Memorie-Boek-13


Memorie-Boek-13



1 Pages 1-10

▲back to top


1.1 Page 1

▲back to top


DON BOSCO LEVEN EN WERKEN

1.2 Page 2

▲back to top


- PRO MANUSCRIPTO -

1.3 Page 3

▲back to top


DON BOSCO
Leven en werken, aan de hand
van zijn gedenkschriften
door
Eugenio CERIA
DERTIENDE DEEL
1877 - 1878

1.4 Page 4

▲back to top


Deze Nederlandse vertaling
van de "Memorie" kwam tot
stand onder het impuls van
de DON BOSCO-KRING, geleid
door dhr. M.Baert, S.D.B.,
te Oud-Heverlee in het jaar
1976
Vertaling : Dr. J. Muys

1.5 Page 5

▲back to top


HOOFDSTUK I
DE EERSTE MAAND VAN HET JAAR 1877 TE ROME.
Domenico Savio had aan Don Bosco gezegd in de droom van december
laatstleden: "Oh! indien je wist wat al wederwaardigheden je nog zal
moeten verdragen!" Het jaar 1877, waarvan we hier de geschiedenis gaan
vertellen, was voor Don Bosco een opeenvolging van bekommernissen en van
inspanningen, die de reeds op zichzelf zo lastige weg kwamen bestrooi-
en met stekende doornen. Het begon al met de zaak van de "Concettini" die
de aanleiding was voor zijn reis naar Rome. We zullen er hier enkel het
noodzakelijke over zeggen en ons voorbehouden er een afzonderlijk
hoofdstuk aan te wijden.
Don Bosco vertrok naar Rome op de avond van Nieuwjaarsdag. Hij was
vergezeld van zijn secretaris Don Giochino Berto, van de priester bestemd
voor de leiding van de "Concettini", Don Giuseppe Scappini, en een zekere
Fiorenzo Bono, van Biella, een aspirant coadjuteur, die naar Albano moest
gaan.
Don Scappini was prefect in het college van Lanzo, toen Don Bosco
aan zijn directeur het volgende schreef:
" Beste D. Lemoyne,
"
" De Heilige Vader laat mij weten dat ik zodra mogelijk naar Rome
" zou komen met ten minste een salesiaan die ik daar na mijn vertrek
" moet achterlaten. Ik heb erover gesproken en gebeden of ik jou
" of D. Scappini zou nemen; maar op dit ogenblik zou je onbepaal-
" de afwezigheid storend werken en het college in ongelegenheid brengen.
" Dus zal het D. Scappini zijn. Bericht hem dat en zorg dat hij
" zou vervangen worden door D. Porta (1) en dit binnen veertien dagen.
(1) Hij moet in zijn ambt door Don Porta vervangen worden.

1.6 Page 6

▲back to top


- XIII/2 -
" Ten laatste op 1 januari e.k. zullen we per trein naar Rome
" vertrekken.
"
Door een taak te vervullen leren wij ze en de Heilige Vader
" zal ons zeggen wat er moet gedaan worden en met Gods hulp zullen
" we het doen. Het gaat altijd nog over de zaak van de "Concettini".
" Het zal volstaan dat D. Scappini daags tevoren in het Oratorio
" zou zijn.
"
Doe mijn beste groeten aan al de salesianen en aan al de jon-
" gens van het college van Lanzo en zeg hun dat ik ze zeer lief-
" heb in de Heer en dat ik voor hen bid. Wens hun goede feestdagen,
" een zalig Nieuwjaar en als ik te Rome toegekomen ben, zal ik voor
" hen een bijzondere zegen vragen aan de Heilige Vader. Voeg eraan
" toe dat God ons veel werk voorstelt, vele zielen te winnen in Australië,
" in Indië, in China en dat ik het daarom nodig acht dat ze allen zouden
" opgroeien in gestalte, wetenschap en deugd en dat ze allen vlug
" zouden groot worden en onversaagde missionarissen worden om
" gans de wereld te bekeren.
"
God moge ons allen zegenen en geloof me in J. Chr.
"
je toegenegen vriend
" Turijn, 18 december 1876.
Priester Gio. Bosco.
Bij het vertrek van Don Scappini uit dit college kon men zeer dui-
delijk het effect voelen van de opvoedingsmethode door Don Bosco verbo et
opere aangeleerd. De jongens weenden en er waren ontroerende scènes.
En toch was Don Scappini geen overste, die zo maar alles door de vingers
zag. Integendeel, omdat hij van nature tot strengheid geneigd was,
moest hij van ambtswege de hatelijkste rollen vervullen en niettegen-
staande dit feit kon men bij deze omstandigheden zien, hoe de leerlingen
van hem hielden... Een overste die, als hij eist dat men zijn plichten
vervult, de strengheid van de tucht weet te milderen door zijn christe-
lijke liefde en door de zachtheid van zijn optreden, doet zich door de jongens
altijd gaarne zien.
Na een voorspoedige reis, kwamen ze te Rome toe om half twee, op de
namiddag van de volgende dag. Heer Alessandra Sigismondi leidde ze, vol-
gens zijn gewoonte, naar zijn huis. Na het middagmaal begaf Don Bosco
zich, begeleid door de heer Alessandro, naar het palazzo Cafferelli bij
Monseigneur Fiorani, commandeur van Santo Spirito, terwijl de secretaris
en Don Scappini een kamer gingen betrekken ín de nabijheid van het Hos-
pitaal. Don Bosco logeerde bij de heer Alessandro. Don Berto geeft in
zijn dagboek met zijn reeks van aanduidingen en met de zeer grote
schaarste aan bijzonderheden ons minstens de indruk dat Don Bosco zijn
tijd werkelijk goed besteed heeft gedurende de maand dat hij te Rome ver-
bleef. Zeker zou men willen weten wat hij deed en wat hij vertelde bij al
die bezoeken bij Prelaten, bij al die uitnodigingen bij vrienden, bij
zovele samenkomsten met aanzienlijke personen tussen de clerus en de
leken; maar vermits ons geen overvloedig gerecht wordt opgediend, moeten
we met de kruimels genoegen nemen.

1.7 Page 7

▲back to top


- XIII/3 -
Na het eerste beleefdheidsbezoek had Don Bosco herhaaldelijk be-
sprekingen met Monseigneur Fiorani, die zich geregeld liet bijstaan door
zijn auditeur. De bespreking liep vooral over de manier waarop de "Concet-
tini" bij de Salesianen moesten ingelijfd worden of minstens, hoe men de
constituties van de enen aan die van de anderen kon gelijk maken. Daarna
liet Monseigneur de besluiten die als basis moesten dienen op schrift
stellen, zond het blad aan Don Bosco opdat hij "door ze rustig te onder-
zoeken" zou kunnen zien of ze volledig overeenstemden met zijn opvattin-
gen en hij, gebeurlijk, opmerkingen zou kunnen maken. Hieruit kan men
reeds afleiden dat de grondslagen, waarop men reeds overeengekomen was
in de maand november laatstleden, geen waarde meer hadden. Don Bosco
deelde hem zijn opmerkingen mee op zondag 7 januari. Op 13 januari was
er een nieuwe samenkomst, waarop, zoals de secretaris schrijft, "men er-
mee eindigde enkel in schijn de gedachten van de Heilige Vader te red-
den." Daarom schreef Don Bosco aan Monseigneur de Commandeur volgende brief.
"
Excellentie,
"
"
Ik heb me de jongste dagen bezig gehouden met het bestuderen
" van de gang van zaken in de huidige toestand van de "Concettini" en
" ik heb mezelf kunnen overtuigen dat mijn goede wil het doel niet kan be-
" reiken dat uwe Excellentie zich voorgesteld had in overeenstemming
" met het vereerde verlangen van de Heilige Vader.
"
Indien men dadelijk, toen ik te Rome aangekomen was, het eerste
" ontwerp tot uitvoering had gebracht, dan zouden we de harten
" misschien beter voorbereid gevonden hebben.
"
Thans bestaat er zoveel onenigheid en tegenstrijdigheid van
" inzichten dat me niets anders meer overblijft dan het nederige
" aanbod van de loutere religieuze leiding, indien dergelijk aanbod
" het soevereine welbehagen zou bevredigen.
"
Don Scappini zal persoonlijk meedelen hoe de zaak beslecht
" werd.
"
Ik moet me voor twee dagen naar Albano en naar Ariccia be-
" geven en ik zal aanstaande donderdag terug zijn.
"
Steeds tevreden U met iets van dienst te kunnen zijn enz.
"
" Rome, 15 januari 1877.
Priester Gio. Bosco.
Pius IX, die van Don Bosco zelf de gang van de onderhandelingen
vernomen had, wou, bij een audiëntie van Monseigneur Fiorani, deze brief
zien. Hij nam hem, las hem in zijn geheel en riep uit: - "Arme Don Bosco!
Het is al veel dat hij de geestelijke leiding van de "Concettini" op zich
wil nemen. Hij doet alles wat hij kan, maar zeg hem dat ik hem een mooi
geschenk wil geven." - Door dit te zeggen, had de Paus het inzicht te
laten verstaan dat Don Bosco er niet op uit was de leiding van de
"Concettini" op zich te nemen, maar dat hij er zich enkel aan onder-
wierp, omdat hij daartoe verplicht werd.

1.8 Page 8

▲back to top


- XIII/4 -
Na een andere samenspraak, waarbij de "Concettini" waren samenge-
roepen in aanwezigheid van Monseigneur Fiorani en van de huismeester of
"sindaco" zoals zij hem noemden, zette Don Bosco de beschikkingen uiteen
van de Heilige Vader, zoals die hem door Monseigneur waren meegedeeld,
namelijk dat Monseigneur zelf zich zou bezig houden met de materiële
kant van de zaak en Don Bosco met de geestelijke. Nochtans is het een
zonderling feit dat diezelfde avond de Paus, nadat hij Monseigneur
Fiorani had laten roepen en hem voor Don Bosco het beloofde geschenk
had toevertrouwd, namelijk een bedrag van twintig duizend lires, hem aan-
beval te zorgen dat Don Bosco bij de leiding van de "Concettini" alles
zou hebben, het geestelijke en het tijdelijke. Monseigneur had hierop
geantwoord: "We zullen het zo doen dat beide partijen akkoord gaan." - En
de Paus had gezegd: - "Zeg aan Don Bosco dat dit geschenk niets te maken
heeft met de "Concettini" en dat ik hoop veel meer te kunnen doen
voor zijn Congregatie." - Don Bosco kon dus over dit aanzienlijk bedrag
naar goeddunken beschikken. Daarom schreef hij aan Don Rua op een biljet zonder
handtekening en zonder datum: "Je zal een banko rd e r b r ie fj e on t v an ge n v a n
twintigduizend lires gericht aan Giuseppe Rossi. Tracht dat spoedig te
gebruiken; maar het aanzienlijkste deel moet je aan Rossi zelf geven,
indien hij het nodig heeft. Van de herkomst moet je geen notitie ne-
men." Rossi was de proviandmeester van het Oratorio. De aanbeveling het
spoedig te gebruiken en de twijfel of Rossi het wel nodig had, waren maar
kwinkslagen van Don Bosco. Hij wist maar al te goed hoe hoog de schuld van
het huis beliep.
Monseigneur Fiorani had Don Bosco schriftelijk verwittigd van de noodza-
kelijkheid een bezoek te brengen aan de lekenafgevaardigde van Santo
Spirito, erbij voegende: "Indien U eerst bij mij zou kunnen komen, dan
zou ik U iets moeten suggereren."(1) Het blijkt dat Don Bosco dadelijk de
afgevaardigde bezocht en dat hij beleefd ontvangen werd, maar het blijkt
niet dat hij eerst de suggesties zou ontvangen hebben. Twintig dagen na-
dien keerde hij terug bij diezelfde heer, die zich nogmaals buitengewoon
vriendelijk toonde en aanbood hem bij zijn opvolger in de afvaardiging
van het Hospitaal te brengen. De nieuwe afgevaardigde was Prins Don
Paolo Borghese, die, zodra hij Don Bosco bemerkt had, hem zei: "Don Bos-
co kent me van toen ik nog een knaap was, ik heb zijn mis gediend." -
Hij keerde later terug bij de Prins met Don Scappini, vooraleer over te
gaan tot de verkiezing van het Kapittel van de "Coneettini". Hij wachtte
op de Prins van 11 tot 12 uur, maar de Prins kwam niet. Na zich dan bij
Monseigneur Fiorani te hebben begeven, werd er overgegaan tot de vor-
ming van het Kapittel door de benoemingen van de Algemeen Overste,
de econoom, de superintendent van de briefwisseling en van hem die met
de novicen belast werd.
(1) Bijv. Doc. I.

1.9 Page 9

▲back to top


- XIII/5 -
En laten we thans spreken over de pauselijke audiënties. Don Bos-
co wachtte tevergeefs een hele week op de uitnodiging voor een bezoek
aan het Vaticaan; maar ten slotte ging hij er zonder meer naar toe op de
ochtend van 9 januari. Monseigneur Macchi, Kamerheer, had hem nog maar
pas gezien in de antichambre van de Paus, of hij zei hem dat hij geen audiëntie
had.
- "En toch", antwoordde Don Bosco, "moet ik de Heilige Vader spreken. De
anderen komen voor hun eigen zaken en ik kom voor de zaken van de Paus."
- En inderdaad, toen hij binnengeleid was, zei hem de Paus: - "Maar waar-
om Don Bosco, zo lang wachten om mij te komen spreken?" - "Omdat het zo
moeilijk is om in uwe aanwezigheid te geraken." Toen keerde de Paus zijn
blik op de kamerheer alsof hij hem het waarom wou vragen. Don Bosco
h e r n a m prompt: "Heilige Vader, ieder uitstel is noodlottig voor ons project."
- "Dat volstaat" - zei de Paus, en hij onderhield zich daar met hem onder
vier ogen.
Don Bosco had een tweede private audiëntie om halfzes in de namiddag van
11 januari, die ongeveer een half uur duurde. Dan tien dagen later, op
het schemeruur, een derde private audiëntie, en ditmaal in heel eigen-
aardige omstandigheden. Don Bosco wachtte sinds ongeveer een kwartier,
wanneer de Paus heimelijk Don Bosco liet roepen. Hij had de Kardina-
len, die bij hem waren, weggestuurd en zich te bed begeven, wegens een
zware verkoudheid. Hij ontving hem dus te bed liggend en zei hem: - "Don
Bosco treft me te bed aan voor het daartoe tijd is." - Er werd dadelijk over de
"Concettini" gesproken. Onder meer zei Don Bosco aan de Paus, dat hij enkel hun
geestelijke leiding op zich nam.
- "Neen, neem alles" - antwoordde de Heilige Vader.
"Maar ik ben het zo al overeengekomen met Monseigneur Fiorani."
"Maar neen", - hernam Pius IX. "Monseigneur Fiorani is de Paus
niet." Toen Don Bosco daar buiten gekomen was, scheen hij boven mate
verbaasd te zijn. In zichzelf gekeerd en zwijgzaam ging hij langzaam de
trappen af. Zijn secretaris die naast hem ging, durfde zijn mond niet
openen. Ze gingen zitten in de antichambre van Kardinaal Simeoni, de
nieuwe Staatssecretaris na de dood van Kardinaal Antonelli. Daar bekeek
de goede Vader starlings zijn gezel en trillend van ontroering zei hij
hem: "De Heilige Vader bevindt zich te bed en zijn bed is zo laag en ar-
moedig als het bed van onze jongens. Op de grond heeft hij geen matje
waarop hij zijn voeten kan zetten, wanneer hij zich van zijn schoeisel
ontdoet. De vloer bestaat volledig uit bakstenen maar ze zijn zo afge-
sleten en zonder specie dat men goed op zijn hoede moet zijn, wil men er
niet over strompelen. Inderdaad, terwijl ik naderde zei mij de Heilige Vader,
die weet dat ik bijziende ben: - "Kom maar langzaam, ga langs daar, want
daar is een scheur". - Over deze eigenaardige audiëntie schreef Don Bosco
eveneens in zonderlinge bewoordingen aan Don Rua, daags daarna 22 janua-
ri: "Noteer goed dat de heilige Vader te bed was, omdat hij ongesteld was
en hij aan allen een audiëntie weigerde. Alleen het hoofd van de straat-
rakkers werd toegelaten en hield hem gedurende drie kwartier gezelschap."
Gedurende zijn eerste audiëntie had de paus uitgepakt met een aar-
digheid die ons de weg opent om de houding van Don Bosco betreffende een sale-

1.10 Page 10

▲back to top


- XIII/6 -
brosa quaestio in het licht te stellen. Vaak suggereerde de scherpzinnige
geest van Pius IX hem zekere geestigheden, gekruid met een ironie die van
goede smaak getuigde en waarin heilzame vermaninn vervat waren. Hij zei dus
aan Don Bosco:
"Weet ge reeds dat wij elf geboden hebben?" - Don Bosco had een
gebaar van verrassing en de Paus ging verder: "Wie zegt dat de werken van
Rosmini verboden zijn, zondigt zwaar. Maar dit gebod werd buiten mijn
weten gemaakt. Wat zegt ge daarover?"
"Ik", - antwoordde Don Bosco,"ik geloof dat men het tenminste niet
zal verbinden, zolang Uwe Heiligheid het niet zal goedgekeurd hebben."
"En nochtans" - ging de Paus verder, - "hebben ze het te Turijn
zonder mij gedaan."
Door deze uitval wou de paus zinspelen op een monitum ingelast in
de bisschoppelijke kalender van Turijn. De Heilige Congregatie van de
Index had op 20 juni 1876, bij brief gericht aan de Aartsbisschop van Mi-
laan, waar de betwisting voor en tegen de wijsgeer van Rovereto weer ont-
brand was, het voorschrift hernieuwd: "het strengste stilzwijgen te bewa-
ren over de kwestie betreffende de werken van de schrijver Antonio Rosmi-
ni, daar het niet geoorloofd is een afkeurend oordeel uit te spreken in
godsdienstige zaken en betrekking hebbend op het geloof en de gezonde
moraal over de werken van Rosmini en over zijn persoon, terwijl men
enkel vrij is in de scholen en in de boeken en binnen de nodige perken
wijsgerige meningen te bespreken die slaan op de manier van verklaring
van zekere waarheden ook van theologische aard." Zo luidde letterlijk het
voornoemde rescript.
Met een beroep op deze beschikking had voormelde kalender vol-
gend commentaar gegeven: "Daarom begaan een zware zonde tegen de pause-
lijke ordonnantie, uitgevaardigd door de Heilige Congregatie van de Index,
zij die zeggen dat de werken van Antonio Rosmini, waarop het Dimíttantur
uitgesproken door Pius IX op 3 juli 1854 betrekking heeft, gevaarlijk
zijn." Ter ondersteuning van deze bevestiging werd het gezag aangevoerd
van Monseigneur Ferrè, bisschop van Casale, die in een brief van 26 april
1876 ad Praepositum N.N. geschreven had: "Het is nu al meer dan twintig
jaar dat ik de theorieën van Rosmini in de klassen van het Seminarie laat
onderwijzen en ik heb gezien dat ze gunstige resultaten hebben gehad,
zowel van de kant van de wetenschap als van de kant van de vroomheid."
Hier stellen wij een eerste vraag: wat dacht Don Bosco in werke-
lijkheid over de theorieën van de grote man van Roverete? Don Bosco,
aan wie niets ontsnapte van wat de Kerk kon interesseren, bekeek altijd
de grote kwestie meer van de praktische dan van de speculatieve kant.
Er bestaat een heel snoer van anekdoten tussen hem en de bisschop van Ca-
sale die zeer goed aan het licht brengen wat hij er in zijn binnenste
over dacht. Deze prelaat die werkelijk geleerd en vroom was, beleed een
soort cultus voor Rosmini en zijn wijsbegeerte, en het mag niet oneerbiedig

2 Pages 11-20

▲back to top


2.1 Page 11

▲back to top


- XIII/7 -
schijnen te zeggen dat hij er overdreven mee ingenomen was.
Don Bosco, die in Rosmini de heiligheid van de priester vereerde,
deelde niet in het minst zijn geestdrift voor zijn wijsgerig stelsel. De
bisschop, die Don Bosco zeer genegen was, had meermaals de bekoring
met hem een discussie te beginnen om hem op zijn kant te krijgen of min-
stens uit zijn mond een gunstig oordeel te horen over de school waaraan
hij zijn hart verpand had. Om te ontsnappen aan het gevaar hem te moeten
tegenspreken, wist Don Bosco steeds op behendige wijze het gesprek op wat
anders te brengen. Slechts eenmaal, in het nauw gedreven, kon hij zich
van de aanval bevrijden door te zeggen: - "Kijk, Monseigneur, ik ben geen
wijsgeer en daarom niet in staat met U een discussie in dat genre te be-
ginnen, maar wat ik zeker weet is het feit dat het onmogelijk is a pri-
ori het bestaan van God te willen bewijzen, zoals de aanhangers van Ros-
mini dat beweren. Daardoor vervalt uit zichzelf de ingeboren idee van het
zijn." - Gewoonlijk echter pakte hij zijn biezen door zijn toevlucht te
nemen tot een of andere uitweg. Aldus, bijvoorbeeld, op een keer wanneer
Monseigneur hem bestormde met zijn wijsgerige argumenten tegen hen
die beweerden dat Rosmini geen volgeling van Sint-Thomas was, zag Don
Bosco dat Don Francesia in de kamer kwam en hij zei hem glimlachend:
"Bravo, je bent op tijd gekom en. Ho or ee ns w at Monseigneu r Ferrè me z eg t.
Ik begrijp er geen snars van, het zijn zaken die mij in slaap wiegen.
Jij zal er misschien wat van begrijpen." -
Bonetti en Don Bertello. Pas waren ze gezeten of dadelijk werden
de leerstelsels van Rosmini met veel lof besproken. Don Bosco zweeg, de
kanunniken beaamden, een van hen prikkelde Don Bertello, die wijselijk zweeg.
Don Bertello bestudeerde wijsgerige zaken en gaf onderricht in wijsbe-
geerte. Monseigneur zelf wendde zich tot hem en zonder omwegen, zoals
dat in zijn karakter lag, verklaarde hij zich een tegenstander van Rosmi-
ni. Het twistgesprek ontbrandde heftig en de brave bisschop, helemaal
opgegaan in de strijd, at niet meer. Om de knoop door te hakken werd aan
Don Bosco gevraagd dat hij zijn mening zou zeggen. - "Ja, ja spreek, Don
Bosco", - drong ook de bisschop aan. Don Bosco verbrak zijn stilzwijgen
en zei: - "Kijk, Monseigneur, ik houd me niet bezig met de intrinsieke
argumenten noch van de ene, noch van de andere kant. Indien U het me
toelaat, zal ik een enkele bemerking maken. Zou een bisschop tevreden
zijn indien hij wist dat zijn seminaristen een mening zouden hebben
tegenstrijdig met de Zijne? Welnu, ik aanzie de ganse clerus van de
wereld als een weids seminarie ten opzichte van de Paus. En zou de Paus
tevreden zijn dat zijn clerus of een gedeelte ervan er beginselen zou
op nahouden die hij niet aanvaardt en dat zij voortgaan met deze begin-
selen te verdedigen? Voor het overige noteer ik dat men aan de Paus,
eveneens als privé doctor, grote verering verschuldigd is en dat het
past zich naar zijn wijze van denken te voegen. Zo plegen brave zonen
zich tegenover hun vader te gedragen." De aanwezigen stonden in bewon-
de ri ng , de bisscho p voegde er g ee n woord m ee r aan toe en de polemiek
stierf uit. 's Avonds wenste de directeur van het seminarie hem geluk met dit

2.2 Page 12

▲back to top


- XIII/8 -
antwoord. Hij zelf had herhaaldelijk het inzicht gehad hem dit antwoord
te geven maar hij had er nooit de moed toe gehad. Het strekte echter Mon-
seigneir Ferrè tot grote eer dat dit meningsverschil nooit voor een
greintje zijn genegenheid en achting voor Don Bosco verminderde, noch
de wens en de bezorgdheid hem in elke omstandigheid aangenaam te zijn.
Wanneer Don Bosco bij zeldzame gelegenheden over de aanhangers
van Rosmini sprak, dan deed hij dat enkel met het oog op de droevige
gevolgen tussen de geestelijken ten gevolge van deze hatelijke polemie-
ken; maar nooit zou hij een woord gezegd hebben dat oneerbiedig zou ge-
klonken hebben voor de persoon zelf van Rosmini. En wat hij in Rosmini
achtte, was niet zijn wijsgerig stelsel, waarvan hij zei dat hij onbe-
voegd was om het te beoordelen, maar de heiligheid van de mens en van
de priester. Wat een hoge mening hij over hem had, verklaarde hij door
volgende woorden: "Rosmini heeft zich laten kennen als een geleerde wijs-
geer bij het schrijven van zijn werken, maar hij toonde zich als een wijs-
geer die ook een groot katholiek was in zijn onderwerping aan het oordeel
van de kerkelijke overheid. Hij bewees dat hij met zichzelf consequent
was en dat de eerbied die hij betuigde tegenover de Stoel van Petrus in
daden en niet enkel in woorden bestond.(1) Rosmini paarde aan de grondig-
heid van de geleerde de standvastigheid en de nederigheid van de goede
katholiek. (2) Ik herinner me niet, een priester de Mis te hebben zien
celebreren met evenveel devotie en vroomheid als Rosmini. Men zag dat hij
een levendig geloof had, waaruit zijn christelijke liefde, zijn zachtheid, zijn
bescheidenheid en zijn uiterlijke ernst aan de dag kwamen. (3)
Een tweede vraag zullen we niet aan ons zelf stellen, maar zullen
we aanhalen als door anderen gesteld aan Don Bosco persoonlijk.
- "Waarom" - vroeg hem eens vertrouwelijk zijn secretaris - "waarom Don
Bosco, hebt U zich bij Pius IX ingespannen om kanunnik Gastaldi te doen
benoemen eerst als bisschop van Saluzzo en nadien als Aartsbisschop van
(1)
(2)
(3)
Brief van Don Bosco aan Don Giuseppe Fradelizio, Rosminiaan, op 5 december
1849. Toen kende Don Bosco abt Rosmini nog niet persoonlijk. Hij schreef aldus
v i e r m a a n d e n n a d a t t w e e b e k e n d e w e r k j e s v a n R o s m i n i o p d e Index waren geplaatst.
Bosco, Storia d’Italia Tijdvak lV, hfdst. XLVII. Pater G.B. Pagani schrijft in
zijn monografie Il Rosmini e g l i u o m i n i del suo tempo op blz. 257, nr. I:
" W i j w e t e n u i t goede bron dat twee kloosterlingen die z i c h bij D o n B o s c o b e g e v e n
hadden, probeerden hem te overtuigen deze woorden uit zijn Storia d’Italia te
schrappen. D o n B o s c o a n t w o o r d d e h u n , d a t h i j d i t n i e t d o e n k o n , o m d a t h e t d e
zuivere waarheid was."
Woorden door Don Bosco uitgesproken de laatste jaren van zijn leven voor de heer
Vincenzo Tasso, priester van de Missie en daarna bisschop van Aosta (Brief van
M o n s e i g n e u r T a s s o a a n P a t e r B e r n a r d i n o B a l z a r i , A l g e meen Overste van de Rosminianen,
2 februari 1909).

2.3 Page 13

▲back to top


- XIII/9 -
Turijn, hoewel U wist dat hij een aanhanger was van de school van
Rosmini en dat hij bovendien uit de Congregatie van de Rosminianen kwam?"
Zoals zijn secretaris ons op schrift heeft nagelaten, zou Don Bosco hier-
op aldus hebben geantwoord: - "Kijk, kanunnik Gastaldi had mij meermaals
de verzekering gegeven dat hij het Instituut van de "Carità" verlaten
had, omdat enkele van zijn leden niet voldoende onderwerping en gehecht-
heid toonden voor de Paus en hij verzekerde mij ook dat hij verzaakt had
aan zekere liberale ideeën van hem, die hij beleden en verdedigd had, al-
vorens Rosminiaan te worden. Buiten dat, had ik alle redenen om te gelo-
ven dat hij ons steeds ruimschoots zou begunstigd hebben. Wat wil je? Pas
was hij Aartsbisschop van Turijn of hij tapte uit een ander vaatje. Hij
werd verdediger van het Rosminianisme, door in het privaat en in het open-
baar de aanhangers te ondersteunen en door ons tegen te werken, omdat Don
Bosco hem niet wou helpen in zijn zienswijze. En liever dan te gaan
ve ch te n, v er dr o eg D on Bosco alles om niet met hem te breken en hield zich
steeds passief." -
Trouwens, dezelfde vraag werd hem dikwijls gesteld. In 1878 was
hij op een middagmaal uitgenodigd bij de benedictijnen van Sint-Paulus
voor het feest van hun Patriarch, in de koffiezaal. Hij luisterde stil-
zwijgend naar wat men begon te zeggen over de Aartsbisschop van Turijn,
tot wanneer Kardinaal Bartolini hem op de man af vroeg of hij het niet
geweest was die hem voor die zetel had voorgesteld. - "Ja, Eminentie", -
antwoordde hij - "En nu doe ik er boete voor."
Gedurende de eerste dagen van zijn verblijf te Rome legde Don Bos-
co een bezoek af bij de Minister van Openbaar Onderwijs. Een gewichtige
reden had hem daar gebracht. De vorige jaren waren er buitengewone exa-
mens geweest voor hen die, omdat ze hun diploma niet behaald hadden, de
machtiging wilden bekomen tot het geven van onderricht in het lagere
en het hogere gymnasium; maar deze inschikkelijkheid werd met geen goed
oog gezien door de gewone leraren, die college hadden moeten lopen aan
de Universiteit, noch door anderen aan wie het niet aanstond dat deze
vergunning voor het grootste gedeelte in het voordeel was van de onder-
wijzers bij niet officiële, dus katholieke scholen, zodat de strekking
deze examens af te schaffen en dat voor altijd het overwicht kreeg. Don
Bosco had er herhaaldelijk voor gezorgd dat uit verschillende delen van
Italië private personen, onderwijzers en directeurs van colleges en
vooral zijn clerici, (1) die echter niet zegden dat ze dit waren, aan het Mi-
nisterie honderden verzoekschriften lieten geworden, waarin ze het voordeel
van deze examens inriepen. Natuurlijk vroeg ieder dit voor eigen rekening,
terwijl de ene deze reden, de andere een andere reden opgaf. Al tweemaal
was Don Bosco erin geslaagd zijn inzicht te verwezenlijken, omdat het
bleek uit de officiële rapporten dat het Ministerie, ten gevolge van het grote
aantal verzoekschriften, het opportuun geoordeeld had te voorzien in de
(1) Clericus (mv. clerici) is een student filosofie of theologie.

2.4 Page 14

▲back to top


- XIII/10 -
behoeften van zoveel plaatsen en van zoveel personen. Nu had Don Bosco
zich voorgesteld langs dezelfde weg een nieuwe vracht leraren te beko-
men. Minister Coppino was tegenover hem zeer vriendelijk. Don Bosco zet-
te hem uiteen hoe het tekort aan geldmiddelen vele verstandige jongens
in de onmogelijkheid plaatste hun diploma te bekomen door de universi-
taire leergangen te volgen en hoe niet enkel in de private gymnasia, maar
ook in die van de regering er een schaarste was aan leraren in staat om
op waardige en wettelijke wijze de edele taak te vervullen onderricht te
geven aan de jeugd in de middelbare scholen. Coppino had veel lof over
voor de ideeën van Don Bosco en verzocht hem deze op papier te zetten
door zijn aanvraag met de vereiste vormen op te stellen. Don Bosco liet
het zich geen tweemaal zeggen. Feitelijk verzond hij dadelijk dit ver-
zoekschrift, maar dateerde het vanuit Turijn.
"
Excellentie,
"
"
De grote bezorgdheid waarmee uwe Excellentie de Instituten
" die als doel hebben de opvoeding en het onderricht van de jeugd
" steunt en bevordert, geeft me de moed U om een zeer hoge gunst te
" verzoeken, waarbij ik mij enkel baseer op uwe bekende goedertie-
" renheid en op uw gezag. Deze gunst betreft het Instituut genoemd
" Oratorio van de H. Franciscus van Sales. Alleen met de middelen
" van de dagelijkse Voorzienigheid konden in Piëmonte, Ligurië en
" de Romeinse Provincie zelf, verschillende huizen worden geopend die alle
" tot doel hebben opvoeding en onderricht te verschaffen aan de
" arme en minder welgestelde klas van de burgerlijke Maatschappij.
" Deze liefdadige instelling had steeds een goede naam bij de
" schooloverheden. Ze waren dan ook altijd vol welwillendheid tegen-
" over ons, omdat ze er rekening mee hielden dat wij steeds bezorgd
" waren ons aan te passen aan de openbare wetgeving zowel wat de
" leerprogramma's, als de diploma's van de leraren aangaat. Maar
" thans hebben wij een groot tekort aan leermeesters met wettelij-
" ke titels, vooral sinds het ogenblik waarop geen buitengewone
" examens meer plaats hebben voor de middelbare leergangen. Het is
" om deze reden dat ik mij tot uwe Excellentie wend om U eerbiedig
" te verzoeken een speciale zitting voor dergelijke examens te
" willen vaststellen voor het hoger en het lager gymnasium in de
" Koninklijke Universiteit van Turijn, zoals dat reeds verleend
" werd aan de onderwijsinstituten van de Romeinse provincie bij
" omzendbrieven van 1 augustus 1874, 7 januari 1875 en 7 augustus 1875.
"
Zij, die volgens de ervaringen welke wij ermee opgedaan hebben,
" geschikt schijnen om dergelijk examen af te leggen staan vermeld
" op bijgaand blad en zijn ten getale van 30.
"
Door deze vergunning zou uwe Excellentie aan de examinan-
" di het middel verschaffen zich op de letterkunde toe te leggen,
" zodat ze als erkende lesgevers door hun werk een eerlijk bestaan

2.5 Page 15

▲back to top


- XIII/11 -
" kunnen bekomen, terwijl U een grote weldaad zou bewijzen aan ons
" instituut, dat eveneens enige leraren zou kunnen verschaffen voor
" de kleine seminaries van de Romeinse provincies, die ze met aan-
" drang vragen.
"
Voor deze gunst en voor nog andere weldaden welke U in het
" verleden al toegestaan hebt, betuigen wij U onze oprechte dank-
" baarheid en terwijl wij tot God bidden U met zijn zegeningen te
" overstelpen en U lange jaren van een gelukkig leven te verlenen,
" heb ik de hoge eer te zijn
"
Uw nederige dienaar
" Turijn, 6 januari 1877.
Priester Gio. Bosco.
Het getuigschrift werd gunstig ontvangen, er werden ruime beloften
gedaan en Don Bosco was overtuigd zijn slag te hebben thuis gehaald. Maar
hoe groot was zijn ontgoocheling wanneer hij bij de publicatie van het
decreet op 10 mei zag dat er voorwaarden werden opgelegd van dien aard dat
van zijn dertig kandidaten zeer weinigen zich in de toestand bevonden om
van de vergunning te kunnen genieten. Men eiste inderdaad de leeftijd van
dertig jaar en zes jaar onderwijs ofwel de leeftijd van vijfentwintig
jaar en een diploma van elementaire of technische studies. Een ministe-
riële nota van 31 juli legde aan de schooloverheden, die dit aangingen,
nadien op dat deze beschikkingen streng zouden in acht genomen worden.
Ondanks de schijn was minister Coppino steeds een tegenstander van Don
Bosco en van het Oratorio.
Op de ochtend van 16 januari reisde Don Bosco naar Albano, waar
hij door zijn zonen met open armen ontvangen werd. Hij logeerde in het
klooster van de karmelieten, verblijfplaats van de medebroeders van
Albano, waar in die dagen ook de andere medebroeders van het naburi-
ge Ariccia waren naartoe gekomen. Volgens zijn gewoonte deed hij 's
anderendaags zijn opwachting bij de kerkelijke en burgerlijke overheden,
namelijk bij de vicaris-generaal van Albano, bij de aartspriester en bij
de burgemeester van Ariccia. De avond bracht hij door met de zijnen en,
naar het getuigenis van Don Francesco Varvello, die aanwezig was, wist
hij ze op te vrolijken door alleraangenaamste gesprekken alsof hij on-
derweg al zijn narigheden vergeten had. Op de derde dag deed hij met heel
de communiteit de oefening van de goede dood. Daarna, na zijn opwachting
bij de burgemeester van Albano en het bezoek aan een gebouw dat men voor
hem als college dacht te bestemmen, begaf hij zich opnieuw op reis naar de
eeuwige Stad.
Hier ging hij verder door met zijn bezoeken aan de leden van
de heilige Congregaties. Aan de congregatie van de bisschoppen en regu-
lieren bood hij voor de eerste maal het driejaarlijkse verslag aan over
de toestand van de vrome Sociëteit in overeenstemming met de apostoli-
sche Constitutie Romani Pontifices. 163 hadden de eeuwige geloften afge-
legd en 78 de driejaarlijkse. Er waren 120 ingeschrevenen en 79 aspi-
ranten en 89 priesters. Het Hoofdkapittel was als volgt samengesteld:

2.6 Page 16

▲back to top


- XIII/12 -
Overste: Priester Giovanni Bosco.
Prefect: Priester Michele Rua.
Geestelijk Bestuurder: Priester Giovanni Cagliero Econoom: Priester
Carlo Ghivarello
Studieleider: Priester Celestino Durando.
Raadslid: Priester Antonio Sala.
In de plaats van de afwezige Don Cagliero als geestelijke direc-
teur of algemene catechist had Don Bosco besloten Don Bonetti te benoe-
men, maar hij kon hem nog niet verwijderen van de directie van het
college van Borgo S. Martino. Don Ghivarello, vroeger Raadslid, verving
als algemene econoom Don Bodratto die naar Amerika vertrokken was. Don
Durando tot dan toe, gewoon Raadslid, nam de algemene leiding waarvan
de Salesiaanse scholen en voegde bij zijn titel de hoedanigheid van "studie-
leider". Werd dan nog lid van het hoofdkapittel als Raadslid Don Sala,
ter vervanging van Don Lazzero, die nu onderdirecteur van het Oratorio
geworden was. Don Barberis, Novicemeester, wordt enkel vermeld als Raads-
lid in het bijzonder kapittel van het Oratorio. Over de huizen zullen we
het elders hebben.
Van uit het Oratorio kwamen bij Don Bosco brieven aan, ondertekend
door de novicen en door de vakjongens waarin een vurige eerbetuiging aan
de Plaatsvervanger van Christus tot uiting gebracht werd. De Paus gewaar-
digde zich de voorlezing hiervan te aanhoren. Hij ontving eveneens de
rapporten van de jongens van iedere klas, die tien punten hadden bekomen
wegens gedrag op het einde van het eerste trimester.
Tegen het einde van de maand januari kwam naar Rome de aartsbis-
schop van Turijn in gezelschap van de directeur van het seminarie. Ze
logeerden bij de rosminianen. Wij moeten er hier over spreken wegens de
commentaren, waartoe dit bezoek overvloedig aanleiding gaf in de kranten.
Men schreef wat men wist en wat men niet wist, maar wat men zich enkel maar ver-
beeldde, terwijl ook Don Bosco zijn part kreeg in dit geroddel.(1)
Over één punt waren allen het eens, namelijk, in de bevestiging dat Mon-
seigneur Gastaldi naar Rome gegaan was om in de handen van de paus zijn ontslag
te geven als aartsbisschop van Turijn. Ze waren het ook eens over de
redenen van deze stap. Deze waren, min of meer aangelengd, wezenlijk
twee in aantal. Monseigneur zou in botsing gekomen zijn met het Vaticaan wegens
de vermaningen door hem aan de clerus gezonden om geen kwaad te spreken
over het leven of de leer van Rosmini en hij zou overhoop liggen met
Don Bosco omdat deze ongestraft stoornis bracht in de administratie
van het aartsbisdom. Het bekende Fischietto (2) verscheen met een karikatuur
__________________
(1) Men zie, bijvoorbeeld, de Gazetta del Populo van Turijn van 31 januari en van 4 februari.
La Libertà van Rome; 2de uitgave van 30 januari en andere.
(2) Fluitje.

2.7 Page 17

▲back to top


- XIII/13 -
tuur waarin Don Bosco, in de kledij van een zwaardvechter de aarts-
b i s schop met een vuistslag aan zijn voeten had neergeveld. Over al die kran-
tenpraatjes schreef advocaat Menghini, die toen Monseigneur Gastaldi ver-
dedigde in een netelige kwestie van kerkelijk recht het volgende, na
het vertrek van Don Bosco uit Rome: "Alles wat de kranten schrijven
over de afstand van de aartsbisschop mist elke grondslag. Ik veronder-
stel dat een of ander blad van mijn verdedigingsschrift, in handen ge-
komen is van een journalist, die er zijn voordeel mee gedaan heeft om
er wat munt uit te slaan. Ik zinspeel hier op bladzijde 37 waar te le-
zen staat: Daarom heb ik reeds tweemaal aan de heilige Vader blijk_gege-
ven van mijn vurige wens mij terug te trekken van deze post waar ik de
handen_gebonden heb niet enkel door de burgerlijke macht, maar ook door
de kerkelijke overheid. Voor het overige ben ik overtuigd dat de aarts-
bisschop nooit spontaan zal aftreden."(1)
In het Oratorio werden toen geen kranten gelezen, tenzij door
enkele oversten, weinig in aantal, en dan niet in de tegenwoordigheid van
de anderen. Toch vernam men een weergalm van deze cancan des te meer om-
dat, hetzij om de godsdienst te verdedigen, hetzij uit partijweerwraak,
ook katholieke of gematigde kranten lof over Don Bosco hadden geschreven.
Daarom vroeg hem op zekere dag iemand in de loop van het gesprek er hun
iets over te zeggen, maar hij ging op een ander onderwerp over. Op een
andere dag ondervroegen ze hem op een andere manier. Verscheidene pries-
ters en clerici rondom hem begonnen te spreken over de wereldfaam, die
kranten van alle kleur rondom hem schiepen en ze vroegen hem schertsend
of hij er niet hovaardig door werd. - "Er hovaardig door worden"!?
antwoordde Don Bosco. "Ik vrees wel dat de Heer mij voor andere zaken
zal moeten kastijden, maar daarvoor niet. Ik zie dat wat ik in onze on-
dernemingen bijbreng zo weinig is. Indien de Heer ze niet wilde en er de
middelen niet toe gaf, dan zouden wij onmiddellijk de berg afrollen.
Mijn aandeel is zo klein, vooral nu, dat ik erg verwonderd ben hoe ooit
de wagen van de congregatie en zovele andere zaken die wij begonnen zijn,
vooruit kunnen gaan."
In overeenstemming met onze gewoonte zullen wij, alvorens Don
Bosco op zijn terugreis te volgen, aan onze lezers chronologisch en met hier
en daar een voorafgaande nota een lijstje brieven aanbieden, die Don Bosco vanuit
Rome in die maand januari schreef. Het zijn zeker niet alle brieven, maar het
zijn al deze, welke wij konden vinden.
1. Aan Don Giovanni Bonetti.
Telkens als Don Bosco zich voor een aanzienlijke tijd van het Ora-
torio verwijderde, dacht hij steeds nieuwe middelen uit om bij zijn jon-
gens zijn gedachtenis levendig te houden en ze tot het goede aan te sporen. Toen
(1) Brief van Monseigneur Menghini aan Don Berto, 4 februari '77.

2.8 Page 18

▲back to top


- XIII/14 -
hij aan het Oratorio en aan de colleges de zegen van de Paus zond, schreef hij
dat de heilige Vader een communie vroeg aan alle leerlingen. Hij vroeg dan ook
een communie voor hem, opdat zijn zaken te Rome zouden verlopen volgens zijn
wensen.
Het apostolische vicariaat te Malabar, waarover hier gesproken werd,
bleef een vrome wens van kardinaal Franchi. De dood van Pius IX en de verande-
ringen die erop volgden, hadden als resultaat dat men aan dit plan niet meer
dacht.
"
Mijn beste D. Bonetti,
"
"
Ik schrijf je een briefje voor de clerici Zemo en Laureri.
" Ik geloof, naar wat beweerd wordt, dat we mogen hopen op de vruch-
" ten die ze beloven te geven.
"
Zeg aan Vincenzo (1) dat hij de groeten zou doen aan zijn
" moeder en dat de heilige Vader haar een bijzondere zegen zendt.
" Hij zendt een andere bijzondere zegen aan onze beste jongens, met
" name aan hen die ingeschreven zijn bij de kleine clerus, bij de
" broederschap van Sint-Aloysius en deze van het allerheiligste Sa-
" crament.
"
Hij wenst aan allen heiligheid, gezondheid, wijsheid en de
" heldhaftige deugd om naar Indië te gaan, waar wij een apostolisch
" vicariaat van circa drie miljoen zielen aanvaard hebben.
"
Ik beveel mij aan allen aan, opdat ze een heilige Communie
" voor mij zouden opdragen, want ik heb vele netelige zaken te be-
" handelen en ik zal voor hen eens speciaal bidden op het graf van
" Sint-Petrus.
"
Moge God ons allen zegenen. Amen.
"
Heer Alessandro en Mevrouw Mathilde laten jullie groeten.
" Rome 9- 77
" Via Sistina 104
je toegenegen vriend
"
Priester Gio. Bosco.
2. Aan de Heer Andrea Boassi.
Men aanziet deze heer als een geheime agent van de regering en misschien
ook als een bekeerde vrijmetselaar. Hij kwam vaak Don Bosco bezoeken en betuigde
hem verering en vertrouwen. Don Bosco behandelde hem met veel goedheid en tracht-
te als naar gewoonte hem ertoe te brengen ook aan zijn ziel te denken. Het her-
haalde nieuws over de godsdienstige toestanden te Rio de Janeiro, hem geschreven
(1) Vincenzo Provera, broer van Don Francesco en leverancier in het college van Borgo S.
Martino. De clericus Tomaso Laureri, toekomstige inspecteur van de huizen van Ligurië en
onderprocurator.

2.9 Page 19

▲back to top


- XIII/15 -
door de missionarissen, zetten de christelijke liefde van Don Bosco er
steeds meer toe aan, iets te doen voor Brazilië. Daar heerste keizer Don
Pedro II, van zijn troon beroofd door de omwenteling van 15 november 1889
en twee jaar later in ballingschap gestorven.
"
Beste Heer Boassi,
"
"
Ik begin met U te bedanken voor de goede herinnering welke
" U van mij en van heel de kleine wereld van Valdocco bewaard hebt.
"
Zeer dikwijls spreken wij over U en wij hopen dat Uw bezoek niet
" lang op zich zal laten wachten.
"
Het doet me veel genoegen dat U intieme betrekkingen hebt
" met D. Pedro en zijn gemalin de keizerin van Brazilië. Indien U
" er de gelegenheid toe hebt, suggereer hun dan een van onze huizen
" in dit weidse keizerrijk. Ik geloof dat vele arme kinderen goede
" burgers zouden worden en dat ze in het andere geval in de gevan-
" genis zullen eindigen. Ik laat alles echter over aan uw voorzichtigheid.
"
De plaats die voor de heer Piano zou geschikt zijn, is
" niet meer te koop. Daar wordt een kerk gebouwd en men is reeds met de
" uitgravingen begonnen.
"
Moge God je behoeden en je een gelukkig leven verlenen.
"
Geloof me steeds te zijn
"
" Rome, 10-77
je toegenegen vriend
" Via Sistini, 104.
Priester Gio. Bosco.
3. Aan Don Michele Rua.
Op het feest van Driekoningen had in het Oratorio de eerste to-
neelvoorstelling plaats; daarna zou men iedere zondag met die opvoe-
ringen verder gaan. Sinds enkele jaren echter was Don Bosco niet erg
tevreden over de toneelvoorstellingen, zowel wegens de voorgestelde stuk-
ken als om de wijze van voorstelling.
Deze grootse toneelstukken, deze kostbare kledij, het ontbreken
van een rechtstreeks moreel doel, de wijziging aan de uurrooster, het
avondmaal van de spelers na het stuk, het feit dat er geen leider was
die met voldoende beslistheid en waakzaamheid optrad, hadden aanleiding
gegeven tot ongeregeldheden.
Al in 1876 had Don Bosco op een dag de coadjuteurs Dogliani, muziek-
meester, en Barale, het hoofd van de boekbinders, beiden op hun achten-
twintig jaar, braaf en knap, uitgenodigd met hem naar Turijn te gaan en hun
onderweg in volgende bewoordingen zijn mening gezegd: - "Het toneel heeft
tegenwoordig de geest niet meer die ik wens dat het zou hebben. Daarom heb ik ge-

2.10 Page 20

▲back to top


- XIII/16 -
meend er goed aan te doen de leiding ervan aan jullie toe te vertrou-
wen; maar ik wens vooral vooraf te weten wat er gespeeld zal worden." -
De twee coadjuteurs deden hun best om de wil van Don Bosco te volbren-
gen, maar ze hadden het hard te verduren om in te gaan tegen de stroming
die door het gebruik krachtig was geworden. Don Bosco kwam er zelfs toe
een drama met als titel: De armen van Parijs te verbieden hoewel de rollen
al verdeeld waren. Hij drong aan opdat dat men terug naar het oude toneel
zou keren.
"
Beste Don Rua,
"
"
Let eens wat op dat verduivelde toneel. Spreek erover met
" D. Lazzero en zorg ervoor dat de tragische zaken, de duels, de gewijde
" woorden zouden geweerd worden. Misschien is Barale de man die je
" zou kunnen helpen en hij is het eens met Dogliani.
"
Mijn spoorboekje mag te S. Pierdarena overhandigd worden,
" waar ik het dan zal nemen, als ik naar Turijn ga. Indien de zus-
" ters van het toneel houden, mogen ze er naartoe gaan.
"
Doe voor Sozzi in Domino. Vanavond ga ik opnieuw op audiën-
" tie bij de heilige Vader.
"
Valete en gaudete_omnes_in Domino.
"
" Rome, 11-77.
je toegenegen vriend
"
Priester Gio. Bosco.
4. Aan dezelfde.
Deze brief heeft geen datum, maar werd geschreven na de eerste pri-
vate audiëntie. De verwijzing naar het Oratorio van Chieri verdient vanaf
heden een verklaring, omdat we nadien niet weinig erover moeten zeggen.
De eersten die Don Bosco op de gedachte brachten een Oratorio voor zon en
feestdagen in deze stad op te richten waren de Confratelli Apostolici zo-
als een vereniging van seculiere en reguliere priesters genoemd werd,
die hun inspanningen gezamenlijk verrichtten om de zielen te helpen.
In een zitting van 18 augustus 1875 blijkt uit de notulen dat tus-
sen verschillende beraadslagingen als derde beraadslaging de volgende
kwam: "Er wordt voorgesteld te zorgen voor het oprichten van een Orato-
rio voor zon- en feestdagen ten bate van de kinderen, door bemiddeling
en met de hulp van de eerwaarde Heer D. Giovanni Bosco, die hiervoor zal
aangezocht worden door kanunnik Calosso en kanunnik Menzio." In afwach-
ting dat Don Bosco zijn salesianen kan zenden, opende de priester Don So-
na bijgestaan door de Pater Jezuïet Luigi Testa, een soort van Oratorio
en wei in 1876 te S. Bernardino en in 1877 te S. Michele. Intussen werd
het terrein voorbereid om de komst van de zonen van Don Bosco te bespoedigen.

3 Pages 21-30

▲back to top


3.1 Page 21

▲back to top


- XIII/17 -
Hiervoor moesten vanzelfsprekend onderhandelingen plaats hebben met de
curie van Turijn en dat was dan de aanleiding voor "de lange brief" waar
Don Bosco naar verwijst.
Ook de bijzondere zegen voor Don Vespignani, die ziek was, vraagt
wat commentaar. Als jonge priester trad hij in het Oratorio op 6 novem-
ber 1876 en op Kerstmis daaropvolgend liet Don Bosco hem al zijn eeuwige
geloften afleggen. Thuis had hij vanaf 10 augustus tot in de maand sep-
tember bloedspuwingen gehad. In het Oratorio keerde na Driekoningen
1877 de hoest terug met verlies van krachten en pijnen in de borst en
in de rug. Hij werd naar het huis van Alassio gezonden waar een
zachter klimaat hem kon genezen, maar zijn toestand verergerde en hij
had weer bloedspuwingen zodat hij verplicht was te bed te blijven. Om-
dat de zeelucht, naar het zeggen van de arts, hem kwaad deed, ver-
trok hij opnieuw naar Turijn. Te Bra aangekomen moest hij weer veel
bloed spuwen, wat hem in een bedenkelijke toestand bracht. De aanval-
len herhaalden zi ch dikwijls tot na Lichtmis, wanneer Don Bosco, terug uit
Rome, hem ging bezoeken.
- "Hoe gaat het?" - vroeg hij hem. "Voelt U zich beter?"
- "Wel" - antwoordde hij. - "Ik had gevraagd om naar Amerika te
mogen gaan, maar ik ben al goed heen en terug. Van heden af maak ik mij
gereed voor een reis naar de eeuwigheid."
- "Neen, neen! U zult gaan." -
Na dit gezegd te hebben, zegende hij hem. Vanaf die dag onder-
vond Don Vespignani beterschap, zelfs zo, dat hij genas, hetzelfde jaar
nog naar Amerika ging en onvermoeid werkte tot in het jaar 1922, en,
terwijl wij dit schrijven, zich te Turijn bevindt als "algemene vak-
schoolleider" in het hoofdkapittel.
"
Beste Don Rua,
"
" 1) Laat aan de Heer A. Crida weten dat de zaak afgehandeld is,
"
dat hij zou bidden en dat ik zal bidden, en dat wij zouden
"
hopen.
" 2) Laat de vermakelijkheden op donderdag Vastenavond (1) door-
"
gaan, maar het moet kort zijn, zaken die eens doen lachen en
"
die niet langer duren dan tot vijf uur.
" 3) Wat Juffrouw Pozzi betreft zullen we er goed aan doen het
"
testament af te wachten. Indien ze iets voor ons gedaan heeft,
"
moet er ook een kerkdienst gedaan worden.
" 4) Onze aartsbisschop schreef een lange brief, waarin hij nieuws
"
laat weten over zijn gezondheid, zich dankbaar toont voor het 11
"
Oratorio van Chieri, enz. enz.
" 5) Voor het aanstaande examen voor het gymnasium heeft Coppino
"
vele faciliteiten beloofd.
" 6) Zeg aan D. Vespignani dat ik voor hem aan de heilige Vader een
"
bijzondere zegen gevraagd heb. Een andere bijzondere zegen
"
voor de zieken, met name D. Guidazio en Toselli.
(1) deze viel op 8 februari.

3.2 Page 22

▲back to top


- XIII/18 -
" 7) Je zult dezelfde zegen meedelen aan grootmoeder Teresa,
"
Juffrouw Cinzano, Mevrouw Massarola, Juffrouw Mandillo
"
enz.
(zonder handtekening en zonder datum).
5. Aan dezelfde.
Op donderdag 18 januari, terwijl men de oefening van de goede
dood deed, werd er een communie opgedragen voor Don Bosco. Op de vol-
gende zondag werd er een communie opgedragen voor de paus. "Deze commu-
nies - noteert de kroniek voor beide gelegenheden - "werden met geest-
drift gedaan en waren uiterst talrijk."
"
Beste D. Rua,
"
"
Geef deze brieven, en indien je kan, lees ze en overhandig
" ze persoonlijk vooral deze aan de Heer Faia.
"
De heilige Vader verleende mij een prachtige ontvangst;
" hij zendt zijn zegen aan alle salesianen, novicen, aspiranten
" en leerlingen. Daar hij zich wat ongesteld gevoeld door de hoest,
" beveelt hij zich expressis verbis aan in de gebeden van allen,
" vooral voor een heilige Communie, waaraan hij een volle aflaat
" verbindt.
"
Op een andere dag meer bijzonderheden hierover. God moge
" ons allen zegenen en beschouw mij in de Heer als
"
je toegenegen vriend
" (zonder datum)
Priester Gio. Bosco.
6. Aan dezelfde.
Zonder datum. Hij werd geschreven in de week die de reis van Don
Bosco naar Albano voorafging, dus voor zondag 14 januari, omdat hij zich
daar naartoe begaf op dinsdag 16 januari.
"
Beste Don Rua,
"
"
1) Ik stuur je enige brieven voor je eigen norm en voor
" die van Lazzero.
"
2) Ga in mijn kamer en in het tweede bergplaatsje van het
" rek van mijn tafel zal je de Cattolico provveduto (1) (die van
" de Lett. Catt.) doorschoten en op vele plaatsen verbeterd voor
" een herdruk vinden. Daar moet zich ook een schrift met briefpa-
" pier bevinden, waarin gesproken wordt over het bestaan van God enz.
_______________________
(1) Dit moet zijn de Cattolico istruito, herdrukt in de Letture C a t t o l i c h e onder de
titel: Il Cattolico nel secolo (De katholieke in de wereld).

3.3 Page 23

▲back to top


- XIII/19 -
" Zorg ervoor mij dit op te zenden. Idem indien er iets gedrukt werd
" of gedrukt wordt in de Unità Cattolica dat ons aangaat.(1).
"
3) Alvorens te vertrekken (2) heb ik een aanvraag ge-
" daan aan de minister van Oorlog en van Binnenlandse Zaken om
" iets te verkrijgen voor het Oratorio. Indien je een antwoord
" ontvangt, zend het me dan dadelijk voor mijn norm.
"
4) Don Berto zal je geschreven hebben over het goed
" onthaal dat onze aanvragen bij minister Coppino gevonden heb-
" ben.
"
5) Je zal aan D. Guidazio zeggen dat hij geen dwaasheden
" zou uithalen (3) en dat hij goed zijn gezondheid dient te ver-
" zorgen en moet rusten, om veel te kunnen werken.
"
6) D.Scappini en D.Berto overnachten en nemen hun maal-
" tijden bij S. Spirito, ik verblijf bij de heer Sigismondi en
" werk om de moeilijke toestand van de "Concettini" ten opzichte
" van de salesianen in orde te brengen.
"
7) Volgende week ga ik, als het God belieft, eens naar
" Albano. Bij mijn terugkeer dan naar Turijn zal ik te Magliano
" en te Florentië aanlopen.
"
8) Je zal aan onze medebroeders en aan al onze geliefde
" jongens zeggen dat ik vele en gewichtige zaken onder handen heb
" en dat ik daarom hun gebeden hard nodig heb? Vraag hun een Com-
" munie op te dragen volgens mijn inzicht en ik zal ook voor hen
" een speciaal gebed doen op het graf van Sint-Petrus.
"
9) Geef me nieuws over de gezondheid van de aartsbisschop
" en van onze beste Toselli.
"
10) Je zal ook aan Giulio (4) zeggen dat hij goed onze
" trap moet vegen en de stukjes papier die hier en daar verspreid
" liggen oprapen.
"
11) Doe eveneens mijn groeten aan de brave grootmoeder
" Teresa en aan al onze zusters in J. Chr.
"
God moge ons allen zegenen en beschouw mij in J. Chr. als
"
"
je toegenegen vriend
" (zonder datum)
Priester Gio. Bosco.
_______________
(1) De Unità Cattolica publiceerde in haar nummer van 28 januari een correspondentie uit Rome
over de zaak van de "Concettini".
(2) Hij bedoelt: vanuit Turijn.
(3) Het woord "minchioni" is een dialectwoord uit Piëmonte, dat in sommige delen van
Zuid-Italië geen goede klank heeft. In Piëmonte betekent het "dwaasheden begaan."
(4) Degiuli Giulio, huisknecht.

3.4 Page 24

▲back to top


- XIII/20 -
7. Aan Don Giovanni Cagliero.
In de handschriften die met deze brief samengaan, bevindt er zich
een niet gedateerd biljet, dat zaken herhaalt die hierna gezegd worden,
maar kostbaarder gemaakt door volgend postscriptum:
"Ik ben zo pas bij de Heilige Vader geweest. Uit ganser harte zendt hij
zijn apostolische zegen aan alle salesianen van Amerika, erbij voegend:
beveel hun van mijnentwege aan dat ze met zorg zouden waken op_het on-
derhouden van uw regel, speciatim vero, op de zedigheid, die in deze_
plaatsen aan voortdurende gevaren blootgesteld is."
"
Mijn beste D. Cagliero,
"
"
Op dit ogenblik zal je reeds onze beste medebroeders ont-
" vangen hebben. Ik hoop dat ze een goede reis gedaan hebben, hoewel
" ik hierover nog geen positief nieuws gekregen heb. Ditmaal laat
" ik alle andere zaken rusten. Ik schrijf je over zeer bijzondere zaken.
"
Vanwege de heilige Vader worden ons twee voorstellen ge-
" daan en ik heb ze aanvaard. Thans moeten we zien wat er kan ge-
" worden.
"
Een apostolisch vicariaat in Patagonië en te Carmen of te S. Cruz
" of te Puntarenas of beter nog een enkel vicariaat, dat alle drie
" zou omvatten. Men zou kunnen beginnen met een opvoedingsinstituut
" en een seminarie te Carmen dat ook Patagone en Concepcion ge-
" noemd wordt en terwijl dit verstevigd wordt zou men ook kunnen
" denken aan de twee andere plaatsen. Maar de middelen daartoe?
"
De Propaganda zal ons ter hulp komen, de Propaganda Fidei
" idem, de heilige Vader nog meer en dan zullen ook wij eraan denken
" en handelen.
"
En het personeel? Alles zal van onze kant moeten komen en
" onder meer heb ik er ook aan gedacht Monseigneur Ceccarelli uit te
" nodigen zich aan het hoofd te stellen van deze onderneming en jij
" kan er rechtstreeks met hem over praten. Het is waar dat hij bis-
" schop zou moeten gewijd worden, maar hij zou de titel van pastoor kunnen
" behouden en een of meerdere salesianen te S. Nicolàs plaatsen om
" hem te vervangen. En voor Don Cagliero quid? We zullen het aposto-
" lisch vicariaat van Mengador (1) in Indië aanvaarden. Het telt on-
" geveer drie miljoen zielen. Zo zegt me kardinaal Franchi: Don
" Cagliero apostolisch vicaris, Don Bologna zijn vicaris-generaal
" enz. enz.
"
Met de personen die reeds beschikbaar zijn en met deze, die
" zich klaarmaken, zal het personeel er zijn. We kunnen gemakkelijk
(1) men leze: Mangalore.

3.5 Page 25

▲back to top


- XIII/21 -
" zes salesianen gereedmaken voor Patagonië, tien priesters met
" tien catechisten voor Indië. Het overige zal God doen.
"
Zoals je ziet, maak ik het stramien en nu kan jij er over
" nadenken, erover spreken met Monseigneur Ceccarelli en ook met
" anderen en laat me dan weten of je bekwaam bent om het weefsel
" te weven.
"
De heilige Vader zendt dan zijn bijzondere zegen aan al de
" salesianen die zich in Amerika bevinden, aan al de aspiranten of
" aan allen die aspirant willen worden, maar op een speciale manier
" voor de heer D. Benitez, voor wie ik bid dat God hem vele jaren
" in gezondheid zou behouden en hem een gelukkig leven zou schenken.
"
Ik ben nog niet kunnen overeenkomen over de prijs van de
" plaats die paalt aan de Kerk van de Barmhartigheid, (1) maar ik hoop
" dat dit zal gebeuren in het begin van februari, wanneer ik je
" opnieuw zal schrijven. De consul schijnt heel goed gesteld te
" zijn, maar hij is van Genua en al lang in de zaken.
"
Je zal aan alle salesianen laten weten dat de congrega-
" tie zich in Europa een naam heeft verworven, dat het aantal leden
" groeit, het aantal aanvragen voor het stichten van huizen stijgt en ik
" meen ook te mogen zeggen dat de persoonlijke vurigheid crescen-
" do gaat. Je zal alles zien in de lijst, die je met een andere
" post zal ontvangen. En hoe stellen ze het in Amerika?
"
Voor je eigen norm laat ik je weten dat ik steeds op de eerste
" en op de vijftiende van iedere maand geschreven heb, maar het
" schijnt dat vele brieven zoek geraakt zijn.
"
Ik schrijf ook een brief aan Monseigneur de Aartsbisschop
" en breng hem de wens van de heilige Vader ter kennis dat men een proef
" zou doen in Patagonië, en over het nut van een brief van zijn
" hand aan de voorzitter van de verspreiding van het geloof te Lyon.
"
Deus nos benedicat et in sua race custodiat et ad vitam
" perducat aeternam.
"
" Rome, 14-1877.
je toegenegen vriend
Priester Gio. Bosco.
"
" P.S. Indien je Monseigneur Roncetti nog niet gezien hebt, dan zal
" hij weldra bij jullie zijn. Hij is er mee belast de zaken van de
" kerk in Brazilië te behandelen. Hij zal langs Buenos Aires komen
" om de stand van zaken van de salesianen te komen bekijken. Hij zal
" ook met de aartsbisschop onderhandelen over de mogelijkheid van verder te
" gaan in de Pampa's en in Patagonië. Hij is ons goedgezind en ik
" heb het laatste loodje op de balans gelegd, om hem voor deze
" missie te doen kiezen. Bij zijn terugkeer zal hij tot kardinaal be-
(1) zie boekdeel XII, blz. 264.

3.6 Page 26

▲back to top


- XIII/22 -
" noemd worden, iets wat hij niet weet en wat je hem mag zeggen,
" wanneer je hem ziet.(1) Het is goed dat de aartsbisschop over
" dat alles zou ingelicht zijn. Ik verwacht nog positief nieuws uit
" Montevideo, om jullie alles over de zegen van de heilige Vader
" mee te delen.
8. Aan Giuseppe Buzzetti.
Waarom hij hem "Romualdo" noemt, kunnen we niet gissen. Waar-
schijnlijk is het een van de gebruikelijke kwinkslagen van Don Bosco,
die betrekking heeft ofwel op een zin van de hier vermelde brief ofwel
op een persoonlijke omstandigheid. Het is deze Buzzetti, over wiens ge-
negenheid voor Don Bosco Don Lemoyne in het vijfde boekdeel van de
Memorie Biogra fiche (blz. 642-5) twee mooie bladzijden geschreven heeft.
"
Mijn beste Romualdo,
"
"
Je brief heeft me genoegen gedaan en omdat er geen gehei-
" men in stonden, heb ik hem laten lezen aan verscheidene prelaten
" die er heel tevreden over waren.
"
Ga zo voort, schep moed, God is met jou. Doe een groet aan
" de muziekkapel van je school en zeg hun dat ik wens bij mijn te-
" rugkeer een mooie sonatine te horen en dat ik ze op een glas van
" die wijn uit de streek zal trakteren.
"
God moge je zegenen, mijn beste Buzzetti, doe of liever doet
" allen een heilige Communie voor mij. Als het God belieft zul-
" len we volgende week elkaar weerzien.
"
Beschouw mij altijd in J. Chr. als
"
"
je toegenegen vriend,
" Rome, 20 - 1877.
Priester Gio. Bosco.
9. Aan Monseigneur Giuseppe Gastaldi.
Hij antwoordt op de brief waarin de aartsbisschop hem sprak over
het Oratorio van Chieri. Op datum van 7 januari had advocaat Menghini,
met verwijzing naar zijn doorluchtige klant betreffende een verdedi-
gingsmemorie door hem opgesteld over een zaak van Zijne Excellentie
die hangende was voor de heilige congregatie van het concilie, zich in vol-
____________________
(1) Monseigneur Cesare Roncetti vertrok weer uit Brazilië op 1 juli 1878 om gezondheids-
redenen. Gedurende de uitoefening van zijn zending had hij zich de achting en de genegen-
heid van iedereen verworven.

3.7 Page 27

▲back to top


- XIII/23 -
gende bewoordingen uitgedrukt: "Het schijnt me goed toe voor het ogen-
blik en om politieke redenen wat achting te betuigen voor Don Bosco,
die almachtig is bij kardinaal Berardi, een van de rechters van de hei-
lige congregatie van het concilie. Daarom verzoek ik U de hierbij gevoegde
hoofse brief te laten overhandigen aan Don Bosco als een hoge gunst."(1)
In de brief aan Monseigneur komt geen datum voor, maar kardinaal di
Canossa verzekerde dat de hier vermelde ontmoeting plaats had op 14 januari.
"
Excellentie,
"
"
Met de grootste vertroosting heb ik de vereerde brief van
" Uwe Excellentie ontvangen en hij heeft mij des te meer getroost omdat
" hij mij nieuws meedeelde over de betrachte en van God afge-
" smeekte gezondheid van uwe Excellentie.
"
Zodra ik een audiëntie zal hebben bij Kardinaal Berardi zal
" ik niet nalaten namens Uwe Excellentie mijn opwachting te maken
" en ik twijfel er niet aan dat dit hem aangenaam zal zijn. Hij is
" echter ongesteld. Wat Chieri betreft, zal ik doen wat ik kan om
" een Oratorio tot stand te brengen voor de meisjes en een ander
" voor de jongens. De goedkeuring en de steun van de kerkelijke
" overheid is mij daarbij een grote aanmoediging.
"
Terwijl ik aan het schrijven ben, komt hier Monseigneur
" Canossa, bisschop van Verona binnen en het eerste wat hij mij vraagt
" is nieuws over de gezondheid van Uwe Excellentie en ik was
" tevreden en hij ook dat ik hem zeer bevredigend nieuws hierover
" kon geven. Hij gelastte mij U zijn eerbetuiging te laten geworden.
"
Hij is nu te Rome en zou afscheid willen nemen van het
" aartsbisdom van Bologna, tot welk de heilige Vader hem gekozen
" heeft, toen hij hem kardinaal maakte. Het zal echter heel moei-
" lijk zijn om de heilige Vader zijn besluit te doen veranderen.(2)
"
Ik bid God dat hij U in volmaakte gezondheid moge bewaren,
" terwijl ik de hoge eer geniet mij van U met de diepste eerbied
" te mogen betuigen. "
"
Uw nederige dienaar
"
Priester Gio. Bosco.
(1) De oorspronkelijke brief van Menghini is in het bezit van de theologant Franchetti van
Turijn. Het cursief gedeelte van de aangehaalde tekst is van ons. De oorspronkelijke
brief van Don Bosco aan Monseigneur Gastaldi bevindt zich bij de erfgenamen van graaf
Carlo Cipolla, destijds professor van geschiedenis aan de koninklijke universiteit van
Turijn.
(2) Pius IX maakte hem Kardinaal in 1877, maar liet hem toe te Verona te blijven, waar hij stierf
in 1900.

3.8 Page 28

▲back to top


- XIII/24 -
10. Aan Don Giuseppe Bologna.
De brieven die Don Bosco naar het Oratorio schreef werden bijna
alle publiek voorgelezen na de avondgebeden. Don Bosco placht de leer-
lingen en de medebroeders bij naam te groeten. Don Bologna, de prefect
van de externen, die zijn naam nooit had horen vernoemen, was er onte-
vreden over. Don Bosco was het te weten gekomen en zond hem volgende
koddige karamelverzen waarin hij een speciale zinspeling maakte op de
studie van verscheidene talen ondernomen door de werkzame salesiaan, die
verlangde naar de missies te vertrekken. Daarom duidde Don Bosco hem in
zijn brief aan Don Cagliero aan als Vicaris-generaal van Indië.
"
Beste D. Bologna,
"
"
Jij, Bologna, doet je beklag
"
Omdat ik je nog niet geschreven heb
"
En je hebt mij als een misdaad aangewreven
"
Dat ik je niet eens vernoemde.
"
"
Indien je verlangt
"
Langs de post een groet te ontvangen
"
Stuur me een blad (1) en prompt
"
Zal je er een antwoord op ontvangen.
"
Maar wat doe je? Komt er geld binnen?
"
Ken je Spaans of ken je Frans?
"
Is het Duits of Engels
"
Dat je dagen in beslag neemt?
"
Ceylon is gereed
"
Mengalor wacht met spanning.
"
"
Iedereen smeekt en steekt zijn armen uit:
"
Kom gauw naar de Oosterse stranden.
"
Breng een grote schaar mee
"
Van volgelingen van Xaverius.
"
Ook voor u bestemde God
"
in zijn meedogen een uitgestrekt keizerrijk.
"
Hij bestemde het maar… wat al leed,
"
Ontberingen, angsten en uitputting!...
"
Vrees niet, een grote tevredenheid
"
daarboven in de hemel zal ik je bereiden.
" Rome, 22 - 1877.
je toegenegen in J. Chr.
Priester Gio. Bosco.
(1) Namelijk, schrijf me zelf een brief.

3.9 Page 29

▲back to top


- XIII/25 -
11. Aan Don Giulio Barberis.
Na de dood van Don Chiala werd Don Barberis ermee belast voor de
pers de brieven van de medebroeders van Amerika gereed te maken.
"
Beste Don Barberis,
"
"
Ik zend je de brief van de missionarissen. Kijk eens na of
" het niet zou passen sommige aanhalingen, Engelse namen, Ierse na-
" men enz. weg te laten.
"
Ik zal aan de novicen schrijven over hun adres. (1) Sinds
" twee dagen blijft de paus te bed, vandaag is hij beter. Hij heeft
" mij, liggend te bed ontvangen en hij heeft mij wel een uur bij
" zich gehouden om hem gezelschap te houden. Zeg aan de novicen dat ik
" voor hen ernstige ondernemingen bereid heb en dat zij ze allen
" nuttig kunnen volbrengen indien ze gezond, heilig en wijs blijven.
"
Groet Peretto van mijnentwege en zeg hem dat ik rekening
" houd met zijn brief.
"
Zend me citissime het decreet over het Werk van Maria,
" Hulp der Christenen.
"
God moge ons zegenen, bidden jullie veel en beschouw mij
" in J. Chr. als
"
je toegenegen vriend
" Rome, 23-1877.
Priester Gio. Bosco.
12. Aan Don Giovanni Brabanda.
Hij was de catechist van de vakleerlingen. Op 22 januari had Don
Bosco aan Don Rua geschreven in de brief waarvan wij al hiervoor twee
zinnen hebben gegeven: "Ga aan de vakleerlingen, mijn beste vrienden,
zeggen dat ik voor de heilige Vader de brief gelezen heb die D. Branda
mij over hen geschreven heeft en dat hij er zeer tevreden over was. Hij
zei herhaaldelijk: "Moge God mijn beste jongens zegenen. Ze brengen mij
een grote troost, ik zal voor hen bidden. Dat ze ermee voortgaan braaf
te zijn, dat ze voor mij bidden want mijn dood is nakend."
(1) Het adres dat aan de paus moest aangeboden worden.
(2) De clericus Carlo Peretto maakte deel uit van de eerste groep van salesianen in 1883 naar
Brazilië gezonden. Hij werd daar inspecteur en stierf te Ouro Preto in 1923.

3.10 Page 30

▲back to top


- XIII/26 -
"
Beste Don Branda,
"
"
Het nieuws dat je mij gegeven hebt, bracht me veel troost.
" De heilige Vader luisterde naar de voorlezing van gans de brief
" en zend aan al de vakleerlingen een speciale zegen. Je zal aan
" Arietti zeggen dat het ook voor hem nog tijd is. Gods barmhartig-
" heid is groot maar hij mag niet uitstellen. Ik hoop dat hij mij
" zal troosten door een goede H. Franciscus te worden.
"
Inmiddels zal je aan allen zeggen dat ik ze nooit in de heilige
" mis vergeet. Ik bedank hen voor de gebeden die ze voor mij ge-
" stort hebben en die reeds gedeeltelijk verhoord werden. Dat ze
" hiermee voortgaan en ze zullen ook, wat de tijdelijke zaken be-
" treft, tevreden zijn. Groet ze allen van mijnentwege en geloof
" me steeds te zijn in Jezus Christus
"
je toegenegen vriend,
" Rome, 25 - 1877.
Priester Gio. Bosco.
Het was op 29 januari dat Don Bosco, na de mis van de H. Fran-
ciscus van Sales gecelebreerd te hebben in de huiskapel van de
hee r Alessandro en afscheid te hebben genomen van zijn edelmoedige gast-
heer en gastvrouw, Rome verliet en op reis ging naar Magliano. Hier
wachtte hem aan het station van Borghetto de hulpbisschop van kardinaal
Bilio op. Na een kort eind te hebben gegaan, komen de seminaristen van
het seminarie daar aan, dan de jongens van de kostschool en de leerlin-
gen externen met hun meesters en allen komen de hand van Don Bosco kus-
sen. Don Bosco groette hen hartelijk, steeg in het rijtuig van de bis-
schop en trok met hem verder naar de stad. Weldra bood zich op het
bisdom de burgemeester aan, vergezeld van een vertegenwoordiging van
het stadsbestuur, om hem welkom te heten. Op de ochtend van 30 janu-
ari bracht hij op zijn beurt een bezoek aan de burgemeester, een zek-
ere heer Orsoli, die werkelijk wat "orso" (beer) was tegenover de
priesters, maar die gewonnen werd door de woorden en de manieren van
Don Bosco. Dan woonde hij een feestje bij, voor hem ingericht door de
seminaristen waarbij enkele gedichten werden voorgelezen. Don Bosco nam
dan het woord en gaf hun in dit klassieke land, een klassieke herinne-
ring, namelijk deze nagelaten door Agesilaos bij gelegenheid van een be-
zoek aan een school: nooit iets doen waarover wij in de toekomst spijt
kunnen hebben, steeds met zaken begaan zijn die voor de toekomst nut-
tig kunnen zijn. Op de derde dag deden de seminaristen en de jongens de
oefening van de goede dood. 's Avonds kwam onderluitenant Graziano, waar-
over we al gesproken hebben (1)van Viterbo, waar hij in garnizoen lag
en nam de leiding van een kleine academische zitting op zich, waarin hij
l’Orfanello (Het weesje) en de Spazzacamino (Schouwweger) deed zingen op muziek
(1) Boekdeel XI, blz. 114.

4 Pages 31-40

▲back to top


4.1 Page 31

▲back to top


- XIII/27 -
van gitaren. Eindelijk op 1 februari, na een afscheidsgroet aan medebroe-
ders en zijn vrienden van Magliano, vertrok hij naar Florentië. Daar ver-
bleef hij tot de avond van 3 februari in het huis van de vrome en lief-
dadige markiezin Uguccioni, die nog gans terneergeslagen was door het re-
cente verlies van haar echtgenoot. Op de ochtend van 4 februari was hij te Tu-
rijn,waar hij, zoals gewoonlijk, met grote jubel in het Oratorio ontvangen
werd.
Twee dagen na zijn aankomst in het oratorio keerde Don Bosco in
zijn droom naar Rome terug. Het was een profetische droom die hij ver-
trouwelijk vertelde aan de directeurs die waren samengekomen voor de
jaarlijkse conferenties. We zullen er hier het relaas van geven, zoals
het dadelijk werd opgeschreven door Don Barberis en Don Lemoyne. Het is
noodzakelijk vooraf te zeggen dat Zijne Eminentie Monaco La Valleta,
vicaris van zijne Heiligheid na de dood van kardinaal Patrizi, Don Bosco
verzocht had enkele salesianen te zenden om het bestuur op zich te nemen
van het hospitaal "della Consolazione" (van de Vertroosting), dat op
korte afstand van het Foro Romano gelegen is. Het personeel ontbrak
maar, nu het de eerste maal was dat de kardinaal vicaris iets vroeg aan
de Congregatie, wenste Don Bosco vurig aan dat verzoek tegemoet te ko-
men. Toen hij met deze gedachte slapen gegaan was, droomde hij in de
nacht van 7 februari dat hij zich weer te Rome bevond.
Het scheen me toe dat ik opnieuw te Rome was. Ik begaf me da-
delijk naar het Vaticaan zonder aan eten te denken en zonder een
audiëntie aan te vragen of aan wat anders te peinzen. Terwijl ik mij in
de zaal bevond, kwam Pius IX toe en ging vriendschappelijk in een grote
zetel of canapé in mijn buurt neerzitten. Ik, die zeer verbaasd was,
probeerde op te staan en hem de verschuldigde eerbetuiging te bewijzen,
maar hij liet het niet toe en drong zelfs aan en dwong mij naast hem te
blijven zitten. Toen begon ongeveer volgende samenspraak.
De Heilige Vader. Het is niet lang geleden dat wij elkaar gezien
hebben.
Don Bosco. Het zijn inderdaad maar enkele dagen.
De Heilige Vader. Van heden af zullen wij elkaar vaker zien, want
er moeten vele zaken besproken worden. En zegt U mij
inmiddels wat U reeds gedaan hebt na uw vertrek uit Rome.
Don Bosco. Er was niet veel tijd voor. Er werden verschillende za-
ken geregeld die wegens mijn afwezigheid onderbroken
waren en dan werd er aan gedacht wat we zouden doen
kunnen voor de "Concettini". Maar daar komt mij het
verzoek toe van de kardinaal vicaris om het bestuur op
ons te nemen van het hospitaal van de Vertroosting. Het
is het eerste verzoek dat de kardinaal ons gedaan heeft
en we zouden het willen inwilligen, maar tegelijkertijd
zitten we in nesten wegens een tekort aan personeel.

4.2 Page 32

▲back to top


- XIII/28 -
De H. Vader. Hoeveel priesters hebt U reeds naar de "Concettini" gezonden?
En inmiddels deed hij mij met hem over en weer wandelen, ter-
wijl hij mij steeds bij de hand hield.
Don Bosco. Wij hebben er een enkele gezonden en denken er juist aan nog
enkele anderen te zenden, maar we zitten in moeilijkheden, omdat
wij er geen vinden.
De H. Vader. Alvorens aan iets anders te denken, zorg ervoor voor-
zieningen te treffen voor de "Santo Spirito". - Een weinig
nig nadien stond de Paus mij te bezien hoog opgericht met
opgeheven gelaat dat schier straalde van licht.
D. Bosco. Oh! heilige Vader, konden onze jongens uw gelaat zien Ik
geloof dat ze buiten zichzelf zouden zijn van vertroos-
ting. Ze houden zoveel van U!
De H. Vader. Dat is niet onmogelijk... Wie weet of ze hun wens nog
niet zullen volbracht zien?
Maar inmiddels, alsof hij zich kwalijk gevoelde, steunde hij
hier en daar, deed alsof hij zich op een canapé wou neerzetten;
toen hij gezeten was strekte hij er zich op uit, terwijl hij heel
zijn lichaam ontspande. Ik meende dat hij vermoeid was en dat hij het
zich gemakkelijk wou maken om wat uit te rusten; daarom probeerde
ik hem een dikker oorkussen onder het hoofd te leggen om hem wat
te ondersteunen. Hij wilde dit echter niet, strekte nog de benen uit
en zei me: - "Ik heb een wit laken nodig om me van het hoofd tot de
voeten te bedekken." -
Ik stond gans verstomd en verbaasd hem zo te zien en wist niet
wat ik moest zeggen noch wat ik moest doen. Ik begreep niets van wat
er voorviel.
Inmiddels stond de heilige Vader recht en zei: - "Laat ons
gaan." -
Toen we in een zaal waren gekomen waar vele kerkelijke hoogwaardig-
heidsbekleders aanwezig waren, ging de heilige Vader, zonder dat de
anderen er aandacht voor hadden, op een gesloten deur toe. Haastig
opende ik de deur, opdat Pius IX, die reeds in haar nabijheid was,
er kon doorgaan. Toen hij dit zag, begon een van de prelaten met
zijn hoofd te schudden en te mompelen: Dit is iets wat Don Bosco
niet aangaat. Er zijn personen die aangeduid zijn om dit ambt te ver-
vullen.
Ik verontschuldigde me zo goed ik kon en liet daarbij opmer-
ken dat ik mij geen enkel recht wou toe-eigenen, maar dat ik de
deur geopend had omdat er niemand anders was die het deed en dat ik
dit gedaan had opdat de paus geen ongemak zou gehad hebben en niet
zou gestruikeld zijn. Toen de heilige Vader dit gehoord had, draaide
hij zich glimlachend om en zei hij: "Laat hem doen, ik ben het die dit
wil." - En, nadat de paus door die deur gegaan was, liet hij zich niet
meer zien.
Ik bevond mij dus daar gans alleen en wist niet meer waar ik
mij bevond. Terwijl ik mij links en rechts wendde om mij te oriënte-
ren, zag ik dat Buzzetti zich daar aan een kant bevond.

4.3 Page 33

▲back to top


- XIII/29 -
Zijn bezoek deed me veel genoegen. Ik wou hem iets zeggen, toen hij
mij naderde en zei: - "Kijk, uw schoenen zijn stuk en versleten".
D. Bosco. Ik weet het. Wat wil je! Ze hebben al wat tochten afge-
legd, die schoenen. Het zijn nog dezelfde die ik bezat
toen ik naar Lanzo ging. Ze kwamen reeds tweemaal naar
Rome, ze zijn reeds in Frankrijk geweest en nu zijn ze weer
hier. Zeker moeten ze versleten zijn.
Buzzetti. Maar thans kunnen ze volstrekt niet meer gedragen worden.
Ziet U niet dat de hakken reeds volledig stuk zijn en dat U
met uw blote voeten op de grond loopt?
D. Bosco. Alles goed en wel, maar zeg me nu eens; weet jij waar we
ons bevinden? Weet jij wat we hier doen? Weet jij waarom ik
hier ben?
Buzzetti. Ja, dat weet ik.
D. Bosco. Zeg me dus: ben ik aan het dromen of is dit wat ik zie werkelijk-
heid? Zeg me dat gauw.
Buzzetti. Weest U er maar gerust in dat U niet droomt. Alles wat U
ziet is echt. Wij zijn hier te Rome in het Vaticaan. De
paus is dood. En dat is zo waar dat, indien U zou willen
naar buiten gaan U moeilijkheden zou hebben en de trap niet
zou vinden.
Dan keer ik mij naar de deuren, naar de ramen en ik vind van
alle kanten ingestorte en vernielde huizen en gebroken trappen en
overal puin.
D. Bosco. Nu merk ik wel dat ik droom. Een ogenblik geleden ben ik
in het Vaticaan geweest en bij de paus en van dit alles was
er niets te zien.
Buzzetti. Deze ruïnen werden veroorzaakt door een onvoorziene stoot
die zal komen na de dood van de paus, omdat gans de kerk
bij zijn dood vreselijk zal geschokt worden.
Ik wist niet wat te zeggen of wat te doen. Ik wou ten allen prijze
afdalen van de plaats waar ik mij bevond, ik probeerde het, maar vreesde in
een of andere afgrond terecht te komen.
Toch trachtte ik nog naar beneden te gaan, maar velen hielden me
tegen, de enen bij de armen, de anderen bij mijn kleed en één was er die
mij stevig bij mijn haar vasthield en mij volstrekt niet wou laten gaan.
Ik begon te roepen -"Ai! je doet me zeer!" En zo groot was de pijn die
ik doorstond dat ik er wakker van werd en mij in mijn bed in mijn kamer
bevond.
Indien Don Bosco niet meende deze eigenaardige droom voor zich te
moeten houden, verbood hij niettemin aan de Directeurs er met om het even
wie over te spreken en drukte zelfs zijn mening uit dat men geen belang
eraan zou hechten. Maar precies een jaar later zag men wel dat het niet
om een gewone droom ging. Inderdaad juist bij het begin van de nacht van 6 op 7
februari schonk de grote paus Pius IX, na een snel verlopende ziekte,
zijn mooie ziel aan de Heer terug.

4.4 Page 34

▲back to top


- XIII/30 -
HOOFDSTUK
II
DE ZAAK VAN DE "CONCETTINI"
Na de eerste fase, rijk aan mooie beloften,(1)geraakten de za-
ken van de "Concettini" steeds meer in de war. Er waren er die het als
een ernstig affront de Romeinse clerus aangedaan beschouwden, dat men
een beroep deed op een vreemde priester voor de leiding en het in regel
stellen van een Instituut in Rome alsof er te Rome geen priesters noch
kloosterorden waren daartoe geschikt. Dergelijke jammerklachten werden
ook voor de paus gebracht en wel herhaaldelijk en bijna in een officiële
vorm.
Bij het verzet van buiten kwamen moeilijkheden en weerstand van
binnen uit. Het beheer van het instituut was zo slecht dat de burgerlij-
ke overheden het hospitaal van Santo Spirito aan de "Concettini" wilden
ontnemen. Zelfs Prins Borghese, lekenafgevaardigde, moest zeggen: - "Ze
vertellen mij dat Don Bosco mirakels doet. Ik geloof er niets aan, maar
als hij de zaak van de "Concettini" op orde brengt, dan zal dit het
grootste van zijn mirakels zijn." - Er heerste inderdaad de grootste
wanorde. Sommige broeders waren zelfs niet eens tot de communie toege-
laten, vele naderden sinds jaren niet meer tot de sacramenten, ieder
idee van een kloosterleven ging langzamerhand verloren, ondanks het ha-
bijt dat ze droegen. Daarbij had men op de kap van Don Bosco zovele kwade
geruchten verspreid, dat zij bijna allen een grote schrik van hem hadden.
Gedurende de maand januari ging hij ze vaak bezoeken, droeg de Mis
bij hen op, bleef er aan tafel zodat hij ze kon zien, hen aanhoren,
met hen spreken zodat met de genade Gods alles op weg naar een goede re-
geling scheen te zijn. Het merendeel van hen vroeg dadelijk hun biecht
te spreken en begon de sacramenten veelvuldig te ontvangen. Voor het
overige bleef er nog veel te doen. Het was nodig de tijd er te laten
over heen gaan en traag en voorzichtig te werk te gaan. In ieder ge-
val toen de heilige Vader de eerste resultaten vernam, was hij er zo
voldaan en tevreden over dat hij zich bijna niet kon houden van blijdschap.
(1) Zie boekdeel XII, blz. 494 en volgende.

4.5 Page 35

▲back to top


- XIII/31 -
Maar het idee van het affront steeg nog altijd sommigen naar het
hoofd. Een afvaardiging bood zich aan bij de paus, aangevoerd door een
hoge prelaat, om hem voor te stellen de leiding toe te vertrouwen aan de
jezuïeten. Hoewel de heilige Vader hierover zeer ontstemd was, liet hij
toch met goedheid opmerken dat, indien hij die ochtend de jezuïeten
naar de Santo Spirito zou gezonden hebben er nog vóór de avond een tumult
van het janhagel het hospitaal het onderste boven zou gezet hebben en dat
ze als dollemannen zouden geëist hebben dat men de jezuïeten zou verjagen.
Toch gewaardigde hij zich er aan toe te voegen dat de salesianen reeds
een goed bewijs van hun werking hadden gegeven en dat hij de noodzake-
lijkheid niet inzag er anderen naar toe te roepen. - "Gaat" - zei hij
toen aan de prelaat - "zegt U zelf aan Don Bosco dat ik over hem tevre-
den ben. Zegt U hem dat hij de leiding op zich zou nemen en dat hij wel-
dra zijn zonen zou laten komen. Ik wil eveneens dat ieder salesiaan gere-
geld zijn wedde zou uitbetaald krijgen door het beheer van het instituut
en van al het nodige zou voorzien worden." - Aan een vertrouwenspersoon
had de heilige Vader ook gezegd: -"Ze zoeken alle middelen uit om mij
een slecht figuur te doen slaan. Arme Don Bosco! Hij is edelmoedig en
doet alles wat hij maar kan."-
En de paus bleef daarbij niet stilstaan. Om te beletten dat gerod-
del, gekuip of stoornissen van allerlei aard het werk van Don Bosco
zou hinderen, besliste hij dat de salesiaanse directeur van de "Concet-
tini" rechtstreeks van de paus zou afhangen en eens per maand geregeld
op audiëntie zou komen. Over deze beschikking was Don Bosco uiterst
verheugd, ook wegens het voordeel dat hij voor zijn congregatie eruit
kon halen bij het behandelen van zijn zaken.
In heel deze zaak was Monseigneur Fiorani, de commandeur van Santo
Spirito de deus ex machina; Nu vertoonde hij steeds meer, (wat er ook de
reden van mocht zijn) zekere persoonlijke meningen die moeilijk konden overeen-
gebracht worden met de inzichten van de paus. De hoofdzaak voor hem lag
hierin dat er twee bestuurders moesten zijn met de titel van apostolische
visitators, één in de persoon van Don Bosco voor de geestelijke zaken en
een andere in de persoon van Monseigneur voor de tijdelijke zaken. Maar
hoe zou een dergelijk tweehoofdig gezin kunnen bestaan? Don Bosco was
overtuigd dat er op die manier, wat de hervorming van het instituut be-
trof, een slag in het water ging gegeven worden. Hij wou er met de paus
ernstig over praten, maar het was hem onmogelijk een audiëntie te beko-
men, zodat hij er zich moest bij neerleggen de laatste hand aan de on-
derhandelingen te laten leggen door middel van Monseigneur Fiorani
zelf. Per slot van rekening liet deze hem weten dat het de wil was van
de p au s dat men to t de voorno em de g ezags sp li ts in g zou k om en . Toen Don
Bosco dit gehoord had, zweeg hij en aanvaardde het experiment.
We zeggen wel: experiment, omdat hij steeds deze staat van zaken
als van voorbijgaande aard beschouwde en hij meende dat het ten minste
ondoelmatig was voor het doel dat de paus beoogde. Hij zei dit eveneens aan

4.6 Page 36

▲back to top


- XIII/32 -
Don Barberis die zijn woorden in zijn kroniek aantekende onder de datum
van 1 mei: - "Wanneer men mij te Rome voor de eerste maal over de "Concet-
tini" sprak, zei ik dadelijk dat het nodig zou zijn, wilde men in dit
inzicht slagen, dat de "Concettini" zouden versmolten worden met de sale-
sianen, terwijl zij enkel hun doelstelling van hospitaalbroeders zouden
bewaren. Toen de paus deze gedachte goedgekeurd had, maakte ik een ontwerp
op, dat hij goed vond. Nadien ontstonden verscheidene kuiperijen, ver-
scheidene verwikkelingen zodat men de zaken moest gaan temperen, maar
deze wijzigingen werden enkel gedaan voor een tijdelijke schikking. Mijn
eerste plan, dat door de paus goedgekeurd werd, blijft nochtans bestaan."
Toch kreeg het experiment een concrete vorm, in een decreet in naam van de
heilige Vader uitgevaardigd op 6 februari 1877 door de heilige Congregatie van de
Bisschoppen en Regulieren. Dit decreet bevatte zeven ar t i ke ls . 1° ) Do n B o s c o
wo rd t a p os to l i s c h vi s i ta to r vo or h et l ev e n m aa r enkel in geestelijke aan-
gelegenheden; zijn opvolgers niet meer voor het leven, maar ad nutum van de
heilige Stoel. 2°) Monseigneur Fiorani wordt Apostolisch Visitator in de
tijdelijke aangelegenheden en aldus ook zijn opvolgers pro tempore. 3°) De ju-
risdictie van de algemene overste van de "Concettini" wordt afgeschaft. 4°)
De twee visitators worden gemachtigd in hun plaats respectievelijk een sale-
siaan en een geestelijke van de seculiere of reguliere clerus op hun beurt
af te vaardigen. 5°) De visitator in spiritualibus is ertoe gehouden een
salesiaan aan te duiden voor de geestelijke leiding van de geprofesten
en een andere salesiaan voor die van de novicen, in overeenstemming met
de constituties van de "Concettini" die onveranderd moeten blijven. 6°) De
visitator in temporalibus is gemachtigd, in verstandhouding met de visitator in
spiritualibus postulantenten te aanva ar de n vo or d e i nk ledi ng e n no vi ce n
voor de professie, evenals novicen door te zenden, die hij niet ge-
schikt acht voor het instituut. Bovendien is hij ook gemachtigd, steeds
in verstandhouding met zijn collega, de aanduidingen en de hernieuwingen
voor de ambten te doen. 7°) Om de drie jaar moet er een door beide visitators een
verslag worden uitgebracht aan de heilige Congregatie van de Bisschoppen en
Regulieren.
De toestand door dit decreet geschapen wordt in de voormelde sa-
menspraak door Don Bosco aldus geschetst:
Op het ogenblik is er beslist geworden dat Don Bosco het be-
vel zal voeren in alles wat het welzijn van de zielen en de voor-
uitgang van de congregatie betreft. Monseigneur Fiorani zal aan het
hoofd staan van de stoffelijke aangelegenheden. Er zal ook een "sin-
daco" zijn, zoals zij hem noemen, of algemene provisor, die zich op
hun kosten zal rijk maken, door al de uitgaven in het groet te doen
en de aangekochte zaken in het klein weer te verkopen. Er zal ook een
algemene directeur zijn tussen hen zelf gekozen.
Met zovele oversten zullen ze niet eens meer weten aan wie ze moe-
ten gehoorzamen en ik zie niet in hoe een congregatie met een der-
gelijk regime tot bloei kan komen. Nu gaat het er om met een beetje tege-

4.7 Page 37

▲back to top


- XIII/33 -
lijk de "Concettini" er toe te brengen echte salesianen te worden
door onze regel te onderhouden en voor wat de manier betreft van
hem uit te voeren, kunnen ze zich van hun regel als van een prak-
tische handleiding bedienen. Zij echter, omgekocht door zekere ka-
pucijnen en door de "sindaci" die op hun kosten leven, bewogen door
duizenden geruchten die in omloop zijn, zouden hun autonomie willen
bewaren. Monseigneur Fiorani, die herhaaldelijk geschreven had dat
de zaak met een paar woorden kon geregeld worden, heeft de zaken op de
lange baan geschoven toen hij mijn beslistheid zag. Maar er zou nog
niets besloten zijn geweest en wie weet hoe lang de onderhande-
lingen nog zouden aangesleept hebben, indien ik niet was gaan zeg-
gen dat het voor mij volstrekt noodzakelijk was te vertrekken en
dat ik zou vertrekken of de zaken geregeld waren of niet. Tot heden
toe is er nog geen ander nieuws, maar wij moeten naar het doel stre-
ven door over het algemeen de gehoorzaamheid aan de oversten aan te
bevelen zonder iemand bij naam te vernoemen."-
Een staaltje van het humeur dat er in het instituut heerste kreeg
men te Turijn in het begin van de zomer.
Een zekere broeder Pietro, "Concettino" berokkende ernstige
stoornis aan de communiteit door zijn uiterst slecht gedrag. Don Bosco,
zoals dit in zijn bevoegdheid lag, liet hem naar Turijn ontbieden om hem
een vermaning te geven. De broeder kwam af zonder goed de reden te kennen
waarom men hem liet roepen. Toen hij te Turijn was toegekomen en vernomen
had waarover het ging, werd hij razend kwaad en vertrok onmiddellijk
te ru g naar Rome.
Laat ons nu enkele maanden teruggaan. In februari werd rond de
stichter van de "Concettini" een kleine polemiek aan gang gezet, die de
broeders aanwakkerde in hun onenigheid tussen hen die voor en tegen het
nieuwe bestuur waren, dat nu in de plaats van dat van de kapucijnen was
gekomen. Aanleiding hiertoe was een particuliere briefwisseling vanuit
Rome aan de krant L'Unità Cattolica waarin men in het nummer van 28 ja-
nuari onder de titel: "Don Bosco en de "Concettini" "het volgende kon lezen:
"Sedert enkele weken wordt hier tussen ons veel gesproken over Don Bosco
en de "Concettini" en ik meen dat het opportuun is dit thema uiteen te
zetten en zekere meningen recht te zetten die onjuist en misschien scha-
delijk zijn en die men zou kunnen verspreiden. Worden "Concettini" ge-
noemd de hospitaalbroeders van Maria, Onbevlekt Ontvangen, die als doel
hebben bijstand te verlenen aan de zieken en hun diensten te bewijzen
die voor de meeste mensen afstotend zijn. Ze werden gesticht door een
zekere Cipriano Pezzini van Cremona in 1854 ter ere van de Onbevlekte
Ontvangenis en vanaf hun ontstaan werden ze bijgestaan, werden hun be-
langen behartigd en verstevigd door de pater kapucijn Giovanni Battista Tag-
giasco van Genua. Hun hoofdhuis is altijd het Spirito Santo-hospitaal te Rome ge-

4.8 Page 38

▲back to top


- XIII/34 -
weest en omdat er bij hen geen priesters zijn en zelfs de klassieke en
letterkundige studies uitgesloten zijn, werd hun geestelijke leiding in de
regel toevertrouwd aan de eerwaarde paters kapucijnen. Maar, wegens de tijden
die we beleven en ten gevolge van de onophoudelijke aanvragen in verscheidene
ziekenhuizen om "Concettini" te krijgen, had men geen echt noviciaat
kunnen oprichten en kwam men niet tot een geregeld onderhouden van hun
constituties. Op dit ogenblik liet de toestand van de kloosterorden aan
de kapucijnen niet meer toe de nodige bijstand te verlenen en daarom was
het instituut van de "Concettini" aan het vervallen. De heilige Vader,
die steeds dit instituut met een goed oog bekeken heeft wegens het vele
goed dat het kan doen, vooral wanneer de zieken zich in stervensgevaar
bevinden, wou zelf hun beschermer worden. Daarom liet hij Don Bosco
roepen, zette hem zijn verlangen nopens de organisatie van deze zonen
van Maria, Onbevlekt Ontvangen, uiteen en wees er tevens op hoe hij, de
heilige Vader reeds opzettelijk voor hen een huis had laten bouwen op
de piazza Mastai, dat bestemd was om het noviciaat van de "Concettini"
te worden. Don Bosco aanvaardde graag dit voorstel van zijne Heilig-
heid, samen met de benaming van apostolische vicaris ad vitam, met vol-
machten, en met de hulp van enkele priesters salesianen zal hij er zorg
voor dragen het nieuwe noviciaat op te richten en het leven in gemeen-
schap. Dank zij hem zal het nieuwe instituut zijn nooit genoeg geprezen
doel kunnen bereiken, namelijk moreel en lichamelijk de lijdende mens-
heid opbeuren, vooral op het einde van het leven."
Een zekere Pater Valentino van S. Remo, kapucijn, een gewezen di-
recteur van de "Concettini" las dit artikel, was er over verontwaardigd
omdat hij oordeelde "dat het van het begin tot het einde onwaar was, behalve
wat er gezegd werd over de bezorgdheid van de heilige Vader, ten voordele
van het instituut." Daarom zond hij dadelijk van uit Anagni aan de direc-
teur van de Turijnse krant een vlammend protest, vergezeld van een
artikel ter rectificatie "van de hand zelf" - zei hij - "van pater Gio-
vanni Battista Taggiasco", zijn te Rome in de Sette Sale verblijvende
medebroeder, die er voorgesteld werd als "de echter en werkelijke stich-
ter van de "Concettini". Het was zijn bedoeling op die manier een antwoord
te geven "op het leugenachtige artikel" en "de gekrenkte eer te herstel-
len van de orde van de kapucijnen en een feit in het daglicht te stellen
"dat te Rome "bekend" was aan allen "die betrekkingen met het aartshos-
pitaal van de Santo Spirito hadden, Maar de krant L'Unità Cattolica, uit
achting voor Don Bosco die de voorgaande correspondentie gecompileerd
ha d vo lgens gegeve ns verzamel d bi j de ou ds te " Co ncett in i" zelf (1) wei-
gerde de brief van padre Valentino op te nemen, die hem dan in een tijdschrift
(1) Dit wordt bevestigd door Don Berto in een eigenhandig geschreven nota, die in onze
archieven bewaard wordt. Hij zegt eveneens dat hij aanwezig wat bij de compilatie.

4.9 Page 39

▲back to top


- XIII/35 -
van de franciscanen publiceerde.(1) Volgens zijn voorstelling van zaken
zouden de "Concettini" gesticht zijn geweest in 1857 door bovenvermelde
pater Taggiasco daarbij geholpen door andere van zijn medebroeders, om
voor de bijstand aan de zieken, de wereldlijke ziekenverplegers door
kloosterlingen te vervangen, Om zijn eigen thesis te bevestigen steunde
hij op een analoge verklaring afgelegd door de "Concettino" "broeder
Crispino uit Rome, wiens getuigenis echter door de secretaris van Don
Bosco als grotendeels verdacht wordt verklaard, wegens redenen die het
hier niet de moeite waard is aan te halen.
Maar in onze archieven bestaat ook een andere eigenhandig ge-
schreven verklaring van de eerste analenschrijver van de "Concettini",
die in 1858 het habijt ontving en in 1860 begon met het schrijven van
de annalen van het instituut. Welnu, op 23 november 1876, verklaarde de-
ze en bevestigde hij "als de zuivere waarheid, bereid dit ook onder eed
te bevestigen" dat hij de geschiedenis van de oorsprong geschreven had
"onder de ingeving en de invloed" van de paters kapucijnen, die toen
directeurs waren van de hospitaalbroeders, en dat hij onkundig was ge-
weest van de eerste voorafgaande besprekingen die hadden plaats gehad
tussen pater Giambattista en de jonge Cipriano Pezzini van Cremona, waar-
van hij toen erkend had dat het de eerste en echte stichter geweest was.
Daarna gaat hij verder: "Daarom zoals ik alles bevestig wat na mijn in-
trede in het instituut heeft plaats gehad, zo ook verklaar ik onwaar-
schijnlijk of ten minste twijfelachtig alles wat daaraan voorafgaat."
Don Bosco was dus wel goed ingelicht.
Deze betwisting had geen nasleep, misschien ook omdat Don Bosco,
trouw aan zijn methode de honden te laten blaffen, er zich niet mee be-
moeide, hij zelf niet en ook niet door bemiddeling van anderen.
In het begin van maart maakte Monseigneur gebruik van de bevoegd-
heid hem verleend door het decreet van 6 februari om het personeel voor
de ambten aan te duiden. Niet zonder vooraf met Don Bosco ruggespraak
te hebben gehouden, benoemde hij broeder Luigi Maria Monti van Milaan tot
het ambt van overste van het instituut. Hij was een "Concettino" die met
een goede geest bezield was en hij was lid van de kloosterfamilie vanaf
het begin. Zijn eerste daad bestond erin hulde te brengen aan Don Bos-
co en zijn dankbaarheid te betuigen "voor al het goed dat hij aan het in-
stituut bewees en dus aan hun arme broeders "Concettini"." Daarna liet
hij zijn hart spreken met volgende gevoelens van toegenegenheid: "Wij
kunnen zeker niet genoeg uwe vaderlijke goedheid bedanken voor het werk dat U
verricht om deze toestand te verbeteren en wij hebben niets om U dit te vergoe-
den. U zult echter de eeuwige vergelding ontvangen van God en van de Onbevlekte
(1) Zie Eco di S. Francesco d'Assisi, 28 februari 1877.

4.10 Page 40

▲back to top


- XIII/36 -
Onbevlekte, onze Moeder. Tot heden toe heb ik nog niet het geluk gehad
U te mogen leren kennen, maar uit het werk van de zoon weet ik wat de
vader is." Hiermee bedoelde hij directeur Don Scappini.
De twee eerste maanden waren voor de nieuwe overste vol tribula-
ties. De wanordelijkheden waren voortaan zo groot geworden, dat men
ze niet meer voor het publiek kon verbergen en het publiek werd erdoor
geërgerd. Hij moest acht broeders en een twintigtal knechten uit het
instituut wegzenden. Nu het eerste onkruid uitgeroeid was, kon men wat
vrede gaan genieten. Het strekt tot zijn eer dat hij bij iedere maat-
regel van dien aard geen strootje verlegde zonder te beraadslagen met
de geestelijke directeur, Don Scappini. Maar spijtige hindernissen ver-
sperden hem de weg en beletten dat het instituut opnieuw zou oprijzen
en gaan bloeien. Sommige broeders, die intrigeerden met invloedrijke
personen van buiten het instituut, schiepen onder voorwendsel dat ze
uit ijver handelden, voortdurende moeilijkheden. Monseigneur Fiorani liet
zich bij de neus leiden door een knecht van hem, in wie hij teveel .vertrou-
wen stelde en door enkele anderen, die, alhoewel ze met goede inzichten
bezield waren toch niet het nodige onderscheidingsvermogen bezaten zodat
zij van een molshoop een berg gingen maken en veel onaangenaamheden aan
de arme Don Scappini bezorgden. Hoewel deze voor zijn aandeel al narig-
heden genoeg had, moest hij Broeder Monti opbeuren die met niet minder
plagerijen dan hij werd overvallen en in hem zijn enige steun vond. "Ik
ben dankbaarheid verschuldigd" - herhaalde hij aan Don Bosco - "aan uwe
vaderlijke goedheid, voor de weldaden die ik en mijne medebroeders ont-
vangen vanwege Don Giuseppe, onze beste directeur, een waar evenbeeld van
onze vader."
Wij willen niet dat een zin van Don Bosco in vergetelheid zou
raken, die het hier zeker niet te onpas komt te herinneren, hoewel hij
bij een andere gelegenheid uitgesproken werd. Hij sprak hem uit tegenover
de coadjuteur Barale, wiens trouw werk toen door de goede vader zeer op
prijs werd gesteld. Eens vroeg hij aan Dort Bosco of hij, ten overstaan
van de ernstige huidige moeilijkheden en het onbekende dat nog dreigend in de
toekomst lag, er niet aan dacht zich te ontdoen van de papierfabriek die
hij te Mathi aangekocht had. Don Bosco echter stopte hem de mond door
hem met beslistheid te antwoorden: - "Wanneer Don Bosco de hand aan een
onderneming gelegd heeft, dan is hij er de man niet naar om ze halverwe-
ge te laten staan."- Is de zaak van de "Concettiní" hiervan geen bewijs?
Hij had zich tot dit beruchte experiment verplicht, tegen zijn zin, in-
dien men wil, omdat hij van oordeel was dat het een ondoelmatig expe-
riment was. Maar hij had verplichtingen op zich genomen en nu hij er
zich voor ingespannen had op deze wijze, vervulde hij zijn werk loyaal
in die zin, zonder achterom te kijken, zonder zich te laten weerhouden
door tegenheden die te wijten waren aan het verkeerd aangepaste stelsel.
Tegelijkertijd verloor hij nooit de vorm van oplossing uit het oog,
waarvan hij meende dat het de best geschikte was om het inzicht van
de paus en de vorm die het best overeenstemde met dit verlangen van
de paus te bereiken. Voor de derde maal op minder dan acht maanden tijd,
zou hij zich te Rome gaan afsloven, zich suf denken, en, laat het ons maar

5 Pages 41-50

▲back to top


5.1 Page 41

▲back to top


- XIII/37 -
zeggen, zich gaan beklagen om ernstig het goede te kunnen doen dat Pius
IX verlangde. Maar ook hierin trad hij op met grote voorzichtigheid.
Te Rome werden voor de eerste dagen van juni grote feestelijkhe-
den op touw gezet ter ere van Pius IX, die zijn bisschopsjubileum vier-
de, Don Bosco verlangde dat de Congregatie er zou vertegenwoordigd zijn,
Daarom besliste hij Don Lazzero en Don Barberis met deze zending naar
de eeuwige stad te laten gaan. Zonder echter te laten doorschemeren
dat ze hem zelf daar zouden voorafgaan, wou hij dat ze een reis en twee
diensten zouden verrichten. Om reden van spaarzaamheid vroeg hij aan
Monseigneur Fiorani dat hij aan de twee personen welke hij zond logies
zou verschaffen in het huis van de "Concettini". Maar meer nog dan om
uitgaven te kunnen besparen, was het hem er om te doen te bekomen dat zij
volkomen vrij zouden kunnen spreken met Don Scappini en aldus recht-
streeks te weten komen hoe de zaken stonden. Dan kwam het beste. Na aan
Monseigneur te hebben gezegd dat zijn twee vertegenwoordigers de direc-
teur van het hoofdhuis en de directeur van het noviciaat van de salesi-
anen waren, stelde hij hem voor ze in betrekking te stellen met deze
kloosterlingen en vrijelijk gebruik te maken van hun diensten, wanneer
hij dacht dit voor een of andere zaak te kunnen doen. Zelfs, indien
de "Concettini" hun retraite nog niet gedaan hadden, zou hij misschien
door de twee priesters de preken laten houden. Monseigneur sprak erover
met Don Scappini en dit laatste voorstel werd uitstekend bevonden. Don
Scappini die aan Don Bosco het antwoord gaf, verzekerde hem van zijnent-
wege dat hij geen betere keus had kunnen doen en dat de twee er met
spanning werden verwacht. Op 28 mei vertrokken ze uit Turijn. Na de ju-
bileumfeesten hielden ze hun preken. "De retraite", schreef een van de
predikanten (1) - "verliep boven onze en hunne verwachting goed. Vandaag,
de laatste dag en sluitingsdag, hebben we allen samen gedineerd in Santo
Spirito. Het was een echt familiefeest. De "Concettini" houden werkelijk
veel van ons en zouden voor ons ieder offer brengen, maar wee ons, indien
we aan hun autonomie zouden raken! Daarom zullen hun aangelegenheden
tegenover ons nog voor de toekomst in statu quo blijven."
Toen deze brief uit Rome vertrok, bevond Don Bosco zich sinds ne-
gen dagen te Rome. Hij was vergezeld van de aartsbisschop van Buenos Ai-
res, naar Europa gekomen aan het hoofd van een bedevaart uit Argentinië;
maar toen ze te Rome waren aangekomen scheen het dat Don Bosco zich daar
alleen voor de "Concettini" bevond. Hij stelde onder meer een lange
memoria op voor de heilige Vader, aan wie hij verslag wou uitbrengen
over de ongemakken veroorzaakt door de regeling, die hij verkozen had
te geven aan het instituut, terwijl hij aandrong op de noodzakelijkheid
terug te komen op het eerste voorstel. Hij liet de tekst lezen aan Don
Scappini en aan de beide anderen en besprak hem geruime tijd met hen; na her-
(1) Brief van Don Lazzero aan Don Rua, Rome, 13 jun: 1877.

5.2 Page 42

▲back to top


- XIII/38 -
haalde wijzigingen, scheen het hem toe dat het zo kon gaan. De Paus was
zeer in beslag genomen door de aangelegenheden van het jubileum en vele
bisschoppen wachtten op een audiëntie. Toch wist Don Bosco dat hij zijn
beklag over hem deed, omdat hij hem niet kwam spreken over de "Concetti-
ni". "Maar hoe hem benaderen"? vroeg hij zich zelf af, in een brief aan Don
Rua.(1)
Op 10 juni nam hij deel aan een publieke audiëntie en toen de paus bij
zijn omgang in zijn nabijheid was gekomen, vroeg Don Bosco hem enkele
minuten om met hem persoonlijk te kunnen spreken. - "Graag zal ik naar
U luisteren" - antwoordde Pius IX - "heb enkel wat geduld tot de grote
drang van de bedevaarders voorbij is, zodat we een ogenblik tijd kunnen
vinden." - Don Bosco vroeg ook per geschrift een private audiëntie, maar
tevergeefs wachtte hij op een antwoord. Toen hij dit bemerkt had en hij
zijn verblijf te Rome niet kon verlengen en er evenmin in slaagde per-
soonlijk zijn verslag aan de paus te overhandigen, vertrouwde hij het toe
aan de kardinaal-vicaris, opdat deze het op de meest opportune tijd en
wijze zou overhandigen. En zonder nog langer te wachten keerde hij terug
naar huis.
Dit verslag bestond uit twee belangrijke delen, In net eerste deel
werd een opsomming gedaan van de verkeerde zaken, die in het instituut
van de "Concettini" bestonden en in het tweede deel werden maatregelen
voorgesteld van dien aard om ze voor de toekomst uit te sluiten.
Er waren in het bijzonder vijf zaken die Don Bosco betreurde:
1° Het ontbreken van een regelmatig noviciaat. 2° De overtuiging dat de
broeders zich zelf niet konden besturen zolang ze niet onderricht waren
en geen praktijk hadden in en van alles wat verband houdt met het bestuur
van een kloostersociëteit. 3° Er was een groot aantal oversten. Ieder
gaf bevelen voor eigen rekening zonder overleg te plegen, zodat ze el-
kaar wederzijds belemmerden. 4° Er werden geen geloften afgelegd en ze
waren daartoe ook niet voorbereid geworden, zodat er ruzie ontstond, we-
derzijdse bedreigingen, ongehoorzaamheid tegenover de oversten, deser-
ties uit het instituut. 5° Wanneer er een gebeurlijke kloosterprofessie zou ko-
men, zou er onzekerheid zijn tegenover wie de geloften zouden moeten afgelegd
worden en over de regel waarop ze deze konden afleggen. Daarom moesten er dan ook
vijf voorname maatregelen worden getroffen en wel zonder uitstel, in-
dien men duurzaam werk wilde leveren: 1° Een noviciaat tot stand brengen, maar
ver van het Santo Spirito hospitaal verwijderd. 2° De kloosterprofessie
afleggen op de salesiaanse constituties. 3° Geen hospitalen aanvaar-
d e n waar de broeders in gemeenschap zouden werken met personen van het andere
geslacht, tenzij wanneer hun verblijfplaatsen volledig en streng zouden geschei-
den zijn. 4° De noodzakelijkheid vermijden wereldlijke ziekenverplegers
op te nemen. 5° Volstrekte eenheid van commando. Do n Bosco eindigde zijn
uiteenzetting met aan de heilige Vader zijn nederige en graag volbrachte diensten
(1) Brief uit Rome, 8 juni 1877.

5.3 Page 43

▲back to top


- XIII/39 -
aan te bieden in alle zaken waarin het zijne Heiligheid zou behagen hen nu
en nadien te gebruiken.
De heilige Vader besefte de ernst en de draagwijdte van het docu-
ment. Daar hij nochtans verlangde dat de "Concettini" het doel van hun
instelling zouden bereiken en daar hij in de onmogelijkheid verkeerde per-
soonlijk de zaak te onderzoeken, vaardigde hij met dit doel kardinaal
Randi af en stelde Don Bosco op 20 juni hiervan op de hoogte door be-
middeling van kardinaal Simeoni, staatssecretaris. Kardinaal Randi las
de memoria van Don Bosco en wijdde vooral zijn aandacht aan die pun-
ten, waaruit bleek hoe Don Bosco wegens een gemis aan onafhankelijk op-
treden moeilijkheden ondervond bij de uitvoering van zijn mandaat. Na
het decreet van 6 februari te hebben gelezen, was hij verplicht te beken-
nen dat dit niet voldoende duidelijk was bij het vaststellen van de be-
voegdheden van de geestelijke visitator en dat dit in de praktijk aan-
leiding gaf tot moeilijkheden die men aanvankelijk niet voorzien had.
Daarom achtte hij het opportuun dat duidelijker verklaringen iedere twij-
fel zouden weren en de deur zouden sluiten voor gebeurlijke geschillen.
Hij ondervroeg eveneens de andere visitator die instond voor de huis-
houdelijke zaken. Deze gaf hem hierover ophelderingen en de verzekering
dat hij persoonlijk nooit moeilijkheden gemaakt had en evenmin het in-
zicht had dit in de toekomst te doen om de geestelijke visitator zijn
taak te laten uitoefenen. Hierna wendde hij zich tot Don Bosco met het
verzoek hem hierover zijn "gewaardeerde mening" te laten horen en tege-
lijkertijd nog de laatste bemerkingen te doen, welke hij zou menen nog te
moeten aanvoeren.
De ganse brief kon niet in meer eervolle bewoordingen voor Don
Bosco geschreven zijn. Don Bosco kon echter niet antwoorden met de be-
reidwillige spoed die hij zou gewild hebben omdat hij gedurende die dagen
de aartsbisschop van Buenos Aires vergezelde in Ligurië en Frankrijk.
Daardoor kwam er een tweede brief van Zijn Eminentie. Omdat hij merkte
hoe zeer de heilige Vader zich gelegen liet aan een vlugge regeling van de zaak
spoorde hij hierin Don Bosco dringend aan zijn definitieve opmerkingen
bekend te maken. Bovendien had directeur Don Scappini zich een koorts-
aanval op de hals gehaald, iets wat vaak voorkwam aan vreemdelingen die
te Rome toekwamen vóór de tijd dat het water van de Tiber ingedijkt was.
Sinds enkele weken was hij voor zijn herstel naar zijn geboorteland
Piëmonte teruggekeerd. Daarom vroeg de kardinaal ook aan Don Bosco
weldra iemand te zenden die hem zou vervangen. Don Bosco haastte zich
hem te antwoorden zodra hem dit mogelijk was geworden, terwijl hij
opnieuw verwees naar het concept dat aan de basis lag van het plan
sinds de opening van de onderhandelingen en waarvoor hij geen enkele
re de n v o nd o m eraan te verzaken.

5.4 Page 44

▲back to top


- XIII/40 -
"
Eminentie,
"
"
In de overtuiging dat U zich zult gewaardigen mij wel-
" willend te verontschuldigen wegens mijn vertraging, aanzie ik het
" als mijn plicht te antwoorden op uw geëerde brieven die be-
" trekking hebben op de hospitaalbroeders van de Onbevlekte, in de
" wandeling Concettini genaamd. Om beter mijn opvatting te kunnen
" uitdrukken, meen ik dat het goed zou zijn de zaken van hun begin
" af in herinnering te brengen.
"
In november van verleden jaar 1876 gewaardigde de heilige
" Vader zich mij door zijne Eminentie kardinaal Bilio naar Rome te
" ontbieden. Toen ik mij naar Rome begeven had, sprak zijne Heiligheid
" mij over de regeling die hij wou treffen voor de "Concettini".
" Zeer graag nam ik het voorstel aan; maar om zijn wil getrouw uit
" te voeren, verzocht ik hem mij dit schriftelijk te laten geworden.
" Dit gebeurde bij Rescript van 15 november van hetzelfde jaar. Na
" de opportune studies en dit overeenkomstig het voormelde Rescript,
" kon ik na anderhalve maand aan Zijne Heiligheid de grondslagen
" meedelen waarop ik meende dat de ontworpen regeling zou kunnen
" geschieden. Alles beviel aan zijne Heiligheid en Zijne Excellentie
" Monseigneur Fiorani liet me weten dat alles goed ging en dat er
" nog enkel een kort onderhoud nodig was om mij definitief aan het
" werk te zetten en dat ik bij mijn reis naar Rome tenminste een
" priester met mij zou laten meekomen, díe dan dadelijk de leiding
" van de "Concettini" zou op zich nemen. Maar toen begon hij mij,
" integendeel, te spreken over wijzigingen en van bijna alles in de
" staat te laten waarin de zaken zich bevonden. Toen verlangde ik de
" heilige Vader te spreken die mij mondeling alles bevestigde, wat
" er in het Rescript te lezen stond. Daarna had ik niet meer de eer
" mijn opwachting bij de heilige Vader te maken en moest ik steeds
" de zaken uiteenzetten langs Monseigneur Fiorani om, die bij zijn
" gedachte bleef dat het beter zou zijn de ongetekende af te vaar-
" digen als apostolische visitator in geestelijke zaken en de voor-
" noemde Monseigneur in tijdelijke aangelegenheden. Mij scheen het
" moeilijk toe dat twee hoofden van eenzelfde gezin een eenvormig
" commando zouden kunnen vormen, dat aan allen voldoening zou schen-
" ken. Na tot mezelf gezegd te hebben dat dit de wil was van zijne
" Heiligheid, zweeg ik en aanvaardde ik de proef, waarbij ik echter
" vanaf het begin vele moeilijkheden ontdekte, zoals ik de eer had
" uiteen te zetten in een pro memoria overhandigd aan zijne Heilig-
" heid, waarvan ik veronderstel dat het zich in handen van Uwe
" Excellentie bevindt. Ik verzoek U te willen noteren dat ik dit
" pro memoria heb opgesteld niet om stiekem te werk te gaan, maar
" enkel omdat ik geen mondeling onderhoud met zijne Heiligheid kon
" hebben.
"
Nu ik thans de toestand van de "Concettini" bekeken heb,
" als apostolisch visitator, dan zou ik niets anders kunnen voor-
" stellen dan dat wat ik reeds heb aangeduid in mijn bovenvermelde

5.5 Page 45

▲back to top


- XIII/41 -
" pro memoria. Indien men dus een veilige, stabiele, definitieve rege-
" ling wil treffen dan moet het, mijns inziens, deze zijn, die
" vanaf het begin beslist werd door de verlichte wijsheid van de
" heilige Vader. Wil men een andere regeling treffen, dan zou deze
" daarin bestaan het vroegere bestuur van de "Concettini" toe te vertrou-
" wen aan zijne Excellentie de Commandeur Santo Spirito, terwijl
" de salesianen, als aalmoezeniers zich enkel zouden bezig houden
" met de geestelijke taak, zoals het geven van catechismuslessen,
" de prediking, het biechthoren en het opdragen van de H. Mis ten
" voordele van het instituut. In dit geval echter zouden de salesi-
" anen geen enkele stoffelijke, noch zakelijke verantwoordelijkheid
" te dragen hebben. Ze zouden afgezonderd worden van de "Concettini"
" en zouden zich enkel voor hun geestelijke verplichtingen bij hen begeven.
" Deze laatste gedachte zou gemakkelijk kunnen verwezenlijkt worden
" omdat de salesianen een klein tehuis zullen openen voor hen die
" te Rome op doortocht zijn of wegens zaken er dienen te verblij-
" ven, zodat ze daar dan ook de priesters die voor de "Concettini"
" bestemd zijn, kunnen logeren.
"
Na in alle oprechtheid mijn zienswijze te hebben ulteenge-
" zet, verwacht ik thans uwe opmerkingen. Indien echter de heilige Vader het
" anders zou verlangen, dan zal ik niet de minste bemerking maken en dan
" zullen alle salesianen zich eensgezind houden aan de vereerde wil
" van onze weldoener Pius IX.
"
Ik was in de gelegenheid te spreken met D. Scappini, die
" wegens de koorts, die nu geweken ís, enkele dagen erg ziek geweest is. Nu
" schijnt hij wat beter te zijn en, indien ik over enkele dagen zou
" vaststellen dat hij zelf niet kan gaan, zal ik ervoor zorgen dat
" tenminste een andere priester zou gaan om voor de geestelijke be-
" behoeften van de "Concettini" te zorgen.
"
" Turijn, 7 augustus 1877
Uw nederige en verplichte dienaar
"
Priester Gio. Bosco.
De heilige Vader kon zich stellig niet verzetten tegen een herzie-
ning van het decreet van 6 februari in de zin door Don Bosco voorge-
steld, als hierdoor de werkelijke inzichten van de paus beter konden ver-
wezenlijkt worden. Dat was de reden waarom kardinaal Randi Don Bosco
verzocht opnieuw zelf naar Rome te komen of de nodige onderrichtingen en
bevoegdheden te verlenen aan de salesiaan, die de leiding van de "Concet-
tini" op zich zou genomen hebben. De tegenwoordigheid van die salesi-
aan te Rome werd dringend zowel omdat zonder hem de godsdienstige oefe-
ningen van het instituut verwaarloosd bleven, als omdat het nodig was
opportune onderrichtingen voor te bereiden voor het feest van de Onbe-
vlekte bij gelegenheid van de eerste aflegging van de geloften, door de
personen die hiervoor waardig zouden geacht worden. Het prompte en
g l a s h e l d e r e a n t w o o r d v a n D o n B o s c o legde zijn gedachte op een ondubbelzin-
nige en definitieve wijze vast.

5.6 Page 46

▲back to top


- XIII/42 -
"
Eminentie,
"
"
Zoals Uwe Eminentie zich gewaardigt te schrijven, zal het
" noodzakelijk zijn dat zekere zaken in mijn aanwezigheid behandeld
" worden. Ik heb mij in mijn brief niet voldoende duidelijk uitge-
" drukt. Ik wou enkel maar zeggen dat, indien men een stabiele
" regeling verlangt, het nodig is dat de "Concettini" aangesloten worden
" bij een instituut dat door de Heilige Stoel erkend en goedgekeurd is.
" Van de "Concettini" zou men het habijt, de naam, het doel en al
" de Regels die nodig zijn om hun doel te bereiken behouden. Dit
" was steeds mijn mening om een veilig voortbestaan te verzekeren,
" dat niet zou afwijken van het onderhouden van hun eigen
" constituties. Dit schijnt mij de betekenis te zijn van het
" Rescript van 17 november 1876. In het geval nu, zoals Uwe Eminen-
" tie aanstipt, men eraan houdt dat het instituut regelmatig en
" afgescheiden zou blijven voortbestaan, met de voortzetting van
" hun dienst in de huidige gebouwen, dan meen ik dat het passend zou zijn
" dat men als basis zou aanvaarden dat een persoon die het volle-
" dig vertrouwen van Zijne Heiligheid geniet het beheer ervan zou
" waarnemen, zowel wat het geestelijke als wat het tijdelijke be-
" treft. Die persoon zou over alles de verantwoordelijkheid moeten
" op zich nemen. Van hun kant zouden de salesianen enkel aalmoeze-
" niers zijn, die alleen naar het instituut zouden gaan voor hun
" heilig ministerie, zonder zich in de inwendige zaken te mengen.
" In deze tweede veronderstelling kunnen de salesianen bestuurd
" worden en waar het nodig zou zijn berispt worden door hun overste, die
" vrij zijn gezag kan uitoefenen, en ervoor zorgen dat zij hun
" plichten zouden nakomen.
"
Ik ben thans verheugd U te kunnen meedelen dat S. Scappini
" zich opnieuw weer wat gezond gaat gevoelen en reeds naar Turijn
" gekomen is. Hij meent dat hij te Rome en dus bij Uwe Eminentie zal
" kunnen zijn voor het einde van deze maand of ten laatste de eerste
" dagen van september. Ik zal hem alle bevoegdheden verlenen
" vooral tegenover Uwe Eminentie, voor wie wij allen genegenheid hebben
" en in wie wij een onbeperkt vertrouwen stellen. Ik zal zelf wel-
" dra komen maar mijn gezondheid is wat aangetast. Ze laat me toe
" een weinig aan mijn tafel te werken zonder de kamer te verlaten,
" zodat ik niet op reis kan gaan.
"
Moge Uwe Eminentie mij een grote dienst bewijzen en mij
" zijn heilige zegen geven, voor mij bidden en ook voor onze congrega-
" tie, opdat wij, in het grote aantal zaken, die de goddelijke
" Voorzienigheid ons voorstelt te doen, deze zaken mogen kiezen en
" volbrengen die tot meerdere glorie van God strekken. Wij zullen
" dan, hoe gering we ook zijn, niet ophouden bijzondere gebeden te doen
" voor het kostbare behoud van Uwe Eminentie, van wie ik de hoge eer heb
" mij te mogen betuigen in Jezus Christus
"
" Turijn 18 augustus 1877.
de verplichte dienaar
"
Priester Gio. Bosco

5.7 Page 47

▲back to top


- XIII/43 -
Maar noch Monseigneur Fiorani, noch kardinaal Randi dachten er
zo over, omdat ze beiden ertegen gekant waren dat de salesianen zich zou-
den bemoeien met het bestuur van de "Concettini". Don Scappini, die nu
weer gezond was, stond op het punt te vertrekken en had reeds aan broeder
Monti hiervan kennis gegeven, wanneer deze, in naam van Monseigneur Fio-
rani, hem schreef niet te komen, omdat zijn terugkeer wellicht zonder nut
zou zijn. Bij dat nieuws viel Don Bosco uit de wolken. Zonder dralen
smeekte hij de kardinaal hem de oplossing van dit raadsel te willen ge-
ven.(1) Hij vernam aldus dat de hervorming van de "Concettini" tijdelijk
zou toevertrouwd worden aan geestelijken van Rome, afhankelijk van de
kardinaal vicaris. Kardinaal Randi maakte het verwijt dat men zo over-
haast hiervan kennis gegeven had aan Don Bosco in een onbehoorlijke vorm
en alvorens een vaste beslissing te treffen.(2) Maar men kwam er niet
meer op terug en Don Bosco kreeg als beloning voor al de ijver die hij
betoond had in de zaak van de "Concettini" een weinig benijdenswaardig
certificaat. De oorzaak van dit alles zullen we beter begrijpen wanneer
we grondig de drijverijen van zijn tegenstanders kennen. Op het ogenblik
is de beste epiloog de brief van Don Bosco aan kardinaal Luigi Bilio. Aan
hem die aan Don Bosco over deze zaak het eerste woord gesproken had, richtte
nu Don Bosco het laatste woord hierover.
"
Eminentie,
"
"
Uwe Eminentie die vanaf het begin een groot aandeel heeft
" gehad in mijn bemoeiingen in verband met de leiding van de hospi-
" taalbroeders, "Concettini" genaamd, is zeker bij machte de staat
" van zaken die ik hier in het kort aangeef te kennen en te beoor-
" delen.
"
De goedheid van de heilige Vader gewaardigde zich door
" tussenkomst van Uwe Eminentie mij bij zich te ontbieden in
" volgende genegen bewoordingen: Ik wens, zei hij mij, dat U de
" zorg zoudt op u nemen van de "Concettini" die een verheven zending
" hebben en de zieken veel kunnen helpen om een goede dood te ster-
" ven. Maar U moet niet hervormen noch verbeteren maar scheppen of
" liever de constituties van de "Concettini" met deze van de sale-
" sianen integreren.
"
Hoewel ik de belangrijkheid en de kiesheid van de op-
" dracht kende, toch achtte ik mij zeer vereerd mij aan het werk
" te mogen zetten volgens de vereerde inzichten van de heilige Vader
" en vroeg ik aan Zijne Heiligheid dat hij zich zou gewaardigen mij
(1) Don Bosco's brief werd geschreven op 19 sept. maar wij hebben de tekst niet.
(2) Bijv., Dok. 7, letter D.

5.8 Page 48

▲back to top


- XIII/44 -
" schriftelijk zijn gedachte mee te delen om ze te overwegen en
" ze beter te kunnen uitvoeren. Zie hiervoor het rescript van
" 17 november 1876 onder nr. 1 aangeduid.
"
Mij steunende op dit rescript zette ik mij aan het werk
" en op een maand tijd stuurde ik hem mijn algemene gedachte die
" erin bestond de benaming, het habijt, het doel van de "Concet-
" tini" behouden met al hun regels die niet tegenstrijdig zouden
" zijn met die van de salesianen. Met alles stemde de heilige Vader
" in en Monseigneur Fiorani schreef mij dat alles goed ging,
" dat er enkel nog maar een kort onderhoud nodig was en dat ik een
" priester zou meebrengen. Maar te Rome aangekomen, begonnen
" de moeilijkheden. De wil van de heilige Vader scheen mij steeds
" dezelfde te zijn; maar Monseigneur Fiorani zei dat het niet gepast
" was radicale wijzigingen aan te brengen en dat enkel een more-
" le hervorming mogelijk was, vooral omdat de heilige Vader de
" ontzaglijke som van 200.000 lires aan de "Concettini" geschon-
" ken had, Daarom zou aan Don Bosco de titel gegeven worden van apos-
" tolisch visitator vertegenwoordigd in priester Scappini. Ik
" kon de reden hiervan niet begrijpen. Ik sprak met de heilige Vader,
" die mij de woorden herhaalde welke hij mij vroeger gezegd
" en geschreven had. Maar Monseigneur herhaalde dat het rescript van
" Zijne Heiligheid diende gewijzigd te worden. Toen deze ver-
" andering door mij aanvaard was geworden, omdat mij de verzekering was
" gegeven dat dit de wil was van Zijne Heiligheid werd D. Scappini
" aldus directeur in spiritualibus, terwijl aan Monseigneur elk
" gezag in het tijdelijke en over het personeel werd voorbehouden.
"
Nadat ik mijn studie over de regel van de "Concettini" voort-
" gezet had, zoals die in de praktijk werd toegepast, bemerkte
" ik dat deze staat van zaken aldus niet kon voortduren en toen ik
" te Rome kwam voor het jubileum van de heilige Vader, heb ik alles
" gedaan wat ik kon om bij de heilige Vader ook maar een ogenblik
" op audiëntie te kunnen gaan. Ik heb de aanvraag schriftelijk ge-
" daan. Gedurende een publieke audiëntie liet de heilige Vader zijn
" verlangen verstaan mij te aanhoren, maar het was mij niet mogelijk
" wegens het grote aantal vreemdelingen die verlangden ten minste de
" paus te kunnen zien. Nu de tijd en de zaken aldus drongen en Zijne
" Eminentie de kardinaal vicaris mij nauwkeurige gegevens over de
" Concettini" gevraagd had, heb ik eraan gedacht hem het hierbijge-
" voegd pro memoria toe te vertrouwen met verzoek het in handen te
" geven van zijne Heiligheid, zoals ik geloof dat ook gebeurd is.
" Nr. 2. Sommige dringende zaken riepen mij zonder uitstel naar Turijn.
"
Een maand nadien begaven de krachten van D. Scappini.
" Daardoor moest hij terug naar zijn streek gaan en te bed blijven. Maar
" alvorens te vertrekken, voorzag hij in de kerkelijke diensten voor
" de Concettini en stelde een priester aan die hem zou vervangen tot
" zijn terugkeer.
"
Intussen ontving ik de brief van kardinaal Randi die mij
" om inlichtingen en opmerkingen vroeg. Nr. 3. Indien U ooit tijd zou

5.9 Page 49

▲back to top


- XIII/45 -
" hebben, zou U hier bij mij de brief kunnen zien van deze kardinaal en
" mijn antwoord. Het besluit was, dat wij dienst zouden gedaan heb-
" ben als eenvoudige aalmoezeniers, maar dat indien de heilige Vader
" het anders wilde wij volgens zijn welbehagen zouden gehandeld
" hebben. Intussen was D. Scappini weer wat gezond geworden en had de
" hardnekkige koorts hem verlaten, zodat hij in staat was naar Rome
" te vertrekken. Hiervan had hij reeds kennis gegeven aan de overste
" van de "Concettini", toen hij een brief ontving van broeder Luigi
" waarin hij, in naam van Monseigneur Fiorani schreef dat Don
" Scappini zijn komst naar Rome nog wat zou uitstellen omdat hij
" misschien weldra toch zou moeten terugkeren, zonder hiervoor een
" reden op te geven. Deze brief bevindt zich in handen van kardinaal
" Randi. Ik stond verstomd. Ik smeekte Zijne Excellentie mij iets te
" zeggen en na enkele dagen gaf hij mij antwoord in een brief van
" 1 oktober 1877 waarin hij mij de pauselijke beschikking meedeelde
" en de wijze waarop D. Scappini zijn opzeg kreeg, afkeurde. Ik
" moest er toen mee ophouden mij met de "Concettini" bezig te hou-
" den. Ik verwacht thans nieuwe beslissingen en intussen houd ik de
" personen die hiervoor aangesteld waren elders bezig. Maar in al
" mijn brieven heb ik steeds aanbevolen aan de heilige Vader te
" laten weten, dat ieder van zijn inzichten, ieder van zijn verlangens,
" voor de salesianen een bevel was dat ze steeds met blijdschap en
" prompt zouden uitvoeren.
"
Sommige vertrouwelijke brieven werden aan Zijne Eminentie
" kardinaal Randi geschreven. Ik hoop binnenkort eens over te komen
" naar Rome en aan Uwe Eminentie te zeggen wat beter niet in een
" brief geschreven wordt. Ik ben vol dankbaarheid voor de goedheid welke
" U ons betuigt en terwijl ik nederig uw heilige zegen afsmeek,
" heb ik de hoge eer van uwe Eminentie te zijn
"
" Turijn, 29 november 1877.
de nederige en verplichte dienaar
"
Priester Gio. Bosco
Om de volledige geschiedenis van deze zaak te kennen, zouden we
ook moeten weten welke de bijzonderheden waren die men uit voorzich-
tigheid "niet aan een brief mocht toevertrouwen". Toch moet ieder aan-
dachtige lezer bemerkt hebben dat hier weinig eerlijke en ook achterbakse
handelingen in het spel geweest zijn, dat Don Bosco er tenminste lucht
van had en dat hij, ondanks dit alles en tot het laatste toe, volhield
met de grootste rechtschapenheid, christelijke liefde en onbaatzuchtigheid.
Na de dood van Pius IX liet de heilige Stoel het instituut niet
aan zich zelf over, maar men kwam tot een akkoord dat er tussen zijn le-
den een beperkt aantal priesters moesten zijn voor de geestelijke leiding
van de Broeders. Door andere heilzame hervormingen werd er voor gezorgd
dat het tot nieuwe bloei kwam, zodat het thans een grote eer is voor de
Kerk en grote verdiensten heeft in de maatschappij.

5.10 Page 50

▲back to top


- XIII/46 -
H O O F D S T U K III
DE JAARLIJKSE CONFERENTIES VAN DE H. FRANCISCUS.
De plechtigheid van de H. Franciscus van Sales in het Oratorio was
verschoven op zondag 4 februari om aan Don Bosco tijd te geven aanwe-
zig te zijn. Hij kwam inderdaad juist die ochtend toe rond half negen,
onthaald door de muziekkapel, het losbarsten van applaus, de kreten van
"evviva" en de meest geestdriftige uitingen van vreugd. Te midden van de
jongens die hem feestelijk omringden probeerden de directeurs van de
huizen, samengekomen voor de gebruikelijke conferenties van de H. Fran-
ciscus zich een weg naar hem toe te banen. De goede Vader voelde zich
nooit zo gelukkig als wanneer hij zich aldus omringd zag door de bon-
te menigte van zijn zonen van het oratorio, die met elkaar wedijverden
om hem hun genegen dankbaarheid te betuigen. Die avond was er in het
kleine theater een hartelijk feestje te zijner ere. Vertegenwoordigers
van elke categorie lazen opstellen voor, waarin zij onder verschillende vormen
hem de gemeenschappelijke blijdschap uitdrukten voor de terugkeer van
hun beste Vader. Daarna voerden de spelers een drama op met als titel
De Roeping van Sint-Aloysius dat zeer in de smaak viel, ook door de
goede uitvoering.
Op de avond van 5 februari werden de conferenties ingezet. De
eerste werd voorgezeten door Don Rua. Het ging vooral over personeel, huishou-
delijke administratie en nieuwe stichtingen, allemaal zaken waarbij we
hier niet hoeven stil te staan. We zullen anderzijds enige nadruk leggen
op drie onderwerpen welke facetten vertonen van algemeen of "historisch
belang voor de Congregatie.
Het feit dat het werk van de salesianen zich uitbreidde en dat de
zaken menigvuldiger werden, maakte het voor Don Bosco steeds moeilijker
persoonlijke zorg te besteden aan zijn geestelijke zonen, zoals hij dit
zo doelmatig deed. Daarom ontstond de vrees dat de geest van vroomheid,
vooral bij de nieuwe clerici zou teloorgaan. Het is een onloochenbaar
feit dat onder de invloed van Don Bosco van jaar tot jaar bepaalde ty-
pen van clerici gevormd werden, die als blijvend model zouden kunnen
dienen: ze waren bedachtzaam, vol studiegeest, vurig in de godvruchtige
oefeningen en tegelijkertijd bereid alles te doen, vanaf het ogenblik dat
ze wisten dat de oversten het verlangden. Ze leidden een leven dat een
samengaan was van ingetogenheid en werkzaamheid en dat wij zouden kunnen om-

6 Pages 51-60

▲back to top


6.1 Page 51

▲back to top


- XIII/47 -
schrijven als een weerkaatsing van de eigen spiritualiteit van Don
Bosco. Tot deze modellen die tussen hun makkers uitstaken, keken de
anderen, die niet boven de gewone regelmaat uitkwamen, met een eerbie-
dige en vererende bewondering op, omdat ze voelden dat ze door hun voor-
beelden naar het goede werden gedreven. De ziel van deze vorming en van
dit leven was, wat men placht te noemen de geest van vroomheid, namelijk
het veelvuldig ontvangen van de sacramenten, de liefde tot het gebed, de
ijver voor de goddelijke diensten, smaak in het woord Gods en in goede le-
zingen. De leden van het kapittel en de directeurs bekommerden zich dan
ook om de noodzaak deze geest in verschillende communiteiten en vooral
in het hart van de jonge leden te voeden, terwijl zij ervoor waakten
tijdig de oorzaken te ontdekken, die aanleiding konden geven tot ver-
f l a u w i n g va n di e geest.
Een tweede onderwerp had betrekking op de Mariazonen. In het
twaalfde boekdeel hebben wij over dit onderwerp niet meer gesproken om-
dat wij in het voorafgaande boekdeel verder gegaan waren dan het jaar
1875 en ook dat verteld hadden wat op het volgende jaar betrekking had.
Deze vooruitziende stichting geconcentreerd in het huis van Sampier-
darena bereikte daarna de periode van haar volle ontplooiing. Naarge-
lang het nieuws zich verspreidde begonnen de aanvragen van alle kanten
toe te stromen, ook nadat het schooljaar reeds vrij ver gevorderd was. Om
de klassen in geen ongunstige toestand te brengen, zou de directeur,
Don Albera gewild hebben dat na de eerste weken geen leerlingen meer
zouden aanvaard worden en dit tot op het einde van het jaar; maar als
hij begrepen had welk groot belang Don Bosco aan de uitbreiding van
het werk hechtte, wou hij niets doen wat tegen die inzichten inging. En
de inzichten van Don Bosco waren op dit punt gans verschillend. Het
was zijn bedoeling dat men iedereen die een aanvraag deed, zou aanvaar-
den als ze in de vereiste voorwaarden verkeerden, zonder te letten op
het tijdstip van hun aanvraag. Hij zei dat de resultaten welke men
van het werk verwachtte te groot waren om de aanvaardingen met ge-
vaar uit te stellen. Toen dit geweten was, besliste de vergadering
dat men voor de telaatkomers een artikel aan het programma zou toevoe-
gen, waarin zou gezegd worden dat zij in het huis zouden intreden op
voorwaarde dat ze bereid gevonden worden zich met handenarbeid bezig te
houden, in afwachting dat men, na enige voorbereiding voor de school,
een zeker aantal leerlingen zou hebben, zodat men een nieuwe klas kon
oprichten die dan een bestendige leraar zou krijgen.
Als slot deelde Don Rua aan de aanwezigen een wens van Don Bosco
mee, die voor hen allen een bevel moest zijn. Hij verlangde dat men in
alle colleges ieder jaar bij het begin van het schooljaar een triduüm van
preken zou houden om de jongens voor te bereiden het jaar goed te begin-
nen. Men zou op die manier hun gedachten, soms verward door de vakan-
ties, wat op orde brengen en rustig in de nood van hun ziel kunnen voor-
zien. Aldus werd beslist en aldus werd ermee voortgegaan vanaf 1877 tot
heden toe met een onschatbaar voordeel voor de tucht, de zedelijkheid en
de studies.

6.2 Page 52

▲back to top


- XIII/48 -
Op de ochtendzitting van daags daarna was Don Bosco aanwezig. Na
de beslissingen van de avond te voren goedgekeurd te hebben, had hij het
over de jongste ontwikkeling van de Congregatie en onderzocht hij een
reeks voorstellen en plannen, waarbij hij een uiteenzetting gaf van de
ma at st a v en , d i e a l s n o rm m o e st en d ie ne n o m i n a l l e s vo l g en s z i jn geest
te kunnen oordelen.
In de intimiteit van deze bijeenkomst kon hij vertrouwelijk, als
in familie, spreken over de zaak van de "Concettini". Hij zette er de
werkelijke toestanden van het instituut uiteen en de gang van de onder-
handelingen tot aan zijn afreis uit Rome. Don Bosco verzette zich steeds
tegen het aanvaarden van kloostergebouwen die in colleges moesten omge-
bouwd worden omdat het hem niet beviel aanleiding e geven tot de
praatjes dat kloosterlingen andere kloosterlingen verjoegen. Ais het een
zeldzame keer gebeurd was kloosters terug te kopen van gewone burgers, dan
had hij altijd gewild dat de eigenaar van het gebouw zelf met Rome zou
overeenkomen en de nodige vergunningen zou voorleggen. Ditmaal echter
sprak hij volgende woorden tekstueel uit: - "Thans geeft de paus zelf
mij te Rome niet enkel de vergunning maar zet hij mij aan de gebouwen
te kopen, die reeds aan de broeders behoren, om er huizen voor ons van
te maken en dit om aan de kerk terug te geven wat haar ontnomen werd;
om deze huizen, reeds vroeger tot Gods glorie bestemd, voor hun eerste
doel te behouden en ze niet in de handen van burgers te laten vallen.
Indien onze mogelijkheden het toelaten dan weten we nu al, dat we te Rome
geen moeilijkheden zullen tegenkomen."
Vanuit Albano en Magliano werd er fel aangedrongen op de opening
van een college-kostschool in beide plaatsen. Kardinaal Berardi herhaal-
de voor de derde maal het aanbod van het college van Ceccano, dat de
"Scolopi" wilden verlaten, omdat er minder dan tien kostschoolleerlingen
waren. Er werd ook voorgesteld het college van Ascona te aanvaarden. Na
deze mededelingen zei hij: - "Het schijnt echt niet waar te kunnen
zijn!" Wij komen op plaatsen waar de verwikkeling op de andere volgt en
toch hebben we nog geen stap achteruit moeten zetten. Wij gaan vooruit
en iedere onderneming lukt ons beter dan we gehoopt hadden, terwijl we
zien dat anderen voortdurend verplicht zijn zich terug te trekken van
plaatsen, die ze reeds bezet hielden, Het is werkelijk de Heer die ons
aldus met volle zeilen laat vooruitgaan. Indien we in alles en overal
de hand Gods niet zouden zien, dan zouden we verdienen van blinden te wor-
den genoemd." -
Dan kwam er een kwestie van groot belang op het tapijt. Voor het
college van Valsalice verstreek de termijn van vijf jaar voor de huur. Ge-
durende deze vijf jaar had men steeds maar gehoopt op een aangroei van
het aantal kostschooljongens, terwijl hun aantal bestendig lager bleef
dan men verwachtte. Zou men ermee voortgaan het in huur te blijven nemen
of zou men de huur opzeggen aan de broeders van de christelijke scholen,
aan wie men het huurgeld betaalde? Quid agendum? vroeg D o n B o sc o a a n zi jn

6.3 Page 53

▲back to top


- XIII/49 -
medewerkers. Daarna ging hij verder: - "Ik zou zo vurig gewenst heb-
ben dat ook dit college zou blijven bestaan en zou bloeien om er
roepingen tot de geestelijke staat op te kweken en na te gaan of men
ook bij deze klasse van personen jongetjes kon hebben die zich aan de
Heer zouden wijden. Wel zijn er goede vruchten tot rijpheid gekomen, maar
we hebben niet kunnen vaststellen dat de Heer ons in dit huis gezegend
heeft zoals hij dat in de andere huizen gedaan heeft. Wanneer het erom
ging de leiding ervan te nemen waren wij er allen tegen gekant, Om het
te aanvaarden werd er geen enkele andere reden aangevoerd dan de ge-
hoorzaamheid aan de aartsbisschop. Wat onze congregatie betreft schijnt
het alsof tot heden toe ook Sint-Franciscus van Assisi ons een krachtige
hulp gegeven heeft. Jullie kennen het verhaaltje dat erover verteld
wordt. De duivels spuwden vuur en vlam tegen zijn nieuw instituut en
sloegen samen om er een complot tegen te smeden. Verschillende middelen
werden voorgesteld om deze bedelbroeders ten onder te brengen. En daar
sprong een duiveltje naar voren dat listiger was dan zijn gezellen en
beweerde dat het meest doeltreffende middel om een kloosterorde haar
vurigheid te doen verliezen erin bestond adellijken of rijken binnen te
brengen. Om deze heren liefdevol te behandelen, worden ze ontzien, worden
er speciale gevallen voorzien, worden er uitzonderingen op de regel toe-
gestaan. Dan worden deze veralgemeend en de orde wordt laks. De verzame-
ling van duivels juichte toe en keurde met algemene stemmen het voorstel
goed. Ik zeg dus dat tot heden toe Sint-Franciscus ons beschermd heeft.
Er waren wel enkele mensen van adel die bij ons een proeftijd kwamen
doorbrengen of die vroegen een proeftijd te mogen doen, maar tot heden
toe heeft geen enkele het besluit getroffen bij ons te blijven en voor
dit alles moeten wij steeds de Heer bedanken - Wat het bestaan van het
college van Valsalice trouwens betrof, meende Don Bosco dat het nog niet
opportuun was hierover het laatste woord te zeggen. Hij deed enkel de
aanbeveling eraan te denken en ervoor te bidden.
Don Bosco deed deze aanbeveling niet enkel pro forma. Inder-
daad tien dagen later werd het lot van het college in aanwezigheid van
zijn directeur, Don Dalmazzc terug onderzocht door het hoofdkapittel. In
september verviel de huur. Zou men sluiten of blijven? De meningen waren
verdeeld. Wie meende van niet, kon goede redenen aanvoeren om er te
blijven. Men had dit college aanvaard om te gehoorzamen aan de aarts-
bisschop en dit motief bestond ook nu nog. Het moest als een grote
weldaad aangezien worden, roepingen te kunnen aankweken bij de adellijke
heren. Zich terugtrekken zou een oneer zijn voor de salesianen. Maar de
voorstanders van de sluiting brachten hiertegen in dat de aard van dit
college niet goed beantwoordde aan het doel van de congregatie. De leer-
lingen werden steeds zeldzamer. Inzake roepingen bekwam men zo goed als
niets. Ieder jaar werd ir, de balans een deficit van zesduizend lires ten
laste van het Oratorio vastgesteld. Moesten de armen dan zorgen voor d e
rijken? Na het voor en het tegen rijpelijk te hebben overwogen, haal-
de het de stemming, die gunstig was voor het verder bestaan. Er werden
alleen enkele economische maatregelen aanvaard, die in het beheer moesten

6.4 Page 54

▲back to top


- XIII/50 -
ingevoerd worden om het verlies tegen te gaan. Toch vond het idee van een
halve kostschool naar het voorbeeld van andere instituten die de jongens
per omnibus thuis gingen halen en terugbrachten geen bijval omdat men er
de gevolgen van vreesde.
Laat ons nu terugkeren naar de conferentie op de ochtend van 6
februari. Alvorens te eindigen drukte Don Bosco tweemaal en met vurig-
heid de wens uit die hij vorige jaren al tot uiting had gebracht, name-
lijk dat ieder directeur een monografie zou opstellen over zijn eigen
college en dat hij aan dit werk alle mogelijke zorgen zou besteden.
Eindelijk werd de conferentie door hem met volgende woorden gesloten:
"De heilige Vader heeft mij gezegd dat, indien wij onze instituten
steeds in bloei willen behouden, wij er moeten op letten bij ons volgen-
de drie punten in te voeren en ze te verspreiden tussen onze jongens:
1° de geest van vroomheid.
2° de geest van zedigheid.
3° de geest van spaarzaamheid.
Iedereen moet er zich dus bijzonder op toeleggen deze drie zaken
onder de leden en onder de jongens te bevorderen. Er moet over gesproken
worden in de preken, in de conferenties en in de particuliere gesprek-
ken. Ik wens dat op elke conferentie die deze dagen zal gehouden worden
naar de praktische middelen zou gezocht worden, om deze raad van de paus
op te volgen."
In de namiddag werden alle geprofesten, novicen en aspiranten van
het Oratorio samengeroepen in de kerk van de H. Franciscus voor de alge-
mene conferentie. Het auditorium bestond uit tweehonderd en elf personen.
Het "rendiconto" dat voor alle huizen afzonderlijk was opgesteld,
werd in plaats van door de respectieve directeurs, zoals men vroeger
gedaan had, nu voorgedragen gedeeltelijk door Don Rua volgens de in-
lichtingen hem door de directeurs verschaft en gedeeltelijk door Don
Bosco. Deze opende de zitting met volgende woorden: - "De conferentie
van vandaag is ietwat onregelmatig, namelijk verschillend van alle an-
dere conferenties die in de loop van het jaar gehouden worden. Het is dezelfde
conferentie van de H. Franciscus van S ales die de vor ig e jaren plaats had,
maar toch nog wat veranderd wegens de veelheid van onderwerpen die moeten
behandeld worden. Over alles in het bijzonder te spreken zou te lang duren.
Don Rua zal een synthetisch overzicht geven van de colleges van
Piëmonte, Ligurië. en Frankrijk, hij zal het, kortom, over Europa hebben.
Wat Amerika betreft, zal ik zelf een woord over zeggen evenals over de
huizen van Latium, waar ik een bezoek bracht. Daarna om te voldoen aan
het verlangen van jullie allemaal en om de geest te behouden die in alle
huizen moet heersen, zal ik jullie laten zien, hoe de Heer ons helpt en
ons verdedigt. Hij zal zeker deze conferentie leiden voor het welzijn
van de congregatie, tot aanmoediging van ons allen en tot het heil van
de zielen." - Hoewel wij gewend zijn in de loop van ons verhaal enkel de toe-

6.5 Page 55

▲back to top


- XIII/51 -
spraken van Don Bosco tekstueel te vermelden, schijnt het ons toch nuttig
toe hier, bij wijze van uitzondering, plaats te laten aan het verslag van
Don Rua, bij een gelukkig toeval in onze handen gevallen, zoals het werd
opgetekend door een toehoorder9 Het is opgesteld met de stiptheid die
de eerste opvolger van Don Bosco in al zijn zaken placht te leggen en
dan moet het ook wel voorbereid zijn geworden onder de rechtstreekse inge-
ving van Don Bosco. Don Rua zei dus het volgende:
"Wanneer ik jullie dit overzicht geef, dan zal ik chronologisch te
werk gaan en namelijk beginnen met de huizen die het eerst opgericht
werden. Ik zal jullie zeggen wat ik heb kunnen vernemen van de verschil-
lende directeurs en wat ik zelf reeds wist.
Om te beginnen met het college dat het eerst werd opgericht, na-
melijk dat van Borgo S. Martino, zal ik zeggen dat doorgaans de zaken er
zeer goed gaan, zowel voor de jongens als voor de salesianen. Eerst
vreesde men dat het aantal jongens zou verminderen wegens de rijstvelden
die op korte afstand van het college waren, maar er volgde een tegenge-
steld uitwerksel, want hun aantal steeg en nu zijn er circa 200 wanneer
wij enkel de leerlingen tellen, zonder het personeel. Het is waar dat men
daar wat behoedzaam dient te werk te gaan, wegens het gevaar van de
koortsen, maar, dank zij God, heeft er nog niemand deze kwaal gehad. Het
verheugt mij zelfs jullie te kunnen zeggen dat, toen ik een bezoek aan
het college ging brengen, zich geen enkele jongen in de ziekenzaal bevond
en dat de directeur mij verzekerde dat sinds een maand geen enkele
jongen ziek geworden was. Wat het stoffelijke betreft, gaat het goed.
Ze zijn niet rijk, maar dank zij hun spaarzaamheid gaan ze vooruit en
hiertoe hebben de kloosterzusters bijgedragen die er dit jaar kwamen om
zorg te dragen voor het linnengoed en de keuken. Men laat zeker niet na
de nodige uitgaven te doen en ze hebben alles wat ze nodig hebben voor
kost en kleding. Wat hun moreel betreft, bestaat er geen aanleiding toe
de woorden van de Profeet te herhalen: Multiplicasti gentem et non
multiplicasti laetitiam, want naarmate de jongens groeien, groeit ook
hun vroomheid. De compagnies van het allerheiligste Sacrament, van de
Onbevlekte Ontvangenis van de kleine Clerus en van Sint-Aloysius bloeien
er. Van de priesters en van de clerici bekwam men goede resultaten. Dit
jaar bij de eindexamens hebben vele jongens het priesterkleed aangeno-
men. Een deel van hen ging naar het seminarie maar de meesten bleven bij
ons en kwamen hier naar het oratorio. Dit jaar hebben onze medebroe-
ders het oratorio voor zon- en feestdagen heropend om de externen be-
hulpzaam te zijn. Een deel van hen gaat naar het kerkje van het colle-
ge, een deel naar de parochie en ze doen er hun godvruchtige oefeningen,
gaan naar de mis, naar de catechismuslessen, naar de preken, naar het
lof, naar de godsdienstonderrichtingen en naar eerzame vermaken. Wat onze
clerici doen voor de knapen, dat doen de zusters ook voor de meisjes.
Van Borgo San Martino gaan we nu over naar het college dat als
tweede geboren werd, namelijk Lanzo. Ook hier was er een aanzienlijke aangroei

6.6 Page 56

▲back to top


- XIII/52 -
van jongens. Hoewel het een zeer ruim gebouw is, was het dit jaar bijna volzet.
Wat is de goddelijke Voorzienigheid toch bewonderenswaardig! Zij deed
dit college op wonderbare wijze groeien ook voor wat de zedelijkheid van
de leerlingen betreft. Verleden jaar in augustus werd er de spoorweg vol-
tooid. Ministers, volksvertegenwoordigers en senatoren kwamen naar de
inwijding. De gemeente Lanzo, die hiervoor geen geschikte plaats bezat,
verzocht de directeur van dit college, dat gemeentelijk is, om van onze
overste de toelating te bekomen de galerijen en de tuinen ter beschikking
te mogen stellen van deze gasten, die de koning vertegenwoordigen. De
ministers kwamen, werden door het college feestelijk ontvangen en bleven
er anderhalf uur. Wegens dit feit was er veel kritiek ontstaan, men
vreesde dat men er schade zou door lijden maar dat werd aldus beoordeeld
door mensen die de zaken niet van hun juiste kant bekeken. Want er ont-
stond integendeel een groot voordeel uit. Nu men vernam dat het door de
ministers was bezocht geworden, groeide het in faam, dacht men over-
al dat het een belangrijk college was zodat het aantal van de jongens ging
stijgen. Ik zal niet spreken over de gezondheid van de jongens vermits
Lanzo een bij uitstek gezonde plaats is; het enige wat de jongens bekom-
mert is dat ze hun eetlust kunnen voldoen, hoewel ze voedsel in overvloed
ontvangen. De vroomheid, het gedrag, de studies gaan geregeld vooruit.
Men voelt echter het tekort aan van enkele priesters die naar andere
colleges moesten overgeplaatst worden. Don Scappini moest naar Rome gaan.
Zij lieten een leegte achter die door anderen zal moeten aangevuld wor-
den, hoewel dit vergoed werd door de grotere inspanningen van hen die ge-
bleven zijn, Wij hopen dat met de hulp van de nieuwe clerici de oversten
alles zullen doen voor de goede gang van dit college. Er werden ook
kloosterzusters gezonden om het linnengoed te herstellen.
Om thans over Varazze te spreken heb ik vernomen uit de verslagen
van de directeur dat de zaken zeer goed gaan wat de studie en de zede-
lijkheid betreft. We moeten er ons dus over verheugen. Het college is
voltallig en het is onmogelijk het te vergroten omdat het eigendom is van
de gemeente en ook omdat het omliggende terrein geen vergroting moge-
lijk maakt. Ook gaan onze jonge clerici in de stad les geven aan de
externen, die, nu ze in aantal gegroeid zijn, de gemeente gedwongen heb-
ben nieuwe lokalen in huur te nemen. Het goede gedrag van de jongens moet
worden toegeschreven aan de ijver van onze medebroeders.
Van Varazze gaan we nu naar Alassio. Het nieuwe gebouw, drie jaar
geleden begonnen, werd voltooid in het jaar 1876. Het is een gebouw
waarvoor gans Alassio in bewondering staat. De reizigers bewonderen van-
uit de treinen van de spoorweg dit hoge en mooi gebouw en de burgers van
de stad roemen erop en achten zich gelukkig tussen hen een college van
Don Bosco te hebben. Dit grote gebouw dat verleden jaar onbewoond was, is
nu bewoond en het aantal jongens steeg tot 200, hoewel de oversten niet
erg erop gesteld zijn om jongens te aanvaarden. Dat moet ons troosten
want ook de zedelijkheid is verbeterd. Niet dat in de voorbije jaren dat
zeer belangrijke punt niet werd nageleefd, maar het gaat nu toch beter, mis-

6.7 Page 57

▲back to top


- XIII/53 -
men meer gerieflijke lokalen heeft. Het was nu mogelijk betere indelingen te ma-
ken en vooral was het mogelijk het lyceum van het overige van het college te
scheiden. De godsdienstige praktijken deden er hun onmiddellijk voordeel bij. De
leerlingen van het lyceum die vroeger veel te wensen overlieten, zijn dit jaar
het model van al de anderen. In deze streken worden de salesianen in hoge achting
gehouden en er komen aanvragen van verschillende plaatsen uit Ligurië bij Don
Bosco om bij hen een college te stichten. En het zijn niet enkel aanvragen van
eenvoudige private personen, maar aanvragen van gemeentebesturen, met de burge-
meester en vele andere notabelen van de plaats aan het hoofd. Er kwamen petities
toe met handtekeningen van al de raadsleden van Novi Ligure, van Montaldo Ligure,
van Nizza enz. enz.. en dit bewijst dat er een groot verlangen bestaat zowel om
onze werken te helpen als om zich van ons te bedienen voor hun privaat welzijn.
Ze houden van ons en ze hebben gelijk, want onze priesters zijn hun behulpzaam om
de mis te celebreren, te prediken, biecht te horen in de omliggende plaatsen en
het valt niet te zeggen hoe dankbaar die pastoors zijn. Telkens wanneer ik daar
naar toe ga en vraag: - "Waar is die?" - wordt mij geantwoord: - "Hij is buiten
huis, hij predikt in dat dorp." - "En die andere?" - "Hij is gaan biecht horen in
de kapel op die heuvel." - Soms waren er vier of vijf van huis. En dat is goed
zolang dat geen stoornis brengt in de goede gang van zaken in het college. Te
Alassio vestigden zich eveneens de kloosterzusters voor het onderhoud van linnen-
goed en voor de keuken en ook om catechismusles te geven aan de meisjes. Er dient
aangestipt te worden dat er in het college zich niemand meer beklaagt over het
voedsel en dat betekent, naar het schijnt, niet weinig. Inderdaad in bijna alle
andere colleges is dit een reden tot morren en tot zelfs aan de tafels van de
koning zijn er die hun beklag doen.
Niet ver van Alassio bevindt zich Sampierdarena. Ik moet met wat afgunst
over dit huis spreken, want het dreigt het Oratorio te overvleugelen. Vijf jaar
geleden was er te Marassi een vervallen huis waar er enkele kamertjes waren die
dienden als klas, slaapkamer, keuken en studiezaal. Daar kon het werk niet worden
uitgebreid. Het ging erom het over te brengen naar Sampierdarena, een stad be-
rucht wegens haar ongodsdienstigheid en haar vrijmetselarij. Het was een gewaagde
onderneming. Maar de goddelijke Voorzienigheid wou het aldus hebben en onze
overste sloeg geen acht op de moeilijkheden. Men kocht een huis aan en vanuit
Marassi, waar men huurde, werd het personeel naar hier overgebracht. Maar onze
mensen zaten er wat eng, er waren vele aanvragen van leerlingen en zeer vele
externen kwamen toegestroomd. Wij hadden een gebouw nodig dat aan de behoeften
kon beantwoorden.
Don Bosco ging er een bezoek brengen en er rees als bij toverslag een mooi
en groot gebouw op, zowel voor de internen als voor de externen; twee jaar gele-
den kreeg het zijn voltooiing. Op korte tijd groeide het aantal jongens en er
zijn er nu tussen 260 en 300, zodat het zeer weinig scheelt of ze bereiken het
aantal leerlingen van het Oratorio. Deze aangroei is ook te wijten aan het werk

6.8 Page 58

▲back to top


- XIII/54 -
van Maria, Hulp der Christenen. Verscheidene jongens zijn al op gevorderde leef-
tijd gekomen en studeren Latijn. Zij zijn ongeveer 80 in aantal en zullen zich in
dienst stellen van Kerk en Congregatie.
Er zijn vele aanvragen voor het noviciaat of het aspirantaat. Dit jaar gaf
het huis enkele clerici. Sommige gingen naar het seminarie van het bisdom en som-
mige blijven bij ons. Dit jaar begon men ook het Oratorio op zon- en feestdagen
voor de externen. De speelplaats is voldoende ruim. Er werd een gang in kapel
omgebouwd om er catechismusles te geven. Voor het lof worden de jongens naar de
openbare kerk gebracht. Bovendien geeft men hun alle gelegenheid om tot de sa-
cramenten te naderen. Er dient ook te worden aangestipt dat er dit jaar een druk-
kerij werd opgericht. Het is de tweede van de congregatie. Er werden al verschil-
lende goede boeken uitgegeven en wij hopen dat zij veel zal bijdragen tot de ver-
spreiding van deze boeken in die streken en veel goed zal doen aan de bevolking.
Ik zal ook een paar woorden zeggen over Valsalice. Dit jaar was er wat
aangroei, maar het gaat traag vooruit, zoals we wel mogen verwachten voor de
sociale klasse van leerlingen die ze telt. Wat de studiegeest en de zedelijkheid
betreft hebben wij ook hier redenen om ons te verheugen. Sommige van de jongens
hebben het priesterkleed aangetrokken en bevinden zich nu in het seminarie. Wat
de studies betreft is het opmerkenswaardig hoe bij het einde van het jaar het
examen voor het diploma van het lyceum goed geslaagd is. Te Turijn is men zeer
streng bij dit examen en de drie leerlingen van Valsalice die zich voor dit
examen aanboden, slaagden niet alleen maar ontvingen alle drie de eerste prijs,
terwijl over het algemeen er zeer weinige zijn die niet gedwongen zijn een her-
examen af te leggen.
Laat ons nu van Italië naar Frankrijk gaan, waar wij te Nizza een college
hebben. Jullie weten dat na het eerste vertrek van de missionarissen Don Bosco
naar die streek gegaan is. Sinds enkele jaren al was er daar sprake van een col-
lege op te richten. Men huurde er een krotwoning, zond er een priester als direc-
teur, een clericus om klas te geven, een leek voor de keuken. Men begon met een
Oratorio op zon- en feestdagen, er werd een huis geopend voor arme jongens en
toen men er veertien samen had, kon men er geen andere meer aanvaarden omdat de
lokalen te eng waren.
Zo ging men ermee voort tot augustus of september 1875, toen men met de
bijstand van een groot aantal weldoeners een huis kon hebben bij de "Place d'Ar-
mes" met vele zalen, twee tuinen en speelplaatsen. De busillis lag hier, zodat
dit huis ongeveer 100.000 lires kostte. Hoe het aan boord leggen om het te kopen,
terwijl wij altijd op droog zaad zitten? Terwijl onze schulden altijd maar de
hoogte ingaan? De overste liet zich geen schrik aanjagen door deze hindernis die
onoverkomelijk scheen te zijn maar stelde vertrouwen in de Voorzienigheid, die
hem ter hulp kwam en het huis werd aangekocht. Nu bloeit het en er zijn al vijf-
tig jongens. Veertig voor de ambachten en tien voor de studies. Ook van daar
kwamen er enkele roepingen voor de congregatie en twee leerlingen deden hun aan-

6.9 Page 59

▲back to top


- XIII/55 -
vraag om als aspiranten te worden opgenomen. Het zijn de eerste Fransen. Laat ons
hopen dat de Heer onze inspanningen zal zegenen en dan zullen we veel goed kunnen
doen. Het huis heeft als naam "Patronage de Saint Pierre". Ik zou er jullie vele
episoden kunnen over vertellen maar om kort te kunnen zijn doe ik dat niet, omdat
ik er nu de tijd niet voor heb. Er zijn dag- en avondscholen voor externen en
twee Oratorio’s. Dat is een geluk voor deze stad, het toevluchtsoord van ontwor-
telden die daar werk komen zoeken en geld verdienen, mensen die zich weinig be-
kommeren om hun ziel en die van hun kinderen, die niet naar de kerk gaan en die
zich helemaal niet haasten hun jongetjes naar school of naar de onderrichtingen
in de parochie te zenden. Daarom zijn er vele losbandigen en het is een groot
voordeel dat zij, die geen of een slechte opvoeding ontvangen, christelijk onder-
richt worden en tot het ontvangen van de sacramenten gebracht worden; en dat
voordeel is niet enkel voor hen, maar ook voor de stad. De Franse kranten zijn
vol lof over dit college, laten al het goed weten door de salesianen te Nizza
gedaan en nodigen alle steden van Frankrijk uit voor een huis van de salesianen
te zorgen. Verleden week hadden twee van deze kranten de loftrompet over de sa-
lesianen gestoken en zo een grote geestdrift verwekt voor ons, dat Marseille,
Lyon, Bordeaux en andere steden erop aandringen een huis van de salesianen te
hebben. Enkele dagen geleden heeft een brave persoon aan de directeur een brief
geschreven, waarin kosteloos een huis wordt aangeboden met ruime lokalen, kamers,
speelplaatsen en tuin, enkel op voorwaarde er een college te openen.
Verleden jaar had onze overste Don Bosco, toen hij terugkeerde uit Frank-
rijk, terloops een bezoek gebracht in Bordighera te Vallecrosia waar de protes-
tanten vaste voet hebben gezet en zoveel schade toebrengen aan de zielen. Daar
hebben ze kerken, colleges en scholen. Bedroefd en bekommerd wist de bisschop van
Ventimiglia niet hoe hij deze goddeloosheid zou indijken. Er waren geen katho-
lieke scholen meer. Er was een parochie, maar niemand ging er naar toe. Daarom
verzocht hij Don Bosco dat hij op een of andere manier aan zoveel kwalen zou
willen verhelpen. En Don Bosco begaf er zich heen en aanvaardde daar een huis op
te richten. Er werden enkele armoedige, lage kamertjes gehuurd die als woning
voor de salesianen moesten dienen en als school voor de jongens en meisjes. Er
werd een kerk geïmproviseerd door twee bergplaatsen met zeer laag gewelf wat op
te knappen. Indien de bisschop, die gewoon van gestalte is, daar zou binnenkomen,
dan zou hij zijn mijter niet op het hoofd kunnen zetten. Om die te kunnen opzet-
ten zou men een gestalte moeten hebben zoals sommigen hier onder ons (Don Paglia,
Don Paglia! hoorde men in de kerk fluisteren). Dit doet ons denken aan onze oude
kerk die op de plaats van onze refter stond en waarvan de zoldering op het gewelf
zeer laag was. Er was geen plaats voor klassen. Er werd er een gemaakt in de sa-
cristie en een in de kerk, die dan door een gordijn van het priesterkoor geschei-
den was. Hier wordt overdag school gegeven aan de kinderen en 's avonds aan man-
nen met bakkebaarden. Wanneer ze uitgenodigd worden om de sacramenten te ontvan-
gen dan geven ze daaraan gevolg. De jongens komen graag, hebben er gelegenheid

6.10 Page 60

▲back to top


- XIII/56 -
te biecht te gaan en brengen er velen toe te communiceren. Dit jaar deden er
veertig hun eerste communie. De zusters van Maria, Hulp der Christenen, doen ook
veel goed bij de meisjes. En met welke middelen kunnen ze zich daar handhaven?
Vaak ontbreekt er wijn of vast voedsel en dan stellen ze het maar met wat soep
die soms niet al te best toebereid is. Soms moeten ze zich ook enkel met die soep
vergenoegen. Nu en dan komt er iemand op de deur kloppen. Wie is daar? Er komt
iemand binnen met een vaatje wijn en zegt dat hij het hun van ganser harte
schenkt. Een weinig tijd nadien komt er een die wat vruchten brengt. Met de hulp
van de Voorzienigheid gaat het zo door en wij moeten er de Heer voor bedanken. De
ganse bevolking is zeer dankbaar en houdt veel van de salesianen. Ze zenden graag
hun jongens naar onze scholen en wanneer de pastoor er niet is, dan komen ze
allen toegestroomd naar de enige mis in ons arm kamertje en moeten in groot aan-
tal buiten de poort blijven staan. Ik zei de enige mis maar soms waren er twee,
omdat de tweede mis gecelebreerd werd door een priester die volgens dit tekort
aan priesters naar Alassio gezonden werd. Thans schijnen de zaken goed op dreef
te zijn. Zowel jongens als meisjes gaan niet meer naar de scholen van de protes-
tanten en willen er niets meer van weten behalve dan enkele internen die in hun
college verblijven en uit een andere streek gekomen zijn. Dit is onze grote
troost en die van de bisschop die zo tevreden en voldaan is de salesianen te heb-
ben. En de protestanten kunnen niemand meer of dan toch maar zeer weinigen in hun
scholen hebben, hoewel ze aan de jongens papier, pennen, boeken en al wat ze no-
dig hebben bezorgen.
Te Trinità werd er dit jaar, 1876, een priester gezonden als directeur
met twee clerici om er les te geven en een leek. Ze hebben er een Oratorio voor
zon- en feestdagen voor de jongens en een dag- en een avondschool. Velen van hen
die naar de scholen van die plaats gingen, wilden ingeschreven worden in de scho-
len van het Oratorio en aldus moesten er hogere klassen van de lagere school wor-
den opgericht. Overdag wordt er school gedaan voor de kleinsten en 's avonds en
op de late avond zijn er scholen voor de volwassenen. Ze werden uitgenodigd om
tot de sacramenten te naderen, gaven er gevolg aan en strekken nu tot stichting
voor die plaats. De leerlingen zijn allemaal externen, het Oratorio bloeit er, de
scholen doen het goed. Ik zou jullie nog moeten spreken over de andere colleges
van Midden-Italië, maar daarover zal onze goede overste een woordje zeggen.
Dan zijn daar de Dochters van Maria, Hulp der Christenen te Mornese. Dit
huis neemt een wonderbare uitbreiding. Twee of drie jaar geleden waren er maar
dertig met geprofesten, novicen en postulanten samen en thans zijn er tussen 160
en 180. Toen was er enkel het huis van Mornese en dit jaar hebben ze huizen op
zeven of acht plaatsen; te Turijn, te Lu, te Biella, te Lanzo, te Borgo S. Marti-
no, te Sestri Levante, te Alassio, te Bordighera enz. En dit instituut nam vele
moeilijkheden weg die men in de colleges had met het linnengoed en de keuken.
Daarbij doen de zusters veel goed aan de meisjes. Te Mornese nemen zij ze aan en
onderrichten ze in de catechismus. Het opvoedingsinstituut voor de leerlingen-

7 Pages 61-70

▲back to top


7.1 Page 61

▲back to top


- XIII/57 -
internen is er vrij bloeiend ondanks de moeilijkheden om er naar toe te gaan en
de afstand van het station. Ook de scholen van de plaats zijn in handen van de
salesianen. Dit jaar hadden we daar wat tegenkantingen. Iemand probeerde een aan-
val te doen op de schoolmeester van de salesianen maar de gehele bevolking stond
op om ons te verdedigen en de pastoor moest de aanvaller van zijn aanmatigingen
doen afzien en aan Don Bosco een brief schrijven om hem te vragen de meester en
de zusters in de gemeentescholen te behouden. Don Bosco stemde toe in hun verlan-
gen. Ik zou nog vele zaken kunnen vertellen over de deugd van de zusters, over de
boetvaardigheid die ze doen maar het is onnodig. Ze herinneren ons aan de vroege-
re monniken uit de Thebaïde en andere woestijnen.
Laten we nu over ons zelf spreken. We moeten immers nog iets zeggen over
Turijn, over ons hoofdhuis. Het Oratorio wordt van goed beter. Ik wil dat niet
zeggen tot onze lof en wij danken God voor dit alles. Dit jaar werden onder de
leerlingen de compagnies van Sint-Aloysius, van het allerheiligste Sacrament van
de Onbevlekte Ontvangenis goed verzorgd. Dat moet ook gezegd worden van de wijze
waarop de goddelijke diensten gecelebreerd werden. De kleine clerus was talrijk
en vervulde met decorum de gewijde ceremonieën. En dit was een grote weldaad.
Vele vreemdelingen kwamen hiervoor opzettelijk naar onze kerk om deze kleine cle-
rus (1) te zien en werden gesticht door hun houding. Voor de jongens was dit een
flinke aansporing tot de geestelijke staat.
Zeer groot was dit jaar het aantal van hen die het geestelijke kleed
aantrokken, hoewel er in de vijfde klas van het gymnasium niet zoveel leerlingen
waren. Maar er bleken zovele roepingen te zijn dat er ook jongens uit de andere
klassen werden gekozen en vooral uit het werk van Maria, Hulp der Christenen. Er
waren er ongeveer tachtig. De vakjongens leden dit jaar twee grote verliezen,
namelijk Don Chiala, hun directeur en de voornaamste van hun assistenten, de
clericus Piacentino. Zij zijn overleden maar de vrucht van hun werk hield niet
op. De vakjongens gaan voort in de ijver die hun ingegeven werd door deze over-
sten en wij hopen dat ze met de nieuwe catechisten en met de nieuwe assistenten
van goed tot beter zullen komen. Tussen hen bloeien de compagnies van de Onbe-
vlekte, van Sint-Jozef naast andere bijzondere conferenties, die bij de aspi-
ranten gegeven worden.
De novicen van het huis groeien in aantal en dit jaar gaan ze in alles
met grotere regelmaat te werk. Ze waren reeds vroeger van de anderen gescheiden
wat hun slaapzaal, hun studiezaal en de speelplaats betreft en thans is dat ook
het geval voor de refter. Ze zijn met 140 zonder de twee van Nizza en sommigen
die naar Amerika vertrokken zijn. Don Barberis, hun meester, heeft me gezegd dat
(1) misdienaars.

7.2 Page 62

▲back to top


- XIII/58 -
ze veelvuldig tot de sacramenten naderen en dat hij over hen zeer tevreden is,
hoewel men meer kon wensen.
Het Oratorio voor de externen wordt druk bijgewoond. Er heerst tucht en ze
zijn talrijk. Onze zusters van Maria, Hulp der Christenen openden eveneens een
huis voor de meisjes en zij die er naar toe komen zijn zo talrijk, dat er in de
kapel niet voldoende plaats voor hen is. Men zal de kapel moeten vergroten. Voor
de zusters kwamen, zag men voortdurend heel veel meisjes in deze beemden maar nu
ziet men er geen enkel meer. De jongens gaan een kant uit en zij de andere.
Onze congregatie vordert dus van dag tot dag op een wonderbare wijze,
zodat het klaarblijkelijk is dat ze van God gezegend is. Te midden van vervolgin-
gen en tribulaties komt ze steeds meer tot ontplooiing. Het aantal van haar le-
den, zowel deze welke hun eeuwige als deze welke hun driejaarlijkse geloften heb-
ben afgelegd en vooral het aantal van de novicen stijgt. Er is meer regelmaat
zowel in geestelijke als in tijdelijke zaken. Het aantal van de jongens die uit
de congregatie treden is veel lager dan de andere jaren. Dit betreft de novicen
en hen die hun driejaarlijkse geloften hebben afgelegd; wat hen betreft die de
eeuwige geloften hebben afgelegd, bedanken wij God er voor dat er nog geen enkele
uit de congregatie getreden is sinds haar stichting en wij hopen dat er geen zul-
len zijn.
Om te besluiten zal ik jullie zeggen: laten we God danken en laten we al-
les doen wat mogelijk is om door onze vurigheid door de stipte vervulling van de
regels, te beantwoorden aan de bijzondere bescherming van de allerheiligste
Maagd, Hulp der Christenen. We mogen zeggen dat de Heer de congregatie in zijn
armen draagt en aan ons allen de hulp schenkt die ze nodig heeft om ze te doen
bloeien.
Pas had Don Rua gedaan met spreken of Don Bosco stond recht om als volgt
het woord te voeren.
Ik zal jullie niet zo lang onderhouden, omdat ik deze conferentie
niet te lang wil maken. We zouden jullie nog moeten spreken over het Orato-
rio van Sint-Aloysius en van Sint-Jozef en van de instituten van het Asiel
en van Sint-Petrus waar we diensten bewijzen. Maar laat ons dadelijk naar
Amerika vliegen. Over de huizen daar heeft men op een ander ogenblik ge-
sproken en vermits de brieven van de missionarissen gedrukt worden, is het
wel onnuttig erover te spreken. Ziehier het laatste nieuws: er werd een
college opgericht te Montevideo, waar er noch seminarie, noch seminaristen
zijn, noch katholiek college. Het is daar een echte chaos, zowel de Repu-
bliek als de hoofdstad. Wie er een christelijke opvoeding aan zijn zoon wil
geven, zou hem naar Valsalice of naar andere colleges in Europa moeten zen-

7.3 Page 63

▲back to top


- XIII/59 -
den. Don Lasagna is directeur van dit College dat Pius-College genoemd werd
en dit eerste in Amerika is gewijd aan de glorie van Pius IX. Men begon er
ook met een kerk te bedienen naast het college ten bate van de leerlingen
en van de vreemdelingen van de naburige wijken, omdat het college iets bui-
ten de stad ligt. Vooral op de zondagen is er een grote toeloop van volk.
Wij verwachten er veel goed van. Men is er ook mee begonnen les te geven
ten voordele van de arme jongens-externen en ook voor hen die naar de kost-
school komen. Er waren tien salesianen maar omdat dat onvoldoende was moest
men er andere zenden vanuit San Nicolàs en Buenos Aires om hen ter hulp te
komen. Naarmate wij nieuws zullen ontvangen, zullen wij het jullie mee-
delen.
Vanuit Montevideo vaart men op de grote stroom de la Plata op vijf-
tien uren per stoomboot naar Buenos Aires, de hoofdstad van de republiek
van Argentinië. Daar is men begonnen de dienst te verrichten in de kerk van
de Barmhartigheid en wordt aan echt missiewerk gedaan door het celebreren
van de mis, catechismusles te geven, te prediken enz. voor de kinderen en
voor de volwassenen en door andere vrome oefeningen te houden. Daar ont-
stond ook de behoefte om een huis te openen voor de arme jongens en er
werden twee Oratorio’s voor zon- en feestdagen geopend.
Te S. Nicolàs werd er een college geopend dat een grote vlucht heeft
genomen en waar men op zeven of acht maanden tijd 140 leerlingen telde.
Bovendien wordt er een kerk bediend die open staat voor het publiek, waar
men gemakkelijk de goddelijke diensten kan bijwonen en tot de heilige sa-
cramenten naderen. Terwijl onze priesters de dienst verrichten in hun kerk
en in hun college, gaan ze ook helpen in de parochie en elders om er te
prediken, biecht te horen en de heilige Mis op te dragen.
Te Buenos Aires zullen we de leiding op ons moeten nemen van een pa-
rochie op een plaats gelegen die men "de Muil van de Duivel" noemt omdat
daar allerlei boze zaken gebeuren en omdat zich daar het centrum van de
vrijmetselarij bevindt. Wie zich daar zal moeten vestigen zal er moeilijk-
heden ondervinden.
Er wordt nu ook gedacht een missie te beginnen in Patagonië, waar,
zoals men weet, zich de wilden bevinden. Sommigen van hen werden al in het
college opgenomen. Wanneer Don Cagliero zal terugkomen, zal hij enkele Pa-
tagoniërs meebrengen en dan zul-len we hun fysionomie, hun kleur, hun in-
borst leren kennen. Men zal er ook een apostolisch vicariaat moeten aan-
vaarden. De Patagoniërs wonen niet ver van Concepcion en men vertelt dat ze
woest zijn en veel genoegen vinden in het eten van christenen. Wie zullen
die moedige mensen zijn die zich aan die gevaren zullen willen blootstel-
len, om als voedsel te dienen voor deze wilden? We zullen zien. Reeds velen
vragen de eersten te mogen zijn om zich in deze plaatsen te wagen en de
christelijke godsdienst aan deze volkeren te brengen. Ik heb veel lof voor
hun goede wil en voor hun moed, maar toch is het mijn wens en zelfs mijn

7.4 Page 64

▲back to top


- XIII/60 -
plicht voorzichtig te werk te gaan om het leven van niemand op te offeren.
Ik ben ongeveer zeker dat geen van de onzen in zijn verderf zal lopen.
Indien dan, ondanks ons geduld en onze voorzichtigheid toch iemand er als
martelaar zou blijven, dan zal het nodig zijn zich te schikken naar de wil
van de Heer en hem te bedanken. Wie van ons zou het geluk ontvluchten een
martelaar te zijn? Ik hoop echter dat God ons zal beschermen en dat wij ook
daar in Patagonië wat goed kunnen doen, zonder onze bijdrage te moeten be-
talen aan de wilden door te worden vermoord en opgegeten.
Ik moet jullie nog zeggen dat wij uit alle delen van de nieuwe wereld
vele aanvragen ontvangen om andere huizen te stichten. Te Santiago, hoofd-
stad van Chili, biedt men ons het beheer van een huis aan. Er is ook een
aanvraag om de leiding op ons te nemen van een seminarie te Concepcion, de
laatste stad in de richting van Patagonië. Het gemeentebestuur ondersteunt
de aanvraag en is bereid ons te helpen. In Paraguay, in Brazilië en elders
verwacht men ons opdat wij er colleges, seminaries en tehuizen gaan stich-
ten. De zaken in Amerika hebben nu voor ons een hoogtepunt bereikt. Wij
moeten echter wachten tot wij meer middelen en meer krachten hebben. Don
Ceccarelli schreef een brief waarin hij zei: de congregatie van de salesi-
anen moet werkelijk van God gezegend zijn, want op slechts vier maanden
tijd heeft ze in Amerika gedaan wat de andere congregaties er op vier
eeuwen gedaan hebben. Het is een uitdrukking die ik jullie niet wou bekend
maken maar ik zeg het toch omdat het een aansporing kan zijn om met meer
moed het werk dat we begonnen hebben voort te zetten. Laat ons moed schep-
pen want God zegent onze inspanningen maar wil dat wij er zouden aan beant-
woorden, zoals Sint-Paulus zegt.
En laat ons nu over Italië spreken. Dezer dagen was ik te Rome. Er
werd mij gezegd dat op die plaatsen de jeugd van de onze verschilt, dat het
niet mogelijk is de kinderen te benaderen, dat men daar geen Oratorio’s zou
kunnen oprichten of tenminste zeker geen gelijkend op dat van Turijn. Het
zal dan maar een mirakel zijn maar op verlangen en het aandringen van de
overheden van de plaats en van de heilige Vader werden te Ariccia lagere
scholen geopend, die tevoren in handen van de protestanten waren. Onze
dagscholen kregen een zeer grote toeloop van leerlingen. De protestanten
begonnen er dan mee wanhopig een private school op te richten en om leer-
lingen te hebben gaven ze gratis aan de leerlingen alles: papier, pennen,
boeken, schriften.
Toen ik daar toekwam verlieten ook die weinige leerlingen tot mijn
grote troost de meesters van de dwaling en keerden ze hen volledig de rug
toe. Indien het zo voortgaat zullen de protestanten op korte tijd bankroet
gaan. Niet alleen onze dagscholen worden er druk bijgewoond maar ook onze
avondscholen voor volwassenen. We zullen er eveneens een Oratorio voor zon-
en feestdagen oprichten en dan mogen de protestanten doen wat ze maar wil-
len.

7.5 Page 65

▲back to top


- XIII/61 -
Ook te Albano moeten we les geven in het gymnasium van de gemeente
of in het klein seminarie en iedereen is zo gehecht aan de salesianen en is
er zo tevreden over, dat men niets meer kan wensen. Het eerste wat die
seminaristen bij mijn aankomst allen uit één mond vroegen was, dat ze hun
biecht zouden kunnen spreken en toen ik in het huis trad, trof ik daar een
afvaardiging aan van externe leerlingen die wilden bekomen dat ik ieders
biecht zou horen. En ik heb daar biecht gehoord van in de heel vroege mor-
gen tot 12 uur en telkens op bevredigende wijze, zonder dat ik er iets
moest bijvoegen, zoals ik hier doe. Sommigen waren te zes uur ‘s ochtends
gekomen om te biechten en eerst om 12 uur was het hun beurt en ze wachtten
daar met een bewonderenswaardig geduld. Het was onmogelijk meer te doen.
En hier, buiten dit openbaar gymnasium, dringt de gemeente aan opdat er een
kostschool zou komen voor de externen en voor internen en we hebben daar
een lokaal bezocht dat voor dit doel zal klaargemaakt worden. Kardinaal
Di Pietro, bisschop van Albano, biedt zijn seminarie aan de salesianen aan
en laat doorschemeren dat daar een overvloedige oogst kan opgedaan worden.
Hij weet dat men bij ons geen geld verlangt, maar dat men wenst te kunnen
werken.
Op twee uren treinreis van Rome naar Toscana aan de tegenovergestel-
de kant van Albano en Ariccia, bevindt zich de stad Magliano, een plaats
berucht om haar onzedelijkheid, waarover men werkelijk geen idee heeft. Ook
daar zag ik jongens die gedwee en eerbiedig waren en opdat ik van hen niet
zou weggaan zonder hun biecht te hebben gehoord, verzochten ze de directeur
mij niet te laten heengaan. Toen ik op het punt stond te vertrekken, kwam
de bisschop mij uitnodigen de biecht te horen van de internen en van de
externen. En ik moest daar terugkeren en iedereen tevreden stellen. Dat was
de oorzaak waarom ik enkele dagen later teruggekomen ben. Deze seminaristen
vroegen allen zonder uitzondering salesianen te mogen worden. De overste
van het seminarie deed mij drie aanvragen: één voor zichzelf, één voor de
geestelijke directeur en één voor de huismeester, die verlangen salesiaan
te worden en ze werden aanvaard als novicen.(1) Maar wij willen kalmpjes
aan vooruitgaan met omzichtigheid en voorzichtigheid, om geen schade te
berokkenen aan het bisdom en om de mensen geen luide keel te laten opzet-
ten. Wanneer de roepingen duidelijker tot uiting zullen komen, zullen we
zien of wij ze moeten aanvaarden. In de omgeving van Rome is er ook grote
geestdrift voor de salesianen, zodat ze allemaal vragen dat wij er onze
colleges zouden hebben. Indien wij geen tekort hadden aan personeel en
(1) Overste van het seminarie was kanunnik Francesco Rebaudi en geestelijk directeur kanunnik Antonio
Pagani. Gesticht door het gedrag van Don Daghero en van Don Giacomuzzi, hadden ze gevraagd in de
congregatie binnen te treden.

7.6 Page 66

▲back to top


- XIII/62 -
indien wij alle voorstellen zouden aanvaarden, dan zouden wij voor Aller-
heiligen meer dan twintig nieuwe colleges hebben.
Wij hebben nochtans de zorg aanvaard van de "Concettini" een orde
door Pius IX twintig jaar geleden gesticht en die niet lang meer zou kunnen
bestaan, indien ze niet door anderen geholpen werd. Zo wilde het de heilige
Vader en wij hebben dat offer gebracht. De zaken zijn al goed gevorderd.
Alles is geregeld. De directeur is op zijn post en de paus zelf biedt ons
twintig duizend lires aan.
Jullie zullen zich herinneren dat Don Bosco verleden jaar gezegd
heeft, dat, wanneer het jaar voorbij zou zijn, er iets buitengewoons zou
gebeuren. De eerste kiemen zouden uitgeworpen zijn van een werk dat veel
goed zou stichten. Hij zegde dit op de algemene conferentie. Iemand vroeg
mij uitleg daarover. Laat ons enkele woorden hierover zeggen. Kijk, er zijn
twee zaken. De eerste is de stichting te Rome van enkele van onze huizen.
Eerst rezen er grote moeilijkheden op. De Heer schikte de gebeurtenissen op
een buitengewone wijze en wanneer de hinderpalen verdreven zijn, zal er
goed werk kunnen gedaan worden. Pius IX wou dat wij de scholen van Ariccia,
Albano en Magliano zouden overnemen. En met welk geld? Met niets. Alles
werd voorzien wat voeding en logies betrof, alleen de persoonlijke uitrus-
ting bleef ten onzen laste. Wij zijn er naar toe gegaan zonder een duit en
alle uitgaven werden gedaan door de heilige Vader en door het gemeentebe-
stuur. Don Scappini is al gegaan om de leiding van de "Concettini" op zich
te nemen en andere salesianen zullen gezonden warden om hem te helpen.
Juist op vandaag ontvingen wij nog een aanvraag uit Rome om een ander huis
te openen en er mag gezegd worden dat de congregatie te Rome vast gevestigd
is. De heilige Vader verleende ons de gunst dat een van onze priesters die
te Rome zal verblijven eens per maand een rechtstreekse audiëntie bij hem
zal hebben, een gunst die tot heden toe aan geen enkele andere verleend
werd. Ook de onderhandelingen voor Indië en Australië zijn begonnen. Ik
moet het personeel gereed maken, maar daarvoor is er nog tijd.
Het tweede van deze werken dat een zaad moest uitstrooien, is het
werk van de salesiaanse medewerkers. Dit is nog maar pas begonnen en er
zijn reeds velen ingeschreven. Het doel bestaat in een wederzijdse hulp,
niet enkel op geestelijk en zedelijk maar ook, op stoffelijk gebied. Men
zal er de grote ontwikkeling van zien. Het zal niet lang meer duren of men
zal ganse volkeren en steden verenigd zien in de Heer in een geestelijke
band met de salesiaanse congregatie. Wat de stoffelijke kant van de zaak
aangaat zal alles zo geschikt en in stand gehouden worden dat men van geen
enkel gezag, buiten dat van het geestelijke gezag van de opperherder afhan-
kelijk is. Nochtans niet zo dat men in botsing zou komen met de bisschoppen
of met de wereldlijke overheden. De burgemeester van Magliano, een heel

7.7 Page 67

▲back to top


- XIII/63 -
rijke ridder, de rijkste uit die streek, een gekend liberaal, wou ook sale-
siaans medewerker worden, zeggende dat dit een goddelijk werk is. Wat de
burgemeester deed, wilden ook vele anderen doen: maar het is nodig met veel
voorzichtigheid en niet te gemakkelijk te werk te gaan bij het aanvaarden
van hen, die het diploma verlangen te ontvangen.
Naar aanleiding hiervan werd beslist een Bollettino te laten drukken
die als de krant van de congregatie zal zijn; want er zullen vele zaken aan
die bovenvermelde medewerkers moeten meegedeeld worden. Het zal een bulle-
tin zijn dat periodisch zal verschijnen als een band tussen de medewerkers
en de salesiaanse medebroeders. Ik hoop dat, indien wij beantwoorden aan de
wil van God, er over vele jaren ganse steden en volkeren zich nog enkel
door hun woningen van de Salesianen zullen onderscheiden. Wanneer er thans
honderd medewerkers zijn zal hun aantal tot duizenden en nog eens duizenden
aangroeien en wanneer we thans met duizend zijn, dan zullen wij op dat
ogenblik met miljoenen zijn en ervoor zorgen enkel diegenen te aanvaarden
en in te schrijven die het best geschikt zijn. Ik hoop dat dit de wil van
de Heer zal zijn.
Wij trachten dit werk te doen kennen, het is door God gewild. Over
het werk van Maria, Hulp der Christenen, hebben wij reeds gesproken. Ik zou
willen dat deze zaken, die gezegd werden, ook zouden gehoord worden door
alle andere medebroeders en door onze jongens. Maar omdat ze niet allen
aanwezig zijn, beveel ik mij aan de directeurs aan opdat ze alles wat ik
gezegd heb aan de jongens zouden uiteenzetten op een conferentie of op een
andere wijze, in het kort of in het lang, dus alles wat de congregatie
aangaat, onze zaken, onze missies en de salesiaanse medewerkers. Men zegge
hun dat wij salesianen nietige mensen zijn, maar dat wij werktuigen zijn in
Gods handen dat de zaken, die door ons bestuurd worden, door de Heer begun-
stigd worden. Indien wij deze dingen met onze ogen niet zouden zien, dan
zouden het fabels schijnen en toch zijn het feiten. De mensen kunnen niet
zo veel doen, God doet het. Hij bedient zich van ons om zijn heilige wil
te laten uitvoeren, om zijn plannen te volbrengen. En Hij zal ons zegenen.
En wat moeten wij nu doen? Eén enkele zaak!
Toen de heilige Vader die ziek te bed lag, mij op zijn kamer ontving,
drukte hij mij verschillende gevoelens uit en zei mij, onder meer, het vol-
gende: - "Ga, schrijf aan uwe zonen en begin met hen te zeggen en herhaal
steeds dat er geen twijfel over bestaat dat het de hand Gods is die uw con-
gregatie leidt. Er weegt echter een grote verantwoordelijkheid op u en u
moet aan een zo grote genade beantwoorden. Maar ik zeg U in naam van God
dat indien U beantwoordt aan de goddelijke hulp door uw goede voorbeeld,
indien U de geest van vroomheid bevordert, indien U de geest van zedelijk-
heid en vooral van kuisheid bevordert, indien deze geest U zal bijblijven
dan zult U coadjuteurs, medewerkers, ijverige priesters hebben, dan zult U

7.8 Page 68

▲back to top


- XIII/64 -
zien hoe de kloosterroepingen verhonderdvoudigd zullen worden zowel voor U,
voor uw congregatie, als voor de andere kloosterorden en ook voor de bis-
dommen waar geen goede pries-ters meer zullen ontbreken. Ik geloof dat ik U
een geheim onthul! Ik ben er zeker van dat deze congregatie door de godde-
lijke Voorzienigheid in deze tijden verwekt is geworden om de macht van God
te bewijzen. Ik ben er zeker van dat God tot heden toe een belangrijk ge-
heim heeft willen verborgen houden, onbekend aan zovele eeuwen en aan
zovele andere vroegere congregaties. Uw congregatie is de eerste in de Kerk
van een nieuw genre, in deze tijden ontstaan op zo een manier dat ze een
kloosterorde en een wereldlijke orde zijn kan, dat ze gelofte van armoede
heeft en tegelijkertijd kan bezitten dat ze deelneemt aan het klooster en
aan de wereld, dat haar leden kloosterlingen en wereldlijken zijn, kloos-
terlingen en vrije burgers. De Heer beeft dit in onze dagen onthuld en ik
wil U dit bekend maken. De congregatie werd gesticht om in de wereld, die,
volgens de woorden van het heilig Evangelie in maligno positus est, eer te
brengen aan God. Ze werd gesticht opdat zij de manier zou aantonen om aan
God te geven wat van God is en aan Caesar wat van Caesar is, in overeen-
stemming met dat wat Jezus in zijn tijd gezegd heeft: Geef aan God wat van
God is en aan Caesar wat van Caesar is. En ik voorzeg U en schrijf dat maar
aan uw zonen dat uw congregatie zal bloeien, dat ze zich op wonderdadige
wijze zal uitbreiden, dat ze zal blijven bestaan in de volgende eeuwen en
steeds helpers en medewerkers zal vinden zolang ze zal trachten de geest
van vroomheid en van godsdienstigheid, maar vooral van zedelijkheid en van
kuisheid te bevorderen. Ik zou U" - ging de heilige Vader verder - "nog an-
dere zaken moeten zeggen, maar ik ben vermoeid. Vertel mij een of ander
geschiedenisje."
Daarna begonnen we over andere zaken te praten.
Nu beveel ik aan iemand van jullie die een goed geheugen heeft aan,
op schrift te stellen wat ik thans gezegd heb. Ik zal dit dan graag nazien
en er nog wat bijvoegen en dat zal dan als een gedenkschrift aangezien
worden dat van grote betekenis is voor de Congregatie.
Maar vergeet nooit, angstvallig de zedelijkheid te bewaren. De roem
van onze congregatie bestaat in de zedelijkheid. Het zou een ongeluk zijn
en men zou deze roem doen verbleken, wanneer de salesianen zouden ontaar-
den. Indien wij aan de kuisheid te kort schieten, zou de Heer onze Congre-
gatie doen teloor gaan, ze ver strooien. Dit is een balsem welke wij onder
alle volkeren moeten verspreiden, die wij bij alle personen moeten bevorde-
ren, zij is het centrum van iedere deugd. Nu kan ik me nog maar alleen ver-
heugen in de Heer omdat wij met zovele uitgaven toch bijna zonder schulden
zijn, en op dit ogenblik hebben wij geen enkele dringende uitgave te doen.
Dat moet ons een grote en dankbare troost zijn. Ik moet mij samen met jul-
lie verblijden dat jullie werken, gewerkt hebben en de vaste wil bewaren
voort te gaan met jullie werk. Ik moet de allerheiligste Maagd, die ons al-

7.9 Page 69

▲back to top


- XIII/65 -
tijd bijgestaan heeft, bedanken. Ik, als overste van de congregatie bedank
de directeurs voor hun persoonlijke en morele inspanningen. Ik zeg hun:
draag in ieder huis mijn woorden van dankbaarheid, mijn erkentelijkheid en
zeg aan allen dat ik over hen tevreden ben, dat hun vader niet onver-
schillig blijft voor dat wat ze bewerkt en geleden hebben. Zeg hun dat hij
zich tevens aanbeveelt, opdat allen de bijdrage van het offer van hun
krachten zouden willen geven, dat hij hun verzoekt zich allen samen te ver-
enigen om onze zielen en die van anderen te winnen, om in de harten de
vroomheid en de deugd te vermeerderen, om het aantal van de salesianen te
doen aangroeien en het aantal van hen die wij nadien in het rijk van de
glorie zullen aantreffen.
De algemene conferentie betekende niet het einde van de particuliere con-
ferenties, zoals dit de vorige jaren het geval was geweest. Die werden voortgezet
en er werden er nog vier gehouden.
Op 7 februari werd de eerste conferentie voorgezeten door Don Rua. Het
voornaamste onderwerp was het tijdstip en de predikanten aan te duiden van de
retraites voor de jongens in de verschillende colleges, zo groot was het belang
dat eraan gehecht werd voor de goede gang van zaken in het algemeen. Daarna gaf
de voorzitter talrijke voorzichtigheidsnormen om ervoor te zorgen dat deze
retraites het gewenste effect zouden hebben. De tweede conferentie werd dezelfde
dag in aanwezigheid van Don Bosco gehouden. Hij onderzocht eerst het voorstel
salesianen te sturen om de geestelijke directie op zich te nemen van het hospi-
taal van de consolazione en daarna vertelde hij de droom over de dood van Pius
IX, die wij in het eerste hoofdstuk van dit boekdeel verhaald hebben.
Op 8 februari kwam Don Bosco maar even binnenwippen bij het einde van de
avondconferentie. Het grootste gedeelte van de tijd werd 's ochtends en 's avonds
besteed aan het lezen en het bespreken van het reglement voor de colleges dat
weldra moest gedrukt worden. Aan de tekst, reeds aangeboden op de conferenties
van 1876 en opnieuw bewerkt na de opmerkingen die toen gedaan waren, werden nieu-
we wijzigingen en toevoegingen gebracht. Men meende een speciale zorg te moeten
besteden aan het formuleren van de voorschriften zodat de vrijheid van de direc-
teur niet verengd en zijn gezag niet beknot werd. Dit betekende niet dat de macht
van de directeur onbeperkt moest zijn, maar, omdat het reglement ook zou gelezen
worden door de jongens, de clerici en de oversten van lagere rang, wilde men dat
de directeur zijn eigen prestige zou kunnen handhaven ten opzichte van zijn
ondergeschikten. De vergadering was van oordeel dat zowel uit de regel van de
congregatie als door de verklarende nota's die hun in het geheim waren meege-
deeld, de directeurs op voldoende wijze de redelijke grenzen van hun gezag zouden
kennen. En de leden van het kapittel deden de aanbeveling dat een van deze be-
grenzingen zou bestaan in het eerbiedigen van de schikkingen van het hoofdkapit-

7.10 Page 70

▲back to top


- XIII/66 -
tel betreffende de ambten aan het personeel aangewezen. Enkel in geval van vol-
strekte noodzakelijkheid mocht men veranderingen brengen aan deze bezigheden,
maar dadelijk moest men dit bekend maken aan de algemene studieleider van de con-
gregatie. Het laatste gedeelte van de laatste conferentie werd, op uitdrukkelijke
wens van Don Bosco uitgedrukt op de ochtendconferentie van 6 februari, besteed
aan het bestuderen van de middelen waarmee de geest van zedelijkheid zowel onder
de leerlingen van de kostschool als onder de leden van de congregatie moest hoog
gehouden worden. Naar aanleiding hiervan stelde de vergadering zich akkoord dat
er samenhorigheid moest bestaan over de volgende acht punten:
1° De jongens met goedheid behandelen om hun vertrouwen te winnen.
2° Offers brengen, waar het nodig zou zijn, bij het verlenen van assis-
tentie en bij het bewaken.
3° Nota nemen van de plaatsen die ieder leerling heeft in de slaapzaal, de
klas, de refter, de studiezaal.
4° 's Nachts een inspectie doen op de slaapzaal.
5° Vaststellen dat bij de wandeling de jongens steeds met drie zouden
gaan; dat ze nergens zouden blijven staan; dat aan niemand toelating zou verleend
worden uit de rijen te gaan.
6° Aan de jongens aanbevelen dat ze, om reden van beleefdheid, in de klas
en in de studiezaal hun handen boven op de bank zouden houden.
7° Trachten leven te brengen in de recreaties door middel van de spelen,
waarvan de jongens meest houden.
8° De studietijd niet te lang maken voor de kleine jongens of voor hen die
niet veel bezigheden hebben.
Men was op het punt de bespreking en de samenkomst te beëindigen, toen Don
Bosco binnenkwam. Toen hij gehoord had waarover het ging, wou hij ook een woord
zeggen over het thema van de zedelijkheid, zoals gewoonlijk, een zeer praktisch
woord. Bij de acht vastgestelde punten voegde hij er nog een negende, namelijk
grote matigheid in het eten van vlees en in het drinken van wijn. Het was aan het
overtollige gebruik van vlees en wijn dat hij de onzedigheid toeschreef die in
sommige streken heerste. Wie weinig eet is veel vrijer van bepaalde geestelijke
ongemakken. Tot deze vrijheid draagt veel bij de onthouding van moeilijk verteer-
bare spijzen en van gezouten vlees, omdat deze prikkelend werken. Wanneer de Kerk
versterving aanbeveelt, dan is het eerste wat ze verbiedt: vlees te eten. Letten
jullie erop - zo ging hij verder, dat de overtuiging die allen hebben over onze
onbetwistbare zedigheid, onze huizen in ere gehouden heeft.
Zal dat altijd waar blijven? Beantwoordt onze goede naam aan de werkelijk-
heid? Passen jullie op! Tot heden toe is het God geweest die ons verdedigd heeft.
De oorzaken van de gevaren zijn van inwendige, andere van uitwendige aard. De
veelvuldige biecht en communie, de regelmatige waakzaamheid van de assistenten
zullen grote voorbehoedsmiddelen zijn. Er kunnen wanordelijkheden gebeuren, maar

8 Pages 71-80

▲back to top


8.1 Page 71

▲back to top


- XIII/67 -
ze zullen steeds kunnen hersteld worden. De assistentie moet solidair gebeuren en
niemand denke dat hij er van ontslagen is, wanneer het erom gaat te beletten dat
God zou beledigd worden. Middelen om niet te vallen bestaan in het vluchten van
de ledigheid en in het vermijden van particuliere vriendschappen. Men mag dan nog
een overste zijn, men mag dan nog gehard zijn, dat heeft geen belang, want er is
noch leeftijd noch een heilig verleden dat iets vermag tegen de hinderlagen van
deze vijand. Integendeel, hoe meer men in leeftijd gevorderd is, des te sluwer
wordt de boosaardigheid. Ook de plaats die men heeft in de buurt van die bepaalde
persoon kan gevaarlijk zijn. Het begint met kleine geschenkjes, met kruisjes, met
prentjes. Dan komt goede raad en zo gaat het steeds verder. Nooit mogen wij de
jongens op onze kamer brengen. De jongens zien veel, sommigen zijn bedorven, heb-
ben slechte boeken gelezen; niets ontsnapt hun van wat de oversten doen en wee
hun wanneer een van hen een fout begaat! Kortom, aut nullum, aut omne pariter di-
lige. Ook het werk is een grote beschutting. Iemand zei me eens: maar laat uw
priesters toch niet zo werken. Wel, de priester sterft van het werk of hij sterft
door de ondeugd. Hij eindigde met de aanbeveling, die hem eigen was, grote zorg
te besteden aan de roepingen en daarbij suggereerde hij drie middelen: dikwijls
spreken over de roeping, vaak over de missies praten, de brieven van de missio-
narissen laten lezen.
Hier zou eigenlijk ons hoofdstuk moeten eindigen, maar er moeten nog za-
ken aan toegevoegd worden. Na meer dan een maand afwezigheid uit het Oratorio
voelde Don Bosco dat het nodig was een speciaal woord te richten zowel aan de
jongens als aan de novicen. In beslag genomen door de conferenties en door de
colloquia met de directeurs, alsook door het afhandelen van dringende aangele-
genheden en door veel achterstallige correspondentie, had hij noch voor het ene,
noch voor het andere tijd gevonden. Het schijnt ons toe dat de twee toespraken
afzonderlijk voor de leerlingen en voor de novicen gehouden, hier passen om een
volledige cyclus aan te vullen van spreekbeurten over de congregatie en het
hoofdhuis. Dit ogenblik van het schooljaar was door Don Bosco uitgekozen voor een
algemene verstandhouding om aan de gang van zaken in de huizen een beslist en
bestendig ritme te geven, dat tot september zou moeten duren.
Op de avond van 11 februari begaf hij zich bij de leerlingen en vakjon-
gens die voor het avondgebed samengekomen waren. We dienen te weten dat daags
tevoren de Heer vanuit het Oratorio de eerste van de "zes plus twee" voorzegd
door Domenico Savio tot zich geroepen had. Zijn naam was Stefano Mazzoglio. Hij
was geboortig van Lu en leerling van de vierde klas van het gymnasium. Hij wordt
voorgesteld als een vrome jongen, ijverig bij de studie en voorbeeldig van gedrag
en dit vanaf zijn intrede in het Oratorio tot aan zijn dood. Hij sprak hun aldus
toe.

8.2 Page 72

▲back to top


- XIII/68 -
"
Eindelijk bevinden wij ons hier allen samen verenigd.
" Ik was reeds vol spanning om jullie te zien en te spreken en ook
" jullie waren dat om met mij te spreken. En nu ben ik gekomen om jul-
" lie een paar woorden te zeggen, alleen maar om jullie allen te
" kunnen zien en jullie kunnen me allen wel zien, al zijn de
" lichten wel wat klein! Het is al geruime tijd geleden dat wij niet
" meer met elkaar gesproken hebben en in die tussentijd is er heel wat
" gebeurd. Sommigen onder jullie kennen me niet. Er zijn nieuwe-
" lingen bij die zeggen: - Wij hebben Don Bosco nog niet kunnen
" zien! - En nu dat jullie mij zien, zijn jullie nu tevreden?
"
Ik ben naar Rome gegaan en in de tussentijd dat jullie mij
" gemist hebben, heb ik over vele belangrijke zaken onderhandeld
" en dit steeds ten voordele van het Oratorio. Men merkt dat jullie veel
" gebeden hebben voor jullie vader, dat jullie heel braaf zijn!
" Inderdaad, laten we het hier maar onder ons zeggen zonder dat
" iemand het hoort: alle zaken waarover ik ben gaan onderhandelen,
" hebben een goed resultaat gehad. Vanuit Rome ben ik naar Ariccia ge-
" gaan, waar wíj een huis hebben en daar werden goede zaken gedaan.
" Vanuit Ariccia hen ik naar Albano gegaan waar een ander huis ge-
" opend is en daar zijn alle zaken in orde gebracht. Daarna ben ik
" naar Magliano gegaan, waar een derde huis gesticht is en daar wer-
" den verschillende plannen gemaakt voor een voorspoedige toekomst.
" Dan ben ik teruggekeerd naar Rome waar wij een vierde huis aan-
" vaard en geopend hebben, ook werd de zaak van de "Concettini" af-
" gesloten en de voorstellen werden aanvaard...
"
De opperherder is helemaal met ons, hij heeft ons een speciale
" zegen gegeven en een mooi geschenk gedaan, zonder andere giften
" daarbij te rekenen die hij nog zal doen.
"
Om nu tot wat anders over te gaan, zal ik jullie zeggen hoe we
" een van onze broers, Mazzoglio, verloren hebben. Gisteren om vier uur
" 's ochtends gaf hij de geest en deze ochtend hebben wij hem
" begraven. Hij was een brave jongen en hij zal er wel op voorbe-
" reid geweest zijn. Ook zijn makkers zeggen dat hij verleden zon-
" dag een heilige communie gedaan heeft. Maandagavond legde hij
" zich te bed en zou er niet meer van opstaan. Daar de ziekte
" plots zeer erg geworden was, liep men in alle haast Don Cappel-
" letti roepen, die dadelijk kwam. Maar de jongen was niet meer in staat
" te biechten en kort daarna stierf hij.
"
Zeggen jullie mij nu eens, mijn beste jongens: indien
" Mazzoglio ermee gewacht had zijn algemene biecht eerst met Pasen te
" spreken, bijvoorbeeld, wat zou zijn lot dan geweest zijn? Het staat
" vast dat wij er veel twijfel zouden over gehad hebben. Het is goed
" voor hem dat hij zich bereid hield, zoals wij allen hopen.
" Dit feit moet ons een les zijn, want de dood kan ons overkomen wan-
" neer wij er het minste aan denken. Indien hetzelfde met ons
" voorviel, zouden wij dan gereed zijn? Iemand van jullie zal
" fluisteren: - Het zou mogelijk kunnen zijn dat weldra een twee-
" de tussen ons zal sterven. Het is bijna een spreekwoord geworden dat

8.3 Page 73

▲back to top


- XIII/69 -
" onze jongens steeds met zijn tweeën sterven. Wanneer er een de Vasten
" niet heeft doorgemaakt, zal een andere zijn Pasen niet houden.
" - Ik zal jullie zeggen: laat dat nu maar ijdele woorden zijn,
" laat dit wezen wat het wil, maar wij moeten ons allen goed gereed
" houden. Laten wij niet wachten onze algemene biecht te spreken en
" de zaken van onze ziel in orde te brengen tot op het einde van ons
" leven, want dan zullen we onvoorzien getroffen worden en zal het
" slecht met ons gaan. Laten we op tijd een goede biecht spreken en laat
" de dood dan maar komen om mij of om jullie, we zullen allen be-
" reid zijn. Voor iemand die een gerust geweten heeft is de dood een
" opbeuring, een blijdschap, een overgang die hem naar het volmaakte
" geluk voert. Daarentegen is, voor iemand die een zonde op zijn ziel
" heeft, de dood het grootste ontzettende schrikbeeld dat er kan be-
" staan, het is een foltering, het is een wanhoop.
"
Van dit grote aantal mensen die vanaf het begin van de wereld
" tot heden toe geleefd hebben is er geen enkel geweest die de dood
" heeft kunnen ontvluchten. Maar hoewel er niets zo zeker is als de dood,
" is er nochtans niets onzekerder dan het uur, de plaats, de manier
" van sterven. Sommigen sterven in hun jeugd, anderen op meer volwassen
" leeftijd, nog anderen als ze oud zijn. Wie weet wanneer wij zullen
" sterven? Wie weet waar wij zullen sterven? Of het in het Orato-
" rio zal zijn of op wandeling of in bed wegens een ziekte of
" onvoorzien door het bloed verstikt? Wij weten het niet. Met deze ze-
" kerheid en deze onzekerheden, moeten wij op onze hoede zijn.
" Ik zal ermee beginnen mij bereid te houden en jullie moeten het
" ook doen. Het spreekwoord zegt: wie tijd heeft wachte niet tot
" hij tijd heeft. De Heer herhaalt ons dat de dood komt als een
" dief, op een ogenblik dat men er zich het minst aan verwacht.
" Bidden jullie de Heer voor mij opdat ik mij altijd bereid zou
" houden, opdat de dood mij niet onverwachts zou treffen. Ook ik
" zal jullie bij de Heer aanbevelen en in de H. Mis bidden dat
" niemand van mijn jongens onvoorbereid zou sterven.
"
Overmorgen zal het, zoals dat ieder jaar het geval is, de
" oefening zijn van de goede dood en dan zal de prior van Sint-
" Aloysius aan iedereen een dikke snede "salame" uitdelen om de krach-
" ten te versterken. Men beginne van morgenavond af met de voorberei-
" ding om deze oefening goed te doen. Wie te biecht moet gaan,
" beginne dadelijk morgenochtend. Dat zal nu met carnaval de
" echte blijdschap zijn, namelijk een rein geweten hebben, ge-
" rust zijn in de zaken van onze ziel, opdat de Heer ons alle-
" maal goed voorbereid vindt, als Hij ons komt halen.
De novicen luisterden naar het woord van Don Bosco op een plaats waar zij
zich het minst daaraan zouden verwacht hebben. Op zondag 18 februari ging hij
voor de eerste maal met hen middagmalen in de refter, die sinds twee maanden
ingewijd was. Er werden enkele dichtstukken voorgelezen en bij het opstaan van
tafel speelde de muziekkapel onder de galerijen. "Beste Don Bosco!" - roept Don

8.4 Page 74

▲back to top


- XIII/70 -
Barberis in zijn kroniek uit. Men kon werkelijk op zijn gelaat lezen hoe tevreden
hij was. De novicen waren met hun vijfenzestig. Het zien van deze mooie groep, de
gedachte aan zovele mooie verwachtingen deden hem meermaals herhalen: - "Ik ben
tevreden! Ik ben werkelijk tevreden! Het is nodig dat ik hier nog op een andere
keer zou komen. Hier zal ik af en toe vreemde priesters naar toe sturen om er het
middagmaal te nemen." - Na het middagmaal, zei hij het volgende:
"
Jullie hebben mij enige van jullie werkjes voorgelezen,
" jullie hebben mij in poëzie toegesproken en thans wil ik jullie
" iets zeggen in proza, opdat ook zij, die geen dichters zijn,
" mij zouden kunnen verstaan en er hun voordeel aan hebben. Ik ben
" hier voor geen andere reden gekomen dan om deze nieuwe refter te
" zien en jullie allen verzameld te zien om jullie rol te vervullen.
"
Ik moet jullie gelukwensen omdat jullie goed je rol
" vervullen; ik bedoel in de refter. Maar ik bedoel daarmee toch
" niet dat jullie elders je rol niet zouden vervullen. Ik ben
" in alles en over alles tevreden over de novicen, hoewel er nog enke-
" len zijn die in gedrag geen tien op tien hebben. Maar toch
" zijn zij die negen op tien behalen nog vrij brave jongens.
"
Op de eerste plaats zou ik jullie moeten aanbevelen
" dat ieder zorg zou dragen voor zijn gezondheid. Ik heb vernomen dat
" velen van jullie zouden willen vasten, vooral nu in de vasten-
" tijd of dat ze niet hun volledige recreatie willen nemen om te
" kunnen studeren, nu de examens in de buurt zijn (1) of om aan
" versterving te doen of om een ander doel. Daarom omdat de ene of de
" de andere mij geen toestemming zou vragen die ik niet gemak-
" kelijk pleeg te geven, zeg ik jullie dat de versterving zo-
" veel mogelijk moet bestaan in het naleven van het uurrooster.
" Dat is het wat ik jullie wil inprenten: onderhouden jullie goed
" het uurrooster en vooral in deze vastentijd. In plaats van wer-
" ken van versterving te doen moeten jullie werken van gehoorzaam-
" heid doen. Wezen jullie stipt 's ochtends bij het opstaan, 's
" avonds bij het naar bed gaan, bij het naar de klas en naar de
" kerk gaan en in het vervullen van alle andere plichten. Laten
" jullie je tong de vasten onderhouden, door geen enkel inoppor-
" tuun gesprek te voeren. Dat zij die tot heden een verlengde
" carnaval hebben gevierd, namelijk door geen tien punten op tien voor
" hun gedrag te behalen, nu hun vasten houden door een punten-
" aantal te behalen dat volstrekt voldoet.
(1) De zesmaandelijkse examens hadden gewoonlijk plaats gedurende de twee laatste weken van
de vasten.

8.5 Page 75

▲back to top


- XIII/71 -
"
Indien jullie het anders zouden doen, dan zouden jullie in
" wanordelijkheden vallen. Het is nodig dat jullie groeien en kloeke jon-
" gens worden en dat jullie al wat nodig is in acht nemen om gezond
" te blijven en om later hard te kunnen werken. Daarom ben ik tevre-
" den dat ik gezien heb dat jullie de tafel goed kunnen leeg maken
" en dat jullie geen lang gezicht opzetten wanneer de gerechten jul-
" lie worden voorgeschoteld. Ik zal nog wel enkele malen met jullie
" het middagmaal komen nemen, want ik zie dat jullie me goed ontha-
" len. En ook ik sta er mijn man bij.
"
Eer de jezuïeten iemand in hun congregatie aanvaarden is
" de eerste proef waaraan ze hem onderwerpen hem aan tafel uit te nodigen
" voor het middagmaal. Wanneer ze zien dat hij van alles eet, zon-
" der onderscheid, gauw de schotels leeg maakt en met veel smaak,
" dan heeft die persoon al veel kans dat hij zal aanvaard worden. Ze
" zeggen: die is gezond, sterk, die zal kunnen werken. Indien iemand
" integendeel het eten weigert of slechts de helft van zijn portie
" opeet of een lang gezicht trekt of zich beklaagt over het voedsel,
" dan zal het heel moeilijk gaan om hem te aanvaarden, want ze wil-
" len enkel personen die nuttig kunnen zijn voor de congregatie en
" niet personen die haar tot last strekken. Indien een novicemees-
" ter jullie deze morgen aan het werk zou gezien hebben, dan denk ik
" dat jullie het maximum punten zouden behaald hebben. Dat wijst op
" gezondheid. Zo is het ook voor mij noodzakelijk dat jullie gezond
" zijn en opgroeien opdat jullie hen zouden opvolgen die wij naar
" andere huizen sturen en opdat jullie mij zouden helpen in het werk
" dat zich aan het vermenigvuldigen is. En ik ben tevreden dat ik
" jullie in zo groot aantal zie, want van alle kanten worden wij
" uitgenodigd, van alle kanten wast de oogst. Ook dezer dagen werden
" mij vanuit Frankrijk, Engeland, vanuit Wenen in Oostenrijk nieuwe
" voorstellen gedaan en zelfs heel aanzienlijke voorstellen, om hui-
" zen te openen. We zullen zien maar het is noodzakelijk dat jullie
" vlug groot worden.
"
Overal hebben ze van ons een grote opvatting en menen ze
" dat wij allemaal heiligen zijn en dat jullie mirakels verrichten.
" Trouwens, zonder je nadeel te willen doen, meen ik niet dat jul-
" lie het reeds zo ver gebracht hebben. Toch is het nodig dat wij
" eraan denken ons te handhaven en onze goede naam te behouden.
"
Overal bestaat er een grote geestdrift voor de salesianen.
" Kijken jullie maar! Overal waar er iemand van ons gaat, let ieder-
" een op om te zien welk model Don Bosco stuurt. Op alle plaatsen
" waar ik geweest ben, te Albano, te Magliano en op andere plaatsen,
" waren ze allen vol vurigheid en wensten ze een salesiaan te zien
" en wanneer er een bij hen gekomen was, zeiden ze dadelijk: het is
" een heilige! Zelfs zij, die wegens hun slecht gedrag, wegens ernstige
" zaken uit het Oratorio waren weggezonden, kregen nog, wanneer ze
" zich op een plaats aanboden en aan de mensen vertelden van waar
" zij kwamen, ook als ze weinig verstandig waren, betrekkingen,
" assistentjes in de colleges, in de scholen en genoten het volle
" vertrouwen. Het is voldoende dat ze zeggen: - Ik kom uit het Ora-
" torio - en men vraagt hun geen getuigschrift meer van goed gedrag.

8.6 Page 76

▲back to top


- XIII/72 -
" Mogen die personen dan alle voorspoed vinden en laten ze het
" beter doen dan ze in het verleden gedaan hebben, maar ik zeg jullie
" dat enkel om te laten inzien welke grote achting men voor ons
" heeft. Maar zeggen jullie me eens, wat zou er gebeuren wan-
" neer wij zouden tekort schieten aan die goede reputatie die wij
" bij de mensen genieten? Daarom is het dus nodig dat wij ons in-
" spannen om niet tekort te komen aan de algemene verwachting en
" onze volledige plicht te doen, zowel bij het studeren, als wat
" de vroomheid betreft en een onberispelijk gedrag. De Heer zal
" dan aan het overige denken.
"
Don Cagliero schrijft ons vanuit Amerika dat de missio-
" narissen van de laatste expeditie daar goed toegekomen zijn
" en dat ze allen reeds hun bezigheden hebben. Ik beveel aan hen die
" zullen vertrekken aan dat ze de naam van salesiaan eer zouden
" aandoen. In Amerika is het voldoende dat we niet afwijken van
" de goede naam, die ons vooraf is gegaan en dan zullen de zaken
" goed vooruitgaan en vanzelf. Laten we dus zorgen dat te zijn
" waarvoor men ons acht, omdat wij allen toch geen heiligen zijn.
"
Wat de examens betreft zal ik jullie zeggen, dat we zul-
" len zien of jullie gestudeerd hebben. Maar niet allen die hard
" gestudeerd hebben kunnen daarom de hoogste punten behalen, omdat
" er een tekort aan bekwaamheid kan zijn of omdat de voorafgaande
" studies onvoldoende waren. Wanneer echter iemand een goed zede-
" lijk gedrag heeft, zodat hij tien op tien verdiend heeft, dan zal
" hij, met de hulp van de Heer en met wat hij heeft kunnen studeren,
" zeker in de proef slagen met voldoende punten. Voor de rest hoop ik
" dat de examens goed zullen verlopen.
"
Om jullie nu eens iets anders te zeggen, beveel ik jullie
" aan dat jullie zouden proberen het gemor te vluchten en te ver-
" hinderen en dat jullie zouden bewijzen steeds tevreden te zijn met
" de zaken zoals men ze beschikt heeft. Dat draagt er grotelijks
" toe bij om opgeruimd te zijn; want wanneer iemand redenen heeft
" om ontevreden te zijn en dit niet meedeelt aan anderen, maar rustig
" blijft, dan verdwijnt het kwade humeur uit zichzelf. Indien hij het
" het echter bekend maakt, dan nemen de anderen er deel aan en zaken
" waarop men aanvankelijk geen acht sloeg, worden dan onaangenaam.
" Ik bedoel hier niet de slechte gesprekken, waarvan Sint Paulus
" zegt: Nec nominetur in vobis. Dit moet ik niet eens vermoeden en dus
" moet dit onderwerp onder ons niet eens besproken worden. Ik bedoel
" die woorden van afkeuring waarmee de beschikkingen en de bevelen
" van de oversten of de zaken die in het huis gebeuren beoordeeld
" worden. Gisteren nog schreef me een salesiaan: - Voor mij is het
" voldoende dat iets door de oversten beschikt is dat het mij dade-
" lijk zou behagen en zo ga ik niet zoeken naar het waarom. -
" Ik zou willen dat jullie werkelijk allen zo konden spreken.
"
Het gemor leidt tot menselijk opzicht. Meermaals zou er
" tussen de makkers een goede daad gesteld worden, maar dadelijk denkt
" men eraan wat de anderen er zullen van zeggen en dat ze het niet goed

8.7 Page 77

▲back to top


- XIII/73 -
" zullen interpreteren en wegens schrik voor een woord of een ge-
" baar van afkeuring wordt die goede zaak niet gedaan. Dat is een
" heel groot kwaad voortgebracht door gemor.
"
En al te veel dergelijke woorden worden er uitgesproken. Dat
" is een tekort dat veel schade berokkent aan de kloostercongre-
" gaties zoals me juist onlangs iemand geschreven heeft. Waarom zoveel
" geredeneer, wanneer het er om gaat te gehoorzamen? De overste
" heeft een bevel gegeven? Goed, het wordt uitgevoerd. Maar waarom
" heeft hij het gegeven? Waarom, waarom...? en waarom gaan jullie naar
" het waarom zoeken? Laten wij onze plicht doen, de overste zal zijn
" plicht doen. Wanneer iemand begint kwaad te spreken over een over-
" ste, over een assistent, iets begint te beknibbelen dat hij gedaan
" heeft, begint te zeggen dat hij het zus of zo zou kunnen gedaan
" hebben, dan is er altijd iemand anders en nog iemand anders die bij
" de eerste komt aansluiten en dan vormen ze een koor en dan vertel-
" len ze nog grotere dwaasheden, vooral wanneer er iemand bij is die
" welbespraakt is. In dat geval verspreidt de ontevredenheid zich ook bij
" de anderen en dan gaat het in gans het huis slecht. Zorgen jullie
" er dus voor alles te doen wat jullie kunnen doen om te beletten dat
" men over de oversten kwaad zou spreken en jullie zelf moeten je in-
" spannen om elke kritiek uit uw gesprekken te bannen omdat deze gro-
" te schade veroorzaakt wanneer dan nog bij dit geroddel God gekrenkt
" wordt, dan zou men de stem moeten verheffen tegen de vijand van de
" zielen, waarschuwen dat de wolf op komst is, opdat hij geen slach-
" ting zou aanrichten, en alle middelen gebruiken om hem tot zwijgen
" te brengen. Dan is het wel geoorloofd te morren, namelijk te verwij-
" zen naar de gebreken van de anderen Wanneer jullie door te spreken
" kunnen verhinderen dat God gekrenkt wordt, doen jullie het dan maar
" en jullie zullen er verdienste bij hebben.
"
Nu moet ik nog maar jullie allen moed inspreken om met een man-
" nelijk hart voort te gaan in de onderneming welke jullie begonnen zijn,
" opdat God onze inspanningen zou zegenen. Dus moed om in goede gezond-
" heid te blijven, moed om jullie studies voort te zetten, moed om te
" beletten dat er kwaad zou gezegd worden van de oversten en dan zal er
" ons niets meer ontbreken. We zullen dan alle duivels en hun aanhangers
" die ons kwaad willen doen, kunnen uitdagen en we zullen niet de minste
" vrees meer voor hen hebben en we zullen met zekerheid goed doen aan
" ons zelf en aan de anderen.
Wanneer men eraan denkt dat samen met zoveel novicen in het Oratorio ook
veel geprofeste clerici waren, dan baart het geen verwondering dat er mensen
waren die bezorgd waren wegens een zo groot aantal priesterkleren op dezelfde
plaats. Zouden de bezoekers er geen ongunstige indruk van meedragen? En zouden
de kwaadaardigen er geen voorwendsel in vinden voor giftige kritiek? Juist om
niet op te vallen bij verschillende kwaliteiten van personen werden de inkle-
dingen van clerici met een klein aantal tegelijk en zonder veel omhaal gedaan.

8.8 Page 78

▲back to top


- XIII/74 -
Kortom, de noodzakelijkheid van een eigen huis voor de novicen deed zich elk
jaar sterker aanvoelen. - "Het zou nodig zijn" - zei Don Bosco naar aanleiding
hiervan, - "dat ik mij steeds te midden van de novicen zou bevinden om hun geest
te vormen, om vaak met hun meester besprekingen te kunnen houden, maar hier te
Turijn zijn er werkelijk teveel." - Tegenover een moeilijkheid vergenoegde Don
Bosco zich niet met ze aan te stippen en er over te spreken als over een acade-
mische aangelegenheid; zijn gedachte liep dadelijk op zoek naar middelen om ze
te verhelpen. Zo gebeurde het dat voor het schooljaar 1879-1880 het huis voor
de novicen gevonden werd. Het was een ruim en zeer degelijk huis in de nabije
gemeente S. Benigno Canavese.
Uit de voorafgaande toespraken en ook uit andere bronnen weten wij dat
Don Bosco, in het openbaar en privaat, wanneer hij tot velen het woord richtte
en ook onder vier ogen, in huis en daarbuiten, graag sprak over de vooruitgang
van zijn congregatie en over de bestemmingen die haar in de toekomst voorbehou-
den worden. Met dit alles beoogde hij zijn zonen moed in te spreken voor grote
ondernemingen, en deed zo bij hen de innerlijke overtuiging ingang vinden dat
de salesianen tot grote dingen geroepen waren en dat ieder van hen daarvan
bewust moest zijn om edelmoedig zijn aandeel daartoe bij te dragen.

8.9 Page 79

▲back to top


- XIII/75 -
H O O F D S T U K IV
REIS IN FRANKRIJK.
Toen de grote vriend van Don Bosco, Don Giacomelli, vaststelde hoe de
congregatie van de salesianen zich aan het uitbreiden was had hij hem gevraagd of
hij ook naar Frankrijk zou gaan en hij had een weifelend antwoord gekregen. - "De
Fransen zorgen voor zichzelf" - had Don Bosco gezegd. Don Bosco herhaalde meer-
maals aan dezelfde Don Giacomelli de volgende zin, die de voorafgaande woorden
schijnt te verklaren: - "De zaken maken de mensen en niet de mensen de zaken" –
placht hij te zeggen. Don Bosco begaf zich dus daarheen waar de vinger Gods het
hem aanwees en waar de hand van God hem leidde. Providentiële gelegenheden en een
inwendige verlichting duidden dan de weg aan, die de goddelijke genade hem dan
hielp bewandelen. Zo was het gegaan voor de missies, voor het werk van de zonen
van Maria, voor de medewerkers en zo was het eveneens voor Frankrijk. Het weinige
dat we reeds gezien hebben voor de stichting van Nizza, zal veel duidelijker
schijnen in het vervolg van deze Gedenkschriften met betrekking tot andere stich-
tingen op Franse bodem.
De inwijding van het patronaat van Sint-Petrus te Nizza op zijn nieuwe
plaats en de noodzaak er te gaan onderhandelen over een huis te Marseille, waren
de bijzonderste beweegredenen die hem deden besluiten naar Frankrijk te gaan op
het einde van de maand februari 1877. We zeggen wel: de bijzonderste, want op
zijn reisroute vinden we ook dat het in zijn bedoeling lag eveneens naar Toulou-
se, naar Bordeaux en naar andere steden te gaan. Zeker is het ook dat hij op 19
februari sprak over vierentwintig aanvragen, die uit verschillende delen van
Frankrijk kwamen; maar we bezitten daarover geen documenten buiten één over een
reis naar Cannes.
Deze reis belette hem in het Oratorio te zijn bij een belangrijke en
kiese gelegenheid. In die dagen bezochten de prefect van Turijn en de koninklij-
ke studie-inspecteur samen al de instituten van de stad en zouden dan ook naar
het Oratorio komen. Er was niemand die in dergelijke omstandigheden zich beter
uit de moeilijkheden kon redden dan Don Bosco. Daarom had hij voor zijn afreis
aan de oversten zeer nauwkeurige onderrichtingen gegeven. - "Ik" - zei hij hun -
"en de kroniek haalt zijn woorden aan (1) "heb ze reeds uitgenodigd naar het
(1) Kroniek van Don Barberis, 19 februari 1877.

8.10 Page 80

▲back to top


- XIII/76 -
Oratorio te komen. Ze hebben mij geantwoord dat ze eerst de instituten van de re-
gering zouden bezoeken en dat onder de private instituten het onze misschien de
voorrang zou hebben. Men late hun het best mogelijke onthaal te beurt vallen. Men
ontvange ze aan de poort met de muziekkapel en men brenge ze in een geschikte
plaats, waar er kan gezongen, voorgelezen worden en iets mooi kan worden voorge-
dragen. Men legge er de nadruk op dat het aantal vakjongens groter is dan het
aantal studenten. Eerst moet men hun de bakkerij laten zien, de refters, de keu-
ken en daarna al de werkplaatsen en ten laatste de beste slaapzalen. Men moet er-
voor zorgen dat in de drukkerij alle machines aan het werk zijn. De studiezaal
zonder de jongens zegt niet veel, maar indien de jongens er zijn dan vrees ik dat
ze te talrijk schijnen te zijn. Wie hen begeleidt moet laten uitschijnen dat dit
een huis van weldadig-heid is en dat hier dit ontbreekt en dat men daar nog wat
anders zou willen, maar dat het veel zou kosten en dat wij arm zijn. Eindelijk,
wanneer ze vertrekken, moet de muziekkapel er zijn om ze te groeten en men zal
hun een exemplaar aanbie-den van de Geschiedenis van Italië, als eerbetoon van
onze drukkerij en onze boekbinderij en tevens als blijk van genegenheid." - Don
Bosco kon er zeker van zijn dat zijn aanbevelingen geen woorden in de wind zouden
zijn. Er was daar immers Don Rua waarbij geen enkel woord van Don Bosco tever-
geefs gezegd werd.
Hij vertrok op 21 februari. Het eerste gedeelte van zijn reisroute omvat-
te korte pleisterplaatsen te Sampierdarena, Varazze, Vallecrosia en Ventimiglia.
Het schijnt dat hij op 22 februari te Vallecrosia zou geweest zijn.(1) Daarna
verliezen wij zijn spoor tot op 28 februari, wanneer hij van Nizza naar Marseille
verder gaat (2) in gezelschap van directeur Don Ronchail. We zullen de schets
voor ons verhaal halen uit documenten van onze archieven en uit andere documenten
bewaard in de archieven van de parochie van Sint-Jozef in deze stad, hoewel ze
alle vrij schaars zijn wat de eerste fase van de onderhandelingen voor de salesi-
aanse stichting in de hoofdstad van de Provence betreft.(3)
(1) Dit blijkt uit een briefje aan directeur Don Cibrario, de enige voorafgaande verwittiging die wij
hebben kunnen vinden over zijn doortocht langs de huizen.
Beste D. Cibrario
Donderdag om 12 uur, zal ik, als het God belieft, te Bordighera zijn, te Torrione, bij Mon-
seigneur enz. Nodig Monseigneur de kanunnik Viale uit dat hij met ons het middagmaal komt
gebruiken en dat wij elkaar zullen spreken. Bereid alles wat er moet gedaan en gezegd worden.
Amen.
Geloof me in J. Chr.
je toegenegen vriend
Priester Gio. Bosco.
In de kalender van 1877 viel de donderdag dag die op 20 februari volgde op 22 februari.
(2) In een biljet van 28 februari aan Don Barberis zegt hij: "Ik vertrek op dit ogenblik naar Mar-
seille, vanwaar ik aan Don Rua zal schrijven."
(3) Wij zijn onze medebroeder Don Federico Rivière dankbaar omdat hij ons van de documenten uit
Marseille, die pas toevallig terug ontdekt werden, een fotokopie heeft laten geworden.

9 Pages 81-90

▲back to top


9.1 Page 81

▲back to top


- XIII/77 -
Advocaat Ernesto Michel (1) was de eerste die te Marseille Don Bosco
bekend maakte door een conferentie in 1876 over zijn werk ten voordele van de
arme en verlaten jeugd.(2) Een van zijn toehoorders, abbé Clément Guidol, pastoor
van Sint-Jozef, die met veel belangstelling naar hem geluisterd had, voelde er
zich toe aangezet om met Don Bosco in betrekking te komen en hem ter hulp te
roepen ten voordele van zovele Italiaanse jongens die de straten van Marseille
bevolkten en in de grootste verlatenheid leefden, voor wat de christelijke op-
voeding betreft. Daar hij de advocaat niet persoonlijk kende, nam hij zijn toe-
vlucht tot een tussenpersoon. Hij bezat een intieme vriend in de persoon van
kanunnik Timon-David, stichter en overste van een werk voor de jeugd, genoemd
Oeuvre de la Jeunesse ouvrière du Sacré Coeur en vertrouweling van de vrome en
liefdadige heer Michel. De twee priesters begrepen elkaar dadelijk. Op het ver-
langen van de abbé Guiol, schreef de kanunnik op 21 mei aan advocaat Michel, met
het verzoek aan Don Bosco de jeugd van Marseille aan te bevelen. De advocaat, die
redenen had om te geloven dat Don Bosco weldra naar Nizza zou komen, wou er mon-
deling met hem over spreken. Inderdaad bezocht Don Bosco in de maand juni de
huizen van Ligurië en alles liet voorzien dat hij over de grens zou komen. Maar
deze reis was hem onmogelijk. Toen Don Ronchail hiervan kennis had gekregen,
haastte hij zich naar hem toe te gaan om hem de brief van de kanunnik uit Mar-
seille te bezorgen. Daarna bracht hij aan de advocaat van Nizza volgend antwoord
bestemd voor bovenvermelde kanunnik.
"
Heer Abbé,
"
"
De Heer Advocaat E. Michel van Nizza, een goede vriend
" van mij verwees mij meermaals naar een aanzienlijk aantal Italiaanse
" jongens die alleen of met hun familie naar Marseille kwamen om
" er werk te zoeken. Daar zij heel slecht onderricht zijn op studie-
" en godsdienstig gebied en geen Frans kennen, blijven ze bloot-
" gesteld aan erge zedelijke gevaren. Wanneer hij dit zeí gaf hij te
" kennen dat iemand uit onze huizen daar wellicht goed zou kunnen
" doen. Dat was de bijzonderste reden van zijn voorstel. Wat u dan
" betreft, Heer Abbé, u zal ik uit ganser harte zeggen dat indien
(1) Zie boekdeel XI, blz. 422.
(2) Bulletin Salésien, 1896, blz. 6.

9.2 Page 82

▲back to top


- XIII/78 -
" ik in iets kan helpen of liever mijn korreltje kan bijdragen
" op de balans van zovele werken van liefdadigheid die te Marseille
" bestaan, ik dat graag zal doen tegen volgende voorwaarden:
"
1° Dat ik vooraf de instemming zou hebben van de aartsbis-
" schop,(1) waarvan ik steeds wil afhangen niet enkel in godsdien-
" stige zaken maar in alles wat het hem zal behagen mij eenvoudig
" aan te raden.
"
2° Dat U dit passend zou vinden dat het werk voor de ar-
" beidende jeugd mij zijn zedelijke steun zou verlenen.
"
3° Onze huizen leven met de hulp van de goddelijke Voor-
" zienigheid en nooit tracht men een jaarlijks vast inkomen te hebben.
" Voor mij is het voldoende een plaats te hebben waar men de armste
" jongens kan samenroepen op zon- en feestdagen en asiel ver-
" schaffen aan hen die in volstrekte verlatenheid leven. Men heeft op-
" gemerkt dat nooit een vroom werk dat reeds bestond in botsing gekomen
" is met wat de salesianen doen.
"
Na deze uiteenzetting, verzoek ik zo goed te willen zijn
" hierover te willen spreken met zijne Excellentie de aartsbisschop
" van Marseille en in beginsel zijn advies te horen; indien hij
" mij dan voor dit doel iets te suggereren heeft, dan zal hij
" mij een groot genoegen doen mij dat mee te delen.
In de loop van de eerstvolgende herfst wanneer ik naar
" het huis van Nizza zal gaan, zal het voor mij gemakkelijk zijn
" eens even over te komen naar Marseille en dan kan er mondeling
" positieve informatie worden gegeven.
"
Indien U of andere personen naar onze streken zouden
" komen, dan bied ik hun graag dit huis aan voor iedere dienst welke
" voor hen opportuun zou blijken.
"
De genade van Onze Heer Jezus Christus weze altijd met
" ons en ik vraag U voor mij te willen bidden, die in de Heer ben
"
" (datum ontbreekt)
uw nederige dienaar
"
(handtekening ontbreekt)
Advocaat Michel overhandigde het schrijven van Don Bosco zonder dralen
aan kanunnik Timon-David en voegde er een vertaling in het Frans (2) van zijn
hand aan toe. Deze laatste maakte dit over aan abbé Guiol en gebruikte hierbij
volgende stichtende woorden: "Ik verlang vurig dat de onderhandelingen van Don
Bosco een goed verloop zouden hebben, ook wanneer wij zelf er moeten onder lij-
den, dummodo Christus annuntietur, in hoc gaudeo". Dit "wij" slaat op hem zelf en
op zijn kloosterlingen. Er
(1) Te Marseille is er geen aartsbisschop maar een bisschop.
(2) Bijv. Doc. 8.

9.3 Page 83

▲back to top


- XIII/79 -
bestond te Marceille een Oeuvre de la Providence of des enfants de l'Etoile,
geleid door de broeders van de christelijke scholen en er was toen sprake
dat de broeders van het heilig Hart van Puy, gesticht door kanunnik Timon-
David ze zouden vervangen. Hij was dus bereid de plaats over te laten aan
de salesianen, indien Don Bosco dit wou aanvaarden.
Maar ook gedurende de herfst van 1876 kon Don Bosco niet naar
Frankrijk gaan. Hij begaf er zich eerst naar toe in februari 1877, zoals
we gezegd hebben, en reisde dan tot Marseille. Het was nodig dat hij daar
minstens een pied-à-terre zou hebben voor zijn missionarissen, die daar
zouden inschepen. Een reden te meer om daar een werk van liefdadigheid
in het voordeel van de arme jeugd te aanvaarden. Maar in een stad waar al
zovele kloosterfamilies zich bezig hielden met de geestelijke en stoffe-
lijke behoeften van de bevolking zag de bisschop, Monseigneur Place
met geen goed oog de komst van een nieuwe congregatie.(1) Wanneer ech-
ter Don Bosco gelegenheid had gekregen met hem te spreken, was het hem
niet moeilijk de welwillendheid en de gunst van de waardige prelaat voor
hem te winnen. Inderdaad, nadat hij het nederige verzoek van Don Bosco
gehoord had, antwoordde hij hem dat een eenvoudig pied-à-terre te weinig
was, maar dat er te Marseille een huis nodig was, dat voor Frankrijk zou
zijn wat het huis van Turijn voor Italië was. Hij deed nog meer. Hij
wees hem abbé Guiol aan als de priester die tussen zijn diocesanen de
meest bekwame was om hem te helpen in zijn onderneming, niet enkel wegens
zijn deugden en de grote invloed die hij had op zijn gelovigen, maar te-
vens wegens de plaats welke hij bekleedde, daar hij aan het hoofd stond
van de rijkste parochie van Marseille. Niet tevreden met deze mondelinge
aanwijzing, gaf hij hem ook nog een aanbevelingsbrief mee voor de pas-
toor. Bij dit alles blijkt de tussenkomst van de Voorzienigheid des te
meer wonderbaar omdat het algemeen bekend was hoe de betrekkingen tussen
de pastoor van Sint-Jozef en zijn bisschop eerder gespannen waren, wegens
kwesties van administratieve aard. We moeten dan ook wel rekening houden
met deze omstandigheid bij het waarderen van een geestig gezegde van Don
Bosco. Er wordt verteld dat hij eens, toen er in zijn aanwezigheid ge-
sproken werd over het eerste mirakel dat hij te Marseille zou bewerkt heb-
ben en dat zou opklimmen tot januari 1879, om hulde te betuigen aan de pastoor
van Sint-Jozef, de sprekers zou gerectificeerd hebben met vol-
(1) Feitelijk was de eerste ontmoeting niet erg aanmoedigend. In een dagboek waarover we het
binnenkort zullen hebben, leest men: "5 mars. D. Bosco est allé rendre visite à Monseigneur
pour en obtenir l'autorisation de se fixer à Marseille; l'Evêque sur le point de partir
pour Lyon, ne l’a écouté que d’une oreille distraite. C’est à recommencer." (5 maart. Don
Bosco is een bezoek gaan afleggen bij Monseigneur om van hem de machtiging te bekomen
zich te Marseille te mogen vestigen; op het punt naar Lyon te vertrekken, heeft de bis-
schop er maar met een half oor naar geluisterd. We zullen moeten herbeginnen).

9.4 Page 84

▲back to top


- XIII/80 -
gende woorden: - " Neen, het eerste mirakel dat Don Bosco te Marseille
deed was, dat Monseigneur Place hem abbé Guiol aanduidde om hem bij zijn
werk te helpen."
Toen Don Bosco zich bij de abbé begeven had, was er de aanwezig-
heid van een tolk nodig, omdat de ene aarzelde en dit in hoge mate zich
uit te drukken in een Frans dat verstaanbaar zou zijn zoals dit ge-
eist werd door het belang van de zaken waarover moest onderhandeld wor-
den, en omdat de andere geen woord Italiaans verstond. Dat belette
echter niet dat de twee zielen elkaar volledig begrepen. Wat er nu juist
besproken werd in die dagen, weten we niet. Er bestaat echter geen
twijfel over dat de contacten door Don Bosco gedurende zijn eerste ver-
blijf te Marseille gelegd en de voorafgaande besprekingen met abbé Gui-
ol definitief het vertrekpunt waren voor het werk dat het jaar daarna
in die stad zou beginnen. Nadat Don Bosco Marseille verlaten had, werd
er onder de pastoor en de kanunnik van gedachten gewisseld, waaruit dan
het formeel voorstel kwam aan de salesianen het werk van de Etoile toe
te vertrouwen; en inderdaad, in de eerste helft van de maand mei ontving
Don Bosco brieven in die zin. Hij had het bovengenoemde werk bezocht
maar moest vaststellen dat het niet aan zijn inzichten beantwoordde. Er
werden daar jongens aanvaard vanaf hun zeven jaar tot hun veertien jaar,
terwijl hij in zijn huizen voor kunsten en ambachten de jongens ontving
als ze twaalf jaar oud waren en ze niet doorzond vooraleer ze de be-
roepsleergangen hadden voltooid. Hij moest ook inzien dat hij er geen
vrije hand zou gehad hebben, omdat het organisme afhing van een vreem-
de beheerraad. Wanneer hij er dan ook verslag over uitbracht bij het
hoofdkapittel op 11 mei, drukte hij zich in volgende bewoordingen uit:
- Wanneer ik te Marseille was, bezocht ik een weeshuis. Het gebouw was
prachtig, de bestaansmiddelen overvloedig. De jongens in huis werden
weinig bewaakt, ze hebben daar geen werkhuizen en gingen in de stad wer-
ken. Wie daar als een brave jongen binnenkomt, wordt er op korte tijd
bedorven. De directeur, die me met goede inzichten bezield scheen te
zijn, vroeg me om raad en ik heb hem geantwoord dat het volstrekt nood-
zakelijk was eerst en vooral werkhuizen in het huis te hebben. Ik heb
hem dan gezegd hoe het er in ons Oratorio toeging. Gisteren ontving ik
dan een brief waarin de directeur zei dat hij bereid was en verlangde
Don Bosco met de zijnen de leiding te laten nemen van dat huis, dat
aan de broeders van het heilig Hart behoort.(1) Het antwoord luidde dat
(1)
In de notulen van een zitting van de Raad, gehouden op 7 maart 1877 leest men wat volgt:
"... M . l e Président rend compte de l'entretien qu'il a eu de concert avec MM. les Vices Pré-
sidents et le Trésorier avec Mr. l'abbé Bosco, Fondateur de Patronages à Turin, à Nice,
et dans diverses villes d'Italie, où il a obtenu des résultats admirables. Le P.
Bosco a acquis la certitude, par une longue expérience, que l’on ne peut obtenir de bons
résultats en plaçant les apprentis dans les ateliers où ils sont presque toujours gâtés
par le contact des ouvriers. Il est arrivé au contraire à d'excellent résultats en fondant
lui-même des ateliers et dans ce cas un très petit nombre n'ont pas répondu à ses bons
soins. I1 croit après avoir visité notre maison que 1’on pourrait, sans beaucoup de frais
fonder un pareil établissement; i1 offre de nous aider en tout ce qui dépendra de lui, quand
on jugera opportun d'établir
.../...

9.5 Page 85

▲back to top


- XIII/81 -
men dat, wegens tekort aan personeel, niet kon aanvaarden.
Te Marseille logeerde Don Bosco bij de broeders van de christelijke
scholen. Zich te midden van zoveel jongens bevinden en zich om he n ni et b ek om -
meren, was dat ooit voor Don Bosco mogelijk geweest? Eens toen hij over
de speelplaats ging, ontmoette hij een jongen, aan wie hij een teken deed
te naderen. Hij zei hem een paar woordjes, zoals hij dat met de jongens
in het Oratorio placht te doen. Wat hij hem zei, weten we niet. De jongen
( 1 ) . . . /...
des ateliers dans notie local."
(De heer voorzitter brengt verslag uit over het onderhoud dat hij gehad heeft samen met de
heren ondervoorzitters en de penningmeester met de heer abbé Bosco, stichter van patronaten te
Turijn, te Nizza en in verschillende steden van Italië waar hij schitterende resultaten bereikt
heeft. Pater Bosco is tot de zekerheid gekomen door een lange ervaring, dat het niet mogelijk
is goede resultaten te bekomen door de leerjongens in werkhuizen te plaatsen, waar ze bijna
altijd bedorven worden door het contact met de arbeiders. Hij heeft echter uitstekende resul--
taten bereikt door zelf werkhuizen te stichten en in dit geval heeft slechts een zeer klein
aantal niet aan zijn goede zorgen beantwoord. Na ons huis te hebben bezocht, meent hij dat
het mogelijk zou zijn, zonder al te veel kosten, een dergelijke instelling op te richten,
hij biedt aan ons te helpen voor alles wat van hem zal afhangen, wanneer men het opportuun zou
oordelen in ons gebouw werkhuizen op te richten).
Wij bedanken onze medebroeder Don Rivière die ons deze mededeling gedaan heeft. Aan
dezelfde zijn wij eveneens volgende nota verschuldigd uit het onuitgegeven dagboek van de
Oeuvre de la Jeunesse:
"4 mars 1877. Dimanche Oculi. Le T.R.P. Don Bosco, cet homme si extraordinaire par la mul-
tiplication des vocations ecclésiastiques qui semblent éclore sous ses pas, vient rendre
.visite notre Père. Il aurait bien grand désir de traiter avec nous pour établir dans l'Oeu-
vre ses ateliers et une maison d'études ecclésiastiques, mais à la condition expresse que nous
lui céderions la primauté, au détriment de notre autonomie. Impossible d'accepter un tel arrangement.
Il ne nous reste pas moins la satisfaction de voir cet homme puissant en oeuvres, qui, en 34 ans
a fait 6.000 prêtres !... La Providence, ayant la foi de cet homme, se plaît à lui envoyer toutes
les ressources pour faire face là toutes les dépenses d’une pareille entreprise. I1 n'en demeure
pas moins à expliquer comment tant de jeunes gens ont pu arriver à la prêtrise, dans une classe
d'enfants ordinairement grossiers et à éducation première fort négligée. Peut-être que les
éléments italiens prêtent plus à ce résultat que ceux de notre France dégénérée. Quoi qu'il
en soit, à ne voir que l'extérieur de l'Oeuvre Salésienne, il y a de quoi être étonné de
son succès."
(4 maart 1877. Zondag van Oculi. De Z.E.P. Don Bosco, die man die zo buitengewoon is door
het aankweken van priesterroepingen die onder zijn leiding schijnen te ontluiken, komt Onze
Vader bezoeken. Hij zou vurig verlangen met ons te onderhandelen om in het "Werk" zijn
werkhuizen en een studiehuis voor geestelijken in te richten; maar op uitdrukkelijke voor-
waarde dat wij hem de hoogste rang zouden verlenen ten nadele van onze autonomie. Het is
onmogelijk een dergelijke oplossing te aanvaarden. Wij hebben dan toch de voldoening de man
te zien die zo krachtdadig gewerkt heeft dat hij op 34 jaar tijd 6.000 priesters opgeleid
heeft!... De Voorzienigheid, waarin deze man zijn vertrouwen stelt, neemt er haar behagen in
hem alle hulpmiddelen te zenden om alle uitgaven van een dergelijke onderneming het hoofd te
bieden. Toch blijft het moeilijk te verklaren hoe zovele jonge mensen tot het priesterschap
konden komen, in een sociale klasse van kinderen die doorgaans ruw zijn en wiens eerste op-
voeding erg verwaarloosd werd. Misschien zijn Italiaanse jongens beter geschikt om dit resul-
taat te bereiken dan de jongens van ons ontaarde Frankrijk. Wat er ook van moge zijn, er be-
staat alle aanleiding toe over zijn welslagen verbaasd te zijn).

9.6 Page 86

▲back to top


- XIII/82 -
was er echter zo door getroffen dat hij, toen hij bij zijn gezellen terugge-
keerd was, hun zei: - "Ik heb een heilige gezien!" - Di t w as e en e lektri-
sche vonk en na korte tijd wou iedereen hem zien en hem spreken. Hoewel
hij zich zo goed en zo kwaad hij kon in zijn Frans, dat meer vindingrijk dan
correct was, uitdrukte, won hij langzamerhand hun hart zodat ze allen wed-
ijverden om bij hem te gaan biechten. De jongens van een zaal kregen de
toelating bij hem te biecht te gaan. Toen er enigen te biecht waren ge-
komen, verspreidde zich het gerucht dat hij ook de zonden bekend maakte
die men wou geheim houden. Dit nieuws zette het college op stelten. Van
alle kanten vroeg men een algemene biecht te mogen spreken. De oversten
die erom bekommerd waren meenden dat ze aan andere zalen niet de toela-
ting mochten geven, hoewel Don Bosco dit zeer spijtig vond; maar om ongenoe-
gen te vermijden liet hij begaan.
Mocht Don Bosco in een katholiek college niet over roeping spre-
ken? De oversten gaven hem de verzekering dat het onmogelijk was onder
hun leerlingen één enkele aan te treffen die naar de geestelijke staat
verlangde. - "Niemand wil priester worden!" - herhaalden ze hem te goe-
der trouw. Maar het kleine staaltje van goedheid en van heiligheid door
Don Bosco gegeven volstond opdat bij velen van deze kostschooljongens
het verlangen ontstond priester en salesiaan te worden. Een feit was het
dat verschillende hem wilden volgen naar Turijn en dat, wanneer hij daar
toegekomen was, hij daar een pak brieven aantrof, waarin vele hem opnieuw
zegden dat ze wensten naar Turijn te komen en salesiaan te worden, tot
ieder offer bereid, als ze door hem maar aanvaard werden. Er waren er
zelfs die tot rijke families behoorden en zich bereid verklaarden om het
even welk bedrag te betalen; er was er zelfs een die met oprechte arge-
loosheid beloofde alles te geven wat hij bezat, wanneer hij er vrij over
kon beschikken. Eén kwam er toe uit het college te vluchten en, toen hij
in het Oratorio gekomen was wilde hij er niet meer van weten nog terug
te keren naar zijn land. Hij liet ook niet na de methode na te gaan die
daar in zwang was om de leerlingen te besturen. De oversten vroegen hem
hoe hij het aan boord legde om zo onmiddellijk, overal waar hij zich
begaf, de welwillendheid en de sympathie van de jongens te winnen en
waarom ze aan geen enkele van zijn blikken weerstand konden bieden, maar
door een bijna geheimzinnige kracht onmiddellijk overwonnen werden. Hij
gaf hun wat uitleg over het preventieve stelsel en over de liefderijkheid
waarmee de jongens in de salesiaanse colleges geleid en verbeterd
werden. Hij toonde ook aan welke de uitwerkingen waren van het tegenge-
stelde stelsel volgens welk de oversten steeds op afstand bleven van de
jongens en, wanneer ze zich lieten zien, gewoonlijk ernstig en zelfs bars
waren om hun eigen gezag hoog te houden.(1) Hij had in die tijd nog
niet de gulden bladzijden geschreven over het preventieve stelsel; maar
ofwel was hij reeds de inhoud aan het overpeinzen ofwel waren de opmer-
kingen die daar gedaan werden van aard om het idee te suggereren ze neer te
(1) Kroniek van Don Barberis, 6 april 1877.

9.7 Page 87

▲back to top


- XIII/83 -
schrijven, zoals we weldra zullen zien.
Ook daarbuiten verspreidde zich het nieuws van zijn aanwezigheid
te Marseille. De kostschoolleerlingen van de broeders, droegen er zeker
toe bij, met de bespraaktheid eigen aan collegestudenten, wanneer ze met hun
ouders spreken, al waren ze ook niet de voornaamste verspreiders ervan.
Zo gebeurde het dat een reder van de haven, een rijk en godsdienstig
man, naar de pastoor van de voorlopige kathedraal liep en hem zei: -
"We hebben een heilige te Marseille en we kennen hem niet!" Toen ze hem
samen waren gaan opzoeken, werden ze met hem ingenomen dat zowel de heer
Bergasse als Monseigneur Payan zijn vrienden weldoeners werden. Voor-
al de naam van de eerste klinkt nog als een gezegende naam in de oren
van de salesianen van het Oratorio van Saint-Léon. Ook de kranten zwegen
niet over hem zodat het een heen-en-weer geloop van bezoekers werd.
Hij verleende nochtans geen audiëntie aan allen die er hem om
vroegen omdat een bloedspuwing hem dwong wat rust te nemen, zodat hij
zich vroeg te bed moest begeven en laat moest opstaan. Misschien was het
daarom dat hij de gedachte liet varen zich naar andere steden te begeven.
Bij het grote aantal voorstellen die hem gedaan waren om huizen te openen,
waren er negen gekomen uit Marseille alleen. Hij was echter wegens zijn gezond-
heidstoestand verhinderd er zich rechtstreeks mee bezig te houden en
daarom verzocht hij de bisschop eens uit te willen kijken en een keuze
te doen. Monseigneur stemde zeer gewillig daarmee in en beloofde de even-
tuele moeilijkheden intussen te effenen en hem daarna de resultaten van
zijn bemoeiingen persoonlijk te Turijn te bezorgen, omdat hij een
groot verlangen had het Oratorio te bezoeken. De wind en de onverwachte
schommelingen in de temperatuur veroorzaakten aan Don Bosco steeds last
in zijn gezondheidstoestand bij zijn reizen langs de riviera.
Don Bosco verbleef ongeveer een week te Marseille. We leiden dit
af uit een brief aan Don Rua, zonder datum van plaats en tijd, maar
toen zeker van daaruit geschreven, volgens wat uit het zinsverband kan
opgemaakt worden.(1) Wanneer hij dan aan Don Rua schrijft more solito,
plaatst hij tussen mededelingen, onderrichtingen, toelatingen, opdrach-
ten, een keuze van ongeveer twaalf zaken of groepen van de meest onge-
lijke zaken, waarvan drie betrekking hebben op zijn verblijf te Marseille. Een
(1) In de beschrijving ban zijn reisweg op de terugkomst zegt hij: "Aanstaande maandag zal
ik vertrekken naar Ventimiglia, Alassio, Noli, Varazze, S. Pierdarena, Turijn enz. en
onvermogen voor alle briefwisseling zal ik te Alassio zijn, tot nader bericht." Hij zal
vertrekken naar Ventimiglia bij Nizza maar wanneer is die "aanstaande maandag"? Te Mar-
seille aangekomen op 28 februari, die op een woensdag viel, schreef hij stellig op een
dag tussen de volgende maandag 5 maart en de volgende maandag 12 maart, op de dag van de
in-wijding van het Patronage St. Pierre. Hij dacht er aan uit Nizza te vertrekken op de
avond zelf van de ceremonie, maar moet vertrokken zijn op 13 maart. Cfr. de brief aan
Don Rua, Nizza 8 maart 18T7.

9.8 Page 88

▲back to top


- XIII/84 -
seille. Een ervan is belangwekkend wegens de woorden over de bisschop:
"De bisschop van Marseille, die afwezig was, is gisteren aangekomen en
vandaag zal ik met D. Ronchail bij hem aan huis gaan dineren. Hij is ons
werk zeer genegen. Ik ga het terrein verkennen en zal de schop in de
grond steken op de plaats waar het terrein het best geschikt is." Een
ander punt heeft betrekking op het college waar hij op logies is:
"Gisteren was er een feestje voor de uitreiking van de eervolle vermel-
dingen (1) aan de leerlingen van dit college van zeshonderd internen.
Dit kan ook voor ons als norm dienen. Voordrachten van allerlei zaken,
zang, muziek, een concert. Het ontzaglijke aantal toehoorders in een zeer
ruime zaal onder de kerk was uiterst tevreden." Een derde punt spreekt
over een reis naar een plaats die toen een toevluchtsoord was voor borstlijders:
"Maandagochtend zullen we naar Cannes vertrekken, waar ik zes uren zal
blijven om enkele zieken te bezoeken en te onderhandelen over een me-
morie die moet overhandigd worden aan de regering, dank zij de steun
van een vriend van Mac-Mahon." Maarschalk Maurice Mac-Mahon was president
van de Franse Republiek vanaf 1873 tot 1879. Het doel van deze "me-
morie" moet geweest zijn van de Franse regering de machtiging te beko-
men tot het openen van een vrije middelbare school naast de beroeps-
school.(2) Dan gaat hij verder: "Omstreeks avond, als het God belieft, zal ik te
(1) De broeders deelden de eervolle vermeldingen uit op het einde van elke maand. Het is zeer
waarschijnlijk dat het feestje plaats had op zondag 4 februari, zodat de brief zal ge-
schreven zijn op maandag 5 februari. Misschien ging het over de zesmaandelijkse vermel-dingen.
(2) Eerwaarde Heer Don Cartier, de enige op wie wij thans beroep kunnen doen om zeker nieuws te heb-
ben over dit begin schrijft ons (brief van 11 februari 1931): "On peut conjecturer que le
mémoire dont il est question dans cette lettre du Bienheureux concernalt l'ouverture de
l'école libre secondaire. En effet, après l'installation de l'oeuvre dans la ville Gau-
tier, aujourd'hui Patronage St. Pierre. Don Boscc se préoccupe d'ouvrir, en même temps que des
d'internes, une école secondaire pour la culture des vocations sacerdotales. Cette école
à dû s'ouvrir probablement avec l'année scolaire 1877-78, car je suis passé par Nice en
septembre 1878, et il y avait déjà quelques élèves de latin, entre antres D. Louis Ricar-
di, décédé à Paus en 1930. Don Bosco a dû sans doute présenter un mémoire pour l’ouverture
du Patronage Saint Pierre tel qu'il fut, dès le début, dans les locaux de la villa Gautier,
école professionnelle et secondaire, comme il avait fait déjà lorsque l'oeuvre fut fondée en
1875, à la rue Victor. En effet, le 30 décembre 1875, le Préfet lui accusait réception de sa
demande." v. Bijv. Doc. 9. (Men mag veronderstellen dat de memorie waarover in deze brief van de
gelukzalige spraak is betrekking had op het openen van een vrije middelbare school.
Inderdaad, na de installatie van het werk in de villa Gautier, thans "Patronage St. Pier-
re" hield Don Bosco er zich mee bezig, tegelijkertijd met werkhuizen voor internen, ook een
middelbare school te openen voor het aankweken van priesterroepingen. Waarschijnlijk werd deze school geopend met het
schooljaar 1877-78, want ik was op doortocht te Nizza in september 1878 en dan waren er
al enkele leerlingen voor het Latijn, en tussen hen was D. Louis Ricardi, overleden te
Parijs in 1930. Don Bosco heeft ongetwijfeld een memorie aangeboden voor het openen van
het "Patronage Saint Pierre", zoals dit vanaf het begin bestond in de lokalen van de villa
Gautier, een beroeps- en een middelbare school, zoals hij dit al gedaan had wanneer het werk
in 1875 in de rue Victor gesticht werd. Inderdaad, op 30 december: 1875 liet de prefect hem
weten dat hij zijn brief ontvangen had".)
Wie kon de vriend zijn van Mac-Mahon, waarnaar verwezen wordt in de brief van Don Bosco?
.../...

9.9 Page 89

▲back to top


- XIII/85 -
Nizza zijn."
Hoewel door de zaken in beslag genomen, vergeet hij zijn verre zonen
niet. Hij vergeet de zieken niet: "Schep moed en groet van mijnentwege
D. Vespignani, D. Tonelli en Giovanetti en geef hun de verzekering dat
ik ze speciaal aanbeveel in de heilige Mis en zeg hun dat ze ook voor
mij zouden bidden." De arme clericus Giovanetti stierf op 6 maart,
als eerste van de twee afzonderlijk door Domenico Savio aangeduid.
Hij vergeet de jongens van het Oratorio niet: "Zeg aan onze jongens
dat het mij wel een halve eeuw toeschijnt sinds ik ze nog gezien heb.
Ik wens zo zeer hen te bezoeken om hun zovele zaken te zeggen en ook
hen te laten weten dat ze zouden bidden voor een makker die met hen het
feest van Pasen niet meer wil houden." Deze makker was de jongen Giovanni
Briatore, uit Dreversi di Garessio in het district van Mondovi, leerling
van de eerste klas van het gymnasium, gestorven op 28 maart, als twee-
de van de zes in de droom aangeduid. Pasen van het jaar 1877 viel op 1
april. Hij denkt ook aan de dochters van Maria, Hulp der Christenen:
"Wanneer het nodig is zusters te zenden naar een nieuw huis, moet men ze
niet allen uit het hoofdhuis nemen. Laten we doen zoals voor de sale-
sianen te Turijn. Laten we een zuster zoeken in een van de huizen die al
geopend zijn, maar een bekwame zuster. Men laat haar vervangen door een
nieuwe zuster en men stuurt de eerste zuster om het nieuwe huis te gaan
besturen. We zullen hierover spreken als ik te Turijn toegekomen ben."
Hij herinnert zich zelfs dat te Albano een clericus een piano nodig
heeft. "Ik heb naar Prins Chigi geschreven voor een piano te Trione en ik
hoop verhoord te worden."
In een tweede fase van de onderhandelingen te Marseille zullen we zien
dat abbé Guiol niet met de handen in de schoot blijft zitten. Een aan-
duiding voor de ernst van zijn voorstellen was ook zijn ongeduld het werk
van Don Bosco van dichtbij en in werking te zien. Op 1 mei laat hij hem zijn on-
(1) ... /...
Dan Carter maakt volgende veronderstelling, die althans voor de geschiedenis van de
stichting niet zonder belang is: "J'ai appris par Mme Pruvot, qui a écrit plusieurs livres
sous le nom de son père, Victor Favet, que son père, á l'époque Inspecteur d'Académie à
Nice, avait dirigé Don Bosco dans la demande d'ouverture d'un établïssement d'enseignement
secondaire et professionnel; qu'il avait lui-même rédigé les pièces et que Don Bosco
n'avait eu qu'a signer."
(Door Mevrouw Pruvot die tal van boeken geschreven heeft onder de naam van haar vader,
Victor Favet heb ik vernomen, dat haar vader, in die tijd Inspecteur van de Academie te
Nizza, Don Bosco geholpen had bij de aanvraag tot opening van een instelling voor beroeps-
en middelbaar onderwijs, dat hij zelf de stukken had opgesteld en dat Don Bosco ze nog enkel
maar moest ondertekenen."

9.10 Page 90

▲back to top


- XIII/86 -
weerstaanbare idee weten een reis te doen naar Turijn en enkele dagen in
het Oratorio te vertoeven. Per kerende post antwoordt Don Bosco hem door
tussenkomst van Don Rua dat hij dadelijk zou komen.
"
Eerwaarde Heer,
"
"
Met veel genoegen heeft onze beste Don Bosco uw brief
" van de eerste dezer ontvangen. Verhinderd door zijn talrijke
" bezigheden, geeft hij mij de aangename en begeerde opdracht
" erop te antwoorden. Hij laat me daarom zeggen dat U ons zou komen
" bezoeken en enige tijd bij ons zou verblijven. Wij verwach-
" ten U met spanning en achten ons gelukkig U gastvrijheid te kunnen
" verlenen. Breng ook een bezoek aan het patronaat van Sint-Pieter
" te Nizza (Place d'Armes), te S. Pier d'Arena in het tehuis
" van Sint-Vincentius de'Paoli moet U deze brief aanbieden en
" ook daar zult U welkom zijn. Vanaf heden wensen wij U een
" goede reis toe en bidden van harte dat de Heer U mag bijstaan en
" U gelukkig naar hier mag leiden.
"
Ontvang de hartelijke eerbetuiging vanwege voornoemde
" Heer Don Bosco en ook deze van ondergetekende die verheugd
" is zich met hoogachting te kunnen betuigen
"
" Turijn 5 mei 1877.
uw verplichte dienaar
"
Priester Rua Michele.
Het bezoek verliep snel. Pinksteren naderde en dit liet hem niet
toe tot het feest van Maria, Hulp der Christenen, te blijven. Toen hij
teruggekeerd was naar zijn parochie schreef hij aan Don Bosco een brief
om hem te bedanken voor al de vriendelijkheden die hij hem bewezen had.
Don Bosco echter wachtte wat om hem te antwoorden, omdat hij het zeer druk
had, want buiten al het overige, moest hij eer bewijzen aan de aartsbis-
schop van Buenos Aires, die hij ook naar Rome vergezelde. En vanuit Rome
antwoordde hij hem op 13 juni.
"
Mijn beste in Jezus Christus,
"
"
Ik ben voor enkele dagen te Rome en van hieruit ant-
" woord ik op de vriendelijke brief, welke U zich gewaardigd hebt mij
" te schrijven op het einde van de maand mei.
"
In plaats van mij te bedanken moet U mij verontschuldi-
" gen wegens het tekort aan voorkomendheid dat U misschien ten deel ge-
" vallen is gedurende de zeer korte tijd, welke U bij ons hebt
" willen vertoeven. U hebt nauwelijks de voorbereidselen gezien maar
" het feest hebt U niet gezien. Wat zou ik tevreden geweest zijn
" indien U ook op die dag bij ons zou geweest zijn!

10 Pages 91-100

▲back to top


10.1 Page 91

▲back to top


- XIII/87 -
"
Ik heb aan de Italiaanse consul command. Strambio (1)
" geschreven en ik hoop dat wij hem gunstig zullen stemmen voor
" ons project dat zo menslievend en godsdienstig is.
"I
De heilige Vader sprak over ons project. Hij moedigde
" het van ganser harte aan en zegent allen die het bevorderen.
" Hij vroeg nieuws over de bisschop van Marseille, voor wie hij
" grote achting heeft. Te Marseille, zei hij, bestaat er een zeer
" uitgebreid gebied voor vele vreemdelingen, aan wie het moeilijk blijkt
" de weg naar de hemel te leren. - Er is veel werk, veel geduld
" nodig maar God zal niet nalaten ons in deze onderneming te
" helpen.
"
De aartsbisschop van Buenos Aires met zijn Argentijnse pel-
" grims zijn met een weinig vertraging aangekomen. Te Genua kre-
" gen ze gastvrijheid in ons huis van S. Pierdarena. Van daaruit
" heb ik ze vergezeld naar Rome en bij hun terugkeer zullen ze
" langs Turijn komen.
"
Te Rome was er een ontelbare menigte. De heilige Vader
" bevindt zich in de beste gezondheid. De tentoonstelling is een
" schouwspel zonder weerga.
"
Wanneer U de gelegenheid hebt, breng dan mijn nederige eerbetui-
" ging over aan Monseigneur Place, uw bisschop, en deel hem de spe-
" ciale zegen mee die de heilige Vader hem zendt.
"
Beste heer pastoor, moge God ons zegenen, bid voor mij en voor
" onze belangen en geloof mij steeds in de Heer te zijn
"
" Rome, 13 juni 1877
uw toegenegen vriend,
" Via Sistina, 104.
Priester Gio. Bosco.
Men merkt uit deze brief dat bij het grote aantal van ondernemin-
gen het werk van Marseille steeds bij hem een heel afzonderlijke plaats
bekleedde. Iedere zaak die Don Bosco ondernam, scheen altijd op de voor-
grond van zijn gedachten te liggen.
Te Nizza hield zich een comité van notabelen bezig met een waardi-
ge voorbereiding van het feest van de inwijding. Het was samengesteld uit
graaf de Béthune, graaf Michaud de Beauretour, graaf de la Ferté-Meun,
advocaat Ernest Michel, Baron Héraud, de heren Charles Gignaux en Auguste
Faraut, die al veel gedaan hadden om dit werk van liefdadigheid te bevor-
deren. De oude villa Gautier, aangekocht en hersteld met het geld van de
liefdadigheid, bood voortaan gemakkelijk ruimte om het aantal te vermeerde-
ren van de internen, die behoefte hadden aan brood, aan opleiding tot een beroep
(1) Commandeur Annibale Strambio, Italiaans consul te Marseille, een studiemakker van Don
Bosco. Zie Lemoyne, Gedenkschriften, boekdeel I, blz. 349, 354, 454.

10.2 Page 92

▲back to top


- XIII/88 -
en aan een christelijke opvoeding. Deze heren stelden een omzendbrief
op, waardoor ze voor 12 maart een uitnodiging zonden voor de inwijdings-
ceremonie aan de "fine fleur"(van de "fine fleur")van de burgerij. Het
was nodig in het openbaar de verzekering te geven dat de gemeenschappe-
lijke wensen op een ernstige manier tot werkelijkheid zouden komen.
Intussen deed zich juist op de ochtend van die dag een gebeurtenis voor,
die we bijna symbolisch kunnen noemen. Er bood zich bij het Patronage
St.-Pierre een jongetje aan dat om bijstand en asiel vroeg.
- "Wie ben jij"? - werd hem gevraagd.
"Ik ben een arme weesjongen."
- "Heb je nog je vader?"
- "Neen, hij is gestorven eer ik hem kon kennen."
- "En je moeder?"
- "Mijn moeder bevindt zich in ellende. Daar ze mij geen brood kan
geven, zendt ze me weg om wat te zoeken waarvan ik leven kan."
- "Hoe verdien je je brood?"
- "Ik verdien het met viool te spelen."
- "Waar ga je spelen?"
- "In de restaurants en in de cafés. Maar indien ik goed muziek
zou kunnen leren, hoop ik later te gaan spelen in de theaters en op die
manier geld te verdienen."
- "Hoe oud ben je?"
- "Vijftien geworden."
- "Kan je lezen en schrijven?"
- "Een beetje."
"Heb je je eerste communie al gedaan?"
"Nog niet."
Na een kort examen over zijn kennis betreffende godsdienst, hoorde men
dat hij de meest elementaire dingen van de catechismus niet kende en dat
hij bovendien in heel ernstig gevaar verkeerde zeer slecht te eindigen.
Hij werd zonder meer aanvaard.
Na de middag liepen de binnenkapel en de aanpalende zalen vol met
mensen. Op de speelplaats langs de met bomen beplante wegen, die ook een
soort indeling ervan maakten, was er een gewapper van veelkleurige vlag-
gen. Op het feest had men ook de burgerlijke overheden uitgenodigd en ze
kwamen met genoegen en met blijken van hartelijke goedkeuring. De burge-
meester van de stad, ridder Raynaud, weerhouden wegens onvoorziene omstandighe-
den, liet zich vertegenwoordigen door ridder Toselli, zijn wethouder.
Monseigneur Pietro Sola begon om half drie samen met de clerus van de
bisschoppelijke kapel de kerkelijke dienst. De zang werd meesterlijk uit-
gevoerd door de leerlingen van het tehuis. Na de vespers nam Don Bosco het
woord.
Vooreerst verhaalde hij de geschiedenis van het patronaat, die
wij al grotendeels kennen. Hij liet opmerken dat de helft van het bedrag dat
hij zich verplicht had te betalen voor de aankoop van het huis, gestort
was dank zij de gift van de heilige Vader en van andere liefdadige personen.

10.3 Page 93

▲back to top


- XIII/89 -
Intussen drukte hij de vaste hoop uit, dat de andere helft die nog
vijftigduizend fr. bedroeg met een beetje tegelijk kon betaald wor-
den. Hij gaf een beschrijving van het doel van het instituut en van wat er
voor de jeugd gedaan werd. Hij beschreef zeer levendig de deerniswekkende toe-
stand van zovele arme jongens. Men moest die ongelukkigen dus aanvaarden,
ze onderrichten in de godsdienst, de externen aan het werk zetten bij
eerzame meesters, de internen een bezigheid geven in de werkhuizen van
het huis, hun een ambacht aanleren waarmee ze dan op hun tijd hun dage-
lijks brood konden verdienen. Na deze woorden, ging hij verder.
"
U zult mij de vraag stellen: zijn ze talrijk de jongens
" die in die toestand verkeren? De externen zijn vrij talrijk maar
" tot op heden zijn er slechts vijfenzestig internen. Er zijn er
" echter meer dan tweehonderd die met aandrang vragen aanvaard te
" worden en dat zal gebeuren naargelang we voor hen een plaats zul-
" len hebben. Er zal gezorgd worden voor het handhaven van de tucht
" en de goddelijke Voorzienigheid zal ons de middelen zenden die we
" nodig hebben om ze te kunnen onderhouden.
"
Op dit punt van mijn uiteenzetting zult U mij een andere
" redelijke vraag stellen. De engheid van de plaats, het grote
" aantal van aanvragen, de herstellingen, de uitbreidingen van
" de lokalen, zelfs van deze kerk, waar wij ons bevinden, vorderen een
" ruimer, een hoger gebouw, dat beter kan dienen voor het celebreren
" van de mis, voor het biecht horen, voor het geven van catechismus
" aan de kinderen, voor het prediken aan volwassenen en aan hen die
" hier in de buurt wonen. Deze dingen zijn onontbeerlijk voor dit
" instituut om zijn doel te kunnen bereiken, namelijk, het welzijn
" van de mensheid en de zaligmaking van de zielen. Hoe moeten we
" thans voorzien in zovele behoeften die zich voordoen? Hoe het
" onmisbare geld vinden om brood te verschaffen aan de internen,
" ze te kleden, te zorgen dat ze meesters, assistenten, werkleiders heb-
" ben? Hoe moeten wij het begonnen werk voortzetten en het werk
" dat nog moet gedaan worden beginnen?
"
Dat is allemaal waar en ik zal er zelfs aan toevoegen dat om het
" werk dat reeds aangevangen werd voort te zetten er heel wat schulden
" moeten aangegaan worden en dat dit huis slechts voor de helft
" betaald is. Er moeten namelijk nog meer dan vijftigduizend fr.
" op betaald worden. Ondanks dit alles moeten we niet bang
" zijn. Deze goddelijke Voorzienigheid die als een barmhartige
" Moeder over alle dingen waakt, die voorziet in de behoeften van de
" vogels in de lucht, van de vissen in de zee, van de dieren op
" de aardbodem, van de leliën op het veld, zal ze niet in onze
" nood voorzien, die voor de Schepper toch heel wat meer waarde
" heeft dan deze stoffelijke wezens? Er is nog meer! Dezelfde
" God die in U, in uwe weldadige harten de edelmoedige gedachte
" heeft ingegeven dit werk te bevorderen, te stichten, tot heden

10.4 Page 94

▲back to top


- XIII/90 -
" toe te ondersteunen, zal Hij er niet mee voortgaan genade en moed
" in te storten en de middelen te verschaffen om het voort te zetten?
" En er is nog meer. Dezelfde God die ervoor gezorgd heeft dat
" men met niets instituten kon oprichten, waar meer dan veer-
" tienduizend kinderen werden opgenomen zonder dat er voor hen
" een duit bij voorbaat voorzien was, zou deze God zijn hulp
" laten ontbreken voor deze werken die er alle naar streven
" de meest verlaten en meest behoeftige klasse van de maatschappij
" op te beuren, de zielen die het meest gevaar lopen te helpen,
" deze zielen voor wie hemel en aarde en alle zaken die de hemel
" en de aarde bevatten geschapen zijn, deze zielen voor wie onze
" aanbiddelijke Zaligmaker tot de laatste druppel van zijn bloed
" gegeven heeft?
"
Neen! we mogen er niet aan twijfelen, we mogen niet
" vrezen dat ons de hulp uit de hemel zal ontbreken. Laat ons
" dat onrecht niet aandoen aan de goddelijke Goedheid, laat
" ons dat onrecht niet aandoen aan uwe godsdienstigheid en aan uw
" grote en zo menige malen ervaren edelmoedigheid. Ik ben er
" zeker van dat dezelfde liefdadigheid die er u toe aangezet
" heeft zovele offers te brengen in het verleden, nooit zal
" toelaten dat een werk, dat op zo een gelukkige manier be-
" gonnen is, onvolmaakt zou blijven.
"
Deze hoop heeft, behalve de goedheid van uwe harten, nog
" een ander stevig fundament dat steunt op de grote beloning
" die u allen zoekt en die God aan de werken van liefdadigheid
" verzekert.
"
God is oneindig rijk en zijn edelmoedigheid is oneindig.
" Omdat Hij rijk is kan Hij ons een ruime vergoeding geven voor
" iedere zaak welke wij uit liefde voor Hem gedaan hebben, als
" vader met een oneindige edelmoedigheid, betaalt Hij met een goede
" en overvloedige maat, ook het kleinste wat wij gedaan hebben
" uit liefde voor Hem. U zult, zegt het Evangelie, geen glas
" fris water in mijn naam geven aan een van deze kleinen, na-
" melijk een noodlijdende, zonder uwe beloning te ontvangen.
"
De aalmoes, zegt God ons in het boek van Tobias, bevrijdt
" ons van de dood, zuivert de ziel van de zonden, laat barm-
" hartigheid vinden in het aangezicht van God en leidt ons
" naar het eeuwig leven. Elemosina est, quae a morte liberat,
" purgat peccata, facit invenire mïsericordiam et vitam aeternam.
"
Onder de grote beloningen is er ook deze, dat de god-
" delijke Zaligmaker aanziet als aan zich zelf gedaan de lief-
" dadigheid jegens de ongelukkigen betoond. Indien wij de goddelijke
" Zaligmaker over onze pleinen als een bedelaar zagen wandelen,
" aankloppen aan de deur van ons huis, zou er dan een enkele christen
" gevonden worden die niet edelmoedig tot de laatste cent uit
" zijn beurs zou geven? Ook in de persoon van de arme mensen, van de
" meest verlatene is de Zaligmaker vertegenwoordigd. Alles,
" zegt Hij, wat gij aan de meest verworpenen zult doen, dat doet

10.5 Page 95

▲back to top


- XIII/91 -
" gij aan mezelf. Het zijn dus niet meer arme kinderen die een
" aalmoes vragen, maar het is Jezus in de persoon van zijn arme mensen.
"
Wat zullen we dan zeggen van de buitengewone beloning die God
" voorbehouden heeft voor het belangrijkste en moeilijkste ogen-
" blik, waarop over ons lot zal beslist worden met een leven dat
" voor altijd zalig of voor altijd ongelukkig zal zijn? Wanneer
" wij, Mijne heren, ons aanbieden voor de rechtbank van de opperste
" Rechter om rekenschap te geven van de daden van ons leven, zal de
" eerste zaak welke Hij ons liefdevol zal herinneren niet zijn de
" huizen die wij gebouwd hebben, het geld dat wij hebben opgespaard,
" de roem die wij verworven hebben of de rijkdommen die wij ons heb-
" ben verschaft. Daarover zal geen woord worden gezegd. Hij zal ons
" alleen maar zeggen: Komt, gij gezegenden van mijn hemelse Vader,
" komt bezit nemen van het rijk dat voor u in gereedheid is gebracht.
" Ik had honger en in de persoon van mijn armen hebt gij mij brood
" gegeven, ik had dorst en gij hebt mij te drinken gegeven, ik was
" naakt en gij hebt mij gekleed, ik bevond mij op straat en gij hebt
" mij geherbergd (Matth. 25,54-56).
"
Deze en nog meer andere woorden zal de goddelijke Rechter
" zeggen zoals ze opgetekend staan in het Evangelie. Daarna zal Hij
" hun zijn zegen geven en hen in het bezit van het eeuwige leven leiden.
"
Maar God, de vader van de goedheid, die weet dat onze geest
" gewillig is maar het vlees zeer zwak, wil dat onze liefdadig-
" heid ook in het tegenwoordige leven het honderdvoudige zal ontvangen.
" Op hoeveel manieren, mijn Heren, geeft God ons op deze aarde het hon-
" derdvoudige van onze goede werken! Honderdvoudig zijn de bij-
" zondere genaden om goed te leven en om goed te sterven. Ze be-
" staan in de vruchtbaarheid van de akkers, de vrede en de eensgezindheid
" in de gezinnen, de goede uitslag van de tijdelijke zaken, de gezond-
" heid van verwanten en vrienden, het behoud en de goede opvoeding
" van het kroost. Een beloning van de christelijke liefdadigheid is
" de voldoening die iedereen in zijn hart voelt bij het doen van
" een goed werk. Is het geen grote troost wanneer men overweegt dat
" men met een kleine aalmoes ertoe kan bijdragen schadelijke wezens
" uit de burgerlijke maatschappij te verwijderen en er mensen kan van
" maken, die gelukkig zullen zijn en zich zullen inzetten voor
" hun naaste en voor de godsdienst? Wezens, die op het punt staan de gesel
" te worden van de overheden, de overtreders van de openbare
" wetten, die op andermans zweet gaan leven in de gevangenissen
" terwijl men ze nu integendeel in staat kan stellen een eer te
" worden voor de mensheid, te werken en door het werk een eerzaam
" bestaan te winnen en dit tot sieraad van de streek waar ze wonen,
" tot eer van de familie waartoe ze behoren?
"
Buiten al deze beloningen die God in het huidige en in het toe-
" komstige leven verleent, is er nog een dat de begunstigden
" aan hun weldoeners moeten geven. Zeker, mijne Heren, wij

10.6 Page 96

▲back to top


- XIII/92 -
" willen u deze beloning, die volledig in ons vermogen ligt, niet
" onthouden. Luister.
"
Al onze priesters en clerici, alle jongens opgenomen en
" opgevoed in de huizen van onze salesiaanse congregatie en meer
" in het bijzonder die van het patronaat van Sint-Pieter, zullen
" 's morgens en 's avonds speciale gebeden laten opstijgen voor hunne
" weldoeners. 's Ochtends en 's avonds zullen uwe begunstigden
" den bij middel van hiervoor opgestelde gebeden de goddelijke
" zegeningen afroepen over u, over uw families, over uw verwanten
" over uw vrienden. Ze zullen God smeken de vrede en de eendracht
" in uw families te bewaren, u een goede gezondheid en een geluk-
" kig leven te verlenen, de ongelukken zowel in geestelijke als in
" tijdelijke zaken ver van u verwijderd te houden. Voeg bij dit
" alles de volharding in het goede, en zo laat mogelijk als het
" aan God zal behagen, zullen uw dagen bekroond worden door een
" heilige dood. Wanneer wij dan, mijne Heren, in de loop van ons
" sterfelijk leven, het geluk hebben u te ontmoeten langs de we-
" gen van de stad of op een andere plaats, dan zullen wij met
" vreugde denken aan de weldaden van u ontvangen en dan zullen
" wij eerbiedig ons hoofd ontbloten ten teken van onuitwisbare dank-
" baarheid op aarde, terwijl de barmhartige God voor u de beloning
" van de rechtvaardigen in de hemel zal verzekerd houden.
" Centuplum accipietis et vitam aeternam possidebítis.
"
Toen Don Bosco gedaan had met spreken, kwamen enkele
" van zijn toehoorders spontaan overeen een collecte te houden die
" buiten verwachting overvloedig was. De beperkte plaatsruimte
" had alleen toegang verleend aan de gewone weldoeners, zodat men het
" niet opportuun geacht had de aalmoes aan te bevelen. Toch
" werd er duizend vijfhonderd fr. omgehaald.
"
Monseigneur de Bisschop gaf op plechtige wijze de zegen
" met het Allerheiligste. Daarna begaven zich alle genodigden naar de
" speelplaats, waar sommige jongens een dialoog opzegden samenge-
" steld ter ere van Monseigneur Sola. De muzikanten voerden enkele
" stukken uit en er werd een gelegenheidshymne gezongen. Daarna gin-
" gen de aanwezigen over tot een bezoek aan de zalen, de klassen en
" en de werkhuizen. In een zaal stonden op tafels voorwerpen uitge-
" stald voor een kleine tombola ten voordele van de jongens van het
" patronaat. Daar het gerucht liep dat de opbrengst van de tombola moest
" dienen tot het aankopen van brood voor de jongens van het asiel,
" gingen de biljetten vlug van de hand.
"
Gedurende zijn conferentie had Don Bosco gesproken over de jonge
" vioolspeler, die 's ochtends was aanvaard geworden en toen wensten allen
" die daar samengekomen waren hem te zien. Wanneer ze dan samengekomen
" waren in de tuin, kwam de jongen met zijn speeltuig midden deze
" heren een staaltje geven van zijn handigheid. Een van de toe-
" schouwers, verwonderd over zijn zwierigheid en bewogen bij het
" zien van zijn sjofele kledij schreef een mandaat uit om dadelijk
" kleren te bekomen van de vrouwelijke conferentie die

10.7 Page 97

▲back to top


- XIII/93 -
" samen was gekomen bij de kerk van de Madonna van Nizza. De arme
" jongen bood er zich 's anderendaags aan om zijn kleren te ontvan-
" gen. Daar vermaakte hij met een sonatine de liefdadige dames be-
" zig aan het werk voor de armen. Hij verbleef meer dan een jaar in
" het tehuis en legde zich met veel goede wil toe op de studie en
" de godsdienstoefeningen.
"
De volgende dag bood zich bij Don Bosco een andere jongen
" van zestien jaar aan. Hij had nog nooit gebiecht of gecommuni-
" ceerd. Ook hij was een wees en bovendien een vreemdeling, hele-
" maal haveloos en al een heel eind gevorderd op de weg van het
" kwaad. Meer was er niet nodig om hem onmiddellijk in het tehuis
" te aanvaarden.
"
Zeer eigenaardig was ook het geval dat zich op de 14de voor-
" deed. Bepaalde ouders, door de ellende genoopt, hadden hun zoon ge-
" dwongen bij een tehuis voor protestanten te gaan. De jongen, vol
" afgrijzen over wat hij daar hoorde op de kap van de katholieken
" slaagde erin te vluchten. Hij werd echter opgezocht en vast-
" genomen, en er met geweld weer naartoe gebracht. Hij kon een
" tweede maal vluchten en juist dan had hij het geluk terecht te
" komen bij de directeur van het patronaat, die bij het horen
" van deze lelijke geschiedenis voor hem de deuren van zijn
" huis openstelde.
De toespraak van Don Bosco scheen zo merkwaardig dat men tot de
idee kwam haar te publiceren om in Frankrijk het werk van het patronaat
beter te leren kennen. De gedachte mishaagde hem niet en zelfs, zoals dit
pleegt te gebeuren breidde hij, na erover nagedacht te hebben, het plan
nog uit. Inderdaad, gedurende zijn terugreis stelde hij een mooi werkje
op, dat hij liet drukken in de drukkerij van het Oratorio onder de ti-
tel: Inwijding van het Patronaat van Sint-Petrus te Nizza-aan-Zee. Na
een bondige beschrijving van het feest, liet hij er zijn toespraak in
verschijnen, die hij opnieuw wat bewerkt had. Hij bracht er een nieuwig-
heid bij aan, die een prachtige primeur was, namelijk een reeks artike-
len over het preventief stelsel. Een tijdje later verschenen deze arti-
kelen met enkele varianten vooraan in het reglement van de huizen. Later,
wanneer hij over dit werkje sprak, zei hij dat het hem vele dagen werk
had gekost en dat hij het driemaal gemaakt en weer opnieuw gemaakt had."
"Ik b ek l a ag de b i j na m ez e l f" - v o e g d e h i j er a a n to e - "o ve r di t
schrift omdat het niet naar mijn smaak was. Er was een tijd dat ik hele
bladzijden neerpende zonder een verbetering aan te brengen. Thans echter
schrijf ik, verbeter, schrijf ik opnieuw, kopieer het nog eens, doe het
voor de vierde en de vijfde maal nog eens over en nog geeft mijn werk mij
geen voldoening." Voor het overige was hij de mening toegedaan dat het
werkje geschikt was om in Frankrijk veel goed te doen.(1)
(1) Kroniek ven Don Barberis, 22 april 1877.

10.8 Page 98

▲back to top


- XIII/94 -
In Frankrijk en overal, op dat tijdstip en altijd zou het ne-
derig werkje goed doen wegens dit aanhangsel, dat er gewoonweg aan toe-
gevoegd was, alsof de auteur zelf er niet de ganse draagwijdte van geme-
ten had. De opvoedkunde van die tijd deed veel aan theorie, maar bewerk-
te heel weinig. Haar geringe vruchtbaarheid sproot voort uit het feit
dat ze haar principes haalde uit de loutere voorschriften van de natuur-
lijke wijsbegeerte zodat rationalistische beginselen en een positivis-
tische geest haar richting beheersten en verzwakten. Zonder enige leer-
stellige waardigheid, zonder in het minst er aanspraak op te maken dat
hij het geheim van de kunst van de opvoeding zou ontdekt hebben, zocht
Don Bosco zijn ingevingen bij het evangelie en bij de onderrichtingen van
de Kerk zodat hij de normen van de natuurlijke wijsbegeerte harmonieus
wist te verenigen met de bovennatuurlijke middelen van de genade en aldus
leven wist in te blazen in een methode die op het terrein van de opvoed-
kunde overvloedige vruchten heeft voortgebracht en nog voortbrengt.
Wat hij gedurende zovele jaren verwezenlijkt had, vatte hij samen op
enkele bladzijden van zijn schriftje. Bekijken wij maar een enkel punt,
namelijk de grote kwestie van het gezag en van de beloningen en straffen.
Een van de grootmeesters van de naturalistische strekking van die tijd,
de beroemde Raffaello Lambruschini, wijdde aan dit punt minstens de
twee derden van zijn boek Over de opvoeding. Hij zegt er vele mooie din-
gen over, die echter ook met theoretische vergissingen vermengd zijn,
maar wegens de hierboven bekeurde dwaling bleef hij mijlen achter bij de
doeltreffendheid door Don Bosco bereikt, die voortging op de weg van de
rede en van het Geloof en met enkele meesterlijke richtlijnen het moei-
lijke vraagstuk praktisch en volledig opgelost heeft. Een verdiende en
eervolle erkenning van de opvoedkundige waarde, die deze "Preventieve
Methode" kostbaar maakt is het feit dat het Italiaans ministerie van open-
baar Onderwijs ze aangeduid heeft als studie-programma in de kweekscholen
voor onderwijzers. Bij die gelegenheid sprak oud-minister Fedele, sena-
tor van het rijk en professor in geschiedenis aan de universiteit van
Rome volgende woorden, bij een plechtige gelegenheid: "Zonder het bo-
vennatuurlijke kan men het werk van Don Bosco niet verklaren. En dit
werk is de uitwendige bloei van zijn innerlijke deugden. Hij was een
tegenstander van het materialisme dat de jeugd bederft en hij hield bij-
tijds het Italiaanse volk staan op de helling van de noodlottige weg.
Als ik de studie van de opvoedkundige leer van Don Bosco voorstelde,
glimlachte meer dan een idealistische wijsgeer. Vandaag heeft de tijd mij in
het gelijk gesteld."(1)
Het is hier de plaats om over het opvoedkundig stelsel van Don Bos-
co te verwijzen naar een oudere verklaring in 1878 publiek gemaakt. Een
inwoner van Perugia, Graaf Carlo Conestabile della Staffa liet in dat jaar een
______________________________
( 1 ) B o l l e t t i n o Sa l e s i a n o , juli 1931, blz. 203.

10.9 Page 99

▲back to top


- XIII/95 -
werkje (1) van hem verschijnen, waarin hij verhaalt hoe hij door Don Bosco
zijn opvoedkundige methode zag in praktijk stellen nog voor deze eraan
dacht ze op schrift te stellen. Eens was de graaf Don Bosco gaan opzoeken
en vond hem aan zijn schrijftafel, waar hij enige aantekeningen met enkele
namen aan het overlopen was. - "Kijk", - zei hij - "hier zijn er enkele van
mijn rakkers wier gedrag veel te wensen overlaat." De bezoeker vroeg hem
spontaan welke straf hij hun ging opleggen. - "Geen enkele straf" - ant-
woordde hij - "maar ziehier wat ik ga doen. Deze hier, bijvoorbeeld (en
hij wees hem een van de namen aan) is de grootste deugniet van allen, al
heeft hij een goed hart. Hem zal ik gedurende de recreatie ontmoeten en
ik zal hem nieuws vragen over zijn gezondheid. Hij zal zonder twijfel
antwoorden dat hij zich goed voelt. "Maar ben je werkelijk tevreden"? zal
ik hem dan zeggen. Hij zal eerst verrast zijn, dan zijn ogen neerslaan en
beginnen te blozen. Ik zal liefdevol aandringen: "Jij hebt toch wel iets
dat niet in de haak is. Indien je lichaam goed gezond is, is je ziel mis-
schien niet tevreden... Is het al lang geleden dat je nog te biecht bent
gegaan?" Na enige minuten tijd zal die jongen aan de biechtstoel zijn
en ik ben er bijna zeker van dat ik over hem niet meer zal moeten kla-
gen." - De graaf luisterde stilzwijgend toe, bekoord door zijn zacht
spreken en gaf dan zijn commentaar: "Ik had het geheim ontdekt van de
grote werken die deze nederige priester tot een goed einde wist te
brengen. Vele malen daarna, als ik voelde dat mijn hart overmeesterd
werd door een bittere droefheid bij het zien van de kwalen waarmee
onze tijd bezocht wordt, is deze priesterlijke stem mij opnieuw in
het geheugen gekomen en heeft mij vertrouwen doen scheppen in de toe-
k o m s t v a n e e n m a a t s c h a p p i j , w a ar a a n G o d d e r g elijke hervormers zendt."
Uit de kroniek van de dochters van Maria, Hulp der Christenen ver-
nemen wij dat, toen hij uit Frankrijk terugkeerde, hij halt hield te
Vallecrosia en daar ook het hele huis van de zusters bezocht, van de
slaapzaal tot de keuken en de voorraadkamer. Hij prees hun zuinigheid en
hun geest van armoede, maar wou ook dat zij zorg droegen voor en geen
misbruik zouden maken van hun eigen krachten om hun gezondheid niet te
bederven. De mensen uit de buurt schonken haar vaak zaken in natura. Zo
was er dan ook iemand die haar een kropsalade had gegeven die enorm
groot was en heel wit. Ze was zo mooi dat het een onmetelijke bloem scheen
te zijn. Ze toonden ze aan Don Bosco. Bij bekeek ze een poosje en zei dan
glimlachend tot de directrice:
- "Wilt U mij een genoegen doen?"
- "Dat kunt U wel danken, vader!"
(1) Opere religiose e sociali in Italia. Memorie van graaf Carlo Conestabile. Uit
het frans vertaald. Padua, Drukkerij van het seminarie, 1878, bladzijden 27 -
29.

10.10 Page 100

▲back to top


- XIII/96 -
"Neemt U hier mijn visitekaartje en zend daarmee deze mooie
kropsalade naar Turijn, aan Gravin Corsi. Zo zal ze merken dat Don Bosco
zich haar herinnert."
De directrice gehoorzaamde. Don Bosco was toen aan het onderhan-
delen voor de aankoop van een huis te Nizza Monferrato, waar de zusters
vanuit Mornese zouden overgeplaatst worden; de gravin stelde er belang
in en verleende hulp.
Enkele brieven, geschreven bij zijn terugkeer of kort daarna, zul-
len ons verhaal van zijn reis aanvullen. Op 17 maart treffen wij Don Bos-
co te Alassio aan. Dit wordt ons gezegd door een brief vandaar gezonden
aan een priester van Casale, Don Domenico Ossella, aan wie men voor het
grootste deel de stichting te danken heeft van het opvoedingsinstituut
bestuurd door de dochters van Maria, Hulp der Christenen, te Casal Mon-
ferrato.
"
Beste Don Ossella,
"
"
Ik heb je brief aandachtig gelezen. Hij toont uw verlangen
" te voorzien in de behoeften van de zielen die op het einde van
" hun leven gekomen zijn. Het is een opperbeste gedachte maar het
" middel dat je zou willen aanwenden is zeer moeilijk en netelig
" voor jou en voor andere priesters. De redenen hiervoor zal ik
" je nadien mondeling meedelen, wanneer ik, na Pasen, als het God
" belieft, een reis zal maken naar Borgo S. Martino.
"
Ik zou je liever een ander werk willen aanbevelen dat ge-
" makkelijker is voor jou en waarvan de uitkomst zeker is, namelijk
" roepingen voor de geestelijke staat verwekken. Hoe moet ik dat
" aan boord leggen? zal je zeggen. Je bezig houden met brave jon-
" gens te sturen naar een plaats waar ze kunnen opgevoed worden in
" de studie en in de vroomheid en zo tot de roeping van priester.
" Wanneer je volwassen jongens aantreft die zich goed gedragen,
" moet jij ze aanzetten tot de studie en indien het nodig is, ze
" zelf klas geven ofwel ze daar zenden waar ze ad hoc kunnen onder-
" richt worden.
"
Andere zaken zal ik je mondeling zeggen. Bid intussen voor
" mij. Moge God je zegenen en geloof mij in J. Chr.
"
" Alassio, 17-3-1877.
je toegenegen vriend
"
Priester Gio. Bosco.
Vanuit Alassio werd hij naar Noli gebracht om er een mooi huis te
bezoeken, waar men verlangde dat er een school en een kostschool zouden
geopend worden. Het gebouw behoorde toe aan de vader van de overleden
salesïaanse clericus Antonio Vallega.(1) Hij aanvaardde, maar stelde drie voor-
__________________
(1) zie boekdeel XII, blz. 433.

11 Pages 101-110

▲back to top


11.1 Page 101

▲back to top


- XIII/97 -
waarden: 1°) de gemeentescholen zouden aan de salesianen worden toever-
trouwd; 2°) er moest aan de meesters een totale wedde van 3.500 lires
worden uitbetaald; 3°) men zou er geen onkosten hebben. Maar in de eerste
helft van de maand april kwam de heer Vallega naar Turijn, als houder van
andere voorstellen die zo verschillend en bezwarend waren dat de hele zaak
verzandde.
De kroniek die we hier kort tevoren hebben aangehaald, bewaart
ook de herinnering aan een bezoek op die tijd door Don Bosco afgelegd
bij de zusters van Alassio. Hij ondervroeg hen of ze veel werk hadden en
toen hij vernam dat dat zo was, zei hij: - "Kijk, wanneer ik in de hui-
zen ga en ik hoor dat ze er veel werk hebben, dan ben ik gerust. Waar er
werk is, ís de duivel afwezig." - Hij bezocht er drie zusters die ziek
waren. Daarna wendde hij zich tot de andere zusters die hem allen verge-
zeld hadden en vroeg: - "Over welke deugd wensen jullie dat ik jullie
zou spreken?" - Zij die altijd zoveel werk hadden en niet wisten hoe ze
de regel moesten in praktijk stellen die zegde "dat men voortdurend in
de aanwezigheid van God moest leven" antwoordden als uit één mond: -
"Spreek ons over de kunst te leven in Gods tegenwoordigheid." - En hij:
- "Het zou werkelijk mooi zijn indien de dochters van Maria, Hulp der
Christenen zich voortdurend in Gods tegenwoordigheid zouden bevinden!...
Maar we kunnen dit doen met telkens als wij aan een andere bezigheid be-
ginnen, opnieuw het inzicht te vormen alles te doen tot meerdere glorie
van God." - Over dit thema redeneerde hij wat verder en besloot dan: "Zoals jul-
lie kunnen zien is het niet zo moeilijk er een gewoonte van te maken
voortdurend met God verenigd te blijven." -
Op 23 maart treffen wij hem weer te Sampierdarena aan. Bij het ver-
trek, naar wij menen, uit Alassio, schreef hij aan Don Ronchail.
"
Mijn beste D. Ronchail,
"
"
Ik sta op het punt mij naar Sampierdarena te begeven. Ik heb
" de drie schriften allemaal bij kanunnik Monseigneur Viale gela-
" ten. Een ervan zal hij bij P. Tedeschi dragen, twee zal hij ver-
" zenden naar Monaco. Maar deze twee zijn voor rekening van kanun-
" nik Monseigneur Viale, Vicaris-Generaal van Monaco.
"
Zend er nu een of twee van aan Mevrouw de Markiezin Aurelia
" Spinola, met een brief van jou, zoals gewoonlijk. Maar, voor je
" norm, zeg haar, dat wat zij zal ontvangen, voor het huis van
" Torrione is en dat ze aan D. Cibrario mag overhandigen, wat ze niet kon
" verzenden. We zijn aldus ook overeengekomen met D. Cibrario.
" Deze dame is onze familie van Torrione zeer genegen. Voornoemde
" dame woont te Porto Maurizio.
"
Zend er mij ook een.
"
Laten we nu tot onze zaken komen. Mijn exposé is beëindigd.
" Ik laat het kopiëren en alvorens uit Sampierdarena te vertrekken

11.2 Page 102

▲back to top


- XIII/98 -
" zal ik het je zenden.
"
Terwijl ik een priester zoek om hem bij jou te zenden kan
" je al beginnen met nota te nemen van het volgende:
"
1° Wanneer er in de kerk een officie wordt gezongen, zorg
" er dan voor dat de priesters, de clerici of de coadjuteurs, die
" beschikbaar zijn, in twee groepen worden ingedeeld in de twee beuken
" van de kerk zodat ze afwisselend in koor zouden zingen en jij
" je niet bezig moet houden met dit deel van de dienst.
"
2° Laat de Afrikaanse aspirant en de ex-concierge van het
" seminarie een proeftijd doen en kijk na op welke manier ze in staat
" zijn assistentie te verlenen gedurende de recreatie, in de
" studiezaal en op andere plaatsen.
"
3° Probeer hulp te vinden voor de preken. D. Martini, de
" theologant Giovan, de theologant Frank, de oblaten zullen allen
" zich zelf aanbieden om je te helpen pro viribus. Zou één van hen
" geen onderrichtingen kunnen geven (niet meer dan twintig minuten)
" voor onze jongens? Dan zou je iedere feestdag al wat verlichting
" kunnen hebben? Ik geloof dat dit een grote hulp voor jou zou zijn.
"
4° Voor het geven van catechismusles in de klas denk ik dat
" sommige deugdzame leken, waarbij de heer Andoli, je kunnen helpen.
"
5° Zorg er ook voor dat D. Guelfi of iemand anders recht-
" streeks zorg draagt voor de sacristie, zodat je niet moet denken
" aan de netheid, de goede orde, de strijk, de was, het wegleggen
" van de zaken, de liturgische gewaden, het altaar enz.
"
Kortom uit dit alles kan je merken dat de functie van directeur
" in wezen erin bestaat de zaken die moeten gedaan worden te ver-
" delen en dan aan te dringen dat ze gedaan worden.
"
Laat me dan nieuws weten over de theologant Giovan. Het
" spijt me dat ik hem niet meer gezien heb of liever dat hij zich
" niet meer heeft laten zien, want er zijn vele zaken waarover ik
" hem zou moeten spreken. Hij is toch niet mistevreden over iets?
" Zeg hem zo, dat ik bij het vertrek met spijt gezegd heb: Ainsi
" soit-il.
"
Bij het verzenden van het exposé zal ik er ook andere zaken
" bijvoegen waarover wij ons akkoord gesteld hebben.
"
Groet nominatim de leden van onze familie en al onze wel-
" doeners naargelang je er de gelegenheid toe krijgt. Geef me dan
" nieuws van Gravin Celebrini en van de heer Markies Spagnuolo en
" van zijn aangenomen dochter.
"
Zeg aan allen dat ik bid en laat bidden voor hen te Turijn
" aan het altaar van Maria, Hulp der Christenen.
"
Bid voor mij die altijd in J. Chr. zijn zal
"
"
je toegenegen vriend
"
Priester Gio. Bosco.
" P.S. Knijp D. Perrot eens in de arm en zeg hem dat hij opgeruimd moet zijn.

11.3 Page 103

▲back to top


- XIII/99 -
Hij noemt "schriften of cahiers" wat men thans met een Duits woord
"blokken" of "blokjes" noemt, een soort agenda's die bestaan uit blaadjes
die men kan afscheuren, en die elk een stamblad hebben. Het waren biljet-
ten voor de loterij van Nizza. De benaming "Vicaris-Generaal van Monaco
door Don Bosco aan kanunnik Viale (1) gegeven, vergt een verklaring, des
te meer dat het ons de gelegenheid geeft te herinneren aan een onbekende
karaktertrek van Don Bosco.
Het Prinsdom van Monaco hing toen op kerkelijk gebied af van de
bisschop van Ventimiglia. Om aan Prins Carlo III aangenaam te zijn, had
Pius IX in 1876 zijn kleine staat losgemaakt van de jurisdictie van deze
bisschop en had het opgericht tot een abdij Nullius van de heilige
Nicolaas en Benedictus. Maar de Prins verlangde de oprichting tot een
bisdom en stelde als bisschop zijn kapelaan Theuret voor. De Paus stemde
niet in met de persoon die hem werd voorgesteld, maar beperkte zich er-
toe te beschikken door middel van de congregatie van buitengewone kerke-
lijke zaken dat Monseigneur Lorenzo Biale, bisschop van Ventimiglia,
het beheer zou hebben van de abdij, met de bevoegdheid er een vicaris-
generaal te benoemen, die dan juist de kanunnik uit Ventimiglia, Carlo
Emilio Viale, was. Deze voorziening was echter maar van voorbijgaande
aard. Inderdaad, datzelfde jaar nog vroeg bisschop Biale aan Don Bosco
dat hij een verdienstelijke priester zou aanduiden om deze nieuwe ze-
tel te bezetten. Don Bosco stelde hem de naam voor van de theologant
Sora, die al pastoor was geweest van de Crocetta te Turijn en nadien
kanunnik penitentiarius te Tortona. Maar de Prins verlangde een bisschop
die aan zijn hof kon leven als een edelman en die een mooi voorkomen had.
Daarom werd kanunnik Sora door Carlo III geweerd, want hij was noch
"salonfähig" noch mooi. Monseigneur Biale legde de zaak aldus uit aan
Don Cerruti, directeur van Alassio. Leo XIII zou een einde stellen aan
de kwestie in 1878, door Monseigneur Theuret te benoemen tot apostoli-
sche administrator, die hij nog datzelfde jaar zou bevorderen tot titu-
lair bisschop van Hermopolis om hem dan in 1887 tot bisschop van Monaco te
maken.
Laat ons nu terugkeren tot de lange brief aan Don Ronchail ge-
richt. Het exposé is het verslag van het feest van Nizza met de toevoeg-
sels en bijkomende dingen, die we kennen. De "Afrikaanse aspirant" was -
een van de jonge Algerijnen, naar het Oratorio gezonden door de toenma-
lige Monseigneur Lavigerie en nadien door Don Bosco naar Nizza gestuurd.(2)
Er zou ook een brief komen van 24 maart aan Don Rua vanuit Sampierda-
(1) Zie boekdeel XI, blz. 416.
(2) Zie boekdeel XI, blz. 423.

11.4 Page 104

▲back to top


- XIII/100 -
rena, maar het zal volstaan enkele van zijn twaalf punten aan te halen.
Het eerste punt heeft betrekking op de gezondheidstoestand van de bis-
schop van Alba: "Pijnlijk is het nieuws over Monseigneur Galletti. Laat
bijzondere gebeden doen. Ik zal van hieruit schrijven. Laten wij bidden
en hopen op de goedheid van de Heer." Het derde punt heeft betrekking op
de kerk van San Secondo; we zullen er te zijner tijd in het lang en het
breed moeten over schrijven. Het zevende punt drukt zijn ontgoocheling uit
over het in gang zijnde werk in het Oratorio om het balkon, dat we er nu
zien, tot voor zijn kamer te brengen.(1) Men was met deze werken begon-
nen bijna als een verrassing gedurende een van zijn afwezigheden om hem
een minder ongemakkelijk logies te bezorgen. Hij schrijft: "Je zult aan
D. Ghivarello zeggen dat ik niets anders wil dan dat het huis zou vol-
tooid zijn en dat wanneer ik te Turijn toekom er volstrekt geen lawaai
van de metsers meer zou zijn. Wat een kerels! Ze beloofden mij dat alles
op enkele dagen zou gedaan zijn, met weinig kosten en dan, enz." Een
gedachte voor de zieken ontbreekt niet: "Groet onze beste medebroe-
ders D. Vespignani en D. Tonelli en zeg hun dat ik zeer tevreden ben dat
ze zich beter voelen en dat ik tot God bid dat ze beiden zo sterk zouden
worden als Samson, daar zij nog veel werk te verzetten hebben. Het vijfde
punt is bijzonder belangrijk: "Om de zaken behoorlijk te doen, zal ik van
hieruit aan de aartsbisschop een verzoek opstellen en het hem zenden."
Om stilzwijgend protest aan te tekenen tegen de inopportune zaken in de
pers bekend gemaakt en waarover wij hierboven geschreven hebben, richtte
het kapittel van de kathedraal en de stedelijke clerus openbare betuigin-
gen van eerbied tot monseigneur Gastaldi, bij zijn terugkeer uit Rome.
Don Bosco, hierover ingelicht door Don Rua, wou zich solidair betonen
met de anderen door ook zijn stem bij het eerbetoon te voegen. Dat was
de reden van de brief die hij verzond, niet vanuit Sampierdarena maar
vanuit Turijn. Hier volgt de inhoud.
"
Excellentie,
"
"
Pas terug (2) van een bezoek dat ik heb afgelegd aan de
" huizen van Ligurië, verneem ik tot mijn groot genoegen dat de
" clerus van Turijn aan uwe Excellentie uiting heeft gegeven van
" zijn gevoelens van hoogachting bij gelegenheid van uw gelukkige
" terugkeer uit Rome. Graag in mijn naam en in die van alle leden
" van onze nederige congregatie, treed ik de gevoelens van achting
" en van eerbied bij, die anderen bij deze gelegenheid reeds hebben
(1) Zie boekdeel XII, blz. 375.
(2) In de brief van zaterdag 24ste, zei hij aan Don Rua: "Ik zal je laten weten of ik
dinsdag of woensdag zal toekomen; hier is er niet weinig werk." Don Barberis schrijft in
zijn kroniek dat hij terugkeerde op woensdag de 28ste van de Goede Week. In de nota's van
Don Lazzero leest men: "26 maart. Don Bosco is aangekomen."De eerste zin van deze brief
schijnt niet duidelijk te verwijzen naar de dag waarop hij schrijft.

11.5 Page 105

▲back to top


- XIII/101 -
" betuigd. Wij hebben gebeden, toen uwe Excellentie vóór enkele
" maanden ziek was gevallen en thans verdubbelen wij onze zwakke
" gebeden, die in al onze huizen gedaan worden. Wij smeken de
" goede Heer dat Hij zich zou verwaardigen U in goede gezondheid te
" bewaren om aldus uw werk te kunnen voortzetten voor het wel-
" zijn van de Kerk en van onze Congregatie, welke ik U eerbie-
" dig aanbeveel.
"
Gelieve deze hartelijke gevoelens te willen aanvaarden zo-
" wel om het geroddel van sommige kranten te beschamen, die
" zaken zonder enig fundament verondersteld hebben, als om U
" de verzekering te geven dat in alles waarin de salesianen u
" dienstig kunnen zijn, het ook zullen zijn. In mijn en in ons
" aller naam, heb ik de hoge eer te zijn,
"
" Turijn, 28 maart 1877.
uw zeer verplichte dienaar
"
Priester Gio. Bosco.
Een bericht van Monseigneur: "bedank vurig de Eerwaarde Don
Bosco voor zijn brief van 28 van deze maand maart." Korte tijd
daarna verdiende Don Bosco de dank van de aartsbisschop voor een zaak
die heel wat meer te betekenen had dan een eenvoudig gebaar van be-
leefdheid. Te Bertulla, een klein plaatsje aan de poorten van Turijn,
waren de mensen in beroering gekomen tegen de pastoor van de abdij, de
hoofdkerk. Op een ogenblik dat de kapelanij van Bertulla vacant was,
liet hij op deze kerk zekere rechten gelden die het volk niet wou erken-
nen. Aldus zou hij gewild hebben dat men naar de abdij zou komen voor
de doopsels, de huwelijken, voor de mis. Monseigneur Gastaldi steunde de
pastoor. Daardoor was de bevolking geprikkeld en trachtte ze een domi-
nee van de Waldenzen te roepen om protestant te worden. Toen Don Bosco
dit vernomen had, nam hij inlichtingen over de kwestie en meer begaan
met het welzijn van de zielen dan met het meningsverschil met de aarts-
bisschop, bood hij zich bij hem aan en bewees hoe krachtens rechten van
oude datum, de mensen van Bertulla het gelijk aan hun kant hadden. Mon-
seigneur Gastaldi liet zich overtuigen, verliet de partij van de pastoor
en herstelde de zaken zoals ze moesten zijn. De mensen die nu tevreden
gesteld waren lieten de gedachte varen vaarwel te zeggen aan de katho-
lieke kerk en onthaalden de nieuwe kapelaan op grootse feestelijkheden.
Nog in 1902, wanneer de kapelaan van Bertulla het feit vertelde
aan Don Francesia, zeiden deze brave mensen: - "Indien wij nog katho-
liek zijn, dan zijn wij dit aan Don Bosco verschuldigd." -
Op 28 maart vond Don Bosco tussen de briefwisseling een aanvraag
van toetreding tot de congregatie en antwoordde hij vol bezorgdheid:

11.6 Page 106

▲back to top


- XIII/102 -
"
Beste in de Heer,
"
"
Ik kom op dit ogenblik thuis na een lange rondreis om onze
" huizen aan de Riviera te bezoeken. Ik zal dadelijk antwoorden op
" uw gewaardeerde brief. Ik kan geen kostbaarder verzoek verlangen
" dan dit, dat U de gelederen zoudt komen versterken van de salesianen,
" voor wie zich thans meer dan ooit een overvloedige oogst aan-
" biedt. Komt U dus maar samen met uw vriend priester. We zullen
" met elkaar spreken met vaderlijke woorden en vaderlijke genegen-
" heid en ik geloof dat wij in alles zullen overeenkomen. Dezer da-
" gen of liever deze week ga ik niet van huis weg. Tot ziens. God
" moge ons allen zegenen en bid voor deze arme, die van harte in
" J. Chr. is
"
" Turijn, 28-3-1877.
uw toegenegen vriend
"
Priester Gio. Bosco.
Vanuit Turijn schreef Don Bosco opnieuw aan Don Ronchail een
brief waarin de personen en de zaken van Nizza weer de revue passeerden
omkleed met een aureool van werkzame naastenliefde, waarmee Don Bosco
al zijn huishoudelijke en sociale betrekkingen omgaf.
"
Beste Don Ronchail,
"
" 1° Ik stuur hen het Exposé de quo. Ik heb het zeer druk gehad
" en heb mijn terugkeer naar Turijn uitgesteld. Ik was wat ongesteld
" en dat is de reden waarom ik niet zo ijverig geweest ben. Thans
" probeer ik, of liever verzoek ik advocaat Michel en Baron Héraud
" mij de vertaling te laten bezorgen met alle nodige aantekeningen.
"
Zeg mij wat het drukken betreft of wij het hier of te Nizza
" moeten laten doen. Het cahier dient niet te worden terug
" gezonden, omdat wij er een afschrift van hebben.
" 2° Zeer pijnlijk is de onverwachte dood van de verdienstelijke heer
" advocaat Ferrant. Men voege iets passend over deze over-
" ledene in de nota van de uiteenzetting.(1) Laat ons God bid-
" den andere strijders te verwekken om voor zijn glorie te wed-
" ijveren.
" 3° Wanneer je hiertoe de gelegenheid zal hebben, betuig dan
" mijn eerbiedige gevoelens aan gravin Celebrini en mevrouw Dolores,
(1) Er werd in een nota melding gemaakt van de overledene en er kwam ook een brief van Don
Ronchail aan Don Bosco over zijn overlijden.

11.7 Page 107

▲back to top


- XIII/103 -
"
en geef hun de verzekering dat wij op 23 april de maand van
"
Maria beginnen en dat ik het aldus heb geregeld dat er voor
"
hen 's ochtends en 's avonds speciaal zal gebeden worden.
" 4° Je zult de brief ontvangen voor de dame van Michel die je van
"
mijnentwege zal groeten.
" 5° Abbé Isnard moet D. Lanza verwittigen dat hij goed gedrag met
"
een getuigschrift zou bevestigen en ik zal aan de bisschop
"
schrijven.
" 6° Voor de kring van de werklieden en voor hen die hem bevorde-
"
ren kun je altijd zeggen dat wij ons van elke politiek af-
"
zijdig houden en ons strikt houden aan wat Jezus Christus
"
gezegd heeft: Date quae sont Caesaris Caesari, qui sunt Dei
"
Deo. Maar dat niemand iets van ons te vrezen heeft noch in
"
woorden, noch in daden.
" 7° Dit is nu al de derde priester die zich gereed maakte om
"
naar Nizza te vertrekken en de ene na de andere werd ziek.
"
Toch zal er zonder uitstel op één of andere manier in voor-
"
zien worden.
" 8° Geef mij nieuws over de loterij en indien je nog vele bil
"
jetten hebt, zend mij er dan een zeker aantal; ik zal mijn
"
best doen om ze om te wisselen, zo niet in muntstukken, dan
"
toch minstens in papiergeld.
" 9° Ik verwacht een mooie en lange brief van de heer Audoli, aan wie
"
ik aanraad opgewekt te zijn, geduld te hebben en naar
"
hier te komen voor het feest van Maria, hulp der Christenen.
" 10° Geef me nieuws, indien je er hebt, over de theoloog Giovan
"
en over de directeur van de broeders.
" 11° Heb je met D. Tiban kunnen spreken over het terrein voor
"
de kerk?
" 12° Ik geloof dat je over een week een meestergast voor de boek-
"
houders zal hebben, die iets zal beginnen te doen.
"
Groet met veel liefde in de Heer de priesters, de clerici
"
en al onze jongens. Moge God ons allen zegenen en jij, bid
"
voor mij die altijd in J. Chr. zijn zal
"
je toegenegen vriend
"
Priester Gio. Bosco.
In punt zes wordt er gezinspeeld op een katholieke kring voor
werklieden te Nizza door liefdadige personen gesticht onder impuls van
een brave marineofficier. Don Bosco had nog maar kortelings de vil-
la Gautier aangekocht, wanneer hij te weten kwam dat het comité van
de kring op zoek was naar een lokaal voor dit werk. "Indien U niets be-
ters vindt" - zei toen Don Bosco aan deze heren - "kom dan eens naar mijn
huis zien en zoekt er de plaats die U het best past om met uwe onderne-
ming te beginnen." - Ze vonden dat een plaats naast de dijk van de stroom
en het aanpalende tuintje momenteel kon volstaan en ze verzochten hem te
zeggen wat het huurgeld zou bedragen. - "Het gaat hier niet om verhuren" - ant-

11.8 Page 108

▲back to top


- XIII/104 -
woordde Don Bosco - "doe het goede en dat volstaat voor mij, er is niets
anders nodig." Aldus op 19 maart, feest van Sint-Jozef, wijdde in het
lokaal door Don Bosco geleend, Monseigneur Sola de katholieke werklie-
denkring in met het celebreren van een mis en met een middagmaal voor
de eerste leden. Het was echter vanzelfsprekend dat deze twee verschil-
lende werken niet samen tot ontwikkeling konden komen. Daarom deed dan
ook zes maanden later het comité van de kring de zetel overbrengen naar
de villa Pauliani. De personen die een aandeel hadden gehad in deze aan-
gelegenheid bleven hem altijd uiterst dankbaar voor de edelmoedigheid
waarmee hij het begin van dit werk begunstigd had.
Wanneer hij terugkeerde naar het Oratorio, was zijn stem wat
schor geworden en kon hij moeilijk spreken; dat was een gevolg van de
stoornissen in de luchtpijpen. Eerst 's avonds op 10 april na de gebeden
kon hij tot gans de communiteit het woord richten.
"
Het is lang geleden dat wij elkaar nog gezien hebben, maar
" zoals het spreekwoord zegt, waar uw schat is, is ook uw hart
" en zo terwijl ik te Nizza en te Marseille was, dacht ik steeds aan
" mijn beste jongens in het Oratorio. Het is waar dat ook daar vele
" van onze jongens zijn en als ik mij met hen onderhield, dan ver-
" giste ik mij wel eens. Wanneer ik de ene of de andere zag dan
" dacht ik dat het deze of gene was, die zich hier in het Oratorio
" bevindt of als ik één bekeek, dan scheen het me toe dat het ie-
" mand was die ik hier had achtergelaten. Maar toen ik dan met hen
" sprak dan antwoordden ze mij allemaal oui, oui, oui, en toen
" bemerkte ik dat ik niet in het Oratorio was.
"
Wat de achting betreft die ze daar allemaal voor jullie
" hebben, kan men niets meer wensen. Indien een van onze ambachts-
" jongens, zelfs als hij nog maar een beginneling in het vak is,
" daar heen zou gaan, dan zouden ze hem een goed loon uitbetalen.
" Zo groot is hun achting, dat iemand me het voorstel deed enige leer-
" lingen van het Oratorio naar Nizza te zenden: hij wilde alle
" reisonkosten betalen, en hij toonde zich bereid kosteloos hun
" studies te laten voltooien, alleen maar om, zoals zij zeggen, de
" plaatsen daar te heiligen en ook om van de jongens van het pa-
" tronaat van Nizza en van andere steden heiligen te maken. Ze ge-
" loven dat jullie allemaal heilige Aloysiussen zijn; maar indien
" ze naar hier zouden komen, dan zou jullie heiligheid wel eens in
" rook kunnen opgaan! En ze vroegen mij: "Gelijken ze dan allen
" op de heilige Aloysius?" - En ik heb hun geantwoord: - "Er zijn
" er zeker van alle soort, maar eigenlijk slechte jongens zijn er
" niet bij." - Ze drongen aan met hun vragen, maar ik had schrik
" dat jullie mij een loer zouden draaien, en zo heb ik dan maar de
" geit en de kool gespaard. Ik zei hun dat ik er zoveel aan houd
" jullie allen samen verenigd te houden opdat de enen tot stichting
" van de anderen zouden dienen, dat ik en de jongens van het Orato-

11.9 Page 109

▲back to top


- XIII/105 -
" zoveel van elkander houden en dat wij van elkander niet kun-
" nen scheiden , tenzij wij daartoe door een of andere noodzaak ge-
" dwongen worden of wanneer de studies in de vijfde klas van het
" gymnasium voltooid zijn en dat ze het ook dan niet kunnen doen
" dan met groot verdriet. En aldus bleven ze in de mening van hei-
" ligheid en bewonderden ze de wederkerige genegenheid van Don Bos-
" co en van zijn jongens.
"
Om nu van een kwinkslag over te gaan tot iets ernstiger, zal
" ik jullie zeggen dat daar te Nizza een grote geestdrift bestaat
" voor onze congregatie en dat alleen reeds in Marseille ons negen
" huizen werden aangeboden, dertig over geheel Frankrijk zonder de vele an-
" dere te tellen die in een groot aantal steden in de verschillen-
" de delen van de wereld ons worden aangeboden. Ze willen huizen
" als het huis van het Oratorio. Ze geloven dat het voor de jongens
" voldoende is in onze huizen te komen om dadelijk even zovele
" heilige Aloysiussen te worden. Voor het ogenblik is het ons onmo-
" gelijk ons met dit alles bezig te houden, maar met de hulp van de
" Heer zullen we toch iets doen.
"
Daarom, om te voorzien in zovele dringende aanvragen, is het no-
" dig dat jullie allen, met zovelen als jullie zijn, priesters, ja
" salesiaanse priesters zouden zijn en dat jullie allemaal zo goed
" Frans zouden kennen als de Biellesi (1) om jullie daarheen te
" zenden en er huizen op te richten. Maar dat alles kan niet in-
" eens gedaan worden en met Gods hulp hopen wij op de toekomst.
" Doen jullie maar wat jullie kunnen om met de tijd allemaal goede
" priesters te worden, die op de ene of de andere plaats kunnen
" gezonden worden om er de zielen te hoeden, ik bedoel deze van
" onze jongens, die de Voorzienigheid ons zal toevertrouwen.
"
Of toch, indien jullie allen geen salesiaanse priesters
" worden, dat jullie allen priesters zullen worden, om daarna hei-
" lige pastoors te worden, opdat jullie aldus brave jongens kun-
" nen voorbereiden, uitkiezen en opvoeden, die jullie dan naar on-
" ze colleges kunnen sturen, en die dan door jullie gevormd voor
" de zaligheid van de zielen kunnen werken.
"
Naar aanleiding hiervan zal ik jullie zeggen dat er volgen-
" de week die retraite wordt gehouden, die geopend wordt op zondag-
" avond. Dus moeten jullie allen gedurende de dagen die de retraite
" voorafgaan er jullie op voorbereiden. Denken jullie aan dat, wat
" jullie dan zullen moeten in orde brengen voor jullie geestelijk
" en eeuwig welzijn. Iedereen zal ernstig kunnen nadenken over de
" staat die hij zal kiezen. Sommigen hebben het feest van Aller-
" heiligen, van de Onbevlekte Ontvangenis, van Kerstmis, de Vasten,
(1) Volgens een min of meer luimige vondst is in Piëmonte de scherts ontstaan "het Frans van
Biella kennen" om te spotten met iemand die beweert Frans te kennen, terwijl hij het in feite
niet kent.

11.10 Page 110

▲back to top


- XIII/106 -
" Pasen laten voorbijgaan en hebben iets wat op hun geweten ligt
" niet in orde gebracht. Thans zullen ze de gelegenheid hebben
" alles in orde te brengen. Iedereen dient ernstig aan zich zelf te
" denken, zijn onderzoek te doen en zich af te vragen: Is mijn
" geweten volledig gerust? Indien jullie daar kunnen op antwoor-
" den dat jullie gerust zijn, wanneer jullie zich op het ogenblik
" van sterven bevinden in de staat, waarin jullie zich thans be-
" vinden, gaan jullie dan maar met moed vooruit. Maar indien ie-
" mand, wanneer hij erover nadenkt, zou moeten zeggen: - "Ik heb
" iets op mijn hart dat mij op het einde van mijn leven zou ver-
" ontrusten!" - dan is het beter dat jij het thans in orde brengt
" om dan gerust te kunnen zijn!
"
Ik verlang dan ook met allen afzonderlijk te kunnen
" spreken, zowel gedurende als na de retraite en wat ik in jullie
" voordeel zal kunnen doen, dat zal ik doen.
"
Ik onderhoud me graag met jullie en jullie eveneens met
" mij, ik spreek graag met jullie vooral over het heil van jullie ziel.
" Laat ons zorgen aldus samen verenigd te blijven in de Heer.
" Hij zal ons helpen en wanneer ook wij ons aandeel brengen, zullen
" onze wensen bevredigd worden. Ik hoop dat wij allen een goede en
" heilige retraite zullen doen en dan zullen de genaden van de Heer
" overvloedig over ons neerdalen en zullen wij allen vooruitgaan op
" de weg van de heiligheid. Goede nacht."
Drie dagen na deze toespraak schreef Don Bosco nog een briefje aan
Don Ronchail waarin hij sprak over jongens die aanbevolen waren door ad-
vocaat Michel en die moesten aanvaard worden in het tehuis van Nizza. Het
waren vijf jongens van Damascus die heetten: Kabil, Nais, Lofti, Homsi,
Naggiar en Klat. Ze werden er aanvaard.
"
Beste Don Ronchail,
"
"
Ik geloof dat de jongens waarover geschreven werd aan Advocaat
" Michel best zouden aanvaard worden te Nizza. Zorg dat er te gele-
" gener tijd ruchtbaarheid aan gegeven wordt. De heer Advocaat zou
" er een mooi artikel over kunnen schrijven in de Unità Cattolica en
" ik geloof dat dit voordelig zal zijn.
"
Je zult zodra mogelijk een priester en een assistent hebben.
"
Breng dit prentje bij Markiezin Celebrini en zeg haar dat
" ik meen in mei en juni te Turijn te kunnen zijn. God zegene ons
" allen en geloof me steeds in J. Chr.
"
" 13 april 1877.
je toegenegen vriend
"
Priester Gio. Bosco.

12 Pages 111-120

▲back to top


12.1 Page 111

▲back to top


- XIII/107 -
Het gebeurde vaak dat iemand Don Bosco een verwijt maakte, omdat
hij beroep deed op de ruchtbaarheid ofwel door de kranten ofwel door een gele-
genheidswerkje. Wij zouden liever zeggen dat ook daarin zijn deugd aan
het licht kwam. Don Bosco kende in feite heel goed het slechte humeur of
de kritiek van sommigen en het kon hem dan ook niet ontgaan hoe hij op
die manier de achting van een of ander hooggeplaatst persoon verspeelde.
Soms werd hem hiervoor de afkeuring in het gelaat geslingerd. Over zijn
werking gaf hij volgende beweegredenen: - "Wij bevinden ons in een tijd,
waarin het nodig is te werken. De wereld is materialistisch geworden en
daarom moet er gewerkt worden en moet men ook het goed dat men doet laten
kennen. Indien iemand mirakels zou verrichten met dag en nacht te bidden
en in zijn cel te blijven, dan let de wereld niet op ons en gelooft ons
niet meer. De wereld moet zien en tasten." - Wanneer hij sprak over de ge-
pastheid de grootst mogelijke ruchtbaarheid te geven aan de goede werken, zei
hij: - "Dit is het enige middel om ze te doen kennen en ze te doen steunen. De
huidige wereld wil de werken zien, ze wil zien dat de clerus werkt om de
arme en verlaten jeugd te onderrichten en op te voeden door liefdadi-
ge werken, tehuizen, scholen, kunsten, ambachten. En dit is het
enige middel om de arme jeugd te redden, namelijk, ze te onderrichten
in de godsdienst en aldus de maatschappij naar Christus te brengen."(1) -
Tot het tijdperk van deze reis in Frankrijk behoort een buitengewoon feit
over het lezen in iemands gedachten. Het werd openlijk te Nizza verteld
in 1908, bij gelegenheid van het vieren daar van het verschijnen van het
decreet van de zaligverklaring van Don Bosco.(2) De persoon zelf aan
wie het overkomen was, had het verhaald aan Don Albera in aanwezigheid
van talrijke personen. Mevrouw Beaulieu, die de heilige pastoor van Ars
gekend had, meende dat zij, toen ze hem gezien had precies wist wat een
heilige was. Toen Don Bosco te Nizza toegekomen was, verlangde de dame,
toen ze had horen zeggen dat er een heilige aangekomen was, hem persoon-
lijk te leren kennen. Een vriendin van haar, die haar verlangen kende,
bracht haar in een huis van haar kennissen gedurende het uur van het
middagmaal. Don Bosco zat aan het hoofd van de tafel en de dame met haar
vriendin namen achter in de kamer plaats. Don Bosco, steeds sereen,
hield op dat ogenblik het glas in de hand en bracht een heildronk uit
op de gastheer. Zij die pas aangekomen was, was er bijna door geërgerd.
En dat is een heilige? dacht ze bij zichzelf teleurgesteld in haar ver-
wachting. Toen allen van tafel waren opgestaan, bood ze zich bij Don
Bosco aan en overstelpte hem met complimenten, maar Don Bosco zei haar
al glimlachend: - "Of ge eet of drinkt, doet alles in de naam des Heren."
- De brave dame had het begrepen en er was niets meer nodig om haar te
overtuigen. Ze werd dadelijk salesiaanse medewerkster en was dat sinds
drie jaar, toen ze het feit aan Don Albera vertelde, iets dat ze al her-
haaldelijk aan vele anderen verteld had.
(1) Zie Bollettino Salesiano, juni 1895.
(2) Tot dan toe gaf men de titel van eerbiedwaardige aan een dienaar Gods, wanneer de zaak
van zijn zaligverklaring te Rome officieel was ingeleid. Thans geeft men hem die
titel na het decreet over de heldhaftigheid van zijn deugden.

12.2 Page 112

▲back to top


- XIII/108 -
HOOFDSTUK V
HET BISSCHOPPELIJK JUBILEUM VAN PIUS IX EN HET BEZOEK VAN DE
AARTSBISSCHOP VAN BUENOS AIRES AAN DON BOSCO.
Hoe meer het sterfelijke leven van Pius IX naar zijn einde liep, des
te meer groeide de liefde van de gelovigen voor zijn verheven persoon.
Hiervan kreeg men grootse bewijzen in 1877 voor zijn bisschoppelijk ju-
bileum. Er mag gezegd worden dat heel de katholieke wereld door middel
van haar vertegenwoordigers dat jaar naar het Vaticaan op pelgrims-
tocht ging en daarbij de verbolgenheid van de kosmopolitische sektariërs
en van de politici trotseerde. Vooral in de maand juni gingen echte legi-
oenen van gelovigen zich voor de voeten werpen van de eerbiedwaardige
ouderling. De giften die aan de paus werden gezonden uit alle hoeken van
de wereld, vormden een grootse tentoonstelling, waarvan de waarde aan-
groeide tot tien miljoen. Sint-Pieterspenning, voor die gelegenheid inge-
zameld, bereikte zestien miljoen en half. Tot dan toe had geen enkele
paus ooit zoveel blijken van genegenheid ontvangen.
Dit wereldplebisciet van verknochthei aan de plaatsvervanger van
Jezus Christus vervulde met gejuich het hart van Don Bosco, zo vol eer-
bied voor de Opperherder en zo trillend van dankbaarheid voor de persoon
van Pius IX. Daarom besloot hij de directeur van het Oratorio en de novi-
cemeester naar Rome te sturen als vertegenwoordigers van de congregatie
en als dragers van een Album. - "Wat zou je ervan zeggen", v r o e g hij
eens gemoedelijk aan Don Rua in aanwezigheid van verschillende andere
priesters, terwijl hij met de hand wees naar Don Lazzero en naar Don Bar-
beris - "indien ik deze twee ratatùi (1) zou sturen?" - Don Rua stemde er-
mee in en de omstanders juichten dit toe.
Dadelijk werd de hand gelegd aan de voorbereiding van het Album, dat
goed geslaagd was. Sierlijk ingebonden droeg het op het titelblad volgend
___________________________________
(1) Piëmontees naamwoord: "omuncoli" (mensjes). Kroniek van Don Barberis, 4 april 1877. Bij sommige
omstandigheden placht Don Bosco zijn mensen te bejegenen, zoals hij ze bejegend had toen
ze nog jonge rakkers waren.

12.3 Page 113

▲back to top


- XIII/109 -
opschrift in gulden letters:
BEWIJS
VAN KINDERLIJKE EERBETUIGING
VAN DE SALESIANEN EN VAN HUN LEERLINGEN
AAN HUN VERHEVEN WELDOENER,
AAN DE ROEMRIJKE PAUS
PIUS IX
IN HET JAAR XXXII VAN ZIJN PONTIFICAAT
IN HET JAAR LXXXVI VAN ZIJN LEEFTIJD
BIJ ZIJN BISSCHOPSJUBILEUM
3 JUNI 1877.
Van binnen op bladen van dik ministerpapier stond er op de eerste
plaats een bondige statistiek van de salesiaanse congregatie. Dan volgde
de rij van de verschillende huizen. Vooreerst het hoofdhuis met volgende
tekst vooraan: "Het hoofdhuis ligt te Turijn onder de benaming van Ora-
torio van de H. Franciscus van Sales, waar volgende salesianen wonen." En
dan volgde de samenstelling van het hoofdkapittel en de lijst van de le-
den die in het Oratorio verbleven. Al het grafische werk was van de hand van een
deskundige. De eigenaardigheid van de inhoud lag hierin dat men voor
ieder huis al de secties of vertakkingen die men afzonderlijk kon be-
schouwen ook afzonderlijk had aangeduid, met de naam van de leden die er-
toe behoorden en met het aantal jongens, of personen of gelovigen waar-
mee ze zich bezighielden. - "Dit" - zei Don Bosco - "heb ik te Rome ge-
leerd in de heilige congregaties. Wanneer ik over Turijn sprak en daarbij
verwees naar de novicen, ambachtsjongens, leerlingen, het Oratorio voor
zon- en feestdagen en er verslag over uit- bracht alsof het maar één
enkel huis was, werd mij gezegd dat het beter was alle delen afzonderlijk
voor te stellen." - Zo werd dan de indeling van het Oratorio aldus gedaan:
1° Het huis van de leerlingen, het kapittel en het aantal leer-
lingen.
2° Het huis van de ambachtsjongens. Zoals hierboven.
3° Het noviciaat. Personeel en aantal novicen.
4° Het huis van de volwassen leerlingen, enz.
5° De kerk van Maria, Hulp der Christenen.
6° Het Oratorio van de H. Franciscus van Sales voor zon- en
feestdagen met de scholen die erbij horen.
7° Het Oratorio van Sint-Aloysius voor zon- en feestdagen, met de
bijhorige scholen.

12.4 Page 114

▲back to top


- XIII/110 -
8° Het Oratorio van Sint-Jozef voor zon- en feestdagen.
9° Het werkhuis van Sint-Jozef, waar een honderdtal meisjes samen
komen om een vak te leren onder assistentie van de zusters van Sint-Jo-
zef. Aalmoezenier: priester Antonio Sala.
10° Het instituut van Sint-Pieter, waar onderkomen wordt verleend
aan circa honderd jonge meisjes die uit de gevangenissen komen. Aalmoe-
zenie: theologant Giuseppe Bertello.
11° Het instituut van de goede Herder, waar ongeveer 500 jonge
meisjes van verschillende conditie samengebracht zijn. Aalmoezenier:
priester Giuseppe Bologna.
12° Het instituut van Sint-Carolus met de scholen die erbij ho-
ren voor jonge meisjes. Geestelijk directeur: priester Francesco Paglia.
Aalmoezenier: priester Carlo Cipriano.
13° Het Oratorio voor zon- en feestdagen te Chieri voor jonge
meisjes met assistentie van enige salesiaanse medewerksters" Directeur:
priester Michele Rua.
Na Valsalice en Lanzo ging men verder per bisdom, waarbij steeds
dezelfde methode gevolgd werd. Eindelijk, na "de huizen van Amerika"
kwam het "Instituut van Maria, Hulp der Christenen" met volgende bewoor-
dingen: "Als appendix van de salesiaanse congregatie is er het instituut
van de dochters van Maria, hulp der Christenen, dat van de congregatie
afhangt. Hun doel bestaat erin voor de arme meisjes te doen wat de sa-
lesianen voor de jongens doen. Het hoofdhuis bevindt zich te Mornese,
bisdom Acqui. Het hoofdkapittel is samengesteld als volgt..." Na Mornese kwam de
lijst van de huizen: Borgo S. Martino, Lu, Alassio, Turijn, Bordighera, Biel-
la, Lanzo volgens de chronologische rangorde van hun stichting. Voor ieder huis
was er de naam van de directrice, het aantal zusters, takken van werk-
zaamheid, hoedanigheid en aantal van de meisjes. Zo bijvoorbeeld h a d m e n v o o r
het huis van Sint-Angela Merici te Turijn: "Directrice: Zuster Elisa
Roncallo met 20 zusters. Sommigen geven les aan de arme meisjes, an-
deren hebben hun bezigheid in de linnenkamer van de arme jongens van
h e t O r a t o r i o ; s o m m i g e n s t u d e r e n o m z i c h t e b e k w a m e n v o o r h e t examen
van onderwijzeres. Ze hebben een Oratorio voor zon- en feestdagen. Gedu re nde d e
week geven ze driemaal per dag les aan de meisjes die het meest in
gevaar verkeren. Er dient te worden aangestipt dat dit huis omgeven is
door protestanten. Buiten de gewone klasuren geven de zusters nog her-
halingslessen aan niet weinige volwassen meisjes om ze verwijderd te
houden van het gevaar in handen te vallen van niet katholieke onderwijze-
ressen.
De toestand van de congregatie in Amerika werd opgemaakt door Don
Cagliero, aan wie Don Bosco dit tijdig gevraagd had, door hem te schrij-
ven: "Indien het je mogelijk is de toestand van onze congregatie in Zuid-
Amerika op te maken, dan zal ik hem bij de heilige Vader laten brengen voor zijn

12.5 Page 115

▲back to top


- XIII/111 -
bisschopsjubileum, waarvoor gans Europa en ook Amerika zich willen inzet-
ten.(1) Don Cagliero voegde er het oorspronkelijke stuk aan toe van een
bijzonder adres aan de paus in naam van deze leden.
Don Bosco meende dat een Album, aldus samengesteld niet zou ver-
loren gaan noch in een hoekje geworpen worden, maar dat het zou bewaard
worden en geraadpleegd als document om de toestand van de congregatie in
1877 te kennen. De twee gezondenen, die het naar Rome moesten brengen,
vertrokken uit Turijn op 28 mei.
De ontvangst van de pelgrims was in het Vaticaan begonnen op 30
april. Er waren twee godsdienstige feestelijkheden Urbi et Orbi. Eén op 21 mei
in de basiliek van Sint-Pieter voor de vijftigjarige herdenking van de be-
noeming van Monseigneur Mastai tot aartsbisschop van Spoleto en de andere
op 3 juni in de kerk van Sint-Pieter in Banden, waar hij vijftig jaar
voordien tot bisschop was gewijd. Voor beide herdenkingen gingen alle in-
ternen van het Oratorio te communie en woonden de plechtige diensten bij.
Op 21 mei brachten de jongens van het Oratorio voor zon- en feestdagen
een bedrag samen van 70,35 lire voor Sint-Pieterspenning. (2) In de kerk
van Maria, Hulp der Christenen werden de gelovigen voor de volgende dag
uitgenodigd op het titulaire feest door middel van volgend bericht:
"Laten wij bidden voor onze opperherder Pius IX. Op 25 mei zal er in de
kerk van Maria, Hulp der Christenen, om 7 uur een mis worden gecelebreerd
met gebeden en communies. U wordt verzocht met andere vrome personen aan-
wezig te zijn en alles te offeren om van God een duurzame gezondheid voor
de heilige Vader te bekomen." De voorzichtigheid raadde aan, deze vorm
van persoonlijke uitnodiging te doen met aanduiding van het doel dat
men door deze ceremonie beoogde omdat ook te Turijn sektariërs luid-
ruchtig de openbare manifestaties ter ere van Pius IX verstoorden.
Aan het feest te Rome van 21 mei namen ook talrijke Franse pelgrims deel.
Driehonderd ervan die op de vooravond van de plechtigheid van Maria, Hulp
der Christenen, vandaar terugkwamen, brachten een bezoek aan het Ora-
torio. Ze kwamen er binnen om halfnegen 's avonds, werden ontvangen door
de muziekkapel en bij het zingen van de hymne A Roma, fedeli, (Getrouw aan
Rome) samengesteld bij gelegenheid van het Vaticaans Concilie en op muziek
gezet door Don Cagliero. Alle jongens zongen het in een machtig koor, begeleid
door de muziekkapel. Don Bosco richtte tot de pelgrims enkele welkomstwoorden
in het Frans. Deze woorden van tevoren in fraaie letters gedrukt op mooi pa-
pier, werden uitgedeeld als aandenken aan het aangename bezoek. Ook zij hiel-
den een toespraak. Vooral Abbé Picard, de directeur van de bedevaart, was wel-
(1) B r i e f v a n D o n B o s c o a a n D o n C a g l i e r o , T u r i j n , 3 1 m a a r t 1 8 7 7 .
(2) L’Unutà Cattolica, 13 mei 1877.

12.6 Page 116

▲back to top


- XIII/112 -
sprekend. Daarna werd in de lokalen van het Oratorio door de zorgen van de
katholieke jeugd aan de pelgrims een verfrissing opgediend, waarna ze
zich naar het station begaven voor de terugreis. Aan de jongens had men aange-
leerd Vive les pélerins_français (sic) te roepen, een roep die meermaals
weerklonk met een heel sympathiek effect.
Op de laatste dag van mei liet een telegram vanuit Gibraltar aan
Don Bosco weten dat de aartsbisschop van Buenos Aires op 1 juni te Genua
zou ontschepen.(1) Monseigneur Leone Federico Aneyros kwam aan het hoofd
van een Argentijnse afvaardiging om aan de heilige Vader het huldebetoon
te brengen van de katholieken van deze bloeiende republiek. Don Bosco,
die al van zijn reis wist, had zich gehaast hem te Rome een behoor-
lijk logies te verschaffen. Het nieuws van zijn aanstaande komst ver-
heugde hem ten zeerste. Hij sprak er met iedereen over in bewoordingen
die getuigden van een echte tevredenheid. Op 1 juni vertrok hij naar S a m p i e r d a -
rena. Wij weten niets over de bijzonderheden van de ontscheping. Ons
zijn enkel twee zaken bekend: dat zijne Excellentie te gast was bij de
aartsbisschop van Genua en dat hij Don Bosco zag op de ochtend van 3
juni.(2) De ontmoeting gebeurde in de openbare kerk van S. Gaetano. De
aartsbisschop was aangekomen terwijl Don Bosco zijn mis eindigde. Direc-
teur Don Albera wou hem gaan verwittigen in de sacristie, maar Monseig-
neur Aneyros hield hem tegen en zei: - "Stoor een heilige niet wanneer
hij zich met God bevindt na de heilige Mis." - Zo wachtte hij op hem tot
hij van de sacristie in de kerk kwam. Wat was het dan een ontroerende
scène! De achting die de hoge prelaat voor Don Bosco koesterde en de er-
kentelijkheid van Don Bosco tegenover hem kwamen tot uitdrukking in een
zeer hartelijke omhelzing. Dan bekeken ze elkaar enkele ogenblikken stil-
zwijgend en met tranen in de ogen en wierpen zich nogmaals in elkaars ar-
men. De getuigen hiervan zeiden nadien al lachend, dat Don Bosco zich
nog nooit zo expansief getoond had, daar hij gewend was zich voortdurend
te beheersen.
Toen hij op het punt stond te vertrekken had Don Bosco nog een
gedachte voor Graaf Cays, sinds enkele dagen in het Oratorio getreden om
zijn noviciaat te beginnen.
"
Beste Heer Graaf,
"
"
"
Ik moet vandaag om halfeen namiddag naar Rome vertrekken.
" Rossi zal U het nieuws mededelen over de pelgrims uit Argentinië.
" Het is een echt schouwspel. Ik reken erop dat U met Barale zult
(1) Brief van Don Bosco aan Mgr. Gastaldi, Turijn 31 mei 1877.
(2) Brief van D. Giuseppe Rossi aan D. Rua, Sampierdarena, 3 juni 1877.

12.7 Page 117

▲back to top


- XIII/113 -
" spreken over al wat er moet gedaan worden voor de Letture Cattoliche.
" Ik geloof dat het goed zou zijn de maat te laten nemen van uw toog
" en dan kunnen wij bij mijn aankomst een plechtige dienst ver-
" verrichten, waardoor U volledig het erfdeel van de Heer zult
" worden.
"
Zeg aan de beste advocaat Fortis (1) dat hij fortis in bello
" zou zijn en dat aan grote offers een grote beloning voorbehou-
" den wordt.
"
Moge God ons allen zegenen en bid voor mij die in J. Chr.
" ben
"
" S. Pier d'Arena, 3 juni 1877.
uw toegenegen vriend,
"
Priester Gio. Bosco.
Don Bosco vertrok naar Rome kort na de middag. Naar het schijnt,
ging Monseigneur Aneyros niet met hem mee, maar vergezelde hij later
aartsbisschop Magnasco. Het schijnt echter dat de Argentijnen, die gelo-
geerd hadden in het tehuis van Sampierdarena, waarbij ook Monseigneur
Ceccarelli zou geweest zijn (2) met Don Bosco vertrokken zijn.
Don Bosco had te Rome vele zaken te behandelen, waarvan de voor-
naamste die van de "Concettini" was. Zoals gewoonlijk nam hij zijn in-
trek bij de heer Sigismondi. Er heerste een stikkende warmte en zijn ka-
mertje, dat juist onder de pannen gelegen was, was als een oven, die hem
verplichtte deur en venster wijd open te zetten. Bezweet als hij was
(hij droeg nog zijn wintertoog) kon de tocht hem dodelijk worden, maar hij
veroorzaakte "enkel purperkoorts. Dat zijn geen zaken die Don Bosco ter-
neerslaan" schreef Don Barberis, die er ooggetuige van was. Feitelijk ging
hij met zijn werk verder alsof er niets gebeurd was.
Uit zijn briefwisseling met Don Rua kunnen we nuttige inlichtin-
gen halen. Hier gaat een eerste brief:
"
Mijn beste D. Rua,
"
"
1) Doe het nodige voor de clericus Ricci, maar als hij vertrokken
" is geef er dan dadelijk kennis van aan zijn bisschop.
(1) Deze heer was met de bedoeling gekomen salesiaan te worden maar na enige tijd werd hij jezuïet.
(2) Dit schijnt men te mogen afleiden uit de hierboven aangehaalde brief van Don Rossi.
(3) Kroniek op datum van 28 juni, 1877, maar verwijzend naar de zaken van Rome tevoren gebeurd.

12.8 Page 118

▲back to top


- XIII/114 -
"
2) Wat Bodratto betreft laat ons voor hem bidden. Spreek
" met hem, groet hem van mijnentwege, zeg dat hij mij een lange
" brief schrijft en indien het intussen verder duurt zullen wij
" erin voorzien. Indien er echter enig gevaar is voor hem of voor
" anderen, laat ons dan dadelijk doen wat er dient gedaan te wor-
" den.(1)
"
3) Rome is in de letterlijke betekenis van het woord de hoofd-
" stad van de wereld. Pius IX is het eerste wonder van deze eeuw, de
" tentoonstelling voor zijn jubileum is het tweede wonder, maar
" het ene en het andere zijn zonder weerga in de geschiedenis
" van het verleden en ik geloof, ook in die van de toekomst.
"
4) Ik was hier op het punt te schrijven aan de heer graaf
" Cays en aan de heer Advocaat Fortis opdat ze eens naar hier zou-
" den overkomen alleen maar om een ogenblik het schouwspel van de
" openbare tentoonstelling te zien; maar wegens de ontzaglijke me-
" nigte en ook de onbescheidenheid van sommigen, zal ze morgen wor-
" den geschorst en dan zullen we afwachten of ze nog zal geopend
" worden.
"
5) Tot op heden kon ik noch een openbare, noch een private
" audiëntie bij de paus bekomen. Ik hoop er een te zullen hebben in
" de eerste dagen van de volgende week. De heilige Vader heeft meer-
" maals zijn beklag gedaan dat Don Bosco hem niet gaat spreken over
" de "Concettini" maar hoe moet ik hem benaderen?
"
6) Mons. Ceccarelli is een kopie van D. Cagliero. Hij zal
" met zijn aartsbisschop (kopie van Mons. Galletti) enkele dagen met
" ons te Turijn komen doorbrengen. Wat ze over de salesianen vertel-
" len is heel wat interessanter dan wat ze ons in hun brieven ge-
" schreven hebben.
"
7) De parochie genoemd "la Bocca",(2) die nog een parochie
" van de stad is, werd definitief overgemaakt aan de salesianen. Het
" is de eerste parochie van de Argentijnse republiek toevertrouwd
" aan een religieuze congregatie en het is een van de moeilijkste,
" maar een van de belangrijkste van de stad. De aartsbisschop wou
" de avond voor zijn vertrek het decreet ondertekenen en vertelt
" dit met groot genoegen.
"
8) D. Lazzero en D. Barberis doen en laten een retraite doen
" bij de "Concettini". Wij zullen zien.
"
9) Na de audiëntie reken ik erop te vertrekken naar Sam-
" pierdarena, waar ik half gebakken zal toekomen om me gans te la-
" ten bakken te Turijn, indien dat al niet gebeurt eer ik uit Rome
" vertrek.
(1) Het gaat over de clericus Giovanni Bodrato, die tekens van verstandsverbijstering vertoonde.
(2) De muil.

12.9 Page 119

▲back to top


- XIII/115 -
"
10) Doe een hartelijke groet aan onze beste jongens clerici,
" priesters, studenten en ambachtsjongens en zeg hun dat ik mij van
" ganser harte aanbeveel in een heilige communie tot mijn intentie.
" Bij mijn terugkeer zal ik er de reden van zeggen.
"
11) Groet D. Vespignani van mijnentwege en zeg hem dat, wan-
" neer ik bij de heilige Vader zal gaan, ik voor hem een bijzondere
" zegen zal vragen.
"
Moge God ons allen zegenen en geloof me steeds in J. Chr.
" te zijn
"
" Rome, 8-6-1877.
je toegenegen vriend
"
Priester Gio. Bosco.
"
" P.S. - Zeg aan D. Berto dat ik tot op heden nog niets ontvangen
"
heb van wat ik hem gevraagd had. Misschien heeft hij mijn
"
brief niet gekregen.
"
Onthoud dat dit jaar de heer Gius. Casalegno, de vader van
"
Casalegno, prior van het feest van Sint-Aloysius zal zijn.
De andere keren dat Don Bosco naar Rome gegaan was had hij altijd
vrije toegang gehad tot de paus; maar op dat ogenblik gaf Pius IX én we-
gens zijn hoge leeftijd én wegens zijn ongesteldheden geen private au-
diënties meer, zelfs niet aan de bisschoppen, die wegens het jubileum in
groot aantal waren toegestroomd, maar hij liet ze bij zich komen per groep
van naties. Om aan Don Bosco die stap te verhinderen waren er ook andere
redenen, waar we naar verwezen hebben in het verhaal van de "Concettini".
Don Barberis schrijft in zijn kroniek, zonder een spoor van twijfel, dat
hij een private audiëntie had "ongeveer twee dagen voor zijn vertrek"
uit Rome. Don Bosco echter in zijn brief van 29 november aan kardinaal
Bilio, vat de geschiedenis samen van de zaak van de "Concettini" en zal
hierover zeggen: "Toen ik te Rome toekwam, heb ik alle inspanningen ge-
daan om ook maar één ogenblik een audiëntie te hebben bij Zijne Heilig-
heid. Ik heb de aanvraag schriftelijk gedaan, de heilige Vader liet gedu-
rende een openbare audiëntie zijn verlangen blijken, maar het was mij on-
mogelijk." In zijn brief van 13 juni aan abbé Guiol zegt Don Bosco welis-
waar dat de heilige Vader gesproken heeft over het werk van Marseille en
de bisschop hiervoor geprezen heeft, wat een privaat onderhoud zou laten
veronderstellen; maar dat kan ook gezegd zijn geworden gedurende een
openbare audiëntie, omdat Don Bosco dan misschien een bijzondere zegen
gevraagd had voor het welslagen van deze nieuwe onderneming ofwel in een
private audiëntie toegestaan aan de aartsbisschop van Buenos Aires, door
wie Don Bosco deze zegen kan gevraagd hebben. Het staat in ieder geval
vast dat hij in de niet korte passage van de brief, waarin hij verwijst
naar de gevoelens van de paus, geen enkel woord zegt waaruit men zou kun-
nen afleiden dat de paus op die manier tot hem persoonlijk zou gesproken
hebben. Daaruit volgt dat in de bovenvermelde openbare audiëntie Don Bosco
voor de laatste maal Pius IX in leven gezien heeft.

12.10 Page 120

▲back to top


- XIII/116 -
Deze audiëntie werd toegestaan op 10 juni aan de katholieke journalisten
en aan hun vertegenwoordigers. Don Bosco nam eraan deel als uitgever van
de Letture Cattoliche. De vriendelijkheid van de paus tegenover hem kon
niet groter geweest zijn. Toen hij voorbij hem kwam, bleef hij staan,
luisterde hij naar hem en had de goedheid zich een smeekschrift te herin-
neren waarvan hij kennis had genomen door kardinaal Oreglia.(1) - "En" -
zei hij - "U hebt ook heilige gewaden en voorwerpen nodig voor uwe kerken en
uwe missies, nietwaar?"
"Heiligheid" - antwoordde Don Bosco - "ik zou ze werkelijk nodig
hebben, want vele van onze kerken bezitten er inderdaad geen.
"Goed. Bespreek dat met kardinaal Oreglia. Ik belast hem dat hij
u het nodige zou verschaffen, uitgekozen tussen de voorwerpen van de ten-
toonstelling."
Don Bosco kwam overeen met de kardinaal, aan wie hij een lijst
voorlegde van alles wat hij nodig had voor zijn afzonderlijke kerken, ka-
pellen, Oratoria, altaren. Deze compilatie vroeg hem veel tijd.
Voor twee andere zaken was Don Bosco te Rome in de weer, namelijk
om daar een eigen woning te hebben en om er een tehuis ten voordele van de
jongens te kunnen openen. Bij de heer Sigismondi bevond hij zich altijd
wat eng, daar hij daar enkel een kamer en een bed had, en hij een secre-
taris nodig had die altijd in zijn buurt bleef en hem als het nodig was
moest voorzien van pennen, papier, briefomslagen, inkt en dergelijke za-
ken meer. En hierin had hij geluk. De edele oblaten van Torre de'Specchi
hadden jegens het Oratorio een soort van schuld, die ze verlangden in
te lossen. Ze meubileerden in een huis dat tegenover het hunne ge-
legen was en ook hun eigendom was, vijf kamers en stelden die ter be-
schikking van de salesianen, telkens een van hen naar Rome ging. Nadat
Don Bosco deze kamers bezocht had, nam hij graag hun voorstel aan, ook
om een vreemd gezegde dat in omloop was de kop in te drukken, namelijk dat
het huis van de "Concettini" de verblijfplaats zou worden van de salesi-
anen op doortocht te Rome. Een ernstiger zaak was het zoeken naar een
plaats, waar een tehuis kon worden geopend. Na verschillende huizen te
hebben bezocht, trad hij in onderhandelingen voor de aankoop van een huis dat in
(1) Kardinaaï 0reglia had op 10 mei aan Don Bosco aldus geschreven; "Uwe andere vraag is
grotendeels ingewilligd geworden, maar zal enkel in aanmerking worden genomen wanneer de
tentoonstelling, die nog niet geopend is, zal gesloten zijn. Opdat deze zaak nog beter zou slagen,
zou hier, naar mijn mening, passen dat U mij een brief zou schrijven die ik aan andere personen
kan tonen, waarin U mij zou bedanken voor dit nieuws of liever waarin U uwe erkentelijkheid
voor de heilige Vader zou betuigen voor zijn goede gesteltenis ten uwen opzichte, waarin U zou
verwijzen naar de behoeften welke U heeft en waarin U uw volle vertrouwen stelt in de edelmoe-
digheid van Zijne Heiligheid."

13 Pages 121-130

▲back to top


13.1 Page 121

▲back to top


- XIII/117 -
een van de nieuwe wijken van Rome gelegen was. Hij sprak hierover met
de kardinaal staatssecretaris. Deze moedigde hem niet enkel daarbij
aan, maar deed hem ook de bijna formele belofte dat de heilige Vader hem
heel ruim geldelijk zou steunen. Kort daarna liet de kardinaal vicaris
hem weten dat het noodzakelijk was in het nieuwe gedeelte van Rome een
kerk te bouwen. In deze al zo bevolkte wijk was er niet eens een katho-
lieke kapel, terwijl de protestanten er middenin een tempel hadden op-
getrokken. Hij verzocht dan ook Don Bosco daar een kerk te bouwen. Sinds
drie jaar had zijn voorganger aan anderen de opdracht gegeven hiervan de
nodige studie te doen, maar men had er de grond niet voor gevonden en nog
veel minder de middelen. Toen Don Bosco dit gehoord had liet hij er geen
gras over groeien. Bij de kardinaal vertrokken, begaf hij zich dadelijk
bij graaf Berardie en vroeg hem of híj nog een terrein te koop had waar-
over vroeger al gesproken was. Zijn antwoord luidde bevestigend, maar
een derde persoon had belangen in deze zaak. Don Bosco begaf zich op
staande voet bij deze persoon, kwam met hem overeen over de afstand van de
grond en vroeg hem de prijs ervan te willen vaststellen volgens de op-
brengst. De eigenaars gaven toe en de verkoop werd gesloten voor een
bedrag van 200.000 lires. Aldus werden op een enkele dag de onderhande-
lingen ingezet, verder geleid en afgesloten. Er moesten nu nog de wette-
lijke formaliteiten gebeuren, die altijd wat tijd vergen. Hij moest echter
Rome verlaten en dan begon men de zaken in het lang te trekken, zodat
d e draden opnieuw verward geraakten en er niets van in huis kwam.
Nu is het mooi om zien hoe te midden al deze bedrijvigheid Don
Bosco aan Don Rua schreef.
"
Beste D. Rua,
"
"
1) De zaak voor het seminarie van Magliano is beëindigd
" in de zin waarover wij het eens waren geworden. Het zal het
" eerste voorbeeld zijn van een seminarie dat op deze manier zal
" beheerd worden. Ik zal je een afschrift zenden van wat er be-
" dongen werd, zodra Don Berto er een goede kopij van gemaakt zal
" hebben.
"
2) Indien de krieken niet te duur zijn, dan denk ik dat
" ze zullen geschikt zijn om er wijn van te maken. Men lette erop
" dat hoe rijper ze zijn, hoe beter ze kunnen dienen om er wijn
" van te maken. Om ze te kuisen, is er heel wat water nodig.
"
3) Zeg aan D. Berto dat ik de kaarten en de brieven welke
" hij mij gezonden heeft, ontvangen heb en dat alles in orde is.
" Mevrouw Mathilde vraagt dikwijls naar hem en laat hem op haar
" beurt groeten.
"
4) Hou je met de zaak van D. Dàllera bezig. Ik hoop ook
" iemand te kunnen klaarmaken.

13.2 Page 122

▲back to top


- XIII/118 -
"
5) Ik ben het eens met het contract over het gebouw van
" Cambiano. Indien je niet weet wat aanvangen met het geld (dat
" je van de verkoop zal maken) zullen Rossi en D. Albera je hel-
" pen om het weer te beleggen.
"
6) Het zou prachtig zijn wanneer men, bij de doortocht
" van de Argentijnen te Turijn, het drama over Patagonië zou
" kunnen opvoeren.
"
7) Gaat het drukken van de schema's voor het kapittel
" vooruit?
"
8) Zeg aan D. Ortelli dat hij mij een groot genoegen
" zal doen door bij ons te blijven tot ik terugkom.
"
9) Monseigneur Lacerda, bisschop van Rio de Janeiro is
" hier te Rome. Ik heb met hem gesproken. Hij wil naar Turijn ko-
" men en zal uit het Oratorio niet vertrekken, eer hij ten minste
" vijf salesianen, waarvan ik de overtocht heb klaargemaakt, met
" zich zal hebben. Je zal zien wat een lieve mens hij is.
"
10) Het is beslist geworden dat D. Cagliero een onderzoe-
" kingstocht gaat doen tot de uiterste grenzen van Patagonië te
" Santa Cruz. Daardoor wordt zijn terugkeer naar Europa voor en-
" kele maanden uitgesteld.
"
11) Vandaag is het de kardinaal-aartsbisschop van Mechelen,
" die in naam van de heilige Vader vraagt een huis in zijn diocees
" te openen. Idem kardinaal Simeoni voor Palestrina, idem voor
" Canada enz. Zeg dus aan de novicen dat ze, om de liefde Gods vlug
" zouden klaar zijn, want iedere dag vermeerderen de behoeften. Ik
" weet niet hoe we het zullen klaarspelen.
"
Houd moed en groet D. Vespignani? Zeg aan Graaf Cays en aan
" Advocaat Fortis dat de oogst overvloedig is en onbegrensd, daarom
" enz. Dat D. Cappelletti zich met de zijnen voorbereide op hun ver-
" trek. Groet Cottini, Pellazza, Barale.
"
God moge ons allen zegenen en groet allen in J. Chr. Amen.
"
" Rome, 12-6-77.
je toegenegen vriend
"
Priester Gio. Bosco.
" (Tot heden toe geen audiëntie).
Niet verschillend hiervan is de inhoud en de toon van deze andere
brief gericht aan de directeur van het college van Varazze daags na vo-
rige brief geschreven.
"
Beste D. Francesia.
"
"
Indien je brief aan iemand anders kon getoond worden,
" dan zou ik hem aan de aartspriester van Noli sturen. Daar dit niet
" betaamt, geloof ik dat het beter is dat jij hem rechtstreeks zou
" schrijven en hem laten weten wat er gezegd wordt, de tegenoverge-

13.3 Page 123

▲back to top


- XIII/119 -
" stelde mening van de bisschop enz. Op die manier kunnen we op
" onze plaats blijven. Maar wanneer de vijf dagen van Varazze
" voorbij zijn, waar zullen we dan naartoe gaan?
"
Indien je iets te zenden hebt voor de heilige Vader, stuur
" het dan dadelijk per spoedzending op naar Torre de'Specchi. De aarts-
" bisschop van Buenos Aires, Monseigneur Cecarelli, bisschop
" Lacerda van Rio di Janeiro zullen naar Turijn komen en enkele
" dagen bij ons verblijven. Misschien zullen ze op doortocht komen
" om je een bezoek te brengen. In ieder geval zal je er bericht
" over ontvangen en zal je uitgenodigd worden ons bij die gelegen-
" heid de geschiedenis van Pipetta te Turijn te vertellen.
"
Ik kan mijn vertrek nog niet vaststellen omdat het mij
" nog niet mogelijk was een particuliere audiëntie bij de heilige
" Vader te hebben.
"
Groet Alessandro Mancini, Talice, Cinzano en D. Turchi,
" mijn vroegere orthopedist. Moge God jullie allen zegenen.
" Geloof me in J. Chr.
"
" Rome, 13-6-1877.
je toegenegen vriend
"
Priester Gio. Bosco.
"
" P.S. Zeg aan je leerlingen van de derde en vierde klas van het
"
gymnasium dat wij van alle kanten gevraagd worden en dat
"
ik mij bij hen aanbeveel opdat ze mij ijverige salesianen
"
zouden bereiden.
In deze brieven vinden we sommige zaken, waarvan we verder de uit-
leg zullen vinden en andere zaken, waarvan de uitleg niet noodzakelijk
of niet mogelijk is. We publiceren ze in hun geheel omdat ze ons documen-
ten toeschijnen, die nuttig zijn voor hen die eens de psychologie van Don
Bosco willen bestuderen. En hier volgt dan een derde brief aan Don Rua,
geschreven vier dagen na de tweede brief.
"
Beste D. Rua,
"
"
1) Zeg aan D. Berto dat hij mijn zomerkledij opzendt
" anders word ik te Rome nog gebraden. Ik geloof niet dat een
" spoedzending zoveel zal kosten als het aankopen van een nieuwe.
"
2) Indien er van de kant van de zedelijkheid niets tegen
" in te brengen is, kan Peret Cherico tot de tonsuur toegelaten
" worden.
"
3) Ik zend je een eindeloos aantal zaken, waarbij een
" brief die zou moeten ingelast worden in de Bollettino Salesiano.
" Je zou moeten aandringen quoad fieri potest, opdat hij volgende
" maand zou kunnen verschijnen. Ze zullen mij de drukproeven op-
" sturen. Wanneer het "Werk van Maria, Hulp der Christenen", ge-

13.4 Page 124

▲back to top


- XIII/120 -
" drukt is, zend mij er dan enige exemplaren van maar men
" zorge voor het visum van de geestelijke overheid van Genua.
"
4) Nog geen particuliere audiëntie gehad en de heilige
" Vader wil niet dat ik zou vertrekken. Ik hoop dat dit zo vlug
" mogelijk zal gebeuren en dan zal ik ad lares ijlen.
"
5) Er bieden zich zeer vele zaken aan die moeten ge-
" daan worden maar ik heb geen enkele secretaris. Dat doet me
" verlangen naar D. Berto.
"
6) Dan heb ik nog zaken hier, die ik je zal meedelen zo-
" dra ze slagen maar waarvoor veel moet gebeden worden.
"
7) Zeg aan de heer Graaf Cays dat de leergang van godge-
" leerdheid zeven jaar duurt en dat hij wellicht, indien het no-
" dig is, hem op zeven maanden zal doen. Bij mijn aankomst zal
" ik het geheim vertellen dat daarbij moet gevolgd worden.
"
Groet allen bij naam.
"
"
(zonder handtekening).
Eindelijk schreef hij hem een vierde en laatste maal alvorens Rome
te verlaten. Graaf Cays, herhaaldelijk vermeld, en advocaat Fortis waren
in het Oratorio binnengetreden om salesianen te worden.
"
Beste D. Rua,
"
"
Het is beslist dat de aartsbisschop van Buenos Aires via
" Turijn zal komen met zijn pelgrims. Ze zullen in het geheel met
" 6 of 8 zijn. Monseigneur Ceccarelli zal ze voorafgaan. Ik zal ze
" op hun weg vergezellen en een telegram zenden daags voor hun aan-
" komst.
"
1) Dit jaar zullen we de feestdagen van Sint-Jan en Sint-
" Fredericus samen vieren en dat zal vermoedelijk gebeuren op Sint-
" Pieter. Wie dus een proza- of dichtstuk zou voorlezen, denke aan
" Pietro Ceccarelli, Leone Aneyros, het feest van daags tevoren.
" Gastini zal met zijn witte pruik Sint-Jan voorstellen.
"
2) Hij zal acht dagen blijven en gedurende die tijd
" Turijn, Valsalice, Lanzo, bezoeken. Daar zal men er goed aan doen
" iets klaar te maken in het Latijn, het Italiaans, het Frans en
" ook in het Spaans.
"
3) Monseigneur Ceccarelli zal preken op Sint-Pietersdag
" en dit doen in de kerk van Maria, hulp der Christenen. We zullen zor-
" gen dat een of andere krant er over schrijven zal. Monseigneur
" Aneyros zal plechtig pontificeren of assisteren.
"
4) Zondag daaropvolgend, eerste juli, zullen we het feest
" vieren van Sint-Aloysius en waarschijnlijk zal de aartsbisschop van
" Rio de Janeiro pontificeren. Geef hiervan bericht aan de heer
" Casalegno.

13.5 Page 125

▲back to top


- XIII/121 -
"
5) Ga even bij onze aartsbisschop en zeg hem dat ze bij
" hem op hun doortocht hun opwachting zullen komen maken en dat
" wij hem verzoeken de toelating tot celebreren te verlenen aan
" de priesters, die hem vergezellen en aan de bisschoppen om de
" goddelijke diensten te doen, indien tijd en gezondheid het hun
" toelaten. Ik zal je dan laten weten op welk adres je mij kan
" antwoorden.
"
6) Wat het voedsel betreft zijn ze allen gemakkelijk te-
" vreden gesteld, als het maar goede waar is. Dat wil zeggen dat
" ze geen enkele suggestie doen. Waarschijnlijk zullen we een
" tocht maken naar Superga; maar dan zullen we de abt Stellardi
" hiervan verwittigen.
"
8) (sic) Vandaag is het publieke audiëntie voor de sa-
" lesianen, de aspiranten of toekomstige aspiranten. Ik zal zien
" of ik een private audiëntie kan hebben, al was het maar een
" ogenblik.
"
9) Hou je goed, word braaf, groet allerhartelijkst al onze
" salesianen, onze aspiranten of zij die in de toekomst aspiranten
" kunnen worden. Zeg aan allen dat ik verlang dat we allen een
" grote vreugde zouden hebben in de Heer en ook in de keuken. Be-
" schouw me steeds in de Heer als
"
" Rome, 20 juni 1877.
je toegenegen vriend
"
Priester Gio. Bosco.
"
" P.S. Neem als norm niet te spreken over miserie in aanwezigheid
"
van Graaf Cays en van Advocaat Fortis. Dit zou erop neer-
"
komen hun om ondersteuning te vragen, quod non expedit.
In het Oratorio werden grote voorbereidsels gedaan voor de komst
van de aartsbisschop van Buenos Aires. Volgens de onderrichtingen hem
door Don Bosco gezonden in zijn brief van 20 juni verzocht Don Rua Mon-
seigneur Gastaldi dat hij aan deze prelaat en aan zijn clerus de be-
voegdheid zou willen verlenen te celebreren in het aartsbisdom en de toe-
lating een pontificale dienst op te dragen op de dag van Sint-Pieter en
Paulus. Monseigneur gaf daartoe een ruime vergunning en alles was al ge-
reed en de kranten hadden het bericht gepubliceerd, wanneer op 24 juni een
mededeling van de Curie in naam van Zijne Excellentie liet weten dat, nu
er bij gelegenheid van het feest van de heilige apostelen Petrus en Paulus
er een pontificale assistentie en een homilie in de domkerk zou zijn, het
niet passend wordt geacht dat, terwijl de aartsbisschop in zijn kathe-
draal zou pontificeren en prediken, een andere bisschop zou pontificeren
en prediken in andere kerken. De Ordinarius had dan ook het inzicht de
bevoegdheid die bij vergetelheid was verleend terug in te trekken. Hij
stond enkel toe dat voor dat feest de zegen met het Allerheiligste zou
gegeven worden op voorwaarde dat dit niet zou gebeuren vóór zes uur in de na-
middag. Bovendien stond hij een pontificale dienst toe voor de eerste zondag van

13.6 Page 126

▲back to top


- XIII/122 -
juli in de kerk van Maria, Hulp der Christenen, op voorwaarde dat men het
ceremonieel zou onderhouden van de bisschoppen, waarbij voorgeschreven
wordt dat, wanneer een bisschop buiten zijn diocees een pontificale
dienst doet, hij geen twee diakens en twee subdiakens mag hebben maar en-
kel één diaken en één subdiaken.
Op 24 juni had men de naamdag moeten vieren van Don Bosco, maar
hij was nog altijd op reis met aartsbisschop Aneyros, Monseigneur Cecca-
relli en vijf Argentijnse priesters. Ze waren op 22 juni vanuit Rome naar
Ancona vertrokken, waar ze prachtig onthaald werden door kardinaal Anto-
nucci. Op 23 juni waren ze dan naar Loreto gegaan om nog dezelfde dag van-
daar terug te keren.
"
Beste Don Rua,
"
"
Ik ben hier te Ancona met kardinaal Antonucci en we zullen
" Sint-Jan vieren aan de oever van de Adriatische zee, recht tegen-
" over Lissa.
"
Morgen zullen we, als het God belieft, naar Milaan vertrekken
" waar we dinsdag en woensdag tot 4 uur in de namiddag zulen
" verblijven om dan naar Turijn te gaan. We zullen omstreeks
" acht uur toekomen. Voor je richtlijn: de Argentijnen houden
" veel van vlees en zijn vrij kieskeurig wat de keuken betreft,
" maar omdat ze vroom zijn, zijn ze steeds tevreden.
"
Zoek, voor zover het mogelijk is, kamers uit die gerief-
" lijk zijn en met zindelijke W.C.
"
Voor het overige zul je zorgen, zullen wij zorgen (zullen
" zij) zorgen. Moge God ons allen zegenen. Zeg aan onze beste jon-
" gens dat ik nu de Heilige Mis ga opdragen en dat ik veel voor hen
" zal bidden. Wat dit betreft zullen ze er niets bij verliezen. Ik
" wil ook niet dat ze benadeeld worden wat de keuken betreft en
" daarom quod differtur non aufertur. Ik zal ze hiervoor vergoeden.
" Maar Monseigneur Aneyros zal een half leger missionarissen met
" zich willen meevoeren om een aanval te doen op de Pampa's en op
" Patagonië. Bid voor hem die in J. Chr. is
"
" Sint-Jan, 1877.
je toegenegen vriend
"
Priester Gio. Bosco.
24 juni viel op een zondag. Don Bosco ging omstreeks tien uur de
mis celebreren in de kerk van de Gesù, bediend door de missionarissen
van het allerkostbaarste Bloed. Zijn mis werd gediend door een jongen, die
gedurende zijn hele leven deze ontmoeting niet meer zou vergeten. Hij zag
in de sacristie een kleine priester binnenkomen, bescheiden van uitzicht
en houding, die hem helemaal onbekend was. Maar "in dat bruine aangezicht" merkte

13.7 Page 127

▲back to top


- XIII/123 -
hij, een niet uit te drukken aantrekkelijke goedheid, wat bij hem dadelijk
tegelijk nieuwsgierigheid en eerbied verwekt. Bij het celebreren noteerde
hij dan iets bijzonders, dat tot bezinning en vurigheid aanzette. Na de
Mis en de dankzegging legde de priester zijn hand op zijn hoofd, schonk
hem tien centimes, wou weten wie hij was en wat hij deed en richtte enige
goede woorden tot hem. Achtenveertig jaar later zou deze jongen, die Euge-
nio Marconi heette en een leerling was van het instituut van de goede
Herder hierover schrijven: "Wat een zachtheid in die stem! Wat een min-
zaamheid, wat een genegenheid in die woorden! Ik was er verlegen en ontroerd
door."
Terug in het instituut zag hij bij de oversten en bij zijn gezellen
een ongewone houding. Ze zeiden hem dat Don Bosco te Ancona was en dat
hij in de namiddag het instituut zou komen bezoeken en dat men zich moest
voorbereiden om hem waardig te ontvangen. En omstreeks drie uur, terwijl
allen opgesteld stonden in rijen in de grote zaal, kwam daar het "pries-
tertje" van 's ochtends binnen, in gezelschap van de directeur, Monseig-
neur Birarelli. Hij had dus de mis van Don Bosco gediend! Don Bosco pas-
seerde de revue van de leerlingen, bleef staan om ze te ondervragen en
schonk aan allen een boekje over de eeuwige grondregels. Maar toen hij
bij Marconi kwam, deed hij een stap achteruit, keek hem in de ogen om hem
beter te herkennen en zei: "Maar wij kennen elkaar al, bravo, bravo!"
Daarna wendde hij zich tot de directeur en ging verder: "Monseigneur, ik
beveel U die jongen aan; hij zal U met de tijd kunnen helpen." - Toen hij
vernam dat hij de neef was van de directeur, voegde hij eraan toe: - "Zo-
veel te beter! Uw instituut begint thans te leven en in een zee te varen
vol stormen en gevaren. De jonge loodsen kunnen nuttiger zijn dan de
oude, als ze maar sterk van wil en bekwaam zijn." De jongen groeide op,
werd priester, was werkelijk voor het instituut de goede loods door Don
Bosco voorzegd, stond steeds verschillende directeurs ter zijde, kampte
manmoedig tegen zware buien, tot hij het schip veilig en wel in de haven
bracht.(1)
Na even naar Milaan te zijn gereisd waar ze logeerden bij zijn
grote vriend, advocaat Comaschi, deden onze reizigers hun intrede in
het Oratorio op de avond van 26 juni. Het was een triomfantelijke in-
trede! Alle jongens stonden in twee lange rijen opgesteld van aan het por-
tiershuisje tot de galerijen, om de haag te vormen bij zijn doortocht.
Vanaf de ingang tot aan de kamers van de gasten wapperden Argentijnse
vlaggen, met witte en blauwe kleuren, afgewisseld met de pauselijke en
de Italiaanse vlaggen. Ook de balkons van de galerijen waren met vlaggen
versierd. Verschillende versieringen smukten de muren van het gebouw op en op het
(1) L'Ordisse van Ancona, 12 februari 1925.

13.8 Page 128

▲back to top


- XIII/124 -
punt waar de scheiding was tussen de speelplaats van de leerlingen en die
van de ambachtsjongens verhief zich een triomfboog met goede smaak opge-
steld en vol veelkleurige festoenen en lampions. De muzikanten stonden
met hun instrumenten onbeweeglijk te wachten voor de grote poort. Bij een
krachtig klaroengeschal werd het overal stil en op de drempel verscheen
de indrukwekkende figuur van de aartsbisschop met Don Bosco aan zijn
rechterzij en zijn vicaris-generaal aan zijn linker. Achter hen kwamen
zijn priesters. Meteen zette de muziekkapel het Argentijnse volkslied in
en de "evviva's" van duizend stemmen vulden de lucht met blijdschap.
Wanneer de stoet zich in beweging zette, knielden de jongens, wachtten op
de zegen en maakten het kruisteken. De gasten trokken te midden door deze
massa van juichende jongens, gingen naar de eerste verdieping en na enke-
le minuten liet zich de groep van personages op de galerij zien. Toen
werd het een uitzinnig geroep en applaus, tot op een teken van Don Bosco
het weer stil werd en men zijn woorden hoorde weerklinken: - "Ziehier de
aartsbisschop van Buenos Aires!" - Maar hij bracht die woorden uit met zo
een zachte en bewogen stem en begeleidde ze met zo een gebaar vol uit-
drukking, dat allen het begrepen hadden alsof hij had willen zeggen: -
"Hier is onze vader, onze weldoener, onze vriend, die we zo gewenst heb-
ben te mogen zien! - Deze voorstelling vertederde de prelaat in die mate,
dat hij zich naar Don Bosco keerde om hem te omarmen. Hij legde zijn han-
den nu eens op zijn schouders, dan weer op zijn hoofd en sprak enkele
zinnen uit die men niet kon horen omdat de uitroepen weer losbarstten. De
avond werd besloten met gezang en vrolijke muziek te midden van een fan-
tastische Venetiaanse verlichting.
Over het middagmaal, dat 's anderendaags plaats had, herinnert men
zich een episode, die de disgenoten opvrolijkte en tegelijkertijd sticht-
te. Op het ogenblik van de heildronk kwam de oud-leerling Gastini, be-
roemd om zijn originele vondsten in de zaal binnen. Na de heren te hebben
gegroet, declameerde en zong hij zijn verzen ter ere van Monseigneur
Aneyros en van Don Bosco, maar deed dat met zoveel gratie en op zo een
aangename manier dat een van de Argentijnse priesters, kanunnik Garica
Zuniga, een grappig man, de dichter bij zich riep en hem een pond ster-
ling gaf. Gastini bedankte en kuste de hand van de gever, liep recht naar
Don Bosco toe en met een bijna ridderlijke zwier legde hij hem het munt-
stuk in de hand, alsof het voor hem bestemd was. Bij deze zo vriendelij-
ke en spontane daad, riep de kanunnik de minstreel weer bij zich en zei
hem: - " Indien ik aan Don Bosco een geschenk had willen geven, dan zou
ik het aan hemzelf hebben gegeven. Maar ik heb het aan jou gegeven. Neem
nu dit ander muntstuk en behoud het." - Gastini deed een sprong en gaf
ook dit muntstuk aan Don Bosco. Wanneer hij echter hoorde dat de kanun-
nik tussen het gelach van de aanwezigen hem achterna riep: - "het is
voor jou!" - veranderde hij van toon en zei hij ernstig: - "Wij zijn al-
lemaal van Don Bosco. Hier is niets van ons maar alles is het zijne." -
"Bravo!" - riepen de andere genodigden. - "Maar ik zal je geen derde
muntstuk geven" -zei al schertsend de kanunnik, ziende dat hij niet kon

13.9 Page 129

▲back to top


- XIII/125 -
bekomen dat hij ten minste één stuk voor zich zou behouden.(1)
De plechtigste manifestatie was die, die we zouden kunnen noemen,
de manifestatie van de drie naamfeesten. Het feest van de naamdag van Don
Bosco was verplaatst geworden op de feestdag van Sint-Pieter. Volgens het
gebruik begon het feest daags tevoren omstreeks de avond met het voorle-
zen van dicht- en prozastukken en met muziekstukken en gezang. Zelfs in
deze omstandigheden wou men geen inbreuk maken op de traditie. Welnu, op
die dag van 28 juni was het ook het feest van Sint-Leo, naamdag en ver-
jaardag van aartsbisschop Aneyros. Tevens was het de dag voor Sint-Pie-
ter, de naamdag van Monseigneur Ceccarelli. Een gelukkiger samenloop kon
onmogelijk gevonden worden.
De speelplaats was niet meer te herkennen. Vernuftige medebroeders
daarbij geholpen door grotere jongens, hadden ze omgevormd in een ruim
openluchttheater. Boven een podium, opgericht bij middel van tafels en
bedekt met tapijten, strekte zich een groot baldakijn uit dat schaduw
verleende aan drie grote vergulde zetels. De prachtigste in het midden
was voor Monseigneur de aartsbisschop en de twee opzij voor Don Bosco en
voor Monseigneur Ceccarelli. Daar rond hingen, in schilderachtige ver-
scheidenheid, vaandels, wimpels, bloemen, lampions. Voor deze troon, op
de speelplaats, waren gaslantarens geplaatst in een grote cirkel met bont
beschilderde glazen. Bij het invallen van de nacht verspreidden ze een
levendig en toch rustig licht. In de open ruimten van de ramen waren
doorschijnende papieren in twee kleuren opgespannen en de vlammetjes van
de kaarsen die men er achter geplaatst had deden de emblemen en opschrif-
ten, een hulde aan Don Bosco en aan zijn gasten, goed uitkomen. Maar de
ogen van het publiek, daar samengestroomd voor het avondfeest, werden
aangetrokken door een grootse doorschijnende ster, die boven de troon
stond te schitteren. Ze was twee meter in doormeter en had twintig stra-
len. Elk van die stralen droeg in de lengte de naam van een salesiaans
huis en op de kop het jaar van de stichting. Middenin prijkte de naam van
Don Bosco, omgeven van een band met in het midden de letters 0.S.F.S. wat
betekende: Oratorio van de H. Franciscus van Sales. Door vele lichten aan
de achterzijde verlicht, verwekte die ster een toverachtig uitwerksel.
Het publiek bezette de vrije ruimte van de speelplaats: medewerkers en
vrienden in groot aantal en ongeveer een duizendtal jongens, internen en
externen. Aan de zijkanten rees een kiosk op voor de muziekkapel van de
ambachtsjongens en voor het zangkoor van de leerlingen.
Omstreeks negen uur bestegen de gevierden de trappen van het podium,
maar wanneer ze boven waren en Don Bosco aan Monseigneur Aneyros teken
___________________________
(1) Priester G. Vespignani. Un anno alla del B. Don Bosco. blz. 90. (Een jaar in de
school van de Zalige Don Bosco).

13.10 Page 130

▲back to top


- XIII/126 -
deed plaats te nemen in de zetel die in het midden stond en hoger ge-
plaatst was ontstond er tussen hen een strijd omdat de ene aan de andere
deze eer wou laten. De lieflijke betwisting vooreerst stilzwijgend door
de toeschouwers bekeken, verwekte weldra een donder van toejuichingen op
iedere plaats van het plein. Maar de nederigheid van beiden haalde het en
suggereerde het beste hulpmiddel: ze lieten deze zetel onbezet en nodig-
den alle aanwezigen uit zich te verbeelden dat de heilige Vader, Pius IX,
daar had plaats genomen op de dag, waarop de kerk het feest vierde van de
prins van de apostelen.
Twee hymnen werden met de vereiste tussenpozen uitgevoerd, een door
de ambachtsjongens, gecomponeerd door de fantasierijke De Vecchi, en de
andere door de leerlingen gecomponeerd door Dogliani, beide op tekst van
Don Lemoyne. Velen kwamen er eigen werken voorlezen in het Italiaans, het
Frans, het Spaans, het Engels, het Pools, het Latijn, het Grieks, het
Piëmontees, zowel in verzen als in proza. Gastini, die steeds wist uit te
blinken, speelde de plezierige rollen onder algemene hilariteit. Er was
natuurlijk veel spraak over de missies, de Pampa's en Patagonië. De namen
van Don Bosco, van Monseigneur Aneyros en van Monseigneur Ceccarelli
weerklonken in alle talen en op alle tonen. Wanneer het gedaan was met de
declamaties en er niet meer gezongen werd, stelde Don Bosco, na hiervoor
de toelating te hebben gevraagd aan de aartsbisschop, een einde aan het
feest met volgende woorden.
"
Het wordt al laat en we kunnen niet verder gaan, maar Mon-
" seigneur Aneyros, aartsbisschop van Buenos Aires en de andere wel-
" willende heren, die ik van ganser harte bedank voor hun aanwezig-
" heid, zullen nog zo vriendelijk zijn de voorlezingen bij te wonen
" die morgenavond voortgezet worden. Ik dank nochtans van ganser
" harte hen die de muziek gecomponeerd hebben, poëzie- of prozastuk-
" ken hebben opgesteld of op een of andere manier bij deze gelegen-
" heid hun genegenheid hebben geuit of nog zullen uiten. Ik dacht
" mij van het feest van St.-Jan te kunnen afmaken en dat er zou ge-
" beuren wat het spreek woord zegt: feest voorbij, heilige vergeten,
" maar ik zie dat jullie integendeel goed jullie best gedaan hebben
" en dat als jullie toen geen feest gevierd hebben, dat tenminste
" nu willen doen.
"
Ik verzeker jullie dat dit mij veel genoegen doet. Ik be-
" dank eveneens allen die zo vriendelijk waren deze mooie avond met
" ons door te brengen en al dezen die giften schonken en van uit
" de verte brieven schreven.
"
Ik weet ook dat jullie veel voor mij gebeden hebben gedu-
" rende mijn afwezigheid en jullie gebeden zijn niet zonder uitwer-
" king gebleven. Maar thans kunnen we nog niet weten welke vrucht
" ze verwekt hebben, want de zaak waarvoor ik mij in jullie gebeden
" heb aanbevolen, kreeg nog geen oplossing. Ik dank jullie zeer voor
" wat jullie gedaan hebben en ik verzoek jullie ermee voort te gaan.
"
Ook Monseigneur Aneyros zou jullie willen vragen hem een

14 Pages 131-140

▲back to top


14.1 Page 131

▲back to top


- XIII/127 -
" genoegen te doen, namelijk dat allen die morgenochtend te
" communie gaan, het tot zijn intentie zouden doen.
"
Er zal morgen over gans de dag veel vrolijkheid zijn.
" Om tien uur voormiddag zal er een mis zijn in muziek, 's avonds
" vespers eveneens met muziekuitvoering en Monseigneur Ceccarelli
" zal er een avondwoordje houden.
"
Ook in de keuken, naar ik jullie verzekeren kan, zullen
" allen hun aandeel krijgen. Het moge volstaan met te zeggen dat
" wij misschien de beste kok van Turijn hebben en wanneer jullie
" dan die mooie flessen uit de kelder zien opduiken zal dat er ze-
" ker toe bijdragen om de eetlust te scherpen. Het zal er zo aan
" toegaan dat 's avonds de muzikanten in plaats van festina (ban-
" ket) festona (loofwerk) zullen moeten zingen...
De mis van 29 juni voor de communiteit werd gecelebreerd door Mon-
seigneur Aneyros. Toen het ogenblik van het communiceren gekomen was,
maakte hij zich klaar om de heilige hosties uit te delen. Halverwege ge-
komen, kon hij niet verder wegens zijn vermoeidheid en vroeg hij dat an-
deren hem zouden vervangen. Om tien uur zong Monseigneur Ceccarellï de
plechtige mis en in de namiddag na de vespers predikte hij, waarbij hij
blijk gaf van bewonderenswaardige gaven van welsprekendheid. De aarts-
bisschop van Buenos Aires kon evenmin de zegen geven, omdat het nog geen
zes uur was. Omstreeks half zeven herbegon men de academische zitting van
daags tevoren ter ere van Don Bosco. Een groter aantal vreemdelingen
woonden ze bij en ook de colleges waren er vertegenwoordigd door hun di-
recteurs of door andere personen. Bij het einde van de voorlezingen en de
declamaties, van muziek en zang, stond Don Bosco recht en onthaald op een
luidruchtig applaus, sprak hij tot het indrukwekkende auditorium, dat in
religieuze stilte luisterde:
"
Deze dag is een van de mooiste dagen uit mijn leven. Het
" zal een heuglijke datum zijn in de gedenkschriften van het Ora-
" torio. Bij het zien rondom mij van zovele jongens die mij vol
" vreugde hun liefde, hun dankbaarheid uiten wordt mijn hart wer-
" kelijk bewogen. Wat is het mooi de genegenheid te kunnen vereni-
" gen met de christelijke liefde. Hoe komt het dat er zoveel mid-
" delen aangewend worden om zovele jongens samen te brengen en op
" te kweken voor het paradijs? En waarom zijn er zovele en nog
" eens zovele vrome personen, die een gedeelte van hun rijkdommen
" opofferen om ze heilig te gebruiken bij het hulp betonen aan
" deze jongens? En waarom zijn er zovele en nog eens zovele per-
" sonen die de wereld verlaten, zich aan God binden met de banden
" van de deugd en van de broederlijke liefde en gans hun leven ge-
" bruiken om voor de hemel deze tedere kiemplanten te doen groei-
" en? Dit komt door de christelijke liefde. Ja, het zijn de banden
" van deze deugd, die ons overal verbonden houden met de Heer, zo-
" dat wij vol liefde elkaar ter hulp komen. Het is de christelijke

14.2 Page 132

▲back to top


- XIII/128 -
" liefde die andere hooggeplaatste personen ertoe aanzet uit verre
" streken naar dit Oratorio te komen en zich aan te passen aan de
" armoede van deze plaats om te voldoen aan de heilige ijver om
" het licht van het Evangelie uit te dragen in andere onbeschaaf-
" de streken en aldus het aantal nieuwe zonen van de familie van
" de gemeenschappelijke Vader van de gelovigen te doen aangroeien.
" Het is de christelijke liefde die zovele dappere soldaten van
" Christus ertoe aanspoort hun vaderland, hun ouders en al het
" andere vaarwel te zeggen om in zeer verre streken te gaan, on-
" gemakken en ontberingen het hoofd te bieden om het goede nieuws
" aan hun broeders te brengen.
"
En het is de christelijke liefde die ons hier allen deze
" avond op deze plaats samenbrengt. Ik zeg het werkelijk van harte:
" ik zou paleizen willen hebben met diamanten bezaaid, met vloeren
" waarop rozen en leliën gestrooid zijn om op een waardige wijze
" de aartsbisschop van Buenos Aires, Monseigneur Ceccarelli en de
" andere heren van zijn gevolg te ontvangen. Maar wij zijn arme sa-
" lesianen die leven van de hulpmiddelen van vrome personen en wij
" kunnen hun niet het onthaal geven, dat wij zouden gewenst hebben.
" En zij, gestuwd door de christelijke liefde, hebben het niet on-
" der hun waardigheid geacht de ongemakken van het Oratorio te ver-
" dragen om de gelegenheid te hebben nieuwe werken van liefdadig-
" heid te kunnen doen. Ze wezen dus bedankt voor de ontberingen ge-
" leden bij het zich aanpassen aan de armoede van dit huis en voor
" de grote eer en het genoegen dat ze ons gedaan hebben. Wij zullen
" er een onvergankelijk aandenken aan bewaren. U keert terug naar
" uwe landen, naar de akker uw oogst, maar zegt aan uw gezellen en
" aan Don Benitez dat onze dankbaarheid voor de weldaden van hen en
" U ontvangen nooit zal uitdoven. U moogt er zeker van zijn dat wij,
" hoewel gescheiden door de brede zee U, altijd als aanwezig zul-
" len gevoelen in onze geest, in ons hart, in onze gebeden. U moogt
" er zeker van zijn dat U in de salesianen steeds een trouwe hulp
" en een groot aantal broeders zult vinden die U liefhebben met al
" de genegenheid van hun hart en die proberen U in uw werk te hel-
" pen.
Wij vinden schriften en wij horen uit de mond van ooggetuigen dat
Don Bosco tegen het einde van zijn toespraak in zijn stem een zo boeiende
toon had, zoals men nog nooit van zijn lippen gehoord had. Na hem sprak
de aartsbisschop. De waardigheid van zijn voorkomen en de genegenheid die
hem zienderogen bezielde, sleepten allen mee die hem aanhoorden, al sprak
hij dan ook in het Spaans. In het parlement van zijn vaderland had hij
als afgevaardigde een grote faam als improvisator verworven. Toen hij ge-
daan had, kuste Don Bosco zijn ring en Monseigneur kuste hem de hand;
daarna gaven ze elkaar een innige omarming terwijl het applaus losbarst-
te. Daarna verzocht Don Bosco Monseigneur Ceccarelli de toespraak te wil-
len herhalen in het Italiaans, wat hij met een groot meesterschap

14.3 Page 133

▲back to top


- XIII/129 -
deed.(1)
De Voorzienigheid zorgde ten laatste voor een mooie verrassing.
Het feestje werd bijgewoond door een jong meisje genaamd Giuseppina
Longhi, die nog voor een maand lam en stom was geweest en op wonderlijke
wijze de beweging en de spraak terug had gekregen terwijl ze samen met
Don Bosco een Ave bad tot Maria, Hulp der Christenen. Zij was daar in
gezelschap van haar ouders, daar gekomen om schriftelijk getuigenis af te
leggen van de waarheid van het feit. Op raad van Don Rua, klommen zij de
trappen van het verhoog op en leidden hun dochter naar boven om er de
hand van de aartsbisschop en van Don Bosco te gaan kussen. Toen wou de
prelaat uit haar mond het verhaal van het wonder horen, terwijl Monseig-
neur Ceccarelli daarbij haar tolk was. Het twaalfjarige meisje verhaalde
in enkele losse trekken levendig de zaak zoals ze voorgevallen was.
Daarna zegende de aartsbisschop haar en schonk haar een medaille. Enkele
ogenblikken daarna, terwijl de vader en de moeder hun handtekening
plaatsten onder het rapport dat opgesteld was door Graaf Cays, zei Don
Bosco aan de kleine, dat zij ook zou tekenen. De vader verontschuldigde
haar door te zeggen dat het arme kind niet kon schrijven. "Wel", riep Don
Bosco uit: "Een meisje zoals zij is toch wel naar school geweest en heeft
toch minstens haar naam leren zetten?" En werkelijk voor haar verlamming
kon Langhi wel schrijven, maar daarna kon ze het niet meer. Toen Don
Bosco dit vernomen had, maakte hij het kort en zei: "Indien ze het vroe-
ger kon, dan kan ze het nu ook. De Madonna doet haar zaken niet ten hal-
ve." Terwijl hij dit zei gaf hij haar de pen in de hand, waarmee het
meisje prompt haar naam schreef.
De geestdrift van de jongens gedurende deze dagen is onbeschrijf-
lijk. De werkelijk mooie en waardige manier van optreden van de Ameri-
kaanse aartsbisschop had hun hart veroverd. Telkens als hij over de
speelplaats ging of zich boven liet zien, werd er van alle kanten in de
handen geklapt. Maar een onaangenaam incident kwam zijn verblijf in het
Oratorio verkorten. Toen hij zich op 27 juni naar het aartsbisdom bege-
ven had om een bezoek af te leggen bij Monseigneur Gastaldi, had hij
hem niet aangetroffen. Toen hij volgende ochtend teruggekeerd was, ver-
nam hij dat Monseigneur niet thuis was, maar zich in zijn aartsbisschop-
pelijke villa van Pianezza bevond, vanwaar hij, reeds op de hoogte ge-
bracht van zijn bezoek, hem liet zeggen dat hij verder geen moeite moest
doen, want dat hij op 29 juni enkel naar Turijn zou komen om er een pon-
tificale dienst te houden om onmiddellijk daarna weer terug naar zijn
villa te gaan. Later trouwens zond hij zijn secretaris om enkel de aarts-
(1) De woorden van Monseigneur Aneyros kunnen, in het Italiaans vertaald, gelezen worden in een
toespraak van Monseigneur bij gelegenheid van de plechtige prijsuitdeling aan de leer-
lingen van het Oratorio, gepubliceerd in 1877 door de salesiaanse drukkerij.

14.4 Page 134

▲back to top


- XIII/130 -
bisschop op een middagmaal, wij weten niet goed op welke dag, uit te no-
digen. De secretaris kwam in het Oratorio aan, sprak de eerste de beste
jongen die hij ontmoette aan en belastte hem ermee de boodschap aan Don
Bosco over te brengen. Daarna ging hij heen. De jongen bleef daar ver-
bluft staan. Dan ging hij naar boven bij Don Bosco en stond daar verlegen
gereed om in de voorkamer binnen te gaan; en omdat hij daarbinnen vele
heren gezien had, bleef hij schuw op de drempel staan. Baron Bianco di
Barbancia, die zijn verlegenheid gezien had, ondervroeg hem en toen hij
de zonderlinge boodschap vernomen had, belastte hij er zich zelf mee de
zaak over te maken. Monseigneur Aneyros was hierover zo vol walg dat hij
niet enkel de uitnodiging afwees, maar ook besloot zo gauw mogelijk uit
Turijn te vertrekken. Toch verontschuldigde hij zich bij de aartsbisschop
en gaf als reden zijn aanstaande vertrek. En, inderdaad, op 30 juni in de
vroege ochtend vertrok hij met zijn gevolg naar Sampierdarena. Daar werd
hij in het tehuis feestelijk onthaald. Hij vertrok daarna naar Varazze en
naar Savona bij de bisschop van die stad en ging dan op Don Bosco wachten
in het college van Alassio. Toen er nog enige hoop bestond hem te doen
afzien van zijn voornemen zijn afreis te vervroegen, had Don Bosco aan
Don Cagliero een lange brief geschreven en zoals onze lezers zullen be-
merken, kunnen wij hiervoor geen opportuner plaats vinden dan hier.
"
Mijn beste D. Cagliero,
"
"
Ik zou je een heel boekdeel moeten schrijven. Ik zal je een
" samenvatting van de zaken geven. Ik ontving Monseigneur Aneyros
" met de Argentijnse pelgrims te Sampierdarena en ik vergezelde
" ze naar Rome. Ik logeerde zoals gewoonlijk bij de heer Sigis-
" mondi, Monseigneur in het college van Latijns Amerika te Sint-
" Andreas bij het Quirinaal. Ik kon de heilige Vader zien aan het
" hoofd van de pelgrims. Ik had ook een private audiëntie en was
" er zeer voldaan over. Monseigneur Ceccarelli, gekleed als geheim
" kamerheer schitterde samen met en ook zonder Monseigneur, zijn
" bisschop.
"
Wegens de geweldige warmte te Rome, vertrokken ze op 22
" juni naar Ancona, waar kardinaal Antonucci ons schitterend ont-
" ving en ons gedurende drie dagen prachtig logies verschafte. Op
" 23 juni gingen we naar Loreto, waar we allen zeer tevreden waren.
" Op 24 juni werd de feestdag van mijn patroon, Sint-Jan gevierd
" met een grote maaltijd bij de kardinaal met al de pelgrims en
" nog vele anderen. Toosten, blijken van genegenheid, flessen met
" alles soorten wijn hielden parade.
"
Op 25 juni gingen we direct van Ancona naar Milaan en na-
" men intrek bij de heer Comaschi. Op 26 juni waren wij te Turijn.
"
Hier was het al geestdrift en feest wat de klok sloeg.
" Monseigneur was er zeer tevreden en zelfs enthousiast over, maar
" er zijn geen rozen zonder doornen. Onze aartsbisschop Gastaldi

14.5 Page 135

▲back to top


- XIII/131 -
" verleende op aanvraag ruime bevoegdheden om te prediken, een
" pontificale dienst te doen, maar trok ze weer in op vrijdag.
" Monseigneur ging bij hem een bezoek afleggen en de andere
" was naar Pianezza gegaan van waaruit hij hem liet zeggen dat het
" niet nodig was nog te komen, omdat hij op 29 juni een ponti-
" ficale dienst kwam doen, maar dadelijk terug zou keren naar
" Pianezza. Nadat hij gemerkt had dat dit een onbeschoftheid was,
" liet hij enkel de aartsbisschop uitnodigen op een maaltijd, wat
" deze weigerde door aan te voeren dat hij ging vertrekken. Nu
" dringen ik en Ceccarelli aan dat ze allen naar Lanzo zouden ko-
" men, dan naar Borgo San Martino en nadien naar de Riviera om er
" enkele baden te nemen, die de heer vicaris nodig heeft.(1)
"
Er waren wel duizend aangename gebeurtenissen en ik
" hoop ze op een ander ogenblik te kunnen schrijven. Hij is zeer
" tevreden over ons, over onze zaken en hij spreekt met vervoe-
" ring over de salesianen in Amerika. Zijn vertrek is vastgesteld
" op 14 juli aanstaande.
"
En nu tussen ons. Ik heb je geschreven naar S. Cruz te
" gaan. Dit is alleen maar mijn idee, maar indien pensatis pen-
" sandis het je verkieslijker toeschijnt deze tocht uit te stel-
" len, fiat sicut melius in Domino_placuerit.
"
We hebben het personeel en nu het schooljaar naar zijn einde
" toegaat en indien er geen beletsel is, kan men het zoals gebrui-
" kelijk uitstellen tot 14 november aanstaande. Indien het nodig
" is zullen we het vertrek vervroegen en voor de overtochten zul-
" len we het op de een of andere manier in orde kunnen brengen.
" Lees de brief aan Markies Spinola, steek hem dan in een omslag
" en draag hem bij hem.
"
Intussen zullen we in deze herfst op de schouders hebben:
" een college in Sicilië, een weeshuis te Trente, een kantonnaal
" college in Zwitserland, het seminarie van Magliano Sabino, waar
" we zullen belast zijn met het beheer van het stoffelijke gedeelte,
" de leiding van de lagere scholen, het gymnasium, de leergangen
" van wijsbegeerte en godgeleerdheid. Een huis te Marseille enz.
" Waar zullen wij het personeel halen? We zullen het antwoord
" klaarmaken.
"
Wat ik aan jou schrijf, schrijf ik ook aan D. Bodratto en
" aan anderen. Bij het vertrek van Monseigneur zullen we brieven
" en boodschappen gereedmaken. Volgende week zal Monseigneur Lacer-
" da van Rio de Janeiro voorbijkomen en hij zal hier niet weggaan
" zonder minstens vijf salesianen mee te hebben.
"
Moge God ons allen zegenen. Doe aan allen mijn beste wen-
" sen en groeten. Bid voor mij en aanzie me steeds in de Heer als
"
" Turijn, 30 juni 1877.
je toegenegen vriend,
"
Priester Gio. Bosco.
(1) M onsei gneur Brid, Vicaris-Generaal van Monseigneur Aneyros.

14.6 Page 136

▲back to top


- XIII/132 -
Don Bosco zou Monseigneur Aneyros nog ten minste een paar dagen
willen weerhouden hebben, omdat men op 1 juli in het Oratorio het feest
van Sint-Aloysius moest vieren en dat in de reeds gedrukte uitnodigingen
gezegd werd dat de aartsbisschop van Buenos Aires een plechtige pontifi-
cale dienst zou gecelebreerd hebben in de kerk van Maria, Hulp der Chris-
tenen. Gelukkig was Monseigneur Formica, bisschop van Cuneo toevallig de
gast van het Oratorio. Hij aanvaardde gaarne de mis en de vespers te zin-
gen, de processie te houden en het lof te doen.
Het programma van de feestelijkheden zou worden afgesloten op 3
juli met de vertoning van een drama, getiteld Een_hoop of Het verleden en
de toekomst van Patagonië, een werk van Don Lemoyne. Niet alleen had Don
Bosco aan de auteur er het idee van ingegeven, maar hij had hem ook nog
geholpen bij de samenstelling ervan. Inderdaad, gedurende zijn reis in
Frankrijk droeg hij het handschrift van de eerste redactie bij zich en
las het al wenend. Op 28 februari schreef hij vanuit Nizza aan Don Le-
moyne dat hij dit dramatische werk als zijn meesterwerk aanzag. Tegelij-
kertijd echter beval hij hem het nog wat in te studeren en drie zaken te
doen: 1° de actie en de uitrusting van de toneelbenodigdheden wat gemak-
kelijker te maken; 2° de delen wat enger met elkaar te verbinden door in
het derde en de vierde bedrijf de actie zelf, die hem wat eentonig
scheen, wat op te voeren; 3° het vierde en het vijfde bedrijf samenvoegen
om het einde niet te verzwakken. Hij beloofde dat hij het nog eens op-
nieuw zou lezen en besloot met te zeggen: "Het is iets nieuws dat erg
zal behagen." Het behaagde inderdaad! Het theater werd zeer ruim gebouwd
en bedekt met een groot tentdoek op de speelplaats van de ambachtsjon-
gens. Naast de jongens kwamen er 1.500 vreemdelingen. Maar de meest be-
geerde toeschouwer ontbrak. Hij werd vertegenwoordigd door Monseigneur
Ceccarelli, die in Italië gebleven was tot het vertrek van de missiona-
rissen van de derde expeditie, die Don Bosco aan het klaarmaken was. In-
dien het nieuwe thema en de verscheidenheid van de intriges soms van de
kant van het publiek enthousiast applaus verwekten, ook bracht het drama
op zichzelf goede geestelijke uitwerkselen voort: het wekte in de harten
warme en weldoende sympathieën voor de missies en deed bij de jongens en
de clerici missionarisroepingen ontstaan of tot verdere ontwikkeling
brengen. Deze scènes werden druk besproken in en buiten het huis.
Op 4 juli vertrok Don Bosco uit het Oratorio met Monseigneur Cec-
carelli om het college van Borgo S. Martino te bezoeken en dan te Alas-
sio bij Monseigneur Aneyros en de zijnen te gaan. Hij verliet Borgo op
de ochtend van 6 juli en schreef aan Don Rua: "Het schijnt hier dit jaar
een goede oogst van de salesianen te worden, die zal moeten uitgezift
worden gedurende de retraite van Lanzo." Op dezelfde dag zond hij aan
zijn secretaris vanuit Sampierdarena een half dozijn opdrachten die on-
geveer alle betrekking hadden op de omstandigheden van het ogenblik.

14.7 Page 137

▲back to top


- XIII/133 -
"
Beste Don Berto,
"
"
Ik vertrouw je een reeks boodschappen toe, waarbij ik
" reken op de vlugheid van je benen.
"
1° Een bakje of twee met flessen wijn voor de aartsbisschop
" van Buenos Aires: Bordeaux, Malaga, Barbera, Grignolino, Nebbiolo,
" Moscato di Strevi, in het geheel 15 tot 20 flessen. Om aan de
" geboorte van de wijn iets adellijks te geven kan men er oud be-
" staan aan geven, dank zij het land van oorsprong... Men make dit
" bakje klaar en op verder nieuws van mij zal het naar Genua gezon-
" den worden.
"
2° Zodra de aflevering van het werk van Maria, Hulp der
" Christenen, zal gedrukt zijn moet men er mij onmiddellijk enkele
" kopieën van sturen.
"
3° Kijk na of de dispensaties bekomen ten voordele van onze
" Argentijnse clerici wel naar hun bestemming werden gezonden.
"
4° Help D. Rua een schifting te doen van al deze, die co-
" gente necessitate zich zouden aanbieden voor de wijdingen tussen
" de volgende lichting, die we, naar ik hoop, in september aan-
" staande zullen doen in het bisdom Casale.
"
5° De hoes die de zusters van Maria, Hulp der Christenen
" aan Don Bosco schonken (1) doe je in een pak met de erbij behoren-
" de boeken en met de geschriften en het drukwerk. Omdat deze in
" verschillende talen werden geschreven of omdat ze betrekking heb-
" ben op de Argentijnen enz. (ze mogen aan de aartsbisschop aange-
" boden worden) dienen ze gezonden te worden naar de Consul-Generaal
" van de Argentijnse Republiek te Genua om te worden overhandigd aan
" Zijne Excellentie de aartsbisschop van Buenos Aires. Het bakje
" met de flessen moet aan hetzelfde adres worden gezonden.
"
6° Zonder haast zal men dan al de boekdeeltjes van de Bibli-
" oteca Italiana, Lett. Catt. en een kopie van mijn werkjes laten
" inbinden om ze te gepaste tijd aan dezelfde aartsbisschop door be-
" middeling van het Consulaat te sturen.
"
7° Zodra er kopieën van het werk van Maria, Hulp der Chris-
" tenen zullen zijn, moeten ze me dadelijk naar Nizza-Marittina wor
" den gezonden; maar men mag niet vergeten er ook enkele te zenden
" aan Monseigneur Ceccarelli, met een dozijn kopieën van het generaal
" kapittel (2) voor Montevideo, Buenos Aires, San Nicolas.
"
8° Ontvlam van een heilige liefde tot de Heer alle salesi-
" anen, en de aspiranten ter plaatse en bid voor hem die in J. Chr.
" is
"
" Alassio, 7-7-1877.
je toegenegen vriend
"
Priester Gio. Bosco.
(1) Bij de gelegenheid van zijn naamfeest.
(2) Het waren de schema's van de zaken die weldra moesten behandeld worden op het eerste
algemeen kapittel van de sociëteit.

14.8 Page 138

▲back to top


- XIII/134 -
Rond acht uur in de namiddag kwam hij te Alassio toe. De aartsbis-
schop ging hem tegemoet tot aan het station, omarmde hem ten aanzien van
al het volk en gaf hem de arm tot aan het huis. Om de aankomst van Mon-
seigneur Aneyros en van de Argentijnen te vieren hielden de oversten en
de leerlingen van het college op die avond een letterkundige en muzikale
academische zitting, waarbij de hoge prelaat op het einde een korte en
vurige toespraak wou houden. Ook daar herhaalde Monseigneur Ceccarelli in
het Italiaans de woorden die de aartsbisschop in het Spaans uitgesproken
had. Don Bosco voelde zich zo ten einde krachten, dat hij na het
avondmaal zich teruggetrokken had in zijn kamer om wat uit te rusten.
Don Bosco scheen nog onbeslist te zijn of hij ja dan niet Monseig-
neur Aneyros naar Nizza en Marseille zou vergezellen. Vanuit deze laatste
haven zou hij dan de boot genomen hebben voor Amerika. In de grond van de
zaak echter speet het hem afscheid te moeten nemen en hem alleen te laten
voor de inscheping.(1) Hij week niet van zijn zijde tot Monseigneur en
zijn priesters ingescheept waren op 17 juli op de Poitou. Daar op het
schip werd dan de laatste groet gebracht. Die Amerikanen waren zeer opge-
wekt en de gedachte aan hun vaderland deed ze juichen, zodat ze de dagen
die er nog nodig waren om het weer te zien gingen aftellen. Don Bosco
luisterde toe en zweeg. Op het einde zei hij glimlachend dat de bereke-
ningen niet uitkwamen. Dan spoorde hij hen met zijn gewone kalmte aan
niet zo haastig te zijn en zich liever te wapenen met een heilig geduld.
Ze zouden allen veilig en in goede gezondheid te Buenos Aires aankomen,
maar op die bepaalde dag... En hij gaf de juiste datum aan, die twaalf
dagen later viel dan de tijd die de stoomboten normaal nodig hadden om de
overtocht te doen van Marseille naar de hoofdstad van Argentinië. - "Dat
is onmogelijk!" - riepen ze als uit één mond met een gevoel van schrik. -
"Onze reis kan zo lang niet duren!" - En nochtans had Don Bosco de waar-
heid gezegd. Het schip kampte tegen de storm tot aan Capo Verde, zodat ze
wegens de opgelopen averij het anker moesten uitwerpen in de nabijheid
van het eiland S. Vincenzo en daar het voorbijvaren afwachten van een
ander schip, waarop men de reizigers en de koopwaren kon overbrengen om
aldus de reis voort te zetten.(2). Toen ze aanmeerden te Buenos Aires,
was het de vrijdag na het octaaf van Maria Tenhemelopneming, 24 augustus,
de dag door Don Bosco voorzegd. Monseigneur Aneyros schreef aan Don Bosco
____________________________
(1) In een biljet van 7 juli uit Alassio zei hij aan Don Rea: "Ik zal vermoedelijk naar Nizza en
misschien tot Marseille gaan. (Dit)brengt wat stoornis mee maar ik wil de aartsbisschop
niet verlaten eer hij ingescheept is."
(2) L'Unità Cattolica van 7 augustus geeft op de vierde bladzijde, derde kolom, onder de
rubriek: "Nachttelegrammen": "San Vincenzo, 3 augustus (met vertraging). De reizigers van
de Poitou van de Algemene Franse Maatschappij, zijn gisteren toegekomen met averij aan de
schroef; ze zullen hun reis voortzetten met de Engelse stoomboot Mondego. Allen zijn in
goede gezondheid."

14.9 Page 139

▲back to top


- XIII/135 -
Aneyros schreef aan Don Bosco op 4 september: "Ik heb geen enkel ogen-
blik vrij gehad en ik zou er vele moeten hebben om U een lange brief te
schrijven... De dagen bij U doorgebracht zijn onvergetelijk. Ik heb ze
hier in druk uitgegeven en ze verplichten mij tot een diepe erkentelijk-
heid tegenover U, uw beste salesianen en beminde leerlingen."(1) Ook zijn
secretaris, Monseigneur Espinosa, de toekomstige aartsbisschop, drukte
aan Don Bosco zijn volle genegenheid uit.
Te Marseille was de gezondheid van Don Bosco zeer slecht. Abbé
Guiol stond hem voortdurend met zijn zorgen bij; maar hij was zeer ge-
haast om terug te keren naar Italië. Van daaruit had hij aan Don Rua
geschreven: "Ik ben vermoeid tot non plus ultra. Ik blijf te Marseille en
al de anderen gaan naar Lourdes. Ik zal zondag bij de inscheping zijn en
dan ga ik dadelijk naar Turijn, waar, zo hoop ik de muggen mij zullen ge-
rust laten." Hij voorzag echter dat zijn schuldeisers hem niet met rust
zouden laten. Hij ging inderdaad verder: "Het is werkelijk nodig ons in
te spannen om aan geld te geraken. Van alle kanten vragen ze mij er en ik
kan er geen geven." Zeven punten van de brief hebben betrekking op finan-
ciële verrichtingen om een bedrag bijeen te krijgen en één nummer sugge-
reert de manier om een schuldeiser te doen zwijgen.
Van Marseille naar Turijn verplichtte hem de buikloop die hem over-
vallen had, wel achttien maal halt te houden. Te Sampierdarena aangeko-
men op 22 juli kon hij wel niet schrijven, omdat hij zo uiterst ver-zwakt
was; maar toch wou hij niet langer uitstellen zijn liefdadige ziekenver-
zorger van Marseille te bedanken. Hij dicteerde daarom een brief aan Don
Albera waarin hij zei: "Ik ben te Sampierdarena aangekomen en mijn ge-
zondheid is iets beter. Ik zeg nu nog eens van ganser hart hoe dankbaar
ik U ben voor de grote vriendelijkheid die U mij hebt willen bewijzen en
terwijl ik U verzoek aan Monseigneur de bisschop van mijnentwege mijn
eerbiedige groeten te willen doen, wanneer U daar de gelegenheid toe
hebt, beveel ik mij in uwe liefdadige gebeden." Maar alvorens te Sampier-
darena halt te houden, was hij nog naar Alassio en Varezze gegaan, zoals
blijkt uit volgende brief:
"
Beste D. Rua,
"
"
Ik ben te Alassio en ben wat gebroken. Morgen hoop ik
" naar Varezze te gaan met de befaamde D. Francesia. Ik zal schrij-
" ven voor
_____________________________
(1) "In druk uitgegeven". Hij maakte een verslag op van de dagen welke hij in het Oratorio
doorgebracht had, en spreekt erover in een herderlijke brief over zijn reis naar Rome.

14.10 Page 140

▲back to top


- XIII/136 -
" de heer Ceriana. Waarschijnlijk zal ik op de ochtend van 25 juli
" naar Turijn vertrekken. Ik zal je nog schrijven. Ik heb in ont-
" kennende zin geschreven voor Magliano, in bevestigende zin voor
" la Spezia. Wat je mij kan zenden, zend dat naar S. Pierdarena tot
" 24 juli.
"
Zeg aan D. Berto dat hij schrijft of mijn druiven al begin-
" nen bruin te worden.(1) Ik vertrouw ze aan zijn zorgen toe.
"
Moge God ons zegenen, een zeer hartelijke groet aan allen
" en verzoek onze beste jongens voor mij een communie te willen op-
" dragen voor mijn gezondheid. Ze zullen mij een groot genoegen
" doen. Ik zal voor hen bidden.
"
"
je toegenegene in J. Chr.
"
Priester Gio. Bosco.
"
" P.S. Monseigneur Alimonda is bisschop van Albenga. Een beste
"
keuze voor ons.
Te Alassio had Don Bosco een van die ontmoetingen waarbij zijn
voorzichtigheid in het licht trad. In het lyceum van Genua had de pro-
fessor van wijsbegeerte, priester Sicorati en zijn andere collega's een
zeer slecht idee over het college van Alassio. Zo kwam het dat de jon-
gens die zich daar aanboden voor de examens van de licentie er zeer
streng en bijna met stugheid behandeld werden. De directeur, Don Cerruti,
was naar Genua gegaan om deze vooringenomenheid te verdrijven en had
Sciorati naar Alassio uitgenodigd om een examen af te nemen van hen die
zich op de licentie voorbereidden. Hij stemde daarin toe. Het was een
priester met liberale gedachten, wiens gedrag weinig stichtend was. Hij
kwam, maar in burgerpak. Toen hij daar aangekomen was en vernam dat ook
Don Bosco er was, was hij wat verbouwereerd en achtte het nodig aan Don
Cerruti wat uitleg te geven. - "Je vat het wel!..." Ik ben in burger ge-
komen... gemakkelijker om te reizen... men is dan niet blootgesteld aan
mogelijke beledigingen..." - Terwijl hij dit aan het zeggen was, kwam hij
in aanwezigheid van Don Bosco. Don Bosco, die zo dikwijls opmerkingen ge-
maakt had aan priesters die het priestergewaad niet droegen, zei ditmaal
niets. Hij was zeer vriendelijk tegenover hem en gaf hem alle blijken van
achting en eerbied" Sciorati was er door getroffen en vol enthousiasme.
Nooit vergat hij nog deze eerste ontmoeting. Het jaar daarna en ook nog
andere malen kwam hij er terug als vriend, maar steeds in toog. Don Cer-
ruti merkte op dat hij steeds beter scheen te zijn en dat hij geregeld en
met godsvrucht de heilige mis celebreerde. Hij eindigde zijn dagen op
werkelijk priesterlijke wijze. Terwijl een vermaning hem geprikkeld of
______________________________
(1) Saracinare betekent bruin worden bij de rijping. Dat is eigen aan de druiven. Zie
over deze druiven boekdeel XII, blz. 375.

15 Pages 141-150

▲back to top


15.1 Page 141

▲back to top


- XIII/137 -
vernederd zou hebben, bewerkte het voorzichtig optreden van Don Bosco bij
hem een heilzame verandering,
In het Oratorio kwam Don Bosco er bijna niet meer toe de biecht van
de jongens te horen. Hij kon zelfs bijna zijn hand niet meer opheffen om
de absolutie te geven. De lichamelijke vermoeidheid belette hem nochtans
niet audiënties te verlenen gedurende een ruim gedeelte van de ochtend,
terwijl hij in de namiddag lange uren aan zijn schrijftafel zat en zijn
geest liet werken. Juist toen bestudeerde hij de manier om leven te geven
aan een periodieke publicatie, waaraan hij al een tijdje gedacht had, na-
melijk het Bollettino Salesiano (Salesiaans tijdschrift).

15.2 Page 142

▲back to top


- XIII/138 -
H O O F D S T U K VI.
_________________________
IN DE DRIE SALESIAANSE COMMUNITEITEN van AMERIKA.
De drie salesiaanse communiteiten volgens de regels opgericht in
de republieken van Argentinië en Uruguay, vormden "De inspectie van Ame-
rika", bestuurd door Don Cagliero, die zijn verblijf had te Buenos Aires
en op waardige wijze Don Bosco in deze verre streken vertegenwoordigde.
Don Bosco placht hem heel vaak te schrijven en zelden liet hij de brief-
wisseling op de eerste en de veertiende van elke maand vertrekken zonder
een of andere brief. Hij deelde hem nieuws mee, hij vroeg om inlichtingen
en zienswijzen, kortom, hij aanzag hem als zijn vertrouwensman in de vol-
ledige betekenis van het woord. Toen hij aldus op 13 februari uit Rome
was teruggekeerd, haastte hij zich hem de gevoelens en plannen van paus
Pius IX ten opzichte van de salesianen mee te delen.
"
Beste D. Cagliero,
"
"
Ik ontvang op dit ogenblik (12 februari) de wissel (1) van
" D. Fagnano gedateerd op 13 december 1876. Twee maanden onderweg
" is wat lang. Dat kan een reden zijn om die bankiers bij andere
" gelegenheden wat aan te porren. Maar we weigeren hem niet en we zijn
" er ook niet boos om, zelfs al zou hij het dubbel bedragen.
"
Naar aanleiding hiervan ontvang ik een brief van D. Lasagna
" waarin hij zegt dat hun kerk onderhouden wordt door de liefdadig-
" heid van de gegoede gelovigen. Zorg er dus voor dat de vele zaken
" ad hoc gebracht niet verkeerd lopen. Jij zal wel weten hoe je in derge-
" lijke gevallen moet handelen. De opbrengst moet je toevertrou-
" wen aan een coadjuteur of aan een ander vertrouwenswaardig per-
" soon zonder dat de salesianen er voor iets moeten tussenkomen.
"
De heilige Vader is vol geestdrift voor onze congregatie.
" Behalve het huis te Rome van de "Concettini", wil hij dat we ook nog
" een ander huis zouden aanvaarden l’0spedale della Consolazione
" en om ons aan te moedigen heeft hij mij een gift geschonken van
(1) Van negenduizend lire. Hij moest een maand eerder toekomen.

15.3 Page 143

▲back to top


- XIII/139 -
" twintigduizend F. Er komen vele voorstellen van andere kanten.
" Onze zusters hebben te Chieri een Oratorio voor meisjes geopend.
"
Commandant Gazzolo heeft na een maand van berekeningen
" en van over en weer gepraat zijn vraag verminderd op 60.000 fr. voor
" zijn zevenhonderd meters terrein naast de kerk van de Barmhar-
" tigheid.(1) Het is zijn bedoeling zich aan deze prijs te houden
" om ons een weldaad te doen. Hij zou tegelijkertijd ook een ander ei-
" gendom van hem geven, dat zich te S. Nicolàs bevindt en een waarde
" heeft van 3.000 fr. Wanneer ik liet opmerken dat je cijfer 18.000 fr.
" was, was hij verbaasd en zei:"Dat is ternauwernood het bedrag
" dat ik er zelf aan gegeven heb, toen ik het gekocht heb." -
" Zoals je ziet, betaalde hij het 19.000 en om ons een weldaad
" te bewijzen geeft hij het voor 60.000 weg. Ah! Ragna! Ragna!(2)
"
Spreek met de heer Dr. Carranza en bedenkt samen wat
" er moet gedaan worden.
"
Zeg me eens of we vlug weer een nieuwe expeditie zouden
" moeten op touw zetten en, wanneer dat niet dringend is, of het niet
" beter zou zijn daarmee nog wat te wachten. In dat geval zouden
" we de zaken te Rome gemakkelijker kunnen regelen.
"
Tracht je zaken op orde te stellen en wanneer je zal kunnen
" zeggen dat alles zeker gaat, zal je mij je terugkeer laten we-
" ten, die, si fieri potest, niet later zou mogen zijn dan in
" de maand augustus eerstkomend.
"
Je zult er goed aan doen Monseigneur de aartsbisschop te ver-
" wittigen dat de heilige Vader iets verlangt te doen voor Pata-
" gonië. De Kardinaal-Prefect van de Propaganda Fide zal hem mis-
" schien met dezelfde post schrijven over de gepastheid van het op-
" richten van een apostolische Prefectuur te Carmen. "Zodra men een
" huis gevestigd heeft" - zegt de heilige Vader - "valt het wat ge-
" makkelijker de stralen verder te trekken en de omtrek uit te brei-
" den." De heilige Vader wordt hiertoe bijzonder bewogen door het
" pijnlijke nieuws dat hij ontvangt vanuit de landen die aan de
" wilden palen, zoals de republiek van Argentinië, Chili enz., die
" het inzicht hebben de wilden te bestrijden en uit te roeien en
" niet ze te bekeren. Indien men je vanuit Brazilië of vanuit Paraguay
" een formele aanvraag naar missionarissen doet, dan mag je deze aan-
" vaarden onder volgende twee voorwaarden: 1° het verlenen van
" hulp voor de vele uitgaven die wij al moesten doen en die wij
" nog tot op de dag van vandaag moeten doen; 2° ze aanvaarden
" voor het jaar 1878.
"
De heilige Vader stelt een apostolisch vicariaat voor in
_______________________________
(1) Het gaat hier over het fameuze terrein, zie beekdeel XII, blz. 264.
(2) In het Piëmontees dialect wordt dit woord onder het volk gebruikt voor het aanduiden van
van een persoon of zaak die de oorzaak is van veel ergerlijke last. Het heeft dus
dezelfde betekenis als het woord aiassin van boekdeel XI, blz. 531. Deze ô, wordt bijna
als een u (oe) uitgesproken.

15.4 Page 144

▲back to top


- XIII/140 -
" India, en nog een ander in Australië. Voor het ogenblik heb ik
" een expeditie aanvaard voor Ceylon voor 1878. Op dit ogenblik word ik
" gestoord en kan ik deze brief niet eindigen en al evenmin
" schrijven aan D. Fagnano zoals ik dat zou willen doen, en ook
" niet aan D. Lasagna en aan D. Bodrato. Het zal dan voor een
" andere keer zijn. Vervang mij, deel mee wat er moet meegedeeld
" worden. Moge God ons zegenen. Groet Zijne Excellentie Monseigneur en
" onze andere vrienden en weldoeners. Amen.
"
" Turijn, 13-2-1877.
je toegenegen
"
Priester Gio. Bosco.
"
" P.S. Je zal er goed aan doen me de namen te laten weten van de
"
medewerkers.
De andere brief dateert van de helft van de maand mei. Het
lag steeds in de geest van Don Bosco vastgeankerd dat hij moest door-
dringen tot bij de wilden van Patagonië en een bepaalde omstandigheid
scheen dan dit doel gunstig te zijn. De Argentijnse regering schoof
haar grenzen vooruit in de richting van de Cordilleras en had een lijn
van fortjes opgebouwd waarlangs een vijftigduizend man opgesteld ston-
den om de wilden in bedwang te houden. Deze militaire posten die op een
twintigtal kilometer van elkaar gelegen waren, zijn met de tijd even zo-
vele centra geworden, rondom welke families van kolonisten zich zijn gaan
vestigen zodat er dorpen en steden uit gegroeid zijn, maar toentertijd
waren ze verlaten en ver van alle burgerlijk verkeer verwijderd. Daarom
besloot de Regering vanaf het begin op de plaats genaamd Carhué een vlek
op te richten dat Alsina genoemd werd naar de naam van de Minister van Oorlog,
die de gr en sv er sc hu i vi ng b ew er kt h ad . Da a r vr oe g me n ee n pa st oo r , ee n
onderwijzer en twee leken in staat de meest noodzakelijke dingen aan
te leren. Daarom scheen het de salesianen toe dat er geen plaats beter
geschikt was om de Indianen te benaderen en iets in hun voordeel te
doen.(1) Het is op dit plan dat Don Bosco in de eerste zin van zijn
b r i e f z i n speelt.
"
Mijn beste D. Cagliero,
"
"
Wat je over Patagonië schrijft, komt overeen met mijn wen-
" sen: ze een beetje tegelijk benaderen, ze benaderen door huizen
" te openen in de steden en dorpen, die het dichtst bij de wilden
" gelegen zijn. Het overige zal ons Heer doen.
(1) Brief van D. Fagnano aan Don Bosco, S. Nicolàs, 2 maart 1877.

15.5 Page 145

▲back to top


- XIII/141 -
"
Rabagliati zal de dispensatie voor de leeftijd hebben
" maar slechts ervan kunnen genieten op 1 juni. Dat hij daarom
" vanaf deze datum de andere wijdingen ontvange en zich op het
" Priesterschap voorbereide voor de eerste zondag van juli.
"
Ik weet dat men teveel over ons spreekt, maar wat kunnen
" we eraan doen? Ik heb altijd alles vermeden wat tot onze lof
" scheen te strekken en wat op anderen betrekking had, heb ik
" gewijzigd. Indien je echter mij een verslag kan zenden over de mis-
" sionarissen van Zuid-Amerika, doe het dan en ik zal alles in regel
" brengen.
"
Ik heb advocaat Ferrero gezien, die een dag bij ons ge-
" bleven is en ons vele brieven heeft overhandigd, maar met veel
" vertraging.
"
Je zal de wijdingsbrieven ontvangen, die jij of D.
" Bodrato bij gelegenheid kan geven.
"
Ik ben begonnen met de zaken voor de overtochten aan boord
" van de Franse schepen. De president van de "Société des
" Transports Maritimes" de heer Bergasse van Marseille, belooft
" ons aanzienlijke verminderingen en de Regering van Parijs zal
" ons misschien enkele volledig kosteloze plaatsen toestaan.
" Zodra deze zaak beëindigd is, zal ik het je laten weten.
"
Met het oog op de huizen die aan het vermeerderen
" zijn zodat ook ons personeel krimpt, wordt het project van Ceylon,
" Mangaler, Australië enz. geschorst tot aan je terugkeer. Ik
" vergeet niet een tiental goede laken stoffen naar Dolores
" te zenden indien je me zegt dat dit noodzakelijk is.
"
Groet allen in Onze Heer Jezus Christus. In een andere
" brief van mij zal ik je enkele punten aanduiden, die we bij je
" terugkeer behandelen.
"
Moge God jullie allen zegenen en geloof me in J. Chr.
"
" Turijn, 12-5-77.
je toegenegen vriend
"
Priester Gio. Bosco.
De jongste van de drie communiteiten, deze van het Pius-college
van Villa Colon te Montevideo, bestond uit drie priesters, twee clerici
en vier coadjuteurs. De directeur, Don Lasagna zorgde ervoor nauwe be-
trekkingen te onderhouden met zijn collega van S. Nicolàs, die een col-
lege van dezelfde aard bestuurde, omdat beide instituten een homogeen
element hadden, dat bestond uit de zonen van welgestelde estancieros,
die verlangden een vrije loopbaan of beroep te kiezen. Ze hielpen dus
elkaar, hielden vaak samen een conferentie en stelden zich akkoord bij
de keuze van de teksten, evenals bij het gebruik van de middelen eigen
aan de salesiaanse huizen. Maar de directeur van het Piuscollege had een
moeilijkheid, die de andere niet kende. Daar het college van S. Nicolàs op
de buiten lag, kregen de kostschoolleerlingen er zelden bezoek en zo was
het vrij gemakkelijk ze in het huis te houden gedurende het schooljaar. Die
van Villa Colon echter, dat op zo korte afstand van de hoofdstad gelegen was,

15.6 Page 146

▲back to top


- XIII/142 -
ontvingen vaak bezoek van hun ouders. Deze zouden gewild hebben dat hun
zonen meermalen per maand naar huis zouden komen en ook zelfs iedere zon-
dag. Dat was een ernstig ongemak maar Don Lasagna wist er zich met een
eenvoudig middel van af te maken.
Tussen de compagnies door Don Bosco uitgedacht om de jongens naar
het goede te leiden, bekleedde die van het allerheiligste Sacrament de
eerste plaats. Juist hiervan wist Don Lasagna gebruik te maken. Hij
richtte ze op voor de grotere jongens, die de toon plegen te geven aan
het collegeleven. Hij zorgde ervoor dat haar leden vaak tot de sa-
cramenten naderden, deed ze aan het huis gehecht zijn en bediende zich
van hen om de ouders hun nadelige eisen te laten varen. Aldus bekwam hij
nog meer dan hij verlangde. Als de ouders zagen dat hun zonen gewillig
afstand deden van dit vrije verlof, dan waren ze vol bewondering en
prezen de goede regeling als ze over het college spraken. En onze brave
directeur bleef daar niet bij stilstaan, maar begon ook de leden van de
compagnie aan te porren dat ze hem zouden helpen bij het doen van wer-
ken van geestelijke liefdadigheid, zoals het geven van catechismusles aan
de jongens van de buurt; en daarin werd hij wonderlijk bijgestaan.
Inderdaad, toen die jonge catechisten met vakantie gingen of het college
verlieten, maakten ze van hun huizen echte Oratoria voor zon- en feest-
dagen en wijdden zich iedere zondag met grote vurigheid aan het onder-
richt van de christelijke leer. Dit mooie initiatief van de jongens trok
de sympathie aan van vele adellijke en rijke families, die de onderneming
begunstigden met giften en prijzen aan de kinderen. Ze vond zelfs navol-
gsters bij de zusters van de kostschooljongens, die op hun beurt hetzelf-
de gingen doen voor de meisjes. Deze huiselijke Oratoria liggen aan de
oorsprong van regelmatige Oratoria voor zon- en feestdagen in de pa-
rochies van de stad, waar de oud-leerlingen ermee voortgingen hun apos-
tolaat uit te oefenen, steeds onder ingeving en volgens de richtlijnen
van Don Lasagna. Op deze manier kon hij een organisatie vormen van Ora-
toria voor zon- en feestdagen onder voorzitterschap van de oud-leer-
ling Dr. Lenguas en stevig in leven gehouden dank zij een klein regle-
ment met als titel: "Oratorios festivos de Montevideo regenteados par
Exalumnos del Colegio Pio" (Oratorio’s voor zon- en feestdagen van Mon-
tevideo bestuurd door Oud-leerlingen van het Pius-College).
Van een lid van de compagnie, leerling van het gymnasium, ligt
in onze archieven een brief aan Don Bosco, die een goed document is
van de geest welke er in dat college vanaf het begin heerste. De jon-
gen, gewend aan alle gerieflijkheden van het huiselijke leven, omdat
hij een zoon was van ouders die miljonairs waren, paste zich aldus aan
het bescheiden leven in het college aan, dat hij zich daar als het ware
in zijn eigen element bevond en dat hij God zegende die hem tussen de-
ze muren gebracht had.(1) Meer nog, toen hij de studies aan het gymnasium
voltooid had,
(1) Bijv. Doc. 16.

15.7 Page 147

▲back to top


- XIII/143 -
wou hij niet meer van zijn opvoeders weg, maar ging hij over naar het
noviciaat van de salesianen dat onlangs geopend was en werd een zeer goe-
de zoon van Don Bosco. Wij hebben het over Don Mario Migone, een priester
die de congregatie zeer genegen was en die vol ijver bleef voor het wel-
zijn van de zielen.
Het Pius-college, hoewel ruim, kon het eerste jaar niet alle leer-
lingen aannemen die een aanvraag deden. Daarom sloeg de directeur dade-
lijk de hand aan bouwwerken. Maar men moest ook daar onmiddellijk bij
het openen van de scholen ervaren (het schooljaar begint daar in maart)
dat er veel arbeid was maar weinig arbeiders. Trouwens, de vrienden
waren er meer om bekommerd dan de salesianen zelf. Omdat zij inderdaad
nog niet wisten welke werkzaamheid de zonen van Don Bosco konden aan de
dag leggen, wilden zij niet geloven dat men op die manier kon vooruit-
gaan. Ze vreesden voor de gezondheid van de medebroeders of voor de
goede naam van het instituut dat al zo goed op weg was. Daarom gingen
ze Don Cagliero lastig vallen om opportune versterkingen te zenden.(1)
Deze kwamen, maar eerst het jaar daarna. Intussen echter kregen de vrees-
achtige vrienden een staaltje van de onvermoeide werkzaamheid die Don
Bosco zijn zonen inprentte.
De communiteit van S. Nicolas met haar vier priesters, drie cle-
rici en zes coadjuteurs, had naast de kostschool ook de gemeentescho-
len, het Oratorio voor zon- en feestdagen en de kapelanij van het zie-
kenhuis. Toen het gebouw voltooid was, troonde het indrukwekkend op een
hoogte met zijn galerijen en speelplaatsen tussen een brede kroonlijst
van ranke pijnbomen, uitgevende op een zeer mooie tuin en voorzien van
een goed bewerkte moestuin. Zij die de Parana stroomopwaarts voeren, za-
gen het van ver wit schitteren tussen het zwart van de planten en kregen
er een indruk van sereniteit en vreedzaamheid van.
Maar de bouwwerken hadden in hun kielzog de gebruikelijke weeën
nagelaten: bâtir c'est pâtir. "Onze zaken gaan tamelijk goed" - schreef
de directeur - "maar ik zit zo erg in de schulden, dat ik niet weet hoe
ik mij moet draaien of keren. Benitez doet wat hij kan en de Heer schenkt
hem gezondheid. Hij zal ze ons helpen betalen."(2)
De heer Benitez was steeds de goede vriend van de salesianen, vol gene-
gen verering voor Don Bosco, van wiens verheugende successen hij genoot
alsof het zijn eigen zaken waren. Wanneer hij wist dat er een college
Villa Colon ging geopend worden, verblijdde de tachtigjarige zich met
hem en schreef hem een brief in het Latijn, geleerd als jong student waarin hij
(1) Bijv. Doc. 17 A.B.
(2) Brief van D. Fagnano aan D. Boseo, S. Nicolas, 2 maart 1877.

15.8 Page 148

▲back to top


- XIII/144 -
zijn vreugde met de zijne verenigde wegens de vorderingen die hij onder
zijn ogen zag maken door het college van zijn vaderland. Door de hand van
Monseigneur Ceccarelli zond hij aan Don Bosco een tweede brief in het
Spaans, een brief met de hand op het hart geschreven en waarin wij niet
weten wat wij het meest moeten bewonderen: of de kinderlijke genegenheid
voor Don Bosco en de broederlijke hartelijkheid voor de salesianen of de
goede en ontroerende nederigheid van de medewerker die zegt: "Tot weinig dient
deze medewerker, ondanks al zijn ridderorden en de welwillende akte van
de paus" en hij hoopt voor zich zelf dat er zich in de toekomst gelegen-
heden zullen voordoen, waarin hij nuttiger kan zijn dan in het verle-
den. Slechts op 14 mei kon Don Bosco op de Latijnse brief antwoorden en
ook hij deed het in de taal van Latium. Terwijl hij met levendige erken-
telijkheid herinnerde aan zijn weldaden, gaf hij hem met het grootste
vertrouwen een uiteenzetting van de zware nood waarin Don Bodratto te
Buenos Aires leefde en beval hem in zijn liefdadigheid aan. Van deze
aanbeveling gaf Don Bosco bericht aan Don Bodratto zelf voor zijn norm en
aanmoediging.
"
Mijn beste D. Bodratto,
"
"
Ik meen er goed aan te doen je te laten weten dat ik een
" brief heb geschreven aan de heer Benitez. In deze brief beveel
" ik hem je toestand aan en terwijl ik hem bedank voor alles wat hij
" gedaan heeft en nog doet voor ons, verzoek ik hem zijn lief-
" dadige blik te willen laten vallen op de priesters van de kerk
" van de Barmhartigheid die uitsluitend leven van de giften van
" de gelovigen. Dit enkel voor je norm voer het geval men je over
" dit onderwerp vragen zou stellen.
"
Je zegt me dat je zoveel te doen hebt. Ik weet het. Ik zou
" je willen helpen. Misschien zal het je kunnen troosten te weten dat
" wij hier zo overstelpt zijn van bezigheden, dat wij niet we-
" ten waar we moeten beginnen en waar we moeten eindigen. Reeds ver-
" scheidene maanden zet ik mij aan tafel om 2 uur namiddag en
" sta ik om 20.30 u. op om mijn avondmaal te nemen. Toch moet
" je eraan denken dat de gezondheid onmisbaar is en daarom moet je
" doen wat je kan. Je zal hulp hebben van de arbeiders die wij
" van hieruit zullen zenden en van hen die je daar zal vormen.
"
Aan al onze beste zonen Daniele, Rabagliati en aan ande-
" ren en afzonderlijk aan mijn beste D. Baccino, zal je zeggen
" dat ik je allen iedere ochtend in de heilige mis aanbeveel.
"
De genade van onze Heer Jezus Christus weze altijd met
" jullie en geloof mij, of liever geloof me in J. Chr.
"
" (zonder datum)
je toegenegen vriend
"
Priester Gio. Bosco.
" N.B. Er werd een huis aangekocht te Nizza Monferrato waarheen
"
naar ik hoop, met groot voordeel, het huis van Mornese
"
zal overgebracht worden.

15.9 Page 149

▲back to top


- XIII/145 -
Het is mooi te zien hoe de verknochte medewerker, voet voor voet,
de salesianen in hun ondernemingen volgde. Zo is het dat hij met een
innig genoegen gewaagt van een aanstaande zending van Don Cagliero in
een Italiaanse kolonie van Entre-Rios; maar te S. Nicolas had hij het
nieuws nog niet ontvangen dat dit al gebeurd was. Samen met de jonge
geestelijke Rabagliati had Don Cagliero in deze streek de talrijke Itali-
aanse kolonie van Villa Libertad, op ongeveer driehonderd mijlen van Bue-
nos Aires, bezocht. Vanaf de twaalfde tot de zesentwintigste april waren
het veertien dagen van niet aflatende vermoeienissen, nog verzwaard
door tien regendagen.(1) Voor hem was het een merkwaardig feit dat een
van die caciques, aan wie de regering de titel van kolonel gegeven had,
hem kwam opzoeken om hem vier doopsels aan te bevelen. Hij bracht hem een
tegenbezoek en deed hiervoor een halve dagreis te paard, een ongemak
waaraan hij zich graag onderwierp, ook om de contacten met de Indianen
te vermenigvuldigen. De geoogste vruchten, veel te gering ten overstaan
van de grote nood, deden hem uitroepen: "Er zijn missionarissen, mis-
sonarissen, missionarissen nodig! Zo niet gaan de zielen verloren,
zoals de dieren op het veld!"
De communiteit van Buenos Aires moest niet minder hard werken
dan die van beide andere plaatsen. De school voor kunsten en ambach-
ten, geopend in de maand april, zoals we al gezegd hebben, werd plech-
tig ingewijd op het einde van september. Dit huis stond op een afstand
van twee kilometer van de kerk van de Mater Misericordiae. Daar het
een voorlopig huis was, had het nog geen definitieve naam, hoewel het
wegens de medewerking verleend door de leden van de conferenties van
Sint-Vincentius doorgaans tehuis van Sint-Vincentius de'Paoli genoemd
werd. Juist om een behoorlijk huis te bouwen en dit op een gemakkelijker
plaats, waar de salesianen bijeen konden blijven, werd er van alles ge-
daan om van de heer Gazzolo het nodige terrein naast de kerk te ver-
werven, zoals we elders reeds gezegd hebben, en zoals dat met aan-
drang herhaald wordt in de brieven van Don Bosco aan Don Cagliero. In
het begin van dezelfde maand september had de aartsbisschop canoniek de
parochie van de "Boca del Riacuelo" (2)toevertrouwd aan de salesiaanse
congregatie in de persoon van Don Bodratto. Dat was dan een nieuw ar-
beidsveld dat nieuwe energie van dappere werkers voor het evangelie zou
vergen. Maar het reeds zo kleine troepje van arbeiders daar tegenwoordig
werd, nog meer gedund door de dood. Op 13 juni verloor de communiteit
van Buenos Aires plots een van haar werkzaamste leden, Don Giovanni Bat-
tista Baccino, naar Argentinië vertrokken met de eerste expeditie. Onder
een nederig uiterlijk, verborg hij het hart van een grote apostel. Overdag
catechismusles geven en 's avonds les aan de jongens, verscheidene uren per dag
(1) De beschrijving hiervan kan men lezen in twee brieven van D.
Cagliero, verschenen in het lste nummer van de Bollettino Salesiano, aug. 1877.
(2) Zie boekdeel XII, blz. 266.

15.10 Page 150

▲back to top


- XIII/146 -
biecht horen, prediken in het Italiaans of in het Spaans, de zieken bij-
staan, dat alles was een dagelijkse opeenstapeling van werk dat meer dan
één man kon afmatten. Hij was nochtans nooit vermoeid, maar beklaagde
er zich enkel over dat hij al het werk niet aankon. Hij vroeg verster-
kingen aan te Turijn. De versterkingen kwamen aan met de tweede expedi-
tie, maar in plaats van verlichting, brachten ze hem nog meer werk, omdat
ze aan de basis lagen van nog een nog ruimere ontwikkeling van het werk
van de salesianen te Buenos Aires. Daarom schreef hij naar Turijn kort
na de aankomst van de nieuwe medebroeders: "De Heer zegent zienderogen ons
werk. Aanvankelijk had ik veel werk , maar nu heb ik er zeer veel, want,
toen we met zijn drie waren, hadden we werk voor zes en nu we met vier
zijn, hebben we werk voor tien."
Vooral in zijn brieven aan Don Bosco welden de gevoelens van ijver, die
hem in vuur en vlam zetten in de uitoefening van zijn gewijd ambt, uit
zijn hart op. Op 19 maart 1876 schreef hij hem: "Ik bevind mij hier omgeven van
een oneindig groot aantal jongens waarvan velen meer dan twintig jaar
oud zijn en ik moet eraan denken ze voor te bereiden op het ontvangen van het
heilig Vormsel en op hun eerste Communie. Het zijn grotendeels Italianen.
Hun ouders komen van de verre buiten, tot tien en meer mijlen van hier om te ho-
ren prediken, om te biechten te gaan, de communie te ontvangen, de mis te ho-
ren, en intussen laten ze hun jongens bij ons komen om ze te onderrich-
ten. Stel U voor, mijn beste vader, op acht dagen tijd of weinig meer,
moet ik ze voorbereiden op de biecht, ze tot de heilige Communie toela-
ten en al het andere! Moet ik moed hebben om mezelf te sparen?... Er
zijn ook roepingen tot de priesterlijke staat, konden ze maar aangekweekt
worden. Al verscheidenen hebben ons gevraagd te mogen intreden "als coadju-
teurs in de congregatie". En op 3 april: "Met wat een genoegen heb ik het
briefje gelezen dat U zich gewaardigd hebt mij te schrijven! U zegt mij zeer
bezorgd te zijn om mijn gezondheid. Goddank, sinds ik hier ben heb ik een
volmaakte gezondheid genoten... Maar indien we niet vlug hulp krijgen,
zullen we hier zeker moeten bezwijken... Zend ons, als het U belieft, ook
boeken. Mocht U zien wat al vruchten de Giovane Provveduto en de Vita di
Savio Domenico opleveren!... Vraag me geen nieuws over Buenos Aires want
ik weet niet hoe het daar gesteld is. Ik ben een volmaakte kluizenaar
geworden. Ik kom nooit buiten huis, tenzij met grote haast om de zieken te
bezoeken." Aan Don Barberis schreef hij op 18 mei: "Ik moet me inspannen een
ogenblik te vinden om te eten. Ik weet niet op welke manier ik de dag door-
breng. Ik weet alleen dat ik in de vroege ochtend opsta en dat ik 's avonds
laat ga slapen. Verschillende dagen vind ik werkelijk geen ogenblik tijd om
eraan te denken of het voor- of namiddag, of het ochtend of avond is. Toch
heb ik een ijzeren gezondheid." We halen hier nog enkele zinnen aan uit
een brief van hem van 20 april 1877, de laatste brief welke hij aan
Don Bosco schreef: "Men mag zeggen dat al de Italianen, ook die van
de buiten en die hier vijftig of honderd mijlen vandaan wonen, hier
komen binnengestroomd als de stromen in de zee. God schenkt ons grote ver-

16 Pages 151-160

▲back to top


16.1 Page 151

▲back to top


- XIII/147 -
troostingen... Toen we toegekomen zijn, hebben wij hun gezegd dat wij ge-
komen waren om te werken en hun goed te doen. Ze hebben ons begrepen en
ze geven ons werk. Deo gratias. Ik ben zeer tevreden naar Amerika te
zijn gekomen, ik leef hier gerust, ik werk en doe wat ik kan, maar ik ben
een onwetend mens. Hier zouden mensen nodig zijn die meer deskundig
onderlegd zijn dan ik. Een zaak wens ik nog op deze aarde en dat is, dat
ik mijn beminde vader Don Bosco nog eens zou willen zien. Zal ik dat nog
in deze wereld mogen verhopen? Bid tenminste, dat ik met U verenigd na
mijn dood in uw nabijheid mag blijven gedurende de ganse eeuwigheid."
De getuigenissen van anderen bevestigen volledig de zaken welke hij
met een kinderlijke overgave aan de vader van zijn ziel toevertrouwde.
Een getuigenis komt van de heer Gazzolo die ter plaatse zag en dus aan de
oversten van Turijn kon beschrijven op welke manier de ijverige pries-
ter de tweede zondag doorbracht van februari 1877, de maand die daar in
het warmste seizoen van het jaar valt en waarin de dagen het langst
zijn.(1) Een uur voor zonsopgang komt Don Baccino naar beneden om in
de biechtstoel te gaan. Italianen en Argentijnen komen in massa toege-
lopen om te biechten en hij verlaat enkel zijn plaats om de mis te ce-
lebreren. Na de mis vindt hij zijn biechtstoel nog steeds belegerd. Hij
dat wil zeggen tot de klok slaat voor het middagmaal. De salesianen
hadden toen geen keuken in huis en daarom lieten ze het middagmaal bren-
gen uit het spijshuis. Om zijn krachten wat te versterken, gebruikt hij
dan wat voedsel; maar dan wordt er aangekondigd dat er kort tevoren een
familie van ver is aangekomen en verlangt te biechten en te communice-
ren. Wanneer hij hoort dat deze arme mensen zes uur te paard hebben af-
gelegd en vier in de trein en dat ze zich moeten haasten om terug te
keren, laat hij zijn middagmaal in de steek en gaat bij hen. Daarna gaat
hij het koud geworden voedsel doorslikken om meteen daarna de vespers te
gaan zingen en te preken. Hij spreekt gedurende ongeveer een uur voor
een zeer talrijk gehoor en doet het lof. Daarna komt er een processie
van mensen voorbij hem gegaan. De ene verlangt zijn zegen, de andere
vraagt hem een huwelijk in te zegenen of een doopsel toe te dienen,
nog een ander vraagt om zijn raad. Intussen komt men hem zeggen dat
twee zware zieken op hem wachten. Hij loopt naar de een en vliegt naar de
ander. Eindelijk om tien uur 's avonds kan hij zijn avondmaal gebruiken en
daarna gaat hij rusten. Maar het sermoen van die avond heeft vruchten
afgeworpen, want vanaf vier uur 's ochtends zitten de biechtelingen in
drommen bij zijn biechtstoel. De verslaggever zei dat dit iedere zondag
en bijna iedere werkdag zijn leven was. Vooral wanneer het over zieken
ging was het altijd Don Baccino die het meest gevraagd werd. Wat een
schouwspel als hij uit de kamer van de zieken kwam! Zwermen jongens
wachtten hem op, op de pleinen en langs de straten, en hij begon ze te on-
dervragen, catechismusles te geven, ze te zegenen en hen uit te nodigen naar het
(1) Bo11ettino Salesiano, oktober 1877.

16.2 Page 152

▲back to top


- XIII/148 -
Oratorio te komen. Wat zijn dat goede priesters! riepen zovelen uit. -
"Moge God ze ons bewaren!" - Don Giuseppe Vespignani die hem enkele maan-
den na zijn dood opvolgde, werd vertederd bij het zien van de genegenheid
die de jeugd voor Don Baccino bewaarde.
De kerkelijke overheden schreven over hem aan Don Bosco en prezen
zijn ijver, maar wie het best over zijn werk kon oordelen was zijn over-
ste, Don Cagliero. Hier volgen enkele uitdrukkingen die wij gelezen heb-
ben uit zijn briefwisseling met Don Bosco: "Hij doet het prachtig... Hij
zorgt zeer goed voor die kerk... In alles en voor alles is hij de pastor
bonus voor de Italianen van Buenos Aires.„. In zijn preken valt hij mee
door zijn eenvoud al kan hij soms heel erg donderen... Don Baccino zegt
nooit genoeg... Ik heb Don Baccino in goede gezondheid (19 augustus
1876) aangetroffen, maar zeer vermoeid... Men begrijpt niet hoe hij dat
alles gedaan krijgt... Don Baccino werkt voor vier en slaagt goed in al-
les."
En hoe was een zo goede en getrouwe dienaar van de hemelse vader
naar Don Bosco gekomen? Op drieëntwintigjarige leeftijd had een vaag ver-
langen naar een volmaakter leven zijn hart in beroering gebracht. Hij
hoorde dan zeggen dat men in het Oratorio van Don Bosco te Turijn gro-
tere jongens aanvaardde die verlangden te studeren om priester te worden.
Een innerlijke stem zei hem dat dit een plaats was voor hem. Hij vreesde
dat zijn armoede hem hier de deur zou sluiten, maar dat was niet het
geval. Hij verliet dus het werk op de akkers, zei vaarwel aan Giusvalla
waar hij geboren was en deed zijn intrede in het Oratorio. Samen met de
eerste moeilijkheden overviel hem een andere vrees, namelijk het niet te
zullen volhouden met zijn studies, die hij na zovele jaren onderbreking
hernomen had. Maar de volharding hield hem aldus recht in dit midden,
waar Don Bosco onverpoosd tot het goede aanzette zodat hij op twee jaar
tijd genoeg Latijn leerde om student in de wijsbegeerte te worden. Ge-
durende de drie eerste jaren van zijn studies in godgeleerdheid gaf hij
onderricht te Lanzo in de hogere klassen van de lagere scholen. Klaar-
heid van gedachten en gemakkelijkheid om ze aan anderen mee te delen
maakte zijn onderricht doeltreffend. Toen hij stierf waren er talrijke
clerici die zijn gedachtenis zegenden omdat hij hen te Lanzo op de weg
naar het priesterschap had geleid. Toen hij dicht bij de heilige wij-
dingen genaderd was, werd hij naar Varazze gezonden, waar hij ze gemak-
kelijker kon ontvangen. De eerste toespraken over Amerika deden hem in
geestdrift ontvlammen, zodat hij zich een van de vurigsten toonde om te
vragen daarheen te gaan. Don Bosco, die zijn gehardheid kende, willigde
zijn verzoek in, het jaar zelf van zijn priesterwijding en liet hem
gaan met de tien van de eerste expeditie. Wie hem op de foto van de
groep daar rechtop ziet staan tussen Don Bosco en de heer Gazzolo, be-
merkt in zijn gelaat een uitdrukking van wilskracht en goedheid, die
van de nederige zoon van de buiten een zeer waardige dienaar van het
evangelie zal maken.

16.3 Page 153

▲back to top


- XIII/149 -
Maar zijn ministerie was van te korte duur, hoewel zijn gedachte-
nis en het voorbeeld van zijn priesterlijke deugden onvergankelijk ge-
bleven zijn. Op zondag 10 juni 1877 zou hij nog de leiding op zich nemen
van de grootse H. Sacramentsprocessie, wat hem zeer vermoeide. Wanneer hij
's middags op 14 juni teruggekeerd was van een bezoek aan een zieke,
voelde hij de dwingende noodzaak zich neer te leggen en rust te nemen.
Hij sliep in een zeer bescheiden cel, arm ook aan licht en lucht,
onder de klokkentorens van de kerk. Daar werd hij overvallen door een zo
hevige buikloop dat de zorgen van de dokter alleen er maar in slaagden
hem kalmte genoeg te verschaffen om de laatste heilige sacramenten te
kunnen ontvangen, waarna hij bijna onmiddellijk stierf. Toen Don Cagliero
aan Don Bosco het droevige nieuws meedeelde liet hij uit zijn pen een zin
vloeien, die het beste grafschrift voor de overledene is: "Hij had een
groot hart, maar was nederig en voor deze gaven was hij in gans Buenos Aires
geliefd."
Toen deze grote werker verdwenen was, stond ook de grote bezie-
ler op het punt weg te gaan van zijn medebroeders en terug te keren
naar Don Bosco. Deze had hem op 31 maart geschreven: "Zal het moge-
lijk zijn naar het algemeen kapittel te komen, dat in het begin
van september aanstaande zal gehouden worden? Er zullen zeer belang-
ijke zaken moeten behandeld en besloten worden. Daarom kijk na, onder-
oek en zeg me "fieri potest". Het is ongelooflijk hoe Don Cagliero op
minder dan twee jaar er in geslaagd was zoveel vertrouwen en welwil-
endheid te verwerven bij zijn medebroeders en bij iedere slag van per-
onen. Toon Don Bosco in zijn brief een half woord had losgelaten over
die terugroeping, had die beste Don Baccino hem geantwoord: "Men noemt
ons zonen en men behandelt ons zo streng? Indien we al volwassen waren
zouden we het nog verdragen, maar we zijn kleine kinderen. De Heer voedt
zijn kinderen met melk en versnaperingen. De beproevingen behoudt hij
voor aan de anderen om verdiensten te verwerven. Weet U niet dat wij
nog kleine kinderen zijn en ik zelf de eerste? Indien U thans het hoofd
wegneemt, wat zullen wij dan doen? Verumtamen, non mea voluntas, sed
tua fiat." In vele brieven dan, die wij bewaren, bemerkt men het alge-
meen verdriet van de vrienden en kennissen wanneer het uur van afscheid
sloeg, maar het gevoelen van iedereen komt tot uiting in deze gevatte
woorden van Monseigneur Vera: "(Don Cagliero) ha sabido conquistar las
voluntades de los Americanos". (1) (Don Cagliero is erin geslaagd de wil
van de Amerikanen te veroveren). Allen die schreven wensten vurig
e e n veilige en spoedige terugkeer.(2)
Zijn aankomst in het Oratorio werd voorafgegaan door het be-
zoek van Monseigneur Pietro Lacerda, de zeer ijverige bisschop van Rio
de Janeiro, waarover wij reeds tweemaal gesproken hebben in het vorige boek-
(1) Bijv. Doc. 19.
(2) Brief van Don Bosco, 5 augustus 1877

16.4 Page 154

▲back to top


- XIII/150 -
deel.(1) "Ik zou niet kunnen zeggen" - schrijft Don Albera (2) - "of er
een ander prelaat is geweest die Don Bosco intiemer gekend heeft, die
hem meer heeft vereerd en inniger aan hem is gehecht geweest." Don Bar-
beris ging hem afhalen aan het station en hem welkom heten in naam van
Don Bosco. De muziekkapel begroette hem bij zijn intrede in het Ora-
torio, waar Don Bosco op hem wachtte. Drie feiten verdienen te worden
herdacht na zijn vertrek. Het eerste was de raadpleging van verschillen-
de jongens, waar we over gesproken hebben op de pas vermelde plaats. Ook
een gedicht van Don Lemoyne tot zijn eer maakte indruk. Monseigneur wou
ten allen prijze de zonen van Don Bosco in zijn diocees hebben. De dich-
ter dus, doelende op de voornamen van de bisschop en van Don Bosco, ont-
wikkelde rondom de wonderbare visvangst van het evangelie volgende ge-
dachte: zoals Pietro (Petrus) vanuit zijn sloep vissers ter hulp had ge-
roepen uit de sloep van Giovanni (Johannes) om de overvolle massa vis
in veiligheid te brengen, zo ook deed Monseigneur Pietro Lacerda beroep
op de armen van de zonen van Don Bosco om het goede in zijn bisschop-
pelijk ministerie bereikt, in veiligheid te kunnen stellen om hun in-
spanningen bij de zijne te voegen bij de visvangst door God van jongenszielen.
Alles werkte mee om te hopen dat hij weldra in de hoofdstad van
Brazilië of in de buurt een salesiaans instituut voor de arme jeugd zou
hebben, een hoop welke hij, hoewel laat, de troost had eindelijk ver-
wezenlijkt te zien in 1882 door Don Lasagna.
Het derde feit is van een andere aard. Het was een oproep ge-
richt tot Don Rua uit naam van de aartsbisschoppelijke Curie van Turijn,
na het vertrek van de bisschop. In het Oratorio had men vast geloofd dat
Monseigneur Gastaldi, aan wie men dit mondeling gevraagd had, aan Mon-
seigneur Lacerda ruime bevoegdheden had geschonken om pontificaal te ce-
lebreren in de kerk van Maria, Hulp der Christenen, te meer omdat hij zo
vriendelijk geweest was hem uit te nodigen naar de Kluis (3) op het bui-
tenverblijf van het seminarie, waar de seminaristen hem met een academi-
sche zitting gevierd hadden. Maar dadelijk na het vertrek kreeg Don
Rua een brief, waarin op bevel van Monseigneur de aartsbisschop "ernsti-
ge klachten" werden uiteengezet omdat hij "Monseigneur Lacerda ertoe
gebracht had pontificaal te celebreren in de kerk van Maria, Hulp der
Christenen, met hem de verzekering te geven dat men de toelating had ontvangen
____________________________
(1) Boek d e e l X I I ; b l z. 3 4 1 e n 5 3 9 .
(2) Priester P.Albera. Mgr. Luigi Lasagna, blz. 162. S.Benigno Canavese, 1900.
(3) Het was de oude kluis van de Camaldulensen op de heuvels van Turijn. Het oude
klooster dat grotendeels gebouwd was door de eerbiedwaardige P. Alessandro
Ceva, stichter van het cenobium, werd in beslag genomen door lekenhanden.
Daarna was het aangekocht geworden door Monseigneur Gastaldi om er de semina-
risten gedurende de vakantie gerieflijk te kunnen logeren. Dit buitenverblijf
werd ingewijd in 1877.

16.5 Page 155

▲back to top


- XIII/151 -
van de aartsbisschop zelf. Deze had er wel in toegestemd dat deze bis-
schop en de aartsbisschop van Buenos Aires, waarvan men hem aangekondigd
had, dat ze naar Turijn kwamen om daar enkele dagen te verblijven op
het einde van de maand juni of het begin van de maand juli, zouden mo-
gen pontificaal celebreren voor het feest van Sint-Aloysius, maar hij
had geen andere vergunning gegeven." Daarom beval Monseigneur op dit zo
gewichtige en delicate punt de grootste nauwgezetheid aan en de volledi-
ge overeenstemming met de werkelijkheid van de zaak."
Monseigneur Lacerda droeg diep in zijn hart een voorzegging van
Don Bosco. Vele tribulaties had hij al moeten verdragen in de uitoefe-
ning van zijn bisschoppelijk ministerie. Hij wist dat er hem nadien nog
andere voorbehouden waren. Aan Don Bosco had hij al zijn verdriet toever-
trouwd. Don Bosco gaf hem de verzekering dat hij gedurende zijn leven geen
roem zou verwerven in deze wereld, maar wel na zijn dood.
En zo was het ook. Aan zijn prachtige uitvaart namen al de macht-
hebbers van de staat deel, de president van de republiek liet er zich
vertegenwoordigen, zijn portret werd op duizenden exemplaren verspreid
en de kranten van alle kleur zongen zijn lof. Monseigneur Silva, bis-
schop van Goa, die in maart 1891 naar het Oratorio kwam, bevestigde deze
profetie, die hem meegedeeld was door de overleden prelaat en de triomf
na zijn dood, die hij enkele maanden tevoren had bijgewoond.
In het begin van september bevond Don Cagliero zich aan de zij-
de van Don Bosco. Zeer gevierd in het Oratorio en daarbuiten verblijdde
hij voornamelijk zijn goede vader met het verhaal van de grote dingen die
zijn zonen in Amerika tot stand brachten en met de nog grotere dingen
die de vrienden van daar ervan verwachten. Door dit nieuws bewogen
schreef hij een reeks brieven, die zeer goed de missiebedrijvigheid of
liever de werkzame apostolische activiteit ervan in het licht stellen. De
zes eerste werden naar Amerika gezonden, twee met de tweede post van sep-
tember en vier met de eerste post van oktober.
1. Aan Mevrouw Elena Jackson.
Deze grote weldoenster was de zuster van de heer Giovanni
Jackson, naar wiens naam nog altijd de salesiaanse landbouwkolonie van
Manga in Uruguay genoemd wordt. De familie Jackson, een van de meest in-
vloedrijke en welgestelde van Montevideo, begunstigde steeds mild de sa-
lesianen. Mevrouw Elena bracht ook het hare bij in de kosten voor het
uitgeven van de Spaanse editie van de Giovane Provveduto en voor andere
werken van Don Bosco. Men is haar bijzonder het huis verschuldigd van de Doch-
ters van Maria, Hulp der Christenen, dat geopend werd in de buurt van het
Pius-college.

16.6 Page 156

▲back to top


- XIII/152 -
"
Geachte Mevrouw Jackson,
"
"
De. Goddelijke Voorzienigheid die het hart van zijn dienaren in
" handen heeft, pleegt het op zijn tijd te bewegen zaken .te ver-
" vullen die in de lijn liggen van haar goddelijke wil zonder acht
" te slaan op de verdiensten van hem aan wie zovele weldaden gedaan
" worden. En dit is ons geval. Mijn salesiaanse zonen ondernamen met
" lege handen slechts vertrouwend op de goedheid van de Heer, de
" reis naar Zuid-Amerika om mee te werken aan de redding van zielen voor
" de hemel. U was de uitverkoren ziel om het werk van de Heer te
" Villa Colon te beginnen en te ondersteunen.
"
Dr. D. Cagliero en Dr. Lasagna hadden mij meermaals ge-
" schreven over uw godsvrucht, uw gehechtheid aan de paus en over
" de grote liefdadigheid jegens het Pius-College. De hulp verleend
" bij de opening van dit college, de voortdurende liefdadigheid
" bij de vertaling van de Giovane Provveduto die nu reeds in druk
" is, de vertaling van de Chiave del Paradiso (De sleutel van het
" Paradijs), het huis van de zusters van Maria, hulp der Christenen,
" zijn werken die uw naam steeds geliefd en vereerd zullen houden
" en voor wie iedere dag bijzondere gebeden gedaan worden zolang
" de salesiaanse congregatie bestaat. U werd dus ingeschreven op de lijst
" van onze grote weldoensters en iedere ochtend zullen in al de hui-
" zen van onze congregatie (er zijn meer dan 15.000 leerlingen) bijzon-
" dere gebeden word en gedaan, opdat de barmhartige God uw broer D.
" Giovanni met genaden zou overstelpen, en hem de genade zou schenken die
" hij wenst voor de grote liefdadigheid die U betoond hebt. Uit
" goedheid houdt hij zich thans bezig met de vertaling van enkele
" van mijn werken en ik wil niet dat hij hiervoor gratis zou wer-
" ken. De zielen die door deze boeken gewonnen worden voor de Heer, zul-
" len dienen om het aantal van zijn goede werken te doen aangroeien
" en de gloriekroon te sieren die de engelen al voor hem in de
" hemel bereid houden.
"
Het werk dat U een grote verdienste voor de Heer zal verwerven
" en ook voor de mensen is dat van de zusters van Maria, Hulp der
" Christenen. Don Cagliero heeft zes zusters uitgekozen die vlij-
" tig Spaans leren en zich gereed maken om in november eerstkomen-
" de te vertrekken.
"
Maar van heden af bidden alle zusters van het nieuwe in-
" stituut voor U, die er de eerste stichting in Zuid-Amerika van maakt.
" Misschien zult U niet voldoende de waarde van het werk dat U ver-
" richt begrijpen. Een opvoedingsinstituut in een streek oprichten
" betekent een hoge gunst bewijzen aan al de klassen van burgers
" die thans leven en allen die na ons zullen leven.
"
De expeditie voor Zuid-Amerika omvat 40 personen, zusters
" en salesianen. Ongeveer 20 zijn bestemd voor de eerstvolgende ex-
" peditie. Ze zullen vergezeld zijn van Monseigneur Ceccarelli. De
" anderen zullen kort nadien vertrekken met D. Cagliero indien geen
" onvoorzien feit hen afzonderlijk zou doen vertrekken. Ik hoop U

16.7 Page 157

▲back to top


- XIII/153 -
" binnenkort andere zaken te kunnen schrijven. Ik zal U iedere dag
" gedenken in de heilige Mis; bid ook voor mij die steeds in
" J. Chr. zijn zal
"
" Turijn, 13 september 1877.
"
uw nederige dienaar
Priester Gio. Bosco.
2. Aan de eerwaarde Raffaele Yeregui.
Dit is de reeds bekende secretaris van Monseigneur Vera en
factotum bij de stichting van het college van Villa Colon. Don Bosco
stort hier werkelijk speciaal zijn hart uit als antwoord op een brief
van 6 augustus, waarin Don Yeregui het werk van de salesianen van het
Pius-College ophemelde en zijn beklag deed over het vertrek van Don Cag-
liero."El Dr. Cagliero" - zei hij, - "se ha conquistado las simpati-
as de todos grandes y pequenôs; y V.R. sabe muy bien que esa conquista
de las simpatias generales vale mucho por la realisacion de las obras
buenas." (Dr. Cagliero heeft de sympathie verworven van iedereen, groot
en klein en U weet zeer goed dat dit verwerven van de algemene sympa-
thie heel wat waard is voor de verwezenlijking van de goede werken).
Daarom vertolkte hij de gevoelens van allen en drukte hij het verlan-
gen uit dat Don Bosco hem weldra zou terugzenden en wel door velen ver-
gezeld.
"
Beste heer D. Raffaele,
"
"
Uit vele brieven ontvangen uit Montevideo en uit Villa
" Colon was ik reeds ingelicht over de grote liefdadigheid die
" u betuigd hebt en nog betuigt aan onze landgenoten en aan
" anderen. Maar de zaken door D. Cagliero verteld overtreffen
" ver alles wat de faam over U gebracht had. God weze gezegend,
" God vergelde het ruimschoots, vergelde het U en uwe broeders en
" zusters die zoveel gedaan hebben voor Villa Colon, voor het Pius-
" College. Ik verlang U een klein blijk te geven van de grote erkentelijk-
" heid welke ik voor U koester. Dat hoop ik te kunnen doen bij de
" eerstkomende expeditie van de maand november aanstaande.
"
Deze expeditie zal voldoende voorzien in het personeel van
" Villa Colon, dat heel schaars is in verhouding met het vele werk
" dat nog elk ogenblik aangroeit.
"
Mogen de namen van Jezus en Maria gezegend wezen, die U heb-
" ben ingegeven ons zo doeltreffend ter hulp te komen met brie-
" ven te schrijven, met giften, met de verspreiding van aanbeve-
" lingen.
"
Indien het U mogelijk is zou ik U willen vragen voor mij
" een boodschap te willen doen bij Monseigneur de Bisschop, met hem te
" zeggen dat ik hoop bij de eerstvolgende post een gedeelte

16.8 Page 158

▲back to top


- XIII/154 -
" van de talrijke en zware verplichtingen die ik tegenover zijn
" vereerde persoon heb te kunnen inlossen. D. Caglïero zal te-
" rugkeren naar Montevideo en naar de Argentijnse republiek, maar voor-
" eerst zal hij misschien naar S. Domingo moeten gaan om er een
" huis te openen. De bisschop daar heeft helemaal geen seminaries,
" geen priesters en geen seminaristen.
"
God moge U zegenen, mijn beste D. Raffaele. Ik bid God dat
" hij ons vele jaren een zo grote weldoener zou bewaren en overvloedige
" gunsten zou verlenen aan U, uwe zusters en broeders; en terwijl
" ik mij ootmoedig aanbeveel aan de liefdadigheid van hun vurige
" gebeden heb ik de troost te mogen ondertekenen als
"
" Turijn, 13 september 1877.
uw nederige dienaar
"
Priester Gio. Bosco.
3. Aan Monseigneur Giacinto Vera,
Don Bosco antwoordt op een brief, die hem overhandigd werd door
Don Cagliero. De apostolische vicaris van Montevideo bedankte hem nog-
ma al s voor het geschenk zijn zonen aan het volk van Uruguay gegeven te hebben
"a todos los que pertenecemos a esta Republica del Uruguay" (aan ons al-
len die tot deze republiek van Uruguay behoren), maar tegelijkertijd
wenst hij dat de afwezigheid van Don Cagliero enkel tijdelijk zou zijn
en niet lang zou duren.
"
Excellentie,
"
"
Meermaals hebben Dr. Lasagna en mijn andere kloosterlingen
" mij geschreven over de bezorgdheid van uwe Excellentie om het huis
" van Villa Colon te openen en te ondersteunen; maar nu D. Cagliero
" mij in mijn aanwezigheid de staat van zaken heeft uiteengezet,
" weet ik dat de stichting van dit instituut, na God te wijten is
" aan uwe bescherming.
"
Daarom betuig ik U mijn oprecht gemeende erkentelijkheid
" en allen zullen wij tot de goddelijke Goedheid bidden; opdat ze
" ons nog vele jaren onze hoge beschermer zou bewaren.
"
D. Cagliero kan niet dadelijk terugkeren bij het vertrek van
" 14 november eerstkomende en daarom wordt al zijn gezag over-
" gedragen op priester Bodratto, pastoor van de Bocca te Buenos Aires.
" Daar het echter in mijn bedoeling ligt dat alle salesianen
" uwe zonen zouden zijn, zo draag ik alle gezag dat ik over hen
" heb, zowel in het geestelijke als in het tijdelijke aan U over,
" voor de tijd dat ze in de republiek van Uruguay verblijven.
"
In november zullen zes zusters en acht salesianen naar Monte-
" video vertrekken, de anderen zullen naar Buenos Aires en naar
" S. Nicolas gaan.

16.9 Page 159

▲back to top


- XIII/155 -
"
U zult mij een grote dienst bewijzen indien U me bericht
" zoudt willen laten, telkens als er zich een wanordelijkheid on-
" der mijn salesianen zou voordoen. Ik zal dan dadelijk alles
" doen wat kan om eraan te verhelpen. In het begin is er een tekort aan
" alles. Help ons door uwe bescherming en wij zullen even zoveel
" armen zijn in uwe handen, die met alle mogelijke vlijt zullen werken
" om U te helpen en samen met U de meerdere glorie van God te
" bevorderen. Ootmoedig beveel ik mij aan in uw vurige gebeden,
" terwijl ik de eer heb mijzelf te mogen betuigen als
"
" Turijn, 30 september 1877.
uw zeer verplichte dienaar
"
Priester Gio. Bosco.
4. Aan Dr. Edoardo Carranza.
Ook Dr. Carranza, algemeen voorzitter van de conferenties van Sint-Vin-
centius te Buenos Aires had via Don Cagliero aan Don Bosco geschreven.
Zijn brief begon aldus: "Dios ha favorecido nuestro pueblo, enviando a
él, a los Padres de la Congregacion de San Francisco de Sales." (God heeft
ons volk gezegend met de paters van de congregatie van de H. Franciscus van
Sales te zenden). Dan volgt er een lofspraak voor Don Cagliero "wiens
ervaring en erkende bekwaamheid" door allen hoog gewaardeerd wordt. Men
mag er dan ook niet aan twijfelen dat Don Bosco hem zal willen terugzenden
om het zo gelukkig begonnen werk te voltrekken.
"
Geachte Heer Dr. Carranza,
"
"
Onder de middelen welke God voor het welzijn van de kerk en van
" de burgerlijke maatschappij in het leven heeft geroepen,
" moet men terecht de vrome sociëteit rekenen van wiens grote Raad
" U de zeer waardige voorzitter zijt. Ik spreek niet over het
" grote goed dat deze wonderbare instelling iedere dag te Buenos Aires
" en elders verricht door aanzienlijke werken van liefdadigheid,
" maar zal er mij enkel toe beperken te wijzen op wat ze voor de
" salesianen gedaan heeft. Deze kloosterlingen kwamen in uw stad
" toe zonder iets, alleen rijk aan goede wil. Gelukkig troffen ze
" daar de bestaande sociëteit van Sint-Vincentius, ijverige mede-
" broeders en Dr. Carranza aan. Zij reikten dus de hand aan de
" buitenlandse salesianen, boden hun bescherming, leiding en raad
" aan. Door hun zorgen werden de arme kloosterlingen met grote welwillend-
" heid ontvangen, geïnstalleerd in de kerk van de Barmhartigheid,
" in de kerk van de Bocca, in het bestuur van het tehuis voor arme
" jongens.
"
Dit alles, heer Dokter, zijn werken van de medebroeders van
" Sint-Vincentius. Nu werd er met deze zaken aangevangen, maar
" er zullen geen kleine offers nodig zijn om tot ontwikkeling te

16.10 Page 160

▲back to top


- XIII/156 -
" komen en vruchten voort te brengen die ieder er met reden van
" verwacht. Wij zullen niets daarbij verzuimen. Hier in Italië
" zal ik arbeiders voor het evangelie vormen, zal ik geschikte meester-
" gasten voorbereiden en ze naar U zenden. En U zult ermee voort-
" gaan hun dezelfde bescherming, dezelfde welwillendheid te be-
" tonen, die U al had voor hen die hen voorafgingen.
"
Maar indien U het mij veroorlooft, heer Doktor, beveel ik
" U het tehuis voor arme kinderen, voor kunsten en ambachten, aan.
" De ervaring heeft ons ervan overtuigd dat dit het enige middel
" is om de burgerlijke maatschappij te steunen, namelijk zorg te
" dragen voor de arme kinderen. Met het opnemen van verlaten jon-
" gens vermindert men de landloperij, vermindert men de gauwdie-
" verij, houdt men het geld veilig in zijn beurs, legt men zich
" thuis rustiger te slapen; zij die misschien de gevangenissen zouden
" bevolken en voor altijd de gesel van de burgerlijke maatschap-
" pij zouden zijn, worden goede christenen, eerzame burgers, de
" roem van het land waar zij wonen, het sieraad van de familie
" waartoe ze behoren, terwijl zij door hun zweet en bun arbeid
" op eerlijke wijze hun levensbrood verdienen.
"
Heer Doktor, beveel aan uwe medebroeders het werk van
" de arme kinderen aan als het werk dat ten overstaan van God
" en van de mensen grote verdiensten zal hebben.
"
Verontschuldigt U mij, heer Doktor, wanneer ik met een te groot
" vertrouwen spreek. De mooie zaken die uw aartsbisschop vertel-
" de over de ijver en de onthechting van de medebroeders van
" Sint-Vincentius, verstouten mij daartoe. Deze eerbiedwaardige
" prelaat gewaardigde zich met de Argentijnse pelgrims ons nederig
" huis van Turijn te komen bewonen. Hij stichtte iedereen door zijn
" vroomheid en wetenschap. Hij toonde zich tevreden over het weini-
" ge dat wij konden doen om getuigenis af te leggen van onze eer-
" biedige verering en onze erkentelijkheid jegens een hoge bescher-
" mer. Hij sprak veel over U, heer Doktor, en over het genootschap
" van Sint-Vincentius en herhaalde meermaals dat dit het werk was
" van de Heer, waaruit voor de Kerk en voor de staat een groot goed
" zou ontspruiten. Wij hebben eveneens het genoegen gehad het be-
" zoek te mogen ontvangen van de medebroeder Dr. Martel, maar hij
" is maar korte tijd gebleven, zodat ons de tijd ontbroken heeft hem
" onze gevoelens van achting en genegenheid die hij verdiende en
" die wij hem wensten bekend te maken tot uiting te brengen.
"
Ik bedank hem voor de mooie brief die hij zich gewaardigde
" mij te schrijven en die ik ontving uit de hand van D. Cagliero.
" Deze zal in Italië blijven om enkele missies te S. Domingo en in
" Italië in orde te brengen en daarna zal hij terugkeren bij zijn
" beste vrienden van Buenos Aires, zoals hij dit vurig wenste. Om
" hem te vervangen in de kerk van de Italianen zal D. Costamagna
" gaan, een goede musicus en een flinke predikant samen met D.
" Milanesio die zich bezig houdt met de kinderen die in gevaar
" verkeren. Andere priesters met twee catechisten zullen naar de Bocca

17 Pages 161-170

▲back to top


17.1 Page 161

▲back to top


- XIII/157 -
" worden gezonden om er D. Bodratto te gaan helpen. Hun vertrek
" werd vastgesteld op 14 november aanstaande.
"
Thans wil ik U verzoeken mijn nederige, maar levendige
" dank te willen aanvaarden. Wees zo goed hem door te geven aan
" al uw medebroeders. Mogen ze allen een gelukkig leven leiden
" zodat de nakomelingen de vrucht van hun liefdadigheid mogen zien,
" terwijl God voor allen in de hemel hun wel verdiende beloning
" zal gereed houden.
"
Eindelijk beveel ik mij aan in de liefdadigheid van hun hei-
" lige gebeden en betuig ik mij met de grootste erkentelijkheid
" als
"
" Turijn, 30 september 1877.
uw toegenegen vriend in J. Chr.
"
Priester Gio. Bosco.
"
" P.S. Graaf Cays, stichter van onze conferenties, voorzitter van
"
de hoge Raad van Turijn, werd salesiaan, werd ingekleed als
"
clericus en zal, als het God belieft, over weinige maanden
"
priester zijn.
5. Aan de Heer Henrico Fynn.
Nadat, zoals we dit in het vorige boekdeel verhaald hebben, de eigenaars-
vereniging van Villa Colon ontbonden was, bleven aan de vennoot Enrico
Fynn de kerk van Santa Rosa en de lokalen bestemd voor een college in
eigendom over. De milde heer maakte een akkoord met het apostolische vi-
cariaat en stond deze onroerende goederen af aan Don Bosco, zodat Don
Bosco terecht hem de bijzonderste verdienste van deze salesiaanse stich-
ting mocht toeschrijven.
"
Geachte Heer Fynn,
"
"
Het is billijk dat hier vanuit Europa een persoon die uwe
" weldaden mocht ontvangen, de handen ten hemel zou heffen en over
" U, onze hoge beschermer, de zegen van God zou afroepen. Wij lezen
" met bewondering over de schenkingen gedaan door de heilige Clemens,
" Pudens en Prassedis en door vele anderen om te voorzien in de
" behoeften van de kerk of om instituten te stichten ten voordele van de
" godsdienst en van de maatschappij. Thans verheug ik mij voorname-
" lijk wanneer ik zie dat dergelijke daden vernieuwd worden in het
" Pius-college door uwe liefdadigheid. Ik koester een levendig ver-
" trouwen dat deze edelmoedige daad ertoe zal bijdragen jongens te vormen
" in het geloof en in de zedelijkheid, jongens die, wanneer ze in de bur-
" gerlijke maatschappij zullen leven, aan anderen en nog eens an-
" deren tot voorbeeld en zullen strekken van burgerdeugd en vroom-
" heid. U moogt er in uw hart over verheugd zijn

17.2 Page 162

▲back to top


- XIII/158 -
" dat dit werk al ingeschreven staat in het boek des levens in
" de hemel, terwijl de salesianen er zich op beroemen uw vereerde
" naam te mogen inschrijven in de geschiedenis van hun congrega-
" tie. Zolang zij zal bestaan, zullen er speciale gebeden worden
" gedaan voor U en voor uw lief zoontje en er zal een tijd komen
" dat U reeds bij God zult uitrusten in de hemel, maar ook dan nog zul-
" len de salesianen hun dagelijks gebed van erkentelijkheid voor
" U storten. Ik verzoek U mijn gevoelens van dankbaarheid te
" willen meedelen aan de heren Lezica en Lanus (1) uw medewerkers
" ten gunste van onze ontluikende instelling.
"
Alvorens naar Montevideo terug te keren, zal D. Cagliero een
" andere missie moeten gaan openen; maar in november aanstaande
" zullen acht salesianen en zes zusters naar Montevideo gaan om
" het personeel van het Pius-College aan te vullen.
"
Met genoegen deel ik U het volgende mee. Enkele maanden
" geleden heb ik mij naar Rome begeven om de heilige Vader te ver-
" zoeken zijn naam te mogen geven aan het college van Villa Colon.
" Hij heeft dit graag toegestaan en die gedachte gezegend. Omdat
" zijne Heiligheid deze prachtige plaatsen kende, vroeg hij mij
" hoe ik ze bekomen had. Toen hij dan vernam dat het een gift was
" van U, vroeg hij mij verschillende bijzonderheden over uw fami-
" lie en gelastte mij dan u volgende bijzondere zegen te willen
" meedelen: - "God zegene deze edelmoedige schenkers, geve hun
" het honderdvoudige in dit leven en de echte beloning in het
" toekomstige. Hij zorgde er dan voor dat de liefdadigheid van de
" vader zou overgaan op zijn zoontje Enrique en dat hij rijk worde
" met de ware rijkdom van de heilige vrees des Heren."-
"
D.Cagliero zelf zei mij dat U graag uw zoon in het college
" zult plaatsen en dat U voortgaat het werk dat U begonnen bent met
" weldaden te overladen. Ik koester het levendige vertrouwen dat
" God als vergoeding voor een zo grote liefdadigheid, de genade zal
" verlenen dat uw zoon zal opgroeien in gezondheid en in deugden en
" hem eens in het roemrijke gezelschap van de Zaligen zal opnemen.
"
De genade van Onze Heer Jezus Christus weze steeds met ons.
" Gewaardig U ook te willen bidden voor mij die steeds met de
" grootste verering ben
"
" Turijn, 30 september 77.
uw nederige dienaar
"
Priester Gio. Bosco.
(1) De heren Ambrogio Placido Lezica en Anacarsio Lanus, vennoten van de heer Fynn.

17.3 Page 163

▲back to top


- XIII/159 -
6. Aan de Prior, de raad en aan de broeders van het broeder-
schap van Onze-Lieve-Vrouw van de Barmhartigheid.
Een brief van 12 augustus, ondertekend door de prior van de br oe der-
schap van de Mater Misericordiae, de heer Romolo Finocchio en door de
leden van de raad, deelde aan Don Bosco hun aller spijt mee over het on-
voorziene vertrek van Don Cagliero. "Zijn vertrek" - leest men er -
"heeft ons zeer bedroefd en dat niet alleen voor deze broederschap, maar
ook voor de mensen van de streek, die hem in hun taal hadden horen pre-
diken, nadat hij nauwelijks een maand hier was toegekomen. Hij was onver-
moeibaar in zijn ambt en voerde het programma uit vanaf de kansel aange-
kondigd, toen hij zei dat hij gekomen was om goed te doen. Zijn inspan-
ningen waren niet vruchteloos, want nooit werd de kerk van de Italianen
in deze stad zo druk bezocht door de gelovigen, dan vanaf de dag dat
hij er de leiding van op zich nam, daarbij geholpen door zijn andere ge-
zellen, die als zonen van de gehoorzaamheid allen hun plicht vervulden.
Daarom danken wij U zeer, omdat U ons de eerwaarde heer P. Cagliero hebt
leren kennen, wiens voortdurend verblijf voor deze kerk van groot
geestelijk en tijdelijk nut geweest is. Het is onze wens dat hij wel-
dra onder ons zal mogen terugkeren om het begonnen werk voort te zet-
ten. Wij zullen er hem zeer dankbaar voor zijn. Van U hangt het af dit ja
dan neen te willen. Daarom verzoeken wij U ervoor te zorgen dat onze
hoop niet zou beschaamd worden. Hier zal hij veel goed kunnen doen,
omdat hij ons al kent en bij ons bekend is. Ze eren en beminnen hem zeer
en na zijn vertrek bemerkt men bij de medebroeders een zekere droefheid
en ontmoediging, alsof hun een groot ongeluk overkomen is. Het kon ook
wel niet anders, want korte tijd geleden ontnam de dood hun voor altijd
de eerwaarde P. Baccino door allen beweend en nu moeten ze de eerwaarde
Pater Cagliero missen van wie ze zoveel houden. Ze hebben er waarlijk
alle reden toe en indien U hiervan ooggetuige was, zou U zich zeker niet
laten pramen hem bij ons te laten terugkeren."
" De genade van Onze Heer Jezus Christus weze altijd met ons.
" Amen.
"
"
Uw brief, zeer beminde medebroeders en beste zonen,
" bracht mij de grootste vertroosting.
"
U laat zien dat U een goed hart hebt en dat alles wat de
" salesianen mij schreven en wat thans D. Cagliero mij over U ver-
" telt, zeer weinig is in vergelijking met de werkelijkheid. Het
" onthaal dat D. Cagliero en zijn gezellen te beurt viel, is een
" feit dat onuitwisbaar in onze harten zal geprent blijven en
" deel zal uitmaken van de geschiedenis van onze salesiaanse con-
" gregatie. Ja zeker, mijn beste medebroeders, de geschiedenis zal
" aan hen die na ons komen, herinneren dat op het einde van het jaar
" 1875 een onaanzienlijk groepje missionarissen met lege handen
" Europa verliet, enkel gedreven door het verlangen goed te doen

17.4 Page 164

▲back to top


- XIII/160 -
" aan de evenmens, en zich naar de Argentijnse republiek begaf.
" Daar ontmoetten die missionarissen vrienden, edelmoedige chris-
" tenen, de broeders van de Barmhartigheid. Deze ontvingen hen met
" een voorbeeldige goedheid, boden hun logies aan, een kerk en
" brood, boden hun de gelegenheid aan hun heilig ambt uit te oefe-
" nen en alzo bekendheid te verwerven, huizen en nog andere huizen
" te openen ten voordele van de meest nooddruftige klasse van de
" burgerlijke maatschappij, van jongens die in gevaar verkeren,
" want als deze niet geholpen worden, zullen ze de plaag van de
" maatschappij worden en grotendeels de gevangenissen bevolken.
"
Deze weldaad, deze roem zijn we U verschuldigd, edelmoe-
" dige medebroeders. U moogt er U op een heilige wijze op beroemen
" tegenover God en tegenover de mensen. Op dit ogenblik kan D. Cag-
" liero niet bij U terugkeren, zoals hij dit uit ganser harte wenst.
" Hij is een door de Voorzienigheid uitverkoren man en hij zal een
" missie moeten beginnen op het eiland Ceylon en dan een andere
" missie te S. Domingo. Daarna zal hij, als het God belieft, terug
" naar U toe vliegen, die zijn eerste vrienden in Amerika zijt.
"
Intussen zal op 14 november aanstaande een andere groep
" van 24 salesianen vertrekken die de gelederen gaat versterken
" van hen, die reeds aan het werk zijn in de bestaande huizen en
" colleges, en die ook de goede man D. Baccino gaat vervangen, door
" God geroepen om de beloning van zijn inspanningen te ontvangen.
" Om D. Cagliero te vervangen zult U ijverige werkers krijgen en on-
" der deze zal ook D. Giacomo Costamagna zijn, zeer bekend door zijn
" bekwaamheid in de muziek, de zang, de muziekuitvoering en vooral
" door zijn preken. Er zal ook Don Milanesio zijn die bij ons veel
" goed doet aan de arme jeugd door zijn Oratoria op zon- en feest-
" dagen.
"
Zij zullen gaan om te werken voor de meerdere eer van God
" en om tot hun laatste ademtocht, zielen te redden. Maar U, beste
" medebroeders, gaat ermee verder jegens hen liefdadig en welwil-
" lend te zijn. Let niet op hun gebreken, schenkt hun goede raad
" en wanneer U hen hulp zult verlenen en brood zult aanreiken, stelt
" U dan voor dat U het schenkt aan de ootmoedige schrijver van deze
" brief die U Vader noemt, terwijl U ondertekent met de zoete naam
" van zonen.
"
Ik wens dat de woorden van genegenheid, achting, erkente-
" lijkheid en dank ook zouden meegedeeld worden aan uwe gezellen en
" aan allen die op een of andere wijze goed doen aan de salesianen.
"
Moed dus, mijn beminde zonen, gaat ermee voort de gods-
" dienst te beminnen in zijn bedienaars, gaat ermee voort onze
" heilige katholieke godsdienst te beoefenen, die ons op deze aarde
" gelukkig kan maken en die alleen in staat is ons eeuwig gelukkig
" te maken in de hemel.
"
Indien U mij een werkelijk genoegen wilt doen, schrijft
" mij dan nog andere brieven en bidt ook voor mij die met echte

17.5 Page 165

▲back to top


- XIII/161 -
" achting en diepe erkentelijkheid steeds in de Heer van u blijf
"
" Turijn, 30 september 1877.
de toegenegen vriend
"
Priester Gio. Bosco.
7. Aan de President van de Propaganda van het Geloof.
Op dezelfde datum waarop hij de vier vorige brieven schreef wend-
de Don Bosco zich een tweede keer tot de algemene president van de
Propaganda van het Geloof om subsidies te bekomen ten voordele van zijn
missies.
"
Geachte Heer President,
"
"
Het grote verlangen dat mij bezielt de missies van Zuid-
" Amerika te bevorderen, beweegt er mij toe opnieuw een nederig
" verzoek te richten tot het vrome werk van de Propaganda van het
" Geloof, waarvan U de waardige voorzitter bent. Op twee jaar tijd
" werden er vijf kerken geopend voor de goddelijke cultus, een
" college op korte afstand van de hoofdstad van Uruguay, een ander
" college te S. Nicolas de los Arroyos en een tehuis voor de armste
" kinderen te Buenos Aires.
"
De kerken worden druk bezocht, de colleges zijn letter-
" lijk met leerlingen gevuld. De zedelijkheid wordt er aangekweekt
" en het schijnt dat er reeds verscheidene roepingen zijn ontstaan.
" Met dit doel is er een noviciaat, of liever een seminarie ge-
" sticht, juist om er de studies van wijsbegeerte en godgeleerd-
" heid en van talen te doen, als voorbereiding om te midden van de
" wilden te gaan. Zonder de inheemsen (1) erbij te rekenen zijn er
" al 34 missionarissen op korte afstand van de Pampa's en van
" Patagonië. In de missies te Villa Libertad en in andere streken
" die aan de wilden grenzen, werd zelfs al veel bekomen. Nu gaat
" het er om een missiepost te openen in de nabijheid van de rivier
" Santa Cruz die op 50 graad Zuiderbreedte ligt, waar verschil-
" lende stammen van Patagoniërs wonen en nog een andere missie-
" post te Carhuè, aan de grens van Buenos Aires, waar andere
" Indianenstammen van de Pampa's verblijven. Tot dit doel zijn
" niet minder dan 40 missionarissen nodig die ik reeds bereid heb.
" Maar om de begonnen missies te onderhouden en de onontbeerlijke
" huizen te openen, om met het minst mogelijke gevaar tussen de
" wilden vooruit te gaan, zijn er middelen nodig, die een arme,
(1) Hij bedoelt hiermee sommige Argentijnen of personen die in Argentinië verbleven,
samenwerkten met de salesianen of die zich voorbereidden om in de congregatie te treden.

17.6 Page 166

▲back to top


- XIII/162 -
" beginnende congregatie zoals de onze niet kan opbrengen.
"
Daarom wend ik mij opnieuw, in verstandhouding met de
" aartsbisschop van Buenos Aires, tot U opdat U deze missies onder
" uwe welwillende en doeltreffende bescherming zou nemen en
" mij ter hulp zou komen ten minste voor de uitrusting en de
" reiskosten van de nieuwe missionarissen, waarvan er 24 zouden moeten
" vertrekken op 14 november aanstaande en de anderen korte tijd
" daarna.
"
Velen bezingen mij uw grote liefdadigheid en ik beveel me
" aan zoveel ik weet en kan, opdat U zich zou gewaardigen de
" moeilijkheden te overwinnen die we kunnen tegenkomen en aldus
" ons ter hulp te komen.
"
Van mijn kant geef ik U de verzekering dat ik, zoals ik
" steeds in het verleden gedaan heb, niet zal verzuimen door het woord
" en door de pers, het wonderbare werk, waarvan U de waardige voorzit-
" ter zijt, te bevorderen.
"
Met de grootste verering heb ik de hoge eer mij te mogen
" noemen
"
" Turijn, 30 september 1877.
uw nederige dienaar
"
Priester Gio. Bosco.
" P.S. De heer kanunnik Ortalda, directeur van de Propaganda in
"
onze stad, zou bereid zijn mij de subsidie te schenken, die U
"
zou oordelen mij te kunnen verlenen.
Met deze persoonlijke brief zond Don Bosco als bijlage een sche-
matisch rapport om het aan de raad aan te bieden. Het antwoord kwam met
de grootste bezorgdheid en zeer beleefd maar het was negatief en dit om
de gebruikelijke rede: het bleek niet dat de missie canoniek door de Heilige
Stoel was opgericht.

17.7 Page 167

▲back to top


- XIII/163 -
HOOFDSTUK
VII.
HET NIEUWE HOOFDHUIS VOOR DE DOCHTERS
VAN MARIA, HULP DER
CHRISTENEN.
De eerste keer dat Don Bosco zijn aandacht liet vallen op de ge-
bouwen, waar hij later het hoofdhuis van de Dochters van Maria, Hulp der
Christenen, zou overbrengen, deed hij dit niet om er zusters te brengen.
Alvorens te zeggen hoe het zover kwam, moeten we wat geschiedenis ver-
tellen.
Waar de buitenwijk van Nizza begint, niet ver van het bewoonde ge-
deelte, rezen een kerk en een klooster op, waarvan de oorsprong verloren
ligt in de nacht der tijden. De kerk, die ouder was en toegewijd was aan
de Madonna van de Genaden, werd een zeer vereerd heiligdom. Over het
klooster is alleen geweten dat daar vooreerst paters minderbroeders ob-
servanten en dan nadien gereformeerde paters minderbroeders woonden, zo-
als ze genoemd werden voor de wijzigingen ingevoerd door Leo XIII in de
families van de franciscaanse orde en dat het in 1817, nadat het afge-
schaft was door Frankrijk, aan paters minderbroeders kapucijnen werd
geschonken. Deze brave paters verbleven daar rustig en gezegend door de
bevolking van de omtrek tot in 1855, wanneer de Piëmontese wet de kloos-
terorden afschaften, alles aan het klooster ontnam en convent en kerk in
handen van het publiek domein gaf. Nadat het gebouw was afgebroken en het
heiligdom gesloten, kocht het stadsbestuur van Nizza alles aan voor een
bedrag van 24.000 lires, een onbeduidende som in verhouding met de waar-
de van de onroerende goederen. Maar het was weggesmeten geld want de
vruchten waarop men gehoopt had, werden niet verkregen. Zo sleepten de
zaken aan tot in 1869, wanneer het stadsbestuur besliste er zich van te
ontdoen. Het ging daarom onderhandelingen aanknopen met een vereniging
van leraren om daar een privaat internaat te openen met de verplichting
er als onderricht de leerstof van het gymnasium te geven. De onderhan-
delingen schenen beëindigd te zijn maar de traagheid van de administra-
tieve hogere overheid bij het verlenen van de wettelijke goedkeuring
b e l e t t e d a t h e t p l a n o p h e t gunstige ogenblik verwezenlijkt werd, zodat
alles mislukte.
Toen gebeurde het dat de burgemeester, de heer Filippo Fabiani op
3 maart 1870, die toevallig Don Bosco ontmoet had op we weten nu niet
meer welke trein, met hem over de zaak begon te praten, met de hoop dat hij die

17.8 Page 168

▲back to top


- XIII/164 -
gebouwen zou aankopen en er een van zijn instituten zou openen. Mis-
schien had Don Bosco hem laten verstaan dat hij hiertoe geneigd was,
omdat de burgemeester op 29 april, met verwijzing naar het gesprek dat ze
op de trein hadden, opnieuw ten aanval trok met de volgende brief.
"Met de erkenning" - schrijft hij, - "van de macht, die U, eerwaarde
Heer, bezit en overtuigd van de dringende noodzakelijkheid deze arme en
vergeten stad te voorzien van een nuttig onderricht, zoals een gymnasi-
um, waardoor ook de weg gebaand wordt voor het priesterschap, waarvan
kandidaten steeds zeldzamer worden, verstout ik mij U te willen vra-
gen u met bezorgdheid bezig te houden met deze zaak en mij zodra mo-
gelijk iets te laten weten over de mogelijkheid van de hierboven ver-
melde stichting." De gemeente echter, volgens het zeggen van haar verte-
genwoordiger was niet in staat "geld uit te geven" voor de aanpassing
van het gebouw. Toch zou zij het voor een geringe prijs hebben afge-
staan, op voorwaarde dat Don Bosco zich zou verplichten er een privaat
internaat van te maken met het(gymnasium)onderricht van een gymnasium. We
weten niet wat hij geantwoord heeft, maar we kunnen met zekerheid bevestigen dat
Don Bosco toen niet in de mogelijk he id was een dergelijke verplichti ng
op korte termijn op zich te nemen. Het moge volstaan te bedenken dat hij
in 1870 onder zijn priesters clerici en coadjuteurs nauwelijks 27 eeuwig
geprofesten en 33 driejaarlijks geprofesten had, verdeeld over het
Oratorio van Turijn en de twee huizen van Mirabello en Cherasco en dat
hij in oktober het grote college van Alassio moest openen. In ieder geval mogen
wij veronderstellen dat zijn aandacht niet nutteloos was gevestigd op
deze eertijds gewijde, nu ontwijde gebouwen. Maar de ontwijding werd veel
verder doorgedreven dan iemand zich had kunnen voorstellen.
De gemeenteraad vond eerst geen betere uitweg dan alles af te
staan aan de congregatie van Liefde, als delging van een schuld die ze
tegenover deze congregatie had, maar op voorwaarde dat er een hospitaal
zou worden opgericht, op die plaats of op een andere, binnen een ter-
mijn van twee jaar. Maar terwijl de congregatie van Liefde dit voorstel
aanvaardde kwam er plotseling een voordeliger voorstel vanwege een
wijnmaatschappij die haar zetel had te Savigliano. Ze kreeg de voorkeur
en de omvormingen begonnen weldra. De maatschappij van Savigliano maakte
van de kerk een ruime kelder en deze omvorming van een plaats die sinds
eeuwen was toegewijd aan de goddelijke eredienst en aan het gebed, kwam
hard aan bij de burgers. Maar de manier waarop het gebeurde krenkte hen
nog meer. Enorme vaten namen de plaats in van de altaren in iedere kapel
en als toppunt van goddeloosheid werden ze gedoopt met de benamingen van
de hiërarchische graden in gebruik bij de communiteiten van monniken.
Voeg daarbij nog het cynisme van een afvallige broeder en van zijn waardige
gezellen, leden van de wijnmaatschappij' Maar indien ze gedacht hadden dat
ze met die heiligschennende onteringen hun zaken zouden zien bloeien,
dan vergisten ze zich erg, zo erg dat ze op minder dan een lustrum
verplicht waren hun wijn, vaten en wijnuitrusting te verkopen. Bij het
einde van het jaar 1876 stelden ze ook het gebouw met toebehoren te
koop, evenals de wijngaarden rondom aangeplant.

17.9 Page 169

▲back to top


- XIII/165 -
De grote meerderheid van de inwoners van Nizza, die van de
vroomheid van hun voorouders geleerd hadden godvruchtig op bedevaart
te gaan naar het heiligdom, wachtten met bezorgdheid af hoe die zaken
zouden eindigen. Niemand bood zich aan. Gelet op de geest van die tijd
zou het dwaasheid geweest zijn te verwachten dat die aan oude gebouwen
opnieuw hun eerste bestemming zou teruggegeven worden. Toch wenste men
over het algemeen dat ze zouden bestemd worden voor een werk van publiek
nut of publieke weldadigheid. En op een mooie dag van 1877 komt Don
Bosco gans onverwacht een bezoek brengen aan die oude muren.
De grafelijke familie Balbo die kaasfabrieken en zomerverblijven op het
grondgebied van Nizza bezat en sommige families van notabelen uit Nizza hadden
het zover gebracht dat ze hem er konden toe brengen dit bezoek af te
leggen om een middel te vinden deze enorme ontheiliging te herstellen.
Don Bosco die juist op zoek was naar een nieuw toevluchtsoord voor de
zusters van Mornese had niet tot dat ogenblik gewacht om zijn gedachte
te laten vallen op het historische, thans verlaten verblijf van de pa-
ters kapucijnen. Hij kwam dus tot de bevinding dat de stevigheid van
de constructie, het enige wat gaaf gebleven was, niets te wensen over-
liet en dat men, weliswaar ten koste van veel werk en kosten, het con-
vent stellig zou kunnen omvormen tot een opvoedingsinstituut. De aan-
trekkelijkheid van de plaats, de gezonde lucht, de nabijheid van de stad,
het gemakkelijke verkeer met de omliggende plaatsen en met de verder af-
gelegen centra, dat alles beantwoordde uitstekend aan de behoeften van
een zo talrijke en verscheiden communiteit. Toen hij echter aan de
- i n gang van de kerk gekomen was, riep hij vol afgrijzen uit: "Hemel!"
en deed een stap achteruit. Voor hem was er niets meer dan een vuile
spelonk. De altaren waren vernield, de vloer was aan stukken, de wanden
waren zwart van de rook, de gewelven zaten onder een laag schimmel
door de vochtige uitwasemingen. Het was werkelijk een verschrikkelijke
ontheiliging van de heilige plaats. Een zaak was er nog van overgebleven;
het stevige metselwerk. Men moest inderdaad zonder uitstel dit huis van
God terugschenken aan de eredienst, men moest dit klooster opnieuw tot
een oord van vroomheid maken. Voor Don Bosco was een besluit nemen en
het uitvoeren een en hetzelfde. Van dat ogenblik af was hij er enkel
nog maar op bedacht de voltooiing van de onderneming te bewerken. De
twee zaken die het belangrijkst waren moesten eerst en vooral ge-
beuren, namelijk een contract bedingen met de wijnmaatschappij en de
toelating bekomen van Rome. Het eerste was dringend, het tweede kon
volgens het verloop van de feiten gebeuren.
H e t aa nk oo pc ontract w erd getekend o p 30 apri l te ge n de pr ij s van
30.000 lires.(1) De andere formaliteiten van bijkomende aard werden in orde ge-
bracht gedurende de onmiddellijk daaropvolgende dagen.
_____________________
(1) Bijv. Doc. 21.

17.10 Page 170

▲back to top


- XIII/166 -
Aldus kon Don Bosco op 5 mei aan Mevrouw Francesca Pastore van Valenza,
een salesiaanse medewerkster, schrijven: "Deze verkoop... werd giste-
ren definitief gesloten." Over de zaak op zich vertoonde Don Bosco zich
zeer verheugd. Inderdaad, in de zinnen die de aangehaalde woorden vooraf-
gaan, spreekt hij eerst over de onderhandelingen betreffende de aanvaar-
ding van een jongen in het Oratorio en gaat dan verder: "Veel belangrij-
ker is dat wat ik U mee te delen heb. U weet dat het huis van Morne-
se, dat om verschillende redenen geschikt is, werkelijk moeilijk te
bereiken is en hoge reiskosten vergt. Thans hebben we er een aangekocht
te Nizza Monferrato, waarheen U zich naar uw believen kan begeven en
met veel gemak. Het oude klooster en de kerk van de Madonna waren in
een afschuwelijke opslagplaats van wijn omgevormd en waar eens de lof-
zangen voor Maria weerklonken werd er nu geplengd aan Bacchus, weerklon-
ken vloeken enz. Na lange en moeilijke onderhandelingen werd het nu
aangekocht." Voor het verlijden van de notariële akte toonde Don Bosco
geen haast. Hij wou zich door zijn schuldeisers niet het mes op de keel
laten zetten, hoewel het niet in zijn bedoeling lag de betaling al te lang
uit te stellen. Ziehier wat hij er op 2 mei over schrijft aan gravin Corsi: "Het
contract over het klooster van de Madonna is afgesloten. Na veel heen en
weer gepraat werd er overeengekomen voor een bedrag van 30.000 fr. een
bedrag dat, naar men mij verzekerde, door andere personen aangeboden
was. Ik heb drie maanden genomen om de notariële akte te laten opmaken en
gedurende deze tijd moeten wij eraan denken het geld bijeen te krijgen.
Indien het mogelijk is, is het verkieslijk dadelijk te betalen. Doe
enkel wat U kan doen en spreek erover met wie U dit opportuun denkt.
Het is een roem voor Nizza en voor de godsdienst dat een kerk waarvan men
een opslagplaats voor wijn gemaakt had, terug aan de eredienst wordt ge-
schonken. Ik hoop U terug te zien en dan zullen we er positiever over
spreken."
Van de manier waarop hij "positief" optrad in zaken van dit soort,
geven ons drie brieven een staaltje, door hem gezonden aan kanunnik
Edoardo Martini van Alassio. Deze was als jonge priester naar Amerika
gegaan en had daar gedurende vijftien jaar zijn parochieambt uitgeoefend
te Azul niet ver van Buenos Aires. Toen hij naar zijn vaderland terugge-
keerd was en over een tamelijk groot fortuin beschikte, kon hij zich de
middelen verschaffen die men pleegt te verlangen om met sereen gemoed de
ouderdom tegemoet te gaan. Bij zijn eerste gesprek met hem, had Don Bosco
hem gevraagd wat hij deed en hij had geantwoord: - "Ik ben op rust." -
"Wat"? - wedervoer Don Bosco, - "priesters rusten uit in de hemel." -
Deze eenvoudige woorden hadden hem diep getroffen. Van dan af begon hij
van Don Bosco te houden en deze legde er zich op toe, hem te doen be-
sluiten zijn dagen op een heilige manier te eindigen. De vrijmoedigheid
waarmee Don Bosco hem schrijft om hem te helpen bij de aankoop van het
huis van Nizza, bewijst dat de kanunnik zonder zijn laatste uur af te
wachten bijtijds eraan dacht goed te doen.
Het "landelijk huis" waarover Don Bosco in zijn eerste brief
spreekt, is de kleine villa die daarna de eigendom werd van het college van

18 Pages 171-180

▲back to top


18.1 Page 171

▲back to top


- XIII/167 -
Alassio en van waaruit Prins Czartorski zijn vlucht naar de hemel nam.
Wat het "werkelijk christelijk carnaval" was, dat tegelijkertijd daar
gevierd werd, weet men niet met zekerheid. Het kan het carnaval geweest
zijn van 1876 dat op 29 februari viel, wanneer Don Bosco, terug van Nizza-
mare, enige huizen van Ligurië bezocht. Over de zaak van Nizza onderhan-
delde Don Bosco met hem door bemiddeling van Don Cerrutti. Uit de tweede
brief vernemen wij dat ook protestanten deel uitmaakten van de fameuze
wijnmaatschappij. Door eraan toe te voegen "en erger" zinspeelt hij zeker
op de beklagenswaardige broeder, die uit zijn klooster getreden was.
"
Beste Heer Kanunnik,
"
"
Het rijtuig is gemaakt en nu moeten wij de manier bestu-
" deren hoe het kan rollen. Het huis van onze zusters dat gelegen
" is in de mooie stad Nizza Monf. en zich in uitstekende staat
" bevindt, werd aangekocht voor 30.000 fr. We hebben drie maanden
" tijd om de notariële akte te laten verlijden, indien wij het
" niet vroeger kunnen doen.
"
Nu moet U de grote onderneming tot een goed einde brengen. Het
" is een mooi klooster met een kerk die niet minder dan 150.000 fr.
" gekost heeft, herschapen in een afschuwelijke opslagplaats voor wijn,
" maar welke U tot triomf van onze heilige godsdienst aan de godde-
" lijke eredienst kunt terugschenken.
"
Gelieve dus de goedheid te hebben, mij te zeggen of uw wil
" en uw financiële toestand nog altijd dezelfde zijn, als ze waren toen
" ik het genoegen heb gehad in uw landelijk huis een echt chris-
" telijk carnaval te vieren; dit als richtlijn voor mij.
"
God moge U zegenen en bid voor mij die steeds in J. Chr. zal zijn
"
uw toegenegen vriend
"
Priester Gio. Bosco.
"
Beste Heer Kanunnik,
"
"
De heer D. Cerruti heeft mij uw inzicht meegedeeld en ik
" waardeer zeer goed uw opmerkingen dat, wanneer wij op dit ogen-
" blik de effecten zouden te gelde maken, dit ten nadele zou zijn
" van het kapitaal. Daarom zou ik zo handelen dat U er de minst mogelij-
" ke schade zou onder lijden. Ik heb aan een wisselagent het
" bedrag aangeduid van uw inkomsten zonder U te vernoemen en
" hij heeft mij het hierbijgevoegde bulletin overhandigd. Ik zou U dus
" een obligatie overmaken met de waarborgen die U zou wensen
" en ze zou duizend Fr. per jaar opbrengen.
"
Het kan mogelijk zijn dat een koophandelsbank, om het
" verlies te verminderen, deze titels zou aanvaarden en mij de som

18.2 Page 172

▲back to top


- XIII/168 -
" die we nodig hebben, zou geven en dat, wanneer op een zeker ogen-
" blik er een vermeerdering van het bedrag zou komen, zij deze in
" ons voordeel zou overlaten.
"
Wat de eigenaars van het onroerend goed te Nizza betreft
" kan men op geen enkel voordeel rekenen, daar sommigen Protestan-
" ten en anderen nog erger zijn. Het is dus werkelijk noodzakelijk
" dat wij het zelf doen en U zult de troost hebben bijgedragen te hebben
" om een einde te stellen aan een ontheiliging, een kerk aan de
" goddelijke eredienst terug te schenken en een instituut met een
" onderwijsinrichting te stichten, waar steeds de zegen van de
" Heer over U zal afgeroepen worden.
"
Vergeet het tweede gedeelte van mijn vorige brief niet.
" Voor iedere overeenkomst of geschrift bezit D. Cerruti mijn al-
" gemene procuratie.
" Moge God U zegenen. Bid ook voor mij die, in alles wat ik kan
" doen steeds in J. Chr. voor U zijn zal
"
Uw toegenegen vriend
"
Priester Gio. Bosco.
"
" P.S. Op de vijftiende van deze maand begint de noveen van
"
Maria, Hulp der Christenen. Zult U niet enkele dagen of
"
ten minste het feest dat op 24 dezer valt bij ons komen door-
"
brengen?
"
Beste heer kanunnik,
"
"
Onze brieven hebben elkaar gekruist en ik aanvaard wat U
" voorstelt. Ik laat enkel opmerken dat wat de wisselbrief betreft,
" er enkel beloften en een goede hoop bestaat. Ik verbind er mij
" toe telkens als een gedeelte ervan betaald wordt, U ook telkens
" het bedrag te bezorgen.
"
Indien er trouwens hierover moeilijkheden zouden zijn,
" heeft D. Cerruti mijn volledige volmacht om ze te vereffenen.
"
Laat het ons dus zo doen. U komt bij ons op het feest van
" Maria, Hulp der Christenen en bij de klank van de muziekinstrumenten
" zullen we de aankoop doen van het nieuwe gebouw en dit zal ons
" herinneren aan de plechtigheid van de H. Maagd, Hulp der Chris-
" tenen van het jaar 1877.
"
Ik beveel mij zeer aan de liefdadigheid van uwe gebeden
" aan en met het genoegen U weldra te kunnen terugzien heb ik de
" eer mij in J. Chr. te noemen.
"
"
uw toegenegen vriend
"
Priester Gio. Bosco
" Turijn, 18 mei 1877.
De kanunnik overhandigde aan Don Cerruti 25.000 lire in titels van
de lening van Genua en Don Cerruti haastte zich ze bij Don Bosco te dragen. Hij

18.3 Page 173

▲back to top


- XIII/169 -
besloot tot deze daad van edelmoedigheid over te gaan, toen hij vernomen
had dat ook de Dochters van Maria, Hulp der Christenen hun werk verrichten
in de missies van Amerika. Toen dan het ogenblik van zijn dood gekomen
was in 1884 en verlangend dat zijn goederen ten goede zouden komen aan
een congregatie die missionarissen in het land waar hij zich op eerzame
wijze een goede financiële positie verworven had, stelde hij Don Bosco aan
als zijn algemene erfgenaam.
Tegelijkertijd waren bij de heilige Congregatie van de bisschop-
pen en regulieren de gebruikelijke onderhandelingen aan gang om de ver-
eiste bevoegdheden te verkrijgen. Don Bosco bood aan de heilige Vader
een smeekschrift aan, met een bondig overzicht van de wederwaardigheden
overkomen aan het klooster van de kapucijnen. Op gunstig verslag van de
ordinarius van het bisdom en na een gunstige beslissing van de algemene
procuur van de kapucijnen, vaardigde de heilige congregatie op 14 sep-
tember een rescript uit waarin zij opdracht gaf aan Monseigneur de bis-
schop aan Don Bosco de gevraagde bevoegdheid te verlenen; maar eerst
moest hij een geschreven verklaring afleggen, dat hij bij een eventuele
terugkeer van de vroegere bezitters het klooster en de kerk zou terug-
geven aan de kapucijnen, op voorwaarde natuurlijk dat hij zou vergoed
worden voor zijn onkosten. Deze verklaring moest bewaard worden in de
archieven van de bisschoppelijke curie van Acqui. Don Bosco voldeed
aan dat verlangen, zoals het zijn plicht was.
Ook hierin gaf Don Bosco een bewijs van zijn uiterste fijngevoe-
ligheid. Hoewel hij verschillende redenen had om te menen dat de goed-
keuring van Rome hem niet zou geweigerd worden, sloeg hij geen acht op
het aandringen van belanghebbende personen. Hij hield eraan te verklaren
dat de notariële akte niet eerder zou verleden worden dan wanneer hij
het rescript van de congregatie in handen zou hebben. In deze zin ant-
woordde hij aan Mevrouw Mansetti, die met hem onderhandelde in naam van
haar echtgenoot de heer Stefano Lansetti, de voornaamste aandeelhouder
en vertegenwoordiger van de wijnmaatschappij.
"
Geachte Mevrouw,
"
"
U hebt gelijk aan te dringen op het regelen van het con-
" tract over het huis van Nizza Monf. en ik weet niet wat antwoorden.
" Ik verwacht iedere dag de bevoegdheid die mij onontbeerlijk
" is. Men vroeg reeds het advies van de bisschop van Acqui, die
" dadelijk een gunstig antwoord stuurde. Nog vandaag schrijf ik
" een nieuwe brief aan de congregatie van bisschoppen en regu-
" lieren en indien U daar iemand zou hebben die kan gaan aan-
" dringen, zult U mij daarmee een genoegen doen. In ieder geval,
" eens deze maand voorbij, zullen we zorgen dat we elkaar kunnen
" spreken en zullen we vaststellen wat er kan gedaan worden opdat
" er geen schade zou geleden worden en we volgens geweten kunnen

18.4 Page 174

▲back to top


- XIII/170 -
" handelen.
"
Met veel achting verblijf ik
"
" Turijn, 25-8-1877.
"
uw nederige dienaar
Priester Gio. Bosco.
Er was nog meer. Don Bosco wist heel zeker dat het rescript te
Rome gereed lag en dat de vertraging om het te verzenden te wijten was
aan omstandigheden, die niets te maken hadden met die zaak. Toch liet
hij aan de andere partij weten dat hij niet in beweging zou komen al-
vorens het ontvangen te hebben. Op het aandringen van dezelfde dame ant-
woordde hij inderdaad:
"
Geachte Mevrouw,
"
"
Uw brief herinnert mij aan de verplichting die ik te
" volbrengen heb voor het verwerven van het gebouw van de Madonna
" van Nizza Monferrato. Er bestaat geen andere moeilijkheid dan de
" bevoegdheid om de notariële akte te verlijden. Ik heb naar Rome
" geschreven aan de Congregatie van de bisschoppen en regulieren.
" Ze hebben mij meermaals geantwoord (dat) ik zo vlug mogelijk het
" gevraagde rescript zal ontvangen en intussen blijft het uit. Ik
" heb opnieuw aangedrongen. Laten we dus doen wat we kunnen. De
" wijnmaatschappij kan de druiven en de andere vruchten van het
" jaar oogsten. Zodra ik het noodzakelijke rescript ontvangen heb,
" zal ik het U onmiddellijk bekend maken en dan zullen we het wel
" eens worden. Het ligt in mijn bedoeling dat de vennootschap geen
" schade zou lijden, zoals ik weet dat U en uwe vennoten ook niet
" zouden willen dat ik er schade onder lijden zou.
"
Indien U nog een opmerking zou te maken hebben, dan verzoek
" ik U mij deze bekend te maken, want ik zal ze graag in ontvangst nemen
" en ik hoop dat wij er over zullen akkoord gaan.
"
Ik verblijf met achting en eerbied
"
" Lanzo, College, 8 september 1877.
uw nederige dienaar
"
Priester Gio. Bosco.
Eindelijk kwam het verlangde document toe. Over dit alles gaf hij
bericht aan gravin Corsi in een brief, waarmee hij een salesiaan die rust
nodig had naar haar stuurde in de plaats van een ander die om dezelfde
reden enige tijd bij haar verbleven had.

18.5 Page 175

▲back to top


- XIII/171 -
"
Mijn beste Mama,
"
"
Ik zend U D. Bussi, prefect van S. Pierdarena ter ver-
" vanging van D. Bertello, die naar hier te Lanzo moet komen om
" er zich verdienstelijk te maken. D. Bussi is vermoeid en hij
" heeft enkele dagen rust nodig en daarom vertrouw ik hem toe aan uwe
" moederlijke welwillendheid en aan de uitzonderlijke vriendelijk-
" heid van graaf Cesare, opdat hij door zijn goedheid de schuch-
" terheid zou verheffen van deze persoon en met hem enkele wande-
" lingetjes zou maken en hem enkele van zijn aangename verhaaltjes
" zou vertellen.
"
Met de post van vandaag heb ik de toelating bekomen de kerk en
" het klooster van de kapucijnen aan te kopen. Als bijzondere
" voorwaarde neem ik op mij ze gewillig terug af te staan, in-
" dien de kapucijnen zouden terugkomen.
"
Nu moeten wij de duiten vinden. Zeg me aan wie ik zal kunnen
" schrijven. Wek intussen de vroomheid van de clerus en van de ge-
" lovigen van Nizza op. Ze mogen er zich op beroemen dat een gebouw dat
" afschuwelijk ontheiligd werd, opnieuw voor de eredienst zal dienen.
" D. Bisio moet de andere zaken schorsen en zich wat bezig houden
" met deze zaak door duiten te zoeken. Ik heb reeds zevenduizend
" fr. Er zijn er dertigduizend nodig en de andere zevenentwintigdui-
" zend moeten we op een of andere manier vinden, anders wordt het voor
" ons een lelijk fiasco.
"
Gravin grootmoeder moet ook een offer brengen ter ere van
" de Madonna.
"
D. Francesia, D. Rua en ongeveer twee honderd van zijn zonen
" betuigen haar hun verering, verzekeren haar dat ze voor haar bid-
" den en bevelen zich allen in hare gebeden aan.
"
Moge God U zegenen en U en uw familie in gezondheid en in
" zijn genade bewaren en geloof mij steeds met erkentelijkheid te
" zijn van U van wie ik veel houd
"
" Lanzo, 26 september 1877.
de arme zoon
"
Priester Gio. Bosco.
" P.S. Graaf Clays is sinds acht dagen ingekleed als clericus. Hij toont
"
zich als een serafijn van liefde tot God. Als God hem voor ons
"
bewaart, zal het een goede salesiaan zijn. Hij zegt dat hij nooit
"
zo gezond en tevreden geweest is als sinds de tijd dat hij het
"
leven van de H. Franciscus komen leiden is.
De akte werd dan verleden op 12 oktober 1877 te Savigliano in het kantoor
van notaris Saverio Negro. Don Bosco was er wettelijk vertegenwoordigd
door Don Rua. Vijftienduizend lires werden daar onmiddellijk betaald.
Voor de overige vijftienduizend verplichtte Don Bosco zich ze volledig te
betalen tegen de maand april 1879 terwijl hij intussen daarop een intrest
van 6% zou betalen.

18.6 Page 176

▲back to top


- XIII/172 -
Het contract stelde Don Bosco in het bezit van weinig meer dan de
naakte muren; het geheel zag er uit als een gebouw aan de opdrachtgever
overgemaakt wanneer de metsers de nok bereikt hebben, terwijl bij het werk
van de metsers ook dat van de schrijnwerkers, smeden en andere ambachten
nog moet gedaan worden om de gebouwen bewoonbaar te maken. Eens de prijs
van aankoop, wat al uitgaven zouden er dan nog moeten gedaan worden om
van de kerk weer een huis te maken dat God niet onwaardig zou zijn en om
het huis van de kloosterlingen om te vormen in een onderwijsinrichting
voor meisjes en in een noviciaat voor de zusters! Toen het goede seizoen
het mogelijk maakte met opgewektheid de reeds gevorderde werken opnieuw
aan te vatten, riep Don Bosco van alle kanten hulp in door volgende om-
zendbrief op grote schaal te verspreiden.
"
Geachte Heer,
"
"
In de buurt van deze stad Nizza Monferrato bestaat sinds en-
" kele eeuwen een klooster met een aanpalende kerk onder de titel
" van heiligdom van de Madonna der genaden. Alle mensen van Nizza her-
" inneren zich nog de tijd waarop deze gezegende plaats het ver-
" blijf was van heilige monniken, die door de strengheid van hun
" leven en door de vurigheid van hun onafgebroken gebed de zege-
" ningen van de hemel over dit christen volk afsmeekten. De kerk,
" geopend voor de openbare eredienst en geregeld bediend door de
" monniken van het klooster, was een vreedzaam oord van vroomheid,
" waar velen troost kwamen zoeken voor de lasten van het leven en
" niet weinigen de verloren weg naar hun zaligheid terug vonden.
" Maar toen de monniken verspreid waren tengevolge van politieke
" gebeurtenissen, werden de kerk en het klooster verkocht en ver-
" anderd voor een profaan gebruik, namelijk als opslagplaats voor
" wijn.
"
De ontheiliging van deze heilige plaats veroorzaakte een
" bittere spijt in het hart van de gelovigen die allen een toevluchts-
" oord vroegen voor de vroomheid en vele godvruchtige mensen uit
" Nizza vroegen het met aandrang door hun wensen en gebeden.
"
Het was toen dat ik, daartoe aangemoedigd door vrome en
" voorzichtige geestelijken en leken mij voor de onderneming spande
" en dat ik in overeenstemming met de bisschop van het diocees en
" met de de kloosterlingen en met voorafgaande toestemming van de
" heilige Stoel de kerk en het klooster aankocht. Nu worden er ver-
" anderingen aangebracht om ze zo vlug mogelijk terug te geven aan
" de goddelijke eredienst. Voor de Kerk zullen priesters aangewezen
" worden zodat de gelovigen er gemakkelijk aan hun godsvrucht kun-
" nen voldoen en het klooster zal veranderd worden in een opvoe-
" dingsinstituut. Dat zal een sieraad voor de stad Nizza zijn, en
" aan de ouders een gemakkelijk middel aanbieden om hun kinderen te
" laten opvoeden in wetenschap en vroomheid. Maar om dit te verwe-
" zenlijken zijn er grote uitgaven nodig, want de aankoop beloopt
" 32.000 fr. en slechts de helft hiervan werd betaald. Om nu de res-

18.7 Page 177

▲back to top


- XIII/173 -
" tauratie van kerk en huis te laten gebeuren en om te voorzien
" in de huisraad ontbreken volstrekt de onmisbare middelen. Iedereen
" weet dat de arme persoon die deze brief ondertekent zich enkel
" en alleen aan het werk heeft gezet met vertrouwen op de Voorzienig-
" heid van de Heer en met vertrouwen op de vroomheid van hen,
" die bekommerd zijn met de werken ten bate van de godsdienst
" en de maatschappij.
"
Behalve het geld worden nog aanvaard bouwstoffen, meubels,
" linnengoed, hout voor het werk en brandhout en al het andere wat nog
" dienstig kan zijn voor bovenvermeld werk. Terwijl wij dankbaar
" zijn voor de grote giften, zullen wij ook met erkentelijkheid
" de kleine giften ontvangen, want de Heer zal niet minder reke-
" ning houden met de gift van de arme weduwe dan met de aanzien-
" lijke aalmoezen van de rijke.
"
Om deze giften te ontvangen werd er te Nizza een comité
" opgericht waarvan volgende liefdadige personen deel uitmaken:
" de heer D. Bisio. vicaris van S. Giovanni,
" de heer Landmeter Luigi Terzani en de heer Berta.
"
Te Turijn kan men zich richten tot ondergetekende.
"
In de andere plaatsen van het bisdom Acqui wordt het werk
" nederig aanbevolen aan de ijver en aan de liefdadigheid van de
" eerwaarde heren pastoors, met het verzoek alle schenkingen te
" willen aanmoedigen en aanvaarden en ze te laten toekomen ofwel
" aan ondergetekende ofwel aan voornoemde D. Bisio op de manier
" die ze het meest opportuun zullen achten.
"
Ik ben echter verheugd aan alle verdienstelijke schenkers
" de apostolische Zegen te kunnen verzekeren van de nieuwe regeren-
" de Paus Leo XIII, die op 25 februari laatstleden zich gewaardigd
" heeft deze gewillig te verlenen.
"
Van mijn kant geef ik hun samen met mijn oprechte en onuitwis-
" bare erkentelijkheid, de verzekering van mijn hartelijk ge-
" schenk van gebeden, missen van alle godsdienstige werken, die
" iedere dag zullen plaats hebben in de kerk en in het klooster
" hierboven vermeld, zodat wij van de hemel overvloedige zegenin-
" gen over deze weldoeners zullen bekomen.
"
Met een zeer dankbaar hart, heb ik de eer te verblijven
"
" Turijn, maart 1878.
uw verplichte dienaar
"
Priester Gio. Bosco.
Hoewel de werken met gestadige zorg vorderden, was nochtans de
aanpassing van een dergelijk gebouw aan de nieuwe vereisten een zaak die
niet enkel grote uitgaven vergde, maar ook tijd. De maand augustus liep
inderdaad op zijn einde en nog altijd werd er gewerkt. Volgende brief
gericht aan Graaf Cesare Balbo had als bedoeling het heilige ongeduld van
Gravin Corsi, zijn schoonmoeder tot bedaren te brengen.

18.8 Page 178

▲back to top


- XIII/174 -
"
Beste Heer Graaf,
"
"
Indien U zo vaardig zou zijn in het reizen als uw brief
" dan zou U gemakkelijk de reis om de wereld maken. Hij kwam toe
" te Turijn, dan kwam hij aan te Mornese toen ik reeds vertrokken
" was en daarom moest hij zich weer vlug op reis begeven naar
" Turijn. Eindelijk kwam hij op mijn tafel terecht vol besmeurd met
" postzegels en adressen. Mijn antwoord: met genoegen zal ik
" met de jongen Simma spreken; dat hij, indien het mogelijk is,
" zondag kome tussen 3 en 8 in de namiddag.
"
Volgende week zal ik misschien voor enkele dagen weer
" moeten weggaan, maar op het einde van de week zal ik opnieuw
" terug zijn.
"
De openingsdag van het huis van Nizza kunnen we nog niet vast-
" stellen, want de werken voor de woning van de kloosterzusters
" en voor de Aalmoezenier of liever voor de directeur, zijn nog
" steeds aan gang. Het programma voor het instituut voor schoolon-
" derricht is nochtans klaar en ik zal het vlug hebben.(1) Zodra
" de dag vaststaat, zult U de eerste zijn om het te vernemen. Ik hoop een
" bezoek te kunnen brengen bij U in uw buitenverblijf maar het weer
" brengt alle deftige heren in verwarring zodat men zich gemakke-
" lijk kan voorstellen hoe het dan met de arme leider van de kwa-
" jongens gaat.
"
De genade van Onze Heer Jezus Christus weze altijd met U,
" met uw brave Mama, met Gravin Maria, met gans uw familie. Moge
" God ze allen zegenen en bid voor mij die altijd voor U zijn zal
"
"
uw toegenegen vriend
"
Priester Gio. Bosco.
"
" P.S. Ik beveel U D. Bertello aan, want nu hij uit zijn kooi werd
"
gezet, vrees ik dat hij een of andere streek zal uithalen.(2)
"
Houd hem in het oog en gelieve hem van mijnentwege te groeten.
Wanneer Don Bosco aldus met alle middelen in de weer was om in
der haast de nieuwe zetel van het hoofdhuis van de zusters uit te rusten,
moeten we ook zeggen dat men vanuit Mornese werkelijk aandrong om te
kunnen verhuizen. En het was inderdaad dringend noodzakelijk. Op de con-
ferenties van de H. Franciscus was er een eerste maal spraak van geweest
om te verwijzen naar de moeilijkheden van verkeer, omdat de plaats te
ver lag van de spoorweg en er geen omnibusdienst was voor het vervoer van
de reizigers. In het winterseizoen dan, wanneer de straten onbegaanbaar waren,
(1) Hij bedoelt: gedrukt.
(2) Wie de gestrenge levenswandel van deze man gekend heeft, begrijpt wat al schalksheid in
deze woorden liggen.

18.9 Page 179

▲back to top


- XIII/175 -
moest men al te dikwijls van de nood een deugd maken en vechten met ontberingen
en offers die niet licht waren. De pastoor van Rosignano had weliswaar Don Bosco
uitgenodigd zijn tenten daarheen te verplaatsen maar ook die plaats lag te ver af
en voor de aanpassing van het gebouw dat daar aangeboden werd waren er te
zware uitgaven noodzakelijk. Op de conferenties zelf werd er opnieuw over
gesproken: maar Don Bosco kondigde aan dat gravin Corsi stappen deed om te
Nizza een huis te kopen dat zou kunnen dienen voor het verlangde doel. Hij
drukte zich aldus uit omdat hij het nog niet opportuun achtte publiek te
maken wat hij door bemiddeling van de gravin reeds gedaan had voor de
aankoop die we kennen. In het vervolg ging Don Bosco opnieuw stilzwijgend ver-
der met zijn werk.
Bij de hierboven vermelde redenen voor een verhuizing moesten er
nog twee andere aan toegevoegd worden. Te Mornese waren de zusters in
geen goede gezondheid. Misschien was ook de lucht te ijl voor iemand die
geen overvloedig voedsel had en hard moest werken. Bovendien werd het huis
wegens de uitbreiding van de kostschool en het groeiende aantal postu-
lanten te eng en ongerieflijk. En scheen men ook niet te kunnen zeggen
dat de inwoners van Mornese het vertrek van de zusters erg zouden
betreurd hebben. Inderdaad, de oude verbolgenheid tegen Don Bosco om-
dat hij in hun midden een college voor meisjes en niet voor jongens
geopend had, was wel geluwd maar niet gedoofd, zodat ze nu en dan plots
opvlamde zoals bij carnaval in 1877, toen men gedurende de ganse nacht
onder de ramen van het huis gemeenheden van het laagste schorremorrie
aa n he t adres van de arme bewoonsters hoorde opklinken.
Gedurende een heel jaar sijpelde er te Mornese niets door van de
plannen van Don Bosco noch binnen, noch buiten het instituut. Eerst in de
eerste dagen van februari 1878 wou Don Bosco dat Moeder Mazzarello zich
met enkele zusters naar Nizza zou begeven om er hun nieuwe verblijf-
plaats te gaan bezichtigen en opportune suggesties te geven. Hij besliste
tegelijkertijd dat ook de algemene econoom Don Sala en Don Bonetti ter
plaatse zouden zijn. Moeder Overste nam om haar te vergezellen Zuster
Enrichetta Sorbone mee, assistente van de leerlingen, alsof ze reeds
raadde welke rol van eerste rang door de Voorzienigheid bestemd was voor
deze jonge Dochter van Maria, Hulp der Christenen, in het nieuwe hoofd-
huis. Inderdaad, door Don Bosco aangeduid als vicaria van de congregatie,
zal ze onafgebroken gedurende wel een halve eeuw dat ambt vervullen, tot ze
als levende getuige van de traditie het hoofdkapittel zal volgen bij zijn
verplaatsing van Nizza naar Valdocco. De roeping van deze moeder Enrichet-
ta is een episode in de geschiedenis van Don Bosco die wel het melden
waard is. Ze had op jeugdige leeftijd haar moeder verloren en was een
moeder voor haar broers en zusters, allen jonger dan zij. Op zekere dag
in mei van het jaar 1873 arriveerde in haar dorp dat ideaal van salesi-
aanse portier, Marcello Rossi, uit dezelfde streek als zij. Deze begon
te verhalen over de wonderdaden van Don Bosco en over zijn heiligheid.
Me t gr oe ie nd e b ewon de ri ng l ui st er de he t vr om e meisje. Ze benijdde het lot
van de verteller en dacht bij zich zelf: - "Wat moet het mooi zijn een heilige

18.10 Page 180

▲back to top


- XIII/176 -
te zien!" - Eindelijk zei Rossi haar: - "Don Bosco zal binnenkort te Borgo
S. Martino zijn; kom er heen en ik zal je hem laten zien."-
Dit voorstel scherpte in haar het verlangen nog aan met eigen ogen
een heilige te mogen zien.
Nadat ze van haar vader de toelating had gekregen, ging ze in ge-
zelschap van twee zusters van de coadjuteur op weg. Ingenomen door de
gedachte dat ze een heilige ging zien, legde ze vol goede moed de vier
uren lange weg af, die van Risognano naar Borgo loopt. Toen ze omstreeks
7 uur hun doel hadden bereikt, trokken de brave meisjes naar de paro-
chiekerk waar ze te communie gingen. Daarna begaven ze zich op weg naar
het college en ontmoetten er Rossi, die ze binnen leidde. Ze bleven daar
wachten met vrouwtjes die het linnen aan het herstellen waren, tot de
tonen van de muziekkapel en de "evviva's" van het volk de aankomst van
Don Bosco aankondigden. Dan werden de drie jonge meisjes in een gang
geleid, langs waar Don Bosco moest voorbijkomen en waar ze zagen hoe
de juichende en bijna uitzinnige menigte op de speelplaats stroomde.
Na lang wachten kwam hij over de drempel en ging met trage stappen voor-
uit, gevolgd door een groep vrienden en zonen. Enrichetta nam hem van het
hoofd tot de voeten op. Ze had gemeend iets bijzonders te zien, en ze
bemerkte integendeel dat daar een priester zoals zovele anderen voor
haar stond. De betovering stond op het punt te verdwijnen, maar Don
Bosco reikte de hand toe om ze te kussen, bleef staan, bekeek een ogen-
blik Enrichetta en zei terwijl hij de wijsvinger naar haar uitstrekte:
"Gij, gij gaat naar Mornese."
"Mornese? Wat is Mornese?"
"Het is een mooie plaats, U zult het wel zien... Thans gaan we middagma-
len en dan zullen we elkaar opnieuw spreken."
Het jonge meisje bleef daar staan schilderen. Na de maaltijd liet
Don Bosco haar roepen en zodra hij haar zag verschijnen zei hij:
- "Enrichetta Sorbone van Rosignano Monferrato."
"Hoe gaat het met uw gezondheid?"
"Ik ben gezond."
"Hoe oud zijt U?"
"Achttien jaar geworden."
"Zou U graag studeren?"
- "Zeker. Mijn moeder wou van mij een onderwijzeres maken maar zij
is dood en nu moet ik voor mijn kleine zusters zorgen."
"Hoeveel hebt U er?"
"Vier en twee broers."

19 Pages 181-190

▲back to top


19.1 Page 181

▲back to top


- XIII/177 -
- "Hebt U er nooit aan gedacht kloosterzuster te worden?"
"Wel, mijn moeder zou zeer tevreden geweest zijn, indien haar
dochters zich aan de Heer hadden toegewijd."
- "Goed, goed. We zullen zien...".
"Maar mijn pastoor heeft mij gezegd dat als ik braaf blijf en
goed op mijn zusters pas, hij daarna aan mij zal denken. Thans kan ik
geen twee zaken tegelijk doen."
"Wees gerust, met de pastoor zal ik wel afspreken."
"Maar mijn zusters? en mijn vader?...".
"De goddelijke Voorzienigheid zal ook aan hen denken. Kijk, te
Mornese hebben wij het instituut van de Dochters van Maria, Hulp der
Christenen. Daar zult gij kunnen studeren.
"Wie zijn de Dochters van Maria, Hulp der Christenen? Zijn het
zusters?"
- "Ja, het zijn zusters."
"Maar ik houd van de zusters die gekleed zijn zoals men dat op
de prentjes ziet." - Ze zei dit omdat ze wist dat er zusters waren in
het college van Borgo en dat ze dacht dat de vrouwtjes die het linnen-
goed herstelden zusters waren.
"Ja, ja," - verzekerde haar Don Bosco. - "De zusters van Morne-
se zijn juist gekleed zoals gij zegt, ge zult het zien. En daar zult
ge studeren en zuster worden en veel goed doen." - Hij voegde er nog wat
anders aan toe dat zij op het ogenblik niet kon begrijpen, maar dat ze
later bewaarheid zag. Dan haalde hij uit zijn zak een stukje blauwachtig
papier, schreef er wat op en overhandigde het haar terwijl hij zei: -
"Kijk, keer nu terug naar Rosignano en breng dit bij uw pastoor, maar ga
vlug naar Mornese. Alvorens echter in dat heilige huis binnen te treden
moet gij uw wil buiten aan de deur laten." - Het jonge meisje stak het
briefje weg en ging naar buiten. Ze ging traag en in gedachten verzonken
weg. Aan de deur keerde ze zich om, om Don Bosco te groeten. Deze be-
keek haar met een vaderlijke blik en zei haar op krachtige toon: - "La-
ten wij die verraderlijke wereld verlaten." Deze laatste woorden, op die
wijze uitgesproken, lieten een diepe indruk bij haar na. Het scheen als-
of Don Bosco in haar nabijheid een wild dier zag, dat gereed stond om
haar te verscheuren. De wereld moet wel een lelijk ding zijn! - dacht
het meisje bij zich zelf gedurende haar terugkeer naar het vaderlijke huis.
Het was niet gemakkelijk de pastoor te overtuigen en de vader te
overreden, maar de strijd was vrij kort; want reeds op 6 juni, eerste
vrijdag van de maand, deed Enrichetta Sorbone haar intrede te Mornese.
Ze studeerde er, zoals Don Bosco het haar gezegd had, werd zuster,
legde het examen af van onderwijzeres en werd algemene vicaria. Enkele
tijd nadat ze de vijftigste herdenking van het opnemen van haar taak gevierd

19.2 Page 182

▲back to top


- XIII/178 -
had, vertelde Moeder Enrichetta ons haar geschiedenis samen met andere bijzon-
derheden die wij hier niet aangehaald hebben. Alleen dit zullen we nog
zeggen dat God haar vader, die door een onzeglijk offer zijn dochter op
een christelijke manier bij haar roeping geholpen had, beloonde door te
voorzien in zijn behoeften en die van zijn talrijke kroost op een manier
en in een mate die veel beter was dan men ooit had kunnen verwachten,
indien zijn oudste meisje in het gezin gebleven was. Daaruit kon men
merken hoe de Heer zijn dienaar leidde en tegelijkertijd hen zegende die
met hem samenwerkten in de verwezenlijking van zijn heilige plannen.
De algemene moeder overste moest niet alleen het huis dat ging ge-
opend worden bezoeken, maar ook nog alle huizen die reeds geopend waren.
Eigenlijk had zij gedacht dat het niet nodig was vooral voor de huizen
die een salesiaans directeur als leider hadden, maar Don Bosco deelde
haar mening niet. Hij liet haar weten dat het verkieslijker was te gaan
en ook in die huizen enkele dagen te verblijven. De ervaring zou haar
met de tijd ervan overtuigen dat de huizen van een instituut het
g o e d stellen, wanneer de overste vaak het valies ter hand neemt, zoals een han-
delsreiziger. Zij was de moeder overste en het paste dat zij met eigen
ogen zou zien op welke manier haar dochters behandeld werden, of ze niets
nodig hadden, of ze tevreden waren, of ze werkten zoals de Heer dat wil-
de, zonder tijd te verliezen, maar eveneens zonder de godsvruchtoefenin-
gen te verzuimen en hun gezondheid te schaden, of overal de tijdregeling
van de plaats, voor zover mogelijk overeenstemde met hun tijdregeling
en nog zovele andere zaken. En wanneer de directeurs een of andere moei-
lijkheid moesten oplossen of een goede raad suggereren, of een verlangen
uitdrukken, dan hadden ze meer gelegenheid om dat te doen. Een goed
toezicht bracht steeds goede resultaten voor ziel en lichaam. Ze zou dus
gaan om haar ronde te doen, de groeten brengen van Don Bosco en aan al
haar dochters zeggen dat hij ze van harte zegende. Moeder Mazzarello
hield zich nauwgezet aan deze onderrichtingen. Wanneer ze dan in de zomer
te Turijn was voor de tweede reeks retraites, bracht ze bij Don Bosco
mondeling verslag uit over alles wat ze als het meest merkwaardige had
kunnen aanstippen bij de bezoeken die ze afgelegd had.
Deze trouwe gedweeheid en diepe verering voor de vader-stichter
komt tot uiting onder talrijke vormen in alle ietwat belangrijke samen-
komsten. Ook gezaghebbende personen zeiden dat het habijt van de
Dochters van Maria, Hulp der Christenen, een rouwkleed scheen te zijn
en dat in al dat zwart ook wel wat wit mocht komen. Te Mornese hield men
er zich mee bezig en werd er ook een ander model gemaakt, maar voor
alles wou moeder ook eens horen wat Don Bosco hierover dacht. Daarom
ging zuster Caterina Daghero, die er zich bij neergelegd had de rol van
mannequin te spelen, zich bij Don Bosco in haar nieuw gewaad aanbieden.
Hij glimlachte bij die nieuwigheid, bekeek haar een ogenblik en nadat
hij wat gezwegen had, zei hij: - "Wel dat staat U niet slecht! U mag het
proberen. Ten slotte zijt gij het die het moet dragen. Probeer het maar."
- Het was een grote dag voor Mornese, toen er sprake was de Dochters van
Maria, Hulp der Christenen over de grenzen en over de oceaan, naar Frankrijk

19.3 Page 183

▲back to top


- XIII/179 -
en naar Amerika te zenden. Toch scheen de voorzichtigheid aan te raden er
nog wat mee te wachten, omdat de goede zusters nog zoveel tekort kwamen aan ken-
nis e n a a n e rv a r in g . M aa r Mo e d e r ze i : " In d i en D on Bo s c o al d u s spreekt
dan is het de Madonna die tot hem gesproken heeft en de Madonna weet over
welke dochters ze beschikt voor de werken van haar goddelijke Zoon." - Te
Turijn waren er enkele zusters die naar Cuneo geweest waren om het examen als
onderwijzeres te gaan afleggen en zij waren uiterst gelukkig wegens de
vriendelijkheden hun betoond door de dominicanessen bij wie ze haar ver-
blijf genomen hadden. De Moeder zei: - "Leren we va n haar o ok altijd al -
dus te handelen" - en voegde eraan toe: - "Laat ons echter nooit vergeten
dat ze ons zo goed behandelen omdat we de zusters en de dochters van Don
Bosco zijn." - Toen zij aan Don Bosco verslag uitbracht over het huis van
Biella, drukte ze hem haar twijfel uit, dat men daar misschien niet kon vol-
houden, omdat de zusters er niet erg graag verbleven. Ze kreeg als antwoord:
- "In de huizen van Don Bosco verblijft niemand omdat hij gedwongen is.
Indien de zusters daar niet willen blijven, dan kunnen ze veranderen,
maar het huis wordt niet gesleten." - Moeder sprak geen woord meer. Toen
zij in 1878 het huis van Alassio bezocht, bevond zij dat de tijdregeling
te zwaar was omdat de zusters er vroeger moesten opstaan en later gingen slapen.
Moeder zei nederig en met eerbied aan de verantwoordelijke: - "Kent Don
Bosco deze tijdregeling? Indien Don Bosco ze kent, dan is het goed, indien
hij ze niet kent, tracht ze te wijzigen."-
Zoveel eerbied voor Don Bosco had als gevolg dat zij met een
grote goedheid zijn zonen aanzag. Wanneer ze in het kort tevoren ge-
sticht Bollettino Salesiano (1) de publicatie zag van de programma's
van de twee nieuwe opvoedingsinstituten voor meisjes te Nizza Monferra-
to en te Chieri, riep ze uit: - "Kijk, Don Bosco en zijn salesianen
aanzien ons werkelijk als personen die van de familie zijn. Al onze
zaken leven en gedijen alleen maar dank zij Don Bosco en zijn zonen. Wee
ons indien de hoogmoed ons in het hoofd zou steken dat we iets zonder
hen zouden kunnen! We zouden dan een twijg zijn die van de wijnstok ge-
kapt werd en niets anders." - Ze herhaalde diezelfde gedachte aan zus-
ter Elisa Roncallo, die opsprong van vreugde, toen ze haar al die
mooie zaken vertelde over haar Oratorio voor zon- en feestdagen te Val-
docco. - "Ja, ja", zei ze haar, - "dat alles is troostend, zeer troos-
tend. Maar laat ons goed onthouden dat we na God alles verschuldigd zijn
aan Don Bosco en aan de zo moedige en zo heilige zonen, die Don Bosco ons
geeft om ons te leiden en te ondersteunen. Vergeten we, om de liefde
Gods, nooit de Madonna te bedanken omdat ze er niet mee tevreden was
ons tot haar dochters te maken, ons eveneens toevertrouwd heeft aan een
heilige, zoals Don Bosco er een is." Eens verhaalde de directrice van
Turijn een gesprek dat ze had met Don Rua, die de leider was van deze gemeen-
(1) H e t n u m m e r v a n s e p t e m b e r 1 8 7 8 .

19.4 Page 184

▲back to top


- XIII/180 -
schap.- "Heer directeur" - had zij hem gevraagd -"mogen we ermee voort-
gaan ook fruit te eten bij het ontbijt? Er wordt ons zoveel fruit geschonken
dat wij er in overvloed hebben."
"Wat wordt er in de regel over gezegd"? - vroeg haar Don Rua.
"Dat men koffie en melk of fruit mag nemen."
"Ah"! zei hij, er wordt gezegd of niet en...
"Maar er gaat zoveel fruit verloren."
"Het is beter dat het fruit dan het onderhouden van de Regel ver-
loren gaat. En dan, kan men met het fruit dat anders te rijp wordt een of
andere arme niet te hulp komen en er een meisje mee gelukkig maken?"
Toen ze dit gehoord had, besloot Moeder: - "Ziet ge hoe de hei-
ligen zijn? Wee u te Turijn, indien gij er geen voordeel kunt mee doen
ook voor ons, die niet zoals gij het geluk hebben te Valdocco te verblij-
ven." De gevoelens van moeder op zovele manieren tot uiting gebracht, inspi-
reerden ook haar dochters en het is aan hun vrome genegenheid dat wij
het te danken hebben dat zij met nauwgezette zorg zich de woorden her-
innerden door hem uitgesproken bij gelegenheid van zijn zeldzame en
kortstondige bezoeken. Een van deze bezoeken bracht hij aan de zusters
van Valdocco na zijn terugkeer uit Rome en uit Frankrijk in 1878. Nooit
was hij zo lang uit hun huis weggebleven en ze gaven dan ook zo goed als
ze konden blijk van hun vreugde. Met de hoop hem spoedig te zullen zien,
versierden ze hun eenvoudige spreekzaal, maar toen Don Bosco dit vernomen
had, liet hij zeggen: "Neen, neen! Ik kom niet waar er gordijnen, dra-
perieën en sofa's zijn!" - Toen brachten de zusters alles in de vorige
staat en toen dan de goede Vader toekwam, vroeg hij, zonder te tonen dat
hij zich deze bijzonderheid herinnerde, plotseling of ze vele meisjes
hadden." Toen hem bevestigend werd geantwoord, voegde hij er aan toe: -
"Wat een mooie zaak! Wij zijn er juist voor dit grote werk. Maar pas op!
Om goed te doen aan de meisjes, is het nodig steeds opgewekt te zijn, men
moet ze liefhebben en ze aansporen ook wanneer de ene of de andere het
niet verdient. En gaan ze er ook mee voort alle dagen te komen, na het
middagmaal en 's avonds, wanneer ze uit de fabriek komen?" - Toen hij
gehoord had dat dat het geval was, liet hij opmerken dat dat zoveel zonden
minder waren, zoveel boosaardigheid die ze op straat niet geleerd hadden,
zovele goede gedachten gezaaid voor de nacht en voor de daaropvolgende
dag, niet alleen voor de meisjes zelf, maar eveneens voor de personen
van hun familie, omdat doorgaans de meisjes graag thuis al het nieuws
dat ze horen vertellen. Ze vroegen hem hoe ze het moesten aanleggen om
Maria, Hulp der Christenen, te doen kennen en te doen beminnen. Don Bosco
zei: - "Door er op het geschikte ogenblik over te spreken met de jeugdige
personen die de Voorzienigheid ons toevertrouwt en met de personen van
buiten die ons benaderen; door een woordje over haar te zeggen in elk
van onze brieven, aan onze verwanten en kennissen; door hen die bijzondere
genaden nodig hebben tot haar te zenden en door de gunsten door haar tussenkomst

19.5 Page 185

▲back to top


- XIII/181 -
bekomen te verhalen, door medailles en prentjes die haar beeltenis
dragen uit te delen, door vaak het schietgebed "Maria Auxilium Chris-
tianorum, ora pra nobis" te zeggen en te laten zeggen, door bij voorkeur
haar lofzangen te zingen gedurende de recreaties en in de kerk, vooral
gedurende haar maand; door de raad te geven de naam "Ausilia", "Ausili-
atrice" te geven aan de kleine meisjes bij hun doopsel; door met de
grootst mogelijke plechtigheid haar feest te vieren, niet enkel in de
kerk maar ook op een academische zitting en met een processie, door
schilderijen van Maria, hulp der Christenen, te schenken voor de gezin-
nen, voor de parochies, door haar titel te geven aan nieuwe stichtingen..."
De zusters die te Valdocco werkten hadden van Maria, hulp der
Christenen door bemiddeling van Don Bosco een grote genade bekomen
gedurende de noveen van de Onbevlekte Ontvangenis. Daardoor werden ze
aangevuurd in hun vroomheid tegenover hun hemelse Moeder en waren ze vol ver-
ering voor de vader van hun zielen. De novice Giuseppina Quarello was,
eer ze naar Mornese kwam, te Valdocco geweest om zuster Caterina Daghero
te helpen bij het aan de gang brengen van haar school. Ze was naar
Mornese gegaan om er enkele dagen door te brengen en werd er zo ernstig
ziek dat Dr. Albertotti haar had opgegeven. De brave novice maakte zich
gelaten klaar voor de dood, maar toch smeekte ze dat men haar tot bij
Don Bosco zou brengen om zijn zegen te ontvangen en zich beter een zalig
einde te verzekeren. Niet zonder ernstige moeilijkheden kreeg ze voldoe-
ning. Toen ze in de voorkamer van Don Bosco aangekomen was, had ze de
tijd niet om haar mond te openen en Don Bosco zei haar prompt: - "Wilt
gij naar het paradijs gaan? Ook ik hoop er naartoe te gaan, indien
Gods barmhartigheid mij zal willen. Maar gij hebt nog veel te werken." -
Bij het zeer langzaam uitspreken van deze woorden, hief hij de hand op
en zegende hij de zieke. - "Ditmaal vergist hij zich"! dacht het arme
meisje bij zich zelf, want zij meende dat hij zo sprak omdat hij niet
goed op de hoogte was van haar toestand. Maar zij was het eerder die zich
vergiste want dadelijk begon ze zich beter te voelen en nog gedurende de
noveen begon ze weer rustig les te geven.
Er bestaat ook nog een aandenken aan een bezoek door Don Bosco
afgelegd bij de zusters van Lanzo in datzelfde jaar 1878. Hij ging van
de ene plaats van het huis naar de andere en had voor iedereen die hij
ontmoette een goed woord. Aan de zuster belast met de refter zei hij: -
"Bravo! Maar denk eraan dat gij het goed voorbeeld moet geven aan alle
zusters die u omringen." - Tot de kokkinnen: - "Maria en Martha! Weest
Martha's maar ge moet ook Maria's zijn. En de schotels die ge klaarmaakt,
kunt gij ook daarvan schotels voor het paradijs maken? Weet ge dat er
weinig voor nodig is? Het volstaat ze te heiligen door een juist
inzicht, met akten van vereniging met de Heer en met de Madonna en met
ze zo goed mogelijk klaar te maken." - Tot de directrice die bezwaren
opperde tegen het feit dat leken bij sommige gelegenheden, vooral bij
feesten ook in de keuken kwamen of in het werkhuis of in de kleedkamer van de

19.6 Page 186

▲back to top


- XIII/182 -
de jongens, liet hij verstaan dat er niets te vrezen was en dat zij zelfs
een goede gelegenheid had om ze tot het goede te brengen al was het maar
door de prediking van haar goed voorbeeld.
Over twee andere bezoeken hebben we gesproken in een vorig hoofd-
stuk.(1) Wanneer moeder Mazzarello van haar dochters de bijzonderheden
van dergelijke ontmoetingen hoorde, had ze het wel goed voor aldus te
besluiten: - "Waar onze goede vader voorbijkomt en waar hij verblijft,
doet hij altijd goed."
Wanneer de Dochters van Maria, Hulp der Christenen reeds zoveel
belang hechtten aan enkele woorden van Don Bosco bij gelegenheid en
terloops uitgesproken, dan kan men zich gemakkelijk voorstellen wat een
belang ze hechten aan de korte toespraken die hij soms voor de retrai-
tanten hield. Dit gebeurde tweemaal in het jaar 1878. De eerste keer was het
in augustus voor de retraite te Mornese. Het grote nieuws van de aan-
staande verhuizing had hem misschien deze reis aangeraden. Aan direc-
teur Don Lemoyne gaf hij er bericht over in zeer betekenisvolle woorden.
Don Lemoyne had Don Costamagna, die naar Amerika vertrokken was, in dit ambt
opgevolgd.
"
Mijn steeds beste D. Lemoyne,
"
"
Ik wens werkelijk te komen om je te bezoeken. Indien het
" God belieft, zal ik te Mornese zijn op 16 augustus en ik zal er
" 8 dagen blijven. Zo zullen we de tijd hebben te babbelen zo-
" veel we maar willen, en al de duiten te tellen, die jij, de zus-
" ters en anderen op de dagorde zullen brengen.
"
Vele hartelijke groeten aan D. Campi, Misso en aan al onze
" geestelijke verwanten.
"
Gratia D.N.J.Chr. sit semper nobiscum. Amen.
"
" Turijn, 6-8-78.
Je toegenegen vriend
"
Priester Gio. Bosco.
Bij het sluiten dan van de retraite deed Don Bosco, na de pro-
fessie van verscheidene zusters een avondwoordje "gedachtenissen" waar-
in hij de deugd van gehoorzaamheid ophemelde. Een gelijkenis sloeg diep
in. "Indien men", - zei hij - "de naad van een zak uittrekt, dan laat
de zak alles ontglippen, zo is het ook met de kloosterzuster, wanneer zij
de naad van de gehoorzaamheid niet heeft, kan zij geen enkele deugd bewa-
ren en houdt zij op kloosterzuster te zijn." - Toen hij uit de kerk was gegaan
(1) Zie hiervoor b1z.

19.7 Page 187

▲back to top


- XIII/183 -
gaan waar moeder zich ootmoedig voor hem aangeboden had, zei hij haar:
- "Het zou me aangenaam zijn indien onder deze galerijen twee bordjes
zouden hangen met volgende opschrift: "DE VERSTERVING IS HET ABC VAN
DE VOLMAAKTHEID" EN "IEDERE MINUUT VAN DE TIJD IS EEN SCHAT WAARD".
Don Bosco was nog niet vertrokken of de twee bordjes hingen al op de
aangeduide plaats.
Korte woorden van "gedachtenis" richtte hij ook tot de zusters
bij de retraite die te Turijn gehouden werd. Hij vestigde nog eens de
aandacht op het onderwerp van de kloostergehoorzaamheid door een gelij-
kenis van de zakdoek. - "Zoals deze zich laat gebruiken wanneer men wil
en waarvoor men wil, en zich eveneens laat wassen, strijken, wrijven
zonder iets te zeggen, zo moeten ook wij zijn door de deugd van kloosterge-
hoorzaamheid. Willen wij altijd opgewekt zijn? Laten we gehoorzaam zijn.
Willen we zeker zijn van de volharding in de roeping? Laten we steeds
gehoorzaam zijn. Willen we zeer hoog stijgen in heiligheid en in het
paradijs? Laten we dan getrouw zijn om ook in kleine zaken te gehoorza-
men."-
Dat jaar gaf Don Bosco op het feest van de Onbevlekte aan de zus-
ters een mooi geschenk: hij deelde hun de gedrukte heilige regel uit, in over-
eenstemming met de tekst twee jaar vroeger door zijn toedoen goedge-
keurd door de ordinarius van het bisdom Acqui. Van de twee bordjes hier
kort tevoren vermeld, hing er al één onder de galerij en één aan de trap,
met de zin gedicteerd door Don Costamagna: "Iedere kloosterlinge moet
een kopie zijn van de heilige regel." Nu ze het boek van de regel ook
nog bij de hand hadden, moest dit hun veel helpen bij het bereiken van
dit effect. Als voorwoord van het boekje leest men er enkele vaderlijke
vermaningen, die onze lezers hier graag terug zullen vinden.
"
Aan de Dochters van Maria, Hulp der Christenen.
"
"
Dank zij de goedheid van onze hemelse Vader nam het in-
" stituut van de Dochters van Maria, Hulp der Christenen, waartoe
" U het geluk hebt te behoren, de jongste tijd een grote ontwikke-
" ling. Op enkele jaren tijd waren wij in staat een goed aantal
" huizen te openen in Piëmonte, Ligurië, Frankrijk en zelfs in de
" verste streken van Amerika.
"
Zolang het instituut samengebracht was in het hoofdhuis
" van Mornese konden enkele met de hand geschreven kopieën van de
" regel volstaan om hem te leren kennen; maar thans, nu met de hulp
" van de goddelijke Voorzienigheid de huizen en de zusters in aan-
" tal toegenomen zijn, zijn zij niet meer voldoende. Daarom heb ik
" geoordeeld voor de grotere glorie van God en voor het nut van uw
" ziel hem te moeten laten drukken en thans bied ik hem U aan. Hij
" heeft reeds de goedkeuring gehad van verschillende bisschoppen,
" die vonden dat hij volledig geschikt was om een Dochter te hei-

19.8 Page 188

▲back to top


- XIII/184 -
" ligen, die er naar verlangt volledig van Jezus te zijn en die
" tegelijkertijd haar eigen leven in dienst wil stellen van haar
" evennaaste, in het bijzonder van de opvoeding van de arme meis-
" jes. Er is nog meer: het instituut werd bij bijzonder decreet geprezen
" en goedgekeurd door de bisschop van Acqui in wiens bisdom het
" ontstond in 1872 en nog steeds bloeit.
"
Heb dus de regel lief die uw instituut leidt, lees hem, over-
" weeg hem, maar vergeet vooral nooit dat het tot niets zou die-
" nen hem zelfs van buiten te kennen, indien ge hem niet in prak-
" tijk zoudt stellen. Daarom moet iedereen er levendig bezorgd voor
" zijn hem nauwgezet na te leven. Daarop moet de waakzaamheid en de
" ijver van de overste gericht zijn, daarop moeten de naarstigheid
" en de inspanningen van de onderhorigen gekeerd staan. Wanneer ge
" aldus handelt zult gij in uwe congregatie de vrede van het hart
" vinden, de weg naar de hemel bewandelen en u heilig maken.
"
Intussen maak ik graag van deze gunstige gelegenheid ge-
" bruik om u aan te bevelen dat gij steeds in uwe gebeden zoudt
" gedenken de ziel van de zeer eerwaarde Don Dominicus Pestarino,
" de eerste directeur van de zusters van Maria, Hulp der Christenen,
" waarvan de Heer zich bediende om de grondslagen van dit instituut
" te leggen. Door zijn liefdadigheid en ijver verdient hij werke-
" lijk onze levendigste erkentelijkheid.
"
Bid ook de ene voor de andere opdat de Heer u standvastig
" en getrouw in uw roeping zou bewaren en u vaardig zou maken veel
" goed te doen tot zijn grotere glorie. Bid op een bijzondere ma-
" nier voor uw medezusters die reeds naar de verste delen van de
" wereld gegaan zijn en voor hen die nog zullen gaan om de naam
" van Jezus Christus te verspreiden, hem te doen kennen en bemin-
" nen. Bid vooral voor de Katholieke Kerk, voor haar zichtbaar
" hoofd, voor de bisschoppen en plaatselijke herders, bid eveneens
" voor de salesiaanse sociëteit waarbij gij aangesloten zijt en wil
" ook mij niet vergeten die u alle geluk toewens.
"
Moge 0.-L-.Vrouw, Hulp der Christenen ons beschermen en ons
" verdedigen in leven en dood, moge zij door de machtige tussenkomst
" van haar goddelijke Zoon ons de mooie genade bekomen elkaar eens
" allen samen aan te treffen, verzameld onder haar mantel in de
" eeuwige zaligheid.
"
" Turijn, feestdag van de Onbevlekte Ontvangenis, 1878.
"
Priester Gio. Bosco.
Deze regel, verdeeld over zestien hoofdstukken blijkt wat zijn
wezenlijke delen betreft, gemaakt te zijn naar het model van de regel
van de salesianen, van wiens Algemeen Overste het instituut rechtstreeks
afhing. Om zijn geest te begrijpen zullen wij er enkele punten die het
meest kenschetsend zijn en die geen eigenlijke weerga hebben in de con-
stituties van de salesianen uithalen en onder het oog van onze lezers brengen.

19.9 Page 189

▲back to top


- XIII/185 -
Verschillende hoofddeugden worden voorgesteld onder titel 9 aan
de aandacht van de novicen en aan de beoefening door de geprofesten:
"1. Een geduldige christelijke liefde, die ook vol ijver moet zijn niet
enkel tegenover de kinderen, maar ook tegenover de jonge meisjes. -
2. Eenvoud en bescheidenheid; geest van inwendige en uitwendige versterving;
streng onderhouden van de armoede. - 3. Gehoorzaamheid van wil en oordeel,
graag en zonder opmerkingen de vermaningen en aanmerkingen aanvaarden en
de ambten die ons worden toevertrouwd. – 4. Geest van gebed, waardoor de
zusters zich gewillig bezig houden met godvruchtige werken, zich in de
tegenwoordigheid van God houden en zich overgeven aan zijn goede Voorzienig-
heid."
Wat de sacramenten betreft is de tweede regel van het elfde hoofd-
stuk: "Ze zullen regelmatig alle acht dagen zich bij het tribunaal van de
boetvaardigheid gaan aanbieden. Wanneer ze zich van hun fouten beschuldigen, moe-
ten ze erop letten de onnuttige omstandigheden niet te vermelden. Ze
moeten kort zijn en met eenvoud en nederigheid hun fouten belijden op
dezelfde manier als ze zich voor Jezus Christus zouden beschuldigen. Te-
genover hun biechtvader moeten ze grote eerbied en vertrouwen hebben,
zoals dit past tegenover iemand die door God bestemd is als de Vader, Meester
en Leidsman van hun zielen, maar onder elkaar moeten ze nooit spreken over
biechtzaken en nog veel minder over hun biechtvader."
In het begin van het elfde hoofdstuk over de gelofte van kuis-
heid lezen we volgende mooie woorden: "De deugd van kuisheid moet door
de Dochters van Maria, Hulp der Christenen, op de hoogste trap worden
geplaatst. Vooreerst omdat de opdracht, nl. de evennaaste te onderrich-
ten en te leiden op de weg van het heil, lijkt op deze van de heilige
engelen. Daarom is het noodzakelijk dat ze met een zuiver hart zouden
leven en in een engelachtige staat, omdat de maagden de engelen van de
aarde genoemd worden, en op de tweede plaats omdat een volstrekte inner-
lijke en uiterlijke onthechting van alles wat God niet is vereist wordt,
als zij hun roeping trouw willen blijven."
Het laatste hoofdstuk bevat dertig algemene regels, waarvan en-
kele de kenmerkende trekken van de Dochters van Maria, Hulp der Chris-
tenen zijn. 9. Ieder van hen moet zich als de minste van allen erkennen en
daarom zal niemand nalaten nederige werkzaamheden te verrichten en ook
niet weigeren de laagste ambten van het huis te bekleden, waarin de Overste
haar zal aanstellen rekening houdend met haar krachten en met al wat
ze met omzichtigheid goed zal achten in de Heer. - De dochters van
Maria, Hulp der Christenen, zullen steeds opgewekt zijn met hun medezus-
ters, lachen, schertsen enz. maar altijd zoals, naar het schijnt, de en-
gelen dat onder elkaar moeten doen; in tegenwoordigheid van personen van
het andere geslacht moeten ze altijd een ernstige en waardige houding
aannemen. Wanneer ze door de straten gaan, moeten ze de grootste inge-
togenheid en zedigheid in acht houden zonder ooit personen of zaken die ze

19.10 Page 190

▲back to top


- XIII/186 -
ontmoeten, aan te staren. Ze moeten nochtans een groet met een hoofdbui-
ging beantwoorden; hetzelfde moeten zij doen voor geestelijke personen
die in hun nabijheid komen. - 11. In het huis en daarbuiten moeten ze altijd
nederig zijn in hu n sp r e ke n e n n oo it a an d e ei ge n m e n i ng h ou de n . Z e
moeten vooral ieder bitter, vlijmend woord, ieder woord van afkeuring,
van ijdelheid over zich zelf of over het goed dat er gedaan wordt, ver-
mijden; ze moeten al hun private en gemeenschappelijke daden alleen om
aan God te behagen verrichten. Ze zullen nooit spreken over hun geboor-
te, hun leeftijd of hun rijkdommen, indien ze er in de wereld gehad
hebben. Wanneer ze met iemand spreken, zullen ze nooit hun stem ver-
heffen, zelfs niet gedurende de recreatie. Wanneer ze zich in aanwe-
zigheid bevinden van personen van het andere geslacht, moeten ze steeds
ernstig zijn in hun spreken; want wanneer ze hoger in stand zijn dan zij,
zoals geestelijke personen, dan wordt dat vereist uit eerbied en als het
leken zijn, dan wordt dat gevraagd door het decorum en het goede voor-
beeld. Heel haar taak nl. navolgsters te zijn van de gekruiste Jezus en
dienaressen van de armen, zal blijken uit hun oogopslagen en uit de hou-
ding in heel hun persoon. In de kerk zullen ze zich met de grootste inge-
togenheid gedragen, rechtop staan en wanneer ze voorbij het altaar gaan
waar het Allerheiligste Sacrament bewaard wordt, zullen ze tot op de
grond knielen. - 21. Iedereen moet zorg dragen voor haar eigen gezond-
heid en daarom zal een zuster, die zich niet goed voelt wat haar gezond-
heid betreft, zonder haar kwaal te verbergen of te overdrijven, dadelijk
kennis ervan geven aan haar overste, opdat deze in het nodige zou voor-
zien. Wanneer ze ziek is, zal ze gehoorzamen aan de verpleegster en aan
de arts daar deze gelast zijn haar te verzorgen, zoals ze dat voor God
het best achten. Ze zal ook geduldig zijn en gelaten in de wil van God
en ze zal steeds een onverstoorbare gerustheid van geest vertonen in de
hand van de Heer die een liefhebbende Vader is, zowel wanneer hij ons in
gezondheid bewaart als wanneer hij ons met ziekten en lijden slaat. Om
ze nog heel wat beter in hun geest te versterken, zal men aan de zieken
die verplicht zijn te bed te blijven ten minste eens per week de heili-
ge Communie brengen, waar de aard van de ziekte en de plaats dit toe-
laten. - 22. De zusters zullen ervoor zorgen zich steeds eng verbon-
den te houden door de zoete band van de christelijke liefde. Het zou
immers diep te betreuren zijn dat zij, die zich de navolging van Chris-
tus tot doel hebben gesteld het onderhouden van het gebod zouden ver-
waarlozen dat zo werd aanbevolen door Hem die het zelfs zijn voorschrift
noemde. Bijgevolg, buiten de wederkerige verdraagzaamheid en onpartij-
dige genegenheid wordt ook voorgeschreven dat, wanneer iemand tekort
komt aan de christelijke liefde jegens een zuster, zij haar dadelijk om
verontschuldiging zou vragen, zodra ze met kalmte van geest haar tekort-
koming erkend heeft of ten minste alvorens slapen te gaan. - 23. Voor
een grotere volmaaktheid in de christelijke liefde zal iedereen met
genoegen de voorkeur geven aan de gerieflijkheden van haar medezus-
ters boven haar eigen gemak en in iedere omstandigheid zullen allen el-
kaar helpen en steunen met welwillendheid en een heilige vriendschap en
zullen zij zich nooit laten overmeesteren door een gevoel van afgunst de
ene tegen de andere. - 24. Ze moeten verlangen en zich doeltreffend inspannen om

20 Pages 191-200

▲back to top


20.1 Page 191

▲back to top


- XIII/187 -
aan de naaste al het goede te doen dat mogelijk is, steeds met het in-
zicht onze Heer Jezus Christus te helpen en te dienen in de persoon van
zijn armen, vooral in het bijstaan, dienen en troosten van hun zieke en
bedroefde medezusters en door het bevorderen van het geestelijke goed van
de meisjes van de streek waar ze hun verblijf hebben... 27. Allen moeten
ze zich grotelijks beijveren voor de godsvruchtoefeningen; want uit het
onderhouden ervan spruit de innerlijke vurigheid voort, die ons rustig
ertoe brengt in alles gelijkvormig te worden aan Jezus Christus, ons god-
delijk voorbeeld en de bruidegom van de trouwe zielen."
De naam van Mornese zal heuglijk blijven in de annalen van de con-
gregatie omdat uit Mornese de eerste Dochters van Maria, Hulp der Christe-
nen kwamen die de grenzen overschreden en de Oceaan overstaken en zo aan hun
medezusters de weg wezen naar Frankrijk en Zuid-Amerika. Nizza-aan-Zee
zag ze in september 1877 en Saint-Cyr in Provence in oktober van het jaar
1878. Voor Amerika schreef Don Bosco aan de Algemeen Overste dat zij die
verlangden zich toe te wijden aan de vreemde missies om er samen te
werken met de salesianen en zoals de salesianen aan het heil van de zie-
len en in het bijzonder van de meisjes, een schriftelijke aanvraag kon-
den doen. Daarna zou men tot een keuze overgaan. Vele aanvragen kwamen
binnen. Er werden er zes uitgekozen.(1) Naar Rome gezonden met de sale-
sianen van de derde expeditie om er de zegen van de Paus te ontvangen,
scheepten zij met hen in en gingen een huis openen te Villa Colon. Een
tweede groepje van tien voer uit Genua af op 30 december 1878 met aan
hun hoofd Zuster Magdalena Martini, die als eerste de titel van in-
spectrice kreeg. Twee van deze laatsten bleven te Villa Colon, terwijl de
anderen hun weg langs Buenos Aires voortzetten en zich te Almagro vestig-
den.
Alvorens hun penaten van Mornese naar Nizza over te brengen, ver-
trokken in september 1878 ook de zusters die bestemd waren om het huis
van Chieri te openen. In deze stad hadden de echtelingen Bertinetti,
die geen voorbehouden erfgenamen hadden, hun eigen huis bij testament aan Don
Bosco nagelaten om hem in de gelegenheid te stellen goed te doen. Het
was niet alleen een groot maar ook een historisch gebouw, omdat het in
vroegere tijden een geheel had uitgemaakt met het "palazzo dei Tana"
waaruit de moeder van Sint-Aloysius van Gonzaga stamde. Als jongen was
Don Bosco er dikwijls geweest en had er het examen afgelegd voor zijn
inkleding. Daarheen zond Don Bosco de zusters van Maria, Hulp der Chris-
tenen, om er een Oratorio voor zon- en feestdagen te openen voor de
meisjes van de stad. Aldus werd een voorzegging bewaarheid van de zalige Cotto-
(1) We noteren hier tot hun eer de namen van deze pioniersters: 1° Zuster Angela
V a l l e s e v a n L u , d i r e c t r i c e . - 2° Zu s t e r Gi o v a n n a B o r g n a v a n B ue n o s A i r e s . - 3 °
Zuster Angela Cassulo van Castelletto d'Orba. - 4° Zuster Angela De Negri van
Mornese.- 5° Zuster Teresa Gedda van Pecco (Turijn).- 6° Zuster Theresina
M a z z a r e l l o Baroni van Mornese.

20.2 Page 192

▲back to top


- XIII/188 -
lengo dat dit huis eens de woonplaats van zusters zou worden.
Eindelijk begon de uittocht uit Mornese niet in massa maar met een
beetje tegelijk. De eersten, slechts vijf in aantal, kwamen zich te Niz-
za vestigen op 16 september 1878, feestelijk onthaald door de plaatse-
lijke clerus en door de families die de weldoensters waren van Don Bosco.
Terwijl ze het verblijf voor hun medezusters in gereedheid brachten,
trachtten ze de meisjes aan te trekken om een Oratorio voor zon- en
feestdagen in het klein te beginnen. De kerk die pas weer opgeknapt was,
werd opnieuw ingezegend op 27 oktober. Trouwens, de ceremonie verliep
zonder veel praal wegens redenen door Don Bosco aangeduid in zijn brief aan
Gravin Maria Balbo, dochter van Gravon Corsi.
"
Mijn goede en beste Moedertje,
"
"
Ondanks zovele plannen heb ik dit jaar nog geen uur vakantie
" kunnen hebben en ben ik niet eens zeker of ik mij ten minste
" zondag naar Nizza zal kunnen begeven voor het feest van de
" opening van de kerk, toegewijd aan de Madonna van genaden.
"
Wegens een zekere luiheid die me stevig aan huis bindt en
" ook omdat wij twintig huizen op korte tijd hebben geopend, waar-
" bij men dan nog de aanstaande expeditie van missionarissen naar
" Amerika moet voegen, staan de zaken zo dat ik niet meer weet waar
" te beginnen en waar te eindigen. Ondanks dat alles heb ik nooit
" verzuimd voor u te bidden, voor uw kinderen en kleinkinderen,
" vooral 's ochtends in de H. Mis en ik zal niet nalaten hiermee
" voort te gaan opdat God u allen in goede gezondheid zou bewaren,
" U een gelukkig leven zou verlenen en in zijn genade zou behouden.
"
Zondag zult U of door mij persoonlijk of door D. Cagliero,
" D. Lazzero en door anderen weten waarom wij niet spatuzzo (1) dur-
" ven maken op het feest van zondag. De voornaamste redenen zijn
" dat wij geen lokalen bezitten om iemand te ontvangen die de kerk
" zou bezoeken of er de dienst zou verrichten. En dan zitten we zo
" op droog zaad dat we geen andere kosten meer durven doen. Ik weet
" dat onze goede Moeder ons geholpen heeft en ons nog zal helpen.
" Maar wij, uw toegenegen zonen, moeten rekenen op uw goedheid en
" ze niet misbruiken.
"
Er werd mij gezegd dat de heer Graaf een comité heeft op-
" gericht dat een geldinzameling zal doen om onze schulden te hel-
" pen dekken. Dat is werkelijk een daad van echte salesiaanse me-
" dewerker. Ik wil echter niet dat hij voor niets zou werken. Ik wil bid-
" den en tot God laten bidden, die zeer rijk is, dat hij hem
(1) Een woord uit het dialect van Piëmonte, waaraan een Italiaanse vorm werd gegeven. spatuss
betekent "uiterlijkheid" iets wat in het oog springt door luister, grote uitgaven en vertoon.

20.3 Page 193

▲back to top


- XIII/189 -
" het honderdvoudige voor alles zou geven. Hij verhonderdvoudige
" de gezondheid in zijn familie, verhonderdvoudige de voorspoed van zijn
" belangen, verhonderdvoudige de zegen over zijn akkers. Hij make
" van hem een echt rechtschapen man en een grote heilige. De Madon-
" na zal dan op haar tijd het hare doen.
"
Ik verzoek U aan Gravin Grootmoeder te zeggen dat ik wens dat
" het hoofdaltaar haar altaar zou zijn, omdat daar het heilig Sacrament
" zal bewaard worden en opdat ze deel zou hebben aan alle missen
" en aan al de communies die er gecelebreerd of uitgedeeld worden.
" D. Cagliero zal in die zin spreken.
"
Moge God U zegenen, mijn beste en goede moeder, u bewaren,
" U een goed verblijf schenken, een gelukkige terugkeer van haar slechte
" zoon, maar die haar zo bemint in J. Chr.
"
Ik beveel mij aan in de gebeden van iedereen en wees er
" zeker van dat ik in alles ben
"
" Turijn, 22 oktober 1878.
uw nederige dienaar en zoon
"
Priester Gio. Bosco.
Vier dagen na de inzegening kwam daar een groep leerlingen toe uit
Mornese, namelijk deze die kostgeld betaalden of een regelmatig onderwijs
moesten volgen. Te Mornese bleven de anderen die daar de dochtertjes van
het huis genoemd werden. Zusters en postulanten volgden elkaar dan met
kleine groepjes op, tot er nog maar enkelen te Mornese overbleven en
Don Bosco aan de Algemeen Overste het bevel gaf dat ook zij zou vertrek-
ken om te Nizza het hoofdhuis te vestigen. De "zusters van Maria, Hulp
der Christenen" - zei Don Cerrutti in zijn toespraak, "hebben, toen ze
hun intrede hebben gedaan in het huis van Nizza, een glorierijke eeu-
wenoude instelling met nieuw loof opgesmukt en de tijdelijke onderbro-
ken tradities van een schitterend verleden weer aangeknoopt op een
ru im er e sc ha al en m et m od er ne v or men p as se nd voor deze tijd.(1)
(1) Ricordo delle giubilari (Een aandenken aan de jubïleumfeesten), Nizza Monferrato; Drukkerij
Croce, 1904, blz. 14.

20.4 Page 194

▲back to top


- XIII/190 -
H O O F D S T U K VIII.
GRAAF CAYS
We zullen ermee voortgaan hem aldus te noemen zoals zijn tijdge-
noten, Don Bosco inbegrepen, hem noemden en zoals de ouderen hem nu nog
noemen. In de zo jeugdige en zo democratische wereld van het Oratorio
verscheen de oude edelman, die met christelijke eenvoud zich volledig
aanpaste aan het leven van het huis, als een zichtbare uitstraling van
Don Bosco en van zijn werk.
Carlo Alberto Cays, graaf van Giletta en van Casellette was een
afstammeling van een zeer adellijke familie uit Nizza. Hij had zijn eer-
ste studie gedaan in het college "del Carmine" van Turijn onder de lei-
ding van de jezuïeten en daarna behaalde hij zijn doctoraat in de rech-
ten. Hij huwde in 1837; maar acht jaar later werd hij weduwnaar met een
zoon. Met een bijzondere liefde hield hij zich bezig met de verlaten
jeugd en gaf hij onderricht in de christelijke lering in de Oratorio’s
van de H. Franciscus van Sales, van Sint-Aloysius van Gonzaga en van de
Engelbewaarder. Daarna werd híj een van de talrijke edelen uit Turijn,
die door Bosco aangewonnen werden en met hem en onder zijn leiding zich
aan het zedelijke en stoffelijke welzijn van de volksjeugd toewijdden.
Evenals zijn voorzaten genoot hij de welwillendheid van de koning en
van de koninklijke familie. Gedurende de cholera van het jaar 1854 woon-
den ze gedurende drie maanden op zijn kasteel van Casellette, op een
zeer gezonde plaats aan de voet van de Alpen gelegen. Hij was eveneens
afgevaardigde in het Sub-alpijnse parlement gedurende de zesde wetgevende
zittijd van 1857 tot 1860 en zijn stem weerklonk welsprekend in de parle-
mentaire aula ter verdediging van de gezonde beginselen en de rechten
van de Kerk. Wanneer hij echter bemerkte dat de politiek een strekking
aannam die al te zeer in tegenstrijd was met zijn katholieke gevoelens,
trok hij zich terug in zijn privaat leven en wijdde hij zich nog enkel
aan de naastenliefde en aan godsdienstige werken. Hij bezocht de zieken
in hun huizen en ín de hospitalen, hij stond verlaten mensen bij, hij
gaf catechismusonderricht aan kinderen, hij stichtte in de steden en
buiten de steden conferenties van Sint-Vincentius, hij bevorderde de
goede pers, hij was steeds een van de eersten waar goed kon gedaan en
kwaad verhinderd worden. Dat was het leven van Graaf Cays zolang hij in
zijn eigen familie verbleef. Dit alles hielp hem echter niet om hem de
"liefkozingen" van de politie te besparen. Evenals Don Bosco en andere
hoge persoonlijkheden onderging hij in 1862 een hatelijke huiszoeking, die

20.5 Page 195

▲back to top


- XIII/191 -
enkel als resultaat in het licht stelde hoe deze heilige man nooit in iets
van de christelijke liefde was afgeweken. Hij voelde het trouwens als
zijn plicht, de eer van zijn familienaam te verdedigen en stelde over dit
feit een memorie op, waaruit de adel en de vrijmoedigheid van zijn ka-
rakter blijkt.(1)
Een reeds lang gekoesterd verlangen om zich uit de wereld terug te
trekken en de geestelijke staat aan te gaan werd rond het jaar 1877 meer
dan ooit levendig in zijn hart. Wij menen dat in een briefje van 4 april van dat
jaar Don Bosco graaf Cays bedoelde met volgende woorden: "Voor de U be-
kende persoon heb ik veel gebeden, maar wat mij het meest bekommert is
da t hi j het zeer g oed zou doe n in d e gee st el ij ke staa t. Wat zegt U, die
hem beter kent dan ik, over deze aangelegenheid?"
Zijn onduidelijke verlangens vestigden zich eindelijk op de sa-
lesiaanse congregatie en in de maand mei daaropvolgend opende hij hier-
over zijn hart aan Don Bosco, in wie hij steeds een onbegrensd ver-
trouwen had gehad. Het gesprek dat tussen hem en Don Bosco plaats had
en dat gepubliceerd werd in zijn gedenkschrift (2) moet, wat het wezen-
lijke betreft, als authentiek worden aangezien, omdat het zonder
enige twijfel werd meegedeeld aan Don Bosco die het zal nagezien heb-
ben; want de jaarlijkse biografische herinneringen maakte hij niet over
aan zijn medebroeders zonder ze vooraf te lezen en er zijn bemerkingen
aan toe te voegen.
Don Bosco aanhoorde hem en zei dan: - "Dat is allemaal goed en
wel, Heer Graaf, maar hebt U er wel aan gedacht wat het zeggen wil kloos-
terling te worden? Hebt U eraan gedacht dat dit met zich meebrengt de
rijkdommen, de eerbetuigingen, de genoegens en alles van deze wereld te
verlaten?"
- "Reeds geruime tijd denk ik hieraan" - antwoordde de Graaf - en
ik ken maar al te goed het belang van deze stap, maar door eigen erva-
ring weet ik ook dat rijkdommen, eerbetuigingen, de genoegens van deze
wereld mijn hart niet bevredigen en dat ze op het ogenblik van mijn
dood tot niets zullen dienen." - "Maar U zijt eraan gewend in uw huis
vele gerieflijkheden te hebben; in een kloosterinstituut zal U het no-
dige niet ontbreken; maar ik kan U toch ronduit zeggen dat U veel zal
missen van de dingen welke U thans in overvloed hebt, zoals voedsel,
kledij, beddengoed en noem maar op."
(1) Una perquisisizione, ossia le Franchigie costituzionali sotto il Ministro Ricasoli (Een
huiszoeking of de grondwettelijke vrijheden onder Minister Ricasoli). Memorie van Graaf
Carlo Cays di Giletta en Casellette. Turijn, Speirani, 1862.
(2) Biografie dei Salesiani defuntinel 1882 (Levensbeschrijvingen van de salesianen overleden
in 1882) Sampierdarena salesiaanse drukkerij, blz. 11-12.

20.6 Page 196

▲back to top


- XIII/192 -
- "Dat weet ik, maar ik weet eveneens dat vele mensen geleefd
hebben en nog leven zonder al die gemakkelijkheden en verwendheden en
met Gods hulp hoop ook ik ze te kunnen ontberen."
"Maar in uw huis beveelt U thans als de meester terwijl U echter in
een religieus instituut zult moeten gehoorzamen als een nederige dienaar.
Hebt U daar goed aan gedacht?"
"Ja, ik heb daaraan gedacht en ik ben overtuigd dat ik op het
ogenblik van mijn sterven meer getroost zal zijn door het feit te hebben
gehoorzaamd dan door het feit bevelen te hebben gegeven."
"Verontschuldig mij, Heer Graaf, indien ik er nog een opmerking
aan toevoeg. U zijt al op gevorderde leeftijd en U weet niet of U de regel
van ons instituut nog zult kunnen naleven."
"Dat is waar" - antwoordde de Graaf, na een ogenblik te hebben
nagedacht en ontroerd ging hij verder: - "ik ben niet jong meer en het
spijt mij zeer slechts de rest van mijn leven aan God te kunnen geven.
Toch sterkt mij de gedachte dat ik nog geen afgeleefde grijsaard ben
en al ben ik dan ook vierenzestig, toch geniet ik een uitstekende gezond-
heid, zodat ik gegronde hoop heb mij aan het leven van een gemeenschap
te kunnen aanpassen. Het schijnt mij toch helemaal geen onvoorzichtig-
heid de proef te wagen."
Don Bosco zag wel dat hij een beslissing had genomen en kende zijn
grote deugden, zodat hij hem zonder meer had kunnen bevestigen in zijn
heilig besluit en hem had kunnen beloven hem onder de zijnen te aanvaar-
den maar hij wou niet eens de schijn wekken met overijling te werk te
gaan. Daarom, nu de noveen van Maria, Hulp der Christenen ging beginnen,
suggereerde hij hem ze te doen om licht uit de hemel te ontvangen. Ook
die dag bracht hij door in afzondering en in gebed.
In beginsel sloot Don Bosco de mensen die op rijpere leeftijd
waren gekomen en de leden van de adel niet uit zijn congregatie uit, maar
in die eerste tijden was de gelijksoortigheid van de personen die ze sa-
menstelden van uiterst groot belang. Toch was hij erom bekommerd dat met
de tijd ook volwassenen en aristocraten gebeurlijk hun intrede zouden
doen. Over dit onderwerp bezitten wij een waardevolle samenspraak tussen
Don Bosco en Don Barberis die ze ons heeft overgemaakt in zijn kroniek
onder datum van 17 mei 1876.-
"Alle andere congregaties" zei Don Bosco, - "kregen bij hun be-
gin hulp van geleerde en verstandige personen, die er deel van uitmaak-
ten en de stichter hielpen of liever zich bij hem aansloten. Bij ons is
dat niet het geval, want het zijn allen leerlingen van Don Bosco. Dit
heeft mij een zeer moeizame en voortdurende arbeid gekost van nagenoeg
dertig jaar, met het voordeel echter dat, nu ze allen door Don Bosco
werden opgevoed, ze ook zijn methode en stelsel hebben. Zij die hun intrede

20.7 Page 197

▲back to top


- XIII/193 -
deden in andere congregaties om de stichter te helpen, en met hem mee te
werken, hadden reeds een vorming gehad volgens hun eigen manier; en omdat
mensen die een zekere leeftijd bereikt hebben, zich niet volledig kunnen
ontdoen van de oude Adam, schiepen ze een zekere ongelijksoortigheid van
elementen, die op de duur noodlottig werd voor de orde. Bij ons is nog
niemand binnengekomen die tot een adellijke of zeer rijke familie of
tot een familie van wetenschapsmensen behoorde. Alles wat gedaan en ge-
leerd werd, werd hier gedaan en geleerd. Wie nooit overwogen heeft wat
congregaties of kloosterorden zijn, zal het belang van dit punt niet be-
grijpen, maar wie veel nadenkt over de oorzaken van de groei of van
het verval van verschillende orden en over de oorsprong van vele scheu-
ringen, waaronder zovele orden geleden hebben, zal tot de bevinding ko-
men dat dit gebeurde door gebrek aan gelijksoortigheid vanaf de stich-
ting van de Orde."
Voor Graaf Cays scheen op het beslissende ogenblik een buitenge-
woon feit door de goddelijke Voorzienigheid te zijn voorbestemd om hem
de goddelijke wil ter kennis te brengen. De afzondering was voorbij,
de noveen gedaan en op de vooravond van Maria, Hulp der Christenen, moest
de graaf aan Don Bosco zijn zielstoestand uiteenzetten. Hij twijfelde nog
altijd wat. Op die ochtend was de wachtkamer van Don Bosco vol volk. Ook
graaf Cays wachtte al een poosje zijn beurt af, toen een dame uit Turijn
binnentrad, die haar dochtertje van elf jaar, deels meesleurde en deels
droeg. Haar naam was Giuseppina Longhi. Dit meisje was aangetast door
stuiptrekkingen als gevolg van een schrik door bedreigingen verwekt. Ze
kon niet meer spreken en kon zich niet meer bedienen van haar rechterhand
die met verlamming geslagen was. Haar ouders hadden verschillende artsen
geraadpleegd, die kuren en geneesmiddelen hadden voorgeschreven. Daarna had-
den ze ook gebeden en beloften gedaan maar ze zagen zelfs geen begin van
beterschap. Sinds een maand had het meisje geen woord meer uitgebracht en er
bleek zelfs een storing van haar geestesvermogen te zi jn ontstaan. Toen
bracht de moeder, die gehoord had van de grote wonderen, die Maria, Hulp
der Christenen deed door bemiddeling van Don Bosco, haar ziek kind bij
hem om het te zegenen. Toen er ongeveer één uur verlopen was, zag men de
arme dame het zweet betten van het gezicht van haar dochter, ze nam haar
bij de arm en maakte zich gereed om haar weg te leiden. Maar de secre-
taris, Don Berto, vroeg haar waarom ze al wilde weggaan. Zij antwoordde
hem dat het laat begon te worden en dat het haar toescheen dat haar
dochter teveel moest lijden, als ze nog langer moest wachten, omdat er
teveel mensen waren die eerder dan zij op audiëntie konden gaan. Toen
stonden de omstanders recht om naar het lijdende meisje te kijken en
allen waren eensgezind om ze te laten voorgaan, niet zonder zich verge-
wist te hebben dat het wel over een ernstig geval ging. Er was geen twij-
fel mogelijk over de ellendige toestand van de ongelukkige. Graaf Cays
toonde zich het meest beslist van allen om haar de voorrang te verlenen.
Hij begeleidde haar met zijn blik toen ze bij Don Bosco binnentrad en
ze i bi j zich zelf: "Indien dit meisje genezen buitenkomt, zal ik dit feit aan-

20.8 Page 198

▲back to top


- XIII/194 -
zien als een bewijs dat de Madonna wil dat ik salesiaan word en dan zal
ik iedere twijfel en vrees uit mij bannen."-
Terwijl hij in zijn geest met deze gedachte bezig was, kunnen wij
ons afvragen, wat er in de belendende kamer gebeurde. Nadat de moeder
haar dochtertje op de sofa had doen plaats nemen, vertelde zij aan Don
Bosco de droeve geschiedenis en besloot met te zeggen dat ze voortaan
nog maar alleen haar hoop stelde op Gods barmhartigheid en op de tussen-
komst van de allerheiligste Maagd. Zij vroeg hem daarom haar dochter-
tje te willen zegenen. Don Bosco spoorde de moeder aan vertrouwen te
stellen in de Madonna, deed haar neerknielen en zegende de kleine zieke.
Toen nodigde hij het meisje uit het kruisteken te maken en deze deed
wa t hi j ze i m a a r m et haar linkerhand.
"Niet met de linkerhand, maar met de rechterhand" - zei Don Bosco.
"Ze kan niet" - antwoordde de moeder.
"Laat ze maar proberen. Komaan, met de rechterhand." - En ze
deed het prompt.
"Bravo" - zei Don Bosco "dat heb je goed gedaan, maar je hebt
de woorden niet gezegd. Komaan, doe het nog eens en zeg met mij: "in de
naam van de Vader en de Zoon en de Heilige Geest. Amen."
Het meisje, dat sinds een maand stom was, kon haar tong bewegen,
bad en begon dan, buiten zich zelf, te roepen: - "Mama, de Madonna heeft
mij genezen."- De moeder slaakte een kreet en barstte in tranen uit.
Toen moest men nog proberen of ze recht kon staan en zonder steun
wandelen. Welnu, ze ging over en weer in de kamer met vrije en ongedwon-
gen stap. Toen kon het gelukkige meisje zich niet meer weerhouden van
vreugde, opende de deur, vertoonde zich aan de omstanders en begon met
een ongegeneerdheid die ver boven haar leeftijd uitging te vertellen wat
er gebeurd was. Wat waren allen ontroerd! Moeder en dochter gingen dade-
lijk naar beneden in de kerk om er Maria, Hulp der Christenen, te be-
danken.
Toen graaf Cays dit gezien had, had hij niets anders meer nodig.
Hij trad binnen in de kamer van Don Bosco, zei hem welke voorwaarde hij
gesteld had en dat deze voorwaarde nu vervuld was geworden terwijl hij
eraan toevoegde: - "Indien Don Bosco mij aanvaardt, ben ik salesiaan."
"Kom maar bij ons" - antwoordde Don Bosco, - "U zult aanvaard
worden."
"Wanneer zal ik kunnen komen?"

20.9 Page 199

▲back to top


- XIII/195 -
"Om het even wanneer."
"Ik zou vanaf morgen kunnen komen, feest van Maria, Hulp der
Christenen en veertigste verjaardag van mijn huwelijk, maar daar ik nog
enkele zaken in orde moet brengen, zal ik, indien er niets op tegen is,
op 26 van deze maand komen."
"Dat is uitstekend. De 26ste is het feest van Sint-Philippus Ne-
ri. Ik hoop dat deze heilige die zo een grote godsvrucht had voor de Ma-
donna voor U de deugd van volharding zal bekomen."
Zo gezegd, zo gedaan. Om de volle waarheid te zeggen mogen we
niet verhelen dat hij gedurende de eerste vierentwintig uren en vooral
gedurende de nacht een verschrikkelijke strijd te doorstaan had. De wij-
ziging in zijn leven was zo bruusk dat hij vreesde het niet lang te zul-
len uithouden. Zou het niet beter zijn zich in het begin op een eerzame
manier terug te trekken, om niet gedwongen te worden het later te moeten
doen, tot verwondering van het publiek en tot stoornis in het instituut?
Goed voor hem was het, dat hij tegenover Don Bosco geen geheimen had.
De tweede dag ging hij bij hem en opende hem zijn hart. Don Bosco was
in het begin weigerig geweest om hem aan te moedigen binnen te treden;
maar inziende dat het een bekoring was, moedigde hij hem des te meer aan
nu dat hij zijn besluit genomen had. Op de opmerkingen van Don Bosco over
de moeilijkheden van het begin en over de tekens van zijn roeping,
antwoordde de graaf gerustgesteld: - "U hebt gelijk. Daaraan heb ik niet
gedacht. Ik heb mij zonder reden in beroering laten brengen." - Daarop besloot
Don B osc o: - "U moet niet zoveel acht slaan op de moeilijkheden als op
de hulp van God, die U niet zal ontbreken. Probeer het minstens enkele
weken. Intussen bidden we beiden. Indien de Heer niet wil dat U in deze
staat voortgaat, dan hoop ik dat hij het op een of andere manier zal laten
kennen."
Toen zijn ontmoediging voorbij was ontstond weer een twijfel: wie
weet of de genezing van het meisje wel blijvend was geweest? Was ze
niet van tijdelijke aard? Welnu, op een ochtend, ging hij door de sa-
cristie naar de kerk en zag hij het meisje, dat in gezelschap van haar
ouders een gift kwam brengen. Het liep normaal, had een mooie gelaats-
kleur, kortom het scheen volkomen gezond. Deze ontmoeting was provi-
dentieel. Vanaf die dag leed zijn beslissing geen laagte en geen aarze-
lingen meer.
De ingeboren adel van zijn gevoelens, de coherente flinkheid van
zijn sterke en beproefde karakter, zijn verlicht en mannelijk beleefd
geloof maakten van graaf Cays een salesiaan met een diamanten gehardheid.
Vlug brak hij met zijn vroegere gewoonte te blijven slapen tot een ge-
makkelijk uur en paste hij zich aan de gemeenschappelijke tijdsregeling
aan. Hij had als cel een nederige zolderkamer met het dakvenster als
raam, een van die donkere zolderkamers die te Turijn de verblijfplaats zijn
van de arme mensen en die thans in het Oratorio de kamers van het dienstperso-

20.10 Page 200

▲back to top


- XIII/196 -
neel zijn. Gedurende de winter was er niets om zich te verwarmen; om
zich dan ook tegen de koude te beschutten wikkelde de graaf zich in een
so ld at en de ke n v an g ro en l aken die hij van het bed genomen had. Hij nam zijn
plaats in aan de gemeenschappelijke tafel, dacht niet meer aan de vroegere
weelde in zijn huis en stelde zich tevreden met het armoedige voedsel dat
zo schaars toebedeeld werd. Het ontging dan ook zijn oversten niet dat hij
zich moest inspannen om het een of ander voedsel te kunnen nemen en ze
lieten hem dan ook iets speciaals aanbrengen; maar hij wou van geen uit-
zonderingen weten. Dat was nog niet genoeg; en omdat de novicen een apar-
te refter hadden, verliet hij na enkele dagen het gezelschap van Don
Bosco van wie hij zoveel hield om in het gezelschap van de novicen te
verblijven tot op het einde van de proeftijd. Zijn kennissen die wel
wisten hoe hij zijn zwakke gezondheid moest ontzien, konden niet begrij-
pen hoe hij het kon volhouden. Baron Carmo Bianco van Barbania zei dat
dit voor hem een mirakel was. Zoals Don Vespignani schrijft (1) bracht
hij heel zijn tijd door met studeren en bidden; daarbij onderhield hij
zich op beminnelijke wijze met zijn medebroeders zonder ooit te spreken
over zijn adellijk huis noch over de zaken van deze wereld.
Uit de handen van Don Bosco ontving hij in het college van Lanzo
de toog op 18 september 1877 maar sinds meer dan drie maanden had hij
reeds de studie van de godgeleerdheid aangevat.(2) In opdracht van Don
Rua werd dit onderricht hem verstrekt door Don Vespignani, die onlangs
in de congregatie binnengetreden was en een mooie cultuur als geeste-
lijke bezat. De graaf was goed onderlegd in godsdienstwetenschap, omdat
hij zich geruime tijd bezig had gehouden met de studie van de geloofs-
verdediging, ook al om met eer de plaats te kunnen bekleden van katho-
liek afgevaardigde in het Sub-alpijns parlement, dat doordrongen was van
een vijandige geest tegen de Kerk. Hij schreef vloeiend proza in het La-
tijn. Toen hij zelfs dat jaar aan Don Bosco op zijn naamdag een kost-
baar crucifix had aangeboden dat eens toebehoord had aan de zalige Ca-
fasso, had hij het geschenk laten vergezeld gaan van een epigram in
Latijnse disticha die door hem opgesteld waren. Hij legde zich dan met
zoveel ijver op de studie van de godgeleerdheid toe dat hij flink zijn
les in het Latijn opzegde. Zijn nauwgezetheid in het vragen van verkla-
ringen stelde de schranderheid van zijn leermeester voortdurend op de
proef. Deze bemerkte hoever hij al gevorderd was in de kennis van de Hei-
lige Schrift. Niemand was er dan ook verstomd over dat Don Rua, na een
goed examen, hem aan Don Bosco voor de heilige wijdingen voorstelde,
weinig tijd nadat hij zijn eeuwige geloften had afgelegd en nog voor het
einde van het jaar 1877.
(1) Op de aangehaalde plaats, blz. 87.
(2) Op 19 september schreef Don Bosco aan theoloog Margotti: "Gisteren werd de graaf hier te
Lanzo als clericus ingekleed. Ik hoop dat hij een model van salesiaan zal worden.
Iedere week bestudeert hij een volledig traktaat."

21 Pages 201-210

▲back to top


21.1 Page 201

▲back to top


- XIII/197 -
Don Bosco had beslist hem toe te laten tot het afleggen van zijn
geloften op het feest van de Onbevlekte. De tijd voor zijn noviciaat
zou dus tot een minimum worden herleid en hij zou hem aanbieden voor de
tonsuur en voor de vier kleine wijdingen bij de wijdingen van Kerstmis.
Wat het inwendige regime van de congregatie betreft, had Pius IX, die de
grote voorzichtigheid van Don Bosco kende, hem zeer ruime bevoegdheden
toegestaan. Hij maakte er gebruik van zonder er ooit in het openbaar over te
spreken en zonder er zelfs ooit beroep op te doen bij betwistingen die
soms ontstonden. Wel was dit ter kennis van de oversten gebracht. Na
de dood van Pius IX moesten deze bevoegdheden natuurlijk ophouden.
Don Rua deed de aanvraag voor de heilige wijdingen van de graaf
en van twee andere clerici veertig dagen tevoren, zoals de aartsbisschop
dat van het Oratorio eiste. Op 14 november verzocht dan de algemene pre-
fect per brief Monseigneur Gastaldi zich te willen gewaardigen de hier-
boven vermelde personen te willen wijden op de zaterdag van de kerst-
tijd 22 december, waarbij hij hem inlichtte dat de graaf op 8 december
zijn eeuwige geloften zou afleggen. Zijn Excellentie antwoordde niet
aan Don Rua maar aan de graaf in deze bewoordingen:(1) "Ik zal U op
die dag aanvaarden voor de tonsuur en voor de lagere wijdingen, op voor-
waarde dat U in de Curie van dit aartsbisdom een kerkelijk patrimonium
zoudt vaststellen; want ik kan niet als geldig aanzien de voormelde ge-
loften die zouden afgelegd worden voor de tijd voorgeschreven door de
Regel van de salesianen, tenzij U de toelating daartoe zou ontvangen heb-
ben bij pauselijk rescript of ten minste bij brief van de heilige congre-
gatie van bisschoppen en regulieren, die mij zal overgemaakt worden voor
onderzoek. Daar ik U al ken sinds 1829 en dat ik dus weet dat U volle-
dig in regel zijt, eis ik niet dat U mij de getuigschriften zou vragen
voorgeschreven door het pauselijke decreet van 25 januari 1848. Ik aan-
zie ze als gevraagd en bekomen. Maar voor wat de heilige wijding
aangaat kan ik in geweten niet anders handelen dan hierboven ver-
meld." Toen deze moeilijkheid op de verlangde manier geëffend was, liet
de ordinarius hem op 23 november weten dat hij hem met de twee andere
salesiaanse clerici zou toelaten maar op 24 november schreef hij
opnieuw om hem te zeggen dat hij deze laatsten niet aanvaardt. Niet-
tegenstaande deze laatste brief boden ze zich beiden op de curie aan op 6
december en verzochten dat men hun zou meedelen of ze zich voor het
examen mochten aanbieden. Monseigneur, die toen meende dat Don Bosco
een naamloze brief had ingegeven waarover we verder nog zullen spreken,
liet hun een weigerend antwoord geven. Op dezelfde dag bood zich ook
de graaf aan, aan wie geantwoord werd dat hij toegelaten werd en de
twee anderen niet. Diep teleurgesteld en verwonderd verklaarde de graaf
he rh aa ld el ij k d at h ij s al es ia an w as zo we l al s di e twee anderen en dat hij
(1) Brief van 14 nov. 1877.

21.2 Page 202

▲back to top


- XIII/198 -
dit wou blijven tot aan zijn dood. Niet tevreden met deze mondelinge verkla-
ring, hield hij ruggespraak met Don Bosco en schreef hij volgende brief.
"
Excellentie,
"
"
Onder de drie salesianen die aan uwe Excellentie een verzoek
" hebben gericht om te worden toegelaten tot de heilige wijdingen, ik
" zelf tot de lagere wijdingen en de twee anderen tot het subdiaconaat,
" heb ik alleen het geluk gehad die gunst te mogen ontvangen.
"
Ik moet aan uwe Excellentie hiervoor mijn levendige dank
" betuigen, maar ik voel dat ik nog een andere plicht te ver-
" vullen heb, die ik, al valt hij mij pijnlijk, niet verzuimen
" mag. Ik mag zeker niet over de redenen oordelen die uwe Excel-
" lentie tot dit verschil in behandeling bewogen hebben, maar ik
" kan toch niet nalaten te denken aan het meer opvallende ver-
" schil tussen mij en de twee andere postulanten. Zij zijn
" immers definitief ingeschreven bij de salesiaanse congregatie
" en het is als dusdanig dat zij hun aanvraag gedaan hebben ter-
" wijl ik nog niet ingeschreven was. Wat er ook moge van zijn, 11
" toch voel ik mij in geweten verplicht aan uwe Excellentie te
" laten weten dat ik morgen, op de dag van de Onbevlekte Ont-
" vangenis het geluk zal heb ben mijn geloften als salesiaan af te
" leggen. Aldus zal ik op het ogenblik van de wijding in feite en
" van harte salesiaan zijn. Wanneer ik mij zo in identiek de-
" zelfde toestand zal bevinden als de twee anderen, kan ik mij
" dan nog alleen aanbieden voor de wijdingen ten opzichte van de
" redenen die uwe Excellentie kunnen overreed hebben de salesia-
" nen bij deze omstandigheid niet tot de wijdingen toe te laten?
"
Het is mijn vurig verlangen de vervulling van een van mijn
" liefste wensen niet uit te stellen, maar ik kan niet vergeten dat
" deze wens nooit gescheiden mag worden van die andere wens, deel
" uit te maken van de salesiaanse congregatie aan wie ik mij toe-
" gewijd heb.
"
Indien mijn plechtige akte zelfs maar de schijn zou kunnen
" wekken te doen geloven dat dit niet mijn innige overtuiging zou
" zijn, dan moet ik eerder, tegen mijn zin, mij de eer ontzeggen
" mij aan te bieden bij de aanstaande wijdingen. De vervulling van
" die grote wens laat ik dan over aan de Heer en aan de heilige
" Maagd, Hulp der Christenen.
"
Als lid van deze vrome congregatie kon ik me niet scheiden
" van het lot van mijn medebroeders en, wanneer deze stap mij zeer
" pijnlijk valt, moet ik er toch de voorkeur aan geven liever dan
" mij ondankbaar te betonen voor deze goede moeder en een gelegen-
" heid tot smaad voor mijn medebroeders te worden.
"
Ik vertrouw erop dat uwe Excellentie mijn brief niet on-
" betamelijk zal vinden. Hij werd ingegeven door het verlangen oprecht

21.3 Page 203

▲back to top


- XIII/199 -
" geheel mijn hart bloot te leggen aan mijn geestelijke overste voor
" wie ik altijd de oprechtste genegen eerbied en diepe verering
" gehad heb en zal hebben.
"
Terwijl ik met eerbied uw ring kus, onderteken ik als
"
" 7 december 1877.
uw verknochte en ootmoedige dienaar,
"
Graaf Cays
Te Turijn werd er heel wat gepraat over dit incident en de brief
van de graaf die op zich zelf zo bezadigd was, diende ook in aanmerking
te worden genomen wegens de hoedanigheid van de schrijver. Daarom liet
de aartsbisschop, uit vrees dat zijn beslissing aanleiding kon geven tot
geroddel over partijdigheid, dadelijk weten dat alle drie de kandidaten
tot het examen werden toegelaten. Hun uitslag hierbij was gunstig en ze
ontvingen de wijdingen uit de handen van Mgr. Gastaldi.
Op de dag van de Onbevlekte Ontvangenis hadden alle geprofesten
en de novicen van het Oratorio samen met de aspiranten, de leerlingen
en de ambachtsjongens omstreeks zes uur 's avonds in de kerk van de H.
Franciscus de professie bijgewoond van graaf Cays. Ze was voorafgegaan
door de driejaarlijkse professie van de drie clerici Galavotti, Bielli
en Calligaris en van de coadjuteur Lisa. In 1852 had de graaf Don Bosco
geholpen bij het bouwen van deze kerk en was hij voorzitter geweest op
het feest van Sint-Aloysius. Don Bosco vond daarin een gelegenheid om
de wonderlijke wegen van de Voorzienigheid aan te tonen. Hij zei dus
wat hierna volgt.
"
Op deze dag, toegewijd aan de Onbevlekte Ontvangenis van
" Maria, is het mij een grote troost mij hier te bevinden samen
" met al mijn zonen salesianen, geprofesten, novicen en aspiran-
" ten en tot hen allen samen vergaderd het woord te mogen richten.
" Ik ben verheugd dat onder de andere oefeningen tot haar eer
" verricht er thans verschillende kloosterprofessies werden afge-
" legd, die de aangenaamste geschenken zijn die men aan God en aan
" zijn allerheiligste moeder geven kan. Dit feest is nog plechti-
" ger geworden omdat sommigen verzaakt hebben aan hun eigen wil en
" aan hun eigen gerieflijkheden om genoegen te doen aan Maria,
" door zich aan de dienst van haar goddelijke Zoon Jezus toe te
" wijden. Wat mij betreft, kan ik er niet aan ontkomen om menselijker-
" wijze gesproken, mij ook zeer te verblijden met hen die hun
" geloften hebben afgelegd.
"
Maar onder hen ben ik in het bijzonder wegens één ontroerd,
" namelijk graaf Cays. Hij had al contact met ons op een ogenblik
" dat deze kerk gebouwd werd; hij kwam zich aanbieden als helper
" bij dit werk, om deel te nemen aan de werken en om ons te helpen
" in onze behoeften. Hij aanvaardde toen de voorzitter te

21.4 Page 204

▲back to top


- XIII/200 -
" zijn bij onze feesten. Indien er toen iemand zou gezegd hebben:
" Er zal een tijd komen waarop graaf Cays in deze zelfde kerk zijn
" geloften van armoede, zuiverheid en gehoorzaamheid zal uitspre-
" ken, waarop hij afstand zal doen van al de gerieflijkheden welke hij
" bezit en van al de voldoeningen waarop hij in deze wereld zijn
" hoop mag stellen, om een streng en verstorven leven te leiden,
" om salesiaan te worden, dan zou men gedacht hebben dat hij van lotje
" getikt was. Zeker konden noch ik, noch hij zelf ons dit voorstel-
" len. En toch, wat niemand zich kon ingebeeld hebben, heeft de god-
" delijke Voorzienigheid bewerkt. Hij zal in deze zelfde kerk die
" hij ons hielp bouwen, waar hij zich door geloften aan de Heer heeft toe-
" gewijd, zeker niet om in de toekomst grotere voldoeningen te genie-
" ten, de leider naar de hemel worden van vele jongens. De goddelij-
" ke Voorzienigheid heeft dit feit beschikt langs wonderbare wegen
" en ik heb het graag aanvaard. We moeten wel zeggen dat de wegen-
" van de Heer geheim zijn en dat, wanneer de vooraf daartoe be-
" sliste tijd gekomen is, Hij zijn wil laat kennen. Gelukkig zij die
" door God worden uitgekozen of ze nu jong zijn of oud, of ze rijk
" zijn of arm, om zijn aanbiddelijke wil te volbrengen tot zijn meer-
" dere glorie en tot hun geestelijk voordeel. Gelukkig zij die, wanneer ze
" deze wil kennen, hem dadelijk aanvaarden en zich omgorden voor het werk.
" Ze zuilen in eeuwigheid gered zijn.
"
Nu ik deze idee heb uiteengezet moet ik een andere gedachte
" gaan uitdrukken en een woord in het algemeen richten tot al de sa-
" lesianen, tot mijn zonen die hier samen zijn. Het is de eerste maal
" dit schooljaar dat ik tot U allen samen kan spreken en misschien
" zal er zich dit jaar geen andere gelegenheid meer voordoen om u
" bijeen te brengen. Het is een woord dat me voor de geest kwam
" terwijl de kloosterprofessie plaats had, en het is dit woord. De
" catechismus zegt: "Ik ben geschapen om de Heer in dit leven te
" kennen en om Hem voor altijd in het hemelse vaderland te aan-
" schouwen." Wat al verheven gedachten zijn er in deze woorden ver-
" enigd! Er ligt daar stof tot overwegen in voor geleerden en onwe-
" tenden, voor rijken en armen, voor gelukkige en voor ongelukkige
" mensen, kortom voor allen die zich op deze wereld bevinden. Allen
" zijn we geroepen om God te kennen, te beminnen en te dienen. Maar
" talrijk zijn de hinderpalen welke ons beletten God te beminnen en te die-
" nen zoals het hoort: de rijkdommen, de hartstochten, de duivel, zodat er
" weinig mensen zijn die werkelijk christelijk en heilig leven. En toch
" maakt God zijn heilige wil bekend dat hij ons allen heilig wil
" maken: Haec est voluntas Dei sanctificatio vestra. En toch geeft
" Hij ons alle middelen om ons te redden en zegt ons dan: Denkt er nu aan
" van deze middelen gebruik te maken.
"
En wat zal het bijzonderste, het meest doeltreffende middel zijn
" om deze hinderpalen te verminderen en aldus in plaats van te moe-
" ten vechten als honderd man, alleen maar te moeten vechten als negentig,
" als zestig, als tien man? Ja, zeker bestaat er een middel, name-
" lijk doen wat Jezus Christus suggereert: Ga, verlaat wat

21.5 Page 205

▲back to top


- XIII/201 -
" u bezit en volg Mij. Religieus worden. Dit verslaat met één slag
" onze drie vijanden door de geloften van armoede, van zuiverheid
" en van gehoorzaamheid.
"
En, inderdaad, wat een verschil bestaat er niet tussen de
" vrede en de gerustheid van hen die zich als religieus aan God toewijden
" en hen die in de wereld leven! Twee gedachten bestrijden elkaar
" het overwicht in hun geest, twee genegenheden trachten elkaar
" het bezit van hun hart te betwisten. Zij geloven dat ze zich
" kunnen redden door de ellendige zaken van deze wereld te
" genieten terwijl het zeker is dat men geen twee meesters kan
" dienen en bij beiden kan blijven. Wanneer men de ene bemint,
" moet men noodzakelijk de andere haten, en wanneer men de ene
" dient zal men de andere misprijzen. De duivel nodigt ons uit
" met alle verlokkingen die men zich kan voorstellen. Fruamur
" bonis, coronemus nos rosis,.antequam marcescant : maar Jezus Chris-
" tus geeft het bevel: Diliges Dominum Deum tuum ex tot corde tuo,
" ex tota mente tua ex tota anima tua, ex totis viribus tuis: Hij wil
" ons geheel voor zich hebben zoals we zijn met alles wat we zijn
" en met alles wat we bezitten. Maar niemand kan tegelijkertijd
" God dienen en de genoegens van deze aarde genieten, namelijk de
" duivel dienen. Er staat geschreven: Non potestis Deo servire et
" mammonae. Zij die zich in de wereld bevinden, staan tussen deze
" twee machten. Van de ene kant is er God, die wij moeten dienen en
" van de andere kant de ijdelheid, de begeerlijkheid waartoe
" ons de bedorven natuur aantrekt, terwijl wij ze volstrekt moe-
" ten afstoten op straf van onze eeuwige verdoemenis. Zal men toegeven
" aan de wereld en aan de duivel? Dan heeft men het verwijt van het
" geweten, wroeging en verlies van de vrede. Zal men eraan
" weerstaan? Zeker, en onvermoeid kampen! Daaruit ontstaan de
" zware gevechten die men moet leveren in de loop van zijn leven
" wegens de vurige driften, wegens de aanvallen van ijdele glorie,
" van hoogmoed, van afgunst, wegens de verlokkingen van gulzigheid,
" wegens de betovering van rijkdommen, welke doornen zijn, zei de
" goddelijke Meester. Om ze te verwerven, om ze te behouden, om ze
" te bezitten heeft men voortdurende zorgen en bekommernissen.
" Er zijn al te ver doorgedreven genegenheden voor verwanten en
" vrienden ook met schade voor de ziel, waarbij men God vergeet of
" aan God niet de plaats ín ons hart geeft waarop Hij recht heeft.
" Dag en nacht moeten wij deze gevechten leveren, wanneer we op
" zijn en wanneer we ons ter rust begeven. Midden deze voortdurende
" en wrange gevechten die de duivel tegen de christenen voert is
" dit het middel dat de Heer ons aanbiedt om ons te verdedigen te-
" gen alle hinderlagen en kwellingen en er ongedeerd uit te komen:
" in ons de krachten laten aangroeien en ze aan de vijand ontnemen.
" Indien je minder wilt te strijden hebben, zegt Jezus, ga, verzaak
" aan al je rijkdommen, verkoop wat je hebt, kom en volg mij en je
" zult een honderdvoudige beloning hebben in dit leven en het eeuwig
" leven in de toekomst. Dit zei hij aan een Joodse jongen die hem

21.6 Page 206

▲back to top


- XIII/202 -
" gevraagd had op welke manier hij tot de volmaaktheid kon geraken:
" Si vis perfectus esse, vade, vende guae habes et da paupe-
" ribus et veni, sequere me. Zich verwijderen van alles
" wat een oorzaak van strijd is, iedere betrekking met onze vij-
" anden verbreken, zich naast Jezus de Zaligmaker stellen, kort-
" om religieus worden, ziedaar het middel om vrede en zekerheid
" te hebben. Jezus zei ook tot zijn apostelen: Indien jullie er
" willen mee ophouden vissers van vissen te zijn om vissers van
" mensen te worden, verlaten jullie dan alles wat jullie bezitten
" en komen jullie met mij mee. Ze bezaten wel weinig die vissers
" en toch wou Jezus dat ze ook dat weinige zouden verlaten. Wie
" werkelijk van mij wil zijn, moet de zaken van deze wereld mis-
" prijzen! Ziedaar, de grondspreuk die de goddelijke Zaligmaker
" ons heeft nagelaten om zeker te zijn zalig te worden.
"
Maar kan men dan niet zalig worden ook wanneer men in
" de wereld blijft? Zeker, maar dan moet ik er ook aan toevoe-
" gen dat er vele moeilijkheden moeten overwonnen worden, die verdwij-
" nen, wanneer men de wereld verlaat en zich volledig aan God
" toewijdt.
"
Iemand zal zeggen: maar zijn er dan ook in de wereld
" geen heiligen, mensen die diep christelijk zijn, die nauwge-
" zet de wet van God naleven, zoals zij die in het klooster zijn? Er
" zijn er, dat is waar, er zijn in de wereld vele goede christe-
" nen, maar er zijn ook vele gevaren en wat al moeilijkheden moet men
" overwinnen om een weinig goed te doen. Wanneer ze een godsvrucht-
" oefening willen doen, zijn ze er bijna altijd door belet. In de
" congregatie echter zijn deze oefeningen voorgeschreven door de
" regel en is de tijd om ze te volbrengen vastgesteld, zodat het
" heel gemakkelijk is aan de ziel het geestelijke voedsel te geven.
" Hoeveel christenen zijn er, bijvoorbeeld, in de wereld die aan
" meditatie doen? Zeer weinig. Hoeveel onder de christenen kunnen
" ze beter doen? Hier bij ons bestaat er gelukkigerwijs het heilig
" gebruik iedere dag aan meditatie te doen. Willen wij ze allen sa-
" men doen, dan moeten we niets anders doen dan 's ochtends vroeg
" opstaan. We staan om vijf uur op en we gaan naar de kerk zonder
" dat iemand ons lastig valt. In de wereld echter kan men dat
" niet met velen tegelijk doen. Om de meditatie alleen te doen
" overdag weet men niet welk ogenblik ervoor te kiezen, omdat al-
" les, wat er in huis moet gedaan worden, ons steeds bezig houdt.
" Nu eens komt er bezoek, dan moeten we weer op bezoek gaan. Van-
" daag worden we op een diner uitgenodigd, morgen moeten wij er
" een aanbieden aan onze vrienden in eigen huis. Het zijn maat-
" schappelijke welvoeglijkheden opgelegd door het gebruik en wee
" hun, die ze niet naleven! Men moet zorg dragen voor zijn gezin,
" men moet eraan denken zijn eigen woning te laten herstellen, men
" moet zijn huur op de vastgestelde tijd gaan betalen en de renten
" gaan op e i s e n . M e n m o e t l e t t e n o p z i j n z a a k , o p z i j n
" winkel.
"
Laat ons maar niet spreken van vroeg op te staan, want in

21.7 Page 207

▲back to top


- XIII/203 -
" de wereld, om het te zeggen zoals het is, staat men zeer
" laat op. Sommigen blijven in hun bed tot zeven uur, tot acht uur
" en zelfs tot tien uur. Nog niet lang geleden ging ik een bezoek
" brengen bij een eerzaam persoon en kreeg ik als antwoord dat
" ik hem niet kon spreken omdat hij zich nog te bed bevond. Het
" was toen tien uur voorbij.- Hoe komt dat? Is hij nog niet op-
" gestaan? Is hij dan zo laat gaan slapen? Ik kreeg als ant-
" woord: - 'Kijk, hij dineert om vier uur, gaat dan wat praten,
" gaat naar het toneel, soms naar een bal en kan niet gaan sla-
" pen voor middernacht. Daarom moet hij lang blijven slapen." -
"
Toen dacht ik indien wij ook een dergelijk leven zou-
" den leiden, wat zou er dan van onze meditatie geworden? Van
" meditatie zou er niet eens meer gesproken worden! En wanneer
" we gaan onderzoeken hoe ze hun dag doorbrengen, dan komen we tot
" de bevinding dat de mensen in de wereld iedere dag zwaarde-
" re moeilijkheden ontmoeten om wat goed te doen. Soms hebben ze
" ook wel het inzicht een H. Mis bij te wonen, een bezoek te gaan
" brengen aan de kerk, maar nooit krijgen ze daar de tijd, noch
" de gelegenheid toe. Zo gaat het met alle andere zaken die be-
" trekking hebben op de godsvrucht. Kortom, de wereld is geen
" plaats voor vrome oefeningen, ik zou zelfs durven zeggen dat
" het een plaats is waar het onderhouden van de wet des Heren
" zeer moeilijk is en waar het bijna onmogelijk is de raadge-
" vingen van het evangelie in de praktijk om te zetten. Het
" is al heel veel wanneer men in de genade Gods kan blijven en
" niet valt in de strikken door de duivel en het vlees gespannen.
" Een goede christen dus die ernaar streeft gaaf uit deze gevaren
" te komen, moet slechts één zaak doen: ze vluchten, zich terug-
" trekken in een klooster, waar hij zoals in een versterkte plaats
" zal zijn, waar zijn vijanden hem niet kunnen benaderen. Maar God
" schenkt deze bijzondere genade van de kloosterroeping niet aan
" allen en gelukkig zij die door hem worden uitgekozen! Wij allen
" werden uitgekozen, want wanneer God ons hier verenigd heeft, dan
" is dit een duidelijk teken dat het zijn wil is dat wij Hem hier
" zouden dienen. En ik zeg jullie dat wanneer jullie volharden in
" het religieuze leven, in het onderhouden van de regel, jullie de
" wapens uit de handen van de vijand van jullie ziel zullen weg-
" nemen en veilig de weg van de hemel zullen opgaan, het honderd-
" voudige zullen hebben op deze aarde, volgens de belofte van de
" Zaligmaker en het eeuwige leven na de dood.
"
Indien zij die in de wereld zijn de vrede en het geluk
" kenden die men in het klooster geniet, dan zouden allen zonder
" uitzondering hun tijdverdrijf, hun geneugten, hun rijkdommen verlaten
" om de kloosters en de kloostercongregaties te bestormen, om de
" tevredenheid te vinden welke zij tevergeefs elders gaan zoeken.
" En wij die ze gekend hebben en die op deze plaats verzameld
" zijn, laten wij van ons geluk genieten. Dat is de grote ge-
" nade die God ons schenkt wanneer Hij ons tot het religieuze le-

21.8 Page 208

▲back to top


- XIII/204 -
" ven roept. Een grote schat ligt in onze handen. Ik zeg jullie
" dit opdat er bij niemand enige illusie zou zijn. Allen zijn jullie
" door God geroepen geworden. Het is dus noodzakelijk dat jullie
" aan deze genade beantwoorden en dan mogen jullie zeker zijn,
" en ik geef jullie hiervan de verzekering, dat jullie de zoet-
" heid zullen smaken van het religieuze leven.
"
Nu zal iemand me zeggen: kan Don Bosco ons werkelijk de
" verzekering geven dat wij allen tot deze staat geroepen zijn?
" Ik wens niet de zaak tot op de grond te onderzoeken om in het
" bijzonder de tekens van de roeping door God te onderkennen, maar ik
" meen jullie toch bevestigend te kunnen antwoorden, omdat het
" feit zelf dat wij hier allen bij elkaar zijn een teken is van
" de goddelijke wil. Ik herhaal het jullie: leven jullie de
" regel na en jullie mogen zeker zijn.
"
Maar ook jullie die in de congregatie zijn, denken jul-
" lie maar niet in een luilekkerland te kunnen leven en te kunnen
" zalig worden terwijl jullie met het hart nog gehecht blijven aan
" de ellenden van deze wereld. Zeker, wie onder jullie twee heren
" willen dienen, zou niet in het religieuze leven moeten blijven
" om er de vrede te vinden. Dwaas hij die zijn geloften zou afleg-
" gen en daarbij zou denken dat hij enkel maar moet genieten!
" Dwaas wie zou behoren tot het getal van hen, over wie Sint-
" Bernardus zegt: Pauperes esse volunt, eo tamen pacto, ut nihil
" eis desit!
"
Laat die man zich van die dwaling vrijmaken, zo niet zal hij
" een vergissing begaan. In het klooster zijn het niet allemaal
" rozen, het tegendeel is zelfs waar, want er zijn ook doornen.
" Maar zouden wij ons met rozen willen kronen, terwijl Jezus met doornen
" gekroond werd? Soms hebben de nederigheid, de gehoorzaamheid, de verster-
" ving en het werk hun doornen. En wie weet niet hoe smal de weg naar
" de hemel is?
"
Maar ik zou ook aan sommigen willen zeggen: vergis je
" niet, door het in je hart voor te stellen dat het religieuze le-
" ven geheel uit offers zou bestaan. Eerst komen de doornen en na-
" dien de rozen. Het is waar dat het religieuze leven voortdurende
" inspanning vraagt, de geest van offer, een ootmoedige onthechting
" van zich zelf; maar deze beproevingen zelf zijn bronnen van gro-
" tere genaden en van zeer grote vertroostingen, wanneer we beden-
" ken dat we een meester dienen die zo rechtvaardig en zo goed is.
" "Het is waar dat onze beloning in de hemel is" - zegt Sint-Paulus
" "maar ook hier op aarde krijgt men op vele manieren het honderd-
" voudige van wat men aan de Heer opoffert. Alles moet men Hem op-
" offeren, ieder van onze werken moet tot zijn glorie gedaan worden
" en ook het loon van het werk dat wij doen is voor Hem. Maar wan-
" neer wij vermoeid zijn, verzacht de Heer onze rust en andere mak-
" kers helpen ons. Wanneer de vijand ons bekoort, dan herkennen wij
" hem aan zijn vleierijen en hebben wij machtige wapens, die de Heer
" zelf ons toereikt, om ons te verdedigen. En het honderdvoudige dat

21.9 Page 209

▲back to top


- XIII/205 -
" Jezus Christus aan de religieuzen in dit leven belooft, wordt ons ook
" nog geschonken door de vrede, het vertrouwen, de vertroostin-
" gen welke wij zullen ervaren op het ogenblik van onze dood. Fidelis
" Deus! Maar wat meer dan alles waard is, dat is de belofte van
" het eeuwige leven.
"
En wij allen, salesianen, zullen er geraken wanneer wij
" de schat van onze roeping bewaren, door onze regel na te leven
" en ons altijd te houden onder de bescherming van de Allerheilig-
" ste Maagd, die ons zo wil begunstigen.
De vervroegde professie van graaf Cays was het volgend jaar de oor-
zaak van een spijtige betwisting; het zal volstaan ze hier in grote trek-
ken uiteen te zetten. In plaats van Don Bosco te horen, wat normaal zou
geweest zijn, verklikte de aartsbisschop aan Rome het feit van zijn toe-
lating tot de eeuwige geloften alvorens het jaar van zijn noviciaat be-
eindigd te hebben. Vanuit Rome vroeg de nieuwe prefect van de heilige
congregatie van de bisschoppen en regulieren, Kardinaal Ferrieri, uit-
leg over de zaak aan Don Bosco. Deze antwoordde en haalde redenen aan
van kerkelijk recht die volledig zijn daad schenen te rechtvaardigen.
Hierbij steunde hij op het gezag van een bekende en zeer vereerde mees-
ter in kerkelijk recht.
"
Eminentie,
"
" Op de vraag of ik in mijn hoedanigheid van Algemeen Overste
" van de congregatie van de salesianen werkelijk dispensatie heb
" verleend aan graaf Cays di Giletta een volledig jaar door te
" brengen in het noviciaat en of ik hem voor het einde van die ter-
" mijn ingelijfd heb in de bovenvermelde congregatie door hem de
" eenvoudige geloften te laten afleggen en om welke reden ik aldus
" gehandeld heb, antwoord ik U onbevangen bevestigend op de eerste
" vraag. Wat de tweede vraag betreft beken ik in alle nederigheid
" dat ik met een gerust geweten meende dit te mogen doen, zowel
" wat de geldigheid als de geoorloofdheid van deze daad betreft.
"
Wat de geldigheid betreft schijnen mij volgende redenen
" voldoende in het voordeel te pleiten. Aan de ene kant is er,
" voor zover ik weet, geen gezaghebbende verklaring verschenen dat
" de wet van het Concilie van Trente (25ste zitting, hoofdstuk 15),
" luidens dewelke op straf van nietigheid voorgeschreven wordt dat
" er een volledig jaar noviciaat moet verlopen voor de inlijving
" in de kloosterinstituten, voor wat de plechtige professie aan-
" gaat, ook toepasselijk is op de inlijving met eenvoudige geloften.
"
Anderzijds zijn de auteurs die hierover geschreven hebben het
" niet eens. Bouix, een hedendaagse kenner van het kerkelijk recht,
" die groot aanzien geniet, spreekt zich in zijn traktaat De jure
" regularium (deel IV, Hoofdstuk V, nr. 11) openlijk uit voor de

21.10 Page 210

▲back to top


- XIII/206 -
" geldigheid van een inlijving alvorens een volledig jaar novi-
" ciaat te beëindigen.
"
Daar ik echter in deze aangelegenheid zeker wou zijn heb
" ik een vraag gericht tot een kardinaal en hem zijn mening ge-
" vraagd. Deze heeft eerst de heilige Vader hierover ondervraagd
" en mij dan geantwoord dat er geen reden was om hieraan te
" twijfelen en dat ik dus gerust de mening kon volgen van de
" goedgekeurde auteur (Bouix) naar wie hij verwees.
"
Trouwens is het ten minste geoorloofd eraan te twijfelen.
" In dit geval, vermits het gaat over een strenge wet, zullen wij,
" in geval van twijfel, volgens de algemene beginselen de wet
" mogen interpreteren in haar engste en strengste zin en aanne-
" men zonder vrees ons te vergissen, dat de inlijving van de
" novice, eer hij zijn noviciaat volledig gedaan heeft, geldig is.
"
Wanneer we van een ander beginsel vertrekken, kan men even-
" eens laten opmerken dat de aangehaalde wet van het concilie
" van Trente spreekt over de noodzakelijkheid van een volledig jaar
" voor de geldigheid van de professie. Daar de wet stipt dient uitge-
" legd te worden, zoals we gezegd hebben, moet ze geïnterpre-
" teerd worden volgens de enge betekenis van haar bewoordingen en dan
" betekent het woord "professie" de plechtigheid van het afleggen van
" de kloostergeloften. Men mag dus terecht de wet van het concilie
" van Trente alleen in deze zin interpreteren.
"
Ter bevestiging van dít alles dient men te noteren, dat
" men daar, waar men over de eenvoudige geloften spreekt welke
" de plechtige geloften moeten voorafgaan, volgens de jongste
" leerstelsels, wel beslist dat de plechtige professie nietig is,
" wanneer ze niet werd voorafgegaan door de eenvoudige geloften,
" maar men er niet op wijst dat ook de eenvoudige geloften nietig
" zijn, wanneer ze niet voorafgegaan werden door een volledig jaar
" noviciaat. Dit is een klaarblijkelijk teken dat de heilige Stoel
" het niet nodig geacht heeft dezelfde voorwaarden te stellen voor
" de ene als voor de andere.
"
En terecht, want men kan absoluut niet ontheven worden van
" de plechtige geloften en men kan er moeilijk aan verhelpen als ze
" onvoorzichtig worden uitgesproken, zonder ten minste de proeftijd
" te hebben afgelegd; terwijl dit niet het geval is voor de eenvou-
" dige geloften. Daaruit wordt het duidelijk dat de wetten uitgevaardigd
" voor de plechtige geloften niet zo maar bij analogie en zonder
" gelijkheid van oorzaak mogen uitgebreid worden tot de gewone geloften.
"
Uiteindelijk kan men niet eens vanwege de salesiaanse constitu-
" ties beweren dat een dispensatie van het volledig jaar novici-
" aat ongeldig zou zijn, omdat op geen enkele plaats van de con-
" stituties bepaald wordt dat een dergelijke dispensatie niet
" zou kunnen verleend worden door de Algemeen Overste.
"
Nu aldus de geldigheid van de dispensatie bewezen werd,

22 Pages 211-220

▲back to top


22.1 Page 211

▲back to top


- XIII/207 -
" moeten we voor ons geval nog haar geoorloofdheid vaststellen.
"
Zonder enige twijfel zou een dergelijke dispensatie on-
" geoorloofd zijn, als tegenstrijdig met de belangen van het re-
" ligieuze leven en van de novice, indien er geen ernstige redenen
" zouden bestaan voor een uitzondering, zoals Bouix zegt op
" de aangehaalde plaats.
"
Maar hier gaat het over een buitengewoon geval, namelijk
" over een persoon die zich zeer onderscheidt door zijn vroom-
" heid, zijn talenten, zijn kennis, door een lang en werkzaam
" leven in dienst van God. Het gaat over een geleerde die ge-
" promoveerd werd in utroque jure, onderricht is in de heilige
" dogmatische en morele godgeleerdheid, een persoon die tot lid van
" het parlement van Sardinië gekozen werd, waar hij duidelijke
" bewijzen gaf van wetenschap en christelijke moed in gezelschap
" van zijn vriend, graaf Solaro della Margherita. Het gaat hier
" over een verstandige directeur van het Genootschap van Sint-
" Vincentius de'Paoli, beroemd door zijn adel en door de rente
" van zijn patrimonium, voorzien van een titel voor de gewijde
" orden. Nog vóór hij zijn noviciaat begon, bracht hij verschil-
" lende proefmaanden door in het religieuze leven dat hij dacht
" aan te gaan in het hoofdhuis van de salesianen, waar hij af-
" stand deed van elk comfort op de hoge leeftijd van meer dan
" vijfenzestig jaar. Er kon dus niet meer getwijfeld worden aan
" de goede hoedanigheden van de novice, noch aan de rijpheid van
" zijn beslissing, noch aan de standvastigheid van zijn heilig
" besluit, noch aan het goed dat hij zou kunnen doen in dienst
" van godsdienst en Kerk. Het was zelfs de bedoeling bij het
" verlenen van de dispensatie gedeeltelijk een man te belonen
" die een zo ongemeen voorbeeld van deugd en heilige inzichten
" gegeven had en hem in staat te stellen zo vlug mogelijk nuttig
" te kunnen zijn bij het voorzien in de behoeften, de zo talrijke
" behoeften, waaraan de ontluikende congregatie door de goddelij-
" ke goedheid geroepen werd te verhelpen.
"
Als bewijs van dit alles moge het gezag gelden van de aartsbis-
" schop van Turijn, Mgr. Gastaldi, die bij brief gericht aan de
" novice meende hem een blijk van achting te mogen geven door hem vrij-
" stelling te verlenen, volledig uit eigen beweging, van de ge-
" tuigschriften vereist om een novice op geoorloofde wijze tot
" de tonsuur en de lagere wijdingen toe te laten.
"
Met volle vertrouwen te hebben bewezen dat ik hierin zonder
" schuld en zonder vergissing heb gehandeld, verklaar ik mij
" steeds bereid, zoals dit mijn plicht is mij te houden aan de
" kerkelijke wetten en aan de normen, die het de heilige congre-I/
" gatie zal behagen mij voor te schrijven voor mijn norm en voor
" een goed bestuur van de salesiaanse congregatie.
"
" Turijn, 18 juni 1878
Uw verplichte en nederige dienaar
"
Priester Gio. Bosco.

22.2 Page 212

▲back to top


- XIII/208 -
Deze beschouwingen kregen geen gunstig onthaal want de kardinaal
antwoordde hem dat hij zich moest houden aan wat de salesiaanse consti-
tuties voorschreven betreffende geloften.(1) De brief van zijn Emi-
nentie werd ambtshalve aan Don Bosco overgemaakt op 7 juli door advo-
caat Don Costantino Leonori, die hem sinds enkele tijd bijstond bij de
Romeinse congregaties.(2)
Maar Don Bosco had in zijn voormelde brief niet alles gezegd.
Toen in november 1877 te Turijn de eerste opwerpingen werden gedaan over
de geldigheid van de aanstaande religieuze professie van de graaf, had
hij raad gevraagd aan een kardinaal van de Curie, die waarschijnlijk, om
niet te zeggen, zeker, kardinaal Berardi was, zijn intieme raadsman in de
meest kiese zaken en bovendien had hij hem verzocht over dit incident een
woord aan de paus te zeggen. De heilige Vader kon niets inbrengen tegen
Don Bosco, die meende goed gehandeld te hebben.
Wat anders kon men ook verwachten vanwege de heilige Vader; want
meer dan eens hebben wij de gelegenheid gehad eraan te herinneren hoe
Pius IX hem voor het inwendige bestuur van de sociëteit mondeling voorzien
had van de meest ruime bevoegdheden, omdat hij zo een groot vertrouwen
stelde in zijn voorzichtigheid. En voorzichtig benutte Don Bosco deze
soevereine mildheid en met nog grotere voorzichtigheid sprak hij erover.
Hij drong dus aan om een legalisering te bekomen zonder dat hiervoor
bijzondere plichtplegingen zouden nodig zijn terwijl hij beter en in
alle nederigheid de redenen van zijn handelwijze uiteenzette. Daarom
schreef hij opnieuw wat volgt:
"
Eminentie,
"
"
Op 8 juli ontving ik uw geëerde brief waarin uwe Eminentie
" mij uitnodigde een sanering aan te vragen voor graaf Cays, die tot
" de religieuse professie zou worden toegelaten, eer hij het jaar van zijn
" noviciaat zou voltooid hebben of, zoals onze constituties zeggen,
" eer hij zijn tweede proeftijd zou beëindigd hebben.
"
Zonder de minste opmerking te willen maken, vraag ik enkel
" als een gunst, uit eerbied voor de heilige Stoel en voor de eer van de
" congregatie waarvan ik de overste ben, dat ik U enkele re-
(1) Brief van 25 juni 1878.
(2) Wij weten niet precies en op welke wijze Don Bosco afgezien had van de diensten van advo-
caat Menghini om beroep te doen op advocaat Leonori. Een reden ven fijngevoeligheid moet
zonder twijfel hem genoopt hebben deze beslissing te nemen. Zoals we al gezien hebben ver-
dedigde kanunnik Menghini ook de zaken van Mgr. Gastaldi en dat moest de advocaat of een
van zijn klanten wel in verlegenheid gebracht hebben. Over hem vinden we niets meer vermeld
in de briefwisseling van Don Bosco.

22.3 Page 213

▲back to top


- XIII/209 -
" redenen zou mogen herinneren waarop ik mij gesteund heb om deze
" dispensatie te verlenen, zoals uitvoeriger werd uiteen-
" gezet in mijn vorige brief.
"
1° Gezaghebbende kenners van het kerkelijk recht zo-
" als Bouix, Ferraris, bevestigen dat het decreet van het Con-
" cilie van Trente over het volledig jaar van het noviciaat
" enkel bindend is voor de kloosterorden met plechtige geloften, die
" de geloften van gehoorzaamheid, zuiverheid en armoede doen
" in volstrekte zin, maar dat de kloostercongregaties met eenvoudige
" geloften hieraan niet onderworpen zijn en dat daarom hun oversten,
" wegens ernstige redenen, dispensatie kunnen verlenen van een
" gedeelte van de proeftijd.
"
2° Daar ik nochtans zekerheid wou hebben over mijn handel-
" wijze, heb ik aan een kardinaal gevraagd hierover een woord
" te willen zeggen aan de heilige Vader.
"
Het antwoord was dat ik, mij steunde op het gezag van deze
" schrijvers en op de gezaghebbende verklaring van zijne Hei-
" ligheid, met gerust gemoed deze dispensatie kon verlenen.
"
Ik heb geen rescript gevraagd omdat het ging over een bij-
" zonder geval dat betrekking heeft op inwendige zaken van
" het instituut.
"
Na de redenen te hebben uiteengezet van mijn daad, kniel
" ik nederig aan de voeten van uwe Eminentie en smeek ik om vergif-
" fenis voor de vergissing welke ik onvrijwillig begaan heb en
" vraag ik de nodige sanering.
"
Ik stip enkel aan dat de tijd voorgeschreven voor
" het noviciaat van de graaf al sinds verschillende maanden ver-
" streken is en dat ik hem de formule van de kloosterprofessie
" zal laten herhalen en alle andere zaken zal doen die uwe Emi-
" nentie zal oordelen mij te moeten bevelen.
"
Ik heb de hoge eer mij van uwe Eminentie te mogen
" betuigen als
"
" Turijn, 17 juli 1878.
Priester Gio. Bosco.
Ongetwijfeld zou Don Bosco er beter aan gedaan hebben zich te voor-
zien van een pauselijk rescript dat hij bij iedere gebeurlijkheid zou kunnen
voorleggen. Hij had echter niet de noodzakelijkheid aangevoeld dit aan te
vragen, omdat de graaf, na bij de Curie van Turijn een patrimonium te
hebben gevestigd thans regelmatig de heilige wijdingen ontving, en
ook omdat hij er helemaal niet aan dacht te voorzien dat de zaak voor
de rechtbank van Rome zou gebracht worden. Wegens die reden was hij
beroofd van zijn sterkste verdedigingsmiddel, toen Pius IX gestorven was.
De prefect van de heilige Congregatie antwoordde op 29 juli dat
men eenvoudig de sanering zou vragen betreffende het noviciaat en de professie

22.4 Page 214

▲back to top


- XIII/210 -
van de graaf en dat deze schriftelijk zou verklaren dat hij deze verlangde
te bekomen.
Indien men dadelijk met de graaf zou gesproken hebben over deze aangele-
genheid, zou men onverwachts in zijn hart radeloosheid verwekt hebben
en zou hij gedacht hebben dat de oversten onbedacht te werk gingen
en de kerkelijke wetten niet kenden. Dat zou hem de sereniteit ontnomen
hebben die hij nodig had om zich voor te bereiden op de priesterwijding
die snel naderde. Men dient immers te weten dat een van de redenen om
het afleggen van de geloften te verhaasten de noodzakelijkheid geweest
was hem te bevrijden van de kwellingen van een inwendige beroering die
inderdaad ophield. Don Bosco achtte het daarom opportuun tijd te winnen
en het gunstige ogenblik af te wachten, des te meer omdat de kardi-
naal geen enkele termijn voor de uitvoering vastgesteld had. Toen kwam
het zomerseizoen, waarin het werk van de Romeinse congregaties trager
verliep zodat de graaf de tijd had om rustig zijn eerste mis te ce-
lebreren en ook om met Don Rua een reis te doen naar Parijs om daar
te gaan onderhandelen over gewichtige belangen van de congregatie, zo-
als we verder zullen verhalen. Bij zijn terugkeer bevond hij zich dan
in een gemoedstoestand die hem toeliet de onverwachte mededeling te ont-
vangen zonder gevaar voor een reactie. Toen hij dan gehoord had wat er
van hem verlangd werd en hij goed de aard en de draagwijdte van de zaak
begrepen had, schreef hij op 4 december aan de heilige Vader zijn smeek-
schrift in deze vorm: "Carlo Cays, salesiaans priester te Turijn be-
toogt eerbiedig aan uwe Heiligheid dat men hem gezegd heeft dat zijn
kloosterprofessie onregelmatig geweest is omdat ze niet in overeenstemming was
met de constituties van de salesiaanse congregatie. Daarom smeekt hij ne-
derig om een goedertieren sanering en verklaart daarbij dat hij vol-
strekt het inzicht heeft in de salesiaanse congregatie te blijven en be-
reid is zijn kloosterprofessie met het afleggen van de eeuwige gelof-
ten te hernieuwen... Op 12 december zond advocaat Leonori het rescript
(1) waarin aan de graaf het bevel werd gegeven een ganse maand door te
brengen in het huis van het noviciaat onder de leiding van de novice-
meester en daarna zijn eeuwige geloften te herhalen zoals de constitu-
ties dat voorschrijven. In alle eenvoud ging de goede religieus weer
voor de maaltijden naar de refter van de novicen en bleef ook bij hen
gedurende een hele maand voor de geestelijke oefeningen, eigen aan het
noviciaat. Eindelijk hernieuwde hij privaat zijn eeuwige professie in de
handen van Don Bosco. Zo eindigde deze zaak en werd er nooit meer over
gesproken.
Dit alles, zoals we hierboven zeiden, belette graaf Cays niet de
heilige wijdingen te ontvangen met de titel van het patrimonium. Hij ontving het
(1) In de brief die het rescript begeleidde schreef de advocaat: "Morgen ga ik bij kardinaal
Oreglia en vertel ik hem alles." Deze woorden laten redelijkerwijs veronderstellen dat
ook kardinaal Oreglia erover dacht zoals Don Bosco.

22.5 Page 215

▲back to top


- XIII/211 -
het subdiaconaat van Mgr. Salvai, bisschop van Alessandria op 15 april
1878, het diaconaat van de aartsbisschop op 15 juni en het priesterschap
van dezelfde op 20 september. Zijne Excellentie wou hem de laatste
wijding toedienen in de kathedrale kerk, in aanwezigheid van tal van
adellijke heren en dames, verwanten, kennissen en vrienden van de wijde-
ling en te midden van een grote toeloop van volk. De nieuwe priester zou
te Turijn plechtig zijn eerst mis kunnen celebreren, maar zijn vroomheid
zou er te veel afleiding gehad hebben. Daarom deed hij afstand van iede-
re feestelijkheid, verwijderde zich uit de stad en begaf zich met zijn
zoon naar Sampierdarena waar hij in de kerk van het tehuis van Sint-
Vincentius de mis zong. Vol vurigheid beging hij een verstrooidheid die
men zich nog een tijdje bleef herinneren. Toen hij aan de eindzegen geko-
men was begon hij, in plaats van de formule met stille stem te zeggen,
luidop te zingen, more episcoporum.
Don Bosco, die zich te Sampierdarena bevond om er de retraite
te leiden, assisteerde de jonge leviet aan het altaar en toen deze na
de mis zijn dankgebed deed, schreef hij aan advocaat Fortis van Turijn,
die toen verlangde het voorbeeld van de graaf te volgen en salesiaan te
worden. Don Bosco kende hem van toen hij nog een jongen was, omdat hij
met zijn vader zeer bevriend was. Hij noemt hem professor, omdat hij
hem ermee belast had lessen van wijsbegeerte te geven aan de clerici
van het Oratorio.
"
Mijn beste Professor Alfonso,
"
"
Graaf Cays beëindigt op dit ogenblik zijn eerste mis en
" terwijl hij zijn dankzegging doet, schrijf ik jou een paar re-
" gels.
"
Woensdag begint de retraite te Lanzo en ik verwacht jou
" op straf van je te gaan halen.
"
Het zal een dubbele winst zijn, wanneer ook onze beste
" Riccardo (1) met jou zal komen, die deugdzaam wenst te worden,
" maar mirakels wil doen, zoals ik verlang.
"
Ik hoop dat papa in goede gezondheid verkeert, maar ik durf
" hem niet uit te nodigen. Indien ook hij naar Lanzo zou komen,
" zullen we er een groot feest van maken en goed voor hem zor-
" gen. Alle dagen bid ik voor hem en ik vraag aan God dat hij
" hem een lang en gelukkig leven zou verlenen.
"
Moge God ons allen zegenen. Mijn nederige eerbetuiging aan
(1) Jongere broer van Alfonso.

22.6 Page 216

▲back to top


- XIII/212 -
" mama, aan Riccardo en bid voor mij die voor jou steeds in J. Chr.
" zijn zal
"
" Sampierdarena, 22 sept. 1878
je toegenegen vriend
" morgen zal ik te Turijn zijn.
Priester Gio. Bosco.(1)
Toen hij priester was geworden, vroeg Don Carlo Cays iedere dag
aan de Madonna drie genaden voor het einde van zijn leven: te sterven
in de nabijheid van Don Bosco en door hem te worden bijgestaan, zijn fa-
milieleden te mogen zegenen opdat ze het geloof van hun voorvaderen zou-
den bewaren; niet te veel te moeten lijden bij het sterven omdat hij,
naar hij zei, weinig geduld had.
Vroom, nederig, gehoorzaam, verstorven, zeer liefdadig stichtte
hij slechts vijf jaar zijn medebroeders, omdat de Heer hem tot zich riep
op 4 oktober 1882. Hij stierf in het Oratorio, bijgestaan door Don Rua,
aan wie Don Bosco hem gedurende de laatste twee dagen toevertrouwd had,
omdat hij zelf verwacht werd te San Benigno voor het sluiten van de re-
traite. De deugdzame graaf deed edelmoedig aan God het offer hem door
deze afwezigheid opgelegd; maar ook bij het bijstaan van de stervenden verte-
genwoordigde deze lievelingszoon op waardige wijze de vader. Feitelijk
was het in huis een algemeen verspreide mening dat Don Rua van de hemel
bijzondere gaven voor dit kiese ambt ontvangen had.
Tot aan het allerlaatste ogenblik waren de daden en de woorden van de
stervende een verheven beoefening van de theologale deugden en een voort-
durend getuigenis van zijn oprechte liefde voor het kloosterleven.
(1) Nadat de professor de retraite had meegemaakt, keerde hij naar huis terug, maar daarna
ging hij naar Valsalice om er onderricht te geven in het lyceum of tenminste om zijn
titel te laten gelden bij de schooloverheden. Hij bleef er een jaar lang de aspirant-
coadjuteur, zoals blijkt uit de ledenlijst van 1879. Om gezondheidsredenen werd hij
echter gedwongen terug te keren naar zijn familie. Daarna trad hij in bij de jezuïeten en
werd daar priester. We zullen hem nog ontmoeten. Don Bosco schreef hem in oktober daar-
opvolgend:
Mijn beste Alfons,
Je bent mij ontsnapt uit te retraite, maar ik hoop dat je mij te Valsalice niet zal
ontsnappen. Wegens de gestrengheid van de schooloverheden en de schaarste aan gediplomeer-
de professoren, ben je in het lyceum ingeschreven voor wijsbegeerte en letteren. Praktisch
zul je doen wat je het meest opportuun zutl oordelen voor je gezondheid.
De klassen zijn al gevormd en de leerlingen verlangen vurig naar je lessen. Kom daar-
om zo gauw je dat kunt.
Zijn papa en mama goed gezond? Herinnert Riccardo zich Don Bosco nog? Groet ze allen
van mijnentwege en zeg hun dat ik ze iedere ochtend in het memento van de H. Mis gedenk.
God moge ons allen zegenen en bid voor mij die altijd in J. Chr. zijn zal
Turijn, 18 okt. 1878
je toegenegen vriend
Pr. Gio. Bosco.

22.7 Page 217

▲back to top


- XIII/213 -
Gedurende zijn talrijke samenspraken met Don Rua deed hij er soms zijn
beklag over dat hij gedurende de laatste maanden niet al de regels nage-
leefd had, zoals deze: 's ochtends samen met de communiteit op te staan.
Hij bedankte de Heer die medelijden had met zijn broosheid en hem zware
lichamelijke pijnen bespaarde. De laatste avond zegende hij in een har-
telijke ontboezeming zijn zoon en schoondochter. Hij ontsliep op de eer-
ste uren van de dag toegewijd aan het eeuwfeest van Sint-Franciscus van
Assisi, zoals hij voorspeld had. Wanneer Don Rua gezien had hoe zacht
zijn sterven geweest was, sprak hij hierover in het openbaar en herinner-
de hij aan de heilige grondregel dat het genoegen van te sterven zonder
pijn wel de moeite loont zonder genoegens te leven.

22.8 Page 218

▲back to top


- XIII/214 -
H O O F D S T U K IX.
HET EERSTE GENERAALKAPITTEL
Toen het derde jaar sinds de definitieve goedkeuring van de re-
gel verlopen was, ontstond de verplichting het eerste generaal-Kapittel
te houden, omdat tot 1904 het gewone samenroepen van de Algemeen Kapit-
tels om de drie jaar voorgeschreven was. Don Bosco dacht er sinds lang
aan, maar sprak er voor de eerste maal over op 21 april 1877.— "Daar
dit het eerste is" - zei hij toen tot verscheidene oversten, - "is het
mijn inzicht het met grote plechtigheid te vieren, omdat de akten ervan
naar Rome moeten gezonden worden. Dat zal een nieuw aspect geven aan de
congregatie... Het zal een grote stap zijn! Het is mooi om zien hoe we
van jaar tot jaar steeds een belangrijke stap zetten." - Hij werkte toen
aan de voorbereiding van een volledig schema van de zaken die hij oppor-
tuun achtte ze te onderwerpen aan het onderzoek en aan de beraadslagin-
gen van de vergadering. "Ik verlang" - voegde hij eraan toe: - "dat
dit Kapittel een mijlpaal zou zijn in onze congregatie. Wanneer ik dan
zal sterven, zal ik zien dat alles al in regel en goed geordend zal
zijn." - Hier laat de kroniekschrijver opmerken: "Het is bewonderens-
waardig om zien hoe Don Bosco duizenden kleine zaken schijnt voorbij te
laten gaan zonder ze een blik waardig te achten; hij spreekt er niet
over, maar let op alles, denkt erover na en als het belangrijk ogenblik
gekomen is, heeft hij alles voorbereid." Zijn overheersende gedachte in
die tijd was de congregatie te consolideren, zodat er geen verwikkelin-
gen zouden overblijven voor hem die na hem zou komen. Dit Kapittel
scheen hem het laatste grote werk toe, waaraan hij de hand zou leggen
alvorens te sterven. Daarom zette hij de zaken die niet tot de congre-
gatie behoorden wat aan de kant en hield hij zich met grote vurigheid
met deze aangelegenheid bezig. "Nu gaat het erom" - zei hij eveneens -
"aan alles een geregeld bestaan te geven... Tot heden toe zei men: de
zaken gaan goed, maar wat staan we nog ver af van een echt geregeld
bestaan! Het is gauw gezegd: leven in gemeenschap, maar er ontbreekt
ons nog veel om dat te verwezenlijken. Onze regel is kort maar voor
vele punten zou een enkel woord vele Kapittels uitleg vergen over de
praktische manier tot uitvoering. Indien ik, op het ogenblik dat ik de
regel opstelde, de ervaring bezeten had die ik thans bezit, dan zou ik
hem nog korter hebben gemaakt, hem misschien tot een vijfde deel her-
leid hebben want te Rome houdt men er nooit mee op, bij de goedkeuringen,
bij ieder woord dat er geschreven staat te verwijlen, terwijl men op het
overige niet zoveel acht slaat. Aan de Romeinse congregaties biedt men de organi-

22.9 Page 219

▲back to top


- XIII/215 -
sche ordening aan, maar, voor wat de praktijk betreft, laat men ons deze
zelf uitdenken. Thans moet in dit generaal-Kapittel in het bijzonder over
de praktijk worden gehandeld. Nu worden nog zovele voorschriften niet in
praktijk gebracht en men weet zelfs niet eens dat ze in de regel staan.
Daarom moeten ze nauwgezet worden verklaard en moet men de wijze aanduiden
waarop ze moeten nageleefd worden."
Toen hij klaar was met het schema van de voorstellen, liet hij er
een zeker aantal kopieën van drukken en in de maand juli zond hij ze
aan de directeurs om ze te laten uitdelen aan de medebroeders. Hij no-
digde iedereen uit de kwesties die daar in paragrafen waren ingedeeld
te bestuderen en elk zijn eigen opmerkingen te formuleren. Men zou ze
dan verzamelen en rangschikken per materie, om ze dan gedurende het Ka-
pittel te overhandigen aan de commissies die belast werden met de be-
sprekingen van de verschillende themas. Don Bosco liet zijn schema voor-
afgaan door volgende aanmerkingen.
In hoofdstuk zes, artikel 3 van onze constituties wordt bepaald,
dat er om de drie jaar een Algemeen Kapittel moet gehouden worden, waar-
aan de bevoegdheid wordt verleend alle zaken die kunnen strekken tot
het voordeel van de leden in het bijzonder of van de congregatie in het
algemeen te behandelen en voor te stellen. Omdat er nu al drie jaar ver-
lopen zijn sinds onze definitieve goedkeuring, is het onze plicht dat
dit Kapittel zou aangekondigd en gehouden worden. De directeurs en pre-
fecten van al onze hulzen zullen er moeten aan deelnemen tenzij de grote
afstand of een andere oorzaak aan sommigen de aanwezigheid onmogelijk
zou maken. Daar dit het eerste Algemeen Kapittel is van onze congre-
gatie, hebben alle leden er zeker belang bij zich hiervoor in te span-
nen, opdat men alle voordelen zou verkrijgen die tot het algemene wel-
zijn kunnen bijdragen. Dit Kapittel zal worden samengeroepen te Lanzo,
vóór of na de retraite. Dit zal als de praktische reglementering worden
van onze constituties en daarom moeten de directeurs, economen of pre-
fecten samen met de Kapittels van hun respectief huis vooraf kennis heb-
ben van de zaken die er moeten behandeld worden om de opportune toevoe-
gingen en beschouwingen gereed te maken. Daarom zal ieder directeur deze
schema's meedelen aan al de leden afzonderlijk van het Kapittel van zijn
huis en zal hij aan iedereen aanbevelen en gelegenheid geven de voorge-
stelde materie te bestuderen.
De prefecten werden uitgenodigd als eenvoudige raadgevers en ook
om aan het Kapittel een zo groot mogelijke plechtigheid te geven; maar
in de praktijk bemerkte men dat, nu de Directeurs afwezig moesten zijn,
de prefecten zich niet uit de huizen konden verwijderen; daarom beslis-
te Don Bosco dat ze over andere kwesties die tot hun bevoegdheid behoor-
den op een andere plaats zouden geraadpleegd worden, wanneer ze naar de
retraites kwamen. Over de personen die het Algemeen Kapittel samenstelden
zullen we het verder hebben.

22.10 Page 220

▲back to top


- XIII/216 -
Op het schema volgde een reglement voor het Algemeen Kapittel.
Het werd - mits enkele wijzigingen goedgekeurd en zou als norm dienen voor
de daaropvolgende Kapittels. Het schema is voor ons van groot belang om-
dat het door Don Bosco zelf werd opgesteld nadat hij het verschillende
dagen bestudeerd had. Daarom is het goed de aandacht te vestigen op die
punten die ons helpen de geest van de stichter te begrijpen betreffende
de bijzonderste problemen van het religieuze leven, des te meer omdat
het vandaag de dag niet gemakkelijk is er nog exemplaren van te vinden.
Van de 21 paragrafen waaruit het samengesteld is, zullen we de titels
geven en de delen, die het meest te betekenen hebben.
1° Gemeenschappelijk leven. Hij stelt verschillende vragen voor en
gaat daarbij uit van dit grondbeginsel: "Het gemeenschappelijk leven is
de band die de religieuze instituten ondersteunt, ze in hun ijver en
het onderhouden van de regel bewaart. Zonder een gemeenschappelijk leven
valt alles in duigen."
2° Gezondheid en consideratie. Ook hier gaat hij uit van algemene
ideeën en normen die ons ook thans nog interesseren. "We moeten veel zorg
dragen voor onze gezondheid en voor die van onze medebroeders. De ge-
zondheid is een zeer grote gave van de Heer waarmee we veel goed kunnen
doen aan ons zelf en aan de anderen. Maar men lette erop dat de ge-
zondheid goed is op het tijdstip van de aanvaarding in de congregatie.
Zij die hun stem uitbrengen of inlichtingen hierover geven, moeten ervoor
zorgen dat deze juist zijn. Over het algemeen mag men niet stemmen ten
gunste van de aanvaarding van kandidaten die zich niet kunnen aanpassen
aan het gemeenschappelijk leven en die niet alle ambten en al het werk
kunnen vervullen die eigen zijn aan onze sociëteit. Wanneer iemand dan
definitief aanvaard is, moet men er alle zorg voor dragen. Om de gezond-
heid te bewaren zijn de volgende middelen doeltreffend: voldoende rust,
niet te hard werken, niet eten buiten de daartoe vastgestelde uren. 's
Avonds na de maaltijd niet meer werken maar na het gemeenschappelijk
gebed zich dadelijk ter rust begeven. De ijver van ieder lid bij het
vervullen van zijn eigen plicht, een redelijke verdeling van de amb-
ten in overeenstemming met de gezondheid, de kennis, de geschiktheid
en d e aa nl eg v a n el k va n he n, z ul len veel bijdragen tot het behoud van de
gezondheid.
3° Studie. Hij spreekt over de letterkundige en theologische stu-
dies van de clerici en over hun voorbereiding op het prediken. Niets meldens-
waardig.
4° De studie voor de leerlingen. "Men zorge er goed voor dat de
leerlingen hun tijd niet in ledigheid doorbrengen maar ook dat ze niet
méér studeren dan dat waartoe elk van hen in staat is. De leraar mag
hen die niet erg verstandig zijn niet dwingen vooruit te gaan, de leer-
lingen moeten in hun respectieve klassen worden geholpen." Eindelijk sug-
gereert hij volgende vier zaken "waarmee men rekening moet houden" in
het voordeel van de studie van de leerlingen: "de stiptheid van het lessenroos-

23 Pages 221-230

▲back to top


23.1 Page 221

▲back to top


- XIII/217 -
ter, het onderhouden van de tucht, wandelingen op tijd zonder stil te
houden, geen te lange wandelingen, niet teveel vakantie en deze afgewis-
seld met aangename studievakken.
5° Tekstboeken. Over het algemeen wil hij dat "de tekstboeken
zouden geschreven of verbeterd worden door onze leden of door personen
waarvan het vaststaat, dat ze eerzaam en godsdienstig zijn." Hij wil ook
dat er zou gewaakt worden over de prijsboeken: "Het is beter een boek te
geven dat minder behaagt maar dat goed is, dan een boek dat verlangd
wordt en curieus is, maar waarin grondregels of beginselen voorkomen die
schadelijk zijn voor de bekroonden."
6° Zedelijkheid tussen de leden salesianen. Uitgangspunt: "De ze-
delijkheid is de grondslag en het behoud van de religieuze instituten.
Het is niet voldoende dat ze tot uiting komt, ze moet ook preventief
zijn, wat wil zeggen dat ze de intrede in de congregatie moet vooraf-
gaan." Daarom legt hij volgende maatstaven op bij de aanvaarding van de
aspiranten en bij de toelating van de novicen." Alvorens een aspirant
te aanvaarden dient men inlichtingen te nemen bij een veilige bron
over zijn voorgaand zedelijk gedrag. Wat zijn kennis en zijn stoffelijk
bezit betreft, kan men breed zijn maar men moet zeer streng zijn wat
zijn zedelijke gaven betreft. Men mag nooit iemand aanvaarden die wegens
redenen van onzedelijkheid uit een college, een seminarie of een opvoe-
dingshuis werd verwijderd. De novicen die gedurende hun proefjaar over
deze belangrijke gave twijfels laten bestaan, mogen niet tot de klooster-
professie worden toegelaten. Het is zelfs beter het gebruik te volgen
van andere kloosterinstituten die de novice doorsturen, zodra er ook
maar een aanduiding bestaat dat de zedelijkheid geen goede grondslag
heeft." Voor de geprofesten legt hij de nadruk op het onderhouden van de
regel, de gehoorzaamheid, de godsvruchtoefeningen en het uitgaan zonder nood-
zaak.
7° De zedelijkheid tussen de leerlingen. Op de eerste plaats zet
hij het voorbeeld van de salesianen: "De zedelijkheid tussen de leerlin-
gen maakt vorderingen in verhouding met de wijze waarop ze uitblinkt bij
de salesianen. Jongens nemen aan wat men hun geeft en de salesianen zul-
len nooit aan anderen kunnen geven, wat ze zelf niet bezitten. Men neme
deze woorden goed in acht en laten de directeurs er het thema voor hun
conferenties van maken." Daarna zijn "de stiptheid van de dagregeling
en de nauwgezetheid van iedereen bij zijn eigen taak" het zaad van de
goede gewoonte bij de leerlingen." Daarna komen zekere "beekjes
waarlangs de genaden en de zegeningen stromen en zich een weg banen tot
het hart van de jongens" namelijk de kleine clerus, de compagnies, de
sacramenten, de triduüms, de novenen, de retraites, de diensten en
plechtigheden in de kerk. Eindelijk is ook "de ontspanning een goed mid-
del, bij voorkeur deze echter "waarin de handigheid van de persoon een
aandeel heeft." De andere waarin "handspel, kussen, strelingen" en
de rg el i j ke zaken meer voorkomen, moeten uitgesloten worden.

23.2 Page 222

▲back to top


- XIII/218 -
8° Kledij en linnengoed. Niets speciaals dienaangaande, maar Don
Bosco's geest vindt men in volgende suggestie: "Het in praktijk stel-
len van deze beschikkingen vergt veel naastenliefde. Daarom moeten de
oversten erover waken dat iedereen degelijk gekleed is en dat niets ont-
breekt van wat nodig is om zich te beschutten tegen de koude of anders
om de gestrengheid van de seizoenen te verzachten.
9° Spaarzaamheid bij de bevoorrading. De twee volgende zinnen ma-
ken hiervan de kern uit: "Ons bestaan is gesteund op de goddelijke Voor-
zienigheid, die ons nooit ontbroken heeft en waarvan we hopen dat ze ons
nooit zal ontbreken. Wij echter moeten van onze kant de grootste aandacht
hebben om te bezuinigen in wat niet noodzakelijk is, om de kosten te ver-
minderen en enig voordeel te halen bij onze aankopen en verkopen.
10° Spaarzaamheid op de verlicht in g. Het zijn de ge wone aanbeve-
lingen en voorstellen.
11° Spaarzaamheid in de keuken en op het brandhout. Midden een
reeks praktische normen is volgende aanbeveling opmerkelijk. "Iedere dag
moet de prefect zijn gewone bezoeken in de keuken doen zowel om na te gaan of er
iets ontbreekt als om te beletten dat er anderen, die er niets te doen
hebben, in de keuken zouden gaan."
12° Spaarzaamheid op het reizen. De gewone opmerkingen. Hij verbindt
hiermee de juiste maat bij de briefwisseling.
13° Spaarzaamheid bij het laten uitvoeren van werken en bouwwerken.
Don B o s c o zegt hier: "Eerzame personen voelen zich gekrenkt, als ze zien
dat de gebouwen, de meubilering en de spijzen op tafel keurig en verzorgd
zijn bij deze mensen die hun gewoonlijk een aalmoes vragen."
14° Eerbied voor de oversten: Eerst en vooral de grote vermaning:
- "Allen die enig gezag uitoefenen en gehoorzaamd en geëerbiedigd willen
worden, moeten zich ook aldus gedragen ten opzichte van hun respectieve
oversten." Voor het overige is er niets nieuws, tenzij dat hij erop aan-
dringt dat iedere salesiaan een paar malen per jaar aan de Algemeen
Overste zou schrijven" over zijn eigen gezondheid, over de moeilijkheden
in zijn respectief ambt en over andere zaken die moreel of materieel op
zijn persoon betrekking hebben." Deze brieven en het antwoord dat zij er-
op ontvangen" mogen door niemand anders worden gelezen dan door de schrij-
ver en door hen aan wie hij ze wil tonen."
15° Inspectiegebieden of provincies. Drie grote richtlijnen voor
een eerste reglement dat in het aanstaande Kapittel moet samengesteld
worden voor de inspecteurs: maandelijkse schriftelijke verslagen van
de directeurs, geldheffingen bij de huizen en het gebruik dat men ervan
maken moet, gewone en buitengewone bezoeken. Don Bosco duidt voor de
uitoefening van het "gezag" van de inspecteurs deze twee taken aan: "het bevor-

23.3 Page 223

▲back to top


- XIII/219 -
deren van het onderhouden van onze regel" en "zaken beletten die misbrui-
ken kunnen doen ontstaan."
16° Gastvrijheid, bezoeken en diners. "Nette manieren, beleefdheid
tegenover allen." Gastvrijheid aan tafel "vooral op de vastendagen" "met
eerbied" aangeboden, maar "enkel aan hen die niet veeleisend zijn." Het
vervolg van de paragraaf bevat allemaal zaken die bekend zijn.
17° Kloostergebruiken. Hier bedoelt hij "de vrome gebruiken die
niet door onze regel worden opgelegd." Hij geeft volgende praktische norm:
"Iedere directeur dient de gebruiken van het hoofdhuis te bewaren, ze in
eer en in zwang te houden in het huis dat hem toevertrouwd werd."
18° Gewoonten. Allemaal zaken die opgenomen werden in het regle-
ment.
19° Aalmoezen. Het voornaamste: "Volgens onze constituties mag
niemand geld bij zich houden noch in kleine, noch in grote hoeveelheid,
zonder een speciale toelating van zijn overste. Omdat wij bestaan met de
hulp van de Voorzienigheid van iedere dag, zijn wij niet in staat aal-
moezen te schenken." Dus de praktische norm: "Nochtans wegens onze po-
sitie ten aanzien van de burgerlijke maatschappij en wegens de tijd
waarin wij leven, mag ieder directeur toestaan dat de priesters van
zijn huis wat geld zouden hebben, om een aalmoes te kunnen geven in ge-
vallen van grote nood of waar dat heel betamelijk toeschijnt, namelijk ad evi-
canda scandala aut convicia." Belangrijke voorzorgsmaatregel: "Noch
voor noch na de biecht, zelfs niet in de sacristie mogen er aalmoezen
worden gegeven, omdat dit stoornis kan verwekken en ook aanleiding kan geven
tot interpretaties die ieder religieus volstrekt moet vermijden."
20° Over de novicen. Het punt dat hier het meest verdient te
worden aangestipt is dat men ieder novice, die na een jaar proeftijd we-
gens zwaarwichtige redenen niet toegelaten wordt tot de religieuze pro-
fessie, dadelijk terug naar zijn familie moet sturen. Voor deze streng-
heid geeft Don Bosco twee redenen op: "Wat hij in het jaar van zijn
proeftijd niet gedaan heeft, dat zal hij moeilijk daarna nog doen, en,
zelfs wanneer hij het zou doen, dan zou het een tijdelijke inspanning
zijn, waarop men niet mag rekenen... Blijft hij nog langer in de congre-
gatie, dan zal hij er meestal misnoegen en ontevredenheid zaaien."
21° Vakantie. Bij iedere gelegenheid toont Don Bosco zich een
heftige tegenstander van vakantie in familie of bij verwanten en vrien-
den of bij leerlingen. Ook hier herhaalt hij zijn bekende aanbeveling:
"De ondervinding heeft ons geleerd dat die bezoeken in de wereld steeds
schadelijk waren; en wanneer soms iemand gemeend heeft hieruit een
schijnbaar stoffelijk voordeel te hebben gehaald, dan is het echter ze-
ker dat men van geen enkele kan weten of hij er ook een geestelijk voor-
deel uitgehaald heeft."

23.4 Page 224

▲back to top


- XIII/220 -
Er was maar weinig tijd verlopen sinds het opzenden van het sche-
ma of er werd een bericht gelaten over de dag van de bijeenkomst. De ope-
ning werd vastgesteld op de namiddag van 5 september. Aldus kwamen de
directeurs op de voorgeschreven dag samen te Turijn, vanwaar ze vertrokken
naar Lanzo, de zetel van de werkzaamheden.
Toen ze daar verzameld waren omstreeks zonsondergang in de kapel
van het college, zette Don Bosco het Veni Creator in. Bij het eindigen
van deze hymne en na lezing van artikels 3°, 4° en 5°, hoofdstuk zes
van de regel, richtte Don Bosco enkele woorden tot de leden van het Kapittel.
"
Wij beginnen thans ons eerste Algemeen Kapittel en ik ver-
" klaar dit thans voor geopend en samengeroepen. Wij ondernemen
" een zaak van het grootste belang voor onze congregatie. Het gaat
" er nu in het bijzonder om, onze regel in handen te nemen en te zien
" wat wij kunnen vastleggen om eenvormig in praktijk te stel-
" len in al de huizen die er op dit ogenblik al zijn en in de
" huizen die wij in de toekomst nog zullen openen volgens de be-
" schikkingen van de goddelijke Voorzienigheid. U hebt allen het voor-
" af opgestelde schema, hiervoor opzettelijk gedrukt, ter hand.
" U hebt reeds aantekeningen gemaakt en U hebt opmerkingen ont-
" vangen en zijt ermee belast alle opmerkingen te ontvangen, die
" de afzonderlijke leden van de congregatie U kunnen doen om ze aan
" het Kapittel voor te stellen. Er blijft ons dan niets anders
" meer te doen over dan samen te komen in naam van de Heer en de zaken
" te behandelen, die zullen voorgesteld worden.
"
De goddelijke Zaligmaker zegt in het heilig evangelie
" dat daar, waar twee of drie in zijn naam verenigd zijn, Hij zelf zich
" te midden van hen bevindt. Wij hebben bij deze samenkomsten geen
" ander doel voor ogen, dan de meerdere glorie van God en het heil
" van de zielen vrijgekocht door het kostbaar bloed van Jezus
" Christus. Wij mogen er daarom zeker van zijn dat de Heer zich
" te midden van ons zal bevinden en dat Hij de zaken aldus zal
" leiden dat ze alle tot zijn meerdere glorie zullen strekken.
"
Op dit ogenblik hebben wij het inzicht het Kapittel te
" plaatsen onder de bijzondere bescherming van de allerheiligste
" Maagd. Zij is de hulp der Christenen en niets ligt haar nauwer
" aan het hart dan hen te helpen, die er niet enkel op bedacht
" zijn haar goddelijke Zoon te beminnen en te dienen maar die spe-
" ciaal samenkomen om de praktische manier vast te leggen dit doel
" te bereiken, ook bij het grootst mogelijke aantal mensen. Maria is
" het licht van de blinden. Laten we tot haar bidden dat ze zich
" zou gewaardigen werkelijk ons zwakke verstand te verlichten gedu-
" rende de ganse tijd van deze samenkomsten. De H. Franciscus van
" Sales die onze patroon is, zal ook deze conferenties voorzitten
" en wij hopen dat hij voor ons van God de nodige hulp zal bekomen
" om beslissingen te nemen die in overeenstemming met zijn geest
" zullen zijn.

23.5 Page 225

▲back to top


- XIII/221 -
"
Wat wij het meest moeten aanbevelen en wat wij volstrekt
" moeten naleven is, dat wij ten strengste alles wat op deze con-
" ferenties behandeld wordt geheim moeten houden tot zij beëindigd
" zijn en het ogenblik zal gekomen zijn er ruchtbaarheid aan te
" verlenen. Dan worden de genomen beslissingen gedrukt en verzon-
" den om te worden bevestigd door de heilige Stoel, die in deze
" aangelegenheid de onfeilbare meester is, pas daarna zullen ze
" gepubliceerd worden.
"
Ik houd eraan dat men langzaam en goed zou te werk gaan.
" Omdat we voor deze aangelegenheid hier zijn, moeten we alle
" andere gedachten laten varen en er ernstig onze aandacht op
" vestigen. Indien enkele dagen niet volstaan, zullen wij er meerdere
" dagen aan wijden en zullen we er de tijd voor nemen die nodig
" is. Maar daarna moet de zaak afgehandeld zijn.
"
Thans roepen wij de bescherming af van de allerheiligste
" Maagd met het zingen van Ave Maris Stella en zal de zegen met het
" Allerheiligste gegeven worden. Daarna zullen wij ons naar de
" Kapittelzaal begeven om onze conferenties te beginnen.
Na de zegen met het Allerheiligste ging men dadelijk over tot de
voorafgaande bewerkingen in deKapittelzaal, die de kamer van de direc-
tie was. We zullen hier de namen geven van de leden van hetKapittel en
van de raadgevers volgens de rangorde en de betitelingen van elk van hen, zoals
wij ze aantreffen in de verslagen.
In zekere middens van Turijn gingen er nog kwaadwillige geruch-
ten rond volgens welke de salesianen een samenraapsel waren van onge-
letterden, goed om wat spektakel te maken maar dan verder niets. Dit
verklaart de zorg die Don Bosco had, bij het laten uitschijnen van de
culturele titels van de aanwezigen, des te meer omdat hij ook vreemde
personen op de zittingen uitnodigde. Hier volgt dan de officiële lijst.
1° Pr. D. Giovanni Bosco, stichter en Algemeen Overste van de congrega
tie, schrijver van vele gepubliceerde boeken vooral ten bate van de
jeugd.
2° Pr. Michele Rua, prefect van de congregatie, leraar retorica.
3° Pr. Giovanni Cagliero, catecheet van de congregatie, doctor in de godge-
leerdheid, beroemde meester en componist van muziekwerken en inspec-
teur van de huizen van Zuid-Amerika.
4° Pr. Carlo Ghivarello, econoom van de congregatie, meester en uit-
vinder van verschillende toestellen van fysica en mechanica.
5° Pr. Celestino Durando, studieleider van de congregatie, leraar en
schrijver van verschillende letterkundige werken.
6° Pr. Giuseppe Lazzero, raadslid van het hoofdkapittel, directeur van
het huis van het Oratorio van de H. Franciscus van Sales.

23.6 Page 226

▲back to top


- XIII/222 -
7° Pr. Antonio Sala, raadslid van het hoofdkapittel en econoom van het
huis van Turijn.
8° Pr. Giovanni Bonetti, directeur van het college van Borgo San Mar-
tino leraar aan het gymnasium, schrijver van verschillende letter-
kundige werken.
9° Pr. Giovanni Francesia, directeur van het college van Varazze, doc-
tor in de letteren, commentator van Dante.
10° Pr. Francesco Cerruti, directeur van het college van Alassio, doctor
in de letteren, auteur van verschillende schoolwerken.
11° Pr. Giovanni Lemoyne, directeur van het college van Lanzo bij Turijn,
licentiaat in godgeleerdheid, schrijver van verschillende werken ten
voordele van de jeugd en van het volk.
12° Pr. Paolo Albera, directeur van het tehuis van Sint-Vincentius te Sampier-
darena, leraar aan het gymnasium.
13° Pr. Francesco Dalmazzo, directeur van het college van Valsalice,
doctor in de letteren.
14° Pr. Giuseppe Ronchail, directeur van het patronage St. Pierre te
Nizza leraar Frans en leraar aan het gymnasium.
15° Pr. Giacomo Costamagna, directeur van de Dochters van Maria, Hulp
der Christenen, te Mornese, meester en componist van verschillende
m u z i e k werken.
16° Pr. Nicolao Cibrario, directeur van de scholen van Maria, Hulp der
Christenen te Torrione Valcrosia (Ventimiglia).
17° Pr. Luigi Guanella, directeur van de scholen en van het Oratorio te
Trinità bij Mondovi.
18° Pr. Giuseppe Scappini, geestelijk directeur van de "Concettini" te
Rome.
19° Pr. Giuseppe Monateri, directeur van het gymnasium van Albano Lazia-
le, leraar aan het gymnasium.
20° Pr. Giuseppe Daghero, professor aan het seminarie van Magliano Sabi-
no, doctor in de letteren.
21° Pr. Domenico Belmonte, leraar van fysica en natuurgeschiedenis aan
het lyceum van Alassio.
22° Pr. Giulio Barberis, directeur van het noviciaat, doctor in godge-
leerdheid, schrijver van verschillende letterkundige werken.
23° Pr. Gioachino Berto, secretaris van Don Bosco en archivaris van de
c o n gregatie.
Woonden ook verschillende zittingen bij, vooral deze gewijd aan huis-
houdkunde, Pr. Giuseppe Leveratto, prefect van het college van Borgo S. Martino;

23.7 Page 227

▲back to top


- XIII/223 -
Pr. Antonio Pagano, geestelijk directeur in het Seminarie van Magliano
Sabino; de heer Giuseppe Rossi, algemeen provisor van onze huizen en
graaf Carlo Cays di Giletta e Caselette, doctor in beide rechten, gewe-
zen president van de hoge raad van de conferenties van Sint-Vincentius
de'Paoli in de provincie Turijn, gewezen volksvertegenwoordiger in het
Subalpijns Parlement, thans priester en vele anderen. Sommige direc-
teurs brachten met zich een medebroeder van hun eigen huis mee, niet
als eigenlijk afgevaardigde, maar zo wat als raadgever. Wanneer het over
huishoudkunde ging werd uit Turijn de coadjuteur, Giuseppe Rossi, voor-
raadinkoper van het Oratorio geroepen. Er waren twee soorten zittingen:
de ene ín secties ingedeeld, die door de verschillende commissies werden
gehouden, de andere algemene, waaraan alle leden van het Kapittel ver-
plicht deelnamen. Don Bosco had bekomen dat op sommige van deze laatste
zittingen twee beroemde jezuïeten zouden aanwezig zijn, namelijk pater
Secondo Franco, een geleerd meester in de ascese en pater Giovanni Bat-
tista Rostagno, gewezen professor van kerkelijk recht bij de Leuvense
Universiteit. Beiden betuigden voortdurend de hoogste achting en ver-
ering voor Don Bosco. Met hen had de stichter de vorige avonden ver-
schillende vergaderingen gehouden met het doel de zaken aldus te re-
gelen dat ze het best overeenkwamen met de heilige canons en met de ge-
bruiken van de kloostercongregaties.
De algemene vergaderingen volgden elkaar op ten getale van zes-
entwintig, alle voorgezeten door Don Bosco. De leden van het Algemeen
Kapittel namen plaats in een kring op stoelen rondom de tafel van de
president, en bij deze rangschikking werd niets vooraf geregeld. Iedere
zitting werd geopend en besloten met de gebruikelijke rituele gebeden.
Op de eerste samenkomst werd om te beginnen het reglement van het
Algemeen Kapittel voorgelezen. Daarna ging men over tot de verkiezing
van een regulator, die Don Rua was en van twee secretarissen, nl. Don
Barberis en Don Berto. De regulator had als opdracht het reglement te
doen uitvoeren, bijtijds de afzonderlijke commissies bericht te laten,
om alles in gereedheid te hebben wanneer hun beurt kwam, te zorgen voor
de nodige zaken en als het ware het centrum zijn waarheen de anderen
zich in alle omstandigheden dienden te wenden. Van de beide secretaris-
sen moest er één de verslagen van de zittingen opstellen en de andere
de authentieke akten, namelijk de beraadslagingen die bij gemeenschappe-
lijk akkoord zouden genomen worden, registreren.
Daarna werden de commissies samengesteld die als taak kregen nauw-
keurig de materies te bestuderen die op de algemene conferenties moesten
behandeld worden. Voor zover dit mogelijk bleek, moesten ze ook vooraf
de definitieve beraadslagingen rangschikken. Voor iedere commissie werd
een voorzitter aangeduid. Iedere commissie koos dan haar verslaggever,
die op de algemene vergadering verslag uitbracht over de besluiten be-
treffende een bepaald onderwerp op de particuliere zittingen genomen. De-
ze verslagen moesten schriftelijk opgesteld worden zowel om een grotere nauwkeu-

23.8 Page 228

▲back to top


- XIII/224 -
righeid te bekomen en de zaken vlugger te kunnen afhandelen als om aan
de secretarissen hun vrij moeizame taak te verlichten. Op deze eerste
vergadering werden vijf commissies samengesteld, nadien werden er nog
drie andere aan toegevoegd voor het onderzoek van sommige kwesties die
men eerst niet in aanmerking genomen had. Hier volgen dan de taken en de
leden van elk van deze acht commissies:
Commissie I.
Aanvaarding en noviciaat. Gewijde studies en prediking.
D. Francesia, D. Lazzero, D. Costamagna en D.Barberis.
President: Don Francesia.
Commissie II. Studies voor de leerlingen. Pers en dergelilke.
D. Durando, D. Cerruti, D. Monateri, D. Daghero, President: Don
Durando.
Commissie III. Gemeenschappelijk leven. D. Rua, D. Ghivarello,
D. Albera, D. Cibrario.
President: Don Rua.
Commissie IV.
Commissie V.
Zedelijkheid en zaken die er betrekking mee hebben. D.
Cagliero, D. Lemoyne, D. Ronchail, D. Dalmazzo. President: Don
Cagliero.
Huishoudkunde. D. Bonetti, D. Belmonte, D.Sala, Graaf
Cays waarbij D. Levarato gevoegd werd.
President: Don Bonetti.
Commissie VI. Inspecties en taken van de inspecteur. D. Cagliero,
D. Rua, D. Albera.
Commissie VII. De Dochters van Maria, Hulp der Christenen. D. Costa-
magna, D. Bonetti, D. Cerruti, D. Albera.
Commissie VIII. De besluiten van de vorige jaren, voorstellen aan het
Algemeen Kapittel om ze te laten goedkeuren en op hun
plaats brengen.
Deze werkzaamheden namen de volledige tijd in beslag, toegewezen
voor de eerste algemene conferentie. Toen de dagorde uitgeput was, ver-
zocht Don Bosco Pater Franco een woord tot de vergadering te willen
richten. Híj vestigde de aandacht van de aanwezigen op de noodzaak bij
de salesianen aan gewetensvorming te doen.(1) Eindelijk hield Don Bosco
als besluit volgende korte toespraak.
(1) In de notulen wordt deze bijzonderheid niet vermeld, maar wij hebben ze vernomen van Don
Vespignani die ze, op zijn beurt, van Don Albera vernomen had.

23.9 Page 229

▲back to top


- XIII/225 -
"
Dit is het eerste Algemeen Kapittel van onze congregatie.
" Behalve het reglement dat zo juist werd voorgelezen moeten er nog
" geen bijzondere normen en gebruiken worden nageleefd. Wat de
" bijzonderheden betreft zal men geleidelijk vooruitgaan. We
" zullen nochtans de zaken langzaam en rustig aanvatten opdat
" dit Kapittel in staat zou zijn een norm te geven voor de
" Kapittels die later zullen plaatshebben.
"
Het is waar dat de tijd welke wij aan dit Kapittel kunnen
" besteden zeer kort is, maar vele zaken werden sinds jaren in
" praktijk gebracht. Wij willen niet iets wetenschappelijks
" doen door de zaken aan te pakken volgens vaste regels of
" vooraf geplande normen, maar ons houden aan praktische zaken die
" ons rechtstreeks aangaan. Indien we bij toeval zouden verzuimen
" sommige punten te behandelen, dan heeft dat geen belang, omdat
" we tijd zullen hebben er een andere keer op terug te komen.
" Voor ons moet het allemaal praktische stof zijn. Zonder voor
" onze studies gebruik te moeten maken van andere boeken, kunnen wij
" ons eigen schema volgen. Men kan een artikel schrappen, een ander
" wijzigen, nog andere artikels eraan toevoegen, naarmate het past.
" Men bestudere de regels, de reglementen van de colleges, de om-
" zendbrieven die in de vorige jaren aan alle huizen gezonden wer-
" den en de besluiten die reeds genomen werden op de algemene
" conferenties van de directeurs, hier te Lanzo en te Turijn gehouden.
"
Het belang van dit Kapittel ligt hierin dat de regels welke
" tot hiertoe alleen maar organisch waren, praktisch zouden wor-
" den, dat wil zeggen dat men alle middelen moet bestuderen om te beko-
" men dat ze op een eenvormige manier in al onze huizen uitge-
" voerd worden.
"
Ik herhaal dat de belangrijkste zaak bij deze vergade-
" ringen en ik zou zeggen de noodzakelijkste zaak is, dat er vol-
" strekt zou over gezwegen worden zowel met de mensen van buiten als
" met de medebroeders die geen deel uitmaken van het Kapittel en dit
" zolang de akten niet naar Rome zijn gezonden voor de goedkeu-
" ring. Wij moeten er eveneens op letten omzichtig te zijn wanneer
" wij onder elkaar erover spreken en anderen ons kunnen horen.
" Bijna in iedere congregatie is het geheim verplicht gesteld en
" wordt het door een eed bekrachtigd en daarom is schuldig al wie
" het geheim schendt. Bij ons bestaat dit niet, maar iedereen kan
" daaruit opmaken hoe men het overal voor gewichtig houdt dat deze
" zaken geheim gehouden worden.
"
Iedereen moet dezer dagen veel geduld hebben bij het
" bestuderen van de verschillende materies en ook dan wanneer de zaken
" niet met de gewenste regelmaat zouden vooruitgaan. Dit is
" immers een Kapittel waarvoor nog geen vooraf vastgestelde regels
" bestaan. Wij hopen echter dat het door de Heer gezegend en
" door ons onder de bijzondere bescherming van Maria, Hulp der Christe-
" nen geplaatst, voor de congregatie overvloedige voordelen zal
" bekomen.

23.10 Page 230

▲back to top


- XIII/226 -
Op de voltallige bijeenkomsten namen de besprekingen als uitgangspunt
de verslagen van de sectievergaderingen, voorgedragen door de verslag-
gevers van de secties. Wanneer er over die besprekingen beraadslaagd
werd door het uitbrengen van een stem, dan werden ze vastgelegd in artikels,
die dan samen de authentieke akten zouden vormen, die men naar Rome
zou opsturen. Deze akten werden onderscheiden volgens een dubbele
reeks, waarvan de ene louter de tucht betroffen en tot doel hadden een
handboek samen te stellen ten gebruike van de congregatie en de andere eer-
der van organische en leidende aard waren, die moesten gevoegd worden
bij de reeds goedgekeurde regels. Voor de eerste zou het Visum van Rome
voldoende zijn, voor de laatste echter was er een formele goedkeuring nodig
om van bindende kracht te zijn. Het grootste gedeelte van deze artikels
zag het licht in 1878 en het is niet moeilijk er een kopie van te krij-
gen, daarom schijnt het ons niet opportuun toe ons boekdeel ermee te
belasten. De besprekingen die voorafgingen en die we aldus samengevat
aantreffen in de notulen, bieden vandaag de dag geen elementen aan
die zo belangwekkend zijn dat het de moeite zou lonen er vele blad-
zijden aan te wijden. Wij geloven eerder iets nuttig en aangenaam voor
onze lezers te doen, wanneer wij deze oude papieren overlopen om er de
levende woorden van Don Bosco uit te halen die gelukkig vaak tekstueel
in de notulen werden opgetekend. Trouwens, wanneer in de loop van de
besprekingen elementen opduiken die enig belang hebben, zullen wij niet
nalaten er nota van te nemen.
Coadjuteurs en ambachtsjongens bij hun studies. Prediking.
Tweede conferentie. Doorgaans wou men niet dat, als iemand in de con-
gregatie was aanvaard geworden als coadjuteur, hij kon toegelaten worden
tot het priesterschap. Op dit punt zijn de andere kloosterinstituten on-
verbiddelijk. Indien er echter uitzonderingen zouden nodig blijken, dan
zouden deze uitsluitend door de Algemeen Overste moeten verleend worden. Wat de
ambachtsjongens betrof, die zouden verlangen te studeren om in de con-
gregatie te treden als clerici werd de zaak overgelaten aan de respectieve
directeurs. - "Voor het overige" - liet Don Bosco als besluit opmerken -
"nu de clerus zo schaars is en waar zedelijkheid en goed gedrag aanwezig
zijn, ben ik van mening dat de weg naar het priesterschap moet vergemak-
kelijkt worden." - In beide gevallen had hij inderdaad goede vruchten be-
komen. Die heilige man die Don Lago was, was van coadjuteur weer leerling
geworden. Het aantal van de ambachtsjongens die nadien priester werden,
steeg van jaar tot jaar. Er waren bijvoorbeeld Do n Tamietti, Don Pavia,
Don Giovanni Rinaldi, Don Cassinis, Don Beauvoir, Don Davico.
Over het thema van de prediking liet Don Bosco opmerken: "Zo mo-
gelijk moet men de preken schrijven. Aldus zullen de toehoorders er meer
voordeel uit halen en het zal ook nuttiger zijn voor de predikant zelf,
voor zover dit werk dient tot persoonlijke vorming. In dringende geval-
len kan de voorbereiding gebeuren aan de hand van een gezaghebbende
schrijver."

24 Pages 231-240

▲back to top


24.1 Page 231

▲back to top


- XIII/227 -
Tucht en orde. Leden van het Algemeen Kapittel.
Derde Conferentie. In deze conferentie rees toevallig een kwestie op die
de geschiedenis van de regel raakt en daarom is het nodig erover te spre-
ken. Wie had nu juist het recht deel te nemen aan het Algemeen Kapittel.
In geval men een Algemeen Kapittel moest houden voor de verkiezing van
een Algemeen Overste, bepaalde de regel dat alle directeurs zouden sa-
menkomen vergezeld door een medebroeder met eeuwige geloften van dat huis
en verkozen door geprofeste leden van dat huis. Waar er dan sprake was
van het driejaarlijks Kapittel, werd geen woord gezegd over de leden
die het zouden uitmaken. Om aan dit stilzwijgen te verhelpen schreef Don
Bosco, toen de regel in het Italiaans gedrukt werd een kanttekening, ar-
tikel 3 van hoofdstuk zes met volgende inhoud: "Het Algemeen Kapittel is
samengesteld uit de leden van het hoofdkapittel en uit de directeurs van
de afzonderlijke huizen."
Deze vlug opgestelde nota vernietigde natuurlijk de beschikking
voor de verkiezing van een Algemeen Overste niet. Welnu, het eerste
Algemeen Kapittel keurde de kanttekening goed met toevoeging van de in-
specteurs.
Het thema van deze vergadering waren de studies van de leerlingen.
Het ging dus over de tucht en over dit onderwerp hield Don Bosco volgende
belangrijke toespraak.
"
In het verleden waren er vooral twee dingen die de re-
" gelmatige gang van zaken in het huis hinderden.
"
1° Het tekort aan personeel had als gevolg dat ongeveer
" alle zaken naar de directeur overkwamen, zodat hij zo overbe-
" last was en dat het hem niet mogelijk was alles ordelijk te
" laten verlopen. Stilaan vermindert dat ongemak meer en meer,
" maar zelfs nu zijn de zaken nog niet voldoende geregeld. Dit
" moet de grondslag zijn: de directeur moet de rol vervullen
" van directeur, dat wil zeggen, dat hij de anderen handelend
" moet doen optreden. Hij moet waakzaam zijn, maatregelen tref-
" fen maar hij zelf moet nooit de hand aan het werk slaan. In-
" dien hij niemand vindt men een grote bekwaamheid om de zaken
" te doen, dan moet hij ze laten verrichten door hen die een
" gemiddelde bekwaamheid bezitten, maar wegens de manie om er
" altijd het beste te willen uithalen, mag hij de zaken niet
" zelf gaan doen. Híj moet erover waken dat allen hun eigen
" werk zouden doen maar hij zelf mag geen bijzondere taak ver-
" vullen. Wanneer hij aldus zal handelen, dan zal er hem tijd
" overblijven om uit te voeren wat ik meen nooit genoeg te heb-
" ben ingeprent. De directeur moet, als hij enigszins kan, zelfs
" iedere dag in het huis een ronde doen, nagaan hoe alles ver-
" loopt, alles weten wat er gedaan wordt. Op vele plaatsen zal
" hij zich niet ophouden, in andere plaatsen zal hij niets zeggen,
" maar hij moet

24.2 Page 232

▲back to top


- XIII/228 -
" er langs gaan, zowel in de keuken als in de refters en tot zelfs
" in de kelder, in de kamers en overal. Indien hij aldus han-
" delt, dan zal er nooit in het huis een wanordelijkheid kunnen
" wortel schieten en dan zullen vele moeilijkheden vermeden worden.
"
2° Wij bezitten geen vast reglement. Er werd een eerste
" reglement opgesteld, maar dat was voor de ambachtsjongens
" die buiten het huis gingen werken. Men was er nog maar pas
" goed mee aan gang of men begon in het huis werkplaatsen op
" te richten omdat men er de noodzakelijkheid van inzag. Voor dit
" doel werd het reglement aangepast, maar dan kwam de noodzaak
" in huis ook leerlingen te hebben en dan moest het reglement weer
" eens worden gewijzigd om het aan deze nieuwe omstandigheid aan
" te passen. Deze wijziging ging in voege en dan werd het nood-
" zakelijk afzonderlijke colleges voor de leerlingen te openen.
" Nu k om t er weer wat anders en nu zijn het de seminaries die ons wor-
" den toevertrouwd. Andere zaken staan ons al te wachten want er
" worden ons landbouwkolonies voorgesteld. Daar we niet met nauwgezet-
" heid een stabiel en op alle afzonderlijke gevallen afgestemd
" reglement konden hebben, viel het voor dat sommige punten,
" zelfs belangrijke, verwaarloosd werden, maar thans kunnen wij
" zeggen dat de zaken zich in hun normale staat bevinden. Iedereen
" moet zorgen goed zijn eigen rol te vervullen en men moet ook een
" middel vinden om de anderen goed hun taak te laten vervullen en
" dan zullen de zaken zonder ongemakken vooruitgaan.
"
Reeds door velen en sinds lang en ook door zeer invloed-
" rijke personen werd mij de opmerking gemaakt dat ik met meer
" zekerheid vruchten zou bekomen door mijn werkzaamheden niet
" aldus te spreiden, maar door de bestaande zaken meer te conso-
" lideren. Niemand zag beter zekere wanordelijkheden en ongemakken
" in dan ikzelf. Zij sproten voort uit een buitengewone schaarste
" aan personeel, die op haar beurt voortkwam uit het spreiden van
" onze activiteiten, maar anderzijds zagen wij zovele zielen op
" de weg naar hun ondergang en was er werkelijk niemand die zich
" om hen bekommerde. Ook ik zag de wanordelijkheden die er zouden
" gebeuren, wanneer er tussen ons niet onafgebroken en intens ge-
" werkt werd. Daarom oordeelde ik het goed voort te gaan op de be-
" gonnen weg. Ik wou daarmee ook mijn waardering betuigen voor
" de woorden van onze heilige Vader Plus IX aan wie ik juist
" deze moeilijkheid had voorgelegd en die mij aanmoedigde ermee
" door te gaan en mij precies dit zei: "Wanneer U een goede
" priester hebt of een goede clericus op wie U kunt rekenen en
" die U werkelijk kunt vertrouwen, gaat dan maar een huis ope-
" nen." - Wanneer ik hem liet opmerken dat men in die huizen aan
" de jongens niet voldoende tucht kon bijbrengen en dat ze wat
" onwillig werden, zei hij mij: - "Indien U er geen novicen van
" maakt, dan heeft dit geen belang. Maar U zult er goede christenen
" van maken, onderricht in de heilige wet van God."

24.3 Page 233

▲back to top


- XIII/229 -
Salesiaanse medewerkers en "Bollettino Salesiano".
Vierde Conferentie. Een goed deel van deze conferentie draait rondom de
vereniging van de salesiaanse medewerkers, waarover wij in het lang en
het breed gesproken hebben in het vierde hoofdstuk van het elfde boekdeel
en rondom het Bollettino Salesiano, het orgaan van deze medewerkers. We
zullen in het kort de geschiedenis van dit tijdschrift, dat weldra een zo
grote populariteit zou verwerven, nog eens herhalen.
Gedurende ongeveer twee jaar kwam er bij de drukkerij van het Oratorio
een blad uit, dat bijna maandelijks verscheen en dat als doel had de uitgaven
van de salesianen en andere publicaties, die vooral voor de jeugd en
de clerus nuttig waren, te laten kennen. Het droeg dan ook de titel
van Bibliofilo Cattolico. Tot op de dag van vandaag is het niet moge-
li jk g eweest er oo k maar een en ke l exemp la ar v an terug te vinden. Het
schijnt echter dat zijn inhoud niet uitsluitend betrekking had op boeken, omdat
we weten dat in zijn tweede nummer, verschenen in augustus 1875, het regle-
ment voor het werk van de zonen van Maria, toen juist door Don Bosco
samengesteld, gepubliceerd werd. (1) Er werd met dit tijdschriftje zo
voortgegaan tot in augustus 1877 en toen kreeg het een radicale omvor-
ming. Twee grote bladzijden op twee kolommen bevatten mededelingen en nieuws
hoofdzakelijk over de salesianen terwijl in een aanhangsel een lijst van
boeken volgde. Daarom kreeg het dan ook een dubbele titel: Bibliofilo Cattoli-
ce of Bollettino Salesiano mensuale. De eerste aflevering die als proefnummer
verscheen en de vorige nummering voortzette, wordt dan de vijfde afleve-
ring van het derde jaar. Ze droeg niet meer de aanduiding van de drukke-
rij van het Oratorio, maar die van Sampierdarena. Don Bosco had zijn
toevlucht tot dit hulpmiddel moeten nemen omdat de aartsbisschoppelijke
Curie van Genua voor het verlenen van het imprimatur niet dezelfde moei-
lijkheden als die van Turijn maakte. De dubbele titel duurde maar tot het
nummer van december en het eerste nummer van 1878 draagt nog enkel de
titel van Bollettino Salesiano. Het abonnement kostte drie lires, maar
niemand werd trouwens verplicht dit bedrag te betalen. In het begin droeg
Don Bosco er persoonlijk zorg voor, zowel om er de richting aan te geven
welke hij wilde, als wegens het feit dat hij niemand had aan wie hij
het bestuur ervan kon toevertrouwen. Toch dacht hij er al aan Don Bonet-
ti, directeur van het college van Borgo S. Martino, voor dit doel terug
naar het Oratorio te roepen.
Het is wel mooi te horen hoe Don Bosco over de nieuwe publicatie
sprak. Op 10 augustus 1877, toen het eerste nummer pas verschenen was,
zei hij tegen Don Barberis: - "Het doel van het Bollettino bestaat erin
onze zaken zoveel mogelijk te doen kennen en ze te doen kennen in hun echte be-
(1) Zie boekdeel XI, blz. 36.

24.4 Page 234

▲back to top


- XIII/230 -
tekenis. Dit zal ons dienstig zijn om hulpmiddelen te bekomen en de gene-
genheid van de mensen op onze instellingen te trekken. Wanneer men dit
onderwerp goed weet te behandelen kan men bij het schrijven te verstaan
geven hoe men onze ondernemingen kan steunen. Een dergelijk tijdschrift
zal de voornaamste steun zijn van onze werken. Indien het tijdschrift zou
vallen, zouden ook onze ondernemingen vallen. Wij moeten trachten er zo-
veel mogelijk lezers voor te vinden en het op alle manieren kosteloos te
verspreiden. Men moet als beginsel aannemen dat het voordeel niet be-
staat in het jaarlijks betalen van drie lires. Daarom moet men ook niet om
de betaling hiervan vragen, want, wanneer een weldoener ons een aalmoes
geeft, zal deze soms voldoende zijn om voor allen te betalen."-
De voorstelling van het Bollettino aan de medewerkers werd door
Don Bosco opgesteld in een geschrift dat de twee eerste bladzijden
vulde. Hier volgt de samenvatting. In het reglement van de medewerkers
werd er een maandelijks orgaan beloofd dat hen op de hoogte zou houden
van wat er gedaan werd of van wat er ging gedaan warden om het doel te
bereiken dat hun voorgesteld was. Thans werd deze belofte ingelost. Het
werd aldus mogelijk in een en dezelfde geest te werken en hun bezorgd-
heid te wijden aan een enkel punt, namelijk Gods glorie en het welzijn
van de maatschappij. Het programma zou drie delen omvatten: 1° Een uit-
eenzetting van de zaken voorgesteld door de leden of door hun directeurs
voor het algemeen en bijzonder welzijn van de aangeslotenen, met de
praktische normen voor de medewerkers. 2° Een relaas van feiten die
vruchtbaar waren voor de leden en van aard waren om als voorbeeld te die-
nen, zoals stichtende episoden, nieuws en brieven van missionarissen
vooral van salesiaanse missionarissen. 3° Mededelingen, aankondigingen, boeken,
grondbeginselen die dienden verspreid te worden.
Daarna ging Don Bosco over tot het geven van een idee over de sa-
lesiaanse medewerker. "Worden salesiaans medewerkers genoemd zij die zich
met liefdadige werken wensen bezig te houden niet in het algemeen, maar
specifiek, in overeenstemming met en volgens de geest van de congregatie
van de H. Franciscus van Sales." Daarom zou men jongens die in gevaar ver-
keren en verlaten werden bijeenbrengen, ze naar de catechismuslessen zen-
den, ze bezig houden op zon- en feestdagen, ze bij eerzame werkgevers
plaatsen, ze leiden, ze raad geven, ze helpen zodat ze goede christenen
en eerzame burgers worden. Het Bollettino zou daartoe de gdchikte normen
aanwijzen. Don Bosco legde de nadruk op het praktische karakter van de
instelling. "Hier", - zei hij - "wordt geen broederschap, noch een gods-
dienstige, letterkundige of wetenschappelijke vereniging, zelfs geen
krant opgericht, maar een eenvoudige vereniging van weldoeners van de
mensheid, bereid geen beloften te doen, maar daden te stellen, zich be-
zorgd te maken, lasten en offers te dragen om onze evennaaste te hel-
pen." Hij besloot zijn toelichting met volgende categorische verklarin-
gen: "Vreemd tegenover iedere politiek zullen wij ons voortdurend ver ver-
wijderd houden van alles wat last kan berokkenen aan een persoon met burgerlijk

24.5 Page 235

▲back to top


- XIII/231 -
of kerkelijk gezag bekleed. Ons programma zal onveranderlijk in het
volgende bestaan: Laat ons de zorg voor de arme en verlaten jongens en
wij zullen al onze krachten inspannen om hun het grootst mogelijke goed
te doen omdat wij geloven aldus de goede zeden en de vooruitgang te kunnen
dienen."
Er ontbraken geen dwaze mensen die zeiden dat het Bollettino Sale-
siano de grote kas was om duiten bijeen te krijgen. Zoals hij dat ge-
woon was, liet Don Bosco maar praten en ging hij verder. Hij liet enkel
opmerken dat met de tijd zijn voorbeeld talloze navolgers zou hebben en
dat ook zij die nu zijn werk beknibbelen eigen Bollettini zouden uitge-
ven en dat ze niet weinig in getal zouden geweest zijn. Daarin was hij
waarlijk een profeet. Wat er ook van zij, is het Bollettino Salesiano
tussen al de publicaties van Don Bosco misschien deze welke het meeste
vruchten heeft gedragen zowel door de harten te ontvlammen om mee te wer-
ken aan de missies en aan de godsdienstige werken, als door het verwekken
van edelmoedige roepingen tot geestelijke en tot missionaris. Het staat
vast dat ook hierin Don Bosco op zijn tijd vooruit was. In de wereld
werden oude gewoonten verdrongen door nieuwe strekkingen. Wat men vroe-
ger graag verborgen hield, of het goed of kwaad was, wilde men bekend
maken, want men voelde weldra aan dat dit nodig was. Don Bosco meende
dat het beter was dit verlangen tot ruchtbaarmaking, dat, naar zijn
voorgevoelens, een echte manie ging worden en tegelijkertijd een uit-
st ro oi er v an v e el k wa ad , te l at en di en en o m he t go ed e te doen aan-
groeien.
Het Algemeen Kapittel keurde het voorstel voor de medewerkers de
praktijk van maandelijkse vergadering in te voeren niet goed, hoewel
er reeds melding van gemaakt werd in het reglement. Een reden, die over-
tuigend scheen en gelijkvormig met de geest van Don Bosco was dat derge-
lijke praktijk een ietwat hinderlijke band ging smeden. Er waren er in-
derdaad velen die wensten medewerkers te zijn en echt goed te doen, maar
een tegenzin voelden om in het openbaar te verschijnen of het niet gemak-
kelijk vonden deze bijeenkomsten bij te wonen. Wie dan niet meer tot de
vereniging wou behoren door niet op de conferentie te komen, liet daarmee
aan de anderen zien dat hij geen deel meer uitmaakte van de vereniging;
wellicht zou hij er zich over rechtvaardigen, er met de anderen over
spreken en dan zonder twijfel een of andere beschikking van de salesia-
nen beknibbelen. Voortaan zou er nu het Bollettino zijn als natuurlijke
eenheidsband zodat dit nadeel kon vermeden worden. Was er iemand die het
niet meer verdiende bij de medewerkers te worden gerekend, dan zou men
het toesturen van het tijdschrift schorsen en aldus vervalt het geval van-
zelf.
Er werd opgeworpen: - "Het Bollettino wordt kosteloos toegezonden
maar toch kost het ons geld en veroorzaakt het ons zorgen."

24.6 Page 236

▲back to top


- XIII/232 -
Wat de uitgaven betreft, werd hierop geantwoord dat tot dan toe deze uit-
gaven gedekt waren et quidem meer dan voldoende. Er waren er veel die
wel zagen dat er geen vaste en verplichte bijdrage gevraagd werd, maar
die meer schonken dan men zou gevraagd hebben. Er waren anderen die op
dit ogenblik niets betaalden, maar die nadien bij bepaalde omstandighe-
den aalmoezen zonden of het Oratorio op verschillende wijzen hielpen.
Wat de zorgen betreft, deed men opmerken dat het Oratorio, dat nog het
enige centrum was voor een reeds aanzienlijk aantal aangeslotenen er
stellig veel werk mee had. Nochtans, eens dat de administratie geregeld
was, zouden de zaken gemakkelijker verlopen. Er was eigenlijk maar een
enkele persoon nodig, die er zich ex professo zou mee bezig houden. Deze
opmerkingen kwamen van Don Bosco die aldus verder ging:
"
Ik zou dadelijk het middel kunnen vinden, dat ons niet
" zoveel werk zou bezorgen; maar dan zou deze vereniging niet
" meer aan haar doel beantwoorden. Het middel was gemakkelijk:
" verscheidene centra laten bestaan, die ieder voor zich zouden werken,
" die leden zouden inschrijven of afschrijven. Derde ordelingen
" van Sint-Franciscus zijn aldus opgericht. Ieder huis van
" de franciscanen kan inschrijven wie het maar wil en op die
" manier blijft het aantal leden ook altijd zeer groot, maar er kan
" geen centrum en eenheid van actie zijn. De grootste inspan-
" ning die ik voor deze medewerkers gedaan heb, iets waarop ik jaren
" lang gestudeerd heb en waarin het mij toeschijnt dat ik enkel
" daardoor resultaat heb gehad, bestaat hierin dat ik de manier
" gevonden heb om allen met het "Hoofd" verenigd te houden zodat
" het "Hoofd" zijn gedachten aan allen kan laten toekomen. Thans
" kunnen ook wij ons geen idee vormen van de uitbreiding welke dit
" werk zal nemen en van de zedelijke invloed die het zal uit-
" oefenen, wanneer het zich aldus zal uitgebreid hebben. Wanneer
" er verschillende duizenden zullen zijn en ik ben overtuigd dat
" er op korte tijd tenminste vijfduizend zullen zijn, dan zullen
" we verbazende uitwerksels bekomen. Toen de heilige Vader zelf deze
" band van allen met het Hoofd en van het Hoofd met allen zag,
" voegde hij verrast eraan toe: - "Maar, dat is een echte katholieke
" vrijmetselarij!"
"
Buiten andere zaken is het ook ons doel goede grondstel-
" lingen te verspreiden en in de families, waar men het Bollettino
" ontvangt, goed te doen. Kijk nu hoe wij hier ruimschoots ons
" doel zullen bereiken. Laat ons, bijvoorbeeld, stellen dat wij
" in het Bollettino iedereen zouden uitnodigen catechismuslessen te
" geven aan de jongens, dat wij het nut hiervan zouden aantonen
" en de praktische manier om dat te doen, dat wij morgen onze col-
" leges zouden aanbevelen, dat wij in een ander nummer zouden spre-
" ken over de oefening van de goede dood, die wij eens om de maand
" zouden doen, dat wij de nadruk zouden leggen op de mooie kant
" hiervan en de praktische wijze om dat te doen zouden aanduiden. In
" een ander nummer zouden we kunnen aanzetten, tot een jaarlijkse
" retraite, een andermaal zouden we kunnen aandringen op het nut

24.7 Page 237

▲back to top


- XIII/233 -
" katholieke lectuur te verspreiden en dergelijke zaken meer.
"
Wat een uitwerksel zouden deze voorstellen op een mooie wijze
" gedaan en onder vrienden niet verwekken? En ik ben de mening
" toegedaan dat wij steeds dit grote goed zullen bekomen omdat
" onze voorstellen bereidwillig worden aanvaard. Stellen we
" anderzijds dat over een jaar onze congregatie zich in grote nood zou
" bevinden en hulpmiddelen best zou kunnen gebruiken. Wanneer
" wij dan via het Bollettino een oproep zouden laten verschijnen,
" dan meen ik dat we meer zouden bekomen dan wat wij gevraagd
" hebben omdat de families die bereid zijn hiervoor een offer
" te brengen, groot in aantal zijn.
"
Het is dus noodzakelijk dat iedere directeur deze mede-
" werkers goed zou kennen en over deze zaken in de echte beteke-
" nis zou spreken. Wanneer ze dan vragen wat het doel is, moeten
" we niets anders antwoorden dan dat het de bedoeling is aan de jongens
" al het geestelijke en tijdelijk goed te doen, dat in hun macht
" ligt en dat zij er de voorkeur aan geven aan de armsten en
" meest verlaten jongens goed te doen. Men zegge hun dat de heili-
" ge Vader gewild heeft dat wij hem als eerste medewerker zouden
" opschrijven. Op deze manier zullen heel velen, zonder dat wij
" iets overdrijven, aangetrokken worden en zelf vragen medewerkers
" te mogen worden.
Daarna nodigde Don Bosco al de aanwezigen uit samen de praktische
manier na te gaan om het aantal medewerkers te vergroten. Onder meer
vond het voorstel bijval, uit de lijst van de abonnementen op de Letture
Cattoliche de namen te nemen van de personen bekend als eerzame en ge-
schikte mensen en hun het diploma te zenden. Op de vraag of de kloos-
terlingen en de opvoedingsinstituten konden ingeschreven worden als me-
dewerkers, antwoordde Don Bosco wat volgt:
"
Zeker, zowel de enen als de anderen. Voor de instituten
" echter zende men het diploma enkel aan de overste of aan de
" oversten en schrijve men ze in, met de naam van het instituut.
" Op die manier is het ganse instituut aangesloten, maar men
" dient hen te verwittigen dat het geheel hier voor de delen staat en
" dat daarom alle leden een stoffelijk of zedelijk goed werk
" zouden doen ten voordele van de congregatie.
"
Daar onze vereniging geen verplichte banden heeft, kunnen
" ook de kloosterorden er deel van uitmaken. Met zoveel te meer
" reden kunnen de derde-ordelingen van de franciscanen en van
" de dominicanen dit doen. Onze manier om ons doel te bereiken,
" dat bestaat in Gods glorie en het heil van de zielen, verschilt
" volledig van de hunne. Zij gebruiken een manier die volledig
" ascetisch is, ze bidden veel, lezen hun officie en doen derge-
" lijke zaken meer; terwijl wij echter actief zijn, zetten

24.8 Page 238

▲back to top


- XIII/234 -
" wij ons totaal in voor werken van christelijke naastenliefde.
" Aangezien zij zich geheel aan het gebed wijden en wij aan de
" beoefening van de christelijke liefde, gaan de twee instituten
" goed samen; en ook wanneer er een gedeelte van beide zaken ge-
" daan wordt, blijft er niets overladen noch in gebeden noch in
" goede werken.
"
Doorgaans wordt de vereniging van medewerkers bij allen
" goed gezien, omdat er op geen enkele manier politiek mee
" gemoeid is en naar mijn mening laat men ons werken juist omdat onze
" congregatie volledig vreemd staat tegenover alle politiek.
" Ik zou zelfs gewild hebben dat er een artikel zou gestaan heb-
" ben in onze constituties dat zou verboden hebben zich om het
" even hoe in politieke zaken te mengen en dit artikel stond
" ook in de met de hand geschreven exemplaren, maar toen onze regel te
" Rome werd aangeboden en onze congregatie voor de eerste maal
" werd goedgekeurd werd dit artikel geschrapt door de congregatie
" speciaal belast met het onderzoek van onze regel. Wanneer er dan
" in 1870 spraak van was onze congregatie definitief goed te keu-
" ren en nogmaals de regel moest opgezonden worden voor onderzoek,
" laste ik weer, alsof er vroeger niets gebeurd was, dit artikel in,
" waarin gezegd werd dat het aan de leden verboden was zich in
" te laten met politieke kwesties; maar het werd opnieuw geschrapt.
" Ik, die overtuigd was van het belang van dit artikel, heb het
" nog eens ingevoerd in 1874, wanneer het ging over de goedkeuring
" van de afzonderlijke artikels van onze constituties, namelijk,
" wanneer er spraak was over de laatste definitieve goedkeuring
" en de regel die moest voorgelegd worden aan de heilige congrega-
" tie van de bisschoppen en regulieren. Weer werd het geschrapt en
" ditmaal werd de schrapping gemotiveerd. Men schreef mij: Voor
" de derde maal werd dit artikel geschrapt. Hoewel over het alge-
" meen dit artikel schijnbaar zou kunnen aanvaard worden, kan het
" in deze tijd soms voorvallen dat men in geweten zich met politiek dient
" bezig te houden, omdat vaak politieke zaken onafscheidelijk
" met godsdienstige samengaan. Tussen goede katholieken kan de
" uitsluiting hiervan dus niet goedgekeurd worden. - Aldus ver-
" dween dit artikel definitief en in geval het enig nut zou hebben
" en het werkelijk zou betamen, zouden wij ons met politieke aan-
" gelegenheden kunnen bezighouden, maar buiten die gevallen moeten
" wij ons altijd aan het beginsel houden ons niet met politiek te
" bemoeien en dat zal ons zeer veel helpen.
Daags na deze conferentie was het de feestdag van Maria's geboor-
te. Verschillende leden van het Kapittel wilden zich voor deze gele-
genheid naar Turijn begeven om er biecht te gaan horen en op nog an-
dere manier hun heilig ministerie uit te oefenen, maar Don Bosco liet
opmerken dat voor het ogenblik niets zo dringend was als het goed ver-
loop van het Kapittel. Men moest er dus voor zorgen dat dit voor al het ande-

24.9 Page 239

▲back to top


- XIII/235 -
re ging tenzij in gevallen van dringende noodzaak. - "Ik wens" - ging
hij verder - "dat de zaken wel vlug maar toch kalm zouden verlopen. Laat
ons niets met overijling doen, want deze bijeenkomsten zullen een mijl-
paal zijn in onze congregatie en van hen zal grotendeels de toekomst van
onze congregatie afhangen. Ik beweer niet dat haar bestaan of haar ont-
binding er zal van afhangen maar ze zullen een veilige grondslag zijn voor
haar vooruitgang. Het is mijn mening dat het heil van vele zielen zal af-
hangen van wat wij dezer dagen als regel zullen aanvaarden." - Er werd
dus beslist dat alleen Don Durando zich naar Turijn zou begeven, omdat
hij er door een echte noodzaak geroepen werd.
Aspiranten. Te jonge coadjuteurs.
5de Conferentie. Deze conferentie werd gehouden op de avond van Maria's
geboorte na de goddelijke diensten. Er werd gehandeld over de aspiranten,
de novicen en zij die hun driejaarlijkse geloften hadden afgelegd. Over
de aspiranten zei Don Bosco:
"
Eerst en vooral moeten we goed begrijpen wat aspirant-zijn
" in onze congregatie betekent. Een aspirant is hij die zich
" uit de wereld wil terugtrekken en die komt om te zien wat er
" hier gedaan wordt, of ons leven overeenstemt met zijn aard, in één
" woord of de congregatie hem ja dan neen bevalt. Wie van bui-
" ten komt heeft nooit een juist idee over onze zaken. De een stelt
" het zich zus voor en de andere zo. Ze kunnen dan in het Oratorio
" of in een van onze andere huizen komen, ze kunnen enkele weken
" of maanden blijven en dan zullen ze merken of de congregatie een
" kluifje voor hen is en ook de oversten kunnen intussen die postu-
" lant aldus in het algemeen kennen. Hij kan gedurende die tijd wat
" kostgeld betalen of wat werken in het voordeel van het huis. Wan-
" neer hij dan onze zaken ietwat gekend heeft en hij weg wil gaan,
" staat hem dat altijd vrij. Indien hij echter wil blijven, zal hij zijn
" formele aanvraag doen om naar het noviciaat te gaan. Dat betekent
" dus aspirant zijn.
"
Het is niet noodzakelijk dat de aspirant de afzonderlijke
" regels zou kennen. Het is enkel nodig dat hij aldus in het
" algemeen de geest van de congregatie zou kennen. Wanneer iemand van
" buiten komt die men kent en die zelfs al min of meer de congre-
" gatie kent, dan is de tijd van zijn aspirant-zijn al voorbij
" en men kan hem dan best reeds als novice aanvaarden. De jongens van
" ons huis moeten niet meer op de lijst van de aspiranten ge-
" plaatst worden; want tijdens hun verblijf in onze huizen zien ze
" en kennen ze reeds de geest van de congregatie en zijn ze ook
" zelf gekend. Alles is reeds gedaan. Maar voor de volwassenen,
" die wij niet kennen, is deze tijd van aspirant-zijn onontbeer-
" lijk. Dit is iets dat ons een voordeel geeft boven de andere
" congregaties en kloosterorden, omdat zij, niet zoals wij, geen
" middel hebben om hen die willen intreden te kennen. Ze moeten hen

24.10 Page 240

▲back to top


- XIII/236 -
" dan dadelijk in het huis opnemen om hen het gemeenschappelijk
" leven te laten leiden. Wie bij ons als volwassen persoon komt,
" iaat men best vanaf het begin hard werken. Aldus verwerft hij gemak-
" kelijker de geest van de congregatie of verdient hij minstens
" toch het brood dat hij eet.
Over de leeftijd voor het aanvaarden van coadjuteurs tot het af-
leggen van de geloften, toonde Don Bosco zich niet erg geneigd coadju-
teurs op jonge leeftijd samen met volwassenen te aanvaarden, omdat, zo
zei hij, in dit samenzijn ernstige gevaren konden schuilen. Het scheen
hem zelfs toe dat het steeds de geest van de Kerk geweest was de jonge-
ren van de volwassenen gescheiden te houden. Sommige jongens met zekere
diensten in huis te belasten, zoals in de keuken of in de refters, vond
hij steeds gevaarlijk. - "Wat mij betreft", voegde hij eraan toe: - "zou ik lie-
ver zelf de refter schoonmaken, dan een jongen die niet op rijpe leeftijd
gekomen is, daarmee te belasten."
Gemeenschappelijk leven, giften en boeken.
6de Conferentie. De besprekingen over het leven in gemeenschap gaven
aanleiding tot bespreking van een punt van de regel dat voorschrijft
dat iedere gift die aan de medebroeders gedaan wordt overhandigd moet wor-
den aan de overste. Don Bosco liet de betamelijkheid hiervan opmerken en
zei dat dit het gewone gebruik was in al de kloostercongregaties. Hij gaf
er een paar mooie voorbeelden van.
"Eens", - zei hij - "was ik aanwezig op het ogenblik waarop aan een
kloosterzuster een uurwerk geschonken werd. Ze nam het uit de handen van
de persoon die het haar gaf, bekeek het wat, loofde het! - "Wat een mooi
uurwerk. Hartelijk dank!" - Dan wendde ze zich tot moeder overste en over-
handigde het haar zonder meer. De gever scheen wat gekrenkt te zijn en zei: -
"Ik heb het eigenlijk voor U gebracht." - Maar zij antwoordde: - "Moeder zal
wel weten wat zij ermee moet doen. Indien ik het nodig heb, zal zij het mij
geven, maar voor het ogenblik kan ik het missen".-
Op een andere keer werd aan een dominicaan, die al vrij in jaren
gevorderd was en een zeer ernstige man was, een aanzienlijk bedrag aan
geld gebracht, om er naar zijn zin aalmoezen mee uit te delen. - "Ik
dank U zeer" - antwoordde hij - "ik zal er met pater prior over spreken
en die zal ervoor zorgen dat het op de beste manier zal uitgegeven wor-
den." Intussen kwam de prior daar voorbij en hij overhandigde hem
dadelijk het geld, terwijl hij zei dat die heer het gebracht had om voor
aalmoezen te worden gebruikt. - "Het is voor hem" - voegde de schenker
erbij. - "Ja, dat is goed" - antwoordde de pater, maar weet U niet dat al-
les wat de zonen hebben van de vader is?"
Er werd nadien gesproken over persoonlijke boeken en over boeken
van de gemeenschap en over het feit niet teveel te moeten meedragen wanneer men

25 Pages 241-250

▲back to top


25.1 Page 241

▲back to top


- XIII/237 -
van het ene huis naar het andere verhuist.- Don Bosco zei hierover zijn
mening: - "Ik geloof dat onze congregatie een grote stap vooruit ge-
daan heeft, wanneer, bij het verhuizen van het ene huis naar het andere,
geen koffer moet gevuld worden maar men op staande voet kan vertrekken met
een klein pakje onder de arm."
Novicen: Zedelijkheid, scrupules, meditatie.
8ste Conferentie. Ze werd gewijd aan de novicen. Daar werd nogmaals het
beginsel bevestigd dat de salesiaanse congregatie niet tot doel heeft we-
reldlijken te hervormen, door ze Gods wet te leren onderhouden en de
Christelijke volmaaktheid te beoefenen door gebed, meditatie en boete-
doening. Ze heeft integendeel mensen nodig die reeds een goed en be-
proefd leven leiden en hun bekwaamheid en werkzaamheid willen wijden aan
werken van christelijke naastenliefde.
Ziehier de eigen woorden van de verslaggever Don Cagliero.
"Ons noviciaat is niet van die aard dat het reeds verdorven ge-
woonten kan veranderen. Het werd integendeel ingesteld om iedereen de kans
te geven zich op de hoogte te stellen van het leven dat hij zou willen
leiden en over de zaken die hij gedurende zijn leven zal moeten verrich-
ten. Dit doel van ons noviciaat en van onze congregatie moet diep in onze
geest geprent blijven, want wanneer wij hier niet op letten kan dat aller-
slechtste gevolgen hebben."
Opdat er eenheid van werking zou zijn bij het geven van raad aan
hen die zouden vragen in onze sociëteit te worden ingeschreven stelde
Don Bosco het volgende geval voor. Een jongen vraagt om tot onze con-
gregatie te worden toegelaten en zet zijn toestand aldus uiteen: "Ge-
durende dit jaar ben ik op verschillende tijdstippen twee- of drie-
maal gevallen door mij schuldig te maken aan onzedelijke zaken. "Ofwel:
- "Ik ben eenmaal gevallen. Nadien bleef ik geruime tijd zonder te
vallen, dan herviel ik drie- of viermaal na elkaar, daarna niet meer." —
Welke raad zal men hem geven? Mag men hem aanraden in de congregatie te
treden? -"Een fundamentele opmerking"- zei Don Bosco - "is deze, dat men
moet nagaan of de jongen iedere keer valt als hij zich daartoe in de
gelegenheid bevindt. Gesteld dat dit bevestigend moet worden beant-
woord, dan moet men nog nagaan of hij tot de categorie behoort van hen
die wat hun roeping betreft standvastig zijn en niet weifelen en of hij
een vaste wil heeft. Gesteld dat hij een vaste wil heeft mag men hem
antwoorden dat hij vooruit mag gaan; want, indien men dit niet zou ant-
woorden, dan zou men de vrees moeten koesteren dat de seminaries en de
kloosterorden langzamerhand leeglopen, omdat er dan schier niemand zou
kunnen binnentreden. Wanneer integendeel, volgens de beschreven omstan-
digheden, de jongen geen vaste en duurzame beslissing heeft getroffen,
dan dient men ontkennend te antwoorden." - In de rand van de notulen,
naast de laatste zin, heeft een vreemde hand, waarin men met zekerheid die
van Don Cagliero kan herkennen, geschreven: "Hier wordt zeker alleen gesproken

25.2 Page 242

▲back to top


- XIII/238 -
over tekortkomingen cum seipso solo; vae nobis, si aliter foret!"
Daarna werd er gesproken over mensen met een angstvallig geweten,
die in de congregaties doorgaans heel wat last veroorzaken. Er moet een
goed onderscheid worden gemaakt tussen scrupuleuzen en scrupuleuzen.
Zeer weinigen schenken zich werkelijk aan God weg zonder in het begin
scrupules met verschillende vormen te ondervinden. De Heer laat dit toe
om de zielen steeds meer te zuiveren. Deze personen dient men aan te moe-
digen, te helpen, raad te geven met christelijke liefde en dan zullen ze
op korte tijd goed worden en de congregatie eer aandoen. Anderen echter
zijn warhoofden, die nooit de zaken langs de goede kant opvatten en dat
moeten we aanzien als een soort of een eerste graad van echte waanzin.
Men make dus goed het onderscheid tussen de enen en de anderen en van de-
ze laatsten moet men zich volstrekt ontdoen; want vroeg of laat zullen ze
ernstig ongenoegen verwekken.
Bij dit punt werd de vraag gesteld of men het best geschikte boek
kende voor de meditatie van beginnelingen. Voor de overigen werd het boek
van Da Ponte gebruikt en men was van oordeel ermee voort te moeten gaan,
zowel wegens de overvloed aan stof als wegens het feit dat wanneer men
ermee gedaan had, men het verschillende malen opnieuw kon beginnen. Voor
de beginnelingen echter vonden de leden van het Kapittel het boek van
Sint-Alfonsus Apparecchio alla morte (Voorbereiding op de dood) en La
scuola di Gesù appassinato (De School van de lijdende Jezus) van een
kloosterling Passionist uiterst nuttig. De notulen gaan verder: "Maar
over het boek van Da Ponte werd uitbundig met lof gesproken. De inleiding
moeten we erg aanprijzen. Men zou ze honderdmaal moeten lezen en uit het
hoofd te leren, want ze is goud waard. Wie goed opvolgt wat men erin
zegt, zal de manier van mediteren zeer vergemakkelijkt vinden."
Biechten die slecht gedaan worden. Halve clausuur. Samenzijn met het
volk bij feesten. Assistentie op de slaapzalen.
10de Conferentie. Het onderwerp van de zedelijkheid bij de leerlingen werd
weer eens aangevat. Toen de bespreking was ingezet, zei Don Bosco wat
hierna volgt:
"
Tot heden toe werd veel gezegd over de zedelijkheid en
" sprak men over vele middelen om ze bij de jongens te bekomen,
" maar het voornaamste werd nog niet aangeraakt. Het hoogtepunt
" om de zedelijkheid te bekomen is vast en zeker het veelvuldig
" biechten en communiceren maar dan moet dat werkelijk goed ge-
" daan worden. In de voorgaande conferentie heeft men gezegd dat
" men aan de jongens alle gemakkelijkheid moest geven en dat men
" biechtvaders zou laten komen, die zij niet kennen maar die bij
" voorkeur tot de congregatie behoren. Men ziet werkelijk dat, wanneer
" men het aan de jongens gemakkelijk maakt en wanneer men

25.3 Page 243

▲back to top


- XIII/239 -
" biechtvaders laat komen die deze zaken kennen, men reeds veel
" zal bekomen; maar het zal zeker altijd schier onmogelijk zijn alles
" te bekomen. De gewetenstoestand bij misschien negen tienden
" van de jongens is erbarmelijk. En alle gemak hebben om te
" gaan biechten brengt hem daarom niet in orde. Men moet er zich
" van overtuigen dat, wanneer een jongen het ongeluk heeft ver-
" warring te laten bestaan in zijn geweten, hij daar jaren blijft
" mee zitten en dat geen plechtigheid, noch retraite, noch de dood
" van andere jongens hem zal treffen. We mogen werkelijk zeggen
" dat het in orde brengen van het geweten rechtstreeks van God
" komt. Van tijd tot tijd, misschien zonder enige buitengewone
" omstandigheid, doet hij tot inzicht komen.
"
En met de genade van de Heer worden in onze huizen heel
" wat verwarde gewetens in orde gebracht. We mogen wel zeggen dat
" er geen groot feest, geen oefening van de goede dood voorbijgaat
" zonder dat de barmhartigheid van de Heer over een of andere van
" onze leerlingen aan het licht treedt. Bij gelegenheid van de re-
" traites gebeurt dit dan op grote schaal, maar toch is dit niet
" bij allen het geval en ook na verschillende jaren kan men aan iemand
" van hen vragen: - "Maar heb jij de retraite niet gedaan?"
" - "Jawel." - "En hoe komt het dat jij dat niet in orde gebracht hebt?"
" - "Och... ik heb het niet in orde gebracht." - "En dat is dan
" het einde. Nochtans ben ik de mening toegedaan dat men alle
" manieren moet bestuderen om het hun steeds gemakkelijker te ma-
" ken, omdat er toch altijd iemand zal zijn, díe daardoor de god-
" delijke barmhartigheid op hem zal laten inwerken; en de waar-
" schijnlijkheid alleen van een goede uitslag verdient reeds dat
" wij er ons veel mee bezighouden. Men moet het dus aanzien als
" een belangrijke zaak."
Toevallig was men nog eens beginnen spreken over de zedelijkheid
van de leden en Don Bosco wou hierbij zijn gedachte uiteenzetten.
"
Sinds geruime tijd denk ik hierover na, maar tot heden
" toe heb ik er enkel een ruwe schets van gemaakt en het zal no-
" dig zijn de zaak onder ons allen te bestuderen. Het zou erom gaan te
" beslissen dat de salesianen, voor zover dit mogelijk is, in een
" gedeelte van het huis zouden slapen, waar noch vreemdelingen,
" noch dienstpersoneel van het huis, noch jongens toegang zou-
" den hebben. Er zou om het aldus te zeggen, een soort clausuur
" moeten zijn, die niemand mag overschrijden. Bijvoorbeeld, bij
" de trap waarlangs men naar de kamers van de priesters, de le-
" raren en, in het algemeen, van de oversten gaat, zou niemand
" anders mogen slapen en langs die trap zou geen toegang mogen
" zijn naar de slaapzalen van de jongens.
"
Vooral en volstrekt niet - mogen in dat gedeelte van het
" huis vrouwen slapen, zelfs niet de moeder van de directeur

25.4 Page 244

▲back to top


- XIII/240 -
" of een van die brave vrouwen die in onze colleges het linnen-
" goed herstellen of andere dergelijke werken verrichten. De
" reden hiervan is duidelijk. Vaak ontvangen wij in ons huis men-
" sen die wij helemaal niet kennen. Het kan braaf volk zijn maar
" wij kennen ze nog niet voldoende en wij weten trouwens dat de
" wereld vol boosaardigheid is en dat wij allen kinderen van
" Adam zijn. Misschien zullen er vele jaren voorbijgaan zonder
" dat er iets verkeerds gebeurt, zoals we dat hopen, maar het
" zou ook kunnen gebeuren. Vandaag is er geen gevaar maar er
" moeten voorzorgsmaatregelen getroffen worden. Indien dan voor
" ons deze voorzorgsmaatregelen niet nodig zijn en bijna over-
" dreven, dan mogen wij het er toch op houden dat ze ondanks
" dit feit zeer opportuun zullen zijn ten opzichte van de mensen
" van buiten; en al mogen ze dan nog boosaardig zijn, zij zullen
" geen voorwendsel hebben om te twijfelen of om kwaad te spre-
" ken. Ik zou bijna willen voorstellen een afsluiting te zetten op
" de plaats die toegang verleent tot deze kamers en erop te
" schrijven: VOORBEHOUDEN ofwel RUSTZALEN VOOR DE OVERSTEN.
In het Oratorio werd op het feest van Maria, Hulp der Christenen,
en in de colleges op het feest van hun patroon een soort liefdadigheids-
kermis ingericht waaraan ook de mensen van buiten het huis deelnamen.
Dat bracht een ontmoeting van veel volk mee en kon gevaarlijk worden.
Na de zaak onderzocht te hebben, zette Don Bosco de zaken op hun plaats
en zei hierover:
"
Dit zijn zaken die bij het begin van het ontstaan van onze
" huizen noodzakelijk zijn en die geen kwaad doen, juist omdat het
" buitengewone gevallen zijn; maar het zou een grote vergissing zijn
" de zaken op hun beloop te laten en ze als regel te aanvaarden.-
" Ieder jaar immers wordt een of andere wanordelijkheid inge-
" voerd en eens dat ze ingevoerd is, kan men ze niet meer af-
" schaffen. Integendeel, het volgende jaar wordt ze herhaald in
" een reeds veel grotere verhouding en de schrik slaat U om het hart wan-
" neer men ziet welke verhoudingen dit met de tijd gaat aannemen, terwijl
" dit niet gebeurt als een volgend jaar zulke foor geen plaats heeft.
"
In het begin liet men dat alles toe en het was goed om
" het huis te leren kennen, het bracht plezier voor de jongens en
" men kreeg de welwillendheid van de vreemdelingen; maar daarna
" moet dat verminderd en zelfs volledig afgeschaft worden.
"
In het Oratorio was er bij het begin zelfs geen portier
" en ging men buiten het huis werken doch deze nieuwigheid en
" de eerste vurigheid zorgden ervoor dat er geen wanordelijkheden gebeur-
" den. Met het verloop van tijd zag men dat het nodig was de speel-
" plaats af te sluiten en een portier aan te stellen, maar toch liet
" men om het even wie in het huis binnenkomen. Mettertijd moest

25.5 Page 245

▲back to top


- XIII/241 -
" ook dat afgeschaft worden. Dit moet ook gezegd worden voor de
" liefdadigheidskermis van Maria, Hulp der Christenen. De eerste
" jaren was het een drukte van jewelste maar omdat de zaak nog nieuw
" was, waren de wanordelijkheden niet zo groot. Daarna werd de
" toeloop van de mensen van buiten minder en thans kan men
" bijna zeggen dat het feest nu geregeld verloopt.
Het is nuttig zich te herinneren wat hier gezegd werd over de as-
sistentie op de slaapzalen. Er was een tijd dat men voor de assistenten
kleine cellen toeliet in een hoek van de slaapkamers. Ze waren gemaakt
met eenvoudige gordijnen op een ijzeren staaf. Meestal had de assistent
daar een tafeltje met enige boeken. Daarna drong Don Bosco zo aan, dat
de cellen verwijderd werden en de tafeltjes helemaal verdwenen. Voor
wie assistentie deed, bleef nog enkel een bed met gordijnen en niet meer
in een hoek maar tussen de andere bedden op de slaapzaal. Thans hernieuwde
hij zijn aanbevelingen op dit punt, dat hem na aan het hart lag. Geen
cellen meer, geen tafeltjes meer! Zijn beslistheid hierbij treft ons
no g me e r , wa n n e e r wi j zi en h oe h ij h et hoofd bood aan opwerpingen die door
sommige directeurs gedaan werden.
"Er zijn leraren" - liet de ene opmerken - "die assistentie moe-
ten verlenen op de slaapzaal en die een tafeltje nodig hebben om hun
boeken en losse bladen op te leggen en die een kleine cel nodig hebben om
er soms wat te gaan studeren."-
"Zelfs in dat geval mag men het niet toelaten", repliceerde Don
Bosco.
"Hoe moeten de leraren het dan wel doen?"
"Ze moeten elders een geschikte plaats hiervoor vinden. Bij
voorbeeld, een schrijftafel die ze op slot kunnen doen in de gemeenschap-
pelijke studiezaal of in de klas, maar geen op de slaapzaal."
"Elders zijn er geen kamers beschikbaar. Met zoveel jongens die
vragen om aanvaard te worden, zit men in onze colleges in het nauw."
"Dan moet men maar minder jongens aanvaarden, maar op de slaap-
zaal mogen er noch tafels noch cellen zijn. Het bed met de gordijnen is
voldoende bij het opstaan en bij het slapen gaan en daarna moeten de gor-
dijnen steeds weggeschoven worden."
Verder sprak Don Bosco meer in het algemeen en over zekere mid-
delen om de zedelijkheid in de colleges tot bloei te laten komen.
Dit zijn voorzorgsmaatregelen, waarmee men al veel goede uitwer-
kingen kan bekomen. Nochtans kan men noch hiermee noch met iets anders
ooit een volkomen zedelijkheid bij allen verkrijgen, tenzij we geen
kinderen van Adam meer zouden zijn. Men doet wat men kan en dan nog wat
meer en in het vervolg moeten wij eraan denken veel te bidden en zal het gebed

25.6 Page 246

▲back to top


- XIII/242 -
ons bekomen, wat wij door onze inspanningen niet kunnen bereiken. Laat er ons
aan denken dat de twee best geschikte middelen om iedere onzedelijke daad
met wortel en tak uit te roeien en de deugd van zedelijkheid in een bijna
volmaakte graad bij onze leerlingen aan te kweken de volgende zijn: 1° Veel-
vuldig de sacramenten ontvangen. D it i s het v oo rn aa mste en , wa t men er
ook moge over zeggen, indien de sacramenten veel en op de vereiste
manier worden ontvangen zal er geen wanordelijkheid wortel schieten.
2° Zij die door onzedelijkheid ergernis verwekken moeten naar huis ge-
stuurd worden. Er is geen ander middel, want wanneer de slechte gewoonte
ingeankerd is, is het een mirakel wanneer men zich bekeert. Zo iemand zal
te biecht gaan, er werkelijk berouw over hebben, er vergiffenis over vra-
gen privaat en publiek maar het zal niet lang duren of hij begint op-
nieuw. Met dit soort jongens moet men onverbiddelijk zijn. Ze zullen het
vereiste berouw hebben om absolutie te krijgen voor hun zonde, maar we
kunnen ze niet vertrouwen voor de toekomst.
Trage ouders.
11de Conferentie. De huishoudelijke toestand gaf stof tot besprekingen
voor vier conferenties. Op deze eerste conferentie kwam het plan naar
voren iemand aan te stellen, die als opdracht zou krijgen betaling te
vragen van het kostgeld. Het schijnt dat er teveel mensen waren die, na
hun zonen op het college geplaatst te hebben, zich vergenoegden met te
beloven zonder ooit iets te betalen. Trad men langs gerechtelijke weg
op dan was de tijd die men daarbij verloor en de ongemakken die men had,
groter dan het voordeel dat men er uit haalde. Daar het debat hierover
wat te lang werd getrokken, hakte Don Bosco de knoop door en zei: - "Met
hen die zich traag tonen, moet men op een heilige manier wreed zijn. Ik
zie geen ander middel dan de jongens naar hun ouders of verwanten terug
te zenden, om hen, indien het hun mogelijk is te betalen hierdoor aan te
zetten dat vlug te doen. Kunnen ze het niet, dan moeten ze de jongens
thuis houden. Er is maar een enkele uitzondering, namelijk wanneer er
bij deze jongen gegronde hoop voor de kerk bestaat. Dan kan men wat ge-
duld hebben en, indien er niet betaald wordt, kan men de jongens naar
het huis van Turijn of naar Sampierdarena of naar een ander weldadig-
heidsinstituut zenden. Hier, zoals voor de anderen zal de Voorzienigheid
ook voor hen zorg dragen, maar voor de colleges is het goed een vaste
regel te hebben, die men, voor zover mogelijk, niet mag overtreden."-
Hulp aan de armen.
13de Conferentie. Past het bij de poort van de colleges brood en soep uit te
delen aan de armen? Publieke uitdelingen van levensmiddelen niet, private wel,
maar aan de families die door de pastoor waren aangeduid. Na dit be-
sluit gaf Don Bosco over het geven van aalmoezen enige wijze normen,
die tegelijkertijd documenten zijn van zijn edelmoedige, maar verlichte
naastenliefde.

25.7 Page 247

▲back to top


- XIII/243 -
"
Ik beveel zeer dringend aan, zoveel men kan, de arme vreem-
" delingen te ondersteunen, want doorgaans zijn ze niet gekend
" en ook wanneer ze gekend zijn draagt de gemeente waar ze wo-
" nen, er geen zorg voor. Wanneer men er aantreft, waarvan men
" weet dat ze werkelijk hulpbehoevend zijn, dan moet ze op alle
" mogelijke manieren hulp bieden, want ze bevinden zich steeds in gro-
" ter gevaar dan de dorpelingen of stedelingen die zich in de-
" zelfde toestand bevinden.
"
Men moet heel speciaal zorg dragen voor de jongens en voor
" de volwassenen, die men van tijd tot tijd wel eens een aalmoes
" ziet vragen. De reden hiervan is dat, wanneer zij ertoe be-
" sluiten een aalmoes te vragen, aangezien zij sterk en gezond zijn,
" zij werkelijk in nood zijn en goede christenen zijn. Want als
" ze dat niet waren, zouden ze gaan stelen en meestal zou er
" dan geen eerloosheid meer zijn die ze niet zouden begaan eens
" dat ze op de slechte weg geraakt zijn. Indien het dan jongens zijn,
" dan worden ze nog meer aanbevolen, juist omdat dit meer in de lijn
" ligt van onze zending en ook omdat ze nog geen voldoende stevige
" beginselen kunnen hebben, zodat een kleinigheid zou volstaan
" om de weg van de ongerechtigheid op te gaan, die ze misschien
" gans hun leven niet meer zouden verlaten.
"
Wanneer dan jonge meisjes een aalmoes vragen dan moet men
" ze zeker bijstaan met veel christelijke liefde en zo ruim als het
" ons maar mogelijk is. Misschien is er op de wereld geen klas-
" se van personen die meer in gevaar van onzedelijkheid verkeren
" dan deze meisjes die aldus arm en verlaten zijn. Ik zou graag
" voor mijn part mijn deel van een maaltijd geven, indien ik
" niets anders zou hebben, om hen uit het gevaar te halen. Men mag niet
" zeggen dat ze het wellicht niet nodig hebben of dat ze al door-
" trokken zijn van alle ondeugden. Indien ze niet in nood ver-
" keerden, zouden ze meestal van ons geen bijstand vragen.
" Trouwens, zelfs wanneer ze niet deugdzaam zouden zijn, zou men
" ze tenminste voor deze keer uit het gevaar redden en dat is al
" veel.
"
Men mag over het algemeen niet zeggen dat zij die een aal-
" moes vragen, het niet nodig hebben. Men mag gerust geloven dat
" de ellende op onze dagen veel groter is dan dit uitwendig het geval
" schijnt te zijn en er zijn onder hen mensen die tot gegoede
" families schijnen te behoren en toch ons medelijden waard zijn.
" Hoevelen kwamen er reeds bij mij om iets te vragen, ook brood, die een
" betrekking hebben bij openbare diensten en die vaak zeer goed
" gekleed gaan. En nochtans, wanneer ze die kleinigheid ontvangen
" hadden, dan kwamen er tranen van vertroosting aan te pas.
Bouwwerken. Monografieën.
14de Conferentie.
Don Bosco berispte steeds al wie in de afzonderlijk huizen nieuw
bouwwerk of vrij aanzienlijke herstellingen liet uitvoeren, zonder de toelating

25.8 Page 248

▲back to top


- XIII/244 -
van de overste gevraagd en bekomen te hebben. - "Dit punt" - bevestigde
hij toen andermaal - "is van het grootste belang. Niet alleen voor nieuwe
bouwwerken maar ook voor herstellingen, vooral wanneer er metselaars aan
te pas komen, klimmen de uitgaven steeds meer op en het spijt ons te zien
dat men voor andere zaken uiterst zuinig is tot de laatste cent toe en
zich schier van het noodzakelijke onthoudt om daarna voor werken die niet
echt nodig zijn luchthartig tot zelfs honderden franken uit te geven.
Het moet dus goed begrepen zijn dat men, alvorens dergelijke uitgaven te
doen, de toelating moet bekomen van de overste, nu nog van de Algemeen
Overste en nadien minstens van de inspecteur".- Sommigen meenden dat Don
Bosco het met deze eis wat te nauw nam.
"Integendeel", hernam hij - "het is noodzakelijk hierin zeer
streng te zijn, omdat het gaat over een aangelegenheid die, als men
zich niet zeer streng toont, bijna uit haar aard zelf steeds maar uit-
breiding neemt. Het is immers natuurlijk dat wij willen veranderen wat
ons niet aanstaat. Nu eens is het nodig hier een tussenschot wat hoger op
te trekken en daar een ander af te breken. Hier wenst men een deur te openen en
daar een te sluiten. En dan moet men ook goed begrijpen dat een nieuwe
prefect of directeur van dat huis het weer eens nodig zal achten af te
breken wat gebouwd werd en te bouwen wat afgebroken werd, zodat er steeds
maar uitgaven gedaan worden, zonder veel nut."
Het is eveneens nodig heel streng te zijn om de directeur uit de
moeilijkheden te helpen. Er zal altijd een prefect zijn, een assistent,
een leraar die vele zaken onontbeerlijk vinden en veranderingen willen
invoeren. Zij gaan dan naar de directeur en wanneer ook hij dan inziet
dat er wel enig nut in zit, zal hij het niet kunnen weigeren zonder on-
tevredenen te maken. Wanneer ze echter weten dat het zaken zijn die in
het geheel niet afhangen van de directeur, dan blijven ze rustig en vragen
ze verder niets meer.
Ik zie trouwens ook dat men daarin vooral, zoals in al het overi-
ge, hoger moet mikken dan het doel en dat men twee zaken moet vragen om
er minstens één te bekomen.
In zekere kloosterorden wordt op het einde van het jaar of ook
wanneer de overste op bezoek komt, een lijst aangelegd van de herstel-
lingen die nodig zijn, ook van de geringste, waarvoor men hem de toe-
lating vraagt. Vaak zal de overste niet de minste opmerking maken, maar
het staat hem altijd vrij het te doen en alleen al de bedenking dat die
of gene uitgave via de overste moet gaan zal als gevolg hebben dat de
zaken die niet nodig zijn achterwege blijven.
Meer uitdrukkelijk kwam op het tapijt de kwestie van de monogra-
fieën en van de kronieken, waarover al een woord gerept was op de jaar-
lijkse conferenties van de directeurs. Deze zaak was toevallig naar voren gekomen

25.9 Page 249

▲back to top


- XIII/245 -
maar ze nam het grootste deel van de zitting in beslag. Don Bosco hield
ee n to espraak waar uit men een s te m eer k an o pm ak en welk belang hij aan
deze zaak hechtte.
"
Bij ons wordt er veel werk gepresteerd, worden tal
" van zaken tot stand gebracht, maar de zaken die er gedaan worden,
" worden niet opgetekend. Tot heden toe was de buitengewone veel-
" vuldigheid van de bezigheden, waarvan de ene op de andere volgt,
" oorzaak dat het onmogelijk was op schrift te stellen wat bij ons
" gedaan wordt. Nu is het niet zo dat thans de bezigheden niet
" meer zo talrijk zouden zijn, maar er bestaat gelegenheid vele
" zaken door anderen te laten verrichten en vele zaken zijn reeds
" onder verschillende personen verdeeld, terwijl ze vroeger in
" hun geheel op de rug van dezelfde persoon gelegd werden. Bovendien ken-
" de men in de tijd die nu voorbij is niet zo de noodzaak te no-
" teren wat er gedaan werd. Nu zien we echter dat er soms verwar-
" ring ontstaat die niet zou ontstaan, wanneer er opportune aante-
" keningen zouden gedaan worden. En dan bemerken we ook nog, nu
" de congregatie definitief goedgekeurd werd, dat we een norm moe-
" ten kunnen geven aan hen die na ons zullen komen. Wanneer ze
" zullen zien dat men bij ons op een bepaalde manier gewerkt heeft lie-
" ver dan op een andere manier en dat de zaak geslaagd is, zal dit voor
" hen een aanduiding zijn van de weg die ze moeten volgen. Ik
" vind op dit ogenblik dat dit belangrijker is dan andere zaken
" en daarom geloof ik dat het noodzakelijk is, dat ieder directeur
" zich dit jaar goedwillig aan het werk zou zetten, eraan zou
" denken en de meest opportune manier zou bestuderen en ook tijd ervoor
" zou vinden. Wat wij dan de monografie van ieder college zullen
" noemen zou ieder jaar moeten worden geschreven en telkens
" voortgezet worden door de directeur pro tempore.
"
De monografie moet beginnen vanaf het ogenblik dat er te Turijn
" sprake was dit huis of dat college te openen. Men schrijft de
" onderhandelingen op, het pro en het contra, hulpmiddelen en
" hinderpalen, het jaar en de maand van de stichting, de naam van de
" regerende paus, van de koning, van de bisschop van het diocees.
" En dan verhaalt men verder hoe, bijvoorbeeld in dit jaar iets
" gedaan werd en in dat jaar wat anders en zo gaat men chronolo-
" gisch verder. Men duidt de bijzondere feiten aan en maakt de
" levensbeschrijving op van hen voor wie het past dat te doen. Meer
" dan iets anders echter moet men erop letten de authentieke docu-
" menten aan te halen en aan te wijzen waar ze zich bevinden. Van
" elk van hen maakt men twee afschriften, waarvan een zal bewaard
" worden in het archief van het eigen college terwijl het andere naar
" het algemene archief gezonden wordt. Wanneer dan deze afzonder-
" lijke monografieën te Turijn aangekomen zijn, zal het ogenblik
" gekomen zijn om aan een ander werk te denken, namelijk uit elk
" van de documenten het belangrijkste te halen om dan beknopter een

25.10 Page 250

▲back to top


- XIII/246 -
" beschrijving te geven van de gang van zaken in de congregatie.
"
Na vele jaren zullen wij zelf met verwondering zien hoe
" met luttele middelen en op zo korte tijd zoveel gedaan wordt en
" zullen wij de een van de andere, de middelen leren, welke wij
" moeten gebruiken om goed te slagen in onze ondernemingen. En
" ik zal er nog aan toevoegen dat men bij zich zelf zal leren,
" want het is haast niet te geloven hoe met verloop van tijd vele van
" de zaken die wij gedaan hebben vergeten worden en al zijn ze
" gemakkelijk toch zijn ze zeer belangrijk. Wanneer wij ze dan
" opnieuw lezen, zullen wij eruit leren. Opdat dan dit onderricht voor
" ons nog nuttiger zou worden en omdat het trouwens over pri-
" vate geschriften gaat die wij voor ons bewaren, kan men er
" ook de vergissingen in opschrijven die men begaan heeft, door, bij-
" voorbeeld, te zeggen dat men in die omstandigheden een derge-
" lijk middel gebruikt heeft en men zich daarbij vergist heeft. Dat zal
" het verhaal getrouwer maken en als waarschuwing dienen voor
" een andere keer.
"
Alle kloosterorden hebben dit soort van nauwgezette en
" gedocumenteerde kroniek en ze werken er met genoegen aan ver-
" der, ook dan wanneer de orde in verval zou geraakt zijn. Ze gaan ermee
" voort voor sommige huizen, die sinds een halve eeuw niet meer in
" hun bezit zijn, zodat zij er al de bijzonderste wederwaardigheden
" over kennen... Dat jaar werd het ons ontnomen, het ging over in
" het bezit van die of gene, dan ging het over op die andere, dan
" kregen we het terug... En aldus kennen ze van naaldje tot draadje de
" namen van verkopers en van eigenaars.
"
Bij de jezuïeten is iemand in ieder huis speciaal aange-
" steld, die de geschiedenis moet opschrijven en in de lijsten van
" de medebroeders wordt naast zijn naam ook gedrukt dat hij de
" scriptor historiae domus is. Hij zelf of deze die door hem
" hiermee belast wordt, stelt de levensbeschrijving op van hen die in
" het huis sterven, ook al was hij de minste van de medebroeders.
" En al deze gedenkschriften worden in het archief bewaard. Om de
" drie jaar dan zenden alle huizen een afschrift van hun annalen
" naar het algemene archief, om te dienen als geschiedenis van de
" congregatie. De geschiedenis van de congregatie wordt niet ieder
" jaar geschreven, maar na een aanzienlijke periode van tijd en men
" let er ook op dat men een goede geschiedschrijver heeft. Dan wordt
" de geschiedenis opgesteld en steeds in het Latijn, et quidem de
" waarachtige en authentieke en goed geschreven geschiedenis, zowel
" wegens het uitstekende Latijn, als om de wijze waarop het ver-
" haal gedaan wordt. Opdat dit niet te lang zou worden, moet men uit de
" annalen enkel de bijzonderste feiten halen, anders zou het een
" saaie boel worden. Ook de annalen moeten niet alle afzonderlijke bij-
" zonderheden bevatten. Ook zij moeten goed geschreven en bewerkt
" zijn. Het is nodig hierbij gebruik te maken van een scherp on-
" derscheidingsvermogen, de herhalingen weten te vermijden, de zaken die
" geen gevolg gehad hebben, de petieterigheden. Bij de jezuïeten
" heeft men voor de kleine zaken, vooral voor de stichtende feiten,

26 Pages 251-260

▲back to top


26.1 Page 251

▲back to top


- XIII/247 -
" een ander middel. Men heeft er de jaarlijkse brieven, waarin
" precies nota wordt gehouden van de preken die in iedere kerk
" gehouden worden, van de godsvruchtoefeningen en retraites,
" van de biechten en communies in het huis, maar vooral van alle
" stichtende gebeurtenissen die bij hen zijn voorgekomen. En deze
" brieven worden overgemaakt van het ene huis aan het ande-
" re, van de ene provincie naar de andere, om ze in de refter
" voor te lezen. In ieder huis is iemand ermee belast ze op te stel-
" len en bij het personeel van het huis staat hij bekend als
" hij die: Redigit litteras annuas.
"
Zeker zal een dergelijke monografie veel werk bijbren-
" gen, omdat men moet beginnen en het begin altijd moeilijk is
" en ook omdat men terug moet keren tot zaken die verschillen-
" de jaren geleden gebeurd zijn maar, wanneer men dan met het
" opstellen tot op onze dagen gekomen is en dit jaar na jaar,
" dan moet men er nog maar aan toevoegen wat er gedurende die tijd
" als belangrijks gebeurd is. Omdat men dan al weet, dat dit
" moet gedaan worden, zal men van de feiten nota nemen, terwijl
" ze aan het gebeuren zijn. Dan zal de zaak erg vereenvoudigd
" worden en zal ieder directeur ze gemakkelijk kunnen volbrengen.
"
Bij het opstellen van de levensbeschrijving van die
" medebroeders, die reeds door de Heer naar de eeuwigheid werden
" geroepen, zal men met bijzondere zorg moeten te werk gaan.
" Voor sommigen zullen een paar aantekeningen volstaan, voor
" anderen echter zal men er zich werkelijk ex professo moeten
" mee bezighouden. Over de medebroeders díe gedurende de jongste ja-
" ren gestorven zijn zal het voldoende zijn aan te tekenen wat men
" als bijvoegsel in onze lijsten aantreft, maar voor de ouderen
" zal men vele aantekeningen met zorg moeten opzoeken en zal het nodig
" zijn toe te zien dat ze niet zouden verloren gaan, want het schijnt
" me werkelijk toe dat het juist deze priesters of clerici of
" coadjuteurs zullen zijn die men als even zoveel parels zal
" moeten laten schitteren in de geschiedenis van onze congregatie.
" Wat ai zaken zou men niet moeten zeggen over Don Alasonatti! en don
" Ruffino, wat een duurzaam aandenken heeft Don Ruffino niet na-
" gelaten? Hij was een echt model van christelijk leven. Ik weet niet
" of ik hem vergelijken mag met Sint-Aloysius, maar ik weet zeker
" dat alles wat een brave jongen, een brave clericus, een brave
" priester kan doen, hij dat ook allemaal gedaan heeft en dat hij
" het met zoveel vurigheid gedaan heeft dat hij, wat zijn godsvrucht
" betreft, mag vergeleken worden met de beste voorbeelden van chris-
" telijk en religieus leven. Een van de bijzonderste en mooiste
" aspecten van deze levensbeschrijvingen ligt hierin, dat wij na
" zoveel jaren zullen zien hoe in die tijd gewerkt werd. Wanneer
" met verloop van tijd moeilijkheden zullen ontstaan, zal men de
" sleutel in handen hebben om ze te vermijden. Ik bevind mij thans
" in sommige verwikkelingen die zich ook al jaren geleden hebben
" voorgedaan. Een andere persoon zou erin verstrikt geraken; maar ik
" ga rustig verder, omdat ik mij alleen maar moet herinneren of
" de middelen die toen gebruikt werden een goed of een slecht
" resultaat gehad hebben.

26.2 Page 252

▲back to top


- XIII/248 -
Siësta na het middagmaal. Inspecties en inspecteurs, Algemeen
Overste en Hoofdkapittel.
16de Conferentie. In bijna twee achtereenvolgende conferenties werd
gehandeld over goede en over slechte gewoonten. Onder de gewoonten die
op zich onverschillig zijn, maar in werkelijkheid steeds slecht en nood-
lottig, plaatste Don Bosco het naar bed gaan na het middagmaal. In de
zeer warme landen heeft men de gewoonte een siësta te houden; sommige con-
gregaties bepalen dat er voor de medebroeders een siësta moet zijn; opvoeders,
ook goede christelijke opvoeders, laten het toe aan hun leerlingen.
"Maar wat mij aangaat" - zei Don Bosco - "aanzie ik deze gewoonte
als een van de allergevaarlijkste voor de zedelijkheid en ben ik van
oordeel dat het in ere houden van deze gewoonte en het behouden van de
zedelijkheid zeer moeilijk, om niet te zeggen onmogelijk is. Ik geloof
dat, indien de directeurs van de huizen zouden weten hoe dit gebruik
noodlottig is, ze liever hun college zouden sluiten dan een dergelijke
gewoonte in te voeren.
Moeten we dus aan onze medebroeders en aan de jongens verbieden
wat te gaan rusten na de middag? Indien het zou gebeuren, vooral in de
zomer, dat iemand overweldigd wordt door de slaap in de namiddag, zal
hij zich dan moeten inspannen om zich niet te laten overmannen door deze
neiging? Neen.
Wanneer het zou gebeuren dat bij het werk of bij de studie, de
slaap ons zou verrassen, dan mag ieder aan deze behoefte voldoen en een
ogenblik inslapen, door zich op zijn stoel uit te strekken of zijn hoofd
op zijn schrijftafel te laten rusten, maar niemand mag zich te bed leg-
gen om te slapen, want ik geloof dat juist dit de daemonium meridianum
is, waartegen men ons gewaarschuwd heeft en die gevaarlijk is voor de
zielen.
Voor de jongens kan men dan ermee voortgaan te doen wat bij ons
reeds gedaan wordt. In de landen waar het zeer warm is, geeft men eerst
wat recreatie, dan laat men de jongens samenkomen in studiezaal of klas
en daar kan ieder op zijn plaats wat studeren of slapen naar believen,
als er maar assistentie is om het stilzwijgen te bewaren en niet te hin-
deren die wil rusten. Wie dus de noodzaak aanvoelt te rusten, kan dat
doen. De anderen, die geen slaap nodig hebben, hebben hun bezigheid en
alle gevaar verdwijnt. Kortom, wat dient afgekeurd te werden is dat men
na het middagmaal naar bed zou gaan.
Toch wou men doen noteren hoe in de warme landen deze gewoonte wer-
kelijk algemeen is, zodat er heel weinigen zijn, die ze niet onderhou-
den. - "Welnu dan", - hernam Don Bosco - "zorgen wij er dan voor onder
die weinigen te zijn en ik geloof dat wij niet ontevreden zullen zijn deze
gewoonte te hebben vermeden. Wanneer wij aldus handelen zullen we meer kunnen

26.3 Page 253

▲back to top


- XIII/249 -
werken, zullen we een betere reputatie krijgen en dan zullen anderen mis-
schien ons voorbeeld navolgen."
Toen het thema van de gewoonten uitgeput was, werd de rest van de
tijd besteed aan het opstellen van wetten over deze nieuwigheid die de
indeling van de congregatie in provincies was. Daaruit ontstond het re-
glement voor de inspecteur, dat men afzonderlijk kan lezen. Over twee
zaken die men daar niet kan lezen, zullen we thans een kort woord zeggen,
omdat het stof levert voor onze geschiedenis.
Eerst en vooral de benaming. Het Kapittel wou niet weten van de
naam provincie en vooral niet van de titel van provinciaal omdat dit op
onze dagen niet meer geschikt is. Tegenover de wereld zou de congre-
gatie dan verschenen zijn onder het aspect van een orde van monniken,
zodat ze antipathiek zou geworden zijn, zo grote afkeer hadden de vijan-
den van de Kerk in de harten ingeboezemd, ook bij eerzame mensen, tegen
oude en eerbiedwaardige kloosterinstituten. Trouwens, daardoor verliet
men het spoor van de goede traditie niet. Had zelfs Sint-Ignatius niet
reeds een gedeelte van de voorgaande kloosterbenamingen gebannen? Zo had
hij, bijvoorbeeld, de benaming van pater gardiaan vervangen door die
van pater rector. Het scheen dus uiterst geraadzaam dat ook wij het zou-
den stellen zonder sommige bijkomstige uiterlijkheden van aard om de
tijdgenoten op de zenuwen te werken en ons hatelijk te maken bij mensen,
aan wie wij goed wilden doen. Daarom zou dan de overste, belast toezicht
te houden op een bepaald aantal huizen inspecteur worden genoemd en zou
men het gebied van zijn jurisdictie inspectie noemen. Deze twee termen
drukten nauwgezet uit wat ermee bedoeld werd en hadden vandaag een goede klank
ook bij leken, waar ze ook werden aangewend in de burgerlijke en bij de
s c h o o l administratie.
Op de tweede plaats ging het over de leeftijd van de inspecteur.
Zou men onder de vereisten van de verkiesbaarheid ook een minimumleeftijd
bepalen? Bij het opstellen van de regel had Don Bosco gemeend niets te
moeten zeggen over de leeftijd bij alle ambten. Daarom werd dan ook in
de eerste redactie en in de tekst die naar Rome gezonden werd voor de
goedkeuring, nooit over leeftijd gesproken voor geen enkel ambt waartoe
men verkozen werd. Rome echter verlangde de leeftijd van vijfendertig
jaar voor de hoogste ambten. Maar nu de congregatie zich nog bijna in
haar ontstaan bevond en haar leden toen over het algemeen nog niet tot
rijpe mannelijkheid gekomen waren, was het nodig een tijdelijke dispen-
satie te vragen voor het onderhouden van deze regel. Wat de inspecteurs
betreft kon men klaarblijkelijk nog niets zeggen over hun leeftijd in de
constituties, omdat ze op het ogenblik van de goedkeuring nog niet eens
bestonden. Daarom liet het Hoofdkapittel dit probleem onbesproken en zou
men afwachten wat de congregatie van de bisschoppen en regulieren zou
doen wanneer men haar de beslissingen van de Hoofdkapittels zou aanbie-
den over de inspecties.

26.4 Page 254

▲back to top


- XIII/250 -
Volgens de opvatting van Don Bosco, die dit heeft uiteengezet op
de 17de conferentie, is de salesiaanse inspecteur "een vader die als taak
heeft zijn zonen te helpen om hun zaken goed te doen gaan en daarom moet
hij ze raad geven, ze ter hulp komen, hun aanleren hoe ze zich in kri-
tieke omstandigheden uit de moeilijkheden moeten redden".
Het onderwerp van de inspecties bracht de kwestie van de bevoegd-
heden die men moest toekennen aan de Algemeen Overste te berde.
Op dit terrein streefde Don Bosco er klaarblijkelijk naar de
grenzen te verwijden met de bedoeling te bekomen dat de algemene gang
van de sociëteit van de Algemeen Overste zou afhangen. Er waren er die
dachten dat ze er goed aan deden hier een opmerking te maken. Zolang het
over Don Bosco persoonlijk ging, verlangden allen dat zijn gezag onbe-
perkt zou zijn, maar men moest ook denken aan hen die na hem zouden ko-
men. - "En juist daarom", - onderbrak Don Bosco - "ben ik op mijn hoede
en let ik er wel op dat het gezag van de Algemeen Overste niet zou be-
snoeid worden. Indien het over mij ging, dan zou dit onnodig zijn, omdat
zowel in het grote als in het kleine men mij laat doen wat me goed dunkt.
En trouwens, nu ik de draad van alles in handen heb, zou men niet eens
anders kunnen handelen. Maar ik moet denken aan hen die na mij zullen komen."
Zij die uit de congregatie treden.
20ste Conferentie. Deze conferentie had eerder het karakter van een ge-
wone zitting van het Hoofdkapittel voor het afhandelen van de lopende
zaken. Aldus gebeurde het dat er gesproken werd over hen die niet in
hun roeping volhardden en de congregatie verlieten. Don Bosco gaf de
raad steeds te hunnen opzichte alle mogelijke toegeeflijkheid in acht
te nemen. "De zaak is ietwat moeilijk" - liet hij opmerken - "omdat deze
personen dikwijls, en men mag wel zeggen, meestal niet voldeden. Toch is
het goed dat wij doen of wij hun fouten niet kennen en dat wij steeds
welwillend tegenover hen blijven. Aldus zullen ze voor de congregatie
liefde en eerbied behouden en zullen wij zeker zijn dat wij, na wat tijd,
in die medebroeder een vriend, een hulp zullen hebben, en zo niet,
iemand die toch geen kwaad over ons zal spreken. En wees er zeker van dat
zo iets nodig is, want ook dan wanneer hij, onrechtvaardig en schuldig,
kwaad spreekt over de congregatie, berokkent hij ons veel schade. Ik ver-
lang veeleer dat men zeer vriendelijk zou zijn, al verdient hij het
niet, liever dan hem verwijten te maken en hem op een onvriendelijke
ma ni er door te zenden.
Niet opportune uiterlijkheden.
22ste Conferentie. Het voorlezen van de verslagen, dat anders bij het
begin van iedere zitting gebeurde, werd tot op het einde van de bespre-
kingen uitgesteld. Men begon hier dus mee op deze conferentie en dat was
de oorzaak van een uitweiding waarbij we even zullen blijven stilstaan
omdat het zijn nut heeft. Er werd gevraagd of het niet goed zou geweest
zijn te bepalen dat men iedere avond in de colleges het lof zou doen. Dit werd

26.5 Page 255

▲back to top


- XIII/251 -
sinds vele jaren gedaan in het Oratorio en ook te Lanzo. Zou men het dan
niet met vrucht overal kunnen doen? De tijd hiervoor nodig was toch zo kort.
Zeker was het goed, zelfs zeer goed, hoe kon men daaraan twijfe-
len? Maar in de colleges wou men het niet hebben tenzij gedurende de
Mariamaand, zoals dit de gewoonte was in het Oratorio vóór de kerk van
Maria, Hulp der Christenen, bestond. Er werden twee beweegredenen aan-
gevoerd. Het eerste was dat men de jongens niet mocht overladen met go ds -
vruchtoefeningen. Velen van hen kwamen uit gezinnen waar weinig over
godsdienst gesproken werd en misschien was er geen enkele waar dagelijks
gebeden werd. Alle dagen had men al de ochtend- en avondgebeden, de ro-
zenkrans, de mis en dan nog de gewone kleine gebeden in de loop van de
dag en dat volstond wel voor de algemeenheid. Wie meer wou doen werd
aangespoord dit spontaan te doen vooral door een dagelijks bezoek aan
Jezus in het heilig Sacrament en aan de allerheiligste Maagd, maar aan
de gemeenschappelijke oefeningen was het beter niets toe te voegen.
De tweede beweegreden was dat men niet teveel in de kijker moest komen
van de slechte mensen. Zovelen hielden het oog gericht op de salesianen,
zowel private personen als het publiek. In deze tijd bestudeert men alle
middelen om alles wat met godsdienst iets te maken heeft neer te halen
en is men op zoek naar voorwendsels van alle aard om heilige instellin-
gen af te breken. Hierbij manipuleert men opzettelijk het onderwijs door
de programma's te wijzigen en nog eens te wijzigen, opdat de klooster-
lingen aangevallen in hun oude methodes, niet meer zouden kunnen beant-
woorden aan de vereisten van het moderne onderwijs. De vijanden van de
Kerk, bij het zien van zovele godsvruchtoefeningen in de salesiaanse
colleges, zullen ze dadelijk tot doelwit van hun plagerijen maken. -
"Wij", - ging Don Bosco verder - "moeten rekening houden met de geest
van de wereld, een machtige vijand met een verfijnde boosaardigheid. Het
is volstrekt nodig dat wij niet opvallen. Vanaf het ogenblik dat wij,
zoals men zegt, met getrokken rapier en open vizier willen vechten, zul-
len wij onmiddellijk worden tegengewerkt en kunnen wij geen nuttig werk
meer verrichten. Laten we ons dus steeds aan de wettelijkheid houden,
laten wij ons zelfs altijd ermee akkoord verklaren wanneer we dat kunnen,
laten wij ons plooien naar de moderne vereisten, ook wat de gebruiken en
de gewoonten van de verschillende streken betreft, zolang als wij niet
tegen ons geweten moeten handelen. Liever dan de strijd met het gezag aan
te gaan, moeten we ongelijk aanvaarden ook wanneer we gelijk hebben.
Laat ons instemmen met alle reglementen, decreten en programma's. Op die
manier zullen we goed gezien zijn, zal men ons laten werken (wat nog
winst is) en tegelijkertijd zullen wij niets doen tegen ons geweten.
Dit idee over de gepastheid, bij de wereldlijken ongunstige in-
drukken te vermijden door onnodige uiterlijke tekens van vroomheid,
werd gedurende het Algemeen Kapittel reeds tweemaal aangeraakt. Op de
achtste Conferentie werd er door iemand voorgesteld op iedere slaapzaal
bij een beeldje van de Madonna een lichtje te laten branden gelijkaardig aan

26.6 Page 256

▲back to top


- XIII/252 -
de lampen in de kerk, zodat, wanneer iemand wakker werd, zijn blik dade-
lijk op de Maagd Maria zou vallen. Allen meenden dat dit een mooie
gedachte was maar Don Bosco verzette er zich tegen met een opmer-
king "die hij altijd voor ogen heeft" volgens het commentaar van het
verslag. Wanneer een boos mens onze huizen zou bezoeken, wat zou hij
dan wel zeggen, wanneer hij in alle slaapzalen een kapelletje zou zien?
Men zou ons van superstitie beschuldigen en wij, gelet op de tijden
waarin we leven en de omstandigheden waarin wij ons bevinden, moeten
op dit terrein omzichtig te werk gaan. Wij moeten trachten zoveel moge-
lijk de godsdienst in het hart te prenten van iedereen en wel zo diep
mogelijk, maar liefst met een minimum aan uiterlijkheden. En hoewel wij,
voor wat de noodzakelijke zaken betreft, niemand naar de ogen moeten
zien, betaamt het nochtans dat wij, voor wat onnodige zaken aangaat,
iedere uiting zouden vermijden die ons al te veel doet opmerken voor wat
we zijn."
Nadien in het begin van de vijftiende conferentie, naar aanlei-
ding van goede gewoonten die men moest bewaren en verspreiden, werd de
aanbeveling vernieuwd geen gewoonten in te voeren, welke in de ogen van
verdorven mensen de schijn konden wekken van bijgelovige praktijken.
Daarbij moest men dan in het bijzonder letten op de gewoonten van de
streek. Wat moest er dan gezegd worden van het gebruik het kruisteken
te maken alvorens, 's morgens op de speelplaats het ontbijtbroodje op
te eten.(1)
Ziehier het antwoord van Don Bosco: - Dit is zeker een zeer goede
gewoonte; maar wat zouden de boosaardige mensen zeggen, wanneer men bij
hen thuis of om het even waar aldus het kruisteken zou maken? Wanneer ze
zien dat wij het bij het middagmaal doen, zeggen ze niets, want ze weten
dat de catechismus het ons voorschrijft, dat ieder goede christen het
doet en zo zijn ze er niet over verwonderd. Wij vooral mogen het doen,
maar in plaatsen waar dit niet de gewoonte is moet men deze niet in-
voeren. Vooral moeten wij daar de nadruk niet op leggen bij de jongens
van onze colleges. Er zijn er trouwens ook bij, wier ouders helemaal niet
godsdienstig zijn. Wanneer zij zien dat zij na het middagmaal of voor
het middagmaal bidden, dan zullen ze dat wellicht dulden. Indien ze hen
dit zien doen bij het ontbijt, dan zal dat gemakkelijk aanleiding geven
tot het stellen van vragen en soms zullen ze hun jongens niet meer naar het
college zenden, en ons beschuldigen van kwezelarij."-
Algemeen Overste en Hoofdkapittel. Kritieken.
nLetture Cattollche" en "Bollettino".
23ste Conferentie. Bij de lezing van de artikels die voorschriften of
richtlijnen bevatten, die in de notulen volgden op de verschillende besprekin-
(1) Het was toen niet de gewoonte dat de jongens naar de eetzaa1 gingen voor het ontbijt.

26.7 Page 257

▲back to top


- XIII/253 -
gen, was er een, waarbij over een bepaalde zaak gezegd werd dat ze
moest verzonden worden naar en overgelaten "aan het Hoofdkapittel". Don
Bosco wou dat deze uitdrukking zou gewijzigd worden en vervangen door
"aan de Algemeen Overste". Ziehier zijn uitleg: - "Wanneer men de Alge-
meen Overste vermeldt, dan is alles reeds duidelijk, omdat de regel
zegt dat hij in zaken van aangelegenheid het Kapittel bijeenroept. Drukt
men zich anders uit, dan heeft het de schijn of men de zaak wil doen
zonder de Algemeen Overste, terwijl het regelen van alle zaken van de
congregatie immers tot zijn taak behoort. In alle zaken die belangrijk
zijn moet men steeds verwijzen naar de Algemeen Overste. Wanneer hij dan
ziet dat het tot de bevoegdheid behoort van een bijzonder ambt, zal hij
een taak toevertrouwen aan de prefect, een andere aan de econoom of aan
wie het aangaat, Maar indien de zaken belangrijker zijn, dan zal hij het
Kapittel bijeenroepen."
In de loop van dezelfde voorlezing werd er opnieuw gesproken over
de verspreiding van goede boeken en nam Don Bosco het woord om enige
raad te geven.
"
Andermans boeken mag men niet beoordelen, men mag er geen
" kwaad over spreken. Dat dient maar alleen om ons hatelijk-
" heden op de rug te halen. Wij zullen de teksten aannemen die ons
" het best bevallen. Wanneer een vriend ons ondervraagt, dan zullen
" we hem antwoorden wat we erover denken, maar we moeten het aan
" anderen overlaten kritiek uit te oefenen.
"
Dit moeten we met nog meer nauwgezetheid doen, wanneer het
" gaat over verenigingen die in de dorpen bestaan, namelijk de
" broederschappen, waar men de zaken met min of meer zorg doet en
" ruwweg. We mogen er nooit kwaad over spreken en ze niet belache-
" lijk maken. Wij moeten integendeel op alle manieren deze goede
" instellingen onderrichten, helpen, raad geven en ondersteunen en
" zo zullen wij samen met Gods zegen ook de welwillendheid van de
" mensen op ons trekken.
"
Ook tegenover hen die ons kritiseren moeten we welwillend
" te werk gaan en daarin als leuze dit kostbaar gezegd nemen: "Doe
" goed en zie niet om." Wanneer men ruzie zoekt, verliest men ook
" dan nog, wanneer men bij de betwistingen de bovenhand haalt. Soms
" zijn er mensen die verlangen ruzie te maken om dan gauw een reden
" of tenminste een voorwendsel te hebben om ons in ieder geval kwaad
" te kunnen doen.
"
Wanneer we nu reeds zoveel gezegd hebben over het kritiseren
" van andermans zaken dan moeten we nog meer zeggen over hen die,
" wanneer er iets gebeurt dat hun niet aanstaat, onze zaken kriti-
" seren. Het ligt me zeer aan het hart dat ieder directeur dit
" beginsel zou verspreiden, het zou aanbevelen en erop aandringen,
" totdat de geest van kritiek hij onze confraters verdwenen is.
"
Bovendien moet ieder directeur er zich met ijver op toeleggen

26.8 Page 258

▲back to top


- XIII/254 -
" in onze colleges de Letture Cattoliche en de abonnementen op de
" Classici te verspreiden. Er was een tijd dat bijna alle jongens
" erop geabonneerd waren, maar thans is het aantal erg geslonken.
" Gedurende het jaar moeten ze ervoor zorgen en er bij verschil-
" lende gelegenheden over spreken, ze doen kennen, ze aanprijzen
" en bekomen dat velen abonnees zouden worden. Het zullen altijd
" goede boeken zijn die ze in het college verspreiden en die met
" groot voordeel gelezen worden. Bovendien worden die boeken door
" de jongens naar huis gezonden en zo zijn er vele anderen die ze
" lezen. In hun huis zijn er verschillende personen die ze zien en
" die vragen zich erop te kunnen abonneren en met dit middel kan
" het goed, dat men met deze leesstof doet, aanzienlijk verruimd
" worden. Men mag gerust aanvaarden dat de zaak van heel wat
" groter belang is dan ze op het eerste zicht zou schijnen. Wij,
" die ons zoveel inspannen om abonnees te maken, zouden wanneer
" we dit verzuimen, een van de middelen die van groot voordeel kunnen
" zijn en die we gemakkelijk kunnen gebruiken, daardoor ver-
" waarlozen.
"
Een ander buitengewoon goed dat voortspruit uit de lezing
" en de verspreiding onder ons van deze abonnementen en dan vooral
" van de Bollettino Salesiano, ligt in de eenheid van gevoelens
" welke men bij iedereen verkrijgt en de enge band van eenheid
" welke hij onder de medebroeders smeedt. Wij staan nog in onze
" kinderschoenen, ons aantal is nog niet buitengewoon groot en tot
" heden toe is het Oratorio het centrum geweest voor allen, zodat
" allen elkaar kennen en alle oversten van de verschillende huizen
" gezien hebben op welke manier men het hier doet en zich inspannen
" om er de instellingen en de geest van te bewaren. Maar indien we
" vooruitgang maken en men er niet op let met alle middelen deze
" band vaster aan te knopen, dan zal er weldra onder ons een onge-
" lijksoortige ijver ontstaan en dan zal er geen volstrekte eenheid
" meer bestaan. Het is noodzakelijk alles te doen om ons samen te
" binden in een en dezelfde geest en een speciale manier om dit
" bereiken bestaat erin dat men zoveel mogelijk in onze huizen de-
" zelfde boeken zou lezen, dezelfde traktaten zou bestuderen, dat
" men dezelfde auteurs zou waarderen en vooral dat men overal de
" boeken door onze leden geschreven en de speciale werken van de
" afzonderlijke huizen zou kennen. En niets kan daar beter toe bij-
" dragen dan het Bollettino en de Letture Cattoliche. Daarom dienen
" ze ruim te worden verspreid en zoveel mogelijk door ons te worden
" gelezen.
De benaming van salesiaan. "Geef aan Caesar wat aan Caesar toe-
komt."
24ste Conferentie. De benaming van salesiaan, gegeven aan de leden en
aa n hun zaken, (1) die herhaaldelijk in de oren klonk bij het lezen van de ver-
( 1 ) Z i e b oekde el XI, blz . 436.

26.9 Page 259

▲back to top


- XIII/255 -
slagen, bracht Don Bosco ertoe een toets aan te raken steeds van kiese
aard, maar toen uiterst kies.
"
Wij zouden van dit woord een zeer zuinig gebruik moeten
" maken. Enkele jaren geleden was het woord nog niet ingevoerd en
" wist men bijna niet wat het betekende. Het werd ingevoerd en
" vastgelegd bij gelegenheid van het eerste vertrek van onze mis-
" sionarissen twee jaar terug. Men begon het te gebruiken en nog
" eens te gebruiken, in drukwerken en nog eens in andere drukwer-
" ken werd er gesproken over de salesiaanse missionarissen in
" Europa en Amerika, in boeken en kranten werd er verhaald over de
" salesiaanse missionarissen en zo kwam deze benaming in gebruik.
" In de verlopen jaren was dit wel noodzakelijk omdat de congrega-
" tie een vaste naam moest krijgen. De naam van de H. Franciscus
" van Sales is een naam die dierbaar is aan de Kerk en aan de
" burgerlijke maatschappij. Het is de heilige van de zachtmoedig-
" heid, een deugd die zeer behaagt ook aan de boze mensen en het
" is de naam van de heilige die wij tot onze voornaamste patroon
" genomen hebben. Ook het woord salesiaan heeft een goede klank,
" zodat men goed heeft gedacht het aan te nemen.
"
Wat wij thans moeten doen is er niet te veel belang aan
" te hechten. Het is nodig dat wij, wat dit betreft, enkele voor-
" zorgen nemen. Eerst en vooral bij het laten drukken van een boek mag
" men er niet op laten zetten: salesiaans priester of van de sale-
" siaanse congregatie. Tot heden toe is dat gebeurd, maar dat is
" niet erg en in bepaalde omstandigheden kan men daarmee voortgaan;
" maar doorgaans moet men het niet doen. Indien de schrijver van het boek
" een directeur van een college is, mag men terecht laten drukken:
" directeur van het salesiaans college omdat deze toekenning persoonlijk is
" en dient om het college te laten kennen en zijn goede faam te vermeer-
" deren. Doet men meer, dan zou men zich nijd, slechte wil en ook
" publieke en private vervolgingen op de hals halen.
"
Nu werd er echter hierin een zeer gedurfde stap gezet, want men
" heeft die naam gegeven aan het Bollettino dat aan onze medewerkers
" gezonden wordt. We moeten zeggen dat het een gedurfde, maar ook
" een bestudeerde stap geweest is. Het was nodig ons te doen kennen
" en wel in de betekenis die de onze is. Tot heden toe werden, God
" zij dank, alle zaken die over ons gepubliceerd werden in de echte
" betekenis gepubliceerd. Het weinige dat door kwaadwilligen tegen
" ons werd uitgegeven, bestond in enkele aanklachten of particu-
" liere feiten, die nog in niets de algemene gang van zaken van
" onze congregatie geschaad hebben. Het is van groot belang dat men
" ons niet verkeerd zou begrijpen, maar dat men ons werkelijk zou
" kennen zoals wij zijn. Ik wil hopen dat het Bollettino, dat opzet-
" telijk gedrukt wordt om ons doel te doen kennen, hierbij groten-
" deels zal helpen en de belangrijkste zaken die langzamerhand in
" onze congregatie gebeuren in hun waar daglicht zal plaatsen.

26.10 Page 260

▲back to top


- XIII/256 -
"
Het is ons doel bekend te maken dat men aan Caesar moet
" geven, wat aan Caesar toekomt, zonder iemand daarbij in het
" gedrang te brengen en dat neemt niets af van de verplichting aan God
" te geven wat aan God toekomt. Op onze dagen zegt men dat dit
" een probleem is en ik zal, als men wil, eraan toevoegen dat het mis-
" schien het grootste probleem is, maar dat het reeds werd opge-
" lost door onze goddelijke Zaligmaker, Jezus Christus. In de prak-
" tijk ontstaan, weliswaar, ernstige moeilijkheden; maar men moet
" dan ook trachten deze op te lossen, niet enkel door het beginsel
" gaaf te houden, maar door redenen en bewijzen en bewijsvoeringen
" bij te brengen die van dit beginsel afhankelijk zijn en die het begin-
" sel zelf verklaren. Dit is mijn grote gedachte: de praktische
" manier te bestuderen om aan Caesar te geven wat aan Caesar toe-
" komùt en aan God wat aan God toekomt.
"
- "Maar" - wordt er gezegd - "de regering steunt de grootste
" boosdoeners en soms worden valse leerstelsels en verkeerde begin-
" sels verdedigd." - Welnu, dan zullen we zeggen dat de Heer ons
" beveelt te gehoorzamen en eerbied te betuigen aan de oversten
" etiam discolis, zolang ze geen direct slechte zaken bevelen. En
" zelfs, wanneer ze slechte zaken zouden bevelen, zullen wij hen
" nog eerbiedigen. Men zal niet doen wat slecht is, maar men zal er mee
" voortgaan eerbied te betuigen aan het gezag van Caesar, zoals Sint-Paulus
" zegt,dat men aan het gezag moet gehoorzamen omdat het de drager is
" van het zwaard.
"
Er is niemand die niet ziet in welke slechte omstandigheden
" de Kerk en de godsdienst zich in deze tijd bevinden. Ik geloof dat
" vanaf Sint-Petrus tot op heden de tijden nooit zo moeilijk geweest
" zijn. De manier is verfijnd en de middelen zijn eindeloos. Zelfs de ver-
" volgingen onder Juliaan de Apostaat waren niet zo schijnheilig
" en schadelijk. En dan? Dan zullen wij in alles de wettelijkheid
" zoeken. Wanneer er belastingen worden opgelegd, zullen wij ze betalen;
" wanneer geen gemeenschappelijke eigendom meer erkend wordt,
" zullen wij de eigendom individueel houden wanneer er examens
" worden opgelegd, zullen wij die afleggen, wanneer patenten of
" diploma's worden gevergd, zullen wij het nodige doen om ze te
" verkrijgen en zo zullen wij verder gaan.
"
- "Maar dit eist inspanningen, uitgaven, moeilijkheden!"-
" Niemand van jullie kan dit zien zoals ik dit zie. Ik verwijs zelf
" niet eens naar de meeste verwikkelingen, om U niet te verontrusten
" toen. Ik werk me in het zweet de ganse dag door om ze in orde te
" brengen en aan de ongemakken het hoofd te bieden. En toch moeten
" we geduld hebben, iets weten te verdragen en in plaats van te kla-
" gen en nog te klagen, werken zoveel men kan voor de vooruitgang
" van de zaken.
"
Dat ís het wat wij willen laten weten, zachtjesaan en op
" een praktische manier in het Bollettino Salesiano. Met de genade
" van onze Heer en zonder er rechtstreeks veel over te zeggen, zul-
" len we dit beginsel laten overwegen en het zal een bron worden

27 Pages 261-270

▲back to top


27.1 Page 261

▲back to top


- XIII/257 -
" van eindeloos goed zowel voor de burgerlijke als voor de kerke-
" lijke maatschappij.
Don Bosco wist zeer goed dat iedere regel ook de regel van "Doe
goed en zie niet om" zijn uitzonderingen heeft. Hoewel hij er volstrekt
niet voor te vinden was om via de pers te antwoorden aan de kranten,
welke hem aanvielen, oordeelde hij toch dat het in sommige zeldzame ge-
vallen zijn plicht was tot dit verdedigingswapen zijn toevlucht te nemen.
Een maand vroeger had men er een voorbeeld van gezien. De beruchte Gaz-
zetta del Popolo had een correspondentie uit Giaveno gepubliceerd,
waarin met giftige uitdrukkingen het nieuws gemeld werd van de aanhou-
ding van een clericus assistent in het plaatselijke college, wegens on-
noemelijke feiten en waarbij ironisch gezegd werd dat de aangehoudene een
"oud-leerling van het instituut van Don Bosco" was. Don Bosco had nog maar pas
de nodige inlichtingen hierover bekomen of hij schreef volgend briefje
dat een model van gematigdheid is:
"
Aan de heer directeur van de Gazzetta del Popolo.
"
"
In uw krant van 7 augustus van dit jaar heeft U een corres-
" pondentie uit Giaveno gepubliceerd, waarin aan een van mijn leer-
" lingen zekere feiten werden toegeschreven waarmee zich het gerech-
" telijk gezag van Susa onledig houdt.
"
Ik verzoek U een rechtzetting te willen doen en te verklaren
" dat de persoon aan wie deze feiten worden toegeschreven nooit leer-
" ling geweest is van een van mijn huizen, noch als student, noch
" als ambachtsjongen.
"
Ik hoop dat U deze rechtzetting zal doen uit beleefdheid en
" uit liefde voor de waarheid, zonder dat ik steun zal moeten zoeken
" bij de wet.
"
Met verschuldigde achting heb ik de eer te zijn
"
" Turijn 13 augustus 1877.
uw dienaar
"
Priester Giovaani Bosco, overste
De Gazzetta publiceerde de brief van Don Bosco, in het nummer van
19 augustus, onder de dagelijkse rubriek "Zwarte Put" waar de correspon-
dentie verschenen was, zonder er een woord commentaar aan toe te voegen.
Einddecreet. Oefeningen van de medebroeders.
25ste Conferentie. Op de zestiende conferentie had Don Bosco aan het Al-
gemeen Kapittel voorgesteld dat het opportuun zou zijn alvorens uit el-
kaar te gaan, een decreet uit te vaardigen, waarin aan de overste de
bevoegdheid wordt verleend definitief de artikelen op te stellen en te ordenen
die men naar Rome moest zenden waarbij hij eigenmachtig uitdrukkingen en zaken

27.2 Page 262

▲back to top


- XIII/258 -
zou mogen wijzigen zoals hem dat best zou lijken. Het was inderdaad
natuurlijk dat het geheel van de besluiten wijzigingen moest suggereren,
waarvan men niet telkens de reden begreep. Bovendien waren er zekere
bijzonderheden die men wel de leden vertrouwelijk kon bekend maken,
maar die niet mochten gedrukt worden, noch onder de ogen van andere
mensen gebracht worden. Al dat werk zou daar op dat ogenblik door
allen samen niet kunnen gedaan worden en daaruit volgde de noodza-
kelijkheid de overste te machtigen het daarna rustig uit te voeren.
Hier voelde men zeer duidelijk hoe juist Don Bosco dit vooraf gezien
had. De 25ste conferentie werd gehouden op de ochtend van 5 oktober,
dag die bestemd was om het werk van het Algemeen Kapittel te besluiten.
Na juist een maand inspanning zagen allen wat er nog moest gedaan wor-
den om te kunnen zeggen dat het werk voltooid was. En toch waren de
directeurs haastig om terug naar hun colleges te gaan voor de heropening
van het aanstaande nieuwe schooljaar. Voor 7 oktober, zondag van de Ro-
zenkrans, had Don Bosco sinds geruime tijd beloofd elders te zijn.
Daarom zei hij: - " Z o a l s w i j d e z a ken nu behandeld hebben, moeten wij
zeggen dat wij ze eerder geschetst dan voleindigd hebben. Er is nog een
lange studie en veel werk nodig om de artikels die al opgesteld zijn af
te schaven, om ze te ordenen en na te zien of er geen herhalingen zijn,
of een artikel niet iets uitdrukt wat door een ander artikel tegenge-
sproken wordt. Dan moeten we nog de organische zaken, waarvan het goed
zal zijn ze als regel te doen goedkeuren, scheiden van de tuchtzaken en
eveneens van die zaken, waarvan het goed is dat wij ze kennen, maar die
op geen enkele manier mogen gepubliceerd worden. Het is dus nodig dit
decreet op te stellen, waarin gezegd wordt dat het Kapittel gesloten ís.
In de laatste zitting dan die we deze avond zullen houden, zal het de-
creet worden voorgelezen en ondertekend." - Niemand maakte moeilijk-
heden om goed te keuren dat men zonder meer zou stoppen met het voorle-
zen van de verslagen. Voor het decreet trok Don Bosco persoonlijk de
grondregels. Don Durando en Don Francesia werden be last met het opstel-
len ervan.
De tijd die overbleef werd besteed aan het vaststellen van de za-
ken in verband met de retraites van de medebroeders in de komende jaren.
Don Bosco hechtte altijd het grootste belang aan deze jaarlijkse re-
traites. Tot in 1877 had het college van Lanzo gelegen in de voor-Alpen,
gedurende het zomerseizoen de gulste gastvrijheid verleend aan al de re-
traitanten, maar het uitbreiden van de congregatie verplichtte ertoe de
plaatsen voor deze heilzame samenkomsten te vermenigvuldigen. Er werd
dus beslist dat de huizen van Amerika, van Midden-Italië en van Ligurië
hun retraite zouden hebben in hun eigen respectieve streek. Twee retrai-
tes zouden gehouden worden in Piëmonte en twee voor de Dochters van Ma-
ria, Hulp der Christenen. Maar waar en wanneer?
Don Cagliero, die er als eerste over aangesproken werd, pruttel-
de wat tegen en wees op het ontbreken van een geschikte plaats. Don
Bosco zei: - "De Voorzienigheid zal wel voor een plaats zorgen. Vraag
in ieder geval aan de aartsbisschop van Buenos Aires om U toe te laten de retrai-

27.3 Page 263

▲back to top


- XIII/259 -
te te houden in het seminarie gedurende de vakantie van de clerici. Buenos
Aires is de enige centraal gelegen plaats. Het zal zeker wat kosten om
van Montevideo en S. Nicolas te komen, maar, geduld ermee! Wij hebben
gemerkt dat hier de congregatie, men mag wel zeggen, een meer uitgespro-
ken ontplooiing kreeg eerst vanaf de tijd, waarop de speciaal voor de
medebroeders ingerichte retraites begonnen zijn."
Voor Midden-Italië werd het seminarie van Magliano aangeduid, waar
Don Rua zich naartoe zou begeven om er Don Bosco te vertegenwoordigen.
Voor Ligurië bleef men onbeslist tussen Sampierdarena, Alassio en het
huis dat binnenkort in de omgeving van La Spezia zou geopend werden. Over
twee jaar zou er ook voor een retraite worden gezorgd in Frankrijk maar
in afwachting konden deze medebroeders naar Ligurië komen. Naar de twee
retraites te Lanzo zouden, buiten de medebroeders van Piëmonte, ook altijd
alle directeurs komen en al de anderen die elders niet konden gaan.
De vergadering drukte eenstemmig de wens uit dat deze retraites
steeds door salesianen zouden gepredikt worden. De ondervinding had ge-
leerd dat vreemde predikanten, ook al waren ze heilig en geleerd, niet
dezelfde vruchten voortbrachten als onze predikanten. Daarom spoorde
Don Bosco de aanwezigen aan dat ze zich zouden bekwamen in het preken. - "En
dan" - voegde hij eraan toe - "wanneer U iemand zou ontmoeten die een
speciale neiging heeft voor het preken en die tot een andere zaak zou
geroepen zijn, vergeet die persoon niet en tracht hem bij te staan. Dit
is een manier om goede resultaten te bekomen zonder al die inspanningen."
Het slot.
26ste Conferentie. Het Algemeen Kapittel, geopend op de avond van 5 sep-
tember, werd gesleten op de avond van 5 oktober zodat juist op een
maand afstand het uur van het Te Deum overeenstemde met het uur van het
Veni Creator.
Eerst en vooral werd de schets voor het decreet onderzocht. Eén
enkele opmerking verdient hierbij te worden aangehaald, De opstellers
hadden geschreven dat men aan het Hoofdkapittel volmachten schonk om te
ordenen, bij te voegen enz. Don Bosco wou dat "Hoofdkapittel" zou worden
vervangen door "Algemeen Overste" en voerde hiervoor drie beweegredenen
aan: 1° om het gebruik te volgen van Rome, waar men bij de mededelin-
gen die aan de congregatie gedaan worden de akten steeds richt aan de
Algemeen Overste; 2° omdat wanneer men het heeft over de Algemeen Over-
ste, men het Hoofdkapittel eronder verstaat; 3° als algemene norm zoals
hij reeds tevoren verklaard had.
Aldus verliep er wat tijd alvorens nog eens over de preken te
spreken. Op de tweede conferentie was beslist dat een van de medebroe-
ders een kort traktaat van gewijde welsprekendheid zou opstellen; dit zou
als tekstboek worden gebruikt in de scholen voor godgeleerdheid.

27.4 Page 264

▲back to top


- XIII/260 -
Don Bonetti werd hiervoor aangewezen.
"Maar het is nodig" - zei Don Bosco - "dat dit traktaat van voor-
schriften niet uitsluitend op de prediking betrekking zou hebben. Er
moet ook in gesproken worden over de opvoeding welke men aan de jongens
moet geven. Ons voorkomend stelsel moet erin belichaamd worden. Het is
de liefde die de jongens ertoe aanzet het goede te doen bij middel van
een voortdurende assistentie en leiding en niet door een systematische
bestraffing van de tekortkomingen nadat deze gebeurd zijn. Men heeft
vastgesteld dat deze tweede methode meestal een levenslange haat van de
jongen trekt op de opvoeders.
De preken moeten eenvoudig zijn. Men geeft de bepaling van de
zaak welke men wil behandelen. Uit de definitie haalt men de verdeling
en dan geeft men een verklaring van de delen. Men mag geen mengelmoes
maken van een groot aantal teksten of feiten amper in staat om iemand van
een zaak te overtuigen; maar de tekst of de enkele teksten die men ge-
bruikt, moet men goed verklaren en degelijk doen uitschijnen. In plaats
dan van te verwijzen naar een groot aantal feiten, neemt men er één en-
kel dat het best te pas komt en dan verhaalt men het in het lang en
het breed met al de bijzonderheden die het best uw doel kunnen dienen.
Het beperkte verstand van het kind, dat niet bij machte is die veelheid
van bewijzen te begrijpen en te waarderen, zal echter dit ene feit diep
in zijn geest bewaren en zal er een sterke indruk van meedragen zodat zijn
fris geheugen het nog jaren later zal onthouden.(1)
Intussen had men het decreet in een gekuiste stijl opgesteld, waar-
van er lezing gegeven werd in de aula. Daarna werd het placet uitgesproken
en werd het ondertekend.(1)
Met deze akte werd het eerste Algemeen Kapittel, waarvan de werkzaamheden
met een voorbeeldige gezwindheid verlopen waren, besloten. Pater Franco
wenste de leden van het Kapittel geluk en zei dat zij op één maand tijd gedaan
hadden wat elders verschillende maanden zou gevergd hebben. Maar het ge-
ven van de definitieve canonieke vorm aan de besluiten verliep niet zo
vlug en daartoe was meer tijd nodig dan men zich had kunnen voorstellen.
Een jaar later was de onderneming nog niet tot een goed einde gebracht.
Toen wou Don Bosco een wettige voldoening schenken aan de algemene ver-
wachting en liet de vier delen over het Leven in gemeenschap, de Zede-
lijkheid, de Huishoudkunde en de Inspecties drukken en uitdelen, ter-
wijl hij het overige tot later uitstelde. Het was een fraai boekdeel-
tje van ongeveer honderd bladzijden, voorafgegaan door een vriendelij-
k e b r i e f va n Do n B o s c o a a n " z i jn z e e r b e m i n d e z on e n i n Jezus Chris-
tus."(2)
(1) Bijv. Doc. 23.
(2) Bijv. Doc. 24.

27.5 Page 265

▲back to top


- XIII/261 -
Toen deze publicatie verscheen, was bij de heilige congregatie
van de bisschoppen en regulieren een verzoek van Don Bosco aanhangig om
de goedkeuring te bekomen tot het verlengen van het Algemeen Kapittel.
De drie jaren na de goedkeuring van de regel waren verlopen op 4 april
1874, zodat het Kapittel een vertraging van vijf maanden had ondergaan.
Het rescript werd aangekondigd door advocaat Leonori in zijn brief van
24 november 1878 samen met het rescript voor Graaf Cays. Nu de verlen-
ging van het eerste Kapittel bekomen was, werd het mogelijk de andere
Algemene Kapittels bijeen te roepen in de periode van de schoolvakanties.
Don Bosco had zo dikwijls gezegd dat de beslissingen die door het
Kapittel genomen waren geweest, naar Rome zouden gezonden worden. In te-
genstelling hiermee werd na bewerkingen, die meer dan een jaar duurden,
besloten niets naar Rome te zenden. Zoals hij het gewend was te doen,
meende hij dat het beter was op zijn gemak na te zien wat de ervaring zou
leren en/of de praktijk in alles zou bevestigen dat de beschikkingen,
welke men op papier genomen had, ook wel degelijk opportuun waren. Op
die manier kwam men tot het tweede Algemeen Kapittel, waar nieuwe beslui-
ten werden gevoegd bij de nu waardevoller besluiten van het eerste Kapit-
tel. Zowel de ene als de andere werden gecoördineerd en zagen het licht
in 1882.
Pater Secondo Franco had gedurende de voorbereidingen van het eer-
ste Algemeen Kapittel gezegd dat het voornaamste doel van de leden van
het Kapittel moest zijn het religieuze geweten van de medebroeders te
vormen. Wat we in dit hoofdstuk hebben uiteengezet is meer dan voldoende
om aan te tonen dat men in die richting een goed eind van de weg had af-
gelegd.

27.6 Page 266

▲back to top


- XIII/262 -
H O O F D S T U K X.
DERDE EXPEDITIE NAAR ZUID-AMERIKA.
Het eerste sein dat het vertrek aankondigde van de derde expeditie
ging uit van L'Unità Cattolica. In het nummer van 13 september stond een
artikel met als titel "Nieuwe expeditie van de salesianen naar Amerika."
Na een hymne aan de Heer voor het vele goed dat al verwezenlijkt was en
een beschrijving van het ruime arbeidsveld dat er aan de zonen van Don
Bosco werd voorgesteld, werd er gewezen op de behoefte aan arbeiders voor
het evangelie in deze verre streken. Er werd gezegd dat Don Bosco een
derde inscheping aan het gereedmaken was van een veertigtal salesianen en
Dochters van Maria, Hulp der Christenen, samen. Een gedeelte hiervan zou
afvaren in de aanstaande maand november en de overigen kort daarna. Daar-
om werd een beroep gedaan op alle mensen met een goed hart, om hun beurs
te openen en Don Bosco te helpen bij het dragen van de nodige ontzaglijke
uitgaven. Dan ging men verder: "Wij weten wel dat sommigen deze missies
niet met een goed oog bekijken en als reden hiervoor aangeven dat er on-
der ons een te grote schaarste aan priesters is." Maar na andere beschou-
wingen over dit onderwerp eindigde het artikel met volgende opmerking:
"Iemand goed onderlegd in de moderne geschiedenis zei herhaaldelijk dat
ieder missionaris die naar de vreemde gezonden wordt, tenminste tien
nieuwe roepingen zal bekomen, die de weg van het priesterschap opgaan en
plaats nemen in de schare, welke hij heldhaftig verlaat om het evangelie
aan de ongelovigen te brengen."(1)
(1) De auteur van dit artikel was Vincenzo Lanfranchi, regeringsprofessor te Turijn. Het
schijnt ons nuttig en opportuun een getuigenis over te schrijven van Monseigneur
Besson, bisschop van Nîmes. In een open brief, gericht op 28 augustus 1878 aan hem
die toen abbé Bougaud was, Vicaris-Generaal van Orléans, schreef hij; "In de eerste
van mening en zijn bisdom kreeg een ander aanschijn. Hoe meer hij er liet vertrekken
voor de missies, hoe meer priesters God hem schonk voor zijn kerk. Voor iedere mis-
sionaris, die de toelating had gekregen te vertrekken, kwamen er uit dezelfde plaats
twee of drie seminaristen. De grote kerkelijke voorspoed van het bisdom Besançon da-
teert vanaf de dag waarop zijn zonen zich naar al de verre missies hebben begeven om
het evangelie te brengen aan de volkeren, die nog in de schaduw van de dood zaten.
Een document van 1851 spreekt over 45 missionarissen, en een lijst van 1878 telt er
70. We kennen nog het juiste aantal niet van de kloosterroepingen in dit mooie dio-
cees ontstaan. Misschien zijn er niet
.../...

27.7 Page 267

▲back to top


- XIII/263 -
De aangehaalde woorden van het artikel zinspeelden met een voor-
zichtige terughoudendheid op de uitwerkselen bewerkt bij de clerus van
het aartsbisdom door een lange omzendbrief welke de aartsbisschop op 4
augustus aan de pastoors had gezonden. In deze omzendbrief werd door Mon-
seigneur levendig de onrustbarende vermindering van priesters voorge-
steld. Hij porde de ijver van de pastoors aan, jongens die neiging had-
den voor de priesterlijke staat vroom op te kweken en ze naar de semina-
ries van Bra en Giaveno te zenden. Bij al die mooie en goed gezegde za-
ken kon men duidelijk tussen de regels een afkeuring lezen van hen die
er zich mee bezighielden jongens voor te bereiden voor de vreemde missies
en de insinuatie dat de kloosterstaat niet volmaakter is dan de wereld-
lijke staat. In een gewichtig document werd bovendien gezegd dat ieder-
een, die deze omzendbrief zou lezen en de salesiaanse congregatie kende,
dadelijk zou zeggen dat hij was opgesteld tegen deze congregatie.(1) Het
punt waarbij het duidelijkst een zinspeling werd gemaakt op Don Bosco was
dat waar beweerd werd dat "alle geestelijken zonder onderscheid door Je-
zus Christus tot de volmaaktheid zijn geroepen" en er bijgevoegd werd:
"Het is zeker dat de overgrote meerderheid van de gelovigen zoals ieder-
een ziet, door onze goddelijke Zaligmaker in de handen van priesters werd
gegeven dit tot de aldus genoemde wereldlijke clerus behoren. Het is
onmogelijk te veronderstellen dat Hij zou gewild hebben dat bijna alle
zielen door zijn goddelijk bloed gered, zouden toevertrouwd worden aan de
zorgen en aan de leiding van dit gedeelte van de clerus, dat, zoals som-
migen laten veronderstellen, het minst volmaakte, het minst gecultiveer-
de, het minst rijk aan heiligheid zou zijn." Zelfs kanunnik Zappata, Vi-
caris-Generaal was in "zijn advies over een omzendbrief van Mgr. Gastal-
di"(2) zo overtuigd van de verwijzing naar Don Bosco, dat hij schreef:
"Ik zou wensen dat men de toespeling op Don Bosco zou schrappen of ten
minste verzachten; want ik vrees sterk dat van andere zijden voor uwe
Excellentie ernstige narigheid eruit kan voortvloeien. U weet beter dan
ik hoeveel steun en bescherming Don Bosco te Rome geniet. Naar men zegt
zou de paus bijzonder veel van hem houden. Zou het niet kunnen gebeuren
dat wegens een boosaardig misverstand of verkeerde interpretatie vanuit
Rome een onaangename en onplezierige wenk zou kunnen komen voor uwe
Excellentie?"
(1) .../...niet minder dan 200 bij de dominicanen, kapucijnen, jezuïeten. oblaten, naris-
ten, broeders van Maria, kloosterlingen missionarissen van alle soort en benaming,
die daar geboren werden en er hun opvoeding ontvingen. En ondanks het legioen dat
zijn dienst verricht buiten het diocees, is het bisdom Besançon zo rijk, dat het aan
de andere Franse diocesen verdienstelijke personen kan afstaan. Zo waar is het dat
hoe meer men aan de Heer geeft, hoe meer Hij er behagen in schept ons terug te
schenken."
(1) Aan hunne Eminenties de Kardinalen van de heilige Congregatie van het Concilie.
Uiteenzetting van Pr. Giovanni Bosoo, Sampierdarena, Drukkerij van Sint-Vincentius
de Paoli, 1881.
(2) Het handschrift bevindt zich bij theoloog Franchetti van Turijn.

27.8 Page 268

▲back to top


- XIII/264 -
Na wat voorafgegaan was kon het artikel in de katholieke krant niet
zonder weerklank blijven. Inderdaad, Monseigneur, die er kennis van ge-
kregen had zond aan theoloog Margotti, directeur van de krant, een af-
schrift van zijn brief met deze woorden eigenhandig in de rand door hem
geschreven: "De geachte heer Theoloog Margotti wordt met aandrang ver-
zocht zelfs niet onrechtstreeks de steeds stijgende schaarste aan gees-
telijken in Piëmonte en ook in het aartsbisdom Turijn in de hand te wer-
ken, zoals dit kan gebeurd zijn in het nummer 213 van het jaar 1877 van
L'Unità Cattolica. Hij mag dus nooit deze krant in tegenstelling brengen
met de woorden van de aartsbisschop wiens gezag met geen millimeter kan
worden verminderd, zonder dat ook het gezag van de paus er schade door
lijdt. Dat zij naar de missies gaan, wie God daartoe roept; maar men mag
niet proberen deze roeping in te plannen bij hen die deze roeping niet
hebben en er dan ook geen blijk van geven. De roeping voor de missies
is iets zeer speciaals." De directeur van L'Unità Cattolica, een grote
vriend van Don Bosco, verzond zonder meer, het drukwerk met wat erop ge-
schreven stond aan Don Bosco en voegde er het volgende biljet bij: "Ver-
eerde en beste Don Bosco. Gelieve dit te lezen en pro bono pacis, om
noch de aartsbisschop noch de paus te krenken, zend me geen artikels
meer om in te lassen zonder het visum van zijne Excellentie. Je toege-
negen en verknochte Theoloog Margotti." Don Bosco die te Lanzo het Alge-
meen Kapittel voorzat, antwoordde hem op 19 september en beperkte zich
tot volgende uitdrukkingen over het incident: "Mijn beste theoloog, wij
zullen samen naar het paradijs moeten gaan en daarom zal, waar de ene is
ook altijd de andere zijn..." (1)
De missionaire vurigheid werd levendig gehouden, vooral bij de
jonge medebroeders door de brieven welke gedurende de eerste maanden van
het jaar uit Amerika kwamen en waarin een levendige beschrijving gegeven
werd van de offers van het personeel dat te weinig in aantal was om aan
alle noden het hoofd te kunnen bieden. Deze brieven, die aan tafel werden
voorgelezen, zetten velen aan te gaan helpen. Er waren er zelfs verschil-
lende die in de maand april al wilden beginnen met de studie van het
Spaans, des te meer omdat Don Bosco geneigd scheen versterkingen te stu-
ren, onmiddellijk na het feest van Maria, Hulp der Christenen. Doch dan
belastte hij Don Barberis ermee te antwoorden aan hen die gevraagd hadden
(1) In zijn brief ging Don Bosco dadelijk sereen over naar het geven van nieuws over
graaf Cays en zijn inkleding als clericus (zie hiervoor, blz. 225) en met niet minder
sereniteit zegt hij in het postscriptum: "Mgr. Lacerda, bisschop van Rio de Janeiro,
bij zijn afreis belast mij u te groeten en u te verzoeken het hierbijgaande nieuws te
willen inlassen, waaruit blijkt dat er nog wat geloof is in dit keizerrijk. D. Fran-
cesia vertaalde het uit het Portugees in het Italiaans en rangschikte het. U zult
echter zien wat ermee kan gedaan worden." Het artikel verscheen niet. In de woorden
"wij zullen samen naar het paradijs moeten gaan" wilden sommigen een voorzegging zien
over hun dood." Ze stierven met een verschil van enkele maanden. Don Margotti stierf
op 6 mei 1887 op de leeftijd van 63 jaar en in blakende gezondheid.

27.9 Page 269

▲back to top


- XIII/265 -
den te mogen vertrekken; ze moesten eraan denken goed de maand van Maria
door te brengen en zich ernstig op hun examens voor te bereiden. Hij ver-
klaarde bovendien dat het zijn inzicht was dat ditmaal de missionarissen
de taal beter zouden leren. Hij hoopte zelfs dat Don Cagliero hen ten
minste een maand les zou kunnen geven, zodat ze na hun aankomst dadelijk
bekwaam zouden zijn aan het werk te gaan.
De nieuwe expeditie werd dan verschoven tot november en de keus
van de personen die zouden gezonden worden, werd door Don Bosco gedaan
minder dan twee maanden voor het begin van het Algemeen Kapittel: name-
lijk vier priesters, acht clerici en zes coadjuteurs. Er bestond grote
nieuwsgierigheid om te weten wie de gelukkigen waren. Daarom letten ve-
len op elk van zijn woorden om te trachten het geheim te ontsluieren.
Alles werd op een heel eenvoudige manier vernomen. Op een dag nodigde
Don Rua Don Vespignani uit samen met Don Bosco koffie te komen drinken.
Deze liet het zich geen tweemaal zeggen, vloog naar de refter, kuste de
hand van Don Bosco en ging naast hem plaats nemen. Terwijl de aromati-
sche drank in de kopjes werd uitgegoten, begon Don Bosco met hem en met
de omstanders te schertsen. Wanneer dan ieder zijn kopje koffie had en
opgewekt de inhoud opslorpte, trok Don Rua zijn gebruikelijk reepje pa-
pier uit de zak, dat hij altijd tussen zijn vingers had gedurende de re-
creatie na het middagmaal en dat diende als pro memoria om mededelingen
te doen, zaken te regelen enz. Met een ietwat geheimzinnige glimlach be-
keek hij Don Bosco en zei hem: - "Signor Don Bosco, wilt U dat ik de na-
men voorlees van hen die deel uitmaken van de nieuwe expeditie van missi-
onarissen?" - Wanneer hij zijn toestemming bekomen had, begon hij zeer
traag te lezen: - "Don Costamagna, Don Vespignani... en zo verder. Op
een oogwenk vlogen deze namen van mond tot mond door het Oratorio en ga-
ven aanleiding tot allerlei commentaar. Don Vespignani die zich niet ver-
wachtte aan dit nieuws, sprong op. Toen hij als jonge priester juist
daags vóór de tweede expeditie naar de congregatie gekomen was, had hij
dadelijk zijn aanvraag gedaan om als missionaris te mogen vertrekken,
maar, niettegenstaande de geruststellende woorden van Don Bosco (1)
vreesde hij steeds, dat zijn gezondheidstoestand nog niet van dien aard
was dat men hem de reis kon toestaan. Don Rua had zijn ontroering bemerkt
en hem vol genegenheid gevraagd of hij moeilijkheden had. Op zijn ontken-
nend antwoord mengde Don Bosco zich in het gesprek: - "U zult niet gaan,
eer de arts u goed onderzocht heeft en verklaard heeft dat deze reis geen
schade kan doen aan uw gezondheid. - Het advies van de arts werd werke-
lijk gevraagd en het was zeer gunstig.
De priesters en de clerici waren volgens de mening van sommige
vreemde mensen te jong. Dit werd de vorige malen al gefluisterd, maar nu
werd het meer openlijk gezegd. Welnu, van deze vier priesters werd er één
bisschop, Don Costamagna, het hoofd van de expeditie, één inspecteur van
Argentinië en daarna raadslid van het hoofdkapittel, namelijk Don Vespig-
nani. Een ander, Don Milanesio, werd een heldhaftig missionaris in Pata-
gonië. En het waren de jongsten van de priesters. Van de clerici werden
(1) Zie hiervoor blz.

27.10 Page 270

▲back to top


- XIII/266 -
er twee, wijze organisators van de inspecties in Uruguay en in Paraguay,
namelijk Don Gamba en de tweede in Brazilië, Don Rota. Een derde Don
Paseri werd een zeer ijverige apostel op de kansel en in de biechtstoel.
Een vierde wedijverde met Don Milanesio te Chos Malal en in het gebied
van Neuquén. Het was Don Panaro. Een vijfde, Don Galbusera, blonk uit als
opvoedkundige met een bekwaamheid die officieel erkend werd, en werd di-
recteur van het grote college van S. Nicolas en bekwam door zijn lessen
bij de gevangenen buitengewone uitslagen.
Over de coadjuteurs, die goede leken schenen te zijn en niets
meer, kon niemand enige aanmerking maken. Over twee minstens, Massa en
Graziano, namen niet onbekend bij lezers met een goed geheugen (1) willen
wij een woord zeggen. De eerste leerde gedurende bijna tien lustra aan de
jongens het ambacht van schoenmaker aan. Door zijn grote christelijke
liefde en geduld droeg hij doeltreffend bij tot de opvoeding van een
flink aantal leerlingen-ambachtsjongens. Hij had de troost aan de eerste
Indiaan uit de Centrale Pampa's, de zoon van een cacique, door Mgr. Aney-
ros naar het Pius IX-College gebracht, het vak te mogen aanleren. Dit
authentieke type van het Patagonisch ras wist zo zijn voordeel te halen
uit de lessen van de brave coadjuteur, dat hij op zijn beurt meester-
schoenmaker werd in de beroepsschool van Viedma in Patagonië. Graziano,
die we in 1875 te Rome hebben ontmoet als schitterend officier in het
leger, legde zijn epauletten af en deed zijn geloften in de handen van
Don Bosco. Hij vertrok naar de missies en dank zijn veelvuldige werkzaam-
heid en zijn grote bekwaamheid als bureauchef maakte hij zich zeer ver-
dienstelijk bij het stichten en het inrichten van de eerste beroepsscho-
len van de salesianen.
Na alles wat we hiervoor gezegd hebben, zal het gemakkelijk zijn een
opmerking te verstaan van Don Vespignani, die meer dan een halve eeuw
later hierop een retrospectieve samenvattende blik werpt en schrijft:
"Met de derde expeditie vertrokken uit het Oratorio die salesianen, die
de weg zouden banen naar alle richtingen van Zuid-Amerika. Ze trokken
achtereenvolgens naar Argentinië, vanwaar ze naar Chili en Bolivië gin-
gen. Naar Uruguay, vanwaar ze naar Paraguay en naar Brazilië reisden.
Hier bevond zich het centrum voor de uitstralingen naar de missies van
Matto Grosso, van de Amazonen en van de Rio Negro. De twee eerste stich-
tingen van La Plata gaven daarna de elementen voor de stichtingen van
Ecuador, van Columbia en van de omliggende republieken."(2) Kortom, de
geschiedenis van het mosterdzaadje, dat zich voortdurend in de schoot van
de Kerk vernieuwt.
__________________________
(1) Zie boekdeel XI, blz. 114 en 285.
(2) Loc. citato blz. 104.

28 Pages 271-280

▲back to top


28.1 Page 271

▲back to top


- XIII/267 -
Onder het opperste bestuur van Don Cagliero en de rechtstreekse lei-
ding van Don Barberis bekwaamden de uitverkorenen zich in de Spaanse taal
en volbrachten hun geestelijke voorbereiding. Omstreeks het midden van
augustus kwamen allen te Lanzo samen voor een retraite met andere mede-
broeders. Wat Don Vespignani schrijft naar aanleiding van deze retraite
(1) behoort tot de levensbeschrijving van Don Bosco: "Don Bosco die onze
retraite voorzat, kwam bijna altijd met ons naar de recreaties. Wij om-
ringden hem met de tederste genegenheid; wij hingen aan zijn lippen, wij
luisterden naar zijn raadgevingen en aanbevelingen, wij stelden hem vele
vragen. Wij vroegen hem om raad over wat ons in de toekomst kon overko-
men. Wij wilden werkelijk heel zijn morele figuur in onze ziel prenten,
wij wilden gans zijn geest aan de bron drinken. Het idee dat wij hem niet
meer zouden gezien of naar hem geluisterd hebben, bleef niet lang in onze
geest hangen. Volgens ons immers zou Don Bosco nooit sterven. Wij voelden
enkel alvorens van hem te scheiden de noodzaak aan zoveel mogelijk herin-
neringen en vermaningen te verzamelen." Bij gelegenheid van de slotpreek
van de retraite vertelde Don Bosco een droom.(2)
"
Ik ben hier gekomen om jullie een paar woorden te zeggen
" in de plaats van de gewone predikant. We ontvingen kort geleden
" goed nieuws uit Amerika, dat jullie zullen horen voorlezen in
" refter of op een andere plaats. Hier zal ik jullie echter in
" plaats van een preek een klein verhaal vertellen. Jullie mogen
" het noemen zoals jullie dat willen: een fabel, een droom, een
" geschiedenis. Jullie mogen er veel, weinig of helemaal geen be-
" lang aan hechten.
(1) loc. citato blz. 112.
(2) Hij verhaalde hem nadien opnieuw gedurende het Algemeen Kapittel, op de avond van 28
september in de refter na het avondmaal. Er waren verschillende oversten aanwezig,
waarbij Don Lemoyne en Don Barberis die hem dadelijk daarna opschreven. Wij geven
hier de redactie weer van Don Lemoyne. In de redactie van Don Barberis leest men dat
Don Bosco vroeg aan de vrouw "die volgens haar staat goed gekleed was, zindelijk en
behoorlijk", wie zij was en dat zij antwoordde: "Het is niet nodig te weten wie ik
ben. Ga, onthoud wat je gehoord hebt en denk er dan niet aan uit wiens mond die
woorden gekomen zijn." Het zou natuurlijk schijnen dat de redactie zouden aanhalen,
die ook Don Vespignani ervan gemaakt heeft (loco citato, blz. 115-7) maar hij heeft
het eerst na vele jaren verteld. Nochtans schijnt het ons toe hier een bijzonder-
heid te moeten aanstippen. Volgens hem zou Don Picco ook geroepen hebben: "Afval in
het Oratorio; vervolgingen tegen het Oratorio"! Daarom geeft de auteur als commen-
taar: "Wij die het verhaal hoorden, waren getuigen van de afval en van de vervol-
gingen tegen het Oratorio die in die dagen elkaar opvolgden en wij begrepen dat de
eerste om met de dragees van de Madonna een proef te doen, Don Bosco was geweest."
Bij Don Vespignani is zij die voor Don Lemoyne en Don Barberis "een vrouw" is,
"een dame." Later heeft hij de indruk dat het de Madonna was. Wat hij over de ver-
volgingen zegt is zeer waar en we zullen er een bewijs van krijgen in het volgende
hoofdstuk.

28.2 Page 272

▲back to top


- XIII/268 -
"
Het scheen me toe dat ik door de straten van Porta Susa
" wandelde en voor de kazerne zag ik een vrouw, die me een verkoop-
" ster van geroosterde kastanjes leek te zijn, omdat ze op het vuur
" een soort cilinder liet draaien, waarin ik meende dat er
" kastanjes werden geroosterd. Verwonderd omdat ik deze nieuwe ma-
" nier van kastanjes te roosteren zag, kwam ik naderbij en zag
" werkelijk hoe die cilinder aan het ronddraaien was. Ik vroeg
" aan de vrouw wat ze in dat vreemd gereedschap aan het koken
" was en zij antwoordde mij: - "Ik maak dragees voor de salesianen."
"
- "Wat"! - zei ik - "dragees voor de salesianen?"
"
- "Ja" - antwoordde ze mij, en terwijl ze dat zei opende
" zij de cilinder en toonde ze mij. Toen zag ik in die cilinder
" dragees van verschillende kleur. Ze waren van elkaar gescheiden
" door een doek. Sommigen waren wit, anderen rood, nog anderen
" zwart. Erop zag ik een soort kleverige suiker; het schenen regen
" druppels te zijn of druppels van pas gevallen dauw en op die re
" gendruppels waren op sommige plaatsen rode vlekken gesprenkeld.
"
Toen ondervroeg ik de vrouw: - "Kan men deze dragees eten?"
"
- "Ja" - antwoordde ze mij - en ze reikte er mij toe.
" En ik dan weer: - "Maar... wat betekent dit dat sommige dragees
" rood zijn, anderen zwart en nog anderen wit?"
"
En de vrouw: - "De witte vragen niet veel werk, maar men
" kan ze gemakkelijk bevlekken, de rode kosten bloed, de zwarte
" kosten het het leven. Wie hiervan proeft, kent geen vermoeienis
" meer, kent de dood niet meer."
"
- "En wat betekent de suiker die erop kleeft?"
"
- "Hij is het symbool van de zachtmoedigheid van de heili-
" ge die U wilt navolgen. Dit soort dauw betekent dat men veel zal
" moeten zweten en nog eens zweten om deze zachtmoedigheid te bewa-
" ren en soms zal men zelfs zijn bloed moeten vergieten om ze niet
" te verliezen." -
"
Ik was verbaasd en wou voortgaan met vragen te stellen,
" maar zij antwoordde mij niet meer, sprak niet meer en ik zette
" mijn weg verder in gedachten verzonken over wat ik gehoord had.
" Maar kijk, pas had ik enige stappen gedaan of ik ontmoette Don
" Picco met nog andere van onze priesters. Ze waren allen verbijs-
" terd, diep teleurgesteld en hun haren rezen te berge: - "Wat is
" er voorgevallen"? vroeg ik hun.
"
En D. Picco: - "Indien U het wist... indien U het wist..."
"
En ik drong aan en vroeg welk nieuws er dan wel was en hij:
"
"Indien U het wist!... Hebt U die vrouw gezien die dragees
" maakte?" - "Ja, en dan?"
"
- "Welnu" - ging hij verder vol schrik - "ze heeft míj gezegd
" dat ik U zou aanbevelen te zorgen dat uw zonen hard zouden werken.
" Ze zei mij dat ze vele doornen, maar ook vele rozen zouden vinden.
" Zeg hun dat het leven kort is en de oogst overvloedig. Het leven
" vergeleken met God is natuurlijk kort, omdat het voor Hem maar
" een ogenblik is, een niets."

28.3 Page 273

▲back to top


- XIII/269 -
"
"Maar... werkt men dan niet"? zei ik.
"
En hij: - "Er wordt gewerkt, maar er moet gewerkt
" worden."-
"
Nadat hij dit gezegd had, zag ik hem niet meer noch
" de anderen en nog meer verwonderd dan tevoren zette ik
" mijn weg verder naar het Oratorio en toen ik daar was toe-
" gekomen werd ik wakker.
"
Dit is het verhaaltje dat ik jullie wou vertellen.
" Noemen jullie het nu maar een gelijkenis, een parabel, een
" fantasie, dat heeft weinig belang. Wat ik zou willen is dat jul-
" lie goed zouden onthouden wat die vrouw aan Don Picco en aan de
" anderen gezegd heeft, namelijk dat wij de zachtmoedigheid zou-
" den beoefenen van onze H. Franciscus en dat wij veel en altijd
" zouden werken.
Hier begon Don Bosco uit te weiden en alles te verklaren wat door
de vrouw gezegd was, waarbij hij uit haar woorden argumenten ter aanmoe-
diging haalde om in praktijk te brengen wat ze aanbevolen had. Hij sprak
ook lang over het grote werk dat moest gedaan worden en over de noodzaak
van te weten, waarbij hij in dezer voege besloot: - "Laten wij erop let-
ten tegenover allen zachtmoedig te zijn, laat ons de enen voor de anderen
bidden opdat wij niet afvallig zouden worden wat de zedelijkheid betreft.
Laat ons het voornemen maken elkaar steeds te helpen. De eer van de ene
zij de eer van allen, de verdediging van de ene de verdediging van allen.
Allen zijn wij betrokken bij de eer en bij de verdediging van de congre-
gatie in de persoon van ieder van ons, omdat de eer en de oneer niet op
een enkele medebroeder valt maar op allen en op de ganse congregatie.
Daarom moeten wij allen met vlijt aan het werk gaan om onze goede moeder
geen schade noch schande te laten lijden. Wij moeten ons allen inspannen
om ze te verdedigen en te eren." - Bij de uiteenzetting van dit onder-
werp ging hij nog verder tot hij eindigde met volgende tirade: - "Laat
ons moed vatten, mijn zonen. We zullen vele doornen ontmoeten maar herin-
neren we ons dat er ook zovele rozen zullen zijn. Laat ons niet neer-
slachtig worden in de gevaren en moeilijkheden, laat ons met vertrouwen
bidden en God zal ons zijn hulp schenken, die Hij beloofd heeft aan hen
die voor Zijn zaak werken. Laat ons allen samen verenigd blijven en doen
wat de H. Schrift zegt over de eerste christenen: cor unum et anima
una."-
De missionarissen hadden het vanzelfsprekend meer nodig dan de an-
deren om aaneen te sluiten en één hart en één ziel te vormen. Don Bosco
dacht hieraan. Op 7 oktober werd het feest van O.-L.-Vrouw van de Rozen-
krans gevierd. Pas had Don Bosco het Algemeen Kapittel voor gesloten ver-
klaard of hij wou niet breken met de traditie dit jaarlijkse plechtige
feest in "Becchi" te vieren. Hij had er Don Milanesio met een groep as-
piranten naartoe gezonden om er de noveen te prediken. Daarna zond hij
ook de andere missionarissen op de vooravond van het feest.

28.4 Page 274

▲back to top


- XIII/270 -
Zij waren tot Chieri met de trein gereisd en brachten een bezoek aan het
seminarie, waar Don Bosco zijn priesterstudies gedaan had. Dan gingen ze
te voet verder, bleven nu en dan halt houden om wat te rusten en luimige
fantasieën uit te voeren op blaas- en strijkinstrumenten die min of meer
gestemd waren en die zij met zich meegenomen hadden. Omstreeks de avond
trok Don Bosco er ook naartoe. Het feest werd zeer godvruchtig en opge-
wekt gevierd. Bij hun terugkeer kwamen ze langs Mondonio om er het graf
en het huisje van Domenico Savio te bezoeken. Deze tocht in groepsver-
band was voor Don Bosco een van de middelen om de harten te verbroederen
van hen die tevoren elkaar weinig of niet hadden gekend en nu moesten
weggaan om zover van hun aller vader gemeenschappelijk werk te gaan ver-
richten.
Het hoofd van de expeditie ontbrak nog altijd. Don Costamagna
hield zich bezig in het huis van Mornese met de voorbereiding van de zes
Dochters van Maria, hulp der Christenen, uitgekozen om de eersten te zijn
van de grote groep medezusters, die elkaar in de beide Amerika's zouden
opvolgen. Hij gaf hun lessen in het Spaans omdat hij zelf er al wat van
geleerd had. Hij stond hen bij in de onvermijdelijke moeilijkheden met
hun verwanten, hij hielp hen ook bij de uitrusting voor de reis. Vooral
echter staalde hij hun harten door zijn geestelijke hulpmiddelen. Hij
ging daar niet weg tot de aankomst van de nieuwe directeur, Don Lemoyne.
Eindelijk hield hij op 28 oktober voor de ganse communiteit een conferen-
tie over het volgende thema: "De wereld onder uw voeten, in het hart
steeds Jezus, in de geest de eeuwigheid." De afscheidstonelen bewezen
welke verering kostschoolleerlingen en zusters voor hem hadden.
Onder de kostschoolleerlingen waren er twee zusters van Don Ves-
pignani. Het onverwachte bezoek van hun vader bracht Don Giuseppe uit de
verlegenheid. Hij had nog niets aan de zijnen geschreven over zijn ver-
trek naar Amerika, zijn vader wist het van de directeur van Mornese. Na-
tuurlijk haastte hij zich naar Turijn eerder dan hij zich voorgenomen
had. Maar te Turijn bevond zich Don Bosco. Hij had al een ontmoeting met
Don Bosco gehad in het begin van februari, juist op het ogenblik dat Don
Bosco terugkeerde uit Rome, toen zijn zoon zo ziek was, zoals we verhaald
hebben. Hoewel hij buiten zich zelf was door de pijnlijke verrassing de
zieke in zo droevige omstandigheden aan te treffen, was hij toch diep on-
der de indruk van de goedheid van Don Bosco voor allen die hem naderden.
Daarom had hij veel minder moeite om zich neer te leggen bij deze nieuwe
verrassing. De vriendelijke manieren van Don Bosco maakten op hem zelfs
zo een indruk dat hij, bij het afscheid, een grote gouden ketting te
voorschijn haalde, ze in de handen van Don Bosco legde en hem zei: -
"Neem deze kleine eerbetuiging aan voor Maria, Hulp der Christenen." —
Dit volstond nog niet. Hij bracht ook het offer zijn zoon niet meer naar
huis te zien komen voor het vertrek en nam de kiese taak op zich er moe-
der toe te brengen daar vrede mee te nemen.
We moeten ook nog een woord zeggen over de financiële voorberei-
ding, welke eveneens op Don Bosco's schouders rustte. Het schijnt niet

28.5 Page 275

▲back to top


- XIII/271 -
dat ditmaal een omzendbrief werd verspreid om hulpmiddelen te vragen. Men
had nu trouwens het Bollettino dat hierin kon voorzien, des te meer omdat
het ruim verspreid werd, zonder rekening te houden met het feit of het
abonnement ja dan neen betaald werd. In het nummer van oktober verscheen
in zijn geheel het artikel van L'Unità Cattolica maar men las vooral in
het nummer van november een warme oproep tot de medewerkers om ter hulp
te komen. Don Bosco ging daarna persoonlijk aalmoezen vragen bij de wel-
doeners. "Ik doe een rondreis om quibus te zoeken voor de missionarissen,
schreef hij aan een directeur.(1) Bid God dat Hij er ons zendt." Tegelij-
kertijd greep hij naar de pen en schreef en schreef maar met nederige
aan-drang. Ook wanneer hij materieel niets bekwam, meende hij dat zijn
moeite niet verloren was, omdat dan, tenminste toch de aandacht van per-
sonen of organismen op zijn werk gericht werd.
Hij hoopte van de minister van Buitenlandse Zaken, Melegari, als
minimum de gebruikelijke duizend lires te ontvangen. Met deze hoop liet
hij een memorie toekomen, dat hij aan de goede zorgen van de zo welwil-
lende commandeur Malvano aanbeval.
"
Geachte Heer Commandeur,
"
"
Hierbij voeg ik een memorie voor zijne Excellentie de Mi-
" nister van Buitenlandse Zaken, ten voordele van onze missionaris-
" sen en leraren die naar Amerika moeten vertrekken om hen te hel-
" pen die reeds op een bijzondere manier aan het werk zijn voor
" de Italiaanse jeugd, die zich in de republiek van Uruguay en
" in de Argentijnse Republiek bevindt.
"
Ik beveel dit verzoek aan uw goedheid en christelijke
" naastenliefde aan en ik weet dat een enkel woord van U doel-
" treffend bijdraagt tot het goede resultaat van mijn aanvraag.
"
D. Durando voegt zich bij mij om U onze onuitwisbare
" erkentelijkheid te betuigen en terwijl ik God bid U gelukkig
" te maken heb ik de eer te ondertekenen als
"
" Turijn 24 oktober 1877.
uw nederige dienaar,
"
Pr. Gio. Bosco.
Maar hij ontving niet eens het gebruikelijke bedrag. De oorlog tus-
sen Turken en Russen woedde op dat ogenblik, zodat men in het Oosten bui-
tengewone behoeften had en men verplicht was alle beschikbare fondsen in
de begroting van dat ministerie ingeschreven te gebruiken. Hij ontving
echter van de minister en van de directeur van de afdeling voor buiten-
(1) Brief van Don Ronchail, Costigliole di Saluzzo, 26 oktober 1877.

28.6 Page 276

▲back to top


- XIII/272 -
landse politiek zeer beleefde brieven. Antwoorden van dien aard, afkoms-
tig van de hoogste gezaghebbers, waren ook altijd onrechtstreekse goed-
keuringen, waaraan hij een groot belang hechtte.
Evenveel en niet meer kon hij in Frankrijk bereiken. Aan de Minis-
ter van Buitenlandse Zaken van Frankrijk zond hij volgende brief.
"
Aan Zijne Excellentie de Minister van Buitenlandse Zaken
"
te Parijs.
"
"
De vrome sociëteit genaamd de H. Franciscus van Sales
" kon reeds verschillende huizen openen in Italië, in Frankrijk, in
" Amerika met het doel arme en verlaten jongens bijeen te brengen
" om ze te onderrichten in de wetenschap en in de ambachten, en ze
" op weg te zetten om met de tijd hun kost te kunnen verdienen.
" Om de reeds begonnen werken te ondersteunen blijkt het onont-
" beerlijk een nieuwe expeditie van veertig andere missionari-
" sen naar Uruguay en naar de Argentijnse Republiek te zenden.
"
De nederige opsteller van dit vertoog, overste van dit
" instituut, moet voor deze ondernemingen enkel rekenen op de pu-
" blieke liefdadigheid en daarom wendt hij zich thans tot U met het
" verzoek hem ter hulp te komen met enkele kosteloze overtochten
" over zee, welke de edelmoedigheid van de Franse regering pleegt
" toe te staan aan hen, die hun leven wijden aan het welzijn van
" hun naaste in de vreemde missies. Deze missionarissen verblijven
" in het tehuis genaamd Patronage de S. Pierre in de stad Nizza-
" Marittima.
"
Ik verstout mij te noteren dat de gunst nog groter zou
" zijn, wanneer dit zou toegestaan worden bij de "Société des
" Transports Maritimes" van Marseille of bij een andere maat-
" schappij, volgens uw welbehagen.
"
Ik geef aan uwe Excellentie de verzekering dat ik God bid
" U met uitgekozen gunsten te overladen en Frankrijk gelukkig te
" maken, terwijl ik de hoge eer heb met diepe erkentelijkheid te
" mogen zijn
"
"
uw zeer verplichte dienaar
"
Pr. Gio. Bosco
"
Overste.
Maar in de toewijzing aan de scheepvaartmaatschappij was als wet-
telijke voorwaarde de onherroepelijke clausule ingelast, dat het voor-
deel van de kosteloze overtochten voor de missionarissen uitsluitend
mocht toegestaan worden aan de kloosterlingen van Franse nationaliteit.
Met hetzelfde resultaat had hij een maand tevoren een aanvraag
gedaan om subsidies te bekomen bij de centrale raad van de verspreiding

28.7 Page 277

▲back to top


- XIII/273 -
van het Geloof, zoals we dit vroeger nog gezegd hebben.(1) Hij vergat
evenmin de kardinaal prefect van de Propaganda. Hij zond inderdaad aan
kardinaal Randi volgend smeekschrift.
"
Eminentie,
"
"
De missie van de salesianen in Zuid-Amerika, onder uwe
" auspiciën begonnen twee jaar geleden, werd door de Heer geze-
" gend en telt thans reeds vijf kerken voor de goddelijke ere-
" dienst, een college of kleinseminarie te Villa Colon in Uru-
" guay, een ander te S. Nicolas de los Arroyos en een tehuis
" voor de meest verlaten kinderen te Buenos Aires. In deze huizen
" werden reeds verschillende honderden leerlingen samengebracht,
" waarbij niet weinigen blijk geven tot de priesterlijke staat
" geroepen te zijn. Ze vragen missionaris te mogen worden en zich
" onder de Indianen te mogen begeven. Er werden reeds verschillen-
" de missies gepredikt in de koloniën, die dicht bij de inboorlingen
" liggen en nu gaat het erom drie instituten te openen. Een te Rio
" Colorado dicht bij de Pampa’s, een ander te Carmen, op de Rio
" Negro tussen de Pampa's en Patagonië, een derde te Santa Cruz
" op de uiterste punt van Patagonië, in de Straat van Magellaan.
" Om de reeds begonnen werken te steunen, sommige salesianen door
" God tot het eeuwig leven geroepen te vervangen en de drie voor-
" noemde huizen te stichten, ben ik genoodzaakt een expeditie in
" te richten van niet minder dan 40 missionarissen, die ik reeds
" gereedgemaakt heb.
"
Maar gebukt onder de last van de uitgaven die ik reeds
" vroeger heb moeten doen en door deze welke ik bij deze gelegen-
" heid weer moet doen, kom ik nederig tot Uwe Excellentie en smeek
" ik U mij te willen helpen, ook al was het maar voor deze ene keer
" om in de uitrusting van de missionarissen te voorzien, hun Spaan-
" se boeken te kunnen geven, de uitgaven voor de reis te bekostigen
" en dergelijke zaken meer. Het is een expeditie van talrijke per-
" sonen maar ze is onontbeerlijk en ik vertrouw dat wij binnenkort
" wilden zullen hebben die het evangelie zullen brengen aan de
" wilden.
"
Ik weet dat er moeilijkheden bestaan om die subsidies te
" bekomen, maar ik weet ook dat één woord van U voldoende is om
" iedere hinderpaal van de baan te ruimen.
"
Ik geef U de verzekering dat onze congregatie zich steeds
" op uw eerste wenk zal bereid tonen en dat wij alles zullen doen
" wat we kunnen voor de meerdere glorie van God en de vooruitgang
" voor de katholieke missies, maar het is volstrekt nodig dat uw
(1) Zie hiervoor blz. 185.

28.8 Page 278

▲back to top


- XIII/274 -
" liefdadigheid mij stoffelijk en zedelijk zou helpen.
"
Vol vertrouwen in uw goedheid, acht ik het mij een grote
" eer te mogen ondertekenen met de diepste eerbied als
"
"
uw nederige en verplichte dienaar
"
Pr. Gio. Bosco.
Hij schreef opnieuw nog een langere brief aan dezelfde kardinaal
om die dekselse pauselijke goedkeuring te verkrijgen, die de onmisbare
voorwaarde was, om ook Patagonië te doen opnemen door verspreiding van
het geloof onder de missies die er geregeld door gesteund werden.
"
Eminentie,
"
"
Het is nu twee jaar geleden dat onder de auspiciën
" van uw Eminentie en met de zegen van de heilige Vader, de eerste
" expeditie van de salesianen naar de republiek van Uruguay en naar
" de Argentijnse republiek plaats had. Een jaar daarna was er een
" tweede nog talrijker expeditie. Hun doel bestond erin colleges
" of seminaries op te richten in de streken die het dichtst aan de
" wilden paalden en aldus door bemiddeling van de leerlingen, bin-
" nen te dringen bij de bewoners van de Pampa's en van Patagonië.
" God zegende onze zwakke krachten en vijf kerken werden reeds ge-
" opend voor de goddelijke eredienst ten voordele van de gelovigen.
" Een kleinseminarie werd opgericht te Villa Colon nabij Montevideo,
" de hoofdstad van Uruguay. De heilige Vader toonde zijn genoegen
" dat zijn eerbiedwaardige naam aan dit college gegeven werd. Een
" ander college werd geopend in de stad S. Nicolas de los Arroyos,
" waarvan het gebied aan dat van de Indianen paalt. Het derde huis
" is een tehuis in Buenos Aires voor de arme kinderen, vooral voor
" die van de wilden. Deze drie huizen zijn bezet met leerlingen, de
" tucht en de zedelijkheid geven algehele voldoening en reeds hebben
" er zich verschillende roepingen tot de geestelijke staat laten
" kennen. Daarom werd met de machtiging van Uwe Eminentie en met de
" goedkeuring van de bisschop van Buenos Aires in deze stad een stu-
" diehuis of noviciaat opgericht waar wij de leerlingen op de mis-
" sies kunnen voorbereiden.
"
Gedurende deze twee jaar predikten de salesianen missies
" in de buurt van de inheemse bevolking en werden er goede resultaten
" geboekt, zowel in de koloniën die sedert vele jaren geen katholieke
" priester meer gezien hadden, als bij de inheemse bevolking zelf die
" gewillig kwam luisteren naar het woord van het evangelie. Na deze
" eerste proef, moest de tweede proef gedaan worden, namelijk be-
" studeren op welke wijze men werkelijk tussen de wilden voortgang
" kon maken. Na hierover te hebben beraadslaagd en wel meermaals
" met Mgr. Aneyros, aartsbisschop van Buenos Aires, was men het

28.9 Page 279

▲back to top


- XIII/275 -
" erover eens dat het onontbeerlijk was de missies zonder vertoeven
" te activeren op sommige plaatsen die dichter bij de inboorlingrn
" lagen. Men zou van verschillende zijden kunnen beginnen. Zelfs de
" Cacichi toonden zich nu welwillend en vroegen missionarissen, maar
" de plaatsen die een meer gegronde hoop geven en die minder gevaar-
" lijk schijnen te zijn, zijn S. Cruz en Caruhuè. Carahuè is een punt
" waar een bevolking aan het ontstaan is met een militair garnizoen,
" daar opgericht in 1875 op de nieuw getrokken grens van de republiek
" van Buenos Aires. De bedoeling hiervan was de wilden uit de Pampa's
" die onder voorwendsel van handel te drijven voortdurend invallen
" doen om de Argentijnen uit te roeien, op afstand te houden. Van de
" westelijke kant uit is dit het meest vooruitgeschoven punt tussen
" de Indianen omdat het ligt op 37 en 20 graden zuiderbreedte en op
" 5 graden westerlengte van de meridiaan van Buenos Aires. Santa
" Cruz is een kleine kolonie op de uiterste punt van Patagonië in
" de Straat van Magellaan op de vijftigste breedtegraad. Het is een
" koophandelsplaats waar de Patagoniërs plegen samen te komen om en-
" kele van hun producten te ruilen met de vreemdelingen tegen le-
" vensmiddelen en dranken die door deze wilden bij voorkeur gezocht
" worden. Een tehuis, een missiehuis op deze twee plaatsen schijnen
" zeer opportuun te zijn, zowel om het geloof te bewaren bij hen
" die het reeds ontvangen hebben, als om zich in betrekking te stel-
" len met de inheemsen, hun zonen op te nemen en op te voeden en zo
" verder te gaan in de gebieden welke zij bewonen.
"
Het is waar dat de uitgaven welke wij reeds moesten doen
" aanzienlijk zijn en dat de uitgaven die thans nodig zijn zeer groot
" zijn. Het gaat om een expeditie van 40 nieuwe missionarissen, die
" samen met hun confraters ter plaatse zullen werken in de oogst,
" die op dit ruime gedeelte van de evangelische akker overvloedig
" is. Toch hopen wij dat de vroomheid van de gelovigen hierin niet
" zal tekort schieten.
"
Het werk van de Verspreiding van het Geloof is bereid ons
" te helpen, maar verlangt, zoals dat redelijk is, dat deze missies
" goedgekeurd worden door de heilige Stoel zoals het te lezen staat
" in de brief van de voorzitter van de Centrale Raad van Lyon, die
" ik hier als origineel bijvoeg.
"
Daarom alleen met het doel de meerdere eer van God te bevor-
" deren en de zwakke krachten van onze congregatie te gebruiken
" voor de uitbreiding van het rijk van Jezus Christus, smeek ik
" ootmoedig Uwe Eminentie de bekrachtiging te willen geven aan deze
" twee missies die aan de salesianen, met aan hun hoofd Theoloog
" Gio. Cagliero, zullen toevertrouwd worden. Hij heeft onze huizen
" in Amerika gesticht, hij heeft op deze plaatsen 5 kerken voor de
" goddelijke eredienst geopend, hij heeft de lokaliteiten waarover
" het gaat bezocht en bestudeerd. Op deze manier zullen twee mis-
" sies gesticht worden die door de Heer gezegend en beschermd door
" de heilige Stoel, een blijde toekomst voor de wilden van de Pam-
" pa's en van Patagonië laten verhopen. Terwijl ik alles in handen
" leg van de verlichte wijsheid en voorzichtigheid van Uwe Eminen-

28.10 Page 280

▲back to top


- XIII/276 -
" tie, vraag ik U met aandrang om mij te helpen met raad en daad
" om de moeilijkheden van de baan te ruimen die ik in deze aange-
" legenheid zou kunnen ontmoeten.
"
Met diepe erkentelijkheid en de grootste eerbied heb ik
" de eer van Uwe Eminentie te zijn
"
de zeer verplichtende dienaar
"
Pr. Gio. Bosco.
De kardinaal ontving regelmatig beide brieven. Hij had echter de
eerste brief overgemaakt aan de secretarie van de buitengewone kerkelij-
ke zaken, waarvan Zuid-Amerika afhing en meende dat men van daaruit zou
hebben geantwoord zodat hij zelf niet antwoordde op de brief van Don
Bosco. Nadat hij de tweede brief ontvangen had en hem aan dezelfde secre-
tarie had overgemaakt, liet hij aan Don Bosco weten dat hij zich tot deze
secretarie moest wenden "voor alle beschikkingen die ter zake konden ge-
nomen worden."(1) Toen hij echter deze laattijdige mededeling ontving wa-
ren de missionarissen al op het punt voet aan wal te zetten op Ameri-
kaanse grond. Hoewel hij te Turijn op verschillende manieren geplaagd
werd en verplicht was voortdurende aanvallen af te slaan, legde hij er
zich daarom op toe het "Ontwerp" van een prefectuur en van een aposto-
lisch vicariaat op schrift te stellen en het aan de prefect van de Pro-
paganda te zenden. We zullen er te gelegener tijd over spreken.
Het werd dus een reeks van afwijzingen. Maar de bitterste van alle
kwam ditmaal van de paus. Don Bosco had aan kardinaal Bilio het verzoek
gericht bij de heilige Vader een subsidie voor de nieuwe expeditie af te
smeken. Indien men het kan moet men eens proberen zich voor te stellen
hoe hij zich moet gevoeld hebben bij het lezen van volgende regels.
"
Beste en zeer eerwaarde D. Bosco,
"
"
Bij mijn terugkeer van een herderlijk bezoek aan mijn
" diocees, vond ik uw gewaardeerde brief van 27 oktober laatst-
" leden, die op mij lag te wachten. Bij de eerste audiëntie die
" ik eergisteren met de heilige Vader had, sprak ik hem over een
" nieuwe expeditie van veertig salesiaanse missionarissen naar
" Amerika en over de dringende noodzaak van een subsidie vooral
" voor de reiskosten. Het spijt mij U te moeten melden dat de
" heilige Vader mij niet zo goed gestemd scheen te zijn als ver-
" leden jaar. Indien ik het niet verkeerd begrepen heb, zijn hier-
" voor vooral twee redenen: 1° de zaak van de "Concettini";
_______________________
(1) Brief van 5 december 1877.

29 Pages 281-290

▲back to top


29.1 Page 281

▲back to top


- XIII/277 -
" 2° het feit dat U teveel hooi op uw vork neemt.
"
Ik heb geprobeerd in het hart van de paus elke minder
" gunstige indruk te uwen opzichte weg te nemen. Ik weet niet
" of ik daarin geslaagd ben, maar het is zeker dat een bezoek
" van U aan Rome op dit ogenblik hiervoor zeer nuttig, zelfs
" noodzakelijk zou zijn.
"
U moet er niet aan twijfelen dat ik u - naar mijn moge-
" lijkheden - zal helpen quavis data occasione, niet enkel wegens
" de genegen verering die ik U toedraag, maar ook ten titel van
" dankbaarheid voor het goede dat uw brave salesianen doen te
" Magliano, hoewel ik niet verzuimd heb dit feit ter kennis van
" zijne Heiligheid te brengen.
"
In afwachting hierover uitvoeriger met U mondeling te
" kunnen spreken, beveel ik mij inmiddels aan uw heilige gebeden
" aan en uit ganser hart bevestig ik te zijn
"
"
uw toegenegen vriend in J. Chr.
" Rome, 4 november 1877.
Kardinaal Luigi Bilio
"
Bisschop van Magliano.
De zaak van de "Concettini" had aan Don Bosco veel zorgen berok-
kend en was dan geëindigd op de manier die wij kennen. Zij had nl. schip-
breuk geleden, zeker niet door zijn schuld, zoals de scherpzinnige lezers
wel begrepen hebben, maar de paus was niet op de hoogte van de geheime
manoeuvres. Wat het feit betreft dat hij te vele zaken tegelijk aanpakte
kon, van op afstand bekeken de grote ondernemingsgeest van Don Bosco wel
indruk maken; maar het is ook waar dat hij niets aanvatte zonder zich te
laten leiden door een waakzame voorzichtigheid; anderzijds,uitzondering
gemaakt voor de zaak van de "Concettini" die spaak gelopen was zonder
zijn schuld, was geen enkel van de ondernemingen welke hij in die tijd op
zich genomen had, hem mislukt. De paus had inderdaad "een minder gunstige
indruk" van Don Bosco, maar het vervolg van ons verhaal zal licht werpen
op de invloeden die zich toen ten nadele van Don Bosco lieten gelden.
Hier zullen wij er ons toe beperken een enkel feit te verhalen. In deze
tweede helft van 1877 had Pius IX drie brieven aan Don Bosco geschreven.
Deze had ze onmiddellijk beantwoord, maar het antwoord was nooit tot bij
de paus geraakt, omdat zijn brieven onderschept waren door personen die
in het Vaticaan verbleven. Over dit vermeende stilzwijgen van Don Bosco
was de paus in het begin verwonderd; daarna veronderstelde hij dat zijn
te grote werkzaamheid de oorzaak was dat hij ook andere plichten verwaar-
loosde en eindelijk beklaagde hij er zich over en zei: - "Wat heb ik dan
toch aan Don Bosco gedaan dat hij zich niet gewaardigt mij te antwoorden?
Heb ik voor hem niet alles gedaan wat ik kon doen?" - Ook tegenover kar-
dinaal Bilio uitte hij eens zijn ongenoegen en riep hij uit: - "Wat heb
ik voor kwaad gedaan, dat hij mij niet antwoordt?" - De kardinaal kon
geen woorden vinden om Don Bosco te verontschuldigen zoals zijn genegen-

29.2 Page 282

▲back to top


- XIII/278 -
heid hem suggereerde. Toen Don Cagliero zich dan met de missionarissen
naar Rome had begeven, legde hij hem alles uit wat hij in zijn brief aan
Don Bosco op bedekte wijze had geschreven. Don Cagliero, die wist dat Don
Bosco met de grootste haast de drie brieven beantwoord had en uiterst
verbaasd was geweest dat er niet op ingegaan was, gaf hem volledige ver-
zekering hierover. De kardinaal kon bijna niet geloven dat hij nu alles
bij de hand had om de twijfel van de paus te verdrijven en toen Pius IX
het gehoord had wierp hij de ogen ten hemel en riep hij uit: - "Geduld
dan maar!" - Toch had kardinaal Bilio de indruk dat de paus niet volledig
overtuigd geweest was. De Heer liet toe dat op het einde van zijn leven
de engelachtige opperherder door deze kruisen werd getroffen die vooral
de harten bedroeven van de heiligen, om ze te zuiveren en steeds meer van
de aarde te onthechten.(1)
Niet echter van alle kanten liep Don Bosco een weigering op. Al-
dus werd hem op een mooie dag van oktober meegedeeld dat de vertegen-
woordiger van de Franse scheepvaartmaatschappij te Genua vanuit Buenos
Aires bevel had ontvangen tien plaatsen van tweede klas ter beschikking
te stellen van Don Bosco.(2)
Omdat een groepje missionarissen vanuit Lissabon zee moest kiezen,
schreef Don Bosco tweemaal aan een priester van deze stad, maar zonder
er ooit antwoord op te krijgen. Op het laatste wendde hij zich recht-
streeks met een brief in het Latijn geschreven aan de patriarch. Hij
verzocht hem dringend aan zijn zonen een passende gastvrijheid te willen
verlenen op hun kosten in het seminarie of elders,(3) maar ook deze stap
bleef zonder gevolg; want, toen ze vertrokken, sprak hij er met niemand
over en de reizigers dachten er niet eens aan zich bij de hoge prelaat
aan te bieden. Voor de plechtige ceremonie van het afscheid werd 7 no-
vember gekozen. Heel die dag hield Don Bosco deze beste zonen bij zich
zodat ze hem met alle gemak persoonlijk of gezamenlijk konden spreken.
Thans ging men niet meer het onbekende tegemoet. Don Cagliero, die alvo-
rens naar Italië terug te keren, voor de nieuwen hun post had klaarge-
maakt, had er zich op toegelegd ze in te wijden in het leven dat hen
daar wachtte.
(1) Om de zaken beter te doen begrijpen, zullen wij eraan toevoegen dat Mgr. Manacorda,
bisschop van Fossano, zich op een avond tussen tien en elf uur bij de paus had
begeven om hem in het volstrekte geheim een verslag over te maken. Pius 1X zei hem:
- "Spreek stil! want hier hebben zelfs de muren oren." - Dit verhaalde hij meermaals
aan de salesianen, met wie hij zeer intiem omging.
(2) Brief van de heer Gazzolo aan Don Bosco, Savona, 21 oktober 1877.
(3) Bijv. Doc. 27.

29.3 Page 283

▲back to top


- XIII/279 -
Er was dan ook nog Monseigneur Ceccarelli, die door Don Bosco ver-
zocht was te Turijn te blijven om hun Spaans te leren en om een gedeelte
van de groep te begeleiden. Het afscheid nochtans en de grote afstand
konden niet anders dan diep aangevoeld worden door personen die in de
nabijheid van Don Bosco hadden geleefd en, op weinige uitzonderingen na,
gewend waren aan het rustige leven in hun oude Piëmonte.
Veel meer schrik beleefden de goede Dochters van Maria, Hulp der
Christenen, maar de gedachte dat Don Costamagna voor hen een angelus in
via zou zijn, gaf hun moed. Don Lemoyne besliste dat men op de avond van
6 november in de kleine kapel van Mornese een dienst zou doen zoals deze
te Turijn. Verwanten en vrienden van de vrouwelijke missionarissen kwamen
er samen. Na het zingen van de vespers sprak hij woorden van begroeting
en aanmoediging. Dan werden, na de zegen met het Allerheiligste, de gebe-
den van het itinerarium gezongen. Toen stond Moeder Mazzarello midden de
algemene ontroering op en ging aan het hoofd van de zes zusters die haar
volgden naar de uitgang, terwijl de aanwezigen haar meer met hun hart dan
met hun lippen groetten. Twee van hen die met Moeder naar Rome zouden
gaan, vertrokken dadelijk naar Sampierdarena om er op de salesianen te
wachten. De andere vier gingen zich bij hen voegen op 13 november, wan-
neer zij er teruggekeerd waren.
Vanaf de kansel in de kerk van Maria, Hulp der Christenen, sprak
op de avond van 7 november Don Bosco in deze zin tot de toegestroomde
gelovigen.
"
Bij het begin van mijn toespraak moet ik voor alles God
" en Maria bedanken voor de grote weldaden welke zij ons verleend
" hebben.
"
Het merendeel van U zullen zich herinneren dat nu onge-
" veer twee jaar geleden andere moedige salesianen in deze zelfde
" kerk afscheid namen van hun broeders om zich naar onbekende
" landen te begeven, zonder middelen, zonder te weten wat zij er
" zouden aantreffen. En daarom verkeerde men in de grootste on-
" rust. Toen ze echter te Buenos Aires en te S. Nicolas waren aan-
" gekomen, vonden ze er hulp, vonden ze er steun. De zaken bloei-
" den en een tweede expeditie werd noodzakelijk.
"
Daarom, zonder te rekenen op onze zwakke krachten, maar
" wel op de hulp van de allerheiligste Maagd, werd een tweede
" groepje naar het verre Amerika gezonden. Ze gingen er hun broe-
" ders helpen. En nu staat een derde expeditie en wel in groot aan-
" tal gereed om te vertrekken. Ze staan gereed om hun vaderland
" en hun verwanten te verlaten, om het licht van het evangelie
" naar die verre streken te dragen. Dat wordt niet gedaan om
" te kunnen zeggen dat men het gedaan heeft, maar wel uit vol-
" strekte noodzaak het werk te gaan delen met de anderen die hen
" voorgegaan zijn. Zij die in die streken werken zijn onvoldoende
" in aantal omdat het gebied zo uitgestrekt is; en indien wij ze
" niet willen laten bezwijken onder het gewicht van hun werk, dan
" moeten wij andere missionarissen zenden om hen te helpen. En de-

29.4 Page 284

▲back to top


- XIII/280 -
" ze derde zending zal niet de laatste zijn.
"
En eerst en vooral moet ik U zeggen dat dit alles niet
" ons werk is, afgezien van de moeite die we ons moesten getroos-
" ten, maar dat het een waarachtige en grote glorie is van de Heer
" die onze goede wil en onze plannen zegent. Nu is er niet meer die
" onrust bij hen die vertrekken en bij hen die blijven. De gevaren
" zijn minder groot, de afstand is korter geworden, verwekt geen on-
" zekerheid meer. De afstand is niet materieel korter geworden, maar
" nu hij reeds door anderen werd afgelegd en met de middelen van
" verkeer en vervoer die we hebben, kan men het als een wandeling
" aanzien. Des te meer omdat een medebroeder, die met de eersten
" vertrokken was, nu bij ons is teruggekeerd om de weg te effenen
" en hulp te verschaffen voor de anderen die daarna zullen komen.
" En een andere medebroeder, die nu naar Amerika terugkeert, was
" vandaag teruggekomen om enige tijd bij ons te blijven.
"
En nu hebben wij hier een nieuwe keur van medebroeders
" die naar de missie vertrekken. Weet U wat het woord, missie, zeg-
" gen wil? Missionaris zijn? Het betekent: gezonden worden. Op de-
" zelfde manier waarop Jezus Christus, alvorens deze aarde te verla-
" ten om op te varen naar de hemel, zijn apostelen uitzond:
" Ite, om het woord Gods op alle plaatsen te verkondigen en de apos-
" telen, door datzelfde woord bewogen, zich in alle streken van de
" aarde lieten horen, zo ook zendt, met hetzelfde woord, het zicht-
" baar opperhoofd van de Kerk, de vertegenwoordiger van Christus op
" aarde, priesters uit naar alle kanten om het licht van het evange-
" lie te verspreiden. En wanneer onze missionarissen naar Rome zul-
" len gaan, dan zullen ze zich niet enkel bij de heilige Vader
" gaan om hem te zien, om hem hun eerbetuiging aan te bieden, om
" zijn zegen te ontvangen, het zal geen ceremonie, geen formali-
" teit zijn. Ze gaan er om het bevel te ontvangen dat Jezus Christus
" aan zijn apostelen gaf: Ite in mundum universum, praedicate evan-
" gelium omni creaturae. Gaat, doet goed, gaat maar waar men U heen
" stuurt. En met deze zegen begeven ze zich naar de wilde stammen
" en na er zachtmoedige kudden van gemaakt te hebben leiden ze hen
" naar de schaapstal van Jezus Christus. In omnem terram exivit
" sonus eorum et in fines orbis terrae verba eorum.
"
Maar het is nodig dat de missionarissen voorbereid zijn
" op iedere gebeurtenis, ook om het offer van hun leven te brengen,
" om het evangelie van God te prediken. Tot heden toe echter hadden
" de salesianen geen eigenlijke zware offers moeten brengen of te-
" genwerking te verduren, met uitzondering dan van de dood van D.
" Baccino. Zij die hem bezig hebben gezien, zeggen dat hij gestorven
" is als slachtoffer van zijn zwoegen op de akker van het evangelie
" of, om het op een andere manier te zeggen, als martelaar van de
" naastenliefde en van het offer voor het welzijn van de anderen.
" Maar in plaats van in hem een werkzame missionaris te verliezen,
" hebben wij iets verworven, omdat hij op dit ogenblik onze be-
" schermer in de hemel is.

29.5 Page 285

▲back to top


- XIII/281 -
"
Het zweet van onze broeders werd door God gezegend. Wij
" hadden reeds huizen, tehuizen, Oratorio’s en parochies gesticht
" op verscheidene plaatsen van Zuid-Amerika. Vooral te Buenos-Ai-
" res hadden wij een groot tehuis geopend om de arme en verlaten
" jongens op te nemen. Maar er zijn ook meisjes die nog meer hulp-
" behoevend zijn, die arm en verlaten zijn, die elkaar nog niet
" eens kennen, die niemand hebben om hen onderricht te geven, of
" om hen bekommerd te zijn. Daarin moest voorzien worden. En hier,
" voor de eerste maal zijn er thans zusters van Maria, Hulp der,
" Christenen zes in aantal, die ook huis en ouders verlaten om te
" gaan waar de nood hen roept."
"
Daar zullen ze scholen openen, catechismusonderricht geven,
" kortom, goed doen aan die arme verlaten meisjes. En dit is dan een
" andere stap die we gezet hebben.
"
Hier moet ik iets aanstippen. Ook de protestanten zenden
" uit en trekken naar hun aldus genoemde missies; maar wat een ver-
" schil tussen onze en hunne missies, tussen de protestantse en de
" katholieke missionaris. Ik heb de tijd niet om U de bijzonderhe-
" den van dit verschil te laten inzien, maar ik zal er enkel enige
" aanhalen. De protestanten trekken naar de missies, dat is waar,
" maar door wie worden ze gezonden? Door de koningin van Engeland,
" door keizers, door een koning, door een prins. Van wie ontvangen
" de katholieke missionarissen hun zending? Van Jezus Christus, ver-
" tegenwoordigd door zijn plaatsvervanger, de opperherder. Zenden
" de koningin van Engeland, de Keizer van Rusland of van Pruisen
" ze misschien uit in naam van Jezus Christus? Neen, want ze zijn
" geen priesters, ze zijn geen opvolgers, in een ononderbroken
" reeks, van de apostelen van Jezus Christus. Ze zijn gezonden door
" mensen, ze hebben een menselijke zending die doorgaans geen ander
" doel heeft dan de politiek en de oorlog tegen de ware Kerk. Het
" is Jezus Christus niet die ze zendt. Eer de protestantse zende-
" lingen vertrekken gaan ze na of hun wedde voldoende hoog is. -
" Hoeveel willen ze me geven? Indien ze mij zoveel willen geven,
" goed, dan ga ik, anders ga ik niet. En is er wel een goed logies?
" En zijn het voedsel en de kledij ruim voldoende?" - En dan zoe-
" ken ze te weten of er bestaansmiddelen zijn voor hun kinderen en
" voor hun vrouw, en wanneer ze vertrekken, dragen ze van alles
" mee, omdat ze het gerieflijk en gemakkelijk willen hebben. Doet
" de katholieke missionaris het ook aldus? Geen kwestie van. Hij
" zegt vaarwel aan zijn verwanten en aan zijn medebroeders en ver-
" trekt met als enige rijkdom en steun: God en niemand anders. En
" hij gaat waar de gehoorzaamheid hem gebiedt te gaan, waar zijn
" werk meest nodig is, zonder eraan te denken waar, hoe en wanneer
" hij middelen van bestaan zal vinden.
"
De protestanten gaan enkel daar waar alle gerieflíjkheden
" van het leven mogelijk zijn en wanneer die er niet zijn, dan
" zorgen ze er wel op alle manieren voor dat ze er komen; ze bere-
" kenen de tijdelijke voordelen die ze uit die missies kunnen halen

29.6 Page 286

▲back to top


- XIII/282 -
" en ze weigeren het gevaar tegemoet te gaan en wanneer de noodzaak
" of de eer hen ertoe dwingt dan gaan ze goed gewapend. De onzen
" echter, geven niets om ongemakken en offers, ze gaan waar ze
" gezonden worden zonder te letten op last en gevaar en wanneer het
" gebeurt dat ze honger en dorst moeten lijden, dan weten zij
" de ontberingen met een bewonderenswaardig geduld te dragen.
" "God" - zeggen ze - "zendt mij om zijn evangelie te preken en
" ik zal het preken, al zou het ook mijn leven kosten. Om het
" overige ben ik niet bekommerd en ben ik niet bezorgd." - Deze
" gaan om zielen te winnen voor Jezus Christus, gene om geld te win-
" nen en zich zelf, hun vrouw, hun kinderen te verrijken en hun
" eigen huis volgens de geest van de wereld eer te bezorgen. Ter-
" wijl de protestantse missies een winstgevende bezigheid zijn,
" zijn de katholieke missies een edel ambt, nuttig voor de mense-
" lijke maatschappij, nodig voor het eeuwige leven, een hemels,
" een goddelijk ambt.
"
Wie is een herhaling van het leven van de goddelijke
" Meester, van de liefde tot de zielen, van de inspanningen om
" ze te redden? De protestantse of de katholieke missionaris?
"
En laat me nu toe een woord te richten tot mijn zonen
" die gaan vertrekken. Maar wat moet ik zeggen tot deze beste
" medebroeders, die op het punt staan mij te verlaten om, moedig
" naar het veld van de Heer te gaan? Ik wil ze dezelfde raad ge-
" ven, dezelfde vermaningen die ik gegeven heb aan hen die als
" eersten vertrokken zijn. Ze werden gedrukt en jullie zullen de
" gelegenheid hebben ze te lezen en te bestuderen. Een andere zaak
" die ik jullie ook sterk zou willen aanbevelen is de regel van
" onze congregatie. Nemen jullie dit boek, bestuderen jullie het
" en leren jullie het van buiten. Deze regel moeten jullie altijd
" bij zich hebben en hij moet de norm zijn bij jullie werk.
"
Gaan jullie thans naar Rome. Bieden jullie zich bij de
" heilige Vader aan, alsof hij Jezus Christus in persoon was. Jul-
" lie zullen daarna naar Amerika gaan. Wanneer jullie daar zullen
" aangekomen zijn, bedanken jullie dan allen die ons goed hebben
" gedaan. Zeg hun dat hier in deze kerk voor hen gebeden wordt, dat
" ze zouden voortgaan met hun weldaden en geef hun de verzekering
" dat het goed dat jullie zullen doen, ook een schat zal zijn voor
" hen die jullie helpen.
"
Denk eraan dat jullie daar vurige christenen hebben, die
" op jullie wachten en naar jullie verlangen. Jullie hebben daar
" medebroeders die daar reeds gevestigd zijn en de lokalen voor-
" bereiden voor jullie woning bestemd. Er zijn daar andere jon-
" gens die gewillig naar jullie zullen luisteren en die vol onge-
" duld zijn om jullie te zien en te omarmen. Dat zijn de gedach-
" ten die jullie moeten bezielen. Ik heb vandaag een brief ont-
" vangen waarin mij gemeld werd hoe daar overal vele klooster-
" roepingen ontluiken en hoe velen vragen salesiaan te mogen wor-
" den. Dus wacht jullie daar een overvloedige oogst. Jullie zullen
" daar veel vertroosting vinden die al het zwoegen doet vergeten.

29.7 Page 287

▲back to top


- XIII/283 -
"
Dat was het wat ik jullie van harte wou zeggen.
"
Vertrek met moed. Het is mogelijk dat jullie nog zullen
" terugkeren om dit huis, jullie dorp of stad, verwanten en vrien-
" den terug te zien, maar dat is niet de gedachte die jullie moet
" leiden. Niets anders moeten jullie betrachten dan zielen te win-
" nen voor God, gesterkt door deze troostende woorden: Animam
" salvasti, animam tuam praedestinasti. Ik beveel jullie aan voor
" ons te bidden en wij zullen voor jullie bidden opdat God jullie
" werk moge zegenen.
"
Wanneer jullie alles zullen doen, wat jullie met Gods ge-
" nade kunnen, door onze gebeden en door de hulp van Maria, Hulp
" der Christenen, wanneer wij allen onze inspanningen samenvoegen,
" dan zullen wij hier op aarde één hart en één ziel zijn en dan
" zullen wij zielen voor de hemel kunnen winnen en ze met ons naar
" de eeuwige triomf voeren. Zullen wij elkaar hier op aarde nog
" terugzien? Zal er iemand onder jullie zijn die niet meer zal
" terugkeren om deze muren nog te zien? Welnu dan, ja, in de
" hemel zal de waarachtige terugkeer zijn. Daar zullen wij kunnen
" uitrusten van ons zwoegen, daar zullen wij de echte troost kunnen
" genieten... Daar zullen wij elkaar terugzien in een onuitspreke-
" lijke vreugde te midden van zovele medebroeders en zovele zielen
" die door jullie gered werden... Daar zullen wij voor eeuwig zalig
" zijn en de Heer zegenen.
Met aan hun hoofd Don Cagliero begaf de groep zich op reis naar
Rome. Iets na de middag van 9 november hadden de salesianen en de zus-
ters de zoete troost de paus, de grote Pius IX te zien en te horen. Ze
stonden in rijen opgesteld in de galerij van Rafaël, wanneer de heilige
Vader toekwam samen met de kardinalen Bilio, Pacca en Ledokowski. Don
Cagliero, die men uitgenodigd had de voorstelling te doen, zei: - "Hei-
lige Vader, hier is de derde expeditie van de salesiaanse missionarissen
die hun medebroeders op het veld van onze Amerikaanse missies gaan ge-
zelschap houden. Er zijn hier ook Dochters van Maria, hulp der Christe-
nen, die ook over zee gaan naar de republiek van Uruguay om er het eerste
huis te stichten voor de arme verlaten meisjes. Wij zijn gekomen om uw
apostolische zegen te vragen, die ons niet enkel een versterking geweest
is, maar waarvan we bij ervaring weten gedurende de twee jaar dat wij in
Argentinië en Uruguay hebben doorgebracht dat hij wonderen verricht
heeft." - De heilige Vader antwoordde: - "Ja, mijn beste zonen, ik zegen
jullie uit ganser harte." - Daarna wierp hij een blik op de lange rij en
vroeg:
- "Waar haalt Don Bosco al die mensen?"
"Heiligheid, het is de goddelijke Voorzienigheid die ze hem
zendt."
"Ja, dat is waar, de Voorzienigheid. Dat zegt U wel goed. Zij
kan alles, laten wij steeds ons vertrouwen in haar stellen."

29.8 Page 288

▲back to top


- XIII/284 -
Don Cagliero overhandigde aan Zijne Heiligheid een met de hand
geschreven verslag over de toestand van de salesiaanse missies in Ame-
rika, een exemplaar van het gedrukte werkje naar aanleiding van de in-
wijding van het patronaat van Sint Petrus te Nizza-aan-Zee en een ander
exemplaar over het Werk van de Zonen van Maria voor de late roepingen
tot de geestelijke staat. Hier betuigde de paus een speciale belang-
stelling en riep uit: - "De roepingen tot de geestelijke staat! Dat is
goed, dat is goed!" - Daarna liet hij ze allen toe tot de handkus. Dan
ging hij voor hen staan en met een vaste en kloeke stem, ondanks zijn
85 jaar, hield hij hun volgende toespraak: - "Beste Zonen, thans komt het
aan mij toe jullie een herinnering mee te geven die jullie in de toekomst
moet versterken. Welnu, ik zal jullie een gedachte bekend maken, die deze
morgen gedurende de heilige Mis in mijn geest kwam. Bij het Introïtus van
de heilige mis die wij vandaag celebreren, van de kerkwijding van de bij-
zonderste kerk hier te Rome, las ik enige woorden die op het eerste ge-
zicht verbazen, namelijk: Terribilis_est_locus_iste. Hoe is dat nu? vroeg
ik me af. De kerk is een verschrikkelijke plaats, terwijl zij toch de
plaats is waar wij komen om ons verdriet uit te storten, onze geest en
ons hart tot God te verheffen, hem hulp te vragen in onze droefheid en in
onze nood? En ik gaf me zelf antwoord: Jawel de kerk is vreselijk, maar
enkel voor sommigen. Jullie dienen te weten, mijn beste zonen, dat er
mensen zijn die, al zijn ze kinderen van de kerk, zeer, zeer boos zijn.
Ze doen niets anders dan de kerk bedroeven en doen wenen, en wanneer zij
in de heilige plaats komen, dan komen ze er maar enkel om er verslagen-
heid te brengen en het leed van deze arme Moeder te vergroten. Welnu, het
is juist voor hen dat deze kerk vreselijk wordt en op een heilige manier
verontwaardigd is. Over hen zendt ze verschrikkelijke bestraffingen en
leed, zoals we dagelijks kunnen zien.
Anderzijds is de Kerk niet vreselijk, maar is ze goedaardig en
zacht tegenover allen die haar beminnen, haar heiige voorschriften na-
leven en haar verknocht zijn. Het ligt dus aan jullie, mijn beminde zo-
nen, te zorgen dat deze kerk zou ophouden vreselijk te zijn. Wanneer
jullie zich zullen wapenen met een grote ijver, zullen jullie maken dat
de zonde ophoudt te bestaan, dat de ongerechtigheid van het aanschijn
van de aarde zal verdwijnen, kortom, wanneer jullie zich heiligen in jul-
lie congregatie, zullen jullie de volken heiligen die in die verre stre-
ken leven en dan zullen jullie merken dat de kerk blij, goedaardig zal
worden en een meewarige Moeder zal zijn, die vreugden en zegeningen zal
meedelen." Na nog wat te hebben gesproken over zijn gedachte, die hier
in haar hoofdbestanddelen weergegeven is, maar die men kan lezen in L'U-
nità Cattolica van 16 november, besloot hij: "Mijn beminde zonen, bemin-
nen jullie de kerk, verdedigen jullie haar eer, doen jullie haar bemin-
nen door de volken, ziedaar het aandenken dat de plaatsvervanger van Je-
zus Christus jullie op dit ogenblik meegeeft."- Als slot verleende hij
hun een ruime zegen.
Daarna liet hij de missionarissen ook nog toe te naderen en weer
eens zijn heilige ring te kussen. Wanneer het de beurt was aan Don Ves-

29.9 Page 289

▲back to top


- XIII/285 -
pignani, zei Don Cagliero: - "Deze jonge priester heeft de bevoegdheid
nog niet om te mogen biecht horen. Ik verzoek uwe Heiligheid hem de macht
te willen verlenen zijn heilig ministerie uit te oefenen tot hij te Bue-
nos Aires zal toegekomen zijn." - De Paus zei hem: "Horen jullie biecht,
horen jullie biecht. Ik geef jullie thans alle bevoegdheden. Wanneer jul-
lie dan te Buenos Aires zullen zijn, zullen jullie zich aanbieden bij de
aartsbisschop en hij zal jullie voorgoed de canonieke vergunningen verle-
nen." - Dezelfde Don Vespignani schrijft: "Wij kwamen uit deze audiëntie
de ziel vervuld met onuitsprekelijke gevoelens terwijl wij God zegenden.
Het scheen ons toe alsof wij neerdaalden van de Tabor, alsof wij de Heer
gezien hadden en wij hem met jij en jou hadden aangesproken, zoals Mozes
en Elias."(1)
De volgende dagen werd een van hen, de clericus Carlo Pane, ziek.
Bij een bezoek aan de catacomben van Sint-Calixtus, kreeg hij koorts. De
eerste die de rillingen bemerkte was Moeder Mazzarello. Ze nam haar sjaal
af, ging bij hem en verzocht hem eerbiedig maar met nadruk hem over zijn
schouders te leggen. De arme man verzette er zich wat tegen, maar het
aandringen van Moeder en de koude rillingen dwongen hem te aanvaarden.
Hij verbleef bij de "Fatebenefratelli" tot zijn toestand hem toeliet de
reis naar Sampierdarena aan te durven, maar zijn gezellen waren er niet
meer zodat hij geduld moest hebben en een andere expeditie afwachten.
Op 13 november verwachtte Don Bosco ze te Genua. Hij was bedroefd
over wat aan de clericus overkomen was en zei hun: - "Zorgen jullie er-
voor niemand meer onderweg te verliezen!" - Ze omringden hem vol gene-
genheid, ze vertelden hem vol geestdrift over hun audiëntie bij de Paus,
ze herhaalden om ter best zijn toespraak en hielden er niet mee op, hem
hun indrukken over Rome mee te delen. En de goede Vader luisterde naar
hen met goedheid en wist uit alles nuttige bedenkingen te halen, waarbij
hij toonde dat hij hun vreugde deelde.
Te Sampierdarena had Don Vespignani geen ogenblik tijd om Don
Bosco onder vier ogen te spreken. Die vergunning om te mogen biecht ho-
ren, die zo onverwacht en van zo hoog was gevallen, hield hem in gedach-
ten verzonken. Niet dat hij hiertoe geen voorbereiding zou hebben gehad.
Hij had regelmatig de leergangen van moraal in zijn geboorteland gevolgd
en had in het Oratorio tweemaal per week de conferenties van theoloog
Ascanio Savio bijgewoond, maar nu hij op het punt stond zijn heilig
ministerie uit te oefenen, aarzelde hij. Hij had zijn toevlucht moeten
nemen tot deze stoutmoedige daad want te Turijn zou het geen nut gehad
hebben een poging te ondernemen om een geregelde bevoegdheid tot biecht
horen te bekomen. Alleen bij gelegenheid van de biecht kon hij bij Don
_________________________________
(1) loco citato, blz. 133.

29.10 Page 290

▲back to top


- XIII/286 -
Bosco uiting geven aan zijn vrees, die van drieërlei aard was.
Eerst over de leiding die hij aan de zielen moest geven, dan over de ma-
nier bij de jongens de slechte gewoonten met wortel en tak uit te roei-en
en, ten derde, over de zaken de sexto bij volwassen personen. Don Bosco
aanhoorde hem zeer kalm, toonde dat hij zijn moeilijkheden ernstig in
overweging nam en begon ze dan een voor een op te lossen. Voor de gees-
telijke leiding herinnerde hij hem aan de tekst: Quaerite primum regnum
Dei et iustitiam eius et haec omnia adjicientur. "Laat ons trachten" -
zei hij - "in de zielen goed het rijk van Gods rechtvaardigheid te stich-
ten en ze te leiden langs de weg van de genade, nl. in de beoefening van
alle christelijke deugden en bij middel van het gebed. Dit zijn de twee
voornaamste punten. Het overige dan, namelijk het oplossen van bijzondere
gevallen en het geven van raad volgens ieders staat, zal er dan bijkomen,
zal er uit zich zelf bijkomen. Voor het biechthoren van de jongens over
dit kiese punt, suggereerde hij de nadruk te leggen op het veelvuldig
ontvangen van de sacramenten en op het in herinnering roepen van de
eeuwige waarheden, zonder ooit op te houden het vigilate et orate te her-
halen en aan te moedigen tot de verering van het Heilig Hart van Jezus en
van Maria, Hulp der Christenen. Het laatste probleem in verband met hen
die het sacrament van het huwelijk hadden ontvangen, werd opgelost door
te herinneren aan de drie punten van de Roomse catechismus, namelijk het
bonum fidei, het bonum prolis, het bonum sacramenti en door dringend aan
te bevelen als goede christenen te leven.
Ook de Zusters weken geen stap van hun Moeder Overste. Don Bosco
dacht ook aan hen. Op de avond van 13 november bood Don Cagliero zich
aan met een mooi schilderij van Maria, Hulp der Christenen. - "Ik heb
ze gestolen in de sacristie van Valdocco" - zei hij al schertsend "en
ik heb ze voor jullie gestolen." - Deze schilderij had haar geschiedenis.
De schilder die ernstig gevaar had gelopen het gezicht te verliezen, had
zijn toevlucht genomen tot Don Bosco. Don Bosco zegende hem en hij genas
volkomen, maakte dit schilderij en gaf ze aan Don Bosco. - "Het is dus
het schilderij van het mirakel" - besloot Don Cagliero. - "Don Bosco
heeft ze gezegend en nu zend ik ze jullie, opdat jullie ze met zich zou-
den meedragen."
Het vertrek moest plaats hebben vanuit drie havens en op drie
tijdstippen. De grote groep zou vertrekken op 14 november uit Genua, een
kleinere groep uit Lissabon op 29 november en twee medebroeders zouden
afzonderlijk uit Le Havre vertrekken tussen deze twee data in. Het
grootste gedeelte van de karavaan scheept zich in op de Savoie met aan
hun hoofd Don Costamagna. De Zusters volgden hen. Voor de derde maal
ging Don Bosco aan boord van dit vaartuig en voor de derde maal hernieuw-
de zich het tafereel van het afscheid met de laatste woorden en de laat-
ste zegen, Don Albera schrijft hierover (1): "Ik bevond mij ver-
(1) D. Paolo Albera Omzendbrieven aan de salesianen, blz. 78 Turijn, Internationale
Uitgeversmaatschappij.

30 Pages 291-300

▲back to top


30.1 Page 291

▲back to top


- XIII/287 -
schillende keren in zijn gezelschap, wanneer hij op de boot vaarwel zei
aan zijn missionarissen en het was op deze kostbare ogenblikken dat ik
het beste bewijs kreeg van zijn levendig geloof en van zijn vurige ijver.
Tot de ene zei hij: - "ik hoop dat je vele zielen zult winnen." - De
andere fluisterde hij in het oor: - "Je zult veel moeten lijden, maar
herinner je dat het paradijs je beloning zal zijn." - Aan hen die de lei-
ding op zich moesten nemen van de parochies, zei hij "dat zij speciale
zorg moesten dragen voor de kinderen, de armen en de zieken." Dan kniel-
den Salesianen en Zusters op het dek al snikkend neer. Don Bosco stond
voor hen en gaf hun zijn zegen.
Ook Don Bosco was diep ontroerd. Alsof ze hem wilden verstrooien
wezen Don Cagliero en Don Albera naar de sloep die daar beneden op hen
wachtte. Hij daalde neer. Ook Moeder Mazzarello en een andere zuster na-
men er plaats. Hij bevond er zich samen met Don Vespignani die van de
tweede groep was en die door Don Bosco bij zich was geroepen, toen hij
naar het schip ging. Een providentieel voorval verzachtte Don Bosco's
ontroering bij het zien van hen die vertrokken. Ze hingen over de reling
van bet stoomschip en spanden zich in om hem de laatste woorden van vaar-
wel toe te roepen, toen een windstoot hem zijn mutsje van het hoofd ruk-
te. De zuster, die de goede Vader gade sloeg pakte snel het natte en be-
vuilde hoofddekseltje uit het water, terwijl een brave medewerker om hem
tegen de wind te beschermen hem zijn hoge hoed op het hoofd zette... Don
Bosco liet maar doen, glimlachte en bedankte en droeg met een zekere air
van humoristische ernst dit hoofddeksel, dat om de waarheid te zeggen,
hem vrij komisch stond. Plotseling bekeek hij, met een onbeschrijflijke
sereniteit en zachtheid van onder de rand van de hoed Don Vespignani die
voor hem zat en zei hem: - "U denkt aan uw moeder... Wel, op dit ogen-
blik denk ik ook aan mijn moeder." - "Neen, Signor Don Bosco" - antwoord-
de Don Vespignani, diep getroffen door zoveel fijngevoeligheid. - "Deze
gedachte houdt mij niet teveel bezig. Mijn moeder onderwerpt zich vlug,
wanneer het over Gods wil gaat." - Don Bosco was nooit een man die wel
iets zegt maar het dan niet doet. Tweeëntwintig jaar gingen voorbij sinds
die dag en de moeder gaf aan haar zoon Don Giuseppe die terug was uit
Amerika, een briefje te lezen, waarin letterlijk het volgende te lezen
stond: "Mevrouw Vespignani, Don Giuseppe vertrekt en Don Giovanni blijft
in zijn plaats bij u. Zijt U er tevreden over? Hij gaat naar Amerika om
er zielen te redden en om de zaligheid te verzekeren van zijn ziel en van
de zielen van al zijn dierbaren. Hij is te Lissabon, de zee is rustig en
Maria, Hulp der Christenen, bedekt hem met haar mantel. Wees dus opge-
ruimd in de Heer en geloof mij uw vriend te zijn in Jezus Christus. Pr.
Giov. Bosco."(1)
(1) Don Vespignanl (Lic., blz. 199) reproduceert deze brief volgens een kopie toen
bekomen, maar zonder datum. Tenminste voor wat de plaats betreft, gaat het hier om
een vergissing.

30.2 Page 292

▲back to top


- XIII/288 -
De Savoie legde aan te Marseille. Onze reizigers maakten gebruik
van het oponthoud om aan land te gaan en hun eerbetuiging te gaan aan-
bieden aan pastoor Guiol, die ze met open armen ontving en bij het zien
van hun mooie groep uitriep: - "Wanneer zal ook hier zich een grote groep
salesianen komen vestigen? Marseille ligt dichter dan Amerika. Ik wil ze
dit jaar nog hebben." - Getroffen door zoveel vriendelijkheid, schreven
de missionarissen erover aan Don Bosco in bewoordingen van genegen erken-
telijkheid.(1) Don Bosco vergat deze beleefdheid van de verdienstelijke
priester niet.
De kleinere groep missionarissen verliet Sampierdarena twee dagen
na de anderen. Hij werd geëscorteerd door Monseigneur Ceccarelli, die,
na zijn vertrek te hebben uitgesteld met de toelating van zijn ordinari-
us, nu terugging naar Argentinië. Wij hebben nog niet gezegd waarom hij
in Amerika woonde. Hij was geboren te Mantua, had zijn studies voleindigd
te Rome en had nog maar pas gepromoveerd in de godgeleerdheid en in ker-
kelijk recht toen Mgr. Escalada, voorganger van Mgr. Aneyros in de loop
van het Vaticaans Concilie stierf. De jonge priester bood zich dan aan
om zijn lijk naar Buenos Aires te vergezellen, een kostbare dienst die
de Curie daar vergoedde, door aan Ceccarelli de parochie toe te vertrou-
wen van S. Nicolas de los Arroyos, een van de belangrijkste parochies
van het aartsbisdom. Het overige weten zij.
Wanneer hij, op de terugkeer van zijn geboortestad, te Sampierda-
rena toekwam, bevond Don Bosco zich reeds te Turijn, maar hij had voor
hem een brief achtergelaten, misschien in het Latijn geschreven, zoals
hij dat soms placht te doen voor zijn genoegen en als blijk van vertrou-
wen, vooral wanneer hij een goede raad wou geven. Dat is waarschijnlijk
de reden waarom Monseigneur hem in het Latijn antwoordde. Zijn brief is
een document van genegenheid en van achting, welke Don Bosco wist te win-
nen bij allen die wat langer en intiem met hem omgang hadden. Hoe meer
men Don Bosco van dichtbij kende, des te meer moest men hem beminnen en
vereren. Het schijnt dat hij, met de vrijheid eigen aan de heiligen, aan
de verdienstelijke salesiaanse medewerker een vaderlijke vermaning had
gegeven voor het welzijn van zijn ziel. Dat kan men toch lezen tussen de
regels van het antwoord. Dit was een vorm van geestelijke naastenliefde,
waarmee Don Bosco de ontvangen weldaden placht terug te betalen.
Het groepje van Mgr. Ceccarelli moest zich inschepen op de boot
Mino van de koninklijke Engelse maildienst die te Lissabon aanlegde. Het
scheen dus opportuun tot Marseille te land te reizen en daar een stoom-
_________________________________
(1) Bollettino Salesiano, januari 1878.

30.3 Page 293

▲back to top


- XIII/289 -
boot te nemen die naar de hoofdstad van Portugal zou varen. Maar de tijd
was vrij kort en men vreesde dat men te lang zou moeten wachten om gele-
genheid te hebben deze boot te nemen en daarom was het aan te raden, na
een kort oponthoud te Marseille met de trein de afstand tot de haven van
Lissabon af te leggen. Na wederwaardigheden, die men hier niet moet ver-
halen en na een reis van ruim een week bereikten zij gelukkig hun bestem-
ming.
Met het verlangen de rechtmatige nieuwsgierigheid te voldoen van
de lezers die er naar reikhalzen alles te weten wat rechtstreeks van Don
Bosco voortkwam, openen we hier een kleine parenthesis om vijf brieven in
te lassen gedateerd uit Sampierdarena. De drie eersten ontvingen wij uit
de handen van de missionarissen.
1. Aan Don Giuseppe Fagnano.
Don Fagnano was de directeur van het college van S. Nicolas en de
werken die er mee samenhingen. Hier denkt Don Bosco speciaal aan een
brief door Don Fagnano geschreven op 2 maart over zekere plannen betref-
fende de manier waarop men zal proberen binnen te dringen in Patagonië.
In dezelfde brief had hij gesproken over het onderwerp van de "geldelij-
ke hulpmiddelen." Dit semester zal ik niets naar het Oratorio kunnen
sturen, maar ik hoop gedurende het tweede semester onze penning te kun-
nen bijdragen voor de opvoeding van zoveel wezen."
"
Mijn beste D. Fagnano,
"
"
Ik heb je brieven ontvangen, maar waarom ben jij ook niet
" naar de retraites van Lanzo gekomen? Was je bang dat er geen
" plaats meer was? Ik hoop dat je volgend jaar wat langer zult blij-
" ven. Wat je me geschreven hebt, heb ik in verschillende keren
" onderzocht. Wanneer het lokaal gereed zal zijn, zullen de klooster-
" usters vertrekken.
"
Deze nieuwe expeditie heeft een duchtige deuk gegeven in
" ons personeel en onze beurs flink aangesproken. Ik hoop dat jij
" van alles voorzien bent en wanneer je er iets zou ontbreken,
" vraag het dan en dan zullen we trachten het je te sturen. Alle
" zaken die gevraagd werden, zul je ontvangen, wanneer de nieuwe
" medebroeders aankomen; maar als je kunt, zend me dan duiten.
" Denk eraan dat de heilige Vader steeds dweept met Patagonië
" en waarschijnlijk zul jij worden uitgekozen om het experiment
" te wagen, indien D. Cagliero wacht met zijn terugkeer naar Amerika.
" lk zal er voor zorgen iets te schrijven volgens de aanduiding die
" al onze salesianen het door ons aangenomen monogram herinneren:
" Labor et temperantia." Dit zijn twee wapens die ons in staat
" stellen om alles te overwinnen.

30.4 Page 294

▲back to top


- XIII/290 -
"
Van de medebroeders die komen zal je persoonlijk nieuws
" vernemen.
"
Ik zal je enkel maar zeggen dat, wanneer je naar Europa
" zult komen, je een huis van de salesianen zult aantreffen te
" Marseille, te Toulon, te Navarre, te Cannes, te Nizza, te Ven-
" timiglia, te La Spezia, te Lucca, te Magliano Sabino, te Albano,
" te Ariccia enz.
"
Doe aan allen mijn genegen groeten. Ik beveel je iedere
" dag in de H. Mis aan. Bidden jullie ook voor mij.
"
De genade van Onze Heer Jezus Christus moge met jullie allen
" zijn, met onze beste jongens en moge ze ons veilig op de weg
" naar de hemel leiden. Amen.
"
" Sampierdarena, 14 november 1877
je toegenegen vriend
"
Pr. Gio. Bosco.
2. Aan Don Domenico Tomatis.
In het begin was Don Tomatis onderhevig aan vlagen van moedeloos-
heid. Don Bosco gebruikt hier uitdrukkingen geschikt om hem moed in te
spreken en hem vertrouwen in te boezemen. Dit kinderlijke vertrouwen was
in de handen van Don Bosco een machtige hefboom om de zijnen tot het g
oede en tot ijverig werken te bewegen.
"
Beste D. Tomatis,
"
"
Een paar regels ook aan jou gericht zullen je zeker aange-
" naam zijn, omdat ze geschreven worden door een waarachtige vriend
" van je ziel. Nieuws over ons zal je overvloedig horen vanwege onze
" medebroeders die komen en Mgr. Ceccarelli die alles gezien heeft
" en die wij in alles hebben te werk gesteld. Hij is een brave ziel
" met een groot hart. Jij zal dan voor de nieuw aangekomenen, en
" ik geef je het bevel daartoe, een model moeten zijn van werklust,
" versterving, ootmoed en gehoorzaamheid. Je zult dat doen, niet-
" waar? Ik zou echter willen dat jij mij een lange brief zou
" schrijven die als een "rendiconto" zou zijn van de retraite en
" dat jij mij onbevangen je leven, je deugden, je tegenwoordige,
" verleden en toekomende mirakels zou vertellen.
"
Beste D. Tomatis, hou van Don Bosco die je grote genegen-
" heid toedraagt.
"
Ik beveel je van ganser harte aan de Heer in de H. Mis aan
" maar bid jij ook voor mij die altijd in J. Chr. voor zou zijn zal
"
" Sampierdarena, 14 november 1877.
je toegenegen vriend,
"
Pr. Gio. Bosco.

30.5 Page 295

▲back to top


- XIII/291 -
3. Aan Don Taddeo Remotti.
Deze ijverige salesiaanse priester oefende gedurende vele jaren
met vrucht zijn heilig ministerie uit in de parochie van Sint-Jan de
Evangelist in de "Bocca" waar hij ook door diocesane priesters bijge-
staan werd.
"
Mijn beste D.Remotti,
"
"
D. Bodratto werd ermee belast je in de arm te knijpen en ik
" geloof dat hij zijn plicht gedaan heeft... Wat betekent dit?
" Wanneer de duivel je komt storen in je zaken, doe het dan ook
" zo tegenover hem met een versterving, met een schietgebed, met te
" zwoegen uit liefde tot God. Ik zend je twee gezellen, waarvan
" ik hoop dat je tevreden zal zijn. Wees vol christelijke liefde
" en geduld tegenover hen. Ik ben tevreden over jou. Ga zo voort.
" Gehoorzaamheid in je gedragingen, het bevorderen van de gehoor-
" zaamheid bij de anderen, ziedaar het geheim van het geluk in
" onze congregatie.
"
God moge je zegenen en geloof mij steeds in Onze Heer
" Jezus Christus te zijn
"
" Sampierdarena, 11 november 1877.
je toegenegen vriend,
"
Pr. Gio. Bosco.
"
" P.S. Ik verzoek je speciale groeten te willen doen aan de pries-
"
ters die in de hoedanigheid van kapelaans met jou in de
"
"Bocca" werken voor het welzijn van de zielen.
4. Aan Don Pietro Vallauri.
Bij Don Vallauri, een vrome en liefdadige priester van Turijn,
voelde Don Bosco zich als thuis. Hij begaf zich dan ook af en toe in de
namiddag bij hem, om zich aan bezoeken of aan stoornissen van andere aard
te onttrekken en zijn briefwisseling of ander dringend werk af te hande-
len. Het kwam ook niet zelden voor dat hij, wanneer hij van een reis te-
rugkeerde, zich bij hem aanmeldde voor het middagmaal. Dat deed hij ofwel
wegens het ongelegen uur waarop hij in het Oratorio zou aangekomen zijn
ofwel omdat hij haast had in de stad of om aan zijn werktafel een of
andere zaak te regelen.
"
Beste D. Pietro,
"
"
Waar men het goed gehad heeft, keert men terug. Vrijdag
" iets na de middag kom ik bij U, opdat U mij uit liefde tot God

30.6 Page 296

▲back to top


- XIII/292 -
" een bord soep zou willen geven. Ik hoop tevens Mevrouw uw zuster
" Teresa mijn eerbiedige gevoelens te kunnen aanbieden en ik ver-
" zoek U ze van mijnentwege te willen groeten. Onze missionarissen
" en zusters zullen vandaag naar Amerika vertrekken.
"
Ze zijn met hun 19. De andere zullen zich moeten insche-
" pen, sommige te Le Hâvre, andere te Lissabon de eerste dagen van
" volgende week.
"
God moge ons allen zegenen en geloof mij in J. Chr.
"
" Sampierdarena, 14 november 1877.
uw toegenegen vriend,
"
Pr. Gio. Bosco.
5. Aan Don Giachino Berto.
De mededeling van kardinaal Bilio dat de paus ontevreden was over
de zaak van de "Concettini" en het desbetreffende nieuws hem door Don
Cagliero gebracht, moesten Don Bosco de noodzakelijkheid laten aanvoelen
een gedocumenteerd verslag over de hele zaak te laten toekomen. De "ge-
kende Breve", indien ze, zoals blijkt uit de samenhang van de brief, op
dezelfde zaak betrekking had, moest dan eigenlijk het decreet van 6 fe-
bruari zijn.(1)
"
Beste D. Berto,
"
"
Ik heb de gekende Breve tussen mijn brieven aangetroffen
" en ik heb er een afschrift laten van maken. Nu is het nodig
" 1° Een afschrift te laten maken van het rescript waarmee de
" heilige Vader Don Bosco belastte de zaken van de "Concettini"
" in overeenstemming te brengen met die van de salesianen.
" 2° Van de brief geschreven door kardinaal Randi aan Don Bosco en
" mijn antwoord. Noteer dat ik hier een brief van die kardinaal
" bij mij heb.
" 3° Van de brief van broeder Luigi waarin hij aan D. Scappini
" schrijft zijn terugkeer naar Rome uit te stellen.
" 4° Van het Pro memoria aan de kardinaal Vicaris ter hand gesteld
" om het aan de heilige Vader te overhandigen. Ik meen dat het ge-
" schreven werd door Don Scappini.
"
Hou van mij in Onze Heer Jezus Christus en geloof mij al-
" tijd te zijn
"
" S. Pier d'Arena, 15-11-1877.
je toegenegen vriend
"
Pr. Gio. Bosco.
"
" P.S. De eerste groep missionarissen is vertrokken. Morgen zal ik,
"
als het God belieft, te Turijn zijn.
(1) Zie Bijv. Doc. 2.

30.7 Page 297

▲back to top


- XIII/293 -
Te Lissabon kende Monseigneur Ceccarelli persoonlijk de apostolische
Nuntius, Mgr. Sanguigni. Toen de missionarissen hem een bezoek brachten,
ontving hij ze hartelijk en weerhield hij hun leider bij zich. Zij wisten
niet dat er zich in de stad een boezemvriend van Don Bosco en van de sa-
lesianen bevond, namelijk Mgr. Pietro Lacerda, bisschop van Rio de Ja-
neiro en twee maand tevoren te gast in het Oratorio. Hij bleef daar veer-
tien dagen en scheepte zich in op 24 november, zodat zij misschien nog de
tijd zouden gehad hebben hem te zien. Deze ontmoeting zou hun van niet
weinig nut geweest zijn gedurende hun wachttijd, want de ijverige herder
had veel over Don Bosco en over zijn werk gesproken in de beste kringen
van de stad.(1) Maar, omdat zij de taal niet kenden en ze aan geen enkel
invloedrijke persoon waren aanbevolen, trokken ze werkelijk onopgemerkt
doorheen de Portugese hoofdstad. Met het vertrek van deze laatste, waren
alle missionarissen scheep gegaan naar hun apostolaatsveld.
____________________________
(1) Bijv. Doc. 29.
In de aantekeningen van Don Lazzero, lezen wij onder de datum van 13-1878:
"In het Oratorio bevond zich een Portugese heer. Hij gaf het vurige verlangen te
kennen dat Den Bosco in zijn land een salesiaans huis zou oprichten."

30.8 Page 298

▲back to top


- XIII/294 -
H O O F D S T U K XI.
"WEDERWAARDIGHEID BRENGT GEDULD VOORT".
(Sint-Paulus tot de Romeinen, V, 3)
In de maand februari van het jaar 1877 bracht Mgr. Gastaldi van
uit Rome de indruk mee, dat het voor hem opportuun was het vermoeden weg
te nemen dat hij een tegenstander was van Don Bosco en van de salesianen.
Toen hij dan terug op de zetel van zijn diocees was aangekomen, zond hij
aan alle kardinalen en aan vele andere personen een drukschrift met de
titel: De aartsbisschop van Turijn en de congregatie van de H. Franciscus
van Sales. Ziehier de aanhef: "De vijand van de zielen die er steeds op
uit is het kwaad te bevorderen, het goed te vernielen, het te beletten
wanneer hij het kan doen, het tenminste grotendeels te beschadigen en te
bederven, legt er zich sedert enige tijd op toe de veronderstelling te
doen ingang vinden en te verspreiden dat de aartsbisschop van Turijn niet
welwillend zou staan tegenover de nieuwe congregatie van de H. Franciscus
van Sales (daarom salesiaanse congregatie genoemd), gesticht door de Eer-
waarde D. Giovanni Bosco. Deze veronderstelling is heel zeker het werk
van de geest van de leugen en alle personen begaafd met christelijke
wijsheid zullen dit vanzelf wel aanvoelen. Maar deze veronderstelling
slaagt er echter ook in, in de geest van veie mensen, die niet schrander
genoeg zijn, onzekerheid en twijfel te laten ontstaan en daarom betaamt
het dat deze twijfel en onzekerheid verdreven worden." Dan volgde de
uiteenzetting van tien feiten tussen 1848 en 1877, waaruit moest afgeleid
worden dat het klaarblijkelijk was dat de aartsbisschop van Turijn aan de
salesiaanse congregatie en haar stichter "zulke bewijzen van welwillend-
heid gegeven had dat iedere twijfel en onzekerheid in tegenovergestelde
zin moest verdwijnen." Een eigenhandig geschreven nota van de aartsbis-
schop waarvan wij een afschrift bezitten verklaart: "Het is dus duidelijk
dat de aartsbisschop van Turijn, wanneer hij nu en dan ertoe genoopt is,
ernstige en gewichtige aanmerkingen te maken betreffende Don Bosco en
zijn congregatie, dat niet doet omdat hij tegenover hen niet welwillend
zou zijn; want hij gaat ermee voort dit tegenover Don Bosco en zijn con-
gregatie te zijn, maar om geen enkele andere reden dan een gevoel zijn
plicht te moeten doen." Aan iedere kardinaal van de congregatie van het
concilie afzonderlijk werden twee exemplaren gezonden, waarvan een de
handtekening droeg van "Kan. Chiuso, secret. van de aartsbisschop van
Turijn, 28 februari 1877." Hoewel daarin niet alles juist was maar er
toch geen verwijten aan de congregatie gedaan werden, gaf Don Bosco er
geen antwoord op en had de zaak geen zichtbare gevolgen.

30.9 Page 299

▲back to top


- XIII/295 -
Maar in augustus daaropvolgend brak er een twistgeding los, dat
veel inkt deed vloeien. Niet veel zaaks wat zijn oorsprong betreft, werd
het uiterst gewichtig wegens de belangrijkheid die Monseigneur eraan
hechtte, wegens de beginselen waarop hij steunde en wegens de versprei-
ding die eraan gegeven werd. We geven een objectief verhaal van de fazen
en wederwaardigheden en verlenen enkel het woord aan documenten. Daarbij
beperken wij er ons toe deze samen te brengen op een manier die gevergd
wordt voor een ordelijke en duidelijke uiteenzetting.
Een zekere Don Perenchio uit het bisdom Ivrea bood zich op 17
augustus in het Oratorio aan om salesiaan te worden. De overste nam enke-
le oppervlakkige inlichtingen en liet hem tot de eerste proeftijd toe.
Toen zijn wensen voldaan waren, vroeg en verkreeg hij de toelating zich
voor een tijdje te mogen verwijderen. Hij keerde terug na twee dagen om
zijn kloosterleven als aspirant te beginnen. Omdat men wist dat zijn ge-
drag altijd goed was geweest, liet men hem natuurlijk zonder meer toe de
heilige mis te celebreren. Nu ontving op 22 augustus, Don Giuseppe Laz-
zero, onderdirecteur van het Oratorio door bemiddeling van kanunnik Chia-
verotti, secretaris, het bevel aan de Curie te laten weten of Don Peren-
chio zich in het Oratorio bevond, of hij er de mis opdroeg en sinds wan-
neer hij bij de salesiaanse Congregatie was. Don Lazzero antwoordde: "In-
derdaad, D. Perenchio bevindt zich sinds enkele dagen bij ons. Hij heeft
de aanvraag gedaan in te treden in de salesiaanse congregatie en werd nog
niet aanvaard. Intussen is Don Bosco al begonnen met de nodige stappen
te doen bij zijn bisschop." 's Anderendaags vroeg dezelfde secretaris aan
Don Lazzero, op bevel van Monseigneur, ook op de twee andere vragen die
hem gesteld waren geworden te willen antwoorden. Don Lazzero gehoorzaam-
de prompt. Hij schreef op 24 augustus: "D. Perenchio bevindt zich sinds
twaalf dagen in ons huis. Tot heden toe celebreert hij de mis na een goed
certificaat van zijn pastoor te hebben getoond. Hij was vergezeld van
zijn pastoor die mondeling verklaarde dat er niets ongunstig tegen hem
bestond. Wij houden hem hier voorlopig, terwijl de nodige stappen bij
zijn bisschop gedaan worden."
Hier openen wij een parenthesis. Wat deze stappen betreft zal Mon-
seigneur aan kardinaal Ferrieri schrijven:(1) "Welke stappen Don Bosco
zou kunnen doen bij de huidige bisschop van Ivrea, weet ik niet, daar
iedereen weet dat Mgr. Moreno zich openlijk tegen D. Bosco uitgesproken
heeft en hij bezwaarlijk zijn toestemming zal verlenen dat een van zijn
priesters in de salesiaanse congregatie zou treden."
Het waren de gebruikelijke stappen voor het bekomen van de ge-
tuigschriften die ambtelijk moesten gegeven worden. Zij werden eerst
schriftelijk gedaan en toen men geen antwoord ontving, werden ze her-
(1) Brief aan Kardinaal Ferrieri, Turijn, 19 september 1877.

30.10 Page 300

▲back to top


- XIII/296 -
nieuwd door een persoon die hiervoor speciaal afgevaardigd werd. Om de
positie van Don Perenchio goed te begrijpen moet men de volgende punten
voor ogen houden: 1) dat het voldoende gebleken was dat hij geen cen-
suur had opgelopen; 2) dat hij de toestemming van zijn bisschop om bui-
ten het diocees te gaan niet nodig had, daar het hier ging over een ver-
trek om kloosterling te worden; 3) dat hij, omdat hij zich in zijn eer-
ste proeftijd bevond, namelijk in het eerste stadium van zijn loopbaan
als kloosterling reeds in voldoende mate tot de salesiaanse congregatie
behoorde om er de rechten en voordelen, die men hem in die omstandighe-
den kon mededelen, te genieten; 4) dat de ordinarii aan hun onderhorigen
die kloosterling willen worden niet de getuigschriften kunnen weigeren.
Worden ze geweigerd dan doet men beroep op de heilige Stoel.
Laat ons nu de draad van ons verhaal weer opnemen.
Dezelfde dag, namelijk op 24 augustus, kwam er "aan Don Rua of
aan hem die door Don Rua hiervoor aangeduid was" een derde aanmaning. Men
mocht aan Don Perenchío niet toelaten te celebreren, omdat hij de daar-
toe vereiste brieven niet bezat. Het feit dat hij als novice in de con-
gregatie aanvaard was, schonk hem het recht niet te celebreren, indien
hij er op een onregelmatige manier was binnengekomen, namelijk zonder
getuigschriften. Er werd zelfs aan toegevoegd "dat hij, noch zelfs een
geprofeste, mag celebreren in de kerken die niet strikt tot de klooster-
orde behoren zonder toelating van de ordinarius."
Hoe was men in de Curie van Turijn te weten gekomen dat er zich
een priester van buiten het diocees in het Oratorio bevond? Voor zover
men toen beweerde was Don Perenchio pas uit zijn diocees vertrokken of
de Curie van Ivrea had aan de Curie van Turijn een decreet van suspensio
a divinis gezonden tegen hem met als motivering: quem constat esse reum
maleficiorum. Het decreet was vergezeld van een brief waarin om de ver-
gunning gevraagd werd hem het decreet te laten betekenen door de "Cursor"
van de Curie van Turijn. Er werd aan Mgr. de Bisschop van Ivrea geant-
woord dat de aanmaning van het decreet werd toegestaan, maar niet door
het ambt van de Cursor en dat er beslist werd dat de aanmaning zou ge-
daan worden door een deurwaarder van de burgerlijke rechtbank. Waar, wan-
neer en door wie werd deze aanmaning uitgevoerd? De salesianen hebben het
nooit geweten en als Don Perenchio hierover ondervraagd werd, bevestigde
dat hij ze nooit ontvangen had. Niettegenstaande dit alles gaf Don Lazze-
ro, die het hierin eens was met Don Rua, bevel aan Don Perenchio dade-
lijk op te houden met het celebreren van de heilige mis en om geen ver-
wondering te verwekken, werd hij naar Sampierdarena gezonden.
De oversten werden ongetwijfeld sterk getroffen door de eindver-
maning van de brief over de oude kwestie van de testimonialen. Daar
werd gezegd: "(Mgr. de aartsbisschop) vraagt mij nog eraan toe te voegen
dat het hier gaat over een zeer kiese en zeer belangrijke zaak, waarover,
indien de salesiaanse congregatie de kerkelijke wetten niet naleeft,

31 Pages 301-310

▲back to top


31.1 Page 301

▲back to top


- XIII/297 -
hij genoodzaakt zal zijn gebruik te maken van zijn gezag en een klacht
in te dienen bij de heilige Stoel." Maar de aandacht van de oversten
ging vooral naar de laatste woorden van de voorafgaande zin: "hij, noch
zelfs een geprofeste, kan celebreren in de kerken die niet strikt tot de
kloosterorden behoren zonder toelating van de ordinarius." - Wij gaan
ook buiten het huis celebreren, zeiden ze. Tot heden toe hebben wij
nooit deze toelating gevraagd. Er is wel de verwittiging van de kalender
in deze zin; maar wij vatten haar op als een algemene bevestiging van
een recht van de ordinarius. Maar hier nemen de zaken een andere wen-
ding, hier worden de geprofesten op gelijke voet gesteld met een aspi-
rant van buiten het diocees.
Zoals voor deze laatste de aartsbisschop klaarblijkelijk de nood-
zakelijkheid bevestigt van zijn uitdrukkelijke vergunning, zo schijnt
hij deze eveneens voor onze leden te vergen. Hier gaat het dus over het
opleggen van een eigenlijke verplichting voor ons, salesianen. Het zal
dus nodig zijn dat wij ons in regel stellen." - Het gevolg van een der-
gelijke interpretatie was dat Don Lazzero in naam van Don Bosco aan
kanunnik Chiaverotti in dezer voege schreef.
"
Zeer Eerwaarde Heer,
"
"
Door de brief die U mij schreef in naam van Monseigneur,
" onze vereerde aartsbisschop, ontvang ik het bevel dat geen enkel
" priester van de salesiaanse congregatie de mis mag celebreren in
" andere kerken dan deze die strikt tot de congregatie behoren.
" Deze strenge maatregel spijt mij; maar wij gedragen ons er naar
" en in die zin haast ik mij sommige kerken vooraf te verwittigen,
" dat zij zich op een andere manier moeten voorzien, zonder te re-
" kenen op de mis die sommige van onze priesters daartoe gevraagd,
" kwamen celebreren voor het gemak van de gelovigen. In verband met
" D. Perenchio die van een ander bisdom en die als novice geen
" recht tot celebreren heeft, omdat hij geen getuigschriften van
" zijn bisschop bezit, verzoek ik U mij te zeggen of er een canon
" of kerkelijke wet bestaat krachtens dewelke: 1° een definitief
" door de kerk goedgekeurde kloostercongregatie verplicht is reken-
" schap te geven aan de ordinarius van haar bisdom van haar inwen-
" dig beheer en de documenten moet aanduiden, die ze al dan niet
" ontvangen heeft voor haar aanvaarding, des te meer nu talrijke
" kloosterorden vrijgesteld zijn van de testimoniale brieven. 2°
" waarom een priester, die aanvaard werd als novice, niet zou mogen
" celebreren in kerken die strikt tot de congregatie behoren. Vooral
" wanneer hij de vereiste certificaten van zijn pastoor voorlegt en
" de pastoor hem vergezelt en aanbeveelt.
"
Terwijl ik met eerbied deze twee ophelderingen verwacht,
" acht ik het mij tot plicht U de verzekering te geven uit waar-
" dering voor uw gezag, dat voornoemde D. Perenchio reeds deze och-

31.2 Page 302

▲back to top


- XIII/298 -
" tend opgehouden heeft met celebreren en dat hij zelf eraan zal
" denken de beweegredenen te doen gelden die men volgens hem moest
" onderzocht hebben alvorens deze maatregelen te treffen. Hij geeft
" U de verzekering dat dit alles werd overgemaakt aan zijn bisschop
" door een persoon die er mee belast werd dit per brief te doen en
" dat tot heden toe geen antwoord ontvangen werd. Na dit te hebben
" uiteengezet, aanzie ik het als een eer mij met verschuldigde ach-
" ting en eerbied te mogen betuigen als
"
" Turijn 25 augustus 1877.
uw verknochte dienaar
"
Pr. Giuseppe Lazzero.
Een ander gevolg van deze bovenvermelde interpretatie was dat men
het als een verplichting achtte geen enkele priester van het Oratorio
in de kerken en de instituten van de stad te laten celebreren, zolang de
betrokkenen niet gezorgd hadden voor het bekomen van een vergunning. De-
zelfde onderrichtingen werden gezonden naar de colleges van Valsalice en
Lanzo, omdat zij zich in het aartsbisdom bevonden. Er viel geen tijd te
verliezen. De sommatie was op zaterdag gedaan en aldus moest men zich
haasten om de aartsbisschop te verzoeken de vergunning voor daags daarna
te willen verlenen. De brief van Don Lazzero kwam in de Curie toe op een
uur van de namiddag, op een ogenblik dat men het kantoor ging sluiten en
de aartsbisschop zich buiten Turijn bevond. Het is waar dat ook de vica-
ris-generaal erin had kunnen voorzien, maar deze verklaarde dat hij zich
met deze zaak niet wou bemoeien.(1) Don Lazzero bleef wachten tot zondag-
ochtend steeds met de hoop dat er een antwoord zou komen; maar, einde-
lijk, omdat hij geen antwoord ontving, schreef hij aan de pastoors van de
kerken volgende brief: "Luidens strenge beschikkingen van Monseigneur de
aartsbisschop werd ons het verbod opgelegd de mis te celebreren buiten de
kerken van de congregatie. Indien U echter een van onze priesters zou
nodig hebben, dan zullen wij hem graag zenden mits U een geschreven toe-
lating bekomt van het kerkelijke gezag." Aldus was er op sommige plaatsen
geen mis, in andere was er wel een omdat men na het bericht bijtijds de
vergunning had aangevraagd. Men kan zich gemakkelijk de verwarring voor-
stellen die hierdoor ontstond en de praatjes die de ronde deden in de
sacristieën.
Aan allen die vanuit Turijn, Valsalice en Lanzo zich tot hem
wendden om een vergunning te bekomen, antwoordde de aartsbisschop dat hij
nooit aan de salesiaanse priesters verboden had de mis te celebreren in
openbare of private kerken van het aartsbisdom en dat de beschikkingen
welke hem werden toegeschreven alleen maar in de verbeelding bestonden.
(1) Zie ook de brief van de overste van de Broeders der christelijke scholen aan de
directeur van Valsalice, 2 september 1877.

31.3 Page 303

▲back to top


- XIII/299 -
Tegelijkertijd, zonder de canonieke waarschuwingen te laten voorafgaan
en zonder de oorzaak aan te duiden, schorste hij op 26 augustus Don
Lazzero voor 18 dagen om de biecht van de gelovigen te horen in heel
het aartsbisdom.
Op dezelfde datum schreef hij aan kardinaal Ferrieri een brief,
waarin hij Don Bosco van drie zaken beschuldigde: nooit vroeg hij aan
hem of aan de bisschop van Ivrea, noch aan andere bisschoppen de getuig-
schriften ten gunste van hun diocesanen, die hij in zijn congregatie wou
aanvaarden; hij hitste de verbeelding van de jongens op en bracht hen
onder zijn invloed om ze tot zich te trekken, wegens het geval Perenchio.
Hij eindigde aldus: "Indien men de zaken op hun beloop laat, zullen de
huizen van Don Bosco de verzamelplaats worden van alle priesters die door
hun bisschop gestraft werden. Nu heb ik een bisdom dat binnen mijn eigen
bisdom opgericht werd. Don Bosco bouwt op met een hand en vernielt met de
andere. Hij doet veel goed, maar stelt de gelegenheid open voor veel
kwaad. Hij takelt het gezag van de aartsbisschop van Turijn erg af en
brengt schisma onder de clerus. Ik heb voor Don Bosco meer gedaan dan
iemand anders, de paus uitgezonderd, maar ik word genoodzaakt de be-
scherming van de heilige Stoel in te roepen tegen de aanvallen van deze
priester, die bezield is met de geest van zelfbestuur en onafhankelijk-
heid en die geest bij de zijnen inblaast."
Op 31 augustus schreef hij nogmaals aan kardinaal Ferrieri over
de zaak van de missen en zei dat de salesianen door die daad de bedoeling
hadden gehad "hun bisschop door zijn diocesanen te doen verafschuwen door
hem narigheid en ongenoegen te bezorgen."
Kardinaal Oreglia gaf aan Don Bosco bericht over deze tweede brief
op 6 september in volgende bewoordingen: "Ik verwittig U dat de aarts-
bisschop tegen U een heftige brief heeft geschreven omdat U de oorzaak
was dat er verleden zondag in verschillende kerken en communiteiten van
Turijn geen H. Mis werd opgedragen. U moet zich haasten uw verhaal daar-
tegen in te zenden met de vereiste documenten."(1) Op 14 september zond
Don Bosco aan kardinaal Oreglia volgende memorie en voegde er de desbe-
treffende documenten bij. Tevens verzocht hij Zijne Eminentie dat hij
zich zou gewaardigen alles te willen overhandigen aan kardinaal Fer-
rieri.
"
Eminentie,
"
"
De vrome sociëteit of congregatie van de H. Franciscus van
" Sales neemt haar toevlucht bij monde van haar Algemeen Overste,
(1) Van de hele briefwisseling hier vermeld en nog verder te vermelden, erin begrepen de
brieven van de aartsbisschop aan kardinaal Ferrieri, bezitten wij de originele stuk-
ken in onze archieven. Wij kennen er de herkomst niet van.

31.4 Page 304

▲back to top


- XIII/300 -
" de schrijver van deze brief, tot uwe Eminentie om voorlichting
" en leiding te mogen ontvangen in de feiten die hierna bondig
" maar met eerbied worden uiteengezet:
" 1°) Telkens als een salesiaan aan Monseigneur Gastaldi, aarts-
" bisschop van Turijn, vraagt tot de heilige wijdingen te worden
" toegelaten of het examen over de biecht af te leggen, eist hij
" dat de testimoniale brieven worden voorgelegd waardoor hij tot
" het noviciaat werd toegelaten.
" 2°) Zodra hij het nieuws ontvangen had dat de priester Giovanni
" Perenchio van Ivrea aanvaard was in de salesiaanse congregatie,
" sommeerde hij, door bemiddeling van zijn secretaris kanunnik Ghia-
" verotti, de directeur van het hoofdhuis of wie hem verving, hem
" hem niet meer de mis te laten opdragen in geen enkele kerk. Dit
" verbod werd zelfs uitgebreid tot alle salesianen of tenminste tot
" alle priesters van voornoemde communiteit, namelijk voortaan nog
" te celebreren in kerken die niet strikt van hun congregatie zijn.
" 3°) Priester Lazzero onderwierp zich volkomen aan de bevelen van
" de aartsbisschop en vroeg hem eerbiedig of er een kerkelijk voor-
" schrift bestond dat een vrijgestelde congregatie ertoe verplichtte
" af te hangen van de ordinarius van het diocees bij het aanvaarden
" van haar leden vooral wanneer ze tot een ander bisdom behoorden
" en of men aan een novice mocht verbieden te celebreren alleen we-
" gens de reden dat hij geen getuigschriften van zijn bisschop bezat.
"
Het enige antwoord op voornoemde brief was een strenge
" straf aan Lazzero meegedeeld, waarbij hem de bevoegdheid tot
" biechthoren werd ontnomen voor een termijn van twintig dagen.
"
Gevolgen.
" Om ergernis te vermijden heeft priester Perenchio geen mis meer
" gecelebreerd, zoals ook de salesianen geen missen meer buiten
" hun kerken zullen opdragen.
"
De pastoor van een van die kerken buiten de congregatie,
" waar de salesianen plachten te celebreren, begaf zich, bij afwe-
" zigheid van de bisschop, met spoed naar de Curie, om de ver-
" langde vergunning te vragen. De vicaris-generaal antwoordde dat
" hij zich met deze zaak niet kon bemoeien. Intussen hadden ver-
" schillende kerken en vrome instituten de verlangde toelating niet
" kunnen bekomen, noch onmiddellijk andere priesters kunnen vinden.
" Dat had als uiterst spijtig gevolg dat vele gelovigen geen heili-
" ge mis konden bijwonen op die zondag en dat priester Lazzero, die
" met ijver arbeidt in het heilig ministerie van de prediking en
" van het biechthoren, zijn biechtstoel omgeven van biechtelingen
" alleen maar kon bekijken zonder dat hij ook maar iets kon ver-
" richten voor het welzijn van hun zielen.
"
Na deze feiten uiteengezet te hebben en zonder iemand te
" willen beschuldigen, smeek ik enkel uwe Eminentie zich te willen
" gewaardigen erin te voorzien dat dergelijke spijtige en pijnlijke
" gebeurtenissen niet meer zouden voorvallen. Op een afzonderlijk

31.5 Page 305

▲back to top


- XIII/301 -
" blad voeg ik er enkele op- en aanmerkingen bij en beperk mij
" hier tot het uiten van volgende twijfels:
"
1° of zijne Excellentie Mgr. Gastaldi wettelijk als
" rechter kon optreden over de geldige toelating van Perenchio
" tot het noviciaat en of hij, in bevestigend geval, niet ver-
" plicht was vooraf de overste te roepen om uitleg te geven.
"
2° Of het geoorloofd was een straf op te leggen aan
" directeur D. Lazzero om opmerkingen te hebben gemaakt betref-
" fende dit vonnis.
"
3° Of hij de salesianen sommeren mocht zich niet aan te
" bieden om een H. Mis te celebreren zonder zijn toelating in
" een kerk die niet strikt van de congregatie was.
"
4° Of het hiertoe niet volstaat de getuigschriften voor te
" leggen van de overste met zijn door de Curie erkende handtekening.
"
5° Of, wanneer een salesiaan zich aanbiedt voor het
" examen van biecht horen of voor de wijdingen, Mgr. Gastaldi mag
" eisen dat hij, buiten de getuigschriften van zijn overste ook de
" getuigschriften zou voorleggen welke de oversten van de congre-
" gatie ontvangen van de bisschop van het diocees eer ze hem tot
" het noviciaat toelaten.
"
Ieder woord, iedere norm, die het aan uwe Eminentie zal
" behagen ons toe te sturen, zal door de salesianen met de groot-
" ste eerbied worden aanvaard. Ze zullen steeds menen er te mogen
" op roemen ze trouw en prompt op te volgen.
"
Intussen zij het mij veroorloofd de hoge eer te hebben mij
" diep te mogen buigen en het gewijde purper te kussen, terwijl ik
" onderteken als
"
uw zeer ootmoedige en zeer
" Turijn, 14 september 1877.
verplichte dienaar
"
Pr. Gio. Bosco.
Het "afzonderlijk blad" bevatte enkele juridische opmerkingen over
de sommatie aan de overste van het Oratorio gedaan, in zijn eigen kerk
een priester als aspirant aanvaard, te laten celebreren en aan de overste
zelf en langs hem ook aan de salesiaanse priesters niet te celebreren in
kerken welke niet strikt tot de congregatie behoorden buiten de toelating
van de ordinarius. Het is een advies opgesteld modis et formis door de
Jezuïet Pater Rostagno, een gewaardeerde kenner van het canonieke recht.
Over de kwestie van de getuigschriften oordeelde Don Bosco het nuttig in
de rand van de uiteenzetting van zijn raadsman volgende verklaring bij te
voegen: "Op de audiëntie van Zijne Heiligheid bekomen, heeft de opperher-
der paus Pius IX, op aanvraag van ondergetekende op 3 mei 1876, vivae
vocis oraculo, toegestaan dat alle jongens die hun studies doorlopen of
wegens andere redenen in onze huizen, kostscholen of colleges van de
salesiaanse congregatie verblijven of er opgevoed worden, wanneer ze te
gelegener tijd zouden verlangen te worden ingeschreven en lid te worden

31.6 Page 306

▲back to top


- XIII/302 -
van deze congregatie, ontslagen zijn van de getuigschriften voorgeschre-
ven door het decreet van de bisschoppen en regulieren van 24 februari
1848. - Op de audiëntie van 10 november 1876 werd deze dispensatie even-
eens vivae vocis oraculo zonder onderscheid uitgebreid tot allen die wen-
sen binnen te treden in de salesiaanse congregatie. Van deze welwillende
vergunning of deze hoge akte van goedertierenheid van zijne Heiligheid
werd mededeling gedaan aan de heilige congregatie van bisschoppen en re-
gulieren op datum van 16 december 1876 bij brief gericht aan zijne Emi-
nentie de kardinaal prefect van deze
congregatie en bij brief van ja-
nuari van dit jaar 1877 neergelegd in de handen van zijne Excellentie
Mgr. de secretaris die hem neerlegde in de archieven van de vrome salesi-
aanse sociëteit. Pr. Giovanni Bosco."
Op 19 september deed Monseigneur voor de derde maal aan de kardi-
naal-prefect van de heilige congregatie van de bisschoppen en regulieren
zijn klachten betreffende de congregatie van Don Bosco voor de gebeurte-
nis van 26 augustus jl." waarbij hij oordeelde dat hij toen "de zaak in
haar volledig aspect kon uitleggen." Het zijn twaalf bladzijden groot fo-
liopapier, met dicht op elkaar volgende regels in een duidelijk en ge-
drongen geschrift. In deze uiteenzetting verklaart hij als volgt de bete-
kenis van de woorden gebruikt door de secretaris van zijn curie betref-
fende de toelating van de ordinarius aan de kloosterlingen om de mis te
mogen celebreren in een kerk die niet van hen is: "Het is duidelijk dat
de woorden noch hij, noch enige geprofeste enz. er alleen werden aan toe-
gevoegd om te zeggen dat ook dan, wanneer Don Perenchio novice in regel
zou geweest zijn of zelfs geprofeste, de aartsbisschop hem verbieden
mocht de mis te celebreren in de kerken van zijn diocees, zoals hij dit
aan iedere reguliere geestelijke kan verbieden. Door deze woorden werd
geen verbod gegeven aan alle priesters van Don Bosco te celebreren in de
kerken van het diocees zonder dat zij een nieuwe vergunning (1) hadden en
er was geen spraak in van een schriftelijke vergunning. Deze woorden be-
tekenden niet de intrekking van een vergunning op een reeds voldoende
uitdrukkelijke manier gegeven en sinds jaren door een aanzienlijk aantal
salesiaanse priesters in praktijk gesteld... sciente et non contradicente
archiepiscopo." In een apostille bij een document dat wij weldra zullen
zien, noteert een gezaghebbende persoon dat de brief van de aartsbis-
schop, indien hij voor sommigen "duidelijk" was, voor anderen "twijfel-
achtig" en voor nog anderen zelfs "duister" was. Daarom zeiden de salesi-
anen niet dat Monseigneur hen verbood te celebreren buiten hun huis zon-
der een geschreven toelating, maar zij zelf eisten deze geschreven toela-
ting vanwege de pastoors van de kerken of de directeurs van de huiern.
(1) "Nieuw" met betrekking tot de stilzwijgende vergunning krachtens welke zij reeds ce-
lebreerden in de kerken die niet van hen waren, hoewel in de kalender van dat jaar
het Decreet XII zei: "Regulares omnes monemus, se non posse sine licentia nostra, ne
una quidem vice celebrare Missam in u1la ecclesia vel Oratorio etsi privato nostra
dioecesis, exceptis ecclesiis et oratoriis sui Ordinis."

31.7 Page 307

▲back to top


- XIII/303 -
Men kan gemakkelijk begrijpen dat dit een wijze voorzorgsmaatregel was.
Monseigneur Gastaldi beschrijft dan eindelijk de ergernis voortgesproten
uit het onverwachte ontbreken van de missen door de schuld van de sale-
sianen en wijst op de noodzakelijkheid dat het kwaad zou hersteld worden.
Waarin deze herstelling moest bestaan, had zijne Excellentie reeds
aangeduid en ziehier in welke omstandigheid. Don Ghiaverotti, lastig ge-
vallen door de berispingen van de aartsbisschop, was op 5 september, naar
het Oratorio gekomen om zijn brief, de oorzaak van al die narigheid, te-
rug te vragen. Hij betuigde hem geschreven te hebben volgens "Het dictee
van Monseigneur". In de loop van de dag zond Don Lazzero het originele
stuk naar de Curie omdat de aartsbisschop het aldus wou hebben, maar ka-
nunnik Zappata, vicaris-generaal, had hem, kort eer hij het document ont-
ving, het volgende geschreven:
"
Zeer Eerwaarde Heer,
"
"
Ik kan me niet onttrekken aan de plicht de wenk te ver-
" vullen van Monseigneur de aartsbisschop U tot bij mij te roepen
" en U uit te nodigen de brief te bezorgen, waarover reeds aan hem
" gesproken werd en die hem bekend is. Om U het gesprek minder on-
" gemakkelijk te maken liet ik U zeggen door twee clerici die naar
" de Curie gekomen waren, dat ik U zou opgewacht hebben in de sa-
" cristie van de kerk van de heilige Rozenkrans en ik heb daar op
" U gewacht tot 7 uur.
"
U zult me niet hebben kunnen bereiken. Maar ik moet U vol-
" strekt zo gauw mogelijk spreken. Daarom verzoek ik U bij het ont-
" vangen van deze uitnodiging dadelijk naar de Curie van het aarts-
" bisdom te komen... en indien U dit origineel stuk hebt, breng het
" mij dan als het U belieft mee om het mij ostenso terug te bezorgen.
"
Ik groet U hartelijk en ben
"
" Turijn, 5 september 1877.
uw zeer toegenegen dienaar
"
Gius. Zappata, Vic.-Gen.
Juist op die avond werd te Lanzo het eerste algemeen kapittel van
de congregatie geopend. Van daaruit verzond Don Rua, twee dagen later
aan de aartsbisschop volgende verklaring van Don Bosco: "7 september
1877. De ondergetekende pr. Giovanni Bosco, Algemeen Overste van de con-
gregatie van de H. Franciscus van Sales, acht het zich tot plicht uwe
Excellentie ter kennis te brengen dat onder de aspiranten van dit insti-
tuut priester Gio. Perenchio, diocesaan van Ivrea, ingeschreven werd.
Volgens de voorschriften van de heilige Stoel werd het dadelijk opportuun
geacht de getuigschriften van zijn bisschop te vragen en werden deze ook
in feite gevraagd. Maar de bisschop was van oordeel dat het niet oppor-

31.8 Page 308

▲back to top


- XIII/304 -
tuun was ze te verlenen. Ik deel U dit mee om te voldoen aan het decreet
van 25 januari 1848 Regulari Disciplinae en ik heb de hoge eer mij te
mogen neerbuigen en te ondertekenen als enz. "Dit was gedaan om de zaken
in orde te brengen voor wat betreft de herinnering van Monseigneur de
kerkelijke wetten te onderhouden betreffende "deze uiterst kiese en zeer
belangrijke zaak" van de getuigschriften samen met de twee bedreigingen.
Zijne Excellentie gelastte de theoloog Francesco Maffei, onderse-
cretaris van de aartsbisschop, ontvangst van de brief te melden aan Don
Rua en hem te zeggen dat alvorens te antwoorden, Monseigneur wou weten
of Don Lazzero en de andere oversten spijt hadden en bereid waren vergif-
fenis te vragen voor de "zeer ernstige stoornis" door hen veroorzaakt op
26 augustus door "een ontzaglijke vergissing" die ze begaan hadden. Ze
konden dit dan betuigen in een brief ondertekend door Don Lazzero of door
Don Rua of door Don Bosco. Anders zou hij gedaan hebben wat hem passend
zou toeschijnen voor de eerbied en het decorum van zijn gezag.
De salesianen waren overtuigd dat zij een bevel van de aartsbis-
schop hadden opgevolgd en zagen dan ook niet in dat zij een fout begaan
hadden, waarvoor ze schriftelijk om vergiffenis moesten vragen. Liever
dus dan nieuwe gevaarlijke documenten in handen te spelen, bleek het
noodzakelijk, wanneer men kennis kreeg van de stappen bij de heilige
Stoel, in het bezit te blijven van documenten die hun toebehoorden en
daarom het origineel van de brief van Don Chiaverotti terug te krijgen.
Met deze bedoeling verzocht Don Lazzero de vicaris-generaal het terug te
geven; maar Mgr. Zappata gaf hem ten antwoord dat het blad zich in han-
den bevond van de aartsbisschop en dat hij zijn vraag tot deze laatste
moest richten. De onderdirecteur van het Oratorio haastte zich hem een
tweede maal te schrijven.
"
Monseigneur,
"
"
Ik ontving uw geëerde brief van 10 dezer en ik dank U zeer
" voor de spoed waarmee U zich gewaardigd heeft mij te antwoorden.
"
Tot mijn verrassing en overgrote spijt moet ik nogmaals
" een beroep doen op uwe goedheid om mij te bevrijden uit een wer-
" kelijk benarde toestand waarin ik mij bevind.
"
Zijne Excellentie Mgr. onze aartsbisschop heeft te Rome
" klacht neergelegd ín verband met de brief waarover het gaat.
" Thans vraagt Rome mij deze brief om de zaak te onderzoeken. Hoe
" kan ik hem opzenden, wanneer ik hem niet heb? Indien ik mij per-
" soonlijk tot zijne Excellentie wend, zal hij weigeren mij de
" brief te geven en zal hij kunnen zeggen dat hij niets van mij
" ontvangen heeft. Dus kunt alleen U aan dit alles verhelpen. Of-
" wel kunt U zijne Excellentie verzoeken mij de brief terug te ge-
" ven al was het alleen maar om er een authentieke kopij van te ma-
" ken. De brief zou

31.9 Page 309

▲back to top


- XIII/305 -
" dus door uw Curie moeten bezorgd worden, opdat ik het zelf zou
" doen. Ofwel kan men aan de kopij reeds door het Oratorio bij U
" gezonden een authentiek karakter geven en ze mij laten geworden.
" Indien noch het ene noch het andere zou mogelijk zijn, dan vraag
" ik U dat U mij tenminste een antwoord zou willen geven opdat ik
" aan Rome de voldoening kan schenken die in deze zaak gevergd
" wordt. - De vaderlijke welwillendheid die ik en mijn medebroe-
" ders steeds van U mochten ondervinden, laat mij verhopen dat
" ook ditmaal mijn beroep op U niet ijdel zal zijn.
"
Ik vraag U mij te willen verontschuldigen wegens de last
" die ik U aandoe. Ik dank U bij voorbaat voor de gunst, wens U
" toe dat de goede God U voor ons groter welzijn nog honderd jaar
" leven zou schenken en teken met de diepste achting en verering
" als
"
" Turijn, 17 september 1877. uw zeer verplichte dienaar
"
Pr. Gius. Lazzero
Kanunnik Zappata antwoordde hem onder meer op 19 september: "Gis-
teren, na drie uur in de namiddag, ontving ik uw brief van 17 dezer waar-
in U mij nogmaals vraagt de brief die ons beiden bekend is terug te mogen
hebben. Alvorens uit de Curie te vertrekken, ging ik bij zijne Excellen-
tie om hem te vragen en hij antwoordde mij dat hij hem zou teruggeven en
hem míj 's anderendaags naar de Curie zou zenden. Vandaag een beetje na
drie uur ontvang ik hem en haast ik mij hem naar U te zenden." Maar de
brief keerde niet alleen terug. Hij was vergezeld van een decreet van de
aartsbisschop waarbij Don Lazzero voor onbepaalde tijd geschorst werd
van het biechthoren.
Van dezelfde dag dateren "de ernstige klachten" over de pontificale
dienst van Mgr. Lacerda.(1) Van drie dagen tevoren dateerde de "suspen-
sio a divinis" van de priester uit Bologna, Don Cesare Cappelletti, waar-
van de reden verklaard wordt in een lange brief door Monseigneur op 19
september gezonden aan de heilige congregatie van de bisschoppen en regu-
lieren. Daarin leest men in een bepaalde passage: "En het is ook noodza-
kelijk dat in een plaats als Turijn, waar vandaag de dag onafgebroken aan
alle kanten priesters van buiten het diocees komen en in een huis zoals
dit van Don Bosco, waarop de priesters van buiten het diocees zo gemak-
kelijk een beroep doen, de aartsbisschop waakzaam zou zijn, omdat Don
Bosco zich vaak buiten Turijn bevindt en zijn ondergeschikten niet allen
goed uit hun ogen zien. Verschillende maanden geleden werd daar een
priester uit Bologna opgenomen. Op aandringen van de priesters van Don
Bosco heb ik hem de bevoegdheid tot biechthoren verleend en hij begon
dit inderdaad te doen in de kerk van Maria, Hulp der Christenen, die de
(1) Zie hiervoor blz.

31.10 Page 310

▲back to top


- XIII/306 -
kerk van Don Bosco is. Welnu, enkele dagen terug ontving ik met alle ver-
eiste vormen een aanklacht wegens aanzetting tot kwaad tegen deze pries-
ter. Ik heb ze aan het heilig Officie overgemaakt." Onmiddellijk na de
"suspensio" had Don Bosco naar Bologna geschreven voor verdere inlichtin-
gen over de gesuspendeerde, maar zonder naar de reden hiervoor te verwij-
zen. Op 19 september ontving hij een antwoord van de kanselier van de
aartsbisschop, Achille Manara, de toekomstige kardinaal. In deze brief
herhaalde hij wat hij reeds bij het begin in een andere brief verklaard
had, namelijk dat Cappelletti nederig en onder leiding moest worden ge-
houden, dat hij lichtzinnig was van karakter, dat hij niet erg bekwaam
was en dat hij zichzelf gemakkelijk opdrong; dat hij, onder leiding, goed
werk kon verrichten omdat hij ijverig en werkzaam was en dat, wat zijn
zedelijk gedrag betrof, niets te zijnen laste bleek te bestaan. Hij beval
hem daarom nogmaals vurig aan zijn christelijke liefde aan. Don Lemoyne
zegt dat hij eraan getwijfeld heeft of het wel over een echte aanklacht
ging. In ieder geval zou de gewone weg geweest zijn het geval te laten
weten aan de overste om maatregelen te treffen, zonder er nog een aan-
klacht tegen de congregatie, bij de heilige Stoel bij te voegen. De
priester keerde naar zijn diocees terug.
Naar tijdsorde lassen wij hier nog een brief in van de theoloog
Roberto Murialdo aan Mgr. Gastaldi, wiens medeleerling hij geweest was.
"
Monseigneur,
"
"
Bij het overmaken van de brief, welke je verlangt en die
" geschreven werd door D. Lazzero aan de Moeder Overste van het
" instituut van Sint-Petrus,(1) kan ik me niet weerhouden nogmaals
" mijn bemiddeling aan te bieden bij Don Bosco en zijn gezellen,
" waarmee iedereen goede betrekkingen heeft, om de huidige stand
" van zaken die voor allen al te pijnlijk is te doen ophouden.
"
Ik ben overtuigd dat al deze geestelijken verheugd zouden
" zijn weer te mogen genieten van de vroegere genegenheid van hun
" kerkelijke overste en hem af en toe terug te mogen zien in het
" Oratorio als vader en vriend, zoals hij dit voorheen deed. Eens
" ontmoette ik in de stad de brave Don Rua, die ik sinds zijn jeugd
" gekend heb, en omdat de betrekkingen tussen hem en zijn medebroe-
" ders met Mgr. de aartsbisschop mij ter harte gaan, zei ik hem
" hierover enkele woorden, maar hij toonde zich zo bedroefd door
" de bestaande verdeeldheid dat het weinig scheelde of hij begon
" daar op straat te wenen. Ik had medelijden met hem en drong dan
" ook niet verder aan op deze aangelegenheid. Op dit ogenblik doen
" Don Bosco en zijn congregatie hun retraite te Lanzo en ik ge-
(1) Don Lazzero nodigde Moeder Overste uit aan de Curie de toelating te vragen voor een
salesiaan te mogen blijven celebreren in de kapel van het instituut.

32 Pages 311-320

▲back to top


32.1 Page 311

▲back to top


- XIII/307 -
" loof dat het ogenblik uiterst opportuun is om tot een oplossing
" te komen aangaande de misverstanden van vroeger.
"
Indien je nochtans zou oordelen dat ik een stap moet
" doen, laat me dan weten welke en op welke manier en in welke
" bewoordingen, en ik zal me werkelijk gelukkig achten mij in te
" zetten zoveel ik kan, om een goed akkoord voor de toekomst te
" bekomen tussen Mgr. de aartsbisschop en Don Bosco en zijn con-
" gregatie, waarbij het verleden aan de vergetelheid wordt prijs-
" gegeven en alles wordt verontschuldigd. Indien dat zou lukken,
" dan ben ik overtuigd dat alle brave mensen er zich zouden over
" verheugen en de opperherder zelf zou er blij mee zijn, wanneer
" hij zou vernemen dat alle geschillen tussen de aartsbisschop
" van Turijn en Don Bosco en zijn gezellen, God zij dank volledig
" zouden ophouden. En zou bij Mgr. de aartsbisschop geen grote en
" pijnlijke doorn uit het hart gerukt zijn?... Misschien zou een
" gesprek onder jullie, in de aanwezigheid van een gezaghebbende
" geestelijke over de verschillende aangelegenheden welke de oor-
" zaak waren van de huidige narigheden, er veel toe bijdragen om
" zekere twijfels en verdenkingen te doen verdwijnen en de reden
" en de uitleg te geven van jullie handelingen. Na deze weder-
" zijdse openhartige verklaring, gedaan om de rechten te verdedi-
" gen die iedereen meent te hebben en na een wederzijdse voldoe-
" ning, ben ik overtuigd dat het gemakkelijk zal gaan om tot een
" akkoord te geraken en opnieuw vrienden te worden.
"
Zo weze het en vlug en zelfs dadelijk.
"
Ik zal er geen verdere woorden aan toevoegen, maar ver-
" zoek je enkel mij te willen verontschuldigen, wanneer ik een
" ogenblik jouw hoge en mijn nederige positie vergetend, mij ver-
" stout heb het voorgaande te schrijven. Indien je meent dat ik
" iets doen kan, beveel het mij dan, want ik sta tot je beschik-
" king. Indien het anders is, hou dan tenminste rekening met mijn
" goede wil.
"
Ik kus in de geest je heilige ring, vraag je heilige
" zegen voor mij en voor het arme instituut van Sint-Petrus en
" teken als
"
" Turijn, 18 september 1877.
je verknochte dienaar en vriend
"
Theoloog Roberto Murialdo
Tot dit tijdstip behoort, ingegeven door deze gebeurtenissen, een
tweede plan tot bemiddeling dat uitging van het huis van de jezuïeten
van Chieri. Hoewel het plan een vrome wens gebleven is, toch schijnt het
ons toe, omdat het aan de oorsprong lag van een gedachtewisseling met een
gezaghebbende pater van Sint-Philippus Neri, dat het verhaal van dit ini-
tiatief kan dienen om steeds beter de werkelijkheid van deze dingen te
illustreren. Het zal tevens een intermezzo zijn voor een aangename lec-
tuur. Op het einde dus van september schreef pater Luigi Testa van de so-
ciëteit van Jezus wat hierna volgt aan Don Bosco:

32.2 Page 312

▲back to top


- XIII/308 -
"
Eerwaarde Heer,
"
"
Schrijver van deze brief is een oprechte en openhartige
" vriend van uw congregatie, al kent hij haar stichter niet per-
" soonlijk. Ik ben een pater van de arme sociëteit van Jezus,
" sinds enkele jaren professor aan het seminarie van Susa.
"
Daar ik vanouds bevriend ben met de aartsbisschop van
" Turijn en sinds lang pater Carpignani, de vertrouweling van de
" aartsbisschop ken, ben ik, na lang tot de Heer te hebben gebeden,
" naar deze pater gegaan en heb hem om een onderhoud over zeer
" zwaarwichtige zaken gevraagd. Nadat mijn voorstel aanvaard was
" geworden, begon ik te spreken over de pastoor van de kerk van de
" heilige Martelaren en over de conferentie van de "Consolata" aan-
" vankelijk door de sociëteit van Jezus gesticht met de toestemming
" van de heilige Stoel. We spraken erover een einde te stellen aan
" deze verwikkelingen en ik ontving van hem beloften die mij vol-
" doening gaven. Daar dit u niet persoonlijk aangaat ga ik er niet
" uitvoeriger op in. Andere bekwamere en machtigere personen zullen
" ervoor zorgen dat deze zaken zullen eindigen volgens de geest van
" de paus.
"
Toen zei ik dat het nodig was eens en voorgoed de veelvuldi-
" dige wederwaardigheden die betrekking hadden op Don Bosco en zijn
" door de heilige Stoel goedgekeurde congregatie in orde te bren-
" gen en te ontwarren. Er werd hierover heel veel gesproken in heel
" Italië en vooral in de Romeinse congregaties en tot zelfs in
" Frankrijk had ik hierover horen praten.
"
Pater Carpignani sprak mij over het onderhoud dat hierover
" gehouden was tussen de aartsbisschop van Turijn, de aartsbisschop
" Fissore en door Don Bosco en die geen enkel resultaat had opgele-
" verd omdat Don Bosco geweigerd had een bepaalde brief te onderte-
" kenen. Daar ik de inhoud van deze brief niet kende (thans ken ik
" hem volledig) voegde ik erbij dat het mij toescheen dat de zaak
" al te diplomatisch was aangevat geworden en dat het niet op deze
" manier was, dat deze ernstige meningsverschillen gemakkelijk en
" voorgoed konden uit de weg geruimd. Daarom stelde ik voor dat de
" aartsbisschop Don Bosco bij zich zou roepen met dezelfde vriende-
" lijkheid waarmee hij (op mijn raad) de leider van de verzetslieden
" in de gewichtige aangelegenheid van Chieri bij zich had geroepen
" en dat hij aldus in christelijke liefde met hem zou overeenkomen
" over alle zaken die hen scheidden. Met dit doel zou er van weers-
" zijden wat toegegeven worden, zoals dit tussen heilige mensen
" pleegt te gebeuren, wanneer zich onder hen rechtszaken voordoen
" die niet zuiver persoonlijk zijn. Pater Carpignano (die een goed
" diplomaat is) vroeg mij hoofs of ik een ambtelijke of tenminste
" halfambtelijke opdracht had ontvangen om een zo kiese aangele-
" genheid te bespreken.
"
Ik antwoordde: - "Van de mensen ontving ik noch het ene
" noch het andere, maar wel van de God van vrede en van de glorie

32.3 Page 313

▲back to top


- XIII/309 -
" van de Kerk en dat is de reden waarom ik dit doe en ik roep
" daarbij als getuige (ik keerde mij tot een portret) uw eigen
" stichter. Sinds meer dan een jaar hoor ik onafgebroken, wan-
" neer ik aan het bidden ben, een inwendige stem: "Sinds je een
" jongen was, ben je de vriend en kameraad van de aartsbisschop
" geweest. Door jou werden vele meningsverschillen tussen hem en
" verschillende machtige personen bijgelegd. Nog onlangs heb je
" tot algemene tevredenheid een harde botsing die ging ontstaan
" bij gelegenheid van de feesten van Chieri weten te vermijden.
" Van jou zal hij zekere waarheden en opmerkingen dulden die hij
" niet eens van een andere aartsbisschop zou verdragen. Je hebt
" hem zelfs zonder hem te krenken in zijn gezicht kunnen zeggen
" wat jij hem te zeggen had omdat niemand in zijn aanwezigheid
" durfde ademhalen en dat jij niet alleen niets van hem te verhopen
" had maar ook nog niets te vrezen. Je bent zover gegaan hem te be-
" dreigen dat je een zekere noveen zou gedaan hebben om hem te
" bestraffen. Niet alleen voelde hij zich niet gekrenkt, maar ver-
" zocht hij jou heel vriendelijk een noveen in zijn voordeel te
" willen doen... Waarom maak je dus geen gebruik van deze omstan-
" digheid om wat goed te doen aan mijn dienaars?" Maar toch kende
" ik zeer goed de ontzaglijke moeilijkheden van deze zaak. Ik was
" ook op de hoogte van de inzichten van mijn oversten, dat niemand
" in moeilijkheden mocht geraken met aartsbisschop Gastaldi. Daarom
" vergenoegde ik mij ermee te bidden en te laten bidden en te
" schrijven aan enkele machtige persoonlijkheden in de Romeinse
" Curie, om een middel te vinden dat een einde zou stellen aan wat
" mij een schandaal scheen te zijn. Maar kijk, deze ochtend (om-
" streeks het einde van augustus) terwijl ik toevallig voorbij
" Sint-Philippus Neri ging, voelde ik mij met grote kracht gestuwd
" met U te spreken, aan wie ik een dienst had bewezen in de zaak
" van uw verkiezing, tegengewerkt door iemand van de regering.
" Driemaal wou ik mijn weg voortzetten en driemaal werd ik als ge-
" noodzaakt terug te keren. Maar het schijnt me toe dat ik mij al-
" leen door Gods wil hier bevind. U moet me daarom formeel de be-
" lofte doen U ernstig met deze zaak bezig te houden, die thans
" begint te stinken (dat woord is me ontsnapt) en die een oorzaak
" is van verbijstering en misschien wel van ergernis voor de brave
" mensen. Indien U wilt, kan U dat doen en ik geloof dat volgens
" de moraal van Liguori (de enige auteur die nominatim door de
" heilige Stoel is goedgekeurd zowel de aartsbisschop als U zelf,
" verplicht zijn sub gravi U onledig te houden om aan deze aange-
" legenheid (zoals aan de beide andere) een einde te stellen juxta
" mentem S. Sedis.
"
Bij deze zo laconieke woorden, verschoot pater Carpignani
" lichtjes van kleur en aan heel zijn persoon merkte men dat hij
" leed en gegeneerd was. Dan zei hij met een onderworpen stem: -
" "Eerwaarde pater, ik zie dat uw en mijn gedachten in deze aange-
" legenheid overeenstemmen. De grote kwestie is welke praktische

32.4 Page 314

▲back to top


- XIII/310 -
" middelen we kunnen gebruiken om ze tot een goed einde te brengen.
" U weet immers dat we hier te doen hebben met twee heiligen die
" onwrikbaar zijn in hun gedachten (ik onderbrak hem: stijfhoofdig,
" wil je zeggen, zoals alle Piëmontezen).
"
Hij glimlachte en ging dan verder: "Maar laat ons het al-
" dus doen. Laat ons veel tot de Heer bidden opdat Hij Zijn heilige
" hand hier zou laten op rusten. Het is verwonderlijk om zeggen,
" maar beiden geloven te werken volgens de inzichten en de wil van
" God en misschien hebben ze beiden wat gelijk en wat ongelijk. Wat
" kan men in dergelijk geval doen?"
"
Ik gaf het laatste antwoord en ik zei het met ernstige en
" zeer langzame stem: - "0p_het ogenblik zult U mijn naam nog niet
" vernoemen bij de aartsbisschop. Later mag U hem zeggen, indien
" U meent dat het goed is. U mag dan weten dat, volgens de inlich-
" tingen die mij uit Rome zijn toegekomen, men al die zaken van het
" aartsbisdom moe en beu is, zover zelfs dat ik sterk vrees dat er
" met de aartsbisschop zal gebeuren wat Pius IX al met anderen ge-
" daan heeft en wat hij op het ogenblik aan het doen is met de bis-
" schop van Nizza, die ook zeer machtige steun geniet en zeer handig
" en listig is (omdat hij de zaak niet kende, vertelde ik ze hem).
" Al die ernstige aangelegenheden moeten dus in orde gebracht worden
" zoals het moet, zoals de paus het wil en wat de toekomst betreft
" zal er altijd iemand zijn om eraan te denken."
"
Pater Carpignano stamelde enkele woorden en daarna trokken
" we ons beiden in een zeer ernstige stemming terug. En zo eindigde
" ons onderhoud.
"
Vanaf die tijd ongeveer antwoordde de aartsbisschop niets
" meer op mijn brieven. Zijn vrienden (die ik ontmoette) behandel-
" den mij alsof ze schrik hadden. Ik weet echter dat hij sommige van
" zijn beslissingen gewijzigd heeft en dat hij bijna bang was dat
" men naar Rome over mij of over hem zou schrijven, mijn beste Don
" Bosco. Dit zal volstaan wat Pater Carpignano betreft.
"
Het weze me toegelaten U te zeggen dat ik in uw plaats er
" niet zou in toegestemd hebben geen gebruik te maken van de pri-
" vileges van de congregatie gedurende het leven van de aartsbis-
" schop van Turijn. Integendeel, als hoofd zou ik mij er te Rome met
" alle macht op beroepen hebben. Zo hebben wij het altijd gedaan bij
" St.-Ignatius tot zelfs in de zaak van de aartsbisschop Darbois van
" Parijs, die genoodzaakt werd toe te geven. Wegens dezelfde reden
" zou ik het bezwaar niet laten voortbestaan dat de bisschop van
" Ivrea maakt voor uw priesters om mis te celebreren in zijn dio-
" cees. Bovendien zou ik hem een canoniek proces aandoen (Pater
" Rostagno s.j. is daar de man voor) wegens die jonge priester, uw
" novice, die de suspensie opliep (nadat hij uit Ivrea vertrokken
" was) in een bisdom dat niet het zijne was... Indien hij schuldig
" is, tot daar toe, maar indien hij onschuldig is zou ik hem in
" eerste aanleg verdedigen voor de Curie van Turijn vanwaar de sus-
" pensie uitgegaan is en daarna voor de Romeinse Curie. Zo deden
" het de heilige

32.5 Page 315

▲back to top


- XIII/311 -
" stichters. Een goed gegeven slag belet latere aanvallen...
"
Vergun mij U nederig de hand te kussen
" S. Antonio Chieri, op de dag van de aartsengel Michaël 1877.
"
"
Uw innige dienaar in Christus
"
P. Luigi Testa, s.j.
Gedurende het Algemeen Kapittel bemerkte niemand iets van de sus-
pensie van Don Lazzero voor het biecht horen, maar toen hij uit Lanzo
ging vertrekken om in het Oratorio opnieuw zijn functies waar te nemen,
voelde hij aan hoe zijn toestand nu hachelijk ging worden. Daarom beval
hij zich per brief aan bij de vicaris-generaal om aan Monseigneur te
vragen hem weer toe te laten ad audiendas fidelium confessiones of ten-
minste hem te willen vragen waarom hij een zo ernstige maatregel getrof-
fen had. Wat zijn tussenkomst betreft, meende Monseigneur Zappata dat
hij niet gemakkelijk aan zijn verlangen zou kunnen voldoen. "Het is nood-
zakelijk" - schreef hij hem op 4 oktober, - "dat wie van zijn overste
vergiffenis verlangt, de wens daartoe te kennen geeft en op een eerbie-
dige wijze zijn aanvraag daartoe zou doen." Wat nu de oorzaak van de
maatregel betrof, zei hij hem: "Ik wist dat het een van de uitwerksels
was van de brief ondertekend door Chiaverotti en gericht, ik weet niet
meer of het aan Don Rua of aan Don Bosco of aan een ander was, maar ik
weet niets over de oorzaak waarom U de "suspensio" hebt opgelopen... U
zult het zelf weten... Wegens de rede en de zwaarwichtigheid ervan, kunt
U rechtstreeks aan Monseigneur de aartsbisschop schrijven en hem om die
gunst smeken (indien U in geweten niet kunt veinzen daartoe verplicht te
zijn) op voorwaarde hem ootmoedig vergiffenis te vragen." Tot dan toe
had noch Don Lazzero noch iemand anders iets gedaan waaruit het bleek
dat zij een fout hadden begaan.
Intussen hadden de drie brieven van de aartsbisschop aan kardinaal
Ferrieri als uitwerksel dat Don Bosco volgende officiële mededeling
ontving.
"
Eerwaarde Heer,
"
"
Ten gevolge van het vertoog gedaan door Mgr. de aartsbis-
" schop van Turijn meent de heilige Congregatie van de Bisschoppen
" en Regulieren dat het opportuun is zich tot U te wenden om de
" verbazing te beletten van de vrome bevolking, wanneer ze zich be
" roofd ziet van de mis op zondagen en geboden feestdagen in vele
" kerken, godshuizen en kloosters waar de priesters van de salesi-
" aanse Sociëteit de mis plegen te celebreren.
"
Met erkenning dat de voorschriften gegeven door Mgr. de
" aartsbisschop de grenzen van zijn rechten niet overschrijden en
" dat hij bijgevolg in niets de sociëteit zelf gekrenkt heeft, zult
" U zich willen gedragen naar de voorschriften van de aartsbisschop
" Ordinarius en er dus voor zorgen dat de hiervoor vermelde plaat-

32.6 Page 316

▲back to top


- XIII/312 -
" sen niet beroofd worden van het voordeel van het heilig Sacrifi-
" cie op de dagen daarvoor door de Kerk aangewezen. Bovendien kan de
" Congregatie niet anders dan eisen dat U de pauselijke decreten over
" de aanvaarding van personen in het salesiaans instituut zou eer-
" biedigen. U zult erkennen van welk groot belang voor het instituut
" de getuigschriften zijn van de respectieve Ordinarii, omdat dat
" een waarborg is voor de hoedanigheden of gebreken van de personen
" die vragen tot de voornoemde sociëteit toe te treden. Terwijl U
" dus de nauwgezette uitvoering voorgeschreven wordt van de pause-
" lijke decreten in deze materie, blijft het U zonder twijfel toe-
" gelaten het desbetreffende document aan te wijzen waarop U steunt
" om U ontslagen te achten van het onderhouden van de decreten dien-
" aangaande zoals uw briefwisseling dat laat vermoeden.
"
Terwijl ik U dit alles meedeel wens ik U alle voorspoed in
" de Heer.
"
Tot uw genoegen.
"
Kardinaal Luigi Ferrieri, Prefect
" Rome 10 oktober 1877.
A. Aartsbisschop van Mira, secretaris
Zonder dralen gaf Don Bosco een samenvatting van de geschiedenis
van de laatste gebeurtenissen in volgende brief welke hij als antwoord
aan de kardinaal zond.
"
Eminentie,
"
"
Tot mijn grote verrassing heb ik uw brief ontvangen, vol-
" gens welke het ontbreken van een kerkelijke dienst in sommige
" instituten en openbare kerken van dit diocees ten laste van de
" salesiaanse congregatie zou gelegd worden. Wij hadden hier al
" een vaag gerucht vernomen over de klacht van onze aartsbisschop
" hierover en daarom had ik begin september een memorie overhandigd
" aan kardinaal Oreglia, opdat hij zich zou gewaardigd hebben ze
" aan U over te maken. Misschien is zijn Eminentie afwezig uit
" Rome of ziek.
"
In ieder geval wens ik U eerbiedig genoegdoening te geven
" en verzoek ik U ootmoedig mij mededeling te willen doen van de
" klacht door onze aartsbisschop neergelegd, om de nodige ophelde-
" ring te kunnen geven. Intussen, voortgaande op wat U zich gewaar-
" digd hebt mij te schrijven, verstout ik mij de zaken in het kort
" uit te leggen terwijl ik mij voorbehoud zodra mogelijk de desbe-
" treffende documenten in uw eerbiedwaardige handen te bezorgen.
"
In het begin van dit jaar 1877 liet de aartsbisschop van
" Turijn in de diocesane kalender volgend decreet verschijnen:
" Regulares omnes monemus (se non posse sine licentia nostra) ne
" una quidam vice celebrare Hissam in ulla ecclesia vel Oratorio
" etsi privato nostrae diocesis: ex decreto XII.

32.7 Page 317

▲back to top


- XIII/313 -
"
Wij hebben ons dadelijk onderworpen aan dit zwaar verbod
" en nadat wij aan de aartsbisschoppelijke Curie de toelating had-
" den gevraagd, werd ze ons zonder dralen gegeven en gingen wij er-
" mee voort te celebreren in de kerken, waar wij plachten deze kos-
" teloze dienst te doen op de zon- en feestdagen en ook in de week.
" Maar omstreeks het midden van augustus schreef hij een nieuwe
" brief met hetzelfde verbod uitdrukkelijk voor de salesianen. Wij
" vroegen om opheldering en als enig antwoord ontvingen wij de "sus-
" pensio" van priester Lazzero, de directeur van dit huis, welke
" de brief geschreven had, waarin wij met eerbied vroegen welke de
" redenen van dit verbod waren. Dan waren wij genoodzaakt de insti-
" tuten en de kerken waar wij de dienst verrichten vooraf te ver-
" wittigen en ze uit te nodigen zich de verlangde toelating aan te
" schaffen. Sommigen konden deze vlug verkrijgen zodat wij, als
" voorheen, ermee konden voortgaan bij hen de mis te celebreren,
" maar anderen hadden daartoe de tijd niet. De aartsbisschop bevond
" zich op zijn buitenverblijf en de vicaris-generaal gaf als ant-
" woord dat hij zich met deze aangelegenheid niet wenste te bemoei-
" en. Dat was de reden waarom in sommige kerken geen mis kon worden
" opgedragen. Al zegt de aartsbisschop nu dat dit verbod enkel in
" de verbeelding zou bestaan, toch blijft het een feit dat het nog
" steeds in zwang is. Verschillende van onze priesters boden zich
" in sommige parochies aan om te celebreren en het werd hun niet
" toegestaan. Nog verleden zondag (feest van de heilige Rozenkrans)
" was Priester Giovanni Cinzano naar huis geroepen wegens familie-
" zaken en kon hij geen voldoening schenken aan het levendige ver-
" langen van zijn ouders en moest hij terugkeren naar Turijn om te
" celebreren in een kerk van de congregatie. De pastoor voerde en-
" kel als reden aan dat hiervoor een uitdrukkelijk bevel van de
" aartsbisschop gekomen was. Wat had ik dan kunnen doen?
"
Een ander feit heeft betrekking op de getuigschriften van
" een novice. Ik ben overtuigd dat de getuigschriften dienen ge-
" vraagd te worden aan de ordinarius van herkomst en niet aan de
" ordinarius in wiens diocees men zich gaat vestigen en het schijnt
" mij toe dat de ordinarius zich niet mag mengen in de innerlijke
" zaken van een congregatie, zonder zich op het terrein te begeven
" de heilige Stoel, die goedgekeurd heeft dat de congregatie, wat
" haar inwendig bestel betreft, onafhankelijk is. Daar de priester
" over wie het gaat, tot het diocees Ivrea behoort, werden de ge-
" tuigschriften aan zijn eigen ordinarius gevraagd. Daar deze ech-
" ter geoordeeld heeft ze niet te moeten verlenen en niet eens te
" moeten antwoorden, heb ik de voorschriften gevolgd van uw heili-
" ge en gezaghebbende congregatie en heb ik alles aan haar meege-
" deeld overeenkomstig de pauselijke decreten van 25 januari 1848.
"
Eminentie, ik bevind mij aan het hoofd van een ontluikende
" congregatie, die te midden van doornen tot grote ontwikkeling komt
" en tot heden toe heb ík geen voet verzet zonder volledig akkoord
" van de H. Vader en van de heilige congregaties en ik verlang dit

32.8 Page 318

▲back to top


- XIII/314 -
" ook in de toekomst onveranderlijk aldus te doen. Betuig mij uw
" christelijke liefde, help mij, ga voort met mij te beschermen,
" geef mij raad en ik geef U de verzekering dat ik steeds samen
" met de salesianen bereid zal zijn U dadelijk te gehoorzamen. Ik
" heb echter leiding nodig in de voortdurende plagerijen waaraan
" wij blootgesteld zijn. Priester Lazzero, een vroom en ijverig
" geestelijke, moet, tot grote ergernis, dagelijks zijn biecht
" stoel omringd zien met gelovigen terwijl hij nog altijd gesuspen-
" deerd is zonder dat de reden hiervoor gekend is.
"
Ik smeek U mij te willen vergeven voor de vrijmoedigheid
" en het vertrouwen waarmee ik U schrijf en mij te willen aanzien
" als zijnde met diepe erkentelijkheid en grote verering
"
" Turijn 12 oktober 1877.
uw zeer verplichtend dienaar,
"
"
Pr. Giovanni Bosco.
In die dagen werd een nieuwe poging gedaan om het geschil bij te
leggen. De theoloog Tresso, vicaris van Lanzo, vernam onmiddellijk het
geval van de missen. Hij wist het van de directeur van het college die
er ook persoonlijk bij betrokken was. Gedurende het lange verblijf van
de oversten te Lanzo voor het kapittel had hij alle gelegenheid nauwkeu-
rig te worden ingelicht over de ganse aangelegenheid. Hij was een ver-
knochte oud-leerling. Alvorens uit elkaar te gaan, had Don Bosco hem de
opdracht gegeven te proberen een weg te vinden om een schikking te tref-
fen. Hij moest alles doen wat hij kon om aan de aartsbisschop de verze-
kering te geven dat de salesianen niets anders betrachtten dan het wel-
zijn van het bisdom, te gehoorzamen, te werken en hem in niets te misha-
gen. Op 11 oktober kon hij een audiëntie bekomen. Het onderhoud duurde
anderalf uur. Eigenlijk was het meer een alleenspraak dan een twee-
spraak. Het werd inderdaad een dergelijke ontboezeming van wraakgevoe-
lens dat de gesprekspartner geen woord meer durfde zeggen en dat hij
nadien de moed niet meer opbracht om zich naar Turijn bij Don Bosco te
begeven om verslag uit te brengen over zijn zending.(1)
(1) Onmiddellijk na het rekwisitoor bracht hij verslag uit aan professor Anfossi die
buiten te wachten stond, alles dadelijk op papier schreef en de brief aan Don Bosco
zond (Brief van 12 oktober 1877). Wij laten al het overige vallen, maar, niet zonder
leed en enkel in het belang van de geschiedenis moeten we een punt aanhalen.
Monseigneur zei: "Hij pocht erop dat hij mij, tot bisschop heeft laten benoemen. Hij
schreef me zelfs een brief waarin hij mij dit nog verweet, maar ik heb deze brief
naar Rome gezonden opdat ze zouden zien wat een "mooie heilige hij is, in wie ze
zoveel vertrouwen stellen." Het gaat over de brief door ons gepubliceerd in boekdeel
XI op blz. 380. Don Bosco herinnert hier aan "zijn voorstellen en zijn bezorgdheid"
om "de moeilijkheden te effenen "die zich zowel voor Saluzzo als voor Turijn voor-
deden, maar hij doet dit enkel om te tonen welke zijn persoonlijke gesteldheid ten
opzichte van de persoon van Monseigneur waren en hoe het thans onwaarschijnlijk
scheen te zijn dat hij zich tegen Don Bosco zou keren, nadat deze zich zo hard voor
hem had ingespannen. Dit wat zijn hoogmoed betreft. Het blijkt vooral uit betrouw-
bare documenten, hoe Don Bosco doeltreffend bij de regering is tussengekomen voor
het exequatur en de bezoldiging.
.../...

32.9 Page 319

▲back to top


- XIII/315 -
Op 15 oktober kwam er een grote nieuwigheid. Monseigneur liet door
de drukkerij Marietti een naamloos werkje drukken dat enkel een nieuwe
bewerking was van de lange brief van 19 september. Bovenaan de eerste
bladzijde kon men lezen: "Drukschrift voorbehouden aan hunne Eminenties
de Kardinalen en sommige bisschoppen en aartsbisschoppen." De titel
luidde: De aartsbisschop van Turijn en de congregatie van de H. Francis-
cus van Sales (daarom genoemd salesianen).
Dan volgden deze verklaringen: "Gesticht door de zeer eerwaarde
Heer D. Giovanni Bosco, priester van het aartsbisdom Turijn, te Turijn
in het huis genoemd: Oratorio van de H. Franciscus van Sales, via Cot-
tolengo nr. 32, dat de aanpalende kerk van Maria, Hulp der Christenen
bezit en bedient." Het begon aldus: "Vanuit dit huis ontstonden in
augustus van het jaar 1877 ernstige moeilijkheden voor de aartsbisschop
van Turijn, en hij denkt dat het betaamt ze uiteen te zetten voor hunne
Eminenties de kardinalen en sommige aartsbisschoppen en bisschoppen."
Onmiddellijk daarna kwam het verhaal van Don Perenchino, gevolgd door
dat van de missen. Deze dubbele uiteenzetting werd besloten met te zeg-
gen dat heel de oorzaak van de klachten van de aartsbisschop van Turijn
betreffende de salesianen hierin lag, dat zij de kerkelijke wetten niet
onderhielden. Het werkje eindigde aldus: "Op 9 september schreef de
aartsbisschop van Turijn aan Don Rua, plaatselijke overste van het Ora-
torio van Turijn, dat, wanneer in een brief ondertekend of door Don Bos-
co of door Don Rua of door Don Lazzero de salesianen zouden verklaren
dat zij spijt hadden over de vergissing begaan op 26 augustus en er ver-
giffenis over vroegen, hij, de aartsbisschop, volledig zou gezwegen heb-
ben over deze onaangename zaak. Anders zou hij doen wat hij gepast oor-
deelde voor de handhaving van zijn decorum en zijn gezag. Tot op heden
had hij geen antwoord ontvangen. En dit was dan de reden waarom er een
uiteenzetting volgde van deze zaken. Nochtans zou reeds de christelijke
nederigheid, waarzonder geen kloostergeest kan bestaan en waarin we-
zenlijk het leven van iedere congregatie van kloosterlingen en van ieder
(1) Wat de bevordering naar Turijn betreft werd er gezegd dat deze vooral te danken was
aan Pius IX en hiervoor heeft men het getuigenis ingeroepen van kanunnik Virginio
Marchese, pastoor van Cardè in het bisdom Saluzzo, een van de stenografen op het
Vaticaans Concilie. Dit getuigenis staat ook vermeld in La Cività Cattolica (jaar
1915, boekdeel IV, blz. 627). Aan Mgr. Marchese gaf Pius IX opdracht bij gelegenheid
van de afscheidsaudiëntie, nadat hij vernomen had dat hij terugkeerde onder het gezag
van Mgr. Gastaldi, aan zijn bisschop mee te delen dat de heilige Vader nooit de
diensten door hem aan de kerk gedurende het concilie bewezen, zou vergeten. Maar dat
neemt niet weg:
1° dat er nadien "ernstige moeilijkheden" rezen;
2° dat deze vereffend werden dank zij "de voorstellen en de bezorgdheid" van Don
Bosco. Trouwens, Monseigneur trekt hier deze zaak niet in twijfel en Don Bosco zou
hem hieraan in zijn brief van 1875 niet herinnerd hebben indien het geen onbetwist-
bare waarheid zou geweest zijn. De zaak was niet enkel door hen beiden bekend, maar
ook te Rome en elders (zie boekdeel XI, blz. 112-3 en hiervoor blz. 23).

32.10 Page 320

▲back to top


- XIII/316 -
lid van een dergelijke congregatie bestaat, voldoende moeten zijn om
te bekennen dat bij de gebeurtenis van 26 augustus en bij de gebeurte-
nissen welke eraan voorafgingen, zeer zware vergissingen begaan werden,
indien niet vrijwillig, dan toch in de geest en de verbeelding. Daar
deze vergissingen het goddelijk bisschoppelijke gezag en het kerkelijke
gezag van de aartsbisschop in het gedrang hebben gebracht, bestaat er
een strikte verplichting dit vergrijp te herstellen door minstens de
vergissing te bekennen en er vergiffenis voor te vragen."
Voor beide partijen was de zetel van de zaak voortaan Rome. Dat
wordt duidelijk gezegd in de volgende zinnen van kardinaal Oreglia in
een van zijn brieven, met meer nauwkeurigheid, in zijn brief van 15 ok-
tober aan Don Bosco: "Ik weet niet hoe ik de brief moet verklaren die U
toegestuurd werd door kardinaal (Ferrieri), vooral nu, op een ogenblik
dat de secretarieën gesloten zijn. Maar dat belet niet dat U een beroep
zou doen, zoals ik U gisteren telegrafisch voorgesteld heb, op de hei-
lige Vader. Het schijnt me toe dat U daarin moet aandringen opdat gans
deze aangelegenheid door de volledige congregatie zou behandeld worden.
Ik zie niet in hoe U anders uit het slop zult geraken."
Don Bosco volgde dan de onderrichtingen van kardinaal Oreglia op.
Hij nam zijn memorie van 14 september aan kardinaal Ferrieri gericht
(1), wijzigde het briefhoofd en het slot, bracht er wat veranderingen en
aanvullingen aan toe en bood het aan de heilige Vader aan. Voor ons is
belangrijk de aanvulling welke wij vinden onder Gevolgen na de tweede
alinea: "Toen iemand opmerkingen hierover aan de aartsbisschop gemaakt
had, moest hij mondeling en schriftelijk antwoorden dat zijn brief fout
begrepen was. Maar voor wie de brief leest, schijnt het dat hij in geen
andere betekenis kan verstaan worden dan in die van een echt verbod.
Toen de heer Occelletti zich bij de Ordinarius had aangeboden om de
voorgeschreven toelating te bekomen, werd deze hem individueel op de
meest formele wijze verleend.(2) Waarom een dergelijke toelating verle-
nen, als er geen verbod geweest was? Dit wordt bevestigd door de ge-
beurtenis met de pastoor van Sint-Petrus en Paulus. Hij vroeg dat een
van onze priesters zou mogen voortgaan met het celebreren in zijn kerk.
De vicaris-generaal antwoordde hem dat, indien die priester een salesi-
aan was, hij er zich niet wou mee bemoeien, maar dat, indien hij niet
tot de congregatie van de salesianen behoorde, hij vrijelijk mocht blij-
ven celebreren.
Bovendien waren er enkele van onze priesters die naar huis wa-
ren gegaan, waar hun ouders hun vroegen de mis te celebreren. Ze vroe-
(1) Zie hiervoor blz.
(2) De heer Occelletti ontving volgend biljet : "Turijn, 25 augustus 1877. De Eerw. Heer
Don Berto heeft de bevoegdheid de mis te celebreren, te prediken en de biecht te
horen in het Oratorio van de heer commandeur Occelletti en de mis te celebreren in
om het even welke kerk zn publiek of privaat Oratorio van dit aartsbisdom en dit
volgens ons welbehagen.
+ Lorenzo, aartsbisschop.

33 Pages 321-330

▲back to top


33.1 Page 321

▲back to top


- XIII/317 -
gen dat aan de pastoor, maar het werd hun geweigerd en er werd bijge-
voegd dat hij dit deed op voorschrift van zijn overste. Op de zondag van
de heilige Rozenkrans ging een van onze pas gewijde priesters, leraar
Giovanni Cinzano enkele dagen thuis in zijn familie doorbrengen. Hij
ging naar de kerk om te celebreren maar kreeg onmiddellijk als antwoord
van zijn pastoor (van Pecetto bij Turijn) dat hij hem dit niet mocht
toelaten op bevel van de aartsbisschop, een bevel dat hij persoonlijk
ontvangen had, veertien dagen voordien."(1)
Wij keren thans terug tot het naamloze werkje en voegen er nog
aan toe dat wij er een kopij van bezitten voorzien hier en daar in de
rand van kanttekeningen door een gezaghebbende persoon van de heilige
congregatie van bisschoppen en Regulieren.(2)
Bovenaan het eerste blad staat met potlood geschreven: "Het zou
beter geweest zijn inter te et ipsum solum ac postea dic Ecclesiae.
Uit zich zelf op de openbare pleinen gaan staan kan niet goedgekeurd
worden." En op het einde in paarse inkt: "Kinderachtigheden onder de
vorm van geroddel en woordspelingen."
Nu blijft er ons nog over een verklaring te geven van de redenen
tot het lange stilzwijgen waarover in het werkje geklaagd wordt. Na de
(1) Andere varianten van minder belang zijn de volgende. Op het einde van de vijfde
alinea maakte hij een rechtzetting. In plaats van "gedurende een termijn van twintig
dagen" veranderde hij dit en voegde hij er wat aan toe "voor een termijn van
achttien dagen en daarna voor onbepaalde duur". Onder GEVOLGEN werd de eerste alinea
aldus gewijzigd: "Om ruchtbaarheid en ergernis te vermijden, werd dadelijk een brief
gezonden aan alle kerken waar wij dienst doen opdat zij zich zouden voorzien van de
vereiste toelating en priester Perenchio heeft niet meer gecelebreerd in de kerk van
de congregatie zoals de salesianen niet meer celebreren buiten hen kerken." IN de
tweede alinea moet het "hij kon" van de tweede zin de plaats ruimen voor "hij
wilde." De alinea die komt na de bovenvermelde aanvulling en de derde alinea was in
de eerste redactie, ondergaat thans volgende wijziging: "Na deze feiten te hebben
uiteengezet, smeekt de verzoeker enkel, zonder iemand te willen beschuldigen, hem
een raad te willen geven over de weg welke hij moet volgen om niets te doen tegen de
bepalingen van de H. Stoel bij de goedkeuring van de kerkelijke congregaties en te
beletten dat dergelijke spijtige en schadelijke gebeurtenissen zich nog zouden
voordoen."
(2) Het geschrift van de kanttekeningen is hetzelfde als dit van een lange mededeling
van 12 maart 1878 over de privileges. Dit komt voort van dezelfde Congregatie en
draagt de handtekening van kardinaal Ferrieri. De stijl is streng zoals dat gaat bij
de Curie. Onze kopij heeft bovendien midden in het drukwerk 32 aantekeningen met de
pen, die overeenstemmen met evenveel opmerkingen door Don Bosco gedaan en aan de
heilige Congregatie gezonden met dit voorwoord; "Hier gaat het over feiten die alle
draaien rondom een arme en ontluikende congregatie. Indien deze feiten overeenstem-
men met de waarheid, dan zou ze niet waardig zijn te bestaan. Daarom is de overste
verplicht tegenover zijn onderdanen en om zijn verplichtingen tegenover de heilige
Stoel, deze feiten recht te zetten en uit te leggen aan het gezag dat ze moet in
orde brengen."

33.2 Page 322

▲back to top


- XIII/318 -
briefwisseling tussen Don Lazzero en kanunnik Zappata was de eerste me-
dedeling welke de oversten van de salesianen met de Curie over deze zaak
hadden, een brief van Don Rua, op datum van 4 november. Er waren drie
redenen die Don Rua tot schrijven verplichtten. Op 2 november werd door
de ondersecretaris theoloog Maffei aan Don Rua gevraagd, op bevel van de
aartsbisschop, of Mgr. Ceccarelli wel voorzien was van de brieven nodig
voor het uitoefenen van het heilig ministerie in het aartsbisdom en werd
hij aangemaand ze in de Curie aan te bieden. "Het zou Monseigneur erg
spijten - verwittigde de schrijver - "dat deze geestelijke bij zijn
terugkeer naar Amerika zou moeten zeggen dat men in het diocees Turijn
de kerkelijke wetten niet naleeft." Bovendien was er het geval van Don
Giuseppe Pavia, directeur van een Oratorio voor zon- en feestdagen, en
die al de toelating had ontvangen voor het biechthoren van de gelovigen
in een diocees van een voorstad van Albano Laziale. Daar hij zich niet
voor het vereiste examen kon aanbieden voor Allerheiligen, had hij om
vergunning gevraagd de biecht te mogen horen van zijn jongens ten minste
voor die enkele dagen van grote toeloop. Maar de aartsbisschop antwoord-
de hem dat hij er niet aan dacht enige bevoegdheid te verlenen, zolang
zijn oversten niet om vergiffenis hadden verzocht. Eindelijk werd een
ander salesiaans priester, Don Porrani, die al een jurisdictie had om
biecht te horen, verplicht een nieuw examen af te leggen. Hij onderwierp
er zich gewillig aan en kwam eruit met de titel van peridoneus. Toen hij
echter om de bevoegdheid verzocht ontving hij hetzelfde antwoord als de
vorige priester. Toen was het dat Don Rua, algemeen perfect van de
congregatie aan theoloog Maffei schreef.
"
Beste Theoloog Maffei,
"
"
Ik heb het genoegen je te antwoorden op de aangename brie-
" ven welke je mij de jongste tijd gezonden hebt. Vooreerst ver-
" zoek ik je te willen bekend maken aan Mgr. de aartsbisschop dat
" het ons zeer spijt dat Monseigneur dit ongenoegen opliep, toen
" verleden maand zich die narigheid van de missen voordeed.
"
Je kunt hem ook meedelen dat om ons verdriet nog te ver-
" hogen er nog een berisping bijkwam wegens deze reden vanwege de
" hooggeëerde congregatie van de Bisschoppen en Regulieren.
"
Ik zou al vroeger hierover hebben willen schrijven aan
" zijne Excellentie, maar omdat ik wist dat de zaak verzon-
" den was naar bovengenoemde congregatie, scheen mij dit ongepast
" uit vrees zaken te zeggen die de ene of de andere partij konden
" schaden. Daar ik echter vernomen heb dat zijne Excellen-
" tie in zijn verlichte wijsheid thans al wenst dat ik over deze
" aangelegenheid zou schrijven en dit zelfs als onontbeerlijke
" voorwaarde stelt om de voorlopige bevoegdheid

33.3 Page 323

▲back to top


- XIII/319 -
" tot biechthoren te verlenen aan onze priester D. Giuseppe Pavia
" en om de biechtjurisdictie te geven aan onze priester D. Alessan-
" dro Porrani (die bij dit examen afgelegd in dit aartsbisdom
" in augustus van dit jaar de graad van Peridoneus ontving) wil
" ik graag je wens inwilligen.
"
Wat de laatste brief in datum betreft van gisteren betref-
" fende Mgr. Ceccarelli, kun je Monseigneur de verzekering ge-
" ven dat hij de gevergde bevoegdheden bezit voor de uitoefening
" van het heilig ministerie in dit aartsbisdom. Wat de brieven be-
" treft meen ik dat hij deze bij de Curie heeft aangeboden, hoewel
" ik dit niet met volstrekte zekerheid kan bevestigen, omdat hij
" sinds enkele weken teruggekeerd is naar zijn geboortestad.
"
Gelieve intussen zo vriendelijk te willen zijn in onze
" plaats de heilige ring van Zijne Excellentie te kussen en ont-
" vang bij voorbaat mijn dank en mijn hartelijke groeten, waarmee
" ik teken als
"
" Turijn 4 november 1877.
je toegenegen in Jezus en Maria
"
Pr. Michele Rua.
Maar waarom had men zo lang gewacht om in te gaan op de uit-
nodiging van de aartsbisschop? en waarom na zo lang getoefd te hebben de
zaak aldus met enkele woorden afhaspelen? Dit moet de lezers wel verba-
zen. Welnu, die verrassing zal ophouden nadat ze zullen kennis genomen
hebben van de passage van een brief geschreven door Don Rua aan Don Bos-
co, die zich te Rome bevond (1): "Bij het overgaan naar iets anders,
herinner ik U een zaak, indien U ze zou vergeten zijn. In zijn laatste
werkje beschuldigt Monseigneur ons ervan dat hij geen antwoord ontvangen
heeft nadat hij mij had laten horen, dat ik een brief zou schrijven om
hem vergiffenis te vragen over wat er gebeurd was met de missen. Hij mo-
ge dan weten dat wanneer ik deze suggestie ontving, wij ons te Lanzo be-
vonden en U weet hoe we in beslag waren genomen en of er ons tijd over-
bleef om brieven te schrijven die zoveel overweging vergden. Anderzijds
gaf ik er de voorkeur aan mij persoonlijk aan te bieden, nu ik gezien
had wat het uitwerksel geweest was van de brief die Don Lazzero geschre-
ven had. Op een van de eerste dagen na mijn terugkeer uit Lanzo ging
ik naar het aartsbisdom en omdat ik zijne Excellentie niet kon spreken,
sprak ik met zijn secretaris C. Chiuso en betuigde ik hem mijn leedwe-
zen wegens het wederzijds ongenoegen dat wij met deze zaak gehad hadden.
Ik liet echter opmerken dat wij gehandeld hadden zoals de voorzichtig-
heid en de christelijke liefde het ons scheen in te geven. Kort daarna
liet de secretaris mij verstaan dat Monseigneur de brief verlangde en
ik heb hem dan geschreven in de zin van de mondeling afgelegde verkla-
ring."
(1) Turijn, 6 januari 1878.

33.4 Page 324

▲back to top


- XIII/320 -
De brief van 4 november bevatte weliswaar de mondelinge uitleg,
maar de aartsbisschop liet antwoorden dat hij hem niet goed vond, zo-
wel omdat hij laattijdig was, als omdat hij niet beantwoordde aan de
vorm welke hij voorgeschreven had. De vertraging van het antwoord was
te wijten aan de onmogelijkheid een verklaring af te leggen zoals ge-
eist werd, omdat dit de erkenning zou geweest zijn van een schuld die
niet bestond.
Maar nu deed er zich een nieuw incident voor. Don Angelo Rocca
van Rivara bij Turijn was door zijn pastoor uitgenodigd geworden zich
naar zijn dorp te begeven om er een H. Mis te celebreren en een preek
te houden op het feest van Sint-Jan Baptist. Hij vroeg hiervoor de toe-
lating. De secretaris antwoordde dat Monseigneur vooreerst vier zaken
wou weten: 1° waar hij zijn theologische studies gedaan had; 2° van wie
hij de toelating had ontvangen om in de salesiaanse congregatie te tre-
den; 3° wanneer hij zijn geloften had afgelegd; 4° waarom hij zich niet
bij hem aangeboden had voor de wijdingen. De wens van de aartsbisschop
werd door de aartspriester ingewilligd tegen de wil in van Don Rocca.
Dan antwoordde kanunnik Chiuso dat, niettegenstaande alles, de aarts-
bisschop aan Don Rocca niet toeliet te Rivara te celebreren, terwijl hij
eraan toevoegde dat hij meende dat Monseigneur aldus tegen hem in het
bijzonder optrad om hem te straffen voor het feit dat hij suo invito uit
het seminarie getreden was. Don Rocca die gezien had dat de zaken een
slechte wending namen, verscheen slechts voor enkele ogenblikken op het
feest waarvan zijn vader de "prior" was. In september echter moest hij
zich voor belangrijke familiezaken naar Rivara begeven. Hij hield eraan
te celebreren (1) en daarom nam hij zijn toevlucht tot een expediënt.
Hij bezat in het ouderlijke huis een private kapel, waarvan hij het
eigendomsrecht had afgestaan aan de congregatie samen met het gedeelte
van het gebouw dat hem toekwam. Hij beschouwde dit kapelletje dan als
geopend in een huis van de congregatie en dat hierdoor buiten de juris-
dictie viel van de bisschop. Daar celebreerde hij gedurende een week,
behalve op zondag. De zaak kwam Monseigneur ter ore. Hij liet aan Don
Rua het volgende schrijven.
"
Zeer Eerwaarde Heer,
"
"
Zijne Excellentie Monseigneur de aartsbisschop heeft mij
" gelast U te schrijven dat hij erover ingelicht werd, dat pries-
" ter Don Rocca van Rivara, die uit het seminarie van Turijn ge-
" treden is zonder dat iemand het wist en tot de salesiaanse con-
" gregatie toegetreden is zonder aan de aartsbisschop getuig-
" schriften te vragen, zich vóór enkele maanden verschillende da-
" gen in zijn geboortedorp heeft opgehouden en er de H. Mis gece-
" lebreerd
(1) Brief van Don Rocca aan Don Berto, Spezia, 29 december 1877.

33.5 Page 325

▲back to top


- XIII/321 -
" heeft in zijn eigen huis. Aan de administrator van de parochie
" Rivera heeft hij gezegd dat hij hierbij van het recht gebruik
" maakte van het private Oratorium dat aan de Salesianen toege-
" staan was.
"
Monseigneur de aartsbisschop wenst een van de zwaarwich-
" tigste verplichtingen van zijn ministerie te vervullen, name-
" lijk zorgzaam te waken over de H. Eucharistie. Hij vraagt daar-
" om door mijn bemiddeling aan D. Rua mededeling van het pause-
" lijk rescript, waarbij de heilige Vader aan de salesianen in
" het algemeen een privaat Oratorio toestaat.
"
Met alle verschuldigde achting
"
" Turijn 9 november 1877.
uw eerbiedige dienaar
"
Theologant Francesco Maffei,
"
secretaris van de aartsbisschop.
Don Rua antwoordde dat Don Rocca uit het seminarie getreden was
met de toelating van zijn oversten wegens gezondheidsredenen en dat hij
daarna in de congregatie getreden was, nadat Don Rocca en hij zelf de
getuigschriften gevraagd hadden. Men had deze niet bekomen en daarom
had men zich tot de heilige congregatie van de Bisschoppen en Regulie-
ren, gewend in overeenstemming met de decreten van 25 januari 1848 over
de status van de Reguliere geestelijken. Hier volgt het antwoord van de
aartsbisschop:
"
Zeer Eerwaarde Heer,
"
"
Zijne Excellentie heeft uw brief van 12 dezer gelezen en
" gelast mij u mee te delen dat het niet mogelijk is dat U of Don
" Rocca hem de getuigschriften voorgeschreven op 25 januari 1848
" zouden gevraagd hebben. Immers: 1° Hij herinnert er zich niets
" van; 2° hij herinnert zich echter zeer goed dat tot hiertoe
" voor geen enkele van zijn diocesanen door de salesiaanse congre-
" gatie getuigschriften gevraagd werden; 3° dat men slechts in een
" of twee gevallen zijn toestemming maar niet de getuigschriften
" gevraagd heeft; 4° dat, indien men voor D. Rocca de getuig-
" schriften zou gevraagd hebben en deze geweigerd zouden zijn door
" Mgr. de aartsbisschop en men daarna beroep zou hebben gedaan op
" de heilige congregatie van de Bisschoppen en Regulieren, deze
" niet zou nagelaten hebben, zoals dit het bestendige gebruik is,
" het verhaal mee te delen aan Mgr. de aartsbisschop en hem de
" reden van zijn weigering te vragen. Dit werd niet gedaan voor
" D. Rocca. Monseigneur besluit dus dat het niet waar kan zijn dat
" de getuigschriften voor D. Rocca zouden gevraagd zijn en dat het
" hem erg spijt dat de salesianen nu eens op deze dan weer op gene
" manier hem last berokkenen en gewichtige redenen tot mistevre-
" denheid geven.

33.6 Page 326

▲back to top


- XIII/322 -
"
Met de vereiste achting verblijf ik
"
" Turijn, 13 november 1877
uw nederige dienaar,
"
Theoloog Francesco Maffei,
"
ondersecretaris van de aartsbisschop
Don Bosco werd van alle kanten in het nauw gebracht. Op 14 no-
vember nodigde een brief van kardinaal Ferrieri hem uit de bevoegdheden
en privileges hem door de paus toegestaan voor te leggen.
"
Zeer Eerwaarde Heer,
"
"
Met het oog op sommige klachten welke Mgr. de aartsbis-
" schop van Turijn aan Zijne Heiligheid heeft gedaan, ten laste
" van U en van uw instituut en waarvan Zijne Heiligheid het onder-
" zoek heeft toevertrouwd aan deze heilige Congregatie van Bis-
" schoppen en Regulieren, is het noodzakelijk dat U duidelijk en
" met alle nauwgezetheid zoudt laten weten welke bevoegdheden en
" privileges U werden verleend en waarvan U geniet door een wel-
" willende toelating van de Heilige Stoel, opdat dit zou dienen
" als norm voor een aandachtig onderzoek dat hunne Eminenties
" hierover zullen doen. Dit moest ik U meedelen en moge God U
" bewaren. Tot genoegen.
"
" Rome 14 november 1877
Kardinaal E. Ferrieri Prefect
"
A. Aartsbisschop van Mira, Secre.
Op 15 november waarschuwde de aartsbisschop Don Bosco dat de pu-
blicatie door hem in het aartsbisdom gedaan over de aflaten verleend aan
de medewerkers "abnormaal" was en daaruit de verplichting ontstond dit
aan heel de clerus mee te delen. Hij had reeds zijn moeilijkheden uit-
eengezet aan kardinaal Asquini, secretaris van de heilige Congregatie
van de Breven. Na lang wachten had hij een antwoord ontvangen dat aan-
leiding gaf tot nieuwe opmerkingen en hierop had hij nooit meer iets
vernomen. Hij was het nu beu nog langer te wachten en drukte aan Don
Bosco zijn vurige wens uit de publicatie van deze aflaten in zijn dio-
cees te schorsen tot de moeilijkheden volledig zouden opgelost zijn.
"En dit" - liet hij schrijven - "niet omdat het aan Mgr. de aartsbis-
schop niet zou behagen te zien dat het heilige werk dat de salesiaanse
congregatie zich tot doel stelt door speciale genaden zou geholpen wor-
den, maar omdat het zijn strikte plicht was waakzaam te zijn en dat het
belang zelf, niet het voorbijgaande maar het bestendig belang van de
salesiaanse congregatie vergde dat alles zou verlopen volgens de voor-
schriften van het kerkelijk recht." Wat zijn inzicht betreft aan de
pastoors een bericht te verspreiden over de ongeldigheid van die afla-

33.7 Page 327

▲back to top


- XIII/323 -
ten, hield hij rekening met de opmerkingen hem gemaakt door een voor-
zichtig persoon en liet hij de idee varen. Toch hield hij er niet mee
op, stappen te zetten voor het nietig verklaren van de Breve tot op het
ogenblik dat hem meegedeeld werd dat de vereniging van de salesiaanse
medewerkers canoniek was opgericht door de aartsbisschop van Genua in
zijn aartsbisdom en dat hij er het centrum van bepaald had in het tehuis
van Sint-Vincentius te Sampierdarena. Nooit werd echter het drukken van
deze Breve in het diocees van Turijn toegelaten. Maar hiervoor verwijzen
wij onze lezers naar hoofdstuk IV van het XIde boekdeel.
In diezelfde dagen haalden te Rome zij, die wilden dat de sale-
sianen zich zouden terugtrekken uit het bestuur van de "Concettini", de
bovenhand en begonnen te Turijn de moeilijkheden voor de wijdingen van
Graaf Cays. Men vergete niet dat op 14 november het vertrek van de mis-
sionarissen plaatshad en, in tegenstrijd met wat hun voorgangers hadden
verkregen, konden zij de zegen van de aartsbisschop niet ontvangen. Toen
dan Don Bosco teruggekeerd was van Sampierdarena na het vertrek van de
expeditie, moest hij zich gaan bezig houden met het verzoek van kardi-
naal Ferrieri dat hem onverwachts overvallen had en dat hem met vertra-
ging bereikt had, wegens zijn afwezigheid. Hij begaf zich dan naar het
college van Borgo S. Martino en schreef aan zijn secretaris Don Berto:
"
Mijn beste D. Berto,
"
"
Goeden dag. Mij werd zo pas een brief overhandigd van
" kardinaal Ferrieri, die wegens nieuwe klachten van de aartsbis-
" schop bij de Heilige Vader ons om een kopie verzoekt van al
" de privileges welke aan onze congregatie verleend werden. Zoek
" daarom een secretaris die een leesbaar geschrift heeft en laat
" hem dan, in chronologische orde de decreten afschrijven te be-
" ginnen met het jaar 1864 tot op heden toe, de rescripten en de
" Breven erin begrepen.
"
Sierlijkheid komt hier niet te pas. Een zindelijke schrijf-
" boekje volstaat. Voor het overige zullen we vrijdag zien wat we
" te doen hebben. Geef er kennis van aan P.R. (1).
"
Moge God ons allen zegenen en geloof mij in J. Chr.
"
" B.S. Martino, 21-11-77
je toegenegen vriend
"
Pr. Gio. Bosco.
Terwijl deze zaak hem niet weinig bezig hield, moest hij er zich
eveneens op voorbereiden zijn goed recht te laten gelden voor de Romein-
se Congregaties. Met dit deel gelastte hij Don Berto documenten te ver-
(1) Namelijk Pater Rostagno s.j.

33.8 Page 328

▲back to top


- XIII/324 -
zamelen over de voornaamste aangelegenheid, zoals we zullen zien hij
onze chronologische uiteenzetting van de feiten. "Het eerste document
was de volgende verklaring van Don Perenchio, door wie prima mali labes
gekomen was.
De ondergetekende verklaart dat gedurende de enkele dagen die
hij doorbracht te Turijn in het huis, genoemd Oratorio van de H. Fran-
ciscus van Sales, hem geen enkele verklaring of decreet van schorsing
meegedeeld werd, noch vanwege de bisschop van Ivrea, noch vanwege de
aartsbisschop van Turijn.
Eerst op 24 augustus zei mij pr. Michele Rua dat Zijne Excellen-
tie Mgr. Lorenzo Gastaldi niet meer wou dat men mij de mis liet celebre-
ren in zijn diocees en daarom gaf hij mij de raad uit het huis weg te
gaan.
Hoewel dit een kerk was van de salesiaanse congregatie en dit mij
niet gezegd werd uit naam van mijn Ordinarius, heb ik nochtans dadelijk
opgehouden te celebreren en ben ik onmiddellijk vertrokken uit het Ora-
torio van de H. Franciscus van Sales en uit het diocees Turijn.
Costigliole di Saluzzo 22 november 1877
Pr. Giovanni Perencho Gemeenteonderwijzer.
Op dezelfde dag gaf de pastoor van Pecetto aan Don Bosco uitleg
over het geval van Don Cinzano, die hij belet had in zijn parochie te
celebreren. De kwaadsprekers hadden er een voorwendsel in gevonden om
te zeggen dat ook die pastoor zich tegen Don Bosco gekeerd had.
"
Eerbiedwaardige D. Bosco,
"
"
Niet alleen ben ik geen tegenstander van Don Bosco maar
" bewonder en vereer hem, en niet alleen sta ik niet vijandig te-
" genover de congregatie, maar aanzie ik ze als een bijzonder werk
" van de Voorzienigheid, zeer geschikt voor onze tijd. Deze gevoe-
" lens draag ik niet enkel in mijn hart, maar ook op de lippen en
" ieder die met mij omgang heeft, kan dit getuigen. En hoewel ik
" niet het geluk gehad heb, als leerling van een van uw colleges
" aanspraak te kunnen maken op uw bijzondere genegenheid, weet U
" toch wel hoe dikwijls ik verlangd heb een van uw zonen te zijn
" en zult U zich herinneren hoe dikwijls ik U verzocht heb mij
" als dusdanig te aanzien, hoewel ik het niet verdiende. Daarom is
" het vermoeden, dat tot uiting kwam in uw brief van gisteren en
" dat door sommigen te mijnen laste gezegd wordt, vals en voor wie
" mij kent is het vermetel en misschien boosaardig en ik verzoek U
" er geen aandacht aan te schenken. Maar U zegt: waarom hebt U
" geen vergunning gegeven aan mijn priester Cinzano de H. Mis te
" celebreren op de plechtigheid van de heilige Rozenkrans? Voor wie

33.9 Page 329

▲back to top


- XIII/325 -
" rechtzinnig van hart en geest is, zal het niet moeilijk vallen
" het waarom te begrijpen en U zult mij zeker niet veroordelen,
" wanneer U alles zult weten. Ik meende niet dat het Monitum nr.
" 12 door Monseigneur de aartsbisschop in de kalender van dit jaar
" geplaatst zo zwaarwichtig was dat ik het niet in ruime zin mocht
" interpreteren ten voordele van een van mijn parochianen en hem
" toe te laten minstens één keer te celebreren. Dus voor wat mij
" aangaat en alleen om die reden zou ik hem voldoening hebben ge-
" schonken, ook al zou ik hiervoor een berisping hebben opgelopen,
" zodat ik nog meer de genegenheid zou verloren hebben van Monseig-
" neur (bij wie, terloops gezegd, sommige boze mensen mij reeds de
" dienst bewezen, die ze zich nu beijveren mij tegenover U te be-
" wijzen). Maar dit werd belet door een speciaal verbod en wel het
" volgende. Toen ik in de loop van de voorbije herfstvakantie ging
" biechthoren te S. Eremo, vroeg Monseigneur, die Cinzano reeds
" kende, mij nieuws over hem en ik antwoordde hem dat ik het niet
" met zekerheid kon zeggen, maar dat ik meende, volgens wat in het
" dorp gezegd werd, dat hij binnen het jaar priester zou gewijd
" worden. Toen zei Monseigneur mij: - "En zal hij naar Pecetto ko-
" men om er de mis te celebreren?" - Waarop ik hem antwoordde:
" Niemand heeft mij er iets over gezegd, maar het schijnt me toe
" dat hij op de een of andere dag stellig zal komen." - "Welnu",
" besloot Monseigneur - "herinner U dan het Monitum uit de kalender,
" onderhoud het en doe het onderhouden." Kon ik daarna nog toelaten
" aan Don Cinzano te celebreren en heb ik er dan schuld aan, wan-
" neer ik het hem niet toegelaten heb? Ik meen van niet en ik waag
" het te hopen dat U mij zult willen verontschuldigen en U zult wil-
" len gewaardigen de boze tongen te doen zwijgen die trachten mij
" bij U in diskrediet te brengen enz. enz. Met vertrouwen dat U van
" mijn brief met uw bekende voorzichtigheid zult gebruik maken en
" ik er geen ongenoegen zal door beleven, verzoek ik U mij opnieuw
" in uw gunst op te nemen, aan mij te denken in uw gebeden en mij
" te willen geloven wanneer ik mij van U betuig
"
"
de zeer verknochte dienaar
"
D. Perlo, pastoor van Pecetto bij Turijn.
" Pecetto bij Turijn, 22 november 1877.
Op dezelfde datum zond Don Bosco aan de aartsbisschop het ant-
woord over de dubbele aangelegenheid van de aflaten en van Don Rocca.
Pater Rostagno had hem hiervoor het ontwerp klaargemaakt.
"
Excellentie,
"
"
Als eerbiedig antwoord op uw geëerde brief van 9 dezer,
" aanzie ik het als mijn plicht U de verzekering te geven dat wat
" de mis betreft gecelebreerd door een salesiaans priester op 16

33.10 Page 330

▲back to top


- XIII/326 -
" september van dit jaar in een privaat Oratorium van Rivara, ik
" niet het inzicht heb mij op enig privilege te beroepen. De pries-
" ter die dit deed kon de toelating niet bekomen te celebreren om-
" dat hij daarin verhinderd werd door zijn pastoor en meende te
" goeder trouw en steunende op redenen die hem voldoende schenen
" te zijn, dat het hem in die omstandigheid toegelaten was te ce-
" lebreren in die plaats welke het eigendom was geworden van de
" congregatie van de salesianen. Indien hij de tijd zou gehad heb-
" ben mij hierover een vraag te stellen, zou ik het niet toege-
" staan hebben en zou ik het aan niemand toestaan bij de huidige
" stand van zaken. Ik hoop, nu er tegenover God geen enkele fout
" begaan werd, dat deze vrijmoedige verklaring bij U een goed ont-
" haal zal vinden en ik smeek U hierom met alle eerbied.
"
Wat de kwestie van de aflaten voor de medewerkers betreft,
" zou het mij zeer spijten, mocht de beoordeling hiervan door uwe
" Excellentie ter kennis zou worden gebracht van het publiek, zelfs
" wanneer ze enkel aan de pastoors zou worden meegedeeld, eer het
" geval onderzocht wordt door de congregatie van de aflaten.
"
Want ik ben overtuigd dat deze publicatie een ergernis
" en een steen des aanstoots zou zijn voor gelovigen en ongelovigen
" die zonder twijfel in kennis ervan zouden gesteld worden. De con-
" gregatie zou er zeker schade onder lijden, omdat een zo ernstige
" beschuldiging haar niet anders dan kwaad zou kunnen doen, maar
" de ergste schade zou misschien niet voor de congregatie noch voor
" mij zijn. Het feit alleen van te weten dat er een geschil is, het
" feit alleen dat er hierover onenigheid getoond wordt zou reeds
" een gelegenheid zijn tot heel wat kritiek en tot tegenstrijdige
" beoordelingen, die niet alle ongunstig voor mij zouden zijn. Ik
" zou dan genoodzaakt worden een beroep te doen op de Romeinse
" Congregaties en wanneer, zoals ik geloof, de uitspraak dan voor
" mij gunstig zou zijn, dan zou het een groot nadeel zijn, als een
" dergelijke beslissing zou bekend raken! Ik wil U nochtans hele-
" maal niet verhinderen te doen wat uw ijver voor de godsdienst U
" ingeeft, maar vergun een onwaardig dienaar U te verzoeken dat U
" alvorens deze stap te zetten, wijze en voorzichtige personen
" zou raadplegen, al was het maar om U veilig te stellen voor
" alle kritiek en voor de boosaardigheid van de tegenstanders zo-
" als U reeds gedaan hebt door een brief in de kalender gepubli-
" ceerd (1). En dan
(1) Dit "zoals U al gedaan hebt" moet in verband worden gebracht met "alvorens deze stip
te zetten enz. De betekenis is gewrongen, maar om duidelijk te spreken had hij
openlijk moeten zeggen "zoals U niet gedaan hebt." Kortom, Monseigneur had die stap
gezet zonder "wijze en voorzichtige personen te ondervragen" en zo had hij de
kritiek van zijn tegenstanders opgelopen. Hier dan noemt Don Bosco oneigenlijk
"brief" een nota over Antonio Rosmini, gepubliceerd in het Calendarium liturgicum
van het jaar 1877 op blz. XVI-XVII. Wij hebben erover gesproken in het eerste
hoofdstuk van dit boekdeel. Zijne Excellentie antwoordde hem op 23 november naar
aanleiding hiervan: "De zinspeling die U maakt op mijn Kalender toont aan dat U
zich vergist en dat U deze vergissing al had moeten erkennen. Ik vrees geen kritiek
maar alleen de dwaling en, God zij dank, heb ik al door een gedrukt geschrift
bewezen aan wie dit nodig had, dat alles wat ik in de Kalender geschreven heb de
waarheid was, en ik had gelijk en was verplicht het te zeggen."

34 Pages 331-340

▲back to top


34.1 Page 331

▲back to top


- XIII/327 -
" waarom zouden we dit niet overlaten aan het rijpe en gezagheb-
" bende oordeel van de Romeinse Congregaties die niet zullen verzui-
" men de zaken met overleg te behandelen en te beoordelen volgens?
" recht Om alles wat ik denk rechtzinnig te zeggen, spijt het mij
" zeer dat de kwestie van het verbieden van de missen niet op de-
" zelfde wijze is behandeld geworden en dat een drukschrift, dat de
" naam draagt voorbehouden de beslissing vooraf is komen beïnvloe-
" den. Omdat het geschil door U naar Rome verzonden werd, zou het
" dan misschien niet opportuner geweest zijn het daar in orde te
" laten brengen? De heilige Congregatie zal nazien of deze publi-
" catie wel te pas is gekomen. Nu zal ik, tegen wil en dank moeten
" antwoorden en zeker zal een verdediging tegenover vrij ernstige
" aanklachten, waarin ik overtuigd ben gelijk te hebben, niet kun-
" nen gebeuren zonder een evenredig afkeurend oordeel van de aan-
" merkingen en verwijten door U uiteengezet tegen mijn manier van
" handelen. Ik vraag U bij voorbaat mij hiervoor te willen veront-
" schuldigen en indien het U zou toeschijnen dat ik in iets zou
" overdrijven, dan moet U dit toeschrijven aan de behoeften van de
" verdediging en aan het hevig ongenoegen dat ik voel. Maar waarom
" deze moeilijkheden niet behandelen met vaderlijke maatregelen en
" met de toegeeflijkheid die een ontluikende congregatie, die op-
" recht het goede wil, verdient? Ze kan zich wel vergissen uit on-
" wetendheid, maar zeker niet uit boosheid. God zal U en uw arme
" dienaar oordelen over de rechtschapenheid van onze inzichten,
" over de christelijke liefde en nederigheid waarmee we zullen
" gewerkt hebben, over de vlijt die we zullen betoond hebben in
" het vinden van de aangepaste middelen om de belangen van Zijne
" heilige godsdienst te verdedigen en te bevorderen. In Hem stel
" ik mijn vertrouwen.
"
De opmerking in onze congregatie een seminarist (thans
" D. Rocca) zonder getuigschriften te hebben opgenomen, die uit het
" gewaardeerd seminarie van Turijn verdreven was, kan ik niet zon-
" der antwoord laten voorbijgaan. Sta me toe U eraan te herinneren
" dat de getuigschriften vijfmaal werden aangevraagd door de semi-
" narist Rocca, eenmaal door D. Rua en eenmaal door de schrijver
" van deze brief, zonder ze ooit te kunnen bekomen. Als gevolg
" hiervan zijn we verder gegaan, volgens de onderrichtingen van
" de heilige Congregatie over de tucht van de reguliere geeste-
" lijken uitgevaardigd op 25 januari 1848 (Collectanea, blz. 891).
"
Terwijl ik U eerbiedig de hand kus, verblijf ik
"
" Turijn, 22 november 1877.
uw verknochte en
"
gehoorzame dienaar
"
Pr. Gio. Bosco.
Op 23 november antwoordde Monseigneur aan Don Bosco: "Het beste wat U
kunt doen is U aanbieden bij uw Monseigneur in geen andere geest dan

34.2 Page 332

▲back to top


- XIII/328 -
die van ootmoed en christelijke liefde. Dan zouden waarschijnlijk voor
uw goed en voor dat van uw congregatie en dat van het aartsbisdom Turijn
de beletselen tot de vrede uit de weg kunnen worden geruimd. Immers, zo-
als de huidige aartsbisschop zeer gaarne heeft meegewerkt bij het op-
richten van de salesiaanse congregatie, zo verlangt hij bij te dragen om
ze te behouden en uit te breiden. Op voorwaarde dat de prerogatieven van
het aartsbisschoppelijke gezag, die hij onder eed beloofd heeft te zul-
len handhaven, gaaf zouden blijven en dat er voordeel en geen nadeel
voor het aartsbisdom van Turijn zou uit voortvloeien." Hij raakte dan
twee andere hangende kwesties aan, namelijk de wijding van de twee cle-
rici medebroeders van graaf Cays en de oprichting van de kerk van Sint-
Jan Evangelist. Over dit laatste geschil zullen we later spreken. Op
dezelfde datum ontving Don Bosco een brief van de pastoor van Favria,
waarin hij rekenschap wou geven over een incident dat veel gelijkenis
vertoonde met dat waarin de pastoor van Pecetto een rol speelde.
"
Zeer Eerwaarde Heer,
"
"
Hierbij antwoord ik U op uw brief van 21 dezer, die ik de-
" ze ochtend ontvangen heb. Nieuws ten laste van de priesters is
" meestal te wijten aan onbekendheid van het feit of van de om-
" standigheden ervan. Ongelukkig kende ook de priester Paglia het
" tweede deel niet van nummer 12 van de Decreta et Monita ingelast
" in de Kalender van dit jaar.
"
Zodra hij het verbod vervat in dit decreet gelezen had,
" paste hij het op zich zelf toe en zei hij: Ik bezit die vergunning
" niet, ik mag niet celebreren. En tot mij spijt celebreerde hij
" niet. Maar een ander salesiaans priester D.Vota, kwam naar Favria.
" Hij bezat de vereiste vergunning en celebreerde meermaals. Zoals
" hieruit blijkt, heb ik niets verboden. Priester Paglia celebreer-
" de niet, uit gehoorzaamheid aan het voormeld decreet. Daarna gin-
" gen de tongen los uit onwetendheid. Indien echter mijn verzoek
" enige waarde heeft, dan zou ik U vragen het aldus te regelen dat
" zulke gevallen zich niet meer kunnen voordoen noch hier, noch el-
" ders. Geloof mij met alle achting te zijn
"
" Favria, 23 november 1877.
uw verknochte dienaar
"
Michele Bonino, Deken
Om beter de documenten bijeen te brengen, plaatsen wij hier even-
eens een brief van theoloog Arpino, pastoor van de parochie van de hei-
lige Petrus en Paulus, hoewel hij van iets latere datum is.

34.3 Page 333

▲back to top


- XIII/329 -
"
Eerwaarde Heer D. Bosco,
"
"
Op 25 augustus jl. zaterdag, bracht een brief van D.
" Lazzero mij ter kennis, dat op zondag daaropvolgend (26),
" ingevolge strenge beschikkingen van Zijne Excellentie Mgr. onze
" aartsbisschop, de salesiaanse priester de H.mis niet kan cele-
" breren voor mijn parochianen, de kinderen, in het Oratorio van
" Sint-Jozef. Daar ik hem niet door een andere priester kon vervan-
" gen, heb ik een beroep gedaan op de vicaris-generaal en gevraagd
" een uitzondering te willen toestaan op bovenvermelde beschikkin-
" gen, die mij onbekend waren. De heer vicaris liet mij weten dat
" hij er zich niet wenste mee te bemoeien. Zijne Excellentie be-
" vond zich niet te Turijn maar gelukkig kwam hij er nog diezelfde
" avond terug en ik heb dan van hem de verlangde toelating ontvan
" gen zodat de kinderen van het Oratorio de gebruikelijke mis ge-
" celebreerd door een salesiaanse priester konden bijwonen. Ik
" blijf U steeds erkentelijk voor de geestelijke bijstand, welke
" U door middel van de salesianen op de feestdagen geeft aan de
" kinderen, die aan mijn zorgen werden toevertrouwd en blijf met
" diepe eerbied
"
" Turijn, 12 december 1877. uw verknochte en verplichtend dienaar
"
F.Maurizio Arpino
"
Pastoor van de apostelen Petrus en Paulus.
Het vuur kreeg nieuwe brandstof bij de herdruk van het werkje van
Don Bosco, getiteld Maria, Hulp der Christenen. Wij hebben er al over
gesproken in een ander gedeelte van ons werk (1) en hier zullen wij er
enkel aan toevoegen wat daar niet gezegd werd. De kwestie was eigenlijk
weer ontvlamd na een paar jaren in mei 1877 door de publicatie van een
aflevering van de Letture Cattoliche, samengesteld door Don Lemoyne,
maar uitgegeven te Sampierdarena. Op 18 mei had Monseigneur in de Empo-
rio Popolare (2) het volgende artikeltje laten verschijnen onder het
briefhoofd van de aartsbisschoppelijke Curie: "De aflevering van de Let-
ture Cattoliche gepubliceerd in de maand mei van dit jaar met als titel
La Nuvoletta del Carmelo (Het wolkje van de Carmel) in plaats van uit te
gaan van de drukkerij van Turijn, zoals dit een onafgebroken gewoonte
geweest is sinds 25 jaar, werd gedrukt in een drukkertij te Sampierda-
rena. Na bladzijde 113 leest men er: Met vergunning van de kerke-
lijke_overheid. De lezers worden verwittigd dat deze overheid niet die
van de aartsbisschoppelijke Curie van Turijn is."
_______________________
(1) Boekdeel XI, blz. 449-455.
(2) Deze krant stond onder de leiding van de Pater Jezuïet Vasco.

34.4 Page 334

▲back to top


- XIII/330 -
Wat de grondslag was voor deze berisping kan men merken uit het
gedeelte van het artikel dat, na opmerkingen van een welwillend per-
soon, in de krant geschrapt werd en waarin het volgende gezegd werd:
"Aan het onderzoek waaraan het boek niet voorgelegd werd. In deze Cu-
rie werd bepaald dat van heden af de toelating tot het drukken van een
boek moet vergezeld zijn van de handtekening van Mgr. de aartsbisschop
of van zijn vicaris-generaal of van een van de pro-vicarissen of van
een andere geestelijke daartoe gemachtigd. Er wordt aan toegevoegd dat
het concilie van Trente in zijn 25ste zitting en in het decreet over
de aanroeping van de heiligen bepaalt dat_geen nieuwe mirakels meer
mogen aanvaard worden dan na erkenning en goedkeuring van de bisschop.
Uit deze zeer wijze ordonnantie van het concilie van Trente spruit
voort dat de verhalen over bovennatuurlijke zaken met de zinnen waar-
genomen welke door de bisschop niet erkend en goedgekeurd werden, geen
enkele titel hebben om geloofd te worden. De inhoud van dit geschrapte
gedeelte werd trouwens vermeld in titel XVIII van de Monita et Decreta
verschenen in de diocesane Kalender van 1878 met toevoeging van de be-
dreiging, algemeen pro forma, dat zou overgegaan worden tot het bedek-
ken van de beelden en het sluiten van de kerken, waarvan zou gezegd wor-
den dat er mirakels, niet vooraf door het bisschoppelijk gezag
bekrachtigd, zouden bekomen zijn.
Na het voornoemde artikel, drong Monseigneur op 19 mei aan: "Ik
aanzie het als mijn ernstige plicht een onderzoek in te stellen naar
de verhalen over bovennatuurlijke feiten waarvan gezegd wordt dat ze
in mijn diocees zouden gebeurd zijn op aanroeping van Maria, vereerd
als Hulp der Christenen in uw kerk te Turijn." Don Bosco antwoordde
hem:
"
Excellentie,
"
"
Ik ontvang een telegram uit Gribraltar dat de aartsbis-
" schop van Buenos Aires met vijftien Argentijnen morgen te Genua
" zal aankomen en dat ze hun intrek zullen nemen in ons tehuis te
" S. Pierdarena. Bij mijn terugkeer zal ik aanstonds voldoening
" schenken aan wat U in uw vorige brief meegedeeld hebt en zal
" ik enkele feiten aanduiden waarvoor het mij opportuun toe-
" schijnt een onderzoek in te stellen: of liever de personen op
" wie ze betrekking hebben zijn veel beter in staat een antwoord
" te verstrekken op de vragen welke hun zullen gesteld worden.
" Met grote verering verblijf ik
" Turijn, 31.5.77.
uw nederige dienaar
"
Pr. Gio. Bosco.
Dit onderzoek had nooit plaats omdat het geschil zich verder ont-
wikkelde en de kwestie voor Rome gebracht werd, zoals we reeds verhaald

34.5 Page 335

▲back to top


- XIII/331 -
hebben.(1)
Bovendien zullen we herinneren aan wat we al elders gezegd heb-
ben, namelijk dat het verbod van Trente beperkt wordt tot mirakels toe-
geschreven aan personen die niet zalig of niet heilig verklaard werden
en gestorven zijn in geur van heiligheid. Maar niettemin geldt het be-
sluit afgeleid uit de schikking van Trente, dat, zonder een authentiek
decreet van de geestelijke overheid, men geen geloof mag schenken aan
het verhaal van mirakels, omdat hier het authentieke getuigenis van
een wonderbaar feit vermengd wordt met de private overtuiging. Het eer-
ste moet bekleed zijn met kenmerken en formaliteiten door de wetten be-
paald, terwijl de andere zich tevreden stelt met min of meer zekere te-
kens volgens menselijk oordeel. Dus was het voldoende, zonder de waar-
heid te betwisten van de zaken gedrukt met het Nihil obstat van de
aartsbisschoppelijke Curie van Genua, te zeggen dat deze verhalen niet
authentiek waren, iets wat niemand ooit in twijfel had durven trekken.
Men weet immers wel dat wie een boek van dien aard drukt met de goed-
keuring van de ordinarius, nooit de bedoeling heeft te beweren dat deze
goedkeuring tezelfdertijd aan de zaken die men vertelt een historisch
karakter te verlenen maar dat deze goedkeuring enkel geldt voor de pu-
blicatie van het boek. Dat is de reden van de plechtige verzekeringen
die de auteurs moeten geven over de graad van geloofwaardigheid van hun
verhalen van wonderbare feiten. Toen nochtans de tweede uitgave, hier-
boven vermeld, verschenen was, liet de aartsbisschop in zijn antwoord
op een brief van Don Rua over dit onderwerp herhalen dat de salesiaanse
drukkerij "zich schuldig gemaakt had aan een zwaar verzuim tegenover de
aartsbisschoppelijke Curie van Turijn en de kerkelijke wetgeving, door
een nieuwe druk te laten verschijnen van het werkje, Maria, Hulp der
Christenen, niet goedgekeurd door de Curie, maar enkel door pater Sara-
ceno, kerkelijk revisor en... gepubliceerd tegen de inzichten van Mon-
seigneur" en dat de uitgave van 1877 "klaarblijkelijk" aanvullingen be-
vatte en dat, zelfs wanneer er geen komma in veranderd zou zijn, ze niet
mocht gepubliceerd worden zonder ze opnieuw aan een revisie te onderwer-
pen. Wij hebben de twee uitgaven met elkaar vergeleken en bevonden dat
ze identiek waren.
Op 25 november ontving men in het Oratorio twee brieven uit het
bisdom. De ene was gericht aan Don Rua en handelde over het vergiffenis
vragen.
"
Zeer Eerwaarde Heer,
"
"
Zijne Excellentie gelast mij u te waarschuwen dat hij in
" zijn brief door mij geschreven op 9 september jl. vroeg,
(1) Zie boekdeel XI, b1z. 452.

34.6 Page 336

▲back to top


- XIII/332 -
" dat de salesianen in een brief ondertekend door D. Bosco of
" D. Rua, of ten minste D. Lazzerc zouden verklaren dat ze spijt
" hebben over de ernstige stoornis veroorzaakt op 26 augustus ll.
" en dat ze hiervoor vergiffenis vragen. Aan deze verklaring be-
" antwoordt geenszins wat u 56 dagen (!!) nadien schreef op 4 no-
" vember dat het ongenoegen dat Monseigneur moest ervaren u erg
" speet en niets anders. Wie een hart heeft, voelt altijd spijt
" over het ongenoegen, hoe verdiend dan ook, dat iemand ervaart,
" die met reden veroordeeld is het te ondergaan wegens zijn
" nalatigheden. Het blijft dus duidelijk dat uw verklaring
" niets te betekenen heeft.
"
Met alle achting verblijf ik
"
uw verknochte dienaar
" Turijn, 25 november 1877
Th. Francesco Maffei
"
Pro-secr. van de aartsbisschop
De tweede brief, door Monseigneur aan Don Bosco geschreven, was
buitengewoon zwaarwichtig, niet enkel wegens de hatelijke schaduw die
hij wierp op de morele persoonlijkheid van Don Bosco, maar tevens omdat
hij hem wezenlijk de mond toesnoerde en de handen bond zodat hij zich
niet eens meer zou kunnen verdedigen.
"
Zeer Eerwaarde Heer,
"
"
Ik herhaal U wat ik U op 23 november geschreven heb. Het
" beste wat u kunt doen is u aan te bieden bij de aartsbisschop met
" nederigheid en christelijke liefde, zodat de beletsels voor een
" goede verstandhouding kunnen verwijderd werden, omdat u weet hoe
" de huidige aartsbisschop van Turijn zeer gewillig bijgedragen
" heeft tot de oprichting van de salesiaanse congregatie en aldus
" ook bereid is mee te werken om ze te handhaven en uit te breiden.
" Hij vraagt enkel dat zijn aartsbisschoppelijk gezag ongerept zou
" blijven en het welzijn van zijn bisdom gaaf zou wezen. Daarom
" vertrouw ik erop dat u mijn raad zult involgen.
"
Ingeval u aan de pers of in steendruk of met andere midde-
" len enig geschrift ongunstig voor de huidige aartsbisschop van
" Turijn zou geven of reproduceren of dat U met eigen hand of door
" anderen een ongunstige brief voor deze aartsbisschop zou schrij-
" ven of zou laten schrijven en aan iemand zou ter hand stellen,
" met uitzondering van de opperherder en hunne Eminenties de kardi-
" nalen, leden van de heilige Romeinse Congregaties, verklaar ik u
" vanaf heden, dat op dat ogenblik voor u de bevoegdheid zal ophou-
" den biecht te horen en de absolutie te geven in mijn diocees en
" dit ipso facto. Het is dan immers duidelijk dat ik in u niet meer
" het nodige vertrouwen kan stellen om u de leiding toe te vertrou-
" wen van de gewetens van een van mijn diocesanen of van de perso-
" nen die wat de biecht betreft, aan mij onderworpen zijn. Vanaf
" heden onttrek ik

34.7 Page 337

▲back to top


- XIII/333 -
" U dus de bevoegdheid voor het ogenblik waarop het geval hierbo-
" ven vermeld zich zou voordoen.
"
Indien u dan mijn raad zou inwilligen, zal ik er dadelijk
" kennis van geven aan de Eminenties de kardinalen en aan de bis-
" schoppen die op de hoogte zijn van de stand van zaken.
"
Met alle verschuldigde achting
"
" Turijn, 25 november 1877.
uw zeer genegen in de Heer
"
+ Lorenzo aartsbisschop
"
" Aan de Zeer Eerwaarde Heer D. Bosco Turijn.
Na deze mededeling bleef alles stil tot 1 december. Op die dag in
de prille ochtend ontving Don Bosco volgend briefje als spoedbericht
toegekomen:
"
Zeer Eerwaarde Heer,
"
"
Ter aanvulling en verbetering van wat ik u geschreven
" heb op 25 november jl. Ik zeg u dat, indien u een geschrift on-
" gunstig voor de huidige aartsbisschop van Turijn aanbiedt of
" laat aanbieden, met de hand door u of door anderen geschreven,
" gedrukt, als steendruk of als fotokopie, aan om het even wie,
" met uitzondering van de opperherder, de staatssecretaris, de
" kardinalen prefecten van de heilige congregaties van Bisschoppen
" en Regulieren en van het Concilie, verklaar ik u vanaf dit ogen-
" blik dat voor u in dit geval de bevoegdheid ophoudt de sacramen-
" tele absolutie te geven en dus biecht te horen in dit aartsbis-
" dom. En deze houdt op ipso facto zonder dat het nodig zal zijn
" nog een andere verklaring te geven en ik verklaar dat ze al op-
" gehouden heeft te bestaan, indien u reeds iets zou gedaan heb-
" ben, waarvoor ik het inzicht heb de voornoemde bevoegdheid in
" te trekken.
"
Met alle verschuldigde achting
"
" Turijn, 1 december 1877.
zeer genegen
"
+ Lorenzo, aartsbisschop
Dit was als een zwaard van Damocles dat een heel tijdje boven het
hoofd van Don Bosco bleef hangen. Hij deed er zijn beklag over op 25
maart 1878 aan kardinaal Oreglia in dezer voege: "Deze strenge beschik-
king blijft bestaan hoewel hij tegen ons werkjes en herderlijke brieven
gepubliceerd en gedrukt heeft en laat drukken, zonder dat er een ant-
woord op gekomen is, omdat dit ons beginsel is en omdat uwe Eminentie
ons die raad gegeven heeft."

34.8 Page 338

▲back to top


- XIII/334 -
Al deze narigheid belette niet het samenbrengen van documenten
nuttig voor de verdediging, die Don Bosco voor de heilige congregatie
wilde brengen voor de eer van zijn congregatie. Bij de documenten welke
wij al aangestipt hebben, voegen wij nog drie andere over de weigering
aan Don Rocca gedaan in zijn geboortedorp te mogen celebreren. Het
eerste document is afkomstig van een getuige die verhaalt wat hij weet
van horen zeggen. De tweede is een brief aan Don Berto, geschreven door
de Rector van de koninklijke basiliek en de Aartsbroederschap van de
heilige Mauritius en Lazarus te Turijn. Hij komt gedeeltelijk bevesti-
gen en gedeeltelijk vervolledigen wat de vorige brief getuigt. De derde
gaat uit van de Curie van Turijn en brengt de zaak van de getuigschrif-
ten weer eens ter sprake. Al deze brieven dragen ertoe bij deze episode
onder alle opzichten te belichten en bieden nuttige elementen ter be-
oordeling aan.
"
Beste D. Berto,
"
"
Ik antwoord u onmiddellijk. De administrator van Rivara
" D. Tarizzo vroeg aan de aartsbisschop dat hij D. Rocca, salesi-
" aans priester, geboortig van Rivara zou laten celebreren en pre-
" diken en verzocht hem om die gunst omdat de ouders van D. Rocca
" de levendige wens hadden geuit deel te nemen met gans hun fami-
" lie aan deze plechtigheid. Toen de Aartsbisschop vernomen had dat
" D. Rocca een salesiaans priester was, wilde hij hem niet machti-
" gen en volhardde hij in zijn weigering. D. Tarizzo wachtte ermee
" de weigering van de aartsbisschop tot celebreren en prediken aan
" de heer D. Rocca bekend te maken en deze kwam enkele dagen voor
" de plechtigheid naar Rivara. D.Tarizzo vreesde schandaal te ver-
" wekken bij het bekend maken van de weigering van de aartsbisschop
" en dacht er daarom aan zich te wenden tot priester D. Zucchl,
" pastoor van de Hoofdbasiliek met het verzoek zich naar het aarts-
" bisdom te begeven en te doen gelden welk schandaal er zou kunnen
" uit voortvloeien, wanneer hij zich in de harde noodzakelijkheid
" zou bevinden het verbod tot celebreren voor Don Rocca uit te voe-
" ren. Zijn ouders te Rivara zijn beste mensen en hij zelf is door
" allen gekend als een zeer goede priester. Eerwaarde Heer Zucchi
" begaf zich bij kanunnik Chiuso, secretaris van de aartsbisschop.
" Hij gaf hem te overwegen welke wanordelijkheden er zeker te Ri-
" vara zouden uit voortspruiten en de schandalen en het ongenoegen
" voor de administrator zelf. Kortom, hij eindigde met hem te zeg-
" gen dat de bevolking van Rivara zich geen rekenschap zou kunnen
" geven van een dergelijk verbod, nadat hij bijtijds een beroep had
" gedaan op het aartsbisschoppelijk gezag ten gunste van D. Rocca.
" Kanunnik Chiuso scheen overtuigd van de noodzakelijkheid de ver-
" gunning voor D. Rocca gevraagd toe te staan en ging de aartsbis-
" schop op zijn kamer opzoeken. Na twintig minuten keerde hij te-
" rug met het antwoord dat D. Rocca te Rivara geen enkele dienst
" mocht verrichten. Kanunnik Chiuso voegde

34.9 Page 339

▲back to top


- XIII/335 -
" eraan toe dat de aartsbisschop bleef bij zijn mening ten opzichte
" van de priesters van D. Bosco.
"
Dit is het wat mij verteld werd door priester D. Zucchi,
" pastoor van de Hoofdbasiliek en zeg maar aan D. Bosco dat hij er
" gebruik mag van maken zoals hem dit best dunkt, want ik kan dit
" altijd bevestigen.
"
Ik beveel mij aan de warme gebeden van die beste Don Bosco
" aan. Groet hem van ganser harte. Ik hoop hem weldra te kunnen
" zien. Zeg hem intussen dat hij zich zou herinneren wat ik meege-
" deeld heb aan D. Rua over de geheime omzendbrief en over de pas-
" toor van Revigliasco die hem gelezen heeft.
"
Mijn oprechte en hartelijke groeten en bid veel voor hem
" die tekent met achting als
"
" Buttigliera d'Asti, 1 december 1877.
uw zeer genegen
"
Felice D. Melica
"
Zeer Eerwaarde Heer,
"
"
Ik heb pas uw geëerde brief van gisteren ontvangen en
" haast mij erop te antwoorden. De heer D. Tarizzo, administrator
" van de parochie Rivara, schreef mij in de maand juni dat vader
" Rocca prior was op het feest van Sint-Jan en dat het hem aange-
" naam zou zijn en dat het ook werkelijk gepast was dat zijn zoon,
" Angelo, de mis zou zingen en de preek over de heilige te houden.
" Daar het echter om een priester-religieus ging moest de toela-
" ting gevraagd worden aan Monseigneur de aartsbisschop en hij
" vroeg mij deze te bekomen. Daar het hier ging over een vergun-
" ning waarvan ik voorzag dat ze moeilijk te bekomen zou zijn,
" heb ik per kerende post geschreven aan de heer D. Tarizzo, dat
" het mij speet hem geen voldoening te kunnen schenken omdat, wan-
" neer de zaak voor hem moeilijk was, ze dit nog veel meer was
" voor mij en dat hij zich in ieder geval zelf tot Monseigneur
" de aartsbisschop moest wenden...
"
Daags voor Sint-Jan ontving ik een tweede brief van dezelf-
" de heer D. Tarizzo, samen met een andere brief gericht aan de
" heer Kanunnik Chiuso, waarin hij verzocht het toch maar zelf
" te willen doen en waarin hij tegelijkertijd bad dat de gunst
" waarom hij smeekte hem zou toegestaan worden. Ik heb dadelijk de
" brief bezorgd aan kanunnik Chiuso en ik heb met aandrang ver-
" zocht zijn goede diensten te willen gebruiken bij Monseigneur,
" om te bekomen dat de sereniteit van dit mooie familiefeest niet
" zou verstoord worden. Ik heb er nog bijgevoegd al wat ik dacht
" best te zijn om te bekomen wat gevraagd werd. De heer kanunnik
" begaf zich bij Monseigneur, vertoefde er tien minuten en kwam
" terug met het antwoord dat Monseigneur op zijn stuk bleef wat de
" weigering betrof en dat het hem speet. Ook mij spijt het zeer -

34.10 Page 340

▲back to top


- XIII/336 -
" voegde ik eraan toe - maar een gezant moet het leed niet dragen.
" Gelieve mij schriftelijk het weigerend antwoord te willen geven,
" zodat ik het ter mijner ontlasting kan zenden aan de heer D. Ta-
" rizzo. Hij stemde daarin toe en nog diezelfde dag heb ik het in
" handen van de heer D. Tarizzo laten toekomen.
"
Gelieve mijn eerbiedige groeten met mijn gevoelens van
" diepe achting en verering te willen aanvaarden en geloof me te
" zijn
"
" Turijn, 4 december 1877.
uw verknochte en nederige dienaar
"
Pr. Carlo Zucchi.
"
Zeer Eerwaarde Heer,
"
"
Zijne Excellentie de Aartsbisschop gelast mij U te schrij-
" ven wat volgt betreffende D. Rocca. D. Rua en u zelf hebben her-
" haaldelijk in hun brieven bevestigd dat alvorens een persoon in
" hun salesiaanse congregatie te aanvaarden ze aan Monseigneur ge-
" tuigschriften gevraagd hebben. Nu is Don Rocca een van de perso-
" nen, die omdat ze uit het metropolitaans seminarie verwijderd
" wer-en en toch in uw congregatie werden aanvaard, een van de ge-
" vallen waarover Monseigneur de aartsbisschop zich herhaaldelijk
" ernstig te beklagen had. Wat D. Rocca betreft, hebt u in uw brief
" van 29 mei 1873 geschreven: "De clericus Rocca werd niet aanvaard
" en is geen lid van onze congregatie en hij kwam er ook niet als
" clericus van het diocees. Hij kwam enkel gedurende enige weken om
" te herstellen in ons college van Lanzo. Dit werd hem toegelaten
" op uitdrukkelijke voorwaarde dat hij een schriftelijke toelating
" van zijn geestelijke overste bij zich zou hebben." Anderzijds is
" het ook zo dat vanaf het ogenblik dat een seminarist buiten het
" seminarie gezet wordt, hij zeker ook niet waardig is in een
" kloostercongregatie te treden. Dit werd tot heden toe steeds als
" regel opgevolgd niet enkel voor de seminaristen van het aartsbis-
" dom Turijn maar van alle andere bisdommen.
"
Na al die verzekeringen van u, was Monseigneur wel gerech-
" tigd te veronderstellen dat de jonge Rocca voorgoed uit de huizen
" van de salesianen vertrokken was, wanneer hij tot zijn grote ver-
" stomming verneemt dat hij priester is, gewijd door hij weet niet
" wie en dat hij, omdat hij meent het privilege te bezitten niet
" enkel van het privaat Oratorio, maar ook van het draagaltaar,
" zoals een bisschop, de H. Mis celebreert in zijn huis van Rivara.
"
Monseigneur kan niet anders dan zich opnieuw ernstig en
" voortdurend beklagen over deze wijze van handelen die zo klaar-
" blijkelijk abnormaal is.
"
Met de grootste achting verblijf ik
"
"
uw verknochte dienaar
"
Th. Francesco Maffei
"
Pro-secretaris van de aartsbisschop.

35 Pages 341-350

▲back to top


35.1 Page 341

▲back to top


- XIII/337 -
Tot 9 november wist men in de curie dat Don Rocca uit het semi-
narie van Turijn vertrokken was "zonder dat iemand het wist."(1) En op
4 december wordt vanuit diezelfde curie geschreven dat Don Rocca uit
het seminarie weggestuurd werd. De tegenspraak is hier wel flagrant. Het
schijnt ons geoorloofd te veronderstellen dat de tweede bevestiging moet
toegeschreven worden aan verkeerde inlichtingen ontvangen na de eerste
bevestiging, zoals men wel mag geloven dat de vraag om getuigschriften
te bekomen aan Monseigneur niet werd gedaan door personen uit zijn om-
geving.(2)
Ook de pastoor van Rivara had geschreven, maar zijn brief was
zoek geraakt. Daarom schreef hij andermaal aan Don Bosco op 26 december:
"... Ik had aan de zeer ijverige Priester Rocca geschreven de
preek te willen houden ter ere van Sint-Jan, patroonheilige van de pa-
rochie. Op dat ogenblik was mij de beschikking ontgaan die zich in onze
kalender bevindt. Ik werd hierop attent gemaakt door een collega en toen
D. Rocca aanvaard had, schreef ik dadelijk aan de aartsbisschoppelijke
Curie voor de vereiste machtiging. Ik kon ze niet bekomen. Voornoemde
priester begaf zich nogmaals naar Rivara om er enkele dagen door te
brengen in gezelschap van zijn vrome ouders. Daar hij zelf de beschik-
king in onze Kalender kende, deed hij mij niet eens het verzoek de H.
Mis te celebreren. Ziedaar de juiste feiten.
Laten we ons van dit gekibbel afmaken met een laatste opmerking.
Het altaar van het privaat Oratorio van Don Rocca was van oude datum,
(1) Brief aan ondersecretaris theol. Maffei aan Don Rua, Turijn, 9 november 1877. Dit
stemt overeen met de al aangehaalde bevestiging van Don Rocca, dat hij uit het
seminarie weggegaan was ipso invito, namelijk tegen de wil van de bisschop.
(2) Wij hebben de eerwaarde D. Rocca ondervraagd over de kwestie van de getuigschrif-ten
en hij heeft ons het volgende geschreven:
Beste D. Ceria,
Ik herinner mij nog altijd zeer goed dat Don Bosco, nadat ik het besluit genomen
had in de congregatie te blijven, mij aan Mgr. Gastaldi de nodige getuigschriften
deed vragen. Daar ik op mijn vraag geen antwoord had ontvangen, ging ik er zelf over
spreken met de directeur van het seminarie, D. Soldati (op het laatste van oktober
1872). Deze zei mij dat hij er zou over gesproken hebben met de aartsbisschop. Daags
nadien keerde ik bij hem tering en toen antwoordde hij mij letterlijk: "Mgr. de
aartsbisschop zal U nooit de getuigschriften geven, omdat u het seminarie niet moest
verlaten." - Een mooie en wijze reden! En dan moet men noteren dat ik uit het semi-
narie vertrokken was om gezondheidsredenen en met de toelating van mijn overste.
Het werd dus noodzakelijk dat Don Bosco ze rechtstreeks van Rome zou bekomen. Daar-
na had ik andere moeilijkheden om de H. Mis gecelebreerd te hebben in een familie-
kapel. Dit om een verkeerde opvatting en volstrekt niet om in te gaan tegen zijn
bevelen. Twee jaar nadien verleende hij mij, niet zonder moeite, het celebret door
hem volledig eigenhandig geschreven. Indien u anders zou nodig hebben schrijf me
dan.
Ik groet u hartelijk. Memento mei.
Cuorgnè, 4 maart 1931.
uw toegenegen medebroeder
A.M. Rocca

35.2 Page 342

▲back to top


- XIII/338 -
behoorlijk en in alles overeenkomstig de rubrieken. Hoewel het van al
het noodzakelijke voorzien was, had er zich toch niemand meer om bekom-
merd. Don Rocca stelde het opnieuw in eer door er weer de mis te gaan
lezen, nadat niemand dit, gedurende wie weet hoeveel jaren, nog gedaan
had.(1)
Het al voldoende verwarde kluwen werd nog meer in de war ge-
bracht. Op de eerste dagen van de maand december verscheen bij de druk-
kerij Camilla en Bartolero een Brief over de aartsbisschop van Turijn
en over de congregatie van de H. Franciscus. De ondertitel "Wat licht"
wees het doel ervan aan, namelijk de lezers opheldering te geven over
het naamloze werkje van de maand februari. Ook dit werkje was naamloos
en was gericht aan een naamloze kapelaan. Op de plaats van de handteke-
ning las men: Een oud-leerling van het Oratorio die het zich tot een eer
rekent zich een SALESIAANSE MEDEWERKER te mogen noemen. Het begon aldus:
"Verleden winter was het mijn bedoeling geweest een woordje te zeggen
over een werkje geschreven door Zijne Excellentie Mgr. Lorenzo Gastaldi
over de salesiaanse congregatie. Ik kon het echter pas nu in handen
krijgen, omdat U zich gewaardigd hebt het mij ten geschenke te geven. Ik
dank U hiervoor van ganser harte des te meer omdat, zoals U mij verze-
kert, zijn herkomst authentiek is, omdat U het uit de handen van Mon-
seigneur zelf ontvangen hebt. Ik heb het met angstige spanning gelezen
en daar ik een van de oud-leerlingen van het salesiaans Oratorio ben,
meen ik in geweten te kunnen oordelen over de werkelijkheid van de zaken
die erin uiteengezet worden en U de ophelderingen te kunnen verschaffen,
die U mij vraagt." De feiten die erin uiteengezet werden, kon men niet
onwaar noemen, maar de bittere toon en de oneerbiedige vorm bederven
zijn inhoud. Er werden exemplaren van verzonden aan verschillende pas-
toors en aan de personen, waarvan de auteur oordeelde dat ze zich voor
de zaken van Don Bosco interesseerden. Ook tal van oversten van de sa-
lesianen ontvingen het, maar alle salesianen keurden vooral de laatste
zinnen af. Monseigneur was er ten uiterste door gekrenkt en liet aan Don
Bosco schrijven dat dit drukschrift "een reeks leugens en onjuistheden
bevatte tegen de gewijde persoon van Zijne Excellentie Mgr. de aarts-
bisschop van Turijn" en dat hij daarom Don Bosco, en bij zijn afwezig-
heid Don Rua, uitnodigde voor 15 december te willen verklaren dat zij
dit drukwerk veroordeelden, afkeurden of verwierpen." Na 15 december zo
besloot de pro-secretaris - zal, wanneer een dergelijke verklaring niet
bij het aartsbisdom zal toegekomen zijn, Monseigneur doen wat hij gepast
zal achten voor het decorum van zijn gezag."
Deze brief was gedateerd op 5 december. Op 6 december had Don
Bosco, met de hulp van zijn trouwe secretaris, ermee gedaan de lijst
op te maken van de gunsten hem door de heilige Stoel verleend, volgens
de bevelen van kardinaal Ferrieri. Hij zond ze naar Rome met volgende
(1) Brief van Don Rocca aan Don Berto, Spezia, 29 dec. 1877.

35.3 Page 343

▲back to top


- XIII/339 -
begeleidend briefje:
"
Eminentie,
"
"
Ik heb de eer U een authentieke kopie aan te bieden van
" alle geestelijke gunsten en privileges door de H. Stoel verleend
" aan de nederige congregatie van de H. Franciscus van Sales. Om de
" lectuur van sommige te vergemakkelijken heb ik ze gezonden, zoals
" ze gedrukt staan in de desbetreffende boekjes waarvan ik telkens
" een exemplaar bijgevoegd heb. Ik heb gemeend dat het geen nut had
" sommige tijdelijke gunsten, waarvan de datum al verstreken is af
" te schrijven. Indien er echter nog andere schriften of verduide-
" lijkingen nodig zijn, dan zal ik verheugd zijn dit vlug te kunnen
" doen.
"
Het spijt me dat ik weldra last zal moeten berokkenen aan
" uwe Eminentie. Onze aartsbisschop had onze clerici al aanvaard
" voor de aanstaande heilige wijdingen. Vandaag heeft hij laten
" weten dat hij geen enkele salesiaan zal toelaten, zonder echter
" enige reden hiervoor op te geven.
"
Ik bid God dat Hij uwe Eminentie zou bewaren voor het wel-
" zijn van de Kerk en als steun van onze congregatie terwijl ik mij
" met diepe erkentelijkheid neerbuig en teken
"
" Turijn, 6 december 1877.
uw verplichte dienaar
"
Pr. Gio. Bosco.
Na het vieren van het feest van de Onbevlekte Ontvangenis dat hem
steeds veel werk placht te geven, bijzonder voor de biechten, schreef
Don Bosco aan de aartsbisschop over de naamloze brief en dit in een ge-
reserveerde vorm.
"
Excellentie,
"
"
Gisteren ontving ik eveneens (1) via de post een gedrukt
" blad gericht aan iemand van ons huis, die het mij dadelijk over-
" handigde en betrekking had op een drukschrift van veel vroegere
" datum (2) maar dat de congregatie van de H. Franciscus van Sales
" betrof. Ik kan U niet zeggen met hoeveel ongenoegen en spijt ik
" het gelezen heb, want een verdediging bij middel van de publieke
" pers heb ik altijd verafschuwd en er een hekel aan gehad.
(1) Dit "eveneens" heeft betrekking op "aan iemand van ons huis" dat dadelijk daarna
komt.
(2) Het naamloze werk van de aartsbisschop.

35.4 Page 344

▲back to top


- XIII/340 -
"
Ik kan nochtans aan uwe Excellentie de verzekering geven
" van wat volgt:
"
1° Ik heb niet geweten en ik weet tot op vandaag niet
" wie het samengesteld of geschreven heeft.
"
2° Ik heb er geen deel aan gehad noch door het te laten
" drukken, noch door het eigenhandig te schrijven noch door steen-
" druk of geschrift van mij, of door mijn bemiddeling, of door an-
" dere personen die van mij afhankelijk zijn.
"
3° De onfatsoenlijke wijze waarmee over U gesproken wordt
" spijt me zeer en keur ik af en, zoals ik reeds de eer heb gehad
" aan U te schrijven zal ik nooit dergelijke lage middelen gebrui-
" ken om mijn stelling te doen gelden, bijzonder nu niet, nu uwe
" Excellentie het geschil voor de heilige Vader gebracht heeft, de
" opperste rechter in kerkelijke onenigheden, aan wiens oordeel ik
" mij gaarne en nederig bij voorbaat onderwerp.
"
Ik verzoek echter uwe Excellentie te willen noteren dat wie
" ook de persoon mag zijn, die ondertekent Salesiaanse Medewerker,
" niet dezelfde schijnt te zijn als hij die uw brief ruchtbaarheid
" heeft gegeven, maar wel de pastoor die hem het eerste en het
" tweede drukschrift gezonden heeft.(1)
"
Ik zou ten slotte aanraden geen andere zaken over deze ma-
" terie te laten drukken, om de enige reden dat verscheidene vijan-
" den van mij en van uwe Excellentie met spanning wachten op dit
" voorwendsel om andere nog meer onbeschaamde zaken te publiceren.
" Ik kan U de verzekering geven dat U in de salesianen nooit vijan-
" den zult hebben, maar arme personen die alles doen wat ze kunnen
" voor het welzijn van dit diocees, al worden ze vaak gehinderd
" door moeilijkheden die hun worden aangerekend.
"
Van mijn kant zal ik steeds verheugd zijn met eerbied en
" grote achting te mogen tekenen als
"
" Turijn, 9 december 1877.
uw nederige dienaar
"
Pr. Gio. Bosco.
Don Bosco had aan de novicen beloofd met hen het middagmaal te
komen nemen, wanneer zij allen de toog zouden ontvangen. De laatste ont-
vingen hem daags voor het feest van de Onbevlekte, maar voor die plech-
tigheid kon hij zijn woord niet houden, omdat hij vele genodigden aan
tafel had. Hij ging daags nadien, nadat hij zijn Riservata aan de aarts-
bisschop had gestuurd. Het antwoord ontving hij op 10 december en het
(1) Dit schijnt men inderdaad te mogen afleiden uit het volgende postscriptum: "Ik stond
op het punt dit geschrift te beëindigen wanneer ik een tweede werkje ontving met als
titel: De aartsbisschop van Turijn en de congregatie van de H. Franciscus van Sales
enz. Ik dank U hartelijk en zal U zodra mogelijk een antwoord laten geworden."

35.5 Page 345

▲back to top


- XIII/341 -
bleek dat Monseigneur niet tevreden was.
"
Eerwaarde,
"
"
Zijne Excellentie Mgr. de aartsbisschop gelast mij U te
" laten weten dat hij uw brief ontvangen heeft op 9 dezer en U te
" zeggen dat het uw strikte plicht is in de Unità Cattolica of in
" de Emporio, zo vlug mogelijk, een door U ondertekend krachtig
" protest te laten verschijnen waarin U in uw naam en in die van de
" hele salesiaanse congregatie alles wat geschreven werd in dat
" lasterlijke schrift op ruime schaal verbreid te Turijn, in het
" bisdom en buiten het bisdom, veroordeelt en afkeurt.
"
Met de verschuldigde achting verblijf ik
"
"
uw verknochte dienaar
" Turijn, 10 december
Th.Francesco Maffei,
"
Pro-secretaris van de aartsbisschop
Gedurende de dagen van 10 en 11 december had Don Bosco het de hele
dag erg druk met de zittingen van het hoofdkapittel. Het was nodig de
laatste hand te leggen aan de werken van het Algemeen Kapittel, volgens
het decreet dat wij kennen, eer de tijd de herinnering eraan zou uitge-
wist hebben. Alle verslagen moesten nog eens gelezen, alle artikels nog
eens bekeken worden, de hele stof diende op orde te worden gebracht. Op
12 december antwoordde hij aldus aan de aartsbisschop op de laatste mede-
deling van de Curie:
"
Excellentie,
"
"
De brief die U mij eergisteren op uw bevel hebt laten
" schrijven, heeft mij veel doen nadenken. Aan de ene kant wens ik
" vurig U genoegen te doen, maar aan de andere kant wens ik de ar-
" me salesiaanse congregatie niet in ongelegenheid te brengen ten
" opzichte van de Romeinse Congregaties. Gelieve daarom de goed-
" heid te hebben mij te zeggen welke, naast de onfatsoenlijke toon,
" de zaken zijn die ik strikt verplicht ben af te keuren en te ver-
" oordelen.
"
Ik herhaal hier dat ik part noch deel heb gehad in het
" bekende drukschrift en dat noch ik, noch de salesiaanse congre-
" gatie de verantwoordelijkheid ervoor op ons willen nemen. Het
" spijt mij zeer er nieuwe ruchtbaarheid aan te geven omdat dit
" zou lijken op een uitdaging voor het verschijnen van nieuwe
" drukschriften.
"
Toch zal ik gehoorzamen en zal ik laten drukken hetgeen
" U mij zult zeggen dat verkeerd is en dat dus moet geloochen-
" straft en veroordeeld worden.

35.6 Page 346

▲back to top


- XIII/342 -
"
Ik verzeker U ook dat ik nooit een vijandig gevoel tegen-
" over U gekoesterd heb en dat ik het steeds als een roem zal be-
" schouwen te mogen ondertekenen als
"
" Turijn, 12 december 1877.
uw nederige dienaar
"
Pr. Gio. Bosco.
De aartsbisschop antwoordde niet meer. Maar op de avond van 12
december liet kanunnik Chiaverotti de twee clerici Amerio en Bonora naar
de Curie ontbieden, toonde hun de brief van de zogezegde salesiaanse me-
dewerker en wou dat ze een formule zouden ondertekenen welke Monseigneur
daar eigenhandig op geschreven had: "Ik veroordeel alles wat in deze
brief vervat is." Aut aut: ze hadden te kiezen: ondertekenen of afstand
te doen van de wijdingen. De twee clerici die niet enkel de brief niet
gelezen hadden maar ervenmin erover hadden horen spreken, waren stomver-
baasd en vroegen of ze de brief mochten lezen. Verbouwereerd door deze
lectuur antwoorden zij dat zij helemaal van niets wisten; dat, alvorens
verklaringen af te leggen, het hun plicht was hierover te spreken met
hun eigen overste en dat ze bereid waren te doen wat hij zou zeggen. Met
deze weigering liepen zij het gevaar dat ze hun wijdingen niet zouden
ontvangen, maar tussen zeggen en doen waren er nog redenen om voorzich-
tig te zijn vanwege de ordinarius.(1)
Niet weinig lezers zullen wellicht geneigd zijn te geloven dat de
onwetendheid van deze twee clerici geveinsd was, omdat het hun onmoge-
lijk zal toeschijnen dat er in het Oratorio nog salesianen waren die on-
kundig waren van de jongste gebeurtenissen. En toch moeten we zeggen dat
dit het geval was. Daarbinnen leefde men werkelijk in het duister van wat
zich daarbuiten afspeelde. Inderdaad, Don Vespignani die voortdurend in
contact kwam met de oversten van het huis en met het grootste deel van de
medebroeders, in de burelen, aan tafel en gedurende de recreatie, was er
zo weinig van op de hoogte, dat, wanneer hij door ons ondervraagd werd
over de zaak van Don Perenchio en over de missen en over de schorsing van
Don Lazzero, hij ons de verzekering gaf tot zijn en tot onze verbazing,
dat het de eerste maal was dat hij hierover hoorde spreken. Dit was het
uitwerksel van de uiterste gereserveerdheid van Don Bosco en van het vol-
strekte meesterschap dat hij over zich zelf had.(2)
Don Bosco had beslist naar Rome te vertrekken op 15 december. Hij
werd gedreven door het verlangen een schikking te treffen met de aarts-
(1) Zie hiervoor, blz.
(2) Onder hen die via de post de naamloze brief ontvingen was Don Giacomelli. Hij haast-
te zich hem bij Don Bosco te brengen en keurde hem af. Ook Don Bosco keurde hem af en
toen er iemand was die de verdediging ervan op zich wou nemen, legde hij deze het
zwijgen op (Positio super virt. Summ. nr. V. 496).

35.7 Page 347

▲back to top


- XIII/343 -
bisschop maar een onverwacht geval bracht er hem toe deze reis wat uit te
stellen. Die dag zag hij, onmiddellijk na het middagmaal de theoloog Mar-
gotti in gezelschap van graaf di Castagnetto, gewezen staatsminister en
senator van het rijk in de refter binnenkomen. De oude edelman toonde
zulke haast Don Bosco te ontmoeten dat, wanneer hem iemand verkeerdelijk
gezegd had dat hij het middagmaal was gaan nemen bij de pastoor van de
Crocetta hij geantwoord had: - "Geduld dan maar. Ik zal hem daar gaan op-
zoeken! - Niettemin kwam hij vanwege de aartsbisschop die wenste dat Don
Bosco bij hem zou komen om ieder geschil vriendschappelijk bij te leggen.
De theoloog was erover in de wolken omdat hij vast hoopte dat er weldra
een akkoord zou tot stand komen; maar Don Bosco, die een scherpzinnige
waarnemer was, begreep dadelijk uit de woorden van de graaf dat Monseig-
neur deze stappen deed om de zaken op de lange baan te kunnen schuiven.
Toch maakte hij geen moeilijkheden, zodat hij zelfs dadelijk op het ver-
zoek inging, zijn vertrek uitstelde en tot tweemaal toe de aartsbisschop
bezocht. Maar hij merkte nu nog beter dat hij op zijn hoede moest zijn,
want Monseigneur legde er zich op toe de gedachten en de inzichten van
Don Bosco uit te vorsen en wilde te weten komen met welke voorstellen hij
te Rome de zaak ging behandelen.
Bij zijn bezoek van 15 december had graaf di Castagnetto zich aange-
boden om telkens het nodig zou zijn als tussenpersoon op te treden. Hij
was een ontwikkelde man, kende zijn wereld en was een zeer goede katho-
liek. Hij wou eerst alles goed aanhoren wat er tussen beide partijen ge-
beurd was. Toen daarna het gepaste ogenblik gekomen was, aanvaardde hij
van Don Bosco dat hij verdere stappen zou doen met zijn volmachten en
liet zich door hem een geschreven protest tegen het naamloze drukwerk
overhandigen. Don Bosco stelde slechts twee voorwaarden, namelijk, dat de
aartsbisschop de salesiaanse congregatie zou beschouwen als alle andere
congregaties in de stad en dat hij, om aan te tonen dat de geschillen
geëindigd waren, een mis zou komen celebreren of een kerkelijke dienst
zou komen verrichten in de kerk van Maria, Hulp der Christenen. Zonder er
iets aan toe te voegen bieden wij thans aan de lezers twee documenten
aan, die alles zeggen. Het eerste is een brief van Don Bosco aan de
graaf, geschreven daags voor zijn vertrek naar Rome.
"
Geachte Heer Graaf,
"
"
Ik heb mijn vertrek naar Rome tot morgen uitgesteld om
" het uitwerksel af te wachten van uw goede diensten bij onze
" steeds vereerde aartsbisschop. U hebt kunnen vaststellen hoe
" groot mijn wens is om tot een vergelijk te komen. Thans verneem
" ik tot mijn grote spijt dat uw wijze bezorgdheid zonder enig
" nut geweest is. Geduld dan maar. Ook daarin zijn we verplicht te
" aanvaarden wat de hemel toelaat. Het feit dat ik het hoofd ben

35.8 Page 348

▲back to top


- XIII/344 -
" van een congregatie waarvan aan sommige leden de heilige wijdin-
" gen geweigerd werden, aan anderen de toelating tot preken of
" biecht te horen en zelfs de H. Mis te celebreren, noodzaken mij,
" mij tot mijn wettige en volstrekte overste te wenden om te horen
" wat mij te doen staat en zijn raad in te winnen.
"
Indien U nog de gelegenheid zou hebben de aartsbisschop
" te zien, dan verzoek ik U hem de verzekering te willen geven dat
" ik niet ga om te beschuldigen maar enkel om te antwoorden op de
" klachten die hij zelf gemeend heeft te moeten doen bij de ver-
" heven persoon van Zijne Heiligheid.
"
Ik dank U in het bijzonder voor de last welke U op zich
" heeft willen nemen voor deze arme congregatie, die niet zal na-
" laten God te bidden opdat hij overvloedige zegeningen zou schen-
" ken aan U en aan uw familie.
"
U was steeds een van onze hoge beschermers, ga ermee voort
" welwillend te zijn, vooral door uw gebeden opdat Gods barmhartig-
" heid onder ons de hinderpalen zou wegnemen die nadelig zijn voor
" het heil van de zielen.
"
Met diepe erkentelijkheid heb ik de hoge eer van U te
" mogen zijn
"
de verplichtende dienaar
"
Pr. Gio. Bosco.
De doorluchtige Patriciër van Turijn had met Don Bosco geen onder-
houd meer kunnen hebben over de uitslag van zijn bemiddeling, maar Don
Bosco had een schriftelijk relaas nodig, liet het aanvragen en ontving
het volgende antwoord:
"
Zeer Eerwaarde en vereerde D. Bosco,
"
"
Ten gevolge van de gesprekken met U gevoerd over de spijtige
" meningsverschillen met Mgr. de aartsbisschop en meer in het bijzon-
" der over de naamloze brief van de Salesiaanse Medewerker, heb ik
" mij bij Zijne Excellentie begeven niet zonder hem vooraf gevraagd
" te hebben op welk uur hij mij gemakkelijkst kon ontvangen.
"
Ik zette hem de inhoud van ons gesprek uiteen en het leven-
" dige verlangen van Don Bosco in eendracht te leven met zijn kerke-
" lijke overste, met wie hem zovele herinneringen verbinden. Ik zei
" hem dat hij zeker wist welke ernstige gevolgen voor zijn Congrega-
" tie zouden voortvloeien uit dit geschil en ook het pijnlijke uit-
" werksel op de openbare mening.
"
Daarna toonde ik aan Mgr. het voorgenomen artikel dat zou
" ingelast worden in de Unità en voegde eraan toe dat ik volle ver-
" trouwen had dat Theoloog Margotti zich zou gehaast hebben het te
" publiceren.
"
De aartsbisschop las meermaals het ontwerp van het artikel
" en zei me dan: Don Bosco had deze lange verklaring niet moeten af-

35.9 Page 349

▲back to top


- XIII/345 -
" leggen, maar de zeer korte formule moeten aanvaard hebben die ik
" hem verschillende dagen geleden heb overgemaakt. Hier wordt de
" vorm van het naamloze schrijven afgekeurd door het als onfat-
" soenlijk en ongepast te doen doorgaan, maar de substantie zelf
" van de aantijgende feiten wordt niet veroordeeld. Don Bosco
" geeft geen blijk dat hij zijn onderhorigen afkeurt.
"
Ik zei toen aan Monseigneur dat, daar hij mij gemachtigd
" had deel te nemen aan dit gesprek, hij mij ook wel zou toelaten
" vrijelijk te spreken.
"
Ik zei hem dat ik in het voorgestelde artikel een voldoende
" afkeuring zag en dat een dergelijke verklaring door de overste
" afgelegd zich moest uitstrekken tot alle onderdanen van de congre-
" gatie.
"
Ik zei hem dat hij moest bedenken in welke moeilijke tij-
" den wij leefden en dat de bozen niets anders verlangden dan dat
" er onenigheid onder de clerus zou ontstaan, dat eenheid nooit zo
" noodzakelijk was als thans en dat een geschil tussen de aarts-
" bisschop en een geestelijke, die zich tegenover de Kerk zo ver-
" dienstelijk had gemaakt als de Zeereerwaarde Don Bosco, weer in
" de smaak zou vallen van de ongodsdienstige pers en betreurenswaar-
" dige gevolgen zou hebben. Wat mij betreft, zou ik gewenst hebben
" dat zelfs de herinnering aan deze feiten zou uitgewist worden
" door een akkoord in alle vriendschap aangegaan, dat Monseigneur
" de beschermer zou worden van de congregatie en een van de vol-
" gende zondagen naar het Oratorio zou gaan om er te celebreren
" en er zijn zegen aan te geven.
"
Hij antwoordde mij dat hiervan nog geen spraak kon zijn en
" dat het in zijn macht lag tijd en wijze na te gaan, dat er inmid-
" dels nog vele zaken moesten geregeld worden.
"
Zijne Excellentie voegde eraan toe dat hij zelf de vorm
" van het artikel zou opstellen en het mij zou meedelen.
"
De avond zelf van ons onderhoud stond ik op dit geschrift
" te wachten en ontving toen een enveloppe van Monseigneur de aarts-
" bisschop. Ik trof er het door D. Bosco ontworpen artikel in aan dat
" hij mij terugzond samen met een visitekaartje met complimenten.(1)
" Ik begreep dat ik mij niet langer met deze zaak moest bemoeien en
" nu op aanvraag van mijn neef en vriend, Graaf Cays, stel ik dit
" verslag op voor de eerwaarde Don Bosco. Ik groet hem zeer bijzon-
" der en beveel (maar op zeer bijzondere manier) mijn beste echtge-
" note die zwaar ziek is in zijn gebeden aan.
"
Met eerbied en met genegenheid verblijf ik
"
" Turijn, 23 december 1877.
uw verknochte en verplichtende dienaar
"
Graaf di Castagnetto
(1) Ziehier het visitekaartje:
Lorenzo Gastaldi, aartsbisschop van Turijn
biedt aan graaf di Castagnetto, staatsminister, zijn eerbiedige groeten en beste
wensen aan.

35.10 Page 350

▲back to top


- XIII/346 -
Het "artikel van Don Bosco" waarnaar de graaf verwijst, bestond in
de volgende verklaring, die, nadat Zijne Excellentie er zou akkoord mee
gegaan zijn, zou moeten gepubliceerd worden in de katholieke bladen, maar
die, na het afbreken van de onderhandelingen, nadien in de Bollettino Sa-
lesiano, verscheen.
VERKLARING.
Sinds enkele dagen werd een naamloos drukschrift zonder aanduiding
van plaats en datum verspreid, enkel ondertekend "een Salesiaanse Mede-
werker" dat, onder voorwendsel een antwoord te geven aan vorige ge-
schriften van de Hoogeerwaarde aartsbisschop van Turijn zich bemoeit met
feiten welke betrekking hebben op voornoemde aartsbisschop en op de Con-
gregatie van de H. Franciscus van Sales. Omdat ik er niet van houd mij op
het terrein van de publiciteit te begeven, zou ik er mij vol trekt van
onthouden hebben, indien ik niet gevreesd had dat mijn stilzwijgen de
schijn zou hebben gewekt dat ik de onfatsoenlijke uitdrukkingen en de
ongepaste manier van optreden in dit geschrift ten opzichte van de per-
soon zelf van de vereerde aartsbisschop van dit diocees, voor wie ik als
particulier en als geestelijke de diepste en oprechtste verering koester,
zou goedgekeurd hebben. Op de tweede plaats doe ik beroep op de publici-
teit om op de meest uitdrukkelijke wijze te verklaren dat dit blad vol-
ledig buiten mijn weten gedrukt werd, dat ik de auteur volstrekt niet
ken, dat ik dus hiervoor formeel iedere verantwoordelijkheid afwijs, zo-
wel voor wat mij betreft als voor wat mijn onderhorigen aangaat, zowel
wat het drukken als het verspreiden aangaat.
Eindelijk ben ik verplicht mijn toevlucht te nemen tot het publi-
ceren van dit protest, om de gelegenheid te hebben aan de naamloze onbe-
kende auteur te verklaren dat ik de ongevraagde verdediging betreur en
dat ik, omdat ik een afkeer heb van een publieke bespreking van feiten
waarmee het publiek niets te maken heeft, niet toelaat dat hierover nog
iets zou gepubliceerd worden.
Moge dan deze verklaring het uitwerksel verlammen van dit onbe-
hoorlijk drukschrift en mijn eerbiedige achting laten kennen, die ik
steeds gekoesterd heb, die ik mij vast voorneem steeds te koesteren en
die ik met Gods hulp hoop steeds te mogen betuigen tot de laatste ogen-
blikken van mijn leven tegenover de geestelijke overste van ons bisdom,
onze vereerde aartsbisschop.
Over deze verklaring schreef abbé Bardessono aan Don Bosco (1):
"Op alle eerzame personen die werkelijk met Gods geest bezield zijn,
heeft de zeer wijze verklaring gepubliceerd in het jongste Bollettino
Salesiano naar aanleiding van een bepaalde brief van een medewerker,
_______________________
(1) Brief aan Don Bosco, Turijn, 20 januari 1878.

36 Pages 351-360

▲back to top


36.1 Page 351

▲back to top


- XIII/347 -
een zeer goede indruk gemaakt. In deze verklaring hebben de goede mensen
volledig de geest Gods erkend die in U tot uiting komt en die men trou-
wens altijd in al uw werken bestendig en op wonderbare wijze uitgedrukt
terugvindt. De kalmte, de wijsheid, de bescheidenheid, de soberheid in
woorden vallen de ernstige zielen op en zijn vooral in schrille tegen-
stelling met de onrust, de beroering en de hekelschriften van Mgr. de
aartsbisschop."
Op 18 december vertrok Don Bosco naar Rome. We zullen hem later
volgen naar de eeuwige stad, waarheen de Voorzienigheid hem leidde om er
niet enkel toeschouwer, maar acteur te zijn in grote gebeurtenissen. Wij
kunnen nochtans dit hoofdstuk niet beëindigen zonder de laatste feiten
van Turijn te vertellen die dan de lokale epiloog vormden van het grote
debat.
Volgens de wil van Monseigneur hielden de kanunniken van de metro-
politaanse kerk twee vergaderingen. Aan de eerste vergadering van 17 de-
cember namen enkel de effectieve kanunniken deel. Daar werd voorgesteld
een adres van protest te ondertekenen tegen de naamloze brief en het aan
de aartsbisschop te zenden. Men wou daarin doen geloven en zelfs in het
protest doen vaststellen dat de naamloze brief door Don Bosco was gepu-
bliceerd geworden, maar daartegen rees krachtig verzet, onder meer van
de kanunniken Ortalda en Peinetti, die Don Bosco tegen dergelijke aan-
klacht verdedigden. Aldus werd het rekwest dat al opgesteld was weer eens
in een andere tekst gegoten en verzacht door het schrappen van deze aan-
tijging. Toen er gestemd werd over de wenselijkheid het protest aan de
aartsbisschop te zenden behaalde men hiervoor de geringe meerderheid van
één stem. Het werd enkel ondertekend door de vicaris-generaal Zappata die
voorzat en door kanunnik Pelletta als secretaris van het kapittel. Het
was de bedoeling van de kanunniken geweest er een private aangelegenheid
van te maken en groot was dan ook hun verbazing, wanneer ze het protest
gepubliceerd zagen in de krant Emporio Popolare van 20 december.(1)
Deze publicatie was de vonk die de brand deed opvlammen. Het naam-
loze drukschrift, tot dan toe aan zeer weinigen bekend, werd gezocht, ge-
lezen, van commentaar voorzien in de kranten van alle kleur, waarbij men
doorgaans liet verstaan dat het uit de pen van een salesiaan kwam. Sommi-
ge jonge mensen die in het Oratorio geweest waren, wilden dat men zou
antwoorden en dat men Don Bosco via de pers zou verdedigen terwijl ze be-
reid waren te ondertekenen; maar men kon ze overtuigen dit niet te doen.
Verscheidene pastoors hadden besloten indien er nog iets in het publiek
zou verschijnen dat voor Don Bosco een oneer zou zijn, een smeekschrift
te ondertekenen aan Zijne Heiligheid gericht om zijn tussenkomst in te
roepen. De Unità Cattolica, die het protest van het kapittel niet gepu-
(1) Brief van Don Rua aan Don Bosco, Turijn, 6 januari 1878.

36.2 Page 352

▲back to top


- XIII/348 -
bliceerd had, kreeg de verwijten te horen van kanunnik Chiuso, maar de
theoloog Margotti zond aan abbé Scolari als antwoord: 1°) dat hij geen
enkel protest zou gepubliceerd hebben omdat door deze publicatie het
schandaal nog groter zou geworden zijn; 2°) dat de Heilige Vader dage-
lijks L'Unità Cattolica las of liet voorlezen en dat hij hem op zijn hoge
leeftijd niet wou bedroeven met dergelijke verhalen. Kanunnik Soldati had
aan de seminaristen van het Seminarie een betoog en aan enkele priesters
van de Consolata een ander rekwest laten ondertekenen, met het inzicht
beide betogen te publiceren, maar hij durfde niet uit vrees dat ze daar-
mee alleen zouden gestaan hebben.(1) Theoloog Tresso, deken van Lanzo,
werd ervan beschuldigd dat hij de deken was, aan wie de naamloze brief
gezonden werd. Hij wist de slag flink te pareren maar toen hem gevraagd
werd door de priesters van het dekenaat een betoog te laten ondertekenen,
hoedde hij zich daar wel voor. Kortom, van alle kanten joeg de zaak veel
stof op.
Hernemen wij thans de kroniek van de vergaderingen om rekwesten op
te stellen... Op 17 december kwamen de kanunniken nog eens bijeen. Er
werd voorgesteld een smeekschrift tot de paus te richten om hem te vragen
Don Bosco en de salesiaanse congregatie te veroordelen. De grote meerder-
heid wou hiervan niet weten. Er ontstond dus enige discussie waarmee de
tijd verstreek. Eindelijk werd er besloten aan de heilige Vader een brief
met gelukwensen te zenden, waarin men hem zou verzoeken een woord van
vrede te spreken tussen de aartsbisschop en Don Bosco. Deze brief werd
volledig ondertekend op 22 december en op die dag zou hij dan naar Rome
worden verzonden. Ook de ere-kanunniken hadden hem ondertekend; maar hij
bevatte niets dat vijandig was tegenover Don Bosco en de salesianen. Maar
omdat de brief overhandigd was geworden aan kanunnik Zappata en door hem
aan kanunnik Chiuso, ontstond er twijfel of men hem wel had opgezon-
den.(2) Zeker is het dat men er geen nieuws meer over vernam, ook al wer-
den er opzoekingen gedaan om te weten hoe de vork nu eigenlijk aan de
steel zat.
Ook de pastoors van de stad kwamen op 21 december bijeen om te
beraadslagen omdat ze uitgenodigd waren ook het voorbeeld van het Metro-
politaans Kapittel te volgen. Van de 22 genodigden, kwamen er ternauwer-
nood 14. Nadat men voor en tegen gesproken had, werd er gestemd over de
wenselijkheid ja dan neen een protest op te stellen. De uitslag was 7 ja
en 7 neen. Ook hier bleef het reeds opgestelde protest in het dossier van
de voorzitter, in wiens huis de samenkomst gehouden werd.(3)De stemming
van de pastoors - schreef de theoloog Bartagna (4) - "is het kanonschot
(1) Brief van Don Anfossie aan Don Berto, december 1877.
(2) De aangehaalde brief van Don Rua.
(3) Brief van Don Bonetti aan Don Bosco, Turijn 22 december 1877.
(4) Brief van Don Berto, 2 januari 1878.

36.3 Page 353

▲back to top


- XIII/349 -
geweest dat alle tuigen opgesteld om het effect van de brief aan de deken
te vernietigen, tegen de grond zou smakken. Bij de verdediging van Don
Bosco had theoloog Reviglio, pastoor van S. Agostino zich bijzonder doen
opmerken. Zodra Don Bosco dit vernam bedankte hij hem hiervoor vaderlijk.
"
Beste D. Reviglio,
"
"
Uit verschillende bronnen werd mij de samenkomst meege-
" deeld van de pastoors van Turijn op 20 (sic) december. Jij hebt
" gesproken ten voordele van je papa en ik dank je hiervoor. Het
" was ook providentieel voor de aartsbisschop dat het aldus verlo-
" pen is; want de zaken vervat in dit blad werden vooraf overgemaakt
" door de aartsbisschop zelf aan de heilige Vader en aan de Congre-
" gatie van Bisschoppen en Regulieren. En, causa vertente, zou het
" publiek advies van de pastoors van Turijn niet weinig de zaken
" "giudicande" gehinderd hebben. Dit is de mening van een hoge per-
" soonlijkheid die reeds mededeling heeft gehad van de samenkomst
" van het kapittel en van die van de pastoors. Ik zou het graag
" hebben dat iemand de onwaarheden in dit blad gedrukt, zou noteren.
" Indien je mij een gedetailleerd overzicht van de aantijging van
" de samenkomst, een materie behandeld met alle bijzonderheden,
" zoudt willen geven, zal mij dit echt genoegen doen.
"
Sinds gisteren is de heilige Vader, die bedlegerig was
" weer opgestaan. Heel Rome voelde er zich feestelijk door ge-
" stemd. Toch is hij aan het vervallen door zijn leeftijd, zijn
" werk en door zijn kwalen. Moge God ons deze kostbare schat nog
" bewaren.
"
Ik wens je een zalige hoogdag, bid voor mij die steeds
" in J. Chr. zijn zal
"
" Rome, Kerstdag 1877.
je toegenegen vriend
"
Pr. Gio. Bosco.
"
" P.S. Gelieve te noteren dat dit beruchte drukschrift bewezen werd
"
door vier werkjes van Mgr. de aartsbisschop (1) en indien een
"
bepaalde persoon er zich niet tegen verzet had, dan zou hij
"
er al een vijfde aan de heilige congregatie van de Breven aan
"
toegevoegd hebben. Is het dan te verwonderen dat er iets te-
"
gen gepubliceerd wordt?
(1) Door "de vier werkjes" bedoelt hij vier drukschriften door Zijne Excellentie naar
Rome gezonden en waarover Don Bosco weldra zal zeggen dat ze eerder tot een verde-
diging van de congregatie strekten.

36.4 Page 354

▲back to top


- XIII/350 -
De theoloog, ontroerd door de goedheid van Don Bosco liet hem een
gedetailleerd verslag van de zitting geworden.
"
Zeereerwaarde Vader, mijn beminde D. Bosco,
"
"
Tevergeefs zou ik trachten mijn eindeloze vreugde te be-
" schrijven welke ik gesmaakt heb bij het ontvangen van uw kost-
" bare brief. Het geschrift te zien dat mij herinnert aan mijn
" hoge weldoener en tedere Vader, te mogen lezen dat ik iets ge-
" daan heb dat behaagt aan Don Bosco, aan wie ik steeds denk,
" wiens naam ik steeds op de lippen en in het hart heb, heeft mij
" diep ontroerd! Ik heb dit schrift van diezelfde gezegende hand
" die zo kwistig over mij arme, verlaten, onder alle opzichten
" ongelukkige jongen, de schatten van zijn edelmoedige weldadigheid
" en van zijn vurige liefde uitgestort heeft, herhaaldelijk gekust.
" Mijn hart kromp echter ineen en gans mijn gelaat werd rood bij
" de uitdrukking: ik dank je. Mijn beminde Don Bosco, U bedankt mij,
" die na God alles aan U verschuldigd ben, die zonder U de ongeluk-
" kigste van de stervelingen zou geweest zijn. U bedankt mij voor
" een daad die ik U verschuldigd ben, niet enkel uit erkentelijk-
" heid, maar ook door de striktste rechtvaardigheid. Dat maakt me
" verlegen en doet me blozen. Ik verzoek U mij nooit meer te bedan-
" ken, maar mij nog enkel te bevelen. Ik bedwing thans mijn genegen-
" heid om U een overzicht te geven van wat U verlangt te weten.
" De samenkomst van de pastoors van Turijn was geenszins spontaan.
" De pastoor van San-Francesco da Paola, die, als oudste, ons in
" zijn huis samenriep, verklaarde meermaals dat men hem verzocht
" had dit te willen doen en toen hij tot ons het woord richtte en
" zei: U kent het doel van onze bijeenkomst, werd als uit een mond
" geantwoord, dat wij helemaal niets wisten. Men denkt dus dat het
" de aartsbisschop zelf is die de wens uitgedrukt heeft aan een van
" de kanunniken, in deze omstandigheid een teken van achting en
" meevoelen te krijgen om er zich in zijn voordeel op te beroepen.
"
Verschillende pastoors die er nog spijt van hadden dat ze
" zich op het onverwachts hadden laten vangen door het eerste re-
" kwest, zegden beslist te zijn in de toekomst naar geen enkele
" vergadering meer te zullen komen, indien niet vooraf de dagorde
" zou worden bekend gemaakt en er geen geheime stemming zou worden
" gehouden. Anderen voorzagen wat in werkelijkheid zou gebeuren en
" wilden niet naar de samenkomst gaan. De aanwezigen waren met zijn
" veertien. Aan dezen werd voorgesteld het Metropolitaanse Kapittel
" te volgen en aan Monseigneur hun innige deelneming aan te bieden
" in het leed hem veroorzaakt door dat naamloze schrijven, dat in
" omloop was en dat de manier zou afgekeurd worden, waarmee hij
" daarin behandeld werd. Er werd echter de opmerking gemaakt dat
" de pastoors zich niet tot de vorm konden beperken, zonder na te
" gaan wat er in het schrift te lezen was, zoals men dit kon opma-
" ken uit het adres van het Kapittel; en dat de pastoors hierover
" niet konden oordelen; dat de feiten

36.5 Page 355

▲back to top


- XIII/351 -
" door de naamloze schrijvers aangehaald voor de opperste rechtbank
" naar Rome waren gebracht en dat het ons dus niet geoorloofd
" was op het vonnis vooruit te lopen; dat het niet betaamde in de
" droeve tijden welke wij beleven stof te verschaffen aan de boos-
" aardige mensen om er kwaad over te spreken en er een schandelijke
" ruchtbaarheid aan te geven. Dit waren zaken die men al te veel
" moest betreuren zodra het voornoemde betoog van de kanunniken in
" de kranten verschenen was. De salesiaanse congregatie was door
" de heilige Vader goedgekeurd en aldus moest men haar eerbiedigen.
" De laster dat Don Bosco deze naamloze brief zou goedgekeurd heb-
" ben werd gelogenstraft. Na een drukke bespreking werd besloten
" over te gaan tot een geheime stemming of het al dan niet betaam-
" de het voorbeeld van de kanunniken te volgen. Zeven stemden voor
" en zeven tegen en aldus zou er geen betoog komen vanwege de pas-
" toors. Men dient echter te noteren dat, wanneer er een meerder-
" heid van ja-stemmers zou geweest zijn, er alleen zou gesproken
" zijn over de manier door de naamloze schrijver aangewend; iets
" wat Monseigneur de aartsbisschop niet veel helpen kon. Maar uit
" het geheel van de besprekingen gehouden door de voorstanders van
" Monseigneur kon men gemakkelijk merken dat ieder betoog door ons
" aangenomen, door hem zou zijn aanvaard geworden en door allen ge-
" interpreteerd als een veroordelend vonnis voor Don Bosco. Het is
" eveneens zeker dat, wanneer geen enkele pastoor zou afwezig ge-
" weest zijn, er een meerderheid van neen-stemmers zou geweest zijn.
" Ik heb zonder twijfel gezegd wat ik kon zeggen en wat ik wist,
" maar wie zich deed opmerken was de theoloog Arpino en de pastoor
" van de Carmine, met wie ik vooraf afgesproken had. Nu was het
" niet meer nodig tegen te spreken wat de kanunniken gezegd hadden,
" omdat men wist dat er ook onder hen waren die meenden geen be-
" toog te moeten aanbieden. Bijna allen betreurden het nadien dat
" in de kranten verscheen wat zij privaat aan Monseigneur geschre-
" ven hadden en uiteindelijk werd er steeds gesproken over de ma-
" nier en nooit over de substantie van de zaak. Een kanunnik heeft
" zelfs aan een pastoor gezegd: Mgr. de aartsbisschop meent dat hij
" zijn zaak kan begunstigen door verzoekschriften uit te lokken,
" maar hij bekomt juist het tegengestelde. De overtuiging is alge-
" meen dat de pastoors niet meer zullen bijeengeroepen worden, maar
" dat, wanneer dit zou gebeuren, het een nog veel schitterender
" triomf voor Don Bosco zou worden. Bij deze gelegenheid kon men
" duidelijk vaststellen hoe men te Turijn het onzeglijk groot goed
" dat U voor de Kerk en voor de maatschappij verricht, weet te
" waarderen. De gebeden van de goede mensen beginnen hun uitwerksel
" te hebben. Het spijt me er nog niet meer over te kunnen zeggen.
" Ik smeek om de zegen van de heilige Vader, indien U mij die kunt
" verschaffen en om uw zegen, U voor wie ik gans mijn leven de
" grootste achting en een doorvoelde erkentelijkheid zal hebben.
"
" Turijn, 29 december 1877.
uw zeer nederige zoon
"
Felice Reviglio, pastoor

36.6 Page 356

▲back to top


- XIII/352 -
Een andere vergadering van pastoors werd door Zijne Excellentie in
zijn paleis samengeroepen op 2 januari. De Theoloog Bertagna schrijft
hierover (1): "Hier was vandaag om halfvier in de namiddag een samenkomst
bij Zijne Excellentie die heel vreedzaam verliep. Er werd enkel de kwes-
tie van de catechismus behandeld. Op het einde, bij wijze van slot, werd
er aanbevolen verenigd te blijven en goed overeen te komen. Des te be-
ter!" Het bleek echter dat het laatst behandelde punt het doel van de
samenkomst geweest was en dat men getracht had de harten gunstig te stem-
men voor een nieuwe stemming.(2) Maar zo belangrijke publieke gebeurte-
nissen waren op komst, dat ze voor een tijd deze en andere private beroe-
ringen op het achterplan zouden laten.
Don Rua, die op de bres gebleven was te Turijn, bleef in onafge-
broken briefwisseling met Don Bosco. Op een brief, door hem bij gelegen-
heid van de kerstdagen geschreven over de toestand, liet Don Bosco na
de feesten volgend belangrijk antwoord geworden.
"
Beste D. Rua,
"
"
Het is een beproeving die de Heer onze arme congregatie
" laat overkomen. Hij zal ons helpen, zoals Hij in zovele andere
" zaken ons uit de moeilijkheden wist te redden. Laat de zorgen
" maar aan mij over. Stilzwijgen, gebed en strikt onderhouden van
" onze regel.
"
Indien er geen tijd meer zou zijn om het bekende blaadje
" (3) in het Bollettino te laten verschijnen, zou men het in het
" bijvoegsel kunnen plaatsen, maar het is goed dat het zou gebeuren.
" In twijfel moet je om raad gaan bij pater Rostagno, die onze
" vriend is. Ik geloof ook dat D. Cagliero er goed zou aan doen een
" bezoek te brengen bij kanunnik Nasi en bij kanunnik Pelletta om
" hun te zeggen dat ze bedachtzaam zouden zijn wanneer ze zich met
" de zaak bemoeien, omdat ze zich in geen geringe verlegenheid zou-
" den bevinden wanneer ze zouden moeten bewijzen wat er naar Rome
" werd geschreven: "het naamloze blad moet worden toegeschreven
" aan D. Bosco."(4) Men moet ook noteren dat de aartsbisschop vier-
(1) Aangehaalde brief.
(2) Brief van Don Reviglio aan Don Bosco, Turijn 2 januari 1878.
(3) Het is de verklaring, die verscheen op bladzijde 12 van het Bollettino van januari
1878. Men treft ze echter niet in alle exemplaren aan. Misschien verscheen ze enkel
in de exemplaren bestemd voor Turijn en de plaatsen van het artsbisdom cm het
schandaal niet te verspreiden.
(4) Wij p1aatsen deze woorden tussen aanhalingstekens omdat Don Bosco dit zegt in de
persoon van wie hem beschuldigen. Het "naamloze blad" is de naamloze brief.

36.7 Page 357

▲back to top


- XIII/353 -
" maal een antwoord met de pers uitlokte en die alle naar Rome
" zond. Maar waarom zorgt hij er niet voor te noteren wat verkeerd
" (1) is en het bekend te maken? Deze voortdurende schriften en
" drukwerken die nooit werden gevraagd zijn voor ons een werkelij-
" ke verdediging.
"
Het zou goed zijn dat iemand van mijnentwege de pastoors,
" die onze zaak ter harte hebben genomen, gaat bedanken. Verzamel
" alle bijzonderheden en schrijf ze mij dan.(2)
"
Wij bevinden ons nu op het einde van het jaar en ik ben
" pijnlijk ver verwijderd van onze lieve zonen. Jij zal ze van
" mijnentwege allen groeten en voor het nieuwe jaar het volgende
" aanbevelen:
"
1° de gewoonte van te roken en van kritiek uit te oefenen
" bestrijden.
"
2° stiptheid in de plichten van staat, te beginnen met
" Don Rua tot Giulio.(3)
"
3° Laat ons te communie gaan en veel bidden voor de pas ge-
" opende huizen en voor de huizen die gaan geopend worden in de
" missies, waar God ons een uiterst overvloedige oogst heeft
" klaar gemaakt.
"
Maak de cataloog van de leden gereed, zend mij een bondi-
" ge levensbeschrijving van de overledenen en de nieuwe kalenders.
"
God moge ons allen zegenen en geloof mij in J. Chr. te
" zijn
"
" 27-12-1877. Rome.
je toegenegen vriend
"
Pr. Gio. Bosco.
Nog eer de hierboven vermelde zwaardere zorgen alle kleinere zou-
den opslorpen, zelfs bijna op de vooravond hiervan, stelde een akte van
Don Bosco, om zo te zeggen een einde aan de cyclus van de wederwaardig-
heden, waarvan het verloop behandeld werd en waarvan de tegenstelling nog
lang zou aanslepen. Terwijl hij op reis naar Rome, zich ophield te La
Spezia en een bezoek bracht aan het huis dat op aandringen van Pius IX
geopend was, kwam volgende mededeling op zijn adres in het Oratorio aan.
"
Eerwaarde Heer,
"
"
De heilige Congregatie van de Bisschoppen en Regulieren
" ontving de gevraagde papieren en documenten (4) en op bevel van
(1) In de naamloze brief.
(2) Don Rua, die in alles zeer gehoorzaam was, deed dit in zijn brief van 6 januari
1878, waarvan wij een uittreksel gegeven hebben op blz. 386.
(3) Hij was een huisknecht, een schoonmaker.
(4) De lijst met documenten van de gunsten en privileges van de H. Stoel bekomen.

36.8 Page 358

▲back to top


- XIII/354 -
" Zijne Heiligheid zullen ze aan een ernstig onderzoek worden onder-
" worpen. Ik moet U thans ter kennis brengen dat onze heilige Con-
" gregatie zeer veel belang stelt in uw voorzichtigheid en gods-
" vrucht om te beletten dat een van uw leden en medewerkers van de
" salesiaanse congregatie, die van U afhankelijk zijn, ook maar on-
" rechtstreeks aan de pers iets zouden ter hand stellen, andere ge-
" schriften zouden publiceren van om het even welke aard die betrek-
" king hebben op de meningsverschillen met de aartsbisschop van
" Turijn. Met de zekerheid dat U zich hieraan zult houden wens ik
" U alle goed toe.
"
Tot genoegen
"
" Rome, 21 december 1877.
Kardinaal Ferrieri, Prefect
"
Aartsbisschop van Mira
De brief werd hem verder doorgestuurd naar Rome en bood hem de
gelegenheid het verloop van het meningsverschil samen te vatten in een
verslag aan kardinaal Ferrieri. Het geeft bondig de oorsprong, de ont-
wikkeling en de gevolgen ervan weer.
"
Eminentie,
"
"
Enkele dagen geleden, toen ik de hoge eer had mij op een
" audiëntie van uwe Eminentie te bevinden, vergat ik U te bedanken
" voor de brief welke U zich gewaardigd hebt mij te schrijven en
" voor de welwillende wijze waarop U mij aanbevolen hebt iedere pu
" blicatie te vermijden van zaken die betrekking hebben op het ge-
" schil tussen de salesiaanse congregatie en Mgr. de aartsbisschop
" van Turijn.
"
Ik kan U nochtans de verzekering geven dat noch op dit
" ogenblik, noch in het verleden door mij, noch door een van mijn
" ondergeschikten ooit op enigerlei wijze iets werd gepubliceerd,
" dat men ook maar als ongunstig zou kunnen interpreteren voor
" onze zeer vereerde aartsbisschop en ordinarius.
"
Na uw wijze raad zal ik dit met des te meer angstvallig-
" heid naleven, in het bijzonder, sinds klachten werden neergelegd
" bij de opperste Rechtbank van de H. Stoel, waaraan de katholieken
" van iedere stand zich eerbiedig moeten onderwerpen en zich zelfs
" moeten verheugen over ieder vonnis uitgesproken door deze onfeil-
" bare rechtbank.
"
Had God maar gewild dat deze gedragsregel zou nageleefd
" zijn door onze voornoemde aartsbisschop! De zaken zouden dan niet
" in een slop geraakt zijn, zoals ze zich thans spijtig genoeg meer
" dan ooit bevinden.
"
Sinds vele maanden regent het werkelijk brieven waarin de
" salesianen met kerkelijke straffen bedreigd worden, waarin gewei-
" gerd wordt wijdingen toe te dienen, predikanten en biechtvaders

36.9 Page 359

▲back to top


- XIII/355 -
" geschorst worden, ook de directeur van het hoofdhuis en ook de
" overste van de congregatie. Ik heb geschreven en doorluchtige per-
" sonen gevraagd hun goede diensten te willen aanbieden om deze
" strenge gedragsregel te verzachten, des te meer omdat de aarts-
" bisschop zelf zijn klacht bij de heilige Stoel neergelegd had.
" Nutteloze maatregelen. Om zich zelf te beveiligen en ons in de
" onmogelijkheid te stellen dezelfde verdedigingswapens te gebrui-
" ken, schreef hij mij twee dreigbrieven waarvan een brief met vol-
" gende inhoud: Indien U ... (1)
"
Nu de salesianen onmachtig waren gemaakt om op het even
" welke wijze hun redenen te doen gelden, bleef er mij geen andere
" weg open dan beroep te doen op de Moeder, op de meesteres van de
" waarheid. Daarom werd ik genoodzaakt, niet zonder veel last en
" schade, de zaken van de congregatie in Europa en in de buiten-
" landse missie te onderbreken om naar Rome te gaan en er leiding
" en recht te bekomen.
"
Na mijn vertrek ging Mgr. Gastaldi ermee voort brieven,
" nu eens geschreven dan weer gedrukt, aan talrijk gezaghebbende
" personen te zenden. Daarna liet hij op 18 december 1877 de kanun-
" niken van de metropolitaanse kerk samenkomen om een pamflet te
" veroordelen dat hij zonder enige grond aan de salesianen toe-
" schreef.
"
De kanunniken spraken geen veroordeling uit maar laakten
" enkel de manier waarop dit drukwerk over de aartsbisschop spreekt.
" Hij zond dit betoog aan de krant l'Unità Cattolica om het op te
" nemen, maar de directeur weigerde beslist. Het werd echter gepu-
" bliceerd in de Emporio Popolare van 20 december.
"
In een andere uitnodiging liet hij de pastoors van Turijn
" samenroepen en stelde hun voor de salesiaanse congregatie te ver-
" oordelen wegens het naamloze drukwerk.
"
De pastoors echter lieten opmerken dat de zaken waarover
" het ging, onderworpen waren aan het oordeel van de heilige Stoel
" en wilden het voorstel niet in overweging nemen.
"
Dan zorgde de aartsbisschop ervoor (op 22 december) dat
" de kanunniken nogmaals werden bijeengeroepen om een uitdrukkelij-
" ke veroordeling uit te spreken over het pamflet en over de salesi-
" aanse congregatie. Maar ook zij weigerden dit te doen en, zo-
" als ons verzekerd werd door sommige aanwezigen, beperkten zij
" er zich toe de heilige Vader te verzoeken van zijn gezag gebruik
" te willen maken om een einde te stellen aan deze betwistingen.
" Monseigneur was echter niet tevreden over deze resultaten en door
" middel van een daartoe opzettelijk opgestelde omzendbrief liet
" hij nogmaals alle pastoors van de stad Turijn in zijn paleis
" ontbieden voor 2 januari. Hij sprak hen over het geven van Cate-
" chismuslessen aan de kinderen, ging daarna verder met hun in te
(1) Zie hiervoor blz. , brief van de Aartsbisscbop van 1 december 1877.

36.10 Page 360

▲back to top


- XIII/356 -
" te prenten dat ze steeds verenigd moesten blijven met hun herder,
" herinnerde hun aan de weldaden die hij hun bewezen had en vroeg
" hun steun voor een zaak van groot belang, die hij hun binnenkort
" zou hebben bekendgemaakt. Allen hadden begrepen, werd mij ge-
" schreven, dat hij hierbij zinspeelde op een andere aanstaande
" uitnodiging om zich met hem te verenigen ten nadele van de
" salesianen.
"
De kranten verzamelen dat alles en publiceren het en ge-
" ven er grillige interpretaties van. Boze mensen maken er dan tot
" hun groot genoegen gebruik van dit alles uit te bazuinen ten na-
" dele van de godsdienst.
"
Uwe Eminentie zal zich hiervan een idee kunnen vormen wan-
" neer hij zal kennis nemen van enkele kranten die stellig uit mis-
" prijzen mij werden toegezonden en welke ik mij verstout bij mijn
" brief te voegen.
"
Ik ben ervan overtuigd dat deze ruchtbaarheid en deze
" boosaardige interpretaties zouden vermeden zijn indien men gedaan
" had, wat uwe Eminentie geschreven heeft.
"
De aartsbisschop verlangt ten allen prijzen dat de ver-
" spreiding van het naamloze schimpschrift ten laste zou worden ge-
" legd van de salesianen en met dit doel gaat hij ermee voort ge-
" drukte, mondelinge en geschreven aanklachten te Rome en elders
" te verspreiden. Dit is laster. Meermaals heb ik de aartsbisschop
" de verzekering gegeven dat geen enkele salesiaan hieraan deelge-
" nomen heeft en in meerdere brieven heb ik de onfatsoenlijke ma-
" nier gelaakt, waarop er over het kerkelijk gezag gesproken wordt
" maar, dat ik daarom het inzicht had volstrekt alle verantwoorde-
" lijkheid hiervoor af te wijzen. Hij wilde mij niet geloven en
" gaat er nog steeds mee voort te beweren dat wat ik zeg onwaarheden
" zijn.
"
Ik kan noch wil hierbij liegen, want het gaat hier om de
" waarheid. Ik heb aan de aartsbisschop gevraagd mij aan te tonen
" wat verkeerd was. Ik zou het dadelijk formeel veroordeeld hebben
" maar hij heeft gemeend mij niet te moeten antwoorden.
"
Wanneer men aldus voortgaat met beschuldigingen en publi-
" caties van allerlei aard, dan zie ik niet goed in hoe deze kwes-
" ties kunnen geregeld worden.
"
Zeker is wat hierna volgt:
"
1° De salesiaanse congregatie heeft in het diocees Turijn
" priesters die gesuspendeerd werden van het biecht horen, anderen
" van het preken, anderen van de Mis te celebreren. Aan de clerici
" wordt geweigerd de heilige wijdingen te ontvangen. Dit gebeurt
" terwijl van alle kanten gevraagd wordt te werken en terwijl Mgr.
" Gastaldi klaagt over de grote schaarste aan priesters in zijn
" diocees.
"
2° In de laatste Kersttijd schreef hij een van onze cleri-
" ci, die zijn eeuwige geloften heeft afgelegd, bij zijn diocees
" in, gaf hem de tonsuur en de vier lagere orden, hoewel deze
" voortging met te bevestigen dat hij als salesiaan geprofest werd
" en dat het zijn inzicht is dit gans zijn leven te blijven, en hij

37 Pages 361-370

▲back to top


37.1 Page 361

▲back to top


- XIII/357 -
" vroeg hem dat hij, eer hij tot priester zou worden gewijd, hem
" de wegzendingbrief van zijn overste zou voorleggen.(1)
"
3° Hij vertelt onterende dingen over de salesiaanse con-
" gregatie in alle streken van Italië; hij brengt haar in dis-
" krediet in de stad Turijn en de ontmoediging onder de salesia-
" nen is zo groot dat verschillende postulanten van gedacht verande-
" ren en anderen, die reeds aanvaard waren, geen deel meer wilden
" uitmaken van een congregatie die aldus gelaakt werd en ze verlie-
" ten. Zo mogen de salesianen besmeurd worden met alle gemeenheden,
" maar mogen ze zich niet verdedigen op straf van te worden gesus-
" pendeerd.
"
4° Hij heeft ook grote stoffelijke en morele schade ver-
" oorzaakt. Ik ben genoodzaakt geweest nuttige bezigheden te on-
" derbreken, uitgaven te doen voor reiskosten, heb zaken moeten
" schorsen en dit op een ogenblik waarop ik alle zorg had moeten
" besteden aan de huizen die reeds geopend zijn en aan andere
" huizen die moeten geopend worden in Europa en in het buitenland.
"
5° Hij berokkent aldus zware schade aan onze huizen die om
" te kunnen bestaan zich op de Voorzienigheid moeten verlaten. Hoe
" kunnen de salesianen die aldus publiek belasterd worden zich bij
" de gelovigen aanbieden om hun liefdadigheid op te wekken, om de
" jongens die wij hebben opgenomen ter hulp te komen? Hun aantal
" bedraagt meer dan twintigduizend en de salesianen moeten ervoor
" ze zorgen dat voorzien worden van brood en dat ze een christelij-
" ke opvoeding ontvangen.
"
Ik verzoek uwe Eminentie mij te willen verontschuldigen in-
" dien zou blijken dat mijn hart wat verbitterd is. Ik ben overtuigd
" dat men hier de grotere glorie van God en het welzijn van de zie-
" len verhindert en dat zonder redenen een Congregatie gesard wordt
" die goedgekeurd werd door de heilige Stoel en onder zijn doeltref-
" fende en vaderlijke bescherming geplaatst werd.
"
Uwe Eminentie alleen kan een dam opwerpen tegen deze kwalen
" en de opportune voorzieningen treffen opdat ze nooit meer zouden
" terugkeren.
"
Ik hoop dat uwe Eminentie, in uw beproefde en bekende goed-
" heid zich zal gewaardigen mij nog een korte audiëntie te willen
" verlenen om ophelderingen te verschaffen over de zaken die hier
" enkel vluchtig werden aangestipt en intussen heb ik het geluk mij
" met diepe erkentelijkheid en met eerbiedige en hartelijke vere-
" ring te mogen betuigen als
"
" Rome 7 januari 1878.
uw nederige en verplichtende dienaar
"
"
Pr. Gio. Bosco.
(1) Dit is Graaf Cays, die om gewijd te worden toen een kerkelijk patrimonium bij de
Curie moest oprichten.

37.2 Page 362

▲back to top


- XIII/358 -
Er waren nog twee andere gevolgen waarover Don Bosco zeker niet
kon spreken. Omdat men te Turijn voldoende wist welk een onderscheid er
bestond tussen het karakter van Don Bosco en dat van Mgr. Gastaldi werd
er veel gefluisterd, weliswaar om de eerstgenoemde te prijzen, maar tot
groot nadeel voor het kerkelijke gezag. Omdat er te Rome onophoudend aan-
klachten binnenkwamen over alles en nog wat, had Monseigneur Ferrieri
weinig achting voor Don Bosco en zijn congregatie, en bracht hen in dis-
krediet bij de kardinalen die de zaken niet volledig kenden. Dit voortdu-
rend afschilderen van Don Bosco als een stijfhoofd en bijna als boosaar-
dig, beïnvloedde ook het hart van Pius IX en bracht enige verkoeling on-
der hen, des te meer omdat er prelaten waren die over hem dachten zoals
Monseigneur.(1) Het is waar dat kardinalen, bisschoppen en zeer hoge per-
sonages trachtten Zijne Heiligheid gerust te stellen, maar zelfs aan het
pauselijk hof bestond enige weerzin tegen hem en hiervan zullen wij wel-
dra de pijnlijke gevolgen zien. Anderzijds zullen we ook zien dat Don
Bosco zich in alles gedroeg als dienaar Gods, met het grootste geduld,
met lankmoedigheid met goedheid, heilige geest en ongeveinsde liefde,
door prediking der waarheid en goddelijke kracht met de wapenen der ge-
rechtigheid in rechter- en linkerhand.(2)
(1) Op 6 november schreef advocaat Menghini aan de aartsbisschop: "Kardinaal Prefect
(Ferrieri) heeft mij bet volgende gezegd: - "Het schijnt me toe dat de H. Vader niet
goed voorgelicht is, en hem (D. Bosco) teveel bevoorde1igt." – Het origineel van deze
brief bevindt zich bij theoloog Franchetti te Turijn.
(2) Sint-Paulus – 2de Kor., VI, 4-7.

37.3 Page 363

▲back to top


- XIII/359 -
H O O F D S T U K XII.
WOORDEN EN DADEN VAN DON BOSCO VAN MAART TOT NOVEMBER 1877.
We hebben op de akker nog zovele korenaren vergeten te lezen dat
we er nog een tweede flinke schoof kunnen van maken, die we dan samen
zullen brengen door verschillende zwaden tot één bundel te voegen.
Gesprekken in familie.
De gesprekken van Don Bosco, hadden, volgens het zeggen van wie
naast hem of onder zijn gezag leefden nooit het aspect van een woorden-
kramerij. Vooral zijn zonen konden er steeds veel uit leren en haalden
er aansporingen tot het goede uit. Daaruit volgde dat men zich lang her-
innerde wat hij gezegd had en ook dat men zorg droeg het op schrift te
stellen. Hij die gedurende een tijd het meest bestendig nota nam van de-
ze private samenspraken was Don Barberis. Uit zijn schriften hebben wij
al meermaals geput en zullen we nog putten hoewel dit voortaan minder
zal gebeuren, omdat na 1876 zijn aantekeningen minder talrijk worden en
ze tussen 1878 en 1879 leemten van ganse maanden vertonen tot ze volle-
dig ophouden.
Op 2 april onderhield hij zich met enkele oudere medebroeders over
het leven in de colleges in het algemeen en in het bijzonder en zei daar-
bij zijn mening om hen voor te lichten, die aan wanordelijkheden moesten
verhelpen. - "Wanneer men ziet dat er in de huizen wanordelijkheden be-
staan" - zei hij - "mag men nooit wanhopen aan beterschap, zolang tussen
de oversten van de congregatie heiligheid en werklust heerst... Wanneer
het ons schijnt dat men sommige clerici zou moeten doorzenden, kan men,
als laatste proef, ze uitnodigen een driedaagse retraite te doen... Men
moet er de voorkeur aan geven het aantal van de jongens in een college
met de helft te verminderen liever dan toe te laten dat de zaken slecht
zouden gaan. Het is werkelijk beter de helft van de jongens weg te stu-
ren, als onze colleges maar veilig blijven... Wanneer er zedelijk kwaad
in een college bestaat is het onnodig daarover veel gerucht te maken.
Kent men een van de belhamels dan begint men met hem weg te sturen, na
enige tijd een andere en dan nog een andere. Wanneer men zo vrees inboe-
zemt bij hen die deze besliste daden zien, zo onvoorziens en zonder er
veel over te spreken, dan wordt de zedelijkheid in huis voortreffelijk
hersteld... Wanneer in een communiteit geen gemor en geen partijdigheid
meer is, dan geniet men er een volmaakte vrede. Daags daarna was Don
Barberis met hem na het middagmaal aan het wandelen en het gesprek kwam

37.4 Page 364

▲back to top


- XIII/360 -
op iemand in het huis die zich wat liet beheersen door zijn gulzigheid.
"Telkens over dit onderwerp gesproken werd" - schrijft hij in zijn kro-
niek - "stond Don Bosco daar bij stil." Hij zei: "Pas op, let daarop!
Wanneer iemand zich laat beheersen door deze ondeugd, dan houdt geen
beslissing, geen voornemen stand, omdat beterschap te moeilijk is. En als
gevolg van de gulzigheid komen er andere fouten. Sint-Hiëronymus zegt dat
wijn en kuisheid niet samen kunnen gaan." - Hij vertelde dan enkele fei-
ten die in zijn tijd in het seminarie en in het convict waren voorgeval-
len ten tijde van Don Cafasso en theoloog Guala, die vaak herhaalden: -
"Ook wanneer ze mirakels zouden doen, moet men nog niet geloven dat ze
die ondeugd zullen overwinnen, want na wat tijd zullen ze hervallen."
Don Bosco was bang voor ieder begin van misbruik op dit punt. Op
het feest van Maria, Hulp der Christenen, werd er buiten de boekenbeurs,
in het Oratorio een bank met verfrissingen gereed gezet, bediend door de
jongens. De internen betaalden met de zogezegde punten (1) en de jongens
van de andere colleges met geld. Daar waren ook de novicen en de leerlin-
gen van het Oratorio. In 1877 bepaalde het hoofdkapittel dat de eerste
niet meer naar het buffet mochten gaan en dat hiervan publiek kennis zou
gegeven worden, zodat ook de jongens het zouden horen. Toen vroeg iemand
aan Don Bosco of, om alle ontevredenheid te voorkomen, het niet goed zou
zijn aan de clerici, buiten de maaltijden in de refter, wat dranken uit
te delen. Don Bosco antwoordde: neen, zoals hij op een andere keer af-
wijzend had geantwoord aan hem die hem vroeg wat geld uit te delen aan
de geprofesten, waarmee ze zich iets op de kermis konden kopen. - "Wat
ze nodig hebben" -liet hij opmerken - "dat krijgen ze zonder meer in
alle omstandigheden. Zekere toegevingen worden met de tijd een recht en
dat kan onaangename gevolgen hebben."
Bij het gesprek van 3 april had men het over de mopperaars:- "Kijk"
- zei hij "nog een andere pest: het uitoefenen van kritiek. Wanneer die
mensen in de kloosters intreden dan valt alles in duigen. Dan is er bij-
na geen hoop op redding meer. Het enige middel is dan resoluut de aange-
taste tak afhakken. Het is werkelijk nodig dat wij hand over hand andere
kloosterorden gaan navolgen. Wanneer er een slechte plek in iets zit, dan
moeten wij ze uitsnijden en niet hopen dat er later verbetering zal ko-
men."
Men ging dan praten over de retraite die in die dagen gepreekt
werd door Don Barberis voor de adellijke kostschooljongens van Valsalice
en Don Bosco gaf hierbij vrije loop aan een gedachte, die hem zeer lief
was. "Gedurende de retraite is het nodig" - zei hij - "volstrekt altijd
over de roeping te spreken en deze, bijvoorbeeld, aldus te behandelen:
(1) Zie boekdeel XI, blz. 241.

37.5 Page 365

▲back to top


- XIII/361 -
"Wanneer de Heer een mens schept dan verlangt hij van hem iets speciaals.
Hij plaatst hem, zou ik bijna zeggen, op het begin van een weg welke Hij
met genaden bestrooit. Wanneer men dan op een zeker punt van het leven
gekomen is, moet er een beslissing worden genomen; het is nodig resoluut
de weg op te gaan die men voor zich vindt. Deze weg is een van beide, de
weg van het leven in de wereld of de weg van de geestelijke staat. Die
laatste weg splitst zich in twee: een weg voor de priesters in de wereld
en een weg voor de religieuzen die zich uit de wereld terugtrekken om
zich beter tegen de gevaren te beveiligen."
En aldus ging hij verder met redeneren op de toon van een eenvou-
dige aanmaning. Men moest aanbevelen en veel, en niet blindelings erop
los gaan maar veel, veel bidden, omdat dit een punt van kapitaal belang
is in het leven van de mens. Dan moest men erbij voegen: "Is hier iemand
die een speciale neiging voelt voor het priester- of kloosterleven?
Welnu, die persoon moet speciaal gedurende deze heilige retraite zich
gedwee tonen en om raad vragen. Is er hier iemand die al op jaren is en
geen enkele neiging tot deze twee staten voelt? Welnu, die is dan niet
geroepen en moet maar voort met de levenswijze, waarin hij zich bevindt."
Ik meen dat men op die manier aan allen over hun roeping kan spreken, in
welk college men ook aan het preken is en tot welke maatschappelijke klas
de jongens ook mogen behoren, tot de adel, tot de burgerij of tot de
landbouwersstand. Kortom, dit punt mag bij de retraites voor onze jongens
nooit verzuimd worden.
Zoals bekend waren de compagnies ingesteld op het aankweken van
priester- en kloosterroepingen, omdat zij als onmiddellijk doel de
Christelijke vorming van hun leden en de inwerking van het goede voor-
beeld hadden, voedden zij in de harten het verlangen naar het volmaakte
leven, ver van het bederf van de wereld. Gedurende de retraite van Bor-
go S. Martino schreef Don Bosco aan directeur Bonetti:
"
Beste D. Bonetti,
"
"
Denk eraan de kleine clerus, de compagnie van het allerhei-
" ligste Sacrament, van Sint-Aloysius en, indien je kan, ook die
" van de Onbevlekte Ontvangenis aan te bevelen. Geef de raad te
" spreken over de roeping, ervoor te bidden en dat hij die in zich
" de neiging voelt met de wereld af te breken, de genade van de
" Heer volge, enz. Deel dit ook mee aan D. Lazzero, D. Lemoyne en
" D. Scaravelli.(1)
"
Moge God jullie allen zegenen en bidden jullie voor jullie
" arme
"
" Turijn, 9-4-1877
je toegenegen vriend
"
Pr. Gio. Bosco.
_________________
(1) De eerste was onderdirecteur van het Oratorio, de twee anderen respectievelijk di-
recteur en catechist te Lanzo. Don Bonetti stond bij zijn medebroeders bekend als
een ijverige verspreider van goede initiatieven. Daarom bediende Don Bosco zich
van hem om ook bij anderen zijn eigen gedachte te laten doordringen.

37.6 Page 366

▲back to top


- XIII/362 -
Alle geschriften die uit het Oratorio vertrokken en die op een of
andere manier betrekking hadden op de zaken of de personen van het huis,
wou Don Bosco met eigen ogen zien. - "Deze geschriften" - zei hij, mogen
ons niet te zeer prijzen. Bovendien is het noodzakelijk dat, wanneer ze
de congregatie loven, ze nooit anderen afkeuren, zelfs wanneer de zaken
die men te zeggen had louter waarheid bevatten en dat er een zekere ge-
pastheid zou bestaan ze openbaar te maken." - Toen Don Barberis nota nam
van deze opmerking noemde hij zich zelf gelukkig, omdat Don Bosco, ter-
wijl hij hem niet zelden werk gaf, het telkens eigenhandig verbeterde eer
het gedrukt werd. Hij gaf hem zelfs raad van letterkundige aard. Je zoekt
vooraf gedachten" - zei hij hem, - "je rangschikt ze dan en laat er een
geheel uit groeien. Integendeel, je moet eerst de hele stof beschouwen,
ze rangschikken en dan er de afzonderlijke gedachten mee coördineren."-
Na hem op enkele taalfouten te hebben gewezen, ging hij verder: - "Steeds
korte zinnen. In plaats van een enkele lange periode, maak je telkens als
dat kan, twee of drie perioden. Het werkwoord op het einde plaatsen moe-
ten we overlaten aan andere schrijvers. Wij die streven naar een absoluut
volkse taal, moeten die gewoonte nooit nemen. Het gebeurt ook vaak dat
men onder verschillende vormen en met verschillende woorden niets anders
doet dan dezelfde gedachte herhalen. Dat zijn manieren van pedante
schrijvers. Wanneer men één gedachte heeft uitgedrukt dan gaat men aan-
stonds naar een andere over."
Hij hield ervan zijn blik op de toekomst te richten, maar terwijl
hij de geleidelijke ontwikkeling van het Oratorio zag, zou hij niet ge-
wild hebben dat men de sporen zou verliezen van wat het Oratorio in zijn
beginstadium geweest was. Aldus was hij op 27 december aan het spreken
over de toestand waarin het Oratorio zich bevond bij het allereerste be-
gin, en zei: - "Het zal opportuun zijn het plan te bewaren van het primi-
tief Oratorio. Het zou zelfs betamen dat wij, na de kaart ervan gemaakt
te hebben, deze zouden reproduceren of ook fotograferen. Voor hen die na
ons komen zal het steeds dierbaar zijn dit eerste ruwe afdak te zien,
waarin een begin gemaakt werd met het Oratorio en met de congregatie.
- "Tussen de vroegere jongens waren er ook enkele schilders en een
van hen was een zekere Rellisio (1) die er één zorgzaam ven bewaarde en
er verschillende kopies van aftrok... Wie eens een uitgebreide geschiede-
nis van het Oratorio en van de congregatie zal schrijven, zal ze dan kun-
nen verluchten met vignetten die er de verschillende fasen van voorstel-
len. Dit zal de genegenheid opwekken van de lezers en zal dienen tot het
bekomen van een grotere juistheid van het verhaal en om vertrouwen te
schenken aan de verteller: - "Het zou hem zelfs genoegen hebben gedaan
dat men een foto had genomen of een tekening had laten maken van de jon-
__________________________
(1) Lemoyne Mem. Biogr., II, 536; IV, 479-80; VII, 78. Door zijn bekend werk L’Ora-
torio di Don Bosco, heeft Don Giraudi onbewust en zeer goed deze wens van Don Bosco
in vervulling laten gaan.

37.7 Page 367

▲back to top


- XIII/363 -
gens in de kerk, om aan te tonen hoe ze zich daar bevonden, namelijk op
welke manier ze er geplaatst waren, en met hoevelen en wie ze waren."
"Vooral" - voegde hij eraan toe, zou ik het zeer op prijs stellen,
wanneer men in hun uniform de politie zou zien, door de stad gezonden om
te spioneren of Don Bosco de oorlog preekte of de opstand of de weerstand
aan de wetten. Ik stel me voor dat het een mooie schilderij zou zijn,
verscheidene honderden jongens aandachtig te zien luisteren naar de woor-
den die mij van de lippen komen en zes burgerwachten in uniform, rechtop
twee aan twee en op drie verschillende plaatsen in de kerk, terwijl ze
met gekruiste armen ook mijn preek aanhoren. En ze zouden mij zo grote
diensten kunnen bewijzen als assistenten bij mijn jongens, hoewel ze daar
waren om mij te surveilleren. Het zou buitengewoon mooi zijn deze wachten
af te beelden, terwijl ze zich met de rugzijde van de hand tersluiks de
tranen afwissen of met hun zakdoek hun gelaat bedekken, opdat niemand hun
ontroering zou bemerken. Ofwel zou men ze ook kunnen tekenen bij de jon-
gens aan de biechtstoel, terwijl ze hun beurt afwachten. Want ik had de
preken meer opgesteld voor hen dan voor de jongens en ontwikkelde het
thema van de vier uitersten: de zonde, de dood, het oordeel en de hel.
Daarna werden ze bij hun chefs geroepen en ook bij de burgemeester en ze
ondervroegen hen om te weten of Don Bosco de opstand niet gepreekt had."-
"Zeker," - werd er geantwoord - "hij heeft mij in opstand gebracht tegen
mijn eigen persoon en ook ik ben mijn Pasen gaan houden, nadat ik dit zo-
vele jaren niet meer gedaan had. Hij sprak over de dood alsof wij al dood
waren of alsof we binnen het halfuur moesten sterven.— En dan de hel!
Nooit had ik dergelijke beschrijving gehoord. En toch zei Don Bosco op
het einde dat, wat hij beschreven had, nog niets was, dat het enkel een
zwakke schaduw was van de werkelijkheid." En de tonelen tussen Don Bosco
en Markies Cavour, bijgenaamd "houten been", vader van Gustavo en Camil-
lo?... En de heren van de gemeenteraad samengekomen bij de aartsbisschop
om te beslissen of de Oratoria konden toegelaten worden... Door aldus te
spreken liet hij opnieuw de meest kenmerkende taferelen van de heldhafti-
ge tijd herleven en deed ze bijna door de zijnen beleven. Was het toen
nog geen schilderij, toch vond men altijd in zijn woorden de elementen om
ze te doen ontstaan, wanneer er een kunstenaar zou opduiken.
Onder datum van 1 mei heeft Don Barberis enkele kostbare vertrou-
welijke mededelingen verzameld, hem door Don Bosco gedaan, terwijl ze aan
het wandelen waren in de bibliotheek, die in verbinding stond met zijn
kamer en waar hij binnenging, wanneer hij zijn hoofd wat tot rust moest
laten komen of wat op en neer wilde wandelen. Men kan heel wat tussen de
regels lezen! - "Ik zie wel" - zei hij hem - "dat het voor mij onmogelijk
is op alles te letten. Het is noodzakelijk dat het Hoofdkapittel zou ont-
last worden van de zaken van het huis, en nog meer dat ieder lid van het
Hoofdkapittel een secretaris zou hebben. Mocht ik vijf of zes priesters
hebben, die zich met niets anders zouden bezig houden dan de werkjes uit
te voeren die ik hun voortdurend zou geven, dan zouden ze nog teveel te
doen hebben. Tot heden toe heb ik iedere dag biecht gehoord, maar ik zie

37.8 Page 368

▲back to top


- XIII/364 -
dat het niet mogelijk is zo verder te gaan. Het is zeker zeer belangrijk.
Ik heb het tot hiertoe volgehouden en ik bleef op mijn post zo lang het
ging, maar van nu af kan ik het niet meer. Het zal nodig zijn dat ik mijn
Mis op mijn kamer opdraag, om wat vrije tijd te hebben om over onze zaken
te kunnen nadenken. Tussen de biechten en de audiënties blijft er mij
geen minuut tijd over om mij met andere zaken bezig te houden. Tot heden
toe verleende ik alleen in de voormiddag audiëntie, maar nu men weet dat
men ook in de namiddag wel eens toegang kan hebben tot Don Bosco, komt
men ook na het middagmaal en dan moet ik ermee ophouden mij met de zaken
van de congregatie bezig te houden en kan ik helemaal niet buiten huis
gaan. Mijn gezondheid houdt het dan niet uit en de jongens hebben niets
meer te eten omdat de weldoeners geen aalmoezen meer zenden. Wanneer Don
Bosco ze gaat opzoeken zijn ze mild, maar anders geven ze niets." Ook in
de eerste helft van de maand augustus sprak hij opnieuw met dezelfde ge-
sprekspartner over zijn drukke bezigheden en zei: "In deze toestand zou
ik nog iets verder kunnen gaan, maar het is onmogelijk het vol te houden.
Thans doe ik werkelijk mijn laatste wanhopige inspanningen!" En don Bar-
beris geeft hierbij zijn commentaar: "Afgemat als hij is na de audiënties
van de voormiddag, laat hij nooit na zich voor zijn schrijftafel te zet-
ten, na twee uur in de namiddag en dan gaat hij er niet meer van weg tot
halfnegen, voor het avondmaal. Om de zaken van de congregatie te kunnen
afwerken gaat hij niet meer van huis weg. Hij heeft beslist aan de Vrome
Sociëteit de nodige richtlijnen te geven opdat de zaken in de toekomst
een goed verloop zouden hebben en dezer dagen zei hij nog: "Ik blijf
thuis, aan mijn schrijftafel en ik werk er heel wat brieven af. Soms ben
ik zelf verwonderd over het grote aantal zaken die ik op een dag afhandel
en meestal laat ik al het overige liggen om mij te beperken tot wat de
congregatie aangaat. Het is inderdaad zo dat ik vrees de ene of de andere
dag te zullen sterven en ik zou niet willen dat mijn zonen in het slop
zouden zitten."
Op 30 juni was hij, zoals gebruikelijk na het middagmaal, aan het
wandelen in de refter en had hij het over geestelijk leiding en biechtho-
ren, toen hij er aan dacht dat hij aan don Barberis moest zeggen dat hij
in zijn naam zou antwoorden aan een pastoor, die hem raad vroeg over de
manier waarop hij leiding moest geven aan een scrupuleuze en ongezeglijke
penitente. Zij zou ook bij een andere biechtvader willen gaan, maar de
pastoor liet het haar niet toe uit vrees dat ze nog meer zou gaan pieke-
ren. Het antwoord moest zijn dat, indien de dame voortging bij hem te
biecht te komen, hij moest eisen dat ze hem zou gehoorzamen en dat, als
men aan elke biechteling moet toelaten bij andere biechtvaders te gaan,
men het voor deze mensen moet vergemakkelijken en zelfs aanraden dat ze
een andere biechtvader zouden kiezen. Komen ze later terug, dan aan-
vaardt men ze opnieuw, en eist men weer gehoorzaamheid. Willen ze dan
nog eens een andere biechtvader, dan laat men ze doen.

37.9 Page 369

▲back to top


- XIII/365 -
Op een avond na het maal, terwijl er over tal van zaken gepraat
werd tussen Mgr. Ceccarelli en enkele priesters van het Oratorio, viel
ook het woord beata een woord dat bijna de technische term is om zekere
vrouwen aan te duiden die op overdreven of op indiscrete manier aan gods-
vruchtoefeningen doen. Don Bosco luisterde toe. Omdat hij overtuigd was
dat dergelijke vrouwen goed deden wou hij nooit horen dat men er met af-
keuring over sprak: daarom herhaalde hij daar wat hij vernomen had van
Don Cafasso: - "De "beste" zijn meestal de godsdienstige steun van een
streek of van een parochie. Er zich niet om bekommeren of ze slecht be-
handelen is de oorzaak dat de sacramenten minder ontvangen worden. Soms
is het een goed middel, om bij een bevolking meer vroomheid te verwekken,
gebruik te maken van deze brave vrouwen. Wat hen wat lomp pleegt te maken
is onwetendheid en een overdreven vreesachtigheid, maar doorgaans zijn
het onschuldige zielen, die ganse jaren doorbrengen zonder niet enkel een
doodzonde, maar niet eens een opzettelijke dagelijkse zonde te bedrijven.
Wanneer ze merken dat ze worden tegengewerkt, dan durven ze niet meer na-
deren, spreken erover met vriendinnen en buurvrouwen, blijven rondlopen
met in hun hart die ontevredenheid en verkoelen in hun godsvrucht. Ik
herinner mij dat de pastoor van Castelnuovo in het begin, zowel privé als
vanaf de kansel, tegen dat soort vrouwen uitviel, dat ze hem tijd deden
verliezen, dat ze het beter konden uitleggen met minder woorden en zo
voort. Welnu, niemand kwam bij hem nog te biecht en zijn parochianen ver-
wijderden zich van hem en gaven er de voorkeur aan te gaan biechten bij
de kapelaan. Eens deed hij hierover zijn beklag tegenover mij. Ik deed
niets anders dan hem herinneren aan de raad van Don Cafasso en nodigde
hem uit zo niet meer te spreken, maar te zeggen dat ze maar veel bij hem
zouden komen biechten en dat hij altijd gaarne hun biecht zou horen. Maar
dan moest hij vooral in de biechtstoel deze vrouwen goed behandelen, veel
zachtheid en geduld betonen, ze opdracht geven dat ook anderen bij hem
zouden te biecht komen. De pastoor deed het aldus en op korte tijd, kwam
heel het dorp bij hem biechten en verhoogde het aantal communies."
Wat de biecht van de jongens aangaat, liet hij het volgende op-
merken. - "Soms" - zei hij - "komen er bepaalde jongens te biecht. Ze
zeggen niets en ook wanneer men ze ondervraagt, geven ze geen antwoord.
Het is beter dat men deze jongens bij zich laat komen en niet achter de
tralies; zo kan men ze met meer gemak aan het spreken krijgen. In derge-
lijke gevallen is het veel waard dat we hun hoofd tussen onze handen
kunnen houden zodat ze noch rechts noch links kunnen kijken. Op die ma-
nier worden ze ertoe gebracht alles te zeggen. Maar in het begin moet
men veel geduld hebben en voortgaan met hun verscheidene vragen te stel-
len, om ze aan het spreken te krijgen. Ik heb jongens gehad, bij wie het
onmogelijk scheen er ook maar één woord uit te krijgen en ik slaagde er
enkel in op een eigenaardige wijze. Wanneer ik geen enkel antwoord op
mijn vragen verkreeg, vroeg ik hun: - "Heb je vanmorgen je ontbijt al
gehad? Ja. Heb je goede eetlust? Ja. En thuis, met hoeveel broers en zus-
ers ben je daar?... Eens ze begonnen te antwoorden, gingen ze verder door ook

37.10 Page 370

▲back to top


- XIII/366 -
wanneer ik hun ernstiger vragen ging stellen."-
Feesten.
Het feest bij uitstek in het Oratorio was en is nog dat van 24 mei.
Voor de noveen en de plechtigheid werden een groot aantal exemplaren
uitgedeeld van een Invito Sacre (vrome uitnodiging) gedrukt op dunne
blauwe blaadjes, een fraai typografisch werkje, dat de uurregeling van de
diensten en godsdienstoefeningen aangaf en het muziekprogramma: de hoog-
mis in vier stemmen van Rossini, de Vespers met het Saepe dum Christi of
de zeeslag van Lepanto en het Tantum Ergo van Don Cagliero. Een nota op het ein-
de zei dan: "De aalmoes die de aangeslotenen (bij de Aartsbroederschap)
of andere godvruchtige mensen dit jaar verlangen te geven, is bestemd
voor het herstel van de vloer, de verbetering van het doksaal en het ver-
gulden van het beeld van Maria, Hulp der Christenen." Het beeld van de
Madonna op de koepel, waarvan het eerste verguldsel afgeschilderd was,
stond daarboven zwart te worden met een treurig effect. Er moest iets
gedaan worden om het opnieuw van daar hoog te laten schitteren in de
glans van het goud.
Tweemaal hield Don Bosco het "avondwoordje" tot de jongens gedu-
rende de periode van de onmiddellijke voorbereiding tot het feest: voor
de noveen en voor het triduüm. Op 13 mei sprak hij na het avondgebed in
dezer voege:
"
Af en toe voel ik me gedwongen jullie eens te bezoeken
" om jullie een woordje te zeggen. Wij bevinden ons in een tijd waarin er
" een buitengewone reden aanwezig is om goede werken te verrichten.
" We hebben in deze dagen zovele mooie gelegenheden om verdiensten
" te verwerven: de maand van Maria, de noveen van de heilige Geest,
" de zondagen van Sint-Aloysius en dan de noveen van Maria, Hulp
" der Christenen. Wat al mooie zaken! En het zijn als even zo-
" vele draden die de genaden van de Heer naar ons toe halen.
"
Het is vooral gedurende deze noveen van de heilige Geest dat
" ik de gedachte aan de roeping pleeg aan te bevelen. Het is de
" meest opportune tijd om te weten wat de Heer van ons wil. Allen moe-
" ten wij er aan denken, en vooral zij die de toog hebben aange-
" trokken, die hun geestelijke loopbaan begonnen zijn, nl. de
" clerici die het nodig hebben voor hun volharding. Zij moeten
" ernstig denken aan de belangen van hun ziel, ze moeten gedurende
" deze noveen nagaan of er iets in hun gedrag moet veranderen, of
" er iets moet worden bijgevoegd en iets moet verbeterd worden en
" dan moeten ze aan de Heer de genade vragen te kunnen volbrengen
" wat ze overwogen en besloten hebben. De Heer weigert deze genaden niet.
"
En niet enkel de clerici, maar ook de andere jongens moeten aan
" hun roeping denken en als eersten de jongens van de vijfde klas
" van het gymnasium, die dit jaar een definitieve beslissing moeten

38 Pages 371-380

▲back to top


38.1 Page 371

▲back to top


- XIII/367 -
" nemen. Ook de jongens van de vierde klas en sommigen van de
" lagere klassen moeten nu beginnen te denken aan dat wat ze in
" de toekomst zullen doen, om zich ook in deze wereld een geluk-
" kige staat te verzekeren. Wanneer ze bijtijds beraadslagen en
" om raad vragen, dan zullen ze op het einde van het jaar zich tevreden
" voelen en zekerheid hebben. We moeten uit ganser harte deze
" genade vragen, die de Heer aan allen die ze Hem vragen ver-
" leent en Hij zal door zijn zegen uw goede voornemens bevestigen.
"
Ik verlang dan dat allen gedurende deze maand en gedurende
" deze noveen aan Maria, Hulp der Christenen, aan deze goede Moeder
" de genade vragen bevrijd te worden van alle gevaren van deze we-
" reld. Jullie kennen de wereld niet, maar ik die erin leef, ik zie
" aan hoeveel gevaren zovele van uw vrienden en van uw verwanten blootge-
" steld zijn. Jullie bevinden zich hier in de ark van Noë, hoewel
" het Oratorio groter is dan die ark. Wij zijn hier, zo bedoel ik,
" als in een plaats van heil, beveiligd tegen de zondvloed van
" duizenden gevaren die hen daarbuiten van alle kanten omringen.
" Hier zijn we gescheiden van de ergernissen, van de slechte mak-
" kers en hebben wij alle gelegenheid om het goede te doen. Wanneer
" jullie uit deze ark komen, wat al gelegenheden om te vallen zul-
" len jullie niet ontmoeten, omdat jullie nog geen ervaring van de
" wereld hebben! Jullie weten niet in welke gevaren vele van uw
" makkers, die het ongeluk hebben gehad in de wereld te gaan, zich
" bevinden. Bovendien hebben we hier het grote geluk, Maria, Hulp
" der Christenen, te hebben die bereid is ons te beschermen en ons
" iedere dag hare genaden, ook lichamelijke genaden schenkt. Nu
" eens is het een blinde die opnieuw kan zien, dan weer een lijder
" aan vallende ziekte die volledig genezen wordt, zoals deze voor-
" middag is voorgevallen. Nu eens is het een kreupele die zich
" sinds acht jaar niet meer kon bewegen en begonnen is te lopen,
" zoals gisteren gebeurde; en nog andere buitengewone ophefmakende
" genaden zou ik jullie kunnen verhalen, die de allerheiligste
" Maagd voortdurend verleent aan wie haar erom smeken.
"
Indien, zeg ik, deze Moeder zo goedertieren en mild blijkt
" te zijn in het verlenen van genaden voor het lichaam dat bestemd
" is om de geest te dienen, voor dit ellendige lichaam dat binnenkort
" onder de grond moet worden gestopt om er tot stof te vergaan, wat
" zal Zij dan niet doen voor onze zielen, bestemd om met de Heer
" gedurende de ganse eeuwigheid te genieten? Wat al genaden houdt
" Zij niet bereid voor wie ze Haar vragen? Herinneren jullie zich,
" mijn beste jongens, dat de H. Maagd al deze genaden in bewaring
" heeft gehouden, die nodig zijn voor ieder van ons, voor onze ziel,
" voor ons lichaam, voor onze ouders, verwanten, vrienden. Om ze
" te geven verwacht zij enkel dat wij ze Haar zouden vragen.
"
Indien Zij ze dus gereed houdt, indien Zij bereid is ze
" te verlenen aan wie ze Haar vraagt, met wat een godsvrucht moe-
" ten wij er Haar dan niet om verzoeken, vooral gedurende deze noveen.
"
En dan hebben de moeders altijd een bijzondere tijd, waarop

38.2 Page 372

▲back to top


- XIII/368 -
" ze geneigd zijn geschenkjes te geven aan hun kleine kinderen,
" waarop ze gemakkelijker geven alles wat ze hun vragen. Dat zal
" hun verjaardag zijn, hun naamdag, de verjaardag van hun eerste
" communie, die van hun H. Vormsel, een dag die hun aan een ge-
" lukkige gebeurtenis herinnert. Er zijn zovele tijdstippen waarop deze
" goede moeders een bijzondere gunst voor hun kinderen gereed hou-
" den. Maar ze wensen dat men het hun zou vragen om ze te kunnen
" geven en soms zijn ze bedroefd, wanneer een van die mooie gele-
" genheden voorbij gaat zonder dat hun iets gevraagd wordt.
"
En indien dat aldus is bij de moeders van deze aarde zal
" het dan niet hetzelfde zijn van onze goede moeder daarboven in de he-
" mel? Geloven jullie mij maar, zij is beter, oneindig meer lief-
" derijk en veel machtiger dan de moeders van deze aarde. Zij kan
" ons alles verlenen en verleent het ons gaarne.
"
Indien we ons daarom van ganser harte aan Haar zullen aanbeve-
" len, zal Zij bereid zijn ons te helpen, omdat wij op een bijzondere
" manier haar kinderen zijn.
"
Laten we dus gebruik maken van de goede gelegenheid van deze
" maand, van deze noveen, van haar feest om ons aan te bevelen
" aan de zalige Maagd, Hulp der Christenen. Wat mooie genaden heeft
" ze bereid om onze wensen te voldoen! Geestelijke genaden, licha-
" melijke genaden, genaden voor de gezondheid, voor de studies, voor
" onze verwanten, voor hun zaken en voor hun velden. Laat ons tot
" Haar bidden. Moge Zij jullie verdedigen in alle gevaren van het
" leven. Moge Zij jullie naar het doel leiden waarnaar al onze in-
" spanningen gericht zijn. Ieder van jullie make goede voornemens,
" moge ze in praktijk te stellen en de Heer en de allerheiligste
" Maria zullen jullie helpen om gaaf uit alle gelegenheden tot
" zonde te geraken. Goede nacht.
Op de avond van 20 mei beklom hij nogmaals de kleine kansel.
Zoals het de gewoonte was, kwam een jongen naderbij, kuste zijn hand en
overhandigde hem een verloren voorwerp, dat in een stukje papier gewik-
keld was. Don Bosco vond er stof in om de toehoorders wat op te vrolijken
en aldus de weg te banen tot wat hij zeggen wou.
"
Hier heb ik een biljetje... namelijk een gouden muntstuk
" van vijf centiemen (gelach). Kijk eens, wat al fouten tegen de
" spraakleer! (gelach). En vermits het verboden is geld bij zich
" te hebben (terwijl hij het geld op zak stak) zal niemand het
" terugeisen en het zal dienen om de schulden van het Oratorio te beta-
" len (gelach) zodat wij allen tegenover Maria, Hulp der Christe-
" nen, vrolijk zullen gestemd zijn.
"
Het is nu het feest van Pinksteren, in de noveen van Maria,
" Hulp der Christenen. Deze maand krijgen wij elke dag niet een
" enkele, maar vele genaden van de Madonna. Vandaag komen er per-
" sonen naar onze kerk om gunsten te vragen of te bedanken voor

38.3 Page 373

▲back to top


- XIII/369 -
" gunsten welke ze ontvangen hebben; vandaag komen van verre brie-
" ven en verhalen van wonderbare feiten, toegeschreven aan de aan-
" roeping van onze goede Moeder, en waarin de erkentelijk-
" heid van de begunstigden wordt uitgedrukt.
"
Maar de meest ophefmakende gunsten zijn deze welke niet
" gekend zijn. Hoeveel personen zouden niet kunnen uitpakken
" met de zaken van hun ziel! En zonder zelfs heel ver te gaan, wer-
" den hier in ons huis ontelbare genaden verleend ten voordele van
" zoveel jongens, die, nadat ze Maria aangeroepen hadden on-
" der haar titel van Auxilium Christianorum geestelijke gena-
" den hebben ontvangen. De ene is erin geslaagd een slechte ge-
" woonte af te leren, een andere heeft een deugd verworven die
" moeilijk in praktijk te stellen is.
"
Ik beveel dan ook aan zoveel als ik kan en vermag, dat ieder
" gedurende deze noveen tot de allerheiligste Maagd zou bidden.
" Deze meelijdende Moeder verleent gemakkelijk de genaden welke
" wij nodig hebben en nog veel gemakkelijker de geestelijke gena-
" den. Zij is in de hemel zeer machtig en iedere genade, welke zij aan
" haar goddelijke Zoon vraagt, wordt haar dadelijk verleend. De
" Kerk laat ons de macht en de goedertierenheid van Maria kennen,
" in deze hymne, welke aldus aanvangt: Si caeli quaeris januas, Mari-
" ae nomen invoca. Indien u de poorten van de hemel zoekt, roep
" dan de naam van Maria aan. Wanneer men om in het paradijs binnen
" te treden alleen maar Maria's naam moet aanroepen, dan moeten we
" wel zeggen dat Zij machtig is.
"
Reeds enkel haar naam wordt voorgesteld als de poort van
" de hemel en allen die er willen binnentreden, moeten zich aan
" Maria aanbevelen.
"
En laten wij onze toevlucht tot haar nemen, vooral opdat zij
" ons zou helpen op het ogenblik van onze dood. De Kerk zegt, inder-
" daad, op een andere plaats, dat Maria reeds alleen vreselijk
" is als een leger in slagorde, dat de strijd aanbindt tegen de vijan-
" den van onze ziel. Reeds bij het horen van de naam van Maria
" slaan de duivels hals over kop op de vlucht. Daarom wordt ze genoemd
" Auxilium Christianorum, Hulp der Christenen, zowel tegen de
" vijanden van buiten als tegen de vijanden van binnen.
"
Wij moeten ons vooral aan Haar aanbevelen, wij, die haar
" feest op een bijzondere manier vieren als ons eigen feest, hoe-
" wel dit het feest is van de wereldkerk. Om deze reden beveel
" ik jullie aan zoveel ik kan en vermag en vraag ik jullie, dat
" mijn raad zou gebeiteld staan in jullie geest en in jullie
" hart steeds de naam van Maria te willen aanroepen, speciaal met het
" schietgebed: Maria Auxilium Christianorum, o r a p r o nobis. Het
" is geen lang gebed maar men heeft ervaren dat het zeer doeltreffend
" is. Ik heb het al aan velen aangeraden en allen of bijna al-
" len hebben mij gezegd dat ze er gelukkige resultaten mee bekomen
" hebben. Zo hebben me eveneens andere mensen verzekerd, die zonder
" iemands raad, maar uit zichzelf de gewoonte hadden aangeno-
" men het te bidden.

38.4 Page 374

▲back to top


- XIII/370 -
"
Wij hebben allen onze ellenden, wij hebben allen hulp nodig.
" Wanneer jullie dus een geestelijke gunst willen bekomen,
" nemen jullie dan de gewoonte aan af en toe dit schietgebed te zeg-
" gen. Onder een geestelijke gunst kan men verstaan de bevrij-
" ding van bekoringen, van droefgeestigheid, van lauwheid,
" schaamte in de biecht waardoor het bekendmaken van de zonden iemand
" te zwaar valt. Wanneer iemand onder jullie een hardnekkige be-
" koring wil doen ophouden, een drift wil overwinnen, aan talrij-
" ke gevaren van dit leven wil ontsnappen of een grote deugd ver-
" werven, dan moet hij alleen maar de naam van Maria, Hulp der
" Christenen, inroepen. Deze en andere geestelijke genaden zijn de ge-
" naden die men het meest bekomt. Ze geraken niet bekend maar doen
" het grootste goed aan de zielen.
"
Het komt hier niet te pas dat ik jullie de zeer talrijke namen
" zou noemen van hen die, door haar met dit schietgebed te aanroe-
" pen, bijzondere genaden bekomen hebben. Aan hoevelen heb ik niet
" aangeraden het schietgebed te zeggen: Maria Auxilium Christiano-
" rum, ora pro nobis. Aan honderden, duizenden, hier in huis en
" buiten huis en ik heb hen gezegd dat, wanneer ze niet zouden
" verhoord worden na het bidden van dit schietgebed, ze het mij
" zouden komen zeggen. En tot heden toe is mij nog niemand komen
" beweren, dat hij de genade niet bekomen had. Ik zeg het verkeerd
" en ik moet mezelf verbeteren. Er was iemand, vandaag nog, die
" zich bij mij kwam beklagen dat hij niet verhoord geweest was.
" Maar weten jullie waarom? Ik heb hem ondervraagd en hij heeft
" mij bekend dat hij wel het inzicht had gehad Maria te aanroepen,
" maar dat hij ze daarna niet aangeroepen had. In dit geval is het
" niet de Maagd Maria die te kort schiet, maar wij schieten te kort
" tegenover haar door niet tot haar te bidden. Het is Maria niet
" die ons niet verhoort, wij zijn het die niet verhoord willen
" worden. Men moet met nadruk bidden, met volharding, met geloof,
" met het werkelijk in zicht verhoord te worden. Ik wil dat jullie
" allemaal deze proef zouden doen en dat jullie ze ook zouden la-
" ten doen door jullie verwanten en vrienden.
"
Wanneer op het aanstaande feest van Maria, Hulp der Christe-
" nen, ze bij jullie op bezoek zouden komen of, wanneer jullie een brief
" schrijven, of wanneer men jullie boodschappen laat doen bij jul-
" lie familie, zeggen jullie dan van mijnentwege: - "Don Bosco
" geeft jullie de verzekering dat wanneer jullie enige geestelijke gena-
" de moeten bekomen en jullie tot de Madonna zullen bidden met
" volgend schietgebed: Maria Auxilium Christianorum, ora pro nobis
" jullie zullen verhoord worden. Indien jullie niet verhoord worden,
" zullen jullie aan Don Bosco een genoegen doen met het hem te schrijven."
"
Indien ik zal te weten komen dat een van jullie goed, maar
" tevergeefs zou gebeden hebben, dan zal ik dadelijk een brief
" schrijven aan Sint-Bernardus om hem te zeggen, dat hij zich ver-
" gist heeft wanneer hij gezegd heeft: "Herinnert U, o goedertieren
" Maagd Maria, dat het in de wereld nooit gehoord is geworden dat

38.5 Page 375

▲back to top


- XIII/371 -
" iemand die uw gunsten afsmeekt zou verworpen of verlaten worden." Maar
" jullie mogen zeker zijn dat ik geen brief zal moeten schrijven
" aan Sint-Bernardus. En weten wij niet waar Sint-Bernardus zich
" bevindt?Is hij niet in de hemel?
"
- "Er zal moeilijkheid zijn bij de posterijen" – hoorde
" men D. Rua uitroepen. "Ze zullen niet weten hoe ze hem die brief
" moeten laten toekomen."—
"
"Zeker" - antwoordde Don Bosco - "om tot aan de verblijf-
" plaats van Sint-Bernardus te geraken, zal er een postkoets nodig
" zijn die zeer snel moet rijden en wie weet hoe lang. Ook de te-
" legraaf zou niet volstaan en hoewel de elektrische stroom in een
" bliksemschicht een zeer grote afstand doorloopt, zouden er in
" dit geval geen draden zijn. Maar wij hebben om aan de heiligen
" te schrijven een hulpmiddel dat veel sneller is dan de wagens,
" dan de stroom, dan de telegraaf en jullie moeten niet beducht
" zijn dat de heiligen onze brieven niet zouden ontvangen en wel
" dadelijk, zelfs wanneer de postbode vertraging zou hebben. In
" feite nu, terwijl ik tot jullie spreek, verhef ik mij, met mijn
" gedachte, die vlugger is dan de bliksem in de hemelruimte, ik ga
" naar omhoog, steeds maar naar omhoog, hoger dan de sterren, ik
" doorloop onbegrijpelijke afstanden en kom tot voor de zetel van
" Sint-Bernardus die een van de grootste heiligen van het paradijs
" is. Doen jullie dus de proef die ik jullie gezegd heb en indien
" jullie niet verhoord worden, zullen wij geen moeilijkheid hebben
" om aan Sint-Bernardus een brief te zenden."
"
"Alle gekheid op een stokje, zal ik jullie nu herhalen dat
" jullie voor het einde van deze noveen die nog aan het lopen is,
" jullie in je hart deze woorden zouden beitelen: Maria, Auxilium
" Christianorum, ora pro me, en dat jullie het zouden opzeggen bij
" elk gevaar, elke bekoring, voor elke nood en altijd en dat jullie
" aan Maria, Hulp der Christenen, ook de genade zouden vragen haar
" te mogen aanroepen. En ik beloof jullie dat de duivel bankroet
" zal gaan. Weten jullie wat het zeggen wil dat de duivel bankroet
" zal gaan? Het wil zeggen dat hij geen enkele macht meer over
" jullie zal hebben, dat hij er niet meer zal in slagen jullie een
" zonde te doen begaan en dat hij zich zal moeten terugtrekken. In-
" tussen zal ik jullie in het heilig Misoffer en bij de andere vrome
" oefeningen allen aan de Heer aanbevelen opdat Hij jullie zou hel-
" pen, zegenen en beschermen, en zijn genaden zou verlenen door de
" bemiddeling van de allerheiligste Maria. Goede nacht."
Tijdens het triduüm verdwenen op een mooie dag de talrijke zil-
veren harten die rondom het schilderij ruimschoots de wanden als met
sterren versierden en waarop nog geen enkele andere versiering aange-
bracht was, maar op de vooravond van het feest begreep men waarom dit
gebeurd was. Toen de jongens in de kerk binnentraden, zagen ze de grote
icoon omgeven met een zeer brede band van karmozijnrood fluweel, waarop deze

38.6 Page 376

▲back to top


- XIII/372 -
harten sierlijk gerangschikt, hingen te schitteren. Ze drukten alle sa-
men aan de Maagd de erkentelijkheid uit van zovele gelovigen voor de
genaden welke zij van Haar ontvangen hadden. Het weer oppoetsen van deze
zilveren harten en hun bestemming suggereerden aan Don Bosco het thema
van een toespraak, waarvan wij enkel het aandenken en niet de tekst
bezitten. - "Kijk" - zei hij, ten slotte - "dat is het wat wij moeten
doen op het feest van Maria, Hulp der Christenen onze harten weer oppoet-
sen met een goede biecht, en ze aanbieden, ja zelfs ze ophangen bij de
allerheiligste Maagd, opdat wij steeds dicht bij Jezus zouden zijn en dit
bekomen door veelvuldige en vurige communies.(1)
Als voorspel van de genaden welke de heilige Maagd zou verlenen op
de dag van het feest, kwam de wonderbare genezing, waarvan Graaf Cays
daags voor het feest getuige was en die over zijn roeping besliste. De
moeder had haar dochter eerst naar de sacristie gebracht waar Don
Vespignani aan tafel zat om de gunsten aan te tekenen en medailles uit
te delen. De arme vrouw verzocht hem Don Bosco te mogen zien om hem te
verzoeken haar dochter te willen zegenen. Bewogen door mededogen zei hij
haar de zieke in de zetel te plaatsen die Don Bosco gebruikte als hij
biecht hoorde; toen dan het uur voor de audiënties gekomen was, liet hij
ze meegaan tot bij hem. Wat daarna voorviel is ons al bekend.
Op de grote dag, voorbereid met negen preken door Pater Domenico
Pampirío van de Orde van de Predikheren en toekomstig aartsbisschop van
Vercelli, zag men uitingen van vroomheid zoals men die enkel in de
grootste heiligdommen ontmoet. Er werden 67 missen in de kerk gecele-
breerd en ongeveer 5.000 communies uitgereikt. Met het goedvinden van
de aartsbisschop pontificeerde Mgr. Domenico Agostini, bisschop van
Chioggia, die daags nadien uit Turijn het officiële bericht ontving van
zijn bevordering tot patriarch van Venetië.
De verering van Maria, Hulp der Christenen, verspreidde zich steeds
meer. Dat werd bewezen door de bedevaarten die van verre kwamen en het
wordt bevestigd door het verzoekschrift van Don Bosco aan de paus om te
bekomen dat de Aartsbroederschap van Turijn andere broederschappen met
dezelfde benaming en inhoud bij zich zou mogen aansluiten buiten de gren-
en haar in 1870 aangewezen. In het verzoekschrift werd gezegd: "Pries-
ter Giovanni Bosco bekwam van uwe Heiligheid op 5 april 1870 dat de vro-
me vereniging genoemd: van de vereerders van Maria, Hulp der Christenen,
opgericht in onze kerk die juist aan Maria, Hulp der Christenen, gewijd
is, tot Aartsbroederschap zou verheven worden met de bevoegdheid andere
Verenigingen in het Diocees van Turijn bij haar te laten aansluiten.
Daar er nu vanuit talrijke plaatsen gelijkaardige aanvragen worden ge-
daan en het schijnt tot meerdere glorie van God en tot het welzijn van de
zielen te zijn dat deze Vereniging zich steeds meer zou uitbreiden, smeekt hij
( 1 ) V e s p i g n a n i , l . c . , b l z . 76.

38.7 Page 377

▲back to top


- XIII/373 -
nederig uwe Heiligheid de bevoegdheid te willen verlenen ook verenigingen
uit andere diocesen bij haar te laten aansluiten."
Op 2 maart 1877 had een Breve van Pius IX goedertieren deze be-
voegdheid uitgebreid tot het diocees van Piëmonte en dit voor altijd.
Voor het feest van Maria, Hulp der Christenen, kwam op bedevaart
naar Valdocco een groot salesiaans medewerker, een priester die werke-
lijk uitmuntte door zijn heilig leven, door de ijver voor de zielen en
door zijn tedere verering tot de Madonna van Don Bosco. Wij bedoelen hiermee Don
Paolo Taroni, geestelijk directeur van het seminarie van Faenza. De aan-
wezigheid van zijn leerling, Don Vespignani, in het Oratorio, deed hem
dat jaar tot deze reis, waarnaar hij sinds lang verlangd had, beslui-
ten. Ook Don Bosco wenste hem te leren kennen. Bij het invallen van de
schemering op 16 mei stond hij op het punt de drempel van het Oratorio
te overschrijden, toen er een rijtuig aankwam, waar een priester
uitstapte. Don Taroni bleef staan, groette hem eerbiedig en vroeg hem:
- "U gaat misschien naar het Oratorio?"
- "Jawel, en U ook? Kent U misschien iemand in het Oratorio?"
- "Ik ken een zekere Vespignani. U kent hem misschien ook?"
- "Zeker, we zullen hem dadelijk zien."-
Ze gingen samen binnen op het ogenblik dat de communiteit uit de
kerk kwam na het lof. Toen Don Vespignani zijn directeur bemerkt had,
liep hij op hem toe en kuste hem de hand terwijl hij hem groette met
een - "Goede avond, Don Bosco!" en zich dan onmiddellijk naar Don
Taronï wendde. Maar deze als buiten zichzelf vroeg: - "Hebt u Don Bosco
gezegd? Maar waar is Don Bosco?" - Op een teken van Don Vespignani die
hem aanwees, viel de heilige man op zijn knieën voor hem neer, hief zijn handen
op, voegde ze daar samen en riep uit: - "Don Bosco! En ik had hem niet
herkend!"
Don Bosco deed hem opstaan, omarmde hem en zei, toen hij zijn
naam gehoord had: - "Ik heb het gesnapt, ik heb het gesnapt! Dit is de grote
vijand van Don Bosco!... Don Vespignani, breng hem naar zijn kamer om er
zijn valies te plaatsen, want de Directeur heeft wat rust nodig en van-
avond moet U hem op mijn plaats brengen voor het avondmaal. Morgen zullen
we dan vrede sluiten." - Dan nam hij vriendelijk afscheid. Toen zei Don Taroni:
- "Nu begrijp ik waarom Don Bosco zoveel gedaan heeft! Ziet U niet met welk
een kalmte en hoe rustig hij spreekt en wandelt? Het is goed te zien dat hij
een heilige is!" -
Hij verbleef tien dagen in het Oratorio en merkte er alles op,
terwijl hij vele aantekeningen maakte. Op 18 mei sprak hij zijn biecht
aan Don Bosco de eerste maal op zijn kamer. Daarna zei hij stralend aan
Don Vespignani: - "Ik heb mij in zijn handen gesteld, opdat hij met mij zou
doen, wat hij wil. Maar hij heeft mij vlakweg gezegd terug te keren naar het

38.8 Page 378

▲back to top


- XIII/374 -
seminarie om er priesterroepingen aan te kweken, dat dit mijn roeping
is, dat ik daarna als salesiaans medewerker zou werken door het ver-
spreiden van goede boeken en vooral van de Letture Cattoliche." - De
verspreiding van de Letture Cattoliche werd zijn hartstocht. Hij bracht
het aantal abonnees op meer dan vierhonderd en had daarbij als leuze
genomen: nooit hun aantal laten verminderen, het steeds vermeerderen.
Later placht hij te zeggen: - "Don Bosco heeft mij niet gewild, maar ik
wreek mij door hem mijn seminaristen te zenden." - En hij zond er ver-
scheidene.
In zijn dagboekje schreef hij op 23 mei wat volgt: "Op 23 mei
bleef ik met hem op zijn kamer tot middernacht. Ik sprak hem over de
genaden, welke ik van plan was morgen aan Maria te vragen, onder meer de
sterkte en de moed. Hij antwoordde mij: - "Voeg eraan toe: Fac ut ardeat
cor meum in amando Christum Deum..." - Vooraleer van zijn kamer te ver-
trekken vroeg ik hem zijn zegen en hij gaf hem. En op 25 mei: "Vrijdag
voormiddag 25 mei, ging ik opnieuw bij Don Bosco te biecht in de sa-
cristie, waar hij omstreeks tien uur nog aan het biechthoren was. Ik
vroeg hem zijn zegen voor mijn seminaristen en met het uitzicht van een
heilige antwoordde hij mij: - "Jawel, laat ons bidden opdat ze allen
heiligen worden en dat er Salesianen bij zijn, indien dit de wil van God
is."-
In dit boekje waarin hij vertrouwelijke mededelingen schreef,
noteerde Don Taroni ook deze woorden van Don Bosco: "Deze morgen heeft
Don Bosco mij gezegd dat hij gerust zijn hoed voor de duivel wil afne-
men, als hij hem zou laten voorbijgaan om een ziel te gaan redden." Een
opvatting die hiermee analoog is en die op het eerste gezicht al te ver-
metel lijkt, werd uitgedrukt door Paus Pius XI op 24 mei 1929 in een
toespraak aan de leerlingen van het college van Mondragone:(1) "Wanneer
het erom gaat een ziel te redden, om grotere schade aan de zielen te
verhinderen, dan zouden wij de moed hebben met de duivel in persoon te onder-
handelen."
Teruggekeerd te Faenza, het hart overlopend van zoete emoties,
drukte Don Taroni de volheid van de genegenheid die zijn hart door-
stroomde in verzen uit; want tot op het einde van zijn leven had hij
een eenvoudig en liefderijk dichterlijk gemoed. Hand over hand verza-
melde hij dan ook de indrukken en herinneringen van zijn bedevaart in
een schrift, dat hij liet voorafgaan van het oordeel van Oedipus: "De
vriendschap van een groot man is een gunst van de goden."
Na het feest van Maria, Hulp der Christenen, kwam het feest van
Don Bosco waarover wij al gesproken hebben. Daarna kwam het feest van
Sint-Aloysius, dat meestal verschoven werd naar de eerste zondag van
juli. Dan pontificeerde Mgr. Formica, bisschop van Cuneo. 's Avonds had er, zo-
(1) La Civ. Catt. 1 juni 1929, blz. 466-7.

38.9 Page 379

▲back to top


- XIII/375 -
als gebruikelijk de plechtige prijsuitdeling plaats aan de ambachtsjon-
gens. Don Bosco besloot de feestelijkheden met volgende toespraak: -
"Mgr. Formica, bisschop van Cuneo, is uiterst tevreden over de mooie de-
monstratie welke jullie gegeven hebben en doet mij jullie allen bedan-
ken. Nu ik toch spreek ever ons feest, schijnt het mij toe dat ook
Don Bosco recht zou hebben op een prijs. De heer Prior (1) kreeg er
een, de andere heren kregen er een en ook ik zou er een willen ver-
dienen. Iemand zal me zeggen: U hebt uw prijs al ontvangen door de
blijken van genegenheid van uw jongens!... Ja, dat is al iets moois,
maar ik zou nog een andere prijs willen, namelijk die van goed ge-
drag... Deze prijs moeten we echter niet uit de handen van de mensen
ontvangen. Zij oordelen niet juist omdat ze enkel maar het uiterlijke
zien. Wat een voldoening voelt men wanneer men veel en goed werk ver-
richt, niet met de lage bedoeling van het eigenbelang, maar werkelijk
omdat men zijn plicht vervuld heeft. Wat een voldoening een handje te
kunnen toesteken bij het weldadige werk van de liefdadigheid. Dat is de
goede winst die de mens uit zijn zwoegen op deze ellendige aarde kan ha-
len, maar het bereiken van ons doel moeten wij hier beneden niet zoeken. Ons
doel is heel wat edeler: we moeten het verwachten in het zalige vaderland,
tussen het onvergankelijk genieten van het paradijs."-
Over deze prijsuitdeling wordt ook gesproken in de reeds vermel-
de Memorie van Graaf Conestabile, die zegt:(2) "Ik heb enkele maan-
den geleden de prijsuitdeling in het Oratorio bijgewoond. Voor Don Bosco
en zijn jongens is dit een echt feest. Een edelman uit Piëmonte, weldoe-
ner van het Oratorio, had in ruime mate bijgedragen tot deze plechtig-
heid en God beloonde deze edelmoedige man met het schouwspel van de on-
gekunstelde vreugde van deze jeugd, die geestdriftig de naam van haar
weldoener zegende. Maar toen Don Bosco recht stond om het woord te voe-
ren werd het bladstil. Het was geen redenaar, maar een vader, een vriend
die sprak en zijn toespraak ging recht naar het hart van wie hem beluis-
terden. Kreten van liefde en van kinderlijke erkentelijkheid begroetten
de priester toen hij gedaan had met spreken. Don Bosco keerde zich naar
mij toe en zei al lachend: - "Het d oe t me z o e en g en oe ge n de k re te n v an
die jongens te horen! Is het niet waar dat ze goede longen hebben?" -
I k k o n a l le e n z e g g e n d a t h et i nd e r daad zo was en er hem geluk mee wensen.
Voor het andere feest, steeds zo plechtig, van de Onbevlekte,
hebben wij dit jaar enkel een toespraak van Don Bosco tot de jongens. Het
is een aansporing om goed hun noveen te doen. Ze werd uitgesproken op 29
n o vember.
(1) De "Prior" van het feest was de landmeter Ridder Giuseppe Casalegno (zie Lemoyne, Mem.,
VII, 224., Prof. Lanfranchi hield de openingstoespraak.
(2) L.G., blz. 3d.

38.10 Page 380

▲back to top


- XIII/376 -
"
Don Bosco komt jullie allemaal tegelijk groeten en jullie
" een paar woorden zeggen. Ik heb het genoegen jullie goed nieuws
" te brengen en dat is dat morgen de noveen zal beginnen van de
" Onbevlekte Maagd, voor wie steeds bij onze jongens een bijzonde-
" re verering bestaan heeft. Toen Domenico Savio nog in het Orato-
" rio verbleef, deed hij die noveen met een zeer bijzondere vurig-
" heid. We hebben hier thans nog de compagnie van de Onbevlekte
" Ontvangenis en het was Domenico Savio die ermee begonnen is en
" alleen de beste jongens maakten er deel van uit. Hij, samen met
" enige van zijn gezellen, stelde een reglement op dat thans nog
" bewaard wordt, dat men in het boek over zijn leven gedrukt heeft
" en dat thans nog wordt nageleefd door hen die in deze vereniging inge-
" schreven zijn. Ze zijn talrijk en het zijn enkel deze, welke
" in alle deugden uitblinken.
"
Welke raad moet ik jullie dan geven om deze noveen goed te doen?
" Twee zaken: stiptheid en zindelijkheid. Het zijn twee woorden
" die zeer goed samengaan.
"
Stiptheid in het onderhouden van al de regels van het
" huis en dit zonder gemaaktheid: prompt in de studie, prompt op de re-
" creatie, op het middagmaal, op het avondmaal, op de slaapzaal, prompt
" bij het opstaan, bij het naar de kerk gaan en noem maar op.
" Iedereen moet zorgen stipt zijn plicht te doen gedurende het
" hele jaar, maar vooral gedurende deze noveen.
"
Dan komt de zindelijkheid. Met deze zindelijkheid bedoel ik
" niet dat jullie je schoenen zouden poetsen of je kleren zouden
" afborstelen, maar wel de zindelijkheid van de ziel. Het is aan te
" prijzen dat men op zijn persoon zindelijk zou zijn zoals men dit
" behoort te doen, maar het is beter dat iedereen zijn geweten zui-
" ver van alle schuld zou houden. En indien iemand zijn algemene
" biecht niet zou gesproken hebben, dan kan hij dit best bij deze
" gelegenheid doen. De ene of de andere zal bemerken dat hij bij
" zijn vorige biechten niet genoeg leedwezen heeft gehad of geen vast
" voornemen of dat hij niet genoeg tijd besteed heeft aan zijn gewetens-
" onderzoek of dat aan zijn biecht wat anders geschort heeft, bij-
" voorbeeld, nederigheid, oprechtheid, volledigheid. Welnu, laat hij ge-
" bruik maken van deze noveen om alles goed in orde te brengen. Wan-
" neer iemand in zijn hart een knaging zou gevoelen en wanneer hij
" een blik werpt op zijn biechten en ziet dat hij altijd in dezelfde
" fouten vervalt, en dezelfde leugens vertelt, altijd tijd verliest,
" steeds op dezelfde manier het reglement overtreedt, zodat hij
" een reeks zonden begaat gevolgd door een reeks biechten, biechten en
" zonden, dan moet hij deze zaken bekend maken en, indien de
" biechtvader het goedvindt, kan hij een overzicht geven van gans zijn
" leven samen met een algemene biecht of alleen maar over die punten
" welke hij noodzakelijk acht.
"
Een andere zal een strubbeling voelen in zijn hart en
" zeggen: "Ik vrees dat ik een biecht slecht gedaan heb en dat ik
" mij niet in goede staat bevind. Het is waar dat ik die zonde
" vergeten heb maar ik heb ze opzettelijk vergeten." - Hij is misschien

39 Pages 381-390

▲back to top


39.1 Page 381

▲back to top


- XIII/377 -
" verscheidene malen te biecht geweest en heeft de moed niet ge-
" had de biecht die hij verkeerd gedaan heeft over te doen. En in-
" dien die persoon zich hier bevindt, moet hij zich bij zijn eigen
" directeur begeven, hem over dit leed spreken en de zaak volledig
" aan hem overlaten. De directeur zal met alle genegenheid van een
" vriend de staat van zijn geweten onderzoeken, zal terugkeren van biecht
" tot biecht, tot de laatste goede biecht die hij gedaan heeft en
" zal die arme ziel weer in regel brengen, zodat ze gerust en zeker
" kan zijn.
"
Een andere zal zeggen: - "Sinds enkele tijd ben ik onrustig.
" Er rijzen twijfels op, ik ben bang." - Ook hij moet zich toe-
" vertrouwen aan zijn geestelijke vader en indien hij wil, kan ook hij
" een min of meer nauwgezette algemene biecht spreken, naarge-
" lang van de vragen welke de biechtvader hem zal stellen, want
" dit is hiervoor de geschikte tijd.
"
Sommigen begaan een grote vergissing door zich aldus te be-
" sc hu l d ig en : - - "D i e z a a k h e b i k d ri e- o f v i er m a a l b eg a a n" –
" terwijl ze met zekerheid weten dat zij ze viermaal hebben gedaan.
" Ze zeggen het aldus om hun fout ietwat te verzachten. Anderen zeg-
" gen: - "Ik heb het maar twee- of driemaal gedaan, terwijl ze weten dat
" ze het vijfmaal gedaan hebben." Dan schort er iets aan de biecht.
" Veronderstellen jullie dat jullie een schuld zouden hebben van
" vier franken en dat jullie aan de schuldeiser zouden zeggen dat
" jullie er twee of drie zullen geven ofwel geven jullie hem drie of vier,
" wat neerkomt op drie en een halve frank, dan zou die andere niet
" tevreden zijn en dadelijk zeggen: - "Spreek duidelijk, je bent
" mij vier franken schuldig, geef me dan ook vier franken."-
"
Laat ons dus onze gewetens in orde brengen. Ik herinner
" me hoe bij het begin van de noveen van de Onbevlekte Ontvangenis
" Domenico Savio het voornemen maakte ze goed door te brengen. Hij
" kwam bij mij en wou zijn algemene biecht spreken, die hij, voor
" zover ik wist nog niet gedaan had en dan hield hij gedurende de
" ganse noveen zijn ziel zo rein, dat hij alle dagen te communie kon gaan.
"
Volgen jullie ook Domenico Savio na.
"
Veronderstellen jullie dat jullie nog deze nacht zouden
" sterven, hoe zouden jullie je biecht willen doen? Welnu, laten
" jullie te biecht gaan alsof jullie op het einde van deze noveen moeten
" sterven. Biechten jullie alsof jullie biecht de laatste van jul-
" lie leven zou zijn, gaan jullie zoveel mogelijk te communie en
" houden jullie je geweten in een goede staat om een goede commu-
" nie te kunnen doen.
"
Het is de vurige wens van de Kerk dat iedere christen, en
" hiermee bedoel ik niet enkel de volwassenen over het algemeen,
" maar ook de jongens, zich steeds in zo een staat houden dat ze
" alle dagen kunnen te communie gaan. Hoe deed Domenico Savio dit met
" grote aandacht! Hoe prompt probeerde hij al zijn plichten te volbrengen!
" Hij sprak eerst een goede biecht en bracht zijn geweten steeds
" beter in orde, zodat hij dagelijks tot het eucharistisch feest-
" maal kon naderen. En in de loop van de dag bracht hij

39.2 Page 382

▲back to top


- XIII/378 -
" bezoeken aan de kerk en nodigde hij zijn gezellen uit met hem
" te gaan neerknielen aan de voeten van Jezus. Hij was het waarachtige
" model van een jonge navolger van Sint-Aloysius van Gonzaga. Híj was
" het model van een jongen, die, toen hij zijn eerste communie deed
" op de leeftijd van zeven en half jaar, als aandenken schreef:
" - "De dood maar geen zonden."
"
Ik raad jullie dus deze twee zaken aan: stiptheid en zin-
" delijkheid. Zindelijkheid in de ziel en zindelijkheid ook op het
" lichaam als weerspiegeling van de ziel. Indien jullie mijn raad
" gedurende deze noveen in praktijk zullen stellen zal de aller-
" heiligste Maagd aan ieder van jullie een mooi geschenk geven, dat
" dat zal bestaan in het verlenen van een of andere grote geestelij-
" ke gunst, die jullie ziel van het grootste nut zal zijn. Goede
" nacht.
Retraites.
Toen de tijd van de retraites naderde, kondigde Don Bosco ze aan en
ontwikkelde op de avond van 12 april volgende gedachten, die enkel samen-
gevat tot ons gekomen zijn.
"
Velen wensen in de loop van het jaar te spreken over ver-
" scheidene zaken die betrekking hebben op hun geweten of op
" hun toekomst, maar krijgen er de gelegenheid niet toe. Anderen
" wachten tot het feest van Allerheiligen, dan tot Kerstmis, dan
" tot Pasen. Ze wilden steeds zekere verwarde zaken van hun geweten, die
" misschien al lang bestaan, volledig in orde brengen maar ze heb-
" ben het niet gedaan. Anderen tenslotte, bevinden zich op een leeftijd
" en op een punt van hun studies waarop ze een beslissing moeten
" nemen over hun eigen roeping en thans zijn ze erom bekommerd
" dat ze nog niets besloten hebben. Bij gelegenheid van de retraites
" pleegt men dergelijke zaken te regelen. Deze komen naderbij en
" jullie zullen de nodige gelegenheid krijgen om te denken aan het wel-
" zijn van jullie zielen.
"
Ten tijde van de retraites is de Heer gewend buitengewone
" genaden te verlenen en daarom mag niemand deze zeer belangrijke
" zaken tot een andere gelegenheid uitstellen. Laat hij uitvoe-
" ren wat hij in zijn hart heeft, laat hij zich van deze genade bedie-
" nen en daarna zal hij er zijn ganse leven tevreden en gerust
" over zijn.
De leerlingen begonnen hun retraite op zondag 15 april. De pre-
dikanten waren Don Francesia voor de onderrichtingen en Don Dalmazzo
voor de meditaties. Bij het "avondwoordje" voor die dag zei Don Bosco
het volgende:

39.3 Page 383

▲back to top


- XIII/379 -
"
Ik zou jullie vele dingen moeten zeggen, maar ik stel
" mij tevreden met enkele. Vanavond hebben jullie de retraite begon-
" nen. Ik ben er tevreden over. Iedereen zal gedurende deze
" dagen de gelegenheid krijgen ernstig te denken aan zijn eigen
" zielsbelangen en zich uitsluitend daarmee bezig houden.
"
Nu weet ik wel dat velen onder jullie geen retraite no-
" dig hebben, omdat ze al zeer braaf zijn en ik wou zelfs zeg-
" gen dat de meerderheid, vooral de leerlingen, aan de verwachtingen
" van hun oversten beantwoorden en dat ze echte christenen zijn.
" Ik zeg echte. Sommigen zijn christenen omdat ze het heilige Doop-
" sel hebben ontvangen, maar door hun werken hebben ze niet beant-
" woord aan het verheven karakter van zonen van God. Anderen zijn
" christenen omdat ze de wet van Jezus Christus onderhouden en om-
" dat ze jongens zijn zoals een jongen dient te zijn. Voor deze
" laatsten is een retraite in werkelijkheid niet volstrekt nood-
" zakelijk maar ze zal hun toch geen kwaad doen. Ze moeten er alleen
" voor zorgen vordering te maken op de weg die ze ingeslagen hebben en
" te weerstaan aan de vijand van onze zielen, die gedurende deze
" tijd zijn uiterste krachten inspant om ons te bekampen.
"
Maar onder zovele brave jongens zijn er ook enigen die men
" nog voor de retraite, naar huis met vakantie wilde sturen...
" en dezer dagen ontving ik de lijst van sommige individu's en ze ligt
" daarboven op mijn kamer. Ik heb ze gelezen, de beweegredenen
" nagegaan en ze waren redelijk. Ze zijn leerlingen van de lagere
" klassen, van de hogere klassen en ook van de hoogste klassen. Dat
" volstaat... ik heb steeds een dag uitgesteld, dan weer een dag en
" nog een andere dag om deze onaangename maatregelen uit te voeren
" en zo zijn we tot aan de retraite gekomen. Toen heb ik gedacht
" dat, indien deze jongens hun retraite niet deden in het Oratorio,
" ze nooit meer de gelegenheid zouden hebben ze te doen en ernstig
" aan hun ziel te denken. Daarom heb ik deze lijst aan de voet van
" het kruisbeeld en van de Madonna neergelegd en ik heb ze aan Hem
" aanbevolen. Laat Hij het doen volgens zijn heilige Wil. Indien ik
" hun hart kan raken, dan is het goed en zal het voor hen een groot
" geluk zijn. Ze zijn hier aanwezig en luisteren naar mij. Ik zal
" hun naam niet noemen en ik zal ze niet eens laten roepen, maar
" iedereen kan wel weten of hij tot hun getal behoort. De redenen
" van mijn ongenoegen zijn: slecht gedrag, slechte gesprekken,
" slechte lezingen en verspreiding van slechte boeken. Vanavond
" ben ik verplicht geweest een zekere hoeveelheid van deze boeken
" te verbranden, want indien ze in handen van andere jongens waren ge-
" komen, dan zouden ze heel wat kwaad gesticht hebben. Ik wil niet
" dat men, omdat er wat onkruid staat, al het zaaisel moet bederven.
"
Zij die schuldig zijn en die mij horen spreken, dat ze
" weten dat ik over hen spreek. De retraite wordt speciaal voor
" hen gedaan. Laten ze beslissen er nut uit te halen, hun gedrag
" te veranderen en ten minste de oversten niet meer te verplichten
" hun het schooljaar te laten onderbreken. Want Don Bosco, en als
" ik Don Bosco zeg, dan bedoel ik daarmee ook de andere oversten, wil,

39.4 Page 384

▲back to top


- XIII/380 -
" wanneer hij een jongen aanvaardt, hem al het mogelijke goed doen
" en wenst dat allen bij hem zouden blijven tot aan het einde van hun
" studies en daarom zendt hij enkel maar iemand weg uit het Oratorio,
" wanneer hij hiertoe genoodzaakt wordt. Zij die verdienen
" doorgezonden te worden zijn niet talrijk: vijftien of zes-
" tien in het geheel en op de zeven- of achthonderd jongens die
" hier zijn, is dat niet veel. Thans zullen we zien of ze tot
" inkeer zullen komen, of ze blijken geven van spijt, of ze hun ge-
" drag beteren, of het zal nodig zijn ze elders te zenden of ze
" bij ons te houden.
"
Dan zijn er weinigen, zeer weinigen die voortdurend hun
" beklag doen en de ontevredenheid onder hun makkers verspreiden
" door te zeggen: - "We mogen geen boek naar onze smaak lezen zon-
" der dat er dadelijk iemand ons in deze lectuur onderbreekt. Steeds zijn
" de ogen van de oversten op ons gericht." - En andere dergelijke
" zaken meer. Wat zijn ze onbezonnen! Jullie assistenten zouden
" wreed zijn, indien ze dit niet deden, want dat is hun plicht,
" dat wordt vereist voor jullie welzijn. De assistenten zouden heel wat
" anders kunnen doen, indien ze zich tevreden stelden met wat hun
" persoonlijk interesseert. Ze zouden zich rustig kunnen houden,
" indien de assistentie voor hem geen strikte verplichting was. Wanneer
" ze dit doen, dan doen ze het om het kwaad te verhinderen en dit
" draagt bij tot jullie welzijn. Bovendien zouden de assistenten reken-
" schap moeten geven aan God, indien ze verzuimd hadden assisten-
" tie te verlenen aan hun jongens en indien deze door hun nalatig-
" heid zich tot het begaan van een fout laten verleiden. Dit moge
" gelden voor hen die het nodig hebben.
"
Dan zijn er anderen die gedurende deze retraite aan hun roeping
" moeten denken, vooral die van de vierde en de vijfde klas van het
" gymnasium en die van de afzonderlijke school.(1) Ze moeten eraan
" denken of ze in de wereld zullen blijven of geestelijke worden.
" Laten ze beraadslagen met hun biechtvader want dit is nu het geschikte
" ogenblik daartoe.
"
Over dit onderwerp zeg ik jullie nu niets meer, omdat ik
" meen dat men gedurende de retraite erover zal spreken. Ik zal
" zorgen er te zijn, voor wie het zou nodig hebben.
"
Laten dus de eersten, namelijk de goede jongens de re-
" traite goed doen; zij in wiens ziel wat wanorde heerst moeten trach-
" ten het nog beter te doen en de anderen moeten hun voorbeeld
" navolgen. Laten we de Heer bidden dat Hij ons zijn hulp zou geven en
" aldus zullen wij allen er veel vrucht uit halen en een begin
" maken met een heilig leven. Later zullen we allen samen in het
" paradijs een plechtig Te Deum zingen. Goede nacht.
(1) De Mariazonen.

39.5 Page 385

▲back to top


- XIII/381 -
De kroniek van Don Barberis verschaft ons volgend nieuws: "De pre-
dikanten door de Heer gezegend, ook begunstigd door een zeer fris en
bewolkt weder, deden in het huis veel goed... De jongens deden het op zo
een manier dat men van hen niets beter kon verwachten. Op zijn minst twin-
tig, besloten tot de congregatie toe te treden en anderen zouden naar het
seminarie gaan." Enkele dagen later, raakte Don Bosco andermaal, voor
alle jongens van het huis het onderwerp van de roeping aan, om nog eens
terug te komen op sommige punten die hij placht voor te stellen als zijnde
van kapitaal belang.
"
We hebben een grote zaak verricht, we bevinden ons in
" een goede toestand, want we hebben onze retraite gedaan. Niet al-
" len weliswaar, want tot heden toe hebben enkel de leer-
" lingen ze gedaan, maar binnenkort zullen ook de ambachtsjongens
" ze doen. Jullie laten me altijd feest vieren! Ja, het is een echt
" feest voor Don Bosco zorg te mogen dragen voor de zielen van zijn
" jongens. Dit is het doel waarvoor hier gewerkt wordt, voor dit
" doel bestaat dit huis, namelijk opdat de jongens goed zouden doen
" aan hun ziel. De leerlingen hebben hun retraite gedaan en
" ik ben er tevreden over. Toch blijven er enkelen over, die hun
" wens niet konden voldoen. Er waren er die hun algemene biecht niet
" konden spreken, nl. de voorbije zaken opnieuw ophalen om ze in
" orde te brengen, zoals ze dit gewild hadden en ook de jon-
" gens van de verder gevorderde scholen hadden de gelegenheid
" niet over hun roeping te spreken.
"
Hiervoor en voor andere zaken die betrekking hebben op
" de biecht zal er morgen, overmorgen en dan nog enkele dagen tijd
" zijn. Er zal gelegenheid zijn de zaken goed te doen en ik zal
" morgen aanwezig zijn. Wie vrijer met mij over zijn roeping
" wil spreken, kan op mijn kamer komen op alle feestdagen na
" het lof. Het is de geschikte tijd hiervoor en ik zal me vrij houden
" om mij enkel met hen bezig te houden.
"
Er zijn er die me een algemene regel gevraagd hebben om
" hun eigen roeping te kennen. De eerste regel welke ik hiervoor
" geef is deze, welke iedereen kent: wanneer iemand geen neiging
" voelt tot de priesterlijke staat, dan moet hij geen priester worden.
" Voelt híj geen neiging tot de wereldlijke staat, dan moet hij
" geen wereldlijke worden. Wanneer dan, niettegenstaande zijn
" neiging, iemand ziet dat een bepaalde staat voor zijn ziel ge-
" vaarlijk is dan dient hij raad te vragen. Laat ook hij dit doen,
" die geen bijzondere neiging voor de ene of de andere staat voelt.
" Indien iemand niet alleen geen geneigdheid voelt voor de gees-
" telijke staat, maar een afkeer en deze afkeer een bekoring van de dui-
" vel kan zijn, laat hij dan geen beslissing nemen, alvorens een
" onderzoek in te stellen en raad te vragen. Andere regels zijn de
" Statuti Ecclesiastici, de probitas morum, de geest van heilig-
" heid en deze laatste is een goed onderpand om de zegen van de
" Heer tot ons te trekken.

39.6 Page 386

▲back to top


- XIII/382 -
"
Ik geef jullie dan een andere richtlijn om jullie staat te
" kiezen en wel de volgende. Jullie gaan plaats nemen waar jullie
" het kruisbeeld kunnen zien en laten jullie zeggen: - "Mijn God,
" ik wil die staat omhelzen, die mij het meest zal vertroosten op
" het ogenblik van mijn dood. Verlicht mij en laat mij uw heilige
" wil kennen." Bidden jullie onze Vader, wachten jullie en gaan jullie
" na wat jullie hart zal zeggen. Velen aan wie ik dit middel al
" gesuggereerd heb, beslisten voor een andere staat dan de staat
" welke ze eerst de bedoeling hadden te omhelzen. De Heer schenkt deze
" genaden aan hen, die er rechtzinnig om vragen met het voornemen
" de heilige roeping te volgen.
"
Nog een andere zaak werd mij door velen reeds gevraagd.
" Welk verschil bestaat er tussen een salesiaans priester en een pries-
" ter van het bisdom en van de seminaries. Mijn antwoord daarop:
" er is geen enkel verschil wat de gewijde personen en de mis
" betreft, omdat het altijd dezelfde personen en dezelfde mis zijn.
"
Maar er zijn er veel die salesiaan worden, aan wie ik niet
" zou aangeraden hebben priester in de wereld te worden, omdat
" ze dan stellig ernstig gevaar zouden gelopen hebben. Het zijn deze die
" door de schade welke ze gedurende de vakantie opliepen, bewezen
" hoe het leven midden in de wereld hun noodlottig zou geworden
" zijn. Ze vroegen mij om raad en ik vroeg hun: Hoe staan je
" zaken in het college? Ben je hier gerust?
" - "In het college gaat het steeds opperbest" - antwoordden zij
" mij - "ik tref hier geen enkel gevaar aan. Wat de zaken van
" mijn geweten betreft, ben ik altijd veilig. Alleen de vakanties
" zijn me werkelijk noodlottig!"
"
Welnu, hoe kan hij, voor wie de vakanties een oorzaak zijn
" tot val, recht op zijn voeten blijven staan, wanneer hij voort-
" durend in de wereld zou blijven en dit ook gedurende de vakanties
" in het seminarie? Hij zal gemakkelijk in de hinderlagen van de
" duivel vallen. Daarentegen zal hij in de congregatie een goed
" priester kunnen worden en zijn ziel redden.
"
Doorgaans meent men dat, om kloosterling te worden, een gro-
" tere heiligheid nodig is. Dat is niet waar. Als men heilig is,
" dan is dat zeker beter, maar hij heeft niet zo zeer de heiligheid
" nodig als iemand die in de wereld verblijft. De Heer zal hem zijn
" hulp schenken volgens de goede wil die hij betoont. En daarom zal
" hij op zijn minst salesiaan, dominicaan, augustijn, franciscaan enz.
" kunnen worden, terwijl hij geen goede priester in een diocees zou
" kunnen zijn. Wanneer iemand, die teruggetrokken in een congre-
" gatie verblijft, valt, heeft hij dadelijk iemand die hem opricht.
" De veelvuldige biecht en de veelvuldige communie, de meditatie, de
" bezoeken bij Jezus in het heilig Sacrament, de geestelijke lezin-
" gen, de vermaningen van zijn oversten, de veelvuldige conferenties
" die plaats hebben met alle medebroeders samen verenigd, zullen hem
" ondersteunen en dadelijk weer doen opstaan, wanneer hij gevallen
" is. Dit voordeel heeft de priester die in de wereld leeft zeker
" niet.

39.7 Page 387

▲back to top


- XIII/383 -
"
Ook de ambachtsjongens en niet alleen de leerlingen moeten
" aan hun roeping denken, want indien ik bij een van hen de wil
" zie om salesiaan te worden, zou ik dit geval zeer ter harte nemen
" en bezorgd zijn om deze kostbare parel niet te verliezen
" maar in het Oratorio te bewaren.
"
Laat ons allen intussen tot de Heer bidden, opdat ie-
" der de grootst mogelijke vrucht zou halen uit de retraite welke hij
" gedaan heeft of zal doen. Moge de Heer hen bijstaan die reeds
" de weg van de geestelijke loopbaan hebben ingeslagen en hen verlich-
" ten, die op het punt staan hem te omhelzen of om het even wel-
" ke levensstaat te kiezen. Aldus zullen wij allen de dagen van
" onze pelgrimstocht hier op aarde deugdzaam kunnen doorbrengen
" en na een heilige dood zullen wij eens allen samen verenigd
" zijn om de Heer in het paradijs te loven, Goede nacht!
De ambachtsjongens moesten hun retraite beginnen op 27 mei, maar
de gedenkschriften van die tijd hebben ons niets nagelaten wat Don Bos-
co betreft. Daarentegen konden we iets vinden over de tweede retraite
te Lanzo gehouden door aspiranten, novicen en geprofesten en het zijn
enkele gedachten van Don Bosco, verwerkt in twee "avondwoordjes" en in
een preek.
"
27 september. Wie in de Congregatie wil treden moet gaar-
" ne werken. - De tijd gaat voorbij als een schaduw. Wij zijn nog maar pas
" de retraite begonnen of we staan al op de helft. Morgenavond zul-
" len wij op de helft zijn. En iedere dag hebben wij nieuwe stof.
" Deze morgen zijn de biechten begonnen. Iedereen zal geen voldoening
" kunnen krijgen maar voor de overigen zal er nog tijd zijn de vol-
" gende dagen. Morgen zullen zij die zich willen laten inschrijven
" in onze congregatie en de novicen die hun geloften willen afleg-
" gen, hun aanvraag kunnen doen. Hierover zullen we echter morgen
" kunnen spreken omdat wij dan de tijd ertoe zullen hebben. Zij die
" willen ingeschreven worden, kunnen zich tot D. Barberis wenden. Hij is
" daarmee gelast en zal ook wel de kam weten te gebruiken en een zeer fijne
" kam voor sommigen. Intussen wil ik dat jullie zouden overtuigd zijn
" van het volgende: wie in de congregatie binnentreedt, heeft alles wat no-
" dig is, maar hij moet werken. Soms zal een overste hem willen laten as-
" sisteren en zal hij antwoorden: - "Maar ik moet die en die klas al ge-
" ven. Men wil hem een ander ambt opdragen maar hij onttrekt zich
" aan de gehoorzaamheid, bij middel van een andere verontschuldi-
" ging, zodat de overste ontmoedigd hem laat zitten, aan zichzelf overge-
" laten om niets te doen. Dat is niet de geest van de congregatie
" en daarom mag niemand er binnentreden met de hoop met de armen ge-
" kruist te kunnen zitten...

39.8 Page 388

▲back to top


- XIII/384 -
"
23 september. Wie zijn geloften wil afleggen, mag geen bijbe-
" doelingen hebben. - Wij zijn nu werkelijk aan het einde van
" onze retraite. Tot hiertoe werd er gezaaid, nu moeten we oogsten.
" Vandaag lieten er zich al velen inschrijven voor het noviciaat
" en indien er nog iemand dit verlangt te doen, dan kan hem morgen vol-
" doening worden geschonken. Nu is het de tijd om een hamerslag
" te geven op de horens van de duivel en af te breken met hem,
" de wereld en het vlees, wanneer zij die reeds hun proeftijd
" als novice hebben gedaan hun driejaarlijkse of eeuwige gelof-
" ten gaan afleggen. Ik maak geen groot verschil tussen deze twee
" geloften, omdat ik let op het inzicht dat iemand heeft om in de
" congregatie te blijven. Indien iemand, omdat hij merkt dat hij
" het elders niet zo goed kan hebben, zou proberen Don Bosco te
" bedriegen, dan zou hij zeker een laakbare daad stellen. Er kunnen
" er zijn die zeggen: - "Ik zal beginnen met een jaar bij Don Bosco
" te blijven en inmiddels leef en studeer ik dan toch op zijn
" kosten!" - Een ander zal zeggen: - "I k za l dr ie jaar in h et
" Oratorio blijven zonder te laten merken dat het eten en de kledij mij
" tegensteekt. Daarna ga ik op zoek naar een plaats die me bevalt."
" Deze zouden er beter aan doen loyaal te zijn, bij de overste te
" gaan en hem ronduit te zeggen: - "Ik wil niet in deze congregatie
" blijven, maar ik zou mijn studies willen doen en heb er de middelen
" niet toe." - Dan zal de overste zien of hij een middel kan vin-
" den cm hem zijn studies te vergemakkelijken. Voor het overige
" kan die dan ook elders gaan ais hij kan, om zijn geluk te zoeken, maar
" dat hij dan geen geloften aflegt. Toen ik nochtans, verleden jaar,
" op deze zelfde plaats dezelfde zaken zei, waren er hier enkelen, die dit
" inzicht hadden. Ze behielden dit inzicht en gingen enkele maanden
" geleden weg. Laat ons helpen dat het dit jaar het geval niet meer
" zal zijn.
"
Wie van goede wil is, mag niet bang zijn om eeuwige geloften af
" te leggen, omdat ze vrezen dat, wanneer het werkelijk noodzakelijk zou
" zijn, ze niet meer uit de congregatie kunnen treden; maar wanneer
" er zwaarwichtige redenen aanwezig zijn dan kan de overste hen
" ook van deze geloften ontslaan...
"
26 september. Woorden uitgesproken na het afleggen van de
" geloften: vertroostingen van de kloosterling bij leven en
" st er ven. - Indien iemand van hen die in de wereld zijn zou aanwezig ge-
" weest zijn bij de plechtigheid welke hier heeft plaats gehad, dan zou
" hij als volgt geredeneerd hebben. Deze jongens die zich nog in
" de bloei van hun leeftijd bevinden, zouden kunnen genieten, de
" glorie van de wereld nastreven. In plaats daarvan trekken ze zich
" als dwazen in een klooster terug, laten domweg de geneugten waar-
" van ze zouden kunnen genieten varen. En hij zou zeggen dat ze
" zijn medelijden verdienen. Laten wij, integendeel, die een bete-
" re mening hebben over ons geval als volgt redeneren. Indien wij
" thans deze stoffelijke zaken niet vaarwel zeggen, dan zullen wij ze een

39.9 Page 389

▲back to top


- XIII/385 -
" andermaal moeten achterlaten met dit verschil dat, indien wij ze nu vaar-
" wel zeggen, wij zullen geruild hebben met het honderdvoudige en
" met geluk van de hemel. De Heer schenkt ons dit honderdvoudige
" op velerlei manier. Vooreerst met de tevredenheid van ons hart...
" Ook wanneer men in de congregatie verblijft en feitelijk de we-
" reld verlaten heeft, verwerft men zich roem. Wat al roem verwierf zich
" Sïnt-Vincentius de'Paolí niet? En Sebastiano Valfrè, Sint-Carolus
" Borromeus en vele anderen? Maar ook wat het stoffelijke betreft,
" hebben wij geen nood op deze aarde. Ondanks onze armoede hebben
" wij alles wat noodzakelijk is. We hebben enkele van onze broe-
" ders verlaten en we hebben er anderen verworven die veel beter
" zijn, die ons helpen en ons zullen troosten op het ogenblik van
" onze dood. Wanneer hier iemand ziek wordt, dan worden dadelijk
" voor hem bijzondere gebeden bevolen in de ochtend- en avondgebe-
" den. Anderen gaan in zijn plaats een bezoek brengen in de kerk. Wanneer
" hij in zijn stervensuur is, dan komen ongeveer allen samen voor
" het allerheiligste Sacrament en bevelen zijn ziel aan. In de we-
" reld echter bevindt de zieke zich onder een menigte verwanten en vrien-
" den die op niets anders wachten dan op het bezit van zijn ellendi-
" ge spaarpenningen. En dan zijn daar de getuigen, de notaris en de
" arme priester moet in een hoekje staan en nog zeer voorkomend
" zijn. En wanneer de priester probeert het bed te naderen, dan komt een
" kozijn van de stervende hem zeggen: - "Pater, doe me eens het ge-
" noegen mij aan hem aan te bevelen, dat hij wat van zijn nalatenschap
" zou overlaten en dat hij niet alles aan díe of aan gene zou
" wegschenken." En wat gewordt er van de ziel van de arme ster-
" vende midden dit geroezemoes van tijdelijke zaken?
"
In de congregatie echter hoeft men zich niet te bekommeren
" over tijdelijke zaken. Wordt er iemand ziek, dan zijn er de
" anderen die voor hem werken en hem onderhouden. Wordt hij ge-
" zond, dan werkt hij en doet wat de anderen voor hem hebben gedaan.
" Staat hij op het punt van te sterven, dan heeft hij geen kommer
" meer wegens de dingen van deze wereld, want hij heeft ze allemaal
" achtergelaten en hij sterft omgeven van zijn dierbare broeders
" die voor hem bidden. Ook na zijn dood denken ze nog aan hem en
" dit gedurende jaren en eeuwen. Zolang de congregatie voort bestaat
" zal zijn gedachtenis niet verloren gaan. Daarentegen, is er pas
" iemand uit de wereld gestorven of de anderen maken zich meester
" van alles wat hij bezat. De ene beklaagt er zich over dat hij zo
" weinig gekregen heeft, terwijl een ander kritiek uitoefent op
" zijn testament. Een ander is nu baas in zijn huis. Hij treedt
" er binnen en zegt: - "Hier woonde die brave ziel van die man.
" Requiescat in pace, en welvaart voor ons. Waar bevindt zich nu
" dat mooie horloge dat hij bezat? Waar heeft hij dat nieuw en kostbaar
" kostuum gelegd? Ik zou niet willen dat het verloren gaat."- Aldus val-
" len ze op zijn zaken aan en aan hem denken ze niet meer. Zelfs
" voor hij gestorven is, zijn ze bang dat hij nog zou genezen, ze
" zijn tevreden dat hij naar het paradijs vertrekt, ze verlangen anders

39.10 Page 390

▲back to top


- XIII/386 -
" niets dan dat hij vlug deze aarde zou verlaten, om zich van zijn
" goederen meester te kunnen maken.
"
Wij zijn arm, maar zolang we leven hebben we niet zo zeer
" onder de armoede te lijden. Wij hebben een huis verlaten maar we
" hebben er vele andere verworven. Te Turijn hebben we onze eigen
" woning, we komen hier naar Lanzo en zijn in ons huis, we gaan naar Bor-
" go S. Martino en het college is er van ons. Te Varazze moeten
" we aan niemand gastvrijheid vragen, omdat het college van ons is, te
" Alassio, te Nizza bezitten we onze eigen huizen en tot in het verre
" Amerika verwachten ons gastvrije daken en we kunnen er logies
" nemen, omdat wij er de baas van zijn. Een rijke heer, een
" prins heeft niet eens zovele huizen. Maar indien we ook onge-
" makken moeten verdragen, dan moeten wij ze met geduld verdra-
" gen en niet doen zoals zij qui pauperes esse volunt et socios
" paupertatis nolunt en zoals zovele anderen die zouden willen
" dat men ze arm noemt op voorwaarde dat hun niets ontbreekt en
" dat ze alles hebben, wat ze verlangen. Tot heden toe heeft het ons,
" God zij dank, nog aan niets ontbroken. Nochtans, indien dit het
" geval zou zijn, dan moeten wij ook bereid zijn de ongemakken
" van de armoede te verdragen.
"
En thans zal ik jullie vragen: heeft er je ooit iets in
" de congregatie ontbroken? De Heer heeft ons integendeel overtol-
" lige zaken geschonken en wij moeten er ons voor hoeden dat ons hart
" zich zou gaan hechten aan deze stoffelijke middelen. Maar jullie zullen
" mij antwoorden: - "Wij hebben de wereld verlaten en wij willen niet
" meer weten van aardse zaken!" - Dat is goed. Ook ik wil niet dat jul-
" lie er je hart zouden aan hechten, maar ik zei je dit alleen op-
" dat jullie zouden zien dat de Heer ook in deze wereld zijn die-
" naars goed behandelt. En wat nu de geestelijke voordelen betreft
" die men in de congregatie geniet, wie zou ze kunnen opsommen?
" Gedeeltelijk werd ernaar verwezen gedurende deze retraite en in-
" dien ik thans hierover wil uitweiden, zou er geen einde meer aan
" komen. Eén enkel maar. Tot de mensen van de wereld zegt men: Vae
" soli, quia cum ceciderit non habet sublevantem se. Voor ons echter moet
" men herhalen: 0 quam bonum et quam jucundum habitare fratres in unum!
" In het religieuze leven is er nooit iemand alleen.
"
En thans zullen jullie een raad willen horen. Ik zou je er vele
" kunnen geven, maar ik zal mij ermee tevreden stellen je de gewone raad
" te geven: Het vluchten van de ledigheid, de matigheid, het onder-
" houden van de regel. Wanneer jullie iemand zien die niet tevre-
" den is in de congregatie, zeggen jullie dan maar tot jezelf
" dat het slecht onderhouden van de regel hiervan de oorzaak is...

40 Pages 391-400

▲back to top


40.1 Page 391

▲back to top


- XIII/387 -
Vakantietijd en de tijd nadien.
De storm buiten het huis, die wij in het vorige hoofdstuk ver-
haald hebben, verplichtte Don Bosco tot het ondankbare werk zich een ver-
dediging voor te bereiden te Rome. Hij was genoodzaakt een drukke briefwisse-
ling te voeren, beredeneerde uiteenzettingen, gedocumenteerd met feiten
te geven. Toch belette dit werk hem niet rustig zijn jongens op de weg
van het goede te leiden. De vakantie was nabij. Op de avond van 21 au-
gustus beklom hij de kleine katheder, wachtte een ogenblik om aan de am-
bachtsjongens de tijd te geven plaats te nemen bij de leerlingen en na
een aanhef, van dien aard om stilzwijgen en aandacht te bekomen, richtte
hij op een wonderbaarlijke manier de gedachten op Gods aanwezigheid en
stelde hij deze voor als een doeltreffend middel om de vakantie door te
brengen zonder in zonde te vallen.
"
Laten jullie nu wat stil zijn, want ik wil je wat zeggen.
" Ik wou jullie laten weten dat, gedurende deze hevige warmte,
" die meer verstikkend is dan die van de maand januari, wij, door
" Gods genade, allen gezond zijn en dat de eetlust niet ontbreekt.
" De vorige jaren waren er sommigen die op het einde van juni niet
" zoveel trek meer hadden in het eten. Dit jaar heeft de man die
" voor het brood moet zorgen, zich nog niet beklaagd dat het aan-
" tal verorberde boterhammen verminderd is. Dat is iets wat ons
" genoegen doet en laten wij de Heer hiervoor van ganser harte
" bedanken.
"
Laat ons nu over wat anders spreken. De tijd van de vakan-
" tie nadert, zowel voor de leerlingen als voor de vakjongens. De
" enen kunnen hun hoofd wat laten rusten, de anderen hun schouders
" en hun armen. Ik zou aan de enen en aan de anderen een gepaste
" raad moeten geven, om de vakantie goed door te brengen, maar er
" zijn algemene raadgevingen die voor allen kunnen dienen. De raad
" die ik dus pleeg te geven is deze: wanneer jullie met vakantie
" zijn, mogen jullie alles doen wat je wil, zelfs wanordelijkhe-
" den begaan, maar dan moeten jullie zorgen dit te doen op een plaats
" waar de Heer je niet ziet. Sluiten jullie je op in een kamer die
" ver van je huis verwijderd is, gaan jullie in een diepe kelder, klim-
" men jullie op de kerktoren, of laten jullie je verbergen in het
" diepte van het woud, als de Heer er maar niet aanwezig is. Ik
" geloof echter dat hier niemand zo dwaas zal zijn. Jullie weten
" immers dadelijk dat het onmogelijk is zich te onttrekken aan de
" ogen van Hem, die tegelijkertijd alles ziet in de hemel en op
" aarde. Deze gedachte moet ons vergezellen te allen tijde, op
" alle plaatsen, bij ieder werk. En hoe zouden jullie een daad kun-
" nen begaan, die de Heer kan krenken, wanneer Hij de macht bezit
" dadelijk je hand te verdorren op het ogenblik dat jullie die
" daad gaan volbrengen, je tong te verstijven terwijl jullie dat
" slechte woord uitspreken? Wanneer jullie dus je thuis zullen be-
" vinden onder je vrienden en makkers en wanneer iemand je de raad zou

40.2 Page 392

▲back to top


- XIII/388 -
" geven ver weg te blijven van de kerk, of naar een gevaarlijke plaats
" te gaan of een andere slechte daad te begaan, laten jullie dan antwoor-
" den zoals Jozef het deed, wanneer men hem een zonde wou la-
" ten begaan: - "Hoe kan ik mijn Heer in zijn aanwezigheid bele-
" digen?" - En wij, christenen, moeten met nog meer recht kunnen
" zeggen: hoe kunnen wij in zijn aanwezigheid onze God beledigen,
" de almachtige God, die ons geschapen heeft, de barmhartige God
" die ons gered heeft, de oneindig goede God, die ons op ieder
" ogenblik met zijn weldaden overstelpt, de rechtvaardige God die door
" één enkele wilsakte ons dit ellendige bestaan zou kunnen ont-
" nemen?
"
Kan het niet gebeuren dat wij, díe nu gaan slapen, morgen
" niet meer zullen opstaan? Dat iemand van ons dood wordt aange-
" troffen? Morgenochtend kan het gerucht zich verspreiden: "Er
" is vannacht iemand gestorven."
"
- "Wie is het?"
"
- "Don Bosco!"
"
- "De arme man! Gisteren was hij nog vrolijk, sprak hij met
" ons en vandaag is hij reeds overgegaan naar de eeuwigheid!"-
"
Wat mij zou kunnen overkomen, kan aan ieder van jullie
" overkomen. Velen sterven terwijl ze aan het eten zijn, aan het
" studeren, aan het wandelen, terwijl ze zich vermaken. Bijvoor-
" beeld: twee of drie dagen geleden was er te Lanzo een priester,
" D. Ogero, die juist zijn preek beëindigd had en tevreden in de
" tuin wandelde met zijn pastoor die hem gelukwenste omdat hij
" zijn toehoorders voldoening had geschonken, omdat hij eer behaald
" had, en kijk, op een zeker ogenblik ziet hij hem niet meer aan zijn
" zijde. Hij keert zich om, kijkt en ziet hem op de grond liggen.
" Hij roept hem, neemt hem bij de hand: - "Wat is er? Wat scheelt
" er? Ogero! Ogero!" Maar hij zag dat hij dood was. We hoeven niet
" bevreesd te zijn voor deze priester die in het Oratorio verbleef,
" want het was een heilige persoon, maar jullie zien hoe men sterven kan.
" Een priester die verleden jaar een tijdje in het Oratorio geweest was
" en nadien te Lanzo, stierf te S. Nicolas in de armen van D. Cag-
" liero in een kerk waar hij dienst deed. Ik spreek nu over deze twee
" personen, maar ik zou jullie over zovele mensen kunnen spreken
" die onvoorzien gestorven zijn en op veel verschillende manieren.
" Wij moeten er dus voor zorgen steeds zonder zonde te zijn in
" aanwezigheid van een God die ons op het ogenblik zelf kan bestraffen
" en vernietigen.
"
Wanneer ik zeg dat wij op onze hoede moeten zijn om God
" niet te beledigen, dan wil ik ook zeggen dat, indien iemand een zonde
" op zijn geweten zou hebben, hij ervoor moet zorgen dadelijk
" opnieuw Gods genade te verwerven. Jullie weten hoe men dit moet
" doen, want, als de Heer iedere daad die we stellen ziet, dan ziet
" hij die niet alleen om ons te bestraffen. Hij is rechtvaardig en
" daarom straft hij het kwaad en beloont Hij het goede. Hij is ook
" barmhartig. Hij is niet onvermurwbaar, dat niet, want Hij is heel
" en al liefde, goedheid, en daarom is Hij meer geneigd ons goed
" te doen dan ons te straffen en hoe meer hij, die een zonde op het ge-

40.3 Page 393

▲back to top


- XIII/389 -
" weten heeft Hem moet vrezen, hoe meer hij, die in de genade
" Gods is, blij en tevreden moet zijn. Laat iedereen zich zelf de
" vraag stellen: - "Kan ik op dit ogenblik zeggen dat ik niets op mijn
" geweten heb, wat de Heer mishaagt?" - Indien men dat kan zeggen,
" dan kan men ook gerust zijn, gelukkig leven, rennen, springen,
" eten, lachen, rustig slapen en dromen, want het zal altijd goed
" zijn, omdat men niet bang is voor Gods oordeel. Maar indien men dat
" niet kan zeggen, dan moet men zorgen zich dadelijk in de gena-
" de Gods te stellen om de dood niet te vrezen, op welk ogenblik ze
" ook zou komen. Goede nacht!
Op 1 augustus waren de examens voor het licentiaat van het gym-
nasium begonnen. De kandidaten van het Oratorio hadden het er met ere
afgebracht en twee van hen hadden een bijzonder getuigschrift van lof
verdiend. Uit het "avondwoordje" van 24 augustus kan men afleiden dat
sommigen van hen nog aanwezig waren. Voor de anderen zouden de examens
beginnen op maandag 27 augustus en een ganse week duren. Don Bosco zou
gewild hebben dat de aspiranten eraan zouden verzaken bij hun familie
te gaan. Buiten de avond van 24 augustus, sprak hij ook nog op de avond
van 31 augustus. Wat al mooie dingen vinden wij in deze twee toespraken.
"
24 augustus. Raad vragen over zijn roeping; gedurende
" de vakantie zijn tijd nuttig besteden. - Deze avond heb ik het ge-
" noegen je goede nacht te wensen en je enkele woorden toe te sturen.
" Er waren nog enkelen van de vierde klas van het gymnasium en ver-
" scheidene Mariazonen, die nóg wensten mij te komen spreken over hun
" roeping, die mij hierover en over andere zaken geschreven heb-
" ben. Ik moet hun nog antwoorden, want ik deed het nog niet. Ik
" had de gepaste tijd al vastgesteld om met mijn jongens te spre-
" ken, maar de tijd heeft me steeds ontbroken. Zij, die dan zouden
" wensen mij te spreken, kunnen op mijn kamer komen, zondag na het
" lof en dan kunnen we alles regelen. Wat nu de leerlingen van de
" vierde klas van het gymnasium betreft, hoop ik dat er zullen bij
" zijn, die voldoende onderricht, geleerd en moedig zijn, om het
" volgend jaar een mooie sprong te doen; ik bedoel dat ze met twee voeten
" tegelijk over de vijfde klas van het gymnasium zullen springen
" en dus met één vleugelslag van de vierde klas naar de wijsbegeerte
" zullen vliegen. Dit kan bij voorkeur bij ons gebeuren, vermits
" wij gedurende de twee jaar wijsbegeerte nog een leergang van
" Latijnse en Italiaanse letterkunde hebben.
"
De examens komen naderbij en dat doet me ook genoegen, om-
" dat het daarna vakantie wordt en men zonder examens niet met va-
" kantie kan gaan. Toch houd ik zoveel van mijn jongens dat het mij
" zou spijten, dat ze hun vakantie ver van mij verwijderd zouden door-
" brengen. Ik heb jullie zeer lief en hier is er voor allen ge-
" noeg te doen. Daarmee wil ik niet zeggen dat men niet naar huis

40.4 Page 394

▲back to top


- XIII/390 -
" mag gaan. Men mag zeker gaan, indien daartoe voldoende reden be-
" staat, een zwaarwichtige familiereden die je tegenwoordig-
" heid daar zou vergen. Wanneer dergelijk motief bestaat, dan wordt
" de toelating gaarne verleend. Maar wanneer er zijn die naar huis
" gaan enkel om het plezier van naar huis te gaan, dan kunnen
" die best ook bij mij blijven. Ik houd er veel van, je in het
" Oratorio te houden. Jullie moeten gerust en zeker zijn, dat
" wij de vakantie op de ene of de andere plaats samen zullen
" doorbrengen en dat het een aangename en zeer lange vakantie
" zal worden. Dit zei ik voor sommigen die hun examens al hebben
" afgelegd, onzeker zijn en gaarne naar huis zouden willen gaan.
" Laten ze rustig hier blijven, zowel de clerici als onze leken.
" Dit gaat niet op voor hen die nog niet in de vierde klas van
" het gymnasium zijn en die op 3 september moeten vertrekken en
" hun examen nog niet afgelegd hebben. Laten ze hun vakantie
" thuis doorbrengen, maar hun tijd niet verliezen. Ook zij, die
" hun leergang hebben voltooid en hun examen hebben afgelegd kunnen
" dit doen.
"
Voor deze vakantie zou ik jullie een raad willen geven
" over de manier om ze goed door te brengen. Bij allen blijft er
" wat leerstof over, die ze gedurende het jaar niet lang genoeg
" hebben kunnen bestuderen. Gedurende die tijd moeten ze er voor
" zorgen ze met grotere aandacht nog eens te doorlopen. Er zijn
" bepaalde lessen die men niet getrouw in zijn geheugen bewaard
" heeft, andere die men niet in al hun delen begrepen heeft, zovele
" traktaten waarin de uitslag maar middelmatig was en wanneer
" men die nu niet meer bekijkt, dan zal het op een nul uitdraaien.
" Dat alles kan zo goed gedurende de vakantie in orde worden ge-
" bracht. Laten ze wat Latijn en wat Italiaans doorlopen, bekijken
" ze nog eens de Latijnse schrijvers om zich bekwaam te maken om
" ze te begrijpen. Jullie moeten ook noteren dat men om te leren
" moet lezen, zeer nuttige boeken moet lezen en het gebeurt zo
" dikwijls dat men dit niet kan doen in de loop van het jaar. La-
" ten ze het dan doen, nu ze de tijd daartoe hebben, laten ze le-
" zen om te leren en niet uit loutere nieuwsgierigheid, want nu
" zijn jullie niet meer gehinderd door een les, door werk dat veel tijd
" vergde. Aldus zullen jullie geen tijd verliezen. Herinneren jullie
" je de raadgeving van de heilige Geest, niet eens een minuut tijd
" te verliezen.
"
Nu zeg ik niet dat men altijd maar moet studeren en dat
" het niet geoorloofd zou zijn wat verzet te nemen. Jawel, neemt
" wat verzet, maar het weze een eerzaam verzet, nuttige vermaken
" die de krachten van het lichaam herstellen en de geest opfrissen. Laten
" jullie er zich voor hoeden dat, wanneer jullie je vermaken, dit geen
" ledigheid zou worden, geen nutteloos verloren tijd. Dit zeg ik
" jullie, dit herhaal ik jullie en voor zoveel ik kan, maak ik er
" voor jullie een verplichting van. Laten jullie iets bestuderen
" dat je in de toekomst nuttig kan zijn. Indien ik nog een jongen was zo-
" als jullie, wat zou ik mijn tijd beter willen ge-

40.5 Page 395

▲back to top


- XIII/391 -
" bruiken! Indien ik nog zovele tijddeeltjes zou hebben die ik, ik
" zal niet zeggen nutteloos doorgebracht heb, maar die ik beter
" had kunnen doorbrengen, hoeveel nuttige boeken zou ik dan nog
" willen lezen, hoeveel nieuw werk zou ik dan nog beginnen! Toen
" had ik nog tijd, nu heb ik geen tijd meer en zo blijft er mij
" niets anders meer over dan tot jullie te zeggen: gebruikt goed
" de tijd nu de gelegenheid er nog is.
"
Maar zou er nog iemand in huis zijn die niets zou te doen
" hebben? Dat hij dan bij mij kome en ik zal hem werk bezorgen,
" of Don Rua, Don Guidazio, Don Lazzero, Mgr. Ceccarelli kunnen
" hem werk geven, zoveel hij maar wil!
"
En dan voor de examens herinneren jullie je dat Maria de
" Sedes Sapientiae is en laten jullie 's ochtends en ook in de
" loop van de dag je aan Haar aanbevelen met het schietgebed
" Maria, sedes sapientiae, ora pro nobis. Ik eindig met je een goed
" examen en een goede nacht toe te wensen.
"
31 augustus. Woordafleiding van het woord: vakantie. De
" familie helpen bij het werk in huis: matigheid, niet naar bed
" gaan na de maaltijd.
"
Ik heb jullie een goed nieuws mee te delen: maandag begint
" de vakantie! Staat dit nieuws je aan? Ik zie dat het velen aan-
" staat en ik ben het ermee eens dat jullie vakantie zouden heb-
" ben. Maar ik kan jullie zeggen dat velen mij gevraagd hebben ze
" met mij hier in het Oratorio door te brengen. Dat doet me genoe-
" gen, maar ik wens dat ze het gaarne zouden doen en dat ze de as-
" sistenten en de leraren niet tot wanhoop zouden brengen. Ook zij
" zullen hun tijd voor recreatie, en voor wandelingen in overvloed
" krijgen, maar ze zullen hun vakantie meer teruggetrokken en min-
" der blootgesteld aan gevaren doorbrengen.
"
Aan hen die weggaan en aan hen die blijven is het enige wat
" ik hun aanbeveel dat ze de ledigheid zouden vluchten. Ik weet dat
" sommigen het niet zo mooi zullen vinden in vakantie te gaan om te
" werken. En toch betekent het werkwoord, vaco, vacas, vacare niet:
" uitrusten, niets doen, zoals sommigen geloven, maar het wil inte-
" gendeel zeggen: zich bezighouden, zijn aandacht aan iets wijden.
" Aldus betekent vacare studio: zijn aandacht vestigen op de studie;
" vacare agriculturae: zich op de landbouw toeleggen; vacare depre-
" cationibus: zijn tijd doorbrengen met vrome oefeningen.
"
Ik wens dat men op ieder ogenblik iets zou doen en dat men
" zelfs geen minuut zou verliezen, omdat in de vakantie ofwel jullie
" werken en de duivel werkeloos blijft, ofwel jullie zonder bezig-
" heid blijven en de duivel werkt. Jullie zullen me zeggen: - "Zul-
" len wij dus altijd moeten werken, nooit een ogenblik uitrusten?" –
" Laten we elkaar goed begrijpen wat de termen betreft. De ledigheid
" vluchten wil zeggen: niet werkeloos blijven, maar wil niet zeggen:
" onafgebroken werken door handarbeid te verrichten, te studeren,
" te bidden. Hoewel, in der waarheid, een onophoudend werk niet

40.6 Page 396

▲back to top


- XIII/392 -
" iets is dat mag afgekeurd worden en ik raad het je zelfs aan. Ik
" herinner mij dat, toen ik naar huis ging op vakantie, ik leder
" nam, en er schoenen van maakte die ik dan wegschonk. Ik kocht la-
" ken, stof en doek, ik sneed er een paar broeken en onderbroeken
" uit, naaide ze en gebruikte ze voor me zelf of voor iemand anders.
" Ofwel speelde ik timmerman. Ik maakte banken, stoelen, tafels en
" andere voorwerpen. In mijn huis zijn er nu nog tafels en stoelen
" die ik met eigen handen gemaakt heb. Hoe dikwijls ben ik het gras
" niet gaan maaien op de weide! en om uit te rusten, las ik dan Ver-
" gilius. Meer dan eens ben ik gaan hooien. Het was mooi mij zo te
" zien met de zeis en de hooivork in de rechterhand en Vergilius in
" de linkerhand. Kortom, ik kan niet zeggen welk vak ik niet beoe-
" fend heb, maar ik kan jullie de verzekering geven dat ik nooit
" een ogenblik werkeloos heb doorgebracht. Ik wil je deze feiten
" niet als een voorbeeld stellen, maar ik heb er enkel aan herinnerd
" om jullie te laten inzien op welke verschillende manieren men zijn
" tijd gedurende de vakantie kan doorbrengen.
"
Kan niet iedereen in zijn familie dienst bewijzen, waaruit
" blijkt dat de jongen een goed hart heeft en oplettend is? Ieder-
" een kan de kamers uitvegen, in de keuken werken, de tafel dekken,
" aan tafel van dienst zijn, zijn papa en zijn mama helpen en wan-
" neer er moet gewerkt worden in de tuin of in de wijngaard doe
" het dan! Zo kun je ook gaan hooien, hout hakken, laarzen poetsen
" en noem maar op, maar nooit mag je werkeloos zijn.
"
Wanneer iemand daar staat niets te doen met de handen in
" de broekzakken, zegt de duivel, die altijd alles aandachtig nagaat,
" dadelijk: - "Die is van mij!" - En hij volgt hem en dringt aan,
" en nu eens door zijn makkers, dan weer door gedachten zal hij
" het aldus aan boord leggen dat hij in zijn klauwen valt.
"
"Maar moeten we dus altijd werken? Ons nooit vermaken?"
" Er bestaan verschillende soorten van werk en het vermaak zelf kan
" een bezigheid zijn. Wie een wijngaard heeft, kan een druif gaan
" eten. Ik raad hem enkel aan alleen de rijpste te nemen. Wanneer
" er perziken zijn, vijgen, peren, appelen, als ze maar goed zijn,
" eet er smakelijk van! Ik raad jullie zelfs aan je veel te verma-
" ken. Speel met de bollen, met de bal. Iedereen zal in zijn fami-
" lie ook bijzondere vermaken kennen, als kaartspelen, dammen,
" schaakspelen, tarokspel en alle middelen die jullie zullen vinden
" om je te verzetten. Vooral raad ik jullie echt aan mooie, lange
" wandelingen te doen. Bij dat alles zal iedereen nog veel tijd
" hebben om te lezen, om te studeren en om een traktaat te beëin-
" digen of een auteur die hij nog niet goed begrepen heeft.
"
Doe bij het ontbijt eveneens jullie plicht en ook bij het
" middagmaal; geef blijk van een goede eetlust. Maar zorg ervoor ma
" tig te zijn in eten en drinken. Jullie weten wel dat er in het
" Piëmontees zekere spreekwoorden bestaan die doen lachen, maar de
" waarheid zeggen. Ik zal ze jullie thans niet zeggen, maar voor
" jullie welzijn zal ik er maar enige uitleggen. Bv.: "Een volle
" maag is een stof tot bekoring. Wat er in de maag zít, is een dui-
" velsding. De heilige Vaders zeggen dat wij met een vijand

40.7 Page 397

▲back to top


- XIII/393 -
" leven, en die vijand is ons lichaam. Wanneer wij het alles geven
" wat het vraagt, dan wordt het driest en kan het ons kwaad doen,
" maar wanneer wij het weinig voedsel geven, zoals aan een paard
" dat weinig hooi en weinig haver te vreten krijgt, dan wordt het
" gedwee, dan spitst het dadelijk de oren en gehoorzaamt het. Jul-
" lie moeten je herinneren dat volgens het zeggen van de kerkvaders,
" gulzigheid en kuisheid niet samen gaan. Bovendien, wanneer Sint-
" Paulus vermaningen richt tot de verschillende kringen van perso-
" nen, zegt hij aan de jonge mensen enkel dit: sobrii estote. Is
" dat mogelijk? zullen jullie zeggen. Had Sint-Paulus hun geen be-
" langrijker vermaningen te geven? Neen, omdat, wanneer jonge men-
" sen matig zijn, ze veel vooruitgang kunnen maken in de deugd.
" Waar geen matigheid is, komt de duivel bekoren en dan valt men
" in vele zonden.
"
Nog iets anders. Tijdens de vakantie kunnen jullie ook 's
" ochtends en 's avonds wat langer dan gewoonte uitrusten of vroe-
" ger slapen gaan, maar hoeden jullie je voor een bepaalde soort
" van rust die genoemd wordt daemonium meridianum. Het is de vrese-
" lijkste duivel die jullie kunnen aantreffen. Hieronder verstaat
" men de siësta na het middagmaal. Deze duivel komt, wanneer men
" op dat uur gaat slapen. Wat doen hij toch veel kwaad! Hij draait
" rondom jou. Hij komt aan de ene kant en fluistert je een slecht
" woord in het oor. Wat al gesprekken laat hij in het geheugen
" weer opleven! Hij komt voor jou staan, beloert je met boosaardi-
" ge ogen en toont je een of ander lelijke figuur, een lelijk spook
" dat hij in een slecht boek gezien heeft. Hij draait naar de ande-
" re kant en blaast je een herinnering in, die je voor altijd zou
" moeten vergeten hebben en wakkert je fantasie aan. En die beko-
" ringen blijven daar staan en men kan er zich niet van losmaken en
" de verbeelding loopt achter die spookbeelden aan, loopt maar ver-
" der, steeds verder... tot ze in een betreurenswaardige uitspat-
" ting valt en de duivel victorie roept.
"
Dus hoeden jullie je ervoor na het middagmaal te bed te
" gaan. Tot je op gevorderde leeftijd zijt en je niet meer recht
" op je benen kunt staan, mag je nooit deze gewoonte aannemen. In-
" dien je rust nodig hebt, zet je dan op een stoel en met het
" hoofd rechtop of gebogen kun je daar wat blijven zitten indomme-
" len. Dat zal je goed doen en het zal voldoende zijn.
"
- "Wat heeft Don Bosco gebabbeld!" - Laat ons opnieuw met
" het begin aanvangen en alles in het kort herhalen.
"
Brengt allen een mooie vakantie door, maar blijft niet wer-
" keloos. Indien jullie niet werken, werkt de duivel. Overdag moeten
" jullie werken, je vermaken, een gesprek voeren, spelen. Bij het
" ontbijt neme men zijn ontbijt, bij het middagmaal neme men zijn
" middagmaal, maar nooit mag men zonder iets te doen blijven. Ook
" 's nachts moeten we ervoor zorgen iets te doen. En wat dan doen?
" Slapen, kijk, slapen natuurlijk! Matigheid bij het voedsel ne-
" men, nooit meer dan jullie nodig hebben, opdat jullie buiten de
" gezondheid van het lichaam ook die van de ziel mogen bewaren.

40.8 Page 398

▲back to top


- XIII/394 -
"
Ik zou jullie nog andere zaken moeten zeggen, maar ik zal
" ze je zondag zeggen of maandag voor je vertrek. Morgen en over-
" morgen, de laatste dagen welke jullie bij ons doorbrengen, wens
" ik dat jullie allen bij mij zouden komen, want ik zal aan jullie
" allen iets te zeggen hebben. Thans zou ik wensen dat jullie mij
" een genoegen zouden doen, dat is: nota nemen van de dingen welke
" Don Bosco je suggereert om opgewekt de vakantie door te brengen,
" om er steeds aan te denken en ze in praktijk te stellen. Indien
" jullie ze opvolgen, zal de ervaring je zeggen hoe ik met mijn
" vermaningen je gelukkig en opgeruimd heb gemaakt. Wanneer jullie
" terug naar het Oratorio zullen komen zullen jullie me zeggen,
" welk voordeel ze je gebracht hebben en dan zullen jullie het uur
" en het ogenblik waarop ik je die vermaningen gegeven heb, zegenen.
" Goede avond!
Op 2 september was de prijsuitdeling voor de leerlingen. Mgr. Cec-
careili las de toespraak, die gedrukt werd door de drukkerij van het Ora-
torio. Daar die dag Don Cagliero uit Amerika was toegekomen, eindigde de
redenaar, als tolk van de algemene vreugde, zijn toespraak met hem een
geestdriftige groet te brengen. Gedurende de academische zitting werd
door Don Bosco het woord niet gevoerd maar wel sprak hij in de kerk de
volgende ochtend. Zijn woorden waren die van een vader die bezorgd is met
het lot van zijn zonen, die weldra van hem zullen weggaan.
"
Wanneer een vader zijn zonen moet verlaten of wanneer hij
" ze naar een ver land wil zenden om er een boodschap te doen,
" vreest hij altijd, hoewel hij weet dat zijn zonen gehoorzaam zijn
" en goed op de hoogte van de zaak, welke zij te verrichten hebben,
" dat een of ander ongeluk zijn geliefde zonen zal overkomen. Eens
" dat ze vertrokken zijn, leeft hij met kommer wanneer hij eraan
" denkt dat ze in een afgrond kunnen vallen, naar beneden kunnen
" uitglijden in een vreselijk steile diepte midden in de bergen, dat
" ze kunnen verscheurd worden midden in het woud door een wolf, dat
" ze in een ravijn kunnen neerstorten getroffen door het mes van
" een moordenaar of ongemakken en onaangenaamheden lijden wegens
" de lange duur van de reis, de ruwheid van het landschap, de on-
" guurheden van het seizoen.
"
En tot hoelang leeft hij in angst? Wanneer zal hij weer rus-
" tig worden? Tot zij onder het vaderlijke dak teruggekeerd zijn en
" hij ze opnieuw aan zijn boezem kan drukken.
"
Geloven jullie mij: deze vader die bang is, meer dat een
" vader past, maar toch uit ganser harte, die ben ik. Deze zonen die
" van hem moeten weggaan om naar een ver land te vertrekken, zijn
" jullie allen die op vakantie gaan. Jullie hebben je werk beëin-
" digd en thans gaan jullie op zoek naar de nodige rust. Volgens
" mij echter is dit jaar een schooljaar te meer dat voorbij is,

40.9 Page 399

▲back to top


- XIII/395 -
" waarover we rekenschap zullen moeten geven aan God, een jaar te
" meer van verdienste of van straf. En wie weet of binnenkort de
" Heer niet iemand van jullie wegneemt en in plaats van hem op
" vakantie te laten gaan hem rekenschap vraagt van de manier waar-
" op hij dit jaar doorgebracht heeft?
"
Maar het bloed kookt bij jullie allemaal in je aderen en
" jullie roepen allemaal met geestdrift: Het is vakantie! Het is
" vakantie! Het is vakantie! En jullie denken nog maar alleen aan
" dit ene, jullie wensen niets anders, jullie willen naar niets
" anders luisteren.
"
Het weze dan aldus. Laten jullie dan op vakantie gaan en
" helemaal niet met slechte inzichten, maar met goede voornemens.
" Ik vrees echter dat een vijand deze goede voornemens uit je hart
" zal rukken en je het leven van je ziel zal doen verliezen. Wat al
" gevaren zullen jullie ontmoeten! Alle gevaren welke ik je opge-
" somd heb: wolven, afgronden, dieven, het zijn allemaal beelden
" van geestelijke gevaren waarin jullie je middenin zullen bevinden.
" En deze gedachte doet mij pijn aan het hart en zet mij ertoe aan,
" je te waarschuwen opdat jullie op je hoede zouden zijn. Wanneer
" jullie niet standvastig in het goed en beslist blijven, wanneer
" jullie thuis zullen zijn, niet meer bewaakt, niet meer afgezon-
" derd maar vrij en te midden van gelegenheden tot kwaad, dan zullen
" jullie ermee beginnen je steeds lager te laten gaan, langzamer-
" hand, tot jullie eindelijk zullen vallen. Een jongen van het Ora-
" torio zal naar de kerk gaan en wanneer hij bemerkt dat iemand geen
" wijwater neemt, zal ook hij er geen durven nemen uit vrees dat ze
" hem zouden uitlachen. Hij zal zien dat een ander geen kniebuiging
" doet of ze slecht doet en hij, louter uit menselijk opzicht, zal
" ofwel aan Jezus in het Sacrament dit teken van aanbidding weige-
" ren of hij zal het zo slecht doen dat het eerder iets weg heeft
" van een grap. Op een goede dag zal zich de gelegenheid voordoen
" de mis te dienen. - "Ik zou ze kunnen dienen maar wat zullen mijn
" makkers zeggen? Ze zullen zeggen dat ik enkel maar goed ben om
" in de sacristie te vertoeven. Zal ik dan een sacristieman worden?"
" - En hij laat een ander gaan om ze te dienen en hij trekt zich
" terug in een hoekje van de kerk, opdat niemand hem zou zien en
" vergenoegt zich met de mis te horen. En ik zeg jullie dat, wan-
" neer iemand uit menselijk opzicht zich in een donker plekje van
" de kerk gaat verbergen, hij daags nadien geen heilige Mis meer
" zal horen. Dan zullen zijn makkers komen: - "Kijk, vriend! dat
" is lang geleden dat we elkaar niet meer gezien hebben! Kom, laat
" ons een glas limonade gaan drinken!" - En ze gaan en spelen en
" beginnen slechte gesprekken. De jongen gaat naar huis nog in be
" roering gebracht door de dingen, welke hij in dit gesprek gehoord
" heeft en laat al wat vallen van de verering welke hij zijn
" ouders verschuldigd is, daarna begint hij geld te verspillen,
" gehoorzaamt zijn moeder niet meer, begint wat geld te stelen
" in huis. En die jongen, die hier in het Oratorio zo braaf was,
" wordt een echt ongehoorzame knaap, een verspiller. Ik wil

40.10 Page 400

▲back to top


- XIII/396 -
" niet verder gaan met de beschrijving van de droevige gevolgen
" van de vakantie. Wat al fouten slepen het menselijke opzicht, de
" slechte gezelschappen na zich! Hoeveel jongens teruggekeerd van
" huis naar het Oratorio moeten wij wegzenden wegens hun slecht ge-
" drag of omdat ze van hun pastoor geen getuigschrift van goed ge-
" drag gedurende de vakantie hebben kunnen bekomen! En het kan ook
" niet anders, want, opdat de pastoor dit certificaat zou kunnen
" geven, moet de jongen ook een goed gedrag gehad hebben.
"
Maar ik hoop dat dit met niemand van jullie zal gebeuren.
" Daarom zal ik deze onaangename dingen terzijde laten en je enkele
" aanwijzingen geven om gedurende de vakantie braaf te blijven.
"
Letten jullie dus op. Zodra jullie zullen thuis gekomen zijn
" en je ouders zien, groet, omhels hen en zeg hen dat ik ze van gan-
" ser harte groet. En jullie moeten ze eerbiedigen, hun gehoorzamen
" en alles doen wat hun genoegen kan verschaffen. Daarna gaan jullie
" je aanbieden bij de pastoor van je dorp of bij de priester die de
" zorg heeft over je wijk. Jullie groeten hem eerbiedig van mijnent-
" wege, jullie zeggen hem dat jullie je onder zijn leiding stellen
" en hem je diensten aanbieden, indien hij meent dat jullie hem, ge-
" durende de vakantie zouden kunnen behulpzaam zijn. Laten jullie
" hem zeggen dat, indien hij een brief zou moeten schrijven, een
" misdienaar zou nodig hebben bij de heilige diensten, een werkje
" zou moeten laten doen en ook wanneer hij mooie druiven in zijn
" tuin zou hebben, jullie bereid zijn hem te helpen en je aandeel
" in het werk te verrichten. Doorgaans zijn de pastoors blij, goed
" en gemoedelijk te kunnen omgaan met brave jongens, leerlingen of
" ambachtsjongens, die van een opvoedingshuis komen. Ze houden er-
" van hun iets te drinken aan te bieden. Soms nodigen ze hen uit bij
" het ontbijt of bij het middagmaal. Het gebeurt ook dat ze hen
" graag als gezelschap meenemen op een wandeling. En laten jullie
" hen dan ook met plezier genoegen doen.
"
Maar vooral moeten jullie altijd blijven denken aan het
" vluchten van de ledigheid en aan Gods aanwezigheid, zaken waarover
" ik je reeds onderhouden heb. Thans herhaal ik je nogmaals de tijd
" thuis goed te gebruiken en steeds te denken aan de Heer die je
" ziet. Zorgen jullie er dus voor je te gedragen als brave christe-
" nen, zoals jullie in het Oratorio geweest zijn. Laten jullie dus
" iedere ochtend de heilige Mis dienen en indien jullie ze niet kun-
" nen dienen, horen jullie ze dan op zijn minst met vroomheid. Laten
" jullie voor of na de mis wat mediteren en indien jullie dit voor
" of na de mis niet kunnen doen, doen jullie het dan gedurende de
" mis. Laten jullie voortgaan met de goede gewoonte iedere zondag
" de Heilige Communie te ontvangen ofwel op een andere dag geduren-
" de de week. Ik zou graag zien dat jullie vaker te communie zouden
" gaan, maar ik geef je de raad op zijn minst eens per week te
" gaan. Jezus Christus in het Sacrament is het die je zal moeten
" helpen gedurende al deze tijd waarin jullie in gevaar zullen ver-
" keren. En om het met betere gevoelens te doen en er meer vrucht
" uit te halen, moeten jullie denken aan de meditatie die ik je heb

41 Pages 401-410

▲back to top


41.1 Page 401

▲back to top


- XIII/397 -
" aanbevolen voor of na het heilig Sacrificie.
"
Ik zou je nog vele andere zaakjes moeten aanbevelen, die
" jullie hier doen en thuis zullen doen, zoals altijd je ochtend-
" en avondgebeden opzeggen, zonder ooit een dag deze plicht te
" verzuimen. Laten jullie naar de kerk gaan, wanneer het lof
" plaats heeft. Als goede zonen moeten jullie ook naar de andere
" vrome oefeningen gaan, welke de pastoor je zult weten te sugge-
" reren. Vluchten jullie de lectuur van de slechte boeken en ook
" de slechte gezellen, maar over deze zaken heb ik je reeds een
" andere keer gesproken en ik hoop dat jullie ze in praktijk zul-
" len brengen. Ik beveel je dit aan als een vader, die veel van
" zijn zonen houdt, opdat jullie goed de vakantietijd zouden mo-
" gen doorbrengen.
"
Laat ons thans in het kort herhalen wat ik jullie gezegd
" heb en mcge dit voor je volstaan: de ledigheid vluchten, denken
" aan Gods aanwezigheid, ochtend- en avondgebed. Aldus zal de va-
" kantie een echte vakantie zijn en, wat het voornaamste is, een
" vakantie zonder God te beledigen.
"
Toch vrees ik, zoals ik je gezegd heb dat je een of ander
" ongeluk zou kunnen overkomen. En, inderdaad, gedurende de 20 jaar
" dat mijn jongens op vakantie gaan herinner ik me niet dat een van
" hen bij zijn terugkeer mij zou gezegd hebben, dat hij thuis bra-
" ver was geweest dan toen hij in het Oratorio was. Ik herinner me
" niet dat een van hen me zou gezegd hebben dat hij uit zijn vakan-
" tie enig geestelijk voordeel zou hebben gehaald. Integendeel,
" elk jaar heb ik moeten betreuren dat er velen gevallen zijn
" en daarom vrees ik en zal ik blijven vrezen tot ik ze hier weer
" goed en wel verenigd zie. Jullie moeten terugkomen tussen 15 en
" 20 oktober. Doorgaans is het gemiddelde van de tijd vastgesteld
" voor de terugkeer van de jongens 18 oktober. Ik beveel je aan
" dat ieder stipt zou wezen, opdat er daarna geen plaats zou te-
" kort wezen of dat men op zijn minst niet verscheidene dagen op
" zich zou laten wachten of sommigen terug naar huis zouden worden
" gezonden, zoals in de voorbije jaren gebeurd is. In ieder geval
" zullen zij die eerst komen het best gediend worden.
"
Wie weet, nochtans, of jullie allen zullen terugkeren?...
" Ik vrees dat de Heer gedurende deze vakantie de ene of de andere
" zal wegnemen.. Laat ons hopen van niet, maar laten we in ieder ge-
" val ons steeds bereid houden. Kijk! Kort geleden was er een van
" je makkers die opgeruimd van het Oratorio vertrok en hoopte na-
" dien naar de retraite te Lanzo te kunnen gaan. Maar enkele dagen
" later ging hij van dit leven over naar de eeuwigheid. Hij was van
" goede wil geweest, maar kon zijn wensen niet tot werkelijkheid
" maken.
"
Thans groet ik je en zeg ik je: Tot weerziens volgend jaar.
" Het staat echter vast dat wij niet allemaal elkaar zullen terug-
" zien. Sommigen zullen voor een ander beroep bestemd worden, an-
" deren zullen thuis worden weerhouden door ouders die hun hulp no-

41.2 Page 402

▲back to top


- XIII/398 -
" dig hebben, of anderen zullen menen er beter aan te doen naar an-
" dere scholen te gaan. Nochtans of ze al dan niet naar het Orato-
" rio terugkeren, of ze een blijde of droevige vakantie hebben, het
" enige wat ik je aanbeveel en altijd aanbeveel is geen zonde te
" begaan. Indien jullie zich daarvoor zullen hoeden als voor een
" slang, zullen jullie op een heilige manier de vakantie door-
" brengen, allen gezond en opgewekt terugkeren om weer een ander
" studiejaar godvruchtig door te brengen, tot jullie, na een lan-
" ge reeks inspanningen, de verlangde beloning zullen verwerven.
"
Inmiddels wens ik jullie een gelukkige vakantie en een
" gelukkige terugkeer."
De terugkeer naar het Oratorio moest plaatshebben tussen 15 en 18
oktober, maar reeds vanaf 7 oktober was er al een aanzienlijke groep jon-
gens, omdat onder hen ook jongens waren die een examen of een herexamen
moesten afleggen. Don Bosco ging ze op de avond van die dag begroeten.
Zijn woorden waren eveneens gericht tot de clerici, die, om naar Don
Bosco te luisteren, doorgaans samenkwamen met de jongens.
" Ik groet jullie allen en des te hartelijker nu het de eerste maal
" is dat ik jullie na de vakantie zie. Het is juist dat niet alle
" jongens t toegekomen zijn, maar ik merk dat we al in vrij groot
" aantal zijn en indien hier een goed gevulde tafel zou gereed staan,
" dan zouden wij met ons allen ons in staat voelen ze eer aan te
" doen.
"
Het merendeel van jullie zijn hier om zich voor te berei-
" den op hun intrede in het gymnasium of om naar een hogere klas
" over te gaan of om een wonde opgelopen bij het examen te helen
" en daarom moeten ze allen studeren. Dan zijn er anderen, welke
" bij het begin van het jaar het examen zullen moeten herhalen over
" de vakken die ze vorig schooljaar hebben bestudeerd en ook een
" examen afleggen over de stof waarover ze nog niet ondervraagd
" werden en ook zij moeten studeren. Bij dit aantal bevinden zich,
" zonder onderscheid, al de clerici.
"
En moeten de anderen, die geen vaste bezigheid hebben, al-
" tijd vakantie hebben? Indien er geen boeken meer te lezen zijn
" noch in de bibliotheek, noch in de boekhandel en ze al de boeken
" reeds zouden gelezen hebben, dan zou ik hun zeggen: - "Laten
" jullie nu maar wat uitrusten!" - Maar zolang er boeken te lezen
" zijn, zal ik je altijd zeggen: lezen jullie ze! Onder hen zijn
" er gekomen om over te gaan naar de klassen van wijsbegeerte en ik
" zou hun aanraden het traktaat te lezen, dat ze dit jaar moeten
" bestuderen. Ze zouden ook een boek van Vergilius, Horatius, Ovi-
" dius of een van de zangen van Dante kunnen lezen of hun geheugen
" ermee opfrissen of enkele auteurs welke ze gedurende hun Latijnse
" klassen bestudeerd hebben nog eens overdoen en herhalen. Een boek
" dat ik aan allen zou aanraden te lezen is de geschiedenis van
" Italië en aan iemand die het vijfmaal zou gelezen hebben, zou ik

41.3 Page 403

▲back to top


- XIII/399 -
" nog zeggen: lees het! En ziehier waarom. In deze tijd worden
" alle geschiedenisboeken vervalst. De vijanden van de Kerk nemen
" de gelegenheid van de geschiedenis te baat om de Kerk als eerloos
" voor te stellen en haar in diskrediet te brengen door feiten
" te verhalen die ofwel overdreven of van a tot z verzonnen zijn.
" In dit boek, echter, worden de feiten voorgesteld in hun ge-
" schiedkundige gaafheid, weliswaar in het kort, maar op zo een
" een manier dat men aan de jongens de sleutel in de hand geeft
" om een meer gedetailleerde geschiedenis van Italië te kunnen be-
" studeren en ook de geschiedenis van de Kerk die er zo eng verband
" mee houdt. Ik wil hier thans niet mezelf prijzen door mijn ge-
" schiedenis te loven, maar ik zeg het alleen maar omdat ik inzie
" hoe nuttig ze is.
"
Ik ontvang vandaag het nieuws over de dood van de vader
" van Don Cerruti. Morgen zullen wij voor zijn ziel bidden. Dit is
" niet het enige nieuws over een sterfgeval dat mij dezer dagen
" bereikte. Ik vernam nog maar onlangs dat onvoorzien op het toneel
" een befaamde speler gestorven is en dat een ander acteur die met
" hem speelde, toen hij de eerste zag vallen, van schrik bevangen,
" op hetzelfde ogenblik gestorven is. En de toeschouwers die het
" stuk bijwoonden vertrokken onder de indruk van deze wrede trage-
" die. En dit is niet het enige geval van die aard, dat ik je zou
" kunnen vertellen, want er zijn nog andere. Laten wij ons inmid-
" dels gereed houden zodat, wanneer de dood zal komen, wij met
" Abraham zullen kunnen antwoorden, toen de Heer riep: Abraham,
" Abraham! Ecce Domine! Adsum! En intussen wens ik je goede nacht!
Op 16 oktober kwam Mgr. Lacerda met twee priesters die hem verge-
zelden nogmaals naar het Oratorio. Hij vertrok op 19 oktober naar Frank-
rijk en daarna naar Lissabon, waar wij hem aangetroffen hebben. De bij-
zonderheden van dit tweede bezoek kennen we niet.
Op de avond van 28 oktober kondigde Don Bosco aan de leerlingen
een nieuwigheid aan. Op de conferenties te Lanzo werd er besloten dat, na
de terugkeer van de jongens uit vakantie, het schooljaar zou worden inge-
zet met een triduüm van avondpreken. Hiervoor werden in het Oratorio de
drie dagen voor Allerheiligen gekozen.
"
De reden waarom ik jullie heb laten samenkomen en waarom ik
" hier gekomen ben, is mijn wens je te groeten en een woordje tot
" je te richten na de vakantie. Ik begin met je een nieuws te geven
" dat nog gloednieuw is. Vandaag een beetje voor het avondmaal heb
" ik een telegram ontvangen van Don Ronchail, die de opening van een
" nieuw huis aankondigt. Het is niet ver van Nizza, in een stad die
" Cannes heet; het is de inzet van andere huizen die wij zullen ope-
" nen te Marseille, te Navarre, te Bordeaux en in andere steden van
" Frankrijk.

41.4 Page 404

▲back to top


- XIII/400 -
"
En dan vooruit, steeds vooruit langs de kust tot Barcelo-
" na en vandaar naar Utrera, Sevilla en andere steden van Spanje.
"
En dan een grote, grote sprong maken tot Rio de Janeiro
" tot Montevideo, een sprong waarvoor de stoomboot veertien dagen
" dag en nacht moet varen. En wat al missies kunnen er hier worden
" geopend, wat wordt er al niet aan de salesianen gevraagd steeds
" maar nieuwe tehuizen en colleges te openen!
"
Het is dus nodig dat jullie goede priesters worden, goede
" leraren, goede kampioenen die men hier en daar in de wereld kan
" zenden om goed te doen. En ik ben ervan overtuigd dat jullie al-
" len met het inzicht gekomen zijn om heiligen te worden.
"
En nu nog iets wat ik U moet zeggen. Jullie zijn allen te-
" ruggekeerd uit je vakantie en modder is er langs je weg niet ge-
" weest. Maar indien er geen modder geweest is, dan zal er wel stof
" geweest zijn en een stofvlek kan er wel op je kleren zijn achter-
" gebleven. Wanneer een vreemde aankomt uit een ver land, dan be-
" kijkt men hem dadelijk eens goed om te zien of zijn kostuum niet
" bevlekt is of met stof bedekt om hem dan eens goed met de kleer-
" borstel af te borstelen. Zo wil ik het ook doen en zo moeten jul-
" lie het eerst doen. Allen hebben min of meer vakantie gehad en
" daarom zijn jullie als iemand die van een reis terugkeert. Kijk
" eens goed naar je kleren of ze goed zindelijk zijn. Ik heb het
" inzicht niet te spreken over het kostuum dat je draagt maar over
" het zedelijke, het geestelijke. Kijken jullie eens na of op je
" ziel geen spoor gebleven is van de vakantie. Kijk eens goed en
" dan: mala corrige, bene_facta_serva. Laat ons alles wegwerpen wat
" wij voor kwaad hebben meegebracht, opdat dit kwaad niet langer
" ons in de loop van het jaar kan schaden en laat ons het goede
" behouden dat wij met ons hebben meegebracht, opdat het ons zou
" helpen om voortgang te maken in de deugd en erin te volharden.
"
Wat voor goed hebben jullie meegebracht? Kijk: een heeft
" me, bijvoorbeeld, gezegd dat zijn pastoor thuis hem volgend aan-
" denken had meegegeven: - "Elk ogenblik van de tijd is een schat,
" en ieder ogenblik dat je goed zult gebruiken is een schat die je
" zult winnen!" - Een andere jongen, een ambachtsjongen, verhaalde
" mij dat zijn vader hem gezegd had: - "Let er goed op vorderingen
" te maken in uw ambacht en wanneer je rijk of arm zult worden, zal
" dat niet van jou afhangen; maar samen met je ambacht, zul je voor
" jezelf zoveel als een boerderij hebben verworven, die je altijd
" met jou zult meedragen en waarvan je altijd kan leven." - Dit zei
" een moeder aan haar zoon, toen hij van huis wegging: - "Wees vroom
" ten opzichte van de Madonna." - Het doet me genoegen dat ze mij
" die goede zaken welke ze gedurende de vakantie gehoord hebben,
" komen zeggen, ik ben daar tevreden over, maar ik wens vurig dat
" zij er hun voordeel zouden mee doen. Maar indien men zou zien dat
" ze van huis iets slecht hadden meegebracht, bijvoorbeeld, een of
" andere slechte gewoonte, een neiging tot het uitoefenen van kri-
" tiek, tot ongehoorzaamheid, dan geldt het: corrige.

41.5 Page 405

▲back to top


- XIII/401 -
"
Laat ons zorgen opnieuw in Gods genade te leven indien wij
" deze bij ongeluk zouden verloren hebben. Aldus zullen we altijd
" zeker zijn van onze zaak. Hoevelen staan er 's ochtends gezond en
" vrolijk op en gaan 's avonds souperen met Magere Hein, directeur
" van het kerkhof. Laat ons zo bereid blijven, dat, wanneer ook aan
" ons iets dergelijks zou gebeuren, wij niets zouden te vrezen heb-
" ben.
"
Met dit feest van Allerheiligen is het juist de geschikte
" gelegenheid om een overzicht te maken van het geweten; en om ons
" goed voor te bereiden, hebben wij eraan gedacht een triduüm te
" houden met een korte preek 's avonds. Zorg ervoor uit te voeren,
" wat men je in de preken zal zeggen. Wat ik je op deze dagen door
" de Kerk toegewijd aan de zielen van de afgestorvenen aanraad dat
" is: te zorgen dat jullie ze op alle manieren zouden bijstaan.
" Dat zij, die het kunnen, te communie gaan. Laten jullie dan allen
" bidden, veel bidden en laten jullie vooral de aflaten, welke
" jullie zullen verdienen, toepassen op de zielen van het vagevuur,
" want dat is de mooiste manier om ze bij te staan. Beoefen tegen-
" over hen deze christelijke liefde, vooral tegenover je verwanten,
" want afgestorven verwanten, dichte of verre verwanten, hebben
" jullie allemaal. En de gebeden, het goed dat jullie zullen doen
" voor de zielen van het vagevuur, blijft, in werkelijkheid iets
" dat jullie voor jezelf doen. Het is als voedsel dat men aan de
" mond geeft, die het smaakt maar, in werkelijkheid, voedt het
" de hand zelf, die het geeft, de persoon zelf die het neemt.
"
Breng dan deze dagen goed door met een onderzoek van je
" eigen geweten en al het goed dat jullie zullen doen te offeren
" voor de zielen van het vagevuur. Wanneer wij dan ons zullen aan-
" bieden in de eeuwigheid, zullen wij vele van onze goede werken
" daar terugvinden, die ons behoeden voor de vlammen van het vage-
" vuur en ons de poorten van het paradijs zullen openen. Goede
" nacht!"
Gedurende het triduüm brachten de jongens hun geweten in orde, zo-
dat ze sereen hun studies konden hervatten. Het huis was eivol leerlin-
gen. Het aantal van de ingeschrevenen ging de plaatsmogelijkheid ver te
boven. Omdat men niet meer wist waar men hen moest logeren die voortdu-
rend aankwamen, werden de missionarissen naar Lanzo gezonden, om wat
plaats te maken. Behalve de jongens, kwamen vele volwassenen, leken en
geestelijken, "een leger" zegt de kroniek, die aanvaard waren als aspi-
ranten het ongemak vergroten en hadden zelf last ervan. Deze echter, men-
sen van allerlei slag, advocaten, professoren, onderwijzers van de lage-
re graad, officieren van het landleger en van de marine, spoorbeambten,
gewone priesters, pastoors, kanunniken, zagen toen van dichtbij welke
offers hun te wachten stonden in het leven waar naar ze verlangden en
trokken zich bijna allen terug.
Er werd overgegaan tot een werkverdeling. De komst van Don Bonet-
ti in het Oratorio en de aanwezigheid van Don Cagliero, hadden aan de

41.6 Page 406

▲back to top


- XIII/402 -
andere oversten de hoop gegeven dat hun taak nu wat verlicht zou worden,
maar door de uitbreiding van de congregatie kregen ze met de dag nog meer
werk en de overlast bleef bestaan.
Het laatste wat nog te doen stond voor het in gang zetten van het
werk in het algemeen, was het voorlezen van het reglement. Dat gebeurde
in de studiezaal op twee achtereenvolgende avonden op 5 en 6 november,
in aanwezigheid van alle oversten.
Dit reglement dat zo pas van de pers kwam en niet enkel voor het
Oratorio, maar ook voor de colleges bestemd was, had aan Don Bosco gedu-
rende de zomermaanden veel nadenken gevraagd. Op de conferenties van
Sint-Franciscus had hij aan de directeurs het gedeelte laten voorlezen
dat betrekking had op het personeel. Daarna wou hij dat Don Rua het zou
herzien van het begin tot het einde en dat Don Barberis met aandacht de
artikels over de tucht zou onderzoeken, volgens de beginselen waarover ze
vaak samen geredeneerd hadden. Daarna zette hij zich persoonlijk nog eens
aan het werk, waarbij hij ieder woord afwoog en de bladen met wijzigingen
bezaaide. Eindelijk stelde Don Vespignani in het kantoor van Don Rua er
de definitieve kopie van op. Het werd vlug gedrukt en dan in de maand
november uitgedeeld aan alle huizen. Een tweede uitgave verscheen in 1899
zonder wijzigingen. In de uitgaven van 1906 en 1920 werd de oude tekst
afgewisseld met nieuwe gedeelten, uitgewerkt door de Algemene Kapittels,
maar bij deze uitbreiding betuigde men eerbied voor de allereerste kern
en behalve zeldzame en lichte formele wijzigingen blijft hij ongeschonden
en kan men hem ook herkennen aan de stijl, waarin men de manier van Don
Bosco aantreft." Niettegenstaande de beknoptheid van de tekst" - schrijft
Don Vespignani (1) "ziet men dat ieder artikel doordrongen is van vroom-
heid en christelijke liefde."
Uitnodigingen op diners.
Don Lemoyne heeft veel verteld over uitnodigingen op diners, die
Don Bosco ontving en aanvaardde. Voor het tijdsbestek, waarmee we ons
hier bezig houden, weten wij hierover uiterst weinig. Er zijn enkel twee
of drie gevalletjes die we toch niet mogen achter houden.
Don Bosco stond op vertrouwelijke voet met de welgestelde en lief-
dadige familie Ruggieri van Turijn, waar allen het als een feest aanza-
gen wanneer ze hem aan de dis konden hebben. Na de dood van de ouders
ontving hij geen uitnodigingen meer en was het ook gedaan met zijn bezoe-
ken, maar de zoon, advocaat Giuseppe wenste de oude betrekkingen met hem
aan te houden. Daarom verzocht hij in mei 1877 hem de troost en de eer
te willen verlenen hem op een diner te mogen ontvangen in zijn huis zo-
________________________
(1) l.c. blz. 47.

41.7 Page 407

▲back to top


- XIII/403 -
als in de tijd dat zijn ouders nog leefden. Hij herhaalde die uitnodiging
toen hij, samen met zijn echtgenote, hem in de stad ontmoette. Don Bosco
aanvaardde de uitnodiging maar behield zich voor de datum vast te stel-
len. Later moest de advocaat hem schrijven om hem een jongen aan te be-
velen, een zekere Clary, die later priester werd, en vroeg hem bij die
gelegenheid of hij hem kon zeggen wanneer hij het genoegen zou hebben hem
in zijn huis te mogen ontvangen. Don Bosco antwoordde:
"
Mijn beste advocaat,
"
"
Quod differtur non aufertur. Ik kan niet zeggen wanneer
" ik zal komen, maar komen zal ik en ik zal het je daags tevoren
" laten weten opdat de kok tijd zou hebben iets lekkers klaar te
" maken, niet waar? - Wat Chiari betreft, zal D. Bologna ervoor
" zorgen.
"
Moge God je familie zegenen en geloof mij in J.Chr. te
" zijn
"
" Valdocco, 22-5-77.
"
je toegenegen vriend,
Pr. Gio. Bosco.
De aanwezigheid van Don Bosco in de families waar hij zich begaf,
bracht steeds vruchten van naastenliefde en stichting voort. Eens ging
hij dineren bij Markiezin Durando. Er waren vele dames uitgenodigd die
luxueus gekleed kwamen en vurig verlangden met Don Bosco te kunnen spre-
ken, maar hun kledij was nogal vrij en hun armen waren bijna bloot. Don
Bosco kwam binnen, keek eens rond en zei: - "Ik meende dat in dit huis
een priester vrij kon binnentreden. Ik verontschuldig U echter, want U
hebt zoveel stof nodig gehad voor de plooien van uw jurken dat er geen
meer overgeschoten is om uw armen te bedekken." - Terwijl hij dit zei
maakte hij aanstalten om opnieuw buiten te gaan. De dames bloosden, ver-
zochten Don Bosco te blijven en dekten zich met sjaals en andere kleding-
stukken zoals hij dat verlangde. Don Bosco bleef en verdreef hun verle-
genheid met een van die schertsen die hem eigen waren.
De directeurs van de naburige colleges, deden ter gelegenheid van
feesten en uitnodigingen alles, om hem onder hen te hebben en de uitge-
nodigden die wisten dat Don Bosco aan tafel zou zijn, achtten zich ge-
lukkig van zijn vriendelijke, gezellige gesprekken te kunnen genieten.
Toen er in 1878 te Valsalice een feest gevierd werd, omringden hem aan
tafel aanzienlijke en geleerde personen. Het gesprek viel dan op de wis-
kunde. Men had het over een nieuw stelsel van optelling, dat toen voor-
gesteld werd door een knappe professor. Don Bosco zei geen woord. Einde-
lijk wendden zij die aan de bespreking deelnamen zich bijna schertsend
tot hem. Don Bosco gaf blijk dat hij de bespreking gevolgd had, want op
een oogwenk liet hij de ongerijmdheid uitschijnen van de besproken theo-
rie en zette zijn mening uiteen in een zo duidelijke en overtuigende

41.8 Page 408

▲back to top


- XIII/404 -
vorm, dat allen hem toejuichten en iemand hem met verbazing vroeg of hij
een wiskundige was. Don Bosco antwoordde: - "Ik had wel neiging tot deze
wetenschap. Toen ik naar school ging, haalde ik altijd de eerste prijs in
dit vak."(1)
Voorzeggingen.
Vaak verlichtte God de geest van Don Bosco aangaande de salesia-
nen op wie het eerst zijn geestelijk erfdeel zou overgaan. Dit werd door
de Voorzienigheid aldus beschikt, opdat hij opvolgers zou kunnen voorbe-
reiden die dan op de hoogte van hun taak konden zijn. Zoals reeds voor
de eerste, ontving Don Bosco een bijzondere verlichting uit de hemel om
te weten, wie hem als tweede zou opvolgen in het algemeen bestuur van de
vrome sociëteit. Dit is tenminste onze overtuiging, bij het onderzoeken
van een feit voorgevallen in 1877.
Telkens als hij kon, ging Don Bosco het feest van Sint-Carolus
meevieren in het college van Borgo S. Martino en juist opdat hij gele-
genheid zou hebben zich naar het feest te begeven kwam het niet zelden
voor dat het veel vroeger gevierd werd. Aldus werd het in 1877 gevierd
op donderdag 22 november. Aan tafel, opgeluisterd door de aanwezigheid
van Mgr. Ferrè, bisschop van Casale, zat onder de genodigden, op korte
afstand van Don Bosco de jonge eenentwintigjarige Filippo Rinaldi, toen
nog leek. Het gesprek viel op Don Albera en over de moeilijkheden hem
aangedaan door de clerus van zijn streek en door aartsbisschop Riccardi,
om hem te overreden niet bij Don Bosco te blijven na het gymnasium. De
bisschop, die met belangstelling naar het verhaal van Don Bosco luister-
de, vroeg hem of Don Albera deze moeilijkheden overwonnen had. - "Zeker"
- antwoordde Don Bosco: - "Hij is mijn tweede..." - En wanneer hij dit
zei wreef hij met de hand over zijn voorhoofd, alsof de ene gedachte op
de andere volgde en men een ogenblik moest wachten om ze uit te drukken.
Niemand van de disgenoten lette op het woord noch op het gebaar, maar
Rinaldi, die zeer goed ingelicht was over de zaken van de salesianen was
hierover aan het tobben: - Don Albera was de tweede niet om in de con-
gregatie te treden, hij is niet de tweede in waardigheid en is niet eens
lid van het Hoofdkapittel, hij is ook de tweede niet om directeur be-
noemd te worden... Zal hij misschien de tweede opvolger van Don Bosco
moeten worden? - Hij bewaarde deze veronderstelling in zijn hart en
wachtte af tot de gebeurtenissen haar zouden bevestigen.
Drieëndertig jaar verliepen er sinds die dag. Don Rinaldi was
intussen algemeen prefect geworden. Op 27 februari 1910 zag hij hoe de
toestand van Don Rua ernstig was. Hij schreef het geheim op dat hij tot
dan toe aan geen levende ziel bekend had gemaakt, stak het blad in een
omslag, verzegelde hem en schreef erop: "Te openen na de verkiezingen
(1) Het feit werd ons verteld door Don Caimo, die het zelf door hem had horen zeggen.

41.9 Page 409

▲back to top


- XIII/405 -
die zullen plaatshebben na de dood van onze dierbare Don Rua. F. RINAL-
DI." Na dit gedaan te hebben, overhandigde hij het document aan Don Le-
moyne, secretaris van het hoofdkapittel, zonder iets te laten uitlekken
van zijn geheimzinnige inhoud. Wanneer dan Don Rua tot een beter leven
was overgegaan en de verkiezing van zijn opvolger gebeurd was, liet Don
Rinaldi zich naar de schrijftafel van Don Lemoyne vergezellen, ontzegelde
de omslag in aanwezigheid van allen en las de inhoud. Het scheen de aan-
wezigen toe of ze de stem hoorden van de vader die de verkozene kwam aan-
moedigen en de kiezers zekerheid kwam geven.
Ook profetieën op kortere termijn moeten we aanstippen voor 1877.
Het zijn de gebruikelijke voorzeggingen van sterfgevallen onder de jon-
gens van het Oratorio. Wanneer hij vooraf het aantal aankondigde van hen,
die in de loop van het jaar naar de eeuwigheid zouden overgaan, gaf Don
Bosco geen nadere aanduiding over het tijdstip van hun dood noch over de
hoedanigheid van hen die gingen sterven. Later echter deed hij dit twee-
maal. De eerste maal was dit gedurende de carnavalsperiode. Op een avond
na de gebeden zei hij: - "Laat ons opgewekt carnaval doorbrengen maar
passen jullie op! Een van hen die naar mij luisteren, zal de carnavaltijd
niet beëindigen". - En inderdaad, op 10 februari, daags voor de zondag
van quinquagesima stierf de jongen Stefano Mazzoglio, leerling van de
vierde klas van het gymnasium, geboortig van Lu Monferrato. Hij was maar
een paar dagen ziek geweest en niemand had kunnen geloven dat zijn ver-
trek uit deze wereld zo nabij was. Tijdens de vasten deed hij zijn twee-
de voorzegging. Bij gelegenheid van een "avondwoordje" herdacht hij de
overleden makker, beval hem aan de gebeden en voorspraak van allen aan
en ging dan verder: - "Wanneer een onder ons het carnaval niet heeft be-
eindigd, dan zal een ander de vasten niet beëindigen en zal hij met ons
het paasfeest niet kunnen vieren." - Alles kwam precies zo uit. De jon-
gens van het Oratorio hielden toen op plechtige wijze hun Pasen op woens-
dag in de Goede Week. Op dinsdag van de Goede Week in de ziekenzaal, ge-
durende de mis, toen de priester al aan de nuttiging was, naderde een
zieke jongen het altaar om de communie te ontvangen, maar omdat de cele-
brant niet verwittigd was geweest, had hij geen kleine hostie geconsa-
creerd. Daarom zei hij hem geduld te hebben en dat hij de volgende och-
tend zou kunnen communiceren. Maar 's anderendaags 's morgens zag de
jongen de dageraad niet meer, want hij stierf aan een onvoorziene kwaal
en men had amper de tijd hem het H. Oliesel toe te dienen. Dit gebeurde
op 28 maart. Hij heette Giovanni Briatore van Deversi di Garessio Cuneo,
leerling van de eerste klas van het gymnasium.(1)
(1) Alleen Don Vespignani (i.c. blz. 60), die de priester was, die celebreerde in de
ziekenzaal heeft ons de gedachtenis bewaard van deze twee voorzeggingen, welke hij zelf
gehoord had. De registers van het jaar 1877 hebben ons de data en de namen meegedeeld
en aldus zijn getuigenis bevestigd.

41.10 Page 410

▲back to top


- XIII/406 -
H O O F D S T U K XIII.
ENKELE AANGELEGENHEDEN VOOR LANZO, ALBANO, MENDRISIO,
MILAAN EN HET ORATORIO IN 1877.
Voor de geschiedenis van de stichtingen tijdens deze twee jaar ver-
wijzen we naar elders en we zuilen hier enkel iets zeggen over de ver-
scheidene onderhandelingen aangaande zaken van de reeds bestaande colle-
ges of stichtingen die in het vooruitzicht gesteld waren, maar nog niet
verwezenlijkt werden.
Op de zitting van 11 april 1875 had de gemeenteraad van Lanzo de be-
slissing getroffen Don Bosco opzegging te geven van het gebruik van het
gewezen klooster, dat hij sinds 1864 had voor de lagere scholen van de
gemeente.(1) Luidens de overeenkomst moest de opzegging vijf jaar vooraf
worden betekend, zodat vanaf het schooljaar 1875-76 binnen vijf jaar Don
Bosco verplicht was de lokalen te ontruimen. Naar men zei, was de reden
hiervan dat de gemeente volstrekt geld nodig had voor de spoorweg en
daarom het gebouw wou verkopen. Toen de theoloog Luigi Botto, herkomstig
van Lanzo en medeleerling van Don Bosco hiervan lucht gekregen had,
spoorde hij hem aan deze gunstige gelegenheid niet te laten ontsnappen om
definitief meester te worden van de plaats, des te meer omdat de aankoop-
prijs zou schommelen tussen veertig- en dertigduizend lires. De theoloog
bood zelf aan als tussenpersoon op te treden (2) waarop Don Bosco hem
volgend antwoord gaf:
"
Mijn beste theoloog,
"
"
Ik sprak met de moeder van de jonge Cottino. Zij zal mij
" de jongen brengen. Ik zal met hem onderhandelen en doen wat ik
" kan."(3)
(1) Het register heeft de tekst van de notulen van deze zitting en een afschrift van de
akte van betekening en de opzegging op 3 mei.
(2) Brief aan Don Bosco, Lanzo, 15 februari 1877.
(3) In zijn brief aan Don Bosco had de theoloog geschreven: "Eugenio Cottino, die bijna
elf jaar oud is, is een jongen, die gevaar loopt slecht te eindigen. Het ligt bij
jou hem op de goede weg te brengen, vooral omdat hij een wakker verstand heeft. Ik
beveel hem je van harte aan."

42 Pages 411-420

▲back to top


42.1 Page 411

▲back to top


- XIII/407 -
"
Wat het college van Lanzo betreft, meen ik dat ik en de
" gemeenteraad van op een vaste basis kunnen uitgaan, wanneer
" wij elk een deskundige aanstellen. Je weet dat bij een beraming
" door deskundigen tot zelfs de waarde van een kromme spijker ge-
" schat wordt en dat de schatting als handelswaarde steeds lager
" ligt dan wat men kan maken van onroerende goederen voor een spe-
" ciaal doel gebouwd.
"
Wanneer dan de gemeenteraad van oordeel is dat deze basis
" kan worden aanvaard, ben ik bereid mij hierbij aan te sluiten
" en dan zullen de andere voorwaarden van de overeenkomst geen
" moeilijkheden meer opleveren.
"
Voor de betaling heb ik geen geld, maar indien deze drin-
" gend zou moeten gebeuren, ben ik ook bereid een lening aan te
" gaan om de gemeenteraad dienstwillig te zijn.
"
Ik verzoek je echter hen twee zaken te laten opmerken:
"
1°) dat ik uit mijn eigen beurs reeds aanzienlijke bedra-
" gen besteed heb aan verbeteringswerken in het college.
"
2°) dat, wanneer iemand anders het koopt, hij het niet zal
" bestemmen voor het welzijn van de gemeente, zoals wij dit sinds
" jaren doen en in de toekomst zullen voortgaan dit te doen.
"
Ik bedank u voor uw aanbod ook namens mij te onderhande-
" len en graag geef ik je hiervoor mijn formele opdracht.
"
Ik zal zorg dragen voor de twee jongens van Lanzo, Sperta
" en Castagno, die je me aanbeveelt.
"
Aanzie me in ieder geval als voor altijd
"
" Turijn, 17 februari 1877.
je toegenegen vriend
"
Pr. Gio. Bosco.
Intussen verscheen een advies van de Raad van State op 20 april
1877, aanvaard door het Ministerie van Openbaar Onderwijs, krachtens
hetwelk als nietig moesten aangezien worden alle overeenkomsten tussen
gemeenten en private of zedelijke personen, betreffende het bestuur en
het beheer van de gemeentescholen, omdat dit tot de uitsluitende en di-
recte bevoegdheid van de provincieraden behoorde. Het was een listige
maatregel om steeds meer de kloostercongregaties uit het lager onderwijs
te schakelen. Toen dan ook de provincieraad voor schoolaangelegenheden,
op zijn zitting van 17 december 1877, verklaarde dat hij zich niet zou
verzetten tegen het feit dat voor het lopende schooljaar de lagere jon-
gensscholen van Lanzo nog zouden bestuurd worden door de reeds benoemde
onderwijzers, liet hij daarbij de verwittiging horen, dat, krachtens dit
advies, de overeenkomst tussen de gemeente en priester Giovanni Bosco
voor het behouden van deze scholen, moest eindigen op het einde van het
reeds begonnen schooljaar. Don Bosco steunde op het oordeel van onder-
legde Romeinse advocaten, omdat hij zich in die tijd te Rome bevond, om
voor vast te aanzien, dat een advies van de Raad van State de overeen-
komsten volgens de wettelijke vormen bedongen, nooit kon teniet doen.

42.2 Page 412

▲back to top


- XIII/408 -
Daarom dacht hij er aanvankelijk aan zijn eigen redenen te laten gelden.
Vanuit Rome schreef hij dan ook een brief aan Don Rua over deze zaak:
"
Beste Don Rua,
"
"
De hierbijgaande brief over het College van Lanzo zou moe-
" ten aangeboden worden aan ridder Alessio (1) met verzoek zijn
" raad te willen geven. Ik schrijf intussen aan D. Scappini dat hij
" aan de burgemeester van Lanzo zou willen vragen hem te zeggen
" of door dit proces-verbaal het inzicht tot uiting wordt gebracht
" een einde te stellen aan onze overeenkomsten ofwel of men ons al-
" dus wil laten voortgaan gedurende de tijd die overeengekomen was.
" In de veronderstelling dat de overeenkomst dit jaar zou moeten
" eindigen, zou ik moeten schadeloos gesteld worden voor de vruch-
" ten die ik niet genoten heb, voor de schade welke ik onderga door
" de onverwachte verkorting van de termijn die overeengekomen was.
" Wanneer wij deze ophelderingen ontvangen hebben, zullen wij, in
" akkoord met en overeenkomstig de raad van de advocaat, een ant-
" woord in regel geven. Onze zaken vorderen goed. Er zijn wel wat
" geschillen en langdurige tribulaties maar het is toch zeer nuttig.
" Laat ons het stilzwijgen bewaren, bidden, niets vrezen en schrijf
" me wat je weet. Groet allen in de Heer en moge God ons allen ze-
" genen. Wat doet mevrouw Clara?
"
Geloof me te zijn
"
" (zonder datum)
je toegenegen vriend
"
Pr. Gio. Bosco
"
" P.S. Hierbij heb je de brief van D. Lasagna. Laat D. Cagliero hem
"
lezen, er wat aan toevoegen in overeenstemming met D. Bonet-
"
ti, opdat hij zou kunnen verschijnen in februari. Ik bevind
"
mij in goede gezondheid, Ik zal weldra schrijven.
Later, echter, liet hij het idee varen opwerpingen te laten gel-
den, des te meer omdat hij bekomen had, daar nog een jaar langer dan de
tijd door de provincie vastgesteld als uiteindelijke termijn te mogen
blijven. Toen deze termijn verlopen was, deed hij afstand van ieder
recht, liet tevens de gedachte varen de gebouwen aan te kopen en in sep-
tember 1879 verliet hij het vroegere klooster en bracht de lagere scho-
len over in een aanpalend gebouw, dat hij had laten bouwen voor de kost-
school en voor het privaat gymnasium.
(1) Advocaat van Don Bosco te Turijn.

42.3 Page 413

▲back to top


- XIII/409 -
Voor het nieuwe schooljaar 1877-78 wenste Don Bosco dat er beter
zou voorzien worden in de behoeften van zijn zonen van Albano Laziale.
Hun woning, op alle gebied zonder enig comfort, lag te veraf van de
klassen. Vooral tijdens het slechte seizoen was het werkelijk niet aan-
genaam viermaal daags die weg te moeten afleggen. Bovendien was de uit-
betaalde wedde onvoldoende om in hun levensbehoeften te voorzien, vooral
omdat men het aantal medebroeders, meer dan overeengekomen was, had moe-
ten vermeerderen. Daarom beval hij ze tegelijkertijd aan de vicaris-ge-
neraal en aan de burgemeester aan, opdat zij hieraan zouden verhelpen.
De eerste kon zijn invloed doen gelden bij wie het hoorde en de tweede
kon gebruik maken van zijn gezag. Don Bosco was niet van mening de toe-
stand waarin de salesianen zich toen bevonden als blijvend te aanzien.
Hij aanzag hem enkel als een voorbijgaande staat van zaken om ertoe te
komen te Albano een eigen college te openen. Hiertoe werd hij aange-
spoord door het vele aandringen van ambtenaren uit Noord-Italië. Met de
overplaatsing van de hoofdstad waren ook zij overgeplaatst geweest naar
Rome en zouden ze graag hun zonen hebben toevertrouwd aan de salesianen.
We moeten er echter aan toevoegen dat niet alle inwoners van Albo hen
daar met een goed oog zagen, de enen wegens sektarische redenen, de an-
deren wegens, we zouden zeggen, politieke redenen.(1) Het scheen toen
dat men probeerde Don Bosco voor te zijn, door er een college van een
andere kleur te openen. Het was vooral hierop dat Don Bosco de aandacht
van de vicaris-generaal vestigde.
"
Eerwaarde Heer Vicaris-Generaal.
"
"
In het begin van dit schooljaar vertrouwde ik U mijn le-
" raren toe en beval ik ze aan uw goedheid aan, toen ze de leiding
" gingen nemen van de scholen van Ariccia en van Albano. Thans ver-
" zoek ik U eerbiedig mij te willen zeggen of ze aan de algemene
" verwachting hebben beantwoord, of er iets dient toegevoegd of
" afgeschaft te worden om beter de glorie van de Heer te bevorderen.
"
Opdat de zaken kunnen voortgaan en zich consolideren,
" zou het onontbeerlijk zijn een lokaal te hebben dat dichter bij
" de scholen ligt, waar geestelijken en leken hun intrek kunnen
" nemen, zonder van anderen af te hangen en vooral onafhankelijk
" te zijn voor wat hun godsvruchtoefeningen betreft. U had de goed-
" heid mij dit te laten hopen voor het aanstaande jaar en ik ben
" zeker dat een woord van U bij de burgemeester een goed resultaat
" zal hebben.
"
Ik geloof dat U weet dat sommigen aan het onderhandelen
" zijn om een college te Albano te openen. Indien het dit jaar
" niet gebeurt, dan zal het vermoedelijk volgend jaar plaats heb-
" ben. Ik denk dat U zeker een grote weldaad zou bewijzen aan
" het diocees van Albano door de slag te voorkomen en door met de
" burgemeester af te spreken over de wijze waarop men bij het hui-
" dig kleinsemi-
(1) Zie boekdeel XII, blz. 552.

42.4 Page 414

▲back to top


- XIII/410 -
" narie een college zou kunnen voegen, met steeds de ordinarius
" van het diocees aan het hoofd. Wanneer men zou kunnen zeggen
" dat er reeds een college-kostschool bestaat, dan is het niet
" waarschijnlijk dat andere personen er nog zouden over spreken er
" een ander college te gaan oprichten. Ik vraag U hieraan te willen
" denken, ik heb er niets over geschreven aan de burgemeester. Ik
" Ik heb hem wel geschreven en vurig aanbevolen de wedden van de
" leraren in orde te brengen en op een of andere wijze te voorzien
" in het verschaffen van een behoorlijker en gezonder logies met
" meer comfort voor onze leraren.
"
Ik dank U voor uw welwillendheid ten opzichte van mij en
" mijn leraren, en terwijl ik mij aanbeveel aan de christelijke
" liefde van uw heilige gebeden heb ik de eer mijzelf te betuigen
"
" 12 augustus 1877.
uw verplichtende dienaar
"
Pr. Gio. Bosco
Voor de burgemeester zette Don Bosco zijn passende eisen duidelijk
en klaar afgelijnd uiteen, waarbij hij een besliste toon aanneemt, die
laat veronderstellen dat hij van die kant op een ongerechtvaardigde te-
genstand gestoten was.
"
Geachte Heer Burgemeester,
"
"
Verleden jaar toen het seizoen reeds ietwat gevorderd was,
" hebben wij ons ingericht zoals we konden, in de overtuiging dat
" het schooljaar gelegenheid zou gegeven hebben de woning van de
" leraren, hun aantal en hun wedde in orde te brengen. Ik wens dat
" deze zaken op de meest behoorlijke manier zouden geregeld worden
" en daarom geef ik volledige bevoegdheid aan professor Giuseppe
" Monateri, die vol goede wil is maar ietwat ongerust:
"
1°) wegens het woonhuis dat te ver van de scholen ligt,
" geen vrijheid laat om een leven in gemeenschap te leiden en waar
" niets kan gedaan worden voor de arme kinderen uit het volk, ter-
" wijl dit nochtans het doel is van ons instituut.
"
2°) Wegens de gezondheid. De nadelen van hun verblijf, het
" feit dat ze viermaal daags van de school naar hun woning moeten
" gaan bij winterdag en nog meer gedurende de hete zomerdagen, is
" niet voordelig voor de gezondheid van de leraren. Daarom is een,
" woning die dichter bij de scholen ligt, onontbeerlijk en, indien
" men het welzijn van de kinderen betracht, een kapel voor hun le-
" raren.
"
3°) Wanneer overeengekomen werd over de wedde voor de mees-
" ters, werd deze vastgesteld voor vier leraren, maar er waren er
" veel meer nodig. Nu moeten wij de zaken definitief regelen opdat
" de gemeente zou weten wat ze moet uitgeven en ik zou weten hoe-
" veel personeel er moet zijn.

42.5 Page 415

▲back to top


- XIII/411 -
"
Mij werd de verzekering gegeven dat Mgr. Dannibale bereid
" was zijn gemeente te helpen, door haar het gebruik af te staan
" van een kerk en van een gebouw dat zijn eigendom is. Ik zeg u
" dit enkel als een private mededeling voor U.
"
Ik schrijf eveneens aan Mgr. de Vicaris opdat hij, aandacht
" zou verlenen aan wat ik aan u schrijf, en aldus op het geschikte
" ogenblik gepaste voorzieningen kunnen getroffen warden. Ik bid
" God dat Hij u alle goeds moge verlenen evenals aan al de achtens-
" waardige heren van het gemeentebestuur, terwijl ik de eer heb
" te mogen ondertekenen als
"
" 12 augustus 1877.
uw nederige dienaar
"
Pr. Gio. Bosco.
Met dit alles bleven de zaken in hun statu quo tot 1879, wanneer
de salesianen, daartoe eveneens genoodzaakt door nieuwe ongunstige om-
standigheden, de beslissing namen hun tenten elders op te slaan waar ze
met meer vrijheid en meer nut konden werken.
Langdurige, moeizame en drukke onderhandelingen hadden plaats ge-
durende zes maanden in het jaar 1877 om de leiding te bekomen van het
kantonale college van Mendrisio in het kanton Tessino. De jeugd had daar
een heilzame opvoeding hard nodig, omdat deze mensen die eerst door de
vrijmetselaars van de streek het ondersteboven waren gekeerd geworden,
gedurende verscheidene jaren nog onder de dwingelandij van de radicalen
hadden geleefd. Mazzini's woning stond te Mendrisio. Niettegenstaande
deze ongunstige omstandigheden bleef de conservatieve partij er steeds
zo sterk dat zij in 1877 bij de verkiezingen de zege behaalde en aan de
macht kwam. Dat was de reden waarom in dat jaar de kantonale regering
zeer gunstig gestemd was tegenover de voorstellen die een hervorming van
het college van Mendrisio beoogden. De voorstellen werden gedaan door de
bemiddeling van een zekere heer Croce, wiens zoon leerling van het Orato-
rio was geweest. Achter hem ageerde de plaatselijke volksvertegenwoordi-
ger, maar wie met vurige ijver stappen deed zowel bij de regering als bij
de oversten opdat de salesianen zich in zijn streek zouden vestigen, was
Groce. Na heel wat over-en-weer-geschrijf begaf Don Rua zich op 30 april
ter plaatse om het gebouw te bezichtigen en juiste inlichtingen in te
winnen. Over dit alles bracht hij verslag uit bij het hoofdkapittel op de
zitting van 3 mei. Terwijl hij zijn verslag uitbracht, kwam de bisschop
van Susa toe, aan wie Don Bosco audiëntie diende te verlenen. Terwijl de
zitting geschorst werd, lazen de leden van het hoofdkapittel het program-
ma van het college, waarvan de leken-directeur reeds zijn ontslag aan de
regering gezonden had. Zij stonden voor ernstige moeilijkheden; om de
woede van de radicalen niet aan te vuren moest er lekenpersoneel voorzien
worden: een leraar Duits was onontbeerlijk. Het studiestelsel verschilde
al te veel van het onze. De snelle opvolging van de partijen, die aan het
bewind waren, gaven weinig vertrouwen dat de zaak duurzaam zou worden.

42.6 Page 416

▲back to top


- XIII/412 -
Kortom, de leden van het kapittel zagen niet in hoe het mogelijk zou zijn
een gunstige stem uit te brengen voor het aanvaarden van dit eerste voor-
stel uit Zwitserland.
Midden deze besprekingen kwam Don Bosco terug binnen en zonder
een enkel woord van hun gesprekken te hebben gehoord zei hij: - "De bis-
schop van Susa staat gunstig tegenover de aanvaarding van het college
van Mendrisio, opdat men Zwitserland zou kunnen helpen zich op te rich-
ten. Zeker werpen wij ons hier in een zeer verwarde doolhof, maar dat is
juist iets voor onze congregatie. Anderzijds zullen wij daar roepingen
vinden. Het lekenpersoneel zullen wij gemakkelijk vinden en in ieder ge-
val kunnen wij voor een zo dringende nood ook clerici in burgerkledij
sturen tot de tijd van hun priesterwijding. Hun kledij belet hun niet de
godgeleerdheid te studeren en hun vrome godsvruchtoefeningen volgens de
Regel te doen. Het is echter nodig aan de heer Croce te schrijven om te
zien of er geen leraren zijn onder hen die thans klas geven, als ze maar
goede katholieken zijn, die wensen met ons verder te werken. Wij zouden
ze dan moeten uitnodigen enkele weken in het Oratorio door te brengen om
ons op de hoogte te brengen van de studiemethodes in die streek. Wanneer
dit alles gedaan is, dan zullen we aan de huidige directeur schrijven om
hem te zeggen dat wij hem geenszins nadeel willen berokkenen noch tegen
hem zijn maar dat, aangezien we er geroepen worden, wij er heen zullen
gaan, nu we weten dat hij zijn definitief ontslag heeft ingediend. Wij
zullen ons onmiddellijk de leerprogramma's laten zenden. Wat de wedde aan
het lerarencorps betreft, betaalde de regering voorheen tienduizend lire
maar thans zou ze ons slechts zesduizend lires willen uitbetalen. Wij
zullen er achtduizend vragen om het hoofd te kunnen bieden aan de eerste
uitgaven en daarna zullen we zien hoe we onze aanspraken op de wedde wat
kunnen verminderen. De overeenkomst zou voor vijf jaar moeten worden
aangegaan en de opzegging, zowel van de ene als van de andere kant, zou
vijf jaar vooraf moeten gedaan worden. Men moet echter de politieke
grondwet nazien en onderzoeken hoe lang de thans bestaande kantonale re-
gering kan duren. Men zal haar een afschrift zenden van de overeenkomst
van Alassio".
Er werd dus beslist de onderhandelingen voort te zetten. Het schip
was bijna in de haven, wanneer er nog een klip oprees. De officiële con-
tractant namens het college, zou, steeds wegens tactische redenen, niet
Don Bosco mogen zijn, maar een andere persoon die zijn vertrouwen genoot,
een Zwitser of een Italiaan. Welnu, ook daarin zag Don Bosco geen hinder-
paal. Hij onderhandelde inderdaad achtereenvolgens met drie seculiere
priesters, die enkel hun naam moesten laten gebruiken. Tegen een van hen
verzette zich de bisschop van Como, onder wiens diocees dat gedeelte van
het kanton Tessino toen ressorteerde, terwijl een tweede zich terugtrok
om persoonlijke redenen. De derde was de pastoor van Mendrisio, wiens
naam Don Bosco bovenaan aan het ontwerp van de overeenkomst plaatste dat
hij op 7 augustus (1) vanuit Turijn opzond, maar ook deze trok zich op
(1) B1jv., Doc. 32.

42.7 Page 417

▲back to top


- XIII/413 -
het laatste ogenblik terug. Zover stonden de zaken, toen de regering zelf
een verantwoordelijke benoemde in de persoon van een zekere professor
Cattaneo, een leek. Op de brief, waardoor zijn goedkeuring gevraagd werd,
schreef Don Bosco volgende woorden, welke voor Don Rua als leidraad moes-
ten dienen voor het antwoord: "Non expedït: een echte contractant zou ons
onze autonomie ontnemen." Hij zei "een echte", omdat in zijn opvatting en
in die van zijn vrienden de vorige verantwoordelijke dit enkel in rechte
zouden geweest zijn, terwijl ze in alles aan Don Bosco de vrije hand zou-
den gelaten hebben. Daarom schreef Don Rua aan hem die in Zwitserland de
zaak leidde: "In mijn laatste brief verzocht ik u iedere beraadslaging
rondom het Kantonnaal College van Mendrisio te willen schorsen, in het
vertrouwen de zaak een concreet uitzicht te kunnen geven volgens de sug-
gesties welke ons gedaan waren, een geestelijke van het Kanton Tessino
als verantwoordelijke te laten optreden. Nu wij echter onder de ver-
schillende geestelijken, welke hiertoe werden uitgenodigd, niemand vinden
die deze opdracht op zich wil nemen, laat ik u dit vertrouwelijk weten,
opdat u zich niet weerhouden zou voelen door mijn voornoemde brief, maar
de zaak zou kunnen schikken zoals het uw verlichte wijsheid zal voor-
schrijven. Indien het voldoende is een verhaal ondertekend door de heer
professor Pietro Guidazio bij de overeenkomst gevoegd op te zenden, dan
zal men u dit dadelijk opsturen. U kunt het trouwens anders schikken
zodat wij elders onze tenten gaan opslaan, want wij worden gevraagd in
verschillende steden en dorpen van Italië en van andere staten." Toch
werden de onderhandelingen door zijn Zwitserse vrienden niet als afge-
broken, maar enkel als geschorst beschouwd (1)en, inderdaad, konden ze
enkele jaren later weer hervat worden.
De onderhandelingen voor Milaan sleepten al geruime tijd aan over
de zorg en het beheer van een college geopend door Don Giovanni Usuelli,
pastoor van de kerk van de "Incoronata" (de Gekroonde Lieve Vrouw) en
door hemzelf bestuurd. Nu hij zich niet meer bij machte voelde zich per-
soonlijk ermee bezig te houden, vroeg hij hulp aan Don Bosco, die op zijn
aandringen eindelijk een besluit te willen nemen, hem volgende brief
schreef:
"
Beste in 0.-H.-J.-Chr.
"
"
Reeds een paar weken houd ik het oog gericht op een brief
" van u, die ik nog niet beantwoord heb. Dit doe ik thans door mijn
" bescheiden antwoord.
"
Ik aanvaard u onder mijn vrienden, zonen, salesiaanse
" medebroeders en ik aanvaard uw voorstel om het gebouw als college
(1) Brief van leraar Gattaneo aan Don Bosco. Locarno, 7 september 1877. Het is het
laatste document van onze archieven over deze moeizame zaak. Zie bijv. Doc. 33.

42.8 Page 418

▲back to top


- XIII/414 -
" te gebruiken. Steeds zal het de vereerde naam dragen van Insti-
" tuut of College Usuelli. Dit betekent een aanvaarding in het al-
" gemeen. Nu ik in bijzonderheden wil treden geloof ik er goed aan
" te doen te handelen met de eenvoud van de duif en de voorzichtig-
" heid van de slang.
"
1° Ik geloof dat het opportuun zal zijn u bij de aartsbis-
" schop te begeven en hem te zeggen dat u aan Don Bosco geschreven
" hebt om hem te vragen dat hij door bemiddeling van zijn priesters
" de leiding en het onderwijs van uw college op zich zou nemen, en
" dat u ook op die wijze daardoor enkele priesters zou hebben als
" hulp voor de kerkelijke diensten van uw aangroeiende bevolking.
" U kunt hem zeggen dat Don Bosco bevestigend geantwoord heeft en
" erbij gevoegd heeft het ontworpen idee aan hem voor te leggen,
" en hem te verzoeken te willen zeggen of hij toelaat dat de zaak
" formeel zou worden aangevat. U kunt noteren dat alles wat dient
" besloten te worden steeds zal onderworpen worden aan zijn goed-
" keuring en aan zijn opmerkingen.
"
2° Voor het ogenblik schijnt het me toe dat het beter is
" niet over een parochie te spreken. Wanneer eerst de zaak van het
" college beëindigd is, kan men overgaan tot die van een parochi-
" ale kerk.
"
3° Indien u redenen zou hebben om dit voorstel niet
" persoonlijk te doen, dan wil ik het wel op mij nemen.
"
4° Wat ons betreft zou er aanstaande lente kunnen begonnen
" worden. Ik zou twee priesters zenden met twee leraren. Terwijl
" ze u zouden helpen bij het parochiewerk, zouden ze het college
" kunnen openen of het open houden, wat dan aan het publiek in
" augustus 1878 zou meegedeeld worden.
"
5° Nu de zaken aldus in het algemeen werden uiteengezet,
" zullen wij over de bijzonderheden moeten afspreken, maar daarin
" zullen we zeker tot een akkoord geraken na een paar besprekingen
" waarvoor ik dan zal zorgen.
"
6° De Heer die u dit gelukkig idee, zich tot de nederige
" salesiaanse congregatie te wenden ingaf, moge gezegend zijn. Hij
" zal ons helpen iedere moeilijkheid die zou oprijzen uit de weg te
" ruimen en aldus zullen wij viribus unitis, werken tot de meerde-
" re glorie van God en tot welzijn van de zielen.
"
7° De genade van Onze Heer Jezus Christus weze steeds met
" ons en met onze zaken. Bid voor alle salesianen in Europa en
" Amerika. Ook wij zullen voor u bidden terwijl ik het genoegen heb
" te ondertekenen
"
" Turijn, 26 november 1877.
uw toegenegen vriend
"
Priester Gio. Bosco
Het schijnt dat Don Usuelli niet gedacht heeft dat het goed zou
geweest zijn zelf zijn plan te onderwerpen aan de aartsbisschop. Don

42.9 Page 419

▲back to top


- XIII/415 -
Bosco schreef, inderdaad, in december aan Mgr. Luigi Calabiana, die als
bisschop van Casale de opening van het huis van Mirabello begunstigd
had, volgende brief:
"
Excellentie,
"
"
Sedert twee jaar wordt een zaak behandeld met de vrome
" priester D. Giovanni Usuelli, pastoor van de "Incoronata" een
" parochie van Milaan. Hij vraagt een voldoende aantal leraren
" en assistenten van ons Oratorio, om op zijn parochie dienst te
" doen en het beheer op zich te nemen van zijn college, waarmee
" hij zich niet meer kan bemoeien wegens zijn leeftijd en zijn be-
" zigheden.
"
Over het algemeen zouden we het met elkaar eens zijn, maar
" alvorens iets af te sluiten met voornoemde pastoor, deel ik het
" mee aan u met het verzoek mij te willen zeggen of u er niet te-
" gen gekant is dat ik, als overste van de salesiaanse congregatie
" en D. Usuelli, als pastoor, een definitief akkoord zouden af-
" sluiten. Nooit zou ik een van onze priesters of leraren naar om
" het even welk diocees zenden zonder de volledige instemming en
" goedkeuring van de ordinarius, omdat het nu en altijd mijn be-
" doeling is en zal zijn dat alles van hem dient af te hangen, zo-
" als onze regel het voorschrijft. Op deze manier zou u, die de
" stichter waart van ons eerste huis buiten Turijn, ook ons eerste
" huis in Lombardo-Veneto stichten.
"
Wanneer u, zodra u dit enigszins gemakkelijk valt, mij een
" paar regels zou willen schrijven opdat ik zou weten waaraan ik
" mij te houden heb, dan zal u mij werkelijk genoegen doen.
"
Indien u door een gelukkig toeval ooit naar Turijn zou ko-
" men, dan zou u aan heel ons huis een groot genoegen en een grote
" vertroosting bezorgen, door ons met uw bezoek te vereren. Ik
" ben zeker dat u met voldoening zou vaststellen welke vooruit-
" gang hier sinds enkele jaren geboekt werd.
"
Terwijl ik uw heilige zegen afsmeek heb ik de hoge eer
" met diepe erkentelijkheid te zijn
"
uw zeer verplichtende dienaar
"
Pr. Gio. Bosco.
De aartsbisschop stemde er graag mee in. "Wat mij betreft" -
schreef hij aan Don Bosco op 22 december - "indien u de uitsluitende lei-
ding van deze kostschool op u kunt nemen, waarvan gezegd wordt dat ze
bijna dood is, om ze opnieuw tot leven te brengen, geef ik u van heden
af mijn volle toestemming en ik zal verheugd zijn ze te zien bloeien."
Vanuit Rome liet Don Bosco aan Don Rua met deze regels de inhoud van het
antwoord weten: "Toestemming, zaak grotendeels afgesloten. Wanneer ik
naar Turijn kom, ga ik er langs of zal ik een gevolmachtigde zenden."

42.10 Page 420

▲back to top


- XIII/416 -
De Jezuïeten hadden reeds gepoogd de toestand van dit instituut te ver-
beteren en hadden er een puike overste gezonden, maar ze waren tot geen
akkoord geraakt, omdat Don Usuelli, die geen ervaring had inzake commu-
niteiten en door de regering met de last van een zeer volkrijke parochie
belast was, er zich wou mee bemoeien op een manier die enkel maar moei-
lijkheden meebracht. Daarom had de aartsbisschop in zijn brief op het
advies aan Don Bosco geschreven: "Er is een spreekwoord dat zegt: effen
rekening maakt goede vrienden. En aldus moet u doen tegenover Don Usuel-
li... indien u wilt dat het college dat u wordt aangeboden goed zou
functioneren". Maar effen rekeningen waren onmogelijk. Daarom moest Don
Bosco, na de zaak nog eens besproken te hebben in zijn Kapittel, toen
hij uit Rome teruggekeerd was, met spijt verzaken aan deze gelegenheid
naar Milaan te gaan, zoals dit in votis was.
Ook voor het Oratorio had Don Bosco in 1877 zaken van verschillen-
de aard in handen, waarvan één betrekking had op de scholen, een ander
op de werkhuizen en twee op het bouwplan van de inrichting.
Een bevel van de koninklijke schoolinspecteur gaf een ernstige
reden om te vrezen dat de schoolautoriteit het gymnasium van het Orato-
rio in een benarde toestand gingen brengen door te eisen dat al de leer-
krachten een wettelijke titel zouden hebben. Het aantal gepromoveerden
en gemachtigde lesgevers in de congregatie was reeds aanzienlijk maar
het volstond ternauwernood om de plaatsen in de colleges te bezetten.
Hoe in het Oratorio opgetreden werd en wat Don Bosco deed om het gevaar
te bezweren, wordt verhaald in volgende brief door hem gezonden aan com-
mandeur Barberis, zijn vroegere schoolmakker, toen hoofdinspecteur van
het openbaar onderwijs te Rome.
"
Beste vriend,
"
"
Ik beroep mij op onze oude vriendschap om mezelf aan te be-
" velen in een zaak waarin jij me kunt begunstigen. In de scholen
" die toegang verlenen aan onze arme jongens opgenomen in het huis
" van Valdocco heeft het schoolgezag ons tot heden toe met rust ge-
" laten, omdat het leraren zijn die kosteloos onderricht verstrek-
" ken aan arme kinderen. Dit jaar heeft de koninklijke inspecteur
" ons gewaarschuwd dat er op 15 oktober in iedere klas een gediplo-
" meerde leraar moet zijn.
"
Ik kan niet dadelijk dergelijke leerkrachten vinden en ik
" zou ze ten andere ook niet kunnen betalen. Daarom heb ik een vraag
" gericht aan de heer minister Coppino, de huidige lesgevers voor
" drie jaar te willen machtigen en tegen die tijd zal ik er wel op
" de een of andere wijze in voorzien.
"
De heer minister heeft, naar het schijnt, mijn smeekschrift
" goedgunstig aanvaard, maar hij zegt de zaak te willen overmaken
" aan de hoge schoolraad, waarvan jij de voorzitter bent.

43 Pages 421-430

▲back to top


43.1 Page 421

▲back to top


- XIII/417 -
"
Bewijs mij dus een dienst van christelijke naastenliefde
" of liever, bewijs hem aan de arme kinderen van ons huis, zeg een
" woord om ons hierbij te steunen en dan zul je vele personen heb-
" ben aan wie je een weldaad bewezen hebt en die zullen bidden voor
" het geluk van je gezin.
"
Je zult me daarbij nog een gunst verlenen, wanneer je zo
" vriendelijk zult willen zijn, mij een paar woorden te schrijven
" als richtlijn voor mij.
"
Verontschuldig me wegens het vertrouwen waarmee ik je
" schrijf en moge God je gelukkig maken in deze wereld en in de
" andere, terwijl ik het genoegen heb te zijn
"
" Turijn, 1 oktober 1877.
je toegenegen vriend
"
Pr. Gio. Bosco.
Dit moet toch wel enig goed uitwerksel gehad hebben daar de scho-
len op de gewone manier mochten voortgaan. Toen Don Bosco zich in januari
1878 te Rome bevond, wou hij een slag slaan, die, ware hij gelukt, hem
voor altijd de overwinning zou gegeven hebben. In een met redenen bekle-
de uiteenzetting drong hij aan bij de minister van Openbaar Onderwijs,
opdat de leerkrachten van het Oratorio zouden ontslagen worden van de
verplichting een academische titel te bezitten.
"
Excellentie,
"
"
Ik geloof dat het u bekend is dat sinds 25 jaar te Turijn
" de aldus genoemde Oratoria voor jongens bestaan. Er zijn ge-
" schikte lokalen om op zon- en feestdagen de meest in gevaar ver-
" kerende jongens op te nemen, die uit verschillende streken van
" het land naar deze stad komen, om ze bezig te houden met een aan-
" gename en eerzame recreatie, nadat ze hun godsdienstige plichten
" vervuld hebben. Er zijn vier Oratoria waar duizenden knapen
" worden bijeengebracht en terwijl hun elementair onderwijs wordt
" verstrekt, wordt er ook grote zorg besteed opdat ieder van hen
" tijdens de week bij een of andere baas kan gaan werken. Maar on-
" der dit grote aantal zijn er die zo arm zijn en zonder enige bij-
" stand, dat misschien iedere bezorgdheid voor hen nutteloos zou
" zijn, indien ze niet opgenomen werden in een huis, waar ze een
" ambacht kunnen aanleren, waarmee ze met de tijd op eerzame wijze
" hun brood kunnen verdienen. Hieruit ontstond het huis van het
" Oratorio van de H. Franciscus van Sales, waar op dit ogenblik
" circa achthonderd jongens werden opgenomen. Allen volgen de la-
" gere avondschool met andere voor hen geschikte studies. Geduren-
" de de dag houdt een deel van hen zich bezig met het aanleren van
" een of ander vak, zoals dat van schoenmaker, kleermaker, timmer-
" man, smid, boekbinder, drukker, letterzetter enz. Dan zijn er
" anderen aan wie

43.2 Page 422

▲back to top


- XIII/418 -
" de Voorzienigheid een bijzondere aanleg voor de wetenschappen
" heeft verleend en die zich plegen te bestemmen voor de middel
" bare studies. Deze worden dan letterzetters in het instituut of
" bij andere drukkerijen. Verscheidene behalen het diploma van
" leraar in het gymnasium. Anderen tenslotte kiezen een andere
" loopbaan, waarmee ze op korte tijd er toe komen eerzaam te
" kunnen bestaan.
"
In het verleden werden deze middelbare studies altijd
" aangezien als liefdadige werken en daarom heeft de heer minister
" van openbaar onderwijs bij meer dan een gelegenheid ze aanbevolen,
" aangemoedigd en heeft het hem onder meer behaagd aan ondergete-
" kende te laten weten dat hij wenste met alle middelen, die te zij-
" ner beschikking waren bij te dragen om onze scholen de grootst
" mogelijke ontwikkeling te geven.(1) De leraren bestuurden het in-
" stituut geholpen door enkele leerlingen en ook door personen van
" buiten, maar allen verrichten ze hun werk kosteloos. Daarom waren
" gedurende meer dan twintig jaar de rijksinspecteurs zeer inschik-
" kelijk voor het onderwijs en stonden ze volledige vrijheid toe om
" onderricht te geven in die wetenschappen welke men het meest op-
" portuun oordeelde zonder er zich om te bekommeren of de leraar al
" dan niet een diploma bezat. Eerst sinds een paar jaren verlangt
" de rijksinspecteur, hoewel zeer welwillend, maar omdat hij dit
" instituut beschouwt als een openbaar gymnasium en kostschool,
" deze scholen te onderwerpen aan alle wetten en disciplines juist
" zoals de openbare colleges die door de regering beheerd en be-
" stuurd worden, en wenst ook dat de leerkrachten van de respec-
" tieve klassen hun diploma of een evenwaardige titel zouden voor-
" leggen. Daar wij nu enkel met grote uitgaven dergelijke leraren
" kunnen aanwerven, omdat het instituut volledig kosteloos is,
" verkeren wij in het gevaar te moeten sluiten, tot grote schade
" van zovele jongens uit de lagere klasse, die nochtans verstan-
" dig zijn en de wil hebben de middelbare studies te beginnen, die
" hun de weg zullen openen om op een eerzame manier hun kost te
" vedienen.
"
Na deze uiteenzetting verzoek ik u eerbiedig om het vol-
" gende:
"
1° krachtens artikel 251 van de wet op het openbaar onder-
" wijs, waarin aan de familievaders of aan hen die deze plaats in-
" nemen, de bevoegdheid wordt verleend aan hun kinderen en verwanten
" een middelbaar onderwijs te verstrekken, dat vrij is van iedere
" verplichting van toezicht vanwege de Staat.
"
2° de personen die kosteloos onderricht geven aan de arme
" kinderen van de lagere en technische scholen te willen vrijstel-
" len van de verplichting hun bekwaamheid daartoe te laten vast-
" stellen, volgens artikel 356;
(1) Brief van 29 april 1857. Ondertekend: G. Lanza.

43.3 Page 423

▲back to top


- XIII/419 -
"
3° gelet op wat u nog onlangs verklaard hebt in de Kamer
" van Volksvertegenwoordigers, dat u alle mogelijke gemak zoudt ver-
" lenen aan de vrijheid van onderwijs, vraag ik u, aan priester
" Giovanni Bosco, directeur van het Oratorio van de H. Franciscus
" van Sales, bijgestaan door liefdadige personen, te willen toestaan
" middelbaar onderwijs te geven aan arme jongens in dit insti-
" tuut opgenomen overeenkomstig de hiervoor vernoemde artikels,
" namelijk ze te ontslaan van de verplichting blijk te geven aan de
" onderwijsautoriteit van hun bekwaamheid, zoals dit gedurende meer
" dan twintig jaar het geval geweest is. Die gunst is geen voordeel
" voor een private persoon, omdat de scholen kosteloos zijn en de
" leerkrachten niet betaald worden. Het is volledig in het voordeel
" van de arme kinderen, die op geen andere manier het verstand dat
" de Schepper zich gewaardigd heeft hun te verlenen, kunnen ontwik-
" kelen.
"
De wens waarvan u bij meer dan een gelegenheid blijk hebt
" gegeven het vrij onderwijs te helpen, laat mij hopen dat, wat ik
" u hier heb uiteengezet, met welwillende aandacht zal worden beke-
" ken, zodat de jongens van dit instituut een reden te meer zullen
" hebben om u hun diep gevoelde dankbaarheid te betuigen. Terwijl
" ik de zegen van de hemel over u afsmeek heb ik de hoge eer te mo-
" gen zijn
"
uw nederige verzoeker
"
Pr. Gio. Bosco.
Hij moest tegelijkertijd ook de steun van andere ministers inroe-
pen. We stellen dan ook inderdaad vast, dat hetzelfde verzoekschrift aan-
geboden werd aan de minister van Oorlog, met vervanging echter van de
aanhef door wat hierna volgt: "Ik smeek u de directeur van dit instituut
te willen aanzien als de vader van de jongens welke daar opgenomen zijn.
Voor hen voorziet hij werkelijk in alles wat ze nodig hebben voor het
stoffelijk en zedelijk leven. Het onderwijs is er volledig kosteloos en
wordt er verleend aan arme jongens die geen ander middel hebben om het te
verwerven. Het zou een grote stoffelijke en zedelijke weldaad zijn, in-
dien wij vrijelijk middelbaar onderricht konden geven aan deze jongens,
in overeenstemming met hun bekwaamheid en behoeften." Daarna ging hij
over tot het formuleren van zijn vraag.
Zolang Coppino minister van Openbaar Onderwijs was, kwam niets
de rust in het Oratorio verstoren, maar toen hij in maart 1878 niet meer
verkozen werd en opgevolgd werd door De Sanctis namen de zaken een ande-
re wending zoals we zullen zien.
Niet minder dan voor zijn leerlingen ging de bezorgdheid van Don
Bosco uit naar de ambachtsjongens, wier werkhuizen hij wou beter inrich-
ten. Alle machines, met uitzondering van die van de drukkerij, waar een
kostbare stoommotor werkte, werden nog met de hand bediend, wat meer werk
en minder rendement betekende dan wanneer hydraulische energie zou worden

43.4 Page 424

▲back to top


- XIII/420 -
aangewend. Hij dacht er dan ook aan, aan de gemeente te vragen de drijf-
kracht van de Ceronda in zijn werkhuizen te brengen. Dit was de naam van
een ondergronds kanaal afgeleid van de Dora en dat zich in de Po wierp
langs de huidige Corso Regina Margarita. Dit water dat verschillende ver-
takkingen bezat verdeelde de stoomkracht aan verscheidene nijverheden.
Zijn turbine functioneerde juist op de plaats, waar thans het gebouw van
de Internationale Uitgeversmaatschappij met een hoek vooruitspringt tus-
sen het voorplein van de kerk van Maria, Hulp der Christenen, en de zo
juist genoemde "corso". In de maand november bood Don Bosco zijn aanvraag
aan voor dertig paardenkracht en beval hij aan ingenieur Spezia een motor
te ontwerpen, geschikt voor het Oratorio en op basis van deze energie-
sterkte. Het schijnt dat hij de gegronde hoop koesterde te bekomen wat
hij vroeg, omdat wij in een tweede aanvraag lezen: "Ik verzoek u in over-
weging te willen nemen het reeds aangevangen bouwwerk, de aard van dit
instituut dat alleen van weldadigheid leeft, het aantal werklieden die
het te werk stelt, het feit dat wij de eersten waren om ons te laten in-
schrijven; en ons te willen verlenen, indien geen dertig paardenkracht,
zoals beloofd werd, dan tenminste de grotere hoeveelheid kracht die nog
beschikbaar zou zijn." De burgemeester wilde niet méér toestaan dan een
derde gedeelte en de bewijzen welke hem werden overgemaakt om aan te
tonen dat dit onvoldoende was, mochten niet baten.
Meer geluk had Don Bosco bij de gemeente met zijn onderhandelin-
gen voor twee andere zaken. Het plan voor stedenbouw van Valdocco voor-
zag de verlenging van de via Fiando, zodat de tuin van het Oratorio mid-
dendoor zou gesneden worden. Zijn tracé, vertrok van de via Cigna en
drong door in de omheining welke evenwijdig loopt met het vroegere cen-
traal gebouw en zou de huidige speelplaats van de ambachtsjongens door-
sneden hebben op de hoogte van het pad dat naar het monument van Domeni-
co Savio loopt. Wij bedoelen hiermee de plaats waar men de eerste boom-
pjes aantreft, wanneer men van de speelplaats van de leerlingen komt en
rechtdoor gaat.(1) Don Bosco, die de blik gericht hield op de toekomst
en zoveel terrein wou redden als voldoende zou zijn voor de toekomstige
uitbreidingen van het instituut, was hiermee zeer begaan. Daarom bood hij
in een brief van 21 november zijn opmerkingen aan de burgemeester aan.
Enerzijds gaf hij de verzekering dat het niet zijn bedoeling was stoor-
nissen te verwekken noch de gemeente moeilijkheden te berokkenen, bij het
uitvoeren van werken door het algemeen belang vereist; maar hij voegde
eraan toe: "De ondergetekende beperkt er zich toe te laten opmerken dat,
door de verlenging van de via Fiando een omheinde tuin, die een integre-
rend deel is van het instituut, ongeveer middendoor wordt gesneden, met
het ongemak dat men, om er zich naartoe te begeven, de openbare weg moet
oversteken." Zijn redenen vonden gehoor, daar bij de daaropvolgende wij-
zigingen welke aan het plan voor stedenbouw werden aangebracht, er geen
(1) Zie tabellen VIII en XII in Girandi, L'Oratorio di Don Bosco.

43.5 Page 425

▲back to top


- XIII/421 -
sprake meer was van die spijtige verlenging.
Ditzelfde jaar bracht hij een gelijkaardige zaak met de gemeente
tot een goed einde. Hetzelfde plan voor stedenbouw bevatte aanvankelijk
een nieuwe straat, die via Carlo Botta zou genoemd worden. Deze straat
doorsneed de via Cottolengo, liep evenwijdig met de kerk van Maria,
Hulp der Christenen van de noordkant uit en doorsneed het eigendom van
Don Bosco volgens een lijn die van de tweede speelplaats van de am-
bachtsjongens langs de speelplaats van het Oratorio voor zon- en feest-
dagen, de vleugel van de grote refters, op de hoogte van de wasserij (1)
zou afgesneden hebben. Een memorie opgesteld door ingenieur Spezia en
door Don Bosco ondertekend op 17 juli, liet uitschijnen het grote belang
en het voortdurend vergroten van het werk van de salesianen; vandaar de
noodzakelijkheid geen voorstellen te bekrachtigen, die een zaak van ont-
eigeningen zouden worden en latere bouwontwikkelingen onmogelijk zouden
maken, die nu te voorzien waren en met de tijd onontbeerlijk zouden zijn
om een centrum te worden, geschikt voor de toekomstige behoeften. Ook de
opening van die nieuwe weg verdween daarna van het plan voor stedenbouw.
Aldus werd het mogelijk dat, dank zij de vooruitziende opmerkzaamheid en
het besliste optreden van Don Bosco het hoofdhuis van de salesianen kon
worden, wat het thans is.
(1) Zie l.c. tabellen VII en XII.

43.6 Page 426

▲back to top


- XIII/422 -
H O O F D S T U K XIV.
VAN DE ZONSONDERGANG VAN EEN PONTIFICAAT TOT DE
DAGERAAD VAN EEN ANDER.
Welwillende en hooggeplaatste personages nodigden Don Bosco naar
Rome uit om een duidelijke opheldering te komen geven over de staat van
zaken. Hij zelf zag voortaan geen andere uitweg meer dan persoonlijk te
gaan om zichzelf te gaan verdedigen tegen beschuldigingen welke, wie
weet hoelang nog, op de salesiaanse congregatie zwaar zouden drukken en
ze veel schade zouden doen in haar lot gedurende deze kiese periode,
waarin ze definitief moest georganiseerd worden. Maar op vandaag zien wij
in dit alles de hand van Voorzienigheid, die, onzichtbaar, leiding geeft
aan de menselijke gebeurtenissen.
Deze reis, op zichzelf al niet erg plezierig wegens haar doel, en
die uitermate in tegenstrijd was met het karakter van Don Bosco, werd nog
voorafgegaan door noodlottige voortekens of voorspellingen, zoals men het
noemen wil. Immers, bij zijn vertrek liet hij duidelijk verstaan dat, ge-
durende zijn afwezigheid, het Oratorio harde beproevingen zou moeten
doorstaan. Don Vacchina, die toen leraar was in de eerste klas van het
gymnasium, verzekert dat hij nooit vergeten heeft, hoe Don Bosco, alvo-
rens naar Rome te vertrekken, in een "avondwoordje" zei: - Dit jaar zul-
len twee grote personages van dit levenstafereel verdwijnen en de hele
wereld zal erover spreken en ook het Oratorio zal door de dood worden be-
zocht en veelvuldig."-
Hij kwam te Rome toe op 22 december na een oponthoud te La Spezia
gedurende twee dagen. Ditmaal nam hij zijn intrek in de via Torre de'
Specchi, samen met zijn secretaris. Van heden af zullen hij en de sale-
sianen, rechtover het befaamde klooster, een appartement in gebruik heb-
ben, waarover we wat geschiedenis moeten vertellen.
De verdienstelijke Moeder Magdalena Galeffi, bewogen door de ijver
voor de godsdienstige onderrichting niet enkel van de Dames, leden van
het huis waarvan zij de voorzitster was, maar ook van zovele andere vrou-
wen en ook aangevuurd door het verlangen een liefdadig werk ten voordele
van het Oratorio te kunnen verrichten, liet zich door Don Bosco vele en
verscheidene publicaties sturen, welke zij vlijtig probeerde te verkopen.
Het waren boeken over ascese, vrome handboeken, zedelijke en lieflijke
verhalen en ook beelden, medailles, rozenkransen, kruisbeelden en zaken

43.7 Page 427

▲back to top


- XIII/423 -
van dien aard. Vanaf 1870 werden deze voorwerpen in grote kisten toege-
zonden en in elke kist legden de bibliothecarissen van het Oratorio een
cataloog met de aanduiding van de desbetreffende prijzen, waarbij telkens
overeengekomen was dat het bedrag aan de afzender moest ter hand gesteld
worden. Op korte tijd breidde de handel zich uit, zodat de bestellingen
zeer talrijk werden. Wat de bedragen betreft welke van de verkoop voort-
kwamen, stuurde de brave presidente deze af en toe naar Turijn of stelde
zij ze Don Bosco ter hand of vertrouwde zij ze toe aan personen door hem
hiervoor belast. Eindelijk, in 1874, dacht zij eraan aan Don Bosco een
nauwgezetter afrekening te vragen van het totale bedrag en van de gestor-
te sommen en toen was het voor haar een onaangename verrassing vast te
stellen dat ze hem nog een zeer aanzienlijke som verschuldigd bleef,
waarvoor ze niet in staat was uitleg te verschaffen. Zij was er altijd
van overtuigd geweest dat de opgestuurde bedragen overeenstemden met de
volledige opbrengst van de achtereenvolgende verkopingen, op basis van de
tariefprijzen, terwijl de zaken helemaal anders stonden. De oorzaak hier-
van was dat de presidente gebruik maakte van het werk van een ander per-
soon. Ze had de volledige comptabiliteit en het afwerken van de financië-
le operaties toevertrouwd aan een dame in wie ze haar vertrouwen stelde,
maar het bleek dat er bij het hanteren van het geld niet al te veel
stiptheid geweest was. Moeder Galeffi, die niemand verdacht, ging met
haar goed werk voort tot aan haar dood, waarbij ze zich inspande om de
achterstand met een beetje tegelijk in te lopen.
Toen ze in januari 1876 gestorven was, hield de nieuwe presidente,
Markiezin Canonici, beraad met Don Bosco en kon ze vaststellen dat er te
zijnen nadele een tekort was van 20.133,32 lires die niet betaald bleken
te zijn, hoewel de waren opgestuurd werden en ontvangen. De adellijke
dame zou wel het recht gehad hebben te doen gelden dat het huis van
Torre de'Specchi geen verplichtingen had door de persoonlijke contracten
van de overledene maar, als eerbetuiging aan de goede nagedachtenis van
de betreurde overste of wegens een delicate attentie ten opzichte van Don
Bosco, toonde ze het verlangen op een billijke wijze het geschil te ver-
effenen. Toen vroeg Don Bosco, in wiens belang het lag te Rome een alge-
mene procurator te hebben, en een verblijf voor hem en voor de zijnen,
als vergoeding dat het huis van Torre de'Specchi hem het kosteloze ge-
bruik zou afstaan van enkele woonkamers. Moeder Canonici, na eerst de
toestemming te hebben bekomen van de Dames Oblaten, stemde daarin gewil-
lig toe en stelde de hele tweede verdieping tot zijn beschikking van een
huis dat aan het klooster toebehoorde en dat daar tegenover gelegen was
en het nummer 36 had.(1) Deze vergunning mocht niet langer duren dan der-
tig jaar, terwijl ook de mogelijkheid van algehele of gedeeltelijke on-
derverhuring van de kamers uitgesloten werd.
(1) Bij de jongste stadsaanleg werd dit huis afgebroken.

43.8 Page 428

▲back to top


- XIII/424 -
Als tegenprestatie aanzag Don Bosco zijn schuldvordering als betaald en
verklaarde hij zich voldaan zowel voor het geval dat hij van de vergun-
ning zou gebruik maken gedurende de ganse termijn van dertig jaar als
voor het geval dat hij er gedurende een kortere tijd of helemaal geen
gebruik zou van maken. Het contract hiervoor werd ondertekend in de maand
maart (1) daaropvolgend. Onze lezers moeten zich niet gaan voorstellen
dat het een groot appartement was. Een deurtje leidde van de straat naar
een smal en afgesleten trapje, dat u naar vijf enge en lage verdiepingen
bracht, waar men bij zomertijd stikte van de warmte en in de winter van
de kou verkleumde.
Don Bosco nam zijn intrek in de armoedige woning en bracht zijn
eerste week door met bezoeken af te leggen om de meningen te horen van
de kardinalen over zijn geschillen te Turijn en om inlichtingen in te
winnen over de juiste termen waarin de aanklachten tegen hem ingediend
geformuleerd waren. Langs een uiterst vertrouwelijke weg werden hem ver-
scheidene belangrijke brieven meegedeeld, waarvan drie gericht waren aan
Pius IX. In een van de brieven werd gezegd, dat Don Bosco de jongens aan-
zette om in zijn congregatie te blijven, zonder te onderzoeken of ze ja
dan neen daartoe de roeping hadden en dat hij ze zelfs in de onmogelijk-
heid stelde een andere loopbaan te kiezen. In een andere brief werd Don
Bosco ervan beschuldigd dat hij niet in het minst rekening hield met de
heilige canons en ze zelfs zo maar onder de voeten trad, als hij maar het
aantal van zijn leden kon vergroten. In de derde brief werd bevestigd dat
bij de salesianen, noch orde noch tucht heerste, en dat men bij de onder-
horigen misprijzen voor de bisschoppen inprentte.
Nadat hij deze en andere beschuldigingpunten kende, waarover wij
al gedeeltelijk gesproken hebben, begon hij materiaal te verzamelen en
te ordenen voor een doeltreffende verdediging. Zijn secretaris moest
vele brieven schrijven aan al wie in staat was verslagen te sturen over
feiten die men hem aantijgde. Verscheidene vrienden van Don Bosco die
wisten waarom hij naar Rome gereisd was zonden hem verslagen over samen-
komsten te Turijn en over alles waarvan ze veronderstelden dat het voor
zijn zaak enig nut kon hebben. Voor Don Bosco werkte te Turijn Pater Ros-
tagno (2) en Don Bertagna door het opstellen van verdedigingsmemories
waarbij ze al het nodige juridische apparaat in acht namen. Over de Pater
Jezuïet schreef Don Berto op 30 december aan Don Rua: "Ik verzoek u ook
nog aan Pater Rostagno te willen zeggen dat, wanneer hij al iets klaar-
gemaakt heeft, hij het vlug zou sturen, nu de tijd hiervoor gunstig is. U
zult er goed aan doen hem te gaan opzoeken en hem te vragen alles te wil-
len sturen wat hij weet."
(1) Bijv. Doc. 39.
(2) Van deze zeer geleerde vriend had Don Bosco een blad bij, waarin de hoofdzaak vanuit
haar waar standpunt bekeken werd, zodat deze raadgevingen hem nuttig konden zijn bij
het polsen van de zaken bij da Romeinse Congregaties. (Bijv. Doc. 35).

43.9 Page 429

▲back to top


- XIII/425 –
De vroegere leider van de conferenties in het convitto ecclesiastico (1)
laat zijn ijver voor de zaak blijken in een brief van 2 januari aan Don
Berto. "Alle elementen," - schrijft hij, - "zijn klaar - en zullen aange-
tekend worden verdtuurd niet later dan Driekoningen, met toevoeging van
alle opmerkingen die gunstig kunnen zijn voor het ontwikkelen van alle
delen, die waard zijn te worden onderzocht en te worden voorzien. Er zal
ook een nota bij zijn over wat de jongste tijd gepubliceerd werd. Kortom,
er zal voor gezorgd worden dat er niets te wensen overblijft... Beste
groeten van mijnentwege en ook namens de vrienden aan hem die onvermoeid
werkt voor het welzijn van allen en zich door iedereen bemind maakt."
Er was zoveel te doen, dat, in het begin, Don Bosco zich niet
haastte een audiëntie bij de paus aan te vragen. "Wij worden onder het
werk begraven" - schrijft Don Berto aan Don Rua op 30 december, - "de
gebeurtenissen volgen elkaar op de voet." En nogmaals op 15 januari:
"Wij hebben hem (de Paus) nog niet kunnen zien wegens het vele werk dat
ons tot heden toe heeft bezig gehouden." Half januari moest de audiëntie
al zijn aangevraagd, maar Don Berto wist niet wat Don Bosco hem niet zeg-
de en wat wij weldra zullen weten. Don Bosco kende maar al te goed de
tempus tacendi. Hij zweeg, hij wou dat men zweeg, maar werkte onvermoeid.
Op 3 januari schreef hij aan Don Rua: "Ons stilzwijgen en ons gebed zul-
len bewerken wat tot meerdere glorie van God zal strekken. Ik blijf ech-
ter niet werkeloos. Welwillendheid bij allen. Onmetelijk veel werk. Er
werd een nieuwe secretaris bijgevoegd."(2) Enkele dagen nadien: "Onze
zaken vorderen goed; moeilijkheden, langdurige stoornissen, maar toch ook
zeer nuttig. Stilzwijgen, gebed, geen vrees." Aan Don Francesia op 13
januari: " De zaken waarvoor ik in Rome ben, gaan undequaque gunstig,
maar ze zijn wat langdurig. Geduld."
Uit een ongedateerde brief, die echter omstreeks half januari moet
geschreven zijn aan Don Rua, vernemen wij enkele beweegredenen die Don
(1) Nadat hij 22 jaar moraaltheologie had gedoceerd in deze inrichting, werd Don G.B.
Bertagna er onvoorzien van ontlast in september 1876. Hij verdroeg met heldhaftige
nederigheid deze ware deminutio capitis. Hij verbleef een paar jaar in afzondering
in zijn geboorteplaats Castelnuovo, tot hij er dodelijk ziek werd. Later in 1879
riep Mgr. Savio, bisschop van Asti,hem bij zich en maakte er zijn Vicaris-Generaal
van. In hetzelfde jaar werd het instituut gesloten. D. Bertagna, die vroeger gedu-
rende vele jaren te S. Francesco en daarna in de Consolata geestelijke leider was
geweest van alle priesters van Turijn en van vele andere naburige diocesen, werd
door allen aangezien als een orakel in de kunst de zielen te leiden. Hij werd te-
recht beschouwd als een van de meest gezaghebbende moralisten van de vorige eeuw.
In 1884 wijdde kardinaal Alimonda hem tot zijn hulpbisschop. Dan werd hij rector
van het aartsbisschoppelijke seminarie van Turijn en van alle seminaries van het
diocees. Opnieuw begon hij moraaltheologie te doceren in het seminarie en aan de
Consolata. Hij was Vicaris-Generaal. Hij deed het pastorale bezoek aan het aarts-
bisdom. Hij stierf in 1905.
(2) Don Turchi, uit Castelnuovo, leraar te Rome, zeer verknocht aan D. Bosco.

43.10 Page 430

▲back to top


- XIII/426 -
Bosco ertoe brachten veel hoop te hebben. Hij schreef: "Je mag ook ver-
trouwelijk meedelen (aan het hoofdkapittel) dat onze zaken zeer goed
gaan. De consultor van de Bisschoppen en Regulieren (1) heeft al alle
aantijgingen van de aartsbisschop onderzocht maar is tot het besluit
gekomen dat er geen enkele steekhoudend is en dat onze congregatie te-
genover hem niets gedaan heeft dat afkeurenswaardig zou zijn. Thans heb
ik een stapel bezwaren, namelijk de sarrende brieven, aangeboden. Alle
kardinalen zijn verstomd en weten niet wat te beslissen maar allen staan
aan onze kant en willen dat onze toestand normaal en rustig zou wezen."
Een enkele kardinaal had tegenover hem een zeker wantrouwen, Zij-
ne Eminentie Ferrieri, prefect van de Congregatie van de Bisschoppen en
Regulieren die bevriend was met Mgr. Gastaldi en dezelfde wijsgerige
ideeën had. Al een tijd terug had hij met zijn ondergeschikten die zaak
besproken en gezegd dat, wanneer Don Bosco zich bij hem zou hebben aan-
geboden, hij uiterst omzichtig zou geweest zijn, omdat hij vreesde in
zijn woorden te worden gevangen.(2) Don Bosco ging naar hem toe bij het
begin van het nieuwe jaar en daarna schreef hij hem de brief van 7 ja-
nuari door ons in het elfde hoofdstuk aangehaald. In die brief zei Don
Bosco dat hij een vergetelheid wou goedmaken van de audiëntie en gaf hem
een bondige, maar zeer duidelijke uiteenzetting van zijn redenen. Over
die audiëntie wordt wat licht verkregen door een kostbaar document van
heel wat latere datum. Het is een brief die Don Bosco op 8 september 1882
vanuit S. Benigno Canavese schreef aan Don Dalmazzo, toen algemene Procu-
rator te Rome. Wanneer hij over Kardinaal Ferrieri schrijft, zegt hij:
"Het is thans vijf jaar geleden dat hij zich gewaardigde mij te ontvan-
gen. Sindsdien heb ik noch een audiëntie, noch een schriftelijk antwoord
mogen ontvangen, ondanks mijn vragen en mijn brieven. Bij die enige
audiëntie beschuldigde hij mij van de aanklacht door de aartsbisschop van
Turijn gedaan, dat er geen getuigschriften werden gevraagd voor wie in de
congregatie aanvaard werd. Ik heb geantwoord dat dergelijke getuigschrif-
ten steeds gevraagd werden, maar dat, wanneer er zich moeilijkheden voor-
deden, ik gebruik maakte van de bevoegdheid mij verleend door de heilige
Stoel het zonder getuigschriften te mogen stellen."- Wie heeft u deze
bevoegdheid verleend?" – antwoordde hij, ietwat verbolgen. - "De heilige
Vader" - antwoordde ik - "de verdienstelijke Pius IX. Alle bevoegdheid
ligt bij de congregatie van de Bisschoppen en Regulieren en ik bezit er
de authentieke tekst van." – Vanaf dit ogenblik houdt deze bevoegdheid op
te bestaan en ik verzoek U in de toekomst er geen gebruik van te maken!"
antwoordde hij. Ik weet niet of de prefect van een Congregatie het recht
heeft een gunst, die aldus formeel werd toegestaan, op te heffen. Wat er
ook van zij, ik heb er mij toe beperkt te antwoorden dat ik mij onder-
(1) Pater Tosa, Dominicaan.
(2) Brief van Kanunnik Menghini aan Mgr. Gastaldi, Rome 29 december 1877. Het origineel
bevindt zich bij theoloog Franchetti van Turijn.

44 Pages 431-440

▲back to top


44.1 Page 431

▲back to top


- XIII/427 -
wierp aan zijn bevelen en aldus heb ik sindsdien geen gebruik meer ge-
maakt van het vermeld privilege."
Op 8 januari sloeg als een bliksemstraal uit het Quirinaal het
nieuws dat Vittorio Emanuele II zwaar ziek was. Hij stierf op 9 januari.
Deze onverhoedse rouw opende de ogen van de salesianen van het Oratorio
voor een beschikking door Don Bosco getroffen tegen het einde van het
jaar 1877. Sinds 1862 hoorde men in bijna geen enkele kerk van Piëmonte
meer de liturgische gebeden voor de vorst. In de officies van Goede Vrij-
dag en op zaterdag van de Goede Week en gedurende de andere gewijde dien-
sten werd de naam van Vittorio Emanuele niet meer publiek vernoemd. In
het begin hadden enkele voorvechters de zaak aan de regering overge-
briefd; maar op 24 maart 1863 verklaarde minister Pisanelli dat dit ver-
zuim geen misdrijf uitmaakte dat wettelijk strafbaar was. Ook in het Ora-
torio handelde men aldus maar Don Bosco had, enige tijd vooraleer hij
naar Rome ging, zonder dat iemand de reden hiervoor kende, bevolen op-
nieuw het Oremus pro_rege te zingen onder het lof. Vanaf het kathedertje
van het "avondwoordje" leerde Don Lazzero aan dat men zou antwoorden;
Domine, salvum fac regem nostrum Victorium Emanuelem. In deze daad die
men aldus niet vermocht te verklaren scheen men de aanwijzing te zien van
een voorzegging van de geestelijke hulp die de koning weldra nodig zou
hebben.
Eén enkele uiting van de gevoelens van Don Bosco in deze omstan-
digheden heeft ons bereikt. Wij treffen ze aan in een brief van 12 janua-
ri aan Graaf Cays, aan wie hij schreef: "Ik bevind mij tussen begrafenis
en bal, zegt het toneelstuk.(1) Alles werd gereedgemaakt voor de dood van
de paus en voor de opening van het Conclaaf en men zei dat heel het Qui-
rinaal de rouw zou aannemen. Maar God veranderde het onderwerp waarmee de
mensen zich bezig hielden. De Paus wordt beter en op dit ogenblik mag men
zeggen dat zijn gezondheidstoestand, rekening gehouden met zijn leeftijd,
opperbest is. Hij kan weer eten, ontvangt, maakt een kwinkslag en de art-
sen verzekeren dat hij in de lente heel goed opnieuw zijn wandelingen
door de zalen van het Vaticaan zal kunnen maken. Integendeel, de rouw in
het Quirinaal moest dienen voor deze die hem gereedgemaakt had.
Er bestaat echter een ernstige reden om de Heer te zegenen. Laat ons ho-
pen dat hij door het ontvangen van de heilige Sacramenten zijn ziel zal
gered hebben; en het zal aan heel Europa tot verschrikkelijk voorbeeld
strekken dat een jonge koning nog kloek en gezond binnen drie dagen ge-
storven is. Hij heeft de Kerk grote moeilijkheden gespaard, waarin zij
zich zeker zou bevonden hebben, indien ze genoodzaakt was geweest de
lijkdienst en de andere gebeden van de Kerk voor zijn ziel te weigeren.
Men zegt dat de kardinaal-vicaris een door de koning ondertekende forme-
le herroeping bezit. Wat zeker is, is dit, dat hij in zijn laatste ogen-
(1) Hij zinspeelt op een klucht voor de colleges, die als titel droeg: "Begrafenis en
bal".

44.2 Page 432

▲back to top


- XIII/428 -
blikken om papier en pen verzocht heeft en dat men het hem geweigerd
heeft onder voorwendsel dat hem dit in die ogenblikken nadelig zou ge-
weest zijn.(1)
Wat Don Bosco vernomen had omtrent de rouw aan het Hof met het
vooruitzicht van de nabije dood van Pius IX stemde met de waarheid over-
een. Eer een zware longontsteking zo bruusk een einde stelde aan het
leven van de monarch, had men vrees gekoesterd voor het leven van de
paus. Vanaf september was zijn gezondheid steeds verslecht, zodat Vitto-
rio Emanuele, over het geval bezorgd, bevel gaf voorbereidselen te maken
voor de rouw. Op 31 december ondertekende hij de beschikkingen betreffen-
de de begrafenis van de paus. Maar in de loop van de maand januari verbe-
terde de gezondheid van de Paus van dag tot dag, zodat te Rome en in de
wereld de vrees verminderde. Wanneer men zag dat hij opnieuw audiënties
hield, scheen dat er op te wijzen dat men hoop mocht hebben.
De uitvaart van de koning gaf aanleiding tot betreurenswaardige
polemieken en ook tot processen tegen de bisschoppen. Onder katholieken
werden de gedragingen en de woorden van Mgr. Gastaldi afgekeurd, zoals
blijkt uit private brieven van priesters van Turijn. De goede pers hield
er zich echter niet mee bezig, tenzij één keer, wanneer een liberale
krant kwaadwillig de naam van Don Bosco erbij betrok. La Nazione van Flo-
rentië liet in haar nummer van 1 februari aan zijn lezers weten dat Don
Bosco zich opzettelijk naar Rome had begeven "om te protesteren tegen het
gedrag van Mgr. de Aartsbisschop van Turijn, bij gelegenheid van de dood
van Vittorio Emanuele." Dit tendentieuze bericht kon Don Bosco niet wei-
nig schadelijk zijn en daarom was het providentieel dat een officieuze
nota verscheen in L'Osservatore Romano, waarin, na vermelding van de
woorden van de Florentijnse krant over het doel van de "uitnemende pries-
ter uit Turijn, Don Bosco" bij zijn reis naar Rome, gezegd werd: "De
oorsprong en de herkomst van dergelijke verklaringen ontheffen ons van de
verplichting te bevestigen dat het een dwaas uitvindsel is."
Heel wat ernstiger beweegredenen hielden Don Bosco te Rome bezig.
Naast de redenen welke wij al kennen, zweefde hem altijd voor de geest
de gedachte aan de privileges en met zijn onoverwinnelijke standvastig-
heid ging hij, wanneer hij bemerkte dat een bepaalde weg afgesloten was,
(1) In de Osservatore Romano van 11 januari 1878 werd volgende nota gepubliceerd: "Zodra
de heilige Vader de ernst van de ziekte van koning Vittorio Emanuele vernam, haastte
hij zich dadelijk een eerbiedwaardige geestelijke naar het Quirinaal te sturen, niet
enkel om inlichtingen in te winnen over het verloop van de zieke, maar eveneens om
zich bezig te houden met de ziel van de zieke, opdat zij, nu zij geroepen werd om voor
God te verschijnen, zijn barmhartigheid waardig zou zijn. De geestelijke werd niet
bij hem toegelaten, maar anderzijds weten we dat de koning de H. Sacramenten ontvangen
heeft en verklaard heeft vergiffenis te vragen aan de paus voor het onrecht waarvoor
hij aansprakelijk was." aansprakelijk aansprakelijk was".

44.3 Page 433

▲back to top


- XIII/429 -
op zoek naar een andere. Een bewijs hiervan vinden we in volgende brief
gericht aan Pater Tosa, dominicaan, Consultor van de Congregatie van de
Bisschoppen en Regulieren.(1)
"
Beste Pater Tosa,
"
"
Ik maak u een afschrift over het rescript waarbij aan de
" Oblaten van de Maagd Maria per communicationem de privileges
" van de Redemptoristen werden verleend.
"
Dan volgt een apostolische brief van Leo XII die de nodige
" bevoegdheden looft, goedkeurt en verleent op een bestendige
" en onveranderlijke wijze.
"
Mocht u voor ons evenveel kunnen bekomen! U zou voor
" altijd onze hoge weldoener zijn.
"
Inmiddels nemen de verwikkelingen hand over hand toe.
" Nieuwe publicaties in de kranten, nieuwe schorsingen van pries-
" ters, zeer grote beroering te Turijn.
"
Doet alles wat u kunt om de kwalen tegen te houden en wij
" zullen ervoor zorgen het u te vergoeden door de zwakke hulp van
" onze gebeden.
"
Verleen me uw heilige zegen en geloof me met diepe erken-
" telijkheid te zijn
"
" Rome, 11 januari 1878.
uw nederige en toegenegen dienaar
"
Pr. Gio. Bosco.
Zeer droevig nieuws vernam hij uit het Oratorio. De prefect van de
externen schreef aan Don Berto:(2) "Zeg aan Don Bosco dat hij dadelijk
zijn zegen geeft aan heel het Oratorio, want het schijnt alsof dit jaar
ziekten en dood hier hun kwartier hebben opgeslagen." Onmiddellijk
schreef Don Bosco aan Don Rua:(3) - "Ik neem levendig aandeel in de ziek-
ten die ons huis van Valdocco teisteren. Laat ons altijd de Heer zegenen
in voor- en tegenspoed. Toch zal ik elke dag een speciaal memento hebben
in de heilige Mis. Dat de priesters van het Oratorio dat ook doen. Zeg
aan de jongens, zowel leerlingen als ambachtsjongens te Communie te gaan
en iedere avond na de gebeden een Salve Regina en een Pater tot Jezus in
het H. Sacrament te bidden gedurende twee weken. Ik zal ook een speciale
zegen vragen aan de heilige Vader, die ik nog niet heb kunnen spreken,
maar ik hoop zodra mogelijk een audiëntie te zullen hebben." Op dertig
(1) Uit een afschrift door Don Berto te Rome genomen van het origineel in oktober 1894.
(2) Brief van Don Bologna, 21 januari 1878.
(3) Brief van 24 januari 1878.

44.4 Page 434

▲back to top


- XIII/430 -
dagen tijd waren meer dan honderd jongens genoodzaakt geweest naar huis
te gaan wegens ziekte. Op 1 februari waren er al zeven gestorven naast
verscheidene stervenden.(1) Op 4 februari deelde Don Rua aan Don Berto
mee: "Over de jongens in het algemeen... moeten wij je werkelijk treurig
nieuws geven dat je voorzichtig aan Don Bosco zult willen meedelen. Na de
dood van Omodei zijn er vijf jongens thuis gestorven. Gisteren dan stierf
te Lanzo onze duurbare clericus Arata van een ernstige ziekte, na vier
dagen bedlegerig te zijn geweest. Hier bevindt zich weer een jongen in
doodsgevaar... Misschien zijn er wel een vijfde van de leerlingen thuis
wegens hun gezondheid en misschien ook meer. Je ziet hoe we gebeden nodig
hebben. Bid dus en zeg het ook aan Don Bosco, hoewel dit wel onnodig zal
zijn. Dit alles zeggen wij in vertrouwen, wij zeggen ten andere niet eens
alles aan de jongens, om hen en hun ouders niet in een paniekstemming te
brengen." In een niet-gedateerde brief die geschreven schijnt te zijn na
deze inlichtingen, herhaalt Don Bosco zijn refrein: "Oneindig veel te
doen" en zegt dan aan Don Rua: "Wanneer je onze duurbare zieke jongens
gaat bezoeken groet hen dan allemaal van mijnentwege en zeg hun dat ik
voor hen bid in de H. Mis en dat ik hun van ganser harte mijn vaderlijke
zegen zend." Toen kwam er wat beterschap en omstreeks half februari was
het onheil verdwenen. Het schijnt dat het over een tyfusepidemie ging.
Op 24 januari had Don Bosco dus de paus nog niet kunnen zien. Pas
had hij vernomen dat de audiënties hernomen werden of hij vroeg te worden
toegelaten, maar er kwam geen enkel antwoord. Hij wist dat de dagen van
Pius IX geteld waren, daarom wou hij dringend en meer dan hij zeggen kon,
nog eenmaal in de verheven aanwezigheid komen van zijn hoogste weldoener,
des te meer omdat hij nog altijd pijn in het hart gevoelde omdat hij ver-
nomen had dat hij Pius IX leed zou aangedaan hebben. Tot tweemaal toe
herhaalde hij zijn aanvraag bij de kamerheer, maar steeds tevergeefs. Hij
begaf zich verscheidene malen naar Sint-Pieter en bleef dan in de omge-
ving van het Vaticaan, met de hoop op een gelukkige ontmoeting die de
voldoening van zijn verlangen zou vergemakkelijken. Ook Pius IX wacht-
te op hem. Don Bosco wist inderdaad dat hij meermaals gezegd had en er
zich over beklaagd had: "Ik weet dat Don Bosco zich te Rome bevindt en
hij komt mij niet eens bezoeken en ik moet hem belangrijke zaken zeggen.
Ik heb Don Bosco zo niet behandeld. Ik heb hem beter behandeld!" - Don
Bosco maakte zijn leed bekend aan kardinaal Oreglia. De kardinaal nam de
zaak ter harte en, wanneer hij bemerkt had dat er kuiperijen waren, liet
hij aan de paus de waarheid weten zodat de kamerheer een berisping op-
liep, maar alles bleef nutteloos. En nochtans had deze prelaat, indien
hij aan het pauselijk hof een zo aanzienlijke plaats bekleedde, dit aan
Don Bosco te danken, zoals dit uitvoerig verteld wordt door Don Lemoyne.
2) Zo kwam het dat Don Bosco de engelachtige Pius X niet meer levend zag.
(1) Brief van Don Bologna aan Don Berto, 1 februari 1878.
(2) Mem. Biogr., boekdeel VIII, blz. 586.

44.5 Page 435

▲back to top


- XIII/431 -
Hieruit kan men opmaken tot hoever te Rome de werking ging van hen
die zijn tegenstanders waren. Maar hij zou er nog andere bewijzen van
krijgen. De aartsbisschop van Sevilla, Mgr. Gioachino Lluch y Garriga,
was hem komen smeken een huis van de salesianen in zijn diocees te ope-
nen. Don Bosco gaf hem ten antwoord dat hij zijn wens zou ingewilligd
hebben, wanneer hij van de heilige congregatie van de Bisschoppen en Re-
gulieren mededeling van de privileges zou ontvangen hebben.
"Oh! dat is heel gemakkelijk", antwoordde de prelaat.
"Denkt U maar niet dat het zo gemakkelijk is", liet Don Bosco
hem opmerken.
"U zult zien dat ik dadelijk deze gunst voor u bekom."
Hij bood zich aan bij kardinaal Ferrieri en sprak hem er over als
iemand die zeker is van zijn zaak. Maar de prefect van de heilige Congre-
gatie sneed hem het woord af met een bruusk: - "Neen!" en draaide hem
zonder meer de rug toe. Dezelfde kardinaal had al aan Zijne Heiligheid
gezegd: - "Indien U aan Don Bosco de privileges wilt toestaan, wacht dan
tot ik dood ben!"-
De onmogelijkheid rechtstreeks in betrekking te komen met de kar-
dinaal-Prefect maakte de toestand van Don Bosco nog moeilijker, die zon-
der te wachten op het eindvonnis over gans het geschil dringend het hoofd
moest bieden aan verscheidene jammerlijke zaken. De jongste diocesane
kalender van Turijn bevatte nieuwe beschikkingen en herhaalde deze van
vroeger waardoor de wettige autonomie van de congregatie gekrenkt werd.
Feiten van jonge datum waren smadelijk voor de salesianen in de ogen van
de clerus van het aartsbisdom. Sinds zes maanden duurde de ongeregelde en
zeer hinderlijke schorsing van Don Lazzero verder. De brieven van de
aartsbisschop die dreigden met de schorsing van Don Bosco persoonlijk,
bleven steeds van kracht. Wegens al deze redenen en omdat hij tot geen
andere maatregelen zijn toevlucht kon nemen, zond Don Bosco aan Mgr.
Bianchi, aartsbisschop van Mira en secretaris van de heilige Congregatie,
die hem welwillend gestemd was, een memorie of smeekschrift voorzien van
opportune bijvoegsels.
"
Hoogwaardige Excellentie,
"
"
Het spijt mij u te moeten meedelen dat Mgr. de aartsbis-
" schop van Turijn niet ophoudt met het nemen van beschikkingen,
" die, al zijn ze voor alle kloostercongregaties zeer bezwaarlijk,
" dit op uitzonderlijke wijze zijn voor de salesiaanse congregatie.
"
De heilige Stoel verbood aan deze prelaat zaken bekend te
" maken die betrekking hebben op onze huidige geschillen maar
" Mgr. Gastaldi neemt zijn toevlucht tot officiële ruchtbaarheid in

44.6 Page 436

▲back to top


- XIII/432 -
" het liturgisch kalender en in zijn herderlijke brieven.
"
Dit jaar keurt hij de Monita en Decreten van de vorige
" jaren goed en voegt er nieuwe aan toe. Hij wil zich bemoeien
" met het inwendige beheer van de kloosters en aldus de kostbare
" autonomie verstoren waardoor zij verbonden zijn met de heilige
" Stoel, die ze goedgekeurd heeft en van wie ze rechtstreeks moe-
" ten afhangen. Ik voeg hierbij een authentiek afschrift van deze
" Monita en Decreten.
"
Op datum van 8 januari van dit jaar publiceerde hij een
" omzendbrief, waarin onder nr. 8 gezegd wordt: "De oversten van
" de Reguliere geestelijken, zullen, overeenkomstig het gebruik,
" de jurisdictie van hun biechtvaders en predikanten rechtstreeks
" aan de Curie sturen en erop letten ze in alfabetische orde te
" plaatsen en zich te schikken naar alles wat voor de seculiere
" priesters voorgeschreven is in alles wat hen kan betreffen. Ze
" moeten er uitdrukkelijk bij verklaren of hun ondergeschikten dik-
" wijls het sacrament van de biecht ontvangen."
"
De reguliere geestelijken die te Turijn verblijven hebben
" verklaard dat zij zich aan deze beschikking niet houden, zodat
" wij ons voor het harde alternatief bevinden ofwel anders te han-
" delen dan de anderen of de schorsing te bevestigen van al de sale-
" siaanse biechtvaders die hun heilig ambt in dit diocees uitoefe-
" nen.
"
Op 12 januari werd een herderlijke brief verspreid, die de
" pastoors moeten bekend maken. Zij die hem gelezen hebben bevesti-
" gen eenstemmig dat hij een vervolg is op de brief van 4 augustus
" 1877 en dat zij er duidelijk twee zinspelingen in aantreffen die
" schadelijk zijn voor de salesiaanse congregatie, namelijk dat wij
" onze leerlingen zedelijk verplichten kloosterlingen te worden.
"
Dezelfde aanklacht werd reeds gedaan door de aartsbisschop
" en aan de heilige Stoel gezonden met een volkomen uit de lucht ge-
" grepen bewering en waarvan nooit iemand maar een schijn van bewijs
" kan leveren.
"
In een andere zinspeling duidt hij de colleges aan waarheen
" de pastoors de jonge studenten moeten sturen en zegt hij dat deze
" alleen seminaristen aan het Grootseminarie bezorgen, terwijl hij
" niet eens drie van onze Colleges vernoemt die, tussen 1847 en 1877
" drie vierden van de huidige clerus aan het diocees Turijn gegeven
" hebben. Er wordt mij gezegd dat andere publicaties van dezelfde
" aard in voorbereiding zijn.
"
Terwijl ik met de grootste verering deze zaken voor uwe
" Eminentie uiteenzet, meen ik mijn strikte plicht te volbrengen,
" wanneer ik een nederig, maar dringend verzoek richt tot u en, door
" uw bemiddeling, tot zijne Eminentie de kardinaal prefect, opdat
" u zich zou gewaardigen gebruik te maken van uw doeltreffend gezag
" om de schorsing ongedaan te maken, die sinds 6 maanden, zonder
" reden en zonder enige canonieke vorm, zwaar drukt op de Eerwaarde
" D. Lazzero, overste van het hoofdhuis van Turijn.
"
En ook dat tegelijkertijd de weigering zou ophouden de hei-
" lige wijdingen toe te dienen aan de salesiaanse clerici, want de

44.7 Page 437

▲back to top


- XIII/433 -
" oorzaak is van het huidige tekort aan priesters van de congrega-
" tiz. Ten slotte zouden zonder enig uitwerksel dienen verklaard
" te worden de brieven gericht aan de Algemeen Overste van de con-
" gregatie, waarin met schorsing gedreigd wordt.
"
Deze maatregelen zijn onontbeerlijk opdat de rust zou
" terugkeren onder de arme salesianen die werkelijk ontmoedigd
" zijn en in hun werk voor het welzijn van de zielen gehinderd
" worden, nu dit werk zo dringend en zo noodzakelijk is.
"
Met de diepste eerbied en de grootste verering heb ik
" de hoge eer te zijn
"
" Rome, 4 februari 1878.
uw verplichtende dienaar
"
Pr. Gio. Bosco.
Maar het overlijden van Pius IX zou weldra een stilstand in de
zaken veroorzaken. De rooskleurige verwachtingen van zijn herstel in
zijn vroegere gezondheid werden aangewakkerd door de beschrijvingen van
de audiëntie verleend op 2 februari aan de pastoors van Rome en aan de
vertegenwoordigers van de kapittels en van de kloosterorden bij gelegen-
heid van de gebruikelijke aanbieding van de kaarsen. De paus sprak toen
met een heldere stem een rede uit, waarbij hij aan het slot het godsdien-
stig onderricht van de kinderen warm aanbeval. Op die feestdag van de
Madonna, die samenviel met de vijfenzeventigjarige herdenking van zijn
eerste communie, was er te Rome en buiten Rome een toeloop van gelovigen
en vooral van jonge mensen tot de heilige Tafel, bezield door de gedachte
voor de paus te bidden. Deze gebeden van zovele brave zielen en zoveel
onschuldige kinderen zouden hem naar de eeuwigheid begeleiden. In de
nacht van 7 februari werd onvoorzien de kwaal, die hem reeds geruime tijd
had aangetast, erger. De ochtend van 7 februari ontving de heilige Vader,
de laatste sacramenten en 's avonds bij het luiden van het angelus ont-
sliep de grote en hoogbejaarde Opperherder in de Heer, juist op het uur
door Don Bosco voorzien op 7 februari van het vorig jaar. Tot op zijn
laatste dagen sprak de goede Pius over Don Bosco. Ondanks de kuiperijen
en al het ongenoegen die Don Bosco geen ogenblik met rust lieten, had
hij, voor 29 januari, feest van de H. Franciscus van Sales, te Torre de'
Specchi een vergadering belegd, waar hij zijn eerste conferentie voor de
salesiaanse medewerkers hield. Ook de kardinaal Vicaris, Monaco Laval-
letta, woonde ze bij. Welnu, enkele dagen later wou de paus van Zijne
Eminentie een gedetailleerd verslag horen van alles en vond hij er een
vaderlijk genoegen in. Bijna op de vooravond van zijn overlijden, sprak
hij nogmaals over Don Bosco met kardinaal Simeoni, staatssecretaris, en
zei hij hem: - "Oh! Don Bosco is een man die veel goed doet, het is een
wonderbare man, ik waardeer hem en houd veel van hem. Maar naar de mis-
sies stuurt hij mensen die te jong zijn en daarom vrees ik dat zijn mis-
sies zullen eindigen als die van...". - De vrees van de duurbare opper-
herder, door liefde ingeboezemd, werd niet bewaarheid, maar het is bil-
lijk te noteren dat hij aldus sprak, niet uit eigen overtuiging, maar wel
onder invloed van iemand, die bij hem de missies van de salesianen

44.8 Page 438

▲back to top


- XIII/434 -
trachtte in diskrediet te brengen, opdat hij ze niet zoveel zou begunsti-
gen. Op de avond zelf van het overlijden schreef Don Bosco volgende ge-
denkwaardige woorden aan Mgr. Rosaz, bisschop van Aosta: "Vandaag, om
halfvier,(1) doofde de hoge en onvergelijkbare ster van de Kerk, Pius IX,
uit. De kranten zullen u de bijzonderheden geven. Rome bevindt zich in
verslagenheid en ik geloof dat dit het geval is in gans de wereld. Binnen
zeer korte tijd zal hij zeker tot de altaren worden verheven." Petities
voor het inleiden van de "causa" van zaligverklaring werden reeds in
maart van hetzelfde jaar door de Italiaanse katholieken ingediend. In
1907 liet Pius X toe dat de "causa" zou worden ingeleid en stelde hij het
tribunaal samen onder het voorzitterschap van kardinaal Cretoni, prefect
van de Congregatie van de Riten.(2)
Een merkwaardige bijzonderheid, die de journalisten niet kenden,
vinden wij opgetekend door Don Berto en bevestigd door Don Bosco. Om-
streeks kwart voor zes van die avond daalden Don Bosco en zijn secretaris
neer van het kapitool, toen de wolven, die, als aandenken aan een heel
oude legende het Stadsbestuur van Rome opkweekt en onderhoudt op de hel-
ling van de heuvel, begonnen te huilen en wel zo hard en op zulk een
droeve toon gedurende meer dan vijf minuten achter elkaar dat de voorbij-
gangers bleven staan en een heer in hun nabijheid uitriep: "Weent maar,
weent maar, want onze heilige Vader is dood!" - "Inderdaad", - schreef
Don Bosco, in de rand van de aantekeningen van Don Berto: - "hij was op
datzelfde ogenblik gestorven, zoals daarna kon worden vastgesteld."
De Paus die hij in leven niet meer had kunnen terugzien, zag hij
toen hij dood was. Het heilige lijk bleef opgebaard in Sint-Pieter in de
(1) Della Rocca, secretaris-generaal van het ministerie van Binnenlandse Zaken, zond om
3 uur namiddag van 7 februari een officieel bulletin aan de quaesturen van kamer en
senaat, waarin werd aangekondigd dat de heilige Vader om 2 uur overleden was. Het
agentschap Stefani deelde aan Europa dit onjuiste nieuws van de regering mee. Om-
streeks 4 uur zei een tweede bericht, bekend gemaakt in het atrium van Montecitorio,
dat men de officiële aankondiging van de dood van de paus nog niet ontvangen had.
Don Bosco schreef zeker de brief nadat hij het onjuiste nieuws vernomen had.
(2) Mgr. Mercurelli secretaris: van de Breven aan de Prinsen, raakte dit punt aan in zijn
sierlijke Latijnse toespraak De elegendo Pontifioe, volgens het gebruik voorgelezen
na de Mis De Spiritu Sancto, die het conclaaf voorafgaat. Hij richtte zijn toespraak
tot de anima beatissima van de opperherder en zei: Tibi dedit Deus, ut nobilis vic-
trix iniquorum temporum e terra discederis, dedit virtuti tuae commune orbïs studium,
desiderium et praeconium, daturus fortasse olim, ut tua memoria caelitum honoribus
consecretur (God heeft u verleend dat u van deze aarde zou vertrekken als een edele
overwinnaar van een tijd van ongerechtigheden. Hij heeft aan uw deugd de liefde, het
verlangen, het beklag en de lof van gans de wereld verleend. Misschien zal Hij er
eens voor zorgen dat uw nagedachtenis zal geheiligd worden met de eer daarboven
voorbehouden aan de helden van de hemel). De krant L'Unità Cattolica schreef in haar
nummer 52 van 1 maart: "Het is een algemeen verspreid gevoelen bij de brave zielen,
in wie de geest van God heerst, dat er niet veel tijd zal verlopen, eer de "causa"
van de zaligverklaring van de grote Pius IX zal ingeleid worden."

44.9 Page 439

▲back to top


- XIII/435 -
kapel van het allerheiligste Sacrament van 7 uur voormiddag 's zondags
10 februari tot 4 uur namiddag van woensdag 13 februari, volgens een oud
gebruik, met de voeten buiten het gesloten hek. De toeloop van volk was
geweldig en bleef die vier dagen duren. Op 12 februari schrijft Don
Berto: "We zijn in Sint-Pieter binnen geweest om een bezoek te brengen
aan het lijk van de heilige Vader. We konden zijn voeten kussen en ver-
schillende voorwerpen aanraken." Don Bosco kwam er van terug met een be-
wogen hart, maar zijn bewogenheid veranderde in tederheid, wanneer hij
terugkwam in zijn verblijf. Op 27 januari, wanneer hij bijna wanhopig was
nog een audiëntie te zullen bekomen, had hij aan de heilige Vader volgend
smeekschrift gezonden, waarin hij eretekens vroeg voor zijn hoge weldoe-
ners.
"
Heilige Vader,
"
"
Priester Giovanni Bosco, ootmoedig neergeknield aan uw
" voeten heeft de hoge eer aan uw goedertierenheid sommige door-
" luchtige burgers aan te bevelen, voor wie het een grote vertroos-
" ting en aanmoediging zou zijn bij het verrichten van het goede,
" als Uwe Heiligheid hun een eretitel zou verlenen. Ze zijn: Graaf
" Prospero Balbo, een geleerd en vurig katholiek, die zijn kennis
" en zijn goederen aanwendt voor het welzijn van de godsdienst en
" dagelijks les geeft aan onze wezen. Ridder Giovanni Frisetti, een
" rijk heer en een van onze grote weldoeners. De heer Emmanuele
" Campanella, ingenieur, die, onder zijn talrijke liefdadige wer-
" ken, kosteloos de plannen opmaakte voor het tehuis van Sint-
" Vincentius te S. Pier d'Arena, de werken leidde en geldelijk ertoe
" bijdroeg. Daar zijn op dit ogenblik meer dan driehonderd arme kin-
" deren opgenomen. Voor Graaf Balbo wordt met de diepste eerbied het
" kruis van commandeur in de orde van Sint-Gregorius de Grote ge-
" vraagd. Voor de heren Giovanni Frisetti en Campanella wordt even-
" eens dit kruis of dit van een andere orde gevraagd volgens uw wel-
" behagen. In de naam dan van de bisschop van Vigevano wordt kanun-
" nik D. Antonio Belasio, een doorluchtig apostolisch man, aanbevo-
" len. Hij besteedt zijn leven en zijn goederen aan zijn gewijd
" ambt, predikt voortdurend en heeft aan onze jongens grote welda-
" den bewezen. Hij is de stichter van vele werken in het voordeel
" van de godsdienst. Hij houdt er sterk aan te mogen behoren tot
" de pauselijke familie door een titel waarmee het u behagen zal
" hem te vereren.
"
" Rome, 27, 1878, Torre dei Specchi, 36
Pr. Gio. Bosco.
Welnu, de heilige Vader, had zich twee dagen nadien gewaardigd
zijn petitie in het voordeel van Graaf Balbo goedertieren in te willigen,
terwijl hij zich het recht had voorbehouden daarna zijn schikkingen te

44.10 Page 440

▲back to top


- XIII/436 -
treffen wat de twee anderen aanging. Intussen werd de Breve klaargemaakt
en na ondertekening bij de brieven gelegd die moesten verstuurd worden.
Die dag dan overhandigde Mgr. Pietro Lasagni, in zijn hoedanigheid van
secretaris van het heilig College aan Don Bosco het document waarbij
Graaf Prospero Balbo werd opgenomen onder de Commandeurs van de orde van
de heilige Gregorius de Grote. Dit werd dan het laatste bewijs van gene-
genheid die de roemrijke Pius IX aan Don Bosco schonk weinige tijd voor
zijn vertrek naar de eeuwigheid.
Wanneer, met de dood van de paus het gezag van de staatssecretaris,
Kardinaal Pecci, als Camerlengo van de heilige Roomse kerk geëindigd was,
nam hij het bestuur op zich samen met de kardinalen Di Pietro, Asquini en
Caterini. Gedurende de termijn van negen dagen, ging de grootste bezorgd-
heid van het heilige College uit naar de voorbereidselen voor het aan-
staande Conclaaf. Zouden hun Eminenties de kiezers naar Rome kunnen sa-
menkomen? Zou de verkiezing vrij en rustig kunnen verlopen, dus zonder
straattumult en zonder intriges of drukking en tussenkomsten van welke
aard ook van de kant van hen die aan de macht waren? Hier en daar werd de
Italiaanse regering aangespoord zich erin te mengen, spijt de wet op de
waarborgen, die het haar verbood. In verscheidene steden van Italië kwa-
men luidruchtige sektarische betogingen voor bij de kreten van "Weg met
de waarborgen!" Wegens deze en andere redenen was de regering bezorgd. De
krant La Capitale schreef op 13 februari, onder de titel "De vrees van de
ministers": "Indien wij de uiterlijke tekens mogen geloven, is er in het
ministerie een uur van grote onrust geweest. Men vreesde inderdaad dat in
de schoot van de kardinalen, die te Rome bijeen zijn in Congregatie, de
gedachte het Conclaaf buiten Rome te houden, de bovenhand zou krijgen.
Deze gebeurlijkheid werd bijna al bevend onderzocht omdat men ze
aanzag als een onherstelbaar ongeluk". Ook in de Libertà van 13 februa-
ri verscheen een artikel met als titel "Conclaaf en parlement" waarin
gezegd werd: "Het helpt niet drogredenen te verkopen met betrekking tot
de huidige toestand. Hij is al ernstig op zich zelf, maar kan dit nog
veel meer worden, wanneer een onvoorzichtigheid zou begaan worden. Op
het ogenblik ligt ons grootste belang hierin dat het Conclaaf te Rome
zijn hoge functies zou uitoefenen, niet enkel in volstrekte orde, maar
in zulke rust dat men aan de fanatiekelingen ieder voorwendsel kan ont-
nemen om vol te houden, dat het beter zou geweest zijn uit Rome weg te
gaan."
In die dagen van een dergelijke verschrikkelijke onzekerheid werd
de actie van Don Bosco zeer kostbaar. Officieus ontving hij de opdracht
na te gaan welke de werkelijke inzichten waren van de regering. Kardinaal
Pecci vond deze keus goed en opportuun. Hij bood zich dus aan bij de mi-
nister Zegelbewaarder die het departement voorzat van Genade, Justitie en
Eredienst. Maar deze ontving hem op zo een plompe manier dat hij zich
niet eens gewaardigde de priester aan te kijken, die nederig voor hem
stond met de hoed in de hand. Op de eerbiedige vragen van Don Bosco gaf

45 Pages 441-450

▲back to top


45.1 Page 441

▲back to top


- XIII/437 -
hij kortweg een antwoord dat bijna ironisch en misprijzend was, zodat Don
Bosco bij zijn heengaan, meende verplicht te zijn hem met waardige kalm-
te te zeggen: - "Mijnheer, indien het niet anders kan zijn, eerbiedig dan
tenminste hen die mij de opdracht hebben gegeven."-
Maar men had hem ermee belast speciaal met Crispi, de minister van
Binnenlandse Zaken, te onderhandelen. De eerste ontmoeting in zijn kan-
toor was evenmin erg aanmoedigend. Toen Don Bosco binnentrad, zat hij
diep ingezakt in zijn zetel, het ene been over het andere geslagen, met
een sigaar in de mond. Don Bosco bleef daar maar staan en de minister
veranderde niet van houding.
"Wie zijt U"? vroeg hij botweg.
"Ik ben Don Bosco."
"Wat wilt U van mij?"
"Ik kom vragen of de regering het inzicht heeft de vrijheid van
het Conclaaf te beschermen."
"En wie is hij die mij deze vraag stelt? Met welk gezag is hij
bekleed?"
"Ik moet een antwoord geven aan de kardinaal Camerlengo."
"Welnu, de regering zal haar plicht doen", - antwoordde de mi-
nister bruusk.
"En wat bedoelt ze met het woord: haar plicht?"
"Maar wie heeft u dan de opdracht gegeven mij deze vraag te
stellen?"
"Zoek daar niet naar" - antwoordde Don Bosco rustig. - "Ik heb
een spoedig antwoord nodig. Indien de regering niet het inzicht heeft aan
het Conclaaf een volledige en volstrekte vrijheid te waarborgen, dan moet
ik dit dadelijk weten. De kardinalen willen zonder verwijl een beslissing
nemen. Voor iedere gebeurlijkheid werd alles al vastgelegd, want het Con-
claaf zal dadelijk en met alle zekerheid samen komen te Venetië of te We-
nen of te Avignon, naargelang de omstandigheden.(1)
______________
(1) Bij de kardinalen die in de Curie aanwezig waren overheerste de mening, dat het
Conclaaf buiten Rome diende gehouden te worden. Inderdaad op de eerste samenkomst
van de kardinalen, op de avond van de 8ste wanneer moest beslist worden over de
plaats van het Conclaaf, waren er op de 38 slechts 8 die voor Rome stemden. Zelfs
kardinaal Pecci las een vrij lange toespraak voor om uit Rome te vertrekken. Hij
stelde echter niet voor, waar men zich zou begeven. Maar op de avond van de 9de, bij
de tweede bijeenkomst, samengegeroepen om te beslissen over het vaststellen van de
plaats, was men van mening veranderd en stemden 32 voor Rome. Kardinaal Pecci stelde
eerst Malta voor, maar stemde tenslotte voor Rome. (R. De Cesare. Il Conclave di
Leone XIII, blz. 157-165. Città di Castello, Lapi, 1888). Anderzijds had Crispi
aanvankelijk zich vastgeklampt aan het artikel van de wet op de Waarborgen en zich
het recht toegekend zijn burgerlijke ambtenaren in het Vaticaan te brengen om het
conclaaf te bewaken. Dit artikel zei: "Wanneer de pauselijke
.../...

45.2 Page 442

▲back to top


- XIII/438 -
Ik veroorloof me echter aan uwe Excellentie te laten opmerken dat het in
het belang ligt, dat de paus te Rome zou gekozen worden. Jullie heren
mogen de wet op de Waarborgen niet vergeten en evenmin dat de Europese
mogendheden toekijken hoe een gebeurtenis zal verlopen waarin heel de
wereld belang stelt."
Crispi nam een ogenblik de houding aan van iemand die ernstig na-
dacht. Dan stond hij op, reikte Don Bosco de hand en zei: - "U kunt de
kardinalen van mijnentwege de verzekering geven dat de regering het Con-
claaf zal eerbiedigen en doen eerbiedigen en dat de openbare orde niet
in het minst zal verstoord worden."
Na dit te hebben gezegd, ging hij weer zitten, nodigde Don Bosco
uit dit ook te doen en ging hij verder: "U bent dus Don Bosco?" - Dan
begon hij gemoedelijk te praten over Turijn en over het oude Oratorio van
Valdocco. Hij had het Oratorio gekend in 1852, toen hij een klein appar-
tement van twee of drie kamertjes bewoonde in de via delle Orfane, nabij
de Consolata. Soms ging hij daar in dat heiligdom bidden. Na deze verre
herinneringen te hebben opgeroepen, vroeg hij hem: - "Herinnert Don Bosco
zich niet, dat ik soms bij hem in het Oratorio te biechten kwam?" -
"Ik herinner me dat niet" - antwoordde Don Bosco, glimlachend
- "maar indien u wilt, ben ik bereid ook nu uw biecht te horen."
"Ik zou het nodig hebben"! - zei de minister en lachte om dat
woord dat hem ontsnapt was. Hij toonde daarna dat hij zich die nu verre
jaren herinnerde, waarin hij placht met Don Bosco te komen spreken, en
door hem opgebeurd werd niet enkel met woorden.(1) Hij bevestigde dat
zijn kommer toen niet zo groot was als nu. - "Maar toen had ik het ge-
loof" - voegde hij eraan toe - "ja, toen had ik het geloof en nu hebben
wij het niet meer!"-
Crispi vroeg ook aan Don Bosco nieuws over de gang van zijn werk,
zodat hij dan begon te spreken over de opvoedingsstelsels, waarbij hij
zijn beklag deed over de wanordelijkheden die voorvielen in de gevange-
nissen voor jongens die men diende te verbeteren. Over dit onderwerp
____________________
(1).../...
Stoel onbezet is, mag geen enkel gerechtelijk of politiek gezag wegens welke reden
dan ook de persoonlijke vrijheid van de kardinalen hinderen of beperken. De regering
zal er zorg voor dragen dat de vergaderingen van het Conclaaf en van de Oecumenische
Concilies niet zullen gestoord worden door geweld van buiten uit". De krachtige tus-
senkomst van Bismarck kon hem overtuigen van het tegendeel. Voor zijn toekomstige
plannen was het nodig dat uit het Conclaaf een paus zou gekozen worden, wiens cano-
nieke wettelijkheid onbetwistbaar was (La Civiltà Cattolica. Jaar 34. Reeks XVIII,
boekdeel IX, 1903, schrift 1264, blz. 392).
(2) Over de betrekkingen van Crispi met D. Bosco in 1852, zie Lemoyne Mem. biogr. boek-
deel IV, blz. 419.

45.3 Page 443

▲back to top


- XIII/439 -
liep het gesprek vrij lang. De minister luisterde naar het advies van
Don Bosco, drukte de wens uit dat de plaatsen, waar jeugdige misdadigers
werden opgesloten en waar ze, in plaats van te verbeteren, moreel ver-
slechten, zouden toevertrouwd worden aan opvoeders opgegroeid in het
Oratorio van Don Bosco en vroeg hem een programma van zijn stelsel om het
te kunnen onderzoeken. Don Bosco begreep zeer goed dat de minister zich
in de onmogelijkheid bevond een dergelijke beslissing te nemen. Toch liet
hij hem maar zeggen en beloofde hem zijn zienswijze te laten geworden
over de nieuwe ordening in de strafinrichtingen voor minderjarige opge-
slotenen. De samenspraak eindigde in de grootste hartelijkheid. Don Bosco
ging dadelijk verslag uitbrengen over zijn officieuze zending. Het ant-
woord van de minister werd bevredigend bevonden. Het is zeker dat Crispi
een man was met een sterke arm. Hij hield, inderdaad, zijn woord en dank
zij zijn krachtdadig optreden hielden de reeds begonnen verstoringen van
de openbare orde als bij toverslag op.
Bij zijn terugkeer in het Vaticaan na dit bezoek, had Don Bosco
een eigenaardige ontmoeting. Hij wilde vlug een onderhoud hebben met kar-
dinaal Simeoni, de vroegere staatssecretaris en, omdat hij niet wist hoe
en waar hij hem kon naderen, dwaalde hij rond doorheen de zalen en de ga-
lerijen van het Vaticaan, waar het hem toescheen dat hij zich op een
bouwwerf bevond. Metsers en timmerlieden bouwden in deze prachtige omge-
ving rijen celletjes zoals voor seminaristen. Overal waren er arbeiders
dag en nacht druk aan het werk om appartementen te maken voor een vier-
honderd personen, overeenkomstig de normen voorgeschreven door de heilige
canons. Alleen reeds de kardinalen waren met 61. Buiten het conclaaf van
Gregorius XV, waarop 66 kardinalen aanwezig waren, was geen ander con-
claaf zo talrijk geweest. Toen moest alles geïmproviseerd worden, omdat
men tijd en plaats tekort kwam; want vroeger werden de conclaven gehou-
den in het paleis van het Quirinaal, dat in het deel van het grootse ge-
bouw door de Romeinen "lange mouw" genoemd, het onmisbare comfort bood
voor het verblijf van de kardinalen en van hen die het conclaaf bij-
woonden. De werken werden uitgevoerd onder de leiding van de Camerlengo
van de heilige Roomse kerk, kardinaal Gioachino Pecci. Bij een draai van
de trap ontmoette Don Bosco een prelaat en hij, die hem als gids verge-
zelde, zei plots: - "Kijk, dit is de kardinaal Camerlengo, Zijne Eminen-
tie Kardinaal Pecci." - Don Bosco keek de kardinaal in het gelaat en zei
hem met een kinderlijk accent: - "Uwe Eminentie zal mij toelaten zijn
hand te kussen."
"Wie zijt u die met zoveel gezag naderbij komt?"
"Ik ben een arme priester, die thans de hand kust van Uwe Eminen-
tie en ik bid ervoor met de vaste hoop over een paar dagen uw heilige
voet te mogen kussen."
"Pas op wat u doet. Ik verbied u te bidden voor wat u zegt."
"U kunt mij niet verbieden aan God te vragen wat Hem behaagt."
"Indien u in die zin bidt, dan bedreig ik u met de censuur."

45.4 Page 444

▲back to top


- XIII/440 -
"Tot heden toe hebt u nog niet het gezag mij een censuur op te
leggen, maar wanneer u die macht zult hebben, zal ik ze eerbiedigen."
"Maar wie zijt u, die mij met zoveel gezag aanspreekt?"
"Ik ben Don Bosco."
"Om de liefde Gods, zwijg daarover. Het is tijd om te werken en
niet om te schertsen."
Terwijl hij dit zei ging de kardinaal naar andere appartementen om
leiding te geven en schikkingen te treffen.(1)
Wat Don Bosco gezegd had, werd bewaarheid. De kardinalen begonnen
met de verkiezing op 19 februari en 's ochtends van 20 februari, werd
kardinaal Pecci tot paus gekozen. Hij nam de naam aan van Leo XIII ter
nagedachtenis van Leo XII, voor wie hij steeds een diepe verering gekoes-
terd had. De verwondering was groot, wanneer na de bekendmaking van de
uitslag der verkiezing allen, vrienden en vijanden, het eens waren om hem
toe te juichen. Tot zelfs de Duitse kanselier, Bismarck zou verklaard
hebben dat men geen betere keus had kunnen doen. Don Bosco liet geen
vierentwintig uren voorbijgaan zonder per brief aan de nieuwe plaatsver-
vanger van Jezus Christus zijn gevoelens van verknochtheid uit te druk-
ken.
"
Heilige Vader,
"
"
De buitengewone verkiezing van Uwe Heiligheid tot opper-
" hoofd van de kerk vervult alle katholieken met de grootste ver-
" troosting. Bij zovele aangenomen zonen sluiten zich nederig,
" maar vol genegenheid en eerbied de salesianen of kloosterlingen
" van de vrome Sociëteit van de H. Franciscus van Sales aan.
"
Deze congregatie werd aangeraden, geleid en goedgekeurd
" door Pius IX, eerbiedwaardiger gedachtenis, maar heeft nog steeds
" uw bescherming nodig om de noodzakelijke bestendigheid te herei-
" ken die nodig is voor het bevorderen van de meerdere glorie van
" God.
"
Allen neergeknield en als met één enkel hart en één enkele
" ziel verenigd, erkennen zij de opvolger van Sint-Pieter, het op-
" perhoofd van de Kerk, de plaatsvervanger van Jezus Christus in de
" verheven persoon van Uwe Heiligheid. Alle salesianen en de kinde-
" ren die hun toevertrouwd werden, bieden hun inspanningen, hun
" zorgen, hun goederen en hun leven aan, zowel in Europa als in de
" vreemde missies telkens Uwe Heiligheid zal oordelen zich van hun
" werk te kunnen bedienen.
(1) Sac. G. Bosco. Il più bel fiore del Collegio Apostolico, b1z. 57-8, Turijn, Sale-
siaanse Drukkerij, 1878.

45.5 Page 445

▲back to top


- XIII/441 -
"
Met de grootste verering en met een onveranderlijke ge-
" hechtheid vragen zij uw apostolische zegen, terwijl ik in naam
" van allen voor de eerste maal de onvergelijkbare eer heb aan de
" voeten van Uwe Heiligheid te mogen neerknielen.
"
" Rome, 21 februari 1878
uw genegen en verplichtende zoon
"
Pr. Gio. Bosco
"
Algemeen Overste van de salesianen van de
"
Sales. Congregatie.
Op zaterdag 23 februari verleende Leo XIII zijn eerste openbare
audiëntie aan een talrijke schare Fransen, op pelgrimstocht gekomen naar
het graf van Pius IX en aan de voeten van zijn opvolger. Ze stonden bij-
een in de zijgang ten zuiden van de tweede loges. Om de voorbijgang van
de heilige Vader te kunnen bijwonen, wanneer hij zich daarheen begaf,
waren heel veel personen toegelaten tot de pauselijke voorkamers en onder
hen bevonden zich ook Don Bosco en zijn secretaris. De Paus kwam met zijn
gevolg uit het appartement van de staatssecretaris. Toen hij bij Don
Bosco kwam zei hem Mgr. Cafaldi, voorlopige kamerheer en pauselijke cere-
moniemeester: - "Ik weet niet of Uwe Heiligheid Don Bosco reeds kent." -
En de Paus: - "Wie kent Don Bosco niet? Hij is zeer bekend door zijn gro-
te ijver." - Dan wendde hij zich tot Don Bosco: - "Ik heb vernomen dat u
ook hier een huis wenst te openen..." - En Don Bosco: - "Dat hangt van
Uwe Heiligheid af." - Waarop de Paus: - "Zeker, zeker!" - Met enkele
woorden bood Don Bosco hem de hulde aan van gans de salesiaanse congrega-
tie en vroeg hij voor allen een bijzondere zegen.
De nieuwe paus had misschien voor de eerste maal de zonen van Don
Bosco benaderd te Ariccia in de zomer van het jaar 1877. Het was vier
uur in de namiddag wanneer in hun uiterst armoedig verblijf een graatma-
gere, bleke prelaat binnenkwam, die dadelijk door allen herkend werd als
kardinaal Pecci, omdat hij placht in die buurt op buitenverblijf te
gaan. Wat een eer, wat een blijdschap, maar tegelijkertijd wat een ver-
legenheid voor hen! De kardinaal zei met grote aanminnigheid: - "Mijn
beste salesianen, ik heb toch grote dorst! Geef me wat water." - Ze had-
den geen dranken, maar fris water en ook wat suiker hadden ze wel en hij
dronk en vroeg dan ophelderingen over de gang van het huis, bedankte hen
en ging heen.
Ondanks de vriendelijke woorden bij de audiëntie staat het vast
dat, gedurende de eerste dagen van zijn pontificaat, de nieuwe paus zeer
vooringenomen was tegenover Don Bosco, zo vooringenomen dat hij hem niet
eens in private audiëntie wou ontvangen. Mgr. Manacorda, bisschop van
Fossano, ging herhaalde malen bij hem op bezoek om het terrein te ver-
kennen, maar hij had nog maar pas de mond geopend om Don Bosco te vernoe-
men of de Paus gaf een andere wending aan het gesprek en loofde zeer Cot-
tolengo, zeggende dat het een echte heilige was. Mgr. liet opmerken dat

45.6 Page 446

▲back to top


- XIII/442 -
de heiligheid verschillende karaktertrekken heeft naargelang de personen
en de opdrachten die hun toevertrouwd worden. Bij de enen overheerst de
geest van prediking, bij de anderen de geest van wetenschap, bij nog an-
deren de heldhaftige boetedoening of het misprijzen van de rijkdom en
noem maar op. Cottolengo had uitgemunt door het feit dat hij zich volle-
dig overliet in de handen van de Voorzienigheid. Don Bosco putte eerst de
menselijke middelen uit, die geschikt waren voor zijn doeleinden en na-
dien gaf hij zich blindelings over aan de Voorzienigheid. Kortom, er was
wat tijd nodig om uit het hart van de opperherder de vooringenomen opvat-
tingen die hem ongetwijfeld door anderen waren ingegeven te verdrijven,
maar uiteindelijk slaagde men er in. De echte deugd baant zich vroeg of
laat uit zichzelf haar weg.
Het schrandere oog van Leo XIII kon er een weerglans van opmerken
in sommige gedachten, die Don Bosco hem schriftelijk wou laten geworden
na de vorige brief. Dit werd bevestigd door een oud-leerling, Don Gio-
vanni Turchi, die in Rome verbleef als leraar bij de familie van Graaf
Mirafiori. Op een avond was hij bij Don Bosco gegaan om hem te vergezel-
len op een kleine wandeling. Hij trof hem aan bezig met het beëindigen
van een lange brief die hem een schrift scheen te zijn. Met het vertrou-
wen dat hij tegenover zijn vroegere zonen betoonde, zei Don Bosco hem: -
"Wacht een ogenblik tot ik ermee gedaan heb. Ik heb aan de paus geschre-
ven de modo tenendi in onze tijd." - Don Turchi kon echter niet weten of
deze brief rechtstreeks aan de paus gezonden werd of aan een commissie
van kardinalen. Het document moet nog bestaan. Onder de afschriften die
Don Berto nam van de eigenhandige geschriften van Don Bosco is er een
dat, in een samenvatting, de zaken schijnt te bevatten ontwikkeld in het
"schrift" waarover Don Turchi het heeft. We mogen echter niet zeggen dat
Don Bosco ingevolge een bevel van hogerhand een uitvoerige uiteenzetting
zou hebben aangeboden aan een congregatie van kardinalen van de zaken
bondig aangeduid in de brief. Hij zei daarin het volgende:
"Een arme dienaar van de Heer, die soms aan de heilige Vader, Pius
IX sommige zaken meedeelde, die hem van de Heer schenen te komen is de-
zelfde, die thans nederig maar letterlijk mededeling geeft aan Zijn Hei-
ligheid Leo XIII van sommige dingen die van groot belang voor de Kerk
schijnen te zijn.(1)
Aanhef van de zaken die de Kerk het meest nodig heeft.
Een stem zegt.
Men wil de stenen van het heiligdom vernielen, de muur en de voor-
(1) Hier heeft de kopiist achteraf de volgende nota aan toegevoegd: "Deze arme dienaar
van God is niemand anders dan D. Bosco, waarvan ook dit geschrift dat ik gekopieerd
heb en overhandigd aan kardinaal Bartolini om in de handen te worden gegeven van de
heilige Vader, korte tijd na zijn verkiezing, toen D. Bosco zich te Rome bevond."

45.7 Page 447

▲back to top


- XIII/443 -
muur afbreken en aldus verwarring brengen in de stad en in het huis van
Sion. Ze zullen er niet in slagen, maar veel kwaad doen.
Het is de taak van de opperste herder van de Kerk op aarde daarin
te voorzien en de schade te herstellen door de vijanden toegebracht.
Het kwaad begint door het tekort aan arbeiders voor het evangelie.
Het is moeilijk levieten te vinden bij hen die in welstand leven.
Daarom moet men ze met de grootste bezorgdheid zoeken bij hen die de hak
en de hamer gebruiken, zonder te letten op leeftijd of stand. Ze moeten
worden samengebracht en gecultiveerd tot ze bekwaam zijn de vruchten te
geven die de volkeren verwachten.
Elke inspanning, elk offer, hiervoor is altijd gering in vergelij-
king met het kwaad dat men kan verhinderen en met het goed dat men kan
bekomen.
De zonen uit het klooster die thans verspreid leven moeten samen
worden gebracht en wanneer ze geen tien huizen kunnen vormen, laten ze
zich dan inspannen om ook maar een enkel huis op te richten, maar waar
alles geregeld onderhouden wordt.
De zonen van de wereld, aangetrokken door het licht van de kloos-
terlijke tucht, zullen het aantal gaan vergroten van de zonen van het
gebed en van de meditatie.
De huidige kloosterfamilies zijn tot stand gekomen door de behoef-
ten van deze tijd. Door hun standvastig geloof, door hun stoffelijk werk
moeten ze de gedachten bestrijden van hen die in de mens enkel stof zien.
Deze misprijzen vaak hen die bidden en mediteren, maar ze zullen ver-
plicht zijn te geloven in de werken waarvan ze ooggetuigen zijn.
Deze nieuwe instellingen dienen te worden geholpen, ondersteund,
begunstigd door hen die door de heilige Geest werden aangesteld om de
Kerk van God te besturen en te regeren.
Men dient dus te onthouden dat door het bevorderen en het aankwe-
ken van roepingen voor het heiligdom, door de verstrooide kloosterlingen
bijeen te brengen en het geregeld onderhoud van hun regel te herstellen,
door het bijstaan, begunstigen, leiden van de jongste congregaties, men
arbeiders voor het evangelie zal hebben voor de diocesen, voor de kloos-
terinstituten en voor de missielanden.
In een derde schrijven smeekte Don Bosco de heilige Vader een for-
mule van de zegen van Maria, Hulp der Christenen, door hem opgesteld te
willen goedkeuren. Hoewel de brief te Rome geschreven werd, staat er
naast de datum toch Turijn vermeld.

45.8 Page 448

▲back to top


- XIII/444 -
"
Heilige Vader,
"
"
Te midden de narigheden van de tijd die we beleven, schijnt
" het dat God op verscheidene wonderbare manieren zijn verheven
" Moeder heeft willen verheerlijken, zoals ze aangeroepen wordt
" onder de titel van Maria Auxilium Christianorum. Onder de ver-
" schillende bewijsmiddelen is er de doeltreffendheid van de zege-
" ningen bij de aanroeping van deze roemrijke titel, die op ver-
" schillende plaatsen, vooral in het heiligdom van Turijn dat aan
" haar toegewijd werd, plegen uitgedeeld te worden.
"
Maar, opdat deze formules zouden vastgelegd en geregeld
" worden volgens de geest van de heilige Kerk, richt priester Gio-
" vanni Bosco, overste van dit heiligdom en van de aartsbroeder-
" schap die er opgericht werd, tot U de nederige bede opdat de
" formule hierbij afzonderlijk opgeschreven, in welwillende aan-
" dacht zou worden genomen, onderzocht, gewijzigd en waar het no-
" dig is, verbeterd, opdat ze zou kunnen gebruikt worden bij het
" verlenen van de aldus genoemde Zegen van Maria, Hulp der Chris-
" tenen, vooral in het heiligdom dat te Turijn aan haar toegewijd
" werd. Daar stromen op ieder ogenblik de gelovigen toe om deze
" zegen te vragen tot grote aangroei van hun vroomheid en zeer dik-
" wijls met gevoelig voordeel voor hun geestelijke en lichamelijke
" ellenden.
"
De formule waarvan hier sprake is, bestaat uit een ver-
" zameling van schietgebeden reeds gebruikt en goedgekeurd door
" de liturgie van de Kerk en hier verzameld tot meerdere glorie
" van God en van de Zalige Maagd Maria.
"
" Turijn, 10 maart 1878.
Pr. Gio. Bosco.
De formule werd goedgekeurd door de heilige Congregatie van de
Riten op 18 mei,(1) maar het rescript kwam enkel in zijn handen na half
december.(2) Het is de formule die men thans aantreft in het aanhangsel
van de type-uitgave van het Rituale Romanum.
Don Bosco trachtte de nieuwe paus te benaderen door hem te schrij-
ven, daar hij ook toen de weg niet vond om zich persoonlijk aan te bie-
den. De enen vreesden dat hij nogmaals zou gaan spreken over de "Con-
cettini", de anderen vreesden dat hij de paus voor zich zou winnen voor
de zaak van de geschillen te Turijn, des te meer nadat op 28 februari
onverwacht aartsbisschop Gastaldi met zijn secretaris, theoloog Maffei,
te Rome was aangekomen. Ze namen hun intrek bij de Rosminianen, waar ook
(1) De woorden van advocaat Leonori (brief aan D. Bosco van 19 december) kunnen op niets
anders slaan: "Toen ik mij gisteren naar de Riten begeven had... vond ik er een
rescript voor uw kerk liggen op datum van 28 mei 1878. Ik heb het meegenomen en er
elf lire voor betaald, zoals u zult aangerekend vinden."
(2) Bijv. Doc. 36.

45.9 Page 449

▲back to top


- XIII/445 -
kardinaal Hoenlohe, zijn grote vriend, woonde. De vroegere kamerheer, die
in zijn ambt was bevestigd geworden, stak hun een helpende hand toe. Per-
soonlijk had hij geen reden om Don Bosco tegen te werken. Integendeel, in
1867 had Don Bosco, op zijn aandringen hem in de gunst gebracht van Pius
IX, die hem tot dan toe niet gunstig gezind was. Eerst toen hij het hem
mogelijk gemaakt had in het Vaticaan binnen te geraken, kon Don Bosco de
inborst van deze heer leren kennen, maar toen moest hij geduld hebben en
was hij genoodzaakt de gevolgen te ondergaan van zijn doeltreffende tus-
senkomst.
In die dagen viel er iets veelbetekenend voor. Voornoemde heer
deed al het mogelijke om Don Bosco niet te ontmoeten. Op een ochtend ging
Don Bosco de mis celebreren in de kerk van Torre de'Specchi. Terwijl hij
zich aan het altaar bevond, kwam ook die heer in het klooster. De Presi-
dente, zonder iets te zeggen, nodigde Don Bosco uit om naar boven te ko-
men en een kop koffie te drinken. Don Bosco aanvaardde de uitnodiging.
Deze heer was evenmin verwittigd geworden van de aanwezigheid van Don
Bosco. Toen hij zich tegenover hem bevond, was Don Bosco verbaasd hem te
zien, maar de andere wist zich ongedwongen te houden. Bij hem waren twee
Zwitserse jonge meisjes, elegant maar vrijpostig. Pas had deze heer Don
Bosco gezien of hij zei hem, terwijl hij naar de jonge meisjes wees: -
"Kijk, Don Bosco, welke twee mooie schepseltjes!" - Don Bosco antwoordde
niet. Zijn gesprekspartner ging, zonder verlegen te worden, verder: -
"Wat zegt u over deze twee meisjes?"
"Maar ik heb daar geen verstand van en ik weet niet wat zeggen"
- antwoordde Don Bosco. "Ik geloof niet dat dergelijke gesprekken passend
zijn voor een priester."
"Oh"! riep de ander ironisch uit, - "indien alle priesters wa-
ren zoals u, dan zouden de zaken beter gaan!..."
"Zeg niet: indien ze waren zoals ik" - liet Don Bosco opmerken
- "maar indien ze waren zoals onze Heer Jezus Christus wil dat ze zouden
zijn."
De Presidente onderbrak de spijtige dialoog door aan deze heer te
zeggen: - "En wanneer zult u zorgen dat Don Bosco een audiëntie krijgt
bij de heilige Vader?"
"Kijk", - antwoordde hij, "de heilige Vader heeft zoveel te
doen, dat hij geen tijd heeft, tenminste nu niet om aan Don Bosco een
audiëntie te verlenen. Maar... we zullen zien... we zullen zien...".
"Oh, wij" - zeiden toen hooghartig de twee meisjes - "wij heb-
ben deze maand vier audiënties bij de heilige Vader gehad." Toen Don
Bosco dit gehoord had, kon hij zich niet weerhouden aan deze dames te
zeggen: "U zijt viermaal op een maand tijd in aanwezigheid van de paus
toegelaten terwijl ik mij al maanden te Rome bevind, zovele zaken af te
wikkelen heb, zo lang al om een audiëntie verzoek en ze niet kan beko-
men om mijn zaken te regelen en dan terug te keren naar Turijn!"

45.10 Page 450

▲back to top


- XIII/446 -
Deze heer antwoordde dat hij zou getracht hebben, dat hij zou ge-
zien hebben, dat hij dit en dat zou gedaan hebben en intussen ging hij
verder met complimenten te wisselen met de dames. Don Bosco walgde ervan,
stond recht en trok zich terug, vergezeld van de presidente, aan wie hij
zei: - "Mevrouw, ik dacht niet dat u mij dergelijke verrassing zou voor-
bereid hebben."
- "Pardon, Don Bosco", - antwoordde de presidente, "ik heb het ge-
daan, opdat u zich eens in gezelschap van die heer zou komen en aan hem
zelf de vraag zou kunnen stellen een audiëntie te krijgen."
"Welnu", - antwoordde Don Bosco - "doe mij dan het genoegen ervoor
te zorgen dat ik nooit meer in aanraking met die mens moet komen."
In diezelfde maand februari gaf Don Bosco een voorbeeld van chris-
telijke naastenliefde en van christelijke onbaatzuchtigheid, dat iedereen
die het vernam met bewondering vervulde. Op 1 maart stierf te Rome advo-
caat Francesco Sertorio van Pieve di Teco, een zeer goede vriend van Don
Bosco. Hij stond hem bijna voortdurend bij gedurende de twee laatste da-
gen en bevond zich bij hem toen hij stierf. Hij woonde in de via Barbie-
ri, nummer een van de derde verdieping. Hij had aan Don Bosco veertig-
duizend lires geleend tegen een intrest van 5,5% tegen een eenvoudig ont-
vangstbewijs op ongezegeld papier. Er bestond geen ander document, waar-
uit de schuldvordering van de overledene bleek. Men hoopte dat de brave
heer, die geen reservataire erfgenamen had, aan bet Oratorio dit bedrag
zou geschonken hebben. Dikwijls had hij op deze mogelijkheid gewezen dat
hij deze akte zou hebben opgesteld, wanneer hij zou komen te sterven,
zonder er naar te verwijzen in zijn testament. Maar hij was een van die
besluiteloze mensen, die nooit een beslissing kunnen nemen en aldus kon
hij er niet eens toe komen een testament te maken. Toen hij ziek was ge-
worden, liet hij Don Bosco roepen voor een bezoek. Don Bosco ging er
heen, bevond dat in zijn huis alleen een meid woonde en vernam dat al
zijn bloedverwanten in Ligurië verbleven. Gedurende zijn ziekte was nie-
mand tot bij hem gekomen. Gedurende twee volle weken ging Don Bosco hem
dagelijks bezoeken en hij was er, om zo te zeggen, volstrekt baas in
huis. Zijn vriend zei geen woord over de veertigduizend lires en Don
Bosco wou hem niet aan zijn belofte herinneren uit vrees dat spreken hem
ongemak zou veroorzaakt hebben. Aldus stierf de zieke zonder een schen-
king te hebben gedaan. Na zijn overlijden schreef Don Bosco onmiddellijk
aan Don Rua om alles klaar te maken voor de uitbetaling van de veertig-
duizend lires.
Toen er wat tijd verlopen was, verwittigde Don Rua, Don Cerrutti,
directeur van Alassio, dat de twee broers van de advocaat bij hem zou-
den komen om over de teruggave te onderhandelen. Zij immers, die te
Oneglia woonden nog maar pas gehoord dat hun broer ab intestato gestorven
was, of ze hadden zich naar Rome gespoed om de inboedel op te maken van
de voorwerpen die aan de overledene hadden behoord, waarbij ze ook de
schuldbrief hadden gevonden. Ze gingen dus naar Alassio om er met Don

46 Pages 451-460

▲back to top


46.1 Page 451

▲back to top


- XIII/447 -
Cerrutti over te spreken. Een van hen, een architect en een mens zonder
godsdienst, was diep getroffen geworden door de rechtschapenheid van Don
Bosco. Hij kwam dan ook in de kamer van Don Cerrutti terwijl hij uitriep:
- "Eerlijkheid vindt men de dag van vandaag nog enkel bij de priesters."
Toen ik vernam dat Don Bosco zich in het huis van mijn overleden broer
als volstrekte meester had bevonden, alleen en zonder getuigen, schulde-
naar van veertigduizend lires, heb ik gedacht: "Hoe nu? Hij kon dit pa-
pier doen verdwijnen, het was maar een ogenblik werk en doodgemakkelijk
om uit te voeren en toch doet hij het niet en eerbiedigt hij een docu-
ment dat zo een zware last op hem legt. Don Bosco is werkelijk een recht-
schapen man. Een mens die zo loyaal is, is enig en niet enkel zeldzaam in
de wereld." - In 1878 was Don Bosco nog altijd dezelfde mens als die in
1829, hoewel hij in geweten en zonder dat de verwanten het wisten, het
geld hem nagelaten door Don Calosso kon wegnemen en het niet wilde doen.
Ziehier hoe de zaken waren verlopen. Toen de broers van de over-
ledene naar Rome waren gekomen, had Don Bosco hun laten weten hoe hij
werkelijk schuldenaar was van de erfgenamen en had hij gevraagd of ze dit
bedrag als gift voor zijn jongens wilden geven ofwel of ze verlangden het
te komen ophalen en wanneer. De twee Sertorio’s hadden hem geantwoord dat
zij dat geld nodig hadden. Trouwens, de ingenieur kwam met Don Cerruti
overeen over een manier van betaling die voor Don Bosco de minste uitga-
ven zou gevergd hebben. Met zijn broer, ontvanger bij de registratie,
verdeelde hij het bedrag in drie delen, omdat zij ook een zuster hadden,
en Don Cerruti schreef eenvoudig op papier drie schuldverplichtingen met
dezelfde interest als tevoren. Er was besloten dat het kapitaal op aan-
vraag zou worden terugbetaald, maar de erfgenamen lieten toe dat de
teruggave met een beetje tegelijk zou gebeuren volgens mogelijkheid. Ze
werden zelfs meermaals uitgenodigd het kapitaal te komen ophalen maar ze
weigerden dat te doen. Ze zeiden dat het geld in andere handen niet zo
veilig zou zijn als in die van Don Bosco. Op deze manier kon Don Bosco al
de notariële kosten besparen en de erfenisrechten waarop de regering aan-
spraak zou hebben gemaakt. Vanaf dit ogenblik hield de architect er niet
mee op de naam van Don Bosco te verheerlijken en bezag hij de priesters
met heel andere ogen.
Twee dagen na de dood van de advocaat was Don Bosco aanwezig bij
de grootse ceremonie van de pauskroning in Sint-Pieter. Kardinaal Oreg-
lia had hem bij zijn kapel gevoegd zodat hij van dichtbij heel het ver-
loop van de heilige ritus kon volgen. Maar hij hield maar steeds zijn
gedachten gericht op de zo betwiste audiëntie bij de paus. Zij gedachten
werden er nog meer door in beslag genomen daags nadien, wanneer hij door
de kranten van Turijn een ernstige tegenslag vernam, die niemand kon
voorzien en van aard was zijn plannen over de opbouw van de kerk van
Sint-Jan-Evangelist overhoop te gooien. Hij was het dan ook moe te blij-
ven wachten op een antwoord dat maar niet kwam en besloot zijn beklag te
doen bij kardinaal Oreglia. De kardinaal, die wist dat de paus verlangde
een onderhoud te hebben met de stichter van de salesianen, beloofde er
zich mee bezig te houden.

46.2 Page 452

▲back to top


- XIII/448 -
De zaak was echter niet zo gemakkelijk, zelfs niet voor de gezaghebbende
kardinaal, maar na een reeks lelijke incidenten, die we beter verzwijgen,
bereikte hij eindelijk wat hij wou hebben. Inderdaad, op 14 maart liet
Mgr. de Kamerheer het biljet voor een private audiëntie aan Don Bosco
geworden. De audiëntie was vastgesteld om half zeven in de namiddag van
16 maart. Op het aangeduide uur bevond Don Bosco zich in het Vaticaan
maar toch moest hij nog omstreeks een uurtje wachten alvorens te worden
binnengeleid. Het was half acht toen Leo XIII hem ontving. Het onderhoud
duurde een uur. Hij bood zich aan met zijn gebruikelijk pro memorie,
waarop acht punten vermeld waren: 1° Sint-Jan Evangelist. Ventimiglia.
Spezia. Missies. - 2° Salesiaanse mdewerker. - 3° Met elkaar in contact
komen langs kardinaal Oreglia, beschermheer. - 4° Onze toestand ten op-
zichte van de aartsbisschop. - 5° Zaken die moeten afgewerkt worden. - 6°
een woord voor de leerlingen, salesiaanse medewerkers en weldoeners. - 7°
Huis te Rome. Galliera. - 8° Ir. Campanella, Adv. Frisetti. Gedurende de
audiëntie bood hij ook aan de paus volgend smeekschrift aan, dat betrek-
king had op nr. 3 van zijn pro memorie.
"
Heilige Vader,
"
"
Priester Giovanni Bosco, neergeknield aan de voeten van Uwe
" Heiligheid zet u nederig ten voordele van de congregatie van de
" H. Franciscus van Sales, het volgende uiteen:
"
Met het vurig verlangen het contact tussen de salesianen en
" de heilige Stoel te vergemakkelijken en de banden, die ieder in-
" stituut van geestelijken met de heilige Stoel onveranderlijk moet
" onderhouden, nauwer toe te halen, smeekt hij Uwe Heiligheid, zijne
" Eminentie Kardinaal Luigi Oreglia te willen benoemen als bescherm-
" heer van deze congregatie, van hare missies in Amerika, van de
" salesiaanse medewerkers, van het werk van Maria, Hulp der Chris-
" tenen, voor de priesterroepingen, van de aartsbroederschap van de
" vereerders van Maria, Hulp der Christenen, canoniek opgericht in
" de kerk die te Turijn aan haar toegewijd werd.
"
"
Pr. Gio. Bosco.
Omdat deze audiëntie de eerste was hem door de nieuwe paus verleend
en omdat hij zich zo goed tegenover hem getoond had, scheen ze Don Bosco
toe zo belangrijk te zijn, dat hij er een uitgebreid relaas van op
schrift wou stellen. We geven dit hierna in zijn geheel weer.
"
Omdat de eerste particuliere audiëntie, die ik gehad heb met
" onze heilige Vader Leo XIII zaken en gesprekken inhouden van groot
" belang, heb ik ervoor gezorgd ze op schrift te stellen, opdat ze
" niet zouden vergeten worden maar voor de salesianen als norm zou-
" den dienen.

46.3 Page 453

▲back to top


- XIII/449 -
"
1° Wij spraken dus over de kerk van Sint-Jan Evangelist,
" over het huis en de kerk van Ventimiglia en van La Spezia. Ik zei
" dat deze instituten werken waren die door Pius IX waren bevorderd.
" Hij had er zich vlijtig mee bezig gehouden; in het bijzonder om-
" dat ze betrekking hadden op het welzijn van de jeugd, omdat ze er-
" op gericht waren een dam op te werpen tegen de protestanten die
" op die plaatsen door hun scholen voor kleuters, meisjes en jon-
" gens, door hun tehuizen en tempels zich op een zekere manier wer-
" kelijk meester hadden gemaakt van de bevolking.
"
Ik kan niet anders - antwoordde de paus, dan deze instel-
" lingen prijzen en steunen. Op dit ogenblik moet iedereen grote
" inspanningen doen om de dwaling te bestrijden of op zijn minst
" werken om er de gevolgen van te verminderen. Met deze liefdadig-
" heidsinstituten bekomt men dat. Er worden twee standaarden gehe-
" ven. Een standaard maakt de strijdende Kerk bekend, laat aan de
" wereld haar bestaan kennen, haar onveranderlijk leerstelsel te-
" genover de dwaling. Indien men, ondanks de inspanningen van de
" goede mensen de dwaling niet kan vernietigen, vermindert men er
" op zijn minst de gevolgen van door te beletten dat de kinderen
" het vergift zouden drinken, onder het mooi schijnend voorwendsel,
" dat de wereld een noodzakelijkheid noemt, voedsel en onderricht
" te krijgen. Wat een grote verdienste hebben de vrome gelovigen
" die hun goederen aanwenden om deze werken van liefdadigheid te
" ondersteunen! Het spijt me dat de huidige benarde toestand van
" de heilige Stoel niet toelaat daarin ruim bij te dragen maar ik
" zal alles, moreel en materieel, doen wat ik kan.
"
2° Op dat ogenblik verzocht ik hem nederig toe te laten
" dat hij zou ingeschreven worden bij de medewerkers, zoals Pius IX
" dit had laten doen en zoals dat het geval is voor vele kardinalen.
" Hij vroeg mij nog enkele ophelderingen, maar zodra hij gehoord had
" dat de vereniging bevorderd was geworden door Pius IX en als strek-
" king had de goede zeden te bevorderen vooral bij verlaten jeugd,
" zei hij: - "Dit volstaat, want in die zin ben ik niet enkel mede-
" werker maar werker en als paus en als eenvoudige gelovige. Ik zal
" vast en zeker al de instellingen bevorderen die het welzijn van
" de maatschappij op het oog hebben, vooral deze, welke zorg dragen
" voor de kinderen die in gevaar verkeren. Ik ben ervan overtuigd
" dat er geen edeler apostolaat bestaat dan zich in te zetten om
" het aantal van de losbandige jongens te verminderen en er eerzame
" burgers en goede christenen van te maken."
"
Niet lang geleden kwam ik door een wijk te Rome die Città
" Nuova genoemd wordt en zag ik daar een ontelbare massa jongens
" die daar over en weer liepen en aan het twisten en aan het vloe-
" ken waren. Ik sprak erover met de heilige Vader, Pius IX. Zijn
" groot hart wist dat het noodzakelijk was iets te voorzien voor
" deze rampzaligen. Op dat ogenblik echter was het niet mogelijk.
" Zou er thans geen mogelijkheid bestaan het te doen? Onderzoek het,
" stel iets voor en in gemeenschappelijk overleg zullen we doen wat
" mogelijk is.

46.4 Page 454

▲back to top


- XIII/450 -
"
- "Heilige Vader", - antwoordde ik - "sinds jaren loop ik
" rond met de gedachten enkele salesianen te zenden, die met pries-
" ters uit Rome zouden samenwerken voor het welzijn van de in ge-
" vaar verkerende jeugd, vooral van de vreemdelingen. Een klein te-
" huis, een Oratorio voor zon- en feestdagen, avondscholen, dag-
" scholen voor de armsten, dat schijnt me onontbeerlijk toe.
"
Toen zei de heilige Vader: - "Hoe kan men dit doel bereiken?"
" - Ik antwoordde: - "Het schijnt me toe dat we een middel zouden
" kunnen beproeven. Ik zou een memorie opstellen, die ik tot u zou
" richten, waarin ik de noodzakelijkheid van een dergelijk insti-
" tuut zou uiteenzetten. Ik zou verwijzen naar een grote weldoenster,
" namelijk de Hertogin di Galliera. U zou een aanbeveling opstellen,
" ik zou theoloog Margotti uitnodigen met mij naar die vrome dame te
" gaan. Ze is een goede katholieke dame, verknocht aan de heilige
" Stoel en ik hoop dat ze het ontwerp niet zonder vrucht zal laten."
"
- "Goed" - besloot de heilige Vader. - "Doe het maar. Ik ben
" tot alles bereid. Spreek af met de kardinaal vicaris. Hij zal
" er mij verslag over uitbrengen ofwel kunt u zelf komen en ik
" zal niets nalaten, opdat onze wensen zouden bevredigd worden tot
" meerdere glorie van God en tot voordeel van de zielen."
"
3° Ik heb gevraagd dat wij een kardinaal beschermheer zouden
" krijgen om langs hem om, met Zijne Heiligheid contact te hou-
" den. Eerst scheen het of hij zelf wenste onze beschermheer te
" zijn, maar dan maakte ik de opmerking dat de kardinaal bescherm-
" heer verslaggever zou zijn van de salesiaanse aangelegenheden bij
" Zijne Heiligheid, dat wij dergelijke zaken niet konden behande-
" len in de heilige Congregaties omdat ze te veraf waren, dat Zijne
" Heiligheid onze feitelijke beschermheer zou zijn en de kardinaal
" onze aangelegenheden zou verzorgd hebben in de verschillende de-
" partementen om ze dan aan Zijne Heiligheid over te maken. - "In
" die zin is het goed", - voegde hij eraan toe. - "Ik zal alle za-
" ken meedelen aan de Congregatie van de Bisschoppen en Regulieren."
" De kardinaal is Zijne Eminentie Oreglia. Hij zal beschermheer
" zijn van onze missies, van de salesiaanse medewerkers, van het
" Werk van Maria, Hulp der Christenen, van de aartsbroederschap van
" de vereerders van Maria, Hulp der Christenen en van de ganse sa-
" lesiaanse congregatie voor de zaken die te Rome bij de heilige
" Stoel moeten afgehandeld worden.
"
4° Er werd dan ook gesproken over verschillende zaken die
" nog aan onze congregatie ontbreken en die zouden moeten afgewerkt
" worden. Ik merkte op dat deze aangelegenheid al hangende was bij
" de congregatie van de Bisschoppen en Regulieren en dat wij daarom
" de resultaten zouden afwachten.
"
Hij sprak over onze geschillen met de aartsbisschop van
" Turijn, maar zei dat hij wachtte op een officieel verslag van
" dezelfde congregatie en dat hij een project had, waarvan hij
" hoopte dat het beide partijen zou bevredigen.
"
5° Ik heb de zaak aangeraakt van een gunst die ik gevraagd
" had (eretekens) voor twee van onze weldoeners, Ridder Frisetti en
" Ingenieur Campanella. Die gunst werd toegestaan, maar de dood van

46.5 Page 455

▲back to top


- XIII/451 -
" de paus verhinderde de uitvoering ervan. Hij las de memorie die
" ik nogmaals opgesteld had, hield ze bij zich en gaf mij de ver-
" zekering dat ik voldoening zou bekomen.(1)
"
6° Ik heb een adres overhandigd met 100 lires vanwege Me-
" vrouw Lorenzina Mazzè en een ander vanwege Theoloog Arpino met
" 70 lires. Hij betoonde er zich dankbaar voor, zei dat hij gaarne
" schriftelijk zou geantwoord hebben, maar dat hij dit niet kon
" doen. Hij gelastte mij hun te schrijven, hen te bedanken van zij-
" nentwege en hun zijn bijzondere zegen mee te delen.
"
7° Op het punt afscheid te nemen heb ik gevraagd een woord
" te zeggen, dat ik zou kunnen meedelen aan de salesianen in het
" algemeen, aan hun leerlingen, aan de salesiaanse medewerkers,
" aan de novicen en aan onze missionarissen in Amerika.
"
Voor iedere vraag antwoordde hij: Deel aan allen die tot
" uw congregatie behoren mee, dat ze nooit de grote weldaad zouden
" vergeten, die God hun verleend heeft door ze te roepen waar ze
" veel goed kunnen doen aan zich zelf en aan de naaste.
"
De stichting van het instituut, de leerlingen die christe-
" lijk opgevoed worden in de verschillende huizen, de scholen die
" al in werking zijn, de kerken voor de eredienst opengesteld,
" de missies, die reeds bevredigende vruchten opbrengen, dat alles
" zonder stoffelijke bezittingen tot stand gekomen, maken het zeker
" duidelijk dat de zegen van de Heer hierop rust. Ik geloof dat zij
" die geen mirakels willen erkennen en zouden moeten verklaren hoe
" het mogelijk is dat een arme priester de kost kan geven aan
" 20.000 knapen met alles wat erbij komt, ik geloof dat zij genood-
" zaakt zijn te bekennen: Digitus Dei est hic. Laten daarom de sa-
" lesianen dankbaar zijn voor deze barmhartigheid van de Heer, maar
" ook hun erkentelijkheid bewijzen door hun regel stipt te onder-
" houden. De constituties zijn geschikt om de christelijke volmaakt-
" heid te bevorderen en te verzekeren. Maar de volmaaktheid van de
" Constituties betekent nog niet dat de kloosterlingen volmaakt
" zijn. De kloosterlingen zullen dat worden, wanneer ze door daden
" de constituties in praktijk zullen stellen. Zeg hun dus dat ze
" hun regel zouden bestuderen, dat ze zouden trachten hem te begrij-
" pen, maar hem voorbeeldig zouden in praktijk stellen. Aldus zul-
" len ze tot hun grote verwondering iedere dag bemerken dat het
" aantal van de kloosterlingen zal aangroeien, dat ze velen zullen
" redden en dat de barmhartige God hen zal steunen en hen in alles
" zal zegenen.
"
Thans een woord tot de jongens welke de goddelijke Voorzie-
" nigheid u toevertrouwt. Laten ze moed scheppen om de vreselijke
" vijand van de zielen, die het menselijk opzicht is, te bestrij-
" den. Dat men hen onderrichte in het geloof, dat men hun steeds
" het gezag van de heilige Stoel en van de paus van Rome, die het
(1) Beide heren werden tot Ridders van Sint-Gregorius de Grote benoemd. De Breven hier-
voor werden overhandigd door kardinaal Franchi, de nieuwe staatssecretaris, op 27
mei.

46.6 Page 456

▲back to top


- XIII/452 -
" centrum van de waarheid is laten kennen. Leer hen op tijd onze
" heilige Moeder de Kerk, de onfeilbare Meesteres kennen, ze bemin-
" nen; leer hen dat de Kerk het anker van onze redding is, waarmee
" wij allen moeten verenigd leven om gered te kunnen worden. Ik weet
" dat ze voor mij bidden, ik weet dat ze de Stoel van Petrus genegen
" zijn. Bedank ze en zeg hun dat ik ze bemin in Onze Heer Jezus
" Christus en dat ik tot God bid dat hij ze zou laten opgroeien in
" leeftijd en in de heilige vrees van God, zodat ze altijd het sie-
" raad zouden zijn van hun respectieve familie en de roem van de
" Kerk.
"
Tot de medewerkers. De medewerkers bevinden zich voor een
" uitgestrekt terrein waar ze kunnen werken en het goede doen. Ze
" leven in de wereld maar ze verwerven de verdiensten van hen die
" in gemeenschap leven. Er bestaat geen werk dat verdienstelijker
" is in de ogen van God dan mee te werken aan de zaligheid van de
" zielen. Daarom bestaat de zending van de salesiaanse medewerkers
" in het heiligen van hun eigen gezin door hun goed voorbeeld, door
" het vervullen van hun godsdienstige plichten, door hun bezorgdheid
" om de salesianen te helpen in de zaken die in de wereld moeten ge-
" daan worden en waarvan het niet betaamt dat ze door een klooster-
" ling zouden verricht worden. Herinner hun het woord van het evan-
" gelie dat de goederen van de aarde doornen zijn en dat zij die ze
" bezitten, ze behoren te cultiveren met een heilig gebruik ervan
" te maken, zodat ze op het ogenblik van de dood geurige bloemen
" zouden zijn waarmee de engelen hun een kroon van hemelse glorie
" zullen vlechten.
"
Tot de novicen. Aan de novicen herinner ik de kostbare
" planten, beschermd in een tuin. Wee u wanneer de heg doorbroken
" wordt want de dieven dringen erdoor, roven de weinige vruchten
" welke ze zien, vernielen de planten, ruïneren alles. Dus dient men
" aan de novicen, aan de hoop van de salesiaanse congregatie, de
" teruggetrokkenheid en de beoefening van die deugden, die ze heel
" hun leven in praktijk moeten stellen, aan te bevelen. Men dient te
" zorgen voor hun gezondheid. Dit is een zeer krachtig element om
" goed te doen aan zichzelf en aan de naaste. Maar herinner hen vaak
" aan die grote gedachte van de heilige Hiëronymus: "Nooit vergeten
" wat men in de wereld geweest is en nooit op meer aanspraak maken
" dan op wat men bezat, genoot en had alvorens in het klooster te
" treden." Men moet rekening houden met de deugden, welke men ver-
" worven heeft en niet met deze, welke men nog moet verwerven. Wat
" dit laatste punt betreft, moet de novicemeester zich streng tonen.
"
Toen we het over de missionarissen hadden, vroeg hij mij
" in welke landen ze waren, met hoeveel ze waren, hoeveel huizen
" en kerken ze geopend hadden.
"
Ik heb geantwoord dat er samen twaalf huizen en kerken waren
" en dat er 60 salesianen uit Europa vertrokken waren. Een van de
" ijverigsten is op zijn werk gestorven, er zijn meer dan dertig in-
" heemse (1) novicen zodat ze met zijn allen tot bij de honderd ko-
(1) Hij bedoelt de personen van Argentijnse of Uruguayse nationaliteit, jongens of
volwassenen die verlangden in de sociëteit te treden a1s clerici of coadjuteurs.

46.7 Page 457

▲back to top


- XIII/453 -
" men. Een college te Colon, een tehuis te Buenos Aires, een ander
" college te S. Nicolas de Los Arroyos waren als drie seminaries
" waaruit wij niet weinige arbeiders voor het evangelie verwachten.
"
- "Deo gratias", antwoordde hij. Wanneer de paus spreekt
" over missies en missionarissen moet hij dit op een bijzondere
" manier doen. De missionaris die zijn leven gaat geven voor het
" geloof, heeft recht op een speciale verdienste. Ik beschouw de
" missionarissen als even zoveel gezanten van de Kerk, gezonden om
" de beschaving en de godsdienst naar de verre landen te brengen.
" Zij zijn ermee belast het geloof te behouden waar het reeds ge-
" predikt werd en het te verspreiden onder de wilden. De vermoeie-
" nissen van hun reizen, het lijden, de ontberingen die ze zeker
" moeten doorstaan in verschillende klimaten, onder onbekende,
" onwetende en vaak gevaarlijke mensen, ongemakken bij de voeding,
" het slapen en ongemakken van andere aard, zijn allemaal zaken die
" de missionaris verdienstelijk maken voor de godsdienst en voor de
" burgerlijke maatschappij. Zeg hun dat ik ze bedank voor de dienst
" die ze bewijzen aan de Kerk, dat ik ze bemin, dat ik veel achting
" voor hen heb, dat ik God bid dat hij ze in zijn genade zou behou-
" den, dat Hij ze zou laten ontsnappen aan morele gevaren en dat hun
" werk moge vrucht dragen. Ik zegen ze uit ganser harte. Vergeet
" echter niet ze eraan te herinneren dat ze streng op zich zelf moe-
" ten waken. Wat ze aan het volk aanleren is van groot nut, maar het
" licht van hun werk, een voorbeeldig leven moet als een vlam zijn
" die de geest en het hart verlicht van allen die hun werken zien
" of naar hun woorden luisteren.
"
Wanneer u dan de keus zult doen van hen die naar de missies
" zullen gaan, geef dan steeds de voorkeur aan hen die al degelijk
" beproefd werden in de deugd. Deze zaken zijn de grondslag van
" de katholieke missies. Ik zal niet verhelen dat wanneer ze ver van
" hun vaderland, van hun verwanten, van hun vrienden, te midden het
" lijden zullen zijn, er dagen van ontmoediging zullen komen. Dan
" moeten ze zich de reden herinneren waarom ze zich naar die verre
" landen begeven hebben, namelijk het bevorderen van de glorie van
" God. Ze moeten zich herinneren dat in de hemel een grote beloning
" wordt voorbereid voor hun inspanningen. Si delectat multitudo
" praemiorum, non decterreat magnitudo laborum. Momentaneum est
" quid cruciat, aeternum est quod delectat.
"
Ik zegen u, uw congregatie, uw leerlingen, uw weldoeners
" medewerkers en de zieken die u mij aanbevolen hebt. Benedictio
" Dei etc.
Over vele zaken die Don Bosco te Rome gedaan heeft, verkeren wij
volledig in het ongewisse. Over andere zaken, zoals over de conferentie
aan de medewerkers, zullen we later spreken, wanneer er zich een ge-
schikter gelegenheid zal voordoen. Over nog andere zaken zullen we iets
zeggen in het volgende hoofdstuk, waarbij wij ons zullen bedienen van de
weinige elementen, die wij te onzer beschikking hebben.

46.8 Page 458

▲back to top


- XIII/454 -
Don Bosco droeg lange tijd de herinnering aan deze drie maanden
in zijn geheugen. In februari 1879, op een avond te Alassio, overliep
hij met enkele, weinige personen die wederwaardigheden en deed hij duide-
lijk inzien wat hij toen geleden had: het verhinderen van audiënties,
brieven die onderschept werden, geheim en openlijk verzet van vele kan-
ten, harde en vernederende woorden... Hij herinnerde ook aan zijn droom,
waarin hij gezien had hoe het Vaticaan verwoest werd en de prelaten langs
de trappen werden gesleurd, alsof ze gestraft werden omdat ze naar geen
goede raad hadden geluisterd. Hij maakte ook bekend, hoewel hij het zich
beklaagde, dat hij zijn briefwisseling met zijn tegenstanders verscheurd
had, naarmate ze gestorven waren, zodat een derde deel van het nieuws
over zijn leven niet meer bestond.(1) De onderdirecteur, Don Luigi Rocca,
die dit alles hoorde, kon nooit meer vergeten met welk vuur hij gesproken
had en hoe zijn stem daarbij getrild had. Wanneer Don Cerruti er, ander-
zijds, over sprak, dan bevestigde hij dat hij niet bemerkt had dat Don
Bosco zou overdreven hebben of vertoornd zou geweest zijn. Maar opeens
hield Don Bosco plots op, dacht een ogenblik na en zei dan ten aanhore
van iedereen: - "Ik heb teveel gezegd." - Diezelfde avond wou hij nog te
biechten gaan bij Don Rocca.
(1) Dat er niet zoveel verloren gegaan is als hij meende, hebben wij te danken aan D.
Berto, die tot in de papierkorf de snippertjes van de verscheurde brieven ging uit-
zoeken en ze met een oneindig geduld opnieuw samenbracht tot hij ze kon lezen en
afschrijven.

46.9 Page 459

▲back to top


- XIII/455 -
H O O F D S T U K XV.
DE LAATSTE ZAKEN DOOR DON BOSCO TE ROME VERRICHT EN ZIJN BOEK
OVER DE NIEUWE PAUS.
Zoals tevoren al menigmaal gebeurd was, zo werd hij ook op zondag
17 maart uitgenodigd om te komen dineren in het Ierse college, waar hij
aan tafel zat met drie kardinalen: Cullen, aartsbisschop van Dublin,
Franchi, de nieuwe staatssecretaris en Falloux, kardinaal van de Curie.
Op het einde van het feestmaal kwam ook kardinaal Manning, bisschop van
Westminster, die aan Don Bosco vroeg volgende donderdag bij hem te willen
komen, omdat hij hem over belangrijke zaken moest spreken. Don Bosco be-
vond zich op de afspraak en had met Zijne Eminentie een lang onderhoud,
waarbij de Engelse prelaat zijn mening wou horen over zaken die betrek-
king hadden op de verhoudingen tussen de heilige Stoel en het Italiaanse
rijk. Wij weten enkel dat, nadat deze zaken waren besproken op verschil-
lende samenkomsten van de kardinalen, de heilige Vader Manning ermee be-
last had over dit alles Don Bosco te ondervragen en te zien wat hij hier-
over dacht. In het begin van het pontificaat van Leo XIII werd er met
hartstocht over een verzoening gesproken. In het begin van januari werd
het beruchte boek van de gewezen jezuïet, pater Curci gepubliceerd over
"Het moderne meningsverschil tussen de Kerk en Italië" waarin de auteur
op zijn manier de noodzakelijkheid en de mogelijkheid steunde van een
vergelijk in het grote geschil. Enkele maanden voordien had kardinaal
Manning te London een werkje (1) gepubliceerd, waarin hij het derde
hoofdstuk gewijd had om aan te tonen dat elke waarschijnlijkheid van een
overeenkomst ongerijmd was. De twee publicaties bezorgden argumenten aan
de twee partijen, die tegenover elkaar stonden bij de polemieken in de
kranten, zodat de geesten meer dan ooit werden aangewakkerd in afwachting
van de houding die Leo XIII zou aannemen ten aanzien van de Romeinse
kwestie. Wat de gevoelens van Don Bosco waren over dit netelige probleem
was geen geheim geweest, noch voor Pius IX, noch voor sommige Italiaanse
staatslieden. De verzoening tussen Kerk en Staat in Italië "stond werke-
lijk in het brandpunt van de gedachten en de gevoelens" ook bij hem
"maar zoals dit mocht zijn bij een dienaar die werkelijk trouw en rede-
lijk was. Niet met het verlangen om het even welke verzoening tot stand
te brengen zoals velen dat lange tijd gedroomd hadden, waarbij ze de za-
(1) The independence of the Holy See. Fleury J. Kins and Comp. London 1877.

46.10 Page 460

▲back to top


- XIII/456 -
ken met elkaar verwarden, luchtkastelen bouwden en alles overhoop wier-
pen, maar op zo een manier dat op de eerste plaats de eer van God, de eer
van de Kerk en het welzijn van de zielen verzekerd werd." Dit proclameer-
de de heilige Vader Pius XI in zijn toespraak van 19 maart 1929 voor het
decreet van zijn mirakels en bevestigde dit te hebben gehoord uit de mond
van Don Bosco zesenveertig jaar tevoren.
Op het feest van Sint-Jozef kreeg Don Bosco het onlangs verschenen
werkje in handen van Mgr. De Segur Tous les huit jours en het behaagde
hem zeer. Dadelijk dacht hij eraan het te gebruiken voor een van de vol-
gende afleveringen van de Letture Cattoliche en daarom schreef hij aan
Graaf di Viancino het te vertalen of te laten vertalen in het Italiaans.
"
Beste Heer Markies of liever Heer Graaf Francesco,
"
"
Ik zend u een boekje waarvan ik meen dat wij het met vrucht
" kunnen drukken. Ik verzoek U zo goed te zijn het te willen verta-
" len of iemand te zoeken die het wil en kan doen.
"
Zaterdag heb ik het genoegen gehad te worden toegelaten tot
" de particuliere audiëntie van de heilige Vader. Hij heeft ze mij
" gewillig verleend en heeft me gezegd het u mee te delen van zij-
" nentwege.
"
Met grote goedheid zegende hij nadien de salesianen en hij
" zelf wou zich onder de medewerkers laten opschrijven.
"
Ik hoop in de loop van deze week de boeg naar Turijn te kun-
" nen wenden. Wat al zaken zullen we elkaar te zeggen hebben! Hou van
" mij in Jezus Christus maar help mij zoveel U kunt om de kerk van
" Sint-Jan te laten vooruitgaan.
"
Indien u bij geval Ridder Clemente (1) zou zien, doe mij het
" plezier hem van mijnentwege te groeten.
"
God zegene u, uw echtgenote, de vrome Gravin en bid voor
" mij, die arme man, die steeds in Jezus Christus zijn zal
"
" Rome, Sint-Jozef 1878.
uw toegenegen vriend
"
Pr. Gio. Bosco.
De auteur handelt hier over de wekelijkse communie, waarbij hij er
de voordelen van aanwijst, waarvan de grootste is dat men zeker mag zijn
het paradijs te zullen verwerven. De Graaf stemde er zo gewillig in toe
dat de vertaling op acht dagen tijd klaar kwam. Het boekje kwam uit in
juli en het is aflevering 307 van de verzameling. Zoals men ziet verloor
(1) Van de Graven van Villanova.

47 Pages 461-470

▲back to top


47.1 Page 461

▲back to top


- XIII/457 -
Don Bosco zijn duurbare Letture Cattoliche niet uit het oog. Integendeel,
op 24 maart verzond hij een nieuwe omzendbrief die moest dienen voor een
steeds grotere verspreiding. Op 21 maart, feestdag van Sint-Benedictus,
bracht de benedictijn Don Gregorio Palmieri, Don Bosco naar Sint-Paulus
buiten de muren, waar hij een onverwacht bezoek bracht aan de communiteit
die er zeer blij mee was. De overste was toen abt Don Gianfrancesco Leo-
poldo Zelli. Het was de eerste maal dat Don Bosco een bezoek bracht aan
dit klooster. Hij nam deel aan het middagmaal op die feestdag.(1) Don
Gregorio herinnerde zich nog in 1915, hoe na het middagmaal gedurende het
gesprek dat, volgens benedictijns gebruik plaats had in de kamer van de
abt, men begonnen was te praten over Mgr. Gastaldi en over de moeilijkhe-
den Don Bosco aangedaan en hoe Don Bosco uitriep: - "En toch hebben wij
hem aartsbisschop gemaakt!" - De brave benedictijn die ook bibliothecaris
van het klooster was liet Don Bosco ook de bibliotheek bezoeken. In het
album van de beroemde bezoekers van de bibliotheek, waarin Pius IX als
eerste zijn handtekening geplaatst had, schreef Don Bosco, juist onder de
datum van 21 maart 1878: Johannes Bosco sacerdos amico suo patri Gregorio
vita et gaudium. Toen Don Gregorio negentig jaar oud was, maar nog in
bloeiende gezondheid verkeerde en een vlugge geest had, herinnerde hij
met bijzondere tederheid en verering zijn betrekkingen met Don Bosco en
herhaalde hij gaarne dat beide wensen van Don Bosco uiterst efficiënt ge-
weest waren. Hij was steeds een weldoener van het salesiaans werk.
Na de audiëntie, die we beschreven hebben, was er niets meer dat
Don Bosco nog te Rome kon weerhouden. Hij haastte hij zich dus zijn af-
scheidsbezoeken af te leggen. Op de avond van 23 maart begaf hij zich
met Don Berto bij de kardinaal-vicaris, die hem zei dat hij zijn best
zou gedaan hebben om aan de salesianen te Rome een huis te verschaffen.
Dan vroeg hij hem: - "Hoort U ook hier te Rome biecht?"
"Ja, indien Uwe Eminentie mij de toelating hiervoor geeft."
"Hoor dan mijn biecht."- En hij sprak zijn biecht.
Dergelijke bewijzen van vertrouwen had hij eveneens bij andere
gelegenheden van kardinalen ontvangen. Sommigen zelfs bevalen zich niet
enkel aan zijn gebeden aan, maar wilden ook dat hij hen zou zegenen. Ook
behaagde aan de kardinalen de eerbiedige vrijmoedigheid van Don Bosco,
waarmee hij hun placht te zeggen, wanneer ze moeilijkheden maakten om
hem voorrechten te bezorgen die noodzakelijk waren om zijn congregatie
stevig en in staat tot werken te maken: - "Ik heb uw hulp nodig om moei-
lijkheden te overwinnen en niet om moeilijkheden aan te doen. Ik zou
willen dat men niet zo zeer de persoon van Don Bosco zou beschouwen,
maar het welzijn en het voordeel van de godsdienst en de zielen, want
ik werk voor de Kerk."
(1) Zie hiervoor blz. 23.

47.2 Page 462

▲back to top


- XIII/458 -
Daags voor zijn vertrek schreef hij op een blad zijn opmerkingen
over de oorlog die tegen hem te Turijn gevoerd werd en overhandigde het
aan kardinaal Oreglia, die hij reeds aanzag als beschermheer van de con-
gregatie zoals hij dit bij de heilige Vader had afgesmeekt.
"
Eminentie,
"
"
Ik hoop dat Uwe Eminentie die vanaf haar begin onze nederige
" Congregatie kent, mij raad wil geven in de moeilijke toestand
" waarin ik mij bevind.
"
Vandaag doe ik met bijzonder vertrouwen een oproep tot uw
" goedheid omdat de heilige Vader zo goedertieren geweest is zich te
" gewaardigen het verlangen van de salesianen te vervullen en u
" tot onze beschermheer verkozen heeft.
"
Uwe Eminentie kent maar al te goed de ernstige stoornissen
" die wij vanwege Zijne Hoogwaardigheid de aartsbisschop van Turijn
" te verduren hebben, zonder dat wij er ooit de echte reden van ge-
" kend hebben.
"
Het is thans zover gekomen dat ik door de "suspensio a di-
" vinis" ipso facto bedreigd word, wanneer ik schriftelijk of in de
" pers, persoonlijk of door een ander, zaken behandel of over zaken
" spreek die ongunstig zijn voor onze aartsbisschop. Uitzondering
" wordt gemaakt voor de kardinaal prefect van de congregatie van
" Bisschoppen en Regulieren, de staatssecretaris en de heilige Va-
" der. Deze strenge beschikking blijft bestaan, hoewel hij tegen ons
" herderlijke brieven en werkjes publiceert en doet drukken, zonder
" dat wij er enig antwoord op geven, omdat dit ons beginsel is en
" ook omdat Uwe Eminentie ons die raad gegeven heeft. Bovendien sus-
" pendeerde hij zonder canonieke vorm verschillende van onze pries-
" ters en nu, na acht maanden, blijven ze dat nog. Hij weigerde de
" wijdingen toe te dienen aan de salesiaanse clerici die hem werden
" voorgesteld en dit tot grote schade van onze huizen in Europa en
" nog veel meer van onze missies in Amerika die onophoudend vragen
" dat er meer arbeiders zouden gezonden worden om onder de wilden
" van de Pampa's en van Patagonië te gaan werken.
"
Nadat hij de salesianen in deze benarde toestand gebracht
" had reclameerde de aartsbisschop bij de heilige Stoel wegens fei-
" ten die nooit bestaan hebben, maar die toch vanwege de heilige
" Congregatie van de Bisschoppen en Regulieren een berisping uit-
" lokten tot oneer van onze arme Congregatie. In deze staat van za-
" ken (omdat ik geen antwoord mocht ontvangen op mijn vraag naar
" instructies), kwam ik naar Rome en vanwege de heilige congregatie
" van de Bisschoppen en Regulieren ontving ik de verzekering dat er
" spoedig zou in voorzien worden. Maar de ernstige gebeurtenissen
" die deze laatste dagen de katholieke wereld in beroering brachten,
" de wankele gezondheid van Uwe Eminentie, hadden als gevolg dat
" ik na vier maanden van vruchteloze zorgen, mij thans in de nood-
" zakelijkheid bevind te vertrekken zonder enig succes en misschien

47.3 Page 463

▲back to top


- XIII/459 -
" in een slechtere voorwaarde dan voorheen. De reden hiervan is dat
" men bezig is aan het opstellen van sommige antwoorden op de vra-
" gen door de aartsbisschop gesteld, die van aard zijn hem niet
" weinig steun te verlenen, om ons nadien lastig te vallen. Wat is
" er nog meer? Op vrijdag zal men, in plaats van voorzieningen te
" treffen, handelen over de bekrachtiging van onze privileges,
" waarbij ik moet opmerken dat het moeilijk zal gaan om ze alle
" door de heilige Vader te doen bevestigen. Het zou voor ons in-
" stituut, dat te midden van vele en ernstige moeilijkheden tot
" stand kwam en tot heden toe met weinige privileges in vergelij-
" king met die toegekend aan de andere instituten in Italië begun-
" stigd werd, en waarvan de leden zware persoonlijke en geldelijke
" offers brachten om aan hun doel te beantwoorden, werkelijk verne-
" derend zijn, indien deze voordelen door de goedheid van Pius IX
" verleend, zouden ontnomen of ingekrompen worden. De vrome vere-
" ring van de salesianen bekwam verscheidene geestelijke voordelen
" van de andere heilige congregaties van Rome, maar de privileges
" waren schaars. Alle instituten en geestelijke congregaties in
" Italië, die definitief goedgekeurd werden, bekwamen mededeling
" van de privileges.
"
Tot heden toe konden de salesianen deze hoge gunst, die ons
" uit de moeilijkheden waarin we ons bevonden hebben en waarin
" we ons nog bevinden zouden halen, niet verkrijgen. Thans roept mij
" de nood van mijn jongens, aan wie ik ten getale van meer dan
" twintigduizend (zoals u wel bekend is) geestelijk en stoffelijk
" voedsel moet bezorgen. Ik zou over deze moeilijke toestand ge-
" sproken hebben en u, in wie ik steeds een welwillende vader heb
" aangetroffen, om raad en leiding gevraagd hebben, maar tot ons
" waarachtig ongeluk werd u steeds aangetast door kwalen, waaronder
" u thans nog lijdt en aldus kan ik u niet benaderen. Ik heb eraan
" gedacht een geregelde uiteenzetting van onze toestand te geven
" aan de heilige Vader en aan kardinaal Ferrieri zelf, bij wie ik
" steeds veel welwillendheid gevonden heb; maar omdat ik sommige
" kiese, en ik zal maar zeggen, in opspraak brengende aangelegen-
" heden zou moeten aanraken, wil ik niets doen zonder het advies
" van uwe verlichte wijsheid.
"
Indien u mij ooit mocht zeggen te vertrekken, te zwijgen
" en het aan de tijd over te laten de zaken recht te zetten, dan
" zou ik mij met volledige berusting onderwerpen, maar dan zou ik
" er de treurige gevolgen van vrezen samen met een noodlottige ont-
" moediging bij mijn arme salesianen. Indien u in deze brief een
" uitdrukking zou aantreffen die minder opportuun is, vergeef ze
" dan aan het hart dat in deze feiten een echte hinderpaal ziet
" voor de meerdere glorie van God en dat daarom niet anders kan
" zich dan diep bedroefd voelen. Ik had een audiëntie bij de hei-
" lige Vader en meende mij in het paradijs te bevinden wegens zijn
" engelachtige goedheid. Mijn vertroosting was groot. Maar mijn
" huidige toestand doet me uitroepen: miscens gaudia fletibus.

47.4 Page 464

▲back to top


- XIII/460 -
"
In deze zo moeilijke ogenblikken vertrouw ik mij toe aan de
" christelijke liefde van uwe heilige gebeden, ik vertrouw erop dat
" u een vader zult zijn voor onze arme salesianen, die geen ander
" doel hebben dan te werken voor de Kerk en voor het welzijn van de
" zielen. Zij zullen niet ophouden hun erkentelijkheid te betuigen
" tegenover u, door elke dag te bidden dat God u in goede gezondheid
" zou behouden, opdat u uw werk zou kunnen voortzetten tot voordeel
" van onze heilige katholieke godsdienst. Intussen vraag ik u mij
" toe te laten de eer te hebben met de diepste verering uwe heilig
" paars te kussen.
"
" Rome, 25 maart 1878.
uw verknochte en nederige
"
Pr. Gio. Bosco.
Wij weten niet of de geschillen met Don Bosco iets te maken hadden
met de redenen die Mgr. Gastaldi op het einde van februari ertoe besloten
naar Rome te gaan. Hij had een dertigtal gevallen met zijn priesters te
behandelen voor de Romeinse Congregaties en bovendien was zijn houding
bij gelegenheid van de dood van de koning en van de paus veel besproken
geworden. Redenen om naar Rome te gaan waren er genoeg zonder dat er nog
andere kwesties bijkwamen. Toch was hij nog maar pas teruggekeerd of hij
schreef aan de dominicaan pater Tosa, consultor bij de congregatie van de
Bisschoppen en Regulieren en legde hem enkele vragen voor in verband met
Don Bosco, waarmee hij zich te Rome schijnt te hebben bezig gehouden,
hoewel hij de zaken sub judice liet. Aldus zou deze brief zijn ingegeven
door zijn bezorgdheid over de afloop van het debat. Reeds drie maanden
vroeger had zijn advocaat Menghini hem aangeraden te schrijven aan pater
Tosa en hem het volgende geschreven:(1)"Sedert een week nu verblijft Don
Bosco te Rome. Ik bevestig u dat de laatste kletspraatjes met de papieren
erbij, zijn toevertrouwd geworden aan de Consultor P. Tosa, Rector van
het Pius-Seminarie. Kardinaal Ferrieri heeft mij deze ochtend gelast u te
schrijven om u de verzekering te geven dat niets zal worden gedaan zonder
u vooraf om opheldering te vragen en dit als antwoord op uw laatste brief
aan de kardinaal prefect... Ik zal mijn best doen bij Pater Tosa om hem
goed in te lichten en misschien zal het niet onnuttig zijn dat u hem zou
schrijven, omdat het niet alleen voor Don Bosco geen geheim is, maar dat
(1) Brief van 29 december 1877. Het origineel bevindt zich bij theoloog Franchetti. In
1878 vinden wij geen enkele aanwijzing meer over persoonlijke of schriftelijke
betrekkingen tussen Don Bosco en Menghini. Zijn advocaat is dan Don Costantino
Leonori. De brave Fratejacci was op 3 september 1877 overleden. "Het is maar al te
waar dat God die we moeten zegenen, ons beroofd heeft van onze beste vriend Frate-
jacci", schreef hem op 30 oktober 1877 kardinaal Consolini als antwoord op een brief
van 13 oktober. Men merkt dat in deze brief Don Bosco verwezen had naar het verlies
van de geliefde Monseigneur, maar wij kennen de tekst van de brief niet. In een
lijkrede waarvan wij het handschrift bezitten, zegt Mgr.Cani: "Zijn dood werd door
allen beweend, vooral door zijn vrienden, door de onderdrukten, door de wezen en door
de armen."

47.5 Page 465

▲back to top


- XIII/461 -
ook U door mijn bemiddeling mag weten dat de laatste beraadslagingen
onderworpen zijn geworden aan het raadgevend oordeel van voornoemde pater
Tosa. Ik hoop dat dit nieuws u nuttig zal zijn en dat u aldus mijn onver-
moeide inspanningen zult leren kennen om het gezag van de aartsbisschop
en de Rechtvaardigheid te beschermen. Don Bosco is druk bezig maar u kunt
er u mee troosten dat de heilige congregatie u gunstig gezind is." Het is
een geluk dat wij het antwoord van de Consultor aan de aartsbisschop be-
zitten.(1) Het behandelt zo grondig de kern van het geschil en stelt de
essentiële punten in zulk een helder licht, dat het belang van de ge-
schiedenis vraagt dat wij het ter kennis van onze lezers zouden brengen.
"
Excellentie,
"
"
Ik antwoord u op de brief die u mij geschreven hebt na uw
" terugkeer te Turijn en des te liever vervul ik deze verplichting
" omdat ik hoop dat een duidelijker uitleg van de punten, waarnaar
" u mij verwijst zou helpen om u bestendig te verzoenen met de sa-
" lesiaanse congregatie, zoals ik dit vurig wens. En vooreerst zal
" ik u mijn verrassing niet verbergen wanneer u beweert dat de con-
" gregatie van Don Bosco tot heden nog geen papieren bezit waarmee
" ze zou kunnen bewijzen dat zij vrijgesteld is van de bisschoppe-
" lijke jurisdictie. Dit betekent dat men u nog niet sommige docu-
" menten heeft getoond, waarvan ik mij goed herinner dat ik ze ge-
" zien heb onder de brieven aan mij overgemaakt in december door de
" heilige congregatie van de Bisschoppen en Regulieren en door mij
" aan deze congregatie reeds terugbezorgd in januari van dit jaar.
" Het is waar dat ter bevestiging van de salesiaanse congregatie
" door de heilige Stoel geen Breve werd gezonden, zoals dit gebeurd
" is voor sommige andere congregaties in de loop van deze eeuw be-
" vestigd, en dat, voor zover ik weet, haar tot heden toe niet de
" mededeling werd verleend van al de privileges waarvan doorgaans
" de andere Orden en Congregaties eertijds goedgekeurd, genieten.
" Nochtans werd ze definitief met haar statuten goedgekeurd bij de-
" creet van de heilige congregatie van Bisschoppen en Regulieren
" vanaf 1874; en op sommige vragen nadien aan dezelfde heilige
" Congregatie gesteld (indien ik mij niet vergis, door u zelf) om
" te weten tot waar de vrijstelling van de salesiaanse congregatie
" van het gezag en de jurisdictie van de ordinarii krachtens dit
" Decreet zich uitstrekte, zou de heilige Congregatie formeel heb-
" ben geantwoord dat voornoemde salesiaanse congregatie, wat haar
" inwendige bestaan en het stelsel in hare huizen betrof, voortaan
" vrijgesteld was van het bezoek en van de jurisdictie van de ordi-
" narii, behoudens ieder ander recht van de ordinarii zelf. Dus
" vanaf 1874 werd aan de salesiaanse con-
(1) Het origineel bevindt zich bij theoloog Franchetti.

47.6 Page 466

▲back to top


- XIII/462 -
" gregatie de eerste en voornaamste vrijstelling van de orden en
" geestelijke congregaties goedgekeurd door de heilige Stoel ver-
" leend, namelijk de immuniteit van het bezoek en van de jurisdic-
" tie van de bisschop, wat hun inwendig stelsel betreft, waarvoor
" ze dus rechtstreeks afhangt van de heilige Stoel. Daarom hoeft
" men er zich dan ook niet over te verwonderen dat het jaarboek
" of de katholieke Hiërarchie hier te Rome in het begin van dit
" gepubliceerd onder de geestelijke congregaties goedgekeurd en
" jaar rechtstreeks afhankelijk van de heilige Stoel, zoals de
" "Dottrinari", de missionarissen, de oblaten, het instituut van
" de "Carità" enz. op de laatste plaats eveneens opsomt op blad-
" zijde 460 de salesiaanse congregatie met deze woorden:
"
"Congregatie van de priesters salesianen.
"
"D. Giovanni Bosco, Algemeen overste.
"
"D. Michele Rua, Algemene Procurator.
" Dit gesteld zijnde is het duidelijk dat, indien voor U de sale-
" siaanse congregatie nog niet volledig vrijgesteld is van de bis-
" schoppelijke jurisdictie, een dergelijke overtuiging aan de oor-
" sprong kan liggen van een oneindig aantal onaangename meningsver-
" schillen. Wat de andere punten betreft die u in uw brief aanraakt,
" ben ik het volkomen met u eens dat, zonder een speciaal privile-
" ge, geen enkele orde of congregatie van regulieren een novice
" mag aanvaarden zonder de getuigschriften van de ordinarius, voor-
" geschreven door de decreten van Pius IX. Het is echter niet ge-
" oorloofd aan de ordinarii dergelijke getuigschriften te weigeren
" aan een persoon, die niet onwaardig is en die verlangt in een
" orde of goedgekeurde kloostercongregatie te treden, zelfs wanneer
" daar enkel eenvoudige geloften worden afgelegd, zoals verklaard
" is geworden door de heilige congregatie van Bisschoppen en Regu-
" lieren. Wat dit betreft houdt de heilige Stoel thans, zowel als
" voor de decreten, aan de rechtspraak zeer geleerd uitgelegd door
" Benedictus XIV in zijn Apostolische Brief Ex quo dilectus van 14
" januari 1747, waarin deze grote paus duidelijk aantoont aan de
" trouwens geleerde en doorluchtige kardinaal Quirini, bisschop van
" Brescia, dat de canonieke wet niet toestond dat de bejaarde, zeer
" voorbeeldige en zeer weldadige aartsdiaken van zijn kathedraal,
" die zich buiten zijn weet en zonder zijn toestemming onvoorzien
" naar Bologna begeven had om er jezuïet te worden, terug naar zijn
" diocees gezonden werd. Daarom heeft de voornoemde heilige Congre-
" gatie dan ook verklaard dat de afwezigheid van deze getuigschrif-
" ten de aanvaarding en de professie van de novicen wel ongeoor-
" loofd maar niet ongeldig maakt. Wanneer het zou gebeuren dat een
" bisschop zonder redenen aan te voeren, zou weigeren ze te verle-
" nen aan een persoon wiens eerbaarheid en canonieke bekwaamheid
" vaststaan, en deze aan de Algemeen Overste voldoende bekend zijn,
" dan stemt, in dit geval, zo werd mij verzekerd, de heilige congre-
" gatie erin toe dat hij zou worden aanvaard in de orde of Congre-
" gatie waarin hij verlangt te treden, alsof de gevraagde getuig-
" schriften hem door de ordinarius werden verleend. Kortom, de hei-
" lige Stoel staat er

47.7 Page 467

▲back to top


- XIII/463 -
" steeds op, het algemeen beginsel te handhaven dat, wanneer iemand,
" hetzij clericus of leek, hetzij priester of geen priester zich
" door God geroepen voelt, het hem steeds vrij staat het leven in
" het klooster te kiezen, dat niet enkel volmaakter is, maar, zoals
" Benedictus XIV zeer juist opmerkt in de voornoemde brief, ook vei-
" liger.
"
Hier is het dan wellicht niet overbodig nog op te merken
" dat, wanneer zich een priester komt aanbieden bij een overste
" van een orde of congregatie van Regulieren, goedgekeurd door de
" heilige Stoel, om het kleed van het instituut te vragen en deze
" priester, volgens geloofwaardige getuigenissen voldoende bekend
" staat als een eerzame man en dat men over hem weet dat hij in
" zijn diocees geen enkele censuur heeft opgelopen, geen enkele
" vroegere of moderne canonieke wet aan de overste verbiedt, hem
" in zijn klooster te houden, indien niet als novice dan op zijn
" minst als postulant, tot hij van de ordinarius van deze postulant
" een antwoord ontvangt nopens de gevraagde getuigschriften.
"
Wat het zeer spijtige feit betreft van zondag 26 augustus
" van verleden jaar, zal Uwe Excellentie mij toelaten op te merken,
" dat het Monitum van het diocesaan kalender (herhaald, ik weet niet
" naar aanleiding waarvan, door uw secretaris in de brief gericht
" aan de overste van het huis der salesianen van Turijn) uitgedrukt
" werd, zowel in de tekst als in de Italiaanse vertaling van deze
" brief, in bewoordingen die zo volstrekt zijn, dat ze op het eer-
" ste gezicht de idee doen ontstaan dat U daarmee bedoelde, dat
" geen enkele reguliere priester en vooral geen salesiaan de mis
" zou mogen celebreren buiten "hun kerken, zonder een uitdrukkelij-
" ke vergunning van Uwe Excellentie. Ik wil echter gaarne iedere
" opmerking hierover nalaten. Nochtans is ook dit betreurenswaar-
" dige feit een van de feiten, waarvoor u, terwijl u betuigt alles
" te willen vergeven, bij brief, indien ik mij goed herinner van
" 27 december, er niet enkel in toegestemd hebt, maar ook de hei-
" lige Congregatie van Bisschoppen en Regulieren verzocht hebt
" ieder onderzoek achterwege te laten indien de vrede in de toe-
" komst maar zou verzekerd worden. Ik wist niet en ik weet niet
" welke beslissing de Congregatie getroffen heeft of zal treffen
" hierover. Wel geef ik u de verzekering dat ik, wat mij betreft,
" in dit voorstel en in dit verzoek de voorzichtigste, efficiënt-
" ste en meest van christelijke liefde getuigende manier zie, om
" vlug een einde te stellen aan een geschil dat, evenmin als het
" in het verleden enig goed heeft voortgebracht, niets goeds be-
" looft voor de toekomst, noch voor u, noch voor het diocees, noch
" voor de salesiaanse congregatie.
"
Gelieve mij de vrijheid te willen vergeven waarmee ik het
" gewaagd heb bescheiden mijn indruk zonder enige hartstocht uiteen
" te zetten verwekt door de lectuur en door de beschouwing, van de
" documenten die ik in deze zaak gezien heb. Ik verzoek u dit enkel
" te willen toeschrijven aan mijn opperste verlangen en belang dat
" ik heb, te weten dat u volledig rustig en getroost zijt in het

47.8 Page 468

▲back to top


- XIII/464 -
" beheer u door God toevertrouwd van dit beroemde diocees. Hiermee
" kus ik u nederig de hand en blijf ik met de grootste eerbied
"
hoogachtend
" 28 maart 1878.
uw verknochte en verplichtende dienaar
"
Pr. G. Tom. Tosa dei P.ori.
In de rand van deze brief leest men volgende nota van de hand van
de aartsbisschop: "P. Tosa uit Rome, is ook broeder en beschermer van al
de privileges van de broeders." Naast deze nota had de secretaris kanun-
nik Chiuso met potlood het woord "broeder" geschreven.
Don Bosco vertrok om 14.30 u. namiddag op 26 maart, na drie maan-
den en drie dagen in de eeuwige stad te zijn gebleven. Te Sampierdarena
verwachtten hem alle leden van het hoofdkapittel, door hem samengeroepen
om de laatste hand te leggen aan de beraadslagingen van het algemeen ka-
pittel en te handelen over de zaken van de congregatie. Hijzelf kon niet
dadelijk verder reizen naar Turijn, omdat hij naar Frankrijk moest ver-
trekken. Alvorens Rome te verlaten had hij opnieuw een aanvraag gedaan
bij de paus om pauselijke eretekens te bekomen voor de heren Campanella
en Frisetti, die zich zo verdienstelijk hadden gemaakt voor het tehuis
van Sint-Vincentius de'Paoli maar hij kon ze niet met zich meedragen zo-
als hij dat gaarne gedaan had. Later herhaalde hij zijn vraag en richtte
zich hiervoor tot Zijne Eminentie kardinaal Franchi, staatssecretaris
(1) die zorgde voor de vervulling van zijn wens, zoals blijkt uit een
rescript van 27 mei.
We zullen er nu goed aan doen een terugblik te werpen op het Ora-
torio, om te spreken over de voornaamste gebeurtenissen gedurende de af-
wezigheid van Don Bosco. Het was echt waar dat Don Bosco steeds alles
deed opdat de leemte van zijn afwezigheid zo weinig mogelijk zou worden
aangevoeld. Om het even waar hij zich begaf, - zegt de kroniek - dacht
hij aan alles en aan allen. Inderdaad, van uit Rome schreef hij zeer
dikwijls aan Don Rua, en gaf hem boodschappen voor allen die in huis wa-
ren. Hij schreef briefjes voor de jongens, vooral voor de leerlingen van
de vijfde klas van het gymnasium, die, in de hoogste hemel waren wanneer
ze deze ontvingen. Hij schreef gezamenlijke brieven nu eens aan de leer-
lingen en dan weer aan de ambachtsjongens. Van tijd tot tijd vroeg hij
aan de enen en aan de anderen gebeden en communies voor zijn bijzondere
noden. Kortom, er ging geen dag voorbij zonder dat er zich een gelegen-
heid voordeed Don Bosco te vernoemen en over hem te spreken. Toen hij de
zware ziekte van Pius IX vernam, telegrafeerde hij aan het Oratorio en
aan de colleges, opdat ze buitengewone gebeden zouden doen. "Wat was de
dood van Pius IX een zware slag voor het Oratorio!" roept de kroniek-
schrijver uit.
(1) Hij bekleedde minder dan zes maanden dit ambt, daar hij stierf op 31 juli 1878. Hij
werd opgevolgd door Kardinaal Nina.

47.9 Page 469

▲back to top


- XIII/465 -
De benardheid van hun financiële toestand werd erger en ze wis-
ten niet meer hoe ze eruit zouden raken. Er kwamen wissels toe die moes-
ten betaald worden en men was verplicht zijn toevlucht te nemen tot
kunst- en vliegwerk om geen slecht figuur te slaan. Wanneer wij de we-
derwaardigheden van toen nogmaals overschouwen, is het onmogelijk de
tussenkomst niet te erkennen van de Voorzienigheid in de contacten van
Don Bosco met Don Rua. Deze volgde trouw de onderrichtingen van Don Bos-
co op, bezielde zijn eigen gedragingen door de geest van Don Bosco en
slaagde er aldus in uit de moeilijkheden te geraken zonder dat men zelfs
in het huis maar iets van die ongemakken vermoedde. Nadien brak dit soort
van tyfus uit, met het gevolg dat ongeveer tweehonderd jongens naar huis
moesten gaan en vijftien stierven, vijf in het Oratorio en tien in hun
familie. Don Rua gedroeg zich op zulk een manier dat er in de communiteit
geen paniek losbrak. Don Bosco werd hiervan slechts met vertraging op de
hoogte gebracht, omdat men hoopte dat de kwaal gauw zou verminderen en
dat men zijn zorgen die al zo groot waren niet wou doen aangroeien. Hij
beval bijzondere gebeden, die niet zonder uitwerksel bleven, daar op het
einde van de veertien dagen door hem vastgesteld voor sommige vrome oefe-
ningen, de ziekte geen slachtoffers meer maakte.
Gedurende de afwezigheid van Don Bosco ontving het Oratorio een
kostbaar bezoek, namelijk, van Mgr. Alimonda, sinds kort bisschop van
Albenga. Hij had eerst een bezoek gebracht aan het college van Valsalice,
in gezelschap van theoloog Margotti. In het Oratorio was hij plechtig
onthaald geworden. Daar echter zijn bezoek aan Valsalice van lange duur
was geweest, kwam hij toe op een ogenblik dat de communiteit in de kerk
deelnam aan de plechtige uitvaart van Graaf Luigi Giriodi van Monaste-
rolo. Toen in 1850 aartsbisschop Fransoni aangehouden werd, was deze
edelman uit Piëmonte lid van het beroepshof. Liever echter dan de door-
luchtige beschuldigde te moeten oordelen, gaf hij zijn ontslag en verloor
natuurlijk zijn post in de magistratuur. Dan ging hij voort het vaderland
te dienen met zijn liefdadige werken. Don Bosco was een van hen die het
meest van de vruchten van zijn liefdadigheid genoten. Mgr. Alimonda be-
zocht inmiddels de werkhuizen en kwam in de kerk binnen op het ogenblik
dat de jongens nog het Dies Irae aan het zingen waren. Zijn ziel die zo
open stond voor mooie dingen, bleef er door in verrukking. Hij vertrok
met levendige voldoening uit het Oratorio, waarheen hij vijf jaar later
zou terugkeren als aartsbisschop van Turijn en troostende engel van Don
Bosco, die dan, meer door zijn zwoegen dan door zijn leeftijd een gebro-
ken man zou zijn.
Op de eerste donderdag van de Vasten, 17 maart, werd in het Oratorio
een plechtige lijkdienst gecelebreerd voor de zielenrust van Pius IX. Een
majestueuze katafalk reikte bijna tot aan de koepel en de versieringen in
de kerk en de muzikale voorbereiding beantwoordden aan wat de grootheid
van de afgestorvene en de erkentelijkheid van de salesianen vereisten.
Mooie opschriften op de zijkanten van de overdekte baar en op de deur van
het heiligdom spraken de lof uit van de betreurde Opperherder. Daarna

47.10 Page 470

▲back to top


- XIII/466 -
gingen zangers vanuit het Oratorio voor de Gregoriaanse mis naar Oneglia
waar ze Mgr. Alimonda terugzagen, die pontificeerde en de lijkrede uit-
sprak. Er gingen er naar Alassio en el-ders. Tevoren waren ze naar Fossa-
no, Alba en Cuneo gegaan, uitgenodigd door de bisschoppen van de drie
bisdommen.
Thans zouden wij, zoals wij dit gewend zijn te doen, ons hoofdstuk
moeten beëindigen door de overblijvende briefwisseling van Don Bosco van-
uit Rome te publiceren, maar het aantal brieven zou hier hinderlijk wor-
den en daarom verwijzen wij onze lezers naar het einde van dit boek-
deel.(1) Enkel door deze briefwisseling hebben we kennis gekregen van
feiten, waarvoor ons stellige elementen ontbreken om ze te kunnen bespre-
ken. Zo is er het bezoek aan de medebroeders van Albano en Ariccia in ja-
nuari, de reis naar Magliano in februari, de schending van het briefge-
heim ten opzichte van Don Bosco door de regering en nog andere zaken. Wie
Don Bosco grondiger wil leren kennen, moet over het algemeen zijn brieven
lezen.
Gedurende de laatste weken van zijn verblijf te Rome was Don Bos-
co op de idee gekomen van een werk, dat zeer nuttig en opportuun was. Hij
nam zich voor een boekdeeltje samen te stellen, waarin hij, in volkse
trant, de gelovigen zou onderrichten over de verkiezing van een Paus te
Rome. Hij zou de nieuwe paus er goed in doen kennen en het zou dienstig
zijn om de gedachtenis te vereeuwigen van de blijde gebeurtenis, waarvan
de weerklank in gans de wereld zo groot geweest was. Voor Don Bosco was
het opvatten van een goed plan en het zoeken naar middelen om het tot
stand te brengen één en hetzelfde. Hij zette zich dus dadelijk aan het
werk. Niemand beter dan hij zelf kon zeggen wat zijn bedoelingen waren
bij het samenstellen van de kleine monografie. In zijn voorwoord zegt
hij:
"
Het beklimmen van de pauselijke troon door een paus is een
" gebeurtenis van het allergrootste belang voor alle katholieken.
" Hierdoor krijgen de bisschoppen hun hoofd en opperste leider, de
" grote familie van de gelovigen heeft weer opnieuw een Vader die
" ze verloren hadden, terwijl in de katholieke wereld er iets ge-
" beurt, dat getuigenis aflegt van de bestendige en nooit onder-
" broken zichtbaarheid van de paus van Rome, vanaf Sint-Petrus tot
" de huidige Leo XIII. Wanneer men aldus vraagt van wie deze opper-
" herder het gezag ontvangen heeft dat hij uitoefent, de waarhe-
" den die hij onderwijst, het geloof dat hij voorhoudt, antwoordt
" hij ons dat hij ze ontvangen heeft van zijn voorganger, Pius IX,
" die ze van een andere paus ontving en aldus verder als van de
" ene hand
(1) Men zal ze in het laatste hoofdstuk aantreffen.

48 Pages 471-480

▲back to top


48.1 Page 471

▲back to top


- XIII/467 -
" in de andere tot men eindelijk opklimt tot de prins van de apos-
" telen door Jezus Christus zelf aangesteld als opperhoofd van de
" Kerk, herder van al de andere herders.
"
Bij zulk een plechtige, belangrijke gebeurtenis zouden al-
" le katholieken uiterst verheugd zijn als ze daarbij aanwezig kon-
" den zijn, om te zien en toe te kijken en alle bijzonderheden te
" noteren. Daar dit echter enkel voor een klein aantal mogelijk is,
" meen ik aan allen een genoegen te zullen doen, door dit buitenge-
" woon feit met al zijn bijzondere omstandigheden uiteen te zetten.
" Aldus zullen zij die aanwezig waren er beter een goede gedachte-
" nis van behouden en zullen de anderen, op zijn minst, de gebeur-
" tenis beschreven zien. Ik doe het des te liever, omdat ik zaken
" uiteenzet waarvan ik ooggetuige geweest ben.
"
Ik zal de zaken dus uiteenzetten die de verkiezing van de
" nieuwe paus Leo XIII voorafgingen en vergezelden en zal ze doen
" volgen door een biografische nota van de paus, met, als bijvoegsel,
" enkele akten van zijn pontificaat en een korte levensbeschrijving
" van alle kardinalen, die naar het Conclaaf zijn gekomen.(1)
"
Opdat ik niet verplicht zou zijn, slag op slag, aanhalin-
" gen te herhalen, zal ik hier al zeggen dat ik voor de stof welke
" ik behandeld heb, de auteurs Pagi, Navaes, Giaconio, Baronio, Mor-
" celli en anderen gevolgd heb.
"
Wie met meer gemak zou willen op de hoogte zijn van deze
" materie kan de artikels raadplegen van het gezaghebbend woorden-
" boek van de geleerde Ridder G. Moroni: l'Enciclopedia dell'Eccle-
" siastico en de hedendaagse Dagboeken. Ik zal trachten van alles
" de oorsprong uiteen te zetten en de gewijde diensten beter te
" doen begrijpen door bijzonderheden en ophelderingen telkens als
" dit het geval is.
"
Moge God ons zegenen en ons allen trouw laten blijven
" aan de onfeilbare stem van de Opperherder van de Kerk, die door
" Jezus Christus tot het einde van de eeuwen zal worden bijgestaan.
Hij gaf aan het boek een zeer geslaagde titel: Il piu bel fiore
del Collegio apostolico (De mooiste bloem van het apostolische college).
Hij verdeelde het in drie delen. In het eerste deel verzamelt hij de
historische, canonieke en liturgische noties die laten inzien wat een
Conclaaf is en hoe het verloopt. Hij vertelt het einde van Pius IX en
geeft een beschrijving van zijn uitvaart. Dan geeft hij een nauwkeurig
overzicht van de verkiezing van Leo XIII en van de plechtige ceremoniën
die erop volgden. In het tweede deel tekent hij, uiterst eenvoudig, het
profiel van Leo XIII waarbij hij begint bij zijn kindsheid en hem bege-
(1) Ook van de twee die niet gekomen waren, omdat ze belet waren, de ene door ziekte,
namelijk Mgr. Godfried Brossais St. Marc, aartsbisschop van Rennes, kort daarna
gestorven, en de andere door de afstand, Mgr. Mac-Closkey, aartsbisschop van New-
York.

48.2 Page 472

▲back to top


- XIII/468 -
leidt tot aan zijn verheffing op de pauselijke troon. In het derde deel
geeft hij de levensbeschrijving van 63 kardinalen, hoewel slechts 61 de
paus gekozen hadden. Ook Don Bonetti werkte mee aan de samenstelling,
zoals kan opgemerkt worden uit volgende brief.
"
Beste D. Bonetti,
"
"
Tracht uit de kranten die ik u zend, uit wat de Unità Cat-
" tolica gepubliceerd heeft en nog zal publiceren, mij een levens-
" beschrijving gereed te maken van de nieuwe paus. Ze zou dertig
" tig tot vijftig bladzijden van de Letture Cattoliche moeten be-
" slaan.
"
Het overlijden van Pius IX, het conclaaf met alles wat er
" betrekking op heeft, is reeds klaargemaakt. Samen moet het een
" aflevering vormen van onze Letture. Probeer dus dit goed en vlug
" te doen en ik zal je een eremedaille geven. Over het overige
" zullen we later praten.
"
Groet onze dierbare vrienden en medebroeders. Vale.
"
" Rome, 20-3-1878.
Pr. Gio. Bosco.
De levensbeschrijvingen van de kardinalen werden ontleend aan
L'Unità Cattoliche, die ze juist bij tussenpozen aan het publiceren was
tussen 14 februari en 29 juni. Don Bosco echter publiceerde ze niet zoals
ze geschreven waren. Wij bezitten twaalf nummers van de krant uit Turijn,
waarin zijn pen wijzigingen bracht, overbodigheden schrapte en de bittere
politieke ondertoon liet verdwijnen.
Zowel in hun levensbeschrijving als in het voorwoord hierop, waar
hij vlug de kardinalen de revue laat passeren, kiest hij van elk de ka-
rakteristieke noot uit en geeft hij er een beschrijving van. Men merkt
hoe hij er zich op toegelegd heeft de priesterlijke hoedanigheden van elk
van hen, vooral hun vroomheid, liefdadigheid en ijver in het licht te
stellen. Van dit werk, dat sierlijk ingebonden was, zond hij een exem-
plaar aan alle kardinalen en aan verschillende prelaten van het pauselijk
hof, maar vooral bood hij er een aan de heilige Vader aan met volgende
brief.
"
Heilige Vader,
"
"
De goddelijke Voorzienigheid heeft het aldus geschikt dat
" ik mij te Rome bevond op het ogenblik dat zich de grote gebeur-
" tenissen voltrokken van de dood van de betreurde Pius IX en van
" de roemrijke verheffing van uwe heiligheid op de pauselijke
" troon. Bij deze plechtige gelegenheid heb ik ervoor gezorgd het
" bijzonderste nieuws te verzamelen dat de christenen kon interes-

48.3 Page 473

▲back to top


- XIII/469 -
" seren met het inzicht het te publiceren voor het geestelijke voor-
" deel van onze jonge leerlingen en ambachtsjongens en ook van de
" andere eenvoudige gelovigen die er voordeel uit kunnen halen. Ik
" heb het gewaagd van dit nederig werk een exemplaar aan te bieden
" aan Uwe Heiligheid, die het voorwerp van het hele boek zijt.
" Het spijt me nochtans zeer, niet de bekwaamheid te bezitten om
" op waardige wijze te kunnen spreken over uw verheven persoon en
" over de zaken, die op u betrekking hebben en hiervoor verzoek ik
" u mij goedwillig te willen verontschuldigen. Gelieve niettemin
" rekening te willen houden met de goede wil van de schrijver, die
" als enige bedoeling had een blijk te geven van zijn diepe eer-
" bied, erkentelijkheid en zeer grote verering van het opperhoofd
" van de Kerk.
"
Bij deze nederige hulde voeg ik de verzekering van alle
" salesianen en hun leerlingen die vandaag bijzondere gebeden doen
" voor het kostbaar en langdurig behoud van het leven van Uwe
" Heiligheid.
"
U zult zich willen gewaardigen, zoals ik u nederig smeek,
" hun uw apostolische zegen te geven en vooral aan deze arme
" schrijver die het ongetwijfeld als een van de mooiste dagen van
" zijn leven rekent telkens hij mag ondertekenen als
"
" Turijn, 11 november 1878.
uw zeer verplichtende dienaar
"
Pr. Gio. Bosco
Zoals dit doorgaans in de praktijk gebeurt, ontving hij een ant-
woord van het staatssecretariaat in een brief ondertekend door kardinaal
Nina. Ondermeer werd erin gezegd dat de heilige Vader in dit werk "een
nieuw bewijs gezien had van de ijver waarmee hij_bezield was voor het
welzijn van de zielen en van zijn kinderlijke verknochtheid aan de hei-
lige Stoel." Don Bosco had nochtans van tevoren vernomen dat de paus het
werkje op zijn schrijftafel had laten leggen en gezegd had aan wie het
hem gebracht had: - "Ik wil het lezen." - Don Bosco had het boek met een
bijzondere bedoeling aan de heilige Vader gestuurd. Hij verlangde dat
Zijne Heiligheid zou merken met welke levendigheid de salesianen werkten
en hoe groot hun gehechtheid aan de Stoel van Petrus was, waarbij ze zich
inspanden om bij de anderen de eerbied en de liefde tot de Plaatsvervan-
ger van Christus in te prenten. Het scheen hem toe dat hij zijn doel be-
reikt had en was er heilig over tevreden.(1)
Voor de kardinalen was de begeleidende brief gedrukt geworden en
de inhoud was de volgende.
(1) Kroniek van Don Barberis, 2 december 1878.

48.4 Page 474

▲back to top


- XIII/470 -
"
Eminentie,
"
"
Ik smeek u nederig een klein werk van mij te willen aan-
" vaarden, waarin ik uit plicht ook uw eerbiedwaardige persoon
" vermeld heb.
"
Indien mijn goede wil het gelukkige en gewenst uitwerksel
" niet bereikt heeft, gelieve me dan te verontschuldigen en u te
" gewaardigen de ootmoedige hulde te aanvaarden niet wegens de
" waarde van het werk, maar als een eenvoudige blijk van de grote
" erkentelijkheid en verering, welke ik tegenover u heb.
"
Daar een nieuwe druk van het boekje zo vlug mogelijk moet
" verschijnen, zal ik het als een hoge gunst aanzien wanneer u zich
" zoudt gewaardigen mij hierover een op- of aanmerking te maken.
"
Intussen beveel ik mij en mijn jongens aan de christelijke
" liefde van uw heilige gebeden aan, terwijl ik de hoge eer heb te
" mogen tekenen als
"
" Turijn, 8 november 1878.
uw nederige en verplichtende dienaar
"
Pr. Gio. Bosco.
De dankbrieven die hem uit Italië en uit het buitenland toekwamen,
bewezen hoe de hulde gunstig onthaald werd. In deze brieven moeten wij
sommige zaken laten uitschijnen. Kardinaal Serafini noemt het werkje van
Don Bosco "een zeer goede vrucht van de onvermoeibare vlijt waarmee hij
de hand legt aan alles wat betrekking kan hebben op het begunstigen van
de belangen van de godsdienst en het welzijn van de zielen." Kardinaal
di Canossa, aartsbisschop van Verona, vond het boek "zeer nuttig voor zo
vele mensen die, ook te goeder trouw, maar praten en onzin vertellen over
wat op de Conclaven gebeurt, alleen maar, omdat ze, zoals dat dikwijls
gebeurt, blasphemant quod ignorant." Kardinaal Antonucci herinnert aan
"de grote goedheid" die Don Bosco hem "altijd bewezen heeft toen hij nog
Apostolisch Nuntius te Turijn was" en voegt eraan toe: "Van mijn kant heb
ik altijd een grote achting voor hem gehad, wegens het vele goed dat hij
steeds verricht met een werkelijk evangelische ijver voor het voordeel
van de zielen en tot meerdere glorie van God. Moge de Heer hem steeds
meer zegenen. Bid voor mij tot de gezegende God en beveel mij warm aan de
zalige Maagd aan, die in uw kerk vereerd wordt onder de titel van Auxili-
um Christianorum en die zovele genaden bewerkt ten gunste van hen die hun
toevlucht nemen tot haar bescherming." "Het is een waardevolle hedendaag-
se geschiedenis" zegt kardinaal Consolini. Kardinaal Martinelli steekt in
zijn brief "vijftig lires voor zijn vele behoeften." Kardinaal Sbaretti,
die Don Bosco had leren kennen, toen hij secretaris was van de heilige
Congregatie van Bisschoppen en Regulieren, heeft er spijt van, omdat hij
"niettegenstaande zijn goede wil, zo weinig heeft kunnen doen voor hem,
die op zichzelf het recht heeft, dat men hem alle aandacht zou schenken
en nog meer als stichter van een instituut dat, op korte tijd, door zijn
ijver, tucht en leer, met de meest verdienstelijke instituten van de Ka-

48.5 Page 475

▲back to top


- XIII/471 -
tholieke Kerk en van de ganse maatschappij kan wedijveren." In de andere
brieven treffen wij geen uitdrukkingen aan die verder reiken dan, welis-
waar vurige bedankingen. Alleen in de brief van kardinaal Oreglia lezen
wij, na een verontschuldiging wegens zijn vertraging bij het antwoorden,
twee zinnen die voor Don Bosco twee doornen moeten geweest zijn. "Ik heb
medelijden met u", - zegt hij - "wegens de moeilijke toestand waarin u
zich bevindt; maar ik kan u niet vleien met u te beloven dat u er weldra
zult uitraken. Er is besloten als algemene regel dat men aan geen enkele
congregatie nog mededeling van de privileges zal doen. Kunt u nu hopen
dat kardinaal Ferrieri juist voor u een uitzondering zal maken?"(1)
In deze brief gaf Zijne Eminentie antwoord op het verzoek van
Don Bosco, zijn verzoekschrift te willen steunen voor het bekomen van de
privileges. Hij had dit aan de paus gezonden omstreeks het einde van de
maand oktober door bemiddeling van Mgr. Boccali, particulier secretaris
van Leo XIII.(2)
Het boek, verschenen in september in de Letture Cattoliche, in de
reeks nr. 309 en nr. 310, wordt besloten met een bondige verwijzing naar
de akten van Leo XIII tot de maand augustus. Daarna richt Don Bosco zich
tot de "katholieken" en zegt hij hun: "Deze akten en vele anderen die ik,
om kort te zijn, hier niet heb opgenomen laten ons met alle reden Leo
XIII aanzien als een mooie dageraad, die de voorloper is van een glans-
rijker triomf voor de Katholieke Kerk. Het is onze taak hem dit te ver-
gemakkelijken. En op welke manier? Door het gebed, door onze gedweeheid
voor de stem van onze herders, door een waarachtig christelijk gedrag.
Laten wij ons aan het werk zetten en laat iedereen in zijn eigen sfeer,
in zijn familie de goede zeden bevorderen of opnieuw invoeren en ook de
godsvruchtoefeningen. Laat iedereen de zonde van zich zelf en van de
zijnen uitroeien en het zal niet lang duren of de dag van de Heer zal
aanbreken."
(1) Rome, 27 november 1878. Een brief van Mgr. Francesco Folicardi, aartsbisschop van
Ephese, aan wie Don Bosco het boek zond, is o.i. buiten de dankbetuiging voor het
boek, een dusdanig belangrijk geschiedkundig document dat het niet in de vergetel-
heid van een lade van het archief mag blijven liggen.
(2) Wij bezitten geen brief van 19 november door Don Bosco aan de kardinaal over deze
zaak geschreven. Op 26 oktober schreef Mgr. Boccali aan Don Bosco: "Ik heb aan de
heilige Vader uw smeekschrift voor het verlenen van de privileges aan uw instituut
overhandigd."

48.6 Page 476

▲back to top


- XIII/472 -
H O O D S T U K XVI.
NIEUWE REIS VAN DON BOSCO IN FRANKRIJK.
HIJ WORDT ZIEK BIJ ZIJN TERUGKEER.
De reis naar Frankrijk maakte deel uit van de reisweg van Don Bos-
co na zijn vertrek uit Rome. Hij had het inzicht, na het huis van Nizza-
aan-Zee bezocht te hebben, zich naar Marseille te begeven waar kanunnik
Guiol hem sinds lang verwachtte en naar Fréjus te gaan om er te onderhan-
delen met de bisschop of met zijn vertegenwoordigers over twee stichtin-
gen.
Voor het bezoek aan Nizza bereidde hij de zaken lang vooraf. Voor
alles dacht hij aan een van die sermons de charíté die voor de Fransen zo
aantrekkelijk zijn. De puike morele en materiële resultaten indachtig,
die hij vroeger verkregen had met de conferentie van Mgr. Mermillod,
wendde hij zich tot een andere niet minder doorluchtige prelaat, die, in
Frankrijk en niet alleen in Frankrijk een zeer grote faam genoot, nl. de
beroemde Mgr. Dupanloup, bisschop van Orléans. Zij kenden elkaar persoon-
lijk. Don Bosco had hem te Rome gezien gedurende het Vaticaans Concilie,
zonder echter met hem een ontmoeting te hebben; maar nadien op 1 mei
1877, toen hij op doortocht was te Turijn en de gast van Mgr. Gastaldi,
werd hij uitgenodigd zijn disgenoot te zijn op het aartsbisdom, omdat de
Franse prelaat hem wenste te zien en te kennen. Het is waarschijnlijk dat
ze het toen eens werden over Nizza en dat toen Don Bosco van hem de for-
mele belofte ontving, waarover hij in een brief schreef. Wat er ook van
zij; vanuit Rome herhaalde hij meermaals de uitnodiging, op een ogenblik
dat hij zich voorstelde weldra over vrije tijd te kunnen beschikken. Bo-
vendien bestudeerde hij ernstig de voorstellen van nieuwe stichtingen op
Frans grondgebied. De volgende brief aan Don Ronchail heeft geen datum,
maar uit het zinsverband kunnen we hem situeren omstreeks het midden van
januari 1878.
"
Beste D. Ronchail,
"
"
1° Ik verwacht een antwoord van Mgr. Dupanloup om ons "Ser-
" mon de Charité vast te leggen.
"
2° De regeling voor de school van Cannes is niet mogelijk.
" Er moeten duidelijke overeenkomsten warden opgesteld. Indien wij

48.7 Page 477

▲back to top


- XIII/473 -
" niet volledig vrij en onafhankelijk zijn, is het beter alles
" uit te stellen en dan zullen we verder gaan, namelijk tot St.
" Cyr of Marseille.
"
3° Je zult aan jouw en mijn beste jongens zeggen dat het
" mij spijt geen tijd te hebben om aan elk van hen een brief te
" schrijven, maar dat ik ze bedank voor hun wensen en dat ik op
" mijn beurt er hun zal toesturen wanneer ik in de aanstaande
" maand februari zal aanwezig zijn en hun wat carnaval zal laten
" vieren.
"
Onder meer zullen wij een hartelijke toost uitbrengen op
" de heer Audoli.(1)
"
4° Ik heb Franse priesters en clerici nodig. Bezorg er mij
" een ontelbaar aantal.
"
Omnes fratres et amicos et benefactores in Domino saluta.
"
Schrijf het adres op de enveloppe voor de brief aan
" Baron Héraud.
"
uw toegenegen vriend.
"
Pr. Gio. Bosco.
Het ging hem zeer ter harte de vrienden van Nizza door bemiddeling
van Don Ronchail in een goede stemming te brengen, opdat ze hem krachtig
zouden bijstaan op een ogenblik dat het werk van de salesianen zich in
hun stad ging consolideren. Daarom schreef hij nogmaals op 2 februari:
"
Mijn beste D. Ronchail,
"
"
Reeds tweemaal heb ik geschreven aan Mgr. Dupanloup en ik
" heb nog geen antwoord ontvangen. Ik begrijp er de reden niet van.
" Hij had het mij formeel beloofd. Spreek erover met de heer Baron
" en schrijf hem dan nog eens of denk aan iemand anders; indien hij
" oordeelt dat het op enige manier kan helpen, zal ik zelf ook pre-
" ken. Maar overleg met onze Mecenas. Ik ben ad hoc vrij vanaf 20
" februari tot omstreeks 20 maart. Ik moet het echter iets vroeger
" weten om het verlangde programma te kunnen opstellen.
"
Er werd mij de verzekering gegeven dat het antwoord in
" gunstige zin verzonden werd aan de bekende broederschap.(2)
"
Vandaar zal ik verder gaan voor onze huizen in Frankrijk.
"
Voor de zaak van Laghetto (3) had ik de halve wereld in
(1) De zo dikwijls vernoemde heer Audoli had er toe besloten in gemeenschap te gaan leven
met de salesianen bij wie hij gestorven is.
(2) Zie verder op blz. hierna, in een nota.
(3) Zie boekdeel XII, blz. 121.

48.8 Page 478

▲back to top


- XIII/474 -
" beweging gebracht en alles scheen in orde te zijn, toen een brief
" van kanunnik Brés me zei geen verdere stappen te doen omdat de
" zaak reeds aan anderen toevertrouwd werd. Optime. Aldus ben ik
" ervan ontlast.
"
3° Uit de kranten zal je het bericht lezen over onze eer-
" ste conferentie aan de medewerkers van Rome, voorgezeten door de
" kardinaal-vicaris die sprak enz. enz. Ook kardinaal Sbaretti was
" daar met talrijke aartsbisschoppen, bisschoppen en prelaten. Het
" is voor ons een grote historische gebeurtenis.
"
4° Groet de heer Audoli, spreek hem moed in. Groet eveneens
" al onze beste zonen, vrienden en weldoeners.
"
5° Zeg aan advocaat Michel dat hij mij niet zou verlaten.
" Het is nu geen tijd om kwinkslagen te verkopen.
"
6° Ik zal na 15 februari onmiddellijk uit Rome vertrekken.
"
Moge God ons allen zegenen. Amen.
"
" Rome, 2-2-78. Torre Specchi, 26.
toegenegen in J. Chr.
"
Pr. Gio. Bosco.
Wij weten dat de dag van zijn vertrek uit Rome nog zou aanslepen
tot dinsdag 26 maart. Pas was hij te Sampierdarena aangekomen of hij gaf
aan Don Ronchail zijn laatste onderrichtingen.
"
Mijn beste D. Ronchail,
"
"
Ik zend je een ruwe schets van de zaken die moeten gedrukt
" worden om ze aan de geldinzamelaars en inzamelaarsters en aan on-
" ze vrienden te geven. Het zal wat moeilijk vallen om het te lezen,
" maar ik heb geen tijd om het te laten afschrijven. Doe een goede
" akte van berouw en dan zul je het gemakkelijk begrijpen. De heer
" Baron zal er dan de laatste hand aan leggen met enkele trekken,
" want hij weet op zijn tijd de gedachten mooi bij te werken.
"
Na een exemplaar te hebben klaargemaakt in gekuist Frans
" ga je ermee bij de bisschop om hem drie dingen te vragen: of er
" niets tegen is dat het zou gedrukt worden; of hij aanwezig zal
" zijn; of hij zou toelaten dat na de woorden van de heilige Vader
" de volgende tekst zou worden toegevoegd: Dezelfde vertroosting
" ervaren wij dank zij een ander opbeurend nieuws, namelilk dat
" onze beminde bisschop zich gewaardigd heeft medewerker te worden
" en als dusdanig naar de conferentie zal komen. Indien jij het
" niet kunt doen, zet dan D. Gio. Batt (1) aan het werk en zorg dat
" er schot in komt.
(1) D. Giovanni Battista Ronchail, neef van de directeur en prefect van het huis.

48.9 Page 479

▲back to top


- XIII/475 -
"
Als het God belieft, zal ik zaterdag om 2 uur namiddag
" bij jou zijn. Maak me iets klaar om te eten dat zacht gestoofd
" is, voor een arme man op jaren zonder tanden.
"
Ik zal blijven tot na de collecte, daarna zullen we naar
" Fréjus, S. Cyr, Navarre en Marseille gaan. In deze zin schreef
" ik reeds aan de pastoor van Sint-Jozef.
"
Ik vergat je te zeggen dat de brief, waarvan hierboven
" spraak is zal ondertekend worden door ons twee of door anderen,
" zoals de baron het opportuun zal oordelen.
"
Waarschijnlijk zal ook D. Rua of een andere kwaaddoener
" van het Hoofdkapittel met mij meekomen. We zijn hier samen om
" de onderneming van ons kapitulaat (1) te Lanzo te voltooien.
"
Over de vele andere zaken zullen we spreken als ik bij
" jou zal zijn. Schep moed. Ik bid veel tot God voor jou en ik
" hoop dat hij mij zal verhoren. Moge Hij je zegenen.
"
Een groet aan allen en bid voor je toegenegen vriend in
" J. Chr.
"
" Sampierdarena, 237- 3 - 78.
Pr. Gio. Bosco.
Gedurende het schooljaar 1877-78 werden te Nizza de beroepsklas-
sen verder op gang gebracht en de middelbare klassen begonnen. De inter-
nen waren met zestig, maar er waren ook halve kostschool-leerlingen en
externen. Natuurlijk was het Oratorio voor zon- en feestdagen in volle
werkzaamheid. Bij middel van de omzendbrief, wou Don Bosco beroep doen
op de liefdadigheid van de burgers en hen uitnodigen op de Salesiaanse
conferentie.
"
Aan de verdienstelijke en liefdadige burgers van Nizza.
"
"
Onder de werken die zeker de zegen van God en de welwil-
" lendheid van de mensen verdienen, menen wij te mogen noemen het
" patronaat van Sint-Petrus, dat wij ootmoedig aanbevelen aan
" de liefdadigheid van de verdienstelijke burgers van Nizza. Dit
" instituut bestaat sinds wat meer dan twee jaar en werd gesticht
" en onderhouden door de vroomheid van de gelovigen. Iedereen
" heeft steeds gewillig zijn penning bijgedragen, omdat hij ge-
" schonken werd aan arme kinderen, blootgesteld aan duizend ge-
" varen naar ziel en lichaam, aan kinderen, die, wanneer ze niet
" geholpen worden, op het punt staan een grote last te worden voor
" de burgers, een stoornis voor het openbare gezag met het gevaar
" zichzelf en hun makkers ten ondergang te brengen.
(1) Schertsend gezegd voor Hoofdkapittel.

48.10 Page 480

▲back to top


- XIII/476 -
"
Daarentegen worden ze in een speciaal tehuis onderwezen in
" de godsdienst en andere vakken en opgeleid in een ambacht waar-
" mee ze mettertijd hun kost kunnen verdienen. Deze jongens komen
" van verschillende streken en naties en, zonder enig onderscheid,
" worden ze aanvaard in de dagscholen, in de avondscholen, op de
" vergaderingen van zon- en feestdagen en in de beoefening van de
" godsdienst. De vruchten in dit tijdsverloop bekomen zijn zeer
" bevredigend en we hadden de grote troost niet weinig knapen te
" mogen inschrijven die reeds op de weg van het kwaad gevorderd
" waren. We zullen zeggen dat ze al aan de poort van de gevangenis
" stonden, dat we ze konden tegenhouden, en hun werk verschaffen.
" Nu zijn ze teruggeschonken aan hun familie en zo aan de burger-
" lijke maatschappij maar als brave christenen en eerzame burgers.
"
Dit werk dat door u, mensen van Nizza, zo geliefd wordt en
" onderhouden, verkeert op dit ogenblik in benarde omstandigheden.
"
"
Bijzondere behoeften.
"
"
Behalve de dagelijkse uitgaven om voedsel te verschaffen
" aan niet minder dan honderdvijftig jongens (internen en externen
" samen) moeten nog enkele schulden gedelgd worden aangegaan voor
" kleren, brood en andere eetwaren door deze arme jongens verbruikt.
" De sommen op verschillende vervaldagen verschuldigd, bedragen sa-
" men een schuld van ... fr.
"
Het huis dat op dit ogenblik bewoond wordt, moet nog voor
" de helft worden afbetaald, zodat er een saldo te betalen blijft
" van 45.000 fr. met de jaarlijkse intresten. Er moeten herstellin-
" gen worden uitgevoerd en ook vele andere werken; van de uitvoe-
" ring ervan hangt de verdubbeling van het aantal kinderen af die
" in gevaar verkeren en hier kunnen opgenomen worden.
"
"
Hulpmiddelen.
"
"
Wij hebben geen andere hulpmiddelen dan het beroep op uw
" liefdadigheid, verdienstelijke mensen van Nizza, en op de lief-
" dadigheid van de welwillende heren die in uw stad wonen.
"
De liefdadigheidspreek die zal plaats hebben op... heeft
" tot doel te verhelpen aan de benarde toestand waarin het patro-
" naat van Sint-Petrus zich bevindt om brood en kleren te bezorgen
" aan de knapen die daar werden opgenomen.
"
Tot u allen dan, medewerkers en medewerksters van de sa-
" lesiaanse werken, tot u allen, medelijdende inzamelaars en inza-
" melaarsters, bevelen wij ons nederig maar warm aan om uw ijver te
" willen gebruiken in het voordeel van die jongens die hiervoor het
" meest in aanmerking komen in de burgerlijke maatschappij. Beveel
" ze ook aan de liefdadige personen aan die u kent, verzamel de
" penning van de weduwe en de gaven van de rijke, terwijl u aan
" allen zult herinneren dat God aan deze werken het honderdvoudige
" verzekert in dit leven en de eeuwige beloning in het toekomstig
" leven.

49 Pages 481-490

▲back to top


49.1 Page 481

▲back to top


- XIII/477 -
"
Dit is de eerste conferentie die de medewerkers van Nizza
" houden en de heilige Vader zendt aan allen samen en aan ieder
" afzonderlijk een bijzondere zegen. Hij verleent een volle aflaat
" aan allen die er zullen aan deel nemen, op voorwaarde dat ze vol-
" brengen wat de Kerk hiervoor voorgeschreven heeft.
"
We kondigen u dan ook met de grootste vertroosting aan
" dat Zijne Heiligheid Leo XIII zich gewaardigd heeft salesiaans
" medewerker te worden en toe te staan dat zijn verheven naam on-
" der hen zou worden opgenomen...
Don Bosco liet de naam van de persoon die de conferentie zou lei-
den oningevuld, omdat hij steeds vanuit Orléans een gunstig antwoord ver-
wachtte. Het antwoord kwam, maar van Hyères, een kuuroord en het was ne-
gatief. (1) Alvorens uit Italië te vertrekken, verzond hij nog de omzend-
brief, waarin hij de penning vroeg van de medewerkers voor de aankoop van
het klooster van Nizza Monferrato dat moest omgevormd worden tot een moe-
derhuis voor de Zusters.(2)
Te Sampierdarena bleef hij drie dagen, tot 30 maart en toen de
leden van het Kapittel terugkeerden naar Valdocco, vertrok hij met Don
Rua naar de Azurenkust. Te Nizza hadden de vele uitgaven die men had moe-
ten doen, de beurzen leeggemaakt. Bij zijn aankomst kwam hij tot de be-
vinding dat zijn zonen alleen reeds aan de leveranciers van levensmidde-
len, een schuld hadden van tienduizend fr. Ook de subsidies van de con-
(1) Ziehier de inhoud van de brief
Monsieur l'Abbé et vénérable ami,
J'aurais été extrêmement heureux de faire ce que vous désirez de moi; mais mon triste
état de santé ne me le permet pas. Je me trouve en ce moment à Hyères et je ne suis
pas même en état de partir pour retourner à Orléans, comme je l'avais résolu.
Veuillez donc m'excuser et tout ce qu'il me sera possible de faire pour votre
Oeuvre, en dehors d'un sermon à prêcher, je serai heureux de le faire.
Croyez à tous mes plus dévoués et respectueux sentiments en J.N.S.
Hyères, le 5 avril 1878.
+ l'Ev. d'Orléans.
Eerwaarde Heer en vereerde vriend,
Ik zou zeer gelukkig geweest zijn indien ik kon doen wat u van mij verlangt, maar
mijn droevige gezondheidstoestand laat het mij niet toe.
Ik bevind mij op dit ogenblik te Hyères en ben niet eens in staat te vertrekken
om naar Orléans terug te keren, zoals ik beslist had te doen.
Gelieve mij dus te willen verontschuldigen en, uitgezonderd de preek, zal ik
gelukkig zijn voor uw werk alles te doen wat mij mogelijk zal zijn.
Met mijn verknochte en eerbiedige gevoelens in J. Chr.
(2) Zie hiervoren, blz.

49.2 Page 482

▲back to top


- XIII/478 -
ferentie van Sint-Vincentius de'Paoli bleven weg omdat de kas leeg was.
Toch bracht Don Bosco geen woord van afkeuring of van klacht uit, maar
in huis moedigde hij de medebroeders aan en buiten het huis loofde hij
de werken die buiten het huis gedaan werden. Een dusdanig vertrouwen in
de Voorzienigheid bracht de beste uitwerksels voort. In zijn voordeel
flikkerden nieuwe vlammen van liefdadigheid op zodat er hulp toevloeide,
die het mogelijk maakte de schulden te betalen en het Patronage tot ver-
dere ontwikkeling te brengen.
Een van de zaken die moesten gedaan worden toen hij te Nizza kwam,
was nl. de prefect Don Giovanni Battista Ronchail, de neef van de direc-
teur Don Giuseppe, aan dat huis te ontnemen, hem naar Navarre of naar
Marseille te brengen en hem daar als directeur te installeren. Deze, die
nog niets wist van deze keus, die door de oversten werd besloten, was
zondag 31 maart druk in de weer om de aankomst van Don Bosco met de
grootst mogelijke plechtigheid te laten vieren. Op die dag had de direc-
teur, die ziek was geworden, tweemaal moeten prediken en 's avonds had
hij zich met het toneel afgesloofd om een voorstelling te geven die het
feest op een vrolijke noot moest afsluiten. Alles gelukte tot voldoening
van de goede Vader, maar het was ook de laatste inspanning door Don Gio-
vanni gedaan. 's Anderdaags voelde hij zich vermoeid en bleef hij langer
te bed. Op die dag moest Don Bosco naar Fréjus gaan, waar onder de huizen
van La Navarra en Saint-Cyr. Don Ronchail stuurde iemand om hem te zeggen
dat hij werkelijk van vermoeidheid niet kon opstaan. Don Bosco vertrok
gerust. Te Fréjus hadden de personen die moesten samenkomen voor het op-
stellen van het contract, niet tijdig het bericht ontvangen. Daarom werd
de zaak verdaagd tot de daaropvolgende vrijdag. Don Bosco zette zijn reis
verder in de richting van Marseille.
Na de twee vorige bezoeken van Don Bosco aan Marseille had de
idee van een stichting van de salesianen wel vorderingen gemaakt, hoewel
nog niet in de juiste richting die de Zijne was. Hij had de vorm nauwge-
zet bepaald. Kanunnik Guiol, die teruggekeerd was van zijn reis naar Tu-
rijn in mei 1877, stelde zich niet meer tevreden met een eenvoudig Ora-
torio voor zon- en feestdagen voor zijn parochie, maar wilde een werk dat
zou gelijken op dat wat hij te Valdocco bewonderd had. Ook Mgr. Place
dacht er zo over. En men onderzocht ook de weg die moest gevolgd worden
om het idee tot een werkelijkheid te brengen. Er was te Marseille een
Vereniging Beaujour, die bestond uit zeer goede katholieken en die als
doel had weldadigheidsinstellingen ten voordele van de in gevaar verke-
rende jeugd te begunstigen. Tegenover de regering en om te voldoen aan de
wettelijke vereisten nam zij het eigendomsrecht op zich van de onroeren-
de goederen en van hun gebruik.
De bisschop, die er steeds bij de Eerwaarde Heer Guiol op aandrong
om toch maar vlug te handelen, onderhandelde door zijn bemiddeling met

49.3 Page 483

▲back to top


- XIII/479 -
de beheerraad van de Vereniging in augustus 1877 en wel met goed gevolg.
(1) De Vereniging, die haar naam ontleende aan de straat waar zich haar
zetel bevond, bezat een gebouwencomplex waar de Broeders van de Chris-
telijke scholen een lagere school hadden, bezocht door de zonen van ar-
me arbeiders en ook een kostschool voor ambachtsjongens. Het was het al-
dus genoemde Maison Beaujour. De eerste gedachte van de pastoor van Sint-
Jozef was geweest na te gaan of het mogelijk zou zijn daar de Broeders
door de salesianen te vervangen. Toen hij zich daarover uitgesproken had
tegenover hun visitator ontmoette hij geen enkele tegenstand. Hij deelde
dit alles mee aan Don Bosco. Tengevolge van de vakantie van de kanunnik,
die genoodzaakt was zich naar een kuuroord te begeven, werden de onder-
handelingen geschorst. Don Bosco, die toen het Algemeen Kapittel te Lanzo
voorzat en geen nieuws meer ontving uit Marseille, liet aan de kanunnik
schrijven dat hij graag zou vernomen hebben hoe de aangelegenheid voor-
uitging.(2) Drie dagen later schreef hij persoonlijk om zijn vurig ver-
langen te laten kennen, van hem te mogen vernemen hoe de zaken ston-
den.(3) Toen werd in de beheerraad het plan naar voren gebracht aan de
Broeders de lagere scholen te laten en aan de zonen van Don Bosco enkel
de ambachtsscholen te geven. Er werd door de vergadering gestemd en de
stemming was gunstig maar een onvoorzien incident bracht de zaken op hun
uitgangspunt terug. De visitator van de Broeders zond een broeder uit het
Maison Beaujour die graag gezien was door de jongens en zich zeer ver-
dienstelijk voor het werk gemaakt had naar een andere school. De raad van
de vereniging, die deze verplaatsing betreurde, probeerde de beslissing
te doen herroepen maar de overste bleef bij zijn besluit. Daarna werd er
natuurlijk over de Broeders niet meer gesproken. Nu moest geheel het Mai-
son_Beaujour overgaan in de handen van Don Bosco, wiens komst men ver-
(1) Notulen van de Vereniging Beaujour, 17 augustus 1877. Wij zullen hierna gebruik ma-
ken van het nazicht dat onze Don Rivière heeft kunnen doen van het register met de
notulen van de administratieve commissie van het Maison Beaujour, vooral onder data
van 4 en 11 augustus, 22 september en van 6 tot 27 november 1877.
(2) Brief van Don Ronchail aan pastoor Guiol, Lanzo, 19 september 1877 "Il y a une
quinzaine de jours que tous les directeurs de nos maisons nous nous sommes réunis
pour la retraite et pour le Chapitre Général. Nous avons à présent deux jours de
relâche et Don Bosco me charge de vous écrire pour vous demander de vos nouvelles
qu'il attend avec bien d'empressement. Il sait que vous deviez faire un voyage sur
mer et il serait très heureux d'apprendre que ce voyage vous a fait du bien et qu'à
présent vous jouissez d'une bonne santé".
(Over een veertiental dagen zijn de directeurs van onze huizen samengekomen voor de
retraite en voor het Algemeen Kapittel. Wij hebben thans twee dagen om even uit te
blazen en Don Bosco gelast mij u te schrijven om u nieuws te vragen dat hij met
spanning verwacht. Hij weet dat u een zeereis moest maken en hij
zou verheugd zijn te vernemen dat deze reis u goed gedaan heeft en dat u thans een
goede gezondheid geniet).
(3) Dit spruit voort uit de notulen van de administratieve commissie onder datum van 22
september, maar tot heden toe is de brief onvindbaar gebleven.

49.4 Page 484

▲back to top


- XIII/480 -
wachtte op een van de eerste dagen van december 1877 om een overeenkomst
af te sluiten.
Onze lezers weten wel dat Don Bosco in december niet naar Marseil-
le kon gaan. Toen maakte de overijling of laten we liever zeggen het on-
geduld zich meester van kanunnik Guiol. Hij zat hem op de hielen omdat
hij zo een grote vertraging niet kon begrijpen. Vanuit Nizza liet Don
Ronchail hem een verklaring geworden.(1) Eindelijk schreef Don Bosco hem
zelf met zijn gewone sereniteit.
"
Beste Heer Pastoor,
"
"
Met waarachtige voldoening ontving ik uw brief waarin u
" mij aankondigt dat het ogenblik nabij is om een overeenkomst af
" te sluiten voor een huis bestemd voor de jongens die het meest
" gevaar lopen. Aan God zij dank, en aan u betuig ik mijn erkente-
" lijkheid.
"
Het was mijn inzicht zo vlug mogelijk naar Marseille te -
" komen, maar door een dringende aanvraag moet ik mij aanstaande
" maandag (naar Rome) begeven en dit om te gehoorzamen aan de wil
" van de heilige Vader die op zijn kosten wenst dat wij een huis
" zouden openen te La Spezia die een stad is van protestanten en
" vrijmetselaars en een ander huis te Rome. Aldus zal ik mij eerst
" omstreeks het einde van de maand januari naar Marseille kunnen
" begeven. Indien echter de zaak dringend zou zijn, dan zal ik Don
" Ronchail ermee gelasten vooraf tot bij u te komen om een overeen-
" komst te treffen en alles te doen wat nodig is voor het doel. Te
" Rome kunt u mij alles zenden aan Torre de'Specchi.
"
Thans moet ik u, al is het wat laat, vurig bedanken voor
" uw grote welwillendheid en liefdadigheid tegenover onze missio-
" narissen. Allen waren ze vol geestdrift over uw welwillendheid
" en eenparig hebben ze geschreven: De pastoor van Sint-Jozef is
" een echte salesiaanse medewerker. Moge God hem voor ons behouden.
"
Vandaag bevinden al onze missionarissen zich in volle zee.
" De eersten zullen morgen te Montevideo toekomen, overmorgen te
" Buenos Aires.
(1) Brief van 10 december 1877: "Je regrette bien de vous avoir fait attendre ma réponse
et de vous avoir fait attendre inutilement. J’avais demandé à Don Bosco qu'il me
fixât a peu près l’époque de son voyage à Nice, mais ses affaires ne le lui ont pas
encore permis. J’espère cependant qu'il ne tardera pas de venir et à peine j’en sau-
rai quelque chose, je me ferai un devoir de vous en prévenir."
(Het spijt mij zeer u op mijn antwoord te hebben laten wachten en u nutteloos te
hebben laten wachten. Ik had aan Don Bosco gevraagd dat hij mij ongeveer het tijd-
stip van zijn reis naar Nizza zou laten weten, maar zijn zaken hebben hem nog niet
toegelaten te komen. Ik hoop nochtans dat hij niet meer lang zal wachten en zodra
ik er iets over weet, zal ik het mij tot plicht rekenen u vooraf te verwittigen).

49.5 Page 485

▲back to top


- XIII/481 -
"
Wij bevelen ons allen aan de christelijke liefde van
" uw gebeden aan en geloof mij te zijn in J.Chr.
"
"
uw toegenegen vriend
"
Pr. Gio. Bosco
De verwijzing naar de missionarissen herinnert ons opportuun aan
een ietwat eigenaardige episode. Samen met de groep van Don Costamagna
hadden ook de gezellen van Mgr. Ceccarelli in buitengewone omstandighe-
den de ervaring opgedaan welk goed hart kanunnik Guiol had. Toen ze uit
Nizza vertrokken waren, hadden ze gedacht bij nacht te Marseille te zul-
len toekomen. Omdat ze daar geen levende ziel kenden kwamen ze overeen
een telegram te laten geworden aan de pastoor van Sint-Jozef: "Deze avond
10 uur zullen vier salesianen komen." Maar omdat niemand van het groepje
een bekend persoon was, tekenden ze tout-court: DON BOSCO. De kanunnik
die er overtuigd van was dat Don Bosco persoonlijk zou komen, maakte een
plechtige ontvangst gereed. Pas was de trein tot stilstand gekomen in het
station, of onze mensen zagen dat hun van alle kanten met aandrang teken
werd gedaan door edele heren, die hen uitnodigden in hun prachtige heren-
rijtuigen te stappen, terwijl de eerwaarde bezorgd over en weer liep en
steeds maar herhaalde: Don Bosco où est-il? Don Bosco où est-il? Enkel
toen begrepen zij hoe het ondertekenen van het telegram slecht afgelopen
was en wat een flater ze begaan hadden. En nog meer, op het ogenblik dat
zij in de woning kwamen, moesten zij een zaal binnengaan die prachtig
verlicht was en bevonden zij zich voor een weelderig gedekte tafel; ze
moesten antwoorden op de complimenten van verscheidene adellijke dames,
die echter steeds maar uitkeken waar Don Bosco, die ze verwachtten, zou
opduiken. Ze trokken zich uit de slag zo goed ze konden; maar Eerwaarde
Heer Guiol, of hij nu al dan niet geloof hechtte aan de bevestiging van
Mgr. Ceccarelli dat Don Bosco te Nizza weerhouden was geworden door on-
voorziene zaken, toonde zich, na de eerste ontgoocheling, niet gekrenkt;
en toen zijn vrienden vertrokken waren, gaf hij aan de vier missionaris-
sen een hartelijke gastvrijheid. Intussen gingen de weken voorbij zonder
dat Don Bosco met enige benadering kon zeggen wanneer zijn verblijf te
Rome een einde zou nemen. In januari 1878 deed hij door Don Ronchail
meedelen dat hij hoopt omstreeks het einde van de maand te Marseille te
zijn en dat, indien het dringend zou blijken het contract af te sluiten,
Don Ronchail met een algemene volmacht voor geheel Frankrijk naar Mar-
seille zou gaan.(1) Maar te Marseille gaf men er de voorkeur aan alles
uit te stellen tot de komst van Don Bosco. Aldus verliepen de maanden
januari en februari zonder dat de omstandigheden, zoals we verhaald heb-
ben, aan Don Bosco toelieten Rome te verlaten.
Volgende brief van Don Bosco aan zijn weldoener van Marseille
dateert van half maart.
(1) Brief van Don Ronchail aan E.H. Guiol. Nizza 4 jan. 1878.

49.6 Page 486

▲back to top


- XIII/482 -
"
Mijn steeds beste heer Pastoor,
"
"
Ondanks mijn voorgenomen plan was het mij nog altijd onmo-
" gelijk mijn vertrek uit Rome vast te stellen. Ik hoop echter in
" de eerste helft van de maand april te Marseille te zijn en de za-
" ken af te handelen volgens uw liefdadig idee en mijn vurige wens.
" Verontschuldig mijn nalatigheid. De reden ervan ligt bij de hei-
" lige Vader, zodat u tot hem het verwijt moet richten.
"
Ik zend u een van de laatste fotografieën van Pius IX en
" wanneer ik zal komen hoop ik aan u en aan Mgr. Laplace (sic) een
" foto van de huidige paus Leo XIII te kunnen aanbieden.
"
Indien u de gelegenheid zoudt hebben een ogenblik met Mon-
" seigneur in contact te komen, zeg hem dan dat ik aan de heilige
" Vader het project overhandigd heb van een huis voor arme am-
" bachtsjongens te Marseille. Hij toonde er zich zeer verheugd over,
" gelastte mij u zijn bijzondere zegen mee te delen met andere za-
" ken die ik u zal uitleggen wanneer ik kom.
"
Mijn beste heer Pastoor, wat valt er veel te doen! hoevele
" zielen zijn er te redden! We zullen het er over hebben, wanneer
" wij elkander zullen spreken.(1)
"
Ik beveel mij van harte aan de christelijke liefde van uwe
" gebeden aan en geloof me in J. Chr. te zijn
"
" Rome, 14 maart 1878, Torre de'Specchi 36
uw toegenegen vriend
"
Pr. Gio. Bosco.
Eindelijk op 2 april was Don Bosco te Marseille, vergezeld van Don
Rua. Als gast van de pastoor van Sint-Jozef, ontmoette hij in zijn huis
twee personen die daar voor hem werktuigen van de goddelijke Voorzienig-
heid zullen worden. We bedoelen hiermee Mevr. Prat-Noilly en Eerwaarde
Heer Mendre. Toen Mevrouw Prat de mis hoorde in de parochiekerk van Sint-
Jozef bemerkte ze aan het altaar een priester wiens uiterlijk haar zeer
trof.
Ze bemerkte bij hem een algemene houding, een stiptheid in het on-
derhouden van de rubrieken, een diepe ingetogenheid, kortom, een houding
van heiligheid die haar deed uitroepen: - Die priester moet een klooster-
ling zijn."- Een onweerstaanbaar verlangen hem van dichtbij te leren ken-
nen dreef haar ertoe in de sacristie te gaan vragen wie de priester was
die op zulk een stichtende wijze de mis celebreerde. De pastoor schonk
haar volledige voldoening.
(1) Op 14 maart ontving Don Bosco het biljet voor een audiëntie op 16 maart. We zijn
gerechtigd te geloven dat hij het reeds als zeker aanzag dat hij deze "bijzondere
zegen" zou bekomen en dat wanneer de kanunnik er met Monseigneur zou over spreken,
de zaak reeds zou beklonken zijn.

49.7 Page 487

▲back to top


- XIII/483
"Zou ik aan hem kunnen voorgesteld worden?" - vroeg ze schuw.
"Maar dadelijk, Mevrouw" - antwoordde haar E.H. Guiol.
De voorstelling gebeurde dadelijk en meer was er niet nodig om de
brave dame volledig voor de zaak van Don Bosco te winnen en in hem het
volste vertrouwen te stellen. Wat zij sedertdien gedaan heeft voor het
Oratorio van de heilige Leo, weet God alleen. Het moge volstaan met te
zeggen dat zij tot haar laatste dag er de echte moeder van was.
Ook kanunnik Mendre kwam toen in betrekking met Don Bosco op een
allereenvoudigste manier. Tot in de maand april 1878 wist hij niet wie
Don Bosco was. E.H. Guiol, wiens kapelaan hij was, riep hem op een dag
bij zich en zei hem: "Don Bosco gaat zijn werken te Marseille beginnen.
U moet zich te zijner beschikking stellen." - Don Bosco werd ook voor
Don Mendre een zeilsteen, want vanaf hun eerste ontmoeting werd de bra-
ve priester volledig voor de zaak van Don Bosco gewonnen. De Franse sa-
lesianen herinneren zich nog de uitdrukking van Don Bosco: - "E.H. Men-
dre heeft het hart van Don Bosco geroofd."- Maar met nog meer reden had
men dit gezegde kunnen omdraaien. Gedurende ongeveer veertig jaar ging
er geen dag voorbij zonder dat de kapelaan en nadien op zijn beurt de
pastoor van Sint-Jozef een bewijs van welwillendheid schonk aan de zonen
van Don Bosco.
Terwijl hij zich aldus nieuwe vrienden aan het maken was en oude
vrienden opnieuw zag, was Don Bosco prompt bezig samen met kanunnik
Guiol een concrete vorm te geven aan zijn plannen. Bij zijn vertrek liet
hij hem de zorg over een ontwerp van overeenkomst op te stellen met de
vereniging Beaujour, dat beantwoordde aan wat ze bedacht hadden en het
dadelijk naar Alassion of Sampierdarena te zenden.
Toen Don Bosco nog niet lang te Marseille was toegekomen schreef
hij aan Don Lemoyne een geheimzinnige brief, waarvan we de tekst niet
bezitten maar toch hebben we een eigenhandig geschreven nota van de ge-
adresseerde, waarin hij zegt: "Eens bevond ik mij in zijn voorkamer diep
bedroefd en beangst omdat, ik weet niet meer welke zaak. Na een paar da-
gen, misschien reeds 's anderdaags, zonder dat ik aan iemand over mijn
bezorgdheid gesproken had, ontvang ik een briefje van Don Bosco vol zal-
vende uitdrukkingen en heilzame opbeuring, die als een balsem op mijn
kwellingen waren. Teruggekeerd in het Oratorio zei hij mij: "Ik heb je
dat briefje geschreven om je uit dat leed te halen, waarin ik zag dat je
gedompeld was." - En op die dag van beklemming bevond ik mij werkelijk op
de plaats mij door Don Bosco aangeduid." Op hetzelfde blad heeft Don Le-
moyne een getuigenis aangetekend van Don Francesco Ghigliotto, die zich
herinnerde dat hij in 1877, toen hij nog clericus was, Don Bosco had ho-
ren zeggen, na het feest van Maria, Hulp der Christenen, in een "avond-
woordje" onder de galerijen: - "Laten wij de allerheiligste Maagd bedan-
ken dat zij mij dit jaar meer dan in andere jaren de genade verleend
heeft in de gewetens van iedereen te lezen en te zien als in een spie-
gel."

49.8 Page 488

▲back to top


- XIII/484 -
Op de vastgestelde dag begaf Don Bosco zich nog eens naar Fréjus,
waar hij een overeenkomst aanging voor de aanstaande opening van een huis
te La Navarre. Met deze naam werd een uitgebreid stuk grond bedoeld dat
233 ha groot was, in de gemeente Crau, departement van de Var. Van al
deze akkers had men een landbouwkolonie gemaakt met de benaming van Wees-
huis Sint-Jozef. Het was gesticht in 1863 door priester Jacques Vincent,
dank zij de liefdadigheid van de heer Roujou, eigenaar van de grond, die
het schonk enkel met het doel er een werk van weldadigheid van te maken.
Tien jaar later werd het weeshuis met de aanpalende terreinen voor 99
jaar in erfpacht gegeven door E.H. Vincent aan drie priesters die eraan
dachten de Derde Orde van de Trinitariërs weer op te richten, maar steeds
met de verplichting zich te houden aan de voorwaarde opgelegd door de
milde schenker in de schenkingsakte. Er waren echter amper vijf jaar ver-
lopen of de erfpachters zaten zo diep in de schuld dat ze niet wisten
hoe ze weer vlot zouden geraken. Ze luisterden toen naar de raad van de
bisschop en kwamen tot het besluit alles af te staan aan Don Bosco. Hij
zou hun 20.000 fr. betalen voor de verbeteringen door hen aan de gebouwen
en aan het terrein aangebracht tijdens hun beheer. Bovendien zou hij een
schuld op zich nemen van 7.000 fr. of het bedrag van een som die zij ont-
leend hadden bij verscheidene weldoeners van het huis. Behoudens altijd
het vervullen van de voornoemde voorwaarde, waarvan de niet-vervulling
voor gevolg zou hebben dat het bezitsrecht van de Navarre zonder meer op
het ziekenhuis van Hyères overgaat.
Wie het initiatief genomen had van deze afstand en hem vurig be-
vorderd had, was zoals we zegden, de bisschop van Fréjus en Toulon, Mgr.
Ferdinand Terris, maar hij was een onbewust werktuig in de handen van
Gods Voorzienigheid. Zijn eerste brief over de zaak van de landbouwkolo-
nie kwam bij Don Bosco aan in augustus 1877. Hierbij dienden twee zaken
te worden genoteerd. Vooreerst viel die uitnodiging hem onverwachts uit
de lucht, zonder dat er namelijk - we zullen niet zeggen - ver verwijder-
de onderhandelingen, maar niet eens verre waarschijnlijkheden voor een
dergelijk voorstel zouden geweest zijn. Ten tweede had Don Bosco zich
altijd tegenstander getoond van het stichten van landbouwkolonies, omdat,
zoals hij het zag, ze geen voldoende waarborgen boden voor het zedelijk
gedrag van de jongens. Welnu, gedurende de nacht die de ontvangst van de
brief voorafging had hij een droom, die hem bevrijdde van die tegenzin en
hem gunstig tegenover de aanvraag stemde. In de maand september, geduren-
de de retraite te Lanzo, vertelde hij wat hij gezien had. Het verhaal
werd onder meer gehoord door Graaf Cays, die toen nog clericus was, door
Don Barberis en Don Lemoyne, die alles aldus opschreef.(1)
(1) In Vita in twee boekdelen, boekdeel II, blz. 190, wordt gezegd dat Don Bosco deze
verlichting had gedurende de retraite, toen het Algemeen Kapittel te Lanzo, gehouden
werd, dus in de maand september. Maar zijn antwoord aan de bisschop van Fréjus dat
eert van 3 augustus, toen er te Lanzo geen retraite gehouden werd en toen Don Bosco
zich zeker in het Oratorio bevond. In september vertelde hij te Lanzo de droom.
Daaraan kan niet
.../...

49.9 Page 489

▲back to top


- XIII/485 -
"
Ik droomde. Voor mij strekte zich een streek uit die me
" niet in de omgeving van Turijn scheen te zijn. Ik scheen ontvan-
" gen te worden in een landelijk huis met ervoor een klein erf.
" Dit huis was, zoals boerenhuizen zijn, zonder enige versiering
" en de kamer waarin ik mij bevond, had deuren die op verschillen-
" de andere kamers uitgaven. Maar die lagen niet op hetzelfde peil
" als deze kamer. In sommige kamers steeg men en in andere kamers
" daalde men neer langs een paar treden. Rondom was er een rek
" waarin werktuigen hingen voor het werk op het veld. Ik keek over-
" al rond maar zag niemand. Ik begon door de kamers te gaan, maar
" ze waren alle ledig. Het huis was verlaten. Toen hoorde ik de
" stem van een knaap die aan het zingen was. De stem kwam van bui-
" ten het huis. Ik ging naar buiten. De jongen was tussen tien en
" twaalf jaar oud, kloek gebouwd, stevig en gekleed als een am-
" bachtsjongen. Hij had een helklinkende stem. Hij stond daar
" recht, stil en wierp een blik op mij. Naast hem stond een vrouw
" die netjes gekleed was, maar die volgens haar uiterlijk een boe-
" rin was en hem bijstond. "De jongen zong in het Frans:
"
"
Ami respectable,
"
Soyez notre père aimable.
"
"
Ik was op de drempel van de deur blijven staan en zei: -
" Kom eens hier. Wie ben je? - De jongen keek me aan en herhaalde
" het lied dat hij gezongen had. Ik zei hem: - Wat wil je van mij?
" En de andere zong weer eens zijn zelfde refrein. Toen zei ik:
" Maar zeg het eens duidelijk. Wil je dat ik je in het huis zou
" opnemen? Heb je me iets moois te zeggen? Verlang je een geschenk,
" een medaille misschien? Of verwacht je van mij hulp in geld?"
"
De kleine jongen gaf dan geen aandacht meer op mijn vragen,
" keek rond en begon met andere woorden nu te zingen:
"
"
Voilà mes compagnons
"
Qui diront ce que nous voulons.
"
"
En nu kwam er een groot aantal jongens opdagen naar het
" erf waar ik mij bevond, terwijl ze over het braakland stapten.
" En deze zongen in koor duidelijk wat volgt:
"
Notre père du Chemin
"
Guidez-nous dans le chemin
"
Guidez-nous au jardin,
"
Non au jardin des fleurs,
"
Mais au jardin des bonnes moeurs.
" "Maar wie zijn jullie allemaal?" - zei ik verwonderd,
(1) .../...
getwijfeld worden omdat het bevestigd wordt door Don Lemoyne die aanwezig was. Men mag
ook als zeker aanzien dat hij dit gedroomd had in de nacht voor de aankomst van de
brief van Monseigneur. Wat echter de datum van het feit betreft is er ongetwijfeld een
misverstand ontstaan.

49.10 Page 490

▲back to top


- XIII/486 -
" terwijl ik voor die massa kinderen ging staan. En de eerste die
" tevoren alleen gezongen had, antwoordde al zingend:
"
"
Notre Patrie
"
C’est le pays de Marie.
"
" En ik hernam: - "Ik begrijp het niet! Wat doen jullie hier?
" Wat willen jullie van mij?"
" En allen in koor:
"
Nous attendons l’ami
"
Qui nous guide au Paradis.
"
"
- "We zijn het eens", antwoordde ik. Willen jullie naar
" mijn college komen? Jullie zijn met te velen, maar we zullen ons
" wel redden. Willen jullie de catechismus aanleren? Ik zal hem
" jullie aanleren. Willen jullie biechten? Ik ben klaar. Willen
" jullie dat?"En allen zongen lieflijk in koor:
"
"
Notre Patrie
"
C’est le pays de Marie.
"
"
Toen zweeg ik en zei bij mezelf: - "Waar bevind ik mij?
" Te Turijn of in Frankrijk? Maar ik was gisteren toch in het Ora-
" trio? En wat is dit een vreemde zaak! Ik raak er niet uit!" – En
" terwijl ik zo aan het denken was en overwoog, nam de brave vrouw
" het kind bij de hand en deed met de andere hand teken. Ze deed
" teken aan de jongens dat ze samen zouden komen en zich op weg zou-
" den begeven, naar een groter erf dan het eerste, niet ver daar
" vandaan: - "Venez avec moi" – zei ze, en ze ging op weg.
"
Alle jongens, die rondom mij hadden gestaan, begaven zich
" op weg naar het tweede erf. Terwijl ook ik met hen meeging, kwa-
" men andere groepen jongens bij hen. Velen van hen droegen een
" zeis, anderen een hak en nog anderen droegen de werktuigen van
" verschillende ambachten. Steeds meer verstomd bekeek ik die jon-
" gens. Ik was niet in het Oratorio, ik was niet te Sampierdarena.
" Ik zei bij me zelf: - "Maar ik droom niet, daar loop ik." – En
" wanneer ik soms mijn stap vertraagde, duwde een massa jongens
" mij vooruit naar het grotere erf.
"
Intussen verloor ik de vrouw, die ons voorafging en die
" mijn nieuwsgierigheid opwekte, niet uit het oog. Maar haar be-
" scheiden jurk van bergbewoonster of herderin, met haar rode
" halsdoek en witte schort, scheen ze me toch een geheimzinnig we-
" zen te zijn, hoewel in haar uiterlijk niets was dat verrassen
" kon. Op dit tweede erf bevond zich nog een ander landelijk huis
" en niet ver vandaar een zeer mooi gebouw.
"
Toen alle jongens bijeen waren op dit erf, keerde de vrouw
" zich tot mij en zei: - "Bekijk deze akkers, bekijk dit huis, be-
" kijk deze jeugd!"
"
Ik keek toe en de menigte van de jongens was onafzienbaar.
" De jongens die zich hier bevonden waren duizend maal talrijker

50 Pages 491-500

▲back to top


50.1 Page 491

▲back to top


- XIII/487 -
" dan het aantal jongens die van het eerste erf vertrokken waren.
" De vrouw ging verder: - "Al deze jongens zijn van jou." - "Van
" mij"? - antwoordde ik. - "En met welk gezag geeft u mij deze
" jongens? Ze zijn noch van u, noch van mij, ze zijn van de Heer".
"
- "Met welk gezag"? hernam de vrouw. - "Het zijn mijn
" kinderen en ik vertrouw ze u toe."
" "Maar hoe zal ik het aan boord leggen om deze jongens die zo
" levendig zijn en zo talrijk, te bewaken? Kijk eens naar die
" jongens die als gekken door het veld lopen en die anderen die
" hen volgen? Er zijn er die over de sloten springen en anderen
" die in de bomen kruipen. Daar zijn er aan het vechten.
"
Hoe kan ik alleen er orde en tucht onder houden?
"
- "Je vraagt me hoe je het moet doen? "Kijk" - riep de
" vrouw uit.
"
Ik keerde me om en zag een nieuwe schaar andere jongens
" die zeer talrijk naar voren waren gekomen. En daar wierp de
" vrouw zich vooruit en spreidde een grote sluier over allen zodat
" ze er allemaal mee bedekt waren. Waar ze die sluier gehaald had,
" zag ik niet. Na enkele ogenblikken trok ze hem naar zich toe.
" Deze jongens hadden een omvorming ondergaan. Het waren nu alle-
" maal mannen, priesters en clerici geworden.
"
- "En zijn die priesters en clerici van mij"? - ondervroeg
" ik de vrouw.
"
Ze antwoordde mij: - "Ze zijn van jou, indien je ze zo
" zult maken. Indien je nu iets meer verlangt te weten, kom dan
" hier. En ze liet me wat in haar richting komen.
"
"Maar zeg me dan, mijn beste vrouw, zeg me dan, wat is
" dit voor een plaats? Waar bevind ik mij?"
"
De vrouw antwoordde niet, maar met de hand gaf ze een
" teken aan de jongens dat ze allen rondom haar zouden komen
" staan. De jongens kwamen toegelopen en zij hief aan: "Atten-
" tion, garçons, silence. Ouvriers, Ateliers, chantez tous
" ensemble."
"
Ze klapte in haar handen en deed een teken. Toen begonnen
" de jongens met volle stem te zingen: Gloria, honor, gratiarum ac-
" tio Domino Deo Sabaoth. Allen samen vormden ze een wonderbare
" harmonie. Het waren vele soorten van stemmen die tegelijkertijd
" van de diepste bassen naar de hoogste tonen stegen en door el-
" kaar vloeiden, zodat de bassen uit de grond schenen te komen,
" terwijl de sopranen verloren gingen in de hoge sferen. Toen de
" hymne geëindigd was riepen ze allen al zingend: - Ainsi soit-il.-
"
En toen werd ik wakker.
Het antwoord dat Don Bosco aan de bisschop gaf was zeer interes-
sant, omdat het geschreven was met zulk levendig vertrouwen, dat hij niet
gewend was te schenken bij het begin van een onderhandeling. Misschien
kende eerwaarde heer Guiol de inzichten van Monseigneur en daarom had
hij, zonder iets ervan aan Don Bosco te zeggen, ervoor gezorgd de ontmoe-

50.2 Page 492

▲back to top


- XIII/488 -
ting te bewerken waarop bij het begin van de brief gewezen wordt.
"
Excellentie,
"
"
Ik kon geen dierbaarder brief ontvangen dan de brief die
" U zich gewaardigd hebt mij toe te zenden. Indien ik bij mijn te-
" rugkeer uit Marseille niet verhinderd was geworden door een
" lichte ongesteldheid, dan zou ik misschien met eerwaarde heer
" Guiol mij de eer hebben verschaft wat te vertoeven om U persoon-
" lijk mijn hulde te komen betuigen.
"
Om nu tot de twee weeshuizen te komen die Uwe Excellentie
" mij voorstelt, neem ik ze in beginsel aan en daar ik in U volle-
" dig vertrouwen stel, laat ik het helemaal aan U over deze zaak af
" te handelen. Opdat u beter uw vereerde inzichten zou kunnen uit-
" werken en u duidelijker het doel van ons instituut zou kennen,
" zal ik u Abbé Joseph Ronchail, directeur du Patronage de Saint
" Piere-Nice zenden. Hij komt met een volmacht en zal onderhandelen
" en beslissen zoals Uwe Excellentie het goed zal oordelen tot meer-
" dere glorie van God.
"
Bij het lezen van uw vereerde brief, is er bij mij een ge-
" dachte opgekomen die ik hier aan uw goede wil voorleg.
"
Wij hebben vooral op het oog, de arme kinderen die zich in
" gevaar bevinden, samen te brengen in zondagspatronaten en de meest
" verlatenen op te nemen in tehuizen voor kunsten en ambachten. Hoe
" meer de steden bevolkt zijn, hoe meer werk we er kunnen hebben.
" Zou het dan bijgevolg niet mogelijk zijn, naast het weeshuis van
" Saint-Cyr en dat van Navarre, een ander op te richten te Fréjus,
" waar men het volgende zou kunnen doen:
"
1° Een recreatietuin aanleggen, een Oratorio en zondags-
" scholen voor de jongens van de stad.
"
2° Avondscholen voor de volwassenen inrichten.
"
3° Een weeshuis oprichten gelijk aan dit van Turijn of
" Nizza.
"
Wie weet of God u niet zal ingeven misschien elders de
" nodige middelen ad hoc te vinden, wanneer Hij ziet dat het
" noodzakelijk is?
"
U zult me zeggen dat ik een dichtershoofd heb. Het is waar,
" maar alvorens zaken te doen, dient men ze te zeggen en om mij
" niet te vergissen, onderwerp ik deze en iedere andere gedachte
" aan de verlichte wijsheid van Uwe Excellentie, waarbij ik U de
" verzekering geef dat uw advies voor mij steeds de richtlijn
" voor mijn werk zal zijn.
"
Intussen zal ik mijn zwakke gebeden laten opstijgen tot
" Gods troon voor het behoud van uw leven en terwijl ik uw heilige
" zegen over mij en mijn jongens afsmeek, heb ik de hoge eer met
" diepe erkentelijkheid te mogen zijn
"
" Turijn, 3 augustus 1877.
uw nederige dienaar
"
Pr. Gio. Bosco.

50.3 Page 493

▲back to top


- XIII/489 -
De sleutel voor het verklaren van de droom was dus te vinden in
het aanbod dat enkele uren later uit Frankrijk toekwam. En dat men er
geen andere uitleg kon aan geven, werd later door de feiten bevesigd.
Toen Don Lemoyne, korte tijd na de opening, het nieuwe huis bezocht, trof
hij er een eerste bewijs van aan. Binnengekomen langs de plaats waar zich
de directie bevond, zag hij op de bovenste verdieping een kamer met een
rek rondom de wanden en met deuren waardoor men toegang verkreeg door te
stijgen of te dalen langs treden om in andere kamers uit te komen.
Bovendien was er voor het huis een klein erf en een zeer grote weide die
verwaarloosd was, omgeven door een krans van bomen en verder, maar niet
ver vandaar, een tweede veel groter erf, waar de woning was van de eerste
jongens die men opgenomen had. Het was de droom ad litteram. Don Lemoyne,
die zich aan een dergelijke verrassing niet verwacht had, schreef er da-
delijk over aan Don Bosco. Maar een nog grotere verwondering stond Don
Bosco zelf te wachten, toen hij er later naartoe ging voor zijn tweede
bezoek. Toen hij ter plaatse aankwam, kwamen alle jongens hem tegemoet
voorafgegaan door een jongen die een bloemtuil droeg. Toen de jongen op
enkele stappen van Don Bosco gekomen was, veranderde deze plots van
kleur, want de jongen had de gestalte en de gelaatstrekken van de jongen
die hij in zijn droom gezien had. Het was Michelin Blain. Hij werd sale-
siaan en leeft nu nog in ons huis te Nizza-Marittima. Er werd dan 's
avonds een academische zitting gehouden ter ere van Don Bosco en Blain
moest een solo zingen. Toen wees Don Bosco hem aan de directeur, Don
Perrot, aan en zei: - "Dat schijnt me de jongen van de droom te zijn."-
In de dromen van Don Bosco kwamen ook vaak profetische elementen
voor, maar we mogen er niet te vlug interpretaties uit halen omdat soms
de zaken die voorzegd werden nog op lange afstand moesten gebeuren. In-
dien de profeten zelf niet altijd de betekenis begrijpen van hun eigen
profetieën, wat moeten we dan denken van hun commentatoren? In het laat-
ste gedeelte van onze droom bleef tot voor enkele jaren de groep van
jongens die geen landbouwwerktuigen hanteerden maar wel clerici en pries-
ters werden, een raadsel. Men poogde wel een verklaring ervan te geven
door te zeggen dat daarin Don Bosco priesterroepingen voorzag gerijpt
onder de leerlingen van de kolonie, maar deze verklaring schonk geen be-
vrediging, daar ze te vaag was in vergelijking met de duidelijke vorm
van de symbolische voorstelling. Wanneer echter, zonder aan de droom te
denken, beslist werd in de Navarre de Mariazonen te vestigen en daarna
het noviciaat, dan begon zich de echte draagwijdte van de profetie af
te tekenen. Voor het eerst werd de aandacht erop gevestigd door Don
Candela, raadslid van het Hoofdkapittel in de herfst van het jaar 1929.
Bij de inkleding van een groep van twintig aspiranten die ofwel daar
voorbereid of van elders samengekomen waren, wees hij op de groep en de
omgeving ervan die meer dan vijftig jaar tevoren door Don Bosco voor-
zien werd.
Laten we nu terugkeren tot vrijdag 5 april 1878. Toen legden de
bisschop en Don Bosco de algemene richtlijnen van het werk vast; maar
tussen zeggen en doen waren er nog moeilijke onderhandelingen, waarvan

50.4 Page 494

▲back to top


- XIII/490 -
we binnenkort de resultaten zullen zien. De moeilijkheden werden nog in-
gewikkelder met de drie andere aangelegenheden die reeds op het tapijt
waren gekomen, namelijk voor het weeshuis van Saint-Cyr, ook gesticht
door E.H. Vincent, voor een huis te Cannes waarvan men in het begin dacht
dat het grote afmetingen zou krijgen en voor de stichting van Marseille,
waar ook de belangrijkheid van de stad een overeenkomstig begin oplegde.
Mgr. Terris stelde ook belang in Saint-Cyr en wij hebben inder-
daad gezien uit de vorige briefwisseling dat hij er met Don Bosco over
onderhandelde door bemiddeling van Don Ronchail. Wegens de prompte toe-
zegging van Don Bosco na de droom, had de bisschop verondersteld dat bij
het volgende schooljaar 1877-78 de salesianen al kant en klaar zouden
staan; toen het dan ook late herfst werd, was hij wat ongerust, zodat
hij te Turijn en te Nizza meermaals ging aandringen. Tussen oktober en
november schreef Don Ronchail aan Don Bosco: "Ik ontvang zo-even een
brief van de bisschop van Fréjus, waarin hij een oplossing vraagt voor
het openen van de huizen. Hij zegt... dat hij u geschreven heeft, maar
geen antwoord heeft ontvangen. Ook ik heb reeds driemaal sinds mijn te-
rugkeer van de retraite geschreven en nog geen antwoord ontvangen." Don
Bosco overhandigde het blad aan Don Rua, en schreef er volgende regels
op: "Er is aan Don Ronchail geschreven dat hij de laatste hand zou leg-
gen aan de zaken van Saint-Cyr, een priester en de kloosterzusters, hij
moet het contract opstellen, daarna Cannes en nadien Navarre."
De brief waarvan Don Bosco zei dat hij hem aan de directeur van
Nizza geschreven had, had volgende inhoud.
"
Beste D. Ronchail,
"
"
De veelheid van de zaken heeft mijn goede wil tot werke-
" loosheid gedoemd. Nu dienen we echter iets te doen voor onze
" projecten. Laten we aldus beginnen. Neem D. Perrot of D. Ron-
" chail G.B. met een coadjuteur en begeef je bij de bisschop van
" Fréjus. Wanneer je deze twee op een of andere plaats gelaten
" hebt, zeg je hun dat ze zouden aangroeien in multam gentem. Ga
" daarna uitzien naar de plaats voor de kloosterzusters, zeg me
" dan hoeveel er moeten zijn en dan kunnen we ze dadelijk zenden
" omdat ze ad hoc voorbereid zijn.
"
Zeg me dan hoe we voorzieningen kunnen treffen voor Can-
" nes en Navarre en schrijf me dan dadelijk.
"
Dit schreef ik reeds aan de bisschop van Fréjus. Voor je
" onderrichting zeg ik je dat ik hier een priester heb die ik je
" zal zenden en ik hoop dat hij je zal bevredigen door zijn werk
" en door zijn bekwaamheid.
"
Hij moet intussen een wonder verrichten door alles in orde
" te brengen en goed in orde te brengen.
"
Leeft D. Friers niet meer?
"
Je zult aan baron Héraud zeggen dat kardinaal Bilio, pre-

50.5 Page 495

▲back to top


- XIII/491 -
" fect van de heilige Congregatie van de Riten zijn geschil in
" aanmerking heeft genomen, het reeds bestudeerd heeft en toever-
" trouwd aan zijn secretaris om er verslag over uit te brengen.
" Het zal eerst naar de ordinarius worden gezonden pro informa-
" tione. Er zullen echter geen moeilijkheden ontstaan. Tot daar
" kardinaal Bilio.(1)
"
Een hartelijke groet aan onze beste zonen, broeders,
" vrienden en onder de anderen die beste heer Audoli. Je zult hem
" van mijnentwege zeggen dat ik hem ermee gelast een heilige te
" worden en de anderen te heiligen. Schep dus moed.
"
Geloof me steeds in J. Chr. te zijn
"
" (zonder datum)
je toegenegen vriend
"
Pr. Gio. Bosco.
"
" P.S. Moge God die beste D. Mellano zegenen en Bianco en Giordano
"
voor wie de Voorzienigheid veel werk aan het voorbereiden
"
is, heilig maken. Hoeveel mirakels hebben ze reeds gedaan?
Dit zenden van personeel had toen niet plaats. Feitelijk was bij
de aankomst van Don Bosco in april 1878 Don Giovanni Ronchail prefect van
het huis te Nizza. Don Bosco had hem daar ongesteld achtergelaten, zoals
we gezegd hebben, bij zijn vertrek naar Fréjus, en nadien had onrustwek-
kend nieuws hem genoodzaakt zijn terugkeer te verhaasten om zijn beste
zoon bij te staan en op te beuren. De zaken namen een snel verloop en een
hevige longontsteking kwam zijn leven bedreigen. Op 7 april, Passiezon-
dag, scheen het dat de crisis overwonnen was en dat er geen gevaar meer
bestond, maar daags nadien deed een verwikkeling iedere hoop verzwinden.
(1) Op de keerzijde van een visitekaartje met "een groet" aan Don Bosco vanwege zijn
"zeer verknochte en zeer verplichtende dienaar" baron Aimé Héraud, heeft dezelfde
hand een decreet overgeschreven dat betrekking schijnt te hebben op wat hier gezegd
wordt: "Standum est decreto generali 10 sept. 1703: propterea SODALITAS missas tam
pro vivis quam pro defunctis per proprium Cappellanum canere licite potest, caeter-
asque functiones peragere quae in memorato decreto definiuntur, nulla praemissa li-
centia Parochi Cathedralis: atque enunciatae Constitutiones Synodales, in casu, nul-
lam viam habent abrogandi sive derogandi superius citati decreti, atque ita decrevit
die 30 martii 1878. Card. MARTINELLI. P. Ralli, secre. "Kardinaal Martinelli had
kardinaal Bilio opgevolgd. Deze laatste was Groot-Penitentiaris benoemd in de plaats
van kardinaal Panebianco, die zijn ontslag had gegeven.
(Men dient zich te houden aan het algemene decreet van 10 september 1703. Daarom is
het geoorloofd dat een BROEDERSCHAP missen zowel voor levenden als voor afgestorve-
nen mag laten zingen door haar eigen aalmoezenier en deze mag de andere functies
verrichten in voornoemd decreet opgesomd en dit zonder dat de pastoor van de kathe-
draal daartoe vooraf vergunning moet verlenen. De in dit geval aangehaalde consti-
tutie, van de synode hebben de macht niet voornoemd decreet af te schaffen of te
wijzigen. Aldus gedecreteerd op 30 maart 1878. Kardinaal Martinelli. P. Ralli,
secr.).

50.6 Page 496

▲back to top


- XIII/492 -
verzwinden. De zieke kende zelf zijn toestand, zag in dat er geen mense-
lijk hulpmiddel meer was en zijn enig spijt was dat hij niet verder zijn
medebroeders, die zoveel van hem hielden, kon helpen. In alles echter
toonde hij zich onderworpen aan de wil van de Heer. In de ochtend van 9
april vroeg hij zijn biecht te spreken en de heilige Teerspijs te ont-
vangen. Hij werd getroost door de gedachte dat hij bij zijn laatste stap
Don Bosco aan zijn zijde zou hebben. Samen met een heilige onderwerping
boezemde Don Bosco hem een levendig aanvoelen in van de lijdende Jezus,
met wiens lijden de zieke zijn lijden verenigde. Hij gaf zijn ziel aan
God terug op 11 april tijdens de mis van de communiteit. Gedurende de
enkele maanden dat hij zich te Nizza bevond, wist hij de genegenheid en
de achting te verwerven van iedereen, binnen en buiten het huis. Door dit
zwaar verlies was Don Bosco zeer bedroefd. Hij liet dit niet blijken maar
de medebroeders voelden bij intuïtie zijn diep verdriet, toen hij bij
zijn heengaan hun zijn zegen schonk.
In zijn vaderlijke bezorgdheid was hij bekommerd over de directeur
van Nizza, die, na zijn vertrek, nog pijnlijker de leemte in het huis zou
aanvoelen en daarom wou hij bij zijn vertrek hem aanbevelen aan die beste
baron Héraud.
"
Beste Heer Baron,
"
"
Ik dank u voor de liefdadigheid en voor de bezorgdheid waar-
" van u iedere dag blijk geeft ten opzichte van mijn arme salesianen
" en van geheel het patronaat van Sint-Petrus. Ik zal trachten u
" mijn erkentelijkheid te betonen door iedere ochtend voor u en voor
" uw echtgenote te bidden in de heilige Mis en ik weet ook dat de
" jongens die uw weldaden ontvangen 's ochtends en 's avonds voor
" dezelfde intentie bidden.
"
Op dit ogenblik heeft directeur D. Ronchail hard uw zede-
" lijke hulp nodig. Kom daarom naar hier, wanneer uw andere bezig-
" heden het toelaten. Hij stelt in u zijn volledig vertrouwen en
" volgt gewillig uw raad.
"
Denk aan de noodzakelijkheid van een kerk die zou dienen
" voor de jongens en voor het publiek naast ons huis, in de rich-
" ting van het huis van de heren Thibaut. Laat ons bidden en God
" zal niet nalaten ons een hoge beschermer te zenden.
"
Dank ook van mijnentwege Mevrouw de Barones, uw echtgenote
" en juffrouw Ambury en de geldinzamelaarsters met wie U bij gele-
" genheid zult spreken.
"
Help mij met de christelijke liefde van uw gebeden en laat
" ons de moed scheppen bij de gedachte dat we allen eeuwig kunnen
" zalig worden. Amen.
"
Van ganser harte in J. Chr.
"
uw toegenegen vriend,
" Njzza, 12 april 1878.
Pr. Gio. Bosco.

50.7 Page 497

▲back to top


- XIII/493 -
De pastoor van Sint-Jozef wist niets van deze droevige gebeurtenis
af en deed maar zijn best om het afsluiten van een overeenkomst te be-
spoedigen. Hij vlijde zich met de hoop dat hij weldra de salesianen te
Marseille zou hebben. Zodra Don Bosco vertrokken was spande hij zich in
om een huurproject op te stellen van de onroerende goederen van de Ver-
eniging Beaujour, waarbij hij zou optreden in de naam van Don Bosco bij
het ondertekenen van de akte. De duur zou vijftig jaar bedragen met clau-
sules en voorwaarden die vrij redelijk waren. Het ontwerp dat zich in ons
archief bevindt, stelde het vertrek dadelijk vast op 21 april 1878 voor
het berekenen van het aantal jaren. Hij was dan ook ongeduldig het perso-
neel te zien aankomen dat de Broeders zou vervangen. Hij zond het schema
van de overeenkomst op, schreef en schreef nogmaals maar ontving zelfs
geen regel antwoord. Niets afwetend van een ander pijnlijk incident dat
Don Bosco persoonlijk getroffen had, begon de verdienstelijke priester
zich ernstig ongerust te maken. Eindelijk stilde Don Rua op 22 april zijn
onrust door een brief die een zo juiste weerspiegeling is van de geest
van Don Bosco, dat de lezer met genoegen de inhoud ervan zal willen ver-
nemen.
"
Eerwaarde en beste Heer Pastoor,
"
"
Onze beste Don Bosco die ongesteld is en genoodzaakt te
" bed te blijven, gelastte mij ermee tot mijn genoegen te antwoor-
" den op uw vriendelijke brieven van 10 en 15 april. Vooraf gelast
" hij mij ermee (en ik gevoel de noodzakelijkheid en de plicht dit
" te doen ook voor eigen rekening) u zeer te bedanken voor de har-
" telijke, en ik zou bijna zeggen, broederlijke goedheid, waarmee
" u ons onthaald en behandeld hebt gedurende de dagen, die wij het
" genoegen hadden met u door te brengen. Wij weten niet hoe wij u
" hiervoor moeten vergoeden maar God, die een nauwkeurige rekening
" bijhoudt van alles wat er gedaan wordt uit liefde tot Hem ten
" voordele van de naaste, die weet het. Van onzentwege bidden wij
" van harte dat hij in zijn vaderlijke mildheid u met zijn zege-
" ningen zou overstelpen.
"
Wat al wederwaardigheden hebben wij gekend sinds wij uit
" uw rustig verblijf vertrokken zijn! U zult weten dat de prefect
" van ons huis te Nizza zwaar ziek was, op het ogenblik dat wij
" uit Marseille vertrokken zijn. Welnu, die beste medebroeder werd
" door de Heer tot een ander leven geroepen op 11 april. Hij was
" het op wie wij het meest hadden gerekend voor het huis dat in uw
" stad moet geopend worden. Alsof dit nog niet genoeg was, ontvin-
" gen wij dezer dagen ook het bericht van het overlijden van een
" andere van onze priesters te Turijn.(1) Het volstond nog niet.
(1) Don Giuseppe Lumeilo, die in het Oratorio verbleef, maar geen salesiaan was. Hij
stierf op 8 april.

50.8 Page 498

▲back to top


- XIII/494 -
" Drie van onze leraren, clerici werden de jongste tijd weggemaaid
" door de onvermurwbare zeis van de dood, niettegenstaande hun
" jeugdige leeftijd. Het is niet zonder reden dat de arme Don Bos-
" co ziek geworden is. Hij onderwerpt zich volledig aan de wil van
" God, maar toch lijdt zijn hart, getroffen in dat waarvan hij het
" meest houdt, er erg onder. En wat zullen wij intussen doen om
" onze verplichtingen te vervullen en vooral deze te Marseille die
" ons zo na aan het hart liggen? Ondanks dit alles had hij nog maar
" pas het project van overeenkomst door u voorgesteld ontvangen, of
" Don Bosco wilde het onmiddellijk onderzoeken en u antwoorden met
" de op- en aanmerkingen die hem als opportuun toeschijnen. Maar de
" ziekte belette het h em en wij hopen dat u hem zult willen veront-
" schuldigen. Daar hij nu echter beterschap gevoelt, hoopt hij het
" weldra te kunnen onderzoeken, het dadelijk aan het Kapittel voor
" te leggen en u daarna te antwoorden in de gunstigste zin die het
" ons mogelijk is. Gelieve enkel nog wat geduld te hebben en dan
" hopen wij dat wij in staat zullen zijn u binnenkort een antwoord
" hierop te laten geworden. Tot uw norm moet u weten dat wanneer u
" iets te schrijven hebt, uw brieven naar Turijn kunnen gezonden
" worden, waar we denken binnenkort te zullen zijn, indien er niets
" ergers voorvalt.
"
Gelieve intussen te willen bidden tot de Meester van onze
" kleine wijngaard opdat hij arbeiders zou zenden, zodat wij aan
" zoveel geestelijke noden kunnen verhelpen en eraan beantwoorden.
" Bid voor onze Don Bosco en ook voor ondergetekende, die met ge-
" voelens van oprechte achting en doorvoelde erkentelijkheid het
" genoegen heeft zich te mogen noemen
"
" S. Pier d'Arena, 22 april 1878.
uw verplichtende dienaar
"
Pr. Rua Michele
Don Bosco was dus te Sampierdarena vrij ernstig ziek geworden. Hij
was daar vanuit Nizza aangekomen na een kort oponthoud te Ventimiglia,
Vallecrosia, Alassio en Varazze. Gebroken door de ongemakken van de reis
en onderweg overvallen door uiterst slecht weer, volstonden zijn krachten
niet om zijn reis naar Turijn verder te zetten. Ook de plotse dood van
zijn beste Don Ronchail, de beste steun van het huis van Nizza en bestemd
voor een belangrijk huis, had hem hard getroffen. Dit verdriet had hem
bovendien des te meer kwaad gedaan, omdat hij, om zijn medebroeders uit
hun neerslachtigheid op te beuren, genoodzaakt was geweest zich rustig en
schier opgewekt te tonen. Die inspanning om er verheugd uit te zien en
zijn inwendig verdriet over het verlies, verstoorden zijn gezondheid.
Zijn weerstand, reeds zo geschokt door zware zielensmarten, moest bege-
ven. Don Bosco probeerde wel zich geweld aan te doen om zich recht te
houden, maar eindelijk moest hij zich schikken en het bed houden. Aan de
coadjuteur Pietro Enria, sinds een jaar verbonden aan het huis van Sint-
Vincentius de'Paoli, zei hij dat hij steeds de dood van Don Ronchail voor
ogen had. Van deze coadjuteur die hem met kinderlijke zorgen bijstond,

50.9 Page 499

▲back to top


- XIII/495 -
bezitten wij drie brieven aan Giuseppe Buzzetti, die beter dan elke be-
schrijving ons de toestand van de zieke voor ogen brengen gedurende de
eerste fase van de kwaal.
"
Beste Giuseppe,
"
"
Gisteravond om 11 uur kwam onze goede vader Don Bosco uit
" Varazze hier aan in gezelschap van D. Rua. Ik ben hem tegemoet
" gegaan tot aan het station en ik heb gezien dat hij zeer vermoeid
" was, maar ook zeer opgeruimd. Ik vergezelde hem tot aan ons huis,
" vroeg hem of hij wat verlangde, maar hij zei van neen en wenste
" ons goede nacht.
"
Maar hoe groot was onze ongerustheid wanneer omstreeks
" acht uur 's morgens Don Bosco niet naar beneden kwam om de mis te
" celebreren. Men wachtte nog wat en trad dan zijn kamer binnen.
" Don Bosco was al opgestaan, maar zat in een zetel, zeer bleek,
" met zijn gezicht naar een kom en was aan het braken. Men ging
" gauw een drankje halen, maar de aanvallen tot braken duurden tot
" één uur in de namiddag. Daarna kreeg hij het zo koud dat wij zijn
" bed opwarmden en dat hij op ons aandringen zich omstreeks drie
" uur te bed begaf. Hij werd toen aangegrepen door koorts, die hand
" over hand toenam en die te middernacht nog niet had opgehouden.
" Hij sliep in omstreeks één uur 's nachts.
"
Wanneer 's avonds de arts kwam, stelde hij vast dat Don
" Bosco zeer vermoeid en afgemat was. Zijn kwaal is feitelijk geen
" gestoor de spijsvertering want u weet hoe weinig hij eet. Te Va-
" razze had hij enkel soep gegeten.
"
" Sampierdarena, 17 april 1878.
Pietro Enria.
"
Beste heer Buzzetti,
"
"
Vandaag had Don Bosco de hele dag koorts. Zijn gezicht was
" steeds ontstoken met twee rode vlekken op zijn wangen. Ze versche-
" nen en verdwenen om beurt. Het schijnt dat hij weer de driedaagse
" koorts zal krijgen. Dit moet het gevolg zijn van de ontberingen
" van een lange reis, de verandering van voedsel en van zijn ver
" gevorderde leeftijd. Het is nu middernacht, hij draait en keert
" zich op zijn bed en kan niet inslapen. Het schijnt onmogelijk
" dat hij zo verzwakt zou zijn alleen door de inspanningen van het
" braken. Deze ochtend had hij nog andere gelijkaardige maagstoor-
" nissen en nadien was hij zo bezweet en vermoeid, dat hij het
" hoofdkussen niet wat hoger kon leggen. Ik vrees dat zijn kwaal
" gepaard gaat met een constipatie.
"
Het is nu al een uur na middernacht en hij heeft nog geen
" oog toegedaan. Op dit ogenblik heeft hij het erg koud en al leg-
" gen we nog eens zoveel dekens, kan hij zich niet verwarmen.

50.10 Page 500

▲back to top


- XIII/496 -
"
D. Rua is naar la Spezia vertrokken en zal vanavond terug
" zijn. Ferraris, de muzikant is zwaar ziek en buiten bewustzijn
" door koorts in het hoofd. Twee anderen houden het bed maar zijn
" aan de beterhand. Dit jaar wordt het tehuis op de proef gesteld.
" We hebben vele zieken gehad, de dieven hebben in de keuken gesto-
" len en op een andere keer zijn ze in de kerk binnengebroken door
" een holte in de muur van de sacristie. Ze hebben alle gewijde va-
" ten gestolen, de kleine hosties en de grote hostie hebben ze
" deels op het altaar, deels op treden gegooid. Deze heiligschennis
" heeft een echte verslagenheid in heel het huis verwekt. Sommige
" vrome personen houden er zich mee bezig de stoffelijke schade te
" herstellen. Laat ons over Don Bosco spreken. Indien u kunt, zend
" me dan wat fijne "grissini". Het is juist dat Don Bosco me dit
" niet gezegd heeft, maar indien we wachten tot hij het vraagt, dan
" staat het vast dat hij het nooit zal vragen. Indien het voor an-
" deren zou zijn, dan zou hij het wel doen, maar over zich zelf
" maakt hij zich niet bezorgd.
"
Nu is het 4 uur van de middag. Omstreeks 3 uur heb ik hem
" wat warme bouillon gegeven en daarmee is de koude die hij voor-
" dien had verdwenen. Maar deze koude zal wel veroorzaakt zijn door
" een verandering van de koorts. Onmiddellijk nadien sliep hij in
" werd om de twee á drie minuten wakker.
"
Vanaf half maar vijf tot vijf uur sliep hij rustig. Het
" schijnt dat hij nog zal kunnen slapen. Laat ons hopen dat de dag
" beter zal zijn dan de nacht.
"
Geef nieuws over Don Bosco aan baron Bianco en aan gravin
" Corsi, indien u ze toevallig zoudt ontmoeten.
"
" Sampierdarena, 18 en 19 april 1878.
" 11.30 uur, 19 april.
Pietro Enria.
"
Beste Giuseppe,
"
"
Ik had gehoopt dat Don Bosco de dag goed zou doorgebracht
" hebben maar hij had integendeel gans de dag koorts. De arts zegt
" dat zijn kwaal een nerveuze maagvliesontsteking is veroorzaakt
" door overdreven werk en hij heeft hem een licht purgeermiddel
" voorgeschreven.
"
Wat mij het meeste verdriet, is dat hij niet kan slapen.
" Enkele ogenblikken geleden hoorde ik een zo luide kreet dat ik
" opstond van tafel en naar hem toeliep. Hij droomde ik weet niet
" wat. Ik bleef aandachtig toeluisteren om te horen wat hij zei,
" maar ik kon niets verstaan, want het waren gesmoorde kreten van
" verdriet. Hij zei: - "Oh! Houd ermee op!" - En andere verwarde
" woorden waarvan ik de betekenis niet begreep. Daar ik echter
" merkte dat hij met moeite kon ademhalen, schudde ik hem. Hij
" ontwaakte, richtte zijn ogen op mijn gezicht en zei: - "Ah! Jij
" bent het?" - "Wat zei u toen u riep" - antwoordde ik hem, - "want
" ik heb het niet begrepen?"

51 Pages 501-510

▲back to top


51.1 Page 501

▲back to top


- XIII/497 -
"
Hij antwoordde me niet en hield zich als iemand die er
" aan dacht opnieuw in te slapen. Als het dag wordt, zal ik hem
" vragen wat hij gedroomd heeft. Ik ben er zeker van dat hij al-
" tijd gedroomd heeft van zijn beste zonen en, in het bijzonder,
" van die van het Oratorio, die hij sinds vier maanden niet meer
" gezien heeft.
"
Dat het Oratorio zo ver van hier is, verdriet hem niet
" weinig, want nu en dan zegt hij: "Ik heb zovele zaken die te
" Turijn op mij wachten. Maar ik moet mij onderwerpen en geduld
" hebben. De Heer wil het aldus. Weze Zijn heilige wil gezegend!"
"
Hij schijnt deze nacht wat beter te zijn want na die kre-
" ten is hij ingeslapen en heeft hij rustig ongeveer twee uren ge-
" slapen en is hij maar een enkele keer wakker geworden. Nu is het
" vier uur en hij slaapt verder door. Om zes uur heb ik hem een
" schoon hemd en een schone gebreide borstrok aangetrokken; de an
" dere waren doordrenkt van het zweet en nu valt hij opnieuw in
" een rustige slaap.
"
D. Rua is van La Spezia gekomen en ik meen dat hij op dit
" ogenblik een brief schrijft aan D. Lazzero.
"
Intussen zal ik altijd, dag en nacht, Don Bosco bijstaan
" tot hij volledig genezen is.
"
Ik zal het doen, ook al zou het me mijn leven kosten. Welk
" offer men ook zou brengen, toch zal men nooit genoeg kunnen doen
" om hem te vergelden voor de offers en het werk dat hij voor ons
" gedaan heeft.
"
" Sampierdarena, 20 april 1878
Pietro Enria.
" om 2 uur 's nachts.
Het verdriet, door allen in het Oratorio gevoeld, bij de onver-
wachte mededeling dat, zoals Don Rua zich verzachtend in zijn brief uit-
drukte, Don Bosco niet helemaal gezond was, was onzeglijk, maar toen de
brieven van Enria toekwamen werd het een echte verslagenheid. De jongens
trokken in massa naar de kerk om er te bidden. De novicen wilden de nach-
ten doorbrengen voor het tabernakel. Verscheidene vroegen aan de Heer dat
hij hun de ziekte van Don Bosco zou overzenden, als hij maar vlug zou ge-
nezen. Sommige deden aan God het offer van hun eigen leven. Bij niet wei-
nigen stelde men een radicale verandering in hun gedrag vast, ofwel omdat
ze gemakkelijker door de Heer zouden verhoord worden, ofwel omdat, dit
voor hem na zijn genezing een reden tot vertroosting zou zijn. In de col-
leges werd er met het Oratorio gewedijverd en vele vrome personen voegden
hun smeekbeden bij die van hen om van de hemel deze gunst te bekomen. En
de hemel bleef niet doof voor al die stemmen. Op 21 april, hoogdag van
Pasen, kwam er na de middag bij de directeur van het Oratorio, Don Lazze-
ro, een telegram toe van Enria met volgende tekst: "Gebeden verhoord. Va-
der beter. Dineert met ons. Wees opgetogen." Dit was het tweede alleluia
van Pasen, dat na het liturgisch alleluia, heel het huis met een onzeg-
lijke vreugde vulde.

51.2 Page 502

▲back to top


- XIII/498 -
Dadelijk was het te Sampierdarena een komen en gaan van bezoekers.
Er kwamen talrijke weldoeners en weldoensters. Er kwamen geestelijke en
burgerlijke gezagdragers, en onder de eerste kwam de heer Dufour. Er kwa-
men ook afvaardigingen van de naburige dorpen, die de zegen kwamen vragen
van Maria, Hulp der Christenen, voor de leden van hun familie en voor hun
zieken. Don Bosco ontving allen met veel genoegen. Er bood zich ook een
grote heer met zijn echtgenote aan, die hem een aanzienlijk bedrag voor
zijn jongens en voor de missionarissen overhandigden. Don Bosco zegende
hen en dadelijk werden ze bevrijd van een zware last die hen kwelde. Don
Lemoyne, die bij Don Bosco geweest was te Varazze en hem vergezeld had
naar Sampierdarena, zegt in een eigenhandig geschreven nota: "Ik heb ge-
zien hoe deze heer en dame uiterst droevig de kamer van Don Bosco binnen-
traden en er nadien buitenkwamen blij als kermisgasten."
De meeste meldden zich niet met legen handen aan. Er bestond wer-
kelijk reden toe om de Voorzienigheid te bedanken. Nu Don Bosco vier
maanden lang niet meer op zoek naar hulpmiddelen was geweest, werd de
nood van alle kanten nijpend, maar deze weldoende regen herstelde de
uitgeputte financies. Eens zei Don Bosco tot Enria, die er notitie van
genomen heeft: - "Wat moet de Madonna van ons houden! Wij bevonden ons
in grote moeilijkheden, het was lastig genoeg geld bijeen te krijgen en
langzamerhand heeft de Voorzienigheid voor alles gezorgd. Laten wij Haar
uit ganser harte bedanken!"
In een van die nachten waarin hij het meest leed, had Don Bosco
een van zijn gebruikelijke dromen. Enria had er een vermoeden van, zoals
uit zijn derde brief blijkt, maar Don Lemoyne hoorde er het verhaal van
uit de mond van Don Bosco en vertelt het aldus in een van zijn herinne-
ringen.
In de nacht van de Goede Vrijdag waakte ik aan de zijde van Don
Bosco tot omstreeks twee uur na middernacht, toen Pietro Enria me kwam
aflossen bij het waken. Ik trok mij terug in de kamer ernaast. Daar ik
uit de gesmoorde kreten merkte dat Don Bosco aan het dromen was over za-
ken die niet bepaald opwekkend waren, ondervroeg ik hem hierover bij da-
geraad en ontving het volgende antwoord.
"
Ik bevond mij midden een familie, waarvan de leden beslo-
" ten hadden een kat te doden. De beoordeling en het vonnis had
" men overgelaten aan Mgr. Manacorda. Maar monseigneur weigerde en
" zei: - "Wat kunnen mij uw zaken schelen? Ik heb er niets mee te
" maken."En in dat huis heerste de grootste verwarring.
"
Geleund op een stok stond ik toe te kijken, toen er een
" zwartachtige kat verscheen, de haren overeind, en rennend in mijn
" richting kwam. Achter haar aan kwamen twee grote honden, die het
" arme beest dat zeer verschrikt was, volgden en het scheen me toe
" dat ze het vlug zouden inhalen. Toen de kat op korte afstand mij
" voorbijstormde, riep ik erop. Ze scheen wat te aarzelen, maar
" toen ik mijn uitnodiging herhaalde en ik de boord van mijn kleed

51.3 Page 503

▲back to top


- XIII/499 -
" wat had opgeheven, kwam de kat dicht tegen mijn voeten aanleunen.
"
De twee honden bleven vóór mij staan en gromden verbolgen.
"
- "Weg van hier" - zei ik hun, - "laat die arme kat met
" rust." -
"
Tot mijn grote verbazing openden die honden hun muil
" deden hun tong rollen, spraken als een mens en zegden: "Nooit.
" Wij moeten gehoorzamen aan onze meester en wij werden ermee gelast
" die kat te doden."
"
- "En krachtens welk recht?"
"
- "Ze heeft vrijwillig bij hem dienst genomen. De meester
" kan op volstrekte wijze beschikken over het leven van zijn slaaf.
" Aldus werden wij ermee gelast haar te doden en we zullen haar
" doden."
"
- "De meester" - antwoordde ik - "mag zijn recht doen gel-
" den op de arbeid van zijn dienaar en niet op zijn leven en ik
" zal nooit toelaten dat ze zou gedood worden."
"
- "Zal jij het niet toelaten? Jij?" - En toen ze dit
" gezegd hadden wierpen ze zich woedend vooruit om de kat aan te
" klampen. Ik hief mijn stok op en sloeg wanhopend naar de aan-
" vallers. - "Hola"! - schreeuwde ik - "stop, achteruit!"
"
Maar nu eens kwamen ze nader, dan weken ze weer terug en
" de strijd duurde geruime tijd, zodat ik van vermoeidheid schier
" gebroken was. Toen de honden mij een ogenblik verpozing hadden
" gegeven, wou ik naar de kat kijken, die nog altijd aan mijn voe-
" ten lag, maar met verstomming zag ik dat ze in een lammetje veran-
" derd was. Terwijl ik aan dit verschijnsel dacht, wendde ik mij
" tot de twee honden. Ook zij hadden een andere vorm aangenomen.
" Ze verschenen mij als twee wilde beren, daarna veranderden ze
" weer van vorm en werden tijgers, dan weer leeuwen, dan vrese-
" lijke apen en steeds maar namen ze nog afgrijselijker vormen aan.
" Eindelijk kregen ze de figuur van twee afschuwelijke duivels:
" - "Lucifer is onze meester" huilden de duivels - "wie jij be-
" schermt, heeft zich aan hem gegeven en daarom moeten wij hem
" meeslepen en hem het leven ontnemen."-
"
Ik keerde mij naar het lammetje, maar in die plaats was
" er nu een arme jongen, die buiten zich zelf van schrik, steeds
" maar smekend herhaalde: "Don Bosco, red mij! Don Bosco, red
" mij!"
"
- "Wees maar niet bang" - zei ik hem. - "Wil je werkelijk
" braaf worden?"
"
- "Ja, ja, Don Bosco, maar wat moet ik doen om gered te
" worden?"
"
- "Vrees niet, kniel neer, neem de medaille van de Madonna
" in je handen. Vooruit, bid samen met mij." - En de jongen knielde
" neer. De duivels wilden hem vastgrijpen, ik stond op wacht met
" opgeheven stok, toen Enria, die zag dat ik zo onrustig was, mij
" wekte en mij aldus belette het einde van de gebeurtenis te zien.
" De jongen was een van hen die ik kende.

51.4 Page 504

▲back to top


- XIII/500 -
Een tweede telegram liet op 23 april weten dat Don Bosco zich op
reis bevond en dat hij tegen de avond te Turijn zou toekomen. In een
oogwenk schenen de jongens als dol van vreugde. "Ze sprongen" - zegt in
zijn kroniek een ooggetuige, ze rennen, ze roepen en ze kunnen niet zeg-
gen waarom." De muzikanten haastten zich een sonate te gaan herhalen en
de zangers een hymne voor te bereiden terwijl anderen voor wat verlich-
ting gingen zorgen. Ze waren er allen van overtuigd dat hun gebeden een
mirakel hadden bewerkt. In werkelijkheid was die genezing, indien niet
volledig, dan toch in een ogenblik gebeurd en de arts zelf had zich niet
verwacht aan zulk een grote beterschap.
Toen Don Bosco tot Enria zei de reiszak klaar te maken voor 's
anderdaags 23 april, voor acht uur 's ochtends, wou hij Don Bosco met
genegen eenvoud afraden te vertrekken, omdat hij nog niet geheel genezen
was en hij nog geen weerstand zou kunnen bieden aan een lange treinreis.
- "Wees gerust", - antwoordde hem Don Bosco - "ik ben sterk genoeg. Ik
ben van "bosco" (in het Piëmontees: hout) en nog wel van dat hard! De
Heer en de heilige Maagd zullen me helpen. Ik dank je voor je toegenegen
zorgen. Bid voor mij, ik zal je nooit vergeten." - Hij stond vroeg op en
wou de mis celebreren aan een voorlopig altaar in een aanpalende kamer.
Hij begaf zich naar het treinstation tussen Don Rua en Don Albera maar
had nog maar pas de helft van de weg afgelegd, of de trein reed het sta-
tion binnen. Enria, die vooruit was gegaan om de biljetten te gaan halen,
vroeg aan de stationschef al het mogelijke te doen opdat Don Bosco zou
kunnen vertrekken. - "Voor Don Bosco zal ik alles doen wat ik kan" -
antwoordde de brave ambtenaar. Dadelijk vloog Enria naar Don Bosco toe
om hem tot spoed aan te zetten. De trein bleef zes of zeven minuten lan-
ger halt houden zonder dat men de gebruikelijke klachten hoorde. Het ge-
rucht dat Don Bosco op komst was deed zelfs vele reizigers aan het por-
tier komen om hem te zien en toen hij naderbij kwam vergezeld van de sta-
tionschef en zijn salesianen, werd hij met eerbied en bewondering beke-
ken.
Laten we ook, hoewel we op de tijd vooruit lopen, volgende kleine
episode vertellen. Een maand later kwam Enria naar Turijn. Don Bosco zag
hem, groette hem als een vader en zei: - "Kijk, sinds verscheidene dagen
verlangde ik je te schrijven en ik heb er geen tijd voor gehad. Maar wat
ik je per brief wou zeggen, zeg ik je nu mondeling. Ik bedank je voor de
genegenheid welke je voor mij hebt. Je mag er zeker van zijn dat ik je
iedere dag in de heilige Mis aanbeveel. Het spijt me je onaangenaam te
zijn geweest door tegen je advies uit Sampierdarena te vertrekken. Maar
thans voel ik me goed. Ben je tevreden?"
De coadjuteur was ontroerd en stamelde enkele woorden om hem te
zeggen dat hij om hem te vergoeden voor zijn weldaden zich verplicht ge-
voelde nog heel wat meer te doen - "Eer je zult vertrekken", - hernam
Don Bosco, terwijl hij zich verwijderde - "wil ik je nog eens zien."

51.5 Page 505

▲back to top


- XIII/501 -
H O O F D S T U K XVII.
DON BOSCO NEEMT BIJ ZIJN TERUGKEER NAAR HET ORATORIO
WEER DE DRAAD OP VAN DE ONDERBROKEN WERKZAAMHEDEN.
Don Bosco kwam 's avonds laat te Turijn aan, omdat belangrijke za-
ken hem te Asti hadden weerhouden. Vanaf het plein aan de kerk van Maria,
hulp der Christenen, hoorde hij reeds het geroezemoes dat van het Orato-
rio kwam. Bij zijn verschijnen werden de hoogste noten van het muziek-
korps overstemd door uitbundige toejuichingen. De kopiist schreef de
brief af van een jongen aan zijn makker die wegens ziekte afwezig was,
zonder echter zijn naam te noemen. Hij begon aldus: "Wat een blijer
nieuws zou ik je kunnen laten weten dan de gelukkige aankomst van onze
beminde vader Don Bosco?" Eerst vertelde hij hem over zijn genezing en
over het onthaal dat hem te beurt was gevallen. Daarna ging hij verder:
"Allen komen in massa rondom hem om hem te zien en zijn hand te kussen,
zodat er geen assistenten genoeg zijn om ze in groepjes te verdelen en
een doortocht te laten voor hem die verwelkomd werd. Pas aangekomen ging
hij dadelijk naar de refter en toen wilde iedereen hem zien. Een grote
groep jongens bevond zich achter de deur. Ze openden haar en keken naar
binnen. Wanneer ze hem bij toeval even zagen achteraan in refter, dan was
dat al voldoende om bij allen een zucht van genegenheid te laten opgaan,
alsof ze van een zwaar gewicht bevrijd waren." De naamloze schrijver zal
zich nooit hebben ingebeeld dat zijn nederig briefje zou overgenomen wor-
den in de kroniek en van daar in de geschiedenis. Dit zeer kleine docu-
ment is zeker vrij veelbetekenend.
Daags nadien, bij het eindigen van het diner passeerden de ver-
tegenwoordigers van iedere klas de revue om iets in proza of in verzen,
in het Italiaans of in het Latijn, voor te dragen. Daarna zetten de zan-
gers onder de galerijen, een hymne in, die door het muziekkorps begeleid
werd. Toen kwam Don Bosco naar buiten en zette hij zich neer om te luis-
teren te midden van een mooie kring van adellijke heren en van oversten.
Toen de muziek ophield kwamen drie vakleerlingen naar voor. Ze zegden een
korte dialoog op en boden hem dan een schilderij aan met een zicht op de
kerk en op het Oratorio. De goede Vader was ontroerd, lachte en bedankte.
Gedurende drie dagen kon hij aan zijn schrijftafel niet werken om-

51.6 Page 506

▲back to top


- XIII/502 -
dat zijn krachten nog zo verzwakt waren. Toch aanhoorde hij de verslagen
van de afzonderlijke hogere oversten en gaf bevelen en onderrichtingen
voor alles. Hij behandelde zelfs sommige zaken van buiten het huis. Dit
wordt bewezen door twee brieven met de datum van 25 april.(1) Over de
eerste brief aan graaf de Maistre zullen we in het volgende hoofdstuk
spreken. Over de andere wensen wij thans te spreken, omdat hij verband
houdt met de reis naar Rome en betrekking heeft op de gedachtewisseling
welke hij met minister Crispi gehad had.
Voor verbeteringsgestichten.
Don Bosco schreef deze brief aan commandeur Giovanni Battista
Aluffi, die toen secretaris van de minister van Binnenlandse Zaken was
en later prefect van een provincie. Steeds bleef hij de persoon en de
gedachtenis van Don Bosco zeer genegen.
"
Beste Heer Aluffi,
"
"
Ik zou de onderhandelingen, begonnen tijdens het ministe-
" rie Crispi,(2) opnieuw willen beginnen. Ze waren reeds goed ge-
" vorderd. Ik moet u nochtans om raad vragen over de manier van
" optreden. Indien de brieven over het toekennen van een ereteken
" aan Giovanni Albertotti, arts en professor in geneeskunde bewaard
" zijn gebleven, zou ik enkel mijn verzoek herhalen. Indien ze ver-
" loren zijn gegaan zal ik van alles een kopie bijvoegen.(3) Het-
" zelfde zeg ik over het preventief project huizen te openen om
" kinderen die in gevaar verkeren op te nemen, zoals ik er formeel
" mee belast was door de minister zelf.
"
Voor uw norm zeg ik u dat Zanardelli vroeger steeds goede
" contacten met mij heeft gehad en mij steeds met veel welwillend-
" heid heeft behandeld.
"
Ik heb de directeur van het college van Lanzo al gezien en
" ik hoop dat de persoon die hij aanbevolen heeft in overeenstem-
" ming met ons gemeenschappelijk verlangen, zal begunstigd worden.
"
Ik ben gisteren te Turijn aangekomen en vat weer opnieuw
" de onderbroken loop van mijn zaken aan.
"
Moge God u in goede gezondheid bewaren en in zijn heilige
" genade en geloof me met oprechte erkentelijkheid te zijn
"
" Turijn, 25 april 1878.
uw nederige dienaar
"
Priester Gio. Bosco.
(1) De datum wordt op het einde van de twee brieven aldus aangeduid, dat hij zegt:
"Ik ben gisteren toegekomen."
(2) Crispi was minister van 26 december 1877 tot 23 maart 1878. In het nieuwe ministerie
was Cairoli eerste minister en Zanardelli minister van Binnenlandse Zaken.
(3) Hierover zullen we verder spreken.

51.7 Page 507

▲back to top


- XIII/503 -
Welk gevolg deze brief gehad heeft wat het "preventief project"
betreft, weten we niet met zekerheid. Wat dit "project" was, blijkt uit
een brief van 23 juli aan minister Zanardelli, de opvolger van Crispi.
Het schijnt ons toe dat we dit document in betrekking moeten brengen met
de brief aan Aluffi. Inderdaad, onder dezelfde datum van 23 juli, treffen
we nogmaals een verzoekschrift aan in het voordeel van dokter Albertotti,
van wier er sprake is in de brief aan Aluffi. Voor zijn doeleinden had
Don Bosco niet helemaal het academische voorstel hem door Crispi geduren-
de de fameuze audiëntie van februari willen laten voorbijgaan.
"
Excellentie,
"
"
In de maand februari jl. vroeg de heer minister van Bin-
" nenlandse Zaken mijn mening over het preventief stelsel en over
" de mogelijkheid iets te voorzien voor de kinderen die niet ver-
" dorven zijn, maar enkel verlaten en daarom in gevaar verkeren,
" in verscheidene steden van Italië en vooral te Rome.
"
Met de wens de heer minister te bevredigen en goed te doen
" aan de jeugd, heb ik een memorandum opgesteld dat praktisch is
" en weinig zal kosten aan de regering.
"
Nadat ik mijn schriften aangeboden had en er een confe-
" rentie over gehouden had, kwam er een wijziging in het ministe-
" rie waardoor alle zaken geschorst werden. Indien het inzicht van
" Uwe Excellentie aldus zou zijn, zal ik gaarne mijn plan uitvoeren
" en indien men de brief niet meer zou vinden, zal ik er een kopie
" van van maken, die ik dadelijk in de handen van Uwe Excellentie
" zal geven.
"
Welke beslissing U in uw wijsheid ook zult oordelen te moe-
" ten nemen, ik verzoek U toch mijn duurzame wil te willen noteren
" mij in te spannen om het aantal van de losbandigen te verminde-
" ren en het aantal van de eerzame burgers te doen aangroeien, ter-
" wijl ik de eer heb te ondertekenen als
"
" Turijn, 23 juli 1878.
Priester Gio. Bosco.
Daar wij het "memorandum" door Don Bosco aan minister Crispi aange-
boden en hernieuwd voor Zanardelli, teruggevonden hebben, bieden wij het
hier, als op de plaats die hiervoor het meest opportuun is, aan onze le-
zers aan.
"
Excellentie,
"
"
Ik heb de eer aan Uwe Excellentie de grondslagen aan te
" bieden waarop het preventief stelsel kan gebouwd worden dat zal
" toegepast worden bij de jongens, die in gevaar verkeren langs de

51.8 Page 508

▲back to top


- XIII/504 -
" openbare weg en in de huizen en opvoedingstehuizen.
"
Tegelijkertijd ben ik erover bezorgd de goede wil door Uwe
" Excellentie uitgedrukt ter hulp te komen en daarom ben ik zo vrij
" enkele plaatsen te Rome te noemen die voor dit doel kunnen dienen
" en afhangen van uw ministerie.
"
Deze lokalen zijn:
"
1° Het gebouw en het erf voor de parochiekerk van Sint-
" Bernardus, bezet door het militaire commando van de 20ste ruite-
" rijdivisie waarvan gezegd wordt dat ze naar elders moet verhuizen.
" Op de hierbijgevoegde schets treft U ze in groene kleur aangeduid.
"
Wanneer wij dit gebouw van de regering zouden ontvangen,
" zou markies Berardi een stuk van een terrein afstaan dat zou voor-
" zien in de behoeften en in de verdere ontwikkeling van het vrome
" project.
"
2° Het huis en het erf van het befaamde instituut van S.
" Michele a Ripa.
"
3° Het huis en de plaatsen vroeger bezet door de fran-
" ciskanen, gekend onder de benaming van klooster van de Vreemde
" Missies. Het ligt tussen de Quattro fontane en S. Maria Maggiore.
"
4° S. Cajo met terrein en huizen op korte afstand van de
" Quattro fontane.
"
5° Het klooster van S. Agata vroeger bewoond door de kloos-
" terlingen "Dottrinarii" te Trastevere.
"
6° S. Nicola dei Cesarini, huis en erf vroeger bewoond door
" de karmelieten. Het bevindt zich op het plein met dezelfde naam.
"
Wanneer het de regering zou behagen een van deze gebouwen
" te mijner beschikking te laten, dan zou ik het uitsluitend bestem-
" men in het voordeel van de arme en gevaar lopende kinderen en ik
" heb het volste vertrouwen dat dit gebeuren kan met een lichte tus-
" senkomst van de staatsgelden. Op deze manier zou gevolg worden
" gegeven aan de aanvragen van een groot aantal arme kinderen die
" verlangen opgenomen te worden en zou er een einde worden gesteld
" aan het ernstige en kostelijke ongemak, daar vanuit deze stad een
" groot aantal jongens gezonden worden naar het tehuis van Turijn
" en van S. Pier d'Arena.
"
Met het volste vertrouwen en diepe erkentelijkheid bid ik
" tot God dat Hij u zou bewaren en blijf ik iemand
"
" Rome, 21 februari 1878.
die ootmoedig tot U smeekt
"
Pr. Gio. Bosco.
Het preventief stelsel bij de opvoeding van de jeugd.
Er bestaan twee stelsels bij de zedelijke en burgerlijke opvoeding
van de jeugd: het ene werkt beteugelend, het andere voorkomend.
Zowel het ene als het andere kan toegepast worden te midden van
de burgerlijke maatschappij en in de opvoedingshuizen. We zullen een kor-

51.9 Page 509

▲back to top


- XIII/505 -
te algemene uitleg geven van het preventief stelsel dat men te midden van
de burgerlijke maatschappij kan aanwenden. Daarna zullen we zeggen op
welke manier het met welslagen kan toegepast worden in de colleges, te-
huizen en ook in de opvoedingsinstituten zelf.
Preventief en repressief stelsel te midden van de maatschappij.
Het repressief of beteugelend stelsel bestaat in het doen kennen
van de wetten en de straffen door de wetten voorzien. Daarna moet de
overheid erover waken om de schuldigen te kennen en te straffen. Dit is
het stelsel aangewend in het leger en over het algemeen bij de volwas-
senen.
Maar de jongens die geen onderwijs hebben gehad die niet naden-
ken, die opgehitst worden door hun gezellen of door onbedachtzaamheid,
laten zich vaak blindelings meeslepen tot wanordelijkheden wegens de eni-
ge reden dat ze verlaten worden.
Terwijl de wetten waakzaam zijn tegenover de schuldigen, moet men
zeker zeer bekommerd zijn om hen, opdat hun aantal zou verminderen.
Van welke kinderen men zeggen moet dat ze gevaarlijk zijn?
Ik meen dat men niet slecht kan noemen, maar in gevaar slecht te
worden zij:
1° die uit de steden of uit verscheidene streken van het land
vertrekken naar andere steden en streken op zoek naar werk. Meestal heb-
ben zij wat geld op zak dat ze op korte tijd verbruiken. Wanneer ze na-
dien geen werk vinden, verkeren ze in werkelijk gevaar over te gaan tot
diefstal en zich op een weg te begeven die naar hun ondergang leidt.
2° zij die wezen geworden zijn, hun ouders verloren hebben en
niemand hebben die hen bijstaat. Daardoor worden ze overgeleverd aan
landloperij en aan het gezelschap van losbandige mensen, terwijl een
vriendelijke hand, een liefdevolle stem hen op de weg van de eer en van
de eerzame burger zou kunnen brengen.
3° zij die ouders hebben die zich niet willen of niet kunnen be-
kommeren om hun kinderen. Daarom verjagen zij hen uit het gezin of ver-
laten hen volledig. Van deze ontaarde ouders is het aantal maar al te
groot.
4° de zwervers die in de handen van de openbare veiligheid val-
len, maar nog niet verdorven zijn. Wanneer deze opgenomen worden in een
tehuis, waar ze onderricht krijgen, tot het werk worden opgeleid, zul-
len ze zeker aan de gevangenissen worden onttrokken en teruggeschonken
aan de burgerlijke maatschappij.

51.10 Page 510

▲back to top


- XIII/506 -
Voorzieningen.
De ervaring heeft ons geleerd dat men doeltreffende voorzieningen
kan treffen voor deze vier categorieën van kinderen:
1° met recreatietuinen op zon- en feestdagen. Bij middel van een
aangename recreatie, door de muziek, door het turnen, door voor te dra-
gen, door toneel kan men ze zeer gemakkelijk bijeenbrengen. In de avond-
en zondagschool en door het onderwijs van de catechismus geeft men hun
een aangepast zedelijk voedsel dat onmisbaar is voor deze arme zonen uit
het volk.
2° bij deze bijeenkomsten doet men navorsingen om te weten wie
geen werkgever heeft en ervoor te zorgen dat ze een bezigheid zouden
vinden en bijgestaan worden gedurende de week.
3° Men treft er dan aan die arm en verlaten zijn, die niets heb-
ben om zich te kleden, om zich te voeden, die niet weten waar ze 's
nachts moeten gaan slapen. Die kan men enkel helpen door ze op te nemen
in tehuizen en bewaringshuizen met kunsten en ambachten en ook landbouw-
koloniën.
Inmenging vanwege de regering.
De regering kan, zonder zich met een nauwgezette administratie te
moeten bezighouden, zonder te raken aan het beginsel van de wettelijke
liefdadigheid, op volgende manieren meewerken:
1° Tuinen verschaffen voor feestelijke gelegenheden; de scholen
en tuinen helpen voorzien van het nodige gerei.
2° Lokalen bezorgen voor tehuizen, het nodige materiaal bezorgen
voor kunsten en ambachten die de opgenomen kinderen zouden aanleren.
3° De regering zou het aanvaarden van de leerlingen vrij laten
maar zou een dagelijkse of maandelijkse bijdrage verschaffen aan hen die,
wanneer ze zich in de hierboven beschreven omstandigheden bevinden, zou-
den opgenomen worden. Dit zou blijken of uit certificaten afgeleverd door
het burgerlijke gezag of uit feiten vastgesteld door de politie die heel
vaak jongens ontmoet die zich in deze toestand bevinden.
Deze dagelijkse subsidie zou beperkt worden tot een derde van wat
een jongen zou kosten in een van de heropvoedinginstituten van de staat.
Wanneer men de correctionele gevangenissen van Turijn als basis neemt en
wanneer men de totale uitgave voor ieder persoon aldus zou verminderen,
kan men dit berekenen op 80 centimes per dag. Op deze manier zou de re-
gering hulp bieden, maar de vrije loop overlaten aan de private liefda-
digheid van de burgers.

52 Pages 511-520

▲back to top


52.1 Page 511

▲back to top


- XIII/507 -
Resultaten.
Door te steunen op een ervaring van vijfendertig jaar mag men de
volgende besluiten trekken:
1° Vele jongens die uit de gevangenissen gekomen zijn leren een
ambacht aan, waarmee ze op een eerzame manier hun brood kunnen verdienen.
2° Velen die in groot gevaar verkeerden losbandig te worden en
begonnen last te veroorzaken aan de eerzame burgers en geen klein onge-
mak bezorgden aan het openbare gezag, werden aan het gevaar onttrokken en
bewandelden de weg van een eerzame burger.
3° Uit de registers blijkt dat niet minder dan honderdduizend jon-
gens werden bijgestaan, opgenomen en opgevoed met dit stelsel; de enen
leerden muziek, de anderen leerden lezen en schrijven, nog anderen een
kunst of een ambacht en zijn deugdzame vaklieden geworden of handelsbe-
dienden, hebben een winkel begonnen, zijn onderwijzer geworden of werkza-
me ambtenaren; en niet weinigen bekwamen een eervolle graad in het leger.
Vele anderen door de natuur verrijkt met een ongewoon verstand konden
leergangen volgen aan de universiteit en verwierven een diploma in de
letteren, in de wiskunde, in de geneeskunde, in de rechten. Ze werden
ingenieurs, notarissen, apothekers of iets dergelijks.
We moeten op deze plaats ook het relaas geven van een samenspraak
tussen Don Bosco en de prefect van de provincie Turijn. Er bestaat een
onzekerheid over de datum van dit gesprek en ook over de personen die
toen een bepaald ambt bekleedden, maar het schijnt waarschijnlijk dat er
tussen het plan van de minister hierboven vermeld voor de stad Rome en
het voorstel van de prefect dat we thans zullen zien voor het algemeen
opvoedingsgesticht van Turijn een zeker chronologisch verband bestaat.
De wanordelijkheden die elkaar daar opvolgden waren van dusdanige
aard dat de gezaghebbers er zeer bezorgd over waren. Het was zelfs zover
gekomen dat men gemeend had te moeten schieten op de opstandige jongens
en er waren slachtoffers gevallen. De prefect kreeg de gelegenheid met
Don Bosco te spreken en ondervroeg hem of hij de leiding op zich wou
nemen van die jongens die moesten verbeterd worden, waarbij hij sterk
aandrong dat hij deze zou aanvaarden. Don Bosco gaf als antwoord dat hij,
voor wat hem aanging, geen moeilijkheden zag, maar dat de minister hem
zeker nooit een strafinrichting zou hebben toevertrouwd.
"En waarom?"
"Omdat men zegt dat Don Bosco teveel godsdienstonderricht wil
en, inderdaad, meen ik dat men zonder godsdienst nooit iets goeds van
de jongens kan bekomen."
"Zeg dat niet. Zouden wij geen godsdienstonderricht willen?
Integendeel, wij zijn de eersten om er de noodzakelijkheid van te erken-
nen. Daarom zouden we u dan ook zeer dankbaar zijn indien u met dit mid-

52.2 Page 512

▲back to top


- XIII/508 -
del er in zou slagen deze ongelukkigen in te tomen. Indien u het toelaat,
zal ik aan de minister van Binnenlandse Zaken schrijven en hem voorstel-
len dat men u de leiding zou toevertrouwen."
"Ik herhaal u dat mijn methode van opvoeding niet aangenaam zal
zijn voor de regering. Hier zette Don Bosco dan zijn eigen stelsel van
opvoeding uiteen: veelvuldig ontvangen van de sacramenten, onderricht in
de godsdienst, voorkomende bewaking, christelijke liefde die de harten
wint... en betrekkelijke voordelen.
De prefect luisterde naar hem met belangstelling en zag geen ern-
stige beletsels tegen zijn plan. - "Laat ons de proef doen" - zei hij
dan. - "Ik zal aan de minister schrijven en we zullen zien."
- "Ik geloof dat het zeer moeilijk zal zijn de regering te doen
instemmen."
- "En ik geloof dat het zeer gemakkelijk zal gaan." -
De prefect schreef dadelijk. Het antwoord bleef niet lang uit. Het
was een slingerkrans van lofuitingen voor Don Bosco. Men keurde zijn ge-
dachte goed en men verzocht hem erover te onderhandelen. Men kon zich
niets beters indenken dat de leiding van de Generala toe te vertrouwen
aan Don Bosco. Het moest een succes worden. Men kon er zeker van zijn dat
de betreurenswaardige feiten die voorgevallen waren zich niet meer zouden
voordoen. Dadelijk liet men Don Bosco roepen om hem het goede nieuws mee
te delen. - "Kijk maar" - zei de prefect - "had ik geen gelijk?"
"Te ruim vertrokken!" - antwoordde Don Bosco en schudde het
hoofd. Toch begon hij de onderhandelingen omdat hij niet wilde dat door
zijn schuld dit vonkje hoop zou worden uitgedoofd. Maar hij eiste volle-
dige onafhankelijkheid bij de godsdienstige opvoeding. Hij moest alleen
aan de leiding staan. De regering zou 80 centimes per dag betalen voor
iedere opgesloten jongen. De cipiers moesten geweerd worden. Ten hoogste
zou men een piket soldaten bij de poort laten. De prefect vond daarin
niets onredelijks maar de minister eindigde met te antwoorden dat Don
Bosco van al die jongens priesters wou maken en dat er al teveel pries-
ters waren. Aldus verliep dit edele initiatief zeer prozaïsch en zo zou
ook die andere zaak te Rome eindigen.
De geschillen met de ordinarius.
Bij het inzien van de correspondentie die zich gedurende de twee
laatste weken opgestapeld had, viel het oog van Don Bosco dadelijk op een
envelop die uit Rome kwam. Hij opende ze en vond er drie brieven in. Ad-
vocaat Leonori overhandigde hem twee documenten met de handtekening van
kardinaal Ferrieri plus een lijst van privileges, die als wettelijk er-
kend werden. Laat ons vooraf een woord zeggen over deze lijst. Herinneren
we aan onze lezers dat Zijne Eminentie kardinaal Ferrieri op 14 november
1877 aan Don Bosco het bevel had gegeven de documenten voor te leggen die

52.3 Page 513

▲back to top


- XIII/509 -
van aard waren de authenticiteit te bewijzen van de pauselijke vergunnin-
gen en dat hij hem op 21 december had meegedeeld, na ontvangst te hebben
bevestigd, dat de heilige congregatie van de Bisschoppen en Regulieren ze
aan een onderzoek zou onderwerpen. Thans had men te Rome de bevoegdheden
die als authentiek werden aangezien, gescheiden van deze die niet als
dusdanig werden geacht en een officiële samenvatting voorbereid. Aldus
verviel definitief als tenietgedaan het privilege, waaraan Don Bosco zo
hield, namelijk de vrijstelling van de verplichting de getuigschriften
van de bisschoppen te vragen voor de postulanten.
Maar de zaak van de privileges kwam slechts onrechtstreeks in de
mededeling van de kardinaal voor. Deze liet hem vooral weten dat hij hem
een kopie zond van een rescript gezonden aan de aartsbisschop van Turijn
over de kwesties die tussen hen waren opgerezen. Hij drukte zijn vertrou-
wen uit dat de genomen voorzieningen een einde zouden gesteld hebben aan
elk geschil. De kopie van de voorzieningen bevatte zes "petities" van
Mgr. Gastaldi met zes antwoorden hierop vanwege de heilige Congregatie
met de tenietdoening van de voornaamste privileges die door Pius IX
verleend waren geworden.
"
Om sommige kwesties gerezen tussen Uwe Excellentie en
" priester D. Giovanni Bosco, Algemeen Overste van het instituut
" van de Salesianen, over privileges, waarvan deze gebruik maakt
" in het aartsbisdom Turijn, uit de weg te ruimen, heeft het op-
" portuun geacht voornoemde overste uit te nodigen het wettelijk
" bestaan te laten kennen van alle privileges waarvan hij gebruik
" maakt. Uit de documenten door hem voorgelegd, heeft men kunnen
" opmaken dat sommige vervat zijn in een rescript zonder authen-
" tieke vorm en anderen waarvan hij beweert dat ze bekomen werden
" vivae vocis oraculo. Wat deze laatste betreft gaat het vooral
" om de vrijstelling van de getuigschriften van de ordinarii,
" voorgeschreven in het decreet Romani Pontifices van 25 januari
" 1848 door de heilige Congregatie Super Statu Regularium voor de
" toelating tot de inkleding met het kloostergewaad van de postu-
" lanten. Alvorens trouwens over te gaan tot het onderzoek van de-
" ze kwesties, werd Uwe Excellentie hiervan verwittigd. Om iedere
" oorzaak van geschil te weren, bood Uwe Excellentie petities aan
" vervat in de brief van 27 december in volgende bewoordingen.
"
1° De salesiaanse congregatie moet er zich formeel toe
" verbinden het pauselijke rescript van 25 januari 1848 te onder-
" houden.
"
2° zich niet te mengen in de prediking en de toediening
" van de sacramenten tenzij in volledige overeenstemming met de
" canons.
"
3° geen mirakelen te publiceren die zouden gebeurd zijn
" te Turijn of in mijn diocees zolang ik aartsbisschop ben, zonder
" mijn toestemming.
"
4° geen aflaten te publiceren die mijn diocesanen aangaan
" zonder dat ik mij van hun wettelijkheid verzekerd heb.

52.4 Page 514

▲back to top


- XIII/510 -
"
5° de Mis niet te laten celebreren in hun kerken door een
" priester die niet tot hun congregatie behoort zonder mijn toe-
" stemming.
"
6° dat de congregatie zich over het algemeen zou verplich-
" ten zich te houden aan haar verschuldigde onderwerping aan de
" aartsbisschop, behalve voor punten waarvoor de statuten door de
" heilige Stoel voor deze congregatie goedgekeurd, hun vrijstellin-
" gen verlenen. Uwe Excellentie heeft eraan toegevoegd: "Ik vraag
" niets anders en ik verzoek met aandrang de heilige congregatie
" zich te willen onthouden van ieder onderzoek over verleden fei-
" ten, die ik van ganser harte aan Don Bosco vergeef en aan al de
" zijnen, de zeer ernstige stoornissen die ze me aandoen en al het
" overige op voorwaarde dat we voor de toekomst rustig kunnen
" handelen."
"
Nadat de heilige Congregatie dit alles rijp overwogen heeft
" en er een nauwgezet verslag van aangeboden heeft aan de heilige
" Vader gedurende de audiëntie van 22 maart 1878, heeft het Zijne
" Heiligheid behaagd te bevelen dat men aan Uwe Excellentie nopens
" de verschillende voorgestelde punten als volgt zou schrijven.
" Ten aanzien van:
"
Het eerste punt. We dienen te laten voorafgaan dat ofschoon
" Priester Don Bosco, zoals hij bevestigt, vivae vocis oraculo van
" Zijne Heiligheid de pas overleden Paus Pius IX de vrijstelling
" zou bekomen hebben van het vermelde decreet van 25 januari 1858,
" men mag aanvaarden dat het niet de bedoeling kan geweest zijn van
" de voornoemde paus helemaal af te wijken van een dusdanig heil-
" zame beschikking, die betrekking heeft op de universele tucht van
" de Regulieren van de vrome Congregaties en instituten, die hem zo
" ter harte gaat, zoals hij dit trouwens aan deze heilige congre-
" gatie verklaard heeft alvorens te sterven. Daarom verklaren wij
" bij deze dat voornoemde decreet trouw moet worden nageleefd door
" de salesiaanse congregatie.
"
Wat het tweede punt betreft. Zij mag zich niet mengen in de
" prediking, noch in de toediening van de sacramenten tenzij in vol-
" ledige gelijkvormigheid met de heilige canons en met de canonieke
" voorschriften.
"
Voor het derde punt. Ze mag geen mirakels publiceren alvorens
" de toelating te hebben bekomen van de bisschop in wiens diocees
" beweerd wordt dat ze voorgekomen zijn.
"
Wat het vierde punt betreft. Telkens als het gaat over
" particuliere aflaten verleend aan het instituut van de salesia-
" nen, zullen deze niet mogen gepubliceerd worden zonder eerst het
" document te hebben voorgelegd aan de aartsbisschop om er de
" authenticiteit van vast te stellen.
"
Wat het vijfde punt betreft. Ze zal in uwe kerken van het
" diocees van Turijn geen H. Mis mogen laten celebreren door een
" priester zonder het Celebret; namelijk, de schriftelijke vergunning
" van de aartsbisschoppelijke Curie.
"
Wat het zesde punt betreft. De salesiaanse congregatie
" is ertoe verplicht de verschuldigde onderwerping aan de aarts-

52.5 Page 515

▲back to top


- XIII/511 -
" bisschop te betonen in alles wat de heilige canons en de aposto-
" lische Constituties hem toekennen, met uitzondering van de pun-
" ten waarin de statuten door de H. Stoel goedgekeurd haar vrij-
" stellingen verleent en behoudens de privileges die ze zou bekomen
" hebben in rescripten, decreten, resoluties en andere voorzienin-
" gen van de H. Stoel in authentieke vorm toegestaan.
"
Ofschoon men na de voornoemde verklaringen mag denken dat
" ieder geschil hiermee geëindigd is, heeft nochtans Zijne Heilig-
" heid, gedreven door het verlangen voor de toekomst de weg af te
" sluiten voor minder juiste interpretaties over alles wat aan de
" salesiaanse congregatie verleend werd, en na volledig kennis te
" hebben genomen van al de genaden en gunsten door de voorganger
" van Zijne Heiligheid aan voornoemde Congregatie verleend, bevolen
" dat een nauwgezette samenvatting hiervan zal worden opgemaakt in
" drie exemplaren. Het eerste zal aan Uwe Excellentie worden aange-
" boden door priester D. Giovanni Bosco om er uw visum op te plaat-
" sen; daarna zal hij het behouden. Het tweede exemplaar zal onder-
" tekend worden door voornoemde priester en aan de aartsbisschoppe
" lijke Curie worden gelaten. Het derde exemplaar zal door beiden
" worden ondertekend om neergelegd te worden in het archief van
" onze secretarie.
"
De heilige Congregatie vertrouwt erop dat, zoals Uwe Excel-
" lentie zelf al zei in haar brief van 27 december jl., na een zeke-
" re aanpassing aan de gevraagde voorzieningen, alles in de toekomst
" een rustig verloop zal hebben. Deze heilige Congregatie zal dan
" aan de overste van de salesianen een kopie bezorgen van deze brief
" opdat hij hem als norm zou dienen om zich in alles te schikken
" zoals er in voorgeschreven is
"
als genegen broeder
"
S. kardinaal Ferrieri, prefect.
"
A.aartsbisschop van Mira, secretaris
De advocaat, die de documenten overgemaakt had zei weliswaar dat
hij niet tevreden was over de oplossing van de zaak, maar gaf Don Bosco
toch de raad blindelings te gehoorzamen en zich zonder meer bij de aarts-
bisschop te begeven om elkaar wederzijds de beschikkingen uit Rome mee te
delen en met hem over de gesuspendeerde priesters te praten. In zaken van
gehoorzaamheid gaf Don Bosco nooit blijk dat hij de raad van anderen no-
dig had. Wat zijn bezoek bij de aartsbisschop betreft kennen wij de juis-
te datum niet van de eerste samenkomst, maar op 4 mei moet ze reeds heb-
ben plaats gehad. Don Bosco ging naar het aartsbisdom in gezelschap van
Don Lazzero, die gedurende de audiëntie in de voorkamer bleef en hoorde
dat Monseigneur zeer luid sprak. Toen Don Bosco buitenkwam, was hij in
gedachten verzonken, zodat zij tot aan de kerk van de Consolata (een
kwartier te voet) zwijgend voortschreden. Eindelijk zei Don Bosco met een
glimlach. - "Het is toch een brave man. Hij heeft mij mijn mond niet la-
ten opendoen. Hij heeft altijd zelf gesproken." – Toch scheen het ijs ge-
broken te zijn. Inderdaad, op 4 mei verzocht Monseigneur op vertrouwe-

52.6 Page 516

▲back to top


- XIII/512 -
lijke toon Don Bosco naar het aartsbisdom te willen komen daags nadien,
"omdat hij dringend met hem moest spreken." Don Bosco ging. 's Anderdaags
schreef Zijne Excellentie hem een brief vanuit het Eremo, zomerverblijf
van het seminarie. Hij begon aldus: "Indien u kloosterlingen te zenden
hebt die dienen gewijd te worden voor de aanstaande quatertemperdagen,
toef dan niet. Zend de lijst ervan aan mijn curie, met aanduiding voor
elk van hen van de familienaam, de voornaam, het diocees waar hij geboren
is, zijn leeftijd, de verzekering dat hij aan de salesiaanse congregatie
verbonden is door het afleggen van de eeuwige geloften en welke wijdingen
hij gebeurlijk al ontvangen heeft." Daarna voegde hij eraan toe dat hij,
wanneer hij op 24 mei zekerheid zou hebben gehad over het goed verloop
van een zaak (1) over de pastoor en de parochie van de heilige Martela-
ren, hij de belofte die hij hem gedaan had zou houden Maria, Hulp der
Christenen, te komen bedanken. Naar aanleiding dan van een andere zaak,
waarvan hij de oplossing verwachtte van kardinaal Bartolini, herhaalde
hij dat, indien voor 24 mei de zaken een goed verloop zouden hebben, hij
zich "naar het nieuwe huis van Maria, Hulp der Christenen zou begeven om
haar te bedanken" en daarna ging hij verder: "Indien u door te bidden en
te doen bidden en ook door andere middelen te gebruiken, als u er zoudt
over beschikken, deze gunst bekomt, dan hoop ik dat ik met u een tijdperk
van vrede en goede verstandhouding zal kunnen inzetten." Tot slot zei
hij: "Ik ben hier om gedurende twee of drie dagen mijn hersens, mijn hart
en geheel mijn persoon te laten uitrusten, te midden van de gedachtenis-
sen aan de heilige kluizenaars die gedurende eeuwen deze eenzame plaatsen
geheiligd hebben (2), maar vrijdag eerstkomende op zijn laatst zal ik
opnieuw voor mijn bureau zitten." Don Bosco antwoordde hem op volgende
donderdag:
"
Excellentie,
"
"
Ik dank Uwe Excellentie van ganser harte omdat U onze cle-
" rici toegelaten hebt voor de aanstaande quattro tempora. De hier-
" ingesloten nota en de andere documenten die er betrekking op heb-
" ben, zullen aan de aartsbisschoppelijke Curie worden overgemaakt.
"
Gaarne bid ik en zal ik doen bidden opdat de bekende aange-
" legenheid gunstig zou verlopen voor de geestelijke overheid en met
" dit doel heb ik al speciale gebeden aangeduid die gedurende de
" hele maand voor het altaar van Maria, Hulp der Christenen, zullen
" gedaan worden.
"
Nog specialer gebeden zullen we doen voor het behoud van uw
" kostbare gezondheid, die, om u de waarheid te zeggen, mij zeer ge-
" knakt schijnt te zijn.
(1) De brief sprak op een bepaalde manier "van de zaak" wat zou laten veronderstellen
dat hierover sprake geweest was gedurende de audiëntie van 5 mei.
(2) Zie boekdeel XII, blz. 175.

52.7 Page 517

▲back to top


- XIII/513 -
"
Verleden zondag heb ik thuis een brief aangetroffen van
" kardinaal Franchi, die mij namens U om de reden verzocht van de
" oproep gedaan voor de kerk van Sint-Jan-de-Evangelist in mede-
" dinging met de kerk van S. Secondo en dit zonder toelating van
" de kerkelijke overheid. Ik heb hem geantwoord, wat ik al de eer
" had U te zeggen, namelijk dat de oproep enkel gedaan werd aan de
" salesiaanse medewerkers in een bulletin dat gedrukt wordt te Ge-
" nua, dat men aan deze kerk al aan het bouwen is en dat ze aanbe-
" volen werd sinds 1870 met de goedkeuring van Pius IX en de plaat-
" selijke geestelijke overheid, die al de gelovigen heeft uitgeno-
" digd ertoe bij te dragen. Daar ik nu echter het bevel gegeven
" heb dat men het woord Monument niet meer zou gebruiken, hoop
" ik dat iedere moeilijkheid uit de weg zal geruimd zijn.
"
Met de hoop dat U ons met uw bezoek zult vereren op de
" dag van Maria, Hulp der Christenen, geef ik U de verzekering
" dat ik met de meeste verering en hulde steeds van U zijn zal
"
" Turijn, 9 mei 1878.
de verplichtende dienaar
"
Pr. Gio. Bosco.
Over de kwestie aangesneden door kardinaal Franchi zullen we in
het achttiende hoofdstuk spreken. De aartsbisschop verzocht Don Bosco
nogmaals bij hem te willen komen op 11 of 12 mei om af te spreken over
de wijdelingen. Don Bosco begaf er zich naartoe op 12 mei, sprak hem
eveneens over een aanstaande vormsel en zond hem in de loop van de dag
volgende regels:
"
Excellentie,
"
"
Vandaag heb ik de verschillende plaatsen nagegaan waar
" Catechismus gegeven wordt en het tijdstip waarop de jongens vol-
" doende voorbereid kunnen zijn voor het heilig sacrament van het
" vormsel.
"
Naar het schijnt kan alles in orde worden gebracht voor de
" zondag in de Octaaf van 0.-H.-Hemelvaart, die op 2 juni aanstaan-
" de valt. Indien het voor U goed uitkomt, zullen we die dag kie-
" zen of een andere dag wanneer hij voor U niet geschikt zou zijn.
"
Ik heb vandaag vergeten U iets mee te delen. Het is de
" conferentie van de salesiaanse medewerkers die donderdag aan-
" staande in dit huis om 3 uur in de namiddag zal plaats hebben.
" Ofschoon deze conferentie feitelijk een private aangelegenheid
" is, beperkt tot de medewerkers alleen en over zaken loopt die
" hun volledig eigen zijn, is het toch mijn inzicht U hiervan in
" kennis te stellen opdat U hierover de bedenkingen zou doen die
" U meent te moeten doen.
"
Het is me steeds een waar genoegen, wanneer ik vol achting
" en eerbied tegenover U kan zeggen dat ik ben
"
" Turijn, 12 mei 1878.
uw verplichtende dienaar

52.8 Page 518

▲back to top


- XIII/514 -
Kwesties van hygiëne.
Don Bosco was nog maar pas teruggekomen of hij moest het Oratorio
tegen een zware slag beschermen. Omstreeks einde maart had men ontdekt
dat in de stad bindvliesontsteking, een zeer besmettelijke oogziekte
woedde. De prefect van Turijn stelde een medische commissie aan, die vóór
al het andere een bezoek moest brengen aan de opvoedingsinstituten en de
openbare scholen. Deze laatste moesten het eerst gesloten worden omdat
men bevond dat de kwaal zich steeds meer onder de leerlingen verspreidde.
Dan werd het college van de missies, onder de leiding van theoloog Ortal-
da gesloten. Eindelijk kwam men naar het Oratorio. De commissie deed er
een zeer nauwkeurig onderzoek, dat verscheidene dagen duurde, maar bij de
commissarissen scheen een overdreven ijver te heersen, zodat de oversten
argwaan kregen en Don Veronesi, de catecheet, tot een list overging.
Gedurende de tweede dag van de inspectie stelde hij samen met de
andere jongens enige jongens voor, wier toestand de artsen zeer ernstig
geoordeeld hadden. Welnu, deze heren, die niets vermoedden, verklaarden
dat ze gezond waren. Wanneer ze dan het spel doorzagen kan men zich wel
indenken hoe ze daar stonden. Maar het kwaad was gebeurd. Toen het per-
soonlijk bezoek gedaan was, deden de sanitaire agenten de inspectie van
het huis. Dan stelden ze het verslag op dat aan de prefectuur moest mee-
gedeeld worden. Ze noteerden dat alle hygiënemaatregelen in het Oratorio
verzuimd werden, zoals dit hun toescheen. Ze duidden twee onmiddellijk
te nemen maatregelen aan om de verspreiding van de besmettelijke ziekte
te stuiten, namelijk de volledige afzondering van de aangetaste jongens
en de bouw van nieuwe lokalen of de vernieuwing van de oude lokalen,
waar dan beter zou voorzien worden in de vereisten van de hygiëne. Deze
tweede maatregel kwam er op neer het Oratorio te doen sluiten. De prefect
toonde zich meer terughoudend. In plaats van de onmiddellijke uitvoering
van de voorstellen van ambtswege te bevelen, gaf hij er de voorkeur aan
alles over te laten aan de voorzichtigheid van Don Bosco. Hij liet hem
weten dat te gepaster tijd bij een tweede bezoek zou worden nagegaan op
welke manier zijn bevelen waren uitgevoerd. Nadat Don Bosco kennis geno-
men had van de ordonnantie van de prefect, deelde hij de voorzieningen
mee die dadelijk gedurende zijn afwezigheid waren genomen. Deze waren de
volgende: "Maatregelen getroffen om de verspreiding van de granuleuze
bindvliesontsteking te voorkomen: 1° verwijdering van allen die ernstig
aangetast waren. Van dezen waren er al verscheidene volkomen gezond te-
ruggekeerd, zoals blijkt uit de medische getuigschriften als bewijs hier
bijgevoegd. - 2° Dadelijk afzondering van allen van wie verklaard werd
dat ze zelfs maar lichtjes aangetast waren.- 3° Een zorgvuldige en voort-
durende verzorging van deze laatsten volgens het voorschrift door de
artsen vanaf het eerste bezoek gegeven. - 4° Het witten van de galerijen
en wan den van de trappen, gangen enz.- 5° Het schorsen van de aanvaar-
ding van nieuwe leerlingen met verzending naar de herfst voor de aanvra-
gen.- 6° Toevoeging van 3 mannen voor het schoon houden van de slaap-
zalen, de scholen, de refters, de trappen enz." De gezaghebbers vergden
niets meer.

52.9 Page 519

▲back to top


- XIII/515 -
Men verwachtte daarom dat de gezondheidscommissie zou terugkomen
om na te gaan welke maatregelen aanvaard waren geworden. In plaats hier-
van kwam er op 13 mei een ordonnantie van de prefect tot sluiting van
het Oratorio, omdat uit een tweede bezoek gebleken was dat er niets ge-
beurd was. Ditmaal was het voor Don Bosco gemakkelijker te antwoorden.
"
Geachte Heer Prefect,
"
"
Met verwondering heb ik mededeling ontvangen van een gezond-
" heidsbezoek aan dit tehuis, waarvan U zegt dat het zou plaats ge-
" had hebben.
"
Volgens het verslag zou men verscheidene wanordelijkheden
" genoteerd hebben, zonder dat er verwezen wordt naar een of ande-
" re maatregel die deze commissie zou voorgesteld hebben en nu
" wordt mij de sluiting van dit liefdadige tehuis opgelegd.
"
Ik verzoek U eerbiedig ervan overtuigd te zijn dat na
" het ontvangen van uw voornoemde circulaire er geen gezondheids-
" bezoek in dit huis meer geweest is. Indien de heren van die com-
" missie zouden teruggekeerd zijn, zoals ze zeggen, dan zouden ze
" vastgesteld hebben dat de voorstellen door hen gedaan uitgevoerd
" werden voor zover dit mogelijk was.
"
De voorgestelde en uitgevoerde maatregelen waren: (zie
" hiervoor). Voor het overige meen ik U de verzekering te mogen ge-
" ven dat dit instituut er steeds voor gezorgd heeft mee te werken
" aan het algemene welzijn voor wat de hygiëne, het stoffelijk
" en zedelijk goed betreft. Ik zal dit ook in de toekomst blijven
" doen voor zover dit mogelijk is voor een huis dat hoegenaamd
" geen inkomen heeft en kosteloos arme en verlaten jongens opneemt.
"
Ik hoop in U de welwillende steun te zullen aantreffen
" die ik in het verleden altijd vanwege de gezaghebbers genoten
" heb, terwijl ik de hoge eer heb te mogen ondertekenen als
"
" Turijn, 14 mei 1878.
uw nederige dienaar
"
Pr. Gio. Bosco.
Terwijl de verlegenheid van de prefect het antwoord vertraagde, ging
Don Bosco, om zich beter tegen onaangename verrassingen te beveiligen, op
zoek naar een specialist in oogziekten, om te waken over de gezondheid
van de jongens totdat ieder spoor van bindvlies-ontsteking verdwenen was.
Hij vond hem in de persoon van een jonge dokter, aan wie hij schreef.

52.10 Page 520

▲back to top


- XIII/516 -
"
Geachte Dokter Losana,
"
"
Om te voldoen aan de eisen van de gezondheidscommissie
" tegen de Bindvliesontsteking heb ik een arts specialist nodig
" die zorg zou willen dragen voor mijn arme jongens. Daarom ver-
" zoek ik u u met deze dienst van liefdadigheid te willen belas-
" ten. Ik doe u des te liever deze uitnodiging omdat ik meen dat
" u de vroegere jongen Losana zijt, met wie ik in volledig ver-
" trouwen omgang had en voor wie ik een hartelijke en vaderlijke
" genegenheid had.
"
Ik dank u vooraf, wens u een gelukkig leven toe alsook
" aan uw hele familie tegenover wie wij zovele verplichtingen heb-
" ben. Geloof mij met erkentelijkheid en verering te zijn
"
" Thuis, 22 mei 1878.
uw nederige dienaar
"
Pr. Gio. Bosco.
Het Oratorio werd niet gesloten, maar de last wegens de hygiëne-
maatregelen hield niet op. Op 12 juni ontving Don Bosco vanwege de pro-
vinciale schoolraad de mededeling dat men op 10 juni te zijnen laste een
ernstige maatregel beslist had. Een commissie van gezondheidsagenten, met
aan hun hoofd Dr. Secondo Polto, ondervoorzitter van de gezondheidsraad
van de provincie, zou binnenkort overgaan tot de gezondheidsinspectie van
het Oratorio. Men zou nagaan hoeveel leerlingen er mochten aanvaard wor-
den zonder gevaar of schade voor de publieke en private hygiëne.
Gelijktijdig zou men een bezoek brengen aan de leerlingen om zich te ver-
gewissen of ze ja dan neen aangetast waren door granuleus bindvliesont-
steking. Dat "binnenkort" had een ruime betekenis, daar eerst in septem-
ber de provinciale schoolraad besliste iemand te zenden ter uitvoering
van de beslissing getroffen in de maand juni. Dit werd aan Don Bosco mee-
gedeeld door prefect Vaini op 11 september. Hij eindigde met volgende
aanmaning: "Ik twijfel er niet aan dat u aanwezig zult zijn om de com-
missie te ontvangen met alle consideratie die ze verdient wegens het be-
lang van de opdracht waarmee ze belast is, in het belang van de families
die hun zonen in uw instituut plaatsen en in het belang van de publieke
hygiëne en ook om U de hygiënische maatregelen door haar voorgeschreven
ten uitvoer voor te leggen." Don Bosco antwoordde hem eerbiedig:
"
Geachte Heer Prefect,
"
"
Zeer gaarne stel ik dit huis open voor de heer commissa-
" ris Polto en voor de andere artsen die hem vergezellen om een
" bezoek te brengen betreffende de hygiënische maatregelen in dit
" tehuis getroffen en elke suggestie die het hun behagen zal voor
" te stellen in het voordeel van de hier opgenomen jongens zal
" ik, zoals ik verplicht ben, weten op prijs te stellen.

53 Pages 521-530

▲back to top


53.1 Page 521

▲back to top


- XIII/517 -
"
Ik verzoek U enkel aan de heren artsen die hiermee ge-
" last zijn te willen opmerken, dat ze rekening zouden willen
" houden met het feit dat dit tehuis een weldadigheidsinstituut
" is voor arme en verlaten kinderen, hier naartoe gestuurd meest-
" al door de gezaghebbers van de regering en hier kosteloos on-
" derhouden. Velen van hen, zouden, indien ze hier niet waren op-
" genomen, op de pleinen of langs de straten gebleven zijn. Daar-
" om sluiten ze zich bij mij aan ten getale van omstreeks achthon-
" derd om de welwillendheid in te roepen van de burgerlijke gezag-
" hebbers en de liefdadigheid van de private burgers.
"
Ik heb de hoge eer te mogen ondertekenen met de hoogste
" achting tegenover U
"
" Turijn, 15 september 1878.
Priester Gio. Bosco.
Dr. Polto was met de beste inzichten bezield. In feite zeiden de
artsen die hem vergezelden bij het bezoeken van de kamertjes dat er on-
voldoende lucht was, maar hij antwoordde op haast bitse toon: - "Ga maar
eens kijken op de zolders, waar vader, moeder en drie of vier kinderen de
hele dag verblijven en waar gekookt wordt, geslapen, gewassen en waar men
het hoofd niet kan oprichten zonder tegen de zoldering te stoten."- Aan
Giuseppe Rossi verklaarde hij dat zijn collega's van hem verlangden dat
hij een verslag zou ondertekenen dat niet met de waarheid strookte en
dat, liever dan dergelijke rol te spelen hij het ontslag uit zijn ambt
zou aangeboden hebben. De commissie verklaarde dat het instituut zich in
voldoende voorwaarden bevond om 275 leerlingen te bevatten. Aldus werd de
sluiting vermeden, maar nu was Don Bosco genoodzaakt het aantal van de
opgenomen jongens te beperken. Wanneer dan de moeders naar het Oratorio
kwamen om hun eigen zonen aan te bevelen, antwoordde hij hun: - "Ik mag
ze niet aanvaarden. Ga bij de heer prefect en vraag hem om vergunning." -
Nu zegt men dat de prefect, bij die eindeloze processie van moeders zijn
geduld verloor en aan Don Bosco liet zeggen: - "Neem maar zoveel jongens
aan als u wilt, maar dat nu niemand meer mij komt lastig vallen."-
De onjuiste inlichting die aan de prefect gegeven was over een
tweede gezondheidsbezoek dat nooit had plaatsgehad, bevestigt het ver-
moeden van achterbakse manoeuvres om tot de sluiting van het Oratorio
te komen. Het is een feit dat, na het mislukken van deze poging de
schoolraad weldra probeerde het gymnasium te doen sluiten, maar, daar
dit incident, begonnen in 1878 zijn acute fase bereikte in 1879, stel-
len wij het hele verhaal hiervan uit tot het volgende boekdeel.
Schoolaangelegenheden.
Niet enkel vanwege de prefectuur, maar ook van de zijde van de
gemeenteraad waaide een wind over het Oratorio die weinig gunstig was.

53.2 Page 522

▲back to top


- XIII/518 -
In de tweede helft van mei schrapte de gemeenteraad zonder een enkele mo-
tivering in de begroting een subsidie van driehonderd lire die men sinds
dertig jaar ontvangen had voor de avondscholen. Don Bosco was de eerste
geweest om deze avondscholen te Turijn in te voeren. De gemeentelijke ge-
zaghebbers hadden ze goed bezocht en waren er zo tevreden over gebleven,
dat deze som vastgesteld werd om bij te dragen tot de verlichtingsonkos-
ten. Op 12 mei beklaagde Don Bosco zich tegenover sommige van zijn pries-
ters over de grote koelheid van het gemeentebestuur ten opzichte van hem,
hoewel het Oratorio deze heren steeds met alle consideratie behandeld had
en het op zich zelf een groot voordeel en een grote roem voor Turijn was.
Maar de oorzaak kon geen andere zijn dan deze welke aangehaald werd toen
de gebruikelijke subsidie voor de herfstscholen geweigerd werd.
En van welke andere aard was de echte reden, die deed beslissen
tot de sluiting van de lagere scholen voor de externen? Don Bosco onder-
hield ze sinds vele jaren, maar op 31 oktober 1878 nodigde de provincia-
le schoolraad hem uit ze te sluiten, omdat, naar het zeggen van voor-
noemde commissie, de lokalen die ervoor bestemd waren zich in een uiterst
treurige toestand bevonden. Tevoren echter had hij aangedrongen bij de
gemeente, opdat ze deze wijk zou voorzien van voldoende lagere scholen om
de kinderen op te nemen die daar met hun familie verbleven en de gemeente
had daar "gewillig" in toegestemd.(1) Don Bosco die de behoeften van de
bevolking kende, deed aan de overheden zijn eerbiedig vertoog toekomen.
"
Geachte Heer prefect,
"
"
Ik ontving uw geëerde brief van 31 oktober jl., waarin U
" mij de beschikkingen meedeelde van de provinciale schoolraad be-
" treffende de scholen voor de jongens opgenomen als internen in
" dit tehuis en voor de arme kinderen, die als externen er naartoe
" komen. Ik verheug er mij erg over dat de gemeente aldus actief is
" opgetreden voor de lagere scholen, die zo vurig verlangd werden
" in dit zeer bevolkte kwartier van Turijn. Deze scholen zullen
" echter bezwaarlijk kunnen dienstig zijn voor de categorie van die
" leerlingen die gebruikelijk in onze scholen worden aanvaard. Het
" zijn kinderen die, wegens hun gemis aan tucht en wegens het feit
" dat ze slecht gekleed zijn, niet aanvaard worden of doorgezonden
" worden in de openbare scholen. Het zijn deze jongens die op ieder
" ogenblik gevaar lopen in correctionele gevangenissen te raken...
" Wat de lokalen betreft, waarvan men vastgesteld heeft, dat ze
" zich in een slechte staat bevonden, meen ik U te moeten inlich-
" ten, dat de kamers die men bezocht heeft slechts dienden voor
" tijdelijk gebruik, in afwachting dat de kamers die hiervoor moe-
" ten dienen behoorlijk zouden hersteld zijn, zoals werkelijk ge-
" beurd is. De klas-
(1) Brief van De Amicis, nr. 150, in naam van de prefect (31 oktober).

53.3 Page 523

▲back to top


- XIII/519 -
" sen voor dit soort van kinderen worden gegeven in het gebouw het
" dichtst bij ons instituut gelegen dat op de via Cottolengo uitkomt.
" Trouwens, omdat ik werk voor de meest verlatene klasse van de bur-
" gerlijke maatschappij, zal ik steeds met groot genoegen iedere
" raad ontvangen, die kan dienstig zijn voor dit weldadige doel
" en ik zal er onmiddellijk voor zorgen die in daden om te zetten.
"
Met de diepste eerbetuiging heb ik de eer van U te zijn
"
" Turijn, 2 november 1878.
de nederige dienaar
"
Priester Gio. Bosco.
Toen de provinciale schoolraad zag hoe Don Bosco vast besloten was
dit goed werk voort te zetten, vroeg hij ambtshalve de lijst van de on-
derwijskrachten en de juiste aanduiding van de plaats waar de scholen
zich bevonden, evenals het aantal leerlingen in iedere afzonderlijke klas
ingeschreven.(1)
Het moet wel zijn dat het antwoord van Don Bosco hen bevredigd
had, want er kwam geen bescheid meer, maar in die dagen ontbrandde de
bedreiging van het sluiten van het gymnasium waarnaar we al verwezen
hebben.
Dood van drie grote weldoeners.
We hadden het al over de grote moeilijkheden, waarin het Oratorio
verkeerde door de lange afwezigheid van Don Bosco. Aan giften had het
werkelijk niet ontbroken, vooral door de lectuur van het Bollettino dat
de liefdadigheid van de medewerkers opwekte, maar toch bleven er nog
steeds ontzaglijke schulden. Maar de Voorzienigheid beschikte dat een
daad van buitengewone vrijgevigheid de financies van Don Bosco werkelijk
kwam opbeuren ofschoon een grote droefheid ermee gepaard ging. Op 27
april stierf te Turijn Baron Camillo Bianco di Barbania, voor wie Don
Bosco een bijzondere genegenheid koesterde en door wie hij op zijn beurt
bemind werd. Toen de erfgenaam, in wiens voordeel hij verscheidene jaren
tevoren een testament gemaakt had gestorven was, vernietigde hij dit tes-
tament en duidde hij Don Bosco als zijn algemeen erfgenaam aan met de
verplichting talrijke legaten uit te keren. Aldus kon men zware schulden
vereffenen. Toen men de laatste wilsbeschikkingen van de overledene nog
niet kende, werden in het Oratorio speciale gebeden en H. Missen bevolen
voor zijn zielenrust, omdat hij altijd de weldoener, de vriend en de
vader van de salesianen geweest was. Gedurende de hele dag van 28 april
gingen zelfs de clerici naar zijn huis toe voor het dodenofficie; om het
uur wisselden zij met vier tegelijk elkaar af en baden naast het lijk het
(1) Brief zoals hiervoor nr.156 (11 november).

53.4 Page 524

▲back to top


- XIII/520 -
dodenofficie en de hele rozenkrans.
Don Bosco die zich met moeite op zijn benen kon houden was de zieke
in zijn laatste uren gaan bezoeken. Ofschoon de baron geen teken meer gaf
de omstanders nog te kennen, richtte zich als het ware uit zijn verdoving
op toen hij de stem van Don Bosco hoorde, betuigde tevredenheid over zijn
bezoek en ontving met zichtbaar genoegen zijn heilige zegen. Don Bosco
behield steeds de beste gedachtenis aan baron Bianco. Korte tijd voor
zijn dood haalde hij uit een lade van zijn schrijftafel een foto en over-
handigde ze aan Don Lemoyne, zonder iets te zeggen. Don Lemoyne nam ze
aan, bekeek ze en zei: - "Het is het portret van baron Bianco."
- "Ja, het portret van een van mijn grootste vrienden" – antwoord-
de Don Bosco met tranen in de ogen.
Don Lemoyne wou het hem teruggeven. - "Neen" – zei Don Bosco, houd
jij het, bewaar het." – Don Lemoyne legde deze woorden uit in die zin dat
hij ervoor moest zorgen de gedachtenis te vereeuwigen van deze hoge wel-
doener. Zeker is het dat de handelwijze van Don Bosco in dit geval de
toekomstige biograaf trof, omdat hij in deze akte iets geheimzinnigs zag.
Baron Bianco was een van dit aanzienlijke aantal Piëmontese edel-
lieden, die zich onderscheiden door hun liefde voor de Kerk en hun ge-
hechtheid aan de paus. Toen de nieuwe tijd gekomen was, trok hij zich, om
geen verraad te plegen tegenover zijn geweten, terug uit elk openbaar
ambt en uit de hofkringen om zich in de plaats hiervan bezig te houden
met een milddadige steun aan de H. Stoel en aan de armen. Voor ons zijn
zeer opmerkenswaardig sommige uitdrukkingen door hem in zijn testament
ingelast, dat als datum 22 januari 1877 heeft. Nadat hij Don Bosco die
hij zijn "grote vriend" noemt, als algemeen erfgenaam heeft aangesteld en
hij gezegd heeft "dat hij er ook van overtuigd is iets te doen wat aange-
naam zal zijn aan Zijne Heiligheid paus Pius IX, opperherder en soeve-
rein, om wiens heilige zegen hij smeekt", gaat hij aldus verder: "En daar
deze grote man die Don Bosco is, vijanden heeft, geloof ik er goed aan te
doen te verklaren dat hij mijn beslissing niet kent, en ik bevestig dit
op mijn woord van eer."
Toch vonden de kwaadsprekers, indien het dan hierin niet was, ande-
re stof om lasterpraat te vertellen. Er deden de meest fantastische
praatjes de ronden over de waarde van de nalatenschap die aan Don Bosco
was toegevallen. Van mond tot mond werden kolossale cijfers genoemd. Het
waren miljoenen die zo maar uit de hemel waren gevallen. Hij moest nu
geen aalmoezen meer vragen. Maar de werkelijkheid bleef zeer diep onder
de overdreven veronderstellingen. En omdat het verspreiden van die klets-
praatjes die zo buitensporig waren een verkeerde indruk kon hebben op de
harten en de stroom van de gewone weldadigheid kon afleiden, maakte het
Bollettino van juni er korte metten mee en publiceerde het een verklaring
die de zaken op hun werkelijke plaats zette. Om publiek getuigenis af te

53.5 Page 525

▲back to top


- XIII/521 -
leggen van zijn erkentelijkheid, liet Don Bosco een plechtige lijkdienst
met dertig Gregoriaanse missen opdragen op 28 mei in de parochiekerk van
de heilige Teresa, waar vele mensen op uitgenodigd werden. Een nieuw leed
trof Don Bosco zeer korte tijd nadien. Op 3 mei verloor hij zijn andere
grote weldoener, markies Domenico Fassati, een vurige christen, die zeer
aan de paus gehecht was. Veel werd er voor hem gebeden in het Oratorio en
in zijn woning. Voor de dertigdaagse gregoriaanse mis nodigde Don Bosco
zoveel mogelijk mensen uit en verspreidde hiervoor een kleine circulaire,
even eenvoudig als expressief.
Lijkdienst.
De jongens van het Oratorio van de H. Franciscus van Sales, be-
droefd over het verlies van Markies Domenico Fassati, laten een kerke-
lijke dienst opdragen voor zijn ziel in de kerk van Maria, Hulp der
Christenen, op 5 mei om 7 uur 's ochtends.
U wordt eerbiedig verzocht hierop aanwezig te zijn en wie daartoe
verhinderd is, weze zo goed minstens een gebed tot God te doen opstijgen
voor de ziel van hun betreurde weldoener.
Turijn, 2 juni 1878
Priester Gio. Bosco.
Kort tevoren was een andere grote beschermer van Don Bosco, kar-
dinaal Giuseppe Berardi, de twee patriciërs van Turijn voorafgegaan naar
het graf voor zijn eeuwige rust op 6 april. Sinds de zomer van 1877 leed
hij veel tengevolge van een ernstige ziekte totdat een beroerte hem nood-
lottig werd. Sinds tien jaar was hij kardinaal en tot deze waardigheid
opgeklommen, dank zij uitnemende diensten die hij bewezen had aan de hei-
lige Stoel vanaf het begin van het pontificaat van Pius IX. Hij was gebo-
ren te Ceccano op 28 december 1810.
Het verdwijnen van deze drie oude en zo verdienstelijke vrienden
kwam hard aan voor Don Bosco. Vanwege de zonen van Don Bosco verdienen
ze eeuwige dankbaarheid.

53.6 Page 526

▲back to top


- XIII/522 -
HOOFDSTUK
XVIII.
DE KERK VAN SINT-JAN DE EVANGELIST,
MONUMENT VOOR PIUS IX.
De dag waarop de eerste steen van deze kerk gelegd werd was onge-
twijfeld voor Don Bosco een mooie dag. Er waren twaalf jaar van voorbe-
reiding nodig geweest. Het is waar, dat de gedachte op de Viale del Re
een kerk te bouwen ter ere van Sint-Jan de Evangelist eerst van 1869 da-
teerde; maar om eigenaar te worden van het terrein dat hij nodig had om
het Oratorio van Sint-Aloysius verdere uitbreiding te geven, had Don
Bosco zich al vele jaren aan het werk gezet. Het was zijn bedoeling door
dit gewijde gebouw eer te betuigen aan Pius IX, die in het doopsel de
naam ontvangen had van de uitverkoren apostel en tegenover wie Don Bosco
voelde dat hij vele verplichtingen had. Toch maakte hij zijn inzicht
eerst bekend na de dood van de grote paus. Een bewijs voor het feit dat
zijn voornemen dateerde van voor de dood van de paus vinden we hierin,
toen Don Bosco in 1877 een weldoener gevonden had, die bereid was de on-
kosten te dragen van de grote kerkdeur, gaf hij aan de universiteitspro-
fessor Giuseppe Boidi van Castellazzo Bormida de opdracht er een tekening
van te maken die hij moest versieren met zinnebeelden, die de grote daden
van Pius IX zouden voorstellen. De bouwkundige Graaf Edoardo Arborio Mel-
la, een bekwame beoefenaar van de middeleeuwse bouwkunde, maakte het plan
op voor een kerk in Romaans-Lombardische stijl van het jaar 1200. Ze
moest een rechthoekige oppervlakte beslaan met ongeveer 60 meters in de
lengte en 22 m. in de breedte, verdeeld in drie beuken, waarvan de mid-
denbeuk wat breedte en hoogte betreft het dubbele zou hebben van de twee
andere. De vrije oppervlakte in de kerk zou 1.100 m2 bedragen zodat ze
gemakkelijk 2.500 personen kon bevatten. In het midden van de voorgevel
zou de klokkentoren komen, 45 m. hoog. Naast het huis van God wou Don
Bosco een tehuis, dat een succursale zou zijn van het Oratorio om er
driehonderd leerlingen-internen te ontvangen, maar met lokalen geschikt
voor een Oratorio voor zon- en feestdagen, scholen voor 's zondags, gedu-
rende de vakantie en ook avondscholen ten voordele van de jongens uit de
buurt, die aangetrokken werden door de Waldenzen die daar op korte af-
stand hun tempel hadden.
Maar met welke middelen stelde Don Bosco zich voor deze kostelijke
onderneming tot een goed einde te brengen? Zijn geloof verwachtte het
van de goddelijke Voorzienigheid en van de vroomheid van de gelovigen.
Reeds in een circulaire van 12 oktober 1870 had hij een beroep gedaan
op de openbare liefdadigheid, waarbij hij de verwachting uitdrukte dat
de werken zouden voltooid zijn binnen twee jaar; maar hij had gerekend

53.7 Page 527

▲back to top


- XIII/523 -
buiten de ketters van de omgeving;, die duizenden hinderpalen opwierpen
en hem zowel tijdverlies als ernstige geldelijke offers bezorgden.
Maar wanneer Don Bosco er overtuigd van was dat een werk gewild werd
voor de glorie van God en het welzijn van de zielen, dan mocht de duivel
tegen hem alle machten van het kwade in het geweer brengen, maar uitein-
delijk moest hij afdruipen met zijn staart tussen de poten. Het is een
feit dat hij in mei 1877, nadat hij door zijn taaiheid en handigheid alle
hinderpalen uit de weg had geruimd, aan de aartsbisschop de plannen kon
voorleggen voor de vereiste goedkeuring. Mgr. Gastaldi schreef op 13 mei
op het plan van het dubbele gebouw volgende woorden die hij ondertekende:
"Na de tekeningen te hebben onderzocht voor de nieuwe kerk ter ere van
Sint-Jan Evangelist in onze aartsbisschoppelijke stad, keuren wij ze
gaarne goed." Dit was de laatste formaliteit. Onder de leiding van inge-
nieur Antonio Spezia ging het werk met grote vaart vooruit, zodat in
augustus 1878, toen de uitgravingen gedaan waren en de fundamenten ge-
legd, de muren boven de grond verschenen en men al begon met het gewelf
waarop de vloer zou rusten.
Welke methode Don Bosco volgde bij het oprichten van gewijde ge-
bouwen, heeft hij zelf ons gedeeltelijk onthuld. In 1877 was er een dame
die meewerkte aan de bouw van een kerk in Catagnete di Pisa en zich tot
hem om raad wendde over de manier waarop ze de nodige fondsen moest bij-
eenkrijgen. Don Bosco antwoordde aldus:
"
Geachte Mevrouw Marianna Moschetti.
"
"
Het zou nodig zijn met u te kunnen praten om te onderzoe-
" ken welke projecten kunnen uitgevoerd worden en welke waarschijn-
" lijkheid er bestaat ze te kunnen verwerkelijken. Nochtans zal ik
" u zeggen wat mij in de Heer goed toeschijnt.
"
1° bidden en anderen uitnodigen tot bidden en communies
" opdragen tot God, als zeer doeltreffend middel om zijn genaden
" te verdienen.
"
2° de pastoor uitnodigen zich aan het hoofd te willen
" stellen van twee talrijke comités, zo talrijk mogelijk, een co-
" mité van mannen, een ander van vrouwen. Ieder lid van dit comité
" tekent dan in voor een gift in drie afbetalingen, een per jaar.
"
Tegelijkertijd gaat iedereen op zoek naar personen die
" iets willen schenken in geld, werk of materiaal. Bijv. kan men
" iemand uitnodigen een altaar te laten maken, de kansel, de kande-
" laars, een klok, de vensterramen, de hoofdingang, de kleinere,
" ingangen het glas enz. Maar ieder slechts één zaak. Indien ik
" met de pastoor kon praten, zou ik hem in vertrouwen een ander
" middel kunnen suggereren; maar het spijt mij, ik kan hem dit niet
" per brief meedelen.(1)
(1) Zeer waarschijnlijk zinspeelt hij hier op testamentaire legaten.

53.8 Page 528

▲back to top


- XIII/524 -
" Ik zal bidden opdat alles goed zou verlopen. Mijn enige steun
" is altijd geweest mijn toevlucht tot Jezus in het H. Sacrament
" en tot Maria, Hulp der Christenen.
"
Moge God u zegenen en bid voor mij die altijd in J. Chr.
" zijn zal
"
" Turijn, 11-4-1877.
uw ootmoedige dienaar
"
Priester Gio. Bosco.
Wat het toevertrouwen van de verschillende delen van het gebouw be-
treft aan de ijverigste medewerkers, opdat elk van hen er de kosten zou
van dragen, was dit een hulpmiddel waarvan hij uit ervaring wist dat het
zeer nuttig was en telkens opnieuw met veel welslagen bekroond werd. Hij
deed ook een beroep op de pers.
L'Unità Cattolica van 28 augustus 1877 publiceerde een artikel,
waarin de krant verslag uitbracht over wat er al gedaan was en de vrien-
den werden aangespoord "bij te dragen met giften in geld, bouwmateriaal,
handwerk, met kunst- en gewijde voorwerpen." Om zelfs kracht bij te zet-
ten aan de uitnodiging, gaf de krant een aanbeveling, die wel wat oud
was, maar toch niet opportuun vanwege het kerkelijke gezag van Turijn ten
voordele van het werk. "Met grote voldoening" - zei vicaris-generaal -
"op 30 oktober 1870, - hebben wij het voorstel gezien en goedgekeurd uit-
gaande van de ijverige en vrome priester Don Giovanni Bosco, die zich al
lang verdienstelijk heeft gemaakt voor de kerk en voor de burgerlijke
maatschappij door verschillende instellingen van godsdienstige aard en
van openbare weldadigheid." Dan drukte hij de wens uit dat de onderneming
weldra zou voltooid zijn en versterkte hij zijn aanbeveling door volgende
formule voor zijn handtekening te plaatsen: "Dit alles in opdracht en in
naam van Zijne Excellentie Mgr. de Aartsbisschop." Die Aartsbisschop was
Mgr. Alessandro Riccardi.
Deze publicatie, men weet niet waarom, mishaagde aan Mgr. Gastal-
di. Met een aanzienlijke vertraging schreef hij op 14 oktober aan Don
Rua, als aan de erkende overste van het Oratorio, "dat hij geen kopie
bezat van het document in zijn curie en dat hij er een nodig had, en dat
hij hem daarom zodra mogelijk het origineel moest tonen om er een authen-
tieke kopie van te maken"; maar, zoals we lezen in de Uiteenzetting aan
de Kardinalen van het Concilie (1) omdat het origineel in de Curie be-
waard werd, kon men hem enkel een kopie laten brengen. Hierover was hij
niet tevreden en ging voort met ons de ene last na de andere aan te doen,
"omdat hij van ons een document wou hebben dat hij bij zich had." Later
schreef Prof. Don Anfossi een artikel voor l'Unità Cattolica, waarin hij
bewees hoe broodnodig de kerk en het tehuis van Sint-Jan de Evangelist er
(1) blz. 34: Sampierdarena. Drukkerij van Sint-Vincentius de Paoli, 1881.

53.9 Page 529

▲back to top


- XIII/525 -
was, maar de directeur van de krant weigerde het te publiceren en zei
dat de aartsbisschop hem dit niet toestond.(1) Dit waren wolken als voor-
lopers van nieuwe stormen.
Het echte incident barstte uit, terwijl Don Bosco zich nog te Rome
bevond. De kerk van San Secondo te Turijn, ging niet vooruit met haar
bouw omdat Don Bosco, na eraan begonnen te zijn, genoodzaakt was geweest
er geen belang meer in te stellen. Welnu, de pastoor van de wijk San Se-
condo zag de grote nood ervan in en lanceerde de gedachte van een hulde
door de mensen van Turijn "aan de mooie ziel van Pius IX" bij middel van
een ruime bijdrage voor de opbouw van die kerk. In deze zin publiceerde
L'Unità Cattolica van 17 februari 1878 een kort artikel. Don Bosco, op de
hoogte gebracht van de zaak (2) schreef aan Don Rua: (3) "Zeg aan Don Bo-
netti dat hij een artikel zou klaarmaken voor het Bollettino over de kerk
van S. Giovanni, waarin hij zou zeggen: 1° dat het een werk is aangera-
den, gezegend en geldelijk gesteund door Pius IX. 2° dat er geen beter
monument kon bevorderd worden dan een werk tot een goed einde te brengen
dat door Pius IX begonnen werd, dat aan zijn naam gewijd is en dat in de
lijn ligt van zijn laatste herinnering: "Draag zorg voor de arme jeugd."
(4) 3° Dat het de plicht is van de medewerkers een werk te voltooien
begonnen door de stichter van de bevorderaars van de salesianen."(5)
Don Bonetti schreef dadelijk het artikel maar verschoof de publi-
catie tot het nummer van april, omdat het nummer van maart volledig aan
de overleden paus gewijd was. Het artikel had als titel: "De salesiaan-
se medewerkers ter eeuwige gedachtenis aan Pius IX de Grote." Het voor-
stel beviel dadelijk de medewerkers en wel dusdanig dat ze bijna iedere
dag bewijzen gaven van hun tevredenheid door giften te zenden voor het
edele doel. Het tijdschrift gaf nieuws over die bijval en wel uitvoerig
in het nummer van mei.
Maar intussen had er zich een plotselinge wending voorgedaan. Op
27 februari had de ordinarius een herderlijke brief gepubliceerd "over
een monument dat zou opgericht worden te Turijn aan de grote Pius IX."
Men kan gemakkelijk gissen wat dit monument moest zijn. L'Unità van 3
maart verscheen met een groot sterartikel met als titel: "Het Monument
(1) Brief van Don Anfossi aan Don Berto, 10 februari 1878.
(2) Brief van Don Anfossi aan Don Berto, Turijn, 19 februari 1878.
(3) Rome, zonder datum maar tussen 20 en 25 februari.
(4) Zinspeling op de laatste toespraak van Pius IX op de dag van Maria's Zuivering.
(5) Zie boekd. XI, blz. 84.

53.10 Page 530

▲back to top


- XIII/526 -
van de inwoners van Turijn aan de heilige gedachtenis van Pius IX",
waarin een monumentaal gebouw gewenst werd op de koepel waarvan men het
standbeeld zou zien oprijzen van Pius IX, die zijn zegen geeft "aan Tu-
rijn, Italië en de wereld." Daardoor verbood Monseigneur aan het Bollet-
tino nog voor zijn rekening terug te komen op het thema van het monument
en schrijft hij brieven aan de Congregatie van de Bisschoppen en Regulie-
ren en aan de staatssecretarie. Hierdoor ontstond tussen deze organismen
en Don Bosco een briefwisseling, die een belangrijke bladzijde betekent
in de levensbeschrijving van Don Bosco.
De eerste om te schrijven was zijn Eminentie de Staatssecretaris.
Tot dit ambt was kardinaal Franchi door Leo XIII aangesteld geworden,
maar hij behield dit slechts een paar weken omdat hij al op 31 juli over-
leed. Zich steunende op de informatie die hij vanuit Turijn ontvangen
had, zei hij tot Don Bosco.
"
Geachte Heer,
"
"
In de uitgave van de maand april van het Bollettino Sale-
" siano, dat u te San Pier d'Arena publiceert, is een aanbeveling
" aan de gelovigen verschenen om een nieuwe kerk die door uw zor-
" gen in uw stad gebouwd wordt onder de titel van de heilige Jo-
" hannes om te zetten in een gedenkteken voor de zalige nagedach-
" tenis van Pius IX. Daar de gelovigen al tevoren zijn uitgenodigd
" geworden door Mgr. de Aartsbisschop van Turijn bij te dragen tot
" een monument ter ere van de roemrijke hiervoor vernoemde Paus
" door de oprichting van een nieuwe kerk voor de parochie in de
" nieuwe wijk genoemd "San Secondo", schijnt deze dubbele oproep
" tot de christelijke liefdadigheid voor een en dezelfde zaak niet
" opportuun, des te meer omdat de eerste oproep is uitgegaan van
" de plaatselijke hogere kerkelijke overheid, terwijl de tweede,
" tot de gelovigen gericht door een priester zonder de machtiging
" van het gezag, in de ogen van het publiek een tekort aan consi-
" deratie tegenover dit gezag kan toeschijnen. Deze beschouwingen
" worden nog belangrijker omdat het geweten is dat u zich met Mgr.
" de Aartsbisschop niet in de beste verhouding bevindt en dat er
" geen twijfel over kan bestaan dat dit soort van openbare wedij-
" ver, in een werk van dien aard, aan Monseigneur niet erg aange-
" naam zal zijn.
"
U zult dan, met inachtneming van deze en andere bedenkin-
" gen die u zich zou herinneren, de manier bestuderen om ieder
" misverstand in deze zaak van de baan te ruimen; u zult ervoor
" zorgen, in een zaak die zulk een eng verband houdt met het
" aartsbisschoppelijk gezag, in overeenstemming met dit gezag op
" te treden of een houding aan te nemen die geen redenen geeft
" tot mistevredenheid en ongenoegen.
"
Met dit vertrouwen bevestig ik u mijn gevoelens van uit-
" zonderlijke achting.
"
" Rome, 2 mei 1878.
Uw u toegenegen om u dienstig te zijn
"
Kardinaal Aless. Franchi

54 Pages 531-540

▲back to top


54.1 Page 531

▲back to top


- XIII/527 -
Nu Don Bosco zag dat hij beschuldigd werd van iets waarvan hij
zich onschuldig voelde en omdat hij de oorsprong van de betichting wel
kende, gaf hij aan Zijne Eminentie de nodige ophelderingen.
"
Eminentie,
"
"
Ik dank Uwe Eminentie van ganser harte voor de brief die
" U zich gewaardigd hebt mij e sturen omdat hij mij in de gele-
" genheid stelt uitleg te verschaffen en dat zonder deze uitleg
" te verschaffen en dat zonder deze uitleg de stand van zaken daar-
" in uiteengezet onveranderd zou blijven.
"
In uw brief word ik ervan beschuldigd tot de gelovigen van
" het diocees Turijn een oproep te hebben gedaan om een monument op
" te richten voor de betreurde Pius IX in mededinging met een andere
" vroegere oproep en dit zonder machtiging van mijn oversten.
"
Wees zo goed mij toe te laten U enkele ophelderingen te
" geven.
"
1° De kerk van Sint-Jan de Evangelist is een monument be-
" stemd tot de glorie van Pius IX, dat sinds vele jaren begonnen
" werd. Vanaf 1870 heeft Zijne Eminentie Kardinaal Antonelli in
" naam van de heilige Vader mij een brief ter aanmoediging geschre-
" ven, waarin hij de schenkers zegende en zelf een eerste gift deed
" van 2.000 fr. waarbij hij noteerde dat Zijne Heiligheid aan dit
" gebouw zijn medewerking verleende omdat het er om ging, een dam
" op te werpen tegen de protestanten, die in die wijk een tehuis en
" scholen samen met een tempel van de dwaling hebben opgericht. Het
" begin van de bouw van deze kerk dateert dus van veel vroeger dan
" de oproep van de aartsbisschop van Turijn.
"
2° Dit gebouw werd begonnen met de toestemming van het
" aartsbisschoppelijk gezag en de betrokkene werd zelfs rechtstreeks
" uitgenodigd en aangemoedigd terwijl een levendige aanbeveling tot
" de gelovigen gericht werd om ze aan te sporen het voorgenomen werk
" te helpen.
"
3° Het Bollettino Salesiano wordt niet gedrukt te Turijn,
" maar te S. Pier d'Arena met de goedkeuring van die aartsbisschop
" die met zijn grote naastenliefde de arme kinderen van onze huizen
" aanbeveelt en het werk goedkeurt.
"
4° In deze uitgave wordt er geen beroep gedaan op de gelo-
" vigen, zoals men wil doen geloven, maar enkel op onze salesiaanse
" medewerkers. Onder deze naam bedoelen wij onze gewone weldoeners
" van onze huizen in Italië, Frankrijk en Amerika.
"
5° Het is tevens goed aan te stippen dat wegens het verzet
" van een hoog personage, het werk van de medewerkers in dit aarts-
" bisdom Turijn zeer beperkt is.
"
Uit deze ophelderingen kunt U gemakkelijk opmaken dat alles
" gebeurde met de goedkeuring en de aanbeveling van de heilige Vader
" en van de plaatselijke kerkelijke overheid; dat de oproep waarover

54.2 Page 532

▲back to top


- XIII/528 -
" het gaat veel vroeger werd gedaan dan die van de aartsbisschop,
" dat hij alleen tot onze medewerkers gedaan werd, die zeer weinig
" in aantal zijn in het diocees van Turijn. U kunt tevens opmerken
" dat het Bollettino Salesiano gedrukt wordt met de goedkeuring van
" het aartsbisschoppelijke gezag van Genua en enkel bij onze wel-
" doeners verspreid wordt. Wij geven hun rekenschap van wat er
" gedaan wordt opdat, wanneer zij de vrucht van hun liefdadigheid
" zien, zij ons nog liever zouden ter hulp komen. Daar het vaak dat
" gebeurd is er onprettige incidenten gerezen zijn wegens een mis-
" verstand, verzoek ik met aandrang Uwe Eminentie mij ook bij ande-
" re gelegenheden zaken van dien aard, die in de toekomst tot U
" zouden gericht worden, te willen meedelen.
"
Met grote erkentelijkheid en diepste verering heb ik de
" hoge eer van U te mogen zijn
"
" Turijn, 8 mei 1878.
de toegenegen dienaar
"
Priester Gio. Bosco.
Er verliep niet veel tijd eer Don Bosco ook een monitum ontving
van de kardinaal prefect van de heilige Congregatie van Bisschoppen en
Regulieren. Een zin uit zijn brief waar hij spreekt over "de oproep tot
liefdadigheid van de salesiaanse medewerkers en medewerksters" schijnt
erop te wijzen dat kardinaal Ferrieri de vorige brief gelezen heeft en
dat hij wou antwoorden op de vierde opmerking van Don Bosco.
"
Eerwaarde Heer,
"
"
Niet lang geleden heeft de aartsbisschop van Turijn aan
" onze heilige Congregatie van Bisschoppen en Regulieren betekend
" dat u een oproep gedaan had tot de liefdadigheid van de salesi-
" aanse medewerkers en medewerksters om giften te verzamelen voor
" de nieuwe kerk van Sint-Jan te Turijn als aandenken aan Pius IX.
" Een dergelijk voornemen is werkelijk op zich zelf aanbevelens-
" waardig en verdient in ieder opzicht grote lof. Maar omdat het
" op dit ogenblik een zekere wedijver laat vermoeden met het voor-
" nemen van de aartsbisschop gepubliceerd in zijn herderlijke brief
" van vóór een maand, namelijk een monument op te richten voor de
" opperherder Pius IX, kerk van S. Secondo te Turijn, wordt u uit-
" genodigd nu af te zien van het verzamelen van aalmoezen voor het
" hierboven aangeduide doel om geen aanleiding te geven aan klein-
" zielige mensen die een tegenstelling zouden kunnen vermoeden met
" het gezag van de aartsbisschop. In deze zin, wens ik u voorspoed
" toe vanwege de Heer
"
tot uw genoegen
" Rome, 18 mei 1878.
F. Kardinaal Ferrieri, Prefect
"
A. Aartsbisschop van Mira, secretaris

54.3 Page 533

▲back to top


- XIII/529 -
Twee dagen waren verlopen en Don Bosco ontving een derde brief, ook
ditmaal van kardinaal Franchi, die met veel tact zijn zienswijze nog eens
bevestigde.
"
Geachte Heer,
"
"
Uw brief in datum van 8 mei heeft mij de ophelderingen ge-
" geven die u gemeend hebt aan mij te moeten onderwerpen na ont-
" vangst van mijn brief nr. 29089. Uit deze opmerkingen kan ik op-
" maken dat de redenen waarvoor u, met lofwaardige ijver, aan de
" bouw van de kerk gewijd aan Sint-Jan de Evangelist begonnen zijt,
" geldig zijn. Ik leid er dan ook uit af dat, wanneer u op deze be-
" weegredenen steunt, het onnodig is de liefdadigheid van de gelo-
" vigen op te wekken er nog het voornemen aan toe te voegen een mo-
" nument op te richten aan de heilige gedachtenis van Pius IX voor-
" al dan wanneer Mgr. de Aartsbisschop een dergelijk monument wil
" oprichten om aan de gelovigen van de nieuwe wijk van S. Secondo
" een heilige tempel te verschaffen.
"
In de vaste overtuiging dus dat U uit ontzag voor voornoem-
" de prelaat, u zult ophouden het voltooien van dit werk op eni-
" gerlei wijze onder dit aspect voor te stellen en aan te bevelen
" en dat dit dienstig zal zijn om steeds een betere verstandhou-
" ding tot stand te brengen tussen u, als hoofd van verschillende
" vrome instituten en het plaatselijk diocesaan gezag, bevestig
" ik u nogmaals mijn gevoelens van uitzonderlijke achting
"
" Rome, 20 mei 1878.
zeer genegen om u dienstig te zijn
"
(ondertekend) A. Kard. Franchi
Don Bosco wilde spoedig al wat hij gezegd had in zijn brief aan
Kardinaal Franchi bevestigen, verduidelijken en aanvullen. Daarom, toen
hij de vorige brief ontvangen had, antwoordde hij hierop nog vóór hij de
brief van kardinaal Ferrieri beantwoordde. Tot de medewerkers richtte hij
zich vanuit het aartsbisdom Genua en niet vanuit het aartsbisdom Turijn,
zodat zijn plaatselijke ordinarius hem hiervoor niets kon ten laste leg-
gen.
"
Eminentie,
"
"
Ik smeek Uwe Eminentie mij nog te willen veroorloven enke-
" le woorden van verduidelijking als antwoord op uw zeer hoofse
" brief, die U zich gewaardigd hebt mij te schrijven, te laten.
" geworden Hiertoe word ik ook gebracht door brieven die onze
" aartsbisschop geschreven heeft aan andere heilige Congregaties
" ten mijnen laste over hetzelfde onderwerp.

54.4 Page 534

▲back to top


- XIII/530 -
"
Gelieve dus te willen inzien dat niet ik ben gaan mede-
" dingen met andere personen, maar dat andere personen het tegen-
" over mij gedaan hebben, daar ik al tien jaar geleden publiek be-
" gonnen ben aan de kerk en aan het tehuis van Sint-Jan, dat het
" Bollettino Salesiano gedrukt wordt te Genua, in de wijk van S.
" Pier d'Arena in het tehuis van Sint-Vincentius, op kosten en
" verantwoordelijkheid van de directeur van de wezen, die daar op-
" genomen werden. Ik geloof dat het gezag van de aartsbisschop van
" Turijn zich niet zover wil uitstrekken dat het Bollettino zonder
" zijn goedkeuring, niet zou mogen gezonden worden aan de salesi-
" aanse medewerkers of weldoeners van de verschillende steden en
" landen waar wij huizen hebben. Wij stellen ze in kennis van alles
" wat er gedaan wordt, of liever, wij zeggen hun hoe de vrucht van
" hun liefdadigheid gebruikt wordt. Niettemin is hun aantal zeer
" gering te Turijn door het verzet van de kerkelijke overste, maar
" omdat ik in alles mijn achting wil betuigen aan het gezag en
" ieder voorwendsel wil ontnemen, kunt U aan de aartsbisschop de
" verzekering geven, dat, buiten het blaadje, dat reeds gedrukt
" wordt, in de toekomst over de kerk van Sínt-Jan zal gesproken
" worden, zonder iets te zeggen over het feit dat ze moet dienen
" als monument voor Pius IX. Dit werd beloofd ondanks het verzet
" van de salesiaanse medewerkers, die menen dat het verbod een
" monument van erkentelijkheid op te richten aan de stichter van
" hun vereniging onrechtvaardig is. Hoewel de aartsbisschop zich
" tevreden getoond heeft en volledig voldaan was met deze toege-
" ving, houdt hij toch niet op aan U en aan de Congregatie van
" Bisschoppen en Regulieren te schrijven en klachten neer te leg-
" gen waarvoor ik een tijd moet besteden die mijn geweten mij op-
" legt te besteden tot meerdere glorie van God en tot voordeel
" van de zielen. Daarom verzoek ik Uwe Eminentie onze arme congre-
" gatie onder Uwe machtige bescherming te willen nemen en aan onze
" aartsbisschop te schrijven dat hij, wanneer er moeilijkheden
" zouden oprijzen, mij dit zou zeggen. Wanneer een zaak tussen
" ons vereffend is, waarom dan nog herhaaldelijk aan de heilige
" Stoel schrijven? Al verscheidene jaren ben ik, ongeveer dage-
" lijks genoodzaakt, ophelderingen te geven over bezwaren door de
" geestelijke overheid te Rome ten onzen laste ingediend. Dit is
" schadelijk voor onze ontluikende congregatie die zich moet conso-
" lideren ten overstaan van de behoeften en de rampen van onze
" tijd. Gelieve mij te willen verontschuldigen, wanneer ik in deze
" brief uitdrukkingen gebruik die minder eerbiedig zijn. Het is
" mijn bedoeling alleen de waarheid te zeggen en de stand van zaken
" bekend te maken bij de hoogste kerkelijke rechtbank en ik wens
" het korte leven dat God mij nog zal willen verlenen te gebruiken
" in het voordeel van de congregatie die de heilige Stoel mij heeft
" willen toevertrouwen.
"
Verontschuldig mij dus voor al deze last en moge het U aan-
" genaam wezen dat de salesianen als teken van diepe erkentelijk-
" heid iedere dag tot God de Heer zullen bidden opdat Hij U een goe-

54.5 Page 535

▲back to top


- XIII/531 -
" de gezondheid en een gelukkig leven zou willen verlenen terwijl
" ik namens allen de hoge eer heb te mogen ondertekenen als
"
" Turijn, 28 mei 1878.
uw nederige en verplichtende dienaar
"
Priester Gio. Bosco.
Toen wachtte hij een tijdje, wellicht om te zien of er iets anders
zou komen vanwege de staatssecretaris. Daarna zond hij aan kardinaal
Ferrieri een antwoord, waarin vooral punt vier verdient beschouwd te wor-
den.
"
Eminentie,
"
"
Ik heb de brief ontvangen waarin Uwe Eminentie mij uitno-
" digt mij te onthouden van aalmoezen in te zamelen bij de salesi-
" aanse medewerkers en medewerksters om de werken aan de kerk van
" Sint-Jan voort te zetten, omdat dit een mededinging schijnt te
" zijn met de aartsbisschop van Turijn die tevoren eenzelfde op-
" roep zou gedaan hebben voor de kerk van S. Secondo.
"
Ik verzoek U mij toe te laten U nogmaals de ophelderin-
" gen te geven, die ik reeds gegeven heb aan Zijne Eminentie de
" staatssecretaris, bij wie dezelfde bezwaren tegen mij waren toe-
" gekomen.
"
1° Vooreerst noteer ik dat ik geen enkele oproep van dien
" aard gedaan heb, daar het blad waarover U spreekt, gepubliceerd
" IV werd tijdens mijn afwezigheid en zonder mijn tussenkomst. Het
" werd gedrukt in het tehuis van S. Pier d'Arena bij Genua op de
" kosten en onder de verantwoordelijkheid van de directeur van dat
" refugium met de goedkeuring van de kerkelijke overheid van dat
" aartsbisdom.
"
2° Er werd niets gepubliceerd in het diocees Turijn, zo-
" dat er geen enkele reden van beklag schijnt te bestaan vanwege
" die ordinarius.
"
3° Men dient te onthouden dat de kerk van Sint-Jan de
" Evangelist begonnen werd sinds meer dan tien jaar met de zegen
" en een subsidie van 2.000 fr. van paus Pius IX, wiens gedachtenis
" steeds dierbaar blijft. Hij droeg er het zijne toe bij omdat het
" erom ging een dam op te werpen tegen de protestanten die daar in
" de nabijheid hun school, hun tehuis, hun ziekenhuis en hun tem-
" pel hebben. Het aartsbisschoppelijke gezag keurde alles goed en
" beval het aan bij de gelovigen, zoals men dit lezen kan uit de
" uiteenzetting gegeven in bijgaand afzonderlijk blad. Ik geloof
" dat hij niet wenst te herroepen wat hij al goedgekeurd heeft.
"
4° de kerk van S. Secondo ben ik zelf begonnen vele ja-
" ren na de kerk van Sint-Jan; nadat ik hiervoor een zeer aanzien-
" lijk bedrag besteed had, oordeelde de aartsbisschop dat het beter
" was dat hij zich met deze bouw zou bezig houden. Ik heb gaarne

54.6 Page 536

▲back to top


- XIII/532 -
" toegegeven omdat het hier ging over mijn geestelijke overste.
"
Zodus heb ik geen mededinging aan anderen gedaan maar
" hebben anderen dit tegenover mij gedaan tegen een werk dat
" sinds meer dan tien jaar begonnen werd en waarvoor ik schier
" onoverkomelijke moeilijkheden moest te boven komen vanwege de
" protestanten.
"
5° Niettegenstaande dit alles heb ik pro bono pacis zodra
" de aartsbisschop mij hierover opmerkingen gemaakt heeft, hem da-
" delijk persoonlijk de verzekering gegeven dat voor de toekomst,
" behoudens het blad dat reeds in druk was, de aldus genoemde
" Bollettino Salesiano over de kerk en over het tehuis van Sint-
" Jan zou spreken, zonder het nog als monument aan Pius IX te be-
" titelen.
"
Terwijl ik ervan overtuigd ben dat op die manier aan mijn
" plicht te hebben voldaan te beantwoorden aan uw geëerde brief,
" ben ik bereid prompt aan ieder bevel en raad die mij zou moeten
" gegeven worden gevolg te geven, terwijl ik de hoge eer heb te
" mogen ondertekenen als uw
"
" Turijn, 1 juni 1878.
Priester Gio. Bosco.
Deze uitwisseling van nota's, die niet gekend was bij het publiek
ontsloeg het Bollettino niet van de gepastheid tegenover zijn lezers te
Turijn zijn vroegere beweringen te rechtvaardigen alvorens over deze zaak
te zwijgen. En we zeggen wel: zijn lezers uit Turijn, want de kwestie
beperkte zich tot daar. Juist daarom beschikte de directeur van het tijd-
schrift dat de artikelen die handelden over de kerk van Sint-Jan in twee
vormen zouden opgesteld worden, een voor de medewerkers uit het aartsbis-
dom Turijn, zonder het woord "monument" en de andere voor de medewerkers
van buiten dit aartsbisdom met het kloeke woord "monument". Het Bollet-
tino van juni verscheen dus met een artikel, dat als titel had: "Een
rechtvaardiging over de kerk van Sint-Jan als monument aan Pius IX."
Daarin, na een samenvatting van alles wat vroeger gepubliceerd werd over
de geplande kerk, ging Don Bonetti verder: "Wegens bepaalde considera-
ties... hebben wij er ons toe beperkt het Werk alleen aan onze medewer-
kers en onze medewerksters aan te bevelen, terwijl wij hen erop gewezen
hebben hoe mooi en eervol het voor hen was dit gewijde monument op te
richten aan de eerste en de grootste van onze weldoeners, aan de hoge
bevorderaar van onze Vrome Vereniging.(1) En toch ondanks dat alles werd
(1) Hier werd naar volgende nota verwezen: "Het doet ons genoegen te noteren dat wij
onder medewerkers niet alleen onze medewerkers van Turijn verstaan, maar ook die van
verscheidene dorpen en steden van Italië, Frankrijk en ook van Amerika, waar onze
huizen voor de in gevaar verkerende jeugd geopend werden. Omdat wij geen vast inko-
men hebben om de werken die God ons toevertrouwd te ondersteunen en te voltooien,
zijn wij erom bezorgd hun onze moeilijkheden ter kennis te brengen om ze uit te no-
digen ons door hun liefdadigheid ter hulp te komen.

54.7 Page 537

▲back to top


- XIII/533 –
ons zo juist meegedeeld dat wij aan iemand mishaagd hadden. Het spijt ons
om tegen onze wil de oorzaak van ongenoegen voor iemand te zijn geweest.
Wij wijzen erop dat, mocht het pijnlijke overlijden van de grote Pius
IX niet zijn voorgevallen, de kerk van Sint-Jan toch even goed als die
van S. Secondo verder zou afgebouwd worden. Dit gesteld zijnde, vragen
wij welke schade de titel van monument van de ene kerk aan de afbouw
van de andere kerk zou berokkenen? Onzerzijds bevelen wij warm aan onze
medewerkers en medewerksters de kerk van Sint-Jan aan, die aan het nage-
slacht de grote Pius IX en hun erkentelijkheid tegenover hem moet herin-
neren. Tegelijkertijd bevelen wij ook met alle genegenheid van ons hart
aan de gelovigen aan bij te dragen voor de kerk van S. Secondo, die nog
een ander monument zal zijn deze roemrijke paus waardig. Wij stellen vol-
ledig vertrouwen in God om te mogen zeggen dat Hij de middelen zal ver-
schaffen om beide kerken op te richten tot zijn meerdere glorie, ten
voordele van de zielen en ter ere van zijn zeer trouwe dienaar." Tot
slot, om allen de verzekering te geven dat de gedachte aan het opbouwen
van de kerk van Sint-Jan de Evangelist ter nagedachtenis van Pius IX al
zeer oud was en dat alles steeds gebeurd was met volledige toestemming
van de kerkelijke overheid, werden twee documenten uit 1870 aangehaald.
Het nieuws van dit geschil was voor de talrijke vrienden van Don Bosco
zeer pijnlijk en ze verzwegen dan ook hun spijt niet.
Mgr. Gastaldï zinspeelde op dit artikel, toen hij op 20 juli aan
Don Bosco schreef: "Ik verzoek u nogmaals met aandrang de schrijver van
het Bollettino Salesiano te verwittigen dat hij de aartsbisschop van
Turijn en iedere andere bisschop met rust zou laten. Het is een zeer
zware ergernis en een onmetelijke schade aan onze heilige godsdienst
toegebracht, wanneer sommige journalisten die beweren katholiek te zijn
er aanspraak op maken zich op te werpen als leraren, examinatoren, rech-
ters en berispers van de bisschoppen aan wie gezegd is geworden docete
omnes gentes. Ik verzet mij totis viribus tegen deze aanmatiging die
wezenlijk goddeloos en schismatiek is. En u zult hem waarschuwen geen
nieuws, bericht, uitnodiging of aansporing meer te doen voor die kerk
als zijnde een nagedachtenis aan Pius IX. U zult in uw voorzichtigheid
en goede wil heel het belang waarderen van wat ik schrijf en daarom hoop
ik dat ik geen reden meer zal hebben om mijn welwillendheid tegenover de
salesiaanse congregatie te wijzigen." Intussen putte Don Bosco zich uit
om van overal subsidies te ontvangen. In 1877 had hij van de directie
van de spoorwegen van Opper-Italië zekere inschikkelijkheden verkregen
voor het vervoer van het materiaal maar enkel voor een hoeveelheid niet
hoger dan 38 ton. Welnu, op 14 december, bijna daags voor zijn vertrek
naar Rome vroeg hij dat deze voorwaarde zou geschrapt worden. De direc-
teur-generaal antwoordde hem, dat nu het beheer van het lopende jaar op
dat ogenblik ging eindigen,(1) dergelijke inschikkelijkheden niet zon-
___________________________
(1) Op 1 juli 1878 moest het beheer van de spoorwegen van Opper-Italië op een andere
maatschappij overgaan.

54.8 Page 538

▲back to top


- XIII/534 -
der voorwaarde konden verlengd worden, maar dat ze zouden blijven voort-
duren tot niet langer dan 31 mei 1878 en steeds zonder de aangeduide hoe-
veelheid te overschrijden. Op 24 april 1878 vernieuwde Don Bosco zijn
verzoek het transporttarief ook buiten deze grens te willen verlagen,
maar nog eens ontving hij een weigerend antwoord.
Hij riep ook de priesters ter hulp en stelde hun voor missen op
te dragen en te laten opdragen volgens zijn inzicht en hem de aalmoes
hiervoor af te staan. Met dit doel richtte hij op het feest van Maria,
Hulp der Christenen, en nadien met de vereiste chronologische wijzigin-
gen op de plechtigheid van Maria Tenhemelopneming aan een groot aantal
priesters volgende circulaire.
"
Eerwaarde Heer,
"
"
Om het verzamelen van de middelen te vergemakkelijken waar-
" mee kan geholpen worden de kerk en het instituut van Sint-Jan
" de Evangelist te bouwen, bieden sommige vrome personen een aan-
" zienlijk aantal missen aan die zouden gecelebreerd worden door
" een welwillende priester die de aalmoes ervan wil afstaan voor
" dit doel.
"
Indien u of een andere priester die u kent gevolg kan of
" wil geven aan deze oproep tot liefdadigheid, dan moet u mij en-
" kel het aantal missen laten kennen dat u op u neemt te celebre-
" ren binnen een jaar, met name vanaf 22 mei tot 24 mei 1879.
"
Ik dank u voor uw liefdadige medewerking en ik bid God u
" ruimschoots te willen belonen voor uw ijver, terwijl ik de eer
" heb met diepe erkentelijkheid te zijn
"
" Turijn, feest van Maria,
uw verplichtende dienaar
" Hulp der Christenen, 1878.
Priester Gio. Bosco.
Natuurlijk bracht daarna het Bollettino van maand tot maand zijn
deel bij. Aldus gaf het in juli in het groot op twee naast elkaar gedruk-
te bladen een beeld van de kerk en van het tehuis, zoals dit was volgens
de tekening. Het was de eerste illustratie die het tijdschrift versierde.
Er bleef nu nog een ceremonie te vervullen, met name de plechtige
plaatsing van de eerste steen. Don Bosco had eraan gedacht dadelijk na
zijn terugkeer te Valdocco. Hij schreef dan werkelijk aan graaf Eugenio
De Maistre.

54.9 Page 539

▲back to top


- XIII/535 -
"
Beste Heer Graaf,
"
"
Ik ben gisteravond van Genua gekomen en vandaag heb ik een
" gedeelte van de dag buiten bed kunnen doorbrengen en ik kan zeg-
" gen dat ik veel beter ben. Het heeft mij erg getroost te ver-
" nemen dat Mevrouw de Hertogin beter is. Deo Gratias. Heel dit
" huis gaat ermee voort te bidden om van God te bekomen dat zij
" volledig zou genezen.
"
Thans moet ik u om een gunst verzoeken. In de eerste helft
" van mei eerstkomende zullen we de eerste steen moeten inzegenen
" van de kerk van Sint-Jan Baptist, die opgericht wordt ter ere
" van de betreurde Pius IX nabij de tempel van de protestanten,
" langs de Viale del Re te Turijn. Zou u ons de gunst willen toe-
" staan deze steen te komen leggen? Dat is de gunst die ik u vraag
" uit liefde voor deze paus, voor wie u zo menigmaal uw leven bloot-
" gesteld hebt.(1) U mag de dag uitkiezen die u het best past.
"
Ik hoop dat uw familie in goede gezondheid verkeert en ik
" bid God ze allen te willen bewaren in voorspoed en te midden van
" de hemelse zegeningen.
"
Ik beveel mij aan in de christelijke liefde van uw mach-
" tige gebeden, terwijl ik met diepe erkentelijkheid teken
"
" Turijn, 25 april 1878.
als uw verplichtende dienaar
"
Pr. Gio. Bosco.
De graaf kon geen gevolg geven aan de uitnodiging, want gedurende
het goede seizoen placht hij Borgo Cornalense te verlaten en zich met
zijn familie naar Frankrijk te begeven. Op 6 juni deed hij hem dan ook
antwoorden dat, wegens zijn aanstaande vertrek uit Turijn, het hem onmo-
gelijk was "zijn hoofs aanbod" te aanvaarden. Na deze weigering probeerde
hij hiervoor prins Eugenio di Carignano te hebben, van wie hij meende dat
hij niet zou toestemmen wegens het feit dat hij nog nooit ingegaan was op
vragen om dergelijke functies te vervullen.
De prinsen van het Huis van Savoia hadden in andere tijden niet
geweigerd het Oratorio te vereren door aanwezigheid op de plechtige cere-
moniën; maar thans waren de omstandigheden van het publieke leven niet
meer wat ze vroeger geweest waren en daarom was een zekere terughoudend-
heid opportuun. Aan het hof werd Don Bosco niettemin in hoge eer gehou-
den. De zonen van prins Amedeo, hertog van Aosta, gebruikten inderdaad
bij hun studies zijn boeken, zoals de Gewijde Geschiedenis, de Kerkge-
schiedenis, de Geschiedenis van Italië en dan hadden ze als leermeester
Professor Don Violino, een gewezen leerling van het Oratorio. Soms vroe-
(1) De Graaf had samen met de Pauselijke Zoeaven gestreden.

54.10 Page 540

▲back to top


- XIII/536 -
gen de kleine prinsen hem wie Don Bosco was. - "Het is een heilige" -
antwoordde de preceptor, - "het is de heilige voor onze tijd." - Nieuws-
gierig hem te zien, vroegen ze hem om hen eens bij Don Bosco te brengen.
- "Gaarne", - antwoordde hij. Maar hoewel hij hen af en toe naar de kerk
van Maria, Hulp der Christenen bracht, ging hij nochtans nooit het Orato-
rio binnen, omdat prins Amedeo aan de kranten geen aanleiding wou geven
er herrie over te maken dat zijn zonen zouden voorgesteld zijn aan Don
Bosco.(1)
Er moest echter ook voorzien worden in de rituele zegening, die
pleegt samen te gaan met het leggen van de eerste steen. Don Bosco die,
ondanks alles voortdurend in betrekking bleef met Monseigneur, zowel per
brief als persoonlijk, begaf zich bij hem op 19 juli. Daarbij was nog een
uitnodiging gekomen van Zijne Excellentie zelf, die met hem "een korte
conferentie" wou hebben. Don Bosco maakte van de gelegenheid gebruik om
hem over de ceremonie te spreken. 's Anderdaags schreef de aartsbisschop
hem hierover: "Gisteren hebt u mij gesproken over de zegening en de
plaatsing van de eerste steen van de nieuwe kerk van Sint-Jan in deze
stad als over iets dat nabij was. Daar het mijn inzicht is zelf deze ge-
wijde ceremonie te verrichten in overeenstemming met de kerkelijke litur-
gische wetten en daar ik anderzijds ook andere functies te verrichten
heb, verzoek ik u mij zodra mogelijk ongeveer de dag aan te duiden, waar-
op deze heilige functie dient te geschieden, opdat ik mijn zaken zou kun-
nen regelen." Er waren nog geen vierentwintig uur verlopen of Monseigneur
dacht er nog eens over na en schreef hem opnieuw: "Ik heb over de ceremo-
nie van de zegening en de plaatsing van de eerste steen van de kerk van
Sint-Jan de Evangelist in deze stad nog eens nagedacht en ik denk dat het
u misschien genoegen zal doen dit zelf te verrichten. En wat er ook moge
van zijn, geef ik u bij deze brief er de volledige bevoegdheid toe. U
kunt dus overgaan tot het verrichten van deze heilige ritus in overeen-
stemming met het Romeinse Ritueel. U kunt dag en uur zelf vaststellen.
Gelieve echter te noteren dat, wanneer in de huidige omstandigheden de
aartsbisschop van Turijn deze steen niet komt zegenen en indien de burge-
meester of de prefect of een prins zou aanwezig zijn, men des te meer de
deur wagenwijd open zou zetten voor de meester en de bevorderaar van de
leugens om met beide handen zijn hels zaad uit te strooien en de geesten,
de kranten, de kroegen, de winkels en de omnibussen te vullen met praat-
jes tegenstrijdig met de waarheid en met de christelijke liefde tot groot
nadeel voor de zielen. En dan zouden u noch ik niet zonder schuld zijn in
dit schandaal. Daarom herhaal ik u dat het zou betamen dat alles zou ver-
lopen in volledige overeenstemming met wat ik u mondeling gezegd heb en
met wat ik u gisterenochtend geschreven heb."
(1) Don Violino, die een edel en onverschrokken hart bezat, maakte er zich op een ele-
gante manier van af hem te volgen, toen Amedeo zich met zijn gezin naar Rome moest
begeven, en trok zich terug naar Mondovi. Niet alleen was de prins er niet door ge-
krenkt, maar ging hij ermee voort hem zijn honorarium uit te keren en wanneer hij
na een zekere tijd weer te Turijn was, liet hij hem bij zich terugroepen.

55 Pages 541-550

▲back to top


55.1 Page 541

▲back to top


- XIII/537 -
Don Bosco had er geen ogenblik aan gedacht zelf deze gewijde ceremonie te
verrichten, maar de gebruikelijke fluisterkampanje zal wel niet ontbroken
hebben om aanleiding te geven tot dit gesprek.
Toen zijn wens niet kon voldaan worden een prins van het Huis van
Savoia te hebben, zond Don Bosco Graaf Cays om burgemeester Ferrari uit
te nodigen. Deze dacht echter dat hij de zaak voor de gemeenteraad moest
brengen. "Niemand ontkent" - antwoordde hij hem op 31 juli - "de ijver
waarmee u zich inspant ten voordele van de bevolkingsklassen die het
meest onderricht en opvoeding nodig hebben; en zonder het resultaat te
betwisten dat eruit kan voortspruiten voor de verbetering van het onder-
wijs, brengt iedereen de verdiende hulde aan de werkzaamheid waarmee uw
gedachten verwerkelijkt worden. De gemeenteadministratie die zich moet
houden in de sfeer van haar eigen werking, juicht het private initiatief
toe zonder het te doen wortel schieten en zonder aanmoedigingen te geven
die het zouden doen afwijken van zijn zending. Het schijnt dus de Burge-
meester niet toe te moeten deelnemen, nog veel minder als voorzitter te
moeten optreden van een functie die, omdat ze zo voornaam is, zeker geen
hulp nodig heeft." Toen Don Bosco begrepen had dat de burgemeester, die
de zaak niet wenste aan te moedigen, er zich op een diplomatische manier
van afmaakte, gaf hij hiervan kennis aan de aartsbisschop in zijn ant-
woord op zijn brief van 20 juli betreffende de zaak van het Bollettino.
"
Excellentie,
"
"
De heer burgemeester van Turijn heeft mij, na vrij lang
" gewacht te hebben, geantwoord, dat hij niet kan komen voor de
" eerstesteenlegging van de kerk van Sint-Jan de Evangelist.
"
Ik heb dan de heer Gius. Ceriana, bankier uitgenodigd en
" hij heeft aanvaard. De plechtigheid zal plaats hebben op maandag
" eerstkomend 12 augustus om 10 uur voormiddag. Dit zou voornoemde
" heer het best passen, maar indien het nodig blijkt, zou hij ook
" wel op een ander uur kunnen komen. Indien U thans zou oordelen
" te kunnen komen om deze functie te verrichten, dan zou U aan
" allen groot genoegen doen en ik verzoek er U nederig om.
" Indien U niet zou kunnen komen of zou oordelen niet te moeten
" komen, dan zou ik het zelf doen als gevolg van de bevoegdheid
" die U mij geschonken hebt in uw brief van 21 juli jl. Indien U
" ons de gunst zou willen bewijzen te komen, dan verzoek ik U mij
" te zeggen waarheen ik een rijtuig kan zenden om U te komen halen.
"
Ik heb de inhoud van uw brief aan de redacteur van het
" Bollettino gezonden zoals U mij geschreven hebt en nu ik van hem
" een vertrouwelijk antwoord ontvangen heb, deel ik het U ook ver-
" trouwelijk mee, niet alsof ik het zou goedkeuren, maar alleen
" opdat wij beiden het zouden kennen.
"
Ik dank U van ganser harte voor de welwillendheid die U
" aan onze arme congregatie belooft en ik kan U de verzekering ge-

55.2 Page 542

▲back to top


- XIII/538 -
" ven dat wij ons met alle mogelijke middelen zullen inspannen om
" deze niet onwaardig te zijn.
"
Ik vraag niets anders dan op dezelfde voet te worden ge-
" steld als de andere kerkelijke congregaties van deze stad. Een
" gunst die ik U vooreerst zou willen vragen is dat onze priesters
" en vooral de directeurs van de huizen, die elders al een examen
" over de biecht hebben afgelegd en reeds gedurende jaren hun hei-
" lig ambt hebben uitgeoefend, zouden ontslagen worden van het on-
" dergaan van een nieuw examen, wanneer ze naar een ander huis van
" het diocees Turijn zouden verplaatst worden. Ik zeg U dit om mijn
" verlangen uit te drukken; maar wat U ook zult doen, ik zal er
" steeds tevreden mee zijn.
"
Op de 10de van deze maand, feestdag van S. Lorenzo, naam-
" dag van Uwe Excellentie, zullen al onze jongens samenkomen om te
" bidden en te communie te gaan voor het bekomen en het behoud van
" Uw gezondheid. Intussen heb ik de hoge eer te mogen ondertekenen
" als
"
" Turijn, 6 augustus 1878.(1)
uw nederige dienaar
"
Priester Gio. Bosco.
Het "vertrouwelijk antwoord" waarover hiervoor iets gezegd wordt,
werd geschreven door Don Bonetti, gedateerd vanuit Sampierdarena en werd
gedaan in naam van de redacteurs. Don Bosco stuurde het door met het
voorbehoud "niet dat ik het zou goedkeuren". In waarheid is vooral het
gedeelte dat slaat op het Ateneo gekruid met allerfijnste ironie, voor
wie wist hoe dit tijdschrift dat de gedachten van Rosmini genegen was, de
meningen van Monseigneur weerspiegelde. Laat ons dit proza hier opnemen,
omdat het bij de huidige betwisting als het laatste woord kan aangezien
worden.
"
Eerwaarde en Beste D. Bosco.
"
"
We ontvingen zo-even uw brief waarin ons met aandrang gege-
" ven aanbeveling meegedeeld wordt van Zijne Excellentie Mgr. Gas-
" taldi, met name dat de schrijver van het Bollettino Salesiano de
" aartsbisschop van Turijn en andere bisschoppen met rust zou laten
(1) Don Bosco, die doorgaans niet veel acht geeft bij het vermelden van de data, heeft
in zijn laatste brieven aan Monseigneur - zoals we gezien hebben - ze niet enkel niet
vergeten, maar ze ook nog voluit geschreven. Deze bemerking wordt door ons niet zonder
reden gedaan. In de Decreta et Monita van de liturgische kalender voor 1878 handelt
titel VI over De die scriptis apponenda en men leest er door ons hier vertaald: "Ve-
len laken het gebruik van sommigen, die bij het plaatsen van de datum in brieven en
documenten dit niet doen met letters maar met cijfers en het jaar enkel met de twee
laatste cijfers en niet met alle cijfers, want dit gebruik dat zeer onlangs ontstaan
is stelt de deur open voor dubbelzinnigheden, misverstanden, vervalsingen en ver-
gissingen."

55.3 Page 543

▲back to top


- XIII/539 -
" en geen nieuws, noch bericht, noch uitnodiging, noch aanmaning zou
" publiceren nopens de kerk van Sint-Jan als aandenken aan Pius IX.
"
Wij bekennen u dat vooral het eerste gedeelte van de aan-
" beveling ons niet enkel verrast, maar verschrikt heeft alsof de
" redacteurs van het Bollettino tot heden toe oorlog zouden gevoerd
" hebben met de aartsbisschop van Turijn of met een andere bisschop,
" terwijl ze niets anders betrachten dan het welzijn van de Kerk te
" bevorderen bij onze weldoeners of medewerkers. We hebben dadelijk
" het Bollettino in handen genomen om onze artikels nogmaals te le-
" zen, maar wij zijn er niet in geslaagd een uitdrukking te vinden,
" die, naar onze mening, zou lijken op een oneerbiedigheid tegen-
" over een bisschop of aanduiden dat wij ons zouden aanmatigen op
" te treden als leermeesters, zoals hij schrijft, als examinatoren,
" rechters en bevitters van de bisschoppen. Om over de andere pre-
" laten te zwijgen, hebben wij tweemaal verwezen naar de aartsbis-
" schop van Turijn, maar met een goede bedoeling en ervan overtuigd
" trouwe vertolkers te zijn van zijn heilige wil. De eerste keer in
" het Bollettino van juni, bij de beschrijving van het feest van
" Maria, Hulp der Christenen, schreven wij het volgende: "De te-
" genwoordigheid van de zeer vrome bisschop van Novara, Mgr. Stanis-
" lao Eula, die pontificeerde met de toelating van Zijne Excellen-
" tie Mgr. Lorenzo Gastaldi, onze vereerde herder, gaf meer luister
" aan de dienst."
"
Deze woorden schijnen toch niets oneerbiedigs te bevatten,
" des te meer dat Mgr. van Turijn met de vergunning dat een andere
" bisschop op die dag de dienst zou doen in de kerk van Maria, Hulp
" der Christenen, zelfs als voorwaarde stelde, dat wanneer in het
" publiek erover zou gesproken worden, moest gezegd worden dat deze
" bisschop met zijn toelating pontificeerde.
"
De tweede keer gebeurde het in het Bollettino van juli in ons
" antwoord aan het Ateneo illustrato, dat beweerde te verschijnen
" met het visum van de aartsbisschoppelijke Curie van Turijn en wil-
" lekeurige interpretaties gaf over de decreten van Urbanus VIII,
" waardoor het probeerde te bewijzen dat het aan de katholieke kran-
" ten niet geoorloofd was mirakels te publiceren, waarvan gezegd
" werd dat ze bekomen werden door de tussenkomst van Pius IX, eer
" ze als dusdanig door de heilige Stoel erkend waren. Maar in ons
" antwoord hebben wij, verre van te willen optreden als leermees-
" ters, examinatoren, rechters en bevitters van de bisschoppen, de
" stem verheven tegen dit tijdschrift, dat een afkeuring bevatte
" niet enkel voor de kranten die deze genaden publiceerden eer de
" Kerk haar definitieve oordeel erover had uitgesproken, maar ook
" voor de bisschoppen die hun visum op deze publicaties geplaatst
" hadden. Zoals het duidelïjk blijkt uit ons artikel, hebben wij
" de oneerbiedigheid van voornoemde krant bestreden, die er aan-
" spraak op maakte er meer over te weten dan de bisschoppen en
" aartsbisschoppen van Italië, die van Rome niet uitgezonderd, die
" hun visum gegeven hadden, en tegelijkertijd hebben wij de verde-
" diging op ons genomen van de

55.4 Page 544

▲back to top


- XIII/540 -
" aartsbisschop van Turijn die door het Ateneo werd beschreven als
" iemand die een mening was toegedaan tegenstrijdig met deze van
" zovele illustere en eerbiedwaardige prelaten. Daar dit werkelijk
" zo is, hadden wij dan geen reden ons verrast te tonen wanneer wij
" zagen hoe hij ons afschildert als personen die oneerbiedig zijn
" tegenover het gezag van de bisschoppen en als verstoorders van
" de rust van de aartsbisschop van Turijn?
"
Indien hij voor het overige onze houding in dit geschil
" aanziet als een zware ergernis en als een onmetelijke schade aan
" onze heilige godsdienst, dan antwoorden wij daarop dat ons geen
" enkele schuld treft. De schuldige zou dan onze aartsbisschoppe-
" lijke revisor van Genua zijn, die zonder nadenken zijn visum op
" onze artikels geplaatst heeft. Hij weet immers best dat onze arme
" drukkerij niets drukt dat niet vooraf door de kerkelijke overheid
" goedgekeurd werd. Maar in dit geval zouden wij gaan geloven dat
" de geleerde, vrome en zeer ijverige aartsbisschop van Genua zijn
" visum geplaatst heeft op een goddeloze en schismatieke publicatie.
" Liever verzoeken wij nederig maar met aandrang Zijne Excellentie
" Mgr. Gastaldi ons te willen laten weten waarin wij in onze arti-
" keltjes zijn tekort geschoten. Hij mag er zeker van zijn dat wij
" uit ganser harte en met de vereiste eerbied zijn opmerkingen zul-
" len aanvaarden. Wat de kerk van Sint-Jan betreft, liep de betwis-
" ting over het woord monument. Mgr. vroeg ons dat deze kerk door
" ons niet meer zou genoemd worden het Monument aan Pius IX omdat
" hij verlangt dat te Turijn enkel de kerk van S. Secondo als mo-
" nument zou dienen voor de grote paus. Vanaf de dag dat wij zijn
" wens gekend hebben, hebben wij er steeds voor gezorgd dit woord
" te vermijden in alle exemplaren van het Bollettino bestemd voor
" de medewerkers van de stad en het aartsbisdom Turijn. Als getui-
" ge hiervan hebben wij de typograaf die op het vereiste ogenblik
" de machine stillegde en de letterzetter die de tekst veranderde.
" Ook in de toekomst zullen wij dit doen. Helemaal niet meer ver-
" wijzen naar het doel van de kerk, menen wij niet te mogen doen.
" De medewerkers die ons aalmoezen hebben gezonden en nog zenden,
" hebben het recht van ons enig nieuws te vernemen en dit, af en
" toe, over dit gewijde gebouw dat door hun toedoen opgericht wordt.
" Men onthoude echter dat wij er op geen enkele manier over spreken
" aan de gelovigen, maar enkel aan onze medewerkers, aan onze wel-
" doeners, waarvan het aantal in dit aartsbisdom uiterst beperkt is.
"
Wij hebben u in vertrouwen geschreven, maar u mag van onze
" brief gebruik maken zoals u dat verkiest. Maar wij verzoeken u
" aan Zijne Excellentie te laten weten dat wij van onze zijde ach-
" ting en eerbied voor hem koesteren en dat wij tot God bidden dat
" hij hem lange tijd zou behouden voor het welzijn van de Kerk en
" van de godsdienst en dat wij er voortdurend zullen op letten
" niets te drukken buiten dat wat onze geestelijke overste zal me-
" nen te strekken tot de meerdere glorie van God en tot heil van
" de zielen.
"
" Sampierdarena, 1 augustus 1878.
De redacteurs.

55.5 Page 545

▲back to top


- XIII/541 -
Voor de bouw van de kerk van San Secondo viel er een episode voor
die wat licht werpt op de entourage van de aartsbisschop. Zij die hem
omringden, omgaven hem met zulke tendentieuze berichten dat hij een rol
ging spelen, waarin hij meer slachtoffer dan acteur was.
De bouwers van de kerk waren de gebroeders Carlo en Giusuè Buz-
zetti, die met Mgr. Gastaldi het contract daarover bedongen hadden. Hij
had er zich toe verplicht hun de overeengekomen bedragen uit te betalen
tot aan de voltrekking van het gewijde gebouw. Monseigneur betaalde af
en toe een bedrag in afbetaling, waarvan een van de gebroeders Buzzetti
hem dan geregeld een kwitantie gaf. Uit de boekhouding van de heren Buz-
zetti blijkt dat tussen 1 juli 1874 en 6 november 1877 veertien gedeel-
telijke betalingen gedaan werden door een gezamenlijk bedrag van 80.200
lires.
Nu gebeurde het dat op 1 februari 1878 toen Giusuè Buzzetti zich
naar het aartsbisdom begeven had om andere sommen in afbetaling te vra-
gen, de aartsbisschop hem zeer hoffelijk ontving en begon met te zeggen
dat hij als gemakkelijker aanzag het bedrag van de sommen in afbetaling
over verschillende jaren ter hand gesteld in een enkel document te bezit-
ten, om de papieren te vereenvoudigen. Hij gaf hem dan nog eens driedui-
zend lires, haalde de veertien vorige kwitanties te voorschijn en
schreef een algemene kwitantie voor een bedrag aan 83.200 lires. Op dit
papier verwees Monseigneur niet en wou hij niet verwijzen, ofschoon Buz-
zetti hem hierom verzocht, naar de vernietiging van de gedeeltelijke kwi-
tanties, maar verzocht hij zonder meer Buzzetti te willen ondertekenen.
Iedereen kan begrijpen in welke moeilijke toestand de bouwer zich
bevond. Hij zou gaarne alvorens te ondertekenen die kwitanties in handen
hebben gehad en anderzijds scheen het hem onbeleefd te zijn en ook een
akte van beledigend wantrouwen tegenover de hoge kerkelijke overheid de-
ze te vragen. Intussen riep Monseigneur zijn secretaris Maffei, aan wie
hij kennis gaf van de nieuwe betaling van drieduizend lires. Buzzetti
bij wie aangedrongen was en die zich onzeker voelde, eindigde ermee de
brief te ondertekenen. Terwijl theoloog Maffei zijn handtekening plaat-
ste als getuige, kwam plots kanunnik Chiuso binnen die enkele vreemdelin-
gen met een Franse naam aankondigde en dadelijk binnenleidde. Monseigneur
Gastaldi trok de kwitantie naar zich toe, nam haastig Buzzetti bij de arm
en deed hem langs een geheime deur buitengaan. De gedeeltelijke kwitan-
ties waren in zijn bezit gebleven.
Giosuè Buzzetti was naar huis gegaan opgewonden en met een bran-
dend hoofd. Hij had een voorgevoel verraden te zijn geworden door de
manier waarop hij weggestuurd werd. Hij vertelde het feit aan zijn broer
Carlo. Deze was eveneens in beroering gebracht door wat hij hoorde. Hij
zei hem dat hij er verkeerd aan gedaan had, aldus een blind vertrouwen te
hebben gehad en uit vrees de vrucht van zijn zwoegen en het geld voorge-
schoten aan de arbeiders te zullen verliezen, drong hij bij Giosuè er-
op aan terug te keren naar het aartsbisdom om de gedeeltelijke kwitan-

55.6 Page 546

▲back to top


- XIII/542 -
ties te vragen. Giosuè ging maar slaagde er niet in een audiëntie te
verkrijgen.
Op 9 mei 1878 ontving Giosuè Buzzetti voor de laatste maal uit de
handen van Monseigneur zelf een bedrag van tienduizend lires. Wel waagde
hij het te verwijzen naar de dubbele kwitanties, maar Monseigneur treu-
zelde; hij had de overtuiging dat Monseigneur de gedeeltelijke kwitanties
niet wou geven en ook niet vernietigen. Vanaf dit ogenblik was het hem
niet meer mogelijk zich bij Monseigneur aan te bieden, hoe hij er ook op
aandrong omdat de secretarissen hem steeds naar het kantoor van kanunnik
Chiuso verwezen. Deze liet hem, nu eens op deze dan weer op gene manier,
niet meer bij hem binnenkomen, onder voorwendsel dat Monseigneur onge-
steld was. Hij herhaalde hem steeds maar dat hij hem de gedeeltelijke
kwitanties op zijn bouwwerf te San Secondo zou gebracht hebben. Maar
nooit verscheen hij. En nu dient men te noteren dat vóór dit feit Buzzet-
ti vrijelijk bij Monseigneur binnenkwam en zelfs dat wanneer Monseigneur
belet had, hij uit het paleis niet mocht vertrekken, omdat men hem liet
wachten tot Monseigneur opnieuw vrij was.
Gedurende circa twee jaar begaf Giosuè zich om de veertien dagen
bij Chiuso en ontving steeds hetzelfde antwoord. De ongerustheid van bei-
de bouwers was groot. Ze trachtten zich echter moed in te spreken met de
gedachte dat dergelijke personages zich niet zouden bezoedelen door on-
eerlijke daden. Omstreeks 1881 probeerde Giosuè op een rechtstreekse ma-
nier het inzicht van Monseigneur te kennen. Hij schreef hem dus en ver-
zocht hem een getuigschrift te geven van alle sommen die hij betaald had
om het te kunnen overhandigen aan de ingenieur-directeur van de werken,
omdat hij alle rekeningen wou vereffenen en nazien voor welk bedrag de
bouwers nog schuldeisers waren. Hij ontving geen antwoord.
Monseigneur Gastaldi stierf in 1883 en liet kanunnik Chiuso achter
als algemene erfgenaam van al zijn goederen, die meer dan een miljoen be-
droegen, omdat alles wat hij ontvangen had als aartsbisschop, door nala-
tenschappen, legaten of op een andere manier, tegenover de wet hem toe-
kwam als aan een eenvoudige burger. Aldus moest Chiuso aan niemand reken-
schap geven van wat hem wettelijk als zijn eigendom toekwam.
Giosuè Buzetti wachtte niet lang om zich aan te melden bij kanun-
nik Chiuso om die ongelukkige gedeeltelijke kwitanties te gaan opvorde-
ren. Chiuso ontving hem alsof hij niet wist dat hij tegenover hem ver-
plichtingen had, maar omdat hij vreesde dat Buzzetti in woede zou ontste-
ken, liet hij hem dadelijk zijn kantoor verlaten en bracht hem in een
wachtkamer vanwaar door een glazen deur de secretarissen van de Curie van
uit hun zaal konden zien wat er gebeurde. Hier deed hij alsof hij hem
voor het eerst zag, vroeg hem wat hij van hem verlangde, bevestigde dat
hij hem niets schuldig was. Daarbij toonde hij hem de ontvangen gedeelte-
lijke kwitanties en zei hij hem: - "Indien u zich nog tot mij wendt om
betaald te worden, indien u zich met mij wilt meten zal ik deze kwitan-
ties gebruiken om u te betalen! Wend u tot de pastoor van S. Secondo."-
Het was een echte afpersing. Men wou dat de Buzzetti's de pastoor van

55.7 Page 547

▲back to top


- XIII/543 -
S. Secondo als hun schuldenaar zouden erkennen. Maar hij antwoordde dat
zij het contract aangegaan hadden met Monseigneur en met niemand anders
en dat hij op geen enkele wijze aan zijn recht wou verzaken. Reeds tij-
dens het leven van Monseigneur was er in die zin druk op hem uitgeoefend.
Buzzetti was bij die bedreiging als door de bliksem getroffen.
Hij zou wel geweend hebben, had hij gekund. Zijn hoofd gloeide. Hij was
zo buiten zichzelf dat hij niet spreken kon. Hij bevond zich tegenover
een schelmerij van tachtigduizend lires, door een priester begaan! De
arme man liep bij Don Bosco, die al op de hoogte was van de zaak, om zijn
hart te luchten. Don Bosco zei hem: "Ik heb vernomen dat je je tegenover
je vrienden Don Chiuso over de tong hebt laten gaan, wanneer ze je vroe-
gen wat er voorgevallen was. Dat is niet goed." - Buzzetti antwoordde hem
dat hij zoveel weerzin voelde tegenover Chiuso dat hij, wanneer hij naar
Sint-Jan (de kathedraal van Turijn) om er de mis te horen, buiten zou ge-
gaan zijn indien hij Chiuso aan het altaar zou gezien hebben. Don Bosco
antwoordde: "Aan het altaar blijft de priester altijd priester... Wees
gerust... Alles zal voorbijgaan, maar verlies geen moed, want wanneer ik
je neerslachtig zie, zal ik je bij je oren trekken." - En hij bracht geen
woord uit dat misprijzend kon klinken voor Chiuso, noch dat hij met hem
zou geconfronteerd worden of zich voorbije zaken zou herinneren. Buzzetti
was er verbaasd over.
Laat ons in het kort de epiloog verhalen. Kanunnik Chiuso hield
vol dat hij geen contract kende door Mgr. Gastaldi met de gebroeders Buz-
zetti aangegaan voor het bouwen van de kerk van S. Secondo, dat hij zelfs
niet wist dat de gebroeders Buzzetti bestonden, dat hij hun niets schul-
dig was. De gebroeders Buzzetti namen hun toevlucht tot de rechtbank. Ze
hadden hun grootboek goed in orde; theoloog Maffei bood zich aan als ge-
tuige en er ontbraken geen bewijzen. Toch bleven er enkele moeilijkheden
over, die moesten opgelost worden en die verwikkelingen konden doen ont-
staan.
Chiuso werd voor de rechtbank van koophandel gedagvaard. Op de
rechtszitting begon hij een brief voor te lezen met zijn verdediging op-
gesteld door zijn advocaat. Maar de voorzitter onderbrak de lezing en
nodigde hem uit eenvoudig met ja of neen op zijn vragen te antwoorden:
- "Bestond er een contract tussen Gastaldi en de Buzzetti's?... Kent u de
gebroeders Buzzetti?... Welke som is Gastaldi schuldig aan voornoemde ge-
broeders?... Deze besliste houding noodzaakte Chiuso te antwoorden, des
te meer omdat hij had kunnen gedwongen worden van de rechtbank van koop-
handel over te gaan naar de rechtbank voor strafzaken. Men kwam dan tot
een vergelijk. Chiuso betaalde het overeengekomen bedrag en overhandigde
de kwitanties van de gedeeltelijke betalingen.
Laat ons terugkeren in een sfeer waar we gemakkelijker kunnen
ademen. De zo lang uitgestelde ceremonie van de eerstesteenlegging had
plaats daags voor 0.-L.-Vrouw Tenhemelopneming. In de uitnodigingsbrief

55.8 Page 548

▲back to top


- XIII/544 -
gaf Don Bosco er kennis van tot zijn "grote troost."(1) Mgr. de aartsbis-
schop bracht bij deze gewijde ritus heel de plechtigheid van een Romeinse
pontificale dienst te pas. Als prior assisteerde baron Giuseppe Ceriano,
bankier. Hij legde de eerste mortel op de gewijde steen. Deze steen werd,
zoals voorgeschreven wordt, op de plaats van het priesterkoor geplaatst
en wel nabij de zuil het dichtst bij het hoofdaltaar aan de kant van het
evangelie, in het voetstuk dat steunt op de vloer van het gebouw. Een
groot aantal priesters, talrijke aanzienlijke heren en dames, een opval-
lend grote groep medewerkers en medewerksters wilden door hun tegenwoor-
digheid meer luister geven aan de ceremonie. Alvorens tot de liturgische
plechtigheid over te gaan, las Don Bosco het reeds klaargemaakte verslag
voor. Na de lezing hiervan, richtte hij tot de omstanders een korte toe-
spraak, die hij ook geschreven had om ze bij het proces-verbaal te voe-
gen. Hij zei het volgende.
"
Excellentie,
"
Geachte Heren,
"
"
Op dit ogenblik moet ik een akte van levendige erkentelijk-
" heid volbrengen, waarvan mijn hart vervuld is tegenover u en
" tegenover allen die door hun gebed, door stoffelijke en zedelijke
" middelen hebben meegewerkt ten voordele van dit Monument van
" erkentelijkheid en liefde voor de grote Pius IX. Omdat ik niet,
" zoals ik wens, aan iedereen wat ik hiervoor verschuldigd ben kan
" terugbetalen, beloof ik dat voor u die hier tegenwoordig zijt,
" voor allen die hebben bijgedragen of nog zullen bijdragen tot de
" goede resultaat van dit bouwwerk vooral voor de salesiaanse mede-
" werkers, dagelijks tot God zal gebeden worden in de kerk van
" Maria, hulp der Christenen, en weldra ook in deze kerk, die wij
" aan het opbouwen zijn ter ere van de uitverkoren apostel van de
" goddelijke Zaligmaker en als gedachtenis aan Pius IX die zijn naam
" droeg. Moge de barmhartige God aan allen een goede gezondheid
" geven, een lang en gelukkig leven, vrede en eendracht in hun fa-
" milie, welslagen in hun ondernemingen en in hun zaken. Moge het "
honderdvoudige door Jezus Christus in het huidige leven beloofd
" overvloedig zijn en nog ruimer de beloning in het toekomstige
" leven.
"
U, intussen, mijn uitstekende weldoeners, die de hand gelegd
" hebt aan deze vrome onderneming en die ze thans reeds goed begon-
" nen ziet, gaat voort met mij uw steun, uw liefdadigheid te verze-
" keren. Zo zal ze vast en zeker tot een goed einde gebracht worden
" voor het welzijn van de burgerlijke maatschappij en van de gods-
" dienst, eveneens tot uw glorie en tot uw troost. Daarom zullen,
" zolang u hier op aarde als pelgrims vertoeft de lofuitingen en
" zegeningen van
(1) Circulaire van 12 augustus 1878.

55.9 Page 549

▲back to top


- XIII/545 -
" de levenden en de gunsten van de hemel u begeleiden. En ook na uw
" vertrek uit deze ballingschap op aarde, zullen onze nakomelingen
" ermee voortgaan in deze kerk hun gebed van dankbaarheid te laten
" opstijgen voor u en zullen zij ermee voortgaan uw gedachtenis te
" zegenen. Wanneer ze dit werk zullen bewonderen, zullen ze zelfs
" nog veel meer de godsdienst, die het ingegeven heeft, vereren en
" beminnen. U zult gedurende vele jaren samen met de zalige geesten
" de gewijde gewelven van de hemel laten weergalmen van uw melodieuze
" kantieken en dan zal deze tempel door uw liefdadigheid opgericht,
" nog steeds weerklinken van de zachte en harmonieuze stem men van
" uw kleinkinderen en van anderen die na ons komen en die zullen
" trachten u te evenaren bij de zang van hymnen aan de Heilige
" der Heiligen. U zult reeds als soldaten van Jezus Christus in
" de eeuwige vrede, de vruchten van uw zegepraal genieten, wanneer
" anderen naar deze zelfde plaats zullen komen om hun moed te put-
" ten in de strijd voor de Heer, om zich te voeden met het Brood
" der sterken, om hun zielen te harden door gebed en vroomheid om
" eens als u de palm en de triomf te verkrijgen. U zult u al als
" gelukkige pelgrims in de rust bevinden van het zalige vaderland
" en er zullen andere uitverkoren zielen zich bij u komen voegen,
" die na God, aan dit werk hun eeuwige redding zullen verschuldigd
" zijn. Wanneer u dan zult merken wat een onmetelijk goed in deze
" kerk en in het naburige tehuis verricht wordt, in het voordeel
" van de zielen, tot glorie van God, ter ere van de katholieke
" Kerk, tot hulp van de burgerlijke maatschappij, ten bate van de-
" ze goede stad Turijn, dan zal uw geest in de hemel juichen, met
" de zuiverste vreugde, terwijl nieuw parels uw gloriekroon zullen
" versieren.
Na deze toespraak werd het proces-verbaal dat op perkament ge-
schreven was, ondertekend door de aartsbisschop, door baron Ceriana, door
Graaf Reviglio (1) door ingenieur Spezia en door Don Bosco en in een gla-
zen buis geplaatst samen met verschillende andere voorwerpen, met namen,
foto's van verdienstelijke personen, de afbeelding van de kerk en van het
tehuis, een exemplaar van het aprilnummer van het Bollettino Salesiano,
een lijst van de salesianen en van de salesiaanse huizen die toen beston-
den, verschillende muntstukken en sommige pas geslagen medailles. De
glazen buis werd in een andere, ditmaal loden, buis gestoken en deze
laatste werd hermetisch gesloten. Dan werd alles in de holte van de
eerste steen geplaatst. Nadat dit gedaan was, begon de aartsbisschop,
(1) Graaf Carlo Reviglio della Venaria, een katholiek van de oude stempel en een zeer
bekwaam bouwkundige, was een uiterst ijverige salesiaanse medewerker. Toen Don Bos-
cc erin slaagde de vele moeilijkheden die werden opgeworpen tegen het bouwen van
de kerk van Sint-Jan de Evangelist, waarvan er sommige als onoverkomelijk werden
aangezien, te boven te komen, dan had hij dit te danken aan deze edelhartige patri-
ciër van Turijn.

55.10 Page 550

▲back to top


- XIII/546 –
terwijl hij met de rechterhand de steen aanraakte, de gebeden van de ge-
wijde liturgie te bidden. Na de voorgeschreven gezangen, zegeningen en
gebeden, voerde ook Monseigneur het woord. Hij herdacht de roemrijke za-
ken van het christelijke Turijn, bracht een ode aan de titelhouder van de
nieuwe kerk en besloot met volgende uitdrukkingen van opgetogenheid en
wensen van voorspoed: "Ik juich dus dat op deze plaats een tempel oprijst
en dit ter ere van een apostel zo duurbaar aan Jezus Christus, zo toege-
wijd aan Maria, zo vol eerbied voor de zetel van Petrus.(1) Moge bij het
zien van deze kerk steeds meer het hart ontvlamd worden van devotie tot
Jezus in het Sacrament en tot de allerheiligste Maria; moge zij van ons
steeds meer toegenegen en vrome kinderen maken van de paus; want zolang
Turijn deze drie devoties die zijn roem uitmaken zal onderhouden, zal het
katholieke geloof er nooit ten onder gaan."
Dank zij de heldhaftige sterkte en de onoverwonnen standvastigheid
van Don Bosco, kan met recht beweerd worden dat de driedubbele wens van
de prelaat van Turijn ruimschoots beloond werd.
(1) In zijn toespraak had hij opgemerkt dat Sint-Jan, ten tijde van Sint-Linus, Sint-
Cletus en Sint-Clemens zich zelf had kunnen aanmelden om de boot van Petrus te be-
sturen. Alle christenen zouden hem gaarne erkend hebben als hun hoofd. Daarentegen
erkende en vereerde hij de opvolgers van de prins der Apostelen.

56 Pages 551-560

▲back to top


56.1 Page 551

▲back to top


- XIII/547 -
H O O F D S T U K XIX.
ORGANISATIE VAN DE SALESIAANSE MEDEWERKERS.
Op een fragment van een eerste ontwerp, zonder datum, maar zeer
oud, heeft Don Bosco uiterst kort opgeschreven wat volgens hem het doel,
de middelen en de leden van de vereniging van de medewerkers zouden zijn.
"Het doel van deze vereniging" - zei hij, - "bestaat erin sommige perso-
nen, leken of geestelijken, samen te brengen om zich bezig te houden met
zaken die tot doel hebben de meerdere glorie van God en het voordeel voor
de zielen te bevorderen. De middelen zullen zijn de ijver voor de glorie
van God en de actieve liefdadigheid, bij het gebruik maken van alle gees-
telijke en tijdelijke hulpmiddelen die tot dit doel kunnen bijdragen,
zonder ooit het tijdelijke belang of de wereldse roem te beogen. Geen tak
van wetenschap zal verwaarloosd worden als hij maar kan bijdragen tot het
doel van de vereniging. Ieder christelijk gelovige kan lid zijn van dit
verbond, als hij maar besloten is er zich mee bezig te houden in over-
eenstemming met het hierboven vermeld doel en met de opgesomde middelen."
Deze "sommige personen" en het niet vermelden van de in gevaar verkerende
jeugd, verwijzen het document naar een tijd, waarin Don Bosco zich met de
gedachte bezighield, zonder nog het ruime veld te omvatten van de ontwik-
kelingen die het bij de verwezenlijking zou bestrijken. Daar ligt echter
de kiem waaruit het eerste programma of reglement van 1874, achtereen-
volgens in 1875 en in 1876 uitgebreid, ontsproten is. Gedurende het twee-
tal jaren dat na 1876 volgde, spande Don Bosco zich volledig in om de
vereniging, waarvan zijn zienersgeest thans de providentiële verspreiding
in de wereld ging afmeten, te consolideren en uit te breiden.
Om aan een instelling stevigheid te verzekeren is niets zo nood-
zakelijk als eenheid van geest bij allen er die deel van uitmaken. Welnu,
het Bollettino Salesiano door Don Bosco gewild, niettegenstaande de te-
genstrijdige mening van dicht bij hem staande of ver van hem verwijderde
personen, en dat uiteindelijk door zijn toedoen verscheen in augustus
1877, had net als object onder de leden van het vrome verbond de grootst
mogelijke identiteit van gedachten en harmonieuze werking voor het berei-
ken van het gemeenschappelijke doel te bereiken. Vanaf het begin werd het
aan alle medewerkers toegezonden als hun officieel orgaan zonder enige
verplichting tot betaling. Het was heel eenvoudig opgesteld en liet een
haast vertrouwelijke toon horen, zodat het langzamerhand onder de leden
met elkaar en onder de leden en de salesianen een bepaalde familiegeest
schiep, die de overeenstemming van de inzichten sterk bevorderde.

56.2 Page 552

▲back to top


- XIII/548 -
Een andere onontbeerlijke voorwaarde voor de veilige duurzaamheid
van de vereniging, was de volmaakte verstandhouding met de kerkelijke
overheid. Om in de diocesen een religieuze organisatie in te planten die
de gebiedsgrenzen overschreed en een eigen hiërarchie bezat en om ze op
een vaste en duurzame wijze te vestigen, was het nodig ze op zo een ma-
nier voor te stellen, dat niet enkel haar nut, maar ook haar wettelijk-
heid overduidelijk was. Die zaak vergde tijd en overweging. Toen Pius IX
bij Breve van 9 mei 1876 aan de vereniging sommige geestelijke gunsten,
door Don Bosco gevraagd, toestond, had hij in sommige bisdommen haar
canoniek bestaan bevestigd, ze gezegend en haar steeds grotere aangroei
toegewenst. Maar te Turijn werd de waarde van de pauselijke erkenning
betwist, omdat deze niet bleek uit een canonieke oprichting in de dioce-
sen. Deze daad was een zware slag voor de vrome vereniging. De slag was
nog zwaarder, wanneer in november van het jaar 1877, Monseigneur de
Aartsbisschop de publicatie van de pauselijke aflaten die net gedaan was
door het Bollettino Salesiano "abnormaal" verklaarde. Hij dreigde er
toen mee zijn hele clerus ervan in kennis te stellen en deed tweemaal
een beroep op Rome. Maar er gebeurde toen wat anders waardoor op zijn
minst een enkel voorafgaande erkenning in een diocees geen twijfel meer
overliet. Monseigneur Magnasco, aartsbisschop van Genua, had al sinds
drie jaar de vereniging van de medewerkers voor zijn aartsbisdom erkend,
maar het feit was nog niet gepubliceerd. Omdat het Bollettino Salesiano
te Sampierdarena gepubliceerd werd, voelde hij zich in de zaak betrok-
ken en moest hij zich wel voor het geschil gaan interesseren. Daarom
deed hij door zijn decreet van 15 december 1877 drie zaken: hij beves-
tigde de werkelijkheid van de vroegere goedkeuring van 9 mei 1876, hij
hernieuwde haar amplissimis verbis en wees aan de vereniging een cen-
trale zetel toe voor het gebied van haar eigen jurisdictie. Hier gaat
het zeer belangrijke document.
"
Salvatore Magnasco
"
Door de genade van God en van de apostolische Stoel
"
aartsbisschop van Genua
"
eeuwigdurend abt van S. Siro
"
en overzees legaat, enz.
"
"
Reeds in het jaar 1874 bood priester Giovanni Bosco ons
" een project aan, met de titel van "Werk van de salesiaanse mede-
" werkers"dat als hoofddoel had, het onderricht en de christelijke
" opvoeding vooral van de arme en verlaten jeugd te bevorderen. De
" heiligheid van het doel, de verschuldigde eerbied die het organi-
" sche reglement bevatte tegenover het kerkelijke gezag, hebben er-
" toe geleid dat wij het werk gaarne goedgekeurd en aanbevolen heb-
" ben. Thans met het oog op het voordeel dat deze vrome vereniging
" verschaft voor het onderricht van de godsdienst in ons aartsbis-
" dom, vooral in het tehuis van Sint-Vincentius opgericht te San
" Pier d'Arena en met het verlangen dat dit catechetische onder-
" richt nog verder zou worden bevorderd en geactiveerd, rekening
" houdend eveneens met de kostbare geestelijke schatten, waarmee
" deze vrome vereniging door de paus

56.3 Page 553

▲back to top


- XIII/549 -
" van Rome werd verrijkt, hebben wij besloten ze voor dit aartsbis-
" dom goed te keuren, zoals wij met onze huidige verklaring het in-
" zicht hebben en waarbij haar centrum gevestigd wordt in het voor-
" noemde tehuis te San Pier d'Arena, op voorwaarde echter, dat ze
" steeds onder de afhankelijkheid van ons, haar ordinarius zou blij-
" ven.
"
Genua, vanuit ons aartsbisschoppelijk paleis,
" op 15 december 1877
"
+ Salvatore, aartsbisschop
"
P. Luigi Rossi, secretaris.
Toen deze ordonnantie van de aartsbisschop het licht had gezien,
hielden eindelijk te Turijn de betwistingen op betreffende het punt dat
toen besproken werd. Maar toen bracht de pauselijke audiëntie van 16
maart 1878 de genadeslag. Hier werd inderdaad aan Don Bosco de toelating
verleend aan de wereld bekend te maken dat de salesiaanse medewerkers de
zegen, de lof en de aanmoediging van de nieuwe paus Leo XIII ontvangen
hadden. Deze gebeurtenis gecommentarieerd in het Bollettino van april,
mag aangezien worden zonder enige overdrijving als een mijlpaal in de ge-
schiedenis van de roemrijke broederschap.
Een derde voorwaarde opdat de broederschap de gewenste duurzaamheid
zou hebben, was dat ze stevig bij de congregatie zou aangesloten worden.
We doen de voornaamste helpers van Don Bosco geen onrecht aan, wanneer we
zeggen dat ze in het begin, zich niet allemaal geneigd toonden zijn be-
doelingen te steunen om een zo uitgebreide organisatie tot leven te bren-
gen. Ze hadden al zoveel hooi op hun vork genomen! In dergelijke gevallen
liet Don Bosco niet blijken dat hij haast had, maar zonder ontstemd te
zijn, liet hij tijd aan de tijd en intussen trad hij handelend op. Zacht-
jes aan en met een beetje tegelijk deed de kracht van de feiten de weer-
stand verzwakken tot op het door hem gewenste ogenblik dat het uur sloeg
van de algemene instemming en van de vrijwillige uitvoering. Voor de ver-
eniging van de medewerkers hadden de aanhoudende inspanningen na drie
jaar hun vruchten opgeleverd, en op het algemeen kapittel van 1877 was de
gezindheid veranderd. Op de wetgevende vergadering werd het fundamentele
statuut van de vereniging ingewerkt in de codex van de congregatie. Het
juridische verband tussen beide werd gelegd en het vrome verbond begon
van rechtswege een aanhorigheid van de vrome sociëteit te zijn.
Laat ons de artikelen onderzoeken die daar uitgevaardigd worden.
Er zijn er maar acht, maar niets essentieels ontbreekt er aan.(1)
Het eerste vaardigt het bestaan uit van een "Vereniging die voor
ons uiterst belangrijk" en "de sterke arm van onze congregatie" is. In
(1) Deliberazione del Capitolo Generale della P.S.S.

56.4 Page 554

▲back to top


- XIII/550 -
het laatste artikel wordt "het reglement dat reeds afzonderlijk gedrukt
is, goedgekeurd en geprezen." In het tweede artikel worden het doel en de
middelen omschreven: "De salesiaanse medewerkers en medewerksters zijn
alleen maar goede christenen, die in de schoot van hun eigen familie le-
ven en te midden van de wereld de geest handhaven van de congregatie van
de H. Franciscus van Sales en haar met geestelijke en stoffelijke midde-
len helpen met het doel vooral de christelijke opvoeding van de jeugd te
begunstigen. Zij vormen als een Derde Orde en hebben zich voorgenomen
liefdadige werken te beoefenen tegenover de naaste, vooral tegenover de
jeugd die zich in gevaar bevindt." Het derde artikel stelt de voorwaarden
vast die vereist zijn om er deel van uit te maken. "Om salesiaans mede-
werker te kunnen zijn wordt vereist: a) dat hij 16 jaar oud is en geen
strafregister heeft; b) dat hij geen schulden heeft en zich in de voor-
waarden bevindt om de congregatie moreel of materieel te helpen of bij te
dragen tot de werken die met haar verband houden; c) dat hij het regle-
ment van de vereniging zou onderhouden." Het vierde artikel wijst aan het
Bollettino Salesiano de taak aan die zij moet verrichten in de schoot van
de broederschap: "Een eenheidsband te zijn tussen de medewerkers is de
taak van het Bollettino Salesiano. Wanneer een lid zich onwaardig zou to-
nen medewerker te zijn, dan wordt hem, zonder enige andere formaliteit,
het Bollettino niet meer toegestuurd." Het vijfde en het zesde artikel
lossen twee speciale gevallen op." Ook de opvoedingsinstituten kunnen
deel uitmaken van deze vrome vereniging. Voor dergelijke instituten vol-
staat het dat in de catalogus de naam van de overste en de naam van het
instituut zouden ingeschreven zijn. Toch moeten alle leden helpen bij een
of ander werk om te kunnen deel hebben aan geestelijke gunsten. Daar deze
vrome vereniging niet bindt door een gewetensband, heeft dit als gevolg
dat ook de kloosterlingen van de verschillende orden er deel kunnen van
uitmaken. Met des te meer reden kunnen de franciscaanse en dominicaanse
Derde Ordelingen er deel van uitmaken." Het zevende artikel vertrouwt aan
de salesianen de taak van de propaganda toe en stelt er de manier van
vast voor de groei van de vereniging: "De directeurs en in het algemeen
alle salesianen moeten zich inspannen om het aantal van de medewerkers te
doen aangroeien. Met dit doel zullen ze altijd goed spreken over deze
vereniging door aan te halen dat de heilige Vader de eerste medewerker
(1) is geweest, dat haar doel niets uit te staan heeft met politiek, dat
ze enkel beoogt goed te doen aan de maatschappij, vooral door de onder-
gang te beletten van de in gevaar verkerende jeugd, en dat bijgevolg
iedereen er deel van uitmaken kan. Men mag echter alleen een voorstel
doen om lid te worden aan personen die wij al kennen of die gekend zijn
door personen in wie wij vertrouwen stellen wegens hun vroomheid en
rechtschapenheid."
Ook de zedelijke banden moesten er toe bijdragen de band van de
vereniging met de congregatie te verstevigen. Er waren er van verschil-
(1) Dit werd gezegd voor Paus Pius IX, maar het was ook waar voor Leo XIII.

56.5 Page 555

▲back to top


- XIII/551 -
lende aard. Een zedelijke band was het onderhouden van wat voorgeschreven
was in het reglement, waar gezegd werd: "Op het einde van ieder jaar zul-
len aan de leden de werken worden meegedeeld die in de loop van het vol-
gende jaar bij voorkeur schijnen te moeten bevorderd worden." Dat was de
oorsprong van de circulaires die de Algemeen Overste telkens met Nieuw-
jaar aan de medewerkers toestuurde. De eerste dateert van januari 1879 en
bevat eveneens een retrospectief overzicht van het werk dat het vorige
jaar gedaan werd. Zij legde voor altijd de lijn en de toon vast van alle
andere circulaires die nadien kwamen. Gelet op haar karakter en inhoud is
het hier de plaats die haar past, omdat ze tot de geschiedenis van de me-
dewerkers behoort.
"
Mijn vereerde weldoeners;
"
"
Ik geniet de grootste vertroosting wanneer ik mij bij u
" aanmeld, verdienstelijke medewerkers en medewerksters, om u te
" spreken over de zaken, die in de loop van het jaar het voorwerp
" waren van uw bezorgdheid en liefdadigheid.
"
Vooraf moet ik een zware plicht vervullen, namelijk, ik
" moet U bedanken voor uw goedheid en voor uw ijver, waarmee u ge-
" volg gegeven hebt aan een oproep tot liefdadigheid; U deed dat
" met geldelijke giften en met schenkingen van andere aard. Ik
" meen dat u tevreden zult zijn, wanneer u de vruchten van uw wel-
" dadigheid zult vernomen hebben.
"
Hiermee zal ik twee zaken doen: Vooreerst een korte uit-
" eenzetting van wat gedaan werd en op de tweede plaats, het voor-
" stel van werken voor het volgende jaar. Dit ben ik verplicht
" te doen om te voldoen aan wat voorgeschreven wordt door art.7,
" hoofdstuk V van ons reglement.
"
"
Zaken van het jaar 1878;
"
"
Dank zij uw doeltreffende steun waren wij in staat vele
" zaken te doen, waarvan wij hopen dat ze Gods glorie zullen ver-
" meerderen en voordelig zijn voor onze naaste. Tweeëntwintig
" nieuwe huizen (1) werden dit jaar geopend tot voordeel van de in
" gevaar verkerende jongens in Italië, Frankrijk, Zuid-Amerika,
" met name in de republiek van Uruguay en van Argentinië. De mis-
" sies in die verre streken hebben zich uitgebreid over een zeer
" ruim evangelisch veld, dat een overvloedige oogst belooft.
"
Deze zaken maken het voor ons noodzakelijk een nieuwe ex-
" peditie van salesianen en zusters van Maria, Hulp der Christenen,
(1) Hierin zijn ook begrepen de huizen van de Dochters van Maria, Hulp der Christenen
en de filialen, aldus genoemd omdat zij slechts een gering aantal leden hadden en
ook de huizen geopend op het einde van het jaar 1877.

56.6 Page 556

▲back to top


- XIII/552 -
" te zenden om nieuwe tehuizen, opvoedingshuizen te openen en de
" huizen die al geopend zijn te ondersteunen. Op die manier ver-
" hoogde het aantal van hen die van de slechte weg werden terug
" gebracht, de vrede terugvonden met zich zelf tot eer van het va-
" derland, en ten voordele van hun familie. We hebben dus de grote
" vertroosting gekend niet honderden, maar duizenden jongens te
" hebben onttrokken aan de gevaren en, we mogen dat wel zeggen,
" aan de gevangenissen en bekwaam gemaakt om eens eerlijk hun
" brood te verdienen.
"
Een ander werk dat de gemeenschappelijke bezorgdheid had
" opgewekt waren de kerk en het instituut van Sint-Jan de Evange-
" list. De werken werden voltrokken tot aan het dak en wij hopen
" aanstaande lente de onderneming weer te kunnen voortzetten.
"
Voor het onderhoud van deze werken waren zware persoon-
" lijke en geldelijke offers noodzakelijk. Maar de hulp van de god-
" delijke Voorzienigheid langs u om, heeft ons niet ontbroken. En
" u moet tevreden zijn over het heilige doel waarop uw weldadig-
" heid gericht was en over de zedelijke en stoffelijke vruchten
" die daardoor bekomen werden in het voordeel van de zielen en van
" de burgerlijke maatschappij. Dit was de grote gedachte die de
" onuitputtelijke liefdadigheid bewoog van paus Leo XIII, die God
" lange tijd in goede gezondheid moge bewaren, om ons ter hulp te
" komen. Daar hij vernomen had in welke zware moeilijkheden wij ons
" bevonden, heeft het hem behaagd ons de edelmoedige aalmoes van
" tweeduizend fr. te schenken samen met de vaderlijke en troost-
" rijke brief die u hieronder zult aantreffen. Toch kwamen wij nog
" tienduizend lires tekort om de nieuwe expeditie van de missiona-
" rissen te doen en dat bedrag werd ons bezorgd door de liefdadig-
" heid van een salesiaanse medewerker. Deze edelmoedige christen
" wou naamloos blijven maar in de enveloppe van zijn geschenk
" schreef hij wat hierna volgt: "Ik heb gelezen dat de heilige Va-
" der u in uw grote moeilijkheden tweeduizend lires heeft gestuurd
" voor de verschillende liefdadigheidswerken die u steunt. Bewogen
" door dit edele voorbeeld, bied ik u vooral voor de behoeften van
" de missionarissen een bedrag van 10.000 fr. aan. Dat is het spaar-
" geld dat ik gedurende mijn jeugd verworven heb door mijn vlijt en
" door mijn werk, en ik bied het u gaarne aan, opdat het mij zou
" voorgaan als een licht op mijn weg naar de eeuwigheid, waar ik al
" zeer dicht bij ben.
"
Een salesiaanse medewerker."
" Moge de hemel de heldhaftigheid zegenen van de vrome schenker en
" hem een ruime beloning verlenen in het huidige leven en de belo-
" ning van de rechtvaardigen in het toekomstige leven.
"
Dank zij deze hulp was het mogelijk te zorgen voor de expe-
" ditie van nieuwe missionarissen, hun de noodzakelijke uitrusting
" te verschaffen en enkele noodzakelijke voorzieningen te doen voor
" hen die in die verre streken reeds hun heilig ministerie uitoefe-
" nen.

56.7 Page 557

▲back to top


- XIII/553 -
"
Zaken die voorgesteld worden voor het jaar 1879.
"
"
Voor het nieuwe jaar moeten vele zaken worden voorgesteld.
" De eerste bestaat erin alle stoffelijke en zedelijke middelen te
" gebruiken die in onze macht staan, om het geven van catechismus-
" lessen in de parochies te bevorderen en alle andere werken ten
" voordele van de verlaten jongens die zich in gevaar bevinden.
" Het gaat erom ze te bevrijden uit de gevaren die hen van dichtbij
" bedreigen, van het kwaad, van de gevangenis, het gaat erom er eer-
" zame burgers en goede christenen van te maken.
"
Ik wil ook nog het Werk van Maria, Hulp der Christenen,
" aanbevelen, dat als doel heeft onder de volwassenen roepingen tot
" de geestelijke staat te kweken. Het voornaamste huis daartoe is
" het tehuis van Sint-Vincentius te Sampierdarena. We hadden al
" troostrijke vruchten. Een aanzienlijk aantal hebben zich al
" beraden over hun eigen roeping en keerden terug naar hun respec-
" tieve bisdommen, terwijl anderen de kloosterstaat kozen en nog
" anderen de buitenlandse missies.
"
De kerk van Sint-Jan en het tehuis dat er later naast zal
" liggen, is een hulde van de salesiaanse medewerkers aan de roem-
" rijke gedachtenis van Pius IX en daarom moet dit iedereen aanzet-
" ten het te steunen, terwijl wij er volledig op vertrouwen dat in
" de loop van het jaar op zijn minst de tempel zal voltooid worden.
"
"
Voorzieningen
"
"
U zult, verdienstelijke medewerkers en medewerksters, vra-
" gen waar zovele middelen kunnen gevonden worden om dergelijke
" openbare liefdadigheidswerken te onderhouden. Ik antwoord u dat
" mijn hele vertrouwen op uw liefdadigheid gesteld is. In het ver-
" leden heeft God ons op zeer moeilijke ogenblikken geholpen. Stel-
" lig zal Hij ermee voortgaan u edelmoedige voornemens in te geven
" en Hij zal ervoor zorgen dat u het noodzakelijke zult hebben om
" ze uit te voeren.
"
Omdat we op dit ogenblik brood en kleren nodig hebben voor
" de talrijke jongens die in onze tehuizen werden opgenomen, werd
" met de goedkeuring van de burgerlijke overheid een kleine tombola
" ingericht; als prijzen hebben wij enkele schilderijen en oude
" kunstvoorwerpen die ons voor dit weldadig doel werden geschonken.
" Aan iedere medewerker zal een klein aantal biljetten worden toege-
" stuurd en ik hoop dat u ze voor u zult kunnen houden of ten min-
" ste, ze bij liefdadige verwanten of vrienden zult kunnen plaatsen.
" Over alles zal op zijn tijd bericht worden gegeven in het Bollet-
" tino.
"
Gelieve, intussen, vereerde en voorname weldoeners, onze
" levendige dankbetuigingen te willen aanvaarden die ik samen met
" alle salesianen en met de jongens die uw weldaden ontvingen, u
" betuig uit het diepste van ons hart. Wij zullen een onuitwisbare

56.8 Page 558

▲back to top


- XIII/554 -
" erkentelijkheid voor u bewaren, terwijl God u een onvergankelijke
" beloning zal bereiden.
"
In de kerk van Maria, Hulp der Christenen, in alle kerken,
" in alle salesiaanse huizen zullen 's ochtends en 's avonds gebeden
" naar de hemel stijgen, opdat God u een goede gezondheid en een ge-
" lukkig leven zou schenken, eendracht en vrede in uw families, voor-
" spoed in uw belangen, vruchtbaarheid aan uw akkers. Kortom, onze
" gebeden zullen erop gericht zijn om de goddelijke zegeningen over
" u af te smeken, opdat U allen na een rustig en tevreden leven de
" vrucht van uw liefdadigheid in de hoogste hemel moogt genieten.
"
Op een bijzondere wijze beveel ik aan de gemeenschappelijke
" gebeden, de opperherder Leo XIII, ons Hoofd als medewerker aan,
" allen die werken voor het welzijn van de heilige Kerk, de mede-
" werkers die in de loop van het jaar door God tot het andere leven
" geroepen werden. Uiteindelijk beveel ik ook mijn ziel aan de Chris-
" telijke liefde van uw gebeden aan en geef u de verzekering dat
" ik voor u steeds in J. Chr. zijn zal
"
"
uw zeer verplichtende dienaar
"
Priester Gio. Bosco.
Deze verslagen die van jaar tot jaar de medewerkers op de hoogte
hielden van de gang van zaken, deden een grote sympathie ontstaan voor
Don Bosco en voor zijn congregatie. Een ander mooi gebruik droeg ertoe
bij deze sympathie te doen aangroeien: de medewerkers wisten dat in de
congregatie overvloedig gebeden werd voor de overleden medeleden. De
vroomheid voor deze afgestorvenen werd opgewekt door het Bollettino zo-
wel door uitgebreide berichtgevingen over het overlijden voor hen die
meer in aanzien stonden als door een lijst met de namen van allen die
gestorven waren. De eerste lijst van overleden medewerkers verscheen in
het nummer van juni 1878 met volgende titel: "Ofschoon in de salesiaanse
huizen speciale gebeden gedaan worden voor de overleden medewerkers en
medewerksters zodra het droeve nieuws van hun dood wordt aangekondigd
en iedere ochtend voor hen gebeden wordt, wensen wij toch in het huidige
nummer voornaam, familienaam en woonplaats te publiceren van hen die
gedurende de eerste maanden aan het aan gang zijnde jaar naar de eeuwig-
heid geroepen werden, terwijl wij hun zielen aan de gebeden van al onze
medebroeders en medezusters die over de wereld verspreid zijn, aanbeve-
len". Er zijn er in het geheel drieënvijftig die tot verschillende maat-
schappelijke klassen behoren. Er zijn vele geestelijken bij met verschil-
lende graad, als eerste kardinaal Berardi.
Ten derde kwam er een grote aantrekkingskracht, onder vrome per-
sonen zoals de medewerkers waren, uit de rijkdom aan geestelijke gunsten,
door hun aandeel met de salesianen. Aan een medewerker, die hem de wens
had uitgedrukt franciscaanse derde-ordeling te worden om er de overvloe-
dige aflaten van te verdienen zei hij: "Het niet noodzakelijk francis-
caanse derde-ordeling te worden, want alle aflaten van deze orde zijn ook

56.9 Page 559

▲back to top


- XIII/555 -
verleend aan de salesiaanse medewerkers, waartoe je behoort. Lees daarom
ons boekje, tracht hun aantal te vermeerderen en je zult er alle ver-
diensten van hebben."(1) Om de herinnering hieraan levendig te houden
werd op de laatste bladzijde van het Bollettino steeds de reeks herhaald
van de aflaten die op ieder tijdstip konden gewonnen worden en bracht
men in de chronologische nota de speciale aflaten onder ogen die door de
medewerkers in de loop van die maand konden gewonnen worden.
Dit gebruik bleef bestaan vanaf augustus 1877 tot april 1883, zolang
Don Bosco de mogelijkheid had het tijdschrift zorgvuldig bij te houden
en voor zijn redactie te zorgen, daar de redacteurs gewoon waren bij hem
hun richtlijnen te halen.
Nu we een woord gezegd hebben over de versteviging en alvorens te
spreken over de verspreiding van het werk van de medewerkers door Don
Bosco bevorderd in de jaren 1877 en 1878, is het opportuun hier een
opmerking te maken. In zijn circulaire verwijst Don Bosco naar "het ge-
ven van catechismuslessen in de parochies" en naar "andere werken ten
voordele van de jongens die in gevaar verkeren". Nooit heeft hij eraan
gedacht en nooit heeft hij in zijn programma voorzien, dat de medewerker
zich niet salesiaan zou noemen omdat hij enkel zou geroepen zijn om de
salesiaanse congregatie te ondersteunen. Deze verkeerde mening zou enkel
ingang gevonden hebben bij iemand die slecht ingelicht was, maar nooit
zal men een woord van Don Bosco aantreffen dat ertoe machtigt, aldus het
werkingsveld van de medewerkers te beperken. Wat zijn werkelijke gedachte
geweest is, spruit niet enkel voort uit zijn eerste circulaire, maar ook
uit het allereerste nummer van het Bollettino. Onder de titel "Eerste
proeven van sommige medewerkers" biedt hij aan de abonnees een "staaltje"
aan van dat waarin hun werkzaamheid moest bestaan. De pastoor van een
dorp op korte afstand van Turijn, beklaagde zich over het geringe aantal
jongens, die de catechismuslessen bijwoonden. Hij had wel vele middelen
geprobeerd om ze er naartoe te lokken, maar het was allemaal een slag in
het water geweest. Toen schoot hem een gedachte door het hoofd. Er waren
in het dorp enkele salesiaanse medewerkers zoals hij zelf. Hij bracht ze
samen in de pastorie, vertelde hun de zaak, legde de droeve gevolgen uit
van de godsdienstige onverschilligheid bij de jeugd en verzocht hun hem
te helpen. De medewerkers slaan de hand aan het werk. Ze gaan in de hui-
zen van hun kennissen en onder voorwendsel van een bezoek te brengen of
een zaak af te handelen, beginnen ze over het onderwerp te praten en sto-
ten op geen moeilijkheden om die brave mensen te overreden. Anderen, die
moediger zijn, gaan binnen in huizen en kantoren van mensen, die ze niet
kennen. Kortom, er verliep niet veel tijd of het aantal catechisanten
liep tot ongeveer vierhonderd op. Maar toen zat men met een andere moei-
lijkheid: waar zou men de catecheten vinden voor zovele jongens? Hij werd
(1) Brief aan Deppert, Turijn. 28 mei 1877. In de jongste tijd werden de aflaten van de
franciscaanse derde orde, waarbij die van Portiuncola ontnomen, maar andere die niet
minder kostbaar zijn, werden verleend.

56.10 Page 560

▲back to top


- XIII/556 -
uit de nood geholpen door hen die al die jongens hadden bijeengebracht.
Ze hielpen hun pastoor, de ene door er orde onder te houden, de andere
door onderricht te geven gedurende de hele vasten. Aldus bekwam een
handvol medewerkers met wat goede wil en ook enige opoffering overvloe-
dige en duurzame vruchten, zoals nadien de brave pastoor schreef. Dat was
dus een voorbeeld van salesiaanse samenwerking dat het officieel orgaan
onder de ogen van Don Bosco aan de leden van het vroom verbond voor-
stelde.
De vereniging consolideren was niet alles. Het was noodzakelijk
voor haar verbreiding te zorgen. De gedachte vond bijval in alle mi-
lieus". "Hoevelen" - schreef een oud-leerling van het Oratorio beroemen
er zich op tot medewerkers van de salesianen te zijn benoemd."(1) "Be-
noemden" was het woord doorgaans door Don Bosco gebruikt om nieuwe aan-
hangers van de vereniging te verwerven. In de grote meerderheid van de
gevallen wachtte hij niet tot men een aanvraag zou doen. Het was vol-
doende dat hij mocht veronderstellen dat hij op geen tegenstand zou sto-
ten van de kant van vrome leken of geestelijken die hij slechts bij naam
kende, om hun zonder meer een diploma op hun naam te zenden samen met
het reglement. Dit diploma was aldus geformuleerd: Ondergetekende biedt
met eerbied het diploma van salesiaans medewerker aan aan ... en ver-
zoekt hem het te willen aanvaarden. Indien personen van zijn kennis zou-
den wensen deel te hebben aan dezelfde_geestelijke gunsten, moet hij dit
maar ter kennis brengen en dan zal het diploma hun dadelijk gestuurd wor-
den. Hij bidt tot God dat Hij hem alle goeds zou verlenen en ondertekent
met erkentelijkheid als zijn zeer verplichtende dienaar, priester Giovan-
ni Bosco."
Hiervoor wist hij van iedere gelegenheid gebruik te maken. Aldus
stuurde hij aan Don Rua een briefje met de namen van drieëntwintig aan-
zienlijke personen uit Turijn, aan wie hulde moest gebracht worden voor
zijn geldinzameling en gaf hem tevens opdracht hun tegelijkertijd "het
boekje van de medewerkers" (2) te willen dragen.
Trouwens voor hooggeplaatste personen deed hij de uitnodiging in
een persoonlijke brief. Zoals hij mondeling en met de eenvoud van de hei-
ligen, aan Leo XIII gevraagd had te willen toelaten dat zijn naam zou
prijken aan het hoofd van de falanx van de salesiaanse medewerkers, zo
wendde hij zich ook per geschrift met een nederig verzoek tot bisschoppen
en kardinalen om rondom de plaatsvervanger van Jezus Christus een edele
krans te willen vormen. Ook aan lekenpersonaliteiten van de hoge wereld
stelde hij voor hem toe te laten met hun namen de vrome vereniging op te
luisteren. In dit opzicht is een brief merkwaardig door hem gezonden in
1878 aan de graaf en de gravin de Chambord, Franse kroonpretendenten.
(1) Brief van Don Anfossi aan Don Bosco, 12 oktober 1877.
(2) Boekdeel XII, blz. 675.

57 Pages 561-570

▲back to top


57.1 Page 561

▲back to top


- XIII/557 -
Hij kon zich met hen in verbinding stellen door bemiddeling van
hun secretaris, intiem bevriend met en vele keren te gast bij de adel-
lijke familie de Maistre.
"
Majesteiten,
"
"
Het feit dat Uwe Majesteiten er zich tot heden toe op be-
" roemd hebben katholieke vorsten te zijn en daarbij nog uw uitne-
" mende, religieuze vroomheid, hebben aan de nederige schrijver van
" deze brief ingegeven U te verzoeken hem te willen toestaan, de
" vrome vereniging van de salesiaanse medewerkers met Uw verheven
" naam te mogen opluisteren. Het werd opgericht en verrijkt met
" geestelijke genaden door de roemrijke Pius IX heiliger gedachte-
" nis en het werd bevorderd door de regerende paus, die er eveneens
" lid van is.
"
Met het vertrouwen dat Uwe Majesteiten mijn wensen zullen
" inwilligen, stuur ik U hierbij het diploma en het reglement, ter-
" wijl ik tot God bid dat Hij U zijn beste zegen zou willen schen-
" ken.
"
Van uwe heilige koninklijke majesteiten
"
"
de nederige, verknochte en genegen dienaar
"
Priester Gio. Bosco.
Minzaam is het briefje, waarin de befaamde historicus Cesare Can-
tù na ontvangst van het diploma, er bericht van geeft aan Don Bosco.
"Driekoningen 1878. Eerwaarde Heer, U hebt wel een zielige medewerker
uitgekozen. Ik bewonder uw ijver en uw onuitputtelijke liefdadigheid,
maar ik voel me niet bekwaam noch bij machte u te volgen. Ik kan me en-
kel troosten met de gedachte deelachtig te worden aan uwe gebeden, waar-
aan ik een zo grote behoefte heb. Gelieve deze kleine penning in ont-
vangst te willen nemen en beschouw mij als uw onderdanige C. Cantù".
Bij het aangroeien van het aantal medewerkers voelde Don Bosco,
als goede organisator de noodzakelijkheid aan, orde te brengen in de
groepen. Hij zorgde er dan ook voor ze te verzamelen rondom lokale hoof-
den, die de leden bijstonden en als de vertrouwden waren van de Algemeen
Overste van de salesianen, van wie ze allen afhankelijk waren. Daarom
wilde hij dat, in de dorpen en steden waar geen huizen van de salesianen
bestonden en er slechts een tiental leden waren, dat deze een leider zou-
den hebben met de titel van "decurio" of hoofdman over tien, die, bij
uitzondering, ook wel een leek mocht zijn. Over diocesane directeurs
wordt er nog niets vermeld. Voor het jaar 1878 hebben wij de kopie gevon-
den van een eigenhandige brief van Don Bosco in verband met de benoeming
van een "decurio" in de persoon van een onbekende pastoor. Misschien is
dit het origineel van een circulaire, waarvan wij geen exemplaren terug-
gevonden hebben.

57.2 Page 562

▲back to top


- XIII/558 -
"
Z. E. Heer,
"
"
Terwijl het mij verheugt U te mogen inschrijven, samen met
" verscheidene achtenswaardige personen van uw parochie, als salesi-
" aanse medewerkers, verzoek ik u nederig de goedheid te willen heb-
" ben, het ambt op u te nemen van hoofdman of "Decurio", in overeen-
" stemming met het reglement (Hoofdstuk V).
"
Indien uw bezigheden of andere omstandigheden u dit echter
" niet toelaten, dan verzoek ik U een andere priester of een andere
" persoon onder deze medewerkers te willen aanwijzen, die U voor
" deze taak geschikt meent te zien.
"
Met vertrouwen op deze gunst maak ik van deze gepaste ge-
" legenheid gebruik om U alle goed te wensen en met alle achting
" en erkentelijkheid te ondertekenen als
"
" Turijn, 1878.
uw u verplichtende dienaar
"
Priester Gio. Bosco
Een ander zeer doeltreffend middel ter verspreiding waren de twee
jaarlijkse conferenties, door het reglement voorgeschreven op het naam-
feest van de H. Franciscus van Sales en op het feest van Maria, Hulp der
Christenen. Deze samenkomsten droegen veel bij tot de uitbreiding ener-
zijds omdat de toegang vrij was, anderzijds omdat de pers er nadien gede-
tailleerd bericht over gaf en ook omdat ze soms de gelegenheid schonken
voor kleine publicaties die in de handen van vele personen terechtkwamen.
Tot het jaar 1878 werden er geen conferenties gehouden maar dan gaf Don
Bosco er het voorbeeld van te Rome en te Turijn.
De conferentie te Rome had plaats op 29 januari 1878. Don Bosco
had zich voorgenomen ze op zulk een manier te laten gebeuren dat ze na-
dien als model kon dienen voor de andere, waar deze dan ook zouden plaats
hebben.(1) Daarom liet hij ze door een adequate voorbereiding voorafgaan.
Hij koos vooral een plaats die aan de Romeinse aristocratie zou bevallen,
met name, de kapel van de adellijke Oblaten van Torre de'Specchi. Hij
zocht de steun van adellijke heren en dames, van prelaten en andere gees-
telijken in groot aantal. Hij bekwam dat kardinaal-vicaris Monaco La Val-
letta, bij wie zich Zijne Eminentie Sbarretti aansloot als voorzitter zou
fungeren. Samen met de uitnodiging stuurde hij aan de pers het programma
voorafgegaan door volgende verklarende nota's.
Conferentie van de salesiaanse medewerkers te Rome 27 januari
1878.
"
Met de machtiging en de tussenkomst van Zijne Eminentie kar-
" dinaal Monaco La Valletta, vicaris van Zijne Heiligheid, zal de
(1) Brief aan Don Rua, Rome (23 januari) 1878.

57.3 Page 563

▲back to top


- XIII/559 -
" eerste conferentie van de salesiaanse medewerkers plaats heb-
" ben, zoals voorgeschreven wordt in hoofdstuk VI, artikel 4° van
" het reglement. De vergadering zal gehouden worden in de kerk van
" het huis van de oblaten van de heilige Francisca Romana bekend
" onder de naam van Torre de'Specchi.
"
Men zal binnengaan via de grote deur van het instituut om
" zich dan naar de kapel te begeven.
"
Alle medewerkers worden eerbiedig uitgenodigd. Zijne Hei-
" ligheid verleent, als blijk van zijn grote goedheid, een volle af-
" laat aan alle medewerkers die aan deze conferentie zullen deelne-
" men.
"
In overeenstemming met de voorschriften van de regels zal
" er een geldinzameling worden gehouden ten voordele van de salesi-
" aanse missionarissen die zich in Amerika bevinden, voor anderen
" die zich op het vertrek voorbereiden en eveneens ten voordele van
" sommige huizen die men aan het oprichten is in landen, die er
" een grote behoefte aan hebben.
"
" Rome, 25 januari 1878
Priester Gio. Bosco.
De opkomst kon niet beter gewenst zijn zowel wat het aantal als
de hoedanigheid betrof van hen die gekomen waren. Om 3 uur namiddag be-
steeg een salesiaans priester het podium voor deze gelegenheid opgericht
volgens Romeins gebruik en las in het leven van de H. Franciscus van Sa-
les geschreven door Galizia (1) een hoofdstuk voor, over de liefde van de
heilige voor de armen. De voorlezing werd door de aanwezigen met veel
aandacht aanhoord. Dan liet een beroemde zangeres een zeer mooi motet ho-
ren op de woorden van Tu es Petrus uitgevoerd met orgelbegeleiding. Ten
slotte hield Don Bosco, met baret en mantel, een toespraak die drie kwar-
tier duurde.(2) Hij begon aldus: "Eminentie, adellijke en hooggeachte he-
ren. Op deze mooie dag, gewijd aan de H. Franciscus van Sales, de eerste
plechtigheid die de heilige kerk viert sinds hij tot doctor werd uitge-
roepen, heeft te Rome de eerste conferentie plaats van de salesiaanse
medewerkers en mij komt de eer toe in uw aanwezigheid het woord te mogen
voeren. De heilige Vader stuurt ons zijn apostolische zegen en verleent
ons de kostbare schat van de volle aflaat, terwijl de kardinaal-vicaris
zich gewaardigd heeft te komen assisteren en deze bijeenkomst voor te
zitten. Hiervoor werd de kerk van de adellijke oblaten van de heilige
Francesca gekozen, omdat dit instituut het eerste was in deze verheven
stad om zich in te zetten ten voordele van de arme jongens van de sale-
(1) Kardinaal Pier Giacinto Galizia. Vita di S. Francesco di Sales. In 2 boekdelen,
Brescia 1856. Bisschoppelijke drukkerij van het vrome instituut van Maria's Zonen,
Boek VI, hoofdstuk II, 16, blz. 342.
(2) Brachten er verslag over uit l'Osservatore Cattolico van Milaan (nr. 27). L'Unità
cattolica (nr. 30), de Spettatore (5 en 6 februari) en het Bollettino Salesiano
(maartnummer). In ons archief bezitten wij de notulen van Don Berto.

57.4 Page 564

▲back to top


- XIII/560 -
siaanse huizen. Ik zelf, die elders zou moeten geweest zijn, werd genood-
zaakt wegens ernstige redenen mij hier te bevinden en dit verschaft mij
de zoete troost deel te nemen aan deze eerste conferentie. Weze daarom de
Heer gezegend, mogen zijn goddelijke schikkingen steeds aanbeden worden.
Intussen om het doel van deze eerste samenkomst na te streven, houd ik
hier geen academische redevoering, evenmin een zedenpreek, maar een his-
torisch verhaal over de oorsprong en de vorderingen van de salesiaanse
medewerkers."
Nadat hij de geschiedenis verhaald had van de medewerkers vanaf
het begin tot op het ogenblik waarop hij sprak, barstte hij uit in een
vurige aansporing opdat allen zouden meewerken met de salesianen bij de
redding van de jeugd. "Illustere heren" - zei hij - "de protestanten, de
ongelovigen, de sektariërs van alle slag laten niets onbeproefd tot scha-
de van de onbedachtzame jeugd en als uitgehongerde wolven zwerven ze rond
om de lammeren van Christus te verscheuren. De pers, de fotografie, de
scholen, de asielen, de colleges, subsidies, beloften, bedreigingen, las-
ter, alles stellen ze in het werk om die tere zielen te verderven, ze aan
de moederlijke schoot van de Kerk te onttrekken, ze te verlokken, ze tot
zich te trekken en ze in de armen van satan te werpen. En wat het meest
verdriet doet is het feit dat leermeesters, onderwijzers en tot zelfs
sommige ouders een helpende hand bieden bij dit vernielingswerk. Zouden
wij nu ten aanzien van dit hartverscheurende schouwspel onverschillig en
koud kunnen blijven? Moge dit nooit gebeuren, o edele zielen, moge het
nooit bewaarheid worden dat de zonen van de duisternis handiger, vuriger
zouden zijn bij het begaan van het kwaad, dan de zonen van het licht bij
het bewerken van het goede. Daarom moet ieder van ons een gids, een mees-
ter, een redder van kinderen worden. Laat ons tegenover de bedrieglijke
listen van de boosaardigheid, de liefderijke ijver van onze liefdadigheid
stellen. Pers tegenover pers, scholen tegenover scholen, colleges tegen-
over colleges. Laat ons zorgvuldig waken op de kinderen van onze fami-
lies, parochies en instituten en omdat een ontelbare massa van arme jon-
gens en meisjes overal blootgesteld is aan de grote gevaren van verderf
hetzij door de zorgeloosheid van de ouders hetzij door de grote ellende,
moeten wij volgens onze macht en onze sociale positie voor hen ouders en
pleegouders worden, door ze op een veilige plaats te brengen, gevrijwaard
tegen de verlokkingen van de ondeugd en tegen de aanvallen van hen die
ergernis geven. Om ons aan te sporen en om ons steeds meer moed te geven
bij een zo mooi werk, moeten wij vaak denken aan de zorg en de minzaam-
heid door Gods Zoon betuigd tegenover de kleine kinderen, gedurende zijn
sterfelijke loopbaan. Laat ons ook denken aan de grote beloning door Hem
beloofd aan hem die door zijn voorbeeld, door zijn woord en door zijn
daad goed zal doen aan een kind. Hij heeft ons het honderdvoudige verze-
kerd in dit leven en een eeuwige kroon in het andere."
Don Bosco voorzag twee moeilijkheden die hem door zijn toehoorders
konden opgeworpen worden. De eerste betrof de betrekkingen van de salesi-
anen met de burgerlijke overheden. Vooral te Rome, waar meer dan in ande-
re delen van Italië de burgers het verschil aanvoelden van de religieuze

57.5 Page 565

▲back to top


- XIII/561 -
omstandigheden onder het nieuwe stelsel, scheen het onmogelijk dat het
werk van de salesianen geen onoverkomelijke hinderpalen zou ontmoeten.
"Er bestaat geen gevaar" - merkte Don Bosco op. Het werk van de sale-
sianen en van hun medewerkers heeft tot doel bij te dragen tot de goede
zeden, door het aantal te verminderen van de losbandigen, die, aan zich
zelf overgelaten, het gevaar lopen de gevangenissen te gaan bevolken.
Onderwijs geven aan jongens, ze leren werken, ze van het nodige voorzien
en, waar het noodzakelijk is, ze in instituten opnemen, niets sparen om
hun ondergang te beletten en er zelfs goede christenen en eerzame burgers
van maken, dat is een werk dat niets anders kan dan geëerbiedigd worden
en zelfs gewenst, door om het even welke regering, door om het even welke
politiek. Stellig is het noodzakelijk in deze slechte tijd, de eenvoud
van de duif in de hoogste graad te verenigen met de voorzichtigheid van
de slang. Onzerzijds zullen wij blijk geven van deze voorzichtigheid,
terwijl wij ons doel gericht houden op het redden van de zielen, de on-
schendbare beginselen steunen, maar met eerbied en ontzag voor de per-
sonen."
De andere moeilijkheid bestond in de uitgestrektheid van het ter-
rein tot hetwelk de liefdadigheid van de Romeinen zich reeds moest uit-
strekken. Er waren al zovele ellenden te lenigen in hun stad. Waarom
zouden ze dan nog hun weldadigheid verspillen aan werken die wel goed en
mooi waren, maar buiten Rome gelegen waren?
"De Romeinen" - zei Don Bosco - "die steeds zeer liefdadig geweest
zijn tegenover de werken van de salesianen en ze flink geholpen hebben,
moeten er zich mee troosten dat ze iets nuttig voor de Romeinen gedaan
hebben. Op ieder ogenblik werd steeds een aanzienlijk aantal jongens uit
deze stad naar de huizen van de salesianen gestuurd. Velen bevinden er
zich op dit ogenblik en verscheidenen vragen thans er te worden opgeno-
men. Laat voor het overige iedereen ook meewerken aan het welzijn van de
jeugd van deze grote stad, daar de salesianen zelf de hoop koesteren dat
God hun de mogelijkheid zal verlenen zich weldra met u en met deze zeer
ijverige clerus te verenigen in het voordeel van de arme jeugd van deze
stad. Maar intussen dient men eraan te denken dat Rome een katholieke
stad is, ja zelfs het centrum van het katholicisme. Daarom heeft te allen
tijde de liefdadigheid van de Romeinen zich uitgestrekt tot alle landen
en tot alle katholieken. Vanuit Rome en met de hulp van de Romeinen zijn
er altijd groepen missionarissen vertrokken om de godsdienst te versprei-
den en te steunen in vreemde streken. Wanneer u ook de salesianen helpt
die zich in het buitenland bevinden, indien u de werken helpt die zij in
ons land bevorderen, dan werkt u voor het katholicisme, dan werkt u voor
de hele Kerk, die haar opperhoofd te Rome heeft en in haar zonen over de
hele aarde verspreid is: Te per orbem terrarum sancta confitetur Eccle-
sia."
Wanneer Don Bosco van het podium gestapt was, steeg de kardinaal-
vicaris erop en zei: "Ik kan niet anders dan het werk prijzen van de sa-
lesiaanse medewerkers die, met hun verheven doel, de goede zeden be-

57.6 Page 566

▲back to top


- XIII/562 -
schermen, de burgerlijke maatschappij helpen; en niet verzuimen de gezon-
de beginselen van onze heilige katholieke godsdienst in te prenten en te
verspreiden. Moed dus. Maar vergeet Rome niet waar op dit ogenblik de
noodzakelijkheid van uw werk diep aangevoeld wordt. Hierheen moet u uw
blikken keren, naar hier moet uw bekommernis gaan, hier moet ervoor ge-
zorgd worden dat er zodra mogelijk een huis wordt geopend van de salesi-
anen, die zich bij onze clerus zullen voegen om zovele kinderen te redden
die in gevaar verkeren, voor wie een droevige toekomst te wachten staat,
indien een weldoende hand ze niet opneemt, ze niet steunt, ze niet naar
de arbeid, de godsdienst en de deugd brengt." Hij haalde dan de tekst aan
van Sint-Paulus: Vos autem, fratres, nolite deficere benefacientes, ter-
wijl hij de medewerkers aanzette niet te verzwakken in het goede te doen.
Hij zei dat er drie hindernissen waren die men meestal ontmoette bij het
verrichten van het goede: de tegenzin, de droefheid en de vrees. Men
mocht zich niet laten overmeesteren door de tegenzin, maar dag na dag
meer vurigheid betonen. Men mocht zich niet laten neerslaan door de
droefheid, hoewel men soms de vruchten van onze goede werken niet zag.
Men diende zich te troosten met de gedachten dat het een goed zaad was,
dat stellig zou ontkiemen tot heilzame vruchten. Men mocht zich niet
laten afschrikken door gevaren en vervolgingen, maar als moedige mensen
standvastig blijven tot in de dood. Daarna werd een ander motet Panis
Vivus gezongen; Zijne Eminentie de vicaris gaf de zegen met het Allerhei-
ligste en de bijeenkomst ging uit elkaar.
Dezelfde avond schreef Don Bosco aan Don Rua: "We hebben vandaag
een conferentie gehad, voorgezeten door de kardinaal-vicaris, die op het
einde een kleine, verbazend mooie toespraak hield. Ik zal er je de bij-
zonderheden van vertellen. Het zal een mijlpaal zijn in de geschiedenis."
Hij bedoelt ongetwijfeld in de geschiedenis van de congregatie, maar
waarom ook niet in de geschiedenis van de kerk? Na het doopsel van 9 mei
1876, was deze conferentie, te Rome voorgezeten door de plaatsvervanger
van de paus, ongeveer als een bevestiging voor de vrome vereniging van de
medewerkers. Op die dag deed het werk zijn triomfantelijke intocht op het
terrein van de katholieke actie. Het nieuwe leger, ontzaglijk aange-
groeid, effende op alle stranden de weg voor de congregatie, ondersteunde
op ieder ogenblik haar werking en bij ieder gevecht nam zij kloekmoedig
haar verdediging op zich. Wanneer in de kerkelijke annalen de salesiaanse
congregatie een niet te veronachtzamen plaats heeft veroverd, bezit de
vereniging van de medewerkers, die zich toen in facie Ecclesiae bevestigd
heeft, alle titels om met haar de eer en de verdienste te delen.
Men moest er daarom niet over verwonderd zijn dat de duivel pro-
beerde er zijn staart tussen te steken. Don Turchi, die de conferentie
bijgewoond had, maakte er twee verslagen van voor de kranten van Turijn.
Hij stuurde een ervan aan de Emporio_popolare, onder de leiding van Pater
Vasco, jezuïet. Deze begaf zich echter bij de aartsbisschop om de toela-
ting tot drukken te ontvangen, maar het werd hem geweigerd. Er bestond
een bevel dat voor alles wat Don Bosco betrof dit vooraf aan Monseigneur
moest getoond worden. Daarentegen publiceerde de Unità Cattolica het an-

57.7 Page 567

▲back to top


- XIII/563 -
dere verslag, maar men hield vol dat theoloog Margotti er niet goed van
af kwam. Ook Monseigneur Ighina, toen kanunnik en overste van de semina-
ries van Mondovi, liet in zijn Apologista geen samenvatting verschijnen
van het artikel in l'Unità verschenen uit vrees de aartsbisschop te ont-
stemmen, die er zich over beklaagd had dat dit tijdschrift gastvrijheid
verleend had aan het reglement van de medewerkers. De reden van dit ver-
zet, volgens de verklaring van Monseigneur zelf, lag hierin dat hij meen-
de dat schriften van dit slag tegen hem gericht waren. Trouwens laat
Anfossi ons weten dat het artikel in "l'Unità Cattolica" de goede mensen
verblijdde, zij die Don Bosco genegen waren, en een smaad was voor de
slechte mensen... "Ze hebben begrepen" - voegde hij eraan toe - "dat dit
een plechtige kaakslag was aan hun boosaardigheid. En Don Bosco wordt
steeds bewonderd om zijn energie en zijn liefde voor het goede." (1)
Tegen de aartsbisschop zag juist in die maanden iets het licht dat
geen onschuldig krantartikeltje was, maar wel een werkje van 86 bladzij-
den uitgegeven door de drukkerij Bruno te Turijn met als titel: Nieuw-
jaarsgeschenk voor de Clerus of Overzicht van de liturgische kalender van
het aartsbisdom Turijn voor het jaar 1878 geschreven door een kapelaan."
De naamloze auteur onderwierp de laatste diocesane kalender aan een nauw-
keurig onderzoek en nam dit als voorwendsel om de aartsbisschop voor de
gek te houden. Hij deed dit met een duivels brio en hield hem een onein-
dig aantal fouten voor tegen de spelling, tegen de spraakleer, tegen de
geschiedenis, de dogmatiek, de liturgie en ook zijn veelvuldig ongelijk
tegenover Don Bosco. Bij voorbeeld waren er in het aanhangsel onder een
reeks van vierentwintig" men zegt "drie, die op Don Bosco betrekking had-
den en een ervan het negende, was als volgt uitgedrukt: "Men zegt dat
Monseigneur aan L'Emporio Popolare verbiedt iets te drukken dat Don Bosco
tot eer strekt en dit gaat zover dat dit katholiek blad, dat aan Don
Bosco veel verschuldigd is, moet nalaten akten en correspondenties te pu-
bliceren die een eer zouden zijn voor Don Bosco, voor de salesiaanse con-
gregatie, voor de kardinalen en zelfs voor de paus. Aldus zou deze krant
verhinderd worden gegevens te publiceren die een eer zouden zijn voor het
aartsbisdom en voor zijn geschiedenis zouden moeten dienen, zoals het
vertrek van missionarissen enz.".
Het boek verwekte in de stad veel opschudding. Vooral de priesters
snakten ernaar zijn auteur te kennen. Men veronderstelde dat Don Bosco
hierover ingelicht was, maar aan allen die hem ondervroegen antwoordde
hij dat hij van niets wist. Hij toonde er zich veeleer hevig door ge-
schokt. Het boek vond ook zijn weg in het Oratorio waar velen het lazen.
Aan ieder die hem vroeg of hij het gelezen had, riep Don Bosco uit: -
"Neen, ik heb het niet gelezen en ik zal het niet lezen." - Eens liet Don
(1) Brieven van Don Anfossi aan Don Berto, Turijn, 10 februari 1878 en aan Don Turchi,
Turijn, 13 februari 1878.

57.8 Page 568

▲back to top


- XIII/564 -
Barberis zich aan tafel goedmoedig ontvallen dat men de inhoud toch moest
kennen, en dat men er ten slotte toch ook op een of andere manier moest
over spreken, om een einde te stellen aan die malaise. Don Vespignani die
aanwezig was, getuigt dat Don Bosco hem hiervoor berispte; in zijn kro-
niek echter die slechts met grote tussenpozen bijgehouden werd en weldra
zou eindigen, schrijft Don Barberis op 11 mei: "Dit boek is een eer voor
Don Bosco tegenover de clerus maar Don Bosco is bedroefd, wegens de keer-
zijde van de medaille." Van dit citaat heeft enkel het tweede gedeelte
voor ons waarde.
Wanneer het te Turijn zo moeilijk bleek over de conferentie van
Rome te spreken, dan kon toch niets beletten dat ook te Turijn een confe-
rentie gelijkaardig aan die van Rome gehouden werd. Na Rome was er zelfs
geen andere plaats beter daarvoor aangewezen dan Turijn. Het waren de
maanden waarin de regenboog van vrede tussen het aartsbisdom en het Ora-
torio scheen opgegaan te zijn. De gelegenheid om de medewerkers samen te
roepen ontstond ter gelegenheid van het feest van Maria, Hulp der Chris-
tenen. Don Bosco riep ze samen op 16 mei in de kerk toegewijd aan de H.
Franciscus van Sales. De uitnodiging tot de pers luidde aldus:
"
Conferentie
"
van de Salesiaanse Medewerkers
"
te Turijn
"
16 mei 1878.
"
"
Geachte Heren Medewerkers en Medewerksters,
"
Luidens de voorschriften van ons reglement (Hoofdstuk VI,
" art. 4) moeten er elk jaar, daar waar het aantal medewerkers vol-
" doende is, twee Conferenties worden gehouden. Om te voldoen aan
" de vurige wens dat de eerste Conferentie die te Turijn gehou-
" den wordt, zou plaats hebben onder de auspiciën van Maria, Hulp
" der Christenen, werd als dag hiervoor de 16de van deze maand ge-
" kozen met name de tweede dag van de noveen ter voorbereiding van
" de plechtigheid van de heilige Maagd Hulp der Christenen, die op
" 24 dezer met speciale luister zal gevierd worden.
"
Daarom verzoek ik alle medewerkers en alle medewerksters
" alles te doen wat mogelijk is om aanwezig te zijn. Terwijl ik ze
" uit ganser harte bedank, bid ik tot God dat Hij ze zou overstel-
" pen met zijn hemelse zegeningen terwijl ik de eer heb te zijn
"
" Turijn 10 mei 1878.
uw zeer verplichtende dienaar
"
Priester Gio. Bosco.
Nadien kwam "de dagorde van de conferentie" met zeven bemerkingen,
waarvan de twee laatste waren: "6. De opperherder verleent een volle af-
laat aan hen die naar deze conferentie zullen komen. 7. De geldinzameling

57.9 Page 569

▲back to top


- XIII/565 -
zal gedaan worden ten voordele van de kerk van Sint-Jan Evangelist en om
de salesiaanse missionarissen in Amerika, die zich in nood bevinden, te
hulp te komen."
Om 3 uur namiddag van de vastgestelde dag waren er in het kerkje,
dat lieflijk opgesmukt was ongeveer tweehonderdvijftig personen, met deze
bijzonderheid dat de vergadering niet zoals te Rome, samengesteld was uit
een elite, maar dat er verbroederd werd tussen vertegenwoordigers van de
verschillende sociale klassen. Nadat er een passage voorgelezen was uit
het leven van de H. Franciscus en wel dezelfde als te Rome en de jongens
een motet hadden gezongen, hield Don Bosco, van op de preekstoel, een
toespraak waarin hij de geschiedenis van de medewerkers nog eens opriep
op de plaats zelf van hun oorsprong en van hun eerste werkzaamheden. Ve-
len van hen die vanaf het begin aan de "arme priester" die daar zonder
middelen gekomen was hun hulp hadden verleend door hun totale toewijding,
waren aanwezig en bevestigden zijn verhaal, terwijl ze met genoegen hoor-
den welke vorderingen het werk dat zij begonnen hadden, kon boeken. Het
is nuttig voor de geschiedenis dat dit document niet zou verloren gaan.
De lezers, die haast hebben, vergenoegen zich maar met het slot van dit
hoofdstuk. Don Bosco sprak werkelijk ex abundantïa cordis.
"
Ik weet niet, geachte medewerkers en medewerksters, ik
" weet niet of ik u eerst moet bedanken, of u uitnodigen samen met
" mij de Heer te bedanken, die ons heeft verenigd in een compact
" geheel en ons in de gelegenheid heeft gesteld veel goed te kun-
" nen doen en ons deze avond hier heeft samen gebracht voor de eer-
" ste conferenrentie van de salesiaanse medewerkers die te Turijn
" gehouden wordt.
"
Alvorens echter uiteen te zetten wat ik wens, wil ik u
" wat geschiedenis vertellen, waardoor u zult vernemen wat de sale-
" siaanse medewerkers hier te Turijn reeds gedaan hebben, nog eer
" ze deze naam hadden en wat hun taak is in deze tijd. Luistert.
"
Vijfendertig jaar geleden diende de grond waarop nu deze
" kerk staat als plaats van samenkomst voor talrijke losbandige
" jongens die er kwamen vechten, ruzie maken en godslasteringen
" uitbraken. Hiernaast waren twee huizen waar de Heer zwaar bele-
" digd werd. Het ene was een kroeg waar dronkaards en alle slag
" van slecht volk kwamen. Het andere huis op de plaats waar nu de
" kansel staat aan mijn linkerhand was een huis van slemppartijen
" en ontucht. In 1846 kwam hier een arme priester toe en huurde
" tegen een hoge prijs twee kamers van dit tweede huis. Die pries-
" ter was vergezeld door zijn moeder. De bedoeling was na te gaan
" of er mogelijkheid bestond wat goed te doen aan de arme mensen
" van de buurt. Heel hun patrimonium bestond uit een korf die aan
" de arm gedragen werd en waarin zich verschillende voorwerpen be-
" vonden. Welnu, deze priester zag de jongens die hier samen kwa-
" men om kwaad te doen, kon ze benaderen en de Heer zorgde ervoor
" dat zijn woord aanhoord en begrepen werd. Maar er was een kapel
" nodig, die

57.10 Page 570

▲back to top


- XIII/566 -
" aan de goddelijke cultus toegewijd was. Wanneer men vertrekt van
" de kant van het epistel van dit hoofdaltaar en zich verder naar
" rechts begeeft, wanneer men er voor staat, bevond zich daar een
" afdak dat als bergplaats dienst deed. Men kon er over beschikken
" en het werd als kapel aangepast omdat men geen ander lokaal kon
" vinden. Deze losbandige jongens lieten zich langzamerhand mee-
" trekken, kwamen naar de kapel en op korte tijd steeg hun aantal
" zo hoog dat niet enkel de kerk tjokvol was, maar dat ook op het
" pleintje, dat op de plaats lag waar u mij thans ziet, catechis-
" musles gegeven werd. Die priester was alleen. Hij werd soms wel
" geholpen door de uiterst ijverige theoloog Borel, die zeer veel
" goed deed te Turijn, maar omdat hij ten dienste stond van de ge-
" vangenissen, waar hij de terdoodveroordeelden bijstond, en van
" de werken van Cottolengo, en van de Markiezin Barolo en andere
" dames, kon hij maar weinig bij de jongens zijn omdat heel zijn
" was. Maar de Heer voorzag in alles wat er ontbrak. leven met
" al dat werk gevuld
"
Langzamerhand kwamen verscheidene verdienstelijke geeste-
" lijken bij de arme priester en boden hem hun hulp aan. Sommigen
" hoorden biecht, anderen predikten en nog anderen gaven catechis-
" musles. En het Oratorio werd door deze geestelijken ondersteund.
" Maar ze konden het werk niet af. Nu de behoeften stegen, ook voor
" de avond- en zondagsscholen, waren die enkele priesters totaal
" onvoldoende. Toen kwamen verscheidene heren ook ter hulp. Het was
" werkelijk de Goddelijke Voorzienigheid die ze stuurde en door hun
" toedoen kon het goede vermenigvuldigd worden. Deze eerste salesi-
" aanse medewerkers, zowel geestelijken als leken, gaven niet om
" moeilijkheden en inspanningen; maar toen ze zagen dat vele losban-
" dige jongens de weg van de deugd opgingen, offerden ze zich zelf
" op voor de redding van de naaste. Ik heb er velen zien komen die
" hun rustig huiselijk leven vaarwel zegden en niet alleen iedere
" zondag maar ook iedere dag van de vasten naar hier kwamen en dit
" op een uur dat voor hen zeer ongemakkelijk was, maar het best pas-
" te voor de catechismusles van de jongens.
"
Intussen deed de behoefte deze kinderen ook stoffelijk te
" helpen zich zeer scherp voelen. Er waren erbij van wie broek en
" jas aan flarden hingen en de lappen van alle kanten uithingen ook
" ten koste van de zedelijkheid. Er waren erbij die nooit een ander
" hemd konden aantrekken in ruil van het lompenhemd dat ze droegen.
" Het was op dit gebied dat de goedheid en het nut van de medewer-
" kers uitblonk. Ik zou hier nu tot roem van de dames van Turijn
" overal willen verhalen hoe velen van hen, ofschoon van aanzien-
" lijke en delicaat opgevoede families, toch geen walging voelden
" bij het vastnemen van deze jassen en deze broeken om ze met eigen
" handen in orde te brengen; om deze volledig verscheurde hemden,
" die misschien nooit gewassen waren geweest, te wassen, te verstel-
" len en ze dan terug te geven aan deze arme jongens, die, aange-
" trokken door de goede geur van de christelijke liefdadigheid ble-
" ven volharden in het Oratorio en in de beoefening van de deugd.

58 Pages 571-580

▲back to top


58.1 Page 571

▲back to top


- XIII/567 -
" verschillende van deze verdienstelijke dames stuurden kleren,
" geld, levensmiddelen en al wat ze maar konden. Sommigen zijn nu
" hier en luisteren naar mij en vele anderen werden reeds door de
" Heer geroepen om het loon te ontvangen van hun inspanningen en
" van hun liefdadigheid.
"
Op die manier werd door de samenwerking van vele personen,
" medewerkers en medewerksters, het mogelijk dingen te doen, die
" men niet had kunnen volbrengen, wanneer ieder afzonderlijk zou
" gehandeld hebben. Wat gebeurde er nu dank zij de machtige hulp
" van priesters, heren en dames? Duizenden jongens kwamen gods-
" dienstonderricht halen op dezelfde plaats waar ze vroeger leer-
" den vloeken, kwamen de deugd aanleren op dezelfde plaats die een
" centrum van onzedelijkheid geweest was. Er konden avond- en zon-
" dagsscholen worden geopend en de armsten en meest verlaten van
" deze jongens werden opgenomen. Dit pleintje werd in 1852 deze
" kerk en dit huis werd het tehuis van de arme jongens. Dit alles
" is uw werk, verdienstelijke medewerkers, verdienstelijke medewer-
" ksters.
"
En aangezien de weldoeners hun hulp voortzetten en er elke
" dag nieuwe bijkwamen, was het mogelijk op twee andere punten van
" deze stad twee nieuwe Oratorio's te openen: een te Vanchiglia,
" dat van de "Bewaarengel" genoemd. Later, toen de parochiekerk van
" S. Giulia was opgericht, werd het overgebracht naast die parochie-
" kerk. Het andere tehuis ‘van Sint-Aloysius genoemd’ werd te Porta
" Nuova geopend. Daarnaast gaat nu de kerk van Sint-Jan de Evange-
" list opgetrokken worden.
"
Maar de behoeften die men te Turijn had aangevoeld begon
" men eveneens in andere steden en dorpen sterk aan te voelen en
" omdat de hulp van de medewerkers bleef voortdurend, was het mo-
" gelijk regelmatig de gestichte werken in orde te houden en ze
" buiten Turijn uit te breiden.
"
Het was noodzakelijk dat de medewerkers zouden trachten te
" voorzien in het grote tekort aan geestelijken, waarover klachten
" rezen in heel Piëmonte en in andere provincies van Italië. Wat
" moest er gedaan worden? De katholieke godsdienst kijkt niet naar
" plaatsen, steden noch personen. Hij is universeel en wil dat het
" goede overal wordt gedaan en dat daar waar de behoeften het
" hoogst zijn ook de inspanningen van de liefdadigheid het krach-
" tigst zouden zijn, en zo begon men een huis te openen te Mirabel-
" lo, dan een tweede te Lanzo, dan andere en nogmaals andere hui-
" zen. En nu zijn er honderd en meer kerken en huizen geopend en
" meer dan 25.000 internen en externen ontvangen godsdienstonder-
" richt in onze huizen. Wie heeft al deze dingen gedaan? Eén pries-
" ter? Neen, twee, tien, vijftig? Neen, zelfs een groter aantal zou
" zoveel niet kunnen doen. Het waren al die medewerkers en mede-
" werksters die overal, in ieder dorp en in iedere stad zich ver-
" enigden en overeen kwamen deze enkele priesters te helpen. Ja,
" zij zijn het. Maar niet enkel zij, Het is noodzakelijk, en hoe
" zou het niet noodzakelijk zijn de hand Gods te erkennen die uit
" niets een zo groot werk deed oprijzen. Ja, het is de goddelijke
" Voorzienigheid die zovele middelen

58.2 Page 572

▲back to top


- XIII/568 -
" stuurde waarmee zovele zielen konden gered worden. Indien het
" niet werkelijk de Heer geweest was die dit wou, dan zou ik het
" voor iedereen onmogelijk achten zoveel te kunnen doen. Maar de
" nood bestond werkelijk en was groot en de Heer stuurt veel hulp
" waar de nood groot is. Iedere dag worden de behoeften knellender.
" Zal de Heer ons misschien verlaten?
"
Wat ik u zeg over het aangroeien iedere dag van zovele
" geestelijke en tijdelijke behoeften, is een ontegensprekelijke
" en pijnlijke waarheid. Eens was het enkel in de grote steden
" noodzakelijk te zorgen voor de ziel en voor het lichaam van zo-
" vele arme jongens, die verlaten, aan ergernis blootgesteld, on-
" gelukkige slachtoffers waren van misdrijven, ellende en ondeugd.
" Maar thans is het ook noodzakelijk op andere kleine plaatsen te
" zorgen voor de in gevaar verkerende jeugd, indien men de maat-
" schappij wil redden. Men staat versteld wanneer men ook maar een
" deel van de vele ellenden leert kennen.
"
En voor de missies dan, hoe groeit daar thans niet de be-
" hoefte aan ijver en aan hulp! Het is bekend dat het er thans niet
" meer om gaat zijn eigen leven onder de wilden te gaan doorbrengen
" met gevaar martelaar te worden of groot lijden te moeten verduren.
" Thans beginnen de barbaren zelf hun ellendige toestand te kennen
" en wensen ze onderricht te worden.
"
Zij zelf, zou ik zeggen, steken de armen naar ons uit,
" en roepen dat men hen zou komen beschaven en hun die godsdienst
" onderwijzen, zonder welke zij inzien dat hun leven ongelukkig is.
" Van alle kanten komen deze aanvragen naar missies. Uit Indië,
" China, S. Domingo, Brazilië, uit de Argentijnse Republiek komen
" er dringende aanvragen. Mocht ik op dit ogenblik tweeduizend mis-
" sionarissen hebben, ik zou dadelijk weten waar ze te plaatsen met
" de zekerheid dat ze vruchten zouden voortbrengen. Maar ook in de
" missies werd er reeds veel goed gedaan met het werk van de Orato-
" rio's en wij hopen dat met de steun en de hulp van de medewerkers
" en de medewerksters dit goed duizendmaal zal kunnen vermeerderd
" worden tot grotere glorie van God.
"
Er bestaat dan nog een ander werk ontstaan uit deze Orato-
" rio's, een werk waarvan ik niet wens dat ruchtbaarheid eraan zou
" gegeven worden, maar het is wel goed dat u het kent. Het bestaat
" erin op zoek te gaan naar jongens van goede wil en hun de midde-
" len ter hand te stellen waarmee ze tot de priesterlijke waardig-
" heid kunnen geraken. Het aantal van de dienaars van de Heer, u
" ziet het, vermindert in een ontzettende verhouding. Overal werd
" er dus gezocht naar jongens die de vaste hoop gaven dat ze de
" priesterroeping hadden, men liet ze studeren en, kijk, de Heer
" heeft dit werk gezegend en dank zij dit werk kwamen uit onze
" huizen al honderden en honderden priesters. Verlangt u dat ik u
" vertrouwelijk er in het geheim zou zeggen hoe groot het aantal
" clerici is die verleden jaar het geestelijk kleed aantrokken?
" Luistert. In onze huizen verspreid in Italië, in Frankrijk, in
" Uruguay en in de Argentijnse Republiek werden verleden jaar 300
" clerici ingekleed. Deze gingen

58.3 Page 573

▲back to top


- XIII/569 -
" grotendeels naar hun eigen diocees en aldus waren er in het dio-
" cees Casale, om er maar één te noemen, 42 clerici in het semi-
" narie, van wie er 34 uit onze huizen gekomen zijn. Anderen worden
" kloosterlingen, anderen gaan naar de buitenlandse missies ofwel
" blijven ze bij ons om ons uit al hun macht te helpen. Ziet u nu,
" waar uw aalmoezen, uw hulp, uw liefdadigheid op uitlopen?
"
Een ander niet gering werk bestaat erin een dam op te wer-
" pen tegen de ketterij die dreigt zovele steden en dorpen te over-
" stromen. Ze richt verwoestingen aan in de katholieke landen en
" verspreidt zich naarmate de vrijheid op politiek gebied groter
" wordt. Wanneer immers onder de leuze van vrijheid de deur wordt
" opengezet voor het kwaad en intussen het werk van de brave mensen
" verhinderd en gedwarsboomd wordt, dan zal dit steeds heilloze ge-
" volgen hebben. Men heeft dus getracht een dam op te werpen tegen
" de ketterij en tegen de goddeloosheid, vooreerst door boeken die
" voor dit doel goed geschreven werden. Men heeft ze met grote moei-
" te en onkosten samengesteld en verspreid onder het katholieke
" volk. Maar de boeken kunnen niet alles doen. Men zag dat het
" noodzakelijk was als een schildwacht te hebben die op uitkijk
" stond op de plaatsen waar men de vijand verwachtte, men plaatste
" een rot soldaten waar het gevaar groter en voortdurend was en dit
" op een plaats die geschikt was om op zijn minst de werking van
" het kwaad te verlammen. En aldus heeft men hier te Turijn, in de
" nabijheid van de protestantse kerk, vanaf 1849 het Oratorio van
" Sint-Aloysius geopend en thans na vele pogingen en moeilijkheden
" is men erin geslaagd op dezelfde plaats de grondslagen te leggen
" van de kerk van Sint-Jan de Evangelist, die men aan het bouwen
" ís. Ook te S. Pier d'Arena trad de ketterij dreigend op en daar
" werd een tehuis gebouwd. Te Nice net naast de protestantse tem-
" pel rees het Patronage de Saint-Pierre op. Te Spezia maakte de
" ketterij al buitengewone vorderingen en bijna alle jongens gin-
" gen naar de school van het prachtig college van de protestanten,
" omdat ze verlokt waren door duizenden gerieflijkheden; maar er
" werd een poging gedaan en nu zijn er onze scholen geopend. Maar
" om hier niet de ene zaak na de andere op te sommen, zal ik ver-
" halen wat er in de nabijheid van Ventimiglia gebeurde. Toen daar
" het aantal inwoners aangroeide, werd een vallei, die Valle-Cro-
" sia genoemd wordt, vol gebouwd met huizen. Het aantal inwoners
" steeg tot honderden en zelfs tot duizenden. Het waren allen
" nieuwe huizen en men dacht er niet aan en men kon er ook geen
" kerk oprichten. De protestanten zagen dat hier de geschikte
" plaats was en bouwden er midden in het centrum een groot gebouw,
" dat zou dienst doen als tehuis en school en ook een kerk van hen.
" De inwoners van deze vallei die geen andere scholen hadden, wer-
" den aangetrokken om naar hun school te gaan en sommigen gingen
" ook al naar hun kerk. De bisschop wist niet wat aanvangen. Een
" kerk bouwen, ze uitrusten als parochie, dat zijn zaken die op
" onze dagen door een particuliere persoon niet meer kunnen gedaan
" worden. Wij werden er geroepen en verleenden gaarne ons werk. Er
" waren geen middelen ter beschikking, maar de

58.4 Page 574

▲back to top


- XIII/570 -
" Voorzienigheid kwam ons ter hulp en daar we niet méér konden
" doen, werd er een huis gehuurd, werd op de benedenverdieping
" een pakhuis aangepast en schoon gemaakt, werd er een altaar ge-
" bouwd en de kerk was er. In de kamers aan de rechterzijde en
" op de eerste verdieping zijn er klaslokalen voor de jongens. In
" de kamers aan de linkerkant van deze kleine kerk worden de Zus-
" ters van Maria, Hulp der Christenen, geroepen en scholen geopend
" voor meisjes. En nu kwam er verandering. Het Oratorio voor zon-
" en feestdagen trekt groot en klein aan en alle inwoners uit de
" omgeving krijgen de gelegenheid de H.Mis bij te wonen; de scho-
" len van de jongens worden dadelijk druk bezocht en dit was ook
" het geval voor de meisjesschool. Dit alles werd met zoveel ener-
" gie aangepakt dat de scholen van de protestanten leeg liepen,
" want er is geen enkele jongen noch meisje meer die er naartoe
" gaat. Ook zij die men ertoe gebracht had naar de ketterse kerk
" te gaan, werden vriendelijk uitgenodigd en aangemoedigd om bij
" gelegenheid van Pasen de sacramenten te ontvangen; zij zorgden
" ervoor dat dit wat het centrum van de ketterij in Ligurië moest
" worden, tenietging.
"
Het is onmogelijk dat al deze verschillende werken door
" een alleenstaande persoon kunnen gedaan worden. Het is noodzake-
" lijk hiervoor medewerkers te hebben. Hun toelagen helpen om naar
" de aangewezen plaats te gaan en om er de eerste grondslagen te
" leggen. Wanneer men er dan is, worden nieuwe medewerkers van die
" plaats gezocht en kan men verder gaan. Zonder het werk van de me-
" dewerkers zouden de salesianen zich in moeilijkheden bevinden en
" aan hun ijver geen gevolg kunnen geven. Het is waar dat men
" steeds op moeilijkheden zal stoten bij het volbrengen van die
" werken, maar de Heer heeft er aldus over beschikt dat men ze al-
" tijd kan te boven komen.
"
Dit jaar hebben de moeilijkheden zich opgestapeld, maar
" toch zien we dat de hand van de Heer ons steeds ondersteunt. Dit
" jaar stierf onze onvergelijkbare weldoener Pius IX, die de vere-
" niging van de medewerkers goedkeurde en ze met zoveel aanzienlij-
" ke aflaten verrijkte. Pius IX, die als eerste bij de salesiaanse
" medewerkers ingeschreven werd, Pius IX die geen gunstige gelegen-
" heid liet voorbijgaan om ons weldaden te bewijzen. Hij is dood,
" maar de Heer heeft beschikt dat hij zou opgevolgd worden door
" een Leo XIII. Ik heb mij bij hem begeven, ik heb hem gesproken
" over de salesiaanse medewerkers en ik heb hem verzocht toe te la-
" ten dat zijn verheven naam, zoals reeds de naam van zijn voorgan-
" ger, heuglijke gedachtenis, op de lijst van de salesiaanse mede-
" werkers zou geplaatst worden. Hij nam uitgebreid inlichtingen
" over de geest van dit werk en voegde er aan toe: - "Het is niet
" enkel mijn inzicht salesiaanse medewerker te worden maar Werker.
" Moet de Paus niet de eerste zijn om liefdadige werken te bevor-
" deren?" - We hebben aldus een vader verloren en de Heer heeft
" ons een andere vader geschonken die niet minder welwillend is
" dan de eerste. In de loop van dit jaar stierven eveneens ver-
" scheidene verdienstelijke heren die steeds bereid waren het Ora-

58.5 Page 575

▲back to top


- XIII/571 -
" torio te helpen maar de Heer heeft beschikt dat anderen in hun
" plaats zouden komen en de liefdadigheid van de gelovigen schenkt
" ons al wat noodzakelijk is.
"
Ziehier dus wat rechtstreeks het doel moet zijn van de sa-
" lesiaanse medewerkers, ziehier waarmee ze zich moeten bezighou-
" den. Het is noodzakelijk de werken waarover ik u gesproken heb
" voort te zetten, we moeten ze zelfs verhonderdvoudigen. Daarom
" hebben we mensen en middelen nodig. Wij offeren onze mensen op,
" ook om hun leven te geven voor de redding van de zielen. Maar
" mensen zijn onvoldoende, er zijn ook stoffelijke middelen nodig.
" U, verdienstelijke medewerkers, moet deze middelen bezorgen. Ik
" gelast er u mee voor deze stoffelijke middelen te zorgen, u moet
" er u op toeleggen dat ze niet zouden ontbreken. Gelieve goed te
" noteren hoe groot de genade Gods is, die u de middelen ter hand
" stelt om mee te werken aan het heil van de zielen. Inderdaad, in
" uw handen ligt het eeuwige heil van vele zielen. Uit de feiten
" die ik u tot heden toe verteld heb, kunt u zien dat zeer velen
" de weg naar de hemel die ze verloren hadden, terugvinden door
" de medewerking van de brave mensen.
"
Nu zou het ogenblik gekomen zijn om u mijn diep doorvoel-
" de dank te betuigen. Maar welke dank? Ik kan het niet doen. Het
" zou een te geringe vergoeding zijn voor uw goede werken, wanneer
" ik u zou bedanken. Ik zal het aan de Heer overlaten u te bedanken.
" Inderdaad, Onze-Lieve-Heer heeft het meer dan eens gezegd dat wat
" men voor de naaste doet door hem aangezien wordt als aan Hem ge-
" daan. Anderzijds staat het ook vast dat de liefdadigheid die niet
" enkel aan het lichaam betuigd wordt, maar die ook een geestelijk
" doel heeft, een nog grotere verdienste heeft. Ik zou zelfs willen
" zeggen dat zij niet enkel een hoge prijs verdient, maar dat ze
" iets goddelijks heeft.
"
Verlangt u iets goeds te doen? Voed de jeugd op. Wilt u
" iets heiligs doen? Voed de jeugd op! Wilt u iets zeer heiligs
" doen? Voed de jeugd op. Wilt u iets goddelijks doen? Voed de
" jeugd op!
"
Onder de goddelijke dingen is dit zelfs een echte goddelijke
" zaak. De heilige Vaders zijn het eens over wat Sint-Dionysius
" gezegd heeft: Divinorum divinissimum est cooperari Deo in salu-
" tem animarum. En wanneer wij met Sint-Augustinus deze passage
" uitleggen, zeggen we dat dit goddelijke werk een volstrekt onder-
" pand is van de eigenlijke voorbestemming: Animam salvasti, ani-
" mam tuam praedestinasti. Wanneer u dus bijdraagt tot het doen van
" het grote goed waarnaar ik verwezen heb, dan mag u er zeker van
" zijn dat u uw ziel zult redden. Ik laat dus na u speciaal te be-
" danken. U dient alleen te weten dat er in de kerk van Maria, Hulp
" der Christenen, ’s ochtends en 's avonds en, ik mag wel zeggen,
" de hele dag door speciaal voor u gebeden wordt, opdat de Heer
" zelf u zou bedanken met de woorden die hij tot u zal richten op
" de dag van het beslissend oordeel: Euge, serve bone et fidelis,_
" quia in pauca fuisti fidelis, super multa te constituam. Intra
" in_gaudium Domini tui. U brengt offers,

58.6 Page 576

▲back to top


- XIII/572 -
" maar denk eraan dat Jezus Christus een veel groter offer bracht
" dat wij nooit voldoende het offer dat hij voor ons deed, en kun-
" nen benaderen. Laten wij ons verblijden! Zij die zich inspannen
" Hem na te volgen, die alles doen wat ze kunnen om zielen te red-
" den, mogen gerust zijn over hun lot in de eeuwigheid. Animam sal-
" vasti, animam tuam praedestinasti. En deze zin is niet overdreven
" en ze zullen zeker gekroond worden met het Intra in gaudium Domi-
" ni tui dat ik aan allen vurig toewens en waarvoor ik bid.
Na de toespraak en de zegen met het Allerheiligste begaven de toe-
hoorders zich naar de kleine speelplaats, waar ze Don Bosco omringden en
zich met hem ongeveer een uur onderhielden. Na 1878 hadden dergelijke
bijeenkomsten tweemaal per jaar plaats overal waar een kern van medewer-
kers met een hoofdman was. In zijn nummers van januari en mei verzuimt
het Bollettino niet aan zijn lezers er vooraf bericht van te geven en,
waar dit opportuun was, gaf het ook ruchtbaarheid aan wat in de ver-
schillende centra gezegd en gedaan werd.
De dienaar Gods Don Michele Rua, die met eigen ogen het ontstaan
van de instelling zag en er van zijn kant aan meehielp, legde in de ca-
nonieke processen de inzichten van Don Bosco uit toen hij haar in het
leven riep en organiseerde. Hij zei dat hij drie zaken beoogde. Voor-
eerst voldoen aan een plicht van erkentelijkheid tegenover zijn weldoe-
ners door ervoor te zorgen dat ze deel hadden in alle geestelijke voor-
delen van de vrome salesiaanse sociëteit. Op de tweede plaats wou hij
allen aanzetten te volharden in hun liefdadigheid en te ijveren om steeds
nieuwe weldoeners te vinden. Ten slotte wou hij zijn weldoeners en wel-
doensters bijeenbrengen en er hulptroepen van maken voor hun eigen pas-
toor en via de pastoor hulptroepen van hun eigen bisschop en zo even zo-
veel zonen verknocht aan het opperhoofd van de Kerk.(1) De feiten hebben
duidelijk bewezen dat dit driedubbele doel bereikt werd.
(1) Positio super virtutibus; Summarium nr. III, 652-3.

58.7 Page 577

▲back to top


- XIII/573 -
H O O F D S T U K XX
VOORSTELLEN TOT NIET VERWEZENLIJKTE STICHTINGEN IN ITALIE.
Talrijk waren gedurende deze beide jaren de voorstellen tot stich-
tingen in Italië. Men gewaagt van honderd, maar wij hebben geen enkel
middel om na te gaan in hoever dit cijfer de werkelijkheid benadert. Som-
mige van dergelijke voorstellen bleven enkel uitnodigingen. Aldus kwam er
vanwege een kanunnik van Bobbio het aanbod van een huis om er een college
van te maken. De bisschop van Brindisi bood een huis aan om er Langzamer-
hand een Oratorio in de trant van dat van Turijn van te maken. Hij zou
gewild hebben dat intussen twee salesiaanse priesters het lokaal zouden
bezoeken en van de gelegenheid gebruik maken om er voor zijn clerus de
retraite te prediken. Voor het seminarie van Subiaco vroeg de kardinaal-
vicaris een onderwijzer voor de lagere scholen en een leraar voor het ho-
ger gymnasium en het lyceum. De deken van Casorzo, in de omgeving van Ca-
sale Monferrato stelde voor in naam van een rijke eigenaar tegen een ge-
ringe prijs een grote kaasfabriek te kopen. Vanuit Florentië stuurde een
zekere heer Rastrelli, lid van de conferenties van Sint-Vincentius aan
Don Bosco een vertrouwelijke mededeling door bemiddeling van zijn confra-
ter uit Turijn, de heer Falconet, die de brief overhandigde aan Graaf
Cays. Het was de eerste aanloop om een huis te openen in de bloemenstad.
Zeer ijverige personen dachten eraan de middelen te vinden om daar
een instituut op te richten, waar jongens zouden opgenomen worden die
nergens anders werden opgenomen, maar een instituut dat een ambachts-
school zou zijn. "Voor zover mij bekend is" - zei de tussenpersoon, -
"zou dit project overeenstemmen met de mooie aspiraties van Don Bosco,
des te meer omdat er zich een uitstekend personeel bevindt met het diplo-
ma door de van kracht zijnde wetten gevergd. Het project is op zich zelf
van niet weinig belang, maar om er toe te raken iets te kunnen doen, zou
men moeten afspreken om kleintjes te beginnen, onder nederige auspiciën,
zoals Don Bosco gedaan heeft voor de andere instituten die hij op zo kor-
te tijd gesticht heeft, instituten niet weinig in aantal in Italië, waar-
van de twee laatste in de nabijheid van Rome geopend werden." Voorlopig
bleven de zaken in die toestand. Ook een vrome wens van E.H. Pavarino kan
hier vermeld worden. De vurige priester, vroeger aalmoezenier aan het ko-
ninklijk hof en toen lid van de directie van verschillende instituten van
de stad, stuurde een lange brief naar Don Bosco, waarin hij eerst een

58.8 Page 578

▲back to top


- XIII/574 -
gedetailleerde beschrijving gaf in felle kleuren van de verschrikkelijke
onzedelijkheid die de lucht rond het speelhuis van Monaco verpestte (1)
en dan ex abrupto in volgende aanroeping uitbarstte: "Heer God, verlicht
uw werkzame dienaar, de onvermoeibare Don Bosco, de apostel van de jeugd,
om een middel te vinden om deze duistere krocht te doen uiteenspatten van
onbezonnen mensen, van slechte mensen, van razende mensen die allen in
opstand gekomen zijn tegen uw heilige wet, en versterk hem met uw machti-
ge hulp om op deze puinhoop een vroom huis van de arbeid te kunnen op-
richten, waar de wees en de verlatene onderkomen, voedsel, onderricht en
opvoeding kunnen ontvangen, waar uw heilige naam zou vereerd en gezegend
worden, nu en in de toekomst."
Met andere bedoelingen om veel goed te doen, nam men zijn toevlucht
tot Don Bosco. Vanuit de naburige gemeente van San Francisco al Campo de-
den deken Parigi en onderwijzer Novero hem het erevoorzitterschap aan-
vaarden van een comité daar samengesteld voor de restauratie van de paro-
chiekerk en van uit de verafgelegen kleine gemeente Guamaggiore bij
Cagliari smeekten pastoor Pittau en burgemeester Pisano Ruda Don Bosco
deze arme bevolking te helpen om hun kerk die gedeeltelijk ingestort was
opnieuw op te bouwen.
Andere voorstellen gaven aanleiding tot onderhandelingen, die gaan-
deweg verzandden; maar zoals de ene de roep van achting en verering, die
overal in Italië rond de naam van Don Bosco weerklonk, nog bevestigen, zo
bieden de andere ons daden en woorden van hem aan, die zijn levensbe-
schrijving verrijken en een norm kunnen zijn voor wie zijn werk voortzet-
ten.
Castelnuovo d'Asti.
Laten we beginnen met zijn geboortestreek. De gemeente verlangde
dat haar illustere medeburger op zijn geboortegrond een gymnasium zou
openen en er de Dochters van Maria, hulp der Christenen, zou sturen voor
de lagere meisjesscholen en voor de directie van het kinderasiel. De pas-
toor, Don Rossi, begon met het terrein af te tasten en liet hem vertrou-
welijk de inzichten van de gemeenteraad en, in het kort, de voorwaarden
kennen. Don Bosco, die altijd op de gelegenheid gewacht had iets te doen
ten bate van zijn geboorteplaats, vertrouwde dadelijk aan Don Rua en aan
Don Cagliero, die ook van Castelnuovi d'Asti was, de studie toe van het
project geschetst door de pastoor in verstandhouding met de gemeente-ad-
ministratie. De twee personen die hiermee belast waren, onderzochten de-
ze inleidende maatregelen en met de goedkeuring van Don Bosco maakten ze
volgende voorstel op voor een kostschoolcollege.
1° De gemeente staat aan Don Bosco het eigendomsrecht af op het
huis van Pescarmona in de staat waarin het zich thans bevindt.
2° De gemeente biedt een toelage van tienduizend lires aan.
3° Wanneer in dat huis Don Bosco geen college voor de lagere en
(1) Brief aan Don Bosco, Turijn, 30 maart 1877.

58.9 Page 579

▲back to top


- XIII/575 -
gymnasiale scholen zal geopend hebben binnen de tien jaar, dan zal aan de
gemeente een bedrag worden uitgekeerd in verhouding met het aantal jaren
die er aan deze tien jaar ontbreken.
4° De gemeente staat aan Don Bosco het onderricht af in de lagere
scholen voor jongens en in de lagere leergang voor meisjes met een jaar-
lijkse vergoeding van vijfduizend lires. Het onderricht van de meisjes-
school zal toevertrouwd worden aan een van de Zusters die de directie
hebben van het kinderasiel. De Heer Don Bosco zal zich alleen dan belas-
ten met de leergang voor de meisjesscholen wanneer aan de zusters van
Maria, Hulp der Christenen, de directie van het kinderasiel toevertrouwd
wordt. Wanneer de gemeente deze school niet zou willen toevertrouwen aan
een zuster van Maria, hulp der Christenen, dan zal het jaarlijks bedrag
van vijfduizend lires voor het onderricht in de lagere scholen niet ver-
minderd worden.
Het spreekt vanzelf dat het onderricht zal gegeven worden door onderwij-
zers en onderwijzeressen die het wettelijke diploma bezitten.
5° De kinderen van het dorp zullen het recht hebben naar deze
lagere en gymnasiale scholen te komen die in het huis Pescarmona geopend
worden.
6° Op het einde van het jaar 1879 zal de gemeente de huidige leer-
krachten ontslaan. Wanneer zij echter het inzicht hebben met hun onder-
richt voort te gaan zolang de wet hun dit toelaat, zal Don Bosco ze in
zijn dienst houden.
7° Wanneer Don Bosco zal beginnen met het huis Pescarmona om te
vormen tot een kostschoolcollege, zal de gemeente doen wat ze kan om hem
daarbij te helpen ten teken van erkentelijkheid voor de hoge gunst die ze
erkent thans van Don Bosco te ontvangen.
Omdat het voor de zusters de eerste maal was dat iets dergelijks
toevertrouwd werd aan de Dochters van Maria, Hulp der Christenen, liet
Don Bosco, opdat het als norm zou dienen voor wie het aanging, de voor-
waarden voorstellen vereist door het instituut van Sint-Anna voor de
aanvaarding van een school of soortgelijk instituut. Maar de gemeente
mopperde en wierp steeds maar moeilijkheden op. Eindelijk, om tot een
akkoord te raken, werden de voorgaande voorwaarden hernieuwd, opnieuw
onderzocht en in volgende vorm gewijzigd.
" Overeenkomst tussen de gemeente Castelnuovo d'Asti en de Heer
" Don Giovanni Bosco.
"
"
Art. 1° De gemeente zal instaan voor al de onkosten die
" noodzakelijk zijn voor de aanpassing van het huis Pescarmona,
" zodat het kan dienen als college en kostschool voor de lagere
" en gymnasiale scholen.
"
De gemeente zal als eigenares van het college zorgen voor
" de herstellingen en zal de belastingen betalen.

58.10 Page 580

▲back to top


- XIII/576 -
"
Art. 2. De gemeente biedt aan de heer Don Bosco een sub-
" sidie aan van tienduizend lires voor de vestigingsonkosten van het
" kostschoolcollege, zonder terugbetaling eens de eerste periode
" van de overeenkomst zal verstreken zijn.
"
In deze vestigingsonkosten zijn niet begrepen de uitgaven
" voor het materiaal noodzakelijk voor de lagere en gymnasiale scho-
" len, zoals banken, katheders, borden, geografische kaarten, wand-
" kaarten, enz.
"
Art. 3° Ze biedt een jaarwedde aan van vijfduizend lires
" voor de vier leerjaren van de lagere school waar leerkrachten met
" een wettig diploma zullen aangesteld worden.
"
Art. 4° De heer Don Bosco zal het college openhouden voor
" de lagere en gymnasiale scholen.
"
Art. 5° De kinderen van het dorp zullen het recht hebben
" naar de klassen van het lagere gymnasium te komen en ook naar
" die van het hogere gymnasium wanneer dat geopend zal zijn.
"
Art. 6° De overeenkomst tussen de gemeente en de heer Don
" Bosco wordt aangegaan voor een duur van telkens tien jaar, met
" een opzeggingstermijn van vijf jaar, wanneer een van de partij-
" en zich zou willen terugtrekken.
"
De heer Don Bosco meent aan zijn geboortedorp een blijk
" van genegenheid te geven door het gymnasium open te houden zonder
" enige vergelding, terwijl in overeenstemming met het schoolre-
" glement van de staat een dergelijke begroting tot 10.500 lires
" zou oplopen.
IJdele tegemoetkomingen! Het scheen alsof men niet begreep welke
weldaad Don Bosco bereid was te bewijzen. Zij die zich met deze zaak
hadden beziggehouden, waren overtuigd dat de mensen van Castelnuovo d'As-
ti vanwege Don Bosco dit voordeel voor hun dorp eisten, noch min noch
meer alsof hij ertoe verplicht zou geweest zijn.
Castelnuovo di Garfagnana.
Laten we nu overgaan tot een ander Castelnuovo dat veel verder ge-
legen is. De bisschop van Massa Carrara, Mgr. Tommasi, had twee gediplo-
meerde leraren nodig voor het lager en hoger gymnasium in zijn seminarie
van Castelnuovo di Garfagnana, kantonhoofdplaats niet ver van Lucca. De
diocesane priester, Don Domenico Bonacossia, naar Turijn gekomen in april
1877, had erover gesproken met Don Bosco, die zich bereid getoond had de
aanvraag voor het nieuwe schooljaar te aanvaarden, op voorwaarde dat de
minister van openbaar onderwijs buitengewone bekwaamheidsexamens zou uit-
geschreven hebben, zoals hij scheen te willen doen. De examens werden
uitgeschreven en Don Bosco liet de toelating vragen voor een dozijn sa-
lesianen; maar voor de toelating vorderde het decreet, de vervulling van
voorwaarden die vooraf nooit voor dergelijke gevallen werden geëist, zo-
dat de aanvragen van de onzen bijna alle geweigerd werden. Ofschoon dus
het middel waarop Don Bosco gehoopt had, ontbrak, deed hij toch door Don

59 Pages 581-590

▲back to top


59.1 Page 581

▲back to top


- XIII/577 -
Durando schrijven dat hij in de mate van het mogelijke zou gezorgd hebben
aan Zijne Excellentie genoegen te doen. Don Bosco stelde er belang in
omdat op het klein seminarie de bedreiging woog dat het zou gesloten wor-
den door de schooloverheden, indien het onderricht er niet verstrekt werd
door leraren die wettelijk goedgekeurd waren. Men vond geen salesianen
die beschikbaar waren, maar het schijnt trouwens dat Don Durando er twee
brave leken naartoe stuurde, die in dit geval voldoening konden geven.
Steeds vanuit Castelnuovo di Garfagnana vroeg in december 1878,
Mgr. Landi, secretaris van kardinaal Oreglia, met veel aandrang dat er
een prachtig gebouw tegen gunstige voorwaarden zou aangekocht worden om
er een privaat gymnasium te openen. Don Bosco, die doorgaans niet van
in het begin iets weigerde, antwoordde dat er goede hoop bestond, of-
schoon de verwezenlijking ervan nog niet voor morgen was. "Te Garfagnana
zouden uw kloosterlingen veel goed doen" - schreef hem Mgr. Zanotti, ge-
mijterde abt van die plaats.(1)- Ze zouden er stellig een terrein vinden
gunstig voor de christelijke cultuur en zeer vruchtbaar. Ze zouden er met
open armen begroet en onthaald worden." Ook de gemeente bemoeide er zich
mee en de zaken verliepen zo dat Don Bosco er Don Marenco, directeur van
het nieuwe huis van Lucca naartoe stuurde om eens te gaan zien. Don Ma-
renco kwam tot de vaststelling dat het kerkelijke en burgerlijke gezag
tot alles bereid was om maar het verlangde gymnasium te bekomen; maar de
onderhandelingen liepen vast en de oorzaak hiervan hebben we niet kunnen
achterhalen.
Het heiligdom van Mellea
Ingewikkelder verliepen de onderhandelingen voor het heiligdom van
Mellea te Farigliano in de streek van Mondovio. Don Bosco, die op zoek
was naar een plaats voor de vestiging van het noviciaat en het studiehuis
van zijn clerici, meende daar de geschikte plaats gevonden te hebben. De
gemeente Farigliano was door een wettelijke akte van afstand, eigenares
geworden van het klooster van de minderbroeders en van het aanpalende
heiligdom waar de H. Maagd aanroepen werd als "Maria Santissima della
Mellea". De akte legde aan de gemeente twee verplichtingen op voor het
geval van een nieuwe afschaffing zoals deze welke door Napoleon had
plaats gehad. De eerste was dat er een priester moest onderhouden worden
die in de kerk dienst zou doen. De benoeming van deze priester diende te
gebeuren door de gemeente samen met de pastoor pro tempore. Toen dan wer-
kelijk de afschaffing gebeurde door de Italiaanse regering werd de dienst
van kapelaan verricht door een kloosterling van de minderbroeders obser-
vanten, die daar vroeger verbleven. De jongste tijd echter, toen de anti-
klerikale wind heviger was gaan waaien, waren er die voorgesteld hadden
(1) Brief. Castelnuovo di Garfagnana, 24 januari 1879.

59.2 Page 582

▲back to top


- XIII/578 -
en er zelfs krachtdadig op aangedrongen hadden, het klooster en het hei-
ligdom te verkopen. Toen dat nieuws zich verspreidde kwamen er vele goe-
de aanbiedingen. Het meest verlokkende was afkomstig van een maatschap-
pij van Genua, die het plan koesterde daar een grote katoenfabriek op te
richten. De vrees voor ontheiliging verontrustte de pastoor en de betere
elementen van de gemeente, en zo ontstond de gedachte, aan Don Bosco het
gebruik van het klooster aan te bieden met de verplichting voor altijd
de kerk voor de openbare eredienst te behouden. Toen Don Bosco hierover
gepolst werd, weigerde hij niet het voorstel te bestuderen en gedurende
de tweede helft van de maand april ging hij zelfs de plaats bezoeken. Ze
stond hem erg aan. Hij zag dat ze wegens de rustige omgeving en de gezon-
de lucht best beantwoordde aan zijn inzicht er de novicen en de studen-
ten in de wijsbegeerte te vestigen. Bovendien mocht de plaats aangezien
worden als het centrale punt voor zijn colleges van Piëmonte en Ligurië,
met het voordeel dat de spoorweg er op circa een halve kilometer voorbij-
liep.
Maar onmiddellijk rezen de eerste moeilijkheden op. Bij zijn be-
zoek had Don Bosco, die de aard van de gebouwen goed kende, over zijn
inzicht gesproken vooral met de pater, die er zijn orde vertegenwoordig-
de. Deze werd hierdoor beroerd en deelde het zonder toeven mee aan pater
provinciaal die te Saluzzo verbleef en zich eveneens haastte de tweede
clausule waarover we hierboven gesproken hebben, ter kennis te brengen
van Don Bosco. Luidens deze clausule moesten bij een afschaffing en een
daaropvolgend nieuw ontstaan van de kloosterorden, de minderbroeders ob-
servanten zonder meer terug in het bezit komen van hun vroeger bezit.
Daarom liet de provinciaal in zijn hoedanigheid van vertegenwoordiger
van de orde formeel protest horen en eiste hij tegen het opportune ogen-
blik het nakomen van deze verplichting op. Don Bosco haastte zich hem het
volgende te antwoorden.
"
Zeer Eerwaarde Pater Provinciaal,
"
"
Pater Emanuele heeft niet alles uitgelegd. Nadat ik her-
" haaldelijk uitgenodigd werd mij daarheen te begeven om die plaats
" te bezoeken, ben ik er naartoe gegaan en heb vooreerst pater
" gardiaan opgezocht en hem gevraagd aan pater provinciaal het vol-
" gende te willen meedelen. Het is niet mijn inzicht dit huis te
" verwerven maar enkel het te behouden voor de huidige klooster-
" lingen. Ik zou ze volledig meester laten op ieder ogenblik dat
" ze in staat zouden zijn terug te keren. Met deze bedoeling werd
" er noch aangekocht, noch verkocht, maar behoudt de gemeente het
" eigendomsrecht en laat het gebruik ervan toe aan priester Don
" Bosco. Ik voeg er nog aan toe dat, omdat het er om ging een werk
" te verrichten dat voordelig zou zijn aan de kloosterlingen, ik
" als voorwaarde gesteld heb tegenover pater Emanuele dat hij onze
" Overste of in ieder geval onze vriend zou zijn.

59.3 Page 583

▲back to top


- XIII/579 -
"
Nu de zaak aldus verkeerd opgevat wordt, houd ik volle-
" dig op met de onderhandelingen. Het spijt mij alleen dat, bij
" het stopzetten van de onderhandelingen, dadelijk een maatschap-
" pij er bezit van zal nemen, die een fabriek wenst te maken van
" het klooster en van de kerk.
"
Het spijt mij erg dat, toen ik voor de eerste maal ver-
" langde een werk te verrichten in het voordeel van de klooster-
" lingen minderbroeders observanten, ik niet begrepen werd. Van-
" daag schrijf ik aan de gemeente ieder voorstel te schorsen dat
" zij meenden te doen.
" In ieder geval echter verzoek ik u mij steeds te willen aanzien
" in Jezus Christus als
"
" Turijn, 28 april 1877
uw ootmoedige dienaar
"
Priester Gio. Bosco.
De uitleg van Don Bosco slaagde er niet in pater Giovanni Pietro
Monti, provinciaal, gerust te stellen, maar Don Bosco, die misschien
enkele uren voordien aan de gemeente Farigliano een schema van overeen-
komst gestuurd had, oordeelde dat het niet goed was bruusk de onderhan-
delingen af te breken. Er zou altijd nog tijd genoeg zijn om elkaar be-
ter te verstaan of de zaak te laten vallen. Zijn schema was als volgt
geformuleerd:
De gemeente Farigliano daartoe aangezet door het verlangen een
daad te stellen die voordelig zou zijn voor de mensen van hun eigen
dorp en van de omliggende dorpen zou aan priester Giovanni Bosco en na
hem aan zijn erfgenamen en opvolgers het heiligdom van 0.-L.-Vrouw Van
de Genaden ook genoemd "della Mellea" afstaan tegen de volgende voor-
waarden:
1° De gemeente staat voor altijd het vruchtgebruik van de kerk,
van het aanpalende gebouw en van de tuin en de weiden die ernaast lig-
gen af aan priester Giov. Bosco, terwijl ze zich alleen hiervan even-
eens voor altijd de blote eigendom voorbehoudt.
2° Ze heeft niet het inzicht enige uitgave op zich te nemen be-
halve de onkosten die rechtstreeks door de eigenaar dienen gedragen te
worden en beperkt zijn tot de belastingen voor de gebouwen en het erf
dat er rondom ligt.
3° Priester Giov. Bosco verplicht zich van zijn kant ertoe, het
heiligdom open te houden, de kerkelijke diensten te verrichten en het
te voorzien van alles wat noodzakelijk is voor de eredienst, voor de
herstellingen aan de kerk, het gebouw en het terrein.
4° Daar Priester Bosco het inzicht heeft van het gebouw gebruik
te maken als studiehuis, school en opvoedingsinstituut en daarom aanzien-
lijke uitgaven noodzakelijk zijn, zo zullen alle onkosten vereist voor

59.4 Page 584

▲back to top


- XIII/580 -
herstellingen, weeraanpassingen, verruimingen, voor meubilering en der-
gelijke ten laste vallen van voornoemde Priester D. Bosco.
5° Indien zich het geval zou voordoen (we hopen dat het niet zal
gebeuren) dat de gemeente, om het even om welke reden dit vruchtgebruik
wenst te herroepen ten haren bate en aldus Don Bosco het heiligdom zou
moeten verlaten, dan zal de gemeente hem schadeloos stellen door hem het
dubbele bedrag uit te betalen van de uitgaven welke hij gedaan heeft we-
gens verbeteringen, verruimingen of bouwwerken uitgevoerd gedurende de
tijd dat hij het heiligdom bewoond heeft.
6° Indien Priester Bosco vrijwillig zou willen weggaan, heeft hij
het recht niet enige schadeloosstelling te eisen, maar dan moet hij al-
les in de toestand laten waarin het zich bevindt.
7° Wanneer zich een geval van overmacht zou voordoen, een oorlog
of een andere openbare ramp, dan zal alles worden overgelaten aan de be-
oordeling van de burgemeester en van de aartspriester van Farigliano pro
tempore, die dan zullen vaststellen welke partij enig recht op schade-
vergoeding kan doen gelden.
8° Op dit ogenblik, met het oog op de talrijke uitgaven die zullen
moeten gebeuren voor de huidige herstellingen en voor de meubilering van
het gebouw, doet priester Bosco, zonder er een voorwaarde van te willen
maken, het nederige maar dringende verzoek tot de gemeente om hem geen
jaarlijkse subsidie te betalen, maar deze in één enkele keer te storten.
Priester Bosco zal er voor zorgen dat deze subsidie helemaal ten voorde-
le van het volk van Farigliano zou gebruikt worden.
Alles wordt overgelaten aan de wijsheid van de hooggeachte heren
van het gemeentebestuur. In het gemeentebestuur sliep men niet. Op de
zitting van 20 mei bracht burgemeester Dr. Piacenza, daartoe gemachtigd
bij decreet van de onderprefectuur, de raad ervan op de hoogte hoe "de
uitnemende, rechtschapen en edelmoedige heer priester Giovanni Bosco,
nadat hij vernomen had dat er een ruim lokaal naast het voormalige kloos-
ter van de Mellea beschikbaar was, "het filantropische en humanitaire
voorstel had gedaan daar een studiehuis, een school en een opvoedingsin-
stituut voor het algemene nut op te richten" voor dit dorp en voor de om-
liggende dorpen. De raad besloot "met algemene stemmen en bij acclamatie
ten voordele van de uitstekende, geleerde en filantropische priester" en
van zijn opvolgers, voor altijd, het vruchtgebruik toe te kennen van het
klooster en zijn aanhorigheden. Daarna werden de voorwaarden vastgelegd.
Behoudens enkele opportune wijzigingen die enkel de vorm betroffen, waren
deze dezelfde als die van Don Bosco plus de twee volgende: "7° Als ver-
goeding voor de onroerende belastingen op de gebouwen zal priester Bosco
een kosteloze plaats geven aan een jongen van het dorp die hem door de
gemeente zal aangewezen worden. 8° Alle inwoners van het dorp die de
klassen willen bijwonen, zullen als externen toegelaten en aanvaard wor-
den". Toen Don Bosco de nieuwe tekst in handen had gekregen, trok hij
een streep door nummer 7, zoals men thans nog zien kan, en wijzigde hij
nummer 8 als volgt: "Zullen toegelaten en aanvaard worden als externen

59.5 Page 585

▲back to top


- XIII/581 -
alle inwoners van het dorp die de catechismuslessen willen volgen en ook
de lagere scholen, wanneer deze zullen opgericht zijn." Op het einde van
artikel 6 deed hij bijvoegen: "behalve de roerende goederen die steeds
zijn eigendom zullen blijven." Met betrekking op het verzoek door Don
Bosco in artikel acht gedaan, liet de Gemeenteraad weten dat financiële
moeilijkheden niet toelieten "enige geldelijke subsidie bij te dragen tot
de verwezenlijking van het mooie filantropische plan."
De vurigste voorstander van het salesiaans werk was de aartspries-
ter Don Luigi Mellonio. Als mede-eigenaar van het klooster en van het
heiligdom, krachtens de akte van afstand, legde hij er zich ijverig op
toe de tegenstand van de minderbroeders observanten te breken. In de rand
van een brief van 12 juli schreef Don Bosco hierover volgende woorden be-
stemd voor Don Rua, die hij ermee gelast had de brief te beantwoorden:
"Men schrijve naar Rome dat wij ons steeds houden en zullen houden manda-
tis S. Sedis". Dan zond de aartspriester, hierbij wat gesteund door bis-
schop Mgr. Placido Pozzi, aan de heilige Congregatie van Bisschopen en
Regulieren een smeekschrift. Hierin gaf hij een uiteenzetting van de
staat van zaken en verklaarde hij dat Don Bosco het gebruik en de dienst
in het heiligdom aanvaardde, terwijl de gemeente eigenares zou blijven.
Verder zou hij zich geheel gedragen naar de beslissingen van de heilige
Stoel. Hij bevestigde dat "dit het enige middel was om zowel het klooster
als het heiligdom toegewijd aan de allerheiligste Maagd te onttrekken aan
de ontheiliging en aan de ondergang en tegelijkertijd het terug te schen-
ken aan zijn vroegere luister en te zorgen dat de kerk weer als vroeger
druk zou bezocht worden." Het antwoord op datum van 11 december 1877,
ondertekend door kardinaal Ferriere, machtigde de bisschop dit toe te
staan pro suo arbitrio et conscientia. Daarbij kwamen de gebruikelijke
verklaringen en het verbond in het klooster een college te openen. Er
werd alleen toegestaan dat er alumni Congregationis Salesianae zouden
verblijven alleen (dumtaxat) voor de bewaking en de dienst in de kerk.
______________
Op de keper beschouwd was dit zeer weinig. De bisschop vreesde dat
een salesiaans instituut zijn eigen apostolische scholen zou benadelen.
Zinspelend op deze beschikkingen van Zijne Excellentie had de aartspries-
ter aan Don Bosco geschreven:(1) "Ik hoop dat u ons niet alleen zult wil-
len laten. Het gaat over een goed en heilig werk en op die moeilijk be-
gaanbare weg worden we door distels en doornen tegengehouden." Er waren
er die meenden dat aan die narigheden met een slag een einde kon gemaakt
worden door de verkoop.(2) Maar toen Don Bosco zag welke richting de din-
gen namen toonde hij minder geestdrift voor de onderneming. Maar de
aartspriester gaf de strijd niet op. In juli 1878 wist hij een tweede
decreet te verkrijgen van de heilige Penitentiarie. Wij kennen maar vaag
(1) Brief, Farigliano, 18 september 1877.
(2) Brief van de Heer Occelli aan Don Durando, afkomstig van Farigliano. Farigliano, 18
januari 1878.

59.6 Page 586

▲back to top


- XIII/582 -
kennen maar vaag de inhoud ervan door volgende brief van de bisschop.
"
Eerwaarde Heer D. Bosco,
"
"
Vanochtend werd mij door de heer aartspriester van Farigli-
" ano een rescript getoond van de heilige Penitentiarie op datum
" van 24 juli, waarin mij de bevoegdheid wordt verleend indul-
" gendi met u, juxta petita, die U goed kent.
"
Ik heb ook andere brieven van u van verleden jaar, waarin
" het u behaagd heeft mij gerust te stellen betreffende uw inzichten
" nopens hiervoor vermelde aanvraag. Om mij nu in de gelegenheid te
" stellen de beschikking van de heilige Penitentiarie op te volgen,
" zou ik twee zaken nodig hebben: 1° dat u mij het rescript zou wil-
" len meedelen dat verleden jaar over dezelfde zaak verschenen is.
" Er wordt mij gezegd dat het bij u gebleven is. 2° dat u mij duide-
" lijk zou willen zeggen welke instellingen u meent in het leven
" te roepen in het klooster van de Mellea en welke hulp u mij zoudt
" kunnen geven om te verhelpen aan het betreurenswaardig tekort aan
" priesters dat ook ik betreur.
"
Ik begeef mij naar Biella voor de wijding van Mgr. Riccardi
" en ik hoop bij mijn terugkeer uw antwoord te zullen aantreffen.
"
Gisteren heb ik uw clerici met hun moedige directeur gezien
" en gezegend. De commissie toont zich eerder gemakkelijk en men zegt
" mij dat de examens voor de geestelijken goed verlopen. Deo gratias.
" Ik beveel mij aan uw gebeden aan en blijf steeds van harte
"
"
uw verknochte en toegenegen in
"
Jezus Christus
" Mondovi, 12 augustus 1878.
+ Placido, bisschop van Mondovi
Don Bosco moest persoonlijk aan de bisschop antwoorden. Op het
originele van de brief schreef hij wat hij over de afzonderlijke punten
dacht. Over het eerste punt schreef hij: "Wij hebben er geen." Over het
eerste gedeelte van het tweede punt: "Voorlopig studiehuis en noviciaat"
en over het tweede gedeelte: "Wat gedaan kan worden". Daarna overhandig-
de hij het blad met deze apostillen aan Don Rua en wees de reden hiervan
aan met deze zin bovenaan geschreven: "Aan Don Rua, enkel voor memorie."
Het is duidelijk dat voor hem de zaak, zoal niet opgegeven dan toch ge-
schorst was. In deze omstandigheden wou Don Bosco de gebeurtenissen niet
forceren. Nog een glimp van hoop was er voor zijn vrienden te Farigliano
gedurende de volgende jaren tot 1885, maar het was maar strovuur. Don
Bosco sprak er niet meer over.
Cremona.
Laten we ons nu bezighouden met het geval van Cremona. Kanunnik
Manini, de vroegere deken van Soresina, had op verschillende punten van

59.7 Page 587

▲back to top


- XIII/583 -
deze stad zeven huizen gebouwd, huizen van de Voorzienigheid genoemd,
voor jongens en meisjes, voor jongelingen die in gevaar verkeerden, voor
zusters en voor andere personen. De burgers die veel achting hadden voor
zijn werken, voorzagen hem ruimschoots van aalmoezen. Ieder huis was ech-
ter iets afzonderlijks. Iedere dag trok hij van het ene huis naar het
andere en schonk vooral aandacht aan hun inkomsten en uitgaven. Hij was
een heilig priester die zijn eigen patrimonium verbruikt had aan liefda-
dige werken en hij die zovele huizen voor anderen had klaargemaakt had er
geen voor zich zelf. Hij ging slapen waar de nacht hem verraste en soms,
om zich tegen de honger te beschutten, ging hij bij zijn broer aanklop-
pen. Wat de geestelijke leiding betreft, beschikte hij enkel over een
jonge priester die ging biecht horen wanneer hij dat kon doen. Zijn in-
stelling was door de regering erkend geworden als liefdadigheidswerk. Don
Asla had er een bezoek aan gebracht en aan Don Bosco een beschrijving
gegeven over de gang van zaken. Deze had geglimlacht en gezegd: - "Kijk,
wanneer men in de huizen niet veelvuldig tot de sacramenten nadert, dan
kunnen die huizen niet tot bloei komen." - De feiten stelden hem nadien
in het gelijk.
Welnu, in 1877 had Mgr. Ceremia Bonomelli, toen hij nog deken was
van Soresiana, hem op 31 augustus aan Don Bosco aanbevolen en hem ge-
vraagd hem te willen helpen om het voortbestaan te verzekeren van een
van zijn huizen, genaamd van de Verlatenen door de leiding ervan op zich
te nemen. "Ik geloof", - had de hoge prelaat gezegd - "dat het niet no-
dig is erop aan te dringen dat u de heilige onderneming van de deken zou
ter hulp komen, daar uw onvermoeibare ijver en uw uitnemende liefdadig-
heid, waarmee de Heer u begunstigd heeft, niet moeten aangepord worden;
ze kunnen eerder een stimulans zijn voor de anderen." De deken begaf
zich naar Turijn de laatste week van november om persoonlijk met Don
Bosco te onderhandelen. Er scheen mogelijkheid te bestaan tot een over-
eenkomst te raken en aldus schreef de bisschop aan Don Bosco:(1) "Moge
het aan de Heer behagen de vertroosting te mogen genieten in mijn stad
uw zonen en het gezegende werk dat ze overal uitdragen te mogen zien.
Herinner u dat mijn huis het uwe is. Het zal mij een gunst zijn u te mo-
gen ontvangen." Maar de omstandigheden waren daar van dien aard dat bij
de dood van de stichter de salesianen aan de deur konden gezet worden.
Er werden wel voorstellen gedaan hoe zij eigenaars ervan konden worden
maar het was aan dovemans deur kloppen en er werd niets meer over gezegd.
Het jaar nadien werd de mogelijkheid onderzocht zich te Cremona
na in een eigen huis te gaan vestigen. Dit wordt gezegd in volgende brief
van de bisschop aan Don Bosco.
(1) Brief. Cremona, 30 november 1877.

59.8 Page 588

▲back to top


- XIII/584 -
"
Eerwaarde en illustere Heer,
"
"
Mijn vurigste verlangen, waarover ik u op een andere keer
" gesproken heb staat, indien het God behaagt en indien u mij helpt,
" op het punt in vervulling te gaan. Dank zij het werk van verschei-
" dene zeer brave mensen werd er een groots gebouw aangeschaft met
" gepaste en ruime recreatiemogelijkheid en met een kerk ernaast op
" een van de beste plaatsen van de stad. In dit gebouw zou men drie
" of vier lagere klassen en een Oratorio voor zon- en feestdagen
" willen openen. Het gebouw zou aan de congregatie die door u ge-
" sticht werd afgestaan worden, tegen voorwaarden die bij gemeen-
" schappelijk akkoord zouden vastgesteld worden. De afstand zou
" eerst kunnen gebeuren in de maand april eerstkomende, omdat de
" huidige bewoners er tot dan toe mogen verblijf houden. U mag
" me niet "neen" zeggen, daar verzoek ik u om en dit bezweer ik u.
" Het zou het eerste huis in Lombardije zijn. De Heer zal het zege-
" nen. Het is redelijk dat u vooraf alles goed zou weten alvorens
" een contract te sluiten. Kom daarom of stuur iemand hier ter plaat-
" se en dit, indien het mogelijk is, tussen 15 en 22 september. Dra-
" ger van deze brief zal u wel uitleg kunnen geven. Nog eens verzoek
" ik u mij te verhoren en aan mijn arme stad veel goed te willen
" doen.
"
Met de hoogste achting
"
" Cremona, 6-9-78.
uw verknochte dienaar
"
+ Geremia, bisschop van Cremona.
Hem werd geantwoord op 21 september dat in de komende lente iemand
een bezoek zou brengen aan het gebouw en dat men daarna zou onderhande-
len. We zullen er op zijn tijd het verdere verloop van zien.
Lugo.
Laten we nu intussen neerdalen tot in het hartje van de Romagna,
tot Lugo. Hier had Don Francesco Grilli, een ijverige medewerker, als
tolk van het verlangen van vele van zijn medeburgers, de medewerkers van
Lugo samengeroepen en ze uitgenodigd het initiatief te nemen voor het
klaarmaken van een salesiaanse stichting in hun stad. Zonder enige moei-
lijkheid werd een commissie samengesteld van leken met de opdracht de
zaken te bestuderen en een voorstel te doen. Toen hierover verslag uit-
gebracht was bij Don Bosco, antwoordde zijn trouwe tolk dat het uitge-
drukte verlangen onderzocht werd, dat men bedankte voor het vertrouwen
dat in de salesianen gesteld werd, dat men ook van goede wil was om de
vraag in te willigen, maar dat op het ogenblik het personeel en de mid-
delen ontbraken, dat men nochtans hoopte dat het volgende jaar de sale-
sianen het personeel zouden vinden en de medewerkers de middelen.(1) Er
(1) Brief, 20 juli 1878.

59.9 Page 589

▲back to top


- XIII/585 -
zouden echter geen jaar, maar veertien jaar verlopen eer de zonen van Don
Bosco naar Lugo zouden gaan.
Bologna.
Een eigenaardig feit riep ons naar het verre Bologna. Op het ein-
de van november 1877 was een vreemde priester bij toeval voor de kerk
van Maria, Hulp der Christenen, voorbijgegaan. Hij was blijven staan,
had de voorgevel en de koepel bewonderd en was er binnengegaan om er wat
te bidden. Nieuwsgierig begon hij vooral het hoofdaltaar te bekijken en
nadien vroeg hij van wie de kerk en de omliggende gebouwen waren. Men
antwoordde hem dat ze van Don Bosco waren, die een groot aantal jongens
opnam en opvoedde. Hij die sinds geruime tijd gewenst had een jongen te
doen opnemen in een liefdadigheidsinstituut ging binnen bij de prefect,
nam inlichtingen, vroeg naar de voorwaarden en betaalde dadelijk het
kostgeld, zodat de jongen aanvaard werd. Toen dat gebeurd was, vroeg hij
of het mogelijk was Don Bosco te zien en hem een ogenblik te spreken.
Meermaals had hij Don Bosco horen vernoemen, maar hij kende hem niet en
had geen juiste gedachte over zijn huizen. Men leidde hem tot bij Don
Bosco en pas stond hij voor hem of met de expansieve vrijmoedigheid ei-
gen aan zijn geboortestreek begon hij alles te zeggen wat hem op het hart
lag: - "Ik ben een zekere Don Antonio Fusconi. U zult mijn circulaire
ontvangen hebben waarin ik bekend maak dat, met de goedkeuring van Zijne
Eminentie Kardinaal Parocchi, mijn Ordinarius, en met de zegen van de
heilige Vader, Leo XIII, ik eraan gedacht heb te Bologna een verbete-
ringsinstelling en een retraitehuis voor priesters te openen, aan wie de
bisschoppen een straf opleggen of die zich zelf willen terugtrekken om
een beter leven te leiden. Vandaag passeer ik te Turijn en het toeval of
liever de goddelijke Voorzienigheid heeft mij, zonder dat ik er ook maar
aan gedacht had, in de nabijheid van deze kerk gebracht en heeft mij
gedwongen in dit huis binnen te treden. Ik heb gevraagd met u, die naar
mijn weten verlicht wordt, te mogen spreken. Wat zegt u over mijn voor-
stel?
- "En wie heeft u", - antwoordde Don Bosco dadelijk - "het voor-
stel meegedeeld dat ik sinds vele jaren bestudeer? Sinds geruime tijd
beoefenen wij dit liefdadigheidswerk en wel met vrucht. In onze huizen
zijn er hier en daar enkele van deze priesters. Maar ik geloof niet dat
het voorstel, zoals het in uw circulaire uiteengezet wordt, kan verwe-
zenlijkt worden. Vooreerst zou geen enkele priester in uw instituut wil-
len binnentreden, want dat betekent als: ik ben een... weerspannige
priester. En zelfs wanneer er zouden zijn, op welke manier zou men ze
bezig houden? Doe dit: blijf hier enige tijd met ons in het Oratorio,
u zult zien hoe wij het doen, we zullen tot een akkoord komen en beter
ons plan kunnen bestuderen. Intussen zullen we ook de gelegenheid hebben
over andere zaken te spreken."-
Don Fusconi luisterde naar deze woorden alsof ze uit de hemel tot
hem waren gericht. Hij bleef er dineren. Terwijl hij met hem aan het pra-
ten was, kwam hij tot het besluit dat het beter was met Don Bosco overeen

59.10 Page 590

▲back to top


- XIII/586 -
te komen en ook salesiaan te worden. Hij had een verblijf in de stad ge-
nomen gedurende een zekere tijd. Hij sliep dus buiten het Oratorio, maar
's ochtends om 8 uur kwam hij er terug en bleef er werken tot 8 uur 's
avonds. Op zekere dag bedankte hij Don Bosco omdat het hem aan werk niet
had ontbroken. Don Rua wist werkelijk in het Oratorio dadelijk hoe hij
iemand volgens zijn bekwaamheid kon gebruiken en daarom was het zijn ge-
woonte niemand in het huis, wie het ook mocht zijn zonder enige bezigheid
te laten.
Enkele dagen nadien ging hij naar Novara, waar een zekere Don Pa-
racchini, zijn vriend, de advent predikte en daar kwamen ze beiden over-
een alles in handen van Don Bosco te leggen. Maar hierbij hadden ze, zo-
als men dat zegt, zonder de waard gerekend. Wanneer ze over het werk ge-
sproken hadden, schreef Don Paracchini aan zijn aartsbisschop, kardinaal
Parocchi, wat ze besloten hadden. Nadat hij aan Zijne Eminentie de ge-
gronde vrees van vervolgingen vanwege de regering en vanwege de openbare
mening verklaard had en gewezen had op de moeilijkheden, de priesters die
de goede weg verlaten hadden, daar in hun lang verblijf te houden en een
bezigheid te geven, vertelde hij hem de toevallige ontmoeting van Don
Fusconi met Don Bosco, de gedachtewisseling die ze gehad hadden en sprak
hij hem over het werk waaraan ze gedacht hadden onder de hoede van een
salesiaans huis te plaatsen. Hij verklaarde dat dit ook zijn mening was,
maar dat zij in alles en voor alles de zaak overlieten aan de wijsheid
van Zijne Eminentie. De kardinaal, die met de twee priesters over dit
degelijke initiatief al gesproken had, antwoordde op 21 december dat het
zijn inzicht was volledige vrijheid van actie te behouden, voor het ge-
val dat beiden zich niet in staat zouden achten de onderneming uit te
voeren." Een kloostercongregatie", - zei hij - "kan enkel door de ordi-
narius naar een diocees worden geroepen en dat is zo een delicaat punt
dat men aan niemand hiervan het initiatief kan laten zodat ik dat voor
me zelf voorbehoud en zoals ik dat opportuun zal oordelen." De brave
geestelijken waren letterlijk verstomd en met dezelfde eenvoud waarmee
ze zich met deze zaak hadden beziggehouden, trokken ze zich terug zonder
een woord uit te brengen. Don Fusconi keerde terug naar Bologna en bleef
steeds de goedheid van Don Bosco indachtig. Don Bosco, die op de hoogte
gebracht was geworden van de epiloog terwijl hij te Marseille was ín ja-
nuari 1879, dicteerde voor Don Barberis de punten voor het antwoord dat
aan Don Fusconi in zijn naam moest gegeven worden: "1° Men zou aan Zijne
Eminentie zeggen dat Don Bosco niet gesproken had over het openen van
huizen in zijn diocees. Hij had alleen maar alle salesiaanse huizen
voorgesteld en zelfs aangeboden, wanneer men er een geestelijke zou wil-
len naartoe sturen, die zijn plichten verzuimd had en terug op de rechte
weg zou raken. Zulke waren er al en zijn er op dit ogenblik in onze hui-
zen. 2° Indien er ooit tussen de zeer talrijke aanvragen om salesiaanse
huizen te openen er een zou zijn, waarvoor de gepastheid zou blijken te
bestaan in het diocees Bologna, zou men vooraleer een voorstel te doen
er de gedachte van uiteenzetten aan de ordinarius van het diocees, zoals
in onze constituties te lezen staat. 3° Het staat Don Fusconi volledig
vrij een volmaakter staat, zoals die voor de buitenlandse missies, te
kiezen. De administratie van het werk voor de priesters zou hij dan over-

60 Pages 591-600

▲back to top


60.1 Page 591

▲back to top


- XIII/587 -
laten aan hem of aan hen, aan wie de ordinarius van Bologna deze het
liefst zou toevertrouwen." - "U zult hem hartelijk groeten in de Heer en
ik zal tot God bidden dat Hij hem steeds in goede gezondheid zou bewa-
ren." Don Barberis schreef zijn brief volgens deze richtlijnen en hier-
mee was deze episode voorgoed afgesloten.
Ceccano.
Wanneer Don Bosco zich te Rome bevond, was de zaak van het college
van Ceccano weer te berde gekomen. Omstreeks 15 januari had kardinaal
Berardi Don Bosco laten roepen en hem gezegd dat de overste van de sco-
lopen niet meer in staat was er nog verder mee door te gaan; dat hij tot
elke prijs intussen een salesiaanse priester wou hebben, maar dat voor
het jaar 1878-79 alles in handen van Don Bosco moest overgaan." Deze aan-
vaarding" - schreef dadelijk Don Bosco aan Don Rua: "zou in de huidige
staat van zaken moreel noodzakelijk zijn. Zal ze echter mogelijk zijn?
Zou men Don Guidazio met een clericus en een coadjuteur naar het college
van Ceccano kunnen sturen om de administratie ervan op zich te nemen? In
dat geval zou het nodig zijn dat Don Durando zich opnieuw voor de wagen
zou spannen (1) die hij al vele jaren getrokken heeft. In dat college
zijn er op dit ogenblik 20 internen en een tiental externen. Er worden
technische en gymnasiale leergangen gegeven. De leermeesters zijn er
allemaal maar ze komen alleen om er klas te geven. Spreek erover en zeg
me dan of het mogelijk is. Ik heb aan de kardinaal gezegd dat ik naar
Turijn zal schrijven en dat we zullen doen wat mogelijk is om hem genoe-
gen te doen."
Dit "spreek erover" wordt verklaard in het eerste gedeelte van de
brief, waarin Don Bosco zegt: "U zult er goed aan doen het Hoofdkapittel
met nog enkele anderen samen te roepen om er de zaak van het Berardicol-
lege te bespreken." Don Rua gehoorzaamde.
Per telegram van 16 januari vroeg Don Bosco of de zaak van Cecca-
no kon verwerkelijkt worden en, indien dat zo was, gaf hij het bevel
"onmiddellijk" personeel naar Rome te sturen. Don Rua antwoordde per
telegram dat het onmogelijk was het te doen. Met tegenzin moest de kar-
dinaal er zich bij neerleggen, maar tegen de herfst moest men gereed
zijn.
In de herfst was de kardinaal sinds verscheidene maanden overle-
den. In de zomer echter hernieuwde zijn broer met aandrang zijn aanvraag.
Ook Pater Tassinari, overste van het instituut, wou tussenkomen. Hij had
het bevel ontvangen die post te verlaten maar het speet hem zeer een werk
in de steek te laten, dat bestemd was om veel goed te doen. Daarom
schreef hij op 9 augustus aan Don Bosco en beschreef hij hem in geuren en
(1) Hij zou, met name de leiding van de studies in het Oratorio, weer op zich moeten
nemen.

60.2 Page 592

▲back to top


- XIII/588 -
kleuren de zedelijke en godsdienstige ellenden van zekere plaatsen aan
gindse kant van Rome en smeekte hem, nu hij "de dappere en goede leden
van zijn sociëteit" naar verre landen stuurde, er ook naar die streken te
laten gaan om er zich bezig te houden met de leiding en het onderwijs van
de kostschool. Don Bosco kon niet ongevoelig blijven voor een zo drin-
gende oproep. Hij gaf dan, inderdaad, ook opdracht aan Don Monateri, di-
recteur van Albano, tot onderhandelen. Daar verliepen de zaken niet zoals
Don Bosco het zou gewild hebben. Daarom rijpte bij hem het plan zijn zo-
nen terug te roepen en er gebruik van te maken voor andere bestemmingen.
Hij schreef dan ook aan Don Monateri:
"
Mijn beste D. Monateri,
"
"
Vooruit naar grote ondernemingen...
"
Markies Berardi zou ons zijn befaamd college van Ceccano
" willen toevertrouwen. In het verleden is er al spraak over ge-
" weest, maar er is niets van gekomen omdat ik toen niet wilde;
" maar nu ben ik wel geneigd te onderhandelen.
"
Ik heb hem geschreven dat jij bij hem zult komen en dat
" je over twee punten zult onderhandelen: 1° de zaak op ons risico
" nemen. 2° ofwel enkel de administratie op ons nemen met de wedde
" die dan aan heel het personeel moet uitbetaald worden.
"
Dit veronderstelt dat we Albano aan zijn lot zouden over-
" laten en er vaarwel aan zeggen.
"
Je moet er echter aan denken dat die heer wel zeer rijk
" is, maar ook een gewiekste speculant! Wanneer je dan over alle
" gegevens zult beschikken en alles met voorbehoud zult behandeld
" hebben, zul je dadelijk naar Turijn vertrekken om te zien welke
" overeenkomst er kon afgesloten worden.
"
Ik heb dit alles in deze zin reeds geschreven aan voor-
" noemde heer. Ik wens alle goed toe aan jou en aan onze beste me-
" debroeders en geloof me in Jezus Christus te zijn
"
" Turijn, 4 september 1878.
je toegenegen vriend
"
Pr. Gio. Bosco.
Maar per slot van rekening waren er alleen maar veel woorden ver-
spild en werd er geen besluit getroffen. Het college werd later gelijkge-
steld met de openbare scholen, wat er wat leven inbracht. Als voorlopig
directeur bleef een pater van de orde van de scolopen van de provincie
Toskanen. Markies Berardi zag dat deze op ieder ogenblik door zijn over-
sten kon teruggeroepen worden en koesterde nog eenmaal de illusie dat de
salesianen er zouden komen voor de leiding en het onderwijs. Don Bosco
echter, die in zijn werking zijn handen wou vrij houden en zag dat er
naast administratieve banden ook moeilijkheden oprezen wat de scholen
betrof, nam zijn nieuw aandringen niet eens meer in aanmerking.

60.3 Page 593

▲back to top


- XIII/589 -
Rome.
Te midden van die zee van zorgen verloor Don Bosco nooit Rome uit
het oog, waar hij steeds trachtte zich te vestigen. Zoals we gezien heb-
ben trad hij op bij de regering, maar zonder zich al te vele illusies te
maken omdat hij zijn beste hoop stelde op de hulp van het kerkelijk ge-
zag. Alvorens in maart 1878 Rome te verlaten had hij aan Leo XIII een
smeekschrift gestuurd, waarin hij vergunning en middelen vroeg om er een
tehuis te openen.
"
Heilige Vader,
"
"
Priester Giovanni Bosco, nederig neergeknield aan de
" voeten van Uwe Heiligheid, smeekt U hem te willen toelaten de uit-
" eenzetting te geven over een sterk aangevoelde nood in alle stre-
" ken maar vooral te Rome.
"
Deze verheven stad was in normale tijden steeds ruim voor-
" zien van opvoedingsinstituten voor iedere sociale stand van bur-
" gers. Thans maken de abnormale toestand van zaken, de buitengewone
" aangroei van de bevolking, het feit dat er van ver vele jongens
" naartoe komen op zoek naar werk of naar bescherming, sommige voor-
" zieningen onontbeerlijk in het belang van de lagere bevolkings-
" klasse. Deze behoefte wordt op een pijnlijke wijze duidelijk ge-
" maakt door het grote aantal jongens die op de pleinen en straten
" rondzwerven om dan meestal de gevangenissen te gaan bevolken. Om
" minstens gedeeltelijk te voorzien in deze nood worden jaarlijks
" niet minder dan honderd kinderen uit deze stad naar de salesiaanse
" tehuizen van Genua en Turijn gestuurd. Deze arme jongens zijn meer
" verlaten dan verdorven en het blijkt dat het voor hen een grote
" weldaad zou zijn, indien men te Rome een instituut zou openen,
" waar:
"
1° ze op zon- en feestdagen zouden samenkomen in voor hen
" bestemde tuinen en men hen daar zou bezig houden met een aangename
" recreatie, met muziek, turnen en ander aangenaam tijdverdrijf ter-
" wijl ze ook zouden onderwezen worden in de catechismus en in god-
" vruchtige oefeningen.
"
2° dag- en avondscholen geopend worden voor de armen, met
" name voor die jongens die al wat losbandig of haveloos zijn en
" niet in de openbare scholen aanvaard worden.
"
3° waar zij, die zeer arm en volkomen verlaten zijn, wor-
" den opgenomen in een voor hen bestemd tehuis, waar ze samen met
" godsdienstonderricht ook een vak kunnen leren om met de tijd hun
" brood te verdienen en als goede christenen te leven.
"
Met deze middelen zou men aan niet weinige arme jongens
" een christelijke opvoeding kunnen geven, zodat ze op de weg van
" eer en zedigheid gebracht worden met gegronde hoop dat ze niet
" meer de gevangenissen gaan bevolken die voor hen al openstonden.

60.4 Page 594

▲back to top


- XIII/590 -
"
Om deze belangrijke en moeilijke taak te vervullen biedt,
" indien het U behaagt, de nederige schrijver gaarne zijn salesiaan-
" se kloosterlingen aan, die juist dit doel beogen en met Gods hulp
" elders al goede resultaten bereikt hebben. Zij zouden werkelijk
" gelukkig zijn telkens als ze niet enkel uw bevelen, maar ook maar
" een wens van U kunnen vervullen en hun zwakke krachten verenigen
" met die van zovele priesters die ijverig hetzelfde oogstveld be-
" werken. Een grote moeilijkheid doet zich voor bij het verschaffen
" van de stoffelijke middelen, waarmee een dergelijk instituut moet
" gesticht en onderhouden worden. Maar omdat de Voorzienigheid nooit
" tekort is geschoten in dergelijke gevallen, hopen wij met levendig
" vertrouwen dat de barmhartige God ofwel de noodzakelijke middelen
" zal bezorgen ofwel een rijke katholiek zal aantonen die, bewogen
" door de zwaarwichtigheid van de behoefte, ter hulp wil komen aan
" de hoofdstad van het christendom en deze kinderen zal redden van
" de materiële en morele ondergang om ze aan de burgerlijke maat-
" schappij terug te schenken als goede christenen en goede burgers.
"
Moge Uwe Heiligheid zich verwaardigen dit voorstel dat wij
" bedacht hebben te zegenen evenals de nederige ondertekenaar van
" dit vertoogschrift, die voor uw voeten neerknielt en betuigt
" van U te zijn
"
"
de zeer nederige verzoeker,
"
Priester Gio. Bosco.
Het is waarschijnlijk dat dit verzoekschrift in handen gegeven
werd van de kardinaal-vicaris, die als rechtstreekse taak had te voorzien
in de geestelijke noden van de eeuwige stad. Eerlang zullen we de grond-
slag van deze waarschijnlijkheid zien. Vier maanden nadien liet de Unità
Cattolica in zijn nummer van 3 augustus aan Turijn een voorschrift ver-
schijnen vanwege de kardinaal-vicaris, op bevel van de paus, aan de pas-
toors van Rome over de pogingen van de ketterij in de hoofdstad van het
katholicisme. "Sinds deze stad", zo zei Zijne Eminentie, "aan het poli-
tiek beheer van de heilige Stoel werd onttrokken, doen de ketters en de
sektariërs te Rome aanzienlijke pogingen met het goud dat hun uit de
handen van overzee in grote massa's toestroomt. Naast verschillende tem-
pels en conferentiezalen die ze langs de bevolkte straten bijna als een
belediging hebben opgericht, hebben ze wel tien scholen voor jongens en
meisjes geopend, evenals sommige kostscholen en asielen onder de leiding
van protestanten met de zeer duidelijke bedoeling het vergif van hun
dwalingen te verspreiden samen met het brood en de stoffelijke hulp waar-
mee ze zeer kwistig omspringen voor hun toehoorders en leerlingen, ter-
wijl ze misbruik maken van de steeds groeiende ellende van deze bevol-
king." Deze klachten verscheurden het hart van Don Bosco. Hij greep naar
de pen en schreef aan de kardinaal-vicaris een zeer positieve brief.

60.5 Page 595

▲back to top


- XIII/591 -
"
Hoogwaardige Eminentie,
"
"
Enkele maanden geleden toen ik de eer had met u te spreken
" hebt U mij, bij het zien van de stijgende gevaren voor de arme
" jongens, met vaderlijke goedheid aangemoedigd de manier te bestu-
" deren waarop te Rome een tehuis kon geopend worden, opdat de sa-
" lesianen ook hun nederige bijdrage zouden kunnen geven bij de
" verdediging van de hoofdstad van de katholieken, aangevallen en
" zelfs overstroomd door zovele vijanden.
"
U hebt ook de bemerking gemaakt dat het noodzakelijk was
" iets te doen om de droevige gevolgen te verlichten die voortspro-
" ten uit het verdrijven van de kloosterorden en uit de inspannin-
" gen door de protestanten gedaan om de godsdienst aan te vallen en
" te bestrijden op de plaats zelf waar zich haar centrum en haar
" opperhoofd bevindt.
"
Ik was er nog mee bezig na te denken over de manier om een
" voorstel te verwerkelijken, op het ogenblik dat uw laatste uit-
" stekende circulaire de katholieken aanmaande waakzaam te zijn en
" op de vooruitgang wees die de dwaling ten nadele van de waarheid
" aan het doen is.
"
Deze stand van zaken heeft mij diep bewogen en heeft mij het
" besluit doen nemen enkele salesianen volledig te uwer beschik-
" king te stellen. Veel zullen ze niet doen, maar ze zullen ten min-
" ste tonen dat ze met goede wil bezield zijn om te werken en, waar
" dat nodig zou zijn, alles, ook hun leven, op te offeren ter verde-
" diging van onze heilige katholieke godsdienst.
"
Toch onderwerp ik mijn plan aan de verlichte wijsheid van
" Uwe Eminentie.
"
De salesianen die zich te Albano bevinden hebben een te be-
" perkt apostolaatveld. Ze zijn met twaalf gediplomeerde leraren,
" en seminaristen en externen samen, hebben ze maar 35 leerlingen.
" Ik zou daarom dit volledige personeel of een gedeelte ervan ter
" beschikking van Uwe Eminentie stellen. U zult er dan gebruik van
" maken ofwel voor het onderwijs ofwel voor het heilig ministerie,
" zoals U dat best zult oordelen voor de meerdere glorie van God en
" ten bate van de zielen.
"
Maar waar zullen ze verblijven en waarvan zullen ze leven?
" Ik hoop dat wij met de steun van Uwe Eminentie vooruit zullen gaan.
" In andere landen hebben we zonder middelen huizen geopend waar we
" wel 25.000 kinderen hebben gevoed en opgevoed. Zouden we er dan
" niet in slagen te Rome, met de steun van Uwe Eminentie en met de
" hulp van de goddelijke Voorzienigheid, die ons nooit in de steek
" liet een tehuis te openen?
"
Ik heb afgesproken met Mgr. Domenico Iacobini, die op de
" hoogte is van onze zaken. Hij zal bij u komen om uw goedkeuring
" te komen halen en te beginnen.
"
We zijn allen met de vaste wil bezield niets te doen wat
" uw goedkeuring niet zou hebben en tegelijkertijd willen we u zo
" weinig mogelijk last bezorgen.

60.6 Page 596

▲back to top


- XIII/592 -
"
Ik schrijf u met het vertrouwen van een zoon op zijn vader
" en ik vraag u mij steeds met uw advies te willen bijstaan.
"
Hertogin di Galliera bevindt zich nog steeds te Parijs. Er
" werd mij verzekerd dat zij op het einde van deze maand naar Genua
" zal komen. Op dat tijdstip zal ik een middel zoeken om haar deze
" brieven in handen te geven en nadien zal ik aan Uwe Eminentie het
" resultaat meedelen.
"
Terwijl ik met christelijke liefde uw heilige zegen vraag
" over alle salesianen, verzoek ik u de nederige huldeblijken van
" mijn diepe erkentelijkheid te willen aanvaarden en heb ik de eer
" te zijn
"
" Turijn, 6 augustus 1878.
uw nederige en verplichtende dienaar
"
Priester Gio. Bosco.
Zijne Eminentie antwoordde hem met de grootste bereidvaardigheid:
"U zal best begrijpen hoe aangenaam mij uw aanbod is om hier te Rome een
tehuis voor jongens, onder de leiding van de salesianen te openen, en om
twaalf arbeiders te sturen in deze geliefde wijngaard van de Heer. Het
schijnt mij echter toe dat we voorzichtiger handelen met het antwoord van
Mevrouw di Galliera af te wachten. Rome heeft immers niet geleerd liefda-
dige en godsdienstige werken te onderhouden met de hulp van de private
liefdadigheid. Andere instituten die het wilden proberen konden zich niet
in stand houden. Wanneer wij het antwoord van die dame ontvangen hebben,
zullen we bespreken wat er kan gedaan worden."(1)
Maria de Ferrari, hertogin di Galliera, geboren te Genua in 1812
en gestorven te Parijs in 1888, vertoefde gewoonlijk in de Franse hoofd-
stad. Zij beschikte over een onmetelijk fortuin en gebruikte miljoenen
en miljoenen voor liefdadige werken, waaronder het grote ziekenhuis van
Genua op de eerste plaats kwam.
Het was aan haar dat de kardinaal-vicaris rechtstreeks of door
een tussenpersoon, we weten het niet, het smeekschrift dat Don Bosco aan
de paus gestuurd had, overhandigd had. Het was vergezeld van de volgende
brief gedateerd te Rome en ondertekend door hem die voorgesteld had de
brief te schrijven; maar hij werd opgesteld door Don Bosco, die haar de
envelop moest ter hand stellen.
(1) Brief van augustus 1878.
(2) In een brief vanuit Sampierdarena aan Don Berto (19 september 1878) schrijft Don
Bosco hem te willen sturen "de brieven... gericht aan de heilige Vader voor een
huis te Rome, samen met de brief van de kardinaal-vicaris aan de hertogin di
Galliera". Het schijnt dus wel dat de kardinaal zelf er zijn handtekening onder
plaatste.

60.7 Page 597

▲back to top


- XIII/593 -
"
Excellentie,
"
"
De abnormale toestand waarin de christelijke opvoeding
" zich in deze verheven stad bevindt vordert de aandacht van
" alle goede katholieken, die de goddelijke Voorzienigheid in
" staat heeft gesteld hulp te bieden.
"
Met dit doel heeft onze heilige Vader de paus Leo XIII
" mij gemachtigd u te vragen het hierbijgaande Memorandum, dat
" aan Zijne Heiligheid zelf gestuurd werd te willen inzien.
"
De priesters Giovanni Bosco en de theoloog Don Giacomo
" Margotti werden ermee gelast deze brief bij u te brengen,
" uitleg te verschaffen waar dat noodzakelijk zou blijken en
" van u het antwoord te vernemen dat God zal ingeven aan uw
" liefdadige hart. Het gaat erom die talrijke jongens te helpen,
" afkomstig uit verschillende landen en werelddelen, maar die
" aan zichzelf overgelaten zijn en in groot gevaar verkeren hun
" eer en hun eeuwige zaligheid te verliezen.
"
Met vertrouwen dat u zich zult gewaardigen deze eerbiedige
" maar dringende vraag in aanmerking te nemen heb ik de eer
" met verschuldigde achting te ondertekenen.
"
" Rome, oktober 1878.
Te Rome hielden Mgr. Jacobini, secretaris van de Breven, en andere
liefdadige personen zich met veel goede wil bezig met de stichting van
een college voor vakleerlingen, dat tehuis van Sint-Jozef zou genoemd
worden. Monseigneur was, misschien in juli, naar Valdocco geweest om er
te spreken over het huis en het terrein waar men zich zou vestigen. De
aankoop kon tegen een redelijke prijs gebeuren. Het gebouw en de omlig-
gende grond hadden een oppervlakte van 20.000 m2, buiten de Cavallegeri-
poort. Het terrein paalde aan een kant aan de zuilenrij van Sint-Pieter
en aan de andere kant aan de "via del Sant Ufficio." Het strekte zich uit
tot Lungara en omvatte in zijn omtrek een heuvel waar het huis oprees.
Verscheidene heren en monseigneurs schenen ijverig op zoek te zijn naar
geld voor de aankoop. Gedurende zijn gesprekken met de secretaris van de
Breven schreef Don Bosco met eigen hand de artikels die de grondslag zou-
den zijn van een overeenkomst tussen hem en de commissie die zou opge-
richt worden met als voorzitter Monseigneur en met de speciale steun van
de edele ridder Adolfo Silenzi. Hier gaat de tekst:
"
Mgr. Jacobini en de heer Ridder Silenzi, bewogen. door
" de droeve toekomst die de arme en verlaten jongens van de
" stad Rome vooral inzake godsdienst te wachten staat en met
" de wens mee te werken met de inspanningen van Zijne Heilig-
" heid, de regerende paus, Leo XIII, om de kinderen van de
" lagere volksklasse verwijderd te houden van de protestantse

60.8 Page 598

▲back to top


- XIII/594 -
" grondinstellingen, hebben besloten een huis of tehuis te openen,
" waarvan zij de leiding en de administratie zullen afstaan aan de
" leden van de salesiaanse congregatie die zich speciaal aan het
" welzijn van de in gevaar verkerende jeugd gewijd hebben.
"
Priester Bosco van zijn kant, namens de vrome salesiaanse
" sociëteit waarvan hij de overste is, bedankt uit ganser harte de
" voornoemde administratie, die zich gewaardigd heeft zich tot zijn
" nederige sociëteit te wenden, belooft zijn werk en dat van zijn
" onderhorigen ten dienste te stellen. Opdat dan het instituut ste-
" vig zou gevestigd worden en de gewenste vruchten zou voortbrengen
" en de salesianen hun constituties zouden kunnen naleven en met
" vrucht hun opvoedingsstelsel toepassen, worden volgende artikels
" voorgesteld, die kunnen dienen als grondslag voor de voorwaarden
" en wijzigingen die vereist worden door omstandigheden van tijd,
" plaats en personen.
"
Art. 1° De administratie oefent een volstrekt en volledig
" gezag uit op alle fondsen die het patrimonium van het tehuis uit-
" maken.
"
Aankoop, verkoop, herstelling en alles wat op deze fondsen
" betrekking heeft, behoort uitsluitend tot de bevoegdheid van
" voornoemde commissie.
"
Art. 2° De leiding en de huishoudelijke administratie wordt
" volledig toevertrouwd aan Don Bosco, die voor het volgende zal
" zorgen:
"
Een directeur die aansprakelijk is voor heel het personeel,
" de voorraden, de zedelijkheid, de tucht en voor alles wat het
" burgerlijke, kerkelijk en schoolgezag betreft. Een econoom die
" zorg zal dragen voor de stoffelijke zaken, voornamelijk de ver-
" bruikszaken: bijv. voorraden aan eetwaren, kleren en dergelijke.
" Hij moet erover waken dat in ieder werkhuis van het instituut
" geen werk zou tekort zijn.
"
De portier, een voldoende aantal prefecten of surveillan-
" ten, vakleraren, schoolmeesters, de kok en de andere dienaars
" zullen door de directeur gekozen worden, opdat hij aansprakelijk
" zou zijn voor de tucht en de zedelijkheid en het persoonlijke
" voordeel van de leerlingen.
"
Art. 3° De commissie zal naar believen 30 jongens uitkie-
" zen waarvoor ze een daggeld zal betalen van 0,80 Fr. plus 20 cen-
" times voor de kleren, het wasgoed, het verstellen van kleren. Be-
" halve betaling van dit bedrag of 30 fr. per maand zullen deze
" jongens gevoed en gekleed worden en zal hun alles wat ze nodig
" hebben worden verschaft.
"
Het aantal jongens kan naar believen verhoogd worden van
" voornoemde commissie in overeenstemming met het daggeld voor
" iedere jongen vastgesteld.
"
Van zijn kant mag de directeur, voor zover het gebouw dat
" toelaat, arme kinderen voor eigen rekening ontvangen op voorwaar-
" de dat er geen gevaar bestaat voor zedelijkheid en godsdienst.
"
Voor de vakleraren en voor het inwonende personeel zal de
" commissie een bedrag vaststellen ofwel voor iedere persoon afzon-
" derlijk ofwel gezamenlijk. Hierover zullen vanwege de directeur
" geen moeilijkheden ontstaan.
"
N.B. De persoonlijke lonen voor dergelijke ambten worden
" bij ons te Turijn als volgt vastgesteld:
"
De vakleraren in de werkhuizen van ons instituut ontvangen

60.9 Page 599

▲back to top


- XIII/595 -
" tussen 24 en 28 Fr. per week, maar voeding, kleding en logies
" zijn op hun kosten.
"
De portier, de kok, het andere dienstpersoneel, de prefec-
" ten of surveillanten, de schoolmeesters ontvangen doorgaans voe-
" ding en logies in het instituut waar zij hun dienst verrichten
" met een maandelijkse vergoeding van 25 fr. voor de onkosten aan
" kleren, wasgoed, schoeisel, verstelgoed en dergelijke meer.
"
Het aantal van deze personen mag stijgen of dalen in ver-
" houding met het aantal leerlingen.
"
Wanneer deze ambten kunnen toevertrouwd worden aan leden van
" de salesiaanse congregatie dan kunnen aanzienlijke kortingen
" op het schoolgeld van de externen toegestaan worden.
"
Art. 4° Voor de lagere dag- en avondscholen en eveneens
" voor de vakscholen zullen meesters gestuurd worden die in het
" bezit zijn van hun titels, patent of diploma, om zich aan geen
" moeilijkheden vanwege het schoolgezag bloot te stellen.
"
Art. 5° De jongens door de commissie voorgesteld kunnen aan-
" vaard worden op de voorwaarden die ze verkiest. Ze moeten ech-
" ter gezond zijn en de leeftijd van tien tot zestien jaar bereikt
" hebben. Zij kan ze ook uit het instituut wegsturen, maar gedu-
" rende de tijd dat ze daar vertoeven, zullen ze de reglementen
" en de tucht samen met de andere leerlingen moeten naleven.
"
Art. 6° Het opvoedingsstelsel toegepast door de salesia-
" nen, dat voorkomend of preventief genoemd wordt, maakt geen
" gebruik van straffen, noch van beteugelende bedreigingen, maar
" het vereist een heel bijzondere ingesteldheid vanwege hen die een
" taak in het instituut vervullen. Daarom wordt eerbiedig verzocht
" dat de heren van de commissie vrijelijk het huishoudelijke re-
" glement aanvaard in alles salesiaanse huizen van Italië, Frank-
" rijk en Amerika, laten toepassen.
"
Art. 7° Wij hopen dat een dergelijk instituut ook na ons
" zal blijven voortbestaan, maar niettemin kan de duur van deze
" overeenkomst op tien jaar worden vastgesteld. Wanneer het zou
" gebeuren (en het zal stellig niet voorvallen) dat een van de
" partijen een einde zou willen stellen aan deze overeenkomst,
" dan zal zij aan de andere partij hiervan opzegging moeten geven
" vijf jaar vooraf.
"
Art. 8° Daar de salesianen als kloostercongregatie naar
" de stad Rome gaan, wordt er afgesproken dat zij vooraf de toe-
" stemming en de voorwaarden moeten hebben en naleven die de hei-
" lige Vader of Zijne Eminentie de kardinaal-vicaris opportuun
" zullen oordelen voor de meerdere glorie van God en het welzijn
" van de zielen.
"
Art. 9° Deze overeenkomst zal haar uitwerking hebben op
" de dag waarop ze door beide partijen zal ondertekend worden en
" de salesianen in dienst zullen treden van hun respectief ambt.
"
N.B. Eens dat de hierboven genoemde grondslagen aan-
" vaard zijn, zal men zonder moeilijkheid alle andere zaken die
" op de praktijk hiervan betrekking hebben, kunnen vaststellen.

60.10 Page 600

▲back to top


- XIII/596 -
Toen de hertogin di Galliera terugkeerde naar Genua, liet Don
Bosco haar bij middel van haar agent, de heer Angelo Ferrari, de brieven
uit Rome toekomen. Intussen had de eigenaar, Pascucci onder de druk van
andere kandidaat-kopers, een compromis aan Don Bosco gevraagd.(1)Don
Bosco bracht de zaak voor het hoofdkapittel op de avond van 27 december.-
"Wat moeten we antwoorden"? - vroeg hij aan de leden van het kapittel. -
"Wij hebben een huis te Rome nodig. Het lokaal is geschikt en kan ver-
ruimd worden. De lucht is er stellig gezond. Men hoopt het te kunnen be-
redderen door enkel de kosten voor de nieuwe aanpassing en de meubilering
uit te geven. Het is een goede zaak dat we dicht bij het Vaticaan zijn."-
Het kapittel bracht een gunstige stemming uit en Don Bosco antwoordde
naar Rome in gunstige zin.
Twee zaken spanden samen tegen het welslagen van de onderneming. In
dat huis bevond zich een koninklijke drukkerij waarvan het huurcontract
wegviel op het einde van 1881. Het scheen wel dat de huurder geneigd was
te ontruimen in 1879 omdat de plaats te eng was voor hem, maar het blijkt
niet dat de moeilijkheden, eigen aan een dergelijke verhuizing overwonnen
waren. Een tweede tegenslag was het weigerende antwoord van de hertogin,
waarop men zo sterk gerekend had. Dat antwoord kwam op het einde van fe-
bruari 1879. De drager van de brief deelde aan Don Bosco mee dat het de
hertogin erg speet niet te kunnen bijdragen tot de stichting van het in-
stituut te Rome omdat ze reeds zulke ontzaglijke verplichtingen op zich
genomen had voor de oprichting en het onderhoud van verscheidene welda-
digheidshuizen waarbij twee prachtige ziekenhuizen te Genua.(2) Het
blijft een feit dat, toen Don Bosco in maart 1879 naar Rome ging, er niet
meer gesproken werd over het onroerend goed buiten de Porta Cavallegge-
rie, maar dat de opzoekingen elders voortgezet werden. Men wou een kloos-
ter hiervoor aanpassen. Mgr. Jacobini en kardinaal Oreglia, in verstand-
houding met de heilige Vader, drongen aan. Don Bosco begaf zich bij de
prefect van Rome voor de nodige machtigingen.
Toen alle stappen gedaan waren zagen de heren te Rome in dat ze Don
Bosco niet meer nodig hadden en dat ze het zelf konden gedaan krijgen.
Zij zouden echter gewenst hebben dat hij van hen afhankelijk zou blijven
en behalve de geestelijke, ook de huishoudelijke leiding onder hun lei-
ding zou laten. Don Bosco weigerde en dat was dan het begin van de koele
houding van kardinaal Oreglia tegenover hem.
Van al die werken door Don Bosco ondernomen was er toch geen en-
kel dat men diende op te geven, wegens een tekort aan voorzichtigheid bij
het aanvatten van de zaak. Deze voorzichtigheid die, in overeenstemming
(1) Brief van advocaat Ignazio Bertarelli, Rome 22 december 1878.
(2) Brief van A. Ferrari aan Don Bosco, Genua, 27 februari 1879. Enkele jaren later
werd deze heer door het gerecht vervolgd onder de beschuldiging meer dan tien mil-
joen te hebben verduisterd.

61 Pages 601-610

▲back to top


61.1 Page 601

▲back to top


- XIII/597 -
met de constituties steeds "zeer groot" diende te zijn, bij het openen
van nieuwe huizen, werd door hem altijd in de hoogste mate in praktijk
gesteld. Een bewijs hiervan is het besluit van Don Bosco in december
1878. Don Cagliero en Don Durando naar die plaatsen te sturen vanwaar de
belangrijkste voorstellen gekomen waren, om alles te gaan nazien en er
verslag over uit te brengen. De keuze viel op hen omdat hij hen dat jaar
ermee gelast had de stappen te doen die op het aanvaarden van werken
betrekking hadden. De beraamde rondreis waarin ook Sicilië begrepen was,
kon gebeuren in februari 1879. De heilige Vader ging niet alleen voor de
werken die hij aan de salesianen wou toevertrouwen met zoveel omzichtig-
heid te werk. Gedurende de zomer en de herfst had Don Cagliero Don Bosco
vergezeld naar Quargnento in de omgeving van Alessandria. Hij wou zich de
visu rekenschap geven van de omstandigheden, waarin zich daar de Dochters
van Maria, Hulp der Christenen, die men daar gevraagd had voor het kin-
derasiel, bevonden. Drie zusters begaven zich nadien erheen op 21 no-
vember, geleid en geïn-stalleerd door hun algemene directeur, Don Cagli-
ero. Het was het eerste openbare asiel door de Dochters van Don Bosco
geopend.
Don Bosco zou zich heel wat hoofdbrekens bespaard hebben indien
hij er in zeer vele gevallen de voorkeur aan gegeven had er korte metten
mee te maken door "neen" te antwoorden of te doen antwoorden aan hen die
hem voorstellen deden. Maar een dergelijk procédé is goed voor mensen die
bang zijn zich moe te maken en niet voor heiligen. De gedragslijn die hij
volgde werd geformuleerd in volgende regels op 30 augustus 1877 geschre-
ven aan een Monseigneur die we niet kennen: "U weet dat ik alles doe wat
ik kan en van iedere gelegenheid gebruik maak. Gaat het erom iets te aan-
vaarden of te kopen? Dat men stappen doe en mij zegge wat ik doen moet om
de zaak te laten vorderen. Van mijn kant zal ik niets nalaten om te
trachten zielen te winnen voor de Heer."

61.2 Page 602

▲back to top


- XIII/598 -
H O O F D S T U K XXI
NIEUWE STICHTINGEN IN ITALIE
Elke nieuwe stichting heeft haar eigen geschiedenis, die een
nieuwe draad komt voegen bij het stramien van de levensbeschrijving van
Don Bosco. Deze grondslag die al zo rijk en verscheiden is, verkrijgt
steeds grotere rijkdom en verscheidenheid tot glorie van God, die bewon-
derenswaardig is in zijn heiligen en tot stichting van wie dit leest.
Mathi.
Twee drukkerijen in voortdurende ontwikkeling en zeer actief, de-
den aan Don Bosco de noodzakelijkheid aanvoelen zich onafhankelijk te
maken bij zijn voorziening in papier. Bovendien dacht hij eraan de goe-
de pers te helpen door aan de periodieke publicaties van de Italiaanse
katholieken papier te bezorgen dat goedkoop en toch van goede kwaliteit
zou zijn. Deze behoefte en dit plan bewogen Don Bosco tot een ietwat ge-
waagde onderneming. Te Mathi, een gemeente naast de spoorweg van Turijn
naar Lanzo was er een papierfabriek te koop, dat toebehoorde aan een we-
duwe, Clotilde Varetto. Don Bosco liet zijn oog hierop vallen, onderhan-
delde met de eigenares en besloot ze aan te kopen, des te meer nu de
voorwaarden uiterst gunstig waren.
Bij onderhandse akte verplichtte hij zich aan de weduwe een lijf-
rente uit te betalen van tienduizend lires. Op 26 april 1877 werd de ver-
koopakte verleden, waarin verondersteld werd dat vooraf honderdduizend
lires waren uitbetaald geworden. De overeenkomst was te eenvoudig en na-
dien zouden er verwikkelingen bij de toepassingen uit voortvloeien.
Toen alle wettelijke formaliteiten vervuld waren, stelde Don
Bosco, om de fabriek niet stil te laten staan, een technische directeur
aan. Het was een zekere Domenico Varetti,(1) die te Genua handel dreef
in een breigoedzaak. Sinds geruime tijd was hij een vriend van Don Bos-
co. Hij had hem al voor het einde van het jaar zijn inzicht te kennen
gegeven zijn handel te laten varen, omdat hij, zoals hij zei, de zaken
niet goed meer gingen. Hij hoopte trouwens dat, wanneer hij zijn ver-
(1) In documenten leest men vaak Varetto, maar hij onderkende steeds Varetti.

61.3 Page 603

▲back to top


- XIII/599 -
blijfplaats naar Turijn zou hebben overgebracht, hij zich beter zou heb-
ben kunnen bezig houden met de vervaardiging van het breigoed, dat hij
deed maken te Bosco Marengo en te Lanzo. Zo kwam het dat hij, veel vroe-
ger dan Don Bosco hem uitnodigde, voor zijn gezin een woning zocht in de
stad Turijn.
Hij beantwoordde dan ook zeer gaarne de oproep van Don Bosco en gaf
blijk van zijn verlangen met hem een sociëteit te stichten. Don Bosco
stemde daarin toe en verzocht hem een schriftelijk voorstel te willen
doen. Hij formuleerde een voorstel maar in het eerste artikel schreef
hij: "De heer Don Bosco heeft, voor rekening van een maatschappij te
Mathi een papierfabriek aangekocht." Dan ging hij verder en beschouwde
zich zelf als een vennoot, niet enkel in het bedrijf maar ook in het be-
zit. De Genuees dreef het wat te ver. De aankoop was immers gebeurd door
Don Bosco voor eigen rekening en niet voor rekening van de maatschappij.
Daarom deed Don Bosco het volgende tegenvoorstel.(1)
"
Maatschappij Bosco-Varetto
"
betreffende een papierfabriek te Mathi.
"
"
Bij deze onderhandse akte, die op eenvoudige aanvraag
" van een van de partijen zal kunnen geregistreerd worden, wordt
" een maatschappij gesticht die tot doel heeft de fabricage van
" papier tegen volgende voorwaarden:
"
1° Priester Gio. Bosco heeft voor zijn rekening en met
" zijn geld een papierfabriek aangekocht van Dame Clotilde Varetto
" in het dorp Mathi. Het landelijke huis en het burgerhuis, de klei-
" ne en de grote tuin, de machines, de stoommachine, met alle voor-
" werpen die er zich in bevinden worden in de maatschappij inge-
" bracht.
"
2° de kosten van de aankoopakte, de opbouw en alle andere
" onkosten die gedaan werden of nog zullen gedaan worden voor de
" fabriek, aan de gebouwen of aanpalende terreinen zullen gemeen-
" schappelijk worden gedaan en zullen verhaald worden op het nut
" dat uit het bedrijf gehaald wordt.
"
3° Er zal een inventaris worden opgesteld van de staat en
" de waarde van de roerende en onroerende goederen, waaruit de maat-
" schappij bestaat. Op het einde van ieder jaar zal hij opnieuw
" opgesteld worden.
"
4° Zal eveneens op kosten van de gemeenschap vallen de
" betaling van 12.000 Fr. die ieder jaar aan Dame Clotilde Varetto
" zolang zij leeft moet gedaan worden.
(1) Op de eigenhandig geschreven minuut schreef secretaris Don Berto "Minuut zonder enig
belang." Klaar bewijs dat in het Oratorio belangrijke zaken alleen genoteerd werden
door iemand die er deel aan nam. Niet minder klaar bewijs van het bewaringsinstinct
van Don Berto die ook krabbels van Don Bosco, waarvan men meende dat ze geen enkel
nut hadden, angstvallig en met zorg bewaarde.

61.4 Page 604

▲back to top


- XIII/600 -
"
5° Zowel de kas, als het beheer van het pakhuis en van de
" fabriek zullen gevestigd zijn te Turijn of op een andere plaats
" door beide partijen te bepalen.
"
6° Elk van de vennoten mag ondertekenen in naam van de
" maatschappij die optreedt onder de benaming van Firma Varetto
" en Compagnie. Maar geen enkel van de vennoten zal wissels mogen
" trekken of betalen en evenmin bankoperaties of operaties in dien
" aard verrichten zonder de toestemming van de andere vennoot.
" Ieder van de vennoten zal naar believen inzage mogen nemen van
" de stand van de kas, van de registers en van de stand van het
" activa en passiva van de maatschappij.
"
7° Ieder vennoot zal een jaarlijkse intrest uitbetaald
" krijgen van 6% op het kapitaal dat hij in de maatschappij zal
" ingebracht hebben. Na voorafbetaling van de onkosten van onder-
" houd, van herstelling, van huurgeld, zullen alle andere inkom-
" sten van de maatschappij bij de verdeling in gelijke delen ver-
" deeld worden.
"
8° De maatschappij wordt opgericht voor een duur van drie
" jaar met de bedoeling verder door te bestaan, indien een van de
" partijen aan de andere partij geen opzegging van een jaar gege-
" ven heeft.
"
9° Bij overlijden van de heer Varetto of van een van de
" vennoten zal de maatschappij ontbonden worden op het einde van
" dat jaar.
"
10° De heer Varetto verplicht er zich toe zijn woonplaats
" te vestigen te Mathi en aansprakelijk te zijn voor de zedelijk-
" heid, voor het werk en voor het personeel dat in de fabriek ge-
" bruikt wordt, in de kantoren of bij het materiële werk. Hij zal
" er ook voor zorgen dat de weiden en de aanpalende tuin bewerkt
" worden en zal vrijelijk gebruik mogen maken van ieder slag van
" producten, vruchten of wat anders dat hij er zou uithalen.
"
11° Beide vennoten willen ten titel van gift, aan de druk-
" kerij van het Oratorio van de H. Franciscus van Sales te Turijn
" en aan de drukkerij van S. Pierdarena het papier dat ze nodig heb-
" ben verschaffen tegen kostprijs en afstand doen van iedere winst
" ten voordele van deze weldadigheidsinstituten.
Maar Varetti hield zich doof en ging er obstinaat mee voort te be-
weren dat hij mede-eigenaar was. Daardoor ontstond een meningsverschil
dat nooit meer kon bijgelegd worden.
Een ander verschil van zienswijze was dat Don Bosco, om te bezui-
nigen op de uitgaven en om te weten wat er in de fabriek omging, bevolen
had dat de boekhouding in zijn huis te Valdocco zou bewaard blijven en
dat dit ook het geval zou zijn voor de opslagplaats of het magazijn van
papier. Varetti integendeel, met grote uitgaven voor huurgeld, hield het
kantoor, de boekhouding en het pakhuis nu eens in deze en dan weer op
een andere plaats.

61.5 Page 605

▲back to top


- XIII/601 -
Don Bosco had voor hem in het Oratorio twee kamers ter beschik-
king gehouden; maar toen hij, na verscheidene maanden, gehoord had dat
hij er geen gebruik van maakte, bestemde hij ze voor een ander gebruik.
Men dient te noteren dat Varetti elke avond naar Turijn terugkeerde, waar
zijn familie woonde.
Intussen kon er met het werk in de fabriek niet gewacht worden.
Ofschoon de heer Varetti enkel een eenvoudige volmacht bezat, trad hij
op als een echte eigenaar. Nooit ondertekende hij bij volmacht maar
steeds ín eigen naam en de schuldvorderingen inde hij zonder er een af-
rekening van te geven. Wanneer hij echter aan het Oratorio een leveran-
tie van papier deed, dan maakte hij facturen op waarop hij de prijs veel
hoger aanrekende dan de gewone prijs, en omgekeerd, wanneer hij banden
van de boekbinders ontving dan betaalde hij ze minder dan men dat gewoon
was te doen. Hij bracht ook vele vernieuwingen en voorzieningen in, die
zeer duur waren en hoewel hij voor enkele hiervan met Don Bosco erover
sprak, verzweeg hij de andere. Het zou nog niet zo erg geweest zijn, in-
dien de meeste of het grootste gedeelte ervan nuttig waren geweest. Hij
handelde kortom als de eigenaar en verstrekte zelfs logies en onderhoud
aan vreemde families zonder ervan te gewagen aan Don Bosco.
Natuurlijk waren er hoge bedragen nodig om het hoofd te kunnen
bieden aan de lopende onkosten voor voorzieningen van grondstoffen of
herstellingen en vernieuwingen. Men hoopte dat Varetti, nu hij er aan-
spraak op maakte mede-eigenaar te zijn, voor de helft ertoe zou bijge-
dragen hebben of minstens in aanzienlijke mate, maar hij stelde voor
orderbriefjes te ondertekenen.
Zo gebeurde het dan, maar de wissels, door hem ondertekend, werden
enkel in omloop gebracht met een wisselborgtocht van Don Bosco of Don
Rua. En het ergste was dat het bij de vervaldag nooit gebeurde dat Va-
retti er ook maar één betaalde. Daaruit volgde dat Don Bosco ten koste
van zware offers ze zelf altijd moest honoreren, zodat hij op enkele
maanden tijd de ontzaglijke som van zeventigduizend lires had uitgege-
ven.
Op die manier liep men regelrecht naar een faillissement. Op het
einde van 1877 toonde Don Bosco, tegenover zulke uitgaven zonder adequate
inkomsten dat hij genoeg had van de papierfabriek. Varetti zelf zei hem
en anderen dat het een mooie en gelukkige dag zou zijn, als hij de zaak
van de hand kon doen, Toen hij aldus sprak, verzocht Don Bosco de vroe-
gere eigenares (we weten niet of hij het ernstig meende ofwel of hij de
man wou bestuderen) de zaak terug te nemen of hem te helpen ze te verko-
pen, waarbij ze haar voordeel zou genieten van de hogere inkomsten. Toen
Varetti bemerkte dat men de zaak aldus terug wou afstaan of haar verko-
pen, verzette hij er zich beslist tegen, ondanks de verzekering hem door
Don Bosco gegeven dat hij er niets zou bij inschieten wat zijn werk
betrof. Toen hij dan hoorde dat de dame aandrong om de zaak terug in
handen te hebben of om het contract te ontbinden, zei hij bereid te zijn
zich te verdedigen in ieder geding dat ze zou inspannen.

61.6 Page 606

▲back to top


- XIII/602 -
Zover stonden de zaken, toen Don Bosco een verslag vroeg over het
beheer om te zien of men, ja dan neen, ermee zou voortgaan. Hij moest
twee maanden wachten om dit te ontvangen. Toen februari al begonnen was,
ontving hij de rekeningen tot 31 januari. Ze werden onderzocht door be-
voegde personen, die door Don Bosco afgevaardigd waren. Ze vonden er za-
ken in die om een oplossing vroegen. Meermaals werd Varetti verzocht sa-
men te komen om uitleg te verschaffen, maar men had even goed tegen een
wand kunnen spreken. Dan vroeg Don Bosco de handelsboeken te mogen inzien
om na te gaan hoe de zaken stonden. Nog eens drong hij aan om de boekhou-
ding in zijn huis te mogen hebben. Men was al in mei 1878 en eindelijk,
na herhaald aandringen, bracht Varetti één enkel register waar weinig
over de boekhouding in te vinden was en enkel tot 31 januari van dat
jaar, zodat men de juiste stand van zaken niet kon hebben en men niet te
weten kon komen wie schuldeiser of schuldenaar was.
Don Bosco, die nochtans steeds op vriendschappelijke toon met Va-
retti omging, verzocht hem via vrienden in juni spontaan de fabriek aan
hem over te laten, waarbij hij hem de verzekering gaf dat hij nadien zou
vergoed worden voor alles waarvan hij credit kon doen gelden en voor het
gepresteerde werk. Er was geen sprake van. Hij wou vooraf schadeloos wor-
den gesteld voor zeer hoge bedragen.
Intussen stegen de uitgaven en aldus eindeloos voortgaan zou een
dwaasheid geweest zijn. Door mannen van de wet werd hij gewaarschuwd dat
men hem de volmacht wou ontrekken. Daarom diende hij zelf bij de notaris
te gaan om er afstand van te doen en aldus onaangename maatregelen en een
ruchtbaarheid, waarbij hij niet veel eer zou gehaald hebben te vermijden.
Hij bleef stijfhoofdig tot zijn nadeel en men was verplicht nu de vol-
macht in te trekken en de intrekking te publiceren.(1)
Omdat hij zag dat hij voortging met werken en er niet aan dacht de
papierfabriek ter beschikking te stellen van Don Bosco, dagvaardde deze
hem nadien voor de rechtbank van koophandel die hem veroordeelde bij von-
nis van 30 augustus 1878 waarvan de tekst hier volgt:
"De Rechtbank van koophandel van Turijn... verklaart dat, nadat er
een inventaris zal opgemaakt zijn door de hierna genoemde deskundige, Va-
retto ertoe verplicht is aan Don Bosco het gebouw van de papierfabriek te
(1) Bijvoegsel aan het periodieke blad van de koninklijke Prefectuur van Turijn. Wette-
lijke kennisgevingen (5 juli 1878, nr. 62, blz. 719): "Bij akte, verleden door nota-
ris, Pietro Vittorio Pavesio van deze stad heeft op 25 juli ondergetekende priester
Giovanni Bosco, zoon van wijlen Francesco, geboren te Castelnuovo d'Asti en verblij-
vende in deze stad de volmacht ingetrokken welke hij bij akte van 5 juli 1877 verleden
voor dezelfde notaris, gegeven had aan de heer Domenico Varetto, zoon van Giacomo,
handelaar, geboren te Cambiano, verblijvende te Turijn.
Turijn, 26 juli 1878.
Priester Gio. Bosco."

61.7 Page 607

▲back to top


- XIII/603 -
Mathi ter beschikking te stellen met zijn aanhorigheden, uitrustingen,
machines en koopwaren. Aan Varetto wordt verbod gegeven zich voortaan nog
te bemoeien en dit op enigerlei wijze, met de gang van zaken van de pa-
pierfabriek. Aan Varetto wordt bevolen aan de vereffenaar Carlo Cereseto
van deze stad, die van ambtswege benoemd wordt, alle boeken en boekhou-
dingregisters in zijn bezit ter hand te stellen. Deze wordt ermee gelast
de afrekening op te maken van het activa en het passiva. Dit vonnis wordt
uitvoerbaar verklaard ondanks hoger beroep en zonder borgstelling. De
kosten hiervan worden ten laste van Varetto gelegd."
Op dat ogenblik kwam een gemeenschappelijke vriend ertussen om een
einde te stellen aan het geschil door een transactie buiten het gerecht
om. Daarom werd er een akkoord opgesteld waarbij de heer Carlo Davo,
landmeter, verzocht werd de inventaris op te stellen en de heren Manfredo
Pansax handelaar en Michele Fumelli, advocaat, op te treden als scheids-
rechters. Er zou een derde scheidsrechter door hen worden benoemd, advo-
caat Armisoglio. In een eigenhandige tekst van Don Bosco voor de scheids-
rechters bestemd kan men volgende opmerkingen lezen: "Men dient in alles
rekening ermee te houden dat geen enkele van de schadeposten door de heer
Varetti ingeroepen, ook maar in het minst veroorzaakt werd door Don Bos-
co. Na het opstellen van de afrekening, zal deze zelfs zware schadeposten
dienen op te vorderen, die voortspruiten uit het willekeurige beheer van
de papierfabriek. Bij het vaststellen van de wedde van de directeur,
dient men rekening ermee te houden dat de heer Varetto nooit directeur
van de papierfabriek geweest is en enkel zijn stage gedaan heeft in de
administratie van de papierfabriek van Mathi." Van het feit dat hij wer-
kelijk niet als directeur optrad, vinden wij het bewijs hierin dat de
onderhandelingen voor de afzet van het papier bijna alle door Don Bosco
gedaan werden door middel van brieven door Don Bosco zelf ondertekend. We
vonden volgend exemplaar van een vouwblad om klanten te winnen met de
handtekening van Don Bosco.
"
Aan de directie van het tijdschrift "La Donna e la Fa-
"
miglia", Genua.
"
"
Ondergetekende verlangt te werken in het voordeel van de
" goede pers. Daarom heeft hij een papierfabriek aangekocht en
" bevindt hij zich in de gelegenheid om het even welke bestelling
" van papier die u hem zou laten geworden, uit te voeren, waarbij
" hij de verzekering geeft dat dit tegen zo redelijk mogelijke
" prijzen kan gebeuren.
"
Indien u dus zou menen mij met uwe orders te vereren, wou
" ik u vragen mij aanwijzingen te verschaffen over de kwaliteit
" van het papier, het formaat en de hoeveelheid die u zou nodig
" hebben. Ik zal er dan voor zorgen u een kleine verzending als
" staal te laten geworden met overeenkomstige verminderde prijzen.

61.8 Page 608

▲back to top


- XIII/604 -
"
Ik vlei mij met de hoop dat u hieraan gevolg zult geven en
" onderteken met achting en vriendschap
"
"
uw verknochte dienaar
"
Priester Gio. Bosco.
Na lange onderhandelingen werd door beslissing van de scheids-
rechters aan Varetti toegekend:
Als wedde
4.500 L.
Als schadeloosstelling
8.500 L
Als maatschappelijk aandeel
in de winst
Samen
14.410 L.
--------
27.410 L
Nadien hielden de scheidsrechters rekening met de aanmerkingen die
door Don Rua gedaan werden en verminderden ze dit bedrag tot 23.000 Li-
res. Toen Varetti voorgoed weg was, benoemde Don Bosco een directeur en
een ploegbaas-technicus en liet aan de klanten weten dat de eerste zich
teruggetrokken had, bij middel van volgende circulaire, waarvan wij de
door hem ondertekende minuut bezitten.
"
Geachte Heer,
"
"
Ik heb de eer u mee te delen dat, nu de heer Domenico Va-
" retti zich uit de papierfabriek teruggetrokken heeft, de directie
" en de aansprakelijkheid overgegaan is op de heer Giuseppe Buzzet-
" ti die de directie en de administratie ervan op zich neemt. Daar-
" door zult u vanaf... voor iedere aangelegenheid en voor iedere
" handelszaak u tot de nieuwe directeur, via Cottolengo 32 dienen
" te wenden.
"
Wij hopen het genoegen te hebben onze vriendschappelijke
" betrekkingen te kunnen voortzetten en u nauwgezet dienstig te
" zijn bij de verzending en de kwaliteit van het papier.
"
Moge God u gelukkig maken en geloof me te zijn
"
"
uw nederige dienaar
"
Priester Gio. Bosco.
Als ploegbaastechnicus nam hij in dienst de heer Costantino Pan-
caldi met wie hij een duidelijk contract maakte. Tot leider benoemde bij
de heer Andrea Pelazza, salesiaans coadjuteur. Langzamerhand vestigde
zich in de nabijheid van de papierfabriek een kleine communiteit met een
priester, Don Antonio Varaja, aan het hoofd. De activiteit van de fabriek
kreeg aldus een normaal verloop.

61.9 Page 609

▲back to top


- XIII/605 -
La Spezia.
De brandende ijver die Don Bosco bezielde deed hem in 1877 een
providentieel werk aanpakken. Wat thans la Spezia is, begon toen een
groot arbeiderscentrum te worden. Ongelukkig genoeg echter hadden zich
te midden van de talrijke bevolking die van elders gekomen was ook de
protestanten genesteld en legden er een activiteit aan de dag evenredig
met de overvloed aan geld dat hun door het buitenland ter beschikking
werd gesteld. Maar de Voorzienigheid waakte. De apostolische missiona-
ris, Don Giuseppe Persi, die gedurende de Mariamaand predikte in de col-
legiale abdijkerk van de heilige Maagd, Tenhemelopneming, toen de enige
parochiekerk van die plaats, had de ellendige toestand van de mensen,
wat hun christelijk leven betrof gauw door. Er waren weinig priesters
voor het heilige ambt, er waren er nog minder voor de prediking en het
catechismusonderwijs aan de kinderen. Een groot gedeelte van de jonge
leerlingen woonden de kosteloze lessen van de protestanten bij. De be-
volking van La Spezia was bijna geheel verdwenen en opgeslorpt door de
ongelijksoortige invloed van mensen uit Lombardije, Piëmonte, Ligurië
en uit het Zuiden, een samenraapsel van arbeiders, ondernemers, kooplie-
den en soldaten. Don Persi werd bang wanneer hij bedacht wat er uit die
massa in een niet verre toekomst zou groeien. Hij sprak erover met de
abt Pastoor Don Domeníco Battolla, een zeer vrome en zeer liefdadige
priester, maar nog volledig uit de tijd toen de mensen van La Spezia
uit zich zelf naar de kerk kwamen. Hij stelde hem voor een salesiaans
Oratorio te openen maar waar zou men daartoe de middelen vinden, nu juist
in die dagen dat, door een bankcrisis het geld ontbrak? Met deze gedachte
in zijn hoofd begaf de missionaris zich korte tijd nadien naar Rome. Hij
opende zijn hart voor Pius IX en deze was zo ontroerd door die betreu-
renswaardige toestanden, dat hij hem antwoordde: - "Oh zeker, ik zal
schrijven, — ik zal aan Don Giovanni schrijven... We zijn zo goede vrien-
den!"(1)
De Heilige Vader schreef niet rechtstreeks aan Don Bosco maar aan
Mgr. Giuseppe Rosati, bisschop van Sarzana, waarvan La Spezia afhing en
maakte hem bekend dat het zijn verheven inzicht was maandelijks een be-
drag van vijfhonderd lires te betalen zodra er een religieus huis zou
komen, geschikt en bereid om zich vooral met de jeugd van La Spezia be-
zig te houden. Zonder er tijd te laten overgaan, schreef de bisschop
aan Don Bosco:(1) "Een instituut als het uwe, dat zou zorg dragen voor
de kinderen en voor zover het mogelijk is, ook zou zorgen voor de predi-
king of het onderwijs samen met het toedienen van de sacramenten aan de
bevolking, zou buiten kijf dat zijn wat we nodig hebben voor La Spezia,
en ook wanneer het niet alles zou kunnen doen, zou het toch altijd veel
(1) Nuovo tempio di Nostra Signora della Neve. Gedachten en herinneringen van de bis-
schop van Lunisarzana en Brugnato, blz. 16-7. Sarzana. Burgerlijke drukkerij van E.
Tellarini, 1901.
(2) Sarzana, 11 juli 1877.

61.10 Page 610

▲back to top


- XIII/606 -
goed doen." Dat was olie op het vuur. Sinds geruime tijd immers had Don
Bosco een oog geslagen op La Spezia en nu hij wist dat de protestanten
er hun kerk gingen bouwen, deed hij het meer dan ooit. Aan Don Rua
schreef hij dan ook het antwoord voor met volgende twee zinnetjes: "In
beginsel aanvaard. De bisschop zal de onderhandelingen voeren en er ver-
slag over uitbrengen!" Het was een grote troost voor de bisschop. Hij
zocht haastig naar een lokaal, maar vond niets. Het schijnt dat Don Bat-
tolla bereid was de kamers die hij bewoonde ter beschikking te stellen
van de salesianen. Hij zou zijn intrek nemen in de nieuwe pastorie die
hij toen aan het bouwen was of zou ook deze pastorie afstaan, indien dit
nodig mocht zijn. Er was ook nog een andere woning in opbouw, maar men
twijfelde of ze tegen november klaar zou zijn. Daarenboven werd een ont-
zettend hoge prijs voor gevraagd. De bisschop zat nu in het nauw omdat
hij enerzijds ongeduldig was te handelen en van de andere kant geen keus
kon doen. Daarom schreef hij hem nogmaals:(1) "Omdat ik niets wil vast-
leggen zonder dat u het weet en alvorens een akkoord met u te hebben ge-
troffen, zie ik in dit geval geen andere uitkomst dan u te vragen zo goed
te willen zijn zelf eens naar La Spezia te komen. Aldus zult u beter al-
les zelf zien en een keuze doen en dan kunt u nemen wat u het meest op-
portuun en voor het doel geschikt zal lijken. Bij die gelegenheid zouden
we ook met elkaar kunnen spreken (La Spezia ligt op ongeveer een half uur
van Sarzana) en dan zou ik u de staat van zaken kunnen uiteenzetten en u
alles zeggen wat ik hierover meen. Mijn beste Don Bosco, ik zeg het u
vrijuit: indien u dit kleine offer niet kunt brengen naar hier (te La
Spezia) te komen uit u zelf, dan denk ik dat ofwel de zaak van lange duur
zal zijn of dat er weinig van in huis zal komen. Daarom verzoek ik u met
aandrang om deze gunst. U zult mij willen verontschuldigen dat ik zo vu-
rig wens dat hier zo vlug mogelijk in deze streek een refugium geopend
wordt wegens het groeiende gevaar voor deze arme jeugd en dat er een dam
wordt opgeworpen tegen de machtige stortvloed van onverschilligheid en
ongeloof."
Don Bosco stuurde er Don Rua naartoe en liet van uit Turijn de bis-
schop zijn opmerkingen geworden.(2) Hij had drie gebouwen bezocht: de
nieuwe pastorie, een verdieping op de via Marsala en een nieuw gebouw in
de nabijheid van de plaats waar de tempel van de protestanten ging op-
gericht worden. Het eerste had zeventien plaatsen, en een binnenplaatsje,
het tweede acht kamertjes tegen een jaarlijks huurgeld van zowat 700 li-
res, het derde had geen tuin, maar er was wel plaats voor een kerk,
scholen en woonplaats. De huur bedroeg 2.200 lires. Don Rua gaf de voor-
keur aan de pastorie in de nabijheid van de parochiekerk. Toen hij dan
aan Don Bosco zijn indrukken meedeelde, merkte hij op dat er nog teveel
zaken ontbraken en dat er zelfs niets in gereedheid was gebracht. Don
Giovanni Garino was aanwezig, hoorde alles en schreef het op. Don Bosco
(1) Sarzana, 16 augustus 1877.
(2) Brief van 27 augustus 1877.

62 Pages 611-620

▲back to top


62.1 Page 611

▲back to top


- XIII/607 -
vroeg aan Don Rua in de gewestspraak van Piëmonte: - "Maar daar is toch
wel een fuiot (een braadpannetje) om een paar eieren in te bakken?" - Don
Rua antwoordde bevestigend. En dan zei Don Bosco: - "Oh, dan kunnen we
gaan en er een huis maken."
De bisschop schrapte de pastorie omdat ze eerst over zes of zeven
maanden kon klaar zijn, maar daarentegen had hij een neiging voor het
huis van de gebroeders Chappetti, het derde gebouw dat door Don Rua be-
zocht werd en dat het best geschikt werd geacht. De eigenaar zou geen
moeilijkheden hebben om tijdens de werken alle mogelijke wijzigingen aan
te brengen. Don Rua moest dan maar een schets sturen met aanwijzing van
de schikking van de kamers.(1) Don Rua stuurde dergelijke schets. Dan
wees de kapelaan van La Spezia, Don Angelo Bruschi, in opdracht van de
bisschop het voornoemde huis (2) in de via Aranci gelegen hiervoor aan,
maar in afwachting dat het huis bewoonbaar zou zijn, was het noodzakelijk
elders een verblijfplaats te huren. Het is onzegbaar met welke vurigheid
het werk versneld werd, want men wou dat alles in gereedheid zou zijn bij
het begin van de maand november.(3)
Don Bosco hield dan een oog op La Spezia gericht en het andere op
Vallecrosia, waar eveneens hard gewerkt werd om er de protestanten
schaakmat te kunnen zetten. Welnu, in het begin van de maand oktober
stuurde hij een smeekschrift aan de paus om van hem hulp te ontvangen
voor deze laatste onderneming. Nadat hij gezegd had dat beide plaatsen
even erg blootgesteld waren aan de bedreiging van de ketterij, zei hij
over La Spezia: "De liefdadigheid van Uwe Heiligheid heeft voorzien in
de behoeften van La Spezia. Er wordt al dapper gewerkt om een gebouw
aan te passen en te voorzien in de nodige meubilering voor de dag- avond-
en zondagscholen en om er voor het publiek een kerk te openen in de buurt
van de kerk en de scholen van de protestanten. Ik meen aan Uwe Heiligheid
de verzekering te kunnen geven dat voor het einde van deze maand niet
minder dan drie van onze leraren er naartoe zullen gaan om zich zoveel
mogelijk in te spannen ten voordele van deze arme jeugd die in gevaar
verkeert. Als ze de dwaling niet helemaal kunnen vernielen, dan zullen ze
ten minste kunnen samenwerken met de priesters van die plaats om alles te
doen wat ze kunnen om de vorderingen ervan tegen te houden." Maar wat het
tijdschema betrof kwamen de berekeningen van Don Bosco niet uit, daar op
25 november men met het werk nog wat achter was. 4) Eindelijk, op 10
december kon Don Cagliero het geringe groepje pioniers vergezellen: Don
Angelo Rocca, directeur, de clerici Carlo Pane, belast met de prefectuur
_____________________________
(1) Brief aan Don Rua, 3 september 1877.
(2) Brief van de bisschop aan Don Rua, 10 september 1977.
(3) Brief van de bisschop aan Don Bosco, 4 oktober 1877.
(4) Brief van Don Bruschi aan Don Rua, 25 november 1877.

62.2 Page 612

▲back to top


- XIII/608 -
en Giuseppe Descalzi, Domenico Clara, coadjuteur. Ze namen hun intrek al-
thans voorlopig in een appartement dat uitkwam op de via Fazio en be-
hoorde aan ridder Pontremoli. Daags nadien stelde Don Cagliero hen voor
aan Monseigneur. Hij omhelsde hen met vervoering en overlaadde hen met
vriendelijkheid. Daarna vertrok hij naar Lucca om er de laatste hand te
leggen aan een overeenkomst over een stichting, waarover we nog zullen
spreken.
Don Bosco bezocht ze op 19 december en onderbrak hiervoor geduren-
de twee dagen zijn reis naar Rome. Hij bemerkte dat ze nog wat het spoor
bijster waren, dat ze nog onzeker waren over wat ze dienden te doen,
haast schuw en bevreesd te midden van mensen waarvan ze wisten dat ze
gekant waren tegen het werk waarmee ze gingen beginnen. Ook het gebouw
dat voor hen bestemd was lokte hen niet erg aan: er was geen voldoende
ruimte voor de klaslokalen, er ontbrak een speelplaats en er waren nog
vele andere ongemakken. Hun goede Vader beurde ze op met de herinnering
aan de eerste tijd van het Oratorio, waar de omstandigheden nog veel er-
ger waren geweest.
"En u, Don Bosco", vroeg hem de directeur, - "welke heilige pa-
troon wijst u aan voor dit nieuwe huis?"
"Daar heb ik al aan gedacht" - antwoordde hij.- "Ik stel u on-
der de bijzondere bescherming van Sint-Paulus, de apostel. Zorg ervoor
zijn leven en zijn werk te bestuderen en moge hij in alles uw model zijn.
Hij zal uw kapitein zijn, vrees niet want hij heeft een zwaard en zal
voor u strijden en de vijanden van God overwinnen.
Ze voerden dit gesprek bij het terugkeren van het bezoek dat ze
aan het huis gebracht hadden, toen ze onderweg kanunnik d'Isengard ont-
moetten. Deze stelde aan Don Bosco verschillende vragen over wat de sa-
lesianen te La Spezia zouden doen en legde de nadruk op de noodzakelijk-
heid en het dringende karakter van een tehuis voor arme en verlaten jon-
gens, die in die tijd zo talrijk waren. Don Bosco bleef een ogenblik
staan alsof hij de toekomst wou doorpeilen en antwoordde dan: - "Ja, heb
wat geduld. Niet alles tegelijk. We zijn te La Spezia en we zullen er
blijven. Op zijn tijd zullen we zien wat de Madonna, Hulp der Christenen
ook hier zal doen met de steun en de medewerking van liefdadige personen
die zeker in deze stad niet ontbreken. Er zal een tehuis zijn voor stu-
denten en vakleerlingen en een mooie kerk die we zullen toewijden aan de
allerheiligste Maagd. Het huis van La Spezia zal wedijveren met verschei-
dene andere huizen onder de grootste en bloeiendste van onze congrega-
tie." - Deze woorden die letterlijk bewaarheid werden waren een grote op-
beuring voor de directeur en voor zijn medebroeders te midden van de
moeilijkheden en tegenkantingen die hun na zijn vertrek stonden te wach-
ten.(1)
(1) Brief van Don Rocca in het enige nummer "Il Beato Don Bosco" La Spezia 17 juni 1930
en een artikel van Don Rua in een ander enig nummer I Salesiani alla Spezia december
1902.

62.3 Page 613

▲back to top


- XIII/609 -
De heren Chiappetti schenen geen haast te hebben hun huis te ge-
ven. Hulp kwam er niet en die beklagenswaardige mensen hadden amper wat
linnengoed en wat kleren met zich genomen. Voor het overige stelde Don
Rua zijn betrouwen op de goedhartigheid van de bisschop.(1) Nog erger:
Een goddeloos blad, spreekbuis van de sektariërs, schreef: "De raven zijn
aangekomen, maar wij hopen dat ze niets zullen vinden waarmee zich te
voeden." In de schouwburg werden drama's opgevoerd speciaal uitgekozen
ten einde het publiek tegen de salesianen op te hitsen. Eén vooral werd
op volgende manier op de aanplakbiljetten aangekondigd: "Broeder Paolo
Scarpi door de jezuïeten vermoord of het nadeel van het godsdienstonder-
richt." De protestanten vermenigvuldigden hun inspanningen om het ver-
overde terrein in hun macht te krijgen en het te verruimen.
Maar de onzen wachtten niet tot ze over alle mogelijk gerieflijk-
heid beschikten om zich aan het werk te zetten. Overdag hielden ze wat
school voor enkele jongens van goede wil en 's avonds bereidden ze kna-
pen en jonge kerels voor op hun eerste communie. Op 14 februari 1878 was
de kapel voltooid aan de via Aranci, waar ze zich uiteindelijk konden
vestigen op 1 maart. Toen begon de bisschop pas voorgoed te keer te gaan
tegen de protestanten en vaardigde hij strenge maatregelen uit tegen de
ouders die hun kinderen naar hun scholen stuurden. Het effect deed zich
dadelijk gevoelen en de jongens verlieten in massa deze scholen om naar
die van de salesianen te gaan. De diensten tijdens de Mariamaand deden
het overige en trokken niet enkel de kleinen maar ook de groten aan.
Terwijl de zaken aldus van goed beter werden, scheelde het plots
geen haar of men moest de scholen sluiten. Om ze te mogen openen had
niemand de machtiging gevraagd van de koninklijke schoolinspecteur en men
had er zelfs niet aan gedacht de wettelijke titels in gereedheid te hou-
den. De directeur had zich ingebeeld dat men vanuit Turijn voor alles
gezorgd had terwijl men daar in feite niets gedaan had. Omstreeks half
mei kwam de schoolinspecteur het huis binnen. Hij stelde vast dat er drie
eivolle lagere klassen waren en stuurde een strenge berisping tot de
directeur wegens het feit dat men ze abusievelijk geopend had en dreigde
ermee ze te doen sluiten, indien men niet binnen de acht dagen de zaken
in orde bracht De directeur schreef, telegrafeerde, vloog naar Turijn.
Wegens deze overhaaste reis herinnert hij zich nog altijd "een vrij ver-
nederende uitbrander" vanwege Don Rua. Hij kreeg twee gediplomeerden mee
die voldoende waren om de bliksemschichten van de inspecteur af te weren.
Er was geen schoolgerei en er was maar een schaarse meubilering.
Don Bosco had vernomen dat er ergens veel nuttige zaken opgestapeld la-
gen en terwijl hij te Rome vertoefde stuurde hij volgend smeekschrift
aan de minister van de Marine.
____________________________
(1) Brief van Don Rua aan de bisschop, Turijn, 3 september 1877.

62.4 Page 614

▲back to top


- XIII/610 -
"
Excellentie,
"
"
Onder de steden van Italië waar de verlaten jongens in
" groot aantal zijn is zeker La Spezia. De inwoners zijn meestal
" arbeiders in het Arsenaal, die niet de nodige zorgen kunnen be-
" steden aan de opvoeding. Het aantal inwoners is op zeer korte
" tijd van vijfduizend op zevenentwintig duizend gestegen, zodat
" het onmogelijk was te voorzien in opvoedingsinstituten, waaraan
" een volstrekte behoefte bestaat. Om deze redenen werden verschei-
" dene jongens opgenomen in het tehuis van Turijn, genoemd van
" de H. Franciscus van Sales en in het tehuis van Sint-Vincentius
" te S. Pier d'Arena bij Genua.
"
Maar met de bedoeling te voorzien op een normale en meer
" evenredige wijze aan deze stijgende behoefte, zou ik juist voor
" deze jongens een rifugio willen openen met het inzicht hun een
" opvoeding te bezorgen van aard om er goede burgers van te maken,
" die met de tijd bekwaam zullen zijn op een eerzame manier hun
" brood te verdienen, in overeenstemming met het plan van de voor-
" noemde instituten.
"
Daar ik echter buiten de liefdadigheid van de burgers geen
" andere middelen bezit, verstout ik mij, mij tot U te wenden om mij
" te helpen met enkele oude meubelen die niet meer gebruikt worden
" en die zich in de pakhuizen van de Marine bevinden. Ze zouden be-
" staan uit kerkgerei, kastjes, commodes, korven, matrassen, ber-
" ries, tafels en banken, nachtkastjes, sofa's, wimpels, schrijfta-
" fels, klasborden, lavabo's, keukengerei, verschillende linnen
" voorwerpen voor de kledij en schoeisel van allerlei slag en vorm
" en meestal reeds versleten.
"
Met deze schenking zou U doeltreffend meewerken om een
" werk te verwezenlijken dat uitsluitend in het voordeel is van de
" armste volkskinderen; en, wanneer men geen maatregelen treft,
" zullen zij een weg bewandelen die ze onvermijdelijk ertoe zal
" brengen de staatsgevangenissen te gaan bevolken.
"
Ik bid God dat Hij U gelukkig zou maken en heb de eer te
" zijn
"
" Rome, 16 januari 1878.
uw verplichtende dienaar
"
Priester Gio. Bosco.
Leo XIII ging er mee door de maandelijkse subsidie door zijn voor-
ganger toegestaan te sturen. Bij de nadering dan van de kerstfeesten van
1878 liet Don Rocca, op ingeving van Don Bosco (1) via kardinaal Nina,
(1) Bij zijn suggestie voegde Don Bosco een uitvoerig schema voor het verslag. dat wordt
bevestigd door Don Rocca en het blijkt eveneens uit sommige uitdrukkingen eigen aan
Don Bosco.

62.5 Page 615

▲back to top


- XIII/611 -
staatssecretaris aan de heilige Vader een verslag geworden over de gang
van zaken gedurende het nieuwe schooljaar. "De salesianen", - schreef de
directeur - "zijn ten getale van zeven. De leerlingen die de lessen bij-
wonen zijn circa 300 van wie meer dan honderd ontrukt werden aan de
scholen van de protestanten, terwijl men de anderen belet heeft ernaar
toe te gaan. De kapel toegewijd aan Sint-Paulus, apostel, wordt op de
feestdagen druk bezocht door de leerlingen en door vele gelovigen van
de stad. Daar wordt ten voordele van de jeugd gedaan wat onze medebroe-
ders doen in de andere salesiaanse huizen, vooral: catechismusles, on-
derwijs, spreken, conferenties, toedienen van de sacramenten. Het zou
echter wenselijk zijn een ruimere kerk te hebben, gerieflijker voor de
volwassenen en een ruimere speelplaats om een groter aantal jongens be-
zig te houden met eerzaam spel en ze van gevaarlijke vermaken verwijderd
te houden. Dit kan maar alleen gebeuren met uitgaven die wij onmogelijk
kunnen doen. Een werk, waarnaar veel gevraagd wordt en dat in deze stad
onontbeerlijk is, is een tehuis, waar in de armste en meest verlaten
jongens kunnen opgenomen worden, om hun een ambacht aan te leren, ze al-
dus van de slechte weg te houden en ze in staat te stellen later op een
eerzame manier hun brood te verdienen. Daarom zou het nodig zijn dat een
persoon van de stad ons edelmoedig de hand zou reiken. Maar ofschoon al-
le brave mensen een dergelijk werk gaarne zouden zien ontstaan en er ons
toe aanmoedigen, konden wij tot hiertoe geen hulp verkrijgen, noch erop
hopen en zonder de subsidie die onze overste ons af en toe stuurt, zou
ons ook het hoogst nodige ontbreken. Kardinaal Nina zei in zijn antwoord:
"(Zijne Heiligheid) heeft mij ermee gelast u in zijn verheven naam de
levendige en oprechte voldoening uit te drukken voor de goede resultaten
tot heden bekomen en u tevens zijn vaste en zekere hoop uit te drukken
dat de brave salesianen in dit alles een reden zullen vinden om steeds
met meer ijver en inzet met hun heilige onderneming voort te gaan en de
ongelukkige jeugd van deze stad langzamerhand veel te helpen."(1)
Don Bosco verlangde ernstig het tehuis en de kerk te hebben. In
oktober van het jaar 1878 was hij door een aankoopakte met twee particu-
lieren en door een wederafstand vanwege het publiek domein in bezit ge-
komen van twee aan elkaar palende gronden aan de Viale Militare, op de
gestelde en aanvaarde voorwaarde dat op dit terrein" weldra een tempel
met zijn aanhorigheden gewijd aan Onze-Lieve-Vrouw ter Sneeuw" zou wor-
den gebouwd en dat, met de tempel zou opgericht worden één van die lief-
dadigheids- en opvoedingsinstituten, waaraan de eerwaarde Heer Don Bos-
co zijn gehele leven gewijd had en zoals met zijn inspanning zeer vele
steden in Frankrijk en Italië er een bezaten." Als doeltreffende en edel-
moedige tussenpersoon trad hierbij op ridder Giuseppe Bruschi, direc-
teur van de koninklijke Posterijen en erg bevriend met Don Bosco.
(1) Bollettino Salesiano, maart 1879, blz. 4-6.

62.6 Page 616

▲back to top


- XIII/612 -
Deze grote medewerker, salesiaan geworden toen hij zeventig jaar
oud was en priester gewijd in 1895, zag zijn hartenwens verhoord dat 0.-
L.-Vrouw-ter-Sneeuw,(1) zo vereerd door de inwoners van La Spezia, zou
overgebracht worden naar de nieuwe kerk. Hij woonde de inwijding ervan
bij op 27 april 1901. Zoals men merkt was er tijd voor nodig; maar de
opgerezen moeilijkheden konden niet beletten dat het plan door Don Bosco
opgevat en aan de gang gebracht door zijn eerste opvolger voltooid werd.
Op dit ogenblik zijn er te La Spezia een dertigtal salesianen aan het
werk; maar een herinnering is overgebleven van het nederige begin: ze
worden ook nu nog aangewezen met de naam van "previn" (priesterkens) zo-
als het volk ze gedoopt had vanaf het begin omdat hun jeugdige leeftijd
zo opvallend was.
Lucca
Vanuit La Spezia ging in december 1877, zoals we gezegd hebben, Don
Cagliero over naar Lucca, waar thans besloten was dat de salesianen zich
zouden vestigen. Het werk van Lucca zou vele fasen doormaken, maar hier
zullen wij ons tot de beginfase beperken. Er waren verscheidene uitnodi-
gingen geweest. In 1875 had Mgr. Eugenio Nannini, deken van de collegiale
kerk van Sint-Michiel zich ingespannen, met argumenten en met gebeden, om
Don Bosco ertoe te bewegen salesianen te sturen en er de leiding te nemen
van het seminarie "vanaf de lagere klassen tot de godgeleerdheid." In
1876 had een jonge priester, Don Alfonso Cristofanini, in naam van bemid-
delende personen onderhandeld om er een kostschool met klassen en werk-
huizen te bekomen. Don Bosco, die nooit van in het begin placht te weige-
ren, vroeg links en rechts om uitleg, maar nadien werd erover gezwegen.
Op het einde van het jaar 1877 kwam er een van die voorstellen die Don
Bosco meer toelachten, met name, het openen van een Oratorio voor zon- en
feestdagen. Uit zijn voorgaande briefwisseling had de aartsbisschop Mgr.
Nicolo Ghilardi begrepen dat Don Bosco ook te Lucca wilde werken en daar-
om liet hij hem door Don Antonio Menesini schrijven dat hij graag met hem
over die zaak zou gepraat hebben. Intussen passeerden te Lucca Don Barbe-
ris en Don Lazzero die naar Rome gestuurd waren en vanwege Don Bosco de
opdracht hadden ontvangen te gaan kijken, luisteren en verslag uit te
brengen terwijl ze aan Zijne Excellentie de verzekering moesten geven dat
Don Bosco met goede voornemens bezield was. Dit feit was een aanmoediging
voor Monseigneur. Op 12 september stelde hij zich rechtstreeks in verbin-
ding met Don Bosco en liet hem weten dat, om om te kunnen beginnen, de
middelen aanwezig waren. Toen antwoordde Don Bosco:
(1) Te La Spezia vereerde men ab antico een beeld van 0.-L.-Vrouw-ter-Sneeuw, ter
verering uitgestald in een kerkje niet ver van de zee. Toen dit kerkje afgebroken werd
om plaats te maken voor de gebouwen van het nieuwe Arsenaal, werd het beeld in de
kapel, genoemd van 0.-L.-Vrouw, geplaatst in de abdijkerk. Het volk zou echter gewild
hebben dat het niet, als het ware in een huurhuis stond in het centrum van de stad,
maar zoals voorheen, in zijn eigen huis waar het een ruime horizon had. De wens van het
volk werd verhoord toen het heilige schilderij overgebracht werd naar het nieuwe
heiligdom, opgericht door de salesianen.

62.7 Page 617

▲back to top


- XIII/613 -
"
Hoogwaardige Excellentie,
"
"
Ik ontving met een gevoel van oprechte erkentelijkheid
" de brief van Uwe Excellentie, waarin U mij meedeelt dat de Voor-
" zienigheid al de middelen heeft klaargemaakt om te beginnen met
" een huis voor arme vakleerlingen in deze stad terwijl dit nu
" juist het voornaamste doel is van onze congregatie.
"
Met de vurige wens onze zwakke krachten te gebruiken voor
" het welzijn van deze arme kinderen van Lucca, zal ik ervoor zor-
" gen zodra mij dat mogelijk zal zijn, het nodige personeel te
" verschaffen.
"
De talrijke colleges, waar wij voor het noodzakelijk per-
" soneel moeten zorgen in oktober aanstaande, maken het mij onmoge-
" lijk de priesters te sturen die U in november zoudt willen, maar
" ik hoop in die maand persoonlijk of door een van mijn priesters
" daarheen te kunnen gaan om te zien welk gebouw het best geschikt
" schijnt te zijn en met Uwe Excellentie te beraden, zoals dat nood-
" zakelijk zal zijn, nopens dit zeer voorname doel.
"
De hele salesiaanse congregatie verenigt zich met mij om
" U van ganser harte te bedanken omdat U uw vooruitziende en welwil-
" lende gedachten op ons gericht hebt.
"
Intussen bidden wij tot God dat Hij U lange tijd zou bewa-
" ren terwijl wij uw heilige zegen afsmeken en ik in naam van allen
" met uitzonderlijke achting en verering teken als
"
"
uw nederige dienaar
"
Priester Gio. Bosco.
Don Cagliero bracht in december het bezoek dat hier beloofd werd.
Hij zag er een fraai huis als woning voor de salesianen, met een mooie
kerk toegewijd aan het heilig Kruis en een niet te grote speelplaats
voor het Oratorio op zon- en feestdagen, maar het personeel kon er maar
op 29 juni van het volgende jaar bezit van nemen: het waren Don Giovanni
Marenco, de clericus Carlo Baratta en een coadjuteur, Filippo Cappellano.
Don Cagliero vergezelde hen.
De vreedzame personen door Don Bosco gezonden werden niet vrede-
lievend ontvangen. Het scheen zelfs of de hel met veel gedruis losgebar-
sten was. De alarmkreet werd geslaakt door de Fulmine, een zeer slechte
stadskrant, in zijn nummer van 30 juni met volgend telegram onder de
laatste mededelingen: "Uit Europa verjaagde jezuïeten, nemen intrek in
Lucca, via della Croce, nr. 1242, Gisteren 29, kerk geopend. Zal de over-
heid die besmetting dulden? Getekend: DUIVEL." Dit communiqué uit de an-
dere wereld had zijn effect. Lelijke tronies zag men rond de woning en
de kerk zwerven maar de veldslag zou op zondag 7 juli plaats hebben. Op
de ochtend regende het van het huis daar tegenover stenen op de speel-
plaats, waar zich enkele jongens bevonden. De vrouwen uit de buurt die
at gemerkt hadden en op straat gekomen waren, schreeuwden zo hard dat,

62.8 Page 618

▲back to top


- XIII/614 -
toen de politie kwam, de steniging had opgehouden. Omstreeks de middag
kwam de inspecteur van de openbare veiligheid, zoals men hem toen noemde.
Don Cagliero en Don Marenco verwittigen dat men een aanslag op hen be-
raamde. Ze moesten echter niet bang zijn, zij moesten alleen vermijden
zich voor de ramen te vertonen en er zou hun niets kwaads overkomen. Tot
in de late avond hielden de onzen zich bezig met de uitoefening van hun
gewijd ministerie. Omstreeks tien uur eindigden ze met het souper, toen
ze plots een menigte hoorden lopen. Na een poos bleven zij staan voor de
deur van de speelplaats in de via Sante Croce, maakten plots rechtsomkeer
op bevel van een donderende stem, trokken naar de via del Biscione en
bleven dan staan juist onder de ramen van het huis. - "Daar hebben we
ze"! riep Don Cagliero uit. Er ging inderdaad een eerste geschreeuw op:
"Weg met de Jezuïeten! Het steeg uit wel honderd kelen op. De schuwe en
rustige ziel van Baratta was er zo door verschrikt dat hij ook daags na-
dien er nog van onder de indruk was; maar dat was dan ook het enige on-
gemak van die dag. De anderen luisterden achter de zonneblinden naar de
helse muziek die toch maar een kwartier aanhield. Het gepeupel schreeuw-
de: - "Weg met de Jezuïeten! Weg met de jezuïetenscholen! Weg met de "Pa-
olotti"! "Weg met de gemeenteraad!" - Kort tevoren waren er gemeentever-
kiezingen geweest, waarbij de katholieken gezegevierd hadden. Deze ver-
wensingen waren doorspekt met: - "Leve Garibaldi! Leve Trento en Tries-
te! Leve de rep... Dit woord werd niet uitgesproken omdat er anders moei-
lijkheden zouden geweest zijn. Men hoorde ook bulken: "Breng petroleum
aan!" Dan daagde de inspecteur op, blies op zijn hoorn en de helden sto-
ven uit elkaar. Demonstranten en nieuwsgierigen samen konden met zijn
vierduizend zijn. Een eskadron cavalerie stond gewapend in de buurt op-
gesteld maar moest niet optreden. Daags nadien kwam daar een groep leeg-
lopers samen en ze zongen een liedje waarbij vooral de nadruk op het
woord jezuïeten, gelegd werd. Gedurende een maand doorliepen en bewaak-
ten wachtpatrouilles in de avonduren de omgeving, totdat de houding van
de onzen alle verdenking ontwapende en ieder voorwendsel ontnam aan de
kwaadwilligen.
De kalmte van de salesianen werd in de stad genoteerd en geprezen.
Ze zwegen altijd en vermeden zich bloot te stellen. Don Cagliero had de
medewerkers voor een conferentie samengeroepen maar hij deed ze afzeggen
om niet de schijn van uitdaging te hebben. Vele geestelijken en leken
kwamen de onzen bezoeken om ze aan te moedigen. Wat was er nog meer? De
Fulmine van 14 juli blies voor zijn part de aftocht met een artikel dat
als titel droeg: "Wij zijn geen Paolotti" en met dit gezegde dat als een
refrein herhaald werd bij de meest in het oogspringende punten, roemde
de krant op zijn antiklerikale lauweren om zijn verandering van houding
ten opzichte van de salesianen goed te praten. "Wij zijn geen Paolotti"
(1) zei de krant, - "en we zijn zeker niet de verdedigers van de pries-
ters, maar als gevolg van de betoging van 7 juli, hebben wij vanwege een
(1) Paolotti noemde men toen, in de brede betekenis, de leden van de conferenties van
Sint-Vincentius de Paoli, maar deze term was een synoniem van femelaar en klerikaal.

62.9 Page 619

▲back to top


- XIII/615 -
bevriend persoon, van personen die van ons land houden en die ijveren
voor het welzijn van ons land, volgend nieuws vernomen." En het nieuws
was dat die priesters geen jezuïeten maar salesianen waren, dat ze tot
een congregatie uit Piëmonte behoorden, die zich verdienstelijk had ge-
maakt voor het volk, dat een jongen uit Lucca onlangs in zijn familie
teruggekeerd was en volmaakt onderwezen bleek te zijn door deze pries-
ters in een ambacht dat te Lucca door weinigen gekend was, dat ze zich
in hun instituut nooit met politiek bezig hielden en dat men daarom de
feiten moest afwachten alvorens een oordeel te vellen.
Zo was het niet het geval met een andere krant uit Lucca, Il Progresso
genoemd. Deze nam de gelegenheid te baat van de betoging die we be-
schreven hebben en van een correspondentie verschenen in de Riforma van
11 juli en in de Telegrafo van 14 juli om aan zijn lezers te zweren dat
wel degelijk "enige monniken van de sociëteit van Jezus" gekomen waren
om te trachten in hun stad te worden opgenomen, maar "dat ze steeds aan
zich zelf gelijk blijvend" voortgingen met "hun hatelijke hoedanigheid
onder de benamingen van andere kloosterverenigingen" te verbergen. "Wij
echter" - ging de krant verder, - "weten het niet alleen uit goede bron,
maar leiden het ook af uit het feit dat vooraanstaande Sanfedisten (1)
hen onder ons geroepen hebben en dat zij hen beschermen. Wij weten dat
zij werkelijk behoren tot deze orde, die geen kloosterorde is, maar een
politieke orde die de reactie dient en die overal moet worden uitgeban-
nen en die zelfs door een paus werd afgeschaft als bekende vijand van
elk sociaal welzijn en van elke vooruitgang in de burgerlijke maat-
schappij. In de schaduw van de vrijheid die ze dagelijks beledigen,
proberen ze thans hier binnen te dringen, door de jongens aan te lok-
ken, door aalmoezen en hulp te beloven om dan later gebruik te kunnen
maken van hun overheersing over de jongens, en door hen op hun families,
en zo hun afbrekende gedachten te kunnen verspreiden en aanhangers van
de reactie te zoeken..." En in die trant ging het verder om dan te be-
sluiten: "We dienen dus op onze hoede te zijn en zij die het aangaat
moeten eraan denken en maatregelen treffen." Op een andere plaats van
hetzelfde nummer ging men te keer tegen de overheid omdat ze een je-
zuïet liet begaan "die ongestraft subversieve leerstelsels predikte" en
toeliet dat hij "de lelijkste zinspelingen en uitvallen" tegen de in-
stellingen deed.
Dergelijke artikels pookten het vuur op in het Mazzini-Genoot-
schap en maakten de protestantse minister razend. Geen wonder dat men
(1) Gedurende de Napolitaanse Republiek en na haar val (1729) noemde men de Sanfedisten
de soldaten van Napels aangevoerd door Ruffo om Napels opnieuw te veroveren. De
naam komt voort van santa fede omdat er gestreden werd voor het heilig geloof tegen
de revolutionaire beginselen, waarvan de republikeinen voorstanders waren. Nadien
noemde men zo alle vijanden van de Franse revolutie, van de "Carboneria" en van de
sekten; eindelijk ook de vijanden van de nieuwe gedachten van vrijheid en onafhanke-
lijkheidvoor de Italianen, voor zover deze de kerk aanvielen.

62.10 Page 620

▲back to top


- XIII/616 -
een protestlijst liet rondgaan die aan de minister van Binnenlandse Zaken
gezonden had. Handlangers van deze gezindheden doorliepen de stad op
jacht naar handtekeningen. De uitslag was maar schraal: namelijk een
vijfhonderdtal namen van mannen en vrouwen, bestaande en denkbeeldige
personen, van gespuis en janhagel, zoals men nadien te weten kwam. De
prefectuur dacht er goed aan te doen de lijst te onderscheppen. Maar
intussen wilden de brave mensen niet achter blijven. Op raad van de bis-
schop openden ook zij een lijst met inschrijvingen en gelasten hiermee
de katholieke krant IL Fedele. Op zeer korte tijd had men circa achtdui-
zend handtekeningen verzameld. Men heeft nooit geweten welk resultaat ze
gehad hebben, maar op een mooie dag kwam bij de directeur een ministeri-
ele nota aan, die, wezenlijk, het volgende betekende: de salesianen moes-
ten zich aan de wetten houden, wanneer ze te Lucca scholen zouden openen
en wat hen betreft, mochten ze geen aanleiding geven tot wanordelijkhe-
den. Toch kwamen er geheime instructies bij de prefect waarin hem bevolen
werd inlichtingen in te winnen of in de preken voor de jongens geen kwaad
humeur tegen de regering gestookt werd. En zo gebeurde het dat op een
zondag een politieagent in burger in de kerk kwam, op een ogenblik dat de
dienst ging beginnen. Om niet opgemerkt te worden door de jongens, moest
hij geknield blijven zitten gedurende de gebeden, de mis en de preek, die
over de zonde liep. Naar buiten gaan kon hij niet, omdat de deuren geslo-
ten waren en hij waagde het niet ze te openen. Toen alles geëindigd was,
wipte hij haastig weg en liet zich nooit meer zien.
Voortaan waren de salesianen, zo gering in aantal en zo jong,
meesters van het terrein. "Indien uw salesianen" - schreef Don Marenco
aan Don Bosco - "het goede zullen doen in verhouding met de achting die
men hun toedraagt, dan zullen ze mirakels doen." Het is een feit dat het
Oratorio met volle zeilen vooruit ging en ook de gelovigen belegerden de
biechtstoel van de directeur; maar er was versterking nodig. "Hulp, bes-
te Vader" smeekte Don Marenco - "hulp voor uw zonen die ernaar snakken
als uitgehongerden naar voedsel. Het is noodzakelijk dat de jongens een
goede bewaking hebben; er zijn er zoveel dat het surveilleren boven onze
krachten gaat en er mogen geen aanmerkingen gemaakt worden over het ze-
delijke gedrag in het Oratorio. U moet weten dat de jongens hier heel wat
levendiger zijn en wakkerder dan in onze streken... Op zijn minst zouden
we nog een priester en een clericus en een coadjuteur moeten hebben."
Vervolgingen joegen hun geen vrees aan. De directeur voegde eraan toe:
"Met al die dingen die in de lucht hangen, houden wij ons met onze zaken
bezig, met onze vrome godsvruchtoefeningen, met onze regel. Wij zijn niet
bevreesd voor het huilen van de bozen, wij zouden wel bevreesd zijn voor
Gods ongenade. Is, integendeel, het geraas van de bozen geen teken van
een bijzondere bescherming en welwillendheid vanwege Jezus en Maria, Hulp
der Christenen?"(1)
(1) Brief, 16 juli 1878.

63 Pages 621-630

▲back to top


63.1 Page 621

▲back to top


- XIII/617 -
Door nieuwsgierigheid aangetrokken gingen enkele priesters eens
kijken en zeiden aan de salesianen dat ze hen wilden helpen, maar bij het
zien van die jongens "zonder hemd, zonder schoenen, groezelig en onopge-
voed" unus post alium abierunt, trokken ze zich allen terug. Ze zegden
aan de salesianen dat ze zich moesten doen eerbiedigen en bij het uit-
brengen van dit woord maakten ze met de hand in de lucht het gebaar van
iemand die stokslagen toedient. Meer volharding toonde de reeds genoemde
Don Cristofanini, die blijk gaf van goede wil, maar bang was voor de jon-
gens.(1) In de loop van de week bereidden ze grotere jongens voor tot de
eerste communie. Zij moesten apart worden onderricht. De aartsbisschop
die op de hoogte gebracht was van de groei van het werk, ging op zoek
naar een plaats die voor het Oratorio beter geschikt was en waar men ook
klas kon geven.
De hulp, die ingeroepen en verwacht werd van de ene zondag op de
andere, kwam omstreeks half augustus. Na aan de zaken een regelmatige
vorm te hebben gegeven, deed de directeur in aanwezigheid van de ouders
plechtig de formele aanvaarding van de leden van het Oratorio, negentig
in aantal voor deze eerste aanvaarde groep. Op de zesde zondag ging het
reeds met volle zeilen. Toen schreef Don Marenco aan Don Bosco: (2) "Bij
het begin zei men ons dat wij het niet zouden kunnen volhouden en dat wij
die jongens niet kenden. Nu zien wij diezelfde jongens godvruchtig deel-
nemen aan de kerkelijke diensten, de catechismus en de onderrichtingen
bijwonen en thans zeggen ze: "De salesianen hebben werkelijk een andere
methode!" Zij zouden gewild hebben dat de jongens daar gedurende de re-
creatie stonden als marmeren beelden, zonder te lopen, te roepen en zich
te vermaken. In overeenstemming met wat U ons aangeleerd hebt, willen wij
het tegenovergestelde."
In het begin was het noodzakelijk een andere moeilijkheid te om-
zeilen. De pastoors vreesden dat de salesianen het parochieleven zouden
verstoord hebben, maar Don Marenco hield voor hen in aanwezigheid van de
aartsbisschop een conferentie die hen geruststelde. Ook de oudere kloos-
terlingen hadden hun eigen vrees. Eens werden Don Marenco en de zijnen
op een diner uitgenodigd bij de franciscanen, die hen met hun novicen
flink vierden, maar een bejaarde pater bleef stil en treurig zitten. Toen
men hem gevraagd had of dit feest hem speet, antwoordde hij, terwijl hij
het hoofd schudde. Neen, maar ik ben bang dat deze jonge salesianen, zo
vol leven, er door de Voorzienigheid toe bestemd zijn geworden ons te
verdringen en onze plaatsen in te nemen." Buiten kijf toonde Don Bosco
door zijn eigen voorbeeld de weg ter zaligheid aan hen die, op het ter-
rein van het apostolaat, zich door het leven niet wilden laten buiten-
sluiten. Dat was de reden van zijn omzichtigheid bij het omzeilen van de
(1) Brief van Don Marenco aan Don Bosco, 22 juli 1878.
(2) Brief, 27 augustus 1878.

63.2 Page 622

▲back to top


- XIII/618 -
klippen van de politiek. De aartsbisschop verlangde dat Don Marenco de
benoeming zou aanvaarden van proost van de katholieke jeugdclub van
Lucca."— "Moet ik dit aanvaarden"? - schreef hij aan Don Bosco.(1) Wij
hebben zijn antwoord niet teruggevonden maar Don Nardo, die toen deel
uitmaakte van de kleine communiteit, zei dat hij nooit gemerkt had dat
de directeur deze functie uitoefende; indien dit zo geweest was, zou dit
hem niet ontgaan zijn. Het is zeer waarschijnlijk dat Don Bosco het hem
afgeraden heeft. Inderdaad had hij, het jaar tevoren, toen hij de domper
zette op zekere geestdrift van Don Vespignani (2) voor dezelfde zaak,
opgemerkt: "Dit is onze geest niet. Wij verlangen allen te mogen werken
te midden van de jeugd en daarom houden wij ons niet met politiek bezig.
Indien wij ons met iets anders dan met de kinderen bezighouden, zouden
wij niet meer op onze plaats zijn."-Indien men deze woorden goed wil be-
grijpen, dient men eraan te denken dat de katholieke Actie toen niet
enkel de verspreiding beoogde van de christelijke beginselen in de maat-
schappij door een voorbeeldig leven en door het behartigen van de gods-
dienstige belangen. Omdat in Italië de openbare machten openlijk wetten
stemden tegen de vrijheid van de Kerk en tegen de rechten van de heilige
Stoel, had dit als gevolg dat de katholieke jeugd zich ook in de politie-
ke arena wierp om het geloof te verdedigen. Het was trouwens een terrein
dat bij die vinnige strijd tussen de partijen niemand het hen kon belet-
ten. Don Bosco echter, wou nooit van enige politiek weten. Overal waar
hij dit kon doen, aanvaardde hij de leden van de katholieke jeugd bij
godsdienstige diensten en betogingen en zette hij ze aan goed te doen,
zonder zich echter ooit in hun activiteiten te mengen.
Zijn doelwit steeds hindernissen om het goede te doen van de baan
te helpen, ligt klaar en duidelijk in een raad door hem gegeven over de-
ze materie. Graaf Vittorio Thaon di Revel, de broeder van Paolo, Hertog
del Mare, had zijn licentiaat beëindigd in het college van Valsalice.
Toen hij zijn diploma van licentiaat bekomen had, vroeg hij aan Don Bos-
co of hij zich diende in te schrijven bij de katholieke jeugd die toen
ontstond. Don Bosco dacht een ogenblik na en zei toen rondweg: - "Neen,
laat je niet inschrijven. Rekening houdend met de stand van je familie
en je inzicht je weg te gaan in de diplomatie, zal je goed kunnen doen
met die loopbaan te volgen. Indien je jezelf liet inschrijven dan zou je
op hinderpalen botsen." - Toen de Graaf dit vertelde aan Don Filippo Ri-
naldi riep hij uit: "Hier kan men merken hoe Don Bosco ver in de toekomst
zag! Indien ik niet naar hem geluisterd had, had ik stellig deze loopbaan
niet kunnen volgen."
Een ander feit stelt ons in staat steeds beter de praktische richt-
lijnen te begrijpen die de gedragingen van Don Bosco beheersten in het
geschil tussen het politieke en het religieuze gezag. Op 11 en 12 decem-
(1) Brief, 4 november 1878.
(2) G. Vespignani. Un amo alla scuolo del .B. D. Bosco, blz. 26.

63.3 Page 623

▲back to top


- XIII/619
ber 1878 werd te Turijn het eerste gewestelijk congres van Piëmonte ge-
houden, door Leo XIII ingericht voor de behandeling van religieuze zaken
van groot belang en voor een coördinatie van de krachten van alle katho-
lieke Italianen tegen de onophoudende listen van de sektariërs. Het Ora-
torio nam er geen deel aan, tenzij door het sturen van een gift van 20
lires als teken dat het er zich volledig bij aansloot. De congresleden
kwamen bijeen in de kerk van het aar. Gastaldi. De Paus had Hertog Salvi-
ati aangeduid om er aanwezig te zijn en kardinaal Nina had hem een aanbe-
velingsbrief ter hand gesteld, maar Monseigneur, aan wie de hertog door
een overdreven beleefdheid gevraagd had of hij er niets tegen in te bren-
gen had, zei aan de personen van zijn omgeving dat hij van hem niet wou
weten en aan hem zelf gaf hij geen antwoord. Daardoor kwam het dat de
edele patriciër, die reeds naar zijn domein van Migliarino bij Pisa ge-
gaan was, om zich wat dichterbij te bevinden, genoodzaakt was ontgoocheld
terug te keren naar Rome. Nu gebeurde het dat toen Mgr. Bodoira d'Ivrea
de naam van Don Bosco uitgesproken had en de hoop had uitgedrukt dat hij
een huis zou openen te San Benigno Canavese, een gemeente in dat diocees
gelegen, de vergadering in een spontaan applaus uitbrak, zonder enige
uitzondering en tweemaal de kreet weerklonk: Leve Don Bosco! Dadelijk was
men bereid er een soort eerherstel in te zien, omdat de bisschop in zijn
redevoering wel uitvoerig gesproken had over Rosmini, over zijn geschrif-
ten en over zijn kloosterfamilies maar helemaal geen woord gerept had
over Cottolengo noch over Don Bosco. (1) De Unità Cattolïca, in het ver-
slag over de eerste zitting (2) gaf een opsomming van hen die de afwezige
bisschoppen vertegenwoordigden zonder iemand anders te vernoemen maar zei
dan dat de "Eerwaarde stichter van de salesiaanse congregatie, Don Gio-
vanni Bosco" vooraf zijn toetreding gestuurd had. Dit waren zaken die
voor Don Bosco een grote eer waren, maar toch was hij er ontevreden over
omdat hij wist hoe de speurhonden van de regering instellingen en perso-
nen bespiedden, die een gevechtsstelling innamen tegen het antiklerika-
lisme van de staat; en indien hij ervan verdacht werd in het strijdperk
te zijn getreden dan zou heel die officiële wereld die een overwegende
rol te spelen had, tegen zijn werken uitgevaren zijn.
Trouwens begrepen de verlichtte geestelijken het zeer goed en had-
den zij een hoge waardering voor zijn voorzichtige tactiek. Het bewijs
hiervan treffen we aan in het feit dat gedurende die dagen het gaan en
komen in het Oratorio van de bisschoppen, van de vertegenwoordigers van
de bisschoppen, van priesters-journalisten, van invloedrijke theologen
die bij Don Bosco kwamen om zich met hem te onderhouden en om hem te
raadplegen, niet ophield.
(1) Dit katholieke congres van Turjn werd nadien door degene, die ermee belast was, niet
opgenomen in de lijst van de katholieke congressen.
(2) l’Un. Catt., nr. 290 van 12 december 1878.

63.4 Page 624

▲back to top


- XIII/620 -
Este.
Een salesiaans college dat begon in 1878 en dat steeds een van
de bloeiendste colleges van Italië was, is het Manfredini-College van
Este. Het kostte aan Don Bosco geen langdurige en moeizame voorbereiding.
Op een paar maanden was alles besloten en goed besloten. De voornaamste
verdienste hiervoor komt toe aan een ijverige priester, aan Don Agostino
Perin, pastoor van Santa Maria delle Grazie te Este. Bekommerd door de
nadelen die het laïcisme in de scholen aan de jeugd toebracht, wou hij in
zijn Veneto een groot college, waar een waarachtige christelijke opvoe-
ding zou gegeven worden. Hij wist ook dat Don Bosco hiervoor in die dagen
de aangewezen persoon was. Na kort en bondig met hem per brief te zijn
overeengekomen, kwam hij in juni naar Turijn, sprak er met Don Bosco en
keerde uiterst tevreden naar Este terug, want binnen dat jaar nog zouden
de zonen van Don Bosco daar komen.
Don Perin had zijn blik laten vallen op een monumentaal groot ge-
bouw, in de streek bekend onder de naam van Ca'Pesaro, van een familie
van Veneto die het deed bouwen in de XVIII eeuw. Mooi wat zijn architec-
tuur betrof, groots door zijn afmetingen, gerieflijk door zijn ruime
plaatsen, rees het op in het open veld, op een lieflijke plaats, met een
zicht op de heuvelketen van de Euganeibergen, op wier helling het stond
en op de Bericibergketen. Het was omgeven door beemden en akkers waarvan
men speelplaatsen, tuinen en hovingen kon maken. Als gebouw kon men niets
beters verlangen. Het was bestemd om te dienen als rust- en ontspannings-
oord gedurende het zomerverblijf van adellijke heren maar sinds jaren wa-
ren de eigenaars er niet meer gekomen. Er zouden wel aanpassingswerken
dienen te gebeuren, maar er was geen haast bij ze alle tegelijk uit te
voeren en intussen had men een huis.
Zoals hij dit placht te doen, wou Don Bosco vooraf de mening ken-
nen van de bisschop van Padua en Don Perin bewees hem deze dienst. Terug
uit Turijn, ging híj hem opzoeken niet zonder vrees dat hij zich, uit ge-
negenheid voor zijn seminarie, zou verzet hebben. Hij kreeg integendeel
zijn volledige instemming met opdracht aan Don Bosco te schrijven dat hij
hem bedankte voor zijn mooie liefdadigheid en dat hij vurig wenste hem te
omhelzen en dat hij hem overvloedig zegende. Dit gebeurde op 24 juni. Op
25 juni ging Don Perin het contract aan voor het gebouw en op 26 juni
verzocht hij Don Bosco het te komen bezichtigen en de geschikte bevelen
te geven voor zijn aanpassing.(1) Men rende dus, men vloog.
Don Bosco stuurde de algemene econoom Don Sala, en op diens aan-
wijzingen werd zonder meer de hand aan het werk geslagen, omdat de eige-
naars dit toegestaan hadden nog voor de akte verleden werd.
(1) Brief van Don Perin aan Don Bosco, 26 juni 1878.

63.5 Page 625

▲back to top


- XIII/621 -
Intussen verspreidde zich het nieuws en allen, tot zelfs de libe-
ralen, spraken er gunstig over.(1) In zijn brief van 24 augustus schreef
de bisschop aan Don Bosco: "Ik kan u de verzekering geven dat u door deze
stichting niet enkel aan mij een onzegbaar genoegen doet, maar eveneens
aan de zeer ijverige aartspriester van Este, Mgr. Agostino Zanderigo. Ik
vroeg hem zijn mening over het project en hij antwoordde mij: "Indien,
zoals ik hoop, het plan waarover spraak is, uitgevoerd wordt, dan zegen
ik uit ganser harte de goddelijke Voorzienigheid, die naast het kwade het
goede verwekt. Ik beken u openhartig dat de gemeentescholen, de konink-
lijke scholen en het gymnasium van Este zwaar op mijn hart drukken. Mijn
herderlijke invloed kan er niet binnendringen... In die omstandigheden
aanzie ik het plan waarover gesproken wordt als een echte providentiële
tussenkomst voor de families die eraan houden hun zonen katholiek op te
voeden."
De akte werd verleden op 16 september in het kantoor van Notaris
Nazari te Este, tussen Don Perin "voor rekening, in naam van, in het
belang van en met het geld" van Don Bosco enerzijds en de graven Grade-
nigo di Venezia, eigenaars, anderzijds, tegen de prijs van vijfendertig-
duizend lires te vermeerderen met de onkosten van de akte.
"Met het geld van Don Bosco" zei de notariële akte. Wij zullen het
juister zeggen: met het geld van de Voorzienigheid. Wij zullen een enkele
episode verhalen die dit bewijst. Te Este woonde ridder Benedetto Pelà,
die begonnen als eenvoudig handwerker door zijn arbeid, zijn besparingen
en zijn bekwaamheid een fortuin van verscheidene miljoenen verworven had.
Hij was mild voor de armen, maar toch niet in de mate van zijn middelen,
des te meer daar hij geen reservataire erfgenamen had. Aan twee nichten
die gingen huwen had hij, aan elk van hen, een huwelijksgeschenk gegeven
van tweehonderdduizend lires. Toen Don Perin van Don Bosco de belofte
ontving van een college te Este en met de zaken snel vooruitging voor de
aankoop van het Ca'Pesaro, had hij dadelijk een bedrag volstrekt nodig.
Hij beval zich bij een van de voornoemde nichten aan, Mevrouw Bettina
Legnaro, om hem te helpen haar oom te gaan belegeren. De brave vrouw
wachtte er geen ogenblik mee. Op een ochtend zei ze tot hem het volgende:
"Kijk, oom, je weet hoe ik van je houd. Wat ben je ook mild geweest, wan-
neer je mij een zodanig rijk huwelijksgeschenk gegeven hebt! Maar, zie,
liever dan dat je ziel er zou moeten onder lijden, ben ik bereid het
terug te geven en weer arm als vroeger te zijn. Je bent altijd een eer-
lijk mens geweest, maar zou het niet kunnen gebeurd zijn bij zovele za-
ken, bij zovele contracten, dat soms de rechtvaardigheid te kort werd
gedaan? Dit kan zo gemakkelijk gebeuren. Ik zou dan ook niet willen dat
mijn oom aan de Heer over iets rekenschap zou moeten geven. Als je maar
gelukkig bent in de eeuwigheid, dan komt het er voor mij weinig op aan
(1) Brief van Don Perin aan Don Bosco, 3 juli 1878.

63.6 Page 626

▲back to top


- XIII/622 -
dat ik mijn bruidschat moet teruggeven, indien dit moet dienen voor je
zaligheid."
De heer Benedetto luisterde, bekeek het geval, spande zich in om
te raden waarop dit gesprek zou uitlopen, maar vond de draad niet. Ein-
delijk vroeg hij: "Maar mag ik ten slotte weten, wat je wenst dat ik doen
zou?"
"Ik zou willen dat je nog een goed werk meer zou doen."
"Het schijnt mij toe dat ik er genoeg doe. Ondersteun ik het
ziekenhuis, het kinderasiel en andere goede werken niet?"
- "Maar, kijk, mijn beste oom, er zou nog wat anders moeten gedaan
worden."
- "Zeg het me dan en ik zal doen wat je verlangt."
- "Luister. Je weet hoe het te Este voor de arme jeugd slecht ge-
steld is betreffende onderwijs. Pastoor Perín zou Don Bosco willen laten
komen en heeft er zich zelfs al toe verplicht hem een huis te kopen, maar
hij heeft geen geld en Don Bosco is arm. Er zouden dadelijk op zijn minst
achttienduizend lires nodig zijn."
- "En wat wil je daarmee zeggen?"
- "Dat jij, die zo rijk bent, dit liefdadigheidswerk zou doen."
- "Oh, is het dat maar wat je verlangt? Dan kon je me dat dadelijk
gezegd hebben. Daar is de kas, hier zijn de sleutels, neem ze en de kas,
haal eruit wat je nodig hebt en geef het aan de pastoor."
De dame ging het bedrag halen dat volstond om het contract af te
sluiten. Toen kort nadien Don Sala zich te Este bevond, gaf Pelà hem nog
eens zesduizend lires. Daarna bleef hij met hart en ziel voor de salesi-
anen, zodat hij voor de verschillende bouwwerken die achtereenvolgens nog
plaats hadden om en bij een miljoen lires schonk.
De eerste directeur van Este was Don Giovanni Tamietti. Don Bosco
had dit ongeveer acht jaar voordien voorspeld. In 1870 had de heer Anto-
nio Venturini, een van de talrijke salesiaanse medewerkers aan Don Bosco
voorgesteld te Este een college te openen en voor een geringe prijs een
klooster van Sint-Franciscus met een kerk daarnaast aan te kopen. Toen
was het voorstel voorbarig, maar op een dag van dat jaar wandelde Don
Bosco met Don Tamietti onder de galerijen van het Oratorio en vroeg hem
op de man af: Willen we naar Este gaan?"
"Waarom zouden we niet gaan" antwoordde lachend Don Tamietti.
"Wel, je zult het zien, je zult het zien!"
Hij zag het op 10 oktober 1878, toen hij met meester Giovanni Vota
als gezel en met vijfhonderd biljetjes van 2 lires op zak zijn voet zette
in de historische stad. Don Perin die ze met open armen verwachtte,
bracht ze in zijn huis, liet ze bij hem souperen en begeleidde ze naar

63.7 Page 627

▲back to top


- XIII/623 -
het huis van de heren Mistrello, waar ze overnachtten. Don Sala was enke-
le dagen voor hen aangekomen. Met hem en met de pastoor trokken ze 's
anderendaags naar hun verblijfplaats. Ze hadden zich een klein koninklijk
paleis voorgesteld. Men had hun gezegd: "Te Ca'Pesaro ontbreekt zelfs
geen spijker." - Maar wat een ontgoocheling! Ze vonden er alles onderste-
boven. Geen raam, geen venster functioneerde zoals het moest. De kamers
waren leeg en de wanden vochtig. Hoe zouden ze er nu wonen? De Voorzie-
nigheid kwam hen te hulp. Op vijf minuten daarvandaan woonde de heer Gia-
como Grandis met zijn dame. Ze hadden geen kinderen en hun huis was ruim.
Onze vier mensen brachten hen een bezoek. Hij nodigde hen uit te dineren
en begreep dadelijk de lastige toestand waarin de pas aangekomenen zich
bevonden. Hij liet Don Sala en Don Perin weggaan en hield Don Tamietti en
meester Vota bij zich. Ze bleven in die woning die zo gastvrij was tot 18
november, toen samen met de prefect Don Tammaso Galliano nog drie andere
medebroeders (1) kwamen. Dan gingen ze zich samen installeren in wat het
Manfredinicollege was en nog is. Het werd aldus genoemd als een hulde-
blijk aan Mgr. Federico Graaf Manfredini, bisschop van het diocees.
Don Bosco liet het programma drukken, in alles gelijk aan dat van
onze andere instituten die toen bestonden, behalve dat er maar een bedrag
als kostgeld was, namelijk 25 lires en dat men maar een maand vakantie
toestond, gedurende welke het kostgeld verschuldigd bleef.
In een bondige kroniek heeft Don Tamietti ons over het eerste
schooljaar volgend geschrift nagelaten: "Zeggen hoe we het doorgebracht
hebben is bijna onmogelijk. Nu eens opgewekt en vol vertrouwen, dan weer
ontmoedigd. Nu eens sprak men over een bloeiende toekomst, dan weer was
men er ongeveer zeker van dat dit het eerste maar ook het laatste jaar
zou zijn, omdat er zovele moeilijkheden oprezen. Iedere dag voelde men
dat men iets tekort kwam, en zeker zouden wij er geen maand kunnen leven
hebben, indien de heer Agostino Pelà, broer van de heer Benedetto ons
niet op credit het hele jaar door uit zijn handelszaak alles wat we no-
dig hadden geschonken had. Bovendien kwam een hevige sneeuwval de koude
en de vochtigheid van dat seizoen verergeren op een ogenblik dat we geen
kachels hadden en dat we ons moesten verwarmen door onophoudend over en
weer te wandelen. Toch waren we weer gauw opgeruimd. Doorgaans waren we
zo tevreden, dat er misschien geen beter jaar meer geweest is dan dat
jaar. We voelden dat God met ons was en we waren zeker van zijn bijstand.
"Niettegenstaande dergelijke ontberingen had de directeur de voldoening
de biljetten van 2 lires tot een bedrag van duizend lires aan het Ora-
torio te kunnen teruggeven, zoals Don Rua hem ze gegeven had op de dag
van zijn vertrek naar Este.
Don Bosco deed aan Don Tamietti een voorspelling die tot in bij-
zonderheden vervuld werd. Hij voorzei hem dat hij zou gewerkt hebben tot
(1) De clericus Giovanni Bima en twee coadjuteurs Pietro Enrio en Amilcare Rossi.

63.8 Page 628

▲back to top


- XIII/624 -
de leeftijd van 50 jaar en dat hij geen 72 jaar zou geworden zijn.(1)
Geboren in 1848 werd hij in 1898 aangetast door een zware tyfusinfectie,
die zijn geestvermogens erg aantastte, zodat hij genoodzaakt werd, hoe-
wel zeer gezond van lichaam, het overige van zijn dagen in een volledig
geheugenverlies door te brengen. Hij stierf op 18 oktober 19209 omstreeks
twee maanden voor hij 72 jaar werd. Ook aan zijn opvolger in de directie
van het Manfredi-college had Don Bosco lang tevoren in het Oratorio voor-
speld dat hij buiten zijn eigen huis zou sterven, terwijl hij voor zaken
weg was. Toen hij zich op 14 mei 1914 naar Bologna begeven had om van de
directie van de spoorwegen een speciale prijsvermindering te bekomen voor
de jongens van zijn college, die een bedevaart moesten doen naar de Ma-
donna van de Monte Berico9 werd hij door een beroerte getroffen terwijl
hij in de tram zat en op 20 augustus stierf hij bijgestaan door de mede-
broeders van Bologna. Bij deze rouwtijding herinnerde zich een familie
van Este dat hij zelf kort tevoren die oude voorspelling verhaald had,
toen hij op een diner was uitgenodigd.
Montefiascone.
Laten we ons nu bezighouden met een werk van veel minder belang.
Het was niet veel zaaks dat een enkele salesiaan zich naar Montefiascone
begaf, maar de uitnodiging kwam van hoog. Voor het eerst werd Don Bosco
hiervoor aangezocht door de nieuwe bisschop Mgr. Luigi Rotelli9 van Pe-
rugia, van wie Leo XIII zeer veel hield en die hij later naar Parijs zou
sturen als Nuntius en tot kardinaal zou verheffen. Om aan de wens van de
paus te voldoen zocht hij naar een middel om aan het diocesaan seminarie
zijn oude luister terug te schenken en daarom had hij gediplomeerde lera-
ren nodig. Don Bosco, die in zijn hoop ontgoocheld werd te Albano een
college te kunnen openen, verwachtte dat hij te Montefiascone zou slagen.
Daarom antwoordde hij aan de bisschop op een manier die meer weg had van
een toezegging dan van een weigering. Omdat echter het laatste woord uit-
bleef, werd het verzoek nogmaals gedaan in naam van Leo XIII door zijn
secretaris, Mgr. Boccali. Om te beginnen was toen een enkele salesiaan
voldoende. "De persoon" - schreef de secretaris van de paus - "die we ten
minste voor dit jaar nodig hebben, zou een diploma moeten hebben voor het
4de en 5de jaar van het gymnasium en er titularis van zijn, zonder ech-
ter genoodzaakt te zijn beide klassen en misschien niet eens een enkele
klas te geven."(2) Tegenover de paus viel er niet te aarzelen. Don Bosco
beloofde het formeel en deed tegelijkertijd een poging daartoe. Zou een
prelaat die zich aldus in de onmiddellijke nabijheid van de heilige Vader
bevond, geen eerste woordje kunnen zeggen aan de nieuwe paus over de
mededeling van de privileges? Proberen kon niet schaden. Bij zijn ant-
woord aan Mgr. Boccali voegde hij een smeekschrift in die zin. Monseig-
(1) Doodsbericht geschreven door Don Costa.
(2) Brief, Rome 11 oktober 1878.

63.9 Page 629

▲back to top


- XIII/625 -
neur overhandigde het aan Zijne Heiligheid maar maakte er Don Bosco ook
attent op dat het blad moest overgemaakt worden aan de heilige Congrega-
tie die over dergelijke zaken te beslissen had...(1) Geduld dan maar!
moet Don Bosco wel uitgeroepen hebben. Intussen echter verloor hij deze
gewichtige aangelegenheid niet uit het oog en met handigheid maakte hij
van alle gelegenheden gebruik, om het terrein onder het nieuwe pontifi-
caat af te tasten.
Voor deze opdracht (laten we ze zo noemen) koos Don Bosco Don Gui-
dazio uit. Het was een gelukkige keus, want Don Guidazio was door ieder-
een gaarne gezien. Vier maanden na aankomst schreef de bisschop aan Don
Bosco:(2) "Deze priester is onberispelijk, werkzaam, stichtend, zeer ge-
leerd en behalve de welwillendheid en de achting van de bisschop, heeft
hij zich ook een niet gewone reputatie verworven bij de leken en geeste-
lijken van deze stad. Ik zeg u dit opdat het u een troost moge wezen te
horen, hoe die leerling van u aan de vaderlijke zorgen die u steeds aan
hem besteed hebt, beantwoordt." Maar behalve deze persoonlijke sympathie
kon Don Guidazio niet de minste invloed uitoefenen op de gang van de stu-
dies en van de opvoeding; hiervoor voelde hij zich niet op zijn gemak.
"Ik zou dit jaar 1878 nog willen vertrekken", - had hij in december (3)
aan Don Bosco geschreven - "omdat ik niet tegen de onverklaarbare tucht
kan, waardoor ik niet het tiende kan verrichten van het goede dat anders
mogelijk zou zijn. Daarom aanzie ik mezelf als een persoon die men zonder
enig nut te werk stelt. Ik durf te zeggen dat de oversten hier veel van
me houden, en zelfs teveel eerbied voor mij hebben, maar men mag hier
geen tuchtstelsel aantasten dat sedert twee eeuwen in zwang is en dit
college op het uiterste brengt."
Don Bosco bewees aan Monseigneur ook nog een andere dienst en
stuurde hem enkele diploma's van salesiaanse leraren die hij kon tonen
aan de Inspecteur, om hem te machtigen een gymnasium open te houden, dat,
meer dan een seminarie, een college geworden was. Toen Don Bosco echter
iedere hoop op de mogelijkheid alles in eigen handen te hebben in rook
zag vervliegen, gaf hij aan Don Guidazio het bevel aan de bisschop en
aan de overste te doen begrijpen dat het niet zijn inzicht was hem na dit
schooljaar daar nog te laten en dat hij evenmin iemand anders zou sturen.
Maar de bisschop, aangevuurd door de paus, had heel andere bedoelingen.
Het gebouw overtrof "vijfmaal Valsalice" zoals dit er uitzag in de tijd
toen wij er kwamen, maar het was leeg en met de schikkingen die er toen
in zwang waren zou men er nooit in geslaagd zijn het te bevolken. Daarom
vroeg Zijn Excellentie het personeel dat nodig was voor een lyceum. Zon-
_______________________
(1) Brief Rome, 22 oktober 1878.
(2) Brief 23 maart 1879.
(3) Brief, Kerstmis 1878.

63.10 Page 630

▲back to top


- XIII/626 -
der enig nut spande Don Guidazio zich in om hem duidelijk te maken dat
Don Bosco hem hierin geen bevrediging kon schenken. De weigering die dan
uit Turijn kwam volstond niet om de vurigheid van de bisschop af te koe-
len, ofwel omdat hij rekende op de aandrang van de paus ofwel omdat hij
geen idee had van de voorwaarden die de regering voor instituten van die
aard stelde. In augustus kon men de opdracht van Don Guidazio als geëin-
digd beschouwen. Hij begaf zich naar Turijn voor de retraite en kreeg een
andere bestemming. Zijn doorgang te Montefiascone was nuttig geweest, om-
dat, zoals weldra zou blijken, hij gediend had om de ogen te openen op de
werkelijkheid van de dingen.
Magliano Sabino
Te Magliano Sabino waren de omstandigheden gunstiger voor Don Bos-
co om een kostschool te openen waarvan de noodzakelijkheid sterk aange-
voeld werd, omdat er enkel te Rieti in deze streek een gymnasium bestond.
Toen hij daar voorbijkwam bij zijn terugkeer uit Rome, op het einde van
januari 1877, schreef hij aan kardinaal Bilio9 bisschop van Sabina, en
gaf hem blijk van zijn wens daar in het seminarie een kostschool op te
richten. De kardinaal die tevreden was over de twee salesianen, zowel
wegens hun voorbeeldig gedrag als wegens het uitstekend onderwijs dat ze
er gaven, wou aan Don Bosco niets weigeren, maar aarzelde wat om zijn
goedkeuring te verlenen omdat Don Bosco ook de medewerking vroeg van de
burgemeester, want het ging over een werk waarvan Magliano de voordelen
zou genieten. Die burgemeester boezemde hem geen vertrouwen in. Bovendien
had een onlangs ontvangen circulaire van de minister van Openbaar Onder-
wijs, Coppino, de instituten die van de gemeentebesturen subsidies ont-
vingen bijna onder voogdij gesteld. Wegens deze redenen talmde Zijne Emi-
nentie ongeveer vier maanden met zijn antwoord, omdat híj intussen de
zaak beter wou laten rijpen en eveneens het advies wou horen van de afge-
vaardigden van Trente over het seminarie. De afvaardiging, samengesteld
uit drie hoge geestelijken, was van mening dat Don Bosco niet enkel de
leiding van de studies in het seminarie op zich moest nemen maar ook de
administratie van de inkomsten. Evenals aan de bisschop schreven ze aan
Don Bosco en zegden ze hem onder meer: "Zij (de afgevaardigden) met het
oog op de aanzienlijke vorderingen die men vaststelt bij de jongens die
de scholen van uw geliefde zonen bezoeken, met het oog eveneens op het
grote nut dat kan voortspruiten voor deze stad en voor het diocees van
Sabina, maken de gevoelens van Zijne Eminentie tot de hunne en wenden
zich tot U om de leiding van de studies op u te willen nemen en de nodige
schikkingen daartoe te treffen... op een wijze die het best overeenstemt
met het welzijn van de studerende jeugd en tot meerdere glorie van God en
op een wijze die U bij voorkeur zult aanwenden, steunende op uw door er-
varing rijke wijsheid en omzichtigheid. Het is zeker waar, dat de onder-
tekenaars van deze brief niet eens zouden gewaagd hebben u dergelijk
voorstel te doen indien ze uw belangeloosheid en uw edele doel, namelijk
u volledig te wijden aan de opvoeding van de jeugd, niet kenden." Toen
Zijne Eminentie het advies van de afgevaardigden vernomen had, beval hij

64 Pages 631-640

▲back to top


64.1 Page 631

▲back to top


- XIII/627 -
aan de zaak aan te pakken.(1)
Don Bosco, die vooral de ogen gericht hield op het college, had
enkele ophelderingen nodig, die hij vroeg aan kanunnik Tondinelli, de
eerste van de afgevaardigden:
"
Zeer Eerwaarde Heer Vicaris-Generaal,
"
"
Op zijn tijd ontving ik de brief die u en de afvaardiging
" van het bisschoppelijke seminarie van Magliano mij op 17 mei ge-
" zonden hebben. Nu het personeel nog beschikbaar voor het aanstaan-
" de schooljaar al vrij uitgedund is, heb ik moeten nagaan of ik er
" nog kon in slagen te voorzien in de behoeften en te beantwoorden
" aan uw voorstel de leiding op mij te nemen van de studies en de
" administratie van het seminarie van dat diocees.
"
Met hetzelfde inzicht schreef mij Zijne Eminentie kardi-
" naal Luigi Bilio. Ik ben thans verheugd in staat te zijn u mee
" te delen dat ik bij machte ben uw voorstel te aanvaarden, na de
" noodzakelijke inlichtingen te hebben bekomen nopens alles wat tot
" voordeel van dat geëerde seminarie kan strekken.
"
Het zal daarom noodzakelijk zijn zo goed te willen zijn
" mij volgende ophelderingen te bezorgen die, naar ik meen, nood-
" zakelijk zijn:
" 1° Wat is de staat van activa en passiva van het seminarie, wat
"
de huidige financiële toestand aangaat en over welk nettobe-
"
drag kan men nog beschikken om te voorzien in de behoeften
"
van het personeel, voor het onderwijs, voor de leiding en
"
voor het dienstpersoneel?
" 2° Ik wou willen weten of ook kostleerlingen, die daar de leergan-
"
gen wensen te volgen, kunnen aanvaard worden met de verplich-
"
ting zich streng aan de gemeenschappelijke tucht te houden.
" 3° Of ook jongens van de stad kunnen komen als gewone leerlingen
"
of als halve-kostleerlingen.
" 4° of men een duurzame overeenkomst aangegaan heeft met het hui-
"
dige personeel en of men op hun werk kan blijven staat maken,
"
ofwel of men volledig naar nieuw personeel dient uit te zien.
"
Wanneer ik deze en andere gelijkaardige inlichtingen ont-
" vangen heb, zal ik een ontwerp van overeenkomst opstellen, waar-
" bij het gezag van de afvaardiging onaangeroerd zal blijven en
" onze oude autonomie als kloostercongregatie behouden wordt.
"
Het zal onontbeerlijk zijn verschillende zaken mondeling
" te bespreken en daarom zal ik proberen over korte tijd naar Rome
" te komen.
__________________________
(1) Brieven van Don Bosco aan Don Daghero (5 mei 1877, van de afgevaardigden (17 mei
en van de Kardinaal (24 mei).

64.2 Page 632

▲back to top


- XIII/628 -
"
Thans ben ik verplicht u te bedanken omdat u mij met zo-
" veel welwillendheid geschreven hebt en terwijl ik u de verzeke-
" ring geef dat ik mij volledig zal inzetten om mee te werken met
" uw christelijke liefde en uw ijver, heb ik de hoge eer van u te
" mogen zijn
"
" Turijn, 29 mei 1877.
uw nederige dienaar
"
Priester Gio. Bosco.
De ophelderingen werden dadelijk gegeven. Voor de kostleerlingen
of, zoals de kanunnik dit zei "voor de jongens van buiten het diocees"
bestond geen hindernis, op voorwaarde dat ze niet enkel de gemeenschap-
pelijke tucht wilden onderhouden, maar ook dat ze gekleed zouden gaan als
de clerici. Wat de externen van Magliano aanging, vreesde hij dat hun
aanvaarding de rechten van het seminarie zou kunnen schenden. Niettemin,
indien het er enkel om ging de klassen te volgen, dan zouden ze aanvaard
worden, wanneer ze dit aan Zijne Eminentie de bisschop zouden aanvragen.
Wat het personeel betreft, zou men voor het eerste jaar genoegen nemen
met de leraren voor het gymnasium en de onderwijzers voor de derde en
vierde lagere klas. Voor de hogere klassen zou men leerkrachten van het
seminarie en andere ter plaatse nemen.(1)
Toen liet Don Bosco voor enige tijd het kostschool-college opzij
liggen en stelde hij een ontwerp van overeenkomst op, dat hij aan de
kardinaal stuurde. Zijn Eminentie overhandigde ze aan de afvaardiging,
die hem haar eigen voorstel voorlegde, waarin het vorige ontwerp op ver-
schillende punten grondig gewijzigd werd. Maar kardinaal Bilio nam als
basis het ontwerp van Don Bosco en bracht er zijn wijzigingen in aan
totdat uiteindelijk na herhaalde kleine wijzigingen het ontwerp voorgoed
ondertekend werd, door Don Bosco op 21 augustus en door Zijne Eminentie
op 25 augustus. Het bestond uit acht artikels.
"
1° De leiding van de studies en de administratie van het
" seminarie wordt toevertrouwd aan voornoemde Don Bosco, Algemeen
" Overste van de salesiaanse congregatie op de hierna beschreven
" voorwaarden en overeenkomsten:
"
2° Na de balans te hebben opgemaakt van de inkomsten van
" het seminarie en na aftrek van alle lasten en belastingen, zal
" er ieder jaar circa 4.939 Italiaanse lires overblijven. Deze wor-
" den aan D. Giov. Bosco afgestaan om te voorzien in de uitgaven
" die nodig zijn voor een onderwijzer in de 3de en 4de lagere klas,
" voor de leerkrachten van het gymnasium en voor een professor wijs-
" begeerte en een professor godgeleerdheid en voor het hele perso-
" neel dat leiding geeft, assistentie
(1) Brief van kan. Tondinelli, Magliano, 8 juni 1877.

64.3 Page 633

▲back to top


- XIII/629
" verleent en de huiselijke diensten verricht. En omdat het hier-
" voor vermelde inkomen, na aanbetaling van sommige jaarlijkse
" passiva, zal stijgen, wordt hierbij verklaard dat dit zal gebeu-
" ren ten voordele van de administratie. Bij het overlaten zal
" door beide partijen een inventaris worden opgesteld.
"
3° Indien zich het geval zou voordoen dat onderhavig con-
" tract zou ontbonden worden of zou eindigen, dan moeten de zaken
" worden teruggegeven in dezelfde staat en met dezelfde waarde
" waarin ze overhandigd werden, zodat de verbeteringen of de ver-
" slechteringen in het voordeel of het nadeel zullen zijn van voor-
" noemde D. Bosco, Algemeen Overste van de salesiaanse congrega-
" tie.
"
4° Wanneer er buitengewone bouw- of herstellingswerken
" moeten uitgevoerd worden, dan zullen Zijne Eminentie kardinaal
" Bilio, bisschop van Sabina met de Eerwaarde Heren Afgevaardig-
" den enerzijds en de Zeer Eerwaarde Heer D. Bosco, Algemeen Over-
" ste anderzijds, in gemeenschappelijk overleg de manier onderzoe-
" ken om in de daartoe nodige middelen te voorzien.
"
5° Zijne Eminentie de kardinaal-bisschop van Sabina zal het
" volledige gezag uitoefenen op het leerplan en op alles wat op
" de tucht, de godsdienst en de zedelijkheid van de leerlingen be-
" trekking heeft in overeenstemming met de Romeinse apostolische
" Constituties.
"
6° Bij het begin van ieder schooljaar zal priester D. Gio-
" vanni Bosco aan Zijne Eminentie de kardinaal-bisschop van Sabina
" de lijst aanbieden van het personeel dat leiding geeft, assisten-
" tie verleent en huiselijke diensten verricht.
"
7° Het studieprogramma, de voorwaarden en maatstaven voor
" de aanvaarding van de leerlingen zullen steeds aan de goedkeu-
" ring van de ordinarius onderworpen worden.
"
8° De hierboven opgestelde overeenkomst zal haar uitwer-
" king hebben te hebben vanaf aanstaande schooljaar 1877-78 en zal
" vijf jaar duren en wanneer een van de partijen zich zou willen
" terugtrekken of deze overeenkomst ontbinden, dan zal hij aan de
" andere partij hiervan vijf jaar vooraf, opzegging moeten doen.
Dat samengaan van seminaristen, aspiranten en niet-aspiranten voor
het priesterschap dat hem werd voorgesteld en dat wel "in overeenstem-
ming met de constituties van het seminarie en het praktische gebruik tot
dan toe" bestond, kon Don Bosco niet aanstaan. Toen hij eenmaal het semi-
narie in handen had, dacht hij aan een afzonderlijk college voor jonge
leken en nam hiervoor een gedeelte van het ruime gebouw in huur. Er werd
met zorg een geschrift van opgesteld, maar enkel pro forma opdat, zoals
in een vertrouwelijke brief van Don Rua gezegd werd, niemand bij machte
zou geweest zijn "er zijn hand op te leggen." In de nota stond nog ver-
meld dat het huurgeld niet diende betaald te worden en dat het huis
steeds ter beschikking en gebruik van de salesianen zou blijven. Deze
zaak werd afgehandeld door een zekere heer Albino Donato van Saluggia,
die daartoe opzettelijk opdracht ontving van Don Bosco. Hij gelastte hem

64.4 Page 634

▲back to top


- XIII/630 -
er ook mee de inventaris op te stellen en de woning van de kostleerlingen
te meubileren voor het begin van het schooljaar dat nu voor de deur
stond.
Deze heer Donato was een beste familievader die veel van Don Bos-
co hield en blij was iets voor hem te kunnen doen. Don Bosco had altijd
een zeker aantal van dergelijke lekenmedewerkers, ijverig en betrouwbaar,
steeds bereid hem dienst te bewijzen, telkens hij het vroeg, in burger-
lijke aangelegenheden. Aldus herinnert men zich bijv. behalve voornoemde,
de heer Vincenzo Provera, de broeder van Don Rua, de vader van Don Rota,
de heer ridder Rilbaldone, Graaf Cays, die toen nog geen salesiaan was en
nog zovele anderen. Don Bosco stelde zeer veel vertrouwen in deze mensen
en liet ze toe in het intieme leven van de salesianen, waardoor ze zich
vereerd voelden en hij nodigde hen ook uit de retraites te doen met de
medebroeders.
We blijven hier niet stilstaan bij de gebruikelijke moeilijkheden
door de prefect van Perugia en door de studie-inspecteur opgeworpen. Don
Daghero had zijn moeilijkheden maar hij wist zich goed uit de slag te
trekken. De seminarie-kostschool van de Onbevlekte Ontvangenis, zoals het
genoemd werd, bleef gedurende drie jaar onder de leiding van de vroegere
overste, Don Francisco Rebaudi, maar in werkelijkheid was de grote be-
zieler van alles en allen, de overste van de salesianen, Don Giuseppe
Daghero, doctor in de letteren. Om niet de hele aansprakelijkheid te moe
ten dragen, waartoe hij beweerde onbekwaam te zijn, drong hij bij Don
Bosco en Don Durando aan, naar het college van Alassio te worden gestuurd
om er les te geven. Maar deze zoon van het Oratorio was een te deugdzame,
geleerde en bekwame man om lange tijd onder de korenmaat te blijven. Ge-
durende het schooljaar 1881-82 werd hem de leiding toevertrouwd en hij
oefende ze met wijsheid uit tot in het jaar 1889. Tijdens het afhandelen
van deze zaken en zolang als hij leefde, gaf kardinaal Bilio buitengewone
blijken van welwillendheid tegenover Don Bosco en zijn zonen.
Chieri
We dienen nog iets te zeggen, om hiermee te besluiten, over een
werk dat in 1878 te Chieri ingewijd werd. Hier hadden enkele priesters,
bezield door pater Luigi Testa, jezuïet, een Oratorio voor zon- en feest-
dagen, in afwachting dat Don Bosco iemand zou hebben om de directie ervan
op zich te nemen. Don Matteo Sona, die er manusje-van-alles was schreef
op 9 november 1877 aan voornoemde pater: "Wat het Oratorio of liever
Recreatieoord van de jongens betreft, ontvingen wij al aanzienlijke gif-
ten en beloften van weldoeners. En er bestaat hoop dat met de hulp van
het heilig Hart van Jezus en van Don Bosco toekomend jaar de zaak nog
veel gewichtiger zal zijn en nog meer vruchten zal opbrengen. In tegen-
strijd hiermee, onderging het werk het jaar nadien een gedaanteverande-
ring. Don Bosco opende er geen Oratorio voor jongens, maar het Oratorio
van de heilige Teresa voor meisjes. We zullen nu zien hoe dit gebeurde en
in welke omstandigheden.(1)
(1) Over het begin van de wederwaardigheden in groot aanta1 die het Oratorio van Chieri
overkwamen, wordt wat licht geworpen door een brief van Pater Vesta in een van zijn
brieven aan Don Bosco.

64.5 Page 635

▲back to top


- XIII/631 -
In 1870 stelde de heer Carlo Bertinetti van Chieri, Don Bosco
als erfgenaam aan van al zijn goederen. Don Bosco had een huis van zijn
weldoener tot een opvoedingsinstituut willen ombouwen, maar wegens een
zeker verzet vanwege de inwoners van Chieri en vooral vanwege kanunnik
Antonio Oddenino, pastoor van de Domkerk, verkocht hij het terrein en be-
gon hij ook de burgerlijke gebouwen te verkopen. Dat verwekte erge onte-
vredenheid in de stad en welwillende personen verzochten Don Bosco van
die verkoop af te zien. Hij behield dan het hoofdgebouw, in afwachting
dat er zich een gunstige gelegenheid zou voordoen om met een of ander
werk van openbaar nut te kunnen beginnen. Die gelegenheid deed zich voor.
In 1876 gingen twee dames die ook van Bertinetti een legaat hadden ont-
vangen, met andere dames uit de stad een overeenkomst aan, na Don Bosco
om raad te hebben gevraagd, iedere feestdag, na de middag, enkele meis-
jes bijeen te brengen op het speelplein van het huis dat aan Don Bosco
toebehoorde. Zij zouden hen bezig houden met degelijk spel en ze naar
de catechismuslessen in de parochiekerk zenden. Het was dus een soort
van Oratorio voor zon- en feestdagen voor meisjes.
Met verloop van tijd echter zagen de brave dames dat de vruchten
veel groter zouden zijn, wanneer men ook daar catechismuslessen kon ge-
ven en daarom spraken ze vrome en invloedrijke personen aan om van de
pastoor vergunning daartoe te krijgen. Deze stond het toe en op de avond
van de feestdagen ging hij zelf of stuurde een andere priester om onder-
richt te geven aan de meisjes. Hij hield niet op hem aan te bevelen dik-
wijls naar het Oratorio te gaan vooral deed hij dit aan oudere meisjes,
die, zoals hij zei, zich zouden aangetrokken voelen door het orgelspel.
Om ze aan te sporen voegde hij er zelfs aan toe dat naar het Oratorio
gaan hetzelfde was als naar de parochiekerk gaan. En toch ging het hei-
lige werk maar traag vooruit.
Don Bosco, die er de wederwaardigheden van volgde, nam in 1878
het besluit de Dochters van Maria; Hulp der Christenen, naar dat huis
te sturen om er te gaan wonen. Hij schreef daarom volgend smeekschrift
aan de aartsbisschop:
"
Excellentie,
"
"
Omdat hij wenst te voorzien in de zedelijke behoeften van
" de arme meisjes van de stad Chieri zou priester Don Bosco een ge-
" bouw en een kapel toegewijd aan de heilige Teresa willen klaarma-
" ken in het huis dat vroeger het eigendom van Bertinetti was.
"
Thans smeek ik Uwe Excellentie te willen toelaten dat de
" kloosterzusters, genaamd Dochters van Maria, Hulp der Christenen,
" gaan wonen om er zorg te dragen voor die meisjes, zoals al toege-
" staan werd aan hen die reeds school geven naast de kerk van Val-
" docco.
"
Op de tweede plaats verzoek ik U een persoon te willen af-
" vaardigen om de voornoemde kapel te bezoeken, en als hij zal be-

64.6 Page 636

▲back to top


- XIII/632 -
" vonden hebben dat ze behoorlijk versierd en gereedgemaakt is,
" haar te willen zegenen met de formules door de kerk voorge-
" schreven.
"
" Turijn, 19 mei 1878.
Hij die dit nederig afsmeekt
"
Priester Gio. Bosco.
De Aartsbisschop schreef op de achterzijde van dit verzoekschrift:
"Er wordt aanbevolen deze vraag op protocollair papier over te schrijven
om ze behoorlijk in te lassen bij de curieakten. Er zal met het vereiste
decreet op geantwoord worden." Het vereiste decreet heeft als datum 29
juni.
Monseigneur looft de ijver en de vroomheid van Don Bosco, verleent
hem alle nodige bevoegdheden maar op voorwaarde dat alles zou gebeuren
met volledige voldoening van de plaatselijke kerkelijke overste. Op 20
juli zegende de plaatselijke kerkelijke overste, kanunnik Oddenino in op-
dracht van de ordinarius de kapel van de heilige Teresa in. Don Bosco had
ze in zijn eigen huis laten klaarmaken en meubileren.
Op 10 augustus verleende de ordinarius de bevoegdheid er de zegen
met het Allerheiligste te geven geldig "voor één jaar" op voorwaarde dat
hij de toestemming hiervoor zou krijgen van de pastoor van Santa Maria
della Scala. Machtigingen, beperkingen, instemmingen die hier niet te pas
kwamen, daar, zoals toch bekend diende te zijn, de heilige Stoel bij spe-
ciale Breve van 12 september 1876 dergelijke bevoegdheden voor altijd
verleend had aan alle kerken en openbare Oratoria die aan de salesianen
toebehoorden.(1) Maar Don Bosco liet maar begaan.
De zusters waren in het huis binnengekomen op 28 juni. Don Sala
samen met zuster Elisa Roncallo van het hoofdkapittel had op bevel van
Don Bosco zorg gedragen voor de nodige herstellingen. Voor de geestelijke
leiding vaardigde Don Bosco Don Bonetti af en schikte het zo dat hij er
iedere zaterdagavond zou naartoe gaan. De goede Vader wou alles doen zo-
als het volgens de regel moest gebeuren en daarom gaf hij aan Don Bonetti
zijn benoemingsbrief. Het was ook een manier om het deel van de jurisdic-
tie die hem canoniek toekwam te bevestigen.
"
Aan onze beminde Zoon in J.C. priester Giovanni Bonetti
"
"
Oratorio van de H. Franciscus van Sales te Turijn. Het vu-
" rige verlangen de glorie van God veel beter te verspreiden en te
" zorgen voor het heil van de zielen en vooral de noodzakelijkheid
" het zede-
(1) Zie Boekdeel XII, blz. 676.

64.7 Page 637

▲back to top


- XIII/633 -
" lijk en godsdienstig welzijn te bevorderen van de meisjes van de
" stad Chieri, op onze dagen aan ernstige gevaren blootgesteld,
" hebben er ons toe aangezet in die stad een Oratorio voor zon-
" en feestdagen te openen.
"
Het doel hiervan is hun alle gelegenheid te geven hun gods-
" dienstige plichten te vervullen en zich ver te houden van de
" gevaren die hun onervaren leeftijd bedreigen.
"
Het heilig ministerie dat u gedurende meer dan vijftien
" jaar uitgeoefend hebt ín de colleges van Mirabello en van Borgo
" S. Martino in het bisdom Casale, beweegt er ons toe u de lei-
" ding en de geestelijke administratie toe te vertrouwen van
" dit openbaar Oratorio.
"
Daarom gelasten wij u hierbij er naartoe te gaan om er in
" overeenstemming met de riten al deze godsdienstige functies te
" verrichten en alles te doen wat kan strekken tot Gods glorie en
" tot voordeel van de zielen.
"
Wij bevelen u aan, u in alle zaken te tonen als een waar-
" achtige volgeling van de H. Franciscus van Sales.
"
Moge God u zegenen en u helpen bij het vervullen van het
" heilig ambt dat u toevertrouwd wordt.
"
" Turijn, 24 september 1878.
Priester Gio. Bosco.
De zusters werkten er zoveel ze maar konden. Don Bonetti was vuur
en vlam. De meisjes stroomden talrijk toe en hielden het vol. Het kon
niet anders of de duivel zou er zijn staart tussen steken. Het scheen de
pastoor toe dat de kerkelijke diensten in het Oratorio een inbreuk waren
op de synodale wetten, vooral omdat ze op hetzelfde uur als de diensten
in de domkerk plaats hadden. Op 3 december bracht hij ze aan Don Bosco
aan als "overtredingen" en "misbruiken." Don Bosco, die toen leed aan
een erge oogziekte, wachtte wat met zijn antwoord en daarom legde de pas-
toor klacht neer bij de aartsbisschop en stelde hij Don Bosco in kennis
van deze nieuwe stap. Deze gelastte Don Bonetti ermee zich te rechtvaar-
digen. Don Bonetti wees de pastoor op twee zaken: dat men het te Chieri
deed zoals te Turijn waar de kerkelijke overheid er nooit iets tegen in-
gebracht had en dat alle diensten op de feestdagen van alle Oratoria sa-
menvielen met die van de respectieve parochiekerken en dat anderzijds
het onmogelijk was te Chieri voor de jonge meisjes een uur te vinden dat
beter geschikt was.
Maar intussen werd te Turijn Don Rua door de vicaris-generaal ont-
boden om zich van ambtswege de aanmerkingen van de pastoor van Chieri te
horen meedelen. Na deze audiëntie stuurde Don Rua schriftelijk aan de
aartsbisschop een gedetailleerd overzicht over de manier waarop in het
Oratorio voor meisjes te Chïeri de dag doorgebracht werd en deed in zeer
overtuigende bewoordingen de onmogelijkheid uitschijnen de avondoefenin-
gen te vervroegen of te verlaten, Kanunnik Sona die geheime intriges
vermoedde, om de sluiting van het Oratorio, dat hem zo duurbaar was, te

64.8 Page 638

▲back to top


- XIII/634 -
bekomen, beval levendig aan de christelijke liefde en aan de voorzichtig-
heid van Don Bonetti en "nog veel meer aan de christelijke liefde en
voorzichtigheid, grootmoedigheid en sterkte van de Zeer Eerwaarde Don
Bosco" aan, dat ze de moed niet zouden verliezen en dat ze aan de mensen
van Chieri die grote weldaad niet zouden ontnemen, alleen om zogezegde
tegenkantingen door de duivel verwekt. Daarna verstrekte hij aan Don Bo-
netti nuttige inlichtingen en zette hij hem aan alle brieven te bewaren
die door beide partijen over dit geschil geschreven werden wegens de mo-
gelijkheid dat er in de toekomst juridische kwesties konden oprijzen. Een
profeet zou het niet beter hebben kunnen zeggen!
Op 21 december stelde Don Bonetti, na een samenkomst met de aarts-
bisschop en na ruggespraak met Don Bosco, aan kanunnik Liane, deken te
Chieri een plan van overeenkomst voor, waarbij hij hem ook de bevoegdhe-
den door de paus toegekend en waaraan hij niet kon verzaken,(1) ter ken-
nis bracht. Het plan bestond hierin dat, wanneer de goddelijke diensten
in het Oratorio op hetzelfde uur als de onderrichtingen in de parochie-
kerk zouden gebeuren, de grotere meisjes hiervan zouden uitgesloten wor-
den, terwijl men aan de jongere meisjes de keus zou laten te gaan waar
hun dat beviel. Dit plan werd afgewezen door de kapelaan en dan gaven
pastoor en kapelaan het bevel dat men al de meisjes van boven de dertien
jaar uit het Oratorio zou verwijderen Maar waren het niet juist de oudere
meisjes die een behoorlijk onderricht moesten krijgen en die ver moesten
gehouden worden van de gevaren van de feestdagen? Op dergelijke voor de
hand liggende opmerkingen antwoordden de twee kanunniken aan Don Bonet-
ti: - "Indien die jonge meisjes kwaad gaan doen, dan moet u hierover geen
rekenschap geven." - Met een dergelijke logica was het onmogelijk tot een
overeenstemming te komen. Het vervolg hiervan zullen we op zijn tijd
zien. Hier dienen de lezers twee zaken te weten, met name dat kanunnik
Oddenino, een brave priester wat zijn gedrag betrof, vergiftigd was door
de jansenistische beginselen die men hem ingeprent had gedurende zijn
priestervorming en dat theoloog Tamagnone, pastoor van S. Giorgio Cana-
vese, die, zoals Don Notario die hem gekend heeft, bevestigt, een bij de
curie goed bekende (stokebrand) was, die hem aanzette in zijn strijd te
volharden.
Bij de aanvang van het schooljaar 1878-79 opende het huis van
Chieri, evenals dat van Nizza Monferrato, ook zijn deuren voor een groep
meisjes-kostleerlingen. Het programma hiervan werd gepubliceerd met de
vermelding dat de aanvragen konden gericht worden zowel tot de directri-
ce van het opvoedingsinstituut als tot Don Bosco.(2) Aan al dit gesar
beantwoordde hij door zo aan het werk meer doeltreffendheid te geven.
(1) Bijv. Doc. 53, A,B,C,D,E.
(2) Bollettino Salesiano, september 1878.

64.9 Page 639

▲back to top


- XIII/635 -
H O O F D S T U K XXII.
SOMMIGE WERKZAAMHEDEN VAN DON BOSCO OM HET HOOFD
TE BIEDEN AAN GELDELIJKE BEHOEFTEN.
Indien Don Bosco zijn bezigheden had moeten afmeten aan de moge-
lijkheden van de balans, zou hij niet het tiende gedeelte gedaan hebben
van wat hij gedaan heeft. Gedurende het jaar 1878 was er, behalve onge-
wone onkosten voor nieuw ondernomen werken, ook dringend geld nodig om al
bestaande werken te consolideren. Dit was het geval voor Valsalice. In
december 1878 behandelde Don Bosco met zijn kapittel de noodzaak stabili-
teit te verzekeren aan de onvaste toestand van het college. Jaarlijks
werden hier 5.500 lires aan huurgelden uitgegeven. De broeders van de
Christelijke Scholen die er eigenaars van waren, vroegen voor de verkoop
230.000 lires. Nadien stelden ze zich tevreden met 200.000 en verminder-
den dan dit bedrag tot 180.000. Don Bosco liet de waarde door deskundigen
beramen en bood er 130.000 voor aan. Na langdurige onderhandelingen aan-
vaardden de broeders dit bedrag. Het kapittel keurde dit contract goed en
het werd afgesloten in 1879.
Andere behoeften rezen elders op, zoals we nu zullen zien en het
inkomen van de gewone weldadigheid werd bijna gans opgeslorpt door de
eisen van het dagelijkse leven, maar Don Bosco stelde zijn vertrouwen
op de Voorzienigheid en de Voorzienigheid liet nooit toe dat Don Bosco
ten onder ging. Trouwens, dit ontsloeg hem niet van de noodzaak van zijn
vindingrijkheid te scherpen om er toe te komen zijn schuldeisers tevreden
te stellen. Zijn werkzaamheid om het aantal medewerkers te vermeerderen
deed steeds meer personen vinden die hem begrepen en hun hand in hun
beurs staken. Dan waren er nog zijn oproepen tot bijstand. Alvorens uit
Rome te vertrekken in maart 1878, richtte hij vier smeekschriften tege-
lijkertijd tot Leo XIII.
"
Heilige Vader,
"
"
Priester Giovanni Bosco, neergeknield aan de voeten van
" Uwe Heiligheid, vertoogt nederig dat, met de stoffelijke en ze-
" delijke hulp van Pius IX, heuglijke gedachtenis, de salesiaanse
" congregatie onder haar andere werken, ook volgende werken kon
" beginnen:
"
1° De missies van Zuid-Amerika, in de republiek van Uru-
" guay en in de Argentijnse Republiek, waar omstreeks honderd sa-
" lesianen werken in het voordeel van de volwassenen en vooral voor

64.10 Page 640

▲back to top


- XIII/636 -
" de christelijke opvoeding van de jeugd.
"
2° De kerk en het tehuis van Sint-Jan de Evangelist te
" Turijn, in de nabijheid van de tempel, de scholen, het asiel en
" het tehuis van de protestanten. De werken zijn al een weinig
" gevorderd en de bouwwerken staan al enkele meters boven de
" grond.
"
3° Te Vallecrosia, nabij Ventimiglia ontstond op enkele
" jaren een bevolking waar een kerk, scholen en een college werden
" gesticht door de protestanten die er bijna de volstrekte mees-
" ters werden van de opvoeding van de jeugd en van het onderricht
" van de volwassenen.
"
Om een dam op te werpen tegen de dwaling die zich steeds
" meer verbreidde, werd, met de aanmoediging en de stoffelijke hulp
" van de heilige Vader, een gebouw gehuurd waar scholen begonnen
" werden voor de jongens en in een ander gebouw scholen voor de
" meisjes. Daarna werd voor de volwassenen een voorlopige kerk
" geopend.
"
Vier salesianen en drie zusters van Maria, Hulp der Chris-
" tenen, werken er; en dank zij God waren hun inspanningen vrucht-
" baar zodat de protestanten genoodzaakt werden op te houden met
" hun scholen. en hun conferenties omdat er geen leerlingen en
" geen toehoorders meer waren. Thans werd een terrein aangekocht
" waar men de geschikte gebouwen kan oprichten en aldus op vaste
" en behoorlijke wijze kan zorgen voor de katholieke eredienst.
"
4° Te La Spezia, een stad overweldigd door de vrijmetsela-
" rij en door de ketterij, groeide de bevolking op korte aan van
" 5.000 tot 25.000. 0mdat sommige kerken en kloosters tot profane
" doeleinden werden aangewend, volgde hieruit een pijnlijk tekort
" aan clerus, aan katholieke kerken, zodat deze evangelische akker
" bijna volledig ten prooi viel aan de vijand van het geloof. Toen
" de opperherder dit vernam, nodigde hij de salesianen uit er een
" instituut te stichten ten voordele van de jeugd. In november
" jongstleden werd er een gebouw gehuurd dat deels dienst doet als
" openbare kerk, deels als tehuis voor de jongensscholen en ver-
" blijfplaats van vier salesianen. Voor de buitenlandse missies,
" voor Ventimiglia, voor het tehuis en de kerk van Sint-Jan de
" Evangelist te Turijn, verleende de heilige Vader subsidies, toen
" wij dit hard nodig hadden en wij op hem beroep deden. Voor La
" Spezia had hij 500 Fr. per maand vastgesteld.
"
Deze werken, die gesticht zijn om de gelovigen in hun ge-
" loof te ondersteunen, hebben geen enkel vast inkomen om in leven
" te blijven en daarom bevinden ze zich werkelijk in gevaar te ver-
" vallen en hun doel niet meer te bereiken. Om deze redenen beveel
" ik ze ootmoedíg aan uw liefdadigheid aan, aan U die de vader zijt
" van allen en de steun van de katholieken díe zich in gevaar bevin-
" den.
"
Na aldus de stand van zaken te hebben uiteengezet kniel
" ik aan de voeten van Uwe Heiligheid neer en vraag U om uw aposto-
" lische zegen over deze nieuwe instituten en over hen die er de
" leiding van hebben.
"
uw nederige en verplichtende zoon
"
Priester Gio. BOSCO.

65 Pages 641-650

▲back to top


65.1 Page 641

▲back to top


- XIII/637 -
Over Amerika zullen we hierna spreken en over Sint-Jan en La Spe-
zia hebben we al gesproken. Voor Vallecrosia had hij reeds de behoeften
en de moeilijkheden uiteengezet in een verslag van oktober 1877 aan
Pius IX.
"
...Maar de stad Ventimiglia bevindt zich in heel wat gro-
" tere nood (dan La Spezia) en heeft de bijstand van Uwe Heilig-
" heid nodig. Op korte afstand van deze stad werden in een lief-
" lijke vallei, die Vallecrosia genoemd wordt, op enkele jaren tijd,
" huizen en werkhuizen gebouwd, zodat zich daar op dit ogenblik een
" aanzienlijke bevolking heeft gevestigd. De protestanten waren
" de eersten om naar dit centrum te komen. Op zeer korte tijd wis-
" ten ze er scholen te openen, een tempel te bouwen, een tehuis in
" werking te stellen. Om minstens in zekere mate een dam op te wer-
" pen tegen de goddeloosheid huurde de nederige verslaggever in ver-
" standhouding met Mgr. Biale, heuglijke gedachtenis, er een ge-
" bouw. Er werden drie zusters van Maria, Hulp der Christenen ge-
" plaatst voor de arme meisjes, drie meesters voor de arme jongens,
" terwijl een priester er de goddelijke diensten verrichtte in een
" gedeelte van het gebouw, dat tot kerk omgevormd was. God verleen-
" de zijn zegen aan deze zwakke pogingen en op enkele weken tijd
" kon men er alle katholieken verzamelen, zodat de andersdenkenden
" hun zorgen moesten beperken tot enkele ongelukkige jongens die
" uit ver afgelegen dorpen bijeengebracht waren.
"
De zaken verliepen aldus zeer troostvol, toen de Hoogeer-
" waarde Mgr. Biale door God tot het eeuwige leven geroepen werd en
" met zijn dood de sterkste steun van deze werken wegviel. Hij be-
" taalde immers het huurgeld voor al deze gebouwen en schonk een
" maandelijkse subsidie voor de onderwijzers en de onderwijzeressen.
" Nu Mgr. Reggio intussen heeft laten verstaan dat hij niet kan zor-
" gen voor deze subsidie en omdat dit werk volledig gericht is op
" het welzijn van de kerk en om te dienen als een dam tegen de woe-
" dende ketterij, verstout ik mij nederig Uwe Heiligheid te smeken
" zich te willen gewaardigen deze instituten onder zijn vaderlijke
" bescherming te nemen en ze de stoffelijke hulp te willen verlenen
" die het uw goedertierenheid goed zal dunken te verlenen.
Hij riep hulp in, maar tegelijkertijd werkte hij. Te Vallecro-
sia bereidde hij er zich op voor een kerk en scholen te bouwen om op
een ruimer plan en met meer doeltreffendheid aan apostolaat te kunnen
doen. In 1877 kocht hij de nodige terreinen aan en daarna begon hij
dadelijk te bouwen.
Zware schulden drukten op het tehuis van Sampierdarena wegens
de pas uitgevoerde bouwwerken en wegens het oprichten van de drukkers-
school in september 1877. Hier deed hij een beroep op de openbare wel-
dadigheid door middel van een loterij. "Het beroep doen op de openbare

65.2 Page 642

▲back to top


- XIII/638 -
weldadigheid door middel van loterijen" - schreef hij in een omzendbrief
waarin hij dit meldde - "is een zo verspreid middel geworden, dat wij er
geen gebruik zouden van gemaakt hebben, indien wij niet op een zekere
manier daartoe genoodzaakt werden door een behoefte waaraan we op een
andere manier niet kunnen voorzien. Daarom menen wij dat het verwijzen
naar deze noden de beweegreden van deze loterij voldoende duidelijk
maakt. Dit middel schijnt ons het meest opportuun, want daardoor strek-
ken wij de hand uit naar de grote en naar de kleine weldadigheid op alle
mogelijke wijzen. Het opent ons ook de weg om ons met vertrouwen te wen-
den zowel tot onze eigen verdienstelijke stadsgenoten als tot de gegoede
personen die in andere steden of dorpen van de provincie wonen." Aldus
sprak hij in naam van de commissie die door hem samengesteld was en
voorgezeten werd door Markies Cattaneo en Markies Durazzo. Hij zelf was
er vertegenwoordigd door de directeur van het tehuis, Don Paolo Albera.
De eerste giften brachten het mooie bedrag van 1.172 lires op.
Hij liet een lijst opmaken in een werkje speciaal hiervoor uitgegeven.
(1) Aan allen schonk hij als premie een afbeelding van het beeld van
de Onbevlekte Ontvangenis, uitgehouwen in Vesuviussteen dat hem door
Pius IX gezonden was. De prefect van Genua had zijn wettelijke toe-
stemming verleend in juli 1877 en had zijn visum geplaatst op een re-
glement samengesteld door Don Bosco in negen artikels met volgende in-
houd:
1° Zal met de grootste dankbaarheid in ontvangst worden genomen
ieder kunst- en huisvlijtvoorwerp zoals borduurwerk, breiwerk, schilde-
rijen, foto's, boeken, lakens, doeken, evenals werken in goud, zilver,
brons, kristal, porselein, enz.
2° Op het ogenblik van het overhandigen van deze voorwerpen zul-
len in een catalogus worden aangetekend de aard van het geschenk en de
naam van de schenker, tenzij hij zou verkiezen naamloos te blijven.
3° De leden van de commissie, de bevorderaars en de bevorderaar-
sters worden ermee belast de geschenken aangeboden voor de loterij in
ontvangst te nemen en worden verzocht ze te laten toekomen op de plaats
voor de publieke tentoonstelling in het tehuis van Sint-Vincentius de
Paoli te S. Pier d'Arena.
4° Het aantal biljetten zal in evenredigheid zijn met de waarde
van de geschonken voorwerpen.
5° De prijs van elk biljet wordt op 1 L. vastgesteld. Wie er tien
neemt of een rood biljet, zal, behalve de gebeurlijke kans voor 10 bil-
jetten, ook nog zeker zijn van een kleine premie door een vrome persoon
aangeboden, naast de prijzen die beschreven staan in de catalogus voor
de openbare tentoonstelling.
__________________________
(1) Lotteria di doni diversi, enz. Sampierdarena, Sal. Or., 1878.

65.3 Page 643

▲back to top


- XIII/639 -
6° De biljetten zullen afgescheurd worden van een stamblad en
voorzien zijn van de handtekening van een lid van de commissie en met de
zegel van de prefectuur.
7° De trekking zal gebeuren in het lokaal en op de manier die de
overheid zal aanwijzen. Het eerste nummer dat uit de bus gehaald wordt
zal het voorwerp ontvangen dat nr. 1 zal dragen, het tweede het voorwerp
nr. 2 en zo verder.
8° De winnende nummers zullen door de kranten gepubliceerd worden
twaalf dagen na de trekking en dan zal de verdeling van de prijzen begin-
nen. De prijzen, die niet afgehaald werden twee maanden na de trekking,
zullen aangezien worden als een gift voor het tehuis.
9° De tentoonstellingszaal in het tehuis zelf zal iedere dag open
zijn van 9 u. 's ochtends tot 6 u. in de namiddag.
Don Bosco stelde ook persoonlijk belang in de verspreiding van de
biljetten. Aan gekende medewerkers zond hij er een zeker aantal om ze te
verkopen en voegde er volgende kleine omzendbrief bij: "De arme jongens
opgenomen in het tehuis van Sint-Vincentius bevelen de verkoop van (zo-
veel) biljetten aan uw liefdadigheid aan en geven u de verzekering dat ze
dagelijks voor u zullen bidden." De andere omzendbrief, waarin hij de
datum van de trekking liet weten was een nieuwe opwekking tot liefdadig-
heid.
"
Geachte Heer,
"
"
Tot onze grote troost kunnen wij u eindelijk meedelen dat
" de loterij, die aan uw liefdadigheid aanbevolen werd, naar haar
" einde toegaat. De biljetten werden grotendeels verkocht en wij
" hopen dat de overblijvende ook nog zullen aan de man gebracht
" worden.
"
Om te voldoen aan de algemene verwachting, werd de open-
" bare trekking van de winnende nummers vastgesteld op 2 mei, in
" overeenstemming met de normen voorgeschreven door de koninklijke
" prefectuur van Genua, zoals in het reglement vermeld staat.
" Daarna zal onmiddellijk de lijst van de uitgetrokken nummers
" verzonden worden.
"
Ondanks de gunstige uitslag van deze vrome onderneming,
" blijven de behoeften van dit tehuis nog zeer zwaar. Daarom beve-
" len wij ons met aandrang bij u aan, opdat u met uw liefdadigheid
" zoudt voortgaan.
"
Indien daarom u of andere liefdadige personen die u kent
" ons kunnen behulpzaam zijn met de verkoop van andere biljetten,
" dan zouden wij dat als een grote weldaad aanzien en wij verzoe-
" ken u tevens ons de biljetten te sturen die u niet zoudt verkocht
" hebben en waarvan u meent dat u ze niet zelf kunt behouden. De
" prijs van de biljetten bedraagt 1 lire en bedraagt 10 lires voor

65.4 Page 644

▲back to top


- XIII/640 -
" deze met tien nummers en een verzekerde prijs. De verkoop zal
" blijven duren tot aan de bekendmaking van de winnende nummers.
" Zij die verlangen de lijst van de geschenken voor de loterij
" in te zien kunnen deze toegestuurd krijgen.
"
Onze erkentelijkheid en die van onze jongens zal zeker
" groot zijn en uw naam zal aangetekend blijven in de catalogus
" van deze weldoeners voor wie dagelijks 's ochtends en 's avonds
" gemeenschappelijk en afzonderlijk zal gebeden worden.
"
Moge de barmhartige God u een gelukkig leven schenken en
" overvloedige zegeningen.
"
In naam van de commissie hebben wij de hoge eer te mogen
" zijn
"
"
uw zeer verplichtende dienaars
"
Pr. Gio. Bosco.
"
Pr. P. Albera.
De uitslag was opperbest. De opbrengst diende ook om aan de open-
bare kerk een doksaal en een orgel te bezorgen. Dit laatste was het werk
van de gebroeders Lingiardi van Pavia.
Het jaar 1878 zou niet eindigen zonder een nieuwe loterij te lan-
ceren ten voordele van het Oratorio. Het was de loterij door hem aange-
meld in de brief aan de medewerkers en door ons aangehaald in hoofdstuk
XIX. Altijd waren er in het Oratorio uitgaven naast de gewone uitgaven.
Aldus had, bijv. Don Bosco vanuit Duitsland drie drukmachines van het
laatste model laten komen. Uit de opbrengst van diezelfde loterij ver-
wachtte hij ook wel hulp om te kunnen voortgaan met het bouwen van de
kerk van Sint-Jan de Evangelist.
Het ging echter niet over een grote loterij. Het meest in het oog
vallende deel van de prijzen bestond uit schilderijen van oude meesters
en uit oude voorwerpen die voortkwamen uit de nalatenschap van Baron Bi-
anco. Hij vroeg de machtiging hiervoor aan de prefect van Turijn aan op
28 november en voegde bij zijn aanvraag een schema van reglement, zoals
de wet dat voorschreef. De machtiging werd hem verleend op 2 december. De
zaken sleepten toen aan omdat men, gelet op het kleine aantal het gedaan
had zonder commissie, zonder tentoonstelling en zonder enig ander appa-
raat. De trekking had maar plaats op 30 augustus 1879. Er waren 501 prij-
zen. In het volgende boekdeel zullen wij er moeten over spreken.
Over deze loterij bezitten wij een interessant gesprek van Don
Bosco. Op 2 december had hij aan het kapittel twee documenten meegedeeld,
met name, de brief van kardinaal Nina die hem bedankte in naam van de
heilige Vader voor het geschenk van het boek Il piu bel fiore del Colle-
gio apostolico en de brief van de prefectuur voor de machtiging van de
loterij. Op het einde van zijn brief zei de prefect dat hij op iedere dag
en ieder uur een bezoek van Don Bosco zou ontvangen en dat hij zelf gaar-
ne een bezoek zou brengen aan het Oratorio. Don Bosco zei toen: - "Met

65.5 Page 645

▲back to top


- XIII/641 -
deze antwoorden heb ik mijn inzichten verwezenlijkt. Ik had dit boek aan
de heilige Vader gezonden opdat hij zou zien hoe wij wakker aan het werk
zijn, hoe groot onze gehechtheid is aan de Stoel van Petrus en welke
in-spanningen wij ons getroosten om bij de andere mensen de eerbied en
de liefde tot de plaatsvervanger van Christus in te prenten. En we ver-
krijgen dit. Wat de prefectuur van Turijn betreft, moesten er twee za-
ken worden nagestreefd. De eerste betrof de loterij. Ik vreesde werke-
lijk dat men ons niet de vergunning zou verleend hebben, omdat dit geen
goed werk is maar het private bezit van Don Bosco. Daarom heb ik een
spel gewaagd. Wanneer ik vroeg een loterij te mogen houden, heb ik ge-
zegd dat men mij dat vroeger toegestaan had en dat men mij ook nog port-
vrijdom en vrijstelling van belasting verleend had. Ik wist wel dat men
mij die twee laatste gunsten zou weigeren maar ik hoopte dat, wanneer ik
de aandacht vestigde op de ruime gunsten die mij vroeger door de overhe-
den waren toegestaan, men mij dan toch tenminste de vergunning voor een
loterij zou toestaan. En dat hebben we bekomen. De tweede reden waarom
ik de aanvraag gedaan had, was dat ik de gezindheid van de nieuwe pre-
fect ten onzen opzichte wou kennen en of zijn houding zo vijandig was
als die van zijn voorgangers. Immers met die ziekten die hier zijn uit-
gebroken, met die oogziekte, met die gezondheidscommissies en regerings-
commissies is er over ons niet weinig geroddeld geworden. Maar nu zie ik
dat de prefect zich gunstig gezind toont en bereid is mij op ieder ogen-
blik te ontvangen. Ik had hem ook verzocht zich te willen gewaardigen
ons te bezoeken en hij antwoordt mij in bevestigende zin. Dat komt wer-
kelijk net van pas. Indien hij ons een vriendschappelijk bezoek brengt,
dan mogen we hopen dat onze zaken dit jaar goed zullen verlopen. Ook op
dit punt hebben we dus ons doel bereikt. We hebben dus steeds grotere
redenen om de goddelijke Voorzienigheid heel erg te bedanken." -

65.6 Page 646

▲back to top


- XIII/642 -
HOOFDSTUK XXIII
DE TWEE CONGREGATIES IN FRANKRIJK.
Gedurende het jaar 1878 zou het werk van Don Bosco op Franse bo-
dem worden ingeplant als op een natuurlijk en vertrouwbaar terrein. Het
breidde zich uit te Nice. Men vroeg dat het naar Parijs zou komen. Het
verspreidde zich op het platteland van de Crau d'Hyères (1) en overal
groeide de belangstelling en de sympathie. Het is onbetwistbaar dat in
Frankrijk de achting en de verering voor Don Bosco van het begin af zon-
der enige aarzeling veld wonnen, dat ze steeds een sterkere wortel scho-
ten in de harten en dat ze ook verscheidene jaren na zijn dood zijn blij-
ven voortbestaan, zoals we gezien hebben bij zijn zaligverklaring. Ander-
zijds zullen we er ook aan toevoegen dat Don Bosco steeds voor Frankrijk
een erkentelijke bewondering koesterde. Bij zijn intieme gesprekken sprak
hij gaarne over de zaken in Frankrijk en het scheen zelfs dat deze onder-
werpen hem het aangenaamst waren.
Nice.
Te Nice was het goede zaad in goede aarde gevallen. Toen het pa-
tronage Saint-Pierre drie jaar bestond had het zich gedurende die tijd
geleidelijk steeds meer ontwikkeld. Vooreerst was daar de overgang van
de enge spinnerij naar de ruime en lieflijke villa Gautier. Daarna begon
het verruimen van de lokalen en de uitbreiding van de klassen van de
werkhuizen en het Oratorio. Eindelijk kwamen dan ook nog de Dochters van
Maria, Hulp der Christenen. Voor de eerste maal kwamen er daar maar drie
vanuit Mornese en met een rijper oordeel, al was ze nog niet lang gepro-
fest, en twee pas ingeklede zusters. Moeder Mazzarello ging ze drie maan-
den later een bezoek brengen. Omdat ze wist in welk ellendig huisje ze
woonden, liet zij haar reisgezellin te Alassio achter en kwam er geheel
alleen toe. Ze vertelt dat zij daar een dringend gebruik maakte van haar
gezag omdat haar dochters haar beletten gedurende de nacht te slapen zo-
als zij dat wilde. Ze sliep namelijk op een vouwstoel met haar hoofd op
een tafel geleund. "Jullie", - zei ze - "zullen morgen de hele dag moeten
(1) La Navarre dat zich in die plaats bevindt, is maar een topografische benaming, die
belang heeft voor de aardrijkskunde maar enkel slaat op een privaat bezit, zoals La
Moglia in het graafschap Turijn.

65.7 Page 647

▲back to top


- XIII/643 -
werken, terwijl ik, daarentegen, niets te doen heb." - Ze vertrok uiterst
tevreden omdat ze merkte dat haar dochters in de volmaaktste geest van
Mornese leefden en omdat ze van de directeur vernam dat men niet enkel
over hen tevreden was, maar dat men hun een betere woning aan het berei-
den was. Ook verlangde men dat er nog andere zusters zouden komen. Met de
tijd zou het patronage Sainte Anastasie, door hen bestuurd, een centrum
worden van een weldadige werkzaamheid ten voordele van de talrijke vrou-
welijke jeugd van Nice.
Thans zullen ons vijf brieven van Don Bosco aan Don Ronchail iets
laten weten over zijn voortdurende bezorgdheid voor het huis van Nice en
over allerlei zaakjes van zijn zonen.
De eerste brief werd door Don Bosco geschreven op zijn veronder-
stelde verjaardag, die, zoals hier blijkt, na de zeer eenvoudige herden-
king in 1875, gedurende de volgende jaren met enige plechtigheid gevierd
werd. Daags na het feest was hij ook daar voor het leggen van de eerste
steen in de kerk van Sint-Jan de Evangelist, Hij verwijst in zijn brief
naar twee zusters, derde-ordelingen van Sint-Franciscus, van Toulon. Van
Toulon hing Saint-Cyr af en daar bevond zich het weeshuis dat men aan Don
Bosco wou geven en dat toen in handen was van derde-ordelingen van Sint-
Franciscus, onder de directie van E.H. Vincent. In de tekst van de brief
treffen wij een zeer belangrijke morele grondstelling aan en in het post-
scriptum de directeur een woordje in het oor gefluisterd.
"
Mijn beste D. Ronchail,
"
"
Ik aanvaard zeer graag de twee zusters derde-ordelingen
" van Sint-Franciscus van Toulon, maar ik zou willen dat ze ten
" minste voor een tijdje naar Mornese zouden komen. En ze zouden
" om het even op welk tijdstip kunnen komen. Wat de stoffelijke
" middelen betreft, kan jij ervoor zorgen dat ze zouden meenemen
" wat ze met zich kunnen meedragen.
"
Gisteren werd de eerste steen gezegend van de kerk van
" Sint-Jan de Evangelist. Het was een schitterend feest zoals je
" in het eerstkomende nummer van de Bollettino zult zien.
"
Het geval van de Ursulinen zal ik doen onderzoeken. Nu
" ze niet meer bestaan als een morele rechtspersoonlijkheid weet
" ik niet hoe ik je redenen kan doen gelden. Ik zal het geval la-
" ten onderzoeken en dan zal ik je antwoorden. Ik geloof dat je
" een brief ontvangen hebt voor D. Perret en over de manier om je
" zaken te regelen. Wanneer het koudvuur in de wonde komt dan wordt
" de genezing uiterst moeilijk.
"
Heel het huis staat overhoop wegens de verjaardag en we-
" gens de prijsuitdeling voor de vakleerlingen om 6 uur vanavond.
"
Een zeer hartelijke groet aan jou en al onze beste jon-
" gens. Bid voor mij die voor jullie altijd zal zijn
"
" 15 augustus 1878.
je toegenegen vriend
"
Priester Gio. Bosco.

65.8 Page 648

▲back to top


- XIII/644 -
"
Postscriptum. Vergeet nooit dat je de vader van allen bent en
"
dat je het aldus voor elkaar dient te brengen dat je allen
"
naar Jezus kunt leiden.
E.H. Antoine Cauvin, vernoemd bij het begin van de tweede brief,
gewezen pastoor te New-York, beschikte over een vrij groot fortuin, waar-
van hij ruim gebruik maakte om Don Bosco te helpen. In 1875 had hij hem
50.000 fr. geleend voor de eerste expeditie van de missionarissen, een
bedrag dat hij hem nadien volledig kwijtschold.(1) Hij stierf te Nice in
1902. Wat de wettelijke machtiging betreft waarover hier gerept wordt,
had Don Bosco haar in de vorige maand aan de prefect van Nice gevraagd.
(2) Men merkt dat de aanvraag machtige beschermers nodig had om te worden
toegestaan. Voor de kloosterlingen in Frankrijk waren het wel uiterst
moeilijke tijden.
"
Beste D. Ronchail,
"
"
1° Ik stuur je de brief voor E.H. Cauvin, die je voor je
" eigen leidraad zult lezen. Daarna steek je hem in een envelop en
" laat je hem de brief toekomen, waarbij je dient te zeggen dat het
" huis van Nice en alle andere huizen voor hem zullen bidden.
"
2° Tracht iemand te vinden die voor jou ten beste kan spre-
" ken bij de heer prefect. Hij kan hem doen opmerken dat wij ons
" niet met politiek bezighouden en dat wij ons onledig houden met
" het bijeenbrengen van jongens die op het punt staan klachten te
(1) Don Bosco bedankt hem voor een gift in volgende brief van oktober:
Geachte Heer D. Antoine,
Ik heb te zijner tijd uw vriendelijke brief ontvangen en ik dank U van harte.
Zonder moeilijkheden heb ik stipt het bedrag betaald, gevraagd door de gebroeders Nigra,
bankiers, en hierbij voeg ik de kwitantie voor u. Indien u iets wenst te wijzigen, moet
ge het mij maar zeggen. Moge U er mee voortgaan ons te beschermen en uw liefdadigheid te
betuigen. Graag zal ik als intentie nemen dat alle zielen door onze salesianen in Europa
en Amerika gered, op zeer bijzondere wijze volgens uw vrome intentie en voor het voordeel
van uw ziel zouden bidden.
Moge God u zegenen en u behouden en bid ook voor mij die met diepe
erkentelijkheid steeds zijn zal in J. Chr.
uw nederige dienaar
Turijn, 15 oktober 1878.
Priester Gio. Bosco.
(2) Wij weten dit uit een verklaring van de maire van Nice. "Le Maire de la Ville de
Nice déclare que le dossier relatif à La demande présentée par M. le Supérieur
Général de la congrégation de St.-François de Sales, à l'effet d'obtenir la
reconnaissance légale, de la maison de cette oeuvre, fondée à Nice, a été adressé à
M. le Préfet le 10 juin 1878. Nice, le 3 novembre 1880. Pour le Maire. signé:
L’adjoint, BERMOND". Les Salésiens de Don Bosco au Sénat, pag. 7. Nice. Imprim. de
la Société industrielle (1902).

65.9 Page 649

▲back to top


- XIII/645 -
" veroorzaken zaken bij de openbare overheden en die zich voor het
" grootste gedeelte reeds in de voorkamer van de gevangenissen be-
" vinden. Talrijke Fransen zijn opgenomen in onze huizen in Italië
" en om het aantal van hen te verminderen van hen die naar Italië
" gaan, worden in Frankrijk tehuizen geopend. Misschien kan de
" volksvertegenwoordiger ons helpen. Zeg hem eveneens dat wij in
" ieder land een hoofdhuis hebben dat wij Inspectie noemen enz.
"
3° Hou me van alles op de hoogte, groet de heer Baron en
" de andere vrienden en al onze beminde jongens, vooral E.H. Siro
" Davide. Wat doet hij? Zeg hem dat hij mij een mooie brief moet
" schrijven.
"
D. Rua zal je het overige schrijven.
"
Moge God ons allen zegenen en de heer Audoli tot zijn hon-
" derd jaar bewaren.
"
Bid allen voor mij die in J. Chr. ben
"
" Turijn, 15 oktober 1878.
je toegenegen vriend
"
Priester Gio. Bosco.
Wat al dankbaarheid in de derde brief tegenover de zieke medewer-
ker! Hij stuurt hem een relikwie van Pius IX. Er was veel vraag naar de
relikwie van de heilige Paus. Op 1 oktober van datzelfde jaar had Don
Taroni hem vanuit Faenza geschreven: "Men heeft jegens mij de veronder-
stelling geopperd dat u mij een relikwie van Pius IX zoudt kunnen geven!
Een aandenken van Pius IX mij door Don Bosco geschonken! de twee pries-
ters van wie ik het meest hield en nog houd! Wat een meevaller! Wat een
genade!..." L'Unità_Cattolica en het Bollettino Salesiano spreken over de
wonderbare feiten toegeschreven aan zijn tussenkomst.(1) In het nummer
van 24 juli publiceerde de hierboven vernoemde krant een brief van kardi-
naal Luigi di Canossa, bisschop van Verona, die de onmiddellijke genezing
verhaalde van een jongetje dat aan een erge vallende ziekte leed,(2) een
ziekte waaraan Pius IX in zijn jeugd ook leed en waarvan hij bevrijd
werd door de Onbevlekte Maagd; die ziekte zou voor hem een beletsel ge-
weest zijn om de heilige wijdingen te ontvangen.
(1) L’Unità Cattolica, 9 april, 25 mei, 21 augustus en 2 oktober 1878; Bollettino Sa-
lesiano (mei (uit de Echo de la Fourvière), juni en september 1878, november 1878.
(2) Het feit deed zich voor te Rovolone, Provincie Verna. In augustus deed de burge-
meester twijfel ontstaan over de eenheid van het geval en schreef hij een brief
aan de Arena in die zin. Er werd hem antwoord verstrekt in de krant Verona Fedele
van 22 augustus in een ondertekende verklaring met het gedetailleerde verhaal van
het wonder. Zie ook L’Unità Cattolica van 25 augustus 1878.

65.10 Page 650

▲back to top


- XIII/646 -
"
Beste D. Ronchail,
"
"
Met echt spijt heb ik het nieuws ontvangen dat de
" oude ziekte van onze vriend, de heer Delpiano, toegenomen is. Ik
" stuur hem van ganser harte mijn arme zegen en tegelijkertijd heb
" ik doen zeggen dat men aan het altaar van Maria, Hulp der Christe-
" nen, 's ochtends en 's avonds voor hem speciaal zal bidden. Hier-
" bij vroeg ik zelfs een relikwie van Pius IX die je hem zult bren-
" gen, en waarbij je hem zult aanmoedigen zijn betrouwen te stellen
" in de bescherming van deze heilige paus. Moedig hem aan en geef
" ook aan zijn echtgenote de verzekering dat wij allen voor hem
" bidden.
"
Op het ogenblik kan ik hem niet persoonlijk gaan bezoeken
" omdat ik volledig in beslag genomen wordt door het vertrek van
" onze missionarissen. Zodra de dringendste voorbereidsels klaar
" zijn, zal ik naar hem toevliegen om hem te bezoeken, want ik ver-
" lang er erg naar.
"
Je zult aan mijn vriend Siro Davide zeggen dat zijn brief
" mij veel genoegen heeft gedaan en dat ik hem zal antwoorden zodra
" ik een ogenblik vrij heb.
"
Groet al onze beste medebroeders en mijn zonen, vooral mijn
" grote vriend de heer Audoli.
"
Moge God ons allen zegenen en geloof mij te zijn in Onze
" Heer Jezus Christus
"
" Turijn, 1 november 1878.
je toegenegen vriend
"
Priester Gio. Bosco.
In zijn vierde brief is "het halve leger van Don Ronchail" de
groep medebroeders die hem toegezonden was geworden voor Nice, voor Mar-
seille en voor La Navare, Enrico en Giovanni waren twee Rochail's, de
ene was de broer en de andere de neef van de directeur. Hij deed de
dienst van inspecteur in Frankrijk of liever was hij daar als de ver-
trouwde vertegenwoordiger van Don Bosco. De Franse huizen stonden nog
onder de inspectie van Ligurië met Don Cerruti als inspecteur.
De "vrede" die aan Frankrijk moet geschonken worden is een ande-
re kwinkslag om erop te wijzen dat de nieuwe Franse huizen gerust mogen
zijn en dat er personeel zal komen, dat er al te schaars was.
"
Mijn beste D. Ronchail,
"
"
Met dezen die reeds bij jou zijn en met hen die komen, kan
" je reeds een half leger Don Ronchail's samenstellen. We zullen ze
" op het slagveld zien. Om wat rust te schenken aan Frankrijk zal ik
" er goed aan doen Enrico met D. Perrot en Giovanni met Don Bologna
" te sturen ofwel omgekeerd. Als het maar mogelijk is.

66 Pages 651-660

▲back to top


66.1 Page 651

▲back to top


- XIII/647 -
"
Je zult het schilderij van Leo XIII ontvangen als het
" ongebroken toekomt.
"
Zijn er wijdingen voor Kerstmis? Ik zal te Nice zijn op
" de eerste dagen van januari eerstkomende. Zouden we niet moe-
" ten denken aan een sermon de Charité of aan iets voor dat tijd-
" stip?
"
D. Rua is met Graaf Cays naar Parijs vertrokken zonder
" mij een cent na te laten. Kan je mij wat sturen?
"
Doe mijn beste en hartelijkste groeten aan onze beste
" zonen, onze weldoeners altijd inbegrepen. Moge God jullie allen
" zegenen en bid voor mij die altijd voor jullie in Jezus Christus
" zijn zal
"
" Turijn, 8-11-78.
je toegenegen vriend
"
Priester Gio. Bosco.
"
" P.S. Ik ben wat boos op de heer Audoli omdat hij me niets meer
"
laat weten. Laat hem mij dus een lange brief schrijven of
"
tienduizend lires sturen!
Het belangrijkste gedeelte van de laatste brief is dat waarin Don
Bosco aan de directeur richtlijnen geeft over de manier waarop hij de
kloosterprofessie van twee clerici moet aannemen in zijn naam. Hij be-
zorgt hem zelfs de schets van de korte eindtoespraak en vergeet daarbij
het voorbeeld niet, dat zeer opportuun is, omdat het tot het huis behoort
en van jonge datum is. Door ruchtbaarheid te geven aan de ceremonie wou
Don Bosco laten blijken dat de congregatie authentieke Franse leden bezat
en dat er geen tendens bij hem bestond alles te willen veritaliaansen en
alles in Italië te laten gebeuren. "Ik heb Franse priesters en clerici
nodig", - had hij aan Don Ronchail geschreven.(1) Maak er een oneindig
getal voor mij."
De overleden heer Delpiano had bij zijn dood Don Bosco aangesteld
als algemene legataris. Omdat hij aan zijn weduwe het vruchtgebruik had
nagelaten met de mogelijkheid het kapitaal aan te spreken, wanneer dat
noodzakelijk zou zijn, bleef er van het kapitaal niets meer over, omdat
de dame het volledig in het voordeel van haar eigen familie opgebruikt
had. Mevrouw Visconti is een speciale vermelding waard. Don Bosco noem-
de haar de Mama van het huis.
___________________________
(1) Ongedateerde brief, maar stellig vanuit Rome geschreven tussen februari en maart van
het jaar 1878.

66.2 Page 652

▲back to top


- XIII/648 -
"
Mijn beste Ronchail,
"
"
1° Moge God de ziel van de betreurde Delpiano in zijn hemel
" ontvangen. Hij was een goede christen, vervuld van een levendig
" geloof. We hebben voor hem gebeden en zullen nog voor hem bidden.
" Laten jullie het ook zo doen. Groet mevrouw zijn echtgenote, zeg
" haar dat ik haar elke dag in de heilige mis aanbeveel. Nodig ze
" uit enkele dagen door te brengen met onze zusters in het patrona-
" ge. Misschien zal het haar genoegen doen.
"
2° Het spijt me zeer dat je gezondheid wat wankel is. Doe
" wat je kunt en niets meer. Neem alle nodige voorzorgen.
"
3° Maak eveneens toebereidselen voor het afleggen van de ge-
" loften van Macheau en Pirro. Je zult op de gepaste tijd er de vol-
" macht voor ontvangen. De plechtigheid dient in familie te gebeuren,
" maar de personen waarmee jullie vertrouwelijk omgaan mogen uitge-
" nodigd worden, zoals Baron Héraud, de Barones, D. Giovan.(1) Juf-
" frouw Amburg, Madame S. Michel, Graaf en Gravin Pierlas, Mad. Vis-
" conti en andere dergelijke personen.(2)
"
4° De jongens zullen met begeleiding van muziek het Ave Ve-
" rum het Sit nomen Domini benedictum van D. Cagliero of iets derge-
" lijks zingen. Daarna zal jij het Veni Creator enz. met het overi-
" ge aanheffen. Op het einde zal er een kleine preek zijn, waarin
" je zal handelen over de vertroostingen van hen die zich gedurende
" hun leven en bij hun dood, aan God wegschenken. Een zeer mooi voor-
" beeld van je neef D.G. Batta. Zijn laatste woorden waren: "Ik ze-
" gen God die mij geroepen heeft salesiaan te zijn en ik dank hem
" dat Hij mij toestaat in de armen van D. Bosco te sterven." Ik zeg
" je dit, maar jij kunt het doen zoals je verkiest en best acht.
"
5° Sinds eind oktober heb ik geschreven om vrijstelling van
" leeftijd te bekomen voor Bianchi en Giordano. Beiden kunnen met
" Kerstmis gewijd worden. Zelfs wanneer Bianchi niet zou klaar zijn,
" zou hij toch op ieder ogenblik het extra tempus kunnen krijgen.
" Jij zal zien wat er te doen staat.
"
6° Je zult allerhartelijkste groeten doen aan de beste heer
" Audoli en ook zijn familie van mijnentwege groeten.
(1) Organist van de kathedraal, grote vriend van Don Bosco en van Don Ronchail. In
1878 kwam hij naar Turijn voor het feest van Maria, Hulp der Christenen.
(2) Ziehier wat wij over deze twee weldoensters kunnen zeggen. Juffrouw Amburg had twee
broers, van wie er een priester was. Allen waren edelmoedig tegenover Don Bosco. De
gravin de St.-Michel was uit Bourgogne, maar verbleef te Nice van oktober tot mei.
Madame Visconti, met haar meisjesmaan Labat, had te Nice een officier van het leger
van Sardinië gehuwd. Ze verbleef in Piëmonte tot haar echtgenoot, die toen kolonel
was, op rust ging, waarna ze zich, met hem te Nice vestigde. Over haar schreef Don
Cartier: "Elle fut une des premières dames qui s'occupèrent de l'oeuvre de D. Bosco
à Nice. Don Bosco la nomma la Maman de la maison. Elle se considéra, depuis, comme
la vraie maman de nos enfants, n'ayant jamais eu elle même d'enfant. Elle fut dé-
vouée à l’oeuvre jusqu’à ses derniers moments. Elle mourut en janvier ou février
1891, à l’âge de 91 ou 92 ans." Wij danken Don Cartier voor de andere inlichtingen
nopens de personen die in de brief vernoemd worden.

66.3 Page 653

▲back to top


- XIII/649 -
"
Weet me de juiste leeftijd te zeggen van D. Pirro, want
" ik verlang dat hij zo gauw mogelijk priester zou zijn.
"
Deel dit mee aan D. Giordano (1) ik zal hem op de gepaste
" tijd een brief schrijven.
"
Moge God ons allen zegenen en ons in zijn heilige genade
" bewaren. Amen.
"
" Turijn, 14-11-78.
je toegenegen vriend
"
Priester Gio. Bosco.
Cannes
Don Ronchail onderhandelde in 1877 over een stichting te Cannes,
het lieflijke kuststadje niet ver van Nice. Pastoor Barbe had het plan
opgevat voor een jeugdwerk, dat hij reeds begonnen had, maar dat hij ver-
der wou uitbreiden met de salesianen. Don Bosco had zich gunstig geuit
tegenover het voorstel. De pastoor, een man met een onstuimige karakter,
had het woord van Don Bosco opgevat als een belofte die over korte tijd
zou ingelost worden en daarom had hij voor het schooljaar 1877-78 zijn
lekenonderwijzers doorgezonden. Don Bosco had wel dringende zaken te re-
gelen met de bisschop van Fréjus over La Navarre en Saint-Cyr maar toch
wou hij, gedreven door zijn christelijke liefde, de pastoor niet in de
steek laten. Daarom stuurde hij in oktober 1877 Don Pietro Perrot, met de
twee clerici hiervoor in de vierde brief vermeld, met een coadjuteur naar
Cannes, om zich enkel met de parochiescholen bezig te houden.
Maar het was niet de bedoeling van Don Bosco nog een stap verder
te gaan zonder een klare kijk te hebben in de zaken en daarom vroeg hij
aan de pastoor een reglement van het werk. Een plan met weidse verhoudin-
gen kwam naar voren. Het programma voorzag inderdaad een instituut be-
stemd om drie soorten onderricht te geven, met name, kosteloos aanvanke-
lijk onderwijs voor de volkskinderen, vooral aan hen die het meest morele
bijstand nodig hadden, onderricht in de gewijde zangen en in de gewijde
ceremoniën, aan leerlingen uitgekozen voor de liturgische diensten in de
parochiekerk en, eindelijk, vakonderricht voor de leerlingen die de leef-
tijd en de bekwaamheid hebben om het te volgen. De administratie zou toe-
vertrouwd worden aan een commissie, waarvan de directeur van de school
lid zou zijn, onder het voorzitterschap van de pastoor. Men hoopte dat
het geld vooral van de openbare weldadigheid zou komen. Hoe Don Bosco
over dit reglement oordeelde, weten we van hem zelf, want aan Don Ron-
chail schreef hij:(2) "Het reglement voor de school van Cannes is onmo-
gelijk. Het is nodig duidelijke overeenkomsten op te stellen. Indien wij
(1) Hij was prefect te La Navarre.
(2) Aangehaalde brief.

66.4 Page 654

▲back to top


- XIII/650 -
niet volstrekt vrij en onafhankelijk zijn, is het beter alles te laten
zoals het is en dan zullen we verder gaan, namelijk tot St.-Cyr of tot
Marseille."
Maar het zag er niet naar uit dat er duidelijke overeenkomsten
zouden komen. Men noteerde bij de brave pastoor zelfs een onstandvastig-
heid van voornemens, zodat het niet mogelijk was iets rooskleurigs te
verwachten.(1) Intussen zaten da salesianen al te eng behuisd. Ze ver-
bleven in een kamer naast een kapel toegewijd aan Notre Dame de Bon Voy-
age, thans patrones van de stad, en gaven les in een houten huisje dat
aan een zijde uitkwam op een groot plein, waar het altijd vol beweging
en lawaai was en aan de andere zijde op de zee. De zon gloeide er voort-
durend zodat men ook bij wintertijd nog warm had. Alles wees er dus op
dat het geraadzaam was zich hier terug te trekken, wat aldus geschiedde
in afwachting van betere omstandigheden, die nooit kwamen.
La Navarre.
Don Ronchail bracht de voorbereidingen voor de vestiging van de
zonen van Don Bosco naar La Navarre en naar Saint-Cyr tot een goed ein-
de. Vooreerst liet Don Bosco stappen doen om met E.H. Vincent, eigenaar,
twee contracten op te stellen in de vorm van een schenking,(2) maar er
kwam niets van terecht en daarom zou in 1879 de Maatschappij Beaujour er
zich mee bezig houden. Naar Saint-Cyr ging men later, maar voor La Na-
varre was alles in gereedheid in 1878. Directeur was Don Perrot, die we
zo pas te Cannes gezien hebben. Nog jong voelde hij wel wat schrik, wan-
neer hij dacht aan de moeilijkheid van de onderneming en aan zijn eigen
gebrek aan ervaring, maar Don Bosco schudde hem eens door elkaar, moedig-
de hem aan en gaf hem kostbare raad in dit kleine briefje.
"
Mijn beste D. Perrot,
"
"
Ik weet ook dat je nog jong bent en dat je nog moet stu-
" deren en praktijk hebben onder een flinke meester. Maar wat wil
" je? Toen de heilige Timotheus door de Heer geroepen werd om te
" gaan prediken, begon hij onmiddellijk, al was hij nog jong, het
" rijk Gods te prediken aan de Joden en aan de heidenen.
"
Ga dus in naam van de Heer, ga niet als overste, maar als
" vriend, medebroeder en vader. Je gebod weze de christelijke lief-
" de díe er zich mee bezig houdt goed te doen aan allen en kwaad aan
" niemand.
"
Lees, overweeg, pas onze Regel toe.
"
Dit weze gezegd voor jou en de jouwen.
(1) Aldus ongeveer drukt Don Bosco zich uit op een zitting van het Kapittel op l5 mei
1878.
(2) Brief vanuit Castigliole di Saluzzo, 26 oktober 1877.

66.5 Page 655

▲back to top


- XIII/651 -
"
Moge God je zegenen en samen met jou allen die met jou
" naar La Navarre zullen gaan en bid voor mij die voor jou in
" Jezus Christus altijd zijn zal
"
" Turijn, 2 juli 1878.
je toegenegen vriend
"
Priester Gio. Bosco.
Don Bosco was zo bedachtzaam geweest het personeel niet vanuit
Nice te laten vertrekken. Met de directeur was er een subdiaken, Don Lo-
renzo Giordano, als onderwijzer, en een jonge coadjuteur, Mario Gay, als
assistent voor de kleine landbouwers. Om zich het geld voor de reis te
verschaffen moest Don Perrot zich verplichten tot het celebreren van der-
tig missen maar die aalmoes was ternauwernood voldoende. Op het huis
drukte een schuld van 27.000 Fr. De salesianen kwamen in het weeshuis aan
omstreeks half zes in de namiddag van 5 juli 1878. De weinige personen,
die in het huis gebleven waren, ontvingen ze met veel gejubel en met
blijken van oprechte genegenheid. De weldoeners die daar waren om hun
welkom te wensen, begroetten hen als heropbouwers en nieuwe stichters, zo
was het huis moreel en materieel te gronde gegaan. Niemand wist toen nog
wat wij thans weten, namelijk dat hier de hand van de Voorzienigheid aan
het werk was.
Toen de feestelijke stemming voorbij was en nadat ze 's nachts zo
goed en zo kwaad mogelijk wat had kunnen rusten, sloeg voor hen het uur
van de ontmoediging. Een gebouw dat voor meer dan de helft in puin lag,
uitgestrekte landerijen nu braakland omdat ze niet meer bebouwd werden.
De dreigende schaduw van een grote schuld, een lege portemonnee, het
vooruitzicht van hard werk en ontzaglijke uitgaven zonder onmiddellijk
voordeel. Het was niet te verwonderen dat de ontmoediging hen te pakken
kreeg, maar wel mocht men er verbaasd over zijn dat bij de ontmoediging
het plan niet opkwam hun post te verlaten. Daarentegen overwon hun ver-
trouwen op God, op Maria, Hulp der Christenen en op Hem die het werktuig
was van de goddelijke barmhartigheid. En hun hoop werd niet ontgoocheld,
integendeel, ze konden er dadelijk de gevolgen van ervaren. De eenvoud en
de goede wil, waarmee ze zich stilzwijgend aan dit reuzenwerk zetten,
wekten de beste indruk bij de heren, de dames en de pastoors van de om-
liggende dorpen. Ontroerd door hun ongelukkige omstandigheden wachtten ze
niet hen ter hulp te komen. Van zijn kant bleef Don Bosco niet doof voor
hun oproepen om personeel, opdat het zou mogelijk worden aan het landwerk
te beginnen. Met korte tussenpozen zorgde hij ervoor dat zes andere coad-
juteurs zich onder het bevel van Don Perrot kwamen stellen voor het drin-
gendste werk op de boerderij.
Maar de salesianen waren niet naar La Navarre gegaan om landerij-
en in bedrijf te nemen. Ze hadden als opdracht een nieuw werk in het
leven te roepen voor de congregatie, maar dat zo goed paste in het pro-
gramma van Don Bosco, namelijk, een landbouwkolonie op te richten, waar
de arme kinderen van het platteland, wees geworden of verlaten,zouden

66.6 Page 656

▲back to top


- XIII/652 -
opgeleid worden om het land te bewerken en een christelijke opvoeding te
ontvangen. Zodra er voldoende personeel was, werden zoveel jongens aan-
vaard als het huis er kon logeren, een veertigtal in het geheel. Het won-
derbaarste was dat, toen men begon met ze te aanvaarden ook de providen-
tiële hulp kwam om ze te onderhouden en kleding te bezorgen. Het was wel-
dra een grote troost voor de salesianen dat de opgenomen jongens zich zo
goed gedroegen, dat de bisschop hun een bezoek kwam brengen, dat in het
begin van 1879 Don Bosco kwam en dat hun offers met algemene belangstel-
ling aangezien worden. Toch ontbrak er geen pijnlijke doorn, door het
afsterven van een deugdzame Dochter van Maria, Hulp der Christenen, zus-
ter Marietta Gariglio.
De Dochters van Maria, Hulp der Christenen, volgden de salesianen
te La Navarre. Toen Don Bosco het besluit getroffen had ze daar te stu-
ren, had hij in mei 1878 Don Ronchail ermee gelast Moeder Mazzarello met
een andere zuster te vergezellen om toe te zien of haar dochters er be-
hoorlijk onderdak konden vinden. De zusters derde ordelingen van Sint-
Franciscus, daar geroepen door E.H. Vincent, waren nog maar weinig in
aantal en er werden er geen meer gevonden die nog wilden gaan. Bovendien
had de tyfus onder hun wezen gewoed. Een enkele zuster verbleef er nu om
het huis te bewaken. Ze ontving Moeder zo goed en zo kwaad als het ging.
Vanuít La Navarre bracht Don Ronchail ze naar Saint-Cyr. Daar had, op zes
kilometer van de stad met die naam, aan de zeekust, E.H. Vincent een
groot gebouw aangekocht dat "Het Kasteel" genoemd werd en had hij een ge-
mengd weeshuis ingericht. De stichter verbleef er nog altijd. Omdat hij,
door een tekort aan personeel en aan inkomen niet meer verder kon, had
hij door bemiddeling van de bisschop van Fréjus alles aan Don Bosco afge-
staan. Aan Moeder beviel natuurlijk dit gemengde gezelschap van meisjes
en jongens niet en daarom stelde ze voor dat de meisjes daar zouden blij-
ven en de jongens naar La Navarre zouden verhuizen. Toch onderwierp ze
alles aan de schikkingen die Don Bosco hierin wilde treffen.
Nu weten we wel wat Don Bosco over een dergelijk gemengde groep
dacht. Pater Giovanni Giuseppe Franco (1) schreef over hem: "De eerwaar-
de Don Bosco, groot verstand en zeer grote praktische pedagoog, heeft aan
wie dit schrijft bevestigd, dat de ondeugd er zich al kronkelend ver-
spreidde, zoals de elektrische vonk op het magnetische veld." Er was toen
juist sprake geweest van gemengde scholen en asielen. Toen de Dochters
van Maria, Hulp der Christenen, zich in 1880 te Saint-Cyr vestigden, was
alles geregeld zoals Moeder Mazzarelle het gewild had.
Te La Navarre hielden de zusters hun intocht op 5 oktober 1878.
Gedurende een zekere tijd behielpen ook zij zich zoals dat mogelijk was
in dit armelijke midden. Ze sliepen onder één dak waarvan soms stukken
_____________________________
(1) La Cività Cattolica, 1895. Boekdeel, I, blz. 171.

66.7 Page 657

▲back to top


- XIII/653 -
pleister vielen en dat de regen doorliet. De wind gierde tussen de wand-
reten, muizen en vleermuizen, die uit de barsten kwamen, huisden in de
ellendige kamertjes en op het gammele trapje. De beklagenswaardige zus-
ters, die er met moeite in slaagden zich van het vuil te ontdoen en die
zagen hoe die sukkels van wezen in lompen gekleed gingen, weenden en
durfden er niet over te spreken, omdat de salesianen het al lastig genoeg
hadden. Maar God zegende de offers van de enen en van de anderen en ver-
leende aan het werk 25 jaar benijdenswaardige bloei, totdat namelijk een
heilloze wet ze kwam afschaffen.
Marseille.
Maar onder de salesiaanse huizen in Frankrijk, die reeds gesticht
waren of nog zouden gesticht worden, zou Marseille steeds de eerste
plaats bekleden. Wij weten al om welke redenen er vertraging ontstond,
toen de opening aanstaande scheen te zijn en hoe het geduld van kanunnik
Guiol erg op de proef werd gesteld. En toch was in mei 1878 Don Rua ge-
noodzaakt nog eens Don Bosco te verontschuldigen wegens zijn vertraging
om te antwoorden op de geformuleerde en voorgestelde overeenkomst.
"
Eerwaarde en geachte Heer,
"
"
Onze beste D. Bosco stelt het, God zij dank, beter, maar
" is nog niet in staat zich aan zijn bezigheden te begeven met de
" kracht die we nodig hebben bij de overvloed van zaken die op ons
" toekomen. Daarom hopen wij dat u hem zult willen verontschuldigen
" wanneer hij ook nu niet uw wens kan vervullen een definitief ant-
" woord te geven op de voorgestelde overeenkomst, omdat hij zich
" werkelijk niet ernstig ermee heeft kunnen bezig houden. Het zal
" u trouwens genoegen doen te vernemen dat hij binnenkort in staat
" zal zijn u te schrijven en alles op orde te stellen.
"
Om tot wat anders over te gaan, wou ik u om een gunst ver-
" zoeken. zoeken. Toen wij bij u waren, heeft een van uw brave kape-
" laans, die ík hierom verzocht had, ons een kleine levensbeschrij-
" ving bezorgd van de huidige Paus Leo XIII. Indien ik mij niet
" vergis, werd ze te Lyon gedrukt. Indien u ons nog twee andere
" exemplaren zou kunnen bezorgen, zou u ons hiermee veel genoe-
" gen doen. Ik merk wel dat onze schulden aangroeien, maar stel
" maar vertrouwen op ons en geef ons maar credit en wanneer we daar
" zullen zijn, zullen we ons inspannen om onze schulden te betalen.
" Thans smeken we de H. Maagd, Hulp der Christenen, beschermster van
" Frankrijk, dat zij zou beginnen u te vergoeden voor de goedheid
" die u ons betuigt.
"
Ontvang de allerhartelijkste eerbiedige groeten van Don
" Bosco, van zijn collega's en van mijzelf en wil in uw heilige
" Memento's aan ons denken.
"
" Turijn, 9 mei 1878.
uw verplichtende dienaar
"
Priester Michele Rua.

66.8 Page 658

▲back to top


- XIII/654 -
Het hoofdkapittel behandelde de zaak enkele dagen nadien. Alle le-
den juichten de nieuwe stichting toe en waren ook dankbaar voor het ver-
trouwen dat de kanunnik en de Maatschappij Beaujour in hun beminde over-
ste en vader van de saleslaanse congregatie stelden. Nadat ze dan het
project van overeenkomst onderzocht hadden, keurden ze het goed op voor-
waarde dat enkele wijzigingen zouden aanvaard worden, zo van belang om
toekomstige geschillen te vermijden. Men had volledig vertrouwen in hen
die de voorstellen deden, die ijverig waren om het goede te doen en echte
vrienden waren van Don Bosco, maar de zaken moesten aldus worden voorge-
steld, zegden de leden van het kapittel, dat er geen sprake zou zijn van
wij en U, maar wel van onze en uw opvolgers, omdat het gemakkelijk kon
gebeuren dat ze zouden opgevolgd worden door mensen die met een andere
geest bezield waren en die helemaal niet zouden geneigd zijn de goede
inzichten van hun voorgangers te erkennen.
Don Rua maakte deze opmerkingen over aan E.H. Guiol op 20 mei en
eindigde zijn brief aldus: "Onder voorbehoud van wat hier vooraf gaat,
heb ik het genoegen u te laten weten dat de directeur en het personeel
voor het nieuwe huis van Marseille reeds werden aangeduid en dat, indien
er geen moeilijkheden oprijzen, zoals we hopen, de kleine karavaan sale-
sianen zich voor 28 juni erheen zal kunnen begeven. En hoe zullen ze het
aan boord leggen om te kunnen bestaan? Beste Heer pastoor, uw goedheid en
edelmoedigheid boezemen ons vertrouwen in. De woorden die we van u ge-
hoord hebben geven ons de verzekering dat, zolang de zaken niet geregeld
aan de gang zullen zijn, u onze medebroeders niet aan henzelf zult
overlaten."
De tekst van de overeenkomst, zoals hij te Marseille was gewijzigd
geworden en nog eens teruggestuurd naar Turijn, werd definitief op 13 ju-
ni. Tussen beide partijen werden er toch nog opmerkingen en uitleg gewis-
seld, die per omgaande aan elkaar werden gestuurd, omdat men zich voor de
toekomst tegen iedere verrassing wou vrijwaren. De aanwezigheid van Don
Ronchail te Marseille vergemakkelijkte het niet weinig dat ze akkoord
raakten.
De salesianen waren dus op weg in de richting van Marseille. Don
Bosco liet ze voorafgaan door volgende brief aan de pastoor van Sint-
Jozef gericht.
"
Mijn beste heer Pastoor,
"
"
Om dadelijk te kunnen beginnen met ons project stuur ik
" u onmiddellijk Don Bologna die prefect of onderoverste van dit
" huis is. Hij heeft de praktijk van tehuizen, vakleerlingen en
" Oratorio’s voor zon- en feestdagen en ik hoop dat hij aan de
" verwachtingen zal beantwoorden.
"
We dienen er echter aan te denken dat hij niet dadelijk
" mirakels kan verrichten en dat er wat tijd zal nodig zijn eer

66.9 Page 659

▲back to top


- XIII/655 -
" men de vrucht van onze gemeenschappelijke zorgen zal kunnen mer-
" ken. Maar met wat goede wil, de hulp van de Heer en met de bij-
" stand van uw goede raad, hoop ik dat het huis van Sint-Leo niet
" ten achter zal blijven bij de andere huizen die reeds goede
" vruchten voort brengen. Het was niet mogelijk per brief goede
" afspraken te maken en tot een overeenkomst te raken, maar D. Bo-
" logna zal dit doen wanneer hij daar aanwezig is. Het is noodzake-
" lijk eraan te denken dat ons instituut stabiel dient te zijn en
" het zal stabiel zijn, indien de salesiaanse congregatie onafhan-
" kelijk zal zijn. Op het ogenblik wordt dat nog tegengehouden, om-
" dat de salesianen noch rennen noch springen kunnen maar zich moe-
" ten bezighouden met wat er is en niets meer.
"
Denk eraan dat het mijn wens is dat het Maison Beaujour
" nog vele jaren na ons zou mogen bestaan.
"
Op het ogenblik komen maar alleen drie geestelijken en
" een coadjuteur.
"
Naarmate het noodzakelijk zal zijn nog andere personen
" te sturen, zal Ik zorgen u te bevredigen.
"
Mijn huldeblijken aan Monsieur Martin en zijn Victor en aan
" alle leden van zijn familie. Bid voor mij die altijd in J.Chr.
" blijft
"
" Turijn, 26-6-78.
uw toegenegen vriend
"
Priester Gio. Bosco.
De "drie geestelijken" vernoemd in de brief waren behalve de di-
recteur, Don Alessandro Porani, catecheet en Don Giuseppe Villanis,
raadslid. De coadjuteur heette Luigi Nasi en wordt nog met stichting her-
dacht door wie hem gekend heeft. Toch waren enkel de eerste en de laatste
daar om bezit te nemen. Don Bosco hield echter zijn beloften, indien het
noodzakelijk was, versterkingen te zenden. Inderdaad, behalve de vier
genoemden, stuurde hij, in verscheidene keren, vier clerici, onder wie
Luigi Cartier en evenveel coadjuteurs, van wie Vittorio Borghi nog leeft.
Aldus ziet men op de lijst van 1879 te Marseille wel twaalf personen die
er de communiteit vormden.
In zijn brief geeft Don Bosco aan het huis zonder meer de titel
van Sint-Leo. Wanneer en hoe werd het aldus genoemd? Hierover zijn twee
versies in omloop. Een hiervan, in de traditie geworteld, wil dat dit
aldus zou zijn omdat de salesianen er moesten aankomen op 28 junï, feest-
dag van Sint-Leo II, hoewel ze er toen niet kwamen. Maar het is een feit
dat, wanneer men op een bepaald ogenblik gesproken heeft van 28 juni, dag
waarop de aankomst niet gebeurde, dit later het geval was en door louter
toeval. Feitelijk werd deze naam al een tijdje geleden gegeven.
Inderdaad, uit de notulen van de zitting van de raad van Beaujour, gehou-
den op 11 juni, ziet men dat Don Bosco voor het Oratorio deze benaming
reeds voorgesteld had.

66.10 Page 660

▲back to top


- XIII/656 -
De andere hypothese zou willen dat Don Bosco aan het huis de naam
van Sint-Leo gegeven had als hulde aan Leo XIII. Wij zijn de mening toe-
gedaan dat deze twee versies gemakkelijk met elkaar kunnen verzoend wor-
den en elkaar kunnen aanvullen. De gedachte van Don Bosco was de paus te
vereren door aan het Oratorio een patroon te geven die aan zijn naam zou
herinneren. Om deze reden moest in het contract, als uitgangspunt voor de
berekening van de jaren de vigiliedag van Sint-Pieter, dag waarop de kerk
Sint-Leo II herdenkt, vastgesteld worden. Misschien heeft de voorzichtig-
heid hem aangeraden het Oratorio niet te dopen met de naam van de rege-
rende paus. Vanaf 1880 begonnen de salesianen van Marseille Sint-Leo II
als hun beschermheer te vieren.
De twee pioniers moesten in hun residentie op 26 juni aankomen,
maar volgende briefkaart van Don Rua, verzonden vanuit Turijn aan kanun-
nik Guiol stuurde een verwittiging: "Ik laat u nog vooraf weten dat we-
gens onverwachte omstandigheden de bekende vrienden eerst donderdag zul-
len kunnen aankomen." Maar zelfs op die dag konden ze niet te Marseille
zijn. Alles was in gereedheid gebracht om ze die avond van 28 juni te
ontvangen, maar een tegenslag noodzaakte hen hun verblijf te Nice te ver-
lengen, waar ze de plechtigheid van Sint-Pieter vierden en op 1 juli in
gezelschap van Don Ronchail vertrokken.
Ze kwamen te Marseille toe op een kwade dag en op een nog kwader
ogenblik. De stad stond in beroering voor en tegen de heilige gedachte-
nis van bisschop Belzunce, die vanaf 1720 tot 1722 tijdens een hevige
pest, de Carolus Borromeus van zijn kudde geweest was. De antiklerikalen
wilden dat men zijn standbeeld zou verwijderen uit de laan, die zijn naam
droeg. Ernstige wanordelijkheden braken uit op 1 juli. De onzen moesten
hun weg banen doorheen een troep dwepers die in hun oren helse vervloe-
kingen schreeuwden. In plaats van zich te laten bang maken, begrepen de
onzen voldoende hoe dringend de noodzaak was een Oratorio te openen en
wat de goede mensen van hun ijver verwachtten. En daags nadien werd het
Oratorio zonder enige formaliteit geopend, op het feest van Maria Visi-
tatie een datum die veel voorspoed voorspelde voor de geboorte van het
nieuwe werk van Don Bosco.
Don Bologna, die nadien Don Bologne werd, had geen uiterlijk dat
hem als aanbeveling diende, daar hij zeer klein was van gestalte, en was
ook niet goed ter taal. Hij bezat echter in uitnemende mate de geest van
de stichter: goedheid, zachtheid, opgewektheid, voorzichtigheid, de kunst
om de harten voor zich te winnen. Hij bezat een niet middelmatige handig-
heid in de zaken en een waarachtige ijver voor het werk dat hem toever-
trouwd was; en wat al deze gaven hun mooie vorm gaf, was een eenvoudige
en doorvoelde vroomheid. Hij kende ook zeer goed Frans. Als wees naar
Valdocco gekomen, had hij er twintig jaar doorgebracht als leerling, als
clericus, als priester en als prefect van de externen. Ook hij was dus
een echte zoon van het Oratorio. Alvorens zijn vlucht te nemen uit het
dierbare nestje, woonde hij nog, op 24 juni, het feest van Don Bosco bij.
Pas was hij vertrokken of Don Bosco stuurde hem naar Nizza volgende va-

67 Pages 661-670

▲back to top


67.1 Page 661

▲back to top


- XIII/657 -
derlijke afscheidswoorden na:
"
Mijn beste D. Bologna,
"
"
Ik stuur je hierbij drie brieven die je zal lezen, daarna
" zal verzegelen en op hun bestemming brengen.
"
Ga maar in nomine Domini. Spaar waar je dit kunt doen en
" indien je iets nodig hebt, roep dan en papa zal zorgen dat je
" het krijgt.
"
Ga als vader van je medebroeders, als vertegenwoordiger
" van de congregatie, als beste vriend van Don Bosco.
"
Schrijf vlug en zeg alles ronduit. Heb me lief in J Chr.
" Moge God je zegenen, onze medebroeders, je werken en bid voor
" mij die voor jou altijd zijn zal
"
" Turijn, 25-6-1878.
je toegenegen vriend
"
Priester Gio. Bosco.
"
" P.S. Indien je kan, bedank dan hen die mij voor S. Giovanni ge-
"
schreven hebben.
De bisschop Mgr. Place had amper tijd om het Oratorio in te zege-
nen, omdat op 15 juli Leo XIII hem bevorderde tot de aartsbisschoppelijke
zetel van Rennes. Monseigneur Louis Robert, die in september overge-
plaatst werd van Oran, toonde zich niet minder welwillend jegens de sa-
lesianen van wier werkzaamheid hij, bij zijn intrede in het diocees,
reeds troostende vruchten kon bespeuren. Het begin van het werk was ui-
terst bescheiden. De directeur, die vurig verlangde aan het werk te gaan,
kon niet meer dan acht internen aanvaarden die hij in een schuur liet
slapen. Om hun liefdadigheidswerk te kunnen uitbreiden diende er gebouwd
te worden en voor het Oratorio voor zon- en feestdagen was er werkelijk
personeel tekort. Uit de volgende brief van Don Rua vernemen wij opmerke-
lijke zaken over dit begin.
"
Beste D. Bologna,
"
"
Je hebt bijna gelijk er je beklag over te doen dat we je
" niet schrijven, maar ik hoop dat je ons zult willen verontschul-
" digen nu de schrijver van deze brief en alle anderen samen zo
" weinig te doen hebben. Maar het schijnt me toe dat ik je geschre-
" ven heb en de brief door Pentore heb laten toekomen. Nadien wacht-
" te ik er steeds op dat het kapittel kon bijeengeroepen worden om
" te beraadslagen over je verschillende vragen. Nu het kapittel gis-
" teravond vergaderd heeft, zet ik mij vandaag aan het werk om je
" een lange brief te schrijven die er wel vier waard is.
" En 1°, jij en de heer pastoor vragen nog op zijn minst twee pries-

67.2 Page 662

▲back to top


- XIII/658 -
" ters en ondanks al onze goede wil kunnen we ze jou op het ogen-
" blik niet sturen. Toch houden we je aanvraag aan en zullen trach-
" ten, zodra het enigszins mogelijk is er aan te voldoen.
" 2° Wat de nieuwe bouwwerken betreft, menen alle leden van het
" kapittel dat het niet passend lijkt deze op dit ogenblik uit te
" voeren. Allen zijn echter de mening toegedaan dat men zou moeten
" beginnen met heel de beschikbare plaats te laten bezetten met
" jonge leerlingen en de bouwwerken aan te vangen, wanneer de nood
" zaak ons ertoe verplicht. Dit om twee redenen. Vooreerst weet je
" ook zelf in welke benarde toestand wij ons bevinden en ten tweede
" omdat de openbare weldadigheid ons gaarne ter hulp zal komen, wan-
" neer men ziet dat het werk op goede weg is en het nodig wordt het
" uit te breiden. Je hebt ons een plan van je huis gestuurd dat dui-
" delijk genoeg is om begrepen te kunnen worden. Wat we niet kunnen
" goedkeuren is de bestemming die je aan je verscheidene kamers
" geeft. Ik zal je hetzelfde plan terugsturen met wijziging van hun
" bestemming en aldus hoop ik dat daar op zijn minst een veertigtal
" bedden kunnen geplaatst worden en dat aldus onze onderneming zal
" kunnen beginnen. Te Nice was het begin nog beperkter dan bij jul-
" lie en zo bleef het verscheidene maanden.
" 3° Heb je wat de overeenkomst betreft er niet meer aan gedacht nog
" iets te zeggen?
" 4° Op het ogenblik beginnen we ermee je de jonge Vittorio Borghi
" te sturen, een timmerman, die je reeds in verschillende zaken zal
" kunnen helpen, vooral in de werken van zijn vak. Zodra je een der-
" tigtal jongens hebt, zullen we zorgen je nog andere hulp te laten
" toekomen.
" 5° Over enkele dagen schrijf ik ongeveer in dezelfde zin eveneens
" aan de heer pastoor, naar de plaats waar hij zich nu bevindt.(1)
" 6° Je eerste brief heeft ons zeer vermaakt. Wanneer je aangenaam
" of belangrijk nieuws hebt, laat het me dan weten en allen zullen
" er deugd aan beleven.
"
Op het ogenblik volstaat dit. Bid de Heer voor ons en doe
" vele groeten aan je gezellen en aan allen die in ons belang stel-
" len. Don Bosco is welvarend en ook de anderen. Misschien zal Giu-
" seppe Rossi je eerlang een bezoek komen brengen. Steeds
"
" Turijn, 16 juli 1878.
je toegenegen in Jezus en Maria
"
Priester Michele Rua.
De brief aan de pastoor van Sint-Jozef, die door Don Rua beloofd
was, stelt ons onverwachts tegenover een nieuw element, dat een klein
voorwoord vergt. Het Oratorio van Sint-Leo was nog niet aan de gang of
kanunnik Guiol droomde al van een Frans noviciaat te Marseille, en wat
(1) Hij bevond zich als pastoor te Contrexeville (Vogezen).

67.3 Page 663

▲back to top


- XIII/659 -
nog opmerkelijker is, was het feit niet alleen dat Don Bosco er geen
graten in vond, maar dat hij hem liet zeggen dat dit ook zijn bedoeling
was. De pastoor die overtuigd was dat de Voorzienigheid de salesianen
voorbestemd had in Frankrijk veel goed te doen, aanzag het als onont-
beerlijk dat ze zich degelijk zouden voorbereiden op hun prachtige op-
dracht waarvoor vooral het goed beheersen van de taal hem noodzakelijk
scheen te zijn. Daarom deed hij twee voorstellen, met name een noviciaat
op te richten voor Frankrijk te Marseille en er Italiaanse priesters
naartoe te zenden die zich daar ernstig op de studie van het Frans kon-
den toeleggen.(1) Don Rua antwoordde hem in naam van Don Bosco.
"
Eerwaarde Heer,
"
"
Don Bosco had u zelf willen schrijven, maar omdat hij door
" zijn voortdurende bezigheden dit niet doen kan, laat hij mij de
" aangename taak op uw brief van 11 dezer te antwoorden. Vooreerst
" is het mijn plicht u onze levendige gevoelens van dankbaarheid te
" betuigen voor de welwillendheid waarmee u daar reeds onze kleine
" kolonie bejegend hebt en voor de welwillendheid in uw brief tot
" uiting gekomen, zodat wij niets anders verlangen dan op een of
" andere manier aan het vertrouwen dat u in onze nederige congrega-
" tie stelt, te beantwoorden.
"
U zet D. Bosco aan Marseille uit te kiezen als centrum
" van een noviciaat van de salesianen en dat is ook de bedoeling
" van Don Bosco. Toch is het nodig daarmee te wachten wegens tekort
" aan personeel; maar zodra de Heer ons voldoende personeel zal
" sturen, zullen we graag te Marseille een noviciaat oprichten en
" we denken eraan u eerst enkele priesters te sturen om Frans te
" bestuderen, iets wat stellig het noodzakelijkste is, zoals u
" zelf zegt.
"
Behalve de personen die wij eerst stuurden, lieten we
" nog een andere coadjuteur naar Marseille vertrekken, maar, zoals
" ik zei, veroorlooft de grote schaarste aan personeel ons niet
" priesters te sturen. Zodra we dit kunnen, zullen we het doen. In-
" tussen doen we van heden af een beroep op de liefdadigheid van
" de Fransen om vanaf nu reeds in de middelen te voorzien om de ve-
" le moeilijkheden te boven te komen en het hoofd te kunnen bieden
" aan de uitgaven voor nieuwe gebouwen en voor het noodzakelijke
" onderhoud.
"
Wat onze overeenkomst betreft, hebben wij niets meer ver-
" nomen. Wij verzoeken U zich hiermee te willen bezig houden en er
(1) Brief, 11 juli 1878: "Les Salésiens étant destinés par la Providence à faire un
grand bien en France, il est indispensable qu'ils se préparent à cette magnifique
mission. Pour cela il faut tout d'abord qu'ils apprennent le français. Ne serait-il
pas possible de choisir Marseille pour être le centre d'un Noviciat pour la France?
Ne pourra-t-on pas envoyer ici des jeunes gens pour le noviciat et avoir des prêtres,
qui seraient exclusivement appliqués à l'étude du Français?"

67.4 Page 664

▲back to top


- XIII/660 -
" twee exemplaren van op te stellen, zodat we vooruit kunnen gaan
" en met Gods hulp veel goed kunnen doen.
"
Ik bied u thans mijn nederige en eerbiedige groeten aan
" evenals die van Don Bosco en terwijl ik mij in uw gebeden aanbe-
" veel, teken ik met genoegen en met de grootste achting en erken-
" telijkheid als
"
" Turijn, 20 juli 1878.
uw zeer verplichtende dienaar
"
Priester Michele Rua.
Met zijn eerste bedoeling een Frans noviciaat te openen, was in de
geest van Don Bosco ook reeds de keuze van de plaats samengegaan. Hij had
aan Nice gedacht. Thans echter dacht hij hier anders over zoals blijkt
uit een brief op 31 juli aan de pastoor van Sint-Jozef geschreven.
"
Beste Heer Pastoor,
"
"
Ik ontving uw brief van 27 juli en ik bemerk met genoegen
" dat onze zienswijzen overeenstemmen.
"
Een noviciaat in Frankrijk is onontbeerlijk en in plaats
" van Nice, waarover reeds gesproken was geworden, ben ik uiterst
" tevreden Marseille te kiezen. Laten we het dus zo doen. Laten we
" beginnen met het tehuis van Sint-Leo te consolideren, Het werkhuis
" voor de timmerlieden staat er, de vakleraar kent zijn vak en was
" al twee jaar in Frankrijk. Zodra mogelijk stuur ik een kleermaker
" enz.
"
Terwijl het tehuis geconsolideerd wordt en het zal nodig
" zijn dat met veel tijd en geduld te doen, zullen we ons bezig
" houden met het werk van het noviciaat. Het is een reuzenonderne-
" ming, maar ze is uiterst nuttig omdat onze leerlingen, voor meer
" dan de helft, daarna naar hun respectief bisdom gaan. Er zullen
" missionarissen onder hen zijn en ook brave leken. Dit jaar hebben
" we in onze huizen circa driehonderd jongens die, na het gymnasium,
" in een huis voor clerici zullen intreden. Ze kunnen als volgt
" ingedeeld worden:
"
Salesianen
80
"
Missionarissen
20
"
Kloosterorden
15
"
Keren terug in hun diocees bij hun bis-
185
"
schoppen
__
"
Samen
300
"
We zullen nog hard moeten werken om in Frankrijk de zaken
" zover te krijgen, maar indien u mij helpt, zullen we er raken.
"
Ik zou nog verscheidene zaken moeten behandelen, maar ik
" zal er in een andere brief over spreken en wellicht op een samen-
" komst.

67.5 Page 665

▲back to top


- XIII/661 -
"
Moge God u een goede gezondheid schenken en bid voor mij
" die voor u in J. Chr. ben
"
"
uw toegenegen vriend
"
Priester Gio. Bosco.
Er was stellig durf nodig zich de oprichting van een noviciaat
voor te stellen juist daar, waar in die tijd de vrijmetselarij de kloos-
tercongregaties met alle wapens aanviel en de regering aanzette ze af te
schaffen. We kunnen er ons eveneens over verbazen wanneer wij zien hoe
hij aldus sprak over een noviciaat op Franse bodem, op een ogenblik dat
hij daar met moeite een derde van het personeel dat eigenlijk nodig was
voor het werk dat hij begonnen was, had kunnen sturen. Maar het noviciaat
zou canoniek worden opgericht en wel eerlang.
In de hierboven aangehaalde brief gebruikt Don Bosco voor het
eerst, voor het huis van Marseille, het woord "Ospizio" (tehuis) dat in
het hiermee overeenstemmende Franse woord geen gelijke betekenis heeft,
hieruit blijkt het dat hij zinnens was van het Patronage Saint-Pierre
een instituut te maken gelijkaardig aan dat van Sampierdarena, namelijk,
gemodelleerd op het Oratorio van Turijn.
In de maand september was Don Bologna naar Turijn gegaan voor zijn
retraite en daar kon hij met Don Bosco rustig uitweiden over de zaken van
Marseille en hem ook de inzichten van kanunnik Guiol ter kennis brengen.
Don Bosco, die na een bezoek aan Lanzo te Sampierdarena was om er de
leiding te nemen van de retraites, schreef er volgende lange brief aan
zijn grote vriend van Marseille,
"
Beste Heer Pastoor,
"
"
Te midden van de eindeloze werkzaamheden van deze dagen
" heb ik de zaken met D. Bologna niet kunnen bespreken en afhan-
" delen en misschien vertrekt hij zonder dat ik hem nog terug zie.
" Hij is wat ongerust omdat hij het verlangde personeel niet met
" zich kan meenemen. Maar niet alles tegelijk.
"
Als richtlijn voor u kan ik u zeggen dat over enkele da-
" gen twee andere priesters en een clericus die dicht bij zijn
" priesterwijding is, bij D. Bologna zullen zijn. Daarna, zullen
" er anderen gestuurd worden, naargelang de noodzakelijkheid en
" de mogelijkheid. U mag zeker zijn dat ik uw edelmoedige gedach-
" ten begrepen heb en dat ze, wat mij betreft, zullen verwezen-
" lijkt worden. Daar we nu echter bij het begin van het schooljaar
" vijftien huizen meer hebben dan de vorige jaren, is het hier een
" ietwat verwarde boel, wat het personeel betreft. Maar er is per-
" soneel en u zult er krijgen en ik wil dat u over de salesianen
" tevreden zult zijn, want u zijt een van de zeldzame salesiaanse
" medewerkers.

67.6 Page 666

▲back to top


- XIII/662 -
"
Voor mij zelf is het onmogelijk naar Marseille te gaan
" tenzij wanneer de herfst al een eindje zal ingetreden zijn, maar
" alles wat u met D. Bologna zult bespreken en afhandelen, zal goed
" afgehandeld zijn en ik zal het goedkeuren.(1)
"
Ik zie dat het noodzakelijk is het huidige gebouw dat elke
" dag wat enger wordt, te verruimen. Maar waar moeten we het geld
" halen? We hebben geen geld beschikbaar, maar het volgende jaar
" kunnen we rekenen op een bedrag van twintigduizend fr. die we kun-
" nen uitgeven voor het Oratorio van Sint-Leo.
"
Misschien zal D. Bologna van tijd tot tijd wat geld nodig
" hebben. Telkens als dit gebeurt, help hem dan met enige duizenden
" fr. indien u kunt en laat het mij dan weten. Ik zal dan zorgen dat
" u het bedrag binnen enkele dagen wordt terugbetaald, tenzij u het
" uit liefdadigheid wilt schenken.
"
E.H. Roussel is hier geweest te Turijn. Hij zou het voort-
" bestaan van zijn instituut na hem willen verzekeren en bij onze
" congregatie willen aansluiten. Dat zijn zaken die kunnen verwezen-
" lijkt worden maar langzaam aan en door veel te bidden. Ik zeg u
" dit omdat hij naar Parijs terugkeert via Marseille en ons Orato-
" rio van Sint-Leo wenst te zien en met u te spreken.
"
Zoals u ziet, spreek ik met u als met mijn beste en meest
" vertrouwde vriend. Doet u ook zo tegenover mij. Of U al wat ik
" zeg, goed- of afkeurt, ik zal mijn best doen om uw wijze raad op
" te volgen en ik zal onomwonden de mening zeggen die mij tot Gods
" meerdere glorie schijnt te strekken.
"
Moge God ons allen in zijn heilige genade bewaren en bid
" voor mij die voor u steeds in J. Chr. zijn zal
"
" Sampierdarena, 17 september 1878.
uw toegenegen vriend
"
Priester Gio. Bosco.
We hebben, zo goed als we dat konden, het nederige begin uiteen-
gezet van het Oratorio van Sint-Leo, waar de eerste twee jaren de armoe-
de soeverein heerste. Maar God pleegt het in zijn werken aldus te schik-
ken "om aan de enen de gelegenheid te geven vertrouwen te stellen in zijn
goddelijke Voorzienigheid, aan de anderen verdiensten te verwerven door
hun liefdadigheid en aan allen zijn Almacht die uit niets alles kan ver-
wekken, te laten bewonderen."(2)
(1) D. Rua had hem een ruime volmacht voor Frankrijk gegeven.
(2) Bollettino Salesiano, november 1878. blz. 7.

67.7 Page 667

▲back to top


- XIII/663 -
Parijs.
E.H. Roussel, door Don Bosco in zijn brief aanbevolen, had te
Parijs in het Quartier Auteuil een groot weeshuis voor vakleerlingen
gesticht. Om te voorzien in de duurzaamheid van het werk, had Pius IX
reeds twee jaar voordien, hem de naam genoemd van Don Bosco, die zich
toen eveneens te Rome bevond en hadden zij samen over hem gesproken.
Later had Don Bosco hem blijk gegeven van zijn goede wil en had hij hem
met zijn gebruikelijke gulhartigheid gezegd: - "U roept ons naar Parijs
en over acht dagen zijn we bij u." - Het stond buiten kijf dat het in-
stituut te Parijs aan de doeleinden van de congregatie beantwoordde; dat
was een reden te meer om zijn persoonlijke komst niet te weigeren. Om van
meer nabij de methode van de salesianen te leren kennen bezocht E.H.
Roussel in 1878 het Oratorio van Valdocco en was er zo tevreden over dat
hij, met de instemming van kardinaal Guibert, zijn aartsbisschop, op 10
oktober onderhandelingen aanknoopte.
Het voorstel, door Don Bosco aan het hoofdkapittel meegedeeld,
werd sympathiek onthaald door alle leden, die na een grondige bespreking
overeenkwamen twee eisen te stellen, namelijk, dat daar geen enkele hin-
derpaal zou worden opgeworpen om het preventief stelsel toe te passen en
dat er waarborgen zouden gegeven worden dat ook na het afsterven van de
stichters, de salesianen rustig te Parijs zouden kunnen blijven. Graaf
Cays kreeg opdracht gedurende de onderhandelingen de correspondentie in
het Frans te voeren.
E.H. Roussel wenste vurig dat Don Bosco naar Parijs zou gaan, om-
dat het hem toescheen dat ze daar gemakkelijker tot een overeenkomst zou-
den komen. Don Bosco beloofde ofwel weldra zelf te komen ofwel zijn ver-
tegenwoordiger, Don Rua, in gezelschap van de graaf te zenden. Beiden
waren al gunstig bekend aan de verdienstelijke Parijse priester. Zij ver-
trokken dan werkelijk op 6 november. Over hun reis hebben we niet veel
nieuws maar we vernemen er toch iets over uit volgende brief van Don
Bosco.
"
Beste heer Graaf Cays,
"
"
Met waar genoegen ontving ik de brief van D. Rua uit
" Lyon en daarna uw brief en de tweede brief van D. Rua uit Parijs.
" Ik heb de Heer gebeden opdat hun reis voorspoedig zou zijn en
" thans dank ik Hem omdat Hij ons verhoord heeft en ik bid verder
" dat Hij ons steeds zou willen bijstaan in de zaken die tot
" zijn meerdere glorie dienstig zijn.
"
Ik twijfelde er niet aan dat Abbé Roussel u goed zou ont-
" vangen. Het mededogen, de welwillendheid en de christelijke lief-
" de die hij tegenover ons betuigd heeft, waren hiervoor een ruime
" waarborg. Alles laat dus verhopen dat we de zaken duidelijk en
" duurzaam in orde kunnen brengen, zoals Abbé Roussel zelf dit
" steeds heeft laten blijken. Indien het dus nodig is enkele dagen

67.8 Page 668

▲back to top


- XIII/664 -
" langer te Parijs te blijven, zie ik daar geen bezwaar in. Ofschoon
" in dergelijke zaken, zoals U weet, niets canoniek kan afgehandeld
" worden zonder de instemming van het hoofdkapittel, zal er zich
" geen enkele moeilijkheid voordoen, omdat ze het allen persoon-
" lijk eens zijn. Allen zijn het dus eens om elke gunst en elk
" gezag aan Abbé Roussel te geven, als ons verblijf maar duur-
" zaam kan worden gemaakt.
"
Wat nu het vlug beginnen met een noviciaat in het nieuwe
" instituut betreft, bestaat er geen enkele moeilijkheid, maar we
" zijn verplicht dit aan te vragen aan de H. Stoel, die stellig
" geen enkel bezwaar zal opwerpen.
"
Er zijn ook geen moeilijkheden dat daar iemand zou blijven
" maar ik zou op zijn minst een paar weken moeten praten met hem of
" hen, die voor deze onderneming zou gekozen worden (het mag Graaf
" Cays wezen) en persoonlijk moeten onderhandelen over de voornaam-
" ste punten die een noviciaat van zulk belang betreffen. De goed-
" keuring door Zijne Eminentie de Aartsbisschop en door Zijn Hulp-
" bisschop, graag aan het project geschonken, was voor mij een gro-
" te opbeuring.
"
Maar op dit ogenblik ontvang ik twee brieven uit Marseille,
" waarin men mij zegt dat (het noviciaat) daar onontbeerlijk is,
" daar en niet te Parijs, en wellicht zal men u op dit ogenblik
" daarover reeds brieven geschreven hebben.
"
Ik heb echter mijn woord niet gegeven en daarom wens ik dat
" de zaak zou afgesloten worden, dat men zou vooruitgaan. Aan Mar-
" seille zullen we dan nadien denken.
"
De nieuwe bisschop van die stad schrijft dat hij ons
" volstrekt het zangkoor van de kathedraal wenst toe te vertrouwen.
" We zullen zorgen dat de ene zaak de andere niet bederft.
"
Ik verzoek u de heer directeur van dat tehuis te bedanken
" en hem coram Domino te zeggen dat ik hem thans en altijd aanzie
" als een echte salesiaan, omdat uit zijn werken blijkt dat hij er
" een is.
"
Moge de genade van 0.H.J. Chr. ons in alle zaken bijstaan
" en moge de zegen van de hemel u overal vergezellen zodat ik u vei-
" lig en gezond opnieuw kan omhelzen onder onze medebroeders die
" speciaal voor u bidden.
"
En geloof me steeds in J. C. te zijn
"
" Turijn, 16-11.78.
uw toegenegen vriend
"
Priester Gio. Bosco.
De brief aan de graaf stak in een envelop met een andere vertrou-
welijke brief aan Don Rua. Deze had hem een ontwerp van overeenkomst ge-
stuurd, waarover hij zijn mening wou vernemen.

67.9 Page 669

▲back to top


- XIII/665 -
"
Mijn D. Rua,
"
"
U kunt de brief van graaf Cays tonen waar dat nodig zou
" zijn. Hier laat ik u in het bijzonder sommige zaken weten.
"
1° De vastgestelde grondslagen zijn goed en mogen ook
" enigszins gewijzigd worden, wanneer ze ongeveer dezelfde be-
" tekenis blijven behouden. In plaats echter van te verwijzen
" naar een afhankelijkheid van het Algemeen Kapittel, is het
" verkieslijker over de Algemeen Overste te spreken. Het is be-
" grijpelijker, duidelijker en voor ons komt het op hetzelfde neer.
"
2° Het zou goed zijn te weten of op dit onroerend goed
" geen hypotheken of schulden drukken, die op ons zouden worden
" overgebracht.
"
3° Of er bovendien vele kosteloze verplichtingen zijn,
" waarvoor het geld reeds opgebruikt werd.
"
4° Ofschoon u mijn volmacht bezit moet u er toch voor zor-
" gen onze komst naar Parijs niet als zeker te doen aanzien, zolang
" de zaken niet volledig zijn opgeklaard en wij de wettelijke zeker-
" heid hebben dat wij bij sommige eventuele omstandigheden niet moe-
" ten ophoepelen.
"
Over het algemeen zal ik thans zeggen dat ik op dit ogen-
" blik de mening toegedaan ben dat een huis te Parijs voor ons een
" groot moreel, religieus en politiek voordeel betekent.
"
Te Turijn zullen de conferenties gehouden worden. Indien
" het noodzakelijk is, mag u uw komst uitstellen. Wat al huizen,
" wat al zaken zult u bij uw terugkeer aantreffen.
"
Zorg goed voor uw gezondheid. De medebroeders laten u groe-
" ten en bidden voor u.
"
Beschouw me steeds in J. Chr. als
"
" Turijn, 16-11-78.
uw toegenegen vriend
"
Priester Gio. Bosco.
Om zijn in het oog vallend werk, dat niet wettelijk erkend was,
veilig te stellen tegenover alles wat er zou kunnen gebeuren, stelde de
abbé twee vormen van burgerlijke vennootschap voor. Ziehier de eerste.
Hij zou zijn eigendom inbrengen als kapitaal van de vennootschap. Hij
beraamde het op meer dan drie miljoen en dan zou men een zeker aantal
aandelen uitgeven, waarvan hij een derde deel voor zich zou houden. Een
ander derde deel zou hij aan Don Bosco geven en het overige uitdelen aan
wie aandelen wilde kopen, mannen of vrouwen zonder onderscheid, terwijl
men er enkel zou op letten dat het rechtschapen personen waren. De duur-
zaamheid van het werk zou dan hiervan afhangen, dat bij de beslissingen
de doorslag zou gegeven worden door hen die het grootste aantal aandelen
zouden hebben, daar ieder zoveel stemmen zou hebben als hij aandelen zou
bezitten. De algemene vergadering van de aandeelhouders kon ook geen re-
denen tot zorgen geven, omdat de grote meerderheid van de aandelen in
handen was van hen die er het meeste belang bij hadden en men de zeker-

67.10 Page 670

▲back to top


- XIII/666 -
heid had dat alles steeds in hun voordeel zou uitvallen. Met het andere
stelsel zou men als volgt te werk gaan. In het begin zou men één enkele
vergadering houden van alle aandeelhouders, men zou een commissie kiezen
van acht leden die in alle zaken konden beslissen. Zij die de meerderheid
hadden beschikten over de keuze van de afgevaardigden en hierbij waren
abbé Roussel en Don Bosco de meesters van het veld. En dergelijke raad
stierf niet uit; want zodra een lid verdwenen was konden de overgebleve-
nen er een ander kiezen. Zowel met het ene als met het andere stelsel
ontsnapte men aan de zware erfenisbelasting. Abbé Roussel zou de voorkeur
geven aan het eerste stelsel zoals de jezuïeten en de broeders van de
Christelijke Scholen dat deden. Wat de toestand betreft van de salesianen
in verband met de leiding en de administratie van het organisme deed Don
Rua zijn voorstellen en de abbé zijn eigen tegenvoorstellen, zoals we
zullen zien. Het hoofdkapittel zou dan alles bespreken en over alles een
beslissing nemen.
De twee reizigers waren terug op de avond van 30 november. Don
Bosco had zijn souper beëindigd en was opgestaan om naar zijn kamer te
gaan, maar dan bleef hij, terwijl zij het avondmaal namen en praatte met
hen tot na elf uur. Daags nadien werd er dadelijk kapittel gehouden. Met
een glimlach verklaarde Don Bosco de zitting voor geopend en zei het vol-
gende: - "Toen Cristoffel Columbus terugkeerde van zijn ontdekkingsreis,
kwamen alle groten van het Hof en alle geleerden samen met de Koning. Vol
bewondering en met het verlangen om de wondere dingen van die verre lan-
den te horen en voor hen deed Colombus het verhaal van zijn avonturen.
Laten we hier nu luisteren naar wat Don Rua ons te vertellen heeft."
In een vrolijke stemming door deze onverwachte aanhef luisterden
de leden van het Kapittel naar zijn verslag. Het stelsel van vennoot-
schap, waaraan Abbé Roussel zijn voorkeur hechtte, deed geen opwerpin-
gen ontstaan, maar het eigendom veilig stellen was niet alles. De groot-
ste moeilijkheid ontstond door het ontbreken van de vrijheid van actie
voor de directeurs van het huis. Bepaalde omstandigheden konden hen in
geschil brengen ofwel met de Raad van de Vennootschap ofwel met hun
rechtstreekse overste, die voor een kloosterling steeds zijn Algemeen
Overste is. Nu was het voor Don Bosco een conditio sine qua non dat het
salesiaans huis van Parijs niet anders zou zijn dan alle andere huizen
van de congregatie. Hoe zou hij op dat ogenblik en nadien verantwoorde-
lijk kunnen zijn voor een communiteit, waarover hij niet het volledige
beschikkingsrecht zou hebben? Er bestond altijd mogelijkheid dat de
Vennootschap zekere beschikkingen, die noodzakelijk geacht werden door
de overste van de congregatie, niet zou eerbiedigen en wanneer dan de
medebroeders zouden gewend zijn aldus onafhankelijk te staan tegenover
hun natuurlijke overste, dan zouden ze de slechte gewoonte aannemen de
regel van de congregatie niet meer in acht te nemen. Aldus besliste het
kapittel zich over niets uit te spreken zolang dit punt niet duidelijk
vaststond.

68 Pages 671-680

▲back to top


68.1 Page 671

▲back to top


- XIII/667 -
Anderzijds was een burgerlijke vennootschap het enige middel om
te ontsnappen aan onkosten en gevaar voor de nalatenschap. De abbé werd
op de hoogte gebracht van wat voorafgaat en besloot zijn beschouwingen
hierover als volgt; "Ik geloof dat de enige redelijke en praktisch te
verwerkelijken zaak bij het begin hierin bestaat dat u mijn helpers en
toekomstige erfopvolgers zouden zijn." Hij legde hiermee de nadruk op
zijn zienswijze door hem aan Don Rua voorgesteld bij hun samenspraken te
Parijs. Daarna ging hij verder: "Ik zou willen dat ik mij vergiste, maar
ik meen het Franse karakter te kennen en ik weet hoe een misplaatste
eigenliefde, maar daarom niet minder werkelijk eigenliefde is, hen licht-
geraakt en kittelorig maakt betreffende nationaliteit. Dat was juist de
eerste opwerping die mij door onze twee aartsbisschoppen gemaakt werd
toen ik hun mijn verlangen te kennen gaf mij met u te verenigen."(1)
Bovendien zouden, zoals Don Rua gehoord had, zowel de abbé als de kar-
dinaal gewild hebben, dat de salesianen zich niet dadelijk volop aan het
werk zouden zetten, maar dat ze zich zouden vergenoegd hebben met in
Auteuil een proefjaar door te brengen.
Don Bosco verlangde wel naar Parijs te gaan maar dan met het de-
corum van de congregatie des te meer nu de roep dat zij zich daar zou-
den gaan vestigen reeds een zekere verwachting gewekt had. Abbé Rous-
sel was nog maar pas uit Turijn teruggekomen met gunstig nieuws of de
befaamde uitgever Lethellieux zei dat hij bereid was zijn werkhuis en
zijn drukkerij volledig aan Don Bosco over te laten. Toen de heilige
abt Faà di Bruno die zich voor zaken in de Franse hoofdstad bevond, dit
vernomen had, moedigde hij Don Bosco aan ernaartoe te gaan.(2) Maar wan-
neer men er onmiddellijk zou naartoe gaan, zoals abbé Roussel voortdu-
rend bleef aandringen dan was het belangrijk zich aan te bieden met een
aangepast personeel, wat het aantal en de voorbereiding betreft maar dat
was niet het geval. Te Parijs zouden onze vakleraren als vissen op het
droge geweest zijn, omdat ze niet in staat waren zich op gelijke voet te
stellen met die van de abbé die gesalarieerd werden voor hun onderricht.
Men was dus wel genoodzaakt enkele jaren te wachten. Te Parijs gaan ex-
perimenteren stond Don Bosco helemaal niet aan, alleen al om het feit op
zich zelf en ook wegens het gevaar zich weinig eervol te moeten terug-
trekken. Bovendien, zoals iedereen dit bevestigde en zoals de kardinaal
aan Don Rua had laten verstaan, was de abbé veel te edelmoedig en gaf hij
er niet om zich met schulden te overladen. Het is waar dat de middelen
hem niet ontbraken, omdat de Fransen geestdriftig waren voor zijn werk,
(1) Brief aan Graaf Cays, Parijs, 7 december 1878: "Je crois que la seule chose raison-
nable et praticable pour commencer est de vous faire mes auxiliaires avec future
succession. Le crois connaître le caractère français et combien un amour propre mal
placé, sans doute, mais qui n’en existe pas moins, le rend susceptible et chatouil-
leux au point de vue de la nationalité. C'est du reste la première objection que nos
deux Archevêques m'ont faite lorsque je leur ai témoigné le désir de m`unir à Vous."
(2) Bijv., Doc. 58.

68.2 Page 672

▲back to top


- XIII/668 -
hij dan ook zoveel geld vond als hij maar wou, maar wat zou het zijn
wanneer hij bij zijn dood buitengewoon grote schulden zou nalaten die
moesten betaald worden? Don Bosco nam dus de beslissing een overeenkomst
op te stellen die bij het begin de werkzaamheid van de salesianen binnen
de grenzen van het mogelijke zou houden, maar dan geleidelijk een verde-
re uitbreiding zou veroorloven tot zij na een tijd het hele werk op zich
zouden nemen.
Half december was het project klaar en werd het naar Parijs ge-
stuurd. Het kapittel had als grondslag de voorstellen die Don Rua monde-
ling te Parijs gedaan had hiervoor genomen. Men had de voorafgaande kwes-
tie van de vrije administratie van het hele interne werk tegenover de
burgerlijke vennootschap laten vallen en het idee weggelaten alle morele
en materiële aansprakelijkheid op zich te nemen zodat het plan van Turijn
beperkt bleef tot de stichting van een proeftijdhuis in het huis van
Auteuil met de bedoeling er salesianen te vormen die zouden bekwaam zijn
mee te helpen en langzamerhand het daar bestaande personeel te vervangen.
Dit scheen ook te beantwoorden aan een inzicht van Abbé Roussel: "een
kweekschool" te zien ontstaan voor de huizen van Frankrijk (1) hoewel het
in zijn bedoeling een echt en eigenlijk noviciaat moest zijn. Natuurlijk
zou daar een kleine salesiaanse communiteit nodig zijn, die zou zorgen
voor een geregelde vorming van de personen, maar enkel aansprakelijk zou
zijn voor de personen die van haar afhankelijk waren en zich niet moest
bezig houden met het beleid en de algemene administratie. Deze zou volle-
dig aan de stichter overgelaten worden. Wat de bestaansmiddelen betreft
voor deze "helpers" van het werk "met toekomstige opvolging", zou Don
Bosco zich gehouden hebben aan het project dat hij voorstelde.(2) Hij
zond hem dit, door hem ondertekend, met verzoek hem een exemplaar terug
te sturen na er eerst zelf zijn handtekening op gezet te hebben. Daarna
zou hij tegen het einde van januari 1879 aan de abbé enkele clerici en
leken sturen van wie Graaf Cays dan de overste zou zijn.
Er kwam geen antwoord. Intussen wensten te Auteuil de ijverigste
medewerkers van abbé Roussel dat de salesianen spoedig zouden komen en
er de geest van Don Bosco zouden invoeren, des te meer omdat er van die
arme jongens, die zich in handen van huurlingen bevonden, niet veel
goeds terecht kwam.(3)
Abbé Roussel wachtte een maand alvorens een teken van leven te
geven, omdat hij met goedvinden van de aartsbisschop, besloten had zich
naar Turijn te begeven om in het project van Don Bosco enkele wijzigin-
gen te brengen.(4)
(1) Aangehaalde brief.
(2) Bijv. Doc. 59.
(3) Brief van abbé Polin aan Graaf Cays, Parijs, 4 januari 1879.
(4) Brief van abbé Polin aan Graaf Cays, Parijs, 12 januari 1879.

68.3 Page 673

▲back to top


- XIII/669 -
De ontmoeting had niet plaats te Turijn maar te Marseille in de
tweede helft van januari 1879. De bespreking was uiterst kort, want Rous-
sel was erg onder de indruk gekomen van de geestdrift van de mensen van
Marseille voor Don Bosco, zodat hij de overeenkomst ondertekende.(1) Het
duurde niet lang of Don Bosco liet aan de abbé weten dat Graaf Cays zich
gereed maakte om te vertrekken met een priester, twee clerici en twee
coadjuteurs.(2) Dat hij werkelijk oprecht verlangde de verplichtingen die
hij te Marseille op zich genomen had na te leven, wordt bewezen door de
aanvraag die hij aan Rome stuurde om de toelating te bekomen een novici-
aat te Parijs te openen. Op deze aanvraag werd bij rescript dilata ge-
schreven, omdat de Heilige Congregatie vooraf van Don Bosco een verslag
verwachtte over de toestand van de sociëteit.(3)
Zoals men kan merken had Don Bosco de uiterste grens van wat mo-
gelijk was bereikt. Hij bezat dus het recht te mogen verwachten dat men
die ongelukkige gedachte van het jaar proeftijd zou laten vallen, maar
de aartsbisschop hield voet bij stuk.(4) Hoe was het mogelijk op een en-
kel jaar zich vertrouwd te maken met de plaatsen, de gebruiken, het ka-
rakter, kortom met het milieu? De abbé wou van zijn kant het noviciaat,
maar de Heilige Stoel zou dit nooit hebben toegestaan tenzij definitief.
Op dergelijke manier in het nauw gedreven, zochten de leden van het Ka-
pittel om zich op de beleefdste manier uit de moeilijkheden te redden en
hun verplichtingen op te zeggen.
Men zou dus naar Parijs schrijven dat de Congregatie een voldoen-
de aantal bewijzen geleverd had wat ze met de hulp van Ons Heer in staat
was te doen, niet enkel in Italië, maar eveneens in Frankrijk, te Nice
en te Marseille, en dat het niet juist was en overeenstemmend met het de-
corum aldus naar Parijs op proeftijd te gaan. Nu de kardinaal niet wou
afzien van zijn eis een jaar proeftijd te doen en er geen hoop bestond
dat Rome zou toelaten een noviciaat in dergelijke bedenkelijke omstan-
digheden op te richten, waren de salesianen genoodzaakt de onderhandelin-
(1) Brief van Don Bosco aan Graaf Gays, 20 januari 1879.
(2) Brief van abbé Polin aan Graaf Cays, Parijs, 7 februari 1879.
(3) Brief van advocaat Leonori aan Don Bosco, Rome, 23 mei 1879. Dilata, eronder verstaan
sententia, is de formule van de Curie, waardoor de oplossing van een tijfel of het
inwilligen van een smeekschrift verdaagd wordt.
(4) De grote historicus P. Pisani, kanunnik van Notre-Dame te Parijs die kardinaal
Guibert gekend had, maakt aldus zijn portret (Brief aan de salesiaan Don Auffray,
Asnières, 4 augustus 1931:
"C'était une figure d'un autre âge. Son caractère était le reflet de sa patrie
provençale et son âge le portrait à voir avec quelque méfiance ce qu'il appelait des
"nouveautés." Je ne crois donc pas qu'il ait eu besoin de subir l'influence d’un
prélat étranger, pour se conduire envers Don Bosco, comme il l'a fait avec beaucoup
d’autres Parisiens ou provinciaux. Il était timide, prudent, presque méfiant et
j'ai gardé le souvenir précis de l'opposition qu’il a faite, par exemple, à la
fondation de l’hôpital St.-Joseph."

68.4 Page 674

▲back to top


- XIII/670 -
gen af te breken. Het was echter hun verlangen goede betrekkingen te
blijven onderhouden met abbé Roussel en zich steeds bereid te houden naar
Parijs te gaan, als het maar definitief kon gebeuren op een ogenblik dat
men in Frankrijk zou menen dat zij voldoende bewijzen van hun bekwaamheid
gegeven hadden.
Deze mededeling vertrok uit Alassio op 9 februari 1879,9 misschien
opgesteld door Don Ronchail en ondertekend door Don Bosco, die zich bei-
den in het college bevonden. Het antwoord dat de stempel droeg van een
verdriet waarin men berusten wou en dat zeer eerbiedig was opgesteld,
bereikte Don Bosco te Rome. Don Bosco stuurde het verder aan Graaf Cays
en dicteerde volgende onderrichtingen: "Graaf Don Carlo Cays zal uiting
geven aan onze goede wil. Wij trekken onze handtekeningen niet terug,
maar als kloostervereniging is het noodzakelijk dat onze verblijfplaats
volstrekt duurzaam is en de instemming van de ordinarius heeft enz. Een
welwillende brief enz." De Graaf voerde zijn opdracht uit en gebruikte
daarbij woorden en een stijl die men enkel aantreft in de meesterwerken
van de christelijke adel.(1)
Door een werkelijk goede geest gedreven, verlangde abbé Roussel in
alle oprechtheid goed te kunnen doen en een blijvend goed. Hij was zich
ervan bewust dat met zijn stelsel de jongens in de werkhuizen onvoldoen-
de onder bewaking stonden. Men kon niet zeggen dat zijn assistenten en
meesters slecht waren, maar ze ontvingen niet de minste leiding. Hij zelf
had er weinig verstand van en hield er zich nog minder mee bezig, omdat
al zijn tijd in beslag werd genomen door het tijdschrift La France illus-
trée. - "Ik kan de jongens geen leiding geven", - had hij aan Don Bosco
gezegd, "dat de salesianen komen en wanneer ze zich ingewerkt hebben en
in staat zijn het zelf te doen, dan denk ik er volstrekt aan, alles in
hun handen over te laten en mij terug te trekken om mijn tijdschrift te
leiden." De pastoor van St.Joseph en andere personaliteiten die daar aan-
wezig waren stonden er verstomd over dat abbé Roussel, waarvan men meende
dat hij een bekwame opvoeder van de jeugd was, op deze wijze sprak, wat,
naar hun mening, vernederend was. Ze stonden er nog meer verstomd over
dat Don Bosco een aanbod, dat volgens hun mening, het prestige van de
salesianen ook in Italië zou doen stijgen, niet aanvaardde. Voor sommigen
zou de verzoeking zeker te sterk geweest zijn. De theologen Margotti en
Marengo hadden hem aangezet te aanvaarden. - "Zelfs wanneer de congrega-
tie er weinig zou verricht hebben", - zei de directeur van L'Unità Catto-
(1) In L’Unitá Cattolica van 30 maart 1879 vinden we volgende mededeling in haar kro-
niek:
De sa1esianen te Parijs. - We lezen met genoegen in de Civilisation, dat abbé Rous-
se1, directeur van het weeshuis Auteuil een beroep gedaan heeft op enkele salesia-
nen om de directie van dit mooie instituut op zich te nemen.De Parijse krant brengt
bij deze gelegenheid hulde aan het apostolische werk van onze Don Bosco, stichter
van de salesiaanse congregatie en van de Zusters van Maria, Hulp der Christenen. En
terwijl een Italiaans instituut zich gaat vestigen in de Franse hoofdstad, stichten
de Kleine Zusters der armen, zo goed gekend in Franrijk, te Napels het eerste huis
van hun congregatie in Italië.

68.5 Page 675

▲back to top


- XIII/671 -
lica zou het feit alleen al dat ze naar Parijs gingen een echte glorie
geweest zijn niet enkel voor de salesianen maar ook voor onze natie. Dit
was zeer waar, maar Don Bosco liet zich niet van zijn doel afleiden door
menselijke beschouwingen. Bij zijn ondernemingen werd hij enkel bewogen
door hogere doeleinden en in al zijn daden liet hij zich beheersen door
raadgevingen van een ver vooruitziende voorzichtigheid.
Intussen begon de naam van Don Bosco reeds vernoemd te worden in
de Franse letterkunde. De Bretonse schrijver Georges Bastard verhaalt in
een boek van driehonderd bladzijden een reis die hij in Italië deed. Drie
bladzijden wijdde hij aan het werk van Don Bosco. Het zijn schitterende
bladzijden waarin de auteur bewijst dat hij goed ingelicht is over de
oorsprong en de vorderingen van de congregatie en waarin hij een warmte
legt, die van aard is bij de lezer gevoelens van levendige sympathie te
verwekken.(1)
(1) Georges Bastard. Cinquante jour en Italie. Paris, E. Dentu, 1878 en 18 pp. XII
300. Chap. X, Turin, Oratoire Saint-François de Sales. Thans kan men het boek niet
gemakkelijk meer vinden. Wij hebben ons hiervoor tot de nationale bibliotheek van
Parijs moeten wenden.

68.6 Page 676

▲back to top


- XIII/672 -
H O O F D S T U K XXIV
GODSDIENSTIGE GEBEURTENISSEN EN SCHOOLAANGELEGENHEDEN IN HET
ORATORIO GEDURENDE HET JAAR 1878.
Van 23 april tot 30 december 1878 werden de bijzonderste godsdien-
stige gebeurtenissen en voorvallen in het Oratorio opgevrolijkt door de
tegenwoordigheid van de zeer geliefde vader. Hij keerde terug van zijn
lange omreis juist de dag waarop de maand van Maria, Hulp der Christenen,
begon. Om de noveen te prediken kwam Mgr. Schiaparelli, kanunnik van de
kerk van Corpus Domini. In een aantekening van zijn kroniek noteert Don
Lazzero: "Men hoorde hem niet goed en hij was in zijn preek te verheven.
In onze kerk is er een flinke stem nodig en dient er in volkstrant te
worden gepredikt." Op de eerste dag hield Don Bosco de eerste kapittel-
bijeenkomst van het jaar 1878 en wou de zitting beginnen met de gedach-
ten van de aanwezigen te verheffen tot de hemelse beschermvrouw van de
congregatie door een brief voor te lezen, die hem zo pas uit Bolsena was
toegekomen. Een dame, aangevreten door kanker, had, nadat ze drie jaar
aan die kwaal leed een noveen gedaan tot Maria, Hulp der Christenen, om
genezing te bekomen en nu verhaalde zij zelf hoe op de negende dag het
kwaadaardige gezwel verdwenen was.
Gedurende diezelfde dagen had Don Bosco, die steeds verlangde met
de plaatsvervanger van Jezus Christus verenigd te blijven en dit ook wou
tonen, een brief geschreven aan kardinaal Bartolini waarin hij hem ver-
zocht aan Zijne Heiligheid, als akte van eerbetuiging, het aanbod te
doen, dat aangeduid wordt in het volgende antwoord:(1) "Ik heb aan Zij-
ne Heiligheid kennis gegeven van wat u mij geschreven hebt over het aan-
bod van de godsvruchtoefeningen en van de vijfduizend communies die aan-
staande vrijdag zullen plaatshebben op het feest van de Auxilium_Chris-
tianorum voor een voorspoedig pontificaat. De heilige Vader was zeer ge-
troost door dit mooie aanbod en als onderpand van zijn voldoening stuurt
hij u de speciale zegen die u verlangt."
De brief van Zijne Eminentie was ook een antwoord op een vraag
van Don Bosco over een onderwerp van heel andere aard. Te Ivrea was de
(1) Brief, 22 mei 1878.
__________

68.7 Page 677

▲back to top


- XIII/673 -
bisschoppelijke zetel vacant door het overlijden van Mgr. Moreno. Don
Bosco, die op de hoogte gebracht was van bepaalde handelwijzen, die een
slechte dienst zouden bewijzen aan de kerk van Ivrea, door er iemand als
bisschop te doen benoemen die bepaalde beginselen aanhing,(1) had geoor-
deeld dat het zijn plicht was van christelijke liefde twee zeer goede
priesters voor te stellen, wier namen ons onbekend zijn. We zouden ook
deze daad van Don Bosco niet gekend hebben, zo gereserveerd was hij in
zaken die uiterst kies waren, indien we volgende woorden niet gelezen
hadden van kardinaal Bartolini die ons hiermee bekend maken: "Ik heb
eveneens aan Zijne Heiligheid de twee personaliteiten aangewezen, van wie
u meent dat ze waardig zijn te worden voorgesteld voor de bisschopszetel
van Ivrea. Hij heeft mij opdracht gegeven de namen van deze zeer waardige
geestelijken over te maken aan Zijne Eminentie de kardinaal-staatssecre-
taris als voorzitter van de commissie aangesteld voor de keus van de
bisschoppen (2) om ze te laten noteren." Als bisschop werd gekozen Mgr.
Davide van de Graven Riccardi, die nadien zou overgeplaatst worden naar
Novara en vandaar bevorderd naar de metropolitaanse zetel van Turijn, na
kardinaal Alimonda. Hij toonde zich steeds een hartelijke vriend van Don
Bosco en van zijn opvolger.
Voor de plechtigheid van 24 mei hoopte Don Bosco vast dat de
aartsbisschop zou komen pontificeren, maar omdat deze de uitnodiging niet
had kunnen aanvaarden, verzocht hij hem toe te laten een andere bisschop
uit te nodigen.
"
Excellentie,
"
"
Vermits Uwe Excellentie niet naar het feest van Maria,
" Hulp der Christenen kan komen, verzoek ik u mij toe te laten
" een andere bisschop vb. die van Alessandria uit te nodigen.
" Deze zou zeker graag komen omdat hij onder ons vele van zijn
" diocesanen heeft.
"
Wat de dag voor het toedienen van het H. Vormsel betreft
" zou het voor ons goed uitkomen, indien u hiervoor een zon- of
" feestdag zou uitkiezen, omdat dan de leerlingen van de avond-
" klassen, van het Oratorio voor de externen en ook de arme meis-
" jes die naar de school van onze zusters gaan, dan kunnen komen.
"
Hierbij voeg ik ook een smeekschrift voor het openen
" van de kerk en de school van S. Teresa te Chieri wat zou moeten
" gebeuren op het einde van deze maand.
______________________
(1) Een archiefnota, door Don Berto geschreven, verklaart het waarom en het hoe hoe, maar
dat behoort niet tot onze geschiedenis.
(2) Deze commissie van Kardinalen werd opgericht door Leo XIII kort na zijn verheffing
tot Paus.

68.8 Page 678

▲back to top


- XIII/674 -
"
Met de diepste verering en grootste dankbaarheid heb ik
" de eer in alle nederigheid van u te zijn
"
" Turijn, 18 mei 1878.
de zeer verplichtende dienaar
"
Priester Gio. Bosco.
Men had ook nog voor het feest de traditionele "priors" nodig. Dit
eervolle ambt werd aangeboden aan ridder Marco Gonella en aan zijn waar-
dige echtgenote.
"
Beste heer Marco,
"
"
Wegens mijn afwezigheid zijn we thans dicht bij het feest
" van Maria, Hulp der Christenen, zonder dat we "priors" hebben.
" Daarom verzoek ik u dit ambt te willen aanvaarden terwijl
" Mevrouw uw echtgenote priores zou zijn.
"
Het is reeds lang geleden dat u bij onze diensten niet
" meer verschenen zijt met deze titel en u zult me werkelijk
" genoegen doen met te aanvaarden.
"
U weet dat de gebeden en de communies van die dag zullen
" plaats hebben in overeenstemming met de vrome intentie van de
" prior.
"
Ik bid tot God dat Hij u en uw familie in gezondheid en
" in zijn genade zou bewaren en terwijl ik mezelf in de christe-
" lijke liefde van uw gebeden aanbeveel, heb ik het genoegen te
" zijn
"
uw toegenegen vriend
" Turijn, 19-5-78.
Priester Gio. Bosco.
Het reglement van de medewerkers schreef een conferentie voor, te
houden op het feest van Maria, Hulp der Christenen. Ze werd gehouden door
Don Bosco bij het begin van de noveen en was de eerste te Turijn. Wij
hebben erover gesproken in het negentiende hoofdstuk. Don Bosco was erop
gesteld dat op 24 mei de salesiaanse medewerkers talrijk zouden komen ook
van ver, omdat hij deze reeds beschouwde als de dag van de plechtige sa-
menkomst aan de voeten van de hulp der Christenen. Daarom stuurde hij aan
de invloedrijkste onder hen een persoonlijke uitnodiging. Aldus nodigde
hij uit markiezin Marianna Zambeccari, geboren gravin Politi, uit Bolog-
na.(1)
(1) Zie hiervoor blz. van de Memorie.

68.9 Page 679

▲back to top


- XIII/675 -
"
Geëerde Mevrouw de Markiezin,
"
"
Vrijdag eerstkomende is het het feest van Maria, Hulp der
" Christenen. Indien u gedurende de noveen of op het feest ons een
" bezoek zou willen brengen, zou u ons daarmee een groot genoegen
" doen.
"
De Madonna zal u zeker voor deze reis belonen. Hoe u het
" ook zal doen, toch zullen we niet verzuimen te bidden voor het
" behoud van uw gezondheid en dat God u met zijn hemelse zegenin-
" gen zou overstelpen. Ik hoop dat u een reepje van een sluier die
" aan de grote paus PIUS IX toebehoord heeft zult willen aanvaar-
" den. In onze dagen worden deze zaken erg gewild.
"
Moge God u zegenen en bid voor mij die steeds zijn zal
"
" Turijn, 19 mei 1878.
uw ootmoedige dienaar
"
Priester Gio. Bosco.
Tijdens de noveen liep een poging tot diefstal in het heiligdom fa-
liekant uit. In de nacht van 19 mei had een schoelje zich in de kerk ver-
borgen en zich laten insluiten. Op een overeengekomen ogenblik zou hij de
poorten voor zijn medeplichtigen openen maar welke inspanningen binnen en
buiten gedaan werden om de ingang open te breken, toch slaagde men er
niet in, zodat de rat inzag dat er geen ontsnappen aan was en genoodzaakt
was zich in de val te laten vangen.
Indien gedurende de noveen de toeloop van de gelovigen aanzienlijk
was, dan was dat vooral het geval op het feest zelf. Men begon missen te
celebreren voor klokslag drie uur en er werden er tweeëntwintig opgedra-
gen. Te half een kwamen er nog vrome mensen die wilden te communie gaan.
Zes biechtvaders zaten er onafgebroken en werden van tijd tot tijd door
anderen vervangen. In de gezongen mis en bij de vespers pontificeerde
niet de bisschop van Alessandria, die bijna op het laatste ogenblik belet
gaf maar de bisschop van Novara, Mgr. Stanislao Eula.
De muziek triomfeerde. Circa tweehonderd zangers, jongens en vol-
wassenen, voerden de zesstemmige mis van Don Cagliero uit, genoemd de
mis van Sint-Cecilia. De antifoon Sancta Maria succurre miseris na de
vespers werd dat jaar gezongen door drie koren niet meer afzonderlijk
maar door allen samen op het doksaal dat men vergroot had en ingedeeld
zoals wij het nu zien. De versiering en de toeloop van volk gaven aan
de diensten een zeer indrukwekkend aspect dat tot vroomheid aanspoorde.
Alle jongens van Lanzo kwamen naar het feest. Vele vreemde pries-
ters en heren kregen logies in het Oratorio. "Zoals gebruikelijk", -
schreef de kroniekschrijver - "stonden wij onze kamers af, omdat de ka-
mers die doorgaans voor de vreemdelingen bestemd worden, niet voldoende
waren." Voor de eerste keer zag men dat jaar op de vooravond hele bede-

68.10 Page 680

▲back to top


- XIII/676 -
vaarten komen uit Lombardije en de streek rond Novara. Een grote menigte
woonde ook op 25 mei de rouwplechtigheden bij voor de medebroeders en me-
dezusters van de aartsbroederschap. De drukke beweging van personen duur-
de nog verscheidene uren na de middag voort. Don Barberis schijnt eraan
te houden in een van zijn korte trekken van zijn kroniek die nu op haar
einde loopt, zaken te herhalen die al meermaals gezegd werden: "Er waren
tevoren verscheidene conferenties geweest om een goed verloop te bekomen
en jaar na jaar werd er nota genomen van de zaken die gedaan waren en van
deze die tot wanordelijkheden aanleiding hadden gegeven om ze de volgende
jaren te verhelpen." We weten dat men in 1878 zei dat er nooit dergelijke
toeloop en grootsheid geweest was, maar zo dikwijls moest men hetzelfde
refreintje herhalen dat hij, die het ene jaar met het vorige vergelijkt,
er bijna zin in krijgt het ook nu nog te herhalen!
Zoals hij beloofd had, kwam Mgr. Gastaldi op 2 juni het sacrament
van het Vormsel toedienen in de kerk van Maria, Hulp der Christenen. Met
internen, externen, meisjes van de zusterscholen en kostleerlingen van
Lanzo waren er meer dan tweehonderd vormelingen. Don Bosco bleef bij de
aartsbisschop in de sacristie en gaf hem alle blijken van oprechte ach-
ting die men zich kan voorstellen: maar hij had geen reden om er volle-
dig verheugd over te zijn Naar het zeggen van Don Nardi die daar wegens
de dienst in zijn nabijheid was, ging Zijne Excellentie voorbij al wui-
vend met de rechterhand en liet verstaan dat hij liefst geen complimen-
ten verlangt. Die avond begonnen de leerlingen samen met de novicen de
retraite, gepredikt door Mgr. Belasio, die zijn preek aan de vakleerlin-
gen op 7 juni nadien herhaalde. Don Bosco ging na de avondgebeden het
woord voeren en werd onthaald op eindeloos gejuich. Het was geleden van
29 november van het vorige jaar dat we hem nog op dit uur gehoord hadden.
Hij zei het volgende:
"
Eindelijk kan ik een woord tot jullie richten na omstreeks
" zes maanden. Kijk, hoe lang ik geen avondwoordje meer gegeven heb.
" Maar indien ik niet persoonlijk gekomen ben, dan was toch mijn
" geest steeds hier onder jullie. En wanneer ik mij te Rome bevond
" en wanneer ik op reis was of te Nice of te S. Pier d'Arena, dacht
" ik aan jullie 's ochtends in de heilige Mis en bad ik tot de Heer
" dat Hij jullie zijn heilige hulp zou schenken. Maar ’s avonds,
" wanneer ik alleen was in de stilte van mijn kamer, dan ging mijn
" gedachte onweerstaanbaar naar jullie. Ik zag jullie, ik sprak met
" jullie, ik was blij mij in jullie aanwezigheid te bevinden en van
" verre wenste ik jullie een goede nacht toe en kon ik niet gaan
" slapen alvorens voor jullie te hebben gebeden.
"
Maar thans is het niet maar alleen fantasie. Sinds enige
" tijd bevind ik mij weer hier en ik hoop dat ik hier niet zo gauw
" zal weggaan. Wij zijn hier om te zorgen voor uw geestelijke en
" ook uw tijdelijk nut.
"
Wat ik jullie echter kom zeggen is dat morgenavond de re-
" traite zal beginnen voor de leerlingen en onmiddellijk daarna
" voor de vakleerlingen. Zowel de enen als de anderen moeten er-
" voor zor-

69 Pages 681-690

▲back to top


69.1 Page 681

▲back to top


- XIII/677 -
" gen hun eigen geweten in orde te brengen. Alle zaken die men ge-
" durende een retraite pleegt aan te bevelen, kunnen tot een enkele
" herleid worden, met name, aandachtig zijn, en in praktijk stellen
" wat er gepredikt wordt of wat men leest. En hoe kan men ze in
" praktijk stellen? Bij alle preken, bij iedere lectuur is er al-
" tijd iets wat voor ons dienstig is. Nu eens gaat het over het on-
" derzoek van het kwaad dat men gedaan heeft, of over het leedwezen
" of het voornemen díe ontoereikend waren. Dan weer gaat het over
" de raad van de biechtvader die men vergeten of in de wind gesla-
" gen heeft, enz.
"
In deze tijd moeten we onze rekeningen goed opstellen. "
" Laat ons denken aan wat eens was aan wat nu is en aan wat zijn zal, of
" wij ons niets te verwijten hebben wat ons voorbije leven betreft, of wij
" onze biechten steeds goed gedaan hebben en er voordeel uit ge-
" haald hebben, of onze communies aan Jezus genoegen hebben gedaan,
" hoe we onze plicht vervuld hebben en slechte gezelschappen verme-
" den hebben enz. enz., waar we op dit ogenblik staan, in welke
" staat ons geweten zich bevindt, of we thans de rechte weg bewan-
" delen die ons door Jezus Christus aangewezen wordt en wat wij voor
" de toekomst moeten doen om ons eeuwig heil te verzekeren en welke
" staat we best zullen kiezen voor het grotere welzijn van onze ziel.
"
En daarom is dit de best geschikte tijd om aan jullie roe-
" ping te denken, want er staat geschreven: " Ducam eam in solitudi-
" nem et loquar ad cor ejus. Het is in de eenzaamheid dat de Heer
" tot ons spreekt en de dagen van de retraite zijn juist dagen dat
" men zich terugtrekt in de eenzaamheid.
"
Ook de vakleerlingen dienen aan hun roeping te denken omdat
" sommigen moeten overwegen of God beschikt heeft dat zij zouden
" blijven om hier in de congregatie te werken en er deel van uit te
" maken of dat Hïj ze elders roept om het goede te doen.
"
Allen moeten dus gedurende enkele dagen hun gewone bezig-
" heden stop zetten, om zich uitsluitend bezig te houden met de za-
" ken van hun ziel.
"
Denken jullie eraan dat de grote genaden niet zo vaak wor-
" den verkregen en dat het feit van een retraite te mogen doen een
" grote genade is. Hoevelen van uw makkers, jongens clerici, pries-
" ters waren hier om misschien diezelfde woorden te horen en zijn nu al
" tot een ander leven overgegaan! Ik geloof dat zij allemaal de
" retraite van het vorige jaar goed gedaan hebben, maar indien ze
" deze niet goed gedaan hadden, zouden ze haar dan nog kunnen doen?
" Ik zou willen dat wij hier het volgende jaar nog allen zouden
" zijn, ik met jullie, om de heilige retraite te doen, zoals ik dit
" hoop van de goedheid van de Heer; maar wie belooft ons dat we
" volgend jaar hier nog allen zullen zijn en ze nog zullen kunnen
" doen? Ik kan jullie die verzekering niet geven. God alleen die
" het ons zou kunnen zeggen, zegt ons niets bepaalds Estote parati,
" quia qua hora non putatis, Filius hominis veniet. Let wel
" o p , want ik zal bij jullie komen op het ogenblik dat jullie mij
" niet in het minst verwachten. En we weten uit ervaring dat men ook als

69.2 Page 682

▲back to top


- XIII/678 -
" jonge mensen sterven kan. Indien dit zo is, laten we dan steeds
" in orde zijn, opdat, op welk uur de dood ook moge komen, wij
" ons met gerustheid kunnen aanbieden aan de poorten van de eeuwig-
" heid. Bijgevolg, thans, nu wij er de gelegenheid toe hebben,
" moeten wij deze retraite goed doen. En zoals de Heer tot
" ons zegt: Ante orationem praepara animam tuam, zo zeg ik
" jullie: Bereiden jullie je ziel voor op de retraite, dat wil
" zeggen dat jullie, alvorens ermee te beginnen de wens moeten
" hebben er nut uit te halen, terwijl jullie gedurende die dagen
" alle studie en alle werken moeten laten rusten.
"
Wat mij betreft, die mij dag en nacht voortdurend met jullie
" bezig houd, ik zal mij gedurende deze dagen van de retraite
" zeer speciaal en volledig bezig houden met je geestelijk voor-
" deel. In de Mis zal ik steeds een speciaal gebed doen opdat de
" retraite goed moge verlopen. En alles wat ik over mezelf zeg, heb
" ik ook de bedoeling te zeggen over hen die met mij hun deel hebben
" in het werk bij de leiding van het Oratorio en over hen die de re-
" traite komen leiden en die zich allen aan jullie welzijn hebben
" toegewijd en die er met al hun krachten zorg voor dragen.
"
Ik hoop deze avonden jullie ook nog andere keren te kunnen
" toespreken, eveneens om jullie te helpen goed de noveen te doen van
" de heilige Geest die ons moet verlichten. En om jullie niet
" langer te weerhouden, kunnen we een einde stellen aan deze enkele
" woorden met een mooi besluit. Het feit van een retraite te mogen
" doen, is een grote genade die men niet steeds ontvangt. Daarom
" moeten wij ze goed doen en om ze goed te doen zullen wij in prak-
" tijk stellen wat wij zullen horen in de preken of in de lezingen.
" En daar alle genaden ons uit de hemel toekomen, zullen wij, ik
" voor mijn part en jullie voor jouw part, tot God bidden dat Hij
" ons de gunst zou verlenen er de grootst mogelijke vrucht uit te
" halen voor onze zielen. Goede nacht.
Twee zeer dierbare feesten volgden elkaar op tien dagen na de re-
traite van de vakleerlingen: het feest van Sint-Aloysius en het naam-
feest van Don Bosco. Bij zijn terugkeer na een korte afwezigheid had Don
Bosco de aangename verrassing een biljet te vinden van de aartsbisschop
die hem zei: "Bij het aanstaande feest van Sint-Aloysius zou ik graag de
heilige Mis celebreren en de Communie uitreiken in de kerk van Maria,
Hulp der Christenen, indien het mij mogelijk gemaakt wordt vroeg te ce-
lebreren. Ik ben gewend omstreeks 6 uur 's ochtends dit te doen. In-
dien men mij tijdig een rijtuig stuurt, kan ik nog de nodige voorberei-
ding doen alvorens de gewijde dienst te beginnen. Ik verzoek u dan ook op
mijn voorstel te willen antwoorden." Don Bosco antwoordde hem prompt het vol-
gende:

69.3 Page 683

▲back to top


- XIII/679 -
"
Excellentie,
"
"
Ik ben vandaag om één uur uit Nizza Monferrato toegeko-
" men en ik vind uw vereerde brief waarin u blijk geeft van uw grote
" goedheid op Sint-Aloysiusdag de H. Mis te komen celebreren en
" de communie uit te reiken in de kerk van Maria, Hulp der Christenen.
"
Ik dank u uit ganser harte
"
Het uur van de H. Mis werd in de vorige jaren vastgesteld
" en is zoals op de feestdagen. Het zou dus op zondag 23 juni zijn
" en ik zou op tijd een rijtuig sturen.
"
Wanneer echter dit uur te iaat zou zijn, dan neem ik 6 uur
" aan en dan zullen we iemand anders aanduiden voor de Communiemis
" om 7 uur.
"
Ik ga de kwestie van de kerk en van het huis van S. Michele
" bestuderen. Maar altijd dat geld enz.
"
Ik heb kanunnik Morozzo ermee gelast mij de bijzonderheden ervan
" op te zoeken en mij hierover te komen spreken.(1)
"
Ik dank u van ganser harte en verzoek u mij toe te laten met
" dankbaarheid te mogen zijn.
"
" Turijn, juni 1878.
uw zeer verplichtende dienaar
"
Priester Gio. Bosco.
Intussen begon op 17 juni de noveen van het heilig Hart. Wij heb-
ben een speciale reden hieraan te herinneren, omdat de novicen toen voor
de eerste maal deze vrome oefening gezamenlijk deden ter ere van het H.
Hart van Jezus.
Op de avond van 23 juni, nadat de diensten ter ere van Sint-Alo-
ysius gedaan waren, ging men dadelijk over tot het vieren van Don
Bosco. Het programma was op de keper beschouwd het gebruikelijke pro-
gramma dat wij al kennen, maar ieder jaar scheen het, wegens de kinder-
lijke genegenheid die spontaan en levendig in de harten losbrak, iets
geheel nieuw te zijn. De regen maakte een einde aan de avonddemonstratie
van 24 juni op de speelplaats. Daarom werd besloten deze te laten plaats
hebben op Sint-Pietersdag. Alvorens de feestelijkheden geschorst werden,
hield Don Bosco een korte toespraak, waarbij hij meer dan de vorige
keren zich zeer blij toonde wegens de verscheidenheid van de zaken die
voorgelezen waren in verschillende talen, vooral van die landen waar sa-
lesiaanse huizen waren. De academische zitting werd bijgewoond door een
select publiek van heren en weldoeners uit Turijn, door vertegenwoordigers van
(1) Op 2 juni had Mgr. Gastaldi Don Bosco verwittigd dat weldra de kerk van S. Michele en het daarbij
behorende klooster te Turijn, vroeger van de Trinitariërs en thans van de "Maternità" gingen
verkocht w o r d e n aan de Israëlieten die van de kerk een synagoge zouden gemaakt hebben.
"Inden U", schreef Monseigneur - "een ingeving zoudt hebben en geneigd zijn deze kerk van de
aanstaande ontheiliging en van de schande te redden, zou dat voor u een grote verdienste
zijn apud Deum et homines." De aankoopsom bedroeg meer dan driehonderdduizend lires.

69.4 Page 684

▲back to top


- XIII/680 -
vertegenwoordigers van de Argentijnse Republiek bij het Spaanse Hof en de predi-
kant Mgr. Belasio. Deze laatste was zo ontroerd door dit schouwspel dat
hij in een van zijn boeken dat weldra zou verschijnen een dierbare herinnering
schreef van wat hij bij die omstandigheid had bewonderd.(1)
Na aangetoond te hebben dat zij die tegen God strijden, ronddwalen in
Babel terwijl zij die God beminnen zich op het Pinksterfeest bevinden,
ging hij voort: "Het mirakel van Pinksteren blijft voor ons voort- duren. Ik wil
u een vertroosting meedelen die ik juist dit jaar genoot op Sint-Jansdag te Tu-
rijn. In het Oratorio van de salesianen, zoals de Apostelen in het Cenakel, rond
Maria, Hulp der Christenen, geschaard, kwamen die brave jongens, om de naamdag
van hun vrome stichter te vieren, van alle kanten toegelopen om hem hun beste
wensen toe te sturen. Dit gebeurde in vele verschillende talen: in het Itali-
aans, het Frans, het Engels, het Iers, het Schots, het Duits, het Pools,
het Spaans, in het Amerikaans en tot zelfs met de accenten van de van de
Indianen, van de mensen uit de Pampa's en uit Patagonië. Toen riep ik uit
met een snik: - "Dat is het m irak el va n Pinkstere n! " - Toen ho or de i k Don
Bo sc o, de man die ons door de Voorzienigheid gezonden werd, met de handen ten
hemel zoals de Heiland uitroepen: - "Wat is de oogst overvloedig! Laten wij de
meester bidden dat hij ons vele arbeiders zou sturen, opdat wij het brood
van het eeuwige leven kunnen geven aan de mensen, onze broeders, aan al
diegenen, die onze Vader uitnodigt tot het Gastmaal van zijn Zoon, Je-
zus..." En ik herhaalde snikkend: - "Oh! grote Vader van barmhar-
tigheid, haast u om van alle mensen een enkele schaapstal te maken
v a n s c h a p e n onder een enkele goede Herder!" -
Om 6u. namiddag op zaterdag 29 juni werd het feest hervat. Toen
kon Don Bosco uiting geven aan al zijn gevoelens. Hij sprak dus zo:
"
Ik moet jullie bekennen dat ik op dit ogenblik een gevoel van
" trots heb, niet wegens de titels welke jullie mij gegeven heb-
" ben en wegens de lof die jullie mij toegezwaaid hebben (want dit
" alles gebeurt bij middel van de welsprekendheidfiguur die men
" hyperbool of overdrijving heet en jullie hebben niets anders
" gedaan dan een beschrijving van mij te geven zoals jullie zou-
" den wensen dat ik was), maar wegens een andere reden.
"
Ik heb in deze dagen alle brieven gelezen en beluisterd
" die mij gestuurd en voorgelezen werden en in alle brieven heb ik gemerkt
" (zonder rekening te houden met de welsprekendheid waarin men niet
" beter kon uitblinken) dat jullie een goed hart hebben, een ge-
" voel van dankbaarheid en een goed geregelde liefde, zodat ik
" niets anders bij mezelf kon zeggen dan: - "Wat heb ik toch brave
" jongens! Die jongens zullen ook zo blijven, want het is niet moge-
(1) Dio c i l i b e r i, che sapiente. Aflevering van de Letture Cattoliche, blz. 110-111, augustus
1878.

69.5 Page 685

▲back to top


- XIII/681 -
" lijk dat wie dankbaar is, ook de andere deugden niet zou be-
" zitten en dat wie de deugden kent, ze niet zou beoefenen! -
" Het was deze gedachte die mij dit gevoel van trots gaf. Hierover was
" ik tevreden. Over iets anders ben ik ook tevreden en dat is dat
" dit jaar de jongens over het algemeen braver zijn. Ik moet dus
" al diegenen bedanken die werken om ze aldus te maken. Ik moet
" ook nog al diegenen bedanken die gezongen hebben, muziek ge-
" speeld, voorgelezen of iets anders bij deze gelegenheid gedaan hebben.
"
Maandag had ik jullie wat nieuws laten geworden indien
" die tegenvaller van een regen, die het feest onderbrak niet gekomen
" was. Daarom heb ik jullie dit nieuws voor vanavond gereserveerd.
" Over wat ik jullie wil zeggen werd er al gesproken, maar de
" zaak werd nog niet bekendgemaakt. Het gaat over onze twee
" missionarissen in Amerika die vanuit Buenos Aires naar Patagonië
" vertrokken. Na hun vertrek hadden wij gehoord over de storm die hen
" overviel wanneer ze pas in de grote Atlantische Oceaan waren en na-
" dien vernamen we niets meer. We hadden zelfs het nieuws
" vernomen dat het schip gezonken was. Jullie kunnen zich voorstellen
" hoe groot onze onrust was, tengevolge van dit nieuws. Maar Onze-
" Lieve-Heer zond ons vertroosting juist daags voor Sint-Jan,
" want we ontvingen een brief van de aartsbisschop van Buenos
" Aires, waarin hij ons laat weten dat na dertien dagen van vreselijk
" stormweer, met de dood voor ogen, de missionarissen terugkeerden
" naar Buenos Aires met een zwaar beschadigd schip, allen uitgeput,
" maar allen gered. Na het verhaal van deze terugkeer schrijft ons
" de aartsbisschop Mgr. Aneyros hoe hij in zijn hart de gedachtenis
" aan vorig jaar bewaard heeft, toen hij op dit tijdstip zich in het
" Oratorio bevond en aan ons feest deelnam. Hij zegt dat hij het
" als een genade en een geluk zou aanzien er nog eens te mogen aan
" deelnemen. Hij zegt ook dat hij in de geest aan ons feest zal
" deelnemen en hij zegt nog vele andere dingen waarin hij blijk
" geeft van de goede indruk die hij verleden jaar heeft meege-
" dragen van alles wat hij in het Oratorio bij deze gelegenheid zag.
"
Wat moet ik jullie nu nog zeggen?
"
Moed, moed en nog eens moed!
"
Wie missionaris wenst te worden, moet zijn naam slechts
" opgeven en kan vertrekken en hij heeft voor zich niet enkel de Pampa’s
" en Patagonië, maar Uruguay en San Domingo, waar vandaag het for-
" mele voorstel gedaan werd salesiaanse huizen op te richten, want hun
" scholen, hun seminarie en ook hun kathedraal zijn gesloten.
" Voor wie niet de moed zou hebben naar de buitenlandse missies
" te gaan, hebben wij huizen in Frankrijk, te Rome, in Ligurië en in
" Piëmonte. Daar zullen ze dan missionaris kunnen zijn. Maar niet
" allen zijn geroepen om hun professie te doen bij de sociëteit
" van de H. Franciscus van Sales en in dat geval is het voldoende
" dat men er de geest van behoudt, zodat ieder van jullie nu mis-
" sionaris zou zijn onder zijn makkers, daarna in hun eigen huis
" of waar hij zal wonen, door een goed voorbeeld, goede raad en door
" goed te doen aan zijn eigen ziel. Aldus zullen jullie al-

69.6 Page 686

▲back to top


- XIII/682 -
" lemaal met zovelen als jullie zijn missionarissen zijn, zullen
" jullie allemaal behoren tot het getal van wie Jezus Christus zegt:
" Zij zullen het zout zijn, zij zullen het licht zijn! Met
" zovelen als jullie hier zijn, zullen jullie burgers van het
" paradijs zijn en dan zullen jullie merken hoe weinig er slechts
" nodig is om een ziel te redden en om missionaris te zijn.
Een verre weergalm van het naamfeest van Don Bosco was de gezellige
bijeenkomst van de oud-leerlingen op 4 augustus rondom hun Vader ge-
schaard. Als gebruikelijk geschenk voor zijn naamfeest hadden ze hem een
zetel en twee paar dalmatieken, rode en witte, aangeboden. Toen las leraar
Germano Candido een toespraak die hij uitdeelde en die ook gedrukt was.
Aan tafel brachten de opgewekte disgenoten op alle tonen een heildronk
uit, maar de uiterst grappige Gastini was iedereen van hen de baas die
voor hem het woord gevoerd hadden. Daarna kwam de geldinzameling voor
de jaarmis van hen die het vorige jaar overleden waren. Dan wou Don Bosco
een woord richten tot zijn beste zonen. Ditmaal had hij hun een mooi
voorstel te doen. Van de toespraak van Don Bosco geven we hier de samen-
vatting zoals ze ons op een los blad door Don Barberis werd overgemaakt.
Hij heeft ze geschreven en ondertekend.
"
Steeds is mijn vreugde groot, wanneer ik mij omringd zie van
" mijn vrienden en mijn zonen. Nu stijgt mijn tevredenheid wanneer ik
" jullie vandaag in zo groot aantal en zo opgeruimd zie. Het is ge-
" bruikelijk bij het eindigen van een diner heildronken uit te bren-
" gen, maar, uit wat men in de kranten leest over de heildronken die
" ter gelegenheid van diners gebracht worden en die op een zekere ma-
" nier gelijk zijn aan deze heildronk, zijn ze van dien aard dat ze
" doorgaans christelijke oren kwetsen. Wij echter; die hier broederlijk
" verzameld zijn en verbonden door de heilige christelijke liefde, wij
" moeten een gedachte uiteenzetten die aan allen genoegen kan doen. Ik zal
" sommige gedachten (waarvan er teveel in mijn geest oprijzen) die teder
" en ontroerend kunnen zijn van kant laten, want ik vrees dat het mij zou
" kunnen overkomen zoals het" nog gebeurd is, dat ik mijn toespraak in het
" midden moet afbreken. Ik zal maar een ding zeggen: ik hoop dat we nog
" verscheidene keren kunnen samenkomen, zoals wij vandaag samengekomen
" zijn. Ik heb al het plan opgevat dat het volgende jaar, om wat frisser
" en in open lucht te zitten, het verkieslijker zal zijn de tafels gereed
" te zetten onder de galerijen die dan speciaal zouden versierd zijn.
"
Iets waarmee ik zou willen dat men dit jaar zou beginnen en
" dat mij op dit ogenblik geheel in beslag neemt, is dat wij ervoor
" moeten zorgen elkaar wederzijds bij te staan zoveel dat maar mo-
" gelijk is. In onze dagen probeert iedereen verenigingen en kassen of maat-
" schappijen van onderlinge bijstand op te richten. Het is nood-
" zakelijk dat wij zouden proberen er een onder ons op te richten.
" Tot heden toe is dat niet meer dan een project van mij dat nog niet

69.7 Page 687

▲back to top


- XIII/683 -
" in zijn bijzonderheden bestudeerd werd, maar, zo in het algemeen,
" schijnt het mij toe, dat het zeer goed uitvoerbaar is.
"
Jullie allen, de ene wat minder, de andere wat meer, be-
" vinden je in een toestand dat jullie wat kunnen sparen, opdat,
" wanneer jullie een ziekte of werkeloosheid overvalt, het hoofd
" kunnen bieden aan je zaken. Welnu, zorgen jullie ervoor dat dit
" voordeel niet tot jullie alleen zou beperkt blijven, maar zich
" zou uitbreiden tot de jongens met een goed gedrag die uit het
" Oratorio komen of tot de kameraden die jullie al kennen of
" tot jullie allen die hier verzameld zijn en dit vooral voor de uitzon-
" derlijke gevallen. Ieder jaar kan men een kleine inzameling of geldin-
" zameling doen voor Don Bosco en graag zal ik dit afstaan en ik verlang
" dat dit liever tot voordeel zou strekken van de jongens die zich
" in nood bevinden.
"
Wat zou een vereniging van dien aard onder jullie waar-
" devol zijn! Ik stel echter een voorwaarde: allen die deelnemen
" aan deze familievergaderingen of die leden willen worden van deze
" maatschappij van onderlinge bijstand, moeten een rechtschapen en
" christelijk leven leiden. Indien iemand een leven zou leiden dat
" niet in overeenstemming is met de voorschriften van onze heilige gods-
" dienst, dan mag hij niet alleen niet deelnemen aan deze samen-
" komsten, maar dan mag niemand onder jullie zich met hem verenigen.
" Ik bedoel hier geen ongeluk, geen verzuim waaraan hij zich schuldig heeft
" kunnen maken, want dit zou ook aan Don Bosco kunnen gebeuren en dat zou
" aan iedereen kunnen gebeuren. Ik bedoel hen van wie het leven weinig
" rechtschapen is. Die persoon mag niet meer op onze samenkomsten uitge-
" nodigd worden.
"
Jullie dan, zonder een enkele uitzondering, moeten er zorg
" voor dragen eer te doen aan de naam die jullie dragen, aan het huis waar
" jullie opgevoed werden, aan de godsdienst die jullie in zijn schoot be-
" waart en aan de sociëteit van de salesiaanse medewerkers waar-
" toe jullie behoren. Wanneer jullie het aldus doen zullen jullie altijd,
" zolang jullie leven een echte vreugde in je voelen.
"
We zullen nog kunnen samenkomen op deze familiefeesten (en
" ik hoop dat dit nog dikwijls zal gebeuren, niet waar?) en later
" zullen we allen samen in het paradijs een mooie, compacte, tal-
" rijke familie vormen en nu al spreken we af dat er niemand zal
" bij ontbreken, niet waar?
Voor de maatschappij van onderlinge bijstand bestond er reeds een
statuut, opgesteld en gedrukt door Don Bosco in 1850, toen hij een geheel
gelijke instelling inwijdde onder de jonge werklieden die het Oratorio
voor zon- en feestdagen bezochten.(1) Aldus had Gastini, de voorzitter van de
(1) (Zie Lemoyne, Mem. Biogr. boekdeel IV, blz. 73-77).

69.8 Page 688

▲back to top


- XIII/684 -
oud-leerlingen, in afwachting van de verwerkelijking van het deugdelijk
plan niets beters te doen dan dit oude reglement opnieuw van kracht te
maken.
Op de plechtigheid van Maria Tenhemelopneming was er de prijsuit-
deling aan de vakleerlingen met een toespraak van professor Bacchialoni
van de koninklijke universiteit. Het feest had plaats op de speelplaats
van de vakleerlingen in aanwezigheid van heel het huis. De woorden door
Don Bosco op het einde uitgesproken maakten de diepste indruk. In plaats
van ons die toespraak tekstueel mee te delen heeft de kroniekschrijver
het wel wat korter gemaakt en begint met de opmerking te maken: "De toe-
spraak deed mij vooral veel genoegen omdat men steeds bij Don Bosco bemerkt
had dat hij een liefdevolle vader is, die iets verdragen kan. Hij wil dat
allen hun eigen geluk zouden bewerken en hij helpt hen hierbij. Wanneer
iemand hem in iets tegenspreekt, dan laat hij dat zo, zegt niets meer en
doet iets anders of beter, hij gaat naar een andere kant om hetzelfde te doen,
terwijl hij schijnt iets anders te doen, maar doorgaans, in plaats van de
hindernissen te doorbreken, gaat hij eromheen." "Ik wil", zegt hij in het
kort, steeds volgens de kroniekschrijver, dat heel mijn leven voor het
welzijn is van diegenen die naar mij luisteren. Dat ik eronder te lijden
heb, is niets als ik jullie maar gelukkig kan maken! Geloven jullie
mij, heel mijn leven heb ik aan de vervulling van dit doel gewijd. Niet
altijd la- ten mijn veelvuldige zaken me toe mij rechtstreeks met jullie
bezig te houden, maar mijn werk streeft er altijd naar. Scheppen jullie
dus moed. Wie leerling is moet studeren, wie vakleerling is moet werken,
maar onze inspanningen dienen erop gericht te zijn elkaar goed te doen;
rechtschapen leven, om de maatschappij tot nut te zijn. Jullie zijn
gelukkig! Hoeveel jongens van je leeftijd en stand werken veel meer dan
jullie, maar hebben de troost niet van een goed woord, kennen niet de
vreugde die jullie kennen, hebben niemand die zich met hen bezighoudt!
Zorgen jullie er dan voor dankbaar te zijn tegenover allen die je goed
doen. Zorgen jullie ervoor door je onverpoosd werk, door je goed gedrag
de troost te zijn van jullie oversten." - Na deze aanhalingen noteert Don
Barberis hoe Don Bosco in zijn gesprekken nooit misprijzen of afkeer voor
iemand liet blijken, nooit wantrouwen tegenover de tijd en tegenover de
mensen tot uiting liet komen, nooit in het openbaar rechtstreeks tegen de
slechte instellingen sprak. Zijn leven bestond erin iets goeds voor te
stellen, iets goeds te doen, goede zaken en instellingen te bevorderen
zonder tijd te verliezen of hen te kritiseren die niet waren zoals hij.
Vanaf dit ogenblik zwijgen geruime tijd onze bronnen of zeggen ze
heel weinig over de stof van het huidige hoofdstuk. Met het weinige dat we heb-
ben zullen we woekeren. Over de prijsuitdeling aan de leerlingen die
plaats had op 1 september weten we alleen dat in de plaats van Don Bosco
de vicaris-generaal het voorzitterschap waarnam. Iets meer kunnen we
zeggen over het feest van de Rozenkrans te Castelnuovo, dat op 6 oktober
gevierd werd. Ook Don Bosco begaf zich naar de "Becchi" waar de jonge
leerlingen die in het Oratorio gebleven waren op hem wachtten. Don Bo-
netti had onder grote toeloop van toehoorders de noveen gepredikt. Don Cagliero

69.9 Page 689

▲back to top


- XIII/685 -
predikte bij de plechtigheid en sprak vanaf de poort van het kerkje tot
een talrijke menigte die grotendeels de speelplaats en de glooiing van
de heuvel vulde. Na acht jaar afwezigheid nam ook het muziekkorps van
het Oratorio er weer deel aan.
In 1870 bijna daags na 20 september had het Don Bosco meer dan ooit
inopportuun toegeschenen feest te vieren, op een ogenblik dat de algemene
vader van de gelovigen in rouw was en daarom had hij enkel een paar zan-
gers met zich meegenomen, zonder het muziekkorps, terwijl hij aan Don
Albera de reden van zijn handelwijze meedeelde. Daarna bleef diezelfde
beperking van uiterlijke manifestaties te midden van die brave medebur-
gers voortduren tot het jaar 1878.
Toen het feest geëindigd was gingen de jongens dineren naar de
"Becchi", hun vieruurtje nemen te Castelnuovo in het huis van Bertagna en sou-
peren te Chieri, vanwaar de trein hen terug naar hun nestje bracht. Don
Bosco bleef nog drie dagen met Don Lazzero te Chieri. De speciale toe-
stand van dit Oratorio voor meisjes dat in zijn beginstadium was,
zouden hem daar zo lang doen vertoeven.
Over het vertrek op vakantie en over de terugkeer werd er dit jaar
niets gerept, behalve dan dat hij een droom verhaalde over de uitwerksels
die de vakantie pleegt te hebben. Don Bosco verhaalde de droom op de avond
van 24 oktober. Pas gaf hij er bij de aanhef, de bekendmaking van of
overal en bij iedereen zag men blijken van tevredenheid.
"
Ik ben tevreden mijn leger terug te zien van hen die ge-
" wapend zijn contra diabolum. Deze uitdrukking is wel Latijn maar
" zelfs Cottino begrijpt ze.(1) Ik zou jullie zovele zaken moeten
" zeggen, nu het de eerste keer is na de vakantie dat ik tot jullie
" spreek, maar voorlopig wil ik een droom verhalen. Jullie weten
" dat men dromen heeft, wanneer men slaapt en dat men er geen ge-
" loof dient aan te hechten; maar wanneer er geen enkel kwaad in
" bestaat er niet in te geloven, kan het soms geen kwaad erin te
" geloven en kan een droom zelfs tot onderrichting dienen zoals
" bij de volgende.
"
Ik bevond mij te Lanzo bij de eerste retraitereeks en ik
" sliep, op het ogenblik dat ik, zoals ik zei een droom had. Ik
" bevond mij op een plaats waarvan ik niet kon weten in welke
" streek ze lag, maar het was dicht bij een dorp waarin een grote
" tuin lag en in de nabijheid van die tuin een uitgestrekte weide.
" Ik bevond mij in het gezelschap van enkele vrienden die mij uit-
" nodigden in die tuin binnen te gaan. Ik ging binnen en zag er een
" grote hoeveelheid lammetjes die huppelden, renden en bokkenspron-
" gen maakten, zoals ze dat plegen te doen. En, kijk, daar ging
" een poort open die toegang verleende tot de weide en die lamme-
" tjes renden naar buiten om daar te gaan grazen.
"
Velen echter gaven er niet om naar buiten te gaan en
(1) Een bediende van de refter en die als een dichter wilde doorgaan.

69.10 Page 690

▲back to top


- XIII/686 -
" bleven in de tuin. Ze hingen her en der en knabbelden wat gras-
" sprietjes op en konden aldus eten, ofschoon daar geen gras in over-
" vloed was zoals daarbuiten in de weide, waar de meesten naartoe gerend
" waren. - "Ik wil weten wat die lammetjes daarbuiten doen", -
" zei ik. We gingen naar de weide en we zagen ze daar rustig
" grazen. En, kijk, bijna plots werd de hemel donker, er volgden
" bliksemschichten en donderslagen en een onweer kwam naderbij. -
" "Wat zal er met die lammetjes gebeuren, indien ze in dat onweer
" terechtkomen"? - zei ik. Laat ze ons naar hier in veiligheid bren-
" gen." - En ik begon ze te roepen. Daarna gingen wij uit elkaar, ik
" langs een kant en mijn gezellen langs de andere kant en we pro-
" beerden ze naar de ingang van de tuin te drijven. Maar ze wilden
" er niet van weten binnen te gaan. Ze werden langs een kant opge-
" jaagd en ontsnapten langs de andere kant en de lammetjes hadden
" vluggere benen dan de onze Intussen begonnen er dikke druppels te
" vallen, dan begon het te regenen en ik slaagde er niet in de kudde
" bijeen te drijven. Een paar lammetjes gingen wel in de tuin, maar
" al de anderen, en het waren er heel wat, bleven in de weide staan. "Wel-
" nu", - zei ik - "indien ze niet willen komen, is dat zoveel te erger voor
" hen. Laten we ons intussen terugtrekken." - En we gingen naar de tuin.
"
Daar bevond zich een fontein waarop met letters wel een el
" groot geschreven stond: F o n s s i g n a t u s , verz e g e l d e f o n t e i n . Z e w a s
" overdekt en nu ging ze open. Het water spoot omhoog en vormde een
" regenboog maar in de vorm van een gewelf zoals in deze galerij.
"
Intussen begon het nog meer te bliksemen, dan volgden harde donder-
" slagen en begon er hagel te vallen. Wij met alle lammetjes die in
" de tuin waren, gingen beschutting zoeken en we verdrongen ons
" onder dat wonderbare gewelf waardoorheen geen water en geen hagel
" kwamen.
"
- "M a a r w a t i s d a t "? g i n g i k v o o r t m e t v r a g e n a a n m i j n
" v r i e n den. "Wat mag er wel gebeurd zijn met die beklagenswaardige
" dieren die buiten gebleven zijn? "
"
- "Je zult het wel zien", - antwoordden ze mij. "Kijk eens
" naar het voorhoofd van die lammetjes, wat vind je er?" - Ik keek en zag
" dat op het voorhoofd van elk van deze dieren de naam van een jongen van
" het Oratorio geschreven stond.
"
- "Wat is dit"? - vroeg ik.
"
- "Je zult het zien, je zult het zien!"
"
- Intussen kon ik me niet meer weerhouden en wou ik naar
" buiten gaan om te zien wat er van die arme lammetjes die buiten gebleven
" waren, geworden was. - "Ik zal diegene die gedood werden verzamelen
" en ze naar het Oratorio sturen" - dacht ik. Toen ik vanonder die boog
" kwam, begon het ook op mij te regenen en dan zag ik die arme dieren, op
" de grond neergesmakt, die hun poten nog bewogen en probeerden
" rechtop te staan en naar de tuin te komen, maar ze konden niet lopen. Ik
" deed de deur open, riep ze, maar hun inspanningen waren nutteloos. De
" regen en de hagel hadden hen zo toegetakeld en gingen ermee verder hen zo
" ruw te behandelen, dat men er medelijden

70 Pages 691-700

▲back to top


70.1 Page 691

▲back to top


- XIII/687 -
" mee kreeg. Het ene dier kreeg een slag op de kop, het andere op een
" kaakbeen, een ander nog in zijn oog, of op zijn poot of op nog andere
" lichaamsdelen.
"
Na enige tijd was het onweer voorbij. - "Kijk" - zei hij
" die naast mij stond - "kijk naar het voorhoofd van die lammetjes."-
" Ik keek en zag op ieder voorhoofd de naam van een jongen van het
" Oratorio. - "Maar", - zei ik - "ik ken de jongen die zo heet en
" het schijnt me geen lammetje te zijn."
"
- "Je zult het zien, je zult het zien" - werd mij geant-
" woord. - "Daarna werd me een gouden vaas aangeboden met een
" zilveren deksel - terwijl mij gezegd werd: - "Raak met je hand,
" die je in deze zalf gedompeld hebt, de wonden aan van deze die-
" ren en ze zullen onmiddellijk genezen."
"
Ik begon te roepen: - "Brrr, brrr!" - En ze bewogen zich
" niet. Ik riep nog eens maar er kwam niets. Ik probeerde een van hen
" te benaderen maar het sleepte zich verder weg. - "Wil je niet?
" Zoveel te erger voor jou" - riep ik uit. - "Dan ga ik bij een
" ander." - En ik ging, maar ook dat dier ontsnapte mij. Alle die-
" ren die ik benaderde om ze in te smeren en te genezen, sloegen
" voor mij op de vlucht. Ik volgde ze, maar nutteloos herhaalde ik
" dit spel. Ten slotte bereikte ik een arm beestje waarvan de ogen
" buiten zijn oogholten puilden en dat zo toegetakeld was dat men
" er meelijden mee kreeg. Ik raakte het met de hand aan en het
" genas en huppelend liep het de tuin in.
"
Toen waren er vele andere lammetjes die, bij het zien hiervan,
" geen afkeer meer hadden, zich lieten aanraken en genezen de tuin
" binnengingen. Maar velen bleven buiten en het waren doorgaans
" zij die het zwaarst gekwetst waren en het was mij onmogelijk
" hen te naderen.
"
- "Indien ze niet willen genezen, dan is dat zoveel te er-
" ger voor hen! Maar ik weet niet hoe ik ze opnieuw in de tuin
" moet doen gaan."
"
- "Laat ze maar doen", - zei iemand van mijn vrienden die
" bij mij waren - "ze zullen komen, ze zullen komen."
"
- "We zullen zien! " - zei ik. Toen zette ik de gouden
" vaas waar ze zich vroeger bevond en ik ging terug de tuin binnen.
" Deze was geheel veranderd en boven de ingang las ik: Oratorio.
" Pas was ik binnen of de lammetjes die niet wilden komen, kwamen
" nader, slopen tersluiks naar binnen en gingen zich hier en daar
" verbergen en zelfs toen kon ik geen van hen benaderen. Er waren
" ook sommige dieren die zich niet gewillig lieten insmeren met de
" zalf; zij veranderde voor hen in vergif zodat ze in plaats van
" hen te genezen, hun wonden verergerden.
"
- "Kijk, ziet U die vlag"! - zei me een vriend. Ik keerde
" me om en zag een grote vlag wapperen en ik las er met grote
" letters het woord: Vakantie. - "Ja, ik zie het" - antwoordde ik.
"
- "Kijk, dat is het uitwerksel van de vakantie" - legde
" mij iemand van hen die mij vergezelden uit, terwijl ik buiten me-

70.2 Page 692

▲back to top


- XIII/688 -
" zelf was van verdriet bij dit schouwspel. - "Je jongens gaan van
" het Oratorio weg om met vakantie te gaan, met goede wil zich te
" voeden met het woord van God en braaf te blijven, maar dan komt
" het onweer of de verzoekingen, dan de regen of de aanvallen van
" de duivel, nadien begint het te hagelen en dat gebeurt wanneer
" die beklagenswaardige jongens een fout begaan. Sommigen worden weer
" gezond door de biecht, maar anderen maken geen goed gebruik
" van dit sacrament of gaan zelfs helemaal niet meer te biecht.
" Denk daaraan en word nooit moe aan je jongens te zeggen dat
" de vakantie een zwaar onweer is voor hun zielen."-
"
Ik bekeek de lammeren en ik zag bij sommigen dodelijke wonden.
" Ik ging op zoek naar iets om ze te genezen, toen D. Scappini
" die gerucht gemaakt had bij het opstaan in de kamer ernaast,
" mij wekte.
"
Dit is de droom en als is het maar een droom toch heeft hij
" een betekenis die geen kwaad zal doen aan hen die erin geloven.
" Ik kan ook nog zeggen dat ik enkele namen genoteerd heb onder
" de vele lammeren van mijn droom en wanneer ik ze vergelijk met de
" jongens, dan merk ik dat ze zich juist zo gedragen, zoals in de
" droom gebeurde. Wat er ook van zij, wij dienen in deze Allerheiligen-
" noveen te beantwoorden aan de goedheid van God, die barmhartig jegens
" ons wil zijn en met een goede biecht de wonden van ons geweten wil
" reinigen. Daarna moeten we het allen eens zijn om de duivel te bestrij-
" den en met de hulp van God zullen we als overwinnaars uit deze kamp
" treden en de beloning voor de zegepraal in het paradijs gaan ontvangen.
Deze droom zou niet weinig de goede gang van zaken gedurende het
nieuwe schooljaar beïnvloeden. Inderdaad, gedurende de noveen van de On-
bevlekte Ontvangenis verliepen de zaken al zo goed, dat Don Bosco zijn
tevredenheid hierover uitdrukte en zei: "Thans zijn de jongens al zo-
ver, als ze vorige jaren eerst in februari waren." - Op het feest van de
Onbevlekte Ontvangenis was het nogmaals een vernieuwing van de mooie afscheids-
plechtigheid van de vierde expeditie van de missionarissen.
Tijdens de noveen van de Onbevlekte Ontvangenis gebeurde in het
Oratorio de bekering van een zestienjarige jongen. Zijn moeder, een zekere
Mevrouw Guglielminettï wist werkelijk niet meer tot wie ze haar toevlucht
diende te nemen. Het was een weldoenster van Don Bosco. Jaren geleden had
zij de jongen in het college van Lanzo geplaatst, maar de directeur daar
was verplicht geweest hem weg te sturen. In 1878 plaatste ze hem in de
kostschool van Pinerolo, waar hij wegvluchtte om matroos te worden. Naar
huis gebracht door de politie, kwam hij met zijn moeder naar het Oratorio.
Zij had het inzicht hem aan Don Bosco voor te stellen en hem om raad te
vragen. De arme vrouw was uiterst bedroefd. Don Bosco nam de jongen apart,
sprak hem een ogenblik toe en vroeg hem dan met nadruk: - "Zou je niet
graag drie dagen in het Oratorio blijven? Je zou wat aan retraite doen
en intussen zou je beslissen wat je in de toekomst zal doen, of je voort zou stu-

70.3 Page 693

▲back to top


- XIII/689 -
deren of een handelszaak beginnen of een andere weg inslaan."-
De jongen zei dat hij daarmee instemde en werd dan toevertrouwd
aan Don Barberis. Hij deed zijn retraite, ging te biechten, communi-
ceerde meermaals en onderhield zich graag met de novicen. Toen zijn
moeder hem kwam opzoeken, vroeg hij haar om vergiffenis en om de toe-
lating in het Oratorio te mogen blijven tot na het feest, iets wat hij
gemakkelijk verkreeg. Intussen ging hij voort met het lezen van meditatie-
boeken en hield zich verder bezig met secretariswerk voor Don Barberis.
Op de dag van de Onbevlekte Ontvangenis voelde hij zelf aan dat hij
zo veranderd was, dat hij zei: - "Indien ik nog een paar dagen in het
Oratorio blijf dan zal ik niet kunnen weerstaan aan het verlangen het
kleed van de novicen aan te trekken."- Zijn moeder was buiten zichzelf
van blijdschap.
Ook de noveen van Kerstmis, gepredikt door Don Cagliero, wakkerde bij de
jongens hun vurige vroomheid aan. Daartoe droeg ook het feest bij van de eerste
mis van twee nieuwe priesters van het Oratorio, Don Amerio en Don Luigi
Deppert, die op zondag 22 december te midden van gezangen en muziek en een al-
gemeen gejubel hun eerste mis celebreerden. Die avond was Don Bosco na het
souper wat over en weer aan het wandelen en aan het praten met Don Barbe-
ris en begon hij te spreken over de deugdzaamheid van sommige jongens.
Hij gaf hem de verzekering dat hij, nog niet lang gele- den er twee gezien
had die terwijl ze aan het biechten waren zich van de grond verhieven en
enkele minuten in de lucht bleven zweven. - "Een van hen" - voegde hij
eraan toe, begon zijn aanloop naar mij toe te nemen en verhief zich dan
bijna op de halve hoogte van de kerkstoel. Na zijn biecht zakte hij
langzaam weer terug en knielde hij om zijn akte van berouw te bidden. Het
scheen me toe dat zijn makkers die hem omringden er niets van bemerkt
hebben. Wanneer ik over de speelplaats ga en ik die twee ontmoet, dan
denk ik er steeds aan. Het zijn buitengewoon wakkere jongens die altijd
in beweging zijn. Hun makkers denken dat ze zeer braaf zijn, maar nie-
mand kan zich voorstellen hoe braaf ze wel zijn."- Op Kerstmis zong Don
Bosco, zoals hij dit placht te doen de middernacht- mis, maar zei dat dit
misschien de laatste keer zou zijn. Hij had erg geaarzeld wegens zijn
gezichtsvermogen dat op alarmerende wijze verminderde, zodat men vreesde
dat hij het helemaal zou verliezen. De bliksem die in 1850 in zijn na-
bijheid ingeslagen was op het feest van Sint-Ignatius, had bij hem een
oogkwaal veroorzaakt die meermaals teruggekomen was en waaronder hij
vooral in 1864 veel geleden had.(1) Het gevolg hiervan was dat zijn
rechteroog bijna altijd verduisterd was. In 1878 bij het eindigen van
de herfst, toen de dagen korter werden, had hij vele uren gewerkt bij het
licht van een olielamp en toen was de kwaal aan zijn rechteroog zo verergerd dat
hij in december er niets meer kon uit zien.
(1) Lemoyne, Mem. Biogr., boekdeel VI, blz. 513 en boekdeel VII, blz. 646.

70.4 Page 694

▲back to top


- XIII/690 -
kon uit zien. Reimon, een befaamde specialist in oogziekten, bezocht hem
herhaaldelijk en verklaarde dat zijn linkeroog, dat reeds verzwakt was,
wellicht over korte tijd zou uitdoven. Daarom schreef hij hem voor niet
meer te lezen noch te schrijven na zonsondergang.
Toen dit slechte nieuws zich in huis verspreidde, werd de droef-
heid van medebroeders, novicen en jongens onbeschrijflijk. Deze laatsten
legden zich dagelijkse bezoeken aan het allerheiligste Sacrament op en
vormden communiekringen zodat er iedere ochtend een honderdtal te commu-
nie gingen. Er waren er die zich zelf als slachtoffer aan de Heer op-
droegen, opdat Don Bosco niet zou genoodzaakt worden het grote goed dat
hij deed stop te zetten. Bij de novicen waren er velen die aan de Heer
vroegen blind te mogen worden, als Don Bosco maar gespaard bleef van dit
grote ongeluk. Toen weldra de roep hiervan de colleges bereikt had, wed-
ijverden ze edelmoedig in gebeden en offers om deze gevreesde ramp te
b e zweren.
De hele maand december ging het niet beter maar werd het ook niet
slechter, maar dat belette niet dat twee dagen voor het einde van het
jaar Don Bosco weer zijn valiezen klaarmaakte voor Genua, Marseille en
Rome, waar wij hem zullen terug aantreffen in het volgende boekdeel.
Alvorens het Oratorio te verlaten, gelastte hij er Don Rua mee aan al-
len in zijn naam een zalig Nieuwjaar te wensen. Het moest de Eendracht zijn.
Eendracht bij de jongens onder elkaar, een grote eendracht bij de
oversten onder elkaar. Eendracht tussen de jongens en de assistenten en de
oversten. Men diende naar de middelen te zoeken om deze eendracht te be-
vorderen en deze waren: 1° Een veelvuldig ontvangen van de sacramenten.
2° De inschikkelijkheid bij de oversten. 3° De gedweeheid bij de onder-
horigen. Bovendien diende men ervoor te zorgen deze eendracht niet te
verbreken door het vermijden van iedere ruzie en kwaadsprekerij, het
vluchten van de particuliere vriendschappen enz. enz. Ten slotte deelde
Don Rua nog iets anders mee dat hem door Don Bosco was toevertrouwd, na-
melijk dat hij bij zijn terugkeer niet meer iedereen terug zou zien,
m a a r d a t iemand gedurende zijn afwezigheid de eeuwigheid zou ingaan.

70.5 Page 695

▲back to top


- XIII/691 -
HOOFDSTUK
XXV
MISSIES EN MISSIONARISSEN.
VIERDE EXPEDITIE NAAR ZUID-AMERIKA.
Op 31 december 1877 liet Don Bosco, vanuit Turijn gedagte-
kend, terwijl hij al acht dagen te Rome vertoefde, aan kardinaal Franchi,
prefect van de Propaganda, een memorandum geworden, dat tot doel had de
oprichting te bekomen van een prefectuur en een apostolisch Vicariaat
in twee afgelegen gebieden van de Argentijnse republiek. De ervarin-
gen welke gedurende twee jaar door zijn zonen waren opgedaan en die door
hem waren bestudeerd met zijn geest van praktisch man en van organisator,
wezen hem op het grote middel om in een dergelijke toestand een geordende,
progressieve en vruchtbare werkzaamheid aan de dag te leggen. Om dit doel
te bereiken stelde hij een verslag op van wat de salesiaanse missiona-
rissen tot dan toe hadden volbracht, hij liet de gevolgde methodes, de ge-
bruikte middelen en de verkregen vruchten goed uitschijnen, zodat de noodzake-
lijkheid en de belangrijkheid van de missie in het oog sprong. Het is
een uiteenzetting, die ons met de grootste eenvoud tegenover ondernemin-
gen stelt die niet zo eenvoudig waren en die bij de lezer de overtuiging
oproepen dat er reeds veel gedaan werd, maar dat er nog veel meer gedaan
kan worden wanneer de mogelijkheden daartoe vermeerderd worden.
In de rampspoedige tijden waarin we leven dienen de goede katho-
lieken en vooral de kloostercongregaties zich meer dan ooit compact te
scharen rondom de Meester van de Waarheid, de heilige Stoel. Bij hem
dienen ze de normen te vinden en raad te vragen ten einde met een vast-
staand succes te kunnen handelen zowel in de beschaafde landen, als in
de buitenlandse missies. Met die bedoeling had ik enkele jaren geleden
de hoge eer aan Uwe Eminentie het verlangen van talrijke salesianen be-
kend te maken die hun krachten willen wijden aan de buitenlandse missies,
waar zich iedere dag meer het tekort aan arbeiders voor het evangelie
laat gevoelen.
Uwe Eminentie heeft mij zijn vaderlijke en wijze raad gegeven:
laat ons missionarissen voorbereiden. Versterkt door de zegeningen van
de H. Vader heb ik mij voor deze onderneming ingespannen en alleen door
de goddelijke Voorzienigheid gesteund, heb ik te Turijn een college of
seminarie voor de buitenlandse missies geopend (1) bijna onmiddellijk daarna een
(1) Zinspeling op Maria’s Zonen, die in het Oratorio een afzonderlijke groep vormden.

70.6 Page 696

▲back to top


- XIII/692 -
ander te Genua, en later nog elders. God heeft mijn zwakke krachten geze-
gend en op korte tijd kon ik een aanzienlijk aantal bekwame vakleraren en
clerici voorbereiden voor de Missies. Op dat ogenblik heb ik mij nog-
maals bij Uwe Eminentie aangemeld om raad waar ik best de eerste proefne-
ming zou gedaan hebben, met name in Indië, in Australië of in Zuid-Ameri-
ka in de Pampa's en in Patagonië. Dit laatste voorstel scheen U oppor-
tuun toe, omdat dit meer in evenredigheid was met de krachten van een
nieuwe congregatie. Het verkregen succes geeft mij de moed Uwe Eminentie
te verzoeken met uw gezag te willen tussenkomen om het werk, sinds twee
jaar onder uw auspiciën begonnen, te consolideren. Ik verzoek U daarom
mij toe te laten u vooraf in het kort drie zaken te zeggen, met name, de
noodzakelijkheid van deze missie, haar toestand wat het personeel be-
treft en de middelen waarmee ze tot heden toe werd in stand gehouden.
Daarna zal Uwe Eminentie oordelen welke voorzieningen er dienen genomen
te worden tot meerdere eer van God.
De noodzakelijkheid van deze missie.
Vooraf dient gezegd dat vanaf de landen van de inboorlingen
van de Pampa's en van Patagonië tot voorbij Vuurland, namelijk tot
Kaap Horn, zich een gebied bevindt bijna zo groot als Europa, waar het
evangelie nog niet kon doordringen. Op verschillende tijdstippen zijn
enkele moedige geestelijken in die streken onder de inboorlingen doorge-
drongen, maar het heeft hun bijna steeds het leven gekost zonder een
duurzaam succes van hun offer te kunnen verkrijgen. Het is waar dat er
zich in de grenslanden van Indië of van de inboorlingen altijd enkele missio-
narissen vooral franciscanen of lazaristen geweest zijn, maar hun klein aan-
tal en de buitengewoon grote afstanden met andere ernstige moeilijkheden
hebben tot nu toe de vrucht van hun ijver schaars gehouden. Bij deze
algemene nood en met de lessen uit het verleden en de ervaring en de
mededelingen van anderen, heeft men, gelet op de huidige toestand van
deze landen, geoordeeld dat men tot een nieuwe proefneming diende over te
gaan. Men zou geen missionarissen meer te midden van de inboorlingen stu-
ren, maar zich begeven naar de grenzen van de beschaafde landen en daar
kerken, scholen en tehuizen stichten met een dubbel doel:
1° Meewerken om hen die het geloof reeds ontvangen hebben in dit
geloof te bewaren.
2° De Indianen, die de godsdienst of de nood ertoe bewogen hebben
asiel te zoeken bij de christenen, onderrichten en opnemen. De bedoeling
is betrekkingen aan te knopen met de ouders via de kinderen, opdat de
inboorlingen zelf het evangelie zouden verkondigen aan de inboorlingen.
Om dit project ten uitvoer te leggen heeft de consul van Argentinië, die
te Savona zijn verblijf heeft, doeltreffende hulp geboden. Op verzoek van
de aartsbisschop van de Argentijnse Republiek en van een missionaris van
Modena, Mgr. Ceccarelli deed hij aan de nederige ondergetekende de for-
mele aanvraag ter hulp te willen komen in de godsdienstige noden, zowel
in de landen waar al een gevestigd gezag bestaat als bij de inboor-
l i n g e n . W a n t , schreef hij, deze beklagenswaardige mensen trekken in troepen op

70.7 Page 697

▲back to top


- XIII/693 -
tegen de geregelde militairen om buit te zoeken terwijl ze allen aan stuk-
ken worden gereten door het schroot en de geweren van de regeringstroepen.
Nadat de onderhandelingen beëindigd waren vertrokken de eerste salesianen
met hun tien op 14 november 1875. De tweede expeditie met 24 man, vertrok een
jaar nadien en eindelijk vertrok de laatste expeditie 27 man sterk in
november jl. Nog vijftien anderen zullen aanstaande lente hun makkers gaan
vergezellen.
Bekomen resultaten.
1° Met de zegen van de plaatsvervanger van Jezus Christus en dus op tast-
bare wijze gezegend door God zelf, troffen de salesiaanse missionarissen
een overvloedige oogst aan. Mgr. Aneyros, aartsbisschop van Buenos Aires heeft
een zeer uitgestrekt diocees dat aan vele kanten omgeven is door inboor-
lingen uit Patagonië en de Pampa's. Gedurende jaren komt er geen enkel
katholiek priester in vele dorpen en steden. Daarom ontving deze aarts-
bisschop met de grootste welwillendheid de nieuw gezonden missionarissen
en vertrouwde hij hun dadelijk de administratie toe van de kerk genaamd
van de Barmhartigheid of de los Italianos ín het centrum van de stad
gelegen en toen verlaten. 2° Nadien openden ze Oratoria voor zon- en
feestdagen, avondscholen, en een tehuis voor arme en verlaten kinderen,
vooral voor hen die uit de families van de inboorlingen kwamen. Dit tehuis
telt tachtig wezen en daarnaast staat een openbare kerk. 3° Toen dit
tehuis ontoereikend werd voor de grote nood werd met de steun van de
regering nog een ander geopend voor kunsten en ambachten in dezelfde
stad, waar driehonderd wezen werden opgenomen. Er is ook een openbare
kerk. 4° Naast het weeshuis was er een wijk genoemd La Bocca die op
dit ogenblik omstreeks vijfentwintigduizend inwoners telt. In verstand-
houding met de aartsbisschop werd er een parochie opgericht, dag- en
avondscholen geopend met Oratoria voor zon- en feestdagen. En thans is
men bezig met het bouwen van een kerk (ze is bijna voltooid) voor de pas-
toor en zijn medehelpers. 5° Een college met kostschool en externaat te
S. Nicolas de los Arroyos, de verst gelegen stad van de Argentijnse re-
publiek in de richting van de Indianen van de Pampa's. Er zijn circa 200
leerlingen. 6° In diezelfde stad openden ze een kerk met eredienst toe-
gankelijk voor het publiek. 7° Te Villa Colon, niet ver van Montevideo,
hoofdstad van Uruguay is er het Piuscollege. 8° In deze uitgestrekte
republiek is er geen bisschop maar enkel een apostolisch-vicaris, Mgr.
Vera, die geen enkel seminarie, noch katholiek college had. In dit
Piuscollege zijn er thans ongeveer 150 leerlingen, de enige kweekschool
vanwaar men op geestelijke roepingen kan hopen voor de huidige repu-
bliek en voor de missies. 9° Naast het college werd de openbare kerk
van S. Rosa geopend waar de inwoners van de omliggende streken en dor-
pen naartoe komen. 10° Op korte afstand van Villa Colon bevindt zich
een opvoedingskostschool en een externaat voor arme en verlaten meis-
jes onder de leiding van de Zusters van Maria, Hulp der Christenen,
die ook tot de salesiaanse congregatie behoren. 11° Op het einde van de
maand november jl. werd door Mgr. Vera aan de salesianen de parochie van Las

70.8 Page 698

▲back to top


- XIII/694 -
Piedras voorgesteld en aanvaard, een stad van ongeveer 6.000 zielen zon-
der priesters en zonder onderwijzers. Ze ligt op 20 kilometer van Villa
Colon en stelt ons in verbinding met het westelijk deel van deze repu-
bliek die nog door inboorlingen bewoond wordt.
Dit zijn de huizen en de kerken die reeds voor het publiek geopend
werden in de republiek van Argentinië en in die van Uruguay in het voor-
deel van de jeugd en van de volwassenen. Terwijl echter de salesianen aan
het werk waren om bij hen de geest van geloof te bevorderen en te bewaren,
hielden zij steeds het oog gericht op alles wat kon bijdragen om de weg te ver-
gemakkelijken naar de inboorlingen, die het doel zijn van hun voortdurend
verlangen.
Personeel.
Voor het in stand houden van de Oratoria op zon- en feestdagen,
de dag- en avondscholen, de tehuizen van de vakleerlingen, de colleges
en de kerken was een talrijk personeel onontbeerlijk. Met die bedoeling
vertrokken reeds 60 salesianen uit Europa en houden ze zich nu bezig met
de bovengenoemde werken waarvan ze de administratie hebben.
Het is waar dat dit jaar een van onze ijverigste missionarissen
stierf, als slachtoffer, werd ons geschreven, van zijn onverpoosde arbeid.
Maar in plaats van hen te ontmoedigen, wekte dit bij alle salesianen een
echte geestdrift om naar de buitenlandse missies te vertrekken. Uit de
colleges en scholen die geopend werden kwamen al dertig jongens die vol
bezieling voor de geestelijke staat, missionarissen werden met de bedoe-
ling het evangelie te brengen aan hun verwanten en vrienden, die nog in
het heidendom gedompeld zijn. Meer dan honderd leerlingen gaven al duide-
lijk hun besliste wil te kennen de geestelijke staat te willen omhelzen
en vertoonden reeds klare tekens dat ze de roeping daartoe bezaten.
Een noviciaat en een studiehuis werden ook al geopend in de hoofd-
stad van Argentinië na hiervoor van Uwe Excellentie de vergunning bekomen
te hebben.
In Europa dan bezitten wij vele huizen waar jongens uit verschil-
lende standen, worden opgevoed in wetenschap en vroomheid; meestal nemen
ze het besluit missionaris te worden. Met dat doel zijn er meer dan
tweehonderd, alleen al in het huis van S. Pierdarena, onder de titel van
Het Werk van Maria, Hulp der Christenen. Al deze elementen schenken ons
de gegronde hoop dat, wanneer God ons ter hulp komt, wij ieder jaar een
expeditie van missionarissen naar het buitenland kunnen doen om er vak-
leraren, catecheten en priesters te zenden.
Stoffelijke middelen.
Indien wij vooraf een begroting willen opmaken dan hebben we geen
enkel vast inkomen, maar steeds en alleen met de steun van de goddelijke Voorzie-

70.9 Page 699

▲back to top


- XIII/695 -
nigheid, konden wij zovele huizen en kerken stichten, er leven in brengen,
ze voorzien van meubilering, honderden vakleraren en priesters klaarmaken
om ze weg te sturen met de vereiste uitrusting, En intussen moest er
voorzien worden in het levensonderhoud en de christelijke opvoeding van
twintigduizend kinderen. Tot glorie van God en van de volkeren uit Ame-
rika is het nodig te verklaren dat, toen de salesianen in die vreemde
landen toekwamen, ze er ontvangen werden met een ongehoorde liefdadig-
heid zodat hun niets ontbroken heeft van wat noodzakelijk was voor de
uitoefening van hun heilig ambt, om tehuizen, kerken en scholen ín
gang te houden. Op de keper beschouwd, mogen wij zeggen dat de salesianen
niets bezitten noch in Europa, noch in Amerika, maar dat hun nooit iets
ontbroken heeft in de werken welke ze ondernomen hebben. De enige vaste
en blijvende weldoener is de heilige Vader die ons met zijn onuitputte-
lijke liefdadigheid meer dan eens edelmoedig is ter hulp gekomen. Op dit
ogenblik komt daarbij nog de hoop die wij in Uwe Eminentie stellen en in
het vrome werk van de Voortplanting van het Geloof, dat, zoals blijkt uit
brieven door zijn Voorzitter geschreven, ons ter hulp zal komen, wanneer
deze missies door Uwe Eminentie zullen aanbevolen worden.
Voorzieningen.
Terwijl de salesiaanse missionarissen zich bezig hielden met de
administratie van de instituten hun door de goddelijke Voorzienigheid toe-
vertrouwd, begaven ze zich vaak, nu de enen en dan weer de anderen, naar
het platteland, naar de verst bij de Indianen doorgedrongen kolonies om er
missies te gaan prediken. Daar gaven ze catechismusles aan mensen van alle
naties daar samengekomen wegens stoffelijke belangen, maar die meestal
sinds jaren geen katholieke priester meer gezien, noch zijn stem gehoord
hadden. Dank zij deze reizen voor het evangelie, schrijft Don Cagliero,
hoofd van de salesiaanse missionarissen, was het mogelijk veel kennis op te
doen over het karakter, de inborst, de talen en de gebruiken van de Indianen en
kon men met hen enige betrekkingen aankn op en d ie z ee r n utti g bl ek en b ij h et
leren kennen van de meest opportune plaatsen voor de missies en de
minst gevaarlijke voor de missionarissen.
Tussen de vele plaatsen waar men, naar het schijnt, duurzaam mis-
sies kon oprichten zijn Carhuè en Santa_Cruz. Carhuè is een punt waar zich
een garnizoen bevindt van soldaten in 1874 als versterking opgebouwd aan
de nieuw getrokken grens door de regering van Buenos Aires. Deze rege-
ring heeft haar grenzen verlegd tot meer dan duizend kilometer in de
richting van de Pampa's en is thans genoodzaakt gewapenderhand de inboor-
lingen op afstand te houden die onder voorwendsel van handel te drijven
voortdurend uitroeiingsinvallen tegen de Argentijnen ondernemen.
Aan de westzijde van de Argentijnse republiek is Carhuè de verst
vooruit geschoven post te midden van de Indianen, gelegen op 37 graad
zuiderbreedte en 5 graad westerlengte van de meridiaan van Buenos Aires.
Het is juist wat de kranten vertellen dat er dit jaar (1877) ernstige viandelijk-

70.10 Page 700

▲back to top


- XIII/696 -
heden en slachtingen geweest zijn tussen de Indianen uit de Pampa's en de
Argentijnen. Maar omdat de missionarissen zich buiten de gebeurtenissen gehou-
den hebben, worden zij welwillend opgenomen en zelfs verlangd door beide
partijen, met name door de inboorlingen en de Argentijnen die van Car-
huè een versterkte plaats en een handelsplaats voor de inboorlingen met
de beschaafden gemaakt of liever geïmproviseerd hebben. Daar worden de
salesianen verwacht en de aartsbisschop van Buenos Aires wacht nog
enkel op hun aankomst opdat ze de zorg op zich zouden nemen van de In-
dianen en hun kinderen, die volgens hun barbaarse gewoonte vaak te midden
van de vlakte worden achtergelaten, wanneer zij te talrijk zijn of last
veroorzaken. Hier wordt een kerk gebouwd met daarnaast een tehuis dat aan
de salesianen zal toevertrouwd worden.
Santa Cruz is een kleine kolonie in het uiterste gedeelte van Pa-
tagonië ten Oosten van de zee-engte van Magelhaen op de 50ste breedte-
graad. Het is een handelsplaats voor de Patagoniërs die daar plegen samen
te komen om er hun producten te ruilen met de vreemdelingen die het voed-
sel en de drank brengen waar de inboorlingen het meest van houden. Deze
kolonie krijgt thans een grote belangrijkheid omdat zich daar naartoe,
zoals de Argentijnse kranten meedelen, tweehonderd Russische gezinnen
zullen begeven om er zich met koophandel en landbouw bezig te houden. Op
dit ogenblik is er niets voorzien voor de eredienst. Indien de katholie-
ken daar het eerst zullen zijn, zullen de anderen ze daar als gevestigd
aantreffen zodat ze op een zekere manier de voorrang zullen hebben. Maar
indien de Russen daar de voorrang hebben, dan zal het voor de katholieke
missionarissen uiterst moeilijk zijn zich daar te organiseren en te
vestigen. Een tehuis, een missiehuis te S. Cruz en te Carhuè schijnen
opportuun zowel om het geloof te bewaren bij hen die het reeds hebben,
als om zich in betrekking te stellen met de inheemsen, hun kinderen op
te nemen en op te voeden, altijd met het godsdienstig doel vooruitgang te
boeken in de streken die zij bewonen.
Smeekschrift.
Na een blik te hebben geworpen op de salesiaanse missies verstout
ik mij Uwe Eminentie te smeken mij thans ter hulp te willen komen met uw
gezag en uw wijze raad. Het schijnt me toe dat het opportuun en doel-
treffend zou zijn op een duurzame manier het bestaan en de verspreiding
van het evangelie te consolideren.
1° Men zou de missie van Carhuè tot apostolische prefectuur kunnen
verheffen.
2° Men zou S. Cruz kunnen verheffen tot apostolisch Vicariaat omdat
dit zeer ver gelegen is en men mag wel zeggen in de onmogelijkheid ver-
keert een bisschop te hebben voor de sacramenten die door hem dienen
toegediend te worden. Thans moet ik nog enkel mijn plicht vervullen na-
mens de hele congregatie en U bedanken voor de liefdadigheid tegenover
de salesianen en u verzoeken voort te gaan met het betuigen van uw wel-
willendheid en het geven van uw raad. Ik heb de hoge eer te mogen zijn
de zeer verplichtende zoon van de H. Stoel
Turijn, 31 december 1877.
Priester Gio. Bosco.

71 Pages 701-710

▲back to top


71.1 Page 701

▲back to top


- XIII/697 -
Dit geschrift opende voor Don Bosco de weg om mondeling aan de
kardinaal prefect zijn eigen gedachten uitvoeriger mee te delen, maar
dat kwam nog niet zo vlug. Oorzaken hiervan waren de trage manier van
optreden van de Romeinse congregaties en dan de stilstand van zaken bij
de dood van Pius IX. Don Bosco had een onderhoud met de kardinaal bijna
op de vooravond van de audiëntie die hem op 16 maart door Leo XIII ver-
leend werd. Hij sprak toen ook aan de paus over dit onderwerp en gaf er
daarna dadelijk kennis van aan Zijne Eminentie. Hij zei dat hij gemeend
had in zijn schrift niet te moeten spreken over deze audiëntie die voor
allen bestemd was en die onze lezers kennen. Het moet het resultaat ge-
weest zijn van de samenspraak met de kardinaal dat hij zijn aanvan-
kelijk plan herleid had, wanneer hij bij de pauselijke audiëntie zich
beperkte tot het vragen van alleen maar een vicariaat of apostolische
prefectuur en dit op een andere plaats dan de twee plaatsen die hij
voorgesteld had.
"
Eminentie,
"
"
1. Na de samenspraken die ik de hoge eer heb gehad met
" U te hebben over de missies van Zuid-Amerika en van Indië, heb ik
" mij dadelijk bij de heilige Vader begeven om hem uiteen te zet-
" ten wat men scheen te kunnen ondernemen voor de goede gang van de be-
" gonnen missies. Ik heb bondig gesproken over het succes verkre-
" gen in de huizen of liever in het reeds op dreef zijnde semi-
" narie van S. Nicolas de Los Arroyos, laatste stad van de Argen-
" tijnse republiek, die aan de inboorlingen paalt. De tijd van
" barmhartigheid schijnt gekomen te zijn voor deze volkeren en daarom zou
" een proefneming in Patagonië zelf wellicht niet onvruchtbaar zijn.
" De missionarissen zouden er worden uitgenodigd door twee befaam-
" de Caciques om zich naar hun land te begeven en men zou hun bij-
" stand en bescherming verzekerd hebben.
"
2. Daarom schijnt het opportuun een vicariaat of aposto-
" lische prefectuur op te richten te Carmen, ook genoemd Concepcion
" Patagones. Het is een kleine kolonie op de noordelijke oever van
" de Rio Negro waar de inboorlingen wat handel drijven met de vreem-
" delingen. Nadat we hier een college zouden opgericht hebben voor
" de leerlingen en een tehuis voor vakleerlingen, zouden wij ons
" gemakkelijk in betrekking kunnen stellen met de inboorlingen en
" via hun zonen, de weg vinden om met de ouders over godsdienst te
" spreken. Het college van S. Nicolas strekt ons tot voorbeeld ten
" voordele van dit argument.
"
3. Ik heb dan ook met enkele woorden uiteengezet hoe ik binnen
" een jaar tien priesters en tien catecheten zou kunnen klaarmaken voor
" het apostolische vicariaat van Mangalore in Indië, ofwel voor
" een andere missie, waaraan u zoudt menen uw voorkeur te moeten
" geven.
"
Zijne Heiligheid heeft met zijn gebruikelijke goedheid naar
" die korte uiteenzetting geluisterd. Hij heeft zich gewaardigd

71.2 Page 702

▲back to top


- XIII/698 -
" de twee projecten te prijzen en te zegenen en heeft mij naar u
" verzonden opdat u in uw verlichte wijsheid aan Zijne Heiligheid
" verslag zou willen uitbrengen over wat hierbij gepast schijnt te
" zijn en over de materiële en morele middelen, waarop wij in deze
" omstandigheden kunnen rekenen. Ditzelfde verzoekschrift werd
" reeds enkele maanden geleden aan de heilige Congregatie van de
" Bisschoppen en Regulieren aangeboden en thans hernieuwt de nederige
" schrijver hetzelfde verzoekschrift, opdat de gunst zou worden ver-
" leend zonder dewelke men niet voorzien kan in de dringende be-
" hoeften van de buitenlandse missies en van de salesiaanse huizen
" in Europa, want deze vragen hulp en steun die onontbeerlijk zijn
" voor de meerdere glorie van God en voor het welzijn van de zielen.
"
Met het afschrift van deze brief vonden wij een memorandum
" waarin Don Bosco verschillende zaken genoteerd had, die hij aan de
" kardinaal uiteengezet of gevraagd had in een onderhoud dat hij met
" hem had.
"
1. De nodige bevoegdheden aan de oversten van de salesiaanse
" huizen van Amerika, die zij aan hun onderhorigen konden meedelen,
" vooral wanneer ze zich te midden van de inboorlingen van de Pam-
" pa's en van Patagonië begeven, waar nog geen gevestigde hiërarchie be-
" staat.
"
2. Een aanbeveling bij het vrome Werk van de Voortplanting
" van het Geloof van Lyon, waarin zou gevraagd worden ter hulp te
" willen komen aan de tien kerken van Amerika, aan het College van
" S. Nicolas de los Arroyos, aan een ander college te Buenos Aires,
" aan een derde college te Villa Colon op korte afstand van Montevi-
" deo. In een ander collegeseminarie zijn er nagenoeg achthonderd
" jongens, die daar studeren, tegelijkertijd hun roeping onderzoeken
" en zich voorbereiden op de buitenlandse missies.
"
3. Een aanvraag voor geldelijke subsidies of op zijn minst
" sommige van de voorwerpen apart genoteerd.
"
4. Speciale aandacht te wijden aan de missie van de lazaris-
" ten bij de Pampa's die aan het uitsterven is en die dit deel, van
" de wijngaard des Heren, zoals blijkt, aan de salesianen aanbieden.
"
5. Carhuè ín de nabijheid van de Pampa's waar de protestanten
" zich proberen te vestigen, Santa Cruz een kolonie in het uiterste
" gedeelte van Patagonië waar zich ook circa tweehonderd Russische
" families gaan vestigen, zoals gemeld wordt door de kranten van de
" Argentijnse republiek.
De "apart genoteerde voorwerpen" zijn boeken, gewijde paramenten, ge-
bruiksvoorwerpen onmisbaar voor de missionarissen bij hun studie of
bij de uitoefening van hun gewijd ambt.
1. Brevieren, getijdenboeken, missalen, kleine requiemmissalen, formu-
lierplaatjes voor de zegen met het Allerheiligste.
2. Antiphonoria, vesperalen, gradualen zowel van groot als van
klein formaat.

71.3 Page 703

▲back to top


- XIII/699 -
3. Woordenboeken, spraakleren, boeken over ascese, boeken voor pre-
ken of geschiedenisboeken in het Spaans, Portugees, Engels, Duits en ook
in het Italiaans zowel voor het gebruik van de missionarissen als om ze uit
te delen aan de gelovigen.
4. Uitrustingen en paramenten voor de eredienst: kelken, cibories,
monstransen, lampen en dergelijke zaken meer.
Een ander verslag over de salesiaanse Missies werd door de mede-
broeders uit Amerika aangeboden aan de nieuwe paus Leo XIII samen met
een adres van eerbiedige hulde ondertekend door de oversten van die
huizen. Zij stuurden een tweede brief van huldebetuiging aan de paus
bij gelegenheid van het feest van San Gioachino, zijn naamfeest en
spraken daarin over de eerste pogingen gedaan voor het brengen van het
evangelie aan de inboorlingen, terwijl ze op bescheiden wijze hun mening
opperden dat "het zeer nodig was een centraal huis op te richten
te Patagones aan de monding van de Rio Negro." Deze daden van verknocht-
heid en de bewijzen van eerbied die ermee gepaard gingen waren ongetwij-
feld gewild door Don Bosco, opdat de nieuwe paus via verschillende
wegen steeds beter zou weten wat de salesianen in die landen verrichten
en steeds meer geneigd zou zijn hun zijn soevereine gunst te verlenen en
bijgevolg aan de hele congregatie.
Op het eerste document antwoordde de paus met een zeer mooie Breve
van 18 september, waarin hij met genegenheid zei:
"
De zaken die U ons geschreven hebt over de werken van uw
" missie hebben ons met troost vervuld. Door uw verslag zijn wij inder-
" daad te weten gekomen dat gij u met ijver bezig houdt met de
" bevordering van Gods glorie en met het bezorgen van het heil
" van de zielen en van harte hebben wij de Heer bedankt omdat Hij
" u kracht verleent en aan uw inspanningen de vruchten schenkt die
" u opgesomd hebt. Zonder enige twijfel, beminde zonen, zal deze
" goedertierenheid van de Heer u moed schenken, om nauw verenigd
" met de Apostolische Stoel, wakker en volhardend te blijven in de
" missie die u ondernomen hebt, zodat in die landen de kinderen
" van het licht in aantal en in verdiensten zullen toenemen. Daar
" de glorie en de uitbreiding van het Rijk van Christus onze groot-
" ste wens is, zal het ons zeer aangenaam zijn u geheel onze wel-
" willendheid te bewijzen en van de Hemel de volheid van alle gena-
" den af te smeken, zodat u altijd bekwame instrumenten zoudt zijn
" voor de glorie van God en voor het heil van de zielen."
De ijver van Don Bosco voor de missies was niet zozeer op één plaats ge-
concentreerd dat hij een ander land, waar zijn apostolaat gevergd werd
uit het oog zou verliezen. Zijn christelijke liefde had de hele aarde
willen omvatten. De apostolische delegaat van San Domingo, Mgr. Rocco
Cocchia, wenste vurig dat een kleine groep salesianen op zijn minst de directie

71.4 Page 704

▲back to top


- XIII/700 -
zou willen nemen van dit seminarie waar ze ook aan de leerlingen de let-
teren en de wetenschappen zouden onderwijzen. Wat een verslagenheid
heerste er in de hoofdstad en de republiek met dezelfde naam! Het klei-
ne seminarie was gesloten wegens gebrek aan directeurs en leraren, het
groot seminarie was gesloten omdat er geen seminaristen waren, de kathe-
draal was gesloten omdat er niemand was die er de diensten kon verrich-
ten, de universiteit was gesloten, want er waren noch professoren, noch
studenten. Mgr. Cocchia was naar het Oratorio gekomen om Don Bosco te
smeken hem priesters te geven en hij had daarbij gezegd dat hij volstrekt
alles in zijn handen zou laten. Don Bosco antwoordde hem en beloofde hem
zulke lofwaardige verlangens te steunen, zodra de omstandigheden hem
dit mogelijk zouden maken, maar dat hij dat nu niet kon doen. Toen de
bisschop dit antwoord ontvangen had, haastte hij zich naar Rome, hing bij
kardinaal Franchi een treurig tafereel op van de geestelijke ellenden van
zijn diocees en drong bij hem aan dat hij Don Bosco zou verplichten te
aanvaarden. En de kardinaal bood zijn goede diensten aan, meer, zo zei
hij, om genoegen te doen aan de vertegenwoordiger van de paus dan omdat
hij dit noodzakelijk achtte; want hij wist goed dat, om Don Bosco te
doen handelen, het voldoende was hem voor te houden welk nut er voor de
Kerk en voor de zielen uit voortsproot. Don Bosco antwoordde dat zes sa-
lesianen binnen het jaar naar San Domingo zouden gaan en nog anderen in
de toekomst, maar hiervoor stelde hij één enkele voorwaarde, met name
dat de kardinaal ten beste zou spreken voor de salesianen tot het ver-
krijgen van de vrijstelling van de testimonialen van de bisschoppen, het
extra tempus en de overblijvende privileges.
De prefect van de Propaganda haastte zich hem te bedanken maar voor
het overige merkte hij op: "Daar u bij de heilige congregatie van de Bisschop-
pen en Regulieren, het initiatief genomen hebt voor de aanvragen bij de
heilige Vader, waarvoor U mijn tussenkomst verlangt, heb ik mij er moe-
ten toe beperken deze tussenkomst te doen bij de prefect van die Congre-
gatie."(1)
Veertien dagen na het schrijven van deze brief, stierf kardinaal
Franchi. Op 2 augustus deelde advocaat Leonori aan Don Bosco het volgende
mee: "Zijne Eminentie Oreglia zegt mij dat u niet moet aanvaarden naar S. Domin-
go te gaan als men hem (sic) de gevraagde privileges niet toestaat. U mag
u niet laten verlokken door de beloften dat ze u daarna zullen verleend
worden; want wanneer U aanvaard hebt wordt dit een voldongen feit."
Don Bosco stelde ook kardinaal Bilio op de hoogte; deze beloofde hem
zich in het algemeen ermee bezig te houden, zoals steeds, om hem te hel-
pen; maar omdat híj geen lid was van de heilige Congregatie van Bis-
schoppen en Regulieren kon hij niets doen wat de privileges betrof. Hij
suggereerde hem echter, zich tot kardinaal Oreglia te wenden, die hem
dat wellicht niet zou geweigerd hebben. Hij was in staat hem zeer be-
hulpzaam te zijn enerzijds omdat hij over veel tijd beschikte om zich
hiermee bezig te houden en anderzijds omdat hij lid was van die Congre-
gatie. Het feit dat hij bijna uit dezelfde streek was als Don Bosco moest hem
(1) Brieven van 2 en 16 juli 1878.

71.5 Page 705

▲back to top


- XIII/701 -
ertoe aanzetten zich nog meer hiervoor in te spannen.(1)
Toen kardinaal Oreglia hiervoor echter rechtstreeks door Don Bosco
aangesproken, verheelde hij hem niet dat hiervoor geen gunstige wind
blies.(2) Ook advocaat Leonori, die aan Don Bosco twee rescripten stuur-
de voor twee diakens die wegens hun leeftijd vrijstelling gevraagd had-
den, wees erop dat ze welwillend waren verleend geworden, zonder dat ze
door de handen van de aartsbisschop van Turijn waren gegaan, zoals men
dit gebruikelijk had moeten doen. Hij zag hierin een gunstig voorteken en
zei hem: "Laat ons God bedanken! Ik hoop dat wij met geduld en omzich-
tigheid er zullen in slagen mededeling van de privileges te bekomen maar
op het ogenblik is het noodzakelijk hierover te zwijgen."(3)
Nu de zaak van San Domingo ertussen was gekomen, meende Don Bosco
niet te moeten zwijgen. Omdat hij vertrouwen stelde in de goedheid van
kardinaal Bilio, zond hij hem een smeekschrift, te overhandigen aan de
heilige Vader, om op zijn minst de bevoegdheid te verkrijgen de novicen,
niet clerici zonder getuigschriften van de bisschoppen te ontvangen, al
was het maar voor een jaar, al was het maar voor de eerstvolgende aan-
vaarding. Men ziet dat Don Bosco zich met weinig tevreden stelde als hij
maar een nuttig precedent kon verkrijgen." "Ik begrijp uw verlangen",
schreef hem Zijne Eminentie - "maar het spijt mij u te moeten meedelen
dat ik u in dit speciale geval niet helpen kan. Ik weet zeker en uit ei-
gen ervaring dat de heilige Vader wil dat dergelijke aanvragen enkel ge-
daan worden door tussenkomst van de heilige Congregatie van Bisschoppen
en Regulieren en ik weet nog meer dat de heilige Vader zelf bevel gege-
ven heeft aan deze Congregatie dat aanvragen van dien aard hem niet eens
zouden gedaan worden... Hieruit kunt u opmaken dat mijn bemiddeling niet
het gewenste uitwerksel zou hebben." Als om die bittere pil wat te ver-
gulden, voegde de kardinaal, die zich wel bewust was van het feit dat hij
Don Bosco hiermee een groot genoegen deed, eraan toe dat, nu diaken Bia-
gio Giacomuzzi van Magliano gevraagd had de priesterwijding te mogen ont-
vangen, hij zelf hem zodra mogelijk zou wijden en dat hij ervoor zou zor-
gen dat de heilige Vader hem het extratempora zou verlenen.(4)
Het is duidelijk dat, wanneer Don Bosco er niet mee ophield zeke-
re privileges te vragen, hij deze wel nodig had. Aldus had hij net op dat
ogenblik getuigschriften nodig voor een clericus die uit het seminarie
van Turijn kwam. Hij schreef dan ook aan de aartsbisschop.
(1) Brief aan Don Bosco van 15 augustus 1878.
(2) Brief van Kardinaal Bilio aan D. Bosco, Rome, 30 augustus 1878.
(3) Brief aan Don Bosco, 19 augustus 1878.
(4) Brief van 30 augustus 1878.

71.6 Page 706

▲back to top


- XIII/702 -
"
Excellentie,
"
"
De clericus Giovanni Baravalle van Carmagnola heeft zich
" enkele dagen en zelfs enkele weken geleden bij mij aangemeld met
" een certificaat van de heer rector van het seminarie van Turijn,
" waarin hij verklaarde dat zijn studies voldoening hadden geschon-
" ken maar dat hij nooit een waarschijnlijk teken van roeping tot
" de geestelijke staat had gegeven. Hij vroeg in onze congregatie
" te mogen treden om zich naar de missies te begeven. Ik heb hem
" zonder meer teruggestuurd. Enkele dagen geleden heeft hij zich
" opnieuw aangemeld met een certificaat van zijn pastoor en van
" kanunnik Ariccio, die hem warm aanbevolen als een clericus die
" het beste laat verhopen door zijn zedelijk gedrag en door zijn
" goede studies. Na deze aanbevelingen en nog meer na de verzoeken
" en de beloften van de clericus zelf, zou ik geneigd zijn hem zijn
" proeftijd te laten doen, indien dit aan Uwe Excellentie niet zou
" mishagen en indien u hem de voorgeschreven getuigschriften zou
" willen overhandigen.
"
Sommige personen hebben mij gezegd dat Uwe Excellentie wijdin-
" gen extra tempus gaat toedienen. Indien dat zo zou zijn, dan
" zou ik U willen vragen onder de wijdelingen ook enkele van
" onze clerici te willen opnemen die ik werkelijk nodig heb.
"
Ik bid tot God dat Hij Uwe Excellentie in goede gezondheid
" zou bewaren en dat Hij uit de synode die morgen zal plaats hebben
" veel vrucht zou laten halen tot zijn meerdere glorie en ter ver-
" sterking van uw inspanningen, terwijl ik met dankbaarheid en op-
" rechte verering de eer heb te zijn
"
" Turijn, 4 november 1878.
uw zeer verplichtende dienaar
"
Priester Gio. Bosco.
Deze brief werd door Don Deppert bij de aartsbisschop gedragen.
Hij las hem, zond hem terug aan Don Bosco zonder iets te antwoorden,
terwijl hij hem aan de drager teruggaf, binnensmonds mompelde: - " I k
kan zijn raad missen." - Deze woorden hadden betrekking op de wensen
van Don Bosco voor de goede afloop van de diocesane synode die weldra zou
beginnen. Men kan evenmin beweren dat Don Bosco te lang gewacht had met
een blijk te geven van zijn gedweeë onderwerping in de kwestie van de getuig-
schriften, daar volgende andere aanvraag opklimt tot 25 mei.
"
Excellentie,
"
"
Vanochtend meldde zich bij mij de seminarist Guanti, af-
" komstig uit Chïeri en zei mij dat hij door de rector van het seminarie
" bij mij gezonden was omdat hij naar het Oratorio wou komen als
" aspirant voor de congregatie. Ik heb hem geantwoord hebben dat ik

71.7 Page 707

▲back to top


- XIII/703 -
" eerst en vooral, diende te schrijven aan onze aartsbisschop zoals
" ik dit thans wens te doen en dat van zijn antwoord alles zou af-
" hangen.
"
Daarom verzoek ik U mij enkele woorden te willen schrijven
" als leidraad voor mij, namelijk of deze seminarist van het Semi-
" narie werd weggestuurd om ernstige redenen ofwel of dit gebeurde
" wegens tekortkomingen tegen de zedelijkheid.
"
Indien zijn gedrag goed is of indien er op zijn minst de
" hoop bestaat dat hij een goed gedrag zal verwerven, dan vraag ik
" U mij te laten weten of U er niets tegen hebt dat hij hier enkele
" tijd zou verblijven om een proeftijd door te brengen wat zijn
" roeping betreft. Voor mij is het onverschillig een beslissing voor
" of tegen te moeten treffen en ik zal zeer graag doen wat U best
" zult oordelen in de Heer.
"
Met diepe dankbaarheid en met de grootste achting heb ik
" de eer te zijn
"
" Turijn, 25 mei 1878.
uw zeer verplichtende dienaar
"
Priester Gio. Bosco.
Wat het ook te Turijn mocht zijn, toch schijnt het dat Don Bosco
zich te Rome niet voor overwonnen wou erkennen, ondanks de adviezen die
hiermee in tegenstrijd waren. Hij moet dan ook wel zijn pogingen met een
smeekschrift tot bij de Paus te geraken hernieuwd hebben en dit korte
tijd nadat hij aan Leo XIII zijn hulde had betuigd door hem het boek Il
più bel fiore del Collegio Apostolico te hebben overhandigd. We leiden
dit af uit enkele zinnen van advocaat Leonori in een brief van 16 decem-
ber: "Ik weet dat u nogmaals aangedrongen hebt om de privileges te ver-
krijgen, maar op dit ogenblik heeft het geen nut." Zonder nut of niet
zonder nut, maar Don Bosco zal gedurende nog zes jaar blijven aandringen
opportune et importune totdat hij door de zichtbare tussenkomst van de
hemel de beloning van zijn tienjarige standvastigheid zal ontvangen.
Men moet er niet over verwonderd staan dat Don Bosco de aanvaar-
ding van het werk van San Domingo ondergeschikt maakte aan het verlenen
van de privileges. Dit wijst enkel op het belang dat hij hieraan hechtte.
En het is zeker dat, wanneer hij nieuwe Missies zou aanvaarden, het ook
maar logisch was dat hij de weg wou vrijmaken van hindernissen die de
vermeerdering van zijn personeel in de weg stonden.
Toen Kardinaal Franchi overleden was werd door niemand nog iets
over San Domingo gerept, maar een nieuwe uitnodiging kwam van hoger.
Mgr. Innocenzo Yeregui, vicaris-generaal van het diocees van Montevideo,
was in het Oratorio geweest, vooral om van Don Bosco de instemming los
te krijgen enkele salesianen naar die hoofdstad te zenden. Omdat hij van
daar enkel wat goede woorden had meegekregen, wendde hij zich tot de op-
perherder met een smeekschrift, waarin hij eerst uiteenzette hoe de salesianen

71.8 Page 708

▲back to top


- XIII/704 -
met groot moreel voordeel een college in de nabijheid van Montevideo had-
den geopend voor de christelijke en wetenschappelijke opvoeding van de
jeugd die tot de welstellende klassen behoorde. Daarna ging hij ver-
der: "Thans, heilige Vader, zou het onze vurigste wens zijn dat deze
deugdzame priesters een huis voor kunsten en wetenschappen zouden op-
richten voor de arme jongens die blootgesteld zijn aan het gevaar ver-
loren te gaan. Om deze noodzakelijke weldaad te verkrijgen wenden wij ons
smekend tot Uwe Heiligheid opdat U zich zou willen gewaardigen dit te
verkrijgen door een woord tot Don Bosco te richten." De heilige Vader ge-
waardigde zich onderaan dit smeekschrift deze regels te schrijven: "Wij over-
handigen huidige dringende aanvraag aan de Eerwaarde Heer D.G. Bosco,
overste van de salesianen te Turijn, opdat, zo mogelijk, de verlangens
van de persoon die hierom verzoekt zouden ingewilligd werden. Vaticaan,
24 augustus 1878, Leo XIII, Paus." Maar die wens kon eerst na de dood van Don
Bosco in vervulling gaan.
Eindelijk kwam tegen het einde van het jaar de beurt aan Paraguay.
Dit land bevond zich in een staat van echte regeringsloosheid zowel
wegens de oorlogen met Brazilië en de republiek van Argentinië als door
strubbelingen in het land zelf. In oktober 1876 had Pius IX Mgr. Cesare
Roncetti, apostolisch nuntius bij de keizer van Brazilië, afgevaardigd om
te gaan onderhandelen met de president Gian Battista Gill, de eerste
president die, na zovele dolzinnige presidenten, wat inschikkelijk was om
te zien of die heilloze staat van zaken niet kon verholpen worden.(1)
Paraguay bestond toen uit één enkel bisdom, op roekeloze wijze bestuurd
door een slechte priester die de bisschop had doen vermoorden. De onder-
handelingen waren op goede weg, toen president Gill als slachtoffer viel
van een moordaanslag, waaraan de hierboven vernoemde afvallige geestelij-
ke niet vreemd was. Toen de president, bij wie Mgr. Roncetti geaccredi-
teerd was, was omgekomen, was ook zijn zending ten einde. Toen gelastte
Pius IX Mgr. Di Pietro, apostolisch delegaat in Argentinië zich naar Pa-
raguay te begeven om wat orde te brengen in die beklagenswaardige kerk.
Deze was de congregatie zeer genegen en wou de salesianen daar hebben.
Daarop vroeg hij de tussenkomst van de heilige Stoel. Leo XIII, evenals
zijn voorganger, bezorgd om het welzijn van zovele zielen, gaf aan de
kardinaal staatssecretaris het bevel hierover met Don Bosco te gaan
onderhandelen. Deze was bijna uit Rome vertrokken toen hij volgende brief
ontving.
"
Geachte Heer,
"
"
De betreurenswaardige toestand waarin de republiek van Paraguay
" verkeerde, wat de geestelijke noden van het volk betrof, bewoog
" het vaderlijke hart van Zijne Heiligheid Paus Plus IX. Korte tijd
" voor hij stierf stuurde hij aldaar een apostolisch Delegaat in
(1) Breve van Pius IX, 20 juli 1876, aan President Gi11 en antwoord van de President,
Asu ncidu , 30 oktober 1876.

71.9 Page 709

▲back to top


- XIII/705 -
" gezelschap van ijverige geestelijken om te voorzien in het heil van
" die zielen, die in gevaar zijn verloren te gaan door het te-
" kort aan geschikte priesters. Uit het nieuws dat bij de heilige
" Stoel toekwam, is gebleken tot onze echte voldoening dat de Heer
" zich gewaardigd heeft de dringende maatregelen van onze betreurde
" paus te zegenen en het werk van deze arbeiders voor het Evangelie
" vruchtbaar te maken. Men kan alleen betreuren dat de geestelijken
" daarheen gestuurd te weinig in aantal zijn, terwijl de behoefte aan
" hulp steeds stijgt, vooral om de geoogste vruchten te bewaren.
"
Daarom wenst de huidige paus, die met de vurigste ijver
" bezield is ten voordele van de gelovigen aan zijn universele be-
" zorgdheid toevertrouwd, geen middel te sparen van aard om het aan-
" geduide doel te bereiken. Hij heeft mij aangewezen zich tot u te wenden,
" opdat u zich zou gewaardigen mij zorgzaam in te lichten in welke mate
" u het diocees van Paraguay en de pauselijke Delegaat kunt ter
" hulp komen: ofwel kunt U van hieruit een aantal missionarissen
" zenden ofwel kunt U ze doen vertrekken vanuit Buenos Aires, waar
" ze reeds bewijzen hebben gegeven van een verstandige ijver en van
" een werkelijk apostolische werkzaamheid.
"
In afwachting te vernemen of en in welke mate u de inzich-
" ten van Zijne Heiligheid, die zich met deze vaderlijke uitnodiging
" gewaardigd heeft U deelachtig te maken aan zijn zorgen, kunt be-
" hartigen, is het mij aangenaam met gevoelens van hoge achting te
" bevestigen dat ik ben
"
" Rome, 28 december 1878.
uw toegenegen om u te dienen
"
L. Kard. Nina
Don Bosco, voor wie iedere wens van de paus een bevel was, ant-
woordde dat hij tien salesianen en tien Dochters van Maria, Hulp der
Christenen, ter beschikking stelde van de paus. Dan schreef hij aan Don
Bodratto dat hij hem zou laten weten hoeveel personen hij voor Paraguay
kon bestemmen. De overigen zouden dan uit Turijn vertrekken. Don Bodratto
nam ruggespraak met zijn kapittel, berustte in een zwaar offer en stelde
drie priesters ter beschikking van Don Bosco. Mgr. Di Pietro wou dadelijk
van de salesianen een vicaris-generaal, een overste van het seminarie en
een pastoor voor Villa Ricca, de belangrijkste parochie van de republiek
hebben. Intussen nam hij in de paastijd van het jaar 1879 Don Allavena
met zich mee om zich in het bijzonder met biechthoren bezig te houden.
Hij was zo tevreden over zijn werk dat hij eraan dacht hem tot zijn
vicaris-generaal te benoemen. Maar omdat hij zag dat de zaken wat lang-
zaam verliepen en dat hij geen uitstel kon dulden, wendde zich de ge-
zondene van de paus tot de lazaristen die prompt aanvaardden. Dat is de
reden waarom op dat ogenblik de salesianen de grenzen van de republiek van
Paraguay niet overschreden.
Laat ons nu een blik werpen op de vruchtbare werkzaamheid van de
zonen van Don Bosco in Argentinië en in Paraguay. We zeiden hierboven dat het

71.10 Page 710

▲back to top


- XIII/706 -
huis voor kunsten en ambachten, geopend in april 1877 in de calle Tu-
cuari te Buenos Aires voorlopig was. Feitelijk werd de echte vakschool
ingewijd op 1 september 1878 in een wijk van de Argentijnse hoofdstad,
die Almagro heette. Die dag werd een groot probleem opgelost. Een zo be-
volkte stad, waar voor de kinderen van welstellende ouders bloeiende col-
leges in overvloed waren, bezat geen instelling waar men aan de kinde-
ren van het arme volk, die in haar eindeloze straten en pleinen krioel-
den, een gezonde opvoeding kon geven. De regering had wel een poging
gedaan om er een groots instituut op te richten, met directie, vaklera-
ren en werkhuizen maar ze was er niet in geslaagd onbaatzuchtige personen
te vinden die zich met liefde aan dit filantropische instituut wilden
wijden. Er was zelfs een Engelsman geweest, officieel ermee gelast aan het
werk wat impuls te geven. Hij was gevlucht na vierhonderdduizend pesos te
hebben verspild. Bij die laatste ontgoocheling lieten de mannen van de
regering alles in de steek. De salesianen echter, met de hulp van de le-
den van de conferenties van Sint-Vincentius, spanden zich met heel wat
geringere middelen, maar met groot vertrouwen op God voor de onderneming in
en slaagden.
Van de plannen om aan de school voor kunsten en ambachten een
duurzame vorm en een geschikt lokaal te geven waren er velen besproken
en opzij geschoven. Op zekere dag meldde zich bij Don Bodratto een com-
missie van burgers aan die acht jaar tevoren een mooie kerk hadden ge-
bouwd en toegewijd aan Sint-Carolus, in de wijk Almagro. Er was daar een
kapelaan, een koster en een onderwijzer voor de lagere school maar nooit
waren de zaken bevredigend verlopen. Met hun schaarse middelen en hun
vele schulden kwamen de gedelegeerden van de raad van Beheer hem de kerk
aanbieden, opdat de salesianen er de dienst zouden verrichten. Don Bo-
dratto die aanvankelijk vond dat de voorwaarden nog al zwaar waren draal-
de, maar toen de aartsbisschop er zich mee bemoeide en Dr. Carranza aan-
bood te helpen door de aankoop van twee aanpalende gronden, besloot hij
het contract aan te gaan.
Onmiddellijk hielden de salesianen mooie diensten in de kerk en
begonnen naast de kerk te bouwen. In het begin kwam er heel weinig volk,
maar de ceremoniën van de Goede Week wekten de godsvrucht op van de ge-
lovigen, die van dan af, iedere dag wat meer, naar de kerk kwamen. Zij
waren over de nieuw aangekomenen zo tevreden dat ze de kerkelijke over-
heid smeekten van de kerk een parochiekerk te maken. Deze gunst werd in
de maand juli verleend en Don Bourlot werd er pastoor. In dezelfde maand
voegde Don Bodratto aan de lagere klassen, die voorlopig in gehuurde lo-
kalen gegeven worden en waar ook de vakleerlingen overgeplaatst waren,
een leergang van Latijn toe, waardoor er verscheidene roepingen ontston-
den. In augustus werd een groepje novicen gevormd en zo kwam, zo goed als
het kon, een noviciaat (1) tot stand onder de leiding van Don Vespignani.
(1) Zie boekdeel XII, blz. 269.

72 Pages 711-720

▲back to top


72.1 Page 711

▲back to top


- XIII/707 -
Wat het gebouw voor het college betrof, werd de eerste steen
gelegd in het begin van maart, Daarna vorderden de werken zo goed dat
na zes maanden een merkelijk gedeelte al bewoonbaar was, zo bewoonbaar,
het op 1 september ingewijd werd. Het werd in bezit genomen door de vak-
leerlingen van het oude huis, die er de werkhuizen voor de kleerma-
kers, schoenmakers, boekbinders en timmerlui voldoende in orde aan-
troffen. De machines voor de drukkerij zouden niet lang op zich laten
wachten. Het instituut kreeg de benaming van Escuela de Artes y Ofici-
os en werd Pius IX-school genoemd, de paus die de katholieke Argen-
tijnen nog steeds zeer betreurden. Het feest van de inwijding verwek-
te bij de burgers en in de pers een echt gevoelen van sympathie, zodat
de aanzienlijkste personaliteiten uit de clerus en onder de leken, met
aan hun hoofd de aartsbisschop en de minister van Openbaar Onderwijs en
Eredienst eraan deelnamen. De kranten maakten de beste propaganda die
men maar wensen kon voor de voorspoed van het ontluikende werk. Ten aan-
horen van de vergadering gaf Don Bodratto rekenschap over de uitgaven
die men tot die dag gedaan had. Hierdoor verwierf hij niet enkel
krediet als goede beheerder, maar bleek het ook dat hij de liefdadigheid
van de inwoners van Buenos Aires goed geraamd had. Er was hiervoor
geen schijn van publiciteit geweest en toch waren de giften op enkele
maanden tijd opgelopen tot een miljoen pesos, die toen de waarde had-
den van tweehonderdduizend lires. Na hem stonden nog verscheidene
sprekers op om het woord te voeren. Tussen de toespraken droegen de
leerlingen, volgens ons gebruik, gedichten voor, zongen, als solisten
of in koor, en voerden sonaten uit. Als laatste stond de welsprekende
Mgr. Aneyros op.(1) Op een zeker ogenblik van zijn toespraak richtte
hij zich tot de salesianen: "Ja, eerwaarde salesianen, u hebt uzelf
gevormd tot een school van het offer en van de volmaaktheid, die de
wereld vult met uw roem. Daarom kan ik u niet en hoef ik u niet enige
raad of aansporing te geven maar bied ik u mijn oprechtste gelukwensen
aan met de verzekering van een echte en wel verdiende dankbaarheid. Ik
bid tot de opperste God dat Hij ermee zou voortgaan u te zegenen en uw
familie als die van Abraham te vermenigvuldigen. Zoals hij, doorloopt u
onversaagd en rustig de menselijke wederwaardigheden, steeds door de
goddelijke goedheid beschermd in uw persoon, in uw leerlingen en in
de personen van de weldoeners van uw instituut." Deze zo heilzame
dag zou niet verlopen zonder een tastbaar bewijs van de goddelijke
goedheid door de aartsbisschop opgeroepen. Don Vespignani leed veel
onder een hardnekkige longhoest, die hem belette ook maar één woord te
zeggen en zelfs ernstig voor zijn leven liet vrezen, des te meer om-
dat het hier over een nieuwe aanval ging, en het organisme nog verzwakt
was door een aanval van jonge datum. Toen directeur Don Bodratto zag
in welke hachelijke toestand hij zich bevond, had hij een ingeving. Ze
waren daar in het bezit van een prachtig koorhemd van Pius IX. Hij deed
het hem aantrekken gedurende de religieuze dienst en als door een toverslag
(1) M e n kan zijn v e r t a a l d e t o e s p r a a k lezen in het Bollettino Salesiano van november 1878.

72.2 Page 712

▲back to top


- XIII/708 -
voelde de de zieke zich van de kwellende ongesteldheid bevrijd.
In oktober waren de kostleerlingen met 115, onder wie zestig
leerlingen en vijfentwintig vakleerlingen. Onder deze laatsten bevond zich
de eerste Indiaan uit Patagonië aan wie Don Vespignani met liefde de ca-
techismus onderwees en die in het doopsel de naam kreeg van Vincenzo
Diaz. De aartsbisschop had hem daarheen gebracht. Hij leerde er lezen en
schrijven en toen hij het schoenmakersvak geleerd had, werd hij met de
tijd vakleraar van de schoenmakersleerlingen te Patagones.(1)
Ook te La Bocca verbeterden de zaken nog altijd. De salesianen
hadden er scholen die heel druk bezocht werden. Daarbij stond de school-
raad hun toe de christelijke leer te onderwijzen in de gemeentescholen
van La Bocca en van La Baracca. Op grote afstand van Buenos Aires, te
Ramallo, in een dorp in de buurt van S. Nicolas, stichtte de aartsbis-
schop in 1878 een nieuwe parochie die hij aan de salesianen toevertrouwde.
Daar het echter niet mogelijk bleek zich daar blijvend te vestigen, begaf
Don Tomatis er zich elke zaterdagavond naartoe en reed hij achttien mij-
len te paard om er alle parochiediensten te doen.(2)
De faam van de salesianen over het goede dat ze deden, verspreidde
zich vanuit Argentinië en Uruguay naar andere republieken van Latijns Ame-
rika en verwekte bij de bisschoppen een echte wedijver om ze te hebben.
Maar Don Bosco lette vooral op de verdere ontwikkeling van de werken die
reeds aan gang waren en, waarvan de voortdurende groei steeds maar meer
personeel vergde. Don Bodratto schreef: "Ik stel vast dat onze zaken in Ame-
rika bijna in stormpas vooruitsnellen, maar wanneer ik denk aan het per-
soneel dat zou nodig zijn, dan wordt het me koud om het hart. Hier
gaat het niet om praatjes. Om zovele huizen te openen zijn er priesters,
leraren vakleraars, catecheten nodig en we hebben er zelfs niet één
tot onze beschikking. We zijn reeds met een zestigtal en meer verspreid
over colleges, huizen en parochies, maar er is werk voor verscheidene
honderden. Indien u dadelijk minstens een vijftigtal gezonde deugdza-
me, ijverige arbeiders voor het evangelie zou kunnen sturen, wat een
goed zouden we dan kunnen doen, hoeveel zielen zouden wij kunnen redden
en hoeveel inboorlingen naar de schaapstal van Jezus Christus lei-
den!"(3) Van waar zou Don Bosco er een vijftigtal kunnen te voorschijn
toveren? Maar de helft hiervan, salesianen en zusters samen, maakte
h i j k l a a r o m ze m e t e e n vierde expeditie te sturen.
(1) De stichting van S. Carlos-Almagro gaf aanleiding tot een geschil waarvan de laatste sporen
nog niet verdwenen zijn.
(2) Brief van Mgr. Espinosa aan Don Cagliero, Buenos Aires, 5 maart 1878 (verschenen in het Boll.Sal.
van mei).
(3) Brief van Don Bosco, Buenos Aires, 4 april 1878 (gepubliceerd in bet juninummer van het
Boll.Sal.).

72.3 Page 713

▲back to top


- XIII/709 -
Om de nodige middelen voor de expeditie te vinden, was het nu
niet meer nodig lange tijd voor het vertrek omzendbrieven te sturen,
want het Bollettino was reeds zo ruim verspreid en werd met zoveel belangstel-
ling gelezen, dat het alleen hiervoor voldoende was. Het orgaan van de
medewerkers deed in het novembernummer een oproep tot hulp met geld of met
linnen, met stoffen en kerkgewaden of kerkbenodigdheden. Het bleek geen
stem in de woestijn te zijn. Don Bosco ontving brieven in de trant van
de hiernavolgende. Een persoon zond hem zeventien marengo's zonder
zijn naam bekend te maken en schreef: " I k h a d d i t beetje geld gespaard
om een reis naar het buitenland te maken, maar nu verlang ik, integendeel,
dat het zou dienen voor de salesianen die naar Amerika vertrekken. Eer-
waarde Don Bosco, bid voor mij opdat ik een goede reis naar de eeuwigheid
moge maken." Vanuit Borzonasca, provincie Genua, arrondissement Chiavari,
bekende een familievader, nadat hij het artikel in het Bollettino gelezen
had: "Ik werd erdoor ontroerd en ik voelde de ingeving een "scudo" aan mijn
arme beurs te onttrekken en aan mijn talrijk gezin om hem aan een derge-
lijke edelmoedige en heilige onderneming te wijden. Neem dus, beste Don
Bosco, mijn gering geschenk aan. Het is niet veel maar ik geef het uit
ganser harte. Wees niet bang, wanneer ik zeg dat ik deze "scudo" aan mijn
gezin ontroofd heb, want op enkele dagen kan ik hem opnieuw uitsparen
door een of andere onnuttige uitgave na te laten. Een kanunnik van Tortona
liet hem vierhonderd lires geworden en schreef daarbij: "Dit is een zeer ge-
ringe bijdrage van mijn bewondering en genegenheid die ik voel jegens de
zonen van Franciscus van Sales die, dank zij u, nieuwe apostelen van de
heidenen geworden zijn." Een paar dagen voor het vertrek had een van de
missionarissen nog geen overjas, toen vanuit Mazzo di Valtellina via het
spoor een pakket bij Don Bosco kwam. Het was gestuurd door een pries-
ter, die niet veel geld had maar die hem zijn nieuwe overjas liet gewor-
den, om hem aan een missionaris te geven. "Intussen", - voegde hij eraan
toe - "zal ik nog mijn oude overjas dragen, die om de waarheid te zeggen
nog niet helemaal versleten is." De volgende brief van Don Bosco, mis-
schien aan Don Giuseppe Persi (1) gericht, licht ons in over een aanzienlijke
gift.
(1) Het schijnt inderdaad, dat volgende woorden vier dagen later (29 november) aan het adres van D o n
Persi gedicteerd, betrekking hebben op dezelfde zaak: "Omne bonum desursum etc. uw goed
werk wordt dus volledig volbracht. Dat doet u genoegen en dat doet vooral de Heer
genoegen. Om alles te vergemakkelijken zou u zelf moeten komen en het geld meebrengen
naar Turijn. U kunt ook iemand die hiervoor in aanmerking komt, verwittigen en dan
zal ik gaan of iemand sturen om het te gaan halen. Ik maak gebruik van mijn
secretaris omdat ik wat sukkel met mijn ogen."
Don Persi, apostolisch missionaris, deed nadien zijn private geloften in handen van Don Bosco en
al het geld dat hij ontving, bestemde hij om het Oratorio te helpen. Hij had zijn verblijf genomen
in het tehuis van Sampierdarena.

72.4 Page 714

▲back to top


- XIII/710 -
"
Beste D. Giuseppe,
"
"
Uw brief heeft iets providentieels. Ik was op zoek naar een
" lening om de uitrusting van onze missionarissen te kunnen aanvul-
" len en pas gisteren had ik verschillende vruchteloze opsporingen gedaan.
" Ik zocht tienduizend fr. Toen echter die dag zonder succes ging eindigen,
" kwam uw brief toe waarin u mij uw schenking van juist 10.000 fr. meldt en
" wel voor de missies.
"
Ik aanvaard dus met dankbaarheid uw gift, maar op voorwaarde
" dat, wanneer u zich in nood zou bevinden u mij de jaarlijkse in-
" trest kan vragen en het kapitaal wanneer u zou oordelen dat nodig
" te hebben.
"
Wat nu de zaak betreft definitief salesiaan te worden, be-
" staan er geen moeilijkheden, maar we zullen alles regelen wanneer
" we samen zullen zijn of wanneer wij elkaar te Sampierdarena of te
" Turijn zullen ontmoeten.
"
Moge God u zegenen en u ook in dit leven het honderdvoudige
" schenken, maar de echte beloning in de toekomst. U zal me zeggen
" hoe uw schenking kan gebeuren, terwijl ik met dankbaarheid en
" achting het genoegen heb te zijn
"
" Turijn, 25-11-1878.
uw toegenegen vriend
"
Priester Gio. Bosco.
Don Bosco vergat ook ditmaal de heilige vader niet. Zelfs een ge-
ringe subsidie die hij van hem zou ontvangen, zou duidelijk aantonen dat
de paus zijn werken goedkeurde. Ook zou dat velen gunstig tegenover hem
stemmen. Groot was daarom ook zijn vreugde, wanneer hij aan zijn zonen en aan de
de medewerkers volgende brief kon meedelen die hem door de staatssecreta-
ris in naam van Leo XIII geschreven was.
"
Geachte Heer,
"
"
De heilige Vader weet goed hoeveel werken van christelijke
" liefdadigheid door u geholpen worden en wat u doet voor het gees-
" telijk welzijn van de zielen. En het is juist daarom dat het hem
" zeer ter harte gaat een weldoende hand te reiken aan deze instel-
" lingen en ze te zien aangroeien naarmate de behoeften stijgen.
" Maar nu hij zelf beroofd werd van zijn tijdelijk domein, dat aan de
" Roomse pausen toeliet overal en altijd werken van openbare welda-
" digheid te stichten of te bevorderen, ook ten bate van de katho-
" lieke opvoeding, en nu hij genoodzaakt is te leven van de aalmoes, die
" de liefde van de gelovigen hem aanbiedt, moet hij wel de aandrang
" van zijn edelmoedigheid en van zijn verlangens remmen.
"
Terwijl hij dus, ook in dit opzicht, vol verdriet is over de
" huidige stand van zaken en hij toch de vraag door u gesteld wenst
" in te willigen, heeft Zijne Heiligheid mij bevolen u een buitenge-

72.5 Page 715

▲back to top


- XIII/711 -
" wone subsidie van tweeduizend lires te laten toekomen en er te-
" gelijkertijd aan toe te voegen dat de Apostolische zegen die hij
" aan u en aan uw vrome werken verleent, een onderpand is van de
" bijzondere genaden en bescherming, die hij over u bij de godde-
" lijke barmhartigheid afsmeekt.
"
Na de pauselijke wil te hebben volbracht, moet ik u alleen
" nog de gevoelens van mijn hoge achting bevestigen.
"
Zeer genegen om u te dienen
"
" Rome, 23 november 1878.
L. Kard. Nina
De slotsom was dat niets van het nodige ontbrak, noch voor de
veertien salesianen noch voor de tien zusters die zich klaarmaakten
om de oceaan over te steken. We zullen er zelfs aan toevoegen dat het
verzamelen van geldmiddelen, kledij, kerkuitrusting en andere voorwerpen
in voldoende hoeveelheid, op veertien dagen of weinig meer kon gebeuren.
De altijd ontroerende afscheidsplechtigheid had voor de salesianen
plaats op de avond van 8 december, feest van de Onbevlekte Ontvangenis.
Bij deze expeditie waren er drie nieuwigheden. Don Rua verving Don Bosco
voor de afscheidstoespraak. Na de ceremonie gingen de missionarissen niet
naar het station, maar keerden ze terug naar het Oratorio om met kleine
groepjes te vertrekken. Ten slotte verzaakten ze om onkosten uit te
sparen, aan hun reis naar Rome. Sommigen moesten hun afreis uitstellen
om eerst de heilige wijdingen te ontvangen. Deze hadden een zodanige
extra tempus nodig dat het hun mogelijk maakte zich op drie feestdagen
die kort op elkaar volgden aan te melden. Don Bosco had de Heilige Vader
om deze gunst verzocht, maar omdat hij in zijn smeekschrift verzuimd had
de namen van de wijdelingen op te geven was dit de oorzaak van een lang dralen
met het a n t w o o r d . ( 1 )
Een van de afreizenden was de clericus Carlo Peretto. Don Bosco
zei hem: "Jij zult hard werken." - Daarna nam hij een sinaasappel, gaf hem
en voegde eraan toe: - "Neem hem. Je zult hieraan denken wanneer je in het
land van de sinaasappelen zult zijn." - Toen hij vertrokken was, ging hij
naar Uruguay waar hij deze planten niet zag en waar hij tot zich zelf
zei: - "Dit is hier mijn plaats niet. Eindelijk, toen hij bij het over-
lijden van Mgr. Lasagna als inspecteur naar Brazilië ging, waar hij uitgestrekte
plantages sinaasappelen zag, riep hij uit: - "Dit is mijn plaats!" -
Gedurende vele jaren had hij er, als inspecteur, het beheer van de salesi-
aanse huizen.
Don Bosco was toch in het Oratorio gedurende de plechtigheid waar-
over we het juist hadden, maar hij wou zijn woord elders laten horen.
(1) Brief van advocaat Leonori aan D. Bosco, 24 nov. en 12 dec. 1878.

72.6 Page 716

▲back to top


- XIII/712 -
Toen het volk het heiligdom ontruimd had en men wat op adem gekomen was,
werden de aspiranten, de novicen en de geprofesten samengeroepen in de kerk van
de H. Franciscus, waar Don Bosco de geloften afnam van veertien medebroeders,
waaronder verscheidene van de expeditie, en daarna hield hij een con-
ferentie. Hij drukte hen op het hart de goddelijke Voorzienigheid vurig
te bedanken voor alles wat er die dag gebeurd was. Daarna liet hij een telegram
voorlezen van kardinaal Nina. Men had het niet van de preekstoel kunnen voorle-
zen omdat hij toegekomen was op het ogenblik dat Don Rua al aan het spreken
was. De tekst van het telegram luidde letterlijk: "E.H. Don Giovanni
Bosco, Turijn. De heilige Vader, verheugd omdat zo vele salesiaanse
missionarissen op het punt staan naar Uruguay en naar de Argentijnse repu-
bliek te vertrekken, stuurt hun uit de grond van zijn hart de afgesmeekte ze-
gen." Hij verhaalde nadien hoe het Oratorio begonnen was op het feest van
de Onbevlekte, hoe Maria hen bijgestaan had, wanneer hij de gevangenen ging be-
zoeken, hoe op diezelfde dag van de Onbevlekte in het Refugium de eerste kapel
van het Oratorio, toegewijd aan de de H. Franciscus van Sales, werd ingewijd.
Ten slotte liet hij hun twee gedachteni ssen na: het onderhouden van de re-
gel, maar hem altijd onderhouden, ook wanneer het moeilijk valt en de
religieuze gehoorzaamheid beoefenen in echte geest van geloof. Het aantal
toehoorders benaderde de tweehonderd.
De tien zusters, bestemd voor Buenos Aires en voor Montevideo
vertrokken toch vanuit Mornese op 30 december, ofschoon de grote meer-
derheid van de communiteit zich reeds in het nieuwe moederhuis van Nizza
Monferrato bevond. Op de vooravond van hun afreis zei hun directeur,
Don Lemoyne, mooie woorden van vaarwel, waarbij hij hen vergeleek met
de tien maagden uit het evangelie, maar dan allemaal wijze maagden. Na-
dien deelde hij hun een prentje uit van Sint-Jozef met deze drie gedach-
tenissen: 1° Gehoorzaamheid aan de klaarblijkelijke wil van God. 2° Opge-
wekte berusting in de wil van het goddelijke welbehagen. 3° Edelmoedige
onverschilligheid voor alles wat niets te maken heeft met Gods wil." Aan
hun hoofd stond zuster Magdalena Martini, eerste inspectrice van Amerika
en van het instituut. Te Turijn hadden zij onder de leiding van de alge-
mene directeur Don Cagliero, wat Spaans geleerd en daarna de studie er-
van voortgezet te Mornese. Toen ze te Sampierdarena toekwamen, konden
ze de laatste z eg en ontvangen van Don Bosco, die daar op dezelfde dag toe-
gekomen was. Toen hij zich klaarmaakte hen te zegenen, zei hem een van hen:
- "Vader, zegen ons op zo een manier dat geen van ons gedurende de reis moet
sterven."- Na een ogenblik nadenken, antwoorde Don Bosco: - "Neen, er zullen
geen ongelukken voorvallen. Maar, zelfs wanneer een van u op de oceaan
zou sterven, op weg naar de missies, dan zou ze gelukkig zijn, want ze
zou niet door het vagevuur moeten gaan."
Ze scheepten zich in op de avond van 2 januari 1879 met Don Cipri-
ano, Don Beauvoïr en een coadjuteur. Toen Don Bosco zag hoe de groep
zich verwijderde, werd hij ontroerd en zei hij, half ernstig en half schert-
send: - "Van heden af zal ik de missionarissen veertien dagen voor hun vertrek

72.7 Page 717

▲back to top


- XIII/713 -
moeten zegenen..."
In de jaren van de eerste expedities was Patagoni6 een woord dat
bij de onzen de jeugdige verbeeldingen elektriseerde. Het goed geslaag-
de drama van Don Lemoyne gaf tegelijkertijd een uitbeelding van deze al-
gemene geestesgesteltenis en schonk er voedsel aan. Hoevelen droomden
dan niet van avonturen te midden van deze "zonen van dit vrije land!" Ve-
len die vroegen om naar Amerika te gaan, beeldden zich in dat ze zich
daar zouden moeten wagen onder de Indiaanse stammen. Maar om in voeling
te komen met de bewoners van de woestijn, was het noodzakelijk te wachten
tot de tijden en de mensen hiervoor rijp zouden zijn. Don Costamagna,
Don Fagnano, Don Lasagna deden vanuit Buenos Aires, San Nicolas en Mon-
tevideo missionaire tochten op vele mijlen afstand van de centra, naar
verloren kolonies in deze eindeloze dorre vlakten, zonder ook maar een
wilde te ontmoeten. En toch wou Don Bosco het uur bespoedigen voor de
redding van zovele zielen die in de duisternissen en in de schaduw van
de dood lagen. "Voor Patagonië", - zegt Mgr. Costamagna (1) "had Don Bosco
geschreven aan de heilige Vader Pius IX en daarna aan de president van
de Argentijnse republiek, verder nog aan de aartsbisschop van Buenos
Aires, Mgr. Aneyros, en dan aan Don Bodratto en ook nog aan mij. En omdat
hij bemerkte dat ik wat traag was in een zo belangrijke zaak, schreef hij
mij en berispte mij met deze woorden: "Noch jij, noch Don Bodratto be-
grijpt mij. We moeten naar Patagonië gaan, de heilige Vader wil het,
God wil het. Zet je dus in beweging, ga je aanmelden bij de Argentijnse
regering, spreek, dring aan, opdat de weg naar deze missie zou geopend
worden."
Om aan de verlangens van Don Bosco tegemoet te komen, besloot
Mgr. Aneyros dat zijn secretaris, Mgr. Espinosa en twee salesianen naar
Carhuè en Patagonië zouden vertrekken om een eerste missiepoging te
doen onder de inboorlingen. Don Bodratto, die na het vertrek van Don
Cagliero de leiding had van de salesianen, stemde hier graag mee in en
koos Don Costamagna en Don Rabagliati hiervoor uit. Op 7 maart 1878 trok-
ken ze naar Campana aan de oever van de Paranà. Daar scheepten ze zich in op de
stoomboot Santa Rosa, die hen naar Bahia Blanca moest overbrengen. Van-
daar zouden ze verder trekken naar Carhuè en naar Patagones. Een
reisroute kan men gemakkelijk op de kaart uitstippelen; maar toen ze zich
op reis begaven, hadden ze af te rekenen met onvoorziene voorvallen.
De eerste tegenslag hadden ze te S. Pedro, niet ver van S. Nico-
las, waar een razende wind de stoomboot dooreenschudde en bijna aan stuk-
ken reet. Toen ze van de Rio Paranà uit de Rio delle Plata waren opgevaren
en tegenover het eiland Martin Garzia gekomen waren, hadden ze een ander
ongeluk: de boot liep op een zandbank en bleef steken. Er waren drie dagen van
(1) Costamagna, Lettere Confidenziali ai Direttori, blz 202. Santiago (Chili), school van de
salesiaanse drukkerij. 1901.

72.8 Page 718

▲back to top


- XIII/714 -
van bovenmenselijke inspanningen nodig, eer de matrozen erin slaagden het
schip te bevrijden. Dan voer men het kanaal "del Inferno" (de Hel) door,
tussen voornoemd eiland en het oostelijk gebied van Uruguay. Men kwam
dan in de Atlantische Oceaan uit en zette koers naar de Zuidpool. Het was
wel een tragische vaart en al het lelijke en het vreselijke dat de arme
opvarenden gelezen hadden bij stombeschrijvingen9 moesten ze zelf ervaren
onder de vreselijke en langdurige windstoten uit de Pampa's. Een dag en
een nacht duurde het razen van de orkaan. Toen het geweld wat bedaarde,
bevonden ze zich in volle zee voortgezweept ten prooi aan de steeds los-
gelaten golven, op een houten vlot zonder zeilen, zonder borstwering,
zonder roer, op omstreeks honderd mijl van de kust van Capo Corrientes.
Mensen die goed met de oceaan vertrouwd waren, zeiden dat alle
hoop op redding verloren was. De drie priesters, opgesloten in hun kajuit
en druipend van het water, hoorden elkaars biecht, baden tot Maria, Hulp
der Christenen en verwachtten er zich elk ogenblik aan dat het schip zou
te pletter lopen op een klip of uit elkaar zou gerukt worden en hen aan
hun lot zou overlaten. Toch spraken zij elkaar moed in om het offer van
hun leven te brengen voor het welzijn van de toekomstige missie. Nog
verscheidene dagen en nachten duurde de langzame doodstrijd. De nacht
van 15 maart was werkelijk hels, zodat ze hun ziel aan de Heer aanbevo-
len. De volgende ochtend veranderde het tafereel. De zon scheen, de
zee was kalm en de hoop bloeide weer op in de harten. Voor de vierde maal
werd zo goed als het ging met balken een noodroer aaneengetimmerd, dat aan
de achtersteven met kettingen bevestigd werd en de gehavende Santa Rosa
naar Buenos Aires voortstuwde. Nadat ze drie dagen aldus gevaren hadden,
kwa- men ze voor het strand aan. Toen ze voet aan wal hadden gezet en
wat bekomen waren van hun verdwazing, kwamen allen, te beginnen met de
kapitein tot de laatste van de bemanning en alle passagiers, ook zij die,
wanneer het goed ging, blijk van ongeloof hadden gegeven, naar de kerk om
er met hun familie het Te Deum te zingen.
Mgr. de aartsbisschop vernam de bijzonderheden van vreselijke
storm, dacht dadelijk aan Don Bosco, nam de pen en schreef hem een mooie
brief, die we hierna laten volgen.
"
Zeer Eerwaarde Vriend, Beste D. Bosco,
"
"
Deze brief zal u bereiken juist een jaar nadat wij met el-
" kaar gesproken hebben te Genua, te Rome en vooral te Turijn, waar-
" aan ik altijd blijf denken. Mijn al te kort verblijf daar in het
" Oratorio was voor mij een zodanige vreugde en een zodanige stich-
" ting, dat ík zovele eerwaarde priesters en zovele beste leerlingen graag
" terug zou willen zien en teder omarmen. Doe het in mijn plaats.
"
Na ontmoedigende twijfels heb ik eindelijk gisteren het grote
" genoegen genoten mijn secretaris en de salesianen te zien terug-
" keren. Mijn verdriet was echter groot toen ik vernam dat ze door
" een vreselijke storm geteisterd waren geweest. Zonder voet te kunnen

72.9 Page 719

▲back to top


- XIII/715 -
" zetten in Patagonië, hebben zij het aan een bijzondere genade
" te danken dat zij in de golven het leven niet verloren hebben.
"
Maar toch weze de Heer geloofd die ook hieruit een groot
" goed weet te halen.
"
Ook onze missionarissen kunnen met Sint-Paulus zeggen:
" Ter naufragium feci wegens hun verlangen zielen te redden voor
" de Heer.
"
Wij gaan ondanks dit alles voort met vol hoop te werken.
"
Ik groet vriendelijk in de Heer u en alle anderen van uw huis
" en wens u een gelukkige 24 juni, waarop uw jongens met geest-
" drift uw naamfeest zullen vieren.
"
" Buenos Aires, 20 mei 1878.
Federico
"
aartsbisschop van Buenos Aires
Don Costamagna, voor wie de rust en het herstel zo nodig was, wachtte
een etmaal alvorens zich aan tafel te zetten om aan zijn beminde Vader
een overzicht te geven van wat er gebeurd was. Hij schreef een lange
brief, waarop Don Bosco hem bondig maar vaderlijk aldus antwoordde:
"
Mijn beste D. Costagmagna,
"
"
Je brief over de storm werd overal in de wereld gelezen.
" Laten wij de Heer, die ons gered heeft, bedanken. Het is een vre-
" selijke ervaring, maar een teken dat je moet slagen. Jouw naam en
" die van Don Rabagliati werden beroemd in Europa en Amerika met het
" gevaar daarbij dat ze ook in de Atlantische Oceaan beroemd werden.
" De tijd zal zeggen wat er moet gedaan worden. Wij zullen hier
" bidden. Doe vele beste groeten aan D. Rabagliati, aan wie ik op
" een andere keer zal schrijven, aan D. Daniele, aan D. Ghisalbertis,
" van wie ik een brief verwacht, aan de clericus, Gio. Botta, Pietro
" Botta, aan D. Cassinis, van wie ik nieuws verwacht.
"
Indien je gelegenheid krijgt met de prior van de Barmhar-
" tigheid te spreken en met de andere medebroeders, groet ze dan allen in de
" Heer. Zeg hun dat ik iedere dag voor allen bid, dat ik mij in hun
" gebeden aanbeveel en dat ik aan allen een rendez-vous geef in het
" paradijs. Wee hen die er niet zullen zijn!
"
Je broer kwam hier en bracht zijn zoon. Hij wordt zeker sa-
" lesiaan. Allen stellen het goed.
"
Vaarwel mijn beste zoon, moed, op aarde wacht ons werk, in
" de hemel een eeuwig genieten. Moge God je zegenen en geloof me
" steeds in Jezus Christus te zijn
"
" Turijn, 12-8-78.
je toegenegen vriend
"
Priester Gio. Bosco.

72.10 Page 720

▲back to top


- XIII/716 -
Allen waren overtuigd dat de redding te danken was aan de Madonna.
Daarom werd de brief van Don Costamagna gepubliceerd in de aflevering van
de maand mei van de Letture Cattoliche, waarin men een vijftigtal genaden
kan lezen die aan Maria, Hulp der Christenen, toegeschreven werden.(1)
De brief begint aldus: "Leve Maria, Hulp der Christenen! Leve in eeuwig-
heid! Mijn beste Don Bosco! Herinner je de gebeurtenis van de profeet
Jonas, die in zee geworpen werd, drie dagen in de buik van een walvis
verbleef en dan op wonderbare wijze door hem levend en in goede gezondheid
op het strand werd uitgeworpen, dan heb je de geschiedenis van je
salesianen. Inderdaad, onze avonturen zijn hiervan een (quid simile maar
leve steeds Maria, Hulp der Christenen."
Het had de schijn dat de duivel voor altijd de nederlaag had gele-
den, maar voor de onzen was het alleen maar een "partie remise".
(1) Lemoyne. L’Arca dell’alleanza, blz. 112 Sampierdarena. Drukkerij Sint-Vincentius a Paoli, 1879.
Hij verscheen ook in het Boll.Sal. van juli 1878.

73 Pages 721-730

▲back to top


73.1 Page 721

▲back to top


- XIII/717 -
H O O F D S T U K XXVI.
ENKELE VERTROUWELIJKE ZAKEN, SCHRIFTEN OF AKTEN VAN DON BOSCO
IN 1878
In het laatste hoofdstuk van het onderhavige boekdeel zullen wij
ordelijk sommige zaken behandelen die in de vorige hoofdstukken geen ge-
paste plaats konden vinden. We noemen ze "vertrouwelijk" omdat het zaken
zijn die gezegd werden bij huiselijke samenspraken in aanwezigheid van de
hele communiteit of tegenover een klein aantal vertrouwelingen, ofwel
omdat ze geschreven werden in een correspondentie met persoonlijk karak-
ter, ofwel omdat het episoden zijn onder vier ogen voorgevallen, of
zielsgeheimen met God. We beginnen met iets moois.
Conferentie over de zuiverheid.
Het is de laatste conferentie die in haar geheel door Don Barbe-
ris voor ons bewaard is gebleven. Ze werd gehouden in de kerk van de H.
Franciscus voor al de geprofesten, novicen en aspiranten van het Oratorio,
op hemelvaartsdag, nadat vijf van de aanwezigen hun geloften hadden af-
gelegd. Een dergelijke ceremonie werd toen voorafgegaan door een korte
geestelijke lezing uit de Navolging van Christus. "Hoeveel goeds", -
merkt de kroniekschrijver op - "bewerken de woorden van Don Bosco in
deze omstandigheid en wat zijn ze geschikt om de kloostergeest op te wek-
ken! Altijd ziet men het dan gebeuren hoe besluiteloze aspiranten tot een
beslissing komen. Hoe novicen, die eerst nog twijfelden of ze zwak ston-
den, vragen om de geloften te mogen afleggen. Hoe geprofesten, wiens
ijver wat verflauwd is, zich door nieuwe ijver bezield voelen of zich
verheugen wanneer ze zien dat het aantal van hun medebroeders aangroeit."
Don Bosco sprak aldus:
"
Mijn beste zonen, ik verlangde er zeer naar te spreken tot mijn
" jongens van het Oratorio en vooral tot de leden van onze con-
" gregatie die hier allen verzameld zijn. Het is lang geleden dat
" ik dit nog heb kunnen doen. Het is waar dat ik na mijn aankomst
" met velen al een persoonlijk gesprek heb kunnen voeren ook ge-
" durende geruime tijd, maar ik had het genoegen nog niet gehad
" u hier allen samen te zien. Deze vertroosting werd me vanavond ge-

73.2 Page 722

▲back to top


- XIII/718 -
" schonken, nu verscheidene onder jullie zich met eeuwige geloften
" aan God hebben toegewijd. Met deze professie zeggen wij vaarwel aan
" de wereld, aan zijn genoegens, aan zijn verlokkingen om in de
" hemel het honderdvoudige door de Heer beloofd te verdienen. Nu het
" vandaag Hemelvaartdag is wens ik daarom jullie te onderhouden over
" de onthechting van ons zelf aan de dingen van deze wereld, vermits
" deze plechtigheid ons daartoe het onderwerp geeft. Jezus Christus
" is ten hemel opgeklommen en heeft ons gezegd: Vado parare vobis
" regnum. Indien wij in de hemel een rijk voor ons klaargemaakt
" hebben, dan moeten we de dingen van deze aarde wel als van zeer
" geringe waarde aanzien. Wat een troost voor ieder van ons te kunnen
" zeggen: - "Ik heb mijn plaats reeds klaargemaakt in het paradijs!"
" - Indien alle christenen dit kunnen zeggen hoeveel te meer dan wij
" kloosterlingen, die zich op zeer speciale manier toegewijd hebben
" of zich gaan toewijden aan zijn goddelijke dienst! Ja, laten we
" ons verheugen! Je zult het hebben, mijn zoon, dit eeuwige rijk dat
" je verlangt, maar schep moed, onthecht vandaag je hart van de din-
" gen van deze aarde en keer het tot de hemel. Ibi nostra fixa sint
" corda, ubi vera sunt gaudia. Ons hart weze niet in de geschapen
" dingen, het besmeure zich niet aan de onreinheden van deze aarde,
" maar dient aan de hemel gehecht te zijn.
"
Een zeer mooi onderwerp, zoals ik jullie zei, zou de feestelijk-
" heid van vandaag mij ter hand stellen, maar omdat het te ruim is,
" wens ik me te houden aan iets wat eenvoudiger ís, gemakkelijker en
" laat ons toe ook te zeggen, praktischer. Nu de geloften werden
" afgelegd zal ik er goed aan doen iets uiteen te zetten dat jullie kunnen
" beoefenen en dat het onderhouden van de geloften zal vergemakkelij-
" ken. Dit onderwerp geldt voor allen, zowel voor hen die hun gelof-
" ten al hebben afgelegd bij een vroegere gelegenheid als voor hen
" die ze vanavond aflegden en het kan ook dienstig zijn voor hen die
" zich voorbereiden en die verlangen ze later af te leggen. Als
" meester zullen we de grote heilige nemen van wie wij enkele dagen
" geleden de feestdag gevierd hebben, met name Sint-Filippus Neri.
" Toen men hem de vraag stelde welke de voornaamste deugd was van
" een kloosterling waarmee ook alle andere deugden verbonden waren,
" antwoordde hij: de zuiverheid. Wanneer deze deugd bewaard wordt dan
" brengt ze al de andere deugden mee. Geraakt men ze kwijt, dan gaan
" ook al de andere deugden teloor. Met deze deugd bereikt de kloos-
" terling zijn doel zich volledig aan God toe te wijden.
"
Maar op welke manier de zuiverheid bewaren? Sint-Filippus
" stelde gewoonlijk vijf middelen, drie negatief en twee positieve.
" Het zijn deze middelen welke ik vanavond voor jullie in het kort zal
" ontwikkelen.
"
1° Op de eerste plaats zei Sint-Filippus: vlucht de slechte
" gezelschappen! Maar op welke manier? Dien ik jullie hier in dit Oratorio
" de raad te geven de slechte gezelschappen te vluchten? Zijn er misschien
" onder ons slechte gezellen? Ik wil niet eens de veronderstelling opperen
" dat er zouden zijn. Maar kijk. Men noemt

73.3 Page 723

▲back to top


- XIII/719 -
" een slechte gezel, hij die op om het even welke wijze de oorzaak
" kan zijn dat God beledigd wordt. Het gebeurt vaak dat ook zij die
" in de grond van hun hart niet slecht zijn, voor een ander een
" gevaar worden dat God beledigd wordt en dan kunnen we niets anders
" dan zeggen dat zij een gevaarlijke makker zijn voor die andere.
" Men ziet vaak zekere particuliere vriendschappen ontstaan en ook
" tussen bepaalde mensen een grotere genegenheid - wat op zich zelf
" niet slecht is zodat er geen zware zonde kan uit ontstaan - maar
" indien een van de twee niet slecht is, dan laat hij zich op zijn
" minst toch te ver gaan. Hij wil zich niet meer onthechten van deze
" genegenheid. Men merkt dan dat de vroomheid bij hen begint te ver-
" flauwen, dat ze minder godvruchtig zijn, dat ze niet zo vaak meer
" de sacramenten ontvangen, dat ze minder ijver tonen in het vervul-
" len van hun plichten, dat ze verzuimen bepaalde regels te onder-
" houden, dat ze vrijer worden in hun gesprekken. Geleidelijk zal
" dan een goede vriend, omdat hij veel omgang met een andere heeft
" gehad, in deze vriend een steen des aanstoots aantreffen en hoewel
" men zeggen mag dat ze allebei goed zijn, worden ze toch voor el-
" kaar een steen des aanstoots. Indien de oversten er zich niet gin-
" gen mee bemoeien, zouden ze beiden verloren gaan. Deze particulie-
" re vriendschappen of vertrouwelijke genegenheid zijn reeds enkel
" hierdoor schadelijk omdat ze tekort komen aan de gehoorzaamheid en
" alleen al om die reden kan men ze niet goed noemen. De ongehoor-
" zaamheid berooft ons van een speciale genade van God en dat is de
" reden waarom men er langzamerhand schade gaat door lijden.
"
Om zich te verontschuldigen zal iemand me zeggen: - "In ons
" huis bevinden zich geen slechte gezellen!" - Maar ik zeg jullie
" dat er meer goed zouden kunnen zijn. Het verleden dient voor ons de
" leermeesteres te zijn van het heden. De duivel heeft overal zijn
" dienaars. Vaak duurt het geruime tijd en dan bemerkt men dat deze
" of gene een verslindende wolf is geweest en dit eerst wanneer hij
" aan de kudde veel schade heeft berokkend. Gedurende de voorbije jaren wa-
" ren er onder ons verscheidenen die uiterlijk heel goed schenen te
" zijn en nu weet God hoe ze zijn. Dat betekent dat ze ofwel niet
" werkelijk goed waren ofwel, indien ze het waren, dat er iemand
" geweest is die hun met een beetje tegelijk kwaad gedaan heeft. Om
" de waarheid te zeggen, door een speciale genade van God, zijn ze
" weinig in aantal, maar er zijn er. – "Ze zijn allemaal goed"! -
" zullen sommigen herhalen, maar de ervaring en niet ons hart dient
" ons daarbij te leren. En de ervaring leert ons dat er onder de
" apostelen een Judas was en dat er in de heiligste kloosterorden
" steeds ook afval was. En indien ook onder eens een Judas, zoals
" men gewoonlijk zegt, zou opstaan? Blijven jullie dus verwijderd
" van de gevaarlijk gezelschappen. De goeden echter moeten veel om-
" gang hebben met elkaar, zij die graag een bezoek brengen aan het
" allerheiligste, die aanmoedigen tot het goede. In onze genegenheid
" moeten wij iedereen met dezelfde christelijke liefde bejegenen.
" Men dient echter de fluisteraars, de mopperaars te vluchten, hen
" die proberen ons van vrome praktijken te weerhouden, hen die wan-

73.4 Page 724

▲back to top


- XIII/720 -
" neer ze een vriend hebben hem uitsluitend voor zich alleen wensen te
" houden. Wanneer wij al deze voorzorgen nemen zal het voor de duivel
" zeer moeilijk zijn, om niet te zeggen onmogelijk, ons de deugd van
" zuiverheid te ontroven. Zeker zou de duivel in zijn vuist lachen
" indien wij thans in zijn handen zouden vallen. - "Jij hebt aan de
" wereld vaarwel gezegd"- zou hij ons grinnikend zeggen - "jij hebt
" mij en al mijn verlokkingen verzaakt? En kijk nu naar die kloos-
" terling die tegen mij ten oorlog wou trekken en die met al zijn voor-
" nemens opnieuw in de val is gelopen, zonder dat ik mij hiervoor
" heb moeten inspannen."-
"
2° Iets anders dat Sint-Filippus Neri aanbevolen heeft opdat
" wij de deugd van zuiverheid in veiligheid zouden kunnen stellen en
" dat niet minder belangrijk is dan het vluchten van gevaarlijk ge-
" zelschap, is het vluchten van de ledigheid. - "Ledigheid en kuis-
" heid" - zei hij - "kunnen nooit samengaan." - De ledigheid is een
" ondeugd die steeds andere ondeugden met zich meetrekt. Ledig is
" hij die niet werkt, die denkt aan niet-noodzakelijke dingen, die
" slaapt zonder dat hij er behoefte aan heeft. Wanneer men een wer-
" keloze makker ziet, mag men dadelijk voor hem vrezen dat zijn
" deugd niet veilig is. Er zijn er die in de studiezaal hun tijd
" verliezen, omhoog kijken, in de klas aan het geeuwen gaan, in de
" kerk en gedurende het gebed zich dadelijk willen neerzetten, gedu-
" rende de preek slapen, en die het meest verlangen dat er een einde
" komt aan de diensten en de studie-uren. Ze houden niet eens van recre-
" atie.
"
Jullie werken niet? Dan werkt de duivel! De vijand van de zielen
" dwaalt steeds rond en probeert ons kwaad te doen; wanneer hij merkt
" dat iemand zonder bezigheid is dan maakt hij dadelijk van deze
" gunstige gelegenheid gebruik om zijn plannen uit te werken. Jullie
" geest staat stil en denkt aan niets. Dan komt de duivel en wekt er
" dadelijk verbeeldingen van dingen op die jullie gezien, gehoord,
" gelezen of ontmoet hebben. Blijft ge lusteloos? Deze verbeeldingen
" maken zich dan van de geest meester, ze blijven maar werken en
" doorwerken, men weerstaat niet meer en de verzoeking haalt het. Er
" is nog meer gevaar wanneer iemand langer slaapt dan nodig is en
" vooral ook wanneer hij de gewoonte heeft in de loop van de dag te
" gaan rusten. Ik vind de rust na het diner het gevaarlijkst van al. Het is
" werkelijk de duivel van de middag over wie de heilige schrift
" spreekt en die ook in de zielen van de beste mensen insluipt. De
" beklagenswaardige koning David weet het. Het is een ogenblik waarop
" de ziel minder bereid is en het lichaam echter verzadigd en op dat
" ogenblik beter bereid. Dan neemt de duivel bezit van de verbeel-
" ding, daarna van het verstand, breekt nadien door tot de wil en
" uiteindelijk moet men een ellendige zondige misstap betreuren.
"
Laten we dus altijd ons volledig met iets bezig houden. Het
" is niet enkel geoorloofd te lezen, te studeren, maar ook te zingen,
" te lachen of te springen, maar zorgen we er om de liefde Gods voor dat
" de duivel ons steeds bezig vindt, vermits multam malitiam docuit
" otiositas. Laat ons met al onze krachten arbeiden op de akker van

73.5 Page 725

▲back to top


- XIII/721 -
" de Heer. Laat ons elkaar helpen bij dit werk, laat ons elkaar be-
" zielen met een heilige geestdrift in de dienst van God; wapenen
" wij ons met een grote vurigheid in het bevorderen van Zijn glorie,
" met een levendige ijver in het zoeken naar ieder middel, in het
" brengen van ieder offer voor het heil van de zielen: dan zal de
" duivel, omdat hij ons steeds bezig zal vinden, ons geen schade
" kunnen toebrengen. Ook gedurende de recreatietijd moeten wij er
" ons wel voor hoeden ledig te blijven en moeten wij als assisten-
" ten onze plicht vervullen door de jongens te bewaken, door ons
" aan het hoofd te stellen van hun spelen en er aan deel te nemen,
" door erop te letten dat niemand van de speelplaats weggaat. Wie
" geen assistent is moet dan hetzelfde doen zoveel hij kan, maar
" ook voor hem dient de recreatie toch een echte verfrissing van de
" geest te zijn, waardoor elke zwaarmoedigheid, bezorgdheid, elke
" lastige of gevaarlijke gedachte het veld moet ruimen.
- "Maar het lichaam is moe!" - Geduld, laat het moe zijn!
" Men moet er enkel voor zorgen, het door het werk niet te overbe-
" lasten zodat men niet ziek wordt. Voor het overige dient men te
" werken, steeds maar te werken zo men de mooiste van alle deugden
" wil bewaren.
"
3° Het lichaam mag niet met uitgezochte spijzen gevoed wor-
" den. Dit betekent niet dat men aan het lichaam niet het noodza-
" kelijke zou mogen geven, maar wel dat men niet moet trachten in de
" spijzen zijn smaak te bevredigen. De heilige apostel Petrus roept ons toe:
" Fratr es , so br ii estote et v ig ilate . Pl aa ts en jullie het sobrii
" estote nog voor het vigilate of het fortes in_fide, want wie niet matig
" is kan niet waakzaam zijn noch sterk in het geloof en kan hem niet
" overwinnen die circuit quaerens quem devoret.
" Daarentegen kan, wie matig is, waakzaam zijn, sterk worden en
" de duivel overwinnen. Handelt tegen deze raad in, wie zijn be-
" klag maakt over wat er aan tafel wordt opgediend 2 voor hem is
" het brood niet genoeg gebakken, de soep is onvoldoende gekruid, de wijn
" met teveel water aangelegd, de hoofdschotel niet goed genoeg,
" het soepvlees te mager of te vet, te hard of te mals, de kaas
" zonder smaak, de melk gedoopt enz. enz. Wie ermee begint goede
" brokjes te verlangen, wie bij zekere gelegenheden het erop aanlegt
" dit of dat te krijgen en, nog erger, wie drankjes, snoepgoed in
" zijn bezit houdt om zijn keel te bevredigen, die wil zijn lichaam teveel
" koesteren bij de voeding. Laat ons geen fijne brokjes uitzoeken voor
" ons lichaam! Laten we eten wat op tafel komt of het nu meer of
" minder goed is en zonder ons beklag te doen. Hierop mag enkel
" uitzondering worden gemaakt, wanneer een bepaalde spijs werkelijk
" schadelijk is voor de gezondheid. Een schotel staat je niet aan?
" Wel, zullen we zeggen, er is nog een andere en ik zal daarvan
" eten. Laat ons een versterving doen uit liefde tot de Heer. Is de
" soep te dun? Ik zal er wat brood in brokkelen. Is ze te zout? Ik
" zal er wat water bijgieten. Is ze niet zout genoeg? Het zoutvat
" staat op tafel. En als een spijs ons niet bevalt, laat ze ons dan
" toch maar eten want dit zal God aangenaam zijn. Op die manier zal

73.6 Page 726

▲back to top


- XIII/722 -
" het sobrii van de apostel er zijn en zullen we ons lichaam be-
" teugelen.
"
Waarom zouden we aldus trachten ons lichaam goed te voeden?
" De Heilige Geest zegt: Corpus_quod corrumpitur aggravit
" ani mam . Een heilig leider van zielen heeft eens gezegd dat het li-
" chaam de ziel dient te helpen het goede te doen en het moet die-
" nen. De ziel is meesteres over het lichaam. We dienen ons lichaam
" te beschouwen als een lastdier dat de ziel moet dragen, want de
" meester staat het goed dat hij te paard zou rijden° Maar wee de
" meester wanneer hij aan zijn rijdier te veel vrijheid laat. Wan-
" neer ons lichaam te goed doorvoed is, dan wil het zelf bevelen en
" wanneer men het wil bevredigen met wat het vraagt, dan delft de
" ziel het onderspit en dan zou men de meester willen verplichten
" het lastdier te dragen. In dit geval is het lichaam geen hulp meer maar
" een hindernis. Laat ons dit monsterachtige niet begaan. Alles
" dient op de plaats te blijven door God aangewezen.
"
Laat ons op onze hoede zijn voor teveel spijs en vooral voor
" teveel drank. Vele jongens die hier spiegels van heiligheid waren heb-
" ben hun roeping verloren omdat ze hierin niet voldoende op hun hoede
" geweest zijn, ze zijn thans in de wereld een steen des aanstoots
" geworden voor de naaste. Laat ons dus dit ellendige lichaam niet bevre-
" digen maar verstorven houden en het zal niet weerspannig worden. We
" zullen rustig en gelukkig leven in de vrede van de Heer.
"
De drie zaken hierboven aangeduid zijn zovele negatieve
" middelen om de kuisheid te bewaren, met name, zaken die wanneer
" ze vermeden worden, ons uit het gevaar redden in sommige zonden
" te vallen. Sint-Filippiis Neri voegt er nog twee andere aan toe, die
" de twee positieve middelen zijn die, wanneer ze beoefend wor-
" den, de mooie deugd op een stevige basis zullen plaatsen, name-
" lijk het gebed en de heilige sacramenten.
"
4° Het gebed. Met dit woord bedoel ik iedere soort van ge-
" bed in de geest of met woorden, de schietgebeden, de preken of de
" geestelijke lezingen. Wie bidt overwint met zekerheid elke verzoeking,
" hoe hevig en sterk ze ook zou wezen. Wie niet bidt bevindt zich
" in onmiddellijk gevaar van te vallen. Het gebed moet ons zeer
" lief zijn. Het is als een wapen dat we steeds gereed moeten hou-
" den op het ogenblik van het gevaar. Ik beveel dit gebed speciaal aan
" 's avonds bij het slapen gaan. Dit is één van de gevaarlijkste ogen-
" blikken voor de schone deugd. Wanneer men niet dadelijk in slaap
" kan geraken, dan verwekt de duivel vele slechte verbeeldingen. Dan brengt
" hij in herinnering wat men gedurende de dag gehoord, gezien en gedaan
" heeft. Om aan deze gevaren van de nachtelijke duivel te weerstaan
" dient men 's avonds na het avondgebed het stilzwijgen te bewaren
" en niet meer onder de portieken of op de speelplaats te wandelen.
" Wie niet dadelijk inslaapt kan een gebed zeggen of een schietge-
" bed herhalen. De priesters dienen een van die zeer mooie gebeden
" van het officie te zeggen: - Salva nos, Domini, vigilantes, custodi nos
" dormientes, ut vigilemus cum

73.7 Page 727

▲back to top


- XIII/723 -
" Christo et requiescamus in pace... Visita, quaesumus, Domine,
" habitationem istam et omnes insidias inimici ab ea longe repelle.
" Men leze het miserere, het de_profundis of een andere psalm of de
" litanieën van de Madonna en terwijl we op die manier bidden zul-
" len we inslapen met de Heer. En wanneer wij gewoonlijk dadelijk
" inslapen, dan mogen wij toch als voorbehoedmiddel ons wapenen
" door het kruisteken te maken.
"
Zijn er die 's nachts wakker worden? Dat ze bidden, het
" kruisbeeld kussen of de medaille, vooral de medaille van Maria, Hulp
" der Christenen, welke ik jullie aanbeveel steeds om de hals
" te dragen. In die omstandigheden ziet men steeds dat wie bidt,
" overwint en dat wie niet bidt, in zonden valt. Ik geloof dat
" iedereen tot zich zelf moet zeggen: zolang ik gebeden heb, ben ik
" niet gevallen en het begon slecht te gaan, wanneer ik het bidden
" heb nagelaten. Laat ook ons het gebed zeggen dat Jozef, die juist
" de kuise genoemd wordt, zei toen de vrouw van Putiphar hem tot
" het kwaad wou aanzetten. - "Hoe kan ik dit kwaad verrichten in
" de aanwezigheid van mijn God?" Wij weten dat God ons ziet en
" hoe zouden wij dan zulke grote zonde kunnen bedrijven voor zijn
" aanschijn?" - Jozef wist heel goed welke zware gevolgen zijn
" weigering zou meebrengen. Hij voorzag dat hij in de kerker zou
" geworpen worden en misschien ter dood gebracht, omdat de mach-
" tige en onrechtvaardige vrouw hem misdadig zou belasten, maar
" de gedachte aan God die aanwezig is, die ieder van onze daden
" ziet, maakte het hem onmogelijk van het pad van de deugd af te
" wijken. Laat ook ons, zeg ik, dit gebed doen, laat ons veelvul-
" dig deze gedachte in onze geest houden en het verlangen tot zon-
" digen zal verzwinden. Laat ons bovendien eraan denken dat wij
" schepsels, beeld van God zijn, dat de Heer onze meester is, dat
" hij iedere daad, iedere gedachte ziet, dat wij katholieke chris-
" tenen zijn, namelijk uitgesproken volgelingen van Jezus Christus
" en dat de sacramenten ook ons lichaam hebben geheiligd, dat wij
" kloosterlingen zijn en daarom door een dubbele band met de Heer
" verbonden zijn, dat wij zijn dienaars zijn en daardoor op een
" speciale manier toegewijd aan zijn heilige en onbevlekte dienst
" die een volledige heiligheid vergt. Laat ons indachtig zijn dat
" God onze rechter is en, wanneer we bekoord worden, laat ons dan
" zeggen: - hoe zou ik het wagen God, die zo goed is, die mij altijd
" weldaden heeft bewezen en die mij zal oordelen, te mishagen?" -
"
Laat ons steeds bereid zijn ons in alles, ook in geoor-
" loofde dingen te versterven, liever dan God te beledigen. Een
" praktijk die ik jullie bijzonder aanraad is de medaille van Maria,
" Hulp der Christenen, te kussen en het schietgebed te herhalen:
" Maria, Auxilium Christianorum, ora_pro nobis. Men heeft ondervon-
" den dat dit schietgebed bij iedere omstandigheid zeer opportuun
" en zeer nuttig is. Overal bemerkt men de buitengewone vruchten,
" voortgebracht door dit vertrouwen in Maria, Hulp der Christenen.
" Jullie mogen er echter zeker van zijn dat, wanneer de Madonna
" iedereen helpt, ze voor ons op een zeer bijzondere manier zorg

73.8 Page 728

▲back to top


- XIII/724 -
" draagt, omdat wij haar uitverkoren kinderen zijn en dat, wanneer
" wij ze aanroepen, ze niet zal nalaten ons op het gepaste ogenblik
" ter hulp te komen.
"
5° De laatste zaak die ik jullie echt moet aanbevelen is
" het veelvuldig ontvangen van de heilige sacramenten. Hierover
" moet ik niet lang uitweiden omdat onze regel het veelvuldig ontvangen
" reeds voorschrijft. Ik beveel jullie enkel aan dat jullie werkelijk
" veel te communie zouden gaan en dat jullie steeds vurige communies
" zouden opdragen, namelijk met godsvrucht en ingetogenheid. Wat
" echter de biecht betreft heb ik jullie een suggestie te doen. Men
" kent de plant aan haar vruchten of ze al dan niet een goede plant
" is; zo ook kunnen wij, uit de vrucht die wij eruit halen, de aard
" van onze biechten kennen. Sommigen gaan steeds dezelfde nalatig-
" heden biechten? Waarop wijst dat? Dat hun biecht geen vruchten
" voortbrengt en dus niet goed is? Wanneer dergelijke biechten ge-
" daan worden, wanneer er werkelijk geen beterschap is, dan bestaat
" er groot gevaar dat de biechten niet goed zijn geweest, dat ze
" nietig zijn. Dit wijst erop dat men ofwel geen voornemen tot verbe-
" tering heeft gemaakt, of dat men geen zorg heeft gehad om het in
" praktijk te brengen, Soms zou men zeggen dat men te biechten gaat alsof
" men een ceremonie vervult en alsof men met de Heer wil spotten.
"
Ik beveel jullie dan ten zeerste aan dat ieder bij de biecht zou
" zorgen zich zelf op te wekken tot een echt groot leedwezen over de zon-
" den die men begaan heeft en dat men nu en dan eens zou denken aan de
" vruchten van de vroegere biechten. Laat ons vaste voornemens maken die
" niet meer veranderen. Laat ons eens ernstig eraan denken matig te zijn
" bij het eten, bij het drinken, gedurende de recreatie, minder te
" morren, steeds sober te zijn bij het spreken, steeds over nutti-
" ge dingen te praten, in de kerk godvruchtiger te zijn, meer stu-
" die-ijver aan de dag te leggen, stipter te zijn bij het opstaan, zijn
" blikken wat meer te versterven zowel in het Oratorio als vooral
" buiten het Oratorio, zijn keel te versterven, kortom, een inspan-
" ning te doen om werkelijk ons gedrag te verbeteren. Zoniet zal men
" altijd met dezelfde fouten blijven voortgaan en zoals qui spernit modica,
" paullatim decidet, zo zullen wij in klaarblijkelijk gevaar verkeren
" ons te verdoemen, vermits onze natuur reeds uit zich zelf aldus tot
" het kwaad geneigd is. Indien wij geen echte inspanningen doen,
" vermindert maar steeds onze deugd, onze bezieling, ons gebed en onze
" afkeer voor de zonde.
"
Denken jullie nu integendeel eens aan de volgende vertroosting!
" Wie met een beetje tegelijk steeds zijn nut haalt uit de genaden
" van de Heer zal zijn deugd zien aangroeien en bijna zonder het
" te merken gaat hij vooruit de virtute in virtutem, donec vide-
" bitur Deus Deorum in Sion. Denk ook aan deze gedachte van Sint-
" Gregorius de Grote die voor allen en voor ons kloosterlingen in
" het bijzonder geldt, dat non progredi9 regredi est. Wie niet
" vooruit gaat, gaat reeds achteruit.
"
Laat ons niet tevreden zijn met steeds naar de gewone godvruch-
" tige oefeningen te gaan en er zo goed als mogelijk aan deel te

73.9 Page 729

▲back to top


- XIII/725 -
" nemen, maar laat ons ook vaak in de loop van de dag ons zelf aan
" de Heer en aan de allerheiligste Maagd aanbevelen. Laat ons Maria
" aanroepen met het schietgebed: Auxilium Christianorum, ora pro nobis,
" waarvan in zeer vele gevallen gebleken is dat het een doeltref-
" fend schietgebed is. En zo zullen wij de deugd van kuisheid, de
" moeder van alle andere deugden, de engelachtige deugd, bewaren.
"
Maar dit is voldoende. Vanavond wou ik mijn hart openen. Ik
" ben zeer tevreden over de gang van zaken in de congregatie, ik
" ben tevreden over de geprofesten, de clerici, de novicen. Er zijn
" enkele uitzonderingen maar het zijn bijzondere gevallen en ik hoop
" dat deze oneffenheden zullen geëffend worden. Wij hebben goed
" nieuws over al onze huizen in Amerika, Frankrijk en de verschil-
" lende streken van Italië. Van overal vraagt men ons nieuwe huizen
" te openen en op vele plaatsen zijn ze reeds klaargemaakt en wacht
" men nog enkel dat de salesianen ze zouden komen bewonen. De oogst
" die op ons wacht is uiterst overvloedig. Dit is een bewijs dat Gods zegen
" op onze zaken rust. Vooruit dus. Laten wij ons met goede wil aan
" het werk zetten. Indien God met ons is, wie zal dan tegen ons
" zijn?" Laat ons flink en met volle inzet naar ons doel gaan,
" trachten vele zielen te winnen, want wanneer wij dit doen zijn
" wij er zeker van nog voor de zielen van de anderen, ons eigen ziel te
" redden. Het is een woord van de heilige Vaders: Animam salvasti,
" animam tuam praedestinasti. Vele zielen wachten op ons, zowel in
" de landen in de buurt als in de verre landen. Zelfs in Patagonië
" waarheen we zo vurig verlangd hebben te mogen gaan, worden wij
" door de inboorlingen geroepen om hun het geloof in Jezus Christus
" te komen prediken. En de huizen zijn er reeds klaar. We dienen
" nog enkel de personen te zenden die ze zullen betrekken.
"
Ja, God zegent ons! Moge Hij ons steeds meer zegenen! De
" heilige Maagd zal niet nalaten haar deel te doen. Laat ons moed schep-
" pen om aan zovele gunsten te beantwoorden. Laat ons bezieling
" opdoen in het goede en de eeuwige zaligheid zal ons zeker niet
" ontgaan, die het enige en voortdurende doelwit, de beloning van
" onze inspanningen dient te zijn.
Men heeft al vaak gezien hoe Don Bosco, wanneer hij het woord
richtte tot de bewoners van het Oratorio bij gelegenheid van een confe-
rentie of van een "avondwoordje", gewend was de vorderingen van de con-
gregatie op te hemelen, met een zekere nadruk een voorstelling te geven
van de welwillendheid waarmee zij onthaald werd en van de lof die van zoveel
kanten en door hoge personaliteiten haar werd toegezwaaid. Hier voelt
men nog de innige voldoening die zijn woorden moesten opwekken, bij dit
nieuws over huizen die geopend waren of gingen geopend worden; men voelt
ze eveneens in die beschrijvingen van werken die opgericht werden buiten
Italië alsook in dit gedetailleerde nieuws over audiënties bij de paus.
Don Bosco was niet de man die zich overdreven ingenomen zou gevoeld
hebben wanneer hij sprak, maar die enkel zijn mond opende met het oog op
een goed doel. Zijn kleurige taal streefde er in deze omstandigheden naar, de

73.10 Page 730

▲back to top


- XIII/726 -
achting en de genegenheid van zijn toehoorders voor de congregatie steeds
te verhogen, zodat zij die reeds het salesiaanse leven omhelsd hadden
het zouden beminnen en zij die er in hun hart een neiging voor voel-
den, er werkelijk verliefd op zouden worden. Het staat vast dat dergelij-
ke toespraken de harten in geestdrift deden ontvlammen en genegenheid
verwekten niet enkel voor Don Bosco maar ook voor zijn Oratorio, voor de
naam van salesiaan en voor al het mooie en het goede dat de salesianen
in de wereld verrichtten. Die gevoelens straalden dan langs vele wegen
naar buiten uit en schiepen langs alle kanten betreffende de vrome so-
ciëteit een atmosfeer die geschikt was om het aantal vrienden en weldoe-
ners te verhogen.
Indien de kuisheid één van de uitverkoren thema's was van Don
Bosco bij zijn aansporingen tot zijn medebroeders, dan was er een ander
dat hem onuitputtelijk stof bood voor zijn avondwoordjes tot de jongens,
voor zijn onderhoudjes met de kandidaten tot het priesterschap of het
kloosterleven, voor zijn geestelijke gesprekken met de novicen die het
vaak nodig hadden op hun hoede te worden gesteld tegen de hinderlagen
van de duivel of de verleidingen van de wereld. Dit thema was de roeping!
Toen de retraite voor de jongens pas geëindigd was, ontwikkelde Don
Bosco op 18 juni, in zijn "avondwoordje" een opvatting die hem bij het
spreken over de roeping vertrouwd was, met name dat niemand priester
diende te worden om geld te verdienen en om zijn ouders te kunnen
b i j s t a a n . Terloops raakte hij ook de kuisheid aan die voor de priester nood-
zakelijk is.
"
Wat willen jullie dat ik zou zeggen? Ik zeg dat ik tevre-
" den ben je te zien. Niets meer? Niets anders? Het zou te weinig
" zijn. Iets concreets zal er nodig zijn en ik zal het jullie uit-
" een zetten.
"
Bij al deze plechtigheden die er reeds waren en die er nog zullen
" komen, van de Madonna van de "Consolata" (0.-L.-Vr. van Troost)van
" Sint-Aloysius (van S. Giovanni! hoorde men de jongens suggeren)
" en S. Giovanni en van Sint-Pieter, die er nog zullen komen voor het einde
" van het jaar, is er iets van groot belang dat moet gedaan worden,
" namelijk: beraadslagen over je eigen roeping. Sommigen van jullie
" zullen dit reeds overwogen hebben en wachtten nu nog enkel van
" week tot week, van dag tot dag om er een definitieve beslissing
" omtrent te nemen. Daarom is het mijn gewoonte ieder jaar een tijd
" vast te stellen voor hen die mij hierover willen komen spreken.
" Ook dit jaar ben ik het ermee eens dat de jongens van de vijfde en
" van de vierde klas van het gymnasium en ook de anderen die zich
" over hun roeping zouden willen beraden, in mijn kamer komen op een
" zon- of feestdag na de vespers.
"
Toch mag ook hier iets in het algemeen daarover gezegd worden.
" Wanneer men weet wie tot de geestelijke staat geroepen is, is het
" ook nog van groot belang te weten of het beter is dat hij in de
" wereld gaat ofwel of hij zich in een klooster terugtrekt. Wie de

74 Pages 731-740

▲back to top


74.1 Page 731

▲back to top


- XIII/727 -
" geestelijke staat wil omhelzen moet hiervoor een juist en heilig
" doel nastreven, namelijk zijn eigen ziel redden.
"
En mag men zijn ouders niet helpen?
"
Het is rechtvaardig en heilig zijn ouders te helpen en daarom
" kunnen jullie als handelaars, schoenmakers of als wat dan ook
" je ouders helpen en ook de anderen dan kunnen jullie over je
" winsten beschikken zoals jullie dat verkiezen en zoals het jul-
" lie behaagt.
"
Maar mag een priester hun dan geen aalmoes geven zoals aan
" ieder andere persoon, wanneer ze zich in die toestand zouden be-
" vinden? Ja, hij zal dat altijd mogen doen, maar niets meer, niet
" om hen rijker te maken of tot een andere sociale stand te brengen.
" En hier hoort men dan steeds weer de gebruikelijke opwerping.
" "Maar vele priesters hebben een zaak, hebben een bedrijf, voeren
" handel, ze hebben goederen aangekocht, ze zijn rijk geworden, ze
" hebben hun familie verrijkt enz. Doen die dan allemaal kwaad?"
"
Ik wil over niemand oordelen, maar verwijs enkel naar wat
" de goddelijke Zaligmaker door zijn woorden en door zijn voorbeeld
" zegt en naar wat de heilige Kerk in haar canons zegt. De apostel
" zegt uitdrukkelijk: Wie zich aan de dienst van God wil schenken
" houde zich niet bezig met tijdelijke zaken. Hij zegt zelfs niet
" enkel, hij houde er zich niet mee bezig, maar non implicet se, dit
" wil zeggen, hij bemoeie er zich niet mee, hij dient er niet tus-
" sen te komen, non implicet se negotiis saecularibus.
"
Die woorden zijn duidelijk. En een van de heilige vaders
" voegt er aan toe dat wat de priester bezit, het patrimonium van de ar-
" men is. Het is dus niet eens, zoals jullie merken, dat wat de an-
" deren zeggen dat het van hen is, maar het is van de armen. Zijn
" inspanningen zijn voor God, de middelen om zijn opdracht te vervullen
" zijn van God en aldus dienen ook de winsten voor God en dus voor
" de armen te zijn. De priester mag dus naar niets anders streven
" dan naar het heil van de zielen. Wie priester wil worden moet
" een doel hebben.
"
Ik kan jullie ook nog zeggen dat hij die zich niet geroe-
" pen voelt tot de priesterlijke staat, er niet eens aan denken mag
" priester te worden, want hij zal er niets goeds uit halen. Wie zich niet
" in staat voelt de zuiverheid te bewaren is niet geschikt voor het
" priesterschap. Hij dient zich tot een andere levensstaat te wen-
" den want als priester zou hij enkel zich zelf en de anderen
" kwaad doen.
"
Ik zeg jullie dit thans opdat jullie tijd zouden hebben hieraan
" te denken en daarna een beslissing te nemen die voordelig is voor
" jullie ziel.

74.2 Page 732

▲back to top


- XIII/728 -
De gedachten van Don Bosco over dit onderwerp komen voort uit som-
mige feiten die tot het tijdstip behoren dat we thans behandelen. Na de
retraite van Lanzo waren eveneens in het Oratorio verscheidene cleri-
ci opgenomen uit de seminaries, met het inzicht salesiaan te worden en ook
nog verscheidene leerlingen van onze colleges, die met vertraging gekomen
waren en vroegen novice te worden in onze congregatie. In het kapittel
gehouden op 4 november, waarin gehandeld werd over hun aanvaarding maakte
Don Cagliero van de gelegenheid gebruik om volgende gedachte uit te druk-
ken: "De congregatie werd niet gesticht voor hen die gekomen zijn om hun
zonden te bewenen. Daarvoor bestaan de beschouwende orden. Wij kunnen
personen opnemen die in staat zijn midden in de wereld te staan om te
w e r k e n a a n h e t h e i l v a n d e z i e l e n . " - D o n B o s c o l i e t h e m zeggen en
keurde zijn woorden goed.
Gedurende dezelfde zitting zag men eveneens hoe Don Bosco steeds
ijverig in de weer was om in de bisdommen het aantal geestelijke roepingen
te doen aangroeien. Er waren twee seminaristen uit Mantua in huis, die het
inzicht hadden de leergang van wijsbegeerte te volgen; ze waren echter in
burger gekleed. Omdat er in het Oratorio geen categorie studenten bestond
waarbij ze konden ingedeeld worden, wisten de oversten niet goed wat
te doen: aanvaarden of niet, maar Don Bosco wilde deze dienst bewijzen
aan het bisdom Mantua dat zo lastig werd gevallen. De bisschop Mgr.
Rota was het slachtoffer geworden van vervolgingen en werd buiten zijn
bisdom gehouden. Bovendien was het seminarie gesloten, zodat hij werke-
lijk niet meer wist hoe hij zich redden moest voor zijn clerici. Hem
een hand toesteken was een dienst bewijzen aan de Kerk. Daarom nam Don
Bosco de beslissing dat er een manier moest gevonden worden om deze twee
jongens in het Oratorio te houden ook wanneer het wat ongemak zou mee-
brengen. En zoals hij wilde, gebeurde het.
Een derde kwestie werd nu onderzocht, een netelige kwestie die
nooit voordien beslist was aangepakt, omdat men op dit punt vrij breed
was. Nooit ontbraken er clerici van wie de roeping twijfelachtig was en
van wie het gedrag bijgevolg minder dan middelmatig was, en toch werden
ze vrij gemakkelijk in het huis geduld. Waar het aantal personen met on-
geregeld gedrag minder groot is, worden de ongeregeldheden dadelijk op-
gemerkt, wat al op zich zelf voor de schuldige een rem is. Het was dan
ook de tijd waarin Don Bosco meer vrijheid had om zich met zijn cleri-
ci bezig te houden. Wiens gedrag te wensen overliet, werd door hem ge-
waarschuwd. Maar toen stelden de oversten voor, en Don Bosco stemde ermee
in, dat dergelijke clerici dienden weggestuurd te worden omdat hij oor-
deelde dat het beter was er zich dadelijk van te ontdoen dan door hun
schuld de laksheid bij de anderen ingang te zien vinden. Die maatregel
woog allen zwaar, maar omdat hij noodzakelijk was, werd hij toegepast.
In dezelfde mate waarin Don Bosco zich veeleisend toonde wat het
zedelijke gedrag betrof, was hij ruim betreffende financiële kwesties. De
jonge Attilio Vercellini, die vanuit het zondagsoratorio als interne leerling
in het Oratorio overkwam, bleef er twee jaar tot zijn vader hem terug-
haalde omdat hij het pension niet meer kon betalen. Hij zette zijn studies

74.3 Page 733

▲back to top


- XIII/729 -
verder in het Cavour-gymnasium en behaalde het licentiaat. Toen had hij
geen middelen meer om verder te studeren en slaagde er ook niet in een
betrekking te vinden. Don Barberis die hem in het zondagsoratorio gehad
had en hem niet uit het oog verloor, zag in hem stof om priester te wor-
den en gaf hem de raad aan Don Bosco te schrijven om hem op te nemen on-
der zijn clerici. Don Bosco, een aanhanger van de regel omnia probate,
quod bonum est tenete, zei hem: - "Kom morgenochtend te biechten, ik zal
je dan zeggen of je roeping hebt voor de geestelijke staat." - De jongen
gaat bij hem, biecht en ontvangt de raad de soutane aan te nemen. Hij was
hoogst tevreden maar liet opmerken dat zijn verwanten niets voor hem kon-
den betalen en dat ze niet eens de oude schulden zouden kunnen vereffe-
nen. Don Bosco aanvaardde hem dadelijk kosteloos en zond hem enkel naar
huis om wat persoonlijke uitrusting te gaan halen. Maar zijn ouders zon-
den hem met lege handen terug en lieten hem niet eens zijn boeken mee-
nemen. Don Bosco hield er geen rekening mee. "En dit" - schrijft Don Bar-
beris in zijn kroniek - "is de geschiedenis van de tweederde van onze
clerici."
Dat belette echter niet dat jongens van niet alleen rijke families
maar ook van de adel vroegen om als novicen naar de sociëteit te komen,
zoals we verder zullen zien. Op dit punt zullen we enkel zeggen dat de
kwestie van de roepingen van groot gewicht was om Don Bosco ertoe te be-
wegen het college van Valsalice te behouden, ondanks de moeilijkheden die
tot het tegendeel zouden hebben doen besluiten. Op 27 december zei hij
tot de leden van het hoofdkapittel: - "Ik heb geen enkele speciale nei-
ging om een college te houden voor jongens uit adellijke families. De
reden waarom ik het tot heden toe behouden heb, is dat op dit ogenblik in
Italië geen enkel college met burgerlijke standing meer is, waar de
ouders hun kinderen kunnen plaatsen met de zekerheid dat hun zedelijkheid
er gaaf zal blijven en, laat ons nog meer zeggen, waar roepingen kunnen
gedijen." - Hij kon inderdaad de namen geven van vijf leerlingen van Val-
salice, die seminarist of clerici in het Oratorio waren. - "Deze redenen"
- besloot hij - "waren de enige redenen waarom wij het tot heden toe be-
houden hebben en het zijn de enige die wij voor ogen dienen te houden om
in de ene of in de andere zin een beslissing te nemen."
Op dezelfde datum vinden wij in de notulen van het hoofdkapittel
een rij namen van seminaristen die in het Oratorio de beslissing wachten
of ze al dan niet onder de novicen zouden opgenomen worden. Bij de leden
van het kapittel overwoog de strekking zich streng te tonen, ook al om-
dat er geen mogelijkheid bestond ze, afgescheiden van de anderen, hun
proeftijd te laten doen. Don Bosco mengde zich in het debat en maakte
daarbij twee opmerkingen: - "Het zou nodig zijn" - zei hij - "strenger
op te treden bij het aanvaarden van clerici of priesters in de congrega-
tie, maar we dienen met twee zaken rekening te houden. De eerste is, dat
we de tactiek van Sint-Paulus moeten volgen: allen op de proef nemen en
enkel de goeden behouden, daarom zouden we breed moeten zijn bij het aan-
vaarden. Op de tweede plaats dienen we deze personen niet te aanvaarden
zonder vaste inlichtingen te vragen aan wie het hoort."-

74.4 Page 734

▲back to top


- XIII/730 -
Over de roepingen had Don Bosco, op 13 december, na het diner aan
Don Barberis en aan anderen die hem omringden, al lachend volgende droom
verhaald; - "Het scheen me toe dat ik mij te Becchi voor mijn huis be-
vond toen mij een sierlijke korf werd aangeboden. Ik kijk toe en zie dat
het duiven zijn, maar nog kleine duiven zonder pluimen. Ik kijk nog toe
en na korte tijd bemerk ik dat ze al pluimen gekregen hebben en dat ze,
zo te zeggen, van fysionomie veranderd zijn. Drie van hen hadden pluimen
gekregen die zo zwart waren dat ze raven schenen te zijn. Verwonderd zei
ik tot mezelf: hier komt tovenarij bij te pas. En ik keek rond om te zien
of daar geen tovenaar in de buurt was. Intussen merk ik dat de duiven
weggevlogen zijn en zie ik dat ze zich in de lucht verwijderen. Maar daar
was iemand in de nabijheid die een geweer neemt, mikt en schiet.
Twee duifjes vallen en het derde maakt zich uit de voeten. Ik liep naar
de plaats waar ik ze zien vallen had, nam ze op en hield ze in mijn han-
den; ik had er spijt van dat ze dood waren. Ik voelde me echt droefgees-
tig en streelde ze met de woorden: Arme beestjes! Terwijl ik ze met aan-
dacht sta te bekijken, worden ze plots, ik weet niet hoe, veranderd en
worden het twee clerici. Verbaasd vrees ik dan steeds meer dat dit het
werk is van een tovenaar en ik kijk rond langs alle kanten. Op dat ogen-
blik is er iemand, ik weet niet goed of het de kapelaan van Buttigliera
of van Castelnuovo was, die mijn arm aanraakt en me zegt: Heb je het be-
grepen? Van drie, twee; zeg dat aan Don Barberis. In de korf waren meer
dan drie duiven, maar op de anderen had ik geen acht geslagen. Zo eindig-
de die droom. Ik wilde die droom al eerder aan jou vertellen, maar als je
er was, dan vergat ik het en als je dan pas weg was, herinnerde ik het
mij weerom. Nu dienen jij en de heren de droom uit te leggen."
Waren ook nog aanwezig: Mgr. Scotton, Don Antonio Fusconi uit Bo-
logna en Graaf Cays. De commentaar was verward, maar Don Bosco trok vol-
gend besluit: - "De korf met talrijke duiven zonder pluimen verbeeldt het
Oratorio. Onder hen die in de korf, namelijk in het Oratorio, clerici
werden, waren er twee op drie die volhielden. Men moet zich geen illusies
maken. Men hoopt op allen, maar de ene gaat verloren wegens ziekte, een
andere sterft, een andere gaat verloren omwille van zijn ouders, nog een
andere verliest zijn roeping. Steeds gaan er verloren en het is al veel
als twee op drie erin slagen priester te worden in de congregatie."
Een verlies voor de congregatie, maar men kon het geen verlies
noemen in de gewone betekenis van het woord, was het vertrek van
Don Guanella.
We hebben hem al vaak ontmoet in de loop van deze Memorie. De
laatste maal verlieten we hem te Trinità di Mondovi als directeur van dat
huis. Eer nog de termijn van zijn driejaarlijkse geloften verstreken was,
twijfelde hij of hij, al dan niet, in de congregatie zou blijven. Hij
werd steeds meer beheerst door de gedachte een diocesaan werk te stich-
ten, dat een liefdadige en doeltreffende bijstand zou verlenen aan de
meest verlaten personen van de maatschappij. Zolang deze gedachte in zijn

74.5 Page 735

▲back to top


- XIII/731 -
geest nog geen ietwat vaste vorm gekregen had, was hij als iemand die in
beroering gebracht was door een geheime drang en niet weet te onderschei-
den of het van de hemel of van de aarde komt. Zo iemand gaat dan op zoek
naar verlichte personen die hem moeten helpen de waarheid te vinden ter-
wijl hij zich ondertussen inspant om een heilig leven te leiden, dicht
bij God. Met de tijd was die innerlijke zielsbeweging nadrukkelijker ge-
worden en voor Don Bosco verborg hij zijn verlangen niet. Het was juist
nadat hij voor Don Bosco zijn geweten had blootgelegd dat deze hem
schreef:
"
Mijn beste D. Luigi,
"
"
Indien je je laat meeslepen door de gedachten die iedere
" dag in je geest opkomen, dan zal je moeilijk de wil van de Heer
" kennen. Non in commotione Dominus.
"
Wanneer iemand gebonden is door de kloosterband en indien
" hij er niet de spot wil mee drijven, dan dient hij te verzaken
" aan ieder raadsman, aan ieder plan dat niet in de lijn ligt van
" zijn geloften en buiten de goedkeuring van de overste. Doet men
" het anders dan ontstaan er zovele congregaties als er personen
" zijn en dan wordt de kloosterband zonder enige uitwerking en soms
" schadelijk.
"
Dus moet je je thans met niets anders bezig houden, over
" niets anders spreken noch schrijven zolang je termijn van drie
" jaar niet verstreken is. Spreek gedurende deze tijd met Jezus de
" Gekruisigde en bid hem je te laten weten wat je op het ogen-
" blik van je dood bevrediging zal schenken.
"
Dit is het enige middel om onze weg niet te missen en de
" vele genaden die de Heer ons verleend heeft alsook de veel grote-
" re genaden die Hij voor ons bereid houdt.
"
Beste D. Luigi, help mij zielen winnen. Europa en Amerika
" roepen op arbeiders voor het evangelie. Verlaat me niet in de
" strijd maar vecht als een sterke en de kroon van glorie is je
" verzekerd.
"
D. Monti Defendenti bevindt zich te Nice. Hij voelt zich
" zeer tevreden. Hij is ongeduldig om naar Patagonië te gaan en
" hij zal bevredigd worden.
"
Moge God hem zegenen en al onze medebroeders. Bid voor
" mij die in Jezus Christus altijd zijn zal
"
" Turijn, 2-6-1878.
je toegenegen vriend,
"
Priester Gio. Bosco.
Toen Don Bosco nadien vanuit Rome de uitnodiging ontving enkele
salesianen gereed te maken voor de republiek van S. Domingo, hoopte hij
in Don Guanella de man te vinden die vereist was voor het bestuur van
deze moeilijke missie en op deze manier deed hij hem dan ook openlijk het
voorstel.

74.6 Page 736

▲back to top


- XIII/732 -
"
Mijn beste D. Luigi,
"
"
Ik heb uw brief met gelukwensen voor S. Giovanni ontvan-
" gen en ook de brief waarin u mij verslag uitbrengt over onze bes-
" te medebroeders van Trinità.
" Ik dank u en samen met u mijn andere beste salesianen die bij u
" zijn. Ik ben tevreden. Moedig hen aan opdat ze in hun voornemens
" zouden volharden en (in hun wil) Don Bosco te helpen bij het ont-
" zaglijke werk dat de Voorzienigheid hem stuurt.
"
Naar aanleiding hiervan deel ik u mee dat de heilige vader
" het bevel heeft gegeven dat wij dit jaar een expeditie van missi-
" onarissen zouden zenden naar S. Domingo waar het erom gaat de
" leiding op ons te nemen van het klein en van het groot seminarie,
" van de kathedraal en van de universiteit. Zou het u bevallen,
" mijn beste D. Luigi, deel te nemen aan deze nieuwe expeditie en
" aan deze nieuwe soort missie? Er wordt Spaans gesproken.
"
Ik geloof dat dit voor u een providentiële gelegenheid is.
" Ik bid hiervoor. Bid ook voor hetzelfde doel.
"
Moge God u zegenen, uw inspanningen, uw collega's; laat uw
" collega's bidden voor mij die voor u in Jezus Christus altijd
" zal zijn
"
" Turijn, 15.7.’78
uw toegenegen vriend,
"
Priester Gio. Bosco.
De heilige man stond toen voor een harde keuze. Aan de ene kant
was er de stem van zijn overste, die duidelijk genoeg was, en aan de an-
dere kant hoorde hij in hem een andere stem die nog niet volledig klaar
klonk, maar toch bevelend en zonder uitstel toe te laten. Later schreef
hij in een memorandum: "Deze brief was en is voor mij nog een harde doorn
in mijn hart. Maar ik voelde dat ik vooral aan mijn diocees goed kon en
diende te doen met een instelling, en thans ben ik er meer van dichtbij
van overtuigd dat ik juist dit moest doen en dat ik geroepen was om terug
te keren." Wat hij aan Don Bosco antwoordde weten we niet. Wel weten we,
daarentegen, dat deze hem nogmaals aldus schreef:
"
Beste D. Luigi,
"
"
Ik heb uw brief en uw schriften ontvangen. Ze kunnen best
" gedrukt worden, maar alvorens aan dit werk te beginnen zal er wat
" tijd nodig zijn omdat er al vele werken gedrukt worden. Wat uw
" toestand betreft, mag u het gezegde niet vergeten: wie zich er-
" gens goed bevindt, mag niet verhuizen en wie goed doet, moet niet
" op zoek gaan naar wat beter is.
"
Velen werden ontgoocheld en omdat ze op deze grondregel
" geen acht hebben geslagen zochten ze naar wat beter was en kon-
" den niet eens meer het goede doen, want een ander spreekwoord
" zegt: het betere is de vijand van het goede.

74.7 Page 737

▲back to top


- XIII/733 -
"
Ik spreek u met het hart op de hand omdat ik van u houd
" en ik uw geluk in de tijd en in de zalige eeuwigheid verlang.
"
Groet onze beste medebroeders aldaar, moedig hen aan,
" help hen en dat ze voor mij bidden die voor hen altijd zijn zal
"
" Villa S. Anna 27-7-978.
een toegenegen vriend,
"
Priester Gio. Bosco.
De schriften die Don Bosco vernoemt in zijn brief bevatten een werk
waarover we hier in het kort iets zullen zeggen. Mgr. Frapolla, bisschop
van Foggia, die tot in het jaar 1860 zijn verblijf had in het seminarie
van Como, het diocees van Don Guandella, was te Rome gedurende het Vati-
caans Concilie overleden en had verscheidene onuitgegeven werken nagela-
ten. Hierbij was er een vertaling van de psalmen, voorzien van filologi-
sche, historische, hermeneutische en letterkundige aantekeningen, dit
alles met het inzicht een volledig studie- en vroomheidhandboek klaar te
maken. Don Guanello werd door de erfgenamen van de overleden prelaat aan-
gezocht het handschrift na te kijken en verzocht dan Don Bosco het te
drukken in de drukkerij van het Oratorio. Don Bosco onderzocht het nauw-
keurig, maar wat het drukken betrof, deed hij opmerken dat wegens de
lichtzinnigheid van de tijd, die onvoorbereid was om een zo ernstig werk
te waarderen, de uitgave geen afzet zou vinden. Daarom speet het hem dat
hij zich niet in staat achtte om voor eigen rekening de publicatie op
zich te nemen van een boek dat tevergeefs op een uitgever wachtte.
Don Guanella keerde dus terug naar Como, waar hem pijnlijke weder-
waardigheden troffen, tot in 1881 de bisschop hem de leiding gaf van
het kleine huis van de Goddelijke Voorzienigheid na de dood van de stich-
ter. Wat hem dan gelukte te midden van hard verzet op te richten, heeft
hem, zoals men weet, een zeer hoge plaats in de geschiedenis van de Kerk
opgeleverd. We zullen deze aanwijzingen besluiten met de woorden die hij-
zelf in 1891 schreef aan de eerste opvolger van Don Bosco: "D. Luigi
Guanella geeft uitdrukkelijk uiting aan zijn eindeloze verknochtheid voor
Don Bosco. Bij zijn afscheid heeft hij zeker niet minder geleden dan toen
hij afscheid moest nemen van zijn geliefde ouders, die, op korte tijd na
elkaar, in zijn armen gestorven zijn." Wat zullen we er dan nog over zeg-
gen? Het schijnt ons toe dat wij hier twee opmerkingen kunnen maken. De
Voorzienigheid beschikte op een geheimzinnige manier dat Don Guanella in
de school van Don Bosco een stage van kloosterleven en liefdadigheids-
apostolaat zou doorbrengen, die voor hem zeer nuttig zou zijn, maar aan
Don Bosco verleende God niet het buitengewone licht om te raden tot welke
opdracht Hij zijn goede dienaar opriep.
Als aan zijn eigen oogappels, zozeer was Don Bosco gehecht aan de
tedere kiemplantjes die op hun broze stengel de hoop van de congregatie
droegen, en dat waren niemand anders dan de clerici. Hij wou dat ze wak-
ker, gezond, vol studiegeest en goed zouden zijn. Om hen op te monteren
waren zijn aanwezigheid alleen en zijn woord meer dan om het even wat

74.8 Page 738

▲back to top


- XIII/734 -
anders waard. In het begin van de maand mei ging hij een bezoek brengen
aan het college van Valsalice, maar de avond tevoren had hij met Don
Barberis een geïmproviseerd feestje voor de novicen bedacht. Hij had aan
hun meester gezegd: - "Kom er morgen met de novicen naartoe om het col-
lege te bezoeken en er mij te ontmoeten." - Toen het ogenblik gekomen
was deed hun meester zoals gevraagd, en het werd een echt feest. De mees-
ten hadden nooit Valsalice bezocht, maar vooral was Don Bosco daar om ze
te ontvangen. Samen met de novicen ging hij dineren gedurende de noveen
van de Onbevlekte. Wat een gejubel bij de jongens! Ze lazen hem wat ge-
dichtjes voor. Dan voerde hij tot ieders vreugde het woord.
Aan de novicen kon hij in 1878 een heuse vakantie bezorgen die
hen fysisch opkikkerde en hun samen met de afzondering alle gelegenheid
gaf zich goed voor te bereiden op hun religieuze professie. Wat de plaats
betrof, kon niemand wat beters verlangen. Onder de onroerende goederen
door baron Bianco nagelaten, bevond zich zijn prachtige villa van Sant'
Anna bij Caselle. Daar was Don Bosco zinnens zijn novicen heen te sturen.
Daarom wou hij in de eerste helft van de maand mei dat Don Barberis het
huis zou bezoeken om alles bijtijds gereed te maken. De vrolijke schaar
nam er bezit van op 5 juli, onmiddellijk na het einde van de laatste
examens. Ze werden vergezeld door Don Barberis aan wie Don Bosco schrif-
telijk de volgende onderrichtingen stuurde over de betrekkingen die men
diende te onderhouden met de plaatselijke aartspriester.
"
Beste Don Barberis,
"
"
Indien jullie vanuit Caselle niet formeel uitgenodigd wor-
" den dienst te gaan doen, dan moet er niemand gaan. Wanneer dat
" gebeurt, groeten jullie en betuigen jullie je eerbetuiging in
" het algemeen. Indien hij zou blijk geven (1) genoegen te schep-
" pen in een bezoek aan Sant'Anna, ontvang hem dan met grote hoofs-
" heid en druk je spijt uit hem niet aan tafel te kunnen uitnodi-
" gen omdat er geen tafelbenodigdheden zijn, daar iedereen daar
" enkel voorlopig is.
"
Mogen blijdschap en deugdzaamheid u begeleiden,
"
"
Priester Gio. Bosco.
We hebben ook een briefje van hem teruggevonden aan de novice Gio-
vanni Battista Fabrici, die, nog geen twintig jaar oud, in 1880 aan
God het offer van zijn leven moest brengen. Uit de uitdrukkingen van
Don Bosco merkt men dat de clericus ten prooi was aan zielsbeklemmingen.
(1) Het onderwerp van deze zin dient te worden afgeleid door het woord "dienst doen" dat
hier voorafgaat en waaronder men de goddelijke diensten in de parochiekerk moet ver-
staan. Het gaat dus over de pastoor.

74.9 Page 739

▲back to top


- XIII/735 -
"
Beste in Jezus Christus,
"
"
Ga voort in je roeping zonder aan iets anders te denken.
" Tracht enkel te studeren en onze regel na te leven.
"
God zal het overige doen.
"
Wij zullen zodra mogelijk te Lanzo met elkaar spreken en
" dan zullen we voor elkaar in alle oprechtheid ons hart kunnen
" openen.
"
Moge God je zegenen en bid voor mij die voor jou in Jezus
" Christus steeds zijn zal
"
" Turijn, 19 juli 1878.
je toegenegen vriend,
"
Priester Gio. Bosco.
De goede vader had beloofd hen te gaan bezoeken. Ze wachtten op
hem als op de Messias. Na ongeveer twintig dagen kwam het nieuws dat hij
met hen Sant'Anna zou gevierd hebben. Hij kwam daags voordien 's avonds
toe. En niet enkel de clerici maar de priesters van het dorp, de pastoors
uit de buurt en sommige burgerlijke gezagdragers wilden hem ontmoeten.
Het was een geluk dat er een zacht regentje viel dat de lucht verfriste
en, zo zegt de kroniek "dit was een balsem voor Don Bosco." De verstik-
kende hitte van Turijn had hem erg afgemat, zodat hij 's nachts geen oog
kon dichtdoen en overdag de inspanningen om te werken hem verzwakten.
Daardoor vreesde men dat hij het bed zou moeten houden. Ook het feit dat
hij nooit buiten huis kwam, droeg ertoe bij hem onder de voet te brengen.
Aan wie hem sprak over weggaan voor een korte tijd antwoordde hij, dat
hij zaken had af te handelen die geen uitstel duldden. De tocht naar
Sant'Anna en de koelte die hij er vond deden hem heropleven. Daags nadien
had hij biechtgelegenheid voor de novicen en bezocht hij de villa, het
huis van de kolonie en de landerijen. De aartspriester zong de mis. Na
het diner nam Don Bosco onder het wingerdprieel de koffie met enkele pas-
toors, met de kantonrechter, met de notaris en met andere personen en
zette een minzaam gesprek op. Nog lange tijd werd te Caselle veel gespro-
ken over de gemoedelijke en aangename wijze waarop hij zich met iedereen
die hij ontmoette wist te onderhouden.
Te beginnen van rozenkranszondag af werden herhaaldelijk clerici
ingekleed. Aldus werden op de zondag van het moederschap van Maria onder
meer ingekleed de nog in leven zijnde Don Giovanni Mellano en markies
Silvestro Burlamacchi di Lucca. De ouders van deze laatste woonden de
dienst bij en Don Bosco hield een gelegenheidstoespraak. Volgende zon-
dag, feest van de zuiverheid van Maria, werden de gebroeders Carlo en
Pietro, zonen van de graaf en de gravin Radicati ingekleed, waarbij Don
Rua de gewaden zegende. Gedurende die jaren waren de gevallen van adel-
lijke jongens, die ertoe besloten het arme leven van het Oratorio mee
te leven en zich als novice in de congregatie lieten inschrijven, min-
der zeldzaam dan men zou denken. Verscheidenen onder hen stierven er op

74.10 Page 740

▲back to top


- XIII/736 -
jeugdige leeftijd en thans zijn het enkel nog de oudste salesianen die ze
zich nog nauwelijks herinneren. Zonder twijfel werden ze bezield door een
grote religieuze vurigheid, maar de grote aantrekkingskracht kwam van Don
Bosco, door wiens vriendelijkheid ze geen acht sloegen op de stoffelijke
ontberingen en tekortkomingen van allerlei aard die toen het leven in het
Oratorio heel ongemakkelijk maakten.
Over de studies zullen we niet herhalen wat we elders al gezegd hebben,
maar toch waren er ook dit jaar een paar bijzonderheden die niet van be-
lang ontbloot zijn. In 1878 verleende Don Bosco aan de clericus Luigi
Piscetta samen met twee priesters en een subdiaken de plechtige toelating
het doctoraat in de gewijde godgeleerdheid te betalen aan de pauselijke
faculteit van het aartsbisschoppelijk groot seminarie, daar sinds vijf
jaar de theologische faculteit bij de Koninklijke Universiteit was opge-
heven.(1) De uitslag was voor allen heel gunstig, maar het was een groot
succes voor de eerste kandidaat, van wie de beheersing van de stof en het
zelfvertrouwen op bijzondere wijze afstaken bij zijn uiterst kleine ge-
stalte.
Ze hadden zich alle vier in het Oratorio hierop voorbereid en toch ging
men er in het seminarie mee voort te menen dat de clerici van het Orato-
rio geen aandacht verdienden. Don Vacchina ging met verscheidene mede-
broeders examen afleggen over de eerste leergang van godgeleerdheid. Al-
len stonden ze bekend als van Don Bosco. Welnu, terwijl hij ondervraagd
werd kwam de overste bij de examinator en fluisterde hem iets in het oor,
maar niet stil genoeg opdat de examinandus het niet zou gehoord hebben: -
"Aan die van Don Bosco mogen niet meer punten gegeven worden dan 13 of 14
op 20."
- "Wat betekent dit"? schoot de andere uit.
- "Het is een bevel van de Curie."-
De verbaasde en ontstemde examinator boog het hoofd. Allen kregen weinig
punten. En er werd genoteerd dat andere clerici, omdat ze zich aangeslo-
ten hadden bij die van Cottolengo of van de Artifianelli (2) en van wie
men niet gemerkt had van waar ze kwamen, zeer goede punten kregen. Bij de
voorlezing van het aantal behaalde punten kwamen de eerstgenoemden aan
het staartje. In de grote aula stonden de seminaristen rechts en links
geschaard terwijl de clerici van Don Bosco plaats hadden genomen achter-
aan tegenover de katheder. Kanunnik Soldati beklom de katheder, las de
punten voor van de seminaristen en zei dan: - "Die van Don Bosco hebben
weinig punten behaald en het spijt me voor een van hen, van wien het pun-
tenaantal zo gering is dat ik beschaamd ben het te moeten voorlezen."-
Maar die clericus haalde een streek uit! Hij heette Matteo Grochow en was
(1) De drie anderen waren Don Paglia, Don Mereggi en Don Febbraro (Bijv. Doc. 65).
(2) Clerici, uit een vakschool uit Turijn.

75 Pages 741-750

▲back to top


75.1 Page 741

▲back to top


- XIII/737 -
de eerste Pool die tot de congregatie toegetreden was. Hij die dus op die
manier vernederd was geworden, sprak af met de clericus Vacchina, liet
zich door hem vergezellen tot bij de Curie en vroeg dat hem twee examina-
toren van de Synode zouden worden toegewezen onder voorwendsel dat hij
zich niet bijtijds voor de examens had aangemeld. Hij kreeg al de punten.
Wegens dit bedrog haalden zich beide clerici een flinke uitbrander van de
oversten van het Oratorio op de hals, maar ook zij konden nu, zo zij het
niet zegden, toch denken: Gedane zaken hebben geen keer. Opdat men eens
te meer zou zien hoe er door de clerici in het Oratorio gestudeerd werd,
zullen we er nog een ander getuigenis aan toevoegen. Het jaar voordien,
het laatste jaar van de theologische faculteit van de universiteit, maak-
te de theologant Banardi deel uit van de examencommissie voor het docto-
raat. Don Bosco bood er vier van het Oratorio aan, onder hen Don Giuseppe
Bertello. Allen slaagden ze schitterend en de bovengenoemde professor
riep daarbij uit: - "Studeren de clerici van Don Bosco niet?" Het zijn de
besten van allemaal. Ik zal dit zeggen aan wie dit hoort te weten!" - Hij
zei het inderdaad aan Mgr. Gastaldi, hij zei het aan Don Bosco, hij zei
het bij iedere gelegenheid en herhaalde het nog in 1891 aan Don Bel-
monte.
En hier zullen we een gedachte van Don Bosco uiteenzetten. Terwijl
zijn clerici hun studies van godgeleerdheid deden, hadden ze doorgaans
ook klas te geven. Het is juist dat deze bezigheid hun aanzienlijk veel
tijd benam, maar Don Bosco was van oordeel dat, wanneer ze niets zouden
te doen gehad hebben, ze zich met minder vurigheid op hun studie zouden
toegelegd hebben terwijl ze nu, gehinderd door werk buiten hun studies,
leerden hoe ze geen tijd mochten verliezen en er meer hun voordeel mee
deden dan zovele anderen.(1) Dit zou een zin van hem verstaanbaar maken
ons meegedeeld door Don Borio. Toen deze nog clericus was te Borgo San
Martino zei hij eens aan Don Bosco: - "Maar Don Bosco wij hebben zoveel
te doen voor onze plichten in de te vervullen taak dat ons slechts weinig
tijd overblijft om ons met onze studies bezig te houden." - Daarop ant-
woordde Don Bosco prompt en met nadruk: - "Zo wil ik het juist!" - De
aanwezigen zwegen en waagden het niet hem de betekenis van zijn woorden
te vragen. Don Bosco wou dat de salesianen al werkende zouden studeren
en niet dat ze zouden studeren om te studeren.
Hoe hij dan verlangde dat zijn clerici goed zouden zijn, getuigt
ons de reeds vernoemde Don Vacchina over een persoonlijk feit. Toen hij
in het Oratorio de eerste klas van het gymnasium gaf, deelde hij, tel-
kens als hij van zijn familie geld ontving, dit onder zijn armste leer-
lingen uit bij zekere omstandigheden, zoals wanneer ze er nodig hadden
of wanneer er een feest was. Eens, door wroeging gekweld, ging hij biech-
ten dat hij tegen het verbod van de regel geld bij zich had gehouden.
(1) Kroniek van Don Barberis, 19 februari 1876.

75.2 Page 742

▲back to top


- XIII/738 -
"En bent u verder nog te communie geweest"? - vroeg hem Don Bosco. - "He-
laas ja"! riep de clericus uit. Heb ik hierdoor wellicht een heiligschen-
nis begaan?" - "Dat zeg ik niet. Je was te goeder trouw. Je deed het om
de jongens te helpen en je inzicht was goed. Basta... basta... men ziet
dat ook jij een zoon van Don Bosco bent."-
Dit schijnt te willen zeggen: men ziet dat ook jij het doet zoals
ik het doe. Door dit te zeggen verbeterde hij de fout zonder de ziel in
kwelling te laten.
In 1878 stierven er vier geprofeste clerici. De eerste, Stefano
Omodei, was een van hen die in januari tyfus hadden opgedaan. Hij was
in oktober 1876 gekomen na te Sondrio de vierde klas van het gymnasium te
hebben beëindigd. Sterk heimwee had hem te pakken, maar hij raakte het
kwijt zodra hij Don Bosco benaderde en hem tot zijn biechtvader had ge-
nomen. "Een plaats geschikt om je te volmaken zoals hier binnen", -
schreef hij toen aan zijn zuster, - "heb ik nooit eerder gezien. Don Bos-
co, mocht je hem zien, is werkelijk de vader van allen." Enkele dagen la-
ter stierf in het college van Lanzo de clericus Giovanni Arata, uit Li-
guriè. Zijn levensbeschrijving (1) staat vol feiten, die zijn niet gewone
deugd in een helder licht plaatsen. Eens ging Don Bosco alleen om hem te
bezoeken naar Sampierdarena, waar hij in het laatste jaar van het gymna-
sium was. Bij het nieuws van zijn dood schreef Don Bosco aan Don Rua: "Ik
heb het verlies erg aangevoeld van onze beste zonen en namelijk van de
waardevolle Arata." De twee andere clerici overleden in de maand juli.
Een van hen, Cesare Peloso van Chiavarin kwam uit het college van Lanzo.
Hij had daar met Don Bosco een langdurig vertrouwelijk onderhoud gehad
over zijn roeping. Hij kwam uit zijn kamer met een zodanig beslist voor-
nemen om salesiaan te worden, dat al de inspanningen door zijn ouders in
het werk gesteld om hem hiervan te doen afzien, op niets uitliepen. Het
derde jaar dat hij als clericus doorbracht ging hij, op raad van de art-
sen de lucht van zijn geboortestreek inademen, maar daar werd zijn toe-
stand heel wat erger. Toen Don Bosco dat vernam deed hij dadelijk Don
Barberis vertrekken, die hem opbeurde en de heilige teerspijs toediende.
De laatste die stierf was Paolo Salvo. Don Bosco bediende zich van zijn
familienaam om bij hem zekere geesteskwellingen te verlichten, want ge-
loofstwijfels, gewetensangsten, vrees verdoemd te zullen worden kwelden
hem soms dag en nacht. Zijn grootste troost bestond er toen in, dat hij
zich dicht bij de vader van zijn ziel kon bevinden. Deze kende zijn be-
nauwdheden, richtte de blik op hem te midden van al de anderen, bekeek
hem goedertieren, legde zijn hand op zijn hoofd en zei hem met een glim-
lach: - "Hier heb je hem die altijd Salvo (gered) zal zijn! Ook wanneer
(1) Ze staat, buiten de rij, aan het hoofd van een verzameling getiteld: Biografie di
Salesiani defunti negli anni 1883 en 1884 Turijn 1885.
(2) Brief, Rome, 10 februari 1878.

75.3 Page 743

▲back to top


- XIII/739 -
hij zonden zal begaan, zal hij altijd de duivel een loer draaien en za-
lig worden. Denk er dus steeds aan dat nu je Salvo bent, dat je, tot
elke prijs, Salvo bent en dat je voor de hele eeuwigheid Salvo zult
zijn." — Niemand vatte de echte betekenis van die scherts, maar hij
voelde er zich door gerustgesteld en vergat voor een ogenblik zijn
vrees. Hij verlangde vurig naar Patagonië te mogen vertrekken, maar we-
gens ziekte, kreeg ook hij de raad terug te keren naar zijn geboorte-
plaats Garessio. Van daaruit schreef hij op 2 augustus 1877 aan Don
Bosco: "Het Oratorio, U, Don Bosco, al de oversten en al mijn medebroe-
ders staan mij onuitwisbaar in de geest geschreven." Hij bracht nog
enkele maanden door in het college van Varazze en, nadat hij bij zijn
familie teruggekeerd was, stierf hij daar in 1878 daags voor de feestdag
van 0.-L.-Vrouw van de Carmel.
Over dit jaar hebben we nog wat nieuws dat we niet mogen laten
verloren gaan, nieuws aangaande de betrekkingen tussen Don Bosco en
De Coadjuteurs.
Voortaan was Don Bosco omringd door een vrij talrijke kern van
mensen die beslist waren steeds bij hem te blijven, met hem door hun
kloostergeloften verbonden waren en hem zo genegen en trouw waren dat
hij ze gerust gebruikte ook voor kiese zaken zonder vrees dat zijn ver-
trouwen zou beschaamd worden. Een van de meest in aanzien staande was de
algemene provisor Giuseppe Rossi. Uit de volgende verklaring ons door
Don Bosco nagelaten kan men merken welke hoge dunk hij van hem had en
hoe hij niet aarzelde hem de vrije hand te laten, niet veel minder als-
of het Don Rua zelf zou geweest zijn.
De heer Giuseppe Rossi, algemene provisor van onze huizen, die
zich naar Frankrijk en naar andere landen moet begeven om voorraden in
te slaan, om correspondenten te zoeken of om er nijverheidsproducten
van onze leerlingen te verkopen, bevelen wij eerbiedig aan bij al onze
vrienden en correspondenten die met hem zullen te onderhandelen hebben.
Hij is een rechtschapen persoon die ons volledig vertrouwen geniet en
daarom geven wij hem de toelating iedere overeenkomst die hij opportuun
zal achten, af te sluiten.
Wanneer hij dan op zijn reizen geld zou nodig hebben, verlenen
wij hem credit bij om het even welk publiek of private handelsinstituut,
voor een bedrag gaande van één tot dertigduizend frank.
Deze gedeeltelijke of volledige bedragen zullen door ons worden
erkend alsof ze aan ons persoonlijk werden ter hand gesteld met alle
waarborgen door de burgerlijke wetgeving en de handelswetgeving voor-
geschreven.
Turijn, 17 juli 1878.
Priester Gio. Bosco.

75.4 Page 744

▲back to top


- XIII/740 -
Rossi had bepaalde redenen, we weten niet welke, om zijn beklag te
doen over een zekere slechte manier van optreden van een leverancier. Het
was daarmee zover gekomen dat een maatregel zich opdrong. Don Bosco was
de mening toegedaan dat men aan die heer een beleefde, maar krachtdadige
brief moest schrijven. Hij maakte er zelf een klad van en liet het over-
schrijven. Het handschrift van de minuut bevindt zich in ons archief en
luidt aldus:
"
Geachte Heer,
"
"
Sommige van mijn ambtsbezigheden hebben mij verplicht en-
" kele dagen afwezig te zijn zodat ik u geen ontvangst kon melden
" van uw brief van 17 dezer,
"
Hoewel mijn opvoeding mij niet toelaat sommige woorden te
" gebruiken die het gepeupel gebruikt en die in dit geval wel zou-
" den passen, toch ben ik van plan mijn eer en die van de directie
" die ik vertegenwoordig, veilig te stellen en te beletten dat zich
" de scènes nog zouden herhalen die zich enkel in uw kantoor tegen-
" over mij en anderen van ons huis hebben voorgedaan.
"
Ik zal uw raad opvolgen en mij niet bíj u aanmelden om te
" komen betalen. Daarom zult u een persoon door u daartoe behoor-
" lijk gemachtigd, bij mij zenden en u hoeft er dan niet aan te
" twijfelen, dat ik tegenover hem zal optreden met de wellevendheid
" die een rechtschapen mens past.
"
"
Gius. Rossi, provisor.
Een feit geeft ons een aanduiding van zijn grote goedheid tegen-
over de coadjuteurs. Gaetano Rizzaghi was op een ogenblik van kwaad hu-
meur uit de congregatie getreden, maar hij vond geen vrede meer. Vaak
dreef het heimwee hem tot voor de poort van het huis dat hij ten on-
rechte verlaten had, waar hij zijn verloren welzijn betreurde. Zijn vol-
hardende ijver trok de aandacht van de oversten die hem toestonden de
retraite te doen. De meditatie over de verloren zoon verscheurde zijn
hart. Pas was de retraite geëindigd of hij liep recht naar Don Bosco,
viel hem te voet en met een stem door snikken onderbroken riep hij zo
hard dat men hem in het hele huis kon horen: - "Vader, ook ik ben niet
meer waardig uw zoon genoemd te worden!"
Bij deze scène nam Don Bosco hem bij de hand, deed hem opstaan,
troostte hem en zelf vergezelde hij hem tot bij de directeur, aan wie hij
zei: - "Behandel hem goed, hoor. Hij is mijn grote vriend." — Bij deze
woorden barstte Rizzaghi opnieuw in tranen uit en riep: - "Nu ben ik in
het paradijs! Kon ik nu die vlek maar uitwissen!" - Van die dag af kon
hij de naam van Don Bosco niet horen vernoemen zonder dat hij begon te
wenen. Toen hij stierf, zegende hij het ogenblik van zijn terugkeer.

75.5 Page 745

▲back to top


- XIII/741 -
Over een andere coadjuteur die te Buenos Aires verbleef, Bartolo-
meo Scavini, was het Don Bosco ter ore gekomen dat hij aangaande zijn
roeping wat twijfelde. Bezorgd over zijn lot schreef hij hem dit briefje:
"Mijn beste Scavini. Het gerucht kwam mij ter ore dat je in verzoeking
bent de salesiaanse congregatie te verlaten. Doe dat niet. Jij, die je
aan God toegewijd hebt met eeuwige geloften, jij, die salesiaans missio-
naris bent, jij, die een van de eersten was om naar Amerika te gaan, jij,
de grote vertrouweling van Don Bosco, jij zou thans willen terugkeren in
die wereld, waar zovele gevaren van verderf bestaan?" - Ik hoop dat je
die dwaasheid niet zult begaan. Schrijf mij welke redenen je in beroe-
ring brengen, en ik, als vader, zal aan mijn beminde zoon een raad geven
die je gelukkig zal maken ín tijd en eeuwigheid." Scavini werd weer rus-
tig en volhardde.
In Amerika, te San Nicolas, stierf in februari 1878 de coadjuteur
Carlo Barberis, die met de tweede expeditie vertrokken was. Zoon van wel-
gestelde mensen, landbouwers, was hij op 21-jarige leeftijd, gedreven
door een oprecht verlangen naar het kloosterleven, salesiaan geworden.
Alvorens verder te gaan zullen wij ons wat ophouden om na te gaan
op welke manier Don Bosco erin slaagde zijn personeel te vormen. Er is
een geval voorhanden dat wij tot in de kleinste bijzonderheden kunnen be-
handelen door gebruik te maken van een document dat in ons archief be-
waard wordt. Het is weliswaar maar één enkel geval, maar het is toch nut-
tig om de geest en de methodes van Don Bosco te kennen. Men dient het
niet te veralgemenen alsof hij in alle gevallen precies zo zou gehandeld
hebben. We vinden dit waardevolle model in
De geschiedenis van een clericus.
De clericus, Bernardo Vacchina, leerling van het Oratorio, trok
het gewijde kleed aan in de herfst van 1876. Don Bosco stond hem toe dat
in zijn dorp te doen zowel om genoegen te doen aan zijn moeder en aan de
pastoor, als, zoals hij zei, om het goede voorbeeld te geven. Na een paar
dagen verblijf thuis, ging de nieuwe clericus een retraite doen te Lanzo,
waar hij de inkleding van een veertigtal van zijn gezellen bijwoonde. Op
het einde van de retraite bleven dezen nog een tijdje te Lanzo terwijl
Vacchina naar het Oratorio gestuurd werd om assistentie te doen bij de
nieuw aangekomen jongens die samen honderdzeventig in aantal waren. Hij
zal zijn rol niet slecht vervuld hebben vermits hem, bij het begin van
het noviciaat de geregelde assistentie toevertrouwd werd van het eerste
jaar van het hoger gymnasium, zodat hij de uren van zijn dagtaak ver-
deelde tussen deze bezigheid en het leven van de novicen. Zo verliep een
klein gedeelte van het schooljaar 1876-77, toen Don Bosco hem na de
biecht zei: "Wacht een ogenblik. Ik heb eraan gedacht je te belasten met
de klas voor het eerste jaar van het gymnasium. Wat zeg je ervan?"
"Oh, Don Bosco"! - riep de kleine clericus bevend uit. - "Ik

75.6 Page 746

▲back to top


- XIII/742 -
ben nog maar een knaap die als clericus gekleed is. Ik ben daar niet toe
bekwaam, geloof me!"
"Je kent de zaken van het eerste jaar van het gymnasium, niet
waar?"
"Dat zou ik willen nazien!"
"En indien je ze kent, dan kan je ze ook aanleren. Ik zelf trou-
wens zal je helpen en je zeggen aan wie je raad moet vragen. In mijn ka-
mer zal ik je het overige zeggen."
De arme jongen stond op als iemand die koorts heeft. In zijn ka-
mer zei Don Bosco hem: - "Kijk, ik ontneem die klas aan de clericus P.
omdat hij de jongens slaat en teveel houdt van het pensum. Stel je voor
dat hij dertigmaal de gebeden laat overschrijven! Hoe moeten die arme
jongens dat doen? Telkens als je in moeilijkheden verkeert, wend je dan
tot mij. Breng me iedere maand een correct proefwerk en doe zoals je zien
doen hebt."-
Bij zijn wekelijkse biecht ontbrak bijna nooit zijn advies over
de manier waarop hij zich tegenover de schooljeugd diende te gedragen,
hoe hij voor zijn leerlingen moest bidden, hoe hij hun vooral in de kerk
het goede voorbeeld moest geven, hoe hij hun stichtende feiten moest ver-
halen, klare gedachten vormen, zelf niet teveel spreken maar hen zelf
moest laten spreken, hoe hij zorgzaam moest zijn voor de minder verstan-
digen en aan allen de aanbeveling moest geven, vaak bij de oversten te
gaan. Hij spoorde hem ook aan tot werken, nu eens als uitboeting van zijn
eigen zonden, dan weer om zich verdiensten te verwerven, om tegenover
zijn naaste de naastenliefde te beoefenen, om bekoringen te vermijden.
Eens vroeg hij hem of in zijn klas alles met orde verliep. - "Niet al-
tijd", - antwoordde hij hem. - "Kijk", - merkte Don Bosco op, - "indien
je wilt dat men je gehoorzaamt en eerbiedigt, zorg er dan voor dat men
van jou houdt. Maar geen strelingen, vooral niet op het gelaat of door ze
bij de hand te nemen!"
Niet al zijn dagen volgden elkaar onveranderlijk rustig op. Soms
had hij te lijden, soms was hij ontmoedigd. De vermoeidheid werd soms wel
overstelpend. Hij had twintig uren lesgeven, moest dagelijks zestig
proefwerken verbeteren en had verscheidene assistenties. Wanneer hij niet
meer kon, begaf hij zich bij Don Bosco die hem telkens zei: - "Vertrou-
wen! Omnia possum in eo, qui me confortat." Deze eenvoudige woorden, uit-
gesproken zoals hij dit kon doen, brachten een magische uitwerking teweeg
op een terneergeslagen hart. Er waren dagen dat Vacchina bij het ontwaken
verrast werd door de terneerdrukkende gedachte aan de klas. Dan sprong
hij uit bed, gaf een geweldige vuistslag op zijn tafel en riep daarbij:
Omnia possum in eo, qui me confortat. Don Cipriano, die boven hem sliep,
sprong de eerste keren dat dit voorviel op, en vroeg hem of hij krankzin-
nig geworden was. - "Het scheelt niet veel", - antwoordde de andere, maar
weldra werd zijn geest weer rustig.
Het eerste wat hij van zijn leraren geleerd had, was de vurigheid,
waarmee zij er zich op toelegden bij hun scholieren de vroomheid in te

75.7 Page 747

▲back to top


- XIII/743 -
prenten. Hij wou ze navolgen. Op een goede dag liet hij in de klas ver-
staan dat het een zeer goede zaak zou wezen, aangenaam aan Don Bosco en
aan de Heer, wanneer iedere ochtend verscheidene jongens ter heilige
tafel zouden gaan. Ieder koos dus zijn dag uit in de week om te communie
te gaan. Geen enkel weigerde. De behendige meester zorgde dan voor een
fraai blad papier, met kant, bloemen en verguldsel, schreef er de namen
op van de leerlingen, in zeven groepen ingedeeld, en liep dan jubelend
bij Don Bosco, opdat hij dit zou goedkeuren en er zijn handtekening zou
op plaatsen. Don Bosco bekeek hem vol genegenheid, prees zijn ijver bij
het bevorderen van de veelvuldige communie, maar zei:
"Ik plaats er mijn handtekening niet op."
"Waarom niet Don Bosco, daar dit toch een goede zaak is?"
"Ze is goed, zeer goed, maar het moet spontaan gebeuren. Kijk,
indien ik nu mijn handtekening zou plaatsen, dan zouden je scholieren
kunnen veronderstellen dat Don Bosco hem dwingt te communie te gaan en
dat is niet onze manier van doen. Dat geldt ook voor jou. Indien een van
je jongens niet zou te communie gaan op de vastgestelde dag, dan mag je
hem niet berispen. Integendeel, laat niet merken dat je hen nagaat. Hen
aansporen, hen aansporen en niets meer."
Eens riep hij hem bij zich zonder schijnbare reden, maar later ver-
nam Vacchina het waarom: de prefect van de internen had zich over hem be-
klaagd. Don Bosco vroeg hem dus gedetailleerde inlichtingen over zijn be-
zigheden en, op het einde, of alle oversten over hem tevreden waren.
"Niet allemaal", - antwoordde hij. - "De prefect heeft mij be-
rispt omdat ik de muzikanten slecht behandelde. Ze geloven werkelijk dat
ze bevoorrechten zijn. Hij heeft mij gezegd dat hij mij die lessen zou
ontnomen hebben."
"Men moet geduld hebben", - merkte Don Bosco op. - "Ook de mu-
ziek is een opvoedingsmiddel. Maar wie heeft je die lessen gegeven, mijn
beste Vacchina?"
"U, Don Bosco."
"Welnu, wie ze jou gegeven heeft, hij ontneemt ze jou niet. Laat
dit weten aan de betrokken persoon. Ondanks alles ben ik over jou tevre-
den. Ga voort met te doen wat je kunt. God zal het overige doen."
Het schooljaar, begonnen op 15 oktober, eindigde op 9 september.
De meester van de eerste lagere klas had de voldoening dat zijn leerlin-
gen bij hun examens een goede uitslag hadden behaald. Omdat hij moe was,
verlangde hij vurig naar wat rust in zijn geboortedorp. - Don Bosco zal
mij dat toestaan, dacht hij bij zich zelf. Van de maand juli af doorlopen
al de andere novicen de bergen van Lanzo. Hij zal me dit zeker niet wei-
geren. - Met dit vertrouwen vroeg hij het hem, maar Don Bosco liet het
hem niet toe. - "Wees maar gerust", - zei hij hem. - "Ik denk aan jou."
Toen er wat tijd verlopen was vroeg Vacchina hem om hem naar Sampierdare-

75.8 Page 748

▲back to top


- XIII/744 -
na te laten gaan. Daar zou hij de zee zien! En Don Bosco zei hem: "Je
zult je vakantie met mij doorbrengen." - De vakantie met Don Bosco door-
brengen? Wat betekenden deze woorden? Intussen gingen de dagen voorbij.
Zodra de clericus Don Bosco zag komen, vloog hij op hem af, kuste zijn
hand en keek veelzeggend naar hem op, maar telkens kwam er niets! Einde-
lijk verstoutte hij zich hem te ondervragen: - "Don Bosco, wanneer en
waar zullen we op vakantie gaan?"
"In het paradijs!" ... Staat dat je niet aan?... Samen in het
paradijs!"
- "Oh, maar daarvoor is er nog tijd genoeg!...
"En wie geeft je de verzekering dat er nog zoveel tijd zal over
zijn?"
De arme jongen was bedremmeld en zei niets meer.
Van het sluiten van de scholen af tot de retraite van Lanzo was
de tijd kort. Vacchina deed zijn aanvraag om de eeuwige geloften te mo-
gen afleggen. Gedurende de biecht van de retraite zei Don Bosco hem: -
"Arme jongen! Je hebt gedaan wat je kon, ik ben over jou tevreden. Het
volgende jaar zullen we je de eerste klas van het hogere gymnasium ge-
ven. Schep moed! Heb je er nooit spijt over gehad bij Don Bosco te
zijn?"
"Neen, maar luister. Toen de prefect me bedreigde me de klas
te ontnemen en ook Don Barberis me berispte, zei ik: "Kijk, ik werk hier
de hele dag en dan krijg ik nog uitbranders! Per slot van rekening kan
ik ook wel elders een stuk brood vinden." Maar geloof me, Don Bosco, ik
zei dit niet met mijn hart, want mijn plaats is hier."
"Ik geloof je. Je zult je geloften afleggen, maar welke gelof-
ten?"
- "Ik meen dat het best is dadelijk mijn eeuwige geloften af te
leggen."
- "Ik sta het je toe, maar je weet wel dat ik niet alleen ben.
Er zijn ook nog andere oversten."
- "Dan zal ik geloften voor drie jaar afleggen. In ieder geval
blijft mijn voornemen ongewijzigd."
Hij legde zijn eeuwige geloften af en dan kreeg hij voor het
nieuwe schooljaar de eerste klas van het hogere gymnasium. De registers
van toen brengen ons een selecte schaar jongens van wie velen nadien
onze congregatie veel eer hebben aangedaan. Toch verliepen de zaken niet
zo vlot als het jaar voordien, ook omdat er meer dan honderd scholieren
in zaten. In het begin kwam er een geval van insubordinatie voor. Een
jongen bestemd voor de eerste klas van het lagere gymnasium wou er niet
naartoe gaan en de oversten bemoeiden zich niet met het geval. De le-
raar maande hem tevergeefs aan te gehoorzamen, ging op hem af, vatte hem
bij zijn kluif en trok hem uit de bank. Maar de kleine schelm die nog
niet lang in het Oratorio was, hief de hand tegen hem op om hem een slag

75.9 Page 749

▲back to top


- XIII/745 -
toe te dienen. Vacchina pakte hem dan bij de kraag en joeg hem de klas
uit terwijl hij zei: "Je zult niet terug binnen komen zonder vooraf om
pardon te hebben gevraagd." - De schoolraad zond hem terug naar de klas,
maar de leraar zette hem aan de deur. De prefect stuurde hem terug, maar
de leraar weigerde hem. De directeur stuurde hem terug maar er was niets
aan te doen, de leraar hield voet bij stuk. Toen liet Don Bosco hem roe-
pen en vroeg hem: "Waarom heb je weerstand geboden aan de oversten? Dat
gaat niet op, dat zul je begrijpen...".
"Luister, Don Bosco." Deze jongen keerde zich dreigend tegen mij
in aanwezigheid van al de scholieren, die erdoor geschandaliseerd werden.
Ik heb 110 jongens en daar valt niet mee te gekken indien ik stand wil
houden. De oversten weten wat er voorgevallen is en kennen de voorwaarde
die mij niet onrechtvaardig toeschijnt. Waarom doen ze hem niet gehoorza-
men?"
"Maar jij hebt de hand aan hem geslagen en wie iemand slaat,
heeft ongelijk."
"Maar indien ik dat niet deed, dan was hij niet naar buiten ge-
gaan. Ik voel tegenover hem geen wrok, integendeel, ik hou van hem. Hij
dient echter het kwaad dat hij begaan heeft te herstellen alsook de er-
gernis die hij gegeven heeft. Met een zo talrijke klas, met leerlingen
die ook wel eens ouder zijn dan ik, kan ik het niet op een akkoordje
gooien."
"Maar indien hij je om verontschuldiging vraagt, zul je hem dan
niet vernederen"...
"Neen, Don Bosco. Ik wens dat hij komt en wat ik tegenover de
oversten gedaan heb, spijt me van harte."
"Wel, stuur me dan de jongen."
De knaap hoorde de aanmaningen van Don Bosco aan, gehoorzaamde ge-
willig, werd in de klas opgenomen en toonde zich nadien zeer genegen te-
genover de leraar.
In het schooljaar 1878-79 werd aan Vacchina de tweede klas van het
gymnasium aangewezen met 130 leerlingen die vrij slecht bij elkaar pas-
ten. Met de leerlingen die in de eerste klas van het lagere gymnasium
voldaan hadden, waren er een aanzienlijk aantal die niet voldaan hadden,
en van de eerste hogere klas waren enkel diegenen overgebleven die niet
geschikt waren om "over de tweede klas te wippen" zoals in de schooltaal
van toen doorgaans gezegd werd. Kortom, het was een klas die ernstige
moeilijkheden zou geven. Na de eerste weken wist de leraar niet meer waar
hij de redding uit de nood moest zoeken. Op een dag, na het diner, nog in
de refter, ging hij tot bij de directeur om hem zijn miseries te vertel-
len. Het scheen hem echter toe dat ze niet in aanmerking werden genomen,
zodat hij zijn geduld verloor en de stem begon te verheffen. Don Bosco

75.10 Page 750

▲back to top


- XIII/746 -
keek van verre toe, stond te luisteren maar verstond het niet en toen zei
hij luidop om zich te doen verstaan: "Wat heeft die clericus die daar zo
als een haantje staat te kraaien?" - Twee dagen nadien liet hij hem roe-
pen en zei tegen hem: "Eergisteren heb je zo staan kraaien tegenover de
directeur. Waarover ging het?"
- "Ik kan niet verder meer met mijn klas. Ik heb 130 scholieren,
die ik in verschillende secties zou moeten indelen, zo aanzienlijk is de
ongelijkheid onder hen. Ik werk me er dood bij en ik haal er niets uit.
Het is een onmogelijke klas, dat ziet u ook wel. De heer directeur zei me
dat ik er geduld moest mee hebben. Ik wil zeker wel geduld hebben, maar
ook met al het geduld van de wereld, zal ik er niet in slagen mirakels te
doen. Er is wat anders nodig!..."
- "Ja" - zei Don Bosco - "het ongelijk ís niet volledig aan je
kant. Er zal in voorzien worden." - Inderdaad werden na een paar dagen
vijfentwintig van de slechtste scholieren uit de klas weggehaald. Een
deel van hen werd naar huis gestuurd en een deel naar de eerste klas van
het gymnasium. Don Bosco zag Vacchina op de speelplaats, riep hem en
vroeg hem: "Welnu, hoe gaat het met je scholieren?"
- "Beter!"
- "Hoeveel heb je er nog?"
- "Meer dan honderd."
- "Goed, dan heb je er nog genoeg om je te amuseren. Maar de direc-
teur is boos op jou."
- "Ik heb er geen schuld aan. Ik verlangde dat verscheidene leer-
lingen zouden weggaan en ze zijn weggegaan, maar wie heeft ze mij ge-
stuurd ofschoon ze in de vorige klas niet voldaan hadden?"
Don Bosco luisterde vaderlijk toe en voegde er geen woord bij.
Vacchina kuste hem genegen de hand en zijn eerste gedachte na dit gesprek
was het weer goed te maken met de directeur.
Hier zou iemand ons kunnen vragen: - "Maar en de studies? en de
gezondheid van die clericus? - Wat de studies betreft, ziehier. Voor de
wijsbegeerte had hij een privé leraar, advocaat Fortis, die wij al ken-
nen, en die hem gedurende zijn vrije tijd les gaf. Voor de andere vakken
onderrichtte hij zichzelf en nam hij ook zijn toevlucht tot medebroeders
van wie de bekwaamheid bekend was. Toch overviel hem nu en dan de ontmoe-
diging. Eens stortte hij zijn hart uit bij Don Bosco, die hem met grote
goedheid zei: - "Je moet geduld hebben! Doe wat je kunt en God zal het
overige doen. Hij zal je niet in de steek laten, indien je voor Hem
werkt. Er zijn trouwens in de congregatie vele ambten en ieder is er om
de Heer te dienen. Wie geen directeur, prefect of iets in die trant kan
zijn of er de gelegenheid niet toe heeft, zal koster zijn en hetzelfde
loon verdienen. Trouwens ook het geven van onderricht zal je geest en
je weg openstellen, je zult het zien!" - En hij had gelijk. Vacchina
moest dat jaar zijn militaire dienst doen in het corps van de Bersaglie-

76 Pages 751-760

▲back to top


76.1 Page 751

▲back to top


- XIII/747 -
ri, maar hij verloor er zijn tijd niet en nadien had hij een gelukkig
leven.
Over zijn gezondheid was de clericus niet erg bezorgd, zowel om-
dat hij een gezond en sterk gestel had, alsook om een heel speciale re-
den. In het gymnasium had hij aan een ernstige ziekte geleden en toen
hij hiervan aan het herstellen was, hadden zijn oversten op advies van
de arts eraan gedacht hem terug naar huis te sturen, maar hij meldde zich
aan bij Don Bosco en zei hem: - "De oversten willen mij naar huis sturen
en ik wil niet gaan.
- "Dat is goed! Je wilt niet gaan! En waarom?"
- "Omdat u me gezegd hebt dat één van ons over kort zal moeten
sterven en, indien het mijn beurt is, dan wil ik hier, door u bijgestaan,
sterven."-
Don Bosco stond daar rechtop op de drempel van zijn kamer. Hij be-
keek de jongen zoals hij dat gewoonlijk deed, hief dan de ogen ten hemel
en zei hem: - "Ga maar naar huis. Je zult nog niet sterven maar een hoge
leeftijd bereiken." - Inderdaad, ondanks verschillende ernstige ziekten,
viert Don Bernardo Vacchina, terwijl wij over hem aan het schrijven zijn,
te Buenos Aires zijn priesterjubileum.
En thans met wat geduld, dat vergoed zal worden door het grote
nut, gaan we ons dadelijk aan het doorbladeren zetten van een dik pak
Correspondentie.
Een aanzienlijk aantal brieven, geschreven in 1878 zijn over dit
boekdeel verspreid, anderen zijn verzameld en wat uitgelegd in het bij-
voegsel. De overblijvende zullen we hier doorlopen. Ze zijn verdeeld in
verschillende groepen, eerst de brieven die gestuurd werden aan personen
in de wereld, mannen en vrouwen, dan deze aan geestelijken, en ten slot-
te deze aan salesianen, of ze nu eenvoudige medebroeders, directeurs of
missionarissen zijn. Iedere groep is chronologisch gerangschikt.
1° Aan dames
1. Aan Mevrouw Teresa, weduwe Lyerre.
Moeder van de oud-leerling Carlo, in de brief vermeld. Deze was
stenograaf bij de Kamer van Afgevaardigden en jammer genoeg correspon-
dent bij slechte kranten.
"
Geachte Mevrouw,
"
"
Ons leven is bezaaid met kruisen, maar de barmhartige God
" laat niet na ons op zijn tijd vertroostingen te zenden.

76.2 Page 752

▲back to top


- XIII/748 -
"
U vertrok uit Rome met spijt en intussen vond u een heili-
" ge bisschop die u raad geeft, een beste biechtvader die u lei-
" ding geeft.
"
Moge God steeds gezegend zijn en doe mijn eerbiedige
" groeten aan Mgr. Galletti en aan kanunnik Fassini voor wie
" ik grote achting en genegenheid heb.
"
Schrijf dikwijls aan uw zoon Carlo, zeg hem dat hij moet
" nadenken over het vluchtige verloop van het leven, over de
" godsdienst van zijn ouders en over de eer van de familie. En dit
" alles met het beoefenen van de godsdienst. Ik zal niet nalaten
" te doen wat ik kan telkens als ik hem zal kunnen zien.
"
Moge God u zegenen, uw dochter Serafina en bid voor mij,
" die altijd voor hen in Jezus Christus zijn zal
"
" Rome, 2 maart 1878.
hun nederige dienaar,
"
Priester Gio. Bosco.
2. Aan Gravin Sclopis.
Het is een troostbriefje, geschreven voor een beeld van een Ecce
homo, omgeven met bloemen geplukt in de hof van olijven. Op 8 maart was
graaf Federico, de echtgenoot van de gravin overleden en hij was gestor-
ven met al de vertroostingen van de godsdienst. Als minister had hij de
wetten ondertekend die de jezuïeten en de dames van het Heilige Hart ver-
banden, maar nadien, in 1855, had hij er spijt van, bevocht in de Senaat
het voorstel van minister Rattazzi tegen de kloostercorporaties, verloo-
chende zijn daad en beleed moedig dat hij bezweken was voor de "druk van
het gepeupel." Toen de hoofdstad naar Rome verplaatst was, nam hij geen
deel meer aan de zittingen van de Senaat. De laatste jaren van zijn le-
ven bracht hij door in een vrijmoedige belijdenis van zijn godsdienst-
plichten. Als begaafd jurist schreef hij vele werken. Hij was een grote
vriend van Don Bosco.
"
Aan de adellijke gravin Sclopis.
"
"
Gij bloemen, die geplukt in de hof van olijven, het graf
" van Sint-Petrus aangeraakt heb, breng namens mij een overvloedi-
" ge zegen aan hen die u in handen zullen houden. Bloemen en door-
" nen zullen in de zalige eeuwigheid een glorierijke kroon vormen.
"
" Rome, 15-3-78. Priester G. Bosco.
3. Aan Mevrouw Annetta Fava Bertolotti.
Ze was van Turijn, maar toen verbleef ze op het platteland te
Villa Sterpone, Borgo Ajé, nabij Moncalieri.

76.3 Page 753

▲back to top


- XIII/749 -
"
Geachte Mevrouw,
"
"
Vandaag op uw naamfeest antwoord ik, na voor u en voor
" heel uw familie de heilige mis te hebben opgedragen, op uw brief
" van 8 juli, waarop ik al eerder had moeten antwoorden.
"
Ik geloof dat het verzenden van de Letture Cattoliche
" geregeld is geworden.
"
Hierbij voeg ik een gedachtenis aan Pius IX, namelijk een
" stukje van een gewaad dat hij gedragen heeft. Vele wonderdaden
" worden door deze onvergetelijke paus bekomen en onder andere
" hoop ik de gunsten die u vraagt, te mogen bekomen.
"
Een goed verblijf op het platteland voor u, voor de heer
" ridder en voor uw kleine erfgename. Moge God hen allen zegenen.
" Bid voor deze arme mens die voor u in Jezus Christus steeds zijn
" zal
"
uw nederige dienaar
"
Priester Gio. Bosco.
" Sint-Annadag 1878, Villa van Sint-Anna bij Caselle.
Aan deze verdienstelijke dame stuurde Don Bosco af en toe een
klein geschenk en begeleidde het met een paar woorden door hem geschre-
ven of door hem aan zijn secretaris gedicteerd op zijn visitekaartjes.
Hier volgen er drie, gedurende verschillende jaren door hem eigenhandig
geschreven: 1° "Priester Giovanni Bosco. Dit is een harde peer, maar die
zullen we laten stoven in de heilige vrees des Heren. Maar ze weze u en
uw jonge juffrouw aangenaam." 2° "Priester Giovanni Bosco biedt aan Me-
vrouw Fava Bertolotti en haar jonge juffrouw enkele druiventrossen aan."
3° "Voor het feest van Maria, Hulp der Christenen, verlangde de dame een
klein koorgestoelte, waar ze gemakkelijk aan de gewijde diensten kon
deelnemen. Don Bosco schreef op een visitekaartje: "Voor mevrouw Annetta
Fava beveelt priester Giovanni Bosco een voorbehouden plaats aan die zo
goed mogelijk moet zijn."
Volgende drie andere dicteerde hij aan zijn secretaris: 1° "Pries-
ter Giovanni Bosco veroorlooft zich aan de verdienstelijke mevrouw een
paar druiventrossen aan te bieden gerijpt aan het raam van zijn kamer, in
de schaduw van het heiligdom van Maria, Hulp der Christenen. Gelieve ze
te aanvaarden als een kleine blijk van zijn levendige dankbaarheid met
zijn wensen voor de beste zegeningen van de hemel." 2° "Priester Giovanni
Bosco met het inzicht een geringe blijk te geven van zijn dankbaarheid
tegenover de geachte mevrouw, veroorlooft zich enkele druiventrossen aan
te bieden met de wensen van iedere hemelse zegen." 3° Priester Giovanni
Bosco verzoekt de geachte mevrouw de nederige gift te willen aanvaarden
van enkele kersen uit de tuin van Maria, Hulp der Christenen, met de
wensen van iedere hemelse zegen."

76.4 Page 754

▲back to top


- XIII/750 -
4. Aan Mevrouw Giuseppa Maria Armelonghi.
Zij was van Lugagnano, misschien de tante van de salesiaanse
priester die deze familienaam draagt. We vinden hier de fundamentele nor-
men voor de leiding van zielen die door scrupules gekweld worden.
"
Zeer geachte Dame in Jezus Christus.
"
"
Wat uw geweten betreft moet u het volgende in acht
" nemen:
"
1° Nooit trachten de vorige biechten opnieuw te doen.
"
2° De gedachten, de verlangens en alle inwendige zaken
" moeten nooit gebiecht worden.
"
3° Biecht enkel de werken en de gesprekken, waarover
" de biechtvader zal oordelen of ze fout zijn en niets anders.
"
4° Een blinde gehoorzaamheid aan de biechtvader. Wees
" gerust wat uw geweten betreft en bid voor mij die steeds in
" Jezus Christus zijn zal
"
uw nederige dienaar,
" Turijn, 26 september 1878.
Priester Gio. Bosco.
5. Aan Gravin Callori.
Deze zeer vrome adellijke dame werd soms gekweld door een droef-
geestigheid die haar sterk beklemde. Wat hielp om ze gerust te stellen,
was het ontvangen van nieuws over de werken van Don Bosco. Don Bosco,
die dat wist, voerde herhaaldelijk met haar een lange correspondentie,
wat hij met geen enkele andere dame deed.
"
Mijn goede Mama,
"
"
Indien mijn zwakke gebeden die ik voor u tot God verhef,
" mijn brave Mama, even persoonlijke bezoeken zouden zijn, dan
" zou ik u meermaals per dag niet weinig tijd met mijn praatjes
" doen verliezen. En ik ben beschaamd u niet geschreven te hebben
" en mij te hebben laten kennen als een slechte zoon tegenover een
" moeder die zo goed is, des te meer omdat ik u zeer nodig heb.
"
Laat ons beginnen met te antwoorden.
"
D.Cagliero werkt met veel energie aan een aanstaande expe-
" ditie van zusters en missionarissen voor Amerika, maar misschien
" zal hij ditmaal niet kunnen vertrekken met het gros van het leger.
" Hij geeft mij nochtans de verzekering dat hij, alvorens te ver-
" trekken, zijn plicht zal vervullen onverschillig of u te Turijn
" of nog te Vignale zult zijn.
"
Het nieuws dat u mij laat weten over onze leerlingen van

76.5 Page 755

▲back to top


- XIII/751 -
" Vignale valt mij pijnlijk. Ik ben naar Lanzo geweest in het begin
" van de maand juli en ik heb niemand in de ziekenzaal aangetroffen.
" Ik keerde er terug in het begin van deze maand en verbleef er tien
" dagen, maar er was niemand in de ziekenzaal. Alle onheilen vallen
" nu toch op mijn beste jongens van Vignale, vooral op de jongens
" Ravizza die ik speciaal aan de directeur daar aanbevolen had.
" Ik wil bidden en veel laten bidden voor hen, opdat God ze zou
" zegenen en hen terug gezond maken. Laat ons nog wat wachten om
" te zien of we zullen verhoord worden.
"
Jammer genoeg, stijgt dagelijks de schaarste aan priesters
" meer en meer. Ik werk en doe grote inspanningen om er gereed te
" maken. Ik doe iets en zou veel meer doen, indien ik er de midde-
" len toe bezat. Maar het is maar een druppel water op een gloeien-
" de plaat. Rogemus Dominum messis, ut mittat operarios in messem
" suam. Toch hoop ik voor het einde van volgende week u een van on-
" ze leraren te kunnen sturen die tenminste voor een korte tijd bij
" u de mis zal komen opdragen.
"
Ik blijf te Sampierdarena tot 16.9.1878.
"
Wat onze zusters betreft, dezen zijn nu reeds zodanig ver-
" spreid dat ze op het ogenblik niet meer, zoals u verlangde, les-
" sen kunnen komen volgen bij de goede meesteressen van uw asiel.
"
Niettemin bedank ik u voor de uitnodiging en voor de gast-
" vrijheid die u hun belooft.
"
Ik hoop ook een tocht te ondernemen naar Vïgnale, maar de
" tijd hiervoor kan ik nog niet vaststellen. Wat zeker is, is dat
" ik geld nodig heb! Deze morgen is de aannemer van de kerk van
" Sint- Jan de Evangelist mij, diep teleurgesteld, komen zeggen dat
" hij, indien ik hem geen aanzienlijk bedrag geld dat opeisbaar is
" geworden, kan betalen, hij genoodzaakt zal zijn het werk stil te
" leggen. Ik bezit letterlijk niets. Mocht u mij toch ter hulp ko-
" men ter ere van Pius IX! Het zou een groot hulpmiddel zijn! Maar
" wie weet hoe het met uw minister van financiën staat!
"
U vraagt om nieuws over onze zaken en ik kan u zeggen dat
" zij moreel en wetenschappelijk heel goed gaan, dank zij de genade
" van de Heer. Dit jaar hebben we 300 jongens die het geestelijk
" gewaad zullen aannemen. Het aantal dat zich aan het klaarmaken
" is voor volgend jaar zal niet minder belopen. Het is waar dat ze
" over verschillende diocesen verspreid worden, maar het zijn toch
" altijd arbeiders in de wijngaard van het evangelie.
"
Hier te Sampierdarena hebben wij tweehonderd jonge volwas-
" senen, Mariazonen genoemd, die naar de geestelijke staat verlan-
" gen. Men mag zeggen dat dat een echte schat is. Maar ook hier
" weerklinkt het gebruikelijke antiphonium. De bakker weigert nog
" brood te leveren omdat er achterstallen van elfduizend frank
" moeten betaald worden.
"
Zoals u merkt, ben ik niet zonder zorgen, maar we worden
" vergoed door de goede tucht en zedelijkheid in onze huizen. Sinds
" een jaar hebben we er twintig geopend, waarvan zes in Uruguay en

76.6 Page 756

▲back to top


- XIII/752 -
" in de Argentijnse Republiek in de nabijheid van de inheemse bevol-
" king.
"
Moge God u zegenen, mijn goede Mama, en moge Hij samen met
" u uw familie, uw dochters en hun families zegenen. Moge God aan
" allen heiligheid en gezondheid in overvloed verlenen. Bid voor
" deze beklagenswaardige mens die steeds in Jezus Christus zijn zal
"
"
uw nederige dienaar,
"
Priester Giovanni Bosco.
"
" P.S. Op dit ogenblik verblijven er 27.000 jongens in onze huizen.
6. Aan Markiezin Fassati.
Ook hier spreekt hij over twintig huizen die dat jaar geopend
werden. We zullen verder zien op welke wijze hij de berekening maakte.
"
Geachte Mevrouw de Markiezin,
"
"
Verscheidene malen, Mevrouw de Markiezin, bent u ons ter
" hulp gekomen zonder dat u dit gevraagd was geworden. Thans vraag
" ik zelf het in naam van de Heer en ik ben er zeker van dat u,
" wanneer u dit kunt doen, ons helpen zult. Luister.
"
De bijna onweerstaanbare ontwikkeling van onze congrega-
" tie, de dringende behoeften van de godsdienst hebben ons huizen
" doen openen met uitgaven die boven onze krachten gaan. Op een
" jaar tijd hebben wij er twintig geopend. De missies in Amerika,
" de overvloedige oogst die ons aangeboden wordt door deze repu-
" blieken en door de wilden zelf, de expeditie van de missionaris-
" sen en van de missionarissen die zich klaarmaken om te vertrek-
" ken, de kerk van Sint-Jan de Evangelist die een dam moet opwer-
" pen tegen de protestanten die een van de meest bevolkte wijken
" van deze stad hebben ingenomen, al deze ondernemingen hebben
" ons vermoeid en in schulden gestoken.
"
Indien daarom uw liefdadigheid ons ter hulp zou kunnen
" komen, zou dat het opportune ogenblik zijn. Ik weet wat u al voor
" ons gedaan hebt en wat u voor anderen doet. Daarom ben ik dank-
" baar voor de weldaden die wij ontvangen hebben en geef ik u enkel
" een uiteenzetting van onze noden met vertrouwen in uw liefdadig-
" heid binnen de mogelijke grenzen en zoals de Heer het u zal in-
" geven.
"
Ik verzoek u daarom er zeker van te zijn dat, wat u ook
" zult doen, wij u zeer dankbaar zullen zijn voor de weldaden die
" u ons al gedaan hebt. We zullen niet nalaten iedere dag te bid-
" den voor uw geliefden die God al tot zich geroepen heeft en we
" zullen op een speciale manier bidden voor u, opdat God u in goe-
" de gezondheid zou bewaren, u de waardevolle gave van de volhar-
" ding in het goede zou verlenen en de hemelse beloning in het
" rijk van de glorie.
"
Ik beveel mijn arme ziel aan de liefdadigheid van uw hei-
" lige gebeden aan, terwijl ik de eer heb in Jezus Christus te
" zijn
"
uw nederige dienaar,
" Turijn, 23 oktober 1878.
Priester Gio. Bosco.

76.7 Page 757

▲back to top


- XIII/753 -
" P.S. Ik stuur u mijn brief naar Montemagno, waar ik hoop dat u
"
hem met minder stoornis zult kunnen lezen.
7. Aan Mevrouw Teresa Vallauri.
Zij was de voorname medewerkster, de zuster van Don Pietro, al
bekend bij onze lezers. Ze leed aan een pijnlijke ziekte, die haar op
10 maart 1879 uit het leven wegrukte. Bij de wrede stuiptrekkingen van
de kwaal gaf God haar een heldhaftig geduld. Vervuld van liefdadige ge-
voelens en als voorzichtige vrouw, maakte ze haar testament en hield
een bedrag afzonderlijk, dat ze in handen wou geven van Don Bosco voor
de werken en de missies van de salesianen.
"
Geachte Mevrouw Teresa,
"
"
De laatste maal dat ik het genoegen gehad heb u te zien,
" was ik zeer mistroostig omdat ik kon zien dat uw kwaal heel wat
" erger is dan ik dacht. Onze jongens bidden voor u 's morgens en
" 's avonds, maar ik zou er nog wat willen aan toevoegen.
"
Ik wil dat men werkelijk de Heer geweld zou aandoen, in-
" dien hetgeen wij vragen natuurlijk niet strijdig is met de meer-
" dere glorie van God en met het welzijn van uw ziel. Laat ons dan
" toe het zo te doen: van zondag af tot de dag van de Onbevlekte
" Ontvangenis zullen onze jongens voor u te communie gaan, ik zelf
" zal iedere morgen de heilige mis voor ditzelfde inzicht opdragen.
" Een elite van onze vurigste jongens zullen zich elke dag naar de
" kerk begeven om te bidden tot Jezus in het heilig sacrament.
"
U zult zich dan met ons in de geest des Heren verenigen
" en het gebed zeggen dat ik u vroeger gesuggereerd heb te doen; u
" zult ook al uw lijden aan God opofferen. Ik hoop eveneens op een
" of andere dag u tegen de avond een bezoekje te kunnen brengen.
"
Moge God u zegenen, Mevrouw Teresa, u doen genezen, u nog
" vele jaren behouden om de vrucht van uw liefdadigheid te zien.
" Bíd eveneens voor deze arme wees die voor u in Jezus Christus
" steeds zijn zal
"
" Turijn, 8 november 1878.
uw nederige dienaar,
"
Priester Gio. Bosco.
8. Aan Gravin Callori.
Opnieuw spreekt hij over zijn oogkwaal. Eerst in februari 1879
zal hij er te Rome van genezen op een manier die door sommigen voor won-
derdadig werd gehouden.

76.8 Page 758

▲back to top


- XIII/754 -
"
Mijn goede Mama,
"
"
Ik ontvang nieuws van u langs de tuinier Rizzoglio die
" hier met zijn vrouw in de kerk van Maria, Hulp der Christenen
" uiting is komen geven aan zijn godsvrucht.
"
Het gaat hier over het algemeen goed met ons. Alleen mijn
" gezichtsvermogen gaat snel achteruit. God heeft dit op die manier
" goed gezien omdat ik er mij niet van bediende zoals het behoorde
" te zijn.
"
Bid voor mij en voor onze zaken. Moge God u zegenen, heel
" uw familie en u allen een goede gezondheid en heiligheid in over-
" vloed schenken. Amen.
"
Geloof mij in Jezus Christus te zijn
"
" Turijn, 25.11 78.
uw nederige dienaar,
"
Priester G. Bosco.
2° Aan heren.
9. Aan de Minister van Binnenlandse Zaken.
Een van de vele smeekbrieven van Don Bosco om eretekens te bekomen
voor hen die aan zijn werken weldaden bewezen. Hier vraagt hij aan mi-
nister Francesco Crispi een ridderorde voor dokter Albertotti, die van
1872 af kosteloos medische hulp verschafte aan het Oratorio, zoals hij
dat tot aan zijn dood bleef doen. De aanvraag werd gunstig ontvangen,
daar beslist werd hem het ridderkruis te verlenen, maar deze beslissing
bleef zonder gevolg wegens de val van het ministerie.
"
Excellentie,
"
"
De nederige schrijver van deze brief heeft de hoge eer de
" aandacht van Uwe Excellentie te vestigen op een verdienstelijk
" burger die waardig schijnt een ereteken te ontvangen. Het is Dr.
" Gio. Battista Albertotti, professor in de geneeskunde.
"
Zoals blijkt uit de hïerbijgevoegde documenten oefent hij
" op een eerzame manier zijn kunst uit en geeft hij blijk van grote
" ijver voor de zieken vooral voor de arme en de verlaten zieken,
" en dat sinds meer dan twintig jaar.
"
Toen in 1854 in de dorpen Branda en Bassi de cholera uit-
" brak, aarzelde hij geen ogenblik alle mogelijke gevaren het hoofd
" te bieden om hen die door die dodelijke ziekte waren aangetast
" bij te staan. Hij had daarbij de troost goede resultaten van
" zijn zorgen te zien, zoals de bijgevoegde attesten bewijzen.
"
In 1871 werd hij geroepen om zijn werk te verrichten bij
" de moeilijke verzorging in het krankzinnigengesticht van Turijn.
" Hij stemde er gewillig mee in en had de troost steeds de achting

76.9 Page 759

▲back to top


- XIII/755 -
" dienen van de administratie, zoals blijkt uit bijgevoegde ver-
" klaring.
"
Terwijl hij dan werkzaam was in het krankzinnigenge-
" sticht ging hij er steeds mee voort als professor de vrucht van
" zijn studies en van zijn ervaring mee te delen aan zijn studen-
" ten van de universiteit van Turijn. Tevens werkte hij nog in het
" voordeel van talrijke werken van openbare weldadigheid.
"
Sinds zes jaar nam hij op vaderlijke wijze de zorg op zich
" van de arme jongens die ten getale van ongeveer negenhonderd
" opgenomen werden in het huis van de H. Franciscus van Sales te
" Turijn. En al deze diensten heeft hij steeds kosteloos verleend.
" Daarom, om van onzentwege onze dankbaarheid te betuigen om de
" hiervoor vermelde redenen, verzoek ik Uwe Excellentie aan deze
" illustere arts een ereteken te willen verlenen van de orde die
" Uwe Excellentie voor hem best gepast zal vinden.
"
" Rome, 2 februari 1879.
Priester Gio. Bosco.
10. Aan dezelfde.
Een ander smeekschrift van dezelfde aard in het voordeel van de
aannemer Felice Faja. Omdat in onze minuut de datum ontbreekt, weten we
niet wie op dat ogenblik minister was. Uit de inhoud blijkt dat het niet
geschreven werd voor 1877, en uit wat we zullen zeggen kan opgemaakt wor-
den dat het niet verder dan 1878 kan gedateerd worden.
"
Excellentie,
"
"
Onder de verdienstelijke burgers van de burgerlijke maat-
" schappij meen ik Uwe Excellentie attent te mogen maken op Cav.
" Felice Faja van Asti die op dit ogenblik te Turijn zijn woon-
" plaats heeft, Via Vernaia nr. 1.
"
Gedurende zijn werkzame loopbaan als aannemer van open-
" bare werken was zijn leven voortdurend dat van een rechtscha-
" pen en eerzaam burger.
"
Hij was de aannemer van de kanalen van het openbaar do-
" mein in de streek van Vercelli, van de gebouwen voor de berei-
" ding van de tabak en van de papierfabriek in het koninklijke
" park bij Turijn. In verstandhouding met graaf Cavour werkte hij
" mee aan talrijke openbare werken en aan vele weldadigheidswer-
" ken. In twee keren schonk hij 10.000 lires aan het college van
" de Artigianelli. Als directeur en inspecteur van de technische
" scholen van Sint-Carolus droeg hij met eigen geld bij om het
" terrein te kopen waar thans het gebouw staat dat voor dit ge-
" bruik bestemd werd.
"
Hij betaalde 10.000 lires in het voordeel van de arme jon-
" gens van het Oratorio van de H. Franciscus van Sales, dat deze

76.10 Page 760

▲back to top


- XIII/756 -
" schuld had tegenover de bank van lening.
" Hij kreeg op 19 januari 1877 als ereteken het kruis van de orde
" van Sint-Silvester.
"
Thans wordt er voor hem gevraagd, als publiek weldoener,
" een ereteken van de Mauritaanse orde. Dat zal hem aanmoedigen
" om nog andere werken van publiek nut te doen, wat hij nooit wei-
" gert.
Dank zij de aanbeveling van Don Bosco bekwam de heer Faja het rid-
derkruis. Om deze gebeurtenis te vieren gaf hij een groot diner, waarop
hij Don Bosco uitnodigde met enkele salesiaanse priesters, Dr. Fissore
en andere personen.
Gedurende het banket zei een van de disgenoten tot Don Bosco:
"In uw kerk is er iets wat er niet door kan."
- "Wat mag dat zijn?"
"Dat de engelen mooier zijn dan de Madonna." - Hiermee wou hij
zeggen dat de engelen van de twee kerktorens van verguldsel schitterden,
terwijl boven op de koepel de Madonna zwart geworden was omdat door weer
en wind de zeer dunne laag goud verdwenen was.
"U hebt gelijk", - antwoordde Don Bosco aan zijn gesprekspartner.
"Dat is een ongepastheid die moet verholpen worden." - Dan verhief hij de
stem en zei aan al de genodigden: - "Laat de heren luisteren naar een op-
merking die mij zo-even gemaakt werd. De engelen zijn mooier dan Maria,
Hulp der Christenen. Het is nodig aan de Madonna het decorum te geven dat
haar past. Daarom wend ik mij tot u om het beeld opnieuw te doen vergul-
den."
- "Zeker, zeker"! - riep iedereen.
- "Goed dan, U, Dr. Fissore die professor bent in de anatomie, ge-
last ik ermee aan elk van deze heren het deel aan te wijzen dat ze op
hun kosten zullen laten vergulden. Een beetje voor iedereen doet niemand
kwaad."-
Dr. Fissore aanvaardde dat en deed de verdeling: aan de ene het
hoofd, aan een andere een arm, aan nog een andere de helft van de mantel,
aan weer een andere de andere helft en zo verder, zodat iedereen zijn
deel had. De afzonderlijke bedragen werden al vastgesteld, toen Don Bos-
co, die tot dan toe alles stilzwijgend en glimlachend goedgekeurd had,
het stilzwijgen verbrak en zei: - "Maar voor u dan, dokter, hebt u voor
u niets voorbehouden?" - Er barstte een algemeen luid gelach uit. Dan
ging Don Bosco verder: - "Voor u dokter, de maag." - De arts aanvaardde
dit.
In het programma van 24 mei 1877 kwam al, zoals we dat gezien heb-
ben, de aankondiging voor dat men het beeld wou vergulden en sommige
schenkingen had men hiervoor al ontvangen, maar er ontbrak nog teveel
aan. Op die dag kwam alles voor elkaar zodat op het feest van 1878 de
engelen van de kerktorens niet meer afstaken bij de Madonna daar hoog
op de koepel.

77 Pages 761-770

▲back to top


77.1 Page 761

▲back to top


- XIII/757 -
11. Aan de heer Ignazio N.N.
Don Bosco zegt zijn mening over een voorgenomen huwelijk waarbij
de bruid aan haar man als bruidschat enkel een goede voorraad aan deug-
den zou hebben gebracht. De geadresseerde behoorde tot een adellijke en
historische familie, die echter niet zeer rijk was.
"
Beste Ignazio,
"
"
Vandaag op je naamfeest stuur ik je een antwoord op je
" brief van 28 dezer. Niets is te weinig. Het is waar dat de deugd
" al de schatten overtreft, maar toch moet men kunnen leven en uit-
" gaven doen. Daarom zou ik aan mijn broer zeggen: wees niet over-
" haastig. Nochtans, terwijl ik grote waarde hecht aan de zeldzame
" goede gaven van die persoon en er hoop bestaat dat ze iets zal
" bezitten, indien niet dadelijk dan ten minste toch later, zou ik
" alles overlaten aan de raad van je moeder die vroom en voorzich-
" tig is en van je houdt.
"
In ieder geval zal ik voor je bidden opdat God je toekom-
" stige gezellin zou zegenen en aan beiden zou verlenen wat best
" is voor het geestelijke en voor het tijdelijke.
"
Groet je mensen thuis en bid voor mij die voor jou steeds
" zijn zal in Jezus Christus
"
" Turijn, 31.7.78.
je toegenegen vriend,
"
Priester G. Bosco.
12. Aan Baron Carlo Ricci Des Ferres.
"
Beste heer Baron,
"
"
"
"
Ik ontving uw brief met de aalmoes van 100 fr. De twee
" missen werden al gecelebreerd volgens uw vrome intentie. Graaf
" Cays heeft een speciaal memento gedaan voor het welzijn van uw
" dochter-kloosterzuster. Er wordt thans een speciale noveen ge-
" houden in het instituut van S. Pierdarena.
"
Ik ben het met u eens dat men voor die aard van ziekten
" veel meer op de hulp van de Heer moet rekenen dan op de mense-
" lijke kunde. Hier wordt iedere ochtend en iedere avond voor het
" altaar van Maria, Hulp der Christenen, gebeden. Ik heb veel hoop.
"
Hierbij voeg ik een stukje van een gewaad van Pius IX.
" Wie weet of we onder de wonderdaden van deze paus ook niet de ge-
" nezing van uw dochter zullen mogen tellen?
"
Moge God u zegenen, Heer Baron, heel uw familie en in het
" bijzonder de goede, zieke kloosterzuster.

77.2 Page 762

▲back to top


- XIII/758 -
"
Moge de Heilige Maagd Salus infirmorum van haar goddelijke
" Zoon, Jezus, de genade bekomen die wij vragen.
"
Bid voor mij die van ganser harte in Jezus Christus ben
"
" Turijn9 24 september 1878.
uw nederige dienaar,
"
Pr. Gio. Bosco.
13. Aan de heer Antonio Massara.
Hij was gemeentesecretaris te Bianzè (Novata) toen hij in 1891
deze brief en de twee volgende overhandigde aan Don Rua. Hij was in zijn
jeugd seminarist geweest. Hier geeft Don Bosco hem een antwoord over ge-
wetenskwesties.
"
Mijn beste in J. Chr.
"
"
Uw oprechtheid bij het schrijven is een blijk van uw goe-
" de wil en nodigt me uit met volle vertrouwen te spreken. God is
" groot, God is barmhartig. Soms denken we niet aan Hem, maar Hij
" denkt aan ons en wanneer Hij merkt dat we ver van Hem wegvluch-
" ten, geeft Hij ons een klap op de schouders, houdt ons tegen en
" doet ons terugkeren naar Hem. Is dat niet waar? Moge daarom in
" alles de Heer gezegend zijn en zijn besluiten aanbeden worden.
" Indien je gezondheid je dus zou toelaten je studies te hervatten,
" dan doe ik er wellicht goed aan je aan te raden verder te gaan
" ook tot het priesterschap. Indien je het teruggetrokken leven in
" gemeenschap lief hebt en bij mij zou willen komen, dan zou ik je
" tot mijn beste en geliefde zonen rekenen.
"
Intussen zullen het gebed, het werk, de versterving met
" een veelvuldige biecht en communie je de zegepraal laten behalen
" op de oude vijand van je ziel. De andere zaken kan ik niet aan
" het papier toevertrouwen. Vaarwel, mijn beste.
"
Moge God je zegenen. Bid voor mij die steeds voor jou in
" Jezus Christus zijn zal
"
" Turijn, 26 september 1878.
je toegenegen vriend,
"
Priester Gio. Bosco.
14. Aan dezelfde.
"De andere zaken kan ik niet aan het papier toevertrouwen" had
Don Bosco geschreven. De clericus las deze woorden, schreef hem nogmaals
en zei hem dat, indien hij hem iets had mee te delen, hij naar Turijn zou
komen.

77.3 Page 763

▲back to top


- XIII/759 -
"
Beste in Jezus Christus,
"
"
Eerst nu ben ik pas te Turijn toegekomen na een lange af-
" wezigheid. Indien je het gepast oordeelt, kom dan maar heel de
" noveen van Allerheiligen of een gedeelte ervan met mij door-
" brengen.
"
We zullen met elkaar praten en dan beslissen wat ons bei-
" den het beste schijnt te zijn in de Heer. Moge God ons allen zege-
" nen en geloof me steeds in J. Chr. te zijn
"
" Turijn, 17 oktober '78.
je toegenegen vriend,
"
Priester Gio. Bosco.
15. Aan dezelfde.
Massara vloog naar het Oratorio, maar hij moest drie dagen wachten
alvorens een audiëntie bij Don Bosco te krijgen. Toen hij zijn naam hoor-
de, herinnerde Don Bosco zich alles. "Hij deed me tal van vriendelijke
uitnodigingen", - schrijft hij - "en behandelde mij daarbij met zoveel
goedheid dat ik tot tranen toe bewogen werd wegens deze inwendige ver-
troosting. Ik zal me steeds herinneren dat ik voor hem stond terwijl hij
neerzat aan tafel na het souper. Hij zei me dat ik zou gaan zitten en ik
begreep dat niet dadelijk, deels omdat ik in mijn binnenste zo ontroerd
was en deels omdat hij wat stil sprak. De heilige man stond dan op en wou
me op zijn stoel doen gaan neerzitten midden aan tafel. Ik hoef natuur-
lijk niet te zeggen dat, toen ik het begrepen had, ik om verontschuldi-
ging verzocht en volstrekt weigerde dat te doen. Hij nodigde me uit daar
te blijven en zei voor de grap aan Don Cagliero, die nabij gekomen was,
dat ik de opvolger zou worden van Don Bonetti voor de directie van het
Bollettino Salesiano. Ik nam de uitnodiging aan en hij deed mij de beste
vrije kamer aanwijzen en vertrouwde me toe aan een makker (een zekere
Alessandro Mora van Milaan) die mij in opgewekte stemming hield.
Een beschrijving geven van de vreugde die ik smaakte dat ik mij in een
zo heilige plaats mocht bevinden na te midden van de wereld te hebben
geleefd, is mij onmogelijk." Zijn wankele gezondheid liet hem niet toe
weerstand te bieden aan het leven in gemeenschap. Om die reden en ook
omdat hij door een bloedverwant daartoe aangezet werd, besliste hij te-
rug te keren naar zijn dorp. Alvorens terug te gaan, ging hij Don Bosco
groeten, díe hem met dezelfde beminnelijkheid behandelde, maar uit zijn
houding kon men toch opmaken dat hij niet tevreden was dat de jongens
vertrok. Hij deed hem zelfs mooie voorstellen, maar de andere aanvaard-
de zijn lieflijke aanbiedingen niet.
"Tot mijn ongeluk", - gaat Massara verder - "duurde het niet lang
of ik had daar spijt over en daarom ben ik een tijdje nadien terugge-
keerd naar Turijn met het inzicht de voorstellen te aanvaarden die mij
enkele maanden voordien waren gedaan geworden, maar Don Bosco antwoord-

77.4 Page 764

▲back to top


- XIII/760 -
de me dat hij me niet meer in dezelfde voorwaarden kon aannemen. Ik ver-
liet hem met tranen in de ogen, keerde terug naar huis en om mijn smart
te luchten, schreef ik hem een andere brief waarin ik de wens uitdrukte
tot elke prijs te willen teruggaan." Dadelijk antwoordde Don Bosco hem:
"
Mijn beste vriend,
"
"
Ik zegen de Heer omdat Hij in jou de goede wil bewaart
" goed, deugdzaam te zijn en je ziel te redden. Ik verzuim niet
" je dagelijks aan de Heer aan te bevelen. Je makkers doen het-
" zelfde. Hier houden we nog altijd van jou. Wat je komst naar
" Turijn betreft, zult er goed aan doen zekerheid te hebben dat
" je gezondheid normaal is.
"
Voor het examen over de methode zal het nuttig zijn je
" te voorzien van de programma's over de voorgeschreven stof en
" te beginnen met ze te herzien.
"
Groet je ouders van mijnentwege en bid voor mij die voor
" jou steeds in J. Chr. zijn zal
"
je toegenegen vriend,
"
Pr. Gio. Bosco.
16. Aan Baron Carlo Ricci Des Ferres.
De "zieke jongen Du Bourg" was een neef van Baron Du Bourg, parti-
culier secretaris van de graaf de Chambord, die Don Bosco in 1883 naar
Frohsdorf vergezelde. Er bestonden verwantschapsbanden tussen de familie
Ricci Des Ferres en de Du Bourg.
"
Beste Heer Baron Carlo Ricci,
"
"
Ik had nog maar pas uw geëerde brief gelezen of ik gaf da-
" delijk het bevel te bidden voor de kleine, zieke jongen van de Du
" Bourg. Ik hoop dat de heilige Maagd onze gebeden zal verhoord heb-
" ben in de zin en in de mate dat dit voor de meerdere glorie van
" God, tot groter voordeel van heel deze vrome familie zal strekken.
" Mogen de zegeningen van de hemel overvloedig neerdalen over u, de
" hele familie Fassati en de geëerde familie De Maistre, terwijl ik
" met de grootste verering ben
"
uw zeer verplichte dienaar,
" Oratorio di S. Benigno Canav. 3-10-1878
Priester Gio. Bosco.
"
" P.S. Ik schrijf moeilijk.

77.5 Page 765

▲back to top


- XIII/761 -
17. Aan ingenieur Francesco Bocca.
Deze heer die van Pollone in de streek van Biella was, had in zijn
dienst een zuster van Giuseppe Sandrone, externe opzichter in de salesi-
aanse drukkerij. Tussen deze laatste en zijn zuster bestonden er veten om
reden van een kwestie van persoonlijk belang. De ingenieur verzocht Don
Bosco een goed woordje te zeggen om het geschil bij te leggen. De brief
van Don Bosco die het over zijn bemiddeling heeft, is een mooi staaltje
van zijn wijsheid en christelijke liefde.
"
Geachte Heer Landmeter Bocca,
"
"
Ik heb meermaals met Gius. Sandrone gesproken en hij en
" zijn vrouw kwamen iedere keer. Ik zal u een schets geven van
" wat er besproken werd. Giuseppe trekt geen ogenblik de zaken in
" twijfel die zijn zuster Maria voor hem gedaan heeft. Hij geeft
" zelfs de verzekering dat hij haar dankbaar is en hoewel hij
" verzekert bereid te zijn tot zijn laatste duit voor zijn zuster
" uit te geven, indien deze in nood mocht zijn, toch is hij ook
" bereid, indien men mocht verlangen dat de belangen van zijn
" zuster op schrift zouden gesteld worden, dit dadelijk te doen.
" U zou dus de goedheid moeten hebben de gedachte van Maria weer
" te geven, een geschrift op te stellen en het mij dan te sturen.
" Giuseppe heeft zo juist zijn woord gegeven dat hij het zal on-
" dertekenen. Allebei gaven ze me nadien formeel opdracht dat ik
" hun zuster zou verzoeken haar intrek bij hen te nemen telkens
" ze naar Turijn mocht komen. Mocht er in het verleden iets ge-
" weest zijn of een woord gevallen zijn dat haar ongenoegen ge-
" wekt heeft, dan verzoeken ze haar dit alles te willen vergeten...
" Steeds zullen zij haar aanzien als hun waarachtige zuster en als
" de meesteres van hun huis. Ik heb dan inlichtingen ingewonnen
" over de financiële toestand van Giuseppe en het schijnt dat hij
" eer haalt van zijn zaken, maar heel zuinig leeft. Hij staat aan
" het begin van zijn leven in de maatschappij. Er is zijn huisge-
" rei, de huur, zijn vrouw die op dit ogenblik zwanger is, zijn
" zaken waaraan hij steeds denkt. Omdat hij echter een goed week-
" salaris verdient en ook zijn vrouw wat bijverdient, hebben ze
" hun schulden al betaald en gaan ze wat sparen voor de eventuele
" toekomstige uitgaven.
"
Hier hebt u dan, geachte heer, een samenvatting van mijn
" opdracht. Ik leg alles in uw handen opdat u door uw christelijke
" liefde en wijsheid alles tot een goed einde zou brengen.
"
Toch ben ik heel tevreden dat deze zaak mij met u in be-
" trekking gebracht heeft omdat ik meermaals over u in gunstige
" zin heb horen spreken.
"
Wanneer u naar Turijn komt, zou een persoonlijk bezoek
" mij zeer aangenaam zijn.
"
Verontschuldig me mijn slecht geschrift en laat toe dat

77.6 Page 766

▲back to top


- XIII/762 -
" ik u van de hemel alle goeds toewens terwijl ik van u ben
"
" Turijn, 28 oktober '78.
de nederige dienaar,
"
Priester Giovanni Bosco.
18. Aan Cavaliere Francisco Maria De Simone.
Vanuit Acri (Cosenza) had de heer De Simone aan Don Bosco een gift
gestuurd, waarbij hij hem om gebeden verzocht voor een zieke broer.
"
Beste in J. Chr.
"
"
Moge God u zegenen, beste vriend in J. Chr. en samen met
" u heel uw familie en vooral uw zieke broer. Ik dank u voor de 25
" L. die u mij liefdadige schenkt. Moge de hemel u het honderdvou-
" dige verlenen in het huidige leven en de echte beloning in het
" toekomstige.
"
Ik stuur u een relikwie van Pius IX voor de gevallen waar-
" in u iets nodig hebt.
"
Ik zal u elke dag in de heilige mis aanbevelen en bid u
" voor mij en voor mijn familie (dertigduizend jongens). Geloof
" me steeds in de Heer te zijn
"
" Turijn, 7 november '78.
uw toegenegen vriend,
"
Priester Gio. Bosco.
3° Aan geestelijken.
19. Aan Don Faustino Confortola.
Hij behoorde tot de clerus van Brescia, daar hij geboren was te
Ghedi. Later kwam hij bij Don Bosco. Hij was de eerste directeur van het
huis van Florentië, de eerste directeur en pastoor in het huis te Parma.
Hij stierf te Florentië in 1913.
"
Beste vriend in de Heer,
"
"
Het aanbod dat u mij doet van uw werk voor het heilige
" ambt is voor mij uiterst aangenaam en troostend. Messis multa,
" Messis multa!
"
Uw brief, de oprechtheid waarmee u mij schrijft geven me
" een overvloedige waarborg over u. Beschik daarom over uw zaken,
" want ik zal u graag bij mijn zonen opnemen. U zult hier werk
" vinden aangepast aan uw gezondheid en volgens uw mogelijkheden.

77.7 Page 767

▲back to top


- XIII/763 -
"
Kom als broeder en u zult vele broeders met een vader aan-
" treffen die u erg zullen liefhebben in J.C. Een brief of getuig-
" schrift van goed zedelijk gedrag vanwege uw bisschop of zijn cu-
" rie wordt voorgeschreven door de heilige canons en dat is voor
" mij voldoende en ik verlang niets meer.
"
Wat het stoffelijke gedeelte betreft, vraag ik u en niets
" anders. Daar onze congregatie echter van de goddelijke Voorzienig-
" heid bestaat mag u, behalve uw geestelijke hulp, ook wel stoffe-
" lijke hulp meebrengen. Dat zal voor ons zeker doeltreffend zijn
" ter ondersteuning van de duizend en één liefdadigheidswerken die
" ons dagelijks in handen vallen.
"
Ik ben te Rome tot de hele week van februari en u kunt mij
" daar uw brieven sturen. Daarna ben ik te Turijn. Indien u echter
" naar Turijn zou willen komen om elkaar te zien en ter plaatse te
" spreken, ofwel om definitief bij ons te blijven, dan geloof ik dat
" u dat beter zou doen na uw maand van Maria te hebben volbracht.
"
Moge God u zegenen en ons de waardevolle genade verlenen
" te werken voor zijn meerdere glorie en zielen voor de hemel te
" winnen te midden van het grote gevaar voor schipbreuk van deze
" wereld. Bid ook voor mij die steeds voor u in Jezus Christus
" zijn zal
"
" Rome, 28-78.
uw toegenegen vriend,
" Torre de’Specchi 36-2
Priester Gío. Bosco.
20. Aan Don Gregorio Palmieri.
Hij was een benedictijn van Sint-Paulus-buiten-de-muren te Rome.
Geboren te Piacenza op 3 april 1828, broeder van pater Domenico, jezu-
ïet, was hij van 1877 af tot 1895 gehecht aan het pauselijke archief. Hij
leerde Don Bosco enkele jaren voor 1878 kennen. Hij woonde steeds zijn
conferenties bij te Rome. Hij was ook meermaals te gast in het Oratorio
en eens te Lanzo. Hij stierf op 19 januari 1918.
"
Zeer Eerwaarde Heer en beste vriend in J. Chr.,
"
"
Ik heb met dankbaarheid de gift ontvangen welke u mij doet
" als salesiaans medewerker. Ik dank u zowel voor de gift als,
" en zelfs nog meer, voor uw waardevolle brief waarin u de begon-
" nen werken goedkeurt en aanmoedigt.
"
Moge God uw liefdadigheid zegenen en ze vrucht laten opbren-
" gen tot zijn meerdere glorie en voor de aangroei van de orde
" van de benedictijnen, die al zovele eeuwen en op vele gebieden
" zich voor de Kerk verdienstelijk heeft gemaakt.
"
Ik beveel me aan de liefdadigheid van uw heilige gebeden
" aan, terwijl ik de eer heb in alle nederigheid te mogen zijn
"
" Rome, 2 februari 1878.
uw zeer verplichte in J. Chr.
" Torre de'Specchi, 36
Priester Gio. Bosco.

77.8 Page 768

▲back to top


- XIII/764 -
21. Aan Mgr. Edoardo Rosaz.
Tot bisschop van Susa verkozen, waar hij kanunnik was. Hij volg-
de Mgr. Federico Mascaretti op, die om gezondheidsredenen zijn ontslag
had gegeven. Hij werd benoemd gedurende het laatste consistorie van Pius
IX op 31 december 1877. Hij liet de faam na van een bekwame en deugdzame
prelaat. Hij hield zeer veel van Don Bosco.
"
Beste vriend en Zeer Eerwaarde Monseigneur,
"
"
Ik heb vanuit Turijn en daarna uit uw vriendelijke brief
" vernomen dat de grote paus Pius IX zijn vaderlijke gedachten op u
" gericht heeft en u tot bisschop van Susa heeft uitgeroepen. Ik ben
" er niet weinig over verwonderd geweest omdat ik weet welke geringe
" mening u over u zelf hebt en hoe u thans een houding zult moeten
" aannemen nuovo verbo et opere. Maar ik heb dadelijk de Heer geze-
" gend omdat u het bent en ik ben ervan overtuigd dat de Kerk een
" bisschop heeft naar Gods hart en dat u veel goed zult doen voor
" het bisdom Susa.
"
Ik ben er zeer verheugd over en met heel de genegenheid
" van mijn hart bied ik u de huizen van onze congregatie aan voor
" elke dienst die ze zouden kunnen bewijzen aan uw eerbiedwaardige
" persoon of aan het bisdom dat de goddelijke voorzienigheid u toe-
" vertrouwd heeft.
"
Ik wil me niet opwerpen als uw leraar, maar ik geloof dat
" u weldra alle harten in uw handen zult hebben, wanneer u:
"
1° een speciale zorg zult hebben voor de zieken, de bejaar-
" den en de arme jongens;
"
2° zeer omzichtig te werk gaat bij het aanbrengen van wij-
" zigingen in het personeel dat door uw voorganger reeds aangeduid
" is;
"
3° doet wat u kan om de achting en de genegenheid te ver-
" werven van sommigen die een hoge post bekleed hebben of nog be-
" kleden in het diocees, ze oordelen immers dat ze voorbijgegaan
" werden en dat aan u de voorkeur gegeven werd;
"
4° bij het nemen van strenge maatregelen tegen wie dan
" ook van de clerus voorzichtig te werk gaat en zoveel mogelijk de
" beschuldigde aanhoort, voor het overige hoop ik dat wij in maart
" persoonlijk met elkaar zullen kunnen spreken.
"
Vandaag omstreeks half vier (1) doofde de grote en onver-
" gelijkbare ster van de Kerk, Pius IX, uit. De kranten zullen u
" de bijzonderheden meedelen. Rome verkeert in een volledige ver-
" slagenheid en ik geloof dat dit over heel de wereld het geval
" is. Binnen zeer korte tijd zal hij zeker tot de altaren worden
" verheven.
(1) Zie hiervoor blz. 478, nr. 1.

77.9 Page 769

▲back to top


- XIII/765 -
" Ik geloof dat u mij zult veroorloven steeds te blijven schrij-
" ven met het vertrouwen van vroeger. Ik bid God dat hij u zou
" willen verlichten en u in goede gezondheid bewaren. Ik beveel
" me aan de liefdadigheid van uw heilige gebeden aan en ik ben
" met de diepste verering
"
" Rome, 7 februari 1878.
uw toegenegen vriend,
" Torre de'Specchi, 36
Priester Gio. Bosco.
22. Aan Don Antonio Stoppani.
Hij was aartspriester van Varzo in het gebied van Novara. In de
brief stak een prentje van Maria, hulp der Christenen, met op de rug deze
woorden door Don Bosco geschreven: "Heer Don Stoppani, parr. Maria sit
tibi et parochianis tuis auxilium in vita, subsidium in periculis, leva-
men in morte, gaudium in coelo. Joannes Bosco Sacerdos."
"
Mijn beste Heer Aartspriester,
"
"
Uw verlangen zal bevredigd worden. In Turijn heb ik een stuk-
" je van het gewaad van de grote Pius IX en het zal voor u bewaard
" worden.
"
Over de andere zaken zullen wij op zijn tijd spreken
" maar kom zelf of stuur goede salesianen. Messis multa, multa,
" operarii pauci in vergelijking met de behoeften.
"
Moge God ons allen zegenen. Bid voor mij die steeds voor
" u in Jezus Christus zijn zal.
"
" Rome, 8-3-‘78.
uw toegenegen vriend,
"
Priester Gio. Bosco.
"
" P.S. Over weinige dagen vertrek ik naar Turijn, si Dominus dede-
" rit.
23. Aan Don Oddone Ternavasio.
Kapelaan te Venaria Reale, eertijds medeleerling van Don Bosco.
De bevoegdheid waarvan hij zegt dat hij ze vivae vocis oraculo ontvan-
gen heeft, heeft hij waarschijnlijk verkregen door de tussenkomst van
kardinaal Oreglia, die in die dagen zich zo hard voor hem inspande om
een audiëntie te verkrijgen bij Leo XIII.
"
Beste D. Ternavasio,
"
"
Je mag verboden boeken lezen en bij je houden, wanneer je
" denkt dat het nuttig is voor je ambt, of om na te gaan of ze

77.10 Page 770

▲back to top


- XIII/766 -
" slecht zijn of om ze tegen te spreken; Vivae vocis oraculo die
" 7 martii 1878. Wanneer zal je een volledige salesiaan en niet
" enkel een halve zijn?
"
Groet van mijnentwege de heer vicaris aan wie ik een mooi
" portret van Leo XIII wil brengen.
"
Moge God je zegenen en bid voor mij die steeds in J. Chr.
" zijn zal
"
" Rome, 8 maart 1878.
je toegenegen vriend,
"
Priester Gio. Bosco.
Aan dezelfde persoon schreef hij eveneens volgend laconiek brief-
je voor een andere bevoegdheid: "Beste. Een telegram. Doe ook de zegenin-
gen van de medailles enz. naar believen. Tot weerziens te Turijn. Leef
gelukkig en bid voor mij die steeds voor jou zal zijn in J. Chr. je toe-
genegen vriend, pr. Gio. Bosco. Rome, 14 maart 1878."
24. Aan Don Gregorio Palmieri.
Don Palmieri vond in het Vaticaanse archief vele onuitgegeven
brieven terug van de H. Franciscus van Sales aan de apostolische nuntius
te Turijn, alle in het Italiaans geschreven. Hij schreef ze over en over-
handigde de kopieën aan Don Bosco om ze te publiceren. Mgr. Rosi had be-
zwaren tegen de integrale publicatie en stelde gedeeltelijke schrappingen
voor. Don Palmieri gaf ze dan aan Mgr. Mermillod. Ze werden nadien inte-
graal gepubliceerd door de heer Andrea Peraté van de Ecole de France van
Rome, met vier andere brieven van de heilige, eveneens door Don Palmieri
teruggevonden bij graaf Mgr. Morandi van Piacenza.(1) De overschrijving
met de schrappingen bevindt zich in de bibliotheek van Sint-Paulus onder
de manuscripten van Don Palmieri.
"
Beste Don Gregorio Palmieri,
"
Ik heb op hun tijd uw brieven ontvangen en had er veel
" genoegen aan. Ik dank u hiervoor van ganser harte.
"
Het besluit van de onderhandelingen over de brieven van
" de H. Franciscus van Sales was als volgt. Mgr. Rosi heeft ze ge-
" lezen en meende dat ze niet alleen niets belangrijks bevatten,
" maar dat het aan de heilige zelf evenmin zou behaagd hebben omdat
" het privé brieven zijn en ze betrekking hebben op particulieren.
(1) André Peraté. La mission de Françojs de Sales dans le Chablais Documents inédits
tirés des Archives du Vatican. Extrait des "Mélanges" d'Archéologie et d'histoire
de l'Ecole français de Rome, tome VI, Rome, Impr. Cuggioni, 1886.

78 Pages 771-780

▲back to top


78.1 Page 771

▲back to top


- XIII/767 -
"
Ik heb nogmaals geschreven dat, met het oog op de belang-
" stelling waarmee de geschriften van deze grote heilige zouden ge-
" lezen worden, ik bereid was ze te drukken, maar ook bereid was
" mij te schikken naar zijn wijsheid. Ik heb op die brief van
" mij geen antwoord ontvangen. Mgr. Rosi was zeer hoffelijk.
"
Ik hoop dat u in goede gezondheid verkeert en daarom bid
" ik God dat Hij U vele jaren moge bewaren. Ik verzoek u dan ook
" mijn eerbiedige groeten te willen overmaken aan Vader Abt, aan
" uw paters en medebroeders die mij verleden winter zo liefdadig
" ter hulp gekomen zijn.
"
Ik verzoek u nog om een gunst, met name aan Vader Abt en
" aan uw medekloosterlingen te willen zeggen, en ik zeg dit ook aan
" u, van onze huizen te willen gebruik maken, wanneer zij in onze
" buurt verblijven. Indien u zelfs een paar weken bij ons zou wil-
" len doorbrengen, dan zou u mij daarmee een groot genoegen doen
" en ik geloof dat dit voordelig zou zijn voor uw gezondheid.
"
Mijn secretaris laat u eerbiedig groeten en ik bid God dat
" Hij u gelukkig maakt terwijl ik mij aanbeveel aan de liefdadig-
" heid van uw heilige gebeden en in J. Chr. van u ben
"
" Turijn, 2 juli 1878.
de toegenegen vriend,
"
Priester Gio. Bosco.
Met wat een warme genegenheid nodigt Don Bosco hem en zijn mede-
broeders uit naar het Oratorio! Bezoeken van wereldgeestelijken en van
kloosterlingen waren er veelvuldig. Het mag wel gezegd worden dat de be-
zoekers er niets aantroffen van de gerieflijkheden die doorgaan onder de
naam van Comfort en toch is het mooi te zien welke indruk ze ervan mee-
namen. In de zomer van 1877 verbleven de pastoor van de kathedraal van
Ventimiglia en twee van zijn vrienden, priesters, enkele dagen in het
Oratorio en toen schreef de pastoor aan Don Bosco:(1) "Ik kan de voldoe-
ning, de ontboezeming van mijn hart niet uitdrukken die ik ervaren heb
gedurende ons verblijf in uw aards paradijs waar wij de lucht inademen
van een echte vrede, van een innige broederliefde, waar een engelachtige
rust op het voorhoofd glanst, waar men in de ogen van die gelukkige be-
woners de zoete onschuld kan lezen." Advocaat Don Costantino Leonori, die
Don Bosco in de herfst van 1878 was komen bezoeken, bedankt hem en
schrijft: (2) "Om de waarheid te zeggen ben ik uit Turijn vertrokken met
het verlangen er terug te keren en, indien het God behaagt, zal ik dit
doen. De vriendelijkheid en de hartelijkheid waarmee u en de heren van de
directie mij bejegend hebben zijn in mijn hart gegrift gebleven en juist
om deze hartelijkheid - ik zeg het u oprecht - zal ik er ongetwijfeld te-
(1) Brief, Ventimiglia, 28 augustus 1877.
(2) Brief aan Don Bosco, Rome, oktober 1878.

78.2 Page 772

▲back to top


- XIII/768 -
rugkeren." Pater Pio Saccheri, dominicaan, secretaris van de heilige con-
gregatie van de Index, gebruikt om dezelfde redenen volgende uitdrukkin-
gen:(1) "Ik druk u nogmaals mijn diep doorvoelde dankbetuiging uit voor
de grote vriendelijkheid waarmee u mij te Turijn en te Lanzo bejegend
hebt. Ik behoud er een dierbare en zoete gedachtenis aan."
25. Aan Don Francesco Serenelli.
Hij was de overste van het bisschoppelijke seminarie van Verona.
Bij de brief was een prentje gevoegd van Maria, Hulp der Christenen, met
volgende regels die ook van Don Bosco waren: "D. Francisco Sacerdoti.
Maria sit tibi et tuis auxilium in vita, levamen in periculis, solatium
in morte gaudium in coelo. Amen. Ionnes Bosco Sacerdos."
"
Mijn beste in de Heer,
"
"
De genade van Onze Heer Jezus Christus weze altijd met ons.
" De vriendelijke gift en nog meer uw christelijke brief verplichten
" mij u speciaal te bedanken. Ik dank u des te hartelijker gelet op
" de buitengewone benarde toestand waarin wij ons bevonden door de
" duizend en één zaken die we om handen hebben. U bent dus onze wel-
" doener, de beschermer van de salesiaanse huizen. Wanneer u naar
" Turijn komt zal ik u veel te zeggen hebben en u geen geringe voor-
" stellen doen. Ik verwacht u. Ik zou nog meer schrijven, maar ik
" schaam me over mijn slecht geschrift zodat u moeite zult hebben
" om mij te begrijpen.
"
Moge God allen zegenen. Hij moge u en al uw werken zegenen
" en geloof mij te zijn
"
" Turijn, 6-7-78.
uw toegenegen vriend,
"
Pr. Gio. Bosco.
26. Aan Don Guglielmo Garelli.
Hij was een priester van Mondovi, een oud-leerling van het Orato-
rio. Nadien werd hij lid van de orde van Sint-Filippus Neri. De "gezel-
len van Frankrijk, Spanje en Amerika" waren oud-leerlingen van het Ora-
torio; het was bekend dat ze naar die landen gegaan waren om er rijkdom
te zoeken.
"
Mijn beste D. Garelli.
"
"
Indien je geen salesiaan of missionaris wilt worden, dan
" raad ik je aan de parochie uit te kiezen die je bij de vier voor-
(1) Brief aan Don Bosco, Rome, 11 december 1878.

78.3 Page 773

▲back to top


- XIII/769 -
" gestelde parochies bevalt.
"
Ik beveel je aan te bidden voor je gezellen van Frankrijk,
" Spanje en Amerika. Ik verwacht het bezoek van je moeder. Moge
" God je zegenen,
"
" Turijn, 3-8-‘78.
Priester Giovanni Bosco.
27. Aan Don Paolo Taroni,
Don Bosco antwoordt op een brief van 1 oktober, waarin Don Taro-
ni aan Don Bosco een aalmoes stuurt voor missen en hem spreekt over het
bezoek dat Don Bretto onlangs bracht aan Lugo en aan Faenza, en over een
van zijn seminaristen die salesiaan wilde worden." Twee zaken" - had Don
Taroni geschreven - "zou de jongen willen weten, namelijk, hoeveel de
kosten of het pension zou belopen wanneer hij bij u zou komen en ook in
welke klas u hem zou plaatsen. Hij is 17 jaar oud, heeft, naar zijn me-
ning, een besliste roeping en nu hij tot in de retorica bij de eersten is
(het is een verstandige jongen die graag studeert) zou hij vurig wensen
in een klas te mogen gaan waar hij het priestergewaad zou mogen aantrek-
ken. Help hem, Don Bosco, zowel door uw gebed als door uw raad." Don
Bosco antwoordde hem:
"
Mijn beste vriend in Onze Heer Jezus Christus,
"
"
In telegraafstijl. Heb de brief met 10 fr. ontvangen. De
" missen zullen door mij gecelebreerd worden aan het altaar van
" Maria, Hulp der Christenen. Onze leerlingen zullen bidden en
" communies opdragen. Ik zal ook bidden voor een heilige priester,
" die, zoals D. Bretto mij gezegd heeft, in het seminarie ziek ge-
" worden is.(1) De seminarist die salesiaan wilde worden, zou bij
" onze clerici worden ingedeeld en de soutane dragen. Het voornaam-
" ste is dat hij komt. Het overige wordt wel helemaal in orde ge-
" bracht. Wanneer zult u definitief bij ons komen?
"
Ontvang een relikwie van Pius IX. Ontvang de groeten van
" uw salesiaanse medebroeders. Ik wens aan uw beminde seminaristen
" S.S.S.(2) Beveel mij aan hun gebeden aan. Laat ze bidden voor
" deze beklagenswaardige mens die steeds zijn zal hun en uw
"
" Turijn, 4 oktober 1878.
toegenegen vriend,
"
Pr. Gio. Bosco.
(1) Don Giovanni Spada, pastoor van S. Potito. Hij werd zwaar ziek in het seminarie
gedurende de retraite, maar nadien genas hij.
(2) Sanità, Sapienza, Santità. (Gezondheid, Wijsheid, Heiligheid.

78.4 Page 774

▲back to top


- XIII/770 -
De seminarist heette Enrico Foschinï. De oorsprong van zijn roe-
ping lag in een lezing. Op een dag in mei 1876 was hij thuis gebleven van
de wandeling daar hij ongesteld was. Hij begon een stuk te lezen met als
titel: De roeping van Sint-Aloysius van Gonzaga. Hier ontvlamde de vonk.
Toen hij nadien het leven van de heilige las in de Giovane Provveduto was
de zaak beklonken. Wanneer in 1877 zijn geestelijke directeur, Don Taro-
ni, zich naar Turijn begaf voor het feest van Maria, Hulp der Christenen,
kreeg hij van Don Bosco volgende afscheidswoorden te horen: - "Ik zal
voor uw seminaristen bidden opdat ze allen heilig zouden worden en er ook
salesianen zouden bij zijn, indien dit Gods wil is." - Korte tijd nadien
kwamen Don Barberis en Don Lazzero door Faenza bij hun terugkeer uit
Rome. Bij die gelegenheid werd een verbond van gebeden afgesloten tussen
de zonen van Don Bosco en deze seminaristen, die zich allen lieten in-
schrijven in de aartsbroederschap van Maria, Hulp der Christenen. Voor
Foschini verzette zijn familie zich ertegen, maar de brief van Don Bosco
aan de ouders, verkreeg hun toestemming. Hun zoon trad binnen in het Ora-
torio op 13 november als vaandrig van een mooie schaar seminaristen uit
Faenza die tot de congregatie toetraden. De Heer riep hem tot zich vanuit
het huis van Lucca, toen hij amper een jaar priester was. De zin van Don
Bosco aan Don Taroni: "Wanneer zult u definitief bij ons komen?" moet
enkel verstaan worden als een uitdrukking van levendige genegenheid en
grote achting, want mondeling had hij hem heel wat anders gezegd.(1)
28. Aan dezelfde.
"
Mijn beste D. Taroni,
"
"
Ik weet niet wat er geantwoord werd aan de seminarist Ram-
" belli, maar om de zaak in te korten kunt u aan zijn moeder zeggen
" dat, als haar zoon hier komt om salesiaan te worden, hij aan-
" vaard zal worden op voorwaarde dat hij ten minste in het laat-
" ste jaar van het gymnasium is. Indien hij geen salesiaan wenst
" te worden, maar enkel zijn studies verlangt te doen, dan zou
" hij naar Alassio kunnen gaan waar al de klassen van het gymna-
" sium en van het lyceum zijn.
"
U hebt me laten hopen op een bezoek samen met een aspirant.
" Wanneer zult u komen?
"
Allen in huis groeten u eerbiedig en terwijl ïk mij aan uw
" gebeden en aan die van uw heilige seminaristen aanbeveel, ben ik
" met broederlijke genegenheid in J. Chr.
"
" Turijn, 27 oktober 1878.
uw toegenegen vriend,
"
Priester Gio. Bosco.
"
" P.S. Mevrouw Elisabetta Rambelli heeft geschreven met een aanbeve-
ling van de heer Cavaliere Magnacci, Penitentiaris.
(1) Zie hiervoor, blz.

78.5 Page 775

▲back to top


- XIII/771 -
29. Aan de pastoor van Barbania.
"
Mijn beste vriend in de Heer,
"
"
Er werd mij gezegd en ik wist het al dat er in uw parohie
" een zieke was, een rechtschapen man, niet tegen de godsdienst -
" gekeerd, maar die, verlokt door de hoop nog tijd te hebben, er
" zich niet op voorbereidde, zoals hij dat hoorde te doen, om
" voor de Heer te verschijnen.
"
Ik heb hem aanbevolen aan de gebeden die gedaan worden in
" de kerk van Maria, Hulp der Christenen en wij zullen ermee voort-
" gaan.
"
Om uw plicht te volbrengen zult u zich naar het huis van
" de zieke begeven om hem te zeggen, indien wij nog op tijd zijn,
" dat de tijd die hem nog te leven overblijft, zeer kort is. God
" wil dat hij gered wordt, maar het is nodig dat hij zich haast.
"
Het zou ook kunnen gebeuren dat God, bewogen door het be-
" rouw en de gebeden van de zieke, hem terug gezond maakt. Dat ligt
" in Gods raadsbesluiten.
"
Ik ken de zieke niet en heb hem nooit gezien, maar u kunt
" gemakkelijk weten wie van uw parochianen het is.
"
Moge God ons allen zegenen en bid voor mij die voor u in
" J. Chr. ben
"
" Turijn, 20 oktober 1878.
uw ootmoedige dienaar,
"
Priester Gio. Bosco.
30. Aan een pastoor van Ferli.
"
Mijn beste vriend in de Heer,
"
"
Ik heb uw goede brief met de 18 fr. die erin zaten ontvan-
" gen. Ik dank u. God moge het u vergelden. Het is een manna dat
" neervalt om ons te helpen in onze benarde toestand. Wees maar
" rustig. Spreek er niet van uw parochie te verlaten. Valt er te
" werken? Ik zal sterven op het arbeidsveld, sicut bonus miles
" Christi. Ben ik tot niet veel goeds in staat? Omnia possum in
" eo qui me confortat. Zijn er doornen? Met de doornen in bloemen
" veranderd, zullen de engelen u een kroon in de hemel vlechten.
" Zijn de tijden moeilijk? Ze zijn altijd zo geweest, maar God
" heeft ons nooit zijn hulp onthouden. Christus heri et hodie.
" Vraagt U mij om een raad? Hier hebt u hem: draag speciaal zorg
" voor de kinderen, voor de ouden van dagen en voor de zieken en
" u zult het hart van allen veroveren.
"
Trouwens, wanneer u mij zult komen bezoeken, zullen wij
" er langer over spreken.
" Turijn, 25 oktober 1878.
Priester Gio. Bosco.

78.6 Page 776

▲back to top


- XIII/772 -
4° Aan salesiaanse medebroeders.
31. Aan Graaf Cays.
Van deze brief hebben wij al een groot gedeelte gegeven dat wij
niet zullen herhalen.(1)
"
Mijn beste heer Graaf,
"
"
Als ik iedere keer dat ik aan u denk en voor u bid, ik u
" een bezoek zou brengen, dan zou u bijna altijd gestoord worden,
" maar een brief moet ik u dan ten minste toch schrijven.
"
Ik dank u dus voor het nieuws van de waardevolle dood van
" graaf Birago. De Heer weze gezegend evenals het ogenblik waarop
" u hem bezocht hebt en hem over mij gesproken hebt. Ik heb gebe-
" den en zal voortgaan met bidden voor zijn eeuwige zielerust.
"................................................................
"
De nieuwe koning neemt de naam aan van Umberto I en niet
" van Umberto IV.(2) Wie weet waarom hij dit doen? De heer Baron
" Bianco weet het en het heeft een grote betekenis. Indien u ooit
" een bezoek brengt aan deze beste vriend, laat hem dan mijn eerbe-
" tuiging geworden en zeg hem dat ik zijn gebeden hard nodig heb.
"
Voor uw geruststelling laat ik u weten dat onze zaken zo
" goed gaan als we maar kunnen wensen en ik hoop dat zelfs de
" aartsbisschop er zeer tevreden over moet zijn. Ik zal u nadien
" de bijzonderheden vertellen. U zult zeker graaf Luigi met zijn
" hem familie zien. Laat van mijnentwege mijn eerbiedige groeten
" geworden.
"
Groet eveneens onze disgenoten, vooral advocaat Rossi en
" D. Barberis waarvan mij gezegd wordt dat hij wat ziek zou zijn.
" Help inmiddels wanneer u dat kunt de arme D. Bonetti met zijn
" drukwerken, die hem erg in beslag nemen.
"
Moge God ons allen zegenen en bid voor mij die altijd in
" Jezus Christus zijn zal
"
uw toegenegen vriend,
"
Priester Gio. Bosco.
"
" P.S. Voor uw wijdingen zal alles bijtijds voorzien worden.
Om de duistere woorden aangaande baron Bianco te verstaan, schrij-
ven we enkele regels over uit de Memorie biografiche van Don Lemoyne (3)
(1) Zie hiervoor, blz.
(2) Umberto Biancamano (1003-1056), stamvader van bet huis van Savoia; Umberto II
(1092-1103), de Rinforzato (Versterkte) genoemd Umberto III (1157-1188) de Beato
(heilige).
(3) Boekdeel VI, blz. 325-6.

78.7 Page 777

▲back to top


- XIII/773 -
en voegen er enkele die alleen in handschrift bestaan van hem aan toe.
"Baron Bianco di Barbania, zoals alle adellijke personen in Piëmonte aan
het koninklijke huis verknocht, zei aan ons die dit schrijven in 1875:
"Ik had de brief van Don Bosco aan de koning in handen. Ik las met eigen
ogen de woorden: Regi_vita brevis en van dat ogenblik af lette ik met
aandacht op de gebeurtenissen. Toen Savoie, de wieg en de roem van de
dynastie van onze vorsten, aan Frankrijk werd afgestaan, toen Vittorio
Emanuele tot koning van Italië werd uitgeroepen en de oude tradities
werden afgebroken, zei ik: "Kijk, de profetie wordt bewaarheid, Vittorio
is geen koning meer in Savoie. De koning van Savoie is dood."- Voor het
overige moet men de hele draagwijdte van de woorden van Don Bosco in zijn
brief in acht nemen. Koning Vittorio Emanuele stierf in de volle kracht
van zijn manlijkheid (57 jaar en 10 maanden oud, daar hij geboren werd te
Turijn op 14 maart 1820). De arme Umberto I, door moordenaarshand gedood
brak met zijn naam de chronologische reeks van vorsten van de oude dynas-
tie af." Ook Don Bosco laat hier doorschemeren dat het afbreken van de
oude tradities nog duidelijker werd doordat de nieuwe koning Umberto I en
niet Umberto IV genoemd werd.(1)
32. Aan Don Angelo Lago.
In 1872 had hij te Lanzo een preek van Don Bosco over de klooster-
armoede gehoord. Hij maakte de apotheek die hij te Peveragno bezat aan
iemand anders over. Hij kwam dan naar het Oratorio met het inzicht in een
werkhuis of in de ziekenzaal te gaan werken. Don Bosco overwon zijn te-
genstand die door zijn nederigheid veroorzaakt werd, en wou dat hij
priester werd. Hij werd tot priester gewijd in 1877, op de leeftijd van
43 jaar. Hij leefde in verborgenheid tot 1914, bijna steeds naast Don
Rua.
"
Mijn beste Lago,
"
"
Je hebt me genoegen gedaan door me te schrijven, doe het
" telkens als je er een reden toe hebt. Ik deel je mening. Vereffe-
" nen en alles in handen geven van de Heer of uit liefde tot de
" Heer, wat op hetzelfde neerkomt. Er zijn zovele ellendige mensen
(1) Vittorio Imbriani, die we niet mogen verwarren met de volksvertegenwoordiger Matteo
Renato, stuurde in januari 1879 vanuit Pomigliano d'Arco aan koningin Margherita een
ode, waarin hij zei:
Primo e non quarto Umberto intitolandosi
Paterni esempi scarta e dinastiche
Tradizioni, e la dà vinta ai perfidi
Che ogni dritto ereditato gl'impugnano.
(Door zich te betitelen als Umberto de Eerste en niet als de Vierde verwerpt hij het
voorbeeld van zijn voorvaderen en de tradities van het vorstenhuis. Hij geeft zich
gewonnen aan de trouwelozen die hem ieder erfelijk recht betwisten).

78.8 Page 778

▲back to top


- XIII/774 -
" die alles geven op het einde van hun leven, maar omdat ze ertoe
" gedwongen zijn; daardoor heeft die gift niets te betekenen. An-
" deren zijn wijs in de zin van het evangelie en doen zelf de gift
" en daarom is het honderdvoudige hun verzekerd.
"
Laat ons om dit alles de Heer zegenen die je bijstaat om
" de ijdelheid van de wereld te kennen en er in feite en niet in
" woorden mee af te breken.
"
Dit was steeds mijn gedachte: niets bezitten.
"
Wat de derde orde betreft,(1) ik denk er veel aan. Heb wat
" geduld en we zullen alles in orde brengen. Zeg dit ook aan Tosel-
" li. Groet Maccagno, Streri, Albinolo en Pietro Gallo.
"
Moge God je zegenen, bid voor mij die voor jou in J. Chr.
" ben
"
" Rome, 14-2-78.
je toegenegen vriend,
"
Priester G. Bosco.
33. Aan Don Giovanni Bonetti.
Hij was toen directeur van het Bollettino Salesiano. Strijdlustig
van inborst, sloeg hij in zijn geschriften graag een polemische toon aan.
Hier zinspeelt Don Bosco speciaal op een artikel met als titel: La Con-
gregazione Salesiana e le vocazioni ecclesiastiche, verschenen in het
nummer van februari. Het artikel over Pius IX, aan Don Bosco als origi-
neel of als ontwerp gestuurd, verscheen in het nummer van maart, waarin
men ook de notulen leest over de conferentie van de medewerkers, te Rome
gehouden.
"
Beste D. Bonetti,
"
"
Hou op met plukharen en schrijf vreedzame woorden, zoals
" ik je al zo vaak aanbevolen heb. Het artikel over Pius IX heb ik
" enkel vluchtig gelezen. Let er op dat het niet onsamenhangend is.
" Pas de stof over de conferentie van Rome goed aan. Je hebt 600
" priesters genoteerd die uit onze huizen gekomen zijn, terwijl je
" er wel viermaal zo veel had moeten zien. Ik herinner me dat toen
" D. Francesia de vijfde klas gaf op een jaar tijd op 84 leerlingen
" er 80 clerici werden. Over het algemeen is het verkieslijker geen
" gewag te maken van deze cijfers om bepaalde gevoeligheden bij le-
" ken en geestelijken niet te kwetsen. Laat ons nooit vergeten dat
" wij ons sub hostili_potestate bevinden.
"
Je schrijft een heel schrift (2) zonder eenmaal over je
" gezondheid te spreken. Ik geef je de raad zo goed voor jezelf te
(1) Misschien was Lago franciscaanse derde-ordeling.
(2) Een zeer lange brief.

78.9 Page 779

▲back to top


- XIII/775 -
" zorgen als je voor Don Bosco zou doen.
"
Zeg aan de betrokkenen dat in deze dagen alles gesloten
" is.(1) Zaterdag ga ik naar Magliano, volgende week zal ik de
" nieuwe Paus gaan begroeten en nadien naar onze huizen vertrekken.
"
Het is nodig dat Ghione en Ghiglione werkelijk braaf
" worden.
"
Waak op de gezondheid van D. Barberis. En wees braaf
" als je nog gezond wilt zijn.
"
God moge ons allen zegenen en bid voor je
"
vriend in J.Chr.
"
Priester G. Bosco.
"
" P.S. Denk eraan dat je de Bollettino niet hoeft te zenden aan
"
gravin Veronica Macchi (2) indien haar naam toevallig al
"
op de lijsten zou staan.
34. Aan Don Giovanni Branda.
Hij was de catecheet van de vakleerlingen in het Oratorio. Over
hem zullen we moeten spreken wanneer de beurt aan Spanje zal komen.
"
Mijn beste D. Branda,
"
"
Ofschoon de tijd mij ontbreekt, wil ik toch niet uitste-
" len uitdrukking te geven aan het groot genoegen dat ik gehad heb
" bij het lezen van de mij toegestuurde brieven over de gebeden en
" communies die voor mij en voor de huidige noden van de Kerk wer-
" den opgedragen. Morgen hoop ik de kroning van de heilige Vader
" bij te wonen, dinsdag daarna zal ik een particuliere audiëntie
" hebben en ik zal hem de krans van communies die onze beste vak
" leerlingen gedaan hebben, aanbieden.
"
Je zult hun zeggen dat ik heel tevreden ben over hun ge-
" drag en dat, zodra ik te Turijn zal zijn, ik hun een speciaal
" bewijs van mijn welwillendheid wens te geven. Groet Ferraris,
" de bibliothecaris, Marcello Rossi, de portier, Cottini en Cipri-
" ano Audisio, mijn speciale vrienden.
"
Moge God jullie allen zegenen, je een goed carnaval ver-
" lenen en u bewaren voor de ongelukken die u boven het hoofd han-
" gen. Fiat, fiat. Gaan jullie voort met te bidden voor mij die
" voor jullie steeds in J. Chr. zijn zal
"
" Rome, 2-3-78.
je toegenegen vriend,
"
Priester G. Bosco.
(1) Dat namelijk te Rome alle zaken stilliggen.
(2) Moeder van de Kamerheer...

78.10 Page 780

▲back to top


- XIII/776 -
35. Aan Don Giovanni Bonetti.
"
Beste D. Bonetti,
"
"
1° Zeg aan Barale, dat hij mij een tiental exemplaren van
" La famiglia cristiana, goed ingebonden als het kan, opstuurt. An-
" ders kan hij ze sturen zoals voor de anderen. Zeg hem dan da hij,
" indien mogelijk, ook een exemplaar opstuurt naar de tijdschriften
" waarnaar men dat gewoonlijk doet, aan Cav. Lanfranchi en adv. Du-
" rando voor de Unità Cattolica.
"
2° De kerk van Sint-Jan de Evangelist is een werk dat be-
" gonnen werd door de stichter van de medewerkers en het moet dan
" ook hun werk zijn ervoor te zorgen dat ze voltooid wordt. Ook
" de medewerkers die veraf verblijven zullen hiertoe meehelpen.
" Maak daarop ook je artikel klaar en laat het me dan zien.(1)
"
3° Wat je taak van prefect van de clerus betreft, moet je
" ruggespraak houden met de senaat van het kapittel en ik zal het
" eens zijn met de maatregelen die moeten genomen worden. Noteer
" echter dat onze zaken met geduld en met christelijke liefde naar
" hun verlangde doel moeten gebracht worden.
"
4° Heb veel geduld met clericus Michele Rossi. Als je kunt
" ga al eens met hem wandelen.
"
5° Er is niets op tegen om naar Lu te gaan; tracht er de
" zaken zo goed mogelijk te regelen. Deel aan de heren Rota,
" Ribaldone en aan alle medewerkers een speciale zegen van de hei-
" lige Vader mee.
"
6° Ik stuur je hier brieven van de missionarissen. Ze kun-
" nen je dienstig zijn. Zorg ervoor dat de vertrouwelijke gedeelten
" niet in andere handen komen. Beraadslaag met D. Cagliero of het
" goed is er zekere passages uit te publiceren.
"
7° Doe alles wat je kunt om geen olie op het vuur te gie-
" ten. Men verzwijge zorgvuldig alles wat zou kunnen uitgelegd wor-
" den als een zinspeling op de zaken van de Regering. Het opschrift
" Dedit mihi frontem duriorem enz. werd vijandig uitgelegd. Geduld,
" grote omzichtigheid.
"
8° Groet D. Barberis, de priesters, de clerici en allen
" die zich er toe voorbereiden.
"
9° Vandaag 11 maart begeef ik mij naar de particuliere au-
" diëntie en nadien zal ik schrijven. Zorg voor je gezondheid en
" voor die van D. Barberis. Ga van mijnentwege een avondwoordje aan
" de vakleerlingen geven.
"
Bid voor mij die voor jullie in J. Chr. ben
"
" Rome, 6-3-1878.
de toegenegen vriend,
"
Priester Gio. Bosco.
(1) Het artikel staat in het Bollettino van april.

79 Pages 781-790

▲back to top


79.1 Page 781

▲back to top


- XIII/777 -
De Figlia cristiana provveduta per la pratica de'suoi doveri
cristiani is de aanpassing van de Giovane_provveduto. Op 23 maart werd
er met lof over gesproken in het tijdschrift Il Divin Salavatore, dat
tweemaal in de week te Rome verscheen. Ook de Unità Cattolica prees het
in het nummer van 24 maart, waarvan de aanhef aldus luidde:
"Priester Giovanni Bosco, bekend om zijn grote, zo specifieke
ijver voor het zedelijke welzijn van de jeugd, wou nu ook aan de meisjes,
nadat hij aan de jongens al een boek voor vrome oefeningen - in zijn
genre het meest verspreide in heel Italië - had verschaft, een dergelijk
boek bezorgen om hen te leiden in de vrome oefeningen.
De titel van prefect van de clerus verschijnt voor het eerst in
de lijst van 1878 met de naam van Don Bonetti en hij wordt er genoteerd
met die van novicemeester dadelijk na de namen van de leden van het
Hoofdkapittel, maar met een spatie die een afstand tussen hen laat. Nu
het heiligdom ieder jaar aan belangrijkheid won, was een eenvoudige pre-
fect van de sacristie, die ook bleef bestaan, niet meer voldoende omdat
er een gezaghebbende persoon moest zijn die bevelen kon geven aan de
priesters. Toen dan op het einde van 1880 Don Bonetti verkozen werd als
raadslid van het hoofdkapittel, verdween dit ambt.
De bijbelse tekst (1) was naar alle waarschijnlijkheid één van
de teksten ter versiering aangebracht op de katafalk bij een van de lijk-
diensten gecelebreerd te Turijn voor Pius IX "die er genoegen in schiep
aan de sterken te weerstaan" zegt De Cesare (2) en over wie wij liever
zouden zeggen dat hij niet vreesde weerstand te bieden aan de dwingelan-
den. Zo reageerde hij bijv. tot op het einde van zijn leven tegen de
Russische Tsaar wegens zijn onderdrukking van Polen en tegen de ijzeren
kanselier Bismarck wegens zijn vervolgingen van de godsdienst.(3) Dat de
politieke kranten in deze woorden een zinspeling zagen oer wat er in Ita-
(1) Ezech., III, 8: Ecce dedi faciem tuam valentiorem faciebus eorum et frontem tuam
duriorem frontibus eorum.God belooft aan de profeet onversaagdheid om aan de onbe-
schaamden hun onrechtvaardigheden in het gezicht te slingeren.
(2) Op. Cit., blz. 47.
(3) Mgr. Carlo Nocella sprak in zijn toespraak tot het heilig college pro Pontifice
defuncto tot tweemaal toe over de onverschrokken flinkheid van de paus tegenover de
vijanden van de Kerk. Omstreeks het midden zei hij: Cum autem tot nefariis ausibus
Ecclesiae et Apostolicae Sedis jura violata et conculcata fuere frontem impavidam
praeferens Apostolicam vocem extulit, hostibus sacerdotalis animi robore obstitit,
vexatis quod potuit praesidium attulit, pro Christi hereditate tuenda sanguinem
etiam profundere paratus fuit. En verder: Nemo non suspexit firmam illam fiduciam
qua nitebatur in Deo, ex qua ea constantia et fortitudo invicta manabat, qua frangi
flectique nescius restiti semper Ecclesiae oppungatoribus ac iniquas eorum spes
labefactavit.

79.2 Page 782

▲back to top


- XIII/778 -
lië was voorgevallen, dient ons niet te verwonderen.
De pauselijke audiëntie vervloog in rook. We zullen hier het ver-
haal van het dertiende hoofdstuk volledig maken en ons daarbij bedienen
van de brieven door Don Berto aan Don Rua geschreven. Toen op dinsdag 5
maart, kardinaal Oreglia, zich naar de audiëntie van Zijne Heiligheid
begaf, had hij Don Bosco met zich meegenomen. Omstreeks de middag sloten
hij en de secretaris zich aan bij een groep heren die verzameld stonden
voor het vertrek van de Staatssecretaris. Toen Leo XIII uit het apparte-
ment van Pius IX kwam en tot bij Don Bosco was genaderd zei hij hem
"Maar bent u nu te Rome?"
"Neen Heiligheid, ik ben te Turijn en nu ben ik hier. Ik zou
een ogenblik een particuliere audiëntie willen hebben."
"Ja, kom van avond bij het Ave Maria."
Omstreeks zes uur in de namiddag bevond Don Bosco zich in de wacht-
kamer, maar Mgr. Cataldi, die nog de dienst deed van kamerheer, zei hem:
Zijne Heiligheid heeft me gezegd: Wanneer Don Bosco komt zeg hem dat ik
vanavond zoveel werk heb en dat hij morgen om elf uur voormiddag komt."
Juist op dat ogenblik verleende de paus een audiëntie aan de aarts-
bisschop van Turijn, die zich met hem onderhield van 17.30 u. tot 19.00
uur. Kort voor monseigneur bij de paus was binnengegaan, waren er ook
twee kardinalen binnengetreden.
Don Bosco begaf zich dus naar het Vaticaan op de ochtend van 6
maart om 11 uur. Monseigneur Macchi, die juist die morgen weer in het
ambt gekomen was bij de nieuwe paus, naderde Don Bosco en zei hem op eer-
der gebiedende toon: "Zijn Heiligheid laat mij u zeggen dat hij vanoch-
tend zoveel volk heeft, dat hij u niet kan ontvangen. Maar ik zal u aan
huis een bericht zenden misschien voor deze avond of voor morgenavond.
Waar verblijft U?"
"Te Torre de'Specchi."
Kardinaal Oreglia die wist dat de paus de wens had Don Bosco te
zien, ging met Mgr. Macchi spreken. Deze verontschuldigde zich, maar het
beloofde bericht van de audiëntie kwam nooit toe. De kardinaal die zich
naar het Vaticaan moest begeven, nam toen Don Bosco met zich mee als zijn
secretaris. Het is immers de gewoonte dat kardinalen zich in het Vaticaan
aanmelden in gezelschap van één van hun priesters. De kardinaal ging bij
de paus binnen en zei tegen Don Bosco dat hij zelf om de audiëntie zou
verzoeken. Don Bosco bleef in de wachtkamer. We gaan hier - om reden van
de verschuldigde eerbied - het gesprek niet vermelden dat zich ontspon
toen Macchi Don Bosco daar ontmoette. Toen de kardinaal naar buiten kwam,
moest de paus een openbare audiëntie houden zodat hij zich niet met Don
Bosco kon onderhouden. Toen de eminentie het incident vernam, voelde hij

79.3 Page 783

▲back to top


- XIII/779 -
zich gekrenkt, berispte de kamerheer en bedreigde hem met de gevolgen van
zijn verontwaardiging, als hij voortging zich zo vijandig tegenover Don
Bosco te gedragen.
Eindelijk, op 16 maart, zoals we verhaald hebben, kon Don Bosco
zich voor de eerste maal alleen in de aanwezigheid van Leo XIII bevinden.
36. Aan Graaf Cays.
Na de dood van Don Chiala had de graaf de directie van de Letture
Cattoliche en verzorgde hij de uitgaven van godsdienstige werken. Hij
hield zich toen bezig met Fabiola voor de eerste maal gepubliceerd in
1878 door de drukkerij van het Oratorio. Dit is het verhaal waarvoor Don
Bosco hem aanbevelingen doet.
"
Mijn beste heer Graaf,
"
"
Ook mij schijnt mijn afwezigheid van Turijn al te lang.
" Ik hoop over een paar dagen te kunnen vertrekken.
"
Ik weet dat u veel te doen hebt, maar ik weet ook dat God
" over vele middelen beschikt om ons te belonen, vooral in ons ge-
" val waarbij het werk alleen voor de meerdere glorie van God ver-
" richt wordt.
"
Voor dit historische verhaal uit de derde eeuw moeten wij
" ervoor zorgen dat er niets in voorkomt dat de zo licht geraakte
" geest van de jeugd betreffende zedelijkheid zou kunnen raken; ook
" moeten wij voorzichtig zijn met het oog op de politiek van die
" dagen. Ik laat alles over aan uw voorzichtigheid.
"
Het is juist dat ik uw wijdingen enigszins zal moeten uit-
" stellen, maar ik geloof dat u tegen Pinksteren zult kunnen toege-
" laten worden tot de priesterwijding.
"
Onze moeilijkheden zijn aan het verdwijnen, tot ons groot
" voordeel en, naar ik oordeel, tot glorie van God.
"
Oh, heer Graaf! wat al werk en hoeveel zielen die er te
" redden zijn in deze en de andere wereld, namelijk in Europa en
" in Amerika!
"
Terwijl ik echter zie welk groot werk de goddelijke Voor-
" zienigheid voor ons aan het bereiden is, beveel ik u aan, zeer
" goed te letten op uw gezondheid. Wat u hiervoor doet, acht ik als
" aan mij te zijn gedaan. Ik verzoek u van mijnentwege de leraren
" Morganti, Marchisio, Vacchina en Luca te willen groeten en mijn
" vriend advocaat Michele Rossi. U zult me genoegen doen wanneer
" u zich een ogenblik met hem zult kunnen onderhouden.
"
Eindelijk beveel ik mijn arme ziel aan de liefdadigheid
" van uw gebeden aan en ik wens dat de hemel u in gezondheid en
" heiligheid mag doen toenemen. Amen.
"
" Rome, 14-3-78.
uw toegenegen vriend,
"
Priester Gio. Bosco.

79.4 Page 784

▲back to top


- XIII/780 -
37. Aan Don Giovanni Bonetti.
De brief is niet gedateerd, maar al bij de eerste regel merkt men
dat hij van 17 maart is.
"
Beste,
"
"
Gisteren had ik een hartelijke, lange en belangrijke parti-
" culiere audiëntie bij de heilige Vader. Hij wil medewerker zijn.
" Het is nodig dat Gastini (1) een diploma zou klaarmaken. Sic. Het
" overige zal ik schrijven. Hij stuurt een speciale zegen aan onze
" jongens en zei daarbij: - "Schrijf hun dat ze sterk zouden zijn
" in het geloof en dat ze trachten het zonder menselijk opzicht te
" beoefenen."-
"
Voor het overige in het Bollettino.
"
Onze zaken gaan goed, maar zachtjesaan. Indien nieuwe zaken
" me niet komen verhinderen, hoop ik op de bepaalde dag te Sampier-
" darena te zijn.
"
Zeg aan Mevrouw Lorrenzina Mazzè, Mevr. Camp (2)..., Clara,
" Mandillo, de heer ... (2) dat ik voor hen een speciale zegen ge-
" vraagd heb aan de heilige Vader die salesiaan geworden is en ze
" van harte zegent.
"
(zonder handtekening)
Van dezelfde dag is volgend biljet voor Don Giovanni Battista
Rinaldi, uit het huis van Albano: "Ondergetekende verklaart dat priester
Giovanni Rinaldi tot de congregatie van de H. Franciscus van Sales be-
hoort. Hij beveelt hem eerbiedig aan aan wie hem helpen kan opdat hij
zijn devotie zou kunnen volbrengen en de H. Mis celebreren. Rome, 17
maart, Torre de’ Specchi, 36. Priester Gio. Bosco." Daags nadien stuurde
hij aan gravin Corsi volgend telegram: "Hartelijke felicitaties, Heilige
Vader zendt zegen hele familie."
38. Aan de jongen, Pietro Radicati.
Hij was de zoon van graaf en gravin Radicati. Hij studeerde in
het college van Alassio en was aspirant bij de congregatie. In augustus
trok hij samen met zijn broer Carlo het gewaad van clericus aan.
(1) Vakleermeester van de boekbinderij.
(2) Geschrift onleesbaar.

79.5 Page 785

▲back to top


- XIII/781 -
"
Mijn beste Pietro Radicati,
"
"
Ik heb met genoegen je brief gelezen. Ik aanvaard je met
" dezelfde vertroosting onder mijn salesiaanse zonen. Er is kennis
" en deugd voor nodig, maar met Gods hulp zal je beide verwerven.
" Op zijn tijd zal je dan ook missionaris worden, maar dat zullen
" we samen uitmaken.
"
Moge God je zegenen, mijn beste zoon, en bid voor mij
" die voor jou steeds in J. Chr. ben
"
" Turijn, 24 mei 78.
je toegenegen vriend,
"
Priester Gio. Bosco.
39. Aan de clericus Tommaso Pentore.
Hij was een van de eersten die door Don Bosco naar Marseille wer-
den gestuurd, maar hij is er niet lang gebleven daar de lijst voor het
schooljaar 1879-80 aanduidt dat hij te Alassio verbleef. Hij werd nadien
een goede gewijde redenaar.
"
Mijn beste Pentore,
"
"
Denk er aan dat men zegt vadano en niet vadino bene.
"
Ik weet dat je een goed hart hebt en veel genegenheid voor
" Don Bosco voelt. Om die reden aarzelde ik je het voorstel te
" doen naar Marseille te gaan. Maar nu onze congregatie zich over de
" hele wereld verbreidt, wordt Marseille er een hoek van. Ik kan
" je niet zo vlug bezoeken maar ik hoop dat we met elkaar zul-
" len kunnen spreken bij gelegenheid van de retraite.
"
Je zult van mijnentwege Bianchi eens knijpen, Nasi groe-
" ten, aan D. Bologna een hartelijke handkus geven en een andere
" aan de pastoor van Sint-Jozef, indien hij al teruggekeerd is.
"
Wees jij zelf opgewekt, maar verzuim de maandelijkse oefening
" van de goede dood niet, waarbij je zult moeten onderzoeken
" quid sit addendum, quid corrigendum, quidne tollendum, ut sis
" bonus miles Christi.
"
God zegene je, mijn beste Pentore, en bid voor mij die
" voor jou steeds in Jezus Christus zijn zal
"
" Turijn, 15 augustus 1878.
een toegenegen vriend,
"
Priester Gio. Bosco.

79.6 Page 786

▲back to top


- XIII/782 -
40. Aan de clericus Carlo Baratta.
We hebben hem te Lucca aangetroffen, wat verloren. Zijn natuurlijke be-
schroomdheid van toen was niet van dien aard dat men kon voorzeggen
welke salesiaan hij met de tijd zou geworden zijn. Hij verenigde in
hoge mate cultuur met vroomheid.
"
Mijn beste Baratta,
"
"
Wat beproeving, maar met Gods hulp zal alles in orde komen.
" Schrijf aan je moeder dat je te Luca bent omdat het een zeer ge-
" zonde streek is en je er best kunt oefenen in studie en muziek.
" Naar huis gaan zou stoornis meebrengen. Zeg haar dat je veel voor
" haar bidt en dat je op een ander ogenblik zult gaan.
"
Ik zal dezelfde weg bewandelen. Moed, mijn beste Baratta en
" op de een of de andere manier, wil ik je, met Gods hulp, de weg
" naar het paradijs verzekeren.
"
Zeg aan D. Marenco dat de priester die beloofd was geworden, ziek
" gevallen is maar dat hij deze week zal komen door iemand verge-
" zeld.
"
Groet vriendelijk D. Cappellano, mijn vriend, met onze ande-
" re vrienden en weldoeners.
"
Bemin mij in J. Chr. en geloof mij altijd te zijn
"
" Turijn, 4 augustus 1878.
je toegenegen vriend,
"
Priester Gio. Bosco.
41. Aan Don Giachino Berto.
"
Beste D. Berto,
"
"
1° Indien je gereedgemaakte relikwieën van Pius IX hebt,
" stuur er mij dan enkele.
"
2° Zoek de brieven die ik aan de heilige Vader gezonden
" heb voor een huis te Rome, met de brief van de kardinaal vica-
" ris aan de hertogin di Galiera (1) en zend ze mij want ik heb ze
" nodig.
"
3° Mocht er zich te Turijn in het Oratorio een novice
" bevinden, zorg er dan speciaal voor.
"
4° Indien D. Bologna nog niet vertrokken is, zeg hem dan
" bij mij te komen en mij de gevraagde papieren te brengen.
"
5° Let erop dat geen vijandelijke hand de ontluikende en
(1) Door ons gepubliceerd op blz.

79.7 Page 787

▲back to top


- XIII/783 -
" herboren boontjes zou vernielen.
"
Moge God je zegenen en bid altijd voor mij die steeds voor
" jou in J. Chr. ben
"
" Sampierdarena, 19-9-78.
je toegenegen vriend,
"
Pr. Gio. Bosco.
De "ontluikende en herboren boontjes" waren ofwel de nieuwe jon-
gens ofwel de vroegere jongens die uit vakantie teruggekeerd waren en die
tot het "tuintje" behoorden. Met het "tuintje" bedoelde men een groepje
studenten die op uitnodiging van Don Berto in de wachtkamertjes de boon-
tjes en de bloemen besproeiden die in vazen op zijn balkon gekweekt wer-
den om er de schaduw van te hebben en de slechte geuren van de zomer te
verdrijven.
42. Aan de clericus Luigi Cartier.
Op rijpere leeftijd werd hij ingekleed als clericus en deed hij te
Marseille zijn eerste proeftijd in dit heilige en werkzaam leven dat hij
nadien lange tijd te Nice zou voortzetten.
"
Mijn beste Cartier,
"
"
Je brief heeft me genoegen gedaan. Ook ik heb er spijt van
" je niet meer te hebben gezien voor je vertrek naar Frankrijk. Het ver-
" heugt me echter zeer dat je tevreden bent over je nieuwe bestem-
" ming. Ik zal niet verzuimen van je te houden en voor jou te bidden.
"
Ik ben over je gedrag tevreden. Ga zo voort en schrijf me
" dikwijls. Onthoud echter dat we op aarde voor de hemel werken.
" Daar zullen onze inspanningen waardig beloond worden, in de hemel,
" in de hemel! Beoefen strikt onze regel en maak vorderingen. Groet
" onze medebroeders. Zeg aan D. Porani dat hij voor mij een mooie
" serenade zou spelen. Moge God jullie allen zegenen en bid voor mij
" die altijd in J. Chr. zijn zal
"
"
je toegenegen vriend,
"
Priester Gio. Bosco.
"
" P.S. Er zijn geen moeilijkheden voor je toelating tot de geloften.
5° Aan de salesiaanse directeurs.
43. Aan Don Giovanni Battista Francesia.
Hij was directeur van het college van Varazze. De verheven woor-
den bij de aanhef moeten een antwoord van Don Bosco zijn op het rouwbeklag van

79.8 Page 788

▲back to top


- XIII/784 -
Don Francesia wegens de wederwaardigheden die toen het geduld van Don Bosco
op een harde proef stelden.
"
Mijn beste D. Francesia,
"
"
De beproevingen leren ons iets over de manier waarop het
" goud van de metaalslakken gescheiden wordt. Wij worden voortdu-
" rend beproefd, maar de goddelijke hulp ontbreekt ons nooit. Wij
" hopen dat wij ons in de toekomst deze hulp niet onwaardig zullen
" tonen.
"
Het zal de H. Franciscus genoegen doen wanneer je tracht
" de enkele medewerkers die te Varazze zijn samen te brengen en voor hen
" al eens een conferentie te houden om steeds onze zaken te conso-
" lideren.
"
De zaken waarvoor ik te Rome ben, verlopen undequaque
" gunstig maar ze zijn wat lang. Geduld. Ik zal je zo spoedig mo-
" gelijk schrijven over het tijdstip waarop wij elkaar kunnen
" weerzien te Sampïerdarena en daarna te Varazze.
"
Ik beveel je aan een hartelijke groet te doen aan onze beste
" medebroeders en aan al de leerlingen van het college. Zeg hun
" dat de paus aan allen een speciale zegen stuurt. Ik wens dan
" ook dat je een dag zou uitkiezen waarop je ze allen blij zou
" maken. Maar allen moeten die morgen dan ook een heilige commu-
" nie opdragen voor mij die het werkelijk nodig heb.
"
Tot weerziens, mijn beste D. Francesia, en bid voor mij
" die steeds voor jou zijn zal
"
je toegenegen vriend,
"
Priester Gio. Bosco.
"
" P.S. Ik ontmoette Pardini en Petruccio die je groeten.
44. Aan Don Francesco Dalmazzo.
Hij was directeur van het college van Valsalice. De "algemene
vreugde" waarvan sprake is in het postscriptum werd door Don Bosco aan
zijn zonen van Albano Laziale gebracht. Hij vergat zich zelf en de on-
gemakken die hij had; hij deed ze lachen, zoals Don Varvello die erbij
aanwezig was, zegt, door verrukkelijke lieflijkheid en vooral door op
zijn manier de verhaaltjes van Cuneo te vertellen.
"
Aan mijn beste D. Dalmazzo,
"
"
Je wensen en die van mijn en jouw leerlingen waren me zeer
" aangenaam. Het spijt me dat ik aan elk van hen geen lange brief kan
" schrijven. Doe jij het nu maar in mijn plaats. Ik hoop het over
" korte tijd zelf te kunnen doen.

79.9 Page 789

▲back to top


- XIII/785 -
"
Kardinaal Oreglia groet al zijn familieleden van Valsalice
" met name zijn neven Pio, Giuseppe enz.
"
De heilige Vader stelt het beter en stuurt aan allen een
" speciale en hartelijke zegen. Ik zal voor jullie allen bidden.
" Doen jullie voor mij een heilige communie. Moge God ons allen
" zegenen. Zeg het overige in mijn plaats. Amen.
"
De groeten namens D. Berto, de heer en mevrouw Sigismondi
" en namens mezelf die steeds voor jou zijn zal
"
" Albano 23, 1878.
een toegenegen vriend,
"
Priester Gio. Bosco.
"
" P.S. Ik ben te Albano. Allen zijn in goede gezondheid. Algemene vreugde.
" Ze groeten jou.
45. Aan Don Giuseppe Lazzero.
Hij was de onderdirecteur van het Oratorio. Don Bosco is te Rome
en houdt er zich met een groot aantal zaken onledig maar toch volgt hij
nauwkeurig de zaken van Valdocco.
"
Mijn beste D. Lazzero,
"
"
Namens mij zal je Ortiglia en al de medebroeders van de compag-
" nie van Sint-Jozef danken voor de gebeden die voor mij gedaan
" werden en voor de goede gedachtenis die ze bewaren aan iemand die ze
" oprecht in J. Chr. bemint. Wanneer ik te Turijn ben, zal ik door
" daden mijn tevredenheid betuigen.
"
Te midden van de feestelijkheden van deze wereld moeten
" wij steeds tranen mengen.
"
De schandalen van G... vergen herstel en ga daarom maar
" te werk, zoals je me schrijft. Je mag aan Buzzetti zeggen dat hij
" als chef van de werkhuizen een bekwame boekbinder zou aanstellen
" en G... zou ontslaan.
"
Het zal echter goed zijn dat dit zou gebeuren zonder mijn
" naam te vernoemen, omdat deze zaak volledig aan Buzzetti toevertrouwd
" wordt. Mocht het echter nodig zijn, dan zal je er tussenkomen als de
" echte meester.
"
Wat al zaken zal ik aan onze beste jongens te vertellen
" hebben. Groet ze van mijnentwege, zeg hun dat ik ze bedank voor
" de gebeden die ze voor mij gedaan hebben. De paus zendt hun zijn
" heilige zegen. Ik beveel ze iedere dag in de heilige mis aan de
" Heer aan. Over korte tijd zal ik bij hen zijn.
"
Zeg aan D. Rua dat, indien niets mijn plannen komt storen,
" ik, als het God belieft, dinsdagavond te Sampierdarena zal zijn.
"
Aan Pelazza zal je zeggen dat ik met genoegen zijn brief

79.10 Page 790

▲back to top


- XIII/786 -
" ontvangen heb, dat hij opgeruimd moet zijn en namens mij Barale,
" Buzzetti, Ferrari en Ghiglione moet groeten. Aangaande deze laat-
" ste moet je het enkel vooraf aan D. Rua zeggen en laat hem dan
" ook aan onze tafel plaatsnemen. Vraag aan V... of het hem aangenaam zou
" zijn er naartoe te gaan, maar minstens als aspirant. Het zou me
" spijten hem vandaag aan onze tafel te zien plaatsnemen en hem morgen te
" zien vertrekken. Wat je ook met D. Rua zult besluiten, is mij
" goed.
"
Zeg aan D. Rua dat hij het zo schikt dat de heer graaf Cays,
" Bonora, Amerio hun retraite zouden doen te Borgo S. Martino, maar
" men moet vooraf aan de bisschop van Casale vragen of hij ons de
" gunst zou willen verlenen de wijdingen te doen op zaterdag van de
" goede week voor enkele wijdelingen van Borgo S. Martino, daar ze
" moeten aangezien worden als tot dat huis behorend, zoals ik in
" feite bedoeld heb. Dit ad evitanda narigheden.
"
Moge God ons allen zegenen en aanzie me in J. Chr. als
"
" Rome, 24-3-1878.
je toegenegen vriend,
"
Priester Gio. Bosco.
46. Aan dezelfde.
Hij schrijft vanuit Crabbia, gehucht van de gemeente Petenasco
in de provincie Novara aan het Orta-meer. Het is waarschijnlijk dat hij
daar de familie Fortis was gaan bezoeken die daar gewoonlijk op buiten-
verblijf was.
"
Beste D. Lazzero,
"
"
Ik stuur je een brief die moet gebracht worden bij de heer
" prefect van Turijn. Je zal hem eerst in een envelop steken en hem
" sic sluiten, met zegellak en het adres:
"
Aan de geachte Heer Komm. Minghelli Vaini, prefect van de
" stad en de provincie Turijn.
"
Je laat hem dragen door een achtbare persoon, laat hem een
" ogenblik wachten voor het geval dat hij er zou op antwoorden.
"
Je zult er goed aan doen goed te letten op twee heel ge-
" wichtige zaken.
"
1° Wanneer iemand als aspirant voor de congregatie naar het
" Oratorio komt, vooral een priester of een leraar, laat hem dan
" niet werkeloos, maar geef hem iets te doen.
"
2° Zorg ervoor dat ten minste de priesters een kamer voor
" zich alleen zouden hebben.
"
Ik hoop overmorgen ‘s avonds om 7.25 u. te Turijn te zijn.
"
Moge God ons allen zegenen en geloof me steeds in Jezus
" Christus te zijn
"
" Crabbia, 28-8-78.
je toegenegen vriend,
"
Priester Gio. Bosco.

80 Pages 791-800

▲back to top


80.1 Page 791

▲back to top


- XIII/787 -
47. Aan Don Giovanni Battista Francesia.
Doorgaans was het de taak van Don Rua zich met de schuldeisers uit
de slag te trekken. Nu hij te Parijs verbleef kwamen ze bij Don Bosco
aankloppen.
"
Mijn beste D. Francesia,
"
"
Laat ons eens zien hoever je beroemdheid gaat. D. Rua ging naar
" Parijs en liet me letterlijk zonder quibus met een hoop schul-
" den die alle dringend moeten betaald worden. Leg dus alle be-
" schikbare centen voor de arme Don Bosco apart en zelfs, indien
" je er de kans toe hebt, ga dan een lening aan en dan zal je me
" maandag of dinsdag brengen wat je kan, maar niet minder dan
" 20.000 fr.
"
Nota bene, indien je mij een goed marsupium brengt, zullen
" we met verscheidene vrienden een goed diner nemen. Je zal het
" zien. We zullen ook over onze zaken spreken.
"
Moge God je zegenen, oh! mijn steeds dierbare D. Francesia,
" groet al onze beste vrienden en bid voor mij die voor jou steeds
" zijn zal in J. Chr.
"
" Turijn, 8 november 1878.
je toegenegen vriend,
"
Priester Gio. Bosco.
48. Aan Don Nicolao Cibrario.
Hij was directeur van het huis van Vallecrosia. Er dienden veel
stappen te worden gedaan voor het verwerven van de nodige grond om er de
kerk en het instituut op te bouwen.
"
Mijn beste D. Cibrario,
"
"
Ik zend je de clericus Allavena die zich bij de militaire
" jury aanbiedt met het inzicht te worden vrijgesteld. Zorg jij dat
" de zaken goed verlopen. Geef me nieuws over de zaak Migone en zeg
" me of de eigenaars terug zijn en of het nodig zou zijn hierover
" een brief te schrijven. Hoe was het met de onderhandelingen Cabag-
" ni? Hoe zit het bij jou met de centen? Is het terrein dat jullie
" verlangen te kopen voldoende groot voor die zaak?
"
Een beste groet aan jou, aan al onze dierbaren. Bid voor mij
" die voor jou en voor hen steeds in J. Chr. zijn zal
"
" Turijn 8-11-1878.
jullie toegenegen vriend,
"
Priester Gio. Bosco.

80.2 Page 792

▲back to top


- XIII/788 -
49. Aan Don Giovanni Battista Francesia.
Na een bezoek aan het college van Varazze, stuurde hij aan de
directeur een reeks van opmerkingen, vooral over de coadjuteurs van het
huis.
"
Zaken waarop dient gelet te worden.
"
"
1° Elke donderdag of op een andere dag na het bezoek aan
" het allerheiligste sacrament of later, moet de prefect een korte
" conferentie houden, indien niet voor al de salesianen, dan toch
" voor de coadjuteurs.
"
2° Men zegt dat er coadjuteurs te veel zijn. Indien dat
" juist is, sture men ze elders.
"
3° Het schijnt dat Cantù (1) teveel zijn gezag laat gelden
" of dat hij op zijn minst met teveel gestrengheid optreedt. Hij eet
" en drinkt buiten de hiervoor bepaalde uren, ook in de kelder, sa-
" men met anderen. Men zegt dat hij zich op zijn kamer beter dan de
" directeur laat dienen. Het zal nodig zijn dat hij met de oversten
" aan tafel gaat.
"
4° Het zal opportuun zijn dat al de coadjuteurs met drie-
" jaarlijkse of met eeuwige geloften allen op gelijke voet zouden
" behandeld worden en dat ze, indien het mogelijk is, aan de tafel
" van de priesters zouden aanzitten. Aldus doen het de jezuïeten,
" de oblaten, de franciscanen enz.
"
5° Iedere maand het rendiconto afnemen, speciaal voor de
" coadjuteurs.
"
6° Voor de kelderdeur mag er niet meer dan één sleutel zijn.
"
7° De directeur moet zelf of door bemiddeling van anderen,
" die er verslag zullen over uitbrengen, op zijn minst eens per week een
" bezoek brengen aan de studiezaal, aan de prefectuur, aan de keu-
" ken, aan de voorraadkamer en aan de kelders.
"
8° De manier bestuderen waarbij de leerlingen te biechten
" kunnen gaan wanneer ze dat wensen.
"
" 1878.
50. Aan Don Giuseppe Lazzero.
Tussen de eigenhandig door Don Bosco opgestelde stukken hebben wij
volgende vier groepen van opmerkingen teruggevonden, door hem op ver-
schillende tijdstippen geschreven voor de overste die rechtstreeks ver-
antwoordelijk was voor de goede gang van zaken in het Oratorio.
(1) Giovanni Cantù, coadjuteur, die zijn professie voor drie jaar afgelegd had.

80.3 Page 793

▲back to top


- XIII/789 -
"
A.
"
"
1° Wanneer er misdienaars zijn, mag geen enkele na de mis
" buitengaan voor de gemeenschappelijke gebeden in de kerk gedaan
" zijn.
"
2° Wanneer men een middel bestudeert en beoefent om zuinig
" het gas te gebruiken, dan zal men misschien een derde van de on-
" kosten kunnen besparen.
"
3° Men lette erop het sinds enige tijd ingevoerde gebruik
" van te bellen bij het Agnus Dei van de mis of bij het Dominus non
" sum dignus af te schaffen.
"
"
B.
"
"
Voor de aanstaande conferentie moet Don Lazzero aan het
" volgende denken:2
"
1° te zorgen dat na de avondgebeden tot aan de tijd voor
" het ontbijt er een volstrekt stilzwijgen zou heersen.
"
2° dat na het avondgebed iedereen zou gaan rusten.
"
3° dat ieder tewerkgestelde, prefect, directeur, leraren, assis-
" tenten, catecheten enz. in het bezit zouden zijn van hun resoec-
" tief reglement en het zouden naleven.
"
"
C.
"
"
1° Erop letten dat de lezingen niet zouden verzuimd worden
" maar op een ander uur verplaatst.
"
2° Zorgen dat er stilzwijgen zou heersen vanaf de avondge-
" beden tot na de mis.
"
3° Men mag de jongens niet op de speelplaats laten gedurende
" de klastijd, de studietijd, de heilige diensten, het opstaan.
"
4° Stilzwijgen wanneer men van de studiezaal naar de kerk en
" terug naar de studiezaal gaat.
"
5° Gebeden te haastig gedaan, zangen te vlug uitgevoerd.
"
"
D.
"
"
D. Lazzero zorge ervoor en spanne er zich voor in dat het
" oude artikel van het van kracht zijnde reglement zou worden toege-
" past volgens hetwelk niemand wijn of andere dranken van dien aard
" bij zich mag behouden.
"
Maat houden wat het voedsel betreft; 1° wie speciaal voed-
" sel nodig heeft om reden van ziekte, gaat naar de ziekenzaal of
" naar huis. 2° Dit voor de leerlingen en niet voor de geprofesten.

80.4 Page 794

▲back to top


- XIII/790 -
6° Aan salesiaanse missionarissen.
51. Aan Don Taddeo Remotti.
Hij had gedurende vele jaren met ijver het heilige ambt van onder-
pastoor uitgeoefend in de parochie van Sint-Jan de Evangelist te La Bocca
en oefende het ook toen uit. Hij leefde nog in 1931.
"
Mijn beste D. Remotti,
"
"
Met genoegen ontving ik je brief, het nieuws en de wensen
" die je me toestuurt. Ik bid God dat Hij ze voor jou zou vermenig-
" vuldigen en je gezondheid, wijsheid en heiligheid zou geven zodat
" je zou kunnen werken voor tien en dit tot de helft van de volgende eeuw.
"
Ik weet dat je veel werk hebt, maar doe wat je kunt en niets
" meer.
"
Alle zaken zijn in het begin moeilijk en wij zijn nu in dat
" geval. Maar omnia_possum in eo qui me confortat, zoals Sint-Paulus
" zegt. Groet Gioia, Scavini en onze andere medebroeders. Scavini zal
" me genoegen doen door me te schrijven. Zeg Gioia dat hij niet mag
" twijfelen: ik houd van hem, ik bid voor hem en ik zal hem zodra
" mogelijk antwoorden.
"
Groet eveneens onze beste leerlingen of liever de jongens van het
" tehuis en vooral hen die salesiaan geworden zijn of die het verlangen te
" worden.
"
Ik beveel me aan de gebeden van allen aan. Bid ook jij voor
" mij die voor jou steeds in J. Chr. zijn zal
"
" Rome, 12-1878.
je toegenegen vriend,
"
Priester Gio. Bosco.
52. Aan N.N.
Met toestemming van de geadresseerde publiceren wij volgende ver-
trouwelijke brief, zonder de naam van de persoon te noemen.
"
Mijn beste D...,
"
"
God laat toe dat je zwaar beproefd wordt, maar je zult er
" een grote winst uithalen. Het gebed zal alles overwinnen. Het werk, de
" matigheid vooral 's avonds, niet gaan rusten gedurende de dag, nooit
" meer dan zeven uren te bed blijven, zijn zeer nuttige zaken.
"
Principiis obsta; daarom, zodra je merkt dat je bekoord
" wordt, ga dan aan het werk overdag en begin te bidden 's nachts.
" Hou niet op met bidden tot je door de slaap overmand wordt. Beoefen deze

80.5 Page 795

▲back to top


- XIII/791 -
" suggesties. Ik zal je aanbevelen in de heilige mis, God zal het
" overige doen. Moed, beste Don..., sluit je hart, hoop in de Heer
" en ga vooruit zonder je ongerust te maken.
"
Bid voor mij die steeds voor jou in J. Chr. zijn zal
"
" Rome, 12-78.
je toegenegen vriend,
"
Priester Gio. Bosco.
53. Aan Don Taddeo Remotti.
"
Mijn beste D. Remotti,
"
"
Ik heb je brieven op hun tijd ontvangen en heb er veel ge-
" noegen aan beleefd. Schep moed. God verlangt van jou offers, maar
" Hij houdt reeds de verdiende beloning klaar, die zeer groot is.
" Heb veel geduld. Verdraag andermans gebreken opdat de anderen je
" eigen gebreken zouden verdragen. Wij houden hier altijd veel van
" jou, wij bidden voor jou en moge God je zegenen.
"
" Turijn, 7 augustus 1878.
je toegenegen vriend in J. Chr.
"
Priester Gio. Bosco.
54. Aan Don Giuseppe Vespignani.
Hij was prefect in het huis Mater Misericordiae en nadien in het
tehuis van Almagro te Buenos Aires. Hij was belast met de novicen. Don
Bosco pleegde zijn zonen met "jij" en "jou" aan te spreken ook wanneer
ze bisschoppen waren geworden. Hij maakte hierop sommige uitzonderingen
tegenover leden die in de congregatie waren getreden, wanneer ze reeds
volwassen waren, zoals b.v. tegenover graaf Cays, die hij steeds met "u"
aansprak. Toen Don Vespignani zag dat hij ook hem op die manier aansprak,
verzocht hij Don Bosco ook tegenover hem "jij" en "jou" te gebruiken, maar deze
an tw o or dd e he m: - "Ik z al U me t "j ij" en " jo u" a a ns prek en , wa nneer U
braver zult geworden zijn." - En hij wachtte daarmee tot in 1880.
"
Beste D. Vespignani,
"
"
Ik weet dat U zich vrij goed bevindt, gelet op uw gezond-
" heidsgesteltenis. Ik weet dat u werkt. Maar hierbij dient u het
" kalm aan te doen. Indien u veel wilt verrichten, werk dan weinig,
" namelijk niet meer dan uw krachten het toelaten.
"
Ik wens echter ook gedetailleerd nieuws te vernemen over
" het tehuis, de novicen, het noviciaat, de studies enz. Uw broer,

80.6 Page 796

▲back to top


- XIII/792 -
" de clericus (1) stelt het goed. Hij heeft de besliste wil weldra
" een echte salesiaan te worden en u een bezoek te komen brengen.
" We mogen veel goeds van hem verwachten.
"
Vele en beste groeten aan D. Milanesio, aan wie ik zodra
" mogelijk zal schrijven. Moge God u zegenen, uw zonen, uw mede-
" broeders, en ons helpen hier op aarde de strijd van de Heer te
" voeren om nadien in de hemel een kroon waardig te zijn.
"
D. Nenci (2) bevindt zich hier bij ons. Zijn gezondheid
" is fel verbeterd. Hij is ongeduldig om naar Patagonië te vertrekken.
"
Moge God ons allen zegenen en bid voor mij die voor u in
" Jezus Christus ben
"
" Turijn, 12-8-78.
uw toegenegen vriend,
"
Priester Gio. Bosco.
55. Aan Don Michele Fassio.
Hij was catecheet in het Pius-college te Villa Colon. Don Agosti-
no Mazzarello, door Don Bosco vernoemd, was er prefect.
"
Mijn beste Don Fassio,
"
"
Je brief heeft me genoegen gedaan. Ik verheug me over je ge-
" zondheid en over je goede wil. Moge God ze voor jou behouden. Ik bid
" elke dag voor jou. Je zal aan mijn beste Graziano zeggen dat ik hem
" in de H. Mis niet vergeet en dat ik hem een brief zal schrijven bij
" het vertrek van onze medebroeders.
"
Neem Don Mazzarello bij de hand en ontsteek tussen je
" beiden een groot vuur van naastenliefde, waarvan de vlammen door
" heel het college en elders zullen uitslaan.
"
Je mag niet twijfelen aan mijn welwillendheid die zeer
" groot is voor jou en voor al mijn beste zonen van Amerika.
"
Aangaande de gewetenszaken ga je voort zoals je geschre-
" ven hebt. Na het onweer zal de hemel helder worden.
"
Moge God je zegenen en bid voor mij die voor jou in J.
" Chr. steeds zijn zal
"
" In het jaar 1878.
je toegenegen vriend,
"
Pr. Gio. Bosco.
(1) Don Ernesto, gestorven in Amerika, waar hij, als bouwkundige, een grote faam genoot.
(2) Een priester van Lugo, gekomen om salesiaan te worden. Zie Vespignani, Un anno alla scuola
del Beato Don Bosco, blz. 44.

80.7 Page 797

▲back to top


- XIII/793 -
56. Aan Don Giacomo Costamagna.
Hij was toen directeur van het huis Mater Misericordiae te Buenos
Aires.
"
Beste D. Giacomo Costamagna,
"
"
Je brieven hebben me veel genoegen gedaan. Je broer was hier
" en gaf me goed nieuws over je familie. Je kleine neef is bij
" ons in het Oratorio, hij gedraagt zich goed en wil salesiaan
" worden om bij zijn oom naar Amerika te gaan.
"
Zorg ervoor me vele heilige novicen te bezorgen, groet al
" onze vrienden en medebroeders, bid voor mij die voor jou
" steeds in Jezus Christus zijn zal
"
"
toegenegen vriend,
"
" P.S. Wanneer vertrekt men naar Patagonië?
57. Aan Don Francesco Bodratto.
Hij was de eerste inspecteur van de salesianen in Amerika en de
directeur van het huis van S. Carlos te Almagro.
"
Beste D. Francesco Bodratto,
"
"
Ik heb op zijn tijd je brief en die van mijn beste zonen die
" te Buenos Aires verblijven ontvangen. Ik zal trachten aan ie-
" dereen een paar woorden te antwoorden. Deel dan de brieven uit
" die je zal ontvangen langs onze medebroeders of zusters.
"
Laat ons de Heer zegenen die ons op zo voelbare wijze
" begunstigt.
"
Onthoud vooral:
"
1° Ieder offer te brengen voor het behoud van de christe-
" lijke liefde en de eendracht tussen de medebroeders.
"
2° Wanneer je iemand moet verbeteren of een bijzondere raad
" geven, doe het dan nooit in het openbaar, maar altijd inter te
" et illum solum.
"
3° Wanneer je iemand een opmerking gegeven hebt, vergeet
" dan het geval en betuig aan de overtreder de welwillendheid van
" voorheen.
"
Dit is het testament van je vriend en vader Don Bosco.
"
Ander nieuws zal je krijgen van onze beste medebroeders
" die hun werk zullen komen doen om het jouwe te verlichten.
"
Doe mijn beste groeten aan mijn zonen van het tehuis en
" zeg hun dat ik ze zegen en ze zeer liefheb in de Heer.

80.8 Page 798

▲back to top


- XIII/794 -
"
Moge God jezelf en je werken zegenen en wees verzekerd
" dat ik geheel in Jezus Christus ben
"
je toegenegen vriend,
" Turijn, 31 december 1878.
Pr. Gio. Bosco.
"
" P.S. Mijn nederige eerbetuiging en wensen aan Dr. Caranza en
"
aan de prior van de Misericordia.
58. Aan Don Michele Fassio.
"
Beste D. Michele Fassio,
"
"
Je hebt zeker een brief van mij ontvangen. Hier voeg ik enkel
" een paar woorden aan toe om je te zeggen dat ik tevreden ben
" over jou, dat ik je zeer liefheb in J. C. en dat ik je elke dag
" aan de Heer aanbeveel.
"
Heilig de anderen terwijl je jezelf heiligt.
"
Bid voor mij die steeds voor jou in J. Chr. zijn zal
"
" Turijn, 31 december 1878.
je toegenegen vriend,
"
Priester Gio. Bosco.
59. Aan Don Taddeo Remotti.
"
Beste D. Taddeo Remotti,
"
"
De oprechtheid waarmee je mij meermaals geschreven hebt be-
" haagt me zeer. Ga op dezelfde manier verder. Maar onthoud als
" grondslag een paar adviezen die voor jou mijn testament zijn:
"
1° de gebreken van anderen verdragen ook wanneer wij er
" schade door lijden;
"
2° de vlekken van de anderen bedekken en nooit iemand
" plagen wanneer hij er zich door gekrenkt voelt;
"
3° Werk, maar werk uit liefde voor Jezus, verdraag alles,
" maar breek de christelijke liefde niet: Alter alterius onera
" portate et sic adimplebitis legem Christi.
"
Moge God je zegenen, mijn beste D. Remotti. Tot weerziens
" op aarde, indien dit behaagt aan de goddelijke wil, anders wordt
" de hemel voor ons bereid en zal de goddelijke barmhartigheid ons
" hem verlenen.
"
Bid voor mij die nu en altijd voor jou in J. Chr. zijn zal
"
" Turijn, 31 december 1878.
je toegenegen vriend,
"
Pr. Gio. Bosco.

80.9 Page 799

▲back to top


- XIII/795 -
In de talrijke brieven, waarin Don Bosco liefdadigheid afsmeekt
of bedankt voor ontvangen aalmoezen, aanziet hij het als een plicht de
verzekering te geven dat er door hem, door de salesianen en door de jon-
gens voor die personen zal gebeden worden. Het is duidelijk dat Don Bosco
in deze bijdrage aan gebeden voor de weldoeners een edel voordeel zag dat
hun edelmoedigheid kon vernieuwen en aanvuren. Wanneer hij dit deed, putte
hij aan de meest waarachtige bronnen van het christendom. Als Sint-Paulus
immers de Korinthiërs tot weldadigheid in het voordeel van hun behoeftige
broeders aanspoort, vermeldt hij ook als reden de gebeden die de behoef-
tigen voor hun weldoeners gedaan hebben; in ipsorum obsecratione pro
vobis.(1)
Sommige gedachten die Don Bosco op dit tijdstip uitdrukt, kan men
gemakkelijk reconstrueren door middel van ettelijke waardevolle
Fragmenten van samenspraken.
Don Bosco was altijd een besliste tegenstander van het voeren en
het laten voeren van polemieken door middel van de pers. We hebben boven
gezien hoe hij Don Bonetti aanspoorde zich te onthouden van "plukharen"
in het Bollettino. Toen hij op 18 mei met hem en met Don Barberis na het
diner een gesprek voerde, sprak hij hem in deze zin: "Jij gelooft wie
weet wat te hebben gedaan, wanneer je wat stoom hebt afgeblazen. Je zegt
dat het nodig is in sommige zaken duidelijker te spreken en ons met de
pen te verdedigen tegen het getreiter van buitenstaanders. Maar wat wint
men erbij? Wellicht bereik je niets bij de goede mensen, die zich ge-
makkelijker laten overtuigen door een eenvoudige bevestiging, dan door
heftige taal. Misschien bereik je niets bij zovelen die de zaak niet
grondig kennen, maar je stelt de weg open voor tallozen die er een boos-
aardige uitleg aan geven, die deze scheldpartij wensen om er een onvoor-
zichtig woord, een dubbelzinnig gezegde, een overdreven gedachte uit te
halen en er een reden in te vinden om ons leed aan te doen. Maar wat het
meest moet naar voren treden is, dat wij ons moeten overtuigen van het
feit dat we in slechte tijden leven. De gezaghebbers zoeken voorwendsels
om op de rug te vallen van de kloosterinstituten en voorwendsels hebben
ze bijna voor allemaal gevonden; ze hebben trouwens de hand gelegd op de kloos-
terinstituten. Tot heden toe hebben zij ons met rust gelaten en ik geloof
dat ze - in het algemeen gezegd - dat doen, niet omdat ze van ons houden,
maar omdat wij alle middelen zoeken om niet te kwetsen. Ik zou haast zeg-
gen dat wij proberen tussen de druppels van de onweersbui door te lopen
zonder nat te worden. Ze handelen ook zo omdat wij nooit onze stem
hebben verheven tegen hen die begonnen last te veroorzaken en omdat wij
altijd uiterst omzichtig en voorzichtig geweest zijn in wat we zegden
den en schreven. Kijk, ik bevond me altijd in de gelegenheid de draad van de za-
(1) II Kor., IX, 14.

80.10 Page 800

▲back to top


- XIII/796 -
ken in handen te hebben en te weten welk net er gesponnen werd, maar nooit
liet ik toe dat er ook maar één regel zou gedrukt worden, die zelfs van
ver ons in het gedrang kon brengen. En wanneer we nu verder gaan, zul-
len we hetzelfde stelsel blijven toepassen. Wij bezitten een uitgestrekt
veld voor het Bollettino, namelijk onze werken te doen kennen, zonder ons
te verstrikken in netelige kwesties. Op die manier kunnen onze gedachten
op een vredelievende wijze worden verspreid, zodat we veel goed kunnen
doen en alles wonderbaar goed verloopt. Begin nu echter niet met vechten.
Morgen zal er iemand met jou een polemiek aangaan en een voorstel van
jou in een artikel bestrijden. Overmorgen zal een journalist, verbolgen
door een heftige uitdrukking wat hij meent, spijkers met koppen te zijn,
tegen ons schrijven. Daags nadien zal een of andere gezagdrager gelegen-
heid vinden om zich gekrenkt te voelen door een opmerking, die misschien
niet voldoende werd afgewogen; hij maakt er heel wat herrie over en wendt
zich tot het ministerie. Dan worden alle ogen op ons gekeerd, er wordt
alarm geblazen en dan kunnen we niets meer verrichten en kan men ons zelfs
rechtstreeks vervolgen.
Kijk naar de Letture Cattoliche! Wat al goed hebben ze niet ge-
daan! Er is thans wellicht geen enkel tijdschrift dat zolang verschijnt
zonder erg lastig gevallen te zijn en zonder het mikpunt te zijn geweest.
Verschillende tijdschriften werden geschorst, maar onze Letture liet men
steeds rustig hun weg gaan. Om dat te bekomen moest ik meer dan eens last
ondervinden vanwege auteurs die tot elke prijs sommige teksten in
onze Letture wilden zien verschijnen. Ik had zware moeilijkheden met ker-
kelijke gezagdragers omdat ze in die boekjes politieke stof wilden inlas-
sen. Steeds heb ik mij tegen dat alles verzet en zo is het altijd goed
verlopen. Slechts één keer is er wat opspraak geweest en dat was toen de
bisschop van Ivrea, zaliger gedachtenis, mij het bevel gaf een aflevering
te drukken waarvan ik mij niet meer de titel herinner, maar dat was
slechts een ogenblik. Geloof mij, indien je wilt dat we goed doen en dat
het zo blijft, laat ons dan de waarheid uiteenzetten, de feiten verha-
len, maar ons met geen polemiek inlaten."
De aflevering die gerucht verwekte was deze van januari 1854,
de tweede jaargang van de Letture Cattoliche. De titel was: Il Cate-
chismo Cattolico sulle rivoluzioni. (De katholieke catechismus over de
revoluties). Het was geen onuitgegeven werk maar een reproductie van een
naamloos werkje, dat al vier uitgaven had gehad. Het bevel tot her-
druk kwam van Mgr. Moreno, bisschop van Ivrea, die toen een overwegend
aandeel had in de administratie van het tijdschrift. Don Bosco, die de
gezindheid van bepaalde mensen kende, voorzag dat de polemieken die hier
werden aangesneden vele personen zouden verbitteren en wenste zich niet
in dat wespennest te steken; maar hij moest wijken voor het gezag van de
prelaat. Weldra kwamen de feiten die hij voorzien had, want er kwamen
oproepen en berispingen vanwege burgerlijke overheden en andere narig-
heid van verschillende aard. Dat de gevolgen nog niet erger waren, was
aan zijn grote voorzichtigheid te danken.

81 Pages 801-810

▲back to top


81.1 Page 801

▲back to top


- XIII/797 -
Nu springen we van mei naar november. Deze maand biedt ons de
notities van drie gesprekken aan. Het eerste ging over de vierde dioce-
sane synode, die daags te voren was afgesloten.
Deze samenspraak werd bijgewoond door enkele van de meest gezag-
hebbende priesters van het huis. Er werd over geklaagd dat monseigneur
voor zijn priesters te harde woorden had en dat hij, in plaats van ze
tot werken aan te moedigen, hen met verwijten overlaadde, alsof zij er
de oorzaak van waren dat de zaken van het bisdom zo slecht gingen. Het
besluit klonk als volgt: - "Een aanmoediging, een woord van vertrouwen,
een erkenning dat de clerus al veel goed gedaan had en dan aantonen dat
er nog veel meer moest gedaan worden, zou bij de priesters wilskracht,
ijver en geestdrift verwekt hebben. Maar neen! Heel zijn toespraak was een
flinke uitbrander!
Na deze opmerkingen stond Don Bosco op en zei: - "Komaan nu, theo-
logen en moralisten. Er moet nu een moraalkwestie opgelost worden. Zou
ons gesprek niet zondig kunnen zijn? Of zou men op zijn minst kunnen
zeggen dat het voortspruit uit lichtzinnigheid van karakter of uit een
onvolmaaktheid waarvan wij ons moeten beteren?" - Iedereen zweeg een ogen-
blik maar toen schoten zij in een lach. Iedereen sprak de reden uit waarom
dit gesprek hem wettig toescheen. Toch was er een die peinzend bleef staan en
zei: - "Toch is het een gebrek, want het zijn ijdele woorden!" Don Bosco her-
nam: - "Wanneer er bij niemand boosaardigheid geweest is, dan was het
niet eens een dagelijkse zonde. Men mag zelfs niet zeggen dat het ijde-
le woorden geweest zijn. We bevinden ons te midden van zware moeilijk-
heden en we zijn als mensen die te midden van klippen op een broos
sloepje varen... We moeten ons verdedigen en daarom is het noodzakelijk
de gevaren te zien, de natuur van het terrein te verkennen en te zien welke
wapens de aanvaller gebruikt...".-
De tweede samenspraak van november raakte verschillende punten
van het interne regime aan. Na het diner zei Don Bosco tot iemand die
zich in zijn nabijheid bevond dat het absoluut nodig was steeds de een-
drachtbanden tussen het Oratorio en de afzonderlijke huizen aan te
ha len. - "Ik vrees", - zei hij, - "dat deze banden aan het verslappen
zijn. Zolang er collegedirecteurs zijn die door Don Bosco werden opgevoed
zal alles goed verlopen, maar nu personen die niet lang aan de zijde van
Don Bosco geleefd hebben directeurs worden, bestaat er gevaar dat de zo
hartelijke betrekkingen tussen de enen en de anderen verslappen. Het is
werkelijk nodig dat het Hoofdkapittel ontlast wordt van de particuliere
aangelegenheden van het Oratorio om zich actief met al de colleges bezig
te gaan houden. Het past dat elk lid van het kapittel zoveel secretaris-
sen heeft als hij nodig heeft, om met zorg de correspondentie af te wer-
ken. Overlast aan bezigheden en schaarste aan personeel zijn thans oor-
zaak dat de vragen die de colleges stellen onbeantwoord blijven. Dat
geeft niet enkel aanleiding tot ongemakken, maar ook tot verkoeling.
Daarna zal het noodzakelijk zijn visitators aan te stellen, die met zorg zullen

81.2 Page 802

▲back to top


- XIII/798 -
nagaan hoe alles in ieder huis verloopt, zodat alle passende maatregelen
kunnen genomen worden. Kijk, wanneer er niet persoonlijk of per brief
contact gehouden wordt, dan zullen er met de tijd scheuringen ontstaan.
Tot heden toe is dit alles zo wat lukraak gebeurd, maar als het zo
voortgaat, dan kan een directeur die dat zou willen, gemakkelijk een
breuk of scheuring tot stand brengen. Toch zou dit op de huidige dag niet
kunnen gebeuren om reden van de genegenheid díe iedereen Don Bosco toe-
draagt. Er hing toen een brandende kwestie in de lucht. In het volgende
boekdeel zullen we zien hoe ten opzichte van het schoolgezag allerlei
plagerijen begonnen waren wegens de ontoereikendheid van de wettelijke
onderwijstitels. De tong kan de pijnlijke tand niet met rust laten en
daarom viel het gesprek daarop en duurde, naar het schijnt, vrij lang.
Brokstukken hiervan treffen we in volgende notities aan: - "Tot nu toe",
- kwam Don Bosco er tussen - "gingen onze colleges ongehinderd voort,
ik zou bijna zeggen, tussen de droppen door. Zolang we konden, hebben we
ons aan de wettelijkheid gehouden en nu eens op deze dan weer op een
andere manier hebben we ons uit de slag weten te trekken, maar thans is
de oorlog verklaard. Men zou willen dat alle bisschoppelijke colleges en
ook de kloostercolleges afgeschaft worden. Meer dan ooit richt men een
boosaardig oog op ons. Het is noodzakelijk bijtijds onze voorzorgen te
nemen. En dan moeten we ieder jaar nieuwe colleges openen en hoe zal dat
gaan zonder wettelijke titels? Tot heden toe was daar het achterpoortje
van de buitengewone examens voor hen die gymnasiumleraar wensten te wor-
den, maar nu wordt ook dat ons ontnomen. Gelukkig zijn er verscheidenen
onder ons die de leergangen aan de universiteit volgen: Don Bertello9
Don Bordone, Don Cinzano, Don (Cesare) Cagliero, Don Piccono, de clericus
Gallo (Besso) en nog verscheidene anderen. Verscheidenen maken zich klaar
om zich het volgende jaar te laten inschrijven en zo hopen wij alle
moeilijkheden te overwinnen. We moeten zeker waakzaam zijn en onze voor-
zorgen nemen, indien we niet bankroet willen gaan.
Pas had hij deze laatste woorden uitgesproken of daar kwam Don
Deppert uit La Spezia toe en meldde dat Don Bosco daar verwacht werd om
een beslissing te nemen over een vergroting van het huis. Men kloeg er
daar over dat Don Bosco zich om dat huis niet bekommerde alsof het niet
van hem was. Ook de brave mensen uit de stad toonden zich ontmoedigd en
konden niet begrijpen waarom Don Bosco zo weinig dacht aan een zo drin-
gend aangevoelde behoefte. - "Te La Spezia", - antwoordde Don Bosco -
"i s he t mijn inzicht langzaam en met veel voorzorgen vooruit te gaan en veeleer
de anderen aan te porren tot handelen liever dan zelf op te treden. In-
dien echter de directeur mij acht maanden geleden te Rome het verslag had
gezonden dat hem gevraagd werd, dan zou men met de hulp van de heilige
Vader en van enkele kardinalen een groter gebouw kunnen oprichten hebben."
- Hij maakte dan zelf een ontwerp op van verslag dat hij aan Don Rocca
stuurde opdat hij, volgens dat stramien, een schrift zou klaarmaken dat
zou aangeboden worden aan de heilige Vader.(1)
( 1 ) Z 1 e h i e r v o o r , b l z . 675.

81.3 Page 803

▲back to top


- XIII/799 -
De derde samenspraak werd door Don Bosco op de 27ste van de maand
enkel met Don Barberis gehouden. Deze had zich omstreeks vijf uur in de
namiddag op zijn kamer begeven en Don Bosco wandelde met hem anderhalf
uur in de galerij. Officiële raadgevingen, de gang van zaken in het
Oratorio, de vorderingen van de congregatie, persoonlijke vertrouwelijke
mededelingen waren het thema van dit langdurig onderhoud.
De twee wekelijkse conferenties die je voor de novicen houdt
behoren ook tot je verplichtingen, maar zorg ervoor dat eenmaal per
maand Don Cagliero ze houdt, evenals Don Bonetti. Aldus zal jij wat ont-
last worden terwijl de andere oversten de gelegenheid zullen krijgen
met de novicen te spreken en zich door hen te doen kennen. Aldus zullen
de jongere broeders met de oudere broeders verbonden worden met een
steeds sterkere band. Maar de voornaamste beweegreden is een andere. Er
zijn onderwerpen die honderdmaal herhaald worden. Wanneer het altijd
dezelfde persoon is die de conferenties geeft dan wordt dat op het einde
vervelend. Wanneer echter een nieuwe komt, dan behandelt hij de zaak wat
anders, haalt nieuwe voorbeelden aan, nieuwe vergelijkingen, nieuwe
argumenten, zijn vorm en zijn volgorde zijn nieuw en de waarheid dringt
op een aangenamer manier in de harten binnen. Er zijn dan ook raadgevin-
gen waarvan het niet passend is dat ze door jou gegeven worden en die je
door deze personen zult laten geven, waarbij het zeer opportuun zal zijn
dat jij het voorwerp zou aanduiden dat moet behandeld te worden."
Na dit gezegd te hebben, maakte hij een belangrijke opmerking met
een algemeen karakter. - "Wij dienen ons vooral te beijveren" - voegde
hij eraan toe, - "om anderen te doen werken. Wanneer men iemand ontmoet
die graag een bepaald werk op zich neemt en het met veel goede wil en
goed volbrengt, dan maakt die persoon ons het werk lichter. En wanneer
dit met iemand niet slaagt, dan zoeke men een andere. In de eerste tijd
van het Oratorio bestond de grote bekommernis van Don Bosco er altijd in,
de mensen en de manier te vinden om zich te doen helpen.
Dan bracht hij het gesprek op particuliere opmerkingen. - "Zorg
ervoor" - zei hij, - "dat onze novicen leren goed brieven te schrijven.
Het is ongelooflijk hoe ook ontwikkelde mensen en priesters tekort
schieten wat dat betreft. En toch is dat, vooral voor ons, zeer belang-
rijk. Soms oordeelt een familie niet over een persoon maar over een heel
college en ook over de hele congregatie volgens een brief die ze van een
medebroeder ontvangt. Daar brieven door een prefect slecht geschreven
werden, werden tal van jongens van een college weggehaald. Laat ons dus
zo overeenkomen. Je zal aan alle novicen zeggen dat ze mij gedurende de
komende noveen van de Onbevlekte Ontvangenis een brief moeten schrijven.
Maar verwittig hen dat ik verlang dat die brief geschreven moet worden
volgens alle regels van de briefkunst. Ik zal een prijs geven aan de twee
die het best slagen. Het onderwerp van de brief wordt aan hun keus over-
gelaten. Ze mogen me een of andere gebeurtenis uit hun leven vertellen of
me een goed feest toewensen of me alles zeggen wat ze willen, maar
iedereen moet zo goed mogelijk schrijven. Om dat goed te doen moeten ze het bij-

81.4 Page 804

▲back to top


- XIII/800 -
voegsel van het reglement lezen, of men kan het hun zelfs uitleggen. Aldus
zullen we ons doel bereiken."-
Daarna onderzocht men of het goed zou zijn een clericus die in
het Oratorio zijn taak goed volbracht had, over te plaatsen naar een
college om er dezelfde taak over te nemen van iemand die niet geslaagd
was. Don Bosco merkte op: - "Laat ons nooit een post bederven om een
andere post van de geschikte persoon te voorzien." - Dan liep het gesprek
verder over het grote goed dat er in huis en in het algemeen door de
congregatie gedaan werd. - "Don Cagliero heeft dat gisteren goed ge-
zegd" - zei Don Bosco. - "Hoeveel jongens hebben we niet die zeer goed
hun recreatie zouden mogen houden met Sint-Aloysius! Inderdaad, hoevelen
zijn er niet, die de onschuld van hun doopsel bewaard hebben en die hier
in het Oratorio, ondanks het feit dat ze op de gevaarlijkste leeftijd
zijn, ermee voortgaan ze te bewaren! Hoevelen, en ze zijn de meerderheid,
werden al verscheidene malen door de duivel voordien overwonnen en heb-
ben, zodra ze in het Oratorio gekomen zijn, hun leven niet veranderd! Het
schijnt werkelijk of ze in een andere atmosfeer komen. Ze vergeten hele-
maal de oude slechte neigingen en brengen jaren achter elkaar door op
zulke manier dat men in waarheid zeggen mag dat ze niet eens met opzet een
dagelijkse zonde begaan hebben. Dat moet ons troosten, dat heeft er me
steeds toe aangezet verder uit te breiden, want het schijnt werkelijk
zo te zijn dat daar, waar de congregatie haar tenten opslaat, de genade
van de Heer overvloedig wordt."
Een ontmoeting van jonge datum met monseigneur Ferrè, bisschop van
Casale, een geleerde man en een goede waarnemer, was de gelegenheid ge-
weest voor een gelijkaardig gesprek. De bisschop had naar de reden
gezocht waarom de congregatie een dergelijk grote uitbreiding nam en de
colleges van de salesianen zo grote vorderingen maakten. Hij had dan in
aanwezigheid van aanzienlijke personen twee beoordelingen uitgesproken
waarvan Don Bosco verklaarde dat ze met de waarheid overeenstemden en die
hij diezelfde dag aan Don Barberis meedeelde. - "Don Bosco, zei Mgr. Fer-
rè, bezit twee grote geheimen die de sleutel zijn van al het goede dat
door de zijnen verricht wordt. In de eerste plaats doordringt hij de jon-
gens zo met de godsvrucht dat hij ze, ik zou bijna zeggen, in een roes
brengt. De atmosfeer die hem omringt, de lucht die zij inademen is door-
drenkt van godsvrucht. De jongens die zo onder de indruk gebracht worden,
durven bijna niet meer, ook wanneer ze het zouden willen, kwaad doen. Ze
beschikken over geen middelen om het te doen, ze moeten volstrekt stroom-
opwaarts roeien om slecht te worden. Mochten ze de godsvruchtoefeningen
verzuimen dan zouden ze als vissen op het droge zijn. Dit maakt de jon-
gens zo gedwee dat ze handelen uit overtuiging en volgens hun geweten,
zodat men zich niet eens een opstandigheid kan voorstellen. De zaken gaan
goed dank zij een onweerstaanbare kracht. Maar hoe moet men het aan
boord leggen om zovele clerici en jonge priesters te houden in het
gevaarlijkste ambt, op deze kritieke leeftijd, zonder dat deze zelf komen
te vallen? Dat is het tweede geheim. Don Bosco overlaadt elk van hen met
zovele zaken die moeten gedaan worden, belast ze met zoveel aangelegenheden, met

81.5 Page 805

▲back to top


- XIII/801 -
zoveel gedachten en bezorgdheden, dat ze niet eens de tijd hebben om hun
geest op wat anders te zetten. Wie bijna geen tijd vindt om te ademen, hoe
kan die tot het kwade getrokken worden? Er bevinden zich te Borgo S. Martino
twee kleine clerici die nog bijna voor niets goed schijnen te zijn en toch
studeren ze uit zichzelf, maken ze zich klaar voor de examens, geven les
en doen assistentie. Hoe zou men betreffende zedelijkheid niet de veili-
ge weg bewandelen, wanneer er op die manier gewerkt wordt?"
Toen Don Bosco deze opmerkingen van de bisschop van Casale vernomen
had, gaf hij daarbij volgend commentaar: - "Het schijnt me toe dat dit
werkelijk twee mooie en goede waarheden zijn. Wat de godsvruchtoefeningen
betreft tracht men op de jongens geen druk uit te oefenen en ze er zelfs
nooit mee te vermoeien. Men zorgt ervoor dat het voor hen is als de lucht
die nooit drukt, nooit afmat, al dragen wij hiervan een zeer zware kolom
op de schouders. De reden hiervan is dat ze ons geheel omringt, dat we er
binnen en buiten van doordrongen zijn. Dat er veel gewerkt wordt is ze-
ker waar, vooral dit jaar. Vertel eens, Don Barberis, hoeveel huizen er
geopend werden."
Don Barberis maakte de berekening, waarbij hij niet enkel de hui-
zen van de zusters erbij telde, maar aan de werken hun eigen individua-
liteit gaf en daarbij een ietwat ruime maatstaf aanlegde. Hij zei: - "Al-
leen in de loop van dit jaar werden er twintig huizen geopend, namelijk
in Italië te La Spezia, te Lucca, te Montefiascone, te Quargnento, te Lu,
te Chieri9 te Nizza Monferrato, te Este. In Frankrijk dan is er het te-
huis van Marseille, de kraaminrichting te Marseille, het tehuis van
Navarre, de scholen van Lavarre, de zusters te Navarre. In Amerika zijn
er de zusters te Colon, het tehuis van Montevideo, de zusters te Monte-
video en Las Piedras. Te Buenos Aires hebben we de kerk van San Carlo,
het tehuis van San Carlo, de zusters van la Bocca, de parochie van
Ramallo."
"Het is wel vlug gezegd, hernam Don Bosco, maar het is iets ge-
weldigs. En dat zonder rekening te houden met de huizen waarvoor onder-
handelingen aan gang zijn en die nadien zullen geopend worden. En wat te
zeggen van die andere huizen waarvoor lange, ingewikkelde en vervelende, onder-
handelingen gevoerd werden om er het hoofd bij te verliezen waarbij dan
alles nog faliekant uitliep? Het is de genade van de Heer die overwint.
Wat is die genade groot voor hem die het geheim en de wegen ervan inziet!
De deugdzaamheid van de jongens en de uitbreiding van de congregatie is
er het gevolg van. Maar dat zijn de uitwendige uitwerkingen. De inwendige
zijn heel wat groter."
Op dit punt gekomen, raakte Don Bosco intiemer zaken aan omdat hij
vertrouwen had in Don Barberis, van wiens onschuldige eenvoud hij ten
zeerste hield. - "Indien Don Bosco eens mocht spreken! B ij elke st ap
die wij zetten, zijn wij, bij voorbeeld, volkomen zeker dat alles goed
zal slagen. Soms wordt er gezegd dat Don Bosco een kind aan het hoofd van een huis

81.6 Page 806

▲back to top


- XIII/802 -
plaatst en de menselijke wijsheid waarschuwt ons dat het instituut he-
lemaal geen vorderingen zal kunnen maken en dat er geen goede regeling
kan heersen met die persoon als overste, van wie geweten is dat hij
zwak is van karakter of dat hij een ander gebrek heeft. Er wordt ook
wel kritiek op Don Bosco uitgeoefend. Maar hij gaat vooruit met rustige
en zekere tred langs zijn weg en tot heden toe waren we nog niet genood-
zaakt te wijken... Wie ziet dan het geheime werk dat in de zielen gebeurt?
Er komt iemand biechten. Hij vertelt zijn zaken.
"Heb je niets anders meer te zeggen?"
"Niets anders meer."
"Maar dit en dat en het andere dat je gedaan hebt in deze
omstandigheid en met die en die middelen."
"Och ja! het is waar. Ik heb dat nooit durven zeggen."
"Dan komt er een andere en nadat hij de opsomming van zijn fouten
heeft gedaan, zegt hij: Dat is alles!"
"Maar je hebt nog iets te zeggen."
"Ik heb niets meer te zeggen."
"Wel, dan kan ik je de absolutie niet geven."
"Soms zwijgt hij en gaat weg. Hij gaat bij een andere biechtvader
en verzwijgt het nog. Uiteindelijk komt hij, door wroeging aange-
spoord, zich aan mijn voeten werpen en zegt: 'Ja, Don Bosco, ik heb tot
de zwaarste heiligschennissen toe gepleegd. Ik heb nooit een goede biecht
gedaan maar nu wil ik mijn leven veranderen en zal ik u alles zeggen. Ik
dank de barmhartige God dat Hij mij redt. En soms zijn dat jongens die
al wat ouder zijn en al wat verder gevorderd in hun studies, soms zijn
er bij die de grote wijdingen gaan ontvangen. Dit zijn zeker buitengewone
genaden. Daarom kan men met zekerheid vooruitgaan."
"En het feit dat de congregatie zo een aanzienlijke uitbreiding
neemt? We mogen zeggen dat allen tegen ons gekant zijn en dat we tegen
allen moeten strijden. De wereld van de wetgevers staat volstrekt tegen
ons gekeerd. Er zijn ook bepaalde kloosterorden, die merken dat zij
zelf in verval geraken en dat wij voortdurend vooruitgang boeken en ons
daarom met geen goed oog bekijken. De wind hindert onze vaart in de
curies, in de gezinnen, in de maatschappij. Indien het werkelijk God
zelf niet was die het wil, dan zou het onmogelijk zijn te doen wat er
gedaan wordt. Wat ons op dit ogenblik nog meer de goedheid van de god-
delijke Voorzienigheid doet bewonderen, is het feit dat wij niet enkel
vooruitgaan, maar dat wij voor onze ogen een zeer heldere horizon heb-
be n, d at w e we t en waar we naartoe gaan en dat onze weg uitgestippeld ligt."
In dat jaar was men bevreesd geweest voor de gezondheid en voor het
leven van Don Bosco. Het moest dus wel een grote opbeuring betekenen hem
te horen spreken op een manier waaruit kon afgeleid worden dat hij

81.7 Page 807

▲back to top


- XIII/803 -
niet geloofde reeds dicht bij het einde van zijn dagen te zijn. Hij
voegde er inderdaad aan toe: - "Indien ik op dit ogenblik zou moeten
sterven, dan zou ik de zaken van de congregatie niet goed omlijnd, ja
zelfs wat verward achterlaten. Het ís waar dat jullie er thans zijn en
het zou vooruitgaan zoals de andere congregaties vooruitgaan, maar op
dit ogenblik zijn de zaken nog niet gekomen op het punt waar ze moeten
komen. Er moeten nog stappen gezet worden, waarvan men op dit ogenblik
niet eens een idee heeft. Hij alleen die de draden in handen houdt,
ziet ze. Daarenboven moeten er nog verscheidene particuliere plannen
verwezenlijkt worden. Ik, bij voorbeeld, heb mijn plannen over de stu-
dies, ik moet ze langzamerhand ingang doen vinden, maar vandaag ziet men
er nog niets van. Er bestaat het plan voor een geschiedenis van de kerk
op een heel nieuw vlak. Opdat ik het niet zou vergeten, heb ik het al in
het kort uiteengezet aan Don Bonetti. Het bestaat hierin dat men in de
eerste plaats de leer van de apostelen op stevige grondvesten moet stel-
len en bewijzen dat ze allen gestorven zijn om de waarheid te bevestigen
van wat ze geschreven en onderwezen hebben, namelijk, het leven en de
leer van Jezus Christus. Dan zou men de geschiedenis moeten verhalen van
de drie eerste eeuwen zodat het verhaal ertoe leidt te bewijzen dat de
Kerk steeds de leer door de apostelen gepredikt en met hun bloed beze-
geld, bewaard heeft, waarbij men moet aantonen hoe de martelaars hun
leven gegeven hebben juist om deze waarheden te bevestigen. Dan zou de
derde periode komen. Hierin zou de zaak duidelijker worden dank zij de
ononderbroken opvolging van de opperherders, waarbij tegelijkertijd zou
aangetoond worden dat de leer gedurende al die eeuwen behouden, steeds
dezelfde is als de leer door de apostelen gepredikt en met hun bloed be-
zegeld, de leer waarvoor de martelaars gestorven zijn." - Hier verlaat
ons onze gids en zegt ons nog enkel dat "er over vele andere zaken ge-
sproken werd" maar dat "wegens gebrek aan tijd" hij genoodzaakt is zijn
notities af te breken.
Met de materie van de studies, is natuurlijk de zorg voor de bi-
bliotheek verbonden. Don Bosco hield veel van de bibliotheek van het Ora-
torio en we hebben daar bewijzen van in de conferenties met de direc-
teurs. Op 2 december, aan het wandelen en aan het praten met Don Barbe-
ris, riep hij uit: "Deze zaal bevindt zich vol boeken en is vrij ruim,
maar toch zou ze nog groter moeten zijn om plaats te maken voor andere
boekdelen. Wie zou dit gedacht hebben? Het is nu omstreeks dertig jaar
geleden sinds de arme Don Bosco op deze plaats kwam. Hij droeg zijn gehe-
le bibliotheek in een korf. Het waren breviers, enkele boeken voor de
prediking en dat was alles. Nu is hiermee gebeurd zoals met al die andere
dingen. We hebben hier nu deze grote zaal, daarnaast is nog een andere
kamer en het is niet voldoende; men moet nog verruimen."
Don Barberis zei hem dat er een kachel in de grote zaal zou moeten
komen en een beschutting voor de rekken om te vermijden dat er boeken
weggenomen worden zonder de toelating van de bibliothecaris. Dan zouden
de priesters en de leraren er kunnen komen studeren." - Als iets noodzake-
lijk is, dan doet men het maar, antwoordde hem Don Bosco, maar spreek me niet

81.8 Page 808

▲back to top


- XIII/804 -
over kachels. Wij, in het seminarie hebben nooit in geen enkele kamer een
kachel gehad, niemand heeft er zich over beklaagd en alles ging zeer
goed. Thans bestaat er in huis werkelijk een drang om overal vuur te
hebben en ik moet er mijn geduld bij verliezen opdat men het geld niet
zou verspillen. Als men zich in een goed afgesloten kamer bevindt en er
zijn daar verscheidene personen, waarom zou men dan nog vuur nodig
hebben?" - Het steeds toenemende comfort dat eigen is aan het leven van
deze tijd, verdubbelt bij ons de bewondering voor de strenge gewoonten van
onze voorvaderen.
Buitengewone charismata.
Buitengewone charismata zijn de gevallen van intuïtie van het ge-
weten waarover wij het gehad hebben. Onder deze titel moeten zeker ook
vernoemd worden de voorzeggingen aangaande leven en dood van bepaalde
personen - voorzeggingen die in een ander gedeelte van dit boek werden
opgetekend. Het kan niet betwist worden dat de geest van profetie in Don
Bosco huisde. Een van de laatste keren waarop hij zich te Mornese be-
vond ging hij uit de refter omringd door een clericus en een lekenleraar
die van het college van Borgo S. Martino gekomen waren. Hij legde een
hand op de schouder van deze laatste en terwijl hij met het hoofd naar de
eerste wees zei hij met goed verstaanbare stem aan beiden: - "Wat zal er
van deze clericus geworden?" - Hij die ondervraagd werd antwoordde: -
"Een groot predikant." - "Of een grote zondaar" - voegde Don Bosco eraan
toe. Inderdaad, toen hij de congregatie verlaten had en priester was ge-
wijd, deed hij de Kerk van Tortone wenen.(1)
In 1878 stierf de moeder van Don Domenico Belmonte. Toen zij in
1864 haar zoon, clericus in het Oratorio bezocht, drukte ze tegenover Don
Bosco haar vrees uit dat ze niet lang genoeg zou leven om hem nog als
priester te zien. Don Bosco zei haar: - "Niet alleen zult u hem zijn mis
zien lezen, maar u zult ook nog bij hem biechten." - Aldus gebeurde het.
Door een bloedzweer aangetast, was ze plots in stervensnood. Don Domeni-
co kwam toegelopen vanuit Borgo S. Martino, waar hij directeur was. Zijn
moeder vroeg hem de pastoor, haar biechtvader, te roepen, maar die was
afwezig. Toen zei ze: - "Hoor jij mijn biecht. En haar zoon hoorde haar
biecht."
In juli 1878 kwam een salesiaan die in het Oratorio verbleef vol
verdriet bij hem om hem te zeggen dat zijn moeder op sterven lag te Ca-
ramagna. Don Bosco antwoordde hem: - "Je mag zeker zijn dat je moeder
niet zal sterven, maar nog vele jaren leven zal... Morgenochtend, alvo-
rens naar huis te gaan, zal je om halfacht bij mij in de sacristie komen
en ik zal je de zegen geven voor je moede." - Hij was er stipt op tijd.
Don Bosco deed hem knielen, gaf hem zijn zegen en zei: - "Ik stuur je naar je
(1) Brief van leraar Attilio Caracciolo aan de schrijver, Genua, 3 augustus 1931.

81.9 Page 809

▲back to top


- XIII/805 -
moeder en als je thuis komt zal je haar helemaal genezen aantreffen." —
Rustig, maar ongeduldig om te weten hoe de zaken stonden, vertrok hij.
Thuis gekomen, kwam zijn brave moeder hem tegemoet en wenste hem welkom.
Die ochtend om halfacht stipt had ze onvoorzien gevoeld dat ze weer op-
leefde en het scheen haar toe dat een onzichtbare hand haar uit bed trok.
Maar wat deze materie van bovennatuurlijke gaven betreft, komt
een ereplaats toe aan de geschiedenis van Don Garrone om reden van een
geheel van buitengewone feiten, die men enkel leest in de levens van de
grote heiligen.(1)
Evasio Garrone kwam als leerling in het Oratorio op 4 augustus
1878. Hij was achttien jaar oud en koopman. Het was zeven uur 's avonds.
Aan de deur van de sacristie aangekomen zag hij dat een troep jongens
aankwam en binnenstapte. Nieuwsgierig volgde hij ze en zag dat daar een
priester aan het biechthoren was te midden van een groot aantal knapen
die zich aan het voorbereiden waren. Hij ging met hen knielen, maar dacht
meer aan thuis dan aan zijn zonden.
Toen zijn beurt gekomen was bleef hij zitten zonder een woord te
zeggen, daar hij niet voorbereid was. Het gelukte hem niet zich één enke-
le zonde te herinneren. Toen zei die priester hem: " Ik z a l s p r e k e n . "
— E n de ene na de andere in chronologische volgorde en met de aanduidin-
gen van plaats somde hij hem al zijn zonden op met hun aantal en omstan-
digheden. Na dat gedaan te hebben gaf hij hem wat raad met zoveel zalving
en met zoveel genegenheid dat hij zich, bij elk van zijn woorden, meer
gesterkt voelde en de tevredenheid van zijn hart was zo groot dat het
hem toescheen of hij zich in het paradijs bevond.
Ten slotte zei de biechtvader tot de biechteling: "Garrone,
bedank de Madonna, na zes jaar dat je ernaar verlangde, heeft zij je ver-
hoord. Heb altijd grote godsvrucht voor haar en zij zal je nog uit vele
gevaren redden."
Inderdaad vanaf de leeftijd van twaalf jaar had de jongen het ge-
heime verlangen gehad priester te worden, maar, omdat hij wist dat het
voor zijn familie onmogelijk was hem op school te houden, had hij nooit
luidop deze neiging te kennen gegeven. Toen hij achttien jaar was
hoorde hij over Don Bosco spreken en in zijn hart was de hoop weer opge-
leefd. Hij ging bij de pastoor en aan hem maakte hij als eerste zijn ge-
dachte bekend. De pastoor aanhoorde hem vol goedheid en bekwam voor hem
dat hij in het Oratorio aanvaard werd. Iedereen kan zich nochtans zijn
verstomming voorstellen wanneer hij met nauwgezetheid de tijd hoorde bepalen
(1) Wij halen dit verhaal uit een eigenhandig door Don Garrone geschreven memorandum en uit
aantekeningen van Don Lemoyne die het verslag aanvulde met gegevens uit zijn mond gehoord.

81.10 Page 810

▲back to top


- XIII/806 -
die er verlopen was sinds de gedachte priester te worden bij hem was op-
gekomen en dan hoorde hij zich bij zijn naam noemen dadelijk toen hij was
binnengekomen, met al het overige dat we verhaald hebben.
Toen zijn biecht geëindigd was, trok hij zich terug in een hoekje
van de sacristie, knielde en met de handen op de rug bleef hij daar,
in zich zelf verloren, zitten en bekeek de geheimzinnige biechtvader die
al zijn geheimen onthuld had. Bij zich zelf zei hij: - "Zou die pries-
ter, die mij zo goed kent misschien van mijn dorp zijn? Maar ik heb
hem te Crana nooit gezien! Hoe kan hij mij dan zo goed kennen?" - Hij
dacht aan de biecht, hij dacht aan de mooie woorden die hij gehoord had en
omdat hij zo verwonderd en ook ontroerd was slaagde hij er niet in uit
zijn houding op te staan.
's Anderdaags, terwijl hij zich op de speelplaats bevond, zag hij
hoe alle jongens op een priester toeliepen die daar aankwam. Het was die
van zijn biecht. Pas was hij in zijn nabijheid of hij hoorde hem tot een
jongen zeggen: "Ik zal je laten braden." - Dan wendde hij zich tot
he m en voegde eraan toe: - "Ook Garonne hier wil ik laten "braden".- Maar wat
nu, maakte Garrone bij zich zelf gissingen, wie is die priester die mij
bij mijn naam noemt, die alles over mij weet en die mij wil laten "bra-
den"? - En kortweg ondervroeg hij hem: - "Zeg eens, bent u van mijn dorp?"
"Ik? neen" - antwoordde de priester. "Ken je mij?"
"Ik heb u nooit gezien." - Na dit gezegd te hebben, vroeg hij aan
een jongen die naast hem liep, wie die priester was. - "Het is Don Bosco,
de directeur van het Oratorio..."
"Ja, ik ben Don Bosco", antwoordde de priester glimlachend.
"Maar bent U het dan niet die me de brief gestuurd hebt dat ik
aanvaard was geworden!..."
"Aldus sprak ik", legde Don Garrone aan Don Lemoyne uit, omdat ik
een jongen was met onbeleefde manieren en omdat ik niet wist wat te zeg-
gen. Maar van dat ogenblik af voelde ik voor Don Bosco een diepe verering."
Het duurde niet lang of hij maakte kennis met sommige jongens van
de compagnie van het "tuintje". Korte tijd nadien nam Don Berto ook hem
in die compagnie op. Op een dag toen Don Bosco hem zag terwijl hij de
bloemen aan het begieten was, zei hij tot hem: - "Goed! laat mij maar begaan
ik zal van jou mijn tuinman maken."
"Maar Don Bosco, ik wil priester worden", antwoordde hij hem.
"Zeker en ook missionaris!" -
Garrone die niet het inzicht had salesiaan te worden, zweeg uit
vrees hem ongenoegen te zullen doen en haastte zich zijn werk te beëin-
digen en uit het balkon te verdwijnen.

82 Pages 811-820

▲back to top


82.1 Page 811

▲back to top


- XIII/807 -
Gedurende die winter (1) was hij getuige van een wonder. Met een
makker, die Franchini heette, diende hij de mis van Don Bosco in een
kapelletje naast diens kamer. Bij de elevatie zagen ze dat de celebrant
in extase verkeerde en dat zijn aangezicht een paradijselijke glans had.
Het scheen of hij heel het kapelletje verhelderde. Dan kwamen langzamer-
hand zijn voeten los van de grond en hij bleef wel tien minuten in de
lucht zweven. De twee misdienaars konden de kazuifel niet oplichten.
Garrone, buiten zich zelf van verbazing, liep Don Berto roepen, maar trof
hem niet aan. Op het ogenblik dat hij terugkeerde, daalde Don Bosco neer.
Op die plaats bleef echter iets hangen van het paradijs dat men niet noe-
men kon.(2).
Na de mis en ook na de langdurige dankzegging bracht Garrone, zoals
hij dat gewoonlijk deed, Don Bosco zijn koffie en zei hem: - "Maar Don
Bosco, wat had u vanochtend op het ogenblik van de elevatie? Hoe kwam
het dat u zo groot werd?" - Don Bosco bekeek hem een ogenblik en zei hem
dan: - "Neem ook jij wat koffie." - Garrone bemerkte dat hij er niet van
hield dat daar over zou gesproken worden en dronk zonder iets te zeg-
gen zijn koffie uit. Driemaal woonde hij, terwijl Don Bosco de heilige
mis opdroeg, deze levitatie bij.
Samen met de bloemen kweekten de jongens van het "tuintje" ook, zo-
als we hiervoor gezegd hebben, enkele boonplantjes in met humus gevulde
bakken, die voor de ramen van het balkon waren neergezet om samen met de wi j n -
gaardranken aan de zonnestralen te beletten in de kamers van Don
Bosco binnen te dringen. Wanneer de bonen rijp waren liet hij ze koken
en gaf ze aan zijn hoveniers om ze op te eten. - "Ook jullie zal ik la-
ten koken", - pleegde hij dan te zeggen.
In 1879 verzamelde hij al zijn boontjes, zoals hij de jongens van
zijn "tuintje" noemde, hield voor hen een conferentie en zei hun ten slotte:
- "Sommigen onder jullie zullen naar huis gaan in vakantie. Een ervan zal
naar huis gaan met het verlangen terug te keren naar het Oratorio, maar
hij zal zich door zijn ouders laten overreden en naar het seminarie gaan.
Anderen zullen terugkeren om het gewaad van clericus aan te trekken en bij Don
(1) Don Garrone schrijft: "In het jaar 1879 in de maand januari." Dit is een lapsus memoriae
omdat er al wat tijd verlopen was toen hij dat schreef. Van 30 december 1878 tot het
begin van de lente was Don Bosco niet aanwezig in het Oratorio. Het feit moet gebeurd zijn
in december 1878. Omdat het winter was, heeft hij aan januari gedacht.
(2) Het altaar van het wonder was terechtgekomen in het instituut Santa Rosa van de dochters van
Maria, Hulp der Christenen te Moncrivello (Vercelli). Om aan het verlangen van de
salesianen te voldoen heeft de Algemeen Overste, Luisa Vaschetti het teruggeschonken aan
de kamertjes van Don Bosco, waar het zich thans bevindt. Zie Giraudi, L'Oratorio di Don
Bosco, blz. 132.

82.2 Page 812

▲back to top


- XIII/808 -
Bosco te blijven. Een zal sterven. Een ander, teruggekeerd om de retraite
te doen, zal niet naar Lanzo kunnen gaan omdat hij een stervende gezel zal
moeten bijstaan."
Alles kwam precies zo uit. Garrone, teruggekeerd daags voor de
retraite, wou terug naar Lanzo vertrekken, toen hem gezegd werd: "Ga
Emilio Tavella, die zwaar ziek is, bijstaan." - Hij spoedde zich naar de
ziekenzaal, waar de zieke nog een dag en een nacht leefde.
In 1881 was Garrone, bij het eindigen van het schooljaar, voor de
laatste maal zijn biecht gaan spreken, toen hij door Don Bosco hoorde zeggen:
- "Garrone, voor korte tijd zullen we elkaar niet weerzien. Jij zal ver-
trekken om soldaat te worden en ze zullen je ver weg van Turijn sturen,
maar denk steeds aan je leidster, de allerheiligste Maagd, Hulp der
Christenen, stel steeds je vertrouwen in haar. Maria zal je troosten
en je redden ook in je ongeluk. Denk altijd aan de beloften die je aan
Maria gedaan hebt bij je eerste biecht hier in het Oratorio."
Garrone, eerder klein van gestalte en tenger, overwoog in zichzelf:
"Ditmaal vergist Don Bosco zich. Hoe zou het mogelijk zijn dat ik geschikt
voor de dienst word bevonden, ik ben toch maar een paar voet hoog en niet dik-
ker dan een vinger?" - De onwaarschijnlijkheid van de zaak liep ieder-
een in het oog, zelfs zo dat Don Lazzero, toen hij met gemaakte ernst door
hem hoor-de zeggen dat hij goedgekeurd zou worden, hem op de rug sloeg en zei:
- "Loop heen! Wat wil je dat Koning Umberto met jou zou aanvangen?" -
Maar na drie maanden, toen hij zijn nummer had uitgeloot en zich voor
het onderzoek bij de arts had aangemeld, werd hij tot ieders verbazing,
geschikt verklaard voor de dienst.
Op Driekoningen van het volgende jaar om vijf uur in de namiddag
vertrok hij om zich naar zijn kazerne te begeven, terwijl hij zijn moeder
stervend achterliet. Ze stierf een uur later. Wegens deze reden kwam
hij met vertraging bij zijn eenheid toe, werd er in het cachot gesto-
ken en bracht er de nacht door. 's Ochtends nadien, toen de reden van de
vertraging bekend werd, werd hij in vrijheid gesteld. Bestemd voor het
14de regiment voetvolk moest hij helemaal naar het zuiden toe, naar Ca-
tanzaro. Van daar stuurden ze hem naar Cotrone, waar hij op 20 mei, hij
wist nooit waarom, het bevel kreeg terug te keren naar Turijn om er
di en st t e ga an doen in de gezondheidscompagnie bij de zieken in het militaire
ziekenhuis.
Dadelijk ging hij Don Bosco opzoeken, die hem gedurende de biecht
zei: "Wees vol christelijke liefde tegenover de zieken en denk eraan
dat de tijd waardevol is. Studeer en leer goed, en met wat je gedurende
je soldatentijd zal leren, zal je veel goed kunnen doen. Dit is nu jouw
tijd om goed te doen. Pas nochtans op voor de korte tijd dat je te Susa
zal verblijven."
Hij begreep die laatste woorden niet, maar enkele maanden nadien,
toen hij korporaal-adjudant geworden was, werd hij bestemd voor de ziekenzaal van

82.3 Page 813

▲back to top


- XIII/809 -
het 5de regiment alpenjagers te Susa, waar hij, zonder een zeer speci-
ale genade van de Madonna, zijn ziel en zijn lichaam zou geruïneerd heb-
ben. Teruggekeerd te Turijn kreeg hij van Don Bosco een berisping omdat
hij Haar vergeten had die hem zo beschermde; maar hij voegde eraan toe: -
"Wat je overkomen is zal je als ondervinding dienen om veel goed te doen
te midden van de jongens."-
Terugdenkende aan zijn geval, vroeg hij om naar Turijn te mogen
terugkeren, waar hij dan verbleef tot zijn afzwaaien. Iedere zaterdag
ging hij bij Don Bosco biechten. Op een van die avonden zei Don Bosco
hem, nadat hij zijn biecht gehoord had: - "Let op die zieke en zorg er-
voor dat hij alles ontvangt." - Over zijn zieken had Garrone hem nog
niets gezegd, maar toen hij terugkwam naar de kazerne, kwam hij bij een
protestant die het besluit had genomen katholiek te worden. Omdat hij
zag dat zijn toestand ernstig was, ging hij op zoek naar een priester om
hem te doen dopen, maar hij vond er geen enkele. Toen nam hij water en
doopte hem zelf onder voorwaarde. De zieke was zo gelukkig dat hij hem
de armen om de hals sloeg. Tien minuten later stierf hij.
Uit het leger ontslagen wist hij niet wat hij doen zou: naar het
seminarie gaan of bij Don Bosco blijven. Hij bleef drie dagen thuis en
de dag waarop hij zijn examen had moeten afleggen om in het seminarie te
worden aanvaard, bevond hij zich, bijna zonder te weten wat hij deed, te
Turijn in het Oratorio. Hij werd naar Sint-Jan de Evangelist bij de Ma-
ria-zonen gestuurd. Op het einde van dat jaar ging hij bij Don Bosco te
biecht en beschuldigde hij er zich meermaals van zijn geduld te hebben
verloren met een zieke die het bed hield." - Na drie dagen zal hij je
geen last meer bezorgen" - antwoordde Don Bosco hem. En, inderdaad, drie
dagen later stierf de zieke.
Garrone vertrok als clericus naar Amerika in 1889 met Mgr. Caglie-
ro. Hij benutte de therapeutische noties die hij bij gelegenheid in de
ziekenzalen opgedaan had en wist zich ook te voorzien van een vrij grote weten-
schappelijke bagage zodat hij een niet geringe bekwaamheid verwierf in
de geneeskunde en de toelating bekwam de geneeskunde uit te oefenen in
het uitgestrekte gebied van Patagonië. Aan hem is het eerste zieken-
huis en de eerste apotheek van Viedma te danken. Gedurende een vierde van
een eeuw werd hij, terwijl hij zijn ambt van onderwijzer aanvulde met
daden van christelijke liefde en met de geest van het offer, een van de doel-
treffendste missionarissen voor de verspreiding van het evangelie in Pa-
tagonië.
De faam van heiligheid die Don Bosco, men mag wel zeggen, heel
zijn sterfelijk leven vergezelde, steunde zonder twijfel op hechte
grondslagen. Deze faam zullen wij zien uitbreiden en aangroeien op een
buitengewone manier van jaar tot jaar gedurende de tien laatste jaren;
maar op het punt waar wij nu aangekomen zijn met onze geschiedenis, genoot
hij reeds deze faam bij de personen die het meest verlicht waren en de meeste

82.4 Page 814

▲back to top


- XIII/810 -
ervaring bezaten in Gods wegen. In het begin van 1879 predikten Don Rua
en Don Barberis de retraite bij de zusters van Sint-Vincentius van
het Kleine Huis, waarvan kanunnik Anglesio de overste was. Nadat hij de
laatste preek van Don Barberis gehoord had, ging hij in de sacristie om
hem te groeten en hem te bedanken. Don Barberis meende dat hij zelf ver-
plicht was hem te bedanken omdat hij door de communiteit deed bidden
voor de genezing van Don Bosco van zijn oogkwaal. Dan voegde hij eraan
toe dat alle salesianen hoopten dat eerwaarde heer Cottolengo weldra tot
de eer van de altaren zou verheven worden. Na dit gehoord te hebben keek
de heilige man, die gewoonlijk nooit iemand in het gezicht zag, hem in de
ogen, legde zijn hand op zijn arm en terwijl hij hem tweemaal in de arm
kneep, zei hij als- of het hem ingegeven werd: - "Ja, laat ons hopen,
laat ons hopen, en na hem, Don Bosco." - Het woord deed dadelijk de ron-
de in het Oratorio, waar het als een profetie aangezien werd vooral door
hen die wisten hoe beheerst Anglesio in zijn woorden was. De gebeurte-
nissen beantwoordden aan de wens, de pronostiek of de voorzegging, zoals
men het noemen wil. Thans rijst de figuur van de zalige Don Bosco steeds
reusachtiger op tegen de achtergrond van het verleden en op het voorplan
in deze tijd. Daarom is de wens alge- meen en vurig dat weldra de Kerk
het hoofd van haar roemrijke zoon met de hoogste aureool zou versieren.

82.5 Page 815

▲back to top


Hoofdstuk I
Hoofdstuk II
Hoofdstuk III
Hoofdstuk IV
Hoofdstuk V
Hoofdstuk VI
Hoofdstuk VII
Hoofdstuk
Hoofdstuk
Hoofdstuk
Hoofdstuk
VIII
IX
X
XI
Hoofdstuk XII
Hoofdstuk XIII
Hoofdstuk XIV
Hoofdstuk XV
Hoofdstuk XVI
Hoofdstuk XVII
Hoofdstuk XVIII
Hoofdstuk XIX
Hoofdstuk XX
INHOUDSTAFEL
blz.
De eerste maand van het jaar 1877 te Rome
De zaak van de " Concettini"
De jaarlijkse conferentie van de H. Franciscus
Reis in Frankrijk
Het bisschoppelijk jubileum van Pius IX en
het bezoek van de aartsbisschop van Buenos
Aires aan Don Bosco
In drie salesiaanse communiteiten van Amerika
Het nieuwe hoofdhuis van de dochters van
Maria, Hulp der Christenen
Graaf Cays
Het eerste Generaal Kapittel
Derde expeditie naar Zuid-Amerika
" Wederwaardigheid brengt geduld voort"
(Sint-Paulus tot de Romeinen)
1.
30.
46.
75.
108.
138.
163.
190.
214.
262.
294.
Woorden en daden van Don Bosco van maart
tot november 1877
Enkele aangelegenheden voor Lanzo, Albano,
Mendrisio, Milaan en het Oratorio in 1877
Van de zonsondergang van een pontificaat
tot de dageraad van een ander
De laatste zaken van Don Bosco te Rome
verricht en zijn boek over de nieuwe paus
Nieuwe reis van Don Bosco in Frankrijk.
Hij wordt ziek bij zijn terugkeer
Don Bosco neemt bij zijn terugkeer naar
het Oratorio weer de draad op van de on-
derbroken werkzaamheden
De kerk van Sint-Jan de evangelist,
monument voor Pius IX
Organisatie van de salesiaanse mede-
werkers
Voorstellen tot niet verwezenlijkte
stichtingen in Italië
359.
406.
422.
455.
472.
501.
522.
547.
573.

82.6 Page 816

▲back to top


Hoofdstuk
Hoofdstuk
XXI
XXII
Hoofdstuk
Hoofdstuk
XXIII
XXIV
Hoofdstuk XXV
Hoofdstuk XXVI
Nieuwe stichtingen in Italië
Sommige werkzaamheden van Don Bosco om
het hoofd te bieden aan geldelijke
behoeften
De twee congregaties in Frankrijk
Godsdienstige gebeurtenissen en school-
aangelegenheden in het Oratorio gedu-
rende het jaar 1878
Missies en missionarissen.
Vierde expeditie naar Zuid-Amerika
Enkele vertrouwelijke zaken, schriften
of akten van Don Bosco in 1878
598.
633.
642.
672.
691.
717.