Brief van de Algemeen Overste na zijn bezoek aan Haïti

Brief AO bezoek Haïti/6

DIREZIONE GENERALE OPERE DON BOSCO

Via della Pisana 1111 - 00163 Roma


Il Rettor Maggiore


Ik heb gezien. Ik heb gehoord. Ik heb begrepen.

Ik ben afgedaald… Ga, bevrijd mijn volk”

(Ex. 3, 7-8)


Brief van de Algemeen Overste

na zijn bezoek aan Haïti


Dierbare medebroeders,

leden van de salesiaanse familie, vrienden van Don Bosco,


Graag begin ik dit schrijven over mijn bezoek aan Haïti met de opdracht die de medebroeders van die ‘Visitatorie’ [quasi-provincie] geschreven en ondertekend hebben in het boek “Haïti, portret van een land”, dat zij mij bij het afscheid aangeboden hebben. Ik beschouw die niet als een loftuiting voor mezelf, maar veeleer als een oprechte uitdrukking van hun belevenis en van hun gevoelens en, tezelfdertijd, van dank aan allen die aan de Voorzienigheid gestalte gegeven hebben en de liefdevolle en solidaire nabijheid van God hebben laten aanvoelen:


In enkele seconden heeft een verschrikkelijke aardbeving ons op de knieën gekregen. Een apocalyptische catastrofe. Puin. Doden. Kreten. Geschrei. Ontzetting. Verslagenheid. Stilte. Opstandigheid. Duisternis. Trauma. Ellende. Vertwijfeling. Handen naar de anderen uitgestrekt. Handen uitgestrekt naar de Heer.


Ik heb gezien. Ik heb gehoord. Ik heb begrepen. Ik ben afgedaald…Ga, bevrijd mijn volk” (Ex. 3, 7-8).

Don Pascual, zoals de Heer heb je gezien en begrepen. DANK dat je zo vlug begrepen hebt. Dank voor de brief die je aan al de salesianen gestuurd hebt. Dank voor wat je vaderhart ons gestuurd heeft: sensibiliseren, bewust maken, solidariteit, broederlijkheid….


Don Chávez, in tegenwoordigheid van de Heer verklaren wij in vertrouwen: wat ons het meest plezier gedaan heeft, is ‘je persoonlijke brief’. Welk een vaderhart! Wat een fijngevoeligheid!


Dank je wel vader, dat je geen Mozes gezonden hebt. Maar dat je persoonlijk gekomen bent. Dank dat je Jezus’ stappen gevolgd bent met het hart van Don Bosco. Om met ons het leed te delen over onze doden en vermisten en onze strijd om het leven, vanuit onze ruïnes naar de nieuwe stichting, vertrekkend vanuit een persoonlijke en gemeenschappelijke bekering.


Van harte dank don Pascual!


Van 12 tot 15 februari heb ik Haïti bezocht. Vanaf de eerste dag van de aardbeving, die op 12 januari jl. een groot deel van het land met vernieling en dood getroffen heeft, ben ik via een dagelijkse telefoonverbinding met de toenmalige overste P. Jacques Charles met de medebroeders verbonden gebleven, alsook met P. Sylvain Ducange die vanaf eind januari de opvolging moest verzekeren als nieuwe overste van de ‘Visitatorie’. Ik heb me ingespannen om de provincie van de Antillen er officieel bij te betrekken door aan de provinciaal P. Victor Pichardo te vragen zich onmiddellijk naar Port-au-Prince te begeven om er een hulpcentrum op te richten; ik heb bovendien aan heel de congregatie een brief gestuurd met informatie over de dramatische situatie van onze medebroeders; ik heb de solidariteit gevraagd van alle huizen, werken en provincies om het hoofd te kunnen bieden aan de noodsituatie en ook voor de heropbouw; ten slotte heb ik alle missieprocuren gemobiliseerd, te beginnen met die van New Rochelle. Ik moet bekennen dat ik een buitengewoon positieve en voorbeeldige reactie gekregen heb op al die oproepen, waarvoor ik me verplicht voel dank te zeggen en er getuigenis over af te leggen.

Toch vond ik het nodig, belangrijk en betekenisvol me persoonlijk naar Haïti te begeven om in de persoon van de algemeen overste de nabijheid, de broederlijkheid en solidariteit van de congregatie te laten aanvoelen. Ik wou van nabij het leed en de onzekerheid mee beleven waarin heel de bevolking leeft. Ik voelde de drang om beter de situatie te leren kennen van de salesiaanse huizen die volledig of gedeeltelijk vernield waren, in het bijzonder die van het gebied van Port-au Prince, en samen met de overste van de ‘visitatorie’ en zijn raad na te denken over de keuzes die in de nabije toekomst dienen gemaakt te worden.


Ook al had de helikopterpiloot bij het aankomen boven Port-au-Prince het meest verwoeste gebied overvlogen, wat me toegelaten had onmiddellijk een totaalindruk vanuit de lucht te krijgen, toch hebben de tocht per auto, het zicht van de met de grond gelijkgemaakte gebouwen en de ervaring van door het puin te stappen me in staat gesteld een exacte evaluatie te maken van het drama van de aardbeving die deze weerloze bevolking heeft getroffen die op zo’n gebeurtenis totaal onvoorbereid was.


Ik stond verbijsterd te kijken naar de enorme vernieling, het apocalyptische landschap van dood, lijden en wanhoop. Het Nationaal Paleis, symbool van trots en macht, is praktisch helemaal in elkaar gestort, met in de lucht gestuwde kolommen; niet minder erg voor de andere ministeriële gebouwen. Van de kathedraal zijn alleen de façade en de zijmuren recht gebleven; het dak en de kolommen zijn ingestort. Het was alsof de stad in die 28 seconden van de zwaarste aardschok tezelfdertijd het hoofd en het hart verloren had. Eigenlijk is het zo, want vanaf dat ogenblik was er absoluut geen leadership meer, en het zo sterk getroffen leven gaat eerder uit loutere inertie voort en uit overlevingsdrang dan door een sociale organisatie die het ondersteunt en stimuleert.


Terwijl ik naar de getuigenissen van de overlevenden luisterde, in het bijzonder van degenen die na uren of dagen vastgezeten te hebben tussen vloeren, muren en plafonds, erin geslaagd waren aan de dood te ontsnappen, en naarmate ik bij verwoeste gebouwen en huizen stil stond, trachtte ik Gods stem te horen, die zoals het bloed van Abel, het uitschreeuwt met de stemmen van de duizenden die in massagraven begraven zijn of nog onder het puin liggen. Ik trachtte God te horen die sprak in het doffe rumoer van de duizenden die moeizaam voortleven in tenten, geschonken door de internationale organisaties, of in tenten die gemaakt waren met stukken vodden en op een of andere manier aan elkaar waren gehecht. Ik trachtte mijn oren en mijn hart te openen voor het geschreeuw van God, dat zich liet horen in de woede en het gevoel van onmacht van degenen die al wat zij opgebouwd hadden – hoeveel of hoe weinig ook – zagen opgaan in rook of in het niets. Het aantal daklozen wordt op 300.000 tot 500.000 geschat.


Het is waar dat een aardbeving van 7.5 op de schaal van Richter aardschokken veroorzaakt met uitzonderlijke vernielingskracht, maar het is ook waar dat in dit geval de vernieling en het dodenaantal nog imposanter waren ter oorzake van de ellende op alle gebied. Onder deze voorwaarden kan geen waardig leven opgebouwd worden en evenmin huizen die veiliger zijn en beter bestand tegen deze geweldige uitbarstingen van de natuur. Daarom kan de uitdaging vandaag niet alleen zijn om de muren van de verwoeste gebouwen, huizen en kerken opnieuw op te bouwen, maar wel om Haïti te doen herrijzen door het op te bouwen op echt menswaardige levensvoorwaarden, waar de rechten, alle rechten, voor allen gelden en geen privilegie zijn van enkelen.


De bijna totale afwezigheid van een regering laat de bevolking verbouwereerd achter in het lijden, in angst en soms in wanhoop, zonder richting noch doel zwervend door de straten. Indrukwekkend is inderdaad de pelgrimstocht van de mensen in hun strijd om te overleven. Maar ook op kerkelijk vlak betekent de dood van de aartsbisschop, van de algemeen vicaris, van de kanselier, van 18 seminaristen en 46 religieuzen, samen met het instorten van huizen, scholen en sociale centra een pijnlijk verlies van de herders, die zo uitzonderlijk belangrijk zouden zijn voor deze mensen.


Jammer is de tijd praktisch reeds voorbij dat Haïti in het middelpunt stond van de berichtgeving als neergeslagen slachtoffer, waarop zich de aandacht richtte van de grote televisienetten en van de journalisten, die altijd op jacht zijn naar gebeurtenissen die hoge cijfers halen. Vandaag kent de stad meer chaos dan tevoren. Zeker moeten wij het religieus gevoelen bewonderen dat het Haïtiaanse volk in gebed samenbrengt, een gevoelen dat nu sterk misbruikt wordt door de evangelische sekten, zoals ook de kracht te bewonderen is om terug te keren naar het normale leven terwijl in werkelijkheid alles veranderd is.


Alhoewel de noodtoestand volgens degenen die ermee belast zijn nog twee maanden langer kan aanslepen, is het uur aangebroken om de handen uit de mouwen te steken en te beginnen met de heropbouw van het land en het uit de as te laten opstaan. Hiertoe wordt nu aan dit arme land, vroeger de ‘Parel van de Antillen’ genaamd, de gunstige gelegenheid geboden.


Om die droom te verwezenlijken vertrekt men niet van niets, maar in de eerste plaats van de Haïtianen zelf, die meer dan ooit opgeroepen worden om de hoofdrol te spelen in deze nieuwe fase van hun geschiedenis. Zij staan niet alleen. Integendeel, het is hartversterkend zoveel organisaties (80 in totaal) te zien, die zich ernstig in die uitdagende opdracht engageren, samen met zeer talrijke mensen van goede wil die verlangen hoop te zaaien en het Haïtiaanse volk een toekomst te geven.


Die eersterangsrol van de Haïtianen zelf is absoluut noodzakelijk om niet alleen een neiging tot gelatenheid, die een beetje een typisch cultureel kenmerk is, te overstijgen, maar ook dat Haïti absoluut afhankelijk zou zijn van het buitenland, wat mogelijk kan leiden tot de bekoring van machtsspel en het beroven van zijn soevereiniteit.


Daarom was ik zo blij met de heropening van onze huizen, zelfs al zijn ze zwaar beschadigd – ik heb het hier over de salesiaanse huizen – om daklozen op te nemen en die, ook midden in hun tragedie, zich goed te laten voelen; blij ook met de organisatie van die kampen voor daklozen en hun keuze om zoals zij in tenten te leven; dat heeft me een grote vreugde geschonken en het heeft me trots gemaakt op mijn medebroeders- salesianen.


Moge de Heer deze strijd die alle families in Haïti met rouw geslagen heeft, veranderen in gezang en vreugdedans. Het zou niet juist of verantwoord zijn de dood van honderdduizenden slachtoffers in het niets te laten verzinken, evenmin als het verlies van al het bezit van degenen die zich nu met lege handen op straat bevinden.


Van onze kant voelen wij de noodzaak om ons engagement in de heropbouw van het land te hernieuwen, door tezelfdertijd de congregatie opnieuw in te richten met aanwezigheden die beantwoorden aan de noden van de Haïtiaanse maatschappij, de Kerk en de jongeren.


Ik heb reeds gezegd dat het er eerder op aan komt de mentaliteit te veranderen dan eenvoudigweg de muren opnieuw op te bouwen.


De Staat moet verandering brengen op een wijze die een waardig leven verzekert aan al zijn burgers door alle rechten te waarborgen en de onrechtvaardigheid, de corruptie, de ellende uit te schakelen zonder ideologieën op te dringen, maar met realisaties van ware democratie.


Maar ook de Kerk, en in haar schoot het godgewijde leven, moet veranderen en steeds meer de identiteit betrachten, de trouw aan de Heer Jezus en zijn evangelie door een goede integratie van de evangelisatie, de menselijke promotie en de transformatie van de cultuur en de maatschappij.


Op dat vlak ben ik tevreden over de wijze waarop de overste van de visitatorie en zijn raad de situatie beheren. Zij hebben de hulp georganiseerd (door het verschaffen van tenten, voedsel, water, psychologische en spirituele hulp) aan duizenden vluchtelingen, daklozen, die beschutting zochten in Thorland, Pétion-Ville, Delmas, Cité-Soleil. Zij hebben alles in het werk gesteld om onze gemeenschappen en werken hulp te bieden. Zij hebben de medebroeders opgevangen van de huizen die onbewoonbaar geworden waren: ENAM, Fleuriot, het provinciaal huis, Gressier.


Een plan werd onmiddellijk gelanceerd om de ‘visitatorie’ op alle vlakken te reorganiseren, ook betreffende het heroprichten van de werken, de revisie van de pastorale benadering in het algemeen en op bepaalde gebieden, door altijd een bijzondere aandacht te hebben voor de noden van de maatschappij, de Kerk en de jongeren.


Na het bezoek ter plaatse en met de beschikbare informatie over onze werken, blijkt het vooral noodzakelijk een evaluatie op te maken van wat haalbaar is voor die huizen en werken die recht gebleven zijn, en daarna


-alle werken veilig maken, waarvan sommige reeds geplunderd werden en de ingevallen ringmuren weer opbouwen;

-de gebouwen van de OPEPB weer op richten, die bij ENAM en die bij Cité Soleil, wat de uitwerking vergt van een plan voor de school Lakay en een Jeugdcentrum;

-een andere site vinden voor ENAM waar een professioneel vormingscentrum kan gebouwd worden dat beantwoordt aan de vraag, zelfs door het omkeren van een bladzijde in de geschiedenis van dat werk: daarom moet de beste plek uitgezocht worden;

-het Jeugdcentrum van Thorland en de polyvalente zaal herbouwen;

-de parochie Cité Soleil en het Jeugdcentrum herbouwen;

-de slaapzaal en de klaslokalen van Gressier herbouwen;

-een deel van de basisschool van Pétion-Ville herbouwen;

-heel het werk van Fleuriot herontwerpen, rekening houdend met de noden van het huis voor de postnovicen en van het studiecentrum;

-een nieuwe site vinden voor het provinciaal huis en op de huidige plek het huis overlaten aan de gemeenschap van Cité-Soleil;

-het complex van de werken te Fort-Liberté vereenvoudigen door voorrang te geven aan het centrum voor professionele vorming, de vormingsschool voor leerkrachten, die een strategisch belangrijk en absoluut noodzakelijk is om het nieuwe type opvoeder op te leiden waaraan Haïti nood heeft, en de Verpleegschool, de enige die overblijft in Haïti;

-onderkenning betreffende de landbouwschool ‘Fondazione Vincent’ van Cap-Haïtien, die zich in een eigendom bevindt die ons niet toebehoort, en beslissen of we ze plaatsen in Tosià of in Gressier, waar we beschikken over een groot terrein dat onze eigendom is. Op het ogenblik moet ze functioneren met de diverse pedagogische diensten die ze aanbiedt;

-een besluit treffen aangaande Baudin (noviciaatshuis dat in feite slechts gedurende drie jaar gefunctioneerd heeft): ofwel geven we het aan de Haïtiaanse Bisschoppenconferentie ofwel verkopen we het.


Dat wil niet zeggen dat we alles tezelfdertijd moeten doen. We moeten nog een hiërarchische opdeling maken van de uit te voeren verrichtingen. Wij zullen moeten rekenen op de reeds functionerende Protezione Civile Italiana, die uitdrukking gegeven heeft aan haar intentie en voldoening om nauw met ons samen te werken, en op de aanbiedingen die reeds van de procuren toegekomen zijn, van internationale organismen, van provincies of afzonderlijke huizen, van bisschoppenconferenties en van weldoeners.


Gezien het heden en de toekomst, is het prioritair dat de scholen en de jeugdcentra blijven functioneren daar waar zij nog bruikbaar zijn en bovendien dat we zo vlug als mogelijk die werken bouwen of herbouwen die onbruikbaar achtergebleven zijn. De prioriteit voor de zorg en de opvoeding van de jongeren is absoluut, temeer daar het creëren van een nieuwe cultuur op het spel staat door middel van een nieuwe opvoeding die in staat is een nieuw Haïti op te bouwen.


Dit alles vereist dringend personeel dat bekwaam is om die taken te coördineren. Het zou ook een gunstige gelegenheid zijn om het ‘Bureau de Planification et de Développement’ van de ‘visitatorie’ goed te laten functioneren. In ieder geval is de Overste van de Visitatorie, don Sylvain Ducange direct verantwoordelijk voor heel de ”noodoperatie en heropbouw van Haïti”. Naar hem refereren Fr. Mark Hyde, directeur van de Missieprocuur van New Rochelle, aan wie de coördinatie toevertrouwd werd, en ook de andere organismen die betrokken zijn bij die heropbouwoperatie.


Volgend jaar zal de Visitatorie “Beato Filppo Rinaldi” van Haïti de 75e verjaardag vieren van haar aanwezigheid in dat land. Voor de Haïtiaanse medebroeders zal het een authentiek jubileum zijn, en ik wens dat we dan reeds de heroprichting mogen zien van het charisma als een geschenk van Godswege aan de jeugd van Haïti.


Een jubileum is ook een tijd van bekering: d.w.z. bewust worden van onze persoonlijke, communautaire en institutionele tekortkomingen in het grondig beleven van onze identiteit van godgewijde apostelen, door het spiritueel en apostolisch project van Don Bosco, bevat in de Constituties, tot een authentiek project van evangelisch leven te maken.


Terwijl ik de congregatie, onze procuren, de internationale organismen die ons nabij zijn, de weldoeners en de sympathisanten van het salesiaanse werk dank voor de edelmoedigheid en het enthousiasme waarmee ze op mijn vorige brief gereageerd hebben, nodig ik allen uit om onze inspanning te blijven voortzetten om tegemoet te komen aan de grote noden van dit zo behoeftige land.


Ik vertrouw aan Maria deze nieuwe fase in de geschiedenis toe. Moge zij ons leiden om op de hoogte te blijven van de uitdaging. Moge Zij jullie allemaal zegenen.


Met hoogachting en toewijding, in Don Bosco,



Don Pascual Chávez V.

Algemeen Overste






6