ons maar gaan, het is altijd beter te vroeg dan te laat. En
hier hebt u nu de vijftienduizend lires. Don Bosco zegt geen woord, maar
doet hem met de hand teken nog een ogenblik te wachten. Dan laat hij de
ondernemer roepen. Deze komt en eist onmiddellijke betaling. Don Bosco
antwoordt hem: - "Kijk, ik heb de vijftienduizend lires niet, maar hier
is een brave pastoor die ze u in mijn plaats zal geven." Terwijl hij dit
zegde wendde hij zich tot de priester en nodigde hem uit nog eens het
verhaal te doen dat hij hem kort tevoren verteld had. De aannemer, de
pastoor en Don Bosco konden hun tranen niet weerhouden.
Ook de toehoorders waren zichtbaar ontroerd bij dit verhaal. Al-
vorens buiten te gaan deelde Don Bosco aan de raad mee dat hij een le-
gaat van drieduizend fr. in bewaring had, die hij diende over te maken
aan de Propaganda van het Geloof; maar hij vroeg of hij deze mocht ge-
bruiken voor zijn missies. Dat kon zo maar niet meteen beslist worden,
maar tien dagen later ontving hij van de voorzitter een eerbiedige en
genegen brief waarin hij gemachtigd werd het bedrag voor dit gewenste
doel te gebruiken.
Don Bosco liet vanuit Turijn een verslag sturen waarin alles ver-
vat was om een volledige gedachte te hebben over de missie van Patagonië.
Dit document bleef niet slapen in de archieven, maar werd gepubliceerd
in het wekelijkse orgaan van het werk, Les Missions Catholiques van 24
juli. In dit nummer prijkte het portret van Don Bosco en een nota van de
directie zei op het einde wie Don Bosco was.(1)
(1) Het bulletin van de Missioni Cattoliche, gedrukt te Milaan, een vertaling van het
bulletin van Lyon, gaf in zijn nummer van 3 november in het Italiaans dit artikel
met eveneens het portret van Don Bosco.

41.2 Page 402

▲back to top


- XV/398 -
Te Lyon evenals in vele andere steden van Frankrijk bloeide een
ander missionair instituut, nl. het Apostolisch Werk. Het stond onder de
leiding van ijverige dames, die voor de arme missionarissen hulpmiddelen
in natura inzamelden en stuurden. Don Bosco die hun liefdadigheid al er-
varen had, ging voor hen een conferentie houden. Ook zij verlangden hem
te zien en te horen. Hij had zich voorgesteld daar niet meer dan een do-
zijn brave dames aan te treffen; maar hij bevond zich echter voor een
indrukwekkende vergadering. Gezegend_hij die komt in naam van de Heer!
was de groet van de voorzitster. Ze gaf een uiteenzetting van het doel
van het werk. Ze wees op zijn moeilijkheden, toonde er de grootsheid van
aan en vroeg aan Don Bosco dat hij voor haar en haar medewerksters zou
bekomen wat het geheim vormt van de successen van het salesiaans werk,
namelijk een onbeperkt vertrouwen in de goddelijke Voorzienigheid, waar-
door men zich volkomen en als een kind overlaat in de handen van de zoete
moeder, steeds hulp der christenen. Tenslotte wekte ze haar gezellinnen
op met al hun krachten Don Bosco te helpen en gaf een levendige voorstel-
ling van zijn noden.
Don Bosco dankte zoals het betaamde voor zoveel welwillendheid,
herinnerde eraan dat hij hiervan de resultaten al ondervonden had, nl.
twee draagbare kapellen, die in Patagonië gebruikt worden. Hij verheer-
lijkte dan hun edel programma waardoor ze medewerksters werden van de
missionarissen bij het uitbreiden van de weldaden van de zaligmaking. Hij
gaf een beschrijving van de omstandigheden waarin het apostolaat van de
salesianen in Patagonië gedaan werd en verhaalde enkele van hun avonturen
bij hun jongste excursies. Hij beloofde aan de missionarissen de namen te
laten kennen van de personen die aanwezig waren, om ze te kunnen geven
aan de pas gedoopten. Daarom verlangde hij van de presidente dat ze hem
die lijst zou bezorgen, Hij spoorde hen eveneens aan zich alleen te la-
ten inschrijven in de vrome unie van de medewerkers en medewerksters en
gaf een uiteenzetting van de aard, de oorsprong en de ontwikkeling hier-
van. Hij eindigde met hun de verzekering te geven dat hij zo vlug moge-
lijk over hen zou spreken met de paus, en daar hij wegens een speciale
vergunning gemachtigd was hun de pauselijke zegen te geven met volle af-
laat onder de gebruikelijke voorwaarden, zegende hij hen. Nadat nog enke-
le woorden van wederzijdse dankbaarheid gewisseld waren, ging de vergade-
ring uiteen.
In die dagen werd hij uitgenodigd op een buitengewone bijeenkomst
van de dirigenten en voornaamste leden van de verschillende katholieke
werken van Lyon. Meer dan tachtig personen die persoonlijk uitgenodigd
waren door de organisatoren van de conferentie, waren gekomen om naar
hem te luisteren.
Ditmaal sprak hij over het opvoedingswerk van de salesianen, voor-
al in de tehuizen voor het welzijn van de arme en verlaten jeugd, wees
op de religieuze en sociale voordelen en onderstreepte de vruchten die
men al geoogst had. Hij zweeg niet over Patagonië. Een van de aanwezigen
vroeg hem of deze vruchten niet verloren gingen, nadat de jongens uit

41.3 Page 403

▲back to top


- XV/399 -
zijn huizen vertrokken waren. - "Doorgaans", antwoordde Don Bosco,
"brengt het goede zaad, dat in de harten van de jongens gezaaid wordt
tijdens de eerste opvoeding volgens onze methodes, blijvende vruchten
voort bij de oud-leerlingen. Talrijken onder hen hebben een geëerde car-
rière doorlopen in het burgerlijke en militaire leven en zijn goede
Christenen gebleven." De vergadering werd besloten met de eenstemmige
wens dat er door de liefdadigheid van de mensen van Lyon een instituut
van Don Bosco zou komen in een arbeiderswijk van de stad, zoals te La
Croix-Rousse of La Guillotière of in allebei.
Gedurende de vier dagen die hij te Lyon doorbracht wilden vele
zieken hem aan hun bedsponde hebben. Overal waar hij deze ging bezoeken,
trad hij steeds op dezelfde manier op. Hij prentte de zieken het gevoel
in van de gelijkvormigheid met de wil van God; hij suggereerde hun alleen
hun genezing te vragen wanneer dat zou strekken tot Gods meerdere glorie.
Met de aanwezigen bad hij een Wees Gegroet en een Salve Regina. Hij beval
dat ze dagelijks met deze gebeden zouden voortgaan tot een bepaalde da-
tum, beloofde gebeden van zijn jongens en ten laatste gaf hij hun de ze-
gen van Maria, Hulp der Christenen. Een getuige schreef hierover aan het
Franse Bollettino: "Het is onmogelijk een beschrijving te geven van dit
tafereel van zoete en ernstige majesteit, van de ontroering van de aan-
wezigen en de vurigheid van de harten, die tot uiting kwam bij het ant-
woorden op zijn gebed en uit heel hun houding."
Hij deed talrijke bezoeken en ontving er nog veel meer. Dezelfde
correspondent schrijft: "Met een onbewuste zelfzucht vergeet iedereen
dat deze arme priester, die al meer dan zestig jaar oud is, een mens is
met beperkte krachten. Bij een zo zwaar en onophoudend werk zou iedereen
bezwijken, indien Gods genade hem niet ondersteunde en er geen personen
kwamen om hem wat te beschermen tegen de eisen van de bezoekers, die hem
zelfs niet de tijd lieten een beet te eten. Hij zelf klaagde niet maar
toonde zich steeds tevreden en wilde niet dat men niemand wegstuurde."
Aan al die mensen vroeg hij nooit een centiem en toch regende het giften,
doorgaans vergezeld van biljetten waarop de inzichten stonden vermeld van
de schenkers die zich in zijn gebeden aanbevalen. Het kritische moment
kwam als hij de heilige mis opgedragen had. Er waren er dan die hem uit
de sacristie wilden halen! Een dichte menigte van mannen en vrouwen die
zijn zegen, een medaille of ook maar een enkele blik van hem verlangden,
sloot hem van alle kanten in en maakte het hem moeilijk om weg te gaan.
Bij het zien van zoveel geloof riep Don Bosco eens uit: "Wat is de macht
van de godsdienst groot! Een arme priester, een vreemdeling in Frankrijk
en persoonlijk onbekend aan hen die hem belegeren, ontvangt dergelijke
betuigingen van vertrouwen en van een zo onbegrensd vertrouwen!"
Op de avond van zaterdag 21 januari kwam hij toe te Valence, een
stad gelegen op iets minder dan halfweg tussen Lyon en Marseille steeds
op de linkeroever van de Rhône. Hier zou een ijverige medewerkster, Ame-
lie Lacombe, zeer gelukkig geweest zijn hem gastvrijheid te verlenen in

41.4 Page 404

▲back to top


- XV/400 -
in haar mooi en groot huis. Ze verlangde het zo zeer dat ze zelfs naar
Turijn schreef, toen zij van zijn aanstaande reis gehoord had. Maar Don
Bosco bedankte haar en merkte op dat hij zijn intrek zou nemen in het
huis van zijn reisgenoot, die van daar was. In zijn brief voegde hij er
opportuun aan toen: "Ik wens vurig abbé Diderot, aartspriester van de
kathedraal te zien en te bedanken. U zult hem vooraf al zeggen dat ik mij
aan hem aanbeveel en dat ik zal doen wat hij nuttig zal oordelen voor
Gods glorie en voor het welzijn van de zielen. Maar het eerste wat ik
doen zal is een bezoek brengen aan Zijne Excellentie de bisschop van het
diocees, aan wie ik u verzoek mijn nederige en eerbiedige hulde te wil-
len aanbieden."
Ook te Valence verbleef hij vier dagen. Op zondag, na de vespers,
sprak hij niet meer in privé bijeenkomsten zoals te Lyon, maar voor het
volk in de metropolitane kerk over de salesiaanse werken. "Men luisterde
naar hem, zegt de correspondent, in de grootste religieuze stilte en met
de welwillendste en gretigste aandacht." Met uitzondering van enkele
woorden over de missies op het einde van zijn toespraak, sprak hij enkel
over de herscheppende kracht van de christelijke opvoeding die in zijn
huizen aan de verlaten kinderen gegeven werd. Zijn oproep tot liefdadig-
heid beroerde de harten en deed de beurzen opengaan.
Er bestond in die stad een Oratorio voor arbeidersjongens. De le-
den van de directie hadden een toneelstuk klaargemaakt dat in zijn te-
genwoordigheid opgevoerd werd met het doel giften te verzamelen voor de
kerk van het Heilig Hart van Jezus te Rome. Don Bosco woonde dit bij en
was eervol omringd door aanzienlijke burgers van de stad. Ingaande op het
verzoek van de pastoor hield hij bij het begin een korte toespraak avec
autant de tact_que d'à propos. In de loop dan van zijn verhaal, vertelde
hij, op aandringen van de aartspriester, tussen de bedrijven avec une
bonhomie charmante, het verhaal van de twee priesters die gepoogd hadden
hem naar het krankzinnigengesticht te voeren en de loer die hij aan zijn
ijverige vrienden gedraaid had.(1)
Van Valence reisde hij naar Tain en Tournon, sprak er in beide
plaatsen van de kansel en hield er een collecte. Hij bereikte Marseille
op de avond van 27 januari. Ditmaal kunnen we aan onze lezers slechts
weinig nieuws meedelen over wat er toen te Marseille gebeurde. Voor het
eerste bericht moeten wij wachten tot 3 februari, de dag waarop de dames
patronessen met hem hun gebruikelijke samenkomst hadden bij de pastoor.
Ze zaten daar op hem te wachten maar hij kwam niet. De notulen zeggen
hierover: "Don Bosco werd tegengehouden door een menigte die er op uit
was hem te naderen en zijn zegen te ontvangen. Hij kon niet op het vast-
gestelde uur komen en deze vertraging deed een ogenblik vrezen dat men
(1) Er werden verkeerde berichten over deze twee priesters verspreid. Het waren theoloog
Vincenzo Ponsati, pastoor van S. Agostino en kanunnik Luigi Nasi.

41.5 Page 405

▲back to top


- XV/401 -
de voldoening niet zou hebben hem de samenkomst te zien voorzitten. De
dames Berthou en Jacques wilden hem gaan halen. Ze keerden terug met
het nieuws dat hij onderweg was om zich naar het comité te begeven,
maar dat hij tussen een massa mensen door moest, die de gangen en de
trappen van het Oratorio vulden en hem om gebeden en zegeningen smeek-
ten; het was moeilijk de vereerde heilige aan die menigte te onttrek-
ken."
Eindelijk kwam hij toch aan en kon gaan zitten. - "Ik dank", zei
hij, "het comité voor zijn vlijt en voor zijn liefdadigheid. Ik zou de
dames een voor een willen bedanken, maar ik herdenk ze steeds in mijn
gebeden, en ik vraag aan God zegeningen voor allen in het algemeen en
speciale genaden voor elk in het bijzonder. Het is werkelijk mooi om
zien hoe dames bijeenkomen niet eens per jaar, maar vaak om te werken
voor Gods glorie bij de uitoefeningen van de liefdadigheid. Daarom be-
veel ik aan het comité aan slechts één hart en één ziel te zijn om God
te beminnen en te dienen en zijn glorie te bevorderen door de beoefening
van de christelijke liefde. Daartoe suggereer ik u de verloochening van
uw eigen wil. Wanneer een beslissing, waaraan een van de dames een voor-
keur geeft, door anderen niet gewild wordt, dan moet de eerste eraan
verzaken om de christelijke liefde te bewaren en niet aan haar gedachte
gehecht blijven om de vrede niet te verstoren. Laat ons werken voor Gods
glorie door de christelijke liefde, door de volharding in de godsdienst
en door de standvastigheid bij de verdediging van de katholieke beginse-
len. Ter vertroosting van het comité zal ik u zeggen dat hier in het
Oratorio vele jongens verlangen naar het priesterschap, dat verscheide-
nen al priester gewijd werden en dat er twee vertrokken zijn naar de
missies van Amerika. Alles tot Gods glorie en zijn naam zij gezegend!
Hiermee besloot hij dit punt avec sa pieuse et profonde humilité.
Dan sneed hij een ander onderwerp aan. De dochters van Maria,
Hulp der Christenen, hadden op de vooravond van Allerheiligen bezit ge-
nomen van hun verblijfplaats op enkele stappen van het huis. Over dit
nabuurschap had Don Bosco iets te zeggen. Hij ging dus verder: - "Men
dient er goed op te letten dat in het salesiaans werk verscheidene zeer
verschillende delen zijn en ik wens ze u te leren kennen zoals het past.
Er bestaat hier een wezenhuis en er is hier de communiteit van de zus-
ters: dat zijn twee zaken die men goed uit elkaar dient te houden om de
moeilijkheden die kunnen voortvloeien uit al te veelvuldige contacten.
Het huis van Turijn is op zodanige manier gebouwd dat men deze onge-
makken kan vermijden; maar ik heb het genoegen u te kunnen zeggen dat
binnenkort ook het huis van Marseille dezelfde gerieflijkheden zal heb-
ben."-
Het comité van Marseille hield zich ook bezig met het linnengoed.
Eens in de week gingen de leden, die dit konden doen, met de zusters
werken. Welnu, toen hij verwees naar een van die vermelde gerieflijkhe-
den, namelijk een zaal die hiervoor geschikt is, sprak hij over het
voorbeeld van Valdocco."- "Te Turijn", zei hij, "in de woning van de
zusters, naast het huis van de salesianen, is er een grote kamer, waar

41.6 Page 406

▲back to top


- XV/402 -
twee of drie kloosterzusters en enkele dames pakken maken van linnengoed,
dat dient versteld te worden; deze sturen het dan naar liefdadige perso-
nen die het naaiwerk doen. De kleren worden er onderzocht, niet om te
verstellen wat inracommodable is maar om te zien welke stukken nog goed
zijn, wat weg te knippen valt en om, bijvoorbeeld van vier hemden er een
te maken."
Dan kwam hij terug op het eerste onderwerp en ging verder: "Het
Oratorio van Saint-Léon is niet alleen een wezenhuis maar ook een huis
van mannelijke kloosterlingen, priesters en clerici, wat een voorzich-
tige gereserveerdheid oplegt. Ah! ging hij verder, "avec l'expression
d'un sentiment profond, indien de salesiaanse huizen niet zijn wat ze
moeten zijn, dan zou ik liever hebben dat ze ophielden te bestaan. De
goddelijke Voorzienigheid zal ongetwijfeld aan de voorlopige omstandighe-
den uit noodzaak een vlug einde brengen. Vijfendertig duizend fr. zou het
verblijf van de zusters in een passende en definitieve woning kunnen om-
vormen." - Hier merkte abbé Guiol op dat de plannen al klaar waren met de
vrome verwachting ze te kunnen uitvoeren. En in haar verslag voegt de se-
cretaresse eraan toe: "De woorden van Don Bosco laten verhopen dat de no-
dige middelen niet lang op zich laten wachten, dank zij zijn gebeden en
de verdiensten van zijn heiligheid."
Don Bosco nam dan opnieuw het woord: - "Inderdaad, de bescherming
van de goddelijke Voorzienigheid is werkelijk wonderbaar! Bij het begin
van verleden jaar was er niets voor de kerk van het Heilig Hart te Rome
en in de loop van het jaar werden er 350.000 lires uitgegeven, dank zij
giften voor ontvangen genaden. Aldus werden werken, waarvan de uitvoering
een tiental jaar scheen te vergen, op een enkel jaar uitgevoerd. Ik sta
er werkelijk verstomd van. Men zou kunnen menen dat het fabeltjes zijn,
maar het zijn werkelijkheden en men kan gemakkelijk vaststellen dat het
waar is. Ziedaar de hand van de Voorzienigheid en moge God gezegend zijn,
want alles gebeurt tot zijn glorie."
Het comité was zeer verheugd het woord te hebben gehoord du saint
et vénéré fondateur; bij monde van abbé Guiol vroeg het zijn zegen, die
het pieusement ontving; hiermee kwam dan een einde aan de zitting.
De verwachtingen, die Don Bosco had laten doorschemeren dat men
weldra het huis zou kunnen inrichten op de manier die het best overeen-
stemde met de salesiaanse gewoonten en met de vereiste voorwaarden van
het huis van de zusters, werden na enkele dagen een mooie werkelijkheid.
Na een zeer korte tussenpoos volgde inderdaad de aankoop van twee onroe-
rende goederen in de nabijheid; zij moesten omstreeks het feest van St.-
Michiel door de bewoners ontruimd worden en volledig ter beschikking ge-
steld van de dochters van Maria, Hulp der Christenen. Maar de wettelijke
formaliteiten werden vervuld door de burgerlijke vereniging Beaujour;
deze stelde ook wettelijk Don Bosco schadeloos voor de gebouwen die op
zijn kosten op haar terrein opgericht waren en waarvan hij als de een-
voudige huurder optrad. Men moest de vereniging vrijwaren tegen het ge-

41.7 Page 407

▲back to top


- XV/403 -
vaar ontbonden te worden door de aanklacht van een vermomd liefdewerk;
dit werd bekomen door aan Don Bosco een groter aantal aandelen toe te
kennen in verhouding met zijn inbreng. Spontane en edelmoedige giften
maakten de eerste afbetaling voor de aankoop van deze onroerende goederen
gemakkelijker. Toen abbé Guiol op 17 februari hierover aan het comité
verslag uitbracht, wees hij op de tussenkomst van de Voorzienigheid in
het werk van Marseille en schreef er de verdienste van toe aan de wonder-
bare doeltreffendheid van de gebeden van Don Bosco. Als bewijs van zijn
bewering verhaalde hij de interessante bijzonderheden van een miraculeuze
genezing op die dagen verkregen á l'intercession et par la bénédiction du
saint fondateur. "Het feit is al gekend", besloot de abbé en de dankbaar-
heid van de vrouw, die op miraculeuze wijze genezen is, heeft zich geuit
in een gift van vijfduizend fr. Niet alle genaden, die bekomen werden,
hebben zoveel ophef gemaakt, maar het prestige van de heiligheid van Don
Bosco, het vertrouwen in zijn macht op het hart van God, de wens de god-
delijke zegeningen op zich te trekken door de liefdadigheid, doen de mid-
delen toestromen, die het werk nodig heeft." De directeur van Saint-Léon
die daar tegenwoordig was, kondigde aan dat hij bij machte was dadelijk
aan de ondernemers twintigduizend fr. uit te betalen van de achtenzeven-
tigduizend die hij hun verschuldigd was. Hier maakte de pastoor een van
zijn scherpe opmerkingen. "Ook de schulden voor de huiselijke uitgaven",
zei hij, "zijn verminderd, maar Don Bosco schijnt eerder geneigd te zijn
om er altijd enige te bewaren en er andere te kunnen maken. Hierdoor
immers zal de Voorzienigheid gedwongen worden tussen te komen: en intus-
sen wees hij het comité op de noodzakelijkheid ermee voort te gaan rond
te zien om het aantal inschrijvingen te verhogen."
Betreffende het "bekend feit" dat de notulen bondig aanstippen
worden ons enkele inlichtingen gegeven door directeur Don Bologna, die
er ooggetuige van was. Een rijke juffrouw die ziek was en sinds drie
jaar op haar bed gekluisterd lag, had pas de zegen van Don Bosco ontvan-
gen of ze stond op en begeleidde hem daarna tot aan de deur. Allen waren
verstomd en weenden. De vrouwen in haar dienst schenen als bezeten te
zijn. De juffrouw riep uit al haar krachten: La Vierge m’à guérie! La
Vierge m'à guéri! Don Bosco zelf slaagde er met moeite in haar moeder te
kalmeren. Allen weenden daarbinnen en Don Bosco weende met hen mee.
Van de "genaden die niet zoveel ophef gemaakt hadden" haalt Don
Bosco er drie aan. Een jongetje, dat een fistel in zijn oog had, werd
door hem gezegend en was op twee dagen volledig genezen. Een arme vrouw,
gekomen om haar zuster aan te bevelen, die niet van haar zetel kon op-
staan, vond haar bij haar terugkeer in volmaakte gezondheid. Op zondag 19
februari bracht hij een bezoek aan een dame die op haar uiterste lag.
Aangetast door een zeer hevige longvliesontsteking hadden de artsen haar
opgegeven. Don Bosco bad, zei haar elke dag een gebed te doen tot het
feest van Sint-Jozef en verzekerde haar dat ze zou genezen. En, inder-
daad, drie dagen later was ze volledig genezen. Een vierde genade, die
ook geen ophef maakte, wordt verteld door d'Espinay in de laatste uitga-
ve van zijn Dom Bosco. Een dame kwam al wenend bij Don Bosco om van hem

41.8 Page 408

▲back to top


- XV/404 -
een woord van opbeuring te horen omdat haar kinderen, haar schoonzoon en
haar schoondochter haar zeer slecht behandelden. - "Bid tot Maria, Hulp
der Christenen, zei hij haar "en kom morgen te communie in mijn mis, die
ik voor u zal opdragen." - De dame gehoorzaamde. Hoe groot was haar ver-
bazing toen ze na de mis, in de salon al haar kinderen aantrof die hun
slecht gedrag tegenover haar betreurden en haar ernstig beloofden dit in
de toekomst te zullen vergoeden. Tranen en omarmingen bezegelden deze
goede voornemens.(1)
Te Marseille ging van hem eveneens een profetische geest uit.
Coadjuteur Luigi Nasi had de eer als zijn barbier dienst te doen. Eens
toen hij gedaan had met scheren, kuste hij hem de hand en stond op het
punt heen te gaan, toen Don Bosco hem bij de hand nam en hem zei: - "Jij
verwacht van mij een fooi, maar de Heer zal je er een veel grotere geven.
Ga intussen voort Don Bologna te helpen zoveel je maar kunt. Je zult hem
volgen in verscheidene huizen waarvan hij directeur zal worden. Hij zal
echter zijn dagen niet in deze streken eindigen, maar zal naar Turijn
gaan sterven. Wanneer jij het nieuws over zijn dood ontvangt, maak je dan
klaar; want je zultl hem op korte afstand moeten volgen." Don Bologna
stierf inderdaad een plotselinge dood in het Oratorio op 4 januari 1907
en Nasi volgde op 7 december van hetzelfde jaar.
In Don Bosco schitterde de priesterlijke geest niet minder. In een
prachtige zaal waren personen uit de grote wereld van Marseille samenge-
komen en spraken met hem; maar in zijn gesprekken met de ene en de andere
wist hij steeds zaken te zeggen die betrekking hadden op de ziel. Markies
de Villeneuve Trans die hem in het oog hield, kwam tot bij Don Albera en
zei hem: Dom Bosco prêche toujours (Don Bosco preekt altijd).
Veel deed hij over zich spreken wegens een trek van delicate fijn-
zinnigheid in het huis van de Olive's, brave medewerkers. Op een zeker
ogenblik gaf mevrouw aan een plotselinge drang van edelmoedigheid toe,
trok een ring van zeer grote waarde van de vinger en bood hem aan Don
Bosco aan. Don Bosco was van oordeel dat het niet voorzichtig was de gift
te aanvaarden. Hij stak daarom zijn open rechterhand uit met de handpalm
naar de schenkster gekeerd en zei: "Pas op, mevrouw, dit is een familie-
souvenir en daarom moet u het bewaren."- Zij drong echter aan en wou vol-
strekt dat hij hem zou aanvaarden. Dan hernam Don Bosco: - "Goed dan;
wanneer u de ring aan mij geeft, zult u er dan vrede mee nemen dat ik er
het gebruik van maak dat ik het beste denk te zijn? Alleen op die voor-
waarde ben ik bereid hem te aanvaarde."- Op het bevestigend antwoord van
de dame stak Don Bosco de hand uit, nam de ring tussen zijn twee vingers
(1) In de Vita in twee boekdelen wordt de genezing van juffrouw Flandin verwezen naar
het jaar 1882 (boekdeel II, blz. 530). Maar d'Espiney verhaalt ze in zijn eerste uit-
gave van 1881 alsof ze al gebeurd was in datzelfde jaar. Anderzijds komen de omstan-
dighe4en van het vertrek uit Marseille in 1882 niet overeen met die van het feit.
(Cfr. hiervoor, blz. ).

41.9 Page 409

▲back to top


- XV/405 -
en ging verder: - "Kijk, ik aanvaard hem graag. En nu hij van mij is,
geef ik hem aan u."- Mevrouw was hierdoor vertederd en kon dit niet wei-
geren. Deze ring wordt thans door de familie zorgzaam bewaard als een
waardevolle relikwie van de heilige.
"Het verblijf van Don Bosco te Marseille", schreef Don Bologna (1)
met reden, is werkelijk wonderbaar. De mensen aanzien hem als een heilige
(...). De mensen blijven met honderden de hele dag in onze gangen staan."
En dat alles gebeurt terwijl de giften toevloeien en hij ook voor de sa-
lesianen de achting van de brave mensen weet te verwerven.
Op 15 februari werd in het huis het feest van de H. Franciscus van
Sales gevierd met een vergadering van medewerkers en medewerksters.
De vergadering werd voorgezeten door de bisschop. Lang voor het
vastgestelde uur was er in de kapel geen enkel plaatsje meer vrij. Don
Bosco dankte de weldoeners en sprak met een eenvoud, dont les saints ont
le secret (2) over de groei van het salesiaans werk in het jaar 1881. Te
Rome, te Florentië, te La Spezia, te Ventimiglia hadden bloeiende Orato-
rio’s een door de Voorzienigheid gewilde dam opgeworpen tegen de invasie
van de protestanten. - "Onze ongelukkige afgescheiden broeders", zei hij,
"hebben grote sommen te hunner beschikking; maar wij hebben in ons voor-
deel de kracht van het gebed. Ik houd niet op overvloedige aalmoezen te
vragen; maar ik vraag vooral aan de medewerkers dat ze vurige smeekbeden
tot de hemel zouden verheffen; want, indien het geld veel kan, dan ver-
krijgt het gebed alles en zegepraalt over alles." - Monseigneur maakte de
twee concepten van het geld en van het gebed tot de zijne en ontwikkelde
ze met de doeltreffendheid van zijn welsprekendheid.
Op 19 februari dan sprak Don Bosco van de kansel over de kerk van
Saint-Joseph. Maar hierover ontbreken ons bijzonderheden; want noch de
directeur, noch de andere medebroeders van het huis dachten er in die
dagen aan brieven te schrijven, omdat, zoals Don Bologna zei: "onze bes-
te Don Bosco voor iedereen werkt." Daarom zullen we spreken over de reis
die hij daar in het uiterste zuiden van Frankrijk deed.
Zijn eerste reis ging naar Toulouse, dat op twaalf uren treinreis
van Marseille ligt. De kardinaal-aartsbisschop, Zijne Eminentie Desprez,
wilde dat Don Bosco de salesianen naar een wezenhuis van de stad zou zen-
den, omdat men dit niet meer besturen kon bij gebrek aan geldmiddelen en
personeel. Het voorstel werd aan Zijne Eminentie gedaan door de mede-
stichter en directeur van dit vrome instituut, abbé Julien, na lezing van
(1) Brief aan medebroeder Luigi, coadjuteur in het Oratorio van Turijn, Marseille 23
februari 1882.
(2) Echo de N.D. de la Garde, 26 februari 1882 (nr. 14).

41.10 Page 410

▲back to top


- XV/406 -
de monografie, die hem als een huldeblijk gestuurd was door zijn vriend,
abbé Mendre.(1)
Toen de kardinaal vernomen had dat Don Bosco te Marseille aangeko-
men was, stuurde hij hem een brief en daarna zond hij de abbé zelf om hem
te verzoeken naar Toulouse te komen. In een onuitgegeven dagboek (2)ver-
telt de abbé aldus zijn eerste ontmoeting met Don Bosco: "Don Bosco ont-
ving mij op de avond van dinsdag 31 januari met zeer tedere minzaamheid
in het Oratorio van Saint-Léon. Ik gaf hem een bondige uiteenzetting van
het doel van mijn bezoek, verhaalde hem de hoofdzaken van onze geschie-
denis en waagde het mijn verhaal te besluiten met een uitnodiging, die
tot mijn verrassing, onmiddellijk aanvaard werd. De heilige priester vond
er genoegen in ons huis te bezoeken en wenste ook een collecte te houden
voor zijn kerk en voor zijn tehuis van Rome. Ik moest hem dus de weg
voorbereiden. Er viel werkelijk geen minuut te verliezen, want hij zou
niet meer dan twee dagen te Toulouse verblijven. Ik nam de trein van elf
uur. Na de goedkeuring van Zijne Eminentie, meldde ik de komst van de man
Gods aan in een artikel, verschenen in nummer 5 van de Semaine Catholi-
que.(3)
In zijn artikel gaf hij een uiteenzetting van het dubbele doel van
Don Bosco's komst en kondigde een conferentie in de metropolitaanse kerk
aan. Bij gelegenheid hiervan merkte hij op: "De gelovigen worden niet
uitgenodigd op een academische toespraak omdat Don Bosco Italiaan is en
onze taal niet goed kent. Indien echter de welsprekendheid uit het hart
komt en indien heilige en mooie zaken bij voorkeur deze welsprekendheid
doet opborrelen, dan zal de toespraak van Don Bosco zeker welsprekend
zijn. Daarom zal iedereen hem de fouten tegen de syntaxis vergeven en
alsook de Italiaanse of Latijnse woorden die in zijn toespraak veelvuldig
zullen voorkomen."
Ook de Echo de la_Province en de Nouvelles, twee belangrijke dag-
bladen van de plaatselijke conservatieve pers publiceerden hetzelfde ar-
tikel. Aldus verwekte het nieuws een vrome spanning bij iedere klasse
van burgers.
Don Bosco kwam om middernacht op 4 februari toe en ging logeren in
het wezenhuis van de Grande-Allée. Bij het aanbreken van de dag stroomde
een menigte burgers de kapel binnen om zijn mis bij te wonen. Dan begon
er een stoet van bezoekers, die hem niet meer met rust lieten tot hij
eindelijk op het vastgestelde uur na grote moeite zijn huldebetuiging aan
(1) Cfr. boekdeel XIV, blz. 100-2.
(2) Wij halen dit citaat bij Chan. Clément Tournier. Doyen de Saint-Sernin, Le Bienheu-
reux Dom Bosco à Toulouse, Berthoumier, Toulouse 1929, pag. 37.
(3) Het weekblad droeg de datum van zondag maar verscheen vroeger.

42 Pages 411-420

▲back to top


42.1 Page 411

▲back to top


- XV/407 -
de kardinaal kon brengen. De conferentie werd voor die avond vastgesteld
na de vespers.
Op hetzelfde uur diende in een andere kerk Mgr. Lamothe-Tenet rec-
tor van de katholieke universiteit van Toulouse het woord te voeren. Dat
scheen een tegenvaller te zijn. Zoals men schreef, bood dit eigenaardige
samentreffen de gelegenheid om, zoniet een tegenstelling, dan toch min-
stens een vergelijking te maken tussen de geleerde, sierlijke en voor-
treffelijke overtuigende welsprekendheid van een prelaat, die de exponent
was van een academisch corps en het kleurloze, onjuiste woord van een
Italiaan, bij wie de stijl ver van oratorisch was. En toch schiep de ver-
wachting van dit woord voor de conferentie de atmosfeer van een gebeurte-
nis. Het ruime kerkschip van Saint-Etienne was gevuld met mensen, die,
volgens de geijkte uitdrukking, gedurende een uur aan de lippen van de
redenaar hingen.
In de kathedraal had hij avec une simplicité charmante (1) de oor-
sprong en de ontwikkeling verteld van het salesiaanse werk waarbij hij
speciaal vertoefde bij het thema van de beroepsklassen terwijl hij in het
wezenhuis sprak over de salesiaanse medewerkers. Bij beide gelegenheden
had de kardinaal zich gewaardigd er aanwezig te zijn. Over het uitwerksel
zouden we niet alles gezegd hebben indien wij er geen bijzonderheid aan
zouden toevoegen. Te Toulouse bloeit nog altijd een academie genoemd
l'Académie des Jeux Floraux, de oudste in Europa. Welnu, haar levenslange
secretaris, graaf Fernand de Rességuier had samen met graaf du Bourg (2)
een redenaar aanhoord die zoals hij zei, slordig was en bovendien een ge-
ringe kennis van de spraakleer en van de Franse woordenschat bezat en
bekende daarna aan zijn gezel:(3) "Men is werkelijk genoodzaakt te beken-
nen dat uit zijn persoon het bovennatuurlijke vloeit en dat de bovenna-
tuurlijke werking van de genade de spot drijft met onze middelen ter ver-
overing."
Op maandag 6 februari, werd in een groot hotel van de stad (4) een
intiem diner opgediend ter ere van de gast. Graaf du Bourg, die hem zo
(1) Semaine Catholïque van 12 februari. Pater Antoine Marie, een kapucijn, de apostel
van de streek van Toulouse, deed in 1890 volgende vergelijking tussen het spreken
en het handelen van Don Bosco en dat van Don Rua: "Ik heb (Don Rua) wel horen
spreken. Hij spreekt met een verheven eenvoud. Ik heb hem bij privé vergaderingen ge-
zien. Hij weidt uit met dezelfde boeiende aantrekkelijkheid. Ik zat nevens hem op het
familiefeest (te Nice) dat de Katholieke Arbeiderskring te zijner ere gaf en ik heb
Don Bosco gezien en naar hem geluisterd." (Bull. Sal. février 1890).
(2) Over du Bourg, die nog leeft (juni 1933) zullen we het hebben in boekdeel XVI naar
aanleiding van de graaf Chambord, tot wiens gevolg hij behoorde.
(3) Tournier, l.c., blz. 57.
(4) Hôtel Marsac, Place de la Cathédrale de Saint-Etienne, nr. 11.

42.2 Page 412

▲back to top


- XV/408 -
dikwijls ontmoet had bij de familie de Maistre, zei aan kanunnik Tour-
nier (1) dat hij rustig aan tafel ging neerzitten met zijn zachte glim-
lach, alsof hij in het huis de Maistre te Turijn was of te Borgo Corna-
lense, dat hij de kinderen streelde en zegende en zich volgens zijn ver-
storven gewoonten meer voedde met de goddelijke liefde dan met de opge-
diende spijzen.
Twee nog levende priesters herinneren zich het verblijf van Don
Bosco in het wezenhuis. Met hun gezel, die als priester gestorven is,
studeerden ze daar Latijn om naar het seminarie te gaan en dienden ze
zijn mis. Op een avond sprak hij een "avondwoordje" uit voor de internen
en wekte hij hen vurigheid op voor de devotie tot Maria. Daarbij oefende
hij een zo sterke indruk uit, dat ze het Salve Regina aanleerden om het
iedere avond vóór de nachtrust te zingen. Hij beklemtoonde eveneens de
noodza-kelijkheid van het werk voor de enen en van de studie voor de an-
deren, bewoog op een komische wijze de twee wijsvingers van zijn handen
aan beide kanten van zijn voorhoofd en zei: "Un enfant paresseux sera
toujours... un "asinus." Na zijn vertrek legde abbé Julien aan de drie
kandidaten voor het heiligdom uit dat de heilige priester, hoewel hij
voortdurend door een massa volk omringd was, nooit zijn waardigheid en
onverstoorbare kalmte verloren had, omdat hij nooit Gods aanwezigheid
uit het oog verloor.
Hij had moeten vertrekken op maandagavond; maar de anderen drongen
zo aan dat ze hem nog konden weerhouden om daags daarna te celebreren in
de basiliek van Saint-Saturnin. Dat is de kerk die het rijkst aan reli-
kwieën is ter wereld. Hij celebreerde dus in de kapel van Sint-Thomas van
Aquino wiens hoofd daar bewaard wordt.(2)
Daarna, vergezeld van de aartspriester en van verscheidene gees-
telijken deed hij de ronde van de absis en daalde hij neer in de crypte
om er avec une piété très vive (3) de waardevolle overblijfsels van zo-
(1) L.c., blz. 59.
(2) In het aangehaalde werkje haalt Tournier eerst enkele beweegredenen aan, waarom Don
Bosco gaarne ging bidden tot de engel van de scholen en geeft dan een uitweiding die
verdient aangehaald te worden: "Une pensée plus intime a peut-être concouru à déter-
miner sa démarche. Dans son décret de Béatification de Don Bosco, le Pape Pie XI dé-
plorera qu'il ait rencontré des contradictions provenant de ceux-là même dont il
était en droit d'attendre aide et secours. Le prélat docte, et zélé qui occupait le
siège archiépiscopal de Turin et se croyait engagé par devoir à contrarier les entre-
prises du fondateur du Valdocco, recherchait la solution des problèmes modernes moins
dans les œuvre de Seint-Thomas que dans certaines théories suspectes du philosophe
Rosmini. Ah! si l'influence secrète du Docteur Angélique, rectifiant tout écart in-
tellectuel et redonnant à une âme inégale le calme de la clairvoyance et la maîtrise
de sol, allait faire cesser un trop long conflit funeste à la diffusion du bien, un
conflit dont lui, Don Bosco, en victime saignante et silencieuse, subissait l'épreuve
depuis dix ans !"
(3) Semaine Catholique van 12 februari 1882.

42.3 Page 413

▲back to top


- XV/409 -
vele heiligen te gaan vereren. Voor de relikwie van Sint-Judas zei hij:
"Deze is mijn geliefkoosde patroon."- Hij zei dit ongetwijfeld omdat hij
de patroon is van hen die zich in tribulaties bevinden en het is juist
onder deze titel dat men voor hem een openbare noveen te Turijn doet tij-
dens de tweede helft van oktober. Terwijl hij geknield lag voor de Hei-
lige Doorn en voor het hoofd van Sint-Thomas van Aquino, kwam een kloos-
terlinge die hem niet uit het oog verloren had, zich aan zijn voeten wer-
pen en beval een arme blinde vrouw in zijn gebeden aan. "Dit tafereel",
schrijft de meermaals aangehaalde krant, bewijst in al zijn eenvoud, wel-
ke reputatie van heiligheid Don Bosco onder ons geniet."
Tot op het laatste ogenblik werd hij belegerd door personen uit
iedere bevolkingsklasse. Toen hij op de trein stapte zei hij aan personen
die in zijn nabijheid waren: "Ik wens dat de mensen van Toulouse voor de
kerk van het Heilig Hart te Rome een zuil zouden schenken waarin de lof
van Pius IX voor hun stad zou gebeiteld worden; want zij werd door hem
begroet als Tolosa fidelis."- Er was al een inschrijvingslijst in omloop
voor een zuil in de basiliek van Montmartre; maar de Semaine opende even-
eens een tweede inschrijvingslijst voor de zuil van Castro Pretorío en
gaf er aldus de reden van aan: "Rome en Parijs zijn het symbool van de
kerk en van Frankrijk, onze twee vaderlanden, onze twee moeders (...). In
beide hoofdsteden werd Jezus in het hart getroffen. Laat ons dus daar aan
zijn Heilig Hart getuigenis afleggen van onze vurigheid in het geloof, in
de uitboeting en in de liefde."
Aan een Franse kloosterling, die berekende hoeveel miljoenen waren
opgeslokt geworden door de nationale belofte en die aan Don Bosco voor-
spelde dat zijn collecte voor de kerk van Rome in Frankrijk weinig bijval
zou hebben, antwoordde hij: "Wat kent u uw land slecht! Frankrijk bezit
goud voor alle behoeften en geeft onverpoosd en zonder moeite. Jij hebt
mooi praten; maar te midden van al haar stormen en beproevingen is zij
voor wie haar goed kent, en Don Bosco kent haar goed, steeds het edel-
moedige Frankrijk."
De feiten stelden hem volledig in het gelijk. De inschrijving
bracht 3.557 fr. op, iets meer dan voldoende voor de zuil, die in de Ro-
meinse basiliek het aandenken aan de Franse edelmoedigheid van Toulouse
zal vereeuwigen.(1)
Om salesianen te sturen bleek Don Bosco vol goede wil te zijn;
maar hij verborg niet dat er nog veel moest gedaan worden eer hij de
wensen van die vrienden kon vervullen. De gebouwen waren onvoldoende
en dan diende men volstrekt te voorzien in werkhuizen in het huis zelf,
om de jongens niet meer te verplichten buiten het huis te gaan werken.
(1) In de monografie van Tournier bevindt zich een aanhangsel met de lijst van de namen
van alle schenkers. Ook de kardinaal komt er op voor met 25 fr.

42.4 Page 414

▲back to top


- XV/410 -
Zijn opmerkingen werden ernstig onderzocht, zodat men dadelijk de hand
aan het werk sloeg om sommige zaken uit te voeren. Men verlangde de sale-
sianen voor de maand oktober, maar dat was te vroeg. Anderzijds was het
vroegere personeel ontslagen om iets beters te kunnen vinden en zo kon
men niet meer vooruit. Daarom werden in 1883 andere kloosterlingen geroe-
pen. Maar voor Don Bosco kwam er nog een ergere tegenslag. In een jaar-
verslag van het wezenhuis (1) kan men tussen de regels lezen dat men niet
het inzicht had aan de salesianen de directie toe te vertrouwen, maar dat
men van hen hulp voor de directie verwachtte. Op die basis was het onmo-
gelijk tot een akkoord te komen.(2) Don Bosco, aan wie dit verdoken in-
zicht wel niet zal ontgaan zijn, was niet haastig om een overeenkomst af
te sluiten maar wachtte om te onderhandelen. Daarom zal hij wel opgelucht
geweest zijn toen hij hoorde over de oplossing waarover we gesproken heb-
ben. In ons archief bestaat er een verdere correspondentie met abbé Ju-
lien en met andere personen van Toulouse, zonder dat echter nog iemand
aan het verleden herinnerde.
Dit alles zal de sympathie van de mensen van Toulouse voor Don
Bosco niet verkoelen. Dank zij de ijver van abbé Julien ontstond te Tou-
louse een mooie groep van medewerkers, van wie hij de eerste directeur
was. Ook thans is de vereniging er nog bloeiend; in december van het jaar
1929 werd de relikwie van Don Bosco er met veel geestdrift en praal door
de clerus en het volk onthaald, wat men misschien bij een dergelijke ge-
legenheid in geen andere stad ter wereld gezien heeft. Met recht werd ge-
zegd dat dit een triomfantelijke terugkeer was van Don Bosco naar de his-
torische roemrijke stad.(3)
De salesianen en de zusters zowel te Saint-Cyr als te La Navarre
verlangden naar de tegenwoordigheid van hun beminde vader. Hij maakte
zich klaar om ze tevreden te stellen onmiddellijk na de conferentie van
Sint-Jozef; maar hij deed nog eerst verscheidene étappes in het diocees
Toulon.
Toen het uur gekomen was om Marseille te verlaten steeg hij in een
rijtuig op de speelplaats van het college, die vol volk stond. De mensen
knielden om zijn zegen te ontvangen. Don Bosco keek rond, was diep ont-
roerd en prevelde bij zich zelf, op een manier nochtans dat Don Albera
(1) L.c., blz. 81-2.
(2) De zaak ging niet ongemerkt voorbij en bleef niet zonder commentaar. Mevrouw Leoca-
dio Orfloff schreef aan Don Bosco vanuit S. Remo op 12 mei en zei hem: "A Toulouse
ils ont été bien mal intentionnés de n'avoir accepté; la maison de M. l'Abbé Julien
aurait dû vous être cédée; pour une nouvelle maison je crois que cela serait bien
difficile, vu la grande quantité d'oeuvres de Charité qui se trouve dans cette vil-
le."
(3) Wanneer Tournier deze gebeurtenis oproept in een van zijn conferenties (Les Ubaldini
de Toscane, Dante et Toulouse: Toulouse, Andrau et Laporte, 1933, blz. 48) schrijft
hij dat toen "les reliques du doux bienheureux Don Bosco reçues (...) avec les hon-
neurs du triomphe, vinrent apporter leur parfum de pacifique sainteté."

42.5 Page 415

▲back to top


- XV/411 -
het kon horen: - "Wat is toch de priester!"- In deze daden van verering
zag hij niets anders dan tekenen van eerbied voor de priesterlijke waar-
digheid. De volgende dagen wilden velen niet aanvaarden dat hij werkelijk
vertrokken was en men beweerde dat hij zich nog in het huis verborgen
hield.(1)
Het vertrek uit Marseille had plaats op 20 februari en het schijnt
niet dat hij halt heeft gehouden te La Ciotat, een nijverheidsstad aan de
kust gelegen op de lijn van Marseille naar Toulon. Het was 13.30 u. Zeer
veel volk ontving hem in de kerk. Hij sprak de mensen toe en vroeg ze om
een aalmoes. Daarna begaf hij zich naar de parochie van Saint-Cyr die
niet ver van daar lag. Daar deed zich een eigenaardig feit voor. Hij was
bij de pastoor uitgenodigd op het diner en was aan het praten met ver-
scheidene priesters uit de buurt die eveneens uitgenodigd waren, toen een
jonge priester binnentrad. Don Bosco, die hem nooit gezien noch gekend
had, ging hem tegemoet, nam hem plechtig bij de hand en beval hem met
veel nadruk zich aan Gods wil te onderwerpen. De andere wist niet wat
zeggen en meende in het begin dat het om een misverstand ging; maar dan
verborg hij hem zijn verbazing niet daar hij geen reden had om in iets te
berusten en alles goed ging. - "En toch is het zo, bevestigde hem Don
Bosco. "Ik verheug mij erover dat u gelukkig bent, maar de beproeving kan
altijd eerder komen dan men denk." - Aan tafel zat de jonge priester op
korte afstand van Don Bosco en herhaalde malen richtte hij tot hem al
schertsend bepaalde uitdrukkingen die aan hun vorig gesprek herinnerden.
Hij twijfelde eraan of hij de zaak ernstig of als een grap moest opvat-
ten; maar ten slotte begon hij er zich over te bekommeren. Op maandag na
de zondag van Quinquagesima gebeurde het volgende. Op die eerste dag van
de vasten zat hij aan tafel met zijn moeder. Men diende de soep op. Zijn
moeder at er een paar lepels van, vouwde de handen samen, boog het hoofd
en stierf. Toen begreep de priester; en in 1887 vertelde hij het geval,
vol bewondering voor Don Bosco, aan Don Albera.
De landbouwkolonie van Saint-Isidore lag niet ver van Saint-Cyr,
maar Don Bosco had er zich wegens de conferentie en andere redenen lan-
ger opgehouden dan hij gedacht had, zag er bijgevolg van af haar te be-
zoeken, te meer daar hij de afspraak met mijnheer en mevrouw Colle te
Toulon niet wou missen. Hij kwam er aan op de avond van 21 februari en
hield een conferentie in de kathedraal in de ochtend van 23 februari. Hij
vond de kerk propvol met gelovigen. Het ging over het gebruikelijke thema
en de aandacht van het publiek was zo groot als elders. Na de middag riep
hij in de sacristie enkel de medewerksters samen die er allemaal op uit
waren te helpen in het bijzonder voor het wezenhuis van Saint-Isidore. Op
voorstel van Don Bosco namen ze allen de verplichting op zich een maande-
lijkse bijdrage te doen om aan het arme huis ten minste de middelen te
bezorgen voor de meest dringende dagelijkse uitgaven. Bovendien spoorde
(1) Proc. verb., 24 februari 1882.

42.6 Page 416

▲back to top


- XV/412 -
hij ze aan de kring van de medewerkers te verruimen en andere personen
van familie of kennissen ertoe te bewegen te helpen.
Hij zei dat hij ook de medewerkers had willen samenbrengen, indien
de tijd hem daartoe niet ontbroken had; maar toch wou hij een punt van
het allerhoogste belang niet verwaarlozen. - "Het is nodig", legde hij
aan de dames uit, "het doel van de vrome vereniging goed te begrijpen. De
salesiaanse medewerkers dienen niet enkel aalmoezen in te zamelen voor
onze tehuizen; maar ze dienen zich eveneens in te zetten met alle moge-
lijke middelen om mee te werken aan de redding van hun broeders en in het
bijzonder van de jeugd. Daarom moeten ze trachten de jongens naar de
catechismuslessen te sturen, de pastoors te helpen om catechismuslessen
te geven en de kinderen tot de communie voor te bereiden; zij moeten er-
voor zorgen dat de kinderen hiervoor de passende kleren hebben, ze moeten
zich inzetten voor de verspreiding van goede boeken en zich krachtdadig
verzetten tegen het lezen van de ongodsdienstige en onzedelijke pers. Dit
alles maakt deel uit van het programma van de medewerkers". - Deze aan-
beveling zal wel veel genoegen gedaan hebben aan de pastoors, die zich zo
edelmoedig getoond hadden niet enkel om hun kerk te zijner beschikking te
stellen maar ook om zijn conferenties aan te melden, erbij aanwezig te
zijn, er het woord te nemen en als eersten de penning van hun liefdadig-
heid in de schaal te leggen.
We zullen hier niet spreken over de ononderbroken en vermoeiende
audiënties eveneens te Toulon; maar we mogen niet nalaten te herinneren
aan een wonderbaar feit en aan een voorzegging waarover wij een geschre-
ven getuigenis bezitten. Te Toulon leed de dertienjarige zoon van de fa-
milie de Pontevès sinds anderhalf jaar aan veelvuldige bezwijmingen, die
hem erg stoorden, hem beletten te studeren en een hindernis waren voor
zijn morele en fysische opvoeding. Zijn moeder stelde hem voor aan Don
Bosco, die hem zijn zegen gaf en hem zei: - "Moed, mijn zoon, voor het
feest van Sint-Jan Baptist zal je genezen zijn." - Vertrouwende op zijn
woord dat ze als een orakel uit de hemel beschouwde, diende de dame hem
geen enkel van de geneesmiddelen meer toe, die door de artsen waren voor-
geschreven. Vanaf die dag hielden de aanvallen van de kwaal op, het jon-
getje werd weer zo gezond als vroeger en van zijn ziekte bleef er niet
het minste spoor meer over.(1)
De volgende voorzegging werd verteld door een kloosterzuster van
de Sagesse, die in september 1932 nog leefde in het moederhuis van
Saint-Laurent sur Sèvres.(2) De oude zuster zei in haar eenvoud dat ze
zich ce petit bonhomme noir et maigre comme un clou nog goed herinnerde.
(1) Brief van abbé J. Rostand aan Don Ronchail, Antibes 16 december 1882.
(2) Brief van Don Pastol aan Don Auffray, Liège, 4 september 1932.

42.7 Page 417

▲back to top


- XV/413 -
Ze had hem in 1882 gezien in het ziekenhuis voor zeelieden van Toulon,
bediend door een vijftigtal van haar medezusters. Don Bosco ging ze op-
zoeken en vroeg voorlopig twee zusters om dadelijk te Gien een wezen-
huis te openen, dat hij daarna aan de dochters van Maria, Hulp der Chris-
tenen, zou toevertrouwen. De stichting duurde niet lang, want men leed er
honger en er was geen hoop op inkomen. In het ziekenhuis binnengekomen,
begroette hij de zusters de ene na de andere en zei, avec un accent ita-
lien, naarmate hij ze ontmoette: Bonjour, Masoeur, comment ça va? Een van
de zusters die zeer oud was, zelfs de oudste van hen allemaal kwam ook
tot bij hem. Nadat hij haar op dezelfde manier begroet had, zei ze hem:
ça ne_va pas ... Je suis sourde... Vous devriez me guérir. Daarop zei Don
Bosco haar: Masoeur, dans huit jours vous entendrez chanter les anges du
Paradis. Het brave besje hoorde het niet, maar de andere zusters hadden
het gehoord. 's Anderdaags werd ze aangetast door een longontsteking, die
haar juist acht dagen na de voorzegging meenam om te gaan luisteren naar
de zang van de engelen in het paradijs.
Van Saint-Cyr begaf hij zich naar Hyères, waar hij de hele zater-
dag en zondag doorbracht en het grootste gedeelte van zijn tijd gebruik-
te om zieken te bezoeken en te luisteren naar hen die hem bestormden om
hem te kunnen spreken. Tot het volk sprak hij na het evangelie van de
hoogmis in de oude basiliek van Saint-Louis, waar de heilige koning gebe-
den had na zijn terugkeer van de kruistocht. Hij ontroerde zijn toehoor-
ders toen hij zinspeelde op een of andere publicatie en zijn stem verhief
tegen de beweringen van hen, die hem de gave van de mirakels toeschreven.
- "Don Bosco", zei hij, "zou de minste van de mensen zijn indien hij zich
een dergelijke macht zou aanmatigen. Er werden zeker buitengewone genaden
verleend, maar het is de Heilige Maagd die ze gedaan heeft ten gunste van
onze werken en zij heeft ze van haar goddelijke Zoon verkregen voor hen
die de wezen, die hem zo dierbaar zijn, te hulp komen. Onze huizen, die
enkel leven van de liefdadigheid van de gelovigen, zouden niet kunnen be-
staan, indien geen buitengewone genaden tot christelijke liefdadigheid
kwamen aanmoedigen, zodat de tol van hun dankbaarheid in onze handen te-
recht komt. Dat is de reden waarom God, wiens miraculeuze bijstand nooit
tekort schiet wanneer het noodzakelijk is, ons met zo grote gunsten te
hulp komt."
Nadat hij nog wat nieuws had verteld over de missies van Patagonië
en de voordelen van de liefdadigheid had opgesomd, kwam hij van de kansel
om zelf de collecte te houden voor het huis van Navarre. Een tweede op-
roep voor hetzelfde doel werd daar die avond gedaan door de vastenpredi-
kant. Na de mis van maandag beval hij een derde aalmoes aan voor de kerk
en het tehuis van het Heilig Hart en toonde aan dat deze aalmoes drie ka-
raktertrekken had. Ze was tegelijkertijd een godsdienstige en liefderijke
daad jegens het Heilig Hart van Jezus en tegenover de Kerk die de moeder
is van alle kerken. Het was een daad van liefdadigheid voor de arme jeugd
van alle naties, en een akte van kinderlijke verering en genegen achting
voor de glorierijke paus Pius IX; want de nieuwe tempel met het daartoe
bijhorende tehuis zal een waardig gedenkteken te zijner ere zijn.

42.8 Page 418

▲back to top


- XV/414 -
Op de voorlaatste dag van februari was Don Bosco te La Navarre.
Hier kwam Don Albera bij hem, om hem met al zijn krachten te helpen bij
het vele werk dat hij er te doen had. Op 2 maart schreef hij aan Don Rua:
"Don Bosco kan het niet meer aan. Hij wordt zo bestormd en is steeds van
alle kanten door mensen omgeven dat men geen gelegenheid krijgt om hem te
spreken over de dringendste zaken en hem de belangrijkste zaken van de
correspondentie mee te delen. Na zovele tegenslagen is zijn collecte in
Frankrijk op deze ogenblikken werkelijk miraculeus." De inspecteur, die
bekommerd was met de gezondheid van Don Bosco, uitte dan aan Don Rua zijn
twijfel of men geen einde moest stellen aan al dit werk.
We hebben hierboven verhaald hoe Don Bosco bij zijn bezoek van het
vorige jaar richtlijnen gegeven had om te La Navarre een veel groter ge-
bouw op te richten dat in staat is driehonderd jongens te herbergen. Wel-
nu, de directeur, Don Perrot, had geen tijd verloren. Inderdaad, op 16
december had men al de eerste steen voor de grondvesten gelegd; maar voor
de wijding van de eerste steen wachtte men op de komst van Don Bosco. De
ceremonie had plaats op 1 maart. In zijn aangehaalde brief gaat Don Albe-
ra verder: "Gisteren werd de eerste steen geplaatst voor het nieuwe ge-
bouw van La Navarre. Don Bosco wist zoveel volk naar deze plechtigheid te
trekken dat men de indruk had te Marseille of te Toulon te zijn en niet
in een woestijn als La Navarre er een is. Iedere dag ziet men dat de Heer
ons op een speciale manier bijstaat."
Het gebruikelijke proces-verbaal, ingesloten in een glazen foe-
draal en neergelegd en verzegeld in de holte van een steen, droeg de na-
men van aanzienlijke personen die het als een grote gunst aanzagen hun
eigen naam onder die van Don Bosco te mogen plaatsen.
De zorgen, die hem van dichtbij beklemden, deden hem de verre za-
ken niet vergeten of verwaarlozen. Twee brieven, vanuit La Navarre ge-
stuurd, getuigen van zijn waakzame gedachten. De eerste brief is een ant-
woord aan Don Rua in verband met het hekken aangeboden door Mgr. Gastal-
di voor de kerk van Sint-Jan de evangelist.(1) In enkele woorden geeft
hij de inhoud van de zaak weer, beoordeelt ze en neemt een besluit. Dan
geeft hij inlichtingen over zijn reisweg en laat verstaan wat dit reizen
al collecterende hem kost.
"
Beste Don Rua,
"
"
Aan de aartsbisschop zou men kunnen antwoorden, of liever
" alvorens te antwoorden, zou men moeten weten of graaf Mella het
(1) Cfr. hiervoor, blz. 371.

42.9 Page 419

▲back to top


- XV/415 -
" hekken in overeenstemming bevindt met zijn plan en of men het
" niet dient om te vormen om er gebruik van te kunnen maken. In
" dit laatste geval zou het een ontzaglijke uitgave vergen. En dan
" zou hij ons op ieder ogenblik deze schenking verwijten.
"
Daarom doe je er best aan het op een beleefde manier te
" weigeren; maar bedien je daarbij van een van de aangehaalde mo-
" tieven.
"
Zaterdag vertrek ik naar Cuers, maandag naar Brignoles,
" dan Fréjus, Grasse, Cannes en Nice. Vandaag conferentie te Sauve
" Bonne, onze parochie.
"
Ik kan niet meer en toch moeten onze schulden betaald wor-
" den. We hebben 5.000 lires aan Don Dalmazzo gestuurd en ik hoop
" ook iets aan jou te sturen.
"
God moge ons allen zegenen en ga voort met voor mij te
" bidden die steeds voor jou in Jezus Christus zijn zal
"
"
je toegenegen vriend
" La Navarre, 2-3-82.
Priester Gio. Bosco.
De andere brief bevat de richtlijnen voor de conferentie die hij wel-
dra te Genua wil geven. Hij zegt aan de nieuwe directeur in welke staat
hij zijn huis wil vinden, wanneer hij er op doortocht zal zijn.
"
Beste D. Belmonte,
"
"
Lees de hierbij gevoegde brief, sluit hem dan en draag hem
" bij de aartsbisschop en bespreek met hem wat er te doen staat.
" Indien hij je vraagt: wat deed men de andere jaren? antwoord
" dan: er werden schulden gemaakt, die Don Bosco trachtte te beta-
" len; maar dit jaar kan hij dit niet doen wegens andere uitgaven.
" Probeer de instemming van de aartsbisschop te verkrijgen en ga
" dan onderhandelen met de pastoor die hij je zal aanwijzen. Neem
" ook een uur 's avonds of 's ochtends opdat de conferentie bui-
" ten de tijd van de andere preken zou vallen.
"
Daarna stuur je me dadelijk antwoord naar Nice en ik zal
" dan het overige klaarmaken. Moge God je zegenen en heel onze bes-
" te familie van S. Pierdarena. Zeg aan allen dat ik een bijzondere
" gunst vraag, namelijk dat zij zich zouden inspannen opdat op het
" einde van deze maand, als ik te San Pierdarena toekom, de gang
" der zaken in huis mij voldoening moge schenken. De salesianen
" dienen hun regel en hun plichten te onderhouden, de leerlingen
" moeten de onvermurwbare vijanden van de duivel zijn, de vakleer-
" lingen een model van een goed voorbeeld. God zegene ons allen en
" beware ons in zijn heilige genade. Geloof mij in Jezus Christus
" te zijn
"
je toegenegen vriend
" La Navarre, 3-3-82.
Priester Gio. Bosco.

42.10 Page 420

▲back to top


- XV/416 -
" P.S. Laat nieuws over mij weten aan mevrouw Ghiglini en zeg haar
"
dat ik nooit opgehouden heb haar iedere dag in de H. Mis aan
"
te bevelen en dat ik hoop haar in een volmaakte gezondheid
"
te mogen aantreffen.
Niet over alle halten waarvan er sprake is in de brief aan Don Rua
bezitten wij berichten. Te Sauve Bonne werd er door de aanwezigen, waar-
onder ook mensen uit de omliggende dorpen, bij Don Bosco een verschil
vastgesteld met het vorige jaar, namelijk een betere beheersing van de
Franse taal. Een originele toost deed in deze streken over hem spreken.
Een van de grootste eigenaars van de plaats nodigde hem uit op een diner
en grooteigenaars uit de streek waren ook als zijn disgenoten uitgenodigd
om hem gezelschap te houden. Aan tafel heerste de hartelijkste stemming.
Nadat enkele personen een toost hadden gehouden, stond ook Don Bosco op
en vroeg de toelating om een woord te zeggen. Met een zekere aarzeling
zei hij vooraf dat hij nu werkelijk iets ging zeggen wat te onpas kwam.
De andere protesteerden en moedigden hem tot spreken aan. - "Welnu", her-
nam hij, "dan zult u mij willen verontschuldigen: want na wat gedronken
te hebben, mag men wel wat buiten het gebaande pad gaan. Kijk, wat ik nu
juist dacht, toen ik rondom mij de vertegenwoordigers van dit dal zag. Ik
dacht dat het dal van Sauve Bonne een bijzonder aandeel verdiende te heb-
ben bij de nieuwe bouw voor het wezenhuis, waarvan wij gisteren de eerste
steen hebben ingezegend. Het komt u toe dit gebouw te bekronen en ik had
me voorgesteld dat u zich zeer gelukkig zou achten deze arme wezen onder-
dak te bezorgen. Ik stel u dan voor het dak van ons huis op uw kosten te
laten maken. Wat dunkt u hiervan?"
"Aangenomen!" riepen de genodigden in koor uit.
"Als het zo is, zei Don Bosco, terwijl hij zijn glas ophief,
"dan drink ik op het dak van La Navarre en op zijn edelmoedige schen-
kers."
Op de avond van 4 maart treffen wij hem aan te Cuers en wordt door
de bevolking met talrijke plechtigheden begroet. Hij was erheen gegaan
met het inzicht er amper vierentwintig uur te vertoeven; maar er kwamen
zoveel bezoekers toegestroomd dat hij er bleef tot de ochtend van 6
maart.
Van daar ging hij verder naar Brignoles, waar hij met grote geest-
drift ontvangen werd. In beide plaatsen hield hij 's avonds een conferen-
tie voor de salesiaanse werken en 's ochtends na de mis beval hij de kerk
van het Heilig Hart aan. Een dame uit Brignoles herinnerde zich in fe-
bruari van het jaar 1891 zijn doortocht en schreef het volgende aan zijn
opvolger:(1) "Wij hebben hem van dichtbij gezien. Hij was rustig en kalm
(1) Mme Lambot-Miraval aan Don Rua, Brignoles, 22 februari 1891.

43 Pages 421-430

▲back to top


43.1 Page 421

▲back to top


- XV/417 -
ondanks het groot aantal personen die op hem wachtten voor een audiëntie.
Hij zegende mijn hele familie en schertste met mijn kinderen. Hij liet
zich medailles uit de handen trekken en streelde de jongens. Ik gaf hem
mijn wens te kennen mij met zijn werk bezig te houden. Hij antwoordde
mij: - "Mijn vogeltjes hebben eetlust en er is heel wat nodig om ze te
onderhouden!" - Ik beloofde hem mijn deel te geven en van dan af maak ik
linnengoed dat ik naar La Navarre stuur. Af en toe houden we collecten en
de pastoor stuurt alles naar La Navarre of naar Saint-Cyr. Het spijt mij
enkel dat ik niet rijker ben om veel te kunnen geven".
Volgens het zeggen van deze dame was Don Bosco toen bijna niet be-
kend te Brignoles en een klein berichtje had zijn komst aan de bevolking
meegedeeld. En hoe kwam het toch, vroeg ze zich af, dat wanneer hij op de
kansel klom om over zijn werk te spreken, de kerk vol mensen zat? Een
dergelijke opkomst had men daar wellicht nooit gezien. De geldinzameling
bracht 1200 fr op, terwijl de collecten, die er eens per jaar gedaan wer-
den, ternauwernood tussen zestig en honderdtwintig fr opbrachten. 's An-
derdaags na de mis sprak hïj over de kerk van het Heilig Hart; ofschoon
niemand zich aan een tweede collecte verwacht had en de toehoorders niet
talrijk waren, werd er nog omstreeks vierhonderd fr omgehaald, ce qui
était_prodigieux, merkt de brave medewerkster op.
Te vijf uur in de namiddag van 7 maart kwam hij toe te Fréjus,
vanwaar hij dan 's middags te Nice arriveerde. Het Patronage Saint-Pier-
re genoot steeds de beste reputatie bij de burgers. Op de algemene ver-
gadering van het genootschap van Sint-Vincentius a Paoli in het bisschop-
pelijk paleis onder het voorzitterschap van de bisschop en in aanwezig-
heid van circa zestig personen, maakte de heer Beaulieu een parenthesis,
toen hij het verslag bracht over de werken, die door de leden gesteund
waren in de loop van het vorig jaar en hij sprak over de Patronages:
"Ik kan deze naam niet uitspreken, zei hij, zonder dadelijk te denken
aan het Patronage dat door Don Bosco gesticht werd. Het is mijn taak niet
erover te spreken, maar ik kan niet weerstaan aan het genoegen hem aldus
in het voorbijgaan een groet te brengen. Het Patronage Saint-Pierre neemt
een steeds aanzienlijker uitbreiding. Het werk van heiligen kent geen
hindernissen en u zult het zien vooruitgaan ondanks alle moeilijkheden,
die het kan tegenkomen" (1). Twee dagen na deze prachtige lofbetuiging,
deed Don Bosco zijn triomfante intrede in het instituut. Het is jammer
dat ons archief geen stof levert over de tijd die hij daar doorgebracht
heeft!
(1) Rapport sur les Oeuvres de la Société de Sint-Vincent de Paul á Nice. Nice, Patr. St-
Pierre, 1882. pag. 18. Toen in 1883 te Nice de vijftigste verjaardag van de stichting
van de conferenties van Sint-Vincentius in die stad gevierd werd, werd een histo-
rische notitie gepubliceerd (Notices Historiques des Conférences et Oeuvres de Saint-
Vincent de Paul á Nice depuis la fondation en 1844 jusqu'à 1883 année des noces d'or
de la société) waarin uitvoerig de betrekkingen van Don Bosco met de Conferenties
verhaald worden.

43.2 Page 422

▲back to top


- XV/418 -
Een bijzonderheid leest men in de diocesane processen (1) die be-
vestigd wordt door Don Giulio Barberis. Hij verklaart dat hij de persoon
goed gekend heeft en van hem het hele verhaal vernomen heeft. Op de
speelplaats kwam een onbekende jongen zich bij Don Bosco aanmelden. Don
Bosco bekeek hem, plaatste zijn wijsvinger op zijn voorhoofd en zei hem
zachtjes: - "Daarbinnen is iets wat mij niet aanstaat". Kom me straks op
mijn kamer opzoeken".- De jongen ging en Don Bosco ontdekte hem al zijn
geheime gedachten. Dit feit trof hem zo zeer, dat hij zijn leven veran-
derde, salesiaan werd en nadien kunstleraar in een huis in Frankrijk.
Op de reisweg, die aan Don Rua meegedeeld werd, lagen Grasse en
Cannes. Over Grasse hebben wij geen enkele inlichting; maar over Cannes
hebben wij het verhaal van een feit dat in dat jaar waarschijnlijk plaats
heeft gehad (2). Na de conferentie kwam een Engelse juffrouw van twintig
jaar bij Don Bosco en zei hem: "Ik heb gehoord dat u vele genezingen
bewerkt. Mijn vader, die arts is, heeft mij door de beroemdste geneeskun-
digen van Engeland en Parijs laten verzorgen: maar het heeft niets ge-
baat".- Don Bosco antwoordde haar dat hij zelf geen enkel mirakel bewerk-
te, en dat hij niets kende van geneeskunde. Wie gunsten bewees en mira-
culeuze genezingen deed was de Madonna, hulp der christenen, de Moeder
van Jesus Christus.
De juffrouw drong toen aan en zei dat ook zij die genade van Ma-
ria, hulp der christenen, zou willen verkrijgen maar dat zij, omdat ze
protestantse was, vreesde dat ze niet zou verhoord worden. Hij diende
dus voor haar te bidden. Don Bosco moedigde haar aan en zei "Ofschoon
u protestant bent, dient u toch vertrouwen te hebben en een vaste hoop
in de Moeder van God, Hierom geef ik haar medailles, Hier is er een voor
u. Doe gedurende negen dagen een gebed tot Maria, hulp der christenen en
u zult genezen".
En, inderdaad, enkele dagen later kwam bij Don Bosco te Nice de
vader van de juffrouw en verklaarde hem dat zijn dochter volledig gene-
zen was en dat hij bereid was hem hiervoor om het even welk bedrag te
betalen. Don Bosco antwoordde hem dat hij niets voor zich zelf wou heb-
ben. Het was de allerheiligste Maagd die zijn dochter opnieuw gezond had
gemaakt. Indien hij iets wou geven voor de arme kinderen, die in zijn
colleges door de openbare weldadigheid onderhouden werden dan zou hij dit
graag en met dankbaarheid aanvaarden, niet voor hemzelf, herhaalde hij,
maar voor de arme verlaten jongens. De Engelsman gaf hem vijfduizend
franken in goud.
(1) Summ.num.XVII De donis supernat., etc., par. 69.
(2) Het verhaal werd mondeling gedaan door priester Carlo More aan Don Lemcyne (cfr.
boekdeel 14, blz. 414) maar deze laatste schreef het op.

43.3 Page 423

▲back to top


- XV/419 -
Een andere wonderbare genezing geschiedde bij de dochter van mar-
kiezin Godemarie van Lyon, die door verschillende kwalen geteisterd werd.
Men had haar van Lyon naar Cannes gebracht, zoals men een dood lichaam
vervoerde, met de hoop dat daar de zachtheid van het klimaat haar zou
verkwikken tijdens het winterseizoen; maar weldra verslechtte haar toe-
stand en in de maand maar vreesden haar familieleden dat ze binnenkort
zou sterven. In die hopeloze toestand vroeg de zieke de zegen van Don
Bosco, die haar ook een medaille van Maria, hulp der christenen gaf. Pas
had ze die gekregen of ze begon beter te worden en op het feest van Ma-
ria, hulp der christenen, was ze zo goed dat ze de Madonna in haar hei-
ligdom van Turijn kwam bedanken (1).
Maar het feit dat nu volgt maakte het meest ophef. Don Bosco had
gedineerd bij een familie waar hij logeerde en ging het wezenhuis van het
Heilig Hart bezoeken. Pas was hij daar aangekomen of hij ontmoette er een
dame die in tranen uitbarstte. Sedert drie dagen werd ze door tandpijn
gefolterd. Don Bosco gaf haar zijn zegen en een medaille van Maria, hulp
der christenen, Hij bleef daar zolang het nodig was en begaf zich toen
naar de zusters van Maria, hulp der christenen, om er te gaan preken.
Daar stond de weg vol landauers met vele knechten in livrei. De ingangs-
deur werd geopend en er deed zich een eigenaardig schouwspel voor. Een
menigte stortte zich aan de voeten van Don Bosco neer en vroeg zijn ze-
gen. Er waren daar kreupelen, blinden, doven, stommen, lammen, lijders
aan tbc, zieken van allerlei aard. Er werd geweend, gelachen, geroepen
en Don Bosco zegende maar. Maar waarom die zo grote opeenhoping van volk
bij die zusters?" Zodra de overste tot bij Don Ronchail kon komen, zei
ze hem: "Juffrouw Rohland is hier in huis en wenst Don Bosco te spreken".
- Het mysterie begon opgehelderd te worden, maar wij moeten eerst de
voorafgaande feiten vertellen.
Vier dagen tevoren had Don Bosco een bezoek gebracht in het Pension
Bel Air, dat bestuurd werd en bewoond was door protestanten, aan juffrouw
Rohland, een Poolse van 22 jaar. Zij, haar broer en nog een dame waren
daar binnen de enige katholieken. De ongelukkige leed sinds twee jaar
veel aan de ruggegraat en kon zich niet bewegen noch lopen, Ze waren ge-
noodzaakt haar te dragen van haar zetel naar haar bed en van haar bed
naar haar zetel. Men had Don Bosco geroepen om haar te zegenen; hij ging
er naartoe, zegende haar en stelde haar voor bepaalde gebeden op te zeg-
gen tot een zekere dag, naar het schijnt, tot het feest van Sint-Pieter.
Toen hij wegging, zei hij haar: - "Uw genezing zal in verhouding staan
tot uw geloof".
"Maar ik heb een groot geloof!" antwoordde zij.
"Welnu", hernam Don Bosco, "indien u geloof hebt, zult u genezen.
De protestanten waren benieuwd te weten waarom een priester in hun
woning gekomen was. Toen zij er achter gekomen waren lachten ze hard én
(1) Boll. Sal. van juni 1882.

43.4 Page 424

▲back to top


- XV/420 -
met de zegen én met de verhoopte genezing en ook met het bijgeloof van
die katholieken. Het waren geen mensen die tot het gewone volk behoor-
den, want onder hen was ook een protestantse predikant.
Dit had plaats op donderdag 7 maart. Op zaterdag hoorde de ver-
pleegster, die voor de zieke zorgde en haar voortdurend bijstond, een
gerucht van stappen in de vroege ochtend; zij schrikte op, want ze
vreesde dat er een dief binnengebroken was. Ze ging kijken; het was de
zieke die heen en weer ging in de kamer maar uit voorzichtigheid op een
stok leunde. De vrouw stootte een kreet uit, zo kreeg de ontroering haar
te pakken. Op die kreet kwam als eerste de protestantse dominee toege-
lopen, die zich afvroeg of er aan de zieke een ongeluk overkomen was.
Toen hij haar alleen heen en weer zag gaan, stond hij als versteend. Op
korte tijd kwamen alle bewoners van het hotel daar bijeen, vol verstom-
ming, terwijl de juffrouw, blij en glimlachend aan iedereen herhaalde:
- "Ik ben genezen".
Don Bosco celebreerde toen juist de mis bij de zusters van Maria,
hulp der christenen. Het jonge meisje liet hem door haar broer roepen
zonder echter iets te zeggen over alles wat er voorgevallen was. Men gaf
hem ten antwoord dat Don Bosco naar Nice moest vertrekken, maar dat hij
bij de zusters zou terugkomen om er te preken op maandag 21 maart te drie
uur in de namiddag. Die avond ging zij te halfdrie naar de zusters en
liep zoals allen het konden zien zonder enige moeite. De personen, die
haar kenden en haar aldus over het plein zagen gaan, konden hun ogen niet
geloven; maar het nieuws van het wonder had zich in de stad verspreid
evenals het feit dat Don Bosco op die namiddag zou terugkeren bij de zus-
ters, hulp der christenen, en dat was de reden waarom zoveel mensen, ge-
zonde en zieke daar bij de zusters samengekomen waren.
Toen Don Bosco het nieuws gehoord had, ging hij juffrouw Rohland
tegemoet die op hem toekwam; maar op het eerste gezicht scheen hij be-
kommerd te zijn - "Wat doet u hier?" - vroeg hij haar.
"Ik ben gekomen om u te danken voor mijn genezing en om naar
uw preek te luisteren".
- "Neen, neen! Ga terug naar huis. Misschien is u nog niet goed
genezen en zou u ernstig kunnen hervallen. Het is niet voorzichtig hier
te blijven".
"Maar wanneer ik u zeg dat ik me volkomen goed voel!"
"Bent u niet bevreesd God op de proef te stellen?"
"Oh, wat dat betreft, laat dat maar gaan, want wij beiden, u en
ïk, hebben hem al eerder uitgedaagd".
Na de preek en de zegen bleven er nog driekwartier over vóór zijn
vertrek. Don Bosco was zo omringd door de menigte dat Don Ronchail wonde-
ren van vaardigheid moest verrichten om hem een doortocht te openen. Don

43.5 Page 425

▲back to top


- XV/421 -
Bosco scheen buiten zichzelf te zijn. Vele heren wilden hem nog een aal-
moes geven, raakten zo goed en zo kwaad als ze konden tot bij hem en
staken hem bankbiljetten in de hand; en zijn gezel moest ze oprapen wan-
neer ze op de grond gevallen waren en ervoor zorgen dat ze niet vertrap-
peld werden of verloren gingen.
Toen de menigte uiteengegaan was, en men daar stond om naar de
deur te gaan, kwam de dame met haar tandpijn naar voren. Zij was blij ge-
stemd en zei luidop dat na de zegen van Don Bosco de pijn op een oogwenk
verdwenen was. Het gerucht verspreidde zich door alle zalen, de geest-
drift ontbrandde opnieuw en weer werd het moeilijk om te vertrekken. Don
Ronchail gebruikte al zijn energie om hem te onttrekken aan het gedrang
van de vele personen die hem omringden. Als verdwaasd en buiten adem her-
haalde deemoedig Don Bosco Dieu soit béni en toutes choses!
Zo goed als het ging, kwamen ze aan het station, waar Don Ron-
chaïl hem nog net op tijd in een rijtuig hielp, de trein vertrok onmid-
dellijk daarna. Don Bosco was geheel van streek; nadat hij langzaam weer
tot zichzelf gekomen was, vroeg hij: - "Wat is er gebeurd?" Don Ronchail
herinnerde hem in een paar zinnen aan de twee genezingen. Hij boog het
hoofd en met tranen in de ogen herhaalde hij Dieu soit béni en toutes
choses (1).
Aldus kwamen zij te Nice toe. Don Rua getuigde in de processen
dat hij juffrouw Rohland twee maanden later had gezien; ze was op bede-
vaart naar Turijn gekomen om haar dankbaarheid te betuigen tijdens de
feesten van Maria, hulp der christenen, volgens de belofte aan Don Bosco
gedaan.
Don Bologna, die we slechts eenmaal hebben ontmoet in de documen-
ten van deze tijd, laat ten slotte van zich horen wegens een zeer inte-
ressante brief die Don Bosco hem op zijn naamdag heeft gestuurd:
" Sint-Jozef, 82 Nice.
"
"
Beste Don Bologna,
"
"
Het zijn de eerste woorden die ik erin slaag te schrijven
" na twee maanden. Ik heb de brief van Madame Prat ontvangen en ik
" heb reeds geantwoord. Zij bevestigt de belofte ons 15.000 fr. te
" geven met Pasen en nog eens 200000 in september, waarop u dan
(1) Over dit feit bestaat in ons archief een verslag dat na dit van Don Ronchail werd
opgesteld. Hier is echter het geheugen tekort geschoten daar het feit geplaatst wordt
in het jaar 1881, terwijl het zeker dateert van het jaar 1882. Het wordt inderdaad
zeer kort vermeld door de Gazzette du midi van 27-28 maart in een correspondentie uit
Cannes. Bovendien, wanneer het Boll. Sal. van juni 1882 over de komst van de juffrouw
voor het feest van Maria, hulp der christenen, spreekt, schrijft het dat zij deze
genade in de vorige maand maat ontvangen had. De zusters van Maria, hulp der Chris-
tenen, bewaarden zorgvuldig een amict door Don Bosco gebruikt, toen hij in hun kapel
de mis celebreerde.

43.6 Page 426

▲back to top


- XV/422 -
" kunt rekenen. Ga vaak een bezoek brengen aan Mademoiselle du
" Gaz. Vraag haar niets, maar beperk er u toe te zeggen dat ge nu
" nog bezig zijt met uw schulden te delgen enz.
"
We hebben niet kunnen spreken over de zaken van het huis
" en van de congregatie. Geduld maar.
"
Ik zal je hier in het kort enkele zaken zeggen die jij ook
" aan Don Albera kunt meedelen.
"
1. Wanneer een inspecteur in een huis verblijft, heeft hij
" het gezag van directeur wanneer hij niet afwezig is. De onderdi-
" recteur vervangt hem zoals te Alassio en zal zelfs alles doen
" maar steeds in verstandhouding met de inspecteur.
"
2. De zorg op geestelijk, religieus, wetenschappelijk,
" school- en gezondheidsgebied wordt op een speciale manier toe-
" vertrouwd aan de inspecteur. Daarom moet hij de geestelijke con-
" ferenties houden, de maandelijkse "rendiconti" ontvangen, biecht
" horen en dergelijke zaken meer.
"
3. De zorg voor de zusters wordt eveneens aan de inspec-
" teur toevertrouwd.
"
4. Nu de zaken in deze beperkt zijn, zal het voor de ge-
" wone directeur gemakkelijker vallen zich bezig te houden met het
" ingewikkeld beheer van de andere zaken, die tot het oratorio van
" Saint-Léon behoren.
"
5. De basis van alles bestaat hierin dat de directeur met
" geduld en christelijke liefde vaak spreekt met de inspecteur en
" met hem beraadslaagt over wat er dient gedaan te worden.
"
Ik heb geen tijd om aan Don Albera te schrijven, maar jij
" kan hem alles meedelen wat ik je schrijf; en nadat je de zaken
" goed onderzocht hebt, schrijf mij dan en noteer alle opmerkingen,
" die passen of die je opportuun toeschijnen voor de goede gang van
" dit huis, dat een model voor de andere salesiaanse huizen moet
" worden.
"
Ga een bezoek brengen aan Madame Bronchier en zeg haar dat
" ik haar iedere dag in de heilige mis aanbeveel, maar dat zij veel
" voor mij dient te bidden.
"
God moge je zegenen, steeds beste Don Bologna. God zegene
" jou, Don Albera, onze medebroeders, Borghi en al de leerlingen.
" Amen.
"
Ik ben voor jou in Jesus Christus
"
je toegenegen vriend
"
Priester Giov. Bosco (1)
(1) Alvorens uit Marseille te vertrekken, had hij voor Don Bologna volgende aantekeningen
nagelaten:
Een venster en een trommel tussen de keuken en de refter Bij het
ontbijt melk en koffie
Bij het vieruurtje brood en niets anders
Geregeld kapittel houden/
Leerlingen gaan niet naar school godgeleerdheid,

43.7 Page 427

▲back to top


- XV/423 -
Vanuit Nice had hij niet eens vergeten, een zalige naamdag te wen-
sen aan de verdienstelijke mevrouw Matilde Sigismondi van Rome, zoals hij
dit placht te doen.
"
Geachte mevrouw Matilde,
"
"
Een zalig naamfeest. Ik kan niet veel schrijven, maar ik
" denk veel aan U. Moge God u een goede gezondheid verlenen en u
" steeds bewaren in zijn heilige genade. Begin april hoop ik u mijn
" hulde te komen betuigen, geachte Mevrouw Matilde, onze steeds
" beste heer Alessandro en de eerbiedwaardige familie te Torre de'
" Specchi.?loge God ons allen zegenen. Geloof me in Jesus Christus
" van u, van de heer Alessandro en van juffrouw Adelaide te zijn
"
"
de toegenegen vriend
" Nice, 82
Priester Gio. Bosco.
Nu hij weldra Frankrijk ging verlaten, dacht hij eraan spoedig
zijn reis naar Rome te doen. Daarom vroeg hij in volgend vaderlijk
briefje, dat Don Berto van het oratorio zou komen om de plaats in te
nemen van zijn Franse secretaris.
"
Mijn beste D. Berto,
"
"
Op het einde van deze week zal ik, als het God behaagt,
" naar Italië reizen en daarom heb ik mijn Italiaanse secretaris
" nodig. Ik weet niet hoe het met jouw gezondheid gesteld is, daar
" je het mij niet gezegd hebt; maar ik wens dat jij die rol zou
" vervullen, op voorwaarde dat je borstaandoeningen gebeterd zijn
" en dat je geen andere ongesteldheid hebt, die het jou zou belet
" ten. De tijd ontbreekt mij om meer te schrijven. Antwoord mij
" naar Nice.
" Groet mijn twee vrienden Franchino en Don Ottonello (1.
"
God moge je zegenen, mijn steeds beste Don Berto. God
" geve je een goede gezondheid om mij te helpen werken tot Gods
" meerdere glorie. Bid ook voor mij die voor jou steeds in Jesus
" Christus zijn zal
"
" Nice, 19-31882.
een toegenegen vriend
Priester Gio. Bosco
In de voornoemde reisweg wordt Menton niet vermeld, maar het staat
vast dat hij er een dag na zijn vertrek uit Nice gebleven is en namelijk
(1) Cfr, verder, blz.

43.8 Page 428

▲back to top


- XV/424 -
in de Villa Lamberti bij de heer Saint-Genest, een bekende correspondent
van Franse kranten. Don Bosco bracht een bezoek aan de meest bezochte
plaatsen van de azuren kust; want, zoals wij de gelegenheid hadden het
vroeger op te merken, verbleven daar in het koude seizoen gegoede perso-
nen, Fransen en vreemdelingen, van wie hij flinke hulpmiddelen wist te
verkrijgen. Naar onze mening is het zeer waarschijnlijk dat hij aan de
heer Saint-Genest voorgesteld werd door Graaf du Bourg, die hij te Tou-
louse ontmoet had, terwijl zowel de ene als de andere, enge betrekkingen
had met de familie de Maistre. Deze heer Saint-Genest kwam in 1883 naar
het oratorio met de hoop daar Don Bosco te ontmoeten; maar Don Bosco was
toen te Parijs en vanuit Turijn stuurde hij een lange correspondentie aan
de Figaro (1) waaruit wij een passage aanhalen, omdat dit hier te pas
komt. Over deze ontmoeting, zijn eerste met Don Bosco, schreef de publi-
cist "Ik had toen niet het geluk de werkzaamheden te kennen van hem die
ik de eer had te ontvangen; maar de menigte wist wel beter; want, zodra
hij in de Villa Imberti was aangekomen, wachtte het volk hem aan het hek-
ken af om zijn zegen te vragen. Ik beken dat, in het allereerste begin,
de houding en de fysionomie van de heilige op mij geen indruk maakten.
Maar Don Bosco is in werkelijkheid niet zoals hij bij een eerste blik
schijnt te zijn. Bij de aanhef van een algemene conversatie heeft ieder
andere meer belang rijkheid dan hij. Omdat hij zich met moeite in het
Frans uitdrukt, blijft hij in de schemer. Langzamerhand worden dan sommi-
ge woorden zachtjes gezegd als lichtende bliksems. Deze flitsen gaan cre-
scendo. Weldra wordt het stil en kijkt en luistert men nog enkel naar
hem. Wanneer men hem dan goed in zijn gelaat bekijkt, dan ziet men er de
stempel op van een man door God voor iets groots geschapen (...). Wat bij
hem treft is zijn fijnzinnige glimlach, zijn schrander oog en een voor-
komen van een hogere goedheid en een ontembare wil".
Nu men zag dat Don Bosco het middelpunt werd van zovele sympathie-
betuigingen vanwege de goede Franse adel, moet dit wel in het oog of op
de neus gevallen zijn van ijverige functionarissen van de republikeinse
politie, die naar het schijnt verslagen aan de regering zonden die een
maatregel uitlokten. De Parijse correspondent van een krant uit Turijn
(2) die bang was voor de priesters, stuurde volgend telegram "Parijs, 24
april, 7 uur namiddag. De regering heeft het bevel gegeven aan de prefec-
ten van Nimes, Toulouse en Marseille een waakzaam oog te houden op pries-
ter Don Bosco van Turijn, die, onder voorwendsel in Frankrijk inschrij-
vingen te verzamelen voor een monument aan Pims IX zich in verbinding
gesteld heeft met de hoofden van de reactionaire partij om politieke
doeleinden". Het bevel tot bewaking werd zo laat gegeven, omdat het on-
derzoek van de verslagen en de opzoekingen die dit meebracht tijd moet
(1) De Parijse krant publiceerde ze in haar nummer van 18 mei 1883 onder de titel "Dom
Bosco
(2) La Gazetta del Popolo, 25 april 1882. De Unità Cattolica antwoordde prompt cp 26
april. Het artikel wordt aangehaald in het Bollettino van mei.

43.9 Page 429

▲back to top


- XV/425 -
gevraagd hebben, zodat men achter het net ging vissen. Maar Don Bosco was
zo weinig bevreesd, nu hij wist dat hij in Frankrijk speciaal bewaakt
werd, dat hij er in 1883 terugkeerde om weer zijn gesprekken aan te kno-
pen onder het oog van de achterdochtige overheden en in het licht van de
zon van Parijs. (1)
(1)Dit incident suggereerde aan professor Alessandro Fabre, een oud-leerling van het ora-
torio, op de jaarlijkse bijeenkomst van de oud-leerlingen de stof voor een korte humo-
ristische toespraak, die gedrukt werd. Ze draagt als titel De Politiek van Don Bosco.
Hij veinst het ernstig op te nemen wanneer men tegen Don Bosco de aanklacht doet alsof
hij aan politiek zou doen, wat hem ook door journalisten van Turijn verweten werd.
Daarom zegt de auteur op een zeker ogenblik: "En wij... drievoudige dommeriken, die
zolang jaren samengewoond hebben met deze geheimzinnige man, die duizendmaal geluisterd
hebben naar zijn woorden over de liefdadigheid, wij, die duizendmaal zijn geheime
kuiperijen ten voordele van de droeve politiek konden ontdekken, die de groten van deze
aarde doet beven, wij, onnozelaars, wij hebben niets gemerkt Wij, simpele duiven, die
steeds geloofd hebben en nog geloven dat de enige politiek van Don Bosco erin bestond
de manier te vinden om de traditionele soepketel van het oratorio te doen koken en ons
aan te zetten om met goede wil en volle inzet te werken in de wijngaard van de Heer,
wij, die meenden dat de stem van deze meester ons opriep om hem te helpen bij zijn
zware zorgen van een uitgebreid en zeer moeilijk apostolaat; om in de harten van dui-
zenden en nog eens duizenden leerlingen, die kwamen, bleven en vertrokken uit deze
woning van zegeningen en van vrede een heilzame vrees te wekken voor het kwaad , een
belangloze liefde tot het goede, een gezonde voorzichtigheid in ons gedrag, een vrij-
moedige onafhankelijkheid van karakter; ik herhaal het, wij driemaal sufferds, die niet
geweten hebben dat al deze inspanning voor het goede Bosco niets anders geweest is voor
Don Bosco dan een zeker middel om zijn politieke doeleinden te bereiken."

43.10 Page 430

▲back to top


- XV/426 -
H O O F D S T U K XVII.
VIA LIGURIE EN TOSKANE NAAR ROME EN VAN
ROME VIA DE ROMAGNA NAAR TURIJN.
Dit is voor Don Bosco een jaar van conferenties voor de medewerkers
en de vrienden van zijn werk. Hij hield er vele in Frankrijk, meer dan
wij er hebben aangehaald. Na zijn terugreis uit Frankrijk, onderneemt hij
een omreis door Italië. In acht steden roept hij de brave mensen op een
collecte te houden en herhaalt zonder ophouden zijn quod superest date
eleemosyam. Na zijn terugkeer in Piëmonte zal hij ermee voortgaan oppor-
tune et importune dezelfde slagzin te herhalen. Geen enkele heilige be-
steedde een zo groot gedeelte van zijn krachten en van zijn tijd om pu-
bliek en persoonlijk de mensen ervan te overtuigen dat de aalmoes een
plicht is, een zware plicht; en dan bedoelde hij niet de aalmoes die in
een zekere mate geschonken en bepaald werd door de zelfzucht, maar de
aalmoes, die tot het uiterste toegelaten was volgens eigen middelen. Het
was een echt apostolaat dat hij, zonder menselijk opzicht, op duizend
manieren uitoefende gedurende meer dan veertig jaar; en we mogen wel zeg-
gen dat het door de hemel gezegend werd; want het is volstrekt waar dat
God ook met mirakelen tussenkomt om zijn woord doeltreffend te maken.
Toen hij volstrekt wat rust nodig had, bleef hij na zijn terugkeer
in Italië, een paar dagen afgezonderd te Genua in het huis van mevrouw
Ghiglini (1). Daar kreeg hij op 30 maart het bezoek van Don Berto en Don
Lazzero, die op de avond van 29 maart te Sampierdarena aangekomen waren.
Deze laatste bracht hem de ambtelijke mededelingen uit naam van Don Rua.
Om hem in te lichten over delicate zaken, werd hij reeds voorafgegaan
door Don Bonetti,(2) daar Don Bosco het inzicht had zijn reis voort te
zetten naar Rome.
Toen hij te Genua was, legde hij de laatste hand aan een conferen-
tie, de eerste die hij zou houden in de grote steden van Ligurië. Hij
verwittigde hiervan de medewerkers bij middel van een omzendbrief.
(1) Cfr. hiervoren, blz. 455.
(2) Zie hiervoren, hoofdstuk VI.

44 Pages 431-440

▲back to top


44.1 Page 431

▲back to top


- XV/427 -
gedateerd te Sampierdarena op 29 maart, waarin hij zei: "Meermaals zul-
len de medewerkers en medewerksters van Ligurië gelezen of gehoord heb-
ben over de conferenties van de salesiaanse medewerkers die op verschei-
dene plaatsen gehouden werden; dit jaar hebben wij ook de grote ver-
troosting te melden dat de eerste vergadering hiervoor zal gehouden wor-
den in de stad Genua, in San Siro, op donderdag 30 maart". Hij noteerde
verder dat de uitnodiging zich ook richtte tot al diegenen die verlang-
den de vrome vereniging te leren kennen en liet bovendien weten dat de
collecte zou gehouden worden ten voordele van het tehuis van San Vincen-
zo, dat zich in zware moeilijkheden bevond.
Die dag ontving hij een hartelijke uitnodiging vanwege de aarts-
bisschop Mgr. Salvatore Magnasco, die hem verzocht op het bisschoppelijk
paleis te komen dineren. Hij was vergezeld van Don Bonetti, die bij hem
bleef tot in de late avond en dadelijk een uitvoerig verslag kon maken
om het aan de drukkers te geven voor het eerstvolgende nummer van het
Bollettino, dat op 1 april moest verschijnen.
Don Bosco werd in hetzelfde rijtuig als de aartsbisschop naar de
basiliek gevoerd, die bomvol was. Het nieuws van zijn conferentie was
verspreid door de Cittadino, een katholieke krant van Genua. Ook de vas-
tenpredikanten hadden ze van de kansel afgekondigd. Het gebruikelijk ce-
remonieel werd voor en na tot in de puntjes nageleefd, zoals dit in de
toekomst steeds gebeurde. Hier gaan dan de grote lijnen van zijn toe-
spraak. God wil dat ieder zorg zou dragen voor zijn naaste. Op vandaag
doen de arme en verlaten jongens, die in grote nood zijn, op deze liefda-
digheid beroep. Middelen om ze te helpen zijn de oratorio's voor zon- en
feestdagen, de avondscholen voor vakleerlingen, de kosteloze dagscholen,
de catechismuslessen op zondag, de patronaten maar vooral de tehuizen.
Het huis van Sint-Vincentius de Paoli, zijn geschiedenis en zijn behoef-
ten. Verplichting en juiste maat van aalmoezen te geven. Daar dit punt de
diepste indruk maakte, geven wij hierna de samenvatting ervan, zoals die
te lezen staat in het Bollettino van April.
God heeft de arme gemaakt om door zijn berusting en zijn geduld
de hemel te verwerven; maar hij heeft de rijke gemaakt om door zijn lief-
dadigheid en zijn aalmoes zijn ziel te redden. Sommigen menen dat het ge-
oorloofd is zelf van al deze goederen die de Heer hun geschonken heeft te
genieten; dat het geoorloofd is ze te behouden, ze te doen opbrengen, ze
te gebruiken zoals hun goeddunkt en behaagt, zonder ook maar een deel er-
van aan de behoeftigen te geven. Anderen zijn van oordeel dat ze genoeg
doen, wanneer ze wat klein geld geven of zelden en met moeite wat hulp
verschaffen. Dit is een vergissing. Jesus Christus gebiedt aalmoezen te
geven; Quod superest date eleemosynam. Geeft aalmoezen en van wat? Van
wat er overblijft na uw behoorlijke onderhoudsmiddelen.
Men kome mij niet zeggen dat dit een raad is en geen voorschrift.
Met het evangelie in handen antwoord ik u dat het een raad is alles te
verlaten om vrijwillig arm te worden, zoals de kloosterlingen; maar het

44.2 Page 432

▲back to top


- XV/428 -
is een gebod aalmoezen te geven van het overtollige. Quod superest, date
eleemosynam: deze woorden zijn niet van mij maar van Jesus Christus, die
ons eens zal oordelen en voor wiens rechtbank wij geen vrij spel zullen
hebben, noch voorwendsels noch uitvluchten kunnen inroepen.
Dat het geven van aalmoezen ons niet enkel wordt aangeraden maar
bevolen, heeft de goddelijke Zaligmaker ons speciaal aangetoond door zijn
Parabel van de rijke vrek en de arme Lazarus. Er was eens een rijke heer,
zei hij, die zijn geld verteerde aan uitgezochte tafelgerechten en aan
mooie kleren en terzelfdertijd was er een bedelaar die tevergeefs iets
vroeg, waarmee hij zijn honger kon stillen. Na enige tijd stierven bei-
den. De arme stierf en hij werd door de engelen in Abrahams schoot gedra-
gen, de rijke stierf en wat was zijn lot? Laat ons dit vernemen uit de
mond van Jesus zelf 2 De rijke stierf en hij werd in de hel begraven,
mortuus est dives rt sepultus est in inferno. En om welke fout? Misschien
omdat hij God gelasterd had? Misschien omdat hij oneerlijk was? Misschien
omdat hij een onrechtvaardige en een dief was? Het evangelie zegt niets
anders dan dat hij van zijn goederen genoot zonder een gedeelte ervan aan
de behoeftigen te geven. Induebatur purpura et bysso et epulabatur quoti-
die splendide. Is er nog meer nodig om te doen inzien dat God ten allen
prijze wil dat de rijke liefdadig is en zich barmhartig toont jegens de
armen?
Misschien zullen sommigen onder u zeggen: "Deze zaken zijn zeer
ernstig en boezemen schrik in". - U hebt gelijk en het spijt me u eraan
herinnerd te hebben wanneer u dit misschien niet verdient. Daarentegen
zou ik ze veel liever herinnerd hebben aan zekere heren en dames die hier
niet zijn en die hun geld verkwisten in het aankopen en onderhouden van
prachtige koppels paarden, die ze kunnen missen zonder hun eigen staatsie
veel te verminderen; aan zekere heren en dames die hun geld verspillen en
uitgeven aan diners en soupers, aan kledij, aan soirées, aan bals, aan
toneel en noem maar op en die, indien ze een christelijker leven leidden,
zovele ellenden konden lenigen, zovele tranen drogen, zovele zielen red-
den. Voor hen zou het wel degelijk nodig zijn in hun oren de vreselijke
woorden van Jesus Christus te laten weerklinken: de Rijke stierf en hij
werd in de hel begraven. Aan u, daarentegen, herinner ik de mooie belof-
ten die God doet aan hen die zich liefdadig tonen, die een christelijk
gebruik maken van hun goederen, die de naastenliefde bevorderen en steu-
nen. Geeft en u zal gegeeven worden, zegt de Heer. En wat zal Hij u
geven? Het honderdvoudjg in deze wereld en het eeuwig leven in de andere.
In zijn slottirade meldde hij een speciale zegen van de paus aan
hen die gekomen waren en deelde hij het pauselijke verlangen mee dat de
katholieken zouden wakker worden en offers brengen voor het ondersteunen
van de werken, die betrekking hebben op de godsdienst en op de liefda-
digheid. Verscheidene instituten in de stad en in het diocees stonden op
het punt ten onder te gaan door een tekort aan middelen. De aartsbisschop
voelde zijn hart erdoor beklemd. Men kon de goederen van de fortuin be-

44.3 Page 433

▲back to top


- XV/429 -
schouwen als een sleutel waarmee men de hemel kon openen of de poorten
van de hel ontsluiten. Zijn toehoorders dienden zich met hun rijkdommen
evenveel vrienden te maken die op het ogenblik van hun dood zouden komen
om hen te ontvangen en binnen te leiden in de eeuwige tabernakels.
De leden van de Katholieke Jeugd verspreidden zich onder de menig-
te om aalmoezen in te zamelen. Pas was Don Bosco van de kansel gekomen of
de mensen stormden naar hem toe om zijn hand te kussen of hem een woord
te zeggen. Sommigen wierpen zich op de knieën en smeekten zijn zegen af?
Daarna was hij genoodzaakt een paar uur in de sacristie te blijven om
hen, die hem wilden zien en spreken, tevreden te stellen. Alvorens te
vertrekken, was de aartsbisschop gekomen om hem geluk te wensen en hem
nog eens te groeten. De collecte bracht meer dan duizend lires op, maar
meer dan tweeduizend lires werden hem brevi manu bezorgd.
In de ochtend van 31 maart celebreerde hij, volgens de belofte
tijdens de conferentie gedaan, te Sampierdarena de mis van de communiteit
voor de weldoeners. Zeer vele mensen woonden deze mis bij en gingen te
communie. Dan was het in de sacristie de gebruikelijke toeloop tot het
uur sloeg voor het diner; en na het diner duurden de audiënties nog tot
in de late avond. Van de bezoekers zijn er twee die voor ons een bijzon-
der belang hebben.
De eerste was een kanunnik uit Genua. De leer van Don Bosco over
het geven van aalmoezen scheen hem verkeerd te zijn door een overdreven
strengheid. Een bespreking hierover kon voor beiden nuttig zijn. Met dit
inzicht kwam hij dus bij hem. Toen het gesprek eenmaal aangeknoopt was,
kwam er geen einde aan de betwisting; de mensen, die het wachten beu wa-
ren, gingen in de gang aan het mopperen en protesteerden bij de direc-
teur. Af en toe liet Don Belmonte zich aan de deur zien om te doen be-
grijpen dat het tijd was, ook de anderen te laten komen. Aldus kon hij
zien dat de kanunnik het hoofd gebogen hield en door de redenen van Don
Bosco overtuigd scheen te zijn. Eindelijk ging hij naar buiten; maar hij
was zo verward dat hij niet meer wist langs welke kant hij moest gaan en
hij vergiste zich van deur en trap. Heel beleefd kwam de directeur tot
bij hem en vergezelde hem tot onder de galerij. Bij het afscheid liet hij
een edelmoedige aalmoes achter.
De tweede bezoeker was een heilige kapucijn, voor wie de zaak van
het aalmoezen geven een ernstig gevolg had. Don Bosco wist dat de brave
pater de biechtvader was van een edelman uit Genua, die reeds bejaard
was, geen kinderen had en verschillende malen miljonair was. - "Hoe komt
het", vroeg hem Don Bosco, "dat deze heer geen aalmoezen geeft in ver-
houding met zijn stand?"
- "Hij geeft ieder jaar twintigduizend lires aan de armen", ant-
woordde de pater.
- "Slechts twintigduizend lires?" Indien hij aan Jesus Christus

44.4 Page 434

▲back to top


- XV/430 -
wil gehoorzamen en geeft in verhouding met de rijkdommen die hij bezit,
dan zou honderdduizend lires per jaar niet volstaan. Wat denkt hij met
zijn geld te doen?"
- "Ik begrijp het wel, maar het is niet mogelijk hem er toe te
brengen meer te geven".
- "Welnu, hij moet erkennen dat dit een verplichting voor hem is
en dat hij zijn plicht moet volbrengen".
"Ik zou niet weten op welke manier hem hiervan te overtuigen.
Hoe zou u in mijn geval het aanleggen?"
"Ik zou hem zeggen dat ik niet door hem naar de hel wil gaan
en dat, wanneer hij er wil naartoe gaan, hij dit alleen kan doen. Ik zou
hem dus opleggen aalmoezen te geven volgens zijn stand, of anders zou ik
hem zeggen dat ik verder niet meer wens verantwoordelijk te zijn voor
zijn ziel".
"Welnu, ik zal het hem zeggen", beloofde de brave kloosterling.
Zo gezegd, zo gedaan. Zo vertrouwelijk ging hij met hem sinds meer dan
twintig jaar om, dat hij zich niet gehinderd voelde met hem deze zaak te
bespreken.
De man hield zich echter doof en zond zelfs zijn biechtvader weg
omdat hij zich gekrenkt gevoelde door zijn evangelische vrijmoedigheid.
Een andere episode, die voorviel in de herfst, verklaart ons
steeds beter de gedachte van Don Bosco over deze materie. De metselaars-
baas was zeer bevriend met Don Bosco, en was ook een trouwe weldoener van
het tehuis van Sint-Vincentius. Hij had, inderdaad, aanzienlijke bedragen
voorgeschoten zonder intrest te vragen. Hij had kosteloos plannen gete-
kend. Kosteloos had hij gedurende twee jaar bijstand verleend bij het
uitvoeren van de werken. Welnu, hij bewaarde in zijn huis alle juwelen en
waardevolle kleren van zijn echtgenote, die reeds twintig jaar overleden
was. Toen hij hierover terloops aan het praten was met Don Bosco, zei hij
dat het zijn wens was tot lafenis van de ziel van de overledene iets meer
te doen dan gebruikelijk was.
"Maar wat liggen al die kleren in uw huis te doen?" merkte hem
Don Bosco op. "Het heeft toch geen nut ze daar te houden, terwijl er zo
grote behoefte aan liefdadigheid bestaat".
"Wat moet ik ermee doen, volgens uw mening?"
- "Ik zou ze nemen en naar het tehuis brengen. Dat is de beste ma-
nier om de ziel van uw echtgenote te helpen".
Heer Borgo ging naar buiten, ontroerd en onrustig. Het deed hem
leed dit offer te moeten brengen. Hij ging over en meer, dacht erover na
en ging naar huis; maar het woord van Don Bosco bleef in zijn geest ge-
prent. Voor hoeveel brave medewerkers was een woord van Don Bosco een
stem uit de hemel! In dergelijke gevallen als het voorgaande, of wanneer

44.5 Page 435

▲back to top


- XV/431 -
hem raad gevraagd werd of wanneer ze met hem spraken over hun toekomst of
over hun verleden, bleef hij een ogenblik in zichzelf gekeerd en gaf dan
in bondige bewoordingen zijn eigen gedachte te kennen, die het uitwerksel
had van een heilig antwoord.
Na enkele dagen kwam onze aannemer, die vernomen had dat Don Bos-
co opnieuw te Sampierdarena was na een bezoek aan het huis van La Spe-
zia, terug naar het tehuis en overhandigde hem alle waardevolle voor-
werpen; Don Belmonte, die ermee gelast werd ze te verkopeh, ontving meer
dan vijfduizend lires (1).
Vanuit Sampierdarena begaf Don Bosco zich op 3 april naar Camogli,
waar hij voor een andere conferentie verwacht werd. Twee van zijn grote
vrienden, priester Sebastiano Paladino en ridder Bozzo hadden samen met
aartspriester Don Candia de zaken aldus vooraf geschikt dat hij niet kon
weigeren daar een dag te blijven op zijn reis naar La Spezia.
Een lieflijk toneeltje ontroerde hem bij zijn aankomst. Het stadje
ligt op een rots bij het zeestrand. Een honderdtal kinderen die op het
strand aan het spelen waren, hadden hem nog maar pas zien aankomen op het
naburige pleintje of ze hielden op met spelen en kwamen allen naar hem
toegelopen. Ze drongen rond hem, kusten zijn hand, spraken hem met het
grootste vertrouwen toe alsof ze hem sinds lang kenden. Ongetwijfeld wis-
ten ze wie die priester was maar toch wekte het wat verbazing te zien hoe
ze hem vergezelden en hem met extatische blikken bekeken. Dit verdient
nog meer te worden opgemerkt omdat de mensen van Ligurië niet zo erg voor
indrukken vatbaar zijn. Ook de kinderen nemen tegenover personen, die ze
nog nooit gezien hebben, meestal een onverschillige houding aan. Don Bos-
co vond veel genoegen in dit feestelijk onthaal van deze jongeren.
In de namiddag bracht hij een bezoek aan de Madonna del Boschetto
en stelde de conferentie uit tot in de late avond, op een uur dat het
meest opportuun scheen te zijn om volk te hebben; maar het verlangen Don
Bosco te zien en te horen was te groot om tot op het vastgestelde uur te
wachten, zodat de bevolking goed op tijd de zeer mooie parochiekerk vul-
de. Na het bidden van de rozenkrans en het zingen van de litanieën,
schrijft Don Belmonte (2): "begon onze zeer beminde vader zijn conferen-
tie van de kansel. Men zag hoe hij ontroerd was bij het zien van die ve-
le mensen die ademloos aan zijn lippen hingen. Vooral de jongens gaven
blijk van grote aandacht en bleven als in vervoering voor de woorden van
Don Bosco".
In substantie herhaalde hij wat hij te Genua gezegd had; maar eerst
sprak hij met lof over de aartspriester en de clerus die zich zoveel be-
zighielden met de parochie en met de salesiaanse medewerkers. Hij bedank-
(1) In de herfst was Den Bosco in Ligurië voor de retraite zoals blijkt uit twee brieven,
die we zullen aantreffen in het laatste hoofdstuk. Over deze reis kennen we enkel deze
episode.
(2) Brief aan Don Bonetti, Camegli 4 april 1882.

44.6 Page 436

▲back to top


- XV/432 -
te hem en verzocht hen hiermee voort te gaan; dan legde hij de betekenis
uit van het woord "medewerker", beschreef de gevaren, die de verlaten
jeugd bedreigden, en de inspanningen van de bozen om hen van het goede
pad af te brengen. Daarna verhaalde hij het begin van het oratorio, liet
de voordelen zien van de speelpleinen en sprak dan verder over de sale-
siaanse huizen, hun aantal, hun werkzaamheden voor de jongens om ze op te
leiden in de kunsten, de ambachten, het leger, de studies, de geestelijke
staat. Dit alles vergde veel geldmiddelen. Daarom vroeg hij de hulp van
de mensen van Camogli en drukte zijn dank uit voor wat er in het verleden
reeds gepresteerd werd. Het laatste gedeelte was ook hier gewijd aan de
verplichting aalmoezen te geven.
Tevreden over de collecte, beloofde hij dat hij 's anderdaags de
mis zou celebreren voor de medewerkers van Camogli en iets zou gezegd
hebben over de kerk van het Heilig Hart van Jesus te Rome. Het volk
stroomde erheen zoals de avond tevoren. Hij vertelde de geschiedenis van
deze kerk en ging verder met te zeggen hoe samen met de kerk de noodzake-
lijkheid ontstaan was daar een bijhorend tehuis op te richten. Alzo kon
men vijfhonderd jongens herbergen; want in deze wijk lopen de katholieke
jongens gevaar van hun geloof te verliezen. Hij vertelde hoe hij eens
verscheidene speeltuinen te zien kreeg, die door de protestanten geopend
waren en bezocht werden door vele jongens en meisjes, hij meende dat het
protestanten waren; maar het waren katholieken, die aangetrokken werden
door de aalmoes van het brood, de kleren en enkele centen. "Indien de
katholieken, zei hij, "zich niet verzetten tegen dergelijke inspanningen,
zal Rome, de stad van de katholieke wereld, een rots van het protestan-
tisme worden. Daarom is het de plicht van alle goede katholieken het hun-
ne bij te dragen om daar een kerk en een tehuis te bouwen ten voordele
van de arme jeugd". (1) Er werd nogmaals een vrij aanzienlijk bedrag in-
gezameld.
"Hier zoals elders", noteert Don Belmonte nog, "heeft Don Bosco de
faam van een heilige en daarom stroomt op zijn doortocht het volk samen
om hem te zien en zijn hand te kussen". En Don Berto schrijft in zijn
dagboek: "Het was een echte triomf voor de godsdienst. Overal waar Don
Bosco voorbijkwam, werd hij omgeven en gevolgd door een ontelbare menigte
jongens, meisjes, mannen en vrouwen van iedere stand, die allen verlang-
den zijn zegen te ontvangen en hem een woord te zeggen". In zijn aanteke-
ningen verwijst Don Lemoyne naar een getuigenis van Don Luxardo, overste
van het heiligdom en oud-leerling van het oratorio; hij sprak hem over
drie genaden, die door Don Bosco bij bezoeken aan zieken verkregen wer-
den. Een vrouw die leed aan tbc. en een andere vrouw die leed aan Sint-
Vitusdans en die men ongeneeslijk verklaard had, genazen dank zij een no-
veen aan de Madonna, die Don Bosco hun opgelegd had te doen. Een derde,
een zekere mevrouw Bono, had de armen verlamd en kon geen enkel gebruik
(1) Reeds aangehaalde brief.

44.7 Page 437

▲back to top


- XV/433 -
van haar handen maken. Don Bosco zei haar het kruisteken te maken, maar
zij antwoordde dat dit onmogelijk was. Don Bosco herhaalde haar het te
doen. - "Maar ik kan niet", antwoordde de ongelukkige. Dan beval Don
Bosco dat men haar rechterhand zou vastnemen en ze op haar voorhoofd en
haar schouders brengen in de vorm van het kruisteken. De zaak lukte uit-
stekend; van dat ogenblik af kon de vrouw vrij haar armen bewegen en kon
dit blijven doen zolang ze leefde.
Terug te La Spezia, hield Don Bosco daar twee conferenties in de
nieuwe kapel, die bomvol volk was, één 's avonds op 4 april en de ande-
re de ochtend daarna. Op 6 april, Witte Donderdag, hoorde hij biecht
voor hen, die in het huis waren, celebreerde de mis met gesloten deuren
en reikte aan allen de communie uit. Na de middag vertrok hij naar Lucca
en ontmoette hij te Pisa directeur Don Marenco.
Wat had men vorderingen gemaakt in het oratorio della Croce! Twee
jaar tevoren verlangde men daar een huis, werkplaatsen en scholen; nu was
daar een mooie kostschool met meer dan honderd internen, studenten en
vakleerlingen, Toch was er wegens de vele aanvragen plaats te kort en was
het nodig te vergroten. Deze bloeiende omstandigheden suggereerden hem de
aanhef van zijn conferentie op Paaszaterdag. Hij riep de algemene samen-
werking op voor dit werk en voor de andere salesiaanse werken en behan-
delde deze aangelegenheid als volgt: (1)
"
Iemand zou duizend fr inkomen hebben en achthonderd zouden
" genoeg zijn om behoorlijk te leven, welnu, dan vallen de tweehon-
" derd die er overblijven onder de woorden ó Date eleemosynam.
"
Maar als er zich een onvoorziene noodzaak voordoet, een
" mislukte oogst een tegenslag in de handel?... Maar zult u dan
" nog in leven zijn? En dan zal God, die u thans helpt, u wel
" speciaal helpen, wanneer u uit liefde tot Hem een gift gedaan
" hebt. Ik beweer dat wie niet geeft wat hij teveel heeft, de Heer
" besteelt en, volgens de woorden van Sint-Paulus, regnum Dei non
" possidebit.
"
- Maar mijn huis is oud, ik moet zekere meubels die te oud
" zijn en niet meer in de mode vallen vernieuwen. - Indien u het
" mij veroorlooft, ga ik in uw huis binnen. Ik zie daar zeer uitge-
" zochte meubels, hier een tafel gedekt met een rijk servies, el-
" ders een tapijt dat nog goed is. Zou u het niet kunnen laten deze
" voorwerpen te veranderen? en zou u niet in plaats van de wanden
" en de vloer te bedekken, zovele arme jongens kleden, die lijden
" en die ook ledematen van Jesus Christus en tempels van God zijn?
" Ik zie daar glanzend zilver en goud en versieringen bezaaid met
(1) Bollettino van 1882.

44.8 Page 438

▲back to top


- XV/434 -
" briljanten. - Maar het is een souvenir... Wacht u er op dat de
" dieven ze u komen roven? U maakt er geen gebruik van en u hebt
" ze niet nodig. Neem deze voorwerpen, verkoop ze en geef de prijs
" ervan aan de armen. U geeft ze aan Jesus Christus en verwerft u
" een kroon in de hemel. Op die manier is er voor uw bezit geen te
" kort aan evenwicht en ontneemt u zich niet het noodzakelijke.
"
En dit kistje dat zo goed gesloten is? - Dat is niets.
" Is het niets? Laat het maar eens zien.
"
- Kijk, het zijn enkele duizenden gouden Napoleons. Ik
" bewaar ze omdat ik ziek kan worden; en dan is daar een gebuur
" die mij hindert, ik zou dat bezit willen aankopen en aldus zou
" mijn eigendom er beter uit zien. - Maar dat is overbodig, zeg
" ik u; u bent verplicht dit geld dat voor niemand dienstig is te
" nemen en ermee te doen wat Jesus Christus beveelt. Wilt u het be-
" houden? Behoud het dan maar, maar luister. De duivel zal komen
" en van dat geld zal hij een sleutel maken om voor u de hel te
" openen. Indien u dit grote ongeluk wilt ontvluchten, volg dan
" het voorbeeld na van Sint Laurentius en sta de armen bij. Wan-
" neer u aan de behoeftigen uw goederen geeft, dan legt u ze als
" in de hand van de engelen, die er een sleutel van maken om voor
" u de hemel te openen op de dag van uw dood.
Toen deze passus van de conferentie in het Bollettino verscheen,
ontstemde hij een aartspriester uit Emilia. In een zeer eerbiedige brief
vertrouwde hij aan Don Bosco zijn indrukken toe (1). De aangehaalde voor-
beelden schenen niet in overeenstemming te zijn met de leer, die door-
gaans over deze materie gedoceerd werd door de meest gezaghebbende mora-
listen, Sint-Alfonsus inbegrepen. "Ik begrijp zeer goed", schrijft hij,
"dat een gewijde redenaar, die zich totaal inzet voor het heil van de
zielen en de zaak van de armen, niet spreekt, om het zo te zeggen, in
aritmetische of matematische bewoordingen, maar de zaak eerder oratorio
modo opneemt om zijn doel te bereiken maar ook hierin mag men volgens
mijn mening niet buiten de grenzen van de waarheid gaan; te meer omdat in
ons geval voor een zo vrome redenaar, die zo bespraakt is zoals u onge-
twijfeld, God zij dank, zijt, andere talloze middelen, andere steunmidde-
len niet ontbreken en niet kunnen ontbreken, die langs gepaste wegen naar
hetzelfde doel leiden". Hij was er eveneens om bekommerd dat de mogelijk-
heid bestond aan de woorden van Don Bosco een boosaardige interpretatie
te geven of dat een onervaren biechtvader zich erin zou vergissen. Dat
waren de redenen die hem tot schrijven hadden aangezet. Don Bosco ant-
woordde hem met vertraging, maar hij antwoordde hem. In zijn antwoord
herinnerde hij zich niet meer, dat de conferentie, waarover het ging,
plaats gehad had te Lucca.
(1) Don Raffaele Veronesi, Montebudello bi. Bazzano (Bologna) 26 mei 1882.

44.9 Page 439

▲back to top


- XV/435 -
"
Beste in de Heer,
"
"
Ik ben u een antwoord verschuldigd op de brief die u het
" geduld hebt gehad mij te schrijven over de aanbeveling tot het
" geven van aalmoezen, die ik te Genua gedaan heb. De tijd ontbrak
" er mij toe en thans meen ik dat het verkieslijker is, in plaats
" van een brief, er een artikel of misschien enkele artikels aan te
" wijden in het Bollettino Salesiano. Gelieve echter te noteren dat
" ik de zaak zal behandelen zonder iemand te noemen.
"
Ik dank u dan bijzonder voor de goedheid en zelf de naasten-
" liefde waarmee het u behaagd heeft mij te schrijven. Iedere op-
" merking over onze zaken zal mij steeds veel genoegen doen.
"
Mogen de hemelse zegeningen overvloedig neerdalen over u en
" heel uw bevolking en wil ook voor mij bidden, die voor u steeds
" in Jesus Christus zijn zal
"
een toegenegen vriend,
" Turijn, 30 juni 82.
Priester Gio. Bosco.
Het aangekondigde artikel kwam en het was zeer lang (1) met als
titel: "Antwoord op een hoofse opmerking over de verplichting en de maat
van het aalmoezen schenken". Het is een synthese bezield door de algeme-
ne beginselen en door de meeste algemene opinies van de deskundigen op
dit gebied. De stijl gelijkt op die van Don Bonetti, directeur van het
tijdschrift; maar Don Bosco zal het wel nagezien hebben. De aartspries-
ter liet meer dan een jaar voorbijgaan eer zijn repliek kwam. (2)
De stoot was hiertoe gegeven door een samenspraak met een diocesaan
priester", die grote achting genoot wegens zijn vroomheid en kennis";
maar volgens zijn mening stemden de theorieën van het Bollettino overeen
met die van de communisten. Zijn kritiek, die geconcentreerd was op drie
punten van het artikel en gevoerd werd in het spoor van drie gezaghebben-
de moralisten valt helemaal niet te verwaarlozen; maar in verband met het
geven van aalmoezen hadden bij Don Bosco de gebiedende voorschriften en
de bedreigingen van het evangelie tegen de rijken meer waarde dan theolo-
gische argumentatie. Twee categorieën van rijken kon men naar zijn mening
niet verontschuldigen en daarom nam hij ze dan ook op de korrel, namelijk
de waarlïjke brave mensen die zonder redelijke motieven hun geld nutte-
loos in hun kist lieten liggen en de minder goeden, die wel aan liefda-
digheid, deden, maar vrijwillig geen geld verspilden aan weeldeartikels
en genoegens. "Ik leefde onder de armen en ik had eveneens omgang met de
rijken, zei hij later in 1877 (3) (...) Doorgaans heb ik gezien dat er
(1) Bolletino van juli 1882.
(2) Brief aan Don Bosco, Mentebudello 2 september 1883.
(3) Priester G.B. Francesi. De aalmoes of het Paradijs aan de rijken in de persoon van
de armen verzekerd. Turijn, Drukkerij, 1898 blz. 5 en 6.

44.10 Page 440

▲back to top


- XV/436 -
weinig aalmoezen worden gegeven en dat vele heren, weinig goed gebruik
maken van hun rijkdommen. Niemand kan zich voorstellen hoe de Heer strikt
rekenschap zal vragen van alles wat hij gegeven heeft, om te gebruiken in
het voordeel van de armen". Hij wist wel dat de theologen de absolutie
schenken aan hen die doorgaans twee per honderd wegschenken van wat hun
overblijft, als zij geleefd hebben volgens de behoeften van hun stand;
maar hij wist eveneens dat het een groot kwaad is, als men gehecht is aan
de goederen van deze aarde, en dat dit tevens vele hemelse gunsten belet:
o.a. de bevrijding van de zonde, de genade van het berouw en de uiteinde-
lijke volharding. Daaruit kwam zijn liefde voor de zielen voort die hem
heldhaftige offers ingaf voor het stoffelijk en geestelijk voordeel van
de noodlijdende jeugd en die hem ook de niet altijd aangename moed gaf,
de rijken aan te manen edelmoedig te geven, volgens het advies van Sint-
Paulus aan Timoteus (1).
Een van de zo talrijke rijke dames die in de school van Don Bosco
buitengewoon goed de kracht van deze vermaningen begreep, was de reeds
door ons geprezen Mevrouw Magliano (2) aan wie hij vanuit Lucca schreef:
"
Geachte Mevrouw Maglïano,
"
"
Ik heb meermaals van u nieuws ontvangen, maar thans weet
" ik niet meer waar u verblijft en hoe het met uw gezondheid is (3).
" Wij hebben steeds voor u gebeden en ik doe elke dag in de heili-
" ge mis een memento voor u, opdat God u opnieuw een volmaakte ge-
" zondheid zou schenken, zodat u kunt terugkeren naar Turijn, uw
" kinderen van Valdocco kunt zien en een luidruchtige feestdag van
" Maria, hulp der christenen, vieren.
(1) I Timoteus, VI, 18, Bossuet in zijn werk Sur l'éminente dignité des pauvres, Parijs,
1659, zegt daarover: "Wanneer de onjuiste vooroordelen van deze wereld de rijken
beletten in te zien, welke zware last de overvloed is, dan zullen ze daar toekomen
waar het feit van te rijk te zijn hun schaden zal nl. wanneer zij veie schijnen voor
die rechtbank, waar men rekenschap zal moeten afleggen, niet enkel van de talenten
die men gebruikt heeft, maar ook van de bedolven talenten en waar ze zich tegenover
die onverbiddelijke rechter moeten verantwoorden niet enkel over wat ze hebben
uitgegeven, maar ook over wat ze gespaard en aan kant gelegd hebben. Dan, mijne he-
ren, zullen ze weten dat de rijkdommen een zwaar gewicht zijn en zullen ze er spijt
van hebben er zich niet van ontdaan te hebben". En elders in Sur l'impénitence fina-
le, Louvre, 5 maart 1662: "Wie zijn ogen open heeft om de kracht te begrijpen van dit
orakel uitgesproken door Gods Zoon: Niemand kan twee meesters dienen, zal gemakkelijk
kunnen begrijpen dat het hart, dat zich aan een voorwerp hecht, of het verboden of
toegelaten is, en zich er helemaal aan geeft, niet meer van God is en dat er dus
schadelijke gehechtheden kunnen bestaan aan zaken die volgens hun natuur onschuldig
zijn. Indien dit aldus is, christenen (en wie kan er aan twijfelen van het ogenblik
af dat de Waarheid het ons verzekert?) o groten en rijken van deze wereld, wat ben
ik bang voer uw stand.
(2) Cfr. hiervoren blz.
(3) Zie verder, hoofdstuk 21, onder de paragraaf De vertrooster".

45 Pages 441-450

▲back to top


45.1 Page 441

▲back to top


- XV/437 -
" Wat zegt u daarvan?
" Ik ben hier in ons huis van Lucca, morgen vertrek ik naar
" Florentië en dan naar Rome om voor u een speciale zegen van de
" Heilige Vader te vragen. Daar zal mijn verblijf zijn Via Porta
" S.Lorenzo, kerk van het Heilige_Hart, Rome. Moge God u zegenen,
" geachte mevrouw Magliano, moge God u in goede gezondheid bewaren,
" maar ook steeds in zijn heilige genade en gelieve te bidden voor
" deze arme man die voor u in Jesus Christus steeds zijn zal
"
"
een nederige dienaar
" Lucca, 7 april 1882.
Priester Gio. Bosco.
Op zijn reis naar Florentië had hij de aangename verrassing te
Pistoia, directeur Don Confortola te ontmoeten die met kinderlijk onge-
duld op hem wachtte en in de stad van de bloemen hem eerst van al bracht
bij de moeder van de salesianen, gravin Uguccioni. Zoals het jaar tevo-
ren, zo kwam hij ook in 1882 Pasen doorbrengen met de Florentijnen.
Hij kwam in het instituut tussen tien en half elf 's avonds van
Paaszaterdag. Bij het binnenkomen werd zijn hart verblijd door een ge-
voel van tevredenheid, omdat hij te Florentië eindelijk de voet op ei-
gen bodem zette. - "Kijk", zei hij, wanneer hij over de drempel schreed,
"kijk nu zijn we op salesiaanse bodem, in ons huis. Moge de Heer gezegend
zijn!"
Op de ochtend van Pasen hoorde hij biecht, celebreerde, deelde de
communie uit aan de internen. Er waren een dertigtal jongens, de eerste
kern aan wie asiel werd gegeven. 's Avonds preekte hij voor de jongens en
gaf hij zijn zegen. Dan kwam de gravin hem per rijtuig afhalen om hem te
vergezellen tot bij de aartsbisschop. Monseigneur beloofde spontaan aan-
wezig te zijn op de salesiaanse conferentie op de avond van tweede Paas-
dag.
Hij hield deze conferentie, zoals hij ze reeds het vorig jaar ge-
houden had in de kerk van San Firenze van de paters van Sint-Philippus
Neri. Het was wezenlijk een herhaling van de vorige conferenties. Opnieuw
was er enkel spraak van het werk te Florentië en de directeur van het
huis vatte ze samen in volgende bewoordingen: (1)
"
Wij hebben buiten de Porta la Croce, op de Via Masaccio
" nr. 8, het oratorio voor zon- en feestdagen geopend en daarna,
" niet zonder zware offers wegens de heraanpassing van de huizen
" en wegens de meubilering, ook het tehuis voor de arme jongens;
(1) Brief van Don Confortola aan Don Bonetti, Florentië 3 mei 1882, gepubliceerd in
het Bellettino van juli,

45.2 Page 442

▲back to top


- XV/438 -
" verscheidene ontvangen er reeds wat voor het lichaam en de ziel
" nodig is. Talrijke vragen van jongens komen ons toe; zij zouden
" dringend moeten opgenomen worden om te ontsnappen aan het klaar-
" blijkelijk gevaar verloren te gaan. Maar thans is het huis vol
" en er is geen enkel plaatsje meer over en de Directeur is genood
" taakt met grote hartepijn de dringendste verzoeken af te wijzen
" met het harde woord: er is geen plaats meer.
Er is nog meer. Behalve het oratorio voor zon- en feestda-
" gen zou men in die uiterste hoek van de stad, waar enkele scholen
" zijn voor de ketters, ook scholen voor de externen wensen te heb-
" ben; maar ook voor deze scholen evenals voor het tehuis zijn er
" gebouwen nodig. Maar hoe kunnen we gaan bouwen en aldus nieuwe en
" ontzaglijke uitgaven doen, terwijl wij nog een schuld van vieren
" twintigduizend lires moeten betalen, die wij aangegaan hebben voor
" de aankoop van het terrein? Ik geef opdracht tot bouwen en voor
" het overige stel ik mijn vertrouwen op God, op de Onbevlekte
" Heilige Maagd, die ons huis van Florentië onder haar bijzondere
" bescherming genomen heeft en op uw liefdadigheid, goede Floren-
" tijnen.
"
Juist van uw liefdadigheid verwacht ik de middelen om de
" schulden die wij gemaakt hebben te betalen, om een nieuwe kapel
" te bouwen en de huidige woning te vergroten, om de kosten te dek
" ken voor het oratorio voor zon- en feestdagen en van de scholen
" voor de externen. Daarna, om de jongens aan te trekken moeten wij
" zorgen voor spelen en vermaken die wij dienen te onderhouden; we
" moeten hun boeken bezorgen en prijzen geven. Van uw liefdadigheid
" verwacht ik het brood, en al wat nodig is voor het leven voor een
" goed onderricht en voor de christelijke en burgerlijke opvoeding
" van die jongens die nu reeds hier zijn of die wij later zullen
" aanvaarden en die, armen verlaten, geen ander patrimonium dan
" uw goed hart bezitten.
"
Opdat uw hulp zou beantwoorden aan de behoefte, nodig ik
" u uit en verzoek ik u allen te willen inschrijven voor een maan-
" delijkse gift, al was het maar voor enkele lires of een enkele
" lira of een halve lira of ook maar voor enkele centen; ik hoop
" dat niemand een bijdrage, hetzij kleine of grote weigert.
"
Enkele tienmannen, die hiertoe met een speciaal getuig-
" schrift werden aangeduid, zullen uw inschrijvingen en uw giften
" ontvangen om ze dan op het einde van iedere maand over te maken
" aan de directeur van het salesiaans oratorio van deze stad. Al-
" dus hopen wij dat ons werk, voortdurend geholpen en ondersteund
" door uw liefdadigheid, vorderingen zal maken en al het goede
" doen dat verlangd wordt.
Ook daar zetten de leden van de Katholieke Jeugd zich gewillig in
om de uitgenodigden te ontvangen en aalmoezen in te zamelen. Op de och-
tend van 12 april begaven ze zich in groep naar het station om hem hulde
te brengen bij zijn vertrek. Hij schonk hun een grote medaille van Maria,
Hulp der Christenen.

45.3 Page 443

▲back to top


- XV/439 -
Van de aankomst van Rome tot de pauselijke audiëntie dienen wij
ons tevreden te stellen met volgende armoedige notities die we letterlijk
uit het dagboek van Don Berto aanhalen.
Woensdag 12 april. We komen te Rome aan omstreeks 3u.40 in de na-
middag. Toen we afstapten werden we aan het station opgewacht door de
heer Alessandro Sigismondi en bovendien D.Savio met verscheidene van onze
medebroeders en personen verbonden aan het huis en de kerk van het Heilig
Hart. We troffen er de pastoor aan die lichtjes ongesteld was. Markies
Francesco Patrizi en de ingenieur die hem bijstaat bij het bouwen van de
kerk bezochten Don Bosco.
Donderdag 13 april. Verscheidene personen kwamen een bezoek bren-
gen aan Don Bosco. 's Avonds bezoek aan markiezin Villarios, die zwaar
ziek was.
Vrijdag 14 april. Er kwamen verschillende Fransen en graaf Ves-
pignani, ingenieur-architect. 's Avonds kardinaal Alimonda.
Zaterdag 15 april. Gravin Stara van Turijn kwam hem bezoeken.
Zondag 16 april. 's Avonds souper bij Engelsen die in de paro-
chie verblijven.
Maandag 17 april. De hele dag thuis. 's Avonds bij de kardinaal-
staatssecretaris en bij kardinaal Nina, onze beschermheer. Op maandag-
avond kwam ridder Marchisio, onze oud-leerling, ambtenaar bij de alge-
mene directie van de posterijen, een aangetekende brief brengen aan Don
Bosco. Hij bevatte 2000 lires in twee Franse biljetten van 1000 frank.
Omstreeks half twee namiddag kwam ook advocaat Leonori.
Dinsdag 18 april. 's Ochtends kwam ridder Marchisio nogmaals en
opnieuw gaf Don Bosco hem het bericht een andere verzekerde brief te
willen afhalen. De ridder bracht hem omstreeks de middag. Don Bosco
opende hem en in plaats van 4000 vond hij in de brief 5000 lires, ter-
wijl de verklaring in de brief en aan de buitenkant van de brief sprak
over 4000 lires, Enkele minuten later kwam Don Dalmazzo, die aan Don
Bosco zei dat hij genoodzaakt was dadelijk 5000 lires te betalen. Toen
begreep men waarom het 5000 en niet 4000 lires waren. Tot mij die ver-
baasd was over deze vrome vergissing, zei hij - "Zie je nu, Don Berto,
waarom het er 5000 en geen 4000 waren? Omdat we dadelijk 5000 lires
moeten betalen". - De goddelijke Voorzienigheid zij gezegend 's Avonds
ging Don Bosco de zieke moeder bezoeken van mevrouw Maria Altini, Via
Principe Umberto nr. 46, 4e verdieping.
Woensdag 19. Diner bij de familie Sigismondi. Dan bezoek aan moe-
der overste van Torre de' Specchi.
Donderdag 20. Don Bosco leest de mis bij de dames van het Heilig
Hart van de Trinitá dei Monti. Dan de zoon gaan zegenen van de gravin
Stanlein, een Belgische (Trinitá dei Monti, nr. 9, 2e verdieping)(1).
(1) Een 1ater bijvoegsel zegt "die verleden zomer stierf".

45.4 Page 444

▲back to top


- XV/440 -
Deze deed aan Don Bosco een gift van 500 fr. Dan naar de Propaganda bij
de minutant Don Giovanni Zonghi om te spreken over de oprichting van het
apostolisch vicariaat voor de salesiaanse missies in Patagonig.
Vrijdag 21 april. Diner thuis. 's Ochtends (kwamen) enkele Ameri-
kaanse dames; zij dronken koffie met Don Bosco en beloofden op hun kos-
ten een zuil met voetstuk te laten oprichten in de kerk van het Heilig
Hart(1). 's Avonds kwam P.Saccheri van San Remo, secretaris van de con-
gregatie van het concilie. 's Avonds advocaat Leonori. Don Bosco was
echter niet thuis.
Zaterdag 22 april. Don Bosco op diner bij Monsieur l'Abbé Captier
en l'Abbé Gueneau de Mussy (Quattro Fontane, 113) waar ook de bisschop
van Bayonne en Mgr. Mermillod waren. Dan bij Mgr. Boccali. Dan naar Mgr.
Rota, in het huis van de kanunniken van Sint-Pieter, die ons op een di-
ner verzocht op vrijdag.
Zondag 23. Diner bij kardinaal Alimonda, Via Ripetta, 102. Dan
naar kardinaal Parocchi, Via Cestari 34. Een exemplaar gelaten van de
Esposizione (2). Dan naar huis.
Maandag 24 april. Diner thuis met de genodigden heer Alessandro en
Matilde Sigismondi en de heer en mevrouw Carlo en Carolina Ciutu. Van 4
tot 5 bij mevrouw Magistrelli, Piazza S.Nicola de' Cesarini.
Dinsdag 25. Uitgenodigd naar Sint-Paulus konden we er niet naartoe
gaan. Omstreeks half elf Don Bosco naar het Vaticaan. Don Tamietti en ik
vergezelden hem.
Deze onverwachte verschijning van Don Tamietti vindt haar verkla-
ring in een briefje, Don Bosco voorzag dat hij op zijn terugkeer het
huis van Este niet kon bezoeken en riep de directeur ervan naar Rome (3).
"
Beste D.Tamietti,
"
"
Gelet op de stijgende moeilijkheden om over Este te komen,
" zou het me veel genoegen doen, indien u naar Rome zou willen ko-
" men.
"
Probeer het hart van onze medebroeders en van hun leerlin-
" gen in een zakje te plaatsen en het met jou mee te brengen om het
" mij als geschenk aan te bieden.
(1) Een latere toevoeging: en enkele dagen later brachten ze 5000 fr".
(2) Cfr, hiervoor, blz. . Toen Don Berto over dit bezoek aan Don Bonetti schreef, zei
hij: "Vanavond hebben we kardinaal Parocchi gezien, die zich meer salesiaans, dan
wij, salesianen, toonde. Hij is bereid alles mee te helpen en is tevreden dat hij de
huidige positie van prefect van de studies bekleedt en ook deel uitmaakt van de
congregatie van het concilie om ons te kunnen helpen en begunstigen".
(3) Er is nog een andere brief in het Frans vanuit Rome aan mevrouw Guisard van Lyon,
die hij moed inspreekt in haar beproevingen en de kerk van het Heilig Hart aan
haar aanbeveelt. Hij schreef haar opnieuw in november en het schijnt dat haar
toestand toen beter was (Bijv. Dok, 79 A-B).

45.5 Page 445

▲back to top


- XV/441 -
"
Zeg aan de heer Benedetto dat ik voor hem gebeden heb en
" nog veel bid en dat ik meermaals de zegen van de Heilige Vader
" gevraagd heb, die hem graag gegeven heeft.
"
Moge God je zegenen, heel onze familie van Este en bid voor
" mij die steeds voor jou in Jesus Christus zijn zal
"
"
een toegenegen vriend
" Rome, 17 april 1882.
Priester Gio. Bosco
" Porta S.Lorenzo 42.
De drie beweegredenen die Don Bosco in 1881 naar Rome hadden doen
gaan, waren dezelfde als die in 1882. Het waren namelijk de kerk van het
Heilig Hart, de missies van Amerika en de zaken van de Romeinse congre-
gaties. Over de eerste en de tweede die nu veel ernstiger geworden wa-
ren, hebben onze lezers uitvoerige inlichtingen gevonden op meer dan een
plaats van dit boekdeel (1). Wanneer hij op de audiëntie diende te wach-
ten tot 25 april, dan hing deze grote vertraging af van de omstandighe-
den die niets met zijn persoon te maken hadden (2).
Naar Don Berto en Don Lemoyne konden vernemen was de Heilige Va-
der tegenover hem zeer goed. De paus vroeg hem zelfs:
"Hebt u vijanden te Rome?"
"Voor zover ik het weet, heb ik er openlijk slechts een enkele,
die zich als dusdanig opwerpt en het ook zegt".
"Wie is het?"
- "Kardinaal Ferrieri".
"Goed. En te Turijn?"
"Ook maar een enkele, de aartsbisschop".
"En met Buroni en met professor Papa? (Dit waren twee bekende
Rosminianen)".
"Zowel Buroni als Papa groeten me, behandelen me goed en tonen
zich ten minste uiterlijk welwillend".
"En in wijsgerige zaken?"
(1) Vooral in hoofdstuk 13 en in de hoofdstukken 6, 7, 8, 9 en 14.
(2) Hij begaf zich naar de audiëntie met vclgend memorandum: "Aud. 25-4-82. - Hulde van
de salesianen, leerlingen, medewerkers en weldoeners-Sint-Pieterspenning - De zaken
van de Congr. regelen - Novicen van Marseille - Missies - Vicariaat Patagonië, Vuur-
land, Malvinas (ook Falkland-eilanden) - Particuliere zaken. Kerk van het Heilig
Hart Tehuizen - Secr. en D.Tamietti". Deze twee om ze op het einde voor te stellen;
de "zaken van de congregatie regelen" hebben betrekking op het verlenen van de
privileges.

45.6 Page 446

▲back to top


- XV/442 -
"Over deze zaken spreek ik niet, want we zouden dadelijk in een
dispuut gewikkeld zijn".
"Goed," voegde de paus er glimlachend aan toe. "De aartsbisschop
heeft mij geschreven dat hij de zaken in orde wil brengen. En wat hebt u
daartegen in te brengen?"
"Niets, Heiligheid. Ik zou enkel willen weten waarom hij vijan-
dig staat tegenover de congregatie en ik ben bereid om het even welk of-
fer te brengen. Tot hiertoe beschuldigt hij mij enkel van vage zaken;
door personen die niet tot onze congregatie behoren, werpt hij steeds al-
les op de rug van de salesianen. Slechts eens heeft hij mij geschreven
dat, indien ik van stelsel wou veranderen, hij de zaken opnieuw in de
toestand zou brengen waarin ze waren voor deze veten. Dit betekent dat ik
in onze colleges zou doen zoals hij doet en dezelfde auteurs voor godge-
leerdheid en wijsbegeerte zou aanvaarden die hij in zijn seminaries voor-
schrijft, wat neerkomt op het stelsel van Rosmini. Maar dat zal ik nooit
doen".
"Goed", zei de paus opnieuw glimlachend. "En wat zou ik nu kun-
nen doen voor uw congregatie en voor de salesianen?"
"Heilige Vader, ik zou willen dat Uwe Heiligheid zich een ogen-
blik aan het hoofd zou stellen van de salesianen, van onze congregatie,
en dat u dit zou doen door de mededeling van de privileges, zoals ande-
re congregaties die bezitten".
- "Welke moeilijkheid bestaat hiertegen?"
- "Kardinaal Ferrieri".
- "Ga namens mij bij Mgr. Masotti, de nieuwe secretaris van de con-
gregatie van Bisschoppen en Regulieren, en zeg hem dat hij mij hierover
komt spreken. Het is een zeer goede geestelijke. Ga eveneens bij Mgr. Ja-
cobini, de secretaris van de Propaganda, om de apostolische vicariaten in
Patagonië op te richten.
Na dan verwezen te hebben naar de zaak van Don Bonetti, vroeg hij
hem; - "Zeg me nu eens of u nog vele dagen te Rome zult blijven?"
"Negen of tien dagen", antwoordde Don Bosco.
De Heilige Vader toonde dat hij nauwkeurig ingelicht was over de
zaken van de salesianen. Het gesprek liep dan over het plan van een en-
kele catechismus voor alle diocesen van de wereld. Don Bosco was een
vurige voorstander van deze gedachte omdat hij met zovele jongens van zo-
veel verschillende diocesen ondervonden had welke moeilijkheden die ver-
schillende catechismussen meebrachten. Hij vroeg of hij hierover zijn
gedacht mocht uitdrukken en zei: - "Uwe Heiligheid die in deze zin reeds
veel gedaan heeft, zou het bevel kunnen geven dat men de laatste hand
legt aan dit beoogde werk".
"Het is een zeer delicate zaak, die een lang en ernstig onderzoek
vergt", antwoordde hem de paus.

45.7 Page 447

▲back to top


- XV/443 -
"Juist daarom", hernam Don Bosco, "dient het opperste gezag van
de paus een einde te stellen aan iedere vertraging. Onder zovele Breven
over andere zeer belangrijke aangelegenheden, ook hiervoor een Breve...
Het is ook een noodzakelijkheid omdat zovele catechismussen niet eens
juist zijn in hun bewoordingen en ook theologisch gezien hebben ze ver-
beteringen nodig. Bijvoorbeeld, in het Onze Vader lezen we Dimitte nobis
debita nostra sicut et nos dimittimus debitoribus nostris. Sommige cate-
chismussen verzuimen dit et."
"Daarin hebt u gelijk".
"En in de Tien geboden Gods leest men in een aantal catechismus-
sen: "IX. Een anders vrouw niet begeren!" Voor de vrouwen heeft dit geen
zin en voor de kinderen is het een pest."
"En hoe zou u het zeggen?"
"Zoals ik het aan mijn jongens laat opzeggen: "De persoon van
een ander niet begeren." De Franse en Duitse catechismussen zijn hier
oordeelkundiger. Ze zeggen: "De werken van het vlees niet begeren". Maar
de woorden die ik voorstel schijnen mij meer gekuist toe."
- "Goed, dat is juist. Wat staat er in de catechismus van uw dio-
cees?"
"De vrouw van een ander." Ik heb het voorgesteld aan de ordina-
rius; maar hij heeft het niet opportuun geacht een wijziging in de cate-
chismus aan te brengen."
"Daarin dient u met de ordinarius voor de eenheid te zijn."
"Dat spreekt vanzelf."
"Hebt u nog andere zaken genoteerd?"
"Nog vele, maar volgens de catechismussen. Soms heb ik onjuist
bevonden wat gezegd wordt over de tweede Persoon van de goddelijke Drie-
vuldigheid en het antwoord dat gegeven wordt op de vraag wie Jezus Chris-
tus is. Maar indien men in deze bijzonderheden zou treden, dan zou men
er niet zo gauw klaar mee zijn. De catechismussen dienen overal dezelfde
te zijn, ook om door het gezag van de paus alle onjuistheden te doen ver-
dwijnen."
"Kijk", merkte de paus op, "er zijn hiervoor commissies die er-
mee belast zijn. Ik heb me enkele dagen geleden hierover laten inlichten
en er werd mij gezegd dat ze ijverig aan het werk zijn. Ziehier het plan:
1° een beredeneerde theologische catechismus maken voor de clerici; 2°
een grote catechismus voor de volwassenen; 3° hieruit een kleine cate-
chismus voor de kinderen halen."
"Maar dat is een werk van lange adem en aldus zal men compendia
van theologische traktaten vormen."
"Het is zeker een werk van lange duur. Het is zelfs vertraagd
geworden door het afsterven van twee prelaten, die deel uitmaakten van de
commissie."

45.8 Page 448

▲back to top


- XV/444 -
"Pardon, Heilige Vader. Met deze methode hebben ze de tijd om
allemaal te sterven en na hen nog anderen."
"Hoe zou u het doen?"
"Heilige Vader, Uwe Heiligheid zou een kleine catechismus van om
het even welk diocees kunnen nemen, hem laten lezen door een kardinaal of
door een andere prelaat met een uitstekende geleerdheid en er de vereiste
verbeteringen laten aanbrengen. Daarna zou de Heilige Vader het boekje
onderzoeken of laten onderzoeken. Ten slotte zou hij het als tekst aan-
kondigen voor alle diocesen."
De paus luisterde welwillend toe en keurde de methode goed, maar
in zijn voorzichtigheid zag hij nog niet overwonnen moeilijkheden. Het
is mogelijk dat men bij het heropenen van het Vaticaans Concilie tot een
besluit zal komen, vooral na publicatie van kardinaal Pietro Gasparri.
De audiëntie had ongeveer drie kwartier geduurd en daarna werden
Don Berto en Don Tamiettie binnengeleid voor de voetkus. Pas terug thuis
dicteerde Don Bosco aan Don Berto voor al de directeurs, de missionaris-
sen inbegrepen, volgende brief waarvan de secretaris verschillende ko-
pieën maakte.
"
Beste in de Heer,
"
"
Ik breng je het troostende nieuws dat op vandaag 25 april
" Zijne Heiligheid, onze opperherder paus Leo XIII zich gewaardigd
" heeft mij in particuliere audiëntie te ontvangen.
"
Hij verleende uit ganser harte zijn apostolische zegen aan
" al onze medebroeders, hun leerlingen, de medewerkers en weldoe-
" ners van de salesianen. Zorg ervoor dit vrome nieuws mee te delen
" in een daartoe opgesteld biljet aan allen, die van onze werken hou-
" den en zich graag inzetten ten gunste van onze heilige katholieke
" godsdienst.
"
Ik bid God dat hij ons allen zou bewaren in zijn heilige
" genade en terwijl ik mij in uw gemeenschappelijke gebeden aan-
" beveel heb ik de troost van jou in Jezus Christus te mogen zijn
"
"
je toegenegen vriend,
" Rome, 25 april 1882.
Priester Gio. Bosco.
(1) Voor Marseille, Proc.verb., Séance du 25 mai: "Une lettre de Don Bosco, datée du
8 mai, mentionne un souvenir tout spécial pour le comité. Il dit que, reçu la veille
en audience par le Saint-Père, il avait pu l'entretenir de toutes ses affaires, et
avait une bénédiction spéciale pour les Messieurs et les Dames de Marseille; il
espère que cela apportera entre leurs mains beaucoup d'argent, qui deviendra pour
eux des richesses éternelles."
De directeurs deelden aan de verdienstelijkste personen de zegen van de paus mee.
Als model kan dienen deze brief van de directeur van het Oratorio aan mevrouw Fava
gestuurd.
.../...

45.9 Page 449

▲back to top


- XV/445 -
Na de pauselijke audiëntie komt als voornaamste feit de conferen-
tie voor de medewerkers van Rome; zij werd gehouden, volgens zijn gewoon-
te, te Torre de’Specchi in de namiddag van 27 april. Don Bosco had de mis
gecelebreerd in de kerk van de adellijke oblaten en na de mis had hij
zich bij Mgr. Boccali begeven om hem een eigenaardige brief te overhan-
digen. Een priester uit Siëna deelde aan Don Bosco mee, dat een heer die
eigenaar was van een koolmijn op zijn grond te Perugia waarvan de waarde
beraamd werd op zestig miljoen, ze, bij zijn sterven, had overgelaten
voor een derde aan de paus, een derde aan een Piccolomini en een ander
derde aan Don Bosco. Over deze zaak, die wellicht niet ernstig was, weten
we niets meer.
De conferentie werd voorgezeten door Mgr. Giulio Lenti, aartsbis-
schop van Sida en vice-regent.(1) Ook kardinaal Alimonda kwam er naartoe.
Don Bosco zette in met een woord van Leo XIII. Twee dagen tevoren had de
paus hem gevraagd: - "Wanneer zult u uw conferentie houden?"
"Aanstaande donderdag, Heiligheid", antwoordde hem Don Bosco.
"Welnu, zeg hun dat ze bidden en werken."
Getroffen door de noodzakelijkheid het gebed met het werk te ver-
enigen, sprak hij uitvoerig volgens het gebruikelijke plan over de gang
van het salesiaans werk. Toen hij dan over Rome sprak riep hij uit: -
"Hier vinden we een harde kluif!" - Hij sprak er over de moeilijkheden of
ten minste over dié moeilijkheden die de voorzichtigheid hem veroorloofde
uiteen te zetten en vroeg zich af: Hoe zullen we het doen? Het antwoord
(1) .../...
Geachte Dame,
Ik ben verheugd u te kunnen aankondigen dat op 25 april jl. Zijne Heiligheid onze
opperherder paus Leo XIII zich gewaardigd heeft onze zeer beminde Don Giovanni Bosco
in particuliere audiëntie te ontvangen.
Onder de andere gunsten heeft hij een speciale zegen voor u gevraagd die de
Heilige Vader van harte gegeven heeft.
Gelieve dit vrome nieuws te willen aanvaarden samen met mijn verschuldigde eer-
bied en dankbaarheid waarmee ik ben
uw verplichte dienaar
Turijn, 1 mei 1882.
Priester Giuseppe Lazzero.
Een zekere weduwe Savine, die een dergelijke mededeling ontvangen had, antwoord-
de aan Don Bosco op 1 juni van uit Parijs: "Nous venons bien tard vous remercier
pour cette bonté que vous avez eue de solliciter pour nous une bénédiction du Saint-
Père; elles nous est fort précieuse et davantage encore lorsque nous avons dû renon-
cer à faire à Rome un second séjour assez long pour espérer une audience; nous avons
dû brusquement revenir à Paris et renoncer à aller vous porter, Révérend Père, nos
remerciements. Mon fils et moi espérons que vous n'oublierez pas votre promesse de
venir nous voir 6 rue Cassette. Nous serons heureux de vous voir et de vous remettre
notre petite offrande pour concourir aussi à l'oeuvre de salut à laquelle vous con-
sacrez votre vie et votre dévouement."
(1) Deze titel wordt te Rome gegeven aan een bisschop die de kardinaal plaatsvervanger
helpt.

45.10 Page 450

▲back to top


- XV/446 -
was reeds van bij het begin af gegeven: bidden en werken. Deze twee con-
cepten ontwikkelde hij in het laatste gedeelte van zijn toespraak.
Kardinaal Alimonda wou geen stilzwijgende toehoorder zijn. Met wel-
sprekendheid ontwikkelde hij een thema dat in volgende bewoordingen werd
uiteengezet: Bij vele mensen die de salesiaanse congregatie niet kennen
of ze slecht kennen is dit de twijfel: maar is het wel een goed werk? Is
het een werk volgens de geest van de Heer? En ze beginnen te fluiste-
ren... zoals de discipelen van Jezus dat eens deden. - Hij herinnerde aan
de episode van het evangelie waar een dergelijke twijfel en dergelijk ge-
fluister onder de leerlingen over het werk van de Messias ontstond en
paste op de congregatie het antwoord toe van Jezus, die een beroep deed
op de feiten. Ook Zijne Eminentie antwoordde met de taal van de feiten,
die de aanwezigen gehoord hadden in het verslag van Don Bosco en die gro-
telijks geleken op deze die door de Zaligmaker werden aangehaald. De
blinden zien. De lekenschool ontnam aan de kinderen het zicht van de ziel
en van het geweten en liet ze in vele putten vallen. De salesianen, zon-
der ze te beroven van het onderwijs, openden hun ogen op het zicht van de
hemel. De kreupelen gaan. Wanneer men aan de kinderen het religieuze on-
derricht ontneemt dan gaan de beginselen zelf van de zedelijkheid teloor.
De salesianen richten in hun huizen en hun scholen deze kreupelen weer
op. De melaatsen worden gezuiverd. De ergste melaatsheid voor de jeugd is
de oneerbaarheid. Hoeveel onzedelijke scholen zijn er niet! De salesianen
hebben het hart van de kinderen met zuiverheid als met leliën versierd.
De doven horen. De grote doven zijn zij die weigeren te luisteren naar
Gods woord en de stem van de kerk misprijzen. De salesianen hebben het
gehoor teruggeschonken aan zovele kleine doven, nemen ze met moederlijke
genegenheid in hun Oratoria voor zon- en feestdagen en laten ze de woor-
den van het eeuwige leven horen. De doden staan op. De geestelijke doden
zijn de zondaars. De wereld wou niet meer weten van religieuze praktijken
noch van sacramenten. De salesianen wennen de kinderen aan het ontvangen
van de sacramenten, wijzen op de waarde van het leven van de ziel en
delen hun de bezieling van de verrijzenis mee. Het evangelie wordt aan de
armen gepreekt. Jezus ging niet aankloppen aan de poorten van de paleizen
en ging niet binnen bij de koningen; maar begon met de armen lief te heb-
ben en hun het evangelie te brengen. De salesianen nemen de arme kinderen
op en maken zich tot de dienaars van het goede overal, tot in het verre
Patagonïë toe. Na deze bewijsvoering van de degelijkheid van het werk van
de salesianen, vroeg hij de penning van de liefdadigheid in naam van de
Kerk en in naam van het katholieke Rome.(1)
Van 28 april tot 9 mei zijn de notities van de secretaris even
(1) We hebben hier een samenvatting gemaakt van een artikel van de Unità Cattolica van 2
mei, ondertekend A.M.; we weten dat het komt van de priester, salesiaanse medewer-
ker, Andrea Maggia (Rome, College Orfani, Piazza Capranica).

46 Pages 451-460

▲back to top


46.1 Page 451

▲back to top


- XV/447 -
schraal als vroeger.(1) Het enige ietwat belangrijk nieuws dateert van 5
mei.(2)
Don Daghero was van Magliano gekomen met zeven jongens, waarvan
enkele uit het seminarie en enkele uit de kostschool, om zijn hulde te
betuigen aan Don Bosco en hem uit te nodigen de dubbele familie te wil-
len bezoeken. Op 5 mei wou Don Bosco ze voorstellen aan Leo XIII. Die
ochtend was hij daarom met de kardinaal-bisschop, Zijne Eminentie Bilio,
in een rijtuig gestapt en had hij zich naar het Vaticaan begeven. Tijdens
de audiëntie die hij dadelijk kreeg, kondigde de kardinaal aan de Heilige
Vader de tegenwoordigheid van Don Bosco in de wachtkamer aan en zei dat
het hem genoegen zou doen een enkel ogenblik Zijne Heiligheid te zien om
hem een antwoord te geven. Maar het toeval wou dat kort daarna een audi-
entie vastgesteld was voor een groep pelgrims.
"Het spijt me", zei de paus, "ik moet enkele minuten nadenken
omdat ik aanstonds de Ieren moet ontvangen en voor hen een toespraak hou-
den."- Toen sprak kardinaal Bilio over twee doornen in het hart van Don
Bosco. - "Heilige Vader", zei hij hem, "Don Bosco smeekt Uw Heiligheid
hem de privileges te willen verlenen. Ziehier wie die twee doornen zijn.
De ene is Ferrieri, de andere de aartsbisschop van Turijn. Hij doet zo-
veel goed voor mijn seminarie en hier te Rome bouwt hij de kerk van het
Heilig Hart. Troost hem, Heilige Vader!"
"Ja, ja", antwoordde de Vader, "we zullen hem troosten. Ik houd
van Don Bosco."
Bij deze gelegenheid maakte hij door bemiddeling van kardinaal Bi-
lio kennis met kardinaal Ledochowski. Dan begroette hij de nieuwe kardi-
naal Angelo Jacobini da Genzano (3) en daarna kardinaal Simeon. Na de
(1) Dit dagboek moet ook vele zaken overslaan. Men weet, bijvoorbeeld, uit andere bronnen
dat Don Bosco meer op de propaganda geweest is dan hier gezegd wordt.
(2) Van de dag tevoren is een biljet van Don Lazzero; op de envelop ervan stond geschre-
ven: "M.A. Don Lazzero. De twee beginletters betekenen "Maria Ausiliatrice."
Amice,
Esto sicut bonus miles Christi. In tribulatione exardescit ignis caritatis. De
praesentia delucidabuntur omnes difficultates. Age viriliter, si vis coronari feli-
citer.
Vale et valedic. Ora pro me.
A micus tuus
Romae, 4 mai 1882.
Ioannes Bosco, Sacerdos.
(Wees een goede soldaat van Christus. In de beproeving ontvlamt het vuur van de
christelijke liefde. Thans zullen alle moeilijkheden ophelderen. Handel als een man,
indien je gelukkig wilt gekroond worden. Hou je gezond en wees gegroet. Bid voor mij).
(3) De andere hierboven genoemde Jacobini was Mgr. Domenico, die later kardenaal werd.
Kardinaal Lodovico was sinds 1879 kardinaal.

46.2 Page 452

▲back to top


- XV/448 -
ontvangst van de pelgrims trof Leo XIII, buiten de troonzaal, op een rij,
Don Bosco, Don Daghero, de clerici en de kostschoolleerlingen van Magli-
ano en Don Berto geknield aan. Samen met kardinaal Bilio nam hij de ene
na de andere in ogenschouw, zei hun een woordje en streelde de kleinen.
Ten slotte gaf hij hun zijn zegen en trok zich terug.
In Rome bezorgde de Heer door bemiddeling van Don Bosco een onuit-
sprekelijke vertroosting aan een grote dienares van God, de stichteres
van de Doroteeën, moeder Paola Frassinetti.(1) Sinds verscheidene jaren
kende zij onze heilige stichter al, had zelfs een hoge dunk over hem en
spande zich in om, volgens haar eigen staat, hem na te volgen en zijn
voetstappen te volgen. Don Bosco had vernomen dat ze ziek was en bracht
haar een bezoek. Hem te zien was een grote vreugde voor alle zusters, die
hoopten dat zijn tegenwoordigheid en zijn zegen een verbetering in de
gezondheidstoestand van hun moeder zou brengen. "Ik denk niet", schrijft
Capecelatro, dat Paola aan genezing dacht, maar toch was zij blij dat God
de Heer haar in haar ouderdom troostte door bemiddeling van een grote
apostel van de liefdadigheid." Toen ze hem dan zag was ze ontroerd door
een heilige blijdschap, ontving nederig zijn zegen en beval zich ootmoe-
dig aan zijn gebeden aan. Zijn christelijke liefde en vriendelijke wel-
willendheid tegenover hun moeder deden haar dochters veel genoegen, maar
stelden ze niet tevreden omdat ze een mirakel gewild hadden of een gena-
de of minstens een profetisch woord dat ze gerust zou stellen aangaande
haar genezing. Hij echter zei aan de bedlegerige alleen woorden van
Christelijke opbeuring. Pas had hij zich verwijderd of de zusters be-
stormden hem met vragen om van zijn lippen een teken te horen, een enkel
teken dat ze kon geruststellen. Maar Don Bosco beperkte zich ertoe hun
met zalvende welwillendheid te antwoorden: "Mijn dochters, de kroon van
verdiensten van uw moeder is voltooid." - En het antwoord noteert Cape-
celatro, "scheen redelijk toe aan de zusters die tegelijkertijd bedroefd
en blij waren. Bedroefd omdat het geen hoop gaf op een lang leven, blij
omdat het verwees naar de kroon waarmee Paola weldra zou worden gekroond
in het rijk der hemelen."
Don Bosco verliet Rome op de avond van 9 mei en nam de weg naar
Magliano, waar hij verbleef met de salesianen en met de jongens tot de
ochtend van 11 mei, dan trok hij via Foligno en Falconara in de richting
van Rimini.
Toen hij te Falconara overstapte, steeg hij in een coupé waar al
een zekere luitenant Montanari van Ravenna en een pater van Philippus
Neri van Florentië hadden plaats genomen. De eerste kwam van Ancona en
begaf zich rechtstreeks naar Turijn; de tweede, die terugkeerde van Lo-
reto en deelgenomen had aan de conferenties van Florentië en van Rome,
(1) Wanneer kardinaal Capecelatro (Vita della Serva di Dio P. Frassinetti, Desclée, 1900,
blz. 496) dit feit verhaalt, plaatst hij het bij vergissing in de maand juni.

46.3 Page 453

▲back to top


- XV/449 -
en van Rome, herkende hem dadelijk? Belden waren uiterst tevreden over
zijn gezelschap; de officier vond er zelfs behagen in hem te doen spre-
ken en hield niet op zijn vreugde te betuigen voor deze zo gelukkige ont-
moeting. Hij kon er zich maar niet bij neerleggen dat de paus een man als
Don Bosco niet tot kardinaal benoemde en kon niet begrijpen dat het voor
zijn werken niet beter zou zijn dat er zich een kardinaal mee bezig
hield, in plaats van een eenvoudige en arme priester. Toen ze van elkaar
afscheid namen, verzocht hij hem te komen groeten in het station van Tu-
rijn op het ogenblik van zijn aankomst of hem een bezoek te brengen in
het Oratorio.
Een jonge en aanzienlijke priester van Rimini, Don Francesco Cag-
noli, van Rimini had hem de beslissing doen nemen naar die stad te rei-
zen. Deze was als priester gedurende vijf jaar huisleraar geweest bij de
aanzienlijke familie Massani en had dan in 1881 gevraagd en verkregen als
novice te worden aanvaard te San Benigno. Maar in de maand oktober kwam
er een ontsteking in de keel gepaard met zware hoest; deze ontaardde
langzamerhand tot een zeer acute katar met ontsteking van de slijmvlie-
zen van luchtpijpen en longen en bracht hem tot op de rand van het graf.
Na vele ups en downs scheen alle hoop verloren en men had Don Bosco ge-
roepen om hem een laatste zegen te geven en zijn laatste ademtocht op te
vangen. Maar Don Bosco legde de hand op zijn hart en zei: - "Het is geen
tijd om heen te gaan. Er is nog zoveel goed te doen, mijn beste Don Cag-
noli! Morgen zal je al wat kunnen opstaan en dan zullen wij je naar Rimi-
ni sturen voor je herstel." - Na deze woorden gaf hij hem de zegen van
Maria, Hulp der Christenen. Het was daags voor het feest van de Onbe-
vlekte. Van dat ogenblik af, zonder andere verzorging van artsen of medi-
camenten, trad een snelle beterschap in en kon hij een week later naar
Rimini gaan. Alle salesianen van zijn huis die zijn toestand kenden en
die men van zijn aanstaande komst verwittigd had, riepen uit dat dit een
onvoorzichtigheid was; maar Don Bosco zei hem: - "Ga maar. Stel je ver-
trouwen in Maria, Hulp der Christenen en wees gerust; want de reis zul je
niet vermoeien." - En zo was het ook. Hij deed een reis van omstreeks
vijfhonderd kilometer, dat zo goed hij kon en leed veel ongemakken in het
station van Bologna. Toen hij echter thuis aankwam, voelde hij zich beter
dan toen hij uit Turijn vertrokken was. Het was evenmin een zaak van
voorbijgaande aard; want zijn welvarende toestand duurde zo lang (1) dat
hij in 1887 Don Dalmazzo als pastoor van de kerk van het Heilig Hart te
Rome kon opvolgen. Sinds 1868 had hij zich nooit zo goed gevoeld.
In de kerkelijke milieus van Rimini was dit feit, dat nog maar pas
gebeurd was, bekend en droeg bij om de verwachting van de komst van Don
Bosco nog hoger te doen stijgen. De clerus was de eerste om het voor-
(1) Zijn verlag vanuit Rimini, 1 maart 1882, gepubliceerd in Lemoyne La Stella del Mat-
tino, blz. 69. Hier echter, zoals de betamelijkheid dit vergde is het aandeel van Don
Bosco in de schemer gelaten. We bezitten echter andere geschreven verslagen, waaron-
der één van zuster Clelia Genghini, secretaresse van het hoofdkapittel van de doch-
ters van Maria, Hulp der Christenen en nicht van Don Cagnoli.

46.4 Page 454

▲back to top


- XV/450 -
beeld van verering voor de man Gods te geven. Bij zijn aankomst werd hij
door de overste van het seminarie opgewacht met het rijtuig van de bis-
schop, Mgr. Francesco Battaglini; deze wou hem bij zich hebben in het
bisschoppelijke paleis; hij ging hem tegemoet tot aan de voet van de
trap, overlaadde hem de hele tijd met vriendelijkheden en wees hem de
kamer en het bed aan waarin Pius IX geslapen had, toen hij zijn fameuze
omreis deed door de Romagna.
Op 12 mei ging hij de mis celebreren in de kerk van de heilige
Clara aan het altaar van de Madonna Mater Misericordiae, die in 1850 in
aanwezigheid van duizenden personen haar ogen bewogen had. Juist op die
dag vierde men de gedachtenis van dit wonder. Na de mis hield hij een
korte vurige toespraak tot het volk en spoorde aan te volharden in de
godsvrucht tot Maria, moeder van de Barmhartigheid. De mis werd gediend
door twee nieuw gewijde priesters, later pastoors, Don Berlini en Don
Tendi, die dit grote geluk nooit vergeten hebben.
Terwijl hij in de sacristie luisterde naar hen die hem iets wilden
zeggen, kwam de bisschop om hem naar een vergadering te brengen van adel-
lijke dames van Rimini; deze hielden zich bezig met liefdadige werken,
speciaal met het helpen en bezoeken van zieke mensen. Toen hij hun door
Monseigneur zelf werd voorgesteld, stelde hij hun direct voor allen sale-
siaanse medewerksters te worden, een voorstel dat ze graag aanvaardden.
Dan wekte hij ze op tot apostolaat bij de meisjes en jongens en de pas-
toors te helpen bij het geven van catechismusles. Dan ging hij naar het
seminarie waar een zestigtal seminaristen, grote en kleine, zijn zegen
ontvingen en een goed woordje te horen kregen. Met de bisschop bleef hij
dineren bij de paters Buffalini van de heilige Clara. Van daar begaf hij
zich naar het paleis, dat vroeger aan Francesca di Rimini toebehoorde, om
er een zieke te zegenen die al tweeënveertig jaar bedlegerig was. Vanuit
een venster werd hem op het plein de plaats getoond, waar Sint-Antonius
het mirakel van de ezel deed, die neerknielde voor het Heilig Sacrament
en het strand waar de grote wonderdoener voor de vissen preekte. Daarna
bekwam de heer Francesco Massani dat hij een zegen bracht aan zijn zieke
vrouw. Don Bosco voorzei haar dat zij niet zou genezen van de kwaal die
haar teisterde maar dat ze ook een lang leven zou hebben. Dit werd be-
waarheid, daar de dame leefde tot 72 jaar. Aan de jonge priester Don
Giuseppe Casicci, daar aanwezig, zei hij dat hij pastoor zou worden en zo
was het ook. Na deze bezoeken keerde hij terug naar de heilige Clara voor
de zegen en verleende nadien audiëntie aan verscheidene vrome dames, on-
der wie Markiezin Cima.
Op de derde dag van zijn verblijf te Rimini celebreerde Don Bosco
in de Dom en hernam dan zijn audiënties en bezoeken. Wanneer hij van de
ene plaats naar de andere trok, werd hij steeds gevolgd door een altijd
talrijke menigte, met wie hij zich vertrouwelijk onderhield. Velen kniel-
den en vroegen de zegen. Toen hij in de namiddag van 13 mei afscheid nam
van de bisschop en naar Faenza vertrok, verlangde de illustere prelaat
zijn zegen; maar Don Bosco haastte zich voor hem te knielen om door hem

46.5 Page 455

▲back to top


- XV/451 -
gezegend te worden.
Verscheidene instituten van de stad hadden getracht de eer van
zijn bezoek te mogen genieten, waaronder een beginnend Oratorio voor zon-
en feestdagen geleid door kanunnik Venturini, het asiel Baldini, en het
grote ziekenhuis.
Het asiel had zijn naam gekregen van graaf Alessandro Baldini door
wiens liefdadigheid het ontstaan was ten voordele van de arme jeugd.In
1882 werd het bestuurd door mevrouw Anna Cervellieri toen nog zeer jong
en nog steeds in leven. Met een helder geheugen vertelde ze aldus haar
indrukken aan iemand die haar in het jaar van de heiligverklaring onder-
vroeg:(1) "In het begin scheen Don Bosco mij ernstig, tot overpeinzingen
geneigd... zodat ik mij in de tegenwoordigheid van die man, overal voor-
afgegaan door de faam van heiligheid, als vernietigd gevoelde. Toen ik
hem echter liefelijk zag schertsen met mijn jongens die dadelijk door
zijn vaderlijk hart veroverd waren; toen ik van dichtbij zijn goedaardig,
eenvoudig, grappig optreden zag, schepte ik weer moed en ontbrandde in
mij een gevoel van speciale sympathie voor die brave priester van Turijn.
Mijn kleuters zeiden enkele gelegenheidsgedichtjes op en de zeer verlang-
de bezoeker bedankte en wekte de kinderen op goed te doen en de deugd te
beoefenen. Alvorens afscheid te nemen, schonk hij mij enkele medailles en
voegde er dan tekstueel volgende woorden bij: - "Bid voor mij en voor
mijn familie en ik zal bidden voor u en voor uw familie."
"Onze familie", voegde de econoom van het asiel, de heer Leurini
eraan toe "is microscopisch klein."
"De kleine families", antwoordde Don Bosco, "vormen, wanneer ze
samengevoegd zijn, een grote familie."
In het grote ziekenhuis ontmoette hij een jongetje, dat wees was
van vaderskant, en ook sinds korte tijd zijn moeder had verloren. Hij
zelf was ziek geweest ten gevolge van een ontsteking van luchtpijpen en
longen. De overste van de zusters, die medelijden met hem had, had zijn
verblijf daar verlengd en hield hem bezig met kleine werkjes aangepast
aan zijn leeftijd en aan de zwakheid van zijn gestel. Op een mooie och-
tend wordt hij geroepen, gekleed als voor een feest en wordt hij in de
spreekkamer voorgesteld aan een priester. Dat was Don Bosco! Deze spreekt
hem aan als een vader en vraagt aan de overste: - "Hoe oud is hij?"
"Wat ouder dan tien jaar", antwoordde zij.
"Ja", hernam Don Bosco, "dan is hij nog wat te klein. Hij moet
nog wat boterhammen eten. Als hij braaf is, zal ik hem volgend jaar aan-
nemen."
(1) Don Bosco ritorna! (Don Bosco keert terug!) Enig nummer 1934, Rimini, Drukkerij
Garattoni. Een toevoegsel gedaan bij de verbetering van de drukproeven.

46.6 Page 456

▲back to top


- XV/452 -
Don Bosco die niet enkel beloofde om te beloven, schreef het jaar
daarna werkelijk door bemiddeling van Don Lazzero aan de overste van het
ziekenhuis, dat, wanneer die bepaalde jongen nog bereid was bij hem te
komen, hij hem kon aanvaarden. Het jongetje werd tot op een zeker punt
van de reis door een kanunnik gebracht; toen hij hem liet gaan, zei hij
hem: - "In het station van Turijn trek je het venster open en zwaai je
met je witte zakdoek. Een lang en mager heer, die Garbellone heet, zal op
je toekomen en je gaat met hem mee." - Alles slaagde uitstekend. Aldus
kwam naar het Oratorio Pietro Cenci, de vakmeester van de kleermakers.
Hij vormde wel een legioen leerlingen en, zoals hij dit graag herhaalde,
kleedde hij Don Bosco toen hij nog leefde, toen hij dood was en toen hij
zalig verklaard werd.
Een plaatselijk tijdschrift (1) sprak aldus over het bezoek van
Don Bosco aan Rimini: "De komst van Don Bosco te Rimini gebeurde bijna
onvoorzien. Maar pas had men er lucht van gekregen of het prestige van
zijn naam en van zijn deugden hadden als gevolg dat hij geen stap kon
verzetten en door massa's bezoekers werd omringd. Gedurende de twee da-
gen dat hij onder ons verbleef, kon hij zich met moeite vrijmaken voor
enkele uren nachtrust. Hij werd belegerd door personen van iedere stand
overal waar hij zich begaf, in de kerk, in de woningen van de zieken, en
al wie hem kon zien, zijn hand kussen of door hem gezegend worden, achtte
zich gelukkig. Overgelukkig waren zij die van hem een woord van raad of
opbeuring ontvingen. Men meende een heilige te zien, de zegen van een
heilige te ontvangen, naar het woord van een heilige te luisteren."
De indrukken van Rimini vergezelden Don Bosco tot Turijn toe; want
toen hij in het Oratorio de leerling Francesco Tomasetti, thans algemene
procurator van de congregatie ontmoette, zei hij hem: - "Ik ben naar uw
streek geweest, naar Rimini. Wat brave mensen heb ik daar aangetroffen!
Ze hebben de arme Don Bosco behandeld alsof hij een prins was!"
We zullen Don Bosco niet volgen naar Faenza, omdat wij over deze
reis al gesproken hebben in het tiende hoofdstuk. Op 15 mei op de spoor-
lijn van Bologna naar Turijn scheen hij plotseling ontroerd te zijn en
zei aan zijn secretaris die het bemerkt had: "Wie weet hoe Franchino het
stelt?" Ik vrees zeer dat hij zal eindigen zoals Tavella? Dan zweeg hij
en bleef als in gedachten verzonken. Tavella was aspirant geweest en on-
verwacht na een korte ziekte gestorven. En inderdaad, ook de jonge Fran-
chino stierf onverwacht op de ochtend van 16 mei in zijn dorp Rubiana,
waar hij om gezondheidsredenen naartoe gegaan was. Toen Don Berto, zijn
oom, te Turijn aankwam en vernam dat hij op sterven lag, vloog hij er
naartoe om hem nog eens te zien; maar hij trof hem aan zonder spraak en
in doodstrijd. Hij was in de vijfde klas van het gymnasium. Zijn leraar,
Don Matteo Ottonello, had in het laatste "resoconto" van de leerlingen
(1) La Parola. Katholiek maandschrift dat zich met wijsbegeerte en letteren bezig houdt.
Directeur was Priester Luigï Trevisani, Rimini, Drukkerij Malvolti, Jaar III, mei
1882, blz. 157-8.

46.7 Page 457

▲back to top


- XV/453 -
dat aan Don Bosco aangeboden werd, naast zijn naam geschreven: "Een model
voor allen in alle opzichten." Don Bosco hield zeer veel van deze jongen.
Twee dagen na zijn dood sprak hij over hem in het publiek voor de jongens
en zei: - "Ik geloof dat Sint-Aloysius op zijn leeftijd niet braver was
dan hij."
Andere personen, die Don Bosco lief waren, zag hij niet meer terug
bij zijn terugkeer. Buiten de al genoemde ridder Fava (1) ontbraken er
bij de levenden twee zeer voorbeeldige priesters van Turijn, de theoloog
Roberto Murialdo en kanunnik Francesco Marengo. De ene, een neef van de
dienaar Gods, Leonardo, stichter van de jozefieten, was voortdurend zijn
helper geweest bij het werk van de Oratoria en had gedurende vele jaren
het Oratorio van de Engelbewaarder te Vanchiglia bestuurd; de andere, die
theologie doceerde in het aartsbisschoppelijk seminarie, was van bij het
begin van het Oratorio godsdienstleraar geweest voor de jongens van de
hoogste klas, professor van moraal voor de clerici en de jongste tijd,
buitengewoon biechtvader van de internen, voor wie hij iedere zaterdag-
avond soms uren en uren in de biechtstoel doorbracht. Het Bollettino van
mei schreef: "Zij waren twee juwelen van de clerus van Turijn! Het waren
twee oprechte vrienden op wie we konden rekenen, het waren twee geeste-
lijken in wie wij steeds vertrouwen konden hebben."
Pijnlijk was ook het verlies van twee vrouwen, die voor Don Bos-
co's zonen als moeders waren geweest, namelijk mevrouw Paolina Clara, ge-
boren Pollietti, en hertogin Anna Costanza di Ieval-Montmorency, dochter
van Joseph de Maistre, overleden te Borgo Cornalense.
Zoals men heeft kunnen vaststellen was Don Bosco gedurende zijn
lange reis door Frankrijk en Italië er voortdurend om bekommerd het aan-
tal medewerkers te doen aangroeien. Wanneer hij uitweidde met zo gede-
tailleerde overzichten over het salesiaans werk, dan beoogde hij van alle
kanten talrijke personen te vinden, die het zouden bijstaan, die volle-
dig zijn opdracht zouden begrijpen en het de weg in de wereld zouden ver-
gemakkelijken. Aldus zal hij ermee voortgaan tot op het einde van zijn
leven en zich inspannen zoveel hij kon, opdat dit werk, niet minder dan
zijn andere ondernemingen, diepe en stevige wortels zou krijgen.
Een gedachte die de aanwezigheid van Don Bosco opriep overal waar
hij kwam, was dat hij een heilige was. Deze overtuiging maakte zich
steeds meer van de harten meester, niet enkel bij de gewone mens, maar
ook in de hoge kringen en ook bij de personen die tot de geestelijke
stand behoorden, zodat wij van jaar tot jaar de universele verering voor
hem zien aangroeien. Toen Don Bosco te Rome in tegenwoordigheid van Don
Berto, binnenging voor een audiëntie bij kardinaal Bartolini, was daar
Mgr. Agostino Caprara, promotor van het geloof bij de heilige congrega-
(1) Zie hiervoor, blz.
.

46.8 Page 458

▲back to top


- XV/454 -
tie van de riten, in de wachtkamer. Aan een groep priesters wees hij Don
Bosco aan en zei: - "Ziet u die priester? Ik hoop dat wij de zaak van
zijn zaligverklaring zullen behandelen en dat aan mij de rol van de ad-
vocaat van de duivel zal worden toebedeeld." - Die eer viel hem niet te
beurt, maar wel komt hem de lof toe begrepen te hebben wie Don Bosco was
en dit steeds openhartig te hebben verkondigd.

46.9 Page 459

▲back to top


- XV/455 -
H O O F D S T U K XVIII.
LOSSTAANDE FEITEN IN HET JAAR 1882.
In de onafgebroken lijst van feiten in verband met de uitbreiding
werden ook dit jaar verschillende episoden ingelast die hiermee geen echt
en eigenlijk verband hebben. Bij het verhaal van de eerste feiten konden
wij dus niet, zonder het gepaste ritme van het verhaal te storen, deze de
plaats laten ruimen voor de tweede. Daarom zullen wij, onze gewoonte ge-
trouw, deze laatste verzamelen in een afzonderlijk hoofdstuk en ons ver-
genoegen met de eenheid die enkel voortspruit uit de identiteit van het
personage van wie wij vertrekken of naar wie wij verwijzen. En zo komt
dan allereerst
HET FEEST VAN MARIA, HULP DER CHRISTENEN
Don Bosco keerde naar het Oratorio terug op de eerste dag van de
noveen. Onmiddellijk dacht hij eraan een omzendbrief te sturen aan de me-
dewerkers en medewerkster van Turijn met de uitnodiging tot hun respec-
tieve conferentie, vastgesteld voor de mannen om zeven uur in de namid-
dag 21 mei en voor de vrouwen om 3 uur van de vigiliedag. Tot allen af-
zonderlijk zei hij: "Ik verzoek u nederig deze vergadering te willen ver-
eren met uw tegenwoordigheid. Aan vele zaken werd de hand gelegd in de
loop van dit jaar en over alle wensen wij een kort bericht te geven aan
de verdienstelijke medewerkers en medewerksters van Turijn en van andere
omliggende dorpen." Een nota bene bevatte drie aanwijzingen, nl. over de
mogelijke deelnemers aan de conferentie, over de zegen van de paus, over
het doel van de geldinzameling.
"Tot de conferentie worden uitgenodigd", zei hij, "de medewerkers
en medewerksters en allen, die wensen de vrome vereniging te leren ken-
nen; de mannen tot de eerste conferentie, de vrouwen tot de tweede. Zijne
Heiligheid Leo XIII verleent een speciale zegen aan hen die naar deze
conferentie komen en allen kunnen een volle aflaat verdienen volgens het
reglement. De collecte zal in haar geheel ten voordele zijn van de kerk
van het Heilig Hart van Jezus te Rome en van het aanpalende tehuis. De
medewerkers en medewerksters worden verzocht bij verwanten en vrienden de
giften te willen inzamelen die ze voor dit doel kunnen verkrijgen en ze
op de dag van de conferentie mee te brengen of ze op een andere manier te
laten toekomen aan priester Giov. Bosco, overste van de vrome vereni-
ging."

46.10 Page 460

▲back to top


- XV/456 -
Het blijkt niet dat er in de curie moeilijkheden opgerezen zijn
wegens de pontificerende bisschop, zoals kon blijken uit de laattijdige
kennisgeving. Daartoe werd uitgenodigd de bisschop van Alessandria, Mgr.
Giocondo Salvai, uit wiens antwoord zonneklaar blijkt welke grote achting
en genegenheid hij voor Don Bosco had. "Op uw zeer vriendelijke uitnodi-
ging (1) om deel te nemen aan de plechtigheid van Maria, Hulp der Chris-
tenen, en een pontificale dienst te celebreren, antwoord ik van ganser
harte bevestigend en woensdagochtend hoop ik, met de hulp van de Heer en
van de Madonna bij u te zijn. Met de hoop u daar te kunnen omarmen, groet
ik u van heden af hartelijk."
Een levendige vreugde bracht aan Don Bosco een telegram dat hem uit
Rome toekwam. Op 22 mei en in de ochtend van 23 mei was bij hem te gast
Mgr. Nicolo Marini, geheime kamerheer van Zijne Heiligheid. Hij keerde
terug van Madrid, waar hij in zijn hoedanigheid van pauselijke afgevaar-
digde de kardinaalshoed was gaan dragen aan de aartsbisschop van Sevilla,
Mgr. Ciochano Lluch, die zich zo welwillend toonde tegenover de salesi-
anen van Utrera, en onderbrak zijn reis te Turijn met het opzettelijke
doel een bezoek te brengen aan Don Bosco. Deze leidde hem naar de kerk
van San Giovanni en deed hem de mis van de communiteit celebreren. Hij
was ooggetuige van de volkstoeloop en van de vroomheid van het volk in de
tempel van Maria, Hulp der Christenen, tijdens de noveen en liet telegra-
fisch aan de Heilige Vader weten dat hij te Turijn was aangekomen en dat
hij weldra naar Rome zou vertrekken; tevens vroeg hij voor Don Bosco en
voor de gelovigen de apostolische zegen. Op de dag zelf van de plechtig-
heid werd geantwoord door kardinaal Lodovico Jacobini, staatssecretaris:
"Mgr. Marini, bij Don Bosco, Turijn. Zijne Heiligheid aanvaardde met waar
genoegen kinderlijke gevoelens genegenheid en gebeden Don Bosco en gelo-
vigen van Turijn en stuurt afgesmeekte apostolische zegen."
Op het feest van dat jaar kon Frankrijk niet beter vertegenwoor-
digd zijn. Prior en priorin waren graaf en gravin Colle.(2) De mis van de
algemene communie werd gecelebreerd door abbé Mendre van Marseille. De
dochter van markiezin de Gaudemarie en juffrouw de Rolland, beiden te
Cannes miraculeus genezen in de maand maart kwamen Maria, hulp der Chris-
tenen, bedanken. Met hen waren meegekomen gravin de Corson uit Parijs,
die onverwacht te Hyères aan een borstontsteking ontsnapt was na een no-
veen tot Maria, Hulp der Christenen, en juffrouw Clara Louvet over wie
wij in het volgende hoofdstuk nog veel zullen spreken; maar er kwamen ook
nog andere bedevaarders uit Frankrijk.
De bisschop van Alessandria sprak met vrome eenvoud over de hemel-
se schoonheid van het feest. Diep onder de indruk van het schouwspel dat
(1) Brief aan Don Bosco, Alessandria 22 mei 1882.
(2) Cfr. hiervoor, blz. 112.

47 Pages 461-470

▲back to top


47.1 Page 461

▲back to top


- XV/457 -
hij gezien had, kon hij bij zijn vertrek niet nalaten in aanwezigheid van
Don Bosco uit te roepen: - "Ik geloof dat dergelijke feesten enkel in het
paradijs gevierd worden."-
Het was een zeer verspreide mening dat deze verering van Maria,
Hulp der Christenen door de hemel gewild werd, omdat men zijn tussenkomst
zag in talrijke en uiteenlopende
GENADEN
Welk vertrouwen stelde men niet in de tussenkomst van Don Bosco bij
de troon van de Hulp der Christenen! We worden bijvoorbeeld ontroerd door
de dringende smeekbede in juni 1882 van een adellijke familie uit Vendô-
me, die tweeduizend driehonderd fr. stuurde voor de kerk van het Heilig
Hart en Don Bosco bezwoer van Maria, Hulp der Christenen niet één enkele,
maar liefst zes genaden te verkrijgen.(1) "Ik heb", schrijft de dame, nog
enkel vertrouwen in uw gebeden om barmhartigheid te bekomen (...) wat mij
betreft, ik geloof, ik hoop en ik bemin, wat me ook in de toekomst mag
overkomen." Don Bosco gaf opdracht te antwoorden en gaf met deze woorden
boven op het blad de inhoud ervan: "Genaden, priesters, jongens zullen
bidden, te communie gaan. We zijn er zeker van alles te verkrijgen wat
niet tegenstrijdig is met Gods glorie."
In de hoge Parijse sociëteit was Don Bosco al heel bekend. Te Pa-
rijs verbleef toen Koningin Isabella II van Spanje, die in 1870 afstand
van de troon gedaan had ten voordele van haar zoon Alfons XII, maar die
natuurlijk niet ophield de gebeurtenissen in Spanje met angstige aandacht
te volgen. In 1882 waren er woelingen, ogenschijnlijk van economische,
maar in werkelijk van politieke aard die Madrid en Barcelona het onderste
boven wierpen en deden vrezen voor de monarchie. Welnu, tijdens de noveen
van Maria, Hulp der Christenen, ontving Don Bosco uit Parijs een brief,
waarin laconiek gezegd werd: "Bevelen zich aan de machtige gebeden van de
zeereerwaarde Don Bosco aan, koningin Isabella II van Spanje en de hele
koninklijke familie,(2) de graaf en de gravin Walsh, mevrouw Street of
Klinduworth."
Andere personen uit Italië en uit het buitenland spraken over ont-
vangen genaden, maar schreven veel aan Don Bosco toe. Zo schreef baron
Antonio Manno, commissaris van de koning bij de raad voor heraldiek, die
ook de rol van prior had vervuld op het feest van Sint-Aloysius:(3)
(1) Bijv. Doc. 81.
(2) De cursief gedrukte woorden zijn onderstreept in de Franse tekst die wij bij ons
bewaren met als datum: 8 augustus, Paris, 17 mai 1882.
(3) Brief Turijn, 6 juli 1882.

47.2 Page 462

▲back to top


- XV/458 -
"Verleden jaar had ik een groot verdriet. Ik verzocht u mij te willen
aanbevelen aan de Madonna, Hulp der Christenen. Ik ben er bijna van be-
vrijd en ik mag wel zeggen op een miraculeuze manier. Bid nog eens een
Wees Gegroet voor mij om opnieuw de volledige vrede te verwerven, die
ik zo nodig heb om te kunnen denken aan mijn ziel en om te zorgen voor
mijn lieve familie. Ik verzoek u nogmaals dit Wees Gegroet te willen bid-
den en dan heb ik het vaste vertrouwen en de gegronde hoop dat mij de
verlangde opbeuring zal te beurt vallen. Ja, doe dat!" En onder zijn
handtekening schreef hij "een onwaardige salesiaanse medewerker."
Vanuit Nice schreef een zekere mevrouw Fruero op 19 juni aan Don
Lago: "Sedert veertien dagen moest ik te bed blijven wegens een zeer
pijnlijke zenuwkoorts. Toen kwam in mij de gedachte op de brief, die onze
vereerde vader Don Bosco geheel met eigen hand geschreven had, te gebrui-
ken. Ik legde hem op mijn arm hoofd en sinds dat ogenblik is de grote
pijn verminderd; ofschoon nog zeer zwak, voel ik mij veel beter. God weze
gezegend." Deze dame die toen de noveen van Maria, Hulp der Christenen,
in het Frans vertaalde, besloot haar brief aldus: "Ik smeek u mij in her-
innering te brengen bij onze eerwaardige vader en hem te zeggen dat, als
ik slaag in een zaak die op dit ogenblik behandeld wordt, ik hem te Tu-
rijn zal komen begroeten en neerknielen voor het heilig altaar van onze
moeder Maria, Auxilium Christianorum." Ten slotte hield ze eraan te on-
dertekenen als "een trouwe medewerkster."
De gravin de Liniers van Champdeniers had een enige zoon van zes
jaar. Hij leed aan een keelontsteking met vliesvorming, die weinig hoop
op genezing liet. Toen de ademnood op zijn hoogste was, riepen ze de ge-
beden van Don Bosco in en hun zoon werd gered. Van 1882 af stuurde de
moeder ieder jaar aan Don Bosco en na hem aan Don Rua, 500 fr. voor de
salesiaanse werken.(1)
Anderen kwamen persoonlijk genaden afsmeken van de hemelse uit-
deelster en boden zich aan bij hem die ze als haar penningmeester be-
schouwden. Advocaat Maurice Joumar, aangetast door een verlamming in het
hoofd en de ruggengraat kon sinds twee jaar geen woord meer uitbrengen.
Hij werd bij Don Bosco gebracht, ontving de zegen van Maria, Hulp der
Christenen, sprak het woord: "Maria" uit, en voelde zich op het ogenblik
zelf zoveel beter dat hij op een blad dat hem voorgelegd werd schreef: Je
vous remercie de ma guérison de suite. Maurice Joumar. Dieu soit béni.
Dit feit viel voor in de kamer van Don Bosco op 14 juni.(2)
(1) Het verslag hierover werd aan Don Rua geschreven zes jaar na het feit, bij gele-
genheid van de dood van Don Bosco (Château du Pont Jarno, Champdeniers, Deux Sè-
vres, 5 februari 1888).
(2) Dit stuk met het geschrift wordt bewaard.

47.3 Page 463

▲back to top


- XV/459 -
Een genezing, die nog meer ophef maakte, geschiedde in het Orato-
rio omstreeks de herfst van 1882.(1) Mevrouw Jeanne Le Mire, te Misevent,
gemeente Pont-de Poitte - in het departement van de Jura, ging ziender-
ogen achteruit. De beste artsen, die men overal en zelfs te Parijs ge-
raadpleegd had, vonden geen hulpmiddel tegen dit wegkwijnen, zodat de
jonge vrouw nog maar vijfentwintig kilo woog. Ze waren genoodzaakt haar
aan te kleden; dan nam Paul Noël, haar man, haar op zijn arm en droeg
haar heen en weer, waar ze wou. Een rauw ei met zout was het voedsel voor
een hele dag, wanneer zij erin slaagde dit in te slikken.
Deze edele familie was diep gelovig; en omdat ze sinds geruime
tijd de werken van Don Bosco kenden, hadden ze zich met hem in betrekking
gesteld. In de maand mei zond de heer Paul Noël hem drieduizend frank.
Don Bosco antwoordde, bedankte hem zoals hij dit kon doen met een eigen-
handig geschreven brief van drie bladzijden en meldde dat op 29 juni alle
communies en goede werken van zijn jongens tot zijn intentie zouden zijn
en dat hij de mis voor de zieke zou celebreren. Deze belofte bracht hem
rust en vrede, want hij had groot vertrouwen in het gebed van Don Bosco.
Intussen zag men echter geen tekens van beterschap en kon men ook
niet aannemen dat deze toestand kon blijven duren. Dan schreef Don Bosco
aan de man, met wie hij in correspondentie gebleven was: "Breng de zieke
naar Turijn."
"Maar hoe dan wel?" antwoordde deze. "Ze is werkelijk niet in
staat om te vertrekken."
"Breng ze toch maar", was de repliek van Don Bosco.
Ze namen een slaapwagen en brachten haar met kleine etappen naar
Turijn. Vanuit het hotel verwittigde de heer Paul Noël Don Bosco dat zijn
vrouw levend was toegekomen, zoals hij beloofd had dat te doen. - "Welnu,
om te genezen", antwoordde hij, "moet U haar morgen naar mijn mis brengen
en daar zal ze dan haar gebeden doen." - Hij waagde het niet iets te ant-
woorden. 's Anderdaags brachten ze haar bij Maria, Hulp der Christenen.
Na de mis zei Don Bosco haar in de sacristie: - "Mevrouw, hier wordt een
daad van geloof vereist. U bent genezen. Beschouw U als genezen en vol-
breng opnieuw alle verplichtingen van uw staat. Ze begon onmiddellijk te
eten en slaagde er wonderwel in. Enkele dagen later was ze weer zeer op-
gewekt, buiten zich zelf van vreugde, en kreeg ze weer smaak in het le-
ven. De hele familie bedankt God, Maria, Hulp der Christenen, en Don
Bosco.
Toen Don Bosco te Hyères was bij graaf de la Flecherat, de latere
markies d'Aorillard, een vriend van de familie Le Mire, vroeg hij nieuws
(1) Het verslag werd aan Don Rua op aandringen van de miraculeus genezene eerst in 1897
door haar zwager des Bouillons gestuurd. Daarom verklaart de verslaggever dat hij
zich de maand niet meer herinnert. Hij verklaart echter bereid te zijn de genade met
al haar bijzonderheden ook onder eed te bevestigen.

47.4 Page 464

▲back to top


- XV/460 -
over Mevrouw Le Mire. Men zei hem dat ze in haar vroegere kwaal vervallen
was. - "Men moet er niet om bekommerd zijn", antwoordde hij. "Over enkele
maanden zal alles goed zijn." - En inderdaad, de genezing, die door hem
voorzegd werd, werd bekroond met de geboorte van een zoon, die zeer ge-
wenst was, daarna kwam er nog een tweede. Volgens het verslag dat ons
geleid heeft bij dit verhaal, gingen beiden in 1897 naar school bij de
jezuïeten te Dijon.
De heer Le Mire zag later nog meermaals Don Bosco, die van hem
zei: - "De heer Le Mire en ik zijn als twee broers - "hij maakte er een
halve heilige van" geeft de verslaggever als commentaar. De heer Paul
Noël was, inderdaad, zeer godsdienstig en liefdadig. Voor ons, besluit
dezelfde persoon, is alleen het bestaan van madame Le Mire niets anders
dan een mirakel dat aan Don Bosco toegestaan werd, hij gaf aan zijn wel-
doeners veel meer terug dan hij van hen ontvangen had."(1)
Niet allen dachten op die manier over de genaden die door Maria,
Hulp der Christenen, bekomen werden. De gewone renegaat van Turijn ging,
in een artikeltje dat als vuige titel had "Don Bosco en zijn winkel"(2)
uit van het boek van d'Espiney. Zijn omschrijving hiervan was "een bio-
grafie van de zogezegde heilige van Valdocco" bevattende "een groot aan-
tal mirakels" door hem bewerkt "met de medewerking van zijn Madonna." Hij
matigde zich aan in dit artikel voor zijn lezers een "kwakzalverij" te
onthullen; want hiermee wilden zekere "ellendelingen" de jeugd, die hun
toevertrouwd was, dom houden en als een middel gebruiken om het geld uit
de zakken te kloppen" van lichtgelovige mensen. Om deze tweede bewering
te bewijzen, vertaalde hij uit het Frans een brief, die het jaar tevoren
door Don Bosco geschreven werd aan markiezin Vernon Bonneuil en voorge-
legd werd voor de rechtbank door haar man te Parijs in een vraag tot
echtscheiding. Het document had met het hele geval niets te maken, maar
toch maakte men er gebruik van. De markiezin had aan Don Bosco een gift
gedaan van 500 frank voor een genade die ze verkregen had en had hem
25.000 frank beloofd indien hij van de Madonna een andere genade zou ver-
krijgen, die haar zeer ter harte lag. Don Bosco antwoordde haar:(3)
"
Mevrouw de markiezin,
"
"
Ik heb uw beste brief ontvangen met het troostende nieuws
" dat de heelkundige bewerking, die u zoveel pijn heeft gedaan,
(1) Van dit jaar dateren ook enkele verslagen over genaden door Don Bosco zelf geschre-
ven ter verheerlijking van Maria, Hulp der Christenen. Hierin verbergt hij natuur-
lijk het aandeel dat hij zelf erbij gehad heeft. Zie bijv. Doc. 82.
(2) Cronaca dei Tribunali, 3 juni 1882.
(3) Wij waren niet in staat de tekst van deze brief op te sporen en geven dan enkel de
vertaling van de Italiaanse krant met lichte wijzigingen van de al te Franse vorm.

47.5 Page 465

▲back to top


- XV/461 -
" zeer goed geslaagd is en dat u thans volledig genezen bent.
" Moge God voor deze genade gezegend en bedankt zijn.
"
In uw brief hebt u een bedrag gestoken van 500 fr. voor
" de kerk van het Heilig Hart van Rome. Moge Maria, Hulp der Chris-
" tenen, u hiervoor op een waardige manier vergelden, te meer daar
" u in uw liefdadigheid zegt dat dit nog maar het begin is van uw
" giften.
"
Deo gratias! Ik zal niet nalaten speciaal te bidden opdat
" God de vereniging door u bedoeld zou tot stand brengen, op voor-
" waarde dat ze tot zijn eer strekt. Maar zeg hun dat ik de be-
" loofde schenking van 25.000 fr. aanvaard. U moet echter aandach-
" tig letten op de woorden van het evangelie: "Geef en u zal gege-
" ven worden" en niet "Beloof en u zal gegeven worden." Ik meen
" dan ook dat het zeer goed zou zijn iets bij voorbaat te geven.
"
Ik zal niet vergeten iedere dag in de heilige mis een
" memento te doen voor u en voor al uw intenties, vooral opdat u,
" uw verwanten en uw vrienden de weg naar het paradijs zouden be-
" wandelen.
"
God zegene u, liefdadige mevrouw de markiezin en wil ook
" voor mij bidden die steeds voor u in Jezus Christus zijn zal
"
"
de nederige dienaar
" S. Benigno Canavese,
Priester Gio. Bosco.
" 8 september 1881.
Zoals men merkt kan men hier niets, maar werkelijk niets aantref-
fen dat onbehoorlijk zou zijn, noch in zich zelf, noch met betrekking tot
Don Bosco, zelfs niet in de regels door de schrijver van het artikel on-
derstreept. Maar men weet het: omnia immunda immundis. Te hoog verhief
zich de faam van heiligheid van Don Bosco en vuige pogingen van vergui-
zers konden er niet toe raken haar glans ook maar te verdoven.
Niets speciaals werd ons meegedeeld over het feest van Sint-Jan.
Het Bollettino en de katholieke kranten van de stad herhalen de gebrui-
kelijke beschrijvingen die ons niets nieuws meer zeggen.(1) Don Bosco
spreekt erover in een brief aan graaf Colle:(2)
"
Ik ontving met de grootste dankbaarheid uw beste wensen
" voor het feest van Sint-Jan. Het was een groots feest, een harte-
" lijk feest dat me meermaals tot tranen toe bewoog.
(1) Het Bollettino van juli, de Unità Cattolica, nr. 148 en de Corriere di Torino, nr.
149.
(2) De brief draagt geen datum maar op de postzegel van de envelop staat er "Turijn,
4-7-82."

47.6 Page 466

▲back to top


- XV/462 -
Het licht van heiligheid dat van Don Bosco uitstraalde, schitter-
de voortaan niet meer alleen van dichtbij voor de blikken van zijn zonen
of van het eenvoudige en brave volk, maar trof ook van ver de personali-
teiten die in de hoogste kringen leefden, zoals we reeds gezien hebben en
zoals we nog veel meer zullen zien in het verloop van deze geschiedenis.
Voor het jaar 1882 dienen wij ook te verwijzen naar de hulde die aan de
heiligheid van Don Bosco gebracht werd, door
DE HERTOG VAN NORFOLK
Dit is een grote naam in de geschiedenisboeken van Engeland. De
familie vindt haar verre oorsprong bij de Plantagenets, die er heersten
van 1154 tot 1485. Hun stamvader was Thomas Plantagenet, de tweede zoon
van koning Edward I. Tijdens de vervolgingen van de XVIde eeuw tegen de
katholieken viel dit hertogelijke geslacht niet af van de Roomse Kerk en
volhardde in zijn eeuwenoude getrouwheid tot op onze dagen. Dit verhin-
derde niet dat het bij het Hof van de Soeverein aanzienlijke privileges
bleef genieten. Het hoofd heeft inderdaad de titel van eerste hertog,
eerste markies, eerste graaf en eerste baron van Engeland en bij offi-
ciële ceremonieën komt hun de eerste plaats toe na de prinsen van het
koninklijke huis.
Don Bosco had een brief gestuurd aan de aalmoezenier van de hertog
met het verzoek te Londen een collecte te willen bevorderen voor de kerk
van het Heilig Hart. Het antwoord draagt de datum van 13 augustus. De
aalmoezenier bewees hem dat de tijd niet opportuun was voor de zaak die
hij wenste, maar maakte van de gelegenheid gebruik om hem wat anders te
zeg-gen. "De Hertog van Norfolk", schreef hij, "wenst te weten of het
waar is dat u hem een boodschap zou gezonden hebben betreffende zijn enig
zoontje, dat blind geboren is. Hij heeft het tweemaal naar Lourdes ge-
bracht met de hoop van de Madonna een genade te bekomen. Nu geeft hem
iemand de verzekering dat Don Bosco hem wou zeggen dat hij de hoop niet
diende op te geven. Is dat waar? Heel het katholieke Engeland bidt voor
deze genade, want de Hertog is zo goed en liefdadig en wordt bemind door
allen die hem kennen. De hertog zou bereid zijn alles te doen om de ge-
nezing te bekomen van zijn zoon van wie de geboorte alleen al een mirakel
is. Wees zo goed vlug op deze brief te willen antwoorden."
Wij weten niet welk antwoord Don Bosco aan de aalmoezenier ge-
stuurd heeft; maar het uitwerksel van het antwoord vinden wij bevestigd
in twee brieven van de hertog met eigen hand aan Don Bosco geschreven in
de maand oktober.(1) In de eerste brief zei hij: "Wij hebben gehoord dat
u, en samen met u, het grote leger van uw kinderen gebeden hebben opdat
God aan ons zoontje de gezondheid zou verlenen. Dit bewijs van zo grote
goedheid, dat komt van personen die zo ver van ons wonen en op wier sym-
(1) Gelijk aan duizend Italiaanse lires van voor de eerste wereldoorlog.

47.7 Page 467

▲back to top


- XV/463 -
pathie wij geen enkel recht hebben, was voor mij en voor mijn gemalin een
reden tot grote voldoening. Wij vernamen ook de grootse werken die u op
deze dagen verricht voor het welzijn van de katholieke Kerk en dit nieuws
heeft ons eveneens vervuld met vreugde en troost. Intussen verzoek ik u
mijn geringe gift van veertig pond (1) te willen aanvaarden voor de wer-
ken, die u onder handen hebt. Wij bevelen onze zoon en ons zelf aan uw
gebeden aan en aan de gebeden van de jongens die u opgenomen hebt, en het
doet ons leed u niet persoonlijk te kunnen bedanken." Uit de tweede brief
die dateert van 26 oktober besluiten wij alleen dat Don Bosco hem in zijn
antwoord zeer troostende woorden toestuurde en hem vroeg in welke taal
hij hem verder nog zou schrijven. Daarop zei de hertog: "Indien u het
goed zou oordelen mij nogmaals te schrijven dan verzoek ik u de taal te
gebruiken die u het liefst gebruikt, daar ik altijd de vertaling kan ver-
krijgen van wat u mij zegt. Van de talen, die u in uw brief opsomt, ver-
sta ik best het Frans." We zullen nog andermaal de deugdzame hertog te-
rugvinden in het vervolg van deze gedenkschriften.
De heiligheid van Don Bosco riep, zoals in het verleden, de aan-
dacht op van de bisschoppen, wanneer een of andere verdwaalde priester
opnieuw in de schoot van onze moeder de H. Kerk diende teruggebracht te
worden. Dat was het geval voor de beklagenswaardige
DON ORIOLI.
Don Paolo Orioli van het diocees Mantua, was pastoor in de paro-
chie Canneto, toen de plaats van pastoor in de parochie Paludano vacant
kwam. De bevolking, opgeruid door personen die een nationale Italiaanse
kerk wilden vormen, te beginnen met het diocees Mantua, verwierp de wet-
tige pastoor die door de bisschop gekozen was en koos met een lichte
meerderheid bij inschrijving volgens notariële akte Don Orioli. Hij aan-
vaardde en drong zich op. Hoewel hij door de burgerlijke overheid niet
erkend was, aanzag hij toch zichzelf als een soort geestelijk econoom met
gebruik van de pastorie en met aanspraak op de prebende. Dit gebeurde in
1874. In 1876 bracht een ministerieel decreet de toewijzing van 800 op
2.000 lires, een bedrag dat overeenstemde met de helft van de prebende;
de andere helft werd verleend aan de kerkfabriek, die in de geest van de
regering de parochie vertegenwoordigde voor de uitgaven voor de cultus,
de school en de weldadigheid.
Om die reden was de toenmalige bisschop verplicht hem bij name in
de ban te doen, ook namens de heilige congregatie van het concilie. Dit
feit en een tweede feit deden zich voor in een andere parochie van het-
zelfde diocees. Meerdere pogingen van dien aard werden gedaan, maar zij
leden schipbreuk, omdat er geen priesters waren die hierin wilde toe-
(1) Engelse tekst Bijv. Doc. 83.

47.8 Page 468

▲back to top


- XV/464 -
stemmen. Iets van diezelfde aard viel voor in een gedeelte van een paro-
chie van de Friuli. Dat alles bracht Pius IX er toe door het orgaan van
de heilige congregatie van het concilie in datum van 23 mei 1874 een de-
creet uit te vaardigen dat de excommunicatie speciali modo Pontifici re-
servata uitbreidde tegen hen, die door het volk gekozen waren tot de ker-
kelijke provincies van Lombardië en Venetië.
Als indringer, schismatiek, geëxcommuniceerde had Don Orioli heel
wat excommunicaties, suspensies en andere kerkelijke censuren opgelopen
gedurende al die jaren waarin hij zo dikwijls de sacramenten van de
biecht en van het huwelijk toegediend had en had hij dus tal van onre-
gelmatigheden begaan. En dan nog zoveel dat alleen God en hij het wisten.
Uiteindelijk kwam hij tot inkeer. De Heilige Stoel verleende bisschop
Mgr. Berengo al de noodzakelijke en opportune bevoegdheden om hem met God
en met de Kerk in utroque foro te verzoenen. Hierbij kwam ook de be-
voegdheid ook priesters van buiten het diocees af te vaardigen om hem te
ontslaan van de kerkelijke censuren en straffen en om dispensatie te ver-
lenen voor de onregelmatigheden die hij in utroque foro begaan had. Dit
waren nu de opgelegde voorwaarden: 1° de parochie verlaten; 2° in het
openbaar alles terugtrekken; 3° een retraite doen in een klooster. De
eerste twee voorwaarden werden vervuld en de derde werd toevertrouwd aan
het Oratorio. Het rescript bepaalde het aantal dagen niet die hij in de
afzondering moest doorbrengen; maar de bisschop wilde dat het er ten min-
ste twaalf zouden zijn. "Hier hebt u dan", schreef de bisschop wanneer
hij hem naar Turijn stuurde,(1) "de man die op een ellendige manier ver-
blind werd door hoogmoed en eigenbelang; hierbij zijn ook de voorwaarden
waaronder ik hem in handen stel van de zeereerwaarde heer Don Bosco en
van zijn kloosterlingen. Ik beveel hem aan hen aan en ik hoop van hen
alles voor zijn waarachtige en blijvende bekering. Mijn dankbaarheid zal
eeuwigdurend zijn; met mij zal het hele diocees zich verheugen, juichen
en de zeereerwaarde heer Don Bosco en zijn beste kloosterlingen zullen de
erkentelijkheid van alle ware katholieke oogsten."
Don Orioli die ter beschikking van de bisschop gesteld was, liet
in zijn handen zijn eigen terugtrekking om ze te publiceren. De bisschop
gaf aan zijn diocesanen vol blijdschap dit bericht en zegende God omdat
in zijn diocees de uitroeiing van ieder schisma nu een voldongen feit was
geworden. Op dezelfde dag, 4 april, zond hij aan het Oratorio de juris-
dictie voor de opportune bevoegdheden aan de biechtvader. Hij wist niet
dat Don Bosco afwezig was; maar toen hij vernam dat hij in Frankrijk was,
vertrouwde hij toch de bekeerling toe aan de geestelijke hulp van Don
Rua, van Don Cagliero en van al de andere "vrome geestelijken" omdat hij
in de zonen de geest van de vader zag.
Don Orioli volbracht op voorbeeldige wijze al zijn verplichtin-
gen. Gedurende zijn verblijf in het Oratorio bestudeerde hij er met de
(1) Brief aan Don Bosco, Mantua 30 maart 1882.

47.9 Page 469

▲back to top


- XV/465 -
volledige vrijheid van zien en waarnemen het leven dat er gevoerd werd.
Nadien vatte hij zijn indrukken samen in een boekje dat hij opdroeg aan
een vriend en als titel droeg "Het huis van Don Bosco te Turijn." In dit
huis, schrijft hij, "zet de hele levenswijze aan tot het goede. En op het
gelaat van allen is er zoveel zachtheid en opgeruimdheid dat men er ver-
baasd over staat (...). Ik had niet het zo zeer verlangde geluk Don Bosco
te zien; onder zijn gezag werken jonge priesters die als zijn aangenomen
zonen zijn. Maar hoewel ik hem niet gezien heb, ben ik er toch zeker van
dat de oriëntatie, de richting in het huis de weerspiegeling is van die
man. De mooie vruchten, die je in het huis ziet, laten je de aard van de
boom kennen, waarop uitverkoren takken en vruchten groeien." Wanneer hij
spreekt over de oversten zegt hij: "Indien je ze benadert zonder ze te
kennen, dan zou je niet eens vermoeden dat ze met gezag bekleed zijn;
niet omdat je in hen iets zou merken waardoor je zou menen dat ze er niet
tegen opgewassen zijn, maar omdat hun sociale omgang van die aard is dat
ze zelfs het vermoeden "oversten" te zijn willen verwijderen. Maar nog
groter is je verrassing wanneer je deze directeurs in actie ziet te mid-
den van de jonge studenten en de arme vakleerlingen, van wie ze meer de
vrienden dan de oversten zijn. In het huis van Don Bosco merkt men niet
die zware atmosfeer van het gezag, die men in sommige colleges inademt
(...). Het is een troost voor het hart te zien hoe deze gediplomeerden zo
nederig zijn en zich niet bezorgd maken om hun werkelijke waarde. Dat
deed me tot een van hen zeggen dat het feit van een zo belangrijk aandeel
te hebben in de leiding van het huis zonder een te grote overschatting
van zichzelf en van de grote weldaden die ze aan de sociale familie be-
wijzen, reeds op zich zelf een garantie is van de stijgende voorspoed. En
de worm die er op uit is de eigen verdiensten te vergroten, zal nog lang
wachten om het grote instituut van de salesianen aan te vreten. Het is
zeker dat een leraar van mathesis in een andere instelling, zich niet zou
aanpassen om de dienst te verrichten van een nederige knecht, zoals deze
van klokkenluider. Maar de vroomheid is voor alles nuttig. En deze doctor
zal bij zijn nederig optreden er helemaal niet aan denken dat hij een
geleerde is.(1) En zo gaat het bij Don Bosco en in zijn huis.
Hij sprak ook over de muziek, de vroomheid, het onderwijs (het was
de tijd van de schooloorlog tegen het Oratorio) zoals hij eerst over de
werkhuizen gesproken had en besloot aldus: "Niet zonder een levendige
ontroering ga ik weg uit dit huis; en wanneer ik voor ogen heb wat de
inspanning kan bereiken, als de liefde ermee gepaard gaat, druk ik de
wens uit dat in iedere stad van Italië ten minste een van dergelijke hui-
zen zou oprijzen."
(1) Hij maakt hier een zinspeling op de clericus, later coadjuteur Camillo Quirino. Met
een scherp vernuft begaafd, een goede kenner van verscheidene oude en moderne talen
en heel knap in mathesis was hij toch zo nederig, dat hij geen priester wilde worden.
Hij had steeds een grote verering voor Don Bosco en werd door hem zeer geliefd. Hij
liet de nagedachtenis van een heilige na.

47.10 Page 470

▲back to top


- XV/466 -
De mening dat Don Bosco werkelijk een heilige was, groeide in het
huis steeds aan door de profetieën waarmee zijn leven steeds werd gevuld.
We zullen het thans hebben over twee ontmoetingen in 1882, waarbij zijn
gave van profetie glanst met de gloed van de middagzon. De eerste ont-
moeting had plaats met
MGR. MALAN.
Antonio Malan was met zijn ouders naar Toulon uitgeweken en koes-
terde sinds de leeftijd van zeven jaar een groot verlangen om priester te
worden. Maar, gelet op de economische omstandigheden van zijn familie,
durfde hij het niet aan zijn ouders zeggen te meer daar hij de oudste van
vijf jongens was.(1) "Als", zo schreef hij, "ik een van mijn makkers zag
studeren om priester te worden, zou ik geweend hebben omdat dat voor mij
onmogelijk was en dan zei ik tot mezelf: - "Het is nutteloos hieraan te
denken! Daarom verjoeg ik die gedachte, maar het duurde niet lang of ze
kwam mij opnieuw voor de geest."
Een dergelijke foltering had hij te verduren tot de leeftijd van
veertien jaar. Als jongen van vijftien jaar trad hij in dienst van de
adellijke en christelijke familie de Combaud, die later grote weldaden
aan de congregatie bewees.
Deze heren waren zo goed voor hem en hielpen in zo ruime mate de
zijnen, dat hij uiterst tevreden was en er nog maar zelden aan dacht
priester te worden. Toen hij twintig jaar oud was, ontwaakte bij hem
weer de gedachte aan de priesterlijke staat; maar als knaap had hij
slechts gedurende twee winters de school van de broeders bezocht zodat
hij werkelijk niet de intellectuele bagage bezat om naar het seminarie te
gaan. Zijn enige hoop bestond erin aan te kloppen bij de capucijnen; maar
hij deed dat niet omdat in die tijd deze kloosterlingen uit Frankrijk
verdreven waren.
Terneergeslagen door al die tegenkantingen, ontving hij een oproe-
pingsbrief die hem naar Italië riep om zich aan te bieden bij de militie-
raad in zijn district van Cuneo. Mevrouw de Combaud die steeds belang had
gesteld in zijn ziel, gaf hem de raad via Turijn te reizen en een bezoek
te brengen aan Don Bosco. Ze legde hem uit wie Don Bosco was en gaf hem
een exemplaar van het boek, dat het jaar tevoren gepubliceerd was door
d'Espiney. De jongen verslond dit boek op een dag en een nacht. Dan deed
hij nog een noveen tot Maria, Hulp der Christenen, met de gebeden door
Don Bosco gesuggereerd.
Hij lette niet eens meer op het vertrekuur. Toen hij vertrok ga-
ven velen hem boodschappen mee voor Don Bosco. Dat hij ervan droomde
(1) Een verslag door hem opgesteld bezorgde ons de bijzonderheden voor dit verhaal bui-
ten een, die we uit andere bronnen kennen - het vlammetje dat Don Bosco zag.

48 Pages 471-480

▲back to top


48.1 Page 471

▲back to top


- XV/467 -
eens priester te worden, had hij nooit aan een levende ziel gezegd. Te
Turijn aangekomen bij dageraad, liep hij snel voor enkele minuten naar de
kerk van Maria, Hulp der Christenen. Het was 29 oktober. Don Bosco ein-
digde zijn mis aan het altaar van Sint-Pieter. Toen hij van de trappen
kwam, zag Don Bosco een vlammetje, dat zich verwijderde van het altaar
van de Madonna en bleef staan op het hoofd van een onbekende jongen die
daar in zijn nabijheid stond. Don Bosco bleef achter de balustrade staan
en bekeek hem. Dan ging hij verder naar de sacristie en begon de biecht
van de jongens te horen. Toen hij hiermee gedaan had, ging hij naar de
speelplaats en te midden van de jongens zag hij weer die onbekende die
langs de portiersloge was binnengekomen en ruim een half uur gewacht had.
Een dichte menigte jongens stond rond Don Bosco. Malan kwam naar voren en
kuste zijn hand. Hij bekeek hem en of hij hem sinds lang kende, riep hij
uit: "Oh"! - Dan zonder hem de tijd te laten zijn mond te openen, zei hij
hem in het Frans: "Laat ons naar mijn kamer gaan, want hier laten de jon-
gens ons niet met rust."
"Maar kent u mij"? vroeg de andere eveneens in het Frans.
"Jawel, laat ons naar boven gaan."
Ze gingen naar boven. Malan overhandigde hem de brieven die hij bij
zich droeg. De dame kon niets geschreven hebben over zijn roeping, want
ze wist er niets van. Don Bosco begon de brieven te lezen en vroeg hem nu
en dan nieuws over de persoon wiens brief hij gelezen had en zo ging het
verder tot hij alle brieven gelezen had. Een dame had aan Malan drie
frank gegeven voor een H. Mis en Malan had er drie frank bijgevoegd met
het inzicht aan het huis een kleine aalmoes te doen, zonder dat Don Bosco
het zou te weten komen. Hij nam de aalmoes aan, bekeek hem en zei: "Cela
ne te privera pas? Dan zette hij zich aan het beantwoorden van de brie-
ven, soms op een blad papier, soms op een visitekaartje, soms op de ach-
terkant van een prentje van Maria, Hulp der Christenen, zonder nog een
woord te zeggen. Toen hij met dit werk gedaan had, vroeg hij hem zijn
naam en op de keerzijde van een prentje van de Madonna schreef hij: 0 Ma-
ria, protegez votre enfant Antoine et le conservez dans le chemin du Pa-
radis. Abbé Jean Bosco.
Terwijl Don Bosco zo bezig was, had Malan, helemaal in de war en
in beroering, willen vragen of hij naar het Oratorio mocht komen; maar
hij wist niet waarmee te beginnen. Diende hij hem alles te zeggen of al-
leen maar raad vragen over zijn roeping? Hij vond de moed niet om zijn
mond te openen, te meer omdat hij van een Franse kloosterling bij wie hij
te biecht was geweest, een ontmoedigend antwoord gekregen had. "Alleen
God weet", schrijft hij, "wat op dat ogenblik in mijn hart omging."
Eindelijk legde Don Bosco de pen neer, wendde zich tot hem, over-
handigde hem de antwoorden voor de personen voor wie ze bestemd waren en
gaf hem ook het prentje met de aanbeveling het altijd bij zich te houden.
Dan bekeek hij hem glimlachend en zei hem in het Frans: "Nu we over al de
anderen gesproken hebben, laat ons nu ook eens over u spreken. U zou vlug

48.2 Page 472

▲back to top


- XV/468 -
bij mij willen blijven, niet waar?" - Malan voelde zijn hart zwellen,
toen hij deze woorden hoorde. Hij barstte in snikken uit, viel op zijn
knieën en spande zich gedurende enkele minuten in om hem te antwoorden,
maar het was hem onmogelijk, zo hard weende hij. - "Waarom weent u?" -
zei hem Don Bosco. Hij had hem willen antwoorden omdat hij hem gevraagd
had of hij salesiaan wilde worden. Hij had dat gewenst, maar hij had het
niet aangedurfd hem dit bekend te maken. Eindelijk, zonder te letten op
wat hij zei, vroeg hij hem of hij dit in volle ernst gezegd had? Don
Bosco, die hem steeds glimlachend bekeek, antwoordde hem: "Je dis très
sérieusement."
Bij dat antwoord kwamen de tranen opnieuw voor de dag. Don Bosco
die nog steeds glimlachte, herhaalde hem dat Maria, Hulp der Christenen,
dit aldus wilde." Ik kon me", zo drukt hij zich uit, geen rekenschap meer
geven noch van de plaats waar ik mij bevond, noch van wat ik deed. Mijn
diepe beroering duurde ruim een kwartier. Dan sprak ik mijn biecht aan de
voeten van de tedere vader. Ik zei hem alles. Wat een troost, wat een
geluk!"
Na dit alles trok hij zich terug, omdat in de wachtkamer veel volk
te wachten stond. Hun samenspraak had anderhalf uur geduurd. ’s Ander-
daags keerde hij bij hem terug en alles werd in de grootste kalmte beslo-
ten.
- "Vanwaar komt u nu?"
"Van Cuneo, voor de militieraad."
"Hoe is de zaak afgelopen?"
"Ik ben vrij."
Dan zei Don Bosco hem dat hij zich als clericus zou laten inkle-
den.
- "Maar", wierp Malan verschrikt op, "ik heb nog geen studies ge-
daan."
"Kun je je naam schrijven?"
"Ja, dat wel."
"Welnu, dat is genoeg."
Dan stelde hij hem voor het salesiaans huis uit te kiezen dat hem
meest beviel, Nice of La Navarre. Een moeilijkheid diende nog opgelost
te worden. Hoe kon hij zich vrijmaken uit de dienst van gravin de Com-
baud, zonder deze, die hem zoveel goed gedaan had, te krenken?"
"Dat is gauw gedaan. Schrijf haar dat je bij Don Bosco blijft."
- "Ik zal schrijven, ik zal de toelating vragen en indien u het
wilt, laat ik alles en kom ik direct."
"Neen, ik heb te veel achting voor die dame en ik wil niet dat
jij ze onverwacht zou verlaten. Ze zou zich daardoor in moeilijkheden
kunnen bevinden. Keer daar terug, zeg haar dat je Don Bosco gezien hebt
en dat hij je uitgenodigd heeft salesiaan te worden."

48.3 Page 473

▲back to top


- XV/469 -
"En ik zal er bijvoegen dat ik vurig verlang bij Don Bosco te
gaan en ik zal haar verzoeken mij daarvoor de toelating te geven." "Leg
het voorzichtig aan en zonder je te haasten."
Na deze schikkingen, keerde hij terug naar Toulon en begaf zich
naar het kasteel van de familie de Combaud. Hij had aan de dame ge-
schreven. Toen hij haar zag, was hij ontroerd en helemaal in de war en
zei hij haar: "Indien u wilt dat ik hier zou blijven, dan blijf ik hier;
maar Don Bosco heeft me gezegd salesiaan te worden." - Dan vertelde hij
haar wat er te Turijn gebeurd was. - "Oh! als het zo is", antwoordde de
dame, "dan dient u te weten dat Don Bosco zich in dergelijke zaken nooit
vergist. God geeft het hem in. Ga maar, ik ben er tevreden mee en ik ver-
zet er mij niet tegen. Volg de raad van Don Bosco. Ik zal trachten mij op
een andere manier te redden."-
Hij bleef drie maanden op het kasteel. Iedere avond trok hij de
bossen in en ging er bidden en wenen aan de voet van een zuil, die in een
nis het beeldje droeg van de Madonna. Eens terwijl hij vurig aan de Hei-
lige Maagd zijn roeping aanbeval, zag hij een vlammetje glanzen in haar
rechterhand en op hem toekomen. Dit zicht vervulde hem met verstomming en
troost. Toen hij Don Bosco voor de eerste maal te La Navarre ontmoette,
vertelde hij hem dat en ondervroeg hij hem of hij er rekening diende mee
te houden. "Zeker, zeker," antwoordde hij hem, "hou er je geest op ge-
richt, hou er rekening mee, let erop."
Malan was te La Navarre ingetreden ongeveer drie maanden, nadat hij
met Don Bosco gesproken had. In maart 1883 kwam Don Bosco in dat huis
toe. Er was een kleine academische zitting, waarbij ook Malan iets voor-
las. Pas had Don Bosco hem gezien of hij riep uit: "Oh Antonio, ben je
dus eindelijk in de gevangenis?"
"Je suis en Paradis", antwoordde hem Malan.
Dat Don Bosco toen in die arme volksjongen de toekomstige bisschop van
Brazilië zou gezien hebben, staat op geen enkele manier vast, maar post
eventum mogen we wel bevestigen dat een zo grote voorbereiding het voor-
spel was van iets ongewoons.
Een opmerking in dezelfde trant zouden we moeten herhalen ofschoon
met heel wat minder overvloed van bijzonderheden voor
DON MICHELE UNIA.
Zijn naamloze biograaf, die in 1898 schreef, begint als volgt de
inleiding tot zijn boek:(1) "Tot heden toe ontving geen andere zoon van

48.4 Page 474

▲back to top


- XV/470 -
Don Bosco zoveel welwillendheid en bewondering als D. Unia." Hij was een
landbouwer. Toen hij 27 jaar oud was, op het feest van Sint-Jozef, kwam
hij bij Don Bosco en vroeg hem of hij hem wilde aanvaarden priester te
worden. Don Bosco aanvaardde hem voor de volgende maand augustus. Het was
werkelijk niet zijn inzicht salesiaan te worden; maar hij had met Don
Bosco af te rekenen. Teruggekeerd naar het Oratorio op 1 augustus, werd
hij naar Lanzo gestuurd om zich door de retraite klaar te maken voor het
begin van zijn studies. Daar werd hij op zekere dag door Don Bosco onder-
vraagd over wat hij meende te doen na het gymnasium:
- "Terug naar mijn streek gaan", antwoordde hij op besliste toon.
"Zou het je niet aanstaan bij Don Bosco te blijven?"
"Het is steeds mijn bedoeling geweest priester te worden te
Roccaforte."
"Maar indien de Heer je voor een ruimer veld wou hebben?"
"Indien de Heer mij zou bewijzen dat dit zijn wil is...".
"Wil je daar een teken van hebben?"
"Wat voor een teken zou dat zijn?"
"Indien God mij je innerlijke zou openbaren en ik het je hier
zou zeggen, zou je daarin dan een teken zien dat Hij wil dat je bij mij
zou blijven?"
Unia die nooit dergelijke taal gehoord had, wist niet of hij die
woorden in ernst of als scherts diende op te vatten. Maar Don Bosco stond
daar op een antwoord te wachten.
"Welnu", hernam hij, "zeg me dan wat u in mijn geweten ziet."
"Je dient je biecht te spreken, nietwaar? Welnu, ik zal ze zelf
helemaal voor jou doen. Jij zult enkel hoeven te antwoorden: ja, zo is
het, mijnheer."
En inderdaad begon hij hem zijn hele verleden te zeggen met juist-
heid en nauwkeurigheid, zodat Unia in het begin meende dat hij aan het
dromen was. Het aantal keren, de aard van de zonde, de boosheid, alles
kwam eruit. Ten hoogste bewogen wist de biechteling niet meer in welke
wereld hij zich bevond. "Maar mijn beste Don Bosco", vroeg hij hem op
een zeker ogenblik, "hoe hebt u het aangelegd om al die miseries te ken-
nen?" Dan, misschien om hem op te beuren, omdat hij zag dat hij zeer ver-
nederd was, ging hij verder: - "Ik weet nog wel andere zaken. Je was elf
jaar oud, toen je op een zondag in het koor van je kerk was tijdens de
vespers. Je had bemerkt dat een van je gezellen in je buurt zat te sla-
pen met zijn mond wijd open. Je had pruimen in je zak, zocht er de dik-
ste uit en wierp ze in de keel van de slaper. De arme jongen voelde zich
stikken, sprong op, liep hier en daar en smeekte om hulp. De algemene
verslagenheid was zo groot dat men ophield met zingen. Maar voor die
zonde heb je geen penitentie meer nodig, want je kozijn priester gaf ze

48.5 Page 475

▲back to top


- XV/471 -
je dadelijk met een half dozijn meppen."- Er was niet meer nodig om hem
ervan te overtuigen.
Toen hij de leergang van de Mariazonen samen met Don Rinaldi te
Sampierdarena beëindigd had en hij samen met hem overgegaan was naar S.
Benigno Canavese, werd hij in 1882 toegelaten tot het subdiaconaat. Hij
had er niet aan gedacht die heilige wijding te ontvangen; maar Don Bosco
overtuigde hem er van en zo was het ook in hetzelfde jaar voor het dia-
conaat. Wanneer er echter sprake was van de priesterwijding die vastge-
steld was op de zondag vóór 25 december, werd de zaak ernstiger dan ooit.
Hij toonde zich zo onverzettelijk dat men hem toestond zich naar Turijn
te begeven om er met Don Bosco te gaan spreken. Hij had minstens een uit-
stel willen verkrijgen. Het scheen hem toe dat hij nog niet voldoende ge-
studeerd had en dat hij nog te werelds was, zoals hij onverpoosd her-
haalde.
Toen hij in de kamer van Don Bosco binnengegaan was, zette hij het
doel van zijn komst uiteen; en terwijl hij zich daarbij wat ophitste,
zag hij dat de goede Vader hem stilzwijgend bekeek en glimlachte.
- "Je zou dus niet meer willen verder gaan?" ondervroeg hem Don
Bosco.
"Neen, volstrekt niet! Ik heb er mijn hoofd op gebroken en ik
wil blijven waar ik ben."
"En wat zou je willen doen?"
- "Alles laten varen en naar Roccaforte gaan om wat meer te stu-
deren."
"Je zou Don Bosco dus willen verlaten? Juist jij?"
- "Ja, ik."
"Welnu, vermits je zegt dat je hoofd gebroken is, zal ik het da-
delijk in orde brengen. Neem het mijne." - Terwijl hij dit zei nam hij
zijn baret van het hoofd en plaatste ze op het hoofd van Don Unia. Dan
gaf hij hem het bevel: - "Ga nu waar ik je naartoe stuur!"
"Ook naar het einde van de wereld?"
"Ook naar het einde van de wereld."
Vrees, twijfels, de gedachte terug te keren naar Roccaforte waren
als bij toverslag verdwenen onder deze magische baret. Hij ging buiten
zonder haar terug te geven en droeg ze altijd met zich mee. Op vandaag is
ze een waardevolle relikwie geworden.
Don Unia trok inderdaad naar het einde van de wereld. Een buiten-
gewone roeping bracht hem, met vergunning van zijn oversten in de grote
leprozerie van Agua de Dios in Columbia, waar hij door de heldhaftigheid
van zijn offer een eer was voor de congregatie en voor de Kerk. Hij liep
er een ziekte op die hem in 1895 voor zijn tijd naar het graf bracht.
Maar zijn voorbeeld, door andere edelmoedige zielen gevolgd, ontsloot
voor de salesianen een vorm van apostolaat die zich steeds verder ontwik-

48.6 Page 476

▲back to top


- XV/472 -
keld heeft en op dit ogenblik opbeuring en verlossing brengt aan duizen-
den ongelukkigen. De staatssecretaris en beschermheer van de congregatie,
kardinaal Rampolla, bezong in hem de lof "van de uitoefening van de ver-
hevenste christelijke liefde" en drukte de spijt uit van de Heilige Va-
der Leo XIII en de Zijne wegens dit pijnlijke verlies.(1)
De gratia sanitatum, de discretio spirituum, de spiritus_prophe-
tiae zijn charismen die overvloedig voorkwamen in het leven van Don Bosco
en wij zullen onvermoeid de feiten boeken, naarmate wij er zullen tegen-
komen die bevestigd werden. We zullen er hier enkele bespreken die in
1882 voorvielen bij zijn
BEZOEKEN AAN DE SALESIAANSE HUIZEN VAN ITALIE.
In juli 1882 begaf Don Bosco zich naar Borgo S. Martino om het
feest te vieren van Sint-Aloysius van Gonzaga. Een coadjuteur van dat
huis, Giovanni Brigatti, lag ziek te bed met een jicht die hem verschrik-
kelijke pijn deed. De remedies brachten hem niet de minste verzachting.
Men verzocht Don Bosco naar boven te gaan en hem te zegenen. Hij stemde
erin toe en vroeg hem: - "Hebt u veel vertrouwen?
- "Oh, zeker Don Bosco." - "Sta dan op en kniel."
Hij werd geholpen door de aanwezigen en met de hulp van zijn stok
kon hij doen wat Don Bosco vroeg. Don Bosco zegende hem; maar toen Bri-
gatti bij het opstaan opnieuw zijn stok wou gebruiken, belette Don Bosco
hem dat. De kwaal was onvoorzien verdwenen en kwam ook daarna niet meer
terug.(2)
Toen heeft men de verrassende openbaring gehoord, die door Don
Lemoyne verhaald wordt aangaande de kleine jongen Carlo. Van hem werd
gezegd dat Don Bosco hem weer tot het leven had opgewekt in 1849, zonder
dat er echte argumenten waren om hem dit wonder toe te schrijven.(3) De
eerste avond dan, met het verlangen de jongens van het college goed ge-
reed te maken voor een goede biecht verhaalde hij op een dramatische toon
wat er gebeurd was. Maar, de andere keren dat hij dit wonderlijke verhaal
deed, had hij nooit over zich zelf gesproken; maar nu ging hij in het
vuur van zijn beschrijving onverhoeds van de derde persoon naar de eerste
over en zei hij: - "Ik kwam de kamer binnen... ik zei hem... hij ant-
woordde mij." - Aldus ging hij een heel eind verder tot hij bij het einde
weer voortging in de derde persoon. Iedereen kan zich gemakkelijk de in-
(1) Brief aan de Procurator, 13 december 1895.
(2) Getuigenis van Don Marchisio, gedurende de processen afgelegd.
(3) Gedenkschriften, boekdeel III, blz. 495-500.

48.7 Page 477

▲back to top


- XV/473 -
druk van de salesianen en van de jongens voorstellen. Maar Don Lemoyne
die onder de toehoorders was schrijft: - "Toen hij gedaan had, ging hij
tussen hun rangen door en terwijl allen hem omringden, zag men aan zijn
blik en aan zijn woorden dat hij volledig onbewust was van wat gebeurd
was."
Toen hij dat jaar een bezoek aflegde aan het college van Varazze
en de oversten in de gang hem de hand kusten en hem welkom heetten, be-
keek hij de clericus Francesco Ghigliotto en vroeg hem op geheimzinnige
toon: - "Hoe gaat het je?"
"Goed, Don Bosco."
"Voel je je in staat te boksen met Pertile?" - Dat was een zeer
sterke clericus.
"Ik heb het werkelijk nog niet geprobeerd", antwoordde Ghigliot-
to glimlachend.
Ghigliotto gaf regelmatig les, hielp de prefect en assisteerde in
de refter en was dus niet aan tafel met de anderen. Maar na het diner
werd hem gezegd dat Don Bosco aan de directeur gevraagd had hoe het ging
met Ghigliotto en dat Don Monateri hem geantwoord had dat het er goed mee
was.
Gaat het werkelijk goed met Ghigliotto? had hij enkele ogenblik-
ken daarna nog eens gevraagd.
"Voor zover ik weet, ja", had Don Monateri geantwoord. Dat aan-
dringen trof de medebroeders, maar Ghigliotto lette er niet op en zag er
enkel zijn vaderlijke belangstelling in, omdat hij zeer door allerlei za-
ken in beslag werd genomen. Don Bosco was een paar uren vertrokken, toen
de clericus een ongewone vermoeidheid voelde en de prefect verzocht hem
te willen vervangen om te assisteren gedurende het souper, in de over-
tuiging dat hij 's anderdaags zijn dienst kon hervatten. Hij ging direct
naar bed, bleef drie maanden bedlegerig en verkeerde zelfs in stervens-
gevaar. Klaarblijkelijk had Don Bosco niet alles willen zeggen wat hij
wist.
Een andere anekdote gebeurde tijdens zijn bezoek aan het huis van
Vallecrosia. De moeder van de heer Gioachino Spinelli van Ventimiglia,
onderwijzer in de gemeenteschool, was zwaar ziek. Toen hij vernomen had
dat Don Bosco aangekomen was, ging hij bij hem om haar aan hem aan te
bevelen; maar pas was hij in zijn kamer of Don Bosco zei hem: - "U komt
hier om een genade te vragen?"
"Ja", antwoordde Spinelli en hij vertelde hem waarover het ging.
"Welnu, ga maar gerust heen", zei hem Don Bosco, "uw moeder zal
genezen."
Ze genas inderdaad. Enkele jaren nadien was Don Bosco weer naar
Vallecrosia gekomen en de onderwijzer kwam nog eens terug bij hem om hem

48.8 Page 478

▲back to top


- XV/474 -
hetzelfde verzoek te doen omdat zijn moeder nogmaals zwaar ziek geworden
was. Zonder hem de tijd te geven iets te zeggen, zei Don Bosco hem: - "U
komt terug om een genade te vragen, maar ditmaal zal ze niet verleend
worden. U zult uw moeder terug zien in het paradijs."(1)
Wie zou al de voorzeggingen kunnen verzamelen die door Don Bosco
gedaan werden en die meestal trouw bewaarheid werden? In de herfst van
het jaar 1881 was de clericus, Angelo Bologna, vanuit Marseille terug
naar Italië gekomen om er zijn militaire dienstplicht te vervullen. Hij
vertrok inderdaad naar de kazerne in de loop van dat jaar. Toen Don Bos-
co van hem afscheid nam, zei hij hem: - "Je zal naar huis terugkeren
vóór de vastgestelde tijd." - Dit woord verbaasde Bologna, en bij het
uitgaan van de kamer van Don Bosco, deelde hij dit mee aan de coadjuteur
Mondone.
Tussen haakjes, Don Bosco gaf hem, toen hij vertrok, tien lires en
beval hem aan er niets van te zeggen aan de prefect; want anders zou deze
hem niets meer gegeven hebben.
Het tweede jaar van zijn militaire dienst ging dus op zijn einde
en er bleef nog een jaar over vóór zijn ontslag. Bologna, thans eerste
korporaal, beschikte over geld en vrije tijd en dacht eraan zich te Flo-
rentië wat te vermaken en naar het theater te gaan. Hij dacht niet eens
meer aan wat Don Bosco hem gezegd had. Toen werd het nieuws verspreid dat
de minister wegens redenen van besparing een zeker aantal soldaten door
het lot zou aanwijzen en hun dienst met een jaar verkorten. Welnu, Bo-
logna was een van hen die door het lot begunstigd werden. Toen herinner-
de hij zich de voorzegging en verscheen hij, springend van plezier, on-
verwacht in het Oratorio.
Welke tribulaties de heiligheid van Don Bosco heeft moeten door-
staan gedurende deze twee jaar, hebben we maar al te goed gezien in de
vorige hoofdstukken. Wij moeten nog spreken over één geval dat zijn hart
zeer verbitterde, namelijk de sektarische uitbuiting die men probeerde te
halen uit het al bekende
GEVAL VAN CREMONA.(2)
De dood van Don Chicco, die in zijn persoon de beste gaven van een
flinke salesiaanse directeur verenigde en onder de burgers van deze moei-
lijke stad de welwillendheid veroverd had van het gezonde deel van de be-
volking of minstens van de bevolking die niet gebonden was door sektari-
sche banden, was een zwaar verlies voor dit instituut. De antiklerikale
_________________________
(1) Aldus vertelt salesiaan Don Gioachino Spinelli, neef van de andere Gioachino en
biechtvader in het noviciaat van Cuenca (Ecuador).
(2) Cfr. boekdeel XIII, blz. 642 en XIV, blz. 336.

48.9 Page 479

▲back to top


- XV/475 -
partijen, die de werkzaamheid van de salesianen aanzagen als rook in hun
ogen, stonden steeds op de loer om de eerste de beste gelegenheid aan te
grijpen een open oorlog te beginnen; en die gelegenheid, of juister ge-
zegd, dat voorwendsel kwam.
Het burgerlijke jaar 1881 was gelukkig geëindigd. In de maand ju-
li had het hoofdkapittel de grondslag gelegd van een overeenkomst om het
huis van S. Lorenzo aan te kopen. De bisschop was zo tevreden dat hij
voor de feesten van Kerstmis en Nieuwjaar de eerste was om zijn geluk-
wensen aan te bieden aan Don Bosco, die deze beantwoordde bij middel van
volgende eerbiedige en genegen brief.
"
Excellentie,
"
"
Ik ben een beetje beschaamd nu u mij voor bent geweest met
" uw wensen, die ik helemaal niet verdien.
"
Het ligt in mijn bedoeling met deze nederige brief mijn
" grote plicht te vervullen die alle salesianen aan u verbindt,
" namelijk, de plicht van dankbaarheid. Moge u ermee voortgaan ons
" te beschermen en wij zullen onze gemeenschappelijke bezorgdheid
" verdubbelen om u te dienen en u te voldoen in alles, dat het kan
" strekken tot Gods glorie en tot het welzijn van de zielen.
"
Ik hoop dat u, waar dit nodig zou zijn, zich zult gewaar-
" digen aan onze salesianen alle vaderlijke vermaningen en ook
" opmerkingen, indien dit noodzakelijk zou zijn, te geven.
"
Ik vraag u als een genade uw heilige zegen, terwijl ik de
" hoge eer geniet te mogen ondertekenen met de grootste verering
" als
"
"
uw verplichte dienaar
" Turijn, 30 december 1881.
Priester Gio. Bosco.
Ook het nieuwe jaar begon goed. De nieuwe directeur riep in febru-
ari 1882 voor de eerste maal de medewerkers van Cremona samen; maar op
die eerste plechtige manifestatie van het salesiaanse werk te Cremona had
hij nog maar even de tijd gehad zich te laten kennen of hij werd als in
een bliksemschicht meegesleurd in de ondergang van zijn huis. Don Bosco
schijnt de ramp te hebben voorzien. Inderdaad, in de grote vakantie van
1881 (Don Chicco was gestorven op 16 september) had hij gewild dat de sa-
lesianen zich uit de stad zouden terugtrekken. Het advies van het hoofd-
kapittel was hiertegen gekant, en hij legde zich neer bij hun verzet. We
mogen niet verzwijgen dat te Cremona de aanhangers van Rosmini hun partij
hadden; er waren daar een dertigtal priesters die hun woord gegeven had-
den en die gedeeltelijk in het onderwijs waren te werk gesteld. Uitein-
delijk bevoordeelde de gemeenteraad helemaal de vrijmetselarij. Voor al
dezen waren de salesianen, meer dan rook, een doorn in het oog.
Ziehier nu in het kort wat er voorviel. De onderwijzer in de lagere

48.10 Page 480

▲back to top


- XV/476 -
school, Don Ermenegildo Musso, had sommige jongens ertoe gebracht dwaze
en vreemde penitenties te gaan doen, zoals netels steken vooraan onder
hun hemd of druppels gloeiende was van een brandende kaars op hun rug
laten vallen. Hij was een fantast die beheerst werd door godsdienstige
monomanieën. De zaak kon niet lang verborgen blijven. Sommige ouders
gingen zich beklagen bij de oversten; maar deze loochenden zonder meer
de mogelijkheid van het feit en zonden een vader onvoldaan en verbolgen
weg. Toen deze het college verlaten had, luchtte hij zijn hart tegenover
de eerste de beste vriend die hij ontmoette en die hem recht bij de com-
missaris bracht om klacht neer te leggen. Toen de directeur iets van de
bedreiging vernomen had, haastte hij zich dit te verhelpen en liet de
vader roepen. Deze man was de salesianen niet slecht gezind en zond zelfs
later zijn zoon naar het Oratorio, waar hij aanvaard werd. Maar het was
te laat. Hij zelf betreurde zijn overijling, maar hij had geduld moeten
hebben. Het gerecht greep bliksemsnel en onverbiddelijk in. Aan het feit
zat zelfs geen schijntje van onzedelijkheid en toch was de beschuldiging
op die veronderstelling opgebouwd. Gelukkig had Musso de tijd om over de
grens te vluchten. Zijn veroordeling tot slechts drie maanden gevangenis
toonde duidelijk aan dat er van het misdrijf dat hem ten laste was ge-
legd, helemaal geen spraak kon zijn. Niettemin moest het college geslo-
ten worden omdat de vrijmetselarij dit wilde. Advocaat Villa, die de
verdediging op zich had genomen en zijn honorarium had opgestreken, liet
wetens en willens de nuttige termijn verstrijken om hoger beroep aan te
tekenen bij het Hof van Brescia.
Allen, die tevoren de salesianen vriendelijk gezind waren, lieten
ze nu over aan de woede van hun vijanden. Deze omkeer mag niet als al te
vreemd beschouwd worden; want de hele liberale pers, verspreidde het
nieuws in de vier windrichtingen, verwrong de zaken op de onwaardigste
wijze en voegde er de zwartste laster aan toe.
Don Durando reisde aanstonds naar Rome om de zaak te gaan behande-
len met het hoogste schoolgezag. Vrienden van Don Bosco stelden hem voor
aan Mgr. Luigi Baccelli, broer van de minister van Openbaar onderwijs.
Deze gaf hem voor Zijne Excellentie een biljet dat in volgende termen op-
gesteld was: "De houder van dit biljet is D. Durando. Begunstig hem zo-
veel als u kunt, alsof het over mezelf ging. Hij heeft een grote naam in
de republiek der letteren en geniet de bescherming van zeer aanzienlijke
personen." Don Durando ging naar het ministerie, trof er de minister niet
aan, maar bood het biljet aan zijn secretaris aan. Toen deze het gelezen
had en gehoord had waarover het ging, zei hij hem vertrouwelijk: - "Graag
zou ik u begunstigen, indien het me mogelijk was. Het enige wat u te doen
staat is een van die heren van Cremona te kunnen bedaren. Het is overeen-
gekomen dat in dergelijke kwesties de minister laat begaan. Wanneer men
daar iets wil (hij bedoelde de loge van de vrijmetselaars) dan hebben wij
niets om er ons tegen te verzetten." - Maar Don Durando gaf de moed niet
op. 's Avonds vroeg hij een audiëntie aan bij de minister. Deze ontving
hem zeer hoffelijk, maar antwoordde hem: - "Mijn secretaris heeft u reeds

49 Pages 481-490

▲back to top


49.1 Page 481

▲back to top


- XV/477 -
het antwoord gegeven. Ik kan niets anders antwoorden."
Mgr. Gastaldi die steeds de zaken van de salesianen zorgvuldig in
de gaten hield, schreef meteen naar Rome zonder enige voorafgaande moei-
te te doen om zich behoorlijk in te lichten. Daarom sprak Leo XIII erover
met kardinaal Nina en uitte zijn spijt dat een salesiaan onder beschuldi-
ging stond de re turpissima. Gelukkig kon de procurator aan de kardinaal
uitvoerige uitleg geven. Deze vergenoegde zich hiermee en beloofde dat
hij 's anderdaags de arme Don Musso bij de paus zou verrechtvaardigen.(1)
Het scheelde weinig of de aangifte verwekte van de kant van kardi-
naal Ferrieri een apostolisch bezoek aan alle colleges van de salesianen,
die voorgesteld waren als plaatsen waar onzedelijkheden begaan werden.
Later vernam men dat Leo XIII streng verboden had dit ongelukkige plan
uit te voeren.(2)
Zoals men te Cremona de sluiting van een college had opgelegd werd
het openen van een ander college belet te
CASTELAZZO BORMIDA.
Op een minder uitgebreid terrein - de strijd ging niet buiten een
kleine kring en enkele antiklerikale provinciekranten van Alessandria -
werd een identiek gevecht gevoerd dat vanuit Cremona de vrijmetselaars-
pers of de pers van Italië, die met de vrijmetselaars sympathiseerde, in
alarmtoestand bracht. Wezenlijk werd de campagne gevoerd tegen de priva-
te scholen, namelijk de priesters in het algemeen en Don Bosco, de voor-
naamste vertegenwoordiger van de hernieuwde katholieke werkzaamheid voor
de opvoeding van de jeugd, in het bijzonder. Een krant uit Rome,(3) die
tegen "de bekende Don Bosco" in de zaak van Don Musso schreef, had dit
onomwonden verklaard: "Wat er ook van zij, het is te hopen dat uit dit
schandelijk feit een nuttige les getrokken wordt én door de families, die
uit kwezelarij de voorkeur schenken aan bepaalde scholen bestuurd door
bepaalde geestelijken én door de regering, die uit verdraagzaamheid niet
voldoende deze scholen controleert." Laat ons in het kort de feiten ver-
halen.
Om ervoor te zorgen dat de salesianen naar zijn geboorteplaats Cas-
tellazzo Bormida kwamen, had Professor Boidi, aan wie de kerk van Sint-
Jan Baptist haar monumentale poort verschuldigd was, zich bijzonder inge-
spannen. Hij had inderdaad de voorbereidende besprekingen gevoerd met het
(1) Brief van Don Dalmazzo aan Don Bosco, Rome, 15 mei 1882.
(2) Brief van Don Dalmazzo aan Don Bosco, Rome 25 mei 1882.
(3) Messagero, artikel met als titel: Wat een flinke priester! nr. van 3 maart 1882.

49.2 Page 482

▲back to top


- XV/478 -
gemeentebestuur, dat met de beste inzichten bezield was. Het gebouw, dat
bestemd was om een college van Don Bosco te worden, was een gewezen
klooster van de paters passionisten. In een kamer hiervan, die nog be-
waard is gebleven, heeft Sint-Paulus van het Kruis de regels van zijn
instituut geschreven. De grote meerderheid, om niet te zeggen bijna
iedereen, wenste de salesianen. Maar, de gebruikelijke kern van libera-
len die, in die tijd, ongeacht hoe de gemeenten ook bestuurd werden, zich
zelf aanzagen als de meesters van de wereld en het als zeker aanzagen dat
ze de regering konden laten doen wat zij wilden, waren boos over de be-
slissing van de gemeenteraad. Zij ensceneerde een kleine demonstratie,
die er de schijn van had dat in de gemeente het sein tot de opstand was
gegeven tegen het verraad van haar bestuurders. Dat was de reden waarom
op 6 augustus een zekere leraar Ricagni, die onderwijs verstrekte in Si-
cilië en zich zelf opwierp als aanhanger van Garducci, in de letterkundi-
ge kring een toespraak hield, die hij daarna in de pers publiceerde en
waarmee de kranten van Alessandria zich voor en tegen bezighielden.(1)
Zij die naar hem luisterden waren niet talrijk. De woedende leraar
ging gedurende een uur te keer om te verklaren hoe in de moderne tijd een
klerikaal onderwijs betreurenswaardig was, zeker een onderwijs zoals dat
verstrekt werd in de colleges van Don Bosco, die de jeugd ruïneerden door
een verkeerd en schaars onderricht en een antinationale opvoeding. Wie
was eigenlijk Don Bosco? Een leider van klerikale partij, die de mensen
bedotte met beloften van ingebeelde voordelen. Een zo ernstig gevaar
diende daarom uit Castellazzo Bormida geweerd te worden.
Maar intussen bestond er een wettelijke schikking tussen Don Bos-
co en het gemeentebestuur. Wat belang had dat? Een protestschrijven, dat
gestaafd werd door handtekeningen en aan de prefect aangeboden werd, zou
alles overhoop gooien. De zeer liberale osservatore van Alessandria
schreef in zijn nummer van 26 augustus: "Tot zelfs twee priesters, knap-
pe leraren, wier edelmoedige meningen en onversaagde publieke en private
rechtschapenheid sinds lang gekend en geëerd zijn, hebben hun handteke-
ning geplaatst op het protest tegen Don Bosco!"
Over de uitslag van het protest liet dezelfde krant vooraf zijn
mening kennen in een stukje proza dat een document is van de zogezegde
liberale mentaliteit van die tijd. "Wij zijn er zeker van dat de eerste
gezagdrager van de provincie, onder een wijs liberaal bestuur, met de
vereiste voorzichtigheid en met zijn gewone krachtdadigheid onze zaak zal
dienen. Het is een heilige zaak die thans hier, te Castellazzo een diepe
beroering en een gezonde gisting bewerkt heeft. Wij mogen of liever, wij
moeten hier zeventien kerken hebben, men mag of kan hier heel vaak het
schouwspel zien van vier of vijf bisschoppen die in grote staatsie ponti-
(1) Prof. Giovanni Ricagni. Don Bosco en het onderwijs in zijn colleges - Alessandria,
Drukkerij Jacquemod 1882.

49.3 Page 483

▲back to top


- XV/479 -
ceren; men mag of moet, God weet hoe en waarom paters capucijnen onthalen
(sic); maar wat de liberale beginselen betreft, staat deze lokaliteit bij
niemand achter en wegens haar eerbied voor de wet, haar verering voor het
koningschap van Savooie, wegens haar liefde voor onze vrije instellingen
heeft ze steeds de lofprijzingen verdiend van de goede mensen en heeft ze
nog altijd de achting van de regering en van de gezagdragers van de pro-
vincie Alessandria. Neen: hier zullen wij nooit Don Bosco hebben!"
En ze hadden hem niet, hoewel een goed ingelichte persoon schreef:
(1) "De spijtige conferentie heeft nu haar tijd gehad, en de brave mensen
van Castellazzo zien uit naar het ogenblik waarop hun gemeente met een zo
duurbaar instituut zal gezegend worden."
Toen Don Bosco, die een vriend van de vrede was, zag dat sommige
leden van de clerus tegenstanders waren van de salesianen, meende hij dat
hij er goed aan deed zich terug te trekken en af te wachten tot het ver-
zet zou voorbijgaan. Het gebrek aan personeel zou dan een voorwendsel
zijn om de aftocht te dekken.
De heiligheid, die aan Don Bosco de kracht schonk geduldig derge-
lijke onwaardige beledigingen te verdragen, kon ook als een krachtige
magneet de harten van de brave mensen tot hem trekken. Het was juist om
een heilige te zien en te horen dat in het Oratorio bij hun terugkeer uit
Rome
FRANSE PELGRIMS
elkaar opvolgden. In oktober 1882 kwam een nieuwe groep bedevaarders, die
vanuit Rome waren doorgereisd naar het Heilig Land, bij hun terugkeer,
alvorens opnieuw over de Alpen te trekken, te Turijn overnachten. Zij
brachten eerst een bezoek aan de kerk van Sint-Jan de evangelist; in de
namiddag gingen ze bidden in de kerk van de Consolata en kwamen dan allen
in het Oratorio samen. Hier werden ze, na de ceremonie in de kerk, harte-
lijk in open lucht onthaald met muziek, zang en toespraken. De woorden
die Don Bosco daar bij het slot uitsprak, kwamen hem werkelijk uit het
hart, ademden daarom de meest onbevangen eenvoud uit en brachten eens te
meer aan het licht hoe hij het katholieke Frankrijk beminde en welke
dankbaarheid hij in het diepste van zijn hart koesterde voor de liefda-
digheid die hem vanwege de Franse katholieken onophoudend toestroomde.(2)
Na het onthaal begonnen de audiënties. In de wachtkamer kwam ook
een zekere Giuseppe Ciappei uit Livorno binnen. Gekleed als een derde-
(1) Brief van deken Don Giovanni Barizione aan Don Bonetti, Alessandria, 26 augustus
1882. Don Bonetti onderzocht haarfijn in het Bollettino van september de werk-
zaamheid van de leraar. De leraar ontving als beloning een leerstoel in het lyceum
van Turijn.
(2) Bijv. Doc. 86. Cfr. Bulletin salésien nov. 1882.

49.4 Page 484

▲back to top


- XV/480 -
ordeling van de H. Franciscus, had hij samen met de Fransen de bedevaart
ondernomen, zonder enig geld op zak, want, evenals de vurige pelgrims van
weleer wilde hij uit devotie alleen van aalmoezen leven. Hij had nu eens
bij de ene dan weer bij de andere op de trein en de boot wat samengebe-
deld en zo de nodige som voor de reis vergaard. Zijn voedsel vroeg hij om
de liefde Gods aan godvruchtige pelgrims, daar allen een korf met levens-
middelen bij zich droegen. Misschien was het zijn bedoeling zijn pel-
grimstocht voort te zetten tot Lourdes. Eindelijk dan, na lang wachten,
kwam zijn beurt om bij Don Bosco binnen te gaan; maar op dat ogenblik
kwam de secretaris naar buiten om te zeggen dat Don Bosco te vermoeid
was. Hij vroeg om verontschuldiging indien hij gedwongen was aan de
audiënties een einde te stellen. Niemand echter verroerde omdat ze ver-
langden minstens zijn hand te kussen.
Een tijdje nadien ging Don Bosco souperen. De pelgrims omringden
hem. Hij wist niet wie de derde-ordeling was en geen enkele van de aanwe-
zigen wist dat hij honger had. De arme man, die zich van de bedevaarders
verwijderd had om de kerken te bezoeken, was niet op de plaats geweest
waar gedineerd werd. Het was zijn inzicht, na een onderhoud met Don Bos-
co, die avond naar de kapucijnen te gaan om er eten en logies te vragen.
Don Bosco bekeek hem en riep uit: - "Maar deze pelgrim heeft niets gege-
ten en weet niet waarheen!" - Hij nam de man, die buiten zich zelf van
verwondering was, bij de hand, bracht hem naar de refter, liet hem daar
neerzitten en zei hem: - "Eet maar, eet maar, pelgrim, want u hebt het
hard nodig." - Nadat de man gesoupeerd had, zei Don Bosco: - "Maar deze
pelgrim weet niet waar hij kan slapen." - En hij liet hem een kamer aan-
wijzen.
Deze kamer komt uit op de gaanderij, die naar de kamer van Don
Bosco leidde. Welnu, hij verlangde vurig met hem te kunnen spreken over
geestelijke zaken. Toen hij dan de volgende ochtend buitenkwam met het
inzicht te ontdekken waar Don Bosco verbleef, was het Don Bosco zelf die
zijn deur opende. Dadelijk ging hij naar hem toe en kon hij met hem vrij
spreken, zodat zijn wensen vervuld werden.
Van een andere episode kunnen wij de juiste datum niet zeggen maar
het gebeurde zeker tussen 1880 en 1882.(1) Bij deze gelegenheid gaf toen
Bosco aan een dame die tegenover hem wat ongunstig bevooroordeeld was
EEN HEILZAME LES.
Te Nizza Monferrato was er een gravin die geen geloof hechtte aan
de heiligheid van Don Bosco; maar ze toonde zich vooral sceptisch ten op-
(1) Don Lemoyne vertelde dit feit aan verscheidene personen, onder wie Don Angelo Lovi-
solo.

49.5 Page 485

▲back to top


- XV/481 -
zichte van zijn bovennatuurlijke verlichting. Eens werd ze uitgenodigd op
een diner van gravin Corsi samen met Don Bosco, die er naartoe ging in
gezelschap van Don Lemoyne en van Don Francesia. Zij zat naast Don Bosco.
In de loop van het gesprek vroeg ze hem meermaals of het waar was dat hij
de geheimen van het hart kende. Don Bosco deed telkens het gesprek afwij-
ken en zei haar zelfs ronduit dat zekere onderwerpen niet aan tafel be-
sproken worden. Maar deze keerde steeds obstinaat tot de aanval terug tot
ze met een greintje spot vroeg: - "Maar zeg eens, weet u misschien ook
iets op mijn rekening?" - Dan meende Don Bosco dat het ogenblik gekomen
was om te spreken. Hij boog wat naar een kant over, hield zijn hand voor
de mond en fluisterde haar een paar woorden in het oor. De dame zweeg
dadelijk, werd bleek, stond op en ging weg uit de zaal. Omdat men meende
dat zij ongesteld was geworden, waren er die haar bezorgd achterna lie-
pen; maar zij verzocht hen Don Bosco te roepen omdat ze wou biechten. Ze
riepen hem inderdaad; maar hij antwoordde dat men haar met rust moest la-
ten en dat zij niet moest weggaan. Het schijnt dat zij daarna werkelijk
gebiecht heeft. Zeker is het dat zij vanaf die dag haar levenswandel ver-
anderd heeft en een weldoenster van Don Bosco geworden is. Men dient im-
mers te weten dat sommigen ervan op de hoogte waren dat haar gedrag niet
heel christelijk was, hoewel zij steeds de schijn trachtte te redden.

49.6 Page 486

▲back to top


- XV/482 -
H O O F D S T U K XIX.
EEN GROTE FRANSE MEDEWERKSTER.
De vrome vrouwen, die Jezus begrepen hadden et ministrabant ei de
facultatibus suis (1) hebben een nooit onderbroken reeks van trouwe na-
volgsters gehad. Op ontelbare manieren komen zij te hulp zowel aan bedie-
naars van het heiligdom als aan heilige mannen, die door God geroepen
zijn tot speciale opdrachten in zijn kerk. Het is moeilijk, om niet te
zeggen onmogelijk, een heilige te vinden die meer dan Don Bosco enigszins
bevreesd was om vertrouwelijk om te gaan met personen van het andere ge-
slacht. Nochtans hebben veel adellijke en rijke dames uit zuivere Chris-
telijke naastenliefde, met grote offers, hem zoveel ze maar konden, ge-
holpen in zijn ondernemingen. Een van deze providentiële vrouwen willen
we thans doen kennen; haar figuur, helder als haar naam, komt in het
licht uit wel drieënvijftig brieven, die Don Bosco haar schreef en die
wij alle behoudens drie, in het originele Frans bezitten: Mademoiselle
Claire Louvet.(2)
Een gelijkaardig werk hebben we al gedaan voor Graaf Colle en het
schijnt ons niet ongepast dit te herhalen voor juffrouw Louvet. Van tal-
loze Italiaanse en vreemde weldoeners, wier linkerhand vaak niet wist
wat hun rechterhand gaf, kennen wij niet te best en bijna steeds verward,
de vrijgevigheden waarmee ze Don Bosco ter hulp kwamen; en men zal er
nooit toe komen de geschiedenis te schrijven en zeker niet de volledige
geschiedenis, van de weldaden die hij in de loop van zijn leven ontving.
Nu echter een gelukkige samenloop van omstandigheden ons in het bezit
heeft gebracht van onbetwistbare en overvloedige documenten over de vrij-
gevigheid van een milde persoon, is het heel natuurlijk dat wij blijven
stilstaan bij deze gave Gods. Wij doen dat met de wettige nieuwsgierig-
heid van iemand, die de geheimen wil ontdekken van de christelijke lief-
dadigheid en die namelijk wil weten welke gevoelens deze uitnemende wel-
(1) Luc., VIII, 3
(2) In de gedeelten die wij moeten vertalen, zullen wij in het Italiaans niet zeggen
Signorina, een woord dat volkomen vreemd is aan de woordenschat van Don Bosco zowel
bij het schrijven als bij het spreken. Wij zullen echter gebruik maken van de term
madamigella of damigella, dat beter overeenstemt met de zeer grote gereserveerdheid
van Don Bosco en dat men doorgaans aantreft in zijn Italiaanse brieven, wanneer hij
ongehuwde vrouwen (ongeacht hun leeftijd) vermeldt.

49.7 Page 487

▲back to top


- XV/483 -
doeners bezielden, wanneer ze onverpoosd giften deden en welke de gevoe-
lens waren van de steeds maar "arme Don Bosco" wanneer hij zonder valse
schaamte vroeg.
Don Bosco leerde juffrouw Louvet kennen te Nice door de bemiddeling
van de directeur aldaar, die haar goedheid en liefdadigheid gegeprezen
had. Zij woonde echter te Aire sur Lys, in het departement van Pas-de-
Calais en was de ongehuwde dochter van een hogere officier van het leger.
Zij was ingenomen met de faam van heiligheid die de naam van Don Bosco
omringde en verlangde de juffrouw vurig hem te benaderen. Het was niet
moeilijk aan dit verlangen te voldoen omdat zij doorgaans naar de azuren
kust in het zuiden kwam tijdens die periode van het jaar, waarop Don Bos-
co in die streken zijn geldinzamelingen placht te houden. Het waren trou-
wens twee zielen gemaakt om elkaar te begrijpen en niet zonder een bij-
zonder plan van de Voorzienigheid kwamen ze ertoe elkaar te ontmoeten.
Van dit gelukkige ogenblik af koesterde juffrouw Louvet voor Don Bosco
een zo grote verering dat zij voor hem geen geheimen meer had over haar
geestelijk leven en dat zij hem zonder maat, met een verrukkelijke spon-
taneïteit te hulp kwam. Don Bosco dan behandelde haar als een goede va-
der, gaf haar vaderlijke raad en liet haar trouwhartig zijn vele noden
kennen.
De correspondentie begint op 1 januari 1882 en gaat door tot 5 sep-
tember 1887. In een van zijn eerste brieven (1) vraagt Don Bosco aan juf-
frouw Louvet of ze zijn slecht geschrift kan lezen en of ze niet liever
heeft dat hij beroep zou doen op zijn secretaris die een goede calligraaf
is. De juffrouw heeft zeker geantwoord dat zij er de voorkeur aan gaf
zijn geschrift te lezen, want nooit treffen we in de brieven een vreemde
hand aan. Niet eens het Frans van Don Bosco, dat tamelijk vrij was be-
treffende taal en syntaxis, mishaagde aan de geadresseerde, die dan toch
een dame was met een uitnemende fijngevoeligheid en zijn brieven met een
religieuze zorg bewaard heeft.
Zonder twijfel was zij zeer bemiddeld, maar ze zei in haar liefda-
digheid nooit dat het nu al welletjes was, en van haar voortdurende mild-
dadigheid brengt ons deze correspondentie voldoende bewijzen. Juffrouw
Louvet kwam de eerste maal naar Turijn op het einde van het jaar 1881. Ze
was toen vergezeld van een zekere juffrouw Deslyons en ze namen hun in-
trek bij de dochters van Maria, Hulp der Christenen, bij wie ze een le-
vendige indruk naliet. Pas terug in haar vaderland meldde ze aan Don Bos-
co haar gelukkige aankomst aan met een brief waarin vijfhonderd fr. sta-
ken voor zijn werken. Maar veel meer deed ze het jaar nadien na haar
tweede komst bij gelegenheid van 24 mei. Ze had toen voor het naamfeest
van Don Bosco een aanzienlijk bedrag beloofd dat ze in verscheidene keren
zou sturen. Nadat ze dit een eerste maal gedaan had, schreef Don Bosco
haar: "U belooft mij de beloofde som volledig te maken. Dank, liefdadige
(1) Turijn 5 augustus 1882.

49.8 Page 488

▲back to top


- XV/484 -
juffrouw. Ik aanvaard ze met de grootste dankbaarheid voor God; maar ik
beveel u aan het naar uw best goedvinden te doen op het tijdstip en in de
mate dat het u mogelijk is. Ze wou echter trouw haar woord gestand doen
en ze deed dit met zoveel zorg, dat er een week voor het feest niets meer
aan ontbrak. Don Bosco laat haar weten dat hij de laatste tranche ontvan-
gen heeft en geeft als zijn commentaar:(1) "Tienduizend fr. als bouquet
voor de goede Sint-Jan! Oh! juffrouw, wanneer allen, die op die dag hier
komen, bouquets in die trant zouden klaarmaken, zou ik een tweede Rot-
schild zijn."(2)
Soms kwamen haar giften op een dergelijk opportuun ogenblik toe
dat het bleek dat ze door de Voorzienigheid waren ingegeven. "Luister
naar een zeer mooie geschiedenis", vertelde haar Don Bosco in juli 1882.
"Ik was verplicht een aanzienlijk bedrag te betalen voor ons seminarie
van de jongens die hun studies voor geestelijke doen. Toen ik niet wist
waar het te halen, zei ik bij mezelf; - "Indien ik niet onbescheiden zou
zijn, zou ik bij Mademoiselle Louvet willen aankloppen; maar zij heeft
ons al gegeven en zal ons nog geven en daarom dien ik bescheiden te
zijn!"- Intussen werd het 14 juli. Ik had al wat verzameld maar er ont-
braken mij nog tweeduizend frank om het bedrag volledig te maken. En hier
hebben we dan de goddelijke Voorzienigheid! De postbode komt en brengt
mij een aangetekende brief. Aangegeven waarde: tweeduizend frank. Hoe is
het mogelijk? Het is werkelijk de Heer die aan juffrouw Louvet de ge-
dachte heeft ingegeven haar gift wat vroeger te doen en mij haar geld te
sturen, dat net aankomt op het ogenblik waarop ik moet betalen!" God weze
gezegend en u duizendmaal bedankt."
Eenzelfde gevalletje deed zich nogmaals voor in 1884. "U is steeds
een echte Voorzienigheid voor ons", begint Don Bosco in een brief van hem
op 2 januari. "Don Rua moest in de loop van deze week een vrij grote
schuld betalen. En terwijl wij aan het spreken waren over de manier om
aan dat geld te raken, komt uw aangetekende brief toe, die ons tweedui-
zend fr. aanbrengt. God moge gezegend zijn en uw liefdadigheid ruim belo-
nen! We zullen veel voor u bidden."
Op 8 oktober 1882 komt de juffrouw voor de derde maal terug naar
Valdocco en neemt een kamer bij de zusters. Ze ging dan geld inzamelen
voor de kerk van Rome en stuurde in december een lijstje terug met vijf-
honderd fr. Er zijn slechts zes inschrijvers, noteerde Don Bosco, maar er
is een inschrijving van juffrouw Claire voor driehonderd vijfennegentig
frank. Die laatste gift brengt alles in orde."(3)
(1) Turijn, 17 juni 1882.
(2) Duitse Jood, die het bestaan en de naam gaf aan een groot bankiershuis, voortgezet
en uitgebreid door zijn zonen.
(3) S. Benigno 5 oktober en Turijn 18 december 1882.

49.9 Page 489

▲back to top


- XV/485 -
In januari 1883 laat hij haar weten dat hij haar misschien vanuit
Parijs te Aire in april een bezoek zal brengen, indien zij dan nog niet
in een kuurplaats is. Ingeval zij afwezig zou zijn, zal hij die reis tot
een andere tijd uitstellen. En hij voegt er vrolijk aan toe: "U zult me
zeggen: - "Maar ik zal u geld geven, wanneer u naar Aire komt." - Dat is
een zaak die op haar tijd zal geregeld worden. We dienen iets te zoeken
dat minder kost en dat beter voor uw gezondheid zal zijn. Maak het geld
maar klaar en dan zullen de posterijen ons zeker te hulp komen. Ik zeg
dit om te lachen."
De brieven van de medewerkster aan Don Bosco waren steeds een pré-
sage de bonté et de charité, zoals hij zich uitdrukt, terwijl hij haar
bedankt voor een bedrag van vijfhonderd fr.(1) In dezelfde brief verzoekt
hij voor haar de bijstand van de Heilige Maagd bij een bedevaart naar
Lourdes, en wenst dat de Madonna haar tot Turijn zou brengen, waar de
zusters voor haar steeds een kamer gereed houden. Het blijkt niet of ze
ja dan neen gekomen is.
Gedurende zijn reis in 1883 in Frankrijk had Don Bosco het huis
van Saint-Gabriel te Rijsel in het departement du Nord, niet ver van Aire
aanvaard. In december waren Don Albera en Don de Barruel al ter plaatse
om de opening van het nieuwe huis voor te bereiden. Juffrouw Louvet wilde
daar dadelijk "enkele bedden" zoals men in Frankrijk zegt, of kosteloze
plaatsen voor wezen stichten. Don Bosco verwittigt haar: "Voor het ogen-
blik dient u er niet aan te denken beurzen te stichten voor het tehuis.
(2) Alles op zijn tijd. Thans moeten we zovele schulden betalen voor de
bouw van onze kerk en van ons tehuis van Rome en staan wij voor ontzag-
lijke uitgaven voor onze missionarissen en voor onze missies van Patago-
nië onder de inboorlingen." Ze bezorgde op tijd het kapitaal waarvan de
rente voldoende was voor het onderhoud van vijf wezen, zoals bevestigd
wordt door Don Albino Ronchail, die vroeger directeur was van dit huis.
Er was een ogenblik waarop juffrouw Louvet vreesde dat haar geld
niet telkens op zijn bestemming kwam. Daarom waarschuwde ze Don Bosco;
in de aangehaalde brief verklaarde hij eerst dat hij nooit opgemerkt had
dat de enveloppen werden geopend in de post; maar later (3) was hij ge-
noodzaakt toe te geven dat men er wel eens beslag had opgelegd en dat er
wel eens een diefstal was gepleegd. Toen de juffrouw dan meende verplicht
te zijn hem in plaats van het gestolen geld ander geld te sturen, wou hij
dit niet hebben. "Geduld" schreef hij haar, en voor het ogenblik dank u.
Wij ontvangen hier vele brieven en het is niet mogelijk te onderzoeken of
(1) Turijn 19 augustus 1883.
(2) Turijn 21 december 1883.
(3) Turijn 14 februari 1884.

49.10 Page 490

▲back to top


- XV/486 -
soms een brief geopend werd. Toch zullen we niet nalaten uit te kijken."
Don Bosco wilde dat ze in 1884 naar Rome zou komen voor de zege-
ning van de eerste steen van de kerk. Omdat in die troebele jaren nu en
dan gevreesd werd voor oorlog, wat haar vrees aanjoeg, had hij haar ge-
rust gesteld door haar te schrijven: (1) "Wat de zaken betreft die over
Frankrijk gepubliceerd worden, mag u gerust zijn. U kunt uw reis naar
Rome doen en Don Bosco verwacht er u." Het schijnt echter dat ze niet ge-
gaan is. Het jaar 1884 was het jaar van de cholera. Don Bosco bracht die
maand augustus door bij de bisschop van Pinerolo, van waar hij schreef:
"Ik ben hier te Pinerolo om mijn luiheid te verzorgen. De bisschop is
voor mij een waardige vader. Heel ons huis is in goede gezondheid en zo
is het ook met de huizen in Frankrijk." De juffrouw haastte zich hem de
verzekering te geven dat ze voor hem bad en zond hem geld. Hiervoor be-
dankt Don Bosco haar en zegt: "Uw gebeden zijn op dít ogenblik hard no-
dig. - Ga ermee voort. Uw liefdadigheid, uw briefje van duizend, zal die-
nen voor een kind dat door de cholera wees is geworden en zal ongetwij-
feld de persoon van de schenkster behouden. Ik moet u eens mooi nieuws
meedelen. Al onze huizen van Frankrijk, alle weldoeners van onze weesjes
zijn, dank zij Maria, Hulp der Christenen, bewaard gebleven voor de gesel
die Frankrijk teistert. Zo zal het ook voor u zijn, juffrouw Claire."(2)
Om dezelfde reden roept hij in de herfst de liefdadigheid van zijn wel-
doenster zonder meer in.(3) "Thans wil ik u niet vragen ons door uw lief-
dadigheid te hulp te komen; want u helpt ons altijd, als u bij machte
bent het te doen, maar op dit ogenblik ben ik wel zeer aan het piekeren
wegens gebrek aan geld. De cholera noodzaakt ons onze huizen met weesjes
te vullen en wij weten niet wat beginnen. U zult bidden en juist doen wat
u kunt en niets meer. Intussen hebben wij gebeden en zullen wij steeds
voortgaan met bidden volgens uw intentie, voor het behoud van uw gezond-
heid en speciaal, opdat de kwalen die onze landen teisteren, steeds ver
van u verwijderd blijven. Oh! Maria, houd uw dochter Claire op de weg
naar het paradijs."
Het woord van Don Bosco moest het hart raken van de vrome mede-
werkster: want acht dagen later al verklaart hij van haar ontvangen te
hebben une très bonne lettre avec l'offrande qu'elle contenait. Tegelij-
kertijd suggereerde hij haar dat zij, wanneer ze bankmandaten naar Turijn
zou sturen, steeds uit spaarzaamheid, eenvoudig op de envelop zou schrij-
ven: "Aangegeven waarde: 100 frank." Met die verklaring alleen waren de
bedragen, hoe groot ze ook waren, steeds in het Oratorio toegekomen.(4)
(1) Turijn 26 januari 1884.
(2) Pinerolo 10 en 18 augustus 1884.
(3) S. Benigno 4 oktober 1884.
(4) Turijn 12 oktober 1884.

50 Pages 491-500

▲back to top


50.1 Page 491

▲back to top


- XV/487 -
Tijdens de noveen van de Onbevlekte kwam er een andere très bonne
lettre avec le billet de 500 frank. Hij dankt haar voor haar "onuitputte-
lijke liefdadigheid", wenst dat God haar "meermaals het honderdvoudige"
zou schenken en stelt haar nogmaals gerust door haar hart te bevrijden
van de vrees tengevolge van de publieke gebeurtenissen. "Ik verzoek u",
zei hij haar, "rustig te blijven betreffende de gebeurtenissen van onze
dagen. Wees er maar zeker van dat de Heilige Maagd u zal geleiden, u zal
beschermen in alle gevaren van het leven."(1) En op een andere keer wan-
neer hij haar zijn nieuwjaarswensen toestuurt:(2) "Het spijt me zeer dat
uw gezondheid deze dagen een schok heeft ondergaan. De priesters, de
cleri-ci, de weesjes bidden 's ochtends en 's avonds aan het altaar van
Maria, Hulp der Christenen. Schep moed. Uw uur is nog niet gekomen. Vrees
niets."
De ravage horrible of het woeden van de cholera had de gewone be-
trekkingen tussen Italië en Frankrijk onderbroken. Toen deze opnieuw hun
gewone loop namen, was het voor Don Bosco noodzakelijk te gaan aankloppen
aan de deur van juffrouw Louvet. Een brand had in het Oratorio voor hon-
derdduizend lires schade aangericht; maar er waren geen personen ge-
kwetst. Hij schreef haar op 1 februari 1885 zeer diskreet en wees haar
enkel op de nood. Hij verwees naar de uitwerksels van de ramp en beperkte
zich ertoe met te zeggen: "De goddelijke Voorzienigheid heeft ons steeds
geholpen en op het ogenblik van een zo buitengewone nood zal Zij ons niet
in de steek laten."
Een chrétienne lettre bracht hem prompt duizend fr. door haar uit
liefdadigheid gestuurd en niet minder prompt door Don Rua uitgegeven. Don
Bosco beloofde haar voor de hele vasten dagelijkse gebeden volgens haar
inzicht, vooral opdat de Heer haar gezondheid zou bewaren.(3)
Maar haar gezondheid keerde niet terug. Om weer vlug te herstellen
dacht de juffrouw aan een reis naar Italië. "U zou niets beter kunnen
doen", moedigde Don Bosco haar op 27 februari aan. Wanneer u het besluit
genomen hebt, zult u mij dit schrijven. Onze zusters verwachten u met
vreugde. U zult het mij iets tevoren zeggen en mij laten weten of u al-
leen komt of met een gezellin. Ingeval abbé Engrand bij u zou zijn, kan
hij bij ons komen slapen en ook voor de hele tijd dat hij te Turijn zal
blijven, bij ons aan tafel komen. Zeg mij hoe u het meent te doen en ik
zal heel gelukkig zijn uw nederige dienaar te kunnen zijn in alle zaken
die u geestelijk of tijdelijk kunnen helpen."
Abbé Engrand van Aire, een goed salesiaanse medewerker had enge
(1) Turijn 30 november 1884.
(2) Turijn 8 januari 1885.
(3) Turijn 21 en 27 februari 1885.

50.2 Page 492

▲back to top


- XV/488 -
familiebetrekkingen met juffrouw Louvet en stuurde van tijd tot tijd zijn
giften aan Don Bosco. We bezitten vier brieven van Don Bosco naar hem,
die hem zijn beste vriend noemde, geschreven.
Over de reis naar Italië wordt er niet meer gesproken; maar van
27 februari af ligt de correspondentie stil tot 12 augustus, feestdag van
de heilige Clara. Deze lange onderbreking zou een aanduiding kunnen zijn
dat de reis is doorgegaan. Dan een nieuw stilzwijgen tot 7 oktober; maar
bedankingen voor nieuwe giften vinden we eerste op 15 oktober met een
eenvoudig Merci de toute votre charité. Men verneemt echter dat juffrouw
Louvet het inzicht had een gedeelte van haar gronden te verkopen maar dat
zij er niet in geslaagd is dat te doen. "Het spijt me", schrijft Don Bos-
co. De schade is voor mij, omdat ik zo minder geld ontvang en dat er min-
der liefdadigheid wordt uitgeoefend voor onze wezen. Maar de Heilige
Maagd zal alles terechtbrengen: een betere gezondheid, geen droogte op de
akkers, wat overvloediger oogsten zullen alles in orde brengen." Hij ein-
digt met zijn grote troost uit te drukken dat hij de hoop koestert haar
terug te zien. "Alle salesianen", zegt hij haar, "bidden opdat dat zou
mogen gebeuren. Wij hopen dat de private en publieke gebeurtenissen u dit
zullen veroorloven."
Hij verwachtte haar ook in februari 1886. Laat ons de brief die
hij haar in die dagen schrijft in zijn geheel lezen.
"
Liefdadige juffrouw,
"
"
Wij hebben het feest van de H. Franciscus van Sales ge-
" vierd en de conferentie gehouden; maar wij hebben niet nagelaten
" veel voor u en voor uw kalmte te bidden. De kranten publiceren
" de wanordelijkheden in Frankrijk; maar wees u maar rustig. Niets
" zal u komen storen; maar ik beveel u aan een medaille van Maria,
" Hulp der Christenen te dragen.
"
Op dit ogenblik zijn bij ons drie missionarissen van Pa-
" tagonië, die goed nieuws brengen over uw beschermelingen.(1) Ze
" zullen nog veertien dagen bij ons blijven.
"
Maar zult u ook in de loop van het jaar komen om ons een
" bezoek te brengen? Ik hoop van ja omdat mijn gezondheidstoestand
" mij het hele jaar te Valdocco houdt. Onze zusters verwachten
" u met ongeduld.
"
Alle salesianen bieden u hun hulde aan, bidden voor u en
" samen met mij bevelen allen zich aan uw heilige gebeden aan,
" terwijl de Heilige Maagd u zal beschermen en u veilig zal
" leiden langs de weg naar het paradijs. Zo weze het.
"
uw nederige dienaar
" Turijn, 7 februari 1886.
Priester Gio. Bosco.
(1) De ongelovigen die door de missionarissen gedoopt werden. Hij noemt deze neofieten
haar beschermelingen wegens de hulp die ze aan de missies schonk.

50.3 Page 493

▲back to top


- XV/489 -
" P.S. Indien u er de gelegenheid toe hebt, verzoek ik u onze me-
"
dewerkers van Aire te groeten en ze gerust te stellen. Ik
"
niet na ze alle dagen in de heilige mis aan te bevelen.
Na laat opnieuw wat op krachten te zijn gekomen, onderbreekt Don
Bosco zijn rust om in de tweede helft van maart zijn reis naar Spanje te
ondernemen,(1) maar hij keert er buitenmatig uitgeput van terug." Mijn
gezondheidstoestand", schrijft hij op 27 juli, "heeft mij genoodzaakt
iedere bezigheid stop te zetten; maar nu ik mij in staat voel iets te
doen, ben ik verplicht u te schrijven, liefdadige juffrouw."
Het opsturen van geld zal, zoals men hier en daar tussen de regels
kan lezen, meerdere malen gebeuren en zelfs meer dan uitdrukkelijk aange-
duid wordt. Zo, bijvoorbeeld, begint op 26 december 1886 zijn brief: "U
bent de verpersoonlijkte liefdadigheid." Een klaarblijkelijk teken dat
hij van haar een mooi geschenk voor Kerstmis had ontvangen. Maar dat jaar
is er nog meer. Uit een zin van een brief van 27 juli blijkt dat juffrouw
Louvet toen een belangrijke financiële bewerking uitvoerde ten voordele
van het salesiaans werk. Don Bosco schrijft inderdaad: "Vooreerst zal ik
u zeggen dat de zaken die ons aangaan geregeld werden door D. Rua volgens
de inzichten uitgedrukt in uw brieven en aan mij persoonlijk. Hiervoor
kunnen we volkomen gerust zijn."
Dan gaat hij met de grootste eenvoud tot een ander thema over: "En
verrichten de vrouwen die bij u aan huis zijn goed hun dienst? En is het
steeds goed gesteld met het geduld bij u en uw familie?" Omdat toen in
Frankrijk de cholera opnieuw was uitgebroken, spoort hij haar aan rustig
in haar vaderland te blijven." "Niets zal u komen storen", zegt hij haar,
"en indien er moeilijkheden zijn, zullen ze u niet bebereiken." Ten slot-
te geeft hij haar meer preciezer nieuws over zichzelf: "Gedurende veer-
tien dagen zal ik bij de bisschop van Pinerolo blijven. Hier verbetert
mijn gezondheidstoestand op een gevoelige manier. Alle salesianen bidden
iedere dag volgens uw inzicht. Moge God en de Heilige Maagd ons zegenen,
u beschermen en u helpen bij het lezen van mijn slecht geschrift."
Om zoveel mogelijk bij benadering het beloop van haar vrijgevighe-
den te kunnen beramen, zou het nodig zijn ook de grotere bedragen te ken-
nen die zij aan Don Bosco overhandigde bij hun samenkomsten in Frankrijk
en Italië; maar alles bleef verborgen en kwam terecht in de grote zee van
de liefdadigheid van de salesiaanse medewerkers. Bovendien zei zij zelf
aan de salesiaan Don Moitel, voor wie ze als een moeder was in de tijd
van zijn studies, dat een gedeelte van de brieven van Don Bosco door haar
werden vernietigd. Laat ons dan in de overblijvende correspondentie het
(1) Alassio 19 maart 1886.

50.4 Page 494

▲back to top


- XV/490 -
weinige gaan grasduinen dat wij in deze materie nog dienen te onderzoe-
ken.
In augustus 1886 verspreidde Don Bosco een omzendbrief waarin hij
geldmiddelen vroeg om het hoofd te kunnen bieden aan de uitgaven voor
een expeditie van missionarissen. Onze weldoenster antwoordde met haar
gebruikelijke vlotheid. "Uw liefdadigheid", schrijft haar Don Bosco op 6
november, "kwam goed van pas; want uw biljet van duizend helpt ons zeer
goed bij de uitrusting van de expeditie van onze missionarissen naar Pa-
tagonië en Brazilië. Daarom zullen niet enkel onze missionarissen voor u
bidden maar ook de wilden, die door uw liefdadigheid gered worden, zul-
len dit doen en voor u een ruime beloning verkrijgen. Ik en alle sale-
sianen zullen speciaal bidden voor uw gezondheid en uw heiligheid en ook
voor die van uw familie en voor de goede afloop van uw zaken."
Voor het feest van de Onbevlekte Ontvangenis stuurde zij hem
vijfhonderd frank die laatste gift waarover in deze correspondentie uit-
drukkelijk gesproken wordt; maar dat kan niet de laatste gift geweest
zijn tijdens het leven van Don Bosco. Inderdaad, in maart 1887 geeft Don
Bosco haar een beschrijving van de rampen van een aardbeving. Dat zal
haar zeker dadelijk naar haar portefeuille hebben doen grijpen.
"
Mademoiselle Louvet,
"
"
Ik heb geen nieuws meer over uw gezondheidstoestand ont-
" vangen na de ongelukken waarmee wij bedreigd worden. Een paar
" woorden zouden me troosten.
"
Wij hebben grote nadelen van de aardbeving ondervonden.
" Al onze huizen zijn min of meer beschadigd; maar de kerk, het
" tehuis en de scholen van Ventimiglia werden vernield. Maar, God
" zij dank, zijn de personen, priesters en leerlingen allen gered.
" Wij danken van harte God en onze Hulp der Christenen.
"
Bid dat de Heer ons nu te hulp zou komen.
"
Zult u ons dit jaar een bezoek brengen voor de inwijding
" van onze kerk van het Heilig Hart van Jezus? Ze zal te Rome op
" 14 mei ingezegend worden.
"
Wij gaan voort met te bidden voor u, uw vrede en rust. Ik
" beveel al onze wezen aan uw liefdadige gebeden aan, onze missio-
" narissen en de arme priester die steeds in onze Heer Jezus
" Christus voor u zijn zal
"
de verplichte en nederige dienaar
" Turijn, 15 maart 1887.
Priester Gio. Bosco.
Juffrouw Louvet ging niet naar Rome, maar Don Bosco was nog maar
pas daar aangekomen of hij dacht aan haar en schreef:

50.5 Page 495

▲back to top


- XV/491 -
"
Jufrrouw Claire Louvet,
"
"
Ik ben te Rome voor de inwijding en de inzegening van de
" kerk en van het Oratorio van het Heilig Hart, maar op 16 dezer,
" zal ik, als het God behaagt, naar Turijn vertrekken. Op 18 mei
" hoop ik u te zien in het Oratorio van de H. Franciscus van Sales
" om te handelen over de zaken die betrekking hebben op Gods glorie
" en de eer van de Heilige Maagd, Hulp der Christenen.
"
Moge God u zegenen en overvloedig uw liefdadigheid vergel-
" den; en gelieve te bidden voor onze wezen, die iedere dag volgens
" uw inzicht bidden, zoals ik de eer heb iedere ochtend voor u een
" memento in de heilige mis te doen.
"
Moge God ons geleiden en de Heilige Maagd al onze wel-
" doeners in alle gevaren van het leven beschermen. Zo weze het.
"
"
uw zeer verplichte dienaar
" Rome, 3 mei 1887.
Priester G. Bosco.
De veronderstelling, dat de zaken hierboven aangeduid betrekking
hadden op het plaatsen van kapitalen met een weldadig doel, lijkt ons
niet gewaagd te zijn. Juffrouw Louvet kwam naar Turijn voor het feest van
Maria, Hulp der Christenen; maar hoe groot was haar verdriet toen ze Don
Bosco bijna uitgeput van krachten aantrof! Het voorgevoel dat ze hem niet
meer zou terugzien en ook enkele woordjes in die zin vervulden haar met
droefheid. Toen Don Bosco haar bij haar vertrek ging groeten, bemerkte
hij dat zij innerlijk leed en wachtte niet langer om haar met een brief
te bereiken.
"
Ik hoop dat uw reis naar Aire goed geweest is en dat u in
" goede gezondheid verkeert, zoals ik iedere ochtend voor u in de
" heilige mis vraag.
"
U hebt enkele dagen bij ons doorgebracht; maar bij uw
" vertrek heb ik menen te zien dat u bijna van verdriet zou geweend
" hebben. Dat heeft me pijn gedaan. Misschien hebt u mijn woorden
" niet goed begrepen. Ik heb u steeds de verzekering gegeven dat
" onze betrekkingen op aarde niet duurzaam waren; maar in het eeu-
" wige leven zullen wij de dagen in een echte vreugde doorbrengen
" en zullen de zaken die wij wensen ons nooit meer ontbreken: in
" perpetuas aeternitates.
"
Thans dreigt de hitte ons te Turijn te verbranden en
" daarom ben ik naar Valsalice gekomen, waar ik veel beter ben door
" de koelte van het klimaat. Hier ontbreekt ons alleen uw tegen-
" woordigheid om opnieuw wat op krachten te komen. Geduld maar. Ik
" zal niet nalaten iedere ochtend een speciaal gebed voor u te doen
" in de heilige mis en ook voor Mademoiselle Lyons.
"
Gaat het beter met abbé Engrand? Laat zijn gezondheidstoe-
" stand hem toe te werken? Alle salesianen spreken over u, over

50.6 Page 496

▲back to top


- XV/492 -
" uw liefdadigheid; maar allen geven me ook de verzekering dat ze
" iedere dag bidden voor u bidden.
"
En de oorlog? Wees maar gerust, wanneer ik een klein ge-
" vaar zal zien, zal ik het u dadelijk zeggen, indien ik nog leef.
"
Moge God u zegenen, liefdadige Mademoiselle, moge de Hei-
" lige Maagd u lange tijd in goede gezondheid bewaren, maar steeds
" en met zekerheid op de weg naar het paradijs.
"
Vaarwel, bid voor deze arme priester, die voor u steeds
" in Jezus Christus zijn zal
"
de zeer verplichte dienaar
" College-Kostschool van
" Valsalice, 12 juni 1887.
Priester Giov. Bosco.
Gebeden, communies, missen voor de weldoenster maken doorgaans
deel uit van de daden van dankbaarheid; hier van hernieuwt Don Bosco vaak
de belofte wanneer hij van haar giften ontvangt of op de bijzonderste
plechtigheden van het jaar of op haar naamdag. Met de rijke documentatie,
die we in handen hebben zullen wij wat blijven stilstaan bij de gevoelens
die hij bij die drie gelegenheden betuigt.
Van zijn gebruikelijke manier om zijn dankbaarheid te betuigen
voor haar liefdadige giften hebben wij al verscheidene staaltjes aange-
haald, zodat wij hieraan slechts weinig zullen toevoegen. "U bevindt zich
ver van hier", schrijft hij eens, "maar iedere dag is er voor u een bij-
zonder memento in de heilige mis." Op een andere keer zegt hij: "Onze
zusters spreken mij vaak over u. Ze wensen u alle goed toe en daarom ge-
denken ze u iedere dag in hun gemeenschappelijke gebeden."(1)
Deze taal krijgt echter wat meer kleur op de grote plechtigheden
zoals met Kerstmis. "Onze wezen", zegt hij haar in 1882, "bieden u hun
bijzondere dank aan voor de liefdadigheid die u hun bewijst, daar ze in
zeer grote nood verkeren. Ze komen brood en kleren te kort bij de koude,
die in onze streek heerst. Daarom bidden ze en zullen ze op een heel bij-
zondere manier bidden voor hun weldoeners." En het jaar daarna: "U weet
goed dat wij dagelijks bidden voor uw intentie; maar op de grote dag van
Kerstmis verzoek ik u het geschenk te willen aanvaarden van de drie mis-
sen gecelebreerd aan het altaar van Maria, Hulp der Christenen met vele
gebeden en communies. Dit alles als vergelding voor de liefdadigheid die
u ons daarnet bewezen hebt. We zullen aan het Kindje Jezus vragen dat het
u lange jaren in een goede gezondheid zou bewaren en u dagen, weken,
maanden in groot aantal en vol vertroosting moge verlenen en alles moge
bekronen met een mooie beloning in het paradijs. Staat dat u aan? En moge
het aldus wezen. Alle salesianen, alle zusters van Maria, Hulp der Chris-
tenen bieden u hun wensen aan en allen vragen uw behoud voor een lange
(1) Turijn, 15 juli 1882; 18 januari 1883; 26 december 1886.

50.7 Page 497

▲back to top


- XV/493 -
tijd, maar steeds in goede gezondheid." In 1886 wordt hij eerder karig
met zijn woorden. Voortaan begrijpen ze elkaar zo goed dat de vele woor-
den er niets meer bijvoegen: "Hartelijk dank voor de liefdadigheid die u
ons in de loop van het jaar bewezen hebt. Uw vrome intenties zullen uit-
gevoerd worden."
Als goede medewerkster aanzag ze het feest van de H. Franciscus van
Sales als haar feest. Toen hij haar in 1886, iets voor het begin van de
noveen, schreef en er een prentje bij deed van de heilige Lodewijk, ko-
ning van Frankrijk, schreef hij haar, omdat hij wist dat ze door vrees
beklemd werd, als volgt: "Op 20 dezer begint de noveen van de H. Francis-
cus van Sales en ik wens u de koning van Frankrijk te zenden om bij u een
bezoek af te leggen en u te verzekeren dat niets kwaads u zal komen ver-
storen. Gedurende de hele noveen zal ik de heilige mis opdragen volgens
uw inzicht en zullen onze jongens bidden en communies opdragen voor u."
En in 1887: "Op 20 dezer begint de noveen van de H. Franciscus van Sales
en wij willen u niet alleen laten bidden. Alle salesianen zullen iedere
dag voor u bidden, te communie gaan en ik zal iedere ochtend voor u een
memento hebben in de heilige mis."
Op datum dan van de 29ste stuurde hij haar een prentje met een re-
productie van de de H. Franciscus van de Champaigne, met volgend gebed op
de keerzijde: "Oh! H. Franciscus van Sales, breng de heilige en machtige
zegen van de Heer, die aan uw dochter de vrede en de rust zal verzekeren.
Zij heeft niets te vrezen, wij zullen voor haar bidden."
Op de laatste Pasen door hem in deze wereld gevierd, liet Don Bos-
co met de gedachte op de aanstaande inzegening van de kerk van het Heilig
Hart, haar volgend biljet toekomen: "Een gelukkig feest, een zalige Pa-
sen, tot weerziens te Turijn of te Rome. Moge God u zegenen en u in goe-
de gezondheid en heiligheid bewaren. Alle salesianen betuigen u hun blij-
ken van hulde." Op het feest van Sacramentsdag laat hij haar weten dat
hij tweeduizend frank ontvangen heeft en dankt haar zeggend:(1) "Om u
mijn dankbaarheid te betuigen zal ik op Heilige Sacramentsdag de heilige
mis opdragen en zullen onze jongens hun heilige communies opdragen voor
uw intenties. Bent u tevreden?" Hij herhaalde dan dergelijke dankbetui-
gingen bij het naderen van zijn eigen naamfeest: "Ik wil", zegt hij,(2)
"dat Sint-Jan u het feest zal betalen; en om hem hiertoe te bewegen zal
ik op die dag de heilige mis opdragen aan het altaar van Maria, Hulp der
Christenen, en zullen onze jongens bidden en hun communies opdragen voor
uw inzicht."
Het feest van Allerheiligen wordt in Frankrijk plechtiger gevierd
dan in vele streken van Italië. Dat is de reden waarom Don Bosco in 1886
(1) Turijn 31 mei 1882.
(2) Turijn 17 juni 1882.

50.8 Page 498

▲back to top


- XV/494 -
aan juffrouw Louvet volgend briefje schrijft:
"
Mademoiselle Claire Louvet,
"
"
Ik kom u goede dag zeggen en u zeggen dat de hele salesi-
" aanse familie hier te Valdocco verzameld is. Het is nu bijna
" Allerheiligen en ik wil niet dat u in onze gebeden zou vergeten
" worden.
"
Tijdens deze noveen zullen we iedere dag een mis opdragen
" en zullen wij te communie gaan voor uw levende en afgestorven ver-
" wanten, maar in hoge mate willen we bidden voor uw gezondheid en
" uw heiligheid.
"
Oh! Maria, leid ons steeds op de weg naar het paradijs.
"
"
Uw nederige dienaar
" Turijn, 20 oktober 1886.
Priester Gio. Bosco.
Op de feesten van de Madonna vergeet hij niet haar te laten weten
dat hij ze aan de grote moeder van God aanbeveelt. Zo schrijft hij bij
gelegenheid van 0.-L.-Vrouw Tenhemelopneming:(1) "Op zaterdag, Ten-hemel-
opneming van de Heilige Maagd, zal ik bidden en laten bidden tot deze
goede Moeder, opdat zij u mild een goede en duurzame gezondheid en hei-
ligheid zou verkrijgen en in haar nabijheid in het paradijs een plaats
zou gereed houden. Maar ik vraag u deze genade voor u, voor uw verwanten
en uw vrienden. Mijn mis zal voor u zijn en bid u dan ook voor mij.
Vaarwel, tot weerziens nog verscheidene malen op aarde, maar zeker eens
in het paradijs, nietwaar?" Voor Onze-Lieve-Vrouw Geboorte: (2) "Ik
schrijf u niet om geld te vragen, maar alleen om u een goed feest toe te
wensen bij de Geboorte van Onze-Lieve-Vrouw. Op die dag zal ik bidden en
zullen ook onze jongens bidden voor uw gezondheid en voor uw intenties.
Mijn heilige mis en de communies van onze jongens zullen voor u zijn. Is
het goed zo?" Voor het feest van het Moederschap van Maria:
"
Mademoiselle Claire,
"
" Ik weet dat u wenst de Heilige Maagd te vieren bij alle gelegen-
" heden vooral op haar plechtige feestdagen en daarom wil ik u
" helpen zoals ik dat kan. Op zondag 11 oktober vieren wij het
" feest van het Moederschap van deze goede Moeder en zullen onze
" jongens veel bidden en te communie gaan voor uw heilige in-
" tentie en zal ik de troost hebben de heilige mis uitsluitend
(1) Turijn 12 augustus 1885.
(2) Turijn 5 september 1882.

50.9 Page 499

▲back to top


- XV/495 -
" voor u op te dragen. Voor u, voor uw gezondheid en heiligheid, voor
" uw volharding op de weg naar het paradijs, dit alles om u in zekere
" mate te vergelden voor de liefdadigheid die u ons bewijst en voor
" de hulp die u aan onze werken verstrekt.
"
Iets anders schrijft me bovendien Mgr. Cagliero. Hij heeft
" een inlands meisje gedoopt bij de Rio Negro in Patagonië en, als
" herinnering aan u, heeft hij het de naam gegeven van Claire Louvet
" op voorwaarde dat zij heel haar leven voor u zal bidden. Ik hoop u
" nog ander nieuws te kunnen geven over dit weeskind, wanneer het
" braaf zal zijn, zoals onze zusters dit hopen.
"
Vaarwel, Mademoiselle Louvet, moge de Heilige Maagd u lei-
" den en met u al uw verwanten en vrienden op zo een manier dat zij
" elkaar zeker in het paradijs zullen terug zien, maar ook met de
" arme Don Bosco.
"
Bid voor mij en vooral voor de priesters die niet nalaten
" iedere ochtend een memento volgens uw intentie te doen. God zij
" gezegend.
"
uw nederige dienaar
" Turijn, 7 oktober 1885.
Priester G. Bosco.
Bij de nadering van het feest van de Onbevlekte Ontvangenis vindt
hij hiervoor mooie uitdrukkingen. In 1882: "Het is de Heilige Maagd die
mij ertoe noopt u deze dagen te schrijven. Uit dankbaarheid voor uw wel-
daden willen wij iets doen dat u aangenaam zal zijn. Daarom zullen op
vrijdag al onze jongens (150-duizend) bidden en communies opdragen voor
uw intentie en de arme Don Bosco, die niets beters doen kan, zal voor
u de heilige mis opdragen, opdat God u moge zegenen en de Heilige Maagd
u steeds moge beschermen en uw hulp zijn in de gevaren, uw opbeuring op
het ogenblik van uw dood en uw vreugde in het paradijs. Bent u daarmee
tevreden? Maar alles op zijn tijd.(1) Dan, om haar een geestelijke wel-
daad te bewijzen in ruil voor de tijdelijke weldaden, nodigt hij haar
uit in de volgende zomer de retraite te komen doen bij de zusters van
Nizza Monferrato, die haar met open armen verwachten. In 1884:
"
Mademoiselle Claire,
"
"
Zaterdag eerstkomend zullen we plechtig de noveen inzetten
" van het grote feest van de Onbevlekte Ontvangenis en ik wens dat de
" salesianen op een bijzondere wijze zouden bidden voor het langdu-
" rige behoud van uw gezondheid.
"
Een H. Mis, gebeden en communies voor het altaar van Maria,
" Hulp der Christenen, zullen tot uw intentie worden opgedragen.
"
Op de dag van het feest zal Don Cagliero tot bisschop worden
(1) Door dit voorbehoud te maken, wil hij haar laten verstaan dat hij hiermee niet
bedoelt dat haar dood nabij is.

50.10 Page 500

▲back to top


- XV/496 -
" gewijd en u bijzonder aanbevelen in zijn mis.
"
Vaarwel, Mademoiselle, moge de Heilige Maagd u leiden en
" beschermen. Bid eveneens voor de hele salesiaanse familie en
" vooral voor uw arme en jegens u verplichte
"
nederige dienaar
" Turijn, 22 november 1884.
Priester Gio. Bosco.
We hebben gezien hoe Don Bosco namens zijn missionarissen aan zijn
en hun weldoenster beloofde, dat zij haar naam zouden geven aan de nieuw-
gedoopte meisjes, die haar zo leerden kennen en voor haar zouden bidden.
Vroeger al had hij nog duidelijker geschreven: "Thans wil ik schrijven
naar Amerika, naar de vijftien koloniën dat bij eventuele doopsels ten
minste één meisje per kolonie de naam van Claire zou ontvangen bij haar
doopsel en zo de verplichting heeft heel haar leven voor u te bidden." En
op een andere keer eveneens: "Deze dagen zat ik tot over mijn oren in de
zaken. Ten slotte zijn onze missionarissen gisterenochtend naar Patagonië
vertrokken. Ze zullen voor u bidden, Mademoiselle, en ze hebben mij de
verzekering gegeven dat de naam van de heilige Clara aan vele gedoopte
wezen van de wilden zal gegeven worden met de verplichting veel voor u
gedurende heel hun leven te bidden.(1)
Het is ook mooi om zien met hoeveel goedheid Don Bosco haar ge-
denkt op haar naamdag, die op 12 augustus viel. "We zijn nu op het feest
van de Heilige Clara, schrijft hij haar in 1882, en ik wil u die dag niet
vergeten. Hier hebt u nu mijn nederig bouquet. Op 12 dezer zal ik de hei-
lige mis opdragen en zullen onze jongens hun gebeden en heilige communies
doen voor uw intentie en om u te vergelden voor de liefdadigheid ons in
vele omstandigheden bewezen." In 1883 vergiste hij zich een maand met
zijn wensen, ofschoon zijn brief, die hij, naar hij zegt, geschreven
heeft op 12 juli, niet voorkomt in onze verzameling. Toen dan de juiste
dag gekomen was en hij bij het celebreren van de Mis zijn vergissing be-
merkt had, schrijft hij opnieuw: "Geduld met mij! Het is beter het goede
te vroeg te doen dan te laat. Toch heb ik de heilige mis willen opdragen
volgens uw intentie aan het altaar van Maria, Hulp der Christenen, en
hebben onze jongens voor u gebeden en zijn ze voor u te communie gegaan.
Moge God u zegenen en u in gezondheid en heiligheid bewaren." In 1886
begint hij zijn brief met een gebed:
"
Heilige Clara, bid voor ons en op een zeer bijzondere
" wijze voor uw beschermelinge, die ook waardig uw naam draagt.
" Moge God haar zegenen en de Heilige Maagd haar de vrede van het
" hart verkrijgen, de volharding in de goede werken. Alle salesi-
" anen zullen iedere dag bidden opdat uw liefdadigheid ruim zou
(1) Turijn 15 juli 1882 en 15 november 1883.

51 Pages 501-510

▲back to top


51.1 Page 501

▲back to top


- XV/497 -
" beloond worden op aarde en nog ruimer in het paradijs.
"
Wil eveneens veel bidden voor deze arme priester, die
" met de oprechtste dankbaarheid steeds van u zijn zal
"
de nederige dienaar
" Pinerolo, bisschoppelijke Villa 1886.
Priester G. Bosco.
Omdat hij wist haar hiermee genoegen te doen, stuurde Don Bosco
soms wat druiven; hij plukte ze met eigen handen van de ranken die wat
schaduw gaven aan de ramen van zijn klein balkon en placht ze te Turijn
uit te delen aan de adellijke families. Aan juffrouw Louvet en haar
vrien-den scheen het toe alsof ze trossen van het Beloofde Land ontvin-
gen.
Maar de dankbaarheid van Don Bosco kende ook een andere betuiging
die hem helemaal eigen was, telkens als hij in contact kwam met personen
met een levendig geloof. Dan vergenoegde hij er zich niet mee te danken,
te bidden en te doen bidden. Wanneer hij in deze gevallen weldaden ont-
ving, legde hij er zich op toe de weldoeners zelf een weldaad te bewijzen
en trachtte ze te brengen tot de evangelische en zo verdienstelijke ont-
hechting van de goederen van deze wereld. Dat is iets wat de leken niet
begrijpen en toch heeft het een zeer hoge morele en christelijke waarde.
Op geen enkele plaats van zijn geschriften hebben we bevonden dat Don
Bosco zo duidelijk zijn tactiek van heilige onthulde als in volgende pas-
sus van een brief aan juffrouw Louvet:(1) "In uw jongste brief zegt u mij
dat het u veel kost niets opzij te leggen voor de onverwachte gevallen.
Dat is niet zo. Ik wil dat u heel uw inkomen zou bewaren en dat u het zou
uitzetten tegen honderd per honderd op aarde om dan de echte beloning te
ontvangen en er voor altijd in het paradijs van te genieten. Begrijpt U
mij? Ik hoop het. Het was steeds mijn bedoeling al het mogelijke te doen
om het hart van mijn vrienden te onthechten van de ellendige zaken van
deze wereld en ze te verheffen tot God tot het eeuwige goed. U ziet, juf-
frouw, dat ik zoek u rijk te maken of liever de rijkdommen van deze aarde
vruchten te laten voortbrengen. Men kan ze hier slechts zeer korte tijd
bewaren en daar kunnen ze voor altijd tot eeuwige waarden worden omge-
zet." Daarna komt hij tot de praktijk en plaatst daarbij zichzelf met on-
baatzuchtigheid op de tweede en op de derde lijn." "U vraagt mij in welk
werk u goed uw spaarcenten kunt beleggen. Ik meen dat ze goed zullen be-
legd zijn, als U de kerk en de Heilige Vader, die in zo grote nood verke-
ren te hulp komt als U de werken, die door de Heilige Vader worden aanbe-
volen, steunt zoals de oprichting van de kerk en van het tehuis van het
Heilig Hart te Rome; als U de werken helpt die ten doel hebben de jeugd
naar het priesterschap te leiden, in één woord, als u meehelpt aan de
vorming van priesters, die vele zielen tot God zullen brengen. Indien u
het geduld hebt dit te lezen en mijn slecht geschrift verstaat, zal ik
nadien over deze materie verder gaan."
(1) Turijn 17 juni 1882.

51.2 Page 502

▲back to top


- XV/498 -
Het schijnt echter dat het niet nodig was op dit thema voort te
gaan. Een toespeling in de hier uiteengezette zin had hij al gedaan in de
eerste brief van onze correspondentie. Juffrouw Louvet had een klein be-
drag klaar om het hem te overhandigen; maar dan dacht ze eraan het hem
per post te laten geworden. Daarom schreef haar Don Bosco:(1) "Het is
zeker een zeer goede gedachte geweest een biljet van vijfhonderd voor
onze werken te sturen. Het voordeel was geheel voor u, daar het honderd-
voudige al begonnen is te lopen vanaf de dag en het ogenblik dat u dit
gestuurd hebt, te meer omdat u van nu af tot mijn reis naar Aire (in
april) de tijd hebt ander geld klaar te maken." Een analoge opvatting
drukt hij uit in augustus van hetzelfde jaar: "U zegt mij dat u wenst mij
een gift van tweeduizend fr. te doen bij een of andere gelegenheid. Maar
daar wij altijd en vooral op dit ogenblik geld nodig hebben, geloof ik
dat het beter is de gift te vervroegen, omdat u aldus tegenover God het
honderdvoudige zult vervroegen en wij ons eerder uit de nood kunnen hel-
pen."
We keren nu terug op de aangehaalde uitleg en zullen daarbij op-
merken dat hij op deze materie niet meer terugkwam in haar doctrinale
vorm, maar toch tot praktische toepassingen overging naargelang de ge-
vallen. Inderdaad, toen in 1884 juffrouw Louvet het plan overwoog om naar
Rome te gaan, zoals Don Bosco haar had voorgesteld, vroeg ze hem om raad
aan wie ze haar waarden tijdens haar afwezigheid kon toevertrouwen. Don
Bosco antwoordde haar dat ze deze kon toevertrouwen aan de persoon aan
wie ze bij dergelijke omstandigheden de opdracht placht te geven ze te
bewaren. Maar dan voegde hij eraan toe: "Nochtans indien u nog zekerder
wilt zijn kunt u ze plaatsen op de bank van Don Bosco. Deze zal ze bewa-
ren of liever vlug uitgeven; maar dit op een manier dat de dieven er niet
meer aan kunnen. Dat is de manier om zijn geld te verzekeren. U zult wel
begrijpen, juffrouw, dat ik dit zeg om te lachen." In een ander geval was
hij uitdrukkelijker. Het schijnt dat in 1886 juffrouw Louvet eraan dacht
een legaat te doen voor een werk dat na haar dood zou verwezenlijkt wor-
den; maar hoeveel vrome stichtingen bereikten de jongste tijd hun doel
niet meer, tengevolge van de lekenwetten! Daarom waarschuwde Don Bosco
haar: "Wat de zaken betreft waarover u mij spreekt geef ik u hier mijn
advies. De goede zaken die u kunt doen, dient u op dit ogenblik te doen,
zonder u te verplichten voor de toekomst. Want dit schijnt mij de raad te
zijn die ons gegeven wordt door de tijden die we beleven: doen wat men
kan en geen verplichtingen op de toekomst nemen."(2) In een lapidaire
vorm vinden we zijn gedachte gebeiteld toen hij schreef aan zijn weldoe-
ner, abbé Engrand, en voor hem van God en van de Heilige Maagd de genade
afsmeekte arm te mogen sterven om voor eeuwig rijk te zijn.(3)
(1) Turijn, 1 januari 1882.
(2) Turijn, 26 januari 1884 en 26 december 1883.
(3) Turijn, 18 december 1882.

51.3 Page 503

▲back to top


- XV/499 -
Ten slotte halen wij met genoegen enkele notities aan van geeste-
lijke leiding, die hier en daar verspreid zijn in deze interessante cor-
respondentie. Uit dat alles zien we dat juffrouw Louvet een brave ziel
was, die streefde naar de christelijke volmaaktheid en vol liefdadige ge-
voelens was. Zij had in Don Bosco het vertrouwen dat men in een heilige
stelt. Er kwam een ogenblik waarin zij erover piekerde om bij de dochters
van Maria, Hulp der Christenen, in te treden en ze stelde de vraag zelfs
aan Don Bosco, maar hij zei haar met een glimlach: - "Uw leeftijd, uw ge-
zondheidstoestand, uw stand vormen een onoverwinnelijke hinderpaal voor
het verwezenlijken van deze vrome wens." - En zij legde zich hierbij
neer. Wanneer Don Bosco belang stelde in haar geestelijk leven, wou hij
zich helemaal niet in de plaats stellen van de directeur van haar gewe-
ten; maar hij integreerde er de werkzaamheid van en moedigde haar aan.
"Voor u en voor uw leiding", zegt hij haar dadelijk in zijn eerste brief,
"dient u geduld te hebben. God zal uw geestelijke en tijdelijke zaken
voor zijn glorie in orde brengen. Maar zorg er intussen voor zoveel mo-
gelijk ter heilige tafel te naderen; en wanneer u dat om een of andere
reden niet kunt doen, dient u hierover geen verdriet te hebben. U zult
mij uw verdriet kenbaar maken en ik zal trachten u leiding en raad te
geven. "Omdat ze dagelijks te communie ging, was ze bang dat het voor
haar een gewoonte zou worden; maar Don Bosco onderricht haar:(1) "Ga er
iedere morgen mee verder de heilige communie te ontvangen. U zegt dat u
vreest dat het een gewoonte zal worden. Wanneer een gewoonte goed is en
er ons toe brengt het goede te doen, dan dienen wij ermee voort te gaan."
Ook zij had haar kruisen. Eens zond Don Bosco haar een prentje met
een kruisje. Wat onder de indruk van deze gift, wou de juffrouw weten wat
hij hiermee bedoelde. Hij antwoordde haar:(2) "Het kruisje, dat ik u ge-
stuurd heb, betekent dat God tussen kruisen en doornen u vele bloemen
bereidt. Wees er niet om bekommerd. Op zijn tijd zal ik u alles zeggen.
Intussen spreekt hij haar moed in en gaat hij verder: "Moge God u zege-
nen, Mademoiselle Claire, moge God u in goede gezondheid bewaren en u een
plaats bewaren aan de zijde van Maria, Hulp der Christenen, in het para-
dijs." Ook in januari 1883 was het zijn bedoeling haar door zijn woorden
op te beuren: "Wees rustig met volle bewustheid. Ik zal iedere ochtend
voor u in de heilige mis een memento hebben en ik hoop dat ook u voor mij
zult bidden."
Het blijkt en men weet het ook uit andere bronnen dat deze brave
ziel door God met innerlijk leed beproefd werd. Daarom moedigde Don Bosco
haar aan.(3) "Maar ik wens U vrede en rust in uw hart. Luister naar mij.
(1) Turijn, 15 juli 1882.
(2) Turijn, 10 augustus 1882.
(3) Turijn, 9 september 1883.

51.4 Page 504

▲back to top


- XV/500 -
Uw geweten is in goede staat. De Heilige Maagd werd u als leidster gege-
ven. Uw engelbewaarder beschermt u. Daarom hebt u niets te vrezen."
Acht dagen later schetst hij voor haar een methode van geestelijk
leven, die zeer praktisch is en van aard haar te bevrijden van de vrees
nooit genoeg te doen:(1) "Weinig, maar dat weinige met vlijt onderhouden.
Ieder jaar: een jaarlijkse revisie van het geweten, waar- bij men nadenkt
over de vooruitgang of de achteruitgang in het afgelopen jaar. Iedere
maand: de oefening van de goede dood, met de maandelijkse biecht en de
heilige communie, alsof zij de laatste van uw leven waren. Iedere week:
een heilige biecht, grote aandacht om zich de raadgevingen van de biecht-
vader te herinneren en ze in praktijk te brengen. Iedere dag: een heilige
communie, indien dat mogelijk is; bezoek aan het Allerheiligste; medita-
tie, lezing, gewetensonderzoek. Altijd: elke dag beschouwen als de laat-
ste van zijn leven."
Toen de cholera was uitgebroken, was hij er vlug bij om bij haar
iedere beroering te voorkomen.
"
Mademoiselle Claire Louvet,
"
"
Ik hoop dat uw gezondheid goed is en ik haast mij u een
" veilig tegengift te geven tegen de cholera.
"
1° een medaille van Maria, Hulp der Christenen, steeds
" bij U dragen;
"
2° het schietgebed: 0 Maria, Auxilium Christianorum, ora
" pro nobis.
"
3° Een veelvuldige heilige communie.
"
Dank voor al uw aalmoezen. Moge God in ruime mate uw goe-
" de werken vergelden. Wij bidden voor u en bid u voor ons en
" voor onze familie. Zo weze het!
"
uw zeer verplichte dienaar
" Turijn, 9 juli 1884.
Priester G. Bosco.
Met een zwakke gezondheid, maar met een zeer teer geweten wilde
zij tijdens de vasten van 1885 vasten en vlees derven onderhouden. Don
Bosco raadde het haar af:(2) "Tijdens deze dagen dient u niet te denken
aan vlees derven en vasten. Dit wordt u streng verboden. Laat zondaars,
zoals Don Bosco, boete doen tot het voldoende is."
De achtendertigste brief, die vele berichten inhoudt over zijn
reisweg in Spanje, geeft ook richtlijnen, ofschoon het weinige dat erin
(1) Turijn, 17 september 1883.
(2) Turijn, 21 februari 1885.

51.5 Page 505

▲back to top


- XV/501 -
staat meer belooft bij gelegenheid van een aanstaande gesprek. Misschien
voelde juffrouw Louvet enig gewetensbezwaar om zich dat jaar naar de Azu-
renkust te begeven, alsof het meer een ijdele uitstap dan een echte nood-
zakelijkheid was. In ieder geval stelde Don Bosco haar voor naar Italië
te komen en een kamer te betrekken bij de dochters van Maria, Hulp der
Christenen.
"
Mademoiselle Claire Louvet,
"
"
Hier in de stad Alassio en in ons college ontvang ik uw
" beste en dierbare brief. De zaken, waarover u mij spreekt, zijn
" een nietigheid in vergelijking met de eeuwigheid. Indien wij el-
" kaar kunnen spreken, zullen wij al deze zaken wel regelen. Anders
" zullen wij per brief met elkaar overeenkomen.
"
Begin intussen over twee zaken na te denken: 1° voor
" u zou het klimaat van het zuiden het beste zijn; 2° ontdoe u van
" alles wat u zorg en leed kan brengen. Over deze twee zaken
" is het nodig dat wij samen stuk voor stuk zouden spreken.
"
Mijn gezondheid is vrij goed. Ik zal als het God belieft,
" zaterdag naar Nice enz. vertrekken tot Barcelona en in het begin
" van mei hoop ik te Turijn te zijn. Stuur uw brieven steeds naar
" Turijn. Van daar zullen ze me vlug toegestuurd worden naar de
" plaats waar ik zal zijn.
"
Van hier zal ik vertrekken naar Nice, Cannes, Toulon, Mar-
" seille en Barcelona. Dan zal ik de weg terug naar Italië nemen
" om thuis te zijn begin mei.
"
Vaarwel, Mademoiselle, moge de Heilige Maagd ons steeds op
" de weg naar het paradijs leiden.
"
uw zeer verplichte dienaar
" Alassio, 19 maart 1886.
Priester G. Bosco.
"
" P.S. Ik geloof dat voor u Alassio een goed verblijf zou zijn ge-
"
durende de winter en Nizza Monferrato in de zomer met twee
"
kamers voor u naast het huis van onze zusters. Mondeling
"
zullen we spreken over wat behoort gedaan te worden.
Meermaals komt in deze brieven de onrust aan het licht van juf-
frouw Louvet als gevolg van de slechte wending die de openbare zaken in
Frankrijk namen; want voor haar was dat een oorzaak van geestelijke tri-
bulaties. Don Bosco beurde haar op, zoals wij op verscheidene plaatsen
gezien hebben. In 1886, daags na het feest van de Onbevlekte Ontvangenis,
blijkt hij minder optimist dan gewoonlijk wat de menselijke wederwaardig-
heden betreft; maar stelt hij steeds zijn vertrouwen op Gods hulp. Hij
schreef inderdaad: "De toekomst in de wereld is uiterst duister; maar God
is het Licht en de Heilige Maagd is steeds de Stella Matutina. Vertrouwen
in God en in Maria. Vrees niets. Ik kan alles in hem die mij kracht
geeft, Jezus Christus. Geduld. Het geduld is ons volstrekt nodig om de

51.6 Page 506

▲back to top


- XV/502 -
wereld te overwinnen, om de zegepraal te verzekeren en in het paradijs
binnen te gaan."
De laatste woorden die wel klinken als een groet, maar toch nog
leiding willen geven, dateren van 16 januari 1887. "Vaarwel, Mademoisel-
le Claire, God beware u de vrede van het hart, de gerustheid van de ziel
en de volharding tot in het paradijs." Hoe vaak herhaalt hij de oproep
naar het paradijs! Hij wordt herhaald in de vier brieven die de verzame-
ling afsluiten. Wij reproduceren er hier twee van in vertaling. Ze zijn
kort en het geschrift is onregelmatig, omdat zijn hand, zoals heel zijn
organisme, moe is. Deze twee brieven komen van Lanzo, waar Don Bosco een
gedeelte van zijn laatste levensjaren doorbracht. In beide wordt het pa-
radijs tweemaal vernoemd.
"
Mademoiselle,
"
"
Uw plaats in het paradijs is klaar en, naar ik geloof,
" verzekerd; maar kijk, u moet nog wat wachten.
"
Ik ontvang de aalmoes die u aan onze wezen stuurt. Moge
" God u mild belonen. Don Rua is beter, Graaf Colle is niet beter.
" Wij bidden.
"
God zegene u, abbé Engrand en leide ons allen langs de
" weg van het paradijs. Amen.
"
Bid voor mij.
"
uw zeer verplichte dienaar
" Lanzo, 4 juli 1887.
Priester Giovanni Bosco.
"
Mademoiselle Claire,
"
"
Ik ben te Lanzo; mijn gezondheid is iets beter en de uwe?
" Ik laat niet na iedere dag te bidden volgens uw intentie. Wan-
" neer zal het paradijs ons een bezoek brengen? Wij verwachten
" het zodra het aan de Heer zal behagen.
"
Ik beveel Don Rua aan uw goede gebeden aan. Zijn gezondheid
" is niet zoals gewenst. Op dit ogenblik verblijft hij te Toulon
" bij Graaf Colle die ernstig ziek is.
"
God zegene ons en Maria moge ons leiden door de gevaren tot
" aan het paradijs. Zo weze het.
"
uw zeer verplichte dienaar
" Lanzo, 25 juli 1887.
Priester G. Bosco.
De laatste twee brieven, die wij hier niet aanhalen, werden ge-
schreven vanuit Valsalice in de loop van de retraite tijdens de noveen
van Maria's Geboorte, op 4 en 5 september, en hebben bijna dezelfde
inhoud. Dat moet wel een zeer goed verklaarbaar geval van geheugenverlies
geweest zijn.

51.7 Page 507

▲back to top


- XV/503 -
Bij twee gelegenheden heeft Don Bosco juffrouw Louvet een waarde-
volle lof toegezwaaid. De eerste maal was dat toen hij over haar sprak
met abbé Engrand en hem zei: - "Het is een persoon die grote deugden be-
zit."
- Een tweede maal zei hij aan de salesiaan Don Bellamy: "Ze helpt
ons veel met haar beurs, maar nog meer met haar gebeden."-
Evenals voor Graaf Colle, liet Don Bosco ook voor juffrouw Louvet
een briefje na dat men haar na zijn dood zou sturen. Hij zei haar als
volgt: "Ik moet voor u vertrekken; maar ik zal nooit nalaten voor uw
eeuwig geluk te bidden. Ga ermee voort onze wezen te steunen en onze
wezen zullen u als een krans omringen, wanneer de engelen u eens zullen
wegdragen om de glorie van het paradijs te gaan genieten. Oh! Maria,
bescherm steeds uw dochter. Gelieve te bidden voor de eeuwige rust van
mijn arme ziel."
Toen Don Bosco overleden was, leefde zij verder van zijn gedach-
tenis, aanriep hem als haar machtigste beschermer in de hemel en spande
zich vooral in zijn geduld na te volgen in de onvermijdelijke beproevin-
gen van de leeftijd. In de pijnlijkste crisissen van haar laatste ziekte
was het voldoende dat zij de naam van Don Bosco hoorde uitspreken en een
glimlach kwam op haar lippen en de sereniteit kwam terug in haar geest.
Een zuster van Maria, Hulp der Christenen, die door Don Rua gestuurd was
om haar bij te staan, maakte van dit nooit falend middel gebruik om haar
op de kritieke ogenblikken moed en berusting in te spreken.
Enkele maanden na het overlijden van Don Bosco, beroerde haar het
gerucht van een voorspelling over een aanstaande oorlog. Toen Don Rua
haar op 19 december bedankte voor een gift van duizend frank, stelde hij
haar gerust en schreef: "Wij kennen helemaal de profetie niet, die in
omloop is en die toegeschreven wordt aan Don Bosco. Wanneer Don Bosco dus
aan iemand zou gesproken hebben over een oorlog in de aanstaande lente,
dan heeft hij gewoon willen verwijzen naar de oorlog die wij iedere lente
te voeren hebben, nl. de oorlog van de jongens voor hun boterham, de oor-
log van de leveranciers, van de schuldeisers die ons belegeren op een
ogenblik dat wij het meer dan ooit schraal hebben, nl. in de lente van
ieder jaar. Ik geloof niet dat Don Bosco over een andere oorlog wou spre-
ken; anders zou hij er ons iets over gezegd hebben, terwijl hij thans
hierover niets gezegd, noch geschreven heeft. Wees dus gerust, heb ver-
trouwen in Maria, Hulp der Christenen, en in Don Bosco, wiens bescherming
alle kwaad van u zal verwijderen. Zij weten dat u een grote beschermster
van hun zonen bent, zodat u niet bang hoeft te zijn."
Zolang hij Don Bosco overleefde, stelde zij al haar vertrouwen en
verering in Don Rua, van wie ze met de intuïtie van de heilige zielen al
de zeldzame deugden en de bovennatuurlijke gaven ontdekt had. Don Bosco
had haar gezegd: "Wanneer in uw departement een huis zal geopend worden,
dan zult u er de Mama van zijn."- Het huis werd geopend te Ruitz in 1891
en tot in het jaar 1903, namelijk tot de uitdrijving van de congregaties,
was juffrouw Louvet zeer milddadig met haar aalmoezen jegens de eerste

51.8 Page 508

▲back to top


- XV/504 -
directeur, Don Albin Ronchail en jegens zijn opvolgers, Don Cosson en Don
Patarelli. Onder meer kwam zij ieder jaar, zonder dit ooit te verzuimen,
tegemoet om het deficit van de begroting aan te zuiveren. Zolang ze leef-
de, bleef ze in contact met het hoofdkapittel en gaf steeds met dezelfde
spontaneïteit en veelvuldigheid als in de tijd van Don Bosco.
Verplichtingen wegens verwantschap had ze niet, daar ze enkel neven had.
Daaruit kan men verklaren hoe ze tot op het laatste zeer mild bleef, zo
zeer zelfs, dat zuster Guiot, dochter van Maria Hulp der Christenen, zich
herinnert eens namens haar aan Don Albera een bedrag van vijftigduizend
fr. te hebben gestuurd.
Op 11 november 1912 ging ze haar twee grote beschermers in het pa-
radijs terugzien.

51.9 Page 509

▲back to top


- XV/505 -
H O O F D S T U K XX.
VOOR DE MISSIES EN VOOR DE MISSIONARISSEN.
De laatste reis van Don Bosco naar Rome moest volgens zijn inzicht
de beslissing brengen van de officiële erkenning en de canonieke autono-
mie van de missie van Patagonië. Dadelijk na zijn aankomst te Rome hield
hij zich onvermoeid hiermee bezig bij de heilige congregatie van de pro-
paganda; en, na de pauselijke audiëntie, deed hij dat in opdracht van de
Heilige Vader zelf.(1) De geografie van dat land was toen in Europa zeer
weinig bekend. Ook te Rome had men er slechts een vage gedachte over;
deze was zelfs onvoldoende om de grenzen vast te leggen van een gebied en
om met juistheid een jurisdictie te kunnen omschrijven. Hiervoor werd Don
Bosco genoodzaakt dringend te Turijn een kaart van Patagonië te vragen,
die hij in vrij grote verhoudingen had gereproduceerd en die hij aan de
wand in de galerij naast zijn kamer had opgehangen.(2)
In zijn onderhandelingen voorzag Don Bosco dat het zou passen niet
één maar drie vicariaten of ten minste drie apostolische prefecturen in
Patagonië op te richten, waarvan de eerste zich zou uitstrekken van de
Rio Colorado tot de Rio Chubut, de tweede van de Rio Chubut tot de Rio
Santa Cruz en de derde van de Rio Santa Cruz tot Vuurland, de Malvinas of
Falklandeilanden inbegrepen. De Heilige Vader keurde deze gedachte goed
en zei uitdrukkelijk dat men de grenzen van drie vicariaten kon vastleg-
gen, maar dat het intussen paste de werkzaamheden in een van hen te be-
ginnen, namelijk van de Rio Colorado tot in het binnenland van Patago-
nië.(3)
Te Rome echter worden de zaken met de grootste bedachtzaamheid
behandeld en zonder tijd te sparen. Zolang men geen elementen bezit die
de zaak verhelderen, komt men tot geen enkele overeenkomst. Het hoeft dus
geen verwondering te wekken dat Don Bosco er in augustus zijn beklag over
maakte dat de beslissing, in beginsel, van zijn gewenst plan zo grote
vertraging lijdt. Hij vreesde dat dit uitstel heel zijn plan zou te niet
(1) Brief van Don Berto aan Don Costamagna, Rome, 28 april 1882.
(2) Brief van Don Berto aan Don Bonetti, Rome, 22 april 1882.
(3) Brief van Don Bosco aan Don Dalmazzo, Turijn, 29 juli 1882.

51.10 Page 510

▲back to top


- XV/506 -
doen.(1) Het was echter een goede zaak dat hij de onderhandelingen reeds
twee jaar te voren had aangeknoopt; want, indien men er niet zo vroeg aan
gedacht had, dan zou hij ongetwijfeld in 1884 niet de troost hebben gehad
zijn wens vervuld te zien.
Men mag niet menen dat men in Argentinië zijn project gunstig ge-
zind was. Zelfs de aartsbisschop van Buenos Aires, die zo welwillend was,
was de mening toegedaan dat de oprichting van een vicariaat noch oppor-
tuun, noch noodzakelijk was en hij zei: - "Al de bevoegdheden die ik be-
zit, geef ik aan de salesianen, die naar de missies gaan. Wat nut heeft
het dan Patagonië los te maken van het aartsbisdom van Buenos Aires?(2) -
Nadien wijzigde hij zijn houding, wanneer hij wist hoe men er te Rome
over dacht. Ook ten opzichte van de regering was het noodzakelijk met
alle omzichtigheid te werk te gaan om zekere gevoeligheden niet te kwet-
sen, alsof er willekeurige bemoeiingen waren of tussenkomsten van vreem-
den binnen de grenzen van de republiek, die nog maar pas met de wapens
vastgelegd waren. Hierdoor begrijpt men wat Don Bosco bedoelde, wanneer
hij aan de procurator schreef dat "de aartsbisschop het opportuun had
geacht steun te vinden bij de regering" in deze zaak.(3)
Intussen werd er in Patagonië vurig gewerkt en bereidde men zo een
stand van zaken voor, die een regeling zou rechtvaardigen, om niet te
zeggen, eisen, waardoor Patagonië in rechte en in feite als een wel be-
paalde entiteit in het organische complex van de katholieke missies zou
worden ingeschakeld. Vanuit het hoofdkwartier van Patagones en van Viedma
drongen Don Beauvoir en Don Milanesio in alle richtingen door, waar er
groepen beschaafden waren of waar er hoop bestond Indiaanse families of
stemmen te ontmoeten. Wanneer Don Bosco soms sprak over de talrijke ko-
lonies, dan bedoelde hij evenveel kleine bevolkingskernen in lokaliteiten
geconcentreerd, waar het mogelijk bleek in de levensbehoeften te voorzien
dank zij de landbouw en de schapenteelt. Men vertrok van die plaatsen
waar de missionarissen kleine kapellen bouwden voor het gebed en de cul-
tus; dan ging men op zoek naar wilden, die doorgaans op een niet te grote
afstand woonden.(4) De vurige Don Fagnano, het hoofd van de missie, trok
de wildernis in en liet een onderzoek instellen in de meest ontoeganke-
lijke gebieden; maar tegelijkertijd spande hij zich in om de voornaamste
residentie te versterken en bouwde te Patagones een kerk en een dubbel
college. Af en toe werd Don Bosco verblijd door verslagen die hem toelie-
ten met zekerheid zijn onderhandelingen voor het oprichten van een apos-
tolisch vicariaat voort te voeren.
(1) Brief van Don Bosco aan Don Dalmazzo, S. Benigno, 27 augustus 1882.
(2) Aldus getuigt Don Vespignani in zijn al aangehaalde onuitgegeven kroniek van het huis
van de inspectie van S. Carlos.
(3) Brief uit Turijn, 29 juli 1882.
(4) Cfr. Boll. Sal., april en juli 1882; februari 1883.

52 Pages 511-520

▲back to top


52.1 Page 511

▲back to top


- XV/507 -
Ook de werken van Buenos Aires maakten vorderingen. Het jaar 1882
was een jaar dat speciaal voorspoedig was voor de werkhuizen. Het werk
stroomde toe en de middelen om de opdrachten te vervullen waren zeer
ruim. De drukkerij bezat drie machines die nooit stilstonden, de schrijn-
werkers kregen talrijke orders en men begon ook te werken aan het werk-
huis voor de smeden. Er was toen een continentale tentoonstelling, waar-
aan de onzen deelnamen en eervolle onderscheidingen wegkaapten; want de
drukkerij, de kleermakers, de schrijnwerkers behaalden er vleiende prij-
zen. De aartsbisschop schreef een herderlijke brief waarin hij de katho-
lieke werken in het volle daglicht stelde en sprak over wat er nog diende
gedaan te worden en waarmee men kon helpen. In uiterst welwillende be-
woordingen beval hij de scholen voor kunsten en ambachten van de salesia-
nen aan de liefdadigheid van het publiek aan.
De goede naam van deze scholen verspreidde zich door de republiek
en zette andere personaliteiten ertoe aan een aanvraag te doen om er ge-
lijkaardige in hun streek te hebben. Aldus ontving Don Costamagna drin-
gende aanvragen uit Chivilcoy, Dolores, Salta, Las Flores, Azul en vooral
uit Tucuman. De gouverneur en de gezaghebbers van de provincie bestormden
Don Costamagna met brieven en aanbevelingen en nodigden hem in afwachting
uit daar te komen om de plaats te verkennen. Men bood het terrein, het
geld, een kerk, materiële en morele steun, in één woord, alles aan. Er
werd een zo grote en zo veelvuldige druk op hem uitgeoefend dat hij niet
weigeren kon. Na vier dagen reizen kwam hij er aan en zag dat er werke-
lijk ter plaatse niets ontbrak; maar hem ontbrak wat het meest nodig was,
namelijk het personeel. Vier maanden later kwam de bisschop te Buenos
Aires met volmachten vanwege de gouverneur. De centrale regering ver-
leende een kosteloze overtocht aan alle salesianen die vanuit Europa naar
dat huis zouden gestuurd worden. De inspecteur was overtuigd dat men
hierop niet mocht weigeren en was enigszins van plan naar Turijn te gaan.
"Ik heb schrik dat u me zult beknorren", schrijft hij op 7 juli aan Don
Bosco, "dat u me niets zult geven en me nogmaals naar Amerika zult sturen
met pak en zak... Het is waar dat deze gedachte pijn doet aan het hart
van Don Bosco, maar wat wilt u? Wanneer men zo ver verwijderd is en het
zo lang geleden is dat men nog de stem van Don Bosco gehoord heeft dan is
men half verdwaasd. Dit moge nu genoeg zijn. Indien het waar is dat de
regering ons de overtocht betaalt en allen op een enkel schip, en als ik
denk dat het winter zal worden, wanneer wij hiermee nog langer wachten,
dan vraag ik mij af of ik niet moet besluiten om tot bij u te komen."
Maar Don Bosco antwoordde hem dadelijk voorlopig nog wat te wachten en
zei het hem in volgende mooie brief.
"
Mijn beste D. Costamagna,
"
"
Ik lees steeds zeer graag je brieven en wanneer wij ze
" lezen in het kapittel wordt er groot belang aan gehecht.
"
Wij zien dat God ons iedere dag een overvloediger oogst
" in handen geeft. We staan echter voor twee hinderpalen, namelijk,

52.2 Page 512

▲back to top


- XV/508 -
" het tekort aan personeel en het ontzaglijke werk dat op ons
" drukt.
"
Het schijnt me toe dat wij het alzo kunnen doen. Van
" hieruit zullen wij alles klaarmaken wat nodig is voor een re-
" gelmatige expeditie voor 1883. In de maand juli van dat jaar
" kom je met een confrater om ons een bezoek te brengen en zal
" je deelnemen aan het Algemene Hoofdkapittel dat in augustus of
" september zal plaatshebben.
"
Tegelijkertijd zal je ons allen ontvlammen met een
" apostolische ijver en daarna zal je met een schaar dapperen
" terugkeren naar de landen van Cabot.
"
Dat zeg ik maar alleen hier te S. Benigno, waar ik en-
" kele ogenblikken vrije tijd heb. Je projecten hiervoor zullen
" echter uitdrukkelijk worden voorgelezen in het hoofdkapittel
" en dan zijn we het er allen mee eens ze binnen de grenzen van
" het mogelijke ten uitvoer te leggen.
"
Ik ben hier te S. Benigno, waar gisteren het feest ge-
" vierd werd van Sint-Aloysius, met de komst van Mgr. Riccardi,
" bisschop van Ivrea die alle heilige diensten verricht heeft en
" en de hele dag onder ons heeft doorgebracht.
"
's Avonds werd het drama La Patagonia, een werk van Don
" Lemoyne opgevoerd. Alle omliggende dorpen kwamen naar dit
" schouwspel van een andere aard kijken. Op het einde was het een
" algemene geestdrift en ontroering. Allen wilden naar Patagonië
" vertrekken.
"
Ik beveel je de beste groeten voor al onze medebroeders
" Ik aan. beveel je Don Debella aan. Zorg voor hem. Hij kan je hel-
" pen veel goed te doen; maar men dient hem met zachtheid en ver-
" trouwen te bejegenen.
"
Ik heb over jou gesproken aan de clerici en priesters
" van dit huis. Langdurig applaus en groeten van iedereen.
"
God moge je zegenen, mijn steeds beste Don Costamagna.
" God moge je altijd in zijn heilige genade behouden en je zegenen
" samen met Don Remotti, Don Bourlot, Don Vespignani en anderen aan
" wie ik zodra mogelijk hoop te schrijven.
"
Bid ook voor mij die voor jou steeds in Jezus Christus
" zijn zal
"
je toegenegen vriend,
" S. Benigno Canavese, 9 augustus 1882.
Priester Gio. Bosco.
De grote achting die de salesianen in de hoofdstad genoten, had
als gevolg dat welgestelde personen hen met iets bedachten in hun testa-
mentaire beschikkingen. Zo gebeurde het in 1882 dat een zeer rijke Dame,
Petronilla Rodriguez, die in doodsgevaar verkeerde, zonder dat ze zelfs
de inspecteur kende, hem een bedrag van vijfhonderdduizend pesos bij
legaat schonk. Een ander legaat van honderdvijftigduizend pesos kwam hem
toe van de heer Felix Frias. Don Costamagna bestemde de eerste som voor
de dochters van Maria, Hulp der Christenen, die te Almagro een huis nodig
hadden. Met toelating van Turijn liet hij een plan klaarmaken, waarvoor

52.3 Page 513

▲back to top


- XV/509 -
hij gebruik maakte van zijn kennis van tucht, hygiëne en gemeenschappe-
lijk kloosterleven, die hij had opgedaan toen hij aan zusters, zowel in
Europa als in Amerika leiding gaf. Hij wou dat de kapel een klein hei-
ligdom van Maria, Hulp der Christenen, zou worden. De aartsbisschop bood
zich met geestdrift aan om de eerste steen te zegenen. De ceremonie had
plaats op 24 mei, op een ogenblik dat de muren al wat boven de grond uit-
staken, waardoor men het grondplan van het gebouw in heel zijn uitge-
strektheid kon zien. De werken vorderden flink ook omdat de inspecteur
dikwijls ter plaatse was om na te zien, te leiden en zelfs te komen hel-
pen met de aspiranten en met de grotere jongens.
De materiële bezigheden beletten de inspecteur niet te zorgen voor
de geestelijke noden van de huizen. Vooral het huis van Patagones, dat
hij nog niet bezocht had, lag hem na aan het hart. Daarom bereidde hij
zich voor op deze lange en gevaarlijke reis en scheepte hij einde juli
in. Daar gaf hij leiding aan de geestelijke en tijdelijke zaken van de
medebroeders en zusters. Hij gaf een retraite voor de vier priesters en
de drie coadjuteurs, die daar verbleven en dat deed hij ook voor de zus-
ters. Na omstreeks een maand keerde hij terug naar S. Carlo, waar met
grotere plechtigheid dan de andere jaren zijn naamdag gevierd werd.
In een brief van 1 mei, waarin hij aan Don Bosco zijn aanstaan-
de reis naar Tucuman meldde, eindigde Don Costamagna met een slecht
nieuws: "Te S. Nicolas hebben ze de jongens naar huis gestuurd wegens een
besmettelijke kwaal. Bid...". Dit college heeft een zeer harde beproe-
ving moeten doorstaan. Toen de retraite beëindigd was, hadden de jongens
de wandeling gedaan die men bij dergelijke gelegenheid pleegt te doen
maar bij hun terugkeer werden velen aangetast door een difteritis.
Directeur Don Tomatis zond in het holste van de nacht allen naar
huis die op reis konden gaan. Hij had het voorzien, want de dag daarna
werd het huis manu militari bewaakt, zodat niemand binnen noch buiten kon
gaan. Hun gevangenschap duurde twee maanden. Vier jongens stierven bijge-
staan door de salesianen die hun lijkkist moesten maken en ze erin leg-
gen. Een Ierse kolonist, de vader van een van de leerlingen, verkreeg de
toelating vrijwillig binnen te gaan en bleef er zolang de staat van bele-
gering duurde. Hij bewees dienst aan de zieken en beurde de oversten op.
De kolonisten brachten het voedsel aan, dat ze door een ijzeren hek sta-
ken. Don Costamagna, die in allerijl dit beklagenswaardige huis kwam
bezoeken, werd aan de poort door een schildwacht tegengehouden. Hij vroeg
dan ten minste in de kerk te mogen gaan. Na deze toelating ging hij in de
sacristie en riep zijn medebroeders, die beangstigd naar beneden kwamen.
Het lijden en de nachtwaken hadden hun uiterlijk veranderd. Na enkele
woorden te hebben gewisseld, werd een fles wijn gehaald. Wee hun, indien
de schildwacht ze daar samen verrast had! Don Costamagna liet de soldaat
roepen en een glas van die goede wijn bracht alles in orde. Dan keerde
iedereen dadelijk op zijn post terug, terwijl de inspecteur zijn reis
naar Buenos Aires voortzette.

52.4 Page 514

▲back to top


- XV/510 -
Op 15 juli kon Don Tomatis aan Don Bosco beter nieuws geven. "Na
de pijnlijke beproeving", schreef hij, "die we doorgemaakt hebben is de
vreugde in ons huis teruggekeerd, en zijn onze veertig zieken allen, dank
zij Maria, Hulp der Christenen, volledig genezen. Allen gaan door, lera-
ren en leerlingen, met hun schoolbezigheden. Niet alleen kwamen alle
leerlingen, die tijdelijk wegens de ziekte waren weggegaan, maar, alsof
de Heer ons wou belonen voor de tribulaties die we doorgemaakt hadden, is
het aantal van onze leerlingen gestegen, zodat het huis van S. Nicolas
zich thans in de beste voorwaarden bevindt." De veertig genezen jongens
zijn waarschijnlijk deze, die ziek geworden zijn na de dood van de vier
jongens, toen Don Tomatis aan Don Bosco het eerste nieuws daarover had
meegedeeld in een vorige brief, die wij niet teruggevonden hebben. Hij
zei inderdaad in zijn tweede brief van 15 juli: "Na mijn laatste brief
die ik u toestuurde door bemiddeling van de heer D. Ramon Quesada, heeft
er zich niets meer voorgedaan." Deze laatste zin dient te worden verstaan
in de betekenis dat er geen andere sterfgevallen meer geweest zijn. Het
is zeker, dat zonder een speciale hulp van de hemel, het daarbinnen al-
licht een hecatombe had kunnen worden.
Een maand later, dag op dag, zou men in het Oratorio de verjaardag
van Don Bosco vieren en daarom ging de directeur van S. Nicolas aldus
verder: "Ik ga thans over tot het voornaamste onderwerp van deze brief;
en met zovele toegenegen zonen kom ook ik mij met u verblijden, beste
onder de vaders, wegens de gelukkige viering van uw mooie geboortedag in
de maand augustus eerstkomende. Die dag zult u zeker redenen hebben om de
Heer te bedanken, die door uw bemiddeling grote zaken liet bewerken. Maar
wij, uw zonen in de Heer, zijn er niet minder toe verplicht, daar Hij
niet enkel in uw persoon ons de beste der vaders bewaard heeft en de op-
rechtste vriend, maar ook de stichter van de salesiaanse sociëteit waar-
toe we behoren en die voor ons de reddingsark is. Alle salesianen van S.
Nicolas zijn overtuigd van deze waarheid, die ons hart met genegenheid en
dankbaarheid jegens de Heer en jegens u vervult. Daarom zullen, zoals de
salesianen van al uw huizen, ook wij van S. Nicolas, op 15 augustus onze
missen en communies opdragen om van de goddelijke goedheid het behoud van
uw kostbare dagen te verkrijgen en de voorspoed en gezondheid die u nodig
hebt voor een goed bestuur van onze sociëteit. Dit zijn dan, beste Vader,
onze gevoelens waarvan de uiting het enige geschenk is dat wij u uit deze
verre landen kunnen sturen. Ontvang ze als de uitdrukking van onze dank-
baarheid en van onze oprechte genegenheid en zegen ons."
Deze uitbundige betuigingen van genegenheid van zonen tegenover
hun vader, komen veelvuldig voor in de brieven van de salesianen aan Don
Bosco en zijn een nieuw document in de geschiedenis van de grote stich-
ters van kloosterorden of congregaties. Hier volgt nog een ander staaltje
afkomstig uit Uruguay, waarover we thans gaan spreken. Wanneer Don Gior-
dano de hartelijke feestviering beschrijft die bij de terugkeer van Don
Lasagna door medebroeders, vrienden, leerlingen en oud-leerlingen gehou-
den werd, barst hij onvoorzien in volgende uitdrukkingen uit: (1)
(1) Brief aan Don Bosco, Villa Colon, 26 januari 1882.

52.5 Page 515

▲back to top


- XV/511 -
"Oh! zeer beminde vader, wat een feest zullen uw beste zonen eens voor u
in de hemel vieren! Wat een onthaal! Wat een vreugde voor hun hart! Wat
een troostende gedachte is dit voor ons, die vertrokken zijn en wellicht
voor altijd, van hem die voor zijn zonen werkt, lijdt en zoveel bidt!
Moge de Heer u nog lang bewaren voor ons welzijn en dat van zovele zie-
len! En moge anderzijds de Heer de dag verhaasten van vreugde en eeuwige
feestviering in de hemel, waar de zonen opnieuw zullen verenigd zijn met
hun beminde vader om er nooit meer van gescheiden te worden."
De nieuwe inspectie van Uruguay, toevertrouwd aan Don Lasagna, be-
zat toen vier huizen, namelijk, het Collegio Pio te Villa Colon, het Ora-
torio van Sint-Vincentius a Paolo te Montevideo, de parochie en het col-
lege van S. Isidoro te Las Piedras en de parochie eveneens van S. Isidoro
te Paysandù.
Het collegio Pio, de residentie van de inspecteur, werd aanzien-
lijk met personeel versterkt, zodat er met de veelvuldige werken die er
in opgericht werden, een nieuwe fase van voorspoed ontstond. De merk-
waardigste gebeurtenis in 1882 was de inwijding van het meteorologisch
observatorium.(1) De vestiging hiervan vroeg zijn tijd, maar begin mei
kon het ingewijd worden. De ceremonie had plaats met de grootste plech-
tigheid, in aanwezigheid van de internuntius van Brazilië, die daar op
doortocht was, de bisschop en vele aanzienlijke personen van de repu-
bliek. Het proces-verbaal draagt de handtekeningen van vijfentwintig il-
lustere persoonlijkheden. Hierin wordt verklaard dat men de wens, die
geuit werd door het derde internationaal congres van Venetië in al zijn
belangrijkheid waardeert, en dat men aan God vraagt dat het nieuwe ob-
servatorium zijn moeilijke wetenschappelijke opdrachten ten volle zou
kunnen volbrengen om zo te worden "een waardevolle bijdrage tot de ont-
dekking en de vruchtbare studie van de wetten van de fysica, waaraan God
de aarde, die de woonplaats is van de mens, onderworpen heeft."
In de hoofdstad mochten het Oratorio en de scholen van het tehuis
van S. Vincenzo er zich in verheugen bezocht te worden door tweehonderd-
tachtig arme jongens. Het huis werd zelfs het centrum van een mooie krans
van zondagsoratoria, die in de stad oprezen op initiatief van de oud-
leerlingen van Villa Colon, zoals we elders verhaald hebben. Te Las Pie-
dras werden de gebouwen zowel van de salesianen als van de Dochters van
Maria, Hulp der Christenen, uitgebreid om te beantwoorden aan de behoef-
ten en aan het vertrouwen van de bevolking.
Te Paysandù echter had men een ernstig onheil te betreuren. De
stad ligt op de linkeroever van de Uruguay-rivier op het hoogste punt
van een heuvel; en op de top ervan was de parochiekerk gebouwd. Op 26
(1) Cfr. hiervoor, blz. 33.

52.6 Page 516

▲back to top


- XV/512 -
maart, een jaar na de aankomst van de salesianen, ging deze kerk in het
holle van de nacht in de vlammen op; een schade van veertigduizend li-
res werd hierdoor veroorzaakt. Don Lasagna vreesde dat de protestanten
hun voordeel uit de ramp zouden halen; maar op zo korte tijd wisten de
onzen een zo grote sympathie te veroveren, dat weldra de fondsen voor
de herstelling werden samengebracht en dat het gewijde gebouw prachtiger
dan ooit uit zijn as herrees. De inspecteur was vol geestdrift; en ter-
wijl men de catechismuslessen en de missies aan het organiseren was, zag
hij uit naar middelen voor het bouwen van een college voor jongens en een
ander college voor meisjes. Zo kon men, dank zij de goddelijke Voorzie-
nigheid, uit het kwade het goede halen.
Dezelfde Voorzienigheid scheen de zaken zo te beschikken dat de
intrede van de zonen van Don Bosco ook in Brazilië verhaast werd. Het is
bekend hoe van het jaar 1877 af de zeer ijverige bisschop Mgr. Lacerda
veel gedaan had om deze genade te verkrijgen. In december van dat jaar
was hij uit Europa vertrokken met de zoete hoop weldra de salesianen te
Rio de Janeiro te hebben; maar het was nu al mei 1882 en nog was er niets
in dit opzicht gedaan geworden. Don Bosco echter vergat zijn beloften
nooit en enkel de noodzaak behoorlijk de mensen daartoe voor te bereiden
vroeg tijd. Over zijn plannen ten voordele van Brazilië had hij in 1881
veel gesproken met Don Lasagna. Op zijn beurt liet Don Lasagna de ge-
dachte aan Brazilië niet varen en was dit het voorwerp van zijn grootste
streven. Daarom vertrouwde Don Bosco hem de taak toe naar die hoofdstad
te gaan en daar met de bisschop te beraden over het oprichten van het
eerste huis.
Don Lasagna bracht de zaken van Villa Colon en van de inspectie in
orde en scheepte op 9 mei in voor Rio de Janeiro. Enkele dagen tevoren
had hij aan Don Bosco (1) geschreven: "Zoals u gissen kunt worden mijn
gedachten en mijn geest helemaal in beslag genomen door de grootsheid van
de onderneming, waaraan wij nu de hand gaan leggen en door de toekomst,
die in dit zeer uitgebreide keizerrijk de jonge missionarissen van Don
Bosco te wachten staat. Mijn hart wordt dan ook door angst en vrees be-
vangen maar tegelijkertijd wordt het bezield door een nog grotere hoop
(...). Opgebeurd door uw zegen, beminde vader, en steeds bereid trouw uw
onderrichtingen in te volgen, zal ik deze eerste reis ondernemen die voor
onze sociëteit de poorten zal openen van een keizerrijk, waarvan de uit-
gestrektheid overeenkomt met de drie vierden van Europa." Hij had die
datum voor zijn reis uitgekozen, omdat hij zo de gelegenheid kreeg Mgr.
Mocenni, die terug kwam van Chili en op weg was naar Brazilië, als inter-
nuntius van de Heilige Stoel bij de keizer, te vergezellen.
Daar hadden twee plaatselijke omstandigheden de sociale gesel van
de verlaten jeugd op verschrikkelijke manier verergerd. De keizer Don
(1) Villa Colon, 6 mai 1882.

52.7 Page 517

▲back to top


- XV/513 -
Pedro II had gemeend dat het onmogelijk was met een slag de slavernij af
te schaffen zonder de landbouw, die uitsluitend door slaven beoefend
werd, te ruïneren. Daarom had hij een middenweg gekozen. Elf jaar tevoren
had hij een wet uitgevaardigd waardoor alle kinderen van de slaven, die
daarna zouden geboren worden, vrije mensen zouden zijn. Wat al arme kna-
pen doolden toen langs de wegen en pleinen ten gevolge van deze maatre-
gel! Bovendien werden talloze kinderen tot wezen en tot verlatenen ge-
maakt door het veelvuldig uitbreken van de gele koorts. Daarom ontmoette
Don Lasagna in de stad Rio de Janeiro groepen van verlaten kinderen, die
er vlug het kwaad leerden. De regering trachtte dat te verhelpen, hield
razzia's en bracht ze naar de eigenaars van de grote boerderijen; maar
meestal gingen de bengels op de vlucht om dan weer in de hoofdstad te
verschijnen en eindelijk aan te landen, hetzij in de gevangenis, hetzij
op het kerkhof. Wat in de hoofdstad gebeurde, viel eveneens voor in de
meer bevolkte steden. Een dergelijke stand van zaken die de ziel van Mgr.
Lacerda folterde, bewoog Don Lasagna tot tranen toe en deed zijn ijver
ontvlammen. Daarom beloofde hij aan de bisschop alles te zullen doen wat
hij kon om daar de salesianen te brengen en te zorgen voor de zonen van
het volk. Men dacht eraan een salesiaans instituut te openen op de heu-
vels van Nicteroy, tegenover de eindeloos grote haven van Rio de Ja-
neiro.
De hoofse ontvangst, die hem vanwege de burgerlijke overheden te
beurt viel, wakkerde de goede wil van Don Lasagna nog meer aan. Zelfs de
keizer ontving hem op een particuliere audiëntie in zijn paleis van
Petropolis op Pinksterdag en onderhield zich geruime tijd met hem in een
vertrouwelijk gesprek. Hij wou van naaldje tot draadje worden ingelicht
over de oorsprong van de salesianen, het doel van hun zending in de Kerk,
hun methodes van onderwijs en opvoeding van de jeugd, over de middelen
waarmee ze zovele werken onderhielden, over de bereikte uitslagen. Toen
hij aldus goed ingelicht was over de Oratoria, de tehuizen, de scholen
voor kunsten en ambachten, de landbouwkolonies, de missies van Patagonië
en in de Pampa's was hij zeer voldaan en uitte hij zijn vurige wens dat
ook in zijn uitgebreid keizerrijk de liefdadige salesiaanse instellingen
zouden overgeplant worden, waarvoor hij van toen af zijn hoge bescherming
beloofde.
Vanuit Rio de Janeiro vervolgde Don Lasagna zijn excursie naar
Pernambuco, de Ceara, de Marangone, de Parà en overal werd hij door de
bisschoppen met de grootste betuigingen van achting onthaald. Allen vroe-
gen zijn hulp in hun ellendige benarde toestand. Ieder van hen stond aan
het hoofd van eindeloze diocesen, elk groter dan heel Italië. Het diocees
van Parà omvatte een oppervlakte die zelfs zesmaal uitgebreider was dan
Frankrijk. En de clerus was er uiterst schaars, de seminaries verlaten,
de kloosterorden uitgestorven of in doodstrijd. Hij bracht dan speciaal
op bevel van Don Bosco een bezoek aan de provincie van de Parà en van de
Amazones, waar hij een van de grootste bisschoppen, die de Kerk op dat
ogenblik bezat ontmoette, namelijk Mgr. Antonio de Macedo Costa. De hoge
prelaat, die in Don Lasagna een man zag die in staat was hem te begrij-
pen, schetste voor hem een indrukwekkend tafereel van zijn diocees zon-

52.8 Page 518

▲back to top


- XV/514 -
der pastoors, die het geloof bij de christelijke bevolking konden in
stand houden, en bevolkt met wilde stammen die men diende te bekeren. De
lange brief, waaruit wij een vrij aanzienlijk gedeelte van deze bijzon-
derheden geput hebben (1) bevat een passus, waarin de grote zoon van Don
Bosco zijn priesterlijke ijver laat ontbranden en die men niet lezen kan
zonder in bewondering te staan voor de wonderen door Don Bosco bewerkt
bij het vormen van zijn eerste helpers. Wie herinnert zich niet dat een
man als Don Lasagna, die naast de grootste apostolische mannen mag ge-
plaatst worden, in het Oratorio een jongen was die het minst de eisen van
de tucht verdroeg? Hij zelf, we hebben het gehoord, loofde met ontroering
het grote geduld dat de heilige opvoeder met hem had gehad.
Hij schrijft dus: "En hier zult u mij toelaten te noteren, zeer
beminde vader, dat dit jaar 1882 misschien zal eindigen zonder dat er ook
maar één uit Italië gekomen is om zijn broeders missionarissen gezelschap
te komen houden. Dit feit dat sinds verscheidene jaren niet meer gebeurd
is, heeft op ons een uiterst pijnlijke indruk gemaakt. U zegt ons dat ook
in Italië de behoeften stijgen en de moeilijkheden steeds maar reusachti-
ger worden. U zegt ons dat, de vurigheid in het hart van onze jonge mede-
broeders wel niet verzwakt is, maar dat er dit jaar minder onontbeerlij-
ke middelen zijn om deze zeer kostelijke expedities voor te bereiden en
te ondernemen en dat wij van hieruit de handen ten hemel moeten heffen en
de goede God moeten smeken dat Hij vlug met zijn goddelijke hulp onze
vader, Don Bosco, zou te hulp komen en vele edelmoedige zielen zou opwek-
ken. Door hun offer zouden zij dan zijn ondernemend hart en zijn werken,
die zo goed geschikt zijn voor de beoefening van de liefdadigheid en de
verspreiding van het evangelie kunnen steunen! Oh! moge het aanstaande
jaar u grote vertroostingen brengen en veel hulp; moge het voor ons de
ingeroepen hulpmiddelen aanbrengen. Laat ons niet langer meer verzuchten
naar een nieuwe expeditie van missionarissen! Het heldhaftige offer dat
zij brengen door zich te ontrukken uit de armen van hun geliefden en
nadien al het eindeloze goed dat ze in de loop van hun missionarisleven
aan de zielen zullen verschaffen zal, omgezet in hemelse zegeningen, te-
rugvallen op hun vaderland. Laat ze komen, laat ze talrijk komen de dap-
peren van de Heer, laat ze komen om de onversaagde voorhoede te vormen
van het onoverwinnelijke leger van de Kerk van Christus! Hier zullen ze
de weg al geëffend vinden voor grote veroveringen en zullen ze zich met
eeuwige lauweren kunnen kronen. Een deel van hen zou ons moeten vergezel-
len bij het begin van het aanstaande jaar naar de hoofdstad van Brazilië,
daar op de heuvels van Nicteroy, tegenover Rio de Janeiro, waar ons reeds
een bescheiden huis wacht, bestemd om eens een groot asiel te worden voor
arme verlaten kinderen en misschien een kweektuin van missionarissen. Zij
die moediger zijn, zullen dan het kruis en de christelijke beschaving
(1) Don Lasagna aan Don Bosco, Villa Colon 24 november 1882. Ander nieuws hebben we ge-
haald uit een brief van 24 mei, gepubliceerd in het Bollettino van augustus, waarvan
wij het origineel echter niet teruggevonden hebben.

52.9 Page 519

▲back to top


- XV/515 -
gaan brengen in het hart zelf, in het centrum zelf van Zuid-Amerika. Ze
zullen stroomopwaarts langs de eindeloze rivieren trekken, door maagde-
lijke wouden en vreemde landen onder een brandende zon. Het is een ge-
durfde onderneming waarvan de belangrijkheid zo groot is dat ook de meest
bekrompen geest dit moet vatten. Ze zullen dus naar Cuyabà gaan, de
hoofdstad van Matto Grosso, de provincie die het diepst in het binnenland
van Brazilië ligt, in het land dat het meest centraal gelegen en het
minst bekende van Amerika is. Het wordt in alle richtingen doorkruist
door talrijke wilde stammen. Het grenst in het noorden aan de onontgon-
nen provincies van de Amazones en van de Parà, in het westen aan de ein-
deloze woeste wouden van Bolivië, in het zuiden aan de verrukkelijke wou-
den van Paraguay, eens gered door de miraculeuze inspanningen van de je-
zuïeten en thans weer in de onbeschaafdheid vervallen door het werk van
satan en van zijn handlangers op aarde. In het oosten paalt het land aan
andere Braziliaanse provincies zonder dat het mogelijk blijkt hun grens-
lijnen met zekerheid vast te stellen, daar geen mens zo vermetel zal zijn
door te dringen in die sombere wouden, die de woonplaats zijn van wilde
dieren en van mensen nog wilder dan die dieren. De oppervlakte wordt be-
rekend op een miljoen vierhonderdduizend km2, wat overeenkomt met een
uitgestrektheid vijfmaal groter dan die van heel Italië met de erbij be-
horende eilanden. Op deze aldus eindeloze oppervlakte bedraagt het aantal
gedoopten amper zestigduizend, van wie zesduizend nog slaven zijn.(1) De
inlanders in de wouden, die zeer talrijk zijn, zijn van aard zo ontembaar
en woest dat men geen volkstelling kan houden (...). De salesianen zouden
er geen ogenblik voor terugschrikken deze zo moeilijke onderneming te be-
proeven (...). Zo dringen aan de ene kant onze broeders vooruit ter ver-
overing van de ijzige stranden van Patagonië, terwijl wij onder het vuur
van de tropische zonnestralen de onbekende rivieren stroomopwaarts zullen
gaan (...) en ons gaan meester maken van het hart zelf van Amerika (...).
En misschien zullen wij, als wij over de Pary-bergen geklommen zijn en de
rivieren Arinos en Tapajos afgevaren zijn, eens de hand drukken van onze
medebroeders, die missies trachten te stichten in de grote Parà en de
Amazonen."
Deze laatste zin zegt ons dat men ook voor het Paràgebied iets aan
het gereedmaken was. Het was werkelijk zo. Toen Mgr. De Macedo Costa van
Don Lasagna geen zekere belofte had kunnen verkrijgen, schreef hij op 27
juni aan kardinaal Lodovico Jacobini, staatssecretaris. Maar een jaar
vroeger al had hij aan Don Bosco een ontroerende brief (2) geschreven om
hem enkele salesianen te sturen. Don Bosco had hem bedankt voor het ver-
trouwen in onze sociëteit en had hem de verzekering gegeven dat een sale-
siaan vanuit Montevideo naar Parà zou komen om met hem ter plaatse te
onderhandelen. De gezant van Don Bosco was juist voor Don Lasagna geweest
(1) De volledige afschaffing van de slavernij was de laatste merkwaardige daad van Don
Pedro II in 1888. Hij volbracht ze als een hulde aan Leo XIII van wie de wereld het
priesterjubi1eum vierde.
(2) Doc. 28. De bisschop schreef in het Frans.

52.10 Page 520

▲back to top


- XV/516 -
die echter geen mandaat had om een overeenkomst af te sluiten, maar enkel
kwam zien om dan verslag uit te brengen. Toen wou de bisschop niet langer
wachten en wendde zich rechtstreeks tot de Heilige Stoel. (1) Hij smeekte
kardinaal Jacobini om namens de paus een woord te willen richten tot Don
Bosco, om hem te doen besluiten een salesiaans instituut in zijn diocees
te stichten. Zijn Eminentie haastte zich aan Don Bosco een kopie te laten
geworden van de brief van de bisschop, spoorde hem aan, als het enigszins
mogelijk was, de vraag in te willigen, en gaf hem de verzekering dat de
paus hierover zeer tevreden zou zijn. (2)
Om een document te vinden waarin wij met juistheid de gedachten
van Don Bosco hierover kunnen kennen, zijn wij genoodzaakt te verwijzen
naar een brief van 8 september, waarin hij aan de procurator als volgt
schrijft: "Je kunt hem (kardinaal Nina) zeggen dat de twee missiehuizen
in Brazilië, in de diocesen van Parà en Rio de Janeiro definitief vast-
gesteld zijn, in overeenstemming met de wens van de Heilige Vader, die
mij door kardinaal staatssecretaris meegedeeld werd. Te Parà werden de
bouwen aanpassingswerken al aangevat en zodra deze voltooid zijn zullen
wij ze betrekken. Te Rio de Janeiro is alles beëindigd en ons huis ligt
op korte afstand van deze stad, lieflijk gelegen op een plaats die Nic-
teroy genoemd wordt en die je op een geografische kaart kan zien ten
noorden van Rio de Janeiro. Gisteren stuurde ik de goedkeuring van het
contract, dat afgesloten werd tussen Mgr. Lacerda, D. Lasagna en een
eigenaar."
Maar daags voordien had Don Bosco geantwoord aan kardinaal Jaco-
bini. De inhoud van zijn antwoord kennen we niet, maar de prompte re-
pliek van Zijne Eminentie is een waardevol document dat wij hier in zijn
geheel aanhalen. Hieruit kan men opmaken dat Don Bosco geen enkele ge-
legenheid liet ontsnappen om zijn aandringen betreffende de privileges
te vernieuwen.
"
Zeereerwaarde Heer,
"
"
De brief, die u mij op 7 dezer gestuurd hebt, gaf mij de
" gelegenheid hierover aan de Heilige Vader een aangenaam verslag
" op te stellen. Daarom heeft Zijne Heiligheid met veel genoegen
" vernomen dat u er dadelijk voor gezorgd hebt dat uw kloosterlin-
" gen in de buurt van de Parà een landbouwkolonie zullen oprichten,
" met de bedoeling er ook een of andere roeping tot de geestelijke
" staat te kunnen ontdekken. Ook heeft het de opperherder veel
" genoegen gedaan te vernemen dat u zijn aanbevelingen voor het
" diocees van Rio de Janeiro indachtig bent geweest en al aan Mgr.
(1) Bijv. Doc. 29. De Franse tekst van beide brieven werd gepubliceerd in het Bulletin
van september.
(2) Rome, 22 juli 1882.

53 Pages 521-530

▲back to top


53.1 Page 521

▲back to top


- XV/517 -
" Lacerda de bevestiging van de aankoop gedaan hebt van een huis te
" Nictileroy (sic) op korte afstand van de hoofdstad.
"
Trouwens de nood aan ijverige werkers voor het evangelie
" doet zich ook in de overige gebieden van Brazilië levendig gevoe-
" len, vooral in het diocees Cujabà dat zeer uitgestrekt en weinig
" bevolkt is. Hierover ontvingen wij deze dagen een droevige be-
" schrijving van Mgr. Mocenni, apostolisch internuntius bij het hof
" van Brazilië. Hij vraagt met aandrang een priester van de orde,
" die door u gesticht werd ten voordele van deze arme katholieken.
" Indien u zijn roep zou kunnen beantwoorden, zou dat de Heilige
" Vader zeer aangenaam zijn; maar het zou hem nog meer aangenaam
" zijn, als U deze dringende nood ter harte zou kunnen nemen en
" geleidelijk zou proberen in dit uitgestrekte keizerrijk een no-
" viciaat van inheemse salesianen in te richten.
"
Voor het overige geef ik u de verzekering dat ik mij zal
" inspannen om u te steunen in de vraag die u mij doet betreffende
" de privileges die aan uw instituut dienen verleend te worden en
" heb ik het genoegen mijn gevoelens van hoogachting te bevestigen
"
"
uw toegenegen om u te dienen
" Rome, 12 september 1887.
Kard. L. Jacobini.
Voortaan beschouwt men het Oratorio als een grote kweektuin van
missionarissen en Don Bosco als de man, die door God gezonden is om de
verkondiging van het evangelie en het missionaire apostolaat onder de
meest verlaten gelovigen in verre landen te bevorderen. In 1882 ontving
het Oratorio het bezoek van twee bisschoppen missionarissen, oud-leer-
lingen van het missie-instituut van S. Calogero te Milaan. De tweede,
Mgr. Simeone Volonteri, apostolisch vicaris van Honan in China, kwam op
7 september vergezeld van een priester uit Savooie en een Chinese cate-
chist. Zij brachten er een dag door, werden zeer gevierd door de over-
sten en de jongens, maar zij hadden niet de troost, zoals ze gewenst had-
den, Don Bosco die afwezig was, te ontmoeten. Merkwaardiger voor onze ge-
schiedenis was op 26 april het bezoek van Mgr. Eugenio Biffi, nieuwe bis-
schop van Cartagena in Columbia. Hij bleef twee dagen in het Oratorio sa-
men met Mgr. Marinoni, de overste van het instituut van Milaan. Op de
ochtend van 28 april, celebreerde hij de mis van de communiteit in de
kerk van Maria, Hulp der Christenen, en bedankte, zeer ontroerd, de jon-
gens omdat zij door hun vroomheid hem een half uur van het paradijs had-
den laten genieten. Hij had evenmin het geluk met Don Bosco te kunnen
spreken, die te Rome was. Hij kreeg ook niet meer de gelegenheid hem nog
te zien, omdat hij wegging om in te schepen in de haven van Saint Na-
zaire. Het was zijn bedoeling hem mondeling salesiaanse missionarissen
te vragen zoals hij dit al per brief gedaan had.
Pas was Don Bosco naar Turijn teruggekeerd of hij liet dadelijk
aan Mgr. Marinoni volgende vriendelijke brief schrijven: "Het spijt Don
Bosco zeer dat hij niet te Turijn was op de doortocht van Uwe Excellen-

53.2 Page 522

▲back to top


- XV/518 -
tie de bisschop van Cartagena en dat hij geen gelegenheid had met u ken-
nis te maken. Don Bosco kan u voor het ogenblik niet van dienst zijn,
zeker, met Gods genade en met een herder, die zo vol ijver is en zich de
genegenheid van de zielen zo goed weet te veroveren, zou een half dozijn
goede en vaardige arbeiders veel goed kunnen doen. Dit is voldoende. Bid
ook de Heer opdat Don Bosco overvloedige strijdmachten moge hebben om in
te zetten voor de glorie van God in wie hij volledig vertrouwen stelt."
Mgr. Biffi, een heldhaftige missionaris vooreerst in de provincie
Cartagena, daarna van de Indianen van Yukatan en ten slotte onder de hei-
denen van Birmanië, kwam naar Cartagena terug bekleed met de bisschoppe-
lijke waardigheid maar met één enkele missionaris; en zijn uitgebreid
diocees was als een dode die men tot het christelijke leven diende op te
wekken. Beklemd door dergelijke ongelukkige omstandigheden en door het
geringe aantal van zijn clerus, bezwijkend onder het werk, had hij onder-
handelingen aangeknoopt met de generaal van de paters eudisten om enkele
arbeiders voor het evangelie te verkrijgen. Maar terwijl hij dit deed kon
hij maar niet aanvaarden dat Don Bosco zijn verlangen niet ingewilligd
had. Toen hij dan op 14 oktober 1883 aan Mgr. Marinoni schreef, luchtte
hij zijn hart in volgende apostrof: "Ah! Don Bosco, Don Bosco: indien je
ijverige priesters hier zouden komen, hoe veel goed zouden ze er kunnen
doen! Ze zullen je gezegd hebben dat het hier allemaal vrijmetselaars
zijn. In de steden zijn er wel, maar in de dorpen heeft de sekte geen
wortel kunnen schieten. Het zijn hier brave boeren met vrije zeden, wel-
iswaar (met de voorbeelden die ze voor ogen hebben, kan men ook niet an-
ders verwachten) maar ze zijn gedwee en ze zouden de stem van de salesi-
aan volgen, zoals het schaapje de herder. Ah! Don Bosco! Don Bosco! Hoe
heb je kunnen zeggen dat er voor Cartagena niet eens één enkele priester
was? Deze woorden hebben mijn hart gewond. Vergeef me dat ik ze niet be-
grijpen kan. Men mag geen vertrouwen stellen in inlichtingen die soms
geïnteresseerd zijn van iemand die zich voor de mensen wil verontschuldi-
gen, omdat hij het voor God niet doen kan. Hier zijn vele zielen die moe-
ten gered worden. Dit is het magische woord voor het hart van een Xave-
rius! Het moge dan voldoende zijn. Ik hef de ogen ten hemel en ik zeg tot
de Heer: aan alle deuren ben ik gaan aankloppen, maar geen enkele werd
geopend. Indien u er zo over beschikt, dan moge uw allerheiligste wil ge-
schieden. Arm Cartagena! Mijn arm diocees! Ik zal er echter mee voortgaan
alles te doen wat ik kan doen om voor het welzijn van mijn zonen te zor-
gen en moge de Heer mij beschermen."
De Heer beloonde zijn ijver met overvloedige en duurzame vruchten.
Op dat ogenblik kon Don Bosco, die volop bezig was met de missies van
Zuid-Amerika, niets doen om hem te hulp te komen. Maar het duurde niet
lang of de salesianen gingen zich in Columbia vestigen met als eerste
zetel Bogota, waar ze zich eveneens met heldhaftigheid wijdden aan de
verzorging van de melaatsen in de lazaretten. In het diocees Cartagena
werd hun door Mgr. Brioschi, de opvolger van Mgr. Biffi, een parochie te
Barranquilla toevertrouwd.

53.3 Page 523

▲back to top


- XV/519 -
In een omzendbrief van januari 1883 aan de medewerkers overloopt
Don Bosco de zaken, die onlangs gedaan werden en de zaken die men van
plan was te doen, en stelt hij zich de vraag of men God niet op de proef
stelt en een onvoorzichtigheid begaat door de hand te willen slaan aan
zovele werken. "Ik geloof van niet" geeft hij als antwoord en voert hier-
voor als reden aan dat God op verscheidene wijzen bewezen heeft dat hij
dergelijke gedragslijn goedkeurt. Als argumenten voert hij aan de woorden
van aanmoediging vanwege eerbiedwaardige prelaten, van eminente persoon-
lijkheden en van de opperherder zelf, de goede uitslag van de werken die
ondernomen werden, de hulp om ieder jaar met andere werken te beginnen,
de welwillendheid van vele brave personen en de vurige christelijke
liefde vanwege de medewerkers en medewerksters, de voortdurende genaden
en hoge gunsten uit de hemel, door God en door de Moeder Gods verleend
aan hen die hem geholpen hebben door hun weldadigheid, een wedijver in
liefdadigheid van zovele mensen die uit verscheidene steden en dorpen de
vruchten van besparingen, het overtollige van hun goederen brachten of
stuurden tot steun van de werken die hij onder handen had. In dit alles
zal hij de tekenen zien dat God zijn werk goedkeurt. "Welnu", zal Don
Bosco besluiten, "indien het God behaagt zo duidelijk en doeltreffend te
spreken, dan moeten we niet vrezen, dan dienen we zelfs ons hart te ope-
nen voor een grotere hoop en steeds verder te werken tot zijn meerdere
glorie, met de zekerheid dat Hij niet zal nalaten ons te helpen in de
mate van onze behoeften." De bladzijden van deze geschiedenis zijn en
zullen voortgaan met te zijn de welsprekende documentatie van deze godde-
lijke bijstand.

53.4 Page 524

▲back to top


- XV/520 -
H O O F D S T U K XXI.
DON BOSCO EN ZIJN BRIEFWISSELING.
Don Bosco's brieven waren zeker niet geschreven om gelezen te wor-
den door andere personen dan deze voor wie ze bestemd waren. Zij werden
zo maar achteloos neergepend om een ogenblik te worden gebruikt. Ofschoon
dat ogenblik nu al lang vervlogen is, toch zijn deze brieven voor ons nog
steeds even spannend als waren ze totaal actueel. Ze zijn inderdaad le-
vende relikwieën van een groot leven, waarvan ook de geringste uitingen
een ingeboren aantrekkelijkheid bezitten, waarvoor de gewone lezer niet
gevoelloos blijft. Bovendien hebben ze een psychologisch en historisch
belang dat van aard is op elk ogenblik de aandacht van de zoekers te
boeien. Zij, die echter heiligheid zoeken, vinden er hun behagen in en
ontdekken en smaken in deze brieven evenveel verzuchtingen van de boven-
natuurlijke liefde door de schrijver van de Navolging van Christus als
volgt beschreven:(1) "De liefde is vlug, oprecht, vroom, blij, verrukke-
lijk, sterk, geduldig, getrouw, voorzichtig, lankmoedig, mannelijk. Maar
ze zoekt zichzelf niet, want waar iemand zichzelf zoekt, daar is geen
liefde meer. De liefde is omzichtig, nederig, rechtdoor, niet zwak, niet
lichtzinnig, niet tot ijdelheid geneigd, sober, kuis, duurzaam, rustig en
bij al haar gewaarwordingen op haar hoede."
Uit het jaar 1882 hebben we een mooi aantal brieven behouden die
in de vorige hoofdstukken geen geschikte plaats vonden en die we hier
zullen samenbrengen volgens de verwantschap van hun inhoud.
I. DANKBAARHEID.
Mevrouw Sofia Bonola Mattei van Milaan (2) had hem een klein bedrag
gestuurd. Een eerste gedeelte is een obligatie en het tweede zou later
gestuurd worden. Ziehier dan in welke bewoordingen hij haar bedankt.
"
Geachte Mevrouw Bonola,
"
"
Dank, Mevrouw Sofia, dank voor de wensen die u me doet en
" voor de 15 fr. die u schenkt voor een mis en 6 fr. voor de boeken
1) Boek III, hoofdstuk 5, par. 4 (vertaling Tescari, Internationale Uitgeversmaat-
schappij).
(2) Boekdeel XIV, blz. 109 in een nota.

53.5 Page 525

▲back to top


- XV/521 -
" uitgeverij.
"
Moge God u voor uw liefdadigheid vergelden en u en uw fa-
" milie behouden en op een speciale manier aan mijnheer uw echtge-
" noot een lange reeks van gelukkige jaren verlenen.
"
Ga voort met me tijdelijke weldaden te bewijzen en wij zul-
" len speciale gebeden doen, opdat u en heel uw familie iedere dag
" zouden overstroomd worden door hemelse zegeningen.
"
Gelieve ook voor mij te bidden die voor u steeds in Jezus
" Christus zijn zal
"
de zeer verplichte dienaar
" Turijn, 8-82.
Priester Gio. Bosco.
Mevrouw Giovanna Bosio Saladino had te Acqui rondom zich een kern
van medewerksters verzameld, die allen samen wat nieuwjaarsgeschenken
voor Don Bosco hadden samengebracht en ze hem toestuurden. Don Bosco liet
niet na op zijn manier zijn levendigste dankbaarheid uit te drukken.
"
Geachte Mevrouw,
"
"
Het mooie bedrag van 60 lires, dat u mij stuurt namens de
" vrome medewerksters, uw gezellinnen, en nog meer de mooie en
" christelijke brief die het u behaagd heeft mij te schrijven ver
" dienen stellig speciale woorden van dank. U zegt dat het een ge
" ringe gift is. Ze is niet zo gering wanneer men acht slaat op de
" grootheid van hart van de schenksters en van onze stijgende be-
" hoeften. Op dit ogenblik wordt ook iedere kleine gift met veel
" dankbaarheid ontvangen.
"
Daarom ben ik u zeer dankbaar. Ik bedank u uit ganser har-
" te en ik verzoek u aan alle medewerksters van Acqui te laten we-
" ten dat ik hun een speciale zegen toestuur, dat ik hen elke dag
" in de heilige mis aanbeveel en dat ik door onze jongens (80.000)
" een speciale communie volgens hun inzicht zal laten doen.
"
Moge God hen allen zegenen en in goede gezondheid en in zijn
" heilige genade bewaren. Laat ze voor mij bidden en op bijzonde-
" re wijze voor onze missionarissen, die juist in deze dagen over
" de stormachtige baren van de Atlantische Oceaan varen.
"
Laat ze mij in Jezus Christus aanzien als
"
"
hun nederige dienaar
" Turijn, 10-1-1881.
Priester Gio. Bosco.
Wanneer het de naamdag was van weldoeners, die in zijn buurt woon-
den, hield Don Bosco eraan soms aangename geschenkjes te sturen. Het wa-
ren, vanzelfsprekend, zaken die een geringe materiële waarde hadden, maar
waaraan men een grote waarde hechtte wegens de persoon van de schenker.
Op de naamdag van Baron Ricci vindt hij niets dat hij hem opsturen kan en

53.6 Page 526

▲back to top


- XV/522 -
weet het op een andere manier te verhelpen.
"
Beste Heer Baron Feliciano Ricci,
"
"
Ik heb langs alle kanten gezocht om iets te vinden dat
" ik u op uw verjaardag zou kunnen aanbieden, maar het werd mij
" niet gegeven iets te vinden. Geduld dan maar!
"
Wij hebben dan getracht op een zekere manier daarin te
" voorzien zo goed als het mogelijk was.
"
Deze ochtend heb ik voor u de heilige mis opgedragen,
" onze jongens hebben gebeden en de heilige communie opgedragen
" volgens uw intentie.
"
Dan geven wij u de verzekering van onze vurigste dank-
" baarheid voor de liefdadigheid die u ons bij meer dan een gele-
" genheid hebt willen betuigen. We zullen elke dag tot de Heer
" bidden opdat Hij u zou troosten in dit sterfelijke leven en u
" de verzekering zou geven van de echte vertroosting op haar tijd
" in het paradijs. Met de oprechtste dankbaarheid heb ik de eer
" van u in Jezus Christus te zijn
"
de toegenegen vriend en zeer verplichte
"
dienaar
"
Priester Giov. Bosco.
Jegens hen die hem weldaden bewezen, toonde hij zich steeds be-
reid ze met alle voorkomendheid te bejegenen, zonder rekening te houden
met de last die dit delicaat gevoelen hem niet zelden bezorgde. Aldus
was daar Mevrouw Magliano,(1) die voor hem zeer mild was, maar die toch
haar fantasietjes had. Maar Don Bosco vermeed in alles haar te dwarsbo-
men.
"
Geachte Mevrouw Magliano,
"
" Beveel mij jongens aan, om priester of om goede christenen
" te worden, zoveel u maar wil. Ik aanvaard ze allen; maar wanneer
" ik op de vooravond van het bankroet zal zijn, zal ik de wissels
" op U indosseren. U zult eraan denken. Dit voor de grap.
"
Kom wanneer u wil, we zullen alles in orde brengen wat de
" studenten betreft, over wie pater gardiaan van de kapucijnen van
" Busca spreekt.
"
Moge God u zegenen en u bewaren om de vruchten te zien van
" uw liefdadigheidswerken en geloof mij in Onze Heer Jezus Christus
" te zijn
"
uw zeer verplichte dienaar,
" Turijn, 3 juli 82.
Priester Gio. Bosco.
___________________
(1) Cfr. blz. 451.

53.7 Page 527

▲back to top


- XV/523 -
Hij draagt er zorg voor de waarde van geringe giften te onder-
strepen en spreekt over het hoge doel waarvoor ze moeten dienen, zoals
in volgend biljet aan een onderwijzeres:
"
Aan mevrouw Amalia Sartena,
"
"
Met een echt gevoel van dankbaarheid ontvang ik het bedrag
" van 26 fr. van Mevrouw Amalia Sartena, onderwijzeres in de gemeen-
" teschool en deze gift is een hulp voor de salesiaanse missionaris-
" sen die werken voor de verspreiding van het evangelie onder de
" wilden van Patagonië.
"
" Turijn, 14 augustus 1882.
Priester Gio. Bosco.
Zijn gebruikelijkste manier om weldaden te vergelden was te bid-
den voor hen die hem de gift deden, vooral wanneer het er om ging een
genade te verkrijgen. Aldus was dit het geval met priester Oreste Pa-
riani:
"
Beste in de Heer,
"
"
Met groot genoegen ontving ik prompt uw vereerde brief en
" een gift van 100 fr. Ik dank u van ganser harte en ik zal niet
" nalaten te bidden voor alle intenties die u mij aanduidt, maar
" op een bijzondere manier voor uw zieke zuster. Met dit doel zal
" ik zelfs eveneens al onze jongens (150.000) laten bidden om zo
" met vereende krachten om zo te zeggen, de Heer te dwingen ons
" alle genaden te verlenen, die niet in tegenstrijd zijn met het
" welzijn van de ziel van de zieke die u mij aanbeveelt. Indien
" u ooit in onze streek zou komen, kom dan even bij ons aanlopen
" als een broeder en u zult ons een waar genoegen doen.
"
Moge God u zegenen, beste Don Oreste, en moge hij samen
" met u uw tante en uw zieke zuster zegenen en moge hij ons allen
" in zijn heilige genade bewaren. Geloof me met grote dankbaarheid
" te zijn
"
uw nederige dienaar
" S. Benigno Canavese, 5 september 1882
Priester Gio. Bosco.
In deze laatste vijf boekdelen hebben wij het getal van de jongens
zien stijgen van 20 tot 40 en tot 80.000 en zijn we tot 150.000 geraakt.
Ongetwijfeld was het de bedoeling van Don Bosco met deze cijfers een hy-
perbool te gebruiken. Begaan wij ook deze overdrijving niet in ons ge-
sprek? We zeggen immers: - duizendmaal neen! nog duizend jaar leven! dui-
zend hinderpalen, duizendmaal zoveel! Bij het aanwenden van deze retori-
sche figuur was zijn bedoeling alleen maar in een plastische en doelma-
tige vorm de enorme wanverhouding voor te stellen die er bestond tussen

53.8 Page 528

▲back to top


- XV/524 -
de mogelijkheden van een individu zoals hij was en de totaliteit van zijn
werk. Don Bosco stond dan tegenover zijn jongens in een betrekking van 1
tot 150.000. Opdat de mensen in het algemeen zich een adequaat concept
kunnen vormen van een onderneming, waarvan de aard overwegend van morele
aard is, dient men ze door een vergrootglas te doen zien. En laat ons er
goed op letten dat de overdrijving van Don Bosco op iets gebaseerd was,
daar hij in dit getal de hele mannelijke en vrouwelijke jeugd van de col-
leges, van de Oratorio’s en van de missies betrok en eveneens die andere
jeugd tot wie zijn weldoende invloed zich uitstrekte door bemiddeling van
de medewerkers en medewerksters. Aldus werd dit aantal zeer aanzienlijk.
Onze lezers zullen zich nog Maria Acquaroni van Porto Maurizioher-
inneren die genas in 1881 (1) na een zegen van Don Bosco. Tot haar is de
volgende brief gericht.
"
Geachte Mevrouw Maria Acquaroni,
"
"
Te zijner tijd ontving ik de brief van de heer Luigi
" Sartorio, uw brief en het geld dat hij bevatte (150 fr.) Van
" mijn kant dank ik nederig en op zijn tijd zal God u als een
" goede meester betalen.
"
Ik ben heel tevreden dat uw gezondheid vrij goed is. Ik
" zal samen met mijn jongens bidden opdat ze beter zou worden en
" zelfs volmaakt. In de maand januari eerstkomende hoop ik naar
" Porto Maurizio te komen. Ik zal mijn reis even onderbreken om
" u mijn hulde te komen betuigen en samen met u een kort gebed
" te doen voor u en voor uw zuster Vincenza.
"
God moge u beiden gezond houden, u de volharding verlenen
" in de dienst van de Heer op aarde om dan eens door Maria te wor-
" den opgenomen in de hemel om er het echte en onveranderlijke ge-
" luk te genieten. Gelieve ook voor mij te willen bidden, die met
" oprechte dankbaarheid steeds van u zijn zal in Jezus Christus
"
"
de nederige dienaar,
" Turijn, 1 november 1882.
Priester Gio. Bosco.
Mevrouw Luigia Radice, weduwe Vittadini, was een ijverige salesi-
aanse medewerkster uit Milaan. Telkens als Don Bosco zich naar Milaan
begaf, bracht hij haar een bezoek. Dan nodigde ze bloedverwanten uit die
hem wilden leren kennen en met hem spreken. Bij de wijding van de kerk
van Sint-Jan de evangelist had deze weldoenster hem haar gift gestuurd.
(1) Zie hiervoor, blz.

53.9 Page 529

▲back to top


- XV/525 -
Hier bedankt Don Bosco haar.
"
Geachte Mevrouw Luigia,
"
"
Tot mijn grote troost heb ik nieuws van u ontvangen. U is
" aan de beterhand. Moge God hiervoor gezegend zijn. Ik hoop op een
" volkomen genezing. We hebben de inwijding gedaan van de kerk van
" Sint-Jan de evangelist. Wat een toeloop, wat een feesten, hoeveel
" biechten van mannen! Vandaag op de middag wordt er nog biecht
" gehoord. Verheug er u in en dank de Heer.
"
Moge God ons allen zegenen en geloof me steeds te zijn
"
"
uw zeer verplichte dienaar
"
Priester Gio. Bosco.
"
" P.S. Dank voor uw liefdadigheid. Moge God het u vergelden.
Van Porto Maurizio was eveneens mevrouw Musso Bensa, te Turijn
gehuwd. Ze had aan Don Bosco de groeten overgemaakt van haar vader en van
de gezusters Acquaroni en ze ontving als antwoord volgend briefje:
"
Geachte Mevrouw,
"
"
Ik zal niet nalaten te bidden voor de intenties die u
" aanduidt en ik zal ook door mijn jongens tot Maria, Hulp der
" Christenen, laten bidden.
"
Ik dank u voor de eerbiedige groeten die de gezusters
" Acquaroni en uw heer vader mij toesturen. Als het God belieft,
" hoop ik in de loop van aanstaande winter u allen persoonlijk
" mijn hulde te komen betuigen.
"
Wil namens mij ook mijnheer uw echtgenoot groeten. Moge
" God ons allen zegenen en steeds in zijn heilige genade bewaren
" en bid ook voor mij die steeds voor u in Jezus Christus zijn zal
"
"
de nederige dienaar
" Turijn, 17 november 1882.
Priester Giov. Bosco.
Graaf Guido Lazzoni uit Carrara had bij het sturen van een gift
aan Don Bosco ook uiting gegeven van zijn christelijke gevoelens. Toen
Don Bosco hem bedankte, gebruikte hij deze gelegenheid om hem zonder meer
op zijn gebruikelijke manier voor te stellen zijn kapitalen te beleggen
tegen een zeer hoge intrest.

53.10 Page 530

▲back to top


- XV/526 -
"
Geachte Heer Graaf,
"
"
Ik ontving uw brief met de gift die hij bevatte. Ik dank
" u van harte. God zal u vergelden en wij zullen voor u bidden, voor
" al uw intenties en op bijzondere wijze voor uw betreurde echtge-
" note. Ik geloof echter dat zij nu al in Gods glorie is en dat ze
" geen gebeden meer nodig heeft om naar de hemel te vliegen.
"
De werkelijk christelijke gedachten van uw brief doen uit-
" schijnen dat u godsdienstig bent en vroom. Daarom verheug ik mij
" met u en zegen ik God, die u in goede gezondheid bewaard heeft
" misschien voor het welzijn van zijn Kerk. Indien u ooit naar Tu-
" rijn komt zult u mij een eer en een zoet genoegen doen door mij
" te komen bezoeken.
"
Ik weet niet of uw toestand het u mogelijk maakt weldaden
" te bewijzen aan de arme mensen. Indien dit het geval is beveel
" ik mij aan voor mijn weesjongens van het tehuis van S. Vincenzo
" te Sampierdarena. We hebben daar een driehonderd jongens, die
" brood te kort hebben en die schier allemaal in dit seizoen ge-
" kleed zijn zoals in de zomer.
"
Verontschuldig mij wanneer ik met teveel vertrouwelijkheid
" tot u spreek. Hoe u het ook zult doen, toch blijf ik u even ver-
" plicht en ik zal iedere ochtend in de heilige mis bidden volgens
" uw inzicht.
"
Moge God u zegenen en wil ook voor deze arme mens bidden
" die voor u steeds in Jezus Christus zijn zal
"
"
de zeer verplichte dienaar
" Turijn, 16 december 1882.
Priester Gio. Bosco.
2. ERETEKENS EN TITELS
Ridder Vesme van Turijn, een goede vriend van het Oratorio had de
wens uitgedrukt dat Don Bosco hem een adellijke titel zou bezorgen. Over
de stand van deze aangelegenheid schreef hij hem door bemiddeling van Don
Rua, die hem schreef toen Don Bosco te Marseille was. De zaak hing gro-
tendeels af van commandeur Correnti, de secretaris-generaal van de orde
van Sint-Mauritius. De verdiensten die men diende in te roepen, moesten
weldadigheidswerken van publiek nut zijn. Bovendien diende men ten voor-
dele van het grote ziekenhuis, dat door de orde van Sint-Mauritius werd
in stand gehouden, een gift te doen die niet minder dan 24.000 lires
mocht bedragen. Don Bosco, die een grote vriend van Correnti (1) was, had
aan de heer Vesme de weg al vergemakkelijkt en suggereert hem in deze
brief wat hem nog te doen staat, eer hij zich nog verder met de aangele-
genheid zal bezighouden.
(1) Cfr. hiervoor, blz.
en volgende.

54 Pages 531-540

▲back to top


54.1 Page 531

▲back to top


- XV/527 -
"
Beste Don Rua,
"
"
Om de vraag van de heer ridder Vesme te kunnen beantwoor-
" den, heb ik gedacht dat het goed zou zijn de gezaghebbende per-
" soon van wie de uitslag van de onderhandelingen afhangt, aan te
" spreken. Hier heb je wat er dient gedaan te worden:
"
1) Een bedrag van 10.000 lires storten aan de penningmees-
" ter van de orde van Sint-Mauritius voor de kerk die dient gebouwd
" te worden naast het nieuwe ziekenhuis van de ridders.
"
2) Nog eens 10.000 lires storten om brood te kopen of lie-
" ver om eetwaren voor onze arme jongens te betalen.
"
3) een getuigschrift van goed burgerlijk gedrag van of lie-
" ver over de persoon de qua: op ongezegeld papier uitgaande van een
" gezaghebbende persoon van de regering of van het gemeentebestuur.
" Van dit alles dient mij regelmatig ontvangstbewijs te worden ge-
" zonden samen met het voornoemde getuigschrift. Al het overige zal
" ik zelf doen en ik zal er goed voor zorgen. Zeg aan ridder Vesme
" dat ik zo overeengekomen ben met Comm. Correnti. De gewone taks
" van deze titel, die aan de erfgenamen kan worden overgedragen,
" bedraagt 24.000 fr. maar in het huidige geval maakt hij een uit-
" zondering.
"
Moge God ons zegenen en ons allen in zijn heilige genade
" bewaren. Met nederige eerbiedige groeten aan de beste en eerbied-
" waardige heer ridder Vesme.
"
Beschouw me steeds als
"
je toegenegen vriend
" Marseille, 16-2-82.
Priester Gio. Bosco.
Tijdens zijn verblijf te Rome vroeg hij aan de heer Zanardelli,
minister van Justitie, een waardige officiële erkenning van de verdien-
sten van een Franse arts, ten voordele van de Italianen die te Marseille
verbleven en ook ten voordele van het Oratorio van Saint-Léon, waar hij
kosteloos de zieken verzorgde.
"
Excellentie,
"
"
Een burger die op buitengewone wijze aan de Italianen,
" die te Marseille wonen, weldaden bewijst, is ongetwijfeld de
" heer Félicien Bousquet, doctor in genees- en heelkunde.
"
Hij bewijst kosteloos medische diensten aan alle Itali-
" anen die hem aan huis gaan opzoeken of die vragen dat hij naar
" hun woning zou komen en dit op ieder uur van dag of nacht.
"
Sinds vier jaar is hij de gewone arts van het tehuis van
" Saint-Léon, waar meer dan driehonderd jongens, meest Italianen,
" verblijven. Ook hier doet hij kosteloos zijn werk op ieder uur
" dat hij gevraagd wordt.
"
Hij geniet met reden de naam van een waardig en liefdadig

54.2 Page 532

▲back to top


- XV/528 -
" burger te zijn, zoals graag zal verklaard worden door het gemeen
" tebestuur van Marseille en door de Italiaanse consul die in deze
" stad verblijft.
"
Wegens deze en andere titels blijkt hij wel waardig te
" zijn een ereteken, dat u opportuun zult oordelen, vanwege onze
" regering te mogen ontvangen.
"
Dit zou voor hem een eervolle beloning zijn en zou hem ze-
" ker aanmoedigen voort te gaan met zijn welwillende en kosteloze
" bijstand aan de talrijke Italiaanse families die in de stad Mar-
" seille wonen.
"
1) ik voeg hierbij een kopie van verschillende documenten
"
2) men zal zonder uitstel de verklaringen, die in dit ge-
" val kunnen nodig zijn, laten toekomen.
"
Priester Gio. Bosco.
3. ROEPINGEN
Stefano Quartino, leerling van de eerste klas van het lyceum in
het college van Alassio had hem om raad gevraagd over zijn roeping. Don
Bosco antwoordt hem als volgt:
"
Mijn beste vriend,
"
"
Met genoegen ontvang ik je brief vol goede voornemens en
" heilige gedachten. Ik kan niet anders dan de verhevenheid ervan
" prijzen. Ik begrijp echter niet goed of je priester wilt worden
" in de wereld of salesiaan. In het eerste geval dienen er moei-
" lijkheden vereffend te worden en in het tweede geval zou je enkel
" met mij te doen hebben. Spreek hierover met de heer directeur Don
" Cerruti en hij zal je de uitleg ervan geven.
"
In ieder geval zullen wij in de loop van de vakantie elkaar
" spreken en zullen we alles behandelen wat tot het welzijn van je
" ziel kan strekken.
"
Moge God je zegenen en bid voor mij die steeds voor jou in
" Jezus Christus zijn zal
"
een toegenegen vriend,
" Turijn, 4-6-1882.
Priester Gio. Bosco.
Quartino trok het priestergewaad aan datzelfde jaar te S. Benigno
en stierf nog jong in 1901 als directeur van het nieuwe huis van Syracu-
sa, dat eveneens een kort bestaan had.
Samen met Quartino deed zijn retraite te S. Benigno Théodore Har-
mel, reeds twintig jaar oud, de neef van le bon père Léon du Val des
Bois. Hij had tevoren in Frankrijk met Don Bosco over zijn roeping ge-
sproken. Toen hij hem ondervraagd had of hij even goed in de wereld als

54.3 Page 533

▲back to top


- XV/529 -
in het kloosterleven zalig kon worden, had hij volgend antwoord gekregen:
- "Ik zeg niet dat u er kwaad mee doet door terug te keren in uw familie;
want als u een goed leven leidt, kunt u ook in de wereld zalig worden:
maar toch raad ik u aan bij ons te blijven." - Hij liet hem kortom volle-
dig vrij en hij keerde naar huis terug.
In augustus dan had hij er beter over nagedacht; met de toestemming
van zijn ouders kwam hij naar S. Benigno om zich op het noviciaat voor te
bereiden. Na de retraite echter overviel hem een zo hevig heimwee dat hij
besloot weg te gaan. Daarom vroeg hij aan zijn vader welke reisweg hij
moest volgen en wat er diende gedaan te worden voor de reiskosten. Op
zijn brief zelf en onder de ogen van Théodore Harmel schreef Don Bosco in
het Italiaans:
"
Geachte Heer Harmel,
"
"
Uw Theodoor is met goede wil gekomen, zijn gezondheid is
" goed, hij was altijd over alles tevreden. Hij zegt dat de re-
" traite hem veel goed gedaan heeft. Hij voert geen enkele reden
" aan en zegt enkel dat hij naar zijn familie wil terugkeren. Ik
" zou willen dat hij bleef, maar hij dringt aan en ik kan hem niet
" met geweld tegenhouden. Ik zal u weldra schrijven.
"
Mijn eerbiedige groeten aan heel uw familie. Moge God ons
" allen zegenen en geloof dat ik in Jezus Christus ben
"
"
uw toegenegen vriend,
"
Priester Gio. Bosco.
"
" P.S. Om het geld dient u zich niet te bekommeren. Wij zullen
"
alles geven wat nodig is.
Theodoor voegde er een lang postscriptum aan toe waarin hij onder
meer zei: "Don Bosco laat mij de brief lezen. Hij zegt mij dat ik moet
blijven, maar ik voel in mij de roeping niet. Ik voorzie dat wanneer ik
zou blijven ik uit heimwee niet zou kunnen leven (...). Ik kan niet meer.
Maak het kort en geef een beslissend antwoord."
Hij vertrok dus; maar na zeven jaar, kort na de dood van Don Bos-
co, in januari 1889 ging hij als aspirant en dan als novice naar Mar-
seille en tot op vandaag (juli 1933) is hij een voorbeeldige salesiaanse
priester.
Voor Don Nicola Fenoglio, salesiaan, ging het niet over een roeping
die hij zou volgen, maar over een roeping waarin hij diende te volharden.
Hij was in 1880 naar S. Benigno gekomen na zijn theologische studies ín
het seminarie van Turijn. Hij werd priester gewijd te Padua in 1882, om-
dat hij tot het huis van Este behoorde. Alvorens in de congregatie te

54.4 Page 534

▲back to top


- XV/530 -
treden, had hij de gewoonte zich lichamelijke boeten, die erg buiten de
gewone boeten viel op te leggen, waarbij zijn gezondheid ernstig gevaar
liep; maar toen hij salesiaan geworden was, schreven Don Bosco en de
andere oversten hem de vereiste matiging voor. Hij kon er echter niet in
berusten.(1) In hierna volgende brief probeert Don Bosco hem tot redelij-
ker voornemens te brengen.
"
Beste D. Fenoglio,
"
"
Ik prijs je verlangen iets te willen doen en lijden voor
" Gods meerdere glorie; maar alvorens daarmee te beginnen wens
" ik enkele ogenblikken met je persoonlijk hierover te spreken.
" We zullen dit doen tijdens de retraite die volgens je verlan-
" gen zal vastgesteld worden.
"
Tracht inmiddels de deugden van christelijke liefde, van
" geduld en van de zachtheid van de H. Franciscus van Sales te be-
" oefenen.
"
Neem de warmte, de koude, de dorst, al wat je ongenoegen
" doet aan als evenveel geschenken die de Heer je doet.
"
Het overige zal ik je zeggen, wanneer ik je mijn bedoe-
" lingen met jou zal bekend maken.
"
Moge God je zegenen en je helpen om op de weg van de he-
" mel te gaan. Bid de Heer ook voor mij die voor jou steeds in
" Jezus Christus zijn zal
"
een toegenegen vriend
" Turijn, 13-7-1882.
Priester Gio. Bosco.
Men ziet dat het woord van Don Bosco tijdens de retraite hem niet
kon intomen. In werkelijkheid dacht hij eraan een andere regel, misschien
die van Sint-Philippus Nerius, te aanvaarden, waar hem in deze aangele-
genheid meer vrijheid werd verleend. Don Bosco zag hierin een echte beko-
ring en wou hem van deze stap afbrengen.
"
Beste D. Fenoglio,
"
"
Pater Riva heeft me je brief overhandigd. Wees gerust
" over je roeping. Aan een andere roeping denken na zijn professie
" gedaan te hebben, staat gelijk met toegeven aan een bekoring.
"
Manete in vocatione qua vocatis estis. De duivel zou de
" zielen, die God je toevertrouwt, voor zich willen. Laat je niet
" bedriegen. Ik zal je nadien alles mondeling zeggen.
(1) Zijn brief aan Don Rua, Este 21 oktober 1881 (nr. archief 4945).

54.5 Page 535

▲back to top


- XV/531 -
"
Moge God je zegenen. Werk hard om zielen te winnen.
"
Bid voor mij die voor jou in Jezus Christus steeds zijn zal
"
"
een toegenegen vriend
" Turijn, 14 oktober 1882.
Priester Gio. Bosco.
Don Fenoglio volhardde in de congregatie tot zijn dood, die hem
in het huis van Malaga verraste. Don Bosco zelf had hem naar Spanje ge-
stuurd, waar hij van 1886 tot 1910 veel goed deed.
4. STAALTJES VAN BEMINNENSWAARDIGE VERTROUWELIJKHEID
Dit is de overheersende klank in elf brieven, die geschreven wer-
den aan aanzienlijke personen, van wie hij weldaden ontvangen had en met
wie hij openhartig sprak met de vrijmoedigheid die eigen is aan de hei-
ligen.
Met een bewonderenswaardig vertrouwen bestormde hij bij het begin
van het jaar de medewerker uit Ligurië, Mgr. Fantini, om van hem de klei-
nigheid van vijftigduizend lires als geschenk te ontvangen.
"
Beste en Zeereerwaarde Mgr. Kanunnik Fantini,
"
"
Ik heb op het gepaste ogenblik uw beste brief ontvangen en
" ik verheug er mij zeer over dat uw gezondheidstoestand aan het
" verbeteren is. Ik heb u steeds aanbevolen in de gebeden van onze
" jongens en ik heb er iedere dag in de heilige mis een memento
" bijgevoegd, wat ik ook nu nog doe. Ik hoop dat God onze arme ge-
" beden zal verhoren en dat u de vroegere gezondheid terug zult be-
" komen.
"
Er zou echter een mooie slag kunnen geslagen worden om de
" verlangde gunst uit de handen van de Heer te bekomen. Luister. In
" het tehuis van Sampierdarena is er grote nood. Daar weten onze
" jongens wat honger betekent. Ik heb al geld gezonden en ik zend
" nog wat ik kan; maar het is niet voldoende. Het passief beloopt
" honderdduizend lires. Neem daarom, enkel uit liefde tot de Heer
" en om de gezondheid van uw lichaam en de redding van uw ziel te
" verzekeren, vijftigduizend lires in bankbiljetten of in titels
" aan houder en draag ze naar het Oratorio. Daar zult u de arme
" directeur aantreffen, die door zijn schulden in de problemen zit.
" U zult hem troosten en zijn arme hongerlijders het nodige bezor-
" gen.
"
U zult me zeggen dat het een groot bedrag is. Dat is waar;
" maar de beloning is nog veel groter. Trouwens, ons leven snelt
" naar zijn einde als een vlug strijdros, en wij weten niet of an-
" deren zullen doen wat wij niet doen.
"
Zeer graag bid ik voor u, steeds beste heer Kanunnik, en
" ik bid voor de brave Nicoletta en voor haar neef de seminarist.
" Moge God ons allen zegenen en ons allen in zijn heilige genade.

54.6 Page 536

▲back to top


- XV/532 -
" bewaren. Gelieve ook te bidden voor mij die voor u steeds in
" Jezus Christus zijn zal
"
de toegenegen vriend
" Turijn, 8-82.
Priester Gio. Bosco.
Met de grafelijke familie de Maistre was hij heel bevriend zoals
men ook ziet uit twee brieven, die we thans zullen lezen. Hier gaat de
eerste.
"
Beste Heer graaf Eugenio,
"
"
Op de dagen die u mij aanduidt zal ik niet nalaten te
" bidden en ook te doen bidden voor de goede uitslag van de exa-
" mens, die uw heer neef Henri de Menthon zal moeten afleggen. Ik
" zal evenmin, u heer Eugenio noch uw hele familie vergeten.
"
Ik heb Mevrouw Annunziatina enkele ogenblikken in de sa-
" cristie gezien. Ze zei me dat ze goed gezond is en dat het deel
" van de familie, dat haar toevertrouwd is, haar veel voldoening
" schenkt.(1)
"
U zult de beslissing al kennen van mevrouw de gravin
" Filomena Medolago. Ze is binnengegaan bij de ursulinen van Ber-
" gamo. Ik heb het vernomen, toen alles al een voldongen feit was.
" Optimam partem elegit.
"
Moge God u zegenen, mijn beste heer graaf Eugenio, en met
" u heel uw familie en wil ook voor mij bidden die steeds in Jezus
" Christus voor u zijn zal
"
een zeer verplichte dienaar,
" Turijn, 4-6-1882.
Priester Gio. Bosco.
De onjuistheid van de eerste inlichtingen had Don Bosco in dwaling
gebracht wat gravin Medolago, geboren de Maistre, betreft. Niet bij de
Ursulinen was ze binnengetreden maar bij de dochters van Het Heilig Hart,
wier instituut ze te Bergamo had leren kennen.(2)
De tweede brief zinspeelt op een aangename toon op een gebeurlijke
aanstaande ontmoeting. Don Bosco zou op zijn reis naar Alassio naar Tu-
rijn op de lijn van Savona voorbij Villastellone komen waar men afstapt
om zich naar Borgo Cornalense te begeven, thans nog de residentie van de
de Maistre's.
(1) Annunziatina, die schertsend door Don Bosco Mevrouw genoemd wordt, was de dochter van
graaf Eugenio, die in die dagen te Turijn diende te zorgen voor haar broeders en
zusters. Vaak nam ze te Borgo Cornalense voor Don Bosco de dienst van secretaresse
waar.
(2) Cfr. hiervoor, blz.

54.7 Page 537

▲back to top


- XV/533 -
"
Beste Heer Graaf Eugenio,
"
"
Ik heb mijn tijd berekend, maar ik weet niet of hij zal
" overeenstemmen met uw dagindeling. Ik zou op de avond van 29 sep-
" tember om 9.53 u. te Villastellone kunnen zijn. Indien dat zo is,
" wees dan zo vriendelijk een rijtuig naar het station te laten ko-
" men. Indien het niet het geval is, of wanneer u al zou vertrok-
" ken zijn, dan is dit niet meer nodig. Wanneer u mij daarover niets
" laat weten, dan zal dat voor mij een teken zijn dat we daarin niet
" goed overeenkomen en dan zal ik mijn reis naar Turijn verder voort-
" zetten.
"
De zegeningen van de hemel mogen overvloedig neerdalen over
" u en over heel uw familie; en wil ook voor mij bidden die voor u
" steeds in Onze Heer Jezus Christus zijn zal
"
"
de zeer verplichte dienaar en vriend
" Alassio, 25 september 1882.
Priester Giov. Bosco.
Van de volgende brief, waarvan wij het origineel in ons bezit heb-
ben, weten wij niet voor wie hij bestemd was. In Piëmonte immers noemde
Don Bosco zowel gravin Callori als gravin Corsi, "zijn goede Mama."
"
Mijn goede Mama,
"
"
Sinds verscheidene dagen had ik het inzicht u te schrijven
" alleen maar om nieuws over u te hebben. Ik wou namelijk weten of
" u zich nog op deze ellendige aarde bevond of dat u al naar het pa-
" radijs waart gevlogen zonder zelfs een boodschap van mij mee te ne-
" men. Thans verneem ik met groot genoegen dat u zich nog met ons in
" ballingschap bevindt. Dat is goed, We zullen trachten u zo goed
" mogelijk te helpen en elke dag zal ik u in de heilige mis aanbe-
" velen.
"
Blijf gerust op de berg S. Vittorio.(1) De gebeurtenissen
" zullen zich elders afspelen, maar u zult niet gestoord worden.
" Moge God u zegenen, mijn beste Mama, u in goede gezondheid bewa-
" ren en gelieve te bidden voor deze arme man die voor u steeds in
" Jezus Christus zijn zal
"
U zeer verplichte
" Turijn, 28 juni 1882.
Priester Bosco.
De vertrouwelijkheid geeft de toon aan van alle brieven die Don
Bosco aan gravin Callori schrijft. Hier hebben we er een staaltje van.
(1) Men kan niet goed onderscheiden of hier S. Vittorio of S. Vittoria geschreven werd.

54.8 Page 538

▲back to top


- XV/534 -
"
Mijn goede Mama in Jesus Christus,
"
"
Ik ontving vanuit het Oratorio het biljet dat u mij
" schrijft. Ik zou het genoegen willen hebben u mijn hulde te be
" tuigen en u over iets te spreken, dat echter van geen groot be-
" lang is. Indien u maandag eerstkomende nog te Turijn zou zijn,
" dan zou ik er naartoe kunnen komen.
"
U bericht mij dat gravin de Damincourt (schrijf ik het "
goed?) een belangrijke zaak heeft gewonnen. Ik wist er nog
" niets over. Ik herinner mij de bijzonderheden niet, maar het
" schijnt me toe dat ze een milde gift beloofd heeft, indien zij
" in het gelijk zou worden gesteld in een voor haar wanhopig
" geding voor het gerecht. Indien u zich hierover iets herinnert,
" zeg het me of liever wees zo goed het mij te zeggen en ik zal u
" met een Ave Maria belonen.
"
Ik wens alle goed aan u, aan heel uw familie en gelieve
" te bidden voor de arme
"
" S. Benigno Canavese, 29 augustus 1882.
Priester Gio. Bosco.
Dezelfde stempel hebben de brieven van Don Bosco aan de zo ver-
dienstelijke markiezin Fassati.
"
Geachte Mevrouw de Markiezin,
"
"
Ik ben blij, Mevrouw de Markiezin, u enkele medailles of
" liever prentjes te mogen sturen van Maria, Hulp der Christenen die
" u kan bezorgen aan wie u dat wil. Op één ervan heb ik enkele
" woorden in het Latijn willen schrijven, omdat zowel de Madonna
" als u zelf deze taal zeer goed begrijpen.
"
Verleden jaar had ik een boekje klaargemaakt. Het wees-
" meisje van de Apennijnen met verzoek het te willen vertalen en
" te laten drukken in het Frans. Ik weet echter niet of dit boek
" in uw handen is gekomen. Indien u het niet meer zou vinden en er
" toch de vertaling van wil maken, dan zou ik u dadelijk een ander
" exemplaar sturen; want van verscheidene kanten wordt mij een
" Franse druk van dit werkje gevraagd.
"
Ik dank u voor het goede nieuws dat u mij geeft over uw
" neefjes de Maistre. Ik zal niet nalaten voor hen te bidden en op
" een bijzondere manier voor de brave Rodolfo opdat hij zou ver-
" licht worden over de keuze van zijn staat.
"
Ik ben hier te S. Benigno met een divisie van mijn salesi-
" aans leger. Onze retraites zijn in de maand augustus begonnen en
" zullen, de ene na de andere, voortgezet worden tot 9 oktober.
" Tussen 10 en 15 oktober hoop ik mij naar Pessione (1) te kunnen
(1) Een landelijke wijk van Chieri, waar Markies en Markiezin Fassati een villa bezaten.

54.9 Page 539

▲back to top


- XV/535 -
" begeven om er wat rustige lucht te kunnen inademen en wat orde
" te brengen in de brieven die op mijn bureau opgestapeld liggen.
" Op deze manier zal ik mijn woord houden en zal ik genieten van
" uw liefdadigheid zoals ik er reeds zo menigmaal van genoten heb.
"
Moge God u zegenen, geachte Mevrouw de Markiezin, en u
" in goede gezondheid bewaren, maar steeds op de weg naar de hemel;
" en gelieve ook voor mij te bidden die met dankbaarheid steeds
" in Jezus Christus voor u zijn zal
"
de nederige dienaar
" S. Benigno Canavese, 30 augustus 1882.
Priester Gio. Bosco.
"
" P.S. Mocht het zijn dat Barones Azelia en Baron Carlo met u te
"
Pessione zouden zijn, dan verzoek ik u ze namens mij te
"
willen groeten en mij aan hun gebeden aan te bevelen.
De titel van het "boekje" dat hij "het jaar tevoren "klaargemaakt"
had of waarvan hij een exemplaar aan de Markiezin gestuurd had opdat zij
het in het Frans zou vertalen, was: Angelina of het Weesmeisje van de
Apennijnen. Het was sinds november 1869 in de reeks van de Letture Catto-
liche verschenen en droeg het nummer 203 van de verzameling. Het is de
levensbeschrijving van een rijke juffrouw, die men belet kloosterzuster
te worden, die het rijke huis van haar ouders ontvlucht en gans haar le-
ven als een onbekende, in het huis van landbouwers verblijft om er als
dienstbode te werken.(1) Wij weten niet of de vertaling hiervan gebeurd
is.
Aan Mevrouw Angela Piccardo, een brave medewerkster uit Mele bij
Voltri, geeft hij antwoord en vraagt hij zonder veel complimenten:
"
Geachte Mevrouw,
"
"
Wat u mij over de seminarist Artana zegt, is zeer goed.
" Ik zal hem graag zien. Daar ik echter van 13 tot 20 september
" aanstaande in ons tehuis van S. Pierdarena moet vertoeven, zal
" hij gemakkelijker daarheen kunnen komen.
"
Uit ganser harte zal ik voor u en voor uw gezondheid bid-
" den zoals ik steeds gedaan heb sinds ik u persoonlijk heb leren
" kennen.
"
Ik hoop dat u ook ons met een bezoek zult vereren te S.
" Pierdarena. Bij die gelegenheid moogt u niet vergeten een beurs-
" je centen die ik hard nodig heb mee te brengen.
"
Moge God u zegenen, Mevrouw Angela, u in goede gezondheid
" maar steeds in zijn heilige genade bewaren; wil ook voor mij bid-
(1) Cfr. Lemoyne, M.B. boekdel IX, blz. 739.

54.10 Page 540

▲back to top


- XV/536 -
" den die steeds in Jezus Christus voor u zijn zal
"
"
een nederige dienaar
" S. Benigno Canavese, 31 augustus 1882.
Priester Giov. Bosco.
Met wat een ongegeneerde eenvoud vraagt hij de overste van Lo-
ranzé in het diocees Aosta, dat hij hem hulp zou sturen en helpers zou
bezorgen!
"
Beste Heer D. Peronino,
"
"
Dit jaar en deze dagen heb ik werkelijk geld nodig. De
" papierfabriek van Mathi, sommige werken in het Oratorio van Tu-
" rijn en van S. Benigno en het brood al verbruikt door ongeveer
" honderdvijftïgduïzend jongens, dwingen mij grote bedragen
" te betalen, terwijl mijn financies uitgeput zijn.
"
Kom mij te hulp eerst met uw beurs, vraag dan hulp aan
" uw oom deken en smeek eindelijk de heer Pagliassotti dat hij op
" dit buitengewoon ogenblik alles zou doen wat hij kan doen.
"
Quod superest, date elemosynam. Leg hem uit quod super-
" est.
"
Ik ben nog steeds te S. Benigno voor een andere reeks van
" retraites. Groet namens mij uw oom deken en zijn zuster en wil
" ook voor mij bidden, die voor u in Jezus Christus steeds zijn zal
"
een toegenegen vriend
" S. Benigno, 7 september 82.
Priester Gio. Bosco.
"
" P.S. Gelieve de hierbij gevoegde brief aan de heer Pagliassotti
"
te dragen met een paar woorden van aanbeveling.
De verwijzing naar de papierfabriek van Mathi had geen uitleg no-
dig voor iemand die het Bollettino van maart gelezen had. Op 3 februari
had er zich te Mathi een zware ramp voorgedaan. Omstreeks vijf uur 's
ochtends had een geweldige ontploffing het rustige dorp geschokt en met
vrees bevangen. Terwijl twee arbeiders aan de machine aan het werken wa-
ren, was de stoomketel waarin de lompen aan het koken waren ontploft. De
wanden, de muren en het dak van het huis waren in de lucht gevlogen. Alle
machines van de fabriek waren beschadigd en de twee ongelukkigen werden
onder het puin begraven. Het was dus noodzakelijk het gebouw te vernieu-
wen, te zorgen voor nieuwe machines en een nieuwe uitrusting aan te ko-
pen.
De zaak van Mathi wordt opnieuw vermeld in een brief aan Mevrouw
Magliano, een brief, die een meesterwerk van sierlijkheid is, zelfs met
dat eeuwige refrein van vragen en nog eens vragen.

55 Pages 541-550

▲back to top


55.1 Page 541

▲back to top


- XV/537 -
"
Geachte Mevrouw Magliano,
"
"
Op hun geboortedag plegen de moeders een of ander geschenk
" aan hun zonen te doen, hoewel ze het soms niet erg verdienen. Al-
" dus doe ik door uw bemiddeling een beroep op de Madonna, opdat ze
" mij een niet gewoon geschenk zou doen. Zoals ik al te Turijn ge-
" zegd heb, zit ik met de onkosten van de papierfabriek van Mathi,
" het saldo van de werken voor de kerk van Sint-Jan de evangelist,
" de bouwwerken naast de kerk van Maria, Hulp der Christenen en
" onze missies van Amerika. Het bedrag, dat ik thans volstrekt no-
" dig heb beloopt twaalfduizend lires; maar ik aanvaard met dank-
" baarheid iedere gift, ofschoon ze ook niet het hele werk kan be-
" talen. Kijk met wat een vertrouwen ik mij tot u wend. Speelt u
" het klaar met de Madonna. Inmiddels zal ik deze hemelse Moeder
" veel voor u bidden, opdat zij u in goede gezondheid zou bewaren,
" maar steeds op de weg naar het paradijs, dat ik u van ganser har-
" te toewens, maar niet te vlug omdat ik verlang dat u arm zou ster-
" ven en dat u zich volledig zou onthechten van de zaken van deze
" aarde om de vrucht van al uw liefdadige werken mee naar de hemel
" te dragen.
"
Voor uw norm laat ik u weten dat ik op 13 dezer naar S.
" Pierdarena ga voor een andere retraite, dan naar Alassio, dan
" naar S. Benigno Canavese en eindelijk voorgoed naar Turijn op 9
" oktober. Maar u kunt me steeds schrijven naar Turijn, vanwaar
" men zonder vertraging mij alle brieven prompt laat geworden.
"
Maandag zal, als het God belieft, Don Pavia naar Busca ver-
" trekken. De arme man! Hij heeft gewerkt, is vermoeid en ik dien
" ervoor te zorgen dat hij werkelijk goed wordt.(1)
"
Moge God u zegenen en gelieve ook voor mij te bidden die
" met grote dankbaarheid steeds in Jezus Christus voor u zijn zal
"
"
de zeer verplichte dienaar
" S. Benigno Canavese,
Priester Gio. Bosco.
" Maria's Geboorte 1882.
Met kanunnik Martini van Alassio (2) van wie hij giften ontving
en aan wie hij zoveel goed deed, ging hij thans om als met een vriend.
"
Beste heer Kanunnik,
"
"
Van 22 tot 29 september ben ik te Alassio voor een korte
" retraite in dit huis. Kom ook deze dagen met mij doorbrengen. Al-
(1) Don Pavia ontving van Mevrouw Magliano veel hulp voor het zondagsoratorio van de
H. Franciscus van Sales waarvan hij de directeur was. Don Bosco stuurde hem dan wat
op vakantie bij de familie Magliano.
(2) Cfr. boekdeel XIII, blz. 191 en volgende.

55.2 Page 542

▲back to top


- XV/538 -
" dus zullen we wat over onze zaken kunnen spreken en enkele uren
" in een vriendschappelijke ontspanning doorbrengen.
"
U zult komen, nietwaar?
"
Moge God ons allen zegenen en bewaren in een goede gezond-
" heid maar op de weg van de hemel. Zo zij het!
"
Wil ook voor mij bidden die steeds voor u in Jezus Christus
" zijn zal
"
een toegenegen vriend
" S. Benigno Canavese, 11 sept. 1882.
Priester Gio. Bosco.
Don Giuseppe Apollonio, salesiaans medewerker en grote vriend van
Don Bosco werd tot bisschop van Treviso gekozen. Don Lemoyne vermeldt hem
meermaals in zijn laatste boekdelen. Over deze verkiezing was Don Bosco
eveneens verheugd, omdat het huis van Mogliano in het diocees van de
nieuw gekozen bisschop lag.
"
Mijn beste D. Apollonio en Excellentie,
"
"
Het moet toch waar zijn dat God ons in zijn handen wil
" hebben. We hebben pas een huis gesticht te Mogliano en u wordt
" bisschop van dat diocees. Moge de Heer in alles gezegend zijn!
"
Van ganser harte zal ik de heilige mis celebreren en het
" Ave Maria opzeggen volgens uw vrome intentie. Ook ik heb een
" bijzondere intentie, namelijk dat God u in goede gezondheid
" moge bewaren ad multos annos. Binnenkort zal ik U, si Dominus
" dederit, een bezoek brengen en met u minstens een paar uren
" doorbrengen. Ik heb uw aalmoes van 15 fr. ontvangen en ik dank
" u hiervoor. Ik schrijf te slecht. Ik ben nu 67 jaar en ik kan
" nog niet eens schrijven; zal ik het beter leren in de toekomst?
"
Moge God ons allen in zijn heilige genade bewaren en zijn
" heilige zegen schenken aan zijn salesianen die door mijn bemid-
" deling zich neerbuigen en van u zijn
"
een toegenegen vriend
" Alassio-Turijn, 23 september 1882.
Priester Giov. Bosco.
Met grote hartelijkheid en hoofsheid schrijft hij aan zijn weldoe-
ner van Turijn, de heer Giuseppe Ceriana.
"
Geachte Heer,
"
"
Dank voor uw hoofse brief. Ik zal een tijdje niet van huis
" kunnen gaan; maar ik ben te uwer beschikking op dag en uur dat
" het u zal behagen tot hier te komen; maar alles zoals het u best
" schikt. Het doet me genoegen dat u een bezoek gaat brengen aan de
" kerk van Sint-Jan de evangelist. Wanneer u dit zult doen, wees dan

55.3 Page 543

▲back to top


- XV/539 -
" zo goed priester Marenco, de directeur te laten roepen, die u ze-
" ker met genoegen zal vergezellen.
"
Ik verheug me steeds grotelijks, wanneer ik de zegeningen
" van de hemel kan afsmeken over u en over heel uw familie, terwijl
" ik de hoge eer heb van u te mogen zijn
"
de zeer verplichte dienaar
" Turijn, 7 december 1882.
Priester Giov. Bosco.
5. DE DOOD VAN GRAAF CAYS.
Op de vooravond van het feest van Maria, Hulp der Christenen, wijd-
de Don Bosco een gedachte aan Graaf Cays, die op deze plechtigheid niet
kon aanwezig zijn. Gebrek aan eetlust en slapeloosheid hadden hem gedwon-
gen de gezonde lucht van zijn kasteel van Casellette te gaan opzoeken.
"
Beste Heer Graaf,
"
"
Met groot genoegen heb ik uw brief ontvangen. Uit de ge-
" voelens erin uitgedrukt schijnt het me toe dat uw gezondheid veel
" verbeterd is en hiervoor dank ik God uit ganser harte.
"
Ik zou zeer verheugd geweest zijn u dezer dagen, die werk
" geven à tout le monde, zoals de Fransen zeggen, onder ons te
" hebben. Ik hoop echter u zodra mogelijk persoonlijk te kunnen
" groeten ofwel hier te Turijn of daar te Casellette.
"
U weet dat ik u zeer liefheb in de Heer. Ik bid en laat
" voor u bidden en alles wat we hebben staat volledig te uwer be-
" schikking.
"
Moge God u zegenen, mijn steeds beste Graaf en u een beste
" gezondheid schenken. Wil ook voor mij bidden die voor u steeds in
" Jezus Christus zijn zal
"
een toegenegen vriend,
" Turijn, 23-5-82.
Priester Gio. Bosco.
De graaf werd niet meer gezond.(1) In de zomer ging hij een kuur
doen met het water van S. Didier bij Aosta. Begin september deed hij een
retraite te S. Benigno. Op 28 september hoorde hij 's ochtends de biecht
van de gelovigen in de kerk van Maria, hulp der Christenen. 's Avonds kon
hij, wat ongewoon was, met eetlust souperen, maar 's nachts werd hij be-
vangen door een soort reutel, die zijn rust kwam storen. Uit dit ver-
schijnsel leidde hij af dat zijn laatste uur nabij was en wou hij aan
niets anders meer denken dan aan God en aan zijn ziel.
(1) Cfr. boekdeel XIII, hoofdstuk 8.

55.4 Page 544

▲back to top


- XV/540 -
Hij bezat een relikwie van het Heilig Kruis, die hij vroeger om
de hals droeg wanneer hij zich naar het parlement begaf omdat in die zaal
de partes adversae zich juist tegenover hem bevonden. Hij had het waarde-
volle hout in een beursje geplaatst, dat hij zich aan de arm had laten
binden. Hij drukte er nu en dan een zoen op terwijl hij het lijden van de
Heer overwoog en tot de goddelijke Zaligmaker bad hem de kracht te schen-
ken uit liefde voor hem te lijden.
Op 29 september keerde Don Bosco laat naar Turijn terug en ging
hem iets voor middernacht bezoeken. De zieke vroeg hem als een gunst
zijn biecht te willen horen. Kort daarna werd hem op zijn vurige aan-
dringen het Viaticum toegediend. Alvorens de communie te ontvangen,
vroeg hij vergiffenis voor al het ongenoegen of de ergernis die hij aan
zijn medebroeders had aangedaan, alsook voor de last die hij hen bezorg-
de en sprak op een manier waarbij de aanwezigen tranen in de ogen kre-
gen.
Daarna liet hij per telegram de graaf, zijn zoon, roepen, aan wie
hij sereen raad gaf met zijn priesterlijke en vaderlijke zegen. Daarna
vroeg hij dat men hem het heilig oliesel zou toedienen. Hij verlangde
ook de pauselijke zegen, ofschoon er nog geen echte aanwijzingen waren
dat het einde nabij was. Dr. Bruno echter, die hem bezocht had, ver-
klaarde dat de geneeskunde niets meer doen kon.
Op 1 oktober, een zondag, het feest van de Rozenkrans, verlangde
hij dat Maria hem op die dag de poorten van het paradijs zou openen. Of-
schoon Don Bosco zich naar San Benigno moest begeven voor de laatste re-
traite, zou hij toch zijn vertrek hebben uitgesteld om hem in zijn laat-
ste ogenblikken bij te staan, zo de Heer hem die dag tot zich zou roe-
pen. Omdat er zich dan een lichte verbetering voordeed en wel op het on-
verwachts, vertrok hij naar S. Benigno, waar hij door velen, die bij hem
wilden biechten, verwacht werd. Toch vertrok hij niet zonder afscheid te
nemen van zijn oude vriend, die hij opbeurde met woorden ingegeven door
genegenheid en geloof. Hoe groot zijn verlangen ook was dat Don Bosco
hem op het ogenblik van zijn dood zou bijgestaan hebben, toch bracht de
deugdzame graaf met een gerust hart ook dit laatste offer aan de Heer en
berustte hij vroom in de wil van God.
Tijdens zijn leven had hij vaak tot God gebeden dat pijn en smar-
ten hem bij zijn laatste ziekte zouden gespaard blijven omdat hij vrees-
de niet voldoende geduld te zullen hebben. God verhoorde hem; want zijn
enige kwaal bestond in een grote vermoeidheid en afgematheid van krach-
ten zonder andere lichamelijke of morele pijn. Hij schreef deze genade
toe aan de moederlijke tussenkomst van Maria.
In de ochtend van 3 oktober wou hij opnieuw de heilige communie
ontvangen. Van dan af sprak hij enkel nog over zijn reis naar de eeuwig-
heid. Uit de Giovane Provveduto liet hij de gebeden voor een goede dood
voorlezen, aanriep veelvuldig de allerheiligste Maagd en zijn heilige

55.5 Page 545

▲back to top


- XV/541 -
beschermers en kuste innig het kruis, dat hij sinds twee dagen op zijn
bed had. 's Avonds zei hij met alle vrijmoedigheid en sereniteit: - "De-
ze avond zal ik nog niet sterven, maar morgen zal ik er niet meer zijn."
Toen Don Rua bemerkte dat zijn krachten gevoelig afnamen, verliet
hij hem de hele nacht niet meer. Bij hem was Baron Alberto della Torre,
een neef van de stervende, die hem zeer dierbaar was wegens een langdu-
rige en innige gemeenschap van genegenheid, van godsdienstige gevoelens
en van een bezorgde liefdadigheid ten opzichte van de naaste.
Om half elf vroeg hij dat men nogmaals de gebeden van de goede dood
zou lezen en dan werd hem op zijn verzoek de sacramentele absolutie ge-
schonken. Daarna werd de vlam van de kaars door een lampenkap afgeschermd
om de kamer duister te houden. Don Rua trok zich enkele ogenblikken te-
rug. Toen sliep de zieke rustig in. Plots werd hij wakker en vroeg heel
opgewekt aan Baron della Torre: - "Hoe laat is het?"
is."
"Middernacht", werd hem geantwoord.
"Niet later! Zie je niet hoe klaar het is?"
"En toch is het zo juist middernacht geslagen."
"Het schijnt onmogelijk te zijn met een kamer die zo verlicht
Zou het een weerkaatsing geweest zijn van het onsterfelijke licht
waarin hij weldra zou ondergedompeld worden? Het is een feit dat dit
licht hem met een onuitsprekelijke vreugde vervulde en stilzwijgend
scheen hij gelukkig wegens een geheimzinnig voorwerp dat hij alleen zag.
Men spoorde hem aan wat te rusten. Dan sliep hij nogmaals in met
een geheimzinnige sereniteit over zijn gelaat. Toen hij waar wakker werd
begon hij vurig schietgebeden te herhalen. Om half één, na middernacht,
maakte hij herhaalde malen het kruisteken, maar zijn rechterhand kon zijn
voorhoofd niet meer bereiken. Toen hem enkele aanroepingen gesuggereerd
werden, herhaalde hij ze met veel gevoel maar met zwakke stem. Het was
het einde. Dadelijk riep men zijn zoon, zijn schoondochter en een broer
van hem, Baron Garofoli, die in het Oratorio gebleven waren. Don Rua liet
hem weten dat zijn dierbaren daar waren en verzocht hem ze nog eens te
willen zegenen. Hij knikte met het hoofd. Een ogenblik later, terwijl hij
in zijn rechterhand het kruis hield, schonk hij zijn ziel aan God terug.
Het was 3.20 uur op het uurwerk. Hij was 69 jaar oud geworden.(1)
(1) Op zijn graf plaatste men volgend opschrift opgesteld door Don Francesia:
Heic in pace Christis quiescit
Carolus Cays Taurinensis comes Gilettae et Castellarum
Juris utriusque doctor
Qui a Carolo Alberto inter urbis curatores adscitus
.../...

55.6 Page 546

▲back to top


- XV/542 -
6. AAN DE OVERSTEN VAN DE FRANSE HUIZEN
Personen, zaken, verschillende behoeften van de huizen van Frank-
rijk stonden hem voor de geest en lagen hem nauw aan het hart; en zijn
briefwisseling is een weerspiegeling van zijn voortdurende bezorgdheid.
Hij bezag echter, we zullen niet zeggen met voorliefde, maar met meer
waakzaamheid en aandacht, het huis van Marseille, dat voor hem, wat men
in militaire taal zou noemen, een operatiebasis was. Hier schrijft hij
aan de directeur:
"
Beste D. Bologna,
"
"
Zeg aan mevrouw de gravin de Sobran dat wij gebeden
" hebben en voortgaan met te bidden voor haar en voor heel haar
" familie en dit iedere dag.
"
Aan madame Jacques: dat zij iedere dag een bijzonder
" memento krijgt in de heilige mis en dit in de plaats van mijn
" moeder die ik niet meer op aarde heb.
"
Ik kan het niet verklaren, maar mevrouw Marie Loyton
" de Thournon heeft mij al drie klaagbrieven gestuurd omdat zij
" geen antwoord ontvangt en ik steeds trouw geantwoord aan het
" adres dat zij mij gegeven had. Wat dienen we te doen opdat ze
" mijn antwoord zou ontvangen? Zit er iets tussen?(1)
"
Ik vergat aan madame Broquier mee te delen dat wij haar
" steeds als een moeder vereren en dat wij zowel voor haar als
" voor haar echtgenoot bidden.
"
Men zegt mij dat Don Albera een bedrag heeft waar hij mo-
" menteel geen weg mee weet. Don Rua verheugt er zich erg over en
" is vol hoop.
"
Moge God ons allen zegenen en beschouw mij steeds als in
" Jezus Christus.
"
je toegenegen vriend
" Turijn, 26-11-82.
Priester Gio. Bosco.
.../...
Et orator legibus ferendis pluries a populo delectus
Religionis probitatis et justitiae illustre exemplum se praebuit
Sexagenario Maior Caelesti voce admonitus
Ccngregationi Salestanate Taurinensi nomen dedi Et Sacerdetio
auctus
Pietate Modestia Ceterisque Virtutibus Excelluit Carus omnibus
vixit an.LXIX
Sancte Decessit IV Non.Octob. An. MDCCCLXXXII
Aloysius Filius Parenti Desideratissimo Moerens P.
(1) Waarschijnlijk heeft op deze dame betrekking wat Don Bosco tien dagen later schreef
aan een zekere zuster Madeleine (Bijv. Doc. 90).

55.7 Page 547

▲back to top


- XV/543 -
Er wordt mij gezegd dat de heer pastoor van Saint-Joseph Marseil-
le moet verlaten om wat met vakantie te gaan. Indien hij nog niet ver-
trokken is zeg hem dan dat, wanneer hij rechtstreeks of tijdens zijn reis
naar Turijn kan komen, wij met groot genoegen op hem wachten. Ik zelf zal
het zo regelen dat ik hem kan vergezellen om een herderlijk bezoek te
brengen aan verscheidene van onze huizen, die ik sinds lang niet meer be-
zocht heb.
Zeg me eveneens of madame Prat met haar voornaam Anna heet.
Jammer genoeg weet men tot heden nog niet waar de brieven beland
zijn die Don Bosco ongetwijfeld geschreven heeft aan Don Albera vóór en
na zijn benoeming tot inspecteur van de huizen van Frankrijk. We kennen
er zeer weinige van. Van twee, die we hier geven, bezitten we enkel een
kopie, en van waar ze gekomen is, weten we niet.
"
Beste D. Albera,
"
"
Ik stuur je brieven die je dient te lezen en daarna aan
" ieder adres uit te delen. Je alle andere brieven usque ad com-
" plementum ontvangen. Een hartelijke groet aan Don Bologna, aan
" alle medebroeders, aan al onze beste zonen en aan al onze wel-
" doeners.
"
Van Don Cagliero zal je richtlijnen ontvangen voor de
" zaken van vier of zes salesianen, die naar Spanje reizen.
"
Moge God ons allen zegenen en geloof mij steeds in Jezus
" Christus van u te zijn
"
de toegenegen vriend
" Turijn, 26-11-82.
Priester Gio. Bosco.
De hierboven vermelde salesianen moesten naar Utrera gaan, waar het
huis gedurende het eerste jaar wonderen verricht had en versterkingen no-
dig had. De aanhef van de tweede brief is zeer minzaam.
"
Mijn beste D. Albera,
"
"
Ik geef je de bevoegdheid de 1.000 fr. van madame Fabre
" te behouden op voorwaarde dat je braaf bent en steeds een grote
" vriend van Don Bosco blijft.
"
Je zult er echter goed aan doen te zeggen, data occasione,
" dat wij van hieruit in onze zware benarde toestand ook geldelij-
" ke hulp zullen verstrekken aan de huizen van Marseille.
"
Jij dan, wanneer het je mogelijk is, dient het huis van
" Saint-Cyr te helpen.
"
Ik heb geschreven en een antwoord ontvangen van madame
" Jacques. Tracht haar te zien, te bedanken en haar de verzekering
" te geven dat we veel voor haar bidden en dat Don Cagliero bij
" zijn vertrek hoopt haar een bezoek te kunnen brengen. Geef het

55.8 Page 548

▲back to top


- XV/544 -
" hierbij gevoegde biljet aan mademoiselle Dugaz.
"
Bedank madame Rocca en madame Fabre en zeg hun dat wij
" volgens hun inzicht bidden en dat wij op de dag van de Onbevlek-
" te Ontvangenis voor hen een H. Mis zullen opdragen aan het altaar
" van Maria, Hulp der Christenen.
"
God moge ons zegenen en breng ook onze eerbiedige groeten
" en onze gebeden aan de heer pastoor, aan al onze medebroeders
" enz. enz.
"
je toegenegen vriend
" Turijn, 4-12-82.
Priester Gio. Bosco.
Don Bosco had gehoopt te Nice te zijn omstreeks het einde van
januari 1883; maar zijn berekeningen vielen verkeerd uit, want hij kwam
er eerst toe omstreeks half februari.
"
Beste D. Ronchail,
"
"
"
Met groot genoegen heb ik vernomen dat Mevrouw Ferrant te
" Nice toegekomen is. Ik ben er zeer tevreden over. Doe haar mijn
" oprechtste wensen en zeg haar dat ik hoop haar persoonlijk te
" zullen groeten omstreeks het einde van eerstkomende maand, maar
" dat ik elke dag in de heilige mis voor haar een memento heb.
" Daarna zal je mij nauwgezet nieuws laten geworden over onze gro-
" te weldoenster.
"
Hetzelfde zal je doen aan de familie van Baron Héraud, aan
" onze goede mama, aan advocaat Michel, aan de heer pastoor Germon;
" zeg hem dat hij mij veel centen moet bezorgen voor het Heilig
" Hart. En de mama van priester Giovanni van Ville Franche, Madame
" d'Aprotis en Mademoiselle Guigou? Hoe gaat het met Markies d'
" Avila (1) en met ridder Levrot?
"
Zijn er veel vreemdelingen? Heeft Mevrouw Fauche haar
" eigendom verkocht? Er wordt mij gezegd dat Prins de Vallombrosa
" zeer ziek is. Is dat juist?
"
Doe veel groeten aan Don Vincenti en aan Don Reimbeau.
"
Ik wens je alle hemelse zegen toe, aan jou, beste Don
" Ronchail, aan alle priesters, clerici en jongens en aanzie me
" steeds in Jezus Christus als
"
je toegenegen vriend
"
Priester Gio. Bosco.
"
" Indien abbé Lambert bij jou komt, let er niet op.
(1) Aan Markies d'Avila zijn we de kopieën verschuldigd van drie brieven door Don Bosco
in het Frans geschreven. (Bijv. Doc. 91).

55.9 Page 549

▲back to top


- XV/545 -
7. VADERLIJKHEID.
We willen nu spreken over de vaderlijke goedheid van Don Bosco
jegens zijn onderhorigen. We zullen slechts twee brieven aanhalen waarin
deze vaderlijke gesteltenis van zijn hart, die we niet aarzelen met dit
Italiaans neologisme te noemen, naar voren treedt. Maar waar voelt men
niet dit kloppen van zijn vaderliefde, ook wanneer hij aan de nederigste
salesiaan schrijft. Hij toont zich vaderlijk bezorgd over de gezondheid
van Don Confortola, directeur van het huis van Florentië, ook wanneer hij
hem met "u" aanspreekt, omdat hij al priester was toen hij tot de congre-
gatie toetrad.
"
Beste heer D. Confortola,
"
"
Ik ontvang met genoegen uw brief waarin u mij laat weten
" dat uw gezondheid wat verbeterd is. Moge de Heer hiervoor geze-
" gend zijn. Doet u thans wat u kunt doen; maar denk eraan u te
" verzorgen en uw gezondheid zeer in acht te nemen. Het is mijn
" bedoeling dat u op uw post te Florentië zou blijven. Don Bruna
" kwam enkel om u te vervangen. Zodra u hem kunt missen, zal ik
" hem naar een andere post, die voor hem gereed wordt gehouden,
" sturen.
"
Het is niet nodig dat u nogmaals de retraite zou doen,
" te meer omdat uw gezondheid nog niet zo sterk is. U kunt echter
" stukje voor stukje onze Italiaanse regel lezen en er iedere dag
" wat over nadenken tot u hem volledig gelezen hebt.
"
Ik zal ervoor zorgen dat u het nodige personeel hebt; maar
" zorg of liever laat zorgen voor het zondagoratorio dat in die
" stad zo zeer wenselijk is.
"
Gelieve in de Heer al mijn beminde zonen te groeten, die
" met u in de Via Masaccio verblijven en beveel mij aan hun gemeen
" schappelijke gebeden aan.
"
Moge God u zegenen, mijn beste Don Confortola, u een goede
" gezondheid schenken en u steeds in zijn heilige genade bewaren.
" Wil ook voor mij bidden die voor u steeds in Jezus Christus zijn
" zal
"
uw toegenegen vriend
" S. Benigno Canavese, 28 augustus 1882.
Priester Giov. Bosco.
Maar waarin zijn vaderhart het meest blijkt is de tweede brief aan
Don Berto. Deze was in augustus naar zijn geboortestreek gegaan voor zijn
gezondheid. Wij menen dat het hier niet te onpas komt eraan te herinneren
dat hij een man was die van natuur ver van sympathiek was. Indien Don
Bosco hem in zijn serafijnse goedheid niet gedurende meer dan twintig
jaar aan zijn zijde had behouden, dan zou de brave priester wel heel
moeilijk ergens een onderkomen hebben gevonden. Ziehier dan hoe Don Bosco
een zoon met een zo moeilijk karakter behandelt.

55.10 Page 550

▲back to top


- XV/546 -
"
Beste D. Berto,
"
"
Sinds ik uit Turijn vertrokken ben, heb ik helemaal geen
" nieuws van jou meer ontvangen. Zeg me dus wat over je gezond-
" heid en of je een kuur begonnen bent die je schijnt te zullen
" helpen. Zeg me ook of de lucht in de bergen of aan het strand
" of iets anders je wat opbeuring kan schenken.
"
Ik schrijf je midden in de zitting van het Hoofdkapittel.
" Allen groeten je, wensen je alle goeds en bidden God dat Hij je
" een beste gezondheid zou geven.
"
Zeg me alles wat je kan nodig hebben; want allen willen
" wij dat je niets tekort hebt. Het is immers geen eer voor de
" congregatie dat je anderen last zou bezorgen.
"
Moge God je zegenen, mijn beste Don Berto, je terug laten
" komen in goede gezondheid en bid voor mij die voor jou steeds in
" Jezus Christus zijn zal
"
je toegenegen
"
Priester G. Bosco.
"
" P.S. Groet je pastoor en al je verwanten namens mij.
8. DE TROOSTER.
Mevrouw Magliano had tussen het einde van het oude jaar en het
begin van het nieuwe jaar een reis gedaan naar Busca, naar haar buiten-
goed. Zij had een ernstig ongeval gehad, waarvan de gardiaan van de ka-
pucijnen aan Don Bosco bericht had gegeven. Don Bosco antwoordde hem:
"
Beste in Onze Heer Jezus Christus,
"
"
Ik vermoedde dat aan mevrouw Magliano een ongeluk overko-
" men was, zoals het ook werkelijk het geval geweest is. Ik schrijf
" haar een briefje en verzoek u het haar te willen voorlezen, indien
" zij het zelf nog niet zou kunnen lezen.
"
Ik dank u voor de liefdedienst die u mij bewijst. Gelieve
" ook te bidden voor mij en voor mijn talrijke familie die nog
" steeds vermeerdert. Intussen heb ik de hoge eer met dankbaarheid
" van u te zijn
"
de zeer verplichte dienaar
"
Priester Gio. Bosco.
De brief voor de dame luidde aldus:
"
Geachte mevrouw Magliano,
"
"
Ik was werkelijk ongerust omdat ik geen nieuws van u ont-
" ving. Meermaals zond ik iemand naar uw huis om iets te vernemen;

56 Pages 551-560

▲back to top


56.1 Page 551

▲back to top


- XV/547 -
" maar ze konden mij niets meedelen. Onze vrees was gegrond, daar
" pater gardiaan van de kapucijnen mij het ongeluk, dat u getrof-
" fen heeft, beschreven heeft. Moge God in alles gezegend zijn.
" Het kwaad had veel erger kunnen zijn. Sinds u naar de buiten ver-
" trokken bent, hebben wij steeds voor u gebeden; maar thans hebben
" wij speciale gebeden voor u vastgesteld en we zullen er 's och-
" tends en 's avonds mee doorgaan tot op het ogenblik dat God u in
" goede gezondheid laat terugkeren. Dan zult U ons een bezoek bren-
" gen als een meelijdende moeder te midden van uw zonen. Heel de
" familie van Valdocco, vooral Don Rua, Don Lazzero, Don Bonetti,
" Don Pavia enz. brengen U hun groeten over en geven U de verzeke-
" ring dat ze voor u iedere dag in de heilige mis speciaal zullen
" bidden. Ik hoop dat uw terugkeer naar Turijn niet meer ver af is.
" Wat al zaken zullen we dan te bespreken hebben!
"
Moge God u zegenen, geachte Mevrouw Bernardina, u een goe-
" de gezondheid verlenen en de genade goed te leven en goed te ster-
" ven. Bewijs mij de liefdedienst ook te bidden voor mij die voor u
" steeds in Jezus Christus zijn zal
"
de nederige dienaar
" Turijn, 2-82.
Priester Gio. Bosco.
In september en oktober 1882 richtten algemene overstromingen in
heel Noord-ltalië en in een groot deel van Midden-Italië grote verwoes-
tingen aan. Onder de dagelijkse rubriek: Italië onder water gaven de
kranten een maand lang beschrijvingen van de voortdurende rampen. Maar
de streek die het meest te lijden had door deze natuurramp was de streek
van Venetië; de rivieren traden er uit hun oevers en teisterden uitge-
strekte gebieden; de bewoners werden uit hun dorpen en steden verjaagd
en de huizen lagen als puinhopen onder de modder bedolven. Ook het plat-
teland van Este had veel te lijden en zoals vele anderen werd ook ridder
Pelà, een edelmoedige salesiaanse medewerker (1) zwaar getroffen.
Het college onderging geen stoffelijke schade; maar voor de heropening
van het schooljaar was dit een droevig voorteken. Don Bosco schreef woor-
den van opbeuring aan de directeur en aan de medewerker en gaf ook raad
om liefdadig op te treden ten gunste van de slachtoffers.
"
Beste D. Tamietti,
"
"
"
Het zijn de kruisen die ons naar de glorie brengen. Zeg
" dit aan ridder Pelà. Maar laat ons niet radeloos worden. Ga rus-
" tig voort zoals verleden jaar en stel je met vertrouwen in de
" handen van de goddelijke Voorzienigheid. Heb geen vrees. Je zal
" ook aan de heer Pelà zeggen dat de doornen van nu ook onder zijn
(1) Cfr. boekdeel XIII, blz. 688 en volgende.

56.2 Page 552

▲back to top


- XV/548 -
" ogen rozen zullen worden.
"
Indien het stijgen van het water je de overtuiging zou
" bijbrengen dat er een offer dient gedaan te worden, weiger het
" dan niet.
"
God zegene jou, onze medebroeders, zusters en onze jonge
" leerlingen en niet-leerlingen, en bevrijde hen van alle kwaad.
" Amen.
"
je toegenegen vriend
" Turijn, 12 oktober 1882.
Priester Giov. Bosco.
Aan Markies Cantono Ceva di Cervelli, die te lijden had onder zware
huiselijke onaangenaamheden, schreef hij om hem te troosten en hem zijn
liefdevolle belangstelling te beloven.
"
Beste Heer Markies,
"
"
Ik neem levendig aandeel in de doornen, die de hand van
" de Heer u stuurt. Ik zal trachten gebruik te maken van het nieuws
" dat u mij zult geven, telkens als de voorzichtigheid u sugge-
" reert het met de uiterste gereserveerdheid te doen. Er is ech-
" ter veel geduld en veel voorzichtigheid nodig. Intussen zal ik
" bidden en zal ik ook doen bidden opdat de goede God het hart
" zou raken en verlichting geven aan de ogen van hen die niet
" zien willen.
"
Voor de andere zaken van de jongen te Lanzo zal ik alles
" doen, zoals u het mij suggereert.
"
Met echte dankbaarheid ontvang ik een biljet van 100 li-
" res ten voordele van de kerk van Sint-Jan de evangelist en ik
" dank u er levendig voor. Naar aanleiding van S. Giovanni, deel
" ik u mee dat deze heilige u verwacht voor een bezoek aan zijn
" kerk. Wie weet of het niet zijn zal om u een of andere gunst
" te verlenen en misschien wel deze gunst, die u zo ter harte gaat.
"
God zegene u, steeds beste heer Markies, God verlene u de
" grote schat van de vrede en rust in uw familie.
"
Wil ook bidden voor deze arme man, die steeds voor u in
" Onze Heer Jezus Christus zijn zal
"
uw zeer verplichte dienaar
" Turijn, 14 november 82.
Priester Gio. Bosco.
De heer Giuseppe de Paolini is zonder twijfel een goede christen
geweest en ging ook heel vertrouwelijk met Don Bosco om, daar Don Bosco
zich tot enkele regels beperkte om hem te troosten, zoals dat gebeurt als
twee personen elkaar begrijpen, zonder er te veel woorden aan te verspil-
len.

56.3 Page 553

▲back to top


- XV/549 -
"
Beste in de Heer,
"
"
Heb geduld. De doornen leiden zonder enige twijfel naar
" het rijk van de bloemen. Ik zal veel voor u en voor uw zuster
" bidden. Mijn familie zal dat ook doen.
"
Beveel mijn arm persoontje en de vele jongens (150.000)
" die de goddelijke Voorzienigheid mij wou toevertrouwen, aan
" God aan.
"
Moge God ons allen zegenen en ons steeds in zijn heilige
" genade bewaren en geloof mij in Jezus Christus steeds te zijn
"
"
uw toegenegen vriend
" Turijn, 27 december 1882.
Priester Gio. Bosco.
9. "IN ALLES GEDULD".
Tijdens de jaren waarover wij nu schrijven, predikte Don Bosco het
geduld veel meer door feiten dan door woorden; maar toch hebben ook de
woorden een grote waarde, wanneer hij die het geduld aanbeveelt ook gele-
genheid krijgt het veel te beoefenen en het ook werkelijk beoefent.
In een biljet aan Don Dalmazzo heeft iedere uitdrukking een grote
betekenis. Wat al tegenkantingen in die zomer van 1882 bezegelden het
geduld van de man Gods! Drie oorzaken van verdriet komen hier kijken:
huiselijke moeilijkheden, vertraging in de zaak van de missies van Pata-
gonië en het geroddel van kwade tongen over de werken voor de kerk van
het Heilig Hart. Nu wij de reusachtige inspanningen van Don Bosco onder
deze Romeinse last, die werkelijk een onus Aetna gravius was, kennen, la-
ten wij ons even rekenschap geven van de beklemming die onder zijn zachte
berisping schuil gaat. Het gaat hier alleen over personen die hem gemak-
kelijk verguisden.
Ik ontving je brief. Geduld in alles. We zullen alles in orde bren-
gen. Duid het personeel aan. De zaak van de Propaganda spijt me zeer. Dat
uitstel kan alles ruïneren. Ik zal aan Mgr. Jacobini schrijven.
In plaats van te hekelen wat wij te Rome opbouwen zouden zekere
heren er beter mee doen ons geld te geven.
Toch dien je je gezondheid voor al het andere te plaatsen.
je toegenegen
S. Benigno Canavese, 27-8-(82).
Priester Bosco.
P.S. Vraag de dispensatie voor Bielli.(1)
(1) Van de twee Don Bielli's, Alberto en Giovanni, spreekt men hier over de eerste,
die alleen dispensatie nodig had voor het priesterschap in 1882 (geboren in decem-
ber 1858 en gewijd op 23 september 1882, ontbraken hem omstreeks twee maanden en
half voor de canonieke leeftijd). Aldus kan men het jaartal dat in het origineel
ontbreekt aanvullen.

56.4 Page 554

▲back to top


- XV/550 -
Een andere weerklank van de moeilijkheden tengevolge van de stijf-
hoofdigheid van de ondernemer bij het bouwen van de kerk van het Heilig
Hart en van zijn geduldige lankmoedigheid, vinden wij in een tweede
briefje aan dezelfde Don Dalmazzo. Don Angelo Savio was de vertegenwoor-
diger van Don Bosco voor het gedeelte dat het beheer en de betwistingen
aanging.
"
Mijn beste D. Dalmazzo,
"
"
Zijn op doortocht te Rome onze beste medebroeders Don
" Farina en Mainardi. Indien hun iets ontbreekt, bezorg het hun.
" Het ligt me na aan het hart dat die boeken op een of andere ma-
" nier aan de paus zouden overhandigd worden.
"
Zou er geen middel zijn om het geschil met onze aannemer
" te beëindigen? Tussen jou en Don Savio zou misschien in camera
" caritatis iets kunnen gedaan worden. Moge God ons allen zegenen
" en geloof me in Jezus Christus te zijn
"
je toegenegen vriend
" Turijn, 6 december 1882.
Priester Gio. Bosco.
10. DE DAMES VAN HET HEILIG HART.
Wie de zachte glooiing opgaat die van de Po naar het college van
Valsalice leidt, kan even blijven stilstaan, wanneer hij drie vierde van
de weg heeft afgelegd bij een beeld van Maria, Hulp der Christenen; het
werd geschilderd in een landelijk kapelletje en is een aangename ver-
schijning in dit eenzame hoekje van de schaduwrijke kleine vallei, nabij
de oever van het murmelende riviertje, waarvan het de naam neemt. Achter
het hek ligt een uitgestrekt terrein met bomen beplant; hierin staat het
heerlijke instituut van de dames of kloosterzusters van het Heilig Hart.
Vóór het jaar 1848 hadden de kloosterzusters van het Heilig Hart
een huls te Turijn in de via dell'Ospedale, dat na de gewelddadige uit-
drijving door de regering in bezit werd genomen. Vandaag bevindt zich
daar de polytechnische school. Nadat met verloop van tijd de partijwoede
bedaard was, werd moeder Cristina Gazelli, van de grafelijke familie van
de Rossana, de zuster van kanunnik Stanislao, die een licht was van de
clerus van Turijn in de vorige eeuw (1) vanuit Frankrijk naar Italië ge-
zonden om er haar orde opnieuw te gaan vestigen. Met de graad van pro-
vinciale plaatsvervangster voor Italië stichtte zij en bestuurde zij de
huizen van Avigliana, Portici, Florentië en Turijn. Vanuit haar voor-
laatste residentie kwam zij in betrekking met Don Bosco.
(1) Over hem werd een mooie levensbeschrijving geschreven door priester Graaf Luigi di
Robilant: Een priester van gisteren, kanunnik Stanislao Gazelli di Rossana e S.
Sebastiano met onuitgegeven documenten, Turijn, Salesiaanse drukkerij, 1901.

56.5 Page 555

▲back to top


- XV/551 -
Don Bosco, die zeer goed de bijzondere behoeften van de adellijke
families van Turijn kende, vooral in verband met de christelijke opvoe-
ding van de meisjes, verlangde zeer dat deze ervaren opvoedsters met dit
doel onder ons zouden terugkeren. Het schijnt zelfs dat de Heer hem hier-
voor speciale verlichting gegeven heeft. Inderdaad, op een dag van het
jaar 1880 ontmoette hij in de nabijheid van de via Legnano een groep
kostschoolmeisjes die vanuit het Heilig Hart van Chambéry in gezelschap
van een zuster commissaris te Turijn toekwamen om de vakantie in hun fa-
milie door te brengen. Hij ging ze tegemoet en zei: - "U bent zo pas voor
uw huis voorbijgegaan." - Bij deze woorden bekeken de meisjes elkaar ver-
stomd, daar ze wel wisten dat ze te Turijn geen enkel huis bezaten. Dan
ging hij verder: - "Jawel, voor uw huis. Niet het huis dat u eens gehad
hebt, maar het huis dat u later zult hebben." - In 1881 had moeder gene-
raal het plan opgevat opnieuw een huis van het Heilig Hart te Turijn te
openen, maar speciale omstandigheden lieten haar niet toe dadelijk haar
plan te verwezenlijken. En het werd 1882 eer vanuit Florentië moeder Ga-
zelli voor de eerste maal aan Don Bosco schreef om de hulp van zijn gebe-
den in te roepen. Naar het schijnt heeft hij niet van bij het begin be-
merkt dat moeder Gazelli een kloosterzuster en overste van kloosterzus-
ters was.
"
Geachte Dame,
"
"
Ik ontving uw geëerde brief, die mij meldt dat u een sinds
" lang gewenst plan koestert, namelijk een huis van de Dames van
" het Heilig Hart te Turijn.
"
De Heilige Maagd, Hulp der Christenen, kan zonder moeite
" het huis of terrein vinden dat men wenst. Het zou echter noodza-
" kelijk zijn dat moeder generaal, na de gunst te hebben bekomen,
" de kerk en het wezenhuis dat in opbouw is ter ere van het Heilig
" Hart te Rome onder haar bescherming zou nemen.
" Indien u het goed oordeelt zal ik er mij graag mee bezighouden;
" wanneer ik een huis, dat mij geschikt lijkt, gevonden heb, zal
" ik er dadelijk kennis van geven, zonder echter het initiatief
" te nemen in deze aangelegenheid.
"
Met dit doel zal ik van ganser harte de noveen van gebeden,
" communies en missen doen die zal beginnen op 8 september eerst-
" komende om te eindigen op 20 september. Ik ontving hiervoor al
" de aalmoes van 50 fr. waarvoor ik u bedank. Verontschuldig mijn
" slecht geschrift. Ik ben al 67 jaar oud en ik heb nog niet leren
" schrijven. Ik weet niet wanneer ik behoorlijk zal kunnen schrij-
" ven en wie het mij zal aanleren.
"
Moge de hemelse zegeningen overvloedig neerdalen over u en
" over het hele instituut van het Heilig Hart van Jezus en gelieve
" ook te bidden voor mij die voor u steeds in de Heer zijn zal
"
"
de nederige dienaar
" S. Benigno Canavese, 29 augustus 1882.
Priester Giov. Bosco.

56.6 Page 556

▲back to top


- XV/552 -
Een maand later stuurde Gazelli aan Don Bosco een prachtige gift, zonder
echter nog bekend te maken wie zij was. Daarom antwoordde Don Bosco haar
nogmaals zoals hij zou gedaan hebben aan de eerste de beste weldoenster.
"
Geachte Mevrouw,
"
"
Moge God u zegenen. U had niets beters kunnen doen daar
" onze jongens in nood zijn en ik niet weet hoe ik erin kan
" voorzien.
"
Uw gift was een echte verlichting.
" Wanneer ik te Turijn aangekomen ben zal ik er mij ernstig
" mee bezig houden en zal de Heilige Maagd ons ongetwijfeld be-
" gunstigen.
"
Wanneer ik te Florentië kom zal ik niet nalaten u per-
" soonlijk mijn hulde te komen betuigen.
"
De genade van de heer weze steeds met u en met heel uw
" familie. Gelieve mij aan God aan te bevelen terwijl ik voor
" u steeds zijn zal
"
de nederige dienaar
" Alassio, 26 september 1882.
Priester Gio. Bosco.
Uit de derde brief ziet men dat Don Bosco en moeder plaatsvervang-
ster in gezamenlijk overleg de zaak leiden.
"
Eerwaarde moeder overste,
"
"
Hierbij hebt u het prentje dat u mij vraagt. Ik dank u
" voor de gift aan onze wezen, die veel voor u en voor uw hele
" familie bidden.
"
Er zijn veel huizen, maar alle hebben iets te veel of
" iets te weinig. Thans is hier een huis van baron Ceva en ze
" zeggen mij dat het zou kunnen dienen.
"
Ik heb alles meegedeeld aan de heer baron en aan graaf
" Orsara, een persoon in wie wij beiden vertrouwen stellen. Wil
" bidden voor deze arme man die voor u steeds in Jezus Christus
" zijn zal
"
een nederige dienaar
" Turijn, 12 november 1882.
Priester Giov. Bosco.
Hier eindigt de briefwisseling. Maar bejaarde kloosterzusters
weten dat in 1882 Don Bosco de stichting vroeg en aanmoedigde en de ver-
zekering gaf dat dit een werk van Maria, Hulp der Christenen, was en dat
de kloosterzusters in mei van het volgende jaar naar Turijn dienden te
komen. En inderdaad, juist op 24 mei 1883 werd het contract voor het

56.7 Page 557

▲back to top


- XV/553 -
huis van de via Legnano, 11 ondertekend. Hier bleef het instituut tot
juni 1885 toen het overgebracht werd naar de villa Rolle, waar het op dit
ogenblik nog is. Het is wel eigenaardig. In de omheiningmuur van de villa
bestond reeds de rustieke nis met de geschilderde Madonna, die door een
traliewerk beschermd was. Welnu, sinds 1830 brachten twee dochters van
graaf Gazelli, die op de heuvel van Santa Margherita een villa bezat,
telkens als ze naar de stad kwamen, steeds een of andere bloem uit hun
tuin mee. Ze hielden halt voor de nis en staken door het traliewerk de
bloemen tot voor de voeten van de Maagd. Eén van die twee kleine meisjes
was juist Cristina. Thans stelt het schilderijtje Maria, Hulp der Chris-
tenen, voor. Het beeld, dat in 1930 door een kloosterzuster gerestaureerd
werd, was oud: maar men is niet te weten gekomen of het die Madonna was
die de bloemen van de twee kleine meisjes ontving, of een andere. Men
weet evenmin welk aandeel Don Bosco gehad heeft bij de keuze van het
huis. Het is mogelijk dat de nabijheid van het salesiaans college voor
Don Bosco een reden geweest is om dit voorstel te doen voor de adellij-
ken.
Don Bosco bezocht tweemaal het nieuwe huis. Zijn eerste bezoek had
plaats op 29 september 1885 omstreeks tien uur 's ochtends. Hij was ver-
gezeld van drie priesters. Hij was zeer verheugd toen hij zag dat de
kloosterzusters zich op een plaats bevonden die zo aangenaam was en zei
dat hij de Heer en de Madonna bedankte dat zij hen naar Turijn geroepen
hadden. Een van de moeders zei hem: - "De eerwaarde heeft voorspeld dat
wij in mei 1883 zouden komen en juist op 24 mei hebben wij het huis van
de via Legnano gevonden."- Don Bosco antwoordde: - "Men zegt dikwijls zo-
veel woorden en de Heer laat toe dat men het raadt. Het is zeker dat dit
de tijd was door God gewild voor hun komst en de Heer heeft hem gezegend
en als ze hiermee zouden gewacht hebben, dan zouden ze ernstige moeilijk-
heden gekend hebben. Maar nu zijn ze er en niets kan tegen hen gedaan
worden. De Heer wil zijn werk verrichten door hun bemiddeling en er is
veel te doen." - Toen moeder overste hem bedankt had omdat hij hun zijn
priesters gaf voor de missen en het lof, antwoordde hij: - "Wij doen dat
graag en indien ik het kon doen, zou ook ik de mis komen celebreren." -
Moeder generaal van de kostschoolmeisjes zei: - "Don Bosco, bid opdat de
meisjes het hele jaar door gezond blijven en altijd zo braaf zouden
zijn."- Don Bosco antwoordde haar: - "U zult niet moeten bidden want de
kostschoolmeisjes zullen gezond en heilig zijn."- Toen hij in het rijtuig
stapte zei hij nog aan moeder Gazelli: - "Laat ons al het mogelijke doen
om zielen te winnen." - De kroniek noteert: "Bij allen bleef de zoete
indruk dat een heilige bij haar op bezoek was geweest."
Hij kwam een tweede maal terug op 2 oktober 1887, op het feest van
0.-L.-Vrouw van de Rozenkrans. Hij werd daartoe gepraamd door het kin-
derlijk aandringen van moeder Gazelli die vurig zijn bezoek verlangde.
Hij kwam toe omstreeks halfzes 's avonds, toen de kloosterlingen terug-
kwamen uit het lof. Hij werd ondersteund door Don Viglietti, die toen
zijn secretaris was en door Don Cesare Cagliero, de biechtvader van de

56.8 Page 558

▲back to top


- XV/554 -
communiteit en de directeur van het college van Valsalice. In die laatste
maanden van zijn sterfelijk bestaan kon de goede vader slechts met veel
moeite gaan. Ondanks zijn zichtbare vermoeidheid, stelde hij veel belang
in het huis en in het gebouw van de kostschool dat bijna voltooid was en
zei: - "Ik zie dat men hier iets reusachtigs verricht heeft." -Toen de
moeder dan zei dat men, in overeenstemming met zijn wens, het huis onder
de bescherming van Maria, Hulp der Christenen, geplaatst had, antwoordde
hij met een glimlach: - "Oh! Maria, Hulp der Christenen, is een geweldige
beschermster, vreselijk voor hen die zich tegen haar werk willen verzet-
ten, maar almachtig voor hen die zich onder haar mantel schuil houden."-
Alvorens opnieuw in het rijtuig te stappen hief hij op het plein-
tje voor de ingang zijn ogen op, omvatte met de blik heel het gebouw en
terwijl hij met de rechterhand naar de laatste verdieping wees, zei hij:
- "Die zal vol novicen zijn." - De moeders dachten dat hij wou spreken
over kostschoolmeisjes; maar later zag men dat het een profetisch woord
geweest was. Inderdaad, op deze verdieping, bestemd als slaapzaal voor
de grootste meisjes, verbleven talrijke jonge meisjes die de genade ont-
vingen van de kloosterroeping en die thans in de congregatie van het Hei-
lig Hart of in een andere congregatie opgenomen zijn.
11. DE FAMILIE BONMARTINI
Op een vreselijke avond van het jaar 1904 kwam graaf Francesco
Bonmartini van Padua op een avond laat naar huis. Daar viel hij in een
valstrik die hem in zijn slaapkamer gespannen was. Mannen, die hij kende
en zelfs verwanten, stortten zich op hem en maakten hem op barbaarse wij-
ze met dolksteken af. De gruwelijke misdaad, de geheimzinnigheid waarin
ze eerst gewikkeld was, de ontdekking van de sluipmoordenaars de ontroe-
rende wedersamenstelling van de tragedie, de dramatische wederwaardighe-
den van het proces, de duidelijke bemoeiingen van de vrijmetselaars om de
schuldigen aan het gerecht te onttrekken, hielden lang de aandacht gaande
van het publiek waarbij het arme slachtoffer beklaagd werd en de woeste
beulen verfoeid.
Behalve een handvol personen, wist toen niemand hoe een twintig-
tal jaren tevoren Bonmartini betrekkingen had gehad met Don Bosco. Als
kleine jongen had hij zijn vader verloren. Zijn moeder geboren Mainardi,
een zeer vrome adellijke dame die wenste dat haar Francheschino (1) braaf
zou opgroeien, gaf hem een ervaren en deugdzame huisleraar in de persoon
van priester Don Tullio de Agostini. Deze bracht hem in kennis met Don
Bosco. Hieruit ontstond een geestelijke verhouding, gedocumenteerd door
zeventien brieven van Don Bosco, waarvan er zeven gericht zijn aan de
gravin, twee aan haar zoon en acht aan zijn leermeester. Ofschoon niet
(1) Fransje.

56.9 Page 559

▲back to top


- XV/555 -
alle brieven tot de twee jaar behoren die wij bespreken, zal het toch
beter zijn dat de brieven samen worden behandeld.
In oktober 1881 stuurde de dame vanuit Padua een gift aan Don Bos-
co waarbij ze ge beden vroeg voor zichzelf en voor haar zoon en een gunst
bij de Heilige Vader. Don Bosco antwoordde haar als volgt:
"
Geachte Dame,
"
"
Ik heb het bedrag van 100 lires in tweemaal ontvangen zo-
" als u het mij gestuurd hebt. Ik doe nu de achtste retraite en de
" tijd dwingt mij op alle wijzen, maar ik laat niet na voor u en
" voor uw zoon te bidden.
"
De boodschap voor Rome moet persoonlijk bij de Heilige
" Vader gedaan worden. Ik zal mij haasten ze te doen de eerste maal
" dat ik mij naar de hoofdstad van de katholieke wereld zal begeven.
"
Moge God u en uw famille zegenen en u allen in goede ge-
" zondheid bewaren. Gelieve ook voor mij te bidden die steeds voor
" u in Jezus Christus zijn zal
"
de zeer verplichte dienaar
" S. Benigno Canavese, 1 oktober 1881.
Priester Gio. Bosco.
Na een tweede gift voor de kerk van het Heilig Hart ontving ze
kort nadien een tweede brief van Don Bosco.
"
Geachte Dame,
"
"
Ik aanzie het als mijn plicht u ontvangst te melden van
" uw brief van 15 oktober met de erbij gevoegde som van 100 lires
" voor de kerk van het Heilig Hart van Jezus, thans te Rome in op-
" bouw. Ik dank u zeer levendig en ik wens deze dank uit te breiden
" tot alle andere personen die er op enige wijze toe bijgedragen
" hebben. Ik geef u dan de verzekering dat ik zal voortgaan met
" bidden, voor u, voor uw zoon en voor al uw geliefden, levenden
" en doden.
"
Wat de vragen betreft van Eerwaarde Heer D. Tullio De
" Agostini, wees zo goed hem te zeggen dat hij altijd kan meewer-
" ken door te celebreren volgens mijn intentie. Iedere keer als
" hij een mis heeft opgedragen met dit doel, dient hij mij kennis
" hiervan te geven, opdat wij dit kunnen inschrijven ter ontlas-
" ting voor ons en tot zijn grote verdienste.
"
Ga steeds voort met uw liefdadig werk en ik zal altijd
" tot het goddelijk Hart bidden opdat het u met hemelse zegeningen
" zou vergoeden.
"
Ten slotte bied ik u mijn eerbiedige groeten aan en wens
" ik u alle geluk toe. Gelieve ook voor mij te bidden die steeds
" voor u in de Heer zijn zal
"
uw verknochte en verplichte dienaar
" Turijn, 19 november 1881.
Priester Gio. Bosco.

56.10 Page 560

▲back to top


- XV/556 -
In het jaar 1882 ging de gravin op bedevaart naar Lourdes en bleef
ze opzettelijk te Turijn om persoonlijk kennis te maken met Don Bosco en
met hem over geestelijke zaken te spreken. Haar kleine zoon en Don Tullio
vergezelden haar. De knaap maakte op Don Bosco een aangename indruk ter-
wijl de moeder op haar beurt een diepe indruk van Don Bosco meenam en
voortging met te verlangen naar zijn geestelijke hulp, zoals ook blijkt
uit volgende brief van Don Bosco aan Don De Agostini.
"
Mijn beste D. Tullio,
"
"
Mevrouw Beltramini stelt me vele vragen waaraan ik zal
" trachten te voldoen door mijn zwakke gebeden.
"
Wat de vertrouwelijke zaken betreft waarover zij mij
" schrijft, is het onontbeerlijk dat zij de raadgevingen van
" haar geestelijke directeur moet involgen. Indien ooit het ogen-
" blik komt dat ik mondeling met deze dame kan spreken, dan zal
" ik haar beter mijn mening kunnen zeggen.
"
Wordt Fransje inmiddels braaf? Doet hij mirakels? Laat
" hem niet met rust tot hij velit nolit een echte H. Franciscus
" van Sales geworden is.
"
Hoe stelt het Mevrouw Mainardi? Geef haar de verzekering
" dat ik alle dagen voor haar bid in de heilige mis.
"
Ik hoop dat de overstromingen deze liefdadige dame geen
" schade toegebracht hebben, omdat alle schade terechtkomt op
" de armen van Jezus Christus.
"
God moge u sal terrae et luxe mundi zegenen. Hij moge alle
" goed verlenen aan Mevrouw Mainardi, aan haar zoon, aan Mevrouw
" Beltramini en geloof mij steeds te zijn
"
uw nederige dienaar en vriend
" Turijn, 17 oktober 82.
Priester G. Bosco.
Don Bosco had in Don Tullio een goede vertegenwoordiger bij de fa-
milie Bonmartini en hij bediende zich van hem om de gravin op geestelijk
gebied te helpen.
"
Beste D. Tullio,
"
"
Met deze brief stel ik u aan als mijn algemene secretaris
" en mijn volmachthouder.
"
Wees daarom zo goed bijgaand biljet aan mijn beste vriend
" de heer Antico te overhandigen. Zeg aan Mevrouw Mainardi dat ze
" vóór alles voor haar gezondheid dient te zorgen. Ik hoop dat of
" ze nu te Cavarzere blijft of terugkeert naar Padua, haar gezond-
" heid er niet zal onder te lijden hebben. Toch meen ik dat het op-
" portuner is dat ze naar de stad zou terugkeren, waar het logies
" beter is in de winter en waar ook Don Bosco nu en dan eens goed

57 Pages 561-570

▲back to top


57.1 Page 561

▲back to top


- XV/557 -
" kan dineren. Hiervoor zal ik speciaal bidden.
"
Zeg aan de heer Francheschino dat de heilige Franciscus
" van Sales op hem wacht om heilig te worden te Padua bij zijn moe-
" der of te Turijn bij Don Bosco. Denk eraan en dan zal hij zelf
" mij antwoorden.
"
Het Kindje Jezus verlene aan hem en aan de leden van zijn
" familie gezondheid en heiligheid. Aan u dan in het bijzonder:
" Esto sal et lux.
"
In de loop van de noveen van Kerstmis heb ik beslist iedere
" dag een speciaal memento in de heilige mis te doen en aan God voor
" Mevrouw Mainardi's gezondheid, troost en vrede des harten te vra-
" gen.
"
Moge God ons allen zegenen en in zijn heilige genade bewa-
" ren en dat ze ook voor mij bidden, die voor hen altijd in Jezus
" Christus zijn zal
"
een nederige dienaar
" Turijn, 14 december 1882.
Priester Gio. Bosco.
De uitnodiging een heilige te worden werd door Francesco ontvangen
in 1883. In die zomer wenste zijn moeder naar Turijn te komen om er wat
te blijven en wat langer tijd te kunnen gebruik maken van de geestelijke
leiding van Don Bosco. Zij vroeg om haar intrek te mogen nemen bij de
dochters van Maria, Hulp der Christenen. Don Bosco liet haar antwoorden
door Don Pozzan, de beheerder van het Bollettino Salesiano op 25 juni:
"Voor D. Tullio en voor zijn beminde jongen staat het Oratorio steeds
open om hen te herbergen. Zij echter moet doen wat de artsen haar voor
haar gezondheid aanraden. In het huis van de zusters zou er voor haar
geen plaats zijn, omdat de zusters vrij eng behuisd zijn; wanneer ze haar
een kamertje willen afstaan, zou het zo laag en klein zijn, dat het ver-
blijf daar wegens de zomerwarmte pijnlijk zou zijn. Indien ze meent een
ander logies te zoeken om onder de leiding van Don Bosco en bij haar
lieve zoon te blijven, heeft Don Bosco mij geantwoord dat hij daar niets
tegen in te brengen heeft; maar dat hij haar laat weten dat hij te Turijn
zal blijven tot einde juli en dat hij dan moet vertrekken voor de retrai-
tes tot 15 oktober. Hij dankt haar nogmaals voor haar gift en haar wensen
en geeft haar de verzekering dat hij voor haar zal bidden volgens haar
vrome intenties. "Haar wensen waren voor zijn naamdag geweest. Dit "nog-
maals" laat verstaan dat Don Bosco haar al bedankt had, maar daarover
bestaat er geen brief. Uit het geheel wordt zijn gedachte duidelijk dat
hij de gravin helemaal niet aanmoedigt haar verblijf te Turijn te nemen.
Don Pozzan voegde eraan toe: "Hij zegt dan aan uw Francheschino
dat hij zich op de studie moet toeleggen, zolang hij te Padua zal blij-
ven. Bij zijn aankomst te Turijn zal hij dan mondeling met Don Bosco
kunnen spreken. Intussen moet hij ervoor zorgen zich bezig te houden."
Wat betekenen deze woorden? Slaan ze misschien op de toekomst van de
jongen? In augustus kwam hij met Don Tullio en zijn moeder naar Turijn
en met Don Tullio ging hij de retraite van de novicen volgen te San

57.2 Page 562

▲back to top


- XV/558 -
Benigno. De gravin verbleef bij de zusters van de Goede Herder op korte
afstand van het Oratorio. Toen zij met een "edelmoedige gift" geantwoord
had op de oproep van Don Bosco ten voordele van de missionarissen,
schreef hij haar als volgt:
"
Liefdadige Dame,
"
"
Met echte dankbaarheid ontving ik de edelmoedige gift die
" u in uw grote liefdadigheid zich gewaardigd hebt voor onze mis-
" sionarissen te doen. Deze zullen op 10 november naar Patagonië
" vetrekken; maar ook vanuit die verre streken zullen ze er niet
" mee ophouden de zegeningen van de hemel af te roepen over u en
" over al uw verwanten en vrienden.
"
Ik zal er voor zorgen zelf elke dag samen met de weeskin-
" deren, die de goddelijke Voorzienigheid zich gewaardigd heeft
" naar ons huis te zenden, mijn zwakke gebeden te doen.
"
Moge God u zegenen en in goede gezondheid bewaren en
" gelieve mij in Jezus Christus te aanzien als
"
u uw zeer verplichte dienaar
" Turijn, 1 november 1883.
Priester Gio. Bosco.
Tijdens de noveen van Kerstmis had hij nog een bijzondere reden om
de dame te bedanken. Zij had zich bij de bisschop van Padua ingespannen
om de toelating te bekomen in de stad op 20 januari een salesiaanse con-
ferentie te kunnen geven. Haar zoon noemt hij zijn "bewaarengel" mis-
schien omdat hij hem bij een of andere gelegenheid als gids heeft ge-
diend.
"
Geachte Mevrouw Bonmartini Mainardi,
"
"
Ten minste deze dagen wil ik een plicht vervullen en u
" iets schrijven.
"
Vooreerst dank ik u omdat u zich steeds hebt willen
" bezighouden met onze arme jongens: u hebt aan Mgr. de aarts-
" bisschop de conferentie van de medewerkers voorgesteld en U
" hebt U met verscheidene liefdadige personen in drukke betrek-
" king gesteld. Op de gepaste tijd zal ik niet verzuimen een
" brief te sturen naar Mgr. de bisschop van Padua om zijn sym-
" pathie voor ons goed te kennen.
"
Ik heb echter redenen om mij te beklagen over mijn bewaar-
" engel de heer Francheschino, die u, naar ik geloof, goed kent.
" Hij heeft mij beloofd mij vaak prachtige brieven te schrijven;
" maar tot heden toe, is, voor zover ik mij herinner, daar niets
" van gekomen. Hij kan zich verontschuldigen door te zeggen dat
" hij voor mij bidt en dat dit voldoende is. Dat hij gebeden heeft
" geloof ik; maar wellicht heeft hij niet zo goed gebeden dat
" mijn hart - het is waar dat het wat hard is - het zou ge-

57.3 Page 563

▲back to top


- XV/559 -
" merkt hebben. Ik zal dan graag zien, hoe hij zich zal veront-
" schuldigen."
"
Ik ben ook wat slordig geweest met schrijven, maar ik
" heb niet vergeten iedere dag in de heilige mis voor u en voor
" heel uw familie te bidden.
"
De laatste maal dat wij met elkaar gesproken hebben,
" schijnt het me toe dat u mij, zonder dat ik mij het juiste cij-
" fer kan herinneren, een gift wou geven, om te lachen, van tien-
" of twaalfduizend lires. Maar ik herinner het mij niet goed meer.
" Toch aanvaard ik zowel het ene als het andere bedrag en liefst
" het tweede.
"
Deze dagen echter willen we veel voor u bidden, voor uw
" volmaakte gezondheid. Ja, mevrouw, moge God u zegenen en bewa-
" ren en u vele jaren schenken, alle echter vol troost.
"
Ik laat u de eerbiedige groeten geworden van alle sale-
" sianen, - die u hier gekend hebben. Allen bevelen wij ons aan de
" liefdadigheid van uw heilige gebeden aan, terwijl de arme schrij-
" ver van deze brief in naam van allen de eer heeft in Jezus Chris-
" tus te zijn
"
"
de nederige dienaar
" Turijn, 18 december 83.
Priester Gio. Bosco.
Twee dagen na Kerstmis bedankte hij Don Tullio voor zijn wensen en
voor twee giften, waarvan de ene door hem zelf gedaan en de andere door
hem bezorgd werd.
"
Mijn beste D. Tullio,
"
"
Ik ontvang uw lieve brief met uw christelijke wensen. Moge
" God het u honderdvoudig vergelden voor u en voor heel uw familie
" en in al uw inspanningen.
"
Bedank zeer mevrouw Beltramini Antico voor de liefdadigheid
" die ze ons bewijst op dit ogenblik dat we werkelijk in de knel
" zitten. Ik zal op een speciale manier bidden voor uw verwanten,
" vrienden en voor alle personen van uw familie.
"
Zeg aan Mevrouw Mainardi dat ik tevreden ben dat ze Don Tul-
" lio en de heer Francheschino aangepord heeft mij te schrijven.
"
Moge God u zegenen, mijn steeds beste Don Tullio, en u
" ruim vergelden voor alles wat u voor onze weeskinderen doet.
" Bemin mij in Jezus Christus en gelieve ook te bidden voor mij
" die voor u van harte steeds zijn zal
"
een toegenegen vriend
" Turijn, 27 december 83.
Priester Gio. Bosco.
Ook aan de gravin had Don Bosco het voorstel gedaan de kosten op
haar te nemen voor een van de zuilen in de kerk van het Heilig Hart.
Daarover en over de conferentie wordt er gesproken in de twee brieven
aan Don De Agostini.

57.4 Page 564

▲back to top


- XV/560 -
"
Beste Heer D. Tullio,
"
"
Ik heb met een nieuw genoegen uw brief ontvangen en de
" 50 fr. die erin zaten. Voor alles dank en moge God het u vergoe-
" den. U zegt me iets dat me genoegen doet, namelijk dat mevrouw
" Mainardi gelet op onze speciale moeilijkheden, bereid is haar
" gift voor de zuil in de kerk van het Heilig Hart van Jezus te
" vervroegen. Ik laat dit aan uw wijsheid over. Indien u merkt
" dat die vroegere schenking deze dame niet in ongelegenheid brengt,
" zeg haar dan dat ik het geld aanvaard en dat ik haar bedank. Des
" te meer omdat de zuil reeds hoog is en men erop bouwt. Maar in-
" dien zij hierdoor in ongelegenheden zou komen, mag u er niet
" eens over spreken.
"
Ik maak het wat kort omdat mijn maag zeer vermoeid is.
"
Mogen de genaden van de Heer overvloedig over u nederda-
" len, over de beste Francheschino en nog overvloediger over onze
" Mama Mainardi voor wie ik iedere dag een memento doe in de hei-
" lige mis. Dat ze ook bidden voor deze arme man die voor hen
" steeds zijn zal
"
een toegenegen vriend
" Turijn, 4-1-84.
Priester Gio. Bosco.
"
" P.S. Ingeval u geld zou sturen met de post, steek het dan maar
"
eenvoudig in een aangetekende brief. Als hij maar goed
"
gesloten en verzegeld is. Zo plegen het de bankiers te doen.
"
Mijn beste D. Tullio,
"
"
Uw brief is ongeschonden toegekomen. 1.000 fr. van me-
" vrouw Mainardi, 120 fr. van de vrome personen, over wie u in uw
" brief spreekt. Ik geef het Heilig Hart van Jezus opdracht ieder-
" een waardig te betalen. In deze zin bid ik ervoor. Mijn hulde en
" mijn dank aan allen en moge de beste Francheschino, over wie ik
" met vreugde in alle opzichten goed nieuws ontvang, een heilige
" worden.
"
Ik heb een brief geschreven aan Mgr. de bisschop van
" Padua. Ik heb zijn liefdadige belofte aanvaard; hij zal aanwezig
" zijn en onze conferentie op 20 januari houden. Een tweede brief
" werd geschreven aan Don Tamietti, directeur van het college van
" Este. Hij zal bij u komen om u en mevrouw Mainardi alles te zeg-
" gen.
"
Een omzendbrief werd hiervoor gedrukt en zal aan alle me-
" dewerkers van Padua en de omgeving gestuurd worden, dus ook een
" pakje voor u. Don Pozzan zal ad hoc enkele dagen tevoren naar
" Padua komen. Ik hoop op goed voor Gods meerdere glorie.
"
Moge Maria ons beschermen en ons helpen onze zielen te
" redden. Ik zal zo spoedig mogelijk opnieuw schrijven. Voor
" al het overige gaat het goed met Mevrouw Mainardi.

57.5 Page 565

▲back to top


- XV/561 -
"
Bid ook voor mij die voor u in Jezus Christus ben
"
"
een toegenegen vriend
" Turijn, 12-84.
Priester Gio. Bosco.
In de kerk van het Heilig Hart staat er op de eerste zuil rechts
bij het binnenkomen op het voetstuk te lezen: GRAVIN BONMARTINI. De gra-
vin was wat beschaamd geweest over het resultaat van de eerste confe-
rentie te Padua; maar Don Bosco oordeelt er over met zijn eigen opti-
misme.
"
Geachte Mevrouw,
"
"
Ik dien een van mijn plichten te vervullen en u te bedan-
" ken voor de liefdadigheid die u ons bij zovele gelegenheden en
" vooral bij deze eerste conferentie, die zo pas te Padua heeft
" plaatsgehad, betuigd hebt.
"
Het schijnt u toe dat de stad er niet het aandeel in heeft
" genomen dat men verhoopt had. Maar de bisschop vertegenwoordigt
" de hele stad in kerkelijke betekenis en dan waren er ook verschei-
" dene brave mensen van Padua. Wees maar gerust; want dit zal een
" goed en vruchtbaar begin zijn tot meerdere glorie van God. Ik zal
" niet nalaten te bidden en ook onze weeskinderen te doen bidden
" voor de zoon van markiezin Robustalla, die u ons zo aanbeveelt.
"
Wat de heer Bamboni betreft, schijnt het dat het ten min-
" ste op dat ogenblik niet past van hem een medewerker te maken.
" Graag stuur ik het diploma aan graaf Camerini, van wie u mij zegt
" dat hij een goede katholiek is.
"
Dan verheug ik mij er erg in dat onze beste Francheschino
" zich steeds laat bezielen voor de goede werken. Ik had er al
" verscheidene bewijzen van en Don Pozzan vertelde mij erover bij
" gelegenheid van de conferentie van de medewerkers. Neen, ik laat
" niet na hem iedere dag in de heilige mis aan te bevelen, opdat
" hij ermee zou voortgaan braaf te zijn, velen te redden en zich
" zelf te redden.
"
Mijn gezondheid is niet slecht, maar is niet zeer goed. Ik
" ben altijd zeer vermoeid. Wat de liefdadige gift van 3.000 lires
" betreft die u het inzicht hebt te doen om de werken voort te zet-
" ten aan de kerk van het Heilig Hart van Jezus te Rome, dient u
" zich niet ongerust te maken. Doe wat u kunt en steeds zonder in
" grote ongelegenheden te raken.
"
Hier herinneren wij ons steeds uw verblijf te Turijn en de
" hele salesiaanse familie bidt voor U.
"
Moge God u zegenen en moge Maria van Franceschino een ande-
" re Sint-Aloysius maken.
"
Aan allen, Don Tullio inbegrepen, mijn nederige groeten en
" wil ook bidden voor deze arme man, die voor u steeds in Jezus
" Christus zijn zal
"
een nederige dienaar
" Turijn, 4-2-84.
Priester Gio. Bosco.

57.6 Page 566

▲back to top


- XV/562 -
Toen Don Bosco zich naar Rome begeven had voor de wijding van de
eerste steen, dacht hij ook vanuit de eeuwige stad aan mevrouw Bonmar-
tini.
"
Geachte mevrouw de gravin,
"
"
Om u gerust te stellen heb ik het genoegen u te laten we-
" ten dat ik op dit ogenblik het biljet van duizend, dat uw lief-
" dadigheid mij stuurt ten gunste van de kerk van het Heilig Hart,
" ontvang. God zal overvloedig uw liefdadigheidswerken belonen en
" ik zal mijn zwakke gebeden voortzetten voor u, voor die beste
" Franceschino en voor Don Tullio.
"
Ik zal niet nalaten speciaal te bidden voor alle personen
" die u mij aanbeveelt en ik zal ze zelfs allen aanbevelen aan het
" Heilig Hart van Jezus en Maria, opdat God hun alle genaden zou
" verlenen, die goed zijn voor hun zielen. Indien dan deze perso-
" nen ook een uiterlijk werk willen doen, dat ze zich dan met mij
" verenigen wanneer ik ze iedere dag herdenk in de heilige mis en
" dat ze de giften doen die ze kunnen doen om het werk voort te
" zetten in de kerk van het Heilig Hart.
"
Gelieve dan ook voor mij te bidden die voor u steeds in
" Jezus Christus zijn zal
"
een zeer verplichte dienaar,
"
Priester Giov. Bosco.
Korte tijd daarna stuurde de dame nog een andere gift naar Rome.
Inderdaad, op 10 mei liet Don Bosco haar door Don Lemoyne het volgende
antwoorden: "Duizendmaal dank in naam van Don Bosco voor het geld en de
andere gaven, die in goede staat aangekomen zijn. Zaterdag zullen wij
terug zijn te Turijn, waar Don Bosco eindelijk u, Mevrouw de Gravin,
Franceschino en D. Tullio hoopt terug te zien. Hij vroeg en verkreeg van
de Heilige Vader een speciale zegen voor u en voor uw familie. De gezond-
heid van Don Bosco is veel beter en Deo gratias". De gaven waren voorwer-
pen voor de loterij.
De gebroeders Antico, brave medewerkers van Padua, hadden een gift
beloofd, maar later zeiden ze dat ze die niet konden doen. In deze zaken
echter was Don Bosco niet geneigd om iemand onheus te bejegenen, indien
er geen voldoende redenen toe bestonden.
"
Beste D. Tullio,
"
"
Indien de heren gebroeders Antico het niet kunnen doen,
" dan zijn ze niet verplicht zich aan de beloofde gift te houden;
" maar het zal goed zijn dat ze het aan hun moeder zeggen en dat
" ze handelen volgens haar advies.

57.7 Page 567

▲back to top


- XV/563 -
"
Vandaag zal ik bidden en doen bidden voor de familie
" Antico, Mevrouw Mainardi, Franceschino en voor u, heer Don
" Tullio, van wie ik steeds zijn zal
"
de toegenegen vriend,
"
Priester Gio. Bosco.
Aan dezelfde Don Tullio schreef hij opnieuw drie maanden later.
"
Mijn beste Don Tullio,
"
"
Ik ontving de brief van Mevrouw Mainardi en ik bewaar
" hem angstvallig, om er op de gepaste tijd rekening mee te
" houden.
"
Ik ben hier te S. Benigno Canavese en ben zeer vermoeid;
" maar ik bid onophoudend voor de goede Mama, voor u, heer Don
" Tullio, en voor onze beste Franceschino.
"
Hoe meer hij mij schrijft, hoe liever ik het heb.
"
Hoe gaarne zou ik ze op de retraite hebben! Wat zou de
" dame zelf zich erin verheugen! Maar God heeft ons geschapen
" en wil ons allen in het paradijs. Daar zullen we over onze za-
" ken spreken maar met vaste zekerheid.
"
Moge de genade des Heren ons begeleiden en moge Maria
" onze gids zijn tot in het paradijs.
"
God zegene ons en gelieve ook voor mij te bidden
"
"
uw oprechte vriend
" Turijn, 2 september 84.
Priester Gio. Bosco.
In september deed mevrouw Bonmartini de laatste storting voor
het bedrag dat ze voor de zuil beloofd had. Vanuit Valsalice dankt Don
Bosco haar.
"
Geachte Mevrouw de Gravin Bonmartini-Mainardi,
"
"
Ik meen u bedankt te hebben voor het bedrag van 1.053 li-
" res, die u mij op 19 augustus gestuurd hebt als saldo van wat
" u wou besteden voor de kerk van het Heilig Hart van Jezus. Moge
" God u ruimschoots vergoeden.
"
Iedere dag houd ik een speciale gedachtenis voor Mevrouw
" Antico in de heilige mis, evenals voor het geestelijke en tijde-
" lijk welzijn van haar familie. Wees er ook van verzekerd dat God
" hun zeker en overvloedig alles zal verlenen wat niet strijdig
" is met het welzijn van hun ziel.
"
Op dit ogenblik ontvang ik uw brief van 29 augustus. Al-
" les gaat goed; laat ons ervoor zorgen zielen te winnen; God zal
" onze inspanningen zegenen en zal ons kracht, goede wil en genade
" schenken.

57.8 Page 568

▲back to top


- XV/564 -
"
Ik ben te Valsalice voor de retraite. God zij dank, mijn
" gezondheidstoestand wordt steeds beter.
"
Vele groeten aan mijn twee dierbare vrienden Don Tullio
" en Franceschino.
"
De cholera woedt in de omgeving, maar tot heden toe heeft
" God ze ver van ons verwijderd gehouden. Moge de Heilige Maagd
" voortgaan met ons bij te staan en ons te beschermen.
"
De zegen van de hemel weze steeds met ons en geloof me met
" de grootste dankbaarheid van u te zijn
"
"
de nederige en verplichte dienaar
" Turijn, september 84.
Priester Gio. Bosco.
In november verwachtte Don Bosco Franceschino met Don Tullio zoals
hij door Don Pozzan aan de gravin liet schrijven; maar het was te laat
omdat de jongen die in het seminarie van Padua de vijfde klas van het
gymnasium volgde de lessen moest hervatten. De moeder waagde het niet de
toelating van de bisschop te vragen, omdat zij er bijna zeker van was een
weigering op te lopen. Toen Monseigneur haar bij een andere gelegenheid
over Don Bosco had horen spreken, had hij haar gezegd: "Mevrouw wordt
verzocht niet enkel voor Don Bosco achting te hebben, maar ook voor de
andere geestelijken." - Op die woorden had zij geantwoord: - "Wel zeker,
Monseigneur. Ik heb ook voor de andere geestelijken veel achting; maar u
zult me wel willen toegeven dat men niet zo gemakkelijk Don Bosco's aan-
treft. En dan, weet u wat ik denk, Monseigneur? Wanneer men doet wat Don
Bosco zegt, dan vergist men zich nooit, omdat ik zeker ben dat Don Bosco
de Madonna vaak ziet; dat is de reden waarom niemand mij kan overtuigen
geen gelijk te geven aan Don Bosco, wanneer hij iets voor mezelf of voor
mijn zoon suggereert." (1)
Dit is de laatste brief van Don Bosco aan de weduwe Bonmartini. Er
blijven er nog twee over aan haar zoon. Eén uit het jaar 1885, toen de
moeder op het einde van haar leven was. Don Bosco zei hem:
"
Mijn beste Franceschino,
"
"
Je schrijft me dat het nieuws over je Mama zeer ernstig
" is. Het spijt me. Al onze jongens bidden onophoudend voor haar
" en zo wordt er ook in al onze kerken gebeden.
"
Wat er ook moge gebeuren, je weet dat Don Bosco aan jou,
" aan je mama en aan Don Tullio beloofd heeft dat hij speciaal voor
" je ziel als een vader wil zijn.
"
Voor niets zijn we van elkaar verwijderd.
(1) Brief van Mevrouw Bonmartini aan Don Pozzan, Padua, 8 november 1882.

57.9 Page 569

▲back to top


- XV/565 -
"
Indien Mama het nog kan begrijpen, zeg haar dan dat we
" over onze zaken in de zalige eeuwigheid zullen spreken.
"
Voor jou en voor Don Tullio is de kamer klaargemaakt.
"
Maria moge in alles onze gids zijn naar het paradijs.
"
"
je toegenegen vriend
" Turijn, 15 december 85.
Priester Gio. Bosco.
Dan is er niets meer tot januari 1887. Toen schreef Don Bosco eerst
aan Don de Agostini die hem ex voto's gestuurd had voor een genade die
hij ontvangen had.
"
Beste D. de Agostini,
"
"
Ik dank u zeer voor uw wensen en van ganser harte bid ik
" de Heer u te overstelpen met alle genaden, die u voor mij wenst.
" Hij geve u gezondheid, tevredenheid en vrede. Hij zegene uw ambt
" en make uw ziel zeer aangenaam in zijn ogen. Hij vermeerdere
" steeds uw goede wil en de waakzaamheid over u zelf om eens, wan-
" neer het ogenblik gekomen is, de grote God waardig te worden,
" aan wiens dienst wij, priesters en kloosterlingen, ons speciaal
" hebben toegewijd.
"
De schilderijtjes en de harten zullen, volgens uw inzicht,
" worden gehangen in het heiligdom van Maria, Hulp der Christenen.
" Wij verheugen ons er over dat deze goede Moeder u beschermd en u
" behoed heeft voor een zo groot ongeluk.
"
Inmiddels bedanken wij de Madonna en gaan wij voort met te
" bidden voor u, voor Franceschino en zijn verwanten en voor al uw
" inzichten vooral voor uw broer.
"
Geloof dat ik mij verheug te mogen zijn
"
uw toegewijde dienaar in Jezus en Maria
" Turijn, 7 januari 1887.
Priester Gio. Bosco.
Daags daarna antwoordde Don Bosco aan de wensen van Francesco en
gaf hij hem een waardevolle raad:
"
Mijn beste Franceschino,
"
"
Ik heb met genoegen je wensen ontvangen en dank je uit
" ganser harte ervoor. Je zegt me dat je al de Italiaanse taal
" bestudeerd hebt; maar thans dien je ernstig die taal te bestu-
" deren: de spelling, de woorden, de gevoelens, het opstellen er-
" van. Daar moet je goed aan denken. Pas op voor je gezellen.
" Vlucht als de pest wie niet te communie gaat. Houd je trouw aan
" de raadgevingen van Don Tullio en wees zeker dat alles goed zal
" gaan. We bidden voor je moeder, die ik hoop binnenkort te zul-
" len terugzien. Moge Maria ons

57.10 Page 570

▲back to top


- XV/566 -
" op de weg naar de hemel geleiden. Amen.
"
Groeten aan Don Tullio.
"
" Turijn, 8-1-87.
je vriend
Priester Bosco.
Don Bosco hoopte "binnenkort Francesco's Mama te zullen terug-
zien", vanzelfsprekend in het paradijs. Arme Franceschino! Alles laat ons
toe te geloven dat Don Bosco in de goedheid van zijn inborst en in zijn
andere gedragingen de vereisten zag om van hem een goed priester te maken
en misschien ook een goed salesiaan. Hij zegt het hem nooit openlijk,
maar hij neemt hem als bij de hand, leidt hem, brengt hem tot op de drem-
pel maar duwt hem niet om binnen te gaan. Men zou zeggen dat de brave
vader het heimelijke voorgevoelen had van het ongeluk dat zijn voogdkind
te wachten stond, wanneer hij in de wereld bleef.
12. ROMEINSE ZAKEN.
De brieven, die hij aan zijn procurator schreef, spraken gewoon-
lijk over zaken. Tot heden toe hebben wij er verscheidene aangehaald in
hun geheel of met brokstukken. Hier zullen we er enkel een paar geven.
Een priester sturen om Don Dalmazzo te helpen, zijn boeken en die
van Don Lemoyne zenden om ze aan de Heilige Vader aan te bieden als voel-
baar teken van zijn gehechtheid aan de plaatsvervanger van Jezus Christus
de hoop dat het dilata (1) niet de poorten zou sluiten voor een of ander
privilege, een betuiging van overgrote superioriteit van hart, een woord
van vaderlijke gevoelens in het begin en op het einde, vormen de voor-
naamste inhoud van deze belangrijke brief.
"
Beste Don Dalmazzo,
"
"
Ditmaal is onze koerier onze medebroeder priester Manfre-
" di, oud-pastoor. Hij is vol goede wil en kan werken. Maar hij is
" nog novice en tracht daarom voor hem een novicemeester te zijn in
" uw woorden, in uw daden en in de aangelegenheden te Rome. Indien
" hij een examen moet afleggen, zal hij dit doen. Te S. Benigno
" heeft hij het uitstekend gedaan. Maar nu wat anders.
"
Ik zou willen weten of mijn boeken en die van Lemoyne aan
" de Heilige Vader werden aangeboden en of hij iets voor onze norm
" gezegd heeft.
"
Je zal er goed aan doen met Mgr. Masotti te spreken en
" hem verzoeken ons een raad te willen geven en ons te zeggen of
" er tussen een vergunning van de Heilige Vader enerzijds en het
(1) Cfr. hiervoor blz. 436.

58 Pages 571-580

▲back to top


58.1 Page 571

▲back to top


- XV/567 -
" dilata anderzijds nog iets bestaat: maar dan iets waarvan wij
" ontslagen zijn.
"
Daarna zal je alles zeggen aan kardinaal Nina wiens raad
" wij blindelings zullen opvolgen.
"
Alii alia dicant over onze zaken te Rome. Ik ben om niets
" bekommerd omdat we zeker zijn van onze zaak. Indien je me echter
" iets in vertrouwen zou zeggen over onze betrekkingen met de Hei-
" lige Vader, met de kardinaal vicaris, met de kerk van het Heilig
" Hart enz. zal dat mij zeer nuttig zijn.
"
Hierbij heb je een brief over La Spezia. Lees hem, maak
" hem dicht en breng hem naar zijn adres. Ik weet dat hij niet goed
" geschreven is. De kardinaal (1) moge mij vergeven, ik heb het niet
" beter gekund. Mijn gezichtsvermogen vermindert met de dag. Beste
" D. Dalmazzo, werk, maar steeds met de zachtheid van de H. Francis-
" cus van Sales en met het geduld van Job. Groet Don Savio en al on-
" ze medebroeders en beschouw mij steeds als in Jezus Christus
"
"
je toegenegen vriend,
"
Priester G. Bosco.
Noodzakelijkerwijze bleef het volledige antwoord op de voorgaande
brief wat uit en het is nodig dat het in zijn geheel te lezen.(2)
"
Zeereerwaarde Vader,
"
"
Eindelijk ben ik in staat te antwoorden op uw brief en
" u het nodige nieuws te geven. Gisteravond had ik ten slotte,
" dank zij de tussenkomst van kardinaal Nina, de verlangde parti-
" culiere audiëntie bij de Heilige Vader. Hij ontving mij met zijn
" gebruikelijke, om niet te zeggen, grotere welwillendheid. Hij
" nam de brief, ontzegelde hem, maar las hem niet, misschien omdat
" hij hem moeilijk verstond. Dan ging hij aan tafel zitten en ik
" bleef staan; dan keek hij bijna alle boekdelen na en wenste Don
" Bosco veel geluk voor alles wat hij geschreven had. Hij prees
" vooral de Geschiedenis van Italië en zei dat hij ze al kende.
" Er ontbrak de Kerkgeschiedenis, die men later kan sturen. Dan
" vroeg hij waar Don Bosco de tijd vandaan haalde om zoveel te
" schrijven. Ik antwoordde hem dat Don Bosco sinds vele jaren on-
" vermoeid werkt in het voordeel van de jeugd. Maar hij merkte op:
" "Maar nu hij niet goed meer ziet, hoe doet hij het dan?" - Hei-
" lige Vader, antwoordde ik, nu zijn gezichtsvermogen zeer ver-
" moeid en verzwakt is, dicteert hij. - Hij gelastte mij er mee
" u ten zeerste te bedanken, u de verzeke-
(1) Kardinaal Jacobini, Staatssecretaris.
(2) Een vroegere, ongedateerde brief van Don Dalmazzo, stond ongetwijfeld eveneens in
verband met de brief van Don Bosco (Bijv. Doc. 92).

58.2 Page 572

▲back to top


- XV/568 -
" ring te geven dat de gift hem zeer aangenaam was en dat hij rus-
" tig op alles een blik zou slaan. Hij vroeg me dan naar de aarts-
" bisschop en ik antwoordde hem dat hij wel de kerk had ingewijd
" maar dat zijn houding toch steeds vijandig blijft. Hij betreurde
" dit erg en zei dat we zouden bidden. Hij ondervroeg mij dan
" over de parochie en moedigde mij aan voort te gaan, ondanks
" de moeilijkheden die er oprijzen. En dan zei hij mij, op
" mijn verzoek, dat hij een ruime zegen schonk aan Don Bosco,
" aan de congregatie en aan allen die zich hadden aanbevolen.
" Daarna vergezelde hij mij met grote goedheid tot aan de deur
" van de tweede kamer.
"
Hiermee heb ik uitvoerig geantwoord op uw vraag of wij in
" goede verhouding staan met de Heilige Vader. Met alle kardinalen
" behalve de gebruikelijke uitzondering, staan we op goede voet en
" zelfs beter dan in het verleden. Gisteravond bracht ik een bezoek
" aan kardinaal Jacobini om hem de hulde en de wensen van Don Bosco
" en van de congregatie aan te bieden. Ofschoon hij veel te doen
" had en de reden van mijn bezoek kende, ontving hij mij met vader-
" lijke tederheid en liet zich nauwkeurig inlichten over u, de
" missies en dan over de aartsbisschop. Hij betreurde de stand van
" zaken en zei dat wij moesten hopen en bidden. Ik heb hem normaals
" onze privileges aanbevolen en hij heeft mij de verzekering gege-
" ven dat dit een kwestie van tijd is, maar dat de zeer gunstige
" gezindheid de Heilige Vader voor ons een vast onderpand is. Dan
" gaf hij blijk van zijn verlangen iets te vernemen over Passaglia
" die bij hem geweest was, veel beloofd had en daarna niets gedaan.
" Toen hij mij liet gaan, zei hij dat hij bij de eerste gelegenheid
" nogmaals met de paus zou spreken over de privileges. Dan drong hij
" erg aan dat ik u zou schrijven om speciaal voor hem een Ave Maria
" aan de Madonna te vragen, maar gebeden door Don Bosco.
"
Kardinaal Nina is ons zo genegen dat hij al tweemaal ge-
" komen is om ons op te zoeken en zondag is hij een uur met ons in
" gesprek gebleven. Hij sprak me over geroddel van zekere vijanden,
" die ons schrik willen aanjagen en hij kon me ook zeggen dat het
" vertrekpunt zou liggen bij kardinaal Ferrieri die over ons bij
" de paus een lelijk tafereel heeft opgehangen.
"
Bij het laatste bezoek dat ik hem bracht om hem de laatste
" brief aan te bieden, begon hij zelf over deze zaak om alles uit
" te vissen. Hij liet zich zelfs iets bijtends over Ferrieri ont-
" vallen. De paus zei: "Wat is dat toch! Ze hebben vele vijanden
" en ze moeten met loden schoenen gaan, omdat men te Rome ook
" aan schaduwen een lichaam geeft." Daarna sprak hij over La Spezia.
" Hij stemde toe in ons verzoek ons een subsidie voor dit heilig
" werk te verlenen en thans zal hij bij de kardinalen aandringen om
" het te kunnen afhalen. Ook in zijn tegenwoordigheid loofde hij
" zeer Don Bosco en zijn werken en toonde hij zich zeer voldaan
" over alles en allen. Toen hem bij deze gelegenheid opnieuw over
" onze privileges gesproken werd en wel met veel aandrang, zei de
" paus: - "Maar het is een ontluikend instituut en het is noodza-

58.3 Page 573

▲back to top


- XV/569 -
" kelijk dat wij traag vooruitgaan en het ene na het andere verle-
" nen." - Toen had de kardinaal geantwoord: - "Het is echter tijd
" dat men met dit éne privilege begint om dan tot de andere te
" raken."
"
Probeer u dus de vraag te vernieuwen voor een privilege
" dat het meest noodzakelijk is voor de missies, want dan zullen
" wij dit verkrijgen met de steun van kardinaal Simeoni. In een
" week tijd heb ik ongeveer drie uren met kardinaal Nina gesproken
" en deze sprak met een onuitsprekelijk vertrouwen over zoveel za-
" ken, zoveel kuiperijen, zoveel listen die ik alleen aan U toe-
" vertrouw (...).
"
Ik zal u liever mondeling dan schriftelijk zovele andere
" zaken zeggen. Hier bij ons stellen allen het goed. Allen willen
" door mijn bemiddeling en met mij u hun hulde betuigen en u een
" zalig feest toewensen, een goede oudejaarsdag en een gelukkig
" Nieuwjaar. Ik doe het des te liever omdat ik ervan overtuigd ben
" dat u deze wensen zult aanvaarden met het hart van een vader, dat
" het hart van zijn toegewijde zonen verblijdt en gerust stelt en
" ik de eer heb te mogen zijn de minste van allen van wie
"
" Rome, 18 december 1882.
Priester Francesco Dalmazzo.
"
" P.S. Vandaag komt Mgr. Manacorda toe. We zullen hem zo goed ont-
"
vangen als we maar kunnen.
In december ging Mgr. Manacorda, bisschop van Fossano, naar Rome.
Vriend van Don Bosco in de volledige betekenis van dat woord en goed op
de hoogte van de gang van zaken in de Romeinse congregaties waarin hij
zijn loopbaan gemaakt had, kon hij in deze omstandigheden hem zeer nuttig
zijn bij het behartigen van zijn belangen; zijn reis had juist dit doel
als voorwerp. Don Bosco bracht zijn procurator ervan op de hoogte en
smukte zijn brief wat op met een waardevol advies. Over de loterij zullen
we later spreken.
"
Mijn beste Don Dalmazzo,
"
"
Mgr. Manacorda, onze goede vriend, gaat een tijdje door-
" brengen te Rome om de bittere koude van onze streek te ontvluch-
" ten. Hij zal je in het lang en het breed nieuws geven.
"
Ik wens jou en samen met jou wens ik aan allen alle
" geestelijk en tijdelijk geluk. Breng aan alle salesianen mijn
" wensen en mijn aanbevelingen over, nl.: een nauwgezet onderhou-
" den van de armoede, de zuiverheid en de gehoorzaamheid waarmee
" wij ons aan de Heer hebben toegewijd. Voor ons zal het een mooie
" dag zijn, wanneer onder ons op een volmaakte wijze de christe-
" lijke liefde zal heersen, de zaken met de ondernemer zullen ge-
" regeld zijn en het werk aan de kerk van het Heilig Hart van
" Jezus kunnen hervatten.
"
Slaapt de loterij? Maak van daaruit wat klaar en van hier-
" uit zullen wij een handje toesteken.

58.4 Page 574

▲back to top


- XV/570 -
"
Moge God jullie allen zegenen, je zal aan onze weldoeners
" afzonderlijk zeggen dat Don Bosco voor hen allen bid en doet
" bidden.
"
De genade van Onze Heer Jezus Christus weze steeds met
" ons. Amen.
"
je toegenegen vriend
" Turijn, 18 december 1882.
Priester Giovanni Bosco.
13. HET NIEUWJAARSGESCHENK.
Eer het jaar ten einde liep, stuurde Don Bosco aan de directeurs
van de huizen het nieuwjaarsgeschenk voor het nieuwe jaar toe in de vorm
van een omzendbrief gericht aan allen afzonderlijk. Bij de brief voor Don
Lemoyne, de directeur van de dochters van Maria, Hulp der Christenen, te
Nizza Monferrato, voegde hij een persoonlijk briefje als een bijzondere
blijk van welwillendheid voor zijn recent werk over Sint-Jan de evange-
list.(1)
"
Beste D. Lemoyne,
"
"
Ik zend aan allen een algemeen nieuwjaarsgeschenk, maar
" aan de befaamde schrijver van Sint-Jan de evangelist wil ik een
" afzonderlijke wens aanbieden: - "Wees zeer bezorgd voor je ge-
" zondheid, heiligheid en voor die van je mensen in het huis.
"
Bemin mij in ons Heer en geloof mij dat ik geheel ben
"
"
je toegenegen vriend
" Turijn, 28 december 1882.
Priester Gio. Bosco.
En ziehier dan hoe het nieuwjaarsgeschenk opgesteld was.
"
Beste D...
"
Directeur van het huis van...
"
"
Wij zijn aan het einde van het jaar en het begin van een
" nieuw jaar. Ik beveel je aan, allen die mij deze dagen geschre-
" ven hebben en voor mij gebeden hebben, hartelijk te bedanken.
" Ik smeek voor allen van God gezondheid en de genade van een ge-
" lukkig leven af.
"
Mijn nieuwjaarswens is dan: 1° Aan de directeur. Chris-
" telijke liefde en zachtmoedigheid tegenover allen.
(1) Cfr. hiervoor, blz.

58.5 Page 575

▲back to top


- XV/571 -
"
2° Aan de medebroeders van de congregatie. Een stipt onder-
" houden van de geloften waarmee wij ons aan de Heer gewijd hebben.
"
3° Aan alle jongens. Veelvuldige biecht en vrome communie.
"
4° Zeg aan allen, namens mij dat zij mij gezamenlijk en af-
" zonderlijk zouden zeggen wat ze willen beslissen om mij te helpen
" hun ziel te redden, iets wat tot aan het einde van mijn leven het
" voorwerp van mijn bezorgdheid zijn zal.
"
De genade van onze Heer Jezus Christus weze steeds met ons.
"
"
je toegenegen vriend
" Turijn, 28 december 1882.
Priester Gio. Bosco.
"
" P.S. Je zal mij het antwoord laten toekomen van iedereen op nr. 4.
Als staaltje van de antwoorden op nummer 4 laten we hier enkele re-
gels volgen van Don Cibriario, directeur van het huis van Vallecrosia:(1)
"Er is maar één antwoord voor allen. De redding van onze ziel is nauw
verbonden met het onderhouden van de geloften die wij afgelegd hebben.
Zij hangt ervan af. Daarom zijn we allen bereid en verbinden wij ons er
toe ze tot aan onze dood te onderhouden. Aldus hopen wij het te doen met
de genade van de Heer. Dat is dan de hulp, de medewerking die wij allen
wensen en willen verlenen, opdat u onze zielen zou zalig maken."
(1) Brief aan Don Bosco, 23 januari 1883.

58.6 Page 576

▲back to top


XVde B O E K D E E L
INHOUDSTAFEL
Eerste hoofdstuk :
Tweede hoofdstuk :
Derde hoofdstuk
:
Vierde hoofdstuk :
Vijfde hoofdstuk :
Zesde hoofdstuk
:
Zevende hoofdstuk :
Achtste hoofdstuk :
Negende hoofdstuk :
Missies, missionarissen en twee expedities. 1.
Anderhalve maand in Frankrijk
26.
Graaf Colle
55.
Van Frankrijk naar Rome en van Rome naar
Turijn
101.
Feesten, narigheden en de droom over de
toekomstige toestand van de congregatie
129.
De zaak "Bonetti" voor de congregatie van
het concilie.
150.
Strafgeding wegens de boekjes
183.
De "Overeenkomst" van Leo XIII.
Voorstellen tot stichtingen die afgewezen
of uitgesteld werden.
215.
236.
Tiende hoofdstuk :
Elfde hoofdstuk
:
Twaalfde hoofdstuk :
Dertiende hoofdstuk:
De salesianen doen hun intrede in Spanje.
Begin van de stichtingen van Florentië en
Faenza.
259.
De Dochters van Maria, Hulp der Christenen,
bij de dood van haar eerste algemene moeder 288.
Inwijding van de Kerk van Sint-Jan de evan-
gelist.
300.
Over de Kerk van het Heilig Hart te Rome. 323.
Veertiende hoofdstuk : De laatste moeilijkheden voor het bekomen
van de privileges.
347.
Vijftiende hoofdstuk : Allerlei nieuws en brieven uit het jaar
1881.
361.
Zestiende hoofdstuk :
Twee maanden van het jaar 1882 in
Zuid-Frankrijk.
391.
Zeventiende hoofdstuk: Via Ligurië en Toscane naar Rome en
van Rome via Romagna naar Turijn.
426.
Achttiende hoofdstuk: Losstaande feiten in het jaar 1882.
455.

58.7 Page 577

▲back to top


Negentiende hoofdstuk: Een grote Franse medewerkster.
Twintigste hoofdstuk : Voor de missies en de missionarissen.
Eenentwintigste hoofdstuk : Don Bosco en zijn briefwisseling.
482.
505.
520.