Memorie-Boek-11


Memorie-Boek-11



1 Pages 1-10

▲back to top


1.1 Page 1

▲back to top


DON BOSCO
Leven en werken, aan de hand
van zijn gedenkschriften
door
G. B. LEMOYNE
ELFDE DEEL
1875

1.2 Page 2

▲back to top


Deze Nederlandse vertaling
van dit elfde deel van de
"Memorie" kwam eveneens
tot stand onder het impuls
van de DON-BOSCOKRING, ge-
leid door Z.E.H. M. Baert,
te Oud-Heverlee, in het
jaar 1964
Vertaling: Dr. J. Muys.

1.3 Page 3

▲back to top


DON BOSCO LEVEN EN WERKEN

1.4 Page 4

▲back to top


- XI/1 -
HOOFDSTUK I
NIEUWJAAR
De "Algemene Ledenlijst van het Genootschap van de H. Franciscus van
Sales" voor het jaar 1875 vermeldt de namen van 64 leden die hun eeuwige
geloften hadden afgelegd, 107 leden die de driejaarlijkse geloften afleg-
den, 84 ingeschrevenen of novicen en 32 aspiranten, wat neerkomt op een
totaal van 287 leden, waarvan 50 priesters. Hieruit blijkt dat het perso-
neel verspreid is over acht Huizen, namelijk het Oratorio en het College
van Valsalice bij Turijn, de Colleges van Borgo S. Martino, Lanzo, Va-
razze en Alassio, het Tehuis van S. Pier d'Arena, het Huis van Maria
Hulp der Christenen en de gemeentescholen te Mornese. Tussen de aspi-
ranten vraagt de dienaar Gods, Don Luigi Guanella onze aandacht. Het
aantal novicen heeft een zeer aanzienlijk cijfer bereikt. Het is de forsige
bloei van een boom, waarvan de levenskracht van jaar tot jaar steeds vol
blijder beloften blijkt te zijn.
Wij hebben reeds melding gemaakt van Don Guanella en zijn naam zal
meermaals gedurende drie jaar uit onze pen vloeien. Het past dan ook dat
wij van hem aan onze lezers een behoorlijke voorstelling geven. Geduren-
de dit jaar zou hij talloze malen bij de Bisschop van Como moeten aan-
dringen om de vergunning te krijgen lid te worden van het Vrome Genootschap,
maar uiteindelijk kan hij aan Don Bosco zijn formele aanvraag toezenden.
Don Bosco liet hem volgend antwoord geworden:
"
Beste D. Luigi,
"
"
Uw plaats is gereed. U moogt komen wanneer U wilt. Eens dat
" U te Turijn zult aangekomen zijn, zullen we voor U de best ge-
" schikte plaats in een huis aanduiden. Ik schrijf U in deze zin uw
" ingevolge woorden: "Indien ik niet ga en niet aanvaard word in uw
" Instituut, dan ga ik in een ander."
"
Zorg er enkel voor dat U geen verwarde zaken, die uw aanwe-
" zigheid in uw vaderland zouden vergen, achter laat.
"
Vaarwel, beste D. Luigi, goede reis en moge God ons allen zegenen.
"
"
Uw zeer genegen vriend in Jesus-Christus
"
G io. B os co, priester.
" Nice-aan-Zee - 12-12-1874.
"
" P.S. Donderdag zal ik in Turijn zijn.

1.5 Page 5

▲back to top


- XI/2 -
Hij kwam er toe op een ogenblik dat de oversten van een samenkomst
keerden, waarin besloten was de Missies van Amerika te aanvaarden. Don
Bosco, die zich tegenover hem bevond, bij de uitgang van de kamer, zegde hem:
Gaan we naar Amerika?
- Ook ik, antwoordde Don Guanella, zou in het bisdom een familie van doch
ters (hij bedoelde: zusters) willen stichten en nog een andere familie indien het
God belieft, van zonen, zoals ik dat reeds overeengekomen ben
met verschillende van mijn confraters.
Hier hebben wij alles, hernam Don Bosco. We hebben priesters, we
hebben zusters en U zult voor altijd een van de onzen zijn.
" Ik zweeg, schrijft Don Guanella in een gedenkschrift van hem en gedurende een
" tijdsverloop van drie jaar, dat ik in het Vrome Genootschap verbleef, voelde
" ik een tweestrijd in mij. Maar het verlangen naar een eigen stichting haalde
" in mijn hart de bovenhand. Wanneer ik mij in de aanwezigheid van Don Bosco
" bevond, voelde ik mij als opgenomen in het Paradijs. Met de hulp van
" God en dank zij de gebeden van Don Bosco verbeterde ik mij van gebre-
" ken, die mij anders misschien in het graf zouden gebracht hebben.
" Vooral schijnt het mij toe dat ik voortgang gemaakt had in de geest van
" versterving, door mij, zo goed als ik dit kon, aan de regel te houden."
Ditmaal bevat de "Ledenlijst" een nieuwigheid. Ze vermeldt biografische gegevens
over de medebroeders in de loop van het voorgaande jaar overleden. Het waren de
priesters Francesco Provera, Giuseppe Cagliero, Domenico Pestarino en de
jonge geestelijke Luigi Ghione. Don Bosco liet het lijstje voorafgaan door een
brief van hem, waarin hij, terwijl hij de levensbeschrijvingen gaf van de
vier overledenen, tot zijn zonen, bij gelegenheid van Nieuwjaar, het woord van de
Vader richtte.(1)
"
Aan mijn Salesiaanse medebroeders,
" Het jaar 1874 was voor ons, zeer beminde zonen, een zeer heug-
" lijk jaar. Zijne Heiligheid, de nu regerende Paus, Pius IX, na ons
" grote gunsten te hebben toegestaan, heeft zich gewaardigd
" op 3 april onze nederige Congregatie definitief goed te keuren.
" Terwijl trouwens deze roemrijk gebeurtenis ons allen met een
" echte vreugde vervulde, werd zij weldra zwaar verbitterd door een
" reeks van gebeurtenissen. Inderdaad riep God op de 13de van dezelf-
" de maand priester Provera tot zich, nadien D. Pestarino, dan de
" jonge geestelijke Ghione en Don Giuseppe Cagliero en dat alles
" in een tijdsbestek van slechts vier maanden.
" In deze, onze medebroeders hebben wij vier arbeiders voor het
" Evangelie verloren, die allen hunne eeuwige geloften hadden afgelegd,
" die al-
(1) Wij hebben geen enkele reden om aan te nemen, dat ook de biografieën door Don Bosco
geschreven werden. Integendeel, de stijl schijnt deze van Don Durando te zijn. In hun
welsprekende eenvoud zijn ze uiterst stichtend. Vermits eenieder de afgestorvenen
persoonlijk gekend had, zou hij alle lovende uitweidingen hebben afgeraden. Hieraan
kan men nog andere documenten toevoegen die mede bewijzen hoe stevig de vroomheid was
die de vroegere zonen van Don Bosco bezielde. Don Bosco had de gewoonte de schriften
van zijn volgelingen na te zien, wanneer ze zaken van het Oratorio of van de Congre-
gatie behandelden.

1.6 Page 6

▲back to top


- XI/3 -
" len de Salesiaance Congregatie zeer genegen waren. Ze hebben trouw
" onze Constituties bewaard en nageleefd en waren echte ijveraars in
" het werk tot meerdere glorie van God.
" Er bestaat dan ook geen reden tot verbazing dat deze verliezen bitter
" werden aangevoeld in ons genootschap. Maar God, die de oneindige goed-
" heid is en die weet welke dingen tot ons grotere goed kunnen omslaan
" heeft ze zich zelf reeds waardig geacht. Van hen mag gezegd worden
" dat ze niet lang hebben geleefd, maar dat ze veel verricht hebben:
" Brevi vivens tempore, explevit tempora multa. En wij hebben ge-
" gronde redenen om te menen dat deze medebroeders, nu ze hebben op-
" gehouden met ons hier op aarde te werken; in de hemel bij God onze
" beschermers geworden zijn. Daarom denk ik dat het gelegen komt U
" enkele gegevens te bezorgen over het leven van elk van hen, opdat
" hun gedachtenis onder ons zou bewaard blijven. Wat we nu voor hen
" doen, daarvan hopen we dat het, met Gods hulp, zal gedaan worden
" voor de medebroeders reeds in vroegere tijden tot het eeuwig leven
" geroepen en voor hen die het aan God zal behagen in de toekomst tot
" zich te roepen. Dit zullen we doen om drie bijzondere redenen:
"
1. omdat dit het gebruik is bij andere religieuze orden en
" bij andere kerkelijke congregaties.
"
2. opdat zij die midden onder ons geleefd hebben en dezelfde
" regels als wij op een voorbeeldige wijze hebben beoefend, ons tot
" een aansporing zouden wezen om hun navolgers te worden bij het
" bevorderen van het goede en het vluchten van het kwade.
"
3. opdat door het bewaren van hun namen en hun bijzonderste
" werken, wij ons geredelijker zouden in herinnering brengen tot God
" gebeden te doen opstijgen voor de eeuwige rust van hun zielen,
" indien het mocht gebeuren dat ze nog niet opgenomen werden in de
" schoot van de goddelijke barmhartigheid.
"
Zeker, wij zelf moeten de Heer niet dienen opdat de gedach-
" tenis van onze daden bij de mensen zou worden bewaard, maar opdat
" onze namen, zoals de Heer zegt, zouden ingeschreven worden in het
" Boek des Levens. Niettemin moeten we er ook aan denken dat, evenals
" onze slechte daden ook na onze dood tot ergernis van anderen kunnen
" strekken, aldus ook onze goede daden tot stichting kunnen dienen.
" Terwijl wij dan de korte samenvatting van berichten over onze mede-
" broeders zullen lezen, mogen we niet ophouden tot God bijzondere
" gebeden te laten opstijgen voor hen en voor alle medebroeders, die
" vanaf het begin van de Congregatie tot het andere leven geroepen
" werden.
"
In de loop van dit jaar dan (1875) moeten wij onze onwankel-
" bare dankbaarheid betuigen door tot de goddelijke Majesteit onop-
" houdend smeekbeden te richten voor de behoeften van de Heilige Kerk
" en vooral voor het behoud van het kostbare leven van haar Opperher-
" der, onze hoge Weldoener, door wie wij zo menigmaal werden over-
" stelpt met opmerkelijke geestelijke en tijdelijke weldaden. Hij
" heeft zich gewaardigd aan onze Constituties zijn definitieve goed-
" keuring te hechten, opdat wij ze stipt zouden naleven. Hij heeft
" ons tal van gunsten verleend. Laten we trachten er ons waardig aan
" te tonen door ze te gebruiken tot meerdere glorie van God en voor het
" heil van de zielen.
" Moge God U allen zegenen, mijn beminde zonen, en bidt voor mij die
" altijd zal blijven
"
"
uw zeer genegene in J.-Ch.
"
Gio. Bosco, priester

1.7 Page 7

▲back to top


- XI/4 -
Een ander vaderlijk woord van Don Bosco gericht bij het begin van het
nieuwe jaar tot zijn zonen van Lanzo, is tot ons gekomen, dank zij de
verzamelwoede van Don Lemoyne, directeur van dit college. Hij antwoordt
op gelegenheidswensen maar hij doet dit in een lange brief waarin men de hart-
klop voelt zowel van de goede vader als van de ijverige priester die het
echte goed van zijn lieve leerlingen beoogt:
"
Aan mijn zeer beminde zonen, de Directeur, de leraren,
" de assistenten, de prefect, de catechist, de leerlingen en de
" anderen van het co lleg e van La nz o.
"
De genade van Onze-Heer-Jesus-Christus weze altijd met U.
" A men. Tot heden toe, mijn zeer geliefde zonen, kon ik een levendige har-
" tewens, nl., u een bezoek te brengen, niet voldoen. Een ononderbro-
" ken reeks van ingewikkelde bezigheden, een of andere lichte storing
" van mijn gezondheidstoestand hebben me dit belet.
"
Toch wil ik u iets zeggen dat u zult aarzelen te geloven:
" meermaals per dag denk ik aan u, en elke morgen in de H. Mis beveel ik u
" allen op bijzondere wijze aan de Heer aan. Van uwen kant geeft gij
" ook ongetwijfeld blijken dat gij aan mij denkt. Met welk een ge-
" noegen heb ik uw gelukwensen ontvangen! Met welk genoegen heb ik
" familienaam en voornaam van iedere leerling uit iedere klas, van de
" eerste tot de laatste van het College, gelezen. Het scheen me toe
" of ik mij midden onder u bevond en in mijn hart heb ik meermaals de
" woorden herhaald: Hoera! voor mijn zonen van Lanzo!
" Ik begin dan ook met u allen te bedanken en dit uit ganser harte
" voor de christelijke en kinderlijke gelukwensen die U tot mij
" richt en ik bid God dat Hij ze mogen verhonderdvoudigen over ouders en
" vrienden van u allen. Ja, moge God u een lang en gelukkig leven u
" schenken! Daar ik enige bijzondere gelukwensen wil toesturen, wens
" ik u toe dat de hemel u gezondheid, studiegeest en zedelijke gaafheid
" moge verlenen.
" Gezondheid. Dit is een kostbare gave uit de hemel. Draag er zorg
" voor. Wacht U voor uitersten, teveel transpireren, u teveel ver-
" moeien, plots van de warmte in de koude gaan. Dit zijn de gewone oorzaken
" van ziekte.
" Studiegeest. U zijt in het college om er een bagage kennis op te
" doen die het u zal mogelijk maken mettertijd uw brood te verdienen.
" Wat ook uw levensomstandigheden, uw roeping, uw toekomstige staat
" zullen zijn, U moet zo handelen dat, indien alle bestaansmiddelen thuis
" en bij uw ouders u zouden ontbreken, U toch in staat zoudt zijn op
" een eerlijke manier uw kost te verdienen. Dat men nooit van ons
" moge zeggen, dat wij leven op het zweet van anderen.
" Zedelijke gaafheid. De band die gezondheid en studiegeest ver-
" bindt, de grondslag waarop ze gebaseerd zijn is de zedelijkheid.
" Gelooft me vrij, mijn lieve zonen, ik zeg u hier een grote waar-
" heid: indien uw gedrag zedelijk gaaf blijft, dan zult ge voortgang ma-
" ken in de studie en in de gezondheid. U zult bemind worden door uw
" oversten, door uw kameraden, door uw ouders, door uw vrienden,
" door de vaderlandslievende mensen en, laat me het U zeggen, U zult
" zelfs door de slechte mensen bemind en geëerbiedigd worden. Allen
" zullen met elkaar wedijveren om in uw gezelschap te vertoeven, u te
" loven, u goed te doen. Maar toont me

1.8 Page 8

▲back to top


- XI/5 -
" maar enkele van die wezens zonder zedelijke gaafheid. Foei! Het
" zullen luilakken zijn en geen andere naam dan die van ezels zullen
" ze verdienen. Ze zullen kwaadspreken en men zal van hen zeggen dat
" ze ergernis verwekken zodat men ze moet vluchten. Wanneer men er
" kent in het college, dan worden ze door iedereen verafschuwd en op
" de heuglijke dag dat ze huiswaarts gaan zingt men het Te Deum. En
" thuis? Ze worden door iedereen misprezen. In het gezin, in het va-
" derland worden ze veracht, niemand brengt hun steun, iedereen wei-
" gert hun gezelschap. En hun ziel? In hun leven zijn ze ongelukkig
" en bij hun dood, nu ze alleen maar boze hebben gezaaid, kunnen ze
" ook slechts heilloze vruchten plukken. Moed dan, mijn lieve zonen.
" Zorgt ervoor de drie grote schatten: gezondheid, studiegeest en
" zedelijke gaafheid te betrachten, er u op toe te leggen, te behouden
" en te bevorderen. Nog iets anders. Ik hoor een stem die uit de verte komt
" en roept: Zonen, leerlingen van Lanzo, komt ons redden! Het zijn de
" stemmen van zovele zielen, die wachten op een weldoende hand die
" hen zal wegrukken van de rand van de ondergang en ze op de weg van
" hun redding zal brengen. Ik zeg u dit omdat velen onder u tot een
" gewijde loopbaan geroepen zijn, om zielen te winnen. Schept moed!
" Er zijn er velen die op u wachten. Gedenkt de woorden van Sint–
" Augustinus: Animam salvasti animam tuam praedestinasti.
" Eindelijk, mijn zonen, beveel ik u uw Directeur aan. Ik weet dat
" zijn gezondheid niet al te best is. Bidt voor hem, troost hem door
" uw goed gedrag, houdt van hem, hebt in hem een onbeperkt vertrou-
" wen. Dit alles zal hem tot een grote opbeuring strekken en u zelf
" zult er veel voordeel uit halen.
" Terwijl ik u de verzekering geef dat ik u iedere dag in de H. Mis
" aanbeveel, beveel ik ook mij zelf aan in uwe gebeden, opdat mij
" niet het ongeluk zou overkomen te prediken om de anderen te redden
" en dan mijn eigen arme ziel te verliezen. Ne cum aliis praedicave-
" rim ego reprobus efficiar.
"
" Moge God u allen zegenen en geloof mij uw toegenegen vriend te zijn
" in J.-Chr.
"
"
Gio. Bosco, priester.
" Turijn, vigilie van Driekoningen 1875.
"
" N.B. Ik heb de heer Directeur verzocht u de zaken te verklaren welk u
" wellicht niet goed zoudt begrepen hebben.
Vaderlijk zijn eveneens twee persoonlijke briefjes die we hier bijvoegen
en die in deze volgorde geschreven werden aan twee leden van het Genoot-
schap. Ze zijn gelukkig niet verloren gegaan zoals wie weet hoeveel ande-
re brieven met dezelfde inhoud. Hij antwoordde op de manier en op het
ogenblik dat hij dit kon doen, maar het lag in zijn gewoonte te antwoor-
den. Alleen maar om de ganse briefwisseling te lezen in dergelijke om-
standigheid en hij las al de brieven, was er heel wat tijd nodig. Laten
we er maar aan denken dat bij gelegenheid van Nieuwjaar 1875 de post hem
een berg brieven, 204 in aantal, op de tafel bracht.

1.9 Page 9

▲back to top


- XI/6 -
De eerste dan van de bedoelde brieven is gericht aan Don Giuseppe Ron-
chail prefect in het college van Alassio; hij boezemt een vertrouwen in
dat uit het hart komt en naar het hart gaat.
"
Mijn beste Don Ronchail,
" Ik ben tevreden dat je, nu je je eeuwige geloften hebt afgelegd,
" meer vrede in je hart hebt. Dat is een teken dat God je zegent en dat
" je Gods wil volbrengt in wat je doet. Dus, si Deus pro nobis
" quis contra nos? Je zult aan de jonge geestelijke, Vallega,
" zeggen dat ik zijn briefje ontvangen heb. Ik bedank hem. Ik zal
" doen wat hij vraagt en ik zal hem nadien mondeling te woord staan.
" Ik bedank de Directeur voor wat hij mij geschreven heeft en voor
" de geschenken die hij mij gezonden heeft. Ze zijn ons van groot nut.
" Spreek hem moed in maar let er beiden op zorg te dragen voor uw
" gezondheid. Zijn er moeilijkheden, schrijf het me dan en ik zal
" mijn best doen om er iets op te vinden en ze uit de weg te ruimen.
" We hebben ook de 400 fr. van de paters Kapucijnen ontvangen in
" de zin waarover je me schrijft.
" Indien je kunt, ga dan Prof. Agnesi en Mevrouw zijn zuster groe-
" ten, vraag naar nieuws en laat het me dan weten.
" Moge God je zegenen en bid altoos voor je altijd genegen vriend
" in Jezus-Christus.
"
" Gio. Bosco
" Turijn, 15-75.
In het tweede briefje geeft de goede Vader aan de jonge geestelijke Ermi-
nio Borio, leraar in het college van Borgo S. Martino heilzame raad, en
hij doe dit op een charmante manier.
"
Mijn beste Borio,
"
" Je brief bevalt me zeer. Je laat erin zien dat je hart steeds open
" staat voor Don Bosco. Ga er mee voort en je zult altijd zijn:
" gaudium meum, corona mea.
" U wenst raad; hier heb je hem:
" 1° wanneer je een bepaalde persoon berispt, doe dit nooit in
"
aanwezigheid van andere personen.
" 2° wanneer je een aanmerking of een raad geeft, tracht er altijd
"
voor te zorgen dat hij, aan wie je de opmerking gedaan hebt,
"
van jou voldaan en als vriend weggaat.
" 3° Bedank altijd hem die je een opmerking gemaakt heeft en
"
ont va ng d e vermaningen met een goed hart.
" 4° Luceat lux tua coram hominibus, ut videant opera tua bona et
"
glorificent Patrem nostrum, qui in coelis est.

1.10 Page 10

▲back to top


- XI/7 -
" Bemin mij in de Heer. Bid God voor mij en dat God je zegene en
" van jou een heilige maken.
"
"
Zeer genegen in Jesus-Christus.
"
Gio. Bosco, priester.
" Turijn, 28-75.
In de andere brief bedankt Hij Mevrouw Annetta Fava, een weldoenster uit
Turijn, voor het geschenk dat ze met Nieuwjaar heeft toegezonden.
"
Zeer Geachte Mevrouw,
"
" Het is wat laat, maar ik moet mijn plicht doen en u hartelijk be-
" danken voor uw goedheid. Ik heb uw mooi verslag ontvangen alsmede uw
" christelijke brief met 500 fr. erin die dadelijk werden gebruikt
" ten voordele van mijne jongetjes, die voor het merendeel nog op hun zo-
" mers gekleed zijn. Een reden te meer om u te bedanken en steeds de zege-
" ningen van de hemel over u en over uw vereerde echtgenoot af te smeken.
" Ziehier wat prof. advocaat Menghini mij letterlijk gezegd heeft
" wanneer hij mij de zegen van de H. Vader kwam meedelen: "Op de
" audiëntie die ik mocht hebben op 12 oktober (1874) heb ik de
" private zegen gevraagd voor de zieke waarvoor U mij de opdracht
" had gegeven. De H. Vader antwoordde: - "Volgaarne zend ik de
" apostolische zegen aan Mevrouw Anna Fava, uit Turijn, die ziek
" is en ik verzoek u haar van mijnentwege mee te delen dat ik ook voor
" haar zal bidden."
" Voor het overige zullen onze gemeenschappelijke en private gebe-
" den niet ophouden opdat God aan u en aan uw goede echtgenoot een
" duurzame gezondheid en een lang, gelukkig leven zou verlenen.
" Met de diepste dankbaarheid verblijf ik van u
"
"
uw zeer verplichte dienaar
"
Gio. Bosco, priester.
" Turijn, 9-75.
Don Bosco die een diepe dankbaarheid gevoelde voor allen die hem enig
goed hadden gedaan,; vergat niemand bij de feestelijkheden van Kerstmis
en Nieuwjaar. We weten van ooggetuigen dat hij talloze brieven schreef
met gelukwensen volgens de hoedanigheid van de personen opgesteld. Op
dergelijke brieven antwoordden met een gedienstige bezorgdheid bij het
begin van januari 1875 de kardinalen Patrizi en Antonelli en Monseig-
neur Vitelleschi. Kardinaal Patrizi, Vicaris van Zijne Heiligheid te
Rome, na wederkerig met grote hartelijkheid de wensen te hebben beant-
woord en zijn genoegen te hebben uitgedrukt over de vooruitgang van het
Salesiaans Genootschap onder algemene tevredenheid van de Bisschoppen,
voegt er aan toe: "Dat de ene of de andere tussen hen het Genootschap
niet met een goedgezinde blik bekijkt en er zich tegen verzet dat de ene
of de andere het heilig ministerie uitoefent moet geen verwondering wekken.
Integendeel, men mag zeggen dat dit een teken is dat het werk aan de Heer be-

2 Pages 11-20

▲back to top


2.1 Page 11

▲back to top


- XI/8 -
haagt. Hij laat toe dat er moeilijkheden oprijzen om te laten uitschijnen
in het overwinnen van die moeilijkheden dat Hij het is die alles be-
schikt voor het grotere goed van het Genootschap. U moet U daarom ver-
heugen in de beslommeringen en er grotere moed uit putten."
In niet minder hoofse bewoordingen bedankt hem Kardinaal Antonelli,
Staatssecretaris, en hij zegt hem "dat hij getroffen is door zoveel
dienstvaardigheid te zijnen opzichte."
Nog uitdrukkelijker dan Kardinaal Patrizi toont zich Monseigneur Vitel-
leschi, Aartsbisschop van Seleucia en Secretaris van de Heilige Congre-
gatie van de Bisschoppen en Regulieren, wanneer hij een oordeel velt over
het verzet gericht tegen Don Bosco door de Ordinarius van het bisdom. Naar aan-
leiding hiervan schrijft de Prelaat: "Uit uw brieven maak ik op hoe zij
(De Congregatie van de Salesianen) bekampt wordt daar waar zich haar
Moederhuis bevindt. Doch daar waar het goede wordt verricht laat God in
zijn ondoorgrondelijke besluiten toe dat het een teken van tegenspraak
wordt. U weet me te leren dat men niet bang hoeft te zijn. U moge inmid-
dels onder voorbehoud weten dat de Congregatie een brief heeft gereedge-
maakt bestemd voor dezelfde Aartsbisschop en een antwoord betreffend de
vragen die hij gesteld had nopens de Congregatie van de Salesianen. U
zult er tot uw onderrichting een vertrouwelijk afschrift van ontvangen.
Bij zijn aankomst te Rome, die U mij aankondigt, zullen ik en anderen
met hem spreken opdat hij zou afzien van een verzet dat iets stelselma-
tigs heeft." Over de gestelde vragen zullen we het verder nog hebben. Bij
dergelijke gezaghebbende getuigenissen van hoogachting mocht die van
Kardinaal Berardi, door een warme genegenheid met Don Bosco verbonden,
niet ontbreken. In een brief van 9 januari, waarmee wij ons nog opnieuw
zullen moeten bezig houden, begon hij aldus: "Dank voor de hartelijke
gelukwensen welke U mij toestuurt bij gelegenheid van de huidige plech-
tige feestelijkheden. Ik ben er U zeer dankbaar voor en wederkerig ver-
zeker ik U dat ook ik de Heer bid dat hij U en uwe verdienstelijke Con-
gregatie zou overstelpen met een uitgezochte overvloed van zegeningen.
Nadat ik deze strikte plicht vervuld heb, laat ik U weten dat het me
ontzettend spijt vernomen te hebben dat bedoelde Prelaat niet ophoudt U
nog altijd te kwellen." De Kardinaal beperkte zich niet tot woorden
alleen, maar hij trad ook handelend op, op de wijze en met de gevolgen, die
we weldra zullen bespreken.
Don Bosco was niet bevreesd voor de moeilijkheden die zich voor hem
aftekenden vanaf het begin van het nieuwe jaar. Zeer rustig zette hij
zijn weg voort met volkomen vertrouwen op God terwijl hij zich aansloot
bij de partijen, bij wie het raadzaam bleek, zich steunende op zijn gro-
te voorzichtigheid, zich aan te sluiten.

2.2 Page 12

▲back to top


- XI/9 -
H O O F D S T U K II
DE JAARLIJKSE CONFERENTIES VAN DE H. FRANCISCUS
Einde januari 1875 werden rondom de gemeenschappelijke Vader de aanzien-
lijkste van zijn zonen in vergadering geroepen. Volgens een regel die na-
dien werd afgeschaft wanneer het onmogelijk werd hem na te leven kwamen
gedurende het triduüm dat het feest van de H. Franciscus van Sales voorafgi ng
alle Directeurs samen op een speciale samenkomst in het Oratorio. Daar
werd door hen verslag uitgebracht over de gang van zaken in hun eigen
huizen, werden er zaken behandeld, werden twijfels opgelost, werden me-
dedelingen in ontvangst genomen. Alles gebeurde er met de grootste een-
voud, in wederzijds vertrouwen en met de mogelijkheid er gemakkelijk te
beraadslagen met Don Bosco, zodat de familiegeest, die de Stichter zich
zo beijverde tussen de zijnen levendig te houden, er versterkt uit te
voorschijn kwam.
Bij die gelegenheid werden er verschillende conferenties gehouden en
wel van tweeërlei slag: bijzondere, waaraan enkel werd deelgenomen door
de leden van het Hoofdkapittel en al de Directeurs met de novicemeester;
algemene, die open stonden voor al de medebroeders. Aan deze laatste
zelf deed Don Bosco ook de leerlingen van de hogere klassen deelnemen,
ofwel omdat ze aldus meer genegenheid zouden opvatten voor de leden van
het Huis ofwel dat ze kennis zouden nemen van de vooruitgang door de
Congregatie geboekt in het vertrouwen van de samenleving en van haar
uitbreidingen. Het feit van te worden toegelaten in de intimiteit van
het Salesiaanse leven droeg er ongetwijfeld toe bij, bij velen de goede
kiem van de kloosterroeping te doen ontluiken of tot ontwikkeling te brengen.
Er waren dat jaar zes conferenties, namelijk drie bijzondere en drie
algemene. Gelukkig zijn er de verslagen van tot ons gekomen en we zullen
er uit nalezen wat voor onze Gedenkschriften geschikt blijkt te zijn.
Leden van het Hoofdkapittel waren Don Rua, Don Cagliero, Don Sa-
vio, Don Durando, Don Ghivarello, Don Lazzero. De Directeurs waren Don
Bonetti, Don Lemoyne, Don Francesia, Don Cerruti, Don Albera, Don Dal-
mazzo, Don Costamagna. De novicemeester was Don Barberis. De drie priva-
te conferenties werden voorgezeten door Don Rua terwijl Don Bosco de an-
dere conferenties voorzat.
De drie eerste zittingen, die privaat verliepen onder het voorzit-
terschap van Don Rua, waren allen gewijd ofwel aan zaken behorende tot
de doorlopende administratie en thans zonder enig belang ofwel aan on-
derwerpen die wel belangrijk waren, maar al te bondig in het verslag
vermeld zijn en die men trouwens later gemakkelijker zal kunnen bespreken.

2.3 Page 13

▲back to top


- XI/10 -
Voor de vierde zitting die publiek was en gehouden werd in aan-
wezigheid van Don Bosco liet de secretaris rustig uit eigen vondst het
verslag voorafgaan door wat hierna volgt: "De dag van 27 januari 1875,
daags voor de vigiliedag van de H. Franciscus van Sales, zal altijd een
gedenkwaardige dag blijven in de annalen van onze Congregatie wegens de
vele voor ons voordelige zaken die er gebeurden en op deze conferen-
tie werden meegedeeld. Laten we de Heer en de H. Franciscus loven." Om
aan deze woorden hun juiste waarde te hechten, is het nodig zich voor
ogen te houden dat, bij dit begin, minder dan een jaar na de goedkeu-
ring van de Regels, het besef of de volledige kennis van het eigen we-
zen zich bij de Leden nog aan het vormen was. Daarom zou iedere akte of
feit dat ook maar iets ter ere van de Congregatie uitviel hen allicht
opvrolijken en hen zelfs tot geestdrift opzwepen. Don Bosco, op zijn
beurt, die een diepe kennis bezat van het menselijke hart, wist van
alles partij te trekken om tussen de zijnen een redelijke korpsgeest te
doen ontstaan, van aard om steeds meer de banden te verstevigen , door een
steeds vastere samenhang van de Leden.
Bij het openen van de zitting kwam voor de eerste maal de kwestie
opduiken van de privilegies die later aan Don Bosco zoveel last bezorg-
den. Om echter beter de taal van Don Bosco te begrijpen is het noodzake-
lijk hier een andere opmerking te maken. Don Bosco (en wie dit schrijft
heeft het van gezaghebbende getuigen vernomen) zegde bij dergelijke sa-
menkomsten de dingen zeer eenvoudig, alsof er gepraat werd over koetjes
en kalfjes, met een natuurlijke onbevangenheid die op naïviteit leek.
Niettemin werden zijn woorden aanhoord met de grootst mogelijke religi-
euze eerbied en maakten ze op de zielen een zeer diepe indruk.
Laten we dan het verslag lezen: "Men begon te spreken over de me-
dedeling van de privilegies, die men te Rome wenste te vragen voor onze
Congregatie. Don Bosco begon met aan te stippen dat de reguliere gees-
telijken van zeer vele privilegies genieten en dat sommigen er een heel
boekdeel en geen klein bezaten. Ze bewaren ze echter angstvallig en hoe-
wel hij bij verschillenden er een afschrift van gevraagd had, had hij
geruime tijd niemand gevonden die er hem een afschrift wilde van ge-
ven. Thans echter had hij er een van de Oblaten en nog van enkele ande-
ren. Op deze zou hij steunen om er ook voor onze Congregatie te verkrij-
gen. Thans echter verliep het verlenen ervan veel langzamer. Er was
zelfs beslist geworden er geen meer per communicationem te verlenen, wat
betekent aan een Congregatie gezamenlijk al de privilegies verlenen
waarvan reeds een andere Congregatie geniet. Hij had nochtans dit punt
lang bestudeerd en hoopte het tot een goed resultaat te zullen brengen."
Don Bosco las dan een briefje voor van Kardinaal Antonelli, dat hij
nog diezelfde ochtend ontvangen had en waarin een biljet van duizend
lire stak, dat Zijne Heiligheid zond voor het oprichten van het Tehuis
van San Pier d'Arena. Het verslag zegt daarover: "Men merkte op dat de
gift mild en zeldzaam was. Immers, wanneer het over dergelijke werken
gaat en de Paus er wou aan meehelpen, zond hij ten hoogste vijfhonderd
lire. Nochtans liet Don Bosco hen opmerken dat deze bijstand aan de Hei-
lige Vader was gevraagd geweest, maar dat hij reeds had laten weten
aan wie daarvoor in aanmerking kwam, dat de som zou terugkeren naar de
bron in Sint-Pieterspenning. Toch bleef het een groot teken van onder-
scheiding en achting vanwege de Heilige Vader voor ons."
De aanwezigen moeten wel ontroerd geweest zijn door deze mededeling. Dat
is zo waar dat er twee voorstellen werden gedaan: dat men de brief zou inlijs-

2.4 Page 14

▲back to top


- XI/11 -
ten en dat men de tekst zou publiceren in de Unità Cattolica. Don Bosco
stemde daarin toe, maar verbood dat men zijn naam zou vernoemen, want dit
zou volstaan hebben om in de slechte pers "een duiveltje" los te laten.
Er waren, inderdaad, bepaalde kranten die af en toe ook tegen hem te
keer gingen. We zullen er later nog over spreken.
Nog twee andere mooie berichten gaf Don Bosco de vergadering en wel
beide van die dag daterend, namelijk het toekomen van de officiële brie-
ven waarin zijn voorstellen betreffende Buenos Aires werden aanvaard en
het neerleggen van een koninklijk decreet waarnaar men gereikhalsd had
voor de wettelijke onteigening van een strook grond waar men de kerk van
Sint-Jan de Evangelist ging bouwen. Ook daarover zullen we het hierna
nog hebben. Twee zaken, de ene delicaat, de andere niet, zouden de
lezers al te onvoldaan laten omdat het verslag er maar enkele regels aan
wijdt. Ook over een onbelangrijke kwestie van kerkelijk recht kunnen we thans
heen gaan.
Aan de vijfde conferentie namen ook de novicen en de aspiranten
deel. Daar de aanwezigen ongeveer honderdvijftig in aantal waren, was het
nodig de bijeenkomst in de kerk van de H. Franciscus van Sales te houden.
Zoals gebruikelijk was, hield elke directeur een referaat in aanwezigheid
van iedereen over de toestand van zijn college zowel wat de financies be-
trof als de hygiëne, de staat van de gebouwen, de intellectuele, morele
en religieuze toestand.
Don Bonetti, directeur van Borgo S. Martino nam als eerste het
woord. Zijn college was zo eivol, dat men er geen plaats meer vond om
zelfs een leerling te plaatsen wanneer men hem zou willen aanvaarden. In
een belendend huis, gebouwd op zo een manier dat men van het ene huis in
het andere kon gaan, waren twaalf zusters van Maria, Hulp der Christenen
zich gaan vestigen. Ze hielden toezicht op de klederen en zorgden voor
de herstelling van het linnengoed wat voor iedereen een groot voordeel
was. Er dreigde gevaar dat men de terreinen in de omgeving zou gaan be-
nutten als rijstvelden, maar deze worden maar schadelijk voor de gezond-
heid wanneer het water er wordt afgevoerd voor de oogst namelijk tussen
augustus en september of juist de tijd waarin de jongens in vakantie
zouden thuis zijn. Men genoot er van een uitstekende gezondheid. De gang
van zaken op godsdienstig en zedelijk gebied scheen bevredigend te zijn,
zoals men mocht afleiden uit het veelvuldig naderen tot de heilige sacra-
menten. Bij de jongens was er veel opgeruimdheid. Hij schreef de merk-
waardige verbeteringen die zich in de loop van het jaar hadden voorge-
daan toe aan het feit dat hij goed personeel had. Hij eindigde met zich
met aandrang in de gebeden van iedereen aan te bevelen.
Na hem nam Don Lemoyne, directeur van Lanzo het woord. Het aantal
leden van de communiteit overschreed reeds dat van de voorgaande jaren
en men verwachtte er nog verscheidene. Hij meende dat het er meer dan
tweehonderd zouden zijn. De kleine clerus, merendeels samengesteld uit
de grotere jongens verdiende een bijzondere lofbetuiging. De gezond-
heidstoestand verbaasde iedereen. Geen enkele ongesteldheid, geen ver-
koudheid, niet de minste hoest. Dit wonderbare effect moest grotendeels
worden toegeschreven aan de zorgen van de prefect, Don Scappini. De vol-
strekte scheiding tussen de jongens van de hogere klassen en die van de
lagere klassen was een groot goed. Hij moest erkennen dat de verwezen-
lijkte vooruitgang te danken was aan het feit dat er nu een talrijker en
verstandiger personeel was, door Don Bosco aldaar gezonden. Don Francesia,
directeur van Varazza, betreurde het gebrek aan plaats. Immers wegens volstrekt

2.5 Page 15

▲back to top


- XI/12 -
gebrek aan plaats had men meer dan tachtig aanvragen moeten afwijzen. De
jongens gaven blijk van een grote liefde voor het college en voor de
oversten. Op de speelplaats ging het er zo levendig en zo geanimeerd aan
toe dat het niet te beschrijven was. Men zag er niemand alleen stilstaan,
er werden geen groepjes gevormd zonder dat er een jonge geestelijke bij
was. Over het personeel verklaarde hij zich uiterst tevreden.
Don Cerruti, directeur van Alassio, liet opmerken dat er in het
lyceum een vijftigtal leerlingen waren en dat ook hun gedrag werkelijk
opperbest was. Velen verlangden naar de geestelijke staat. Het college
kon er niet méér bevatten en had de aanvaardingen moeten beperken. Er
werd nu een gebouw opgetrokken dat veel grotere mogelijkheden zou bie-
den. Tegelijkertijd bestudeerde men het plan een ander gebouw op te
trekken om zowel alle aanvragen te kunnen inwilligen, als om er de
Dochters van Maria Hulp der Christenen in te herbergen. Hij hoopte dat
dit zeer voordelig zou zijn. Don Albera, directeur van San Pier d'Arena,
troostte er zich mee dat het nieuwe gebouw bijna voltooid was, zo dat
het zou mogelijk zijn het aantal leerlingen te verdubbelen. Hij deelde
mee dat voor dit gebouw Zijne Heiligheid reeds een tweede maal tweedui-
zend lire had toegezonden. Er waren ongeveer zestig jongens, vakleerlin-
gen en studenten samen. Allen hadden een goed gedrag. Men kon werkelijk
niet meer wensen. Er was een zeer grote toeloop tot de Sacramenten. De
medebroeders hielden zich ook veel bezig met de externen. Velen bezoch-
ten de school en zeer velen kwamen naar het Oratorio op de feestdagen
tot algemene voldoening. In de stad werd het Instituut zeer gunstig be-
oordeeld.
Over het college van Valsalice, college voor adellijke kinderen,
gaf directeur Don Dalmazzo zeer goede berichten. Vooreerst was het aan-
tal leerlingen bijna verdubbeld tegenover verleden jaar. De goede uit-
slag van de examens, het feit dat men wist dat er ernstig gestudeerd
werd, een reis naar Rome met de beste leerlingen gedurende de vakantie
en vooral de zegen van de Heilige Vader hadden tot deze vermeerdering
veel bijgedragen. Een enkele vrees beklemde het hart van de ouders: dat
de Salesianen van hun zonen priesters zouden maken. Dat is een zware
gesel in de adellijke families! Anderzijds strekte dit de Salesianen tot
een grote eer, daar dit betekende dat men ervan overtuigd was dat zij
een werkelijk christelijke opvoeding verstrekten. De gezondheid was er
uitstekend. De studies gingen er met volle zeilen vooruit daar er vier
universiteitsprofessoren in het lyceum onderricht gaven: Allievo, Lan-
franchi, Bacchialoni en, voor de wiskunde, Roda. Wat tucht, godsdienst-
zin en zedelijkheid betrof ging men van jaar tot jaar vooruit en werd
het beter vanaf het ogenblik dat het college in onze handen was over-
gegaan.
Don Costamagna, die een referaat hield over de Dochters van Maria
Hulp der Christenen, waarvan hij te Mornese de directeur was, loofde
vooral de vurige en volmaakte geest van de Zusters. Zelfs de leerlingen
wensten kloosterlinge te worden en ze waren hun opvoedsters zo genegen
dat geen enkele er zou willen vertrekken hebben.
Hij betreurde echter het kleine aantal leerlingen. Wellicht was het
Instituut nog niet bekend ofwel was dit te wijten aan de moeilijke ver-
keersmiddelen. Het was een ver afgelegen streek, zonder spoorweg en
zelfs zonder omnibussen die regelmatig de reizigers hadden kunnen aan-
brengen. Anderzijds steeg het aantal zusters en aspiranten voortdurend en waren
er al tachtig.

2.6 Page 16

▲back to top


- XI/13 -
Don Bosco was bezig met het uitwerken van een plan, dat er velen, ook
leerlingen, zou aangetrokken hebben. De gezondheid was er uitstekend.
Don Rua, die een relaas gaf over het Oratorio, stipte aan dat er
bij de studenten veel vroomheid en goede wil te bespeuren viel, bij de
vakleerlingen een troostende opgewektheid, vooral voor het opzeggen van
de gebeden. Dit jaar was er iets bijzonders, namelijk de avondscholen die
vele grotere jongens aantrokken en dit niet enkel in de loop van de week,
maar ook 's zondags. Wat de Leden van het Genootschap betrof was de medi-
tatie voor hen verplichtend gesteld. Hun stiptheid en ijver waren zeer
bewonderenswaardig hoewel het nodig was inspanningen te doen om eraan
deel te kunnen nemen. Deze meditatie werd door de geprofesten en door de
novicen afzonderlijk gedaan. Men had het opstaan met een half uur ver-
vroegd om hiervoor tijd te hebben, want anderszijds zou het onmogelijk
geweest zijn voor die vrome oefening tijd te vinden in de loop van de
dag. Bovendien deden de novicen hun studies apart en hadden ze lessen
en conferenties helemaal voor zich alleen. Eindelijk sprak hij over de
kleine clerus, die zeer bloeiend was. Ook had hij het over de niet min-
der bloeiende compagnies, samengesteld uit jongens die tot de meer gevor-
derde klassen behoorden en die uitblonken door hun stichtend gedrag. Hij
e i nd igde m et te ze g ge n: " La ten we d e H eer be danken. Oremus ad invicem.
De laatste bemerkingen van Don Rua over de Leden van het Genootschap en
over de novicen mogen geen verwondering wekken, alsof men zich tot dan
toe zou gered hebben zonder meditatie en zonder enige regelmaat. Alvorens
de Regels goedgekeurd waren, bestuurde Don Bosco zijn zonen, men mag
wel zeggen, ieder afzonderlijk. Gemeenschappelijk hield hij enkel die oefeningen
welke hij nodig en opportuun achtte. Maar eens dat de goedkeuring aange-
komen was, moest men zich aan de wettelijkheid houden hoewel ook dan
trapsgewijze moest te werk worden gegaan. Immers niet weinigen zeer gehecht aan
de persoon van Don Bosco en zelfs bereid zich voor hem in het vuur te wer-
pen, hadden nog geen juiste en volledige gedachte van het religieuze
leven. Indien men hen plots van een zekere vrijheid had doen overgaan
naar de totale observantie, dan zou dit als gevolg hebben gehad hen te
vervreemden en hen tot inopportune besluiten te voeren. Don Bosco ver-
zaakte nooit geheel aan zijn oude tactiek, waarvan hij gedurende de
voorbereidende periode ervaren had dat ze zegenrijk was. Toen had men de
beginselen van het religieuze leven moeten inenten zonder dit te laten
blijken om geen wantrouwen of verdachtmakingen te doen ontstaan in en
buiten het Oratorio. De tijd was toen zeer vijandig tegenover klooster-
lingen en Congregaties van kloosterlingen. Zijn tactiek bestond erin de
zijnen genegenheid te doen opvatten voor het Huis en voor het Werk, zodat
ze zich leden van één gezin voelden. Het overige zou dan wel vanzelf komen.
Het late uur belette Don Bosco het woord te nemen om iets te zeggen
over de toestand van de Congregatie en het slotwoord van de vergadering
te houden.
Daarentegen nam hij het woord daags daarna voor hetzelfde gehoor.
Het verslag vat zijn toespraak aldus samen:

2.7 Page 17

▲back to top


- XI/14 -
"
De Heren Directeurs hebben gisterenavond over hun Colleges zaken
" verhaald die ons met bewondering vervuld hebben. Ik wou eveneens
" over de Congregatie spreken om te zien op welk punt we ons bevin-
" den. Daar ik dit gisterenavond niet heb kunnen doen, zal ik dit vandaag
" doen. Vooraf en vooraan moet ik u een zeer speciale gunst meedelen
" die Zijne Heiligheid ons heeft willen verlenen. U weet dat men te
" San Pier D'Arena aan het bouwen is om ons reeds bestaande Tehuis
" te vergroten. Daar de Heilige Vader hiervan op de hoogte was en
" wist dat we hiervoor geen inkomsten bezaten, maar men zich moest
" behelpen met aalmoezen, heeft hij zich willen gewaardigen ons
" 2.000 lire te zenden om voort te gaan met het oprichten van dit
" gebouw. Wij moeten hem hiervoor zeer dankbaar zijn, nu we zien
" hoeveel en hoe vaderlijk hij aan ons denkt. Wij moeten ons inspan-
" nen om ons steeds meer een zo grote Vader waardig te tonen en om,
" zoveel als we kunnen zijn grootheid en zijn prerogatieven te ver-
" kondigen.
"
Ik ben een bezoek gaan brengen aan onze Colleges en ik moet
" U zeggen dat ik werkelijk zeer tevreden ben over de gang van za-
" ken. Eerst en vooral heb ik ze aangetroffen gevuld met gezonde en
" goede jongens, zoals de respectievelijke Directeurs het U gezegd
" hebben. Maar wat mij het meest getroffen heeft, was de wijze waar-
" op er door de Leden van de Congregatie gewerkt wordt. Het werk is ont-
" zaglijk en men werkt er met geheel zijn hart, zodat één enkele per-
" soon klas geeft, aan assistentie doet, hulp verleent in de eet-
" zaal, in de slaapzaal, de wandelingen begeleidt en over geen uur
" voor zijn eigen beschikt. Het was er zo mede gesteld dat, wanneer
" ik enkele bladzijden moest laten afschrijven, ik niemand kon vin-
" den die de tijd had om dit te doen. Maar meer nog dan hun werk be-
" haagde het mij te zien in welke geest er gewerkt werd. Ik moet
" werkelijk zeggen dat men niet meer kon verlangen. Het scheen me
" werkelijk toe alsof het ideaal dat ik mij voor mijn Congregatie
" gesteld had nu verwezenlijkt was. Want buiten het vele werk dat
" er ver richt wordt, is er de geest van gehoorzaamheid en toewijding, die
" iedere akte begeleidt. Een leraar of een priester, wanneer het ge-
" val zich voordoet, is niet bang de hand aan het werk te slaan in
" de keuken of de bezem te hanteren. God weze geloofd. Laat ons
" trachten deze geest te bewaren en laten we ons steeds meer inspan-
" nen om na te gaan of er een middel bestaat om hem te doen aangroeien.
"
Nu dat de Congregatie zich aan het organiseren is, wordt het steeds
" noodzakelijker moed te scheppen om zekere zaken te verdragen die o nz e
" tegenzin verwekken hetzij wegens de engte van de plaats, hetzij
" wegens zaken die niet aangepast zijn. Ik hoop dat de tijd niet ver
" meer af is, waarin iedere priester, iedere leraar zal kunnen be-
" schikken over een gerieflijk kamertje, heel wat beter aangepast
" dan ze nu voor ons zijn. Eveneens ook afzonderlijke lokalen voor
" de novicen. We zullen dan mooie, grote kamers kunnen hebben, goed
" uitgerust en gezond. Nochtans laten we nu met veel geduld de hui-
" dige ongemakk en verdragen.
"
Een andere zaak die ik verlang is het invoeren in onze scho-
" len van de christelijke klassieken in plaats van de heidense klas-
" sieke schrijvers. We kunnen niet alles ineens doen, maar ik wens dat men
" zou beginnen met wat gedaan kan worden. Ik wat mij betreft, zou
" reeds tevreden zijn indien mijne jonge geestelijken en priesters
" ertoe kwa men het Latijn te schrijven zoals een Hiëronymus, een Augusti-

2.8 Page 18

▲back to top


- XI/15 -
" nus, een Ambrosius, een Leo, een Sulpitius Severus het schreven.
" Want wie van de leerlingen kan vatten waarin de schoonheid van een
" Cicero, van een Titus Livius eigenlijk bestaat? En wanneer men de
" christelijke klassieken zou gebruiken dan zou men in de geest van
" de jongens niet zovele vreemde, onnuttige en gevaarlijke ideeën
" brengen, die men op iedere bladzijde van de heidense klassieken ver-
" spreid vindt.
"
Met dit doel is men reeds begonnen met het drukken van uit-
" gekozen uittreksels van Sint Hiëronymus en ik hoop zo vlug mogelijk ook
" Sulpitius Severu s te kunnen uit geven en nadien nog andere.
" Misschien zullen we er dan in slagen aan een zeer groot kwaad van
" onze tijd te verhelpen."
Uiteindelijk vestigde Don Bosco de aandacht van de aanwezigen op de
Missies van Amerika. Het verslag gaat verder:
" Deze dagen zijn ons uit Amerika brieven toegekomen, waarin ons ge-
" vraagd wordt naar deze verre streken te gaan om aan deze volken
" het Evangelie te verkondigen. Wij hebben voorwaarden gesteld en
" deze voorwaarden zijn aanvaard. Nu zullen speciale stappen worden
" gedaan om te zien quid agendum. Inmiddels worden wij daar op
" twee plaatsen verwacht, in de stad Buenos Aires en in de stad S.
" Nicolás de los Arroyos, op een dagreis van de hoofdstad gelegen.
" Reeds meermaals was er spraak geweest van de Missies, zowel in
" Amerika zelf, als in Azië, in Afrika en in Oceanië. Het schijnt
" echter dat de Missie van Buenos Aires veel beter voor ons ge-
" schikt is, zowel wegens speciale omstandigheden als wegens de
" Spaanse taal die voor ons heel wat gemakkelijker aan te leren is
" dan het Engels dat in het merendeel van de andere plaatsen
" gesproken wordt.
Hier laten ons de notulen in de s te ek met twee "en z. enz." Men kan
zich gemakkelijk voorstellen met welke nieuwsgierige belangstelling de
toehoorders in deze eerste dagen van de Congregatie de ontwikkeling van
deze laatste zin volgden, des te meer omdat het de eerste maal was dat
Don Bosco deze aangelegenheid publiek beroerde. Van Valdocco naar Buenos
Aires! Dat was iets om iemand in verrukking te brengen!

2.9 Page 19

▲back to top


- XI/16 -
HOOFDSTUK
III
HET WERK VAN MARIA, HULP DER CHRISTENEN
In het jaar 1875 begon een nieuw werk, waarop Don Bosco zich voor-
bereid de bewogen door een aandrang van priesterlijke ijver en door god-
delijke verlichtingen.
Men weet hoe de tijdgeest tegen priesterroepingen gekant was. Poli-
tieke dwalingen, laïciserende scholen, een teugelloze pers, het door het
slijk sleuren van de Kerk en van haar bedienaars, economische noden van
de geestelijkheid, waren zovele oorzaken die er hadden toe bijgedragen
en nog bijdroegen om de gelederen tussen de leerlingen van het Semina-
rie te dunnen. Om dit zo noodlottig verlies te keer te gaan was er voor
Don Bosco geen offer te veel. Bovendien, nu hij zag welke wending de
zaken namen, hield hij niet op te herhalen dat thans de gewijde levieten
ruimschoots moesten gezocht worden "tussen hen die houweel en hamer
hanteerden."(1) M aar zelfs dit kon niet volstaan. Immers, jongens blijven
altijd jongens en, ondanks de meest waakzame zorgen zijn er velen die, op
de weg naar het priesterschap geplaatst, onderweg verloren geraken. Don
Bosco had vastgesteld dat slechts een minderheid van hen het doel be-
reikte. Wat diende er dan gedaan te worden? De nood was nijpend en
wanneer het aldus bleef gaan zou de schaarste aan priesters de ver-
woesting in de wijngaard van de Heer hebben gebracht. Toen Don Bosco
nog maar een eenvoudige student in het gymnasium was had hij er zich
met liefde op toegelegd een mens met een goed karakter te helpen, die
ondanks zijn leeftijd nog priester wilde worden. Dank zij deze daad
van naastenliefde was hij er in geslaagd in het seminarie te treden, er
zijn studies te voltooien en de hogere orden te ontvangen.(2) Ook
daarna hield Don Bosco zich bezig met late roepingen, vooral in het
Oratorio, waar hij verschillende personen die reeds op rijpere leeftijd
waren gekomen, toestond de gemeenschappelijke klassen te volgen, omdat ze
verlangden de geestelijke loopbaan te volgen. Hij had aldus ruim-
schoots de gelegenheid vast te stellen dat deze personen blijk gaven
van een ernstige toewijding, een vurige vroomheid en dat ze ook een gro-
te geneigdheid hadden de jongere makkers te helpen.(3) Terwijl hij in-
middels tot de Heer bad hem te willen verlichten over de manier aan de
K e rk vel e priest er s t e sc he nk en, sc h oo t hem plots de gedachte te binnen
volwassen jongelingen, die goed gestemd waren op te nemen, voor hen hen een bij-
(1) Boekdeel V, blz. 388 en vlg.
(2) Boekdeel I.
(3) Proc. inform., Su mm., blz. 324, nr. 409.

2.10 Page 20

▲back to top


- XI/17 -
ren op te nemen, voor hen een bijzonder stelsel in het leven te roepen
en ze op een gepaste manier voor te bereiden om tot het altaar op te
gaan. Hij overpeinsde maar steeds bij zichzelf dit heilige plan wanneer
in het begin van het jaar 1875 iets gebeurde dat hem sterk tot deze on-
derneming aanspoorde. Het verhaal dat door hem zelf gedaan werd aan de
leden van het Hoofdkapittel werd dadelijk op schrift gesteld, en we geven
het letterlijk weer. Don Bosco zegde dit:
" Op een zaterdagavond was ik aan het biecht horen in de sacristie
" en ik was verstrooid. Ik was aan het denken aan de schaarsheid van
" priesters en roepingen en aan de manier hun aantal te vergroten. Ik bevond
" mij voor zovele jongens die kwamen biechten, goede en onschuldige
" jongens, maar ik zei bij mezelf: - Wie weet hoevelen niet zullen
" slagen en hoeveel tijd er nog nodig is alvorens zij die volhard
" zullen hebben, priester zullen zijn en de nood van de Kerk is
" dringend. En ik zei bij mezelf: Hoe zit dat nu? Ik ben hier aan
" het biechthoren in de sacristie en ik bevind mij in mijn kamer aan
" tafel. Droom ik soms? Neen, dit is werkelijk het register van de
" jongens, dit is mijn tafel waarop ik gewoon ben te werken.
" Inmiddels hoorde ik een stem in mij zeggen: Wilt u de manier weten
" waarop u vlug het aantal van de goede priesters kunt doen aan-
" groeien? Bekijk dit register, u zult er uit halen wat dient gedaan te
" worden.
"
Ik bekeek het en zei dan: - Dit zijn de registers van de
" jongens van dit jaar en van de voorgaande jaren en niets anders.
" - Ik begon diep na te denken, ik las de namen, dacht weer na, keek
" naar onder en naar boven of ik iets anders vond maar er was niets.
" Toen zei ik bij mezelf: - Ben ik nu aan het dromen of ben ik wak-
" ker! En nochtans zit ik hier werkelijk aan tafel en de stem die ik
" gehoord heb is een echte stem. - En ineens wou ik opstaan om te
" zien wie zij was die mij had toegesproken en ik stond werkelijk
" recht. De jongens die rondom mij aan het biechten waren en die zagen
" dat ik zo haastig en verschrikt opstond, dachten dat ik onpasselijk
" geworden was. Ze ondersteunden mij. Ik stelde ze gerust en zei dat
" het niets was en ging verder met bi e ch t te horen.(1)
"
Toen ik gedaan had met biecht horen en in mijn kamer gekomen was,
" keek ik naar mijn tafel en daar lag werkelijk het register met de
" namen van allen die in het Huis waren, maar iets anders vond ik
" niet. Ik onderzocht het register maar ik kreeg niet te weten hoe
" ik er uit kon halen op welke manier we vele priesters konden heb-
" ben, een groot aantal priesters en wel op korte tijd. Ik zocht
" andere registers op die ik in mijn kamer had om te zien of ik er
" iets kon uit halen, maar in het begin kon ik er niets uit opmaken.
" Ik vroeg andere registers aan D. Ghivarello maar alles was tever-
" geefs. Terwijl ik er steeds mee voortging er aan te denken en mij
" de vroegere registers liet voorleggen om te gehoorzamen aan het bevel
" van de geheimzinnige stem, stelde ik vast
(1) Ik noteer dat de eerste maal Don Bosco niet zei of het de stem van een man of van een
vrouw was, maar op het einde zei hij duidelijk: - Ik wou opstaan om te zien wie Zij was
die me had toegesproken. - Het is duidelijk dat hij de Madonna bedoelde. (nota van de
secretaris).

3 Pages 21-30

▲back to top


3.1 Page 21

▲back to top


- XI/18 -
" dat van zovele jongens die de studies in onze colleges aanvangen om
" daarna de priesterlijke loopbaan te volgen, slechts 15 op 100, dus
" niet eens 2 op 10 ertoe geraken het priesterlijk gewaad te dragen.
" Ze worden van het Heiligdom verwijderd door familiezaken, door het niet
" slagen in hun examens in het lyceum, door verandering van inzicht,
" wat vaak voorkomt in het jaar dat ze de Retorica volgen.
"
Integendeel van hen die als volwassen personen tot ons komen
" trekken schier allen, namelijk 8 op 10, het priesterkleed aan en
" ze komen ertoe in minder tijd en met minder inspanningen.
"
Ik zei dan ook: - Van deze laatsten ben ik zekerder en ze doen het
" vlugger. Dat is het wat ik zocht Het zal noodzakelijk zijn dat ik
" mij met hen op een speciale manier bezig hou en dat ik opzettelijk voor
" hen colleges open en dat ik zoek om ze op een speciale manier op te
" leiden. - De uitslag zelf zal dan aantonen of wat er gebeurde een
" droom of werkelijkheid was."
Vanaf dat ogenblik nam het idee colleges te openen, waarin oudere pries-
terkandidaten een versnelde studieleergang voor hen als geknipt zouden
vinden, een vaste vorm aan en werd omgezet in een voldongen besluit. Een
verhelderende droom die hij te Rome had op 15 maart was, naar het
schijnt, bestemd om de schaduwen langs de weg te verdrijven. Hij vertel-
de hem in huize Sigismondi, aan tafel, in tegenwoordigheid van zijn
reisgezel, secretaris Don Berto, die er het relaas van heeft overge-
maakt. Don Bosco vertelde wat volgt:
"
Verleden nacht kon ik niet veel rusten. Ik had eendroom die me zeer
" in beroering bracht. Hier gaat hij:
" Het scheen me toe alsof ik mij in een tuin bevond in de nabijheid
" van een plant die zo dikke vruchten had, dat ze me verbaasden. De
" plant was er zwaar mede beladen en het waren drie soorten van
" vruchten: vijgen, perziken en peren. Maar kijk, opeens ontstond
" er een onstuimige wind en het begon op mijn rug te hagelen, grote
" hagelstenen met keien. Toen probeerde ik mij terug te trekken,
" maar er verscheen iemand die mij zei: - Haast u, pluk! - En ik zocht dan
" naar een korf, maar hij was te klein, en daarop riep mij de andere
" toe en zei: - Neem er een grotere. - En ik ruilde hem om, maar
" ternauwernood had ik twee of drie van die vruchten geplukt of de
" korf was plots vol. Toen riep mij de andere opnieuw toe en zei er
" nog een grotere te nemen. Ik vond er een en de andere voegde er
" nog aan toe: - Haast u, anders zal de hagel alles verderven. -
"
Toen begon ik te plukken. Maar hoe groot was mijn verstom-
" ming, wanneer ik enkele buitengewoon grote vijgen geplukt had,
" toen ik zag dat ze aan één kant rot waren. De onbekende begon te
" roepen: Vlug, kies uit! - Ik begon dan de goede vruchten uit te
" kiezen en ik maakte er in de korf drie hoopjes van: aan één kant
" legde ik de vijgen, aan de andere kant de perziken en in het mid-
" den de peren. Doch die vruchten, die vijgen, die perziken, die
" peren waren zo dik (ze waren dikker dan twee vuisten) dat ik niet
" uitgekeken raakte, zo dik en mooi waren ze. En toen zei me de on-
" bekende: - De vijgen zijn voor de Bisschoppen, de peren zijn voor u en

3.2 Page 22

▲back to top


- XI/19 -
" de perziken zijn voor. Amerika. - Toen hij dit gezegd had, begon
" hij in zijn handen te klappen al zeggende: Goede moed, volhouden,
" goed, goede moed. En toen verdween hij.
"
Ik ben wakker geworden en ben er zo van onder de indruk ge-
" bleven dat ik deze droom niet meer uit mijn geest heb kunnen verdrijven.
Het staat niet vast of Don Bosco dadelijk deze droom in verband
heeft gebracht met het Werk dat hem toen zo bezig hield, maar in de loop
van de gebeurtenissen kwam het verband steeds duidelijker tot uiting.
Er diende een goede keus te worden gedaan, vooral in het begin, opdat
wormstekige subjecten niet alles naar de bliksem zouden helpen. De grote
korf die veel bevatte, betekende de ruimheid van de plaats voor het doel
bestemd, de vijgen voor de bisschoppen waren de jongelingen voor hun se-
minaries, de perziken voor Amerika de Salesiaanse Missionarissen, de pe-
ren in het midden de medebroeders voor de centrale zetel van de Con-
gregatie. En de hagel van keien die zijn rug kneusden? Ernstige tegen-
kantingen die van hogerhand op hem neerstortten, vooral van de kant van
twee Ordinarii, waarvan ook brieven bewaard zijn gebleven, naar Rome
gezonden om de goedkeuring van het Werk te verhinderen.
Het werd Werk genoemd en niet college of instituut van Maria, Hulp der
Christenen. Omdat hij voorzag dat het grootste contingent zou worden ge-
recruteerd in arme gezinnen, was het nodig het bestaan van de instelling
te verzekeren door zich te steunen op een vereniging, waarvan de leden
er zich toe verplichtten bij te dragen met aalmoezen of met andere mid-
delen tot het onderhoud van de jongens en tot de onkosten van hun studies.
Bij zijn reis naar Rome, waarover we verder zullen spreken, zette
Don Bosco aan Pius IX zijn eigen inzichten over dit Werk uiteen. Over
dit thema "hebben wij ons veel onderhouden", zal hij zeggen op 14 april
op een vergadering van hogere oversten en directeurs, wanneer hij hun
het reglement enkele dagen tevoren in de drukkerij van het Oratorio ge-
drukt, zal aanbieden. De zaak behaagde zo zeer aan de Paus dat hij de
wens uitdrukte het plechtig aan te bevelen. Hij drukte hem enkel op het
hart ze vooreerst ter kennis te brengen van sommige Bisschoppen, zodat
hij in de Pauselijke Breve zijn lofbetuiging daarop zou kunnen steunen.
De Heilige Vader wou ook weten hoe hij op deze gedachte gekomen was? Don
Bosco zette hem alles uiteen, ook de droom hierboven aangehaald. Daarna
beval de Paus hem het verhaal te herhalen voor de oversten van de Con-
gregatie. Don Bosco gehoorzaamde hieraan in de omstandigheid zo juist ver-
meld.
Vooraleer het reglement voorgelezen werd in de hierboven vernoemde
vergadering, was het reeds door hem verzonden aan een tiental bisschop-
pen met de gepaste ophelderingen. Op de voorbladzijde stond de titel:
Werk van Maria, Hulp der Christenen voor de roepingen tot de priester-
lijke staat. Dan volgde het motto uit het Evangelie over de overvloedig-
heid van de oogst en het kleine aantal arbeiders. (Lucas, 10,2) Na een
eenvoudig en doeltreffend inleidend woord over de redenen van het Werk,
volgde de inhoud over vier delen verdeeld: 1. Aanvaarding (van 16 tot 30
jaar oud), 2. Middelen (de vroomheid van de gelovigen), 3. Bemerking
(beweegredenen van de benaming en geen nadeel voor andere reeds bestaan-
de werken), 4. Geestelijke voordelen.

3.3 Page 23

▲back to top


- XI/20 -
Een dergelijk reglement was niet voor het publiek bestemd en daarom
was het visum van de Curie van Turijn onnodig. Don Bosco, anderzijds,
ofwel om het terrein te verkennen, ofwel om waarschijnlijke moeilijkheden
te omzeilen, zond er een afschrift van doch enkel aan de Bisschoppen be-
neden de Alpen die het werk goedgezind waren, namelijk aan alle Bis-
schoppen, behalve twee.
Het reglement verscheen dan in de eerste dagen van augustus in het
tweede nummer van de Bibliofilo, een periodiekje dat een verre voorganger
was van het Bollettino Salesiano, maar om de vertraging te vermijden van
de kerkelijke revisie van Turijn, werd het buiten het bisdom gedrukt.(1)
Tussen 12 en 18 april genoot Don Bosco de troost zeven aanbevelingen
te ontvangen, namelijk van Albenga, Vigevano, Acqui, Alessandria, Tortona,
Casale, Genua, waarvan er vier aan hem werden overhandigd en drie recht-
streeks naar Rome verzonden. Zonder te toeven zond hij ze op aan Kardi-
naal Berardi met volgende brief:
"
Eminentie,
"
" Op het feest van Sint-Jozef was ik niet in de gelegenheid aan uwe
" Eminentie een blijk van dankbaarheid te geven, zoals ik dat wenste
" te doen, als enig tribuut voor al het goede dat U ons doet.
" Morgen vieren wij het patroonfeest van deze heilige en ik verzoek
" u ons een religieuze dienst te willen toestaan opgedragen volgens
" uw vrome intentie. We zullen de Mis celebreren aan het altaar van
" Maria, Hulp der Christenen en onze jongens zullen hun communie
" doen met bijzondere gebeden. Het is weinig voor ons, maar wij
" hopen dat God alles overvloedig zal vergelden door zijn genaden en
" zijn zegeningen.
" Een bijzondere intentie zullen we hebben voor Mevrouw uw schoonzus-
" ter en Mevrouw uw Moeder.
" U ontvangt hier samengevoegd de aanbevelingen van de Bisschoppen
" van Casale, Alessandria, Vigevano, Albenga; die van Acqui werd U,
" zoals men mij schrijft, rechtstreeks toegezonden.
" Over twee dagen zult U er nog andere ontvangen. Er was wat ver-
" traging omdat ik verplicht ben geweest alles te laten drukken om
" het gemakkelijker te kunnen lezen.
" Daar de twee ontwerpen de ene van de andere verschillen, verzoek
" ik U te willen vragen dat de aflaten en de zegen van de H. Vader
" aan elk ontwerp zouden aangepast zijn om ze te kunnen meedelen op
" het geschikte ogenblik.
" Ik hoop U in de loop van de week nog te kunnen schrijven en U
" aldus een nieuwe gelegenheid te geven Uw liefdadigheid te kunnen beoefe-
" nen.
(1) Brief van Mgr. Moreno van 7 augustus 1875 en kanttekening van Don Bosco in een brief van
Theoloog Chiuso van 9 augustus. Tot heden, ondanks al de opzoekingen die werden gedaan naar
deze eerste nummers is het onmogelijk geweest er ook maar één exemplaar van terug te vinden.

3.4 Page 24

▲back to top


- XI/21 -
" Moge de goedheid van de Heer U nog lange jaren in een gelukkig leven
" bewaren en terwijl ik eerbiedig om Uw zegen verzoek heb ik de
" eer, terwijl ik het heilig paars kus, mij te bekennen
"
van Uwe Eminentie
"
"
de zeer verplichte dienaar
"
Gio. Bosco, priester
" Turijn, 18 april 1875.
In afwachting dat de aanbevelingen van de bisschoppen hem eindelijk zou-
den toekomen en met het inzicht dadelijk een groter krediet aan het Werk
te geven en het aldus een krachtiger aandrijving te geven, smeekte Don
Bosco, door de bemiddeling van kardinaal Berardi en van Mgr. Vitelleschi
een speciale zegen van de H. Vader af, (1) zegen hem door de Paus verleend "met
het grootste genoegen en van ganser harte" en hem ook door de twee Prela-
ten met heuse hartelijkheid medegedeeld.(2) De Aartsbisschop van Seleucia
drukte zich in het bijzonder als volgt uit: "We waren met ons beiden om
voor u deze speciale zegen van de H. Vader af te smeken: kardinaal Berar-
di en ik. Maar ik was de eerste en dus hebt u de eerste zegen door mijn
bemiddeling en met oprechte hartelijkheid maak ik hem u over met mijn
vurigste en oprechtste wensen, opdat God alle werken van uwe Congregatie
moge zegenen." Ook waren beide hoge correspondenten het er over eens
hem een aanbeveling te doen. De eerste zei: "Steek dus de hand aan het
werk voor de uitvoering waarover het gaat, maar doe het met zoveel voor-
zichtigheid en omzichtigheid dat ge iedere latere bitterheid vanwege de
u bekende prelaat vermijdt." En hiermee voortgaande en zonder iets te bewim-
pelen schrijft de tweede:
" In mijn persoonlijke naam dan en omdat ik werkelijk belang stel in
uw Instituut vraag ik u een suggestie van mij te willen aanvaarden.
Overweeg goed of het niet beter zou zijn het Werk van de roepingen
tot de priesterlijke staat buiten het Bisdom Turijn te stichten. De
nu nog bestaande instituten zouden u ongemakken, hindernissen en
akten van verzet kunnen berokkenen. U begrijpt me best. Denk er dus
over na coram Domino quid magis expediat. Beschouw mijn woorden als
een overweging die van mij uitgaat en geef haar geen ander aspect."
Het zou niet lang duren of de feiten zouden de vooruitzichten be-
vestigen. Nu Don Bosco de zegen van de Paus en de aanbevelingen van 12
bisschoppen had, meende hij het recht te hebben zijn plan door middel van
de pers openbaar te maken. Met dat doel bewerkte hij opnieuw het reeds
bekend programma, vulde aan, gaf een betere omschrijving, gaf bericht
van de pauselijke zegen en verwees naar aflaten die nadien zouden ver-
leend worden. Dan wendde hij zich tot de kerkelijke revisor om het "non
o b st at" te bekom en met verzoek dit ook aan de Ordinarius te willen voorstel-
(1) We hebben noch de oorspronkelijke brieven noch afschriften van deze twee brieven kunnen terug-
vinden. Uit het antwoord op elk van hen gegeven kunnen we gemakkelijk hun inhoud opmaken.
(2) Brieven van 2 en 11 juni 1875.

3.5 Page 25

▲back to top


- XI/22 -
len. Acht dagen moest men op het antwoord wachten en welk antwoord! In za-
ken van zo groot belang moest hij zich persoonlijk tot Mgr. wenden. Inmiddels
zou hij alle openbaarmaking hierover opschorsen, daar Zijne Excellentie
de noodzakelijkheid voorzag de bisschoppen van de twee kerkelijke pro-
vincies van Turijn en Vercelli en wellicht ook die van Genua te ondervragen.
(1) Daar een poging om een audiëntie te verkrijgen ijdel was gebleken
drong Don Bosco opnieuw per brief aan. Hij legde uit dat het Werk van
Maria, Hulp der Christenen geen nieuwigheid was, maar eenvoudig een
verdere ontwikk el ing en een regelmatige ordening van wat reeds bestond in het
Oratorio onder een rudimentaire vorm. Het was niet in tegenspraak met de
staat die het verleend was door de goedkeuring van de Regels. Hij had
alleen de toelating nodig te laten drukken.
In het antwoord van de Curie slaat men weer eens op hetzelfde aam-
beeld met een toevoeging die men uit de volgende brief kan opmaken:
"
Beste T. Chiuso,
" Ik verzoek je aan Zijne Excellentie de Aartsbisschop te willen
" zeggen dat ik, tot nog toe, noch decreet, noch rescript heb, ten
" voordele van het voorgenomen Werk van Maria, Hulp der Christenen.
" De H. Vader heeft ze reeds toegestaan maar hij wenst dat de gunst
" niet zou toegestaan worden zolang het Werk niet begonnen is en dat
" ze enkel zou worden medegedeeld aan hen die er een aandeel in ge-
" had hebben. Dit heeft hij gezegd in de aanwezigheid van Mgr. Vit-
" teleschi en ook langs hem om laten zeggen. Alvorens echter iets te
" laten drukken zal ik het als mijn strikte plicht aanzien het aan
" te bieden aan zijne Excellentie om hem iedere opmerking te laten
" doen of iedere wijziging voor te stellen die hij opportuun zou
" achten.
" Je zult me een groot genoegen doen door mijne nederige groeten aan
" te bieden aan zijne Excellentie. Inmiddels dank ik je en groet je
" in de Heer.
"
"
Je toegenegen vriend
" Turijn, 29-7-1875.
Gio. Bosco, priester.
Gedurende deze briefwisseling had de Ordinarius een circulaire door
hem opgesteld verspreid en ging hij voort met ze te verspreiden bij alle
bisschoppen van de kerkelijke provincies van Turijn, Vercelli en Genua om
ze aan te zetten een protest te ondertekenen dat aan de H. Vader zou
gezonden worden en dat gericht was tegen het Werk van Maria, Hulp der
Christenen. Er werd in gezegd dat er te vrezen viel dat er nadeel zou uit
voortvloeien voor de kleine Seminaries en ook voor de Clerus van ieder
bisdom. Inderdaad werden de gelovigen aangezet het te dragen, met aal-
moezen en giften, die aldus aan de bisschoppelijke seminaries onttrokken
werden. Het was natuurlijk dat de beste jongelingen uit ieder bisdom zouden
aangetrokken worden door de Congregatie van Don Bosco. Ze zouden er niet afkerig
(1) Brief van de secretaris Teol. Chiuso van 29 juli, 1875.

3.6 Page 26

▲back to top


- XI/23 -
gregatie van Don Bosco. Ze zouden er niet afkerig van zijn het project
goed te keuren, wanneer Don Bosco zou beloven geen jongens op te nemen
van minder dan 18 jaar oud en van ze niet anders op te voeden dan vol-
gens een methode waarover met de Ordinarius overleg zou worden gepleegd.
Er was ook nog de voorwaarde bij dat de Ordinarius samen met de twee
oudste bisschoppen van de provincie het volste recht zouden hebben het
nieuwe college te bezoeken en te inspecteren, waarbij er naar ge-
s t re e fd z o u wo r den d a t he t doel kon worden bereikt zonder aan de Seminaries
te schaden.
De bisschop van Susa had het bij het rechte eind toen hij hem ant-
woordde dat de vrees voor de seminaries uitgesloten werd door artikel 5
van het programma, waarin gezegd werd dat het de leerlingen vrij stond
na het beëindigen van hun studies naar hun respectievelijke bisdommen
terug te keren. Wat het project betrof het Instituut te onderwerpen
aan de jurisdictie van de Ordinarius, ging de bisschop aldus voort:
"Uwe Excellentie moge mij vergeven indien ik het waag mijn twijfel te
opperen of, in de uitzonderlijke omstandigheden waarin Don Bosco zich
bevindt, het voor ons bisschoppen gepast kan zijn ook maar in het minste
afbreuk te doen aan de privilegies van vrijstelling welke hem door de
Heilige Stoel werden verleend. Voor zover Don Bosco zou geneigd zijn
wijzigingen te aanvaarden die door uwe Excellentie zouden voorgesteld
worden, twijfel ik er ten zeerste aan of hij er zou kunnen toegebracht
worden een verandering te brengen in zijn wettige vrijstelling, met be-
snoeiing van zijn onafhankelijkheid. In dit geval zou hij zich voor het
alternatief bevinden ofwel verder door te werken ondanks het verzet van
uwe Excellentie en dan zou het U schade berokkenen (inmiddels zou U de
gevaren niet tegemoet gaan die U vreest) ofwel zou Don Bosco werkelijk
afstand doen van de verwezenlijking van zijn plan en dan zou de Kerk er
onder lijden, die dan de voordelen die ze anders zou ontvangen zou moeten
ontberen. Welnu, wat ons het dichtst aan het hart moet liggen is juist het
bereiken van deze voordelen.(1)
Maar de Ordinarius had zich niet beperkt tot het schrijven van een
circulaire. Hij had bovendien nog geschreven aan Kardinaal Bizzarri, Pre-
fect van de Congregatie van de Bisschoppen en van de Reguliere Geeste-
lijken. Het was een lange brief en voor het werk loont het de moeite hem
hierna in zijn geheel over te schrijven:
"
Eminentie,
"
De Heer D. Giovanni Bosco, stichter en Overste van de Con-
" gregatie van de H. Franciscus van Sales te Turijn, zond me giste-
" ren voor kerkelijk nazicht een drukwerk, bevattende het ontwerp van
" een College dat door zijn Congregatie zou geopend worden voor alle jon-
" gens die blijk geven van geneigdheid voor de geestelijke staat. Men
" zou ze voorbereiden op de studies van filosofie en theologie, ze daarna
" in kloostercongregaties laten intreden of naar buitenlandse missies
" zenden of nog ze terugzenden naar hun bisdom om daar de respectievelijke
(1) Brief van 2 augustus 1875.

3.7 Page 27

▲back to top


- XI/24 -
" diocesane Clerus te gaan aanvullen. Naast de algemene uitnodiging
" die men zinnens is aan alle jongens van om het even welk bisdom te
" richten zou men eveneens een algemene oproep doen tot de gelovi-
" gen van ieder bisdom opdat ze het nieuwe College zouden helpen en
" opdat ieder van hen daartoe een geringe aalmoes zou geven. Het
" College zou de naam hebben van Werk van Maria, Hulp der Christe-
" nen, en men zegt dat het door de H. Vader aanbevolen en gezegend
" werd. Welnu, dit College zou geheel of gedeeltelijk de ondergang
" zijn van de kleine bisschoppelijke seminaries, vermits de Bis-
" schoppen zouden zien dat een groot gedeelte van de aalmoezen van
" hun diocesanen naar het College van Don Bosco zou toevloeien en
" ze zouden merken dat een groot gedeelte jongens, hun diocesanen,
" aangetrokken door de geldelijke voordelen die ze er zouden aan-
" treffen, het klein Seminarie van hun eigen bisdom zouden verla-
" ten om zich naar het Seminarie van voornoemd College te begeven.
" Bovendien zou D. Bosco het aldus aan boord leggen dat hij de bes-
" te subjecten tot zich zou trekken terwijl de minder geschikten
" terug zouden keren naar hun bisdom.
"
Ik ben er dan ook zeker van dat de Bisschoppen van de provincies
" Turijn, Vercelli en Genua, zodra ze iets over dit nieuwe project
" zullen vernemen er klacht zullen tegen indienen als zijnde een
" ernstige aanslag op de meest vitale belangen van hun respectief
" diocees. En wat mijn eigen bisdom aangaat, verklaar ik dat dit
" project noodlottig zou zijn voor het Klein Seminarie dat ik, mits
" grote kosten, op het punt sta te openen in Giaveno, stad die onder
" mijn jurisdictie valt, en dit over twee maanden, en aldus bevind
" ik mij in de harde noodzaak protest aan te tekenen en gebruik te
" maken van alle middelen die te mijner beschikking staan om te be-
" letten dat dit soort van Cosmopolitisch College dat D. Bosco in
" Turijn zou willen openen een werkelijkheid zou worden.
"
Het is ongetwijfeld een zeer heilig en noodzakelijk werk jongens
" voor te bereiden op de priesterloopbaan en voor de buitenlandse
" missies en in dat opzicht werd het werk gezegend en aanbevolen
" door de H. Vader. In Piëmont echter heeft iedere bisschop sinds
" enkele jaren energiek en wijs de hand aan het werk geslagen door
" elk zijn Kleinseminarie te openen. De zegen van God blijkt er
" zichtbaar op te rusten zodat over enkele jaren, indien geen nieuwe
" storm ze komt vernielen wij er de goede vruchten zullen van plukken.
"
In Turijn bestaat dan ook het College van de Apostolische
" Scholen gesticht en bestuurd door enkele vrienden van Kanunnik
" Ortalda, Directeur van het werk tot Voortplanting van het Geloof.
" Hij spande zich in en spant zich nog in het met veel kosten in
" leven te houden en er zijn daar een honderdtal jongens.
"
Er is ook nog een College in het befaamd Instituut van Kanunnik
" Cottolengo, waar meer dan 60 jongens kosteloos gehouden worden
" uit verschillende bisdommen afkomstig. De godsdienstige, zede-
" lijke en letterkundige opvoeding is van dien aard dat wie hen
" kent ervoor in bewondering staat en nadien worden het de beste en
" meest in het oog vallende geestelijken.
"
Aldus zou het ontworpen College van Don Bosco in Piëmont
" enerzijds onnuttig en anderzijds schadelijk zijn.
"
Daarom kan ik mijn instemming met dergelijk College niet
" betuigen en vermits het voor mij nog niet evident is tot heden toe dat

3.8 Page 28

▲back to top


- XI/25 -
" de heilige Vader de Instellingen van Don Bosco aan de jurisdictie van de
" bisschoppen zou onttrokken hebben, zo schijnt het me toe dat ik
" voldoende gezag heb om er de oprichting van te beletten.
"
Niettemin daar het mij ter harte gaat geschillen te vermij-
" den en geen stof te bezorgen aan slechte kranten om kwaad te spre-
" ken van de Clerus, zo verzoek ik met aandrang Uwe Eminentie, en
" langs haar om de Heilige Congregatie van de Bisschoppen en Regu-
" liere Geestelijken dadelijk aan Don Bosco het bevel te willen geven af
" te zien van het ontworpen College, tot de Bisschoppen van de kerk-
" provincies van Turijn Vercelli en Genua, na de zaak onderzocht te
" hebben, hun oordeel zullen uitspreken.
"
Het gaat over een zeer ernstige zaak en indien wij er niet
" dadelijk in voorzien zouden er betreurenswaardige gevolgen kunnen
" uit voortvloeien. Ik verzoek dan ook zowel in het belang van mijn
" bisdom als in het belang van de bisdommen van mijne suffraganen
" dat Uw Eminentie aan Don Bosco zou bevelen de uitvoering van zijn
" project te schorsen.
"
Inmiddels kus ik de zoom van het heilig Purper en verblijf
" van Uwe Eminentie
"
"
uw nederige dienaar
" Turijn, 25 juli, 1875.
+ Lorenzo, Aartsbisschop van Turijn
Op 7 augustus was het de beurt aan de Ordinarius van Eporedi,
wiens langdradig requisitoir, gericht aan dezelfde Kardinaal, met veel
vuur volgende catastrofale thesis ontwikkelde: "Het oprichten te Turijn
van een Werk van Maria, Hulp der Christenen voor de roeping en tot de
priesterlijke staat (sic) om het even van welke plaats in Italië ze
zouden komen zou groot nadeel berokkenen aan de jurisdictie van de
andere Ordinarii, zou veel kwaad doen aan de kleine en grote seminaries,
aan het werk voor het vrijkopen van de jonge geestelijken van de militaire
conscriptie (1) en zou ertoe bijdragen de afschaffing van vele bisdommen
voor te bereiden." (2) De brief eindigde aldus: "Met levendige aandrang
verzoek ik Uwe Eminentie u te willen gewaardigen het oprechte verhaal
van het aangeklaagde kwaad en nadeel, als fataal voorgesteld door de
huidige Aartsbisschop van Turijn, in aanmerking te willen nemen, te
willen beschikken dat dit werk van Maria, Hulp der Christenen (dat hij
niettemin als zeer heilig betitelt) geen uitwerksel zou hebben en ook
maatregelen te treffen tegen de verwarde stoornissen die de wijze pries-
ters onthutsen en ook de leken die er kennis van krijgen."
(1) In zover het de aalmoezen tot dit doel verzameld zou doen verminderen.
(2) Wanneer de mogelijkheid bestond een interdiocesaan instituut op te richten voor het voor-
bereiden van jonge geestelijken die tot verschillende bisdommen behoorden, dan verloor
men een van de beweegredenen waarop men zich beriep om de door afschaffing bedreigde
diocesane seminaries te redden, namelijk dat ze allemaal noodzakelijk waren voor de vorming
van de plaatselijke clerus.

3.9 Page 29

▲back to top


- XI/26 -
Inmiddels vergde het naderende nieuwe schooljaar dat het programma zonder
vertoeven zou gedrukt worden om het nog tijdig te verspreiden. Daarom
zond Don Bosco voortdurend de chef van de drukkerij weg om bij de Curie
de verlangde toelating te gaan halen. Dit aandringen diende niet alleen
tot niets maar Don Bosco haalde er zich veel klachten mee op de hals,
waarin ook een zekere bezorgdheid opdook van te weten of hij "van de
Heilige Stoel, of van een van zijn organen, een bevel of een aanmaning
had ontvangen zich akkoord te stellen met de Aartsbisschop van Turijn."(1)
Don Bosco antwoordde per kerende post:
"
Mijn beste heer T. Chiuso,
" Ik verzoek je te willen zeggen aan Zijn Excellentie Mgr. de Aarts-
" bisschop dat ik geen bevel noch aanmaning heb gekregen vanwege de
" Heilige Stoel noch vanwege een van zijn organen tot een akkoord te
" komen met de Aartsbisschop van Turijn nopens het Werk van Maria,
" Hulp der Christenen. Indien men zelfs maar een wens in dat opzicht
" tegenover mij zou hebben uitgedrukt, dan zou ik er trouw gevolg
" aan gegeven hebben> zoals ik altijd getracht heb te doen. De reden
" is eenvoudig de volgende. Daar het Werk gericht is op het algemeen
" welzijn van de Kerk schijnt het me toe dat ik me niet kan verbin-
" den tegenover een Ordinarius tot wie ik me zou kunnen wenden soms
" voor enkele leerlingen, soms voor geen enkele.
"
Indien je het goed dunkt mag je ook aan Zijn Excellentie
" zeggen dat, om geen storingen te verhogen bij iemand die levendig wenst dat
" ze zouden verminderen, ik het besluit heb genomen de proef van het
" gekend project in een ander Bisdom te doen.
"
Met de meeste achting verblijf ik
"
"
je zeer genegen in J.-Chr.
"
Gio. Bosco, priester
" Turijn, 8 augustus 1875.
Op dezelfde dag verzond hij nog een andere brief naar een nog ho-
ger geplaatst persoon. Uit de geheimzinnige woorden hierboven aangehaald
kon men wel begrijpen dat er iets aan het roeren was achter de schermen
en dat wij al weten. Hij schreef dus aan Kardinaal Antonelli, Staatssecretaris:
"
Eminentie,
"
" Zeer graag zou ik nagelaten hebben u te onderhouden over een zaak
" die zeker uw reeds al te grote bezigheden zal komen aanvullen. ik
" Daar echter zeker ben dat men de zaak reeds voor de H. Vader zelf ge-
(1) Brief van Teol. Chiuso, secret., 5 augustus 1875.

3.10 Page 30

▲back to top


- XI/27 -
" bracht heeft,denk ik dat het opportuun is in enkele woorden de werkelijke
" staat van zaken uiteen te zetten ; als verklaring voor dit ongelukki-
" ge geschil. Misschien herinnert uwe Eminentie zich, minstens in
" grote trekken, het bekend ontwerp, beschreven in het bijgaande
" blad, dat als wezenlijk doel heeft in een zekere mate de droeve
" gevolgen van de militaire conscriptie van de jonge geestelijken te ver-
" zachten. Ik heb er ook over gesproken met de Heilige Vader en deze gaf mij
" de raad alles op schrift te stellen; wat ik ook gedaan heb. En Zijne
" Heiligheid gelastte Kardinaal Berardi er een relaas van te geven,
" dat aan de Heilige Vader aangenaam bleek te zijn. Hij zegende de
" bedoeling, beval ze aan en maande me aan, ook later nog ; het zodra
" mogelijk uit te voeren.
" Te Turijn teruggekeerd heb ik het laten zien aan twaalf Bisschoppen die
" het allen hebben aanbevolen en gesteund. Alvorens het te laten drukken
" heb ik het bij de kerkelijke Revisor gebracht met het verzoek het
" ook te willen meedelen aan onze Aartsbisschop. Deze stelde het ant-
" woord acht dagen uit en nadien antwoordde hij dat in zaken van zo groot
" belang hij de bisschoppen van de provincie Turijn, Genua en Vercel-
" li wou raadplegen. Daar ik er niet in slaagde een audiëntie te verkrijgen
" verzocht ik de secretaris te laten opmerken dat dit niets nieuws
" was, maar een eenvoudige uitbreiding en reglementering van alles
" wat sinds jaren in ons Huis gedaan werd. Geen enkel bisdom op
" zichzelf genomen had er belang bij, maar het ging over het welzijn
" van de Kerk in het algemeen. Vermits het een zaak was aanbevolen
" en gezegend door al de bisschoppen die er kennis hadden van gekre-
" gen en door de Heilige Vader zelf, scheen het me toe dat ik mijn
" aanvraag kon beperken tot een toelating tot drukken. Alles bleek
" tevergeefs. Men liet mij hetzelfde antwoord geworden.
" In de circulaires aan de Bisschoppen van voornoemde provincies
" geschreven werden verschillende redenen naar voren gebracht om
" deze Ordinarii te bewegen een protest te ondertekenen gericht tot
" de Heilige Vader tegen dit project. De aangevoerde redenen zijn in
" al deze circulaires niet dezelfde. Ziehier de voornaamste. Don
" Bosco stelt het kostschoolgeld vast op 24 fr. per maand, maar hij
" zal ook leerlingen aanvaarden die minder betalen en misschien wel kos-
" teloos.
" Don Bosco zegt dat hij enkel leerlingen van 16 tot 30 jaar oud zal
" opnemen en nadien zal hij er ook wel jongere aanvaarden tot schade
" van de seminaries. Er wordt dan aan toegevoegd dat, vermits dit
" project moet ondersteund worden dank zij de liefdadigheid van de
" gelovigen de diocesane Seminaries er zullen onder lijden.
" Ik geloof dat het onnodig is hierover opmerkingen te maken.
" Dit project is gericht op het welzijn van al de bisdommen en wan-
" neer de jongens er kosteloos worden opgenomen dan is dat een des te
" groter voordeel voor hen. Ik weet dat sommige bisschoppen geschre-
" ven hebben dat wanneer een zaak door de Heilige Vader werd aanbe-
" volen er geen kwestie van is er zich tegen te verzetten, maar dat
" men het dan moet goedkeuren, steunen en bevorderen. Anderen heb-
" ben geantwoord dat iedere bisschop vrij is in zijn ministerie en dat
" hij er toe gehouden is de regels door de H. Stoel voorgeschreven te
" volgen en niet ertegen te protesteren. Maar hij voegt er aan toe
" dat wanneer hij dit Werk zou moeten toelaten hij zou willen dat
" het helemaal van hem zou afhangen. Daarop werd door een bisschop
" geantwoord: het feit van voorwaarden te willen stellen aan de bis-
" schoppen van een ander diocees is inbreuk m aken op de jurisdictie.

4 Pages 31-40

▲back to top


4.1 Page 31

▲back to top


- XI/28 -
" Zo staan de zaken thans. Ik heb papier, mensen, een klaargemaakte
" druktekst en de kerkelijke overheid heeft alles tegengehouden. Ze
" heeft geen tijd vastgesteld om een besluit te nemen. Op mijn brie-
" ven ontvang ik geen antwoord, op een audiëntie word ik niet toe-
" gelaten. Ieder uitstel is schadelijk, uitgaven en inspanningen
" blijven zonder vrucht. In deze staat van zaken zou ik besloten
" hebben iedere moeilijkheid de pas af te snijden en het werk aan te
" vangen in het bisdom van een van de talrijke bisschoppen, die het
" hebben aanbevolen en die het mij vragen terwijl ze morele en
" stoffelijke steun aanbieden. Wel is het waar dat ik daardoor meer
" kosten zal hebben en geen geringe verwarring bij mijn personeel,
" maar we zouden gerust zijn. Alvorens echter een project dat door
" de Heilige Vader gezegend werd te wijzigen, doe ik aan Uwe Eminen-
" tie het nederige verzoek de stand van zaken een ogenblik te bekij-
" ken, en, indien het U behaagt, er met de Heilige Vader over te
" spreken. Daarna kunt U mij enkele regels voor mijn onderrichting
" laten geworden.
"
Men heeft mij de verzekering gegeven dat Uwe Eminentie in geen goede
" gezondheid verkeert. Dat doet me leed. Wij zullen ermee voort-
" gaan gemeenschappelijke en private gebeden te doen voor het behoud
" van uw kostbare gezondheid, voor het algemeen voordeel van de Kerk
" en in het bijzonder van de Congregatie van de Salesianen, die in
" Uwe Eminentie steeds een welwillende Vader, een hoge weldoener heeft
" gehad.
"
Met de diepste dankbaarheid acht ik het een zeer grote eer
" het heilig Purper te kussen en van U te verblijven
"
"
de zeer nederige dienaar
"
Gio. Bosco, priester
" Turijn, de 8 augustus 1875.
Het antwoord van de Ordinarius op zijn brief van 8 augustus spits-
te de toestand nog meer toe. Alle onderhandelingen van Don Bosco met de
Curie schenen als uitwerksel te hebben olie op het vuur te gieten, zo-
dat bij een zeker punt van dit antwoord Don Bosco in de rand aanmerkte:
"Opgepast! als me n nu nog een stap verder gaat! "(1)
Dit "opgepast!" wou zeggen "We zijn te beklagen!" Kortom, het was een
ongeluk dat Don Bosco voor zich vreesde. De "stap" wordt een nieuwe po-
ging om het "beneplacitum" aan de Aartsbisschop te ontrukken.
Wanneer hij ziet dat van deze kant de zaak van de kerkelijke
goedkeuring in een slop geraakt is, stelt hij zich voor het drukken ak-
koord met Mgr. Manacorda , bisschop van Fossano.(2)
Immers een formeel verbod ontzegde hem het verspreiden van om het even
welke "uitnodiging of oproep of programma in het bisdom Turijn" tot er
zou zijn "een authentieke brief, waarin de Opperherder in de volheid van
zijn gezag, tegen elke beschikking van het Canoniek Recht in, aan de heer Don
(1) Brief van Teol. Chiuso, 9 augustus 1875.
(2) Brief aan Mgr. Vitelleschi, 10 augustus 1875. Het drukken gebeurde in de drukkerij Saccone.

4.2 Page 32

▲back to top


- XI/29 -
Bosco betreffende dit Werk een volkomen gezag zou verlenen onafhankelijk
van het gezag van de bisschoppen."(1)
Tezelfdertijd vroeg hij aan de directeur van de Unità Cattolica niets
meer over het Werk te drukken.
Wat dan de eerste proefneming betreft, zou Don Bosco het inzicht hebben
gehad deze uit te voeren in een lokaal links belendend aan de kerk. Om
echter eens en voor goed een einde te stellen aan talmen en betwistingen
en na overleg te hebben gepleegd met de Aartsbisschop van Genua, besloot
hij zijn Werk te beginnen te San Pier d'Arena, waar zich reeds het Te-
huis van Sint-Vincentius a Paulo bevond. Volgens het programma moesten
de aanvragen daar gebeuren. Wanneer hij hierover schrijft aan Mgr. Vi-
telleschi, roept hij uit: "Had ik toch maar uw raad ingevolgd voor het
Werk van Maria, Hulp der Christenen en het in een ander bisdom begonnen,
dan zou ik heel wat tijd gewonnen hebben."(2) De soevereine kalmte van
Don Bosco gedurende die vervelende betwisting werd nooit aangetast. Dit
schijnt des te meer bewonderenswaardig, wanneer men er aan denkt dat
deze kwestie niet een alleenstaand feit was, maar dat ze zich in een
kluwen bevond met andere nog ernstiger kwesties en dat alles midden een
menigte zaken en bezigheden, voldoende om de bedrijvigheid op te eisen
van de meest ondernemende mens. Van deze onverstoorbare sereniteit gaat
hij voort bewijs te geven in zijn briefwisseling. Ziehier het antwoord
van Don Bosco op een afdoende brief van de 11 augustus zo pas door ons aan-
gehaald:
"
Mijn beste Chiuso,
"
Zoals ik je geschreven heb in mijn brief van 8 dezer, met
" het vurig verlangen niet enkel geen last te bezorgen aan mijn ker-
" kelijke Overste, maar voor zover het in mijn macht ligt, ook deze
" last te verminderen, heb ik eraan gedacht de uitwerking van het plan
" grotere jongens voor te bereiden op de priesterloopbaan, indien dit
" verwezenlijkt wordt, elders te laten gebeuren. Dit is ook de raad
" die mij gegeven werd door een hooggeplaatste persoon die onze
" Aartsbisschop zeer lief heeft en tevens onze arme Congregatie zeer
" genegen is.
"
U wijst me op twee voorwaarden (3) die, lofwaardig op zich-
" zelf, volledig de autonomie van het Werk zouden vernietigen. Het zou
" ophouden algemeen te zijn om diocesaan te worden. Anderzijds zou ik het
" plan opnieuw aan de Paus moeten zenden, die, zoals hij dit reeds
" deed, het Project zou toevertrouwen aan een commissie. Nadat deze
" een verslag zou hebben uitgebracht zou hij zich uitspreken of de
" beloofde volmachten zouden moeten toegekend worden. De zaak zou zeker
" lang aanslepen,
(1) Brief van Teol. Chiuso van 11 augustus 1875.
(2) reeds vermelde brief.
(3) "Zijne Excellentie gelast mij u te zeggen, dat hij zijn toestemming aan het Werk zal
geven en dat U ook de toestemming van al zijn suffraganen zonder onderscheid zult krijgen,
wanneer twee voorwaarden uitdrukkelijk zouden gesteld worden: 1° de jongelingen die in het
College zouden aanvaard worden, zouden de leeftijd van 20 jaar moeten bereikt hebben; 2°
het College zou altijd moeten staan onder het hoge Toezicht van de Aartsbisschop en van de
twee oudste bisschoppen, van het aartsbisdom waar het zou geopend worden." (brief van 11
augustus).

4.3 Page 33

▲back to top


- XI/30 -
" des te meer daar ik reeds een brief ontvangen heb van een bisschop die
" mij verbiedt dergelijk Werk in zijn bisdom in te voeren wanneer het
" zou geplaatst worden onder het bestuur en het beheer van een Ordina-
" rius van een ander bisdom.
"
Het spijt me zeer maar men heeft mijn plan niet begrepen. Indien
" ik niet verplicht was steeds te spreken en te schrijven langs een tus-
" senpersoon om, dan zou men de zaken beter begrepen hebben. Als men een
" diocesaan werk zou willen oprichten, staat het de Ordinarius vrij het
" voor te stellen, het toe te staan, het te wijzigen naar goeddunken.
" Hier echter gaat het over een algemene zaak die beoogt enkele jonge-
" lingen op te nemen. Uit het ene bisdom zullen er twee of drie zijn,
" uit een ander geen enkel. Het is mogelijk dat voor ons bisdom meerdere
" jaren zullen voorbijgaan zonder dat er een jongeling van komt. Het is
" immers een Werk dat er naar streeft ter hulp te komen aan de klooster-
" orden, aan de missies en ook een of andere klaar te maken die aan de
" Ordinarii kan aangeboden worden, zonder dat zij enige stoffelijke of
" morele last ervan hebben.
"
Je schrijft me dat het me niet zou toegelaten worden het plan of
" het programma te laten drukken of te verspreiden en dat ik geen oproep
" tot weldadigheid zou mogen doen. Tot heden toe heeft men in onze stre-
" ken niet aldus gehandeld. Ik ben er steeds van overtuigd geweest dat
" dergelijke documenten konden gedrukt worden alleen mits het kerkelijk
" Imprimatur en dat dergelijke zaken konden plaatshebben zolang we ons
" niet bemoeien met aangelegenheden van kerkelijke jurisdictie. Dat heb
" ik sedert 35 jaar tot nu toe gedaan. Nochtans zal ik in het bisdom
" niets publiceren, en indien dit toch het geval zou zijn dan zal ik de
" verlangde toelating vragen. Wordt ze mij geweigerd dan zal ik me elders
" wenden. Het spijt me zeer dat bij alles wat over mij gezegd wordt, er
" nooit een woord gerept wordt over de inspanningen die ik mij in het
" verleden en ook nu nog getroost om jongens aan het Seminarie van
" Turijn te bezorgen.(1)
(1) Toen in 1875 Don Soldati, ere-kanunnik en pro-directeur van het seminarie, op een zondag
een conferentie hield `s morgens aan al de jonge geestelijken en een hoofdstuk van de
Navolging aan het verklaren was, nam hij handig de gelegenheid te baat om te spreken over
de eerbied aan de Aartsbisschop verschuldigd en over de opvoeding in bepaalde instituten
verstrekt, waar de jongens onttrokken werden aan de gehoorzaamheid aan de kerkelijke over-
heid en gehinderd zich aan te sluiten bij het bisdom, tot ergernis en nadeel van de
clerus. Hij vernoemde Don Bosco niet maar de toehoorders begrepen best waar hij naartoe
wilde en hadden er een onaangename indruk van. Inderdaad, gedurende de vrije tijd in de
namiddag, op de slaapzaal van de ouderen viel het gesprek op de conferentie. Don Berrone,
die oud-leerling van het Oratorio was, nodigde de seminaristen uit zich in twee groepen
te verdelen: de oud-leerlingen van Don Bosco rondom hem, de anderen apart. Van de 38
aanwezigen, schaarden zich 35 rondom de assistent.
Nadat hij hen verzocht had een ogenblik zo te blijven staan, ging hij de overste roepen en
zei hem dat zijn aanwezigheid dringend noodzakelijk was op de zaal van de ouderen. Daar
liet hij hem beleefd opmerken hoeveel van hen alleen door Don Bosco aan het bisdom gegeven
waren.
De kanunnik scheen ietwat verlegen, zo dat hij hun de verzekering gaf dat het niet in zijn
bedoeling had gelegen hen te kwetsen. Na nog wat gezegd te hebben om zich verder te
verontschuldigen, trok hij zich terug. Getuige van dit feit was Don Augusto Amossi, die
nadien Salesiaan werd en in het Oratorio stierf in 1926.

4.4 Page 34

▲back to top


- XI/31 -
" Er wordt ook niet gerept over alles wat de Salesianen doen voor de
" prediking van Gods Woord, voor het geven van catechismuslessen en
" voor andere zaken die ze kunnen doen en dat alles zonder dat de
" Ordinarius er iets heeft moeten voor doen. En nu dat men als be-
" loning zich zou mogen verwachten aan een bijzondere ondersteuning,
" en welwillendheid stelt men hen ernstige hinderpalen in de weg,
" hinderpalen die geen enkele van de talrijke bisschoppen aan wie
" het plan meegedeeld werd zelfs maar gedacht heeft te zullen opwerpen.
" Heb geduld en wees ervan verzekerd dat ik geen andere bedoeling heb dan
" iets goed te doen voor het Werk waarover Monseigneur de Aartsbis-
" schop meermaals gezegd en geschreven heeft; dat het de vinger Gods
" op zich heeft gericht en dat het een van de werken is, dat dient
" geholpen te worden door ieder die dat kan doen.
" Met de meeste achting
"
"
je nederige dienaar
" Turijn, 14-8-'75.
Gio. Bosco, priester.
Door dezelfde gelaten kalmte wordt een nota bezield, gericht op 24
augustus aan Mgr. Vitelleschi. De Secretaris van de Congregatie van de
Bisschoppen en van de Reguliere Geestelijken liet hem weten dat hij aan
de Heilige Vader kennis had moeten geven van de "reclamaties van de
Aartsbisschop van Turijn en van de bisschop van Ivrea tegen het plan een
nieuw college op te richten." Hij maakte op het einde de opmerking:
"Iets zal de Heilige Congregatie toch moeten antwoorden."(1)
Deze woorden betekenden zoveel als een verzoek om uitleg. Don Bosco
schreef hem dan ook vanuit Mornese.
"
Excellentie,
" Het spijt me zeer dat men aan het Werk van Maria, Hulp der Chris-
" tenen een betekenis en een belang wil geven, die niemand bedoeld
" heeft. Hier gaat dan een geschiedkundige nota. Eens betreurde ik met de
" H. Vader de moeilijke toestand waarin de Clerus zich zou bevinden
" ten overstaan van de militaire dienstplicht. Het gesprek liep dan
" over de gunstige gevolgen die men reeds ervaren had met de opvoe-
" ding van de oudere jongelingen, waarmede men reeds een proefneming
" gedaan had.
" De Heilige Vader was zo goed mij aan te moedigen en ik maakte er een plan
" van op, dat hem nadien werd aangeboden en dat hij zich gewaardig
" de te zegenen.
" Het ging hier niet over het openen van een nieuw college maar enkel over
" het opnemen van deze categorie leerlingen in een van onze Huizen.
" In het klein werd dit reeds gedaan. Men wou dit nu op wat groter
" schaal gaan doen. Opdat er geen klachten vanwege de Aartsbisschop
" zouden komen, werd het programma aan het kerkelijk Imprimatur aangeboden.
(1) Brief van 15 augustus 1875.

4.5 Page 35

▲back to top


- XI/32 -
" De Aartsbisschop gaf geen antwoord, maar hij hield gedurende acht dagen
" het antwoord achter. Gedurende dit tijdsverloop schreef hij naar
" Rome, richtte hij een circulaire aan de bisschoppen van de kerkelijke pro-
" vincies van Genua, Vercelli en Turijn en nodigde hen uit een ge-
" schrift te ondertekenen om tegen het plan te protesteren bij de
" Heilige Stoel. Voor zover het mij bekend is schreven ze allen on-
" geveer in volgende zin: "Wanneer een zaak door de Heilige Vader
" gezegend is dan is er geen kwestie meer van het goed te keuren of
" af te keuren, maar van zich in te spannen opdat zijn heilige
" gedachten zouden verwezenlijkt worden." Dan schreef hij een andere
" circulaire, gevolgd door nog een andere, waarin hij volgende
" voorwaarden stelde: "De leerlingen moesten tussen 20 en 30 jaar
" oud zijn en afhankelijk zijn van de Aartsbisschop van Turijn.
" Deze laatste circulaire wekte mishagen op en meer dan een bisschop
" schreef mij in strenge bewoordingen deze voorwaarde niet te aan-
" vaarden, omdat op die wijze deze Ordinarius dan bevelen zou kunnen
" geven in het bisdom van een ander bisschop.
"
Ik heb getracht te schrijven, maar ontving slechts antwoorden van
" zijn secretaris en daarin kwam hij tot geen enkel besluit. Ik
" probeerde persoonlijk de Aartsbisschop te spreken en niettegen-
" staande het feit dat ik uren moest antichambreren werd mij toch
" uiteindelijk geantwoord dat ik mijn ideeën aan zijn secretaris zou
" meedelen want hij kon mij geen audiëntie verlenen. Toen gelastte ik deze
" aan zijn overste te willen zeggen dat het niet in mijn bedoeling lag
" iets nieuws te doen, maar dat ik enkel een verdere ontwikkeling
" wou geven aan wat reeds gedaan werd. Dit was geen diocesaan maar
" kon een algemeen Werk. Het kon zelfs best gebeuren dat geen enkele
" jongen uit zijn bisdom deel zou uitmaken van de leerlingen. Ik wou
" er geen priesters van maken. Ik wenste enkel goede leken uit te
" kiezen, ze onderricht te geven in de letteren en wanneer ze wilden
" beraadslagen met zichzelf over hun toekomst, zou ik ze vrij laten
" terug te keren naar hun bisdom, in een klooster te gaan of zich
" aan de buitenlandse missies te wijden. Daarom liet ik hem schrif-
" telijk het volgende weten: "Met de wens de last te verminderen
" voor mijn kerkelijke overste, zou ik een aanvang gemaakt hebben met
" het voorgenomen Werk in een ander bisdom waar men ernaar gevraagd had.
" Daarom meende ik dan ook dat er geen reden tot vrees meer bestond
" en dat er aan elk geschil een einde was gesteld."
"
De secretaris van de Aartsbisschop wedervoer dat zijn over-
" ste mij het drukken van het plan in zijn bisdom zou verboden heb-
" ben, het verspreiden van het programma dat er betrekking op had,
" iedere collecte enz. enz.
"
Ik antwoordde dat ik mij volledig naar deze ordonnantiën
" zou geschikt hebben.
"
En nu zou ik besloten hebben een proefneming te doen met het
" Werk van Maria, Hulp der Christenen, in het huis van Sampierdare-
" na, bisdom Genua, waar de Aartsbisschop het er volledig mee eens is.
"
Andere bisschoppen vragen dat ook in hun bisdom een college
" zou worden geopend en ik hoop dat dit in de volgende jaren zal
" mogelijk zijn.
"
Ik meen dat op die manier de Aartsbisschop van Turijn zich over
" niets meer kan beklagen en indien hij het wil dan kan hij zelf de
" hand aan het werk slaan en zich verstaan met de bisschop van
" Ivrea. Ik zou dan verheugd zijn dat zij zelf in hun bisdom dat zouden
" doen, wat ze

4.6 Page 36

▲back to top


- XI/33 -
" niet opportuun achten dat het door iemand anders zou worden gedaan.
"
En wanneer aldus de inspanningen en de handen worden verme-
" nigvuldigd zal de uitslag van de onderneming gunstig zijn.
"
Indien uwe Excellentie mij enige raad te geven heeft, dan
" zal ik die in ontvangst nemen als een heuse daad van naastenliefde.
" Weliswaar is dit een Werk in overeenstemming met de wil van God,
" maar toch dient zijn uitvoering te worden geregeld door personen met
" grote omzichtigheid begaafd en hiervan zullen juist de suggesties
" van Uwe Excellentie blijk geven.
"
Ik schrijf U deze brief vanuit het Huis van Maria, Hulp der
" Christenen, waar ik de retraite preek voor 150 dames. Wat de tucht
" en de stoffelijke kant van de zaak betreft hebben kloosterzusters
" er het bestuur van in handen. Het zijn de dochters van Maria waar-
" over men al enkele malen gesproken heeft. Hun aantal stijgt aan-
" zienlijk. Ze hebben reeds de scholen in een hele streek, een op-
" voedingsinstituut, twee huizen in andere bisdommen. Mornese ligt in het
" bisdom Acqui en de diocesane bisschop, Mgr. Sciandra is voor hen wer-
" kelijk een vader en bestuurt ze in alles.
"
Uiteindelijk vraag ik u goedgunstig geduld te willen hebben
" met de last die men u herhaaldelijk berokkent. Veroorloof mij U
" met de diepste dankbaarheid te mogen groeten.
"
"
uw U verplichte dienaar
"
Gio. Bosco, priester
" 24 augustus 1875.
"
" P.S. Om niet in het minste het project en het programma van Het
"
Werk van Maria, Hulp der Christenen te schaden, wordt er niet
"
gedrukt in onze drukkerij, zoals we er reeds mee begonnen
"
waren, maar wordt er gedrukt te Fossano met het visum en de
"
goedkeuring van de bisschop, die de welwillende Mgr. Manacorda is.
Maar de Ordinarius hield zich niet rustig. Op 25 augustus in een
officiële brief aan Kardinaal Bizzarri, na het argument van de verplich-
ting te hebben uitgeput, sprong hij weer op het onrustbarende thema en
weidde hij uit om de geschiedenis van het Werk nogmaals te beschrijven
maar dan van uit zijn standpunt gezien. Maar terwijl hij maar altijd
bleef wachten op een woord van Rome betreffende deze aangelegenheid,
ontving Don Bosco van Kardinaal Antonelli volgende troostende regels:
"
Geachte Heer Don Bosco,
"
" De nodige aandacht werd gewijd aan wat U mij in uw brief van 8
" augustus laatstleden hebt uiteengezet betreffende de moeilijkheid
" om in die stad het door U opgevat plan van het Werk van Maria,
" Hulp der Christenen voor de roepingen tot de priesterlijke staat, te
" verwezenlijken. Met het oog op deze moeilijkheid konden we de hou-
" ding die U het inzicht zoudt hebben aan te nemen, namelijk het
" Werk te beginnen in een ander bisdom, waar U de volle steun zoudt
" genieten van de Ordinarius, alleen

4.7 Page 37

▲back to top


- XI/34 -
" maar als voorzichtig bestempelen.
" Bij het geven van dit antwoord op uw voornoemde brief, wens ik U
" een gunstige uitslag voor uw nieuwe onderneming en met werkelijke
" achting, teken ik
"
"
uw dienaar
"
G.C. Antonelli.
" Rome, 4 september 1875.
Don Bosco, vriend van de vrede, werkte in het volle daglicht.
Daarom, zonder enige zweem van wrok, wilde hij, hoewel hij er niet toe
verplicht was, aan de Ordinarius meedelen dat hij het besluit genomen
had de Zonen van Maria elders te vestigen. Hij deed het op de manier
die uit volgende brief blijkt:(1)
"
Excellentie,
"
Om u niet onaangenaam te zijn en u geen last te bezorgen
" ben ik het Werk van Maria, Hulp der Christenen in een ander bisdom
" begonnen. Nu zou ik wensen ook in het Aartsbisdom Turijn enkele
" programma's te verspreiden. Ik zal dit echter niet doen, vooraleer
" ik er de vereiste toestemming toe verkregen heb.
" Daarom verzoek ik Uwe Excellentie mij deze gunst te willen verlenen
" indien U ze niet in tegenstrijd acht met de grotere glorie van God.
" Met, de meeste verering verblijf ik
"
"
uw U zeer verplichte dienaar
"
Gio. Bosco, priester.
" Turijn, 29-9-1875.
Niet enkel in zijn brieven maar ook in gesprekken over deze vervelende
zaak, bewaarde Don Bosco een kalmte vol wijsheid en naastenliefde. Op 14
augustus, wanneer hij bij het Hoofdkapittel verslag uitbrengt over de
stand waarin zich de kwestie bevindt, uit hij geen woord meer dan nodig
en steeds op een toon van toegeeflijke goedaardigheid die hij gewend was
aan te slaan. Omstreeks het einde van januari 1876 schrijft hij aan Don
Barberis: "Nu hebben wij het Werk van Maria, Hulp der Christenen, aan
gang gebracht. Het schijnt dat er dit jaar enige hinderpalen zijn en dat
de zaken niet vlotten zoals men dat zou wensen. Het aantal is namelijk
wat beperkt. Je zult echter zien dat het stellig zal lukken en mettertijd zal
(1) een verzameling van 27 brieven, in het bezit gekomen van de theoloog Giuganino bij de
verspreiding van de bibliotheek van de overleden theoloog Chiuso en nadien in ons archief
opgenomen, stelt ons in staat een gedeelte van de leemten aan te vullen die nog altijd be-
staan in de briefwisseling tussen Don Bosco en de Ordinarius en de Curie.

4.8 Page 38

▲back to top


- XI/35 -
het de enige toevlucht blijven van de bisschoppen en van de Missies. Want
nu heeft men schoon te zeggen: - het zijn slechte tijden maar men hoopt
dat ze binnenkort zullen veranderen, de tijden zullen verbeteren en daardoor
zullen een groter aant al ro epin ge n kome n! - Die betere tijden kunnen wij wel
wensen maar niet verwachten. Indie n het juist is dat de gevolgen in
evenredigheid zijn tot de oorzaken en dat wanneer de oorzaken er zijn
ook de gevolgen moeten komen; hebben de zaken die we thans zien zo een
machtige, zo een noodlottige wortels dat de gevolgen wel wrang en van
lange duur moeten zijn en dat er, menselijk gesproken, geen uitzicht be-
staat er het einde van te beleven. Nog maar twintig of dertig jaar ge-
leden bestonden er verscheidene katholieke Staten; de ene kon zijn heil
van de andere verwachten, maar thans is er niets meer, niets. Ondanks dit
alles moeten we moed scheppen. De oogst is groot. Ook wij zullen ons
steentje bijdragen tot het luisterrijk gedenkteken van de zegepraal."(1)
De bisschoppen die meer ontwikkeld waren hadden een voorgevoel van de hei-
ligheid en het nut van het Werk. De bisschop van Albenga maakte het be-
kend als zijnde "een zaak die zeer lofwaardig was". Daarom moedigde hij
de ontwerper warm aan zijn plan uit te voeren.(2) De bisschop van Vigevano o n t -
dekte erin "de geest van Signor Don Bosco" in wie hij "steeds de man
Gods"(3) bewonderde. Volgens de bisschop van Acqui, zou een dergelijk
Werk voorzien hebben in "een voelbare noodzaak". Hij bevestigde dit door
een feit dat hij aldus verhaalt: "Niet langer dan gisteren kwam er bij
mij een pastoor die me uitlegde dat er in zijn parochie een jongeman was
van vierentwintig jaar, niet onderworpen aan de militaire dienstplicht,
zeer vroom en met een scherp verstand, die er zou naar trachten de
priesterloopbaan in te slaan. Daar hij echter geen Latijn kent kan hij op
zijn gevorderde leeftijd in het seminarie de gewone leergangen voor het
Latijn niet meer volgen. Ook zou hij niet over voldoende middelen
beschikken om ze te doorlopen. Zeker zou voor deze jonge kerel en voor
vele anderen, die zich min of meer in dezelfde omstandigheden bevinden
de stichting die Don Bosco op het oog heeft uiterst opportuun zijn."(4)
De bisschop van Alessandria beval "volgaarne" het plan aan en bad tot
God dat Hij met zijn genade het zou ter hulp komen om het te verwezen-
lijken.(5) De bisschop van Tortona, hoewel hij van oordeel was "dat het
opportuun en zeer nuttig was vroegtijdig jongens in hun prille jeugd in
het asiel van een seminarie te herbergen; om ze met meer zekerheid van
welslagen op de weg naar de priesterlijke loopbaan te brengen "meende
nochtans dat het "onloochenbaar" vaststond dat door het Werk van Maria,
Hulp der Christenen er een "aanzienlijk contingent zou aan toegevoegd
worden, al te nodig op onze dagen, van volwassen jongelingen met een betere
geschiktheid om goede priesters te worden."(6)
Naar het zeggen van de bisschop van Casale, "had die man Gods, die de
priester Don Giovanni Bosco was", een programma samengesteld van het Werk "dat
(1) Kleine kroniek eigenhandig geschreven door Don Barberis (23 januari 1876)
(2) Brief aan de H. Vader, 12 april 1875.
(3) Brief aan Kardinaal Berardi, 12 april 1875.
(4) Brief aan Kardinaal Berardi, 15 april 1875.
(5) Brief van 16 april 1875.
(6) Brief van 16 april 1875.

4.9 Page 39

▲back to top


- XI/36 -
zeer goed opgevat was en van aard om er kostbare vruchten van te mogen
verwachten."(1) De aartsbisschop van Genua verwachtte er "veel nut van
voor de Kerk" gelet op het feit dat de clerus zo schaars begon te worden.(2)
De Zonen van Maria, zoals voortaan de jongens met een late roeping
genoemd worden, was een onderwerp waarop Don Bosco altijd met genoe-
gen terug kwam. Op 6 februari 1876, sprak hij met verschillende Salesi-
anen over de dwingelandij van de wet op de militaire dienstplicht, zo
rampzalig voor de roepingen; hij was op zoek naar een hulpmiddel om vol-
wassen jongelingen te herbergen die ofwel reeds hun militaire dienst-
plicht hadden volbracht of ervan vrijgesteld waren. "Ook in deze zaak",
zo ging hij verder, " zullen er vele bisschoppen zijn die, nadat ze zullen
gezien hebben welke goede ervaringen wij met deze volwassenen opdoen,
ons voorbeeld zullen volgen en met dit doel huizen zullen openen.(3)
Deo gratias. Laten wij de stoot geven en zeer tevreden zijn dat het Werk
zich zal voortzetten welke ook de middelen en de werktuigen mogen zijn
waardoor het zich zal voortzetten. Ik stel een buitengewone hoop op deze
zonen van Maria. Ik meen dat het in deze tijd de enige uitweg is voor de
Kerk."
" - Het is inderdaad wonderbaar", riep een van de aanwezigen uit, "te
zien op welke wijze de zaken in hun werk gaan. Don Bosco pakt iets aan en
er is geen kwestie meer van erop terug te komen of achteruit te gaan."
" - Wij gaan niet meer terug, wedervoer Don Bosco, omdat wij steeds de
veilige weg bewandelen. Alvorens iets aan te vatten vergewissen wij ons
of het Gods wil is dat deze zaken zouden gedaan worden. Als we daarover
zekerheid hebben, dan gaan we vooruit. Het kan dan voorkomen dat we op
onze weg duizend moeilijkheden ontmoeten, maar dat heeft geen belang, God
wil het en wij staan onversaagd tegen om het even welke hinderpaal.
" - Het moeilijke van het geval, zei Don Ghiala, ligt juist hierin er
zeker van te zijn dat God deze zaak wil!
" - Wie kan daarover zekerheid hebben, zonder een echte openbaring"?
herhaalden al de anderen.
" Wij echter, ging Don Bosco voort zonder acht te slaan op deze bedenkin-
gen, ook dan wanneer we een onbegrensd vertrouwen hebben in de wil van
de Heer en in de goddelijke Voorzienigheid, gaan niet blindelings voor-
uit. Alvorens een werk aan te vatten, onderzoeken wij zorgvuldig de
m i dd elen . .. of ze niet onwerkelijk zijn, want dan! ... maar alleen deze op
dewelke men met v o or zi c ht i gh ei d v e rtro u we n k an st el l en . W an n ee r w e d an
een deel van het werk verricht hebben, zeg ik: - Komaan, stoppen we een
ogenblik. Kunnen we ermede voortgaan? Is er hoop? of zijn de dingen die
we al bezitten van aard ons hoop in te boezemen? - En we gaan zachtjes
verder. We blijven ook niet met gekruiste armen staan, wanneer een zaak
begonnen is. We keren ons naar rechts en naar links. Er worden brieven
geschreven, biljetten, uitnodigingen. Er worden loterijen ingericht,
inschrijvingen gedaan, een massa mensen worden in beweging gebracht. En
al die zaken heb ik altijd allemaal voorzien wanneer ik een werk begin.
Trouwens hoe zou men het anders aan boord leggen om vooruit te gaan? Ik heb een
(1) Brief aan de H. Vader, 18 april 1875.
(2) Brief aan de H. Vader, 18 april 1875.
(3) Het is zo gebeurd. Na de oorlog, bijv. werden ook in Frankrijk, Duitsland en elders, dank
zij het werk van ijverige priesters, instituten van dien aard opgericht.

4.10 Page 40

▲back to top


- XI/37 -
onbegrensd vertrouwen in de goddelijke Voorzienigheid, maar ook de Voor-
zienigheid wil geholpen worden met onmetelijke inspanningen van onzentwege."(1)
Het Werk van Maria, Hulp der Christenen, hoewel zo vervolgd bij zijn
ontstaan, zou zijn plaats gaan innemen tussen het aantal van de Werken,
die aan Don Bosco geen onduidelijke waarschijnlijkheden van welslagen
g a ve n maar "een buitengewone hoop".
Hij zelf maakte dit bekend op 26 september 1875 toen hij in de grote
vakantie enkele conferenties voorzat met de voornaamsten van de Con-
gregatie. Daarna voegde hij eraan toe: "Deze volwassen jongelingen die
veel kritisch inzicht hebben, zullen nog maar pas priester zijn of ze
zullen reeds veel vruchten voortbrengen. Ze zullen er zelfs reeds voort-
brengen vooraleer ze priester zijn, omdat ze zich verdienstelijk zullen
maken door zich in huis van kiese taken te kwijten, assistentie te ver-
lenen, als bewakers op te treden, de dienst te verrichten van onder-
wijzer voor de lagere scholen. En reeds zijn er veel aanvragen binnen-
gekomen ook van soldaten. Er werd zelfs een brigadier aanvaard. Elke dag
ontvang ik brieven van bisschoppen die het Werk aanbevelen en van jonge-
lingen en pastoors die mij aanvragen tot opneming laten geworden."(2)
Bij het begin van het nieuwe schooljaar, hoewel, laten we zeggen,
de officiële kern van deze jongelingen onderkomen vond in het Tehuis
van San Pier d'Arena, verbleef er toch nog een tamelijk talrijke groep
in het Oratorio. Maar zowel de enen als de anderen volgden de lessen van
het gymnasium in gezelschap van de jonge studenten. In het Oratorio
troffen de pas aangekomenen een mooie groep kameraden aan, die hetzelf-
de streven hadden en er reeds een tijd verbleven. Hier voerde Don Bosco
in maart 1875 een nieuwigheid in. Na een keus te hebben gedaan tussen de
oudere jongens van de tweede en derde klas van het gymnasium, vormde hij
er een aparte klas van, met een speciaal programma van Latijn en Itali-
aans, met het inzicht voor hen het beëindigen van de leergangen te ver-
snellen en ze voor te bereiden op de inkleding als jonge geestelijken
tegen november eerstkomend. Deze buitengewone klas werd de vuurschool
genoemd wegens de vurige ijver en de opgewektheid waarmede men met de studies
vooruitging. Hij had dit aangekondigd vanaf 8 februari in zijn gebruike-
lijke "goede-nachtwens":
" Ik wil u vanavond iets vertellen, mijn beste jongens, dat ik wel
" aan de ene of de andere reeds gezegd heb afzonderlijk, maar dat men
" over het algemeen nog niet weet en waarvan ik hoop dat het veel
" goed zal verwekken. Nu echter laat ik het aan iedereen weten.
" Hier gaat het. Ik zou een grote hoop vissen in mijn net willen van-
" gen. Ik wil mijn netten uitwerpen om dan al diegenen naar mij toe
" te trekken die zich willen laten vangen. Kijk! Vanuit Amerika vraagt men
(1) aangehaalde kroniek, februari 1876.
(2) aangehaalde kroniek, september 1875.

5 Pages 41-50

▲back to top


5.1 Page 41

▲back to top


- XI/38 -
" mij met aandrang naar missionarissen. Uitgestrekte streken hebben
" daar geen missionarissen. Ze zuchten nog in de schaduw van de dood,
" in de duisternissen van de afgoderij en dat ongeluk duurt alleen
" maar voort omdat er nog geen enkele missionaris was die er naartoe
" gegaan is om hun de ware godsdienst te verkondigen. Hier in onze
" eigen landen begint men een groot tekort aan priesters te voelen.
" Iedereen zegt: Maar niemand wordt nog priester! -
" Deze schaarste aan priesters in onze landen en deze gevoelige be-
" hoefte aan missionarissen hebben mij genoopt het besluit te nemen
" een speciale leergang in te richten voor hen die vlugger de stu-
" dies in het gymnasium en nadien die van de wijsbegeerte zouden wil-
" len doen. Ik zal een werkelijke vuurschool oprichten, waarin enkel
" de noodzakelijke zaken zullen bestudeerd worden, zonder andere in
" de war sturende bijkomstigheden en op die manier zal men de stu-
" dies veel vlugger kunnen voltooien.
"
Van deze klas zullen kunnen deel uitmaken de leerlingen van de
" vierde en derde klas van het gymnasium, die dit wensen te doen en
" misschien ook de ene of de andere leerling van de tweede klas,
" maar die al wat ouder zou zijn, namelijk meer dan zestien jaar oud.
" Indien hij echter nog jong zou zijn, bij voorbeeld acht jaar, dan heeft
" hij het niet nodig zijn studies overijld te doen. Hij heeft dan
" alle tijd zijn gewone studies te doen.
"
Met deze klas samengesteld, zoals ik zegde, met jongens waarin een
" hevig vuur brandt, die goede leraren zouden hebben, samen met veel
" goede wil van uwentwege, hoop ik het zover te brengen dat ik u als
" jonge geestelijken zal kunnen inkleden tegen het feest van Allerheiligen.
"
De eerste vereiste voorwaarde is een sterke wil, want wanneer de
" wil reeds zwak zou zijn, nu de studies op een langzame wijze hun
" voortgang hebben, dan zoudt U ze zeker niet kunnen bijhouden, wan-
" neer de studies zouden versneld worden. Daarom is het nodig dat uw
" leraar een goede getuigenis over uw groot verlangen te studeren
" kan afleggen. Verbaast u niet en zegt niet: - hoe zullen we zoveel
" zo snel kunnen doen? - In de omstandigheden die ik u nu zal uit-
" leggen, met goede leraren, mits uw goede wil en dan dank zij uw
" groot en talentrijk vernuft, voorzie ik dat de zaak zal lukken
" (gefluister, iedereen glimlacht en velen zijn trots wegens deze lof-
" spraak).
"
Ziehier nu de andere voorwaarden, buiten leeftijd en goede wil, die
" ik u al vermeld heb. Het is noodzakelijk dat ieder van u zich
" voorgenomen heeft hier te blijven of naar de Missies te gaan. Ik
" bedoel hier te blijven in het Oratorio of minstens niet te horen
" tot het bisdom Turijn, want in dat bisdom wordt een getuigschrift
" vereist dat men de vijfde klas van het gymnasium beëindigd heeft.
" En iemand die zeer vooruit was in zijn studies, zoals verleden
" jaar Gilio hier bij ons, die op het examen voor de inkleding ge-
" slaagd zou zijn en zelfs tussen de eersten zou zijn, zou het kleed
" van jonge geestelijke niet mogen aantrekken en zou naar Giaveno
" moeten gaan om de leergang te voltooien, alleen maar omdat hij de
" vijfde klas van het gymnasium niet achter de rug heeft. Ik meen
" dat men in de andere bisdommen dit niet onderzoekt en dat wanneer
" hier iemand tussen ons bekwaam geacht wordt, men hem toelaat tot de
" inkleding als jonge geestelijke. Ik kan u daarover echter niets verzekeren
" noch waarborgen. Hier in Turijn is er ook het examen over de grote cate-
" chismus en hier bij ons zou men dan niet

5.2 Page 42

▲back to top


- XI/39 -
" kunnen studeren met versnelde studies. Het is nodig afstand te
" doen van ieder openbaar examen of minstens er tweemaal over na te
" denken alvorens zich aan te bieden, want voor deze examens is het
" noodzakelijk al de stof door het programma gevergd onder de knie te
" hebben, terwijl wij om verder te kunnen ingaan op de bijzonderste
" leervakken, zoals het Latijn en het Italiaans, andere bijkomstige vakken
" links laten liggen. Ook wanneer men deze niet goed kent, dan belet -
" dit toch niet voldoende vooruitgang te maken. Hij die dus wenst het
" examen van het licenciaat van het gymnasium af te leggen, kan geen leer-
" ling worden van de speciale school die wij zullen oprichten.
" Het is nodig geduld te hebben en te verzaken aan de gewone vakan-
" ties. Wel kunnen er enkele dagen ontspanning worden toegestaan; er zal de
" retraite van Lanzo zijn, waarbij wij de boeken aan de kant zullen
" leggen om aan vrome werken te doen. Meer zal er echter niet zijn,
" want het is hard nodig vlug te werk te gaan. Wanneer wij beginnen
" in de eerste dagen van de maand maart, zoals ik mij dit voorgeno-
" men heb, iets vroeger of iets later, dan blijven er nog acht maan-
" den over tot de maand november en wanneer er acht maanden hard
" gestudeerd wordt, dan kan men heel wat bereiken. Het is ook nodig
" het volgende aan te stippen. Indien er spraak zou van zijn dat u
" elders zoudt moeten gaan, bij voorbeeld in de seminaries, dan is
" daar gewoonlijk in de cursus van wijsbegeerte geen leergang van
" litteratuur meer. Aldus zoudt u hiervoor wat achteruit blijven. Maar
" hier bij ons gedurende de beide jaren voor de wijsbegeerte wordt er
" nog regelmatig les gegeven in Italiaanse en Latijnse litteratuur.
" Daarom, zelfs wanneer hier alles wat haastig gebeurt, hebt u nog
" de tijd en gelegenheid om gedurende de cursus van wijsbegeerte, wat
" bij te werken. We hebben het voorbeeld gehad van sommigen die, al
" waren ze verleden jaar wat achteruit in het Latijn en in het Italiaans,
" niettemin wanneer ze dit jaar en volgend jaar er zich met ijver op
" toeleggen naar we hopen, er hun voordeel zullen mee doen en voor zich
" zelf en ook voor de anderen nuttig zullen worden.
" Zoals u ziet, mijn beste vrienden, zijn we verplicht het aldus aan boord
" te leggen. Van overal roepen ze ons, overal verwacht men ons en
" Amerika verwacht nog met meer spanning onze helpers, vele arbei-
" ders en onverschrokken kampioenen als Xaverius. Het is waar dat we
" genoodzaakt worden, maar de nood zal een deugd worden.
" Schept moed, mijn beste zonen, laten we in werkelijkheid pogen
" ons geheel aan de Heer te wijden. Ieder van u doet het nodige en
" het mogelijke volgens zijn staat om Gods glorie te bevorderen en
" dan moogt u er zeker van zijn dat de Heer niet zal nalaten u te zegenen.
" Goede nacht.
Een kleine episode uit die eerste dagen dient hier te worden vermeld.
Don Bosco had aan de directeur van de scholen, zoals in die tijd de hui-
dige studieleider genoemd werd, opdracht gegeven dat men in de klas Cor-
nelius Nepos zou laten vertalen. De brave man echter, die gezien had dat
de leerlingen die uit de derde kwamen deze schrijver reeds vertaald had-
den, verving hem door Caesar en deed dit zonder aan Don Bosco er iets
over te zeggen. Nu gebeurde wat wel te voorzien was. De andere leerlingen
die van de tweede kwamen bevonden zich in de knel nu ze zo plots tegenover de

5.3 Page 43

▲back to top


- XI/40 -
Commentaren geplaatst werden zodat sommigen onder hen verzochten van naar
de gewone klas te mogen terugkeren.
Toen de zaak Don Bosco ter ore kwam, berispte hij hiervoor de studielei-
der in aanwezigheid van de andere priesters en dat vrij krachtdadig. Hij
zegde hem: - Indien men gehoorzaam was geweest, dan zouden we die last
niet hebben gehad en indien men de geest van de jongens op de manier zo-
als door mij voorgesteld werd had geschikt gemaakt op het verwerken van
deze tekst, dan zou dit beter geslaagd zijn. - Zijn suggestie had hierin
bestaan dat men in de aanvang om de zwakste leerlingen geen schrik aan
te jagen hun in deze bewoordingen een passage uit Cornelius Nepos zou
hebben aangeboden: - Tot heden toe hebt u het Epitome vertaald en er wer-
den reeds vele hoofdstukken van bestudeerd. Thans zullen we er goed aan
doen een stap vooruit te zetten en over te gaan naar Cornelius Nepos
zoals dit gebruikelijk is in het gymnasium. Trouwens die van de hogere
klas zullen samen met u zijn, maar allen gelijk zult u met dezelfde schrijver
vooruitgaan. -
De studieleider trachtte een verklaring te geven door op te merken dat
enige van hen Cornelius Nepos reeds vertaald hadden. - Dat is de kwestie
niet, onderbrak hem kortaf Don Bosco - de zaak zit zo dat we het aldus
hadden opgevat en dat de gehoorzaamheid inhield dat we het aldus zouden
doen! – Iemand van de aanwezigen probeerde uit de verlegenheid, door dit
incident ontstaan, te geraken door over iets anders te spreken. Maar
iemand bracht hem van zijn stuk door te zeggen dat de drie jongens die
uit de vuurschool waren weggegaan om terug te keren naar hun klas zeer
goede leerlingen waren. Die drie jongens! riep Don Bosco uit. Wat mij
betreft houd ik er geen rekening meer mee... Ik waag het niet meer hun
nog verder raad of leiding te geven. Ze hebben een verplichting, die ze
op zich hadden genomen, niet gehouden... - Maar de blik van Don Bosco
reikte verder dan zijn woorden. Hij scheen te willen beduiden dat de
verantwoordelijkheid voor de feiten grotendeels zo niet geheel, terug viel
op de studieleider.(1)
Dit is een les die ons herinnert aan de Heilige Patroon van de Salesia-
nen. Een daad die, inzake gehoorzaamheid niet eens een dagelijkse zon-
de was, maar zich beperkte tot een eenvoudige onvolmaaktheid, kostte aan
de Heilige Françoise de Chantal een zo strenge en zo plechtige vermaning
vanwege haar heilige Directeur, dat de plaats waar ze die vermaning op-
liep bekend is gebleven en nog vandaag wordt aangewezen en bekeken met
een eerbiedige vrees. De toegeeflijke Heilige Franciscus van Sales schik-
te de vereisten van zijn geestelijke leiding naar de omstandigheden
waarin iedere afzonderlijke ziel die door hem op de wegen naar de zalig-
heid geleid werd verkeerde. Voor hen dan die tot de hoogste volmaaktheid
geroepen waren, nam hij als norm het beginsel uit het Evangelie: Cui
multum datum est, multum quaeretur ab eo. (2) Aldus had de taal van Don
Bosco, die op het ogenblik zelf "zeer ernstig" scheen, in werkelijkheid
niets dat in tegenstrijd was met de idee van heiligheid. Van de oude-
ren, verplicht tot een hogere deugd, eiste ook hij een grotere getrouwheid
bij het zich voegen naar zijne bedoelingen.
We moeten er echter ook aan toevoegen dat in het Oratorio zelf
n i e t iedereen dacht zoals Don Bosco wat de Zonen van Maria betrof. Sommigen had-
(1) aangehaalde kroniek, 27 maart 1876.
(2) Luc., 12, 48.

5.4 Page 44

▲back to top


- XI/41 -
den maar weinig vertrouwen nopens het welslagen van personen die tot dan toe bot
van verstand waren geweest en bovendien tot gisteren nog onbeschaafde
werklieden of boeren waren. Men weet immers al te wel dat een nieuwig-
heid wantrouwen wekt. Anderzijds placht Don Bosco niet aan iedereen,
en niet geheel ineens zijn mening te zeggen, maar volgens het paste
en voor zover hij hoopte begrepen te zullen worden. Daarom waren er die
uit gewoonte gedwee zijn beschikken opvolgden, met de zekerheid dat ze
aldus best handelden. Er waren er integendeel ook die er niet aan ver-
zaakt hadden een haartje in de boter te zoeken of die enkel de zaken
oppervlakkig bekeken en deze laatsten wisten vaak er wat tegen in te
brengen. Wie zou in ons geval ooit gedacht hebben hoeveel en welke zonen
van Abraham door Don Bosco zouden behandeld geweest zijn als stenen?
V o or a l in de M i ssi es z i et me n dan welk slag van apostolische mensen ook de
vuurschool voortgebracht heeft.
Maar Don Bosco, volgens zijn gewoonte, handelde en liet maar zeg-
gen. Hij liet geen enkele gelegenheid ontsnappen die kon dienen om
waarde te doen hechten aan deze school die vooral meer op de korrel
werd genomen en om voor haar in het Huis sympathie en helpers te win-
nen. Om dan van het Werk in zijn geheel een goed aaneengesloten geheel
te maken, onderscheiden van het overige en degelijk bestuurd stelde hij
aan haar hoofd die heilige ziel Don Guanella, die zeer graag de zware
last op zich nam. Korte tijd nadien, toen hij op het punt stond zich
naar Rome te begeven waar hij het inzicht had aan de Heilige Vader even-
veel betogen aan te bieden als er afdelingen waren in het Oratorio, wou
hij ook dat de Zonen van Maria erin vermeld werden en vroeg hij aan de
directeur er een brief voor op te stellen. Don Guanella stelde dan dit
mooie document op, waarvoor onze lezers dankbaar zullen zijn dat wij het hun
ter kennis hebben gebracht.
"
Heilige Vader,
"
De Voorzienigheid, in wiens handen het lot van de mensen
" ligt, heeft mij er toe geroepen kloosterling te worden in deze
" Congregatie van de Salesianen, toen ik in Savogno, in het bisdom
" Como, het ambt van Pastoor vervulde.
"
Hier geniet ik in mijn hart de grootste voldoening en ik
" dank er ons Heer voor. De tijd snelt vlug voorbij in bezigheden
" mij door de goedheid van mijn oversten toevertrouwd. De feestdagen
" breng ik door met het bestuur van een Oratorio, dit van San Luigi,
" bijgewoond door nagenoeg zeshonderd brave jongens van deze stad.
" Maar mijn grootste vreugde en mijn ernstigste bezigheid bestaat op
" de werkdagen in het besturen en les geven aan de zonen van het Werk van
" Maria, Hulp der Chr is-tenen, dat door Uwe Heiligheid zelf met zoveel
" goedheid gezegend en begunstigd werd.
"
Deze zonen van Maria zijn in het geheel meer dan honderd
" in aantal en minstens circa veertig van hen zullen in november
" aanstaande het priesterkleed aantrekken, want het zijn de voor-
" beeldigste jongens wat degelijkheid betreft en voor hun vlijt zijn ze
" bewonderenswaardig.
"
Hierin zijn ook de minsten onoverwinlijk.(1) Velen kunnen zich nu
" zelfs reeds vleien met de hoop dat ze de vijf jaar Latijnse studies
" op twaalf maanden zullen voltooien en de anderen op twee jaar tijd.
" Ze zijn vol geestdrift voor de persoon van onze beste Don Bosco,
" vol bewondering voor de grote Paus van de Onbevlekte Ontvangenis, en vol
(1) dit betekent dat ook de middelmatigsten, wat de verstandelijke begaafdheid betreft, zich
door geen moeilijkheden laten overwinnen.

5.5 Page 45

▲back to top


- XI/42 -
" ongeduld zich aan de dienst van de zielen te wijden.
"
Moge u ze allen zegenen, Heilige Vader, opdat, zoals we hopen,
" hun aantal in de toekomst zou aangroeien en opdat allen dappere arbei-
" ders in de wijngaard des Heren zouden worden.
"
Moge de Plaatsvervanger van Jezus-Christus mij zegenen. Ik
" hou me onledig met het beëindigen van een werk: Gids van het katho-
" lieke volk of, de Christelijke Leer uiteengezet in veertig toespraken
" bij middel van parabels en voorbeelden. Ik vraag u ook hiervoor uw zegen
" en vooral dat de Heer mij zou willen bijstaan iedere dag tot het einde
" van mijn leven toe.
" Ik vraag uw zegen voor het Bisdom Como, opdat er weldra een college
" van de Congregatie van de Salesianen zou zijn.
" Mij rest nu nog Uwe Heiligheid te smeken mij, mijn beminde moeder,
" mijn broeders, mijn bloed- en aanverwanten de volle aflaat in het uur
" van de dood te willen verlenen, wanneer de Heer mijn persoon of de
" hierboven genoemde tot in de derde graad, tot Zich zal roepen. Inmid-
" dels zullen wij de Heer smeken tot weldra dagen van vrede en vreugde
" voor de verheven persoon van Uwe Heiligheid zouden aanbreken.
"
Wij zullen de Heer smeken dat alle mensen in de grote Paus van
" de Onbevlekte Ontvangenis en van het Vaticaans Concilie, de bescherm-
" engel van de naties zouden erkennen.
"
Eindelijk werp ik mij neer aan de voeten van uwe Heiligheid als
" nu en altijd
"
"
uw eerbiedige en liefhebbende zoon
"
Luigi Guanella, priester.
" 1 april 1876.
Don Bosco bood persoonlijk dit geschrift aan de Paus aan. Deze gewaardigde
zich het te lezen, er commentaar op te geven en het te voorzien van zijn verheven
handtekening, voorafgegaan door de datum (die 16 aprilis 1876) en door de vol-
gende zegen: Benedicat vos Deus et vos dirigat in viis suis.
Onze goede Vader was er zo blij mee, dat, ondanks zijn vele bezigheden,
hij niet kon uitstellen er kennis van te geven aan Don Guanella:
"
Beste Don Luigi,
"
Op de laatste audiëntie van gisteren, 15 april, heeft de Heilige
" Vader in zijn grote goedheid zich gewaardigd de brief van de zonen
" van Maria tot de laatste regel te lezen. Dan begon hij te vragen naar hun
" aantal, hun studies, de hoop die men mocht koesteren, hun gezondheid,
" of ze verlangen om naar de vreemde missies te gaan enz. Ik heb getracht
" hem zo goed mogelijk te bevredigen. - Ik dank God, zegde hij, die be-
" schikt heeft dit Werk te beginnen. Zeg aan deze goede jongens dat ik ze
" zeer bemin in de Heer, dat ik op hen reken om zielen voor de Heer te
" winnen. Studie, zedelijke gaafheid, onthechting aan de wereld, ziedaar
" hun programma. Uit ganser harte zegen ik ze! - Toen hij dit gezegd had
" nam hij de pen en schreef zijn kostbare woorden onder het

5.6 Page 46

▲back to top


- XI/43 -
" adres dat de zonen van Maria hem gezonden hadden. Hij heeft hun dan
" vele aflaten verleend die ik hun persoonlijk zal meedelen.
"
Beste Don Luigi, werk maar opgewekt verder, de goddelijke
" genade zal u niet ontbreken. Kalmte, geduld en moed. Vele zaken
" zal ik u mondeling zeggen...
" Mijn beste groeten aan al de zonen van Maria. Schrijf ook aan Don
" Albera over de bijzondere zegen die de Heilige Vader zendt aan de
" zonen van Maria die in dat Huis verblijven. Bemin mij in Jezus-
" Christus en geloof me te zijn
"
"
uw toegenegen vriend
"
Gio. Bosco, priester
" Rome, Pasen 1876.
"
" P.S. Ik beveel me aan voor een gebed en een communie, volgens mijn
"
inzicht. Zeg hetzelfde aan Don Barberis voor de novicen.
Tegelijkertijd bood Don Bosco, om moed te geven aan de liefdadige
personen die, volgens de inhoud van het programma medewerkten met hem in
de onderneming, aan de Paus een smeekschrift aan, waarin hij voor hen
speciale aflaten vroeg. Vanuit Rome ontving hij een uitvoerige Breve die
voor altijd ieder verzet zou moeten begraven hebben.
Maar zo was het niet. Een artikel, verschenen in de Unità Cattolica, wierp we e r
plots de kwestie van kerkelijk recht op. Na een verwijzing naar het
doel en de aard van het Werk van Maria, Hulp der Christenen, werd er
volgend verslag in gepubliceerd: "De eerste proefneming die dit jaar ge-
daan werd gaf veel voldoening. Als opportune plaats voor deze scholen
werd het Tehuis van Sint-Vincentius a Paolo te San Pier d'Arena geko-
zen. Daar kon men echter maar een beperkt aantal leerlingen opnemen om-
dat het nieuwe gebouw voor hen nog niet voltooid was. Om die reden deden
enkele van de leerlingen hun studies in andere huizen van de Salesiaanse
Congregatie. Ziehier het resultaat van dit jaar:
Gezamenlijk aantal leerlingen ................... 100
Volgen de leergangen van het gymnasium .......... 35
Van hen verlangen er naar de kloosterstaat ......
8
Verlangen naar de vreemde Missies te gaan .......
6
Schrijven in bij de clerus van hun eigen bisdom . 21
Na te hebben gezegd dat de Paus er zijn tevreden had over uitgedrukt en het
Werk geestelijke voordelen had verleend, werd de Italiaanse vertaling van de
Breve gegeven. Het artikel werd eerst meegedeeld aan de krant van het Oratorio,
en ook verzonden aan de Cittadino van Genua, maar met sommige varianten en met
het programma van het Werk, en wellicht ook aan andere katholieke bladen. "Het is
nodig", zegde Don Bosco, wanneer hij het had over deze publiciteit, "dat ook onze
priesters en directeurs het belang van dit Werk zouden leren kennen, want tot
heden toe begrijpen zij dit niet voldoende. Ik meen dat van heden af het de voor-

5.7 Page 47

▲back to top


- XI/44 -
naamste hulpbron zal zijn waarover de bisschoppen zullen kunnen beschikken om
priesters te vormen die hun niet geroofd worden door de militaire dienstplicht. Het
is eveneens nodig dat men de belangrijkheid zou leren kennen van de Sale-siaanse
Medewerkers. Tot heden toe schijnt dit niet veel om het lijf te hebben, maar ik
hoop dat door dit middel een goed deel van de Italiaanse bevolking Salesiaan zal
worden en ons de weg zal banen voor heel wat zaken."(1) De giften ten voordele van
het Werk van Maria, Hulp der Christenen waren juist een van de talrijke vormen van
medewerking met de Salesianen, die er met de tijd zouden uit groeien. Het verdient
wel te worden genoteerd dat, wanneer Don Bosco gemoedelijk met Don Barberis deze
publicaties in de kranten besprak, hij niet de minste toespeling maakte op de storm
die toen juist ontketend werd door deze artikels.
Twee dagen na het verschijnen van het artikel van de Unità Cattolica had Don Bosco,
vanuit Lanzo, waar hij directeur was van de retraite van de medebroeders, er een
tweede opgezonden, terwijl hij rustig aan de theoloog Margotti, directeur van de
krant het volgende schreef:
"
Beste Heer Theoloog,
"
Ik zend u het tweede artikel betreffende het Werk van Maria, Hulp
" der Christenen. Het werd nagezien door D. Durando. Ik beveel u de brief
" aan van Cagliero om te worden opgenomen in de Letture Cattoliche.
" De Heilige Vader wil dat we de scholen van Albano zouden aanvaarden en
" beveelt er andere aan.
"
Had ik maar duizend leraren!
"
Moge God u behoeden en geloof mij uw dankbare
"
"
zeer genegen in Jezus-Christus
"
Gio. Bosco, priester
" Lanzo, 19-9-1876.
Op dit briefje antwoordde Margotti met het volgende schrijven:
"
Geachte en beste Don Bosco,
" Ik ontvang zo pas uw brief en het tweede artikel maar gisteren heb ik de
" ernstige maar vaderlijke vermaning ontvangen die ik U laat geworden. Ik
" zou nooit hebben durven vermoeden dat Don Bosco mij dingen zou laten
" drukken die niet mochten gepubliceerd worden. De schuld ligt vooral bij u.
" Tot heden toe heb ik aan de heer Kanunnik nog niet geantwoord en misschien
" zal ik niet antwoorden.
(1) Kroniek van Don Barberis, 1 oktober 1876.

5.8 Page 48

▲back to top


- XI/45 -
" Zend mij de brief terug en zeg mij in Domino uw mening, maar spreek
" er met niemand over. We moeten wel een offer van eigenliefde kun-
" nen brengen ten aanzien van hen quos Spiritus Sanctus posuit re-
" gere ecclesiam Dei. Ik schrijf u dit in der haast maar met alle
" eerbied en met de meest oprechte genegenheid.
"
uwe
" Mirabello, 20 september 1876.
"
T. Margotti.
"
" Sta me toe U te verbieden een afschrift te maken van deze brief.
Wat een voorzichtigheid en naastenliefde vanwege beide partijen! We
bedoelen wel vanwege Don Bosco en de zijnen en vanwege de journalist ten
overstaan van Don Bosco. De woorden "ik zou nooit hebben durven vermoe-
den" en "de schuld ligt ... bij u" behelzen geen afkeuring, maar zijn
ingegeven door een ironie, die de grote journalist in ruime mate bezat.
Ze begrepen elkaar zo goed!(1)
We zouden onze lezers van iets beroven en de geschiedenis verminde-
ren, indien we ook deze aanmatigende brief met "vaderlijke" vermaningen
niet zouden reproduceren.
"
Zeer Geachte Heer,
" Monseigneur de Aartsbisschop gelast mij u ter kennis te brengen
" dat hij misnoegd is geweest bij het lezen in de Unità Cattolica van de
" achttiende van deze maand, nummer 216, van een artikel over het Werk
" van Maria, Hulp der Christenen, buiten zijn weten geschreven. In dit ar-
" tikel wordt een Pauselijke Breve gepubliceerd, waarvan aan de
" Aartsbisschop van Turijn, zoals men daartoe verplicht was, nog
" geen authentiek afschrift werd medegedeeld. Er wordt in gesproken over
" een Vereniging van gelovigen volgens kerkelijk recht opgericht
" terwijl de Aartsbisschop van Turijn niets weet over deze canonie-
" ke oprichting. Er worden aflaten in gepubliceerd die dezelfde
" Aartsbisschop in werkelijkheid niet kent. Dit is in tegenstrijd
" met het voorschrift van het Concilie van Trente. Kortom, men
" miskent de hiërarchische rangorde van de Kerk, men schendt de
" voorrechten en de bevoegdheden die het aartsbisschoppelijk gezag
" volgens goddelijk en kerkelijk recht bezit. Reeds werden vanuit
" dit ambt berispingen gericht tot de heer Don Bosco, om deze pu-
" blicaties te hebben gedaan door de pers van zijn drukkerij zon-
(1) Inderdaad, in het nummer van 23 augustus stond volgende nota te lezen bij een artikel over
de Salesiaanse Missies in Patagonië: "De Unità Cattolica blijft altijd vol genegenheid
en verering ten opzichte van Don Bosco. Wij weten dat hij bij al zijn werken alleen
bewogen wordt door de glorie van God, de liefde tot de Kerk en tot de Paus en het ver-
langen zielen te winnen voor Jezus-Christus. We zullen ons zeer gelukkig achten telkens
we in onze krant zijn eerbiedwaardige apostolische inspanningen kunnen begunstigen.

5.9 Page 49

▲back to top


- XI/46 -
" der het Imprimatur van het aartsbisschoppelijk Gezag en daarom
" hadden wij u aanbevolen deze publicaties niet opnieuw te laten
" verschijnen in uw kranten, maar noch de berispingen noch de
" aanbevelingen hebben iets uitgehaald. Dit is niet de eerste maal,
" maar zelfs de derde en vierde maal dat de Unità Cattolica ge-
" bruik maakt van de vrijheid die haar gelaten wordt en van het
" vertrouwen in haar gesteld door de huidige Aartsbisschop om za-
" ken te publiceren die helemaal niet overeenstemmen met de eerbied
" door allen verschuldigd, bijzonder door de journalisten die wer-
" kelijk katholieken willen zijn, aan het aartsbisschoppelijk gezag
" van dit bisdom.
" Het is niet voldoende het goede te doen, het goede moet ook goed
" gedaan worden. Nonum ex integra causa, malum ex quocumque defectu.
" Monseigneur de Aartsbisschop vertrouwt erop dat de Unità Catto-
" lica hem geen gelegenheid tot klachten meer zal geven. Hij zal
" dus het programma beloofd op het einde van het artikel niet pu-
" bliceren, zolang Monseigneur hem niet de verzekering heeft gege-
" ven dat, ingevolge inlichtingen die de heer Don Bosco verplicht
" is hem hierover te geven, alles in regel is. Monseigneur gelast
" mij u zijn groeten aan te bieden en u te zeggen dat hij zich met
" u verheugt over het artikel Het kruis van doornen in uw blad ver-
" schenen.
"
Met alle achting onderteken ik van uwe doorluchtige en zeer
" eerbiedwaardige
"
"
aanhankelijke dienaar
"
T. Kan. Chiuso, secretaris.
" Turijn, 17 september 1876.
Al die beduchtheid, eisen en berispingen vanwege de Ordinari-
us nopens de zaken die Don Bosco aangingen, kwamen grotendeels
voort uit het feit dat hij het wettelijk voorrecht van vrijstel-
ling, waarop de bisschop van Susa zich eerbiedig beroepen had, zo-
als we hierboven zagen, nog niet erkend had. Het is juist dat het
Werk in het bisdom Turijn enkel in feite bestond, terwijl het in de
Breve erkend werd als "reeds opgericht", met toevoeging van de gebrui-
kelijke formule "zoals aan Ons werd uiteengezet." Maar eerst en vooral
maakte de Ordinarius van Turijn nooit gewag van een Werk, maar wel van
een "College" en van een "kosmopolitisch college".(1) Anderzijds is het
zeer waarschijnlijk dat gedurende de onderhandelingen die hadden plaats-
gehad rechtstreeks tussen Don Bosco en Rome met het positieve beneplaci-
tum van de Aartsbisschop ban Genua voor de oprichting van het Werk te
San Pier d’Arena heeft laten gelden. Zijn directeur Don Paolo Albera,
wendde zich op last van Don Bosco tot Mgr. Magnasco, die het Werk goed-
keurde en zijn Imprematur verleende aan het programma, gedrukt in de
drukkerij van het Tehuis.(2) Zo vielen de geestelijke gunsten niet in
het luchtledige zoals een arglistige motivering zou kunnen beweren.
(1) Brief aan Kardinaal Bizzarri, 25 augustus 1875.
(2) Positio super dubio enz. 1921, blz. 126.

5.10 Page 50

▲back to top


- XI/47 -
De ontevredenheid van de Ordinarius was nadien nog gestegen door de
overtuiging dat Don Bosco met het Werk van Maria, Hulp der Christenen al
het koren naar zijn molen bracht. Inderdaad toen hij dat jaar predikte in
de kerk van de H. Geest te Turijn, had hij, na het Werk ten voordele
van de arme jonge geestelijken te hebben aanbevolen, eraan toegevoegd:
"Het is juist dat in een hoekje van deze stad vele jonge geestelijken
gemaakt worden, maar ze worden wel zeer ver weggestuurd zodat ze voor ons
geen hulp betekenen." De zinspeling was glashelder, zodat de toehoorders
best begrepen voor wie die slag bedoeld was. Immers in Turijn werden
enkel van uit Valdocco missionarissen naar de vreemde gezonden.
In de Unità Cattolica verscheen de brief van Don Cagliero vanuit
Amerika, zoals Don Bosco het gevraagd had, maar over het Werk van Maria,
Hulp der Christenen, werd geen woord meer gerept.
Don Bosco behoorde geen stap te doen bij de Curie vermits, buiten de
vertrouwelijke nota vanwege theoloog Margotti, hem helemaal niets mede-
gedeeld werd. Nochtans richtte hij aan de Ordinarius volgende uiterst
c o rr ec t e brief:
"
Excellentie,
"
De heer T. Margotti laat me zeggen dat hij het programma van het
" Werk van Maria, Hulp der Christenen, niet zal drukken tenzij ik
" aan uwe Excellentie de vereiste inlichtingen gegeven heb. Graag
" laat ik aan uwe Excellentie enige uitleg geworden.
"
Dit Werk, zoals uwe Excellentie zich zal herinneren, moest
" begonnen worden in Turijn, maar, om zekere moeilijkheden te ver-
" mijden, werd het overgebracht naar een ander bisdom, namelijk naar
" Sampierdarena, bisdom Genua. Deze Aartsbisschop steunde en beval
" meermaals het project aan, dat door de Heilige Vader werd gezegend en
" aanbevolen.
"
Hij kwam ter plaatse om het leggen van de eerste steen van
" het nieuwe gebouw dat bijna voltrokken is te zegenen.
"
Nadat de zaken aan de Heilige Vader werden voorgelegd, liet
" hij het project door een daartoe aangestelde commissie onderzoeken
" en, na rekening te hebben gehouden met de aanbevelingen van meerdere bis-
" schoppen vaardigde hij een Breve uit waarin hij de aflaten van de
" Franciscaanse Derde Ordelingen verleende aan ieder die deze vrome onder-
" neming zou begunstigen.
"
Wanneer ik dan aan T. Margotti de hierboven vermelde brie-
" ven overhandigde bedoelde ik een algemene en geen plaatselijke in-
" richting, waarvan de zetel zich in Genua bevond en die zou aange-
" kondigd worden in de Unità Cattolica, als zijnde de halfambtelijke krant
" voor kerkelijke zaken.
" Wat nu het kerkelijk Imprimatur betrof, liet ik alles over aan de
" directie van deze krant om te handelen zoals voor het overige dat
" in de krant verscheen gebeurde.
"
Wat mij betreft heb ik noch verleden jaar, noch dit jaar
" iets gedrukt of verspreid en ik zal dit niet doen zolang uwe Emi-
" nentie zijn visum niet zal geplaatst hebben op het blad hetwelk ik
" hem in de maand juli van verleden jaar heb aangeboden en het druk-
" ken niet zal hebben toegelaten.
" Een afschrift van de Pauselijke Breve zult u gezien hebben in voornoem-

6 Pages 51-60

▲back to top


6.1 Page 51

▲back to top


- XI/48 -
" de krant. Indien u zoudt verlangen er een authentiek afschrift van
" te ontvangen dan zal ik het u dadelijk in eigen handen bezorgen.
" Daarom verzoek ik u nederig te willen toelaten dat het tweede
" artikel voor de Unità Cattolica zou gepubliceerd worden. Ik ben
" steeds bereid de bevelen uit te voeren die u zoudt geven.
"
M et gro te e n e erbi ed ige ve re r in g teken ik
"
van uwe Excellentie
"
de nederige dienaar
"
Gio. Bosco, priester.
"" Lanzo, 5 oktober 1876.
De nieuwe bekampingen boezemden hem zo weinig vrees in dat hij op 13 ok-
tober, in een brief aan Don Cagliero, zegde: "Te Nice aan Zee hebben wij
een prachtig gebouw aangekocht, waar wij 100 vakleerlingen en evenveel
Zonen van Maria zullen kunnen opnemen."
Een spijtig voorval binnenshuis, alsof de kleine oorlog buitenshuis
nog niet voldoende was, hoopte bitterheid op bitterheid op in het hart
van Don Bosco, terwijl hij de missionarissen van de tweede zending, naar
Rome vergezelde. Wij verhalen dit nu, hoewel het eerst gebeurde op het
einde van 1876, zodat we er niet meer moeten op terugkeren.
We weten reeds hoe duurbaar aan Don Bosco de vuurschool was. Rede-
nen betreffende de roeping en de studies van de leerlingen en eveneens de
goede gang van zaken in het Huis deden hem ervan houden. Afgezonderd van
de jonge studenten konden deze oudere jongens hun roeping beter ontwik-
kelen. Bovendien, nu de lessen voor hen niet onderbroken werden in zomer-
tijd, waren ze onttrokken aan het gevaar van de vakanties gedurende de-
welke Don Bosco ze ook als ontspanning naar het college van Lanzo bracht
om er met de Salesianen de retraite te doen. Aldus hadden ze meer vrije
tijd om de stem van de Heer te begrijpen, Wat de studies betreft was het
reeds een dubbel voordeel voor hen, een programma te kunnen op touw zet-
ten aangepast aan hun toestand, en zich niet te moeten blootstellen aan
onvermijdelijke ontmoedigingen in de gewone klassen waar ze al te zeer
hun eigen minderwaardigheid ten overstaan van de jonge knapen zouden ge-
voeld hebben. Maar er bestond dan ook de mogelijkheid het verlangen te
bevredigen van de ouderen, die, ongeduldig dat ze de zaken zo op de
lange baan moesten schuiven, de leergangen sneller wilden doen vooruit-
gaan. Uiteindelijk had men in het Huis personen nodig die zich van
diensten konden kwijten die niet veel werk vergden maar waarvoor men
vertrouwensmensen nodig had. Hiertoe kan men best rijpere jongelingen
gebruiken, met goede inzichten bezield en niet strikt, zoals de jonge
studenten, aan de uurregeling gebonden. Dat waren enige van de rede-
nen, waarom Don Bosco deze school zo na aan het hart lag en waarom hij
niets spaarde om ze tot bloei te brengen. We weten echter ook dat niet
allen ze met een goed oog aanzagen. De leraar zelf deed er zijn beklag
over dat de leerlingen, afgetrokken van hun studie door ongelijksoor-
tige bezigheden, niet voldoende tijd aan de studie wijdden en niet ge-
trouw de lessen bijwoonden. Don Guanella was er niet meer om er zich met
liefdevolle zorg mee bezig te houden, omdat hij gezonden was naar Mondovi
om er het nieuwe Huis van de H. Drievuldigheid te gaan besturen.
Anderzijds tekende het Tehuis van San Pier d'Arena zich steeds scherper
af als de aangewezen zetel ingericht voor de Zonen van Maria. Bij het regelen

6.2 Page 52

▲back to top


- XI/49 -
van de zaken voor het schooljaar 1876-77 poogde men, gedurende de afwezig-
heid van Don Bosco er een aanslag op te plegen, des te gemakkelijker
gemaakt door de slappe goedaardigheid van de onderdirecteur, Don Laz-
zero, die pro bono pacis de zaken maar op hun beloop liet: de vuur-
school werd ontbonden en de ingeschrevenen werden deels naar San Pier d'Are-
na gestuurd ; deels over de gewone klassen verdeeld.
Don Bosco, die er te Rome lucht van gekregen had; wachtte niet op
zijn terugkeer om zijn spijt uit te drukken. Hij had deze school opge-
richt. Hij zelf met Don Durando en nog andere oversten waren er over tot
het akkoord geraakt ze tot volmaaktheid op te voeren. Meermaals en op
verschillende wijzen had hij laten blijken al wat diende gedaan te wor-
den om ze goed op dreef te brengen. De ontgoocheling moest bij hem dan
ook wel buitenmate pijnlijk zijn. "Het is waar", schreef hij vanuit Rome
"dat men goed werk verricht te San Pier d'Arena, maar toch zou, om ver-
schillende redenen, ten minste één klas te Turijn moeten zijn."(1)
Benevens dat wat we reeds zeiden, schijnt een van deze redenen geweest
te zijn dat Don Bosco er aan dacht van deze jongens aldus tot rijpheid
gebracht bijzonder flinke missionarissen te maken en hij had het in-
zicht ze met eigen handen te boetseren. Dit was hem reeds op kleine
schaal met enkele, nog zeer weinige gelukt en nu vleide hij zich met de
hoop betere resultaten te bereiken door op grotere schaal te gaan wer-
ken. Dit zijn zaken die men thans op grond van redenen kan afleiden uit
alles wat nadien gebeurde maar wat Don Bosco niet aan de openbaarheid kon
prijsgeven. Er blijft het feit dat het jaar nadien de vuurschool in het
Oratorio terug werd opgericht.
En het zou werkelijk jammer geweest zijn ze niet te bevoordelen. In
die tijd bevonden er zich in het Oratorio mannen die, naar het zeggen
van Don Bosco, als echte heiligen mochten aangezien worden en die inzake
godsdienst zeer knap waren. Uiteindelijk begonnen ze ernaar te verlangen
priester te worden en drongen hiervoor erg aan bij Don Bosco. "Over drie
of vier jaar zouden allen gevormde missionarissen kunnen zijn" zegde hij
op een avond gedurende een vertrouwelijk gesprek.(2) Juist bij het einde
van dit onderhoud, nadat men zich had opgemaakt om naar bed te gaan,
ontmoette hij twee van deze goede leken.
- Kijk, zei hij, terwijl hij naar een van hen, Lago genoemd, wees,
kijk een uitstekende missionaris, met die baard zou hij zelf de Sjah van
Perzië ontzag inboezemen. Wil je dat we je naar Oceanië sturen?
Wat mij betreft sta ik te uwer beschikking; ik zal nog vanavond
vertrekken, antwoordde Lago.
Wel, we zullen zien. Maar niet in dit kostuum, hoor! we moeten je
als priester kunnen zenden. Goede moed! Laten we het aan de Heer overla-
ten!
Daarna wendde hij zich tot een andere en stuurde hem gelijkaardige
woorden toe, zodat ze beiden buiten zichzelf waren van tevredenheid.
Lago, die apotheker was, had heel zijn fortuin aan de Salesiaanse
werken geschonken. Hij werd inderdaad priester. Hij werkte veel als biechtvader
(1) Brief aan Don Barberis, 10 november 1876.
(2) Kroniek van Don Barberis, 6 december 1875.

6.3 Page 53

▲back to top


- XI/50 -
en werd de onvergelijkelijke en onvermoeibare secretaris van Don Rua tot
aan zijn dood.
Een groot aantal ijverige apostelen, wiens mooie faam in de ge-
schiedenis van de Missies zal vereeuwigd worden, vertrok en vertrekt nog
vanuit de gelederen van de Zonen van Maria. "De Zonen van Maria", schrijft de
grote geschiedschrijver, Pater Grisar (1) "zijn voor de Salesiaanse Mis-
sies waardevolle werkers, omdat ze doorgaans kloeke jongemannen zijn,
gehard tegen de vermoeidheid, waarvan de meesten reeds zware offers moes-
ten brengen om hun roeping te volgen."
(1) Pater Grisar, sj. publiceerde in Die Katholischen Missionen van Freiburg in 1915 ver-
scheidene artikels over de Missies van de Salesianen van Don Bosco, die in een boek-
deel verenigd, een stevige monografie vormen. Cfr. Boll. Sal., oktober 1915, blz. 305.

6.4 Page 54

▲back to top


- XI/51 -
HOOFDSTUK
IV
DE SALESIAANSE MEDEWERKERS
De definitieve figuur van de Medewerker ontstond niet ineens in
de geest van Don Bosco. Vanuit een aanvankelijke schets uit het jaar
1841 sinds wanneer hij namelijk de noodzaak gevoelde zich helpers te
verschaffen voor zijn zondagspatronaten door het werk en de milddadig-
heid van leken en geestelijken; komt hij ertoe de laatste hand eraan
te leggen bij de drievoudige opstelling van het programma gedurende
de drie jaren 1874, 1875 en 1876. Dan wordt de innerlijke gestalte van
de Salesiaanse Medewerker voorgoed vastgelegd. Het zal niet inopportuun
zijn een vlug vergelijkend onderzoek te doen van de drie documenten, die
elkaar wederzijds aanvullen en verklaren. Vooreerst de titel. Wat eerst
de Christene Unie en nadien de Vereniging voor goede werken was, eindig-
de met de plaats te ruimen voor Salesiaanse Medewerkers. Een unie is
iets anders dan een vereniging.
Het eerst opgekomen idee was, zoals men ziet, de krachten van het
goede tot een bundel samen te snoeren om zegenrijk tegen de aanvallen
van het kwade op te stellen. Doch aanvankelijk schijnt het voldoende te
zijn een aanzienlijk aantal personen samen te brengen, die elkaar ver-
staan in hun gemeenschappelijke goede wil het einddoel te bereiken.
Daarna ontstaat een vastere groepering als van leden die een organisch
lichaam vormen. Feitelijk is er tussen het eerste en het tweede ogenblik
een nieuw bestanddeel opgerezen, namelijk een stabiele band van een bond,
gevormd door de Salesiaanse Congregatie, die, na in de schoot van de
Kerk haar volledig juridisch bestaan te hebben verkregen, haar medewer-
kers enger met haar en onderling verbindt.
Dit heeft het mogelijk gemaakt verder te gaan en deze mensen zonder meer
Salesiaanse Medewerkers te noemen, alsof het een echte en eigen organisa-
tie betreft, die werkelijk kan vergeleken worden met een derde orde. En
het was onder dit aspect dat de Medewerkers door de Kerk beschouwd wor-
den, wanneer ze van haar de canonieke goedkeuring ontvingen.
Laten we nu van de benaming alleen overgaan naar het doel. Het doel,
stilzwijgend begrepen in de benaming van de eerste redactie en in alge-
mene bewoordingen uitgedrukt door "Vereniging voor goede werken" van de
tweede redactie, werd beperkt maar niet uitdrukkelijk omschreven in de
derde, waar de woorden "Salesiaanse Medewerkers" verenigd worden bij
middel van "ofwel" met de verduidelijking: "Een praktische manier om
bij te dragen tot de goede zeden en de burgerlijke maatschappij". Men
kon toen niet voorzichtig genoeg zijn inzake verenigingen en vooral
godsdienstige verenigingen. Er konden inderdaad ernstige misverstanden
oprijzen zowel aan de ene als aan de andere kant. Ziedaar het echte waarom

6.5 Page 55

▲back to top


- XI/52 -
van die ietwat onschuldige benamingen, die vanaf de voorgevel iedere achterdocht,
van aard de twee kampen in opschudding te brengen, uit de weg moesten rui-
men. Wat dan deze "praktische manier" was, werd door de inhoud van de drie
programma's gezegd, maar met de variante dat, terwijl in het eerste aan de
Medewerkers als voornaamste doel een speciale bedrijvigheid "ten voorde-
le van de jeugd in gevaar" werd aangewezen, in de twee andere program-
ma's meer omvattend gesproken werd van "de uitoefening van de liefdadig-
heid tegenover de naaste en vooral tegenover de jeugd die in gevaar ver-
keert". Het was wel begrepen dat, vermits de liefde voor ons zelf bevo-
len wordt en bij ons begint, aan de leden van de vereniging het stre-
ven naar hun geestelijk nut op de eerste plaats werd gesteld. Dan
volgden de middelen waarmede dit doel moest bereikt worden. Wezenlijk
kon men ze in de drie programma's tot vier herleiden: de oogst van de
Salesiaanse Congregatie aankweken door 1) de christelijke vroomheid bij
het volk in de hand te werken, 2) de roepingen te bevorderen, 3) de
goede pers tegenover de slechte te stellen, 4) op allerlei wijzen belang
te stellen in de kinderen die in gevaar verkeren. Voor alles dan, wat
bij het ontplooien van deze bedrijvigheid de godsdienst aanbelangde,
gold als wet een volstrekte afhankelijkheid van benevens de Opperherder
ook de bisschoppen en de pastoors.
Salesianen en Medewerkers moesten zich onder elkaar als broeders aanzien en
van elkaar vrijelijk werk vorderen, telkens wanneer ze konden helpen om
de meerdere glorie van God en het welzijn van de zielen te bevorderen. De
verplichting die in het eerste programma opgelegd werd, jaarlijks een lire te
betalen, vinden we niet terug in de latere programma's. De oorzaak daar-
van is, om het naar waarheid te zeggen, dat de giften in geld uit zich-
zelf reeds een plaats vinden tussen de middelen hierboven vermeld, in
zover ze dienen om deze te verwezenlijken zodat hierover geen voor-
schriften voor het betalen van een bepaald bedrag nodig zijn.
We houden ons niet op bij de beschikkingen betreffende het inwendig
stelsel, die sedertdien tot nu toe bijna ongewijzigd gebleven zijn. Er is
hier een regeling voorzien per parochie en per bisdom die herinnert aan
wat later aan de Katholieke Actie zou worden voorgeschreven.
Een officieel orgaan voor de Medewerkers, nog niet vermeld in het
eerste reglement en herhaaldelijk beloofd in de anderen, zal zijn pu-
blicaties maar beginnen in augustus 1877.
In al deze programma's is er geen spraak van vrouwen. Dacht Don
Bosco er misschien niet aan? of meende hij dat men het kon stellen zon-
der vrouwelijke medewerking? Helemaal niet. Op een dag, in vertrouwe-
lijk gesprek met Don Barberis, na te hebben gezegd dat, nu de scholen
voor de Zonen van Maria voorbereid waren, hij zich bezig hield met "een
andere zeer belangrijke zaak, namelijk de "Salesiaanse Vereniging" ging
hij verder: "Sedert ongeveer twee jaar ben ik er aan het werken. Nu zal
ik er de normen van formuleren en voor het einde van het jaar worden ze
openbaar gemaakt. Er zullen twee jaar nodig zijn om ze een vaste vorm
te geven. Inmiddels heb ik reeds een ander ontwerp gemaakt dat gedu-
rende deze twee jaar zal rijpen en, eens dat het bestaan van het Werk
van de Salesiaanse Medewerkers zal verzekerd zijn, zullen wij ermee
n a a r b u i t en t r e d en . E r z o u o m zo t e z e g ge n e e n derde orde voor vrouwen
moeten worden opgericht. Ze zouden echter niet bij ons aangesloten zijn maar bij
de Dochters van Maria, Hulp der Christenen."(1)
(1) Kroniek van Don Barberis, 19 februari 1876.

6.6 Page 56

▲back to top


- XI/53 -
Toen hij zich nadien naar Rome had begeven en aan Pius IX het programma
van de Salesiaanse Medewerkers had aangeboden en de Paus gemerkt had
dat er niet gesproken werd over medewerksters, keurde hij deze uitslui-
ting expressis verbis af. - De vrouwen zei hij, hebben altijd een voor-
naam aandeel gehad in de goede werken, in de Kerk zelf, bij de bekering
van de volken. Ze zijn weldadig en ondernemend in het steunen van de
goede werken ook door natuurlijke geneigdheid, meer dan de mannen. Indien
u ze zou uitsluiten, zou u zich beroven van de beste hulp. — Don Bosco
voor wie iedere wens van de Paus een bevel was, zal zijn eigen ziens-
wijze aan de kant zetten en, eens het bestaan van de Medewerkers ver-
zekerd is, zal hij er de Medewerksters aan toe voegen.
Alvorens de draad van ons verhaal terug op te nemen, zullen wij hier twee
verklaringen geven een tijdje nadien door Don Bosco afgelegd maar ui-
terst nuttig om samen met de letter ook de geest van het Werk te begrij-
pen. In de loop van een openbare conferentie door hem gehouden te Borgo
S. Martino op 1 juli 1880 bij het bevestigen en aanvullen van een begrip dat men
leest in de inleiding van de drie programma's sprak hij aldus: "Er was een tijd
dat het kon volstaan zich samen in het gebed te verenigen. Nu er echter
zovele middelen tot bederf bestaan, vooral ten nadele van de jeugd van
beide seksen, is het nodig zich te verenigen op het terrein van de actie
en van het werk.(1)
Zes jaar later in een toespraak gehouden voor priesters, oud—leer-
lingen, samengekomen in het Oratorio om zijn naamfeest te vieren, zeg-
de hij hun: "Het Werk van de Salesiaanse Medewerkers... zal zich in alle
landen uitbreiden, zal zich in heel de christenheid verspreiden. Er zal
een tijd komen waarin de naam van medewerker zal willen zeggen: echte
Christen... De Medewerkers zullen het zijn die zullen helpen aan het be-
vorderen van de katholieke geest... Hoe meer de Heilige Stoel zal ver-
volgd worden, hoe meer hij door de Medewerkers zal opgehemeld worden.
Hoe meer het ongeloof overal zal aangroeien des te meer zullen de Mede-
werkers de lichtende fakkel van hun werkdadig geloof (2) verheffen."
Paus Pius IX had een jaar voor zijn afsterven aan een persoon die hij
in vertrouwen nam gezegd: "De Salesiaanse Medewerkers zijn bestemd
veel goed te doen in de Kerk en aan de burgerlijke maatschappij. Hun
werk... zal met de tijd zo worden gewaardeerd dat het mij toeschijnt of
i k n iet en kel ge zi n ne n, m aa r gans e s te den en l ande n zie Salesiaanse
Medewerkers worden."(3)
De katholieke actie, waarvan Pius XI als bepaling gaf dat ze was de
medewerking van de leken met de kerkelijke hiërarchie, is ze misschien
niet de overheersende idee die Don Bosco leidde bij het dicteren van de
normen van de Salesiaanse medewerking?
In zijn ondernemingen verloor Don Bosco nooit het opperste doelwit
uit het oog, vooral de zielen te verrijken met de schatten van de hemelse
genade. Tot op het ogenblik dat zijn weldoeners nog gering in aantal wa-
ren maakte hij zich tot plicht tegenover elk van hen de bewijzen van
dankbaarheid te geven die zij verdienden, vooral door hen de verzekering te
(1) Boll. Sales., augustus 1880, blz. 9.
(2) Boll. Sal., augustus 1886, blz. 4.
(3) Boll. Sal., maart 1878, blz. 3.

6.7 Page 57

▲back to top


- XI/54 -
geven dat hij en anderen voor hen baden en door voor hen persoonlijk de
zegen en de aflaten van de Paus af te smeken. Maar wanneer zij met het
talrijker worden van zijn Werken ook talrijker werden, dan was hem dit
voortaan onmogelijk. Daarom, eens dat de Vereniging opgericht was, spande
hij zich in opdat hun zeer overvloedige geestelijke gunsten zouden ver-
leend worden, die aan de Leden een zeer kostbare vergoeding voor hun vlijt en
offers verschaften.
Paus Pius IX loofde voor de eerste maal en keurde vivae vocis oraculo
de Salesiaanse Vereniging goed op een audiëntie van 22 februari 1875.
Aangemoedigd door de goedhartigheid van de Paus, zond Don Bosco samen
met het reglement voor het Werk van Maria, Hulp der Christenen, het re-
glement voor de Vereniging ook aan de bisschoppen en smeekte om hun aan-
bevelingen hiervoor. Onder meer schreef de bisschop van Tortona aan Don Bosco
aldus: "De Salesiaanse Vereniging die best kan aanzien worden als een
derde orde van uw zo verdienstelijke Congregatie reeds definitief door de
Heilige Kerk goedgekeurd, schijnt me uiterst opportuun te zijn en, ik zou
zeggen, door de Voorzienigheid gewild in de huidige toestanden van onze
maatschappij, zowel door het doel dat zij beoogt, als door de organisatie
en wijze van functioneren die er in geschetst worden. Mijns inziens zijn
ze uiterst nuttig om de vriendelijke aansporingen herhaaldelijk door de
Paus in dat opzicht gedaan te verwezenlijken."(1) In de brief die we
reeds elders vermeld hebben (2) beriep Don Bosco zich op de goede dien-
sten van Kardinaal Berardi om aan de Heilige Stoel zijn smeekschriften,
die nu in kracht gewonnen hadden door de aanbevelingen van de bisschoppen, aan
te bieden.
De definitieve goedkeuring kon hij nog niet vragen want deze
pleegt men slechts te verlenen na een decreet van lof. Hij deed daarom
in alle nederigheid stappen bij de Heilige Vader opdat hij zich zou
willen gewaardigen de volgende bevoegdheden toe te staan: 1° dat de ge-
naden en aflaten verleend aan de inwonende kloosterlingen door de Alge-
meen Overste ook zouden kunnen medegedeeld worden aan de weldoeners
buiten het klooster; 2° dat de Algemeen Overste de directeurs van de
afzonderlijke Huizen zou kunnen afvaardigen om de vermelde gunsten be-
kend te maken. In de Breve van toekenning, met als datum 30 juli 1875
kon Don Bosco tot zijn grote vreugde lezen dat de weldoeners van de
Sociëteit "niet anders aanzien werden dan alsof ze derde ordelingen waren."
Een grote stap was gezet.
Maar Don Bosco bleef niet halfweg staan. Hij streefde naar de formele
goedkeuring vanwege de Heilige Stoel. Daarom zond hij op 4 mei 1876 aan
de Heilige Vader een smeekschrift in de volgende bewoordingen opgesteld:
"
Heilige Vader,
"
Vanaf de dag dat Uwe Heiligheid zich gewaardigd heeft zijn
" definitieve goedkeuring te hechten aan de nederige CONGREGATIE
" VAN DE H. FRANCISCUS VAN SALES steeg het aantal van haar leden
" aanzienlijk en het veld van haar evangelische oogst heeft zich zeer
" verruimd. Bij het zien van de stijgende nood steeg tot op deze dag het
" aantal vurige
(1) Brief van 16 april 1875.
(2) Hoofdstuk III.

6.8 Page 58

▲back to top


- XI/55 -
" leken en geestelijken, die met aandrang hun medewerking aanboden,
" maar ze waren ook eensgezind om een soort Reglement te vragen, dat
" moet dienen om de eenvormigheid in het werken te behouden en de
" stabiliteit te verzekeren van de heilige Beginselen die alleen in
" onze Heilige Katholieke Godsdienst onaangetast zijn gebleven. Dit
" reglement, Heilige Vader, werd geformuleerd met als titel SALESI-
" AANSE MEDEWERKERS en de bedoeling is hen, die in de wereld leven,
" uit te nodigen te helpen dezelfde oogst aan te kweken die het
" doelwit is van de VROME SALESIAANSE SOCIËTEIT.
"
Uwe Heiligheid heeft zich gewaardigd dit ontwerp te onder-
" zoeken, te zegenen en aan te bevelen. Vele bisschoppen werden aangezocht
" het te aanvaarden voor hun respectievelijke bisdommen en zonden nu
" met hun aanbevelingen de nederige aanzoeker om Uwe Heiligheid te
" smeken dat zij met een akte van bijzondere goedertierenheid zich
" zou gewaardigen de schatkamer van de Heilige Aflaten open te stel-
" len. Op deze wijze kan iedereen verzekerd zijn dat het Werk van de
" Oratorio’s door Uwe Heiligheid gezegend en aanbevolen werd en
" krijgt het een aanmoediging vanwege de Godsdienst waaraan de Mede-
" werkers volgaarne hun inspanningen wijden.
" Daarom smeken allen Uwe Heiligheid aan de SALESIAANSE KLOOSTERLIN-
" GEN en aan hunne MEDEWERKERS volgende gunsten te willen verlenen:
"
1) een volle aflaat op het ogenblik van de dood, op voor-
" waarde dat ze aan God het offer van hun leven brengen en het soort
" dood aanvaarden dat het de Heer zal behagen hen over te zenden;
"
2) de Aflaten en de Geestelijke Gunsten van de Derde-ordelin-
" gen van Sint-Franciscus van Assisi;
"
3) dat de Aflaten die betrekking hebben op de kerken en op de fees-
" ten van Sint-Franciscus van Assisi zouden kunnen gewonnen worden op
" de feesten van de H. Franciscus van Sales en in de kerken van de
" S alesiaanse Congregatie.
"
Vol vertrouwen dat Uwe Heiligheid zich zal willen gewaar-
" d igen hem de afgesmeekte gunsten te willen toestaan, vraag ik nederig een
" bijzondere Apostolische Zegen over alle Medewerkers en over alle
" Weldoeners van de Congregatie, terwijl ik met de grootste verering en met
" kinderlijke gehoorzaamheid mij voor U neerwerp als van Uwe Heilig-
" heid
"
"
de nederige en zeer verplichte smekeling
"
Gio. Bosco, priester
" Turijn, 4 maart 1876
Het antwoord bestond in een Breve van 9 mei, waardoor Zijn Heilig-
heid Pius IX, "opdat deze Sociëteit steeds meer zou mogen aangroeien" de
gevraagde aflaten verleende, niet meer langs de Algemeen Overste om, maar
rechtstreeks aan "de Sociëteit of Unie van de Salesiaanse Medewerkers".
Door deze akte erkende Zijne Heiligheid de vereniging op een ondubbel-
zinnige wijze.
Nu was het nodig de Sociëteit, de pauselijke zegen en de geeste-
lijke gunsten te leren kennen. Daarom bereidde Don Bosco een werkje voor,
waarvan hij kennis gaf aan de Ordinarius door hem de eerste kopij te zen-
den nog onvolledig wegens de reden waarover we het nog zullen hebben.

6.9 Page 59

▲back to top


- XI/56 -
"
Excellentie,
"
Deze morgen werd het drukken en inbinden van het boekje Salesiaanse
" Medewerkers beëindigd. Het is een soort derde orde waarmede de
" H. Vader aan onze weldoeners zekere geestelijke gunsten verleent.
" Na de zegen van de H. Vader verzoek ik nederig uwe Excellentie
" ook zijn zegen te willen geven als Aartsbisschop van het voornaam-
" ste Huis, en, indien het U niet mishaagt, toe te laten dat na deze
" van de H. Vader, ook uw naam zou worden opgenomen in de lijst van
" zijn medewerkers. Ik doe U deze twee voorstellen uit plichtsge-
" voel en wanneer uwe Excellentie er in toestemt, zal ik ze aan-
" zien als twee uitnemende gunsten. In ieder geval echter verzoek
" ik U dit geschrift te willen aanvaarden als een teken van mijn
" grote achting en van mijn diepe bewondering voor uwe Excellentie.
" Laat me toe mezelf met hartelijke dankbaarheid te noemen van uwe
" Excellentie
"
"
de zeer verplichte Dienaar
"
Gio. Bosco, priester
" Turijn, 11 juli 1876.
Hier bevinden we ons nogmaals tegenover de kwestie reeds in het
vorige hoofdstuk aangeraakt. Nu is het de Ordinarius zelf die de zaak
op het tapijt brengt. In een eerste mededeling wordt aan Don Bosco be-
richt dat het Monseigneur mishaagt dat hij kort tevoren een boek had ge-
publiceerd met als titel Salesiaanse Medewerkers zonder het te onderwer-
pen aan het kerkelijk imprimatur. Bovendien heeft hij er aflaten in ge-
publiceerd en kennis gegeven van een Vrome Sociëteit waarvan de cano-
nieke instelling niet blijkt aan de kerkelijke Overheid van Turijn.
Daarom wou Monseigneur weten hoe het kwam dat er een overtreding begaan
was tegen wat voorgeschreven is door de diocesane wetten en zelfs door
het Concilie van Trente. Men bekloeg zich ook zeer tegenover hem over
het gebruik van het muziekkorps in de kerk tegen de voorschriften van
de bisschoppelijke synode en het algemeen kerkelijk recht.(1)
Don Bosco, die toen op bezoek was in de colleges van Ligurië en maar
op de 29 van de maand terug kwam, kon eerst op 1 augustus antwoorden.
"
Doorluchtige Heer Kanunnik Chiuso,
"
"
Teruggekeerd van een bezoek afgelegd aan de huizen van Ligu-
" rië, vind ik je brief van 16 juli en, hoewel met vertraging, haast
" ik mij je te antwoorden.
"
Het Werk van de Salesiaanse Medewerkers werd niet gepubli-
" ceerd. Het eerste afschrift werd aan Zijne Excellentie de Aarts-
" bisschop gezonden, een afschrift dat nog niet helemaal gedrukt was, want,
(1) Brief van de theoloog Chiuso, secretaris, 16 juli 1876.

6.10 Page 60

▲back to top


- XI/57 -
" indien je bladzijde 38 bekijkt, dan zul je bevinden dat ze niet bedrukt
" is. Op die bladzijde had ik me voorgenomen de zegen van onze Aarts-
" bisschop te drukken, indien hij het goed geacht zou hebben hem te
" verlenen.
" Dit deed ik op raad van een hooggeplaatste persoon die van mening
" was dat ik blijk zou geven van mijn speciale waardering, wanneer
" ik na de naam van de H. Vader die van de Aartsbisschop van Turijn
" zou laten verschijnen.
"
Het Werk van de Medewerkers is niet diocesaan maar algemeen
" maar in alles wat de godsdienst aangaat is het volstrekt afhankelijk van
" de bisschoppen en de pastoors. Het is niet mogelijk met alle Ordi-
" narii over deze instelling te onderhandelen. Ik zou het (sic)
" nochtans volgaarne besproken hebben met onze Aartsbisschop,
" indien ik niet verplicht zou geweest zijn te onderhandelen met een
" tussenpersoon, die bezwaarlijk de zaken volgens hun echte beteke-
" nis kan begrijpen.
"
Het Werk van Maria, Hulp der Christenen is er een voorbeeld
" van. Het is nu één jaar geleden dat het programma zich bij de
" diensten van het kerkelijk imprimatur bevindt. Sinds één jaar
" heeft de drukker de teksten laten zetten en het zetsel laten op-
" maken maar tot h eden toe ont vingen we nog geen definitief antwoord.
"
Zolang ik mijn hart heb kunnen uitstorten bij zijne Excel-
" lentie, heb ik geen vinger verroerd zonder zijn wijs, voorzichtig
" en scherpzinnig advies. Met bitterheid heb ik daarmee moeten op-
" houden, wanneer ik geen vrijheid van spreken meer heb gehad, of
" ook omdat ik niet meer geloofd werd.
"
Wat de muziek door instrumenten uitgevoerd betreft, heb ik
" b ij de bisschoppelijke Synode geen enkel verbod bemerkt. De algemene re-
" gels van d e Ke rk s chi jn en me da arme e o ok niet in teg ens tr ij d te
" zijn, vermits te Rome de plechtigste diensten gewoonlijk gebeuren
" met muziek door instrumenten uitgevoerd, minstens deze welke ik
" gezien heb. Niettemin uit gehoorzaamheid voor de uitdrukkelijke
" wens van Mgr. de Aartsbisschop heeft na het feest van Maria, Hulp
" der Christenen, van 1875 de instrumentale muziek geen deel meer
" gehad in een van de diensten in de kerk van Maria, Hulp der
" Christenen. De jongste tijd heeft deze muziek de processie van de
" H. Aloysius begeleid, maar enkel buiten de kerk en anders niet.
" Indien de dingen in hun juiste betekenis werden begrepen, wat al
" verwarringen zouden er niet vermeden worden en hoeveel ongenoegen
" minder omdat het ongewild werd aangedaan.
"
Beschouw me steeds in Jezus-Christus
"
"
als de arme schrijver en dienaar
" Turijn, 1 augustus, 1876.
Gio. Bosco, priester
De secretaris van zijne Excellentie meldde ontvangst van de brief
en beloofde de inhoud ervan aan Monseigneur te zullen uiteenzetten dade-
lijk na zijn terugkeer van een lange afwezigheid. Hij verklaarde te ho-
pen dat Monseigneur, na de gevolgde gang van zaken te hebben begrepen,
er tevreden zou over zijn.(1) Trouwens > gedurende zijn verblijf in Ligurië, wan-
(1) Brief van 2 augustus 1876.

7 Pages 61-70

▲back to top


7.1 Page 61

▲back to top


- XI/58 -
neer Don Bosco bemerkte dat de goedkeuring op zich liet wachten maakte
hij gebruik van zijn onbetwistbaar recht en liet het programma en de
regels drukken te Albenga met vergunning van deze Curie, verleend op 26
juli en ondertekend door kanunnik Folcheri, Vicaris-Generaal. Hij liet
er onmiddellijk een Franse vertaling van maken.
De kwestie van het handboekje van de Salesiaanse Medewerkers scheen
ingesluimerd, maar wanneer twee maanden later Don Bosco de vergunning
vroeg de jongste Breve te mogen publiceren, ontbrandde weer vuriger dan
ooit de voornaamste kwestie. Het bewijs hiervan treft men aan in de volgende
brief.
"
Aan Eerw. Heer Don Gio. Bosco, Overste van de Salesianen,
" Monseigneur de Aartsbisschop gelast mij u te antwoorden op uw brief
" van 5 dezer, door u te zeggen, dat hij de publicatie, waarover uw
" brief het heeft, niet kan toestaan zonder tekort te komen aan zijn
" plicht van bewaarder der canonieke wetten.
"
Vooreerst moet een Pauselijk Rescript dat aflaten bevat,
" voor zijn publicatie aangeboden worden aan de Ordinarius van de plaats,
" opdat deze er de authenticiteit van zou onderzoeken en er dan zijn
" Gezien zou op plaatsen. Daarom zou de Pauselijke Breve waarop u
" een toespeling maakt aan de Aartsbisschoppelijke Curie als oor-
" spronkelijk document moeten meegedeeld worden.
" Op de tweede plaats is de Pauselijke Breve ten gunste van een
" Vereniging van Salesiaanse Medewerkers die reeds volgens canoniek
" recht is opgericht is. Cum, zegt de Paus van Rome, sicut relatum est
" Nobis, pia quaedam sodalitas canonice instituta sit. Welnu, een
" dergelijke sociëteit kan niet canoniek opgericht worden tenzij
" door de Paus, of door een bisschop voor zijn bisdom, of door
" iemand anders die geen bisschop is, met een speciale machtiging van de
" Paus. In het eerste geval zal men aan de aartsbisschoppelijke Curie
" van Turijn het pauselijk Rescript van deze canonieke oprichting
" moeten tonen; in het tweede geval dient men aan dezelfde Curie de
" brief van een canonieke oprichting te tonen, gedaan door de bis-
" schop die deze sociëteit opgericht heeft en van de bevoegdheid aan
" deze bisschop door de Paus verleend, de sociëteit ook voor andere
" bisdommen op te richten. In het derde geval moet men aan de Curie
" de brief tonen waarin door de Paus de bevoegdheid wordt verleend
" aan een persoon die geen bisschop is deze sociëteit op te richten
" en tevens het document, waarmee diezelfde persoon, met gebruik-
" making van de hem verleende bevoegdheid, de sociëteit opricht.
"
Totdat deze zaken vervuld zijn is het aan Monseigneur de Aartsbis-
" schop niet geoorloofd uw vraag, waarvoor hij alle zegen wenst, in
" te willigen.
"
Met alle waardering ben ik van U
"
"
uw toegenegen en nederige dienaar
"
Kanunnik Chiuso, secretaris
" Turijn, 11 oktober 1876.

7.2 Page 62

▲back to top


- XI/59 -
In die dagen had Don Bosco heel wat andere zaken om het hoofd. Een
nieuwe groep van 24 missionarissen was in vorming. Dit briefje stelt ons
levendig voor welke bekommernissen zijn gewone bezigheden nog kwamen
a a n vullen.
"
Beste Heer Ridder,
"
"
Ik ontvang bericht met verscheidene brieven die het vertrek
" van onze Missionarissen vaststellen voor het begin van november
" aanstaande. Dat geeft me veel stof tot nadenken en zonder u te kunnen
" begroeten moet ik morgen bij het krieken van de dag vertrekken om
" te kunnen nadenken, voorbereiden en voorzien. Maar voor hun ver-
" trek zullen we elkaar zeker zien en zullen ze kennis nemen van uw wen-
" sen. God moge u en gans uw gezin alle goed verlenen en bid voor hem
" die in Jezus-Christus verblijft
"
uw nederige dienaar
"
Gio. Bosco, priester.
" Chieri, 9 oktober 1876
" Aan de edele Heer
" R idd er Marco G óne lla - Chieri.
Niet alleen dit maar, zoals we verder zullen zien, moest hij ook
de missionarissen begeleiden naar Rome, waar zaken van het grootste belang op
hem wachtten. Vanuit de Eeuwige Stad schreef hij naar het Oratorio en-
kele regels, die duidelijk worden gemaakt door de reeds verhaalde feiten
maar deze op hun beurt belichten. Die regels zijn des te kostbaarder
omdat ze het enige document uitmaken dat tot heden toe werd opgespoord
betreffende de toedracht van zaken in het geschil over de Medewerkers
gedurende de beslissende fase. De eigenhandig geschreven tekst heeft geen
opschrift, geen datum en geen handtekening. Of dit nu moet toegeschreven
worden aan voorzichtigheid of aan haast, zeker is het echter dat het
blad deel moest uitmaken van een pakje brieven. De inhoud is van dien
aard dat onder de vorm de brief aan niemand anders kon gericht geweest
zijn dan aan Don Bosco's alter ego, aan Don Rua. Dezelfde bladzijde
bevat zeer vertrouwelijke inlichtingen van kiese aard, in het Latijn
geschreven over personen en zaken van het Oratorio. Dat de brief uit
Rome afkomstig is blijkt duidelijk uit het zinsverband. Dat hij betrek-
king heeft op deze zaak en wel op dit ogenblik van het geschil, schijnt
ook buiten iedere twijfel te staan, alleen reeds wanneer men de inhoud
zorgvuldig onderzoekt en in verband brengt met de omstandigheden. Het
geschrift is zeker van hem. We moeten er nu nog enkel maar de besluiten
uit halen. Hier gaat dan het document.
" Laten we het antwoord van de (= aan de) Aartsbisschoppelijke Curie van
Turijn rijpen. Zend iemand om de Breve te vragen, zodat ze niet verlo-
ren gaat. Wanneer we te Turijn zullen zijn aangekomen en indien
daar iets moet gedaan worden, zullen we het doen maar dring aan om de
Breve te hebben. Die van de Salesiaanse Medewerkers zal men niet te
Turijn laten drukken en zo zullen er geen twisten ontstaan maar dat ze
ons de Breve overhandigen. Wanneer ze dan met aandrang vragen waar en wie de

7.3 Page 63

▲back to top


- XI/60 -
Salesiaanse Medewerkers heeft opgericht, zal ik zeggen dat hier te Rome
een persoon met een groot gezag mij gezegd heeft: Wanneer een Romein-
se Congregatie een Breve of een decreet laat verschijnen dan pleegt
men geen andere redenen te geven dan deze welke erin vermeld worden en
dat de plaatselijke overheden slechts de authenticiteit van de akte
moeten onderzoeken, doch niet de voorafgaande redenen."
Aldus werd de Breve van 9 mei "aan de Curie van het Aartsbisdom meege-
deeld als origineel stuk" zoals men dit geëist had en wat Don Bosco
klaarblijkelijk zonder aarzelen gedaan heeft. Anderzijds moest men het
antwoord laten "rijpen", dit wil zeggen, niet weigeren te geven maar
enkel uitstellen tot op een geschikt tijdstip. De zin "die van de Sale-
siaanse Medewerkers" zou kunnen wijzen op een onderscheid tussen de
Breve van de Medewerkers en een andere in een vorige periode vermeld.
Maar dat is het geval niet, vermits de slotzin "maar dat ze ons de Breve
overhandigen", die ons terugvoert naar de eerste periode, een geheel
uitmaakt met "die van de Medewerkers". Wel wordt hier een onderscheid
gemaakt maar het woord is in de geest van Don Bosco en slaat op pause-
lijke documenten die men overal kon publiceren. In substantie komt het
hierop neer: "Die heren moeten zich niet ongerust maken, dat ze ons maar
de Breve van de Medewerkers overhandigen. De andere pauselijke documen-
ten zullen wij te Turijn laten drukken, maar het document van de Mede-
werkers niet. - Ongetwijfeld zou het mogelijk geweest zijn zich duide-
lijker uit te drukken, maar als hij het haastig had liet Don Bosco
vaak uit zijn pen in zijn private geschriften formele onvolmaakt-
heden vloeien. Wie zou dan "die persoon met groot gezag" wel mogen ge-
weest zijn? Kardinaal Berardi? Kardinaal Antonelli? Monseigneur Vi-
telleschi? Het heeft weinig belang zijn naam te kennen. Uiteindelijk zou
het antwoord dat moest gegeven worden, wanneer men zou aandringen,
toch ontwijkend moeten zijn zodat Don Bosco naar Turijn zou kunnen
k o me n e n d an d a ar ve rr i ch t en wat verricht moest worden.
De scherpzinnige lezer zal de werkelijk ongewone inversie niet ont-
gaan zijn, die dadelijk in het oog springt bij "waar en wie de Salesi-
aanse Medewerkers heeft opgericht". Het is een spontane variatie maar
geen toevallige en nog minder het product van een bewuste of onbewuste
stilistische beweegreden. Op dat ogenblik stond Don Bosco het antwoord dat
moest aanrijpen voor de geest en, zoals meermaals gebeurt, had dit zijn
invloed op zijn manier van zich uit te drukken, zonder dat hij het
zelfs merkte. Het weloverwogen antwoord noopt ons op die manier te denken.
Van dit antwoord bezitten wij het gedetailleerde eigenhandig ge-
schrift van zeven bladzijden op gewoon briefpapier geschreven en vol
verbeteringen. Don Bosco had het inzicht hier te bewijzen, dat het cano-
nice instituta van de Breve een stevige grondslag in de werkelijkheid
had en dat bijgevolg het sicut relatum est Nobis geen arglistigheid
verbergt. Het meest afdoende zou ongetwijfeld geweest zijn vooraf een
akkoord te treffen met de Curie, maar met welke hoop op enig resultaat?
Men zal zich nog "Pas op indien ik nog een stap doe!" herinneren. Don
Bosco sprong dus over de slagboom en stelde zich in rechtstreekse ver-
binding met Rome. Het goed dat kon gedaan worden veroorloofde hem niet
tijd te verliezen met (om 's keizers baard te vechten).
Om steeds beter de onverpoosde bedrijvigheid van Don Bosco en zijn
tactiek bij het handelen te begrijpen, schijnt het ons hier de plaats toe een

7.4 Page 64

▲back to top


- XI/61 -
samenspraak aan te halen, welke hij had met Don Barberis op 31 mei van
dat jaar. Ze werd door Don Barberis neergeschreven in het reeds meer-
maals vermelde kroniekje. Hij sprak over de geest die de nieuwe Congre-
gatie moest bezielen. Hij zei dat drie kenmerkende tekens tot de eigen
aard van deze geest behoorden: een grote activiteit, nooit zijn tegen-
strevers voor het hoofd stoten en, wanneer men op een bepaalde plaats
niet kon werken, naar een andere plaats vertrekken. Dan vervolgde hij:
"Wij mogen nooit stilstaan; er is altijd iets dat iets anders voor-
uit stuwt. Nu schijnt het noodzakelijk te zijn beter te verstevigen en
niet zo uit te breiden. Welnu, ik zie dat vanaf het ogenblik dat wij
zouden stilstaan, de Congregatie zou beginnen te verkwijnen. Een dag
uitblazen kunnen we niet! Een grote zaak is nog niet beëindigd of een
andere stoot ons reeds in de rug. Het peloton voor Amerika bestemd was nog
niet ingescheept of ik liep al naar Nice om dat nieuwe Huis te openen. We
waren nog in onderhandelingen met Nice en reeds was er een dringende
aanvraag voor Bordighera. Dit was nog niet voltrokken en we moesten ons
al haasten en er aan denken in Turijn een Huis voor de Zonen van Maria,
Hulp der Christenen te openen. Inmiddels werd het noodzakelijk naar Rome
te gaan. Hier zit dus de ene zaak altijd op de hielen van de andere.
Het project voor de Zonen van Maria, Hulp der Christenen is nog niet
beëindigd en reeds biedt men aan de Heilige Vader het project van de Sa-
lesiaanse Medewerkers aan. Men heeft geen tijd om dit gedaan te maken of
de gedachte aan Patagonië komt plots opzetten. Patagonië zelf wordt op
de voet gevolgd door het prachtig project aangeboden door Kardinaal
Franchi en door de Heilige Vader over het Vicariaat in Indië... en
steeds weer andere plannen. Het arme hoofd van Don Bosco wordt door
zovele zaken belast dat hij er verschrikkelijk onder lijdt. Maar vooruit,
steeds vooruit! De versteviging van de Vrome Sociëteit dient te gebeu-
ren... en ik zie dat ze gebeurt....tegelijkertijd... maar zonder halten".
Laten we ons bezighouden met het document. Het heeft in onze ogen
zoveel belang, dat we het niet naar het aanhangsel verwijzen, al is het
vrij lang. Volgens ons moet men het hier in zijn uitgebreide tekst lezen,
als ingelijst in het verhaal. Don Bosco schrijft in zijn rustige en glas-
heldere stijl.
DE SALESIAANSE MEDEWERKERS
" De geschiedenis van de Salesiaanse Medewerkers klimt op tot 1841 wanneer
" men begon in de stad Turijn verwaarloosde kinderen bijeen te bren-
" gen. Ze werden opgenomen in speciale lokalen en kerken, ze kregen
" aangename en eerbare ontspanning, ze werden onderricht en werden
" voorbereid op een waardig ontvangen van de Heilige Sacramenten
" van het Vormsel, de Biecht en de Communie. Voor het vervullen van
" de talrijke en onder elkaar verschillende diensten verenigden
" zich verscheidene heren die door hun persoonlijk werk of door hun
" milddadigheid het aldus genoemde Werk van de patronaten steunden.
" Ze ontleenden hun naam aan de dienst welke ze verrichtten maar
" doorgaans werden ze weldoeners, ijveraars en ook medewerkers van
" de Congregatie van de H. Franciscus van Sales genoemd. De overste
" van deze Oratorio’s was de priester Bosco, die, onder de rechtstreekse
" leiding en gezag van de Aartsbis-

7.5 Page 65

▲back to top


- XI/62 -
" schop, zijn ambt uitoefende en de daartoe geschikte bevoegdheden
" mondeling of schriftelijk ontving. Telkens wanneer moeilijkheden
" oprezen wist de Ordinarius deze uit de weg te ruimen door middel
" van de priester Bosco.
" De bevoegdheden van de heilige Sacramenten van Biecht en Communie
" toe te dienen, aan de Paasplicht te voldoen, kinderen tot de H. Communie
" toe te laten, te preken, triduüms te houden, novenen en retraites,
" de zegen met het Allerheiligste Sacrament te geven, de mis te zingen wa-
" ren de eerste vergunningen toegestaan door Monseigneur de aarts-
" bisschop Fransoni.
"
De aldus genoemde ijveraars en medewerkers van de Salesianen, als
" in een echte Congregatie, opgericht onder de titel van de H. Fran-
" ciscus van Sales, begonnen ook van de Heilige Stoel enkele geeste-
" lijke gunsten te verkrijgen bij Rescript van 18 april 1845 onder-
" tekend: "pro Domino Card.A.del Drago L. Averardi Substitutus.
"
Door dit rescript werden aan de Overste enige bevoegdheden
" toegekend, onder meer, de Apostolische Zegen en de volle aflaat te
" verlenen aan vijftig ijveraars naar keuze van de Directeur.
"
Op 11 april 1847 keurde Mgr. Fransoni de compagnie van S.Luigi goed,
" gesticht in de schoot van de Salesiaanse Congregatie met aflaten
" verleend door hem en door de Heilige Stoel.
"
In 1850 zette priester Bosco aan Zijne Heiligheid uiteen
" dat er in de stad een Congregatie wettig was opgericht geweest on-
" der de naam en de bescherming van de H. Franciscus van Sales en
" werden ruimere gunsten gevraagd voor de leden en andere voor de niet-
" leden. Deze gunsten werden verleend bij Rescript va n 28 september
" 1850, onderte ke nd Dominicus Fioramonti SS.mo D.no N. ab epistol. Lati-
" nis.
"
Nu de Congregatie van de Salesiaanse ijveraars aldus in feite was
" opgericht ten overstaan van de plaatselijke kerkelijke overheden
" en ook van de H. Stoel, was het noodzakelijk, gelet op het groot
" aantal kinderen die er kwamen, nieuwe scholen en Oratorio’s in
" andere stadsgebieden te openen. Om dan de eenheid van geest, tucht
" en organisatie te handhaven en om het werk van de Oratorio’s stevig te
" vestigen, werd bij Decreet of Akte van 31 maart 1852 door de kerke-
" lijke Overheid als Directeur en Hoofd aangesteld de priester Bosco
" met alle bevoegdheden nodig of alleen maar opportuun voor dit doeleinde.
"
Na deze verklaring was de Congregatie van de Salesiaanse ijveraars
" van oordeel dat ze canoniek was opgericht en werden de betrekkin-
" gen met de Heilige Stoel steeds door haar Overste onderhouden.
"
Van 1852 tot 1858 werden verschillende gunsten en geeste-
" lijke voordelen verleend maar in dat jaar werd de Congregatie verdeeld in
" twee categorieën of liever in twee families. Deze welke vrijelijk over
" zichzelf konden beschikken en er de roeping toe gevoelden, kwamen
" bijeen voor een leven in gemeenschap en verbleven in het gebouw
" dat altijd aanzien werd als het moederhuis en het centrum van het vrome
" genootschap, waaraan de Heilige Vader de raad gaf zich te noemen
" de Vrome Sociëteit van de H. Franciscus van Sales, zoals ze tot
" heden toe nog genoemd wordt. De anderen of externen gingen ermee
" voort in de wereld te leven in de schoot van hun eigen gezinnen maar
" bleven het werk van de Oratorio’s bevorderen terwijl ze nog altijd
" de naam dragen van Unie of Congregatie van de H. Franciscus van
" Sale s, van ijveraars of med ew erke rs . Z e blev en echte r s te eds af -
" hankelijk van de leden van de

7.6 Page 66

▲back to top


- XI/63 -
" Sociëteit en met dezen verenigd om voor de arme jeugd te werken.
"
In 1864 beval de H. Stoel de vrome Salesiaanse Sociëteit aan en
" stelde haar Overste aan. Bij de goedkeuring hiervan was er een ge-
" deelte dat sloeg op de externen. Ze werden altijd geheten: ijve-
" raars of weldoedoeners en eindelijk Salesiaanse Medewerkers.
"
In 1874 werden de Constituties definitief door de H. Stoel
" goedgekeurd steeds onder de benaming van VROME SOCIËTEIT. Maar aan-
" gezien men steeds ermee voortging de leden van de oude Salesiaanse
" Congregatie te aanzien als ijveraars en medewerkers van de werken die de
" leden ondernamen en als helpers van de Salesianen in de scholen, in de
" kerkelijke diensten, bij gelegenheid van feestelijke ontspanningen
" en in aangelegenheden die doorgaans in de wereld gebeurden, ver-
" leende op 30 juli 1875 de Heilige Congregatie van de Breven aan de
" Overste van de Salesiaanse Sociëteit het voorrecht te kunnen ver-
" lenen Indulgentias et gratias spirituales societatis ipsi a S.
" Sede concessas, aan zijn oude medewerkers insignibus benefactori-
" bus communicandi perinde ac si tertiarii essent, iis exceptis quae
" ad vitam communem pertinent.
"
Deze weldoeners zijn deze welke altijd ijveraars of mede-
" werkers genoemd werden en die in de oude Salesiaanse constituties
" een apart hoofdstuk innemen en externen genoemd worden.
"
Dus wanneer door een welwillende vergunning van de H. Stoel
" nieuwe " en meer uitgebreide gunsten aan de salesiaanse medewer-
" kers werden verleend en verwezen werd naar de pia Christifidelium Soda-
" litas, canonice instituta, cuius sodales praesertim pauperum ac de-
" relictorum puerorum curam suscipere sibi proponunt, bedoelde men:
"
1) de oude ijveraars in feite sinds tien jaar goedgekeurd en
" erkend als ware medewerkers van het Werk van de Oratorio’s en for-
" meel opgericht bij akte van 1852 en die steeds aangesloten bleven
" ook als ze in de wereld leefden, terwijl sommigen onder hen een
" gemeenschappelijk leven begonnen te leiden met eigen regels in 1858.
"
2) Deze leden die in gemeenschap leefden of de Vrome Salesi-
" aanse Sociëteit stond steeds aan de leiding van deze weldoeners,
" welke volgens hun eigen regels zich inspanden om met ijver en naas-
" tenliefde de leden van de Congregatie zedelijk en stoffelijk hulp te
" verschaffen.
Na de aandachtige lezing van dit gedenkschrift zal het gemakkelijker
vallen de juiste betekenis te vatten van sommige bewoordingen van het
smeekschrift, waardoor Don Bosco aflaten vroeg voor de Salesiaanse Me-
dewerkers en dit als uitwerksel had de betwiste eerste periode van de
Breve. Men lette er goed op dat Don Bosco hier aan de H. Vader de Ver-
eniging niet voorstelt alsof het een nieuwigheid zou zijn. Hij was
schrander genoeg om te zeggen dat, nu de Congregatie goedgekeurd was en
het terrein van haar bedrijvigheid zich verruimd had, heden ten dage
het aantal groeide van hen die edelmoedig hun medewerking aanboden. Om
te groeien is het nodig dat men reeds zou bestaan. Men zou kunnen opwer-
pen dat het aanbieden van een Reglement schijnt te veronderstellen dat het
gaat over een zaak die ex novo geschapen werd. Daar is niets van aan.
Don Bosco geeft de wording aan van het Reglement, wanneer hij zegt dat
het de medewerkers zelf waren, aldus in aantal gegroeid, die eenstemmig een

7.7 Page 67

▲back to top


- XI/64 -
soort van Reglement vroegen dat er zou toe strekken de eenvormigheid te hand-
haven... en de stabiliteit zou verzekeren. Een andere opwerping zou kun-
nen oprijzen uit het woord project, dat men aantreft in de tweede alinea.
Doch daar is het project een schets van een Reglement voor onderzoek
voorgelegd om er de goedkeuring van te verkrijgen en is het geen plan
voor een nieuwe Sociëteit. En dan merkt men enkele regels verder dat als
subject van de gevraagde aflaten optreedt een organisme dat sinds geruime
tijd bestaat, het Werk van de Oratorio’s, het oude werk goedgekeurd door
Mgr. Fransoni, gezegend en nog eens gezegend door Rome en dat tot op
het ogenblik van het smeekschrift nog altijd voort—bestaat. Men treft
hier dus geen afbreking van voortbestaan aan tussen het smeekschrift aan
Rome en het antwoord van Turijn, alsof dit laatste een vernuftige vondst
zou geweest zijn om de zaken op te knappen. Tussen het ene en het ande-
re is dezelfde verhouding als die tussen een tekst en zijn commentaar.
Of het geschil een gevolg heeft gehad kunnen we noch bevestigen noch
loochenen, daar de bewijzen ontbreken. Het is echter een feit dat de
Vereniging ongestoord met haar werk voortging in iedere natie ter wereld,
zichtbaar gezegend door God en over heel de aarde door de mensen aan-
vaard. Thans weet men voldoende wat de Salesiaanse Medewerkers zijn en
wat ze willen. Anderzijds gaan niet weinigen er mee voort zich te ver-
gissen door te menen dat ze als het ware een korps van hulptroepen vor-
men, die, omdat ze de flanken van de Salesiaanse Congregatie beschermen>
met deze Congregatie eng en uitsluitend hun medewerking verbinden. Zo
dacht Don Bosco er niet over. Op een dag in het jaar 1876 ontmoette hij
te San Pier d'Arena, Don Angelo Rigoli, pastoor van Somma Lombardo.
Half gemeend, half schertsend gaf hij hem de volgende bepaling van de
Salesiaanse Medewerkers: "Ze zullen de katholieke vrijmetselaars zijn
voor hun eigen zaligmaking en voor het verspreiden van alle goede din-
gen in de gezinnen en in de Maatschappij". Ongetwijfeld mikte Don Bosco
hoog en mikte hij ver. De lof die de Schrift maakt van de opperpriester
Simon is zeer goed op hem toepasselijk:(1) Zolang hij leefde hield hij
h e t h ui s ( va n G od) r ec h t; en i n zijn dagen was hij de hersteller van de tem-
pel.
In de geest van Don Bosco was de opvatting van de huidige Katholieke
Actie gekiemd.
(1) Eccl. Boek 1.

7.8 Page 68

▲back to top


- XI/65 -
HOOFDSTUK V
BEMIDDELING VAN DE AARTSBISSCHOP VAN VERCELLI
De geschiedschrijver bevindt zich soms tegenover vrij stekelige op-
drachten. Inderdaad soms ziet het er naar uit dat het zeggen van de
hele waarheid niet te verzoenen is met de religieuze eerbied die men be-
tuigt ten overstaan van personen met een zeer hoog gezag bekleed. Maar
omgekeerd, wanneer een stukje wordt opgeofferd zou men nadeel berokke-
nen aan hem die in de zaken welke men verhaalt een aanzienlijke rol
heeft gespeeld en aldus het recht heeft verworven op een onbetwistbare achting
van de nakomelingen. Aldus tussen hamer en aambeeld geklemd, moet hij die
schrijft omzichtig te werk gaan en zo optreden dat de werkelijkheid
van de feiten door hem sine ira et studio bekeken, uit zijn pen zou
vloeien opnieuw opgebouwd zoals ze zich verwezenlijkt heeft in haar
geleidelijke ontwikkeling, terwijl hij bestendig de meest serene en
aandachtige bil li jkheid moet in acht nemen.
Het misverstand met de Curie van Turijn, in plaats van te wijzen op
een opheldering en een verzwinden, dreigde iedere dag nog erger te wor-
den. Om ons met meer zekerheid te kunnen oriënteren in de kronkelwegen
van de zaak waarmede wij ons in dit hoofdstuk zullen bezig houden zal
het nodig zijn goed de inhoud te kennen van de vragen, waarop Mgr. Vi-
telleschi het inzicht had te verwijzen in zijn brief welke wij reeds hebben
aangehaald.
Op 23 september 1874 had de Ordinarius van Turijn aan de Heilige
Stoel volgende vijf vragen gesteld:
1) Zijn de Constituties van de Congregatie die door Don Bosco ge-
sticht werd definitief door de Heilige Stoel goedgekeurd?
2) Werd deze Congregatie in de klasse van de kloosterorden gerang-
schikt? Is ze dan onmiddellijk onderworpen aan de Heilige Stoel en vrij-
gesteld van de jurisdictie van de bisschoppen?
3) Is aan de bisschop de bevoegdheid ontnomen de kerken en de
huizen van deze Congregatie te bezoeken?
4) Is het aan de Rector geoorloofd de jonge geestelijken van het
bisdom te aanvaarden, te laten inkleden en hun professie te laten doen
of ook alleen maar te aanvaarden als leraren, assistenten enz. zonder
voorafgaand beneplacitum en zelfs tegen de wil van de bisschop?
5) Is het de voornoemde Rector geoorloofd in de Congregatie jonge
geestelijken te aanvaarden, die op bevel van de bisschop hun priester-
kleed hebben moeten afleggen omdat hij van oordeel was dat ze onbekwaam
waren voor het heilig ministerie, en dit zonder de toestemming en zelfs
t e ge n de w il van de bisschop?

7.9 Page 69

▲back to top


- XI/66 -
De Heilige Congregatie van de Bisschoppen en van de Reguliere gees-
telijken wachtte niet lang met het opstellen van het antwoord. Toen
echter het antwoord klaar was, moest men er de verzending van uitstel-
len "wegens de scrupules" van de Kardinaal Prefect. Het woord is van Kar-
dinaal Berardi. (1) Deze waardige Prelaat had bij het uitoefenen van
zijn hoge last een zo buitengewoon teer en angstvallig geweten dat Don
Bosco om hem ten voeten uit te beelden soms een eerbiedig luimig woord
gebruikte. Don Bosco, man van gebed, bewees dat hij over de waarde hier-
van een opvatting had die gelijk stond met zijn geloof, dat zeer groot
was. Hij meende, inderdaad dat hij ook tegenover de personen die zich
het meest verdienstelijk hadden gemaakt de best mogelijke wederdienst kon
bewijzen door hen te beloven voor hen te zullen bidden en te laten bid-
den. Welnu, om een toespeling te maken op het angstvallige geweten van de
Prefect Kardinaal Bizzarri, zei hij dat men met hem moest oppassen tot
zelfs in het aanbieden van gebeden omdat hij er een poging tot simonie zou
in zien.
Het antwoord zou dus, wie weet hoelang nog, zijn aangehouden geble-
ven, indien kardinaal Berardi, in voormelde memorie betiteld als "grote
vriend van het Huis" "zijn aandringen niet verdubbeld had bij hen bij
wie hij eerst zijn toevlucht had gezocht"(2) opdat men eindelijk de
brief zou verzenden aan de Ordinarius van Turijn. Hij werd dan werkelijk
verzonden op 13 januari. In substantie werd er het volgende in gezegd:
"
Bij Decreet uitgevaardigd door de Audiëntie van Zijne Hei-
" ligheid op 3 april 1874 werden de Constituties van het Salesiaans
" Instituut definitief goedgekeurd. U zult dit zeker weten vermits ik
" redenen heb om het er met zekerheid voor te houden dat de Algemeen
" Overste van gezegd Instituut U er dan mededeling van gegeven
" heeft. Uit de inhoud van voormeld Decreet, waarvan ik U hierbij af-
" schrift geef, kunt U gemakkelijk opmaken evenals uit het andere u be-
" kend Decreet, en dat vooraf werd uitgevaardigd nopens de goedkeu-
" ring van het Instituut zelf, welke staat eraan gegeven werd, wan-
" neer ik u verwijs naar deze woorden die uitdrukkelijk in beide
" Decreten worden aangehaald: Salva Ordinariorum iurisdictione ad
" praescriptum sacrorum Canonum et Apostolicarum Constitutionum.
" Deze staat behelst dat in ieder Instituut waar eenvoudige geloften
" worden afgelegd, en dus ook nu in het Salesiaans Instituut, wat
" betreft de voorrechten door de Heilige Stoel verleend, deze Insti-
" tuten vrijgesteld zijn of niet onderworpen zijn aan de jurisdic-
" tie van de Ordinarii alleen in alles wat bevat is in de Consti-
" tuties door de H. Stoel goedgekeurd.
"
Wat nu de vrije intrede betreft van seculiere jonge geeste-
" lijken in Instituten waar eenvoudige geloften werden afgelegd,
" opdat met groot nadeel voor de kerkelijke tucht de roepingen tot de meest
" volmaakte staat niet zouden verhinderd worden, heeft deze Heilige
" Congregatie verklaard, dat voor deze personen de Constitutie van
" Paus Bene dictus XIV Ex quo dilectus wordt uitgebreid, waarin op voldoende
(1) Brief van Kardinaal Berardi aan Don Bosco, 9 januari 1875.
(2) aangehaalde brief

7.10 Page 70

▲back to top


- XI/67 -
" wijze wordt voorzien in dringende en buitengewone gevallen, waar-
" voor een tegenstrijdige beschikking vereist wordt. Er vloeit dus
" als een wettige gevolgtrekking uit voort de hierboven aangehaalde
" Constitutie van Benedictus dat in het Decreet van de Heilige Congregatie
" Super statu Regularium - Romani Ponitifíces van 25 januari 1848
" voorgeschreven wordt, onder nummer II, dat het aan de Ordinarii
" niet vrij staat getuigschriften te weigeren aan postulanten die
" in een Orde, zelfs met gewone geloften, wensen in te treden. Wij
" twijfelen er niet aan dat uwe Excellentie zich aan al deze be-
" schikkingen en aan ieder van hen afzonderlijk zal willen houden en
" wij bidden God dat Hij u voorspoed verlene.
Drie dagen later hield kardinaal Berardi de belofte die hij hem ge-
daan had en verzond aan Don Bosco, natuurlijk "onder de meest strikte
reserve en alleen voor zijn onderrichting" een afschrift van dit docu-
ment met de hoop, zei hij, dat nu wel het middel voorgoed gevonden was
"hem te bevrijden van het Kruis dat hem folterde."(1)
Maar alvorens verder te gaan moeten we toch ook nog zeggen dat het
antwoord van Rome de zaken op hun beloop liet. Feitelijk kwam er geen
verandering vanaf het begin tot het einde van het jaar. Zoals in januari
weigerde de Ordinarius de bevoegdheid tot prediken aan twee Salesiaanse
priesters, waarvan een, Don Milanesio, de toekomstige missionaris van
Patagonië, bestuurder was van de kosteloze scholen voor de externen evenals van
het zondagspatronaat van Valdocco en de andere, Don Pietro Guidazio, de
toekomstige directeur zou zijn van het eerste college van Don Bosco op
Sicilië te Randazzo. Hij was toen gediplomeerd leraar van de vierde klas
van het gymnasium in het Oratorio; eveneens weigerde hij dit ook aan Don
Giovanni Branda en aan Don Angelo Bordone. De eerstgenoemde was prefect
en de tweede gediplomeerde leraar in het college van Valsalice. Wat toen
de redenen waren van deze weigeringen is altijd een geheim gebleven om-
dat er nooit een reden voor aangevoerd werd. Bovendien waren het altijd de-
zelfde afwijzingen aan de jonge geestelijken van het Oratorio die om de
Heilige Wijdingen vroegen, steeds dezelfde weigeringen de getuigschriften
te verlenen aan allen die ze vroegen om in te treden in de Congregatie
van de Salesianen, altijd dezelfde negatieve antwoorden aan de verzoeken
om bij de Salesianen een functie te gaan uitoefenen. Iets beters kon men
niet verwachten, wanneer de Ordinarius zelf in zijn antwoord van 24
januari gemeend had te moeten aanstippen dat de Eminenties zijn vragen
niet begrepen hadden, waarin hij verklaarde er kennis van te willen
geven dat Don Bosco, zonder hem om vergunning te vragen in zijn eigen
Huizen priesters van zijn diocees opnam om er school te geven, biecht te
horen en in zijn Congregatie te blijven.
Iedere geschiedschrijver die eraan houdt gewetensvol te blijven zal
hier de plicht aanvoelen, alvorens verder te gaan, zijn lezers tegen
voorbarige voordelen te waarschuwen. Wie zou menen over de Aartsbisschop
van Turijn een bondig oordeel te kunnen vellen voortgaande op de betrek-
kingen tussen Mgr. Gastaldi en Don Bosco, zou de bal lelijk misslaan. Hierin
(1) Brief van Kardinaal Berardi aan Don Bosco, 16 januari 1875.

8 Pages 71-80

▲back to top


8.1 Page 71

▲back to top


- XI/68 -
liet zich Monseigneur Gastaldi niet kennen zoals hij werkelijk was. In
feite genoot hij een nog altijd levendige faam van krachtdadige ijver en
ondernemingsgeest bij het besturen van het Aartsbisdom Turijn. Boven-
dien leest men ook nu nog sommige van zijn herderlijke brieven met
nut en genoegen omdat ze gevoed werden met de goede leer en geschreven
in een kloeke stijl. Hij had geestdriftige bewonderaars en vurige tegen-
standers ook in de gelederen van de clerus. Ook dit zal niemand, die er-
varing van het leven heeft, verwonderen. Alleen wie niets doet begaat
geen vergissingen en er is niemand in deze wereld ooit in geslaagd
iedereen tevreden te stellen. In het geval van Don Bosco moeten we ook
aanstippen dat er personen waren die met Monseigneur samenleefden en da-
gelijks ten nadele van het Oratorio lasterlijk werk deden. Maar boven
alle andere bedenking blijft het feit dat de Aartsbisschop volledig be-
gaan met de belangen van zijn eigen kudde, er nooit toe kwam zich te
overtuigen dat het nuttig en rechtvaardig was een instelling te begun-
stigen, die, het oog gericht op ruime en verre uitbreidingen, voor hem de
schijn had aan het Aartsbisdom zovele middelen om het goede te doen te
onttrekken, waarvan het hem veel redelijker scheen dat ze op een andere
post zouden gebruikt worden. Wat er ook van zij, de goddelijke Voorzie-
nigheid liet toe dat voor Don Bosco uit al die tegenslagen talloze ge-
legenheden ontstonden de heldhaftigheid van zijn deugden te bewijzen.
Trouwens, het is bekend dat de grote Stichters allemaal, de ene wat
meer, de andere wat minder, in last en ongemak hebben geleefd wegens
misverstanden van dezelfde aard.
Uit de aard van de vragen op de eerste plaats en daarna door de
goede diensten van Kardinaal Berardi begreep Pius IX dat het opportuun
zou zijn tussen te komen om een middel te beproeven, waardoor kon ver-
meden worden dat de zaken van kwaad naar erger zouden gaan. Hij legde dan
ook aan de kardinaal op Mgr. Fissore, Aartsbisschop van Vercelli te ge-
lasten "te willen bemiddelen, opdat eens en voor goed het betreurens-
waardige geschil gerezen" tussen Don Bosco en zijn Ordinarius "wegens
zaken die de Congregatie van de Salesianen aangingen" zou ophouden te
bestaan. De goede Kardinaal gehoorzaamde "onmiddellijk aan het pause-
lijk bevel door dadelijk "aan de Aartsbisschop van Vercelli een brief"
te zenden, waarvan hij "onder alle voorbehoud" een afschrift zond aan Don
Bosco." "Daarna, schreef hij, zal ik het resultaat afwachten, en eens dit
gekend, zal ik zien quid agendum".(1) De bewoordingen van de hierboven
vermelde mededeling aan Mgr. Fissore waren eervol voor beide partijen.
Er was een verschil van mening ontstaan - en misschien was de Aarts-
bisschop van Vercelli er niet onkundig van – tussen de Aartsbisschop
van Turijn en de heer Don Giovanni Bosco over zaken die betrekking had-
den op de Salesiaanse Congregatie. Dergelijke onenigheden werden altijd
onaangenaam en bovendien veroorzaakten ze ernstige en betreurenswaardi-
ge gevolgen. Om hieraan te verhelpen had zijn Eminentie er met de H.
Vader over gesproken. Deze had zich gewaardigd als beste uitweg aan te
duiden de bemiddeling van de Aartsbisschop van Vercelli "tussen beide
eerbiedwaardige geestelijken". Men zou dus van zijn wijsheid en zijn
omzichtigheid het einde van deze bejammerenswaardige staat van zaken
a f wa ch ten.(2)
(1) Brief van kard. Berardi aan Don Bosco, van 9 januari 1875.
(2) Brief van hem aan Mgr. Fissore, zelfde datum.

8.2 Page 72

▲back to top


- XI/69 -
Mgr. Fissore richtte zich, als eerste optreden, tot Don Bosco (en
op dezelfde manier moet hij dit gelijktijdig gedaan hebben ten overstaan
van de Ordinarius) met het verzoek dat het hem zou behagen de punten aan
te duiden van meningsverschil tussen hem en zijne Hoogwaardigheid de
Aartsbisschop betreffende zijn Congregatie. Voor het ogenblik echter
mocht hij niets zeggen over deze aanvraag. Intussen moest hij trachten
hem op de hoogte te brengen "met een zekere juistheid en uitvoerigheid".(1)
Don Bosco had niets in te brengen noch tegen de bemiddeling, noch
tegen de persoon van de bemiddelaar. Integendeel op de vierde conferentie
in de maand januari, na de voornaamste personen van de Congregatie op de
hoogte te hebben gebracht, verklaarde hij dat hij verheugd was dat Mgr.
Fissore als bemiddelaar zou optreden, omdat, zegde hij "deze een intieme
vriend is van onze Aartsbisschop en men nu eindelijk de beweegreden van
het verzet zou kennen."
Aan de Aartsbisschop van Vercelli antwoordde Don Bosco per kerende post
met volgende brief:
"
Excellentie,
"
Uwe Excellentie vraagt mij welke de redenen zijn van het
" meningsverschil tussen de arme Salesiaanse Congregatie en zijne
" Excellentie, onze aartsbisschop en juist daarover heb ik meermaals
" geprobeerd met hemzelf te kunnen spreken. Ik zal U juist zeggen
" wat ik weet. Ik ken geen enkele reden.
"
De Aartsbisschop voert aan: Don Bosco ontvangt de jonge
" geestelijken, die uit het Seminarie verdreven werden in zijn con-
" gregatie. Tot op heden (12 januari 1875) is er geen enkele van
" deze jonge geestelijken die op een of andere manier deel uitmaakt
" van onze families. Don Bosco laat brieven van de Aartsbisschop
" drukken zonder hem er iets van te zeggen. Zo iets is zelfs nooit
" in mijn verbeelding opgekomen. Don Bosco laat geestelijke oefenin-
" gen houden zonder toelating. Deze oefeningen werden ongeveer 30 jaar
" geleden voorgeschreven met de toelating van al de bisschoppen die hem zijn
" voorafgegaan, zoals ook door Mgr. Gastaldi zelf bevestigd werd. Pas
" had hij verzet aangetekend, of liever, pas had Monseigneur ge-
" schreven dat hij deze oefeningen van de Meesters en de Leraren
" van Scholen afkeurde of iedere gedachte eraan werd opgegeven en
" ze werden niet meer gehouden. Monseigneur herhaalt undequaque
" deze klachten en doet niets anders. De moeilijkheid ligt hierin
" dat hij niets gelooft van wat Don Bosco zegt of schrijft en dan
" wanneer men meermaals verzekerd heeft van wat ik hierboven schrijf,
" gelooft hij er niet aan en herhaalt hetzelfde.
"
Te Rome echter beklaagt hij zich over andere zaken.
" De ergernis die de Salesianen geven, zegt hij, is van dien aard,
" dat ze mij doet vrezen dat ze de kerkelijke censuur hebben opgelopen.
" Maar hij haalt geen redenen aan, geeft geen voorbeelden. In een
" andere brief oefent hij kritiek uit op het Organisme van Onze Congregatie,
(1) Br ief van Mgr. Fissore aan Don Bosco, 14 januari 1875.

8.3 Page 73

▲back to top


- XI/70 -
" wanneer hij zegt: Een groot aantal van hen die uit dit Instituut
" gekomen zijn geven redenen tot verwijt bij verschillende bisschop-
" pen en in zijn eigen bisdom. Hij haalt het voorbeeld aan van D.
" Pignolo, van een priester van Saluzzo, van zeven personen die bij de
" doofstommen waren en een schandelijk gedrag hadden. Dikwijls had ik
" gelegenheid hem te zeggen en te schrijven, dat deze individu's
" nooit deel uitgemaakt hebben uitgemaakt van onze congregatie.
" Niettemin is hij van het tegendeel overtuigd en aldus zegt en schrijft
" hij opnieuw als hierboven.
"
Meer dan eens heb ik hem uitgenodigd en verzocht mondeling
" en per brief mij te zeggen wat hij van mij verlangde en dat ik
" hem voldoening wou schenken in alles wat mogelijk was. Hij zei me dat hij
" aan onze jonge geestelijken een examen wilde afnemen in de godge-
" leerdheid, alvorens hen tot de wijdingen toe te laten. Hij kreeg voldoe-
" ning. Hij w o u da t v e er ti g d ag e n v oo r d e w ij di n ge n ze z ic h b ij he m
" zouden aanbieden om hen te ondervragen over de plaats waar ze ge-
" studeerd hebben, hun streek, hun roeping, waarom ze in de Congregatie
" waren getreden. Hij werd tevreden gesteld hoewel me dit niet weinig
" last had bezorgd. Hij wou dat ik hem de verzekering zou geven per
" geschrift dat ik geen enkele jonge geestelijke - uit zijn Semina-
" rie verdreven - zou aanvaarden. Dadelijk kreeg hij voldoening.
" Nochtans sedert drie jaar oordeelde hij het goed geen enkel van
" onze geestelijken tot de wijdingen toe te laten, met uitzondering
" van een enkele, die na veel moeilijkheden te hebben overwonnen tot de
" tonsuur en tot de kleine wijdingen werd toegelaten in de maand sep-
" tember laatstleden van 1874. Hij weigerde de getuigschriften te
" verlenen aan sommige jonge geestelijken die vroegen om bij ons te
" komen. Hij liet niet toe tot het examen over het biecht horen een,
" van onze priesters, die buiten de leergang van vijf jaar in de god-
" geleerdheid, drie jaar zedeleer bestudeerd had in het Convict. Als
" reden voerde hij aan dat hij de eeuwige geloften niet had afge-
" legd. Maar indien nu de regels van alle kloosterorden tegenwoor-
" dig toch verplichten dat men eerst de geloften voor drie jaar zou
" afleggen alvorens de eeuwige geloften te mogen doen? Een pries-
" ter, pastoor te Como werd in onze Congregatie aanwaard. Toen hij
" het te weten kwam schreef hij dadelijk een brief aan de Ordinari-
" us waarin hij zei: Men moest D. Guanella (dat is zijn naam) ver-
" wittigen dat wanneer hij in dit Aartsbisdom zou komen hij nooit,
" noch het maneat noch de bevoegdheid tot preken zou ontvangen.
" Daags voor Kerstmis kwam hij dan tot een ernstige beslissing, die,
" indien het niet de eerste is in de Kerk, toch zeker, voor zover ik
" weet, dan toch de eerste is in het Bisdom Turijn. Daags voor
" Kerstmis, bij Decreet op die dag ontvangen, werden alle bevoegd-
" heden, gunsten en voorrechten door zijn voorgangers en door hem
" zelf aan deze Congregatie en aan haar kerken toegestaan, ontnomen.
" Hij sloot hiervan enkel uit, de bevoegdheid onze leerlingen voor
" te bereiden tot het vormsel en tot de communie. Hierdoor werden de
" zegen met het H. Sacrament, het veertig urengebed, de triduüms, de
" novenen, het dragen van de laatste teerspijze, het toedienen van
" het H. Oliesel, de uitvaarten, de begrafenissen binnen in onze
" huizen, na 30 jaar beoefening afgeschaft. Omdat we dan een speci-
" ale jurisdictie hadden vanwege de H. Stoel is er tot heden nog
" niets verande rd en aldus werden roddelpraatjes en schan daaltjes
" verspreid. " Deze feiten veronderstellen ernstige beweegredenen die tot

8.4 Page 74

▲back to top


- XI/71 -
" heden toe niemand is kunnen te weten komen. Indien u ze ooit zoudt
" kunnen kennen dan zou het voor mij een dag van grote vertroosting
" zijn wanneer ik ze dadelijk zou kunnen uit de weg ruimen voor zover
" mijn krachten en onze regels het zouden veroorloven.
"
Indien ik u moest zeggen wat ik denk, dan is het dat de dui-
" vel het goede voorziet dat Mgr. Gastaldi zou kunnen voortgaan aan
" onze Congregatie te doen, dat hij op geheime wijze onkruid heeft gezaaid
" en dat hij er in geslaagd is het te doen wassen. Een onmetelijke
" vertroebeling, kletspraatjes van alle kanten, vermindering van
" priesters en biechtvaders tussen ons, ongenoegen aan Monseigneur
" zelf, die gedurende dertig jaar mijn beste vertrouwensman is geweest.
"
Al wat ik u hierboven uiteengezet heb is letterlijk geba-
" seerd op authentieke brieven, die ik U, als U het wil, kan tonen.
"
Verontschuldig mij wegens de lengte van deze brief. U kunt
" hem lezen volgens u de tijd vindt. Wegens de stof die erin behan-
" deld wordt, kan ik de diensten van andere personen niet inroepen.
" Ik vraag U om uw zegen en ik verblijf uw arme maar verplichte en
" nederige dienaar in alles wat U mij zult gewaardigen te bevelen
"
" T urijn , 16 - '75.
Gio. Bosco,
"
priester.
We hebben redenen om te geloven dat bij deze brief volgend memorandum
gevoegd was, zonder datum en zonder handtekening door Kardinaal Richelmy
met andere eigenhandige geschriften van Don Bosco verzonden aan de Hei-
lige Congregatie van de Riten op 10 september 1903:
"
MEMORANDUM
"
"
Ik meen er goed aan te doen hierbij een memorandum te voegen
" over de redenen van het ongenoegen aan Mgr. de Aartsbisschop gedaan.
" Mijns inziens zijn het de ongegronde berichten die iemand aan hem
" laat geworden. Ik zal slechts enkele feiten aanhalen:
"
1° Men wil Mgr. overtuigen dat D. Chiapale en D. Pignolo
" aangesloten zijn geweest bij onze Congregatie. Noch de ene, noch
" de andere hebben er ooit toe behoord.
"
2° Verschillende personen zijn als assistenten of als mees-
" ters naar het Instituut voor Doofstommen gegaan en haalden er
" weinig eer mee. Ze hebben zich zelfs oneer op de hals gehaald. Ik
" wil niemand beoordelen; het staat echter vast dat deze nooit Sale-
" sianen geweest zijn.
"
3° Velen die uit deze Congregatie kwamen veroorzaakten ernstige
" strubbelingen in het bisdom waar ze naartoe zijn gegaan. Ik kan u
" verzekeren dat tot 1874 niemand van onze Congregatie ervan wegge-
" gaan is. Een enkele geprofeste, ridder Oreglia, thans Pater Fede-
" rico Oreglia, was bij ons als leek. Hij heeft het goed geoordeeld
" weg te gaan en bij de Jezuïeten in te treden en er zijn studies te doen.
"
4° Men wil aan Mgr. doen geloven dat ik particuliere brieven
" van Mgr. zelf wilde drukken of had laten drukken; hij deed verschillende

8.5 Page 75

▲back to top


- XI/72 -
" brieven schrijven. Zoiets is nooit of nimmer in mijn geest opgekomen.
"
5° Ik heb een eenvoudige uitnodiging geschreven voor de
" gewone retraite en men wil aan Mgr. de Aartsbisschop doen geloven
" dat het een circulaire was aan al de pastoors gericht. Noch ik noch
" iemand anders op mijn bevel zond dergelijke uitnodigingen aan een enkele
" pastoor.
"
6° Ik heb geschreven om Mgr. te overtuigen dat deze retraite
" die moest plaats hebben van 7 tot 13 september van dit jaar, niet
" meer doorging. En dadelijk heeft men hem laten weten dat D. Bosco ondanks
" de wens van zijn kerkelijke Overste de verdoken retraite begonnen was en
" dat ze nu in Lanzo gebeurde.
"
7° De Vicaris van Lanzo geeft hem de verzekering dat daar
" geen andere oefeningen gehouden worden dan die van onze Congrega-
" tie maar dadelijk wordt er iemand gevonden die zich inspant om
" aan de Aartsbisschop het tegenovergestelde te doen geloven.
" Daaruit volgen ernstige stoornissen voor hem die de retraite deed
" en wederzijds o n genoegen.
"
Ik zou U een lange lijst van dergelijke zaken kunnen aan-
" halen. Wie nu uit deze feiten gevolgtrekkingen zou maken, tot wat
" besluiten zou hij komen?
"
Ik heb er hartzeer van dat ik met andere ernstige moeilijk-
" heden te kampen heb en dat ik de gevolgen van die betrekkingen moet
" dragen.
"
Indien U mij iets te zeggen hebt, dan verzoek ik U hiermee
" te wachten (sic) tot volgende week. Immers vandaag vertrek ik op
" zoek naar geld want ik ben totaal platzak. Ik zal 8 dagen weg zijn.
Dat er in het huis niets zou doorzijpelen van deze gespannen ver-
houdingen, wie zou het durven beweren hebben?
Des te meer omdat Don Bosco door de zaken zelf gedwongen was er iets van
mee te delen aan de leden van het Hoofdkapittel en aan de directeurs op
de samenkomst van Sint-Franciscus, al was het maar omdat ze er goed op
de hoogte zouden van zijn welke de juridische verhouding was van de
Congregatie ten overstaan van de plaatselijke kerkelijke overheid. Trou-
wens deze oversten meenden zich niet gebonden, zoals men zegt, door
het geheim van hun heilig ambt. Het is dus gemakkelijk te verklaren hoe
het kwam dat ook in de aanwezigheid van Don Bosco het gesprek soms liep
over dit brandende vraagstuk. Meer bepaald op een dag, wanneer er ge-
sproken werd over de hinderpalen die van die zijde werden opgeworpen om
de vooruitgang van de Congregatie te dwarsbomen zegde Don Bosco, die
altijd handig was om gelijk welk gesprek tot een goed einde te bren-
g e n, met z ijn ge wo n e kalm te : - Het is een geluk voor ons, dat we vooruit
gaan met zekerheid in nomine Domini. Wij zijn er zeker van dat God het zo
wil. Daarom ontstaan alle moeilijkheden, die we ontmoeten hieruit, ofwel
dat de zaken niet duidelijk worden uitgelegd ofwel dat ze niet goed be-
grepen worden en aldus ontstaat er een misverstand.(1)
Op 4 februari kwam Mgr. Fissore naar Turijn, waar hij eerst afzon-
derlijk Don Bosco en de Ordinarius aanhoorde en dan in het bisschoppelijk pa-
(1) Kron. van Don Barberis.

8.6 Page 76

▲back to top


- XI/73 -
leis een gedachtewisseling tussen hen beide beluisterde. Daarna vertrok
hij naar Vercelli met de hoop dat hij enig goed resultaat bereikt had.
Inmiddels nu er bijna een maand verlopen was sinds Don Bosco de
brieven van kard. Berardi had ontvangen zonder van hem nog een teken van
leven te vernemen, dacht hij, na de samenspraken hierover vermeld, dat
het nu tijd was het stilzwijgen te verbreken. Hij schreef dan in eenvou-
dige bewoordingen een brief en zond aan de kardinaal volgend relaas,
bewonderenswaardig door zijn onopgesmuktheid en sereniteit die samengin-
gen met een gerechtigde flinkheid. De verklaring bovenaan de brief geschreven ;
als om aan te duiden wat het voornaamste onderwerp ervan was en om al da-
delijk iedere twijfel alsof hij vooruit kwam om pro domo sua een plei-
dooi te houden te willen uitsluiten, liet al dadelijk zijn houding blij-
ken betreffende het punt, dat in het debat voor de Ordinarius het strijdros was
geweest.
Verklaring geen jonge geestelijke uit het
Seminarie meer te zullen aanvaarden.
"
Eminentie,
"
"
Om niet onnodig aan uwe Eminentie nog meer last te veroorza-
" ken heb ik het geven van inlichtingen over onze zaak uitgesteld. Thans
" na U vooraf mijn grote dank te hebben betuigd voor de grote genegenheid
" waarvan U blijk geeft, zal ik U rekenschap geven van wat er ge-
" beurd is. De Aartsbisschop van Vercelli schreef me onlangs opdat ik hem
" enkele aanduidingen zou geven over de geschillen tussen onze Con-
" gregatie en onze Aartsbisschop. Ik heb dit gedaan. Kort nadien
" kwam hij zelf persoonlijk en liet zich over alles omstandig uitleg
" geven. Dan ging hij bij onze Aartsbisschop aan wie hij alles uit-
" eenzette en drong er op aan dat hij de redenen zou willen bekend
" maken die er hem toe aanzetten op zo een gewelddadige manier een
" arme Congregatie die nog in haar ontstaan is, te willen verdrukken.
" Nadien gaf hij er mij het volgende verslag van: Ik liet hem veel
" spreken, ik ondervroeg hem over alle punten. Hij beweerde voortdurend
" dat hij niets tegen u had. Het enige waarover hij zijn beklag deed
" was dat Don Bosco zijn jonge geestelijken van Turijn bij zich ont-
" ving zonder hem hiervoor toelating te vragen. - Hij drukte het
" verlangen uit mij te spreken en ik ben er donderdag naar toe ge-
" gaan. Na anderhalf uur wachten werd ik ontvangen. Men sprak hoofs over
" zaken in het algemeen, maar toen we tot ons onderwerp gekomen waren,
" konden we er niet over spreken en ik vertrok juist re infecta
" (onverrichterzake), wanneer de Aartsbisschop van Vercelli toekwam,
" die mij tegenhield en mij verzocht het onderhoud in zijn aanwezigheid
" voort te zetten, zeggende: - Iedereen mag hier vrijuit spreken.
" Don Bosco. – Ik wens enkel maar te weten welke dingen aan Mgr. onze Aarts-
" bisschop mishagen om mij in te spannen ze te vermijden.
" Mgr. Gastaldi.- Ik heb niets tegen deze Congregatie maar er be-
" staat hier een schandaal, dat ik niet kan dulden. Men aanvaardt er
" jonge geestelijken van mijn Seminarie en dat brengt alles in de war.
" Don Bosco.- Tot heden toe is er geen enkele jonge geestelijke
" v an he t Seminarie van Turijn die deel uitmaakt van onze Congregatie.

8.7 Page 77

▲back to top


- XI/74 -
" Mgr. Gastaldi.- Er zijn er zeker; wie zoiets zegt, loochent de fei-
" ten.
" Don Bosco.- Ik verzoek, Monseigneur, mij te willen geloven.
" Tot heden toe - (4 februari 1875) is er geen enkele van uw jonge
" geestelijken die deel uitmaakt van de Salesianen.
" Mgr. Gastaldi.- (Hier springt hij woedend op en zegt dan dat ik
" in zijn plaats bisschop wil spelen en voegt er aan toe): Indien U
" ze niet opneemt in uw Congregatie dan ontvangt U ze in uw huis en
" dat veroorzaakt mij last.
" Don Bosco.- Ik wedervoer dat in de Huizen van zijn bisdom geen
" enkele van zijn jonge geestelijken was noch als Salesiaan, noch als
" assistent. Er werd iemand opgenomen te Alassio bisdom Albenga, die
" daar aanvaard werd om de bedreigingen en de beledigingen te be-
" letten aan de Aartsbisschop door de ouders van deze leerling op
" touw gezet. Hij werd echter aanvaard als assistent, hoewel hij
" verlangde tot de Congregatie toe te treden.
" Mgr. Gastaldi.- Dat kan ik niet toestaan, dat kan ik niet.
" Don Bosco.- Zoals ik reeds de eer had u te schrijven, schijnt
" het dat de beschikkingen van de Kerk, erop gericht de vrijheid
" van de kloosterroepingen te beschermen, aan de jonge geestelijken
" de vrijheid laten zich in een kloosterorde terug te trekken...
" Mgr. Gastaldi.- Ja... ja... Maar... Deze hadden geen kloosterroe-
" p ing, ze hadden een slecht gedrag.
" Don Bosco.- Dan moet U er geen spijt van hebben dat dergelijke
" individu's het Seminarie verlaten. De oversten zullen dan wel weten
" waartoe ze dergelijke assistenten moeten bestemmen, enz.
" Mgr.Gastaldi.- Ik kan hiervan geen afstand doen, ik verlang een
" uitdrukkelijke en formele toezegging dat in uw Congregatie en in
" de huizen die ervan afhangen nooit een van mijn jonge geestelijken
" die uit mijn Seminarie werd weggestuurd zal worden opgenomen, niet
" alleen in mijn bisdom maar in ieder van uw Huizen waar ze zich
" ook bevinden.
" Don Bosco.- Tot heden toe zijn dergelijke zaken nog niet
" gebeurd.
" Daarom schijnt er ook geen aanleiding toe te bestaan hier een belof-
" te te vernieuwen, die ook onze Huizen, die zich onder een andere jurisdic-
" tie bevinden, aanbelangt. Maar indien dit volstaat om uwe Excellen-
" tie voldoening te schenken, geef ik U hier de formele belofte, dat,
" zoals ik tot heden toe gedaan heb, ik nooit een jonge geestelijke
" zal aanvaarden die uit uw seminarie weggestuurd werd, zolang U
" hiertoe uw t oe stemming niet verleent. Ik heb daarbij echter het inzicht
" dat dit zou gebeuren binnen de grenzen voorgeschreven, door heilige
" canons ten gunste van de staat van grotere volmaaktheid waarin
" juist het kloosterleven bestaat.
" A lles st ond he m a an, b ehal ve de la ats te uit zo nderin g, want, zegde
" hij, die kon laten gebeuren wat men maar wilde. Ik heb hem dan ge-
" vraagd mij de redenen te willen zeggen van de brieven die hij
" tegen ons geschreven had. Hij ontkende het bestaan van die brieven
" en hun inhoud, terwijl ik er nochtans enige van in mijn brieventas had.
" Ik vroeg hem ook waarom hij een van onze priesters niet had toege-
" laten tot het examen over het biecht horen.
" Mgr. Gastaldi.- Omdat hij alleen de driejaarlijkse geloften heeft
" a fgelegd.
" Don B o s c o . - M a a r o n z e C o n g r e g a t i e w e r d t o c h w a t d i t p u n t b e -
" t r e f t , g o e d gekeurd.

8.8 Page 78

▲back to top


- XI/75 -
" Mg r. Gastaldi.- Dat is fout, dat staat me niet aan en dan werd uw
" Congregatie nog niet volledig goedgekeurd. Nochtans kan die per-
" soon zijn examen komen afleggen en hij zal ondervraagd worden.
" Don Bosco.- Waarom verhindert U de priesters van andere bisdommen
" tot onze Congregatie toe te treden?
" Mgr. Gastaldi. - Omdat vooraleer een priester in mijn bisdom komt,
" ik wil weten wie hij is.
" Don Bosco.- Maar hij komt naar een kloostercongregatie.
" Mgr. Gastaldi.- Die zich in mijn bisdom bevindt.
" Don Bosco.- Wat wilt U dan?
" Mgr. Gastaldi.- Dat hij de toelating zou vragen om de mis te cele-
" breren.
" Don Bosco.- Ik weet dat de canons dit niet bevelen, ik weet dat de
" andere Congregaties dit niet doen. Nochtans om U genoegen te doen, zal ik,
" wanneer er priesters in onze Congregatie komen U de toelating vragen
" in dit bisdom te mogen celebreren.
"
Dan werden verschillende zaken gezegd welke het niet past in
" een brief te schrijven. Het laatste besluit was:
"
1° Alleen om de Aartsbisschop genoegen te doen zal ik, wan-
" neer ik in dit bisdom jonge geestelijken in onze Congregatie aan-
" vaard, ze ontvangen in burgerpak, niet in priestertoog. Voor de priesters
" uit een ander bisdom zal de toelating tot celebreren worden gevraagd.
" Tot heden toe echter was er geen enkele.
"
2° De Aartsbisschop beloofde ze tot het examen toe te laten
" zowel voor de wijdingen als voor het examen dat hen de bevoegdheid
" verleende de biecht van de gelovigen te horen.
"
We hebben elkaar in goed akkoord verlaten, maar alle drie waren we
" zeer vernederd door de zaken die aan het licht moesten worden ge-
" bracht. Mondeling zal ik u, naar ik hoop, te Rome de rest vertellen
" vóór het einde van deze maand. Ook onze Aartsbisschop moest er zich
" naartoe begeven, maar nu zegt men mij dat hij van deze reis heeft
" afgezien. Mgr. Fissore zal zijn verslag opmaken en U zult het ont-
" vangen. Ik stip aan dat de keuze voor deze zaak niet beter had kun-
" nen zijn. Hij is een van de intiemste vrienden van onze Aartsbis-
" schop. Hij stemt in alles met hem overeen en hij is misschien de
" enige die verleden jaar geweigerd heeft de aanbeveling bij de Hei-
" lige Vader te doen. Hij heeft echter een zeer nauwgezet geweten en
" ik ben ervan overtuigd dat hij de zaken die tussen ons zijn voorge-
" vallen in zijn verslag niet in het minst zal wijzigen.
"
Tot de 16de ben ik te Turijn en dan vertrek ik naar Rome.
" Alle Salesianen zijn u zeer verplicht en bidden tot God dat Hij het in ruime
" mate moge vergelden, terwijl ik de eer heb, met een hart vol diepe
" da nkbaarheid, van U te zijn
"
"
uw zeer verplichte dienaar
"
Gio. Bosco, priester
" Turijn, 7 februari 1875.

8.9 Page 79

▲back to top


- XI/76 -
Kort na het private verslag van Don Bosco ontving de Kardinaal het
officiële verslag van de bemiddelaar. Dit geschrift werpt inderdaad geen
nieuw licht noch op wat gebeurde, noch op wat vroeger gebeurd was. Don
Bosco, integendeel ; die het te Rome las, zal op 15 april, gedurende een confe-
rentiecyclus met zijn leidinggevend personeel; verklaren dat het hem toe-
scheen "noch vis noch vlees" te zijn. Zelfs zou hij aanstippen dat het
aanzienlijk verschilde van wat Mgr. Fissore hem gezegd had vooraleer het te
schrijven. Het behelsde niets concreet en veel abstract en het abstracte
was eerder in zijn nadeel, hoewel men kon opmerken dat er een poging
gedaan was geworden om beide partijen te ontzien.
Bij diezelfde gelegenheid voegde Don Bosco eraan toe dat dit verslag
nochtans niet in handen zou komen van de Heilige Vader dan voorzien van
apostillen. Hij was te Rome op 18 februari. Daar zou Kardinaal Berardi,
alvorens hem aan de Paus voor te stellen; hem, zoals dat in andere geval-
len van die aard gebeurde het verslag moeten laten zien (1) om er uit-
leg over te ontvangen. Wanneer de zaken aldus waren opgehelderd, moest
men er in akkoord de kanttekeningen die men er op aantreft plaatsen. In
deze kanttekeningen voelt men de echte stijl van Don Bosco aan.
Nochtans bevatten ook deze voor ons geen nieuwe zaken, zodat wij dit
document niet hoeven te publiceren. In ieder geval, wie het wenst te
lezen kan het vinden in het aanhangsel.
Mgr. Fissore, na een recapitulatie te hebben gemaakt van zijn ver-
slag, zond het beleefd aan Don Bosco, die het te Rome ontving en getrof-
fen werd wanneer hij zag hoe men ook hierin bepaalde eisen van de Ordi-
narius van Turijn deed uitkomen.
Daarom maakte hij dadelijk zijn indrukken aan Kardinaal Berardi bekend.
"
Eminentie,
"
Uit de brief aan U geschreven en uit de brief aan mij ge-
" schreven ziet men dat de Aartsbisschop van Turijn wil dat geen
" enkele van zijn jonge geestelijken in een kloostercongregatie zou
" intreden zonder zijn toestemming en zonder een examen over zijn
" roeping te hebben ondergaan. Dit schijnt volledig in tegenstelling
" met de beschikkingen van de Heilige Stoel en met de brief aan de
" Aartsbisschop geschreven door de Heilige Congregatie van de Bis-
" schoppen en Reguliere geestelijken. En dan te willen dat zelfs
" niet in een ander bisdom deze jonge geestelijken zouden aanvaard
" worden, schijnt mij een zaak toe die niet alleen in tegenstrijd is
" met de heilige canons maar met de naastenliefde zelf.
"
Ik neem aandeel in de ernstige ziekte van uw schoonzuster en
" ik heb een spoedbericht gezonden naar Turijn opdat men gebeden zou doen
" aan het altaar van Maria, Hulp der Christenen, opdat U lang zou
" bewaard blijven voor het heil van de Kerk en van onze arme Congregatie
"
"
uw verplichte en nederige dienaar,
" Rome; 28-2-75.
Gio. Bosco, priester.
(1) Cfr. Brief van Don Bosco aan kardinaal Berardi, 28 febr. 1875.

8.10 Page 80

▲back to top


- XI/77 -
Bij Mgr. Fissore begon het optimisme van het eerste uur spoedig
uit te doven. In het begin van maart (wij weten niet waarom) had hij het
duidelijke gevoel dat de rampzalige meningsverschillen, ver van beëin-
digd te zijn, opnieuw op het punt stonden op te flakkeren rond een
kwestie die wel te Turijn was opgeworpen, maar die men weldra had la-
ten vallen; namelijk de kwestie van de priesters uit andere bisdom-
men, die gekomen om Salesiaan te worden, aan de Curie niet de toela-
ting vroegen te mogen celebreren. Hoewel daartoe niet de minste ver-
plichting bestond, beloofde Don Bosco nochtans, pro bono pacis dat hij
van dan af steeds die toelating zou vragen. Enkel wou hij zich hierin,
zoals in andere zaken, niet schriftelijk verbinden om de rechten van de
vrijstelling niet in het gedrang te brengen. De Aartsbisschop van Ver-
celli, die wie weet welke aanwijzingen had ontvangen dat zijn werk van
vredestichter in gevaar verkeerde, meende het te redden door voor te
stellen een algemene verzoening trachten tot stand te brengen waarvan
dan een geschrift in regel zou worden opgemaakt. Daar hem echter het
hardnekkige verzet bekend was van Don Bosco om schriftelijk verkla-
ringen af te leggen die zijn Congregatie in gevaar konden brengen,
verzocht hij hem per brief, wanneer hij zich nog steeds in Rome bevond
erover na te denken en erin te voorzien.(1) Er blijkt niet uit dat Don
Bosco op dit punt zijn eigen houding zou hebben gewijzigd.
Evenmin op een ander punt bracht hij verandering aan zijn gedrags-
lijn. Hij wou namelijk dat men bepaalde feiten zou inroepen en geen
aanklachten in het algemeen. Hij legt er de nadruk op in een nota welke
hij met zich meedroeg bij een pauselijke audiëntie en die nadien werd
gevoegd bij een brief van de Aartsbisschop. Hij gaf er juist de naam aan
"Veilig memorandum" een uitdrukking gesproten uit de zekerheid die hij
had van het rechtmatige van zijn zaak. Ziehier de bewoordingen van het
document: "De Aartsbisschop van Turijn werd meermaals geïnterpelleerd
zowel mondeling als schriftelijk, een persoon of een feit van de leden
van de Salesiaanse Congregatie aan te duiden waarop zijn klachten toepas-
selijk waren. Nooit heeft hij erop geantwoord. In een andere brief noemt
hij personen en voert hij feiten aan welke hij ten laste legt van de
Salesianen, maar deze personen, jonge geestelijken, priesters en leken,
hebben nooit tot de Congregatie van de Salesianen behoord. 12 maart
1875". De "klachten" waren die vage klachten, geuit in de brief, waarop
deze brief een antwoord was en waarvan we de inhoud niet kennen, evenmin
als we de inhoud kennen van die "andere brief" waarnaar hier verwezen
wordt. Kortom men ziet, zoals Don Bosco uit Rome en te Rome gezaghebbende
bevestigingen kreeg, dat de Ordinarius brief op brief naar Rome schreef
tegen Don Bosco en tegen zijn Congregatie.
Men mag klaarblijkelijk aannemen dat men te Rome positieve gege-
vens eiste. Het schijnt, inderdaad, dat om reden van deze eis de Ordina-
rius het verzoek heeft gericht tot kanunnik Marengo, opdat hij door een
schriftelijke verklaring zou bevestigen of hij al dan niet de waarheid
zegde, wanneer hij beweerde: 1° deze te hebben opdracht gegeven aan Don
Bosco aan te bevelen hem geen ernstig misnoegen meer te veroorzaken door
jonge geestelijken weggestuurd uit zijn Seminarie te aanvaarden; 2° dat
deze kanunnik deze opdracht had vervuld; 3° dat Don Bosco hierop als antwoord
(1) Brief van Mgr. Fissore aan Don Bosco, 7 maart 1875.

9 Pages 81-90

▲back to top


9.1 Page 81

▲back to top


- XI/78 -
had gegeven dat h i j aa n z i j n v er la n g e n n ie t k o n v o l d o e n , om d at d e h e i -
lige canons hem het recht verleenden dergelijke jonge geestelijken te
aanvaarden. De theoloog Marengo ondertekende deze verklaring, maar niet
zonder de zaken recht te zetten wat het derde punt betreft. Hiervoor
getuigde hij "dat hij van de Eerwaarde Heer Don Bosco als antwoord had
ontvangen dat hij al het mogelijke zou gedaan hebben om de wensen van
zijne Excellentie te voldoen, maar dat het hem onmogelijk was zijn
woord te geven en zich te verplichten een jonge priester weggezonden van
het aartsbisschoppelijk Seminarie niet te aanvaarden, omdat, voegde hij
eraan toe, dit strijdig zou zijn met een verleend recht waarvan mijn
Instituut geniet. Ik zou aan dit recht niet kunnen verzaken zonder mijn
Instituut schade te berokkenen en heb zelfs het gezag niet om dit te
doen. Indien het geval zich echter zou voordoen, zal ik een dergelijk per-
soon hier niet in het huis te Turijn laten."
Eindelijk moet men, om geen vergissing te begaan, goed letten op de data.
Het verzoek deze verklaring te willen geven dateert van 29 maart 1875
maar het feit dat moet bevestigd worden klimt op tot april of mei van
1873, zoals de Ordinarius zelf het zegt in zijn brief aan de kanunnik.
Wat zou men nog meer wensen om te erkennen dat de zending van de
Aartsbisschop van Vercelli mislukt was? En nochtans eindigde daarmee
niet alles. Op 18 april komt er een nieuwe verplichting. Men vergt dat
aan de Curie zou worden meegedeeld "de lijst van al de priesters die in
de huizen "van de Salesianen" wonen binnen het bisdom Turijn" met aan-
duiding voor elk van hen "of hij geprofest is en zijn eeuwige geloften
heeft afgelegd of alleen geprofest met aflegging van de driejaarlijkse
geloften, ofwel dat hij in werkelijkheid staat ingeschreven in de lijst
van de novicen; ofwel dat hij aspirant is of alleen maar zijn verblijf of
huisvesting daar heeft, en ingeval hij als aspirant of alleen als
verblijf houdende ingeschreven staat, of hij het Exeat en het Maneat
heeft met nog niet vervallen datum." Voor de bevestiging van de toe-
lating tot biecht horen, moet men zeggen" "of ieder... geprofest is met
aflegging van de eeuwige geloften... en waar hij de bevoegdheid heeft
ontvangen de eerste keer biecht te horen en hiervoor een examen heeft
afgelegd..."(1)
Hoewel dit een inmenging was in de inwendige aangelegenheden van de
Congregatie en Don Bosco goed genoeg wist welke weg hij moest bewandelen,
toch vroeg hij uit grote voorzichtigheid raad aan Kardinaal Berardi en
aan de Secretaris van de Congregatie van de Bisschoppen en Reguliere
geestelijken. De eerste, die ziekelijk was, antwoordde hem in een brief
door iemand anders geschreven: "Het nieuwe incident, waarvan U me kennis
geeft in uw vriendelijke brief, doet me veel leed, maar ook hierin is geduld
nodig."
Als men de zaak op de keper beschouwd heeft de Aartsbisschop het
recht niet de individuele nota, welke hij u vraagt te eisen doch pro
bono pacis zou het geraden zijn dit verlangen tegemoet te komen, vooral
wat de biechtvaders aangaat, vermits hij in deze zaak rechten kan doen
gelden." Aartsbisschop Vitelleschi dacht er eveneens zo over terwijl hij
enkel suggereerde de gevraagde aanduidingen te verstrekken, misschien,
zonder handtekening met de verklaring dat deze aanduidingen van het ene
ogenblik tot het andere zouden kunnen veranderen, vermits Don Bosco als Alge-
(1) Brief van de pro-kanselier kan. Caviani, 18 april 1875.

9.2 Page 82

▲back to top


- XI/79 -
meen Overste het recht bezat de personen onmiddellijk over te plaatsen. Don
Bosco stemde prompt toe in de wensen van de Ordinarius.(1)
Niet eens op het punt van de wijdingen hield men zich aan wat over-
eengekomen was. De Ordinarius had beloofd de jonge Salesiaanse geestelij-
ken hiervoor toe te laten maar in de praktijk wou hij er niet van weten. De
rechtvaardigingsgrond van zijn optreden kon voor hem niet verschillen van
deze welke hij geeft in zijn antwoord van 24 mei aan de Heilige Con-
gregatie over de kwestie van de vragen, namelijk dat hij er nooit kennis
van gekregen had dat de Salesiaanse Congregatie definitief was goedge-
keurd geworden door de Heilige Stoel, noch dat de Algemeen Overste voor
een tijdsverloop van tien jaar het recht had wijdingsbrieven te geven.
Ten overstaan van dergelijke categorische bevestigingen worden wij ertoe
gebracht bij de Ordinarius een tweevoudige vergetelheid te veronderstel-
len, vermits het authentiek decreet hem te zijner tijd persoonlijk door
Don Bosco werd overhandigd en hem dan rechtstreeks medegedeeld werd door
de Heilige Congregatie van Bisschoppen en Reguliere geestelijken.
In dezelfde brief ging hij dan over naar de gebruikelijke klachten:
dat men in de Salesiaanse Congregatie leken en geestelijken aanvaardde,
die zich wensten te onttrekken aan het gezag van de Aartsbisschop. Dit
laatste was een ongegronde veronderstelling. Zich onbescheiden gaan in-
dringen en zich bemoeien met aangelegenheden tussen andere personen was
moeilijk te verenigen met de naastenliefde van Don Bosco. Wie echter ge-
toond had een goede gesteldheid te hebben kon men de toelating niet wei-
geren zich aan te sluiten, indien dan niet na het afleggen van eeuwige
geloften dan toch nadat hij de driejaarlijkse geloften had afgelegd en
dit volgens de Constituties door de Heilige Stoel goedgekeurd.
Maar ja, wat moest er gedaan worden om elkaar te verstaan? Dat jaar
werd met een zekere plechtigheid de wijding gevierd van de kerk van Ma-
ria, Hulp der Christenen, zeven jaar geleden. Don Bosco verzocht Mon-
seigneur dat hij aan deze viering zou willen deelnemen en tegelijkertijd
het Vormsel zou willen toedienen aan de internen van het Oratorio. Sinds
drie jaar had de bisschop dit Sacrament niet meer toegediend. Hij drong
er des te sterker op aan omdat er enige jongetjes bij waren, die, nog
maar onlangs in de schoot van de Kerk opgenomen, het Oratorio moesten
verlaten en zich naar Engeland begeven, zodat ze het gevaar liepen dat ze
niet meer zouden gevormd worden. Negatieve antwoorden over gans de lijn,
zelfs wat de machtiging betrof een andere bisschop uit te nodigen die
Monseigneur zou vervangen. Men kan zich voorstellen dat deze drievoudige
weigering niet ongemerkt kon blijven en verbazing moest veroorzaken niet
alleen in het Oratorio maar ook daarbuiten.
Don Bosco, in een gesprek met Don Lemoyne te Trofarello, zegde hem dat hij
nooit aan de mogelijkheid van een breuk tussen hem en Mgr. Gastaldi zou
kunnen geloof gehecht hebben, zelfs niet wanneer uiterst wijze mensen
hem deze mogelijkheid onder eed zouden bevestigd hebben, zo eng waren de
betrekkingen die hen verbonden. Buiten deze persoonlijke beweegrede-
n e n, hield hij aan de eer van de Aartsbisschop als aan zijn eigen eer. Omdat
(1) Brieven van de 26 en 27 april 1875.

9.3 Page 83

▲back to top


- XI/80 -
hij zijn natuurlijke onstuimigheid kende probeerde hij in dergelijke
omstandigheden hem in te tomen door hem te verwittigen en hem te smeken.
Eens, toen ze nog in goede verstandhouding waren, kwam Don Bosco
in zijn werkkamer binnen op een ogenblik dat hij aan het schrijven was.
Oh, Don Bosco, zei hem Monseigneur, ik heb hier een zeer ernstige
zaak onder handen.
Ik denk dat alles wat de Aartsbisschop doet altijd iets ernstig
is, antwoordde Don Bosco.
Maar hier gaat het over een uitzonderlijk geval. Ik sta op het
punt een brief te ondertekenen die een kanunnik aangaat.
Dan zal het wel zijn om hem te bevorderen.
Hem bevorderen? Het gaat om een suspensie a divinis!
Ik verzoek vooraf met aandacht te willen onderzoeken of de zaak
zich werkelijk aldus heeft voorgedaan als men ze u heeft aangebracht.
- Het gaat om een ernstige zaak en de inlichtingen die mij werden
gegeven zijn juist.
- En zou ik mogen weten wie die kanunnik is?
- Don Calosso.
- Van Chieri?
- Inderdaad, van Chieri.
- Monseigneur, denk eraan dat deze kanunnik de faam geniet een on-
berispelijk gedrag te hebben. Heel Chieri kent hem en houdt van hem. Het
zou een schandaal zijn. Het kerkelijk gezag zou eronder lijden.
- En toch moet het gebeuren! - riep de Aartsbisschop met
beslistheid uit.
En zo deed hij. Het ging over kwesties betreffende een kapel. De
kanunnik was oud en vrij stijfhoofdig. Wanneer hij de suspensie ontving
was de oude man, die zich niet aan een dergelijke slag verwachtte buiten
zich zelf. Hij liep dadelijk bij Don Bosco wiens geestelijke directeur
hij geweest was in het Seminarie van Chieri en smeekte hem dat hij hem
zou willen opnemen in een van zijn huizen om hem te onttrekken aan de
schande, waarin deze ernstige maatregel hem geworpen had. Don Bosco zond
hem naar Alassio. Inde irae. (vandaar de botsing).
Men mag nochtans aannemen dat de zaken niet zo een vaart zouden
genomen hebben, indien personen van zijn gevolg niet voortdurend het
vuur hadden aangeblazen. Steeds weer dreven ze de impulsiviteit van de
Ordinarius op door de zaken onder een verkeerd daglicht voor te stellen of door
hem onvoorzichtigheden door personen van het Oratorio begaan of gezegden
en feiten van de Salesianen in het algemeen (1) in fantastische kleuren
af te schilderen. Het was menselijkerwijze onmogelijk dat in het Orato-
rio alles met de regelmaat van een klok zou gegaan zijn. Bovendien, wat
al opmerkingen konden gemaakt worden tegen de methodes van het Oratorio
door personen die gewend waren opvoedingsinstituten te zien waar uitge-
lezen jeugdige personen waren en die op de eerste wenk moesten gehoor-
zamen. Om het Oratorio te begrijpen moest men erin leven. Het staat
vast dat de oude Salesianen die niet helemaal kinds waren geworden aan
het Oratorio van die tijd terugdachten als aan het Paradijs van hun jonge ja-
ren. Doch het verhaal van het geschil duurt nog lang. Langzamerhand zullen zich
(1) Apost. proc., Sup. Virt, Summarium, blz. 738, § 27.

9.4 Page 84

▲back to top


- XI/81 -
in groot aantal bestanddelen komen ophopen die een bezadigd oordeel zul-
len mogelijk maken. Wie ons inmiddels gevolgd heeft zal de nederige
kalmte, die bij iedere onaangename wederwaardigheid Don Bosco in zijn
beraadslagingen bijstond genoteerd hebben. Don Rua, die meer dan de ande-
ren in zijn nabijheid vertoefde, hoorde er nooit één woord van, waaruit
gemis aan eerbied of onderwerping zou gebleken zijn. Zelfs hoorde hij
hem nooit over deze zaken met iemand anders dan met wie het volstrekt
noodzakelijk was spreken, terwijl hij de anderen er onkundig over hield
opdat geen minder genegen of minder eerbiedige gevoelens tegenover de
hoge gezagdrager van het Aartsbisdom bij hen zouden opgekomen zijn. En
zelfs wanneer hij het erover had, dan placht hij dit te doen als over een
beproeving, die de Heer hem wilde opleggen.(1)
(1) Apostolisch proces, hierboven vermeld, blz. 736, § 20.
In de Bijlage van Vol. 5, Doc. 10 vindt men ook de edele verklaring van gravin Lorenzina
Mazè de la Roche, nicht van Mgr. Gastaldi.

9.5 Page 85

▲back to top


- XI/82 -
HOOFDSTUK VI
REIZEN NAAR ROME
Geestelijke belangen van verschillende aard riepen Don Bosco naar
Rome rond half februari 1875. Het gold zijn plannen over de twee Werken
van Maria, Hulp der Christenen en van de Salesiaanse Medewerkers, de
Missies van Amerika door hem reeds aanvaard en andere Missies hem door
de Heilige Stoel voorgesteld het verlenen van de privileges voor de
Congregatie en de bevoegdheid de absolute wijdingsbrieven voor de wijde-
lingen te verlenen. Over de twee Werken hebben we nu voldoende gezegd en
over de twee overblijvende onderwerpen zullen we het hebben in de vol-
gende hoofdstukken. Thans zullen we Don Bosco volgen op zijn reis, bij zijn
verblijf en bij zijn terugkeer.
Er bestaan hoofdzakelijk twee bronnen waaruit we voor het verhaal
van deze reis kunnen putten, maar een van hen, het dagboek van zijn reis-
gezel, schijnt opzettelijk geschreven te zijn om de dorst aan te wakkeren
in plaats van hem te lessen. Data, namen en aanduidingen worden er drup-
pelsgewijs gegeven. De andere bron, twee toespraken van Don Bosco zelf,
die ons overgemaakt zijn in verslagen van conferenties verkwikken een
ogenblik maar verzadigen ons niet. We zullen dan ook gebruik maken van
kl ei ne hulpmiddele n ons door andere onrechtstreekse bronnen verstrekt.
De secretaris, die zo uiterst nauwkeurig is bij het beschrijven van
de zaal van de pauselijke audiëntie en van de persoon zelf van de Paus en
er steeds zo op uit is berichten nopens Don Bosco op te vangen, waarom
zet hij zijn verhaal voort met zo een troosteloze armoedigheid aan in-
lichtingen over zaken van groter belang? Wij menen dat de oorzaak
hiervan dient gezocht te worden in de omzichtigheid, waarmede Don
Bosco placht te werk te gaan in belangrijke zaken, waarover hij nooit
zonder noodzaak sprak en dan nog maar alleen over bepaalde bijzonderhe-
den, die ertoe dienden zijn persoon in de schaduw te stellen. Hij ver-
trok uit Turijn naar San Pier d'Arena op 14 februari, de eerste zondag
van de Vasten. Vanaf het begin van januari, met het vooruitzicht dat
jaar vele reizen te moeten ondernemen om de plannen van de Voorzienig-
heid uit te voeren, had hij zich op bepaalde spoorlijnen van het noorde-
lijk spoorwegnet een kosteloos abonnementsboekje verschaft en had hij de
gunst bekomen op andere lijnen telkens kosteloze biljetten te mogen vra-
gen. De Algemene Directie van de Spoorwegen had hem nu ook vrijstelling
gegeven van de regeringsbelasting van 40 lire per trimester, waaraan nor-
maal dergelijke vergunningen onderworpen waren. Vorig jaar had deze taks
hem meer uitgaven gekost dan hij zou gehad hebben, indien hij tel-kens
zijn biljet betaald had.

9.6 Page 86

▲back to top


- XI/83 -
Onderweg bemerkte hij dat hij, steeds door zijn bezigheden in beslag
genomen, vooraleer Turijn te verlaten een en ander vergeten had. Daarom
schreef hij, pas te Genua aangekomen, volgende brief aan zijn persoonlij-
ke secretaris en reisgezel, Don Gioachino Berto, die na hem zou komen om-
dat hij een jonge man, Mantelli, naar het Tehuis van San Pier d'Arena
moest begeleiden.(1)
"
Beste D. Berto,
"
Ik heb een en ander vergeten waaraan ik verhelpen wil op de
" volgende manier:
"
1) neem de dienstregeling van de spoorwegen en de Franse
" boekjes die handelen over de apostolische scholen mee.
"
2) Dinsdag zul je even binnenlopen bij de theoloog Chiuso of
" bij de theoloog Audagnotto en hem zeggen dat Don Bosco zich te Ge-
" nua bevindt en van daar, om de reis niet opnieuw te moeten doen,
" naar Rome zal gaan. Indien Zijne Excellentie de Aartsbisschop een
" boodschap zou hebben die ik zou kunnen doen, kun je mij een pakje
" brieven of wat anders bezorgen.
"
Als het gesprek er over zou lopen, zal ik u zeggen om welke
" redenen ik naar Rome ga. Het gaat over de missie in de Argentijnse
" Republiek en nog een andere in Australië waarover ik met de Propa-
" ganda Fide besprekingen zal voeren. Een andere reden zijn twee
" brieven en een telegram van een verdienstelijke persoon die zwaar ziek
" is.
"
Het zal ook goed zijn dat je deze brieven en het voorstel
" van Buenos Aires en van S. Nicolas meeneemt.
"
Vale in Domino et valedic.
"
"
Je toegenegen in J.-Chr.
"
Gio. Bosco, priester
"
" P.S. Zeg eveneens aan D. Rua dat hij mij per kerende post de naam
"
zou laten kennen van hen die door het lot zijn aangeduid voor de
"
schoolmaal- tijd enz.
Apostolische scholen noemde men in Frankrijk de scholen onlangs ge-
sticht door Pater De Foresta, om priesterroepingen te bevorderen bij de
lagere sociale standen. De zieke en verdienstelijke persoon kon Moeder
Galeffi zijn, presidente te Tor de'Specchi. Men notere de vernuftige
en wijze uitweg door Don Bosco bedacht om te beletten dat men zijn reis
naar Rome als clandestien zou laten doorgaan en dan de fantasie vrije
loop zou laten over verborgen beweegredenen. Men notere eveneens hoe Don
Bosco, hoewel afwezig en in beslag genomen door gedachten aan zaken van
het hoogste belang, toch ook verre zaken die van minder belang waren
niet uit het oog verloor. Hij verlangde ook dat zijn vertegenwoordiger hem per
kerende post van uit het
(1) De brief geeft geen datum, maar zijn inhoud maakt het onmogelijk hem elders te plaatsen?

9.7 Page 87

▲back to top


- XI/84 -
Oratorio de namen zou bekend maken van de jongens, die gedurende de week
hadden uitgeblonken door hun ijver en hun gedrag en aldus de begeerde
beloning hadden verkregen op zondag te mogen aanzitten aan de tafel van
hun Vader.
Secretaris Don Berto kwam twee dagen nadien te San Pier d'Arena bij
Don Bosco toe en van daaruit vertrokken ze samen rond middernacht van de
17de naar Rome.
Daar kwamen ze toe om 3 uur in de namiddag van de 18de. Aan het
station werden ze opgewacht met een rijtuig door een knecht van Torre
de’Specchi, die de twee reizigers bracht naar nummer 104 van de Via Sis-
tina bij de pauselijke expediteur Alessandro Sigismondi, bij wie ze, zo-
als reeds het jaar tevoren, hun intrek namen. Daar bestond er gelegen-
heid aan huis de Mis te celebreren. Sigismondi bewaarde met verering de
liturgische gewaden en de kelk die door Don Bosco waren gebezigd tot, na
het overlijden van deze vrome heer, de familie ze aan de Salesianen van Rome
overmaakte.
De regen hield er hen van af die avond uit te gaan en zo kon Don
Bosco die een hoop zaken te regelen had, rustig zijn plannen voorberei-
den. Wij zullen er ons hier van onthouden dingen te herhalen, die de
lezers reeds moeten kennen uit de voorgaande boekdelen. We willen alleen
iets zeggen over personen en families te Rome, die in die tijd met Don
Bosco hartelijke betrekkingen onderhielden en het waarom en het hoe.
In de ochtend van de 19de zond hij zijn secretaris weg om zijn op-
wachting te gaan maken bij Mgr. Vitelleschi, met wie hij vele zaken zou
te behandelen krijgen. Deze zei hem dat zijn eigen schoonzuster, een
zeer godvrezende dame, graag Don Bosco zou willen zien hebben.
Inmiddels onderhield hij zich met Don Berto, vroeg hem uit over de Con-
gregatie en deelde hem het nieuws mee dat die dag zelf een brief was
aangekomen van de Ordinarius van Turijn, waarin deze, de kwestie van de
jonge geestelijken voor een latere bespreking voorbehoudend, er zich
over bekloeg dat Don Bosco in zijn huis zijn priesters ontving zonder
hem hiervoor de toelating te vragen. Don Bosco kon aan de prelaat de ver-
zekering geven dat geen enkele priester of jonge geestelijke van de
Aartsbisschop zich bij Don Bosco bevond. Er werd overeengekomen dat Don
Bosco zich naar het huis van Vitelleschi zou begeven tussen drie en vier
uur in de namiddag.
Don Bosco was stipt. Heel de edele familie overstelpte hem met hoof-
se eerbewijzen en nodigde hem uit op een maaltijd voor zondag de 21ste.
Ernstige zaken konden er niet besproken worden omdat Monseigneur zich
weldra bij de Heilige Vader moest begeven. Hij gaf hem echter een af-
spraak voor 's avonds nadien.
Vandaar vertrokken begaf hij zich naar het Forum Trajanum en ging er
advocaat Bertorelli vertroosten, in smart gedompeld wegens het verlies
van zijn enige zoon.
Na dit werk van naastenliefde te hebben volbracht, ging men, zoals
de secretaris zorgvuldig aanstipt, bij de haarkapper, alvorens zich bij
kardinaal Berardi te begeven. Don Bosco sloot zich met hem op in een ge-
sprek dat nagenoeg twee uren duurde. De kardinaal was tegenover hem zo
uitgezocht voorkomend dat hij hem tot buiten aan de trap wou begeleiden.
Op straat zei Don Bosco aan Don Berto: - Kardinaal Berardi heeft mij ver-
teld dat de Heilige Vader tot hem eens volgende tekstuele woorden heeft ge-

9.8 Page 88

▲back to top


- XI /85 –
richt: "Weet U, Eminentie, wie het is die ons de Aartsbisschop van Turijn heeft
geschonken? Neen, Heiligheid. – Het is Don Bosco, weet ge; en nu betaalt hij hem
goed!" Het was de enige maal dat Don Bosco, bijna verlegen, herinnerde aan de
verheffing van Mgr. Gastaldi van de bisschoppelijke zetel van Saluzzo naar de
metropolitaanse zetel van Turijn. Hij had werkelijk deze bevordering warm bepleit
omdat hij gehoopt dat, wegens hun oude vriendschap, hij een sterke hulp zou
gekregen hebben voor zijn werken. In alle nederigheid echter beleed hij dat dit
vertrouwen stellen in de mensen aan God niet behaagt.
Van dezelfde kardinaal kwam hij er toe iets anders te vernemen. de Ordina-
rius van Turijn had twee nieuwe brieven geschreven op de kap van de Salesianen,
een aan hen en een andere van zestien grote vellen papier aan de Paus.
Nauwelijks had de Heilige Vader de brief aan hem gericht gelezen of hij had hem
overgemaakt aan Kardinaal Berardi met het bevel Don Bosco ervan op de hoogte te
brengen. Gedurende de reeds vermelde conferenties van april liet Don Bosco lezing
geven van de twee documenten aan de bijzonderste Oversten. Hierover schreef de
secretaris in zijn verslag de volgende indruk: "In dit schrijven kon men werke-
lijk de opgewondenheid merken van hem die dit geschreven had en, wat nog meer te
betreuren valt, er werden werkelijk valse berichten over ons in verteld.
De dagen van de 20ste en de 21ste werden doorgebracht met bezoeken afleg-
gen. De avond van de 21ste ontving Don Bosco de uitnodiging van de Vitellechi’s.
Zijn eerste gedachte, toen hij te Rome toekwam, was geweest een private
audiëntie bij de Heilige Vader te vragen. De vraag, welke hij doen toekomen had
aan Mgr. Ricci, Kamermeester, ’s ochtends op de 19de, ontving een prompt antwoord
voor de 22ste om 11 uur.
Volgens zijn gewoonte bood Don Bosco zich aan met een briefje van de zaken
die gezegd moesten worden, uitgedrukt in memotechnische formules. Ze omvatten
twaalf punten, waarvan thans het meest begrijpelijke het eerste punt is: "Eerbe-
tuiging van alle Salesianen en hun leerlingen" en ook het laatste: "Zegen, afla-
ten voor de Salesianen, hun leerlingen en respectievelijke families." Wanneer hij
nederig aan de Paus de gevoelens van al de zijnen aanbood, wou hij hierdoor
steeds meer de kinderlijke genegenheid voor de Plaatsvervanger van Jezus-Christus
aanvuren.
De audiëntie duurde een uur en een kwartier. Bij het afdalen van de trap-
pen, zei Don Bosco tot Don Berto: - De Paus heeft ons twee mooie gunsten toege-
staan: de ene alle gunsten die een Congregatie kan uitkiezen en ede tweede, de
wijdings brieven ad quemcumque Episcopum. De eerste heeft betrekking op de
mededeling van privileges en de tweede op de vergunning van de wijdingsbrieven
vanwege de Algemeen Overste aan de Salesiaanse wijdelingen voor om het even welke
bisschop. – De tevredenheid van Don Bosco kon toen niet anders voortvloeien dan
uit het goede onthaal door de Paus gedaan aan nummer elf van zijn memorandum: "De
zaak van de wijdingsbrieven en bevoegdheden". Hij wist zeer goed welke formali-
teiten nog dienden vervuld te worden vooraleer men aan de Decreten toe was maar
hij heeft zich zeker niet kunnen voorstellen hoe lang het nog zou geduurd hebben
vooraleer de vergunning zou worden toegestaan.

9.9 Page 89

▲back to top


- XI/86 -
Gedurende dezelfde audiëntie vroeg hij aan de Paus of hij, zoals de andere kloos-
tercongregaties, ook om een Kardinaal Beschermheer moest verzoeken. De Paus ant-
woordde hem tekstueel: - Zolang ik in leven zal zijn, zal ik altijd uw Bescherm-
heer en die van uw Congregatie zijn.
Toen hij teruggekeerd was van het Vaticaan naar zijn verblijf in de Via
Sistina, ontving hij een zeer aangenaam bezoek. Daags tevoren had een onderlui-
tenant van de genie, die dienst deed te Rome in het korps van de Koninklijke
Wacht, hem bij toeval ontmoet in de straten van de hoofdstad. Hij was hem gena-
derd en had hem de hand gekust onder levendige betuigingen van blijdschap en
eerbied. En Don Bosco had hem gezegd:
- Mijn waarde Benvenuto, ben je nog altijd de vriend van Don Bosco?
- Dat kunt u zich voorstelen! Ik heb nooit mijn weldoener vergeten en zal
hem ook nooit vergeten!
- Maar je weet dat vriende niet lang ver van elkaar kunnen leven maar
altijd in elkaars buurt blijven... En jij bent zover van mij! – Kom me dus eens
opzoeken!
De briljante officier heette Benvenuto Graziano en was van Biella. Hij was
leerling geweest in het Oratorio. Zeer getroffen door de wpprden van Don Bosco
had hij die nacht niet kunnen slapen. Daarom was hij gekomen om hem te zeggen
dat, indien hij hem aanvaardde, hij bereid was bij hem te blijven en te gaan
waarheen hij hem sturen zou.
Don Bosco aanhoorde hem welwillend. Hij antwoordde hem dat, wanneer hij kon
en wou, hij zich ook naar het Oratorio zou begeven. Daar zouden ze elkaar ver-
staan. Maar hij moest ernaar toekomen in zijn mooie uniform. Het zou iedereen
genoegen doen een dappere soldaat van de Heer in hun geledereen te zien. Gr az i-
ano hield zich loyaal aan zijn woord. We zullen hem terug aantreffen
in een van de volgende boekdelen.
Niet enkel de zaken waarvoor hij gekomen was vulden zijn dagen te
Rome; zaken waaraan hij niet gedacht had kwamen er zich aan toevoegen.
De Paus vertrouwde hem een geheime boodschap toe bij de Zegelbewaarder
Vigliani. Hij ging naar het Ministerie van Gratie en Justitie in de
morgen van de 28ste, maar hij kon er niet dadelijk ontvangen worden;
hij moest er de dag nadien terugkeren. Wat er tussen de Paus en Don
Bosco is voorgevallen, kunnen we niet eens gissen. Nadien begaf hij
zich naar de Staatssecretaris en zond Don Berto met brieven naar de
Minister. Op de avond van de 28ste zei hij enkel deze woorden: - Mor-
gen om 1 uur heb ik een afspraak met Minister Vigliani; ik moet hem
een boodschap doen welke de Paus mij heeft toevertrouwd. – Het is
waarschijnlijk dat, zoals tevoren, ook toen, hij onderhandeld zal heb-
ben over voorzieningen voor kerken in Italië. Inderdaad waren er dade-
lijk na zijn vertrek benoemingen van bisschoppen, gevolgd door andere
met korte tussenruimten in de loop van datzelfde jaar en van het vol-
gende.(2)
(1) Priester G. Vespignani. Een jaar in de school van de zalige Don Bosco, blz. 105,
S. Benigno Canavese, 1930.
(2) Cfr. Kroniek van de Romeinse Aangelegenheden in Civiltà Cattolica.

9.10 Page 90

▲back to top


- XI/87 -
En thans moeten we alleen maar nog wat vertellen over de tweede
audiëntie. Hij kreeg die op 12 maart, om half twaalf. Hij ging bij de
Paus binnen met zijn memorandum in de handen. We lezen daar, onder meer:
"Dat hij zou voortgaan voor ons een vader te zijn, zoals hij tot heden
toe gedaan heeft, in zijn mededelingen en in het verlenen van wijdings-
brieven" en tussen haakjes een "ja" dat eens te meer de gunstige gezind-
heid van de Paus bevestigt betreffende de tweevoudige aangelegenheid,
d i e dan vo or all es de ged ac ht e van Don Bosco beheerste.
De audiëntie duurde ongeveer drie kwartier, waarna, op het punt van
afscheid te nemen, Don Bosco een ogenblik van innige vertroosting genoot.
- Heilige Vader - zei hij, nu ik uit Rome vertrekken ga om mij weer
te midden van mijn zonen te begeven, zou ik U willen vragen mij een
woord te zeggen dat ik hen zou meedelen, dat voor allen geschikt zou zijn
en dat allen het meest nodig hebben. Ook ik heb van hunnentwege een
woord te zeggen aan Uwe Heiligheid maar ik wens eerst te horen wat U de
goedheid zult willen hebben ons mede te delen. -
Vol vriendelijkheid antwoordde de Heilige Vader: - Ik heb inder-
daad een woord te zeggen, een herinnering die aan allen goed kan doen
en die ik zou willen dat U zoudt inprenten niet enkel in de harten van de
uwen, zowel medebroeders als leerlingen. Beveel hen aan dat ze getrouw-
heid en gehechtheid zouden beloven aan Christus en aan zijn Plaatsvervanger op
deze aarde...
Toen toonde Don Bosco aan de Heilige Vader zijn vodje papier met de
punten, waarvan het laatste was: "Wij beloven getrouwheid en gehoorzaam-
heid aan Zijne Heiligheid als Plaatsvervanger van Jezus-Christus". Aan-
genaam verrast door dit samentreffen van gevoelens en woorden, riep de Paus uit:
- Nu moeten we wel erkennen dat dit een echte ingeving geweest was
van de Heer, ofwel wanneer U aldus schreef ofwel wanneer ik aldus sprak.
Dit is een teken dat deze woorden werkelijk als kostbaar dienen aange-
zien te worden.
- Zeker, Heiligheid, heeft de Heer U ingegeven ons deze zo heilzame
herinnering te geven want ik heb deze twee woorden in grote haast zo
maar op het papier gesmeten bijna zonder te denken aan hun belang-
rijkheid. U mag er zeker van zijn, Heilige Vader, dat ik te Turijn
aangekomen niet enkel deze zaak aan mijn zonen zal bekend maken, maar
dat ik er ook zal voor zorgen, dat deze gevoelens diep zullen ingeprent,
verruimd en verklaard worden in sermoenen en passende aanmaningen. -
Zoals hij het beloofd had, deed hij het. Aan alle directeurs gedu-
rende de conferenties van april beval hij dat, eens dat zij in hun col-
lege zouden teruggekeerd zijn, het feit zouden vertellen en er bij
iedere gelegenheid die zich voordeed zouden op terug komen, dat ze het
zelfs als onderwerp voor verschillende sermoenen zouden nemen. Zo bij
voorbeeld, een sermoen over het geluk van hem die aan Jezus Christus is
gehecht, geluk in dit leven, geluk na de dood. Dan over het ongeluk van
hem die niet aan Jezus Christus gehecht is, d.w.z. die het katholieke
geloof niet bezit of in staat van doodzonde verkeert. En dan dat men niet
aan Jezus Christus kan gehecht zijn, zonder tegelijkertijd gehecht te
zijn aan zijn Plaatsvervanger, daarbij goed uitleggende dat de Paus de
Plaatsvervanger van Jezus Christus is.
Toen de audiëntie geëindigd was kreeg ook de secretaris de eer te
worden binnengeleid. Stoutmoedig gemaakt door de beminnelijkheid van de engel-

10 Pages 91-100

▲back to top


10.1 Page 91

▲back to top


- XI/88 -
achtige PIUS IX, vroeg hij verschillende persoonlijke gunsten die hem
verleend werden.
Don Bosco verbleef vijfentwintig volledige dagen te Rome. Tussen
het ene bezoek en het andere aan prelaten van iedere graad, tussen de
ene en de andere zaak, vond hij gelegenheid bij verschillende kloos-
tergemeenten even binnen te gaan, bij mannen en vrouwen, zoals bij de
Redemptoristen, bij de Monialen van de Mond der Waarheid en vooral bij
de Edele Dames van Torre de'Specchi, waar hij wel achtmaal naar toe
ging. Van aanzienlijke families of personages ontving hij uitnodigingen
tot een maaltijd, waar hij dan doorluchtige tafelgenoten aantrof. Hij
mocht de uitnodiging niet afslaan van zijn boezemvriend Mgr. Fratejacci,
waarvan men wee t dat hij zich ze er te zijnen gunste heeft ingespannen.
Dit heuse type van een Romein, openhartig en joviaal, die in zijn
briefwisseling geweldig te keer ging tegen wie zijn Don Bosco tegen-
stand bood, hield ook bij het spreken geen blad voor de mond. Op een
zondag, rond vier uur in de namiddag keerde hij terug van de kerk van
Sint-Eustachius, waarvan hij kanunnik was en ontmoette hij Don Bosco
op de Piazza della Minerva. Hij nam hem apart, zei - Kom mee - en
bracht hem naar de naburige drankgelegenheid van de Minerva om er een
kopje koffie te gaan drinken. Dan, na zich te hebben neergezet zei hij
alles wat hem op het hart lag en vertelde hij de drijverijen van zijn
tegenstanders te Rome, opdat hij goed op de hoogte zou wezen van
alles wat er tegen hem te zijnen nadele gedaan en gezegd werd. Hij
sprak maar door en Don Bosco luisterde altijd maar. Eindelijk stelde
Don Bosco een einde aan deze rede door te zeggen: Kijk, Monseigneur, Don
Bosco bevindt zich in dezelfde toestand als de befaamde avonturier en
kapitein, Giovanni van de Zwarte Bende. Hij moet vooreerst goed naar
rechts en naar links uitkijken om te weten wat er moet besloten en wat
er moet gedaan worden en daarna moet Don Bosco aan de zijnen zeggen, zo-
als die kapitein dat deed aan zijn eigen soldaten: Gaat niet voor-
waarts, maar kom achter mij aan.
Zijn gebruikelijke gemoedsrust verliet hem nooit. Gedurende zijn
heen en weer geloop te Rome kon zijn secretaris, die zijn volharding en
geduld zag wanneer hij nutteloos en zo dikwijls bij sommige personen
moest gaan en keren om een gunst ten voordele van iemand anders of van
de Kerk te vragen of hem tot op de vierde verdieping zag klimmen om een
aalmoes te gaan bedelen, zich niet weerhouden hem te zeggen: - Arme Don
Bosco! Indien men in het Oratorio zag of wist hoe gij u vermoeit en zweet
laat om een ondersteuning te bekomen of om een zaak tot een goed einde
te kunnen brengen, ten voordele van uw zonen... En hij daarop: - Dit
alles om mijn arme ziel te redden... Om onze arme ziel te redden moeten
we tot alles bereid zijn... Kijk, ik voel in mij geen andere begeerte dan
mij bezig te houden, gedurende die enkele jaren van mijn leven die mij
nog overblijven, met de zaken van onze Congregatie in orde te brengen.
Indien dit er niet meer zou zijn, dan heeft al het overige voor mij geen
aantrekkelijkheid meer...
Daags voor zijn vertrek, op 15 maart, voelde Don Bosco dat zijn
komst naar Rome niet nutteloos was geweest. De bijzonderste zaken,
waarvoor hij de reis ondernomen had, waren op goede weg, kon men wel
zeggen, zoals men voor de ene elders gezien heeft en men voor de andere
verder zien zal. Om ze in een goede haven te laten aankomen was er nog
alleen tijd en behendigheid bij het sturen nodig.

10.2 Page 92

▲back to top


- XI/89 -
Hij ging dus helemaal niet met lege handen hier vandaan. Buiten de
individuele gunsten voor verscheidene verdienstelijke personen, had hij
bij zich twee Breven en drie Decreten terwijl hij twee andere Decreten
aan de opstelling waarvan gewerkt werd, achter zich liet.
In de eerste Breve verleende men aan alle gelovigen die de kerk van
Maria, Hulp der Christenen, zouden bezoeken een volle aflaat, te verdie-
nen op een dag van het jaar die ze zouden uitkiezen en mits de gebruike-
lijke voorwaarden. Deze aflaat bleek uiterst opportuun te zijn voor de
godvruchtige personen, die steeds in groter aantal en ook van ver in
bedevaart naar het heiligdom kwamen. De tweede Breve verleende, naast
twee van de voornoemde aflaten, nog zeven andere gunsten: 1° Een geprivi-
legieerd altaar in iedere kerk van de Congregatie; 2° een volle aflaat voor
alle overleden medebroeders, bij om het even welk altaar in onze kerken
waar voor hen de heilige Mis gecelebreerd werd; een volle aflaat dri-
maal per week voor iedere afgestorvene en aan ieder altaar waar de Sale-
siaanse priesters het Heilig Sacrificie zullen opdragen; 4° De be-
voegdheid de zegen te geven met het Kruis waarbij een volle aflaat
wordt verleend bij Missies en Retraites; 5° kwijtschelding van 200 dagen
penitentie telkens een gelovige naar het sermoen komt; 6° Bevoegdheid aan
de predikanten en aan de biechtvaders, medailles rozenkransen en kruis-
b e el de n t e z e g e n e n; B e v o eg d h e id ee n Via Crucis op te richten op plaat-
sen waar geen Huizen van Franciscanen zijn.
Dan had hij voor alle priesters van de Congregatie de toelating
bekomen de mis te celebreren tijdens Retraites of Missies één uur voor
de dageraad; de machtiging om in onze kerken twee requiemmissen per week
te zingen, wanneer dit niet gedaan werd voor jaargetijden, op voorwaarde
dat dit niet zou gebeuren bij dubbele feesten van eerste en tweede klas,
evenmin op vigiliedagen> op geprivilegieerde feestdagen; de bevoegd-
heid voor iedere directeur liturgische gewaden voor het eigen Huis be-
stemd te zegenen. Binnen kort zou hij bovendien voor de directeurs nog
twee vergunningen ontvangen, namelijk voor zijn eigen onderhorigen het
lezen van het Brevier te vervangen door een ander gebed of goed werk,
wanneer een redelijke beweegreden dit zou vorderen en dan een van hun
priesters naar private huizen te zenden om er de mis te celebreren, op
voorwaarde alleen dat er een altaar zou zijn met de vereiste hoedanig-
heden door de bisschop erkend; dit kwam erop neer dat het privilegie van
het privaat Oratorio overgebracht werd naar de altaren waaraan de Sale-
sianen hun mis zouden opdragen. Wanneer men deze vergunningen op zich
zelf bekijkt dan schijnen ze thans geen grote draagwijdte te hebben maar
toen hadden ze een betrekkelijke niet onverschillige waarde, omdat ze
ertoe bijdroegen in de Congregatie het gevoel van een eigen morele persoon-
lijkheid en van een solidaire korpsgeest te verstevigen.
In zijn levendig geloof en grote vroomheid genoot hij ook nog de
vreugde bij zijn drie waardevolle giften vanwege de Paus drie schatten
van aflaten te mogen voegen, namelijk driehonderd dagen telkens ze het
kruisteken zouden maken, voor en na een werk, een sermoen of een studie,
een dag- of avondklas, een klas van letterkunde of van muziek; driehon-
derd dagen telkens ze klas gaven of assistentie verleenden; drie jaar
telkens ze zouden deelnemen, corde saltem contrito, aan de gewone gods-
dienstige morgenpraktijken, zelfs wanneer ze niet te Communie gingen.
Maar vooral vertrok Don Bosco uit Rome met de troost dat hij kon
bevestigen dat zijn Congregatie er in hoge gunst stond. Dit verklaarde hij gedu-

10.3 Page 93

▲back to top


- XI/90 -
rende de conferenties van april: "Niet alleen de Heilige Vader houdt
van ons en begunstigt ons, maar iedereen in het algemeen ziet onze Con-
gregatie met goede ogen. Ze wordt met goede ogen bekeken zowel door de
goeden als door de kwaden, zowel door de burgerlijke als door de gees-
telijke overheden, en, op enkele uitzonderingen na worden we door ieder-
een bevoordeeld. Ik zei u terecht dat ook de kwaden ons met goede ogen
beschouwen want we zien dat zelfs zij, die tegen de kloosterorden de
stem verheffen en ze tot de laatste zouden willen afschaffen, ons prijzen."
Alvorens Don Bosco zich op weg begeeft naar Turijn is het opportuun aan
onze lezers zijn overblijvende brieven uit Rome verzonden die wij hebben
kunnen opsporen, aan te bieden.
1. Aan Don Reviglio
Het is een biljet gericht aan de theoloog Don Felice Reviglio, die
de eerste leerling van Don Bosco was die priester werd gewijd en die in
die dagen bezit moest gaan nemen van de parochie van Sint-Augustinus te
Turijn. In de vijf eerste boekdelen van Don Lemoyne komt zijn naam meermaals
voor.
"
Voor de heer D. Reviglio,
"
Het is niet mogelijk dat ik de vierde zondag van de Vasten
" te Turijn zou kunnen zijn. Doe nochtans je intrede, ik zal je
" begeleiden met het gebed en je mag aan je nieuwe parochianen aan-
" kondigen dat de H. Vader Vivae vocis oraculo et expressis verbis een
" speciale apostolische zegen verleent aan jou, aan de clerus en aan
" alle gelovigen door de goddelijke Voorzienigheid aan je zorgen toever-
" trouwd.
"
Bid voor je arme maar in Jezus Christus
"
"
toegenegen vriend
" Rome, 28-2-1875.
Gio. Bosco, priester.
2. Aan Gravin Callori.
Gravin Callori di Vignale was steeds een edelmoedige weldoenster
van Don Bosco. Ze was zelfs voor hem een moeder, zodat hij haar in vele
dingen placht om raad te vragen en haar met kinderlijk vertrouwen
schreef. "Mijnheer Emanuele" was het tweede kind van de Gravin. Nu en
dan had Don Bosco getracht hem door minzame briefjes op te wekken tot de
studie en om in de deugd vorderingen te maken. Hij was 22 jaar oud.
"
Mijn goede Moeder,
"
Ik kom van de Heilige Vader en ditmaal had ik de gelegen
" heid iets van u te zeggen en van uw gezin en de Heilige Vader
" heeft zich gewaardigd over u te spreken, over de heer Graaf, uw
" echtgenoot, over het Huis Medolago en heeft mij gelast u allen
" zijn apostolische zegen mee te delen.

10.4 Page 94

▲back to top


- XI/91 -
"
Ik heb het dan opportuun geacht een speciale zegen te vragen voor
" Mijnheer Emanuele en hem aan te bevelen in zijn gebeden. We zullen de
" goede uitwerksels daarvan zien.
"
De Tiber heeft deze morgen een wandeling buiten zijn gewo-
" ne weg gemaakt, hij strekt zich uit over verschillende punten
" van de stad. We zullen zien hoever hij zal geraken.
"
Ik hoop gedurende de (Goede) week te Turijn te zullen zijn
" en u iets mondeling te vertellen.
"
De Heilige Vader geniet een uitstekende gezondheid en
" toont zich opgeruimd en werkzaam, alsof alles in de haak was.
" Het is een wonder zonder weerga. Mijn gezondheid is tamelijk
" goed. God verlene u heiligheid en gezondheid in overvloed. Bid
" voor mij die altijd zal zijn met dankbaarheid in Jezus Christus
"
"
uw nederige dienaar
"
Gio. Bosco, priester
" Rome, 2-3-’75, Via Sistina.
"
" P.S. D. Berto wil dat ik u zijn eerbetuiging zou aanbieden. Het
"
voorwerp vanwege de Heilige Vader heb ik bij mij en ik zal
"
het meebrengen naar Turijn.
3. Aan Mevrouw Eurosia Monti.
Het was een zeer grote weldoenster van het Oratorio, die sinds
kort weduwe was geworden. De "kolonel" was haar man. Ze had eveneens
onlangs "haar laatste overblijvende broeder" verloren, namelijk de
theoloog Golzio, vroeger medewerker van de theoloog Guala en van de
zalige Cafasso. Hij had kan. Galetti, bij zijn benoeming tot bis-
schop van Alba, opgevolgd als directeur van het Convict.
"
Zeer geachte Mevrouw Eurosia,
"
Terwijl ik te Rome ben heb ik dikwijls aan u en aan uw
" eenzaamheid gedacht. Naast iedere dag voor u te bidden in de H.
" Mis dat God u nog vele jaren van een gelukkig leven moge schen-
" ken heb ik gedacht er goed aan te doen voor u een bijzondere H.
" zegen van de Vader te vragen. Hij luisterde zeer graag wanneer
" ik over u sprak en betreurde de onverwachte dood van de kolonel
" en ook nog van uw laatst overgebleven broeder om, ten slotte, te
" besluiten: Schrijf haar van mijnentwege; zeg haar dat een beter
" vaderland op ons wacht en dat wij daar de troost zullen hebben
" onze beminden terug te zien. Deel haar de apostolische zegen mee
" met een volle aflaat die ze, zoals haar behagen zal, kan verdie-
" nen; dat ze veel bidt voor de huidige behoeften van de Kerk.
" Ik heb dit willen schrijven omdat ik overtuigd ben dat het u aangenaam zal
" zijn.
"
Ik heb veel over u gesproken met Mgr. Fratejacci die ook zwaar ziek
" geweest is. Hij nam innig aandeel in het smartelijk verlies van de be-
" treurde Kolonel.

10.5 Page 95

▲back to top


- XI/92 -
"
Ik hoop voor de Goede Week in Turijn te zijn en u persoon-
" li jk mijn opwachting te kunnen maken. Terwijl ik tot God bid dat Hij u met
" zijn hemelse zegeningen moge overstelpen, beveel ik mij aan de
" naastenliefde van uwe heilige gebeden aan en beken mij met kinder-
" lijke dankbaarheid
"
Van u, zeer geachte Mevrouw,
"
de zeer verplichte dienaar
"
Gio. Bosco, priester
" Rome, 2 maart 1875.
4. Aan Don Michele Rua,
Bij het besturen van het Oratorio verroerde Don Rua geen vinger
zonder eerst Don Bosco te horen. Zelfs vanuit Rome bekommerde Don Bosco
zich niet alleen om het ganse Oratorio maar ook om het kleinste deel ervan, zo
bijvoorbeeld een omheining achter het huis, namelijk de muur die de haag
rondom de tuin moest vervangen. Deze strekte zich uit waar thans nieuwe
gebouwen de grote speelplaats van de vakleerlingen insluiten, voorbij
de kapel van Pinardi, het huis van Don Bosco bij uitstek dat nu het cen-
trale blok van het Oratorio is. Dan ging het over "een watermotor" die
moest gebouwd worden en waarschijnlijk nooit gebouwd werd. Dan over "het
bouwwerk langs het plein" namelijk de eeuwige onderhandelingen voor het
oprichten van een gebouw dat had moeten oprijzen tussen de Via Cottolen-
go en de huidige zetel van de "Società Editrice Internazionale" (Inter-
nationale Uitgeversmaatschappij) vóór het oude huis Moretta, maar dat,
we weten niet waarom, nooit gebouwd werd.(1) Dan was er "een deskundig
onderzoek van het huis van Catellino" op het terrein palend aan het huis
Moretta, de vroegere speelplaats van het eerste Oratorio van de Doch-
ters, van Maria, Hulp der Christenen. Om te eindigen stelde hij een va-
derlijke belangstelling nominatim in zijn medehelpers en priesters.
"
Beste Don Rua,
"
De sneeuw die er gevallen is zal waarschijnlijk te Turijn een felle
" koude veroorzaken. Daarom stellen wij ons vertrek uit Rome uit
" tot maandag, des te meer omdat er nog enkele zaken lopende zijn.
" Indien er brieven zijn of zaken die hun gang moeten hebben, stuur ze mij
" hier op het gewone adres.
"
Het zal goed zijn dat we spreken over de omheining achter
" het huis. Het is echter nodig aan Ridder Spezia aan te bevelen dat
" hij met zijn gebruikelijke liefdadigheid zou beginnen aan de
" werken van de watermotor en aan het gebouw langs het plein. En het
" deskundig onderzoek van het huis van Catellino? Werd hiervoor geld ad
" hoc gezonden?
"
Groet allen in de Heer, namelijk Audisio en Cottini. Dank
" de eerste voor de brief welke hij mij geschreven heeft.
(1) Cfr. Giraudi, L'Oratorio de Don Bosco, blz. 266.

10.6 Page 96

▲back to top


- XI/93 -
" Bemin mij in Jezus Christus. Ga voort met bidden voor mij die
" altijd zal wezen
"
"
uw toegenegen vriend
"
Gio. Bosco, priester.
"
" P.S. Hoe stelt het Don Chiala? Is D. Bologna wat gegroeid? Zeg aan
"
D. Guanella dat ik ook voor hem iets zal meebrengen.
5. Aan Don Dalmazzo.
In de eerste helft van oktober van het vorige jaar had Don Francesco
Dalmazzo, directeur van het College van Valsalice op bevel van Don Bosco
een groep adellijke leerlingen van dit college naar Rome gebracht. Mgr.
Vitelleschi schreef er over aan Don Bosco gedurende hun verblijf in de
eeuwige Stad: "Ik zag en leerde met veel genoegen de Directeur van Val-
salice en enigen van de jongens kennen die met hem waren. Het was een
zeer gelukkig idee van U hem toe te staan ze als beloning een reis naar
Rome te laten doen en ze aan de voeten van de Heilige Vader te brengen."
Zoals men ziet in het eerste gedeelte van deze brief, ging Don Bosco er
mee voort zijn "gelukkig idee" te benuttigen voor het goed van de jongens.
"
Beste D. Dalmazzo,
"
De tijd wil niet blijven staan en daarom, terwijl hij heen-
" vliedt, wil ik er jou een deeltje van schenken.
"
Ik heb in eigen handen (van de Heilige Vader) het adres met de
" kleinigheid die het bevatte afgegeven. Hij las het van het begin
" tot het einde; gaf blijk van een grote voldoening, herinnerde aan
" het bezoek hem in de herfst van verleden jaar gedaan en sprak er uitvoerig
" over. Hij zei onder meer: - Deze jongens hebben zich zeer goed
" gedragen zowel hier in het Vaticaan als in de stad Rome.
" Verschillende personen hebben er mij over gesproken en allen waren
" het er over eens dat zij een eenvoudige, maar christelijke opvoeding
" hadden. - Hij bekeek de namen van hen die ondertekend hadden.
" Wanneer hij aan de naam van De Vecchi (van de ouden) kwam zei hij
" schertsend: "Dat is er een van mijn slag! Toen legde hij het adres
" apart zeggende: "Ik zal hen hierover schrijven maar begin maar met ze -
" van mijnentwege te bedanken, deel hen allen mijn apostolische zegen
" mede met een speciale volle aflaat die ze kunnen verdienen naar
" believen op een dag dat ze zullen te communie gaan. -
" Ik smeekte hem dan deze gunsten te willen uitstrekken tot de ver-
" wanten van de jongens. - Ja, antwoordde hij, aan hun families en
" hun verwanten tot de derde graad inbegrepen. Dit is de taak van Valsa-
" lice.(1)
(1) ofwel: het is uw taak dit uit te voeren. Met de hierboven vermelde woorden "Dat is er een
van mijn slag!" naar aanleiding van de jongensnaam De Vecchi, zinspeelde hij schertsend op zijn
eigen gevorderde leeftijd.

10.7 Page 97

▲back to top


- XI/94 -
" Ik heb me zeer verheugd over je gelukwensen en over die van onze
" beste en geliefde leerlingen van Valsalice en ik dank jullie allen
" voor de beloofde gebeden. Ik verzeker jullie dat ik iedere dag in de
" heilige Mis voor ieder van U de drie gekende S'en vraag. Onze ver-
" standige leerlingen kunnen deze onmiddellijk verklaren als Sanità
" (gezondheid), Sapienza (wijsheid) en Santità (heiligheid).
"
Weldra vertrek ik uit Rome maar onderweg moet ik nog vele bood-
" schappen verrichten, zodat ik eerst gedurende de Goede Week bij
" jullie zal zijn.
"
Wat je me schrijft over ridder Bacchialoni zal ik bestude-
" ren. Wat T. Roda betreft, vermits hij zijn wettelijk diploma voor
" de wiskunde niet kan voorleggen en hij dit niet kan missen, neme
" men zijn voorstel of liever bedreiging aan, en men late hem vrij.(1)
"
Over de zaken van de Congregatie zullen we dan te Turijn
" spreken. Alles gaat echter voort met grote vertroosting.
" Mijn beste D. Dalmazzo: messis multa, messis multa! Zeg aan je
" leerlingen dat ze allen kloekmoedige en heilige missionarissen
" zouden worden, maar van dien aard dat een van hen er honderd waard
" is en dan zullen we beginnen enige van de talloze behoeften te
" voldoen, waardoor we omringd zijn.
"
De genade van O.-H.-Jezus-Christus weze altijd met jou, met je
" moeder, met al onze mensen te Valsalice en op een speciale manier
" met mij. Terwijl ik mij aan de gebeden van iedereen aanbeveel,
" teken ik als uw genegen vriend in Jezus Christus
"
" Rome, 8-3-1875.
Gio. Bosco, priester.
6. Aan Don Rua.
Don Bosco hechtte zoveel belang aan de wekelijkse punten voor het
gedrag, dat ook wanneer hij niet te Turijn was, hij hierover wou inge-
licht worden. Daardoor namen de leerlingen dit zeer ernstig op. De for-
mules optime, fere optime, bene, medie waren in cijfers gelijk aan 10, 9, 8,
7.(2)
"
Beste D.Rua,
"
Als het God belieft, zullen we maandag morgen uit Rome ver-
" trekken. Na een verblijf te Orvieto zullen we naar Florentië gaan, waar je
" tot nader bericht je brieven kunt adresseren. - Ik hoop met jullie
" het Heilig Paasfeest en de dienst van de Voetwassing te kunnen vieren.
"
Zeg aan de studenten en aan anderen die het aangaat, dat
" het geschenk, mij aangeboden, van een algemeen optime voor gedrag mij zeer
" duurbaar was. Vandaag, om 11 u. ga ik op audiëntie bij de Heilige Va-
(1) De universiteitsprofessoren Bacchialoni en de theoloog Roda gaven in het lyceum van
Valsalice respectievelijk onderricht in Grieks en Wiskunde.
(2) Lemoyne, Mem. biogr., VI, blz . 393-6.

10.8 Page 98

▲back to top


- XI/95 -
" der en onder meer wil ik hem dit nieuws geven en hem om een speciale
" zegen vragen, die dan zal vertrekken van het Hoofd, de dappere
" kanunnik Cinzano, en tot de anderen zal gaan. Het genoegen zal dan
" verdubbeld zijn wanneer dit geschenk ook in deze week zal vernieuwd
" worden.
"
Groet D. Chiala en zeg hem dat ik zijn brieven ontvangen heb
" en dat ik zijn suggesties zal opvolgen.
"
Het spijt me dat ik geen tijd heb om een brief te schrijven
" aan D. Barberis en aan zijn en mijn beste leerlingen. Indien ik het niet
" eerder kan doen, zal ik toch trachten het ten minste te Turijn te doen.
"
Je zult aan Mazzetti zeggen dat ik zijn brief en die van
" zijn leerlingen ontvangen heb. Bedank hen en deel hen ook de zegen
" en de aflaat mee die de Heilige Vader hen verleent.
"
Zondag is het de Heilige Mathilde en dan zal het passend
" zijn een telegram te zenden in deze bewoordingen:
"
" Matilde Sigismondi - Sistina 104 Rome.
"
Gelukkige naamdag. Bidden God u stabiele gezondheid,
"
gelukkig leven te verlenen.
"
Doe dit ook op Sint-Jozef, voor de naamdag van Kardinaal
" Berardi, natuurlijk, mutatis mutandis.
"
Ga voort met voor mij te bidden. Moge God ons allen zege-
" ne n en geloof me in Jezus Christus
"
"
je toegenegen vriend
" Rome, 12-3-75.
Gio. Bosco, priester
7. Aan Don G. B. Francesia.
Don Francesia was toen directeur van het college van Varazze. Zijn
aandenken leeft, onder meer, voort in het boek "Due mesi con Don Bosco
a Roma" (Twee maanden met Don Bosco te Rome)(Turijn, Drukkerij van de
Salesianen, 1905) waarin hij een hele hoop interessante dingen vertelt
over de reis van Don Bosco naar de Eeuwige Stad in 1867, in gezelschap
van de schrijver. De persoon tegenover wie Don Bosco in de brief zoveel
dankbaarheid betuigt, was Mevrouw Susanna Saettone, een van de voor-
naamste weldoensters.
"
Beste D. Francesia,
"
Alvorens uit Rome te vertrekken wil ik je rekenschap geven
" van wat ik voor jou, voor de jouwen en voor mijn beste kinderen
" gedaan heb.
"
Voor jou in het bijzonder zal ik je dat in jouw tegenwoordigheid
" meedelen en tevens ook door middel van authentieke, gezegelde cer-
" tificaten.
"
Voor onze leerlingen, de blijdschap van de Heilige Vader
" wanneer hij over hen hoorde spreken, een bijzondere apostolische
" zegen met volle aflaat te verdienen naar believen op de dag dat ze
" hun heilige communie zullen doen. Deze aflaat en apostolische zegen
" wordt door de Heilige Vader uitgebreid tot alle leerlingen en personen
" (dus ook uwe

10.9 Page 99

▲back to top


- XI/96 -
" Eerwaardigheid) van het college, aan de leerlingen externen, aan
" de heer Pastoor en zijn familie en aan al de respectieve families
" van iedereen. Dit waren de tekstuele woorden van de Paus.
"
Zorg er dus voor je leerlingen hierover in te lichten opdat
" ze er mededeling zouden van doen aan hun ouders.
"
M. Fratejacci laat je groeten; zo ook anderen die ik me nu
" niet herinner. Indien je de gelegenheid hebt Mevrouw Susanna te
" zien, zeg haar dat ik veel over haar met de Heilige Vader gesproken heb en
" dat hij haar een speciale zegen zendt. Bijzonderheden zal ik haar
" hierover meedelen als ik haar ontmoet te Varazze of te Albissola.
" Je zal haar van mijnentwege groeten, je zal haar zeggen dat ik
" voor haar bid en dat ik mij in hare gebeden aanbeveel. Ik denk dat
" het goed zou zijn dat je op Sint-Jozefsdag een telegram zou
" schrijven ongeveer in deze bewoordingen opgesteld:
"
" Eminentie Kardinaal Jozef Berardi - Rome -
"
Oversten, leerlingen, College Varazze bidden God u
"
gezondheid, gelukkig leven te verlenen."
"
Tu vero in omnibus. Francesia, labora opus fac Evangelistae.
" Sanctifica et Salvifica te et tuos et dic ut omnes ad Deum preces
" fundant pro me. Amen.
"
" Rome, 1 2 - 3 - 7 5 .
Toegenegen in J. Chr.
"
Gio.Bosco, priester.
"
" P.S. Aan D. Tomatis: het schijnt dat de Carlisten vooruitgaan.
" P.S. Als het God belieft zullen we maandag vertrekken met de hoop
"
in het Oratorio Pasen te vieren.
Het eerste postscriptum vergt wat commentaar. Van 1872 tot 1876
was Spanje ten prooi aan de burgeroorlog tussen Carlisten en Alfonsisten.
Daar nu Don Carlos zich opwierp als de paladijn van het zuivere katho-
licisme tegen Don Alfonso die liberale gedachten had, zo had hij overal
warme aanhangers tussen de goede mensen, waarvan velen met hartstocht de
gebeurtenissen volgden. Ook in het Oratorio waren er die ijverig voor
zijn zaak optraden, zodat er geanimeerde twistgesprekken ontstonden en de
tijdingen van zijn nederlagen er werkelijke verslagenheid bracht. Don
Guidazio, een edelmoedige ziel bracht de ganse nacht in de kerk door wan-
neer het nieuws van de ramp toekwam en gaf de moed nog niet op. Men wist
dat Don Carlos te Rome meermaals Don Bosco was gaan bezoeken en dat hij,
wanneer hij door Turijn getrokken was, om de oorlog te beginnen, naar het
Oratorio was gekomen om met hem te spreken. Juist gedurende de dagen dat
Don Bosco zich te Rome bevond, moest de pauselijke Nuntius, Mgr. Simeoni,
naar Madrid vertrekken, terwijl nochtans in het Noorden van Spanje het
wapengevecht bleef duren. De aanhangers van Don Carlos zagen in de zen-
ding van de Nuntius een dodelijke slag voor de Carlisten. Don Bosco, die
meer dan eens met Mgr. Simeoni over deze aangelegenheden sprak, vroeg hem
wat hij dacht te Madrid te gaan doen. De Prelaat antwoordde hem dat hij
twee geloofsbrieven van de Heilige Vader met zich droeg, waarvan de ene
gericht was aan Don Alfonso en de andere in blanco was gelaten om er
andere namen en andere zaken te plaatsen, wanneer Don Alfonso niet meer
op de troon zou zitten en de Carlisten of de republikeinen het zouden ge-
haald hebben.

10.10 Page 100

▲back to top


- XI/97 -
Op 2 juni 1875 zei Don Bosco aan Don Dalmazzo en aan enkele andere per-
sonen, bij een gesprek na het avondmaal: - Ik sprak altijd openlijk ten
gunste van Don Carlos maar nu zie ik wel dat men te Rome niet dacht zoals
ik dacht en ik moest met meer omzichtigheid te werk gaan. -
8. Aan Don Giovanni Bonetti.
Don Bonetti was directeur van het college van Borgo S. Martino. De
jonge medebroeder Para deed er dienst als portier en studeerde er tege-
lijkertijd Latijn, om priester te worden.
"
Beste D. Bonetti,
"
Alvorens Rome te verlaten denk ik je genoegen te doen
" door je ten minste eenmaal te schrijven. Ik heb dan je brieven
" ontvangen en vooral deze waarin je mij het zware verlies van onze
" medebroeder Para meldt. Het was een goede jongen en ik rekende op
" hem voor het winnen van zielen maar God heeft er anders over be-
" schikt. Nu blijft er ons niets anders over dan voor hem te bidden
" en je leerlingen en mijn beminde zonen te verplichten evenveel
" Para's te worden in nederigheid, vroomheid en vooral in de deugd van
" gehoorzaamheid.
"
Dan zul je aan iedereen zeggen dat ik de gelegenheid heb gehad ver-
" leden vrijdag met de Heilige Vader te spreken over ons College van
" S. Martino. Hij vond er behagen in mij vele vragen te stellen,
" ondermeer, of er tussen de jongens waren die konden vergeleken
" worden met Domenico Savio.
"
Ik antwoordde dat sommigen schijnen zich op hetzelfde peil
" te kunnen stellen van Domenico Savio, maar dat er een groot aantal
" op weg zijn om daar te geraken en zelfs het nog te overtreffen. Hij lachte
" dan e n vo egde e r a an toe : Moge God de Directeurs, de andere Over-
" sten en alle leden van het College zegenen en deel hun een spe-
" ciale aflaat mee die ze kunnen verdienen op de dag dat ze tot de
" Heilige Sacramenten zullen naderen.
" Dan zei hij me bij het afscheid nemen:
"
- Vaarwel, beste Don Bosco, maar wees nooit een bos(bosco)
" dat moet verbrand worden.
"
- Ik zal me beijveren om dit niet te zijn! -
"
Groet allen zeer hartelijk van mijnentwege en zeg hun, dat
" ik, als het God belieft, hun een bezoek zal brengen na Pasen. Er is
" een kleine aangelegenheid voor jou en ik zal je die dan te Turijn meede-
" len.
"
Morgen reis ik naar Turijn met verscheidene halten. Bid bij-
" zonder voor mij en aanzie me in J.-Chr. als
"
"
uw toegenegen vriend
"
Gio. Bosco
" Rome, 15-3-1875.
"
"
NB. Alle geestelijke gunsten moeten nu, met mijn groeten,
" worden meegedeeld aan de dochters van Maria, Hulp der Christenen.
" Ik zal u hierover later nog moeten schrijven.

11 Pages 101-110

▲back to top


11.1 Page 101

▲back to top


- XI/98 -
"
Ieder van de Salesianen, van onze leerlingen, van de dochters
" van Maria, Hulp der Christenen, zal ze moeten bekend maken aan hun
" eigen familie. Dit is het inzicht van Pius IX.
9. Aan Don Giov. Batt. Lemoyne.
Ook aan de directeur van het college van Lanzo en aan zijn mede-
broeders en leerlingen wou Don Bosco een teken van genegenheid geven
op de vooravond van zijn vertrek uit Rome.
"
Beste D. Lemoyne,
"
Alvorens uit Rome te vertrekken kan ik weinig schrijven
" maar dan toch iets. Je zult dus aan de priesters, de meesters en
" de jonge geestelijken zeggen dat er speciale gunsten werden ver-
" leend die ik in hun tegenwoordigheid zal meedelen.
"
Aan allen dan, erin begrepen de leerlingen en de andere
" inwoners van Lanzo een speciale zegen van de Heilige Vader met een
" volle aflaat voor iedereen, mee te delen aan hun eigen familie op
" de dag waarop ze zullen te biechten gaan en te communie. Het
" overige in jouw aanwezigheid na Pasen. Morgen vertrek ik naar
" Turijn, maar ik heb onderweg nog kleine pleisterplaatsen.
"
Een zeer hartelijke groet aan al mijn beste Salesianen en
" leerlingen van het College. Bid voor mij die in J. Chr. ben
"
"
je toegenegen vriend
"
Gio. Bosco, priester
" Rome, 15-3-1875.
10. Aan advocaat Nicola Galvagno.
De brief is geadresseerd naar Marene, in de omgeving van Saluzzo,
streek van de bestemmeling. Advocaat Galvagno, gestorven op 13 november
1889, bleef vele jaren in vriendschappelijke betrekkingen met Don Bosco,
bracht hem een bezoek telkens wanneer hij naar Turijn kwam en ondersteunde hem
edelmoedig.
"
Beste Heer Advocaat,
"
Gedurende een particuliere audiëntie die ik bij Zijne Hei-
" ligheid kon hebben, had ik de gelegenheid iets over U los te
" laten, over U tot wie ik vaak mijn toevlucht neem wanneer mijne
" geldmiddelen op het punt staan de laatste adem uit te blazen. De
" Heilige Vader aanhoorde alles met genoegen en zei me dan: - Wat
" kunnen we aan deze goede heer schenken?

11.2 Page 102

▲back to top


- XI/99 -
"
Ik antwoordde - Ik geloof dat het hem en zijn familie aange-
" naam zou zijn indien U een speciale zegen zond voor hem, voor zijn
" vrouw en voor heel het gezin, vooral voor zijn jonge kinderen,
" opdat allen zouden kunnen opgroeien in gezondheid en in de heilige
" vrees van God.
" - Ja, Mijnheer, dat sta ik u van harte toe.
" - Ik vraag nog een buitengewone gunst.
" - Welke?
" - Dat de familie Galvagno en hun aanverwanten tot in de derde
" graad inbegrepen een volle aflaat zouden kunnen verdienen telkens
" ze in de vereiste gesteltenis het sacrament van de Biecht en van de
" Communie zullen ontvangen en daarbij bidden voor uwe Heiligheid.
" - Rem difficilem postulasti. Niettemin daar het mijn gezag niet
" overschrijdt, verleen ik deze gunst op voorwaarde dat ze er veel-
" vuldig gebruik van maken. Deel hun het ene en het andere van mij-
" nentwege mee.
" Ik bedankte hem en thans vervul ik de aangename opdracht en verzoek
" u dezelfde geestelijke genade te willen meedelen aan deze aanver-
" wanten van wie U oordeelt dat ze haar met de vereiste waardering
" zullen ontvangen.
"
Met de hoop mijn opwachting te kunnen maken bij u in Turijn,
" ik waar met Pasen zal zijn, beveel ik mij in de naastenliefde van
" uwe gebeden aan en verblijf met dankbaarheid
"
"
uw zeer verplichte dienaar
" Rome, 15 maart 1875.
Gio. Bosco, priester.
Don Bosco vertrok uit Rome de ochtend van 16 maart en overnachtte te
Orvieto als gast van de bisschop, Mgr. Briganti. Gedurende een gedeelte
van deze weg scheen het, op een zeker punt gekomen, dat hij zich niet
kon bedwingen van vreugde. Hij had zeker iets aangenaams mee te delen.
Don Berto verzocht hem de reden van zijn grote opgeruimdheid bekend te willen
maken.
Het is, antwoordde hij, omdat ik deze nacht gedroomd heb dat ik
mij op een uitgestrekte akker bevond, die wit stond van een rijpe oogst.
De tarwe was prachtig en de aren hadden een wonderbare dikte. Op de akker
zag ik vele schapen aan het grazen...
Wil je mij niets anders zeggen?
- Wanneer ik deze akkers bekeek, scheen het me toe of ik zag dat
dit graan bijna rijp was. -
Van de avond van de 17de tot de morgen van de 20ste verbleef hij te
Florentië. Van zijn doortocht hier is een herinnering blijven bestaan.
Hij ging er een familie Parlatore bezoeken en trof er de vader erg ziek
aan. Don Bosco vermocht door zijn woorden in de zielen hoop en vrede te
scheppen en bij het weggaan beloofde hij voor hen te zullen bidden. Op 10
december schreef de dame hem, waarbij ze zich verontschuldigde wegens de
vertraging, dat zijn gebeden de volkomen gezondwording van haar man had-
den bekomen, die zich nu beter bevond dan voor hij ziek werd.
Vanuit Florentië trok hij verder naar Bologna waar hij vriend-
schappelijk werd onthaald ten huize van de Lanzarini. De heer Lanzarini die

11.3 Page 103

▲back to top


- XI/100 -
slager was, was door Don Guanella vergezeld geworden naar het Oratorio,
waar hij ziek werd. Don Bosco zei hem: - Ik zal u mijn geneesheer
sturen! - Hij stuurde hem inderdaad zijn geneesheer die ook de genees-
heer van de communiteit was. De heer Lanzarini die gaarne deze trek van
Don Bosco aanhaalde, deed nadien veel weldaden aan het Oratorio. Don Gua-
nella, na dit te hebben verteld in zijn verslag, maakt de bemerking:
"Aldus wist de heilige man de mensen aan te pakken en aan de feiten een
wending te geven zoals hij dit verlangde."
Hij bezocht er de markiezin Zambeccari. Op de 21ste trok hij naar
Modena, bij graaf Tarabini en van daaruit de 22ste naar Milaan bij advo-
caat Comaschi, zijn oude vriend en grote bewonderaar.(1)
Woensdag van de Goede Week, de 24ste, keerde hij terug naar het
Oratorio onder algemeen gejuich.
Wat aan Don Bosco in de Eeuwige Stad het meeste werk had bezorgd,
was de kwestie van de privileges, waarover we het nog uitvoeriger zullen
moeten hebben. Om op meer doeltreffende wijze zijn aandacht te kunnen
schenken aan de onderhandelingen, zou hij zijn verblijf te Rome moeten
verlengen hebben. Er waren er wel die hem dit voorstel deden maar hij maakte er
zich van af m e t een reden d ie g ee n te gensp ra ak g ed oogde : zijn jongens
hadden geen "korst brood" meer. Dan zei men hem dat, indien hij het niet
anders kon hij te Rome iemand zou achterlaten die de zaken kon vooruit
helpen. Inmiddels beloofden kardinaal Berardi en Mgr. Fratejacci er zich
mee bezig te houden. Hij verzekerde nochtans dat hij, op een wenk, zou
terugkeren naar Rome, was het dan al niet om aan de zaak een laatste
hand te leggen, dan toch om uitleg te verschaffen. Aan deze behoefte
voldeed de reis van Don Lemoyne en van Don Bonetti in de eerste helft
van de maand mei. Don Bosco wou dat af en toe sommigen van de zijnen
zich naar Rome zouden begeven en dit wegens meer dan één doeleinde: om op
een edele wijze de offers van de meest verdienstelijken met een reis
naar Rome te belonen; om de gedachten te verruimen en steeds beter het
geloof en de vroomheid te verlichten van hen die het best de Congregatie
konden vertegenwoordigen; om in de Congregatie de geest van roomsgezindheid,
die bestond in gehechtheid aan de Paus en aan de Kerk, in te planten en
te verbreiden. Wanneer dan ook de tegenwoordigheid te Rome van in het
oog vallende persoonlijkheden ook als uitwerking had kwade tongen
leugenachtig te maken, het Oratorio voor te stellen als een paradijs
van "domme ganzen", was dat toch ook een voordeel waarvoor Don Bosco geen e n k e l e
reden had het te misprijzen. Zeker is het dat in ons geval Don Le-
moyne en Don Bonetti, door hun gaven van geest en hart en door het feit dat ze
wisten hoe ze zich in de wereld moesten houden mensen waren die geen
slecht figuur lieten slaan noch aan hem die ze gezonden had, noch aan de
Sociëteit waartoe ze behoorden. Het voornaamste doel van deze reis
was, bij gelegenheid van de 83ste verjaardag van Pius IX, die op 13 mei
viel, de eerbetuigingen van Don Bosco en van de Salesiaanse Sociëteit
aan te bieden. De onmeedogende oorlog tegen de Paus in Italië (2) en
elders gevoerd beroerde diep de Italiaanse katholieken bij wie de roep
ging van een ki nd erlijke eerbe tuiging aan de Plaatsvervanger van Jezus Chris-
(1) Lemoyne, Mem. Biogr. 6, blz. 304.
(2) zie voetnota op volgende bladzijde.

11.4 Page 104

▲back to top


- XI/101 -
tus voor die heuglijke datum. De geestdrift van de goede mensen bereikte
haar hoogtepunt. Ook Don Bosco wou te Rome aanwezig zijn in de persoon
van twee van zijn merkwaardigste zonen. Wij zijn hierover ingelicht door
volgende brief.
"
Beste Don Bonetti,
"
Voel je er iets voor naar Rome te gaan met Don Lemoyne om
" er onze Congregatie te vertegenwoordigen op 13 dezer?
" Zeg het me zo gauw mogelijk en indien er geen beletsel is, zal ik
" zorgen voor je vertrek, je reis en verblijf.
"
Moge God ons allen zegenen en geloof me in Jezus Christus
"
"
je toegenegen vriend
" Turijn, 1 mei 1875.
Gio. Bosco, priester.
De twee vertegenwoordigers waren ook houders van vele zaken- of beleefd-
heidsbrieven bestemd voor kardinalen, Monseigneurs en de Paus, welke Don
Bosco eigenhandig geschreven had. Bovendien had hij er ook zorg voor
gedragen een groot aantal exemplaren door hen beiden geschreven prach-
tig te laten inbinden, opdat ze deze ten geschenke zouden geven aan de
Heilige Vader, aan de kardinalen en aan enkele vrienden. Uiteindelijk
voorzag hij ze met kostbare aanwijzingen voor de reis.
De twee pelgrims moesten zich in een midden begeven dat voor hen
helemaal nieuw was en dat zeer verschillend was van dat waarin ze zich
tot dan toe hadden bewogen. Of men het wil of niet maar het pauselijke
Rome oefent ontzag uit ook op mensen van de clerus die elders tamelijk
wegwijs zijn. Hoeveel te meer dan op brave priesters, die steeds in een
nederig midden hebben vertoefd, zoals Don Bonetti ofwel opgegroeid in
aristocratische families, maar steeds buiten de "grote wereld" gehouden
zoals Don Lemoyne. Daarom voorzag Don Bosco hen van tot in details uit-
gewerkte normen, eigenhandig door hem geschreven, opdat ze zouden weten
hoe ze zich met voorzichtigheid moesten gedragen bij hun afzonderlijke
bezoeken en in hun betrekkingen. Het begon met de Paus en ging steeds
l a ge r t ot b i j d e Si gi s mo nd i i n wiens huis ze gingen verblijven.
(2) voetnota van bladzijde 100.
Opdat de jongere lezers een idee zouden hebben van de afkeer van de Paus, die dan de
leiders van de openbare mening bezielde, brengen we hier een brief van Giuseppe Garibaldi
geschreven aan Carl Blind, Duits schrijver en politieke volksmenner, in april 1875.
Mijn beste vriend,
Ik geloof niet dat er in heel de wereld een natie bestaat die zo weinig katholiek is als
Italië. De regering en de ontwikkelde klassen wenden een verkleefdheid voor het katholi-
cisme aan, die niet bestaat. Wat de massa van het volk aangaat; zij gelooft helemaal niet
aan het katholicisme en in de pauselijke kerken ziet men alleen maar oude kwezels. Het
zou op dit ogenblik zeer moeilijk zijn van de Regering en van de meerderheid van de Kamer
een decreet te bekomen dat ons van het Pausdom zou bevrijden. U mag er nochtans innig van
overtuigd zijn dat de grote meerderheid van de Italiaanse natie sympathiseert met Duitsland
in haar krachtdadige en tot het uiterste gedreven oorlog tegen het jezuïtisme onder al zijn
vormen" (Cfr. Unità Catt., 13 april 1875).

11.5 Page 105

▲back to top


- XI/102 -
Nu er sindsdien meer dan een halve eeuw verlopen is, begaat men geen onbe-
scheidenheid meer door dit handvol zeer originele documenten aan de ge-
schiedenis prijs te geven. Ze tonen aan hoe groot bij Don Bosco de kennis
was van de mensen, zijn tact en zijn tactiek om ze naar zijn hand te zet-
ten en zijn geest van geloof ook waar het plichten van eenvoudige be-
leefdheid betrof.
Onze taak bij het reproduceren ervan beperkt zich natuurlijk tot
een verklaring van deze punten alleen die een verklaring nodig hebben.
We zullen dit doen door de tekst te begeleiden met een kleine nota on-
der aan de bladzijde.
"
Heilige Vader
"
" 1° het aanbieden van boeken.
" 2° nederige betuiging van onderdanigheid, onveranderlijke gehecht-
"
heid van de Salesianen, van hun medewerkers weldoeners, leken
"
e n g ee stelijken en van de jongens, ongeveer 7.600.(1)
" 3° hem bedanken voor de weldaden die hij aan onze Congregatie
"
g eda an heeft en hem smeken voort te gaan zich als een vader voor ons
"
te gedragen. Wij zijn allen bereid voor hem te werken, voor hem te
"
bidden, te sterven voor de godsdienst waarvan hij het Opper-
"
hoofd is.
" 4° Zegen over allen maar vooral over onze colleges met een volle
"
aflaat voor de leerlingen en hun verwanten op een dag dat ze tot de
"
sacramenten zullen naderen.
"
"
Kardinaal Antonelli
"
" 1° groeten aan D. Agostino, zijn secretaris.
" 2° aanbieden van boeken.
" 3° bedanking, dankbaarheid en onderdanige betuiging van eerbied;
" gebeden om zijn bescherming te handhaven vooral voor wat betreft
" N.N. (2)
" 4° hem verzekeren van onze gemeenschappelijke en private gebeden.
"
"
Kardinaal Berardi
"
Zijn paleis in de Via del Gesù.
"
"
Het is een grote vriend van ons huis. Spreek veel over wat we doen,
" over de huizen, de jongens, Don Bosco,(3) over de speciale gebeden
" welke wij voor hem doen.
(1) Bij de internen van het Oratorio en van de andere colleges voegde hij ook de jongens die
zeer talrijk de Oratorio’s op zon- en feestdagen bijwoonden.
(2) Hij bedoelt de zaken van Turijn. Waarschijnlijk zou hij er over spreken, daar het ging
over zaken, die zijn ambt raakten.
(3) Hier bedoelde Don Bosco dat zij met Kardinaal Berardi vrijuit over alles konden praten.

11.6 Page 106

▲back to top


- XI/103 -
" 1° Boeken aanbieden.
" 2° naar nieuws vragen van zijn moeder, zijn schoonzuster voor wie
"
zoveel gebeden werd.
" 3° Berichten over de Salesiaanse Vereniging en over het Werk van
"
Maria, Hulp der Christenen.
" 4° Men vrage hem de toelating terug te keren om hem nederig onze eerbe-
"
tuiging aan te bieden alvorens te vertrekken; drie fr. drink-
"
g eld geven aan de knechten.
"
"
Mgr. Vitelleschi
"
"
Aartsbisschop van Seleucia, secretaris van de Congregatie van de
" Bisschoppen en Reguliere geestelijken, in wiens handen zich al
" onze zaken bevinden. Via S. Nicolo de’Cesarini, pleintje id. eigen
" huis.
" 1° Boeken aanbieden.
" 2° Bedankingen, enz. enz.
" 3° In mijn naam nieuws vragen over zijn broeders, Markies Angelo
"
en Markies Giulio, Markiezin Clotilde, zijn schoonbroer en
"
familie.
" 4° Zaken van onze Congregatie; of er geen moeilijkheden zijn, of hij van
"
oordeel is dat er iets moet gedaan worden. Of de speciale bevoegdhe-
"
den die in zijn handen werden gegeven hun loop krijgen,(1) of er
"
boodschappen te verrichten zijn.
" 5° als het gesprek er aanleiding toe geeft, spreke men over N.N.
" (2)
" 6° Idem over de Salesiaanse Vereniging en het Werk van Maria, Hulp der 19
"
Christenen.
"
"
Kardinaal Patrizi Vicario, enz.
"
(naast de kerk van de heilige Lodewijk van Frankrijk)
"
" Hij is lid van de Congregatie (3) sinds verleden jaar en is het ook voor
" dit jaar voor onze aangelegenheden. Hij is zeer vroom en zeer welwillend
" maar heeft veel om handen.
" 1° Aanbieding.(4)
" 2° Bedankingen.
" 3° Verzekering van bijzondere gebeden in al onze huizen.
" 4° Don Bosco gelastte ons hem te vragen naar nieuws over zijn neven en
"
nichten en over Markiezin Genoveffa.
" 5° Onze aangelegenheden aanbevelen aan zijn zo vaak ervaren va-
"
d e rl ijke b escherming.
(1) De twee onderhandelingen die van hem afhingen nl. het verlenen van de voorrechten en de
bevoegdheid om absolute wijdingsbrieven te geven.
(2) Zoals hierboven maakt hij een toespeling op de Ordinarius van Turijn.
(3) Bedoeld wordt de Commissie van Kardinalen, aangeduid door Pius IX om de regels te
onderzoeken en daarna de aanvraag naar voorrechten. We zullen het er nog over hebben.
(4) van boeken.

11.7 Page 107

▲back to top


- XI/104 -
"
Kardinaal Bizzari
"
(Pleintje bij de Nieuwe Kerk)
"
" Prefect van de Congregatie van de Bisschoppen en Reguliere Gees-
" telijken, lid van de Commissie voor onze aangelegenheden. Zeer
" vroom, met een zeer nauwgezet geweten,(1) ontvangt geen ge-
" schenken...
"
1° geen boeken aanbieden maar vragen naar zijn gezondheid.
"
Wij blijven hem dankbaar, hem onze Congregatie aanbevelen.
"
2° Indien hij spreekt, hem gewillig aanhoren, wanneer hij dan
"
bl i jk g e ef t v an on ge d ul d , ee r bi e dige achting betuigen en
"
weggaan.
"
"
Kardinaal Antonio De Luca
"
" Woont Piazza Barberini, palazzo del principe, lste verdieping. Een
" van de Commissie. Welwillend, vroom, edelmoedig, geleerd, handig,
" met wie er te praten valt.
"
1° aanbieding, bedankingen, ons aanbevelen.
"
2° dankbaarheid en gebeden.
"
"
"
Kardinaal Martinelli.
"
" Een van de Commissie, Augustijn, zeer vroom, welwillend, enz.
" Aanbieden, verzekering gebeden, bedanken, ons aanbevelen, enz.
"
"
"
Mgr. Ricci
"
" Kamermeester van Zijne Heiligheid. Hij is het die tot de audiënties toe-
" laat: vroom, verbleef verscheidene dagen in het Oratorio. Eerbie-
" dige achting betuigen, aanbieden, verzoeken nog naar onze streken
" te willen terugkomen.
" Speciaal eerbiedige achting betuigen aan zijn secretaris Rosati Baldini.
"
"
"
Kardinaal Consolini
"
" Nederig zonder onderworpenheid,(2) welddadig tegenover ons Huis.
" Aanbieden, eerbiedige achting betuigen en ons in zijn gebeden
" aanbevelen.
"
"
"
Mgr. Fratejacci
"
" Auditeur van Kardinaal Vicario, kanunnik Vicario Foranea enz.
" Verblijft tegenover de grote fontein van de Ponte Sisto.
(1) Zie hoofdstuk V.
(2) gaat vrij en vrank met iemand om.

11.8 Page 108

▲back to top


- XI/105 -
" Vertegenwoordigt Don Bosco bij de huidige onderhandelingen, zeer
" vriendelijk, praat zeer veel. Aanbieden, eerbiedige achting ge-
" bruiken, hem uitnodigen een maand bij ons door te brengen enz.
"
"
"
Advocaat Prof. Menghini.
"
"
Is compilator (1) bij Bisschoppen en Regulieren, heeft alles in han-
" den; was hier verleden jaar; toont zich zeer welwillend tegenover
" onze Congregatie. Hem uitnodigen enz. maar bij het vertrek een
" daalder als ereloon geven. Indien hij u op een maaltijd zou uit-
" nodigen, aanvaarden maar zorgt ervoor bij een banketbakker te gaan
" en hem een "gattó" (2) te laten brengen.
"
"
"
Heer en Mevrouw Allessandro en Matilde Sigismondi.
"
" U zult in hun huis gaan verblijven, gelegen Via Sistina, nr.104;
" het is hun eigen huis. Beiden zijn zeer vroom. Ze waren altijd
" zeer gastvrij voor ons en hebben er nooit een cent voor gewild.
" Ze zijn overtuigd dat alle Salesianen heiligen zijn. Denk er dus
" aan.
" Mevrouw Matilde praat veel, is godgeleerde, stelt veel vragen,
" gaat dagelijks te communie. Ze hebben een privé kapel en u zult er
" de mis opdragen als ze dit verlangen. Vertel er ook over het Ora-
" torio; ze zullen u altijd gewillig aanhoren. Vraag nieuws over hun
" kleinzoon Luigino en over hun zuster Adelaide Fantoni.
"
"
"
In het algemeen.
"
"
Bij de bezoeken aan de hoge personages moet u gewillig hun
" vragen beantwoorden. Prijst steeds de Romeinen en de zaken van
" Rome, vooral de hogere clerus; echter niet bij Mgr. Fratejacci.(3)
"
Wat de onderhandelingen betreft en het etiket, houdt u
" steeds aan wat Commandeur Fontanella u zeggen zal.
"
Praebete vos ipsos exemplum bonorum operum.
" Pas op dat u niet te veel transpireert. Zijt u haastig bij het rei-
" zen, neem dan een rijtuig.
" Overal waar u personen zult aantreffen van onze kennissen, zult u ze van
" mijnentwege groeten en hen zeggen dat wij voor hen bidden.
(1) men geeft deze naam aan de opstellers van de minuten bij de Congregaties van de Kardina-
len. Deze opstellers zijn secretarissen die de eerste ontwerpen bereiden van brieven, breven of
kanselarijakten.
(2) Gateau, door vele mensen zonder enig nut veritaliaanst in gató voor "snoep, koekje,
askoek, bladerdeeg enz." naargelang het geval. Op 18 mei schreef advocaat Menghini aan
Don Bosco: "Ik begin terug verder te schrijven aan mijn brief na een maaltijd waarbij ik
de eer had de twee zeer goede rectors G. B. Lemoyne en G. Bonetti in mijn gezelschap te
hebben. Alvorens we aan de vruchten toe waren, is er een onverwachte Engelse soep op tafel
gekomen die door u lang tevoren was voorzien en waaraan u met veel behagen gedacht had. -
Allen hebben ze geroepen: Leve Don Bosco, die midden ernstige gedachten ook de kleinste om-
standigheden weet te berekenen."
(3) Waarschijnlijk omdat hij ietwat geneigd was de fles aan te spreken.

11.9 Page 109

▲back to top


- XI/106 -
"
Ga ook Moeder Galeffi, presidente van Torre de'Specchi be-
" zoeken aan wie u nieuws zult geven enz. De heer Alessandro is daar
" kassier of majordomus.
"
Op de enveloppe van de brief die deze raadgevingen bevatte,
" had h ij gesch rev en: - Mgr. Fratejacci en Advocaat Menghini moeten met
" aandrang worden uitgenodigd een tijdje in onze streek verblijf te
" komen houden. Ga ook uw eerbiedige achting betuigen aan de heer
" Stefano Colonna (1) via Chiara 49-3.
De beperktheid van hun tijd kwam niet te best overeen met de uitge-
breidheid van hun programma. Om hun eigen godsdienstige oefeningen te
doen, om Rome te bezichtigen, vooral om zoveel personages te bezoeken,
waren de twaalf dagen die hen nog scheidden van het feest van Maria,
Hulp der Christenen, een wissewasje. Maar ze werden zeer geholpen, bui-
ten de gewoonte die ze had-den niet met de handen in hun singel te blij-
ven staan, door het feit dat ze overal met sympathie werden ontvangen en
dan ook gemakkelijk toegang kregen, meer dan doorgaans te Rome het geval
is. Ze waren werkelijk verrukt bij het zien van de hartelijke bezorgd-
heid waarmee ook de hoogst geplaatste prelaten nieuws vroegen over Don
Bosco en de Congregatie.
Weinig hebben de pelgrims ons laten weten van al wat ze aan Don
Bosco moesten berichten. Ze hebben ons nochtans enkele belangwekkende
dingen overgemaakt over het bezoek aan Kardinaal Vicario en over de
pauselijke audiënties.
Kardinaal Patrizi behandelde hen met het grootste vertrouwen. Hij
kwam er ook toe te spreken over de moeilijkheden te Turijn om te beslui-
ten: - Het is Don Bosco die hem gewild heeft en hij moet hem nu maar
behouden, heeft Pius IX gezegd. Ik ben trouwens tevreden over wat er
voorvalt. De wederwaardigheden van uw Congregatie wijzen erop dat zij
het werk van God is. Het zou me mishagen moesten de dingen er anders toe
gaan. Maar alles zal voorbijgaan! - Dit zei hij met warme genegenheid.
De 14de, de drieëntachtigste verjaardag van Pius IX, hadden zij
reeds het biljet ontvangen voor een openbare audiëntie, die voor hun bei-
den niet veel verschilde van een privé audiëntie. Ze boden er zich aan
met popelend hart, als iemand die een van de plechtigste ogenblikken van
zijn leven voelt naderen. Het verschijnen van Pius IX elektriseerde hen."
Pius IX, schrijft Don Lemoyne, in het wit gekleed, met een majestatisch
en minzaam uitzicht, was werkelijk het beeld van de goedheid van Jezus."
Op het opportune ogenblik stelde Mgr. Ricci, Kamerheer, hen voor en
zegde: - Twee priesters van Don Bosco, Heilige Vader. - "De paus",
schrijft Don Lemoyne verder, "wierp op ons een oogopslag die ik niet
beschrijven kan en kwam recht op ons toe. Terwijl hij de ogen naar de
hemel had gericht en zoveel hij kon het hoofd had opgericht alsof hij een
ingeving kreeg, strekte hij de armen uit en met een klinkende stem die midden
de stilte door allen
(1) Apostolische "expeditionarius", evenals de heer Sigismondi. Het zijn ambtenaren die zor-
gen voor de verzending van de breven, rescripten en bullen uitgaande van de kanselarij,
de rechtbank van de Romeinse Curie en van de Prefectuur van de Breven.

11.10 Page 110

▲back to top


- XI/107 -
gehoord werd, riep hij uit: "De wonderbaarlijke familie! Groeit ze,
groeit ze? Met hoevelen zijt U?"
" - Heilige Vader", antwoordde ik met gebroken stem, wij zijn reeds met
vierhonderd en we hebben achtduizend jongens."
"De Plaatsvervanger van Jezus Christus drukte dan zijn handen op onze
hoofden en bood ze dan te kussen. Alle aanwezigen merkten op dat hij
steeds zijn blik naar omhoog gericht hield. Dan schreed hij verder zonder
nog voor iemand te blijven staan en men hoorde zijn stem niet meer."
Mgr. Ricci verkreeg voor hen ook een private audiëntie, hoewel ze
verklaarden dat ze aan de Opperherder niets bijzonders te zeggen hadden.
Wanneer ze waren ingeleid riep hij plots terwijl ze naar binnen kwamen:
" Oh! mijn zonen! Hoe gaat het met Don Bosco? Gaat het hem goed" ? ter-
wijl hij bij zijn schrijftafel recht stond.
Nadat ze beiden op de knieën waren gaan zitten, bood Don Lemoyne
hem een brief aan van Don Bosco en dan twee verzegelde omslagen.
- Is dit de Sint-Pieters penning van uwe jongetjes? En zijt u Don
Bonetti, directeur van Borgo S. Martino, en u, Don Lemoyne, directeur van
het college van Lanzo?
- Ja, Heilige Vader, en wij bieden u onze nederige eerbetuigingen
aan, de oprechte betuigingen van onze verering en gehoorzaamheid in
naam van Don Bosco, van de Salesiaanse Congregatie en van de leerlingen
van al onze colleges. Tegelijkertijd vragen wij U uw apostolische zegen.
- Ja, graag zegen ik de leiders en al de geleiden.
- Ook onze jongens erin begrepen, ontsnapte het aan Don Bonetti.
- En zijn uwe jongens niet tussen de geleiden? merkte minzaam
glimlachend de Paus op.
- Dat is waar, maar om hen te kunnen zeggen dat u ze speciaal
vernoemd hebt.
- Ja, ja, ik zegen ze in het bijzonder en van harte.
- En nu zouden we aan Uwe Heiligheid een speciale genade willen
vragen, hernam Don Lemoyne daartoe door Don Bosco zelf aangemoedigd.
- En welke dan?
- Een volle aflaat voor allen die in onze huizen wonen.
- Is dit niet het jaar van het jubileum?
- Ja, Heilige Vader, maar het is om een aandenken te hebben aan uwe
goedheid en aan ons bezoek aan de Plaatsvervanger van Jezus Christus.
- Welnu, ik sta hem toe; voor eenmaal, weet u, voor eenmaal! En
terwijl hij dit zei stak hij de duim van zijn rechterhand naar omhoog.
Ze hadden ook aan de Paus de eerstelingen van hun letterkundig werk
aangeboden en ze werden met woorden van aanmoediging in ontvangst genomen.
Aldus eindigde de audiëntie. Nu had men ze laten voorgaan voor hon-
derden personen die gevraagd hadden aan de Paus te worden voorgesteld.
Indien ze hun beurt hadden moeten afwachten dan zouden veertien dagen
niet volstaan hebben en aldus begrepen ze met welke achting te Rome de
naam van Don Bosco omgeven was.(1)
De 24ste, plechtigheid van Maria, Hulp der Christenen, zong Don
Lemoyne de Mis in het Heiligdom van Valdocco.
(1) Brief van Don Lemoyne. Vol. II, doc. 12.

12 Pages 111-120

▲back to top


12.1 Page 111

▲back to top


- XI/108 -
HOOFDSTUK VII
DEFINITIEVE AANVAARDING VAN DE MISSIES VAN AMERIKA
Pius IX, die in de aanvang van zijn heilig ministerie Argentinië (1)
bezocht had en wist hoe overvloedig de oogst was die er werd voorbereid,
aanhoorde met welbehagen de voorstellen van Don Bosco betreffende de
Missies ten voordele van deze landen, terwijl hij zich lang met hem over
dit onderwerp, onderhield. Don Bosco die naar Rome gegaan was om er even-
eens, zoals altijd, over deze aangelegenheid voorlichting, raad en
goedkeuring bij de Plaatsvervanger van Jezus Christus te bekomen, had
nog maar ternauwernood samen met lofbetuigingen en de zegen van de
Opperherder alle mogelijke aanmoediging gekregen, of hij omgordde zich met al
zijn beslistheid en werkkracht voor de onderneming, voor de verwezenlijking
waarvan hij reeds de eerste stappen gezet had.
Na de voorafgaande onderhandelingen, uiteengezet in het tiende
boekdeel, waren meer concrete besprekingen aangevat geworden. Aldus was
het dat op de vooravond van het feest van de H. Franciscus van Sales uit
Amerika de antwoorden toekwamen. Alle voorwaarden door Don Bosco voor-
opgesteld werden aanvaard en tegelijkertijd verzocht men om de overkomst
van de Salesianen. De brieven, gericht aan de consul van Argentinië,
Gazzolo, moesten door hem officieel worden overhandigd.
Don Bosco wou dat deze overhandiging met de grootste plechtigheid
zou gepaard gaan. Daarom gaf hij de avond van het feest bevel alle jon-
gens van het Oratorio en alle medebroeders in de studiezaal te verzame-
len en hen een verhoog op te bouwen. Op het verhoog begaf zich Don
Bosco omringd door de leden van het Hoofdkapittel en de directeurs van
de Huizen, in die dagen samengekomen om er algemene besprekingen te hou-
den. Heel weinigen kenden de juiste reden van deze nieuwigheid en daarom
was de verwachting buitengewoon groot. Op een teken van Don Bosco, kwam consul
Gazzolo, gekleed in een van zijn uniformen naar voren en las luid, midden
een religieuze stilte, de brief uit Argentinië voor. Dan stond Don
Bosco recht, nam het woord en zei, voor zover het hem aanging, dat de
voorstellen aanvaard waren. Hij had echter op dat ogenblik een enkel
voorbehoud te maken, namelijk dat de H. Vader er zijn volledige toestemming
(1) Als jong priester ging hij, in 1828, naar Chili als auditeur van de pauselijke legaat,
Mgr. Muzzi. Na hun ontscheping te Buenos Aires, trokken ze door de Pampas en de Cordille-
ras en bereikten Santiago na moeilijkheden van allerlei aard.

12.2 Page 112

▲back to top


- XI/109 -
moest aan verlenen. Hij zou naar Rome gaan om er te vernemen of de zaak zijn
goedkeuring wegdroeg. Enkel wanneer de Opperherder zou weigeren, zou hij
in ontkennende zin antwoorden op de aanvragen uit Argentinië.
Het is onmogelijk het uitwerksel van dit indrukwekkende vertoon te
beschrijven. Jongens en medebroeders waren in vervoering. Sommige van de
oversten; bij het zien van zoveel plechtigheid; hadden zich weerbarstig
getoond om op het verhoog te gaan plaats nemen, omdat, bij het verwe-
zenlijken van de zaak; een tekort aan personeel of een ontoereikendheid
van de middelen de expeditie faliekant kon doen uitlopen; maar bij het
einde had de geestdrift de harten zo in vuur gezet dat ook zij die aar-
zelden zich meegesleept gevoelden. Het was als een elektrische stroom die
zich als een bliksemschicht binnen en buiten het Oratorio verspreidde.
Kort nadien bereikten de onderrichtingen van Don Bosco de Huizen zodat
iedereen ervan overtuigd was dat men hier geen onvruchtbare betoging
had willen houden. Hij verspreidde volgende circulaire.
"
Aan de Salesiaanse Medebroeders,
"
"
Tussen de vele voorstellen die werden gedaan voor het beginnen
" van een missie in de vreemde landen, schijnt het dat men bij voor-
" keur het voorstel van de Argentijnse Republiek zou kunnen aanvaarden.
" Daar zijn, naast het reeds beschaafde gedeelte, uitgebreide, on-
" metelijke oppervlakten, bewoond door wilde volkeren bij wie de
" ijver van de Salesianen met Gods genade zou kunnen worden beoefend.
"
Wij beginnen er thans mede een Tehuis te openen te Buenos Aires
" hoofdstad van deze uitgestrekte Republiek, en een College met een
" openbare kerk te S. Nicolas de los Arroyos, dicht bij de hoofdstad gele-
" gen.
"
Welnu, vermits het er om gaat het personeel voor te bereiden om
" deze eerste proefneming te doen, wens ik dat de keus zou vallen op
" leden die er naar toe zouden gaan niet uit gehoorzaamheid maar uit
" eigen vrije wil. Zij die dus neiging voelen om zich naar de vreem-
" de missies te begeven zullen het volgende moeten doen:
"
1° een schriftelijke aanvraag doen, waarin ze hun gewilligheid te
" kennen geven zich naar die landen te begeven als leden van onze
" Congregatie.
"
2° Nadien zal het Hoofdkapittel vergaderen hetwelk, na het
" licht van de Heilige Geest te hebben aangeroepen, de gezondheid, de
" kennis, de lichamelijke en morele kracht van iedereen zal onderzoe-
" ken. Alleen zij zullen worden uitgekozen om wie men met gegronde redenen
" kan oordelen dat een dergelijke expeditie met welslagen kan be-
" kroond worden voor hun eigen ziel en tegelijkertijd tot de meerde-
" re glorie van God kan bijdragen.
"
3 ° Na de schifting zullen ze samenkomen voor de tijd die nodig zal
" worden geacht om zich te onderrichten in de taal en de gebruiken
" van de volkeren, aan wie men beoogt het woord van het eeuwig leven
" te brengen.
"
4° Wanneer geen ernstige reden ons zou nopen hierin een wijziging
" te brengen, wordt het vertrek vastgesteld in de maand oktober aan-
" staande. Laten we uit ganser harte Gods goedheid danken die in
" ruime mate iedere dag aan onze nederige Congregatie nieuwe gunsten ver-

12.3 Page 113

▲back to top


- XI/110 -
" leent en ervoor zorgen ons deze waardig te tonen door een stipt
" onderhouden van onze constituties, vooral deze betreffende de
" geloften waarmede wij ons aan de Heer hebben gewijd.
"
Laten we er nooit mee ophouden gebeden op te zenden naar de
" troon van God, opdat wij de deugden van geduld en zachtmoedigheid
" zouden mogen beoefenen. Zo weze het.
"
Geloof me steeds in Jezus Christus
"
"
uw toegenegen vriend
" Turijn, 5 februari 1875.
Gio. Bosco, priester
"
" P.S. De heer Directeur wordt verzocht deze brief te lezen en er de inhoud
"
van te verklaren aan de Salesianen die zich in zijn Huis be-
"
vinden.
Don Ceccarelli, de pastoor van S. Nicolas de los Arroyos had hem
heel wat goeds verteld over een eerbiedwaardige grijsaard van zijn pa-
rochie, geheten Giuseppe Francesco Benitez, die ongeduldig was de Sale-
sianen in zijn vaderland te zien aankomen.(1)
Drie dagen alvorens de circulaire aan de Huizen te verzenden, had Don
Bosco hem deze mooie brief toegestuurd:
"
Excellentie,
"
"
De genade van Onze Heer Jezus—Christus weze steeds met ons.
"
Vele personen van de Argentijnse Republiek en vooral de heer
" Comm. Giov. Batt. Gazzolo hebben mij veel verteld over de grote
" liefdadigheid, de oprechte genegenheid van uwe Excellentie voor
" de Heilige Stoel en over uw ijver voor alle zaken die de godsdienst
" aangaan.
"
God moge in alle dingen gezegend zijn en Hij beware uwe
" Excellentie gedurende lange jaren van een gelukkig leven voor het
" goed van Onze Moeder de Heilige Kerk.
"
De heer Dr. Ceccarelli, mijn oude vriend, heeft mij ook spe-
" ciaal onderhouden over de bijzondere bescherming welke gij U gewaardigt
" te betuigen voor de Salesianen die bestemd werden voor het nieuwe
" Huis van S. Nicolas. Een zoete trek van de Voorzienigheid! Uwe
" Excellentie draagt die naam van Francesco en neemt onder uwe va-
" derlijke bescherming de Congregatie van de H. Franciscus van
" Sales. Ik dank u van ganser harte en vanaf heden doe ik een spe-
" ciale intentie waardoor u kunt deelnemen in alle missen, in alle
" gebeden die de Salesiaanse kloosterlingen gemeenschappelijk of
" privaat zullen doen. Iedere dag zal ik dan in de Heilige Mis een
" speciaal memento doen voor het behoud van de levensdagen van uwe
" Excellentie.
"
Daar onze Congregatie zich nog in haar beginstadium bevindt
" en de stichting van vele huizen en Colleges in handen heeft, zo bevelen
(1) Chiala, Da Torino alla Republica Argentina, blz. 20-8. Turijn, Salesiaanse Drukkerij 1875.

12.4 Page 114

▲back to top


- XI/111 -
" wij ons ootmoedig aan uw liefdadigheid uit liefde voor Onze Heer
" Jezus Christus aan.
"
God zegene ons allen en verlene ons de genade allen de weg
" van het goede te kunnen bewandelen om eens samen bijeen te zijn
" met de hemelse Vader in het vaderland van de gelukzaligen. Zo weze het.
"
Ook mezelf beveel ik aan de naastenliefde van uwe heilige
" gebeden aan en betuig me van Uw Excellentie
"
"
de verplichte dienaar
" Turijn, 2 februari 1875.
Gio. Bosco, priester
Don Bosco kende de gevoelens van de Paus, die helemaal niet in te-
genstrijd waren met een apostolaat zoals datgene wat hij voorstelde.
Zijn wijsheid echter raadde hem aan niet te Rome te verschijnen met lou-
ter goede inzichten alleen, maar met iets steviger, dat vertrouwen in
het eindresultaat zou inboezemen. Daarom riep hij de zegen van de Paus
niet af vooraleer een en ander te hebben voorbereid in het verre land, in
Amerika en vooraleer zijn nabije omgeving, goed te hebben gestemd. Aldus
was het dat het pauselijk "beneplacitum" currentem incitavit.
Te Rome en vanuit Rome deed hij onmiddellijk twee dingen. Vooreerst
confereerde hij met Kardinaal Franchi, prefect, en met Monseigneur Sime-
oni, secretaris van de Propaganda en op een oogwenk wist hij ze beiden
voor zijn zaak te winnen. Inderdaad, wanneer hij uit de Eeuwige Stad ver-
trok, stelde men daar reeds de twee gebruikelijke decreten op; een voor
de Ordinarius van de plaats van de missie, om hem officieel mede te de-
len dat de Salesianen zich naar zijn bisdom begaven met vergunning van de
Heilige Stoel en voorzien van alle privileges en bevoegdheden die men in
dergelijke gevallen placht te verlenen en een tweede decreet voor de Al-
gemeen Overste aan wie de vergunningen werden verleend die in derge-
lijke omstandigheden vereist waren. "Er werden vele privileges toege-
staan" zei Don Bosco, op de conferentie van april" - voor de Missies kijkt
men niet zo nauw."
Vanuit Rome schreef hij bovendien naar Amerika om er verdere
inlichtingen te vragen, ofwel opdat de Salesianen er in hun optreden vol-
ledige vrijheid zouden genieten, ofwel opdat er zich nadien geen
moeilijkheden zouden voordoen, wanneer er jonge geestelijken moesten
toegelaten worden tot de heilige wijdingen. De antwoorden die toekwamen
waren gunstig. Dan gaf hij zijn eindtoestemming en liet tezelfdertijd
weten dat hij het "beneplacitum" van de Paus had verkregen, en de zaak
mocht als beslist worden beschouwd. Maar er waren ernstige antiklerikale
bewegingen in die dagen uitgebroken en de hoofdstad van Argentinië werd
erdoor in beroering gebracht. In maart 1875 had een handvol dolleman-
nen, na een bijeenkomst in het theater Variedades onder het geroep van
Abajo los Jesuitas, hun college Salvador, een inrichting van eerste rang,
in brand gestoken. Men vreesde dat de razernij van deze geestdrijvers
het daar niet zou bij laten. Daarom schreef Don Bosco nogmaals om te
weten of deze gebeurtenissen het vertrek van de missionarissen zouden
kunnen beletten of vertragen. Maar die tegenslag werd niet bewaarheid.
De zaken stonden aldus, wanneer op de avond van 12 mei, Don Bosco, na
de kleine lessenaar van de "goede nacht", onder de portieken, te hebben bestegen

12.5 Page 115

▲back to top


- XI/112 -
op volgende manier aanving: "Deze avond, mijn beste jongens, laten we al
het andere vallen. Ik moet u spreken over een aangelegenheid waarover u
al zo lang verwacht dat ik u zou spreken. Ik zal u dus onderhouden over
Buenos Aires en over S. Nicolas". - "Ah, ah, eindelijk!" - werd er van
alle kanten geroepen. Daarna ontstond er een diep stilzwijgen en een le-
vendige verwachting. Don Bosco ging verder:
"
Velen vragen me of er geen kwestie meer is van naar Amerika
" te gaan en ik laat hen weten dat nu het laatste definitief antwoord
" kwam. Wie wil vertrekken brenge zijn zaken in orde. De brief die mij kort
" geleden is toegekomen, zegt me dat de Alcalde van S. Nicolas, een
" ambt dat bij ons overeenstemt met dat van burgemeester, nadat hij
" mijn brief met aanvaarding ontvangen had, zich op de knieën neer-
" wierp en de ogen ten hemel gericht de Heer bedankte voor een van
" de grootste gunsten welke Hij aan deze stad verleend had. Daarna
" ging hij persoonlijk er kennis van geven aan alle andere gezagdra-
" gers van de streek. Hij antwoordde mij dadelijk dat hij tevreden
" was met al de gestelde voorwaarden en dat hij, vanaf dat ogenblik
" te onzer beschikking stelde het college met een terrein geschikt
" als grasland voor achtduizend schapen, met een tuin, speelplaatsen
" enz. U ziet dus hoe er in deze streken zal moeten gewerkt worden
" door alle slag van personen. Er zijn predikanten nodig omdat er
" openbare kerken zijn waar ze kunnen optreden, er zijn leraren nodig voor
" de scholen, er zijn zangers en bespelers van muziekinstrumenten
" nodig, want daar houdt men zeer veel van muziek, er zijn mensen de
" nodig om de schapen naar weide te leiden, om ze te scheren, te
" melken, kaas te bereiden. Dan zijn er nog mensen nodig om al het
" huiselijke werk te verrichten. En wat meer is, mijn beste jongens,
" er is nog wat anders. Niet ver van S. Nicolas beginnen de neder-
" zettingen van de wilde stammen, die echter van aard zeer goed
" zijn. Velen van hen tonen reeds het goede inzicht te hebben het
" christendom te omhelzen als er maar iemand komt om het hun te
" onderrichten. Maar die missionaris is er nu niet " en daarom leven
" ze in de afgoderij. Laten we ons daarom moedig op iedere manier
" voorbereiden om in deze streek goed werk te gaan verrichten.
"
Inmiddels zullen we binnenkort het personeel uitkiezen en
" zij z ul len zich aan het bestuderen zetten van de Spaanse taal die in de
" Argentijnse Republiek gesproken wordt. De grote afstand van deze landen
" moet ons geen vrees inboezemen. Heden ten dage worden ook de
" grootste afstanden dicht bij ons gebracht door de stoomtuigen en
" de telegraaf.
Zoals het ook uit deze woorden duidelijk blijkt was het ideaal van
Don Bosco gericht op de evangelisatie van de ongelovigen. Hij dacht er
echter aan een andere weg in te slaan dan deze die men in het verleden
begaan had. Andere missionarissen die zich rechtstreeks midden de wilde
stammen hadden willen begeven, hadden er bijna allen de dood gevonden
door de hand van de inboorlingen. Hij dacht dus dat het verkieslijker was
colleges en tehuizen op te richten in belendende streken om er ook kinderen van

12.6 Page 116

▲back to top


- XI/113 -
het woud op te nemen, zodat men de taal, gebruiken en zeden van de Indianen
leerde kennen; aldus kon men langzamerhand maatschappelijke en godsdien-
stige betrekkingen met hen aanknopen. Buenos Aires zou het communicatie-
centrum zijn en inmiddels zou S. Nicolas reeds een vooruitgeschoven post zijn.
Maar ook de toestand van de Italianen die in overgroot en nog steeds
aangroeiend aantal verspreid in deze uitgestrekte republiek leefden, ging
hem zeer ter harte. Daar uit Europa terechtgekomen op zoek naar fortuin,
zonder scholen voor hun kinderen, ver van alle religieuze praktijken, wat
door hun eigen schuld, wat door het ontbreken van priesters die er zich
hadden kunnen om bekommeren, liepen ze het gevaar een grote massa van een
bevolking zonder God noch gebod te vormen.
Inmiddels hadden de daden en de woorden van Don Bosco over de Mis-
sies een heilzaam ferment geworpen tussen de leerlingen en de leden. Men
zag toen hoe de roepingen tot de priesterlijke staat zich vermenigvul-
digden. Het aantal verzoeken om ingeschreven te worden bij de Congrega-
tie steeg in gevoelige mate. Een nieuwe apostolaatgloed maakte zich
m e es t er v a n ve l en di e reeds ingeschreven waren.
Twee brieven aan Don Ceccarelli gericht zijn welsprekender dan
alles wat we kunnen zeggen om de vaderlijke bezorgdheid van Don Bosco
uit te drukken om vooraf de zaken aldus te schikken dat zijn zonen op het
ogenblik dat ze de voet zetten in die verre landen, er niet belandden als
vreemdelingen tussen vreemdelingen, maar er aaneensloten als vrienden
met vrienden. In de eerste brief stelt hij ze, om zo te zeggen, voor
en raakt hij met een fijne kiesheid de kwestie van de onkosten van hun
overtocht aan. Dit laatste manoeuvre bleef niet zonder uitwerksel ver-
mits het gemeentebestuur van S. Nicolas de reis voor vijf missionarissen
betaalde.
"
Eerwaarde en beste in de Heer,
"
Moge de genade van Onze Heer Jezus Christus altijd met ons
" zijn. Zoals gevraagd werd heb ik rekening gehouden met de brieven die U
" schreef en met de kostbare documenten die het aan de stichtings-
" commissie behaagd heeft mij te zenden, en heb ik beslist dat mijn
" zonen zich zouden gereed maken naar de Argentijnse Republiek te
" vertrekken zodra de zaken hiertoe gevergd gereed zijn. Thans ver-
" zoek ik U de goedheid te willen hebben aan de heren van deze ach-
" tenswaardige commissie het volgende te willen meedelen.
"
1° ik bedank ze uit ganser harte voor de welwillende woor-
" den die ze in hun brieven tot mij gericht hebben. De Salesianen
" hopen dat hun goede wil aan hun gewettigde verwachting zal beant-
" woorden, zowel wat het bestuur van het College van S. Nicolas
" betreft als de avondscholen die hier bij ons zoveel goede resultaten
" opleveren.
"
2° Om mij te houden aan de Constituties van onze Congregatie
" wijzig ik ietwat het personeel dat mij was toegewezen. Het zullen
" vijf priesters zijn die in onze landen werden goedgekeurd als
" meesters en daar hun diploma bekwamen. Een van hen zal als muziek-
" leraar komen om de zang aan te leren en muziek te spelen, om
" onderricht te geven in piano, orgel en andere instrumenten, zowel
" in de kerken, waar dit nodig zou zijn, als in het college en de avond-
" scholen.

12.7 Page 117

▲back to top


- XI/114 -
" Er zullen twee Salesianen coadjuteurs zijn waarvan een de zorg zal
" hebben over het kerkmateriaal en de andere over het logies in het
" College. Ik zou wensen dat de personen in dienst allen tot de Congre-
" gatie van de Salesianen zouden behoren om daar meer zekerheid te heb-
" ben over hun bedrijvigheid. Wanneer echter de zaken een aanvang zullen
" genomen hebben, zult U me schrijven en dan zal kunnen voorzien worden
" in wat nodig zal zijn.
"
3° De priester, Dr. Giovanni Cagliero, inspecteur en vice-overste
" van de Congregatie, zal de Salesianen leiden, met volmacht alle zaken
" te bespreken en af te handelen die zouden oprijzen met de burgerlijke
" of geestelijke overheden. Wanneer hij de Salesianen elk in zijn ambt zal
" geïnstalleerd hebben, zal hij als directeur prof. Giovanni Bonetti laten.
" Sinds tal van jaren is hij aan het hoofd van een college van meer dan
" honderd leerlingen en hij heeft reeds bekendheid verworven door enkele
" werken door hem gepubliceerd. Dan zal D. Cagliero terugkeren naar Europa
" om in staat te zijn te beantwoorden aan en te voorzien in alles wat nodig
" zal zijn voor de goede gang van het college en van andere huizen die de
" goddelijke Voorzienigheid zich zal gewaardigen ons toe te vertrouwen.
"
Daar het de eerste reis is die de Salesianen doen over een lange
" afstand op zee, zo wens ik vurig dat ze zouden vergezeld zijn door Comm.
" Gio. Gazzolo, Consul van Argentinië te Savona. Hij is een persoon die ons
" volledig vertrouwen geniet, die ervaren is in alles wat met de zee te ma-
" ken heeft en die de landen kent en vele personen daar waar de onze hun
" verblijf zullen moeten vestigen. De reizigers zijn tien in aantal en ik
" beveel mij aan bij uw gemeentebestuur voor evenveel overtochten, waarvan
" drie van tweede klas volstaan. Indien dit echter moeilijkheden zou mee-
" brengen zal ik de overtocht op mij nemen van al de personen van wie U
" meent de overtocht niet te kunnen betalen. Ik ben bereid dit offer en nog
" andere offers te brengen omdat ik vurig wens dat de zaken goed zouden ver-
" lopen vooral wat het moreel betreft en dat er niets zou ontbreken van al-
" les wat kan bijdragen om aan het Werk van S. Nocolas een stevig begin te
" verzekeren.
"
5° De Salesianen zouden hier rond het midden van de maan november
" aanstaande vertrekken en ik zal U de juiste datum laten weten zodra deze
" met nauwkeurigheid kan worden vastgesteld.
"
6° Wat nu de namen betreft van de kloosterlingen die men op de
" overtochtbiljetten moet schrijven, zou men een biljet kunnen schrijven met
" vooraan alleen de naam van Dr. Gio. Cagliero ofwel Commm. Gio. Gazzolo
" en U zou een biljet betalen voor een bedrag van het aantal personen dat
" u goed zult oordelen. Hierdoor zou de moeilijkheid worden vermeden, die
" zou kunnen ontstaan, wanneer iemand in de onmogelijkheid zou zijn op het
" vastgestelde tijdstip op reis te gaan.
"
7° U kunt aan Mgr. de Aartsbisschop alles meedelen wat hier niet
" aangestipt werd in de mate dat U dit noodzakelijk zult oordelen. Aan u
" dan, beste en eerbiedwaardige Priester van de Heer, betuig ik mijn ne-
" derige en hartelijke dank voor de naastenliefde waarvan u tegenover ons
" in deze vrome onderneming blijk geeft. Er zal, naar ik hoop wat goeds
" voor Gods glorie en in het voordeel van de jongens van S. Nicolas uit
" voortspruiten. U zult er zeker de meeste verdienste van hebben. Ik ben
" overtuigd dat U in de Salesianen goede broeders zult hebben, die, wan-
" neer ze uw wijze raadgevingen opvolgen, zullen beantwoorden aan de

12.8 Page 118

▲back to top


- XI/115 -
" verwachtingen van de burgerlijke en geestelijke overheden, zoals ze
" tot heden toe gedaan hebben in de moeilijke toestand, waarin de
" publieke aangelegenheden zich in onze landen bevinden.
"
Schrijf mij alles vrijelijk en ook prompt. Ik zal u dan nog
" een andere brief schrijven en dit zodra mogelijk om u een gedetailleerd
" overzicht te geven van alles wat we gaan gereedmaken voor het
" geplande vertrek.
"
Tot slot beveel ik mezelf, mijn Salesianen en al onze leer-
" lingen aan in de liefde van uw heilige gebeden, terwijl ik met
" dankbaarheid en achting verblijf van uwe Excellentie
"
"
de nederige dienaar en vriend,
" Turijn, 28 juli 1875.
Gio. Bosco, priester
In zijn tweede brief schrijft hij van naaldje tot draadje over alles
wat aan zijn zonen kon overkomen, wanneer ze zich afgezonderd in die
verre landen zullen bevinden, terwijl hij alles nauwkeurig wil weten,
tot zelfs of er muziekpapier voorhanden is. Hij houdt ze kortom volledig
op de hoogte om ze in staat te stellen aan de ontluikende Congregatie eer
te bezorgen. Terwijl hij zich aldus bezighoudt met de dingen van het
alledaagse leven ontsnapt plots aan zijn pen een pedagogisch kleinood,
wanneer hij de toezending aankondigt van de reglementen van sommige Sa-
lesiaanse Colleges en daarbij zegt: "Maar het echte reglement bevindt
z i ch in de houdi ng va n wie onderricht geeft."
"
Mijn beste heer Dr. Ceccarelli,
"
Wanneer wij uw brief ontvangen hebben, hebben we dadelijk,
" in overeenstemming met de heer Comm. Gazzolo een antwoord gezon-
" den voor u en voor het gemeentebestuur van S. Nicolas. Ons ver-
" trek zal niet later vallen dan op 15 november eerstkomende maar
" we hopen dat het voor die datum zal zijn. Terwijl wij onze baga-
" ges klaarmaken, moet ik u tal van bijzondere zaken vragen
"
1° wat de gewijde ornamenten, de heilige vaten, de kerkmeu-
" bilering betreft, zal daarin voorzien worden of moeten wij erin
" voorzien en ze met ons meebrengen?
"
2° hetzelfde geldt voor de huisraad, de keukenmeubels, de
" kamermeubilering, de hemden, het beddengoed, de neusdoeken, de
" servetten, de handdoeken enz.
"
3° hetzelfde voor de boeken bijv. missalen, antifonaria, de
" tekstplaatjes voor de zegen, voor de missen voor overledenen,
" breviers, catechismussen, schoolboeken zoals spraakleerboeken,
" woordenboeken en dergelijke.
"
4° of wij te S. Nicolas aangekomen in het College zullen
" gaan ofwel naar de pastorie; of we aan het dienstpersoneel moeten
" denken ofwel of hierover reeds iets geregeld is.
"
5° of met de scholen van het College ook deze van de stad be-
" doeld worden ofwel of deze gescheiden zijn, of ze ja dan neen aan
" anderen zijn toevertrouwd.

12.9 Page 119

▲back to top


- XI/116 -
"
6° Of het nodig is dat wij voor een piano zouden zorgen ofwel
" of er reeds een in het college is. Over muziekpapier, methodes om on-
" derricht te geven in het orgelspel, de piano, de Gregoriaanse zang.
"
7° Ik zend u de reglementen of liever de uurregeling van enkele
" van onze avondscholen van Varazze en Turijn. Maar het echte reglement
" bevindt zich in de houding van wie onderricht geeft.
"
8° Of onze priesters hun aandeel moeten nemen in de sermoenen,
" de catechismus, het biechthoren van de gelovigen, zoals ze dat in onze
" kerken doen.
"
9° Of het nodig is dat ik vooraf aan de Aartsbisschop van Buenos
" Aires zou schrijven en in welke zin.
"
10° Daar ik een gebedenboek voor de jeugd ga drukken in het Spaans
" en daar ik het reeds geschreven heb en wens mij zoveel mogelijk te hou-
" den aan de gebruiken van dit Aartsbisdom zal het nodig zijn dat U mij in
" de kortst mogelijke tijd een kleine catechismus voor kinderen zoudt zen-
" den waaruit ik dan de dagelijkse gebeden zal halen, namelijk: Ik aanbid
" U, Onze Vader, Weesgegroet, Ik geloof in God, Wees gegroet, Koningin,
" Engel van God, de 10 geboden, de akten van geloof, enz. Zo zullen onze
" kloosterlingen zich snel kunnen aanpassen aan alles wat men in het bis-
" dom pleegt te beoefenen.
"
Het is thans noodzakelijk dat u zich zoudt wapenen met geduld en
" dat U mij en mij helpers zoudt onderrichten. Ik hoop dat U een mooi fi-
" guur zult slaan en dat niemand zal kunnen zeggen: het is maar een hoop-
" je armoedigheid. Omdat ik gelast ben met de eer een ontluikende congre-
" gatie te leiden, ligt het in mijn bedoeling niet zuinig te zijn met mijn
" personeel en ook niet met mijn uitgaven die kunnen bijdragen tot het suc-
" ces van onze onderneming.
"
Tot slot verzoek ik U mij iedere raad te geven die U gepast zult
" oordelen en van mijnentwege mijn nederige en eerbiedige groeten te willen
" doen aan de heren van de stichtingscommissie, die zich gewaardigd hebben
" mij met zoveel goedheid te schrijven.
"
Moge God u overvloedig zegenen, bid voor mij, die met echte dank-
" baarheid verblijf
"
"
uw nederige dienaar
" Turijn, 12 augustus 1875.
priester Gio. Bosco
Wanneer Don Bosco de hand had geslagen aan een onderneming waarover hij
oordeelde dat ze door God gewild was, dan handelde hij volgens het spreekwoord:
help uzelf, zo helpe u God. Of liever, hij regelde alles in overeenstemming met
de grondstelling van Sint-Ignatius: In de loop van het werk moet u handelen alsof
alles van u afhing en wanneer het werk voltrokken is, loof dan God, alsof u er
voor niets tussen zijt. Daarom legde hij zich toe op het zoeken naar hulpmiddelen
en ging aan alle deuren aankloppen. Aldus bij het bereiden van de expeditie ver-
gat hij de Kardinaal Prefect van de Propaganda niet maar beval zich warm aan hem
aan zowel om een overvloed aan geestelijke gunsten te bekomen als voor het beko-
men van subsidies van stoffelijke aard.

12.10 Page 120

▲back to top


- XI/117 -
"
Eminentie,
"
Ik neem ootmoedig tot U mijn toevlucht opdat U zich zou
" gewaardigen voor mij als een vader en als een beschermer op te
" treden in de zaak welke ik U hier met eerbied uiteen zet. Met de
" zegen van de heilige Vader, na vooraf met de Aartsbisschop van
" Buenos Aires en met het gemeentebestuur van S. Nicolas de los
" Arroyos het nodige te hebben geregeld, heeft de Salesiaanse
" Congregatie de onderhandelingen beëindigd luidens dewelke ze in
" deze hoofdstad een Tehuis moet openen, een College te S. Nicolas,
" speciaal in het voordeel van de Missies en het beheer op zich
" nemen van de openbare scholen met een kerk ten voordele van deze
" stedelingen.
"
Het eerste vertrek van de Salesianen is vastgesteld voor de
" laatste dagen van de maand oktober aanstaande. Ze zullen met hun
" tien zijn en een gelijk aantal zal niet lang daarna vertrekken.
" Daar het de eerste maal is dat we huizen openen in vreemde missies,
" wend ik mij tot u met de volgende smeekbede:
"
1° aan de Salesiaanse Congregatie (definitief goedgekeurd op
" 3 april 1874) te willen verlenen alle gunsten, geestelijke genaden en
" privileges welke de Heilige Stoel pleegt toe te staan aan de kloosterlin-
" gen die zich naar de vreemde missies begeven, zowel individueel
" als aan kloosters, zoals de Salesianen aldaar een huis zullen openen.
"
2° Deze Congregatie, hoewel ze voldoende uitgerust is met het nodi-
" ge personeel, bezit geen geldmiddelen. Daarom smeekt ze in grote
" nood uwe Eminentie haar te willen voorzien van deze subsidie in
" geld, in boeken, vooral Spaanse boeken om in de kerk of in de school te
" gebruiken, in gewijde vaten, paramenten en dergelijke naargelang uw ge-
" kende liefdadigheid dit opportuun zal oordelen.
"
Het gemeentebestuur van S. Nicolas zorgt voor het gebouw
" van het College en de kerk en betaalt de reis van vijf missiona-
" rissen. De andere voorbereidende onkosten voor het bestuderen van de
" talen, voor de persoonlijke uitrusting, voor alles wat betrekking
" heeft op de reis, de huisraad en de eerste vestiging zijn volle-
" dig ten laste van de Salesianen.
"
De welwillendheid en de bijzondere liefdadigheid die U mij
" bij andere gelegenheden betuigde, schenken mij vertrouwen dat U
" zich ook thans zult gewaardigen voor ons een vader en beschermer te zijn.
"
Van hun kant zullen de Salesianen zich met levendige ijver
" inspannen de ontvangen weldaden te beantwoorden en zullen met een
" onuitwisbare dankbaarheid hem herdenken die hen doeltreffende mid-
" delen ter beschikking stelde, waardoor ze het Evangelisch Ambt kon-
" den gaan uitoefenen in de Argentijnse Republiek, van waaruit ze met god-
" delijke hulp hopen ook uitbreiding te kunnen nemen in andere delen van
" Amerika.
"
Allen bidden God met gans hun hart dat Hij u zou overstelpen
" met zijn hemelse genaden en u vele jaren een gelukkig leven zou
" verlenen voor het heil van de Kerk en van de burgerlijke maatschappij in
" terwijl ik naam van allen het heilige paars kus en met de grootste
" verering van uwe Eminentie verblijf
"
"
de verplichte en nederige dienaar
"
Gio. Boseo, priester.

13 Pages 121-130

▲back to top


13.1 Page 121

▲back to top


- XI/118 -
Deze brief is van 31 augustus, zoals men kan opmaken uit het ant-
woord van 14 september. Het antwoord was dat hij zich zou wenden tot de Kardi-
naal Staatssecretaris, vermits de Argentijnse Republiek afhing van de
Congregatie van de buitengewone kerkelijke zaken. Volgens de documenten
staat het niet vast of Don Bosco zich tot deze instantie gewend heeft.
Waarschijnlijk heeft hij het niet gedaan. Onze gissing steunt op de
omstandigheid dat juist in die dagen de zaak van de privileges en van de
wijdingsbrieven doorheen een zeer delicate fase ging, zoals we nog zullen
zien en hij het ogenblik niet gunstig zal geacht hebben om zijn vraag in te
leiden.
De zorgen die de zaken van Rome hem veroorzaakten hielden verband
met de moeilijkheden van Turijn en zo gaven zowel de ene als de andere
hem kommer. En nochtans schreed hij rustig voort met een bovenmenselijke
sereniteit van geest naar het doel dat hij zich voorgesteld had: de Mis-
sies van Amerika te beginnen. Hij verloor niet eens zijn gewoon goed
humeur, zoals blijkt uit volgende brief aan zijn grote vriend en wel-
doener, Don Michelangelo Chiatellino.
"
Beste Heer D. Chiatellino,
"
Vermits U in de vakantietijd niet veel te doen zult hebben
" en het u wellicht goed zal doen wat te reizen, zo vertrouw ik U in
" naam van Maria, Hulp der Christenen, de onderneming toe van onze
" missionarissen, die op het einde van oktober onder leiding van D.
" Cagliero naar de andere wereld of liever naar de nieuwe wereld zullen
" gaan.
"
U hebt hier de nota van de uitrusting die hun strikt toe-
" komt en ze hebben het nodig dat de goede katholieken hun beurs
" zouden offeren terwijl zij hun leven gaan offeren midden de hei-
" dense volksstammen van Patagonië.
"
Doe het dus zo. Maak een omreis en zorg dat voor alle voor-
" werpen evenveel liefdadige gevers gevonden worden die ze zullen
" betalen. Indien u dat doet dan zal ik de Paus aanbevelen dat hij U
" Monseigneur en wellicht nog meer zal maken.
" We zullen het zien, Caritas omnia vincit.
" Noteer goed dat het dringend nodig is erin te voorzien en dat ik
" nog geen draad en nog geen cent ad hoc bezit.
" Tussen de anderen meen ik dat U met nut zou kunnen uitnodigen:
" D. Chiatellino van Villa Stellone, Mgr. Appendino, T. Fascio,
" deken, zijn broeder de onderpastoor, de heer Assom oud-rentmeester van de
" heren Villa, de heer Garabello, apotheker, de heer Alloatti, de
" heer Ma rcellino en anderen.
"
Te Carignano: Mevr. Calosso, T. Langero, Mevr. de weduwe Aghemo,
" de deken D. Febbraro en zijn medehelper van Borgo, D. Michelangelo
" Chiatellino, D. Robatto pastoor van Santena en anderen die God u
" zal ingeven als personen met naastenliefde en met goede wil.
"
Indien U Mevrouw de Hertogin zoudt treffen hoop ik dat ook zij
" iets zal kunnen doen. Moge God ons zegenen. Verdraag en doe alles
" uit liefde voor de Heer terwijl ik in Jezus Christus verblijf
"
"
uw toegenegen vriend
" Turijn, 25-9-75.
Gio. Bosco, priester.

13.2 Page 122

▲back to top


- XI/119 -
De persoonlijke uitrusting voor tien personen en alles wat nodig
is voor het heilig ministerie, voor de studie, voor de school, dat alles
vergde grote onkosten die het Oratorio zeker niet kon dragen. Het was no-
dig te zorgen voor kousen, sokken, schoenen, hemden, mantels, mantel-
tjes, overjassen, togen, kamermeubilering, uitrusting voor de kerk, pa-
ramenten, kelken, missalen, antifonaria, cibories, boeken in de Spaan-
se en de Franse taal, teksten voor godgeleerdheid, sermoenboeken, hand-
boeken van ascese. Don Bosco, steeds heel zakelijk, stelde een gede-
tailleerde keuze op van al deze voorwerpen met aanduiding van hun aan-
tal en hun prijs. Dan liet hij er afschriften van vermenigvuldigen en liet ze
ruim verspreiden.
Dan zag men in Turijn een bewonderenswaardige wedijver in liefda-
digheid. Het Instituut van de Zusters van het militair hospitaal, van
het Refugium, van de Magdalena's, van de Wezen, van Sint-Anna, van St.-
Jozef, van St.-Pieter, dit van de Getrouwe Gezellen van Jezus, van de
Goede Herder, van de Cascina, vele private families werkten dag en nacht
om de nodige uitrusting te bezorgen. Tegelijkertijd kwamen er in het
Oratorio pakken toe met kousen, hemden, stolen, dalmatieken, koormantels,
tafellakens, servetten. In huis waren de werkhuizen in volle bedrijf om
schoeisel, kleren, kassen, ijzeren gereedschap klaar te maken.
We zouden alles niet gezegd hebben moesten we nog iets bijzonders
verzwijgen. Midden al deze vurigheid van voorbereidingen waren er nog al-
tijd verscheidene personen die zich moeilijk konden overtuigen dat de ex-
peditie werkelijk zou doorgaan. Deze bezagen de dingen van uit de hoog-
te en zagen in Don Cagliero, de man bestemd om ze te leiden, de professor
van moraaltheologie, de muziekmeester in het Oratorio en de geestelij-
ke directeur van de Dochters van Maria, Hulp der Christenen. Er waren
er anderen waarvan ze zagen dat deze prefect was in een college, die
professor, en die zich bezig hield met belangrijke ondernemingen en dat
ze allen moeilijk te vervangen waren. Zo was er bv., de coadjuteur Bel-
monte, die zich bezighield met de gasten die aanhoudend in het Oratorio
dagelijks vertoefden. Een half uur vóór de afreis oefende hij nog zijn
functie uit en indien er niet iemand hem attent gemaakt had de sleutels
te overhandigen, had hij ze zeker op zak gestoken en ze meegenomen naar
Amerika. Het zou er lief uitgezien hebben, indien ook Don Bosco zo kort-
zichtig zou geweest zijn! Wanneer hij zijn plan voor het aanschijn van
God had opgemaakt, dan was hij er ver van af zich in te beelden dat hij
het zonder moeilijkheden tot een goed einde zou gebracht hebben. Wanneer
hij echter voor een hinderpaal stond, dan was hij niet uit het lood ge-
slagen maar zocht dadelijk naar de manier om deze te overkomen terwijl
hij als regel aannam de suggestie van de Heilige Teresia: Niente ti turbi,
dat niets u in verwarring brenge.

13.3 Page 123

▲back to top


- XI/120 -
H O O F D S T U K VIII
DE CONFERENTIES VAN APRIL 1875
Bij het opbouwen van zijn Congregatie heeft Don Bosco gehandeld
zoals de mystieke wijngaardenier van Isaias deed, volgens de tekst van
de Vulgata. (1) De profeet zegt dat hij zijn wijngaard omringde met
een heg, er de stenen uit groef en juist in het midden een toren bouw-
de. Don Bosco veranderde langzamerhand de beemd van Valdocco in een
uitverkoren wijngaard, goed beschermd achter de schutting van een wijs
reglement. Midden daarin dan kwam hij de jongens uitkiezen die hij het
best geschikt oordeelde voor de verwezenlijking van zijn plannen. Hij
bewerkte ze, om zo te zeggen, en boetseerde ze op zijn manier volgens
het ideaal dat hij in zijn geest had. Hij verenigde ze met elkaar door
stevige banden van gemeenschappelijke geestelijke belangen. Hij bond ze
eng aan hem door de kracht van een onwrikbare genegenheid totdat ze, zon-
der dat ze het merkten, tot een vast, goed georganiseerd lichaam werden,
in staat te leven, zich te ontwikkelen en reusachtige afmetingen aan te
nemen. De geschiedenis van de Kerk biedt geen voorbeelden aan van derge-
lijke stichters die per vicos et plateas een hoopje bengels bijeen brach-
ten om er met voortdurende zorg de grondstenen van hun grote religieuze
gebouwen van te maken. Het waren reeds volwassen mannen die zich aanbo-
den om zich onder de tucht te plaatsen van de heilige stichters en
onverpoosd met hen samenwerkten om de grondslagen te leggen van door de
Voorzienigheid gewilde instellingen.
Men notere bovendien dat het zeer moeilijke jaren waren voor de Or-
den en Congregaties in de tijd van Don Bosco, zo moeilijk dat men er
zelfs ongestraft geen goed mocht van zeggen. Stellen we ons dan maar even
voor wat het te betekenen had wanneer men er nieuwe wou gaan oprichten!
Don Bosco m oe st z i c h w e rk el i j k me t lo od i n de b e n e n b ew e g en . T r ou we ns
wie kon zijn hoop vestigen op dat allegaartje van knapen die het brood
van Don Bosco aten? We zullen zelfs meer zeggen: Don Bosco was ver-
plicht op zijn hoede te zijn zelfs tegenover de mensen die hij wou aan-
duiden als vaandeldragers van zijn Werk, dergelijke talrijke vooroordelen
vervulden overal de geesten. Indien hij hen zelfs na een zekere tijd zou
gesproken hebben over kloosterleven en geloften, dan zou hij zich midden
in een woestijn bevonden hebben. Zelfs Kardinaal Cagliero, met de leven-
digheid die hem eigen bleef tot op het einde van zijn leven, herhaalde
ons dat, indien men hem te vroegtijdig zou gesproken hebben over kloos-
tergeloften of Congregatie, hij zou geantwoord hebben: - Bij Don Bosco blij-
(1) Is. 5,2.

13.4 Page 124

▲back to top


- XI/121 -
ven, hem helpen, ja, dat wil ik wel maar pater worden, dat niet! - Hij leid-
de aldus de zijnen waarheen hij wilde, met lankmoedige verdraagzaamheid
en geleidelijke voorbereiding en dreef ze in volle zee vooraleer ze wis-
ten dat ze ingescheept waren. Dat was de voornaamste reden waarom emi-
nente leden van de clerus geërgerd in opstand kwamen en daarbij voor-
zorgen inriepen of toepasten, waarvan wij thans het volstrekt ongelegen
en opdringerig karakter kunnen afmeten. Zij bekeken de zaken van het
Oratorio van buiten uit en beoordeelden ze met de maat van het verleden,
De goede collegedirecteurs waarvan we nu zullen zien dat ze Don
Bosco gaan omringen, zijn juist deze dwaallichtjes die hem min of meer
de weg versperden en slechts een tiental jaren voordien door hun onrust
zijn geduld op een zware proef stelden. Ze werden echter dag in dag uit
met goedheid behandeld, onderricht, in veiligheid gebracht door af-
schrikwekkende voorbeelden, doordrongen van een spontane en blijde
vroomheid en zo beminden ze hun goede Vader met een tedere sterke en
volhardende liefde en werden ze de zijnen in leven en dood.
Een van de middelen die door Don Bosco gebruikt werden om bij zijn
uitverkorenen zijn eigen gevoelens over te hevelen en zijn nog maar pas
goedgekeurde Congregatie te verstevigen, bestond erin ze allen samen te
roepen om van gedachten te wisselen. Bij dergelijke samenkomsten stelde
hij zich, zonder enige praal maar meer als vader dan als overste, met
hen in innige verbinding van gedachten en voorstellen. Aldus wekte hij
bij hen steeds meer gehechtheid voor zijn werken en maakte hij van hen
gebruik om in het samenstel van het ganse lichaam steeds meer vastheid
te brengen. Immers buiten wat, om het zo te zeggen, op de dagorde stond
en dan ook het voornaamste onderwerp van de samenroeping was, had hij al-
le gelegenheid om ze dan een voor een privaat te beluisteren, de gestel-
tenissen van de afzonderlijke personen van nabij te leren kennen, ze aan
te moedigen en raad te geven. Daarna, alsof hun kracht vernieuwd was ge-
worden, zetten ze zich met nieuwe ijver aan het werk van iedere dag.
De gelegenheid door Don Bosco benut om de voornaamste vertegenwoor-
digers van de Sociëteit uit te nodigen voor een nieuwe samenkomst in het
Oratorio, was zijn terugkeer uit Rome. Hij wist wel welk uitwerksel het
op hun zielen zou hebben, wanneer hij hun de levensbelangen van de Con-
gregatie zou bekend maken, en wanneer hij hun persoonlijk de woorden van
de Paus zou overbrengen.
Op 14, 15 en 16 april werden zes conferenties, waarvan vijf private
en een publieke, gehouden. Kwamen hierbij aan het woord: Don Rua, Don
Cagliero, Don Durando, Don Lazzero, Don Ghivarello, Don Bonetti, Don
Lemoyne, Don Francesia, Don Cerruti, Don Albera, Don Dalmazzo, Don Bar-
beris als de laatste in het proces-verbaal aangeduid omdat hij het ambt
van secretaris waarnam. Waren afwezig Don Savio en Don Costamagna,
we er ho uden door pl ichten van hun heilig ministerie.
Op de eerste zitting, begon Don Bosco in zeer eerbiedige bewoordin-
gen te spreken over de speciale zegen van de Paus aan de Oversten van de
Congregatie, deelde daarna de redenen van zijn reis naar Rome mee en
stelde aan de aanwezigen de bijzondere stand van zaken voor. Hij hing er
in grote lijnen een beeld van op en gaf verklaringen over licht- en schaduwzij-
den. Te Rome had hij in hoge en allerhoogste kringen een levendige sympa-
thie aangetroffen ondanks de ongunstige berichten die daar vanuit Turijn in

13.5 Page 125

▲back to top


- XI/1 22 -
overvloed toekwamen. Bij die gelegenheid liet hij uit de archieven enke-
le voorbehouden documenten halen en voorlezen, opdat ze duidelijk zouden
zien in welk vaarwater ze waren en met welke voorzichtigheid men diende
te werk te gaan ook in het besturen van de Huizen. Uit het proces-ver-
baal van deze zitting hebben wij reeds berichten gehaald voor ons vorig
verhaal en we zullen er opnieuw in putten voor het negende hoofdstuk,
zodat we er nu zonder meer zullen aan voorbijgaan.
De tweede conferentie werd voorgezeten door Don Rua. De lezing van
een proces-verbaal van de conferenties van januari bracht een kwestie op
het tapijt, die ons thans doet glimlachen, maar het is een goedaardige
glimlach, waarmee men de kinderen bekijkt. Dezelfde opmerking zouden we
ook hierna meer dan eens moeten herhalen. Men moet de zaken verstaan
zo als ze in werkelijkheid zijn. Don Bosco was er de man niet naar die
mooie en afgewerkte plannen aanbood die volledig dienden verwezenlijkt
te worden. Hij legde integendeel nederige zaadjes in een geschikte bo-
dem, stond dan het wortel schieten onder de grond bij door zijn waak-
zaamheid, ook het uitkiemen in open lucht en het wassen tot het vormen
van twijgen toe. Zijn grootste werk, de Congregatie, is ontloken uit
een zaadje als het mostaardzaadje van het Evangelie. Het groeide wonder-
baarlijk niet sprongsgewijze maar zachtjes aan vanuit een armoedig be-
gin en trapsgegewijs. In de tijd van ons verhaal groeide de nog tengere
boom op en spreidde schuchter de eerste twijgen uit, gestut door een
zorgzame tuinman. Wie ziet niet met behagen en wie houdt er niet van het
opkomen van de plant als op heterdaad te betrappen?
Men begrijpt dan ook dat er een secretaris van het Hoofdkapittel
noodzakelijk was, die van alles nota zou nemen, ofwel om te beletten dat
de beraadslagingen uit het geheugen zouden verzwinden, ofwel om aan het
nageslacht belangrijke zaken, die anders geen spoor zouden hebben overge-
laten, mee te delen. Er was eigenlijk wel een soort secretaris reeds "een
tijdje geleden" benoemd in de persoon van Don Ghivarello. Het was ech-
ter alsof hij er niet was, omdat, daar hij veel te doen had, hij er zich
niet om bekommerde en niemand er zich wat van aan trok. Toen echter werd
de vraag gesteld of het betaamde dat Don Ghivarello zelf, met afstand van
andere bezigheden, zich speciaal met deze zou onledig houden ofwel of er
een lid moest verkozen worden dat meer vrijheid had om er zich mee
bezig te houden. Daar Don Ghivarello zich verzette tegen de eerste op-
lossing omdat het hem onmogelijk was zijn werk gedaan te krijgen en
omdat zijn geheugen hem wel eens in de steek liet, werd het idee geop-
perd tot dit ambt een bepaalde medebroeder te roepen. Men waagde het
echter niet zich daarover uit te spreken, omdat, zegde men, Don Bosco
Don Ghivarello gekozen had en Don Ghivarello dan maar moest aanblijven.
Er werd dan ook besloten de zaak in handen van Don Bosco te geven.
Na deze inleiding werd er lezing gegeven van de geestelijke gunsten
welke wij reeds kennen. Daarna ging men over tot de dagorde door Don
Bosco zelf klaargemaakt en in drie punten onderscheiden: 1° het personeel
niet veranderen; 2° het toneel mag geen verwarring brengen in de uurrege-
ling van het Huis; 3° geen bijkomende uitgaven doen. Over punt 1 en 2 wa-
ren er zoveel verschillende zienswijzen dat men er niet toe kwam ze met
elkaar te verzoenen. Daaruit ontsproot de twijfel of de aanwezigen wel
goed de draagwijdte van de artikels begrepen. Daarom, na er wat over ge-
praat te hebben, werd besloten er opnieuw met Don Bosco over te spreken.

13.6 Page 126

▲back to top


- XI/123 -
Dan bleef er de derde zaak over. Maar in welke zin moest men de
woorden "bijkomende uitgaven" opvatten? Geen nieuwe gebouwen want het
was reeds een wet dat geen enkele directeur mocht gaan bouwen zonder
de toestemming van het Hoofdkapittel. Dus, toevallige wijzigingen in de
gebouwen. Welnu, iedere directeur verklaarde zich bereid voor zijn part
er va n af t e zi e n, zoals trouwens dit reeds algemeen gebruik was.
Het besluit draaide over de gepastheid een uitgave toe te laten voor
zomerkledij. In Piëmont droegen de geestelijken gedurende de zomermaanden
meestal een zeer goedkope mantel. Bestond er reden toe een nieuwe stro-
ming te volgen door aan de priesters toe te laten een lichte overjas te
dragen? Kloosterlingen, seculiere priesters, bisschoppen deden dit al
en dan zou deze overjas het mogelijk maken het gebruik van klederen die
reeds wat versleten of verkleurd waren "zoals wij er meest hebben" no-
teert het procesverbaal, te verlengen. Men waagde het niet een besluit
te nemen, maar men gaf er de voorkeur aan, voor de derde maal, de beslis-
sing van Don Bosco af te wachten.
Op de derde conferentie treffen we Don Bosco opnieuw aan. De reeds
verhaalde bemiddeling van de Aartsbisschop van Vercelli en verscheidene
Decreten over bevoegdheden en aflaten welke wij trouwens reeds kennen,
vulden het eerste deel van de tijd. Het overige werd besteed aan het op-
helderen van twee punten die door de vorige zitting waren aangehouden
g e weest.
Eerst werd Don Bosco geïnterpelleerd over "het niet veranderen van
personeel". Indien hij hiermee bedoelde dat men niemand willekeurig van
het ene Huis naar het andere mocht overplaatsen dan bleek het niet dat
dit ooit gebeurd was. Indien hij wou zeggen dat men geen wijzigingen zou
brengen in de bezigheden van de medebroeders in de afzonderlijke colle-
ges, zonder voorafgaande vergunning van het Hoofdkapittel, dan bleek dit
een maatregel die van aard was moeilijkheden te verwekken, vermits het
vaak gebeurde dat men een persoon van de ene dag op de andere liet over-
gaan van de ene assistentie naar de andere, van het ene naar het andere
onderricht. Don Bosco antwoordde aldus: "Het gaat hier meer over een
voorkomende dan over een beteugelende maatregel. In algemene regel die-
nen de zaken te blijven zoals ze zijn. Kijk, ik heb hierover raad inge-
wonnen bij Pater Franco en deze heeft mij gezegd dat bij de Jezuïeten
geen overplaatsingen gebeuren vooraleer men de toestemming heeft van de
hoogste oversten. En inderdaad is dit een zaak waardoor een dubbel goed
bereikt wordt: er ontstaat geen oorzaak van wrok die zou kunnen ontsprui-
ten tegen een plaatselijke overste en de onderhorige zal zich meer bereid
tonen en meer tevreden zijn. Geloof me: ik zou deze gewoonte in alle
Huizen willen laten doordringen. Ja, er zijn wel moeilijkheden, maar
indien iedere directeur alvorens een min of meer belangrijk bevel te
geven, eerst zou schrijven aan zijn oversten zodat het bevel vanuit
Turijn zou komen, dan zou dit zeer veel bijdragen tot de goede gang van
za ke n in de afzond erlijke Hui ze n. H etzel fd e kan gezegd worden van een wei-
gering. Indien men telkens, in plaats van een toelating te weigeren, zou zeg-
gen: - Het is goed, kijk, ik zal naar het Hoofdkapittel schrijven opdat we
zouden zien wat er te doen staat en nadien zal ik er U melding van geven
- zou men hierdoor aan de medebroeder het ongenoegen besparen dat gemak-
kelijk ontstaat door een weigering, wanneer zou kunnen verondersteld
worden dat de directeur, wanneer hij "neen" gezegd heeft, uit grilligheid

13.7 Page 127

▲back to top


- XI/124 -
zou hebben gehandeld. Bij de overplaatsingen ziet men dit nog beter. U zoudt
bijvoorbeeld een persoon van uw Huis naar een ander Huis willen zien
gaan. Indien U uit uw eigen de overplaatsing doet, dan laat u in zijn
hart de wrokkige verdenking ontstaan dat U zich van hem wilt ontdoen om-
dat het niet meer past dat hij zou blijven waar hij zich bevindt. Wanneer
U echter aan het Hoofdkapittel schrijft en dit deze persoon roept om hem
elders te plaatsen, dan worden daardoor vele ongemakken vermeden. Wanneer
U aldus optreedt dan zal er meer onderwerping zijn en minder slecht hu-
meur."
Het ene woord bracht het andere mee en zo kwam men er toe te spreken over
een zekere wanorde in de briefwisseling. Hier deed Don Bosco een aan-
beveling en gaf twee normen. Als aanbeveling zei hij dat men volledige en vol-
strekte vrijheid zou toestaan bij het schrijven naar de Algemeen Over-
ste. Naar aanleiding hiervan herinnerde hij eraan dat in bepaalde kloos-
terorden de plaatselijke overste zelfs met excommunicatie bedreigd wordt
wanneer hij zou beletten van te schrijven of zich het recht zou aanmati-
gen die brieven te lezen, zowel de brief aan als de brief van de Over-
ste. Hij drukte zelfs de wens uit dat men zou aanzetten dikwijls te schrijven.
De normen hadden betrekking op alle andere briefwisseling.
Ieder lid zou aan de directeur de brieven die moesten verzonden worden
open overhandigen en de directeur zou eveneens de brieven die aangekomen
waren aan de leden geopend ter hand stellen. Niettemin diende men de raad
op te volgen geen brieven te zenden langs een ander persoon om, maar al-
leen langs de directeur die ze persoonlijk zou overhandigen aan wie ze
verzonden waren. "Dit echter" - voegde hij eraan toe - " mag niet begre-
pen worden in deze zin, zo volstrekt en algemeen, dat men gaat geloven
dat de overste er in ieder geval de verplichting zou toe hebben. Het
moet echter goed beklemtoond en erkend worden dat de directeur de be-
voegdheid bezit dit te doen en het betaamt dat hij dit doorgaans zou
doen. Wanneer dit punt buiten alle geschil valt, dan zullen onaangenaam-
heden worden vermeden telkens de directeur meent dit recht te moeten uit-
oefenen."
Don Dalmazzo, die de kwestie van de brieven opgeworpen had, wou ook
wijzen op de moeilijkheid van buitenshuis te gaan. - Ze bieden zich bij
mij aan - merkte hij op - en zeggen me: Ik moet naar buiten gaan. Maar
meestal zeggen ze niets over de reden, ze gaan waar ze willen en ze
doen wat hun behaagt. - Men ga en men late zo weinig mogelijk naar bui-
ten gaan, want er is dan altijd gevaar bij. Men ga in gezelschap naar
buiten, zoals de Regels dat voorschrijven en men ga niet altijd met de-
zelfde gezel naar buiten. Dat was het besluit. Er werd echter een op-
werping gemaakt: "Hoe het aan boord leggen in het merendeel van de ge-
vallen om een gezel hiervoor te vinden, vermits er zo grote schaarste
aan personeel is?" "Beter nog", kwam Don Bosco tussen. "Vermits het zo
moeilijk is een gezel te vinden zal men alleen in geval van noodzake-
lijkheid laten naar buiten gaan. Het feit dat men niet weet wie als ge-
zel kan worden aangewezen zal toelaten zonder meer te antwoorden: - Op dit
ogenblik mag u niet uitgaan. - Iemand maakte trouwens de opmerking dat
hij te Rome pater Perrone en pater Curci had ontmoet die door de stad
wandelden in gezelschap van coadjuteurs die vrij slordig gekleed waren.
Zeker, op die manier was het gemakkelijker een gezel te vinden. Nochtans,
zowel voor de briefwisseling als voor het uitgaan in gezelschap, bleek
het wijzer te zijn de uitvoering te schorsen om de directeurs te vrij-
waren tegen de blaam willekeurig te werk te gaan." Binnenkort - zei Don
Bosco - zal ik een circulaire aan alle Huizen schrijven, waarin ik de aandacht

13.8 Page 128

▲back to top


- XI/125 -
van de directeurs op deze twee punten van het Reglement zal vestigen. Op
die manier zal de zaak op hetzelfde ogenblik ter kennis van allen
worden gebracht en dan zullen de plaatselijke directeurs niet het mik-
punt zijn van kritiek alsof ze zo maar op eigen houtje optraden. Er zijn
nog andere dingen die moeten hervormd of verwezenlijkt worden, maar dat
zal gebeuren wanneer ons personeel talrijker zal worden. Zo is er, bij-
voorbeeld, de boekhouding. Gelukkigerwijs (en hij zei dit met een
glimlach) zijt u allen het puik van eerlijke mensen en in plaats van
iets weg te nemen, brengt u alles wat u bezit naar de Congregatie. Maar
wie weet hoeveel duizenden lire u zoudt kunnen verduisteren vooraleer
ontdekt te worden, vermits er geen controle op is? Met de tijd wordt het
noodzakelijk dat er stiptheid zou zijn in de boekhouding, indien men
voor de toekomst ongemakken wil voorkomen."
Bleef dan nog de kwestie van het toneel. Wat bedoelde Don Bosco
wanneer hij de aanbeveling gaf dat het toneel de uurregeling van het
Huis niet in de war mocht brengen? Dat het opstaan niet later mocht ge-
beuren daags nadien wegens het toneel? Trouwens hoe moest men het aan
boord leggen om de uurregeling niet te wijzigen? Het was ongetwijfeld
zo dat het uur van de avondmaaltijd vervroegd werd en het uur van het
slapen gaan verschoven. "Ik integendeel" - begon Don Bosco te zeggen -
"ben van oordeel dat het uur van het avondmaal niet zou vervroegd worden
maar dat men het avondmaal na het toneel zou gebruiken. Aldus zou het
ernstige ongemak vermeden worden dat de acteurs op hun eentje na de
voorstelling een tweede avondmaal zouden gebruiken."
Er werd opgemerkt dat men een tijdje lang juist aldus gedaan had maar dat
dit nadien vervallen was wegens zekere moeilijkheden. Anderzijds waren alle
directeurs het er over eens om te zeggen dat uit het gebruiken van de maaltijd
na het toneel grote wanorden zouden ontstaan. Feitelijk, met de me thode thans
in zwang, werden de gebeden gezegd in de toneelzaal zelf en dan ging
men onmiddellijk naar bed, zodat alles gedaan was. Indien men daarente-
gen daarna het avondmaal nog moest gebruiken, dan zou men ook de ont-
spanning na de avondmaaltijd willen en dat zou nog veel ernstiger nade-
len veroorzaken. Bovendien scheen het weinig opportuun, gedurende het
toneelspel, de mensen die dienst deden in de keuken en in de eetzaal aan
het werk te houden. "En nochtans" - wedervoer Don Bosco - "is het ab-
soluut noodzakelijk die afzonderlijke avondmaaltijd van de toneelspelers
te vermijden. Er ontstaan altijd wanordelijkheden. Het zou volstaan dat
u zoudt weten wat er met de laatste vertoning is voorgevallen opdat u
het allen eens zoudt zijn om het niet toe te laten. Het is verkieslijker
dat het toneel op een donderdag zou gespeeld worden en dan in volle dag."
Maar ook op die manier schenen de ongemakken niet uit de weg ge-
ruimd te zijn. Zouden, bijvoorbeeld, de vakleerlingen hun werk onder-
breken om naar de vertoning te gaan? En dan? Er kwam dan nog bij dat,
waar de voornaamste personages van de plaats de gewoonte hadden de ver-
toning bij te wonen, deze dag nu juist niet voor hen de meest geschikte
dag was om te komen. "Dan", stelde Don Bosco voor, "zie ik maar een
enkele uitweg, namelijk dat men op de dagen waarop toneel wordt opge-
voerd men op zijn Frans zou eten. Een dejeuner omstreeks 11 uur en het
diner rond 5 uur. Hieraan zouden ook de toneelspelers deelnemen. Na het
diner, een uur ontspanning, om half zeven toneel - twee en een half uur
vermaak zijn voldoende - en om 9 uur is alles gedaan, zonder dat er nog een
avondmaal voor de spelers moet zijn.

13.9 Page 129

▲back to top


- XI/126 -
Dan kan men dadelijk na het spel de gebeden zeggen en naar bed gaan. En
vermits het toneel doorgaans gespeeld wordt op de dagen van de grote
plechtigheden, is het mogelijk voor 5 uur de kerkelijke functies te la-
ten gebeuren.
Hij wou in ieder geval dat de zaak in beraad werd gehouden. Omdat
hij gewend was een norm aan de ervaring te toetsen vooraleer zijn regels
op te stellen, gaf hij als aanbeveling dat men een proef zou doen in een
college. Aldus zou men kunnen merken of er zich moeilijkheden voordeden
en welke. Indien dan alles goed verliep, zou men nadien overal op dezelf-
de manier te werk gaan.
Don Rua was de voorzitter van de vierde conferentie. Het verlenen
van buitengewone examens om de bevoegdheid te krijgen onderricht te
geven in de technische en gymnasiale scholen duurde nog een jaar. Het was
dringend nodig dat in ieder college zij, die zich in staat voelden een
dergelijk examen af te leggen, zouden aangemoedigd worden zich aan te
bieden. Maar ze moesten zich behoorlijk voorbereiden - spoorde Don Du-
rando aan - opdat ze door een slecht figuur te slaan de goede naam van
de Huizen niet zouden schenden. Daarom moesten de directeurs een middel
vinden de kandidaten een paar maanden tevoren vrij te geven, opdat ze
zouden samenkomen in het Oratorio om er een speciale cursus te volgen.
Het paste echter niet voor het hoger of lager gymnasium zich te Turijn
aan te bieden want daar waren de leden van de examencommissie te zeer
tegen hen ingenomen. Voor hen was het genoeg een priester voor zich te
zien om hem te laten zakken. Men zou daarom naar Venetië, naar Bologna
of elders gaan. Wanneer men het aantal kandidaten voor het examen zou
kennen, zou men de keuze van de zetel doen. De aanvragen moesten aan
Don Durando gericht worden en hij zou ze dan overmaken aan wie hier-
vo or a an ge st el d was . Ei nd e me i ve rl i ep d e ti jd w aa ro p men zich nog kon
aanbieden.
Wat de examens voor het bekomen van het diploma van onderwijzer in
de lagere scholen betrof, was dit een van die verwarde zaken die men
in het verleden onder verschillende vormen niet zo zeldzaam aantrof. Een
circulaire van het Ministerie eiste de inschrijving van alle kandida-
ten bij een kweekschool maar verleende de bevoegdheid zich ook zonder
dergelijke inschrijving voor de examens aan te bieden, wanneer de be-
trokken persoon een getuigschrift kon overleggen dat hij een jaar stage
in het onderwijs gedaan had. Omgekeerd bestond er een circulaire van de-
zelfde Minister waarin geen enkele waarde werd gehecht aan een stage wan-
neer deze niet door de vereiste examens was voorafgegaan. Kortom op een
stage kon niet gerekend worden. Feitelijk scheen Don Rua er meer toe
geneigd dat niemand zich zou aanbieden. Don Cerruti dacht er anders
over. Hij stelde voor dat men diploma's zou veroveren, maar niet teveel
tegelijkertijd en zonder er zoveel drukte over te maken zoals men wel de
vorige jaren gedaan had. Iedereen die er wat voor voelde, zou zich voor-
bereiden. Zo werd dan besloten. Eerst hadden deze examens plaats te Nova-
ra maar toen kon men daar niet meer gaan omdat deze school alleen maar
een aangenomen school was, terwijl de laatste ministeriële beschikkingen
eisten dat de betrokken personen zich uitsluitend bij de koninklijke
scholen moesten aanbieden. Daarom werd de koninklijke kweekschool van Pine-
rolo aangeduid.
Wanneer dit onderwerp uitgeput was, vroegen enkele directeurs te
verhelpen aan een onregelmatigheid. Medebroeders op doortocht in een Huis, gin-

13.10 Page 130

▲back to top


- XI/127 -
gen er buiten en namen zelfs buiten hun diner zonder er iets van te zeg-
gen aan de plaatselijke directeur. Hiervoor waren er echter geen nieuwe
voorzieningen nodig. Het volstond een vroeger besluit uit te voeren
volgens hetwelk ieder lid, dat zich in een Huis bevond dat niet zijn ge-
woon verblijf was, zich dadelijk onder de gehoorzaamheid van de Direc-
teur van dit Huis moest plaatsen, dat hij er niet zou weggaan en niets
zou doen in tegenstrijd met de Regels zonder hiervoor de toestemming te vragen.
De liefde tot de geregeldheid raadde anderzijds aan een nieuwe
schikking te treffen voor de reizen zonder toelating. Door het feit dat
het aantal leden in aantal steeg werden de reizen en dus ook de doortoch-
ten in de Huizen steeds talrijker. Had men wel altijd de vereiste toela-
ting voor die pleisterplaatsen? Zou niemand zijn verblijf aldaar "be-
drieglijk" verlengd hebben? en wat zou de plaatselijke directeur daar-
over kunnen zeggen, vermits hij het echte doel van de reis, haar duur en
de reisweg niet kende? Daarom zou dan iedere directeur, wanneer een van
zijn onderhorigen een doortocht door een ander Huis moest maken, hem een
begeleidingsbrief overhandigen, waarin het waarom, het hoelang, het
waar zou staan, kortom, alles wat de vreemde directeur kon helpen alles
juist te weten te komen. Een dergelijke brief diende gesloten te zijn
maar op de omslag zou de zegel staan van het college van herkomst. Aldus
konden de portiers zonder meer de toegang weigeren aan personen die leu-
genachtig zouden voorwenden Salesianen te zijn. En de directeurs zouden
dadelijk de omslag verscheuren opdat anderen er eventueel geen misbruik zou-
den van maken.
Steeds dezelfde liefde voor de geregeldheid deed het geval onderzoe-
ken van wie, op reis of bij zijn verwanten, zich afwijkingen of van te-
voren niet voorziene uitstappen zou veroorloven. Er was immers een die
gedurende de laatste vakanties tot aan de Grote Sint-Bernard was door-
gedrongen. Er werd niets definitiefs over beslist. Het scheen voldoende
dat men in ieder college de medebroeders zou verwittigen het niet aldus aan
boord te leggen. Hij echter die naar een bepaalde plaats was vertrokken,
moest naar die plaats en niet elders gaan. En wie zich bij zijn ouders
bevond moest, vooraleer een reis aan te vatten of belangrijke zaken te
ondernemen vooraf aan zijn oversten schrijven.
De vijfde conferentie was openbaar. Alle leden van het Oratorio, ge-
profesten, novicen en aspiranten, ten getale van 150, kwamen samen in de
kerk van de H. Franciscus om het woord van Don Bosco te horen. Al wat
hij zei werd opgetekend en in het proces-verbaal opgenomen. Hij begon
uiteraard met de zegen van de Paus. Dan vertelde hij het toevallig sa-
mentreffen tussen de suggestie van Pius IX en de nota die door hem, Don
Bosco, geschreven was over de getrouwheid en de gehoorzaamheid aan de
Plaatsvervanger van Jezus Christus. Dan kondigde hij de algemene afla-
ten aan die hij vanuit Rome had medegebracht. Al deze zaken werden door
ons reeds verhaald in het zesde hoofdstuk. Eindelijk ging hij voort:
"
Ik noteer dan in het bijzonder hoe niet enkel de Heilige Vader ons
" genegen is en ons begunstigt, maar iedereen in het algemeen beziet
" onze Congregatie met welwillende ogen. Ze heeft een goede naam
" zowel bij de goede mensen als bij de slechte, zowel bij het bur-
" gerlijk als bij het kerkelijk gezag en, op weinige uitzonderingen na,

14 Pages 131-140

▲back to top


14.1 Page 131

▲back to top


- XI/12 8 -
" worden wij door iedereen begunstigd. Ik zei u terecht dat ook de
" slechten ons met een goed oog bekijken, want we stellen toch vast
" dat ook zij die een keel opzetten tegen de kloosterorden en ze tot
" de laatste toe zouden willen uitroeien, ons integendeel loven.
"
En ik zal u thans een gebeurtenis vertellen die mij vandaag
" nog overkomen is. Vandaag hoorde ik me begroeten door een grote en
" struise persoon, die twee allerslechtste snertkrantjes in zijn
" handen had. Ik kende hem niet meer maar hij stelde zich voor als
" een van de eerste jongens van het Huis en hij zei dat hij van mij
" en van het Oratorio een zeer goed aandenken bewaarde. Na hem ge-
" vraagd te hebben hoe het kwam dat hij die twee slechte kranten in
" zijn handen hield, bemerkte ik dat hij er zelf in schreef en dat hij er
" meningen op na hield die het tegenovergestelde waren van wat men hem
" hier geleerd had. Ik begon met hem wat te praten en vroeg hem of
" hij reeds zijn Pasen had gehouden. Ik vernam dan dat hij sinds
" jaren niet meer in de kerk kwam. Ik ging dan steeds verder in ons
" gesprek en vroeg hem hoe het toch mogelijk was dat hij, met het
" leven dat hij leidde, met de geschriften die hij liet drukken, aan
" ons een goed aandenken kon bewaren. En hij antwoordde mij dat,
" wanneer hij zoveel schreef tegen de priesters, broeders en pre-
" laten, hij dit deed omdat hij werkelijk zoveel ongeregeldheden en
" zoveel walgelijke zaken zag. Ook zijn gezellen en collega's (van
" hetzelfde allooi) hielden van ons, omdat wij goed doen, ons niet
" met politiek bezig houden en niet in ledigheid leven.
"
Hoe kan het nu zijn dat U over ons goed zegt, vermits het
" mij toeschijnt dat u enkele dagen geleden een eerloos artikel ge-
" schreven hebt in uw krant over een priester?
"
- Aan de vruchten leert men de boom kennen, mijnheer Don
" Bosco. Over anderen heb ik het aldus geschreven, omdat het aldus,
" gebeurd is maar wanneer ik de vruchten zie welke U en de uwen
" voortbrengen, dan kan ik er alleen maar goed van zeggen. -
"
En hij was reeds bezig over ons een lofrede af te steken,
" wanneer ik opnieuw begon over zijn Pasen houden. Hij moest nu ook
" eens zijn eigen gebreken zien, en niet over anderen een oordeel
" vellen over wie hij niet als rechter aangesteld was. Wij verlieten
" elkaar niet zonder goede hoop. Ik zeg u dit enkel om u te doen in-
" zien dat ook de slechten iets op prijs weten te stellen, wanneer
" men werkelijk werkt zonder eigenbelang en hard werkt. En wij zijn
" er toe gehouden dit te doen. Laat ons trachten niet anders te zijn
" dan het denkbeeld dat men over ons heeft. Laat ons elkaar wederkerig
" aanmoedigen.
"
Nu ik U meer direct wil onderhouden over de toestand van
" onze Congregatie moet ik enkele opmerkingen laten voorafgaan.
"
Wanneer men een kloostercongregatie wil stichten moet men
" door drie stadia gaan. Eerst stelt de Heilige Vader een overste
" aan. Daardoor wordt de Congregatie nog voor haar bestaan goedge-
" keurd en krijgt de overste de bevoegdheid leden aan te werven die
" kunnen beginnen met het afleggen van geloften. Dat is de eerste
" goedkeuring, het eerste stadium dat voor ons in de kern begon in
" 1841, het jaar waarin Don Bosco Oratorio’s begon te openen en op
" zoek ging naar gezellen die hem zouden helpen. Hij werd daarbij
" gesteund door de Aartsbisschop van Turijn, zonder dat hij echter toen
" reeds een vooraf vastgesteld doel had. Maar dit eerste stadium kreeg
" maar zijn natuurlijke levenskracht in 1858, het jaar waarin Don Bosco
" voor de eerste maal naar Rome ging en

14.2 Page 132

▲back to top


- XI/129 -
" met de Heilige Vader sprak over de oprichting van een Congregatie.
" Dit eerste en moeilijkste stadium kwam tot volledige ontwikkeling in
" 1864 wanneer de Heilige Vader het instituut prees en de toelating
" verleende ook eeuwige en geregelde geloften af te leggen.
"
Het tweede stadium begint wanneer de Heilige Vader en de
" Roomse Congregaties definitief de Congregatie op zichzelf als goed
" en op het doen van goed gericht goedkeuren, maar wanneer de regels
" nog niet elk afzonderlijk gespecificeerd goedgekeurd worden. De
" regels kunnen door de oversten nog worden gewijzigd om ze steeds
" beter aan te passen aan de geest waarmee de sociëteit zal bezield
" zijn. En deze goedkeuring had plaats bij Pauselijk Decreet van 19
" februari 1869 bij welke gelegenheid ook ad decennium het privilege ge-
" schonken werd de wijdingsbrieven voor de wijdelingen ad quemcumque
" episcopum te geven. Ten laatste, wanneer dit stadium voorbij is,
" onderzoekt en bespreekt men in de Congregaties van de Kardinalen
" de afzonderlijke regels en dan worden de Regels of Constituties
" goedgekeurd als zijnde geschikt, wanneer ze worden nageleefd, om
" de voorspoed en het geluk van het Instituut te bewerken. Vanaf dit
" ogenblik mag geen enkele van de aldus goedgekeurde regels nog wor-
" den gewijzigd zonder tussenkomst en goedkeuring van het Algemeen
" Kapittel en van de Heilige Stoel. Dit is de laatste en definitieve
" goedkeuring die aan een Congregatie gegeven wordt en voor ons had
" deze plechtige akte plaats verleden jaar op de 3 april 1874.
"
Dit gesteld zijnde, wanneer de Congregatie en de Constitu-
" ties aldus definitief zijn goedgekeurd, ontbreken ons nog de privileges
" die nodig zijn opdat een kerkelijke congregatie voorspoedig zou
" kunnen bestaan en veel goed verrichten aan de naaste. En juist hiervoor
" ben ik dit jaar naar Rome gegaan. Vele privileges werden reeds
" bekomen zoals ik u hierboven heb medegedeeld, vele zijn reeds over-
" gemaakt aan de Heilige Vader en alhoewel wij er de rescripten nog niet is
" van bezitten het zeker dat ze weldra zullen toekomen. Anderen zijn
" onderweg. En er zijn ook goed geleide en goed gevorderde onderhan-
" delingen aan de gang om een volledig geheel van privileges, zoals
" de andere Congregaties die bezitten, te bekomen.
"
Wanneer ik u nu zal spreken over het inwendige leven van de Con-
" gregatie, moet ik u met grote voldoening meedelen dat alles zeer
" goed gaat, zowel omdat iedere dag het aantal leden stijgt en er
" dagelijks nieuwe aanvragen gedaan worden, als eveneens omdat de
" geest van de leden van de Congregatie zich zeer goed aan het vormen is.
"
Laten we dus allen elkaar aanmoedigen, vooral om twee zaken te
" doen. Trachten we eerst hard te werken om veel goed te doen. Laat
" dan de anderen zeggen wat ze willen. Geloof me vrij: iedereen
" tevreden stellen kan men niet; dat is werkelijk onmogelijk. Ik kan u
" zeggen dat het altijd mijn streven geweest is, en wel in het bijzon-
" der, nooit iemand ontevreden te maken, maar ik zie steeds beter in
" dat iedereen tevreden stellen onmogelijk is. Laten we daarom op-
" geruimd werken, laten we doen wat we kunnen en ons volledig inzet-
" ten. Voor het overige laten we ze maar praten. Wezen we niet be-
" kommerd over wat een ander over ons zou kunnen zeggen. Maar laten
" wij altijd goed zeggen van de anderen.
"
De tweede zaak waarin ik zou willen dat we ons zouden be-
" ijveren is dat het gemopper onder elkaar zou gedaan zijn. Is er iemand

14.3 Page 133

▲back to top


- XI/130 -
" die iets te zeggen heeft? Dat hij er met zijn oversten over spre-
" ke. Men zal alle middelen zoeken om een einde te stellen aan redenen voor
" een slecht humeur, maar niemand mag zich beklagen over een onbenulligheid.
" Vooral moeten we altijd elkaar steunen, zowel onder elkaar als
" tegenover de anderen, zowel de internen als de externen. Dit zal
" veel bijdragen tot de groei en het welvaren van de Congregatie.
"
Nog beveel ik grotelijks aan iedereen aan zorg te dragen voor zijn
" gezondheid. Ik ben het er mee eens dat, wanneer iemand zich niet
" wel bevindt, hij alle mogelijke verzorging zou genieten en dat men
" hem alle zaken zou bezorgen die hem voordelig kunnen zijn. Dit be-
" veel ik in het bijzonder aan de Directeurs aan. Laten ze nooit toe
" dat aan de zieken iets ontbreekt. Dat ze er voor zorgen dat de in-
" spanningen niet buitensporig zijn. Ik geef er de voorkeur aan dat
" men iets ongedaan zou laten dan dat men een persoon te veel zou
" vermoeien. Laten we moed scheppen. Wie meer kan doen doe meer en
" doe het gewillig. Wie minder kan doen moet als de anderen geacht
" worden. Men houde rekening met zijn gesteltenis of zijn wankele ge-
" zondheid.
"
Trouwens, wat wilt u dat ik u zou zeggen? (Hier kwam er een
" diepe daling van zijn stem. Hij was reeds tevoren zeer vermagerd en
" het scheen alsof hij niet meer kon spreken van vermoeidheid. Thans
" echter deed hij of hij zou gaan wenen en toonde hij zich steeds meer bewo-
" gen). Ik moet u thans nog alleen maar verzoeken steeds de goedheid
" te hebben mij te willen verdragen zoals u dat tot heden toe gedaan
" hebt en mij aan de Heer aan te bevelen. Laten we elkaar wederkerig
" verdragen en moge dit een grote gedragsregel zijn die voor heel
" ons leven moge gelden.
"
Nog iets en ik eindig. Laten we ons het akkoord stellen in het
" goed beoefenen van de vrome praktijken van onze Congregatie en
" vooral voor wat aangaat de oefening van de Goede Dood, op de laat-
" ste dag van iedere maand. Voor zover het mogelijk is late men die
" dag alle uitwendige bezigheden achterwege. Iedereen legge zich toe
" op zaken die betrekking hebben op het eeuwige heil van zijn ziel.
" Ik verhoop veel van deze oefening, wanneer ze goed volbracht
" wordt. Immers, wanneer iedereen iedere maand een dag gebruikt om op een
" geregelde manier al zijn zaken op orde te stellen, dan zal hij, wan-
" neer en op welke manier ook de dood hem zal overvallen, geen onver-
" wachte dood te vrezen hebben. Niet alleen moet men op die dag met
" meer zorgzaamheid te biechten gaan en met meer vurigheid de com-
" munie ontvangen, maar men dient ook de zaken die de studie aan-
" gaan dan van kant te laten en vooral de stoffelijke aangelegenhe-
" den. Indien de dood ons dan zou verrassen dan zouden wij kunnen
" zeggen: Ik moet aan niets anders meer denken dan aan het sterven in
" een omhelzing met de Heer.
"
Mijn beste zonen, moge God u zegenen.
Ook voor het laatste onderhoud kwamen ze allen samen rondom Don
Bosco geschaard in zijn kamertje. Nadat Don Rua volgens het gebruik de
Heilige Geest had aangeroepen vroeg Don Rua als de tolk van een gemeen-
schappelijk verlangen hoe ver de onderhandelingen over Amerika stonden.
Don Bosco verhaalde graag wat er te Rome en met de mensen uit Argentinië
beslist was geworden. Dit alles hebben we reeds in het zevende hoofdstuk uit-
eengezet.

14.4 Page 134

▲back to top


- XI/131 -
Na Amerika was het de beurt aan Italië. Hier waren van vele kanten
aanvragen voor een college toegekomen. Er was Bassano. Hier waren er
echter teveel uitgaven nodig voor de nieuwe aanpassing en uitrusting van
het gebouw dat aangeboden werd. Er was Cremona waar de bisschop zelf de
uitnodiging gedaan had en waar wellicht niet veel uitgaven moesten ge-
daan worden. Er was ook Crema. Como, dat speciale gemakkelijkheden aan-
bood scheen te verkiezen. Te Milaan zou er niets ontbroken hebben maar
Mgr. Calabiana zag er dit gevaar in dat, indien de Salesianen er naar
toe gingen dit zoveel ophef zou gemaakt hebben dat de colleges die er
reeds bestonden er zouden onder geleden hebben. Juist hetzelfde bezwaar
gold voor Rho. Daar scheen alles reeds in kannen en kruiken wanneer de-
zelfde vrees opdook. Trouwens, Don Bosco had in dergelijke zaken zijn
persoonlijke mening. In gans Lombardije waren de schooloverheden tegenstanders
van de priesters en bekampten ze hen. Hij, die de toekomst niet in gevaar wou
brengen, hield er aan in goede betrekkingen met deze overheden te blij-
ven. Indien echter de provisors voor de studies zich tegen hem zouden
gekeerd hebben, dan zou hij voor die tijd aan Lombardije hebben ver-
zaakt. "Thans" - voegde hij erbij - hebben wij het niet zo nodig ons
uit te breiden, eerder ons te verstevigen. Daarom, indien geen speciale
redenen, wat de geschiktheid betreft, voorhanden zijn, laten we ons dan
elders wenden." Jammer genoeg had men in die jaren in Lombardije als pro-
visoren "slechte Piëmontezen aangesteld" volgens het zeggen van Don Durando. Ze
zouden op de keper beschouwd aan de Salesianen wel geen grote hinderpalen in
de weg hebben gelegd, maar ze zouden hen toch nooit steun hebben gege-
ven. "Welnu dan", wedervoer Don Bosco " i n d i e n z e n i et b e r e i d z i j n t e
o n z e n o p z ic h t e t e h a n d e l e n m e t a l d e r u i mte door de wetten toegelaten,
dan zal ik het niet aanvaarden."
Don Rua liet dan gelden dat, vermits er in de oude Staten van Sar-
dinië reeds voldoende colleges waren, het gepast kon schijnen er buiten
deze Staten te openen. Don Bosco was prompt om te antwoorden dat te
Ceccano Kardinaal Berardi zeer naar een college verlangde, maar dat tot
dan toe nog niets daarover geregeld was. Daarom dacht hij dit idee te la-
ten varen, des te meer omdat het zeer belangrijk was het Werk van Maria,
Hulp der Christenen, goed op gang te brengen en vooral omdat het nodig
was personeel over te houden voor Amerika.
Van buiten nu naar binnen. Verschillende leden bevonden zich in de
vereiste voorwaarden om de heilige wijdingen te ontvangen, maar ze hadden
enkel hun driejaarlijkse geloften afgelegd. Aangezien deze zich dus in de
mogelijkheid bevonden zich een kerkelijk patrimonium te verschaffen, be-
taamde het dan ze te wijden met deze titel of zou men wachten tot ze hun
eeuwige geloften hadden afgelegd om dan de wijdingen te ontvangen titulo
mensae communis?
Zou het, integendeel, geoorloofd zijn ze toe te laten tot de eeuwige
geloften, alvorens de termijn van hun driejaarlijkse geloften, die ze
voor de eerste maal hadden afgelegd, verstreken was?
Toen de bespreking hierover geopend was, kwam men tot het volgende
besluit. Ad primum: Wanneer er mogelijkheid was een patrimonium te beko-
men, zou men zich moeten beijveren er een te verkrijgen ofwel omdat er
dan een inkomen zou zijn voor het huis dat zich in moeilijkheden bevond,
ofwel omdat de wijdeling meer gelegenheid zou hebben te kunnen rekenen
voor iedere gebeurlijkheid op een vast inkomen, des te meer omdat de ouders,

14.5 Page 135

▲back to top


- XI/132 -
wanneer ze over de middelen daartoe beschikken, graag voor hun zonen deze
akte van welwillendheid doen. Dit werd gezegd voor de geprofesten die hun
eeuwige geloften hadden afgelegd. Wat de geprofesten die hun driejaar-
lijkse geloften hadden afgelegd aangaat zou men ze niet gemakkelijk tot
de wijdingen met een patrimonium toelaten. Het zou inderdaad voor een
jonge priester een te zware bekoring zijn te kunnen weggaan, wanneer hij
wilde, omdat hij zijn Mis en zijn inkomen had. Hiertoe zou een of andere
wrijving met de oversten voldoende kunnen zijn. Eindelijk mocht men de
mogelijkheid om priester gewijd te worden ook dan wanneer alleen de
driejaarlijkse geloften waren afgelegd, wanneer men een patrimonium
bezat, niet teveel laten uitschijnen. Dit zou tot een werkelijk nadeel
van de Congregatie worden, want sommigen zouden lid worden van de Con-
gregatie uitsluitend om priester gewijd te kunnen worden en er dan uit te
treden. Ze zouden tussen ons een echte gesel worden als personen zonder
ro ep in g en gewoonl ijk reeds d oo r hun bisschoppen aan kant gezet.
Ad secundum, over de toelating tot het afleggen van de eeuwige ge-
loften alvorens de driejaarlijkse geloften waren afgelegd of alvorens de termijn
hiervan verstreken was, zei Don Bosco: "Er zijn redenen om tot het afleg-
gen van de eeuwige geloften toelating te verlenen zelfs wanneer het novi-
ciaat pas beëindigd is. Het verlenen van de toelating de driejaarlijkse
geloften voor de eeuwige geloften af te leggen is een dubbel privilege
een privilege in het voordeel van het lid, dat een langere tijd kan voorbehouden
om de Congregatie goed te leren kennen en zijn eigen roeping te onderzoeken en
een privilege in het voordeel van de Congregatie om beter de personen te
leren kennen alvorens ze definitief in haar schoot op te nemen. Welnu,
vermits deze voorrechten in het voordeel van beiden werden toegestaan en wanneer
beiden het eens zijn om er aan te verzaken, dan kunnen ze dit doen. Het is dus
geoorloofd tot het afleggen van de eeuwige geloften toe te laten en hij,
die zijn driejaarlijkse geloften niet afgelegd heeft of waarvan de ter-
mijn niet verstreken is, mag de eeuwige geloften afleggen."
Eigenlijk zou Don Bosco het recht hebben gehad zonder meer beroep te doen
op de bevoegdheden hem door Pius IX vivae vocis oraculo verleend. De
vooruitziende Paus had hem zeer ruime bevoegdheden toegestaan opdat hij
in ieder geval vlug zou kunnen handelen. Later zou Leo XIII daarin even
breed zijn totdat, door het toestaan van de vurig verlangde privileges,
deze overbodig werden en in de Breve uitdrukkelijk werden ingetrokken.
Maar de voorzichtigheid vergde dat er over die buitengewone vergunningen
zo weinig mogelijk gesproken werd.
Kleine aangelegenheden op dat ogenblik besproken laten we onverlet. Het
laatste woord van Don Bosco was dat de directeurs alle leden van de
Congregatie van zijnentwege zouden groeten, dat ze hen zouden meedelen
hoe goed de ontvangst door de Paus geweest was, dat er te Rome mooie din-
gen gedaan waren, en dat ze de pauselijke zegen voor ieder afzonderlijk
zouden bekendmaken. Ze zouden vooral het vele goede nieuws over de Con-
gregatie thuis en daarbuiten moeten melden omdat, zoals hij opmerkte,
vooral in ver afgelegen Colleges men er zo naar trachtte te weten te
komen hoe de zaken van de Congregatie te Turijn verliepen. Eindelijk
maakte hij een einde aan de bijeenkomst met de volgende woorden: "Doe
bijzondere groeten van mijnentwege aan de priesters en aan de leden.
La at z ie n wa t e en g oe d idee ik over hen heb, want, geloof me vrij, dat maakt

14.6 Page 136

▲back to top


- XI/133 -
veel effect. Ook priesters weten graag of ze door hun oversten worden ge-
acht en of men aan hen denkt. Ook gij moet er voor zorgen te laten merken
dat gij ze acht en veel aan hen denkt. Dit zal er toe bijdragen tussen
ons de band van de broederlijke liefde vast aan te snoeren, zodat wij
steeds méér één enkel hart en één enkele ziel zullen zijn."

14.7 Page 137

▲back to top


- XI/134 -
H O O F D S T U K IX
PRIVILEGES EN WIJDINGSBRIEVEN
DE EERSTE FASE VAN DE ONDERHANDELINGEN.
De eerste zinspeling op de privileges werd in het publiek gehoord
gedurende de conferenties van januari, wanneer Don Bosco blijk gaf van
zijn opzet er te Rome om te verzoeken, hoewel hij de moeilijkheid om ze
te bekomen niet verheimelijkte. Nadien op de conferenties van april legde
hij er bondig het ontwerp van uit en gaf hij kennis van wat inmiddels met
dat doel was gedaan. Over de oorsprong en de aard van deze privileges
en over de eerste stappen om ze te verkrijgen zullen we hier een kort
overzicht geven, waarbij wij ons zullen houden bij onze uiteenzetting aan
het proces-verbaal van de eerste zitting.
Reeds vanaf de vroegste tijden, sinds het monnikenwezen na Sint-
Benedictus zich in het Westen verspreidde, verleenden de Pausen aan de
monnikenfamilies voorrechten en gunsten opdat ze in hun inwendig leven
zouden kunnen bloeien en ook aan de andere mensen goed zouden kunnen
doen. In de loop van de tijden, bij het stichten van steeds nieuwe
kloosterorden verleende men deze doorgaans ad instar of door assimila-
tie, zoals men van dan af zei, dezelfde privileges reeds aan de eerste
orden verleend, met toevoeging van andere, die door de noden van de tijd
en door de veranderde omstandigheden schenen vereist te zijn. Aldus
groeide langzamerhand het aantal privileges tot in het onmetelijke en de
Decreten van de Pausen of van de Romeinse Curie bleven vaak een dode
letter, omdat de kloosterlingen, in alle kwesties, steeds hun privileges
konden inroepen.
Bij het einde van de XVde eeuw hield men er mee op Orden voor regu-
liere geestelijken op te richten, maar verlangde men daarentegen kloos-
terlingen die niet enkel als specifiek doel hadden te zorgen voor de
glorie van God en voor hun eigen volmaaktheid in de kloosters, met
slot en koorofficie, maar die ook in het openbare leven konden gaan en
een ruim aandeel nemen in de kerkelijke diensten door dat ze niet gebon-
den waren door het slot en niet verplicht het grootste gedeelte van de
dag in het koor door te brengen. Dan ontstonden de kerkelijke Congrega-
ties, waarvan de eerste die van de Theatijnen was. Nadien kwamen de Jezuïe-
ten, de Somasken, de Scolopen en nog zovele andere nieuwe kloosterfamililes die
(*) Voor dit hoofdstuk, zullen we gebruik maken, naast de documenten die we achtereenvolgens in de
tekst aanhalen of die vermeld zijn in het Aanhangsel, (Italiaanse tekst) van 15 brieven van de
abbreviator Menghini en van 6 brieven van Mgr. Fratejacci, allemaal onuitgegeven brieven,
geschreven tussen april en december 1875.

14.8 Page 138

▲back to top


- XI/135 -
zovele andere nieuwe kloosterfamilies die van de Orden van de regulieren
verschilden, ofwel door wat we hierboven gezegd hebben ofwel omdat ze
enkel eenvoudige geloften aflegden.
Tussen plechtige en eenvoudige geloften zijn er deze twee verschil-
len: dat de plechtige geloften aan de Kerk worden gedaan, de eenvou-
dige geloften aan de oversten van de Congregatie en dat men van de plech-
tige geloften alleen door de Kerk kan ontslagen worden, wat zeer zelden
gebeurt, terwijl men van de eenvoudige geloften door de oversten van de
Congregatie en zonder zoveel formaliteiten kan ontslagen worden.
Wanneer dan de dingen zover waren gekomen dat de privileges aan de
orden van de reguliere geestelijken verleend buitenmate gestegen waren,
nam Rome de beslissing dat ze niet meer zouden meegedeeld worden aan de
kloostercongregaties. Nochtans bemerkte de Kerk langzamerhand dat de
nieuwe kloosterlingen op ieder ogenblik bezig het goede te verrichten
hinderpalen ontmoetten die hen niet veroorloofden prompt voort te gaan
met het bevorderen van Gods meerdere glorie. Daarom begon ze met enkele
privileges toe te staan, dan nog andere en dan weer opnieuw andere. Omdat het
steeds meer klaarblijkelijk werd dat de nieuwe Congregaties in de Kerk
zoveel goeds verrichtten als de oude Orden voor regulieren en vermits ze
hun bedrijvigheid vooral buiten hun eigen huizen uitoefenden, hadden ze
nog uitgebreider privileges nodig. Het eindigde ermee dat men aan de
Congregaties niet minder privileges toekende dan men aan de orden van de
reguliere geestelijken had toegekend. En zelfs, nu men eenmaal die rich-
ting had ingeslagen, werden er privileges op privileges, zonder begrenzing aan
toegevoegd.
Op die manier ging men er mee voort tot bij het begin van het pon-
tificaat van Pius IX. Men verleende achtereenvolgens de vroegere privi-
leges ook aan de pas ontloken Congregaties, waarvan de laatste die van
Rosmini was. Pius IX hernieuwde de beslissing dat men geen privileges in
massa meer zou toestaan. Er werd alleen vastgelegd dat, bij het ontstaan
van een nieuwe inrichting, de stichter de privileges zou aanvragen die
hij meende nodig te hebben. Welnu, daarom ging Don Bosco naar Rome in
februari 1875, namelijk om de onderhandelingen in gang te zetten voor het
bekomen van het verlenen van de privileges, zoals het eens gebruikelijk
was, en tegelijkertijd om de bevoegdheid te bekomen van het geven van de
litterae dimissoriae ad quemcumque Episcopum.
Dit was het onderwerp waarover hij zich in het lang en het breed
onderhield met de Secretaris van de Heilige Congregatie van de Bis-
schoppen en Reguliere geestelijken, Monseigneur Vitelleschi, van zodra
hij een voet te Rome gezet had. Niemand beter dan hij zou hem de oppor-
tune onderrichtingen kunnen geven hebben over de maaier om zich, wat dit
betreft, in regel te stellen. De Aartsbisschop van Seleucia vroeg hem
welke privileges hij nodig had. - Talrijke, antwoordde hij, zowel voor
de goede gang van zaken in de schoot van de Congregatie, als voor de
goede betrekkingen met de plaatselijke kerkelijke overheden. - Na dit
gezegd te hebben, bood hij hem een lijst aan van ongeveer tachtig privileges.
Dan tastte hij het terrein af om te weten te komen of er enige
waarschijnlijkheid bestond per assimilationem de privileges die andere
Congregaties genoten te verkrijgen. De prelaat antwoordde hem:

14.9 Page 139

▲back to top


- XI/136 -
- De Heilige Vader bezit alle gezag. Hij kan zeer goed afwijkingen
toestaan van een wet die hijzelf gemaakt heeft. Spreek hem erover.
Monseigneur, zei toen Don Bosco, terwijl hij hem een dik boekdeel
toonde, ik bied aan de Heilige Vader dit boek, dat de privileges van de
Redemptoristen bevat, aan en verzoek hem mij de assimilatie te verlenen.
Om de liefde Gods, schrok Monseigneur, laat dat niet zien aan de
Heilige Vader, want ten aanzien van zoveel vergunningen zou hij ver-
schrikt worden en niet alleen zou hij ze u niet verlenen, maar hij zou ze
ook nog aan anderen ontnemen.
Don Bosco begreep dat hier veel tact nodig was. Wanneer hij zich
dan bij de Heilige Vader had aangeboden leidde hij het gesprek zachtjes
aan op deze kwestie en bewees de dwingende noodzaak die er bestond de privileges
te bekomen waarop de andere orden zich konden beroepen. De Paus antwoordde:
- Goed, doe er de aanvraag voor.
- Maar, Heilige Vader, er is een moeilijkheid: sinds ongeveer der-
tig jaar is er beslist geworden ze niet meer in massa door assimilatie
toe te staan.
- Doe zoals de andere Congregaties die wij goedgekeurd hebben.
- De moeilijkheid ligt echter hierin, Heilige Vader, dat de arme
Don Bosco de eerste is die zich in deze verwikkelde toestand bevindt. De
privileges werden aldus de laatste maal verleend aan het Instituut van de
Liefde door uw voorganger, Gregorius XVI, op 30 december 1838.
- En dan?
- Heiligheid, U bezit alle macht. Wie weet denkt U er aan nog een
uitzondering te maken?
Ik zal ze doen. Dien uw aanvraag in bij de Congregaties van de
Kardinalen. Zij zullen alles onderzoeken, de zaak bespreken en dan naar
mij verwijzen en dan zullen we zien wat er kan gedaan worden. Wat mij
betreft ben ik bereid ook deze uitzondering te maken.
Don Bosco bedankte de Paus voor dit grote blijk van welwillend-
heid, maar voor hem was het een ernstige zaak en daarom moest men de
zaken opnieuw aanpakken. Op enkele dagen tijd moest hij een werk volbren-
gen dat normaal maanden en maanden zou gevergd hebben. Hij had zelfs
geen Latijns woordenboek om het voor een of ander woord te raadplegen.
Nochtans zette hij zich graag aan zijn taak. Hij bestudeerde de geschie-
denis van de privileges, verzamelde met veel zorg aanhalingen van bullen,
namen van Pausen, sententies van personen ervaren in het kerkelijk
recht. Hij bracht een corpus van privileges samen, waarvoor hij moest
opsporen wanneer en door wie en aan wie ze waren verleend. Kortom, hij
moest grotendeels het kerkelijk recht napluizen en hij werkte daaraan,
zoals hij later zou zeggen "met vertwijfeling".
De vrucht van deze koortsachtige opsporingen waren twee smeekschrif-
ten in het Latijn aan de Paus en een memorandum, waaraan hij nadien ook
de vorm gaf van een smeekschrift aan de Kardinalen, zoals we zullen
zien. Van de twee smeekschriften had het ene betrekking op de wijdings-
brieven ad quemcumque Episcopum en het andere op de mededeling van de privile-

14.10 Page 140

▲back to top


- XI/137 -
ges reeds verleend aan andere kerkelijke Congregaties. Bij het eerste
smeekschrift was een dringend verzoek in dezelfde zin van de hand van
Mgr. Vitelleschi gevoegd. Terecht werd de vraag naar de wijdingsbrieven
afzonderlijk gesteld, vermits een dergelijk indult nooit mag vervat zijn
in de mededeling van privileges, vooral wanneer het gaat over Congrega-
ties met eenvoudige geloften, maar dat het steeds overeenstemt met een
specifieke of rechtstreekse verlening, in plaats van krachtens medegedeelde
privileges.
De twee smeekschriften aan de Paus hadden als onmiddellijk gevolg de
benoeming van een Buitengewone Commissie van Kardinalen pro voto. Bij
middel van een biljet ondertekend door de secretaris van de Heilige
Congregatie van Bisschoppen en Reguliere geestelijken werd er aan Don
Bosco een officiële mededeling van gedaan in volgende bewoordingen: Ex audientia
SS. die 26 Februarii 1875 SS.mus porrectas preces examini demittere digna-
tus est Em.mi Patrizi, De Luca, Bizzarri, Martinelli pro voto emittendo.
Segr. Archiepiscopus Seleuciensis Vitellesschi. Het waren dus dezelfde
Kardinalen het jaar voordien uitgekozen voor het onderzoek van de Con-
stituties. Tot hen richtte Don Bosco het hierboven vermelde memorandum.
We zullen er ons hier kort mee bezig houden, ook omdat hier de motive-
ringen in een uitvoeriger ontwikkeling worden aangevoerd dan in de
smeekschriften aan de Paus; waar uit de aard der zaak het nodig was en-
kel terloops naar de hoofdzakelijke kapittels te verwijzen.
Dit memorandum is verdeeld in twee delen. In het eerste deel gaat het
over de privileges en in het tweede over de absolute wijdingsbrieven. Met ter-
zijdestelling van de kerkrechtelijke navorsingen zullen we ons beperken
er uit te grasduinen wat Don Bosco persoonlijk betreft, zowel wat zijn
gedacht als zijn instellingen betreft.
Het algemeen voorwoord is een edele ophemeling van de pauselijke akte
die aan de Congregaties zo aanzienlijke gunsten wil verlenen. "De privi-
leges en de geestelijke genaden aan de kloosterorden en aan de kerkelijke
congregaties verleend kunnen aanzien worden als even zoveel touwtjes
waarmee deze instellingen met de H. Stoel verbonden blijven. Doordat al-
leen de Paus ze kan verlenen, besnoeien of ook herroepen zoals hij ver-
kiest volgens de noodwendigheid en de gepastheid, volgt hieruit een le-
vendig en ononderbroken aandenken van dankbaarheid tegenover hun voorname
weldoener vanwege hen die de weldaad ontvingen."
Wanneer hij dan aan het punt gekomen is de mededeling te vragen in
gemeenschap met een bepaalde Congregatie, drukt hij zijn voorkeur uit en
verklaart de beweegredenen hiervoor. "Wij zouden verzoeken bij voor-
keur die van de Redemptoristen te vragen of die van de Lazaristen, wier
constituties en doeleinden als identiek (sic) met die van de Salesianen
kunnen beschouwd worden. Uit de vergunningsbreven die hierbij gaan,
blijken de redenen die de Pausen bewogen hebben aan de Redemptoristen
deze "communicaties" toe te staan. De bijzondere beweegredenen waarom ook
voor de Congregatie van de Salesianen een dergelijke aanvraag gedaan worden,
zijn:
" 1° ze is werkelijk van stoffelijke hulpmiddelen ontbloot, zij heeft
veel toegeeflijkheid en veel geestelijke hulp nodig, om haar doel te
kunnen bereiken.
" 2° deze Congregatie ontstond en was zich aan het verstevigen in storm-
achtige tijden, waarin we ons nu nog bevinden, waarin men de kerke-
lijke instellingen wilde opruimen en vernietigen. Niettemin slaagde ze er-

15 Pages 141-150

▲back to top


15.1 Page 141

▲back to top


- XI/138 -
in aan te groeien, huizen te openen in verscheidene bisdommen, ook
in de buitenlandse Missies. In deze rampzalige tijden, met een
grote verscheidenheid van landen, waarbij de leden van de Salesi-
aanse Congregatie ver van elkaar verwijderd leven hebben ze een
volledige Bestuursmacht van node met privileges reeds bekend in
a n d e r e v r o m e C o n gr e g a ties en daar algemeen in praktijk gesteld.
" 3° de droeve tijden waarin we leven brengen mee dat de burgerlijke
overheden met geen goed oog zien dat men veelvuldig zijn toevlucht
tot de Heilige Stoel neemt. Toen het ter kennis van de regerings-
overheid gekomen was dat de Heilige Stoel enkele gunsten had toege-
staan, beweerde zij tegen alle recht in en op dreigende toon dat de
decreten en rescripten zouden onderworpen worden aan het zogenoemd
koninklijk Exequatur. Men werd gedwongen toe te geven maar inmid-
dels was het niet mogelijk het Exequatur te bekomen en al evenmin
de oorspronkelijke documenten terug in handen te krijgen.(1)
" 4° De nederige vrager verlangt deze gunst om het korte leven dat het
aan God zal behagen hem te verlenen te kunnen gebruiken om de
verschillende huizen op orde te kunnen stellen en al deze, welke
er het bestuur van hebben te verzoeken zich aldus te gedragen dat
ze van de privileges zouden gebruik maken met de grootst mogelijke
zuinigheid en voorzichtigheid. Ze zouden het enkel mogen doen in de
gevallen waarin de meerdere glorie van God en het voordeel voor de
zielen dit duidelijk zouden laten blijken."
Betreffende de mededeling van deze privileges werden dan door enkele
kenners van het kerkelijk recht drie bezwaren geopperd. Er werd
namelijk gezegd: 1° dat ze aanleiding kon geven tot betwistingen; 2° dat
ze de vrede en goede verstandhouding met de Ordinarii kon verstoren; 3°
dat men aan zekere instituten privileges zou kunnen verlenen, die voor
hen niet geschikt waren. Don Bosco antwoordde op ieder bezwaar aldus:
" 1° Wat het eerste bezwaar betreft. Moesten deze verleningen van
privileges nieuw zijn, dan zouden ze een reden van betwistingen kun-
nen zijn. Maar de privileges die meegedeeld worden van de ene naar de
andere bestaan meer dan driehonderd jaar. Ze werden voortdurend bestu-
deerd, geïnterpreteerd en toegepast op een eenvormige manier en in de
geest van de Heilige Stoel. Ze schijnen veeleer een band van eenheid,
e e n v o r m i g he i d t e z i j n e n a ld u s iedere reden voor betwistingen uit te slui-
ten.
" 2° Wat het tweede bezwaar aangaat. Ze schijnen evenmin de vrede
met de Ordinarii te verstoren vermits, praktisch gesproken, de bis-
schoppen en de pastoors de privileges al kennen van de instellingen die
door de Kerk werden goedgekeurd en in onze landen zou het verwondering
baren dat een instituut meer of minder gunsten zou genieten dan de an-
dere instituten. Integendeel, vermits het toestaan van privileges een
akte is die grotelijks het Oppergezag van de Paus eert en zijn welwil-
lendheid ten overstaan van een instelling openbaar maakt, zou men gaan
veronderstellen dat een Congregatie niet definitief werd goedgekeurd,
zolang het door de Heilige Stoel niet begiftigd werd met dezelfde privileges
die de anderen reeds genieten.
(1) Hier ziet men duidelijk de betekenis van de woorden van het tweede smeekschrift aan de
Paus, waar gezegd wordt dat het nu voorzichtig is multa facere, sed non patefacere.

15.2 Page 142

▲back to top


- XI/139 -
"Een geleerd en eerbiedwaardig Ordinarius kon er tot heden toe niet
toe gebracht worden te geloven dat onze Congregatie definitief goedge-
keurd werd, omdat het hem niet bleek dat ze genoot van de privileges van
de Camillianen, van de Lazaristen, van de Oblaten van Maria.
" 3° Het derde bezwaar. Men schijnt niet te kunnen zeggen dat met
een dergelijke mededeling aan nieuwe instituten inopportune gunsten wer-
den verleend, vermits bij dergelijke verleningen steeds de volgende
clausule geldig is: Dummodo Institutis eorum conveniant ac regulari obser-
vantiae non sint contraria. Men kan er nog aan toe voegen dat, vermits
deze gunsten uitsluitend door de Heilige Stoel kunnen toegestaan worden,
deze ook ze vrijelijk kan wijzigen en ook herroepen telkens het zou blij-
ken een groter goed te zijn voor hen aan wie ze verleend werden.
Voor de absolute wijdingsbrieven is de motivering veel bondiger
samengevat. Hij beperkt er zich toe naar het feit te verwijzen "dat er
verschillende bisdommen zijn waarin huizen van de Salesiaanse Congrega-
ties bestaan. De Tehuizen, de Colleges voor de Missies van de Republiek van
Argentinië en andere(sic) Missies die men denkt te openen in Australië en
te Hong-Kong in China vergen dikwijls dat sommige jonge geestelijken drin-
gend in extra tempus tot de Heilige Wijdingen zouden worden toegelaten."
Daarbij komt nog de dringende noodzaak "de ernstige hinderpaal uit de
weg te ruimen van een Ordinarius in wiens bisdom verscheidene colleges
en Tehuizen van de Congregatie bestaan en die sinds drie jaar weigert de wij-
dingen aan de jonge geestelijken van de Salesianen toe te staan."
Don Bosco eindigt met een verzoek en met een verklaring. "Al wat
ik tot heden toe heb uiteengezet over de mededeling van de privileges en
over de bevoegdheid van het geven van wijdingsbrieven, heb ik gedaan om
de redenen te geven voor het nederige smeekschrift met eerbied aan hunne
Eminenties de Kardinalen aangeboden maar ik laat al deze redenen ach-
terwege en ik wou enkel hunne Eminenties verzoeken zich uitsluitend te
bezinnen op dat wat ze in hun grote omzichtigheid en verlichte wijsheid
zullen oordelen bij te dragen tot de meerdere glorie van God en tot
voordeel van een Congregatie die van zichzelf mag zeggen dat ze nog in de
wieg ligt en die stoffelijke en zedelijke hulp, raad en leiding best kan
gebruiken. "Daarom verklaar ik vooraf dat ik mij zal tevreden stellen met
hun besluit en dat alle Salesianen zich zullen inspannen om aan hen hun
dankbaarheid te betuigen, door iedere dag de zegeningen van de hemel
over hunne Eminenties af te smeken, omdat God ze lang zou willen bewaren
voor de glorie van de Kerk en voor het heil van de Salesiaanse Socië-
teit, die hen steeds zal beschouwen als haar goedwillige vaders en hoge wel-
oeners."
Alvorens te Rome weg te gaan, begaf Don Bosco zich voor een bezoek
bij de Kardinalen van de Commissie, die hem allen gunstig gestemd tegen-
over de Salesiaanse Congregatie toeschenen. Van elk van hen had hij het
geruststellend woord gehoord dat, vermits de Heilige Vader het wenste,
er geen hindernissen zouden zijn. Inderdaad, alleen reeds door het aan-
vaarden van de smeekschriften had de Paus zijn wil te kennen gegeven
da t hi j ge ne i g d w a s d e gunst toe te staan.
Te Rome liet Don Bosco als zijn zaakwaarnemer achter advocaat Don
Carlo Menghini, die reeds gekende compilator bij de Congregatie van de
bisschoppen en reguliere geestelijken. Deze werd tevens bijgestaan door
die beste Mgr. Fratejacci, die een hoge achting genoot en in nuttige zin
zijn invloed kon uitoefenen op het hart van een of andere Kardinaal van de Com-
missie.

15.3 Page 143

▲back to top


- XI/140 -
Hij was nog maar enkele dagen teruggekeerd te Turijn, wanneer hij
vanwege de Commissie van de Kardinalen een nota ontving, waarin bij wij-
ze van opheldering hem twee vragen werden gesteld: 1° had het Vrome Ge-
nootschap sinds de definitieve goedkeuring van zijn constituties op 3
april 1874 enige vooruitgang geboekt; 2° op welke moeilijkheden was men
gestoten bij het aanvragen telkens in het bijzonder, dus in de mate dat
het nodig was en niet globaal, van de aangevraagde privileges. Don Bosco
gaf hierop antwoord op 12 april met twee bondige verklaringen. In de eer-
ste somde hij de vooruitgang op geboekt tussen 3 april 1874 en 3 april
1875. In de tweede gaf hij een uiteenzetting van de moeilijkheden welke
hij gehad had, wanneer hij gebeurlijk om afzonderlijke privileges verzocht had.
"
Eerste opheldering
"
"
Er mag gezegd worden dat dit jaar verliep in het verstevigen van
" het onderhouden van de constituties, vooral in het in de praktijk
" omzetten van de wijzigingen ingevoerd bij hun definitieve goedkeuring.
" Het noviciaat werd letterlijk geleid en aangepast aan alles wat
" door de verdienstelijke Eminenties de Kardinalen van deze gezaghebbende
" Congregatie voorgeschreven of aangeraden werd. Het aantal kloos-
" terlingen steeg merkelijk. Alleen reeds het aantal van de novicen
" klom over de honderd en er rees goede hoop van welslagen. De ver-
" schillende reeds bestaande huizen verhoogden zeer de aanvankelijke
" oogst en daarom moest het personeel dat er reeds gevestigd was,
" ook worden uitgebreid. De nieuwe werken aan de Salesianen toever-
" trouwd, buiten d iegene reeds opgesomd in het verslag van verleden jaar
" zijn de volgende:
"
1° Het beheer van de openbare scholen van Mornese, dat in
" het bisdom Acqui ligt.
"
2° Het beheer van de openbare scholen van Borgo S. Martino in
" de nabijheid van Casale Monferrato.
"
3° Het nieuwe huis van de Dochters van Maria, Hulp der Chris-
" tenen, die, in overeenstemming met de Ordinarius van het Bisdom
" de zorg op zich namen voor het linnengoed en de klederen van het
" kleinseminarie opgericht in het voornoemde Borgo di S. Martino.
"
4° Een Tehuis met openbare kerk te Buenos Aires in de Argen-
" tijnse Republiek in Amerika.
"
5° Een college met openbare kerk voor de Missies te S. Nicolas, een
" zeer volkrijke stad, niet ver gelegen van de heidense volksstam-
" men die nog bestaan in het Zuiden van deze uitgestrekte gebieden.
" Twintig leden van de Salesiaanse Congregatie zijn zich aan het
" voorbereiden door het bestuderen van de talen en de zeden van deze
" streken om zich er naartoe te begeven in de eerstvolgende maand oktober.
"
6° De opbouw van een kerk, toegewijd aan de H. Jan de Evange-
" list, van een Tehuis voor arme kinderen, van lokalen voor openbare
" scholen en van een ontspanningstuin voor de feestdagen. De kerk bevindt
" zich te Turijn in de nabijheid van de tempel van de protestanten in
" een agglomeratie van meer dan dertigduizend inwoners, voor wie er
" nog geen enkele kerk voor de katholieke eredienst was.
"
In alle huizen van de Congregatie is het aantal leerlingen
" en opgenomenen aan het stijgen en overal wordt gewerkt aan het opbouwen

15.4 Page 144

▲back to top


- XI/141 -
" of vergroten van lokalen om steeds meer jongens te aanvaarden die ieder
" ogenblik vragen opgenomen te worden.
"
Met de pastoors en met de bisschoppen bevinden wij ons in de beste
" betrekkingen, zodat wij hen allen onze beschermers kunnen noemen. Ze zijn
" ons goedgezind in alles wat met hun gezag verenigbaar is. We moe-
" ten enkel uitzondering maken voor een Ordinarius met wie men nochtans
" hoopt opnieuw in goede verstandhouding te kunnen leven, zodra hij er toe
" besluiten zal de redenen bekend te maken waarom hij zich tegen ons keert.
" Sommigen hebben ook gevraagd of er dikwijls Salesianen de Congregatie
" vaarwel zeggen en onrust verwekken in hun bisdom. Ik kan hierop
" antwoorden dat tot heden toe zeer weinigen weggegaan zijn gedurende
" hun proeftijd, maar dat er niet één Salesiaan was die nadat hij
" definitief bij ons aangesloten was, daarna zou vertrokken zijn.
" Aldus kan er van geen enkele worden gezegd dat hij stoornis in een
" bisdom zou verwekt hebben.
"
Het is soms wel gebeurd dat jongens, díe geen leden waren van
" onze Congregatie, maar die eenvoudig in onze huizen opgenomen en
" onderricht waren, niet hebben beantwoord aan de verwachtingen van hen die
" gemeend hebben hen te kunnen inschrijven bij hun clerus. Wij kun
" nen echter niet verantwoordelijk worden gesteld noch voor de roe-
" ping noch voor het welslagen van de leerlingen, wanneer ze, na uit
" onze Tehuizen of colleges te zijn weggegaan, terugkeren in hun fa-
" milies of naar een ander college of naar het bisschoppelijk Seminarie
" gaan.
"
Voor het overige verwijs ik naar wat verleden jaar uiteen-
" gezet werd in onze stelling voor het bekomen van de definitieve goedkeu-
" ring van de Constituties.
Tweede Opheldering
" Toen verleden jaar Zijne Heiligheid zich gewaardigde onze Constitu-
" ties goed te keuren, werd aangeraden niet de mededeling, maar tel-
" kens afzonderlijk de privileges, bevoegdheden en geestelijke gunsten aan
" te vragen die noodzakelijk zijn opdat een kerkelijke congregatie
" haar eigen autonomie zou kunnen behouden en haar doel, het bevorde-
" ren van de meerdere glorie van God, te bereiken. In de praktijk ben
" ik op vele moeilijkheden gestoten.
"
1) Omdat men niet vooraf weet wat er kan voorvallen, moet men af-
" wachten dat er zich een geval van noodzaak voordoet en dus enig
" ongemak ervaren alvorens het te kennen. Wanneer men het kent moet
" men zich tot de overste wenden die dan een smeekschrift moet op-
" stellen om de opportune bevoegdheid te verkrijgen. Wanneer dit kan
" gedaan worden in een bepaald huis dan wordt dit uiterst moeilijk in
" een Congregatie die reeds achttien huizen telt of kerken geopend
" heeft in verscheidene bisdommen.
"
2) omdat men de Congregaties niet kent tot wie men de aanvragen
" moet richten, gaat er meestal veel tijd verloren alvorens men het
" verlangde antwoord ontvangt.
"
Verleden jaar deed ik enkele aanvragen voor zaken die mij
" noodzakelijk schenen te zijn, maar na een briefwisseling die een
" heel jaar in beslag nam, moest ik mij naar Rome begeven om mij te laten
" bijstaan door een persoon die ervaring bezat in de verschillende
" diensten tot wie men zich moet wenden.

15.5 Page 145

▲back to top


- XI/142 -
"
3) Men bekomt moeilijk wat men vraagt. Ik heb aan de Heilige
" Congregatie van de Penitentiarii gevraagd mij de bevoegdheden te
" willen verlenen, waarvan doorgaans alle kerkelijke congregaties
" genieten en men heeft goed geoordeeld ze mij allen te weigeren.
" Door andere congregaties werden enkele nuttige bevoegdheden ver-
" leend maar er werden andere geweigerd die nochtans werkelijk nodig
" schijnen zoals de bevoegdheid verboden boeken bij zich te houden en
" te lezen, de pauselijke zegen te geven aan de leden van de Congre-
" gatie in het uur van de dood. Bij andere congregaties werden de
" aanvragen aldus gewijzigd dat de verleende gunst haar doel niet
" meer bereikte. Zo bijvoorbeeld werd de bevoegdheid gevraagd de H.
" Mis te mogen celebreren één uur voor zonsopgang en één uur na de
" middag. Dit werd toegestaan maar enkel wanneer er Missies zijn,
" terwijl de behoefte hieraan zich toch iedere dag kan voordoen.
"
Naast de voornoemde moeilijkheden is er ook deze van de
" uitgaven die men zich getroosten moet voor de posterijuitgaven,
" voor de belastingen in de diensten en agentschappen. Bijvoorbeeld,
" een enkele Breve kostte meer dan duizend frank. Het is echter waar
" dat de grote naastenliefde van zijne Eminentie de Kardinaal Pre-
" fect van deze Heilige Congregatie, die ons reeds vele weldaden
" bewezen heeft, dit bedrag tot op slechts 120 frank verminderd
" heeft. Dit is weliswaar een geringe som maar die toch zwaar weegt
" voor wie feitelijk ontbloot is van stoffelijke hulpmiddelen, zich
" recht houdt steunende enkel op de Voorzienigheid van i edere dag en
" zorg moet dragen voor meer dan zevenduizend kinderen, vierhonderd
" leden, achttien kerken voor de goddelijke eredienst open moet hou-
" den en voorzien in alles wat hiervoor nodig is.
"
Dit gesteld zijnde hernieuw ik de nederige bede tot mede-
" deling van de gunsten en privileges, waarvan de andere kerkelijke
" congregaties genieten. Hierdoor kunnen wij dan voorzien in alles
" wat nodig is in de verschillende huizen en kerken reeds geopend en
" die we zodra mogelijk nog zullen moeten openen.
"
Turijn, 12 april 1875.
"
Gio. Bosco, priester.
De zaken dreigden dus reeds op de lange baan te worden geschoven en ze
werden inderdaad op de lange baan geschoven veel meer dan Don Bosco zich
had kunnen voorstellen. In werkelijkheid was nu de ene dan weer de ande-
re Kardinaal afwezig. Aldus was Kardinaal Bizzari te Rome bijna de
hele maand mei en een gedeelte van de maand juni afwezig. Kardinaal Luc-
ca was ongeveer drie weken in de maand juli afwezig. Soms behandelden
ze geen enkele van de zaken van de Congregaties waarvan ze leden wa-
ren. Dan kwam men in het hartje van de zomer, gedurende welke periode,
zoals advocaat Menghini schreef: "het feit van zekere buitengewone
vragen te moeten stemmen de eminente rechters al misselijk maakt."
A l d u s v e r li e p d e e n e w e e k n a d e a n d e r e en kwam men tot ver in september.
En nochtans was het voor Don Bosco dringend elf leden die hun
eeuwige geloften afgelegd hadden aan te bieden voor de heilige wijdin-
gen. Het zou dwaas geweest zijn te hopen dat men ze te Turijn zou wij-
den. Daarom richtte hij zich op 16 juli "tot de onuitputtelijke naasten-
liefde en goedertierenheid" van de Heilige Vader, met het verzoek dat hij zich

15.6 Page 146

▲back to top


- XI/143 -
zou willen gewaardigen voor deze leden van de Salesiaanse Congregatie de
bevoegdheid te verlenen" de lagere en hogere wijdingen a quocumque ca-
tholico Epíscopo extra tempus te ontvangen."
Voor vier vroeg hij ook bovendien dispensatie wat de leeftijd betrof.(1)
Ter ondersteuning van zijn nederige aanvraag bood hij aan de aan-
dacht van de Paus drie redenen aan: "Door deze opmerkelijke vergunning
bewijst Uwe Heiligheid aan de Salesiaanse Congregatie een opmerkelijke
weldaad. Volgende herfst moeten wij een college en een missie openen in
de Argentijnse Republiek en daarom is het nodig dat men daarheen een
zeer aanzienlijk aantal geprofesten zou zenden waarvan het merendeel
priesters moeten zijn. We zouden ook een groter aantal priesters moeten
hebben om weg te zenden en het heilig ministerie uit te oefenen zowel
in de openbare als in de private kerken, volgens de verscheidene aan-
vragen welke wij ontvingen. U zou thans een machtige hulp verlenen aan
de Salesiaanse Congregatie, die op ieder ogenblik de Oogst ziet aan-
groeien en daarom grotere nood heeft aan werkers voor het Evangelie."
De Paus verzond de zaak aan de Heilige Congregatie van de bis-
schoppen en reguliere geestelijken, waarvan de secretaris bij brief
van 2 augustus aan Don Bosco aankondigde dat de Heilige Vader "gedeelte-
lijk" de gevraagde gunst had toegestaan. Hij moest daarom aan de expedi-
tionarius Sigismondi opdracht geven het rescript af te halen. Uit zijn
inhoud zou hij dan "het inzicht en de voorwaarden van de gunsten" verne-
men. Don Bosco; die hiervoor zeer dankbaar was, haastte zich zijne Ex-
cellentie te bedanken:(1) "Ik heb uw brief ontvangen en dank u van
ganser harte voor de goedheid waarmee u mij behandelt. Wij zullen er
een levendige dankbaarheid van bewaren. Ik zal mij inspannen de voor-
waarden te volbrengen die aan de verleende gunst gesteld zijn. Ik ver-
lang alleen dat men mij niet onder het toezicht van onze Aartsbisschop zou
stellen."
Maar de lezing van het rescript bezorgde hem een uiterst bittere
verrassing want zijn bede was maar voor het allerkleinste deel verhoord
geworden. Er werd inderdaad in beschikt dat hij, gebruik makende van
zijn bevoegdheid die hem reeds voor een termijn van tien jaar toegekend
was aan de zijnen wijdingsbrieven ter hand te stellen, voor eenmaal aan
hun respectievelijke bisschoppen van oorsprong slechts vijf van de
elf aanvragers mocht voorstellen. Dit volstond nog niet; in het indult
was geen sprake van extra tempora. Zelfs dat was niet voldoende; een
tweede brief van Mgr. Vitelleschi, die op de eerste volgde, verwittigde
dat men het er niet eens mee was dispensatie wegens de leeftijd te verle-
nen.(3)
(1) Het waren volgende leden van de Congregatie die er allen goed gekend waren : 1. Stefano
Albano van Verolengo (Ivrea); 2. Erminio Borio van Canelli (Acqui); Agostino Mazzarello
van Mornese (Acqui); 4. Valentino Cassinis van Varengo (Casale); 5. Carlo Farina van
Valle Lomellina ( Vigevano); 6, Antonio Riccardi van Porto Maurizio (Ventimiglia); 7.
Giuseppe Campi van Mornese (Acqui); 8. Giuseppe Beauvoir van Turijn; 9. Giuseppe Leve-
ratto van Genua; 10. Luigi Pesce van Fontanile ( Acqui); 11. Giuseppe Villanis van Turijn.
Deden een aanvraag om dispensatie te bekomen wegens hun leeftijd: Stefano Albano voor 16
maanden; Erminio Borio voor 18 maanden; Antonio Riccardi voor 16 maanden; Carlo Farina voor 12
maanden.
(2) brief van 10 augustus 1875.
(3) brief van 10 augustus 1875.

15.7 Page 147

▲back to top


- XI/144 -
Don Bosco zat in nesten. Hij dacht eraan te verhelpen door aan Mgr. Vitel-
leschi het rescript terug te zenden met het vaste vertrouwen dat men er zou
willen op terugkomen om het te hervormen. Tevergeefs. De secretaris van de Con-
gregatie antwoordde dat hij dit indult niet zonder veel moeite had kunnen be-
komen. Hij zond het hem dan ook terug zoals het was. Misschien had Don Bosco er
de draagwijdte niet van begrepen. Daarna ging hij verder:(1) "Liever dan u deze
bevoegdheid te verlenen, wou de H. Vader dat u zou schrijven aan de Aartsbisschop
van Turijn, opdat hij de wijdingsbrieven van u zou aanvaarden. Ik veroorloofde
mij hem op te merken dat we daarmee een gat in de lucht zouden slaan. Dan stem-
de Zijne Heiligheid erin toe dat slechts aan vijf van de uwen door u voorgesteld,
en die door u mochten uitgekozen worden, zou toegestaan worden dat u ze zou laten
wijden door hun respectievelijke bisschoppen van herkomst. Er werd daarbij
rekening gehouden met uw uiteenzetting dat allen, behalve twee, van andere
bisdommen dan dat van Turijn waren. Indien ik het extra tempora niet bekomen
heb, dan is dit omdat ik het in mijn beden niet gevraagd heb.(2) Indien u de
dispensatie wegens de leeftijd niet verkregen heeft dan is dit omdat de
Heilige Vader niet aan elf maar enkel aan vijf de gunsten verleend heeft en
het mogelijk was dat u, tussen de elf, vijf zou kiezen die dit niet nodig had-
den. U zult dus het rescript behouden dat ik u toezend, anders kunt u er geen
gebruik van maken. Indien U mij zou zeggen dat u tussen de vijf die moeten
gewijd worden ook zou uitkiezen die het nodig hebben een aanvraag te doen om
dispensatie wegens hun leeftijd te bekomen, verwittig er mij dan van, dan kan ik
u deze laten geworden samen met de andere over de extra tempora... Voor de
anderen kan u de wijdingsbrieven aan de aartsbisschop van Turijn geven."
Juist in die dagen waren bij de Heilige Vader de klachten toegekomen vanwege de
Ordinarius van Turijn en Ivrea tegen het Werk van Maria, Hulp der Christenen. Zo-
als uit het vervolg van dit hoofdstuk duidelijk zal blijken, vreesde men het
geschil te verergeren en het bisschoppelijk gezag in het gedrang te brengen.
Wat kon Don Bosco doen? Geduld te hebben en zich tevreden te houden met dat
weinige. En zo deed hij. Hij haastte zich dan ook twee smeekschriften op te stu-
ren, waarin hij voor drie personen (3) de apostolische dispensatie vroeg we-
gens het niet voorhanden zijn van de canonieke leeftijd en voor de vijf die
hij uitgekozen had (4) het apostolische indult van extra tempora. Zowel voor de
ene als voor de andere gunst Sanctitas Sua benigne annuit op 27 augustus.
Dezelfde maand werd door de leden van de commissie van kardinalen een voor-
bereidende vergadering gehouden, waarin lezing gegeven werd van het relaas in de
vorm van een smeekschrift door Don Bosco aangeboden. Het verhaal van de vergun-
ning van de privileges per communicationem die er glashelder in geschetst
werd, verwekte een gevoel van verwondering. De lezing hiervan werd gegeven door
(1) Brief van 15 augustus 1875.
(2) Hij zou er de aanvraag moeten van doen hebben bij speciale instantie. (brief van
Mgr. Vitelleschi van 10 augustus 1875).
(3) Riccardi, Borio en Farina.
(4) Naast de vorigen Cassinis en Leveratto.

15.8 Page 148

▲back to top


- XI/145 -
Mgr. Bianchi, niet zo gunstig gezind ten opzichte van de Salesianen maar ander-
zijds, een rechtvaardig man, vreemd aan alle partijdige vooringenomenheid. De
Kardinalen, overtuigd dat het geschrift het werk was van advocaat Menghini,
onderbraken nu en dan de lezing met tekens en woorden van een levendige goed-
keuring. Mgr. Bianchi zette onverstoord zijn lezing verder. Toen hij de lezing
beëindigd had en hoorde hoe een koor van loftuitingen opsteeg, vroeg hij:
- Vinden uwe Eminenties dat dit een mooi stuk werk is?
Prachtig! werd er geantwoord.
En wie denkt U dat de schrijver ervan is?
Advocaat Menghini. Men merkt toch dadelijk zijn vernuft.
- Welnu het is Don Bosco die dit werk gemaakt heeft!
Ze bleven als versteend staan tegenover een dergelijke kennis van het canoniek
recht. Ze dachten dat het werk was voorbereid door Menghini en geschreven door
Bianchi. Toen deze laatste verzekerde dat dit niet het geval was, verstomden ze
ietwat verlegen wegens hun lang aangehouden loftuitingen. Het speet hen ze te
hebben gedaan alsof daardoor iemand tegenover de zaak een gunstige vooringenomen-
heid zou hebben gehad.
Voor de bespreking, die nooit kwam, moest Mgr. Vitelleschi de verslaggever
zijn. Van bij de aanvang had hij aan de compilator Menghini de taak toevertrouwd
de consultatie samen te stellen. Met deze benaming pleegt men aan te duiden het
onderzoek van kwesties, waarover de Romeinse Congregaties geroepen zijn hun raad-
gevende stem uit te brengen. Ze worden opgesteld door bijzonder hiervoor aange-
stelde ambtenaren volgens de onderrichtingen welke zij hiervoor ontvangen van-
wege de prefecten of de secretarissen, en, na gedrukt te zijn, worden ze aan de
gegadigden uitgedeeld. De moedige advocaat verrichte zijn werk niet als eenvoudi-
ge van ambtswege aangeduide opsteller, maar, omdat hij de zaak van Don Bosco
met een heuse geestdrift aanhing (voor Don Bosco voelde hij een genegen vere-
ring) bestudeerde hij het grondig, verzamelde een grote hoeveelheid materiaal
en stelde het met de grootste zorg op. Dit beviel zeer aan Don Bosco.(1) We zul-
len er hier een vlugge blik op werpen, opdat uit wat we reeds gezegd hebben en
uit wat we nog gaan zeggen, zij die dit lezen een juist en duidelijk gedacht van
gans de grote kwestie zouden vormen.
De consultatie begon met zeer opportuun in het licht stellen van de feiten:
"Het is werkelijk wonderbaar hoe de Heilige Stoel, verontrust door een betreu-
renswaardig orkaan, terwijl hij enerzijds de afschaffing ondergaat van eerbied-
waardige kloosterorden, zich anderzijds met een onoverwinnelijke moed bezig houdt
met de oprichting van vrome genootschappen en congregaties, welke, als een hulp-
militie, voorzien in een weldadige werking, daar waar de eersten niet kunnen
komen." Volgt dan een geschiedkundige verwijzing naar het Vrome Genootschap van
de Salesianen, waarbij met meesterschap de moeilijkheden opgeworpen door de
Ordinarius van Turijn, vooral voor de erkenning van de canonieke vrijstelling
en voor de toelating tot de heilige wijdingen, in het licht worden gesteld. Na
zich aldus de weg te hebben gebaand komt de verslaggever tot het punt, waarover
(1) Brief van Menghini aan Don Bosco, 8 september 1875.

15.9 Page 149

▲back to top


- XI/146 -
de consultatie zal verlopen, en geeft er in volgende bewoordingen een
beschrijving van: "De stichter, met het oog op botsingen van dien aard,
evenals opdat zijn instituut zou kunnen genieten van de privileges die
reeds verleend werden aan vele Congregaties, tegenover welke het zeker
niet minder in aanmerking komt wegens wonderbare daden volbracht ten
gunste van de godsdienst en van de burgerlijke maatschappij in de loop
van vierendertig jaren, heeft in het begin van dit jaar twee smeek-
schriften neergelegd": Het zijn de smeekschriften overhandigd aan de
Paus om de absolute wijdingsbrieven te bekomen alsmede de mededeling van
de privileges. Na hun inhoud te hebben uiteengezet houdt de consultatie
zich bezig met de kern van de zaak.
De navorsing wordt voortgezet met kennis van zaken en grote duide-
lijkheid. In het eerste deel dat handelt over de wijdingsbrieven, na de
theorieën te hebben laten voorafgaan, die de geschiedenis van dit privi-
lege omlijnen, wordt de vraag gesteld "of het past toe te stemmen in de
bijzondere vraag gesteld door de priester Don Bosco, stichter van een
verdienstelijk instituut." Het zou de schijn kunnen hebben dat deze
vraag niet zo gemakkelijk zal worden ingewilligd en wel om drie rede-
nen: 1) omdat dit een gunst is die zelden wordt toegekend; 2) omdat de
reguliere orden, zoals de verslaggever aangetoond heeft deze niet bezit-
ten, hoewel deze orden ook eeuwenoude en eerzame tradities hebben en het
daarom misschien voorbarig zou zijn ze toe te kennen aan een Congrega-
tie van jonge datum, reeds in het bezit, hoewel slechts voor een periode
van tien jaar, van een rescript over wijdingsbrieven ad Episcopum Dioce-
sanum:(3) omdat de praktijk van de Heilige Congregatie zich eerder
streng toont in het toestaan hiervan. Daartegen echter kan men stellen:
"Niettegenstaande dit alles zou de zeldzaamheid van deze privileges een
stevige grondslag kunnen vinden in de buitengewone ontwikkeling en won-
derbare groei die de Salesiaanse Sociëteit, ontstaan in deze rampspoedige
tijden, heeft verworven en iedere dag nog verwerft ten gunste van de
godsdienst en van de mensheid... Het begiftigen van speciale verdiensten
en voorname handelingen met buitengewone privileges en gunsten hoort toe
aan de Opperherder krachtens zijn soevereine en koninklijke rechten." En
de consultatie gaat er mee voort aan te tonen dat op deze manier herhaal-
delijk gehandeld werd ook in andere tijden. Ja zelfs (en hier vooral
moeten we de handigheid van de opsteller toejuichen) haalt hij Tomas-
sini aan, die "het verlenen van bepaalde bijzondere vrijstellingen laat
voortkomen van strenge eisen, grillen en ergere zaken... die er de stu-
wende oorzaak van waren." Daarna gaat hij verder: "Daarom schijnt het
dat men de reden aangevoerd door de priester Bosco over de buitenmatige
gestrengheid van de aartsbisschop van Turijn bij het tot priester wijden
van de Salesianen niet mag veronachtzamen."
In het tweede deel over de mededeling van de privileges verwijst hij
eerst naar de dubbele vorm van de vergunning, een absoluta, plena et
perfecta, en een andere imperfecta et relativa en maakt hij de opmerking: "Om
iedere interpretatie te vermijden die in dubio de jurisdictie ordinaria
van de bisschop van het diocees zou doen herleven, vraagt Don Bosco vu-
rig de mededeling in het algemeen van de privileges reeds aan andere
Congregaties verleend en nominatamente aan de congregatie van de Redemp-
toristen." Daarna haalt hij nog enkele recente voorbeelden aan van der-
gelijke mededelingen en gaat verder: "Bezield door deze voorbeelden uit
een recent tijdperk brengt Don Bosco in zijn persoonlijke memorandums
verscheidene overwegingen naar voor." Bij het verwijzen naar de vier beweegre-

15.10 Page 150

▲back to top


- XI/147 -
denen wie wij reeds goed kennen, zegt de opsteller met veel welspre-
kendheid: "Wanneer een klein bootje slechts een paar roeispanen nodig
heeft dan kan hetzelfde niet gezegd worden van een groot schip dat een
talrijke bemanning, een grote stuwkracht en andere stevige hulpmiddelen
nodig heeft om vlugger zijn weg te vervolgen. En dit zouden nu juist de
privileges zijn voor een definitief goedgekeurd genootschap."
Maar na het ‘voor’ kwam het ‘tegen’. Drie hinderpalen schenen zich
te verzetten tegen de gevraagde vergunning: 1) sinds geruime tijd was
de mededeling van privileges niet meer gebeurd. Wanneer dus aan de Hei-
lige Vader een raadgevende stem moest gevraagd worden over een dergelij-
ke aangelegenheid, dan scheen het toe dat deze moest overeenstemmen met
de praktijk, vermits het over disciplinaire zaken ging; 2) Tussen de
regels van de apostolische kanselarij, goedgekeurd door Pius VI, waren er
twee waaruit men kon opmaken dat men bedoeld had dat dergelijke privile-
ges moesten verleend worden specifice et nominatim en dit nog veel meer
voor congregaties met eenvoudige geloften, die niet het voorrecht bezaten
tot de reguliere orden te behoren. Ze hebben zoveel als hun beperkend
wordt toegekend. Alleen de reguliere geestelijken genieten van een rui-
mere vrijstelling van de bisschoppelijke jurisdictie, hoewel ook zij,
krachtens de constitutie Inscrutabili van Gregorius XV, voor zeven arti-
kels onderworpen zijn aan de gewone of afgevaardigde jurisdictie van de
bisschoppen. 3) Er waren overtalrijke privileges verleend aan de Orden
en achtereenvolgens aan de Congregaties en gans die veelheid van pri-
vileges werd in haar geheel omvat in de "mededeling". Nu scheen het
gezond verstand te suggereren dat er altijd twijfels zouden kunnen op-
rijzen of dit of dat indult of deze of gene gunst zou passen voor het
instituut van Don Bosco. Het was wel plechtig geprezen en goedgekeurd
geweest, maar het had dan toch de aard van een genootschap sui generis
en wanneer er twijfels opdoemden dan zou de gewone jurisdictie van de
bisschop de bovenhand halen. Het zou dus voorzichtiger zijn zich tegen
toekomstige betwistingen te beveiligen en het kwaad te voorkomen voor zijn
ontstaan.
De verslaggever die zich opmaakte dit te beantwoorden liet de
algemene beginselen links liggen en oordeelde dat het beter was te
onderzoeken of in dit geval de redenen samenliepen om de Paus gunstig te
stemmen tegenover de petitie aan het oordeel van de bijzondere commissie
van de kardinalen onderworpen. Hij was de opperste en onafhankelijke ver-
lener van deze gunsten en privileges. Het hing dus af van hunne Eminen-
ties te oordelen of het gepast was deze vergunning toe te staan rekening
houdende met de omstandigheden, de plaatsen, de tijden en de personen,
terwijl men vooral moest letten op de stichting die van jonge datum was,
hoewel om het even welk instituut in een kort tijdperk van zijn cano-
n i ek bes ta an vee l k an bewerkt hebben dat andere instituten op vele jaren tijd
niet hebben volbracht.
En hier kwamen de twee ophelderingen van april op de proppen. De
consultatie maakte er gebruik van in het belang van de aanvrager. We
zullen ze niet herhalen maar vermits de verslaggever wat de vorderingen
van het vrome genootschap betreft in het bezit was van nieuwe elementen,
die er de geleidelijke ontwikkeling van aantoonden en hij ze erbij voeg-
de, zullen wij ze aan onze lezers niet onthouden.

16 Pages 151-160

▲back to top


16.1 Page 151

▲back to top


- XI/148 -
"
1° Vele Salesianen deden zich opmerken door letterkundige
" en geschiedkundige werken en eveneens door tekstboeken die in openbare in-
" stellingen gebruikt worden. Tussen de historische werken worden
" zeer geloofd deze van jonge datum: De Evangelist van Wittenberg
" en de protestantse hervorming in Duitsland van de hand van de
" priester G.B. Lemoyne, directeur van het College van Lanzo evenals
" het Leven van Christoffel Columbus (van dezelfde).(1) Omstreeks
" twintig leden zijn gestorven in roem van buitengewone deugd en
" voor elk van hen werd een afzonderlijke levensbeschrijving opgesteld.
"
2° Ten bate van de godsdienst werden vele muziekwerken getoonzet,
" gecalqueerd of gedrukt om de studie van het orgel en van het Gre-
" goriaans te vergemakkelijken.
"
3° Er bestaat in het genootschap een boekbinderij en een drukkerij
" waar voortdurend vier machines met stoommotor werken en honderd-
" dertig personen werk vinden. Hierdoor was de verrassende afzet mo-
" gelijk van de Letture Cattoliche, die sinds 23 jaar gepubliceerd
" worden. Ze werden gezegend door de Paus, die zich gewaardigde ze
" aan te bevelen door een omzendbrief met dit doel geschreven door
" zijn Eminentie Kardinaal Vicario. Men hoeft er zich dan ook niet
" over te verwonderen dat alleen reeds van het boek betiteld Il
" Giovane Provveduto op enkele jaren tijd niet minder dan een miljoen
" exemplaren werden verspreid.
" Er wordt melding gemaakt van verschillende werken die in opbouw zijn:
" a) een merkelijke uitbreiding van het huis te Alassio, waardoor
" het aantal leerlingen van 200 op 400 kan gebracht worden. b) te S.
" Pier d'Arena is men bezig aan de vergroting van de woning zodat het huidig
" aantal opgenomenen kan verdriedubbeld worden; c) in oktober aan-
" staande zullen drie huizen geopend worden voor de kloosterlingen
" van de Dochters van Maria, Hulp der Christenen te Alassio, Lanzo
" en te Valdocco waar sinds dertig jaar een ontuchthuis bestond. Mits
" grote uitgaven werd dit onlangs aangekocht om er de Dochters van
" Maria, Hulp der Christenen te vestigen. Zodra mogelijk zullen zij
" zorg dragen voor vele arme meisjes uit die streek, waar geen
" enkel middel bestaat voor hun zedelijke en godsdienstige opvoe-
" ding; d)ten slotte is er het Werk van Maria, Hulp der Christenen,
" waarvan het doel bestaat grotere jongelingen van 16 tot 30 jaar,
" waarvan gekend is dat ze goed zijn, op te nemen om hun studies te
" laten volgen en hen op de weg te zetten naar de priesterlijke
" staat. Het aantal van hen zal het volgend schooljaar meer dan hon-
" derd bereiken.
De geleerde en omzichtige uiteenzetting eindigt aldus: "Deze aan-
wijzingen samen met wat in een vorige raadpleging over de goedkeuring van
de constituties uiteengezet werd, verschaffen de bestanddelen opdat
hunne Eminenties in hun wel bekende rijpheid van oordeel en even grote
voorzichtigheid zich zouden gewaardigen een antwoord te geven op de volgende
TWIJFELS
" I. Of het passend lijkt en op welke manier de wijdingsbrieven ad quem-
cumque Catholicum Episcopum en het extra tempora ten voordele van de Sa-
(1) door de verslaggever bij vergissing aan Don Bonetti toegeschreven.

16.2 Page 152

▲back to top


- XI/149 -
lesiaanse Sociëteit in dit geval kunnen verleend worden
" II. Of, op welke manier en met welke privileges de mededeling ten gunste
van dezelfde Sociëteit dient verleend te worden?"
Het was de vurige wens van Don Bosco dat de aangelegenheid van de
privileges zou beëindigd zijn minstens voor de grote vakantie omdat het
tijdstip van het vertrek van de Missionarissen naar Amerika nabij
kwam.(1) Nochtans was langer duren van dit uitstel niet onnuttig zowel
omdat advocaat Menghini en Mgr. Fratejacci, ook hij "zeer begaan" met
het geval, beter in samenwerking de consultatie konden uitwerken, als
wegens het feit dat Don Bosco de gelegenheid kreeg beter de gesteltenis
van de juryleden te leren kennen dank zij de briefwisseling van zijn
twee ervaren en waakzame vrienden.
De Vicaris, Kardinaal Patrizi, steeds geneigd Don Bosco te begunsti-
gen was voorzitter van deze bijzondere vergadering. Hij toonde zich goed
gezind maar zei ook dat hij zich zou neergelegd hebben bij de stemming
van zijn collega's. Kardinaal De Luca, een man die met beslistheid op-
trad leed zeker niet aan angstvallige gewetensbezwaren zoals een andere
van deze hoge vergade-ring. Men meende dat zijn aanwezigheid zeer
voordelig was voor de zaak van Don Bosco. Kardinaal Martinelli bedankte
in een uiterst hartelijke brief van 9 juli Don Bosco voor het bezoek bij
hem afgelegd door Don Lemoyne en Don Bonetti en voor het vererend ge-
schenk van "enkele van hun werkjes". Aan Don Bosco in het bijzonder zei
hij wat volgt: "Naar aanleiding hiervan herinner ik mij ook de verplich-
ting welke ik reeds sedert geruime tijd tegenover u heb u te bedanken
voor het mooie werkje met als titel Maria, Hulp der Christenen dat u
als blijk van uwe vriendelijkheid mij hebt willen toezenden. Uit de won-
derbare wijze waarop deze kerk is opgerezen mag werkelijk met reden afgeleid
worden dat Maria aedificavit sibi domum."
Deze drie kardinalen waren echter niet de meest invloedrijke. De
meeste invloed werd uitgeoefend door kardinaal Bizzari, op wie op zijn
beurt Mgr. Vitelleschi invloed had. De Prefect van de bisschoppen en
reguliere geestelijken legde in zijn geschriften over kerkelijk recht,
wanneer hij het had over de mededeling van privileges, veel nadruk op in
praesens difficillime conceditur. Hij kon niet zeggen nullimode, vermits
de gunst afhankelijk was van de soevereine wil van de Paus, maar zijn
strekking kwam duidelijk tot uiting. Aan de opsteller Menghini, die hem
wel moest raadplegen, suggereerde hij moeilijkheden die door de brave
advocaat, zoals men in de consultatie kan merken, getemperd werden met
opmerkingen vol ontzag en kiesheid. Hij ging zelfs zover te zeggen "dat
hij de consultatie had opgesteld onder de druk van de Kardinaal Pre-
fect, die ook zou gewild hebben dat hij het niet moest uitvoeren in
geweten en in rechtvaardigheid". Men kan zich gemakkelijk de goede wil
voorstellen van Menghini in deze worsteling met de al te goed gekende
angstvallige gewetensbezwaren van de Kardinaal.
We zullen er ook nog aan toevoegen dat, in augustus, Prefect en se-
cretaris duidelijk te verstaan gaven dat ze de mededeling als geheel
voor onmogelijk hielden. Later neigde de Kardinaal zelf er toe een be-
paald aantal privileges toe te staan, maar allemaal niet, terwijl hij voor de
absolute wijdingsbrieven zich een beslist tegenstander verklaarde.
(1) Brief van D. Bosco aan Mgr. Vitelleschi, 10 aug. 1875.

16.3 Page 153

▲back to top


- XI/150 -
Onder de indruk van een gesprek met Mgr. Vitelleschi stelde advocaat
Menghini dezelfde maand aan Don Bosco voor, echter "als een zoon aan zijn
vader", dat men, in ondergeschikte orde, zou vragen "minstens enkele
voorname punten, bijv. de wijdingsbrieven etiam ad Episcopum originis,
de vrijstelling van het bezoek en andere speciale privileges en geeste-
lijke gunsten" die hij zou willen aanduiden. Hij onderwierp zich echter
in alles aan zijn wijsheid en voorzichtigheid. Het zou ons helpen te
weten wat Don Bosco hierop antwoordde. Bij ontstentenis van andere docu-
menten is het geoorloofd zijn antwoord in wezen terug op te bouwen
volgens het antwoord van Menghini: "Ook ik ben overtuigd dat men moet
komen tot een vaste, stabiele en niet wankelbare staat van zaken, ter-
wijl wij nu als sukkels kleine gunsten afbedelen die nuttiger zijn voor
hen die ze toestaan en aan de vragers weinig baat brengen... Grote ver-
richtingen moeten niet halfweg worden uitgevoerd en het gezegde: Bene-
facta male collata maleficia existima is maar al te waar... Schrijft u
maar en neemt u maar alle maatregelen, als een vooruitziende en ervaren
generaal van een legerkorps. U kunt er zeker van zijn dat het verzet be-
staat."
Van Mgr. Vitteleschi dacht Don Bosco dat hij geen tegenstander was
maar hij wist nog niet dat, wanneer hij aan Menghini opdracht had gegeven
de consultatie op te stellen, de Secretaris van de bisschoppen en regu-
liere geestelijken hem gezegd had: "De vraag van Don Bosco in iets
vreemds; stel maar een eenvoudig briefje op opdat de zaak zou kunnen
starten", dit wil zeggen, stel er een zeer bondig relaas van op genoeg
om de vraag haar loop te laten hebben.
De dag voor de bespreking naderde. Don Bosco, bezorgd over de wending
die de zaak scheen te nemen, volgde de raad op hem gegeven door Menghini:
hij kwam rechtstreeks tussen bij de commissie om zijn eigen zaak aan te
bevelen. Hij schreef dus aan elk van de Kardinalen en aan Mgr. Vitel-
leschi een brief met volgende inhoud:
"
Eminentie,
"
Indien ik het geluk had mij te Rome te bevinden deze dagen,
" dan zou ik er mij op toeleggen een ernstige plicht te volbrengen
" door mij bij U te begeven om u mijn eerbiedige eerbetuiging te
" laten geworden en aan uw goedheid de Salesiaanse Congregatie aan
" te bevelen. U zijt uitgenodigd over haar een oordeel van het aller-
" grootste belang uit te spreken, nl. de mededeling van de privileges welke
" de andere kloosterinstituten die door de Kerk zijn goedgekeurd
" doorgaans genieten. Sta me toe gebruik te maken van dit nederig ge-
" schrift.
"
Uwe Eminentie toonde zich een welwillende vader en hoge
" beschermer op het ogenblik van de goedkeuring. U moge zich thans
" gewaardigen voort te gaan in uw welwillendheid, opdat deze nede-
" rige Congregatie de hoge gunst van de mededeling van de privileges
" zou kunnen bekomen. Uit deze verlening zouden twee grote voordelen
" voortspruiten:
"
1° De Salesiaanse Congregatie zou tegenover de kerkelijke
" gezagdragers op gelijk peil met de andere congregaties worden gesteld.
"
2° in de maand oktober aanstaande moeten de Salesianen zich naar de
" Argentijnse Republiek begeven om er een college te openen ten voordele van
" de Missies. Daar er op verzoek van de Ordinarius overeengekomen werd dat
" zij het beheer op zich zouden nemen van de openbare scholen en van een

16.4 Page 154

▲back to top


- XI/151 -
" openbare kerk te S. Nicolas de los Arroyos, zou het zeer nuttig zijn dat
" onze kloosterlingen de privileges en de geestelijke gunsten zouden
" genieten van de kloosterorden en kerkelijke congregaties die in dat uit-
" gestrekt rijk bestaan.
"
Daardoor zou ook de reden van verzet worden opgeheven door de Ordi-
" narius van dit aartsbisdom Turijn ingeroepen. Hij is niet over-
" tuigd dat de Salesiaanse Sociëteit definitief goedgekeurd is omdat het hem
" niet blijkt dat ze de privileges van de andere congregaties geniet.
"
Ik laat echter alles over aan de hoge en verlichte wijsheid
" van uwe Eminentie. Ik geef u de verzekering dat zowel wegens de
" naastenliefde tegenover ons betoond, als wegens de naastenliefde
" welke wij hopen die u nog zal betonen de Salesianen u niet enkel
" een onuitwisbare dankbaarheid zullen toedragen maar iedere dag speciale
" gebeden zullen doen voor het behoud van uwe kostbare dagen, welke
" wij vol hemelse zegeningen wensen. Terwijl dan in alle huizen van de
" Salesianen gebeden en gevast wordt opdat God u zou ingeven wat tot
" zijn grotere glorie zal strekken, heb ik de hoge eer mij te mogen
" neerbuigen en het heilige purper te kussen met de grootste verering.
"
Van Uwe Eminentie
"
"
" Turijn, 11 september 1875.
de zeer verplichte dienaar
Gio. Bosco, priester.
De bespreking vastgesteld voor 9 september werd, wegens een hinder-
nis die zich voordeed, verdaagd naar de 16de. Wat op dergelijke bijeen-
komsten gedaan of gezegd wordt, kan moeilijk tot het domein van de
geschiedenis behoren, omdat dit alles omgeven wordt door een verplichte
geheimhouding. Wel kunnen er onbescheidenheden gebeuren en er worden er
zelfs begaan, maar dan blijft het toch altijd min of meer onzeker welke
waarde er mag aan gehecht worden. In ieder geval is het onwaardig voor
een geschiedschrijver nieuws met dergelijke onzuivere oorsprong te verzamelen.
Juist op die donderdag 16 september hield Mgr. Vitelleschi op secretaris
van de Bisschoppen en Reguliere geestelijken te zijn, omdat hij tot het
Heilig Purper verheven was, en hij sloot deze ambtsperiode juist af met
een verslag over de zaak van Don Bosco. Weliswaar had hij sinds twee dagen de
officiële brieven aan de substituut overhandigd maar hij wou enkel de
stelling van Don Bosco bij zich houden. Daarom nam hij deel aan de samen-
komst van de Commissie van Kardinalen.
De zitting, geopend om negen uur, werd om twaalf uur opgeheven.
Wat was er beslist geworden? Officieel kon men niets weten. Het raadge-
vend oordeel van de commissie moest aan de Paus in een eerstkomende au-
diëntie worden medegedeeld. Hij moest het laatste woord uitspreken. Maar
voor daags nadien voorzag men dat de audiëntie onmogelijk zou zijn omdat
dan het Consistorie vergaderde om de benoeming aan te kondigen van de
nieuwe kardinalen. Men zou dus moeten wachten tot de volgende week om de
definitieve uitspraak te kennen en dan zou het verslag niet meer gegeven
worden door kardinaal Vitelleschi, maar door de nieuwe secretaris die
moest gekozen worden of door de substituut." "Indien kardinaal Berardi
maar hier was!" riep Mgr. Fratejacci in een brief uit. Met reden verwachtte

16.5 Page 155

▲back to top


- XI/152 -
hij van hem een doeltreffend optreden bij de Paus. Maar de Kardinaal
bevond zich buiten Rome. "Maar daarom niettemin", voegde de goede Mon-
seigneur eraan toe, "blijft er toch altijd God en Maria, onze goede
Moeder, Hulp der Christenen, die, zoals in andere noden en omstandighe-
den, ook nu de Heilige Vader zal overreden tot wat hij moet doen, ter
meerdere glorie van de Heer en groei van zijn instituut dat allen lief-
hebben en door allen aanvaard wordt." Daarna, terwijl hij zijn diensten
aanbood, ging hij voort: "Alles wat ik voor u doen kan, u weet het al,
ben ik altijd bereid te doen, ik sta altijd paraat. U heeft maar te beve-
len en alles zal uit ganser harte en met het grootste genoegen gedaan
worden."
Maar het onvoorziene en wat niet te voorzien was gebeurde. De pas tot het
purper toegelaten prelaat, die na het Consistorie niet meer in staat zou
geweest zijn zich nog met de zaak bezig te houden, nam de taak op zich
nog dezelfde avond van de 16de het resultaat van de commissie aan de
Heilige Vader over te maken. Monseigneur Fratejacci noteert daarbij "op
een uitzonderlijke manier" dit wil zeggen, zoals hij uitlegt "zonder het
gewone verloop van de audiënties af te wachten". Wanneer de volgende mor-
gen advocaat Menghini hem ondervroeg over de uitslag van de Congregatie,
antwoordde hij: "Wanneer Don Bosco dit zal vernemen, zal hij er niet erg tevre-
den over zijn!"
En laat ons nu eindelijk die uitslag bekijken. Aangaande de
eerste twijfel over de wijdingsbrieven werd geantwoord: Negative et ad
mentem. De bedoeling bestond hierin dat men aan Monseigneur de Aartsbis-
schop van Turijn de aanvraag zou meedelen gedaan door de Algemeen Over-
ste van de Salesiaanse Sociëteit de wijdingsbrieven te mogen toestaan ad
quemcumque Episcopum en het extra tempora alsook de weigering door de
Congregatie deze privileges toe te staan, des te meer omdat hij genoot
van het indult voor tien jaar toegestaan op 3 augustus 1874. Trouwens de
Aartsbisschop werd aangemaand zich bij de uitoefening hiervan te houden
aan de verleende vergunning. Aldus zou het onnodig zijn dat de Heilige
Congregatie andere voorzieningen zou treffen opdat hij van dit indult zou
kunnen genieten. Wat de tweede twijfel betreft nopens de mededeling van
de privileges was het antwoord: Communicationem, prout petitur, non
expedire. Er werd echter vastgelegd dat men de Heilige Vader zou smeken
dat hij zich zou gewaardigen te verklaren dat de huizen van het Vrome
Genootschap van de Salesianen waarin ten minste zes leden geregeld ver-
toefden zouden vrijgesteld zijn van de jurisdictie en van het bezoek van
de Ordinarii voor alles wat de inwendige tucht en het beheer betrof. De
Ordinarii zouden echter altijd hun jurisdictie blijven behouden over de
k e rk en , h e t t o e d i en en va n d e s a c ra me n t e n e n over alle zaken in verband met
het heilig ministerie.
Wanneer de goede Menghini las dat het rescript tegelijkertijd aan de
Ordinarius van Turijn moest gezonden worden, kon hij zijn ogen niet gelo-
ven. Anderzijds, wanneer hij aan Don Bosco schreef, maakte hij de op-
merking: "Ik wens geen geschillen aan te wakkeren. U weet in uw omzich-
tigheid quid agendum". Hij wist wel wat meest van al bij deze tegenslag
Don Bosco kon opmonteren, namelijk de onverminderde welwillendheid van de
Paus. Daarom, toen hij van de Paus een audiëntie had verkregen om hem
te bedanken voor zijn eigen verkiezing tot kanunnik van de voorname
collegiale van Sint-Eustachius, kwam het juist gelegen hem over Don
Bosco te spreken en dan bemerkte hij dat de Paus met voldoening luister-
de naar alles wat hij hem zegde. Hij haastte zich dan ook Don Bosco zelf
hiervan op de hoogte te stellen.

16.6 Page 156

▲back to top


- XI/153 -
Om de waarheid te zeggen, verdroeg Don Bosco, volgens zijn gewoon-
te, de bittere weigering met een bewonderenswaardige gelatenheid en met
een sereen gemoed.(1) Maar gelaten zijn betekent niet zich overwonnen bekennen.
Hier heeft de geschiedschrijver die de oorzaak van dit feit wenst te
ontdekken, maar één manier om zijn doel te bereiken. Veronderstellen
dat deze eminente personen in een zaak van zo groot belang zouden gehan-
deld hebben uit hartstocht of wegens redenen waarvoor men niet uitkomt,
zou neerkomen op een niet goed te praten belediging. Wanneer men dan
behoorlijk rekening houdt met de geestesgesteldheid van de leden van
de curie, door hun ambt gebonden aan wat in de praktijk gewoonlijk voor-
komt, en die, door gewoonte, vreemd staan tegenover alle inschikkelijk-
heid ten overstaan van nieuwigheden in gewichtige aangelegenheden, dan
begrijpt men dat het schrikbeeld van een scheuring tussen de Ordinarius
van Turijn en de Heilige Stoel het gemoed van de juryleden moest over-
weldigen en bij weeromstuit ook de Heilige Vader beducht deed zijn. Het
vijandige en onwrikbare verzet van Turijn liet redelijkerwijze vrezen dat
de botsing met Don Bosco zou ontaarden tot een ernstig geschil met Rome
e n d at o p een og en b li k wa ar op men al te veel de noodzakelijkheid aanvoelde
van een stevige eenheid van al de bisschoppen met het Hoofd van de Kerk.
Daar ligt de kern van de kwestie.
Er was amper een maand verlopen sinds deze feiten zich hadden afge-
speeld en sinds zijn verheffing tot het purper of kardinaal Vitelleschi
was er niet meer. Een hevige tyfuskoorts had hem op enkele dagen wegge-
maaid. "Wat een gebeurtenis, wat een reden tot bezinning"! riep Mgr.
Fratejacci buiten zichzelf uit. Met zijn vurige verbeelding zag hij er
rechtstreeks de vinger Gods in.
In april 1876 trof Don Bosco de edele familie van de kardinaal aan
nog volkomen terneergeslagen door een zo plotse en, zoals men zei, ge-
heimzinnige dood. Op 11 april van hetzelfde jaar zei kardinaal Marti-
nelli dat de moeilijkheden van Mgr. Vitelleschi gekomen waren. Men mag er
nochtans zeker van zijn dat hij dit niet deed omdat hij Don Bosco vij-
a n di g ge zi nd was. De eerste oorzaak van de mislukking moet ver van Rome gezocht
worden.
(1) Brief van Menghini aan Don Bosco, 26 september 1875.

16.7 Page 157

▲back to top


- XI/154 -
HOOFDSTUK X
HET LEVEN IN HET ORATORIO IN 1875.
Het leven in het Oratorio in 1875 zal ons stof bezorgen om onze le-
zers te onderhouden gedurende twee niet korte hoofdstukken. We zullen ons
wel wachten steeds in het euvel te hervallen altijd maar hetzelfde te
zeggen. Zonder water naar de zee te brengen, zullen wij ons beperken tot
het aanstippen van het meest in het oog springende nieuws gedurende deze
periode in de gewone gang van zaken evenals de nieuwe gezegden en de
nieuwe daden van Don Bosco welke op ons thema betrekking hebben. Om een
zekere orde in onze uiteenzetting te brengen zullen wij, uitgaande van de
gedachte dat het Oratorio een groot gezin was, eerst iets zeggen over
de Vader, dan over het Huis, dan over de kinderen en eindelijk over ze-
kere houdingen en verhoudingen, die de aandacht waard zijn. Als gewone
bronnen hebben we kroniekjes, proces—verbalen, relazen, brieven die in
onze archieven bewaard worden.
1° DE "PATERFAMILIAS"
Het Oratorio, de gewone verblijfplaats van Don Bosco en moeder-
klooster van de pas ontloken Congregatie, moest niet alleen een midden
zijn dat eer bezorgde aan de Vader in de achting van de wereld, maar
moest ook op zichzelf een vorm van Salesiaans leven zijn, waarop de
andere Huizen veilig hun model konden nemen. Daarom wou Don Bosco dat de
gang van zaken zou afhangen van zijn bevel en van zijn raad. Dit bete-
kende nu niet bepaald dat hij in de praktijk de handen wou binden van de
ondergeschikte oversten op wiens schouders pondus diei et aestus drukte.
Integendeel, hij liet hen veel vrijheid van actie doch steeds in het
raam van de regels door hem gesteld en volgens de richtlijnen door hem
opgelegd. Zijn rechtstreekse tussenkomst in de grote zee van het Ora-
torio ontsproot eveneens uit een feitelijke noodzaak, vermits de pries-
ters van het Huis allen jonge mensen waren. Aldus was het gezinsleven
van Don Bosco op zijn persoon, als op een spil, gebouwd.
Dat dit een werkelijkheid en geen fantasie was, hiervoor ontbreken
geen bewijzen, gedurende het jaar waaraan onze studie gewijd is.
Het wordt vooral bewezen door de vorming van het plaatselijk kapit-
tel en door zijn normale werkingswijze. Don Bosco treedt er op als direc-
teur, maar niet meer alleen. Hij wordt bijgestaan door een onderdirecteur die
Don Rua is. Men mene evenmin dat Don Bosco er slechts een directeur ad honorem

16.8 Page 158

▲back to top


- XI/155 -
was en dat zijn helper wel de naam van onderdirecteur had maar in feite de
functie van directeur uitoefende. De notulen van de zittingen, zo glashelder in
hun laconisme stellen ons Don Rua voor die voorzitter is, Don Rua die
voorstellen doet, Don Rua die overeenkomsten treft met de andere leden,
maar toch merkt men dat opperst in zijn gedachten de bezorgdheid ligt de
geest van Don Bosco passend te interpreteren. Feitelijk, telkens wan-
neer een vernieuwingsidee opduikt, wordt de beraadslaging onderworpen aan
wat Don Bosco ervan zeggen zal.
Het spreekt vanzelf dat dit kapittel geen duim afweek van de
gedragslijn, waarnaar Don Bosco zijn wet had gemaakt en die met een enkel
woord kan geformuleerd worden: voorkomen. Aldus, bijvoorbeeld, worden de
zaken er vooraf onderworpen aan een zeer nauwkeurig onderzoek en de
aangelegenheden van groter belang worden ook wel eens een maand tevoren
bestudeerd, zodat men bijtijds de waarschijnlijke gebeurlijkheden kan voorspel-
len en er door gepaste voorzieningen vooraf kan aan verhelpen. Met dit doel
placht me n o ok de b e ra a ds la g in g en te h e rl ez e n va n d e v or i ge ja re n m et
de notitties post eventum die er betrekking op hadden. Don Bosco immers
leerde dat men de gegevens van de ervaring moest verzamelen en op papier vast-
leggen om er een schat van te maken, waarvan men in gelijkaardige omstandigheden
gebruik kon maken.
Uit die tijd dateert een zeer leerrijke gebeurtenis.(1) Omstreeks
1875 was men ermee begonnen toe te laten dat voor het feest van Maria,
Hulp der Christenen, de mensen tot diep in de nacht in de kerk bleven en
in de buurt bleven rondwandelen. Dit gaf aanleiding tot moeilijkheden. Zo
hadden, bijvoorbeeld enkele leden van het huis zich eens gaan verschuilen
in het onderaardse gedeelte om zich aan een smulpartij over te geven.
Wegens deze feiten drongen sommige leden van het kapittel erop aan deze
nachtwaak af te schaffen, die nochtans ook de vroomheid van de gelovi-
gen, vooral vreemdelingen, bevorderde. Wanneer het verzet ter ore kwam
van Don Bosco, liet hij ze zeggen en maakte dan de opmerking: — Er is dit
en dat gebeurd. Maar wiens schuld is het? Uw eigen schuld want uw bewa-
king was ontoereikend. Nu moet men niet het goede gaan afschaffen, om
het kwaad te verhinderen. Het is beter dat men er het volgend jaar tij-
dig aan denkt en dat men dan de voorzorgen zou nemen, opdat deze betreu-
renswaardige wanorde zich niet meer zou herhalen.
Persoonlijk behandelde Don Bosco, als de gelegenheid zich voordeed,
de zaken en de gevallen die zich in het Oratorio hadden voorgedaan, na de
avondmaaltijd. Op het einde van zijn drukke dagen, nutte hij met de
gemeenschap het sobere kloosteravondmaal, daarna luisterde hij naar wat
hem gezegd werd, ontbood hij personen en gaf bevelen gedurende het half
uur dat viel tussen het opstaan van tafel en de avondgebeden.
Een kroniekje schildert hem voor ons ten voeten uit, naar het leven, op
het ogenblik dat hij die ambtsplicht verrichtte. Op de avond van 8
juli, toen de refter leeggelopen was, deed hij tekenen aan Don Chiala,
de catechist van de vakleerlingen, dat hij zou blijven en zich met hem
zou akkoord stellen over het drukken van enkele afleveringen van de Letture
Cattoliche.
(1) We halen het aan volgens het getuigenis van Don Giuseppe Vespignani, die het uit goede bron
vernomen had.

16.9 Page 159

▲back to top


- XI/156 -
Onmiddellijk nadien kwam Don Lazzero, prefect van het huis, hem spreken
over zekere voorzieningen die moesten getroffen worden om de orde onder
de vakleerlingen te verzekeren. Hij had nog niet gedaan of Don Barberis,
de novicemeester, kwam vooruit om hem mee te delen dat het kapittel
van het Huis eensgezind voorgesteld had dat men aan de jonge geestelij-
ken een vrolijke vakantie zou bezorgen, zodat ze niet door de lust
zouden bekropen worden naar huis te gaan bij hun familie. En dadelijk
werden er plannen gesmeed over plaats, tijd, duur, modaliteit tot Don
Bosco besloot: "Alles is in regel, maar dat huis daar kan amper vijftien
personen herbergen. Voor het overige is het er wel toe geschikt. Dat men
de nodige voorbereidingen make." En nu kwam Don Durando opdagen, de
algemene raadsman voor de scholen. Hij zei:
Professor Rocchia zou willen dat we zijn boek zouden drukken.
Hij zou er ons het eigendomsrecht van laten. Ik meen dat hij over dat
boek geschreven heeft.
- Is het een schoolboek?
Het is een lijst van Latijnse zinnen. Het schijnt niet kwaad te zijn.
Maar het zal weinig verspreid worden.
Ook de Scolopen zullen er in hun scholen gebruik van maken en zul-
len het hunne bijdragen om het te verspreiden.
- Spreek er over met Barale (de directeur van de boekerij) en stel u
met hem akkoord. Ik zou echter van mening zijn te drukken voor rekening
van de auteur. -
Dan komt Don Guanella om het idee uiteen te zetten van een boek
over de verspreiding van het Geloof door de Letture Cattoliche en er een
schema van te schetsen. Dan zien we Don Milanesio, de directeur van het
patronaat en voor de buitenscholen. Hij gaat plaats nemen aan de zijde
van Don Bosco, die al opgestaan was om weg te gaan. Hij begeleidt hem op
de trap en verzoekt hem een nieuwe avondschool ten voordele van de exter-
nen te willen goedkeuren. Hij legt hem uit hoe, naar zijn mening, de zaak
dient aangepakt te worden. Met zo voortdurende, concrete en veilige
richtlijnen, werden mannen voor de toekomst gevormd en de talrijke be-
drijvigheden van het Oratorio verliepen zonder verwikkelingen.
Als hij aanwezig was geschiedde alles mondeling; was hij ver weg dan
gebeurde het per brief. Drie brieven van Don Bosco, met korte tussenpo-
zen geschreven in november vanuit Sampierdarena, Alassio en Nizza bewij-
zen zijn altijd waakzame aandacht voor de zaken van het Oratorio. In
plaats van brieven zou men ze eerder een lijst van bevelen, onderrich-
tingen en inlichtingen kunnen noemen aan "mijn beste D. Rua", zijn sub-
regent. Er worden wel dertig zeer uiteenlopende onderwerpen in besproken.
Het verplaatsen van jongens van het Oratorio naar andere colleges van de
Salesianen; de overgang van iemand van student tot schoenmaker, een cer-
tificaat te overhandigen aan iemand die weggaat, inkledingen van jonge
geestelijken, het afhandelen van zaken betreffende onroerende goederen,
gewone bankoperaties contracten voor aankopen of verkopen, toelatingen
tot het noviciaat. Don Rua zou een bepaalde plaats willen bestemmen
voor de knapen van de buitenscholen, maar hij meent dat ze te ver afge-
legen is. "Indien het echter aan uwe Eerwaardigheid - voegt hij er schertsend
aan toe - goed schijnt, laat het dan maar gebeuren." Er moeten mededelingen ge-

16.10 Page 160

▲back to top


- XI/157 -
daan worden aan de leden, of voor hun persoonlijke aangelegenheden en dit
moet gebeuren in bewoordingen welke alleen de gegadigden kunnen begrij-
pen, of over zaken die in het raam van hun bedrijvigheid dienen verwe-
zenlijkt te worden. Dan zijn er de "vuurscholen", de heilige wijdingen
en de dispensaties die er betrekking op hebben, leningen die moeten
aangegaan worden of reeds aangegaan zijn. Hij keurt het af dat men een
afscheiding metst in een lange grote kamer. Hij vermaant: "Als er nog 500
fr. is voor advocaat Comashi, laat ze hem dan geworden. Anders moet men
hem schrijven, om hem te vragen of een uitstel van enkele weken hem niet
hindert. Dat hij in ieder geval aan mij een brief richte en we zullen
trachten er in te voorzien." Hij is bekommerd wegens het zwijgen van
Don Rua, van wie hij een dringend antwoord verwacht om te vernemen "of de
Aartsbisschop toegestemd heeft in zijn vraag over de wijdingen van Alba-
no en verrot." Tot slot zegt hij hem dat hij zijn voorzorgen zou nemen
"om naar Mornese te kunnen gaan, de zondag na de Ontvangenis om er te
doen wat er moet gedaan worden." Werkelijk, in een uiterst klein kroniek-
je zegt Don Lazzero dat Don Rua juist op 11 december te Mornese gepredikt
heeft.
We laten het commentaar over aan het begrip van onze lezers. Wij
waren er enkel op uit tastbaar te maken hoe al het werk van het Orato-
rio bij Don Bosco zijn vertrek nam en hoe Don Bosco het voltooide en dit
zowel in aangelegenheden van buitengewone als van gewoon beheer. We zul-
len enkel antwoorden op een mogelijke twijfel. In 1875 was Don Bosco
verschillende malen afwezig. Zou zich dan het spreekwoord niet bewaarheid
hebben dat, wanneer de kat van huis is, de muizen op tafel dansen? Het
kroniekje van Don Barberis van 7 juni geeft ons het antwoord. Het werd juist
voor ons neergeschreven gedurende een afwezigheid van Don Bosco. Er wordt
dit vastgesteld: "Het Oratorio is aldus ingericht, dat bijna niemand
zijn afwezigheid te Turijn opmerkt."
Er werd geschreven dat Don Bosco meer dan een lering, een geestes-
gesteldheid na zich heeft gelaten, die midden zijn zonen heerste en ze
deed leven.(1) En hij was er juist op bedacht dat deze geest het Oratorio
zou bezielen, met de bedoeling de toegang af te sluiten voor vreemde
doorsijpelingen die de echte wezenheid zouden bederven. Daarom concen-
treerde hij alles op zich zelf niet door alles zelf te doen maar door
niet toe te laten dat er iets zonder hem zou gedaan worden. Een stevig
stelsel, een noodzakelijk stelsel maar ook altijd een vaderlijk stel-
sel, waarvan de uitwerksels aldus beschreven werden door Monseigneur De
Gaudenzi, Bisschop van Vigevano:(2) "Wie een bezoek brengt in het Orato-
rio van de H. Franciscus van Sales te Turijn en de verschillende instel-
lingen opgericht of bestuurd door de heer Don Bosco, daarbij geholpen
door zijn priesters, voelt dadelijk ik weet niet wat voor vrooms, dat men niet
zo gemakkelijk in andere instituten aanvoelt. Het is alsof men in de insti-
tuten van Don Bosco werkelijk de goede geur van Jesus-Christus inademt."
(1) Vie spirituelle, juli-augustus 1929, blz. 218. In Gerarchia (juli, 1929, blz. 574) hebben
wij een artikel gelezen met als titel "De opvoedkunde van een heilige Italiaan", dat
aldus eindigt: "De familie van de Salesianen heeft een ruim arbeidsveld voor zich met
weinig geschreven wetten, maar, daarentegen, een geest en een voorbeeld."
(2) Brief aan Pius IX van 9 april 1875.

17 Pages 161-170

▲back to top


17.1 Page 161

▲back to top


- XI/158 -
2° HET HUIS EN DE ECONOMIE VAN HET HUISHOUDEN
In de Colleges werd er volop gebouwd. Don Bosco gaf suggesties bij het
opmaken van de plannen, onderzocht ze nauwkeurig en, zolang ze door hem niet
waren goedgekeurd, zou niemand aan de uitvoering beginnen. Dit was nog meer het
geval wanneer het om het Oratorio ging. We hebben reeds gezien hoe hij vanuit
Rome belang stelde in een armzalig omheiningmuurtje. En hier dunkt het ons
goed op een feit vooruit te lopen. In 1876, in afwezigheid van Don Bosco, stond
Don Rua toe een vensterraam opnieuw te openen dat reeds geruime tijd met een muur
was toegebouwd en dat zich in de nabijheid van de toren van de kerk van de H.
Franciscus bevond. Toen hij bij zijn terugkeer de nieuwigheid had opgemerkt, zei
hij met een zekere vastheid van stem tot de onderdirecteur: - Ja, ja, zo gaat
het. Nu Don Bosco het bevel voert, doet u toch wat u wilt doen. Maar eens, wan-
neer u het bevel zult voeren dan zullen ook de anderen doen zoals zij het
zullen willen. - De arme Don Rua, op wie de verantwoordelijkheden van het be-
heer vielen was helemaal van zijn stuk, maakte zich kleintjes en bracht zeer oot-
moedige woorden van verontschuldiging uit terwijl hij zijn volkomen gehechtheid
betuigde, maar Don Bosco wijzigde er geen nota aan.(1) Weer eens een voorbeeld
van het belang dat Don Bosco altijd hechtte aan het afstand doen van zijn eigen
wil.
In 1875 werden geen aanzienlijke nieuwe bouwwerken uitgevoerd in het ge-
bouwencomplex van het Oratorio. De gebiedsgrenzen werden afgerond door het
aankopen van een perceel grond en van een huis dat er op stond van een zekere
heer Antonio Catellino, die het aangekocht had deels van priester Moretta, deels
van het Seminarie. Wie daarover meer wenst te weten, moet maar denken aan het
huis Moretta, dat zo dikwijls vernoemd wordt in de boekdelen van Don Lemoyne.
De bouwwerken en bouwveranderingen uitgevoerd in de loop van dat jaar waren
bijna allen gegroepeerd in de omgeving van de portiersloge. Een enkel bouwwerk
werd ex novo ondernomen, namelijk het gebouw dat vanaf het "palazzo" boven de
portiersloge zich langs de via Cottolengo uitstrekt. Dit gebouw sloot de eerste
binnenkoer van het Oratorio in die bestemd was voor de vakleerlingen en herberg-
de gedurende vele jaren op de bovenverdieping de boekbinders en op de benedenver-
dieping de boekerij en de algemene opslagplaats, genoemd de opslagplaats van de
benodigdheden.
De wijzigingen waren niet belangrijk: De ingang welke van het portaal van
de rijbaan naar het onderaardse gedeelte van Maria, Hulp der Christenen voert; de
grote ingangspoort op de plaats van de voorlopige deur; daar moest het gewicht
worden beperkt, links van wie in de richting van de portiersloge kijkt, een
tochtportaal, waarvan het marmeren opschrift in het Latijn en in het Italiaans
nog altijd aan allen die de drempel overschrijden, de aanbeveling van het
Evangelie toestuurt aan de armen te geven wat ze teveel hebben. Eindelijk het
nisje voor de klok, wiens zilveren stem meer dan een halve eeuw lang de
signalen voor de dagelijkse uurregeling liet horen aan al de bewoners van het
Oratorio.(2)
(1) Aanwezig hierbij was Don Giuseppe Vespignani, die het aan de schrijver van dit werk verteld
heeft.
(2) F. Giraudi, L'Oratorio di Don Bosco, blz. 197-8, Turijn, Soc. Ed. Int., 1

17.2 Page 162

▲back to top


- XI/159 -
Ver van de portiersloge moet één werk vernoemd worden, namelijk de
portiek die rondom de apsis van Maria, Hulp der Christenen loopt en die
met een rechthoekige bocht zich tot het huis uitstrekt, zodat hier een
overdekte doorgang gevormd wordt om van hier naar de kerk te gaan en
ervan terug te komen.
De cilindervormige kolommen, die de portiek recht houden, zijn in
graniet uit één stuk, voor altijd bestand tegen de aanstormende jongens.
Het was Don Bosco die moest zorgen voor gans het financieel be-
heer van dit grote huis. Er waren geen vaste inkomsten. De kostgelden van
de jongens, wanneer men er een gezamenlijke berekening van maakte,
brachten zowat ongeveer twintig centimes per dag en per hoofd op. Voor
een vierde gedeelte van de jongens drukten ook hun persoonlijke uitgaven
op de balans van het huis. De jongens waren niet de ganse bevolking van
het Oratorio. Naast het personeel van hoog tot laag, waren er de Zonen
van Maria, die gewoonlijk arm waren en de jonge geestelijken die niets of
uiterst weinig betaalden. In de werkhuizen waren alleen de drukkerij en
de schrijnwerkerij winstgevend maar hun inkomsten konden het passief van
de anderen niet dekken. De boekhandel bracht iets op maar in zeer geringe
mate, omdat met het inzicht goed te doen, Don Bosco er volstrekt aan
hield dat de prijzen zeer laag zouden zijn. De colleges overhandigden
weliswaar aan Don Bosco wat ze gespaard hadden maar het waren geen hoge
cijfers omdat het kostgeld zeer gering was. Inderdaad, in een van de
drie brieven pas tevoren aangehaald, schreef Don Bosco, bij het eindigen
van de eerste trimester vanuit Alassio aan Don Rua die wat "manna" ver-
wacht had." "Te Alassio, Varazze, Sampierdarena staan de financies op 0."
Er waren drie kritieke ogenblikken: op zaterdag, op het einde van
veertien dagen, op het einde van de semesters. Iedere zaterdag moest het
weekloon worden uitbetaald aan de externe werklieden van de werkhuizen,
maar omdat meestal het geld in kas niet volstond of omdat er helemaal
geen geld was, ging Don Bosco, als een welgekomen gast het middagmaal
nemen bij een of andere weldoener en kwam dan terug met het bedrag dat
hij nodig had. Een grote zorg voegde zich daarbij wanneer er in huis
metselaars aan het werk waren, en er waren er dikwijls. De meestergast
kwam dan het tweewekelijks loon ophalen. Don Bosco hield dan maar dade-
lijk een omhaling, ging van deur tot deur aankloppen, tot hij het nodige
bijeen had gekregen. Hij placht niet een ander te belasten met het vol-
doen van dergelijke opdrachten. Bij het verstrijken van een semester,
wanneer de rekeningen met de leveranciers moesten vereffend worden,
stegen de zorgen, maar hij maakte zich niet ongerust. Een ervaring van
vele jaren had hem eraan gewend gemaakt geduld te hebben in de zekerheid
dat op het gepaste ogenblik de bijstand van de Voorzienigheid hem niet
zou ontbreken. Zich van middelen ontbloot te weten en nog meer vertrou-
wen op God te h eb ben waren voor hem een en hetzelfde.
Hoe talrijk en van welken aard de benepenheden van het Oratorio
waren merkte hij, die hem bij het besturen verving, wanneer Don Bosco
a f we z ig was. Zolang hij in huis was kwamen de weldoeners hem opzoeken of ging
hij op zoek naar weldoeners, maar als hij er niet was dan zat Don Rua in nesten.
We hebben reeds gewezen op maaltijden bij weldoeners. Alvorens ver-
der te gaan zullen we er een woordje uitleg over geven, nu we nog de
gelegenheid ertoe hebben. Hij ging er dus naartoe om aalmoezen op te halen, maar

17.3 Page 163

▲back to top


- XI/160 -
achter dit doel hield hij angstvallig een ander doel verborgen dat hij
nooit uit het oog verloor, namelijk goed te doen aan deze personen en
aan hun families. Zonder de schijn te hebben van een zending te volbren-
gen slaagde hij nochtans daarin door zijn stichtende houding, door zijn
soberheid en bescheidenheid, door zijn goede woorden en uitstekende ge-
sprekken, waarvan hij de kunst bezat ze op een aangename manier te pas
te brengen, zonder iemand aanstoot te geven, maar met verheffing van de
geesten. Hij was zich wel bewust dat de schraapzucht een kanker is die de
rijken aanvreet. Hij wist tevens dat geen sermoen deze kanker kan uit-
roeien en hij bracht ze ertoe een aalmoes te geven en hij bracht ze er-
toe, zoals hij placht te zeggen om hen een groot goed te verschaffen,
zonder dat zij het merkten. Op tijd en stond verklaarde hij trouwens
ronduit dat het een verplichting was het overtollige aan de armen te geven.
Ook per brief ging hij voor centen aankloppen. Twee brieven van hem
aan de goede gravin Callori, een om te vragen en een om te bedanken zijn
werkelijk bevallig.
"
Mijn goede Moeder,
"
"
Ik hoop dinsdagavond te Vignale te zijn en de ganse woensdag
" tot donderdag in heilige vrede door te brengen. Maar wat wilt ge?
" Uw zoon is platzak en heeft centen nodig. En ik spreek niets eens
" van franken om u te zeggen dat ik me ook met zeer weinig tevreden
" stel. Ik ken uw goed hart en daarom neem ik mijn toevlucht tot vragen.
"
Moge God U gelukkig maken in tijd en eeuwigheid. Amen.
"
Bid voor de arme, maar in Jezus-Christus genegen dienaar
"
" 3-10-75.
Gio. Bosco, priester.
"
Mijn goede Moeder,
"
"
Ik vervul een plicht wanneer ik u bedank voor uw gastvrijheid,
" uwe hoofsheid en de liefdadigheid aan deze arme geldinzamelaar
" betoond. Gravin Bricherasio, die met u in deugd wedijvert, gaf mij
" geld op 5 dezer en aldus is het werk van de granietstenen (1)
" beëindigd, maar daarmee is mijn dankbaarheid niet ten einde en ook
" de zegeningen van de hemel die wij iedere dag over u en uwe fami-
" lie zullen afroepen zijn daarmee niet ten einde.
" Gravin Corsi, de graven en de gravin Balbo zijn zeer dankbaar voor
" de groeten die ik hen van U overgebracht heb en gelasten mij ze
" van hunnentwege te hernieuwen, zowel aan U als aan de heer graaf
" Casimiro, gravin Vittoria en de heer graaf Federico. Heeft juffrouw Maria
" nog altijd kiespijn? Als God mij verhoord heeft, dan moet ze genezen zijn;
" ik heb voor haar gebeden.
(1) Hij zinspeelt op de portieken achter het koor van Maria, Hulp der Christenen.

17.4 Page 164

▲back to top


- XI/161 -
"
Morgen vertrek ik naar Cunico. Ik hoop maandag de 17de te
" Turijn te zijn om mij uitsluitend bezig te houden met de missio-
" narissen voor Argentinië.
"
Moge God Mevrouw de gravin zegenen, haar aan zijn heilige Wil
" onderworpen laten zijn op aarde maar haar een plaats in de hemel
" verzekeren.
"
Bid voor deze arme, die voor u altijd zal zijn in Jezus
" Christus
"
"
de nederige dienaar
" Nizza Monferrato, 11-10-'75.
Gio. Bosco, priester.
Ook in het jaar 1875 vermenigvuldigde hij zijn gebruikelijke aan-
vragen bij openbare instanties om er toelagen van te verkrijgen of in-
schikkelijkheden van allerlei aard. De brieven die door hem met dit doel
geschreven werden zijn soms kostbare kleinoden door de beleefdheid en
eenvoud van hun vorm en door de gevoelens welke ze sieren.
De volgende brief, bijvoorbeeld, geadresseerd aan de burgemeester
van Turijn is vol ongekunstelde bevalligheid.
"
Geachte Heer,
"
De ondergetekende houdt sinds vele jaren verschillende la-
" gere klassen open voor het onderricht van de armste jeugd van deze stad.
" Er zijn dag- en avondscholen en ook vakantiescholen. Het gezamen-
" lijk aantal leerlingen bedraagt ongeveerd duizend en stijgt nog steeds.
"
In deze omstandigheden moet ik mij banken aanschaffen, ter
" vervanging van deze, welke wegens een langdurig gebruik niet meer
" kunnen benut worden, om te voorzien in het steeds stijgend aantal
" leerlingen. Daar ik over zeer beperkte geldmiddelen beschik, neem ik
" eerbiedig mijn toevlucht tot u, wi ens goedheid ge ke nd is, opdat u
" zich zou willen gewaardigen ons enkele banken te bezorgen die
" reeds gebruikt zijn geweest in de stadsscholen en ter beschikking
" zouden staan van de gemeenteraad van deze stad.
"
Met het vertrouwen verhoord te worden, dank ik u zeer bij voorbaat
" en vraag de hemel alle goed voor u, terwijl ik het mij als een eer aanre-
" ken met de meeste achting mijzelf te betitelen als
"
uw zeer verplichte dienaar
"
Gio. Bosco, priester.
" Turijn, 1875.
Opmerkelijk is ook het volgende smeekschrift geadresseerd aan de
Voorzitter van de Provincieraad.

17.5 Page 165

▲back to top


- XI/162 -
"
Geachte Heer,
"
In de ernstige nood waarin de jongens verkeren die in dit huis,
" genaamd Salesiaans Oratorio, werden opgenomen, verstout ik mij
" thans op u beroep te doen om een liefdadige toelage te mogen ontvangen.
"
Het aantal kinderen van dit Tehuis bedraagt meer dan 850,
" waarvan ongeveer vierhonderd tot de provincie Turijn behoren.
" Indien wij deze knapen niet opgenomen hadden, dan zouden ze bloot-
" gesteld geweest zijn aan het niet geringe gevaar slecht te eindi-
" gen voor zichzelf en met grote verstoring van de openbare rust en
" van de burgers. Ik stip eveneens aan dat een aanzienlijk aantal
" van deze kinderen door de gemeente- of rijksoverheid naar ons
" instituut werden gezonden. Terwijl ik al mijn hoop stel op uw goedheid,
" die ik reeds ervaren heb en met het verzoek dat u uw doeltreffende
" goede diensten bij de Provincieraad zou willen aanwenden, heb ik
" de eer met de diepste eerbied van u te zijn
"
"
de zeer verplichte dienaar
" Turijn, 8 januari 1875.
Gio. Bosco, priester.
Zelfs de onvolmaaktheden van taal en stijl verwekken een indruk van
vertrouwende oprechtheid die bevalt.
Andere documenten van dezelfde aard gericht aan de Directie van de
Spoorwegen, de Grootmeester van de Orde van Malta of aan de Ministers
laten we onbesproken. We hechten meer belang aan drie ongelukkige voor-
vallen die min of meer de financies in de war brachten en tegelijkertijd
aan Don Bosco niet weinig last bezorgden.
Advocaat Luigi Succi, eigenaar van een pasteibakkerij met stoomma-
chines te Turijn, een man die zeer bekend was voor zijn christelijke
deugden en zijn liefdadigheid, verzocht Don Bosco te zijnen gunste zijn
handtekening te willen plaatsen voor een bankoperatie om 40.000 lire af
te halen. Omdat hij wist dat hij rijk was, vermits hij een hoge cijns
betaalde en tevens omdat hij er weldaden van ontvangen had, stemde hij
erin toe. Drie dagen nadien stierf Succi, de wissel verviel en Don Bosco
liet de erfgenamen verwittigen. "We zaten aan het avondmaal" - verklaart
kardinaal Cagliero in de loop van het proces - "wanneer Don Rua binnen
komt en aan Don Bosco zegt dat de erfgenamen niets weten en niets willen
weten van enige wissels. Ik zat naast Don Bosco. Deze was bezig zijn
soep te eten en ik zag dat tussen twee lepels in (men merkte op dat men
in januari was en dat de refter niet verwarmd was) zweetdruppels van
zijn voorhoofd in het bord vielen, maar zonder hem te storen en zonder
zijn bescheiden kloostermaaltijd te onderbreken." Men kon de erfgenamen
geen rede doen verstaan, maar Don Bosco moest betalen. Slechts tien jaar
daarna had hij weer het ganse bedrag terug van de som waarvoor hij de
waarborg van zijn "wisselborgtocht" had gegeven.
Een ander werk van naastenliefde kwam hem duur te staan, zo al
niet in contanten dan toch in hinderlijke overlast. Een zekere Giuseppe
Rua uit Turijn had een toestel samengesteld, waarmede men de monstrans
op de uitstaltroon van het altaar kon brengen en dan neerlaten op het
altaar, terwijl tegelijkertijd het kruis daalde en dan omhoog rees.
Aldus vermeed men de ongemakken en de gevaren van het gebruikte schabelletje.

17.6 Page 166

▲back to top


- XI/163 -
Dit scheen een gemakkelijker en zekerder middel te zijn voor het uit-
stellen van het Allerheiligste. Pastoors en bisschoppen hadden er een
goed oog voor gehad. Don Bosco gebruikte het in zijn kerken. De goedkeu-
ring van Rome zou voor de uit- vinder een bron van winst geopend heb-
ben. Om hem te begunstigen zond Don Bosco de plannen aan de Heilige
Congregatie van de Riten met een aanbeveling. Maar de Congregatie keurde
de uitvinding niet goed en wou de plannen niet teruggeven, daar dit de
gewone praktijk was. Eindelijk werd een uitzondering gemaakt voor Don
Bosco om hem van grote overlast te bevrijden. Rua, die zag dat zijn zaak
daarmee te gronde ging, dan wanneer ze zonder deze aanvraag voor hem
winstgevend zou gebleven zijn, gaf Don Bosco er de schuld van en spande
een rechtsgeding tegen hem in. Hij vorderde dat de rechtbank Don Bosco
zou verplichten hem een zware schadeloosstelling uit te betalen. Gelukkig
waren de magistraten een gans andere mening toegedaan.
Ook de derde overlast had zijn oorsprong in de naastenliefde. Onze
lezers zullen zich de omhaling sui generis herinneren door Don Bosco
uitgedacht in de winter van 1872 en 1873. Dit was een onvergetelijke
winter wegens de algemene ontberingen. Om zich bestaansmiddelen te
verwerven, verzocht Don Bosco door middel van een omzendbrief in een
gesloten omslag een zeer groot aantal weldoeners biljetten van elk tien
lire aan te kopen, maar als een aalmoes. Als te verloten prijs was er
een mooi schilderij, een waardevolle reproductie van de Madonna van
Foligno van Raffaël. Nu meende het openbaar gezag in deze daad een over-
treding te zien van het wettelijk voorschrift dat openbare loterijen
verbood. Hij werd dan ook voor de rechtbank gedagvaard. Het hielp Don
Bosco niet dat hij gedurende zijn ondervraging zegde dat hij met deze
loterij "niet de wens tot speculeren en het verwerven van een winst had
aangewakkerd, maar beroep had gedaan op de liefdadigheid van de burgers,
terwijl hij hen een klein aandenken als betuiging van dankbaarheid in
uitzicht stelde." De zaak, na lang te hebben aangesleept, werd eerst
beëindigd in 1875 en wel met een arrest van het Hof van hoger beroep,
dat "de priester ridder Don Giovanni Bosco" veroordeelde tot een zware
geldboete wegens overtreding van de wet op de openbare loterijen.(1)
Nochtans in het arrest zelf dat hem zo zwaar bestrafte, kon men in de
beweegredenen volgende woorden lezen: "gezien men er niet kan aan twij-
felen dat het doel dat de priester ridder Don Bosco zich had gesteld,
zeer lofwaardig was ... ; gezien het doel zelf, dat hij met deze loterij
beoogde, diende geprezen te worden... ; gezien echter de goede trouw hem
niet aan de straf kan doen ontsnappen, omdat het stoffelijke feit
voldoende is om de overtreding uit te maken." Wat echter volgt schijnt
ons voor geen uitleg vatbaar te zijn: "Maar gezien hij het doel dat hij
zich stelde zou kunnen voorbijgestreefd hebben..." Dus steunde de motivering
(1) De Rechtbank van Turijn bij vonnis van 4 oktober 1873, veroordeelde hem tot een
geldboete van 3.500 lire "met een subsidiaire gevangenisstraf wanneer de geldboete
niet betaald werd en tot de gedingskosten." Het Hof van hoger beroep bij arrest van 16
februari 1875 verminderde de straf tot 1.500 lire vermeerderd met de helft van de waarde
van de schilderij die als prijs gesteld werd. De inbeslagneming van het schilderij werd
bekrachtigd maar de verbeurdverklaring herroepen. Hij werd ook tot het grootste gedeelte
van de onkosten veroordeeld. In hoger beroep verscheen Don Bosco in de persoon van de
pleiter Giacinto Pipino. De verslaggever van de zaak was rechteradvocaat Dedominici. Don
Bosco wordt er steeds in vernoemd met de titel van Ridder, omdat hem werkelijk in 1852 het
Kruis van Ridder in de Orde van de Heilige Mauritius en Lazarus was verleend geworden.
(LEMOYNE, Mem. biogr., boekdeel IV, blz. 312).

17.7 Page 167

▲back to top


- XI/164 -
op een loutere mogelijkheid? Laten we het over aan de rechtsgeleerden dit te
beoordelen.
De magistraat scheen er nochtans openlijk op te wijzen dat hij,
hoewel genoodzaakt te bestraffen wegens de onverbiddelijkheid van de
wet, de straf in het binnenste van zijn geweten afstotend vond tegenover
de intrinsieke lofwaardigheid van het aangetijgde feit. Deze beschouwing
moedigde Don Bosco aan tot het zetten van een laatste stap, namelijk een
beroep op Koning Victor Emmanuel II. Krachtens een gunst die hij als soe-
verein kon verlenen, smeekte hij hem om genade niet ten voordele van
zijn eigen persoon, maar van de jongens, voor wie gelast was te zorgen
en op wie alleen de pijnlijke gevolgen van de veroordeling zouden ge-
vallen zijn. Het beroep op de koning werd gedaan door de bemiddeling van
advocaat Vincenzo Demaria. De Soeverein stond dit welwillend toe en ver-
leende genade. Het decreet van genadeverlening bereikte Don Bosco op een
werkelijk opportuun ogenblik, namelijk op de dag van het vertrek van
zijn eerste missionarissen naar Amerika.
Wanneer wij onze gedachten verheffen en de zaken van omhoog bekij-
ken, dan kunnen we zeggen dat hier op wonderbare wijze het spreekwoord
bewaarheid is d a t "wi e h e t g o e d e d oe t o ok he t g oe de v i n d t ". Aa n l ie f -
dadige mensen die niets bezitten maar zich zelf geven voor het goed van
anderen wordt alle krediet geschonken. Wat hen betreft gelden de be-
lofte en het geloof evenveel als de beste waarborgen. Dit is het geval
met Don Bosco. De ondernemer Carlo Buzzetti bouwde toen de kerk van de
Onbevlekte te Turijn. De commissie die de nodige fondsen inzamelde en
die samengesteld was uit burgers die tot de adel behoorden, was hem een
bedrag van dertigduizend lire verschuldigd en om deze te betalen wachtte men
op het binnenkomen van geld. Maar de ondernemer weigerde het werk voort te zetten
totdat ze hem zouden betaald h e bb e n of he m e en wa ar b or g z ou d en ge ge v en
hebben. Sommige personen om hem aan te zetten met het werk voort te gaan
maakten hem de opmerking dat hij voor Don Bosco bereid was om het even
welke som voor te schieten. - Voor Don Bosco wel, antwoordde hij; Zijn
naam is de beste waarborg. Ik ben altijd zeker dat de Voorzienigheid
hem de middelen zal zenden om te betalen. Na zovele jaren dat ik voor
hem werk heb ik hieraan nooit getwijfeld. Van de anderen ben ik niet zo
zeker. Aldus werd de kerk van Maria, Hulp der Christenen, mij tot de laatste
centime betaald!
3. DE KINDEREN
In het dialect van Piëmont zegt men voor jongen, zoon. Van deze zo-
nen had Don Bosco er in het Oratorio tussen zeven- en achthonderd. Ze
hadden het er niet zo gerieflijk, maar ze waren er. Ze werden onderver-
deeld in vakleerlingen en studenten. De Zonen van Maria, verdeeld over
hun drie klassen, vormden een afzonderlijke afdeling. Over hen hebben
w i j h ie r n ie ts meer toe te voegen.
Het zal u vreemd toeschijnen maar tot in 1875 bestond er geen ge-
drukt prospectus over de voorwaarden voor de aanvaarding van de jon-
gens, maar toch was het zo. Het ging er echt aartsvaderlijk toe. De
schets die ervan tot ons gekomen is heeft haar waarde dank zij twee
door Don Bosco eigenhandig geschreven regels. Tussen de getuigschriften,
vereist voor de studenten, ontbrak (was het een vergetelheid of niet?)
het getuigschrift van goed gedrag dat door de pastoor moest gegeven worden.

17.8 Page 168

▲back to top


- XI/165 -
Bij artikel 5 voegt Don Bosco bij het ontwerp: "van de school, en (een
getuigschrift) van goed gedrag van de pastoor. Dit laatste getuigschrift is
volstrekt noodzakelijk."
In 1875 werd een grote stap vooruit gezet in de algemene gang van de
werkhuizen9 die steeds beter op weg waren om echte beroepsscholen te
worden. De school voor de ambachtslui, die eindigde met het schooljaar
voor de studenten, werd nadien ook nog voortgezet. Deze school die vroe-
ger beperkt was tot de laatste avonduren, begon men ook 's ochtends te
geven, dadelijk na de mis van de vakleerlingen, zoals thans nog gedaan
wordt, onmiddellijk na het opstaan.
Naast de didactische opleiding werd ook de orde en tucht verbeterd.
Bijvoorbeeld werd er voor gezorgd dat ze volledig afgescheiden werden
van de externen door niet meer toe te laten dat jongens sinds korte tijd
weggezonden nog in huis zouden komen. En vermits sommigen van hen muzi-
kanten waren en bij zekere gelegenheden uitgenodigd werden om te komen
spelen, werd aan de muziekmeester bevolen dat hij er geen meer zou
uitnodigen. Tot dan toe was het aan de vakleerlingen toegelaten op hun
kamer koffers te hebben, wat gevaren kon meebrengen en zo werden de kof-
fers vervangen door open kastjes. Rondom hun speelplaats verdwenen alle
schuilhoeken boven of onder de trappen zowel langs de kant van de kerk
als langs de kant van het nieuwe huis van de Via Cottolengo. Eindelijk
werd er een catechist benoemd die zich uitsluitend moest bezig houden met
de vakleerlingen en de titel kreeg van directeur van de vakschool.
Het verdient te worden aangestipt dat Don Bosco niet graag zag dat
de vakleerlingen van ambacht veranderden omdat hij oordeelde dat hen dat
veel kwaad deed. Daarom verwittigde hij op 30 mei hen die het aanging
dat dergelijke veranderingen niet zouden toegelaten worden. "Het is
noodzakelijk" - zei hij - "dat wie hier voor een bepaalde zaak komt,
deze zou uitvoeren en geen andere. Wat al veranderingen hebben er al
p l aa ts g eh a d! E n m et bijna allen loopt het verkeerd af."
Wat de studenten betreft zullen we, om geen opgewarmde kost te moe-
ten voorzetten, ons beperken tot het vermelden van enkele bijzonderheden
over het jaar 1875, die betrekking hebben op de scholen en op de studies
in het Oratorio, terwijl we enkele opvoedkundige ideeën van Don Bosco
erin zullen verwerken.
Het speciale feit dat het meest verdiend vermeld te worden is een voor-
lopige en gedurfde uitbreiding van de internaatscholen, aan Don Bosco
ingegeven door zijn onuitputtelijke ijver voor het goed van de jeugd. Op
een mooie dag, op weinige stappen van Maria, Hulp der Christenen,
opende een kosteloze lagere school van de protestanten haar lokalen
voor de jongetjes uit de buurt. Door massa's geld in overvloed uitge-
deeld, werden de arme mensen in hun netten gelokt. Dat was een uitdaging
en Don Bosco raapte de handschoen op. Veel te geven had hij niet buiten
een geschenkje aan hen die 's zondags naar het Patronaat kwamen maar
niets meer. Maar de internen baden en gingen veel te communie opdat hij
erin gelukken zou de zielen van de kleintjes uit arglistige handen te
houden. Daarom opende ook hij een gelijkaardige school voor externen en
vertrouwde het bestuur ervan toe aan Don Milanesio. Deze wijdde er zich
volledig aan toe en bracht in het werk de missionarisgeest, waarvan hij
later schitterende blijken zou geven in Patagonië. Het uitwerksel was dat
de scholen van de protestanten langzamerhand leeg liepen, totdat tussen

17.9 Page 169

▲back to top


- XI/166 -
april en mei 1875 ze volledig verlaten waren. Al de misleide kleinen vul-
den voortaan de scholen van Don Bosco en de handlangers van de ketterij
sloten hun winkel en keerden terug met hangend hoofd vanwaar ze met zoveel
opbruisende ijver gekomen waren.
Wanneer het gevaar voorbij was, liet Don Bosco zijn nieuwe kinde-
ren niet in de steek. Hij deed zelfs nog iets beter. Voor het nieuwe
schooljaar 1875-1876 werden deze scholen voor externen overgebracht naar
een gerieflijker lokaal, in het pas aangekochte huis, Catelinno. Wan-
neer dit huis niet kon gebruikt worden voor de Zonen van Maria, waarvoor
Don Bosco het bestemd had, bewees het op die manier een andere niet min-
der providentiële dienst.
In het gymnasium voor de internen sloot Don Bosco evenmin de deur
voor de externen. De aangroei van de bevolking in de nieuwe wijk van
Valdocco deed steeds meer de nood voelen aan middelbare scholen, die niet
al te ver afgelegen waren. Don Bosco voorzag er in voor enkele jaren en
duldde deze mengeling. Hij vergenoegde er zich echter niet mee aan de
externen onderricht te geven. In de maand januari beval hij dat ook zij
met hun medeleerlingen zouden deelnemen aan de godsdienstige plechtig-
heden in de kerk van Maria, Hulp der Christenen en wou dat "geen enkele
uitzondering, voor geen enkele reden" zou gemaakt worden.
Don Bosco was waakzaam over zijn scholen en beluisterde wat de
scholieren zoal vertelden op de kap van hun onderrichtgevers. Juist
wegens gehoorde opmerkingen welke hij juist had bevonden zei hij op een
dag op vaderlijke toon tot sommigen van de zijnen, wat we hier zullen
samenvatten ons steunende op aantekeningen van Don Barberis: "Doorgaans
hebben de leraren de neiging behagen te scheppen in die leerlingen die
uitblinken door hun studiegeest en hun verstand en wanneer ze iets aan
het uitleggen zijn, dan hebben ze enkel deze leerlingen op het oog. Wan-
neer de eersten van de klas iets goed begrepen hebben, dan zijn ze vol-
komen tevreden en zo gaan ze verder tot op het einde van het jaar. Inte-
gendeel, voor de leerlingen die niet veel verstand hebben of niet veel
vorderingen maken in hun studie maken ze zich kregelig en het eindigt
ermee dat ze hen in een hoekje laten zitten zonder zich nog om hen te
bekreunen.
"Nu ben ik, integendeel, van een tegenovergestelde mening. Ik meen
dat het de plicht is van ieder leraar de zwaksten van de klas in het oog
te houden. Hij moet ze meer ondervragen dan de anderen. Voor hen moet hij
langer bij zijn uitleg blijven staan en herhalen, steeds maar herhalen
tot ze het gevat hebben. De taken die hij oplegt én de lessen welke hij
geeft moest hij aanpassen aan hun vermogen. Wanneer de onderrichtgever
het anders doet, geeft hij geen klas voor de scholieren maar voor enkelen van
de scholieren.
"Om de leerlingen met een wakkerder verstand passend bezig te hou-
den, geeft men hun taken en lessen die boven het gewone uitgaan en men
beloont ze met punten voor vlijt. Liever dan de achterlijken te ver-
waarlozen, kan men ze ontslaan van bijkomstige zaken maar de bijzonder-
ste stof moet volledig aan hen aangepast zijn. Ik zou bovendien wensen
dat de uitleg zich aan de tekst zou houden door de woorden goed te ver--
klaren. Zich in hogere sferen begeven schijnt me een slag in de lucht te zijn.
"En ik ben ook van mening dat men veel, zeer veel moet ondervragen
en, indien het mogelijk is, mag men geen enkele dag laten voorbijgaan
zonder iedereen te ondervragen. Daaruit zal men onberekenbare voordelen halen.

17.10 Page 170

▲back to top


- XI/167 -
Ik keur het, integendeel, af dat de leraar in de klas komt, een of twee
leerlingen ondervraagt en dan, zonder meer zijn uitleg geeft. Een derge-
lijke methode zou ik niet eens in de Universiteit willen. Ondervragen,
veel ondervragen, zeer veel ondervragen. Hoe meer men de leerlingen doet
spreken, des te meer nut zullen ze eruit halen.
"En laten ze geen kritiek oefenen op de teksten. Er is weinig nodig
om ze bij de jongens in diskrediet te brengen. Wanneer zij er achting
voor verloren hebben, dan bestuderen zij ze niet meer. Men kan aanvullen
wat ont-breekt door te dicteren, maar ze bekritiseren, dat nooit."
Werd er dan, ja of neen, gestudeerd in het Oratorio? Een gevestigde
naam beweerde van ja. Nochtans schreef de Ordinarius van Turijn in
augustus 1875 naar Rome deze regels na de examens van de inkleding van
de jonge geestelijken die in het seminarie hadden plaatsgehad: "Negen
jongens kwamen uit de scholen van Don Bosco. Vier werden uitgesteld omdat
ze geen goed gedrag hadden. De vijf anderen, hoewel ze toegelaten werden, zijn
uiterst zwak in de studies, en geen enkele heeft volledige punten."(1)
Hij bedoelde voldoende punten in al de vakken.
Naar het scheen was Monseigneur niet goed ingelicht. We zullen voor-
eerst opmerken dat deze "jongens" een leeftijd hadden tussen 16 en 21
jaar, zoals uit de registers blijkt. Bovendien leren de registers van het
seminarie ons dat, afkomstig uit het Oratorio van Don Bosco, zich in
augustus geen negen, maar zeven kandidaten aanboden. Drie van hen wer-
den aanvaard, twee uitgesteld tot in 1876 en twee geweigerd. Twee van de
aanvaarden hadden in het gymnasium de vijfde klas gedaan, een had zelfs
het licenciaatsdiploma. De vijf anderen kwamen allen van de vierde gym-
nasiale klas. Omwille van de waarheid moeten wij eraan toevoegen dat de
registers van het Oratorio er nog een beduiden als hebbende zich voor
het examen in het seminarie aangeboden. Ook hij kwam uit de vierde klas
(zie Nota's, Deel I). In sommige andere registers is hij echter inge-
schreven als leerling van de vijfde klas in de private school van een
zekere prof. Ferrero. Hij had er dus de voorkeur aan gegeven privaat het
gymnasium uit te doen gedurende de vakanties. Hij werd aanvaard.
Over deze laatste moeten wij nog een andere notitie geven. Zijn fa-
milie was van Chieri, maar hij was geboren te Turijn. Hij hield veel
van zaken die wat met vroomheid te maken hadden, hij had een levendig
verstand en hij verlangde priester te worden. Zijn moeder, die ten alle
prijzen hem wou behouden voor de gevaren van de openbare scholen, verkreeg
dat hij als extern het gymnasium van het Oratorio mocht volgen. Don Bosco
hield zeer veel van hem. Na de vier eerste klassen trok hij de priester-
toog aan in de herfst van het jaar 1875. Hij verbleef echter maar één
jaar in het seminarie, omdat hij tot een volmaakter leven geroepen was.
Hij was pater Giuseppe Chiaudano, voorganger van pater Rosa in de directie van
de Civiltà Cattolica.
Waren er hinderpalen die voortkwamen van het gedrag, dan is het
duidelijk dat ze alleen konden slaan op de twee die afgewezen werden.
Het is echter niet waarschijnlijk dat er waren, want in dezelfde
registers staat genoteerd dat van deze twee hun getuigschriften in orde waren.
Anderzijds vol-
(1) deze zinsnede werd overgeschreven van adv. Menghini in zijn brief aan Don Bosco van 26 augustus
1875.

18 Pages 171-180

▲back to top


18.1 Page 171

▲back to top


- XI/168 -
staat het een blik te werpen op de eindpunten van het examen van de jonge
geestelijken en op de gewone toekenning van punten in het Oratorio om
dadelijk in te zien dat het hun verstandelijke tekortkomingen, en niet
hun gedrag, waren die hun uitsluiting bepaalden. Wat de anderen betreft
begrijpt men allicht dat men voor leerlingen van de vierde klas in een
test over gymnasiale rijpheid niet het recht had hoge gemiddelden te verwachten.
Maar dat er in het Oratorio gestudeerd werd, daarvan bezitten we
patente bewijzen en dat zijn de examenregisters van het Koninklijk Gym-
nasium "Monviso" thans "Massimo d'Azeglio". Ziehier wat er uit blijkt. In
het jaar 1875 boden zich daar vijftien kandidaten die van het Oratorio
kwamen aan voor het afleggen van hun licentiaat van het gymnasium,
waarvan veertien het diploma bekwamen. We hebben ons niet veroorloofd
onze opzoekingen uit te breiden tot we een algemeen vergelijkend oordeel
konden formuleren, maar niemand verbiedt ons een vergelijking te maken
tussen al de kandidaten van de private scholen. Er waren er 87, waarvan
59 slaagden. Wat de rangschikking volgens de behaalde punten van deze
laatsten betreft zien we dat de leerlingen van het Oratorio de volgende
plaatsen kregen: 2de, 3de (met twee) 4de, 5de (drie), 7de (twee), 9de
(twee), 11de, 14de en 17de. De eerste van de leerlingen van de private
scholen behaalde meer punten dan al dezen die van de openbare scholen
kwamen. Hij heette Antonio Ronco en was afkomstig van het College van de
Salesianen van Alassio.(1)
We hebben ook de twee volgende jaren bekeken. In 1876 boden er
zich 17 aan, waarvan 16 het licentiaat verkregen. In 1877 waren er 32
kandidaten, waarvan 30 het licentiaat bekwamen. Hierbij waren er twee
met een bijzonder getuigschrift van lof.
4. TUCHT EN VROOMHEID
Deze twee zaken gaven elkaar in het Huis van Don Bosco vriendschap-
pelijk de hand. De oude en goede coadjuteur Enria zag omstreeks het jaar
1875 enkele heren verbluft staan door het schouwspel van zoveel jongens
die zwijgend en vol aandacht voor hun werk, in de studiezaal zaten; aan
D o n Bosc o die hen vergezelde om een bezoek te brengen aan het Huis, zegden ze:
- Om zo een tucht te handhaven zult U toch veel assistenten nodig hebben!
- Kijk maar, antwoordde Don Bosco, er is geen enkele.
- Maar wie weet welke strengheid u dan gebruikt.
- Oh, neen, geen strengheid.
- Maar wat is het dan wel?
- Ziet U, wat deze jongens goed en ijverig in de studie maakt is
niet de vrees voor straffen, maar de vreze Gods en het dikwijls ontvangen van
(1) Bij het Koninklijk Gymnasium "Monviso" boden zich ook kandidaten aan uit de andere
colleges van Don Bosco. Ziehier de resultaten:
Afkomstig van het College van Lanzo
11 kandidaten,
9 geslaagd.
Varazze
7
"
6
"
Alassio
6
"
Borgo S/Martino 5
"
Valsalice
4
"
5
"
5
"
4
"

18.2 Page 172

▲back to top


- XI/169 -
de Heilige Sacramenten. Dat verricht wonderen bij de jeugd. -
Dat deze heren verwonderd waren is zeer natuurlijk. Aan zovelen scheen
het onuitlegbaar dat in het Oratorio niet bepaalde wanordelijkheden
ontstonden die in andere colleges voorvielen, waar men er dikwijls niet
in slaagde de knapen in bedwang te houden. Maar de vreemdelingen kenden
de geheimen van het Oratorio niet. Op een dag, in het begin van de
m a an d j un i 1875, somde Don Bosco er zeven van op. Hier hebt u ze in het kort:
1° Het waren arme jongens, kosteloos of mits een zeer verlaagd
kostgeld hier onderhouden. Omdat ze wel wisten dat de slechte knapen wor-
den doorgestuurd en dat zij die uitgesloten waren niet meer wisten van
wat hout pijlen maken, zorgden ze er wel voor geen grove fouten te maken.
2° De Sacramenten werden veelvuldig ontvangen. Daar leerde men te
werken volgens zijn geweten en niet uit schrik voor kastijdingen.
3° Heel het personeel (oversten, meesters, assistenten, koks) behoor-
de tot de Congregatie, zonder daarom een samenhokken van "heterogene
wezens" te zijn.
4° Er werden tal van kleine speciale conferenties gehouden, waaraan
de beste jongens graag deelnamen. Ze vonden er, ongedwongen, een voor
hen aangepast voedsel.
5° De oversten wekten veel vertrouwen op en hielden ervan midden de
jongens te zijn, maar steeds op zo een manier dat overdreven gemeenzaam-
heden vermeden werden.
6° Een machtig middel van overreding tot het goede bestond in het
toesturen tot de jongens van een paar vertrouwelijke woorden iedere
avond na de gebeden. Hier werd de wortel afgesneden van de wanordelijk-
heden nog voor ze ontstonden.
7° Blijdschap, zang, muziek en grote vrijheid bij de ontspanning.
Maar het optimisme van Don Bosco verblindde hem niet en deed het niet
voor zijn ogen schemeren, want de werkelijkheid welke hem omringde ont-
snapte niet aan zijn vorsende blik. Hij zag heel goed de moeilijkheden
om op een werkelijk goede manier een huis vooruit te doen gaan dat zo
door allerlei elementen samengesteld was, dat het op ieder ogenblik een
toren van Babel had kunnen worden. Dit zag hij in het algemeen maar even-
eens zag hij de bijzondere gevallen en verheelde zich niet de onvol-
maaktheden die er nu en dan werden begaan. Maar wanneer hij in uitzon-
derlijke gevallen niet naliet zijn toevlucht tot de uiterste middelen te
nemen, dan bezat hij ook in een zeer hoge graad de kunst om te voorkomen.
Hier hebt u bijvoorbeeld een preventief middel, eenvoudig en doelma-
tig dat in het oog springt, wanneer men de registers van het kostgeld
doorbladert. Zeer zeldzaam zijn de nieuwe jongens, naast wiens naam
geschreven staat: "volledig kosteloos". Onder een getal dat gaat van een
minimumbedrag van 5 lire per maand tot een maximumbedrag van 24, lezen
wij bijna steeds: "Voor de eerste trimester; nadien....". Het "nadien" van
de tweede trimester staat in rechtstreekse verhouding met de mogelijkhe-
den van de ouders of van de weldoeners. Daarom leest men nu eens "volle-
dig kosteloos", dan weer "alleen de kost" of ook verschillende verminde-
ringen. Dit stelsel had zeer heilzame uitwerksels. Zij die pas waren aangekomen

18.3 Page 173

▲back to top


- XI/17 0 -
en hoopten op een gunst, letten erop hun plicht te volbrengen. De ouders
of wie ze verving, die zich vaak het brood uit de mond spaarden om de
maandelijkse som te kunnen opbrengen, oefenden druk uit op de knaap opdat
hij zich aldus zou gedragen dat hij de gunst verdiende. Inmiddels, gedu-
rende deze drie maanden van inspanningen en regelmaat in het werk raakten
de nieuwen gewoon aan orde, studie en vroomheid, wat dan later hun redding
werd.
Maar de goedheid van Don Bosco was zeker een grote bescherming voor
de jongens. In ieder huis waar hij kwam, dwong zijn vaderlijk gemoed hem
steeds een minzaam woord te zeggen, wat er toe bijdroeg om de sereniteit in hun
midden en het verlangen hem genoegen te doen te verwekken. We zullen nu
enkele dergelijke ontmoetingen zien die opgetekend staan in de gedenk-
schriften van dat jaar.
Eens bij het weggaan wendde hij zich tot de portier en zei hem: - Ik
heb je brief gelezen en ik houd er goed rekening mee. Wees verzekerd
dat Don Bosco veel aan jou denkt en wanneer hij iets weet dat je kan
helpen, dan doet hij het altijd graag. - Een andermaal, bij het voorbij-
gaan in de nabijheid van een jongen genaamd Deppert, die op dat ogen-
blik de dienst van portier verrichtte, zei hij hem terwijl hij hem zijn
hand op het hoofd le gde: "Ik wil dat je binnenkort dit kostuum zou af-
leggen en dat van een geestelijke zou dragen. Je hebt vertrouwen gesteld
in Don Bosco en Don Bosco zal je nooit in de steek laten. Hij denkt veel
aan jou en zoekt het middel om jou in dit leven en in het andere geluk-
kig te maken. - Deppert werd inderdaad een waardige priester van de Salesi-
anen.
Tot een jonge geestelijke, Trivero, die de vraag had ingediend om
naar de Missies te mogen gaan, zei hij op een feestelijke toon: "Hier
heb je onze kampioen! Ik wil dat we er een kleine St.-Franciscus Xave-
rius zouden van maken. Ik heb een hoge dunk van jou, ik stel veel ver-
trouwen in jou. Laten we altijd vrienden zijn, niet waar? Laat ze maar
doen. Als je mij maar helpt... en dan ... en dan ... dan zul je het
zien. - De jonge geestelijke stierf in geur van heiligheid te S. Benigno in
1879.
Tot een groepje jongens die, terwijl hij over de speelplaats ging
hem genaderd waren om hem de hand te kussen en daarbij nalieten hun
korst brood te beknabbelen. - Neem je ontbijt, vergeet het nooit. Speel
en loop en vermaak je, ik ben daar tevreden over. Tracht het kwaad te
vermijden en edelmoedig te blijven.
Hij bezocht de zieke jongens en vertoefde geruime tijd in de
ziekenzaal bij het bed van iedereen afzonderlijk en ook zette hij er
zich neer om te spreken over hun school, hun huis, hun ouders, hun pas-
toor. Don Vacchina, thans missionaris in Amerika en toen kleine jongen in
het Oratorio, schrijft dat toen hij in 1875 ziek was, Don Bosco zich met
hem bezighield, alsof hij niets anders te doen had. Hij sprak hem over
een altaar dat hij daar zou laten plaatsen hebben om er iedere morgen
d e M is t e celebr er e n en h ij h ad het met hem over de meest geschikte plaats
daartoe.
Toen dezelfde Vacchino uit de ziekenzaal vertrokken was en zwak en bleek
rondwandelde op een ogenblik dat Don Bosco hem op de speelplaats ont-
moette vroeg hij hem naar zijn toestand en zei hem: - Blijf in bewe-
ging, ga wandelen doch hier niet, buiten, in open lucht. - Op dat ogen-
blik kwam daar de jonge geestelijke Giordano, de toekomstige directeur
van het Huis van Loreto, voorbij en Don Bosco zei hem: Verwittig de
prefect en ga met deze jongen twee weken aan een stuk, elke dag een uur
of meer wandelen in de omgeving van Turijn.

18.4 Page 174

▲back to top


- XI/171 -
De aureool van goedheid die zijn voorhoofd omstraalde oefende een
onweerstaanbare aantrekkingskracht op de jongens uit. Het was genoeg dat
hij op de speelplaats verscheen opdat dadelijk zodra ze hem gezien hadden
ze allen kwamen toegelopen om zijn hand te kussen en in zijn nabij-
heid te blijven staan. Dan begon hij te spreken, te lachen, te schertsen
en zijn goedaardige blik naar links en rechts te wenden en het oor te
lenen aan allen die blijk gaven dat ze hem geheimen hadden toe te ver-
trouwen. Kortom, de jongens hielden van hem en waren verheugd hem blijk
te geven van hun liefde. - Voor ons was Don Bosco alles - zei Don Nai.
Hij had het wel goed voor die bisschop uit Argentinië, Monseigneur Al-
berti, wanneer hij wou bewijzen in zijn redevoering bij gelegenheid van
de zaligverklaring dat Don Bosco als opvoeder van de pedagoog het
s t ri kt no o d z a k e l i jk e h ad , n ie t s van de gendarme en alles van de vader.
Eindelijk was het bovennatuurlijk voorkomende middel de vroomheid.
Geen enkele zedelijke druk om de sacramenten veelvuldig te ontvangen,
men zou zelfs gezegd hebben dat de oversten zich er niet over bekommer-
den. De kroniek van 1875 stipt aan: "Een vijftigtal gaan dagelijks of
bijna dagelijks te communie. Ongeveer tweehonderd gaan behalve op zondag
eenmaal in de week. Driehonderd en meer om de week. Zeer zeldzaam zijn
zij die eenmaal per maand te communie gaan. Deze laatsten, wanneer ze
daarmee voortgaan, zijn eigenlijk degenen die niet lang in het Oratorio
blijven. Ze gaan weg of ze worden weggestuurd." Dat alles was toen nog nieuw
en ongebruikelijk in de opvoedingshuizen.
Het jaar 1875 laat zich opmerken door de bloei van de Compagnies,
haarden van vroomheid en factoren van orde. Er waren er zes. De talrijk-
ste, die van de H.Aloysius, omvatte bijna de helft van de jongens. Ze
hadden eens in de maand hun conferenties. De Compagnie van het Aller-
heiligste Sacrament, was zeer vurig en telde honderd jongens, tussen de
besten uitgekozen. Een groot aantal van hen behoorde tot de vijfde klas
van het gymnasium. De Kleine Clerus werd gevormd met de besten van
laatstgenoemde Compagnie. Ze waren de eersten van de klas en waren onge-
veer zestig in aantal. Zij hielden speciale bijeenkomsten op de grote
plechtigheden. Tot de Compagnie van de Onbevlekte Ontvangenis behoorden
de allerbesten van de elite. Er waren er maar weinig en het waren rijpe
jongens. Zij maakten aan niemand bekend wat er op de conferenties ge-
beurde. Naast hun voorbeeldig gedrag en hun vurige verering van de Hei-
lige Maagd, hadden zij als specifiek doel de meest losbandige jongens
van het Oratorio onder hun bescherming te nemen. Aan ieder lid werd de
zorg opgedragen met een van hen omgang te hebben, hem tot spelen aan te
zetten en hem op te wekken tot het goede. Alle donderdagen bracht ieder-
een geregeld op de conferentie ver-slag uit over zijn eigen bescherme-
ling. De voorzitter van de Compagnie deelde dan algemene onderrichtingen
uit voor de goede gang van zaken in het Huis. De vijfde Compagnie de
Conferentie van Sint-Vincentius voorbehouden aan de volwassenen die
zich bezig hielden met wat er aan huishoudelijk werk moest verricht
worden, had als doel catechismusles te geven aan de jongens in het Pa-
tronaat. Er waren er een dertigtal en ze vergaderden op zondagavond. De
vakleerlingen hadden een Compagnie van Sint-Jozef, uitsluitend voor hen
o p g e richt.
Nu zullen we nog een woord zeggen over de Kleine Clerus en ook nog
over bepaalde speciale gevolgen van deze Compagnies.

18.5 Page 175

▲back to top


- XI/172 -
De kleine misdienaars van Maria, Hulp der Christenen kenden uitste-
kend de ceremonieën, en voerden ze uit met een stichtende nauwkeurig-
heid en ernst, overeenkomstig het ideaal van Don Bosco die door dit mid-
del beoogde God te eren, bij allen een hoge dunk van de godsverering in
te prenten en bij de jongens de ontwikkeling tot de priesterlijke roeping
te begunstigen. Don Rua, in zijn eigenhandig geschreven proces-verbalen,
waarvan we reeds gewag hebben gemaakt, gaf een zeer grote interpretatie
van de gedachte van Don Bosco, wanneer hij volgende zeer mooie woorden
schreef: "De christelijke liefde, de bevalligheid bij het regelen van
alles wat nodig is voor de godsdienstige plechtigheid, de ernst, een
ingetogen houding en een oprechte godsvrucht gedurende de heilige hande-
lingen zullen als een geurige wierook zijn voor het aangezicht van God
en zullen de gelovigen tot stichting dienen."
Uit heel dit stelsel van Compagnies vloeiden twee zeer belangrijke
voordelen voort, doch zonder dat de ingeschrevenen dit bemerkten. Het
eerste was dat men met de oversten in een innige betrekking kwam. Boven-
dien was de gewoonte in zwang dat men bij het ouder worden van een Compagnie van
een lagere graad overging naar een Compagnie van een hogere graad, zon-
der dat men ophield tot de vorige Compagnie te behoren. Daardoor ver-
kreeg men als tweede uitwerksel dat velen vorderingen maakten in de
deugd. Langs deze weg bracht Don Bosco zonder dat ze het gewaar werden
tot de drempel van de Congregatie de jongens waarop de stoutste ver-
wachtingen gebouwd waren. Wanneer ze dan in het noviciaat traden kwamen
ze niet plots in een nieuwe wereld terecht. Ze kwamen er voorbereid en
vatbaar gemaakt toe dank zij de stage van de Compagnies, die in hun schikkin-
gen een weerspiegeling waren van de regels en de geest van de Vrome Socië-
teit, zodat het voornemen tot een ho-gere volmaaktheid over te gaan geen ver-
rassing wekte.
5. HET FEEST VAN DE VADER
In het leven van het Oratorio was de naamdag van Don Bosco een ge-
beurtenis van kapitaal belang. Het was een feest dat degelijk werd
voorbereid, met spanning verwacht werd, veel blijdschap bracht en over-
vloedige kostbare vruchten opleverde. Het was een hoogdag van kinderlijke ge-
negenheid.
Vanaf de 7de juni bezocht Don Bosco de colleges van Sampierdarena,
Varazze en Alassio. Wanneer Don Rua, op de avond van de 21ste, de terug-
keer van Don Bosco aankondigde voor daags nadien, maakte hij melding
van de symbolische bloemenruiker die men daags tevoren placht aan te
bieden, vooral om de gelegenheid te hebben er allen aan te herinneren
dat een mooie algemene Communie op de ochtend van het feest de beste
ruiker zou zijn die men aan de gevierde kon aanbieden.
Don Bosco kwam toe op het ogenblik dat de jongens naar buiten
kwamen om zich op rij naar de refter te begeven. Toen ze hem uit de
portiersloge zagen komen vlogen ze allen in groep op hem af en riepen:
- Leve Don Bosco!- Dat alles gebeurde in een oogwenk. Na de gebeden
b e st e eg h i j de kat he de r va n het avon dwoo rd je e n zei w at v olgt.

18.6 Page 176

▲back to top


- XI/173 -
"
Hier ben ik nu weer midden onder jullie, mijn beste jongens.
" Ik ben vertrokken zelfs zonder jullie de toelating daartoe te vra-
" gen en zonder jullie te groeten. Een volgende maal zal ik niet
" meer vertrekken zonder het jullie te zeggen. Ik ben gedurende die
" dagen op bezoek geweest in de colleges van Alassio, Varazze, Sampierda-
" rena en Borgo Martino. Ik heb alles in goede staat bevonden. Een
" zeer groot aantal jongens die ongeveer van jullie leeftijd zijn,
" die jullie geest en gebruiken hebben en die ook zo goed zijn als
" jullie. Ze waren er allen op uit om nieuws van jullie te vernemen
" en ik heb het hun meegedeeld en het was allemaal goed nieuws.
" Daarbij volgens mijn gewoonte zei ik hun niet enkel de zaken zo-
" als ze in werkelijkheid zijn, maar ik zei hen zoals ik zou willen
" dat ze waren. Ze toonden zich tevreden en nu beijveren ze zich hetzelf-
" de te doen.
"
Maar op dit ogenblik is er een gedachte die me kwelt. Ik
" moet jullie zeggen dat, indien ik zeer tevreden ben over het groot-
" ste gedeelte van jullie, ik het toch niet ben over allen. Er waren
" er een klein aantal die zich werkelijk misdroegen. Ik was reeds
" begonnen een brief te schrijven aan Don Rua, om hem te zeggen dat
" hij tegen dezen strenge maatregelen moest treffen. Ik had geen tijd hem
" te voltooien en ik heb hem niet opgezonden. Nu zal ik maar wat af-
" wachten of die zich niet volledig in orde willen stellen, want,
" in het tegenovergestelde geval zal ik verplicht zijn te doen wat
" ik reeds al te veel met anderen heb moeten doen: ze uit het huis ver-
" wijderen.
"
En nu wat anders. Laten we allen goed en eensgezind deze
" feesten van Sint-Jan, Sint-Aloysius en Sint-Pieter vieren en we
" zullen er tevreden over zijn....
Van daags te voren heerste de blijdschap soeverein in het Oratorio.
De regen dwong hen de speelplaats, waar alles reeds klaar stond voor de
academische zitting, te verlaten. In plaats daarvan werd de grote stu-
diezaal versierd. Op de plaats van de katheder rees de troon van Don Bosco. Hij
werd geflankeerd door vele zitplaatsen voor vreemden en oversten. Rechts
namen de zangers plaats op een geïmproviseerd verhoog, links de studen-
ten en tegenover de troon de vakleerlingen.
Na verschillende uren biecht te hebben gehoord, deed Don Bosco om-
streeks 10 uur zijn intrede onder een oorverdovend applaus en begroet
door een loflied, van Don Lemoyne, dat dadelijk uitgevoerd werd op
muziek van Don Cagliero. Ook het jaar tevoren had Don Lemoyne zijn
dichtstuk voorgelezen, maar hij had zich daarbij een aanmerking vanwege
een lezer op de hals gehaald. Don Rua zegt het zelf in zijn eigenhandig
geschreven proces-verbalen van de Kapittels van het Oratorio in dato
van 21 juni 1874 door middel van de volgende kanttekening: "Hij deed het
zeer goed, zei de Aartsbisschop, die toch van oordeel was dat hij ietwat
overdreef." Wanneer deze verzen door de tanden van de kritiek niet meer
beknabbeld werden, dan had de dichter alle reden om in vervoering te geraken.
Na het huldelied volgden voordrachten en lezingen en eindelijk het
aanbieden van de geschenken. Het waren kerkbenodigdheden. Ze werden aange-
kocht met de centen van de jongens. Zeer arm als ze waren toonden ze
hun goed hart door 200 lire bijeen te brengen, namelijk 113 van de vak-
leerlingen en 87 van de studenten. De vermakelijkheden duurden amper een

18.7 Page 177

▲back to top


- XI/174 -
uurtje. Don Bosco sprak als laatste. Hij drukte zijn grote tevredenheid
uit en na iedereen te hebben bedankt, ging hij verder:
"
De meesten hebben het in gedichten gezegd en dichters is het
" geoorloofd te overdrijven. De dingen die men gezegd heeft kwamen mij niet
" toe. Nochtans geven ze blijk van uw goed hart en daarom aanvaard ik
" uw lof. De meeste voorlezers hebben aldus geëindigd: - Daar ik u
" niets anders meer aan te bieden heb, bied ik u mijn hart aan en
" beloof ik voor de toekomst Don Bosco tevreden te stellen door
" mijn gedrag. -
" Dat is het juist wat ik verlang. Ik vraag u enkel dat u mij mees-
" ter zoudt laten van uw hart, opdat wij het met vele deugden zou
" den kunnen sieren en aldus aanbieden aan Sint-Jan, die het aan God
" zal aanbieden. Wat mij betreft - en ik heb het u reeds meermaals
" gezegd - ik heb mijn leven aan u gewijd. En wat ik over mij zeg
" dat zeg ik ook over al uw oversten die mij helpen bij het redden
" van uw zielen. Het is eveneens wel verstaan dat wat u over mij
" zegt (dat ik werk, dat ik mij inspan, dat ik mij opoffer) niet
" bedoelt over mij in het bijzonder te zeggen, maar over allen die
" met mij zich beijveren voor uw goed. Intussen kan ik u verzekeren
" dat alles wat ik voor u heb kunnen doen, ik dit ook gedaan heb. Ik
" kan u niet beloven nog meer te doen, maar ik beloof u voort te
" gaan met te werken voor de jeugd zolang de Heer mij in leven wil
" behouden.
De 24ste begon zeer sereen. Een algemene communie, luide toejuichingen van
de jongens bij het uitgaan van de kerk. Don Bosco, die de ganse ochtend biecht
had gehoord, deed een gelezen mis omstreeks 10 uur. Wanneer hij zich naar de
refter begaf om zich wat te versterken en de communiteit weer de kerk binnen-
ging voor de plechtige Mis, kwam juist het muziekkorps van de externen
aan. Het werd gevolgd door zeer veel mensen, bij wie ook de oud-leerlin-
gen waren die zich naar voor begaven om ook op hun beurt geschenken aan
te bieden.
Ook het muziekkorps was samengesteld uit oud-leerlingen. Don Bosco
zelf had ze aangezet een dergelijk goed muziekkorps te vormen om aan
Turijn een christelijk muziekkorps te geven. Hij had ook een reglement
voor hen samengesteld. Ze mochten in hun vereniging alleen maar leerlin-
gen van het Oratorio opnemen, maar hen die eruit verdreven waren niet
aanvaarden. Ze moesten veelvuldig tot de Sacramenten naderen. Ze mochten
niet gaan spelen in schouwburgen. Gewillig optreden bij kerkelijke dien-
sten en elkaar wederzijds helpen. Het idee van Don Bosco werd op enkele
maanden tijd een voldongen feit; dertig jonge mannen tussen de beste
e l em en t en , d i e u i t he t O ra t or i o ge ko men waren, hadden een muziekvereniging
gesticht.
De oproep tot deze betoging van kinderlijke genegenheid was natuur-
lijk van Gastini uitgegaan. Dank zij hun bescheiden giften werd een
mooie monstrans met stralenkrans, ongeveer één meter hoog aangekocht en
mede in naam van de afwezigen aangeboden. Dicht- en prozastukken ontbraken
niet, even min de vriendelijke betuigingen van Gastini. Don Bosco dankte
hen zeer hartelijk en nodigde hen uit op een middagmaal. Nog andere
geschenken kwamen voor hem toe, maar meer dan elk andere gift troostten
hem de brieven die overvloeiden van tederheid, erkentelijkheid en edelmoedige
gevoelens.

18.8 Page 178

▲back to top


- XI/175 -
De kerkelijke diensten verliepen plechtig en vroom. Tegen de avond
gaf Don Bosco de zegen met het Allerheiligste. Deze akte verblijdde allen
omdat hij dit slechts een- of tweemaal per jaar deed en nooit een gezon-
gen Mis celebreerde tenzij op Kerstnacht. De plechtige vespers zong hij
niet meer sinds 1850.
Bij zonsondergang loste de bewolkte hemel zich op in regen zodat men
voor de tweede demonstratie opnieuw naar de studiezaal moest terugke-
ren. De eerste academische zitting was gewoonlijk een familieaangele-
genheid, maar op de avond van het feest kwamen veel genodigden. De adel-
lijke leerlingen van het instituut van Valsalice boden, na het zingen van
de hymne, aan Don Bosco een prachtige lamphouder aan. Er kwamen ook
nagenoeg tweehonderd patronaatsjongens. Ze lazen een brief voor en boden
hun bloemenruiker aan. Don Bosco dankte de aanwezigen zeer vurig en gaf
nadien de redenen aan van de tevredenheid die op dat ogenblik zijn hart over-
stroomde:
"
Jullie hebben mij tussen gisteren- en hedenavond mooie
" dingen gezegd. Mocht ik maar aan vele duizenden andere verlaten
" jongens de weldaden en de zorgen die jullie worden medegedeeld uitbrei-
" den. De gedachte dat zovele jongens verlaten zijn, zonder vader,
" zonder vrienden, zonder raadgevers, verstoken van alles wat nood-
" zakelijk is voor het stoffelijk en zedelijk leven, moet ook bij
" jullie, zo schijnt het mij toe, gedachten doen ontstaan van dank-
" baarheid tegenover de goddelijke Voorzienigheid en de wil goed
" gebruik te maken van de gunsten die Zij u verleent. Uit christe-
" lijke liefde, vraag ik jullie hieraan te beantwoorden. Wisten
" jullie maar wat al gevaren zij lopen die in de wereld zijn en
" hoevelen zich laten verleiden door zijn schijn. Let er dan op:
" Enkel zijn ziel te redden is absoluut noodzakelijk. Dat is een
" zeer belangrijke gedachte. Velen onder jullie wensen mij vele
" levensjaren toe. Neen, mijn besten. Het is een vergissing te wen-
" sen dat men lang zou leven. Wij bevinden ons in de handen van de
" goddelijke Voorzienigheid. Wat wel belangrijk is, of men nu lang
" of kort leeft, dat is dat men het leven dat God ons geeft goed zou
" gebruiken. Men dient het voor Zijn eer en glorie te benutten. Voor
" het overige of we langer of korter zullen leven, laten we dat
" maar over in de handen van God. Hij moge over ons beschikken naar het
" Hem behaagt.
Op dat ogenblik, terwijl hij goed de woorden scandeerde, besloot hij:
"Door zijn genegenheid voor de afzondering, de versterving en de ijver
voor de glorie van God, werd Sint-Jan de Doper de grootste heilige van de
hemel."
Ook daags nadien kreeg het feest nog een staartje. In de namiddag
van de 25ste kwamen er nog honderdvijftig jongens van het Oratorio van
SintAloysius, onder de leiding van hun meester Macagno, coadjuteur, en
van Don Abrate, die, omdat hij daar een privaat gymnasium had, ver-
schillende van zijn leerlingen die kort voor het examen voor de inkle-
ding tot jonge geestelijke stonden, bij de leerlingen van het Oratorio
gevoegd had. Ze kwamen hun gelukwensen aanbieden. Don Bosco ontving ze
in de boekerij. Don Guanella, directeur van het zondagspatronaat deed de
voorstellingen. De goede vader luisterde met liefde en zei dan:

18.9 Page 179

▲back to top


- XI/176 -
"
Ik dank jullie voor deze mooie bloemenruikers, welke jullie
" mij gebracht hebben en voor de dingen welke jullie mij gezegd heb-
" ben in uw dichtstukken en brieven. Ik ben uiterst tevreden over
" wat jullie gedaan hebben. Het hangt echter alles af van de goed-
" heid van hen die jullie leiding geven, want aan hen en niet aan
" mij zijn jullie de gevoelens van dankbaarheid en erkentelijkheid
" verschuldigd welke jullie uitgedrukt hebben. Zij zijn het die zich
" met jullie bezig houden. Ik doe niets voor jullie. Bedanken jullie
" D. Luigi Guanella, D. Abrate en meester Macagno.
"
Wat ik jullie kan aanbevelen is dit: Gaan jullie altijd
" gewillig elke zondag naar het Oratorio, zowel 's morgens als 's
" namiddags. Brengen jullie er ook je gezellen naar toe. Weliswaar
" is het lokaal dat thans als Oratorio dienst doet eerder een krocht
" dan een kapel maar ik hoop dat jullie zodra mogelijk een beter
" geschikt lokaal zult hebben, een ruimer, gerieflijker lokaal,
" betere gelegenheden tot ontspanning en in groter aantal. Ik ben
" ermee tevreden dat jullie zich vermaken, dat jullie spelen, dat
" jullie blij zijn. Het is een manier om heilig te worden zoals
" Sint-Aloysius, als jullie zich maar beijveren geen zonde te be-
" drijven. Indien jullie iets bijzonders zouden nodig hebben, wenden
" jullie zich dan tot D. Luigi. Hij zal er mij over spreken en ik zal hier
" zeker in huis liever hen ontvangen die het Oratorio bezoeken en
" een goed gedrag hebben, dan de anderen. Zeggen jullie me nu: van
" wanneer, op w el ke leeftijd moet men goede mense n worden?
"
- Als men nog kleintjes is - antwoordde een stem. Een een andere:
"
- vanaf zijn prille jeugd.
"
Goed, mijn besten, ging Don Bosco verder: vanaf zijn prille jeugd.
" Wat zou er van Sint-Aloysius geworden zijn indien hij had willen
" wachten om goed te worden tot op gevorderde leeftijd? Hij zou geen
" tijd hebben gehad. Indien hij zou gezegd hebben: - Als ik 25 jaar,
" zal zijn, zal ik mij op de goede weg zetten - dan zou hij gestor-
" ven zijn zonder zijn plan te kunnen uitvoeren. Beginnen jullie er
" dus dadelijk mee goede mensen te zijn. Men mag zeggen dat Sint-
" Aloysius toen hij vier jaar oud was zich reeds gans aan de Heer
" had toegewijd. Jullie zijn allen reeds meer dan vier jaar oud.
" Dus, goede moed: weest opgeruimd, gehoorzaam en de Heer zal jullie
" zegenen.
"
Onder andere beveel ik jullie aan de Compagnie van Sint-
" Aloysius in het Oratorio te verspreiden. Dat velen zich laten
" inschrijven en de regels onderhouden.
"
Ik hoop jullie nog dikwijls te zien. Ofwel zullen jullie
" komen om mij te vinden en ik zal altijd tevreden zijn jullie te
" zien, ofwel zal ik soms komen om jullie te bezoeken. Het is ook
" nodig dat er een feest zou worden uitgekozen waarop jullie allen zouden
" te biechten gaan en de Communie ontvangen, natuurlijk zij die hun eerste
" communie gedaan hebben. En ik zal er voor zorgen dat die dag voor
" het ontbijt een fijn stuk brood niet zal ontbreken met een mooie
" snede worst e rbij.
"
Blijven jullie dus opgeruimd, denken jullie eraan voor mij
" te bidden en wezen jullie steeds dankbaar tegenover uw weldoeners.

18.10 Page 180

▲back to top


- XI/177 -
Zij vroegen hem zijn zegen, die hij dan ook gaf. Daarna trokken de
jongens opgeruimd en tevreden naar huis, begeleid door hun meesters.
Zeshonderd brieven van zijn jongens kwamen gedurende die dagen in
zijn kamer binnen geregend. Ze bevatten niet enkel gelukwensen en feli-
citaties maar ook vragen om raad over hun roeping, wensen die moesten
bevredigd worden, twijfels die dienden opgelost, regels voor het
leven. Hij moest ze lezen, en, bij gelegenheid, moest hij ook enigszins
tonen dat hij ze gelezen had, door aan de ene of de andere te antwoorden,
naargelang het geval.
6. "GOEDENACHT"-WENSEN
De "goedenacht"-wensen van Don Bosco geven een verklaring van het
leven van het Oratorio voor onze ogen, evenals ze het vormden op het
ogenblik dat ze uitgesproken werden. Tussen de weinige die ons schrifte-
lijk werden overgemaakt, ontdekt men enige kanten van het toenmalig dage-
lijks leven, dat zelfs een kroniek niet zou kunnen vastleggen hebben.
Over de huiselijke feesten vernemen wij een aantal bijzonderheden, waar-
van we niet weten of wij ze beter dan hier in de loop van deze geschie-
denis kunnen vermelden. We zullen ze naar tijdsorde uiteenzetten en waar
het pas geeft of nodig is zullen wij hun inhoud met korte opmerkingen verkla-
ren.
18 april. Feestdag van Sint-Jozef; manier om de heiligen te vereren.
" Vandaag, mijn besten, hebben wij de feestdag van Sint-Jozef gevierd en
" ik moet jullie met ware voldoening zeggen dat ik tevreden ben. Ik
" ben tevreden over jullie allen en zeer tevreden omdat ik er zo ve-
" len zie die niet enkel aandachtig zijn, maar vol vlijt in al hun plichten,
" in de kerk en daarbuiten, in de refter, op de slaapzaal, in de
" studiezaal en de klas. Ik betuig hen mijn voldoening, omdat ze me
" werkelijk genoegen doen.
"
Maar anderzijds, indien ik een woord van lof voor de goede
" jongens moest zeggen, is het niet minder waar dat ik een ander
" woord van afkeuring te zeggen heb voor hen die niet kwaad zijn,
" maar die - zoals men pleegt te zeggen - noch koud, noch warm zijn
" (nu dat de zomer in aantocht is hopen we dat hun warmte zal ver-
" meerderen). Het zijn zij die weten dat het goed is naar de kerk te
" gaan, dat het goed is te bidden, te letten op eigen plichten. Ze
" weten het en ze zeggen het, maar voor hen is het wat anders iets
" te weten en iets te doen. Het schijnt hun toe dat er een zeer
" ernstige hinderpaal is die hen belet te werken. En in werkelijkheid
" is dat hun onverschilligheid.
"
Naar aanleiding hiervan overkwam mij enkele dagen geleden
" een lachwekkend voorval. Een van hen kwam in gezelschap van ande-
" ren in de sacristie om zijn biecht te spreken. Maar het was een
" eigenaardig geval! Hij was gekomen om zijn biecht te spreken en
" voortdurend trok hij zich terug om plaats te laten voor zijn ge-
" zellen die werkelijk gekomen waren om hun hart te luchten en zich
" van hun fouten te zuiveren. Eindelijk was het zijn beurt en omdat
" er nog maar weinig jongens waren was het wel noodzakelijk naar voren te

19 Pages 181-190

▲back to top


19.1 Page 181

▲back to top


- XI/178 -
" komen. Jullie zullen zeggen dat hij naderbij gekomen is en zijn
" biecht gesproken heeft. Dat is maar een mop, want mijn boeteling
" nodigt zijn naaste gezel uit voor hem te gaan.
" De vriend antwoord hem:
"
- Ga jij maar.
"
- Ga jij, zegt hem de andere al fluisterend.
"
- Neen, ga jij! herhaalt zijn vriend.
"
- Neem jij mijn plaats in - herhaalt deze sufferd.
"
En terwijl hij dit zegt, trekt hij zich terug naar achter om
" plaats te laten voor de anderen. Een tegenblik nadien hoort men
" het gerucht veroorzaakt door de broodmand, wanneer ze haar neer-
" zetten en, vliegensvlug, glipt hij weg als een hert.
"
Wat was dat een wil om zijn biecht te zeggen! Wat ik u
" thans gezegd heb werd tussen haakjes gezegd, want ik houd het voor
" een guitenstreek. Maar hierdoor, om terug de draad van mijn ver-
" haal te hervatten, wou ik zeggen dat dezen weten dat het goed is
" goed te zijn maar ze willen zich nooit in de gelegenheid stellen
" om goed te doen. En kennen jullie er de reden van? Kijk, sommigen
" geloven dat om goed te zijn het volstaat de dingen te kennen.
" Aldus om godsvrucht te hebben voor Sint-Jozef, zou het genoeg zijn
" het leven van Sint-Jozef of enige passages eruit te kennen. Hier
" zien jullie de vergissing. Mijn besten, zo is het niet. Er is
" iets meer nodig. Om goed te zijn moet men het goede kennen en be-
" oefenen. Zo bijvoorbeeld is het mooi te weten dat het goed is in
" de kerk te zijn en er te bidden, maar bovendien moet men er bidden
" en goed bidden. Het is mooi te weten dat het een goede zaak is te biech-
" ten te gaan en er zich naar toe te begeven, maar men moet er zich
" naar toe begeven met een goed inzicht voor het welzijn van de
" ziel. Godvruchtigheid van gevoelens en gebeden zo maar in de lucht
" opgezegd zijn evenmin voldoende, want er zijn vaste voornemens
" nodig en daarna verbetering. Aldus worden de heiligen geëerd.
" Geloven jullie me vrij. De vergissing het tegenovergestelde te
" menen is zeer verbreid en het is een grote vergissing.
"
Ik eindig. Willen jullie echte godvruchtige vereerders van
" Sint-Jozef zijn? Zorgen jullie ervoor echte navolgers van zijn
" deugden te zijn en op het einde van jullie leven zullen jullie
" tevreden zijn. Goede nacht.
De twee toespraken die nu volgen hebben betrekking op de
retraite van de studenten. Ze werd gepredikt door Don Costamagna voor de
conferenties en door Don Dalmazzo voor de overwegingen. Don Bosco noemt
ze beide "van het Huis", hoewel de ene directeur was van de Zusters te
Mornese en de andere directeur van het College van Valsalice. De Salesi-
anen, ook wanneer ze elders verbleven, voelden zich altijd en werden
steeds aangezien, als eng verbonden met de familie, die zich rondom Don
Bosco in het Oratorio bevond en van waaruit Don Bosco hen had uitgezonden.
23 april. Manier om goed de retraite te doen; denken aan zijn roeping.
" Vanavond, mijn beste zonen, moet er een dialoog ontstaan tussen U
" en mij. - Willen jullie vrienden van Don Bosco zijn?
" Allen: - Ja, ja!
" Goed. En als goede vrienden van Don Bosco, zijn jullie bereid te doen

19.2 Page 182

▲back to top


- XI/179 -
" wat hij jullie wenst te zeggen?
" Allen: - Ja, ja!
" - Goed. En als hij jullie dus zou zeggen deze retraite goed te
" doen, zullen jullie ze dan goed doen?
" Allen: - Ja, ja!
"
Dan gaat alles goed. Met jullie goede wil hoop ik dat we grote
" zaken zullen doen. De retraite, mijn beste vrienden, is een werk
" van allerhoogst belang en van onmetelijk nut. Het is wel waar dat
" jullie allen reeds deugdzaam en heilig zijn, maar daarom, mijn
" besten, moeten jullie je geen illusies maken alsof de retraite ook
" voor de goeden niet zeer nuttig zou zijn. Ze is altijd een nieuwe ver-
" sterking, een nieuwe hulp die altijd meer verstevigt en de geest
" die reeds verzwakt is opmontert. Allen hebben het nodig hun geweten
" een revisie te geven, hun loomheid kracht te geven. De Apostel
" zegt het jullie uitdrukkelijk: Qui Sanctus est, sanctificetur adhuc,
" qui justus est justificetur adhuc. Wie goed en deugdzaam is ga verder
" in goedheid en deugd, wie heilig is, reikhalze naar meer heilig-
" heid en worde heiliger.
"
Bovendien ben ik gewend in deze omstandigheden alle jaren aan
" de jongens aan te bevelen en sterk aan te bevelen te denken aan
" hun eigen roeping en vooral aan hen die hun gymnasium gaan beëin-
" digen. Dit is, mijn besten, een zaak waarin jullie veel belang moeten
" stellen. " Immers van het feit of men ja dan neen aandacht heeft
" gegeven aan de staat waartoe God ons geroepen heeft, kan zeer vaak
" afhangen een gelukkig leven hier op aarde (hoe dit geluk dan ook
" mag zijn) en ook het eeuwig heil in het andere leven. Daartoe mijn beste
" vrienden, is het van groot belang een algemene biecht te spreken of-
" wel over gans het leven " voor hen die ze nog niet gedaan heeft,
" of voor de tijd die verlopen is sinds de laatste algemene biecht.
" Wie wil te biechten gaan bij de predikanten, zal daartoe gelegenheid
" hebben. Maar het is een raad, mijn beste zonen, welke ik jullie geef
" en die ook de Heiligen geven, dat wanneer iemand te maken heeft
" met een zaak van zo groot belang, als de kennis van zijn roeping
" door de Heer, hij hierover overleg zou plegen met zijn gewone biecht-
" vader. Deze, omdat hij reeds ons vroeger gedrag kent en bovendien
" uitgerust is met de verlichting die de Heer in dergelijke omstandig-
" heden hem pleegt te geven, zal gemakkelijker en met meer zekerheid
" tussen de andere wegen de weg onderkennen die God voor ons getrok-
" ken heeft. En wanneer ik dit zeg dan bedoel ik niet dat iemand bij
" zijn gewone biechtvader zou te biechten gaan en dan overstelpt van
" schrik of schaamte een of andere zonde zou verzwijgen. Neen, mijn
" beste vrienden, want dan zou ik een andere raad geven en hen zeg-
" gen dat ze telkens van biechtvader zouden veranderen liever dan
" dat het zou gebeuren, al was het maar eens, dat iemand bang zou
" zijn en een zware zonde zou verzwijgen.
"
Dus, mijn beste zonen, bij deze mooie gelegenheid van de
" retraite denkt ernstig aan jullie roeping en vooral jullie die
" reeds ver in de studies gevorderd zijn. Dit is de best geschikte
" tijd waarin de Heer gewoonlijk zijn licht en zijn genade meedeelt.
" Mijn besten, ik zeg deze zaken graag omdat ondanks het feit dat
" men waarschuwt dat iedereen moet denken aan de stap die hij zal,
" zetten er altijd slordige jongens zijn die juist nu zich niet
" bekommeren om de retraite, zodat zij de tijd laten voorbijgaan.
" Wanneer dan het ogenblik daar is om te beraadslagen dan is zo iemand in

19.3 Page 183

▲back to top


- XI/180 -
" verwarring en weet niet wat hij doen moet. Hij gaat bij zijn
" biechtvader en vraagt hem wat nopens zijn roeping.
" - Maar, mijn arme jongen, zegt hem de biechtvader, heb jij niet al-
" les beslist gedurende de retraite?
" - Ik ben het vergeten, antwoordt hij. - Welke raad kan de biechtva-
" der aan die leeghoofden geven? En dan, zie je, dan komt de tijd
" dat de onzekerheid, de verwarring groeit. De jongen zal natuurlijk partij
" kiezen, maar hij zal altijd in twijfel verkeren over zijn nieuwe
" staat. Dus, mijn beste zonen, wanneer jullie nu echt de vrienden
" van Don Bosco willen zijn, hou je ernstig met deze oefeningen
" bezig en doe wat ik je gezegd heb, met de zekerheid er een groot
" voordeel voor je ziel uit te halen. Goede avond.
25 april. Lof voor de goeden die goed de retraite doen.
Verwittiging aan de anderen, die door de retraite goed te
doen een middel hebben om niet uit het Huis verwijderd te
worden.
"
Ik ben zeer verheugd te zien dat jullie vanaf het begin zo
" stipt zijn in het beoefenen van de stilzwijgendheid. Dit is zeker
" een van de voornaamste vereisten om zoals het moet en met vrucht de
" retraite te doen en tegelijkertijd is het een blijk van uw goede
" wil deugdzaam te willen worden. Jullie zijn dat reeds en werkelijk
" wanneer ik erover nadenk, dan schijnen mij deze oefeningen eigen-
" lijk onnuttig indien niet voor allen, dan toch voor velen van jul-
" lie. Want ik moet het jullie zeggen, er zijn er velen die mij wer-
" kelijk troosten en die mij tevreden stellen. Ze zijn vlijtig in
" alles, in bidden, studeren of in andere plichten.
"
Ik zeg dus: velen, want terwijl ik enerzijds aangemoedigd en
" verblijd word door het goede gedrag van de enen, ben ik daarentegen
" aan de andere kant bedroefd geworden door anderen. Ze willen niet
" weten van studeren, bidden of zich aan de regels houden. En hun
" aantal is niet gering, vermits men er één op dertig mag toe reke-
" nen. Men heeft over hen eens ernstig gepraat en het was bijna be-
" slist ze naar huis te zenden, maar de gelegenheid van deze retraite
" heeft iedere onaangename beslissing hangende gehouden, omdat sommi-
" ge oversten gehoopt hebben dat zij gedurende deze dagen hun levens-
" gedragingen zullen wijzigen en zich van nu af op de deugd zullen
" toeleggen. Daarom mogen zij die bij dit aantal kunnen geplaatst
" worden, duidelijk inzien voor welk alternatief ze geplaatst zijn.
" Ofwel moeten ze hun levenswijze veranderen ofwel zullen ze ver-
" plicht zijn hun matten op te rollen. Ik beveel hen dan ook aan hun
" voordeel te doen met de oefeningen van deze dagen en goede jongens
" te worden.
"
Nu rest me nog alleen de goeden aan te moedigen, te volhar-
" den en in volmaaktheid met grote schreden voortgang te maken. Zowel
" voor de enen als voor de anderen is er niets tekort opdat ze hun
" inzicht zouden kunnen verwezenlijken. We hebben twee predikanten
" van het huis, die ook tussen ons opgegroeid zijn, die het Oratorio
" kennen en de noden van de jongens met wie ze zich steeds onderhou-

19.4 Page 184

▲back to top


- XI/181 -
" den en voor wie ze prediken. Het zijn twee predikanten die veel van jullie
" houden en alleen je belang wensen te dienen. Daarom blijft er van
" die kant niets meer te wensen. Alleen van jullie hangt het af of
" jullie van hun inspanningen de vruchten plukt. Samen met al de
" andere oversten hebben ze het inzicht jullie deze vruchten in
" overvloed te laten genieten. Verdubbel je goede wil en zeker zal
" de Heer niet nalaten je met al zijn goede dingen te bekronen. Goede
" nacht.
Zoals reeds Don Cafasso in het kerkelijk Convict, was eveneens
Don Bosco in het Oratorio de gewone biechtvader. En zoals Don Bosco in
het Oratorio, zo deden ook de directeurs in hun colleges. Die gang van
zaken duurde tot in 1900. Welnu, op een van de avonden van de retrai-
te, drukte Don Bosco op volgende manier zijn mening uit aan Don Costa-
magna, die dit onderwerp had aangesneden, over het al of niet opportuun
zijn van het feit dat een directeur de biecht zou horen van zijn jon-
gens ook in de loop van de retraite. "Laat toe dat Don Bosco hierop een
uitzondering maakt en dat hij ook ten tijde van de oefeningen de biecht
hoort van de jongens. Over het algemeen echter is het niet goed dat de
directeurs dit zouden doen. Ik zeg dit voor een gewoon geval, vermits
het kan gebeuren dat een jongen bij zijn directeur oprecht wenst te
biechten te gaan, omdat deze hem goed kent en hij er zich dus met enkele
woorden kan van afmaken, terwijl hij aan een andere biechtvader heel
wat uitleg zou moeten geven. Ik ben de mening toegedaan dat men de raad
moet geven dat de predikanten biecht horen, dat men vrijelijk bij hen kan
gaan, dat in een tijd van retraite het geoorloofd is en zelfs passend
dat men van biechtvader verandert. Wanneer dan iemand bij zijn direc-
teur wenst te biechten te gaan, dan kan hij geroepen worden en gaan
biechten in de kamer van de directeur, dus een ietwat ongemakkelijke
plaats voor de jongens, waar ze wat onwennig zijn, opdat alleen bij hem
zouden te biechten gaan die jongens welke werkelijk geen ander inzicht noch
bedoeling hebben."
De jongens kwamen zo graag bij Don Bosco biechten, dat hij de laat-
ste avond van de retraite zeer laat uit de biechtstoel opstond en dat hij
zo moe was dat hij niet meer kon. Hij was zelfs zo moe dat hij tegen
zijn gewoonte in de overblijvenden vroeg 's anderendaags 's morgens te
willen terugkomen.
Bij de avondmaaltijd vermaakte hij zijn disgenoten door het verhaal te ver-
tellen van een soort zoete geitenkaas, een "robiola" die op tafel ge-
bracht was.
Sinds enkele dagen was een leerling van de derde klas van het gymnasium
teruggekeerd naar het Oratorio , nadat hij zich wegens ziekte naar huis
had begeven. Wanneer hij Don Bosco was gaan begroeten, zei hij hem dat zijn
ouders volstrekt niets meer konden betalen, noch de achterstallige schul-
den, noch het lopende kostgeld. - Het enige - voegde hij er aan toe - dat
ze kunnen doen hebben om u in zekere mate te vergoeden is dat ze u deze
zes kleine bollen kaas toezenden. - En hij zei dat met veel aanvallig-
heid en ongegeneerd, zoals Don Bosco liet opmerken. Hij wist ook dat hij
de eerste van zijn klas was en een zeer goede jongen.
Uw ouders konden dus werkelijk niets anders doen? - drong Don Bosco
aan.

19.5 Page 185

▲back to top


- XI/182 -
Niets, helemaal niets. Wat ik u nog kan geven, is, dat ik bij u
mijn algemene biecht kan spreken.
Don Bosco lachte, in de mening dat het kind er een grap wou van
maken. Maar de volgende dag kwam hij zeer ernstig zijn algemene biecht
spreken. Don Bosco stipte dan nog aan dat een kleine bol van deze kaas
uit Brianza vijftig centimes waard was.
Daarna had hij het over het geduld van vele jongens bij het onbe-
weeglijk geknield blijven zitten, zonder op iets te steunen, zelfs gedu-
rende twee of drie uren, terwijl ze hun beurt afwachtten en soms, na zo
lang te hebben gewacht, lieten ze ook anderen voorgaan. - Om dit te doen
is er werkelijk een grote deugd nodig - besluit Don Bosco.
Nu volgen twee "goedenacht-wensen" uitgesproken in de eerste helft
van de maand van Maria op twee achter elkaar volgende avonden. Ze
v u l l e n e l kaar wederzijds aan. In de tweede wens gebruikte Don Bosco de methode
van de dialoog, waartoe hij zijn toevlucht nam, wanneer men, zoals een
Italiaans spreekwoord zegt "de gans wou plukken, zonder ze te doen kwa-
ken", met andere woorden, iets ongemerkt wou doen ingang vinden. Steeds
meer groeide het aantal van de aspiranten voor de priesterlijke
s t a a t , d i e a f ko m st i g waren uit zeer arme gezinnen. Indien men er zich dan ook
niet ernstig om b e k o m m e r d e h o e v e l e n z o u d e n e r n i e t p r i e s t e r h e b b e n w i l -
len worden wegens louter menselijke motieven en niet uit echte ijver
voor de zielen. Don Bosco was natuurlijk van oordeel dat het beter was
voor de Kerk een priester minder te hebben dan een schandaal meer. Het
was bovendien nodig de aandacht te vragen voor het Vrome Genootschap.
Kortom, het was een kiese zaak. Dat was de reden van de tweede dialoog.
Het was echter geen geïmproviseerde dialoog, maar een dialoog die
v o o r a f o n d e r v i e r o g e n i n e l kaar gestoken was.
10 mei. Belangloosheid bij de roeping tot het priesterschap;
zekerheid van de zwakken in de kloostercongregaties. -
"
Wij zijn in de mooie maand van Maria en daarenboven in de noveen
" van de Heilige Geest. Ik zou willen dat jullie allen zich goed
" inspanden om deze maand goed door te brengen en ook deze noveen
" en dat jullie daarom een speciaal inzicht zouden maken. Bidt opdat
" de Heilige Geest jullie in deze dagen zou verlichten en zou doen
" kennen wat Hij van jullie wil. Denk allen aan je roeping en op een
" speciale manier zij die in hun studies meer gevorderd zijn. Ver-
" geet niet dat dit tijdstip van jullie leven van het grootste belang is.
" Ik zou wensen dat gedurende deze noveen of gedurende deze welke er
" onmiddellijk zal op volgen ter ere van Maria, Hulp der Christenen, zij
" die een besluit moeten nemen, voorgoed zouden beslissen. Maar nie-
" mand mag de priesterlijke staat verkiezen, indien hij niet door
" God hiertoe geroepen is. En niemand late zich door een andere
" staat verleiden, indien de stem van de Heer hem roept tot de dienst
" van Zijn Kerk.
"
Hier is het echter nodig dat ik jullie wijs op een zeer ern-
" stige vergissing ingeworteld bij de ouders en bij de kinderen,
" een vergissing die jullie misschien hebt horen herhalen door per-
" sonen met een zeker gezag bekleed. - Word priester - zegt men; aldus zul

19.6 Page 186

▲back to top


- XI/183 -
" je een mooie positie hebben in de maatschappij en zul je je ouders kunnen
" helpen.- Mijn beste jongens! Dat het nooit moge gebeuren dat iemand
" onder jullie de priesterlijke staat zou omhelzen om zijn ouders
" te helpen. Indien jullie dit willen doen, verkies dan een andere
" loopbaan en dan zal je ook voldoende geld verdienen. Wie priester
" wordt mag enkel werken om zielen te winnen voor God.
"
Nog een andere opwerping wat dit betreft, die me al gemaakt
" werd door pastoors en andere aanzienlijke personen, wens ik jullie uit
" het hoofd te praten. - Hoe komt het dat Don Bosco aan sommige van
" zijn jongens suggereert dat ze zouden priester worden, als ze maar
" het inzicht hebben zich terug te trekken in een kloostercongrega-
" tie, terwijl, wanneer deze jongens blijk geven van hun inzicht
" midden in de wereld te blijven, hij hun de raad geeft niet de
" priesterlijke staat te omhelzen? De reden, mijn beste jongens,
" is deze: er zijn er velen, die, wanneer ze zich teruggetrokken
" hebben, de deugd beoefenen en met vlijt hun godsdienstige plichten
" vervullen, terwijl ze, wanneer ze ook maar voor enkele ogenblikken
" in de wereld zijn, niet meer in staat zijn zich te behoeden voor zovele
" gevaren die men er aantreft, en niet goed eindigen. Daarom wanneer ik
" een jongen zie, die, zolang hij opgenomen is in het Oratorio of in
" een ander college, een voorbeeldig leven leidt en dan naar huis gaat in
" vakantie, in vele zonden valt en weer doet wat hij deed vooraleer hij
" naar het Oratorio kwam, die daarna terug keert uit vakantie en
" zich opnieuw ernstig inspant om zijn plichten goed te vervullen
" en zijn vroomheidpraktijken getrouw te beoefenen, en over wie,
" wanneer hij nog eens naar huis is geweest, men zich weer moet
" beklagen wegens het vallen in ernstige zonden, geef ik wanneer
" deze jongen mij om raad vraagt over zijn roeping, het volgende
" radicale antwoord: - Indien jij het inzicht hebt in de wereld te
" gaan als priester, pastoor, kapelaan, ga dan niet de weg op naar
" het heiligdom, want het zou de weg zijn van je ondergang en van
" wie weet hoeveel andere zielen nog meer. Wanneer je er echter, met
" rechtschapen bedoeling, neiging toe gevoelt om priester te worden,
" en indien je beslist een afgezonderd leven te leiden in een of
" ander klooster, dan geef ik je graag de raad en de toestemming
" priester te worden. -
"
En je moogt me vrij geloven, dat haalde me reeds het onge-
" noegen van velen op de hals, omdat ze me zegden: - Don Bosco heeft
" aan die persoon gesuggereerd de priestertoog aan te nemen en dan moest men
" hem uit het Seminarie wegjagen. Aan een andere heeft hij de raad
" gegeven priester te worden en nu ziet men dat hij een leven leidt
" dat alles behalve voorbeeldig is. - Maar deze criticasters weten
" niet dat ik aan deze personen de verzekering had gegeven dat ze
" goede geeste l ijken en goede priesters zouden gebleven zijn, maar enkel
" en alleen wanneer ze zich zouden teruggetrokken hebben in een
" klooster. Zij hebben het mij in die zin gevraagd en ik heb hen in die
" zin geantwoord.
"
Indien jullie, mijn beste zonen, mijn raadgevingen niet uit
" het oog verliezen, geloof ik dat jullie bij de keuze van je roeping
" met geen louter menselijke belangen zullen rekening houden. Wie
" dan tot de priesterlijke staat zal geroepen zijn zal hem omhelzen
" en wie niet daartoe geroepen is blijve er uit. Aldus zullen jullie
" zekerheid hebben over de weg die jullie zullen volgen en zekerheid
" over je eigen redding. Neem dus je toevlucht tot de Heilige Geest
" en tot de Zalige Maagd opdat zij je zouden verlichten en helpen.

19.7 Page 187

▲back to top


- XI/184 -
" 11 mei. Opnieuw over de onbaatzuchtigheid bij de priesterroepingen.
"
Drie opwerpingen worden weerlegd.
"
Don Barberis (nadat Don Bosco enkele inleidende woorden ge-
" zegd had): Ik vraag het woord.
"
Don Bosco: Laten we luisteren naar wat U te zeggen hebt.
"
Don Barberis: Elke werkzaamheid moet haar beloning hebben.
" Daarom is het wel rechtvaardig dat een priester die werkt zou
" kunnen verdienen.
"
Don Bosco: Wat je zegt is waar en hierdoor bedoel ik dat hij die
" werkt in het heilig ministerie de hele dag niet moet vasten. Wie werkt
" moet iedere dag eten en alles hebben wat nodig is voor het leven.
" Sint-Paulus verklaart het uitdrukkelijk. Qui altari servit, de
" altari vivat. Maar buiten zijn voedsel, moeten de winsten van de
" priester de zielen zijn en niets meer. Men heeft steeds gezien
" dat, wie tijdelijke belangen nastreeft, zeer moeilijk vele zielen
" bekeert of aan het eeuwig heil denkt van wie hem toevertrouwd
" zijn. Wanneer je mij integendeel een priester toont die volledig
" onbaatzuchtig is en niet denkt aan geld winnen of ook niet trach-
" ten in de behoeften van zijn familie te voorzien dan zul je zien
" wat al goeds, hoevele bekeringen hij zal bewerken. Daarom is het,
" en dat moet je goed noteren, dat Sint-Paulus niet wil dat een
" priester zich met de aangelegenheden van de wereld zou bemoeien.
" Non implicat se negotiis saecularibus. Hij mag zijn gedachten
" niet zetten op kopen, en verkopen, kapitalen in de banken, niets
" van dat alles.
"
Don Barberis: Veroorloof me, Mijnheer Don Bosco, nog een
" woord in te brengen. Het staat vast dat een priester speciaal moet denken
" aan het heil van de zielen. Nochtans in de geboden van de wet van
" God, wordt er bevolen: Eer vader en moeder. Het woord eren bete-
" kent eveneens te hulp komen. Indien dus allen moeten wedijveren om
" hun ouders bi j stand te verlenen, hoe veel te meer de priester.
"
Don Bosco: Ik ga akkoord dat men zijn vader en zijn moeder
" zou eren en dus bijstaan, wanneer ze in nood verkeren. Maar indien
" je dit doel nastreeft, wanneer je priester wordt, laat dan de priester-
" loopbaan en beoefen een kunst of een ambacht dat je beter past,
" maar wordt geen priester. Vanaf het ogenblik dat je priester
" wordt, worden je ouders al diegenen die een ziel te redden hebben en
" je moet aan hen en niet aan wat anders denken. De goddelijke Heiland
" wou ons dit voorbeeld geven op een schitterende wijze. Immers wan-
" neer hij probeerde goed te doen aan de scharen en iemand hem zei:
- Je " moeder is daarbuiten en ze zoekt jou - antwoordde hij: - Wie
" is mijn moeder? - In der waarheid zeg ik u dat al wie het woord
" Gods aanhoren en het in de praktijk omzetten, mijn vader, mijn
" moeder en mijn broeders zijn. En Jezus ging nog verder. Hij kwam
" er toe te zeggen: - Wie zijn vader, zijn moeder, zijn broeders en
" zijn zusters niet haat, kan mijn leerling niet zijn. Daarom moe-
" ten jullie er goed aan denken dat de heiligheid van de priester-
" lijke staat de volstrekte onthechting van de dingen van deze we-
" reld inhoudt. Alle godgeleerden zijn het eens om het volgende te
" bevestigen: " Bona clericorum sunt patrimonia pauperum: de goede-
" ren van de geestelijken - en hier heeft het woord geestelijke de
" betekenis van priester - zijn het erfdeel van de armen.
"
Don Barberis: Het schijnt me toe dat daar niets tegen in te
" brengen is. Ik dacht er over juist zoals u. Ik heb enkel gesproken omdat

19.8 Page 188

▲back to top


- XI/185 -
" ik een duidelijk en categorisch antwoord wou voor hen die mij
" hierover ondervraagd hebben. Veroorloof me echter nog een opmer-
" king te maken die mij vandaag nog gemaakt werd. Er zijn vele zeer
" gezaghebbende personen die veel gestudeerd hebben en ook geestelijken die
" op dit punt niet zo streng zijn en zelfs zeggen: - Word maar
" priester dan kun je zus en zo doen; geld verdienen, aankopen, je
" een kapitaal verzamelen.
"
Don Bosco: Ik weet dat er zulke zijn en zelfs niet zo weinig
" en er zijn nog anderen die het niet alleen zeggen maar ook doen.
" Ik zal het werk van deze personen niet napluizen. Ofwel doen ze
" dat te goeder trouw, ofwel is hun een ander evangelie geopenbaard
" geworden dat verschilt van dat wat ik ken. Het is echter een feit
" dat de Heer gesproken heeft zoals ik je het uiteengezet heb. Zo sprak ook
" Sint-Paulus, zo spraken de Heilige Vaders in hun commentaar bij de
" heilige brieven. (En voortgaande met enkele overwegingen, eindigde
" hij met aan de jongens een goede nacht te wensen. Nota van de
" kroniekschrij ver).
Dan zijn er twee toespraken na het avondgebed gedurende de noveen
van Maria, Hulp der Christenen. De eerste houdt een zinspeling in op
een droom die men in de volgende paragraaf zal lezen. De grappige ver-
wijzing naar "centen" is een voorspel op een categorisch bevel dat met
nog meer humor twee avonden nadien zal gegeven worden.
Op de feestdagen hadden de jongens de toelating iets te verteren
van hun persoonlijke spaarduitjes in de mate vastgesteld door de prefect
en alleen maar aan zaken in het Oratorio ten toon gesteld voor verkoop.
Ze mochten niet in klinkende munt betalen maar door middel van punten of
bons ad hoc. Bij dergelijke gelegenheden werden banken klaar gezet met
verfrissingen en kermiswaren en er werden vooral boeken verkocht aan
u i te rst lage prijzen.
18 mei. Aan de Madonna gezondheid en kuisheid vragen. -
"
De noveen van Maria, Hulp der Christenen is reeds begonnen
" en zelfs wat gevorderd. Het is dus nodig dat jullie centen zouden
" gereedhouden voor het feest, en ook jullie hart om van de Maagd
" Maria vele genaden te ontvangen. De twee speciale gunsten die
" ieder van jullie zeker moeten vragen aan de Allerheiligste Madonna ge-
" durende deze noveen, zal ik je zeggen. De eerste is dat de H.
" Maagd, Hulp der Christenen, jullie de gezondheid zou schenken die
" nodig is om de studies voort te zetten, zodat jullie zich goed op
" de examens zouden kunnen voorbereiden, want, of jullie het willen
" of niet, ze naderen. Voor hen die buiten het huis hun examens gaan
" afleggen, blijven er amper nog maar twee maanden over. Het is dus tijd
" eraan te denken.
"
Maar de voornaamste gunst die ik zou willen dat allen zouden vragen
" en die bron is van alle andere genaden is deze: vraag allen, al-
" len, dat jullie de mooie deugd van zuiverheid zouden mogen bewa-
" ren. Dat is de deugd die het meest aan het hart van de Maagd Maria be-
" haagt.

19.9 Page 189

▲back to top


- XI/186 -
"
Als jullie deze deugd hebben, dan hebben jullie alle deugden.
" Indien zij ontbreekt dan is er ook geen andere deugd meer. We mogen
" werkelijk zeggen dat deze deugd de bron is van alle andere deugden:
" venerunt omnia bona pariter cum illa. Het moge volstaan te zeggen dat wie
" haar b ez it zic h spoedt onder de mantel van de Maagd Maria; wie ge-
" kwetst werd, dus haar verloren heeft, maar haar nadien terug ver-
" overt, en alles in het werk stelt om haar te behouden, loopt er
" naartoe; wie haar niet voldoende bewaart, wandelt ternauwernood,
" wie ze niet bezit, treuzelt.
"
Vraag deze genade en span je met alle krachten in om ze te
" bekomen. Zij die de mooie deugd van zuiverheid niet verloren heb-
" ben, volgen het Lam waarheen het gaat en zingen een cantiek die
" niemand anders mag aanleren. Maar omdat het een zo broze deugd is, is
" het nodig de Zalige Maagd te bidden met levendig en herhaald aan-
" dringen en alle gele gen heden te vluchten die deze deugd kunnen doen
" verliezen, zoals sommige minder g oe de gezellen, ze kere onnette
" woorden die gezegd werden of in de woordenboeken werden opge-
" zocht. Ik smeek jullie, vluchten jullie iedere gelegenheid. En
" beoefen allen d e middelen die jullie kunnen behulpzaam zijn om deze
" onwaardeerbare schat te bewaren, zoals de veelvuldige communie gedaan
" zoals ze behoort gedaan te worden, de vurige godsvrucht tot de
" Zalige Maagd, kerkbezoeken, en zaken van dien aard. Ik hoop zo
" dat jullie dit zullen doen en jullie zullen er een zo grote tevre-
" denheid in vinden, want alles wat we nu zeggen over het geluk dat
" ons wacht is maar een nietigheid.
" 20 mei. Uitleg van de woorden uit het Evangelie: "Wie zijn vader
en zi jn mo ed er n iet h aat is m ij n ie t w aa r di g. " -
"
Er is beslist geworden, mijn beste jongens, dat, zoals in
" voorgaande jaren gedaan werd, het gangbaar geld gedurende deze
" feesten van Maria, Hulp der Christenen, geld moet zijn dat gemunt
" is op de nationale bank van het Oratorio van de H. Franciscus van
" Sales. Het geld van andere Staten zal hier niet aanvaard worden.
" Deze voorziening, zoals jullie het reeds menigmaal gemerkt hebben,
" werd genomen om grote wanorden, die in het tegenovergestelde geval
" zouden ontstaan, te voorkomen.
"
Do n Barb er is: - (nadat hij het woord gevraagd en verkregen heeft)
" Ik zou, Mijnheer Don Bosco, indien u het toestaat, nog eens een
" vraag willen stellen over zaken die vroeger over de roeping gezegd zijn.
"
Don Bosco: - Zeg het maar.
"
Do n Barb er is: - Het schijnt me toe dat verleden maal u deze
" woorden van het Heilig Evangelie: Indien iemand zijn vader en zijn
" moeder niet haat, is hij mij onwaardig, aangehaald hebt zonder er een
" verklaring van te geven. Vele vragen werden mij hierover gesteld en
" ik heb geantwoord dat deze woorden aldus niet in het algemeen mogen
" genomen worden, maar betrekking hebben op het geval, waarin de wil
" van de ouders zich rechtstreeks verzet tegen de wil van God, die
" zich reeds duidelijk geopenbaard heeft, zoals bijvoorbeeld, een
" heiden die zou w illen christen worden, of een protestant die zou wil-
" len katholiek worden en de ouders

19.10 Page 190

▲back to top


- XI/187 -
" verzetten zich daartegen. Of wanneer er een duidelijke roeping tot d e
" geestelijke staat zou zijn en de ouders het niet zouden toe-
" staan. Dan, liever dan in te gaan tegen de wil van God, moet men, op
" een zekere manier, zijn ouders haten, dit wil zeggen, ze niet
" gehoorzamen maar de roep van de Heer volgen.
"
Don Bosco: — Dat is juist, het is waar, maar ik voeg er aan
" toe dat men niet enkel in dergelijke gevallen de liefde van het
" vlees en van het bloed moet overwinnen maar telkens wanneer dit
" gevergd wordt door de grotere glorie van God. En men notere goed
" dat het niet Don Bosco is die dit zegt zoals iemand van jullie
" dwaasweg beweerde. Iets dergelijks beweren ook sommige ouders:
" Don Bosco heeft dat gezegd! Waarom zegt hij zo iets aan de jon-
" gens? Luister naar mij! Ik ben het niet die dat zegt, het is onze
" goddelijke Zaligmaker. En de reden waarom ik die toespraken hou
" is dat ze me zeer belangrijk en noodzakelijk toeschijnen. Het is
" omdat ik wens het woord van Jezus Christus te verklaren. Men no-
" tere de omstandigheden waarin Hij deze " woorden heeft uitgespro-
" ken. Hij hield een toespraak tot een grote menigte volk. Zijn Moeder
" Maria was daar met enige kozijns en verwanten die in het He-
" breeuws broeders werden genoemd. Ze probeerden hem te spreken te
" krijgen. Zij die het dichtst bij de goddelijke Zaligmaker stonden
" verwittigden hem: Je moeder en je broers staan buiten en zoeken
" u. En Jezus antwoordt: " Wie is mijn moeder? Wie zijn mijn broe-
" ders? Mijn moeder en mijn broeder is wie naar het woord van God
" luistert (Sint—Lucas, 14,26). En op een andere plaats: Wie naar
" mij komt en zijn vader en zijn moeder niet haat, is mij niet
" waardig. (Sint-Mattheus, 10,35) Ik ben gekomen om de vader van
" de zoon en de moeder van de dochter te scheiden... Vijanden van
" de mens zijn zijn huisgenoten.
"
Blijkt uit dit alles niet dat alles wat tot grotere glorie
" van God strekt, een dergelijke onthechting vergt? Zodus is het
" niet Don Bosco die het zegt, maar het is God die het zegt.
"
Vergeten jullie voor het overige niet dat God de offers
" d ie men brengt om aan zijn heilige wil te gehoorzamen, ruim weet te be-
" lonen.
"
Per slot va n re ke n in g, in on s ge va l m oe ten ju llie g oed a cht
" slaan op het feit, dat wie de geestelijke staat omhelst, zich
" niet schijnt te bekommeren om zijn ouders. Welnu, hij zal altijd
" een raad kunnen geven die veel meer waard zal zijn dan goud. Hij
" kan gemakkelijker voor hen bidden en het gebed is de oorzaak van
" alle ook tijdelijk geluk. Hoe dikwijls gebeurt het niet dat de
" ouders rijkdommen verwerven en men weet niet van waar ze komen
" en dan zijn het de gebeden van hun zonen die ze verkregen heb-
" ben. Wat al voorspoedige zaken, gewonnen processen, tweedracht
" die werd bijgelegd en het zijn de gebeden die ze bekomen hebben.
" En zijn dit niet evenveel hulpmiddelen die men aan zijn ouders
" kan verstrekken, hulpmiddelen die veel groter zijn dan het beet-
" je geld dat men hen zou kunnen bezorgen? En geloven jullie dan
" niet dat de Heer, die een beker water in zijn naam geschonken
" reeds beloont, het offer dat zij brengen en hun hart zoveel kost,
" niet zal belonen?
" (De toespraak wordt in het handschrift hier afgebroken).

20 Pages 191-200

▲back to top


20.1 Page 191

▲back to top


- XI/188 -
Tot na het feest van Maria, Hulp der Christenen, hebben wij geen
andere toespraken. Op die dag werden aan de gelovigen zeer vele commu-
nies uitgereikt. Buitengewoon was de toeloop van volk die de zegen van
Maria, Hulp der Christenen uit de handen van Don Bosco wilde ontvan-
gen. Toen op het ogenblik van de plechtige Mis, de toeloop van het volk
niet ophield, zond hij de menigte weg met een algemene zegen.
Wanneer hij naar zijn kamer vertrokken was, trof hij in de voorka-
mer een groep van aanzienlijke dames aan, die opzettelijk van Milaan wa-
ren gekomen om het feest bij te wonen. In alle eenvoud haalde hij voor
hen uit zijn zakken meer dan vijftig giften in bankbiljetten en waarde-
volle sieraden, die hem die morgen wegens verkregen genaden werden aangeboden.
Hij vertelde ook een feit dat iets buitengewoons had. Vier dagen
voordien bevond graaf Vialardi zich in stervensnood. Toen hij hem gaan
bezoeken was zag hij dat het hoog tijd was hem de heilige teerspijze te
dragen. Hij zette hem toen aan zijn vertrouwen te stellen in Maria, Hulp
der Christenen en gaf hem daarbij de verzekering dat hij nog langer zou
leven. Hij zou daarna op de dag van het feest te communie gaan in de Kerk
van Maria, Hulp der Christenen. In zijn familie wou niemand geloof hech-
ten aan de mogelijkheid hiervan. Die morgen was de graaf nochtans geko-
men en was te Communie gegaan. Don Bosco toonde de aalmoes die hij
g e sc h on ke n h ad ter e re van Maria, Hulp der Christenen.
In het priesterkoor van de kerk van Maria, Hulp der Christenen be-
wonderde men een groot tapijt, het werk en de gift van adellijke Floren-
tijnse dames. In het midden van de voorzoom hadden ze volgende tekst ge-
borduurd: Mariae Auxiliatrici in suam suorumque tutelam Matronae Floren-
tinae anno MDCCLXXV. De brief welke Don Bosco, vol dankbaarheid hun als
verklaring schreef, strekt ter ere van de schenksters. We weten niet
waarom dit geschrift deze vorm aannam en al evenmin de reden van de
vertraging bij het verzenden.(1)
Tot meerdere glorie van God en ter ere van de Onbevlekte Maagd
Maria, machtige helpster van de Christenen en ter eeuwige herinnering
aan de godsdienstige geest van de Florentijnse dames verklaar ik wat hier volgt:
"
Een uitgelezen gezelschap van adellijke Florentijnse dames,
" bewogen door een geest van christelijke liefde en van godsvrucht
" tegenover de verheven Hemelkoningin, heeft vroeger door middel
" van edelmoedige steungelden meegewerkt aan de bouw van de tempel
" te Turijn aan, Maria, Hulp der Christenen gewijd en, om nog een
" openbaar en duurzaam blijk te geven van hun verering voor deze
" hemelse weldo en ster bewerkten zij een sierlijk tapijt, zoals hierboven
" beschreven staat.
(1) Het prachtige tapijt, versleten door het lange gebruik, werd nog maar slechts tweemaal
per jaar in het koor gelegd, namelijk op het feest van de Onbevlekte en met Kerstmis.
Dit jaar 1930 hebben de vaardige kundige Dochters van Maria het schoongemaakt en hersteld
op zo een manier dat de buitengewone mooiheid van het werk terug zichtbaar is geworden.

20.2 Page 192

▲back to top


- XI/189 -
"
Toen het werk op 15 mei 1875 voltooid was zonden ze het op zijn be-
" stemming naar Turijn. Ik ontvang dan ook met zeer grote dankbaar-
" heid deze kostbare gift met de uitdrukkelijke belofte dat de
" eigendom ervan voor eeuwig zal voorbehouden worden aan de schenk-
" sters. Ik stel er mij mee tevreden het te mogen gebruiken ter ver-
" siering van de tempel van de Heer en ter ere van Haar die door de
" Kerk wordt uitgeroepen als de machtige Hulp van de Christenen.
"
Naast mijn onuitwisbare dankbaarheid heb ik er dadelijk
" v oor gezorgd dat de hierboven geprezen dames, die door hun giften en het
" werk van hun handen er toe bijdroegen om dit blijk van ijver en
" christelijke liefde te volbrengen, zouden geboekt staan tussen de
" hoge weldoensters die iedere dag op een speciale manier zullen
" herdacht worden in de gemeenschappelijke en private gebeden, die
" dag en nacht opstijgen tot de Heer aan het altaar dat gewijd is aan
" de Maagd, Hulp der Christenen, in dit heilig gebouw. Wij roepen de
" hemelse zegeningen af over hen en hun families.
"
Ik verklaar ten slotte dat deze verplichtingen zich zullen uit-
" strekken tot mij en na mij tot mijn erfgenamen ten eeuwigen dage,
" terwijl ik met een dankbaar hart teken
"
"
uw verplichte dienaar
" Turijn, 1 oktober 1875.
Gio. Bosco, priester.
Gedurende de hele noveen kwamen er heel wat brieven toe die won-
derlijke feiten bevestigden. Voor de plechtigheid waren er bedevaarders
gekomen uit Genua, Savona, Ovada, Chioggia, Bologna, Florentië en Rome.
Gedurende het sermoen bezetten de toehoorders de altaren, de trappen en
de biechtstoelen. De speelplaatsen, het plein en de aanpalende straten
puilden uit van het volk. Er werd geen enkel feit van wanorde gemeld.
De voortdurende audiënties hadden Don Bosco afgemat. Er waren perso-
nen die uit Turijn niet weggingen zolang hij ze niet had kunnen ontvan-
gen. Zijn zonen zagen hem steeds kalm en minzaam, zoals in gewone tijden.
27 mei. Woorden van Don Bosco op Sacramentsdag. -
"
Vandaag is het een van de grootste plechtigheden welke de
" Heilige Kerk viert. Het is Sacramentsdag. Ik zou willen dat jullie
" allen een belofte zouden afleggen aan de Heer uit dankbaarheid voor
" het grote geschenk dat Hij ons gaf door zichzelf als voedsel aan
" onze zielen te geven. Ik zou willen dat jullie twee zaken zouden beloven:
"
1. dat jullie dikwijls goede communies zullen doen.
"
2. dat jullie zullen zorgen jullie hart te versieren met
" mooie deugden en er iedere ondeugd te zullen uit verwijderen, opdat
" Jezus zou kunnen komen en graag in jullie zou willen wonen. - En
" dan ging hij verder met deze twee punten met veel warmte te verklaren.

20.3 Page 193

▲back to top


- XI/19 0 -
" 28 mei. De zes zondagen van Sint-Aloysius goed vieren; aan de heilige
"
de deugd van zuiverheid vragen; speciale uitnodiging tot de
"
stoute jongens.
"
"
Overmorgen, mijn beste jongens, beginnen de zes zondagen
" ter ere van Sint-Aloysius. Er is een volle aflaat voorzien telkens
" men, na gebiecht en gecommuniceerd te hebben, een gebed zal stor-
" ten volgens het inzicht van de Paus. Opdat er regelmaat zou zijn
" in deze devoties ter ere van Sint-Aloysius zullen wij de oefenin-
" gen van de voorbije jaren volgen, namelijk men zal in de kerk in het
" publiek voorlezen wat in dit opzicht te lezen staat in de Giovane
" Provveduto. Ik wou alleen laten opmerken dat het niet nodig is
" deze oefeningen en deze gebeden te doen zoals ze gedrukt staan.
" Wie het gemakkelijker of passender zou vinden andere oefeningen te
" doen, mag ze doen. Aldus kan iemand de blijde geheimen van de Hei-
" lige Maagd lezen, ofwel het kleine officie, ofwel de boetepsalmen.
" Ook zij kunnen de volle aflaat verdienen. De gebeden in het boek
" zijn enkel maar richtlijnen voor de eenvormigheid wanneer ze in
" het openbaar gebeuren. Indien er niets anders tussen komt dat ver-
" andering zou brengen in wat er vastgesteld werd, dan zal het feest
" plaats hebben op zondag 27 juni.
"
Laten we ons opwekken om deze zondagen werkelijk goed te
" vieren. Vermits Sint-Aloysius een speciale beschermer van de zuiverheid
" is, zullen wij op een speciale manier deze deugd aan hem opdragen en zul-
" len we ons zeer veel inspannen om ze ongeschonden te bewaren. On-
" langs hebben we het feest gevierd van Maria, Hulp der Christenen
" en met dat doel werden vele goede besluiten genomen. Laten we dus steeds
" meer moed scheppen om een lelieblanke zuiverheid ongedeerd aan de
" Heer aan te bieden.
"
Maar terwijl de meerderheid van jullie erg goed bezield is
" voor het goede, mag de overblijvende, weliswaar kleine fractie,
" niet verder toch het kwade doen door er onverschillig bij te staan
" als er slechte gesprekken worden gevoerd. Sommigen liggen op de
" weegschaal of men zal dulden dat ze het schooljaar mogen voltooien
" en of men ze niet naar huis zal zenden tot hun grote oneer en ze
" midden op straat zetten. Maar jullie weten dat in deze gevallen
" mijn geweten niet kan dulden dat we de grenzen overschrijden.
" Indien men te weten komt dat er slechte gesprekken worden gevoerd
" of zaken gebeuren die strijdig zijn met de deugd van zuiverheid,
" dan zullen we dat niet langer dulden. Ik ben dan verplicht ze uit
" het Oratorio te verwijderen opdat ze de anderen niet zouden ver-
" pesten. Mogen deze enkelen de voorbeelden van de meerderheid vol-
" gen en eens en voor goed beginnen zich werkelijk goed te gedragen.
" Geven jullie die troost aan het hart van de arme Don Bosco, zodat hij
" niet zou verplicht zijn tegen zijn wil enige van jullie te versto-
" ten. Geven jullie nu nog deze troost aan de H. Aloysius en aldus
" zullen jullie ook meer tevreden zijn. Meer tevreden gedurende het
" leven, meer tevreden bij de dood, vermits jullie zullen geroepen
" worden deel te nemen aan de zaligheid die de H. Aloysius geniet
" als beloning van zijn deugden.

20.4 Page 194

▲back to top


- XI/191 -
Op de avond van 30 mei begon de retraite voor de vakleerlingen.
Don Bosco ging ze afzonderlijk spreken na de gebeden.
" 30 mei. Hij wakkert de vakleerlingen aan de retraite goed te doen.
"
Het buitengaan zonder toelating. Waarop er moet gedacht
"
worden gedurende de retraite; toestanden die in orde
"
moeten gebracht worden.
"
Ik ben zeer tevreden jullie af en toe eens afzonderlijk te
" kunnen zien en wel om verschillende redenen. De eerste is omdat ik
" altijd verheugd ben mijn dierbare jongens te zien. Daarbij in het
" bijzonder om jullie, ambachtsjongens, te zien en vooral nu in deze
" omstandigheid waarin jullie de retraite gaan beginnen.
"
Ik weet dat jullie tevreden zijn en dat het grootste gedeel-
" te van jullie werkelijk de wil heeft het goede te doen en dat doet me echt
" genoegen. Er is hier een mooie gelegenheid om heiligen te worden,
" laten jullie ze niet ontglippen. Waarheidshalve ben ik nochtans
" verplicht dat enkel van de meerderheid te zeggen want er zijn er
" werkelijk ook die er niet zouden willen van weten en indien ze het zouden
" kunnen het niet zouden doen. Beklagenswaardige jongens! Ze weten
" niet wat een groot goed het is de retraite te doen. Maar zij dienen
" op hun hoede te zijn, vermits we misschien zullen gedwongen zijn de
" ene of de andere aan de deur te zetten vooraleer de retraite voor-
" bij is. Van anderen wordt verwacht dat ze radicaal zullen verande-
" ren, want anders zal het nodig zijn hen kort daarna weg te zenden.
"
Sommigen willen werkelijk het onkruid zaaien en er is geen
" sprake van dat ze die gesprekken, die werken van de duivel, zouden
" laten. Het spijt me dat zelfs nog deze avond afwezigen te betreuren
" zijn en dat er zonder toelating van huis zijn weggegaan. Op andere
" plaatsen zou men ze misschien niet eens meer de nacht in het huis
" laten doorbrengen en ze zouden het wel verdiend hebben. Maar thans
" wil ik niet dat we zo ver zouden gaan. Ze moeten er echter aan den-
" ken dat ze een slechte daad hebben begaan.
"
Ziehier nu drie punten die men goed moet overwegen gedurende
" deze retraite. Men moet het verleden, het heden en de toekomst overwegen.
" Wat het verleden betreft, zijn er die hun geweten nog eens moeten
" nazien en in orde brengen. Ze mogen de gelegenheid niet laten
" voorbijgaan, maar moeten het nu doen. Voor het heden dienen er
" vaste voornemens genomen te worden en moet men er voor zorgen met
" zekerheid in Gods genade te leven. Voor de toekomst moet men denken
" aan het leven dat men zal moeten leiden en moeten de nodige maat-
" regelen worden getroffen om daar te geraken waar wij het ons voorgesteld
" hebben.
"
Ik zei dat we veel moesten denken aan wat er in het verle-
" den gebeurd is. Laten we aan onze vorige biechten denken, want,
" jullie kunnen me vrij geloven: 1° meestal werden er zaken vergeten
" waaraan men dan niet meer denkt en die men maar laat gaan. 2° Er zijn ook
" zaken waaraan men nog niet denkt, omdat men meent dat het geen groot kwaad
" is en die de Heer nochtans erg beledigen. Men moet ze terug in het geheu-
" gen roepen, er berouw over hebben en ze biechten. Bijvoorbeeld: Er
" zijn er die niet zo nauwgezet zijn in zaken welke zij van toen ze nog

20.5 Page 195

▲back to top


- XI/192 -
" kind waren tegen de zuiverheid gedaan hebben. Anderen hebben dief-
" stal len begaan, maar niet veel tegelijk en ze zeggen: - Dat is
" geen doodzonde. - Men steelt bijvoorbeeld, wat koffiedik, men
" breekt een ruit of men beschadigt iets en men zegt: - Niemand
" heeft me gezien - en men geeft het niet terug. Maar God heeft het
" gezien! Ook de kleinste tekortkoming. Een ander bederft zijn werk
" ofwel werkt hij in het verborgen voor zichzelf. En zo gaan we
" maar verder. Wanneer men erin slaagt iets te gappen in de keuken
" of in de tuin dan doet men het en men zegt: - het zijn allemaal
" zaken van geringe waarde. - Maar wanneer men een druppel in een
" drinkglas laat vallen, dan ziet men het schier niet maar volgt de
" ene druppel op de anderen dan raakt het drinkglas vol. Wanneer men
" op eenzelfde manier aan dezelfde persoon schade berokkent, dan
" wordt het een doodzonde en dan is het volstrekt nodig er berouw
" over te hebben en ze te biechten. Een andere zaak, waaraan men
" doorgaans niet denkt ze te biechten, is de ergernis die men gege-
" ven heeft. Men lette er wel op dat wanneer iemand aan een an-
" der ergernis heeft gegeven door een slechte daad te begaan, hij
" zijn zonde niet heeft gebiecht door alleen maar te zeggen: - ik
" heb die daad begaan - want hij moet ook biechten dat hij ergernis
" heeft gegeven. Er zijn ook zaken die men verzwegen heeft in vroege-
" re biechten. Hier is geen middenweg, men moet de grote schoonmaak
" doen om alles in orde te brengen. In de loop van de retraite zul-
" len jullie tijd hebben voor deze uiterst belangrijke zaken. Al
" deze aangelegenheden moeten in het reine worden gebracht en ieder van
" ons zal dan zeer tevreden zijn vermits het vaststaat dat voor meer
" dan één deze retraite de laatste zal zijn. Het is niet nodig pro-
" feet te zijn om dit te bevestigen. Dat gebeurt ieder jaar. Er is
" altijd iemand die in de loop van het jaar sterft en de retraite
" geen tweede keer kan doen. Ieder moet zich dus inspannen om ze
" goed te doen en ik geef jullie de verzekering dat men onuitspreke-
" lijk tevreden zal zijn op het ogenblik van de dood deze retraite
" goed te hebben gedaan. Trouwens ook zij die in leven zullen blij-
" ven, jullie mogen er zeker van zijn, zullen nooit mistevreden zijn
" de retraite goed te hebben gedaan. Een goed geweten is de grootste
" troost in het leven. Wie vrede heeft in zijn geweten, heeft alles.
" Integendeel wie dit niet heeft, welk geluk zal hij ooit op aarde
" kunnen smaken?
"
Maken jullie allen gebruik, mijn beste vrienden, van deze
" gr ote gelegenheid om goed te doen aan je zielen.
"
Wie reeds goed is, trachte beter te worden. Wie reeds deugden be-
" zit, spanne zich in om zijn hart met nog andere deugden te versie
" ren. Wie het nodig heeft dat hij zijn leven zou veranderen, schep-
" pe moed. Hij zette zich met een vast besluit aan het werk, volhar-
" de in het goede en zal dan bij zijn dood zeer tevreden zijn.
Terwijl Don Bosco aldus geheime daden bekend maakte, hoorde Don
Barberis, die midden de jongens stond, twee van de ouderen zeggen: "We
zouden nooit gedacht hebben, dat Don Bosco reeds wist dat we buiten
gegaan waren! Hoe is hij dat toch te weten gekomen? We liggen er slecht
voor! - Het gebeurde niet zelden dat dergelijke onaangename verrassingen
de schuldigen kwamen treffen. Men dacht dat niet eens de kraaien het konden

20.6 Page 196

▲back to top


- XI/193 -
weten maar Don Bosco wist alles.
Ook ditmaal, op de laatste avond van de retraite, nam Don Bosco erg
laat zijn avondmaal wegens het biechthoren. Een van de predikanten, Don
Dalmazzo die ook veel biechtgehoord had, riep uit: – Vandaag is het een
welgevulde dag geweest!
Don Bosco gaf hem ten antwoord: – Ik ben tevreden dat vooral gedu-
rende de retraite vele jongens een groot vertrouwen stellen in de predi-
kanten en graag bij hen gaan. Het is inderdaad goed dat velen komen! Ik
heb van zovelen de biecht gehoord als ik maar kon. Er kwamen er velen
bij mij gisterenochtend, gisterenavond, deze ochtend, deze avond. Een
groot aantal ging weg om niet te lang zijn beurt te moeten afwachten.
Men kon werkelijk niets beters wensen. Het schijnt dat deze retraite veel
vrucht heeft gedragen.
Op 4 juni was het de eerste vrijdag na het octaaf van Sacramentsdag.
's Avonds tevoren kondigde Don Bosco het feest van het Heilig Hart van
Jezus aan.
" 3 juni – W at de verering van het Heilig Hart van Jezus is.
"
Morgen, mijn beste zonen, viert de Kerk het feest van het
" Heilig Hart van Jezus. Het is nodig dat ook wij met al onze inzet
" zouden ijveren het te vereren. Het is waar dat de uiterlijke
" plechtigheid naar zondag zal worden overgebracht, maar morgen
" beginnen wij feest te houden in ons hart, op een speciale manier te bid-
" den, een vurige communie te doen. Zondag zal er dan muziek zijn
" naast de andere ceremonieën van de uiterlijke verering, die de
" christelijke feesten zo mooi en majestatisch maken.
"
De ene of de andere onder jullie zal willen weten wat dit
" feest is en waarom men in het bijzonder het Heilig Hart van Jezus
" vereert. Ik zal jullie zeggen dat dit feest niets anders is dan het ver-
" eren, door een speciale herdenking, van de liefde die Jezus de
" mensen toedraagt. Wat een grote, oneindige liefde droeg Jezus ons
" toe door zijn menswording en geboorte, gedurende zijn leven en pre-
" diking, en vooral door zijn lijden en dood! Vermits nu de zetel van
" de liefde het hart is, vereert men het Heilig Hart als brandoven
" van deze onmetelijke liefde. Deze verering van het Allerheiligste
" Hart van Jezus, dus van de liefde die Jezus ons bewezen heeft, is
" van alle tijden en altijd heeft zij bestaan. Maar er was niet al-
" tijd een feest speciaal voor vastgesteld om het te vereren. Hoe
" Jezus verschenen is aan de Zalige Margareta Alacoque en haar heeft
" bekend gemaakt welke grote genaden zullen te beurt vallen aan de
" mensen die zijn allerbeminnelijkst Hart door een speciale cultus
" zullen vereren en hoe aldus de feestdag werd opgericht, dat zullen
" jullie horen in het sermoen van zondagnamiddag.
"
Laten we nu moed scheppen en laat ieder zijn best doen om
" aa n de grote liefde welke Jezus ons heeft toegedragen te beantwoorden.

20.7 Page 197

▲back to top


- XI/194 -
Op de 16de van dezelfde maand vielen twee data van zeer groot belang
samen. Het was honderd jaar geleden sinds de openbaring door het Heilig
Hart van Jezus aan de Heilige Margareta Alacoque gedaan en vijfentwin-
tig jaar sinds het begin van het pontificaat van Pius IX. Daarom werd
deze dag uitgekozen om de oefening van de goede dood te doen, hoewel er
nog maar weinig tijd verstreken was sinds de retraite. De jongens gingen
ter Heilige Tafel; wat langer speeltijd verdubbelde de vreugde. Tegen de
avond verenigde zich gans het Oratorio met de universele Kerk in de akte
van toewijding aan het Heilig Hart. Vooreerst legde Don Rua vanaf de kan-
sel de betekenis en de waarde uit van deze eerbetuiging. Daarna las hij
de formule voor, welke de jongens luidop herhaalden. De zegen werd voor-
afgegaan door een plechtig Te Deum van dankzegging aan God om aan de Kerk
een zo grote Paus te hebben geschonken. Er ontbraken nochtans twee groep-
jes zangers die zich voor dezelfde plechtigheid naar de kerk van S.
Benigno Canavese en naar de kerk van Sint-Franciscus van Assisi te Turijn
hadden begeven. In deze laatstgenoemde kerk hadden de zangers van het
Oratorio ook deelgenomen aan het triduüm, daar gehouden op aanvraag van
de Kring van de Katholieke Jeugd van Turijn, die bij openbare betogin-
ge n te r er e va n de Pa us s te ed s aan het hoofd stond.
" 6 ju ni . - Aansporing tot de broederliefde.
"
"
Vandaag is het de tweede zondag van Sint-Aloysius geweest. Het zou
" mij veel genoegen doen dat allen zich zouden inzetten om deze hei-
" lige goed te vereren en hem op een bijzondere manier de maand juni
" toe te wijden. Men poge vooral hem na te volgen in de godsvrucht,
" waarmee hij bad, bezoeken aflegde bij het Allerheiligste Sacra-
" ment, te communie ging. Nog een andere deugd zouden jullie moeten trach-
" ten na te volgen. Dat ieder van jullie zich van zijn kant inspanne
" om de broederlijke liefde te beoefenen. Laten jullie ter zijner
" eer al die kwaadsprekerij tegen je makkers achter, houden jullie op
" met die wrok. Soms zal een gebuur ons op de voet treden of zal hij
" bij het struikelen ons pijn doen, zonder opzettelijk te willen. De
" ene of de andere heeft een bits woord moeten horen en soms is hij
" geneigd een schop of een vuistslag terug te geven. Neen! Men lette
" op wat de goddelijke Zaligmaker meermaals gezegd heeft: Mandatum
" novum do vobis, ut diligatis invicem, sicut dilexi vos... In hoc
" cognoscent, quod discipuli mei estis, si diligatis invicem. Kijk,
" een groot gebod, een nieuw gebod heeft de Heer ons gegeven. Het is
" niet zo dat men tevoren in de " Heilige Schrift het anders zou ge-
" leerd hebben. Men handelde echter anders en de Hebreeën hadden,
" ook als leerstelsel, de grondstelling ingevoerd alleen goed te
" doen aan wie ons goed doen. Aan hen die ons kwaad hadden gedaan
" mocht men vrijelijk ook kwaad doen, weliswaar met deze beperking
" dat het kwaad aan de naaste gedaan niet groter mocht zijn dan wat hij
" ons had aangedaan.
"
Laten we trachten niet zo dwaas te handelen. Laten we dit
" mandatum novum ter harte nemen en veel van elkaar houden. Wanneer
" iemand een ander genoegen kan doen, laat het hem dan doen. En
" indien hij het niet doen kan, geduld dan maar, maar dat de andere
" zich eveneens tevreden tone. Weten jullie wat groot goed jullie zal

20.8 Page 198

▲back to top


- XI/195 -
" overkomen, wanneer jullie dit in praktijk brengen ter ere van Sint-
" Aloysius? Dat we allen van ons zelf zullen kunnen getuigen dat we
" hem in dit leven hebben nagevolgd en hem vereerd hebben. We zullen
" dan een handgeld betaald hebben om door hem bij de dood beschermd
" te worden en na een heilige dood zal de Heer ons deelgenoot maken
" van het grote goed dat hij in het Paradijs geniet.
" 7 juli . - Men oogst wat men gezaaid heeft.
"
Morgen, donderdag, wanneer jullie gaan wandelen, zullen jullie
" zien dat het graan gemaaid wordt. De boeren maken er zwaden van die
" tot bundels gebonden de naam krijgen van schoven. Dit doet me terugden-
" ken aan wat we zo dikwijls lezen in de Heilige Schrift: Quae semi-
" naverit homo, haec et metet, d.w.z. dat de mens zal oogsten wat
" hij gezaaid heeft. Zeggen jullie me nu eens: indien deze boeren
" die nu zo tevreden hun graan oogsten en zich daarbij verheugen en
" er genoegen in vinden, zich de inspanning niet hadden getroost te
" zaaien, hun akker goed te bewerken en hem bijtijds te bevloeien,
" zouden ze zich dan nu kunnen verblijden in de oogst? Neen, zeker
" niet, want om te oogsten moet men eerst zaaien. Zo zal het ook voor
" jullie zijn, mijn beste jongens. Indien jullie thans zaaien, dan zul-
" len jullie de tevredenheid kunnen smaken een mooie oogst binnen te
" halen wanneer de tijd zal gekomen zijn. Maar hij die zich wil ont-
" trekken aan de inspanning van het zaaien, zal, wanneer het ogen-
" blik van de oogst gekomen is, van honger sterven.
"
Letten jullie wel op deze tekst van de Heilige Geest: Quae
" seminaverit homo, haec et metet. De oogst heeft de aard van dat
" wat gezaaid werd. Zaait men graan, dan oogst men graan; zaait men
" maïs, dan oogst men maïs; zaait men gerst, dan oogst men gerst;
" zaait men haver, dan oogst men haver; zaait men onkruid of dolik
" dan oogst men onkruid of dolik. Indien jullie willen dat het een
" goede oogst wordt, moeten jullie goed zaad zaaien. Maar jullie moeten er
" aan denken dat, al kost het wat moeite bij het zaaien, dit alles
" niets is in vergelijking met de vreugde die jullie zullen kennen
" bij het oogsten. Daarin " is de boer voor ons een bewonderenswaardig
" voorbeeld.
"
Nog iets. Opdat het zaad goed zou gedijen en vruchten zou geven,
" moet het op het gepaste ogenblik worden gezaaid. Het graan in de
" herfst, de maïs in de lente enz. Zaait men niet op zijn tijd dan
" wordt de oogst een mislukking. Welnu, in welk seizoen moet de mens
" zaaien? Zeg jij het me eens. (hij riep met zijn naam een van de
" meest losbandige jongens van het Huis)
" - In de lente van het leven, dus in de jeugd.
" - En wie in zijn jeugd niet zaait?
" - Oogst niet in zijn ouderdom.
" - En wat moet men zaaien?
" - Goede werken.
" - En wie onkruid zaait?
" - Zal doornen oogsten als hij oud is.
" - Goed, goed. Vergeet niet wat je gezegd hebt en dat allen er goed aan

20.9 Page 199

▲back to top


- XI/196 -
" denken. Want jij hebt het nodig en allen hebben het nodig.
"
De Heilige Schrift zegt dan nog over ditzelfde onderwerp: Wie wind
" zaait, zal storm oogsten. De wind is het zinnebeeld van de drif-
" ten. Hij die zich nu laat beheersen door kleine driften moet eraan
" denken dat het zoveel zaden zijn die men niet kan uitroeien. Ze
" zullen aangroeien tot ze groot geworden zijn en, ik verzeker het
" jullie, ze zullen als stormen en tempeesten in jullie hart woeden.
" Laten jullie, om de liefde Gods, geen enkele drift in jullie hart
" wortel schieten. Want, wee jullie! als jullie oud zullen zijn dan zal het
" voortdurend storm in jullie zijn. Denken jullie eraan dat al de gro-
" te hartstochten die de mensen beheersen en hen slechte en misdadi-
" ge werken laten uitvoeren, niet altijd zo hevig en geweldig geweest
" zijn. Er was een tijd dat ze nog klein waren, maar ze zijn langza-
" merhand groter geworden. Wanneer een jonge mens reeds zijn kleine
" hartstochten heeft en niet probeert ze te overwinnen maar zegt: - Wel,
" dat zijn beuzelarijen - dan beef ik, want ik zeg: Het is juist dat ze
" thans nog niet groot zijn. Het is maar een grasspriet die nog maar
" even boven de grond komt, maar laat het op zijn plaats en het zal
" wassen. De ongevaarlijke welp zal een wilde leeuw worden en het,
" men zou wel zeggen, lieflijke beertje zal een verschrikkelijke beer
" worden, en de kleine tijger die je wel zou willen strelen, wordt het
" wildste van alle dieren.
"
Wat ik je gezegd heb is waar voor alle hartstochten. Wat ik
" jullie echter het meest aanbeveel is uit je hart te rukken alles
" wat tegen de zuiverheid ingaat. Het mag dan nog een nietigheid zijn, maar
" men zal nooit genoeg op zijn hoede zijn om deze mooie deugd te be-
" waren en de tegenovergestelde ondeugd is een zaad dat zo slecht is
" dat hij die het laat ontkiemen te beklagen is. Weze de Heilige
" Aloysius steeds je model en je voorbeeld. Laten jullie nooit toe
" dat een slechte gedachte zich van jullie zou meester maken. Daarom
" is er omzichtigheid nodig in blikken, in manieren, in woorden, in alles.
"
Ik beveel dan in het bijzonder aan, dat zij die thans een
" besluit moeten nemen aangaande hun roeping zich zelf goed zouden
" onderzoeken. Het is het belangrijkste ogenblik van het leven. Nie-
" mand mag onbezonnen een besluit nemen. Iedereen moet overleg plegen
" met iemand die hem werkelijk een goede raad kan geven. Ieder jaar
" zijn er die onbezonnen die grote stap zetten en dan wenen en het
" zich beklagen. Maar vaak is het dan te laat. Denken jullie er goed
" over en dat het voorbeeld van de anderen jullie een lering moge wezen.
" Goede nacht.
" 9 ju li . - Hij spoort hen aan het stilzwijgen te bewaren volgens de regel.
"
"
Bij het bezoek dat ik thans gedaan heb aan onze Colleges, ben ik
" tot de bevinding gekomen dat er een regel is die overal stipt nage-
" leefd wordt en waarover hier duizend vermaningen werden gegeven en
" ik zie dat hij niet opgevolgd wordt. Ik zal nog eens de opmerking
" maken, ik zal jullie nog eens een vermaning geven. Het zal de
" zoveelste keer zijn en we zullen dan zien of deze zal volstaan om
" te verkrijgen wat we vragen. Ik wens namelijk dat men het stil-
" zwijgen zou bewaren wanneer men van de kerk naar de studiezaal gaat en

20.10 Page 200

▲back to top


- XI/197 -
" van de studiezaal naar de kerk. Zo ook na het opzeggen van de
" avondgebeden; en dit stilzwijgen mag niet onderbroken worden tot na de
" mis van de volgende dag.
"
Wanneer ik gezien heb dat deze regel in al onze andere colleges
" nageleefd wordt en hier in het Oratorio niet, dan ben ik mij gaan
" afvragen of in de andere colleges de jongens beter waren dan zij
" die zich hier bevinden. Ik heb dan geantwoord dat er ook daar vele goede
" jongens waren maar dat er zovele jongens in het Oratorio zijn die, wat
" hun gedrag aangaat de besten van de andere colleges overtreffen
" en ver achter zich laten. En toch, wanneer ik verleden keer deze
" vermaning gegeven heb, dan duurde het verlangde uitwerksel slechts
" een paar dagen en dan zag ik dat opnieuw de gelederen verbroken
" werden bij het gaan en terugkomen naar en van de kerk, dat de ene
" naar hier sprong en de andere naar daar. En dan een gebabbel, soms
" ook na het opzeggen van de gebeden, dat men ze voor een leger
" straatventers zou nemen. Nu zal ik het geval eens bekijken. Ik wil
" niet dreigen of straffen maar ik laat het aan het geweten van
" iedereen over deze vermaning in de praktijk ter harte te nemen.
" Jullie mogen weten dat met aldus de orde te bewaren je aan Don
" Bosco een echt plezier doet. Maar doen jullie het niet alleen om
" die reden. Doen jullie het om genoegen te doen aan de Heer en aan de
" Heilige Maagd.
"
Wat al kleine gelegenheden hebben we niet om verdiensten te
" verwerven! Indien we ons als oordeelkundige personen wilden gedra-
" gen wat een opeenhoping van beloningen zouden we niet verkrijgen!
" Jullie moeten ervan doordrongen zijn, dat wanneer men aandringt op
" het onderhouden van bepaalde regels, waarvan jullie denken dat ze
" weinig om het lijf hebben, dit enkel gebeurt voor je groter wel-
" zijn. Zonder dat jullie het zullen merken zul je, door het uit-
" voeren van al deze raadgevingen, die per slot van rekening toch
" maar een klein offer kosten, vooruitgaan in de deugd en rijker aan ver-
" diensten zijn.
" 28 juli. Zalig de mens die vanaf zijn jeugd aan God gehoorzaamt.
"
"
Bij het bezoek aan een school beloofde ik een prijs aan de
" leerling die mij zou kunnen zeggen en wel schriftelijk, wat de mens
" in dit leven het meest gelukkig maakt. Er waren er die mij zeiden
" dat het de rijkdom was, een ander een scherp verstand, een ander
" de deugd, een ander het geloof, een ander de hoop, een ander de
" christelijke liefde. Maar niemand schoot in de roos. Ik deed dan
" deze vergelijking. Wat maakt een veulen gelukkig? Het feit dat het
" spoedig afgericht is voor de dienst die het in de loop van zijn leven
" zal moeten verrichten. Welnu, breng de vergelijking over op de mens.
" Toen herinnerde zich een scholier dat hij in de vrome boeken deze,
" zin gelezen had: Beatus homo cum portaverit jugum ab adolescentia
" sua. Dit betekent: Gelukkig de mens die van in zijn jongelingschap
" ermee begonnen is Gods geboden te onderhouden. Deze jongen schreef
" deze woorden op zijn blad en gaf het mij. Ik las het voor aan de
" ganse school en zei dan: - Letten jullie er dus op, nu jullie nog
" jong zijn, de geboden van God te onderhouden en jullie zullen ge-
" lukkig zijn in dit leven en in het andere. – Hetzelfde zeg ik aan
" jullie. Doen jullie dat en jullie zullen merken hoe zoet het is de
" Heer te dienen. Goede nacht.

21 Pages 201-210

▲back to top


21.1 Page 201

▲back to top


- XI/198 -
Een toespraak van 1 augustus richt zich speciaal tot de leerlingen
van de vijfde klas van het gymnasium, waarvan veertien de examens van
het licenciaat bij het Koninklijk Gymnasium "Monviso" beëindigd hadden
of op het punt stonden te beëindigen. Sommige van de "goedenacht-wensen"
werden kort samengevat door hen die ze opgenomen hadden.
" 1 augustus. De roeping. Omzichtigheid en veelvuldig ontvangen van de
sacramenten gedurende vakanties. -
"
"
De jongens van dit gymnasium die thans hun examen hebben
" afgelegd of bezig zijn het af te leggen zijn volledig vrij de
" loopbaan te kiezen die hun het best ligt. Velen hebben de geeste-
" lijke staat gekozen en onder hen zijn er die meer neiging voelen
" om naar het Seminarie te gaan, anderen om hier te blijven. Maar
" het zou goed zijn, zelfs noodzakelijk, dat iedereen vooraleer in
" vakantie te vertrekken zou besluiten en aan zijn Oversten zou mee-
" delen wat hij in de zin heeft het volgend jaar te doen. Aldus
" zullen zij die hier willen blijven, dadelijk bij hun terugkeer
" kunnen aanvaard worden zonder meer, nadat ze te Lanzo zijn geweest
" voor een retraite. En als ik weet wie naar een Seminarie willen
" gaan kan ik schrijven aan hun bisschop. Wanneer ze daar dan zullen
" toekomen, zullen goede aanbevelingen hen reeds zijn voorafgegaan
" zodat ze dadelijk kunnen aanvaard worden voor wat ze zijn en zon-
" der een lang onderzoek over hun roeping. En wat moet een jongen
" doen gedurende de vakantie opdat zijn roeping en zijn goed gere-
" geld gedrag er niet zouden onder lijden? Kijk, toen ik een jonge
" geestelijke was in het seminarie van Chieri kwam de theoloog Borel
" er de retraite prediken. Omdat ik zag dat hij een goed en minzaam man was,
" verstoutte ik mij hem juist dit te vragen. En hij, zonder er zelfs
" maar een ogenblik over na te denken, antwoordde mij: - Wees om-
" zichtig en gereserveerd, ontvang dikwijls de heilige Sacramenten
" en vooral de Communie. - Dezelfde raad geef ik jullie. Indien jul-
" lie goed wensen te blijven en je roeping niet willen versmachten,
" leef dan deze regel na: Omzichtigheid en veelvuldig ontvangen van
" de Heilige Sacramenten. " Goede nacht.
" 3 au gustus. Hij kondigt aan de jongens het feest van Sint-Dominicus aan.
"
"
Morgen viert men het feest van Sint-Dominicus. Aan deze Hei-
" lige leerde de Allerheiligste Maagd hoe men de heilige Rozenkrans moest
" bidden en hij was de eerste die dat deed. Hij voegde dan bij het
" Salve Regina volgende voorden toe: Dignare me laudare te, Virgo
" sacrata; da mihi virtutem contra hostes tuos. Ik zal niet blijven
" stilstaan om jullie het leven van deze Heilige te vertellen noch
" de gunsten die de Madonna hem toestond. Ik zal er mij enkel toe
" beperken jullie aan te bevelen dat jullie de rozenkrans met gods-
" vrucht zouden bidden en geen dag laten voorbijgaan zonder hem te
" bidden, vooral wanneer men hem gezamenlijk bidt, zowel ter ere van
" de Maagd Maria en de Heilige Dominicus als om de aflaten te verdienen

21.2 Page 202

▲back to top


- XI/199 -
" die aan het bidden hiervan verbonden zijn of ook nog om van de
" Allerheiligste Maagd die genaden te bekomen, welke wij nodig hebben.
De gedachte aan de dood was het onderwerp van de drie "goedenacht—wen-
sen" die nu komen. De gediplomeerden van het licentiaat gingen naar
huis zodra ze hun examen hadden afgelegd. Op het feest van de Geboorte
van O.-L.-V. keerden ze vandaar terug naar het Oratorio voor de prijs-
uitdeling. Hun heengaan en de tijd van het jaar moesten wel bij de
enen hun ijver, bij de anderen de tucht wat verzwakken. Dit verklaart
wellicht het opportune van de herhaalde oproepen tot deze laatsten.
" 8 augustus. – De manier om de noveen van O.-L.-V.-Tenhemel-op-
neming goed te doen.
"
"
Wij bevinden ons in de noveen van de Tenhemelopneming van
" Maria. Men verricht in ons Huis geen bijzondere oefening van vroom-
" heid bij deze gelegenheid maar wij sporen iedereen aan privaat een
" of ander godvruchtig werk te doen, vooral door een veelvuldig ont-
" vangen van de Heilige Communie. Men zou ook nog zijn ogen, zijn
" tong en zijn smaak een weinig kunnen versterven. Wij vieren dan dit feest
" van de Tenhemelopneming opdat wij allen zouden bidden dat Maria voor
" ons een gelukkig afsterven zou bekomen, gelijk aan het hare dat men
" eerder een vredig inslapen kan noemen. Ik wens jullie allen een
" dergelijke dood.
" 9 augustus. Volharding in het goede om gerust te zijn in het
"
ogenblik van de dood.
"
"
Een dame beveelt zich aan in de gebeden van ons Huis. We zullen
" voor haar een triduüm doen en we wensen eveneens dat voor haar,
" zondag de gebeden en de communies van de beste jongens van het
" Oratorio zouden opgedragen worden.
"
Vandaag legde ik een bezoek af bij een zeer rijke dame, die
" zwaar ziek is. Dienstknechten, verwanten, vrienden waren allen in
" de weer. Er werd nog alleen gewag gemaakt van artsen, medicamenten
" en consultaties en inmiddels was de arme zieke er dicht aan toe
" zich voor Gods rechtbank aan te bieden. Ze heeft gebiecht en noch-
" tans toonde ze zich nadien onrustig en kon zich niet wennen aan de ge-
" dachte van de dood en dat ze haar rijkdommen moest vaarwel zeggen.
" IJdelheid van de aardse dingen! En ik dacht bij mezelf: mijn jon-
" gens zijn veel gelukkiger dan de rijken en de machtigen van deze
" wereld, want zij zien met opgewektheid de dood tegemoet. Ze verlangen
" zelfs zich van dit lichaam te mogen bevrijden om de Heer te mogen gaan
" genieten, zoals we dat gezien hebben bij hen die hier in Huis gestorven
" zijn. De rijken echter, zelfs zij die niet werkelijk slecht zijn, kunnen
" niet anders dan de

21.3 Page 203

▲back to top


- XI/200 -
" nabijheid van de dood vrezen. Het zijn zij die vandaag hun devo-
" ties doen en zich morgen bedrinken, die op zaterdag vasten en dan
" op vrijdag vlees eten, en zo gaat het dan verder, iets van de Heer,
" iets van de duivel. Ze kunnen van God niet gezegend zijn en ze "
beven wanneer het laatste uur nadert.
"
Maar wij leven altijd in de heilige vrees des Heren en op het einde
" van ons leven zullen wij onversaagd de doodsstrijd tegemoet zien.
" 10 augustus. Wroeging van de zondaars op het ogenblik van de dood
en ijdele voornemens.
"
Iemand uit een van onze colleges begaf zich naar huis omdat hij
" er door de zijnen was naar toegeroepen wegens de ziekte van zijn
" vader; toen hij toekwam trof hij hem dood aan. Vermits wij altijd bidden
" den voor al deze, welke zich bij ons aanbevelen in onze gebeden,
" zoveel te meer moeten wij bidden voor deze afgestorvene, die de vader is
" van een priester van onze Congregatie, die veel goed aan de zielen
" doet.
"
Nu zal ik mij wat verder bezig houden met het onderwerp van
" gisterenavond. Het is een onderwerp van het allergrootste belang,
" vermits het over de dood gaat. Indien men hier een missing begaat
" dan is alles verloren want men sterft maar eenmaal.
"
Het is een, grote kwelling voor de stervenden dat ze van
" het leven hebben genoten. Ze denken eraan hoe God hun de gezond-
" heid heeft geschonken en hoe slecht ze deze gebruikt hebben. Ze
" denken eraan dat God hun handen heeft gegeven en dat zij ze ge-
" bruikt hebben om diefstallen te begaan en andere zonden te bedrij-
" ven. God gaf hen hun tong en waarvoor hebben zij er zich van be-
" diend? Om te morren en misschien ook om God te vervloeken en slech-
" te gesprekken te voeren. God schonk hen ogen en zij hebben ze ge-
" bruikt om slechte boeken te lezen, om onbehoorlijke dingen te be-
" kijken. God verschafte hun - laten we dat veronderstellen - rijkdom
" en welk gebruik hebben zij ervan gemaakt? Voor de hoogmoed van hun
" leven, om zich vrij te kunnen overgeven aan het voldoen van grillen
" van een bandeloos leven, om de zwakken te verdrukken, om hard te
" zijn tegenover de armen. Wat zal deze herinnering een " kwelling
" zijn!
"
Maar ik wil niet langer uitweiden over deze dingen waarvan ik hoop
" dat ze niet met ons zullen gebeuren. Zie dan hoe wie van het leven
" genoten heeft gekweld zal worden niet alleen op het ogenblik van
" de dood maar ook door zware ziekten die het gevaar van sterven
" meebrengen. En dan beklagen ze zich: had ik maar dit gedaan! had
" ik maar dat gedaan! En wanneer ze genezen dan herbeginnen ze weer
" hetzelfde leven en vergeten de voornemens die ze gemaakt hebben.
" Beklagenswaardige mensen! Als men sterven gaat dan moet men gewerkt
" hebben en niet willen werken hebben.
"
Wachten we dus niet deze laatste ogenblikken af om ons aan de
" Heer te schenken maar doen we het nu dadelijk. Het is zondag feest
" van Maria Tenhemelopneming en elk van ons moet in zijn hart kunnen zeggen:
" Indien ik op dit ogenblik zou moeten sterven, dan zou ik tevreden sterven
" en met de vaste hoop naar de hemel te gaan.

21.4 Page 204

▲back to top


- XI/201 -
6. EEN DROOM.
In 1876 waagde het Don Giuseppe Vespignani, nog een nieuwe in het
Oratorio, Don Bosco te ondervragen over zijn dromen en vroeg hem met een
kinderlijk vertrouwen wat men er moest van denken. Don Bosco gaf hem een
antwoord in het algemeen, maar dat voldoende was. Hij zegde hem dat in
zijn toestand, zonder hulpmiddelen, zonder personeel het voor hem onmo-
gelijk zou geweest zijn voor het welzijn van de jeugd te werken, in-
dien Maria, Hulp der Christenen hem niet was ter hulp gekomen met specia-
le verlichting en met overvloedige hulpmiddelen niet enkel van stoffelij-
ke, maar ook van geestelijke aard.(1) Zijn dromen moeten dus beschouwd
worden als speciale verlichtingen en speciale hulpmiddelen van de Madon-
na. In het leven van het Oratorio speelden de dromen van Don Bosco een
rol, die de geschiedschrijver niet mag veronachtzamen. Men zou gezegd
hebben dat ze als een instelling van het Huis waren. Het aandenken en de
indruk van zijn dromen bleven steeds levendig en men verwachtte altijd
nieuwe dromen. De aankondiging van een droom bracht oud en jong in een
toestand van opgewondenheid. Het verhaal werd gretig aanhoord. Op de
goede uitwerksels moest niet lang gewacht worden.
In zijn "goedenacht-wens" van 30 april zette Don Bosco aan de maand
mei goed te vieren. Na met dit doel te hebben aanbevolen dat men meer
ijver zou betonen in het vervullen van zijn eigen plichten en dat men
een of andere godvruchtige praktijk zou kiezen ter ere van Maria, voegde
hij eraan toe dat hij een droom te vertellen had. Wegens het late uur had
hij echter daartoe geen tijd meer maar hij zou hem de zondag daaropvol-
gende, 2 mei, vertellen.
De jongens konden zich niet meer bedwingen. Om hun gevoelens van benieuwd
zijn op de spits te drijven kwam er een uitstel van nog eens twee dagen,
omdat Don Bosco belet was. Eindelijk op de avond van 4 mei kon het alge-
meen verlangen bevredigd worden. Na het gebed sprak Don Bosco vanaf de
gewone katheder in dezer voege:
"
Hier ben ik om mijn belofte te houden. Jullie weten dat de
" dromen optreden gedurende de slaap. Toen dan de tijd van de re-
" traite nabij was, dacht ik aan de wijze waarop mijn jongens ze
" zouden doen en wat ik hun moest voorhouden om er vrucht uit te
" halen. Ik ging naar bed met deze gedachte in de nacht van zondag,
" 25 april, daags voor de retraite. Ik had me nog maar pas neerge-
" legd of ik viel in slaap en het scheen me toe alsof ik mij in een
" uitgestrekt dal bevond. Langs weerszijden was er een hoge heuvel. Op de
" bodem van het dal ging het terrein langs een kant naar omhoog en daar
" schitterde een helder licht terwijl aan de andere kant de horizon
" halfduister was.
"
Terwijl ik deze vlakte aan het bekijken was, zag ik dat Buzzetti en
" Gastini op mij toekwamen en me zeiden: - Don Bosco, spring te
" paard, vlug, vlug! -
" En ik daarop: - Jullie willen met mij spotten. Jullie weten dat ik sinds
(1) Vespignani, 1.c. , blz. 34.

21.5 Page 205

▲back to top


- XI/20 2 -
" geruime tijd geen paard meer gereden heb! - De twee jongens dron-
" gen aan, maar ik was op mijn hoede en herhaalde: - Ik wil geen
" paard rijden, ik heb het eens gedaan en ik ben er afgevallen. – Buzzetti
" en G as ti ni dronge n steeds mee r aa n en ze id en : - Stijg te paard en
" vlug wat want we hebben geen tijd te verliezen. -
" - Maar, al met al, als ik te paard zal zitten, waar willen jullie
" me dan heen leiden?
" - U zult het wel zien, vlug, te paard!
" - Maar waar is dat paard? Ik zie hier geen paard.
" - Kijk daar is het! - riep Gastini en wees naar een kant van dat
" dal. Ik keerde me naar die kant toe en zag daar, inderdaad, een
" zeer mooi en vurig paard. Het had hoge en dikke poten, goedgevulde
" manen en een heel glanzende huid.
" - Wel, antwoordde ik, als jullie dan toch willen dat ik te paard
" stijg, dan zal ik het maar doen, maar, pas op, dat jullie me niet
" doen vallen...
" - U moogt gerust zijn, we zijn hier op iedere gebeurtenis voorbe-
" reid.
" En als ik mijn nek breek, zei ik aan Buzzetti, dan kun je maar zorgen dat
" je hem terug op zijn plaats brengt.
" Buzzetti begon te lachen - We hebben geen tijd meer om te lachen! berispte
" hem Gastini. Aldus kwamen we dichter bij het paard. Ik sprong met
" veel moeite op zijn rug terwijl zij mij hielpen.
" Maar eindelijk zat ik in het zadel. Wat scheen me dat paard toen
" hoog te zijn! Het scheen me toe alsof ik mij op een aanzienlijke
" verhevenheid bevond van waaruit ik het ganse dal tot in zijn laat-
" ste uithoeken beheerste.
"
Toen mijn paard zich in beweging zette gebeurde er weer iets
" vreemds want nu scheen het mij toe alsof ik mij in mijn kamer be-
" vond en ik vroeg mezelf af: - Waar zijn we hier? - En ik zag dat
" priesters, jonge geestelijken, en andere personen, allen ver-
" schrikt en ongerust mij kwamen opzoeken.
"
Na een heel eind weegs te hebben afgelegd bleef het paard
" staan. Toen zag ik dat alle priesters van het Oratorio met vele
" jonge geestelijken naar mij toekwamen en mijn paard omringden. Tussen hen
" zag ik Don Rua, Don Cagliero, Don Bologna. Toen ze waren aangekomen, zet-
" ten ze zich flink schrap op hun voeten en bleven dat grote paard,
" waarop ik zat, staan bekijken. Maar geen van hen sprak een woord.
" Ik zag dat ze er allen droefgeestig uitzagen en dat betekende een
" ontdaanheid zoals ik er nog nooit een gezien had. Ik riep Don Bo-
" logna bij mij en zei hem: - Don Bologna, jij die hij de portiers-
" loge bent, kun je me zeggen wat voor nieuws er in het Huis is?
" Waarom zie ik je allen in zo grote verwarring?
"
En hij zei me: - Ik weet niet waar ik mij bevind... wat ik
" doe... Ik ben de kluts kwijt... Er komt volk, ze zeggen wat, ze
" gaan terug buiten. Het is daar bij de portiersloge een zo grote
" verwarring dat dat ik er niets van snap. – Het is misschien moge-
" lijk – ging ik er mee voort tot mezelf te zeggen - dat hier van-
" daag iets buitengewoons staat te gebeuren. -
"
Toen bracht en overhandigde mij iemand een trompet en zei
" mi j ze te nemen om er mij van te bedienen. Ik vroeg:
"
- Waar bevinden wij ons hier?
"
- Blaas op de trompet!

21.6 Page 206

▲back to top


- XI/203 -
" Ik blies op de trompet en er kwam een stem uit, die zei: Wij bevin-
" den ons in het land van de beproeving.
"
Toen zag men van de heuvel een aantal jongens neerdalen, zo
" veel dat ik geloof dat er wel meer dan honderdduizend waren. Geen enkele
" zei iets. Allen waren met een riek gewapend en richtten zich met
" grote schreden naar het dal. Tussen hen zag ik alle jongens van
" het Oratorio en van onze andere colleges en zeer velen die ik niet
" eens kende. Intussen begon aan één kant van het dal de hemel zo
" donker te worden, dat het nacht scheen te zijn. Er verscheen een
" onmetelijk groot aantal dieren die er uitzagen de enen als tijgers,
" de anderen als leeuwen. Deze woeste monsters hadden een dik lijf,
" stevige poten en een lange nek maar hun kop was eerder klein. Hun
" muil boezemde schrik in. Met rode ogen die bijna uit hun oogholten
" puilden wierpen ze zich op de jongens. Toen deze bemerkten dat ze
" door de dieren werden aangevallen, namen ze een verdedigende hou-
" ding aan. Ze hadden in hun handen een riek met twee tanden en ze
" hielden deze riek aan de monsters voor, naar omhoog en naar omlaag
" zoals deze hun aanvielen.
"
De monsters die bij de eerste aanloop het niet konden halen
" beten in het ijzer van de riek, braken er hun tanden op en verdwe-
" nen. Er waren van de jongens die maar een riek met één tand hadden
" en zij werden gekwetst. Anderen hadden een riek met gebroken
" steel, nog anderen een riek met vermolmde steel. Er waren er ook
" die, verwaand, zich zonder wapens op deze dieren wierpen. Ze wer-
" den gedood en het waren er niet weinigen. Vele jongens hadden een
" riek met twee tanden en met een nieuwe steel.
"
Inmiddels was mijn paard van in het begin omsingeld geworden
" door een eindeloos aantal slangen. Maar met sprongen en schoppen
" links en rechts joeg ik ze weg, terwijl ik tot op een grote hoogte
" steeg en steeds maar verder de hoogte in ging.
"
Ik heb aan een jongen gevraagd wat deze rieken met twee tanden te
" betekenen hadden. Men bracht mij een riek en ik zag dat op een van
" de tanden geschreven stond: Biecht en op de andere: Communie.
"
- Maar wat betekenen deze twee tanden?
"
- Blaas op de trompet. -
"
Ik blies en er kwam een stem uit die zei: Goede biechten en
" communies.
"
Ik blies opnieuw en de stem zei: Gebroken steel: slechte
" biechten en communies. Vermolmde steel: gebrekkige biechten.
"
Wanneer deze eerste aanval voorbij was, deed ik te paard
" een ronde over het slagveld en ik zag vele gewonden en vele doden.
"
Ik bemerkte dat sommigen dood op de grond lagen, maar ze waren ge-
" wurgd, met een misvormde gezwollen hals. Anderen hadden een ver-
" schrikkelijk misvormd aangezicht. Anderen waren van honger ge-
" storven, hoewel in hun nabijheid een schotel met fijn suikergoed
" stond. Zij die gewurgd waren hadden van toen ze nog klein waren een
" zonde begaan, die ze nooit gebiecht hadden. Die met hun misvormd
" aangezicht waren de gulzigaards. Zij die van honger gestorven wa-
" ren, hadden gebiecht maar ze hadden de raadgevingen en vermaningen
" van hun biechtvader in de wind geslagen.
"
In de nabijheid van hen die de vermolmde steel hadden stond
" een woord geschreven; soms was dat woord: Hoogmoed, soms Luiheid, soms
" Onkuisheid enz. Ik moet nog aanstippen dat de jongens, terwijl ze

21.7 Page 207

▲back to top


- XI/204 -
" verder gingen over een rozentapijt traden en ervan genoten. Ze had-
" den echter nog maar enkele stappen gezet of ze stootten een kreet
" uit, vielen dood of werden verwond want onder de rozen zaten de
" doornen. Andere echter, terwijl ze met moed deze rozen vertrapten,
" gingen er over, moedigden elkaar aan en bleven overwinnaars.
"
Maar opnieuw werd de hemel duister en plots verscheen een nog tal-
" rijker menigte van deze dieren of monsters, maar dat alles op min-
" der dan drie à vier seconden en ook mijn paard werd ervan omgeven.
" De monsters werden mateloos groter zodat ook ik schrik begon te
" hebben. Het scheen me zelfs toe dat hun klauwen mij reeds schram-
" men toebrachten. Maar op het goede ogenblik bracht mij iemand een
" riek. Toen begon ook ik te vechten en de monsters werden op de
" vlucht gedreven. Allen verdwenen ze, want, wanneer ze bij de eer-
" ste aanval overwonnen worden, verdwijnen zij.
"
Toen blies ik op de trompet en doorheen het dal weergalmde
" dit woord: Zege, zege!
"
- Maar hoe is dat nu? zei ik; hebben wij de zege behaald? En
" nochtans zijn er zoveel gewonden en zelfs doden!
"
Toen, terwijl ik op de trompet blies, hoorde men dit woord: Tijd
" aan de overwonnenen. Toen werd de hemel van duister als hij was, sereen.
" Men zag een zo mooie regenboog met zovele kleuren, dat het niet te
" beschrijven valt. Hij was zo breed, alsof hij leunde op de Superga
" en dan met een boog op de Mont-Cenis ging rusten. Ik moet nog aan-
" stippen dat de overwinnaars op het hoofd kronen hadden die zo
" schitterend waren en met zoveel kleuren dat het echt wonderbaar
" was. En hun gelaat schitterde met een wonderschone pracht. Naar de
" achtergrond toe, aan een kant van het dal en in het midden van de
" regenboog zag men een soort estrade waarop juichende mensen waren,
" die er zo mooi uit zagen dat men het zich niet eens verbeelden
" kan. Een edele Dame, in koninklijke gewaden, kwam aan de rand van het
" balkon staan en riep: Komt, mijn kinderen, en schuilt onder mijn man-
" tel. Terwijl ze dit zei, spreidde ze een zeer grote mantel open
" en al de jongens kwamen er onder gelopen. Er waren er die er
" naartoe vlogen. Op hun voorhoofd stond geschreven: Onschuld,
" anderen gingen te voet en anderen sleepten zich voort. Ook ik be-
" gon te lopen en op dat eigenste ogenblik dat niet meer dan een
" halve seconde duurde, zei ik tot mezelf: - Daar moet een einde aan
" komen, want, als het nog wat langer duurt, dan zullen we allemaal
" sterven. Toen ik dit onder het lopen gezegd had, werd ik wakker.
Wegens de reden die hij zal zeggen, kwam hij op het onderwerp terug op
6 mei, het feest van 0.-H.-Hemelvaart. Daarom had hij studenten en am-
bachtsjongens laten samenkomen om het avondgebed te zeggen en dan zei hij dit:
"
Vorige keer heb ik niet alles kunnen zeggen, omdat er een vreemde-
" ling aanwezig was. Deze zaken blijven onder ons. Ze moeten aan
" ouders of vrienden niet worden meegedeeld. Tegen jullie zeg ik
" alles, ook mijn zonden. Dat dal, dat land van beproevingen is deze
" wereld. Het halfduister is de plaats van verderf, de twee heuvels
" zijn de Geboden van God en van de Heilige Kerk; de slangen zijn de dui-
" vels, de monsters

21.8 Page 208

▲back to top


- XI/205 -
" vels, de monsters zijn de bekoringen tot het kwaad; het paard
" schijnt mij het paard te zijn dat Heliodorus vertrapte en het is het
" vertrouwen op God; zij die op rozen wandelden en dood neervielen zijn
" zij die zich overgeven aan de genoegens van deze wereld en hun
" ziel de doodsteek geven. Zij die de rozen vertrapten zijn zij die
" de genoegens van de wereld misprijzen en overwinnaars worden. Zij
" die onder de mantel vlogen, zijn de onschuldigen.
"
Zij die zouden verlangen hun wapen te kennen, of ze ja dan
" neen overwinnaars waren, dood of gewond, ik zal het hun afzonderlijk zeg-
" gen. Hoewel ik niet alle jongens kende, kende ik toch hen die in
" het Oratorio zijn. En van de anderen die misschien zullen komen,
" zou ik mij zeer goed hun fysionomie herinneren indien ik ze zou zien.
De secretaris Don Berto, die het verhaal op schrift stelde,
schrijft dat hij zich vele zaken niet meer herinnert, maar dat Don Bosco
de zaken uitvoeriger uiteenzette en verklaarde. In de ochtend van de 7de
vroeg hij hem op zijn kamer:
- Hoe legt U het aan boord om u alle jongens te herinneren die U in uw
droom gezien hebt en hoe kunt U aan ieder zeggen in welke staat hij zich
bevond en hoe kunt U zo goed de gebreken van iedereen aanduiden?
- Wel, met Otis Botis Pia Tutis - Een van de antwoorden die hij gaf
wanneer hij hinderlijke vragen wou ontwijken.
Ook tot Don Barberis die binnen gekomen was om hem daarover te
spreken antwoordde Don Bosco zeer ernstig: - Het is nog wel wat meer dan
enkel maar een droom! - Maar hij brak het gesprek af om over iets anders
te beginnen.
Don Berto eindigt zijn relaas met deze woorden: "Ook ik die deze
dingen neerschrijf wou naar mijn deel vragen. Ik kreeg er een zo nauwkeu-
rig antwoord op dat ik weende en zei: - Indien er een engel uit de hemel
zou gekomen zijn, dan zou hij niet beter zo juist in het doelwit kunnen
schieten hebben."
Nog een tweede keer was de droom het thema van een "goedenacht-wens"
en wel op 4 juni. De toehoorders woonden dan het volgende tweegesprek bij
tussen Don Barberis en Don Bosco.
" Don Barberis: Indien U het mij veroorlooft, Mijnheer Don Bosco,
" dan zou ik U vanavond enkele vragen willen stellen. Op de voor-
" gaande avonden, omdat er vreemdelingen waren, heb ik dit niet ge-
" waagd te doen. Ik zou wat uitleg willen hebben over de laatste
" droom.
" Don Bosco: Zeg het maar. Het is waar dat er reeds heel wat tijd
" verlopen is sedert de dag waarop ik het verhaal deed, maar dat
" heeft geen belang.
" Don Barberis: Op het einde van uw droom, hebt u verteld, waren er sommi-
" gen die onder de mantel van Maria vlogen, velen renden, anderen gingen
" traag voort en sommigen wandelden in de modder, besmeurden zich en, wat

21.9 Page 209

▲back to top


- XI/206 -
" meer is, geraakten niet onder de mantel. U hebt ons reeds gezegd
" dat zij die vlogen de onschuldigen waren. We begrijpen gemakkelijk
" wie zij waren die zich haastig voortbewogen. Maar zij die in de
" modder bleven steken, wie verbeeldden zij?
" Don Bosco: Zij die aldus in de modder bleven steken, en die niet onder de
" mantel van de Madonna geraakten, zijn zij die gehecht zijn aan de
" goederen van deze aarde. 0mdat hun hart zelfzuchtig is, denken ze
" enkel aan zichzelf. Door zichzelf geraken ze in de modder en zijn
" ze niet meer in staat hun aanloop te nemen naar de hemelse dingen.
" Ze zien dat de Maagd Maria hen roept, ze zouden willen gaan, zet-
" ten enkele stappen maar de modder trekt hen aan. En zo gebeurt het
" altijd. De Heer zegt: Waar uw schat is, daar is ook uw hart. Zij
" die zich niet verheffen tot de schatten van de genade, stellen hun
" hart op de dingen van de aarde en denken er alleen maar aan ervan
" te genieten, rijk te worden, hun zaken te zien bloeien en eer te
" verwerven. En voor de hemel doen ze niets.
" Don Barberis: Er is nog iets anders, Mijnheer Don Bosco, dat U niet
" verteld hebt, wanneer U over de droom gesproken hebt, maar dat U aan
" iemand in het bijzonder gezegd hebt. Zou U dat willen uitleggen? Het is
" dit. " Iemand vroeg U uit over zijn staat of hij rende of traag ging, of-
" wel of hij zich reeds onder de mantel van Maria bevond. Hij wou ook weten
" of zijn wapen gebroken of vermolmd was. En u hebt geantwoord dat U
" dat niet goed hebt kunnen zien, omdat er zich tussen U en de jongen
" een wolk bevond.
" Don Bosco: U zijt godgeleerde en U moet dat weten. Kijk. Er waren
" daar werkelijk verschillende jongens, maar niet zeer veel, die ik niet
" goed kon zien. Ik lette op, erkende de jongen, maar kon hem verder
" niet zien. Het zijn deze, mijn beste kinderen, die zich voor hun
" oversten gesloten houden, die hun hart niet uitstorten, die niet
" oprecht zijn. Wanneer ze ergens een overste zien opdagen dan zul-
" len ze, liever dan hem te ontmoeten, een andere kant uitgaan. Van
" dezen kwam er een van hen mij vragen hoe ik hem gezien had. Maar
" wat zoudt U willen dat ik zou antwoorden? Ik kon zeggen: jij hebt
" geen vertrouwen in je oversten, jij opent hun je hart niet. Welnu,
" onthouden jullie dit allemaal goed: een zaak die jullie meer goed
" kan doen is dit, je hart voor je oversten bloot leggen, veel vertrou-
" wen hebben in hen en werkelijk oprecht zijn.
" Don Barberis: Ik zou U nog iets willen vragen maar ik vrees het te
" doen, omdat ik bang ben dat U mij zult zeggen dat ik te nieuwsgie-
" rig ben.
" Don Bosco: En wie weet er nog niet dat jij nieuwsgierig bent? (algemeen
" gelach). Merk nochtans dat er een soort nieuwsgierigheid is die
" goed is. Wanneer een kleine jongen steeds maar dit of dat vraagt
" aan wie het kan weten om wat bij te leren, dan doet hij daar goed
" aan. Er zijn er integendeel die daar altijd staan gelijk een uil.
" Nooit zullen ze iets vragen. Voor deze is dat geen goed teken.
" Do n Ba rb eris: In dat geval wil ik er niet toe behoren. De vraag die ik u
" sinds lang wou stellen is deze. In die befaamde droom hebt U daar-
" in enkel het verleden van de jongens gezien of ook de toekomst, dat
" wat iedereen zal doen, dat waarin iedereen zal slagen?

21.10 Page 210

▲back to top


- XI/207 -
" Don Bosco: Kijk, ik heb niet alleen het verleden gezien, ik heb ook
" de toekomst gezien, waarvoor de jongens staan. Ieder jongen bevond
" zich vóór verschillende wegen, ook nauwe en doornige wegen, en eni-
" ge van die wegen waren zelfs bedekt met punten van scherpe spij-
" kers. Maar die wegen waren dan ook bestrooid met genaden van de Heer. Ze
" liepen uit op een zeer lieflijke tuin waar allerlei soorten van
" geneugten waren.
" Don Barberis: Dat wil dus zeggen dat U in staat zult zijn de weg
" te tonen die ieder van ons moet begaan, dus welke de eigenlijke
" roeping is van elk van ons en hoe we zullen eindigen indien wij
" ons op die weg begeven.
" Don Bosco: Het gaat er niet om iemand te zeggen welke weg hij zal
" opgaan en hoe hij zal eindigen. Wanneer we aan een jongen zouden zeggen: -
" jij zult de weg van de goddelozen opgaan - dan zou hem dat geen
" goed doen. Hij zou maar alleen vervuld worden van schrik. Wat ik
" wel kan zeggen is dit. Wanneer jij deze weg neemt, dan ben je er
" zeker van dat je de weg opgaat naar de hemel, waartoe jij geroepen
" bent en als je die weg niet inslaat dan ben je niet op de rechte
" weg. Sommige wegen zijn eng, zijn bezaaid met keien, er groeien
" veel doornen, maar met de doornen is er ook de genade Gods. En
" zoveel goed wacht op ons aan het eind van de weg dat we weldra de
" kwellingen zullen vergeten zijn.
"
Wat ik verder nog zou willen zeggen is dit: denken jullie er steeds
" aan, dat dit een droom was waaraan niemand verplicht is geloof te
" schenken. Ik moet nochtans opmerken dat allen die mij om uitleg
" verzoeken, mijn mening goed opnemen. Nochtans moeten jullie doen zoals de
" Heilige Paulus zegde: Probate spiritus et quod bonum eet tenete. Een an-
" dere zaak waarvan ik zou willen dat jullie ze niet zouden verge-
" ten is dat jullie in je gebeden de arme Don Bosco niet zouden
" vergeten, opdat mij niet zou overkomen wat de Heilige Paulus zegt:
" Cum aliis predicaverim, ego reprobus efficiar, dat terwijl ik
" voor jullie preek ik zelf zou verdoemd worden. Ik probeer je een
" advies te geven, ik denk aan jullie, ik suggereer een of andere
" raad, maar ik vrees te doen als de klokhen. Ze gaat op zoek naar
" sprinkhanen, wormpjes, zaadjes en ander voedsel maar dat is alle-
" maal voor haar kuikentjes bestemd en indien ze voor zichzelf geen
" voedsel neemt, sterft ze van honger. Bevelen jullie me dus aan de
" Heer aan, opdat mij dit niet zou overkomen, maar dat ik erin zou
" slagen mijn hart met vele deugden te versieren zodat ik aan God
" moge behagen en wij allen samen Hem mogen genieten en verheerlijken
" in het Paradijs. Goede nacht.

22 Pages 211-220

▲back to top


22.1 Page 211

▲back to top


- XI/208 -
HOOFDSTUK XI
NOG OVER HET LEVEN I N HET ORATORIO IN 1875
Ambachtsjongens en studenten waren niet de enige leden van het ge-
zin in het Oratorio. In het Oratorio verbleven eveneens onder het vader-
lijk bestuur van Don Bosco, novicen en geprofesten en wel in aanzienlijk
aantal. In dit tweede hoofdstuk over het leven in het Oratorio, zullen
we zien hoe Don Bosco er in slaagde zoveel uiteenlopende elementen tot
een geheel te verenigen. Maar dit hoofdstuk zou maar als een afgeknotte
boom zijn, moesten we eerst en vooral geen woord zeggen over de aspiran-
ten, die grotendeels zonen van het Oratorio waren.
I. DE ASPIRANTEN
Naar het oordeel van de Ordinarius van Turijn zou Don Bosco ermee
gepronkt hebben dat hij aan het bisdom jongens geschikt voor de geeste-
lijke staat bezorgde, terwijl hij in werkelijkheid een groot aantal jon-
gens uit alle bisdommen tot zich trok en dan de besten aanduidde en
zorgzaam "uitviste" terwijl hij de minst geschikten naar hun bisdom van
oorsprong terugzond.(1)
Hoe dit kon gerijmd worden met alles wat er geroddeld werd over de dom-
heid van de leerlingen van de Salesianen mag Joost weten. Het was wel
zo dat Don Bosco in het Oratorio als door de Voorzienigheid gewilde
gelegenheden aangeboden kreeg om goede aanwinsten te doen en dat hij ze
niet liet ontsnappen.
Op de vooravond van het feest van de Onbevlekte Ontvangenis, gedu-
rende het gebruikelijk half uurtje van intiem samenzijn met slechts
enkelen van de zijnen na het avondmaal, gaf hij uiting aan zijn eigen
overtuiging omtrent de vraag hoe voor iemand die naar het verleden blik-
te en terugdacht aan de eerste Salesianen een uitleg gevonden werd voor
het feit dat het Oratorio zoveel leden aan het Vrome Genootschap gegeven had.
Hij zei: " Op vijfhonderd studenten die zich in het Oratorio bevinden,
zijn er meer dan vierhonderd en misschien wel vierhonderdvijftig thans
geschikt het geestelijk kleed aan te nemen en hun gedrag is zo dat men ze kan
(1) Uit een passage van een brief van voornoemde Ordinarius, aangehaald in een brief
v a n ad v. M e n gh in i aa n Don Bosco op 9 september 1875.

22.2 Page 212

▲back to top


- XI/209 -
aanraden dat te doen. Zeker, van dezen, naargelang ze hun studies voortzet-
ten, en vooral gedurende de vakanties, zullen er een gedeelte wegvallen.
Nochtans zal hun aantal steeds talrijk blijven en anderen zullen er bijko-
men. Omdat allen bemerken dat zich in het Oratorio in ruime mate de gele-
genheid voordoet goed te doen en omdat onze levenswijze hun aanstaat, voe-
len velen van deze jongens een neiging om in ons huis te blijven." En omdat
de geest van het Oratorio, dank zij de directeurs die er door Don Bosco ge-
vormd waren, zich in de nieuwe huizen verspreidde, kon hij eraan toevoegen:
"Bij mijn jongste bezoek aan de andere colleges heb ik een duidelijke neiging
tot het geestelijk leven en het kloosterleven bemerkt. Zeer velen hebben
er mij ex professo over gesproken, hoewel de meesten hun ouderlijk huis en
de vakanties nog in de kleren hadden en hoewel ik ze niet voor iets derge-
lijks opgezocht had, omdat het thans hiervoor nog niet het opportune ogenblik
is."
De goede tijd echter hiervoor was het ogenblik waarop de retraite
gedaan werd in april en mei. Van dan af tot aan het einde van het school-
jaar - zei hij - was het nodig raad te geven, te leiden, aan te wakkeren,
behulpzaam te zijn. In die periode namen de jongens een besluit en gingen
uit zichzelf om raad vragen, zonder dat het nodig was zich in te spannen om
ze er toe aan te zetten.
Wat dit betreft hadden de zaken in het Oratorio wel een andere wen-
ding gekregen. Toen de Congregatie nog slechts enkele tientallen leden
telde en de geest zich aan het vormen was en veeleer in het geheim werd op-
getreden, sprak Don Bosco over de roeping, om zo te zeggen, al fluisterend,
omdat hij vreesde ze schrik aan te jagen. Wanneer hij iemand bij zich uit-
nodigde, dan wachtte hij zich er wel voor de gedachte te laten doorscheme-
ren dat het over een kloosterorde ging. Indien hij duidelijke taal zou ge-
sproken hebben "zouden wij allen op de vlucht zijn geslagen", zei die avond
een van zijn zonen die het meest aan hem gehecht was, namelijk Don Giulio
Barberis. Hij verwekte aspiranten door gebruik te maken van uitdrukkingen
als deze: "hou je van Don Bosco? ... Zou je jonge geestelijke willen zijn
in het Oratorio? Zou je mettertijd Don Bosco willen helpen, door samen met
hem te werken? E r is zoveel te doen. Indien er zelfs vele priesters en
jonge geestelijken in het huis bleven, zou er werk zijn voor iedereen."
Doorgaans lieten de ouderen zich vangen door dit spontane en liefdevolle
optreden. Don Bosco had van God de genade ontvangen dit gevoel bij hen door
een grote beminnelijkheid aan te kweken, zonder ook maar een schijn van wat
men thans morele druk zou nemen. Wanneer de dag van Don Barberis gekomen
was, kwam hij bij Don Bosco en zei hem trouwhartig:
Mijn ouders zoeken voor mij een plaats in het Seminarie. Wat moet ik hen
schrijven?
Schrijf hun, dat je, uit dankbaarheid jegens Don Bosco, bij hem wenst te
blijven om te zien of je, als jonge geestelijke, hem niet zoudt kunnen
helpen in al de werken van assistentie, onderricht, enz., die in het Huis zijn.-
"En werkelijk - schrijft Don Barberis in dat jaar - toen begreep ik, wist
ik en verlangde ik niets anders meer."
Maar in 1875 begreep men het al en zeer goed. Het gevaar van iemand te
doen schrikken kon nog bestaan, maar enkel zelden, bij de ene of de andere. Van
juli tot september was Don Bosco zo weinig mogelijk afwezig, omdat de
leerlingen van de vijfde klas van het gymnasium spoedig zouden vertrekken voor
hun laatste vakantie. Meestal wachtten ze de laatste maand af om een besluit te

22.3 Page 213

▲back to top


- XI/210 -
nemen aangaande hun roeping. Voor sommigen gebeurde het allicht dat hun
levensstaat afhing van het feit of Don Bosco te Turijn verbleef of er afwezig
was.
Onze lezers zullen graag Don Bosco aan het werk zien. Welnu, het ver-
haal van één geval is hier even goed het verhaal van honderd gevallen. Don
Vacchina, die we kort hiervoor nog ontmoet hebben, was in 1875 leerling van
de vijfde klas van het gymnasium. Gedurende een van de laatste oefeningen
van de goede dood tobde hij maar steeds over zijn beslissing en kwam er
niet toe de knoop door te hakken. Don Bosco had hem meer dan eens gezegd: -
Studeer, bid, daarna zullen we beslissen. - Maar de dagen verliepen en dat
daarna kwam nooit. Die ochtend dan was Vacchina de eerste tussen de velen
die rondom Don Bosco gezeten waren om te biechten en hij had zich goed
voorbereid. Maar Don Bosco liet hem wachten tot laatst. Toen allen wegge-
gaan waren zegende hij hem, deed hem van links, waar hij zich bevond, naar
rechts gaan en hoorde zijn biecht. Toen hij zich van zijn zonden beschul-
digd had, brak de jongen het ijs en vroeg naar die eeuwig uitblijvende
beslissing. Hij kreeg als raad priester te worden maar niet in de wereld.
Wel dan, als er niets tegen is - zei hij - blijf ik liefst met U
hier in huis.
Ik ben daar zeer tevreden over, antwoordde Don Bosco. Luister, ik
heb steeds veel van jou gehouden, ik ben altijd je vriend geweest al heb ik
er niets van laten merken. Studeer, bid, geef het goede voorbeeld... -
"Hij zei me nog andere dingen, - schrijft Don Vacchina - met zoveel
christelijke liefde, dat ik weende, alleen, om negen uur te communie ging
en het brood met de worst waarnaar ik zo verlangde vergat." Men weet zeer
wel dat Don Bosco bij de oefening van de goede dood, na de ziel, ook aan
het lichaam dacht. De ganse mens moest tevreden zijn in de dagen van de genade.
Hoewel Don Bosco het nodig had het aantal van de leden te doen aan-
groeien, wierp hij toch de poorten niet wagenwijd open voor de aspiranten,
opdat ze zouden binnenkomen oves et boves. Gedurende een zitting van het
Hoofdkapittel die gehouden werd op 7 november, werden negen aanvragen
onderzocht van aspiranten en alleen acht werden aanvaard. Voor de negende,
hoewel hij reeds diocesaan student in de wijsbegeerte in het Oratorio was,
werd beslist, hem aan ietwat ernstige proeven te onderwerpen, om te weten
door welke geest hij bezield was. Daarmee wou men dat hij tijdelijk zou
"onttrokken" worden, zoals men toen zei, aan de studies van de wijsbegeer-
te, zonder hem er echter van in kennis te stellen dat het maar ad tempus
was, en dat men hem huishoudelijke diensten zou opleggen.
Don Bosco paarde goedheid aan voorzichtigheid. Hij aanvaardde niemand
in de Congregatie vooraleer hem goed uit eigen weten te kennen. In 1875
merkte men op dat hij voor de toelating van de aspiranten tot het noviciaat
steeds meer talmde, vooral wanneer de aspiranten het geestelijk kleed ver-
langden te dragen. "Deze", - zei hij op een conferentie voor de kapittel-
leden van de verschillende huizen gedurende de retraite - "mogen niet aan-
vaard worden, indien ze geen bewijs hebben gegeven van een zedelijkheid die
tegen alles bestand is of wanneer ze zich niet voldoende hebben laten ken-
nen en een groot vertrouwen hebben in hun oversten. Voor de leken kan men
op dit punt wat breder zijn, maar voor de jonge geestelijken niet. Wat het
eerste punt betreft dient er genoteerd te worden dat goede wil niet vol-
staat en de voornemens van het ogenblik evenmin voldoende zijn. Dat zal vol-
doende zijn om hun de absolutie te geven, maar het is niet voldoende om zekerheid

22.4 Page 214

▲back to top


- XI/211 -
te hebben dat ze daarna niet meer zullen vallen. Wanneer ze daarom geduren-
de een lange tijd geen buitengewone bewijzen van volharding geven, mag men
er geen vertrouwen in stellen. Doorgaans zullen ze hervallen."
Bij de voornaamste oversten die met ijver de pogingen van Don Bosco
ondersteunden om de zaken tot een steeds volmaaktere regelmaat te laten
evolueren, ontstond in 1875 twijfel of er een verplichting bestond aan de Ordi-
narii getuigschriften te vragen alvorens de aspiranten als jonge geeste-
lijken in het noviciaat toe te laten volgens de inhoud van het decreet door
de Heilige Stoel uitgevaardigd in 1848. Tot dan toe had men zich om twee
redenen daarover niet bekommerd. Eerst en vooral bevonden de aspiranten
zich reeds als kinderen in de Huizen van de Salesianen. De bisschoppen wis-
ten dus niets over hun gedrag en omstandigheden. Ze zouden die maar kunnen
kennen wanneer ze hierover inlichtingen zouden inwinnen bij de Salesianen
zelf die de aspiranten sinds zeven, acht of tien jaar onder hun ogen hadden
gehad. Van de andere kant had Don Bosco, toen hij het geval aan Pius IX
had voorgelegd van hem vivae vocis oraculo een gunstig antwoord beko-
men. Er was ook niets dat tot spoed aanzette om deze gedragslijn te verla-
ten vermits niet alleen Turijn maar ook Ivrea een harde noot om kraken was
en een aanzienlijk contingent van de aspiranten juist tot beide bisdommen
behoorde. De mening zich aan de wet te houden werd bijgetreden omdat men
vreesde dat in eventuele omstandigheden de Heilige Congregatie van Bis-
schoppen en Reguliere geestelijken nooit zou aanvaard hebben bevoegdheden
te bekrachtigen die alleen maar mondeling door de Paus waren toegestaan.
Zou het dan niet beter geweest zijn ten minste van de Heilige Stoel een
rescript aan te vragen en inmiddels zich tot de bisschoppen te wenden voor
het verkrijgen van de getuigschriften telkens er aanvragen binnen kwamen
van personen die niet waren opgevoed in de Huizen van de Salesianen? Don
Bosco was partijganger van het quieta non movere. Over kort zou hij zich
naar Rome begeven en daar alles in orde brengen. In afwachting zou men blij-
ven genieten van de vrijstelling zoals voorheen.
Daarentegen moest een maatregel worden getroffen die geen uitstel
duldde, namelijk de aanduiding van de algemene en provinciale onderzoe-
kers, door voorgaand decreet vereist voor de aanvaarding in het noviciaat.
Ook hier deed men wat men kon. Had Pius IX, die op de hoogte was van de
moeilijkheden waarmee de Congregatie te kampen had in die eerste tijden aan
Don Bosco betreffende zekere zaken geen vrije hand gelaten? Er werd dan ook
aldus hierin voorzien: de leden van het Hoofdkapittel zouden de rol ver-
vullen van de algemene onderzoekers en de particuliere kapittels van de
Huizen zouden optreden als provinciale onderzoekers. In het Oratorio echter
zouden alleen als provinciale onderzoekers optreden de leden van het plaatse-
lijk kapittel, die geen deel uitmaakten van het Hoofdkapittel, namelijk
zeven op tien. Deze functies werden voor de eerste keer vervuld te Lanzo
gedurende de retraite, die aldaar gehouden werden vanaf 9 tot 16 september.
Toen werden alle medebroeders leden van de kapittels van de afzonderlijke
Huizen door Don Bosco samengeroepen om over te gaan tot het onderzoek van
de aanvragen van de postulanten, die verlangden opgenomen te worden in het
noviciaat of geprofest te worden. Er werden er achttien tot de eeuwige
geloften toegelaten. De kroniek noteert hierbij: "het was de eerste maal in
de Congregatie dat men een zo groot aantal personen aanvaard had in een enkele
zitting."

22.5 Page 215

▲back to top


- XI/212 -
In de maand november namen achtenveertig novicen het geestelijk
kleed. Dit getal was vroeger nooit bereikt geworden. Don Bosco verwachtte
er nog meer voor het volgende jaar, omdat er vele jongens uit de vierde en
de vijfde klas van het gymnasium reeds hun aanvraag gedaan hadden of er
een levendig verlangen naar toonden. Wat hem vooral troostte was te zien
hoe de jonge geestelijken elkaars geest verstevigden. In de loop van de
voorbije jaren was men verplicht geweest sommigen het geestelijk kleed te
doen afleggen. Anderen die een tijdje in het Oratorio bleven uit betame-
lijkheid eindigden er dan toch mee met naar het seminarie te gaan. Maar
tussen hen die pas waren ingekleed scheen er geen enkele of bijna geen enkele
van dat slag te zijn.
Hoe de novicemeester van blijdschap opsprong valt niet te beschrij-
ven. Er is niets beter geschikt om een idee te hebben van de gevoelens die
hem toen bezielden dan woordelijk de uitdrukking van geestdrift van deze
trouwhartige ziel weer te geven. Op 7 december sprak hij met Don Bosco over de
nieuwe jonge geestelijken in aanwezigheid van anderen en riep uit: "Vier
jaar geleden waren we allemaal in de wolken en zeiden: "Dit jaar zijn er
achttien nieuwe jonge geestelijken! Achttien is een mooi getal! Hier in
het Oratorio zijn er nooit zoveel geweest. - Het jaar nadien groeide dat
aantal, het jaar daarna nog meer en verleden jaar geloofde men dat er een
echt mirakel gebeurd was omdat het aantal nieuwe jonge geestelijken tot
dertig gestegen was. Iedereen riep: - Zoveel hebben we er in het Oratorio
nog nooit gehad! - Thans zijn er achtenveertig en er bestaat hoop dat
het volgende jaar het aantal van de jonge geestelijken nog veel groter
zal zijn." Een van de aanwezigen die vertrouwd moest zijn met wiskunde en
aanverwante vakken, ging verder: - De zaken nemen toe met een meetkundige
reeks of liever in verhouding van het kwadraat van de afstand. - Allen
vielen in koor in met hem die een hymne uit de Bijbel aanhief: A Domino fac-
tum est istud et est mirabile in oculis nostris.
2. DE NOVICEN
In dat jaar werd er in het noviciaat veel weg afgelegd op de weg naar
het normale. Bij deze aanhef zal iedere lezer die niet op de hoogte is van
de omstandigheden waarschijnlijk de wenkbrauwen fronsen. Nochtans, indien de
Congregatie vandaag is wat ze is dan is dat te danken aan het feit dat men
zich toen tevreden stelde met te zijn wat men kon. Don Bosco moest geduld
hebben om het gunstige midden te scheppen. Er was een tijd waarin het
woord novicen de zenuwen van de groten zou gekwetst hebben en de kleinen de
dood op het lijf gejaagd. Eerst in 1874 waagde Don Bosco het woord te ge-
bruiken. In 1875 hoorde men het woord op de lippen van de novicen zelf die
van dan af zonder vrees elkaar met deze naam noemden.
Het is belangrijker dan men zou menen, een goed inzicht te hebben in
deze periode van ons verhaal. Deze taak wordt des te gemakkelijker omdat
wij ze kunnen samenvatten met de woorden van Don Bosco zelf. Laten we
luisteren hoe hij de stormachtige wederwaardigheden van de vorige jaren
beschrijft en er zijn commentaar bij geeft.
- Wat al uitwendige wanordelijkheden gebeurden er in die tijd! Een
soort kampstrijd tussen de jonge geestelijken in letterkundige of theolo-
gische twisten, die helemaal niet te pas kwamen en waarbij geen maat werd
gehouden. Voortdurende ernstige stoornissen in hun studie, wanneer de jongens er
niet waren.

22.6 Page 216

▲back to top


- XI/213 -
Velen bleven 's ochtends in bed liggen. Sommigen gingen niet naar school en
zeiden er niets van aan hun oversten. Er werd geen geestelijke lezing ge-
houden, geen meditatie, geen godsvruchtoefeningen behalve samen met de jongens.
En thans, integendeel zijn er vele zaken, een beetje ineens veranderd. De
zaken worden nu stabiel en nemen een vaste vorm aan.
- En nochtans zag ik al deze wanordelijkheden en liet hen maar doen wat ze
konden. Indien ik alle wanordelijkheden ineens had willen opruimen, dan
zou ik verplicht geweest zijn het Oratorio te sluiten en alle jongens
weg te zenden, omdat de jonge geestelijken zich niet zouden aangepast heb-
ben aan een ernstig reglement en ze allen zouden vertrokken zijn. En ik zag
dat deze jonge geestelijken ook wanneer ze uitgelaten waren toch veelal
graag werkten, een goed hart hadden, dat hun zedelijkheid tegen alles be-
stand was en dat, eens het vuur van de jeugd voorbij, ze mij veel zouden
helpen. En ik moet zeggen dat verschillende priesters van de Congregatie,
die tot dit getal behoorden, nu tot hen behoren die het meest werken, die
de beste priesterlijke geest hebben, terwijl ze toen zeker uit het huis
zouden weggegaan zijn liever dan zich aan zekere beperkende regels te onder-
werpen.
- We moeten echter noteren dat het toen andere tijden waren. Toen zou de
Congregatie niet kunnen gesticht zijn geworden volgens de gebruikelijke
normen. Ik stond er alleen voor. Ik moest de dagschool doen, de avond-
school, ik moest boeken schrijven, prediken, assistentie verlenen, leiding
geven, op zoek gaan naar centen. Indien ik mij om alles volmaakt te doen
verlopen in een enge kring had opgesloten, dan zou ik niets bereikt heb-
ben. Dan zou het Oratorio vandaag een soort college zijn met een vijftigtal
of hoogstens een honderdtal jongens. -
Bij het werk om tot een normaal bestaan te komen vertegenwoordigde de gods-
vrucht de sleutelsteen van het godsdienstig gebouw en twee godsdienstige
praktijken zijn daarbij van kapitaal belang, namelijk de jaarlijkse retrai-
te en de dagelijkse meditatie. Vanaf 1875 hadden de novicen hun retraite
afzonderlijk van die van de geprofesten gedurende de grote vakantie zodat
de sermoenen en al het overige aan hun eigen behoeften beantwoordden. Ze
verrichtten dan iedere ochtend gedurende het eerste halfuur na het opstaan,
op hun eentje hun meditatie met passende boeken die daartoe uitgezocht
waren. In de namiddag deden ze dan ook afzonderlijk een geestelijke lezing.
Hoe meer ze afgezonderd waren van de anderen die met hen in het huis woon-
den des te doeltreffender schoot de geest van vroomheid wortel bij de novi-
cen. Daarom werden ze ook op de slaapzaal en op de speelplaats afgezon-
derd. Voor de recreatie was hun aangewezen plaats naast de kerk van
Maria, Hulp der Christenen aan de westkant. Ze woonden de Mis en de kerke-
lijke diensten bij vanuit de apsis zonder zich onder de vreemden te mengen.
De novicen hielden niet op met studeren. Zoals in die tijd gezegd
werd, gingen ze in de wijsbegeerte binnen, begonnen aldus het programma van
het lyceum te volgen met uitgesproken overwicht van de leergang van wijsbe-
geerte. In 1875 hielden de gewone lekenleerlingen ermee op de lessen bij te
wonen. Hun groter aantal deed het verschil van houding nog meer gevoelen.
Daarom onderzocht men toen de mogelijkheid om zo gauw mogelijk twee afde-
lingen te maken, de ene als van een heus lyceum om de toekomstige leraren
voor te bereiden en de andere met de wijsbegeerte en dan het strikt noodza-
kelijke van de overige leerstof, zoals dit in het seminarie gebruikelijk was.
Met dat alles zag de novicemeester in dat er zich een gelegenheid voordeed in
het noviciaat de studie van de letterkunde en de wetenschappen te verminderen,

22.7 Page 217

▲back to top


- XI/214 -
zodat er meer tijd vrijkwam om zich toe te leggen op geestelijke dingen.
Ook in dit opzicht handelde Don Bosco volgens de buitengewone bevoegdheden
die hem door Pius IX waren verleend. Krachtens deze achtte hij zich zelfs
gemachtigd ook novicen voor assistentie en onderwijs te gebruiken. Don
Barberis, doordrenkt met de geest van de Stichter, zorgde voor hen met waakzame
ijver en had heel dikwijls besprekingen met Don Bosco die hem altijd met
goedheid aanhoorde en hem in ruime mate zijn verlichte inzichten meedeelde.
Welke maatstaven legde Don Bosco aan om novicen tot de professie toe
te laten? Er waren vanzelfsprekend de regels maar het zou ons niet weinig
helpen te zien in welke geest hij ze geval per geval toepaste. Laten we
woekeren met het schaarse nieuws dat ons uit dat jaar bereikt heeft.
Op de avond van 10 december riep Don Bosco de leden van het Hoofdka-
pittel in zijn kamer samen en nodigde ook de novicemeester uit, om te
spreken over de toelatingen tot de eeuwige en driejaarlijkse geloften.
Welnu, de kroniek stipt uitdrukkelijk aan dat een van hen die blijken had gege-
ven dat hij van de fles hield, uitgesteld werd en dat Don Bosco verklaarde
dat men op dit punt met grote gestrengheid moest te werk gaan. - Men zeg-
ge niet - voegde hij er aan toe - dat ze berispt werden en dat ze erkend
hebben verkeerd te hebben gehandeld en dat ze zeer beslist beloofd hebben
dat ze zich niet meer zullen laten overheersen door hun gretigheid voor de
drank. Dit leedwezen is weliswaar voldoende om hun de absolutie te geven in
de biecht, maar het is niet dienstig om ook maar de minste waarborg voor de
toekomst te geven. Wanneer ze beloven en zeggen: nooit meer dan moet daaron-
der verstaan worden: tot zich weer een gelegenheid voordoet.
En hij bevestigde die bewering met een voorbeeld. Een van zijn
schoolmakkers had de lelijke ondeugd van zich te bedrinken. Eens zei hij
aan Don Bosco: - Je mag zeker zijn, Don Bosco, dat het me nooit meer zal
overkomen te diep in het glas te kijken. Ik heb die beslissing genomen,
een vaste beslissing, zelfs al moest ik eraan sterven. Jawel, vanaf dit
ogenblik heb ik mij voorgenomen in mijn leven geen wijn meer te drinken.
- Maar het verliep anders. De volgende ochtend hoorde Don Bosco zijn mis
vanuit het koor en bij de vingerwassing hoorde hij hem tot de misdienaar
zeggen: - giet maar, giet maar, het is toch van het uwe niet, schelm! -
Omdat het Don Bosco toescheen dat de arme man van goede wil was, deed hij
hem de ongepastheid van zijn daad opmerken. Hij beloofde zich te bete-
ren; maar enkele dagen later zag Don Bosco dat ze hem op een kruiwagen
smoordronken naar huis voerden.
Nadien stelde Don Bosco een vraag en loste ze zelf ook op. - Als
iemand van dat slag is, hoe zal het dan met zijn zedelijkheid gelegen zijn?
- Ik zou willen dat men een proefneming zou doen. Men geve nog vandaag al
was het ook maar een beker goede wijn aan al de jongens van het Oratorio en
morgen late men een goed gewetensonderzoek doen. Dan zal men merken wat er
gebeurd is. De jongens vermoeden er niet eens de oorzaak van, ze weten
niet waaraf en waaraan, maar vele slechte gedachten, vele bekoringen en,
ik meen het met zekerheid te mogen zeggen, een herhaaldelijk vallen in de
zonde waren er de gevolgen van.
Op dat ogenblik deed Don Rua opmerken dat in het verlopen jaar sommige
leraren, onder hen ook werkelijk goede leraren, een fles op hun kamer had-
den. Don Bosco antwoordde: - Dat zou niet mogen gebeuren. Nochtans kan men
hen dat vergeven, vanaf het ogenblik dat ze het gevaar er niet van kennen,
vooropgesteld dat men van mening zou zijn dat het niet opportuun is er onmiddel-

22.8 Page 218

▲back to top


- XI/215 -
lijk korte metten mee te maken. Maar het is een zaak, waaraan ernstig
dient gedacht te worden voor de toekomst. -
Laten we een sprong achteruit doen. Gedurende de eerste week van juli
vergezelde Don Barberis Don Bosco buiten huis en benutte de gelegenheid
om hem te spreken over sommigen die niet gemaakt schenen te zijn om Sale-
sianen te worden. Een van hen strooide tussen zijn makkers uit dat hij
het besluit had genomen terug naar huis te keren. - Zorg dat hij vlug
wegkomt - zei Don Bosco dadelijk. - Zeg hem van mijnentwege dat op de
eerste de beste dag dat hij wil vertrekken ik hem daartoe volle vrijheid
laat. Nochtans, zolang hij bij ons blijft moet hij hierover zijn mond hou-
den en er geen woord meer over spreken met zijn makkers, anders zal ik ge-
dwongen zijn strenge maatregelen te nemen. Wanneer de Jezuïeten weten dat
iemand geen deel meer verlangt te maken van hun orde, laten zij hem geen
dag meer in hun huis blijven en hij mag met niemand van hun Gezelschap om
geen enkele reden nog spreken. En ze hebben gelijk. Wanneer hij begint te
zeggen dat hij weg wil gaan dan is het maar natuurlijk dat de anderen hem
ondervragen over het waarom. Het echte waarom van zijn gering verlangen
goed te doen, van zijn zwakke geest van versterving, van zijn gebrek aan
deugd, zal hij hun nooit zeggen. Er worden voorwendsels aangehaald: omdat
dit mij niet behaagt, omdat ik dat zou willen, omdat die andere tegenover
mij niet goed gezind is, en dergelijke zaken meer. Wanneer aldus zijn
klachten van de ene naar de andere worden meegedeeld, dan ontstaat er een
groot kwaad uit. Immers velen gaan de moed verliezen en de mistevredenheid en
het gemor verspreiden zich meer en meer. -
Er viel hier echter iets op te merken. Die novice zag thuis zeer ern-
stige schandalen en zijn geweten zou hem niet veroorloven nog met zijn ou-
ders te blijven samenwonen. - Dat weet ik, hernam Don Bosco, en het
spijt me zeer, maar wat kunnen wij daaraan doen! Het betaamt niet dat hij
midden de anderen zou blijven om de mistevredenheid uit te zaaien. Des te
meer omdat hij mij al eens geschreven heeft dat hij wel in de Congregatie
zou blijven, maar hij verlangde dat hem dit zou worden toegestaan en dat
zou worden veroorloofd, in één woord, hij wilde voorwaarden stellen om bij
ons te blijven. Maar wanneer iemand op de proppen komt met voorwaarden,
acht ik het goed dadelijk met hem gedaan te maken. Dergelijke personen
komen ertoe te denken dat ze onmisbaar zijn en wanneer men een van hun
voorwaarden ingewilligd heeft, komen ze dadelijk met een andere voorwaarde
af. Tot iemand die een overeenkomst wil sluiten, zegge men eenvoudig: Kijk,
als jij bij ons wil blijven op de manier zoals alle anderen het doen, dan
is het goed. Voor het overige, indien het je behaagt het elders te gaan be-
proeven of terug naar huis te gaan bij je ouders, doe het dan maar, want
wij laten je volledig vrij. Dan bemerkt hij dat wij er geen enkel belang
bij hebben hem te weerhouden en dat we alles enkel voor God doen. Daardoor
beslist hij nog wat vroeger vrede in zijn hart te brengen en dan laat hij
ieder voorwendsel varen. -
Er was nog een andere omstandigheid. De novice, hoewel hij niet de
mening had te blijven als Salesiaan, zou bereid geweest zijn er te blijven
om zijn studies te voleindigen, terwijl hij tegelijkertijd wat klas zou
geven en aan de jongens assistentie zou verlenen.
- Dat past niet, dat past niet, drong Don Bosco aan. Met de anderen
omgang hebben, de schijn hebben deel uit te maken van het gezin en er geen
deel van uitmaken, zoiets schijnt me ongepast. Maar er is erger. In de
brief waarover ik je gesproken heb, maakte hij onbeschaamde opmerkingen over Don

22.9 Page 219

▲back to top


- XI/216 -
Rua, waaruit blijkt dat hij helemaal niet gehoorzaam is en dat hij enkel
luistert naar wat zijn belangen hem influisteren. Hij schijnt geen echte
geest van onderdanigheid te bezitten. Zorg jij dat hij zich haaste een
betrekking te zoeken, want ik vrees dat hij hier geen goed meer zal doen.
De jonge geestelijke zou graag naar het seminarie zijn gegaan, Don
Barberis meende dat hij hem daartoe mocht aanmoedigen en hem de aanbeve-
lingsbrieven ter hand stellen, des te meer omdat Don Bosco hem de raad
had gegeven het geestelijk kleed aan te nemen. - Ik heb hem - legde Don
Bosco uit - gesuggereerd dit te doen omdat hij zich verleden jaar bereid
had verklaard in de Congregatie te treden. Wanneer hij tussen ons verble-
ven had, ver van de gevaren van de wereld, met regels die werkelijk voor
hem gemaakt waren, midden zovele goede voorbeelden, dan zou hij goed kun-
nen doen hebben aan zichzelf en aan de anderen, maar ik heb hem nooit noch
nimmer voorgesteld priester te worden in de wereld. Integendeel, hij zelf
heeft mij daarover gesproken en ik heb hem gezegd dat er voor hem volstrekt
geen spraak kon van zijn priester te worden wanneer hij in de wereld
bleef. Daarvoor is zijn deugd niet toereikend. Tussen ons zou hij, ook met
een middelmatige deugd, deze wel versterkt hebben en een zeer goed priester
geworden zijn. Daarbuiten, omringd door vele, slechte voorbeelden, zou hij
in plaats van zijn deugd te versterken er dagelijks van ingeschoten hebben.
Toen dit onderwerp uitgeput was, ging het gesprek over een andere no-
vice die wenste in de Congregatie te blijven, maar het leek niet passend
hem langer te houden. Uiterlijk scheen hij een goed mens te zijn, en wel-
licht was hij dat ook wel in werkelijkheid, maar hij toonde zich gesloten,
liet zich niet genoeg zien bij zijn oversten en had schier geen vertrouwe-
lijke gesprekken met hen. Alleen om die redenen oordeelde Don Bosco dat hij
niet deugde voor de Congregatie.
Een derde novice wendde zich rechtstreeks tot Don Bosco op de volgen-
de manier en zei hem: - Ik heb mij laten inschrijven in de Congregatie zon-
der haar geest te kennen. Ik wist niet dat het een kloostercongregatie was. Nu
ik door de conferenties er het doel van leren kennen heb, heb ik niet meer
het inzicht nog verder te gaan. Vooral nu er een van mijn ouders gestorven
is, is er niemand die nog aan mijn broeder denkt. Ik zal naar huis gaan om
dan binnen te gaan in het seminarie.
- Jij, mijn beste, antwoordde hem Don Bosco, bent volledig vrij van
te doen wat je denkt te doen. Vanaf dit ogenblik laat ik je de partij
kiezen die je wilt. Let er alleen maar op dat wanneer jij zegt dat je je
hebt laten inschrijven zonder te weten welke stap je gezet hebt dit een
verkeerd woord is, want het zou erop neerkomen jezelf voor een dwaas te la-
ten doorgaan. Gedurende de retraite te Lanzo heb je toch de regels horen
voorlezen, heb je geluisterd naar de conferenties waarin je alles uitgelegd
werd en jij zou niets begrepen hebben? En dan zou je ook Don Bosco voor een
dwaas laten doorgaan, alsof hij met gesloten ogen, tegen alle canonieke
voorschriften in, een jongen tot het noviciaat zou aanvaard hebben, alvo-
rens hem mee te delen hoe de zaken gestaan en gelegen zijn. -
De jonge geestelijke wist niet wat antwoorden. Daar hij nochtans be-
sloten was weg te gaan, vertrok hij enkele dagen nadien.
Bij een andere gelegenheid gaf Don Bosco aan de novicemeester twee
praktische normen voor een goede vorming van de zijnen. Er was er een bij die

22.10 Page 220

▲back to top


- XI/217 -
zich niet al te best gedroeg. Toch toonde hij zich godvruchtig en ging
regelmatig en zelfs veelvuldiger dan de Regel het eiste te Communie. Don
Bosco zei tot Don Barberis: - Het ontvangen van de sacramenten alleen is
geen aanduiding dat men goed is. Er zijn er die, hoewel ze geen heilig-
schennis plegen, met veel lauwheid te communie gaan. Hun lauwheid belet
zelfs niet dat ze al het belang begrijpen van het sacrament dat ze ontvan-
gen. Wie niet te communie gaat met een hart ontdaan van gehechtheid aan de
wereld en zich niet edelmoedig in de armen werpt van Jezus, brengt de
vruchten niet voort, waarvan men door de theologie weet dat ze het uitwerksel
zijn van de heilige Communie. -
Een andere novice, wat uit wrok en wat uit haarkloverij, wou ontslagen
worden van bepaalde letterkundige studies. Don Barberis had hem beslist
neen geantwoord maar toch drong die stijfkop aan om te verkrijgen wat hij
vroeg. Toen hij het geval aan Don Bosco overmaakte zegde de meester dat het
ging over een jongen met een verstand boven het gemiddelde, met een flink
karakter in staat tot vele deugden, wanneer hij nadat zijn opbruisend ge-
moed tot rust was gekomen, het goede begon te doen. Daarom vroeg hij of het
opportuun zou zijn, zonder te laten blijken dat men toegaf, een oogje dicht
te doen, hem te laten begaan en te trachten de zaken zo goed als mogelijk bij
te leggen.
- Neen, antwoordde Don Bosco. Ga voort met hem zacht te behandelen,
stuur hem geen verbolgen woord toe, laat hem inzien dat je niet veel geeft om
zijn hardnekkigheid en dat je ze toeschrijft aan jongenslichtzinnigheid,
maar hou u stevig aan het punt dat je wilt dat hij zou doen wat jij hem
gezegd hebt te doen. Laat daarover geen compromis toe, anders, wanneer
ze zullen geprofest zijn, zul je ze met handschoenen moeten aanpakken,
ze vrij hun gang laten gaan in hun grillen of ze doorzenden. -
We bezitten een samenspraak van Don Bosco over de wijze van een oor-
deel te vellen over de novicen en van ze te behandelen. Onze lezers zullen
ze graag in extenso lezen. Hij hield ze op 17 februari 1876 met Don Barbe-
ris, die, niet tevreden ze voor zichzelf als een schat te bewaren, ze in
zijn nederige kroniek ook voor ons heeft willen behouden. Don Bosco sprak
aldus: Over sommige novicen worden goede berichten gegeven, maar ze zijn
onstandvastig van wil. Ze gaan vooruit zelfs gedurende verschillende maan-
den maar dan komt er verandering. Gedurende die maanden zijn ze vuur en
vlam en wie hen niet grondig kent, bouwt er grote hoop op. Maar nadien
gaan ze naar omlaag, hun ijver verzwindt en men merkt dat het maar een een-
dagsvlieg geweest is. Ze veranderen werkelijk van inzicht en ze treden ook
uit de Congregatie. Daarentegen zijn er anderen die zich loom gaan laten in-
schrijven in de Sociëteit, bijna een onzichtbare voortgang maken in het goe-
de maar toch stelt men vast dat ze gedurende jaren vooruitgaan en nooit
een stap achteruit hebben gezet. Deze jongens, voor wie ze niet best kent,
worden als lauw in het goede aangezien of ten minste als middelmatig. Wie
ze echter goed en sinds lang kent bouwt op hen de grootste verwachtingen.
Zij zetten traag een stap, maar als ze hem gezet hebben dan gaan ze niet
meer achteruit. Ze nemen traag een besluit maar als ze het genomen hebben,
is niemand nog in staat hen ervan af te brengen en mag men er zeker van
zijn dat ze voortdurend voortgang zullen maken in de deugd. Men hechte dus
veel belang aan een jongen, wanneer hij volhardend is in het goede, ook al
schijnt hij niet vurig en ijverig in het goede te zijn.
Don Barberis liet hem opmerken hoe bepaalde novicen toen een goed ge-
drag hadden, terwijl ze enkele jaren voordien, toen ze nog eenvoudige leer-
lingen waren, geen blijken van ijver hadden gegeven, zodat er vele moeilijkhe-

23 Pages 221-230

▲back to top


23.1 Page 221

▲back to top


- XI/218 -
den waren opgeworpen geweest om ze tot het noviciaat toe te laten. Don
Bosco antwoordde: - Over hen is het nodig iets op te merken. Meestal zijn
ze werkelijk arm, zodat hun buiten de Congregatie zelfs het allernoodzake-
lijkste zou ontbreken. Hier ontbreekt hun niets en ze vinden onze tafel
zelfs zeer goed. Dat ze dan geen enkele tegenkanting ontmoeten, goed behan-
deld worden, niet weten van welk hout ze daarbuiten pijlen zouden moeten
maken, dat alles heeft als gevolg dat ze zeer tevreden in de Congregatie
verblijven. Inmiddels versterken ze zich langzamerhand in de deugd en nemen
dan ons leven uit een werkelijk religieus beginsel aan. Het is goed dat we
ook van dit middel gebruik zouden maken. Hoeveel zijn er niet die het thans
in huis zeer goed doen en in het begin bij ons maar zijn binnengekomen om-
dat ze niet wisten waar ze elders op een eerzame wijze konden leven. Het is
van het hoogste belang dat dergelijke jongens goed zouden behandeld wor-
den, dat hun namelijk niets van het nodige zou ontbreken. Op hun wankelbare
leeftijd is het voldoende dat ze over het een of het ander ontevreden zijn om
het besluit te nemen heen te gaan. Ze zullen dan wel zelf ontevreden zijn
over de stap die ze gezet hebben, maar ze zullen buiten zijn en alles zal
gedaan zijn. Indien ze wat meer gevorderd in leeftijd waren, dan zou ik
zeggen: indien ze wegens zo weinig zich geraakt gevoelen en weggaan, laat
ze dan maar gaan want het zijn geen personen die na verloop van tijd aan
de Congregatie voordeel zullen verschaffen. Nu het echter om jongens gaat,
mag men zo niet spreken. Men ziet soms jongens die zeer goed zijn maar die,
omdat ze meegesleurd zijn door hun kleine hartstocht, door ouders, door
vrienden, door belangen, door een op hol geslagen verbeelding, voorbarige
beslissingen treffen. Wanneer deze in de Congregatie blijven, zullen ze
na een zekere tijd wanneer hun luimen verdwenen zijn, veel goed doen aan
zichzelf en aan de anderen. -
Don Barberis deelde hem mee dat de Prefect geschreven had aan de
ouders van sommige novicen dat ze de achterstallen zouden betalen, niet
van het kostgeld, want ze werden er kosteloos onderhouden, maar van de
uitgaven, en dat hij gedreigd had, dat hij, indien hij geen voldoening
kreeg, de jonge geestelijke naar zou huis sturen. Toen was er een oom
priester gekomen die had laten weten dat hij niet wou betalen, indien de
jonge geestelijke in de Congregatie bleef en dat hij hem wou wegnemen om
hem naar het seminarie te brengen. Don Bosco beval hem aan de prefect te
zeggen dat hij aan de ouders van de novicen niet op dergelijk besliste toon
zou schrijven, omdat sommigen opzettelijk niet betaalden om hun zoon terug
te krijgen. Toen hij dan vernomen had dat een bepaalde jonge geestelijke
zich zeer beslist getoond had om in de Congregatie te leven en te sterven,
liet hij hem van zijnentwege zeggen dat hij gerust mocht zijn, omdat er
nog niemand was weggezonden alleen omdat hij over geen geldmiddelen be-
schikte.
De gezondheid van de novicen lag hem na aan het hart. Een maand na de-
ze samenspraak had Don Barberis hem gesproken over sommige ziekelijke jon-
gens en Don Bosco had hem geantwoord: - Welnu, na Pasen zal het nodig zijn
alle donderdagen de jonge novicen uit wandelen te laten gaan in de vroege
ochtend naar Villa Monti, gelegen op de heuvel van Superga op een derde
van zijn hoogte. Het is midden in de bosjes en de eigenares laat de villa
te onzer beschikking. Ze zouden daar de hele dag kunnen doorbrengen om dan
's avonds terug te keren naar het Oratorio. Ik geloof dat dit, naast dat
het voor hen zeer gezond zou zijn, ook andere voordelen zou meebrengen.
Ze zouden tevreden zijn, het zou hen afkeren van vreemdsoortige gedachten,
ze zouden de Congregatie steeds meer genegen zijn.

23.2 Page 222

▲back to top


- XI/219 -
Enkele dagen nadien vroeg hem dezelfde Don Barberis of hij een no-
vice naar huis moest laten gaan, omdat zijn grootvader zwaar ziek was. Don
Bosco drukte hem aldus zijn mening uit: - Ik geloof van wel. Wanneer de
ziekte van de verwanten zo ernstig is en zij de kinderen bij zich roepen,
dan dient men doorgaans de vergunning daartoe te geven. Indien ze kwamen te
sterven en wij hun zoon of hun kleinzoon of hun broeder niet hadden laten
gaan, dan zouden we hardvochtig lijken. De jongens zouden dan gedurende
gans hun leven het ongenoegen in hun hart behouden dat ze hun duurbaren,
voor hun dood, niet meer gezien hadden. -
Toen stelde Don Barberis hem een andere vraag. Hij had een novice
die lauw was inzake godsvrucht, die lui en ongehoorzaam was. Wat moest hij
er mee aanvangen? Neem hem apart, stelde Don Bosco voor, spreek hem dui-
delijke taal, zeg hem dat hij die luiheid van zich zou weggooien en dat hij
zich in alles aan de regels zou houden, indien hij werkelijk tot de Con-
gregatie wil behoren. Anders moet hij een beslissing treffen en uit eigen
beweging terug bij zijn ouders gaan, want, wanneer hij voortgaat een derge-
lijk gedrag te hebben dan loopt hij het gevaar smadelijk uit het Oratorio te
worden weggejaagd.
Het speet Don Bosco jongens die het verlangen toonden in de Congrega-
tie te willen blijven te moeten verwijderen, maar hij maakte zich geen il-
lusies. Wanneer hij bemerkt had dat iemand aanwijzingen gaf dat hij zou
mislukken of tekens van geringe zedelijkheid dan was hij onverbiddelijk.
Voor zijn novicen maakte hij volgende rekening: op tachtig gaan er tien
verloren gedurende hun proefjaar, nog tien tijdens hun driejaarlijkse ge-
loften, zodat er zestig werkelijk goeden overblijven. Voor het jaar 1876
waren er werkelijk een groot aantal weggegaan maar wanneer er meer regelmaat
kwam verminderde dit getal.
Er ontbraken amper nog twee maanden voor het einde van het jaar van
zijn noviciaat, wanneer op 8 september een zeer voorbeeldige novice, ge-
naamd Defendente Barberis, in de Heer ontsliep. De pastoor van Cassinelle,
in het bisdom Acqui, had hem aan Don Bosco aanbevolen en hem aldus ge-
schreven: "Er is hier wellicht niemand in het dorp van zijn leeftijd en
stand die hem in deugd overtreft." In het Oratorio hield hij van de studie
en van de godsvruchtoefeningen en droomde hij ervan priester te worden om
zich vlug aan het heil van de zielen te kunnen wijden. Als aspirant werd
hij als portier geplaatst in het Oratorio van de externen; ieder ambt dat
hem werd toegewezen vervulde hij met ijver en omzichtigheid. Als novice
gaf hij met wonderbaarlijke doeltreffendheid catechismusonderricht aan de
jongens van het Oratorio op zon- en feestdagen en ging hij bijna dage-
lijks te communie met een vurigheid die zijn makkers stichtte. Hij was
stipt in het gehoorzamen, nauwgezet in het volbrengen van zijn plichten,
sober en verstorven in eten en drinken. Hij luisterde gretig naar wat er
eertijds in het Oratorio gebeurd was en naar de inspanningen die Don Bosco
zich getroost had bij zijn stichting. De gedachte aan een werkzame toe-
komst voor het goed van de naaste in de Salesiaanse Congregatie trok hem
aan. Maar toch waren zijn dagen geteld. Alle zorgen werden aan hem besteed.
Bewonderenswaardig in zijn geduld, was hij bedroefd omdat hij vreesde onge-
mak te zullen bezorgen aan het Oratorio. De dokter had hem de raad gegeven
de lucht van zijn geboortestreek te gaan genieten en zo begaf hij zich bij
zijn ouders die dit vurig verlangden. Hij ging over naar de eeuwigheid en
stichtte iedereen daarbij door zijn onderwerping aan de wil van God. Hij
was twintig jaar oud. De herinnering aan zijn voorbeelden wekte zijn makkers
van het noviciaat op tot het goede.

23.3 Page 223

▲back to top


- XI/220 -
3. DE GEPROFESTEN
De geprofesten waren coadjuteurs, filosofen, theologanten en priesters.
In het Oratorio waren er in het begin van het jaar drieëntwintig ge-
profeste coadjuteurs maar na de vakantie klom hun aantal tot zevenentwin-
tig. We zouden wel graag vernemen hoe ze het met Don Bosco stelden, maar op
dit punt geeft het jaar 1876 ons maar schaarse berichten. We zullen dan
maar doen zoals men het in een tijd van schaarste aan boord legt: we zullen
een aanval doen op de magere inlichtingen die tot ons zijn gekomen en zien
of we er wat sap kunnen uit puren.
Meester Dogliani had, onlangs vijfenvijftig jaar geleden, zijn drie-
jaarlijkse geloften afgelegd. Don Bosco die in de omgang met de zijnen
geen onderscheid maakte tussen een priestertoog en een burgerpak nam hem
eens mee als gezel wanneer hij naar Caselle ging. Toen hij bemerkte dat
de trein bijna zou vertrekken, zei hij hem:
Loop, Dogliani, loop me voor naar het station en neem de biljetten.
Van eerste of tweede klas?
Van derde, altijd van derde. -
Toen Don Bosco bij hem was gekomen, stapten ze samen in een wagen van
derde klas. De spoorbeambten die Don Bosco herkenden dwongen hem met
zijn gezel over te stappen in een wagen van eerste klas. Toen ze het zich
gemakkelijk hadden gemaakt en neergezeten waren, zei Don Bosco glimlachend tot
Dogliani: - Zie je wel? Indien we biljetten van tweede klas hadden genomen
dan zouden ze ons daar gelaten hebben. Nu hebben we er van derde klas geno-
men en ze hebben ons in eerste klas laten gaan. -
Dogliani reisde op een andere keer met Don Bosco en herinnerde zich
nog lang daarna het hachelijke ogenblik waarop hij bemerkte dat hij zijn
reiskoffertje verloren had. Toen Don Bosco hem zo uit zijn lood geslagen
zag en de reden ervan vernomen had, zei hij hem: - Wees niet ontdaan.
Het spijt me alleen maar voor bepaalde brieven... Hij had zijn zin niet
beëindigd toen er reeds een man buiten adem kwam toegelopen: - Kijk, hier
is je reiskoffertje. Dogliani kon weer ademhalen.
Arme meester Dogliani! Hij ondervond de vaderlijke goedheid van
Don Bosco tegenover de coadjuteurs in ietwat verschillende omstandigheden.
Op een avond hield Don Bosco op met biechthoren nadat de communiteit reeds
een tijdje gedaan had met het avondmaal. Nadat hij aan tafel plaats genomen
had, bestelde Dogliani, die de muzieklessen afwisselde met de dienst in de
refter, voor Don Bosco het avondmaal. De kok zond een schotel te hard
gebakken en koude rijst. De jonge coadjuteur maakte zich boos en zei: -
Maar het is voor Don Bosco! Waarop zijn collega vanuit de keuken ant-
woordde: - Oh, Don Bosco is er een zoals al de anderen. - Een dag doorge-
bracht in de keuken en dan nog wel in die keuken, legt een dergelijke
taal uit, al kan men ze niet goedpraten. Trouwens de beruchte Gaia was
een goed mens, ondanks zijn heftige karakter. Dogliano, vernederd, bood
aan Don Bosco dat ding aan en trok zich terug. Maar de jonge geestelijke,
Cassinis, de toekomstige missionaris, kon zich niet weerhouden en bracht
hem de dwaze woorden over. Don Bosco fronste zijn voorhoofd niet, verpinkte
niet en zweeg niet eens vol minachting, maar zei op een rustige en vredige toon:

23.4 Page 224

▲back to top


- XI/221 -
— Gaia heeft gelijk; het is waar.(1) -
Die andere keer echter was het helemaal de schuld van de opzichter
van de refter, die misschien door de muziek wat verstrooid was geworden. Op
een dag dat Don Bosco aan tafel enkele uitgenodigde disgenoten had, zag hij
dat het tafellaken besmeurd was. Ietwat ontstemd, berispte hij hiervoor
Dogliani. Het was een tekort aan eerbied voor de gasten. Voor Dogliani
was het een belediging. Tegen de avond schreef hij een brief aan Don Bos-
co en zei hem onder meer dat dit de eerste maal was dat hij Don Bosco bij-
na boos gezien had. Don Bosco vernederde zich zelf door de brief voor te
lezen in het Kapittel. Daarna om de goede coadjuteur op te monteren hield
hij hem bij een ontmoeting staan, nam hem bij de hand er zei hem, de be-
rucht geworden woorden tot de zijne makend: "Weet je dan niet dat Don
Bosco maar een mens is als al de anderen? —
Aldus placht Don Bosco in iedere omstandigheid met zijn coadjuteurs
om te gaan. Ze op deze manier te behandelen, hierin lag zijn groot geheim
om tot een stevig kloosterleven mensen om te vormen die uiterlijk in hun
persoon en in de hoedanigheid van hun bezigheden helemaal niet ver-
sc hi ld en v an w e reld lingen van dezelfde stand en leeftijd. Don Giuseppe Vespig-
nani, die nooit c oa dj u te ur s ge zi en had , wa s z ee r ge trof fe n in 1 8 75 t e
Al as si o do or h u n op rechte godsvrucht in de kerk, waar ze samen met de jongens
uit het college g eme enschappeli jk d e godsv ru ch to ef ening en d ed en en de
goddelijke officies zongen. De Directeur, Don Cerruti, zei hem: — Kijk,
die coadjuteurs maken ons soms beschaamd door hun deugdzaam leven, zodat
wij priesters bijna beginnen te blozen ten overstaan van de stichtende voor-
beelden die zij ons geven.(2)
Het vertrouwen dat Don Bosco hun ingaf maakte ze voor hem langzamer-
hand kneedbaar en tot alles bereid. Maar vertrouwen moet men kunnen winnen. In
1877 vroeg hij aan de coadjuteur Bernardo Musso en bekwam hij ook van hem
naar Amerika te vertrekken. Hij bleef daar als meester van de schoenmake-
rij gedurende vijftig jaar.
Welnu, hij bewaarde als een kostbare relikwie een briefje van Don Bosco
dat goud waard is. Don Bosco had hem dit briefje in het jaar 1874 geschre-
ven en nog wel uit Rome, aan hem die maar een eenvoudige ambachtsman was.
In de jongen had hij zeker de stof gezien voor een van zijn coadjuteurs.
"
Mijn beste Bernardo Musso,
"
Ik heb het thans hard nodig geholpen te worden door je gebe-
" den en door die van je makkers. Zoek dus tussen je vrienden al diege-
" nen die mij willen helpen en leid ze iedere dag naar het altaar van
" Jezus in zijn Heilig Sacrament om hem mijn noden aan te bevelen.
" Wanneer ik terug zal zijn te Turijn, zul je me al deze welke je bij
" deze bezoeken begeleid hebben voorstellen en ik zal aan ieder van hen
" een mooi aandenken geven.
"
"
Je toegenegen vriend
"
Gio. Bosco, priester.
(1) De arme Gaia moest einde maart 1876, gek geworden, in het krankzinnigengesticht worden
opgesloten.
(2) Vespignani, l.c., blz., 225-26.

23.5 Page 225

▲back to top


- XI/222 -
In 1875 gingen twee medebroeders, Antonio Lanteri en Giacomo Para over
naar de eeuwigheid. De ene was coadjuteur en de andere was zoveel als
coadjuteur. Beiden zijn het waard dat wij ze hier herdenken want ze verte-
genwoordigen in onze ogen wat de kloostervorming betekende die men in die
tijd ontving in de schaduw van het Oratorio.
Lanteri stierf in augustus te Realdo di Briga Marittima. Hij was een
herder. Hij hield van de kerk, van de sacramenten, van 0.-L.-Vrouw en de
godvruchtige lezingen. Op een dag dat hij een schaap dat zich van de kudde
verwijderd had achterna was gegaan, voelde hij plotseling hoe de grond
onder zijn voeten begaf en hij stortte neer in een afgrond. Hij had ter-
nauwernood de tijd uit te roepen: - Jezus en Maria, helpt mij! - Op dat
ogenblik scheen het hem toe of een bliksemschicht voor zijn ogen flikkerde
en hij bevond zich op de bodem zonder het minste letsel. Hij sprong op
zijn voeten, mat met de blik de verschrikkelijke hoogte vanwaar hij geval-
len was, hief de handen ten hemel en zei: - 0 Jezus en Maria, vanaf heden
wijd ik aan uw dienst dit leven hetwelk u mij bewaard hebt. - Gedurende de winter
moest hij de hem zo duurbare eenzaamheid verlaten en zich naar bewoonde cen-
tra begeven waar de gesprekken tegen de godsdienst en de goede zeden hem walg
inboezemden. Daarom nam hij het besluit zich in een kloostercongregatie terug
te trekken. In september 1871 kwam hij naar het Oratorio. Hij zou gewenst
hebben te kunnen studeren maar zijn gezondheid was zeer zwak. Hij werd
voor huiselijk werk aangesteld en gehoorzaamde. Twee maanden later, nadat
hij een goede proeftijd had doorstaan, werd hij naar het huis van Marassi
gezonden, dat later overgebracht werd naar Sampierdarena. Daar moest hij
zorgen voor de kerk. Zijn vroomheid, de vrede in zijn hart die uit zijn
ogen straalde, zijn vlijt in het schoonmaken en het versieren van het huis
van God, de christelijke liefde en zijn aantrekkelijke minzaamheid in de
omgang met de mensen trokken de algemene bewondering aan. Hij beëindigde
aldus zijn noviciaat en deed zijn driejaarlijkse geloften. De tijd voor
het gebed scheen hem nooit lang genoeg te zijn. Er verliep een jaar en
ernstige verschijnselen van zwakheid deden vrezen voor zijn leven.
Men dacht dat de lucht van Piëmont voor hem gunstiger zou zijn. Toen hij
terug naar het Oratorio was gezonden, deed hij de dienst van koster in
de kerk van Maria, Hulp der Christenen. Maar met de winter ontwaakte weer
de kwaal die maar ingeslapen was. De dokters raadden hem de lucht van zijn
geboortestreek aan, maar hij dacht er alleen maar aan een goede dood te
sterven. In zijn huis onderhield hij met grote getrouwheid de Regels van
de Congregatie betreffende de godsvruchtoefeningen. Hij bleef kalm en
sereen tot zijn laatste adem. Hij was geboren in 1841.
Para was jonger want hij was geboren in 1850 te Sampeire. In zijn
dorp, waar hij de gemeenteschool volgde, reageerde hij tegen de slechte ge-
woonte op straat en langs de akkers aanstotelijke liedjes te zingen. Het
hulpmiddel daartegen bestond erin, met de toelating van de onderwijzer,
gewijde lofzangen aan een groep van zijn medeleerlingen aan te leren.
Hij bewerkte de grond, bad graag en ging vaak te communie. De bekrompen
omstandigheden in huis veroorloofden hem niet te gaan studeren om priester
te worden. Toen hij twintig jaar oud was en zijn moeder gestorven was
(zijn vader was al eerder overleden) hoorde hij spreken over het Oratorio
en langs de pastoor om vroeg hij er te worden aanvaard. Don Bosco vond hem
zeer geschikt en lijfde hem in bij de studenten. In 1873 liet hij hem toe
bij de novicen en, een zeer zeldzaam geval, stond hij hem toe zijn kloos-
terprofessie te doen, hoewel hij zijn Latijnse studie nog niet voltooid had.
Toen bij het heropenen van de scholen men te Borgo S. Martino een goede portier

23.6 Page 226

▲back to top


- XI/223 -
nodig had, werd Para ernaar toe gezonden. Het speet hem zeer zich van Don
Bosco te moeten verwijderen, maar hij gehoorzaamde. Hier volgde hij de stu-
dies van de vierde klas van het gymnasium onder een speciale meester. In
zijn geschokte gezondheid en gewend aan de ongemakken, zweeg hij en ging
in het putje van de winter ermee voort om vijf uur op te staan. Op 22
februari was hij, volgens zijn gewoonte, de brieven gaan afhalen en hij
zei tot de postbeambte:
Over twee dagen zullen anderen de brieven komen halen.
En waarom dan? -
Omdat ik er niet meer zal zijn. -
Die avond legde hij zich te bed. De zaken namen een snelle loop. De ochtend
van de 25ste, nadat hij aan de medebroeder die hem bijstond een mooie droom
had toevertrouwd, bevestigde hij met zekerheid dat hij zeer kortelings de
wereld zou verlaten. Nadat hij gebiecht en gecommuniceerd had vroeg hij
aan de directeur dat deze, wanneer hij aan Don Bosco zijn dood zou aankon-
digen, hem zou bedanken voor de gunst die hij hem bewezen had door hem bo-
ven zovele andere van zijn gezellen te verkiezen toen hij hem enkele maan-
den tevoren tot zijn kloosterprofessie toegelaten had. Dan voegde hij er
aan toe: Ik denk dat Don Bosco wist dat ik weldra moest sterven, anders
zou hij mij een zo grote gunst niet hebben verleend. - Twee uren later gaf
hij de geest terwijl hij vol liefde het kruisbeeld kuste.
Nu we het toch hebben over de jonge geestelijken, zullen we zeggen
in welke mate Don Bosco zorg droeg voor hun godsdienstige, verstandelijke
en kerkelijke vorming.
De regelmaat van het godsdienstige leven bij de jonge geestelijken-
studenten verliep zoals dat van de novicen. Gedurende de conferenties van
april vertolkte Don Albera de wens van iedereen dat men weldra aan allen
de tekst van de Regels in het Italiaans zou uitdelen. Don Bosco zou niet
getalmd hebben iets dat zo voor de hand lag te doen, maar hij ontstal
aan zijn bezigheden ieder restje tijd voor de voorbereiding van die waar-
devolle bladzijden van de Inleiding, die als doel hebben goed te verkla-
ren door welke geest de Regels zijn bezield. Deze bladzijden werden vrij-
gegeven om in druk te verschijnen op 15 augustus 1875. Inmiddels legde
hij er zich op toe deze geest te doen doordringen in het hart van de jonge
geestelijken, waarbij hij gebruik maakte van alle middelen welke zijn vader-
lijke bekommernis hem ingaf.
Aan de oversten die wegens hun ambt meer met hem in voeling waren,
ontging het niet hoe hij zich inspande de jonge geestelijken die wat vrij
stonden tegenover de Regels en ze niet te best verdroegen terug op de goede
weg te brengen. Hij deed dit met zoveel omzichtigheid dat - zoals Don Bar-
beris schrijft - de persoon, hoewel hij zich gewonnen voelde, niet eens
bemerkte weerom Don Bosco hem met zoveel welwillendheid omringde.
De noodzaak verplichtte hem soms deze beste zonen van zich te verwij-
deren om ze elders te laten helpen in de Huizen, maar hij volgde ze met
een waakzame christelijke liefde. We vinden hiervan een mooi bewijs in een
vriendelijk briefje dat hij schreef aan de jonge geestelijke Nai, die pas
naar Borgo S. Martino was gezonden.
Eerst moeten we weten wat vooraf ging. In het jaar dat hij in de vierde
klas van het gymnasium zat kreeg Nai van Don Bosco op de man af de volgende
vraag te horen:

23.7 Page 227

▲back to top


- XI/224 -
- Wil je een contract sluiten met Don Bosco?
- Wat voor een contract?
- Ik zal het je de volgende week zeggen.
Op de dag van de wekelijkse biecht was de jongen bij Don Bosco gaan biech-
ten en vroeg hem:
- Wat voor een contract wilt U sluiten?
- Zou je graag altijd bij Don Bosco blijven?
- Zeer graag!
- Wel, doe dan dit. Ga bij Don Rua en zeg hem dat Don Bosco je gezon-
den heeft.
Als enig antwoord zei hem Don Rua zeer vriendelijk dat hij donderdag
nadien, op een bepaald uur, in de kerk van Sint-Franciscus zou zijn. Nai
was er stipt. Hij trof daar een groepje uitgelezen kameraden aan, in wiens
gezelschap hij luisterde naar de dingen die Don Rua vertelde over het blij-
ven bij Don Bosco. Niet lang nadien zei hem Don Bosco bij gelegenheid van
een andere biecht: - Op dit ogenblik staat heel je toekomst mij voor de
geest. - En hij rukte er de sluier van weg. Thans nu Don Nai vijfenzeventig
jaar geworden is bevestigt hij, en hij is bereid het onder eed te bekrach-
tigen, dat de voorzegging tot in de kleinste details uitgekomen is.
Als jonge geestelijke nog maar kortelings ingekleed werd hij, toen de
dag aankwam zijn geloften af te leggen, verrast door twijfels, die hij
tevoren nooit gevoeld had. Wanneer hij dit bekend had gemaakt aan zijn
geestelijke Vader antwoordde hem deze:
"
Beste Nai,
"
"
De sprinkhanen (het woord "grilli" in het Italiaans betekent
" ook: grillen, luimen; vandaar de woordspeling) springen van de grond en
" weer op de grond en de geloften die je gaat afleggen vliegen tot voor de
" troon van God. Daarom kunnen de eersten de tweeden niet storen. Vrees
" daarom niets en ga vooruit. Indien er opmerkingen moeten gemaakt wor-
" den, zullen we kortelings daarover spreken.
" God zegene je, age viriliter, ut coroneris feliciter. Bid voor mij
" die in Jezus Christus altijd blijft
"
"
je toegenegen vriend
" Turijn, Feest van Maria, Hulp
Gio. Bosco, priester.
"
der Christenen, 1875.
Het is aangenaam Don Bosco te verrassen in het leven dat in het Orato-
rio geleid werd temidden van zijn jonge geestelijken. In een relaas, onmid-
dellijk na de feiten neergeschreven, biedt een jonge geestelijke ons als
het ware een instantané aan op een fotoplaat opgenomen.
Na het avondmaal vormt er zich een kleine kring van geestelijken, die
rustig onder elkaar redekavelen. Daar komt Don Bosco aan in gezelschap van
enkele anderen. De personen die deel uitmaken van het clubje komen in be-
weging, gaan rondom hem staan, kussen zijn hand. Hij blijft staan, richt
enkele liefdevolle en schertsende woorden tot iedereen en zegt dan aan allen:

23.8 Page 228

▲back to top


- XI/225 -
Jullie, jonge geestelijken, zijn mijn kroon!
Als we maar - antwoordt er iemand - je doornen niet worden.
Don Bosco lacht en terwijl hij naar Don Barberis wijst die in de na-
bijheid staat, pareert hij: - Indien het ooit zo zou zijn dan heb ik hier
aan mijn zij gloria patris, filius sapiens! Dan begint hij opnieuw aardige
geestige zetten te doen, tot hij zegt: - Verleden nacht heb ik een droom
gehad. Het scheen me toe en ik was er zelfs zeker van dat ik de Heilige
Teerspijze naar een zieke droeg. In spanning om te weten wie het was,
vroeg ik er nieuws over aan mijn gebuur, maar die antwoordde niet. Ik vroeg
hem nogmaals wie in doodsstrijd lag, maar de andere, steeds stilzwijgend
maakte een grimas. En toch - zei ik bij mezelf - wil ik het weten. Zo
gezegd, zo gedaan. - Ik ga op weg en volg de Heilige Teerspijze. Ik kom aan
het huis, de priesters treden binnen en ik hen achterna. Maar aan de deur
van de kamer wil ik binnengaan en ik slaag er niet in. Meermaals span ik
mij in om tot bij de stervende te raken, maar het is onmogelijk. Och -
zei ik toen, het is maar een droom! Op dat ogenblik word ik wakker en her-
haal ik: het is werkelijk maar een droom. -
Daarna veranderde hij van onderwerp en drukte zijn tevredenheid uit,
dat er in het Oratorio niemand ziek was. Toen kwam een van de jonge geeste-
lijken met de vraag of het waar was dat een lang leven afhing van het
goed bewaren van de tanden. Hij antwoordde dat, over het algemeen gespro-
ken, dit juist kon zijn. Het belangrijke was echter dat de dood van een
persoon niet in de eeuwige boeken ingeschreven stond voor een bepaald mo-
ment, want anderzijds kon niemand eraan ontsnappen. Tot het bereiken van
een hoge leeftijd droeg echter een goed zedelijk leven bij. Het schrijft ons
de regels voor om goed te leven en leert ons te houden van de deugd, van de
matigheid en van vele andere zaken die zeer nuttig zijn voor de gezondheid
van het lichaam. - Wat dat betreft - ging hij voort - heb ik vernomen dat
enkele dagen geleden, een kloeke jongen van wie veel verwacht werd, ge-
storven is. Zijn broer, echter, al is hij ziekelijk en, men zou bijna zeg-
gen tuberculeus, blijft in leven. Jullie zien dus dat gezondheid en sterkte
tot niets dienen, indien in de eeuwige boeken beslist is dat deze of gene moet
sterven. -
Hier werd het gesprek onderbroken door de aankomst van een ander
priester, Don Luigi Rocca, en door het luiden van de klok. "Wij dan, nadat
we herhaaldelijk zijn handen gekust hadden, gingen weg", schrijft de ver-
slaggever. Deze verslaggever is de jonge geestelijke die aanleiding gegeven had
tot de eindbeschouwingen over de dood. Hij heette Cesare Peloso en het is
opmerkelijk dat de gedachte notities te nemen over dit belangwekkend on-
derhoud juist bij hem was opgekomen, vermits hij kort nadien moest sterven.
Voor de goede verstandelijke vorming hechtte Don Bosco een zeer groot
belang aan de studie van de wijsbegeerte. Hij hield zich op de hoogte van
alles wat er in die klas gebeurde zowel van de kant van de leerlingen als
van de kant van de lesgevers. Tot deze laatsten zei hij: - De professoren
moeten geduld hebben, moeten trachten diep te dalen, te dalen tot het be-
vattingsvermogen van hun leerlingen. Ze mogen geen voortdurende verheven
dissertaties houden. Het is niet nodig uit te weiden, maar wel het trak-
taat volgens de letter te verklaren. -
De voornaamste professor in de wijsbegeerte moet maar weinig tevreden
geweest zijn met zijn groep leerlingen. Als ernstig, eerder streng man met een

23.9 Page 229

▲back to top


- XI/226 -
diep vernuft, een grote geestkracht, vond hij ze wellicht niet helemaal naar
zijn smaak. Waarschijnlijk heeft hij op een goede dag aan Don Bosco zijn jammer-
klachten schriftelijk uiteengezet. Dit zal dan het kostbare antwoord van
de heilige opvoeder geweest zijn:
"
Beste Bertello,
"
Ik zal alles doen wat ik kan om bij je leerlingen de liefde tot
" de studie op te wekken, maar doe jij ook alles om hieraan mee te werken.
" 1. Beschouw ze als je broers. Liefderijk zijn, meevoelen, inschik-
" kelijkheid voor ze hebben, dat zijn de sleutels tot hun hart.
" 2. Laat ze alleen dat bestuderen wat ze kunnen bestuderen en niets
" meer. De tekst van het boek laten lezen en doen verstaan zonder uit
" te weiden.
" 3. Ondervraag ze heel vaak, nodig ze uit te verklaren, te lezen,
" te lezen en te verklaren.
" 4. Je moet hen steeds aanmoedigen, nooit vernederen; ze prijzen
" als men kan zonder ooit te misprijzen, tenzij blijk geven van onge-
" noegen om hen te bestraffen.
" Probeer dit in praktijk te brengen en geef me dan antwoord. Ik zal
" voor jou en voor die van jou bidden. Geloof me in Jezus-Christus.
"
"
je toegenegen vriend
" Turijn, 9-4-1875.
Gio. Bosco, priester.
Don Bosco moest er bijtijds aan denken professoren met een titel voor te
bereiden. Daarom placht hij jonge geestelijken te zenden om hun examen te
gaan afleggen van het licentiaat voor het gymnasium of voor het lyceum.
Eens toonde hij aan, welke maatstaf moest worden aangelegd in deze kiese
kwestie, wanneer hij zei:(1)
- Het is nodig dat wij zouden nagaan voor welke jonge geestelijken het al
of niet afleggen van deze examens nuttig kan zijn. Men dient geen rekening
te houden met de persoon, of hij er ja dan neen veel of weinig voor voelt.
Men moet er zelfs niet eens rekening mee houden of deze examens al of niet
nuttig zullen zijn voor de jonge geestelijke. Men moet enkel maar nagaan of
er voor de Congregatie nut of nadeel in steekt. Ik wil niet dat men dit
beginsel zo op de spits drijft zoals men dat elders doet. Laten we steeds
bij onze beraadslagingen en onze beslissingen als algemene regel nemen dat
we het goed van de Congregatie en niet dat van de persoon op het oog heb-
ben. Iets anders wat we nooit uit het oog mogen verliezen is dit dat alleen
zij zouden worden gekozen, die een goede bekwaamheid hebben, die laten ver-
wachten dat ze de hele loopbaan van de studie zullen uitdoen en die nog
jong zijn. Voor de anderen die ofwel minder begaafd zijn of in leeftijd
gevorderd, zorge men dat ze de studies vlugger kunnen doen, door ze te ont-
lasten van bijkomstige vakken, zodat ze weldra hun heilig ministerie kunnen
uitoefenen. We hebben er ook veel nodig die zich zouden bezighouden met de assis-
(1) Kroniek van Don Barberis, 25 maart 1876.

23.10 Page 230

▲back to top


- XI/227 -
tentie, met de prefectuur en met andere diensten in onze huizen.
Om zijn jonge geestelijken een goede vorming te geven in de geest, ver-
trouwde hij de school voor godgeleerdheid toe aan flinke priesters van
Turijn, zoals de moedige kanunnik Marengo, die zich goedwillig inzette
om hem die grote dienst te bewijzen. Zijn voorbeeldig priesterlijk leven en
zijn praktische onderrichtingen over de uitoefening van het heilig ministe-
rie deden het overige.
Don Giuseppe Vespignani was getuige van volgend toneeltje. Eens, na
het middagmaal, voor de deur van de refter, op de plaats waar thans de be-
faamde kapel van Pinardi zeer schoon gerestaureerd werd, praatte hij gemoe-
delijk met Don Bosco, toen Don Barberis nader kwam en aan Don Bosco een
lijst van wijdelingen overhandigde. Don Bosco doorloopt ze en heeft een
gebaar van verrassing. Er ontbreken de namen van sommigen die toch in de laat-
ste jaren van de godgeleerdheid zaten en een zeer goed gedrag hadden. Don
Barberis liet zeer eerbiedig opmerken: - Het is waar, ze zijn gereed, maar
ze houden school en indien ze thans tot subdiaken gewijd werden, dan zou
het bidden van het Brevier hun te veel tijd doen verliezen, terwijl ze moeten
... -
Don Bosco liet hem niet uitspreken, maar met gloed begon hij te zeggen: - Maar
wat zeg je daar? Het bidden van bet Brevier zou tijd doen verliezen? Inte-
gendeel, dit doet tijd winnen. Wanneer de jonge geestelijken hun brevier
bidden dan doen ze het goddelijk officie in vereniging met gans de Kerk.
Ze onderwijzen zich zelf met het geïnspireerde woord van de Heilige
Schrift, met de lessen van de Heilige Vaders, met de levens en de voor-
beelden van de Heiligen. Ze bidden met de psalmen en de kantieken van het
volk van God en met de liturgische hymnen. Het Brevier zal aan deze jon-
ge geestelijken meer kennis bijbrengen dan al die boeken en meesters en
zal ze inspireren bij het onderrichten van hun leerlingen in de kennis van
het geestelijk leven. Doen we dus onze jonge geestelijken goed begrijpen hoe
belangrijk de orde van het subdiaconaat is en welk groot middel ze in het Brevier
zullen hebben voor hun godsdienstige onderrichting en hun heiligmaking. Je
zult zien dat ze er in ieder opzicht profijt zullen uit halen. - Daarna
wendde hij zich tot Don Vespignani, die gesticht en vol bewondering luis-
terde naar deze spontane en vurige lofzang op het Brevier en eindigde met
de vraag: - Is het niet waar dat dit de mooiste schat van de jonge geestelijke
is, wanneer hij in sacris is? -
Over het hoofd van de jonge geestelijken hing de te vrezen militaire
lichting, die dreigde ook de hoogste verwachtingen teleur te stellen, De bis-
schoppen van Italië kreunden erom. Don Bosco had ieder jaar een tiental
van zijn jonge geestelijken die aan dit gevaar werden blootgesteld. Om ze
te onttrekken aan de gevaren van het kazerneleven liet hij niets onbe-
proefd. Hij suggereerde een uitweg, bezocht invloedrijke personen, verza-
melde aalmoezen om ze af te kopen. Volgend biljet gericht tot Mevrouw
Teresa Vallauri uit Turijn, die een weldoenster van het Oratorio was,
schijnt betrekking te hebben op een geval van dien aard.
"
Verdienstelijke Mevrouw Teresa,
"
Ik zend u met mijn levendige dank de regenscherm terug. Hij
" die zorg draagt voor mijn jonge geestelijke is Kapitein Chiaves,
" een goede christen die in de Via San Domenico, nr.3, woont.

24 Pages 231-240

▲back to top


24.1 Page 231

▲back to top


- XI/228 -
"
Ik dank U zeer voor al de christelijke naastenliefde die U mij
" betuigt en aan deze Congregatie die nog in haar ontstaan is en daar-
" om alles en iedereen nodig heeft.
"
Moge God U zegenen. Bid voor mij die in Jezus-Christus verblijf
"
"
uw nederige dienaar,
" In ons huis, 3-7-1875.
Gio. Bosco, priester.
De zaken verslechtten nog steeds, vermits op 18 april de Kamer van
Afgevaardigden een wet stemde, waardoor iedere vrijstelling ten gunste van
de jonge geestelijken afgeschaft werd. Artikel 2 was in volgende bewoordin-
gen opgesteld: "Vanaf juli 1876 is de mogelijkheid van over te gaan van de
eerste naar de tweede categorie mits het betalen van een geldsom opgehe-
ven." Ook de Senatoren keurden de wet goed en de Koning bekrachtigde haar op 7
juni. Gelukkigerwijze, dank zij Don Bosco, was er tot 1875 geen enkele
jonge geestelijke van het Oratorio onder de wapens moeten gaan.
In juli kwam er een gewaardeerde nieuwigheid in de wereld van de jonge
geestelijken, namelijk het nemen van vakanties buiten het Oratorio. De
liefdadige Mevrouw Eurosia Monti bezat op de heuvels van Superga een
lieflijke kleine villa, welke ze voor dit doel ter beschikking van Don
Bosco stelde. Daar het gebouw echter slechts vijftien personen kon
bevatten, voorzag Don Bosco erin dat de jonge geestelijken er elkaar om
de veertien dagen met groepjes van veertien zouden opvolgen. Hij gaf
daartoe ook opportune onderrichtingen, die zeer nauwkeurig en juist waren.
Don Barberis, die met hun uitvoering belast was, stelde ze trouw op schrift.
Hier gaan ze:
" 1) Men moet trachten de huisbewaarders te tevreden te stellen en hen vra-
" gen welke welke zaken men mag gebruiken en van welke niet. Hen
" vragen waar men zich mag begeven en waar niet. Hen van bij de
" aanvang zeggen dat, wanneer er i et s besch ad ig d wo rdt o f ve r-
" br ui kt b ov en wa t ov er eenge komen is, ze er rekening zouden mee
" houden en het zouden zeggen, omdat wij zinnens zijn alles te betalen
" wat moet. Don Bosco maakte daarbij de overweging: - Wanneer de huisbe-
" waarders mistevreden worden, dan geven ze nadien aan de eigenares een
" ongunstige beschrijving van ons en hoewel deze zich niet om kleinighe-
" den bekommert, zouden toch zekere betrekkingen hierdoor schade kunnen
" lijden.
" 2) De pastoor gaan bezoeken en hem vele groeten doen vanwege Don Bosco.
" Zich in goede betrekkingen stellen met ridder Arnaldi en Don Tomatis,
" wiens zomerverblijven palen aan dat van Mevrouw Monti. Hun zeggen dat
" Don Bosco hen laat groeten en steeds aan hen denkt in zijn gebeden.
" 3) Een dankbrief klaarmaken voor Mevrouw Monti, die zich thans te
" Biella bevindt. Haar zeggen dat men op haar kosten ervan geniet,
" dat, vermits we haar op geen andere manier kunnen vergoeden, wij
" voor haar tot de Heer zullen bidden en communies opdragen. Haar
" herhalen dat om het geluk van haar gasten volledig te maken alleen
" de aanwezigheid van Mamma Eurosio ontbreekt. Haar de verzekering geven
" dat speciaal gebeden wordt voor de eeuwige zielerust van de kolo-
" nel haar echtgenoot, enkele maanden geleden gestorven.

24.2 Page 232

▲back to top


- XI/229 -
" 4) Niet vergeten zich met het een of het ander bezig te houden: - Ik
" zou wensen - zei Don Bosco - dat er wat les gegeven werd, waarbij
" de zwaksten in het Latijn wat vooruitgang zouden kunnen maken.
" Het moeten echter eenvoudige, gemakkelijke zaken zijn, zonder
" lange uitleg en alleen opmerkingen betreffende de spraakleer. Zich
" oefenen goed te lezen. Het schijnt niet waar te zijn hoe moeilijk
" het kan zijn in het publiek te lezen met vereiste zin en intona-
" tie. Voor velen is het moeilijk de tweeklanken uit te spreken,
" voor anderen de letter z. Dan wordt de o uitgesproken alsof het
" een u was. Ook iets wat weinig om het lijf schijnt te hebben en toch
" van zeer groot belang is, is een goede brief leren schrijven. Er
" zijn er die veel verstand hebben, die voortgang hebben gemaakt in
" ernstige studies, die reeds priester of arts of advocaat zijn en
" die, wanneer ze een gewoon briefje moeten schrijven, in verwarring
" geraken. Ze begaan fouten in de spelling, tegen de spraakleer, ze
" vergissen zich in de titels, in de plaats waar de datum en de
" handtekening moeten staan. Om deze zaken aan te leren; schijnt mij
" de vakantie de geschikte tijd te zijn. Het zijn immers studies
" die niet te zwaar zijn en toch een zeer groot praktisch nut heb-
" ben. Men zou ook enkele lessen van Frans kunnen geven aan hen die
" in de loop van het jaar veel vorderingen gemaakt hebben.
"
- Wat hen betreft die eerder zwak in het Latijn zijn, moet men
" geduld oefenen. Meestal zijn het degenen die minder klasuren zou-
" den verlangen ofwel die menen ze dat er evenveel van weten als de
" anderen en ze gewaardigen zich niet aandacht te geven aan de regels,
" die ze kleinigheden noemen. Ze zijn op zoek naar verheven zaken en
" eindigen ermee noch het ene noch het andere te leren.
"
- Verleden jaar is het voorgevallen dat een meester, speciaal voor
" hen aangesteld, af en toe geen klas kon geven, omdat ze onder een of
" andere verontschuldiging afwezig bleven. De voornaamste beweegreden was
" echter dat ze er weinig lust in hadden. Het schijnt me nochtans goed
" toe aldus te handelen, opdat wij van onzentwege zouden trachten meer
" onderricht te geven aan hen die het nodig hebben. -
" 5) Een vaste uurregeling opstellen. Godsvruchtoefeningen: om 6 uur mis en
" meditatie. Om 10 uur een uur klas en daarna een geestelijke le-
" zing. Vanaf halfvier in de namiddag tot omstreeks 5 uur vrije
" studie. Om 5 uur bezoek aan het Allerheiligste, na hiervoor de toela-
" ting te hebben gevraagd in de Villa Arnaldi, waar Dit in de kapel
" bewaard wordt. Het overige van de dag verlope dan in ontspanning
" en elke avond een wandeling tot halfacht. Thuis gekomen, avondmaal-
" tijd. Om 9 uur gebeden en slapengaan.
Nog niet tevreden met deze voorzieningen, wou hij over de vakantie
spreken aan al de jonge geestelijken samen verenigd. Daarom, toen sinds
een dag de eindexamens afgelopen waren, deed hij ze op de avond van 6 juli
samenkomen voor een conferentie. Het onderwerp van de vakantie bood hem ook
de juiste mijlpaal aan om hun zaken te zeggen die konden helpen om bij de
jonge geestelijken de genegenheid tot de Congregatie aan te wakkeren en om
ze te behoeden tegen de gevaren van het nietsdoen in de zomermaanden.

24.3 Page 233

▲back to top


- XI/230 -
"
De examens van godgeleerdheid en wijsbegeerte zijn tot vol-
" doening van iedereen achter de rug. Nu begint de vakantie. Ik weet
" dat velen onder jullie zeer vermoeid zijn en een vakantie nodig heb-
" ben en ik heb op alle manieren geprobeerd te bereiken dat de vakantie tot
" voldoening van iedereen zou verlopen. Sommigen hebben nog bezigheden
" en kunnen de vakantie niet dadelijk nemen. Die zullen ze wat later
" hebben. Anderen beginnen er vanaf morgen mee. Ik beveel echter aan dat
" de vakantie een tijd van rust zou zijn. Ze moet echter tegelijkertijd
" gevuld zijn, zodat, wanneer het lichaam zich ontspant, de geest er
" geen schade door lijdt. Er werd reeds een uurregeling opgesteld zo-
" wel voor hen die de vakantie hier doorbrengen als voor hen die naar
" de Villa Monti vertrekken, opdat er veel ontspanning zou zijn en ook
" wat bezigheid.
"
We moeten ook denken aan het personeel voor Amerika. De zaak
" is nu aanvaard en het is nodig dat men beginne met een leergang van
" Spaans en dat men het personeel zou uitkiezen. Er is immers besloten dat
" het vertrek in oktober of ten laatste in de eerste helft van november
" zal plaats hebben. We hebben van daaruit brieven ontvangen waarin
" het vurig verlangen wordt uitgedrukt waarmee ze ons verwachten en de
" behoefte die ervoor bestaat. Het college is reeds gebouwd en ze
" stellen het onmiddellijk tot onze beschikking. Er is ook een openba-
" re kerk voor de goddelijke diensten terwijl de scholen van de stad
" allen in onze handen zullen zijn. Het is ook noodzakelijk speciale
" herhalingen vast te stellen voor Italiaans, Frans en ook Engels. De
" inwoners zijn goede van aard en zijn gehecht aan de godsdienstige
" zaken. Hun ontbreekt echter onderrichting en ze hebben geen priesters
" om ze te onderrichten. S. Nicolas, de stad waar we zullen naartoe gaan,
" heeft circa vijftigduizend inwoners, allen katholieken en er zijn
" maar drie priesters. Wat zijn drie priesters in een stad, zoals bij
" ons Alessandria zou zijn, om de sacramenten te bedienen, de begrafe-
" nisdiensten te leiden, de Heilige Teerspijze te brengen, de mis te
" celebreren, biecht te horen, te prediken, catechismuslessen te ge-
" ven? Jullie moeten dan nog weten dat, niet ver van S. Nicolas, de
" streken beginnen die bewoond zijn door heidense inboorlingen, waarvan er
" velen op die plaats zijn. Zij hebben reeds een goed oog voor de
" christelijke godsdienst en vragen te worden onderricht. Er is echter
" niemand die zich met hen kan bezig houden en zo laat men ze leven en
" sterven buiten de katholieke godsdienst, zonder dat ze te weten ko-
" men wie God is. Het zijn dringende behoeften die ons thans het col-
" lege deden aanvaarden en nadien hoop ik dat we ons eveneens zullen
" kunnen bezighouden met de heidenen, ze onderrichten, ze opvoeden, er
" christenen van maken.
"
In de voorbije dagen, zoals jullie wel weten, hebben we het
" bezoek gehad van Kardinaal Berardi. Dit was een grote blijk van
" goedheid, mijn beste zonen, dat Zijne Eminentie ons betoond heeft.
" Hij is opzettelijk van Genua naar Turijn gekomen naar het Oratorio.
" Wanneer we dan gezien hebben van welke welwillendheid hij blijk
" heeft gegeven, hoe tevreden hij was bij het zien van onze jongens, de
" bewondering die hij uitte toen hij over hen sprak, zou men er werkelijk
" stil bij worden. Ook wanneer ik de genegenheid zag die de Heilige
" Vader ons toedraagt werd ik er door ontroerd. Immers de Kardinaal
" zei ons ook onder meer: - De Heilige Vader heeft mij uitdrukkelijk
" gelast u te groeten en zowel aan u als aan uw jongens mijn zegen mee
" te delen. Hij heeft me ook gelast u dit alles te zeggen. - Het
" schijnt me toe dat we, ik weet niet wat, " moeten zijn om de be-
" zorgdheid van een zo grote Paus gaande te maken.

24.4 Page 234

▲back to top


- XI/231 -
"
Nu, om terug te keren op onze vakantie, is het nodig dat ik jullie
" waarschuw voor een groot gevaar dat men erbij aantreft. Wat heb ik
" er al niet hun roeping zien verliezen in de loop van de vakantie!
" Dat is het grootste verlies, het grootste ongeluk dat jullie kan overko-
" men. En toch gebeurt het al te veel, vooral wanneer men naar het huis
" van zijn eigen ouders gaat. Hier begint men te praten over de noden,
" daar over het profijt. Dan komen de aanverwanten en het is alles kopen,
" verkopen, naar de markt en de jaarmarkt gaan wat de klok slaat. Wat
" goeds kan de arme jonge geestelijke, die steeds die gesprekken moet
" aanhoren eruit halen? Om dan nog niet te gewagen van heel andere gesprek-
" ken, dikwijls onzedige gesprekken, die men niet kan beletten. Er ontstaan
" ruzies tussen broers, waaraan men bijna gedwongen is deel te nemen.
" Dan is er de reeds bejaarde vader die het maar altijd heeft over de el-
" lende in het gezin, met de noodzakelijkheid dat iemand hem zou helpen
" en dat de priester het zou kunnen doen en dergelijke dingen meer. De
" Heilige Bernardus werd aldus gedwongen niet meer naar het huis van
" zijn ouders te gaan. Hij zegt het zelf. - Een enkele maal ging ik er
" naartoe. Bij mijn terugkeer echter naar het klooster deed ik niets
" dan wenen en gedurende verschillende maanden was mijn hart vol tra-
" nen. Ik dacht aan de nood van mijn vader en hoe ik hem zou kunnen
" helpen hebben; tot de Heer in zijn goedheid mij van die bekoring
" verlost heeft. - Als dit aan de Heilige Bernardus overkomen is, hoe-
" veel zijn er dan niet bij wie de roeping verdween door de gedachte hun
" ouders te gaan helpen?
"
Iets wat ik meen dat het goed is op te helderen op dit ogen-
" blik ten aanzien van de roeping is wat de twijfelachtige roeping
" aangaat. Ik zal het niet hebben over tekens van roeping, die de ene
" heeft en de andere niet. Ik zou enkel een antwoord willen geven aan hem
" die zou zeggen: - Ik zou wel kloosterling willen worden, maar wie
" weet of ik ertoe geroepen ben? Ik blijf hier, maar wie weet of de
" Heer mij juist hier wil hebben en mij niet veeleer elders roept?
"
1) Vanaf het ogenblik dat jullie het verlangen, de zin hebben
" gehad in de Congregatie te treden, is dit reeds een teken dat de
" Heer, die dit verlangen in jullie heeft ingeboezemd, de zin ervoor
" heeft opgewekt, wil dat jullie de roeping zouden volgen.
"
2) Vanaf het ogenblik dat dit verlangen in jullie er was van-
" wege de Heer, mogen jullie het niet verwerpen zonder een duidelijke
" wilsuiting van de Heer waardoor het tegenovergestelde uitgedrukt
" wordt en dit moet dan door uw geestelijke leider erkend worden.
" Iemand zal zeggen: - Wie weet of de Heer mij roept tot een leven
" dat harder en strenger is dan dit leven? – Voor het overgrote deel
" van de gevallen en bijna voor allen is dit een zelfbedrog. Indien
" de Heer je heeft ingegeven in een Congregatie te treden waar je gezien
" hebt dat je goed kon doen, dan is iets anders te verlangen gelijk
" aan zich te willen verwijderen van de plaats waar de Heer je ge-
" plaatst heeft. De duivel poogt je van hier te doen weggaan voor een
" strenger leven en wanneer je daar zal zijn, zal hij je laten zeggen:
" - Maar wie weet of ik zal kunnen weerstaan? - ofwel: - Ik merk dat
" mijn gezondheid verzwakt, wie weet of de Heer dit van mij verlangt? -
" De duivel is het beginsel van de onenigheid en van de stoornis en hij
" zal ons altijd blijven vervolgen en waar we ook gaan zal hij ons
" steeds zijn bekoringen voorschotelen. En dan ... je vertrekt hier om
" een strenger leven te leiden. Wel vertrek dan, maar wie zegt je dat je
" nadien dit strenger leven zult omhelzen?

24.5 Page 235

▲back to top


- XI/232 -
" Er was iemand die uit onze Congregatie trad en zei dat onze levens-
" wijze wat slap was, dat hij een strenger leven, dus een volmaakter
" leven wou leiden. Toen hij weggegaan was besloot hij enkele dagen later
" in geen enkel klooster meer te gaan maar een streng leven te leiden
" in de wereld. Toen verliet hij de godvruchtige praktijken. Ik heb
" hem enkele dagen geleden ontmoet en terwijl ik nieuws over hem
" vroeg, begon ik ineens te spreken over de zaken van de ziel. Hij ant-
" woordde me:
" - Oh, Don Bosco, spreek me daarover niet!
" - En waarom?
" - Omdat ik om die zaken niets meer geef, mijn ogen zijn open ge-
"
gaan...
" - Hoe dat?
" - Wel ja. Ik werd lang genoeg bedrogen door een ongegronde vrees
"
die geen bestaansreden heeft.
" - Maar, mijn beste, ga je dan niet meer te biechten?
" - Waarom biechten?
" - Maar om je ziel te redden waarvoor je eens zo ijverig waart dat
"
de gestrengheden van onze Congregatie niet volstonden en dat je
"
op zoek ging naar meer? Door aldus te handelen is het paradijs
"
voor je verloren en staat de hel voor jou open.
" - Dat is nu genoeg, spreek mij er niet meer over. Ik geloof niet
"
meer aan die bagatellen. -
"
Mijn beste confraters, ik had goed praten, er was geen sprake
" van dat ik een woord tot zijn hart kon laten doordringen. Indien de
" Heer in hem geen verandering brengt door een echt mirakel van zijn
" genade, dan is hij zeker verloren.
"
Anderen zeggen: - Wij zouden wel willen blijven, maar... - Wat
" voor een maar? - Maar de overste houdt niet van mij... hij toont
" zich niet tevreden over mij... ik ben niet geschikt om de belangen
" van de Congregatie te behartigen. Mijn deugd is niet voldoende. De
" oversten moeten niets van mij hebben. - Maar wat denken jullie wel?
" Zij die hun leven hebben opgeofferd voor jullie goed, zij die de
" Heer over jullie heeft aangesteld, zij die bereid zouden zijn hun
" bloed te geven om jullie te redden, wanneer de gelegenheid zich zou
" voordoen, die mensen zouden jullie haten? Geloven jullie mij, dat
" is iets wat thans onder ons onmogelijk kan gebeuren. - En dan? Zijn
" jullie in de Congregatie getreden om er alles naar je smaak te vin-
" den, om er gestreeld te worden? Het is nodig dat jullie op zijn tijd
" ook het misprijzen kunnen verdragen uit liefde voor de Heer. Kan een
" overste je misschien niet uiterlijk weinig achting betonen om je al
" te grote gevoeligheid te verbeteren of om je sterkte te bewijzen?
" Geloven jullie me vrij, dat is een oude valstrik van de duivel, die
" het altijd zo laat schijnen en er is bijna nooit iets van waar.
"
Toont men zich over jou niet tevreden? Kijk dan maar uit of
" dit niet door jouw schuld gebeurt, omdat je niet doet wat je zou
" kunnen en zou moeten doen; ofwel doe je wat mogelijk is. In het
" eerste geval ben je verplicht je te beteren; dan ligt de schuld bij jou.
" In het tweede geval moet je maar denken dat je niet werkt om de men-
" sen te behagen maar om God te behagen. Over het algemeen dan, ge-
" loven jullie me vrij, speelt de verbeelding hier de grootste rol.
" Omdat de overste je geen speciale blijken geeft van tevredenheid of
" omdat hij geen strelingen geeft, zegt men dadelijk tot zich zelf dat
" hij niet tevreden is. Met kleine kinderen zou men aldus handelen maar
" met hen die reeds ouder zijn is dat niet meer nodig en wie redelijk is,

24.6 Page 236

▲back to top


- XI/233 -
" moet zich tevreden stellen met de gewone blijken van voldoening.
"
- Ik ben niet geschikt om de belangen van de Congregatie te
" bevorderen, ik kan mijn brood niet verdienen, ik ben niet bekwaam
" tot assistentie, veel minder om klas te geven, en om te werken ben ik
" niet sterk genoeg. Ik zou maar een lastpost zijn voor de Congregatie.
"
- Weten jullie wie een lastpost zijn voor de Congregatie? Het
" zijn deze welke, al zijn ze bekwaam, niet gehoorzamen. De overste
" moet de zachtste woorden uitkiezen om hun bevelen te geven, anders
" weet hij al dat men hem helemaal niet zal gehoorzamen of enkel met
" tegenzin. Het zijn zij die niet houden van de armoede en zich nu eens
" beklagen over het voedsel, dan weer over de drank of over hun kamer.
" Het zijn zij die de deugd van zuiverheid niet tot met angstvallig-
" heid toe onderhouden, zonder dewelke een enkele persoon de oorzaak
" kan zijn van de ondergang van een hele Congregatie. Wanneer jullie
" deugdzaam zijn en je best doen het goede te verrichten, dan zullen
" jullie nooit een lastpost voor de Congregatie zijn. En dan, wanneer
" de oversten je onbekwaamheid zien, zullen ze je niet aanvaarden maar
" vanaf het ogenblik dat ze je aannemen is dat een teken dat ze menen
" dat jullie bekwaam zijn. Dit oordeel moet aan hen en niet aan jullie
" worden overgelaten.
"
- De overste dacht dat ik een grotere deugd bezat, terwijl ik nu
" bemerk dat ik niet de nodige deugden voor de kloosterstaat bezit.
" Indien je niet voldoende deugd bezit om te leven in de kloosterstaat,
" waar de gevaren verwijderd zijn, waar er zovele hulpmiddelen ter
" beschikking staan, waar er zoveel gebeden wordt en dus zoveel genade
" verkregen, zul je dan goed kunnen leven om je te redden daar waar
" zoveel gevaren schuilen wat de plaatsen en de kameraden betreft, waar
" je bijna niet meer zult kunnen bidden omdat je volledig in beslag
" wordt genomen om je brood te verdienen? En dan ligt de kwestie van
" de deugd volstrekt geheel in handen van de geestelijke leider. Span
" je in om te doen wat mogelijk is en heb dan geen vrees. Indien je deugd
" niet voldoende is, zal je er kennis van krijgen en dan zal je ofwel
" niet langer toegelaten of weggestuurd worden. Indien je oversten je
" niets zeggen dan mag je verder gaan zonder vrees te hebben.
"
- Maar zou iemand kunnen zeggen - het schijnt me toe of uit de
" Congregatie treden en verdoemd worden een en hetzelfde is. Nu meen ik
" integendeel dat men ook in de wereld als een goed christen leven kan.
" Er zijn er die, nadat ze uit de Congregatie zijn getreden een beter
" en meer geregeld leven leiden dan wanneer ze er nog toe behoorden.
"
Ziehier mijn antwoord: het is waar dat, in het algemeen gespro-
" ken, men ook buiten de Congregatie als een goed christen kan leven,
" maar indien jullie me zouden willen geloven dan zou ik je eenvoudig
" zeggen dat dit eerder theoretisch is dan praktisch. In werkelijk-
" heid ben ik de mening toegedaan dat zeer weinigen van hen die uit de
" Congregatie treden waarbij ze zich aangesloten hadden, zich kunnen
" redden. Vooreerst, omat indien ze tot een Congregatie toetraden ze
" altijd, mag men wel zeggen, er de roeping toe hadden en wanneer ze
" deze door hun eigen schuld verloren hebben, dan zullen ze moeilijk
" weer op de goede weg komen. En dan, wie een post verlaat waarvan hij
" weet dat hij goed is en waarvan hij ziet dat het goed is voor hem er te
" blijven, geeft daarbij het bewijs dat hij niet bewogen wordt door de
" zuivere liefde tot de Heer, maar door het eigenbelang.

24.7 Page 237

▲back to top


- XI/234 -
"
Welnu, om tot een praktisch besluit te komen, indien ik een
" raad zou moeten geven aan hen die twijfels koesteren aangaande hun
" roeping, dan zou ik volgende raad geven, Ze mogen geen beslissing
" treffen zonder goede raad te hebben gekregen. Anders zouden hun be-
" slissingen voorbarig zijn. En aan wie moeten ze die raad vragen? Ik
" meen dat niemand hun beter raad kan geven dan de bestuurder van hun
" eigen geweten. Men stippe echter het volgende aan. Ze mogen niet
" doen als zovelen, die gaan raad vragen en dan, wanneer de raad hun
" bevalt volgens het besluit dat ze reeds genomen hebben, bene quidem
" maar wanneer dit niet het geval is, dan bevalt de raad hun niet en
" ze volgen hem niet op. Wanneer de Heer de oversten en bestuurders
" aangesteld heeft, dan heeft hij hun ook verlichting en gezag geschon-
" ken. Aan de onderdanen heeft hij dan gezegd: "Subiacete eis, quasi ra-
" tionem reddituris pro animabus vestris. Het woord van de geestelijke
" leider moet aanhoord worden als de stem van God en wie eraan weerstaat
" moet vrezen dat hij aan God zelf weerstand biedt.
"
Luister vervolgens allen naar dit ander advies dat van de Hei-
" lige Paulus komt: Manete in vocatione, qua vocati estis. Want wie, als een
" wapperende wimpel, nu eens dit verlangt, dan weer dat zou willen, aan
" wie het nu eens best toeschijnt dat hij zich hier bevindt en dan weer
" dat hij er beter zou aan doen elders te gaan, die zal zich meestal
" nergens kunnen bedwingen en overal kwaad begaan. Neem dus aan dat ze
" tot jullie gezegd zijn geworden deze woorden aangaande uw oversten:
" Qui vos audit, me audit. Doen jullie niets zonder het advies van je
" overste te hebben gehoord en niets tegen de mening van je overste in.
"
Wanneer jullie aldus zuilen handelen dan zullen jullie
" steeds tevreden zijn, dan zullen jullie zekerheid hebben dat jullie op de
" goede weg zijn en dan zullen jullie voor Gods rechtbank je niet moe-
" ten verantwoorden over een roeping die jullie niet hebben opgevolgd.
Op deze jonge geestelijken berustten de verwachtingen van Don
Bosco, maar, op afstand bekeken, kwamen ze zijn slaap verstoren. Op de
laatste dag van het burgerlijke jaar plofte er een luchtsteen neer op het
Oratorio. Het was een blok opmerkingen, waarin de hardheid van de in-
houd gepaard ging met de ruw heid van de vorm, zoals dit in dergelijke docum-
enten wel pleegt te zijn.
"
Deze Congregatie heeft het recht in haar schoot op te nemen
" hen die er een aanvraag voor doen, maar zij mag ze niet aanvaarden
" alvorens zij de getuigschriften van hun Ordinarius hebben voorge-
" legd. (Constit.,X).
" Wanneer de Ordinarius weigert dergelijke getuigschriften af te leveren en
" de Congregatie meent dat de weigering verkeerd is, dan neme ze haar toe-
" vlucht tot de Heilige Romeinse Congregatie, maar ze mag niet optreden
" als rechter in haar eigen zaak.
"
Ze heeft het recht niet een college te hebben met jongens in
" priesterkleed zonder de toelating van de Bisschop in wiens bisschop-
" pelijk district het college geopend werd.

24.8 Page 238

▲back to top


- XI/235 -
"
Ook in dit college heeft ze het recht niet een jongen met het ge-
" waad van geestelijke te kleden zodat hij dit buiten het college kan
" dragen zonder de toestemming van de bisschop tot wiens bisdom de
" jongen behoort. Daarom was het feit van kortelings geleden het priester-
" kleed te hebben gegeven aan een jongen van Vinovo zonder toelating
" van de Aartsbisschop van Turijn abnormaal op zich zelf genomen en
" in de omstandigheden waarin hij verkeerde was het een zaak die ern-
" stig in tegenstrijd was met de onderhorigheid welke hij verschuldigd
" was aan de Bisschop van zijn diocees.
"
De scheuring die bestaat tussen de kerkelijke overheid van
" Turijn en de Congregatie is ontstaan en blijft duren door het feit dat de
" Congregatie ermee begonnen is en ermee voortgaat personen als jonge
" geestelijken gekleed en doorgezonden door het Seminarie van de
" Metropool in hare huizen op te nemen, niet alleen zonder enige toe-
" lating maar tegen de uitdrukkelijke tegenstrijdige mening in van de ker-
" kelijke overheid. Dit was een omkeren van de hiërarchische rangorde en
" van de goede tucht van het Seminarie, en daardoor, als een noodzake-
" lijk gevolg, het kwetsen van het hart van de Aartsbisschop op een zeer
" gevoelige plaats.
"
Deze scheuring duurt ook voort omdat men, zowel in brieven als in "
samenspraken te kort komt aan de eerbied die men verschuldigd is aan
" het karakter en aan het gezag van de Aartsbisschop, zoals gebeurd is
" op de avond van 29 december 1875 en omdat men er zich mee tevreden
" stelt aan dit tekort te verhelpen door te beginnen met een indien dat
" een twijfel of een voorwaarde insluit. Na dat indien kan men zeker van
" iedere zonde vergiffenis vragen, ook wanneer men zich vrij weet van elke
" tekortkoming.
"
De Congregatie moet zich binnen de strikte grenzen van de
" canonieke wetgeving houden. Ze moet nauwgezet haar constituties
" naleven. Ze mag nooit de eerbied die ze aan de Aartsbisschop ver-
" schuldigd is vergeten. Ze mag geen aanslag plegen en niet pogen een
" aanslag te plegen tegen zijn jurisdictie. Dit is nochtans meer dan
" eens gebeurd. Ze mag tegenover hem en tegenover het bisdom niet te
" kort schieten aan haar rechtvaardigheidsverplichtingen. Tegenover
" hem en tegenover wie het ook weze en bij iedere gelegenheid moet ze
" het voorbeeld geven van ootmoed, want dit is de eerste deugd van de
" kloostercongregaties. In dat geval zullen de zaken het uitzicht krijgen
" dat ze volgens de goede regels van de Christelijke rechtvaardigheid
" moeten hebben.
Don Bosco dicteerde zonder toeven het antwoord maar het werd
geformuleerd door Don Rua. Het concept en de uitdrukking hebben het deli-
cate van de christelijke liefde die patiens est, benigna est, non aemula-
tur, non agit perperam. (1)
(1) 1 Cor., 13, 4.

24.9 Page 239

▲back to top


- XI/236 -
"
Doorluchtige Excellentie,
"
Ik voel me verplicht u hartelijk te bedanken voor de opmerkingen
" ons geschreven op 31 december, welke de gedachte die tussen ons ontstaan
" is bevestigen, namelijk, dat alleen de ontstentenis van toelichtin-
" gen de ware oorzaak is van de ontevredenheid van uwe Excellentie
" ten opzichte van de Salesiaanse Congregatie. Ik heb een gegronde
" reden om te menen dat, wanneer de zaken in hun waar licht worden ge-
" steld en wanneer onze goede wil klaarblijkelijk zal geworden zijn,
" dadelijk de moeilijkheden die ofwel onbestaande zijn of niet gewild
" werden zullen verdwijnen. Als prefect van de Congregatie ben ik
" steeds op de hoogte geweest van alles en daarom zal ik, indien u het
" mij toelaat, mijn zienswijze uiteenzetten en dan alles voorleggen aan
" uw verlichte wijsheid.
"
"De Salesiaanse Congregatie - zegt u - mag niemand opnemen zon-
" der dat hij vooraf de getuigschriften van zijn Ordinarius zou tonen.
"
Dit veroorzaakt bij ons geen enkele moeilijkheid vermits wij
" het in onze Regel staan hebben (hoofdstuk XI) en de eerste dag van
" ieder jaar lezen wij in tegenwoordigheid van al de Salesianen het decreet
" Romani Pontifices voor van 25 januari 1848 uitgevaardigd door de Heilige
" Congregatie van de Bisschoppen en de Reguliere Geestelijken. Daarin
" worden de normen aangegeven die men in deze zaken moet toepassen. We raad-
" plegen het zelfs altijd wegens de vele antwoorden die moeten gegeven
" worden bij het ophelderen van gerezen twijfels of vragen die gesteld worden.
"
"De Salesiaanse Congregatie heeft het recht niet een college te
" hebben van jongens die de toog dragen zonder de toestemming van de
" Ordinarius.
"
Ik meen dat wij nooit dit recht betwist hebben en noch in dit
" noch in een ander bisdom bestaat een college van ons waar de jongens
" in een priestertoog gekleed zijn.
"
"Het feit van korte tijd geleden een jongen uit Vinovo met een
" priestertoog te hebben ingekleed zonder toestemming van de Ordinarius
" was een zaak die ernstig in tegenstrijd was met de afhankelijkheid
" aan de bisschop van het diocees verschuldigd.
"
Wanneer ik daarin in iets te kort ben gekomen, dan ligt de
" schuld helemaal bij mij en ik hoop dat dit mij niet door de Heer zal aange-
" rekend worden, omdat het louter uit onachtzaamheid gebeurd is. Deze
" jongen werd door mij aanvaard als gewone student en met de aanbeve-
" ling van een vrome en ijverige geestelijke. Indien hij als jonge
" geestelijke werd ingekleed, dan gebeurde dit als gevolg van zijn
" aanvraag in onze Congregatie te worden opgenomen. Ik heb dan gebruik
" gemaakt van de bevoegdheden die ik verkreeg om hem samen met anderen
" in te kleden als jonge geestelijke.
"
U zelf hebt de goedheid gehad ons meer dan eens te zeggen dat
" U er geen bezwaren tegen had dat jongens die als leek tot ons kwamen
" daarna in onze Congregatie zouden worden ingeschreven. Het is echter
" opportuun dat U zou aanstippen dat bij het decreet van definitieve
" goedkeuring van de Congregatie van de Salesianen (1 maart 1869) de
" bevoegdheid verleend werd wijdingsbrieven te geven aan de jongens
" die, wanneer ze in onze huizen gekomen waren voor hun veertien jaar,
" op een zeker ogenblik zouden vragen lid te mogen worden van onze Con-
" gregatie. Wanneer dan (op 3 april 1874) de Constituties zelf werden
" goedgekeurd, werd deze bevoegdheid ook uitgebreid tot de meerderjari-
" gen. Wanneer vooraf de bevoegdheid verleend werd om de wijdingsbrieven
" te geven aan hen die in onze huizen verblijven, dan is er geen andere toe-

24.10 Page 240

▲back to top


- XI/237 -
" stemming meer nodig voor de aanvaarding in onze Congregatie. Aldus ant-
" woordde meermaals Mgr. Vitelleschi, zaliger gedachtenis, nadat hij er-
" over gesproken had met wie het aanging.
"
"De Congregatie van de Salesianen ontvangt personen doorgezonden
" door het bisschoppelijk seminarie, zonder toelating van de Ordinarius."
"
Uwe Excellentie weet beter dan ik dat de Ordinarius van een
" bisdom niet kan beletten dat zijn priesters of jonge geestelijken zich
" laten inschrijven in een geestelijke Congregatie en dat sedert korte
" tijd (13 januari 1875) de Heilige Congregatie van de Bisschoppen en Regu-
" liere Geestelijken dit ook verklaard heeft, zoals we mogen geloven
" dat de zaak u thans ook werd meegedeeld.
"
Maar in de rampspoedige tijden die we thans beleven wordt geen
" rekening gehouden met het recht, maar alleen met het welzijn van de
" zielen. Uwe Excellentie had ons nog maar pas laten weten dat de zaak U
" onaangenaam was of niemand werd nog aanvaard. Bij gelegenheid van een
" samenspraak werden er twee door u genoemd namelijk de jonge geeste-
" lijken Mundina en Macono die tijdelijk waren opgenomen in een ver
" gelegen huis van ons. Op enkele weken tijd werden beiden verwijderd.
"
In de brieven en samenspraken ontbreekt het aan de verschuldigde
" eerbied tegenover de Aartsbisschop, enz."
"
Excellentie, niet ik alleen maar al de Salesianen wensen te weten
" welke brieven werden geschreven en welke woorden gebruikt die kunnen
" aangezien worden als zijnde oneerbiedig tegenover de Aartsbisschop
" en ze wensen deze te kennen om ze te verfoeien, er openlijk hun
" ongelijk over te bekennen en ze te herstellen op de meest formele manier.
"
We staan in veelvuldige contact met meer dan veertig bisschoppen
" en allen zijn voor ons als een vader en een echte weldoener en, het
" weze ons vergund het te zeggen, met niemand anders leggen we er ons
" zo op toe onze woorden en onze geschriften af te wegen om ook maar
" alles wat ongenoegen zou kunnen verwekken te vermijden. Ik ben werkelijk
" benieuwd de bijzonderheden van deze beweringen te kennen alleen maar
" om ze te kunnen bezweren voor de toekomst.
"
"De Congregatie moet zich binnen de strikte grenzen houden van
" de canonieke wetgeving, enz."
"
Nog eens verzoek ik U, Monseigneur mij een vraag te veroorloven.
" Onze Congregatie bevindt zich in haar ontstaan en ontstaat in storm-
" achtige tijden. Daarom heeft ze alles en allen nodig met de groot-
" ste toegeeflijkheid die overeen te brengen is met het gezag van de
" Ordinarii. Daarom vragen wij niet de gestrengheid van de canonieke
" wetgeving, maar de hoogste christelijke liefde en goedertierenheid
" bij haar toepassing. In deze zin hebben de Salesiaanse kloosterlin-
" gen steeds gewerkt en werken ze nu nog ten getale van 200 in het
" bisdom Turijn niet uit vrees voor de wetten die ze verplichten of
" voor een stoffelijk belang, maar alleen bewogen door de behoefte waarin
" de Kerk zich bevindt werklieden te hebben voor de akkers van het Evan-
" gelie. Niettemin werd ik gemachtigd door al mijn Salesiaanse Mede-
" broeders u de verzekering te geven dat telkens uwe Excellentie onze
" aandacht zal vestigen op iets dat in het voordeel of in het nadeel van
" de canonieke wetgeving is, wij ons met de meeste vlijt er zullen op toe-
" leggen dit, naargelang het geval, te vermijden of in praktijk te stel-
" len.
"
Ik verzoek U nog mij te veroorloven sommige zaken aan te stip-
" pen die de arme Salesianen grotelijks ontsteld en vernederd hebben.

25 Pages 241-250

▲back to top


25.1 Page 241

▲back to top


- XI/238 -
"
Vooreerst was dit het decreet van 17 november 1874, waardoor Uwe
" Excellentie het goed heeft geacht de voorrechten en gunsten te ont-
" nemen die uw voorgangers en U zelf aan onze instelling gedurende 35
" jaar verleend hadden. Er zijn in de geschiedenis weinig feiten van
" dien aard voorgekomen, namelijk een beperkte jurisdictiemacht te
" geven en de bevoegdheid te ontnemen om te ontslaan van de straffen
" voorbehouden aan onze Overste, welke aan deze, zonder dat er ooit
" naar gevraagd was, goedwillig verleend was geworden.
"
Dan was er het weigerend antwoord gegeven op ons verzoek met een
" dienst het zevenjarig jubileum van het feest van de wijding van de kerk
" van Maria, Hulp der Christenen, te komen vereren en het vormsel te
" willen komen toedienen aan onze jongens. Op beide verzoeken heeft
" U een weigerend antwoord gegeven en U heeft niet eens willen toestaan dat
" wij daartoe een andere bisschop zouden uitnodigen.
"
Bij het begin van dit jaar werd de bevoegdheid tot prediken
" aan twee van onze priesters geweigerd. Een ervan is directeur van de
" scholen voor externen en van het Oratorio voor zon- en feestdagen van
" de H. Franciscus van Sales.
"
Al deze ernstige maatregelen veronderstellen zeker ernstige
" beweegredenen die wij nooit konden te weten komen.
" Ondanks deze feiten heeft onze Overste, op wie dergelijke maatre-
" gelen terugvallen, het nooit gewaagd iets te zeggen, te schrijven op
" of een andere wijze iets te doen dat voor zijn geestelijke Overste
" onbehoorlijk zou geweest zijn. Integendeel kan ik U de verzekering
" geven dat hij uitgenodigd werd zaken tegen U te ondertekenen die
" werkelijk naar Rome gezonden werden en dat hij dit met verachting gewei-
" gerd heeft te doen.
"
Hij kwam te weten dat de medewerker aan een slechte krant een
" reeks artikelen tegen uwe Excellentie had klaargemaakt en verhuurd
" had. Hij besloot een zoon van deze ellendeling op te nemen en aan
" hem zelf een som geld te geven op voorwaarde dat deze eerloze ge-
" schriften hem zouden ter hand gesteld worden en dat er nooit rucht-
" baarheid meer zou aan gegeven worden. Hij bekwam wat hij beoogd had.
"
Nog onlangs in oktober laatstleden (1875) waren er enkelen die
" geloof hechtten aan het gerucht dat Don Bosco een tegenstander van
" de Aartsbisschop was en hem een eerloze levensbeschrijving van uwe
" Excellentie aanboden met een grote som geld opdat hij ze zou laten
" drukken. Don Bosco liet zich het handschrift geven om het te onder-
" zoeken. Hij doorliep de duizend bladzijden, maar, toen hij de inhoud
" kende, scheurde hij ieder blad in kleine stukjes die hij aan de
" vlammen prijs gaf. Dit feit had zware gevolgen die nog steeds op Don
" Bosco drukken maar hij is altijd tevreden, wanneer, met opoffering
" van om het even wat, hij erin kan slagen iets te bereiken wat de eer
" van zijn Aartsbisschop die hij altijd bemind en geëerbiedigd heeft, kan
" beveiligen. Ik bemerk dat ik te lang uitgeweid heb maar U zal mij
" deze hartontlasting willen vergeven om u te verzekeren dat de Salesianen
" nooit hun achting en verering voor u verminderd hebben noch wanneer u
" een eenvoudig kanunnik was in deze stad, noch wanneer u bisschop van
" Saluzzo werd, noch wanneer de goddelijke Voorzienigheid beschikte
" dat U onze Aarts bisschop zou worden.
"
Het zal voor mij steeds een grote eer zijn telkens ik met de
" meeste dankbaarheid zal mogen betuigen van Uwe Excellentie te zijn
"
"
de zeer verplichte dienaar,
"
D. Michele Rua

25.2 Page 242

▲back to top


- X I/239 -
Tussen de brieven van Pius IX te Rome bevindt zich het oorspronkelijk
stuk van voornoemde opmerkingen, met vijf randaantekeningen van de hand van
Don Bosco. 1°. Op het einde van de eerste alinea: "Hij heeft meermaals ge-
zegd dat het aan hem behoort het onderzoek naar de roeping te doen, wanneer
iemand tot onze Congregatie wil toetreden." 2°. Op het einde van de tweede
alinea: "Wij bezitten geen enkel college van die aard." 3°. Op het einde
van de eerste zinsnede in de derde alinea: "Wij kleden alleen hen in die
het inzicht hebben lid te worden van onze Congregatie." 4°. Op het ein-
de van de vierde alinea: "De Heilige Congregatie van de Bisschoppen en
Reguliere geestelijken heeft hierop reeds geantwoord door de verzekering
te geven dat hij niet kan beletten enz. Nochtans hebben wij in onze Congre-
gatie nooit iemand gehad en hebben wij op dit ogenblik ook niemand die uit
een bisschoppelijk seminarie weggestuurd werd." Na het woord "samen-
spraken" in de eerste zinsnede van de vijfde alinea: "Het is vreemd dat
hij nooit brieven of woorden van dien aard vernoemd heeft." Ten laatste komt
nog: "NB. De vijf randaantekeningen werden geschreven door de priester Gio.
Bosco op 16 januari 1876." De samenspraak van 29 december is deze, waarover
we het in hoofdstuk XXII nog zullen hebben en de aanvullende verklaring
zou dan te vinden zijn in de brief van Don Rua welke we daar aanhalen.
Nu moeten we nog een woord zeggen over de geprofeste priesters. Wan-
neer wij de lijst overlopen waren er in het Oratorio niet veel priesters.
Wanneer men dan aandacht heeft voor al het werk dat hier moest gedaan wor-
den, dan is men toch wat verbaasd wanneer men er zo weinig telt. Daardoor
begrijpen we de klachten van Don Cagliero over hun grote schaarste. Laten
we tegenwoordig zijn bij een schermutseling tussen de levendige toekomstige kar-
dinaal en de onveranderlijke kalme Don Bosco. De dialoog ontspon zich, zo-
als gewoonlijk, na de avondmaaltijd op 4 juli. Don Cagliero begon ermee
zijn spijt uit te drukken dat er zo weinig priesters waren nu er zoveel
moest gewerkt worden. Don Bosco antwoordde:
Troost je. Indien alles goed verloopt, dan zullen we elf nieuwe
priesters in minder dan drie maanden laten wijden.
Goed, goed. Er zijn er zelfs teveel in eenmaal. Maar ik ben geen
nieuweling meer in de Congregatie. Er worden ieder jaar nieuwe priesters
gevormd en ieder jaar worden ze schaarser. Men wijdt één priester en er
komt werk bij voor twee. Er worden er twee gewijd in het Oratorio en u
zendt er drie in andere colleges. Nu worden er weliswaar elf gewijd maar
inmiddels wordt er een huis geopend in Amerika en er wordt een ander Te-
huis geopend om het Werk van Maria, Hulp der Christenen, te beginnen. En
dan van die elf wordt er ene wegens een bepaalde reden, een andere wegens
nog een andere reden uitgesteld en dan worden er ten slotte vier, zes en
wellicht acht uitgesteld voor de wijdingen en dan ten slotte zitten we nog
erger in de rats dan vroeger.
- Neen, neen. Tenzij Rome ons niet de extra tempus zou verlenen, die
ik gevraagd heb, maar dat moeten we niet veronderstellen vermits tot hier-
toe alles toegestaan werd wat we gevraagd hebben. Zodra de extra tempus
toegekomen zijn, worden de eerste zondag de lagere wijdingen toegediend,
de tweede zondag het subdiaconaat, de derde zondag het diaconaat, de vierde
zondag het priesterschap.
En zij zullen de plaats innemen van anderen, maar er zullen ande-
ren nodig zijn om de plaats van de eersten in te nemen.

25.3 Page 243

▲back to top


- XI/240 -
- Oh, zolang het Oratorio zal bestaan, vrees ik dat het er altijd zo
zal aan toegaan. Een werk stuwt een ander werk naar voren, het tweede werk
wordt door een ander voortgestoten en wanneer iemand geen twee werken onder
handen heeft, zal hij er drie hebben en aldus zullen we ons monter houden.
- Dat is genoeg. Wie thans iets te bedenken heeft, die doet dat. Ik
maak me uit de voeten naar Amerika en we zullen daar proberen of we de
zaken kunnen veranderen. -
Er waren daarbij slechts drie andere priesters aanwezig die zich hele-
maal niet ergerden aan de openhartigheid van Don Cagliero, te wijten aan zijn
grote gemeenzaamheid met Don Bosco. Hij zal naar Amerika gaan maar niet als een
vluchteling. De elf wijdelingen kennen we reeds. Ondanks alle tegenheden
geeft de lijst van 1876 er acht priesters van, twee diakens en een subdiaken.
Zolang God ons in het leven zal behouden om deze Biografische Gedenk-
schriften verder te schrijven, zullen we ervoor zorgen dat niets zal ver-
loren gaan van de wijze richtlijnen door Don Bosco aan zijn priesters ge-
geven in de uitoefening van hun heilig ministerie. Wat een schat zouden
we er opgehoopt vinden, indien de beschikbare tijd niet zo krap toege-
meten was. Intussen zullen we er de kruimels van verzamelen.
Tussen de weinige geprofesten die reeds als priesters in de Congrega-
tie waren getreden, onderscheidt zich bijzonder Don Guanella. Aan hem,
toen bestuurder van het Oratorio van de Heilige Aloysius, gaf Don Bosco
eens deze praktische normen voor het prediken: - Indien je wil behagen en
goed doen bij het prediken voor kinderen, dan moet je voorbeelden, para-
bels en gelijkenissen aanhalen. Wat echter meer belang heeft is dat ze
goed zouden ontwikkeld worden in al hun bijzonderheden tot in de geringste
omstandigheden. Dan stellen de jongens er belang in en zitten gespannen te
wachten hoe het verhaal zal eindigen. -
Een andere norm voor het prediken voor jongens gaf hij aan Don Costa-
magna in 1875. We lezen ze zoals hij zelf toen reeds bisschop ze uiteenzet-
te:(1) "Toen ik de retraite moest prediken in onze colleges van Turijn,
Varazze en elders riep hij mij tot zich en zei me: - Leg vooral de nadruk
op het vluchten van de slechte gesprekken en op de schade die ze aanrich-
ten. Vertel ook dat Don Bosco dikke boeken gelezen heeft, dat hij vele
preken gehoord heeft en zich van dat alles weinig herinnert. Maar een
slecht woord dat een slechte makker hem gezegd heeft toen hij zeven jaar
oud was, heeft hij nooit vergeten. De duivel heeft de lelijke taak op zich
genomen het hem dikwijls in zijn oor te doen galmen. En nochtans is hij al
zestig jaar oud."
In hetzelfde jaar, toen hij te Sampierdarena was voor het vertrek
van de missionarissen, sprak hij met Don Albera over de geestelijke leiding
van de jongens. Ze keerden samen per rijtuig terug naar het Tehuis, nadat
ze het middagmaal genomen hadden ten huize van de heer Angelo Borgo. Don
Bosco, die zich alleen bevond met deze directeur bleef wat zwijgen en riep
dan uit: - Wat is het moeilijk goed te doen aan de zielen! Thans nu ik zes-
tig jaar oud ben, bemerk ik nog welke moeilijkheden men heeft wanneer men
de biecht van de jongens hoort. En nochtans heeft Don Bosco verlichting gekre-
gen...
(1) Brief aan Don Lemoyne vanuit SANTIAGO, 20 december 1898.

25.4 Page 244

▲back to top


- XI/241 -
Don Bosco die personen met veel meer goede wil dan met een goede
voorbereiding uitgerust aan hun bezigheden zette, omdat hij overtuigd was
dat de functie de houding zou doen ontwaken en ontwikkelen, ging in zaken
van het heilig ministerie slechts schoorvoetend vooruit. Hij toonde zich
veeleisend meer dan men zou geloven. Een jonge priester, gewijd in augus-
tus 1875, en bestemd voor het college van Valsalice predikte veel omdat hij met
een uitstekend redenaarstalent begaafd was. Eens vroeg hij aan Don Dalmazzo, zijn
directeur:
- Ik hoor dat die priester veel predikt.
- Ja, Don Bosco, - antwoordde Don Dalmazzo.
- En predikt hij goed?
Hij maakt ophef.
- Maar is zijn prediken van dien aard dat hij vruchten voor het heil
der zielen voortbrengt?
- Dat zou ik niet kunnen bepalen. Maar hij heeft vele toehoorders en
ze zijn geestdriftig. Ik vraag of zijn prediking bekeringen voortbrengt.
- Dat weet ik niet. Hij is zeer welsprekend, heeft veel verbeelding, een
mooie stem, misschien wat te veel bestudeerd...
Welnu, dan ga ik hem voor enige jaren het prediken verbieden. -
Op tijd en stond wist hij de priesters tactvol te behandelen zodat
hij hun hart veroverde. Zo was het met Don Lemoyne, directeur van het col-
lege van Lanzo. In datzelfde jaar zei hij hem eens, terwijl hij een koffertje
opende:
Leem maar dit geld.
- Maar ik heb het niet nodig.
Maar het is opdat je niet zou moeten afhangen van de prefect, wan-
neer je het nodig zou hebben en om in zekere gevallen vrij en zonder toe-
zicht te zijn. -
Don Lemoyne, bewogen, kuste zijn hand.
Tot Don Barberis die hem op een avond naar zijn kamer vergezelde, zei
hij eens:
Jij zal altijd de grote vriend van Don Bosco zijn.
Oh, ik hoop van wel.
De baculus senectutis meae.
Indien ik je in iets kan behulpzaam zijn, dan zal ik dat graag doen.
U zult het werk voltooien, dat ik begin. Ik maak de schets en U
zult de kleuren erop aanbrengen.
Als we maar niet verbrodden wat Don Bosco doet.
Oh neen! Kijk, nu maak ik de grove schets van de Congregatie en
dan zal ik aan hen die na mij zullen komen de taak over laten ze mooi af
te werken. Nu is er de kern. Je bemerkt het zelf wel dat, sinds je in het
Oratorio zijt gekomen er zovele zaken reeds verbeterd zijn zowel in de
stoffelijke gang van zaken als in de orde en de regelmaat... -
Wat betekent in de wereld ons Oratorio hier te Valdocco? zei hij op een
andere keer, en met deze woorden zullen we twee reeds lange hoofdstukken afslui-
ten. - Wat betekent het Oratorio? Het is maar een atoom. En toch geeft het ons
zoveel te doen en vanuit dit hoekje denken we eraan mensen naar hier en
naar ginder te zenden. Oh, macht van de menselijke geest!
Oh, goedheid van God! Oh, grote heiligheid van de man Gods, zullen wij op
onze beurt uitroepen. Don Carlo Ghivarello, in die tijd raadsheer van het Hoofd-

25.5 Page 245

▲back to top


- XI/242 -
kapittel, een man van weinig woorden, die zich toelegde op de mechanica en
een koele waarnemer was niet enkel van machines maar ook van levende mensen
- een andere van die eigenaardige typen door Don Bosco gevormd - had zich
in het hoofd gestoken Don Bosco waakzaam te bekijken om te zien of het hem
zou lukken ooit in zijn gewone daden, in zijn woorden, in zijn gesprekken
iets minder betamelijk te ontdekken. Een ganse maand hield hij het uit om
al zijn staan en gaan te bespieden, maar, zoals hij na de dood van Don
Bosco verklaarde aan Don Nai, niets, volstrekt niets kon hij bij hem be-
trappen dat men een gebrek zou kunnen noemen hebben. Uit zovele deugden trok
het Oratorio deze innerlijke en gezonde kracht, die aanspoort tot edelmoe-
dige werken, de volharding voedt in het moeilijk verrichten van het
goede en de harten verruimt tot het streven naar verhevene en edele dingen.

25.6 Page 246

▲back to top


- XI/243 -
HOOFDSTUK XII
AUDIËNTIES, GASTVRIJHEID, BEZOEKERS
We bevinden ons nog altijd midden in het onderwerp van het leven van
het Oratorio, hoewel de titel van ons hoofdstuk het niet uitdrukkelijk
vermeldt. Personen die een audiëntie verlangden, gasten en bezoekers brachten
van buiten uit voorbijgaande afwisseling in het gewone ritme van de dage-
lijkse regelmaat. Hoewel Don Bosco het centrum van die aantrekkingskracht
was, bereikte het aanvoelen van dit gaan en komen toch ook, in mindere of
meerdere mate, haar periferie. Laten we nu zien wat er ook van die kant uit
voor nieuws was in 1875.
Wie dit verlangt kan steeds in de Biografische Gedenkschriften in het
derde hoofdstuk van het zevende boekdeel herlezen hoe Don Bosco een held-
haftige deugd bereikt had, vooral gedurende zijn laatste dertig jaar, door
de drukkende vermoeienis van de audiënties. De kroniek van 26 mei 1875
maakt ons een verre weergalm over van een onderhoud, waarin ook dit onder-
werp werd aangeraakt. Don Bosco zat aan tafel midden een kring van genodig-
den maar hij voelde zich niet wel. De vermoeidheid die hem bijgebleven was
van het feest van Maria, Hulp der Christenen had al zijn kracht gefnuikt.
Waarschijnlijk had hij niet zijn gewoon brio en vond het daarom passend
uitleg hierover aan zijn disgenoten te geven. Hij zou het volgende gezegd
hebben: "Wat het meest mijn krachten breekt dat zijn de voortdurende
audiënties. Allen willen mij spreken en geruime tijd mij spreken en de arme
Don Bosco kan niet meer. Nu vraagt iemand mij ten minste een half uur voor
hem. Dan weer zegt een ander: - Ik zal zolang te Turijn blijven als het nodig
zal zijn om u eens vrijuit te kunnen spreken. - Ik antwoord hem: - Maar ik
kan nu toch niet! Kijk maar eens hoeveel mensen er zijn. De andere voegt er dan
aan toe: - Dat heeft geen belang. Ik zal blijven wachten en er zal wel tijd
voor gevonden worden. - Kortom, men heeft mooi praten, maar een mens blijft
toch altijd maar een mens." Overal waar men hoopte hem te kunnen benaderen,
maakte men jacht op hem. Deze soort onbescheidenheid, waarvoor niemand in
dergelijke gevallen enig gewetensbezwaar heeft, veroorzaakte de avond van
1 juni een incident. Don Bosco had laat gedaan met het biechthoren van de
vakjongens en kwam laat aan het avondmaal. Op de speelplaats wandelden
twee vrome dames uit Bologna rond. Het waren directrices van een zieken-
huis, naar Turijn gekomen voor het feest van Maria, Hulp der Christenen,
en om Don Bosco te spreken. Toen ze gehoord hadden.dat hij zich in de ref-
ter bevond, gingen ze er onmiddel-lijk naar toe om hem te vinden.
- Zijt U op dit uur nog hier? riep Don Bosco uit, zodra hij ze zag
verschijnen.

25.7 Page 247

▲back to top


- XI/244 -
- We hebben het aangedurfd U hier op te zoeken teneinde U een ogen-
blik te spreken.
- En weet U niet dat er op dit uur bij ons clausuur is? -
- Dat wisten we werkelijk niet en indien U niet tevreden zijt, zullen
we ons terugtrekken, liet een van hen opmerken.
Anderzijds - ging de andere voort - is het Don Rua die ons binnen
heeft gelaten. -
- Goed. Ik jaag u niet weg maar denkt u dan maar aan de straf welke
u kunt oplopen wegens de geschonden clausuur. -
Er waren om en bij de tien personen aanwezig, wat de dames nog meer
beschaamd maakte. Wij geloven niet dat Don Bosco er ernstig aan dacht met
canonieke straffen te dreigen hoewel de kroniekschrijver als zijn commen-
taar erbij voegt: "Zijn woorden waren helemaal niet bruusk maar ze waren
toch ook niet vergezeld van zijn gewoon glimlachje." Nooit voor die avond
hadden vrouwen daar een voet gezet noch gedurende het avondmaal, noch na-
dien. Wie de uiterste gereserveerdheid van Don Bosco kent, begrijpt best
dat deze zaak niet wezenlijk anders kon eindigen.
We verlaten die maand juni nog niet. Wie die maand in het Oratorio
woonde, zag hoe het huis van Don Bosco nog altijd het huis van de gast-
vrijheid was gebleven. Don Bosco kon voor niemand de deur sluiten. De twee
dames uit Bologna hadden de reis gedaan in gezelschap van de heer Lanzari-
ni, die in maart in zijn huis te Bologna Don Bosco die toen van Rome
terugkwam had geherbergd en nu op zijn beurt diens gastvrijheid gedurende meer
dan een maand genoot. Tegelijkertijd verbleven in het Oratorio personen die
tot verschillende nationaliteiten en godsdiensten behoorden. Er was een
Israëliet kort geleden tot het christendom bekeerd, een Engelse katho-
liek, vijfentwintig jaar oud, die Latijn wou leren om priester te worden,
een jonge geestelijke van Malta, een Zweedse protestant, nog zeer jong,
die zich voorbereidde op het ontvangen van het doopsel, een Fransman die
zich gedurende vele jaren niet om zijn godsdienstplichten bekommerd had,
nu bij toeval Don Bosco had ontmoet, gebiecht had en die voor altijd in
het Oratorio wou blijven. Drie vreemde priesters vertoefden er voor enkele
dagen: een Siciliaan; een kanunnik uit Alassio, die een zieke jongen, een
verwante van hem, was komen opzoeken, en een derde was een pastoor die er
enkele tijd verbleef. Tien priesters die op bedevaart waren naar Paray-le-
Monial brachten er de nacht door. Er verbleef ook gedurende twintig dagen
een priester uit Modena die zijn graad in de godgeleerdheid moest verwer-
ven. Niemand verwonderde zich over die nieuw aangekomen bevolking, want
van heden af was het Oratorio goed op weg een zeehaven te worden.
Met deze priester uit Modena had Don Bosco aan tafel een gesprek dat
bekendheid heeft verworven bij schrijvers en publicisten. Toen zij het had-
den over de vrijmetselarij, zei hij: "Cavour, die hier in Piëmont een van
de hoofden was van de vrijmetselarij aanzag Don Bosco als een van zijn
vrienden en zei me vrij en vrank en dit meermaals, dat hij mij geen audi-
entie wou verlenen indien ik niet met hem het middagmaal nam en ook dat,
wanneer ik een of andere gunst zou nodig hebben, er aan zijn tafel
altijd een plaats voor mij zou zijn en dat men daar gemakkelijker zou
kunnen praten. Eens, toen ik mij voor een dringende zaak op zijn kantoor
had aangeboden, ontving hij me niet op dat ogenblik maar liet me wachten opdat

25.8 Page 248

▲back to top


- XI/245 -
ik met hem zou dineren. Dan stond hij me alles toe wat ik vroeg." Hij voeg-
de er tevens aan toe dat het jaar voordien Minister Vigliani zich als zijn
kameraad had gedragen, zo groot was het vertrouwen waarmee hij hem beje-
gende. Ook Rattazzi gedroeg zich aldus tegenover hem.
Soms bezorgde zijn goedaardigheid en gemakkelijkheid in het opnemen
van gasten hem een kleine onaangenaamheid. Een zekere Don Teodoro Boverio,
priester uit het bisdom Casale, verbleef, we weten niet voor hoelang, in
het Oratorio. Hij was niet te kort geschoten aan zijn plicht aan de over-
heid van het bisdom te vragen of hij daar de Heilige Mis mocht celebreren.
Toen de termijn van de vergunning verstreken was, zond hij het Celebret
terug naar de Curie, opdat, volgens de beschikkingen van de synode, de
vergunning zou kunnen hernieuwd worden. Daar hij echter uit Turijn moest
vertrekken, gaf hij zich de moeite niet meer het document te gaan afha-
len. En toen kwam er een energieke aanzegging van de Ordinarius met een
vermaning voor het verleden/en een bedreiging voor de toekomst indien, zowel
Don Bosco als de priester van buiten het bisdom,zich binnen drie dragen niet
in regel zouden stellen.
Don Bosco spande zich dadelijk in om de betrokkene op te sporen en
wanneer hij hem gevonden had, schreef hij volgende eerbiedige brief:
"
Excellentie,
"
Na te hebben gezorgd voor de nodige inlichtingen betreffende
" de priester Teodoro Boverio aanzie ik het mij tot plicht u het vol-
" gende mee te delen:
" De priester Teodoro Boverio is hier voor korte tijd zijn verblijf ko-
" men nemen, terwijl hij de H. Mis celebreerde in de kerk van Maria,
" Hulp der Christenen. Wegens zijn zwakke gezondheid is hij naar Genua
" vertrokken om zich daar medisch te laten behandelen en hij bevindt
" zich nu nog in het ziekenhuis van S. Pier d'Arena.
"
Dit tot uwe onderrichting. Intussen heb ik de eer met de
" grootste verering te tekenen als uw nederige dienaar
"
Priester Gio. Bosco
" Turijn, 13 augustus 1875.
Bovendien kwamen een groot aantal aanzienlijke personen om Don Bosco
te leren kennen en van nabij zijn Werk gade te slaan. Men heeft bezoeken
genoteerd in dat jaar van missionarissen en bisschoppen. In de maand mei
bezocht een missionaris uit Azië, waarvan de kroniek ons de naam niet be-
waard heeft, het Oratorio. Ze brengt ons echter ter kennis dat hij bij
velen de wil deed ontstaan naar de missies te gaan, wanneer hij over een
provincie vertelde, waar voor acht miljoen inwoners ternauwernood één bis-
schop en acht priesters waren of één voor een miljoen zielen. In oktober
was er de Aartsbisschop van Calcutta, die na een lang gesprek met Don
Bosco, de zegen gaf met het Allerheiligste. In november kwam de bisschop
van Acerenza die de scholen en werkhuizen wou zien. Toen hij vertrok,
toonde hij zich verstomd over wat hij gezien had. In juli was, naast de
bisschop van Susa, die Don Bosco steeds goed gezind was, Mgr. Parocchi, bis-
schop van Pavia in het Oratorio geweest en had er ook logies genomen. Bij
dit laatste bezoek dat later zijn weerslag had gedurende het apostolische
proces, moeten we even stilstaan.

25.9 Page 249

▲back to top


- XI/246 -
De oude fiscale advocaat van de aartsbisschoppelijke Curie van Turijn,
kanunnik Colomiatti, die, de ene zaak met de andere verwarrend, de voor-
uitgang van de "causa" van Don Bosco hinderde, verklaart dat in 1900 Pa-
rocchi, Kardinaal Vicaris, hem deze woorden zei: "Ik herinner mij dat ik
nog bisschop van Pavia was en dat ik mij bij hem begeven had om hem te zien
en hij (Don Bosco) me vroeg of ik bij hem gekomen was om zijn raad te vra-
gen. Dit kwetste mij omdat, al was ik jonger dan hij, ik toch bisschop
was, dus de genade van de volheid van het priesterschap bezat en dan was
het aan mij hem dat te zeggen en niet aan hem mij dit te zeggen." Wie de grote
nederigheid of liever de inschikkelijkheid van Don Bosco bij het spreken en
handelen kent, glimlacht wanneer men hem een dergelijk formidabele dwaas-
heid hoort toedichten. Hier is het het ene of het andere: ofwel heeft de
kanunnik de woorden van de kardinaal verdraaid ofwel heeft de bisschop de
ene persoon voor de andere genomen. Dat de paladijn van de oude Curie,
wanneer hij Don Bosco beoordeelde, alles zag onder de kleuren van zijn
bril of zelfs probeerde wit voor zwart te doen doorgaan werd ten over-
vloede bewezen door Don Cossu (1) en anderen. Wij veroordelen het inzicht
niet, maar zoals men in sommige streken zegt: een feit wordt niet onge-
daan gemaakt. Trouwens zijn dit zaken die eindigen met te verslechten,
wanneer ze overdreven worden verdedigd. Dit bezong reeds de Romeinse dich-
ter wanneer hij zekere advocaten waarschuwde: Causa patrocinio non bona
peior erit.(2)
Indien het dan niet aldus geweest is dan spijt het ons voor de bis-
schop) maar dan moeten we juist zeggen dat zijn indruk de woorden van Don
Bosco deed misverstaan. Ook tegenover hooggeplaatste personen die hem in
hun vertrouwen opnamen was Don Bosco wel vol eerbied maar toch nam hij een
gemoedelijke en eenvoudige wijze van doen aan, ongekunsteld en wars van
alle listigheid. Wanneer hij het bezoek ontving van een prelaat, die hij
als een vertrouwde vriend aanzag dan zou hij, ver van een stijve, afgemeten
houding aan te nemen, volgens zijn gewoonte, schertsende en vertrouwelijke
woorden gebruikt hebben. Dit zou hij zeker niet gedaan hebben wanneer hij,
met zijn gewone scherpzinnigheid in zijn gesprekspartner een gevoel van
onbehagen zou ontdekt hebben. Wanneer men veronderstelt dat Don Bosco in
staat zou geweest zijn zich op te werpen als raadsman van bisschoppen dan
kent men het abc van zijn psychologie niet.
De 5de juli was een dag albo signanda lapillo in de reeks bezoeken.
Deze datum blijft heuglijk ook door de dramatische manier, waarop Don
Bosco beschikte dat het feit verlopen zou.
Gedurende het middagmaal verschijnt in de refter van de jongens een
overste, doet teken aan de voorlezer op te houden met zijn lezing en op
geheimzinnige toon maant hij ze aan dat ze zich straks na het gegeven teken
naar de slaapzaal moeten begeven, daar hun beste kleren moeten aantrekken,
zich flink wassen en kammen, de schoenen schoon doen blinken... omdat...
een groot personage hun een bezoek komt brengen. Ze moeten zich als goed
opgevoede jongens tonen, de hoed in de hand houden, op tijd en stond het
stilzwijgen bewaren. De muzikanten moeten, om twee uur, een gelegenheidshymne
gaan repeteren.
(1) Positio super dubio: An adducta contra ven. Servum Dei obstent, quominus in Causa procedi
possit ad ulteriora. Roma, Poliglotta Vaticana 1921.
(2) Ov., Trist., I, 1, 261: Een slechte zaak wordt, door ze te verdedigen nog slechter.

25.10 Page 250

▲back to top


- XI/247 -
Men kan zich de algemene nieuwsgierigheid voorstellen. Ze zijn pas
buiten of ze lopen rond de priesters en seminaristen, bestormen hen met
vragen. Maar priesters en jonge geestelijken weten er evenveel van als
zij. Dan beginnen ze te raden. - Het is prins Amedeo... Het zal prins
Umberto zijn... Neen, het moet Don Carlos zijn, die naar de Paus gaat en
hier voorbij komt... of liever generaal Lizzaraga door Don Carlos naar Rome
gezonden en die nu terugkeert naar Spanje. Een jonge geestelijke had tussen
de oversten van het Kapittel iets horen fluisteren van "kardinaal". - Ah,
zei hij lachende, het is een monseigneur die aan Don Bosco de kardinaals-
hoed brengt. - Inmiddels konden de muzikanten op de partijen van een ge-
kende hymne, in plaats van "Leve Don Bosco", "Leve Giuseppe, Leve Giusep-
pe", lezen. Daardoor was een ander gegeven bekomen voor deze geschiede-
nis. Onmiddellijk werd er een derde aan toegevoegd. De bezoeker kwam uit
Rome en dadelijk ging men de namen van de Kardinalen opsommen om er een te
vinden die Giuseppe heette.
De geheimzinnige heer zou om vier uur moeten aankomen en vier uur na-
derde. Het programma van de ontvangst bestond hierin: al de jongens in de
klas of aan het werk, het muziekkorps aan de poort, Don Bosco onder de por-
tieken van de refter, bezoek aan de werkhuizen. Intussen zouden de studen-
ten naar beneden komen, ze zouden zich in een kring opstellen onder de
gaanderij, daar zou de hymne worden uitgevoerd en er zouden uitgekozen
stukken gespeeld worden. Maar bij de verwezenlijking zou Don Bosco enke-
le nummers moeten wijzigen.
Het geheim bleef ondoordringbaar. De enige nieuwe bijzonderheid was
dat het om een hoge weldoener ging.
En kijk, om kwart voor vier komen uit de portiersloge vier heren, de
ene na de andere. Een van hen is groot en struis van gestalte, en reeds op
gevorderde leeftijd. Hij scheen de grote verwachte te zijn. Hij droeg een
koffiekleurig kostuum en had een hoge hoed op het hoofd. De muzikanten
waren nog niet klaar, maar Don Sala die zich in de portiersloge bevond,
kende de bezoeker. Hij vliegt naar Don Bosco om hem het bezoek aan te
kondigen. De heer met zijn gevolg werd onmiddellijk in zijn kamer binnengeleid.
Binnen weinige minuten, nadat men door de bibliotheek gegaan was,
leidde Don Bosco zijn gasten om de studiezaal en een slaapzaal te bezoeken,
en, na een blik te hebben geworpen op de tuin, achter het huis, daalde men
onder de gaanderij, waar het muziekkorps op de instrumenten begon te bla-
zen. Na een sonate bezocht men al de werkhuizen.
Alvorens de vreemdeling toekwam had Don Bosco zij die te Rome ge-
weest waren en hem kenden, doen verwittigen, dat ze rustig moesten blij-
ven, niets mochten zeggen, geen enkel teken van speciale eerbied mochten
tonen, maar toch was er gevaar dat het incognito zou verraden worden. In de
boekbinderij bood Don Berto aan de onbekende een Mis aan van Don Cagliero
opgedragen aan Kardinaal Giuseppe Berardi. Het schijnt dat een van het
gevolg zou gezegd hebben: - Oh! ze is aan hem opgedragen. - Twee boekbin-
ders die dichtbij stonden, hadden het gehoord en verspreidden verder wat
ze vermoedden. In de drukkerij waren twee jongens afkomstig uit Rome welke
zodra ze hem gezien hadden met verbazing uitriepen: - Oh! Kardinaal Berardi!
Toen hij opnieuw in de gaanderij verscheen stonden de studenten in een
dubbele rij opgesteld en tussen een salvo van toejuichingen werd de hymne
ingezet. Samen met de andere drie ging hij zitten. Zang en muziekuitvoeringen

26 Pages 251-260

▲back to top


26.1 Page 251

▲back to top


- XI/248 -
duurden een half uur. In de tussenpozen richtte Don Bosco enkele woorden
tot zijn gast om hem uitleg te geven over de jongens en om te bespreken hoe
zij vlug Turijn konden bezoeken.
Bij het eindigen van de uitvoering stond de bezoeker recht en na
zijn hoed te hebben afgenomen groette hij sierlijk de jongens en ging hij op de
portiersloge toe. De eerbied en de verering die hij voor Don Bosco betoon-
de, vervulden allen met verbazing en welgevallen. Hij wou dat hij aan zijn
rechterkant ging en telkens hij een poging deed om van plaats te verande-
ren, zei hij hem: - Daarin heb ik te bevelen, blijf aan mijn rechterkant.-
Aan de uitgang stapte hij het eerst in het rijtuig en toen hij bemerkt had
dat Don Bosco achterom draaide om langs de andere portière binnen te gaan
en aan zijn linkerkant te gaan zitten, deed hij hem de weg terug nemen en
langs dezelfde zijde binnen gaan, waar hij binnengestapt was en deed hem aan
zijn rechterkant plaatsnemen. Don Bosco zou er de voo rkeur aan gegev en
hebben met onbe de kt hoofd te blijven zitten maar hij moest zijn hoed opzetten.
Alle jongens klapten in hun handen en stonden rondom de koets. Daar
betrapten ze Don Cagliero en dan Don Berto erop dat ze hem de hand kusten,
terwijl hij hen zegende. Toen werd het vermoeden, dat reeds bij velen over zijn
persoonlijkheid was ontstaan, bijna zekerheid. Laten we zelfs dat "bij-
na" maar weglaten.
De koets vertrok en terwijl men langzaam voort reed, deed ze een lange
tocht doorheen de stad, volgens de reisweg met Don Bosco vastgesteld. Deze
toonde aan zijne Eminentie de voornaamste monumenten en gaf er uitleg over.
Het einddoel was Valsalice. De plaats, het gebouw en het onthaal van de
jongens beviel de kardinaal zeer.
Hij zei tot Don Bosco: - Men ziet dat het college prachtig is onder-
houden, aangepast aan de hoedanigheid van de bewoners. Te Valdocco zag men
reinheid, zindelijkheid, geen rijkdom, geen elegantie. Ook daar alles
overeenkomstig de stand van de leerlingen. Moest de plaats minder prachtig zijn,
dan zouden de families aarzelen er hun zonen aan toe te vertrouwen. Moest
er in het andere college iets meer zijn, dan zou men niet meer merken dat
het een Huis van weldadigheid is. Alles is werkelijk goed aangepast. -
Van Valsalice keerde men terug naar Turijn over de ijzeren brug over
de Po en men wees hem de plaats aan waar de kerk van Sint Jan de Evangelist
zou verrijzen. Don Bosco verhaalde hem de reeks wederwaardigheden, welke
de oorsprong waren van het verwerven van het terrein. Rond acht uur stapte
de Kardinaal af aan het Hotel d'Europe en Don Bosco keerde terug naar het
Oratorio waar enkele priesters op hem wachtten, benieuwd hoe hij de na-
middag had doorgebracht. Bij het avondmaal stelde Don Bosco hen tevreden.
De kardinaal, en dat wist niemand, bevond zich reeds daags tevoren te
Turijn. Don Bosco was hem gaan bezoeken en had hem naar het Kerkhof geleid om het
te bezichtigen. Bij het beschrijven van dit bezoek aan zijn priesters, zei
hij:
- Nadat we vele monumenten bekeken hadden, de marmeren grafzerken, de uit-
gevoerde werken, de zindelijkheid, de cypressenlanen, heb ik, om hem wat te
verstrooien, het verhaal van Mevrouw Griffa dat jullie al kennen, verteld.
- Neen, we kennen het niet, riepen de priesters uit.

26.2 Page 252

▲back to top


- XI/249 -
- Wel, het gebeurde enkele jaren geleden dat Mevrouw Griffa, die toen
ernstig ziek was, door haar echtgenoot, de beroemde hofarts, aangemoe-
digd werd in de grote overgang naar het andere leven te berusten. Maar zij
toonde nochtans spijt dat ze moest sterven. Toen hij haar vroeg wat
haar meest onrust inboezemde, antwoordde zij aan haar man: "God weet wel
dat ik geen spijt heb over het sterven zelf. Neen, het is niet de dood.
Mij beangstigt de gedachte dat ik daar op het kerkhof zal worden geworpen
blootgesteld aan de wisselvalligheden van het weer, zonder dat iemand mij
kan beveiligen tegen de zon, de regen en de sneeuw. Men zou ten minste
boven mijn graf een paraplu moeten plaatsen! Maar dat zal mij nooit ver-
leend worden." Als het niet meer dan dat was, beloofde haar echtgenoot dat
hij op haar graf een grote paraplu zou plaatsen die haar tegen alle on-
guur weer zou beschermen. "Als het zo is, dan ben ik tevreden"! zei de
vrouw. Ze stierf en haar man hield zijn woord. Ik heb dan zijne Eminen-
tie de fameuze paraplu laten zien, die daar nog op zijn plaats staat. -
Terwijl Don Bosco aldus die priesters onderhield, zei Don Rua na het
gebed, tot de jongens: - Jullie, mijn beste jongens, verlangen allen te
weten wie het personage is dat ons vandaag een bezoek heeft gebracht. De
ene vraagt of het de Paus is, de andere of het kardinaal Berardi is, nog
een andere of het Don Carlos is. Wie het is, zal ik jullie in enkele woor-
den zeggen. Het is een personage die veel houdt van Don Bosco en van het
Oratorio maar die het incognito wenst te bewaren, dat wil zeggen dat hij
niet wil dat men zou weten wie hij is. Misschien zal de tijd komen dat
jullie het zullen weten. - Deze toespraak leidde tot veel nieuwe veronder-
stellingen maar de meesten waren overtuigd dat het kardinaal Berardi was.
Zijne Eminentie verbleef nog een dag te Turijn. Daar hij enkel
gekomen was om met Don Bosco te spreken, handhaafde hij een strikt incog-
nito en weigerde hij bezoeken te doen of te ontvangen. Hij ging niet eens
naar de Aartsbisschop toe. Voor het overige wisselde hij enkele woorden met
de dappere katholieke journalist, de theoloog Margotti, directeur van de
Unità Cattolica. Op de drie ochtenden celebreerde hij de mis in de kathe-
draal. Het indrukwekkende van zijn uiterlijk en zijn fiere houding waarmee
hij vroeg te celebreren, stopte de mond aan hem die de gewone formaliteiten
wou laten voorafgaan, zodat hem zonder meer een misgewaad overhandigd werd.
Van de drie personen die de kardinaal vergezelden waren er twee neven
waarvan de jongste en de levendigste juist deze was die in 1869 op wonder-
baarlijke wijze was genezen na de zegen van Don Bosco.
Don Bosco hield de hele morgen de Kardinaal gezelschap. Hij bracht
hem naar de koninklijke wapenzaal, naar de kruidtuin, naar de koninklijke
tuin met de wilde dieren, naar het koninklijk paleis en de kapel van de
Heilige Lijkwade en ook naar de bibliotheek van de Universiteit; hier
toonde de beroemde oriëntalist, professor Gorresio, met wie Don Bosco zeer
vertrouwelijke omgang had, aan de doorluchtige bezoeker al het beste wat
men er aan miniaturen en codices bewaarde.
Nadat hij naar huis was teruggekeerd voor het diner ging Don Bosco
opnieuw in de namiddag zijn opwachting maken en afscheid nemen. De kardi-
naal verklaarde dat hij tevreden en voldaan was over zijn bezoek aan Turijn
en hij zei hem in het bijzonder: - Thans zal ik aan Zijne Heiligheid
schrijven. Wanneer ik te Rome zal aangekomen zijn, zal ik wel in uw belang
kunnen spreken.

26.3 Page 253

▲back to top


- XI/250 -
In de "goedenacht-wens" sprak Don Bosco op deze manier tot al de jongens:
"
Nu het personage dat gisteren zo goed was ons te bezoeken ver-
" trokken is, bestaat er geen reden meer om het geheim voor jullie te
" bewaren. Enkelen onder jullie weten het al dat het Zijne Eminentie Kardi-
" naal Berardi was, een persoon die zich zeer verdienstelijk heeft
" gemaakt voor het Oratorio en die te Rome reeds veel voor ons gedaan
" heeft. Mij heeft hij opgelegd jullie te groeten, jullie te bedanken
" voor het goede onthaal en jullie te zeggen dat hij over allen zeer
" tevreden was. Hij zou tot jullie willen spreken hebben alvorens weg
" te gaan, maar indien hij tot jullie sprak, dan had hij moeten zeggen
" wie hij was maar, omdat hij dit niet wou, liet hij aan mij de op-
" dracht jullie te groeten. Hij zei dat hij te Rome veel over jullie
" zou spreken met de Heilige Vader. Reeds nu zal hij een brief schrij-
" ven aan Pius IX om hem de goede ontvangst door jullie bereid mee te
" delen, want hij gaat niet dadelijk naar Rome. Wanneer hij echter
" zal gaan, dan zal hij voor ons bij de Heilige Vader zijn goede dien-
" sten aanbieden. Hij zei me nog dat wanneer wij van hem iets zouden
" nodig hebben, wij ons zouden verstouten ons met volle vertrouwen
" tot hem te wenden, zowel voor zaken die ieder leerling in het bij-
" zonder aangaan, als voor de algemene belangen van de Congregatie.
" Hij zou zich tot speciale taak stellen ze uit te voeren. Nu zien
" jullie wat zulk een doorluchtig personage zich gewaardigen wil! Hij
" is naar Turijn gekomen werkelijk alleen om Don Bosco en het Oratorio
" waarover hij reeds zoveel gehoord had, te zien. Hij wou zich aan
" niemand anders bekend maken en hij had geen ander gezelschap dan dit
" van Don Bosco.
"
Bij zijn vertrek liet hij jullie ook bedanken voor de gebeden
" die jullie reeds voor hem gestort hebben. Hij vroeg mij jullie aan
" te moedigen om met die gebeden voort te gaan, niet enkel voor hem
" maar ook voor de talrijke behoeften die de Kerk, vooral op onze da-
" gen heeft. Van zijn kant zal hij ons nooit vergeten en ons aan de
" Heer aanbevelen, opdat wij allen samen feest zouden kunnen vieren in het
" Paradijs. Goede nacht.
Twee avonden nadien, wanneer hij zijn "goedenacht-wens" voor de vak-
jongens alleen deed, sprak hij nogmaals over het bezoek van de Kardinaal,
schijnbaar om iets te zeggen wat hun meer direct aanging, maar in werke-
lijkheid om de gelegenheid te baat te nemen in hun geest een heilzame ge-
dachte in te prenten.
"
Ik moet thans niet meer vertellen wie het personage was, dat
" jullie eergisteren is komen bezoeken. Jullie weten reeds dat het
" Zijne Eminentie Kardinaal Berardi was. Hij toonde zich zeer tevre-
" den over de muziekuitvoering, zowel wat de muziek zelf als wat de
" zang betrof en ook over het bezoek aan de werkhuizen. Hij heeft mij
" opgedragen jullie te bedanken. Wat een goedheid! Hij is opzettelijk van
" Genua naar Turijn gekomen om Don Bosco en het Oratorio te zien. Hij
" heeft onder mijn geleide de voornaamste bezienswaardigheden van
" Turijn bezocht en hij toonde er zich zeer tevreden over. We zijn ook
" naar het kerkhof geweest en hij heeft er de goede orde, de werken, de
" grafzerken, het marmer bewonderd. Maar wat herinneringen wekt het kerkhof

26.4 Page 254

▲back to top


- XI/251 -
" niet op bij de christen mens. Men ziet daar
" tesamen rijken en armen, jonge en oude mensen, geleerden en onwetenden.
" Daar is de stad van iedereen. De dood is onverbiddelijk. Allen moeten
" wij onder de zeis van die lelijkerd. Denken jullie daar nooit aan, mijn
" beste jongens? Met deze gedachte moeten wij vertrouwd geraken. Laten we
" veel denken aan dit verschrikkelijke ogenblik van de dood en het goed in
" in onze geest houden, want wie zijn laatste ogenblik goed wil doorbrengen
" in deze wereld, dient ook goed te leven. Een Latijns spreekwoord dat ook
" jullie goed begrijpen zegt het zo: Qualis vita, finis ita, zo het leven,
" zo de dood. Indien de dood ons tenminste wou verwittigen, alvorens ons
" te overvallen! Maar neen, doorgaans komt zij onvoorzien en plots. En
" wanneer wij niet voorbereid zijn om goed te sterven, wat zal er dan van
" ons geworden? Hoeveel liggen er nu niet op het kerkhof, die verlangden
" zich te bekeren, die dachten later goed te worden en intussen is de dood
" gekomen en ze hebben er geen tijd meer voor gehad! Weten jullie wat het
" is wat de dood aanspoort zich als een razende op ons te werpen? De Hei-
" lige Schrift zegt het. Kijken jullie naar een paard wanneer het langs
" de weg gaat. Wanneer het paard traag stapt en de ruiter haast heeft, wat
" doet hij dan? Hij geeft het paard een paar keren flink de sporen en het
" vliegt vooruit gelijk de wind. De spoor die ons de dood als een razende
" op het lijf jaagt is de zonde. Stimulus autem mortis peccatum est. Zou-
" den jullie wensen dat de dood gauw zou komen? ...
Tussen de ene en de andere "goedenacht-wens" had Don Bosco gedurende
de conferentie aan de jonge geestelijken over de vakantie, geen woord ge-
rept over dit bezoek. Alles wijst er dan ook op dat we mogen denken dat
dit bezoek wegens ernstige redenen gewild was, hoewel tot heden toe ver-
trouwbare documenten, om er de draagwijdte nader van te omschrijven, ons
ontbreken. Een bezoek dat we wel als historisch mogen betitelen was het
bezoek aan Don Bosco gedaan op O.-L.-V. Tenhemelopneming. Gedurende de
noveen predikte samen met Monseigneur Andrea Scotton de kanunnik Giuseppe
Sarto de retraite voor de clerus van Casal Monferrato. De bisschop hier-
van, Monseigneur Ferré, wekte bij beide predikanten de wens op eens langs
Turijn te gaan om er Don Bosco te bezoeken. Op de ochtend van het feest
kwamen ze in het Oratorio toe. Don Bosco nodigde hen uit er het middagmaal
te gebruiken. Er was die dag – en het gebeurde voor de eerste maal - wat
vrolijkheid om de geboortedag van Don Bosco te vieren. Hij zelf heeft
altijd gemeend dat hij op 15 augustus geboren was en eerst na zijn dood
werd de algemene vergissing door zijn geboorteakte rechtgezet. Wanneer de
bescheiden maaltijd beëindigd was en ze uit de refter vertrokken waren,
nam de kanunnik afscheid van Don Bosco en, om het wat plat te zeggen,
sleepte hij zijn collega met zich mee om wat op krachten te komen in een
hotel van de stad. Ook wanneer hij reeds Paus was, herinnerde hij zich met
bewondering, hoe verstorven hij toen de tafel van Don Bosco gevonden had.
Pius X herinnerde zich ook een voorbeeld van de gewilligheid waarmee
de jongens van het Oratorio op een woord van Don Bosco begonnen te spelen
en onmiddellijk na zijn woord tot de daad overgingen.
"Wil U zien hoe mijn jongens gehoorzamen"? vroeg Don Bosco. Hij riep
er een bij zich en gaf hem een fles. "En nu", zei hij "open je vingers!"
Hij opende ze op het ogenblik zelf en de fles viel op de grond. De kanun-
nik lachte, de getuigen hiervan lachten maar de jongen keek rustig naar
Don Bosco en wachtte op een teken van hem.

26.5 Page 255

▲back to top


- XI/252 -
HOOFDSTUK XIII
BEZOEK AAN DE COLLEGES
We zullen thans, al of niet met Don Bosco persoonlijk, een tocht ma-
ken doorheen de colleges en berichten nalezen, die enigszins zijn levens-
beschrijving zullen verrijken.
Met de colleges onderhield hij een onafgebroken briefwisseling. Hij
werd op de hoogte gehouden van de minste kleinigheid en hij leidde alles
op zo een manier dat de eenheid van geest er bewaard bleef. Hij bezocht ze
minstens tweemaal per jaar. Ze waren zeer op zijn bezoek gesteld. Hij
hoorde er de biecht van de jongens, die met echte geestdrift hem de staat
van hun ziel bekend maakten. Hij luisterde naar al de Salesianen afzonder-
lijk, de een na de andere. Iedere avond gaf hij hun zijn "goedenacht-wens".
Hij hield bijzondere conferenties vooral de medebroeders. Wanneer hij ver-
trok liet hij een sfeer van grote sereniteit en vrede achter zich.
Het jaar 1875 dreigde een oorlogsjaar te worden tegen de colleges van de
Salesianen in Ligurië. De directeur, Don Francesia, was er vooraf van
verwittigd door de parlementair Boselli, die hem geschreven had: "Thans
trekken de onweerswolken samen boven Varazze maar het onweer zal eveneens
over Alassio losbarsten." Het scheen alsof zelfs Sampierdarena per slot van
rekening niet zou gespaard blijven. Maar de mens wikt en God beschikt.
De eerste aanval ging uit van het provinciaal Bestuur van Genua. Gou-
verneur Colucci weigerde zijn goedkeuring te verlenen aan de technische
scholen zoals deze opgericht waren in het college van Varazze, Hij wei-
gerde eveneens als onderrichtgevers te aanvaarden de meesters welke sinds vijf
jaar door de schooloverheid als geschikt waren erkend. De directeur gaf er
dadelijk bericht van aan de volksvertegenwoordiger die hem antwoordde
dat hij op zijn s teun mocht rekenen.
Buiten de werking van de veraf wonende volksvertegenwoordiger had
ook het werk van een moedig man die dichtbij woonde een gunstige uitleg.
Colucci, vast besloten niet te wijken telde ook onder zijn vertrouwelingen
advocaat Maurizio, schitterend meester van de rechtbank van Genua, vriend
van Garibaldi en grote vriend van Don Bosco. De Prefect had hem hard
nodig vooral in het begin van zijn beheer. Te Genua zou hij geen meer
ervaren raadsman kunnen vinden hebben en de vertrouwelijke omgang met een
liberaal die zo goed gezien was bij de Regering en die werkelijk zeer ver-
dienstelijk was, schonk hem krediet. Welnu, deze advocaat, welke zijn in-
zichten kende, zei hem duidelijk en ronduit: - Heer Prefect, indien U car-
rière wenst te maken, zorg dan de vriend van Don Bosco te worden, anders zal
Don Bosco U verpletteren. - Deze woorden werden dadelijk overgebracht aan Don

26.6 Page 256

▲back to top


- XI/253 -
Francesia door markies Invrea.
Maar de Prefect sloeg deze verwittiging in de wind. Tegen de gewoon-
ten in van zijn voorgangers ging hij persoonlijk de gemeentebesturen be-
zoeken en inspecteren en trok hiervoor zijn dagelijkse verplaatsingskosten
die dertig lire beliepen. En zo kwam dan te Varazze het officiële be-
richt toe van zijn aankomst voor de inspectie van het gemeentebestuur en
van het college. Het was toen juist de feestdag van de geboorte van Sint-
Jan Baptist, zodat Don Francesia niet naar Turijn kon gaan voor het feest
van Don Bosco, daar hij op de Prefect moest wachten.
Hij kwam om vier uur in de namiddag, bood zich aan bij de burgemees-
ter, wierp een oogopslag op de boeken van het gemeentebestuur en wanneer
hij daar bedragen zag ingeschreven wegens Missen, godsdienstige feesten en
kaarsen van de Heilige Patronen, zei hij tot de burgemeester in de stijl
van die tijd met ietwat sarcasme: - Er zijn nog andere heiligen in het pa-
radijs, waarvoor geld moet uitgegeven worden. - De burgemeester, een rijke
heer, antwoordde koeltjes: - Wij betalen onze feesten met ons geld. -
Die avond keerde Colucci terug naar Genua, zo besloten twee dagen na-
dien terug te komen naar Varazze, voor het bezoek aan het college en de
scholen, dat hij voor die keer aan de burgemeester reeds het stuk overhan-
digde dat hij moest tekenen voor zijn verplaatsingskosten. Maar Varazze zag
hem niet meer terug. Pas was hij teruggekeerd in zijn kabinet of de slag
trof hem. Hij vond er het ministerieel bevel van zijn onmiddellijke over-
plaatsing naar Catania. Wanneer hij later van zijn ambt ontlast werd en
tot senator benoemd werd, trof hem een groter ongeluk: de Senaat keurde
zijn benoeming niet goed en stootte hem uit en dit was misschien het eerste
geval van dergelijke uitsluiting. We moeten echter omwille van de waarheid
eraan toe voegen dat hij te Catania veel water in zijn antiklerikale wijn
deed. Dit is zo waar dat hij op alle manieren de opening van het eerste
college van Don Bosco op Sicilië te Randazzo begunstigde.
Maar ook na zijn vertrek bleef in de koninklijke prefectuur van Genua
de heimelijke vijandigheid tegen de instellingen van Don Bosco voortduren.
Hieraan kwam er een einde dank zij de tussenkomst van Garibaldi. Toen hij
te Genua was toegekomen en de kwalijke gezindheid bemerkt had, wou de ge-
neraal er de reden van kennen. Daarna riep hij uit: "Maar laat Don Bosco
toch met rust. Het is een priester die goed doet." Dat Don Bosco een verdedi-
ger van dit formaat had, was oorzaak van niet weinig verwondering bij de men-
sen van de regering. Men kent dit feit door het bericht van een persoon,
welke zich op dat ogenblik naast de generaal bevond.
En daar we ons toch in Ligurië bevinden, zullen we ook nog zeggen dat
dezelfde Garibaldi, toen hij de zomer doorbracht op het strand van Alassio
in de villa Gotica een zeer welwillend onderhoud had met een leerling van
dit college, voor hem gebracht door Mevrouw Francesca.(1) Ze was van de
jongen voedster of kindermeid geweest en toen ze een vriendin had zien
voorbijgaan was ze naar buiten gegaan, had de jongen erkend en hem in huis
geroepen: Garibaldi keek hem vriendelijk aan en zei:
- Jij bent dus van het college van Don Bosco?
(1) Zo noemde zich zonder meer Mevrouw Francesca Armonico, de laatste vrouw die met Giuseppe
Garibaldi samenleefde.

26.7 Page 257

▲back to top


- XI/254 -
- Ja, Mijnheer.
- En jij wilt priester worden?
- Ik weet nog niet wat ik doen zal.
- En in het college wordt er over mij kwaad gesproken?
- Ik heb nooit iemand over u horen kwaad spreken.
- Ga dan bij je makkers, studeer en wees gehoorzaam aan je oversten.
De sympathie van Garibaldi voor Don Bosco schijnt niet van voorbij-
gaande aard te zijn geweest. In 1880 wanneer hij zich naar Milaan begaf en
er in triomf werd ontvangen, vroeg hem iemand waarom hij ook niet naar Tu-
rijn kwam. En hij:
- Naar Turijn ga ik niet.
- En waarom niet?
- Omdat Don Bosco zich daar bevindt.
Bij een andere gelegenheid zei hij: - Die is zeker een brave geeste-
lijke en een echte priester van God, die de mensheid lief heeft. Hij doet
goed aan de jeugd en het is de enige in Italië.- Dat was werkelijk wat te
veel gezegd. Deze woorden kwetsten zovele zeer goede priesters die zich in
Italië voor het welzijn van de naaste opofferden. In ieder geval is het
geoorloofd er akte van te nemen dat, minstens eenmaal, de onverbiddelijke
vijand van de priesters ook eens goed kon zeggen van een priester, die in
de volle betekenis van het woord een priester was.
Bij een van zijn bezoeken die hij deed aan het college van Varazze,
een van de eerste dagen van de maand juni, kon Don Bosco er een roeping
opvissen. De gebeurtenis wordt ons in het lang en het breed verteld door
een document waarvan we menen dat het aan onze lezers niet zal mishagen
dat wij er bondig de inhoud van weergeven.
De jonge Francesco Ghigliotto was er, als extern, leerling van de
vijfde klas van het gymnasium. In 1869 had hij bij het lezen van heiligen-
levens de Heer gebeden hem ook eens een heilige te laten ontmoeten om hem
te kunnen navolgen. Zes jaar nadien verhoorde God zijn verlangen.
Toen Don Bosco te Varazze was toegekomen, verwittigde de leraar van de
vijfde klas, die Don Tomatis was, zijn leerlingen dat, indien iemand hem
wenste te spreken of om raad te vragen, hij bij hem kon gaan.
Verschillende leerlingen gingen uit de klas met Ghigliotto erbij. Hij durf-
de zich echter niet voor te stellen, omdat hij hem nog niet kende. Een van
zijn makkers, die gezien had dat hij weifelde, duwde hem binnen en sloot
de deur achter hem. Ghigliotto, uit zijn lood geslagen, bevond zich daar
tegenover Don Bosco en deed zijn mond niet open.
- Wel, wat wil je? vroeg Don Bosco.
- Hm ... Ik ben een leerling van de vijfde klas van het gymnasium.
Ik ben gekomen om u een raad te vragen.
- Goed ... Geef jij je aan mij en ik geef je aan de Heer.
Ghigliotto bleef verward staan bij deze woorden. Toen nodigde Don
Bosco hem uit zich op de sofa naast hem neer te zetten en na zijn notitie-
boekje te hebben genomen, vroeg hij hem: - Zeg me je naam.- Ghigliotto werd
nog banger en verbleekte. Wat voor een geheim ging daaronder schuil?
Don Bosco zei glimlachend: - Vrees niet. Zeg me je naam.- Hij zei hem.
Don Bosco noteerde hem in zijn notitieboekje en voegde er dan aan toe: - Let op,

26.8 Page 258

▲back to top


- XI/255 -
over twee maanden zal je mij een brief schrijven naar Turijn en dan kom je
met mij acht dagen doorbrengen in het Oratorio. Indien je er genoegen zal
in vinden daar te blijven, dan zal je er blijven. Indien niet, dan keer je
terug naar je huis. Voor het overige, doe je wat je wilt. Indien je me niet
wilt schrijven, schrijf me dan niet en alles is uit. -
Gedurende de twee maanden die nog moesten verlopen voor het bekomen
van het licentiaat in het gymnasium, dacht Ghigliotto steeds maar aan de
brief die hij aan Don Bosco zou schrijven. Hij schreef hem werkelijk en dan
vroeg hij aan zijn ouders hem voor acht dagen naar Turijn te laten gaan.
Hij ging ernaar toe en kwam niet terug. Na een paar maanden was de vader
het moe alleen maar per brief te vechten. Hij dreigde ermee een beroep te zullen
doen op de Prefect van de provincie en hem te doen terugbrengen met de carabi-
nieri.
De jongen droeg reeds het kleed van jonge geestelijke. De vader wist
er niets van, maar aan de moeder was alles bekend gemaakt voor zijn ver-
trek. De godvruchtige vrouw, had hem zachtjes wenende, gezegd: - Je weet
hoe je vader is. Maak hem niet ongerust. Zeg niets aan niemand. Denk er
alleen aan Gods wil te doen. -
Toen Ghigliotto de dreigbrief ontvangen had, droeg hij hem bij Don
Bosco in de refter en deelde hem zijn vrees mee. Hij vroeg hem wat hij
moest doen of wat hij moest antwoorden. En Don Bosco zei hem: - Let op, nu
zal ik je zeggen hoe je moet antwoorden. "Beste ouders, wie zich ergens
goed bevindt, gaat er niet weg. Ik bevind mij hier goed, mijn oversten
houden van mij, ik kan studeren. Laat me dus blijven." En daarna schrijf je
iets anders, alles wat je maar wilt.- Aldus deed hij en gedurende zes maan-
den kreeg hij geen antwoord en bleef er rustig.
Op het einde van het schooljaar werd hij naar huis geroepen wegens het
overlijden van zijn grootvader. Zijn vrees leefde weer op. Don Bosco zei
hem: - Let op, wees gerust. Je zal zeggen dat Don Bosco niet het inzicht
heeft aan een familie schade te berokkenen, hij wil hun integendeel goed
doen. Indien de familie je zou nodig hebben dan is hij bereid je naar huis te
zenden. -
De jonge geestelijke vertrok, luisterde naar hun moeilijkheden, deed
verstaan dat ze op dat ogenblik hem niet nodig hadden en dat ze voor de
toekomst de Heer zouden laten doen. Toen de ouders gehoord hadden wat Don
Bosco erover dacht, legden ze er zich bij neer. Tot de deken van Varazze
die geprobeerd had hem te overtuigen in het seminarie te treden, antwoord-
de hij: - Eerder dan seculiere priester te worden, zou ik koopman worden.
Ik voel er geen enkele neiging toe. - Toen zijn goede moeder op sterven
lag, riep ze uit: - Doet wat ge wilt voor mij inzake lijkdiensten en mis-
sen. Ik ben tevreden een zoon priester te hebben, die voor mij zal bidden. -
Don Ghigliotto heeft zich nooit uit zijn hoofd kunnen zetten dat Don
Bosco in de zaak van zijn roeping door de Hemel verlicht was geworden.
In het college van Varazze kwam Don Bosco nog vlug even binnenwippen
dadelijk na de inscheping van de missionarissen. We bezitten van hem drie
brieven, welke hij van daaruit op eenzelfde dag geschreven heeft. De brieven
beantwoorden aan drie aspecten van zijn veelzijdige geest. Men erkent er
de zakenmens in, de hoofse mens en de dankbare mens.
Van de eerste brief mogen we wel zeggen dat er op iedere lijn zaken
geregeld worden. En dan het eeuwige motto: De "Late Roepingen" zijn de Zonen

26.9 Page 259

▲back to top


- XI/256 -
van Maria, die in het Oratorio verblijven. "Onze helpsters" zijn de zus-
ters. Men zal zien welke Werken ze dienen voort te stuwen.
"
Beste Don Rua,
"
Sinds mijn vertrek heb ik van huis geen enkele brief meer
" ontvangen. U moet ze mij doorsturen, vooral als ze uit Rome komen.
"
Tot je onderrichting: morgen de 19de ga ik naar Albenga. De nacht
" zal ik doorbrengen te Alassio. De volgende ochtend, de 20ste, zal ik naar
" Nizza vertrekken, waar je mij gedurende 6 dagen de brieven kan zenden.
" Daarna of liever op de 26ste te Ventimiglia.
"
Van de 27ste tot de 30ste opnieuw te Alassio, daarna te S.
" Pierdarena of waar ik het je zal zeggen.
" Hierbij zend ik je een nota (van jonge geestelijken) die geschikt
" lijken om de wijdingen te kunnen ontvangen. We moeten eraan denken.
" Het is nodig aan de "Late Roepingen" te denken. We moeten een middel vin
" den, ook ten koste van offers, om ze aan de arbeid te onttrekken
" opdat ze zich helemaal aan de studie wijden. Zorg ervoor dat het
" werk van onze zusters vooruitgaat.
"
Zijn er moeilijkheden bij de Aartsbisschop van Turijn voor de
" wijdingen? Werd de lening te Chieri gedaan?
"
Vraag eens aan Don Cibrario of hij ook alleen zou gaan om
" het huis van Bordighera te openen waar zo een priester nodig is?
"
De aanneming van de Mariazonen is vastgesteld op 9 december
" aanstaande te S.Pierdarena.
"
Zou het niet passen hen daarheen te sturen die geen taak te
" vervullen hebben in het huis van Turijn?
"
God moge ons allen zegenen et valedic
"
"
Zeer genegen in Jezus Christus
" Varazze, 18-11-1875.
Priester Gio. Bosco.
De tweede brief is gericht aan graaf Eugenio De Maistre, te Borgo
Cornalese. Over de missionarissen, over Nizza en Bordighera zullen we het
dadelijk hebben.
"
Beste Heer Graaf Eugenio,
"
Dit jaar kon ik niet tegenwoordig zijn op het feest van Sint-
" Eugenio maar ik heb helemaal niet vergeten op die dag te bidden voor
" U en voor uw familie, iets wat we iedere dag doen in de gemeenschap-
" pelijke gebeden van onze huizen.
"
De zaken van onze missionarissen hebben me helemaal in beslag
" genomen. Naast wat U uit de kranten zult vernomen hebben, kan ik U
" zeggen dat ik ze begeleid heb aan boord van de boot "Savoia", waar ik
" gezien heb dat ze een goed logies hadden zowel voor het slapen als
" voor het eten. Ze hadden een altaar te hunner beschikking met een
" goede piano. Don Cagliero begon te spelen en zijn gezellen zetten
" de lofzang in: "Looft Maria."

26.10 Page 260

▲back to top


- XI/257 -
"
Dit wekte verbazing en allen begonnen te herhalen en te antwoorden
" met andere strofen. De bemanning bestond uit ongeveer zevenhonderd
" personen en allen kwamen ze toegelopen, verbaasd maar stilzwijgend
" en vol eerbied. Toen richtte D. Cagliero zijn toespraak tot de
" menigte met aan duiding van het doel van de reis, namelijk hun missie in
" Amerika. Omdat hij wist dat er tussen de vele Amerikanen ook meerdere
" Fransen waren, vertelde hij, na zijn sermoen in het Spaans, een voorbeeld
" in het Frans. Toen hij gedaan had met spreken vroegen er meerderen of
" ze hun biecht konden spreken en allen namen daartoe de nodige afspraak.
"
Mijn beste Heer Eugenio, ik heb door de feiten bewezen gezien
" dat wanneer onze heilige godsdienst gepredikt wordt met duidelijk-
" heid en vrijmoedigheid hij geëerbiedigd en gunstig aanvaard wordt
" zelfs door hen die niet geloven.
"
Onze missionarissen vertrokken zondag om 2 uur in de namiddag.
" Op maandag schreven ze vanuit Marseille en lieten weten dat hun reis
" goed verlopen was, zonder dat iemand eronder geleden had. Gisteren
" vertrokken ze uit Barcelona en als het God belieft zullen ze het
" feest van de Onbevlekte te Buenos Aires vieren.
"
Nu ga ik verder langs de Riviera naar Nizza met drie van onze
" priesters om er in de stad een Huis te openen en ook om een Huis te
" openen te midden van de protestanten te Bordighera die er veel kwaad doen.
" De volgende lente zal er een andere zending volgen van elf missio-
" narissen om de eersten te helpen. In oktober 1876 zullen er eveneens
" dertig van onze vrouwelijke kloosterlingen, op verzoek van de Argen-
" tijnse regering, vertrekken. Ik zou willen schrijven hebben aan Me-
" vrouw de Hertogin, maar om ze niet te vermoeien met mijn lelijk ge-
" schrift, verzoek ik U haar ons nieuws mee te delen, zoals ook als
" het U belieft, aan de heer D. Chiatellino.
"
Nederige eerbetuigingen aan allen. Moge God u allen in zijn
" heilige genade bewaren. Geloof mij in Jezus Christus.
"
"
uw nederige dienaar,
" Varazze, 18-11-1875.
Priester Gio. Bosco.
De derde brief aan Don Chiatellino, meester te Borgo Cornalese, moet
in betrekking worden gebracht met een brief van de voorgaande maand juni,
waarin Don Bosco hem in schertsende bewoordingen aanspoorde giften voor
de missionarissen te zoeken. Het is goed hier die brief te laten voorafgaan.
"
Beste Don Chiatellino,
"
Ik ben de Huizen van Ligurië gaan bezoeken en over Borgo ben
" ik zonder nieuws. Wees dan zo goed mij te zeggen of Mevrouw de Her-
" togin nog te Borgo vertoeft of dat ze reeds vertrokken is voor de baden
" zoals ze dat vorige jaren placht te doen. Maar U, mijn beste D. Chiatel-
" lino, waarom heeft U ons aldus verlaten? U zal antwoorden: - Om een
" zak duiten te verzamelen en ze bij Don Bosco te brengen. - Goed. Kom
" maar want ze komen van pas.
"
Moge God u allen zegenen en bid voor deze arme mens die altijd
" voor u in Jezus Christus zijn zal
"
"
uw toegenegen vriend,
" Turijn, 30-6-75.
Priester Gio. Bosco.

27 Pages 261-270

▲back to top


27.1 Page 261

▲back to top


- XI/258 -
De goede priester ontving de uitnodiging niet met onverschilligheid.
Ziehier, inderdaad, hoe Don Bosco hem vanuit Varazze bedankte.
"
Mijn beste D.Chiatellino,
"
Ik heb op zijn tijd de giften ontvangen welke U mij voor onze
" missionarissen gezonden heeft. Ik heb graaf Eugenio verzocht er (bericht)
" van te willen geven aan U en aan Mevrouw de Hertogin. Alles gaat hun
" goed en het nieuws dat we tot heden toe ontvingen is zeer goed.
"
Gelieve allen te bedanken die ons een weldaad hebben bewezen en hun
" de verzekering te schenken dat de missionarissen met al onze Huizen
" niet zullen nalaten iedere dag de zegen van de hemel af te smeken
" voor hen en over hun families. Amen.
"
"
Toegenegen in J. Chr.
" Varazze, 18-11-1875.
Priester Gio. Bosco.
In Ligurië groeide het Tehuis van Sampierdarena midden financiële
moeilijkheden die men alleen door middel van de liefdadigheid de baas kon
worden. Don Bosco die het zeer ter harte ging dat dit werk van weldadig-
heid zijn werkingssfeer zoveel mogelijk zou uitbreiden, deed overal een
warm beroep daar waar hij hoopte hulp te vinden. Zo schreef hij aan de
Directeur Generaal van de Spoorwegen dit smeekschrift waar men geen enkel
spoor vindt van de gewone vormelijkheid die men pleegt aan te treffen in
brieven van dien aard. De brief is, zou men zeggen, met de hand op het hart
geschreven en vloeit er a.h.w. uit.
"
Doorluchte Heer Directeur-Generaal,
"
Met het doel een groter aantal arme kinderen te kunnen opne-
" men, die dagelijks vragen te worden opgenomen in het Tehuis van
" Sint-Vincentius, dat ongeveer drie jaar geleden geopend werd onder het
" bestuur van de priester Paolo Albera te Sampierdarena, is men ermee
" begonnen het te vergroten om het ruim genoeg te maken voor ongeveer
" 250 leerlingen. De werken vorderen en nu zou het vervoer nodig zijn
" van circa 70 ton bewerkte steen van het spoorwegstation van Gozzano
" naar dat van Sampierdarena. Voor dit vervoer vraag ik U nederig dat
" U het ons kosteloos zou willen verlenen of minstens tegen een grote
" vermindering die U in uw Christelijke liefde opportuun zal achten
" ten voordele van een onderneming die volledig volbracht wordt door
" middel van de private weldadigheid.
"
Ik heb niet het inzicht mij te beroemen op enige verdienste
" bij uw zeer verdienstelijke Directie, Ik stip slechts aan dat de
" kerk die deel uitmaakt van ons Instituut gemakkelijk bezocht wordt
" door het personeel en de families van de beambten van dit station
" dat er zeer dichtbij gelegen is.
"
Dit is nog meer het geval voor hun kinderen, die daar de
" school bijwonen en waarvan er ettelijke thans ook opgenomen zijn en
" onderhouden worden in dit Tehuis. Misschien kan het verlenen van die
" gunst ook worden in de hand gewerkt door de bedenking dat de wagons bij

27.2 Page 262

▲back to top


- XI/259 -
" het terugkeren van dit station naar Genua dikwijls onbevracht zijn.
"
Deze jongens zullen samen met de schrijver niet nalaten iedere
" dag de zegeningen van de hemel af te roepen over U, de verdienstelij-
" ke Heer Directeur, en over al deze, welke deel uitmaken van het be-
" heer en de Directie van de spoorwegen van Noord-Italië.
"
Met dankbaarheid betuig ik van U te zijn
"
"
de zeer verplichte dienaar
" Turijn, 22 april 1875.
Priester Gio. Bosco.
We hebben geen documenten gevonden, welke ons inlichten over het re-
sultaat. We hebben echter het bewijs dat de Paus niet doof bleef. Tussen
de papieren van Don Bosco is er vooral dit stuk klad van een brief.
"
Heilige Vader,
"
Het is nu drie jaar geleden, Heilige Vader, sinds te Sampier-
" darena, stad van het bisdom Genua, in verstandhouding met de aarts-
" bisschop een kerk met een aanpalend gebouw gekocht werden, om te
" beletten dat beiden voor een profaan doel zouden bestemd worden. Daar
" werd een Tehuis geopend voor arme en verlaten kinderen, terwijl een
" voldoende aantal priesters van de Salesianen het beheer op zich nam
" van de kerk ten bate van het publiek.
"
Op zeer korte tijd werd het Tehuis bezet door 80 kinderen ter-
" wijl een veel groter aantal tevergeefs vraagt te worden opgenomen
" omdat de plaats daartoe ontbreekt. Ten einde te voorzien in deze
" grote behoefte heb ik een naburig terrein aangekocht, waar thans
" reeds begonnen werd aan de bouw van een nieuw gebouw dat meer dan
" tweehonderd knapen kan herbergen.
"
Deze hele onderneming steunt op de goddelijke Voorzienigheid
" en met deze gedachte heb ik moed geschept om thans een beroep op Uwe
" Heiligheid te doen met het volgende verzoek:
"
1°) Uw apostolische zegen te willen verlenen aan alle gelovi-
" gen die met hun giften zullen bijdragen tot het beëindigen van dit werk,
" dat volledig gericht is op het geestelijk en stoffelijk welzijn van
" de meest verwaarloosde klasse van de burgerlijke maatschappij;
"
2°) tegelijkertijd te willen bijdragen met een of andere gift
" die de liefdadigheid van uw vaderlijk hart u zal veroorloven.
"
Ik weet dat Uwe Heiligheid zich ook in een netelige toestand
" bevindt, maar ik verzoek U er een ogenblik te willen aan denken dat
" deze arme kinderen...
De Heilige Vader, door bemiddeling van Kardinaal Antonelli loofde
"grotelijks de mooie en heilige onderneming" en "terwijl hij de Heer bad
ze te zegenen" wou hij er ook van zijnentwege toe bijdragen door een gift
van tweeduizend lire. Het pauselijke voorbeeld, bekend gemaakt door de Unità
Cattolica bewoog anderen er toe dit ook te doen. Aldus zond de Hertog
Tommaso Scotti van Milaan ook zijn bijdrage. Het Tehuis dat de naam droeg van

27.3 Page 263

▲back to top


- XI/260 -
de heilige van de naastenliefde, was ook aan de naastenliefde zijn bestaan
verschuldigd en in de uitoefening van de naastenliefde ten opzichte van de
jeugd zet het zijn roemrijke traditie verder.
De eerste steen van het nieuwe gebouw werd gelegd op 14 februari 1875. Mon-
seigneur Magnasco, aartsbisschop van Genua, grote vriend en weldoener van
Don Bosco en van zijn zonen, deed er de plechtige wijding van in aanwezig-
heid van een talrijke menigte. In het proces-verbaal dat luidop voor
iedereen gelezen werd en dat ingesloten werd in de hoeksteen, had Don Bosco
volgende merkwaardige woorden laten inlassen: "Er bestaat alle reden toe te
hopen dat dit werk door God zal gezegend en op een voorspoedige wijze zal
voltooid worden, vermits zijn Plaatsvervanger op aarde het gezegend heeft."
En inderdaad, er verliepen geen twee jaar alvorens het gebouw beëindigd
was. Het verleende onthaal aan tweehonderd arme jongens en naast de reeds
bestaande werkhuizen voor de schrijnwerkers, kleermakers en schoenmakers,
omvatte het ook deze van de boekbinders, smeden en drukkers. De vergrotin-
gen hielden niet op en in de daarop volgende jaren slaagde men erin uit te
breiden en te verbeteren zonder dat er ooit tevergeefs beroep moest gedaan
worden op de liefdadigheid van de weldoeners.
Vanuit de Huizen in Ligurië komen we weer dichter bij het Moederhuis.
In de colleges van Piëmont zijn er weinig feiten die onze aandacht vragen.
Alles kan worden herleid tot een incident te Valsalice en een kleinigheid
te Lanzo.
Te Valsalice vierde men met de gebruikelijke praal de heilige pa-
troon van de jeugd. Tussen de kostgangers waren er meerdere jongetjes die
het Heilig Vormsel moesten ontvangen. Wat was het feest van Sint-Aloysius
een mooie gelegenheid voor dergelijke belangrijke ceremonie! De oversten
verzochten de Ordinarius hen te willen vereren door zijn aanwezigheid, ten
minste om de heilige ritus te voltrekken. Daar men echter zag dat hij niet
zou kunnen komen, ook al omdat hij zich buiten Turijn bevond, drongen ze
herhaaldelijk bij hem aan dat hij zich zou gewaardigen aan een andere bis-
schop de nodige bevoegdheid te verlenen voor de toediening van dit sacra-
ment terwijl ze hem hiervoor de bisschop van Susa voorstelden. Eindelijk
bekwamen ze wat ze verlangden. De bisschop van Susa kwam, pontificeerde,
diende het vormsel toe, stelde iedereen tevreden iedereen en vertrok zelf
ook uiterst tevreden. Maar niemand te Valsalice wist dat de duivel er zijn
staart tussen gestoken had en aan Don Bosco eens te meer een bittere pil zou
laten slikken.
Het lag voor de hand dat de oversten van het college alvorens aan de
Ordinarius de aanduiding van de bisschop van Susa voor te stellen, de bis-
schop zelf hierin gekend hadden en gevraagd hadden of hij aan hun verlan-
gen zou willen voldoen. Eerst wanneer ze van hem een gunstig antwoord ont-
vangen hadden, spraken ze erover aan Monseigneur de Aartsbisschop. Maar,
naar het scheen had deze het zo niet begrepen. Inderdaad, waar een paar
regels voldoende zouden geweest zijn, gaf hij zich de moeite aan de bis-
schop van Susa een lange brief te schrijven, waarin hij, na twee lange en
bestudeerde perioden te hebben gebruikt om te zeggen wat het voorwerp was
van de officiële mededeling, afgaf op Don Bosco met de volgende woorden:
"Ik kan nochtans niet stilzwijgend laten voorbijgaan het gebrek aan voor-
zichtigheid en eerbied waaraan deze oversten zich schuldig hebben gemaakt,
vermits ze zich tot uwe Excellentie gewend hebben om een functie te komen
verrichten in hun College, zonder zich vooraf van mijn toestemming verge-
wist te hebben, zoals het de kerkelijke canonieke regels voorschrijven en
zoals mijn Synode van 1873 het uitdrukkelijk eist. Ik moet eveneens, Monseigneur,

27.4 Page 264

▲back to top


- XI/261 -
mij beklagen over de weinige eerbied welke deze nieuwe Congregatie mij toe-
draagt, te beginnen met zijn Stichter en Generale Overste. Indien Uwe
Excellentie zich daarheen zal begeven en door zijn gebeden aan God, Maria
en de Heiligen en ook door een persoonlijk woord kan bekomen dat het gezag
en de waardigheid van de Aartsbisschop van Turijn in de Congregatie al de eer-
bied kan bekomen die men hem verschuldigd is, zal U een grote dienst aan
dit aartsbisdom bewezen hebben."(1) Zo waar is het dat in een ongunstig
vooringenomen gemoed ook de eenvoudigste zaken als vanzelf zeer ingewikkeld
worden en verdenkingen verwekken die de mens op duizenden mijlen van de
werkelijkheid brengen.
Don Bosco hield van al zijn colleges maar voor het college van Lanzo
scheen hij een speciale voorliefde te hebben. We zullen dit weldra van
hemzelf vernemen. We zullen eerst noteren hoe hij zich inspande in deze
beginperiode om de regelmaat en de eenvormigheid binnen en buiten het Ora-
torio te verstevigen. Een officieel bezoek door Don Rua te Lanzo afgelegd in
zijn hoedanigheid van algemeen prefect gaf aanleiding tot volgend document.
We kunnen niet weerstaan aan ons verlangen het te reproduceren. Don Rua had
er ook de examens van godgeleerdheid van de seminaristen afgenomen. De
avondschool waarover gesproken wordt onder nr.6 was een herhaling die 's
avonds plaats had en in het Oratorio gebruikelijk was. In het volgende
boekdeel zullen we de gelegenheid hebben erover te spreken.
"
Beste Directeur,
"
Ik maak U de indrukken over welke ik opgedaan heb bij mijn
" bezoek aan uw college. Ik kan u de verzekering geven dat ik zeer voldaan
" vertrokken ben zowel over de examens, en de houding van de jonge,
" geestelijken als over de gedragingen van de jongens. De Heer moge
" ermee voortgaan u te zegenen en u te doen groeien van goed tot be-
" ter. Nochtans heb ik sommige zaken vastgesteld waarin een wijziging zou
" moeten komen:
" 1° Ik heb op sommige altaren gewaden gevonden die niet al te behoor-
",
lijk waren.
" 2° Ik vernam dat men op de weekdagen geen mis celebreert voor de
"
externen en toch zou het passen dat men dit deed, zoals men hier, te
"t
Varazze, te Alassio enz. doet.
" 3° Er wordt bijna nooit les gegeven over de ceremonieën noch aan
"
de jonge geestelijken, noch aan de kleine clerus, noch aan de
"
jongens. Het betaamt dat men zou aandringen bij wie hiervoor in
"
aanmerking komt opdat dit regelmatig zou gebeuren. Wanneer die hier-
"
mee gelast is, niet alles kan doen, moet hij zich een helper
"
uitzoeken.
" 4° Ook wordt de catechismus in de klassen van het gymnasium weinig
"
aangeleerd en nochtans is dit het belangrijkste wetenschappelijk vak.
" Men leert de gregoriaanse zang niet aan en nochtans wordt hij zo
"
gewenst door onze goede vader Don Bosco.
" 6° De avondschool is niet meer naar de smaak van wat Don Bosco ver-
"
langt. Hij houdt eraan dat allen er zouden aan deelnemen. Wil
"
men ze houden voor het avondmaal, zoals men dit geregeld heeft gedu-
"
rende de herfst-
(1) Brief van Pianezza, 20 juni 1875.

27.5 Page 265

▲back to top


- XI/262 -
"
conferenties, dan past het dat men het avondmaal een half uur of
"
drie kwartier zou uitstellen, zodat men het op acht uur of op kwart
"
over acht zou brengen. Deze avondschool die voor iedereen zou wor-
"
den gehouden zou ook de gelegenheid bieden de gebeden aan te leren
"
aan wie ze niet kent, het dienen van de mis aan te leren - iets
"
waartoe niet allen bekwaam zijn -, voor te bereiden tot de eerste
"
communie enz.
" 7° Ik heb bemerkt dat het nodig is de verschillende compagnies van Sint-
"
Aloysius, van het Allerheiligste Sacrament, van de Clerus enz. goed
"
en met een zekere gradatie te regelen.
" 8° De coadjuteurs hebben het nodig dat men ze vaak zou bezoeken na de
"
gebeden om ze rechtstreeks een woord toe te sturen.
" 8bis.Het zou ook passen meer klas te geven aan de jonge geestelijken voor-
"
al aan de studenten in de wijsbegeerte, indien het mogelijk is.
" 9° Het zou wellicht ook zeer nuttig zijn dat de jonge geestelijken –
"
zoals we dat reeds op de conferentie gezegd hebben - ten minste eens
"
per dag zouden samenkomen, die enen voor de meditatie, de anderen
"
voor een geestelijke lezing onder de leiding van een priester.
" 10° Het zal nodig zijn alle cellen van de jonge geestelijken te verminde-
"
ren op slechts 0,60 m benevens het bed, bij middel van de stangen voor
"
de gordijnen op de manier van ettelijke cellen die daar reeds zijn.
" 11° Het voorlezen aan tafel wordt teveel verwaarloosd. We moeten de ma-
"
nier vinden om de tijd te benuttigen door ook de tijd die men ge-
"
bruikt om zich te voeden erbij te betrekken.
" 12° In de klassen vond ik niets ingevuld voor de maandelijkse proeven
"
en in sommige klassen ontbraken zelfs de decuriën. Iedere maand moeten
"
de gedeeltelijke stemmen van iedere klas worden aangetekend in de
"
algemene decurie, die door de Directeur of door de Prefect moet gehou-
"
den worden.
" 15° Het zou wenselijk zijn dat de jongens zich meer zouden inspannen om
"
voordeel te halen uit hun onderwijs.
" 14° Er ontbreken verschillende registers, waarvoor ik zal zorgen dat ze
"
U worden toegezonden. Beste Directeur, vele van deze zaken hangen af
"
van je ondergeschikten. Nochtans behoor je jezelf op de hoogte te
"
houden van al les wat er gebeurt en ook behoor jij aan allen de stoot
"
te geven. Jij bent het hoofd, de prefect is de arm. Allebei zijn
"
jullie de ogen en de oren die alles moeten zien en alles horen.
"
Moge de Heer je ruimschoots zegenen samen met
"
"
"
" 10-3-1875.
uw toegenegen
D. Rua
Prefect van de Congregatie van
Sint-Franciscus van Sales
Laten we nu luisteren naar Don Bosco die spreekt over de jongens van het
college van Lanzo. Dit gebeurde in een van zijn "goedenacht-wensen" op 22 decem-
ber aan de jongens van het Oratorium.

27.6 Page 266

▲back to top


- XI/263 -
"
Ik kom zo-even terug, mijn beste jongens, van een bezoek aan
" mijn beste college van Lanzo, Daar zijn ook vele jongens, die samen
" met hun directeur D. Lemoyne en met al hun oversten mij opgedragen
" hebben jullie een goed Kerstfeest te wensen tegelijk met duizend andere
" gunsten en gelukkige zaken. En ik heb dan in jullie plaats in het
" publiek de groeten en wensen van onze jongens van Lanzo met die van
" de jongens van Turijn gewisseld: En er werd besloten dat zij, wan-
" neer de spoorweg van Ciriè naar Lanzo zal voltooid zijn en men hoopt
" dat dit kortelings zal gebeuren, bij jullie op bezoek zullen komen
" van de ochtend tot de avond in een speciaal konvooi En ook wij zul-
" len hun een tegenbezoek brengen. We zullen in de vroege morgen vertrek-
" ken en we zullen er de ganse dag blijven, terwijl we nochtans 's avonds
" naar ons geliefd verblijf van het Oratorio zullen terugkeren. Daar
" te Lanzo is het niet zo koud, als sommigen denken, Het is juist dat
" er dagen zijn waarop Mijnheer de Vorst je helemaal in zijn macht
" heeft, maar er is ook het voordeel dat, wanneer de dag helder is,
" men de ganse dag van de zonneschijn kan genieten terwijl de zon zich
" hier niet gewaardigt te laten zien en steeds onder " de wolken schuil
" gaat.
"
Te Lanzo heb ik mij bezig gehouden met gedurende twee dagen
" te spreken met de jongens, die er goed zijn, en nu ben ik hier, gans
" aan jullie toegewijd en steeds bereid jullie bevelen te gehoorzamen voor
" wat de geestelijke behoeften aangaat, gedurende deze twee laatste da-
" gen van de noveen, om dan op de verheven avond van het heilige Kerst-
" feest een schone en algemene communie te kunnen doen.
"
Zoals ik meen het jullie reeds te hebben gezegd hebben wij
" brieven ontvangen van onze Missionarissen van Capo Verde en daar ze
" te lang zijn om ze in het publiek te lezen, en omdat ik ze niet de
" ene na de andere aan elk van jullie kan overmaken en dat het evenmin
" gemakkelijk is ze te ontcijferen, zo is er besloten geworden ze te
" laten drukken. Op die manier zal ieder ze rustig kunnen lezen en ze
" naar huis sturen, als hem dit zou bevallen. Ik eindig met jullie te
" verzoeken je ziel goed voor te bereiden op de komst van de Heer, er
" ook de diepste geheimen van te ontdekken en ze te zuiveren met het de
" heilzaam bad van de biecht voor rechtbank van boetedoening. Denken
" jullie thans enkel daaraan om daarna een goede en heilige communie te
" kunnen doen. Goede nacht.
Indien men in elk college, naar het voorbeeld van de andere kloostercon-
gregaties, zorg had gehad een huiskroniek op te stellen dan hadden er
heel wat mooie en nuttige zaken die uit het geheugen verzwinden in dit
hoofdstuk met genoegen kunnen gelezen worden. Het is noodzakelijkerwijze
te kort geworden voor onze gewettigde nieuwsgierigheid en ook wat
onsamenhangend wegens de leemten in onze bronnen.

27.7 Page 267

▲back to top


- XI/264 -
HOOFDSTUK XIV
HERFSTCONFERENTIES
De eerste stappen van de Congregatie die nu canoniek opgericht is, met
goedkeuring van haar Regel, met een goed geordende hiërarchie, boezemen ons
veel belangstelling in; omdat ze de oriëntatie van de Salesiaanse traditie
aangeven, Wat toen geschiedde onder de ogen van Don Bosco en niet gebeurde
zonder zijn uitdrukkelijke of stilzwijgende goedkeuring, betekent op dit
ogenblik voor de nazaten een kostbare confrontatieterm voor het goed be-
oordelen van de geest waarmee de letter van de Constituties op het prakti-
sche leven dient toegepast te worden. Dat is de voornaamste reden die ons
aanraadt niets in de pen te laten van alles wat we weten over deze verach-
ter ons liggende tijd,
We hadden reeds de gelegenheid te zien hoe Don Bosco op de algemene
vergaderingen van de oversten zich soms achter de schermen hield, terwijl
hij Don Rua afvaardigde om ze voor te zitten en hij toeliet dat de zaken
van de vrome sociëteit er vrijelijk werden besproken, Maar hij behield zich
het recht voor, naargelang het geval, de genomen beslissingen al of niet
goed te keuren. Dat was de best mogelijke methode om ze te oefenen in de
uitoefening van het bestuur. We zullen zien dat hij ook op de herfstconfe-
renties deze methode toepaste. Wij nemen ons voor aan deze laatste dit
14de hoofdstuk te wijden. Het is reeds de derde maal in de loop van een
jaar dat een dergelijke oproep plaatsheeft, maar we verwachten dat het onze
lezers niet onaangenaam zal zijn er nog eens aan deel te nemen, We zullen
vooral gebruik maken van een soort proces-verbalen door de kroniekschrijver opge-
maakt
De zittingen werden gehouden te Lanzo van 18 tot 26 september gedu-
rende de tweede retraite (1). De directeurs, evenals de leden van het
Hoofdkapittel, werden verwittigd zich daar drie dagen voor het begin van
de retraite te bevinden om tijd te hebben vooraf de zaken die het meest
konden afleiden vlug af te werken. We kennen reeds voldoende de deelnemers
zodat we hun namen niet meer dienen te herhalen. Er waren twee zittingen
per dag, een ’s ochtends en eens 's avonds, Zelfs niet gedurende de tijd
van de retraite, begonnen 's avonds van de 20ste, werden de twee bijeen-
komsten verzuimd. Ze werden alleen maar verkort. Ze duurden van elf uur tot
's middags en van half drie tot half zes. De kroniekschrijver heeft volgen-
de vertrouwelijke mededeling willen doen: "Na de vier sermoenen, de andere
kerkdiensten en de conferenties was men 's avonds zeer moe, maar allen waren
tevreden gewerkt te hebben in nomine Domini"
(1) Gedurende de voorgaande retraite had Don Boscoenkele conferenties gehouden. Drie hiervan
min of meer bondig samengevat, hebben we teruggevonden in de schriften van Don Giulio Barberis,

27.8 Page 268

▲back to top


- XI/265 -
Het werk ging flink vooruit onder het voorzitterschap van Don Rua. Er
werd begonnen met een reeks benoemingen tot ettelijke belangrijke ambten.
De Directeur voor Amerika moest worden aangeduid. Don Bonetti scheen
daartoe het meest aangewezen te zijn maar het is bekend dat Don Bosco de
familiegevoelens erg eerbiedigde. De ouders van Don Bonetti, die reeds
op jaren waren, zouden onder dit verlies te zeer hebben geleden. De namen
van Don Fagnano en van Don Ronchail werden vernoemd en er werd besloten
deze laatste aan Don Bosco voor te stellen.
De algemene econoom, Don Angelo Savio, wiens aanwezigheid te Alassio
onontbeerlijk was voor de leiding van de werken die geruime tijd zouden
duren, kon zijn taak niet meer vervullen en daarom scheen het goed hem te
vervangen. Van de drie meest geschikte medebroeders, namelijk Don Chiala,
Don Bodrato en Don Fagnano, werd overeengekomen aan Don Bosco de tweede
genoemde voor te stellen.
Don Rua was, naast algemeen prefect, ook nog onderdirecteur van het
Oratorio, twee ambten die elkaar in de weg stonden en daarom voelde men
iedere dag meer de noodzakelijkheid aan dat hij zou vrij gemaakt worden om
te zorgen voor het gemeenschappelijk welzijn van de ganse Congregatie.
Wanneer dan Don Chiala en Don Lazzero hiervoor in aanmerking waren gekomen,
scheen Don Lazzero het meest aangewezen om de teugels van het Oratorio in
handen te nemen, indien dit aan Don Bosco zou behagen.
Zoals we zullen zien, moest Don Cagliero de missionarissen naar Amerika
vergezellen, maar hij was catechist van de Congregatie. Wie zou hem in
dat ambt vervangen? Volgens het oordeel van de leden van de vergadering
kon niemand dat beter doen dan Don Bonetti maar er werd besloten dat het
meer opportuun was aan Don Bosco over te laten aan wie de voorkeur moest gegeven
worden.
Eindelijk werd een ietwat nieuw voorstel besproken. - De colleges
groeien in aantal - moesten deze ijverige zonen van Don Bosco zeggen -
maar hun stempel moest overal een en dezelfde zijn. Door de studies die
moesten overeenstemmen met het programma van de regering kwamen er gemak-
kelijker verschillen van ingeslagen richting, maar hierdoor mocht de ont-
wikkeling van de priesterroepingen geen schade lijden. Dat was wellicht de
oorsprong van het idee een "studiedirecteur" aan te stellen, die tot taak zou
hebben over de gang van zaken in alle colleges te waken en ze een paar
maal per jaar te bezoeken. Alhoewel Don Bosco toen nog alles betekende,
toch had het concept van bezoeken af te leggen in de colleges door de
oversten van het Kapittel niet het effect van het ontploffen van een bom,
want hebben we al niet gezien dat de algemene prefect een bezoek bracht aan
Lanzo?
In dat voorstel voelen we de harteklop van de gezonde rijpheid van de zo-
nen, die zich spontaan opmaken om de zorgen van de Vader in het bestuur te gaan
delen. Wat er ook van zij, het voorstel behaagde aan de aanwezigen des te
meer omdat zich in het Oratorio, Don Guidazio bevond, die uiterst geschikt was
om in de plaats te treden van Don Durando voor het waarnemen van de lei-
ding van de scholen, indien deze de nieuwe verantwoordelijkheid op zich
zou moeten nemen. Deze bespreking liet de specifieke bevoegdheden reeds
doorschemeren die nadien zouden toegekend worden aan de raadsman van het
Kapittel, die de supervisie zou krijgen over de schoolaangelegenheden van
de ganse sociëteit en in het gangbaar spraakgebruik de titel zou krijgen van
algemene studieleider. Dit onderwerp gaf aanleiding tot een intermezzo,
namelijk tot de herziening van sommige titels die algemeen gebruikt werden. In

27.9 Page 269

▲back to top


- XI/266 -
het Huis had alleen het hoofd de benaming van directeur: dus niet meer
geestelijke directeur maar catechist, niet meer directeur maar inspecteur
van de scholen. Dat waren trouwens allemaal zaken waarover Don Bosco het
laatste woord behoorde te zeggen.
Eens dat het deel van het programma betreffende de hoge opdrachten
afgewerkt was, kwam de beurt aan de prefecten die in de colleges moesten
geplaatst werden en dan aan het onderwijzend personeel. Men begon met
het Oratorio voor de klassen van godgeleerdheid, wijsbegeerte en van het
gymnasium. In de leergang van godgeleerdheid, gedurende het schooljaar
1875-76 (1) doceerden, buiten de theologen die niet tot de Congregatie be-
hoorden, namelijk Molinari en Ascanio Savio, onze medebroeders Don Barbe-
ris, Don Bertello en Don Paglia. In de wijsbegeerte waren het Don Monate-
ri, Don Cipriano, Don Barberis, Don Paglia en Don Guanella. Er schijnt geen
tekort geweest te zijn aan onderwijzend personeel. Nadat het personeel van
het Oratorio was aangesteld, werd voorzien in het personeel voor Borgo San
Martino, Lanzo, Alassio en Varazze.
Don Bosco liet zich maar eerst zien de 20ste bij het einde van de
tweede zitting die duurde van half drie tot zes uur. Toen hij kennis had
genomen van de zaken waarover men beraadslaagd had, verheugde hij er zich
ten zeerste over. Wat de benoemingen betreft keurde hij de keuze van Don
Lazzero tot onderdirecteur van het Oratorio en van Don Bodrato tot alge-
meen econoom goed. Wat deze laatste betreft dient men te noteren dat zijn
keuze van rechtswege afhing van de Algemeen Overste, omdat deze keuze lou-
ter aanvullend was, tot de tijd zou gekomen zijn voor de gewone verkiezing.
Don Rua, steeds de getrouwe tolk en dikwijls de nederige spreekbuis
van Don Bosco, nam de ganse zitting van de voormiddag van de 23ste voor
zich in beslag. Hij besprak voorstellen, aanbevelingen en opmerkingen die
wezenlijk nog niets aan opportuniteit hebben verloren. Zijn spreekbeurt kan
in twee delen worden ingedeeld. In het eerste deel raakte hij twee punten
aan, waarover Don Bosco reeds herhaaldelijk zijn mening gezegd had en in
het tweede deel verstrekte hij toelichting over vijf opmerkingen noodzake-
lijk voor de regelmaat van het kloosterleven.
Op de eerste plaats had Don Bosco zowel in de conferenties in de
loop van het jaar als op het einde van de voorgaande retraite met aan-
drang aanbevolen de oefening van de goede dood te doen, ze alle maanden te
doen en ze volgens de regels te doen. De naleving hiervan liet wat te wen-
sen over en hieraan diende verholpen te worden. Zou het niet nuttig zijn
een algemene norm voor allen vast te leggen? Er rezen daarbij twee vragen
op, de ene over de dag waarop ze moest plaats hebben en de andere over het
zich onthouden van alle tijdelijke zorgen. Het was onmogelijk voor allen de
laatste dag van de maand aan te duiden en voor het merendeel was het even-
eens onmogelijk hun bezigheden volledig te laten rusten. Zij die daar
bijeen waren stemden er in toe dat men op voorstel van Don Rua een proef-
neming zou doen: iedere medebroeder van een Huis zou ad libitum een dag van
de maand uitkiezen en zijn keuze bekend maken aan de overste. Die zou dan
iemand aanstellen aan wie hij het lijstje van de dagen zou ter hand stel-
len en die persoon zou er mee gelast worden daags te voren ieder afzonderlijk
te verwittigen. Op die dag zou dan de medebroeder zich zoveel mogelijk van iedere
(1) Proces-verbalen van de beraadslagingen van het kapittel van het Oratorio van 31 oktober 1875.

27.10 Page 270

▲back to top


- XI/267 -
dan de medebroeder zich zoveel mogelijk van iedere wereldlijke bezigheid
onthouden. Zo bijv. wanneer iemand klas moest geven, zou hij enkel klas
geven zonder iets anders te bestuderen, zonder verbeteringen te doen en
in zijn vrije tijd zou hij deelnemen aan de vrome oefeningen door de Regel
voorgeschreven. De novicen zouden echter meer doen en zouden iedere eerste
dag van de maand bijna volledig aan vrome praktijken wijden.
Op de tweede plaats had Don Bosco meermaals gedurende het jaar blijk
gegeven van zijn ontevredenheid over de buitengewone uitgaven door bepaalde
colleges gedaan zonder zijn toestemming. Hier voorzag een van de aanwe-
zigen een geval dat zich mogelijkerwijze zou kunnen voordoen namelijk dat
Don Bosco zijn toestemming zou geven, maar dat die toestemming op een mis-
verstand zou berusten. Hij had namelijk het voorstel in een bepaalde be-
tekenis opgevat en hij die het voorstel deed bedoelde het in een andere
zin. Zo sloeg hij de hand aan het werk in de overtuiging dat hij de wil van
Don Bosco volbracht. Feitelijk was er weinig nodig om een dergelijk ongemak
te voorkomen. Alvorens men iets of wat aanzienlijke onkosten deed, zou men
schriftelijk de toelating vragen aan het Hoofdkapittel. En wanneer er dan, na-
dat het werk voltooid was, betwistingen zouden oprijzen? Dan bestond er een
document waaruit zou blijken of er meer of minder gedaan was dan wat toe-
gestaan was. Maar welke uitgaven moesten als buitengewone uitgaven aange-
zien worden? Alle uitgaven welke niet strikt noodzakelijk waren voor het
voedsel, voor de kledij en voor de school, vooral wanneer deze besteed
werden aan metselwerk zoals het openen of sluiten van deuren, het afbreken
of het verhogen van beschotten zonder vergunning van Don Bosco. Men zou er
dan over schrijven aan Don Rua, die zich zou haasten erop te antwoorden.
Wanneer dan een algemene toelating zou bekomen zijn, moest de directeur
bijzondere moeilijkheden, die zouden ontstaan, oplossen door zijn kapittel
te raadplegen. Don Bosco liet, bijv. het openen van nieuwe scholen toe.
Welnu, voor de aankoop van banken, tafels, borden en dergelijke zaken meer
zou er samen met het eigen kapittel een beslissing worden getroffen.
Toen het eerste gedeelte aldus ten einde was, betrad Don Rua een ander
terrein. Hij formuleerde en gaf uitleg over vijf aanbevelingen. Ze kunnen
als volgt samengevat worden:
1°. Een betere gehoorzaamheid aan de Regel en aan de verordeningen van
de oversten was wenselijk. Hierin moesten de leden van de Congregatie
trachten een model te zijn voor de anderen. Pater Bruno, een Oratoriaan,
die de retraite leidde, had gezegd dat alle wanorde nooit ontstaat bij de
beginnelingen, maar wel bij hen die reeds een proeftijd hadden gedaan.
2°. De leden van de Congregatie moesten aan de anderen het goede
voorbeeld geven door alle bezigheid stop te zetten bij het rinkelen van de
bel opdat hun onderhorigen hen in deze stiptheid zouden navolgen.
3°. 's Morgens, bij het uur van opstaan, moesten ze vlug te been zijn
zodat men nooit van iemand zou kunnen zeggen dat hij door slordigheid te
laat het bed verliet.
4°. 's Avonds, na het gebed, mag er geen lawaai meer gemaakt worden en
mag men niet hier en daar blijven rondslenteren en staan babbelen. Iedereen
moet zich dan in zijn eigen cel terugtrekken. Ieder lid van de Congregatie
moet dat voor zich zelf doen en er voor zorgen dat de anderen, jonge gees-
telijken of priesters, dit ook zouden doen.

28 Pages 271-280

▲back to top


28.1 Page 271

▲back to top


- XI/268 -
5°. Ten laatste moet men steeds denken aan wat het grootste belang
heeft, namelijk Don Bosco te gehoorzamen wanneer hij een bepaald bevel
geeft en dit zonder tegen te sputteren of blijk te geven van kwaad hu-
meur. Het gebeurde soms dat niettegenstaande alle consideratie en gereser-
veerdheid van de kant van Don Bosco om aan de leden van de Congregatie de
zaken te zeggen, er toch waren die zijn wensen niet volbrachten. "Dat deed
hem ernstig ongenoegen" bevestigde Don Rua. Dan ging hij verder: "Ik zeg
niet dat er geen opmerkingen mogen gemaakt worden en geen moeilijkheden
voorgelegd, dat mag. Maar indien ze daarna niet als aanvaardbaar worden
aangezien, dan mag men niet stijfhoofdig blijven. Men dient zich dan be-
reidwillig en ootmoedig te onderwerpen en daarbij moet men blijk geven dat
men het niet enkel doet omdat hij het wil, maar ook, zoals onze Regel het
zegt, laeto vultu, door te tonen dat men tevreden is hem te kunnen gehoorza-
men."
In de zitting van de namiddag werd er gesproken over de toelatingen
tot het afleggen van de geloften. Don Bosco zat voor. Hij toonde zich zeer
breed in het toelaten tot de eeuwige geloften, wat overeenstemde met een
norm welke hij reeds in meer dan een omstandigheid had uitgedrukt.
Wat mij betreft - placht hij te zeggen - maak ik bijna geen onder-
scheid tussen de eeuwige en de driejaarlijkse geloften, vermits ik ook
van de eeuwige geloften kan ontslaan, wanneer de persoon niet meer ge-
schikt is voor onze Congregatie. -
Hier liet een van de aanwezigen opmerken dat, hoewel dit juist was,
het hem toch toescheen dat men die bevoegdheid van de overste niet zo
openlijk mocht bekend maken, opdat er geen misbruik zou worden van gemaakt
door personen die de eeuwige geloften hadden afgelegd.
Oh - antwoordde Don Bosco - voor het ogenblik schijnt het mij toe
dat er geen moeilijkheden kunnen voortvloeien uit deze bekendmaking. Het
schijnt me zelfs goed te zijn dat dit bericht zou worden verspreid opdat
niemand zich zou laten terneerslaan door de gedachte aan het eeuwige van
die geloften, uit vrees dat er onoverwinnelijke moeilijkheden zouden ont-
staan, zodat hij zijn gemoedsrust erbij zou inschieten. Anderzijds is er om
te kunnen ontslaan van een van deze geloften een ernstige oorzaak noodzake-
lijk. Indien het alleen maar over luimen ging dan zou men dit nooit beko-
men. Maar wat er ook de oorzaak moge van zijn, het schijnt me toe dat er
geen kwaad in bestaat te weten dat men er kan van ontslagen worden. -
In deze woorden vinden wij de draad om een moeilijkheid te ontwarren
die op het eerste zicht uit andere woorden van Don Bosco naar voren treedt.
De coadjuteur Graziano, de officier en oud-leerling, die wij reeds te Rome
ontmoet hebben, werd, wanneer de dag van het afleggen van de geloften kwam,
overvallen door twijfel en schrik voor de toekomst zodat hij in verlegen-
heid geraakte en geen besluit kon nemen. Don Bosco, die zijn verleden kende
en ook zijn huidige toestand hakte de knoop door en maakte een einde aan
zijn weifelingen betreffende de toekomst, door hem te zeggen dat de gelof-
ten geen ijzeren ketting waren. Dit wordt bevestigd door Don Vespignani.
Zestien werden toegelaten tot de eeuwige geloften en negentien tot de drie-
jaarlijkse. Wanneer dit gedaan was sprak Don Bosco over de rendiconti tot
wat iedere directeur de verplichting had zijn medebroeders op te roepen.
Hij legde er sterk de nadruk op en zei: - Dat is de bijzonderste sleutel
voor de goede gang van zaken in de Huizen. Doorgaans bij deze rendiconti openen

28.2 Page 272

▲back to top


- XI/269 -
de medebroeders hun eigen hart, zeggen alles wat hun leed doet en wanneer
er wanorde is maken ze deze bekend. Het is ook een zeer doeltreffend middel
om zelfs strenge vermaningen te doen, indien het geval zich voordoet, maar
zonder te kwetsen. Meestal is vermaningen uitdelen zodra een fout begaan
werd gevaarlijk. De persoon voelt zich geprikkeld alleen al bij de ge-
dachte eraan, hij zal de vermaning niet goedwillig aanvaarden en het zal de
schijn hebben alsof wij het ook ietwat uit hartstocht doen. Daarentegen,
wanneer ze rustig gedaan wordt, op de beminnelijke manier zoals men ze
pleegt te doen in de rendiconti, zien de schuldigen duidelijk het kwaad in
dat ze bedreven hebben. Ze zien dat de overste de plicht heeft de gebreken
waarin ze gevallen zijn onder hun ogen te brengen, opdat zij er zich zouden
van beteren en uit de vermaning profijt zouden halen.
Na het verslag over deze conferentie vermeldt het proces-verbaal
een klein incident. De jonge geestelijke Agostino Anzini, die toegelaten
was tot het afleggen van de geloften, had ze daarna niet willen afleggen.
Daarna echter vroeg hij opnieuw aan Don Bosco deze gunst. Deze verwees
hem naar Don Rua. Deze wees hem naar de afzonderlijke leden van het
Hoofdkapittel, dat niet meer vergaderen kon, en naar de novicemeester om zijn
smeekschrift te beantwoorden. Gelet op zijn goede wil werd hij toegelaten
tot het afleggen van de driejaarlijkse geloften. Maar de arme jonge geestelijke
die leed aan bloed-tuberculose moest in 1879 terugkeren naar de goede lucht
van zijn geboortestreek, het kanton Tessino. Hij werd een zeer goede pries-
ter en een ijverige pastoor hoewel zijn gezondheid steeds zeer wankel
bleef. Hij wou ten koste van zware offers Don Bosco vergoeden voor de
uitgaven welke deze voor hem gedurende circa zeven jaar gedaan had. Hij
was erin gelukt 450 abonnees te winnen op de Letture Cattoliche. Hij stierf in
1921.
Ook de twee zittingen van 24 september werden door Don Bosco voorgeze-
ten. Hierna volgen, tot dertien hoofdpunten herleid, de zaken die gedurende de
ochtendzitting besproken werden.
1° In de boekerij van het Oratorio ontbraken boeken door de colleges
ontleend en niet meer terugbezorgd. Wie er in bezit had, moest ze terugge-
ven. Hadden ze de boeken in bruikleen, dan moesten ze hen terug op hun
plaats brengen, zodra ze er gebruik van gemaakt hadden. Nooit mochten ze
de boeken meenemen zonder de toestemming van Don Bosco en zonder er be-
richt van gegeven te hebben aan de bibliothecaris. Naar aanleiding hiervan
moeten we de opmerking maken dat Don Bosco vanaf het begin zich in de buurt
van zijn kamer een boekerij gemaakt had, die voortdurend door nieuwe wer-
ken verrijkt was geworden. Die boeken had hij verkregen als geschenk of
als erfenis of op een andere manier. Hoewel er schaarste was aan loka-
len, had hij toch geen moeite om ze een vrij ruime plaats te geven. Als
bibliothecaris had hij een priester die instond voor orde en netheid en
voor een goede bewaring. Toch waakte hij er eveneens persoonlijk over
want het ging hem ter harte dat profane handen er geen wanorde zouden in-
brengen of boeken zouden wegnemen.
2° Van de boeken door het Oratorio gedrukt zouden er twee exemplaren
aan elk Huis worden gezonden, een voor de bibliotheek en een tweede om
door de leden gebruikt te worden in gemeenschap terwijl de kostprijs aan
de afzonderlijke Huizen in rekening zou gebracht worden.
3° Wanneer een medebroeder verschillende dagen of verschillende we-
ken in een ander college zou vertoeven, wegens gezondheidsredenen of wegens
een andere reden, dan moest de directeur van dat college, wanneer het lid van de

28.3 Page 273

▲back to top


- XI/270 -
Congregatie van daaruit vertrok, aan Don Rua of aan de plaatselijke direc-
teur van die persoon, naargelang de omstandigheden, schrijven over zijn
gedrag aldaar en vooral of er iets opmerkenswaardig voorgevallen was.
4° De plaatselijke directeurs hadden niet de bevoegdheid de leden van
de Sociëteit die hun ondergeschikten waren in vakantie te laten gaan. Ze
moesten hiervoor vergunning aanvragen bij het Hoofdkapittel. Deze norm verhin-
derde moeilijkheden voor de directeurs die bezwaarlijk iets konden weige-
ren in die zin zonder ontevredenheid en jaloezie te verwekken. Wanneer dan
de beslissing van het Hoofdkapittel zou komen en men niet zou weten aan wie
men de weigering moest toeschrijven, dan zou ieder er gemakkelijker vrede mee
nemen.
Het betaamde niet dat de jonge priesters een van hun aller-
e e rs te Missen in hun geboorte- of verblijfplaats zouden gaan celebreren. In der-
gelijke omstandigheden waren er teveel verstrooidheden die de nieuwe pries-
ter de devotie ontnamen bij het celebreren van de Mis, terwijl juist deze
missen met de meeste devotie moesten worden opgedragen. Zo nodig zouden ze
er later kunnen naartoe gaan.
6° Men zou geen uitnodigingen aanvaarden om behulpzaam te zijn bij de
kerkelijke diensten of om de Mis buiten het huis te gaan celebreren, tenzij
de beschikbare priesters en jonge geestelijken de nodige hoedanigheden be-
zaten om het Huis en dus de Congregatie eer aan te doen.
Ieder directeur moest er over waken of zou er door zijn catechist
laten over waken op welke manier de priesters hun Mis deden. Men moest
trachten de rubrieken stipt te onderhouden en vermijden te vlug of te
langzaam te celebreren,
8° Tot dit doel zou het grotendeels helpen te doen zoals in schier alle
kloosterorden gedaan werd, namelijk dat de ene de mis van de andere zou
dienen, vooral ten tijde van de retraite. In die tijd moest aan ieder
priester ook worden aanbevolen de rubrieken te herzien.
9° In ieder college moest geregeld om de week een les over de gewijde cere-
monieën gegeven worden.
10° De directeurs zouden de klas van godgeleerdheid ter harte nemen en
ze nooit verzuimen. Ze moesten zorgen dat de leden bestemd voor hun colle-
ges op hun post zouden zijn, zodra de retraite geëindigd was en ze moesten
hen verwittigen dat, nu ze de tijd er voor hadden, ze zich zouden voorbe-
reiden op het examen dat met Allerheiligen moest afgelegd worden.
11° Er moest eenvormigheid zijn in de studies van godgeleerdheid. In
ieder Huis moest men jaar voor jaar dezelfde traktaten bestuderen zonder
af te wijken van de orde door het Kapittel vastgesteld. Aldus zou een jonge
geestelijke, wanneer hij van het ene college naar het andere ging, zich
niet in moeilijkheden bevinden.
12° Het gebeurde toen vaak dat men het examen over de Mis liet afleg-
gen door personen die de studie van de godgeleerdheid nog niet beëindigd
hadden. Ieder directeur moest erop letten dat deze priesters niet ontslagen
waren van de overige examens. Daarom moest hun de tijd die nodig was om te
studeren worden gelaten en wanneer ze zich dan hadden klaargemaakt voor een
of ander traktaat, dan zouden ze zorgen dat ze zich voor een examen hier-
over zouden aanbieden. In de meeste gevallen behoorden ook zij regelmatig de
klassen van godgeleerdheid te volgen om dan samen met de anderen het examen af te
leggen.

28.4 Page 274

▲back to top


- XI/271 -
13° Daar men de opmerking gemaakt had dat het hoogst passend was dat
ze gedurende de retraite de Mis in het college zouden opdragen, werd het
bouwen van twee nieuwe altaren in hout voor die tijd bevolen.
's Avonds, nadat de zitting hernomen was onder het voorzitterschap van
Don Bosco, gaf Don Rua lezing van de beschikkingen getroffen aangaande het
personeel. De kroniekschrijver heeft er volgend reliëf aan gegeven: "Don
Bosco toonde zich bewonderenswaardig door zijn scherpzinnigheid om dadelijk
op te merken wat wanorde zou kunnen verwekt hebben en door zijn nederigheid
in het aanvaarden van de wijzigingen die de anderen noodzakelijk achtten."
Tegen de mening in van het Kapittel wou hij Don Fagnano als directeur voor
het nieuwe Huis van Amerika en niet Don Ronchail die hij voor een ander
Huis bestemde.
Dan werden drie voorzieningen genomen van didactische aard, een
voor het Oratorio en twee voor Valsalice. Voor hen die in het Oratorio
wegens hun gevorderde leeftijd op kortere tijd de klassen van het gymna-
sium mochten doorlopen, werd beslist dat men bij het herhalen van de lessen
in wijsbegeerte ermee zou beginnen het traktaat in het Italiaans te verta-
len, terwijl men er de onontbeerlijke opmerkingen voor het begrip van de
terminologie zou aan toevoegen. Wat het college van Valsalice betreft
werd bepaald: 1° Dat men geen leraren van buiten uit zou nemen zowel we-
gens de grote onkosten, als om het feit dat ze zich niet veel bekommerden
of de leerlingen er wel nut uit haalden en eveneens wegens de zedelijke
gevaren die voortsproten uit het verschil in meningen, in geest en in be-
langen. 2° Dat men het lyceum zou vereenvoudigen door twee leergangen
tot één leergang te versmelten, zodat men een kleiner aantal leraren nodig
zou hebben. In het eerste jaar zouden, bijv. allen de geschiedenis van de
middeleeuwen en van de logica bestuderen en in het tweede jaar de moderne
geschiedenis en de ethica.
Eindelijk drukte Don Bosco zijn wil uit dat niet enkel in het Orato-
rio, maar in alle colleges de jonge geestelijken een eigen leider, waarvan
de noodzakelijkheid dringend werd aangevoeld, zouden hebben. Een dergelijk
ambt zou in de afzonderlijke huizen aan de catechist moeten gegeven worden
en ieder directeur moest aan zijn eigen jonge geestelijken deze beslissing mee-
delen.
De ochtend van de 25ste verliep helemaal met de ceremonie van de
kloosterprofessie, die plechtig gedaan werd. 's Avonds ging de conferen-
tie, voorgezeten door Don Bosco, over tot de aanvaarding van de nieuwe
novicen. Sommige maatstaven door hem bekend gemaakt of aangelegd verdienen
onze aandacht. Opdat een aspirant zou worden toegelaten tot de Congregatie
als jonge geestelijke - zei hij - was het nodig dat de overste de persoon
volledig zou kennen en dat hij het bewijs had gegeven dat hij in zijn
overste volledig vertrouwen stelde. Wat zijn zedelijk gedrag betrof moest
dit onberispelijk zijn. Zekere personen die geen beslissing konden treffen
en die deze lieten afhangen van de wil van hun ouders kregen van Don Bosco
de raad niet in de Congregatie te treden, hoewel ze goed waren en men op
welslagen kon hopen. Voor sommige die hij als lichtzinnig aanzag en van
wie hij vreesde dat ze niet erg geschikt waren voor de Congregatie, vooral
wanneer ze arm waren, stelde hij als voorwaarde dat ze de kosten zouden
betalen die men gewoonlijk vraagt van iemand die in een noviciaat treedt,
terwijl hij voor het merendeel van de novicen in dergelijke omstandigheden
niets eiste. Hij zei: - Men neme dan nadien wat ze kunnen geven. Wie niets
kan geven, zoals meestal gebeurt, geeft niets en men dringe nadien niet ver-
der aan. Maar door de inspanning welke ze zich getroosten om te trachten van hun

28.5 Page 275

▲back to top


- XI/272 -
ouders dit bedrag te krijgen, kan men dikwijls merken welke inzichten die
persoon bezielen.
En nu was het de laatste dag. Op de ochtendvergadering las Don Rua,
op bevel van Don Bosco, een brief voor van advocaat Michel, die de Sale-
sianen naar Nizza aan zee uitnodigde om er te doen zoals te Turijn. Na
het vertrek van de missionarissen zou Don Bosco ter plaatse gaan om er een en
andere overeenkomst af te sluiten. Dan sprak hij over de Oratorio’s voor
zon- en feestdagen. Het was van het grootste belang dat in al onze colleges
Oratorio’s voor zon- en feestdagen zouden opgericht worden. Tot dan toe waren er
alleen te Turijn en te Sampierdarena. - Er is gebrek aan personeel - wierp
iemand op. - Er zijn ook geen lokalen - wedervoer een ander. Don Bosco
pareerde: - Alleen op die manier kan men aan de bevolking van een bepaalde
streek radicaal goed doen. Indien men de jongens niet kon bij zich houden
voor de recreaties dan kon men ten minste de externen tussen de jongens die
onze scholen bezoeken verplichten naar de Mis in het college te komen op
iedere zondag en op de verplichte feestdagen. Men moest er bovendien voor
zorgen dat ze de heilige sacramenten van de biecht en van de communie eens per
maand zouden ontvangen.
Graaf Gazelli di Rossana bood zijn kapel, aan de H. Franciscus van
Sales gewijd in de nabijheid van Valsalice, aan om er het Oratorio voor
zon- en feestdagen te houden. Don Bosco liet hem antwoorden dat hij inlich-
tingen zou inwinnen of de Aartsbisschop dit zou goedkeuren en of de Sale-
sianen de verplichting op zich zouden nemen er het Oratorio voort te zet-
ten, wanneer ze eventueel zouden verplicht worden Valsalice te ontruimen.
Maar er werd niets gedaan. Hij hief de zitting op met de wens dat weldra
alle leden van het Hoofdkapittel zich zouden kunnen vrijmaken van de spe-
ciale leiding van het Oratorio en dat aldus eveneens de Directeurs van de
afzonderlijke Huizen aan hun ondergeschikten het rechtstreekse beheer van de
zaken van minder belang zouden kunnen overlaten en dat ze enkel voor zich
zouden voorbehouden het hoger toezicht op het Huis en de geestelijke zorg
voor zijn leden. - Wat er dient gedaan te worden - zei hij - vermeerdert
voortdurend en wanneer wij er geen acht op slaan zullen wij verpletterd
worden onder het gewicht van zoveel zorgen. - Allen sloten zich aan bij wat
hij voorgesteld had.
In de namiddag deed Don Bosco een uitvoerige uiteenzetting van zijn
ideeën: Laten we ons verbeelden dat wij daar waren om naar hem te luiste-
ren. Hij drukte zich ongeveer uit in deze bewoordingen:
1°) men zou brieven laten drukken die men in de kloosterorden gehoor-
zaamheidsbrieven (obediënties) pleegt te nomen. Deze moeten door de mede-
broeders worden aangeboden aan de directeurs van de Huizen, waar ze door
hun eigen overste naartoe worden gezonden. Alvorens deze te hebben overhan-
digd mag een lid van de Congregatie geen gemeenschap hebben met de ande-
ren. Zodra hij in het Huis is binnengetreden moet hij zich onder de ge-
hoorzaamheid stellen van die directeur en volledig van hem afhangen.
2°) Na de algemene herfstconferenties, zou men de namen en de bijzon-
derste ambten laten drukken van de leden bestemd voor de afzonderlijke
Huizen. Misschien zou dat voor dit jaar nog onmogelijk zijn maar dit zou
aldus moeten geregeld worden voor het volgend jaar. Men zou eveneens een
formule van brief laten drukken die men dan aan ieder persoon zou geven en
waarin zijn bestemming zou worden meegedeeld.

28.6 Page 276

▲back to top


- XI/273 -
3°) In alle colleges zou men het gebruikte papier moeten bijhouden. De
bladen aan slechts een kant beschreven zouden bestemd worden om te dienen
voor de drukproeven van onze drukkerijen. De halve bladen die nog volledig
blank zijn moeten tot kleine schriften worden genaaid om er nota's op te
schrijven of ontvangstbewijzen te maken. Het inpakpapier moet bewaard wor-
den voor de verzendingen. Het volledig beschreven papier zou men aan de
papiermolens verkopen. Aldus zou men een grote besparing doen. Duizenden
lire zouden kunnen uitgespaard worden.
4°) In alle colleges zou men de eeuwig geprofesten, zowel de jonge
geestelijken als de coadjuteurs, een speciale achting moeten toedragen.
Men zou een groot vertrouwen in hen moeten stellen. Hoewel ze wellicht
minder bekwaam zijn dan andere personen die niet tot onze Sociëteit be-
horen, zou men hun de meest kiese en meest vertrouwelijke zaken van de Congre-
gatie moeten toevertrouwen. Men moet hun ook zeggen of men moet het zo
aan boord leggen dat zij bemerken dat hun dergelijke opdrachten eerder dan
aan anderen worden gegeven omdat zij de eeuwige geloften hebben afgelegd en
dus medebroeders zijn die als integraal en onafscheidbaar van onze Congre-
gatie moeten aangezien worden.
5°) Ieder Huis moet er zich grotelijks op toeleggen het personeel dat
men nodig heeft goed voor te bereiden. In de huidige staat van zaken staat
het vast dat men voor nog enkele jaren geen volledig geschikt personeel
voor de ambten waartoe ze bestemd zijn kan zenden. Het moet echter de bij-
zondere zorg van de directeurs zijn te proberen een degelijk personeel te
vormen. Men moet erop letten in welke zaken ze zich vergissen, men moet
geschikte normen en opportune aanwijzingen ter zake verstrekken en men moet
ook veel tijd besteden aan een zo nodige bezigheid. Aldus zullen we de hulp
krijgen die men verlangt.
6°) Hetzelfde dient gezegd te worden over de coadjuteurs en over de
personen van het Huis, die vanuit Turijn worden gezonden. Iedereen moet er-
van overtuigd wezen dat wij vanuit het Oratorio steeds de besten zenden
waarover we kunnen beschikken. Vaak echter heeft men geen geschikte perso-
nen en daarom legge men er zich op toe ze op te leiden voor het werk dat hun
wordt toevertrouwd. Hiermee moeten de prefecten zich heel in het bijzonder
bezighouden. Ze moeten ze van tijd tot tijd bijeenroepen om hun de passende
normen te geven, ze moeten hen er opmerkzaam op maken dat ze de sacramen-
ten niet mogen verwaarlozen en zo zal men ze langzamerhand tot dat punt
brengen waarop wij ze wensen te brengen om er kostbare diensten van te verkrij-
gen.
7°) Men moet er bovendien voor zorgen geen personen door te zenden
voor lichte tekortkomingen. Wanneer ze volstrekt niet kunnen dienen voor het
doel, waarvoor men hen gezonden heeft, dan sture men ze naar Turijn met
een begeleidingsbrief. Indien de tekortkomingen werkelijk ernstig zijn,
moeten ze zonder meer naar huis worden gezonden. Wanneer men ze zou terug-
sturen naar Turijn, dan zou men onze kruisen nog verdubbelen, niet zonder
dat het college dat ze doorstuurt er nog andere moet dragen. Maar ook in
deze gevallen moet men aan het Oratorio de reden van de wegzending schrij-
ven, opdat, wanneer deze persoon zich zou aanbieden om opnieuw te worden
aanvaard, de overste van alles op de hoogte zou zijn.
8°) We moeten elkaar goed ondersteunen. De overeenstemming tussen de
oversten in de Huizen moet volkomen zijn. Wee ons wanneer de ondergeschik-
ten zouden kunnen zeggen: - Er heerst onder de oversten geen goede verstandhou-

28.7 Page 277

▲back to top


- XI/274 -
ding. De een wil dit en de andere wil er niet van weten. De een onder-
steunt en de andere bekampt dezelfde zaak. - Tegenover de ondergeschikten
moeten we elkaar wederkerig steunen. Men moet ook een middenoplossing aan-
vaarden om te laten zien dat we allen hetzelfde willen, ook wanneer een
ondergeschikte al zou gemerkt hebben dat er meningsverschil bestaat. Laten
we elkaar ook ondersteunen door elkaar te prijzen om daardoor te bewijzen
dat wij elkaar wederkerig een grote achting toedragen. Ieder college moet
steeds de andere Huizen moreel ondersteunen. Wanneer men spreekt over een
ander college moet men het steeds loven als een van de besten. Ieder afzon-
derlijk college moet met getrokken zwaard de goede naam van het Moederhuis
te Valdocco steunen zowel tegenover vreemde personen, als tegenover hen
die binnen eigen muren vertoeven. Men dient eerbied te betuigen en eer-
bied te doen betuigen voor de beschikkingen en verordeningen die van daar
uitgaan.
9°) Van het grootste belang voor onze Huizen is het betrachten van
ieder middel waardoor de zedelijkheid kan bekomen, bevorderd, verspreid en
verzekerd worden. Zolang ze ten overstaan van de openbare mening, zonder
uitzondering deze goede naam zullen hebben, zullen er altijd jongens blij-
ven toestromen. Wij zullen voor uitstekende opvoeders aangezien worden en
onze colleges zullen op iedere manier bloeien. Vanaf het ogenblik dat dit
zou ontbreken, zou alles ontbreken. We moeten niet trachten de zedelijkheid
te doen heersen alleen maar om het vertrouwen van de families te winnen.
Wij hebben een meer verheven doel. We hebben ook dit vertrouwen, deze goed-
wil nodig en daarom moeten we op alle manieren proberen ze te bekomen. Zie-
hier de normen opdat deze zedelijkheid zou verkregen en verbreid worden,
vooral voor de leden van de Congregatie.
10°) Tweemaal per maand moeten de gebruikelijke conferenties gehouden
worden. Gedurende de ene geve men lezing en uitleg van de Regel, in de
andere moet men een vormend onderwerp bespreken. Deze conferenties mogen
nooit verzuimd worden. Indien de directeur ze soms niet zou kunnen houden,
dan zou men er ten minste door een geestelijke lezing moeten in voorzien.
Maar dat weinige zou nooit mogen nagelaten worden.
11°) De Regel van de Congregatie moet goed worden nageleefd. Zijn nale-
ving zal ons zeker tot het bereiken van ons doel leiden.
12°) Wat ik verder aanzie als de sleutel voor orde en zedelijkheid, het
middel waarmee de directeur alles kan openen, dat is dat hij stipt de
maandelijkse rendiconti zou ontvangenn. Voor geen enkele reden mogen deze
nagelaten worden en ze moeten met bezadigdheid en verantwoordelijkheidszin
gedaan worden. Ieder directeur moet er aan denken steeds deze twee punten
te vragen: - Ten eerste, vind jij in je ambt iets wat je werkelijk niet
aanstaat en dat zou kunnen beletten dat je zou volharden in je roeping?
Ten tweede, is er je iets bekend dat zou kunnen gedaan worden of dat zou
kunnen verhinderd worden om wanorde of ergernis in het Huis te bannen?
Meestal bespreken en ontdekken onze medebroeders zaken, waaraan wij nooit
zouden denken en vaak menen zij dat wij ze reeds weten of dat wij er weinig
belang aan hechten. Nog maar deze ochtend uit de weinige woorden die een
medebroeder mij zei, toen ik hem ondervroeg,kan ik verzekeren dat mij de
ogen open gingen voor een zeer belangrijke zaak, waardoor een bron van wan-
orde en ergernis zou worden gedempt, wanneer ze zou opgeruimd zijn. Deze
ontstaan soms in een Huis en men kan niet begrijpen waar ze hun oorsprong heb-
ben.

28.8 Page 278

▲back to top


- XI/275 -
Wanneer men uit de rendiconti verneemt dat er iets verkeerds of een
bron van wanorde bestaat bij een van de medebroeders, dan houde men daar
rekening mee. Wanneer dan zijn beurt komt, ondervrage men hem en men zin-
spele erop ofwel vrage men hem openlijk dit of dat, naargelang het geval.
Aldus stelt men een einde ook aan ernstige ongepaste toestanden zonder
iemand te krenken en men wijst personen op zekere gebreken, die soms zon-
der dat zij er zich rekenschap van geven, wanorde veroorzaken of ergernis
wekken.
In de rendiconti lette men er echter wel op niet in gewetenszaken te
treden. Deze moeten volledig afzonderlijk blijven. Het rendiconti moet over
uiterlijke zaken gaan, omdat wij voortdurend moeten gebruik maken van het
rendiconto, terwijl, wanneer wij in gewetenszaken treden, wij in verwarring
zouden geraken door rendiconti en biecht met elkaar te vermengen.
13°) Samen met deze rendiconti en met ieder ander middel zal men er
in grote mate toe bijdragen de zedelijkheid te doen heersen, wanneer men
volstrekt belet dat er smulpartijtjes zouden plaatshebben, die jongens en
geestelijken in gezelschap houden, ofwel jongens, jonge geestelijken en
meesters samen. Dit moet ten allen prijze worden belet en aan allen ver-
boden. Dit wekt bij de jongens het verlangen op tot stelen en brengt hen
in echte bekoringen. Ze hebben dan lust naar huis te schrijven om snoep-
goed te krijgen, het zet hen aan dit te verbergen en afgelegen plaatsen op
te zoeken en ook voor jonge geestelijken en meesters is het een echte
gelegenheid om jongens op hun kamer te brengen. Dit zijn allemaal uiterst ge-
vaarlijke zaken.
14°) Niemand van de priesters noch leraren mag van de jongens gebruik
maken om water aan te brengen, hun schoenen te poetsen of dergelijke dingen
meer. Ieder moet zelf zijn eigen zaken doen omdat ik zie dat er in het Huis
reeds een strekking bestaat tot gemakzucht en zodra men ietwat deze gere-
serveerdheid verwaarloost zal men dadelijk tot betreurenswaardige zaken
komen en gaandeweg de geest van de Congregatie verliezen.
15°) Tot de zedelijkheid zal ook veel bijdragen dat men altijd de
slaapzalen gesloten houdt. Men ga er niet binnen dan bij avond wanneer men
zich te ruste begeeft en, wanneer het nodig is, een ogenblik, maar wer-
kelijk een zeer kort ogenblik, vóór het ontbijt.
16°) Het vermijden van iedere particuliere vriendschap zal vooral veel
helpen. Men brenge het gezegde van Sint-Hieronymus in praktijk: Aut nullos
aut omnes pariter dilige. De directeurs moeten hierover waken.
17°) Men moet hoe dan ook beletten de handen op elkaars rug te leg-
gen en nooit gearmd gaan. Meestal blijkt dit gevaarlijk te zijn hoewel er
vaak niets kwaads in schijnt te bestaan, maar nu eens bij de jonge gees-
telijke, dan weer bij de jongen, dan nog eens bij allebei of weer bij hen
die dit zien kan dit, indien niets erger, slechte gedachten opwekken, fan-
tasieën, verbeeldingen.
18°) Om het over andere zaken te hebben, meen ik dat het opportuun
is dat in ieder Huis, buiten de directeur, niemand zou geabonneerd zijn
op kranten van welke aard dan ook. De directeurs mogen zich slechts op goe-
de kranten abonneren en ook deze mogen nooit gericht zijn aan het college,
aan de directeurs, aan de directie, zodat er een werkelijk officieel abon-
nement van het college zou uit blijken, maar aan een of andere naam van een
persoon van het college, bijv. op naam van de portier, de kok of iemand van
dat slag. Zoveel als het enigszins mogelijk is houde men geen politieke ge-
sprekken en leze men geen kranten in aanwezigheid van de jongens.

28.9 Page 279

▲back to top


- XI/276-
19°) Men dient op te merken dat tot heden toe de gehoorzaamheid meer
was die van de persoon dan die van de kloosterling. Laten we dit grote
euvel vermijden. Nooit gehoorzame men omdat het een bepaalde persoon is die
beveelt, maar om redenen van een hogere orde, omdat het God is die beveelt.
Hij moge dan bevelen door middel van wie Hij wil.
Laten wij zelf beginnen met deze kloosterdeugd te beoefenen en laten we dan
langzaam proberen ze bij de anderen in te prenten, Zolang we dit niet zul-
len bereikt hebben, zullen we weinig bekomen hebben. Laten we de zaken niet
doen omdat wij er behagen in scheppen of omdat het behaagt aan de persoon
die beveelt of wegens de manier waarop ze bevolen worden, maar laten we ze doen,
en goedwillig, alleen omdat ze bevolen worden. Dit beginsel dient herhaald
te worden gedurende de conferenties, in de sermoenen, in de biecht en op
elke andere mogelijke manier.
20°) Een zaak waarop we dit jaar en van heden af voortaan moeten let-
ten, is het algemeen bestuur van de Congregatie tot een eenheid te brengen
en daarom aan het Hoofdkapittel de zorg voor het Oratorio te ontnemen. Tot
heden toe ben ik er zolang ik er ben, zou het zo kunnen voortgaan. Ik ken
jullie door en door en ik heb volledig vertrouwen in jullie en ik merk dat
jullie volledig vertrouwen in mij hebben. Maar thans moeten we de zaken op
hun gewone basis vestigen, alsof ik er niet zou zijn, en we moeten normen
geven voor hen die na ons zullen komen. Men dient er dus voor te zorgen dat het
Hoofdkapittel van iedere zaak zou ingelicht worden en zelfs de minste ver-
betering in de boekhouding of in een andere zaak mag niet eens ingevoerd
worden zonder hiervan aan Turijn speciaal kennis te geven.
En laten we thans deze conferenties beëidigen door de goedheid van de
Heer en van Maria, Hulp der Christenen, werkelijk te zegenen voor alles wat
wij in de Congregatie zien tot stand komen. Mensen kunnen de reden van deze
zaken niet geven. De andere Congregaties raken in verval terwijl de onze
op wonderbaarlijke wijze aangroeit. Andere colleges hebben geen jongens en
bij ons zijn er geen voldoende lokalen om ze allen op te vangen. Een mede-
broeder is nog niet in staat om A te doen en men moet hem al dadelijk B
laten doen. Onmiddellijk vindt men een post waar hij kan geplaatst worden
en het is werkelijk zijn post.
Het schijnt me toe dat de nieuwelingen die tot de Congregatie toetre-
den vol energie en wilskracht zijn. Ze stuwen de anderen naar omhoog en
deze stuwen weer anderen. Voor hen die tot de hogere graden behoren, ont-
staan altijd nieuwe mogelijkheden en nieuwe verplichtingen. Ze zijn onge-
duldig iemand te vinden die hen zou kunnen vervangen om de post te verla-
ten die ze thans bekleden en zichzelf op te stuwen naar ondernemingen met gro-
ter reliëf.
Laten we de Heer bedanken want we zien dat de Congregatie groeit.
En, wat van groter belang is, ze groeit aan met medebroeders die zich zelf
tot steeds betere medebroeders vormen, die iedere dag een betere kloos-
tergeest verwerven en grotere bekwaamheid, zowel bij de jonge geestelijken
als bij de coadjuteurs. Dit is een bewijs dat Gods hand ons leidt.
Er werden, weliswaar, ontzaglijke offers gebracht en nu zien wij dat het
uitgespreide zaad goed gedijt en dat de offers hun beloning krijgen. Het
Werk van Maria, Hulp der Christenen, wekt thans bij mij grote verwachtin-
gen. Deze volwassen jongelingen die een rijp oordeel hebben, zullen, zodra
ze priester zijn, veel vruchten voortbrengen. Ze brengen ze voort vooraleer
ze priester zijn, vermits ze dienst doen om zich te kwijten van kiese ambten in

28.10 Page 280

▲back to top


- XI/277 -
huis, vermits ze assistentie verlenen, als bewakers optreden, de dienst
van onderwijzers van de lagere school verrichten. Er zijn ook reeds vele
aanvragen binnengekomen van soldaten; zelfs een brigadier werd aanvaard.
Iedere dag ontvang ik brieven van bisschoppen die het werk prijzen en van
jongens en pastoors die aanvragen indienen om te worden aangenomen.
Laten we dus steeds de Heer zegenen en zorgen wij ervoor, die aan het
hoofd van deze zaken geplaatst zijn, dat de Congregatie geen schade zou
lijden door onze schuld.

29 Pages 281-290

▲back to top


29.1 Page 281

▲back to top


- XI/278 -
HOOFDSTUK XV
DE DOCHTERS VAN MARIA, HULP DER CHRISTENEN
Het bescheiden Huis van Mornese, teeltgrond van het ontluikende In-
stituut van de Dochters van Maria, Hulp der Christenen, aanvaardde tussen
zijn muren een groep uitverkoren zielen, wiens leven bestond uit armoede,
vroomheid en werk. Moeder Mazzarello bezielde door de doeltreffendheid van haar
voorbeeld met grote ijver postulanten, novicen en geprofesten in de be-
oefening van alle kloosterdeugden, en aanzag als wet ook de kleinste wenk
die van Don Bosco uitging. Op die post was de geestelijke leiding in
goede handen. Het verhaal van een kroniek met documenten, dat wij hier
voor ons liggen hebben, en dat behoort aan het centrale archief van het
Instituut, geeft de volgende beschrijving van de directeur: "Don Castamagna
verwaarloost niets. Deze bedrijvige en uitbundige natuur die het nodig
heeft zich te kunnen uitleven, werd als directeur van een jongenscollege
benoemd tot aalmoezenier van de Zusters die wel vol goede wil zijn maar die
in vele zaken geen ervaring hebben. Daarom pakt hij alles aan: godsdienstoefe-
ningen, scholen, hygiëne, beleefdheidsvormen."
De armoede heerste er soeverein en in haar strengste normen. Het is
stichtend en ontroerend te lezen in welke offers die goede Dochters niet
enkel berustten maar zich er gewillig aan onderwierpen uit liefde voor deze
deugd. Don Bosco achtte het echter zijn plicht hun vurigheid te matigen.
Daarom schreef hij aan Moeder Overste toe te zien of het voor de gezond-
heid van de Zusters niet nodig was wat meer voedsel te verschaffen, te
beginnen met dat schraal droog ontbijt dat uiteindelijk hun maag al te
zeer zou verzwakt hebben. Moeder Overste was altijd vol verlangen de in-
zichten van Don Bosco op te volgen maar tegelijkertijd vreesde ze dat de
weg zou worden opengesteld voor verderfelijke eisen die een verzwakking
hadden kunnen meebrengen van de geest, zodat ze haar toevlucht nam tot
een kleine krijgslist. Ze schreef aan Don Bosco een brief, waarin ze uiting
gaf aan haar vrees maar tegelijkertijd haar gehoorzaamheid betuigde. Dan
ging ze bij iedere Zuster afzonderlijk en stelde aan ieder van hen de
vraag: "Ben je tevreden over het ontbijt? Moet je er niet onder lijden?
Voel je de noodzaak niet aan dat er iets beters zou zijn, bijv. wat
melk? - Van de eerste tot de laatste, met de gebruikelijke oprechtheid in dit
familieleven, opteerden de Zusters voor het status quo wat de klooster-
maaltijd voor ’s ochtends betrof en bevestigden hun eigen mening door
hun handtekening te plaatsen op een blad papier dat Moeder Overste, na
hun antwoord gehoord te hebben, hen aanbood. Brief en blad werden aan
Don Bosco gestuurd. Deze antwoordde dat de goede wil van de Zusters hem
zeer behaagde maar dat hij geneigd was aan de Zusters koffie met melk
bij het ontbijt te geven. "Indien Don Bosco het zou willen" - riep in haar

29.2 Page 282

▲back to top


- XI/279 -
eenvoud Moeder Overste uit - "dan zouden we ook bereid zijn een kip te nemen."
In de vroomheidspraktijken werd geen enkele wijziging gebracht zonder toe-
stemming van Don Bosco. Een enkel woord van hem was voldoende om een de-
vote oefening erbij te nemen of achterwege te laten. Aldus hechtten de Zus-
ters veel belang aan de herdenking van het lijden of de vreugden van de
Allerheiligste Maagd op bepaalde uren van de dag, omdat Don Bosco het
inzicht had gehad deze ogenblikken van de dag te laten samenvallen met de
canonieke uren, zodat de Dochters van Maria, Hulp der Christenen, hun gebed
konden verenigen met het gebed van de Kerk.
De verering die ze voor de Stichter hadden deed hen zijn zonen als
hun broeders aanzien. In 1875 werd een zuster van Don Tamietti aanvaard.
Welnu, het verhaal van de kroniek geeft ons hierover volgend commentaar:
"Wat is het mooi dat de verwanten van de Zonen van Don Bosco naar Mornese komen!
Zal dit niet een nog duidelijker teken zijn, dat de Madonna deze twee in-
stellingen als een enkele zaak beschouwt, en dat de twee takken even
duurbaar zijn aan de Hemel?"
In dat jaar werd de vorm van hun kledij definitief vastgesteld. De
goede Moeder Overste had haar Zusters door heel wat proefnemingen doen
gaan. Eerst droegen ze op hun hoofd een grote zwarte doek. Toen hun
directeur-generaal, Don Cagliero ze aldus uitgedost zag, glimlachte hij op een
manier die wou zeggen: - We zullen zien of dit zal beklijven! Nadien werd
hun hoofddeksel wit maar bedekt met een zwarte sluier. - Dat is al iets
beter! - riep Don Cagliero uit. Toen werd het een koffiekleurig habijt.
Onder de werking van de zonnestralen en het uitwerksel van handenarbeid
moest men maar eens zien wat er terecht kwam van die armzalige kledij!
Een lompenpak dat geen kleur meer had zodat dezelfde Don Cagliero, lucht
gevend aan zijn guitig hum e ur , e en s a an Do n B os c o ze i: - "O h, D on B o sc o,
indien die Zusters er van binnen zo lelijk zouden uitzien als ze dat van
buiten zijn, wat zouden wij te beklagen zijn! - Het merendeel van de
vrouwelijke kloosterlingen te Turijn zijn toch in het zwart gekleed." -
Ook dat zou men kunnen proberen – antwoordde Don Bosco. Bij de eerstvolgen-
de inkleding werd dit inderdaad geprobeerd. Twaalf postulanten, nadat ze,
in het wit gekleed, waren voorbij gedefileerd, kwamen terug in het zwart.
Bij deze plotselinge ommekeer ging er een algemeen gefluister van verrassing
en goedkeuring op.
Moeder Overste zou echter nooit gewaagd hebben een nieuwigheid in te
voeren zonder er aan Don Bosco over te spreken. Zij sprak er hem dan ook
over. Zij kreeg ten antwoord: - Ik hoop te komen voor de retraite. Intus-
sen zal Don Rua komen, want hij kent de Zusters nog bijna niet en hij is
algemeen prefect! Dan zal hij zelf zien.
Don Rua ging er naartoe en werd ontvangen met al de blijken van de
diepste eerbied. Als algemeen prefect stelde hij belang in de stoffelij-
ke gang van zaken. Hij bekeek met nauwkeurige aandacht de registers blad
voor blad en gaf zich rekenschap van heel het economisch beleid. Nadat hij
met zijn vosogen alles had nagevorst, stelde hij de nodige richtlijnen
voor. Toen men hem verzocht had ook zijn heilig ministerie ten dienste te
stellen, deed hij dit met grote inschikkelijkheid, hoorde biecht en predikte.
Gedurende zijn verblijf kwam te Mornese de directeur van Sampierdare-
na, Don Albera. Hij was vergezeld van Don Guanella, die daar vanuit Sondrio
een mooi groepje postulanten had gezonden. Het was nu de maand juni en "de twee

29.3 Page 283

▲back to top


- XI/280 -
vrome priesters" zoals ons document het uitdrukt, losten elkander af om
meditaties te houden over het Heilig Hart van Jezus, om de zegen te geven
en om een kort avondwoordje te geven na de gebeden.
Eindelijk begon de retraite op 21 augustus. Ze werd gepredikt door Don
Cagliero en een Pater Karmeliet. In de geschiedenis van het Instituut be-
tekende deze retraite een opmerkelijke vooruitgang naar de volmaakte regel-
maat van het kloosterleven, zoals we het nu zouden zeggen.
Don Bosco was de laatste dagen aanwezig. Hij hoorde biecht, hield ge-
sprekken en kondigde dan een groot nieuws aan: - De met de hand geschreven
Regel -zei hij - spreekt er nog niet over, maar het ligt in de bedoeling
van de Kerk, dat de Zusters, na een of twee termijnen van drie proefjaren,
zich aan God zouden binden door het afleggen van de eeuwige geloften. Nu de
eerste termijn van drie jaar voorbij is voor de eerste geprofesten, zullen
er, op het einde van deze retraite, samen met de inkleding en de profes-
sie, ook eeuwige geloften worden afgelegd, door hen die dit wensen en waar-
van de oversten zouden menen dat hun bevrediging kan worden geschonken. De
anderen zullen hun geloften kunnen hernieuwen, tenzij de ene of de andere
... - Zijn stilzwijgen was welsprekend genoeg. Hij wist wat er in het Huis
omging. Een of ander stijfkopje ontbrak er niet tussen de andere zusters en
zo is het overal. De Zusters die sinds drie jaar hun tijdelijke geloften
hadden afgelegd gingen hem vragen de eeuwige geloften te mogen afleggen.
Maar, nadat hij zijn advies had gegeven, besloot hij onveranderlijk: - Het
is nodig dat jullie daarover de mening zouden vragen van de Algemene Moeder
Overste. - Don Bosco oefende de hogere leiding uit maar stelde zich niet
in de plaats van de gewone oversten in het inwendig stelsel van het Instituut.
Op 28 augustus had de plechtige inkleding plaats van vijftien postu-
lanten. Ze werden gezegend door Don Bosco, terwijl de Pater Karmeliet, Don
Cagliero en Don Costamagna hun assistentie verleenden. Ook ditmaal was hun kleed
zwart.
Een van hen die moesten ingekleed worden, Maddalena Martini, die reeds
aan Don Bosco bekend was, had van de goede Vader kostbare aanmoedigingen
ontvangen in een mooie brief, die ze steeds als een relikwie bewaarde:
"
Beminde Dochter in Jezus Christus,
"
Uw vertrek naar Mornese heeft de wereld zulk een slag toegebracht,
" dat zij de vijand van onze zielen erop uitgezonden heeft om U te
" verontrusten. Maar U luistert naar de stem van God, die U roept om U
" te redden door een gemakkelijk en eenvormig leven en U minacht ieder
" voorstel het tegenovergestelde te doen. U dient zelfs tevreden te
" zijn over de stoornis, de onrust welke U ervaart, want de weg van
" het Kruis is de weg die U naar God voert. Indien U, integendeel,
" dadelijk opgewekt en tevreden zou geweest zijn, dan zou U een of
" ander bedrog van de boze vijand moeten vrezen hebben.
"
Onthoud U dit:
" 1) Alleen met grote inspanning, gaat men naar de hemel.
" 2) We zijn niet alleen, maar Jezus is met ons en Sint-Paulus zegt dat
" wij, met Gods hulp, almachtig zijn.
" 3) Wie zijn vaderland, zijn verwanten en zijn vrienden verlaat en de
" goddelijke Meester navolgt, heeft zich een schat in de Hemel ver-
" zekerd, die niemand hem kan ontroven.

29.4 Page 284

▲back to top


- XI/281 -
" 4) De grote beloning welke ons in de Hemel bereid is, moet ons
" aanmoedigen om op aarde om het even welke smart te dragen.
" Schep dus moed, Jezus is met U. Wanneer U door doornen gepijnigd
" wordt, plaats ze dan bij de doornen van de kroon van Jezus.
" Ik beveel U aan God aan in de Heilige Mis. Bid U voor mij, die
" steeds in Jezus-Christus verblijf,
"
"
uw nederige dienaar
"
Priester Gio. Bosco.
Op de inkleding volgden de tijdelijke professies van veertien Zus-
ters en de eeuwige geloften van acht andere. Onze Chronologische Gedenkschrif-
ten zeggen hierover: "Moeder Mazzarello is gelukkig. Sinds vele jaren heeft
ze zich, toen ze haar eeuwige geloften aflegde, aan God gegeven. Maar wan-
neer dit aldus aan de communiteit wordt meegedeeld dan schijnt de knoop
vaster te worden, de band heiliger, het wegschenken van zichzelf meer volmaakt."
Wanneer de ingetogen ceremonie beëindigd was bezegelde Don Bosco de
dienst en de retraite met een toespraak. Hij sprak over de grote gave van
de vrede en besloot dat men om met God en met de naaste in vrede te zijn het
noodzakelijk was eerst met zichzelf in vrede te zijn. Om daarin te sla-
gen zette hij ertoe aan niet te wachten op een bepaalde dag of op een be-
paald ogenblik van grotere beroering of van grotere behoefte om een raad
te vragen, een vermaning te geven of om een smart te doen kennen. Maar de
oversten ten overstaan van hun onderhorigen, deze laatsten tegenover
de oversten en de zusters onder elkaar zouden telkens de zaken moeten zeg-
gen met eerbied, kalmte en gemoedsrust.
Ook de Zusters van Borgo S. Martino hadden deelgenomen aan de re-
traite. Een van hen had aan Don Bosco iets mooi te vertellen. Don Bosco
had zich naar dat college begeven voor het feest van Sint-Aloysius. Hij
had er de mis opgedragen voor de Zusters en alvorens te vertrekken was
hij hen gaan groeten. Deze arme Dochter had het hard nodig hem te spreken,
maar het was haar nooit mogelijk geweest. Wanneer Don Bosco haar voor zich
zag, las hij in haar blik de beklemmende inwendige smart en zonder haar
iets te zeggen, alleen door haar aan te kijken, genas hij haar. - Alleen
door de blik van Don Bosco - verklaarde de Zuster - verdween iedere angst en
kalmte daalde in mijn hart.
Alvorens Mornese te verlaten, liet Don Bosco de hele communiteit sa-
menkomen en zei dat het hem toescheen dat de tijd aangebroken was om het
streng toepassen van de clausuur aan te bevelen. - Tot heden toe hebben
wij het inzake de clausuur niet zo streng genomen, omdat jullie meer een
familie waren dan een communiteit in de strenge betekenis van het woord. Er
moest gedacht worden aan metselaars enz. enz. Maar nu is het tijd ons ook
voor dit in regel te stellen. En nu met al die jeugdige personen welke
jullie in huis hebben en die er weldra nog zullen bijkomen, is het nodig
dat de buitenpoort steeds zou gesloten zijn en dat er een Zuster zou belast
worden met de sleutels en met het ontvangen van de personen van buiten die
hier komen om het ene of het andere te bespreken.
- In de slotkloosters komt niemand binnen zonder een buitengewone nood-
zaak en toelating. Wanneer een biechtvader bij een zieke komt, gaat een
Zuster hem voor en laat de bel rinkelen en, terwijl de zieke haar biecht spreekt,

29.5 Page 285

▲back to top


- XI/282 -
laat ze de bel van tijd tot tijd eens klingelen om te laten horen dat hij
aanwezig is. Bij jullie is er geen spraak van dit te moeten doen, omdat
jullie niet verplicht zijn die kloosterclausuur te onderhouden. Jullie moe-
ten steeds in contact blijven met de jeugd en ook heel vaak met mensen van
buiten het huis. Het is echter goed dat in de kamers welke voorbehouden
zijn aan de Zusters, zoals jullie Constituties dat zeggen, geen vreemde
personen zouden binnengebracht worden zonder echte noodzaak en zonder dat
een Zuster ze zou vergezellen.
Niemand mag alleen buiten gaan, voor geen enkele reden, en niemand
mag buiten vertoeven gedurende de nacht en wanneer het Angelus geluid
heeft, mag niemand nog in huis worden ontvangen.
Degenen onder U die te Borgo S. Martino geweest zijn hebben gezien
dat, om iets vanuit de keuken naar de refter van de oversten en van ge jon-
gens te gaan halen, en ook van de binnenkamer naar hen die met de verde-
ling gelast zijn, er de zogenoemde rol bestaat, zodat de Zuster iedereen
voldoening kan schenken zonder dat het nodig is te zien of zich te laten zien.
Te Mornese bestaat thans de rol niet voor jullie dienst aan de
priessters, alhoewel het ook daar misschien zal nodig zijn ze mettertijd
te plaatsen. Intussen zal het nodig zijn ook daarvoor te letten op het
onder-houden van de clausuur, en dit betekent werkelijk clausuur, afscheiding.
Jullie Regel zegt ook dat de Zusters niet in de huizen mogen gaan
van de heren pastoors noch van de andere priesters en dat ze voor hen geen
diensten mogen verrichten. Jullie bevinden zich nog niet in dat geval,
maar indien dit geval zich zou voordoen... laten we dan doen zoals de
Regel het voorschrijft want de Regel is de stem van God.
Hij keurde het invoeren van het zwarte kleed niet af. Redenen van
spaarzaamheid lieten niet toe er onmiddellijk aan allen een te geven en
daarom zei hij: - Ja, maken jullie ze maar de ene na de andere zwart zon-
der dat het teveel gaat kosten. De Zusters die niet altijd in contact komen met
de mensen van buiten kunnen hun koffiekleurig kleed verder afdragen. Na-
tuurlijk moeten we willen dat iedereen hetzelfde kleed zou dragen, maar
hier gaat het erom de rekeningen op te maken met Vrouwe Armoede. Daarna
zullen jullie allen langzamerhand dezelfde kleur van kleed hebben. Is het goed
zo? -
Don Bosco vertrok met Don Cagliero en Don Costamagna naar Ovada. Daar
kwamen negen bisschoppen samen voor het eeuwfeest van Sint-Paulus van het
Kruis. Hij legde bezoeken bij hen af en ontving ze op bezoek. De gelegen-
heid zich te kunnen onderhouden met zoveel bisschoppen over de behoeften
ven zijn Werken zal zeker wel de enige reden geweest zijn die hem aan-
raadde daarheen te gaan. En, inderdaad, in een van de brieven welke hij
gedurende zijn afwezigheid placht te zenden aan Don Rua met een lijstje
van bevelen, inlichtingen en onderrichtingen, zei hij: "Om met de bisschop-
pen te spreken, met wie ik zaken te regelen heb, ga ik naar Ovada." Deze
brief heeft geen datum maar werd zeker in die tijd vanuit Mornese gezonden.
Ook de directeur van Mornese deed hij met zich meegaan. Hij moest hem be-
hulpzaam zijn bij het herzien van de Regel van het Instituut, om hem aan te
bieden aan de bisschop van Acqui voor zijn goedkeuring. Van 29 tot 31
augustus waren ze de gasten van Don Tito Borgatta.
Wanneer hij zijn werk in de kerk gedaan had, trok Don Bosco zich
terug in huis, waar Don Costamagna hem lezing gaf van de Regel, artikel per
artikel.

29.6 Page 286

▲back to top


- XI/283 -
Hij begon dan te verbeteren, uit te breiden, toe te voegen en dan op-
nieuw te laten lezen en dan nog kleine verbeteringen aan te brengen, tot hij er
de belichaming van zijn opvatting in zag. De Regel kwam er schier hervormd uit.
Dank zij dit werk van Don Bosco werden de Constituties waardig bevon-
den door de bisschop te worden goedgekeurd en de goedkeuring werd verleend
in januari 1876.
Wanneer Don Costamagna zijn commentaar gaf bij het decreet herinner-
de hij de Zusters aan een woord van Don Bosco: - "Ik kan jullie de verzeke-
ring geven" - had hij gezegd - "dat het Instituut een grote toekomst zal
hebben maar alleen wanneer jullie eenvoudig>arm en verstorven zullen blijven." -
Het onverwachte vertrek van Don Cagliero naar Amerika bracht de goede
Zusters in verslagenheid, des te meer omdat het nieuws te Mornese aankwam
wanneer de boot van de algemene directeur reeds te Genua het anker gelicht
had. De tijd was zo beperkt geweest dat hij niet eens de gelegenheid had
gehad hen nog te groeten. Het verhaal van de kroniek zegt hierover: "Moeder
Overste voelt er meer dan de anderen al het leed van. Meer dan de anderen
heeft zij de doeltreffendheid van zijn zedelijke steun ervaren en nu drukt
al de wrangheid van het ogenblik op haar." Maar Don Bosco had erin voor-
zien. Inderdaad, op 10 november bracht Don Rua hen een bezoek. Hij luister-
de naar de Zusters en won inlichtingen in over alles. Dadelijk begreep hij
dat hij aangeduid was als de vervanger van de directeur-generaal die nu ver weg
was.
Don Rua kwam er juist op het goede ogenblik toe. Don Bosco had, om
het met de woorden van ons document te zeggen, een "eerbiedwaardige juf-
frouw van 63 jaar" naar Mornese gezonden. Hij had haar niet geweigerd haar
proeftijd te laten doen ook om genoegen te doen aan haar broer, professor
aan de Koninklijke Universiteit en zijn vriend. Maar op die leeftijd kon
men haar niet meer tot gehoorzamen brengen. Erger nog, ze was kleingees-
tig. De oversten hadden geduld met haar meer dan men zou kunnen geloven
hebben. Nadat Moeder Overste er veel over nagedacht had, ging ze bij Don
Bosco om raad en ze kwam er van terug met zijn woord, dat aldus luidde: -
Wie ik naar Mornese stuur, stuur ik om daar te gehoorzamen en niet om te
bevelen. - Het scheen niet dat zij kon berusten in te gehoorzamen en
daarom bracht Don Rua haar terug naar Turijn.
Alvorens ons te verwijderen van het lieve nestje van Mornese, willen
wij een passage uit een brief aanhalen geschreven door Monseigneur Costamagna.
De Salesiaanse bisschop zegt het volgende: "Wanneer ik mij te Mornese be-
vond om het Huis van de Stichting te besturen, kwam Don Bosco de Zusters
bezoeken en toen hij zag dat allen hem omringden om hem de hand te kus-
sen, begon hij de wenkbrauwen te fronsen en het hoofd te schudden ten
teken dat hij dit niet volledig kon goedkeuren. Toen keerde hij zich tot
mij die daar aanwezig was en zei met luide stem, zodat allen het konden
horen: - Nu kust men de hand van Don Bosco. Later zal men dat met alle anderen
willen doen en er zouden onaangename gevolgen kunnen uit voortspruiten."
We zullen zien hoe de beperkte horizonten van Mornese van jaar tot
jaar zich zullen uitbreiden tot het oog ze niet meer zal kunnen volgen,
maar in elke streek en onder ieder klimaat waar de Dochters van Maria,
Hulp der Christenen, zich zullen vestigen, zullen ze steeds worden be-
zield door de geest van Don Bosco en van de heldhaftige deugden van
Moeder Mazzarello, die heerste in de eerste jaren van het Instituut.

29.7 Page 287

▲back to top


- XI/284 -
Voor de Dochters van Maria, Hulp der Christenen, bereidde Don Bosco
een plaats in de nabijheid van het Oratorio. Van januari tot juli vocht hij
om het terrein te veroveren. Het ging er inderdaad om het aan de duivel te
ontrukken en hem er te verdrijven. De alarmkreet wordt geslaakt in volgen-
de omzendbrief die hij aan zijn Medewerkers zond.
"
Aan de overkant van het Oratorio van de H. Franciscus van Sa-
" les hebben wij sinds meer dan 25 jaar een ontuchthuis moeten dulden
" met al de stoornissen en gevaren voor de kleine jongens, zo internen als
" externen, welke men zich kan voorstellen. Dat was tot heden toe de
" hinderpaal om de werken aan te vangen voor de Kerk van Maria, Hulp der
" Christenen.
"
"De goddelijke Voorzienigheid heeft er eindelijk aldus over
" beschikt dat de eigenaar van dit gebouw wegens de slechte afloop van
" zijn zaken gedwongen geweest is het te koop te stellen.
"
Om te beletten dat anderen het zouden aankopen met hetzelfde
" verdorven doel, werd een derde persoon gelast een Verkoopovereen-
" komst te bekomen, krachtens dewelke ondergetekende de akte van aan-
" koop kan doen tegen een bedrag van 55 duizend fr.
"
Daar het huis slecht gebouwd en slecht gelegen is moet het
" tot op het fundament afgebroken worden. Het terrein is echter zeer
" geschikt om er het plan uit te werken voor het Plein van Maria, Hulp der
" Christenen. De materialen zouden dan kunnen dienen voor het oprichten
" van de gebouwen die daar rondom zodra mogelijk zouden moeten opgetrokken
" worden.
"
Thans gaat het erom de hierboven vermelde som bijeen te
" krijgen. Met dit doel wordt er beroep gedaan op hen die met hun
" geld kunnen bijdragen tot het beletten van de beledigingen Ons Heer
" aangedaan en tot het redden van de zielen op die manier.
"
" Turijn, 20 januari 1875.
Priester Gio. Bosco.
We hebben onder dezelfde datum een exemplaar van de brieven waarmee
hij zijn oorlogsverklaring begeleidde, wanneer hij ze aan invloedrijke en
rijke personen zond. Hij schreef aldus aan Angelina Dupraz, een dame van
adel van Turijn het volgende:
"
Zeergeachte Mevrouw,
"
In ernstige gevallen pleeg ik mijn toevlucht te nemen tot
" uwe liefdadigheid die mij nooit in de steek laat. Thans gaat het
" over een gedurfde onderneming, namelijk het vernietigen tot in zijn
" fundament van een huis van Satan, zoals U zal merken uit de bij-
" gaande circulaire. Tot heden toe heb ik nog geen cent. Ik hoop dat
" uwe gift de eerste zal zijn.Indien U het kan doen, zal U zeker door
" de Heer beloond worden wanneer Hij zich voor U zal aanbieden (en U
" zal zeggen): Jij hebt zielen gered, jij hebt je eigen ziel gered.
"
Hoe U ook zal handelen om bij te dragen, ik zal niet nalaten
" iedere dag te bidden voor U en voor die beste Commandeur, uw man,
" opdat God U beiden nog vele jaren in een gelukkig leven zou bewaren.
" Ik beveel mij in uwe heilige gebeden aan en met diepe dankbaarheid
"
uw verplichte dienaar
" In ons Huis, 20, 1875.
Priester Gio. Bosco.

29.8 Page 288

▲back to top


- XI/285 -
Eerst op 21 juli kon hij victorie kraaien. Dadelijk gaf hij kennis van
het blijde nieuws aan gravin Callori, op een toon die het luiden van de
triomfklok schijnt te zijn.
"
Mijn goede Moeder,
"
D. Milanesio heeft mij nieuws over U laten geworden, dat me
" zeer aangenaam was, omdat het een verbetering aankondigt van uw
" kostbare gezondheid. Dat vragen wij sinds geruime tijd voor het
" altaar van Maria, Hulp der Christenen, en dat zullen we blijven vra-
" gen tot U mij zal zeggen: mijn vroegere gezondheid heb ik gelukkig her-
" kregen. Fiat, Fiat.
"
Vandaag werd eindelijk het contract van het beruchte huis ge-
" tekend. De duivel heeft al zijn krachten ingespannen.
"
Ik zal U alle vreselijke maar wondere wederwaardigheden van deze
" aankoop vertellen. Hier noteer ik slechts dat mits geduld, storingen
" en offers eindelijk alles voltooid is geworden en dat de duivel er
" een van zijn horens op gebroken heeft.
"
Mijn goede Moeder! Moge God U zegenen en U bewaren opdat U de
" vrucht van uwe liefdadigheid zou kunnen zien en terwijl ik U mijn
" diep gevoelde dankbaarheid betuig voor alles wat U voor mij doet,
" bid ik, wel degelijk uit ganser harte, dat Maria U een waardige
" beloning zou bereid houden in dit leven en in de zalige eeuwigheid.
"
Ik ben in Jezus Christus
"
"
uw nederige onwaardige zoon
"
en zeer verplichte dienaar
" Turijn, H. Maria M., 21 juli, 1875.
Priester Gio. Bosco.
Maar het eerloze huis sluiten was maar het eerste deel van de onder-
neming. Daarna moest er op die plaats zelf een ander geopend worden dat
een huis van zegeningen zou zijn. Hij haastte zich dan ook bij het bis-
schoppelijk gezag de nodige volmachten te vragen.
"
Excellentie,
"
De priester Gio. Bosco heeft de eer aan uwe Excellentie met
" eerbied uiteen te zetten dat de arme meisjes van de wijk van Valdocco
" geen plaats noch gelegenheid hebben om school te lopen en niet de
" goddelijke diensten kunnen bijwonen, zodat hun zedelijkheid groot
" gevaar loopt. Ten einde, voor zover dit mogelijk zou zijn, te voor-
" zien in deze dringende behoefte zou hij een lokaal voorbereiden, dat
" geschikt blijkt te zijn voor een vrouwelijk Oratorio, waar de meis-
" jes gedurende de week zouden kunnen samenkomen om er onderricht te
" ontvangen en op zon- en feestdagen voor de heilige diensten, vooral
" voor het volgen van de catechismuslessen.
"
Het lokaal als kerk bestemd is op ongeveer honderd meter afstand
" gelegen van de kerk toegewijd aan Maria, Hulp der Christenen, op een
" effen terrein, met toegang voor het publiek en naast het huis be-
" stemd voor de woning van sommige vrouwelijke kloosterlingen, die volgaar-

29.9 Page 289

▲back to top


- XI/286 -
" ne de zorg voor deze in gevaar verkerende meisjes op zich zouden
" willen nemen. Daarom smeekt hij Uwe Excellentie een persoon
" te willen afvaardigen,welke U daarvoor het best geschikt zal
" achten, opdat hij het voornoemde Oratorio zou komen bezoeken en
" wanneer de zaken in orde worden bevonden met de voorschriften
" van de Heilige Kerk, dat U het zou willen zegenen en men er aldus
" de goddelijke diensten zou kunnen vieren.
"
Van uwe genade
"
de nederige verzoeker,
"
Priester Gio. Bosco.
Het antwoord liet op zich wachten tot 31 oktober. De kopie die wij bezit-
ten van de brief die wij hierboven gereproduceerd hebben, heeft geen datum.
Maar acht dagen nadat het antwoord was gekomen, namelijk op 7 november, zei
Don Bosco, toen hij er over sprak voor het Hoofdkapittel dat hij "reeds
enige tijd geleden" hierover geschreven had. Wat er ook van zij, in afwach-
ting van het antwoord, was hij opnieuw ten aanval getogen en had hij bij
zijn brief ook de Regel van Mornese gevoegd. Ook hier moeten wij met een
afschrift zonder datum genoegen nemen.
"
Priester Gio. Bosco in zijn vurig verlangen te voorzien in
" een behoefte die zich ernstig laat gevoelen door de toestand van verlaten-
" heid waarin de arme meisjes van Valdocco zich bevinden zou er aan
" gedacht hebben een weldadigheidsschool op te richten en het bestuur
" ervan toe te vertrouwen aan de vrouwelijke kloosterlingen genaamd
" Dochters van Maria, Hulp der Christenen waarvan het voornaamste Huis
" zich te Mornese bevindt, bisdom Acqui.
"
Met dit doel vraagt hij het beneplacitum van uwe Excellentie en
" zendt een afschrift van hun Regel en van de documenten welke er be-
" trekking op hebben met het verzoek de priester Michele Rua te willen
" afvaardigen als gewone biechtvader en de priester Giovanni Bodrato
" in de gevallen waarin de eerste zou afwezig zijn of om een andere
" oorzaak dit ambt niet zou kunnen verrichten.
"
Van uwe genade
"
"
de nederige smekeling
"
Priester Gio. Bosco.
Bij het voormelde antwoord had de Ordinarius een brief gevoegd waarin
hij aan Don Bosco zes voorwaarden stelde, die door hem dienden ondertekend
te worden met deze opmerking: "Indien U het goed acht, plaatst U dan hier
uw handtekening met vermelding van de datum en zend het aan het Aartsbisdom."
Een van de voorwaarden was moeilijk te vervullen. De Zusters die bij
de kerk van Maria, Hulp der Christenen, woonden, zouden geen kapel in hun
huis mogen hebben zodat ze om te biechten en om de goddelijke diensten bij
te wonen naar de kerk zouden moeten gaan. Maar vermits het een openbare
kerk was, waar veel volk kwam en die ook dienst deed voor de jongens, hoe
zouden de Zusters hun kloosteroefeningen goed kunnen volbrengen hebben? Daarom

29.10 Page 290

▲back to top


- XI/287 -
antwoordde Don Bosco en onderstreepte hij dit ongemak. De Ordinarius liet
hem antwoorden dat er geen moeilijkheid bestond om een kapel toe te
staan, indien de Zusters een Oratorio voor zon- en feestdagen wilden ope-
nen voor de meisjes. En juist dat wilde Don Bosco zodat ze het volledig eens
waren.(1)
Wanneer hij de verlangde toestemming bekomen had, gaf Don Bosco prompt
het bevel het aangeworven lokaal voor de zusters in orde te brengen. Daar-
naast hadden de externen en de Zonen van Maria hun school, zoals we elders
gezegd hebben, maar er bestond mogelijkheid ze af te zonderen. "Het was
een lelijk lokaal" weliswaar, zoals Don Bosco zelf het aan de oversten van
het Kapittel bekende, maar, voegde hij eraan toe "het kan veel volk bevat-
ten." Nochtans troostte hij zich met te zeggen: "Inmiddels zal de Heer
voor wat beters zorgen." Of de Heer er heeft in voorzien en op welke manier
Hij dit heeft gedaan, tot zelfs de blinden zouden het thans kunnen zien.
Don Bosco had tijd nodig gehad om eigenaar van het terrein te worden,
maar Don Rua had niet minder tijd nodig om het Huis in orde te brengen.
Indien het God belieft, zullen we over deze stichting later spreken, samen
met andere stichtingen, waaraan in 1875 gedacht werd maar die verwezen-
lijkt werden in 1876.
(1) Brief van Don Bosco aan de theoloog Chiuso, 7 november 1875. In de tweede brief aan de
Ordinarius moet "zendt een afschrift enz." verstaan worden niet op het ogenblik zelf van
de brief, maar als een "zal zenden". Wij lezen inderdaad in de vermelde brief van 7 november:
"Wat de vrouwelijke kloosterlingen betreft, nu er een Oratorio mag tot stand komen voor de
arme meisjes, zet ik mij aan het werk door aan dezelfde Monseigneur-Aartsbisschop een
afschrift van hun Regel te laten geworden, zodra dit afschrift mij zal (toegezonden) zijn."

30 Pages 291-300

▲back to top


30.1 Page 291

▲back to top


- XI/288 -
HOOFDSTUK XVI
HET VERTREK VAN DE MISSIONARISSEN
Op een dag in maart dat Don Bosco wat in gedachten verzonken en stil-
zwijgend was gebleven, zei hij aan Don Cagliero, die naast hem stond: -
Ik zou iemand van onze eerste priesters willen zenden om de missionarissen
naar Amerika te vergezellen. Hij zou dan daar een drietal maanden kunnen
blijven tot ze zich daar goed zouden gevestigd hebben. Ze zo plots alleen
te laten, zonder een steun, een raadsman met wie ze vertrouwelijk kunnen
omgaan, schijnt mij wat hard toe. Als ik daaraan denk dan vind ik er de moed
niet voor.
Don Cagliero antwoordde: - Indien Don Bosco niemand vindt aan wie hij
deze opdracht kan toevertrouwen en indien hij mij voor dit ambt bekwaam
acht dan ben ik gereed,.
- Het is goed, - besloot Don Bosco.
De maanden gingen voorbij zonder dat Don Bosco nog iets liet blijken
over zijn plan, maar toen de dag van het vertrek genaderd was, zei hij op
een dag onverwacht tot Don Cagliero:
- Wat dat vertrek naar Amerika betreft, blijf jij nog altijd bij je
zelfde mening? Je hebt het wellicht al schertsend gezegd dat je zou gaan?
- U weet wel dat ik met Don Bosco nooit scherts! - antwoordde Don
Cagliero.
- Goed dan. Maak je klaar. Het is tijd.
Op dat zelfde ogenblik snelde Don Cagliero heen om bevelen te geven voor de
voorbereidselen zodat hij ze op enkele dagen, na een koortsachtig werken,
kon beëindigen. Dan werd het Don Bosco duidelijk dat zijn overtuiging, dat
Don Cagliero tot de bisschoppelijke waardigheid moest verheven worden,
werkelijkheid zou worden.
Don Cagliero, had met algemeenheid van stemmen zijn diploma in godge-
leerdheid bij de Koninklijke Universiteit bekomen. Hij gaf onderricht in
de moraal in het Oratorio, leidde verschillende Instituten in de stad, was
muziekmeester van de jongens en kwam tussen in de meest kiese aangele-
genheden van het Huis. Niemand zou ooit gedacht hebben dat hij er zich ook
maar voor een korte tijd zou van kunnen losmaken. Indien Don Bonetti ver-
trok, dan was het onnodig dat iemand anders de expeditie begeleidde. Doch
tussen de uitgekozenen ontbrak de man, die Don Bosco van alle twijfel en
vrees zou bevrijd hebben, om de zaken op de goede weg te brengen.

30.2 Page 292

▲back to top


- XI/289 -
Na Don Cagliero kwam Don Giuseppe Fagnano, bestemd om het College van
S. Nicolas de los Arroyos te leiden. Geboren te Rocchetta Tanaro in 1844,
was hij reeds op de geschikte leeftijd. Het was een onversaagde man met een
groot hart, leraar in de letterkunde in het hoger gymnasium en prefect
eerst te Lanzo en nadien te Varazze. Een eenvoudig verlangen van Don
Bosco volstond om aan alles vaarwel te zeggen en om ernstige moeilijkheden te
overwinnen.
Don Valentino Cassinis van Varengo in de streek van Monferrato,
onderwijzer in de lagere school, kon zijn moeder overtuigen in zijn besluit
te berusten. Hij liet een groot verlangen naar hem achter bij de jonge
vakleerlingen, waarover hij de zorg had. Alleen reeds bij de gedachte het
Oratorio te verlaten, waar hij dertien jaar had doorgebracht, kon hij zijn
tranen niet bedwingen. Nochtans bekende hij aan Don Bosco, dat hij tevre-
den vertrok, omdat hij zeker was Gods wil te volbrengen, die zich uitte in
die van zijn overste.
Drie andere priesters waren Don Domenico Tomatis, leraar in letterkun-
de aan het gymnasium, geboortig van Trinità in de omgeving van Mondovi,
Don Giovanni Battista Baccino uit Giusvalla in de buurt van Savona, on-
derwijzer in de lagere school, Don Giacomo Allavena, geboortig van Venti-
miglia, onderwijzer in de lagere school.
De groep werd aangevuld door vier coadjuteurs, die wij voor de gele-
genheid catechisten horen noemen, in de betekenis die dit woord heeft in de
taal van de missionaris. Het waren Bartolomeo Scavini, meester schrijnwer-
ker, Vincenzo Gioia, kok en meester-schoenmaker, Bartolomeo Molinari, mees-
ter in vocale en instrumentale muziek, Stefano Belmonte, musicus en aange-
stelde voor het huishoudelijke budget.
Gedurende de zomervakantie verzamelde Don Bosco deze, zijn beste zo-
nen, in het college van Varazze, opdat ze zich, onder de leiding van com-
mandeur Gazzolo, zouden toeleggen op de studie van het Spaans. Verplicht
deze taal steeds te spreken, slaagden zij er op korte tijd in zich er vrij
goed én vloeiend in uit te drukken.
Eén onder hen, Don Cassinis, was in september nog niet tot priester
gewijd. Het zou vergeefse moeite geweest zijn te trachten hem te Turijn
te laten wijden. Daarom wendde Don Bosco zich tot Monseigneur De Gaudenzi,
bisschop van Vigevano, een oude vriend van hem. Hij verzocht hem Cassinis
samen met vier andere diakens tot priester te wijden. Dat waren Erminio
Borio, Giuseppe Leveratto, Carlo Farina en Antonio Riccardi. Monseigneur
stemde erin toe, maar stelde een voorwaarde, namelijk dat Don Bosco per-
soonlijk zou aanwezig zijn bij de heilige ceremonie op de plaats waar hij
ze zou verrichten. Don Bosco antwoordde bevestigend.
De wijdelingen werden uitgenodigd zich naar de villa van het Semi-
narie van Vigevano bij Cava Manara te begeven, om daar hun retraite te
doen. De heilige wijding moest plaats hebben in de parochie van Sannazzaro
dei Burgundi en wel op het feest van de Allerheiligste Rozenkrans. De
Bisschop had voor die dag zijn pastoraal bezoek aangeduid. Bij de bevol-
king heerste ontstemming tegen de pastoor en daarom verlangde de bisschop
dat Don Bosco zou aanwezig zijn.
Op de dag voor het feest ging Monseigneur De Gaudenzi, vergezeld van
drie kanunniken naar Vigevano. 's Avonds trokken de wijdelingen er naartoe.
Met de trein van acht uur kwam ook Don Bosco uit Turijn toe en hij werd aan het

30.3 Page 293

▲back to top


- XI/290 -
station afgehaald door zijn zonen en door sommigen van de lokale clerus.
Don Boria herinnert zich dat de mensen, die Don Bosco niet kenden, fel
verwonderd waren dat hij door de zijnen met zoveel genegenheid en verering
ontvangen werd.
Ze vergezelden hem stap voor stap gedurende de niet korte weg tot aan
de pastorij, waar de eerste die hem aan de deur kwam begroeten de vader van
de pastoor was. Hij heette hem welkom er bood hem vrijgevig alles aan wat
hij zou nodig hebben. Don Bosco zei hem met een glimlach:
- Dat is alles goed en wel maar wat ik nodig heb geeft U mij niet.
- Toch wel, Don Bosco, zegt U het maar en U zal het krijgen.
- Neen, neen, wat ik nodig heb, dan geeft U me niet. Ik heb ...
geld nodig!
De brave man, bijna verlegen, stond daar met zijn mond vol tanden.
Verwittigd van de aankomst van Don Bosco, verliet de bisschop de kerk
waar hij aan het biechthoren was. Wanneer ze elkaar op het binnenhof van de
pastorij ontmoetten, omarmden ze elkaar hartelijk en dan zei Monseigneur
hem op schertsende toon: - Indien U nu uw avondmaal wil verdienen, kom mij
dan helpen bij het biechthoren. -
- Heel graag - antwoordde Don Bosco. Hij werd naar een biechtstoel
gebracht, de enige die vrij was, waar niemand graag zat in de kerk. Hij
hoorde er lange tijd biecht tot men hem bij de hand kwam nemen en buiten
trekken om hem naar de pastorie te brengen en er zijn avondmaal te nemen.
De volgende dag 's ochtends ging hij weer biecht horen gedurende de
wijding. Hij onderbrak dit enkel op het plechtig ogenblik waarop ook hij
de handen ging opleggen. Later, terwijl de bisschop bezig was het vormsel
toe te dienen, zegende hij in huis de zieken en als hij er om verzocht was,
ging hij ze ook in hun woning zegenen. In de namiddag, na de processie,
hield hij een toespraak voor een massa toehoorders. De bisschop en de
kanunniken lieten om hem beter te kunnen beluisteren, hun stoelen buiten
de balustrade brengen en gingen rechtover de kansel plaats nemen. Het ser-
moen duurde een uur en drie kwartier. Ongelooflijk maar waar, en sommige
mensen van de plaats bevestigen dat, wanneer hij eindigde, het volk zei dat
het te vlug gedaan was. In het begin nochtans moest hij zich niet weinig
inspannen om met zijn zilveren stem het gesuis van de menigte in deze ruime
tempel te overheersen.
De maandagmorgen ging hij in het naburige dorp Mezzana Bigli de vro-
me familie van de heer Villa, zaakwaarnemer van het Huis Confalonieri bezoeken.
Toen in 1906 de Salesiaan Don Abbondio Anzini de vasten predikte te Sannaz-
zaro, trof hij er nog een levendige herinnering aan Don Bosco aan.
Nadat hij de nieuwe priesters terug naar Turijn gebracht had, legde
hij de laatste hand aan de toebereidselen voor het vertrek van de missiona-
rissen. Hoewel de tijd drong wou hij hen de troost verlenen de zegen van
de Plaatsvervanger van Jezus Christus te ontvangen. Ze vertrokken naar
Rome op 29 oktober, vergezeld ook door commandeur Gazzolo.
Te Rome werden ze op 31 oktober ontvangen door Kardinaal Antonelli,
die hen een uitnemende goedheid betoonde en hen zeer welwillende woorden
toestuurde. Daarna op het feest van Allerheiligen genoten zij de eer van
een bijzondere audiëntie bij de Heilige Vader.

30.4 Page 294

▲back to top


- XI/291 -
Zijn Heiligheid gewaardigde zich commandeur Gazzolo en Don Cagliero eerst
in zijn aanwezigheid toe te laten. Deze laatste gaf uiting aan de levendige dank-
baarheid van de Salesianen voor de grote weldaden door de Paus aan de ontluiken-
de Congregatie geschonken en sprak hem over de genegenheid die al de zo-
nen van Don Bosco tegenover zijn verheven persoon bezielde. De Paus luis-
terde met vaderlijke inschikkelijkheid. Nadien, wanneer hij de genaden en
gunsten, die Don Cagliero gevraagd had, toegestaan had, haastte hij zich
naar de zaal, waar hij verwacht werd door het groepje Salesianen en gaf
blijk van een zekere spanning om ze te zien.
Ternauwernood binnen zei hij met onuitsprekelijke minzaamheid: - Hier
hebben jullie een arme grijsaard en waar zijn mijn kleine missionaris-
sen?... Jullie zijn dus de zonen van Don Bosco en jullie gaan naar verre
landen om er het Evangelie te prediken. Goed. En waarheen gaan jullie? -
Naar de Argentijnse Republiek - Daar zullen jullie een uitgestrekt ter-
rein aantreffen om het goede te doen. Ik denk dat jullie er een goed ont-
haal zullen vinden, omdat de gezagdragers er goede mensen zijn. Jullie moe-
ten vaten vol goed zaad zijn. Zeker zijn jullie dat, vermits jullie over-
sten je hebben gekozen voor die Missie. Jullie zullen dan midden deze vol-
keren jullie deugden verspreiden en jullie zullen veel goed doen. Ik hoop
dat jullie zich zullen vermenigvuldigen want de behoefte is groot en de
oogst zeer overvloedig midden de inheemse volksstammen.
Daarna sprak hij elk afzonderlijk welwillend toe. Dan naderde hij de
coadjuteurs, die zich van de anderen onderscheidden door hun burgerpak.
Hij ondervroeg ze een voor een over hun vak, liet allen zijn hand kussen en
zegende ten slotte allen met grote genegenheid. Deze goede medebroeders
kwamen zeer begeesterd van de audiëntie terug, bereid tot aan het einde van
de wereld te gaan en ook hun leven te laten voor het geloof.
Alvorens te vertrekken gaf kardinaal Antonelli aan Don Cagliero een
eigenhandig geschreven brief, waarin hij de nieuwe missie aanbeval aan
Zijn Excellentie Monseigneur Federico Aneyros, Aartsbisschop van Buenos Aires.
Verscheidene gunsten en privileges werden ook verleend aan de priesters
afzonderlijk, o.a. de biecht te mogen horen en de mis te mogen opdragen
op iedere plaats, ook op de boot. De welwillende Kardinaal Franchi, Pre-
fect van de Propaganda, verklaarde krachtens speciaal daartoe uitgevaar-
digd decreet al de priesters van de expeditie tot apostolische missio-
narissen. Zijne Heiligheid stuurde om zijn hoge voldoening te betonen aan
Don Bosco deze Breve, welke wij hierna in vertaling geven. De tekst van
deze documenten bereikte Don Bosco in de tweede helft van november, maar
we geven er nu kennis van, omdat ze in die tijd reeds voorbereid werden.
PAUS PIUS IX
"
Beminde zoon, heil en onze apostolische zegen.
"
In de laatste dagen van de maand oktober hebben wij met
" genoegen je brieven gelezen en hebben wij met vaderlijke welwillendheid de
" missionarissen omhelsd welke je ons aanbevolen hebt en die ons werden
" voorgesteld samen met onze beminde zoon G.B. Gazzolo. Door hun aan-
" wezigheid reeds bezaten, dat hun inspanningen in die verre landen,
" waar ze naartoe worden gezonden, vruchtbaar en heilzaam voor de gelovi-
" gen zullen zijn. Daarom heb-

30.5 Page 295

▲back to top


- XI/292 -
" ben wij hun vlijt geloofd en terwijl wij hun de goddelijke bijstand
" toewensten, hebben wij ze gezegend. Het nieuws dat je ons meedeelde over
" de vooruitgang en de ontwikkeling van het Werk van Maria, Hulp der
" Christenen, was ons een troost. Wij hopen dat mettertijd, dank zij
" Gods hulp er goede en heilzame vruchten zullen van geoogst worden.
" Inmiddels geven wij je opnieuw de verzekering van onze gevoelens
" van vaderlijke welwillendheid en, als een voorteken van de hemelse,
" genade verlenen wij uit ganser harte onze apostolische zegen aan jou
" en aan heel de Congregatie, waarvan je aan het hoofd staat.
"
Gegeven te Rome, bij Sint-Pieter, vandaag de 1 november 1875,
" het dertigste jaar van ons Pontificaat.
"
Paus Pius IX,
" Aan onze beminde zoon
" Giovanni Bosco, Priester.- Turijn.
De missionarissen waren terug op de 4de november, laat in de nacht.
Alvorens ze naar Rome vertrokken, had Don Bosco, terwijl hij aan de Paus
dacht, zijn Aartsbisschop niet vergeten. Hij wendde zich inderdaad tot hem
met het verzoek de plechtige zegen te willen verlenen bij de ceremonie van het
vertrek.
De Aartsbisschop liet hem een brief schrijven daags voor Allerheili-
gen (1): "Het zal Zijne Excellentie een groot genoegen doen uw klooster-
lingen die U naar de Argentijnse Republiek zult zenden plechtig en in het
openbaar te zegenen. Dat zal morgen gebeuren op het feest van Allerheiligen
wanneer ze zich zullen aanbieden in de metropolitaanse basiliek op het
einde van de pontificale mis, zodra de pauselijke zegen zal gegeven
zijn. Zo gebeurt het ook met de leerlingen van de Apostolische Scholen van
kanunnik Ortalda wanneer een van hen naar een buitenlandse missie ver-
trekt." Don Bosco antwoordde dat de missionarissen niet naar de Dom konden
komen, omdat ze naar Rome bij de Heilige Vader gegaan waren. De Ordinarius
liet hem opnieuw schrijven (2): "Zijne Excellentie gelast mij u te schrij-
ven dat indien uwe jonge mannen die naar de Argentijnse Republiek vertrek-
ken, wensen, naast de zegen van de Paus, ook de zegen van Monseigneur de
Aartsbisschop te ontvangen, ze op de 7de of de 8ste van deze maand rond
9 uur in de voormiddag naar het Aartsbisschoppelijk paleis moeten komen.
Trouwens de volgende dagen zal Zijne Excellentie afwezig zijn uit Turijn."
Don Bosco was verplicht te antwoorden (3): "Ik verzoek je Zijne Excellen-
tie vanwege mij en onze missionarissen te bedanken voor de goedheid die
hij zich gewaardigt te tonen. Het spijt me enkel dat sommigen nog ver-
spreid zijn om enkele brieven voor te bereiden en dat ze niet allen hier
zullen zijn tegen woensdag.(4) De zeven echter die in het Oratorio ver-
blijven samen met Don Cagliero zullen graag zondagochtend de hand van
Monseigneur de Aartsbisschop komen kussen en zijn zegen komen ontvangen
voor hun vertrek." Bij het sluiten van zijn brief wenst Don Bosco aan de
theoloog dat Go d hem "alle goed moge verlenen" en verzoekt hem te bidden "voor
de arme" Don Bosco.
(1) brief van theoloog Chiuso aan Don Bosco, 31 oktober 1875.
(2) id. 5 november 1875.
(3) id. van Don Bosco aan theoloog Chiuso, 7 november 1875.
(4) het was die dag de 10de november.

30.6 Page 296

▲back to top


- XI/293-
Het lag in zijn bedoeling aan de ceremonie van het vertrek de grootst
mogelijke luister bij te zetten. Immers daar dit iets volledig nieuw was te
Turijn en er gedrukte uitnodigingen waren verzonden voorzag hij een bui-
tengewone toeloop van volk. In het kapittel van 7 november zei hij: Ik zou
iedere prelaat willen uitnodigen hebben, maar dat zou onze Aartsbisschop
wellicht te woedend hebben gemaakt. Daarentegen zullen we de pastoor ver-
zoeken, een officieel persoon hiervoor aan te wijzen. Men zal hem ook uit-
nodigen als onze persoonlijke vriend en vooral als vriend van Don Cag-
liero die vertrekken moet. -
Op dit punt ontstaan in de geest van een aandachtige lezer verschei-
dene twijfels. Vooreerst de zin "dat zou onze Aartsbisschop wellicht te
woedend hebben gemaakt" is ernstig, wanneer hij betrekking heeft op de
Aartsbisschop, maar nog ernstiger op de lippen van Don Bosco. Zouden zijn
woorden niet getrouw genoteerd zijn geworden?
Don Barberis heeft ze genoteerd en wegens zijn heel zachte inborst en
zijn grote eerbied voor Don Bosco, was hij eerder geneigd de schakeringen
te verdoezelen dan ze al te fel te doen uitkomen. Welk geheime psycholo-
gische beweegreden deed hem dan uitbarsten in een dergelijke energieke
uitdrukking? Ten tweede: de brief waarin de secretaris van de Aartsbisschop
zegt dat het Monseigneur "een groot genoegen zal doen" de missionarissen in
de kathedraal te zegenen, maakt niet in het minst melding van een voor-
gaande brief welke Don Bosco hierover zou geschreven hebben. Integendeel,
deze mededeling wordt ingeschoven in de mededeling betreffende de zusters,
die wij reeds aangehaald hebben. Er was voorheen een mondelinge medede-
ling gedaan, maar waarom werd het antwoord dan ook niet mondeling gege-
ven? Ten derde: wanneer Don Bosco de Ordinarius wou uitnodigen voor een
kerkelijke dienst dan deed hij dit niet schriftelijk, maar dan gelastte hij
een overste van het kapittel persoonlijk zich bij hem te begeven om er hem
om te verzoeken. En thans, voor een gebeurtenis die zoveel ophef zou maken
als het plechtig vertrek van de missionarissen, zou het dan mogelijk ge-
weest zijn dat Don Bosco dit alles niet zou meegedeeld hebben aan de
Aartsbisschop in een vorm aangepast aan de belangrijkheid van het feit? En
dan?
Terwijl wij dit kapittel reeds geruime tijd opgesteld nog eens aan het
bedenken waren, dobberden ook wij in dezelfde onzekerheden en toen kwamen
wij in het bezit van een gewichtig document door Don Bosco eigenhandig
geschreven, dat, naar ons gevoelen, afdoende is.
"
Excellentie,
"
Gisteren heeft uwe Excellentie het goed geacht mij alles te
" zeggen wat U opportuun dacht zonder mij zelfs een woord te laten
" spreken ter verontschuldiging of ter rechtzetting van dat waarvan U
" mij beschuldigde. Dat speet mij meer voor uwe Excellentie dan voor
" mij zelf. Ik had het inzicht U zaken mee te delen die doeltreffend
" zouden geholpen hebben ernstige onaangenaamheden te verzachten en
" misschien te doen verdwijnen.
"
Met al de eerbied verschuldigd aan uwe waardigheid van Aarts-
" bisschop, meen ik U te mogen zeggen dat wanneer U bisschop van Sa-
" luzzo en nadien Aartsbisschop van Turijn geworden is, wanneer de
" ernstige moeilijkheden die daartegen oprezen werden vereffend, dit, en
" uwe Excellentie weet dat,

30.7 Page 297

▲back to top


- XI/294 -
" te danken is aan de voorstellen en de bezorgdheid van de arme Don
" Bosco, die U thans niet eens een woord laat zeggen en die U weg-
" zendt op de manier die U weet.
"
Ik dacht te mogen, (zelfs) te moeten spreken maar thans meen
" ik hiervan volledig ontlast te zijn.
"
Ik vraag verontschuldiging voor het ongenoegen dat ik U ver-
" oorzaakt heb. Geloof mij dat ik steeds voor U de hoogste verering
gehad
" heb en nog heb. Ik zal nooit ophouden van U te zijn
"
"
van uwe Excellentie
" Turijn, 28 oktober 1875.
de zeer verplichte dienaar
Men lette goed op die datum: 28 oktober, de dag voor het vertrek van de
missionarissen naar Rome. Dus twee dagen tevoren bracht hij het bezoek aan de
Aartsbisschop. Het zou ongerijmd zijn te veronderstellen dat een van de
doeleinden van het bezoek en, laat ons zeggen, het voornaamste doeleinde van het
bezoek, niet zal geweest zijn de wens hem op de hoogte te brengen van
de grootse gebeurtenis die voorbereid werd en zich, met de reis naar Rome,
begon te ontwikkelen. Maar het werd op een verkeerde manier behandeld. Wan-
neer Don Bosco het dan had over "uitbarstingen van woede", dan had hij
voor de geest het lelijk toneeltje dat zich afgespeeld had, dat hij aan
iedereen verzweeg en waarover hij zelfs met de aartsbisschop discreet heen
gleed. Zweeg hij er ook niet over in de "Uiteenzetting" die hij zich in
1881 verplicht zag voor de Heilige Congregatie van het Concilie te doen? Maar
daar verklaarde hij uitdrukkelijk dat hij zou zwijgen over "vele feiten en
gezegden die enkel zijn persoon aangaan." Het is dan ook duidelijk dat de
Aartsbisschop, wanneer hij zich ging bezinnen, wroeging moest voelen en in
geweten iets zocht te herstellen. Daarom zal het hem juist geschenen hebben
dat hij reeds een tijdje verplicht was een antwoord te laten geworden over
de aangelegenheid van de Zusters. Hij liet dus schrijven voor de Zusters
en tegelijkertijd voor de zegen van de missionarissen, hoewel hij dit in
strakke bewoordingen deed. Don Bosco had dus belangrijke zaken mee te
delen aan de Ordinarius. Welke? Men herleze in de brief van 31 december,
welke wij vroeger hebben aangehaald, de voorlaatste alinea: "Alleen in ok-
tober laatstleden". Daar schijnt ons het antwoord op die vraag te liggen.
Kon Don Bosco nu het nieuwe feest aanstaande was iets anders doen
dan zijn gedachten laten gaan naar zijn jongens en er geen gebruik van ma-
ken om voor hun zielen geestelijk voordeel te rapen? De dienst was vastge-
steld op donderdag 11 november. Op de avond van de 9de, sprak hij eerst
over het vertrek van de missionarissen en gaf hij de indeling van de dag,
daarna kondigde hij voor die donderdag de oefening van de goede dood aan en
deed dan een van die schone aansporingen welke hij kon doen, wanneer hij
het onderwerp van het redden van zijn ziel aanraakte.
Eindelijk kwam de 11de november, feestdag van de geliefde volksheilige
Martinus van Tours. Thans zijn wij er in het Oratorio aan gewend allerlei
mensen te zien vertrekken en aankomen, zonder dat wij er bijna nog aan
denken. Maar in 1875 was het amper de eerste morgenschemering van de grote
geschiedenis. Een expeditie van missionarissen diep in het Amerikaanse land
had vijftig jaar geleden iets episch in de ogen van hen die in dat verwij-
derde hoekje van Turijn, genaamd Valdocco, verbleven. Men beschouwde hen die ver-

30.8 Page 298

▲back to top


- XI/295 -
trokken als edelmoedige atleten die stoutmoedig het geheimzinnige tegemoet
gingen. Wanneer men ze doorheen het huis zag gaan in hun exotisch pak, dan
wou iedereen ze benaderen en een woordje met hen wisselen. Vooral Don
Cagliero, die door de jongens meer dan een vader bemind werd, was de ge-
knipte persoon om uitingen van genegenheid uit te lokken. De oefening van
de goede dood bracht de ganse communiteit tot een algemene communie die
niet vuriger had kunnen zijn.
Om 10 uur riep het feestelijk gelui van de klokken missionarissen,
leerlingen en uitgenodigden naar een aantrekkelijke kerkelijke dienst,
namelijk het doopsel van een jonge Waldenzer, een zekere Giovanelli, 18
jaar oud, die, nog niet lang in het Oratorio getreden, de dwalingen van
Petrus Waldens afzwoer om in de schoot van de katholieke Kerk te worden
opgenomen. Don Cagliero ontving zijn eed van trouw en diende hem het sa-
crament sub conditione toe. Aldus begon hij aan de voeten van Maria,
Hulp der Christ en en, de zending welke hij aan de overkant van de Atlantische
Oceaan zou voortzetten.
Rond 4 uur in de namiddag deed het toestromen van de menigte naar
de kerk een opkomst zonder voorgaande voorzien. De vespers werden in een-
voudig Gregoriaans gezongen door honderden jongensstemmen begeleid door het
orgel. Onder de majestueuze gewelven van de tempel klonken de zangen ver-
heven, welluidend en vroom. Tevoren echter had zich in het Oratorio een
andere muziek laten horen. Het sloeg vier uur. Toen de eerste slagen van
de klok over de velden weergalmden ontstond in het Huis een onstuimig
gedruis door een geweldig slaan van deuren en ramen. Er was een zo hevige
wind opgestoken dat het scheen of hij het Oratorio tegen de grond zou smij-
ten. Het zal wel een toeval geweest zijn maar het is een feit dat een
dergelijke wind waaide op het ogenblik waarop de eerste hoeksteen gelegd
werd van de kerk van Maria, Hulp der Christenen. Een gelijkaardige wind
herhaalde zich bij de wijding van het Heiligdom en dan weer opnieuw de
dag van de aankomst van Don Bosco uit Varazze na zijn ziekte. Een plot-
selinge rukwind ontketende zich op dezelfde manier over het Oratorio tien
dagen voor deze expeditie, terwijl Don Cagliero zijn afscheidssermoen
hield en ongeveer tien jaar nadien, juist op het ogenblik waarop Don
Bosco het decreet over de privileges ontving. Anderen spreken nog van ande-
re gelegenheden en steeds op ogenblikken van groot belang. Het is niet mo-
gelijk geweest deze zaak verder uit te diepen, maar dit schijnt ons toch
voldoende te zijn om eraan te twijfelen of enkel natuurlijke oorzaken ermee
gemoeid waren.
De vespers waren pas aan het Magnificat gekomen of de missionarissen
deden twee aan twee hun intrede in het priesterkoor en plaatsten zich in
het midden op plaatsen die voor hen waren klaargemaakt. De priesters
waren op zijn Spaans gekleed en hadden een bootjeshoed in de hand, de le-
ken droegen een zwart pak en hadden een cilinderhoed in de hand. Alle
priesters van het Oratorio en alle directeurs assisteerden in koorhemd. Om
niets te verzwijgen moeten wij eraan toevoegen dat de beslissing alle
directeurs naar Turijn te roepen niet zonder een discussie doorging wegens
de kosten. Maar de mening dat voor het eerste vertrek naar de Missies
aldus in groep niet enkel vanuit Turijn maar ook uit Piëmont het be-
taamde de zaken zo plechtig mogelijk te doen haalde het, des te meer
omdat de directeurs de gelegenheid zouden hebben nadien al de bijzonder-
heden goed aan de jongens van hun college te vertellen en daardoor wellicht
ernstige roepingen te wekken.
Toen de vespers gedaan waren, beklom Don Bosco de kansel. Bij zijn ver-

30.9 Page 299

▲back to top


- XI/296 -
schijnen ontstond in die zee van mensen een diepe stilte. Een rilling van
ontroering ging door al de toehoorders, die gretig zijn woorden dronken.
Telkens wanneer hij rechtstreeks naar de missionarissen verwees was zijn
stem omsluierd tot ze schier op zijn lippen stierf. Met mannelijke inspan-
ningen bedwong hij zijn tranen maar de toehoorders weenden. Een zeer ver-
standige jongen maakte in zijn wezenlijke lijnen een verslag op van het
sermoen waarin de spreker de hierna volgende gedachten ontwikkelde.
"
Vooraleer onze goddelijke Zaligmaker, wanneer Hij nog op aarde
" was, naar zijn hemelse Vader ging had hij zijn apostelen verzameld
" en zegde hij hen: Ite in mundum universum... docete omnes gen-
" tes... praedicate evangelium meum omni creaturae. Gaat over heel de
" wereld... leert aan allen... predikt mijn Evangelie aan alle schepsels.
"
Met deze woorden gaf de Zaligmaker geen raad, maar een bevel
" aan zijn apostelen, opdat ze het licht van het Evangelie naar alle
" delen van de aarde zouden uitdragen. Dit bevel of deze zending schonk de
" naam van zendelingen aan allen, welke in onze landen of in vreemde
" landen de waarheden van het geloof gaan verkondigen of prediken. Ite,
" gaat.
"
Wanneer de goddelijke Zaligmaker naar de hemel opgestegen was,
" voerden de apostelen trouw het voorschrift van hun Meester uit.
" Sint-Petrus en Sint-Paulus begaven zich in vele landen, steden en
" gebieden van de wereld. Sint-Andreas ging naar Perzië, Sint-Bartho-
" lomeus naar Indië, Sint-Jacobus naar Spanje en allen predikten waar
" ze gingen het Evangelie van Jezus Christus, zodat Sint-Paulus aan de
" Romeinen schreef: Fides vestra annunciatur in universo mundo.
"
Maar zou het niet beter geweest zijn dat de apostelen eerst
" daar zouden gebleven zijn om de inwoners van Jeruzalem en van gans
" Palestina te winnen, vooral om de gelegenheid te hebben de meest
" fundamentele punten van de katholieke godsdienst te verzamelen en ze
" te bespreken en ook om te onderzoeken op welke manier deze zouden
" verspreid worden, zodat in die streken niemand meer zou overgeble-
" ven zijn die niet in Jezus Christus geloofde? Neen, aldus hebben ze
" het niet gedaan. De goddelijke Zaligmaker had hun gezegd: Ite in
" mundum universum, gaat over heel de wereld. Omdat de apostelen zelf
" niet alle gebieden van de wereldbol konden doorlopen, zochten ze
" andere bondgenoten en nog andere werkers voor het Evangelie, die ze
" hier en daar zonden om het woord van God te verspreiden. Sint-Pe-
" trus zond Sint-Appolinaris naar Ravenna, Sint-Barnabas naar Milaan,
" Sint-Linus en anderen naar Frankrijk en aldus deden ook andere apos-
" telen in het bestuur van de Kerk.
"
De Pausen, opvolgers van Petrus, deden het ook aldus en al
" deze, die naar de Missies gingen, vertrokken uit Rome ofwel met de
" toestemming van de Heilige Vader.
"
Dit is volledig volgens de beschikkingen van God onze Zaligmaker
" die, zoals dit noodzakelijk was, een veilig, onfeilbaar centrum
" stichtte tot hetwelk allen zich moeten richten, van hetwelk allen
" afhankelijk zijn en naar hetwelk allen die zijn heilig woord moeten
" prediken zich moeten voegen.
"
Nu wij er ons in het klein op toelegden, in de mate van onze
" krachten, het voorschrift van Jezus Christus uit te voeren, werden
" ons verschillende missies voorgesteld in China, in Indië, in Aus-
" tralië, in Amerika zelf, maar, wegens verschillende redenen, vooral omdat

30.10 Page 300

▲back to top


- XI/297 -
" onze Congegatie zich nog in haar beginstadium bevindt, werd aan een
" missie in Zuid-Amerika, in de Argentijnse Republiek, de voorkeur
" gegeven. Om het aangenomen gebruik, ja, het voorschrift van Jezus
" Christus te volgen, had men nog maar pas beginnen te spreken over
" deze Missie, of dadelijk werd de mening van het Hoofd van de Kerk
" gevraagd en verliep alles in volkomen verstandhouding met Zijne,
" Heiligheid. Onze missionarissen alvorens te vertrekken, begaven zich
" bij de Plaatsvervanger van Jezus Christus om hun eerbiedige opwach-
" ting te maken, zijn apostolische zegen te ontvangen en dan te ver-
" trekken alsof ze door de goddelijke Zaligmaker zelf gezonden waren.
"
Op deze wijze beginnen wij met een groot werk, niet omdat wij ons
" aanmatigen of menen dat we de hele wereld op enkele dagen kunnen be-
" keren. Dat is het niet maar wie weet of dit begin en dit weinige
" niet zal zijn als een zaad waaruit een grote plant zal ontstaan? Wie weet
" of het geen zaadje gierst of een mosterdzaadje zal zijn, dat zich
" langzamerhand gaat uitbreiden en veel goed zal doen? Wie weet of
" dit heengaan in het hart van velen het verlangen niet heeft gewekt
" zich aan God te wijden in de Missies, door bij ons aan te sluiten en onze
" gelederen te versterken? Ik hoop het. Ik heb het zeer grote aantal gezien
" van hen die gevraagd hebben te worden gekozen.
"
Om jullie een juist idee te geven van de grote nood aan
" priesters in de Argentijnse Republiek, haal ik je hier enkel enige passa-
" ges aan van een brief pas ontvangen van een vriend die zich in deze landen
" bevindt. Indien men ooit in deze landen over de gelegenheden kon be-
" schikken, waarover men beschikt, ik zeg niet in de Kerk van Maria,
" Hulp der Christenen, maar in het meest vergeten hoekje van Italië
" of van Frankrijk, wat zouden deze volkeren zich gelukkig achten, wat
" zouden ze zich gedwee en dankbaar tonen voor de stem van hen die
" zich voor hen inspannen. Maar hier gebeurt het vaak dat men, zelfs
" niet bij het sterven, enige troost van Onze Heilige Godsdienst kan
" ontvangen. Niet weinige streken moeten het stellen zonder de Heilige
" Mis. Hij vertelt mij over een familielid van hem, dat om op zondag
" naar de mis te gaan op donderdag vertrok en om tijdig aan te komen
" zeer vlug moest reizen te paard, per rijtuig en met alle andere
" mogelijke vervoermiddelen en dan ternauwernood op zondagmorgen kon
" toekomen op het uur van de mis.
"
De weinige priesters die er zijn volstaan niet om de sacramenten
" aan de stervenden toe te dienen, ofwel wegens de grote bevolking tot
" dewelke zich hun zorg uitstrekt ofwel wegens de grote afstanden tus-
" sen de ververscheidene plaatsen waar ze verblijven.
"
Met bijzondere aandrang beveel ik jullie aan (dit zei hij ter-
" wijl hij zich tot de missionarissen wendde) de pijnlijke toestand van
" talrijke Italiaanse families, die in groot aantal verspreid leven in
" die steden en dorpen en op de buiten. De ouders en hun kinderen
" kennen weinig van de taal en de gebruiken van deze plaatsen, wonen
" ver van scholen en kerken en ofwel gaan ze niet naar de goddelijke
" diensten ofwel, als ze gaan, begrijpen ze er niets van. Daarom
" schrijven ze mij dat jullie daar een zeer groot aantal kinderen en
" zelfs volwassenen zult aantreffen die in de meest betreurenswaardi-
" ge onwetendheid van lezen, schrijven en van elk godsdienstig begin-
" sel leven. Ga, zoek onze broeders op, die de ellende of de tegenslag
" naar dat vreemde land gebracht heeft en span je in om hen te leren
" kennen hoe groot het mededogen is van God, die jullie naar hen toe-
" zendt voor het welzijn van hun zielen, om ze te leren de weg te kennen
" en te volgen, die hen met veiligheid leidt naar hun eeuwige redding.

31 Pages 301-310

▲back to top


31.1 Page 301

▲back to top


- XI/298 -
" In de streken die het beschaafde gebied omringen zijn er grote groepen in-
" boorlingen, waar noch de godsdienst van Jezus Christus, noch de be-
" schaving, noch de koophandel zijn doorgedrongen en waar tot op heden
" de voet van de Europeaan er niet in geslaagd is een spoor na te laten.
"
Deze plaatsen zijn de Pampa's, Patagonië en enkele eilanden
" daar rondom die een werelddeel uitmaken dat misschien groter is dan
" heel Europa.
"
Welnu, thans zijn deze zeer uitgestrekte gebieden volledig
" onkundig van het bestaan van het christendom en ze kennen werkelijk
" geen enkel beginsel van beschaving, handel en godsdienst. Laten we
" daarom bidden, laten we bidden tot de Heer van de wijngaard dat hij
" arbeiders zou zenden naar zijn oogst, dat hij er vele zou zenden, mensen
" naar zijn hart opdat het Rijk van Jezus Christus zich in dat werelddeel
" zou uitbreiden.
"
Op dit punt gekomen zou ik aan allen die mij aanhoren moeten
" zeggen dat ze voor onze missionarissen zouden bidden, maar ik hoop
" dat jullie dat zullen doen. Wij zullen hier nooit een dag laten
" voorbijgaan zonder ze aan te bevelen aan Maria, Hulp der Christenen en
" het schijnt me toe dat Maria, die thans hun vertrek zegent, niets
" anders zal kunnen doen dan de vooruitgang van hun missie te zegenen.
"
Ik zou tevens woorden van bedanking moeten richten tot zovele
" weldoeners die op zovele manieren zich ingespannen hebben voor het wel-
" slagen van deze Missie. Maar wat zal ik hen zeggen? We zullen ons
" wenden tot Jezus in het Heilig Sacrament, die nu wordt uitgesteld voor de
" zegen en we zullen vragen dat Hij alles zou vergelden wat ze gedaan
" hebben ten voordele van ons Huis, onze Salesiaanse Congregatie en van
" deze missie.
"
Ik zou moeten spreken over een doorluchtig persoon die deze
" vrome onderneming begon, voortzette en tot een goed einde bracht,
" maar over hem moet ik zwijgen omdat hij hier aanwezig is. Ik behoud
" me echter het recht voor er bij andere gelegenheden over te spreken.
"
Ik zal thans enkele woorden richten tot jullie, mijn beminde
" zonen, die op het punt staan te vertrekken.
"
Eerst en vooral beveel ik jullie aan dat jullie in je private en
" gemeenschappelijke gebeden nooit onze weldoeners uit Europa zouden verge-
" ten. De eerste zielen die jullie zullen kunnen winnen voor Jezus
" Christus, offer ze op aan de hemelse Vader als eerbetoon en pand van
" dankbaarheid voor de verdienstelijke gevers voor deze missie. Aan
" allen in het bijzonder heb ik reeds gezegd wat mijn hart mij ingaf
" of wat ik nuttig oordeelde. Aan allen geef ik ook enkele schrifte-
" lijke aandenkens mee, die als mijn testament zullen zijn voor hen
" die naar die verre landen vertrekken. Wellicht zal ik de troost niet
" meer hebben ze nog op deze aarde weer te zien.
"
Maar de stem laat me in de steek, de tranen verstikken mijn
" woorden. Ik zeg jullie maar alleen dat, wanneer op dit ogenblik
" mijn gemoed bewogen is wegens je vertrek, mijn hart zich verheugt in
" een grote troost omdat ik zie hoe stevig onze Congregatie staat, en
" omdat ook wij in onze geringheid op dit ogenblik ons steentje bij-
" dragen voor het grote gebouw van de Kerk. Ja, vertrekken jullie maar
" vol moed bij de gedachte dat het één enkele Kerk is die zich uit-
" spreidt over Europa, over Amerika en over heel de wereld en die in
" haar schoot al de bewoners ontvangt van al de naties die willen komen om
" zich te verschuilen in haar moederlijke schoot. Christus is de Heiland van
" de zielen die hier zijn zoals hij de Heiland is van de zielen die zich
" daar bevinden. Het Evangelie dat op

31.2 Page 302

▲back to top


- XI/299 -
" een plaats gepredikt wordt is hetzelfde als dat wat op een andere
" plaats wordt gepredikt, zodat, al zijn we naar het lichaam gescheiden, wij
" overal eenheid van geest bezitten terwijl we allen werken aan de
" meerdere glorie van dezelfde God en Zaligmaker, Onze Heer Jezus Christus.
"
Maar om het even waar jullie zich zullen gaan vestigen, mijn bemin
" de zonen, overal moeten jullie er onverpoosd aan denken dat jullie katho-
" lieke priesters, dat jullie Salesianen zijn. Als katholieken zijn
" jullie naar Rome gegaan om er de zegen, ja de zending van de Opperherder
" te ontvangen. En met deze daad spreken jullie een formule uit, een
" geloofsbelijdenis en geven jullie in het openbaar te kennen dat jul-
" lie door de Plaatsvervanger van Jezus Christus gezonden zijn om de-
" zelfde zending te vervullen als de apostelen, in opdracht van Jezus
" Christus zelf.
"
Daarom moeten jullie diezelfde sacramenten, ditzelfde Evange-
" lie verkondigd door de Zaligmaker, door zijn apostelen, door de opvolgers
" van Petrus tot op onze dagen, deze zelfde godsdienst met bezorgdheid lief-
" hebben, belijden en het enig ware geloof prediken, bij welke achter-
" lijke of onbeschaafde volkeren jullie ook mogen gaan. God moge jullie
" ervoor behoeden een woord te zeggen of de kleinste daad te stellen
" die zou zijn, of ook maar als dusdanig zou kunnen uitgelegd worden,
" in tegenstrijd met de onfeilbare lering van Sint-Pieters Stoel, die
" de Stoel is van Jezus Christus, tot wie we ons voor alles moeten
" wenden en van wie we in alles moeten afhangen.
"
In welk ver afgelegen deel van de wereld jullie je ook mogen
" bevinden, vergeten jullie niet, als Salesianen, dat jullie hier in Italië
" een Vader hebben, die jullie in de Heer liefheeft, een Congregatie
" welke bij iedere wederwaardigheid aan jullie denkt, die voor jullie
" voorzieningen zal treffen en jullie steeds als broeders zal ontvangen. Ga
" dus. Jullie zullen alle soort inspanningen, ontberingen, gevaren
" moeten doorstaan, maar vrezen jullie niet, God is met jullie. Hij
" zal je zoveel genade schenken, dat jullie met Sint-Paulus zullen zeg-
" gen: Uit mezelf kan ik niets, maar met Gods hulp ben ik almachtig. Omnia
" possum in eo qui me confortat. Jullie zullen gaan maar jullie zullen
" niet alleen gaan. Allen zullen jullie vergezellen. Niet weinige
" medebroeders zullen jullie voorbeeld volgen en zullen bij jullie
" zich komen aansluiten op het veld van roem en beslommeringen. En zij
" die niet met jullie zullen kunnen vertrekken naar de akker van het
" Evangelie, die de goddelijke Voorzienigheid voor jullie aangewezen
" heeft, zullen jullie in gedachten en met hun gebed vergezellen en
" zullen met jullie de vertroostingen, de droefheid, de bloemen en de
" doornen delen, opdat jullie met goddelijke hulp vruchtbaar zouden
" wezen in alles wat jullie zullen moeten doorstaan voor het heil van
" de zielen door Jezus afgekocht. Ga dus, de Plaatsvervanger van
" Jezus Christus en onze zeer vereerde Aartsbisschop hebben jullie
" gezegend en ook ik met al de genegenheid van mijn hart roep over
" jullie overvloedige goddelijke zegeningen af, over jullie reis,
" over geheel jullie onderneming, over al jullie inspanningen.
"
Vaarwel! Wellicht zullen we niet allen elkaar nog weerzien op
" deze aarde. Voor een tijdje zullen we, wat het lichaam betreft, ge-
" scheiden worden maar eens zullen we voor altijd verenigd zijn. Wij,
" die voor de Heer werken zullen tot ons horen zeggen: Euge, serve
" bone et fidelis... intra in gaudium Domini tui.

31.3 Page 303

▲back to top


- XI/300 -
Toen Don Bosco van de kansel was neergedaald, werd de plechtige ze-
gen met het Allerheiligste Sacrament door de pastoor van Borgodora gegeven.
Een ooggetuige schrijft hierover:(1) "Het prachtig versierde altaar, de
honderden stralende gezichten, het grote schilderij van de Allerheiligste
Maria, Hulp der Christenen, dat troonde boven het altaar, gaven een fraai
en indrukwekkend aspect aan de dienst." Na het zingen van het motet Sit nomen
Domini benedictum op muziek van Don Cagliero, voerde een koor van zilveren
stemmen een mooi Tantum ergo uit.
Na het geven van de zegen, zetten de zangers het Veni Creator in
en daarna zei Don Bosco, die zich naar het altaar begeven had, de zeer
mooie gebeden, welke de Kerk op de lippen van haar bedienaren legt wanneer
ze zich gereedmaken op reis te gaan, vooral op apostolische tochten. Don
Bosco besloot zijn gebeden met het geven van zijn vaderlijke zegen aan de
nieuwe missionarissen. Hij werd midden de algemene stilte ontvangen.
Toen kwam het meest aandoenlijke gedeelte van de ceremonie dat in
ieder hoekje snikken en geween deed ontstaan en de sereniteit van de jonge
apostels op een harde proef stelde. Terwijl de zangertjes in het koor
het motet Sit nomen Domini benedictum ex hoc nunc et usque in saeculum
herhaalden, gaven in het presbyterium midden de algemene aandoening de
geliefde Vader en al de priesters die assisteerden de laatste omhelzing
aan de afreizenden. De ontroering bereikte haar hoogtepunt, toen de tien Mis-
sionarissen vanuit het priesterkoor doorheen de kerk gingen en te midden van
de jongens en bekenden kwamen. Er ontstond een gedrang rondom hen om hun
handen en habijt te kussen. Don Bosco kwam de laatste aan de drempel van
de deur vanwaar hij enkele ogenblikken een groots schouwspel bekeek. Het
plein was gevuld met een dichte menigte en een lange rij voertuigen stond
op de missionarissen te wachten. Dat alles onder de klaarte van lantarens
die de nacht verlichtten en onder de weerschijn van een stroom van licht
dat uit de wijd openstaande deur kwam, onder een heldere hemel vol ster-
ren, terwijl een rustig briesje over de toeschouwers waaide. Don Lemoyne kon
de volheid van zijn gevoelens die zijn hart doorstroomden niet weerhouden. -
Ah! Don Bosco - riep hij uit - begint het dan waar te worden: Inde exi-
bit gloria mea? Het is waar - antwoordde Don Bosco, diep ontroerd.
De missionarissen, vergezeld van Don Bosco en van de Consul van Ar-
gentinië namen dan, na geruime tijd, plaats in de rijtuigen. Eerst ging
het langzaam en dan op een drafje naar het station. Maar de jongens van het
college van Valsalice waren vlugger. Ze waren hen in looppas voorafgegaan
en stonden op hen te wachten in de wachtzaal. Men vertrok schier dadelijk naar
Genua.
Don Bosco had in zijn toespraak beloofd aan de Missionarissen enkele
speciale gedenkenissen na te laten, als een vaderlijk testament aan zijn
zonen die hij misschien niet meer zou terugzien. Gedurende een van zijn
jongste reizen per trein had hij ze met een potlood in zijn notaboekje
geschreven, had er afschriften van laten maken, en ze nu aan ieder af-
zonderlijk gegeven, terwijl zij weggingen van het altaar in de kerk van
Maria, Hulp der Christenen.
(1) Chiala, 1.c., hoofdstuk V.

31.4 Page 304

▲back to top


- XI/301 -
Hier gaan dan de twintig aanmaningen waarmede wij dit hoofdstuk zullen be-
sluiten.
" 1. Zoek zielen maar geen geld, eer noch waardigheden.
" 2. Getuig van christelijke liefde en van grote beleefdheid tegen-
"
over iedereen, maar zoek geen gesprekken en gemeenzaamheid met
"
personen van het andere geslacht of met verdacht gedrag.
" 3. Breng geen bezoeken tenzij uit christelijke liefde of uit noodzaak.
" 4. Aanvaard nooit uitnodigingen te gaan dineren, tenzij wegens zeer
"
ernstige redenen. Zorg in deze gevallen met twee te zijn.
" 5. Zorg in het bijzonder voor de zieken, de kinderen, de bejaarden
"
en de arme mensen. Aldus zullen jullie Gods zegen en de welwillend-
"
heid van de mensen verdienen.
" 6. Betuig eerbied voor alle gezagdragers : burgerlijke, kerkelijke leden
"
van gemeentebestuur en regering.
" 7. Wanneer je op je weg gezaghebbende personen ontmoet, haast je ze
"
eerbiedig te gaan groeten.
" 8. Doe hetzelfde tegenover geestelijken of leden van kloosterinsti-
"
tuten.
" 9. Vlucht het niets doen en de betwistingen. Wees matig in eten,
"
drinken en rusten.
" 10. Bemin, vrees, eerbiedig de andere kloosterorden en spreek er
"
altijd goed over. Dit is het middel om door iedereen te worden
"
geacht en het welzijn van de Congregatie te bevorderen.
" 11. Zorg voor je gezondheid. Werk, maar niet meer dan je krachten toe-
"
laten.
" 12. Zorg ervoor dat de wereld zou weten dat jullie arm zijn in je
"
kleren, je voedsel, je verblijf; dan zullen jullie rijk zijn in
"
het aanschijn van God en meester worden over de harten van de
"
mensen.
" 13. Onder elkaar moeten jullie elkaar beminnen, verbeteren, raad geven,
"
maar nooit mag er nijd of wrok zijn, integendeel, het welzijn
"
van de een moet het welzijn van allen zijn. De smarten en het lijden
"
van de een moeten aangezien worden als de smarten en het lijden van
"
allen en ieder van jullie moet er zich op toeleggen deze af te
"
keren of ten minste ze te verzachten.
" 14. Onderhoud jullie Regel en vergeet nooit de maandelijkse oefe-
"
ning van de goede dood.
" 15. Beveel iedere ochtend de bezigheden van de dag aan God aan, namelijk
"
het biechthoren, het onderricht geven, het onderwijzen van de
"
catechismus en de sermoenen.
" 16. Beveel voortdurend de godsvrucht tot Maria, Hulp der Christenen,
"
en tot Jezus in het Sacrament aan.
" 17. Geef de jongens de raad dikwijls te biechten en te communie te gaan.
" 18. Om priesterroepingen aan te kweken moet je inprenten: 1° liefde tot
"
de deugd van zuiverheid; 2° afgrijzen voor de tegenovergestelde
"
ondeugd; 3° geen omgang met losbandige mensen; 4° een veelvuldige
"
communie; 5° leg tegenover hen een speciale christelijke liefde,
"
minzaamheid en welwillendheid aan de dag.
" 19. In de onderlinge betrekkingen, in betwiste zaken moet men, alvorens
"
te oordelen, beide partijen horen.
" 20. Bij inspanningen en lijden niet vergeten dat wij in de hemel een
"
grote beloning voor ons zullen bereid vinden. Amen."

31.5 Page 305

▲back to top


- XI/302 -
HOOFDSTUK XVII
VOOR EN NA DE INSCHEPING
De vermoeidheid van een dag zo gevuld met beweging en emoties moest in
het schemerduister van hun kamertje weldra de bovenhand halen op de gevoe-
lens van genegenheid waarmee de missionarissen ervan genoten voor de laat-
ste keer en voor zo lange tijd in de nabijheid en de intimiteit van hun
Vader te vertoeven. Te middernacht kwamen ze aan te Sampierdarena, waar Don
Albera, de directeur van het Tehuis van Sint-Vincentius hen verwachtte. Er
waren twee dagen nodig om de uitrusting naar de boot te brengen en de ein-
deloze formaliteiten voor het bekomen van de paspoorten te vervullen. Gedu-
rende die twee dagen zagen allen wat een grote genegenheid de jonge apos-
telen hun Overste en Vader toedroegen. Hij kon geen stap verzetten of ze
volgden hem, als aangetrokken door een geheimzinnige kracht, die ze niet
van zijn persoon liet weggaan. Ze bestormden hem met vragen, ze vroegen hem
steeds maar om nieuwe raadgevingen, ze zegden hem steeds weer hun geestelij-
ke noden. Maar men kon ook merken welke vaderlijke tederheid hij koesterde
voor elk van zijn zonen, door hem grootgebracht, onderricht en gevormd in
het Oratorio. Met een onverstoorbare kalmte legde hij er zich op toe hen
te bevredigen door hen de schatten van zijn ervaring en zijn hogere verlichting
mee te delen.
Op de ochtend van de 14de, die een zondag was, gingen ze eerst de mis
opdragen en hun gebruikelijke devoties doen en dan trokken ze de weg op
naar de haven. Don Bosco stond nog maar pas klaar om uit het bootje op
het laddertje te springen dat hem naar het dek van het schip bracht, of
kapitein Guidard kwam naar beneden om hem een hand te reiken. Daarna leidde
hij hem naar de plaats bestemd voor de missionarissen en nadien naar ieder
hoekje van het vaartuig. Deze stoomboot met name Savoie hoorde toe aan de
Franse zeevaartmaatschappij van Marseille.
Toen ze in de zaal van eerste klas waren binnengekomen speelde de
coadjuteur Molinari op de piano, en zette het Looft Maria in dat de ande-
ren meezongen. In de zaal waren reeds vele reizigers en het zingen trok er
anderen naartoe. Toen maakte Don Cagliero van dit ogenblik gebruik om zijn
apostolische prediking aan te vangen met een kort sermoen, waarin hij, her-
innerde aan het feit dat men die dag te Genua het naamfeest van de Aller-
heiligste Maagd vierde, en dat het hem dus gepast toescheen dat men, op het
punt een zo lange reis te ondernemen, de bescherming zou inroepen van Haar
die de ster der zee is en een veilige loods naar de haven. Hij voegde er-
aan toe dat gedurende de overvaart van de Atlantische Oceaan ieder de gele-
genheid zou hebben te biechten en te communiceren... Niet alleen werden zijn
woorden met inschikkelijkheid aanhoord maar ze hadden ook nog een onmiddellijk

31.6 Page 306

▲back to top


- XI/303 -
uitwerksel want velen vroegen dadelijk waar ze konden te biechten gaan, zodat
het noodzakelijk was een biechtstoel met zeil en gordijn te improviseren.
Tot dan toe had het goede humeur aan de missionarissen niet ontbroken
omdat de aanwezigheid van hun geliefde Vader hun harten sterkte, maar het
kritieke ogenblik van het afscheid kwam naderbij. Inderdaad om 11 uur klonk
het signaal dat iedere persoon die de reis niet meemaakte zich moest
terugtrekken. Don Bosco had geruime tijd met de kapitein gesproken en hem
zijn duurbare medebroeders aanbevolen. Deze was een uiterst beleefd persoon
en beloofde dat hij de missionarissen met alle consideratie zou behandelen
en dat ze steeds door de bemanning zouden geëerbiedigd worden. Eindelijk
verzamelde Don Bosco ze rond zich, gaf hun de laatste vaderlijke raadgevin-
gen en zegende ze.
De coadjuteur Enria, die zich reeds sedert enkele maanden te Sampier-
darena bevond en bij dit feit aanwezig was heeft het toneel van het af-
scheid aldus beschreven: "De missionarissen konden moeilijk scheiden van
hun Don Bosco. Hij, hoewel diep ontroerd, moedigde hen aan door te herinne-
ren aan het doel van hun reis, namelijk de glorie van God, zoveel zielen te
winnen, zoveel ongelovigen te bekeren... - Wat zijn jullie gelukkig dat
jullie het eerste zaad van het Evangelie op deze akkers mogen uitzaaien!
Wat al vruchten zal het opbrengen voor de Kerk en voor onze Salesiaanse
Sociëteit! Jullie zullen onvermoeibaar werken en jullie werk zal bijdragen
tot de zegepraal van onze heilige godsdienst en van de Rooms-Katholieke
Apostolische Kerk en het zal ruimschoots door God beloond worden. In zijn
naam mag ik u verzekeren dat jullie een ontelbare oogst wacht, daarvan mo-
gen jullie zeker zijn. Geven jullie geen acht op vermoeienissen, ontbe-
ringen, misprijzen van de wereld. - De missionarissen, evenals zij die in
de zaal aanwezig waren, gingen op hun knieën zitten. Don Bosco zegende en
omhelsde hen, te beginnen met Don Cagliero. Daarna daalde hij van het
stoomschip af. Bij hem waren Don Albera, Don Lemoyne, de broer van Don
Cagliero en anderen. Toen wij in het bootje waren bleven de ogen van Don
Bosco en onze ogen op het vaartuig gericht om nog eens de missionarissen
te zien, die op het dek stonden en ons hun laatste vaarwel toestuurden. Don
Bosco was hoogrood in het gelaat wegens de inspanning zijn ontroering te
bedwingen."
De reizigers gingen aan tafel zitten om het ontbijt te nemen toen tot
hun dankbare verrassing aan de missionarissen een bezoek werd aangekondigd.
Het waren de jongens van het Tehuis van Sampierdarena die hen nog eens
kwamen groeten. Het was Don Bosco die hen uit fijne attentie gezonden had.
Er bleef ternauwernood tijd genoeg over om enkele woorden te wisselen, toen
de jongens reeds moesten heengaan en de missionarissen opnieuw alleen ble-
ven. Om twee uur zette het stoomschip zich in beweging.
De 15de zetten ze voet aan wal te Marseille, dat ze zes uur lang moch-
ten bezoeken. De 17de wierpen ze het anker uit in het zicht van Barcelona
en de 18de voeren ze de haven van Gibraltar binnen. Hier ging Don Fagnano,
vergezeld van de heer Gazzolo, die de mentor van de missionarissen in
Amerika moest zijn, een voorraad aan hosties en kaarsen opdoen. Ze legden
ook een bezoek af bij de bisschop, die de levendige wens uitdrukte te
worden geholpen door de zonen van Don Bosco bij de opvoeding van de jeugd.
En laten we ze thans in volle Oceaan varen, begeleid van de vurige gebeden
van al de jongens van het Oratorio.

31.7 Page 307

▲back to top


- XI/304 -
Door tijdgenoten hebben we vernomen hoe door dit vertrek, in het Ora-
torio de geest van gebed verlevendigd werd. De leerlingen kwamen, klas
voor klas, overeen groepjes te vormen die dagelijks zouden te communie
gaan, tot men wist dat de missionarissen veilig en wel op hun bestemming
waren gekomen. Er was zelfs een jongetje dat er zich toe verplichtte drie
dagen per week te vasten, tot hij van God de genade zou bekomen hebben dat
ook hij mocht vertrekken, naar de verre missies, na voltooiing van zijn
studies. Toen de oversten deze gestrengheid vernomen hadden, werd ze hem ver-
boden.
We willen er nog bijvoegen dat Don Cagliero een persoonlijk onder-
pand van de vaderlijke bezorgdheid van Don Bosco op zich droeg in de vorm
van een reeks aanbevelingen en boodschappen, door Don Bosco voor hem
geschreven en hem overhandigd daags voor de inscheping. Ziehier de inhoud van
dit document.
" Aan Don Cagliero,
" 1° Draag zorg voor de gezondheid en de zedelijkheid van allen en leg
" het aldus aan boord dat iedereen de noodzakelijke rust geniet.
" 2° Zeg aan Dr. Ceccarelli dat ik de 200 fr. ontvangen heb en dat ik me
" aanbeveel voor de Argentijnse catechismus, namelijk een exemplaar
" dat nodig is voor het drukken van de Giovane Provveduto in het
" Spaans.
" 3° Laat Tomatis zijn rekenkunde in het Spaans vertalen en het
" dan opsturen. Het werk zal hier te Turijn gedrukt worden. Late men
" nagaan of er een goede tekst van de Gewijde Geschiedenis
" bestaat, zo niet zullen wij er een klaarmaken.
" 4° Vergeet niet het boek Cattolico of een ander boek aan Dr.
" Espinosa te geven.
" 5° Wanneer Allavena en zijn gezellen op de boot zullen zijn te
" Marseille, stuur me dan het volgend telegram: allen goed aangekomen
" en in goede gezondheid. Zijn ze er niet laat dan het woord allen
" weg.
" 6° Telkens je op reis daartoe gelegenheid krijgt, schrijf me dan
" wat je kunt schrijven, maar voeg er steeds een vertrouwelijk
" briefje bij om mij te zeggen wat eigenlijk het geval is.
" 7° Betuig alle eerbied aan de heer Francesco Benitez en maak er
" hem opmerkzaam op dat hij ook Franciscaan is, namelijk dat hij
" de naam van onze patroon draagt.
" 8° Niemand pronke met wat hij kan of doet. Wanneer men op de proef
" wordt gesteld zal iedereen doen wat hij kan, maar zonder vertoon.
" 9° Indien het ooit zou gebeuren geld te moeten opzenden, stuur
" het dan op naam van Don Rua op de manier die je door commandeur
" Gazzolo zal worden aangeduid.
" 10° In brieven moeten jullie steeds verwijzen naar de gebeden
" welke jullie storten en naar de dankbaarheid welke jullie heb-
" ben voor hen die jullie een weldaad bewezen en voor al de wel-
" doeners van het Oratorio. Op dit punt moet men niet vrezen teveel
" te zeggen.
" 11° Onderweg of op het einde van de reis moet je een kort briefje
" sturen aan onze bijzonderste weldoeners, zoals de Markies en
" de Markiezin Fassati, Moeder Corsi en haar gezin; Gravin Callori,
" Gravin Teresa Bricherasio, Via La Grange 20 enz. enz. Deze za-
" ken zullen voor jullie en voor ons uiterst nuttig zijn.
" 12° Wanneer er personeel nodig is, schrijf dan dadelijk zowel
" voor kloosterzusters als voor Salesianen, maar zeg ook je me-

31.8 Page 308

▲back to top


- XI/305 -
" ning op wie men staat kan maken.
" Doe wat je kan, God zal doen wat wij niet kunnen doen. Vertrouw
" alles toe aan Jezus Christus in het Heilig Sacrament en aan Maria,
" Hulp der Christenen en dan zul je merken wat een mirakel is.
"
Ik vergezel jullie met mijn gebeden en iedere ochtend zal ik jullie
" allen in de H. Mis gedenken. Moge God jullie zegenen op al je wegen.
" Bid voor mij en voor jullie Moeder, de Congregatie. Amen.
"
" Sampierdarena, 13-11-1875.
Priester Gio. Bosco.
Don Bosco overhandigde bovendien aan Don Cagliero voor de Aartsbis-
schop van Buenos Aires een brief van voorstelling en aanbeveling in het La-
tijn met daarbij een speciale nota waarin naam, hoedanigheid en ambt van
de afzonderlijke personen waren aangegeven. Hij gaf hem ook een nota van uitga-
ven om deze aan te bieden aan de Commissie van S. Nicolàs de los Arroyos,
waaraan hij volgende verklaring toevoegde: "Wij vragen niet dat de hier-
voor geprezen Commissie deze som zou betalen. Het is alleen een ootmoedig
verzoek ons op de een of andere manier ter hulp te willen komen. Dit zal
voor de Overste van de Congregatie van de Salesianen een doeltreffend mid-
del zijn om de kosten van publiciteit bij deze gelegenheid aangegaan te
voldoen en andere Salesianen die zouden moeten komen om samen met hun ge-
zellen te werken gereed te maken."
De geest van Don Bosco werd nooit door een gedachte zo volledig in
beslag genomen dat hij ook niet aan andere lopende zaken kon denken. Inder-
daad, de dag na de inscheping hield hij zich reeds met een andere stichting
bezig, waarover we het kortelings zullen moeten hebben. Hij schreef aan Don Rua:
"
Beste D. Rua,
"
Je zult er goed aan doen te schrijven aan de jonge geestelij-
" ke Perret die te Lanzo is om hem te zeggen dat hij een reispakje zou
" maken om mij te vergezellen naar Nizza, waar we op 20 dezer verwacht
" worden. Alles is gereed. Hij kan rechtstreeks naar Alassio gaan,
" waar ik hem zal ontmoeten.
"
Tot heden toe heeft Don Bonetti me niets gezegd over Sint-
" Carolus,(1) zodat ik mijn weg naar de Riviera voortzet. Wanneer
" je brieven schrijft of verzendt, voor de 20ste ben ik te Alassio, nadien
" te Nizza.
"
Gisteren heb ik onze Argentijnen aan boord vergezeld. Logies,
" voedsel, alles is uitmuntend. Ze waren allen opgewekt en vertrokken
" om 14 uur naar Marseille, vanwaar ze nieuws zullen laten weten. La-
" ten we voor hen bidden. God zal doen al wat wij niet kunnen doen. Amen.
" 15-11-1875.
"
zeer genegen in J. Chr.
Priester Gio.Bosco
(1) Het feest van de Patroonheilige van het College van Borgo S. Martino was op een andere dag
geplaatst geworden. De 13de (zaterdag) schreef Don Bosco aan Don Bonetti: "indien het feest
van Sint-Carolus aanstaande donderdag (18) zou gevierd worden, zal ik zorgen er te zijn.
Indien dit zo is, laat me het dan per telegram weten, opdat ik mij op die dag tot niets
anders zou verbinden."

31.9 Page 309

▲back to top


- XI/306 -
Een weinig nadien ontving hij vanuit Marseille het eerste nieuws van de
missionarissen, dat hij ijlings doorzond naar Turijn.
"
Beste D. Rua,
"
Goed nieuws van onze missionarissen. D.Cagliero schrijft uit
" Marseille volgend telegram: "We zijn er allemaal en bevinden ons
" allen in goede gezondheid, de reis is zeer aangenaam."
"
Door de woorden "we zijn er allemaal" zinspeelt hij op de
" aanwezigheid van Gioia en Allavena (1) die hun medebroeders in
" deze stad gingen ontmoeten. Geef er kennis van aan de andere mede-
" broeders. Laten we de Heer bedanken en voortgaan met bidden.
"
Morgen vertrek ik naar Varazze, mijn bezoek aan Borgo S. Martino
" gaat niet door, omdat, in plaats van aanstaande donderdag het feest
" van Sint-Carolus verleden maandag heeft plaats gehad, dus gisteren.
" En ik wist er niets van.
"
Vale in Domino en Valedic.
"
"
zeer genegen in J. Chr.
"
Giov. Bosco, priester.
Hij vertrok de 17de naar Varazze, vanwaar hij volgende belangwek-
kende brief aan gravin Callori schreef.
"
Mijn goede en liefste Moeder,
"
Ik heb onze missionarissen vergezeld tot Genua, aan boord van
" het vaartuig dat ze naar Amerika moet brengen. Ze waren blij, bewogen en
" erin berustend zich aan de Heer weg te schenken daar waar de godde-
" lijke Voorzienigheid ze roept.
"
Toen ik op het punt stond te vertrekken nam D. Cagliero in
" naam van zijn gezellen het woord en zei me: "Wij bevelen ons aan
" van onzentwege Mevrouw de Gravin Callori te bedanken voor de lief-
" dadigheid die ze ons bewezen heeft. Waar we ook zullen gaan, we
" zullen altijd voor haar bidden, ook voor haar gezin en de zielen
" welke wij hopen te redden zullen haar zeker eens de hemel openen. We
" hopen dat zij er mee voortgaan zal ons gunsten te bewijzen, terwijl
" Don Bosco ons nieuwe arbeiders voor het Evangelie ter hulp zal zenden."
"
Daarna wat tranen en om 2 uur in de namiddag verlieten ze
" Genua om zich naar een ander werelddeel te begeven.
"
Toen ze te Marseille waren aangekomen schreef D. Cagliero mij
" volgend telegram. "We zijn allen in goede gezondheid toegekomen.
" De reis is zeer aangenaam."
(1) Kanunnik Allavena en coadjuteur Gioia deden de reis over land tot Marseille. Wegens hun
leeftijd konden ze geen paspoort krijgen... De brief heeft geen datum maar hij is van de 16de,
want de 16dde was juist een dinsdag.

31.10 Page 310

▲back to top


- XI/307 -
"
Zodra ik ander nieuws zal hebben, zal ik het U laten toekomen
" op de plaats waar U zich zult bevinden. Ontvang dan de gemeenschappe-
" lijke blijken van dankbaarheid en bid voor deze arme mens die altijd
" zal wezen in Jesus Christus
"
"
uw nederige dienaar
" Varazze, 17-11-1875.
Priester Gio. Bosco.
Te Varazze wachtte hem een lelijke verrassing, namelijk een uitbars-
ting van purperkoorts, een ziekte die hem reeds drie jaar tevoren getrof-
fen had in hetzelfde college en op diezelfde tijd. Waarschijnlijk was ze
na de eerste aanval niet helemaal verdwenen. Om de twee maanden en ook
vaker, wanneer zware inspanningen hem terneerdrukten, of ongunstig weer
hem verraste, verschenen de puistjes weer opnieuw. Dit ging vergezeld van
koortsaanvallen met zware hoofdpijn, slapeloosheid en een zeer vervelend
gapen. Telkens greep er dan over bijna gans zijn lichaam een huidwisseling
plaats. Heel weinig personen echter merkten dit op, omdat hij niettegen-
staande de boosaardige kwaal doorging met werken, en ook omdat hij niet
meer dan gewoonlijk te bed bleef. Nochtans trad de uitslag toen onder een ge-
weldige vorm op.
Directeur Don Francesia liet dadelijk aan het Oratorio de toestand
van Don Bosco weten. Zijn relaas werd in het openbaar aan de jongens voor-
gelezen. Wanneer ze hoorden wat hun Vader te verduren had toonden ze zich
buitengewoon bedroefd en begonnen ze lange gebeden te zeggen omdat ze
vreesden dat de ziekte gevaarlijker was dan ze in werkelijkheid bleek te
zijn en dat aldus zijn terugkeer voor lange tijd zou verhinderd worden.
Maar voor de 20ste was hij te Nice-aan-zee, zoals we zullen zien en
vandaar vertrok hij naar Ventimiglia. In het begin van december was hij
weer te Varazze, van waaruit hij drie brieven verzond, welke bewaard zijn
gebleven. Een brief was gericht aan Don Reffo van de vakleerlingen, die een
overwegend aandeel had in de opstelraad van de Unità Cattolica. Hij zond
hem de Breve van de Heilige Vader, om ze te publiceren in zijn krant.
"
Beste Don Reffo,
"
Ik zend je een brief van de H. Vader, opdat je zou nagaan of
" je het passend vindt hem in te lassen in de Unità Cattolica. De
" vertaling is van D. Francesia. De woorden die eraan voorafgaan heb
" ik geschreven maar u mag ze wijzigen naar uw goedvinden.
"
Ik hernieuw hier mijn levendige dank voor het prachtig artikel
" over de kerkelijke dienst voor de afreis van de Salesianen.(1)
"
Uit Rome, Florentië, Venetië en uit vele andere plaatsen heb ik
" brieven vol lof ontvangen van mensen die heel wat tranen gestort heb-
" ben toen ze het lazen. Een voornaam en onverdacht personage zei: -
" Ik geloof dat dit het non plus ultra is van de artikels van de
" Unità Cattolica."
(1) Hij zinspeelt op een artikel verschenen in nummer 266 van 14 november over de kerkelijke
dienst bij de afreis.

32 Pages 311-320

▲back to top


32.1 Page 311

▲back to top


- XI/308 -
"
Dit weze je voldoening en moge de Heer je altijd zegenen.
"
Ik stuur je deze omslag, omdat ik niet weet of de theoloog
" Margotti reeds in Turijn is. Als je hem aantreft, doe hem vele
" groeten van mijnentwege. God overstelpe je met zegeningen. Bid voor
" deze arme mens die voor jou steeds in Jesus Christus zijn zal
"
"
je toegenegen
" Varazze, 2-12-1875.
Priester Gio. Bosco.
De Latijnse tekst van de Breve en haar vertaling in het Italiaans, die
wij lieten verschijnen in het andere hoofdstuk, werd gepubliceerd in nummer
285 van 7 december, met deze inleiding van Don Bosco:
"
Voor hun vertrek naar de Argentijnse Republiek, zoals we in onze
" krant genoteerd hebben, begaven zich de Salesiaanse missionarissen
" naar Rome om hun opwachting te maken bij het Opperhoofd van de Kerk,
" om zijn zegen te ontvangen en er zich van te verzekeren dat hun
" zending gegrondvest was op de hoeksteen die Christus Onze Zaligmaker
" is, centrum van alle waarheid en van alle goed. Priester Bosco, hun
" overste bezorgde hun aanbevelingsbrieven, waarin hij ook gegevens
" verschafte over het gelukkige beginstadium van het Werk van Maria,
" Hulp der Christenen, dat bedoeld is om grotere jongens op te leiden
" voor de geestelijke staat, een werk door de Heilige Vader reeds
" vroeger gezegend en aanbevolen. Terwijl thans de moedige zonen van
" de Heilige Kerk de overvaart van de Atlantische Oceaan doen, heeft
" de Heilige Vader zich gewaardigd aan priester Bosco te antwoorden
" bij middel van een Breve, die stellig een kostbaar document zal zijn
" voor de nieuwe missie en voor het ontluikende Werk van Maria, Hulp der
" Christenen.
Een tweede briefje zond hij vanuit Varazze aan de directeur van het
College van Borgo S. Martino, waarbij hij zichzelf schertsend voorstelde
met voorgewende plechtigheid.
"
Beste D. Bonetti,
"
Ik dacht een uitstap te kunnen doen tot Borgo S. Martino vooraleer
" mij naar Turijn te begeven, maar thans roept mij een dringende zaak
" voor morgen. Waarschijnlijk zal ik gedurende de Octaaf van Kerstmis
" komen, maar ik zal het laten weten.
"
God moge je alle goed verlenen, ook aan de kinderen en mede-
" broeders. Groet ze allen in de Heer en bid voor mij die voor jou in
" Jezus Christus ben
"
" Sampierdarena, 5-12-1875.
je toegenegen vriend.

32.2 Page 312

▲back to top


- XI/309 -
De derde brief, die wij hier als laatste geven om zijn grotere be-
langrijkheid, werd geschreven één dag voor de vorige brief. Men ziet dat
Don Bosco zich geen rust gunde!
"
Mijn beste D. Cagliero,
"
Ik schrijf aan jou en jij zult nieuws laten geworden aan
" onze andere Salesianen. We hebben nieuws van jou gehad tot Gibral-
" tar en we zegenen God dat je reis goed verlopen is. In al onze Huizen
" wordt er gebeden opdat de reis ook verder goed zou verlopen tot op het
" werkterrein.
"
Onmiddellijk na je vertrek, namelijk op 29 november, kwamen
" mij de brieven uit Rome toe: een brief aan de Aartsbisschop van Bue-
" nos Aires, je decreet, een brief van de Paus, een andere brief van
" Kardinaal Antonelli. De andere brieven zullen je tegelijkertijd worden
" overhandigd.
"
Op korte tijd zijn onze zaken er werkelijk op vooruitgegaan. Op de
" 21ste van verleden maand werd de patronaatstuin te Nice met een huis
" voor arme jongens geopend. Directeur is D. Ronchail, onderwijzer is
" Perret, pianist Rabagliati, kok Coppellano. De Algerijnen werden
" daarheen gebracht.
"
Bij mijn terugkeer ben ik begonnen aan de onderneming tegen de pro-
" testanten van Bordighera. Het huis dat moet zorgen voor de jongens en de
" eredienst is toevertrouwd aan D. Cibrario samen met enkele andere
" burgers.
"
De Dochters van Maria, Hulp der Christenen, zullen zorg dragen
" voor de keuken en voor de meisjes. Tot heden toe moeten we nog huren, maar
" er werd een terrein gekocht juist naast de tempel, de school, het
" asiel, en het Tehuis van de protestanten en daar zullen wij, als,
" het God behaagt de volgende lente beginnen met een kerk en met het
" nodige bijgebouw.
"
Op de 9de van deze maand zal het lokaal van Sampierdarena wor-
" den ingewijd en de zonen van Maria, die tot heden in verschillende
" Huizen verspreid leefden, zullen er hun intrede doen.
"
Op de 12de van deze maand zal Don Rua met de heer Mina naar
" Mornese gaan om er enkele inkledingen en professies te doen. Hun aantal is
" aan het stijgen. In het begin van januari aanstaande zal een groepje
" de zorg op zich nemen van het nieuwe Huis van Alassio.
"
Wanneer jij of een andere schrijft, zorg er dan voor ook de klein-
" ste bijzonderheden te noteren die je ter ore komen, want allen wen-
" sen ook het geringste nieuws over jullie te vernemen.
"
Al onze Huizen zijn vol. Allen willen hun groeten zenden aan de
" missionarissen en ze zelfs gaan bezoeken. Je zult ons je gedachten
" willen meedelen en te zijner tijd zullen wij je de verwezenlijking
" van de projecten laten weten.
"
Beveel aan iedereen aan zorg te dragen voor zijn gezondheid en
" wanneer je me schrijft, zeg me dan of iemand onder de reis geleden
" heeft en of ze zich op dit ogenblik allen in goede gezondheid bevinden.
"
Wanneer je deze brief zult laten lezen aan onze andere bemin-
" de zonen, zorg er dan voor, als het mogelijk is, dat je ook de ge-
" aandenkens die ik je gegeven heb voor je vertrek samen leest.
"
God moge jullie allen zegenen, bidden jullie ook voor mij die voor
" jullie altijd in Jezus Christus zal zijn
"
"
je toegenegen vriend
" 4 december, 1875.
Priester Gio. Bosco.

32.3 Page 313

▲back to top


- XI/310 -
" P.S. Begrijp wel dat telkens er geschreven wordt steeds speciale
" groeten bedoeld zijn die moeten overgemaakt worden aan de heren Dr.
" Ceccarelli, Benitez, Espinosa enz. enz.
"
Alvorens gebruik te maken van de privileges van de missiona-
" rissen moet je er voor zorgen dat jullie Aartsbisschop ze onder ogen
" gehad heeft.
Hij was op het punt Ligurië te verlaten, wanneer hij uit Lyon corres-
pondentie ontving, die niet aan zijn verwachtingen beantwoordde. Hij had
aan het Werk van de Propaganda Fide een verzoekschrift gericht om ook
van daaruit enige hulp te krijgen. Maar de Centrale Raad hiervan kon er
geen gunstig gevolg aan geven, omdat de Statuten van dit Werk niet toelie-
ten een subsidie te verlenen tenzij aan missies die buiten de katholieke
Staten gevestigd waren en niet anders dan door de bemiddeling van de
rechtstreekse Hoofden van de Missies zelf. Opdat dus, in het geval van Don
Bosco, subsidies hadden kunnen verleend worden aan de Pampa's en aan Pata-
gonië, ware het nodig geweest dat deze gebieden reeds canoniek als Missies
waren opgericht met hun kerkelijke Overste, Apostolisch Vicaris of Prefect,
en dat ze daarom niet verenigd waren met het Aartsbisdom waarvan ze deel
uitmaakten. Hij vertrok vandaar met een troost en hij keerde naar Turijn
terug met een hoop, namelijk de troost in staat te zijn geweest de finan-
cies te stijven van twee colleges die onder schulden gebukt gingen wegens
de uitgaven voor nieuw opgerichte gebouwen en de hoop hetzelfde te kunnen
doen met het Oratorio. Hij schreef inderdaad aan Don Rua:(1) "Ik ben erin
geslaagd de financies van Alassio en van S. Pier d'Arena zo goed als moge-
lijk op dreef te brengen. Wanneer ik te Turijn zal aangekomen zijn, zullen
we dat ook met onze financies doen." Het was klaarblijkelijk dat de Voorzie-
nigheid hem bijgestaan had.
Nadat hij nog wat te Sampierdarena en te Genua gebleven was zette hij
op 6 december, rond vier uur in de namiddag, de voet weer in het Oratorio,
waar hij vijfentwintig dagen afwezig geweest was. Jongens, jonge geeste-
lijken en oversten verwachtten hem met ongeduld. De kroniek schrijft hier-
over: "Wij zijn altijd gelukkig Don Bosco bij ons te hebben, maar wanneer
hij meer dan veertien dagen is weggebleven dan zijn wij bij zijn terug-
komst zeer gelukkig." De klas ging op haar einde toen het gerucht verspreid
werd dat Don Bosco terug en reeds op zijn kamer was. De kroniek gaat voort:
"De jongens, zagen toen in dat het maar een lichte ziekte geweest was en
werden door zulk een vrolijkheid aangegrepen dat ze bij sommigen tot
dwaasheid scheen te ontaarden."
Nadat er gebeld was voor het avondmaal, kwam Don Bosco in de refter
toen de voorlezing reeds begonnen was. Don Rua ontsloeg onmiddellijk van
het verplichte stilzwijgen en een hartelijk handgeklap steeg van alle kan-
ten op. De kroniek beschrijft zijn binnenkomen aldus: "Hij komt lachend en
zeer langzaam in de refter binnen, terwijl hij de ene een blik toewerpt, aan de
andere een stoot-je-in-de-ribben geeft, een derde aanspreekt. Op die enke-
le ogenblikken gaf hij een antwoord op vele brieven, waarin hem om raad
was gevraagd. Het scheen dat hij in zijn hart steeds gedacht had aan wat erin
geschreven stond
(1) Brief vanuit Sestri Ponente aan Don Rua, 4 december 1875.

32.4 Page 314

▲back to top


- XI/311 -
en aan wie hem geschreven had; allen waren met blijdschap vervuld." Zo, bijvoor-
beeld, toen hij in de nabijheid van Don Barberis kwam, bleef hij enkele
ogenblikken staan en terwijl hij hem een van die onbeschrijfelijke blikken
toewierp, zei hij: Ik heb goed rekening gehouden met uw project en ik bestu-
deer de manier om het te verwezenlijken. - Dit was voldoende om hem te ver-
vullen met zo een vreugde dat hij daarbij veel droefgeestige gedachten ver-
gat, die hem sinds vele dagen beklemden.
Na het avondmaal aanhoorde hij, zoals gewoonlijk, alles wat men hem
kwam zeggen en gaf zijn advies over zaken die hangende gebleven waren.
Tegelijkertijd liet hij de communiteit aanzeggen dat hij die avond vele
mooie dingen te vertellen had over zijn reis. Om 9 uur waren studenten,
vakjongens, novicen, coadjuteurs, allen dus, verenigd om hem op te wachten.
Pas liet hij zich zien of een geroep van Leve Don Bosco, vergezeld van een
luidruchtig handgeklap brak los en het werd maar stil, wanneer Don Bosco,
die op de katheder gestegen was, teken deed dat hij wou spreken. Ziehier wat hij
zei:
"
Het is lang geleden, mijn beste jongens, dat wij elkaar nog
" gezien hebben. Ik ben uit Turijn vertrokken op de 11de van de vorige
" maand om onze missionarissen naar Genua te vergezellen. Na hun vertrek
" ben ik naar Nice gegaan om verschillende zaken te regelen, waarover ik
" jullie juist wil spreken. Ik zal er deze avond mee aanvangen jullie
" bijzonderheden te vertellen over het vertrek van de missionarissen. Om
" half acht 's avonds, op 11 november, vertrokken we met het
" konvooi en zijn we te S. Pier d'Arena toegekomen na middernacht. De reis
" verliep goed, er werd over een en ander gesproken, dan werd het
" stil en allen sliepen. Nu en dan hoorde men een moeilijk weerhouden snik
" van iemand die weende. Te S. Pier d'Arena werden we verwacht door
" Don Albera, die ons logies bezorgde in zijn Tehuis van Sint-Vincen-
" tius. De twee daaropvolgende dagen werden gebruikt om de laatste
" toebereidselen voor de reis te maken. Sommigen moesten nog formali-
" teiten vervullen voor de paspoorten, anderen moesten zich enkele
" noodzakelijke zaken aanschaffen, dan brieven schrijven, beschikkingen
" treffen en groeten laten geworden aan mensen uit deze wereld alvorens
" naar de andere te vertrekken (iedereen glimlacht).
"
Hier te S. Pier d'Arena zag men werkelijk de genegenheid die
" men er koestert voor Don Bosco. Ik kon me zelfs geen ogenblik van
" hen losmaken. Wanneer ik de kerk binnen ging waren ook zij in de
" kerk om er met mij te bidden, wanneer ik naar de refter ging voor,
" het ontbijt gingen ze ook achter mij de refter binnen, ging ik op
" mijn kamer, dan waren ze met mij in de kamer. Ik deed geen stap of
" ze volgden mij. Ik moet jullie ook zeggen dat ik zelf van hen niet
" kon verwijderd blijven en hadden zij mij niet komen opzoeken, dan
" zou ik hen gaan opzoeken zijn. Ik had hen vele dingen te zeggen, maar
" velen van hen verlangden nog veel meer naar mij te luisteren, mij vra-
" gen te stellen en zaken te vertellen. Het scheen werkelijk of de
" scheiding onmogelijk zou zijn. Ik had hen reeds vele zaken geschre-
" ven als regels en aandenken van hun vader, voor de tijd dat ze zo,
" ver van hem verwijderd zouden zijn maar hier scheen het opportuun
" steeds maar nieuwe zaken te zeggen, want indien ik ze had moeten
" schrijven dan zouden verschillende dagen niet voldoende geweest
" zijn. Ik gaf hun echter al die raad, welke het resultaat van een lange

32.5 Page 315

▲back to top


- XI/312 -
" ervaring was. Aldus hadden wij in afwachting de 12de en de 13de
" doorgebracht.
"
Toen werd het eindelijk zondag (de 14de) waarop men moest
" vertrekken. Enige rijtuigen brachten ons allen naar de haven. Het vaartuig
" lag nog voor anker buiten de haven. Dit stoomschip behoorde toe aan
" de Franse zeevaartmaatschappij van Marseille.
"
We hebben dan een bootje genomen dat ons tot daar gebracht
" heeft. De doortocht door de haven en het aankomen tot bij het vaartuig
" duurde een half uur. Toen wij tot bij de flanken van het schip waren
" gekomen zijn wij er langs een ladder opgeklommen, want jullie moeten
" weten dat, vermits het vaartuig ver boven het water uitsteekt, men vele
" trappen moet opgaan alvorens op het dek te geraken. De kapitein, de
" heer Guidard, haastte zich mij tegemoet te komen, daalde neer om mij
" de hand te reiken en verbleef steeds in mijn nabijheid opdat ik niet
" van de ladder zou glijden.
"
Stellen jullie je nu dit vaartuig voor dat een van de groot-
" sten is. Ik had reeds vele vaartuigen gezien, maar geen als dit: ik meen
" dat de lengte ten minste vier maal deze van onze spreekkamer was.
" Zeker, eerder langer dan korter (105 meter), breed naar verhouding
" (11 m.) zodat boven op de brug, zonder rekening te houden met de
" plaats door de stoommachine ingenomen, er gemakkelijk duizend personen
" kunnen staan, terwijl er ook nog plaats genoeg is om er op zijn gemak
" te wandelen. De kapitein gelastte er zich mee ons alles te laten bezoe-
" ken onder en boven het dek.
"
Hier moet ik jullie zeggen dat er verschillende klassen zijn
" voor de reizigers en op het vaartuig worden ze in drie klassen ingedeeld,
" naargelang het bedrag dat ze betalen. Maar ik heb aan de kapitein
" aangetoond dat er eigenlijk vijf klassen waren. Luister. Men noemt deze
" van de eerste klas de heren. Ze hebben alle mogelijke gerieflijkheid
" aan tafel, in de meubilering van hun kamer, zoals ze deze zouden
" hebben in een hotel voor heren. Tot de tweede klas behoren zij die
" het wat minder gerief lijk hebben maar die toch nog vrij veel beta-
" len en die ook een goede behandeling genieten. In de derde klas be-
" vinden zich de meesten, zij die maar weinig kunnen betalen. Voor hen
" is er niet zoveel voedsel, om te gaan zitten dient de planken vloer
" van het schip en voor het slapen hebben ze allen samen een grote
" kamer met de bedden bij honderden rondom, zoals de schappen in een
" bibliotheek.
"
- "Daar zijn dan de drie klassen van reizigers", zei me de
" kapitein, "anderen zijn er niet."
"
"Bij deze drie", hernam ik, "dienen er nog twee anderen te
" worden gevoegd."
"
- "Verklaar U nader" - antwoordde de kapitein.
"
- "Kom, heer Kapitein. Ziet U hieronder niet hoeveel kui-
" kens, kippen, hanen, konijnen, duiven, koeien, ossen en hoe er zelfs
" twee varkens zijn? Zijn dat geen reizigers die men moet meetellen
" bij hen die een mond bezitten en eten evenals wij? Die zijn, volgens
" mij de vierde klas."
"
- "Wel, wel ! nu heb ik een vierde klas leren kennen - hernam
" de kapitein lachend. Het is werkelijk waar en ik lette er niet op.
" Maar de vijfde klas zie ik dan toch nergens."
"
- "Kijk, ik zal ze U vlug leren kennen. Er moet enkel maar aan
" wat spraakleer worden gedaan zoals de onderwijzers van het tweede en
" derde studiejaar in de lagere school dat doen. Men dient maar enkel
" het actief werkwoord door een passief werkwoord te vervangen. Ik verklaar
" me nader.

32.6 Page 316

▲back to top


- XI/313 -
" Ziet U hier niet, heer Kapitein, al die etenswaar, gebraden, gekookt, ge-
" bakken, al die groenten, sausen, ragouts? Reizen ook zij niet? Zon-
" der hen zouden de anderen niet eens op reis kunnen gaan? Ze dienen er
" dus ook te worden bijgerekend. Deze vormen de vijfde klas en, omdat
" ik wel bescheiden wil zijn, zal ik niet gewagen van de zesde klas
" van de valiezen, bagages en pakken die het vaartuig vervoert.
"
Heel de troep die naar mij luisterde begon te lachen en inmid-
" dels bracht de Kapitein ons naar de kamers die onze missionarissen
" als logies moesten dienen. Men daalde neer in het binnenste van het schip
" langs een zeer gemakkelijke trap, bedekt met een tapijt van karmo-
" zijnrood fluweel. Daar ik bang was het te bevuilen, keek ik toe of
" mijn schoenen niet besmeurd waren, maar de kapitein deed me een
" teken als om te zeggen: zijn uw schoenen bevuild? Dat heeft geen
" belang. De scheepsjongens zullen het wel reinigen. We zijn dan aan-
" gekomen in een ruime zaal en ik geloof niet te overdrijven, wanneer
" ik zeg dat ze zo groot was als meer dan de helft van deze spreekzaal.
"
Daar waren zetels van fluweel, sofa's, vloertapijten, kasten,
" spiegels en alle gerieflijkheden die men maar verwachten kan. Rondom
" deze zaal zijn de slaapplaatsen, namelijk kleine kamertjes die
" cabines genoemd worden. Daar zijn een aantal kleine bedjes het ene
" boven het andere gehangen, zodat de ene zich te slapen legt onder-
" aan, de andere hoger klimt, en een andere nog hoger. Er zijn er die vier
" bedjes hebben, anderen drie of twee en sommigen, zoals die van Don
" Cagliero hebben een enkel bed voor grotere gerieflijkheid.
"
Deze zaal was vol heren, reizigers en matrozen die de bagages
" droegen. Daar hij zag dat er zich een piano bevond, begon Molinari
" een mooie mars te spelen en zette toen in met het liedje: "Looft
" Maria. Zijn makkers vielen in en zongen het lied ten einde toe. Dat zin-
" gen trok andere mensen aan. Toen baande Don Cagliero zich een weg door
" de menigte en maakte van deze gelegenheid gebruik om daar zijn zending te
" beginnen met een kort sermoen. Hij begon met te zeggen: - Vermits
" men vandaag hier te Genua het feest viert van het Patroonschap van
" de Allerheiligste Maagd betaamt het wel dat wij op het punt een zo
" lange reis te ondernemen, de bescherming zouden inroepen, door de
" lof te zingen, van Haar die de Ster der zee is en de veilige loods
" naar de haven, volgens de woorden van Sint-Bernardus... - En hij eindig-
" de met een mooie aansporing door te zeggen dat gedurende de reis ieder de
" gelegenheid zou krijgen mis te horen, te biechten en te communiceren.
" Het was wonderbaar. Tussen zovele personen (er waren er ongeveer
" 700)was er geen enkele die, gedurende dit sermoen, en evenmin gedu-
" rende de sermoenen die zouden volgen - zoals Don Cagliero mij
" schreef - afkeer toonde of woorden van misprijzen uitsprak. Integen-
" deel, velen vroegen dadelijk waar ze konden gaan biechten en, daar
" er geen biechtstoelen waren, was het noodzakelijk er te improviseren
" met stoelen, zeil en gordijn.
"
Maar terwijl wij hier en daar toekeken kwam het ogenblik van
" vertrek naderbij en moest ik mij van mijn zonen scheiden. Ze hadden
" mij geen ogenblik verlaten, ze stonden steeds rondom mij en dan begon er
" daar een te snikken en verder een te wenen. Ik kan jullie zeggen
" dat, hoewel ik me graag daar als een flinke kerel fier en onbewogen had
" getoond, ik toch niet kon verhinderen dat ook de tranen uit mijn ogen lie-
" pen. Maar ik moet thans de moed van allen doen bewonderen.
"
Het is waar dat er geweend werd maar het was een wenen dat duide-
" lijk zei: ik kan mijn tranen niet weerhouden, maar we vertrekken tevre-

32.7 Page 317

▲back to top


- XI/314 -
" den omdat we gaan in de naam des Heren om zielen te winnen op plaat-
" sen waar er werkelijk een tekort is aan arbeiders voor het Evangelie.
"
Intussen was het teken gegeven dat de bezoekers van het vaar-
" tuig moesten weggaan. Dat werd dan een werkelijk schouwspel. Op dat
" ogenblik knielden allen rond mij neer en vroegen mijn zegen. Ook de
" kapitein en enkele heren daar aanwezig knielden. Ik gaf hun de zegen
" en daalde weer terug in het bootje dat op mij wachtte om mij aan
" land te brengen. Met mij droeg ik mee het hart van mijn zonen, terwijl
" ik begeleid werd door hun blikken en door hun groeten tot ze voor mijn
" ogen verdwenen.
"
Ze vertrokken uit Genua op zondagnacht, 14 november, omstreeks 2
" uur. Ik heb reeds verschillende brieven ontvangen uit Marseille,
" Barcelona, Cadiz, waar het vaartuig gedurende verschillende uren
" blijft liggen om nieuwe reizigers op te nemen en voorraad in te
" slaan. De medebroeders van Varazze en van Alassio die wisten hoe
" laat het vaartuig in zicht zou komen, stonden met hun verrekijkers
" uit te zien in de hoop sommigen van de missionarissen te kunnen ontwa-
" ren. Wanneer ik, enkele dagen later in deze colleges kwam, vond ik ze
" nog allen opgeruimd, omdat ze overtuigd waren dat ze het vaartuig
" dat onze moedige atleten droeg hadden kunnen opmerken. Zij hadden
" immers hun vaderland, hun verwanten en alles verlaten om de gods-
" dienst van Jezus Christus te gaan leren kennen en beminnen aan deze
" verre volkeren.
"
Luister nu hoe hun reis verliep van Genua tot Gibraltar, de
" laatste stad van Europa, waar de vaartuigen wat blijven vertoeven
" alvorens ze de grote Atlantische Oceaan invaren. Van daaruit hebben
" we het laatste nieuws van hen vernomen. Niemand had ernstige kwalen
" te doorstaan maar slechts enkele ongemakken die iedereen ondergaat
" gedurende de eerste dagen van een zeereis. Voor het overige gaat
" alles prachtig. Ze eten - zoals men dat pleegt te zeggen - op zijn
" Frans, 's ochtends wordt koffie of thee opgediend. Rond elf uur
" hebben ze hun ontbijt, waarbij ze naast gezouten vlees, boter,
" worsten, groenten - alle zaken die dienst doen als voorgerecht -
" soep krijgen met vier schotels. Daarna komt kaas, fruit, gebak naar
" believen. Jullie merken wel dat ze na dit ontbijt geen honger moeten
" lijden alvorens het tijd wordt voor het diner dat plaats heeft om
" halfzes in de namiddag met voorgerecht, acht schotels en alle soor-
" ten fruit en versnaperingen nadien. En toch klaagt Don Fagnano over
" een zaak. Hij zegt wel dat ze goed behandeld worden, dat de schotels
" goed zijn, maar dat hij met al dat zijn eetlust niet kan verliezen,
" waardoor hij laat zien dat het niet de zeeziekte is die hem het meest
" kwelt.
"
Op het vaartuig zijn ze dan reeds werkelijk hun zending
" begonnen. Alle dagen doen ze de mis waaraan vele passagiers deelnemen.
" 's Zondags wordt er in het Italiaans gepredikt voor de meesten en in
" het Spaans voor de anderen en driemaal per week wordt catechismus
" gegeven voor de knapen en meisjes.
"
Te Marseille gingen de missionarissen het befaamde heiligdom
" van "Notre Dame de la Garde" bezoeken en wie op de boot zijn Mis
" nog niet gecelebreerd had, had gelegenheid het daar te doen.
"
In de ochtend van de 19de kwamen ze in het zicht van Gibral-
" tar, de laatste stad van Europa, waar de boot bleef liggen en van-
" waar uit we het laatste nieuws van onze vrienden gehad hebben.
"
Dan zullen ze San Vicente aandoen, een van de Kaap Verdische
" eilanden, om kolen te bunkeren. Op het ogenblik dat ik tot jullie spreek
" hebben ze reeds de evenaar overschreden, zijn ze in het zuidelijk halfrond

32.8 Page 318

▲back to top


- XI/315 -
" gekomen en ik geloof dat ze reeds ontscheept zijn of weldra zullen ont-
" schepen te Rio de Janeiro, dat reeds een stad is van Amerika, de
" hoofdstad van Brazilië. Van daaruit is er nog maar een enkele halte,
" te Montevideo, om dan Buenos Aires, waarnaar ze verlangen, te be-
" reiken. Vanuit Rio de Janeiro tot deze stad is het nog een reis van
" een week, zodat ik meen dat ze te Montevideo zullen zijn op de 7de
" 's avonds en dat ze in deze stad het feest van de Onbevlekte Ontvan-
" genis zullen vieren. Ik geloof dat er morgen of overmorgen brieven zul-
" len toekomen van de kaap Verdische eilanden en kort nadien een tele-
" gram misschien, dat het einde van de reis zal aankondigen.
"
Dat is het, mijn beste jongens, wat ik jullie deze avond wou
" zeggen over de reis van onze missionarissen. Op een andere avond zal
" ik jullie dan andere zaken vertellen die ik gedaan heb gedurende mijn af-
" wezigheid te Turijn. Laten we intussen allen moed scheppen om het feest
" van de Onbevlekte Ontvangenis van Maria werkelijk goed te vieren, la-
" ten we voortgaan met speciaal voor onze missionarissen te bidden en laten
" we ook de Heer smeken dat Hij een groot aantal arbeiders voor het
" Evangelie in zijn wijngaard zou zenden om er goed werk te doen. Natuurlijk
" zijn er velen onder jullie die op dit ogenblik erg verlangen te vertrekken
" en ook missionaris te zijn. Wel, ik kan jullie zeggen dat zelfs wan-
" neer jullie allemaal hiervan deel zouden uitmaken er voor allen plaats zou
" zijn en dat ik zeer goed zou weten waar ik voor jullie een bezigheid zou
" hebben, gezien de grote behoeften die er zijn en het groot aantal
" aanvragen die ik van overal ontvang. Ze verzoeken ons, ze smeken ons
" en ze zeggen ons hoe men vele Missies die reeds begonnen waren heeft
" moeten laten vallen wegens het tekort aan missionarissen. Maar voor
" het ogenblik kunnen jullie beginnen met je voor te bereiden door
" het, gebed door werkelijk goed te zijn, door de enen tegenover de
" anderen het ambt van missionaris te vervullen, door aan elkaar het
" goede voorbeeld te geven. Want wanneer jullie opgeruimd studeren,
" goed jullie plichten in studie en klas vervullen, zullen jullie, met
" de hulp van de Heer, in jullie inzicht kunnen slagen, bemind door
" God en door de mensen. Goede nacht.
De kroniek wijst erop dat deze woorden een brand ontstaken in het hart
van de jongens, zodat de meesten als uitzinnig waren en maar dadelijk wil-
den vertrekken om zich aan de verre Missies te wijden. Deze geestdrift voor
de Missies ontstak niet enkel de jongenszielen van het Oratorio. "Ik zelf
- verklaarde Don Ascanio Savio - wenste, hoewel ik niet aangesloten was bij
zijn Congregatie, toch onder het getal te zijn van de missionarissen bij
deze eerste expeditie en, als ik niet gegaan ben, dan was dit wegens het
verzet van de Aartsbisschop, Monseigneur Gastaldi.
Don Bosco begreep best de speciale moeilijkheden die de priesters
ontmoetten om toe te treden tot de Congregatie en missionaris te worden. -
Die arme bisschoppen - zei hij - bevinden zich in een ingewikkelde toe-
stand. Ze hebben een zeer grote nood aan priesters. Sommigen weten niet
meer hoe ze het moeten aanleggen om een voldoende aantal onderpastoors te
vinden. Wanneer een priester hen aanspreekt die naar de vreemde missies zou
willen gaan, dan is het onmogelijk dat ze met een blij ja zouden antwoorden
zoals ze dat eens gedaan hebben, terwijl ze hem prezen wegens zijn goed voorne-

32.9 Page 319

▲back to top


- XI/316 -
men, hem aanmoedigden, hem aanzetten het uit te voeren. Meestal antwoorden
ze nu dat ze missionarissen in hun eigen bisdom nodig hebben.
Maar het zich vermenigvuldigen van de aanvragen in de Congregatie
te treden, ook vanwege priesters, was juist een van de uitwerkingen, te-
weeggebracht door de expeditie van de missionarissen. In het begin ontwik-
kelde de Congregatie zich traag in het verborgen. Ver van Piëmont wist
men er niets van af of zeer weinig. Voor, gedurende en na de expeditie
werd er door Italiaanse en buitenlandse kranten over de Salesianen en over
Don Bosco geschreven, zodat het nieuws over de godvruchtige Sociëteit
zich in het lang en in het breed verspreidde, de aandacht opriep van
allen en steeds talrijker personen aantrok.
Zo gebeurde het dat men ook vanuit verre landen het Oratorio aanzag
als een kweekschool van missionarissen. Don Bosco ontving voorstellen voor
Californië, voor Nigeria, voor Hong—Kong, voor Indië, maar de meest drin-
gende kwamen van Sydney. De bisschop van de hoofdstad van Australië, Mon-
seigneur Quin kwam tweemaal naar het Oratorio om er met hem over te on-
derhandelen. Maar Don Bosco, vol vertrouwen in de goddelijke Voorzienig-
heid, ging in zijn zaken met de grootste voorzichtigheid en met rijpe be-
zinning te werk en daarom meende hij niet dat voor deze onderneming het uur
reeds geslagen was. Er ontbraken mensen voor. En dan zouden er voor Sydney
heel wat grotere voorbereidselen nodig zijn dan voor Buenos Aires wegens de
grotere moeilijkheden. Moeilijkheden wat de taal betreft, want om Engels te
leren zodat er kon gepredikt worden in deze taal en klas gegeven, was er
heel wat meer tijd nodig dan voor Spaans. Er zouden moeilijkheden zijn van
godsdienstige aard. Immers daar zou men het aan de stok krijgen met de pro-
testantse dominees, hardnekkige vijanden van de katholieken, die vuur en
vlam zouden spuwen. Tegenover hen was het nodig gewapend te zijn met goede
studies en godgeleerdheid. Er waren moeilijkheden vanwege de inboorlingen.
Hun gemoed was niet zacht zoals dit van de Indianen van Amerika, maar
uiterst woest. Er waren moeilijkheden wat het klimaat betrof. Dit was min-
der mild dan dat van La Plata. Bovendien geloofde hij dat, wanneer de
jongste expeditie zoveel indruk gemaakt had, mettertijd iemand naar Amerika
sturen zo iets zou worden als hem in een of ander Huis van Europa zenden,
terwijl een expeditie naar Sydney toch wel wat zou afgeschrikt hebben. Hij
dacht er dan ook aan nog een drietal jaren te wachten alvorens met de
Missies in Australië te beginnen. Maar eerst in 1923 zouden er in Australië
Salesianen aankomen.
Zeker, indien hij naar zijn ijver geluisterd had, dan zou hij heel de
wereld in zijn christelijke liefde omvat hebben, maar het was ook noodzake-
lijk de Congregatie te verstevigen. Het is nochtans waar dat voor Don
Bosco verstevigen niet betekende dat de bedrijvigheid moest opgeschorst worden.
Men zou niet geheel zijn gedachte kennen over dit onderwerp, indien we
zouden verzuimen aan de aandacht van onze lezers bepaalde woorden voor te stel-
len, welke hij zei tot het Hoofdkapittel op de avond van 10 december. Hij
drukte zijn idee op volgende manier uit: "Wat de Congregatie betreft,
hoewel men blijft herhalen dat het noodzakelijk is dat wij ons zouden
verstevigen, zie ik dat, wanneer men hard werkt, de zaken beter gaan. Het is
mogelijk dat de versteviging langzamer zal gebeuren, maar misschien zal ze ook
duurzamer zijn. En we zien het zelfs met gesloten ogen: zo lang er deze
grote beweging is, dit vele werk, zal men met gezwollen zeilen vooruit-
gaan en bij de leden van de Congregatie bestaat wel degelijk de sterke
wil tot werken." Daardoor is het dat hij, wanneer hij belangrijke voorstellen

32.10 Page 320

▲back to top


- XI/317 -
hoorde die moeilijk te verwezenlijken waren, antwoordde met de uitroep:
- Maar... er ontbreekt maar een zaak aan. - Welke zaak ?
- De tijd. Het leven is te kort. Men moet met haast het weinige doen
wat men kan, alvorens de dood ons komt verrassen. -
Ziedaar waarom hij, niettegenstaande de schaarste aan personeel,
steeds dweepte met nieuwe apostolische ondernemingen op grote schaal. Don
Berto zag hem, de ogen aandachtig op aardrijkskundige kaarten gevestigd,
bij het bestuderen van landen die moesten veroverd worden voor het Evange-
lie. Hij hoorde hem ook uitroepen: - Wat een mooie dag zal het zijn, wanneer de
Salesiaanse missionarissen, die langs de Congostroom stroomopwaarts van de
ene post naar de andere reizen, hun medebroeders zullen ontmoeten die
stroomopwaarts langs de Nijl zijn gekomen en elkaar de hand zullen druk-
ken, en de Heer zullen loven! - Don Francesco Dalmazzo verklaarde dat hij
zelf hem meer dan eens had horen uitroepen: - Wanneer onze missionarissen
zullen optrekken om het Evangelie te brengen aan de verschillende streken
van Amerika, van Australië, in Indië, in Egypte en in vele andere plaat-
sen, wat zal het dan een mooie dag zijn! Ik zie ze reeds vooruitgaan in
Afrika en in Azië en binnentreden in China, en zelfs in Peking zullen ze een
Huis hebben.
Steeds vol vurigheid voor de verspreiding van het Geloof zou hij aan
de Paus willen voorstellen hebben in de litanie van Alle Heiligen de vol-
gende aanroeping bij te voegen: Ut bonos et dignos operarios in messem
tuam mittere dirneris, Te rogamus audi nos.
Maar hij waagde het niet dit voorstel te doen. Thans, hoewel, in
andere bewoordingen, is het een feit geworden.

33 Pages 321-330

▲back to top


33.1 Page 321

▲back to top


- XI/318 -
H O O F D S T U K XVIII
AAN DEZE EN AAN GENE ZIJDE VAN DE FRANSE GRENS
Voorstellen van nieuwe stichtingen volgden elkaar op in 1875. Buiten
deze welke wij reeds opsomden, ontving Don Bosco er voor Cogoleto in de
provincie Savona, voor Druent in de provincie Turijn, voor Trinità in Mon-
dovi, voor het college Usuelli van Milaan, voor Susa, Lucca, Milaan, Mar-
seille. Hij ontving eveneens vanwege kanunnik Belloni een eerste aanbod
voor zijn Werk in het Heilig Land. Maar, hoewel hij rekening hield met deze
uitnodigingen, besloot hij zich vooral te beperken tot het bevredigen van
de wensen van de bisschop van Ventimiglia voor Vallecrosia en van advocaat
Michel voor Nice in Frankrijk. Over beide stichtingen sprak hij lang in zijn
"goede-nacht-wens" op de avond van de Onbevlekte Ontvangenis, wanneer hij
zijn belofte nakwam het tweede deel van zijn jongste reis te vertellen.
"
Ik heb jullie die andere avond het eerste gedeelte verteld van
" mijn reis, vanwaar ik die dag zelf was teruggekomen. Deze avond moet
" ik jullie nu de tweede helft vertellen. Wanneer de missionarissen
" uit Genua vertrokken waren, moest ik mij naar Nizza begeven, maar
" niet naar de stad Nizza hier in Piëmont, genoemd Nizza-Monferrato,
" niet naar Nizza della Paglia, een stad van de provincie Alexandrië,
" maar naar Nice-aan zee, een stad die eens aan Italië behoorde, maar
" nu in Frankrijk ligt. In deze stad werd ik vurig verwacht en het
" ging er om daar een Huis te openen, een soort Oratorio of een Col-
" lege, maar voor het ogenblik alleen maar in het klein. Ik was reeds
" verleden jaar in die stad geweest en toen ik gemerkt had dat men mijn
" komst daar werkelijk met aandrang verwachtte, zowel de bisschop als
" verschillende goede heren, had ik reeds van dan af het besluit geno-
" men er een Huis te openen en nu ben ik er naartoe gegaan om te on-
" derhandelen en met de uitvoering van mijn plan te beginnen.
"
Ik liet met mij meegaan D. Giuseppe Ronchail, die verleden
" jaar prefect was van Alassio en nu de dienst doet van directeur. Er
" was ook een kok bij, enkele jonge geestelijken en dan de acht Afrikanen
" of Algerijnen die hier waren. Te Nice was onze bedoeling ermee te
" beginnen een Oratorio voor zon- en feestdagen voor jongens te ope-
" nen. De bisschop stelde een gedeelte van zijn tuin te onzer beschik-
" king als recreatie plaats voor die kinderen. Er zullen dan enkele
" lagere klassen worden ingericht, voor dag- of avondschool. Intussen
" zal men afwachten hoe de Voorzienigheid erover zal beschikken. Wat
" daar begonnen is, is nog niet veel zaaks, maar ik hoop dat het op korte
" tijd zal groeien en dat het bestemd is

33.2 Page 322

▲back to top


- XI/319 -
" veel goed te doen. Op zondag de 28ste werd het plechtig geopend. Ik
" spreek van een "plechtige" opening, omdat men deed al wat men kon
" doen. Het moge volstaan te zeggen dat vele heren en dames van de
" voornaamste adel van Nice, samen met de bisschop, er naartoe kwamen.
" Allen hadden een goed oog voor dit Instituut. Toen ik daar was, ging
" op bezoek" bij de burgemeester, die, hoewel een protestant, let hier
" goed op deze woorden: hoewel een protestant, met veel genoegen dit
" Instituut zag, er vol bewondering over was, en in geestdrift ontvlamde
" wanneer hij hoorde over zijn doel en over wat er hier in verschillen-
" de plaatsen van Italië gedaan werd. Hij riep zelfs uit: C'est une
" chose qui manque á la France. En, inderdaad, dadelijk schreef hij, en
" ik heb de brief gezien, naar Parijs aan de President van de Franse
" Republiek, een zeer gunstig verslag over het Huis, en wees op het
" belang enkele van die Instituten ook in de grote hoofdstad te ope-
" nen. En ik kan jullie zeggen dat dit niet zo vreemd klinkt, vermits
" wij reeds enkele voorstellen in die zin ontvangen hebben.
"
Dadelijk spraken verschillende Franse kranten over dat kleine
" Huis van Nice en, toen ik nog in de stad verbleef, kwam mij een
" gunstig voorstel uit Marseille toe, waar men mij het aanbod deed een
" nieuw Huis te openen. Ik heb geantwoord dat dit aanbod niet tegen mijn
" plannen indruist, dat de zaak eerst goed tot rijpheid moest komen en
" dat ik gemakkelijk, nog voor het einde van de winter, een reis naar
" Frankrijk zou doen om te gaan zien en de laatste onderhandelingen te
" doen.
"
Toen ik te Nice vertrokken was, werd ik met ongeduld te Ventimiglia
" verwacht. Daar vergastten mij de bisschop en de gezagdragers van de stad
" op het beste onthaal dat men zich voorstellen kan. Maar wat ging Don
" Bosco te Ventimiglia verrichten? Ik zal het jullie in één woord zeg-
" gen: hij ging er onderhandelen om er een nieuw Huis te openen.
" Reeds verleden jaar was er spraak van geweest, maar eerst nu konden
" de onderhandelingen beëindigd worden. Tussen Ventimiglia en een
" plaats niet ver van daar, die Bordighera heet, ligt er een grote
" vlakte die wel meer dan drie mijlen lang is. Op die plaats stond er
" dertig jaar geleden nog geen enkele woning, maar langzamerhand wer-
" den er huizen gebouwd, het aantal bewoners groeide aan en thans is
" deze oppervlakte volledig bevolkt maar er is geen kerk en geen
" school. De protestanten die op die plaatsen talrijk zijn en zich mees-
" ters van het terrein weten, hebben er hun kerk gebouwd, en een soort
" kostschool geopend met kosteloze klassen. Ze betalen zelfs de ouders
" opdat ze er hun kinderen zouden willen naartoe zenden. Daar er geen
" gelegenheid bestaat ze naar andere scholen te zenden, zenden het
" merendeel van de ouders, om hun kinderen niet zonder onderricht te
" laten, ze naar deze protestantse scholen, zowel voor jongens als
" voor meisjes. De bisschop die zag welke verkeerde wending de zaken
" namen, en die geen priesters had en geen inkomen om een kerk te bou-
" wen en een parochie te stichten, keerde zich tot Don Bosco.
" Verleden jaar had ik reeds veel met de bisschop hierover gesproken, maar
" ik was het lokaal nog niet gaan bezichtigen en de laatste overeenkomsten
" waren nog niet getroffen. Thans heeft de bisschop mij alles laten
" bezoeken, hij heeft een huis gehuurd dat als voorlopige standplaats
" kan dienen en inmiddels wordt er onderhandeld over een zeer geschikt
" terrein voor het bouwen van een kerk met een huis er neven aan. En
" wat juist wonderbaar is, is het feit dat men die plaats voor dit
" doel juist naast de tempel en de scholen van de protestanten kan hebben.
" Daar men er ook

33.3 Page 323

▲back to top


- XI/320 -
" school voor de meisjes zal dienen te geven, zal er ook een huis voor
" de kloosterzusters worden gebouwd. Men zal het dan aldus aanleggen:
" aan ene kant van de kerk zal de directeur wonen met de onderwijzers
" en de jonge geestelijken, die wij van hieruit zullen zenden voor de,
" jongens aan de andere kant zal er plaats zijn voor de kloosterzusters en
" voor de meisjesscholen.
"
Ik hoop dat dit Huis zal kunnen geopend worden ofwel gedurende de
" noveen van Kerstmis of gedurende de octaaf hiervan, zodat men ermee be-
" ginnen kan bij de aanvang van het jaar 1876. Voor het ogenblik zouden
" er nog geen jongens in het college worden aanvaard. Er zou enkel een
" huis zijn voor de externen, of ten hoogste een halve kostschool om
" ook aan de veraf wonenden gelegenheid te geven de school te volgen
" zodat ze niet verschillende malen per dag zouden moeten komen en te-
" rugkeren. Wanneer dan het huis en de kerk, waarover ik jullie ge-
" sproken heb, zullen voltooid zijn, dan zullen we er ook kostgangers kun-
" nen ontvangen. Weten jullie nu waarom ik dit alles tot in de minste
" kleinigheden vertel? Om twee redenen. Vooreerst merkten jullie op
" dat ik in de loop van het jaar, en vooral verleden jaar, nu en dan
" gevraagd heb dat jullie zouden bidden, en dat jullie veel zouden bid-
" den omdat wij vele genaden nodig hebben. Wanneer ik jullie dat vraag,
" kan ik meestal niet zeggen waarom ik dat vraag, omdat het zaken zijn die
" nog aan duizend wederwaardigheden blootgesteld zijn. Ik wou toen ech-
" ter zinspelen op zaken waarvan we thans zien dat ze verwezenlijkt worden
" en op vele andere zaken die ik zelfs nu jullie niet zeggen kan.,
" Bidden jullie dan uit ganser harte omdat het altijd gaat over zaken van
" groot belang.
"
De tweede reden is de volgende. Ik ben verheugd dat jullie weten
" wat er gebeurt en wat er gaat gebeuren, want ik wil niet dat jullie in
" onwetendheid zouden gelaten worden over de grote noden van de Kerk, over
" het grote terrein gereedgemaakt voor wie het goede wil doen, wanneer
" men werkelijk voor Gods meerdere glorie werkt. Zeker, ik kan het
" jullie in waarheid zeggen dat het veld dat moet bewerkt worden zeer
" vele arbeiders vereist, dat de oogst buitengewoon groot is, dat het
" nodig is dat wij ons zouden vermenigvuldigen om alles te kunnen doen.
" Wat voel ik mij op dit ogenblik gestuwd ten overstaan van de grote
" noden van de Kerk jullie aan te sporen en aan te moedigen, opdat
" ieder van jullie zich hard zou inspannen te groeien in deugden en
" gezondheid. Veronderstelt dat ik jullie op dit ogenblik reeds allen
" als priesters zie, dan zou ik reeds voor ieder van jullie een post,
" kunnen aanwijzen waar jullie zoveel werk zouden hebben, dat je van
" vermoeidheid niets meer zoudt kunnen doen. Ik zou werkelijk zoveel
" directeurs van huizen nodig hebben als jullie hier aanwezig zijn en dan
" zouden jullie zien wat al goed er zou kunnen gedaan worden. Het is waar
" dat jullie reeds als zovele kleine directeurs zijn door jullie goed
" gedrag, en door het goed vervullen van jullie taken en verplichtingen.
" Welnu, tracht zo voort te gaan en wie gebeurlijk nog niet goed zou
" zijn, make een werkelijk flink voornemen en, met de hulp van de
" Heer, hoop ik dat jullie veel goed zullen kunnen doen.
Wij, van onze kant, keren de rangorde door Don Bosco gevolgd om en
zullen eerst iets zeggen over Bordighera en dan over Nice.

33.4 Page 324

▲back to top


- XI/321 -
Het is verkeerd over Bordighera (1) te spreken en daarom zullen we van he-
den af de benaming Vallecrosia gebruiken, want het is in de gemeente van die naam
dat het Salesiaanse Werk oprees. Valle Crosia was de naam van een uitgestrekte
vlakte die zich uitstrekte tussen Bordighera en Ventimiglia.
De heerlijke ligging, de zachtheid van het klimaat en de gemakkelijkheid
van de verbindingen na het bouwen van het spoor trokken vele Italianen en
vreemdelingen aan. Ze bouwden er kleine villa's en herenhuizen zodat, het
ene huis naast het andere gebouwd werd en er op korte tijd een echt dorp
ontstond. Het was echter een plaats, waar niemand gedacht had een kerk en
een school te bouwen. De protestanten hadden dit vlug gemerkt. Een ongeluk-
kige, gewezen priester riep er de Waldenzen naar toe, die zonder zich te
laten bidden zich in het centrum vestigden en er, mits ontzaglijke uitga-
ven, waaraan het hoofd kon worden geboden dank zij het geld van het Bij-
belgenootschap van Londen, een prachtig gebouw met een tempel oprichtten.
Toen de tempel geopend wast alsook het Kinderasiel, de scholen voor jongens
en meisjes, en eindelijk een Tehuis voor verlaten jongens en meisjes, waren
zij tersluiks meester van de plaats geworden.
De goede bisschop, Monseigneur Lorenzo Biale, sliep niet. Als een waakzame
herder had hij de inval van de protestanten gezien en gaf zich geen
rust, des te meer nu de ketters hun invloed ook op de omliggende gebieden
gingen uitbreiden. Hij zocht katholieke onderwijzers, smeekte bijstand
af, deed een beroep op Rome. De Opperherder wenste hem geluk in een Breve
wegens het feit dat hij, ondanks het tekort aan krachten in zijn bisdom, in
de vlakten van Vallecrosia de katholieke scholen tegenover die van de pro-
testanten, die probeerden de kinderen op een dwaalspoor te brengen, opge-
richt had. Hij gaf zelfs als eerste het voorbeeld door de hoge prelaat ter hulp
te komen.(2)
Maar op welke manier kon een arme Italiaanse bisschop aan de mededin-
ging van het goud uit de vreemde het hoofd bieden? Daarom nodigde hij te Venti-
miglia de directeur van Alassio, Don Cerruti, uit en zei hem al wenend: -
Beste Don Cerruti, zeg aan Don Bosco dat hij mij niet in de steek mag la-
ten. Ik ben meer dan negentig jaar oud, ik heb niet veel priesters, ik
heb in het Seminarie amper een tiental seminaristen en hier voor de deur
van mijn huis, hier voor mijn ogen vernietigen de Waldenzen het geloof.
Ik heb mij het brood uit de mond gespaard om er een dam tegenaan te werpen,
maar het is onvoldoende. Het is nodig dat Don Bosco mij ter hulp komt en spoedig.
Tot tranen toe bewogen, vertrok Don Cerruti zonder meer naar Turijn,
op zoek naar Don Bosco, maar men zei hem dat Don Bosco zich te Cuneo be-
vond. Hij haastte zich naar Cuneo, maar Don Bosco verbleef te Beinette
als gast van de vrome en hulpvaardige priester Don Vallauri. Hij vloog
naar Beinette, waar hij hem in de kerk aantrof bezig de rozenkrans te bid-
den met de familie. Het zo onvoorzien verschijnen van Don Cerruti ont-
stelde Don Bosco, die een of ander groot onheil vreesde. Nadat hij gerust
was gesteld en de boodschap gehoord had, bezon hij zich een ogenblik en
antwoordde dan: - Keer terug naar Ventimiglia en zeg aan Monseigneur de
Bisschop dat wij vanaf dit ogenblik te zijner beschikking staan.
(1) Cfr. Chiesa e scuole di M. A. nei Piani di Vallecrosia, Sampierdarena 1880 (naamloos
werkje met zeer weinig gegevens over de oorsprong) en ook Boll. Sal. april, 1901, blz. 100-101.
(een artikel over de 25ste verjaardag).
(2) ACTA Pii IX, boekdeel V, blz. 67.

33.5 Page 325

▲back to top


- XI/322 -
Don Cerruti vertrok de volgende ochtend om aan de bisschop de troostende
aankondiging te doen. De eerbiedwaardige Herder, hief zijn handen ten
hemel en riep uit: - Heer, ik dank u, nu sterf ik in vrede. - Hij stierf
inderdaad korte tijd daarna maar hij had nog de tijd te zien hoe de zaken
goed werden aangepakt.
Toen Don Bosco te Ventimiglia was aangekomen, kwam er gauw een over-
eenkomst tot stand met de eerbiedwaardige grijsaard. De Waldenzen waren
oude bekenden van hem en Monseigneur had in Don Bosco, we zouden zeggen, een
blind vertrouwen, omdat hij in hem de man zag van de Voorzienigheid, de
enige die hem een redplank kon toereiken bij deze dreigende invasie van
de ketterij. Wat de stoffelijke middelen betrof, wist hij dat Don Bosco
over geen kapitalen beschikte maar dat de Voorzienigheid hem ruimschoots
haar schatten openstelde.
Hier gaan dan de hoofdpunten van de overeenkomst. De Salesianen
zouden zich bezig houden met de jongens en de meisjes. Zijne Excellentie
zou jaarlijks zowel aan de onderwijzers als aan de onderwijzeressen 700
lire uitbetalen en hij zou zich per testament verplichten ze altijd te
laten uitbetalen. Hij zou de huur van een voorlopig betrokken huis beta-
len. Hij zou aan de volledige meubilering dekken, met uitzondering van de
persoonlijke uitrusting.
De goede bisschop vroeg aan Don Bosco of hij wou dat de meubels volle-
dig nieuw zouden zijn. Don Bosco antwoordde: - Als de stoelen wanneer
men erop gaat zitten maar stand houden zonder gevaar voor vallen, en de
tafels op hun poten staan, en de banken dienstig zijn om op te schrijven,
dan vraag ik niets meer. - Monseigneur was uiterst tevreden over zijn beschei-
denheid.
Hij schonk hem dan een terrein, waar de Salesianen op hun kosten een
kerk en een huis vanaf de fundamenten zouden bouwen, maar hij beloofde dat
hij in een herderlijke brief al zijn diocesanen zou aanbevelen ze met aal-
moezen te helpen. Hij gaf hun zelfs de verzekering dat hij ook na zijn
dood hen door middel van een legaat edelmoedig zou bijstaan. Bij deze on-
derhandelingen was aanwezig kanunnik Emilio Viale, zijn Vicaris-Generaal
en testamentuitvoerder, die de Salesianen zeer gunstig gezind was. Hij
verzekerde glimlachend aan Don Bosco: - Ik ken de inzichten van Monseigneur
zeer goed! -
De herderlijke brief werd gepubliceerd op 8 december en in alle ker-
ken van het bisdom voorgelezen. Later werd hij uitgegeven in de vorm van
een omzendbrief, ondertekend door de bisschop, om te worden gezonden aan
private personen en in de kranten gepubliceerd te worden,(1) maar de tekst
werd eigenlijk niet gewijzigd. Monseigneur hield eraan afschriften ervan
naar Rome te zenden om ook in de hoge kerkelijke sferen het nieuwe werk van
Don Bosco bekend te maken.(2) Don Bosco had een ontwerp ervan gezonden naar
de Vicaris-Generaal die het te kort vond en het wat aanvulde. Hij schreef
aan Don Bosco: "Ik heb uw gedachten onthouden en ik zou ook uw eigen woor-
den kunnen herhalen, maar ik heb het iets langer gemaakt. Hier bevalt het
aan allen. Moest U van mening zijn dat het kan verbeterd worden, heb dan
medelijden, neem het met een goed hart aan en bedenk dat ik er duizend mij-
len van af ben de geest van Don Bosco te bezitten."(3)
(1) Gepubliceerd door de Unità Cattolica, nr. 25 van 1 februari 1876.
(2) Brief van de bisschop aan Don Bosco, 24 van 1876.
(3) Brief aan Don Bosco vanuit Ventimiglia, 11 van 1875 (sic).

33.6 Page 326

▲back to top


- XI/323 -
Aan Don Bosco werd de raad gegeven de jongetjes die de school zouden
volgen een gering schoolgeld te laten betalen, vermits hun ouders wel een
zekere vergoeding konden betalen, maar hij antwoordde dat het in zijn be-
doeling lag dat de scholen volledig kosteloos zouden zijn. Men spoorde hem
ook aan een halve kostschool te openen om hen die veraf woonden niet te
verplichten tweemaal daags heen en weer te gaan. Hij verklaarde dat dit wel geen
moeilijkheden met zich zou brengen maar dat dit door de praktijk moest
worden opgelost.
Intussen werd een huis gehuurd, waar men in afwachting van beter al-
vast met het werk kon beginnen. Een pakhuis op het gelijkvloers, aangepast
en gereinigd, zou de kapel moeten worden. In de lokalen daarnaast rechts en
op de eerste verdieping zouden twee klassen voor de jongens worden geopend.
Links zouden de Zusters hetzelfde doen voor de meisjes. De aanpassingswer-
ken werden uitgevoerd volgens de onderrichtingen die Don Savio vanuit Alas-
sio zond. Te zijner tijd bracht hij er ook een bezoek om de definitieve
regeling te treffen. In de octaaf van Kerstmis was alles vrijwel gereed.
Dan moest er aan het personeel worden gedacht. Don Bosco stelde zich
voor te beginnen met enkele zusters uit Mornese, waarover hij met de Over-
ste reeds een regeling had getroffen, een priester en enkele jonge geestelijken.
De Zusters en de Salesianen zouden om te beginnen de lagere scholen, de
avondscholen en het Oratorio voor zon- en feestdagen houden. De priester
zou echter vrijgesteld worden van school te houden om zich bezig te houden
met de algemene leiding, het prediken voor de Zusters en in het Oratorio
van de jongens en met het biechthoren van oud en jong. Maar met de gebu-
ren die men had was er een priester nodig die goed beslagen was in de
godgeleerdheid, die bezadigd en voorzichtig was. Don Bosco liet het oog vallen
op Don Nicolao Cibrario, rector van de kerk van Maria, Hulp der Christe-
nen, zoals men toen zei, en een zeer gewaardeerd biechtvader wegens zijn ge-
leerdheid.
Het jaar was ten einde gelopen, ook de eerste maand van het jaar 1876
liep op haar einde en Don Bosco had de personen nog niet aangeduid noch de
begindatum vastgesteld, toen de Bisschop bij hem aandrong en voorstelde de kapel
te openen op O.-L.-V. Lichtmis. Don Bosco hakte de knoop door. Hij stelde
het vertrek vast op 10 februari en gaf aan Don Cibrario de opportune normen, ter-
wijl hij hem als gezel aanwees een jonge geestelijke, Cesare Cerruti, een
eenvoudige novice, om er school te houden. In die zalige tijd werden, on-
der een andere vorm, de toneeltjes uit de Fioretti herhaald. We vertellen
de zaken met de eenvoud waarmee ze zich afspeelden.
Op woensdag 26 januari, na het middagmaal, richtte Don Bosco zich
tot Don Rua, Don Cibrario en Don Barberis en zei hun: - We moeten vlug
handelen. De Bisschop van Ventimiglia schrijft dat het tijd is om te gaan.
Dat de Zusters en Don Cibrario zich gereedmaken. Het vertrek zal op 10
februari plaatshebben. Jij, Don Cibrario, zult als gezel de jonge geestelijke
Cerruti hebben.-
Deze jonge geestelijke, die groot en dik was en reeds op jaren, ver-
langde vurig wat tijd te hebben voor zijn studies en zo gauw mogelijk
priester te kunnen worden. Maar hij was ook zeer gehoorzaam.
Don Bosco zei aan de novicemeester, Don Barberis: - Neem Cerruti
terzij en zeg hem dit: "Jij hebt aan Don Bosco gevraagd wegens je leeftijd
je studies te mogen verkorten om eerder de Congregatie, waarin je wenst
veel te kunnen werken, behulpzaam te kunnen zijn. Don Bosco heeft er reeds aan

33.7 Page 327

▲back to top


- XI/324 -
gedacht hoe dit kon gebeuren. Anderzijds omdat hij weet dat je brede schou-
ders hebt en dat je bekwaam zijt in het afhandelen van grote zaken, wil hij
ermee beginnen je aan het werk te zetten." Als je dit gezegd hebt, zul je
hem bij Don Cibrario zenden om van hem de uitleg te krijgen. Misschien ga
ik zelf voor de opening van dat huis. Zo, zullen we dan vertrekken, Don Cibra-
rio? - Ik weet niet eens wat ik daar zal moeten doen?
- Kijk, ik weet het nog evenmin, wat je zal moeten doen. Maar wees niet
bang, er zal voor jou werk genoeg zijn. Thans zal je op de weekdagen weinig
te doen hebben, want de Zusters zullen de school voor de meisjes doen, voor
de school van de knapen zal Cerruti er zijn en jij zal alles moeten bestu-
ren. Je meeste bezigheid zal je hebben op zaterdag en zondag. Op zaterdag zal je
de biecht horen van Zusters, knapen en meisjes, op zondag zal je dienst doen
om de biecht te horen van ieder die zich zal aanbieden en na de Mis zal
je wat uitleg geven over het Evangelie. Na het middagmaal, catechismus
voor de volwassenen, een sermoentje, indien de staat van je maag het toelaat,
en de zegen met het Al lerh ei ligs te . Voo rlop ig kan j e de vesp er s verz ui -
men, want dat gebruik bestaat niet in Ligurië. Maar je zal trachten het
met een beetje tact in te voeren, want het is een goede zaak. De bisschop
wou reeds een nieuwe parochie oprichten maar ik heb gedacht dat dit de
zaken ingewikkeld zou maken en voor het ogenblik heb ik geoordeeld dit
uit te stellen. Je zou dan al dadelijk moeten denken aan doop- en over-
lijdensregisters en andere moeilijke dingen. Wanneer de grote kerk er zal
zijn - en met de bouw ervan zal men vlug moeten beginnen - dan kan je die
als parochiekerk gebruiken. Aldus zal het net van colleges aan de westelijke
kust volledig zijn. -
Don Barberis liet opmerken dat er ook S. Remo was, een stad die groter
was dan Ventimiglia, waar eveneens de onzedelijkheid en het protestantisme voor-
uitgang boekten. Het was een strategische post om er goed te doen, want daar
kwamen de vreemde protestanten in groot aantal de winter doorbrengen.
Don Bosco antwoordde: - In dit geval zal het noodzakelijk zijn te doen
zoals Hannibal, die de oorlog naar Italië bracht om Carthago te redden en
zoals Scipio die om Rome te redden naar Carthago vloog. We moeten langza-
merhand nader komen naar San Remo, de schijn wekken dat we het voorzien
hebben op Bordighera, maar in werkelijkheid moeten we S. Remo bedoelen.
Bordighera zal een dam opwerpen voor het protestantisme, zodat het niet
meer verder naar hier zal komen. Later zal het nodig zijn, als het God be-
lieft, ons centrum te S. Remo te maken en er met man en macht ons in te
spannen om goed te doen. Wat de boeken betreft - hernam hij, zich tot Don
Cibrario wendend - ik geloof dat het nuttigste boek tegen de protestanten
is Il Protestantismo e la regola di fede (Het protestantisme en de geloofs-
regel) van Perrone en ook I Veldesi (De Waldenzen) van dezelfde schrijver. -
Het vertrek had plaats om half twee in de namiddag van 9 februari. Er
waren niet twee maar drie personen die vertrokken, daar er een leek was
bijgekomen. Aan Don Cibrario zei Don Bosco bij het afscheid nemen: - Ik be-
loof je dat ik je niet voor altijd te Bordighera zal laten. Ga thans,
sticht er dat Huis. Inmiddels zal de kerk worden gebouwd, jij zal er de
pastoor van zijn en je zult de parochie op gang brengen. Nadien maiora te ex-
pectant. -
De jonge geestelijke wordt ons voorgesteld als zijnde uitgerust "met een
onoverwinbare deugd, een bewonderenswaardig geduld en veel gezond ver-
stand." Hij had in die dagen aan Don Bosco geschreven: "Ik ben al oud en het
spijt me enkel goed te zijn om de schoolbanken te verwarmen. Ik ben nog niet

33.8 Page 328

▲back to top


- XI/325 -
bekwaam u in iets te helpen, maar ben u enkel tot last. Ik hoop dat er een
tijd zal komen U op een of andere wijze mijn dankbaarheid te tonen, door
samen met u te werken voor de meerdere glorie van God, voor het heil van de
zielen."
De andere, met zijn familienaam Martino, was een brave jongen, niet
veel ouder dan twintig jaar. Wanneer men hem vroeg of hij tevreden was naar
Bordighera te gaan, antwoordde hij: - Wat heeft dat voor mij te betekenen
tevreden of ontevreden? Wanneer ze mij wegzenden, dan ben ik tevreden heen
te gaan en zenden ze mij niet weg, dan ben ik tevreden hier te blijven. -
De nieuw aangekomenen verloren geen tijd om op het terrein van hun
missie poolshoogte te nemen - zoals men zegt. Op de zondag na hun aankomst werd
de kapel ingezegend en begon men catechismusles te geven. 's Avonds waren er 29
jongens en 45 meisjes. Dit Oratorio voor zon- en feestdagen was de ondergang van
de protestanten omdat groot en klein er werd naartoe getrokken. Ook de
scholen werden bijgewoond. Ziehier de beschrijving welke de Waldenzen er
over geven in een van hun werkjes: "De lezer stelle zich een hut voor op enkele
centimeters onder het peil van de straat, vochtig, zonder voldoende licht
en lucht, en dan zal hij een idee hebben van het lokaal dat dienst doet als
de school, welke Don Bosco in de Vlakten van Vallecrosia heeft opgericht."
(1) Hun bedoeling hiermee was de Salesianen tegen te werken, maar hierdoor
verschaften ze integendeel een argument te meer om de openbare liefdadig-
heid aan te wakkeren, edelmoedig de oprichting van betere scholen in de
hand te werken. Het is een feit dat de bewoners, uitgenodigd met Pasen de sa-
cramenten te ontvangen, in groot aantal hieraan gevolg gaven, zodat op
korte tijd de scholen en de kerk van de protestanten leegliepen. Die
plaats welke men eens als het toekomstige centrum van de ketterij in Ligu-
rië beschouwd had, werd gered.
De zegen door Pius VII aan deze plaats gegeven moest zijn uitwerkselen
hebben. Hij kwam daar inderdaad voorbij op 11 februari 1814, op zijn
reis van Fontainebleau naar Savona. Een zekere G.B. Apronio, die Don
Cerruti kende, verzekerde volgens de eigen verklaring van een ooggetuige
dat de Opperherder door de bevolking van Vallecrosia feestelijk onthaald
werd en toen hij vernam waar hij zich bevond, deze plaats zegende, waar
thans het Huis van de Salesianen, toegewijd aan Maria, Hulp der Christe-
nen, zich bevindt. Het jaar 1875, om het te zeggen zoals het in aanwezig-
heid van Don Rua vijfentwintig jaar later zou gezegd worden, was het jaar
waarin God Don Bosco aan Frankrijk schonk.
Men zag dat jaar een andere eerbiedwaardige grijsaard, Monseigneur
Pietro Sola, zielenherder aan de overkant van de westkust, bisschop van
Nice-aan-zee, door de pleinen en straten van zijn stad gaan op zoek naar
een asiel om de gevaar lopende jeugd te herbergen. Er was in Nice een over-
vloed aan vrome instituten maar er was een schaarste aan instituten bestemd
voor het welzijn van de wezen en de jongens die door niemand bijgestaan
werden. In bepaalde gevallen wist men niet hoe men het moest aanpakken om
een arm kind van de straat te halen of aan de verlatenheid te onttrekken.
De ijverige en werkzame leden van de Conferentie van Sint-Vincentius, vat-
(1) L'asilo evangelico di Vallecrosia e le scuole di Don Bosco. Risposta agli articoli del Bollettino
Salesiano.

33.9 Page 329

▲back to top


- XI/326 -
ten het plan op deze leemte aan te vullen. Twee onder hen, advocaat Michel
en baron Héraud, wendden zich met de goedkeuring van hun collega's tot Don
Bosco, bezochten het Oratorio en hadden in princiep geen moeilijkheden om
tot een akkoord te komen. Monseigneur, die ze reeds was voorafgegaan, ze-
gende hun initiatief, stond ze doeltreffend bij en hielp ze met alle moge-
lijke middelen. Ook een rijke Jood, Lates, die Don Bosco had leren kennen
en die in geestdrift was gebracht door zijn woorden en door zijn optreden,
stak met een bestendige edelmoedigheid zijn hand in zijn geldbeugel om hem
te hulp te komen.
Advocaat Michel, die we nog zullen ontmoeten langs de weg van Don
Bosco op Frans grondgebied, verdient dat we hem hier meer speciaal ver-
melden. Hij was een man met een groot verstand en een christen van de
oude stempel. Hij was een echte vriend van Don Bosco en een van de eerste
en voornaamste van zijn Franse medewerkers. Daar hij zijn rechtskundige
studies aan de Universiteit van Turijn voltooid had, had hij er het werk
van Don Bosco leren kennen en waarderen. Twee brieven door hem aan Don
Bosco gezonden, op 9 oktober en 12 november 1875, getuigen hoe hij niets
onverlet liet om aan Nice de weldaden van een Salesiaans Instituut te
verschaffen. Wanneer Don Bosco op 21 november het geluk had te kunnen
overgaan tot het openen van zijn eerste Huis in Frankrijk, dan had hij dat
vooral aan de liefdadigheid en de zorgen van advocaat Michel te danken.
Het was dus vooreerst nodig de plaats te vinden waar dit Huis kon
opgericht worden. Aan de mogelijkheid zo maar dadelijk een huis te kopen
diende men te verzaken. Een comité van heren nam het lokaal van een weve-
rij in huur en zorgde voor de meest onontbeerlijke meubels. De bisschop
stelde driehonderd vierkante meter van zijn tuin ter beschikking als speel-
plaats voor de jongens. Op 9 november kwamen daar toe, sine baculo et sine
pera, twee priesters, een jonge geestelijke en een coadjuteur. Nooit werd
een huis zo bescheiden geopend. Don Rua vond er behagen in de armoede van
dit begin op te hemelen en herinnerde er zich twee bijzonderheden van.
Gedurende een bezoek was het noodzakelijk, opdat allen zouden kunnen
zitten, er de bedden bij te halen, waarvan men de matrassen had afgeno-
men en toen er iemand naar buiten moest gaan om iets te halen, werd het
gezelschap in het donker gelaten omdat er maar één licht was.
Don Rua besloot: - Dergelijke Huizen worden daarna door de Heer ruim-
schoots gezegend. -
Don Bosco moest veel tact gebruiken om te beletten dat hij zelfs maar
in schijn het nationale gevoel krenkte, des te meer omdat er in de stad
een partij was van de separatisten, die het vaandel zwaaide van de afschei-
ding van Nice van Frankrijk en de terugkeer naar Italië. Daarom verkoos hij
als directeur Don Giuseppe Ronchail, met een mooie Franse naam, omdat hij
geboortig was van Usseaux in de omgeving van Pinerolo, bij de grens. Bo-
vendien sprak hij vloeiend de Franse taal, welke hij als kind geleerd
had. Als jonge geestelijke in de Congregatie getreden, had hij er zich
doordrenkt met de Salesiaanse geest. Don Bosco had hem, als door een soort
hogere intuïtie, tot zich getrokken. Eens, toen hij te Usseaux op door-
tocht was, gingen twee seminaristen in vakantie, hem bezoeken en brachten
bijna met geweld hun makker Ronchail mee. Pas waren de drie jonge geeste-
lijken voor Don Bosco gekomen of hij bekeek met grote genegenheid Ron-
chail, nam hem bij de hand en zei tot de omstanders: - Kijk, hier hebben
we een merel die we in een kooi moeten opsluiten! - Deze zo onverwachte
woorden troffen de jonge geestelijke en legden de kiem van zijn roeping.

33.10 Page 330

▲back to top


- XI/327 -
Van de medebroeders die de directeur vergezelden waren er twee ge-
schikt onderricht te geven in de lagere school, omdat ze zeer goed Frans
spraken. Don Bosco zond eveneens enkele jongens uit Nice die in het Ora-
torio verbleven en een groepje Algerijnen kort te voren door Monseigneur
Lavigerie naar het Oratorio gezonden. Aldus sloot Don Bosco de toegang af
voor ieder vermoeden van separatisme. We hebben reeds van hemzelf gehoord
welke ontvangst de burgerlijke en politieke overheid hem bereid hadden.
Don Bosco begaf zich naar Nice na het vertrek van de missionarissen,
namelijk op 20 november. Van daaruit schreef hij aan Don Rua, dat hij
nog een geestelijke, Evasio Rabagliati, de toekomstige apostel van Colum-
bië, zou zenden voor de muziek en met hem de Algerijnen.
"
Beste Don Rua,
"
Hier zijn de zaken aan het rollen gebracht en kunnen we de
" hand aan het werk slaan. Daarom kan je zeggen aan Rabagliati dat hij
" kan komen wanneer hij wil, maar dat hij de Algerijnen moet meenemen
" die pas hun gymnasium begonnen. Hij kan een pakje maken van hun
" Afrikaanse kledij, want hier kunnen ze die dragen. Dat de anderen
" rustig blijven, ze zullen komen zodra ik te Turijn toegekomen ben.
" Rabagliati moet niets anders meebrengen dan wat muziek en zijn
" strikt persoonlijke uitrusting. Hier is er een piano en een Harmoni-
" um die op hem wachten. Indien hij kan zou hij hier moeten zijn op
" zondag 28, want dan zal de eerste mis gecelebreerd worden in de
" Patronage de St. Pierre, Rue Victor 21. In het " tegenovergestelde
" geval kunnen ze halt houden te Alassio, waar ik mij vanaf vrijdag
" tot maandag aanstaande zal bevinden (26-29). Zorg dat ze geen koffer
" bij hebben en dat ze hun pakjes met zich dragen.
"
Indien ze mogelijk toch een koffer mee hebben, dan moeten ze
" zorgen hem bij te hebben bij het onderzoek van de bagages dat te
" Ventimiglia plaats heeft. Veel welwillendheid, veel enthousiasme
" voor ons en voor het nieuwe Tehuis, dat dezelfde basis heeft als
" dat van Turijn. Laten we bidden dat God ons in deze nieuwe onder-
" neming zou zegenen. Overmorgen zal ik op doortocht zijn te Nice,
" (sic, Ventimiglia) en dan zal ik zien wat er voor Bordighera moet ge-
" daan worden.
"
Moge God ons allen zegenen en geloof mij in Jezus Christus.
"
"
(ongedateerd en zonder handtekening)
Twintig dagen later kon hij in het Hoofdkapittel zeggen: - T e N i c e
i s een werkelijke geestdrift ontstaan. - De onbaatzuchtigheid waarvan hij
blijk gaf bracht niet weinig ertoe bij sympathie en vertrouwen in te boe-
zemen. Er werd voorgesteld aan de onderwijzers als wedde een bedrag van 800
fr. toe te kennen maar Don Bosco wilde niet, zei dat het teveel was en dat
de helft al voldoende was. Er werd dan overeengekomen voor 450 fr. Wan-
neer men in de stad vernam dat hij de helft van de aangeboden wedde ge-
weigerd had, ging er een koor op van lofprijzingen aan zijn adres. De
Bisschop zei hem: - Nu begrijp ik waarom Don Bosco overal gezocht wordt. Op
die manier zal hij zeker tout le monde achter zich aan te trekken. - Don Bosco

34 Pages 331-340

▲back to top


34.1 Page 331

▲back to top


- XI/328 -
verklaarde dat hij in werkelijkheid het geld hard nodig had en dat het hem
daarom onmogelijk zou geweest zijn uitgaven te doen voor de stichting,
maar dat het hier om onderhoudsgeld ging en dat dit voldoende was voor de
Salesianen, die eraan gewend waren in armoede te leven.
De bisschop verzweeg toen niet dat hij in onderhandelingen was getre-
den met verschillende kloosterorden om hun een dergelijk Huis of Oratorio toe
te vertrouwen, maar dat men dadelijk uitgepakt had met verzoeken om vaste
inkomsten terwijl men voor het onderhoudsgeld heel wat hogere sommen vroeg,
dan die welke men aan de Salesianen aangeboden had. De heren uit Nice die
hierbij aanwezig waren eindigden met te zeggen:
- Wij vrezen dat uw onderwijzers van honger zullen omkomen.
- U moogt er zeker van zijn - antwoordde hij - dat ze niet van honger
zullen sterven, want ik weet in wiens handen ik ze achterlaat. Anderzijds
is het beter dat, wanneer ze zich in nood bevinden, ze zouden gaan aan-
kloppen bij uw huizen en een aalmoes vragen. Ik ben ervan overtuigd dat de
heren zich niet ongevoelig zullen tonen en hen niet van honger zullen laten
sterven. -
De mensen van Nice, getroffen door zoveel kiesheid bij het weigeren
van het overtollige en zich wel bewust van de werkelijke behoeften, gaven de
reeds overeengekomen som, maar niet als een bedrag dat ze schuldig bleven,
maar als een aalmoes.
Op zondag de 21ste opende Don Bosco officieel het Huis. De zondag
daarop werd het Oratorio voor zon- en feestdagen geopend met als benaming
Saint-Pierre, ter ere van de bisschop die zo heette. Monseigneur cele-
breerde de Heilige Mis in de armoedige kapel, in aanwezigheid van vele en
aanzienlijke burgers van de stad. De plaatselijke katholieke krant, La
Semaine de Nice, begon het artikel, in zijn nummer van 27 november, waarin
de ceremonie van de volgende dag aangekondigd werd met deze woorden: "Wij
hebben het geluk gehad in het begin van deze week eerwaarde heer Don
Bosco in onze stad te hebben. Hij is de apostel van de verlaten jeugd, de
man Gods die nederig en bewonderenswaardig is in zijn werken. Hij is naar
Nice gekomen om er drie van zijn werkers te installeren en de grondslag te
leggen van een werk, zoals hij dat kan, met enkel de hulp van de Voorzie-
nigheid en zonder andere steun dan God." Hoe de Voorzienigheid hem gehol-
pen heeft en God hem gesteund zullen we zien in het verloop van onze ge-
schiedenis. De Patronage St.-Pierre groeide voorspoedig op onder de zegen
van de Heer, haar bij de aanvang in dichterlijke en profetische bewoor-
dingen door zijn Plaatsvervanger op aarde geschonken. Don Bosco had Don
Cagliero opdracht gegeven de Heilige Vader op de hoogte te brengen dat deze
stichting nabij was, en hem te vragen ze te willen zegenen. Wanneer Pius IX
het werk prees, zei hij: "Moge God het zegenen en moge het dat mosterd-
zaadje zijn dat een grote boom werd, zodat vele duifjes onder zijn takken
een schuilplaats zouden kunnen vinden, en moge de sperwer er ver van weg-
blijven."(1)
De boom die te Nice diepe wortels geschoten had werd een reuzeboom,
spreidde zijn takken uit over gans Frankrijk en werd niet eens neergeveld
onder het geweld van de jongste stormen. Toen men de vijfentwintigste verjaar-
(1) Unità Cattolica, nummer 284, 5 december 1875.

34.2 Page 332

▲back to top


- XI/329 -
dag vierde van de stichting zei de officiële redenaar in aanwezigheid van
de eerste heilige opvolger van Don Bosco: "Wanneer we tegenover elkaar
stellen het nederige Bethlehem van vijfentwintig jaar geleden en de ge-
riefelijke instelling van thans met haar leerlingen en onderwijzers die
haar in groot aantal omringen en vooral met haar priesters die morgen er hun
aanhankelijke eerbetuigingen zullen aanbieden uit alle huizen van Frankrijk,
dan zijn we genoopt met een levendig gevoel van dankbaarheid de almach-
tige werking van God te bewonderen."
Daarna voegde hij eraan toe: "De Heer had hiervoor een trouwe dienaar. Don
Bosco volgde met liefde de ontwikkeling van het werk, leidde de oversten
door zijn raad en gaf hun zijn vaderlijke aanmoediging, en vaak de
sterkte van zijn tegenwoordigheid."
We zullen zien hoe Don Bosco door zijn aanwezigheid de zonen van Nice
sterkte> maar alvorens verder te gaan moeten wij aan onze lezers een model
tonen van zijn raadgevingen en aanmoedigingen terwijl wij betreuren dat
zeer veel hiervan ofwel verloren gegaan ofwel nog verborgen is. Tot nu toe
kunnen we enkel twee brieven van dit eerste jaar publiceren. Een ervan
werd door Don Bosco geschreven vier dagen na zijn terugkeer te Turijn.
Het behoorde tot zijn gewoonten ervoor te zorgen dat zijn zonen, zelfs
wanneer ze van hem verwijderd waren, hem nog in hun nabijheid voelden.
Daarom was hij niet zuinig met zijn briefwisseling.
"
Beste Don Ronchail,
"
De kranten hebben heel wat geschreven over ons huis te Nice
" en wij moeten de grootste zorg aan de dag leggen opdat alles goed zou
" verlopen.
"
Geef mij dan ook inmiddels nauwkeurig nieuws over de zaken en de
" verlangens van de enen en de anderen. Je zal van mijnentwege Prins
" Sanguwski groeten en zijn moeder, Mevrouw de P.(rinses) en hun de
" verzekering geven dat wij voor beide speciale gebeden doen.
"
Eerbiedige groeten aan de heer Adv. Michel. Ik verwacht een
" lange brief van hem. Ook aan Baron Héraud, Graaf en Gravin de la
" Ferté en anderen, met wie je de gelegenheid zal hebben over onze zaken te
" spreken.
"
Indien je meer dan nodig missen zou te celebreren hebben, zend
" ze ons dan, en wij zullen trachten ze te celebreren ten voordele van
" het Tehuis van Sint-Pieter. Houd geen geld bij, wanneer je het niet
" strikt nodig hebt. Als er overschiet, zend het dan aan het Oratorio op
" naam van Don Rua. Dit zal dan dienen voor de verzendingen die er moe-
" ten gedaan worden. Eveneens, indien je iets onverwacht zou nodig
" hebben en indien je er niet elders zou kunnen in voorzien, vraag het
" ons dadelijk en wij zullen zorgen dat er voor jou in voorzien wordt.
"
Noteer altijd de naam en het verblijf van wie je aalmoezen
" geeft, dank ze en onderhoud er betrekkingen mee, vooral wanneer ze
" ziek zijn. Ik geloof dat de heer Sola I1 Cittadino van Genua zal gezien
" hebben. Indien dit niet het geval zou zijn dan is het goed dat ik dit
" zou weten en dan zal ik hem de nummers opzenden die over hem spre-
" ken. Ga er nu en dan eens naartoe.
" Verdeel de hierbijgaande biljetten met een groet aan allen, vooral
" aan Cappellano.(1)
(1) "Allen", namelijk deze van het Huis. Cappellano was de medebroeder-coadjuteur.

34.3 Page 333

▲back to top


- XI/330 -
"
Je zal je wijdingsbrief ontvangen die moet getoond worden aan de
" bisschop van Nice. Indien je iets anders zou nodig hebben, schrijf dan.
"
Van hier uit vele groeten en allen verheugen zich wegens het
" huis van Nice, Ventimiglia en van de Argentijnse Republiek. Hou van
" mij, bid voor mij, die steeds voor jou in Jezus—Christus zijn zal
"
"
je verkleefde vriend
" Turijn, 10-12-1875.
Priester Gio. Bosco.
De andere brief draagt noch datum, noch handtekening maar hij is
zeker van hem, daar wij het origineel bezitten. Hij schreef hem ongetwij-
feld rond hetzelfde tijdstip als de vorige, zoals uit het tekstverband blijkt.
"
Beste Don Ronchail,
"
"
1° het zal goed zijn eens rond te kijken wie voor de Congre-
" gatie geschikt zijn en ze met welwillendheid te bejegenen, om te zien
" of we ze voor ons kunnen winnen.
"
2° Spreek dikwijls met de jonge geestelijken, met de medebroeders en
" laat je zo mogelijk dan ook vergezellen wanneer je een of andere
" boodschap gaat doen, Nodig hen uit je te zeggen of ze in tijdelijke
" of geestelijke zaken moeilijkheden hebben, en wees speciaal openhartig
" met hen.
"
3° Die arme Algerijn die de sacramenten niet wil ontvangen,
" breng hem eens elders of liever maak dat er soms een vreemde biechtvader
" is in het Huis. Dat zijn lastige aangelegenheden maar het is nodig hierbij
" geduld te hebben.
" Noteer echter dat wanneer een Algerijn niet geschikt is voor ons huis, het
" ons vrij staat hem naar zijn vroegere plaats terug te zenden.
"
4° Voor de sermoenen en, indien het nodig is, ook voor de mis
" kun je een priester uitnodigen je te helpen zoals D. Giordano, de
" theoloog Giovan en anderen.
" Inmiddels zal je zodra mogelijk een priester hebben of ten minste
" wat hulp vanwege een jonge geestelijke.
"
5° Zorg voor je eigen gezondheid en die van de anderen.
"
6° De bisschop stelt te Rome ons of de Scolopen voor, voor La-
" ghetto (1) maar hij zal noch bij de enen, noch bij de anderen een
" goed onthaal vinden, maar we mogen hierover niet spreken.
"
7° Noch Pater Benigno, noch iemand anders in zijn naam heeft
" me een woord laten weten.
"
8° De twee kanunniken die naar Rome gezonden zijn zullen wel-
" licht weinig of niets doen. Ik heb er mij voor ingespannen de bisschop bij
" de Heilige Stoel in een juist daglicht te stellen. De bisschop weet
" dat en is er tevreden over.
(1) Heiligdom van 0.-L.-Vrouw in het bisdom Nice. Over deze aangelegenheid waren ernstige
betwistingen zowel bij de clerus als elders. In boekdeel XII zullen we er nog over spre-
ken. Ook de nummers 7 en 8 hebben betrekking op deze netelige kwestie.

34.4 Page 334

▲back to top


- XI/331-
"
9° Heeft de heer Graaf La Ferté iets gedaan voor de Franse
" spoorwegen? Ik zou het werkelijk nodig hebben.(1)
In de briefwisseling tussen Don Bosco en de zijnen heerst dezelfde
"openhartigheid" als bij hun samenkomsten en gesprekken. Het leven in fami-
lie was steeds een ideaal van Don Bosco. Welnu, in een gezin spreken de
kinderen openhartig met hun vader, en hun vader voelt er zich nietdoor ge-
krenkt, integendeel hij verheugt er zich over en werkt een dergelijk ver-
trouwen in de hand. Dat is de reden waarom de zijnen in hem volle vertrou-
wen hadden en hem vrijelijk ondervroegen over om het even welke aangelegenheid
en dit ongegeneerd.
(1) Hij wou ook op de Franse spoorwegen biljetten tegen verminderde prijs bekomen.

34.5 Page 335

▲back to top


- XI/332 -
H O O F D S T U K XIX
HET APOSTOLAAT VAN DE PERS
Tussen de plannen die Don Bosco zich voorgenomen had te verwezenlij-
ken, was een van deze waaraan hij het meest vasthield zeker het bevorderen van de
verspreiding van de goede pers en het bestrijden van de slechte. Een sa-
menvattend overzicht van zijn bedrijvigheid op dit terrein schijnt ons
thans opportuun toe omdat met de snelle uitbreiding van de Congregatie
ook de middelen om boeken tegenover boeken te stellen zich onder zijn lei-
ding vermenigvuldigden.
Vooreerst de schoolteksten. Niet enkel was hij een bevorderaar van de Bi-
bliotheek van de Italiaanse schrijvers en de Bloemlezing van de voor-
christelijke Latijnse klassieke schrijvers, waarbij alles wat de eerbaar-
heid kon krenken zowel bij de enen als bij de anderen geweerd werd, maar
hij voegde er ook nog een Verzameling aan toe van christen Latijnse
schrijvers, te beginnen met de Heilige Hiëronymus. Op zijn bevel inderdaad
bereidde Don Tamietti en voorzag van aantekeningen het aldus genoemde De
viris illustribus van de doctor van Stridon, zijnde de levens van Sint-
Paulus, de eerste kluizenaar, van de kluizenaar Sint-Hilarion en van de
monnik Malchus, vermeerderd met een keuze van brieven.(1)
Welke gedachten Don Bosco ingaven zich bezig te houden met deze nieuwe
boekenonderneming zal hij zelf enkele jaren later zeggen in het bloem-
rijke Latijn van dezelfde Don Tamietti, op een ogenblik dat deze Bloemle-
zing veel bijval zullen gehad hebben.
Het ogenblik was daartoe uiterst geschikt. Na de grote strijd van
de Franse bisschop Parisis vanaf 1846 over het onderricht van de klas-
sieken, had de Paus in zijn Encycliek Inter multos van 25 maart 1853 de
twistvraag opgelost, door aan de Franse bisschoppen aan te bevelen de stu-
die van de Griekse en Latijnse Vaders te paren met die van de oude heidense
klassieken. Toen de strijd weer ontbrand was in de tijd van de Ver rongeur van
Monseigneur Gaume, bevestigde de Paus in een Breve van 22 april 1874 dezelfde
aanbeveling aan de vurige polemist. Nadien kwam Pius IX terug op deze
aangelegenheid in een andere Breve van de lste april 1875 aan Monseig-
n e ur Ba rt o lo me o d' Av an z o, bi sschop van Calvi en Teano, nadien kardinaal. De
geleerde Italiaanse prelaat
(1) Sancti Hieronymi, De viris illustribus liber singularis, Vitae S. Pauli primi eremitae,
S. Hilarionis eremitae, Malchi monachi et epistolae selectae, cum adnotationibus Joannis
Tamietti sacerdotis, politior, litt. doct., Augustae Taur., 1875.

34.6 Page 336

▲back to top


- XI/333 -
had, bij het begin van het schooljaar aan de leraren van zijn seminarie van
Calvi een open brief gezonden, waarin hij, na een recapitulatie van de
toedracht der zaak, hen aangespoord had de pauselijke richtlijnen op te
volgen. De Heilige Vader bevestigde de zaken die de bisschop zich ten
doel gesteld had te bewijzen. Hij verklaarde dat de Latijnse taal van het
christendom geen bederf was, maar wel een noodzakelijke en uitstekende
omvorming van het Latijn van het heidendom. De gemengde methode bij het
onderricht van die taal gevolgd, werd vanaf de oudste tijden en in ieder
tijdperk door de Kerk aangewend. De argumenten door de bisschop aangevoerd
stelden de thans opgeloste kwestie in zulk een licht dat ze aan de onder-
richtgevers van de jeugd de overtuiging moesten bijbrengen deze methode
te aanvaarden. Dit was ook de wens van de Paus.
Don Bosco voelde dat hij thans ruimer adem kon halen en dat hij de
volledige verwezenlijking van zijn plan kon versnellen. We vinden er het
bewijs van terug in een brief van 26 april gericht aan de directeur van de
nieuwe verzameling om hem aan te sporen het drukken van Sint-Hiëronymus te
verhaasten.
"
Beste D. Tamietti,
"
Ik zou je moeten bekijven en lastig vallen opdat dat sakkerse
" werk zou beëindigd zijn. Het is een ingewikkeld geval voor de druk-
" kerij en iedereen moet er te lang en zonder enig nut op wachten. af
" Spreek dus met je directeur en kom op een woensdag, si fieri potest
" in de ochtend en dan kun je op een vrijdag, indien je vereerde per-"
" soon onmisbaar is, 's avonds vanuit Turijn om 7.20 uur terugkeren.
"
Ik meen dat, nu je hier boeken, personeel en geld op je eerste
" wenk kunt krijgen, je de grote machine op gang zult kunnen krijgen
" en aldus de grote onderneming zult kunnen beëindigen.
"
Hou van mij in J. Chr. en geloof me
"
"
je toegenegen vriend
" Turijn, 26-4-1875.
Priester Gio. Bosco
Het boek kwam uit bij het begin van het schooljaar 1875-76 en bleef niet
onopgemerkt. Don Bosco die de zaken niet halfweg liet staan, maar eens dat
ze gestart waren, ze in het oog hield om te zien of ze en hoe ze lukten,
schreef aan Monseigneur Almerico Guerra van Lucca, die twee exemplaren van
Sint-Hiëronymus besteld had, het volgende:
"
Beste Heer Kanunnik,
"
U zult langs de post de twee boekdeeltjes van Sint-Hiërony-
" mus, welke U zich gewaardigd hebt aan te vragen, ontvangen.
"
U hebt me werkelijk een dienst bewezen met uw opmerkingen,
" waarmee in de volgende uitgave rekening zal worden gehouden. Ik verzoek U
" elke kleinigheid te willen noteren die, volgens U, moet veranderd of weg-

34.7 Page 337

▲back to top


- XI/334 -
" gelaten worden. U verlangt het goede te doen en uw ervaring samen met
" uw studies zullen U vaak laten merken wat een jonge auteur ofwel
" niet begrijpt of waarvan hij het belang niet vatten kan. Het
" meedelen van een raad, opmerking of liever nog een of ander werk
" dat U op zich zou kunnen nemen voor deze publicatie zou een zeer
" doeltreffende hulp zijn.
"
Moge God U met zijn zegeningen overstelpen en bid voor deze arme
" kleine man die steeds in Jezus Christus zal zijn
"
"
uw nederige dienaar
" Turijn, 10-12-1875.
Priester Gio. Bosco.
Ook hierin handelde Don Bosco als altijd. Werd er om een idee gestre-
den, zonder woorden te verliezen, bestudeerde hij de kwestie, ontdekte er
de goede en de praktische kant van en terwijl anderen redetwistten, trad
hij handelend op.
Na de litteraire kwamen de historische teksten. Hier moeten we ons
echter tot vrome wensen beperken, omdat de personen, geschikt of bereid om
hem te helpen, ontbraken. Sinds geruime tijd was hij volkomen zeker dat de
verdraaiingen van de geschiedenis grote schade berokkenden aan de Kerk. Op
dit terrein was het sinds lang zijn bezorgdheid geweest voor de leerlingen
van het seminarie een goede Kerkgeschiedenis te bewerken, doortrokken van
de Roomse geest. Vanaf 1849 tot 1879 was hij erin geslaagd ze in vier boek-
delen te verzamelen. Rekening houdend met de belangrijkheid van het werk,
wou hij zich niet haasten ze te laten drukken, omdat hij hoopte ze tot een
zekere graad van volmaaktheid te kunnen brengen, maar aldus gebeurde het
dat hij de delen van het handschrift, die hij met zich pleegde te dragen
gedurende zijn reizen, om er zijn vrije tijd aan te besteden, het ene na
het andere verloor zonder dat het kon teruggevonden worden. Omstreeks 1875
vertrouwde hij aan Don Bonetti de taak toe er opnieuw mee te beginnen,
maar de zaak bleef zonder gevolg.
Dan was er de Geschiedenis van Italië waarvan in de middelbare
scholen door de leraren gebruik werd gemaakt om de Kerk en het Pausdom te
bestrijden. Don Bosco bracht de leraar Antonio Terreno er toe een handboek
te schrijven voor de lycea. Deze begon in 1876 aan het publiceren van een
Compendio della Storia d'Italia (Samenvatting van de Italiaanse geschiede-
nis) in twee boekdelen, een voor de Romeinse geschiedenis en een voor de Ge-
schiedenis van de Middeleeuwen en de Moderne Tijd, maar bestemd voor de
klassen van het gymnasium, de technische school en de normaalschool voor
onderwijzers. Daarna ging hij dit opnieuw bewerken en terwijl hij beter de
opvatting van Don Bosco belichaamde, liet hij in 1879 een breder uitgewerkte
Geschiedenis van Italië verschijnen, met aandacht voor de andere Europese
staten. Ze was in twee mooie boekdelen ingedeeld: de Middeleeuwen en de
Moderne geschiedenis. De Civiltà Cattolica zegt dat het is "stellig een van
de waardevolste compendia... goed geordend... zeer goed geschreven." Over
het vorige werk had ze, wat de geest betreft, gezegd: "Wat de godsdienst,
de gezonde moraal en de rechten van de Kerk betreft, hebben wij niets kun-
nen ontdekken wat in tegenstrijd is met de goede beginselen."(1) Het kon
ook wel niet anders zijn, want wanneer de tekst gedrukt werd in de drukkerij
(1) Aflevering 707, blz. 607 (1879), afl. 633, blz. 340 (1876).

34.8 Page 338

▲back to top


- XI/335 -
van de Salesianen, stond Don Bosco er waakzaam bij.
Het was ook nodig iets te doen voor de volkscultuur die zich steeds ruimer ver-
spreidde. Hier ook was er een massa boekjes en periodieken die de geschie-
denis mishandelden uit haat tegen de Kerk. Don Bosco dacht aan een algemene ge-
schiedenis in zoveel afzonderlijke boekdelen als er naties waren, maar
eenvoudig geschreven volgens de methode door hem aangewend in zijn Geschie-
denis van Italië. De reeks zou aldus worden opgevat: De oude Geschiedenis
van het oosten, de Geschiedenis van Griekenland, de Geschiedenis van Rome,
de Geschiedenis van Italië, de Geschiedenis van Frankrijk, de Geschiedenis
van Engeland, de Geschiedenis van Spanje, de Geschiedenis van Duitsland
enz. Hij vertrouwde de eerste twee boekdelen toe aan Don Barberis, die
zich met goede wil aan het werk zette.
Don Bosco las er met de pen in de hand het handschrift van, naarmate
de schrijver ze voorbereidde en met geduld was hij aan het verbeteren, aan
het schrappen, aan het vervangen. Het waren de twee enige boekdelen die het
licht zagen.
Met de vooruitgang van het volksonderricht groeide de lust tot le-
zen. De eigenlijke geschiedenisboeken, hoewel zonder veel geleerd omhaal
geschreven, waren toch geen spek voor ieders bek en daarom waren voor het
volk en voor de kinderen verhalen nodig die wat aangenamer klonken. Don
Bosco dacht ook hieraan. Hij sloot er echter de romantische vormen uit en wou
dat ze getrouw de sporen van de geschiedenis zouden volgen. En dan kwam de
vruchtbare en schitterende productie van Don Lemoyne. Don Bosco was het
die hem het bevel gaf de lotgevallen te beschrijven van Christoffel Colom-
bus, van Fernando Cortez, van Fernando Pizarro, van Bartolomeo de Las
Casas en van andere veroveraars of brengers van beschaving. Hij stelde hem
voor de levensbeschrijving te geven van Luther, van Calvijn en van andere
vooraanstaanden van het ongeloof en van de ketterij. In hun tijd maak-
ten deze boeken veel opgang en deden veel goed en wie weet of ze met
verloop van tijd wellicht ook niet het hoofd zullen opsteken uit hun on-
verdiende vergetelheid. Habent sua fata libelli.
Laten we nu terugkeren naar de school, waar een andere categorie
van boeken moest nagezien worden, om ze onschadelijk te maken voor de goed
opgevoede jeugd, namelijk, de woordenboeken. De ervaring had aan Don
Bosco geleerd dat bepaalde woorden, bepaalde zinnen, bepaalde voorbeelden
welke zonder dat men er naar zocht onder de ogen van de jongens vallen hun
zielen kwetsen en een prikkel tot zonde zijn. Vanaf het ogenblik dat hij
een drukkerij te zijner beschikking had, achtte hij het ogenblik gekomen om
de scholen van dit kwaad te bevrijden. Don Durando had van hem de opdracht ge-
kregen twee woordenboeken van de Latijnse taal voor te bereiden, een klein
in één boekdeel en een groot in twee boekdelen. Don Pechenino zou zich be-
zig houden met een Grieks woordenboek en Don Cerruti met een Italiaans.
Hij dacht ook nog aan een aardrijkskundig woordenboek waarvoor Don Barbe-
ris zou moeten zorgen en aan een geschiedkundig woordenboek, dat hij voor
een andere medewerker bestemde, maar deze werden niet voleindigd. De drie vori-
ge woordenboeken kenden echter uitgave na uitgave en tot op heden kan niet
beweerd worden dat ze hun tijd zouden gehad hebben. Don Cerruti arbeidde
eraan tot 1879. Don Durando en Don Pechenino, die reeds geruime tijd hun
materiaal hadden opgestapeld, konden de vrucht van hun werk eerder aan de
scholen geven. Immers reeds in 1876 waren de twee grote boekdelen van de
eerste en het Griekse woordenboek van de tweede reeds in gebruik in de gymna-
sia en lycea. De drie publicaties ontvingen de hartelijke begroeting van allen

34.9 Page 339

▲back to top


- XI/336 -
die werkelijk hielden van de christelijke opvoeding van de jeugd. Don Cer-
ruti was een voorganger voor de Italiaanse lexicografen in het opnemen van
zeer vele technische termen, en maakte korte metten met de ingewortelde
angstvalligheid van de taalzuiveraars, maar wat hun moreel aspect betrof,
dat meer dan al het andere Don Bosco ter harte ging, zei de Civiltà Catto-
lica dat dit woordenboek "degelijk werk" was.
Don Durando heeft zich verdienstelijk gemaakt in een aangelegen-
heid die wij hier zullen vermelden. Wanneer Don Bosco rond 1870 hem iets
over een dergelijk werk begon toe te fluisteren, bestond dit niet volle-
dig in het uitbannen van de schunnige woorden en in het verwijderen van de
ergerlijke voorbeelden. Feitelijk stond het met de Latijnse woordenboeken
vrij slecht gesteld van wetenschappelijk standpunt gezien. Het woordenboek
dat doorgaans in zwang was en het etiket droeg van Officina Regia kri-
oelde zo van onzinnigheden, dat de Subalpijnse Regering dertienduizend
lire aangeboden had aan Vallauri, indien hij aanvaardde het te verbeteren.
Maar Vallauri, misschien omdat het bedrag hem te gering toescheen, weiger-
de. Professor Bacchialoni zette er zich aan, maar, nadat hij een honderd-
tal bladzijden verbeterd had, gaf hij er de brui aan. Toen spande profes-
sor Mirone er zich voor in en was volhardend genoeg er tot het einde toe
mee voort te gaan. Maar toch was het werk nog onvolledig. Later nam Val-
lauri het werk van Mirone over, liet het voorafgaan van een klinkend
voorwoord van zijn hand, deed er vooraan zijn naam op plaatsen, voegde
er weinig of niets van zijn eigen bij en aldus hebben we nu de Latijnse
Woordenboeken van Tommaso Vallauri, die, gedrukt met verscheidenheid van
drukletters, op glanzend papier en volledig in perkament ingebonden een
bijval hebben gekend die in een enorme wanverhouding met hun verdiensten
staat. Laten we maar niets zeggen over de schunnigheden die het bezoede-
len. Don Durando in zijn compilatie beoogde tevens de grootst mogelijke en
voldoende wetenschappelijke juistheid te bereiken en het idee er iets
origineels van te maken door zijn woordenboek te verrijken met zaken uit
het christendom was hem niet vreemd. De kroniek vertelt op de volgende ma-
nier het aanbieden van het voltooide werk aan Don Bosco: "Terwijl men, God
lovend, over deze zaken sprak, kwam Don Durando in de refter binnen met een
exemplaar van het tweede deel van zijn Latijns Woordenboek dat pas voltooid
was. Dit vervulde iedereen met voldoening... Don Bosco was zeer tevreden
met het boekdeel dat hem door Don Durando aangeboden werd en zei
hem: - Rust nu maar wat uit. Later kun je op een geschikt ogenblik er een
exemplaar van gaan aanbieden aan de Heilige Vader." - Tegelijkertijd spoor-
de hij hem aan zijn werk te bekronen door de hand te leggen aan wat de Nuo-
vo Mandosio moest worden voor de lagere klassen van het gymnasium.
Hier blijven we een ogenblik stilstaan om ons af te vragen: - Schoten de
schrijvers dan rondom Don Bosco zo maar op als de paddestoelen? - Het
antwoord is zeer eenvoudig. Evenals Don Bosco directeurs, prefecten,
predikanten, biechtvaders, assistenten en allen die in het Huis bepaalde
ambten bekleedden, vormde, zo vormde hij ook schrijvers. Hij kende zijn
zonen et in cute (door en door). Rekening houdend met de bekwaamheid en
met de voorliefde van de afzonderlijke personen, suggereerde hij hun de
gedachte dit of dat werk aan te vatten, terwijl hij trachtte langzamer-
hand zijn eigen concept en zijn eigen geest in hen in te planten betref-
fende het voorgestelde werk. Aldus suggereerde hij het schrijven van boe-
ken, verbeterde proeven, drong door tot in de kleinste bijzonderheden ook
wat stijl en taal betrof, baande langzamerhand de weg door zijn mondeling of
schriftelijk advies, riep ze vaak op om met hem mee te werken aan de publicatie

34.10 Page 340

▲back to top


- XI/337 -
van artikels. Aldus vertrouwde hij, bijvoorbeeld aan Don Bonetti de herzie-
ning toe van een van zijn handschriften.
"
Beste Don Bonetti,
"
Het is nodig dat jij met je losogen en met je scherpzinnig verstand
" een oogslag werpt op deze geschriften, alvorens ik ze laat drukken.(1)
"
Maar ik laat ze jou op je eigen verantwoordelijkheid. Zorg dat
" de puimsteen niet enkel het hout glad slijpt maar het ook schaaft
" en polijst. Heb je het begrepen?
"
God moge je allen zegenen en wees zeer blij.
"
Bid voor je arme, maar in Jezus Christus steeds
"
"
toegenegen vriend
" Turijn, 15- 1875.
Priester Gio. Bosco.
Aldus wekte hij bij zijn priesters het besef dat ze op nuttige wijze
de pen konden hanteren en tevens de wil om de drukpers te laten daveren.
Maar hij hield er niet van dat ze de titel Salesiaan op hun boeken lieten
drukken. In juni 1876 zag hij de lijkrede van Monseigneur Vallega, pastoor
van Alassio en op de voorbladzijde "D. Cerruti, Priester van de Congrega-
tie van de Salesianen". Hij had hetzelfde zien doen door Don Bonetti, Don
Francesia en Don Lemoyne. Hij vreesde dat het feit zich te noemen "van de
Congregatie van de Salesianen" wat op verwaandheid ging gelijken en aan
velen geen genoegen zou doen. Daarom zei hij aan Don Rua: - Het zal beter
zijn dit niet meer te doen. Wel mag men schrijven Priester of ook nog, bijv.
Directeur van dit of dat College, maar het woord Salesiaan kan ons hate-
lijkheden op het lijf halen en doen zeggen: Kijk, nu alle Congregaties en
alle kloosterorden in woelig water varen, steken zij het hoofd in de lucht
en willen zich laten opmerken... Laten we deze titel ons door anderen doen
geven. Er zijn vele zaken waarvan het goed is ze te doen uitschijnen, ze te
laten kennen. Hierover mag dan wel gesproken worden om roepingen te kunnen
wekken, om de harten tot de Congregatie aan te trekken. Dergelijke zaken
mogen ook gedrukt, verspreid worden, maar wanneer ze niet als rechtstreeks
doel hebben het goede te doen, kunnen we ze beter achterwege laten.
Van de schoolteksten over naar de Heiligenlevens. Hier stootte Don
Bosco op een oorzaak van grote droefenis. Het was zijn wens dat in de colleges
de heiligenlevens zouden gelezen worden. Om nu aan de jongens een gede-
tailleerde kennis hiervan bij te brengen die ze lust tot dergelijke lec-
tuur zou geven, had hij een jaarboek willen samenstellen dat iedere dag
een zeer kort heiligenleven zou hebben aangeboden. Wanneer hij echter de
legenden of verzamelingen waaruit men het beste zou kunnen uitkiezen heb-
ben ging nakijken, dan merkte hij dat weliswaar al deze zaken met een goede
bedoeling geschreven waren, maar dat ze feiten en uitdrukkingen bevatten die
(1) In 1875 publiceerde Don Bosco opnieuw slechts één boekdeel van de Letture Cattoliche.
Deze brief moet betrekking hebben op het eerste deel hiervan. Alvorens dit hoofdstuk te
sluiten zullen wij er nog eens moeten over spreken.

35 Pages 341-350

▲back to top


35.1 Page 341

▲back to top


- XI/338 -
slechte gedachten bij de jongens konden doen ontstaan of de boosheid in hun
hart ingang konden doen vinden. Hij zag eveneens dat deze boeken doorgaans
de nadruk legden op boetedoeningen en op buitengewone daden van de heili-
gen, zonder - wat de voorkeur zou verdiend hebben - een beschrijving te
geven van hun manier om de godsvrucht tot het Allerheiligste Sacrament en
de Heilige Maagd te beoefenen, de middelen die ze aanwendden om hun eigen
gebreken te overwinnen, hun inspanningen om hun hart met deugden te sieren.
Hij vatte dus het plan op voor een nieuwe verzameling in overeenstemming
met zijn geest en hij gelastte verschillende personen ermee een compila-
tie samen te stellen. Hij richtte een verzoek tot de graaf van Viancino en
gaf hem talrijke en nauwkeurige onderrichtingen. Nadat deze echter de hei-
ligenlevens voor de eerste dagen van januari samengesteld had, werd hij
ontmoedigd en liet het werk varen. Hij klampte zich dan vast aan Dr. Gri-
baudi, de arts van het Oratorio. Deze deed een merkwaardige stap vooruit en
geraakte tot het einde van de maand februari, maar dan had hij geen lust
meer er mee door te gaan. Hij gelastte er nog anderen mee. Hij verloor
veel tijd door hen instructies te geven over de wijze waarop hij het werk
wilde zien verlopen, maar ze lieten hem ten slotte in de steek. Nooit echter
gaf hij het idee op.
Hij voelde de noodzakelijkheid aan het leven en de werken van de H.
Franciscus van Sales te doen kennen. Maar, nadat hem gebleken was dat de
bestaande levensbeschrijvingen niet aangepast waren aan de jongens of aan
de tijd, nodigde Don Bosco, in januari 1876 publiek de bijzonderste
Salesianen uit twee levensbeschrijvingen ervan samen te stellen. Een zou
bestemd zijn voor het volk en voor de jeugd, in één boekdeel van kleine omvang,
zodat men er verschillende exemplaren kon van bezitten in de colleges en
sacristieën en een ander in twee gewone boekdelen, verzameld uit de bes-
te auteurs en met zorg bewerkt zou voor de ontwikkelde personen zijn. Vol-
gens hem zou het nuttig zijn uit de redeneringen van de heilige alles te
halen en in daden om te zetten, wat kon dienen om de katholieke beginselen
te bevestigen ten overstaan van de protestantse beginselen. Wanneer het
Leven zou gedrukt zijn, zou hij over gaan tot het drukken van zijn Werken
in een gerieflijke uitgave. Intussen echter wenste hij vlug de Filotea te
laten publiceren in een handig formaat en lichtelijk gewijzigd zodat het
"zich kon richten tot de jeugd en tot de opvoedingshuizen". Van de Volle-
dige Werken wou hij natuurlijk dat ze in hun geheel zouden worden gepubli-
ceerd.
Deze gedurfde onderneming van de Volledige Werken van de H. Francis-
cus van Sales in het Italiaans openbaart steeds meer in onze stichter de
grootsheid van zijn opvattingen. Deze durf en grootsheid komen nog beter
tot uiting in een van zijn andere plannen. De melding dat hij vurig wens-
te een nieuwe druk te laten verschijnen van de Bollandisten doet ons
verstomd staan. Nu we het toch hebben over heiligenlevens komt het juist
van pas erover te spreken. Hij zei en herhaalde het bij meer dan één gele-
genheid. Maar op 7 januari 1876 sprak hij er geruimte tijd over en zette
zijn plan van naaldje tot draadje uiteen. Een groot deel van onze lezers
zullen ons dankbaar zijn, dat wij hun het gesprek meedelen zoals de kroniek-
schrijver het ons overgemaakt heeft.
Men sprak over Migne, zijn werk over de Kerkvaders en over de Bollan-
disten. Don Bosco herhaalde meermaals: "Het drukken van deze werken is iets
dat me werkelijk zou aanstaan. - Dan ging hij verder: - Ik wens vurig een
nieuwe druk uit te geven van de Bollandisten en ik heb dit bij verschil-
lende gelegenheden gezegd. Maar ik merk dat men mij achter mijn rug uitlacht,

35.2 Page 342

▲back to top


- XI/339 -
daar dit een zaak is die ontzaglijke uitgaven vergt, en die ternauwernood
zou kunnen uitgevoerd worden door een uitgeverij ook al zou ze subsidies
krijgen vanwege een uiterst milde Koning. Welnu, ik houd vol dat ik met een
kapitaal van twaalfduizend lire mij in staat voel het te laten drukken, en
dat ik daarbij de zekerheid heb er nog veel aan te verdienen. Wel heeft
men geen ongelijk dat men lacht over de verwezenlijking van deze onderne-
ming. Ik ben inderdaad zo overstelpt door ander werk dat, wanneer ik thans
aan de uitvoering van dit project zou beginnen, dit zou neerkomen op het
verraden van andere zaken, maar ik beweer dat de zaak op zichzelf vol-
strekt uitvoerbaar is. Ik zou naar Rome gaan om de zegen van de Paus te
verkrijgen en een Breve te bekomen die mij daartoe zou machtigen en aan-
moedigen, men zou manifesten zenden aan al de bisschoppen van de christen-
heid, we zouden ons in betrekking stellen met al de uitgevers van Italië en
met de voornaamste uitgevers van Europa, we zouden enige reizigers erop
uitzenden om persoonlijk met onze correspondenten te gaan onderhandelen.
Men zou een vereniging oprichten en laten weten dat wie zich van in het
begin op het Werk abonneert, het krijgt tegen de helft van de prijs, die
het zal kosten wanneer het voltooid is. Aldus zouden we, met wat we ont-
vangen van de velen die zich het eerste boekdeel aanschaffen, de kosten
van het tweede boekdeel kunnen dragen. Als voorwaarde om lid te worden van
de vereniging zouden we stellen niet dat men van bij het begin het hele
Werk zou betalen, maar dat men het zou betalen boekdeel per boekdeel, tegen
zoveel per blad en ieder jaar zou er een boekdeel verschijnen.
Ik geloof dat men, mits het nemen van deze voorzorgen, er zou toe komen
met een onmetelijk voordeel voor Italië en voor Europa, het grootste van al
de Werken die men bezit te laten drukken. Thans kost het ongeveer twee-
duizend lire of ten minste vijftienhonderd lire en ik zou me in staat
voelen het aan de man te brengen voor zeshonderd lire en dan zou ik er
nog een nettowinst van nagenoeg de helft van de prijs op hebben. Wanneer
ik dergelijke berekeningen kan doen, over dergelijke projecten kan dro-
men, dan voel ik mij in mijn sas. Zeker zou het dan nodig zijn een pact
met de dood af te sluiten, opdat hij geen roet in het eten zou gooien, zo-
lang het werk niet voltooid is. Er zouden zestig boekdelen zijn, één per jaar!
Omdat hij met een bij uitstek praktisch verstand begaafd was, vond hij
tussen de traktaten van wijsbegeerte en godgeleerdheid die in de scholen
voor jonge geestelijken het meest gebruikt werden, geen enkel dat tegelij-
kertijd gepast was voor de leeftijd van de beginnelingen en beantwoordde
aan de behoeften van de tijd. Naar zijn mening waren er teksten nodig die bon-
digheid, gemakkelijkheid en duidelijkheid zouden verenigen. Daarom zouden
ze de fundamentele en levende problemen van de dag van vandaag tot in de
kern moeten bestuderen terwijl ze de andere kwesties ofwel even zouden
aanraken of ook volledig zouden achterwege laten. Deze zijn wel uiterst
belangrijk maar het komt zelden of nooit voor dat men erover spreken
moet. Hij verduidelijkte zijn gedachte tegenover Don Bertello die hier-
voor de geschikte persoon zou geweest zijn. Deze beloofde wel maar daarna deed
hij het niet.
Hij was ervan overtuigd dat de muziek een machtig opvoedingsmiddel is
maar vond weinig muzikale werken die godsdienstige gevoelens met harmoni-
euze toonzetting verenigden. Daarom moedigde hij Don Cagliero aan composities van
verschillende aard, gewijde en profane te vervaardigen, die de voornoemde hoeda-
nigheden zouden bezitten. Don Cagliero slaagde daar wonderbaar in. Door hem
kon het Oratorio wedijveren wat muziekuitgaven betrof met de eerste uit-
geverijen van Italië.

35.3 Page 343

▲back to top


- XI/340 -
Voor het apostolaat van de pers, vond hij twee zaken onontbeerlijk:
een schappelijke prijs en een ruime verspreiding. Over de prijzen had
hij geen eigen mening, zolang hij geen drukkerij in huis bezat. Hij richt-
te eerst een bescheiden drukkerij op, die langzamerhand groter werd, tot
ze op gelijke voet stond met de grootste drukkerijen van Turijn. In 1875
bezat de drukkerij van het Oratorio reeds tien machines, met een gieterij
voor drukletters, een werkplaats voor het drukken met vaste lettervormen
en een werkplaats voor het nemen van afdrukken. Tegelijkertijd rees een zeer
kleine uitgeverij op, die nadien zo groeide dat ze het op al de andere uit-
geverijen van Turijn haalde wat het uitgeven van nieuwe boeken betrof.
Het scheen Don Bosco toe dat hij het hoogste geluk bereikt had, wanneer
hij in staat was de boeken, welke hij in talrijke exemplaren uitgegeven
had, in alle richtingen te verspreiden en te verkopen tegen prijzen die
zo laag waren dat ook de minst gespekte beurzen ze konden aankopen.
Don Bosco had sinds verschillende jaren gezegd: - Eerst een drukkerij,
dan een grote drukkerij, dan talrijke drukkerijen. - Hij leefde lang ge-
noeg om met zijn sterfelijke ogen niet enkel een grote drukkerij te kunnen
zien, maar ook het vermenigvuldigen van zijn drukkerijen en daarnaast zeer
bedrijvige uitgeverijen, die voor de afzet van de producten zorgden, en dit al-
les met een dusdanige aangroei van het apostolaat van de goede pers, dat
het sindsdien niet meer opgehouden heeft.
We hebben nog niets gezegd over de Letture Cattoliche omdat wij het
inzicht hebben er afzonderlijk over te spreken, zoals dit betaamt voor
een publicatie waarvoor Don Bosco steeds een voorliefde heeft gehad. Wat
heeft hij al niet gedaan om in Italië zijn Letture Cattoliche naar de vier
windstreken te verspreiden! En wanneer het geoorloofd is volgens de bijval
te oordelen, dan moet men zeggen dat ze beantwoordden aan werkelijke behoeften
en dat ze op een gepaste manier opgesteld en beheerd werden. In 1875 bestonden
ze al drieëntwintig jaar, het aantal abonnees bedroeg meer dan tienduizend.(1)
Wanneer de tijd naderde voor het hernieuwen van de abonnementen zond
Don Bosco volgende omzendbrief rond.
"
Aan onze verdienstelijke correspondenten en welwillende lezers.
" Het verheugt ons u te kunnen aankondigen, verdienstelijke correspon-
" denten en welwillende lezers, dat de Letture Cattoliche en de Bi-
" blioteca dei Classici Italiani, reeds meermaals aan uw ijver aanbevo-
" len, zullen voortgaan ook thans met dezelfde regelmaat te verschijnen in
" het jaar 1876. We kunnen u zelfs de verzekering geven dat wij ons
" bovendien speciaal zullen inzetten voor wat het papier, de druk en
" de verzending betreft en nog veel meer voor wat de keuze aangaat van de
" behandelde onderwerpen, die zoveel mogelijk nuttig, aangenaam, be-
" langwekkend en stichtend zullen zijn.
(1) Don Lemoyne (M.B. boekd. VI, blz.535) die zich steunde op registers, welke wij thans
niet meer kunnen raadplegen, omdat ze ongelukkiglijk in de papiermand geraakt zijn,
zegt dat vanaf 1875 het aantal abonnees steeds schommelde tussen de twaalf- en de veer-
tienduizend. Dit werd ons bevestigd door gezaghebbende mondelinge verklaringen. In de
laatste jaren is er een sterke achteruitgang geweest, waaraan men thans tracht te ver-
helpen.

35.4 Page 344

▲back to top


- XI/341 -
"
Wij rekenen er echter op dat u voortgaat ons te steunen door
" het bevorderen en verspreiden van deze publicaties op de wijze en in
" de plaatsen die uw vindingrijke wijsheid opportuun zal achten.
"
Talrijke bisschoppen, aartsbisschoppen en de Heilige Vader
" zelf hebben de verspreiding van deze boekjes gezegend en aanbevolen
" en dit moge volstaan om de degelijkheid van het Werk te verzekeren.
" Immers de Letture Cattoliche zijn gericht op het welzijn van de
" godsdienst terwijl de gezuiverde Classici Italiani alleen maar nut
" kunnen bijbrengen voor de studerende jeugd.
"
Dat ieder lette op de droevige gevolgen, die door de slechte pers
" veroorzaakt worden en op de offers die sommigen brengen om ze te
" verspreiden, om dan in zijn hart te zeggen: - Wanneer die bekla-
" genswaardige mensen zoveel doen om het kwaad te verspreiden, moeten
" de weldenkende mensen dan niet minstens evenveel doen ten voordele
" van de goede zeden en van onze heilige godsdienst? -
"
Een hoog personage zei, nog niet lang geleden: - Alles wat
" uitgegeven wordt voor de verspreiding van de goede boeken, mag ver-
" geleken worden met de penning die men aan de uitgehongerde arme geeft. -
"
Daarom, vol vertrouwen op uw medewerking, bidden wij God dat
" Hij U overstelpe met zijn hemelse zegeningen en U nog vele jaren
" gelukkig leven zou verlenen, terwijl ik in naam van allen, voor de
" directie en voor de medewerkers, kan ondertekenen als
"
"
uw verplichte dienaar
"
Priester Gio. Bosco.
De prijs van het abonnement kon niet lager zijn, namelijk 2,25 lire
per jaar voor twaalf afleveringen van ongeveer 108 bladzijden en dan nog een
nieuwjaarsgeschenk: een almanak voor het lopende jaar, de befaamde Galan-
tuomo, de gentleman, de eerste katholieke almanak die in Europa werd uitge-
geven. Don Bosco had er de publicatie van ondernomen om hem tegenover een
almanak van de Waldenzen te stellen.
Die van 1875 was een boekje van 96 bladzijden, waarvan twintig
bladzijden voor de kalender en het overige was zeer degelijk opgesteld.
Men mene nu niet dat het een allegaartje van lieflijke verhaaltjes of van
uiteenlopende zaken was want we merken dat een ernstige verbindende idee
hem doordringt in een redelijke verscheidenheid van onderwerpen. Men
voelt er van het begin tot het einde de sprankelende geest van Don Bosco
en men bemerkt zijn oereigen stijl, de trek van zijn pen. Daarom willen we hem
ook nader onderzoeken.
Men had zich voorgenomen er een verzameling in aan te leggen van "eni-
ge feiten die herinnerden aan de roem van het vaderland of van de katholieke
godsdienst", waarvan het eeuwfeest in de loop van het jaar gevierd werd.
Dit werd aangekondigd in een kort en luimig tweegesprek tussen de gentle-
man en een abonnee die u intussen grote waarheden zeggen. Het onderrich-
tend gedeelte wordt dadelijk ingezet met een verhaal over de waarde van de
biecht, versterkt door een wel bekend citaat van Pellico. Dan volgt er een
ander feitje eveneens over de doeltreffendheid van hetzelfde sacrament,
met als titel: "Ook dieven hebben achting voor de goede priesters."
Dadelijk weet men dan dat de goede priester Sint-Paulus van het Kruis was,
waarmee dan de reeks van de eeuwfeesten aanvangt.

35.5 Page 345

▲back to top


- XI/342 -
Dit zijn de zes eerste: het eeuwfeest van de dood van Sint-Paulus van
het Kruis met een biografische notitie van drie kleine bladzijden, indruk-
wekkend van het begin tot het einde. Het eeuwfeest van de verkiezing van
Pius VI tot het Pontificaat, met een stichtende verwijzing naar het einde
van het conclaaf, de opening van de Heilige Poort voor het jubileum en de
deugden van deze Paus. Het tweede eeuwfeest van de eerste toewijding aan
het Heilig Hart van Jezus, namelijk deze welke de Zalige Claude de la Co-
lombière van zichzelf deed, met een uitvoerig verhaal van de oorsprong en
de aard van deze cultus, getrokken uit de levensbeschrijving van de heilige
Maria Alacoque: twaalf bladzijden verrukkelijke lectuur. Het derde eeuw-
feest van de overbrenging van de relikwieën van de heilige martelaren Solutor,
Adventor en Octavius met de gebeurtenissen die betrekking hadden op deze heilige
overblijfselen en een schilderachtige beschrijving van het feest met hier en
daar tussengelast een genegen herdenking van de roem van Savoje, vooral van
"onze hertog Emanuele Filiberto", zegt de gentleman. Hij hemelt zijn hertog op om
zijn ijver in "het bevorderen uit al zijn macht van de luister van onze hei-
lige godsdienst... Deze christen held weet immers wel dat de katholieke
godsdienst het fundament is van de voorspoed van de Staten en dat de
onderdanen niet getrouw kunnen zijn aan hun prins, wanneer ze aan God
ontrouw zijn." Het vierde eeuwfeest van de marteldood van een "Italiaans
jongetje, gemarteld door de Joden", met het dramatische verhaal van de ri-
tuele moord begaan op kleine Simone van Trento, "Italiaanse stad", zoals de
gentleman zegt, in plaats van "stad in Italiaans Tirol" zoals Rohrbaker
schrijft, waaraan het hele verhaal ontleend is. Het vierde eeuwfeest
van de geboorte van de zalige Nicolo Albergati, met de geschiedenis van
zijn roeping tot het kloosterleven sympathiek voorgesteld en met zijn da-
den ter verdediging van het tijdelijk gezag te Bologna en de rechten van
de Heilige Stoel elders. Dan kwam er een bijzonder eeuwfeest, namelijk het
zevende eeuwfeest van de geboorte en het zesde eeuwfeest van het overlij-
den van de Heilige Raymond de Pennafort. In het korte hoofdstuk bestemd
voor deze heilige Spanjaard vangt de gentleman aan met een zinspeling op
Don Carlos, wiens zaak, zoals we gezien hebben, velen met hartstocht
vervulde, maar een zinspeling die hoog boven de politiek uitging: "Nu dat
een groot gedeelte van de rechtschapen lui hun ogen gericht houden op Span-
je, waar de ster schijnt op te rijzen die de nevels van het noorden moet
verdrijven - juist omdat nevels zich opblazen tot ze durven zeggen: De
oude Europese maatschappij staat op het punt ineen te storten en nieuwe
haarden van beschaving zijn zich aan het vormen (Bismarck) - veroorloof ik
mij, die ook een rechtschapen man ben, mijn ogen te wenden tot Spanje om
er een ster te tonen, die, opgerezen in 1175 boven Pennafort, haar kring-
loop in honderd jaar volbracht." Toen hij hem tot in de Universiteit van
Bologna gevoerd had om er te doceren, stelde de gentleman hem ons voor als
"een van die mensen, die onderricht verstrekten uit liefde voor de we-
tenschap." Bij het slot trekt hij het besluit dat "deze de sterren zijn die
men moet verwachten en die Spanje nodig heeft."
Er ontbreken niet eens twee eeuwfeesten met humoristische titel: "Wat
een koningin in 1475 kostte." Dit is een gebeurtenis die zich heeft voor-
gedaan in Engeland onder de regering van de Plantagenets van Anjou, wan-
neer, zoals de gentleman beweert, deze vorsten "de christelijke politiek van de
middeleeuwen vaarwel zegden om de geest van de moderne politiek te volgen."
De tweede titel luidt: "Een prins verdronken in een vat malvezij", een an-
dere gebeurtenis uit de geschiedenis van Engeland.
Laten we terugkeren tot de kerkelijke eeuwfeesten. Het twaalfde eeuw-
feest van de dood van Sint-Amandus, bisschop van Maastricht, die "zoals ook de

35.6 Page 346

▲back to top


- XI/343 -
bisschoppen van onze tijd het doen - laat de gentleman opmerken - met kloeke
standvastigheid aan koning Dagobert zijn ondeugden verweet, waarvoor hij
dan ook verbannen werd." Het elfde eeuwfeest van Sint-Rumoldus, bisschop,
beschermheilige van Mechelen en het tiende eeuwfeest van Sint-Adon, Aarts-
bisschop van Vienne in de Dauphiné de man van het Martyrologium. Een ander
tiende eeuwfeest van ... "Hoe de keizers er duizend jaar geleden over dach-
ten". Het gaat over vier artikels voorgelegd door Karel de Kale aan de
goedkeuring van een Concilie te Pavia samengekomen, om het gezag en de
rechten van de Roomse Kerk, van de Paus, van de bisschoppen en van de cle-
rus te doen erkennen.
Wanneer hij dan begint te spreken over het veertiende eeuwfeest van
de dood van de heilige Senator, bisschop van Milaan, toont onze gentleman
steeds duidelijker wat de vaderlandsliefde is waarnaar hij in zijn inlei-
dende dialoog verwezen heeft. Hij begint inderdaad aldus: "Voor een Ita-
liaanse katholiek, die behagen schept in de roem van zijn vaderland, is er
na Rome wellicht geen andere naam van een stad die hem aangenamer in de
oren klinkt dan die van Milaan." En dan begint hij de godsdienstzin van
de metropool van Lombardië uit te bazuinen.
In een gebeurtenis ingegeven door eerzucht en naijver en voorgevallen
dertien eeuwen geleden tussen twee Franse koningen, broeders opgehitst
door hun echtgenoten, klinkt deze slotuitroep op: "Wat is het moeilijk
aangetrouwden te vinden die van elkaar houden!" En daarna hebben we dan "De
landbouw beoefend door een bisschop in 475". De huidige voorstanders van
het plattelandsleven zullen met genoegen deze oude aanhef van de Gentle-
man lezen: "Ze zijn te beklagen die personen, die, ik weet niet om welke
reden, de zeer nuttige kunst van de landbouw minachten en zich gelukkig wa-
nen wanneer ze van hun zonen onderwijzers in de gemeenteschool kunnen ma-
ken of ten minste hen een ander beroep kunnen laten leren." Die bisschop
is de heilige Eutropius van Orange, die, hoewel hij van adellijke geboor-
te was, zich met de landbouw bezig hield om te voorzien in de behoeften
van zijn arme diocesanen. Maar, waarschuwt de gentleman "daarom verzuimde
hij geenszins zorg te dragen voor de geestelijke behoeften van zijn volk."
Ten slotte, het vijftiende eeuwfeest van de verkiezing van Sint-Savinus
tot bisschop van Piacenza. En ook hier wenst de gentleman zijn eigen zeg
te hebben. Nadat hij ons een mirakel verhaald heeft, te danken aan het
ge lo of v an d e h eili ge , ro ep t hi j uit : "Hadden we vandaag ook maar een
greintje van dat levendige geloof!"
Daarna schaadt wat "salade russen niet aan de ernst van onze gentle-
man: gebroken armen en benen, kwinkslagen, curiosa, geschiedkundige noti-
ties, enkele gegevens met praktisch nut, maar de olie waarmee hij toebe-
reidt, is altijd zuivere olie met wat fijn zout en zonder gemene bocht.
Wanneer men het uitgelezen heeft, gaat men spontaan besluiten, orde-
nen en behouden om alles bij gelegenheid te herlezen en ook te doen lezen.
Het is een echt juweeltje.
De jaargang omvat acht boekdelen, want van vier boekdelen zijn de
afmetingen het dubbele van de normale, met een gezamenlijk aantal bladzij-
den van 1536 en een maandelijks gemiddelde van 128, of twintig bladzijden meer
dan overeengekomen was. Een rijk toemaatje bij de koopwaar.
Twee van deze boekdelen hebben vooraan de naam van Don Bosco. We zul-
len eerst een vlugge blik werpen op de zes anderen, die, indien ze niet door hem

35.7 Page 347

▲back to top


- XI/344 -
geschreven werden, toch mogen aanzien worden als door hem ondertekend, na-
melijk uitgekozen en goedgekeurd en daarna onder zijn verantwoordelijkheid
uitgegeven. Ook deze vertegenwoordigen dus zijn gedachte over de aard van
de onderwerpen en over de manier van ze te behandelen, die het best passen
voor de Letture Cattoliche. Daarom dienen we er belang in te stellen.
Het eerste van de reeks met als titel Goffredo en als ondertitel
Stichtend verhaal voor het volk is een ontroerend en zeer opvoedend verhaal.
Een jonge boer bewerkt de bekering van zijn vader en van zijn twee broers,
die sedert vele jaren zonder God of gebod leefden. Daar de auteur uit Tos-
cane is, komen er voetnota's in voor als uitleg bij de minder begrijpelij-
ke uitdrukkingen, speciaal dan voor de gewone sub-alpijnse lezers.
Het tweede boekdeel draagt als titel: De heiliging van de feestdagen in voorbeel-
den uitgelegd. Zijn auteur was kanunnik Gaetano Costamagna, professor in de
godgeleerdheid aan het seminarie van Saluzzo. Het zijn honderddrieënzeven-
tig voorbeelden die grotendeels de straffen verhalen waarmee God hen kas-
tijdt die de feestdagen schenden, vooral degenen die op de feestdagen
slafelijk werk verrichten. Don Bosco liet er het Reglement van het Werk van
de feestdagen op volgen. Dit was onder de bescherming van Sint-Jozef ge-
steld en had zijn centrum nabij de kerk van de H. Teresia te Turijn. Er
is een uiteenzetting in van de organisatie van het Werk, van de ver-
plichtingen van zijn leden en de aflaten eraan verleend door Paus Pius IX
bij Breve van 14 mei 1861. De voorwaarden om zich te abonneren op de Let-
ture Cattoliche zijn eraan toegevoegd.
Een verzoek, ondertekend door een miljoen priesters en gelovigen met
aan hun hoofd kardinalen en bisschoppen had aan Zijne Heiligheid gevraagd
de wereld plechtig aan het Goddelijk Hart van Jezus te willen toewijden.
Hun bede werd verhoord. Op 22 april 1875 keurde de Heilige Congregatie van
de Riten de akte van toewijding goed en verleende de Paus een volle af-
laat, ook toepasselijk op de zielen van het vagevuur, aan allen die, na
berouwvol gebiecht en gecommuniceerd te hebben, ze zouden opzeggen op 16
juni, of bij het bezoek van een kerk enkele tijd zouden bidden volgens het
inzicht van Zijne Heiligheid. We hebben reeds gesproken over de ceremo-
nie die bij die gelegenheid plaats had in de kerk van Maria, Hulp der
Christenen. Don Bosco had Don Bonetti voorgesteld voor die gelegenheid een
werkje over het Heilig Hart te schrijven. Don Bonetti stemde erin toe en
schonk aan de Letture Cattoliche in juni het vierde boekdeel met als titel:
Het Hart van Jezus bij het tweede eeuwfeest van zijn openbaring. Dan ver-
wees hij naar de oorsprong, de gebeurtenissen, de verspreiding en het doel
van deze godsvrucht. Volgen dan de voorwaarden om te abonneren op de Let-
ture Cattoliche en op de Biblioteca della Gioventù (Jeugdbibliotheek).
Het zesde boekdeel is van de hand van Pater Carlo Filippo van Porino
en heeft als titel: Het wijwater. Het was het vervolg op een ander boekdeel
over Het kruisteken, uitgegeven in de aflevering van april 1872. Na enkele
noties betreffende de sacramentaliën, geeft de auteur een uiteenzetting van
de ritus om van gewoon water gewijd water te maken en handelt over de
heilzame en wonderbare uitwerksels door het gebruik ervan bewerkt. Op de
geschikte plaats wijst hij de laster van de protestanten af, alsof de Kerk
deze ritus zou hebben overgenomen van de heidenen.
Het zevende boekdeel bevat twee werkjes: De waarheid van de christe-
lijke godsdienst door baron Manuel di S. Giovanni en Gedachten van een leek
over het christendom door Sebastiano Vallebona. Het tweede is een dialoog tussen

35.8 Page 348

▲back to top


- XI/345 -
een pastoor en een van zijn parochianen. In beide worden dwalingen van de
protestanten weerlegd.
Het achtste boekdeel is van Don Lemoyne: Fernando Cortez met de ge-
schiedenis van de ontdekking van Mexico.
Tussen de zeer verscheidene avonturen van de stoutmoedige krijger
vlecht de auteur de beschrijving in van de gebruiken, monumenten en gods-
dienstige riten van de Mexicanen en het verhaal van de inspanningen door de
katholieke missionaris gedaan om de onstuimige inborst van de veroveraar
te beteugelen en het lot van het overwonnen volk te verzachten. Het ver-
haal, geput uit goede Spaanse auteurs, leest men met nut en genoegen.
Het derde en het vierde boekdeel zijn geschreven door Don Bosco.
He t derde heeft als titel: Het jubeljaar 1875. Zijn instelling en de devote
praktijken voor het bezoek aan de kerken. Het boek was niet helemaal
nieuw. Don Bosco had, in de Letture Cattoliche van november 1854 voor het
buitengewone jubileum van drie maanden, door Pius IX aangekondigd, een
werkje geschreven in drie delen ingedeeld: de encycliek van de Paus, vier
dialogen en de bezoeken aan de kerken. In 1865, bij gelegenheid van een
ander buitengewoon jubileum van één maand, gaf hij een nieuwe publicatie
van zijn boekje, waarbij hij natuurlijk de vorige encycliek door de nieuwe
verving. De vier dialogen zijn er nu zes geworden, omdat de auteur een
nieuwe bewerking gemaakt heeft van de eerste twee en er vier van gemaakt
heeft. Voor het bezoek van de drie kerken had hij in het eerste boekje
drie meditaties voorgesteld: de gedachte aan ons eeuwig heil, de gedach-
te aan de dood, de gedachte aan het oordeel. In dit boekje stelt hij twee
reeksen van drie meditaties voor. In de tweede reeks neemt hij de drie
hierboven vermelde meditaties en in de eerste reeks drie nieuwe, namelijk
over de biecht, de communie, het geven van aalmoezen. Eindelijk, waar het
eerste werkje sloot met een rozenkrans ter ere van Maria-Onbevlekt-Ont-
vangen en met de lofzang "Hart van Maria dat de engeltjes" van Silvio Pel-
lico, eindigt het tweede met twee voorbeelden van gunsten door de Madonna
verleend. Er dient te worden aangestipt dat het Jubileum van 1854 ook ten
doel had de hemelse verlichting af te smeken voor de Paus, opdat hij zodra
mogelijk een beslissing zou kunnen nemen over de Onbevlekte Ontvangenis
van Maria, Moeder van God, die zou strekken tot meerdere glorie van God
en van Maria zelf, terwijl het Jubileum van 1865 aangekondigd werd bij ge-
legenheid van de tiende verjaring van de afkondiging van het dogma.
We komen thans tot het Jubileum van het Heilig Jaar. Don Bosco be-
nutte de inhoud van zijn tweede werkje door de encycliek van 1875 te
plaatsen ter vervanging van die van 1864 en door er de herderlijke brief
van Monseigneur Lorenzo Gastaldi aan toe te voegen, waarin de voorwaarden
en genaden van het jubileum werden uiteengezet. Vermits er vier kerken
dienden bezocht te worden, koos hij hiervoor de volgende meditaties uit:
biecht, communie, aalmoezen geven, de gedachte aan ons eeuwig heil. Hij
liet deze echter voorafgaan door een zeer korte onderrichting over de in-
zichten van de Kerk bij het uitvaardigen van het Jubileum, over de ver-
leende gunsten en over de voorwaarden om de volle aflaat te verdienen. Uit
dit boekdeel puttend stelde hij tegelijkertijd een handboekje samen voor
praktisch gebruik, waarin enkel deze onderrichting en de vier meditaties
vervat waren. Het handboekje werd uitgedeeld aan de jongens, opdat ze het
zouden gebruiken bij het bezoek aan de kerken en het nadien als aandenken
zouden bewaren. Ten voordele van de jongens van het Oratorio en van de col-
leges had Don Bosco aan de heilige Penitentiarie gevraagd de bezoekers door iets

35.9 Page 349

▲back to top


- XI/346 -
anders te willen vervangen, omdat de processies verboden waren en dus niet
konden doorgaan. De Heilige Rechtbank meende niet dit indult te moeten ver-
lenen. Om echter het verwerven van het Jubileum te vergemakkelijken werd
erin toegestemd dat men de processies zo goed mogelijk zou doen, ook zonder
het kruis en zonder enig kenteken en eveneens in afzonderlijke groepen.
Aldus trokken de jongens van de Salesiaanse colleges in groepjes, zoals
voor een wandeling, naar de kerken aangeduid door de respectievelijke
Ordinarii van de plaatsen, en daar kwamen ze samen en baden ze gezamenlijk
zoals het voorgeschreven was in de Encycliek van de Paus.(1)
Het meest originele gedeelte is samengesteld uit dialogen, waarvan wij
hierna de titels laten volgen: 1° Over het Jubileum in het algemeen. 2°
Over het Jubileum bij de Joden. 3° Het Jubileum bij de Christenen. 4° Eerste
plechtige aankondiging van het Jubileum of Heilig Jaar. 5° Over de aflaten.
6° Het verwerven van de aflaten. De gesprekpartners zijn een pastoor die
het levendig geloof en de minzame jovialiteit van Don Bosco voorstelt en
een van zijn parochianen, onlangs van het Protestantisme bekeerd en vol
verlangen te worden ingelicht over dogmatische punten welke betrekking
hebben op de instelling van het Jubileum. Don Bosco zegt als voorwoord in
alle drie de redacties, met zeer geringe varianten: "Ik heb het mij tot
gewetensplicht gemaakt de oudste en meest gezaghebbende schrijvers te raad-
plegen, met het vast besluit niets over te schrijven, dat enige twijfel
zou doen oprijzen. Dit zal ook de opwerping weerleggen die sommigen maken
die slecht onderricht zijn in onze godsdienst; een opwerping tegen de Ka-
tholieke Kerk gedaan, alsof het Jubileum en de heilige aflaten een instel-
ling van de jongste tijden zou zijn." In de afzonderlijke dialogen zorgt hij
ervoor de auteurs aan te halen.
Don Bosco gaf als titel aan zijn ander werk: Maria, Hulp der Christe-
nen, met het verhaal van enkele gunsten, bekomen gedurende de eerste zeven
jaren sinds de inzegening van de Kerk aan Haar te Turijn toegewijd. Hij
verdeelde het in twee delen. In het eerste vertelt hij de oorsprong van
de godsvrucht tot Maria, Hulp der Christenen, verhaalt hoe de kerk gebouwd
werd, geeft een beschrijving van de kerk zelf en de feestelijkheden van de
inzegening. In het tweede deel geeft hij een relaas van de documenten van
honderddertig genaden door onze lieve Moeder verleend, terwijl hij er zeer
vele overslaat bij gemis aan plaats. Hij besluit met enkele verwijzingen
betreffende de Aartsbroederschap van de vereerders van Maria, Hulp der
Christenen, opgericht in de kerk van dezelfde naam en samengebracht door Don
Bosco.
Twee jaar nadien verscheen van dit werk een tweede uitgave. In mei van
hetzelfde jaar 1877 bestond de aflevering van de Letture Cattoliche uit
een tweede verzameling van gunsten met als titel La Nuvoletta del Car-
melo (Het wolkje van de Carmel) gedrukt te Sampierdarena met de kerke-
lijke goedkeuring van de Curie van Genua. De Ordinarius van Turijn die de
nieuwe publicatie in handen kreeg en de oude van 1875 had opgediept,
schreef aan Don Bosco een klinkende brief. "Er worden feiten in verteld
- zegde hij - die als bovennatuurlijk worden voorgesteld en in mijn bis-
dom zijn voorgevallen. In verband daarmee heeft de Aartsbisschop een ver-
plichting, hem opgelegd door het Concilie van Trente in zitting 25, hoofd-
stuk: De invocatione sanctorum. Ik verzoek U quidem ufficialmente me te zeggen of
(1) Rescript van de Heilige Penitentiarie, 10 aug. 1875.

35.10 Page 350

▲back to top


- XI/347 -
deze feiten ondersteund werden door verklaringen van getuigen, van aard om
een onderzoek door mijn Curie tot rijpheid te laten komen."(1) Don Bosco
antwoordde hem aldus:
"
Excellentie,
"
"
In het boekje met als titel Maria Ausiliatrice uitgegeven
" door de Salesiaanse drukkerij van Turijn enige tijd geleden en in
" het andere boekje met als titel La Nuvoletta del Carmelo heb ik
" enkele feiten verteld die mij ter kennis waren gekomen, omdat ik
" meende dat ze degelijk gegrond waren en dat het nuttig was ze be-
" kend te maken. In de aflevering te S. Pier d’Arena gedrukt heb ik
" mij volledig verlaten op de kerkelijke revisie van dit Aartsbisdom.
" Het boekje nadien te Turijn gedrukt, werd eveneens onderworpen aan
" de kerkelijke revisie en er werd geen enkele publiciteit aan gege-
" ven zolang wij de machtiging van onze aartsbisschoppelijke curie
" niet ontvangen hadden.
"
Ik noteer dan dat ik mij in deze boekjes letterlijk gehouden
" heb aan de uiteenzetting, gedaan en ondertekend door hem die ver-
" klaart dergelijke gunsten te hebben bekomen en dat ik er mij angst-
" vallig voor gewacht heb deze feiten als bovennatuurlijk te betite-
" len. Ik heb deze geen enkele authenticiteit toegekend en niemand er
" toe aangezet er meer geloof aan te hechten, dan dat wat een voor-
" zichtige schrijver verdient. Ik heb gemeend bij dit alles de beve-
" len van Paus Urbanus VIII, hieromtrent uitgevaardigd, getrouw te
" hebben opgevolgd door de verklaring die ik op de eerste bladzijde
" van deze boeken heb afgelegd. Ik meen overtuigd te mogen zijn dat
" ik gehandeld heb zoals eenieder die Heiligenlevens schrijft of
" feiten verhaalt die de lezers goed kunnen doen en hen kunnen aan-
" zetten verering en vertrouwen te hebben voor onze hemelse bescher-
" mers; en voor zover ik weet werd dit door niemand afgekeurd.
"
Tot mijn verontschuldiging meen ik te moeten opmerken aan
" niemand enige aanleiding gegeven te hebben te denken dat de voor-
" melde boeken goedgekeurd geweest zijn door de aartsbisschoppelijke
" Curie van Turijn, en nog veel minder dat ze onderzocht geweest zijn
" en canoniek goedgekeurd door dit of enig ander kerkelijk gezag.
" Ik meen mij voldoende te hebben gerechtvaardigd en in ieder geval
" verklaar ik mij steeds bereid alles te herroepen wat ik tegen mijn
" plicht en tegen de rechten van uwe Excellentie zou gedaan hebben.
" Ik maak van deze gelegenheid gebruik om mij aan te bevelen aan de
" goedheid en aan de toegeeflijkheid van uwe Excellentie en aan zijn
" ijverige gedienstigheid, om te verkrijgen dat de boekjes, welke de
" ene na de andere aangeboden worden, door de bezorgdheid van de
" Eerwaarde Revisoren spoedig zouden nagezien worden, opdat de druk
" ervan niet te nadele van dit Werk zou dienen onderbroken te worden.
" Terwijl ik met diepe eerbetuiging uw handen kus, verklaar ik mij
" van uwe Excellentie
"
"
de nederige dienaar
" Turijn, 18 mei 1877.
Priester Gio. Bosco.
(1) Brief van 17 mei 1877.

36 Pages 351-360

▲back to top


36.1 Page 351

▲back to top


- XI/348 -
De Aartsbisschop stelde zich niet tevreden met deze verklaringen en
kwam op de zaak terug. "Ik, als Aartsbisschop", ben verplicht een onderzoek
in te stellen over de feiten waarvan verhaald wordt dat ze zouden gebeurd
zijn door de tussenkomst van de Almachtige God in mijn Aartsbisdom, om
alsdan te besluiten of deze feiten werkelijk gebeurd zijn en of ze inder-
daad moeten gerekend worden tot een van de klassen van wonderbare feiten of
mirakels... Daarom denk ik dat ik de zeer ernstige verplichting heb een on-
derzoek te doen naar het verhaal van de bovennatuurlijke feiten waarvan
verteld wordt dat ze in mijn bisdom voorgevallen zijn op aanroeping van de
Allerheiligste Maagd in uwe kerk in Turijn, vereerd onder de benaming van Hulp
der Christenen". Hij nodigde hem dan ook uit de bewijzen te leveren van wat hij
meende te kunnen bewijzen.(1)
De zwakke kant van de thesis van de aartsbisschop lag in zijn wille-
keurige interpretatie van het decreet van Trente. Het ging hier niet over
allerlei soort van mirakels maar enkel over deze, welke werden toegeschre-
ven aan dienaren Gods die nog niet zalig of heilig verklaard waren. Dat is
de uitleg van Benedictus XIV.(2) Dit was dus niet toepasselijk op de mira-
kels en weldaden, die de gecensureerde boekjes verhaalden als voorgevallen
door de tussenkomst van de Allerheiligste Maagd, wiens heiligverklaring
toch niet in twijfel kon worden getrokken.
We zullen de hele geschiedenis van deze betwisting op de gepaste
plaats verhalen. Hier zullen we er enkel van zeggen wat betrekking heeft
op onderhavig boekdeel.
Don Bosco zag zich verplicht een verdediging modis et formis voor te
bereiden, welke hij in 1878 aan de Heilige Congregatie van de Riten zond om
zichzelf en zijn werk van alle schuld vrij te pleiten voor het geval van
een verhaal te Rome vanwege de Ordinarius. De ervaring had hem geleerd dat
dit verhaal van het ene ogenblik tot het andere kon gebeuren. Hij had niet
slecht geraden. Toen inderdaad in mei 1879 de drukkerij van Sampierdarena
een klein boekje van Don Lemoyne had laten verschijnen voor de Letture Cattoli-
che, met drieënvijftig verhalen over ontvangen gunsten, nam Monseigneur de
drie werkjes, maakte er een bundeltje van en verzond ze aan kardinaal Bar-
tolini, Prefect van de Heilige Congregatie van de Riten en liet het verge-
zeld gaan van een brief van hem, die aldus aanving:
"Ik bied aan uwe Eminentie de boeken aan, waarin de verhalen vervat zijn
van wondere feiten, waarvan men beweert dat ze zouden gebeurd zijn in de
kerk van Maria, Hulp der Christenen of elders door de tussenkomst van de
Allerheiligste Maagd, die daar onder die benaming aanroepen wordt. Ik
heb hierover reeds geschreven aan de Heilige Vader en daarna ook aan zijne
Eminentie die mij vriendelijk per brief verzekerd heeft dat hij een nauw-
keurig onderzoek zou laten doen over deze kiese en uiterst belangrijke zaak."
Het boekdeeltje waarover we het hier hebben, het enige dat te Turijn
gedrukt werd en waarvan ook een herdruk verscheen, draagt op het einde toch
een kerkelijke goedkeuring. Hoe moeten we dit verklaren? Monseigneur zegt het
(1) Brief van 19 mei 1877.
(2) De Servorum Dei beatif. et canon., 1, II, c. I: Textus Concilii loquitur de miraculis
Sanctorum, qui tantum pie in Domino mortui sunt, necdum vero a Sancta Sede beatificati aut
canonizati.

36.2 Page 352

▲back to top


- XI/349 -
aan de Kardinaal: "Het eerste van deze boeken... bevat op het einde de
woorden: Met toelating van de kerkelijke Overheid. Deze toelating bestond
er enkel in dat Pater Saraceno van de congregatie van Sint-Philippus, die
het boek onderzocht had, verklaard had dat hij geen enkel beletsel had gevonden
dat hetboek zou mogen gedrukt worden. Maar noch de Aartsbisschop, noch de
Vicaris-generaal, noch iemand van de Officialen van de Curie had door zijn
handtekening toegelaten het boek te laten drukken."(1) Nochtans was Pater
Saraceno door de Aartsbisschop zelf aangesteld geworden als synodaal Cen-
sor! We zullen zelfs meer zeggen. Het boek was door de Curie zelf aan Pater
Saraceno overhandigd geworden voor revisie. Don Berto verklaart de originele
brief te hebben gezien, geschreven door de theoloog Maffei in naam van de
Aartsbisschop aan voornoemde Pater.
Men denke ook niet dat er tussen de uitgave van 1875 en deze van 1877 enig
belangrijk verschil zou geweest zijn. Neen, ze geleken op elkaar als twee
druppels water.
De kardinaal overhandigde het blad aan monseigneur Salvati en schreef
eigenhandig op de omslag: "1 juli 1880. Ik verzoek Monseigneur de Promo-
tor van het Geloof de hierbijgaande boekjes te willen onderzoeken en hij
zal merken dat de Aartsbisschop van Turijn geen ongelijk heeft. D. Kardi-
naal Bartolini, Prefect."
We weten niet op welke manier deze beschuldiging aan Don Bosco werd
meegedeeld. Hij deed daarom door Pater Rostagno van de Jezuïeten een memo-
randum opstellen, dat hij aan dezelfde kardinaal zond met een afschrift
van het memorandum van 1878. Bij deze brief voegde hij het volgende blad:
"
Eminentie,
"
Het spijt me zeer dat een feit zonder enig fundament reeds zo-
" veel last heeft bezorgd aan de Heilige Stoel en onlangs ook uwe Eminentie,
" reeds zo bezig gehouden met het welzijn van de universele kerk, ongemak
" heeft berokkend. Ik heb hier getracht de nodige ophelderingen te
" geven over de zaken die de onaangename gebeurtenis, die naar ik meen
" zonder enig fundament is, voorafgingen en begeleidden.
"
Ik ben in ieder geval geweest, en hoop ook standvastig in de
" toekomst te zullen zijn een nederige zoon van de Heilige Kerk, ge-
" hoorzaam en onderworpen aan ieder bevel, raad of advies dat van uwe
" Eminentie komt of van enig ander gezag dat deelt in dat van de Heilige
" Stoel.
"
God moge uwe Eminentie in goede gezondheid behouden. De gebe-
" den van van de Salesianen en van hun leerlingen stijgen ieder dag
" met dit doel ten hemel op.
"
Met de grootste verering roep ik uw heilige zegen af, terwijl
" ik het als de allerhoogste eer acht mij van u te mogen bekennen
"
"
de zeer verplichte dienaar
" Van uit ons Huis van Nizza
Priester Gio. Bosco.
" Monferrato, 17 augustus 1880.
(1) Brief van 26 juni 1880.

36.3 Page 353

▲back to top


- XI/350 -
Hij schreef eveneens aan Monseigneur Salvati, Promotor van het Ge-
loof maar we bezitten de tekst van deze brief niet hoewel we de inhoud kun-
nen opmaken uit het zeer beleefde antwoord. De kardinaal die onder de in-
vloed was van de brieven die hem uit Turijn waren toegekomen, schreef op
de omslag deze regels: "23 augustus 1880, Monseigneur de Assessor moet
goed nagaan of de heer Don Bosco door zijn nederige houding de les heeft
willen spellen, zoals mij toeschijnt, aan de Heilige Congregatie van de
Riten door de stem van zijn raadgever en dan betaamt het hem op scherpe toon te
laten antwoorden. D. Kard. Bartolini. Prefect". De n ederigheid is gel eg en
in de brief van Don Bosco, de les zou moeten liggen in "de stem van zijn
raadgever" namelijk in het raadplegen of in het memorandum van Pater
Rostagno. Maar als er ooit een les werd gegeven dan werd ze gegeven aan
een eenvoudige diocesane Curie ten aanschouwe van een Romeinse congregatie
die als rechter optrad. Wat er ook van zij, de aangelegenheid ging belan-
den in de archieven waaruit ze nog eens werd opgerakeld gedurende de apos-
tolische processen die haar voorgoed zouden begraven. Wanneer wij er na
een halve eeuw nog over spreken, dan doen we dat opdat men zou zien hoe de
vrienden van God in deze wereld werkelijk per multas t rib ulat io ne s gaan en
ho e Go d aan de wer eld laat zi en d at hij ze d aa rd oor dignos se bevonden
heeft.
Twee jaar vooraleer deze narigheid ontstond, troostte Don Bosco zich
volledig met de gedachte aan de goede uitwerkselen die zijn boek voort-
bracht. Don Barberis schreef in zijn kostbare kleine kroniek onder de
5de juni 1875 dat Don Bosco na het avondmaal in de refter, toen er gespro-
ken werd over de aflevering van de maand mei van de Letture Cattoliche
waarin de talrijke gunsten vanwege Maria, Hulp der Christenen worden ver-
haald, eraan toevoegde: - Na deze publicatie en vooral gedurende de noveen
vielen zovele andere wonderbare zaken voor, dat wij reeds een ander boekje
zouden kunnen samenstellen met als titel: Nieuwe wonderbare tussenkom-
sten van Maria, Hulp der Christenen. Ofwel, als we er enige gebeden en
vrome praktijken aan toevoegen, kunnen we het ook noemen: Handboek van de
vrome vereerders van Maria, Hulp der Christenen. Over de gedrukte afleve-
ring schreven tal van bisschoppen mij aanbevelingsbrieven en loofden ze
buitengewoon.(1) Hij had er een exemplaar van gezonden aan alle bisschoppen
van Italië. Dit hielp het aantal abonnees op de Letture Cattoliche stijgen.
Van deze Letture Cattoliche hebben wij gedeeltelijk de jaargang
1875, de eenvoudige almanak niet uitgesloten, onder de loep willen nemen en
het schijnt ons toe dat wij mogen bevestigen dat vier kenmerken aan de af-
zonderlijke afleveringen eigen zijn: ze zijn populair, ze zijn leerrijk, ze
zijn stichtend, ze zijn opportuun. Hier ligt het geheim van de machtige
vitaliteit waarvan voor zo lange tijd de Letture Cattoliche, zo duurbaar
aan het apostelhart van Don Bosco, genoten en wij hopen dat dit ook de
zuurdesem zal zijn van hun betrachte wedergeboorte.
(1) Ook kardinaal Martinelli schreef hem een lovende brief.

36.4 Page 354

▲back to top


- XI/351 -
H O O F D S T U K XX
BIJ DE HEROPENING VAN HET SCHOOLJAAR
We zullen nu weerom Don Bosco midden zijn zonen van het Oratorio zien
kortelings na de heropening van het schooljaar. Wie hem midden onder hen
waarneemt, zonder alles te weten wat wij zo juist verhaald hebben, zou
denken dat hij in de wereld niets anders te doen had dan zich bezig te hou-
den met zijn jongens. Uit die periode zijn ons enkel een paar "goedenacht-wensen"
overgebleven, maar ze zijn voldoende om hem ons te tonen op het ogenblik
dat hij zijn jongens op het goede pad zet om de zaken degelijk aan te pakken.
De ambachtsjongens stelden vast dat hij hun vroeger muziekkorps had
opgeheven. In de jongste tijd had hun gemis aan tucht heel wat hoofdbre-
kens aan de oversten gekost en daarom had men dit radicale middel genomen
en het Kapittel van het Oratorio, voorgezeten door Don Rua, besprak, rond
midden oktober tweemaal een schema van reglement dat aan Don Bosco aangebo-
den en door hem goedgekeurd werd. Er werd onder meer beslist dat ook enke-
le medebroeders zouden deel uitmaken van het muziekkorps.
Ook de studenten troffen een kleine nieuwigheid aan. Zij die waren
teruggekeerd én de nieuwen ontvingen bij hun aankomst een biljet waarmee ze
zich moesten aanbieden in de studiezaal, in de refter en op de slaapzaal.
Dit gebruik bleef voortaan bestendig.
De algemene intrede was vastgesteld voor half oktober, maar men weet
wel dat daarbij steeds wat door de vingers moet gekeken worden, zoals men dat
ook uit de woorden van Don Bosco kan opmaken. Hij, die reeds verschillende
dagen afwezig geweest was, kwam aan toen de meeste jongens reeds ter plaat-
se waren. Op de avond van 20 oktober richtte hij tot de aanwezigen zijn vader-
lijke groeten. Zoals men er zich kon aan verwachten, eindigde zijn toe-
spraak met de uitnodiging een goede biecht te spreken.
"
We zien elkaar thans weer, mijn beste jongens.
"
Jullie komen van ver en ook ik ben pas aangekomen. Het verheugt
" mij dat jullie op deze twee dagen reeds in zo groot aantal zijn te-
" ruggekeerd. Nu zullen weldra ook de laatsten toekomen. Zij hebben zich
" laten afschrikken door de regen van vandaag ofwel zijn ze wegens een
" andere reden nog niet van huis vertrokken. Hier zal weldra alles met
" regelmaat beginnen; zoals het nadien gedurende het ganse jaar zal
" verlopen.
"
Ik zeg jullie dat ik werkelijk tevreden ben en dat ik mij ver-
" heug zoals een vader zich verheugt wanneer hij zijn gezin ziet aangroeien.

36.5 Page 355

▲back to top


- X I / 352 -
" Maar, vermits jullie op de akkers en in de wijngaarden en op reis
" zijn geweest, zullen jullie vol stof zitten en zelfs vol modderspat-
" ten en misschien is de ene of de andere in de modder gevallen zodat
" hij zich helemaal bevuild heeft. Jullie moeten dus zonder dralen de
" borstel ter hand nemen en zorgen je te reinigen, opdat je geen kwaad
" figuur zou slaan. Je hebt reeds begrepen over welke modder en over welke
" borstel ik het heb. Gedurende de vakantie hebben jullie, in mindere of
" meerdere mate toegegeven aan gebreken of zonden. Sommigen zitten alleen
" maar wat onder het stof en voor hen is het geval gauw geregeld. Ze moeten
" zich enkel maar wat afstoffen, namelijk zich ontdoen van die kleine
" gebreken die iedereen wel heeft en die gedurende de vakantie meer
" aan de dag treden dan anders en dan kan alles weer goed gaan zoals
" vroeger. Anderen zullen min of meer ernstige schade geleden hebben.
" Zij mogen het kwaad geen vat laten krijgen op hun hart, maar moeten
" dadelijk hun goede wil tonen. Zolang de wonde nog recent is wordt ze
" vlugger geheeld. Men gebruike daarom goed de borstel van de biecht
" en men stelle alles zijn plaats.
"
Nu nog niet alle zaken geregeld zijn, moet men zorgen iedere wan-
" orde te vermijden. Iedereen moet geduld hebben, wanneer hem iets zou
" ontbreken of men er nog niet zou kunnen in voorzien zoals wenselijk
" zou zijn. Goede nacht.
Op de avond van de 22ste sprak hij weer. Hoewel hij andere bewoordin-
gen gebruikte, kwam hij terug op het onderwerp van de biecht. De bezorgd-
heid dat allen in het Huis in Gods genade zouden zijn om de hemelse zege-
ningen over het nieuwe jaar te verdienen, drukte hem te zeer.
"
A Jove principium. Deze grondstelling die zelfs door de heidenen
" onderhouden werd, mijn beste zonen, moet jullie er steeds aan herin-
" neren dat jullie in je daden steeds moeten beginnen met de hemel. We
" beginnen nu het nieuwe schooljaar en we moeten ervoor zorgen het
" goed in te zetten. Er is een oude spreuk die zegt: Dimidium facti, qui
" bene coepit, habet en die de dichter goed in het Italiaans vertaalt:
" Chi ben comincia è alla metà dell'opra (Goed begonnen, half gewon-
" nen). We moeten dan voortgaan en zeggen: men begint enkel goed wan-
" neer men met de hemel begint. Indien het juist is, en het is werke-
" lijk juist, dat wanneer iemand goed begint hij zich reeds halfweg
" van zijn werk bevindt, dan moeten jullie eraan denken hoe belangrijk
" het is goed te beginnen. Maar indien jullie verlangen goed te be-
" ginnen, dan is het nodig dat iedereen zich in de genade Gods stel-
" le, indien hij er nog niet in is. Daarna moeten jullie uit ganser
" harte aan God de genade vragen goed voort te gaan, terwijl jullie hem be-
" loven je tijd goed te gebruiken en nooit je studie te zullen ge-
" bruiken om Hem te beledigen. Integendeel, jullie moeten alles wat
" jullie doen of wat jullie op het punt staan te doen aanbieden tot
" meerdere glorie van God voor de redding van je ziel en van die van de
" naaste ...

36.6 Page 356

▲back to top


- XI/353 -
De "goedenacht-wens" van de 26ste raakte het belangrijkste deel van de
kwestie aan; op een duidelijke en doeltreffende manier werd voorgesteld
welke ernstige gevolgen men te duchten had wanneer men niet van bij de
aanvang het goede deed. Men ging met bedachtzaamheid te werk maar het lot
van de weerspanningen was beslist. Met de voorafgaande en vaderlijke be-
dreiging van Don Bosco valt een opmerking samen opgetekend door Don Barbe-
ris in zijn kleine kroniek van dat jaar: "Er bestaat een regel in het
Huis - schrijft hij - onder ons volstrekt geen jongens te dulden die los-
bandig zijn en op een of andere manier aan hun makker ergernis kunnen ge-
ven. Eén enkel slecht gesprek of onzedelijke daad is voldoende om de
schuldige uit ons Huis te verwijderen. Maar dit mag niet gebeuren zonder
er eerst over te spreken met Don Bosco. De jongen zelf, die weet welk von-
nis hem boven het hoofd hangt, loopt bij Don Bosco om hem te bidden en te
smeken hem vergiffenis te willen schenken."
Hier komt dan ook juist te pas wat dezelfde Don Barberis schrijft op 23
januari 1876: " Wat de jongens betreft treedt men met de uiterste gestreng-
heid op, in de gevallen van inbreuken op de zedelijkheid. Het is vol-
doende dat men met zekerheid weet dat er slechte gesprekken gevoerd zijn
of dat men te weten komt dat er daden gebeurd zijn die wel niet zo
zwaarwichtig zijn maar, ik zou zeggen, alleen te wijten zijn aan kin-
derlijke boosaardigheid, opdat zonder meer de schuldigen uit het Huis
zouden verwijderd worden. Modicum fermentum totam massam corrumpit.
Dit betekent niet dat men zo maar dadelijk zijn toevlucht neemt tot
wegzendingen. Don Bosco zegt hierover, en de registers bevestigen dit, dat
wanneer er geen periculum in mora is, sommigen zonder opspraak gedurende
de vakantie geweerd worden.
Voor de goede gang van zaken hielpen veel naast de punten toegekend
voor het gedrag, de conferenties die de oversten van het Oratorio hielden
iedere zondag van half zeven in de namiddag tot half acht. Dit was het
drijfwiel dat de zaken moest doen vooruitgaan zoals het behoorde. Bij deze
conferenties, waaraan de leden van het plaatselijk kapittel deelnamen en
die werden voorgezeten door Don Rua, doorstonden de leden van het kapittel
een soort wederzijds examen over de vlijt waarmee iedereen, binnen de sfeer
van zijn eigen werkzaamheid, waakzaam was. Aldus bleek het gemakkelijk te
zijn wanorde te voorkomen en te verhelpen aan wanorde die reeds ontstaan
was; aldus kwamen de oversten overeen om volgens dezelfde methode en in
dezelfde geest te werken; zo bleef iedereen ingelicht over alles wat voor-
gevallen was; zo ten slotte ontstond er, dank zij de raadgevingen voorge-
steld door mensen met meer ervaring een werkelijke school van voorzichtig-
heid, vooral in het traag nemen van beslissingen, wanneer het geval een ze-
kere twijfel vertoonde. In de zaken van meer belang behoorde het beslissen-
de woord steeds toe aan Don Bosco. Dit treedt aan de dag uit een register
van proces-verbalen, die weliswaar tot hun kleinst mogelijke uitdrukking
herleid, toch zeer kostbaar zijn voor de jaren waarmee we ons hier bezighou-
den.
"
Jullie aantal is nog gestegen. Vandaag begint alles regelma-
" tig. Men zegt dat een verwittigd man er twee waard is. Daarom is het
" thans nodig, dat we bijtijds enkele inlichtingen geven. Eerst en
" vooral moeten jullie je goed voorstellen dat we van nu af het gan-
" se jaar door punten zullen geven voor de studie, de klas, de slaapzaal,

36.7 Page 357

▲back to top


- XI/354 -
" de refter enzovoort. Wie zich niet goed gedraagt, krijgt een laag cijfer
" en zal zijn naam in het publiek horen afroepen, ten overstaan van al
" de anderen, tot zijn grote schaamte. Wie zich niet hoort afroepen
" mag daaruit besluiten dat wat hem betreft de zaken goed gaan. Zij
" die lage cijfers krijgen dienen ook te weten dat ze wel voor een
" tijdje zullen geduld worden maar daarna niet meer. Het spijt me wel
" maar ieder jaar gebeurt het dat we iemand aan de deur moeten zetten
" en hem zeggen: - Daar, kijk nu maar, je deugt niet meer voor het
" Oratorio. Met anderen verdraagt men het wat langer en men laat het
" nog wat aanlopen om te zien of zij zich niet herpakken, maar jullie
" weten wat het spreekwoord zegt: De kruik gaat zolang te water tot ze
" breekt, en dat betekent dat een kleine zaak bij een andere kleine
" zaak gevoegd een grote zaak wordt. Er zijn er die men laat begaan
" tot aan het einde van het jaar, maar dan verschijnen al de onre-
" gelmatigheden samengevoegd, er wordt een slecht cijfer gegeven en
" dan moet men gedurende de vakantie een briefje naar huis sturen,
" waarin gezegd wordt dat hij een lange vakanties mag nemen omdat er in
" het Oratorio geen plaats meer is om hem nog te aanvaarden. Dit heb-
" ben wij ook dit jaar moeten doen en indien jullie merken dat er
" bijtijds verwittigd en ik hoop dat dit aan niemand zal moeten voor-
" vallen.
"
En menen jullie nu maar niet dat de punten, welke om de week
" worden gegeven geen waarde meer zouden hebben ook na vele jaren. Ik moet
" jullie zeggen dat het dikwijls gebeurt wat me eerst gisteren of
" eergisteren overkomen is. Iemand stelt zich aan mij voor, meestal met
" een mooie baard. Ik herken hem niet meer, hij groet mij bij naam en zegt
" mij: - Herinnert U zich mij niet meer? - Ik ben die en die, die reeds
" zo lang geleden in het Oratorio geweest is. Ik heb thans een getuig-
" schrift van goed gedrag nodig. - Wat moet ik dan doen? Niets anders
" dan de registers openslaan. Misschien is het 10, 15 of 20 jaar geleden
" en volgens de punten maak ik het getuigschrift op, omdat het anders
" onmogelijk is het zich nog te herinneren.
"
Jullie mogen dus weten dat de punten bewaard blijven en dat
" ze ook na zoveel jaar nog als getuigschrift voor of tegen jullie dienen.
" Ik wil echter niet dat jullie goede punten gaat verdienen, enkel om aan
" de schaamte te ontkomen of om niet gestraft te worden of om niet
" doorgestuurd te worden. Er bestaat een ander hoger motief dat jul-
" lie moet aanzetten en dat is een goed geweten. Leren jullie alle
" goede zaken te doen omdat dit behaagt aan de Heer, die je ervoor
" belonen zal en alle slechte zaken te vluchten omdat ze aan de Heer
" mishagen en Hij er je voor zal straffen. Wanneer jullie het aldus
" aan boord leggen, weten jullie dan wat er zal van komen? Jullie
" zullen een goede uitslag hebben, jullie zullen tevreden zijn,
" geëerd, bemind op deze aarde en, wat meer is, jullie zullen je
" daarboven in de hemel een mooie beloning voorbereiden, zoals ik
" verhoop en waarvoor ik bid voor mij en voor u allen. Goede nacht.
De noveen van Allerheiligen was aanleiding voor Don Bosco om een warm
woordje te zeggen op de avond van de 27ste. Toen hij herinnerde aan Savio,
Magone en Besucco, dan zal hij wel veel meer gezegd hebben dan wat vermeld
staat in het relaas dat voor ons bewaard is gebleven. Vooral van Dominiek
Savio placht hij geen melding te maken zonder zich vertederd te gevoelen.
Don Trione bevestigt dat hij hem eens ontmoette al wandelende en volledig in be-

36.8 Page 358

▲back to top


- XI/355 -
slag genomen door het verbeteren van de drukproeven voor het herdrukken van
de gekende biografie. Don Bosco zei tegen hem: - Kijk, telkens ik aan dit
werk bezig ben, komen mij de tranen in de ogen.
"
We zijn in de noveen van Allerheiligen. Ik zou toch zo ver-
" langen dat jullie allen je zouden inspannen om ze goed te doen. En weten
" jullie waarom? In de loop van het jaar valt het feest van de heilige
" wiens naam jullie dragen en jullie vieren deze dag. Welnu, op het
" feest van Allerheiligen valt het feest van jullie allen, van al jul-
" lie namen. Daarom moeten jullie je goed voorbereiden om het goed te
" vieren. Wat al jongens zijn er reeds niet in de hemel, die zich tot
" heiligen hebben opgewerkt en toch maar van vlees en bloed waren zo-
" als wij. Ik zal zelfs nog meer zeggen. Wat al jongens zijn er reeds
" niet in de hemel, die maar mensen waren zoals wij en in dit Huis
" waarin jullie gewoond hebben, die onder dezelfde portieken doorgin-
" gen, in deze kerk baden, dezelfde reglementen en dezelfde oversten
" hadden. Ze hebben zich tot heiligen opgewerkt, en nu zijn ze in de
" hemel. Wij allen hopen vertrouwend dat dit het geval is voor Domi-
" niek Savio, Magone, Besucco en zovele anderen. Welnu, wij moeten
" zeggen: Si isti et illi, cur non ego? Scheppen we moed, mijn beste
" zonen, scheppen we moed om de weg naar ons heil op te gaan. En
" indien jullie wat te lijden hebben van koude of warmte, of van on-
" gemakken in je gezondheidstoestand of wanneer jullie jezelf geweld
" moeten aandoen om te gehoorzamen, te studeren of je karakter te kne-
" den, doen jullie het dan gewillig, omdat wij als vergoeding voor dit
" beetje pijn hier op aarde geleden, een onvergankelijke beloning in
" de hemel zullen verdienen.
De "goedenacht-wens" van de 28ste wordt ons meegedeeld met een grote-
re overvloed aan gedachten dan de voorgaande. Don Bosco komt zijn jon-
gens te hulp opdat ze goed hun gewetensonderzoek zouden doen en zich met
vaste voornemens zouden voorbereiden op het godvruchtig vieren van het
feest van Allerheiligen.
"
We zijn reeds de noveen van Allerheiligen ingegaan. Dit zeer
" plechtige feest nadert met grote stappen. Wat zou ik wensen dat al
" mijn beste zonen er eens ernstig aan dachten op welke manier ze hei-
" lig kunnen worden! Ik zou willen dat jullie thans allen dit zouden
" doen: dat iedereen bedenke: - Wat is er meest nodig opdat ik heilig
" zou worden? - Iedereen moet de ondeugd noteren die hem het meest be-
" heerst en die hem dus het meest van zijn doel verwijderd houdt ofwel
" de deugd die hij het meest nodig heeft en die hem dus het meest zou
" helpen om dit doel te bereiken. En dan moet hij met beslistheid
" zeggen: - Ik wil aan de Heer op dit zo mooie feest dit geschenk
" aanbieden, namelijk te trachten in mijn hart dit gebrek uit te
" roeien om die deugd ervoor in de plaats te stellen. - Ik geef jul-
" lie de verzekering dat, wanneer jullie aldus handelen, de Heer uiterst
" tevreden over jullie zal zijn.

36.9 Page 359

▲back to top


- XI/356 -
"
Nochtans vóór alles is het nodig zorgvuldig je geweten te
" onderzoeken en er alles uit weg te nemen, zo het er aanwezig is,
" wat van bezwarende aard is. Indien jullie zich de moeite zouden getroosten
" goed de wanden van een kamer, ook wanneer ze weelderig bemeubeld is,
" te gaan behangen, terwijl er in het midden van die kamer een mest-
" hoop blijft liggen of een andere walgelijke zaak, dan zouden jullie
" uitgelachen worden en men zou zeggen: Begin eerst met die mesthoop
" op te ruimen en versier dan de kamer. - Zo is het eveneens gesteld
" met jullie ziel. Indien iemand een zware zonde op zijn geweten heeft
" en zich wil inspannen om kleine gebreken uit te bannen, dan doet hij
" daaraan niet goed. Wil men wijs handelen dan moet men eerst de zonde
" wegnemen en dan kan men eraan denken zijn ziel steeds beter te
" versieren.
"
De Heer zegde tot een jongen die heilig wilde worden: Sí vis ad vi-
" tam ingredi, serva mandata. Noteer dat Hij eerst en vooral zegde: Si vis,
" wat wil zeggen dat men om zalig te worden als eerste zaak moet velle, niet
" velle zoals men zegt van de luiwammes die wil en niet wil, vult et non
" vult piger, maar flink willen en daarom er zich met goed voornemen aan-
" zetten. En wat moet er gedaan worden? Serva mandata. Jullie die La-
" tijn studeren, weten dat serva de gebiedende wijze is van het werk-
" woord servo, servas, servavi, wat wil zeggen "onderhouden". Hij zegt
" dus: onderhoud de geboden van de heilige wet van God. En indien wij
" hen allen konden ondervragen die in de hemel zijn en hen vragen wat
" ze gedaan hebben om in die gelukkige plaats te komen, dan zouden ze
" allen zeggen: - Wij hebben de geboden onderhouden - Thans zeg ik
" jullie: willen jullie zalig worden? Ja, zeker. Er is geen enkele bij
" die zo dwaas is, dat hij zou zeggen: Ik wil niet zalig worden.
" Welnu dan onderhoud de geboden. En indien ik ze niet onderhoud? Mijn
" besten, er is geen tussenweg, wie ze niet ondergaat die gaat verloren.
"
Maar het kost veel inspanning! -
" Maar al diegenen welke in de hemel zijn, hebben zich die inspanning
" getroost. Nu bevinden ze zich daar, zijn gelukkig en zeggen: Wat was
" dit een kleine inspanning, die we ons getroost hebben, in vergelij-
" king met wat we thans genieten en de ganse eeuwigheid zullen genieten. De
" verdoemden echter zeggen: We hebben wat inspanning willen ontvluchten
" en thans lijden we verschrikkelijk en we zullen de ganse eeuwigheid
" door lijden.
"
En wie zijn het die de geboden niet onderhouden?
" Hij, bijvoorbeeld, onderhoudt ze niet die in de kerk zich niet inge-
" togen gedraagt of niet bidt of met anderen praat. Hij onderhoudt ze
" niet die de gebreken van zijn makkers niet weet te verdragen en al-
" tijd met iemand in ruzie ligt. Hij onderhoudt de geboden niet die tegen
" zijn zin de Sacramenten ontvangt, zonder godsvrucht of, erger nog, die
" geen echt berouw heeft over zijn zonden. Hij onderhoudt de geboden
" niet die godslasteringen uitbraakt, die de feestdagen niet heiligt, die
" niet gehoorzaamt en noem maar op. Laat dus de geboden van de wet Gods
" een voor een voor jullie voorbijgaan, om goed te onderzoeken waarin
" jullie tekort zijn gebleven; jullie gaan het dan biechten en maken
" het vaste voornemen die fouten in de toekomst niet meer te begaan. Zo
" zullen jullie in praktijk brengen wat de goddelijke Zaligmaker zegde :
" Si vis ad vitam ingredi, serva mandata. En indien soms het onderhou-
" den je zwaar valt, zeggen jullie dan: Momentaneum quod cruciat, aeter-
" num quod delectat, voor een beetje lijden kan ik een eeuwigheid van geluk

36.10 Page 360

▲back to top


- XI/357 -
" verwerven. Vooruit dan, mijn beste zonen, zetten jullie zich aan
" het werk met een goed hart en jullie zullen merken dat de Heer zal
" helpen en zal uitwerken wat jullie uit je eigen niet kunnen doen. Goede
" nacht.
Op 5 november preekte hij over Sint-Carolus, wiens feest in het Ora-
torio was verschoven naar de volgende zondag. Hij sprak over de heilige zo-
als het best paste voor zijn jeugdige toehoorders, terwijl hij de nadruk
legde op de Communie. Men notere nochtans op welke discrete wijze hij op
het einde aanzet te communie te gaan.
"
Morgen is het Sint-Carolus. Velen onder jullie dragen zijn
" naam. Deze in het bijzonder maar ook al de anderen moeten ervoor zorgen
" deze grote heilige veel te vereren. Opdat de dienst plechtiger zou zijn
" zullen we morgen een gezongen mis hebben. Vooral één zaak heeft Sint-
" Carolus geholpen de grote heilige te worden, die hij geweest is.
" Weten jullie wat het was? Hij was ermee begonnen toen hij nog een
" kleine jongen was zich helemaal aan de Heer toe te wijden. Men ve-
" telt van hem dat hij vanaf de tijd dat hij nog maar een klein jon-
" getje was, slechts twee wegen in de stad kende: de weg van zijn
" huis naar de kerk en de weg naar school. Deze grote teruggetrokken-
" heid en liefde voor de studie en de godsvrucht brachten er hem toe
" weldra zeer geleerd en zeer heilig te worden. Men kende zijn ver-
" diensten en hij was nog maar 23 jaar oud toen hij reeds aartsbis-
" schop van Milaan en kardinaal van de Heilige Kerk werd. Er is in zijn
" leven een mooie episode. Toen Sint-Carolus zijn bisdom ging bezoe-
" ken, ontmoette hij de Heilige Aloysius, die toen bijna 12 jaar oud
" was. Toen hij zag hoe vroom en vurig hij was, hoewel - volgens de
" letter van de wet - nog niet tot het communiceren toegelaten, liet
" hij hem te communie gaan en wou zélf hem de communie uitreiken toen
" hij voor de eerste maal zou communiceren, zodat het volk van Casti-
" glione niet goed wist wie nu eigenlijk de grootste heilige was, de
" jongen die de communie ontving of de prelaat die ze hem uitreikte.
"
Het is waar dat wij de Heilige Aloysius, als bijzondere pa-
" troon van de jeugd, met meer luister vieren, maar we moeten ook Sint-Caro-
" lus zeer vereren en tot hem bidden, zowel omdat hij gedurende zijn
" jeugd zo deugdzaam was, als omdat hij zo begaan was met de opvoeding
" van de jongens. Streng verplichtte hij de pastoors aan hen gepaste
" catechismusles te geven, hij opende voor hen colleges en kleinsemi-
" naries en spande zich op alle manieren in om bij te dragen tot hun
" welzijn en vorming zowel op geestelijk als op tijdelijk gebied.
" Laten we speciaal tot Sint-Carolus bidden opdat hij ons iets van
" zijn onbaatzuchtigheid zou geven, die hem al de rijkdommen en goede-
" ren van deze aarde deed misprijzen, terwijl hij op een enkele dag
" 40.000 lire aan aalmoezen wegschonk en op een andere keer een heel
" nalatenschap. Sint-Carolus bekome ons die liefde tot de naaste,
" waardoor hij zich zo onderscheiden heeft. Jullie weten immers dat
" gedurende een pestziekte, die Milaan verwoestte, hij steeds te mid-
" den van de pestlijders was om ze bij te staan in hun lichamelijke en
" vooral in hun geestelijke noden. Hij stelde zijn bisschoppelijk pa-
" leis voor hen open en hij werd zelf bijna het slachtoffer van de
" kwaal en van zijn ijver. Zij die het kunnen doen, zullen ter ere van deze

37 Pages 361-370

▲back to top


37.1 Page 361

▲back to top


- XI/358 -
" zo grote heilige te communie gaan, terwijl de anderen de geeste-
" lijke communie en andere gebeden zullen doen om zijn tussenkomst te
" verkrijgen.
Aan dit goede begin ontbrak nog iets, namelijk een vurige oefening
van de goede dood. Deze oefening voor het nieuwe schooljaar werd de eerste maal
vastgesteld op een zeer betekenisvolle dag, op 11 november, de datum van
het vertrek van de missionarissen. Op de vigilie van die datum, kondigde
Don Bosco in het avondwoordje de dagregeling voor het aanstaande feest
aan en richtte alle gedachten van de jongens op de oefening van de goede
dood, terwijl hij zijn vertrekpunt nam bij het doel dat de missionarissen
zich gesteld hadden toen ze hun reis ondernamen.
"
Onze missionarissen worden vurig in Amerika verwacht en iedereen
" hoopt dat ze veel goed zullen doen. Dit is het enige doel van de
" reis: trachten vele zielen te redden. Zielen redden en anders niets.
" Eerst vandaag heb ik een brief ontvangen van de burgemeester van San
" Nicolàs, de plaats waar onze missionarissen hun eerste post zullen
" oprichten. Hij belooft iedere hulp, ook stoffelijke hulp, en zegt
" ons dat de hele bevolking grote verwachting stelt op het goed dat
" wij er zullen doen. Voor jullie dan is het voornaamste van dit feest
" goed de oefening van de dood te doen, welke speciaal bestaat in te
" communie te gaan en te biechten, werkelijk alsof het de laatste maal
" van je leven zou zijn. Jullie moeten je goed voor ogen houden dat,
" wanneer iemand er zich in geoefend heeft een zaak goed te doen, hij
" ze goed zal doen bijna zonder er zich zelf rekenschap van te geven.
" Integendeel, wanneer men er zich niet in geoefend heeft goed te
" doen wat moeilijk is, dan zal men dat zelfs met inspanning niet be-
" trekkelijk goed kunnen doen. Zo zal iemand die zich oefent om goed
" te sterven, een biecht spreken juist zoals op het ogenblik van de
" dood en een vurige communie opdragen alsof het de laatste van zijn
" leven zou zijn; wanneer hij dan op zijn sterfbed zal liggen, zal hij
" het niet moeilijk meer hebben om goed te sterven. Hij zal er zich reeds
" in geoefend hebben, hij zal niets meer op zijn geweten hebben dat hem
" verontrust ofwel zal hij enkel een onderzoek moeten instellen naar onheil
" dat hem die laatste maand, die laatste weken overkwam en niets meer.
" Die persoon zal tevreden sterven en alle redenen hebben te hopen dat
" hij dadelijk naar de hemel zal gaan.
"
Wat een verdriet, wat een kwelling is het echter te moeten sterven
" voor degene die zich nooit voorbereid heeft op goed te sterven. Ik al
" heb me aan het bed van zieken en stervenden bevonden, maar ik kan
" jullie zeggen dat het een vreselijk schouwspel is, wanneer men dan ziet
" hoe de gewetenszaken van de zieke zich in een verwarde toestand bevinden.
" Dikwijls zou hij willen spreken en biechten en hij kan niet meer. Bij
" andere gelegenheden heeft hij de kans niet meer een priester aan zijn
" bed te hebben. Soms komen de verwanten, de vrienden die zich niet van
" het bed willen verwijderen om plaats te laten voor de priester die er wel
" zou kunnen zijn: ze vallen de zieke lastig met vragen naar zijn tes-
" tament, de nalatenschap, de wijze waarop hij over zijn zaken beschikt. En
" de arme zieke, nog gekweld door verschrikkelijke gewetenswroeging,
" sterft vaak meer door onrust en verdriet dan door zijn ziekte.

37.2 Page 362

▲back to top


- XI/359 -
" Jullie hebben al de tijd die nodig is om je goed voor te bereiden.
" Het geweten en alle stoffelijke zaken moeten goed in orde zijn, maar voor-
" al, om de liefde Gods, moeten jullie ervoor zorgen in die ogenblik-
" ken geen verward geweten te behouden. Indien jullie in twijfel verke-
" ren over je vroegere biechten, of wroeging hebben ook over zaken die zich
" jaren geleden hebben voorgedaan, spreken jullie er over bij die ge-
" legenheid. Doen jullie allen het op zo een manier dat indien op de
" avond van donderdag ook jullie naar de andere wereld zouden moeten
" vertrekken jullie met geruste geest zouden kunnen zeggen: - Hier ben
" ik, o Heer, ik ben bereid, roep ook mij want ik heb orde gesteld op
" al mijn zaken, zo tijdelijke als geestelijke. Ecco venio. -
Don Bosco had aan de bijzonderste weldoeners en kennissen een uitno-
diging voor de dienst gezonden en had een programma voor die dag bijge-
voegd. Hij wou echter dat op de eerste plaats zou komen: "Om half acht:
Oefening van de goede dood." De jongens deden ze met veel geestdrift. Nu
zou er voortaan met bol staande zeilen worden gevaren.

37.3 Page 363

▲back to top


- XI/360 -
H O O F D S T U K XXI
EEN NIEUWE STAP VOOR DE PRIVILEGES
De kwestie van de privileges was voor Don Bosco een zaak van levens-
belang, als een conditio sine qua non voor de volledige uitoefening van
de juridische persoonlijkheid welke thans aan zijn Congregatie toegekend
was. Als hij ze zou bekomen hebben zou het eens en voorgoed gedaan zijn met al
die moeilijkheden aangaande het toedienen van de heilige wijdingen aan zijn jonge
geestelijken. Daarom, nadat zijn eerste poging faliekant was uitgevallen,
verloor hij er de moed niet bij, maar begon een manier uit te denken om de
zaak terug op het tapijt te brengen, want hij wist wel dat in deze wereld
dikwijls ook de vrek overwonnen wordt door wie hem altijd komt lastig vallen.
De mogelijkheid dat de zaak weer zou kunnen ingeleid worden voor be-
sprekingen, na de beslissing van de Heilige Congregatie van de Bisschoppen
en Reguliere geestelijken, scheen te berusten in een tussenzinnetje erin
vervat. Inderdaad sprak het rescript aldus: communicationem, prout peti-
tur, non convenire. Dit prout petitur wees erop dat, wanneer de vraag onder
een andere vorm ingeleid werd, men kon hopen, dat de zaak opnieuw zou onderzocht
worden.
Maar om de zaak in dezelfde bewoordingen te houden en tegelijkertijd
aan de vordering een andere vorm te geven, was het noodzakelijk dat de om-
standigheden verschillend waren anders zou het dwaasheid zijn te gaan den-
ken dat men een wijziging zou brengen aan de uitspraak van het vonnis. Er moes-
ten zich dus nieuwe feiten voordoen, die het uitzicht van de zaak wijzigden
en aldus de herroeping of de hervorming van de eerste zaak zouden bewerken. Van-
wege de missionarissen, bijvoorbeeld, of van een andere zijde konden nieu-
we behoeften ontstaan, waarin gunstige elementen werden aangeboden om het
gegronde van de zaak te doen inzien.
Maar om aldus de zaak in haar geheel opnieuw aan te pakken was er tijd
nodig, moest men het gunstige ogenblik afwachten, behoorde men zich te hoe-
den voor haast, want dit zou een zo kiese zaak in ongelegenheid hebben ge-
bracht. Anderzijds was er de kardinaal Prefect, die, naast het feit dat
hij helemaal niet geneigd was de privileges toe te staan, aan ernstige
fysische ongemakken leed, die verplichtten zich speciaal tegenover hem in
acht te nemen. Thans zo vlug de zaak weer inleiden met nieuwe redenen om
haar in te kleden, een zaak waarover reeds een uitspraak gevallen was, zou
hem verdriet hebben gedaan, de kwaal verzwaard hebben waaraan hij leed en
alles aan een zeker gevaar blootgesteld hebben. De Secretaris van de Hei-
lige Congregatie, die Vitelleschi had opgevolgd zat trouwens nog niet goed
in het zadel en men schilderde hem zelfs af als een onhandig persoon. Bij
dit alles kwam een bijzonderheid die Don Bosco niet kende en die hem meege-
deeld was door kardinaal Berardi. De kardinaal-prefect, kardinaal Patrizi en nog

37.4 Page 364

▲back to top


- XI/361 -
anderen "welke zich op ik weet niet welke redenen steunden" - schreef
zijne Eminentie - waren de mening toegedaan dat Don Bosco teveel vroeg en
dat daarom zijn aanvragen geruimere tijd en met meer nauwgezetheid dan
gewoonlijk moesten onderzocht worden.(1)
Don Bosco had het daarom goed voor van houding te veranderen. Hoewel
hij het zeer druk had met de laatste voorbereidingen voor het aanstaande
vertrek van de missionarissen, wou hij de zaak niet uitstellen, maar in
het begin van november na een wijziging te hebben gebracht in zijn aan-
vraag, vroeg hij enkel maar een bepaald aantal gunsten, dertien in het geheel,
de meest onontbeerlijke, namelijk deze welke betrekking hadden op de heili-
ge wijdingen. De nieuwe beweegreden die het indienen van deze nieuwe vor-
dering versterkte en verrechtvaardígde na zo korten termijn, was dat deze
gunsten speciaal nuttig zouden zijn voor de Salesianen die weldra na de
buitenlandse missies zouden vertrekken. Daar wij het geluk hadden de tekst
van het smeekschrift terug te vinden geven wij hem hierna in zijn geheel.
"
Heilige Vader,
"
Priester Giovanni Bosco, vol dankbaarheid tegenover uwe Heilig-
" heid, die met een groot blijk van goedheid zich gewaardigd heeft
" definitief de Salesiaanse Congregatie goed te keuren, werpt zich
" nederig voor uwe voeten neer en verzoekt U, Heilige Vader, nieuwe
" gunsten te willen verlenen vooral ten voordele van de Salesianen die
" zodra mogelijk naar de buitenlandse missies moeten vertrekken.
"
Hierna volgen de meest noodzakelijke:
"
1° De priesters-Salesianen die de machtiging ontvingen om
" biecht te horen in een bisdom kunnen de biecht van de leden van dezelfde
" Congregatie ook buiten dit bisdom horen, en in geval ze op reis gaan,
" vooral op zeereis, kunnen ze zonder onderscheid ook de biecht horen
" van de gelovigen die eveneens op reis zijn met naleving telkens van
" de voorschriften en riten van de Heilige Kerk.
"
2° In alle kerken van de Congregatie kunnen ze de heilige mis
" celebreren, de heilige communie toedienen, het Allerheiligste uit-
" stellen voor de verering van de gelovigen, catechismusles geven aan
" de kinderen en het woord van God uiteenzetten.
"
3° Kapellen oprichten in de Huizen van de Congregatie gelegen
" in de stad en de buitenwijken, vooral in de ziekenzalen tot voordeel
" van de zieken, er de mis opdragen en de communie uitreiken.
"
4° Gebruik maken van het reisaltaar of draagbaar altaar wan-
" neer ze op een schip zijn of wanneer ze lange reizen in de buiten-
" landse missies moeten ondernemen.
"
5° De Algemeen Overste mag het Extra tempus verlenen en aan zijn
" leden op de dagen waarop de Heilige Kerk de wijdingen pleegt toe te
" dienen, de lagere orden, de hogere orden en het priesterschap laten
" toedienen.
(1) Brief van 20 november 1875.

37.5 Page 365

▲back to top


- XI/362 -
"
6° Het breviergebed omzetten in andere gebeden en godvruchtige
" werken, wanneer de leden ziek zouden zijn ofwel wanneer ze wegens
" vermoeidheid het niet zonder groot ongemak zouden kunnen bidden.
"
Aan de leden van de Congregatie de bevoegdheid geven verboden
" boeken te lezen en bij zich te houden en in het uur van de dood een
" volle aflaat verlenen.
"
8° Gewaden, rozenkransen, medailles, kruisbeelden met de afla-
" ten van de Heilige Brigitte en van de Heilige Dominicus zegenen.
" Deze laatste gunsten werden reeds aan de overste ad tempus verleend.
"
Bijzondere aflaten:
"
9° De Salesianen kunnen een volle aflaat verdienen op de dag
" waarop ze hun noviciaat zullen beginnen, op de dag van het afleggen
" en van de hernieuwing van hun kloostergeloften; op het einde van de
" retraite en in articulo mortis; en op de dag dat de Salesianen naar
" de buitenlandse missies vertrekken. Op de dag van de maand die zal
" gekozen worden voor het doen van de oefening van de goede dood, vol-
" gens het voorschrift van de Salesiaanse Constituties.
"
10° Een aflaat van 300 dagen, telkens men zeggen zal: MARIA,
" AUXILIUM CHRISTIANORUM, ORA PRO NOBIS; dit werd reeds verleend vi-
" vae vocis oraculo, op 12 februari 1869.
"
Gemeenschappelijke aflaten:
"
11° In iedere kerk van de Congregatie kunnen alle gelovigen, na de
" sacramenten van de biecht en van de communie te hebben ontvangen, wanneer
" ze die kerk bezoeken, een volle aflaat verdienen op de titulaire feestdag
" van elke kerk van de Congregatie. Dezelfde aflaat kan verdiend wor-
" den in alle kerken van het Instituut op de feestdag van de H. Fran-
" ciscus van Sales.
"
12° Op al de plechtigheden van onze Salesiaanse Congregatie, op
" de feestdagen van 0.-L.-Vrouw, van de Apostelen, van Sint-Jozef en op zijn
" patroonfeest, van Sint-Anna, van Sint-Joachim, van Sint-Franciscus
" Xaverius, van Sint-Aloysius van Gonzaga, van de Heilige Bewaarenge-
" len, van Allerheiligen, op Allerzielen en daags na de feestdag van
" de H. Franciscus van Sales, wanneer een kerkelijke dienst wordt ge-
" daan voor al de overleden Salesianen en voor alle weldoeners van de
" Salesiaanse Sociëteit.
"
13° Op de voormelde dagen en onder de voornoemde omstandighe-
" den kunnen de Salesianen deze aflaten verdienen zelfs wanneer ze
" deze kerken niet kunnen bezoeken, op voorwaarde dat ze biechten en com-
" municeren.
"
Vele van deze aflaten werden reeds aan de voornaamste kerk van
" de Congregatie verleend. Thans smeken wij vol nederigheid uwe Heiligheid
" ze door een speciale akte van uwe Hoge Goedertierenheid te willen
" bevestigen, uitbreiden en toestaan op de wijze die ootmoedig gevraagd
" wordt.
Hij betrad zowel de officiële als de officieuze weg. Officieel wend-
de hij zich tot monseigneur Sbarretti, secretaris van de Heilige Congrega-
tie van de Bisschoppen en Reguliere geestelijken, officieus en reeds voor-
dien, tot kardinaal Berardi, opdat deze het terrein zou verkennen en vooral als
een invloedrijke tussenpersoon bij de Paus zou optreden.
Monseigneur Sbarretti die moeite had om het onregelmatige geschrift
van Don Bosco te ontcijferen, riep advocaat Menghini ter hulp, die aldus op de

37.6 Page 366

▲back to top


- XI/363 -
hoogte gesteld werd van de aangelegenheid en er zijn onafscheidbare mon-
seigneur Fratejacci, zijn collega in het kapittel van Sint-Eustachius,
over inlichtte. "U zou soms de mooie gezangen in twee stemmen moeten ho-
ren"! schreef deze laatste naar aanleiding van de gesprekken die ze samen
over de zaken van Don Bosco hielden. Een van de punten waarover ze het eens
waren was, dat de stap van Don Bosco ontijdig was, maar dat hij toch nuttig
bleek "als een akte van hoger beroep tegen het vonnis dat reeds geveld was
of als een bewijs dat men zich niet bij dit vonnis neerlegde."(1)
Ongelukkiglijk kwam een tegenslag het werk van kardinaal Berardi ver-
tragen. Omdat hij zich buiten Rome bevond, kwam de "zeer lieve" brief
van Don Bosco hem met meer dan een week vertraging toe, op een ogenblik
dat, tot zijn groot ongenoegen, "men niet meer op tijd was om de nodige
stappen te doen", vermits de missionarissen, in wiens naam gepleit werd,
reeds vertrokken waren. Nochtans bood hij de smeekbeden aan de Heilige
Vader aan. Deze herinnerde zich sommige van deze privileges te hebben toe-
gestaan langs de Heilige Congregatie van de Bisschoppen en Reguliere gees-
telijken om en omdat hij niet in tegenspraak wou komen met het voorgaande
rescript, beval hij de kardinaal de smeekschriften naar deze Congregatie te
zenden. "Wat er ook van zij - besloot Zijne Eminentie - we zullen niettemin
het resultaat afwachten en daar ik het zal kennen, zal ik mij haasten het u mee
te delen."(2)
De welwillende kardinaal zette er zich met heel zijn persoon voor in
opdat het verzoek van Don Bosco goedgunstig zou onthaald worden langs de
secretarie van de Heilige Congregatie van de Bisschoppen en Reguliere gees-
telijken om, maar op 17 december was hij er nog niet in geslaagd en wel om de
volgende redenen die hij hierna opsomt en commentarieert: "1° wegens de steeds
voortdurende ongesteldheid van zijne Eminentie de Prefect Kardinaal Bizzar-
ri; 2° door het feit dat er nu een andere secretaris was benoemd in voornoemde
Congregatie; 3° wegens een brief onlangs geschreven ten laste van uw vroom
Instituut door de Aartsbisschop. Deze brief heeft diepe indruk nagelaten
in de geest van de voornoemde Monseigneur Secretaris, die volstrekt onkun-
dig is van de precedenten van deze zaak. Wanneer mij dit ter kennis is
gekomen heb ik er dadelijk voor gezorgd een gesprek te hebben met de Secre-
taris zelf en nadat ik hem al de ophelderingen gegeven heb, die hij nodig
had, heb ik er vertrouwen in dat in deze aangelegenheid weldra iets zal
gedaan worden en wanneer dit zal gebeurd zijn, zal ik mij haasten het u mee
te delen. Intussen zullen we ons moeten wapenen met een heilig geduld en
niet uit het oog verliezen dat de duivel het er steeds op toelegt ieder
goed werk te dwarsbomen. God is echter machtiger dan de duivel en daarom
mogen we hopen dat we, op het einde, met goddelijke hulp de zo vurig ver-
langde zegepraal zullen behalen."(3)
Monseigneur Fratejacci, zonder veel omhaal, schreef ronduit volgend
nieuws over de derde hinderpaal, welke hij uit goede bron vernomen had:
"De Prelaat Aartsbisschop die U goed kent, schrijft iedere dag brieven te-
gen de Salesianen aan de Congregatie van Bisschoppen en Reguliere geestelijken.
(1) Brief van 5 december 1875.
(2) Brief van 20 november 1875.
(3) Brief van 17 december 1875.

37.7 Page 367

▲back to top


- XI/364 -
Het is bij die man een uitzinnige manie en ik vrees dat hij er nog gek zal
van worden. Deze laatste dagen naar aanleiding van een verhaal over het
biechthoren van personen vreemd aan de Salesianen heeft de Heilige
Congregatie, namelijk Monseigneur Sbarretti, reeds overtuigd dat het
over een echte en een volledig ongemotiveerde vervolging gaat, een brief
geschreven in naam van de Heilige Congregatie aan die Prelaat. Die brief
zegt iets en niets, het is een over en weer gepraat, een slag in het wa-
ter en niets meer. Ik deel u dit nieuws mee en het zal u genoegen doen
omdat in plaats van de geesten tegen u op te ruien, zoals de Aartsbis-
schop het zou willen, het integendeel dient om beter de vervolging in het
licht te stellen. Ze zullen ten slotte nog allen samenwerken om u er eens en
voorgoed van te bevrijden."(1)
Don Bosco ondersteunde deze tirades zeker niet. In deze brief doet de
goede monseigneur er zijn beklag over dat Don Bosco sinds drieëntwintig
dagen niet antwoordt op een aangetekende brief van hem, niettegenstaande
het feit dat hij inmiddels reeds op een antwoord aangedrongen had, niet
zonder in beide brieven een requisitoir te houden op de kap van hoogge-
plaatste personen. Hij deed het uit genegenheid voor Don Bosco maar op vier
maanden tijd schreef Don Bosco hem maar een paar malen, enkel voor inlas-
singen die moesten gedaan worden in het Jaarboek van de kerkelijke hiërar-
chie over zaken van de Arcadia en om hem foto's van de missionarissen te
sturen. Zo bleven beide aangehaalde brieven zonder antwoord. Zij die Don
Bosco kennen, kunnen gemakkelijk raden om welke redenen dit stilzwijgen van
Don Bosco goud waard was.
De tweede vraag van Don Bosco, door de Paus overgemaakt aan de Heilige Con-
gregatie werd een tweede maal voorgelegd aan de Speciale Commissie van de
vier Eminenties, die er reeds mee gelast waren geweest de eerste vraag te
onderzoeken. Het artikel over de wijdingsbrieven boezemde Don Bosco meer
belang in dan al de anderen omdat hij gedaan wilde maken met zoveel zorgen
en zich wilde ontlasten van zovele uitgaven telkens hij leden moest laten
wijden. Wegens zijn groter belang werd dit artikel afzonderlijk genomen en
dadelijk onderzocht en beoordeeld. Maar toch ging de zaak geen stap voor-
uit. Ziehier wat kardinaal Berardi erover schreef aan Don Bosco op 28 de-
cember: "Het spijt me U te moeten meedelen dat de Eminenties die verzocht zijn
geworden uw vraag te beantwoorden, niet gemeend hebben een toestemmend ant-
woord te moeten geven op uw vraag betreffende de wijdingsbrieven, omdat ze
gezegd hebben dat U reeds geniet van een tienjarig indult dat u toegestaan
werd op 3 april 1874. We zullen dus ook daarin geduld moeten oefenen en
wanneer u zich nog eens naar hier zult kunnen begeven, zullen we samen
zien wat hiervoor kan gedaan worden." Het is dezelfde motivering als voor
de weigering van oktober. In deze aangelegenheden heeft de vrees schade te
berokkenen aan het bisschoppelijk gezag steeds zwaar in de schaal gewogen.
Ook enige artikels, waarover de Heilige Congregatie van de Riten zich vlug-
ger kon uitspreken en het zevende artikel dat tot de bevoegdheid van de
Heilige Congregatie van de Index behoorde, werden afzonderlijk genomen.
De zaken waren op dit punt gekomen, toen het nieuws dat Don Bosco te
Rome privileges aanvroeg de Ordinarius van Turijn verontrustte. Onder de
indruk van het ogenblik en misschien ook opgestookt door iemand die er be-
lang bij had in troebel water te vissen, vertrouwde hij, zijn hart luch-
tend, zijn vrees aan kardinaal Bizzari toe.
(1) Brief van 24 december 1875.

37.8 Page 368

▲back to top


- XI/365 -
"
Eminentie,
"
De Heer Don Giovanni Bosco, stichter en Algemeen Overste van de
" congregatie van de Salesianen, heeft opnieuw zijn toevlucht genomen
" tot de Heilige Congregatie van de Bisschoppen en Reguliere geeste-
" lijken om privileges te bekomen, welke niet overeenstemmen met de
" rechten van de bisschoppelijke macht en dit hoewel in het afgelopen
" jaar deze privileges hem niet werden verleend, juist om geen inbreuk
" te plegen op de jurisdictie van de bisschoppen. Ik hoop dat de Hei-
" lige Congregatie, alvorens aan de Heer Don Bosco toe te staan wat
" hij vraagt ten nadele van de bisschoppen, de goedheid zal hebben mij
" in kennis te stellen van zijn aanvragen, opdat, indien er zouden
" bij zijn die mij in ongelegenheid zouden brengen, ik mijn opmerkin-
" gen zou kunnen voorbrengen, des te meer omdat ik vrees dat hij om de
" redelijkheid te bewijzen van wat hij vraagt, misschien klachten heeft
" ingediend tegen mijn administratie als Aartsbisschop, zoals hij reeds
" gedaan heeft in brieven welke hij aan de Paus zond.
"
Ik ben geweest en zal altijd zijn de verdediger van de kloos-
" terorden en ik beken dat deze sommige privileges en vrijstellingen
" nodig hebben, maar indien ze vrijstellingen nodig hebben die betrekking
" hebben op de afhankelijkheid, de overplaatsing en de bestemming van
" hun onderhorigen en indien in bepaalde plaatsen bepaalde privileges
" nodig kunnen zijn, bijvoorbeeld in de buitenlandse Missies, dan is
" het toch mijn mening, versterkt door lange studies en door herhaalde
" waarnemingen bij verschillende naties, dat de privileges die hun
" worden toegestaan met afwijking van het gezag van de bisschoppen,
" alleen maar dienen om dit gezag in diskrediet te brengen.
"
Trouwens het bisschoppelijk gezag heeft het thans meer dan
" ooit nodig te worden gesteund en omringd door de glans en de macht van de
" Heilige Apostolische Stoel, nu de burgerlijke macht haar tekort schiet.
"
De geest van onafhankelijkheid en ik zou bijna zeggen van su-
" perioriteit (1) die de heer Don Bosco sinds enkele jaren tegenover
" de Aartsbisschop van Turijn ten toon spreidt, die zich overplant op
" zijn leerlingen en waarvan de Heilige Congregatie van de Bisschop-
" pen en Reguliere geestelijken een bewijs heeft gehad in een brief
" van Don Bosco aan mij gericht op 29 april 1875, door mij aan de Heilige
" Congregatie meegedeeld op 17 oktober van hetzelfde jaar, waarover de
" Heilige Congregatie zich gewaardigd heeft mij te schrijven op 30
" november 1875 dat de feiten door mij in die brief uiteengezet haar
" een werkelijk ongenoegen hadden gedaan,(2) zouden door nieuwe privileges
" in strijd met mijn jurisdictie worden versterkt en zouden zeker nog
" een vermeerdering zijn van al de onaangenaamheden en lasten welke ik
" iedere dag in dit zeer uitgebreid Aartsbisdom reeds ondervind.
"
Indien de heer Don Bosco zich verdienstelijk heeft gemaakt en
" nog maakt voor de Kerk dan meen ik dat ik zelf in het verleden mij niet
" onverdienstelijk heb gemaakt en heden ten dage mij niet onverdienste-
" lijk maak en daarom zie ik niet in waarom hem privileges zouden toegekend
(1) Hier, zoals elders, zijn de woorden onderstreept zoals in de eigenhandig geschreven brie-
ven van monseigneur, welke wij bezitten.
(2) Tot heden toe zijn wij er nog niet in geslaagd deze brieven op te sporen.

37.9 Page 369

▲back to top


- XI/366 -
" worden die voor mij bestraffingen worden.
"
Aan het aartsbisschoppelijk gezag van Turijn, ontdaan van iedere
" burgerlijke glans, beroofd van de vier vijfden van zijn inkomsten,
" onteerd, belachelijk gemaakt, iedere dag bespot en beledigd in alle
" kranten van Turijn en dit omdat de Aartsbisschop stand houdt in zijn
" gehechtheid aan de Heilige Stoel en in zijn eis dat de wet van God en van
" de Kerk zou onerhouden worden, moet vanwege Don Bosco geen verdere
" afbreuk worden gedaan. Door zijn brieven, zijn woorden en zijn daden kwam
" hij er aldus tegen in verzet dat in een van de slechtste kranten van
" Turijn met blijdschap hierover geschreven werd omdat Don Bosco de
" enige priester was in staat aan de Aartsbisschop weerstand te bie-
" den. Indien er nieuwe privileges moeten toegekend worden aan de Sa-
" lesiaanse Congregatie te Turijn ten nadele van mijn jurisdictie, zou men
" tenminste mijn dood kunnen afwachten, die hoogstens nog een paar jaar
" op zich zal laten wachten ofwel geve men mij de tijd mij terug te
" trekken van deze post, waar ik, wegens het opstapelen van nieuwe
" moeilijkheden, toch niet lang meer zal kunnen blijven.
"
Ik verzoek uwe Eminentie mijn brief te willen meedelen aan de Hei-
" lige Congregatie in wiens wijsheid en rechtvaardigheid ik vertrouwen stel.
"
Terwijl ik het heilig purper kus verblijf ik met de meeste
" consideratie van uwe Eminentie
"
"
de zeer nederige en eerbiedige dienaar
" Turijn, 24 maart 1876.
Lorenzo, Aartsbisschop van Turijn.
"
"
Weze van deze brief kennis gegeven aan de Heer Advocaat Abbre-
" viateur en moge hij worden klaargemaakt voor een andere audiëntie
" bij Zijne Heiligheid.
"
"
E. Sbarretti, secretaris.
Als commentaar op deze brief hebben we niets beter dan enkele woorden
door Don Bosco gezegd tot de Oversten van het Kapittel op 27 januari 1876
en opgetekend door Don Barberis: "De Aartsbisschop van Turijn zet te Rome
alles wat ons betreft het onderste boven. Hij zoekt alle opportune en inopportu-
ne gelegenheden op, al of niet gegrond, om in ons nadeel berichten te kun-
nen opsturen. Ik heb nooit iets ter verdediging willen antwoorden met uit-
zondering wanneer Rome ophelderingen vroeg. Wat mij als verdediging zou
kunnen dienen zijn de brieven, welke ik vertrouwelijk aan de Aartsbisschop
zond om hem te vragen met zijn plagerijen te willen ophouden. Hij beeldde
zich in dat deze brieven het "corpus delicti" waren en hij zond ze naar Rome
voor een nieuwe beschuldiging, maar ze hebben mij integendeel gediend om mij
vrij te pleiten. Toen ik mij te Rome bevond, sprak ik over onze zaken, gaf
inlichtingen, maar ik heb nooit rechtstreeks aan Rome geantwoord om ons te
verdedigen (tegen de aanklachten welke de Aartsbisschop in woord of geschrift
deed)."
Wat de kwestie aangaat van zijn overlijden of zijn ontslag af te wach-
ten vooraleer nieuwe privileges toegekend worden, zal Don Bosco in 1881
laten opmerken: "Hier zou men het volgende dilemma kunnen stellen: indien
het toekennen van nieuwe privileges aan de Salesiaanse Congregatie een goe-
de zaak is, waarom wil hij dan niet dat dit van heden af zou gebeuren? Indien

37.10 Page 370

▲back to top


- XI/367 -
het een slechte zaak is, waarom vraagt hij dan dat ze eerst na zijn dood
of zijn ontslag zou plaatshebben?"(1)
De abbreviateur, naar wie verwezen wordt in de nota van de secretaris,
was van mening dat het voorzichtig zou zijn de Aartsbisschop te horen, des te
meer omdat hij in zijn brief toegaf dat het toekennen van sommige privile-
ges nodig was hoewel hij er zich tevens over beklaagde dat een overdreven toe-
geeflijkheid weer nieuwe geschillen zou kunnen doen oprijzen. Men zou dus
de Ordinarius horen omdat ook, wanneer men hem niet aanzag als zijnde erg
welwillend tegenover de Salesiaanse Sociëteit, hij niettemin de redenen
kon uiteenzetten waarom hij twijfelde of de jurisdictie van de Aartsbis-
schop wel zou beveiligd worden.
Maar de Ordinarius had zich niet tevreden gesteld met op 20 maart een
brief te schrijven. Op de 21ste zond hij aan de Heilige Congregatie een Postula-
tum waarin hij, na zijn verklaring te hebben herhaald dat het hem niet of-
ficieel gebleken was dat de Salesiaanse Sociëteit modo definitivo was
goedgekeurd geworden, zich beklaagde over haar geneigdheid zich te mengen
in de tucht van de diocesane clerus en hiervoor als bewijs aanvoerde dat
er personen werden aanvaard die door de Aartsbisschop doorgezonden waren
als zijnde ongeschikt voor het heilig Ministerie. Daardoor werd het gezag
van de Ordinarius blootgesteld aan het misprijzen van zijn seminaristen.
De Heilige Congregatie moest dus eens en voor goed hieraan doeltreffend verhel-
pen.
De kwestie van de seminaristen doorgezonden door de Aartsbisschop
en door Don Bosco aanvaard kon worden teruggebracht tot dat ene geval
door Don Rua klaar en duidelijk in een brief aan Zijne Excellentie
uiteengezet: "Wanneer ik gisteravond naar huis gekeerd was, heb ik onder-
zocht wie die leerling kon zijn, waarover uwe Excellentie mij zei dat hij
door de Heer Don Bosco, als een belediging voor u, zou aanvaard geweest
zijn. Ik vond dat er werkelijk gedurende de laatste grote vakantie een
leerling uit Vinovo was aanvaard geworden. Ik ben echter verplicht te la-
ten opmerken dat de heer Don Bosco zich in niets ingelaten heeft met
zijn aanvaarding. Wie hem aanvaard heeft ben ik, de ondergetekende. Ik
zag dat hij een leek was en ik wist helemaal niet wat er tevoren met
hem gebeurd was. Integendeel, ik had over hem gunstige inlichtingen be-
komen vanwege een persoon die bekend staat als iemand in wie men vertrou-
wen mag hebben. Ik had het gepast geoordeeld hem te aanvaarden en hem
zijn loopbaan te laten voortzetten welke hij zei te betrachten, zonder
zelfs maar te vermoeden dat dit op enige wijze uwe Excellentie kon misha-
gen. Wij willen u steeds iedere dienst bewijzen en nooit de minste krenking
aandoen."(2)
Met ongeduld een antwoord verwachtend zowel op zijn brief als op zijn
verhaal, bracht hij op 2 april het geval ter kennis, van de abbreviateur
Menghini. "Ik zou graag een antwoord ontvangen — schreef hij — om te we-
ten hoe ik mij moet houden, want ik zou hierover aan Zijne Heiligheid wil-
len schrijven. Morgen begeeft Don Bosco zich naar Rome voor deze aangelegenheid."
(1) Uiteenzetting van Pr. Gio. Bosco aan hunne Eminenties de Kardinalen van de Heilige Con-
gregatie van het Concilie. S. Pier d'Arena, Sal. Drukkerij 1881.
(2) Brief van 30 december 1875.

38 Pages 371-380

▲back to top


38.1 Page 371

▲back to top


- XI/368 -
Don Bosco ging werkelijk naar Rome maar om andere redenen, zoals we te zij-
ner tijd zien zullen. Wat er ook van zij, de Secretaris van de Heilige
Congregatie gaf op 10 april schriftelijk bevel dat uit de vordering van de
heer Don Bosco het punt dat uitsluitend tot de bevoegdheid behoorde van de Hei-
lige Congregatie van de Bisschoppen en Reguliere geestelijken zou verwij-
derd worden en dat men aan Monseigneur de Aartsbisschop zou schrijven
dat de nota over de privileges en bevoegdheden door de heer Don Bosco aan-
gevraagd degene was die men hem meedeelde en dat hij bijgevolg uitgenodigd
werd de opmerkingen te maken die hij meende opportuun te zijn. Over deze uiterst
spijtige zaak weten we alleen maar dat op 5 mei de Aartsbisschop de mede-
delingen hierover nog niet ontvangen had, zodat hij op die datum aan de
abbreviateur een klaaglied (1) zond, dat men niet zonder nut leest wil
men zijn gedachten en zijn geestesgesteldheid steeds beter kennen. Don
Bosco maakte van de gelegenheid die hem naar Rome riep gebruik om zijn zaken zo
goed mogelijk te regelen.
Alvorens er een punt achter te zetten zullen we van Monseigneur Fra-
tejacci de troostwoorden ontlenen, welke hij toen aan Don Bosco
schreef en waarvoor wij ook thans nog zijn gedachtenis dankbaar blijven.
"De bitterheden welke u tot heden geleden hebt kunnen niet lang meer duren. Da-
bit Deus his quoque finem. Ze waren trouwens noodzakelijk, zoals dit
blijkt in alle grote werken van de Dienaren Gods. Het instituut van Don
Bosco immers, dat menselijk gezien onder het gewicht en de slagen van zovele
tegenkantingen zou bezweken zijn in het begin zelf van zijn bestaan, zal nu
oprijzen en aangroeien en overvloedige vruchten geven van deugd en eer
aan de Kerk en aan het Vaderland. Door dat feit alleen zal duidelijk
blijken dat dit niet het werk is van de mens, maar van God, Het is geen
vrucht van de aarde, maar van de hemel, en aldus wordt de Heer er door
verheerlijkt, cui soli honor et gloria. Deze vijandigheid, deze werkelijk
op niets steunende haat, waarover de psalmist spreekt, odio habuerunt me
gratis, zijn niettemin het kenmerk van alle werken die God duurbaar zijn...
Dat uwe vijanden vrees koesteren en grote vrees koesteren! U mag er zeker
van zijn, U hebt niets, werkelijk niets te vrezen, Wat thans ongeluk en
ondergang schijnt te zijn, zal weldra leven en roem geven!"(2)
(1) Zie Doc. 36, vol. 11, blz. 600.
(2) Brief van 5 december 1875.

38.2 Page 372

▲back to top


- XI/369 -
H O O F D S T U K XXII
DON BOSCO WORDT GESUSPENDEERD VAN BIECHTHOREN
Don Bosco hield niet op zich in te zetten ten voordele en ook ter
verdediging van Monseigneur Gastaldi. In de maand oktober kwamen enkele
kwaadwillige personen bij hem omdat ze zich verbeeld hadden tengevolge van
wat ze hoorden zeggen dat hij de Aartsbisschop bekampte. Ze toonden hem
een eerrovende levensbeschrijving van de prelaat, vroegen hem ze te willen
drukken in zijn drukkerij, terwijl ze hem ter dekking van de onkosten een
zeer groot bedrag aan geld aanboden. Don Bosco hield zich van de domme,
vroeg dat ze hem het handschrift zouden laten om het te onderzoeken. Het
waren meer dan duizend bladzijden. Natuurlijk wierp hij alles in het vuur.
Dit feit deed hem de verbolgenheid van die heren op zich trekken en gedu-
rende verscheidene jaren deden ze hem moeilijkheden aan om hem geld af te
persen als schadeloosstelling. Hij echter berouwde het zich niet maar toon-
de zich steeds uiterst tevreden een zo groot schandaal te hebben vermeden
en de eer van zijn aartsbisschop te hebben beveiligd.
Niet lange tijd nadien vernam hij dat er een journalist was die
een reeks schandelijke artikels gereed had die gehuurd waren voor een
slechte krant van de stad en die gericht waren tegen de persoon van Mon-
seigneur. Hij spande zich in een middel te vinden om deze geschriften in
handen te krijgen, zodat men niet op tijd met hun publicatie zou kunnen be-
ginnen. Hij slaagde erin maar tegen een hoge prijs. Hij moest er zich bij
neerleggen een zoon van die ellendeling kosteloos kost en inwoon te ver-
schaffen en hem zelf bij te staan. Maar met het doel voor ogen deed hij graag
het ene en het andere.
Deze feiten en andere van die aard, waarvan het bestaan slechts vaag
bekend was, waren de Ordinarius zeer goed bekend. Deze omstandigheid
maakt het werk van de geschiedschrijver die op het punt staat het droeve ge-
val van de suspensie te verhalen nog pijnlijker. Trouw aan de waarheid zul-
len we geen brijzeltje vertellen dat ons niet door authentieke documenten en
door geldige getuigenverklaringen bevestigd wordt.
Aartsbisschop Gastaldi had in maart 1875 de biechtjurisdictiebrief
voor Don Bosco en voor de priesters van het Oratorio ondertekend. Don Cag-
liero ging in de maand juni naar de Curie om ze te gaan halen, maar daar
hoorde hij dat men ze naar het Oratorio zou zenden. "Wat nu," dacht hij
bij zichzelf. "Ik ben hier, de ondertekende volmachten zijn hier, men kan
ze mij rechtstreeks ter hand stellen en nu wil men de moeite doen om ze
later op te sturen. En het is trouwens toch altijd de gewoonte geweest ze
te komen halen. Hier is iets niet in de haak!"

38.3 Page 373

▲back to top


- XI/370 -
Op het einde van oktober bevond Don Bosco zich eens op de speelplaats
omgeven van priesters en jonge geestelijken, toen een dienstknecht van de
Curie binnenkwam met een pakje in de hand en tot Don Bosco zei: - Ik ben
tevreden u dadelijk te hebben gevonden want ik moet u deze omslag geven.
vlug om de hand uit te steken en ze te grijpen. "Neen", zei hij "dit is een
zaak die mij aangaat." De boodschapper van de Curie gaf hem alles en, nadat
hij voor zich gehouden had waarin hij belang stelde, zei hij hem andere
brieven welke hij hem teruggaf bij Don Rua te brengen. Vol nieuwsgierig-
heid trok hij dadelijk naar zijn kamer, opende een omslag en zag eerst
het blad van Don Bosco. Hij keek en las ad sex menses, dan bekeek hij al
de anderen en vond steeds ad annum. Dus alleen voor Don Bosco was de be-
voegdheid te mogen biechthoren vervallen in september. De opbruisende Don
Cagliero beefde van woede, maar bedwong zich en met niemand sprak hij er
over, behalve met Don Rua, die hij aanspoorde hierin te voorzien zonder
dat Don Bosco er lucht van had. Dan vertrok hij naar Amerika.
Don Rua zond toen Don Cibrario naar de Curie om er met kanunnik Zappa-
ta, de Vicaris-Generaal, over te spreken. Deze had nog maar pas het nieuws
gehoord of hij vloog uit: "Maar dit gaat niet" - zei hij, "dit gaat niet.
Dat zijn maatregelen die men tegen dronkenlappen neemt. Zeg maar aan Don
Bosco dat hij voortgaat met biechthoren, ik geef hem er de bevoegdheid
toe." Hij sprak aldus omdat in die dagen de Aartsbisschop, zoals we opmerk-
ten, ter gelegenheid van het bezoek van de missionarissen, zich buiten Tu-
rijn bevond. Don Rua, uiterst pijnlijk getroffen, ging er mee voort deze
hatelijkheid verborgen te houden tot, toen Don Bosco teruggekeerd was van zijn
reis in Ligurië met de missionarissen, het niet meer voorzichtig zou geweest
zijn nog verder te dralen. Maar anderzijds kwam het feest van Kerstmis na-
derbij en dan had Don Bosco veel biecht te horen en het zou een enorm schan-
daal verwekt hebben moest hij onvoorziens dit hebben nagelaten te doen zon-
der een zichtbare reden. Daarom zweeg Don Rua nog.
Intussen echter kwam er een oproep vanwege de Vicaris-Generaal zich
bij de Aartsbisschop aan te bieden. Don Rua ging er naartoe en zag dadelijk dat
Monseigneur geen rede wilde verstaan.
Waarom zijt U en niet Don Bosco gekomen? vroeg hij.
Omdat Don Bosco over niets ingelicht is, antwoordde Don Rua.
Ik heb opzettelijk een boodschapper gezonden - hernam de Aartsbis-
schop verontwaardigd - om deze brieven in handen van Don Bosco te dragen
met het bevel ze aan niemand anders te geven.
Die boodschapper - bemerkte Don Rua - die de omstandigheden van de
zaak niet kende, zal geen tijd hebben gehad te wachten en nadat hij aan de
secretaris de brieven had ter hand gesteld, is hij bij mij gekomen met al
de brieven waarvan hij meende dat ze niet vertrouwelijk waren. -
Monseigneur wou toen het blad van Don Bosco niet ondertekenen.
Het was echter nodig tot een oplossing te komen en deze kon nu niet
meer gevonden worden zonder Don Bosco in te lichten. Daags voor Kerstmis legde
de eerbiedwaardige Don Rua de zaak in Gods handen en maakte aan Don Bosco
bekend dat zijn bevoegdheid biecht te mogen horen sinds geruime tijd had opge-
houden.

38.4 Page 374

▲back to top


- XI/371 -
Don Bosco liet het feest voorbijgaan en dan schreef hij aan Monseig-
neur een van die brieven die enkel de heiligen kunnen schrijven en waarvan het
eigenhandig door hem geschreven stuk pas in onze handen is gekomen.
"
Excellentie,
"
Eerdaags voor Kerstmis heeft Don Rua mij mijn jurisdictiebrief
" getoond; vervallen sinds september. Omdat ik mij in de sacristie be-
" vond vol jonge internen en externen die wachtten om hun biecht te
" spreken, heb ik gedacht voor deze keer te mogen gebruik maken van
" een buitengewone bevoegdheid, mij door de Heilige Vader verleend,
" biecht te horen in bijzondere gevallen die mij om het even waar
" zouden overkomen. Vandaag echter heb ik ermee opgehouden en morgen
" vertrek ik uit Turijn om mij te onttrekken aan de verplichting te
" moeten antwoorden op de vragen die beginnen op te rijzen aangaande de
" werkelijkheid van dit feit.
"
Thans verzoek ik U ootmoedig deze bevoegdheid te willen ver-
" nieuwen om praatjes en schandalen te vermijden en zoals de genomen
" maatregel een gewichtig motief veronderstelt, zo ook is het én als
" eenvoudig priester én als overste van een congregatie die definitief
" door de Heilige Stoel werd goedgekeurd en waarvan ik met naam als
" overste werd aangesteld, dat ik U eerbiedig smeek mij dit motief te
" willen bekendmaken zowel voor mijn onderrichting als om mij te bete-
" ren van een of andere fout die mij zou bezwaren. Indien U echter
" zou oordelen deze beweegreden niet aan mij, maar liever aan Rome
" bekend te maken, dan zal ik U een nieuw en ootmoedig verzoek doen
" mij dit te willen meedelen om mij te verlossen uit een toestand,
" die, indien hij voor iedereen pijnlijk is, dit nog veel meer is voor
" een overste van een congregatie die met vele huizen in verbinding
" staat. Welk antwoord U mij ook zult gewaardigen te geven, verzoek
" ik U het te sturen aan het Oratorio, vanwaar men het onmiddellijk
" zal overmaken naar de plaats waar ik verblijf.
"
Ik heb de eer mij met verschuldigde achting en verering te
" betuigen van Uwe Excellentie
"
"
de aanhankelijke dienaar
" Turijn, 26 december 1875.
Priester Gio. Bosco.
Op de 27ste vertrok hij naar Borgo S. Martino. Het is heel waar-
schijnlijk dat hij daar de hele nacht in gebed doorbracht, vermits de jonge
geestelijke Nai die 's ochtends de opdracht kreeg de kamer weer in orde
te brengen, zag dat het bed onbeslapen was. Maar noch Don Nai, noch de
anderen in het Huis ontdekten zijn droevig geheim. Integendeel, Don Nai,
die het vele jaren nadien vernam, herinnert zich nog heel goed dat gedu-
rende dit verblijf Don Bosco niet enkel niet de minste ontdaanheid vertoon-
de maar zijn medebroeders zoals gewoonlijk ontving en zich met hen onder-
hield alsof hij aan niets anders ter wereld te denken had. Persoonlijk vond
de jonge geestelijke dat hij zo rustig was en geneigd tot schertsen zoals
iedere keer dat hij zich met hem onderhouden had. Een verschil in de hou-
ding van Don Bosco, indien dat er zou geweest zijn, zou zeker niet ontsnapt
zijn aan de aandacht van zijn zonen, welke zijn gewoonten door en door ken-
den.

38.5 Page 375

▲back to top


- XI/372 -
Niettemin was de directeur op de hoogte gebracht van de zaak. Wij die Don
Bonetti ook op kritieke ogenblikken benaderd hebben, de vurigheid van zijn
geest en de levendigheid van zijn openhartig gemoed kennen, zijn eigen-
lijk niet verrast geweest de hierna aangehaalde documenten aan te tref-
fen. Het zijn twee brieven, waarvan de eerste bestemd is voor kardinaal Anto-
nelli, staatssecretaris, de tweede voor de Heilige Vader.
"
Eminentie,
"
Uw goedheid welke ik reeds zo menigmaal mocht ervaren geeft mij de
" moed opnieuw tot U mijn toevlucht te nemen om een gunst te bekomen.
"
Ik smeek U eerbiedig U te willen gewaardigen de hierbijgevoegde
" brief te willen overhandigen aan de Heilige Vader, aan wie ik het no-
" dig heb mijn verdriet bekend te maken en zijn opperste hulp af te smeken.
"
Met vertrouwen op deze gunst dank ik U hiervoor van harte. Ik
" vraag aan de hemel dat hij U zou willen verlenen een "Zalig en Ge-
" lukkig Nieuwjaar." Ik verheug er mij in mij van Uwe Eminentie met
" hoge achting en diepe verering te kunnen betuigen
"
"
de nederige en eerbiedige dienaar
"
Priester Gio. Bonetti
"
Directeur van het Klein Seminarie
" Borgo S. Martino, 28 december 1875.
te Borgo S. Martino.
"
Heilige Vader,
"
Vooreerst vraag ik U vergiffenis, Heilige Vader, indien ik door
" deze brief nog wat bitterheid toevoeg aan Uw hart dat reeds zoveel
" bitterheid onderging. Ik hoop deze vergiffenis te zullen bekomen van
" Uw goed hart en ook omdat ik een zoon ben die op het toppunt van
" zijn verdriet troost komt zoeken bij de beste der Vaders, bij de
" Hoogste Overste van de Salesiaanse Congregatie, tot dewelke ik het geluk
" heb te behoren.
"
U zult maar al te goed op de hoogte zijn, Heilige Vader, van de ver-
" volging waaraan sedert verscheidene jaren, mijn overste, D. Giovanni
" Bosco, vanwege Zijne Excellentie de Aartsbisschop van Turijn, Mon-
" seigneur Lorenzo Gastaldi, bloot staat. Ik weet wel, en ik dank U
" hiervoor uit de grond van mijn hart, dat U reeds getracht hebt een
" einde te stellen aan deze ongeregeldheid en dat U hiervoor zeer
" aanzienlijke personages opdracht gegeven hebt, maar tot onze grote
" spijt beantwoordt de uitslag niet aan de hoop die wij gekoesterd
" hadden. Het blijkt, integendeel, dat de verbolgenheid van deze Pre-
" laat met de dag nog verschrikkelijker losbrandt en de jongste tijd
" is het zover gekomen dat hij het onnoemelijk besluit genomen heeft
" deze waardige priester te suspenderen biecht te horen in het Aarts-
" bisdom van Turijn. Uwe Heiligheid die ten volle de deugdzaamheid van
" mijn overste kent, kan zich best voorstellen of hij in staat zou
" zijn een misdrijf te begaan om een straf te verdienen die men slechts
" toepast op priesters die zeer grote ergernis geven.

38.6 Page 376

▲back to top


- XI/373 -
"
De arme Don Bosco lijdt met geduld en zelfs met kalmte maar
" zijn lichamelijke toestand moet er wel onder gebukt gaan en zijn geliefde
" zonen zien met grote smart hoe zijn gezondheid steeds meer geknakt
" wordt en hoe zijn zo kostbaar leven wegteert.
"
Heilige Vader, U zijt de zachtmoedigste maar op het gepaste
" ogenblik ook de sterkste van de Pausen. Vermits tot heden toe de zachtheid
" niet geholpen heeft, vraag ik U dat U in Uwe wijsheid en billijkheid meer
" doeltreffende maatregelen zoudt willen gebruiken die een einde zul
" len stellen aan dit kwaad. Ik verzoek U om deze genade op de feest-
" dag van de Heilige Onnozele Kinderen, op de geboortedag van de H.
" Franciscus van Sales, de roemrijke patroon van mijn Congregatie.
"
Misschien bega ik met deze brief een indiscrete daad tegenover U,
" Heilige Vader, maar, naast het feit dat de Salesiaanse Constituties aan
" hun leden toelaten aan de Paus van Rome te schrijven zelfs buiten de
" weet van hun oversten, bid en hoop ik dat U dit groot vertrouwen zult
" willen vergiffenis schenken wegens mijn uiterst bedroefd hart, we
" gens de vrees die mij kwelt ergernis en ontmoediging te zien ont-
" staan bij mijn medebroeders en wegens het zeer hevig gevoel van
" dankbaarheid dat ik heb tegenover Don Bosco, want, na God, ben ik
" alles aan deze onverge" lijkelijke man verschuldigd. Indien ik het
" zeer grote geluk heb mij te mogen bevinden onder de gedunde gelede-
" ren van uwe strijders, dan heb ik dat aan hem te danken. Twintig
" jaar geleden raapte hij mij op uit het stof, nam mij op in zijn Insti-
" tuut, zette mij aan tot studeren en vormde mij tot de priesterloop-
" baan. Aan hem ben ik het verschuldigd dat ik sinds tien jaar mij aan
" het hoofd bevind van tweehonderd jongens, die de Goddelijke Voorzie-
" nigheid ieder jaar verzamelt in dit college om de wetenschap samen
" met de godsdienst te leren en om eens ijverige priesters of ten min-
" ste goede christenen te worden. Kortom aan hem ben ik verschuldigd
" alles wat ik weet en alles wat ik ben.
"
Heilige Vader, ik stel zo een groot vertrouwen in U, dat zelfs
" in de huidige grote droefenis mijn hart zich verblijdt, wanneer ik er aan
" denk dat U niet zult toeven de wensen van mijn hart te verhoren en dat U
" een nieuwe blijk zult geven van Uwe opperste welwillendheid tegenover de
" Salesiaanse Congregatie, die er zich op beroemt U als Vader en Beschermer
" te hebben.
"
Ik maak van deze gunstige gelegenheid gebruik om aan Uwe Heiligheid
" een Zalig en Gelukkig Nieuwjaar te wensen met alle genaden waarnaar
" uw groot hart haakt en verzucht. Moge weldra voor U het uur komen
" van zegepraal, dat het uur zal zijn van de vrede en de rust voor de
" de Kerk waarvan U het Hoofd en de onfeilbare Meester zijt.
"
Ik werp mij neer aan de voeten van Uwe Heiligheid en betuig
" mij met diepe eerbied van U, Heilige Vader,
"
"
de nederige en aanhankelijke zoon
"
Priester Gio. Bonetti
" Borgo S. Martino,
Directeur van het Klein Seminarie
"
28 december 1875.
te Borgo S. Martino.
De kardinaal die reeds zovele blijken van achting voor Don Bosco had
gegeven, antwoordde met de grootst mogelijke bezorgdheid.

38.7 Page 377

▲back to top


- XI/374 -
"
Aan de doorluchtige Heer D. Gio. Bonetti,
"
Directeur van het College en Seminarie
"
van Sint-Carolus
"
Borgo S. Martino.
"
"
De brief die U mij met dit doel in Uw schrijven van 28 decem-
" ber laatstleden overhandigd hebt, heb ik zonder uitstel in de eer-
" biedwaardige handen van Zijne Heiligheid gegeven.
"
Terwijl ik U dit ter kennis breng dank ik U voor de wensen
" die U mij tegelijkertijd hebt toegezonden voor het nieuwe jaar en ik
" geef U de verzekering dat ik U dezelfde wensen toestuur voor alles
" wat tot Uw echt welzijn bijdraagt.
"
Uw dienaar
"
" Rome, 3 januari 1876.
C. C. Antonelli
In deze grote nood, moest Don Bosco wel denken aan zijn hoge bescher-
mer, kardinaal Berardi. Inderdaad, zodra hij de heilloze mededeling ontvan-
gen had, schreef hij hem en verzocht hem voor iedere gebeurlijkheid vanuit
Rome een universele jurisdictie om biecht horen te laten geworden. De uit-
gebreide bevoegdheid hem mondeling door de Paus vergund was iets dat wel zijn
geweten geruststelde maar dat van geen nut was voor het "forum externum".
De kardinaal antwoordde hem dadelijk met hoogstaande woorden van opbeuring:
"Uw aangename brief van de 25ste van de lopende maand, die ik gister-
avond vrij laat ontvangen heb, heeft mij heel zeker diep en onverwachts
getroffen en tevens met een diepe droefheid geslagen. Op dit ogenblik
bestaat er geen middel deze Ordinarius tot bedaren te brengen; zo zal het
uiterst moeilijk zijn rustig verder te kunnen optreden. Met het oog hierop
wilde ik, hoewel ik gisteren bij de Heilige Vader geweest ben, toch deze
ochtend opnieuw naar hem toe gaan, maar ik heb het niet gedaan bij de ge-
dachte dat Zijne Heiligheid moeilijk een beslissing zou kunnen treffen
zonder vooraf de beweegredenen te kennen waarom de Ordinarius hierboven
vermeld, besloten heeft een zo ernstige maatregel te nemen. Niettemin zal
ik hem bij de aanstaande audiëntie van zaterdag over de zaak in louter
academische zin spreken en misschien, indien het nodig is, zal ik u er
speciaal kennis van geven. Houd inmiddels goede moed en laat U niet ter-
neerdrukken door deze betreurenswaardige incidenten, want men merkt wel
dat de Heer U op de proef wil stellen en, anderzijds, staat het vast dat
crescit in adversis virtus." (1)
Met dit alles hebben wij toch de voldoening er te kunnen aan toevoegen
dat men niet ongevoelig bleef voor de ootmoed van Don Bosco. Ongetwijfeld
had men bemerkt dat men een vergissing begaan had, want men liet hem het
volgende schrijven:
(1) Brief van 28 december 1875.

38.8 Page 378

▲back to top


- XI/375 -
"
Zeer Eerwaarde Heer,
"
Zijne Excellentie de Aartsbisschop gelast mij U te schrijven
" dat hij uw brief van gisteren ontvangen heeft, en dat uw bevoegd-
" heid om biecht te horen verder doorgaat. Hij voegt er aan toe dat
" deze nooit zou onderbroken zijn indien op het gepaste ogenblik ge-
" daan was geworden wat men in dergelijke omstandigheden pleegt te doen.
"
Met alle eerbied verblijf ik
"
uw toegenegen dienaar
"
"
Kan. Chiuso, secretaris.
Twee dagen later liet hij aan Don Rua een ander briefje schrijven om
hem te zeggen "dat hij zo vlug mogelijk bij hem op het Aartsbisdom zou komen en
de jurisdictiebrief voor het biechthoren van de heer Don Bosco met zich
zou meebrengen" zeker om er een verbetering aan te brengen.
Maar nu moeten we ons een vraag stellen. Wat bedoelde Monseigneur met
die zin "indien op het gepaste ogenblik gedaan was geworden, wat men in
dergelijke gevallen pleegt te doen?" Welke waren die "dergelijke gevallen"?
Bedoelde hij de gevallen van het aanbieden van de jurisdictiebrief in de
Curie om hem te horen bevestigen of bedoelde hij gevallen waarin men zich
aan enige schuld had plichtig gemaakt? Wou hij dus Don Bosco berispen en
hem de oorzaak van het kwaad in de schoenen schuiven omdat hij niet meer
zorg had om de jurisdictiebrief te laten afhalen of omdat hij niet vooraf
zijn fout, we weten niet welke, erkende en herstelde? Het blijft een geheim.
Don Rua begaf zich de avond van de 29ste bij zijne Excellentie en ver-
schafte hem dan 's anderendaags per brief de inlichtingen welke hij gedu-
rende hun gesprek niet had kunnen geven, terwijl hij van de gelegenheid
gebruik maakte om enkele van zijn gevoelens uit te drukken. "Uiterst be-
droefd, schreef hij, wegens de breuk die uwe Excellentie van onze Con-
gregatie en vooral van zijn Stichter schijnt te verwijderen, ben ik ervan
overtuigd dat vele redenen, welke uwe Excellentie ertoe bewegen een on-
gunstige mening over ons te hebben en te menen dat wij U ongehoorzaam ge-
weest zijn of U gekrenkt hebben, zouden verdwijnen wanneer uwe Excellentie in
de gelegenheid gesteld werd een juiste uiteenzetting van de zaken te horen.
Wil me vergeven indien ik bij het spreken of het schrijven een minder eer-
biedig woord zou gebruikt hebben. Zeker, wanneer ik over onze beminde
Ov er st e minder gun stig hoor s pr ek en , dan v erdriet mij dat en voor zover
mijn gering persoontje iets waard is, neem ik zijn verdediging op mij vooral
wanneer ik bemerk of wanneer het mij toeschijnt dat de zaken onvoldoende gekend
zijn. Ik sta hem nu zovele jaren ter zijde, iedereen ziet hoeveel goed hij doet
en hoe de Heer zijn ondernemingen zegent. Ik zie ook dat de zaken die ons nogal
vreemd toeschijnen, wanneer ze door hem worden voorgesteld en geleid, goed verlo-
pen. Daaruit kan ik niets anders besluiten dan dat de Heer hem genade van staat
verleent. Dat wil zeggen, dat, wanneer God hem bestemd heeft om werken uit
te voeren door de Voorzienigheid gewild, God hem ruimschoots met zijn
hulp bijstaat om hem te doen slagen. Toch kan het gebeuren, wat ook bij
zovele andere heilige Stichters gebeurd is, dat hij zich in tegenstelling
bevindt met personen die in ieder opzicht eerbiedwaardig zijn. Dit zeg ik
omdat ik het gisteren gewaagd heb hem misschien met wat al te veel vuur te
verdedigen. Trouwens, zoals ik al zei, is het mijn bedoeling U nederig om ver-

38.9 Page 379

▲back to top


- XI/376 -
ontschuldiging te vragen, indien ik minder eerbiedig zou gesproken hebben
en ik hoop dat U mij dit in uw goedheid niet euvel zult duiden." Dat is de
taal van een heilige, die, zonder de rechtvaardigheid van de christelijke
liefde te willen scheiden, opstaat om een andere heilige te verdedigen die
zich in uiterst kiese omstandigheden bevindt. Men vergelijke nu deze
re ch ts chapen woord en met het oo rd ee l dat d e Or di nariu s erover vormt en
dat wij in hoofdstuk XI hebben aangehaald.
De maatregel was nu dus herroepen en Don Bosco voelde het als zijn
plicht zonder dralen kardinaal Berardi ervan in kennis te stellen.
Kardinaal Berardi zond hem de beperkte jurisdictiebrief - de bevoegd-
heid voor de gereserveerde gevallen wordt immers doorgaans niet door Rome
verleend - en haastte zich hem te antwoorden:
"
Geachte Heer D. Giovanni,
"
Niet voor gisteren ontving ik uw tweede lieve brief van de
" 29ste van de pas voorbije maand december, die mij het blijde nieuws
" bracht dat de maatregel, waarover wij het gehad hebben, herroepen
" werd. Deze melding heeft mij met een onmetelijk genoegen vervuld en
" heeft mij iedere stap hieromtrent doen stopzetten. Indien U het
" anders zou wensen, laat het mij dan dadelijk weten en dan zal ik het
" zodra mogelijk doen. In deze veronderstelling zal ik echter een meer
" gedetailleerd en nauwkeuriger relaas nodig hebben.
"
Intussen moet U de grootste voorzichtigheid en gereserveerdheid aan
" de dag leggen en wanneer ik het geluk zal hebben u weer te zien, zal
" ik U over deze zaak eens openhartig spreken. Het schijnt me inder-
" daad niet geschikt wat ik U wil meedelen toe te vertrouwen aan de
" posterijen die soms niet zeer nauwgezet zijn. Met dit inzicht beveel
" ik nogmaals mij en de mijnen aan uw gebeden aan en met gevoelens van
" hoogachting blijf ik
"
"
uw toegenegen dienaar
" Rome de 3de januari 1876.
G. C. Berardi.
Voor Don Bosco was het incident voorgoed gesloten, zo gesloten dat
hij er in de reeds aangehaalde Uiteenzetting aan de Heilige Congregatie
van het Concilie niets meer over gewaagt, omdat hij dit zeker als een
eenvoudig persoonlijk feit aanzag.
Als "een belachelijk feit" werd het integendeel betiteld door de leven-
dige stijl van Monseigneur Fratejacci, die alles van kardinaal Berardi
vernomen had. Om het hart van onze lezers op te beuren geven we hier
lezing van de brief van de vurige kanunnik. - "Inderdaad", gaat hij
verder, U moet lachen met die suspensie. Hier te Rome werd eveneens door
de Kardinaal-Vicaris de apostel van Rome, de heilige Philippus Neri, pro
tempore gesuspendeerd. Hij ontving de aanzegging hiervan met de baret in
de hand en zei: - Dat gaat goed. Nu zullen de mensen weten in wat een
goede huid ik steek. Allen hadden achting voor mij omdat ze mij niet ken-
den, maar nu zal iedereen wel weten welke gebreken Pater Philippus heeft. -
Dit licht en donker dient uitstekend om in het leven van de mensen de deugd beter

38.10 Page 380

▲back to top


- XI/377 -
te belichten. De schaduwen geven beter reliëf aan de luchten en aan de
figuren door een bekwaam penseel op de meest geprezen doeken geschilderd."(1)
Werkelijk over deze zaken lachen, dat was niets voor Don Bosco en be-
paalde uiterlijke manifestaties waarvan Sint-Philippus zoveel hield, la-
gen hem niet. De genade vervolmaakt de natuur maar heft ze niet op. Er
zijn bijkomende hoedanigheden waarin ze zich onderscheiden zoals de formae
mentis, aldus ook de formae sanctitatis. Heel anders dan erom te lachen
zal Don Bosco in een verslag, dat hij verplicht was aan te bieden aan kardinaal
Ferrieri, onderprefect van de Heilige Congregatie van de bisschoppen en re-
guliere geestelijken en dat we zullen lezen in het twaalfde boekdeel
wanneer hij over deze suspensie schrijft, vooral betreuren dat hij nog
niet weet, ongeveer één jaar nadien, wat er de reden van was.
Thans leven er nog betrouwbare getuigen, die ons zeggen dat de twijfel
over een of andere lasterlijke aanklacht betreffende een kiese zaak hem kwelde.
In de wereld van de geestelijkheid van Piëmont deed de roep over dit
geval wel zijn ronde. Inderdaad, op 30 januari kwam Monseigneur de bisschop
van Susa bij Don Bosco om inlichtingen in te winnen en, zoals hij zei, om
zich te troosten dat hij niet alleen was om plagerijen te moeten verduren.
Langzamerhand was het nieuws over de nieuwe aanval ook bekend ge-
raakt in de hogere kringen van de Congregatie. Daarom ondervroegen de
Directeurs Don Bosco hierover op de jaarlijkse bijeenkomst van 1876 bij ge-
legenheid van het feest van de H. Franciscus, maar buiten de zitting. Hij
antwoordde hen, onder meer: "Wat kunnen we eraan doen? ... (Te Rome) vreest
men dat een of andere buitensporigheid ... Rome wil hem niet tot nieuwe
verkeerde stappen drijven, dat wil ook ik niet en dat wil niemand. Het is
veel beter dat wij iets zouden verduren, het hoofd buigen en zwijgen." Ver-
duren, het hoofd buigen en zwijgen, ziedaar drie lichtende woorden bij deze
droevige wederwaardigheden.
Maar ook hierin vinden we een bewijs dat Don Bosco door de Voor-
zienigheid gezonden was om in de wereld een buitengewone zending te
vervullen. Sint-Jan van het Kruis schrijft: "Aan de overste van de kloos-
terfamilies schenkt God overvloedige en grote genaden in verhouding met
de bestemming die door de Voorzienigheid is weggelegd voor zijn geeste-
lijke nakomelingen, die geroepen zijn om zijn lering en zijn geest te er-
ven."(2) Welnu, de geestelijke nakomelingen van Don Bosco moesten in de
loop der tijden zeer vele zielen voor God winnen. Daarom verrijkte de
Heer hem met de schatten van zijn genade en liet hem aangroeien in vol-
maaktheid door middel van zwaar lijden, dat hem op het toppunt van de
heiligheid bracht en aan zijn Congregatie, waarin zijn geest voortleeft, een
grote uitbreiding bezorgde.
(1) Brief van 9 januari 1876.
(2) De levende vlam van de liefde, hoofdstuk 2, Milaan, Eucharistische Liga.

39 Pages 381-390

▲back to top


39.1 Page 381

▲back to top


- XI/378 -
H O O F D S T U K XXIII
SOMMIGE KRANTEN
Hoewel sommige kranten, thans dood en begraven, niet in het minst de
eer van Herostratos verdienen, zijn we nochtans de mening toegedaan dat
het niet ongepast is ze op te roepen voor een redde rationem. Want hun
eerloosheden, in plaats van de reputatie van Don Bosco te bezoedelen heb-
ben gediend om deze nog meer te doen schitteren, en daarom zullen wij ze
aan de wand spijkeren, getekend met het schandmerk van de lasteraars.
Als eerste viel hem aan la Pulce (de Vlo) een snertkrantje. Het is
niet te begrijpen hoe het ongestraft de meest achtenswaardige personen van
de stad met afschuwelijke beledigingen mocht aanvallen. Zijn nummer 5,
verschenen op zondag 17 januari 1875 is het non plus ultra van geweld en
brutaliteit. Het zijn scheldwoorden, die alleen kunnen uitgebraakt worden
door de bandeloze mond van een venijnig viswijf.
Het artikel heeft als titel "De gier van Valdocco". De hoedanigheden
van deze roofvogel bij uitstek, uitgelegd door drie auteurs in dierkunde,
bezorgen de bestanddelen om van Don Bosco een fysiek en moreel portret
te schetsen, dat hem zou doen rangschikken tussen da zogezegde geboren
misdadigers. Het doel van het artikel blijkt uit de laatste regels: "De
rechtbanken zullen weldra, in plaats van met zijn mirakels, zich met zijn
dievenstreken bezig te houden hebben. Hij heeft van de oude en stompzinni-
ge graaf Belletrutti een nalatenschap van ongeveer een half miljoen weten
buit te maken, terwijl deze een overlevende zoon heeft aan wie hij niets
heeft nagelaten!" Giftigheden van deze aard moesten hun boosaardig uit-
werksel hebben, want, zoals blijkt uit een document van onze archieven,
nog in 1918 achtte een ... beschroomd geweten het als zijn plicht bij een
hoge instantie juist deze bepaalde aanklacht aan te geven in meer bezadig-
de bewoordingen maar met gevoelens die weinig verschilden. Dit is een meer
dan voldoende beweegreden opdat de geschiedenis de zaak in haar juist licht zou
stellen.
Graaf Generaal Filippo Belletrutti van S. Biagio stierf op 17 septem-
ber 1873 en duidde als algemene erfgenaam en testamentuitvoerder Don Bosco
aan, "om" - zegt het eigenhandig geschreven testament - "hem te helpen bij
zijn vele werken van naastenliefde welke hij onderhoudt ten voordele van
de arme en verlaten kinderen."
Wanneer de wil van de overledene bekend was geworden, traden een
buitenechtelijke zoon van hem, genaamd Giuseppe Filippo Proton en twee van zijn
kleinkinderen op om het te bestrijden in hun hoedanigheden van erfgenamen-bloed-
verwanten. Ze legden tegen Don Bosco een aanklacht neer wegens het listig ver-

39.2 Page 382

▲back to top


- XI/379 -
krijgen ten zijnen voordele van een testament en wegens onbekwaamheid tot
erven omdat "hij in het testament werd aangeduid als hoofd van een Insti-
tuut dat niet aanwerven kan."
De rechtbank van Turijn sprak op 17 april 1874 een tussenvonnis uit
waarbij een nader onderzoek gelast werd. Toen tekende Don Bosco daartegen
hoger beroep aan. De twee kleinzonen, die zich ook tegen de buitenechte-
lijke of natuurlijke zoon keerden, stelden aan Don Bosco een minnelijke
schikking of een dading voor. Ongetwijfeld hadden deze heren niet meer
recht op de nalatenschap dan de natuurlijke zoon, maar, omdat het testa-
ment, benevens verschillende legaten ten voordele van de kleinkinderen en
van Proton, er een groot aantal bevatte ten voordele van kerken en kloos-
ters, scheen het aan Don Bosco een minder kwaad toe tot een overeenkomst in der
minne te komen.
Proton, daarover ingelicht, begon publiek Don Bosco te beledigen. Nu
moet men goed noteren dat hij vanaf 29 september 1862 bij gerechtelijke
akte tot een transactie gekomen was met graaf Belletrutti, luidens dewelke
hij toegaf niet het recht te hebben diens naam en familienaam te dragen,
zoals hij vroeger gedaan had, en dat hem niets anders toekwam dan de
strikt noodzakelijke alimentatie. Welnu, nadat deze ongelukkige op 10 okto-
ber 1874 Don Bosco ontmoet had in de Corso S. Maurizio te Turijn, viel hij
hem aan met een stortvloed van beledigingen en met zo luidruchtige bedreigingen,
dat enige cavaleriesoldaten die daar juist voorbijkwamen, toeliepen om hem
te weerhouden. Don Bosco was rustig gebleven en zette kalm zijn weg voort.
En hier halen wij graag het energieke en gezaghebbende woord van Monseig-
neur Gastaldi aan. Te Strambino, waar een van de kleinzonen woonde, was de be-
twisting over de nalatenschap van Belletrutti zo bekend geraakt, dat de
pastoor, Don Oglietti, erover schreef aan de Aartsbisschop die hem het vol-
gende antwoordde: "De personen vernoemd in uw laatste brief, die een ge-
ding hebben ingespannen tegen de testamentaire erfgenaam van Ridder Belle-
trutti, hebben niet het minste recht, krenken de "justitia commutativa" of
ruilrechtvaardigheid en zullen aan God rekenschap moeten geven over het
geld dat ze doen uitgeven en dat ze zo aan de waarde van de nalatenschap
on tt re kken. Ik ben volledig o p de hoogte van het pro en het contra van deze
zaak en ik herhaal dat ze ongelijk hebben. Daardoor besluit ik niet dat U ze
de absolutie in het sacrament van de biecht zou moeten weigeren, vermits
ze vertrouwen hebben gesteld in de raad van een geestelijke die als wijs
en ijverig bekend staat en dus zich als zijnde te goeder trouw mochten ach-
ten. Maar de leider van hun geweten of hun pastoor kan en moet, in de biecht-
stoel et extra, ze verwittigen van de onrechtvaardigheid welke ze begaan."(1)
Don Bosco oordeelde dus dat het beter was tot een akkoord te komen,
omdat, zoals de aangeboden memorie zegde: "het risico van de zaak groot
is." De transactie werd ondertekend op 10 januari 1875 en liet ten laste
van Don Bosco alleen de onkosten die betrekking hadden op de zaak met Proton.
Maar met Proton had de zaak geen verder gevolg. Hij erkende zijn ongelijk
en vroeg aan Don Bosco hem zo goed mogelijk te willen begunstigen. Don Rua be-
zorgde hem dan een betrekking bij de Basiliek van het Heilig Hart van
Montmartre in Parijs. Ze was voldoende voor zijn levensonderhoud. We bezitten in
(1) Brief van 26 november 1874.

39.3 Page 383

▲back to top


- XI/380 -
ons archief een van zijn brieven aan Don Rua gericht op 26 mei 1890, een
uiterst hartelijke brief, waarin hij hem zijn beste Vader en Weldoener
noemt en zich verheugd en trots verklaart hem aldus te kunnen noemen, ter-
wijl hij eraan toevoegt: "Het is voor mijn arm hart, dat zo geleden heeft
wegens het gebrek aan genegenheid van vaders- en moederszijde een zoete
troost in jou een echte vader en een machtige beschermer te hebben. Moge
je duizend maal gezegend zijn."
Een tweede krant die gedurende datzelfde jaar Don Bosco aanviel, was La
Nuova Torino. Op het titelblad stond er wel te lezen "Giornale industriale" nij-
verheidskrant), maar de tekst was doortrokken van antiklerikalisme. Het
nummer 65 van zaterdag 6 maart protesteerde in een artikel, dat we hier
laten volgen, tegen de oprichting van de kerk van Sint-Jan Evangelist.
Taal en stijl zijn de inhoud waardig.
DON BOSCO EN DE PROTESTANTEN
" De Eerwaarde Don Bosco die de eer heeft eens per maand met de Heer
" God een praatje te slaan en zijn naaste steeds met nieuwe omhalingen
" lastig te vallen, heeft besloten doorheen Turijn alle kerken te
" zaaien waarvan hij droomt.
" Op ieder ogenblik rijst er een op onder zijn bescherming en we zouden dat
" nog wel dulden, indien het een kunstmonument was, indien hij het met zijn
" geld deed en zonder iemand anders schade te berokkenen, maar het is
" juist het tegenovergestelde. Verontwaardigd dat er in Turijn een
" protestantse kerk bestaat heeft de ootmoedige Dienaar Gods, terwijl hij
" enige kerken aan het opbouwen is, zich in het hoofd gestoken er een
" op te richten juist naast de tempel van de protestanten en door
" links en rechts te intrigeren - we zeggen dit met weerzin - heeft
" hij een decreet van onteigening wegens openbaar nut bekomen tegen
" een katholieke eigenaar, die in de buurt woont.
"
Zijn er dan geen andere plaatsen meer om kerken te bouwen? Is
" het wel wijs twee verschillende bedehuizen het ene tegen het andere
" te plaatsen? Is alles wat we verhaald hebben wel rechtvaardig? In
" het jaar onzes Heren 1875 is het maar alleen te Turijn, waar de
" zwarte sekte nog overheerst, mogelijk, dat men een decreet van ont-
" eigening wegens openbaar nut kan bekomen tegen een protestant ten
" voordele van een intrigerende priester.
Vituperari ab iniquis laudari est. Laten we bondig het verhaal schrij-
ven van deze aangelegenheid. We zullen nalaten uit te weiden over zaken
reeds behandeld in het tiende boekdeel.
Op het punt met de werken aan te vangen, werd er vastgesteld dat, in-
dien aan het reeds verworven terrein, geen strook werd bijgevoegd de mooie
evenredigheid zou ontbroken hebben, daar het niet mogelijk was de voorge-
vel behoorlijk te doen uitgeven op de Viale del Re, thans Corso Vittorio Emanu-
ele II. Maar deze strook behoorde toe aan een protestant. Het contract was
bijna overeengekomen, toen de ministers van de Waldenzen, die de zaak ver-
nomen hadden, aan de eigenaar een vergoeding beloofden, wanneer hij de
zaak volledig overboord zou werpen. Toen deze dan samen met Don Bosco voor de
notaris verschenen was voor de ondertekening, weigerde hij de overeenkomst, die

39.4 Page 384

▲back to top


- XI/381 -
die reeds geformuleerd was, te ondertekenen, maar maakte aanspraak op
niet minder dan 135.000 lire voor een oppervlakte van slechts 350 vier-
kante meter. Een dergelijke buitensporige prijs had enkel als doel de ver-
nietiging van het contract te bekomen zoals de Waldenzen dat wensten.
Maar Don Bosco werd er niet radeloos bij. Hij legde een verzoek neer
bij de regering en vroeg dat de bouw van deze kerk openbaar werk zou ver-
klaard worden. De minister ondervroeg hierover de prefectuur en deze wend-
de zich tot het gemeentebestuur, dat een ongunstig advies gaf en beweerde
dat de tempel van de Waldenzen voldoende in de cultusbehoeften voorzag. Dan
werd de kwestie voor de Raad van State gebracht. Maar ook hier blies er
geen gunstige wind. De minister van openbare werken, Silvio Spaventa, had
aan de prefectuur en aan het gemeentebestuur van Turijn de verzekering ge-
geven dat hij nooit een gunstig advies zou geven. De Markies della Venaria
spande zich erg in om de Raadsleden naar de kant van de goede zaak te
trekken. Op de dag dat de kwestie definitief moest beslist worden, ver-
wachtte iedereen zich aan een verwerping, maar, door een zeer eigenaardig
toeval, was de stemming gunstig voor Don Bosco. De kerk van Sint-Jan Evan-
gelist werd aldus tot een openbaar werk verklaard waaruit volgde dat de
fameuze strook terrein gedwongen onteigend werd. Het decreet werd opgesteld
maar er waren twee jaar nodig vooraleer het aan de Koning ter onderteke-
ning aangeboden werd en hiervoor was zelfs de persoonlijke tussenkomst van Don
Bosco nodig.
Inderdaad, toen hij zich in februari 1875 naar Rome begeven had, zorg-
de hij, door bemiddeling van Minister Vigliani, voor het opzoeken van het
document dat dan eindelijk door de Koning ondertekend werd. Maar daarmee waren
de wederwaardigheden van het decreet nog niet voorbij. Het werd naar Turijn ge-
stuurd maar er verliepen weer drie maanden, zonder dat Don Bosco iets
vernam. Hij had echter door een bevriend persoon kennis gekregen van de
verzending. Hij wachtte tevergeefs de tijd die nodig was om het hem te
overhandigen, begaf zich dan bij de Prefect van de provincie en vroeg het
te publiceren. De Prefect antwoordde dat het nog niet toegekomen was.
En nochtans weet ik uit goede bron dat het opgestuurd werd, ant-
woordde Don Bosco.
- Van wie weet U dat?
Verontschuldig mij dat ik het U niet zeg. Wil zo goed zijn het na
te kijken en U zult merken dat het decreet er is. -
De Prefect roept de secretaris. Deze ontkent dat het decreet in de
Prefectuur zou toegekomen zijn. Don Bosco dringt aan en toont zich vol-
strekt zeker van zijn zaak. De secretaris, die dan met de rug tegen de
muur gedrongen staat, zegt dat hij eens zal gaan snuffelen tussen de pa-
pieren. Hij gaat weg, zoekt of doet alsof hij zoekt en komt terug met het
decreet, zeggende: - Kijk, het was er toch, maar het lag onder het stof
en ik had er niet op gelet. -
Eindelijk wordt het decreet gepubliceerd om aan de betrokken partij-
en gelegenheid te geven hun bezwaren te doen gelden. Er rijzen dan nieuwe
hindernissen wegens een groot aantal bewerkte stenen die op het te ontei-
genen terrein lagen. Voor het vervoer van die stenen eiste de eigenaar een
vrij hoog bedrag. Men diende zijn toevlucht te nemen tot deskundigen en,
na een bezoek ter plaatse, werd het terrein en het vervoer geschat op
ee n wa arde van 22.500 lire.

39.5 Page 385

▲back to top


- XI/382 -
Om aan deze geschiedenis een einde te maken, zullen we eraan toevoegen
wat later gebeurde. Don Bosco wou nadien van dezelfde eigenaar de rest
van het terrein kopen die nog ontbrak om het vierkant volledig te maken,
namelijk het eiland, waarop een zomerhuisje van de protestant stond. Op die
manier zou hij het Tehuis kunnen vergroten waarin hij de Zonen van Maria
zou kunnen onderbrengen. Hij stelde voor het dubbele te betalen van de
waarde van de grond. De eigenaar stemde ermee in en ook zijn familie was
tevreden. Maar de Waldenzen waren niet tevreden en stemden er niet mee
in. Ze hitsten de eigenaar op de prijs te verhogen. Don Bosco zou erin
berust hebben een offer te brengen, indien er van de andere kant geen kwa-
de wil geweest was. Toen de belanghebbende partijen zich de eerste maal in
de studie van de notaris moesten bevinden, was de eigenaar niet aanwezig.
Toen hij de tweede maal geroepen werd, verhoogde hij zijn aanspraken zo
buitensporig dat ingenieur Vigna, de zaakwaarnemer van Don Bosco, uit
zijn slof schoot, het ontwerp van het contract in stukken scheurde en uit-
riep: "Hier houdt men de mensen voor de gek!" - Maar toen werd de kerk
reeds opgebouwd voor de neus van de Waldenzen...
Ook de zeer liberale Opinione, tolk van de bewindsploeg, stelde in Don
Bosco belang. Gesticht te Florentië in 1859 en naar Rome overgebracht na
de bres in de Porta Pia, was het een van de dagbladen die meest invloed
hadden in de toenmalige politieke wereld. Het sprak met kwaadwilligheid over Don
Bosco, en dit op een manier die hem wel in opspraak kon brengen. Het moge
volstaan te zeggen dat het zich bemoeide met de betrekkingen tussen Don
Bosco en de Aartsbisschop van Turijn en nu juist niet om aan deze laatste
gelijk te geven. In het nummer 271 van dinsdag 5 oktober verscheen een cor-
respondentie uit Turijn, met als titel "klerikale onenigheden". - Er wer-
den over Don Bosco oprechte en zeer lofwaardige dingen gezegd: "In vele
bisdommen van Piëmont en van Ligurië sticht en onderhoudt de vrome en
onvermoeibare priester scholen, colleges en instituten. Zijn faam is zo
groot dat zij reeds de Atlantische Oceaan overschreden heeft en tot in de
verste streken van Zuid-Amerika geraakt is... Het is een feit dat Don
Bosco gevraagd werd er twee instituten voor katholiek onderricht te orga-
niseren, en er tevens te zorgen voor programma's en leermeesters. Don
Bosco heeft die opdracht aanvaard en op het ogenblik dat wij dit schrijven
is zij reeds grotendeels verwezenlijkt."
Daarna, ten gevolge van het eclectisch of liever verward agnosticis-
me dat eigen is aan de liberalen "herinneren de vroomheid en de werk-
zaamheid van de priester uit Turijn en de wonderbare vruchten die er reeds
aan ontsproten zijn" de correspondent aan een van de grote leiders van de
Duitse Piëtisten, wiens lof hij maakt, om eruit af te leiden dat "de katho-
lieke priester uit Turijn van de XIX eeuw niet achterwege wil blijven" bij de
protestant Franke van de XVII eeuw, waarbij hij erkent dat "tot op een
zeker punt hij erin slaagt." Inderdaad "zonder eigen kapitaal, zonder offi-
cieel gezag, kan de priester uit Turijn, alleen met de hulp van private schenkin-
gen kerken oprichten, scholen openen, tehuizen stichten, seminaries en colleges.
De kerk, het tehuis en de school van Valdocco alleen kosten heel wat meer
dan één miljoen. Er werd mij gezegd dat de leerlingen, die de scholen en
de instituten van Don Bosco bezoeken tot bij de 8.000 in aantal zijn. Het getal
is misschien overdreven maar het staat vast dat het aantal leerlingen zeer
aanzienlijk is. Don Bosco staat trouwens niet aan het einde van zijn loopbaan."

39.6 Page 386

▲back to top


- XI/383 -
De correspondent maakt er zich geen illusies over dat hij in dit geval
niet te maken heeft met een van die liberale priesters, weinig in aantal
weliswaar, die door het liberalisme gevleid werden en gebruikt als kostbare
hulptroepen in hun heimelijke en hardnekkige oorlog tegen de Paus. "Het
is wel overbodig erop te wijzen, - gaat hij verder - dat de vrome pries-
ter in zijn met welslagen bekroonde strijd tegen de ellende en de onwetend-
heid, voor alles de verdediging en de aangroei van het katholieke geloof
beoogt." Als bewijs voert hij zijn jongste onderneming aan "de stichting
van een bijzonder seminarie om aan de katholieke Kerk geschikte bedienaars
te verschaffen", waarmee hij zinspeelt op het werk van Maria, Hulp der Christe-
nen.
Hij echter beziet dit werk met het oog van de liberaal, die er zich
in verheugt te zien hoe iemand van de clerus zich weet aan te passen
aan de nieuwe wetgeving, die de kerkelijke vrijheden schendt. Don Bosco
vertrok daarbij echter van een zeer verschillend standpunt, namelijk goed
te scheppen uit het kwaad, liever dan zich uit te putten in een onvrucht-
bare strijd waarbij men in botsing kwam met een al te grote overmacht en
inmiddels alleen maar de voorwaarden van het godsdienstig leven in Italië
zou verslechten. "Begaafd met veel gezond verstand, zonder ijdele dromen,
gelooft Don Bosco niet dat de wet op de militaire dienstplicht maar een
voorbijgaande wolk is die het lichtste klerikale geblaas weldra zal kunnen
wegvegen. Daarom had juist zijn seminarie de bedoeling te voorzien in de
bijzondere omstandigheden door deze wet voor de katholieke clerus in het
leven geroepen. Met dit doel voor ogen moest het seminarie worden openge-
steld voor hen die het inzicht hadden zich te wijden aan het priesterschap
of aan de geestelijke dienst, na aan het vaderland hun bijdrage te hebben
betaald van de conscriptie en van de wapendienst. De Romeinse Curie beval
het plan van Don Bosco zeer aan en verleende het een breve." Op het einde
trekt de correspondent het koren naar zijn molen toe wanneer hij de li-
beralen uitnodigt "niet uit het oog te verliezen welke vorderingen deze
mensen (de klerikalen) gaan boeken in het belangrijkste deel van het sociale
leven, nl. de opvoeding van de jeugd, evenmin de durf en de volharding waarvan
ze blijk geven en de buitengewone middelen waarover ze beschikken." Dit
"niet uit het oog verliezen" in een orgaan dat de pap in de mond gaf aan
de overheersende partij is een eufemisme dat geen commentaar vergt om in
zijn werkelijke betekenis te worden begrepen. Wat nu volgt schijnt geen
hatelijke interpretatie toe te laten maar hier komt tot uiting het gezonde
verstand van wie hier schrijft en niet de geest die zijn partij in de be-
trekkingen met de Kerk bezielde. "De liberale partij moet een groot gedeelte
verwerpen en verwerpt een groot gedeelte van het onderricht dat gegeven wordt
in de scholen en de instituten van Don Bosco. Maar de vroomheid en de
werkzaamheid van deze man is waard te worden bewonderd en de liberalen
zouden er goed aan doen door zijn navolgers te worden in het belang van de
beschaving, de wetenschap en de vooruitgang."
Mocht hier alles bij blijven, dan zou men een oogje kunnen toedoen
maar het kwaad ligt hierin dat de correspondent uit Turijn, terwijl hij
Don Bosco prijst, gloeiende kogels afschiet tegen de Aartsbisschop van Tu-
rijn door hem voor te stellen als een despotisch tiran, die "in zijn bisdom
een harde en absolute heerschappij uitoefent... Alle priesters... moeten
zich neerbuigen voor alles wat hij wil. Een enkele priester heeft zich van
zijn wet vrijgemaakt. Het is de eerwaarde Don Bosco. Dit is een doorn die
het hart van Monseigneur Gastaldi scherp doorboort en hem niet met rust laat."

39.7 Page 387

▲back to top


- XI/384 -
Dan dringt hij door tot de kern van de vroegere en recente problemen en
stelt aan de ene kant de Ordinarius voor die niet wil weten "van vrijstel-
ling van het gezag en van de jurisdictie van de bisschop" noch van het
Werk van Maria, Hulp der Christenen, en aan de andere kant Don Bosco die
"in zijn zaken een kleine bisschop is" met een gezag "dat niet beperkt
is tot de muren van Turijn" en dat "zeer groot is te Rome zelf, bij de Paus
en een groot aantal Kardinalen en andere Prelaten": aldaar zoekt hij "de
meest geschikte plaatsen en kardinalen om zijn plannen te verwezenlijken."
Don Bosco betreurde erg dat deze ongelukkige verwarring begon behandeld
te worden als stof voor artikels in bladen van dat soort. De tegenstre-
vers van de Ordinarius gingen in de Curie de nieuwtjes opsporen en speel-
den ze tersluiks de journalisten in de hand, zoals men duidelijk in de
volgende jaren zal zien. Monseigneur zinspeelde op een ongelukkige bewe-
ring, vervat in dit artikel, toen hij aan kardinaal Bizzari schreef over
een krant, die er zich over verheugde "omdat Don Bosco de enige priester
was in staat aan de Aartsbisschop te weerstaan."(1) Wij zouden willen gelo-
ven dat hij aan Don Bosco niet het onrecht zal gedaan hebben te twijfelen
dat juist hij de eerste was een bitter verdriet te voelen over een oor-
de el d at tegelijke rtijd met d e wa ar heid ee n loopje nam en hem kwetste in
de meest delicate gevoelens van zijn hart.
Er was iets meer dan een week verlopen en een humoristisch blad van
Turijn, de Fischietto (Het Fluitje) gewoon niet alleen over alles te
fluiten, maar zich om niemand te bekreunen, liet zijn ondeugend gefluit
horen op een spotliedje met als titel "Dingen van de dag". Het zijn
zoutloze flauwigheden, het zijn grofheden maar het zijn ook insinuaties
die onder het strafwetboek vallen, zoals dat van "testamenten gaan oppik-
ken bij het bed van stervenden." Wie weet hoeveel mensen lazen in Turijn
deze jammerlijke onbeschaamdheden in het nummer van donderdag 14 oktober?
Men weet maar al te goed hoezeer de satirische pers verspreid is in de
grote steden en wat een greep ze heeft op de hoge en lage klassen van het
volk. Daarom doet het des te meer pijn de vlekkeloze naam van Don Bosco
zo schandelijk door de modder te zien sleuren.
Ma nella chiesa
Co' santi ed in taverna co'ghiottoni.(2)
(Maar in de kerk met de heiligen
En in de taveerne met de slokkerds).
De meute van de journalisten, die nu en dan tegen hem en zijn Werk losstormde,
verontrustte Don Bosco nooit. Uit wijsheid liet hij ze tegen de maan
aanblaffen maar het was ook uit medelijden. Er waren er die wilden te-
rugslaan maar hij liet het niet toe en vergenoegde zich met te zeggen: -
Och, laten we maar geduld hebben! Ook dit zal voorbijgaan. Waarom willen
die brave mensen het tegen Don Bosco aanpakken, die toch maar enkel
poogt hen goed te doen? Mogen wij hen hun zielen laten verliezen? Zonder
het te willen keren ze zich tegen het werk van God. Hij zal hun wel de wind uit
de zeilen weten te nemen.(3)
(1) Omdat hij het citaat uit zijn hoofd deed vergiste hij zich van dagblad: niet een blad van
Turijn maar de Opinione van Rome schreef in die zin.
(2) Dante, Hel, XXII, 14-5.
(3) Positio super introd. causae, Summarium, blz. 533, § 70.

39.8 Page 388

▲back to top


- XI/385 -
H O O F D S T U K XXIV
ENKELE BUITENGEWONE FEITEN
Voortdurend zijn feiten van bovennatuurlijke aard verstrengeld met het
leven van Don Bosco; nochtans voor het jaar 1875 zijn er weinige waar-
over ons iets bekend werd gemaakt. Wij zullen van die enkele feiten een
uiteenzetting geven, maar wij hebben alle reden om te veronderstellen dat
het aantal van deze welke men vergeten heeft veel talrijker zijn. Aan de
zaken welke wij zullen vertellen hecht men vanzelfsprekend eenvoudig ge-
loof zoals men dat pleegt te schenken aan menselijke verhalen die gesteund
zijn op achtenswaardige getuigenissen.
Op 27 maart stierf in het Oratorio een jongen genaamd Salvatore Pagani
van S. Giorgio Lomellina, leerling van Don Veronesi in de eerste klas van
het gymnasium. Don Bosco had aangekondigd dat tegen de eerstvolgende
oefening van de goede dood iemand zou opgehouden hebben te leven. Het was
de laatste dag van karnaval. Het sneeuwde. Bij het buitenkomen uit de kerk
nam ook Pagani zijn brood en zijn worst, omdat dit de dag was van voornoem-
de oefening. Enkele uren later werd hij ongesteld. Men zond een telegram
aan zijn vader, die rond middernacht toekwam, maar zijn zoon was reeds
overleden. Don Bernardo Vacchina is getuige van de voorzegging en van het
feit dat ze bewaarheid werd.
Toen Don Bosco uit Turijn vertrok om de missionarissen naar Genua te verge-
zellen, kwam samen met hem in de coupé de heer Cerrato van Asti, opzette-
lijk gekomen om bij de plechtigheid van het afscheid aanwezig te zijn.
Het was een heilig man, reeds van gevorderde leeftijd, groot weldoener
van het Oratorio. Hij had in zijn vaderland, daartoe aangezet door liefde
voor de Heer, een Piccola Casa gesticht dat geleek op het huis van Cot-
tolengo, toen dit zich in beginstadium bevond, maar hij had zusters nodig
die voor de goede gang van zaken moesten zorgen. Twee dagen te voren had hij te
Piacenza onderhandeld met de Dochters van de Heilige Anna, die hem goede
hoop hadden gegeven, zonder dat er echter iets besloten was geworden. Te
Turijn had hij zich aangeboden met een briefje van Don Bosco bij Pater
Anglesio, Overste van het Kleine Huis van de Goddelijke Voorzienigheid, om
van hem enkele religieuzen te krijgen. De Pater had hem uitgeleide gedaan
met een paar vriendelijke woorden zonder iets meer. Nu had hij zich al
neergezet in de coupé om terug te keren naar Asti, de locomotief was al
aan het fluiten voor het vertrek, toen onverwacht Don Bosco hem zegde:
"Stap af, stap af. Ga het bewijs halen bij Pater Anglesio, maak een einde
aan het geval." Cerrato gehoorzaamt, stapt af en heeft amper de tijd om
een voet op de grond te zetten en de trein vertrekt al. Hij is nog niet
buiten het station of hij ontmoet een heer die hem is komen opzoeken om hem een
briefje te overhandigen van Peter Anglesio met volgende tekst: "Kom, misschien

39.9 Page 389

▲back to top


- XI/386 -
kunnen we dadelijk alles in orde brengen betreffende de zaken, waarover
we gesproken hebben." Hij ging nog diezelfde avond naar Cottolengo, hoewel
het reeds negen uur was en in een oogwenk was de zaak beklonken. Iedereen
die in zijn plaats zou geweest zijn zou het woord van Don Bosco aan een hogere
verlichting hebben toegeschreven; hij meer dan allen.
Don Valentino Cassinis maakte deel uit van de expeditie. Op de dag
van het vertrek in het Oratorio voelde hij zich diep bedroefd en stond maar
in een hoekje te kijken. Toen Don Bosco daar voorbijkwam vroeg hij hem naar
de oorzaak. "Ik ben bedroefd", antwoordde hij, "omdat ik Don Bosco moet
verlaten en hem niet meer zien zal." Don Bosco troostte hem en zei: "Bes-
te Cassinis, wees gerust, we zullen elkaar nog weerzien. Ik geef je de
verzekering." - U zegt het maar om mij moed te geven. U zult niet naar Ame-
rika komen en ik zal misschien niet meer naar Italië terugkeren.
- Wees er zeker van, we zullen elkaar nog zien alvorens te sterven.
Don Bosco verzekert het jou, Don Bosco verzekert het jou!
Bij dit gesprek was Don Rua aanwezig.
Don Cassinis vertrok gerustgesteld. Hij verbleef ginds twaalf jaar,
tot in september 1887 Monseigneur Cagliero hem als gezel wou op een reis
naar Italië, zonder dat hij dit gevraagd had en hij was zelfs verbaasd over deze
beschikking.
Toen hij te Turijn was toegekomen de dag na het feest van de Onbevlekte
Ontvangenis en de eerste ontroering voorbij was, zei Don Bosco dadelijk aan
Don Cassinis, die het zich niet meer herinnerde: "Heb ik je niet gezegd dat
wij vooraleer te sterven elkaar nog zouden terugzien?" Don Cassinis her-
innerde het zich en kuste hem wenend van ontroering de hand.
Zijn gave van profetie openbaarde zich nog in een eigenaardige om-
standigheid. Costanza Cardetti, een meisje van vijftien jaar, had in haar
eigen huis een persoon die voortdurend haar deugd belaagde, namelijk haar
stiefvader. Dank zij de genade Gods kon ze steeds zijn aanvallen afweren,
maar het was haar onmogelijk zich te verwijderen van de plaats van het
gevaar. Toen ze de zaak aan haar biechtvader had bekend gemaakt, gaf deze
haar het bevel alles aan haar moeder te zeggen. Deze aanhoorde haar zon-
der een woord te zeggen en kwam dan zonder meer naar Turijn in 1875 om
raad te vragen bij Don Bosco.
Don Bosco gaf haar een medaille van Maria, Hulp der Christenen, en
zei: Overhandig deze medaille aan uw dochter, opdat ze haar om haar hals
zou hangen. Gedurende twee jaar en meer zal Onze-Lieve-Vrouw de genade niet
verlenen van deze persoon bevrijd te worden, maar ze zal een grotere genade
schenken, ze zal haar beschermen, zodat haar niets zal overkomen."
Gerustgesteld door de woorden van Don Bosco, keerde de goede moeder
terug naar huis, gaf de medaille aan haar dochter en verhaalde haar wat
Don Bosco haar gezegd had.
En inderdaad gedurende twee volle jaren, ondanks het feit dat de ver-
volging voortgezet werd en het gevaar vaak ernstig was, ontsnapte het meis-
je er altijd als bij mirakel aan. Toen twee jaar en acht dagen verstre-
ken waren zond dezelfde persoon, die over haar gezag had en haar nooit toegela-

39.10 Page 390

▲back to top


- XI/387 -
ten had buiten het huis te wonen, op de feestdag van Maria Tenhemelopne-
ming, haar weg om bestendig te gaan arbeiden op een plaats twaalf mijl vandaar
gelegen.
Het jonge meisje bedankte 0.-L.-Vrouw, liet het zich geen tweemaal
zeggen, haastte zich haar nieuwe bestemming te bereiken en verscheen nooit
meer thuis. Een tijdje nadien werd ze kloosterzuster in het klooster van
de Jozefienen van Cuneo, waar ze in 1903 nog leefde en steeds bereid was
onder eed de feiten te bevestigen welke wij verhaald hebben.
Zoals hij zaken in de toekomst voorspelde, zo ook las Don Bosco de
verborgen gedachten in de zielen. De twee gebeurtenissen die we thans zul-
len verhalen, gebeurden in 1875.
Priester D. Maurilio Mandillo, Overste van Bertolla (1) een klein dorp in
de buurt van Turijn, werd eens door Pater Carpignano van de orde van Sint-
Philippus Neri bij Don Bosco gestuurd om hem iets vertrouwelijk te vragen.
De priester, die veel in het klooster van Sint-Philippus Neri kwam en Don
Bosco nooit gezien had, ontmoette hem op de weg naar het Oratorio. Don
Bosco naderde hem en zonder hem de tijd te laten zijn mond te openen groet-
te hij hem bij zijn naam en zei: "U komt vanwege Pater Carpignano om me dit
en dat te vragen. Welnu, zeg aan de Pater dat die zaken zus en zo staan."
Nadat hij dit gezegd had, groette hij hem opnieuw en liet hem stom verbou-
wereerd staan, vermits niemand ter wereld aan Don Bosco dat had kunnen
zeggen waarover hij hem kwam raadplegen.
Dezelfde overste van Bertolla verhaalde het volgende feit. De Over-
ste van de Dochters van Liefde in Turijn lag ziek te bed, naar het schijnt
wegens een ernstige wonde aan haar been. Twee zusters begaven zich naar het
heiligdom van Maria, Hulp der Christenen, om ze aan te bevelen aan 0.-L.-
Vrouw, waar ze op het plein Don Bosco ontmoetten. Hij naderde hen, zei hen
wat ze waren komen doen en voegde er dan aan toe dat de Overste zou genezen
en nog lange tijd zou leven. En werkelijk ze leefde nog in 1902.(2)
Een kranig oudje van Borgo S. Martino, genaamd Pietro Cornelio, be-
waarde tot de laatste dag een levendig aandenken aan een feit, dat hij
nooit moe werd te herhalen en waarbij hij zijn verhaal onveranderlijk ein-
digde met het besluit: "En dit is zo waar als dat ik gedoopt ben." Het
feit gebeurde in 1875. Eens kwam Don Bosco door het dorp in gezelschap van
de pastoor en van een groot aantal mensen op straat gekomen om hem te zien,
toen een arme vrouw naderbij kwam en hem hartverscheurend vroeg haar te
willen zegenen. Sinds twee jaar waren haar benen stijf wegens een verlam-
ming en ze had zich daarheen laten dragen met de hoop dat Don Bosco haar
zou genezen. Don Bosco aanhoorde het geval, had medelijden met haar, gaf
haar zijn zegen en zei: "Zondag zult U naar de Mis gaan." En werkelijk,
de zondag daarop kon ze bewegen en naar de kerk gaan, volkomen genezen.(3)
(1) Tot onlangs heette het "Berthoulla".
(2) De Eeerwaarde Heer Mandillo leeft nu nog te Cava dei Tirreni, waar hij wegens zijn
ijver en zijn priestergeest zeer vereerd wordt.
(3) Al Beato Don Bosco (Aan de Zalige Don Bosco), Eerbetuiging van het College van Borgo
S. Martino, blz. 26, Casale Monferrato, Unione Tipografica Popolare, 1930.

40 Pages 391-400

▲back to top


40.1 Page 391

▲back to top


- XI/388 -
Een buitengewone genade, die niet dateert van 1875, maar die in 1875
ruchtbaar werd gemaakt, zullen we hier vermelden. Het jongetje Eugenio
Ricci van de baron des Ferres was met zijn broer Carlo en een kozijn aan
het spelen. Hij sprong over een kleine gracht maar hij verzwikte zijn voet,
viel en brak zijn been. Don Bosco die van de vrome jongen hield en door hem
bemind werd ging hem bezoeken. De zieke onthaalde hem uitbundig en Don Bosco zei
"met dat zachtmoedig, nederig en eerbiedwaardig aspect dat de harten ver-
blijdt en voor zich wint", om een uitdrukking te gebruiken van een niet ge-
noemde Jezuïet, die het feit verhaalt:
- Mijn beste, wat zou ik tevreden zijn indien je ook je ander been
gebroken had!
- Wat zegt U daar, Don Bosco?
- Wel ja, "vervolgde rustig de man Gods" dan zou je nog beter de
macht van 0.-L.-Vrouw die je wil genezen kunnen waarderen. Vooruit, schep
moed, stel je hoop in de allerheiligste Maagd. Op het einde van de maand
zal je op reis kunnen gaan. -
En zo was het, want hij moest zich dan naar het College van Sint-
Genoveva te Parijs begeven.(1)
Baron Carlo, zijn broer, vulde het verhaal van de jezuïet aan door te
bevestigen dat de geneesheren, dadelijk na de val, twijfelden of ze het
been niet zouden moeten afzetten, dat men dadelijk hierover aan Don Bosco
geschreven had die slechts na vier of vijf dagen gekomen was en dat, ten
gevolge van zijn zegen, de zieke zich op het ogenblik zelf wonderbaar ver-
licht gevoelde zo dat hij onmiddellijk of na zeer korte tijd van het bed kon
opstaan.
De Heer begunstigde zijn dienaar met genaden gratis datae opdat ze hem
zouden helpen bij het verspreiden van de goddelijke glorie en bij de red-
ding van de zielen. Deze genaden openbaarden ook aan allen zijn uitermate
grote heiligheid maar niettemin ontstond de faam van de heiligheid die hem
vergezelde, op de eerste plaats dank zij de deugden die men overal en al-
tijd in hem zag schitteren.
(1) Het leven van Eugenio Ricci van het Gezelschap van Jesus, geschreven door een pater van
hetzelfde gezelschap. Speirani, Turijn, 1875.

40.2 Page 392

▲back to top


- XI/389 -
HOOFDSTUK XXV
HET EINDE VAN HET JAAR
De laatste maand van het jaar, die begon in blijdschap om de gelukkige aan-
komst van de missionarissen en wegens de weldoende uitwerkselen van deze expedi-
tie zo binnen als buiten het Huis, eindigde in droefheid vooral door het geval van
de suspensie en roept ons nog eens terug naar het Oratorio om er in de intimiteit
van de huiselijke vrede het verhaal te beëindigen van zovele wederwaardigheden die
er ons zo dikwijls van verwijderd hebben. Eigenlijk hebben we niet veel meer te
vertellen maar als vergoeding zal Don Bosco lange tijd het woord voeren in termen
die op een halve eeuw en meer afstand ons steeds aangenaam en opportuun in de
oren klinken.
Door het feit dat de novicen afgescheiden waren van de rest van het Huis
en dat ze rechtstreeks afhankelijk van hun eigen oversten waren geworden,
deden ze niet meer mee aan al de gemeenschappelijke godsdienstige praktijken en
konden niet meer aanwezig zijn bij alle toespraken van Don Bosco. Daardoor
kwam het dat ze speciale onderrichtingen kregen, om in hen de Salesiaanse geest te
vormen. Aldus ging Don Bosco op 13 december naar de novicen toe om er een con-
ferentie te houden, waarin hij de kostbaarheid aantoonde van de roeping, hen aan-
leerde hoe ze bij twijfels zich moesten houden en enkele middelen suggereerde om
de roeping te bewaren. Een handschrift van de novicemeester, Don Giulio Barberis,
heeft ze voor ons onder volgende vorm bewaard.
"
Het is de eerste maal dat ik tot jullie kom spreken. Ik ben zeer
" tevreden dat ik mij nu en dan met jullie kan onderhouden en het ver-
" heugt me te zien dat alle novicen in het Oratorio hier rondom mij ver-
" zameld zijn en dat jullie hier alleen zijn. Zo kan ik iets zeggen dat
" voor jullie in het bijzonder geschikt is.
"
Wat zal ik deze avond zeggen? Kijk, ik zal eenvoudig enkele ge-
" dachten uitkiezen die mij voor jullie belangrijker toeschijnen en ik
" zal ze jullie uiteenzetten zonder te blijven stilstaan om er uitweidin-
" gen over te doen of om er een sermoen in regel over te willen houden.
"
Ik haal deze gedachten uit het evangelie van deze ochtend. Terwijl
" ik vanochtend in de Heilige Mis het Evangelie las, deden mij volgende
" woorden een ogenblik nadenken: Simile est regnum Dei homini negotia-
" tori quaerenti bonas margaritas et inventa una pretiosa, vadit,
" vendit omnia quae habet et emit illam. Het Rijk der Hemelen is ge-
" lijk aan een koopman op zoek naar parels en wanneer hij er een kost-
" bare gevonden heeft,

40.3 Page 393

▲back to top


- XI/390 -
" gaat hij heen, verkoopt alles en koopt die parel.
" Wat is die kostbare parel? Die kostbare parel heeft vele betekenis-
" sen. Zij kan de deugden in het algemeen betekenen. En welke is de
" kostbaarste parel die men ooit kan bezitten?
" Velen verstaan in het bijzonder onder deze kostbare parel het Geloof,
" vermits wanneer iemand het gevonden heeft hij gelukkig is en rijk
" omdat hij ermee het Rijks Gods kan verwerven. Voor jullie is een
" kostbare parel je kennis, welke jullie in ruime mate opgedaan heb-
" ben, zowel kennis in de letteren als in de godsdienst. Het is niet aan
" iedereen gegeven zoveel kennis op te doen, die jullie voor je ganse
" leven van heel groot nut kan zijn.
"
Nochtans wanneer ik met jonge lui spreek, dan vind ik geen ander
" parel die kostbaarder is dan het kennen van zijn eigen roeping.
" Jullie moeten echter noteren dat, wanneer er sprake van is een kost-
" bare parel te gaan zoeken en te bezitten, dit niet betekent dat men
" al de andere parels moet achterlaten. Neen, ik zeg dat deze parel zo
" kostbaar is dat wij ze met de grootste bezorgdheid moeten zoeken, omdat,
" wanneer wij deze hebben we er vele andere tegelijk zullen hebben. Ze
" kan niet alleen blijven, maar ze leidt ons naar de andere deugden
" toe, zodat men over haar werkelijk kan zeggen wat men in de Heilige
" Schrift leest: Venerunt mihi omnia bona pariter cum illa.
"
Wanneer het er voor een jongen op aankomt zijn roeping te
" kiezen, dan bevindt hij zich tegenover de wereld die hem duizend verlok-
" kingen aanbiedt. Wat al zaken bieden zich op die leeftijd voor de
" geest van de jongen aan! Enerzijds zou hij er willen van genieten,
" maar anderzijds is er de geneigdheid roem te behalen, de wil een
" loopbaan te maken in de studies, de dwaasheid veel te verdienen en
" rijk te willen worden. De duivel brengt hem dan nog voor de geest
" de eentonigheid van het kloosterleven, het misprijzen, de verstervin-
" gen, de onafgebroken gehoorzaamheid.
"
Hoe moet men het aan boord leggen met al die gedachten om
" een beslissing te nemen over zijn roeping?
"
Men moet doen zoals Sint-Ignatius en Sint-Franciscus Xaverius dat
" leerden, toen ze beiden nog student waren aan de Universiteit van Parijs.
"
Toen ze elkaar hadden leren kennen en Sint-Ignatius gezien had
" hoe zijn makker volkomen gehecht was aan de ijdelheid, aan de eer, aan de
" roem, zei hij hem: - Wat baat dat alles voor de eeuwigheid?
"
- Oh ! ik zal studeren, mijn diploma behalen, professor worden
" en, wie weet, mettertijd word ik nog eens professor aan de Sorbonne.
"
- Jawel, maar na je dood, zal je dan nog iets kunnen doen met dat
" alles? Wat zal er je van overblijven? Het leven is maar een adem-
" tocht, het duurt niet lang, de eeuwigheid eindigt nooit. Waarom ons
" zo bekommeren om hier op aarde enkele dagen te verschijnen en er niet aan
" denken ons een mooie plaats te bereiden in dat oord, waar wij de
" hele eeuwigheid zullen moeten blijven?
"
- Een gelijkaardig feit overkwam Sint-Philippus. Hij ontmoette een
" jongen, Francesco Zazzera... enz... enz... Ja, deze wereld is als een
" toneel in een theater: het is vlug voorbij.
"
Dus om over zijn roeping te beslissen moet men zich plaatsen
" op het standpunt van de dood, want van daaruit ziet men wat werkelijkheid
" is en wat ijdelheid.
"
We moeten ons echt voordeel kunnen zien, niet het voorbijgaan-
" de dat vervalt, maar het werkelijk en eeuwig voordeel. Wat is hij gelukkig

40.4 Page 394

▲back to top


- XI/391 -
" de jongeling die, ik kan het jullie niet verbergen, wanneer het erom
" gaat zijn eigen roeping te kennen, een heilige persoon aantreft die
" hem werkelijk weet te suggereren wat de Heer van hem verlangt, die
" erin gelukt de kwestie van zijn roeping te doen beschouwen van uit
" het ogenblik van zijn dood, die erin slaagt hem te doen inzien dat,
" wanneer hij zich vergist, dit voor hem een eeuwig kwaad betekent,
" die hem weet te doen nadenken over het "en dan"?
"
Tot heden toe heb ik verondersteld dat een jongeman, die
" zijn plannen maakt om fortuin, geluk, roem te bereiken, dit alles
" werkelijk verkrijgt en heb ik jullie gezegd dat, zelfs wanneer hij ze
" verkrijgt, ze een niets zijn. Maar bereikt iemand meestal in werkelijkheid
" wat hij zich voorgesteld heeft? Komt dit fortuin, die roem? Ik heb daarin
" te veel ervaring en ik kan jullie zeggen dat dit zelden voorkomt. Oh
" jawel, men denkt: na het afleggen van dat examen, na dat diploma,
" dan ben ik leraar en ga ik verdienen en veel verdienen! - Maar, zal
" je wel in dat examen slagen, beschik je wel over de nodige middelen om
" zover te geraken dat je een diploma behaalt? En als je een diploma
" hebt is het dan ook zeker dat je een plaats krijgt? Ik merk dat de
" plannen oneindig talrijk zijn, maar weinig zijn de plannen die wer-
" kelijkheid worden en terwijl alles ons schijnt toe te lachen, rij-
" zen er duizenden moeilijkheden op en doen alles ineenstorten.
"
Het is goed dat ik jullie een van die gevallen vertel. Het
" is geen oud geval, het is vandaag gebeurd. Een jongen die jaren geleden
" hier in het Oratorio verbleef, onderging dit leven als een last.
" Daarom smeedde hij duizend plannen en in de mening dat al zijn projecten
" in een oogwenk zouden verwezenlijkt worden, ging hij hier weg. Die
" jongen kwam me vandaag hulp vragen met veel aandrang, omdat de
" ellende waarin hij gevallen was hem aangedreven had tot daden die
" hem onteerden, zodat hij moest vluchten om niet in handen van het
" gerecht te vallen. Hij beweende de voorbije tijd en zei: "Zolang
" iemand hier teruggetrokken leeft, denkt hij dat daarbuiten God weet
" wat te vinden is, en buiten is er alleen maar bedrog, hinderlagen en
" ellende. Ik ben hier vertrokken met de hoop mijn lot te kunnen verbe-
" teren, ik had het doodgemakkelijk verschillende plannen op te sieren
" die mij rijk en machtig zouden maken, maar het is iets anders plan-
" nen te smeden en iets anders ze te kunnen uitvoeren. Ik heb alleen
" schande en ondergang gevonden, zowel voor mijn ziel als voor mijn
" lichaam.
"
Hier komen we tot het punt waar de moeilijkheden ontstaan.
" "En indien ik dat doel bereik? Wat zal ik dan voor altijd tevreden zijn,
" wat zal ik een gelukkig leven leiden!"
"
Hebben jullie ooit gelet op kinderen die zeep in het water hebben
" omgeroerd en er bellen laten uit komen? Het kind ziet de zeepbellen
" opstijgen, het is tevreden, klapt in zijn handjes, danst van vreugde. Het
" wil een parel grijpen en houdt in zijn hand alleen maar wat kleve-
" rig water over. - En toch was ze zo mooi! - Zeker, ze was heel mooi,
" vooral wanneer de zon erop scheen, namelijk wanneer ze zich tussen
" de zon en de waarnemer bevond. Zo mooi ook schijnen onze dromen en
" plannen. Welnu, wanneer jullie ze kunnen verwezenlijken, dan zullen
" ze maar wat modderig water blijken te zijn dat jullie handen bevuilt en
" niets meer.
"
Jullie hebben het reeds dikwijls horen herhalen het woord
" van Sint-Jacobus, de apostel: Mundus in maligno positus est totus. Gelo-

40.5 Page 395

▲back to top


- XI/392 -
" ven jullie maar niet dat het woord totus overdreven zou zijn. Eerst
" en vooral staat het in het Evangelie; en dan ... wat heeft de erva-
" ring het reeds bewezen !
"
Integendeel wie de wereld vaarwel zegt, haar verlaat, die vindt
" deze heel kostbare parel die de roeping tot het kloosterleven is.
" Laat hij maar alles verkopen om deze parel te kopen, want hij zal
" haar altijd goedkoop verwerven. Hierover zou iemand kunnen zeggen:
" "Ik heb mij op de goede weg begeven, ik ben gerust." Welnu, ik voeg
" daaraan toe: Je mag weten dat je in het kloosterleven niet enkel de
" vrede, de redding van je ziel zult vinden en ieder geestelijk goed,
" maar ook de tijdelijke goederen, welke je in de wereld niet gevonden
" hebt, zul je daar vinden.-
"
Laat me toe jullie ook dit te zeggen: ook wie wenst dat hem
" op deze aarde niets zou ontbreken, zelfs eer en roem, worde kloosterling
" maar een goede kloosterling. Ik zal jullie een dergelijk geval
" voorhouden van een persoon die afwezig is en jullie zullen deze
" waarheid met de hand kunnen raken. Nemen we bijvoorbeeld Don
" Cagliero. Laten we veronderstellen dat hij niet in onze Congregatie
" zou getreden zijn. Hij zou een goed priester, een ijverig geeste-
" lijke, een meester op de piano geworden zijn. Maar nee, hij ver-
" zaakte aan iedere aardse roem, trok zich tussen ons terug. Welnu,
" kijk nu toe: de roem die hij ontvluchtte heeft hem gevolgd en werd
" voor hem veel, veel groter zodat thans bijna alle kranten niet en-
" kel in Italië, maar ook in Frankrijk, Spanje, Duitsland, Engeland
" over hem spreken en hem betitelen als een uitstekende leraar op de
" piano, als musicus, ... als predikant voor plechtige gelegenheden...
" als professor in de godgeleerdheid... En indien hij niet in onze
" Congregatie getreden was dan zou hij zeker niets van dit alles gehad
" hebben.
"
Nemen we het geval van Gioia en Belmonte. De eerste zou een
" arme schoenlapper geworden zijn, de tweede een arme huisknecht. Ze
" hebben zich aan de Heer toegewijd en ook hen viel veel eer te beurt
" te Rome vanwege de Paus, de kardinalen, de monseigneurs en daarna wegens
" hun vertrek naar Amerika, wat al lof in alle kranten en vanwege alle
" goede mensen.
"
En ook wij zouden in de wereld arm geweest zijn. Wanneer ik thans
" ziek word, heb ik huizen, zomerverblijven, kastelen overal waar de
" lucht mij goed doet, met knechten overal, die goed en trouw zijn en
" gereed mij te dienen, zaken die zelfs de koningen niet hebben.
"
Wil ik jullie nu zeggen dat jullie kloosterlingen moet worden om
" roem, gerieflijkheid, rijkdom te verwerven? Helemaal niet. Maar ik heb
" jullie deze zaken gezegd en ik wens dat jullie ze goed in je geest
" inprent ofwel omdat je steeds meer de goedheid en de goedertierenheid van
" de Heer zou bewonderen, die het honderdvoudige geeft ook in deze
" wereld voor alles wat men voor Hem doet, ofwel, meer in het bijzonder,
" omdat wij ons midden in de wereld bevinden en gedwongen zijn te
" spreken met mensen van de wereld, die de andere redenen niet be-
" grijpen. Wij zouden ze kunnen overreden met deze redenen die be-
" trekking hebben op het eigenbelang en die hun redenen zijn.
"
Maar wij, voor welke beweegreden moeten wij kloosterlingen
" worden? Sint-Augustinus zegt tot de christenen: "Schenk aandacht aan
" Hem die ons roept!" Welnu, luisteren jullie naar de stem die je
" roept en die in de Heilige Schrift zegt: "Manete in vocatione, qua vocati
" estis." En hier is het wonderbaar dat de Heer niet zegt: "Ken of
" tracht je roeping te kennen." Neen, want het is niet zo moeilijk ze te

40.6 Page 396

▲back to top


- XI/393-
" kennen als men maar zijn oren niet sluit voor de stem van de Heer.
" Men dient alleen maar te zorgen voor deugd, goede werken of weten-
" schap die nodig zijn om deze roeping te steunen. Dan mogen we gerust
" zijn dat de Heer ze ons gemakkelijk zal laten kennen. Zelfs vanaf
" onze geboorte heeft Hij de zaken vooraf beschikt die er ons moeten
" toe leiden onze roeping, ons geroepen zijn te verwezenlijken.
"
Het schijnt me een ernstige vergissing te zijn te zeggen dat het
" moeilijk is zijn roeping te kennen. De Heer plaatst ons in omstandigheden
" welke van die aard zijn dat we enkel maar vooruit moeten gaan, dat
" we er enkel maar moeten aan beantwoorden. Het wordt moeilijk ze te
" kennen, wanneer men niet de wil heeft ze te volgen, wanneer men de
" eerste ingevingen verwerpt. Dan raakt de streng verward.
"
Iemand vangt ermee aan zijn roeping niet te volgen en dan
" weet hij het niet meer: het schijnt hem toe, het schijnt hem niet
" toe ...Men volge de eerste impuls van de genade en dan zullen de
" dingen een ander aspect krijgen. Kijk, wanneer iemand onbeslist is
" of hij, ja dan neen, kloosterling zal worden, dan zeg ik jullie
" ronduit dat die persoon de roeping had, ze niet dadelijk gevolgd
" heeft en zich nu in een zekere verwarring, in een zekere onbeslist-
" heid bevindt. Zeg hem maar dat hij zou bidden, dat hij raad zou vragen,
" maar zolang hij niet alles wegschopt en zich niet uitsluitend in Gods
" armen werpt, zolang zal hij altijd onrustig blijven. Veronderstel
" dat hij de beslissing neemt kloosterling te worden. Hij treedt in
" het klooster en op de slag eindigen al zijn ongerustheden. En
" waarom? Omdat hij eindelijk de stem van zijn hart die hem deze roeping
" oplegde gevolgd heeft.
"
Aldus schijnt me de raad van de Apostel Manete in vocatione qua
" vocati estis zeer duidelijk en natuurlijk te zijn. Omdat, wanneer de Heer
" bij ons het verlangen heeft doen ontstaan en ons tot dit punt ge
" leid heeft, namelijk ons de genade heeft geschonken reeds het verlan-
" gen dat Hij ons gegeven heeft gestalte te geven, dit een klaarblij-
" kelijk teken is dat Hij ons hier roept.
"
Iemand zal herhalen: "Maar ben ik dan werkelijk zeker dat ik
" geroepen ben om in de Congregatie te blijven?" Is niet juist daarom
" in alle Congregaties het noviciaat opgericht, opdat de novice in het jaar
" van zijn proeftijd zou inzien of hij tot dit leven door de Heer ge-
" roepen is en om aan de oversten de tijd te geven hem te kunnen kennen,
" raad te geven en te zeggen: "Kom jij maar bij ons, wij weten dat jij
" roeping hebt ofwel "Ga hier weg, want we hebben bemerkt dat gij de
" roeping niet hebt."
"
Op de eerste twijfel: "Heb ik werkelijk de roeping?" ant-
" woord ik: "Wie twijfelt daaraan?" Zeker heb je die. Dit zeg ik
" openlijk aan ieder in het bijzonder en in het algemeen aan allen. Zeker
" zijn jullie allen geroepen om de Heer te dienen in de Congregatie
" van de H. Franciscus van Sales en wie er niet aan beantwoordt, brengt
" zijn eeuwig heil in gevaar. Maar hoe dan? Er zijn twee beweegredenen.
" 1° Indien ik of je oversten enige twijfel zouden gehad hebben zou-
" den we je niet aanvaard hebben. Bijna iedere dag zijn er die vragen
" om te komen en in te treden en de oversten zien dat die iemand de
" vereiste voorwaarden niet vervult, namelijk dat hij de roeping niet heeft
" en ze aanvaarden hem niet. Indien jullie aanvaard zijn geworden dan
" is dit een teken dat jullie oversten, die hier door God geplaatst
" zijn om je te leiden en die reddere debent rationem pro animabus vestris

40.7 Page 397

▲back to top


- XI/394 -
" geweten hehben dat dit Gods wil was. "Maar" zal iemand zeggen: "Mis-
" schien handelt de overste in het belang van zijn eigen zaak?" Ge-
" loven jullie werkelijk dat de overste zijn eigen ziel wil verliezen
" en jullie ziel verraden om iemand meer in de Congregatie te hebben,
" iemand die, omdat hij door God niet geroepen is, in het Huis alleen
" maar last zal geven? Ook jullie zien in dat die veronderstelling niet
" zeer gelukkig is.
"
2° Indien de Heer jullie niet tot deze staat zou geroepen hebben,
" dan zou Hij jullie niet het verlicht verlangen hebben ingegeven
" over wat moest gedaan worden, noch de wil deze staat te omhelzen. Hij zou
" jullie niet in de omstandigheid geplaatst hebben je verlangen te kun-
" nen opvolgen. Hij zou je niet die vrede en dat genoegen hebben geschonken
" dat jullie ervaren hebben, wanneer jullie gehoord hebben dat jullie
" aanwaard waren. Menen jullie maar niet dat dit redenen zijn die
" weinig gewicht op de schaal leggen. Het zijn wezenlijke redenen.
" God is de meester van alle zaken, zoals Hij dit ook is van ieder van onze
" gedachten.
"
"Het is dus volstrekt zeker dat wij allen tot deze staat geroepen
" zijn." Ja, het is volstrekt zeker. Dit in twijfel te trekken zou
" erop neerkomen te twijfelen aan wat de Heer gedaan heeft of geacht heeft
" goed te hebben gedaan. Wezen jullie er dus allen gerust over en zeker van
" dat je roeping verzekerd is en dat, indien jullie de regel van de Congre-
" gatie volgen, de weg, die je recht naar de hemel voert, voor je openligt.
" Op de tweede geopperde twijfel: "Werd het noviciaat niet opgericht
" om tijd te geven de eigen roeping te kennen?" antwoord ik. Neen, het novi-
" ciaat werd niet om die reden opgericht. Ik meen dat wanneer iemand
" door een goede geest geleid is, namelijk wanneer zijn Directeur hem
" die raad heeft gegeven, en wanneer hij de oversten van de Congrega-
" tie niet bedriegt over zijn toestand, maar hen oprecht zijn hart
" opent, dat deze persoon, wanneer hij in het noviciaat treedt, reeds
" zeker zijn roeping heeft.
"
Maar het volstaat niet de roeping te hebben om in een Congregatie
" goed te doen, men moet ook de nodige krachten hebben om ernaar te
" leven. Er zijn er die de roeping hadden en ze niet dadelijk volgden
" en zich overgaven aan ondeugden, zich lieten leiden door hun slechte
" neigingen en zo het meesterschap gaven aan hun driften, die hen ti-
" ranniseerden en ze konden ze bijna niet meer meester worden. Het
" noviciaat werd ingesteld opdat de novice zijn krachten zou meten, of
" namelijk zijn zwakte speciaal veroorzaakt door het feit dat hij niet
" dadelijk zijn roeping heeft uitgevoerd, hem niet onbekwaam heeft ge-
" maakt tot dit heilig leven. Het werd ingesteld opdat de overste zou zien
" of de persoon werkelijk in zich de kracht, de deugd en de besliste wil
" heeft zijn roeping op te volgen.
"
Het noviciaat werd ingesteld opdat iedereen zich goed zou kunnen
" oefenen in de Regel en nadien met gemak en bereidheid zich van zijn
" plichten zou kunnen kwijten. Het noviciaat werd ingesteld opdat
" iedereen zich in de deugden zou sterken, opdat hij de onschuld van
" zijn doopsel opnieuw verworven door zijn kloosterprofessie niet op-
" nieuw zou verliezen door zijn nog levendige en onverstorven hartstochten.
"
Maar laten we nu veronderstellen dat er iets gebeurt wat vaak in
" alle kloosterorden gebeurt, namelijk dat iemand na een tijdje lang
" rustig en tevreden in het klooster geweest te zijn, er thans niet
" meer gewillig verblijft en redenen vindt om zijn beklag te doen. Hij kan

40.8 Page 398

▲back to top


- XI/395 -
" de warmte, de koude, het voedsel, de gehoorzaamheid niet verdragen; alles
" steekt hem tegen. Is dat een teken dat deze persoon niet de roeping had?
"
Noteren jullie vooreerst dat het waar is dat iemand die de Heer
" gaat dienen, niet altijd op rozen wandelt maar dorre boomstronken,
" distels en doornen vindt. De Heer heeft ons nooit gezegd: "Wie mij volgt
" zal op rozen wandelen." Integendeel, toen hij ons uitnodigde Hem te
" volgen zegde Hij ons: Si quis vult venire post me, abneget semetip-
" sum, tollat crucem suam. De Heer nodigt ons uit ons zelf te verloo-
" chenen en ons het kruis op de schouders te leggen. Dit wil zeggen
" dat, wanneer wij onze goddelijke Meester volgen, wij ons bereid moe-
" ten tonen ieder leed uit liefde voor Hem te dragen. En indien we te
" lijden hebben door warmte of koude of ongesteldheid en indien het
" voedsel of wat anders niet naar onze smaak is, dan moeten we uiterst
" tevreden zijn iets te kunnen lijden voor onze Jezus die voor ons
" heel wat meer geleden heeft. Maar Jezus Christus zelf, onze Godde-
" lijke Meester heeft ons te kennen gegeven dat de lasten ons niet
" zouden bespaard blijven en Hij heeft ons gezegd: "Wie nadien met
" Christus wil genieten, moet met Hem gekruisigd worden."
"
Wij moeten dus lijden en veel lijden, we moeten zelfs met
" Christus gekruisigd worden. Het kruis is zijn vaandel, het is zijn
" standaard. Wie het kruis niet wil volgen, is zijn waardige leerling niet.
" "Maar", zegt iemand, "de koude in deze streken, in dit seizoen! Maar
" dit voedsel en die drank zo schaars en helemaal niet smakelijk! Het
" ambt dat men mij opgedragen heeft! En dan de hele dag aan de arbeid
" zonder te kunnen uitrusten! Er zijn er anderen die minder te werken heb-
" ben dan ik, en als er nieuw werk komt, dan leggen ze het nog op mijn
" schouders! Dat alles begint dan wel zwaar te wegen."
"
Wel zeker, arme kerel, ik heb medelijden met jou, maar wat wil je
" toch in deze wereld doen, indien wat warmte, wat koude je de ziele-
" vrede doen verliezen? Hoe zal jij een volgeling van Jezus Christus kunnen
" zijn, indien je klaagt en treurt, omdat het eten helemaal niet naar je
" smaak is of omdat de bediening welke men jou gegeven heeft je wat
" zwaar lijkt? Laten we dikwijls mediteren over de gekruiste Jezus Chris-
" tus. Wanneer dergelijke gedachten bij ons opkomen, laten we dan het
" zware lijden dat Jezus voor ons verdroeg overwegen en nadien zullen
" we deze gehoorzaamheid niet meer zo zwaar vinden, wanneer we zien
" hoe Jezus gehoorzaam was usque ad mortem. De armoede zal ons niet
" meer tegensteken, wanneer we zien dat Jezus uit liefde voor deze
" armoede uiterst arm stierf op het kruis zonder zelfs iets te hebben om
" zich te bedekken.
"
Ondanks alles gebeurt het meermaals dat de duivel iemand gaat bele-
" geren en dat hij werkelijk tracht hem opzettelijk in de war te bren-
" gen. Hij begint met hem te zeggen: "Ook in de wereld zou je goed
" kunnen doen." Dan gaat hij hem influisteren dat het leven in het
" klooster hard is; daarna stelt hij het leven dat men buiten het
" klooster leidt als aanlokkelijk voor. Aldus met een beetje tegelijk
" blaast hij hem gedachten in van vrijheid, van wantrouwen, en gaat
" zo ver hem te doen twijfelen aan de ernst van zijn roeping tot hij
" hem zegt: "Jij bent werkelijk niet tot dit leven geroepen, want
" indien je daartoe geroepen zou zijn, dan zou je geruster zijn. In-
" dien de Heer je werkelijk had geroepen, dan zou jij van jouw kant niet
" zoveel moeilijkheid ondervinden en van de kant van God zou de genade
" overvloediger zijn." En zo ijverig werkt de duivel dat hij hem in
" ernstig gevaar brengt niet enkel zijn roeping maar ook de genade Gods
" en misschien zijn ziel te verliezen.

40.9 Page 399

▲back to top


- XI/396 -
"
Bij andere gelegenheden neemt de duivel de gestalte aan van
" de engel van het licht. "Het beschouwende leven zou misschien meer aan de
" Heer behagen. Hier doet men geen boetvaardigheid. Ik heb zovele
" slechte neigingen dat indien ik niet meer boetvaardigheid doe, ik zal
" moeten oppassen." Ook dat is een bekoring: manete in vocatione qua
" vocati estis.
"
Wat moet men dan doen bij die twijfels? Denk eraan dat wan-
" neer de duivel je tot dit punt zou kunnen brengen, hij op jou reeds
" veel invloed zou hebben; wanneer je dan verwaarloost de middelen te
" gebruiken, die ik je zal ingeven, verkeer jij in ernstig gevaar te
" bezwijken. Ik zal niets anders doen dan jullie uiteenzetten wat
" Sint-Alfonsus ons zegt naar het voorbeeld van andere heiligen en kerk-
" leraren.
"
Eerste grote raad: het geheim houden, namelijk met niemand
" spreken over je twijfel of over die bekoring, of over die halve
" zege die de duivel over jou behaald heeft. Om de liefde Gods, doe
" geen klachten bij je makkers. Ik zei jullie zo juist dat de roeping een
" kostbare parel is. Welnu, wanneer je er met de anderen over spreekt,
" dan gaat de duivel zich midden die fluistercampagne plaatsen en hij
" maakt er een slachting van die ik jullie zeker niet toewens. En
" weten jullie waarom ik aandring op het geheim houden? Omdat de Hei-
" lige Paus, Sint-Gregorius de Grote ons op deze manier vermaant: De-
" praedari desiderat, qui thesaurum publice portat in via. Welnu, de grote
" schat van de roeping verliest men, wanneer men hem overal bekend
" maakt. Dus zowel de roeping als de twijfel moeten geheim worden
" gehouden.
"
Tweede grote raad: wanneer jullie je aldus gejaagd gevoelen,
" nemen jullie dan geen beslissing. Hou goed voor ogen wat men leest bij
" Isaïas: non in commotione Dominus. De Heer heeft nooit zijn aandeel
" in de besluiten die men neemt, wanneer men zich aldus beroerd gevoeld.
"
Bid echter, bid veel. Denk aan de ijdelheid van de dingen van
" deze wereld, die met de dood voorbijgaan en neem dan een besluit
" vanuit het zicht op de dood. - Zul je op dat ogenblik tevreden zijn
" de Congregatie te hebben verlaten, niet in staat te zijn geweest
" dit ambt, deze gehoorzaamheid, deze versterving te verdragen?
"
Men nadere tot de Heilige Sacramenten. Het is met Jezus in
" het hart dat men moet beraadslagen. Ja, spreek er met Jezus over,
" zeg Hem wat je verlangt, of liever vraag Hem de sterkte en de vol-
" harding, maar spreek er helemaal niet over met je gezellen. Erover
" spreken schijnt mij toe als een moord begaan. Je brengt je eigen je
" ziel te gronde en vermoordt de ziel van je makker.
"
- Maar wat moeten we dan doen? Met niemand erover spreken, geen be-
" slissingen treffen wanneer wij ons in beroering voelen, dit niet
" doen, dat niet doen, en inmiddels raken we opgekropt, wanneer we
" niet mogen luchten wat we op het hart hebben. En zegt men niet door-
" gaans dat niets beter is om het hart te verlichten dan aan anderen
" de reden van onze droefheid bekend te maken?
"
Indien jullie mij aldus toespreken, luisteren jullie dan naar
" mijn derde raad. Met niemand erover spreken wil zeggen er niet over
" spreken met je makkers, er niet over spreken met iemand die je geen
" goede raad kan of wil geven. Ben je echter bang opgekropt te zitten? Doe
" het dan zo. Er zijn uw oversten, qui pro animabus vestris rationem sunt
" reddituri.
"
Ontstaat er enige twijfel? Er is de Directeur van de novicen. Aan
" hem mogen jullie het bekend maken, bij hem kunnen jullie je hart volledig

40.10 Page 400

▲back to top


- XI/397 -
" uitstorten. Ik ben hier ook nog, kom bij mij, zeg maar vrijuit en
" zonder vrees wat je beroert, want je zal steeds een liefderijke va-
" der, een trouwe raadsman vinden.
"
- En indien ik nu eens raad ging vragen bij iemand buiten het Huis?
" Indien ik bij mijn eigen pastoor ging, bij een priester bloedverwant,
" bij een kanunnik of iemand van dat slag? -
"
Luister nu goed: indien ik je dit zou aanraden, dan zou ik een heel
" ernstige dwaasheid begaan. Neen, ga geen raad vragen bij personen
" vreemd aan de Congregatie. Vooreerst zijn zij het niet welke door
" God werden aangesteld om jullie raad te verschaffen. Hiervoor zijn er en-
" kel je oversten, qui, ik herhaal het, pro animabus vestris rationem
" sunt reddituri. Op de tweede plaats, niettegenstaande heel wat theo-
" logische kennis en heiligheid, zijn ze doorgaans niet in staat je
" een raad te geven ofwel omdat ze het innerlijke van je ziel niet
" kennen, ofwel omdat ze niet begrijpen wat de Congregatie is, ofwel
" omdat ze vaak gedreven worden door motieven ingegeven door aardse,
" menselijke bekommernissen, door eigenbelang of door gevoelens van
" bloedverwantschap.
"
Houden jullie je dus aan deze uiterst belangrijke raad. Wan-
" neer enige twijfel zou oprijzen kom dan bij mij en, over het algemeen, ga
" bij je eigen overste. Hij is door God verlicht in de raad welke hij
" je geeft en je zal geen misslag begaan.
"
Wat ik echter wens dat jullie zouden doen wanneer jullie een raad
" van die aard komen vragen dat is dit. Je moet niet enkel zonder meer
" de twijfel of de bekoring uitleggen, maar eveneens onbevangen de
" oorzaak van die twijfel, het motief van die bekoring. Het volstaat niet
" te zeggen: "Bij mij is die twijfel over mijn roeping ontstaan", maar
" wel: "Die twijfel is bij mij opgerezen omdat het mij toeschijnt dat
" ik elders meer goed kan verrichten of omdat ik elders gemakkelijker
" mijn ziel zal kunnen redden, of omdat ik nog beter in de wereld kan
" leven."
"
Die redenen kunnen misschien waarachtig zijn, maar kom jij eens
" hier, jij die zegt dat je in de wereld beter zou kunnen leven. Zeg
" me eens: vooraleer jij bij ons gekomen bent, terwijl je in de wereld
" was, hoe heb je daar geleefd? - Oh ! ja, toen! ... maar nu ... - Maar
" nu? Geloof jij dat er in de wereld nu niet meer gevaren zijn dan er
" toen waren? Of geloof jij dat je thans zoveel sterker geworden bent tegen
" de verleidingen van de duivel, jij die uit zwakheid niet eens het
" kloosterleven kan verdragen?
"
Zeg liever die andere reden, die waarachtiger is: "Ik wil hier weg-
" gaan omdat dit geregelde leven mij drukt, omdat de gehoorzaamheid mij
" zwaar weegt, omdat de armoede mij zwaar weegt, kortom, omdat het mij
" aanstaat weg te gaan en ik ernaar verlang. Zeg het maar zo en de
" twijfel zal vlug verdreven zijn, namelijk het blijkt duidelijk dat
" er geen twijfel over je roeping bestaat maar dat jij ze verloren
" hebt, dat jij de roeping welke je bezat verloren hebt.
"
"Maar", zal de ene of de andere zeggen, "de enige reden waarom
" die twijfel bij mij ontstaan is, is dat ik er bijna zo goed als ze-
" ker van ben dat de Heer mij hier niet wil hebben omdat mijn ouders
" behoeftig zijn. Ik hou veel van hen, ik zie dat ik ze zou kunnen helpen
" wanneer ik bij hen blijf en ervoor zou kunnen zorgen dat ze het restje
" leven dat de Heer hun nog verleent wat minder ongemakkelijk kunnen
" doorbrengen. Trouwens zij zelf raden me aan terug bij hen te gaan."
"
Hier blijft me slechts over je geen andere raad te geven dan die
" van Sint-Thomas, die ronduit verklaart: "In negotio vocationis parentes

41 Pages 401-410

▲back to top


41.1 Page 401

▲back to top


- XI/398 -
" amici non sunt, sed inimici. Aan de tederheid welke je hebt voor je
" ouders, heb je reeds verzaakt wanneer je gevraagd hebt in de Congregatie
" te treden. Daar heb je God verkozen als je erfdeel, je liefde, je
" alles. God is dus je ouder voor je vader en je moeder. God is het
" die je geschapen heeft en ook je vader en je moeder en alle dingen
" en daarom is Hij de meester van alles. Wanneer Hij je roept dan ko-
" men moeder noch vader meer te pas.
"
Maar zou ik je aanraden je huis te ontvluchten, zoals zovele
" heiligen gedaan hebben, die ook op wonderbaarlijke wijze bij hun
" vlucht door de Heer geholpen werden? Dat raad ik je niet aan, maar
" vanaf het ogenblik dat je hier bent en ze je terug in de wereld zou-
" den willen doen terugkeren, dan zeg ik je ronduit, dat je niet ver-
" plicht bent te gehoorzamen, zelfs dat je verplicht bent van niet te
" gehoorzamen: Obedire magis oportet Deo quam hominibus.
"
"Maar", zegt me iemand, "wie zal aan hen denken wanneer ze in
" nood verkeren?" Onze Vader die in de hemel is zal aan hen denken.
" Hij die eraan denkt de vogels te kleden en te voeden denkt aan hen.
" Hij, die geen veldlelie of grassprietje laat vergaan indien Hij het
" aldus niet voorbeschikt heeft, denkt aan hen.
"
"Maar ik zou voor hen een weldoener kunnen vinden, ze wat op-
" monteren. Ik zou dan ook in het heilig ministerie werken om ervoor te
" zorgen dat ze van alles zouden voorzien zijn." Ben jij in de Con-
" gregatie getreden om geld te verdienen, wil jij dat men iemand in de
" Congregatie zou houden die op voordeel uit is? Indien iemand mij dit
" zou willen aanraden dan zou ik hem zeggen: Vade retro, Satana! Jij
" hebt je aan de Heer verkocht en jij moet trachten zielen te winnen
" voor de Heer. Zielen winnen, dat moet je enigste winst zijn.
"
Wat heeft deze ongeordende liefde voor de ouders reeds roepin-
" gen doen verliezen! Vaak ook verliest men al te veel de roeping gedurende
" de vakantie in die huizen waar niet een greintje gevaar schijnt te
" zijn, alleen omdat de genegenheid welke de ouders ons betonen te-
" weegbrengt dat wij bij hen blijven met de hoop hen te kunnen helpen
" of ook dat we priester worden buiten het klooster. Maar zij die zo
" priester worden zijn meer sjacheraars en kooplui dan priesters van
" Onze Heer Jezus Christus.
"
"
Nu komen we tot een ander punt, namelijk tot zaken die, buiten
" het geval waarop we reeds gewezen hebben, meestal de roeping doen verlie-
" zen en hier zal ik kort zijn.
"
Daar ik mij bijna steeds midden in de wereld moet bevinden. en
" daar ik dikwijls kloosters bezoek waar ik veel door kloosterlingen geraad-
" pleegd word, vind ik dat de andere motieven die meer dan alle anderen
" dienen om van het kloosterleven te verwijderen de volgende zijn: de gul-
" zigheid, weinig lust tot werken en de ontevredenheid veroorzaakt door
" het gemor.
"
1° Om de liefde Gods, maak je niet gewend slokkerig te zijn. Wees
" altijd tevreden met wat er op tafel komt, verlang niets meer. Als ik
" merk dat iemand een speciaal hapje neemt wanneer hij het kan hebben,
" en dat hij om er een te vinden wel een mijl ver zou gaan; als ik
" merk dat iemand een fles neemt wanneer hij ze kan hebben en het zich
" laat smaken, dan ga ik piekeren, als ik denk aan zijn volharding,
" omdat, zoals de meesters in de ascese het zeggen, gulzigheid en zui-
" verheid, en vooral wijn en zuiverheid nooit kunnen samengaan.

41.2 Page 402

▲back to top


- XI/399 -
"
2° Gewilligheid om te werken. Men zal zeggen: "Maar die of die
" arbeid steekt me tegen, weegt me zwaar!" - Juist daarin moeten we
" ons oefenen want het zijn deze voortdurende bezigheden, die ons
" onze roeping laten bewaren.
"
3° De Heilige Franciscus van Sales zegt dat wanneer een werk honderd
" facetten heeft, waarvan negenennegentig klaarblijkelijk slecht zijn
" en waarvan men één enkel in goede zin kan opvatten, men het werk in
" die zin moet nemen en nooit morren of kritiek uitoefenen.
"
"
Zorg ervoor, mijn beste zonen, de dingen in praktijk te stellen die
" mij deze ochtend door het lezen van het Evangelie voor de geest kwamen.
" Indien jullie dat doen, zullen jullie de echte tevredenheid kennen,
" de echte vrede van het hart. Jullie zullen ook veel goed doen aan
" jezelf en aan de zielen van de evennaasten. Vermits het de schijn
" heeft dat God ons op een heel bijzondere manier wil zegenen, laten
" we er dan voor zorgen deze zegeningen van de Heer waardig te worden
" door alles te doen wat we kunnen om ons hart met mooie deugden te
" sieren en door onafgebroken te werken steeds tot meerdere glorie van God.
"
Moge men zeggen dat, overal waar zich een zoon van de H. Fran-
" ciscus bevindt er een licht is dat schittert over allen die het omringen,
" een warmte die de liefde tot God aanwakkert bij allen die met ons
" contact hebben, een korreltje zout van die eeuwige Wijsheid die
" dient om allen in het goede te kruiden, te bewaren en te sterken.
"
Lezen jullie de zaken welke ik zojuist zegde in het begin van
" onze Regel, waar ze bijna allen, bondig worden aangeduid. Jullie
" Directeur kan ze dan nog eens verklaren een beetje ineens en meer uitvoe-
" rig.
"
Wie moeilijkheden ondervindt, kome met mij spreken. Mocht er
" nu nog een of andere medebroeder zijn die zou willen spreken over
" zaken waarover wij het gehad hebben, dan zal er onmiddellijk iemand
" zijn om hem goede raad te geven.
"
Wanneer we zo handelen, zullen we nu gelukkig zijn en ook de
" hele eeuwigheid. Jullie zullen gezegend worden en de hele Congrega-
" tie: allen die er nu zijn en de Huizen die nog zullen geopend worden
" en de personen die zullen komen.
Bij het naderen van het heilige kerstfeest ontving Don Bosco vanwege
de zo verdienstelijke kardinaal Berardi, samen met zijn gelukwensen, ook
een mededeling die ietwat de bitterheid moest verzoeten hem aangedaan door
de onoverkomelijke moeilijkheden om de gunsten te bekomen waarover wij ge-
sproken hebben in hoofdstuk XXI. "Het is me een genoegen" schreef de
kardinaal (1) "u mee te delen, dat het zowel voor mij als voor de Heilige
Vader een grote troost geweest is alles te vernemen wat u gedaan hebt en
nog doet voor het welzijn van onze heilige godsdienst te Nice en te Bor-
dighera. Hij zegent uit ganser harte uw nieuwe onderneming en vertrouwt
erop dat de Heer in zijn oneindige barmhartigheid u overvloedige vruchten zal
laten oogsten."
(1) Brief van 17 december 1875.

41.3 Page 403

▲back to top


- XI/400 -
Het feest van Kerstmis, voorbereid door een indrukwekkende noveen,
verspreidde in het Oratorio altijd een mystieke blijdschap welke haar
hoogtepunt bereikte in de middernachtdienst. De kerk was prachtig versierd
en verlicht. Don Bosco zong de Mis met assistentie van Don Bologna en Don
Cipriano. Hun namen staan opgetekend in de kroniek omdat de priesters vurig
begeerden bij deze gelegenheid het ambt van diaken of subdiaken te mogen
uitoefenen en omdat zij die door Don Bosco hiertoe waren uitgekozen zich
bijna waardig achtten in de geschiedenis een plaats in te nemen.
Don Bosco deelde de heilige Communie uit aan al de leden van de klei-
ne clerus en aan de jonge geestelijken, terwijl twee priesters de communie
uitreikten aan de jongens en de gelovigen, waarbij ze elk langs de helft van de
communiebank over en weer gingen. Tegelijkertijd waren er twee koren van
zangers die om de beurt zongen en hun stemmen vanuit twee tegenoverliggende
uiteinden, namelijk het doksaal en de apsis, in elkaar strengelden. In de
notulen van het plaatselijk kapittel leest men onder de datum van 26 decem-
ber dat "door het volk gedrongen werd" bij het naderen tot de Heilige
Tafel, zodat men er ging aan denken voor de toekomst de toegang te vergemakke-
lijken.
Na het eindigen van de ceremonie, aten de jongens de gebruikelijke busecca
(gedroogde worst) en gingen dan ter ruste. Ook de busecca is nu nog maar
een verre herinnering in het Oratorio. "Zwaar, grof en onverteerbaar
voedsel" wordt het betiteld door Alfredo Panzini in zijn Dizionario moderno
(Modern woordenboek) maar toch voelt hij zich verplicht eraan toe te voegen
"dat de mensen van Milaan er zeer op verlekkerd zijn, armen en rijken ede-
len en plebejers, dames van de adel en volksvrouwen." Hij zegt ook dat dit
voedsel "in deze stad, waar nochtans vele zaken veranderen, een traditie
blijft." Ook te Turijn hield men ervan en Don Bosco, die de volkssmaak
heel goed kende, wist op tijd en stond het te doen opdienen voor zijn
eigen doeleinden, zodat hij de tevredenheid van zijn knapen kon verzoenen
met zijn economische mogelijkheden.
Bij die plechtige mis had een incident plaats, waarvan de herinne-
ring heden nog de lachlust opwekt bij de zeldzame overblijvenden van de
oorgetuigen. Toen de diaken het Ite missa est zong, liet hij op de J. van
ite de muzieknoten krullen, in een stijgen en dalen dat hem de wijs deed
verliezen. De subdiaken zei hem in een Piëmontees dialect voor de gele-
genheid gebruikt dat hij er moest mee ophouden. De assistenten die in het
begin verschrikt waren, begonnen te lachen. Don Bosco, rustig en gelaten
herhaalde nu en dan op een smekende toon aan de zanger die het spoor
bijster was: "Hou er mee op, Don Bologna, hou er mee op!" - Maar deze ging
er onverschrokken mee door tot het onwaarschijnlijke toe. Men kan zich wel
voorstellen tot welk commentaar die grap aanleiding gaf. Toen de avond
genaderd was werd er in aanwezigheid van Don Bosco over het feit verteld.
Hij liet de anderen hun gang maar gaan maar vertelde dan op het goede ogen-
blik een geval dat hem zelf overkomen was. Eens moest hij in de kerk zingen
maar herinnerde zich de juiste intonatie niet meer. Dan nam hij de eerste de
beste toon en trok zich uit de slag met enkele muzieknoten van eigen vinding.
Nadien wachtte hij op de opmerkingen van de pastoor, maar die prees hem en
gaf hem de verzekering dat hij zelf het er niet zo goed zou afgebracht
hebben. De moraal van de fabel was duidelijk: steek je maar in andermans
kleren om hem goed te begrijpen.

41.4 Page 404

▲back to top


- XI/401 -
Op de laatste dag van het jaar gaf Don Bosco zijn nieuwjaarswens aan
de hele communiteit, verzameld voor het avondgebed in de grote spreekzaal
die haar ingang had op de eerste verdieping van het vooruitspringende ge-
bouw waarin de kamers van Don Bosco waren. De jongens ontvingen hem onder
luid applaus en "leve"-geroep. Omdat ze niet wisten op te houden deed
hij een teken met de hand en zei: "Het zal goed zijn wat stil te zijn,
als jullie willen horen wat ik jullie zeggen zal. - Dadelijk werd het
heel stil. Toen begon hij:
"
Wij zijn hier allen samengekomen om vaarwel te zeggen aan het
" jaar dat bijna voorbij is. Binnen enkele uren slaat het einde van het jaar
" 1875 en dit jaar komt niet meer terug. Er zullen nog vele andere en
" weer andere jaren komen, maar het jaar 1875 komt niet terug. Het zal
" zich gaan verbergen in de eeuwigheid en we zullen er slechts een
" zwakke herinnering van meedragen. Al is het jaar 1875 niet meer in
" onze handen, we hebben toch een jaar meer dat op onze schouders komt
" drukken en een jaar minder te leven. Dit is de laatste maal dat Don
" Bosco tot je spreekt en je begroet in dit jaar en het is mogelijk dat
" volgend jaar, op deze plaats en op deze zelfde dag een ander in mijn
" plaats komt spreken. "Maar" zullen jullie zeggen "Don Bosco, waar is
" hij dan naartoe gegaan?" "Don Bosco"? zal men jullie antwoorden,
" "Don Bosco is reeds in de eeuwigheid en we zullen hem op deze aarde
" niet meer terugzien." Maar overlopen we eens in onze herinnering de
" gebeurtenissen die elkaar tot heden toe hebben opgevolgd. Laten we
" ons even omdraaien en ons leven dat wegvlucht bezien en de dood die
" ons nadert met de zeis in de hand. Wat zien we? We zien ontelbare
" genaden, weldaden ontvangen van de Heer en van de Allerheiligste
" Maagd, we zien de goede werken die we gedaan hebben, de deugden
" waarin we het meest uitblinken. We zien zovele mooie zaken maar ook
" niet mooie zaken moeten we zien, namelijk de zonden, de tekortko-
" mingen, de ongehoorzaamheden, de beledigingen welke we Jezus en Ma-
" ria aandeden. Niet alleen dat zien we. We zien nog talrijke vrien-
" den, talrijke broers die verleden jaar hier met ons waren, op deze
" zelfde plaats en er nu niet meer zijn. We zien dat ze ontbreken.
" Ze zijn naar de eeuwigheid gegaan. Er zijn inderdaad vele sterfge-
" vallen geweest in dit jaar 1875. De jonge Bartolomeo Collo, Pietro
" Cotta, de oude bakker Giacomo Para, Lanteri, de cl. Defendente Bar-
" beris (niet Giulio, die hier bij ons is), Pagani, Perini, Falletti,
" waarvan verschillende geprofest, studenten of coadjuteurs waren. Maar
" het zij dan zoals het is, zij stierven en wij weten er niets meer
" over. Alleen God weet waar zij zich bevinden. We mogen echter hoop
" hebben want allen ontvingen ze de heilige Sacramenten, dit wil zeg-
" gen: ze biechtten en communiceerden en volgens de berichten welke we
" ontvingen over hen die niet hier gestorven zijn, kunnen we afleiden
" dat ze allen als goede christenen geleefd hebben en dat ze thans met
" de Heer gelukkig zijn. En voor het volgende jaar? Wie weet of van al
" die nu hier zijn het volgende jaar er geen zal ontbreken die dan
" moet geteld worden bij het getal van wie er niet meer zijn? Het
" staat vast dat we over een jaar niet meer allemaal in leven zullen
" zijn. Ik zeg niet wie, maar meer dan een van de aanwezigen zal er
" niet meer zijn. En om dit te bevestigen is het niet nodig een pro-
" feet te zijn. We zien dat het er alle jaren aldus aan toegaat en dat
" verschillende van de onzen naar de eeuwigheid vertrekken. God alleen weet

41.5 Page 405

▲back to top


- XI/402 -
" het. Wij kunnen er zelfs niet zeker van zijn dat we nog deze vier
" uren die aan het einde van het jaar ontbreken zullen leven, en nog
" veel minder kunnen we verzekerd zijn over het einde van het jaar 1876.
"
Maar onze gezellen die naar de eeuwigheid gingen en die hier niet
" meer zijn, het schijnt me toe dat ze staan te luisteren naar wat ik
" jullie ga uiteenzetten en dat ze zeggen: "Maar Don Bosco, verleden
" jaar hebt U ons ook zovele dingen gezegd. Thans spreekt U over ons,
" maar... zou het niet beter zijn een gebed te storten om voor onze
" ziel ten beste te spreken?"
"
Dat zullen we dan ook doen voor het heil van hun ziel, opdat zij
" die nog niet in het Paradijs zouden zijn, er vlug zouden mogen inko-
" men. Daarom zullen we een Onzevader en een Weesgegroet bidden met
" een Ere zij de Vader. Naast dit, zullen we hetzelfde gebed bidden voor
" hen die nog dit jaar dit tranendal moeten verlaten om hun eeuwigheid
" in te gaan. En welke eeuwigheid zullen ze zich verdienen? Laat ons bereid
" zijn.
"
Nu we het verlopen jaar wat besproken hebben, meen ik dat het be-
" ter zijn zal enkele richtlijnen te geven over de manier waarop wij
" het volgend jaar in de vrede des Heren zullen kunnen doorbrengen. Al
" mijn raadgevingen kunnen worden samengevat in deze nieuwjaarswens
" welke ik jullie toestuur: één zaak te doen en twee vrienden te heb-
" ben. Breng deze adviezen in praktijk niet voor een maand maar voor geheel
" het jaar.
"
Twee moeten jullie beste en meest genegen vrienden zijn, een
" vriend die je moet raadplegen en een vriend met wie je omgang moet
" hebben. Ik bied jullie op de eerste plaats een vriend aan die je
" moet raadplegen, die je altijd moet volgen, die je altijd bij je
" moet hebben, een vriend die op iedere plaats onafscheidelijk bij je
" moet zijn, in iedere omstandigheid, op ieder ogenblik en die je heel
" lief moet zijn: die vriend is het goede voorbeeld. En dit kunnen we
" op velerlei wijzen beoefenen. We kunnen het beoefenen door zeer god-
" vruchtig de sacramenten te ontvangen, door de kameraden te waarschu-
" wen die afkeer hebben voor de Regel en weerbarstig zijn voor de
" uitnodigingen van Jezus Christus en van de oversten, door geen vrees
" te hebben voor iemand die je zou uitmaken voor een kwezelaar, ik wil
" zeggen, door geen menselijk opzicht te hebben, door getrouw te zijn
" aan de Regel, vlijtig in je plichten, zedig in je daden. Hou van de-
" ze vriend en je zal gelukkig zijn. Hij zal je helpen om het jaar 1876
" gelukkig door te brengen.
"
Maar een zaak welke je goed in je geest moet inprenten is dat
" je te allen prijze de ergernis, de vijand van het goede voorbeeld,
" zou mijden. Om de liefde Gods zorg er voor hem op alle manieren te vluch-
" ten, wanneer hij zich onder het aspect van een vriend zal voordoen.
" Mijn beste zonen, indien je wist wat ergernis is en wat kwaad het
" veroorzaakt, dan zou je het niet eens willen vernoemen. En toch
" wordt ze zo gemakkelijk gegeven. Een regel, een bevel dat niet opgevolgd
" wordt, een schouderophalen, een gesprek, een slecht woord kunnen een
" onmetelijke schade berokkenen. Jullie weten wel hoe Jezus-Christus
" is uitgevaren tegen hen die ergernis geven. Maar nog groter is de
" schade die we ons zelf aandoen, wanneer we ergernis geven. Vooreerst
" doet ze een ziel verloren gaan, ze werpt op onze schouders de vre-
" selijkste veroordeling van God, ze onteert ons voor heel ons leven
" en we worden aanzien als verloren mensen, als door de duivel bezete-
" nen. Ik zou je een levend beeld willen schetsen van dit monster dat
" de ergernis is. Maar ik wil kort zijn en daarom zal ik je alleen zeggen

41.6 Page 406

▲back to top


- XI/403 -
" wat ik weet en kan: vermijden jullie de ergernis en vooral ieder woord,
" iedere daad, ieder gesprek, ieder teken dat in tegenstrijd kan zijn met
" de deugd van zuiverheid of van zedigheid of dat op een of andere
" manier de anderen kan hinderen het goede te doen. Dan mogen jullie de
" zekerheid hebben dat de Heer jullie zal zegenen, wanneer jullie deze mooie
" deugd zullen bewaren en alles vermijden wat ermee in tegenstrijd is.
"
Een andere vriend die ik jullie gaf om dit jaar goed door te
" brengen is een vriend met wie je veel omgang moet hebben, die je
" moet beminnen, die je moet vereren, met wie je aanhoudend in gesprek
" moet zijn. Wat al goed zal deze vriend je doen! Jullie hebben al be-
" grepen dat ik spreek over Jezus in het heilig Sacrament. Kijk, Hij
" is en moet jullie enige en waarachtige vriend zijn. Hij is de troost
" in de droefenis. Hij is de uitdeler van de genaden en van de vreug-
" den. Uit zijn handen komen allerlei geschenken en ook allerlei krui-
" sen; maar deze laatste zendt Hij om ons geloof op de proef te stel-
" len en onze standvastigheid en om ons dan in de hemel zijn glorie te
" schenken. Zeg me eens, mijn beste jongens, is het niet waar dat het
" Allerheiligste Sacrament de opbeuring is van de stervenden? Ja,
" antwoorden jullie mij. Kijk inderdaad naar iemand die op sterven
" ligt. Jullie zien de vrienden terneergeslagen en bedroefd in de
" kamer. Ze hebben niet veel lust dicht bij het bed te komen uit vrees
" van de kwaal op te lopen en wachten enkel op een gelegenheid om de
" plaat te kunnen poetsen. Zo doet het Allerheiligste Sacrament het
" niet. Het vertrekt uit de kerk om de zieke te gaan bezoeken, nadert
" hem en niet tevreden hem op te beuren door de zoete aanblik, wil het
" zich met hem vereenzelvigen en zegt hem door de mond van de pries-
" ter: Accipe, frater, viaticum, qui custodiat et perducat te ad
" vitam aeternam. Ontvang, o broeder, de teerspïjze, het lichaam van
" onze Heer Jezus Christus die voor jou de ware vriend zal zijn die je
" naar het eeuwig leven, naar de glorie van het Paradijs moet leiden.
"
Niet alleen wanneer het geluk ons toelacht geeft Hij een
" onderpand van zijn vriendschap, zoals de vrienden in de wereld dat
" doen, maar ook in de tegenspoed, in al onze ellenden staat Hij ons
" met meer liefde bij, toont ons zijn wonden en nodigt ons uit Hem na
" te volgen en boetvaardigheid te doen voor onze zonden. En wij, wan-
" neer we willen dat Hij ons werkelijk als vriend een bezoek zal
" brengen op het ogenblik van de dood, laten we Hem dikwijls gaan ont-
" vangen, maar goed ontvangen in het Allerheiligste Sacrament, laten
" we Hem in ons hart bewaren, laten we Hem vaak een klein vurig bezoek
" brengen op een ogenblik dat we vrij zijn. Laten we Hem ons hart aan-
" bieden, onze wil, laten we Hem zeggen dat Hij met ons kan doen al
" wat Hem behaagt. Hij is zo goed dat Hij ons altijd zal beschermen en
" bons nooit zal verlaten.
"
Iets dat door allen moet gedaan worden en dat ook het bijzon-
" derste gedeelte is van de nieuwjaarswens die ik jullie vanavond wil
" suggereren is dit. Hou van de kleine compagnies die hier in huis
" zijn, zoals die van Sint-Aloysius, van het Allerheiligste Sacra-
" ment, van de kleine clerus, van Sint-Jozef, van Maria, Hulp der
" Christenen en van de Onbevlekte Ontvangenis. In deze compagnies
" wordt geen geld gevraagd en daarom kunnen jullie er ook geen schade
" van ondervinden.Iedereen mag kiezen waarin hij best zijn ijver kan
" uitoefenen. Ik beveel speciaal aan de catechisten, aan de meesters,
" aan de directeurs aan dat ze deze compagnies zouden vernieuwen en in
" ledental doen aangroeien, dat ze de jongens zou-

41.7 Page 407

▲back to top


- X I / 404-
" den aansporen zich te laten inschrijven, maar dat heb ik verkeerd
" uitgedrukt. Ze moeten ze niet aansporen, maar de weg open laten
" voor de jongens, opdat wie dat wil doen kan toetreden, want ik weet
" dat jullie geen aansporing nodig hebben. Allen die er deel van uit-
" maken moeten ervoor zorgen het goede voorbeeld te geven aan de ande-
" ren, een licht te zijn in de duisternis, het slechte voorbeeld te
" vluchten, alle middelen in praktijk brengen om het onder de makkers
" met wortel en tak uit te roeien, te communiceren en dikwijls Jezus te
" gaan opzoeken gedurende de dag en ook de anderen uit te nodigen er
" naartoe te gaan. Wat andere praktijken van godsvrucht of van ver-
" sterving betreft ben ik traag om ze jullie aan te raden, want tussen
" het goede dat ze doen kunnen gevaren schuil gaan. Ik beveel echter
" voortdurend aan, je te laten inschrijven bij deze compagnies, want
" dit zal altijd voor allen veel goed doen.
"
Ik ga niet verder uitweiden maar ik herhaal nog eens met veel vu-
" righeid dat je mijn vermaningen zoudt willen in praktijk brengen, in-
" dien je dit jaar goed wilt doorbrengen in de vrede des Heren en in-
" dien je het bezoek van het Allerheiligste Sacrament verlangt bij je
" dood. Intussen zullen we thans een Onzevader, een Weesgegroet en een
" Ere zij de Vader bidden voor onze dierbare overleden kameraden en
" een andere Onzevader, Weesgegroet en Ere zij de Vader voor hen die op
" dit ogenblik met ons zijn samengekomen en in het komende jaar zullen
" sterven. De statistieken hebben uitgewezen dat er doorgaans in dor-
" pen en steden per jaar 3 op 100 mensen sterven. Daar wij nu hier
" met ongeveer 900 zijn, zou het getal van hen die moeten sterven on-
" geveer 26 of 27 zijn. Maar jullie die jong zijn, zijn niet zo gewil-
" lig om weldra te sterven en daarom is het dat de verhouding bijna
" altijd 1 op 100 is, dus slechts 8 per jaar en niemand meer. Ik ben
" daar tevreden over en ik hoop en verlang zelfs dat dit getal moge
" verminderen en niet zou stijgen in de toekomst. Nochtans daar er
" enigen onder ons zeker in het volgende jaar moeten sterven, is het
" noodzakelijk dat iedereen er zou aan denken de tijd welke hem nog
" overblijft, goed door te brengen. Intussen wordt de heer Villanis
" verzocht zich te gelasten met het opzeggen van de korte gebeden.
Allen knielden. Men moest het goed aan boord leggen om te knielen, zo
eivol was de grote zaal. Wanneer het gebed ten einde was, stond Don Bosco
recht, wenste een goed jaareinde en een goed Nieuwjaar met een "goede
nacht." Al roepend "Leve Don Bosco" trokken de jongens voorbij en bega-
ven zich ter ruste.
Don Bosco stuurde twaalf maal een nieuwjaarswens aan zijn zonen.
Telkens stelde hij na een terugblik een steeds bredere vooruitgang vast
in de groei en een verdieping in het verstevigen van zijn werk. Dat wil
niet zeggen dat het hem, zoals men zegt, steeds voor de wind ging. Maar
ook midden de storm steunde hem Gods hand. Pater Felice Giordano van de
Oblaten van 0.-L.-Vrouw, die Don Bosco rond die tijd van Genua naar het
Oratorio vergezelde, vroeg hem hoe het kwam dat zijn ondernemingen, die
allen uit het niets begonnen waren, zo gedijden. Don Bosco antwoordde
daarop ongekunsteld: "U moet weten dat ik daar voor niets tussen zit.
Het is Onze-Lieve-Heer die alles doet. Zo wil Onze-Lieve-Heer, bijvoor-
beeld, in zijn goedertierenheid dit of dat doen. Welnu, hoe bewijst Hij
dat dit Zijn zaak is? Om ze uit te voeren gebruikt Hij het minst daartoe
geschikte werktuig. Dat is mijn geval. En ik kan u de verzekering geven

41.8 Page 408

▲back to top


- XI/405 -
dat Hij mij sinds geruime tijd kent, want indien de Heer in het Aartsbis-
dom Turijn een priester gevonden had die armer, geringer, met minder hoe-
danigheden uitgerust geweest was dan ik, dan zou Hij deze en geen andere
als werktuig hebben uitgekozen voor de werken waarover u mij spreekt. En
hij zou de arme Don Bosco links hebben laten liggen, opdat hij zijn na-
tuurlijke roeping van eenvoudige dorpskapelaan zou gevolgd hebben."(1)
Bij iedere stap gaat voor Don Bosco een nieuwe visie open, die hem
uitnodigt, niet tot stilstaan, maar die hem oproept, verder te gaan. Dat is de
onafgebroken lotswisseling van heel zijn leven.
(1) Brief van Nice-aan-Zee aan Don Lemoyne, 25 maart 1888.

41.9 Page 409

▲back to top


- XI/406 -
INHOUDSTAFEL
Bladzijde
Eerste Hoofdstuk
Nieuwjaar
1
Tweede Hoofdstuk
De jaarlijkse conferenties van Sint-Franciscus
9
Derde Hoofdstuk
Het Werk van Maria, Hulp der Christenen
16
Vierde Hoofdstuk
De Salesiaanse Medewerkers
51
Vijfde Hoofdstuk
Bemiddeling van de aartsbisschop van Vercelli
65
Zesde Hoofdstuk
Reizen naar Rome
82
Zevende Hoofdstuk
Definitieve aanvaarding van de Missies van Amerika
108
Achtste Hoofdstuk
De Conferenties van april 1875
120
Negende Hoofdstuk
Privileges en Wijdingsbrieven - De eerste fase van de
Onderhandelingen
134
Tiende Hoofdstuk
Het leven in he Oratorio in 1875
154
Elfde Hoofdstuk
Nog over het leven in het Oratorio in 1875
208
Twaalfde Hoofdstuk
Audiënties, gastvrijheid en bezoekers
243
Dertiende Hoofdstuk
Bezoek aan de colleges
252
Veertiende Hoofdstuk
Herfstconferenties
264

41.10 Page 410

▲back to top


- XI/407 -
Vijftiende Hoofdstuk:
De Dochters van Maria, Hulp der Christenen.
Zestiende Hoofdstuk:
Het vertrek van de Missionarissen.
Zeventiende Hoofdstuk:
Voor en na de inscheping.
Achttiende Hoofdstuk:
Aan deze en aan gene zijde van de Franse grens.
Negentiende Hoofdstuk:
Het apostolaat van de pers.
Twintigste Hoofdstuk:
Bij de heropening van het schooljaar.
Eenentwintigste Hoofdstuk:
Een nieuwe stap voor de privileges.
Tweeëntwintigste Hoofdstuk:
Don Bosco wordt gesuspendeerd van biechthoren.
Drieëntwintigste Hoofdstuk:
Sommige kranten.
Vierentwintigste Hoofdstuk:
Enkele buitengewone feiten.
Vijfentwintigste Hoofdstuk:
Het einde van het jaar.
Bladzijde
278
288
302
318
332
351
360
369
378
385
389