Memorie-Boek-16


Memorie-Boek-16

1 Pages 1-10

▲back to top

1.1 Page 1

▲back to top
DON BOSCO LEVEN EN WERKEN

1.2 Page 2

▲back to top
- PRO MANUSCRIPTO -

1.3 Page 3

▲back to top
DON BOSCO
Leven en werken, aan de hand
van zijn gedenkschriften
door
EUGENIO CERIA
ZESTIENDE DEEL
1883

1.4 Page 4

▲back to top
Deze Nederlandse vertaling
van dit 16de deel van de
" Memorie " kwam eveneens
tot stand onder het impuls
van de DON-BOSCOKRING, ge-
leid door Z.E.H. M. BAERT,
te Oud-Heverlee, in het
jaar 1966
Vertaling : Mr. J. MUYS.

1.5 Page 5

▲back to top
HOOFDSTUK I
IN JANUARI 1883 — DE TOESTAND VAN DE CONGREGATIE EN DE
DROOM VAN DON PROVERA — MEDEWERKERS EN CONFERENTIES —
VOORBEREIDING VAN DE REIS NAAR FRANKRIJK
Van het jaar 1880 (1) af tot het jaar 1883 vertonen de statistieken
van de Congregatie de normale aangroei van een instituut dat, wanneer het
eenmaal definitief innerlijk vaste wortel heeft geschoten, met vaste en
regelmatige tred zijn toekomst tegemoet gaat en daarbij jaar na jaar een
aantal nieuwe elementen tot zich trekt dat hoger ligt dan het aantal dat
de Congregatie verliest door sterfgeval en opgave. De cijfers van de
lijst van dat jaar zien er zo uit:
Geprofesten met eeuwige geloften ......... 484
Geprofesten met driejaarlijkse geloften ... 36
Novicen ...................................173
Aspiranten............................
190
(Priesters 184).
Vergeleken met dat van 1880 is het aantal van de geprofesten met
driejaarlijkse geloften minder dan de helft. Maar onze lezers zullen
zich herinneren dat gedurende de retraite van het jaar tevoren, Don
Bosco met beslistheid zijn gedachte bevestigd had, dat hij de drie-
jaarlijkse geloften tot een minimum wou herleiden.(2)
In de samenstelling van het hoofdkapittel ontmoeten wij van 1882 af
drie nieuwigheden. Don Sala heeft de plaats van Don Ghivarello als alge-
meen econoom ingenomen, Don Bonetti is raadslid in plaats van Don Sala,
Don Barberis fungeert als effectief lid van het hoofdkapittel met de ti-
tel van novice—meester.
Bij de twee inspecties van 1880 zijn er twee nieuwe gekomen, omdat
de Franse inspectie werd losgemaakt van deze van Ligurië en de Ameri-
kaanse gesplitst werd en daarbij twee nieuwe benamingen kreeg, namelijk
inspectie van Argentinië en inspectie van Uruguay en Brazilië zoals we
later zullen zeggen.
(1) Cfr. boekdeel XIV, blz. 390.
(2) Cfr. 1. c. , 361.

1.6 Page 6

▲back to top
- XVI/4 -
De Romeinse inspectie bleef conventioneel die naam dragen ofschoon ze sa-
men met de huizen van Magliano, Rome en Faenza ook de huizen van Randazzo
en Utrera omvatte. Als voorheen was het Don Durando die er het bestuur
van had.
Van de novicen kwam de grote meerderheid steeds uit het Oratorio,
waar de leerlingen van de laatste klas voor minstens drie vierde zomaar
overgingen naar S. Benigno. Maar Don Bosco, liet de gelegenheid niet ont-
snappen om ook in de colleges zijn net uit te werpen. Vanuit Lanzo hadden
de scholieren en hun onderwijzer hem geschreven bij gelegenheid van
Kerstmis. In zijn antwoord maakte hij gebruik van één van zijn kleine
listen om de groteren over hun toekomst te doen nadenken.
"
Mijn beste D. Borio,
"
"
Je brief en die van verscheidene van je leerlingen heb-
" ben mij veel genoegen gedaan Ik weet dat alles wat daar ge-
" schreven werd, in naam van iedereen was. Je zal namens mij al
" je leerlingen bedanken. Je zal hun zeggen dat ik ze allen in
" Jezus Christus liefheb, dat ik iedere morgen aan hen denk in
" de heilige mis, maar dat ze ook voor mij moeten bidden, vooral
" in hun vurige communie. Ik wil hun ook een raadseltje geven en
" beloof daarbij een prijs aan diegenen die het kunnen oplossen.
" Hier gaat het: S.S.S.S.S. Wat is dat? Wie de sleutel bezit van
" deze vijf s-en en hem in praktijk brengt, bezit de gegronde
" hoop dat hij op deze aarde het aardse paradijs zal bezitten en
" het hemels paradijs in de andere wereld.
"
Breng in mijn naam een zeer hartelijke groet aan je leer-
" lingen. Aan allen vraag ik zeer opgewekt te zijn, maar dan opge-
" wekt in de Heer. Jij vooral dient bijzonder zorg te dragen voor
" je gezondheid. Groet de heer directeur, geef een doeltreffende
" zegen aan de hoest van D. Mellano en beschouw me steeds in Je-
" zus Christus als
"
je toegenegen vriend,
" Turijn, 16 januari 83.
Priester Gio. Bosco.
Niemand gaf de oplossing van het raadseltje en Don Borio zei ons dat
de vijf raadselachtige letters betekenden: Sano Sapiente Santo Sacerdote
Salesiano (Een gezonde, wijze, heilige, Salesiaanse priester).
Voor de goede gang van de Congregatie ontving Don Bosco half janu-
ari van Don Provera in een droom belangrijke raadgevingen: de uitzuive-
ring van de leden, arbeid en assistentie bij de jongens, veelvuldig ont-
vangen van de sacramenten.(1)
(1) Met als datum 29 januari 1883 hebben we in ons archief (32-I) een lange rondzend-
brief die de titel draagt: De straffen in de Salesiaanse huizen. Alles werd geschre-
ven door Don Bosco, ook de handtekening: Priester Giovanni Bosco. Het blijkt
niet dat deze ooit zou gepubliceerd zijn.

1.7 Page 7

▲back to top
- XVI/5 -
Wij halen hierna nauwkeurig het verhaal aan volgens een door hem
geschreven stuk.(1)
" In de nacht van 17 op 18 januari 1883 heb ik gedroomd dat ik met
" andere priesters van de Congregatie uit de refter kwam. Toen ik
" aan de deur kwam bemerkte ik dat naast mij een onbekende priester
" naar buiten ging. Toen ik hem goed aankeek, wist ik dat het D.
" Provera, onze vroegere medebroeder was. Hij was iets groter van
" gestalte dan toen hij nog leefde. Helemaal in het nieuw gekleed
" met een blozend en lachend gelaat, terwijl hij een soort flikke-
" rende klaarte uitstraalde, deed hij of hij mij wou voorbijgaan.
"
- D. Provera - zei ik hem - ben jij werkelijk D. Provera?
"
- Zeker ben ik D. Provera - antwoordde hij. Maar dan werd
" zijn gelaat zo mooi en stralend dat ik grote moeite had om mijn
" blik op hem gericht te houden.
"
- Indien je werkelijk D. Provera bent, vlucht dan niet weg
" van mij. Wacht een ogenblik. Doe mij het genoegen mij je schaduw
" niet in mijn handen te laten verdwijnen, maar mij te laten spre-
" ken.
"
- Zeker, zeker. Spreek maar en ik zal luisteren.
"
- Ben je gered?
"
- Zeker ben ik gered. Ik ben gered door Gods barmhartigheid.
"
- Wat geniet je in het andere leven?
"
- Alles wat een mens zich kan indenken of maar enigszins kan
" vatten en uitdrukken.
" Na deze woorden maakte hij een gebaar alsof hij wou vertrekken.
" Zijn hand die ik in mijn hand geklemd hield, werd bijna onvoel-
" baar.
"
- Nee, zei ik hem. Vertrek niet, maar spreek tot mij en zeg
" me iets wat mij betreft.
"
- Ga voort met werken. Veel wacht nog op u.
"
- Nog voor lange tijd?
"
- Niet zo lang meer. Maar werk met alle mogelijke krachten
" alsof u altijd zou moeten leven...maar....maar steeds goed voorbe-
" reid.
"
- En voor de medebroeders van de Congregatie?
"
- Beveel steeds de medebroeders van onze Congregatie de vu-
" righeid aan.
"
- Wat moeten ze doen om deze te verwerven?
"
- Dat zegt ons de meester. Neem een goed geslepen snoeimes
" en doe als een goede wijngaardenier. Snijd de verdorde twijgen af
" alsook deze die onnuttig zijn voor de wijnstok. Dan zal hij sterk
" worden en overvloedige vruchten dragen en dat een hele tijd, wat
" zeer belangrijk is.
"
- Maar wat moet ik aan onze medebroeders zeggen?
"
- Aan mijn vrienden, zei hij met klem, aan mijn medebroeders
" dient u te zeggen dat een grote beloning gereed ligt, maar dat God
" ze enkel schenkt aan hen die zullen volhard hebben in de strijd
" voor de Heer.
"
- Wat beveelt u mij aan ten voordele van onze jongens?
"
- Voor onze jongens moeten het werk en de assistentie aange-
" wend worden.
(1) Salesiaanse Archieven, Eigenhandig geschreven stukken van Don Bosco, nr. 369.

1.8 Page 8

▲back to top
- XVI/6 -
"
- En nog wat anders?
"
- Nog wat anders: assistentie en werk, werk en assistentie.
"
- Wat zullen onze jongens moeten doen om hun eeuwige zalig-
" heid te verzekeren?
"
- Laat ze veelvuldig het voedsel van de volwassenen gebrui-
" ken en doe ze vaste voornemens maken in de biecht.
"
- Zeg me wat ze bij voorkeur in deze wereld moeten doen.
" Op dat ogenblik straalde een zeer levendige glans uit heel zijn
" persoon en ik was genoodzaakt de ogen neer te slaan, omdat mijn
" ogen pijn deden, zoals wanneer iemand star in het elektrische
" licht kijkt, maar nu was het veel klaarder. Op dat ogenblik begon
" hij te spreken met een stem die leek op deze van een zanger: -
" Eer aan God de Vader, eer aan God de Zoon, eer aan God de Heilige
" Geest. Aan God die was en is en zijn zal, de rechter van de le-
" venden en van de doden. -
"
Ik wou nog spreken, maar de andere begon met de mooiste en
" de luidste stem die men zich voorstellen kan plechtig in te zetten:
" Laudate Dominum omnes gentes enz. Een koor van duizenden en nog
" eens duizenden stemmen die opstegen van de opgaande galerijen,
" antwoordden of liever verenigden zich met hem om te zingen: Quo-
" niam confirmata est enz. tot en met Gloria Patri.
"
Meer dan eens heb ik een inspanning gedaan om de ogen te
" openen en te zien wie aan het zingen was, maar alles was vergeefs
" omdat de hevige klaarte van het licht mijn ogen verblindde.-
"
Eindelijk werd er Amen gezongen.
"
Bij het eindigen van het gezang werd alles opnieuw normaal,
" maar van D. Provera zag ik niets meer dan de schaduw, die ook
" weldra verdween.
"
Ik begaf mij dan onder de galerijen waar de priesters, de
" jonge geestelijken en de jongens stonden. Op mijn vraag of ze Don
" Provera gezien hadden, antwoordden allen dat ze hem niet gezien
" hadden.
"
Bij hun antwoord werd ik beschaamd en zei: - Wat D. Prove-
" ra zei en zong was een wondermooie droom! Kom! Ik zal hem vertel-
" len - Ik heb hem verteld zoals ik het daarjuist gedaan heb. D.
" Rua en D. Cagliero en andere priesters stelden mij veel vragen en
" ik heb erop geantwoord.
"
Maar mijn maag was zo vermoeid dat ik amper ademhalen kon
" en wakker werd. Op dat ogenblik sloeg het kwart voor twee en daar-
" na twee uur na middernacht.
Ook het hulpkorps van de Congregatie, de vrome broederschap van de
medewerkers en medewerksters, ging vooruit in aantal en samenhorigheid.
Van die tijd dateert een gestencild formulier dat aan de leiders in de
parochies en aan de diocesane directeurs gezonden werd om er de namen en
de giften op aan te tekenen van de ingeschrevenen. Alles werd dan naar
het Oratorio gestuurd. Bovendien werden aan de diocesane directeurs spe-
ciale onderrichtingen gestuurd door middel van een afzonderlijke rond-
zendbrief. Voor de leiders voegde men er nog Algemene normen bij, in af-
wachting van een eigen handboek. Het Bollettino werd gaandeweg volmaak-
ter en werd steeds meer het doeltreffende orgaan van de vereniging. En
dat dank zij de mededelingen, de verslagen over de Salesiaanse conferen-
ties die al in vele, grote en kleine centra gehouden werden, de overlij-
densberichten van bekende medewerkers, alsook de jaarlijkse lijsten van

1.9 Page 9

▲back to top
- XVI/7 -
overleden medewerkers. In de gebruikelijke rondzendbrief van de maand ja-
nuari wordt er gesproken over bijna vijfhonderd medewerkers die tot een
beter leven overgegaan zijn alleen al in het jaar 1882.(1) Om de aanzien-
lijksten onder hen steeds in hun gevoelens van verknochtheid ten aanzien
van het werk te doen volharden, was de gewoonte van Don Bosco om ze op
zijn reizen persoonlijk te gaan aanspreken, uiterst geschikt. Daarom
schreef hij in de tweede helft van januari haastig aan Don Belmonte, de
directeur van het huis van Sampierdarena, dat hij er zou voor zorgen dat
hij er bij zijn doortocht aldaar zoveel mogelijk zou aantreffen.
"
Beste D. Belmonte,
"
Indien het God belieft, zal ik uit Turijn vertrekken op 31
" dezer om 9.30 u. in de voormiddag en zal ik om 14.00 uur namiddag
" te Genua zijn. Ik zal er blijven tot maandag nadien in de voor-
" middag.
"
Indien je het goed oordeelt, kan je dat meedelen aan mevrouw
" Migone en haar zonen, aan de burgemeester Giuseppe Cataldi, aan
" Carolina Cataldi, aan de familie Dufour, aan markies Montezemolo.
"
Verwittig eveneens een zekere Giuseppe, een goede medewerker
" die zijn vrouw sedert twee jaar verloren heeft, mevrouw Lucia
" Cataldi, Isabella Aquarone en de leiders van Salesiaanse medewer-
" kers. Ook de heer die verleden jaar aan het huis van S. Pierdare-
" na tussen vier- en zesduizend lire geschonken heeft. Vraag namens
" mij aan de heer Rusca of hij voorzitter wil zijn op het feest van
" de H. Franciscus van Sales. Indien het uw gang van zaken niet
" stoort, kan het plaats hebben op 4 februari.
"
Indien je iemand wil verwittigen, dan mag je het doen en
" zeg aan allen wat geld klaar te leggen om onze schulden te beta-
" len.
"
Aan dame Ghiglini zal ik zelf de brief schrijven die je
" dan zult dragen of sturen.
"
Moge God ons allen zegenen en geloof mij in Jezus Christus
" te zijn
"
je toegenegen vriend,
"
Priester Gio. Bosco.
Het aantal van de medewerkers groeide aanzienlijk, ook in de stre-
ken, die zich onder Oostenrijks bewind bevonden, maar waar Italiaans ge-
sproken werd. Dat bracht een aanzienlijke uitgave mee voor het verzenden
van het Bollettino. Don Bosco dacht erover na hoe hij zich hiervan kon
ontdoen. Met dit doel schreef hij een smeekschrift aan de keizerlijke
Minister voor handel aan wie hij vroeg dat het tijdschrift postvrijdom
zou verleend worden in de Oostenrijkse gebieden waar Italiaans gesproken
werd.
(1) We reproduceren deze rondzendbrieven niet meer omdat ze, niettegenstaande de hand-
tekening van Don Bosco toch waren samengesteld door Don Bonetti, volgens de onder-
richtingen die hem door Don Bosco gegeven werden. We zullen er een beroep op doen als
op informatiebronnen.

1.10 Page 10

▲back to top
- XVI/8 -
" Excellentie,
"
"
Hoewel ondergetekende die dit met alle beleefdheid schrijft
" niet behoort tot de edele Oostenrijks-Hongaarse natie, toch wendt
" hij zich met vertrouwen tot Uwe Excellentie om een gunst te beko-
" men die hem niet persoonlijk aangaat, maar die het welzijn van de
" burgerlijke maatschappij betreft.
"
"
Sinds meer dan veertig jaar heeft hij zich gewijd aan de ze-
" delijke en burgerlijke opvoeding van de jeugd, bijzonder van de
" arme en verlaten jeugd door het openen van huizen, instituten en
" colleges in verscheidene steden van Italië, Spanje en Zuid-Ameri-
" ka. Op dit ogenblik bereiken ze een aantal van ongeveer honderd-
" vijftig, waar meer dan honderdveertigduizend meisjes en jongens
" worden opgevoed. De jongens worden geleid door een vrome vere-
" niging die de titel draagt van H. Franciscus van Sales en samen-
" gesteld is uit leken en priesters die een diploma hebben in ver-
" scheidene studierichtingen en die allen afhangen van de schrijver
" van deze brief. De meisjes echter worden bestuurd en onderricht
" door een Congregatie van vrouwen die de naam dragen van Dochters
" van Maria, Hulp der Christenen.
"
"
De uitgaven die er dagelijks nodig zijn voor het voedsel, de
" huisvesting, de kleding en het onderricht zijn ontzaglijk groot
" en ondergetekende die zelf geen geld bezit, is bij zijn werk aan-
" gewezen op de openbare liefdadigheid.
"
Met dit doel heeft hij onder vooruitstrevende leken een vrome
" sociëteit opgericht die de "Salesiaanse Medewerkers" heet. Deze
" werd goedgekeurd door Paus Pius IX en gezegend door de huidige
" paus. Ze heeft zich ten doel gesteld door zedelijke en geldelij-
" ke middelen te hulp te komen aan de talrijke werken van burger-
" lijk en religieus nut.
"
Iedere maand stuurt men hun een tijdschrift genaamd Salesi-
" aans Nieuws.
"
Dit houdt zich volledig afzijdig van alle politiek en heeft
" als doel de leden uiteen te zetten wat er in de instituten die
" door hem gesticht werden, gedaan werd om ze op deze wijze aan
" te sporen de goede zeden onder het volk en vooral onder de jeugd
" te bevorderen. Het wordt gedrukt in het Italiaans, het Frans en
" het Spaans.(1) Ik reken het mij tot plicht U er een verzameling
" in het Italiaans van toe te zenden, opdat U het zou kunnen onder-
" zoeken. Het is een tijdschrift van dezelfde aard als de Annalen
" van de Propaganda van het Geloof en van de Heilige Kindsheid.
"
Daar de jongens uit Tirol die in zijn instituten opgenomen
" en opgevoed werden talrijk zijn, werd er een kern gevormd van
" Salesiaanse medewerkers uit Tirol, Trieste en Dalmatië aan wie
" iedere maand het Bollettino gezonden wordt.
________________________
(1) Het Sal. Nieuws in het Spaans was toen enkel in voorbereiding.

2 Pages 11-20

▲back to top

2.1 Page 11

▲back to top
- XVI/9 -
" De uitgaven aan postzegels die de ondergetekende voor de ver-
" zending moet dragen, zijn zwaar en zijn vanzelfsprekend tot scha-
" de van vele arme en verlaten kinderen.
"
"
Daarom verstout hij zich een beroep te doen op Uwe Excel-
" lentie om hem te smeken zich te willen gewaardigen hem de hoge
" gunst van portvrijdom te verlenen voor de bovengenoemde tijd-
" schriften die naar het keizerrijk worden gezonden.
"
In dit geval kan het tijdschrift per spoor naar Trente gezon-
" den worden naar een particuliere persoon die het dan overhandigt
" aan uw postkantoor met een zegel waarop zou staan: Bestuur van
" het Salesiaans Nieuws van Turijn of een andere aanduiding die
" Uwe Excellentie zou suggereren.
"
Schrijver van deze brief vertrouwt erop dat Uwe Excellentie
" rekening zal willen houden met de arme Oostenrijkse jongens die
" opgevoed worden in de Salesiaanse instituten volgens het uitne-
" mend liefdadig doel van de vrome vereniging, en dat U de vraag
" zult inwilligen. Hiervoor betuigt hij vooraf zijn levendige dank
" en bidt tot God opdat Hij U alle geluk zou verlenen.
" Turijn, februari 1883.
"
Priester Giov. Bosco.
Het smeekschrift werd niet rechtstreeks aan de minister gestuurd,
maar wel overhandigd door bemiddeling van de vicaris-apostolicus castren-
sis aan wie Don Bosco een brief schreef die wij niet teruggevonden heb-
ben. De prelaat nam eerst vertrouwelijke inlichtingen bij de minister of
de zaak mogelijk was en kreeg als antwoord dat de wet niet toeliet port-
vrijdom te verlenen aan vreemde kranten en tijdschriften. Bij het meede-
len van dit nieuws suggereerde hij Don Bosco op zeer beleefde manier zich
voor hetzelfde doel te willen richten tot de Oostenrijkse ambassade in
Italië en langs deze weg te verkrijgen dat leden van het keizerlijk hof
zich zouden gewaardigen om lid te worden van de vereniging van de mede-
werkers.
Op deze wijze kon men hun het Bollettino sturen en gemakkelijker de
gunst bekomen. Zoals men ziet was deze Oostenrijkse prelaat zeer welwil-
lend gestemd tegenover het invoeren van het Italiaans godsdienstig tijd-
schrift.(1)
In het jaar 1883 werden er voor en na het feest van de H. Franciscus
van Sales veel conferenties voor medewerkers gehouden. Het Bollettino van
maart spreekt van twaalf, maar verzekert dat er heel wat meer geweest
zijn. Te Turijn sprak Don Bosco op 25 januari in de kerk van Sint-Jan de
evangelist. Over zijn conferentie hebben wij de volgende notities gevon-
den door hem zelf in een schrift geschreven.(2)
(1) Ook de inhoud van zijn brief in het Latijn geschreven, vertoont zeer welwillende
gevoelens.
(2) Salesiaans archief, eigenhandig geschreven door Don Bosco, n. 311.

2.2 Page 12

▲back to top
- XVI/10 -
"
25-1-83.
"
Conferentie gehouden in de kerk van Sint—Jan de evangelist.
"
Men geeft een kort overzicht van de stand van zaken die aan-
" bevolen werden aan de medewerkers in het jaar 1882 alsook van deze
" voor het jaar 1883.
"
Vermits over deze zaken al een en ander gezegd werd in de
" brief die gepubliceerd werd in het Bollettino bij onze nieuwjaars-
" wensen aan de medewerkers, kan men hier door middel van een confe-
" rentie uitleg geven op enkele vragen die schriftelijk of persoon-
" lijk gesteld werden door onze medewerkers of door hun vrienden.
"
"
1° Men vraagt welke de betekenis is van het woord "medewer-
" ker"en of het een exclusieve vereniging is.
"
Deze vereniging heeft als doel de vooruitstrevende christenen
" te verenigen om goed te doen aan de burgerlijke maatschappij en de
" goede zeden vooral ten voordele van de bedreigde jeugd te bevorde-
" ren.
"
Er zijn daartoe veel middelen en veel manieren, maar wij be-
" perken ons ertoe de bedreigde jeugd te helpen volgens ons reglement.
"
Deze vereniging werd goedgekeurd door de Heilige Vader die er
" het hoofd van is en die ze verrijkt heeft met talrijke aflaten.
"
"
2° Is de vereniging van de medewerkers niet tegenstrijdig met
" de vereniging van de derde—ordelingen van Sint—Franciscus van
" Assisi?
"
De vereniging van de medewerkers is niet alleen niet tegen-
" strijdig met de vereniging van de derde—ordelingen, maar is er een
" aanvulling van. Paus Pius IX zelf heeft deze twijfel beantwoord:
" — De wereld, zei hij, is werelds " en daarom moeten wij wereldse
" waarden laten zien zoals de medewerkers doen. De derde—ordelingen
" van Sint—Franciscus van Assisi hebben als voornaamste doel zich te
" heiligen door het beoefenen van de vroomheid, maar de medewerkers
" doen dit door het beoefenen van de liefdadigheid. Maar zowel de
" enen als de anderen zijn gericht op de meerdere eer van God en het
" welzijn van de zielen. Daarom kunnen alle derde—ordelingen zich aan-
" sluiten bij de Salesiaanse medewerkers, zoals trouwens iedere mede-
" werker lid kan worden van de derde—ordelingen van de Franciscanen
" of van de Dominicanen en op die manier zijn voordeel kan trekken
" uit twee bronnen van genaden, zegeningen en heilige aflaten.
"
"
3° Kan een hele familie, een kloostercommuniteit, een opvoedigs-
" huis, een college en ook een parochie lid worden?
"
"
Vader of moeder of wie ze vervangt, kunnen lid worden of een-
" voudig de familie vertegenwoordigen. Zo, bijvoorbeeld, kan iemand
" zich laten inschrijven met heel zijn familie of zijn groepering of
" de directeur met de leerlingen van zijn college. Maar dan moet
" iedereen de voorwaarden van een medewerker vervullen en moet hij in
" de loop van het jaar, minstens één van de werken van liefdadigheid
" die in het reglement aangeduid worden

2.3 Page 13

▲back to top
- XVI/11 -
" vervullen, bijvoorbeeld enz. Dezelfde richtlijn zal men dienen te
" volgen in de communiteiten, colleges of opvoedingshuizen, parochies
" en dergelijke.
"
4° Zullen de medewerkers niet van politiek verdacht worden?
" Zeker niet. Het is de taak van de medewerker de goede zeden te be-
" vorderen, de diefstallen te verhinderen, het aantal zakkenrollers
" te verminderen en te zorgen dat er minder kinderen op de pleinen
" en straten aan hun lot overgelaten rondslenteren en ellendig in de
" gevangenis eindigen. Daarom kan iedere regering en om het even wie,
" niets anders wensen dan een vereniging van mensen die enkel geleid
" worden door hun geest van liefdadigheid en zich inzetten om derge-
" lijke werken te verrichten.
"
5° Wat dient gezegd te worden over zovele nalatenschappen
" waarvan men beweert dat ze dagelijks aan Don Bosco worden geschon-
" ken?
"
Ik ben werkelijk genoodzaakt te verklaren dat iedere dag een
" of andere krant een rijke nalatenschap aankondigt. Maar wanneer men
" duidelijk vraagt naar de naam, voornaam, en de streek van de ver-
" dienstelijke erflater, dan heeft men die nooit kunnen aanwijzen.
" Sommige bescheiden nalatenschappen hebben wij verkregen, maar met
" zoveel lasten en op zodanige voorwaarden dat wij er meestal dienden
" aan te verzaken.
"
Enkele dagen geleden kondigde een medewerker mij een prachtig
" nalatenschap aan en sprak me zelfs over een aanzienlijk bedrag in
" gouden muntstukken. Don Bosco of iemand door hem afgevaardigd moest
" ze maar gaan halen. Niettegenstaande het slechte weer en de lange
" reis heb ik er dadelijk twee vertrouwde personen heen gestuurd om
" deze boodschap te gaan uitvoeren. Maar wat was het? Ze vonden een
" testament dat goed opgesteld was volgens de wet. Toen ze op zoek
" gingen naar het aanzienlijk bedrag, was het niet mogelijk het te
" vinden. Na zorgvuldige opzoekingen vond men in een kistje dat in
" een schuilplaats verborgen lag, de grote schat van één frank en
" zestig centiemen.
"
Hieruit kunt u opmaken welke andere aanzienlijke legaten aan
" Don Bosco vermaakt werden.
"
"
6° Maar Don Bosco is toch rijk.
" Om zich een idee te vormen over de grote rijkdommen van Don Bosco
" is het noodzakelijk te noteren dat we in al onze huizen voor geen
" cent inkomen bezitten en dat de belastingen op onze huizen met een
" strook tuin erbij, meer dan dertigduizend lire bedragen.
"
Even zeker zijn we van de uitgaven voor bouwen, herstellen,
" aankoop van meubels, kleren en levensmiddelen voor een aantal kin-
" deren die de goddelijke Voorzienigheid ons dagelijks toestuurt.
"
Ik ben echter verplicht sommige uitdrukkingen te verbeteren.
" Daarom, wanneer ik arm ben als ik me zelf als een alleenstaande
" persoon beschouw, word ik zeer rijk wanneer ik de goddelijke Voor-
" zienigheid op het oog heb die iedere dag en mogen we wel zeggen op
" ieder ogenblik ons ter hulp komt. Ik ben zeer rijk door uwe liefda-
" digheid, verdienstelijke medewerkers, door uw liefdadigheid die
" groot is omdat ze de rechterhand niet laat weten wat de linkerhand
" doet en mij daardoor op zoveel verschillende manieren ter hulp
" komt. Indien het mij veroorloofd zou zijn de sluier op te lichten
" van zovele edelmoedige werken van liefdadigheid die velen

2.4 Page 14

▲back to top
- XVI/12 -
" onder u mij het hele jaar door bewijzen, dan zou men deze kunnen
" rekenen bij de liefdadigheid van de christenen uit de eerste eeu-
" wen.
"
"
Namen en plaatsen zal ik verzwijgen en enkel naar sommige fei-
" ten verwijzen. Er zijn personen die ertoe komen besparingen te doen
" door onverpoosd te werken, zoals het naaien van nieuwe kleren, het
" verstellen van oude kleren, het breien van kousen, het naaien van
" hemden. Dan brengen ze dat bij mij en zeggen: - Dit is om de armen
" van Jezus te kleden.- Anderen beperken zelfs de hoedanigheid of de
" hoeveelheid van hun voedsel, van hun kleding en van hun tapijten.
" Ze stellen het uit om nieuwe te kopen, soms maken ze geen gebruik
" van hun rijtuig en dit doen ze, zeggen ze, om wat meer geld te heb-
" ben en eten te kunnen geven aan de armen die honger hebben en drin-
" ken aan hen die dorst hebben. Ik ken personen die welgesteld zijn
" en tot de zeer goede stand behoren; op hun lange reizen nemen ze
" mensen mee die arm zijn en laten het reispersoneel achterwege dat
" nochtans bij hun stand zou passen. Ze zien ervan af zich naar eer-
" zame feesten te begeven. Ze verminderen hun dienstpersoneel en ma-
" ken zich zelf, om zo te zeggen, tot hun eigen dienaar, enkel met
" het doel wat meer geld te kunnen opzij leggen om aan liefdadig-
" heidswerken te besteden.(1) Voor sommigen dan is de vakantietijd
" de geschikte tijd om kledingstukken voor de arme kinderen klaar te
" maken of te verstellen.
"
"
Het is nog niet zo lang geleden dat een persoon in één van
" onze huizen kwam en zag dat een groot aantal van de jongens licht
" gekleed liep zoals in zomertijd. Hij werd erdoor bewogen en nadat
" hij vernomen had dat geldgebrek daarvan de oorzaak was, liet hij,
" niet zonder een zwaar offer van zijnentwege, nog voor de avond de
" nodige kleren verschaffen aan deze armen van Jezus Christus.
"
"
Een rijke heer, wiens naam ik ook dien te verzwijgen, vernam
" dat er in een huis gebrek aan brood was omdat de bakker een leve-
" ring weigerde wegens een zware schuld die het huis hem nog moest
" betalen. Daar hij op dat ogenblik geen geld beschikbaar had, wist
" hij zonder moeite zich te ontdoen van enkele waardetitels, betaal-
" de de schuld en stelde ons op die manier in staat verder eten te
" geven aan de uitgehongerden.
"
"
Ik ga niet meer verder met deze uiteenzetting die nog zeer
" lang zou kunnen zijn, maar ik kan niet anders dan God prijzen en
" onze heilige katholieke godsdienst in ere houden die zoveel geloof
" inboezemt in het hart van zijn zonen om dergelijke liefdadigheid
" te verrichten.
"
Ja, ik bedank enz.
De Unità Cattolica van 1 februari gaf een korte samenvatting van
zijn toespraak en beschreef de indruk die zijn woorden hadden verwekt. De
krant merkte op dat zijn toehoorders overtuigd waren van drie zaken, na-
melijk dat Don Bosco niet enkel vriend en een vader, maar ook een wel-
sprekende advocaat van de jeugd was.
(1) Een medewerker die juist al deze zaken verrichtte, was graaf Prospero Baldo van
Turijn, die de oudsten onder ons zich nog herinneren.

2.5 Page 15

▲back to top
- XVI/13 -
Indien hij de middelen had verkregen die in overeenstemming waren met
zijn ijver en de wilskracht van zijn hart, dan had hij het aanschijn van
de wereld veranderd. Tot slot waren ze er van overtuigd dat het feit van
hulpverlening aan zijn instituten niet alleen betekende dat men een ka-
tholiek, maar ook een filantropisch en een sociaal werk verrichtte.
Na de conferentie viel volgend klein feitje voor dat Don Borgatello
graag vertelde. Toen Don Bosco zich van de sacristie naar het kantoor van
de directeur van het huis begaf, trof hij bij de ingang een groep adel-
lijke dames aan die hem daar opwachtten om hem hun hulde te betuigen. Hij
bleef staan en sprak ze zeer minzaam aan. Don Borgatello was ten zeerste
verbaasd toen hij zag hoe Don Bosco zo gemeenzaam omging met personen van
het andere geslacht. Hij was over deze gedachte aan het tobben, toen Don
Bosco van deze medewerksters afscheid genomen had en hem in het oor
fluisterde: - Onthoud goed het volgende: men mag de heiligheid niet in
uiterlijkheden laten bestaan,
Of ze het al dan niet wisten dat Don Bosco steeds te Turijn en el-
ders een strijdhamer geweest is tegen de protestanten, het is een feit
dat sommige medewerkers, bezield door de geest van hun vereniging en ver-
schrikt door wat het protestantisme van over de Alpen in Italië aan het
bewerken was, hem een kleine statistiek lieten geworden, waarin men, met
één oogopslag de werkzaamheden van hun heilloze propaganda kon zien. Bo-
venaan het blad stond geschreven: "Kijk eens, Don Bosco, wat de protes-
tanten tot heden toe in Italië gedaan hebben! Wat dienen wij tegenover
zoveel kwaad te doen?" Wanneer hij dit blad overlas, moet hij zeer blij
geweest zijn dat hij een lumineus idee had gehad, nl., het voltooien van
de tweede druk van één van zijn vroegere werken. In de Letture Cattoliche
van 1853 had hij in zes afleveringen een verdediging van de Kerk tegen de
vernieuwers van de Hervorming gepubliceerd onder de titel De onderrichte
katholiek. Hij had dit traktaatje dus weer ter hand genomen, er wat aan
toegevoegd, verbeterd en verzamelde de verscheidene delen in één enkel
boekdeel, met als titel: De katholiek in de wereld. "Klein van omvang"
werd door de Civiltà Cattolica het boek genoemd, "maar volledig substan-
tieel levensvoedsel van de katholiek."(1)
Het genoot inderdaad de eer verscheidene malen te worden uitgegeven
en wordt ook nu nog gezocht.
Hij beschouwde dus steeds zijn Letture Cattoliche als een zeer goede
bescherming van het volk tegen de razende antikatholieke propaganda.
Daarom wou hij, nu onder de schaduw van de kerk van Sint–Jan in de stad
een nieuw centrum van godsdienstige werkzaamheid geschapen werd, dat het
maandschrift van daaruit zo ruim mogelijk in de omgeving zou verspreid
worden. Dit was de beweegreden voor het briefje dat hij op 8 januari aan
Don Marenco, de pastoor van de kerk, schreef.
"
Beste D. Marenco,
"
Ik heb aan Barale (2) gezegd met u overeen te komen om te
" zorgen voor de Letture Catt. en voor hun verspreiding. Hij be-
" loofde het mij uit ganser harte en schrijft mij de brief die ik
" hier bijvoeg.
(1) Boekdeel III van 1883, blz. 81 (cfr. Memorie B. Deel XVI, document 7).
(2) Salesiaans coadjuteur, directeur van de Salesiaanse boekenuitgeverij.

2.6 Page 16

▲back to top
- XVI/14 -
"
Wanneer ik naar het Oratorio kom, zal ik met hem spreken
" en jullie zullen dan ook met D. Bonetti het strijdplan opstellen.
"
Moge God jou, je werken en je familie beschermen.
"
Bid voor mij
"
je toegenegen vriend,
" Turijn, 8-83.
Priester Giov. Bosco.
Alvorens het Oratorio te verlaten liet hij nogmaals zijn ijver voor
het behoud van het geloof blijken. We spraken al over het goddeloze en
schaamteloze tijdschrift dat te Turijn verscheen en de aanbiddelijke naam
van de Zaligmaker als titel had.(1) De schandalen waren op hun toppunt
gekomen. De krantenventers riepen zijn naam door de straten, grote aan-
plakaffiches bekleedden de muren, heiligschennende handen schreven op
vele plaatsen met zwarte letters op de tegels van de galerijen deze aan-
biddelijke naam als om de mensen ertoe te dwingen deze naam te vertrap-
pen. Bepaalde mensen die slecht leefden, stonden te kijken naar de kloos-
terlingen en wanneer ze zagen dat ze ervan rilden en dat ze er een wijde
kring omheen maakten, lieten ze een spottend gelach horen. De procureur
des konings die men verzocht een einde te stellen aan dit schandaal, ver-
schanste zich achter de wet op de vrijheid van de pers.(2)
Enige dappere jongens vaagden in de vroege morgen deze hoogheilige
naam van de straatstenen weg, ofschoon hij geschreven was met verf die
in de stenen doordrong. De verontwaardiging van de brave mensen was ten
top gestegen. En toch kwam er geen enkel protest vanwege het geestelijke
gezag. Ofschoon de katholieke kranten het uitschreeuwden, scheen men
daar niet te weten wat er in de stad voorviel. Het was tijd dat er iets
gedaan werd.
Don Bosco gaf toen aan Don Bonetti het bevel de stem te verheffen
in het Bollettino, dat in Italië gelezen werd, ook door degenen die de
Unità Cattolica niet lazen. Deze vurige ziel schreef een lang en leven-
dig artikel met als titel: Jezus Christus onze God en onze Koning, dat
hij beëindigde met een warme belijdenis van geloof en liefde. Het arti-
kel viel Don Bosco zo zeer in de smaak dat hij de auteur het bevel gaf
er dadelijk een klein werkje van te maken en het gratis onder de bevol-
king van Turijn te verspreiden. Dit bevel werd met de toestemming van
de kerkelijke overheid nauwgezet uitgevoerd na het vertrek van Don Bos-
co. Door de zorgen van de vereniging van katholieke arbeiders werden er
aan de poorten van al de kerken van Turijn, wel honderdduizend exempla-
ren van verspreid op één enkele zondag van februari.
Op dit artikel van het Bollettino van februari nam het godlasteren-
de schimpblaadje op zijn manier weerwraak. In zijn nummer van 11 febru-
ari publiceerde het een grootsprakerige verklaring vol boosaardigheden
tegen Don Bosco.
(1) Cfr. boekdeel XV, blz. 390.
(2) Don Bonetti stuurde namens enkele burgers van Turijn een protest aan de Minister
van Justitie.

2.7 Page 17

▲back to top
- XVI/15 -
Bij zijn lezers belasterde het Don Bosco als een bedrieger van welgestel-
de mensen en bij de regering klaagde het Don Bosco aan als iemand die de
wetten overtrad en dus als een grote vijand van het vaderland moest be-
schouwd worden.
Maar wat er al gedaan was, dat was nog onvoldoende. Don Bosco wou
dat de kreet: Jezus onze God en onze Koning, door heel Italië zou her-
haald worden vooral bij gelegenheid van het feest van Pasen. Daarom had
hij een geniale inval. Hij wou het werkje doen dienen als Paasboodschap.
Daarom moest men het dus opnieuw laten drukken onder een nieuwe vorm. In
zijn eerste vorm droeg het werkje het imprimatur van de curie van Genua,
omdat het gedrukt was te Sampierdarena. Nu was er een nieuwe vergunning
nodig. Om vlug te kunnen werken, werd er besloten dat men de vergunning
van de revisoren van Turijn zou vragen. De vergunning werd bekomen door
een list, want langs de gewone weg ware het onmogelijk geweest.(1) De
zaak van de paasbrief deed dan een herrie ontstaan, waarvan het gevolg
was dat het werkje in zijn huidige vorm enkel mocht gestuurd worden bui-
ten het aartsbisdom, ofschoon ook hier veel pastoors het gevraagd hadden.
Het helse schotkrantje maakte er gebruik van om een ander proza te brou-
wen met als titel: Don Bosco, de aartsbisschop en Cie, maar dat was zo
triviaal dat wij er onze bladzijden niet mee willen bevuilen. De slang
had een flinke trap op haar staart gekregen.
Voor deze beweging had Don Bosco de onderrichtingen gegeven, maar
hij zag er enkel het begin van, omdat alles zich afgespeeld had, terwijl
hij op rondreis was in Frankrijk. Bij deze reis had hij zich een welbe-
paald doel gesteld, namelijk, aalmoezen vragen voor de kerk van het Hei-
lig Hart te Rome. Het talmen moe, had hij besloten de werken krachtig te
laten vooruitgaan. Maar er was veel geld nodig. "Zend ons centen, schreef
hij nog op dezelfde dag van zijn vertrek, want sine quibus zal de kerk
nooit hoger geraken dan tot de kroonlijst."(2) De goede vader voelde goed
dat zijn krachten hem begaven, maar zijn liefde voor de paus, die hem met
deze opdracht gelast had, spoorde hem aan te handelen met heel zijn wils-
kracht. Daarom ondernam hij die zo vermoeiende reis. Van dit alles vinden
wij een uitdrukkelijke verklaring in een brief van 30 januari aan de kar-
dinaal-vicaris. "Morgenvroeg", schrijft hij hem, "vertrek ik, als het God
belieft, naar Genua en dan zal ik een bezoek brengen aan de huizen van
Ligurië. Ik ga van huis tot huis tot Marseille en vandaar, indien mijn
gezondheid en de publieke gebeurtenissen het toelaten, zal ik een tocht
maken tot Lyon en Parijs waarbij ik aalmoezen zal vragen voor het Heilig
Hart en een aanbeveling zal doen voor Sint-Pieterspenning. Maar ik beveel
mij ten zeerste bij u aan, opdat u zich zou inspannen om de hinderpalen
die ons werk beletten uit de weg te ruimen. Ik wens dit van ganser harte
en ik ben ook bereid tot weinig redelijke offers, als men maar de werken
die al te lang geschorst werden, kan voortzetten". Met deze "weinig rede-
lijke offers" zinspeelde hij, zoals in het vorige boekdeel verhaald werd
op de duizenden lires die men zou weggooien om zich te ontdoen van het
vroegere contract en van de kliekjeskuiperijen die het meebracht.
(1) Don Lemoyne heeft er het dramatische verhaal van nagelaten.
(2) Brief van Don Dalmazzo, Rome. 31 januari 1883.

2.8 Page 18

▲back to top
- XVI/16 -
Zijn reisroute in Frankrijk had hij al ongeveer uitgestippeld van
begin december van het jaar voordien. "Indien het in Frankrijk rustig
is, had hij aan een edelmoedige weldoenster (1) geschreven, zal ik ver-
trekken op 20 januari aanstaande naar Genua, Nice, Alpes Maritimes, Can-
nes, Toulon, Marseille, Valence, Lyon, zodat ik einde maart te Parijs
ben."
Zijn twijfel over de rust in Frankrijk werd hem ingegeven door on-
lusten die het land in beroering hadden gehouden vooral van 9 augustus
tot 9 november, namelijk, van de sluiting van de kamers tot hun nieuwe
opening, toen de regering van de republiek het aan de stok had met ge-
welddaden van de socialisten en met dynamietaanslagen van de anarchis-
ten. Juist in het begin van de maand november had hij onder indruk van
die wanordelijkheden aan abbé Guiol doen schrijven dat men veel moest
bidden om de storm te beperken, want, waar deze zou doortrekken, zou hij
puin maken.(2) Een tweede brief echter, twee weken later, had de schrik
voor de gevaren die in de vorige brief werden aangeduid wat tot bedaren
gebracht. Hij beloofde dan inderdaad met zekerheid een speciale bescher-
ming van de Madonna voor al diegenen die zich zouden bezighouden met de
belangen van Maria, Hulp der Christenen.(3) Toch bleven er nadien ook nog
redenen tot ongerustheid omwille van de werkzaamheid van de partijen die
de burgers verdeelden. De Napoleonisten verlangden naar het herstel van
het keizerrijk, de Orleanisten en legitimisten verlangden opnieuw de
witte vlag met de gouden lelies te hijsen. Zelfs de Republikeinen woedden
tegen elkaar en in het geheim manoeuvreerden de communisten, de gezworen
vijanden van iedere regering. Toen Don Bosco zich dan in januari voor de
reis klaarmaakte, was het proces van Lyon aanhangig tegen de anarchisten
die zich onlangs aan vandalenstreken hadden schuldig gemaakt, en was er
een onderzoek ingesteld tegen Prins Jerome Bonaparte te Parijs aangehou-
den onder de beschuldiging van een poging om de vorm van de regering te
wijzigen. Dit alles hield de harten in beroering en gaf aanleiding tot
dreigende betogingen.
De eerste formele vermelding van zijn aanstaande reis werd door hem
gegeven aan de directeur van het huis van Nice.
"
Beste Don Ronchail,
"
Bij de zaken die dienen gedaan te worden, moet je ook regel-
" matig een lijst aanleggen van de medewerkers die te Nice gehuis-
" vest zijn. Dat om te vermijden dat men een diploma zou zenden aan
" personen die al medewerkers zijn zoals iedere dag gebeurt en dan
" ook om één enkel centrum te vormen.
"
Op 30 dezer zal ik mij naar Nice begeven, maar dag en uur
" zullen nog nader worden aangeduid. Groet zeer hartelijk al onze me-
" debroeders, leerlingen en vrienden onder wie de goede baron Hé-
" raud, Rembeau en D. Vimenti.
(1) Brief aan Clara Louvet, 5 december 1882.
(2) Proces-verbaux du Comité des Dames de l'Oratoire Saint-Léon, Séance du 8 novembre
1882.
(3) L. c., 23 novembre 1882.

2.9 Page 19

▲back to top
- XVI/17 -
"
Moge God ons allen zegenen; bereid alles goed voor en geloof
" dat ik steeds in Jezus Christus voor jou ben
"
een toegenegen vriend,
"
Priester Giov. Bosco.
" P.S. Ik ontvang op dit ogenblik je brief. We zullen ervoor zorgen
"
dat we een dag te Menton en te Monaco kunnen blijven. Denk
"
aan de voorbereiding.
Acht dagen nadien schreef hij erover aan graaf en gravin Colle. "Ik
zal eraan verzaken", zei hij, "andere plaatsen te bezoeken om mij langer
met u te kunnen onderhouden, maar alles zonder overhaasting."
Alvorens Italië te verlaten, dacht hij aan Florentië waar een nieuw
huis in opbouw was. Het meest praktische wat hij op dat ogenblik ten
voordele van de onderneming kon doen, was een woord richten tot gravin
Uguccioni om deze rechtstreeks en onrechtstreeks te helpen.
"
Onze goede mama in Jezus-Christus,
"
Alvorens naar Frankrijk te vertrekken wil ik u de verzeke-
" ring geven dat ik iedere dag bid voor u, onze verdienstelijke
" moeder. Overmorgen zullen wij het feest van de H. Franciscus van
" Sales vieren en ik zal de heilige mis opdragen ter ere van Maria,
" Hulp der Christenen, volgens uw intentie.
"
Ik weet dat u àl doet wat u kunt voor ons beginnend huis. Ga
" er mee voort. God heeft ons geholpen en zal ons nog helpen.
"
Moge de zegen van de Hemel overvloedig over u neerdalen en
" over heel uw familie. Ik verzoek u allen mijn eerbiedige groeten
" te willen overbrengen. Ik vraag u allen voor mij te willen bidden
" en u in het bijzonder van wie ik ben de zeer genegen
"
zoon in Jezus-Christus,
" Turijn, 27-83.
Priester Giov. Bosco.
Twee dagen voor zijn vertrek lichtte hij baron Carlo Ricci des Fer-
res hierover in en nodigde hem uit om bij hem te komen, omdat hij hem
over een zekere zaak diende te spreken.
"
Beste Heer Baron,
"
Indien u morgen (30 januari) een ogenblik naar het Oratorio
" kunt komen, zou ik u graag spreken over onze zaken, Morgen of
" liever overmorgen (31 januari) zal ik naar Genua en dan naar
" Frankrijk vertrekken.
"
Moge God u zegenen, mijn beste Heer Baron. Indien Hij op aar-
" de doornen wil verlenen, zal Hij U ook enige vertroosting schen-
" ken en eens doen genieten van volmaakt geluk daarboven in het
" paradijs. Amen.

2.10 Page 20

▲back to top
- XVI/18 -
" Gelieve ook te willen bidden voor deze arme man die steeds in
" Jezus Christus voor u zijn zal
"
een nederige dienaar,
" Turijn, 29 januari 1883.
Priester Giov. Bosco.
In de loop van de maand waren er drie brieven uit Parijs toegeko-
men. Om zich daar een rustig verblijf te verzekeren had hij aan de pas-
toor van Notre-Dame des Victoires gevraagd hem herbergzaamheid te willen
verlenen in zijn pastorij, maar met groot spijt antwoordde deze hem dat
hij hem de gevraagde gunst niet kon verlenen en somde hem ook de redenen
hiervoor op. Aan graaf de Richemont had hij in een van zijn brieven van
het jaar voordien het inzicht te kennen gegeven hem te bezoeken te Parijs
in het begin van het jaar 1883. Toen men in de maand januari was, haastte
de graaf zich hem zijn levendige dankbaarheid te betuigen en zei hem dat
heel zijn familie hem met hartelijke gevoelens verwachtte. Van het einde
van dezelfde maand dateert een brief van de befaamde geleerde abbé
Moigno, die wij al vermeld hebben als een geestdriftige Salesiaanse mede-
werker. Uit de brief kan men opmaken dat hij onlangs in het Oratorio van
Turijn geweest is. De minzame verering voor Don Bosco die uit zijn
schrijven blijkt, maakt het voor ons raadzaam aan onze lezers dit docu-
ment te laten kennen.(1)
Het scheen Don Bosco onbetamelijk zich voor zo geruime tijd uit
Turijn te verwijderen zonder afscheid te nemen van de aartsbisschop en
zijn zegen te ontvangen. Na de bekende Concordia was dit van zijnentwege
eveneens een mooie daad van oprechtheid, helemaal in overeenstemming met
de gevoelens, waarmee hij de voorwaarden die hem door de paus gesteld
werden vervuld had. Hij begaf zich dus met dit doel naar het paleis van
de aartsbisschop, maar kon geen audiëntie verkrijgen. Bij het terugkeren
naar huis zei hij tot wie hem vergezelde: — Monseigneur heeft mij niet
willen spreken nu ik hem opgezocht heb. Weldra zal hij mij opzoeken en
zal mij niet aantreffen, omdat ik er niet zal zijn.
Profetische woorden waarvan toen niemand zich had kunnen voorstel-
len dat de verwezenlijking ervan zo nabij was,(2)., zoals we weldra
zullen zien.
(1) Wij zijn er niet in geslaagd het originele terug te vinden, enkel de vertaling ge-
maakt door de veeltalige coadjuteur Quirino, misschien omdat het geschrift van de abbé
moeilijk leesbaar was. Zie vol. XVI, document 13.
(2) Don Lemoyne, aan wie wij deze inlichting verschuldigd zijn, schrijft dat Don Deppert
hem zei "dat hij bereid was te getuigen kennis te hebben gekregen van die woorden van Don
Bosco, vooraleer Mgr. Gastaldi stierf." Don Lemoyne zelf liet een brief na: "De laatste
woorden die hij uitsprak waren: - Ah! Don Bosco! oh! Don Bosco! – Aldus getuigde theoloog
Corno gehoord te hebben op het ogenblik dat hij misschien op de grond viel. Dit zei hij
aan D. Deppert, zijn oude schoolmakker, en meermaals verklaarde D. Deppert, in aanwezig-
heid van D. Lemoyne, zich bereid hiervan getuigenis af te leggen." In die dagen had een
feit verrassing verwekt. Te Turijn was men bezig met het oprichten van een vereniging
voor de verspreiding van de goede pers op initiatief van de gewestelijke vereniging van
het werk van de Congressen. Het zou maar natuurlijk geweest zijn, wanneer men bij het
zoeken naar een beschermheilige de H. Franciscus van Sales, die door Pius IX als kerk-
leraar en patroon van de katholieke pers was uitgeroepen, gekozen had. Men gaf echter de
voorkeur aan Sint-Carolus Borromeüs. Er liepen geruchten dat men er eerst aan gedacht had
zich onder de bescherming te stellen van de bisschop van Genève, maar dat de aartsbis-
schop zich daartegen verzet had en anders geweigerd had zijn zegen aan de onderneming te
schenken.

3 Pages 21-30

▲back to top

3.1 Page 21

▲back to top
- XVI/19 -
Op een morgen van 31 januari was Don Bosco rustig aan het biechtho-
ren zoals hij dat gewoon was te doen. Don Berto laat ons weten dat hij,
na zijn belijdenis de volgende raad ontving: - Zorg ervoor je leven to-
taal aan de Heer op te offeren en te werken tot je laatste ademtocht voor
zijn glorie. Verdraag met geduld de tegenslagen en tegenkantingen bij het
bewerken van het goede alsof dit de laatste biecht van je leven was.- Bij
het aanhalen van deze woorden uit een notitieboekje van Don Berto,
schrijft Don Lemoyne: "Dit was de voortdurende gedachte van Don Bosco."
Dadelijk na het celebreren van de mis in zijn kamer overhandigde hij aan
dezelfde Don Berto, als een geschenk van de Madonna, volgend "bloempje"
door hem eigenhandig geschreven: "Wie met vrucht wil werken, moet in zijn
hart de christelijke liefde hebben en met de daad het geduld beoefenen."
Korte tijd nadien vertrok hij naar Genua vergezeld van Don Durando
en van Don De Barruel.
Don Bosco moest niet veel nadenken over zijn persoonlijke voorberei-
dingen wanneer hij een lange reis ondernam, want hij ging heen zoals hij
was. Op zijn kamer was hij gewoon enkel het hoogst noodzakelijke te hou-
den. Zijn talrijke weldoensters wedijverden met elkaar om hem kousen,
zakdoeken, hemden, truien en andere kledingstukken te schenken. Alles
echter overhandigde hij dadelijk aan Don Berto, opdat hij het naar de
linnenkamer zou dragen om te worden gebruikt door iedereen die het nodig
had. Wel probeerde Don Berto wat opzij te leggen voor Don Bosco, maar hij
wou dat niet en toen hij het bemerkt had zei hij herhaaldelijk: - Neen,
neen, draag alles weg. Alles dient in gemeenschap te blijven. Indien jij
het hier bewaart, dan zal de Voorzienigheid niets meer sturen. Prent dit
goed in je geest: hoe meer jij aan het huis geeft en niets voor ons be-
waart, hoe meer er ons zal toekomen.
Hierin vinden wij de verklaring voor het feit dat telkens hij een
reis dringend moest ondernemen hij niet de nodige kleding had en zich
hierover nog verheugde uit liefde tot de armoede. Eens, op het punt zich
op reis te begeven, was zijn broek in een dergelijke staat dat, omdat er
geen tijd meer overbleef om het anders te doen, Don Rua haastig zijn ei-
gen broek uittrok en ze hem gaf„ Op een andere keer bij een dergelijke
gelegenheid zag Don Lemoyne dat zijn onderlijfje heel versleten was.
Daarom deed hij het zijne uit en liet het hem aantrekken. Beide feiten
hadden plaats op het ogenblik dat hij zich in de kamer bevond om af-
scheid te nemen.
Bij het ondernemen van reizen die wat langer zouden duren, was
er iets dat naarmate hij ouder werd, hem meer pijn deed, nl. dat hij zich
moest verwijderen van zijn dierbare Oratorio dat bijna een deel van zijn
leven geworden was. Hoe groot zijn genegenheid voor het Oratorio was, kon
men afleiden uit zekere zinnen die hem ontvielen, telkens als men nieu-
wigheden wou invoeren. Iedere verandering kostte hem een stuk van zijn
hart, Men dacht eraan een nieuw orgel in de plaats te brengen van het
zeer oude en versleten orgel in de kerk van de H. Franciscus: - Neen,
neen, zei hij, laat het herstellen, maar doe het niet weg. Het heeft zo-
vele jaren gezang van onze jongens begeleid!- Eens was hij vanuit zijn
kleine loggia naar beneden aan het kijken en viel zijn oog op het daar
tegenover liggende gebouw dat toen de huidige speelplaats van de leer-
lingen in twee deelde. Hij zei tot Don Lemoyne: - Zie je dat gebouw daar?
Vroeg of laat zal het verdwijnen en afgebroken worden; en mij heeft het
zoveel zweet gekost om het op te richten!

3.2 Page 22

▲back to top
- XVI/20 -
Is het mogelijk dat men wat Don Bosco gebouwd heeft, zal willen
slopen? - merkte zijn gesprekspartner op.
En toch zal het zo gebeuren. Ofwel omwille van esthetische redenen
ofwel om de lokalen beter in te delen of om de speelplaatsen anders te
verdelen, zullen deze muren verdwijnen wanneer ik er niet meer zal zijn.
Eerder al had Don Savio gedurende Don Bosco's afwezigheid bij het
bouwen van het koor van de kerk van Maria, Hulp der Christenen, een werk
dat uitgevoerd werd verscheidene jaren na de oprichting van de kerk, de
historische moerbezieboom, waaronder de jonge Reviglio zich verscholen
had, laten omhakken. Pas had Don Bosco bij zijn terugkeer gemerkt dat
deze boom was omgehakt, of hij riep uit: -Nu ik die boom niet meer zie,
voel ik mij zo bedroefd als voor de dood van een broer.
Dit zijn uitdrukkingen die ons aantonen hoe teder hij een plaats
liefhad die zo gezegend was door de Madonna en die het trefpunt was ge-
weest van zovele wederwaardigheden en genaden. Telkens hij die plaatsen
voor een aanzienlijke tijd moest verlaten, kostte het hem veel leed.

3.3 Page 23

▲back to top
- XVI/21 -
H O O F D S T U K II
TE NICE, MARSEILLE, LYON EN IN ANDERE
KLEINERE STEDEN IN DE BUURT
Juist vijf jaar voor hij deze aarde verliet, begon Don Bosco zijn
historische reis van vier maanden in Frankrijk van 31 januari tot 31 mei.
Na een korte reis van twee weken in de huizen aan de kust van Ligurië,
doorliep hij vrij traag Zuid-Frankrijk van Nice naar Lyon, vanwaar hij
zich naar Parijs, zijn bijzonderste doel, begaf. In de Franse hoofdstad
bleef hij van 18 april tot 26 mei en deed van daaruit een kort reisje
naar Rijsel en een ander naar Amiens met een bezoek bij zijn terugkeer
aan Dijon en Dôle. Wij zullen dit hoofdstuk besteden aan het eerste ge-
deelte van zijn lange tocht. Wij betreuren het dat er zo veelvuldige
leemten in voorkomen die te wijten zijn aan het teloor gaan van de brief-
wisseling.
Na enkele dagen te Sampierdarena trok hij naar Varazze zoals blijkt
uit een briefje dat hij schreef aan de directeur van Marseille.
"
Beste D. Bologna,
"
Wat je me schrijft is in orde. Je mag aan mevrouw Abatucci
" zegen dat ik mij in de namiddag van 13 dezer te Torrione of te
" Ventimiglia zal bevinden. Op 14 dezer ga ik naar Menton, waar ik
" een halve dag zal blijven. Waar deze dame zich ook mag bevinden,
" ik zal haar graag zien, Je zal haar ook de verzekering geven dat
" ik voor haar en voor al haar goede intenties bid. Ik voeg hierbij
" een briefje voor mevrouw George Borelli omwille van de reden die
" je me aangeduid hebt. Ik ben zeer verheugd dat de familie zich
" in goede gezondheid bevindt. Je zal aan D. Albera zeggen dat hij
" bezoeken en geld moet voorbereiden.
"
Ik zal hem veel groeten van zijn vele vrienden brengen.
"
Moge God ons allen zegenen en geloof me steeds in Jezus-
" Christus te zullen zijn
"
" Varazze, 5 februari 1883.
"
je toegenegen vriend,
Priester Giov. Bosco.
Van Varazze trok hij verder naar Alassio waar hij in het college een
kleine conferentie voor de medewerkers hield. Van het begin van zijn reis

3.4 Page 24

▲back to top
- XVI/22 -
bleek hij zo vermoeid te zijn dat hij de mis van de communiteit niet kon
celebreren, maar ze aan een zijaltaar opdroeg. Hij had de amict al omge-
daan toen een leerling Amilcare Bertolucci, die aan het altaar moest die-
nen, hem vol vertrouwen verzocht zijn biecht te willen horen. De direc-
teur sneed hem het woord af, maar Don Bosco zei hem: - Jawel, jawel. En
dadelijk ontdeed hij zich van zijn amict, legde ze neer en ging zitten.
Toen de biecht gedaan was, zei hij hem: -Wees opgeruimd, want we zullen
elkaar weerzien. - En inderdaad zagen ze elkaar weer twee jaar nadien te
S. Benigno. Dadelijk herinnerde Don Bosco zich het woord dat hij gezegd
had. De jongen bevond zich daar om Salesiaan te worden. Multa tulit fe-
citque puer om zijn roeping te volgen, maar in zijn strijd met zijn fa-
milie stond Don Bosco hem bij en bekwam door zijn gebeden dat de jongen
een moeilijke zege behaalde. Thans leidt Don Bertolucci sinds zeven jaar
een leven van smarten en gebed, aangetast door een vreselijke vorm van
gewrichtsontsteking. Na enkele bezoeken aan San Remo vertrok Don Bosco
naar Vallecrosia. Tot heden toe weten we niets anders over deze reis.
Te Vallecrosia waren er zwarte wolken gerezen door de overdreven
ijver van de mensen die verkeerd ingelicht waren en die de goede betrek-
kingen tussen de bisschop van Ventimiglia en de directeur van het huis in
het gedrang brachten. In de ogen van Monseigneur scheen het dat het werk
van de Salesianen terrein verloor ten overstaan van de werkzaamheden van
de Waldenzen. De bisschop had zonder verder onderzoek aangenomen wat men
hem meegedeeld had en had zich hierover beklaagd in een brief aan Don
Bosco die over dit alles aan Don Cibrario bericht gaf. Deze spaarde geen
moeite om zijn medebroeders en zich zelf te ontdoen van de klakkeloze
beschuldigingen die voortkwamen van een of andere gladde tong die gewend
was kwaad te spreken over de Salesianen. Don Bosco wou door zijn aanwe-
zigheid de zaken weer in orde brengen en begaf zich met Don Durando bij
de bisschop, met wie hij zich tot in de late avond onderhield.
Bij zijn terugkeer had hij een vrolijke en onverwachte ontmoeting.
Nadat hij tevergeefs naar een rijtuig had gezocht, was hij genoodzaakt de
weg te voet af te leggen. Gedurende de dag had het hard geregend zodat
bij het vallen van de duisternis de modderige weg het gaan moeilijk maak-
te. Wegens zijn zwak gezichtsvermogen merkte Don Bosco niet meer waar hij
zijn voet moest zetten. Toen ontmoette hij een oude vriend, de befaamde
Grigio, die hij sinds dertig jaar niet meer gezien had. Het brave dier
kwam kwispelstaartend naderbij en liep dan een halve meter voor hem uit,
zodat Don Bosco hem in het donker zien kon. De hond liep traag en gelijk-
matig vooruit en zorgde ervoor de plassen te vermijden. Dicht bij huis
verdween hij.
Don Durando die erop lette zelf niet beslijkt te worden, beweerde
altijd dat hij niets gezien had, maar Don Bosco vertelde menigmaal dat
feit. Eens vertelde hij het te Marseille in het huis Olive gedurende het
diner.(1)
(1) In de Italiaanse vertaling van Don Bosco van Dr. d'Espiney ontbreekt deze episode.
Don Rua die Don Ercolini met deze vertaling gelast had, gaf hem bevel dit te
schrappen samen met andere berichten waarover hij geen zekerheid bezat. Maar Don Rua
zelf zei nadien aan de vertaler dat de auteur zich bij hem beklaagd had over deze
weglating, vermits Don Bosco zelf hem het feit verhaald had. - Maar ik kende het
niet, antwoordde Don Rua om zich te verrechtvaardigen.

3.5 Page 25

▲back to top
- XVI/23 -
Mevrouw vroeg hem: - Maar hoe komt het dat deze hond nu al zo
oud zou zijn dat hij de normale levensduur van de honden overtreft? -
Don Bosco antwoordde glimlachend: - Het zal een zoon of een kleinzoon
van die hond geweest zijn.- Bij een andere gelegenheid werd hij onder-
vraagd over de vorm die de hond had. - Het was een hond - zei hij heel
natuurlijk.(1)
(1) Het archief van de Dochters van Maria, Hulp der Christen bewaart drie vreemde ge-
vallen van honden die doen denken aan de Grigio van Don Bosco.
Op 2 november 1893 keren twee zusters te voet terug van Assisi naar hun college
van Cannara en worden onderweg verrast door de mist en door de nacht buiten de bebouw-
de kom en nog ver van huis. Schrik bevangt hen. Zuster Amalia Calaon zegt tot haar ge-
zellin: Oh! Kon Don Bosco ons
zijn Grigio toch zenden! - Ja zeker! - roept zuster An-
netta Dallara met bevende stem uit. Er verliepen geen twee minuten of uit de nabije heg
sluipt een grote hond te voorschijn, die over een sloot springt en zwaar hijgend tussen
hen in gaat wandelen. Hij is groot, heeft een grijsachtige pels, lange, neerhangende
oren en zijn ogen flikkeren in het duister. Als om ze aan te moedigen heft het brave
dier zijn snuit op, bekijkt nu de ene en dan de andere als oude kennissen en likt hun
hand. Bij het college aangekomen willen ze het dier wat te eten geven, maar het dier
keert zich vlug om en loopt door de poort. De zusters lopen hem achterna, maar op het
ruime plein en op de aanpalende weg zien ze hem al niet meer.
In 1930 waren de zusters van Maria, Hulp der Christenen te Baraquilla aan het
bouwen. Iedere dag hoorden ze over diefstallen en gewelddaden in de stad en in de om-
geving. Daarom vreesden ook zij voor het bezoek van dieven, omdat zij sinds de maand
april een massa bouwmateriaal in open lucht liggen hadden dat moest dienen voor het in-
richten van waskamers, baden, deuren, ramen en dergelijke zaken meer. De schelmen ken-
den de weg goed! Inderdaad voor de aanvang van de werken waren ze wel viermaal in het
huis binnengedrongen, zonder echter schade aan te brengen. Daarom dan baden de zusters
dat Don Bosco zijn Grigio zou sturen om hen te bewaken. Welnu, op een late avond kwam
in de gang van het oude huis een hele sliert honden toe die ze nooit in de omgeving ge-
zien hadden. Ze waren met zes. Ze gingen plaats nemen op de speelplaatsen en in de
meest verwijderde hoeken van de omheining. Nadat hun vrees overwonnen was, gingen de
zusters tot bij die honden en ze merkten dat ze heel tam waren. Daags nadien rond zes
uur gingen ze de ene na de andere naar bulten zoals ze binnen gekomen waren en dat de-
den ze een maand aan een stuk. Nadien lieten er zich nog maar drie zien. Van de drie
stierf er een van vergif, maar dadelijk kwam een andere hem vervangen. Ze hielden dus
de wacht, tot er geen gevaar meer was.
Een derde geval gebeurde in Frankrijk te La Navarre tussen 1898 en 1900. Zuster
Giuseppina Crétaz en zuster Verina Valenzano, die er twintig jaar later over schreven,
herinneren zich niet meer de juiste datum. Tegen het einde van de maand oktober is het
daar de gewoonte naar de dorpen in de omtrek te gaan om er kastanjes te gaan rapen en
dan blijft men drie dagen buiten. Die keer vertrokken de twee genoemde zusters samen.
Van het ene dorp naar het andere was het vier uur gaans bijna voortdurend door het bos
met hien daar een huis. Op een zeker punt te midden van de eenzaamheid en de stilte
werden ze door vrees overmand. Hier kunnen ze ons overvallen, zeiden ze, zonder dat ie-
mand ons verdedigt of het merkt! - Terwijl ze deze nare overwegingen deden, hoorden ze
iets ritselen in het bos. Het scheen de stap te zijn van iemand die over de bladeren
ging. Maar ze zagen niets. Opeens kwam er een grote hond kwispelstaartend hen tegemoet.
Hij draaide rond hen, vleide zijn kop op hun schoot alsof hij zeggen wou:- Vrees niet,
ik ben het! - Dan liep hij te midden van de weide, greep met de tanden een tak van de
kastanjeboom, liet hem naar omhoog springen en pakte hem dan weer met de muil, alsof
hij ze wou verstrooien. - Zou het de Grigio van Don Bosco zijn? - zegden de twee zus-
ters tot elkaar. Ze hoopten hem bij hun terugkeer naar huis te kunnen meebrengen, maar
niet ver van het dorp ontmoetten ze een rijtuig met dames die ze kenden. Terwijl ze wat
bleven praten verdween de hond en ze vonden er geen spoor meer van terug.

3.6 Page 26

▲back to top
- XVI/24 -
Opdat het huis van Vallecrosia werkelijk bij machte zou zijn het
hoofd te bieden aan de protestanten die over zeer grote geldmiddelen be-
schikten, waren er nog zware uitgaven nodig. In een dergelijke nood nam
Don Bosco gewoonlijk zijn toevlucht tot loterijen. Hij richtte dus een
loterij in samen met de directeur. Dan liet hij vanuit Marseille de tekst
sturen van een rondzendbrief die zou gedrukt worden en die men zou sturen
aan de bijzonderste heren van de streek van Ligurië om hun steun te vra-
gen door het sturen van giften. Daar het over een weldadigheidswerk ging,
meende men er zeker van te zijn dat de prefect zijn machtiging zou verle-
nen, die door de wet vereist was. Er kwam echter een formeel verbod, zo-
dat ze genoodzaakt waren alles op te geven.
In de namiddag van 14 februari moest men naar Menton vertrekken, maar
de traagheid van het rijtuig deed hem te laat komen voor de trein die
naar Frankrijk reed. Het gevolg hiervan was dat men met de volgende trein
aankwam enkele minuten voor middernacht. Hij was uitgenodigd door een
Engelse Lord, misschien één van zijn kennissen van Cannes. Maar, daar ze
niet wisten waar hij woonde, moest men op dit late uur lang zoeken alvo-
rens iemand aan te treffen die hun kon aanduiden waar hij woonde. Uitein-
delijk vonden ze de plaats en kon Don Bosco wat rust nemen, want hij
voelde zich erg moe. Daags nadien celebreerde hij de mis in de kapel van
een instituut in de buurt. Hij zocht ook naar de heer Saint-Genest, de
beroemde schrijver van de Figaro,(1) maar tevergeefs omdat hij enkele da-
gen voordien uit Menton vertrokken was.
Toen hij te Nice aankwam waren de medebroeders die vreesden dat hij
wat ongesteld zou geweest zijn, zeer blij te merken dat zijn gezondheid
nog bevredigend was. God zegende zijn reis. Inderdaad, edelmoedige
schenkers beantwoordden zijn verlangen: middelen te vinden waarmee hij
zijn goede werken kon steunen, uitbreiden en vermenigvuldigen. Eén van
hen schonk hem een gift waarmee hij de zwaarste schuld die op het huis
van Nice woog, kon afbetalen. Ook de conferenties, zoals gewoonlijk in
de Onze-Lieve-Vrouwkerk en in het patronaat gehouden, hadden het gewens-
te resultaat. Il Pensiero, een Italiaanse krant van die plaats, schreef
er een relaas over: "Niets is eenvoudiger, niets natuurlijker dan het
woord van Don Bosco. Wanneer deze man, die niets dan liefdadigheid is,
spreekt, dan ontvlamt hij u met zijn hartstocht."
Eens kwam een juffrouw bij hem die een wonderbare geschiedenis ver-
haalde. Doofstom sinds haar geboorte hadden haar ouders haar het jaar
voordien bij Don Bosco gebracht, opdat hij haar zou zegenen. Don Bosco
had haar zijn zegen geschonken en had dan haar ouders sommige gebeden
voorgeschreven die ze gedurende een bepaalde tijd zouden bidden. Ze de-
den dat en na die termijn kon de doofstomme volmaakt horen en spreken,
zoals hij nu zelf wel kon vaststellen.- Thans besloot ze, zeer vlot spre-
kend, sta ik in grote schuld tegenover Maria, Hulp der Christenen, en
vraag ik u op welke manier ik haar voldoening kan schenken.- Zijn ant-
woord kan men zich gemakkelijk voorstellen.(2)
(1) Cfr. boekdeel XV, blz. 514.
(2) Cfr. rondzendbrief van Don Rua aan de Inspecteur, 29 maart 1883.

3.7 Page 27

▲back to top
- XVI/25 -
Een onaangenaam incident vervulde voor een ogenblik directeur Ron-
chail en baron Héraud met angst, maar het bleek gelukkig meer vrees dan
schade te zijn. In de namiddag van 24 februari ging Don Bosco in gezel-
schap van bovengenoemde personen weg om een bezoek te brengen aan Mgr.
Balain, bisschop van Nice, en om nadien een terrein te gaan bezichtigen
dat men hem kosteloos wou aanbieden voor het geval dat, zoals het ernaar
uitzag, de regering zou overgaan tot de onteigening van het stuk grond op
de Place d'Armes om er een kazerne te bouwen. Don Bosco wou die tocht
helemaal te voet doen en toen hij aan de Paglione gekomen was, gaf hij er
de voorkeur aan, liever dan voort te gaan tot de Garibaldibrug, de weg
voor een goed deel te verkorten door de bedding van die bergrivier over
te steken. Hij had dat nog gedaan in tegenovergestelde richting, zeven
jaar tevoren en juist op 24 februari, toen hij daar gekomen was om de
villa Gautier aan te kopen. Hij wou dus deze verjaardag herdenken. De
bedding, zoals dat bij bergrivieren het geval pleegt te zijn, was zeer
breed maar niet diep. Toch was er wel water en op drie punten moest men
op nogal lange brugjes gaan. Don Bosco herinnerde zijn makkers eraan dat
hij voordien een flinke acrobaat geweest was, en met een jeugdige over-
moed trok hij er op af zonder hulp van de directeur en van de baron die,
de ene voor hem de andere achter hem de hand wilden reiken. Over de twee
eerste planken en bijna tot het uiteinde van de derde plank ging alles
goed, maar dan schoof zijn rechtervoet uit en viel hij in het water. Oh
pover préive! riepen verschrikt enkele wasvrouwen uit Piëmont daar bene-
den. Het was een lelijk ogen-blik voor Don Ronchail die dacht aan de
ziekelijke benen van Don Bosco. Gelukkig stond hij dadelijk op zodat ze
hem zonder grote moeite op de oever konden trekken. Heel doortrokken en
druipend van het water, deed men hem in een rijtuig stijgen, dat hem snel
terug naar huis bracht. Daar men niets vond om van kleren te verwisselen
- over deze huiselijke armoede was Don Bosco zeer verheugd - liet de
directeur hem naar bed gaan. Alles wel beschouwd haalde hij zijn voordeel
uit dit avontuur, vermits hij enkele uren rust kon nemen. Toen de vrien-
den vernomen hadden dat Don Bosco zich te bed had moeten begeven omdat
men in het huis niets gevonden had om van kleren te verwisselen, wedij-
verden ze met elkaar om er enkele te bezorgen.
Aanvankelijk wist men in het huis niets over het incident. Wie er
over vroeg kreeg als antwoord dat Don Bosco zich wat moe voelde. Maar
daags nadien, gedurende een plechtig diner voor een twintigtal uitgeno-
digden, verhaalde hij van naadje tot draadje hoe hij in de Paglione ge-
duikeld was om er een bad te nemen. De opgewekte goede geluimdheid van
baron Héraud bracht hem op de gedachte hem een poets te bakken. Hij liet
een foto rondgaan met het panorama van Nice, waarop hij een gedenkteken
had getekend op de plaats van de val en onder het monument had hij een
tekst geschreven die luidde: 24 februari 1883 - Don Bosco uit het water
gered - van de Paglione - een verknochte en juichende vriend.(1)
Op een ogenblik dat hij vrij was, wou hij een bezoek brengen aan de
keuken die door de zusters gehouden werd.
(1) Brief van Don Ronchail aan Don Rua, 24-2-1883.

3.8 Page 28

▲back to top
- XVI/26 -
Terwijl hij hier en daar aan het kijken was, had zuster
Caterina
Cei, bij het verplaatsen van een pot een vetplek op haar
kleed gemaakt. Toen zei Don Bosco haar dat dit vlekje het helderwitte
kleed helemaal ontsierde, en voegde eraan toe: - Zo is het ook gesteld
met de ziel. Wanneer ze bij de dood ook maar één vlekje vertoont, dan
zal ze niet in
de glorie van de hemel worden toegelaten, maar zal ze
zich in het vage- vuur moeten zuiveren. - Hij was vergezeld van de
directeur en ze spraken over de financiële nood waarin het huis verkeer-
de. Don Ronchail zei dat hij genoodzaakt was de weldoeners vaak lastig te
vallen. Soms bleken deze het moe te zijn en lieten het hem dan ook
verstaan. Don Bosco antwoordde hem in zijn mooi Piëmontees: - Je moet
slim zijn. Het geld zal voor je zonen zijn en de vernederingen hou je
maar voor jou.
Te Nice kwam hem een zekere dame opzoeken: Maria-Angele Laroche de
Vallières van het diocees Limoges, die met haar man de winter placht door
te brengen op de Azuren Kust en die Don Bosco al meermaals ontmoet had.
Die dag had zij een doorn in het hart. Zij onderhielden in hun dorp een
vrije school gehouden door zusters en nu had de krant van het departement
het nieuws gemeld dat de overste was uitgevaren tegen het burgerlijke
huwelijk. Dat was een onvergeeflijke fout in die periode van weerstand
tegen de scholen van de kloosterlingen. Men sprak al van een verhaal bij
de procureur van de republiek vanwege de gemeenteraad die de onmiddel-
lijke sluiting van de katholieke school vroeg. De dame was dus gekomen om
haar hart te luchten bij Don Bosco en hem om raad te vragen. Don Bosco
moest diezelfde dag vertrekken en bereidde zich daar al op voor.
Ondertussen verleende hij haar audiëntie. Hij luisterde kalm en na enkele
ogenblikken van ingetogenheid zei hij op besliste toon: - De school zal
niet gesloten worden. - Hij herhaalde die zin nog een paar malen en voeg-
de er tot slot aan toe: Maar het is noodzakelijk dat u vertrekt... - Wij
zijn in het hartje van de winter, merkte de dame op. In onze streek
sneeuwt het en voor onze gezondheid zou het onvoorzichtig zijn ons bloot
te stellen aan de strengheid van de temperatuur. De reis zou slecht aflo-
pen. - Het is nodig dat u vertrekt, herhaalde Don Bosco op bevelende toon
die geen tegenspraak duldde.
Voor een dergelijke beslistheid bogen man en vrouw het hoofd en on-
dernamen ze de lange reis. Ze kwamen in hun streek aan om middernacht.
Het gerucht van het rijtuig wekte de mensen. De brave mensen verheugden
zich erover dat ze terug waren om nu de onderdrukten te kunnen verdedi-
gen. De anderen wisten niet meer wat te doen. Zij die de klacht hadden
neergelegd, waren het hoofd kwijt, kwamen nog voor het dag werd samen en
besloten hun klacht in te trekken. Ze hadden gehoopt, nu de enige perso-
nen ontbraken die de slag konden afweren, dat hun manoeuvre op geen hin-
derpaal zou stuiten. Het werd echter een overwinning zonder dat er diende
gestreden te worden. "Het is voldoende aan Don Bosco te gehoorzamen en op
tijd te komen, schreef de dame. God heeft de voorzegging van zijn trouwe
dienaar bewaarheid."
Zij die zo gedwee het woord van Don Bosco opgevolgd had, had reeds vroe-
ger een schitterend bewijs van zijn heiligheid gehad. Sinds twee jaar was
ze verbolgen op haar schoonmoeder wegens het onrecht dat deze haar zoon
en bijgevolg haar man aangedaan had. Ze bracht haar geen bezoek meer, ze
schreef haar niet meer, ze had alle bruggen opgeblazen. Haar geestelijke
directeur had, alles goed overwogen, er geen graten in gevonden en ge-
oordeeld dat het beter was alles maar te laten gaan. Op de lange duur,

3.9 Page 29

▲back to top
- XVI/27 -
zoals hij voorzien had, wilde haar schoonmoeder toch wel vrede sluiten.
Daarom bediende ze zich van enkele personen, maar het baatte niet. Op een
goede dag nam ze de pen ter hand en schreef aan haar schoondochter om
haar vergiffenis te vragen voor de onaangenaamheden die ze haar berokkend
had, maar de schoondochter hield voet bij stuk.
Het geschil was zo ver toen de schoondochter naar Nice kwam. Toen ze
gehoord had dat Don Bosco er zich bevond, bracht ze hem een bezoek. In
tegenstelling met wat anders gebeurde, ontving hij haar koel en zei:
Dochter, u bent niet in orde.(1) Reeds door de koele ontvangst in beroe-
ring gebracht, brachten deze woorden haar helemaal overstuur, des te meer
omdat Don Bosco ze af en toe herhaalde. Zij vroeg hem nadere uitleg. Hij
antwoordde haar dat zij Jezus in het Heilig Sacrament zou bezoeken en dat
ze Hem zou bidden haar te verlichten. Omdat het toen laat op de dag was,
zag ze Don Bosco niet meer. De ochtend nadien hoorde ze na de mis een
preek. Het onderwerp was: De christelijke liefde en de vergiffenis van de
beledigingen. Weldra ontstond er een licht in haar en ze werd beschaamd
omdat ze drie jaar lang haar geweten nooit grondig onderzocht had. Ze
ging knielen aan de voeten van de biechtvader. Kort nadien keerde ze bij
Don Bosco terug. Deze had haar pas gezien of hij riep uit: Oh! dochter,
thans bent u in orde. U hebt edelmoedig vergiffenis geschonken en u hebt
heel uw hart in uw brief gelegd. God is tevreden over u. - Inderdaad,
dadelijk na haar biecht had zij met uitbundige genegenheid een brief aan
haar schoonmoeder geschreven.(2)
Van Nice ging hij naar Cannes. Over deze reis, gedurende welke de
trein vele halten had, geeft Don De Barruel ons volgende inlichting:
"Overal waar de doortocht van Don Bosco bekend was, was er een dergelij-
ke toeloop van volk dat eens, toen pater Manin - een vroegere missionaris
en de schrijver van het leven van de befaamde en eerbiedwaardige Pastoor
van Ars - daar eens aanwezig was, schreef: Ce sont les mêmes scènes qu'à
Ars et je m'y croirais encore."(3)
Te Cannes bleef hij enkele dagen. Daar werd hij geherbergd door mar-
kies de la Croix Lavala. Eens stelde de markiezin hem haar kleinkinderen
voor en zei hem: -Ik zou willen, pater, dat verscheidenen van deze jon-
gens priester werden. - Waarop hij antwoordde: - Mevrouw de markiezin,
één enkele van hen zal priester worden. - De voorspelling werd bewaarheid
in de persoon van abbé de Saint-Trivier, geïncardineerd in het diocees
Dijon.
Op 2 maart soupeerde hij bij een heer van 85 jaar, op aanvraag van
een toegenegen medewerker, Mgr. Guigou, aalmoezenier in een belangrijke
instelling voor zenuwlijders.
(1) Letterlijk: Ma fillle, vous n'êtes pas dans l’ordre.
(2) Toen zij op 14 september 1899 een verslag schreef over de twee feiten, schreef ze:
J’aimais tant Don Bosco qu'il me semble que c'est m'acquitter envers lui d'une
dette de reconnaissance." Haar pastoor voegde er zijn getuigschrift bij en ver-
klaarde dat mevrouw Laroche honestate ac religione insignem, proinde fide dignam was.
(3) Aangehaald door Don Rua in de aangehaalde rondzendbrief.

3.10 Page 30

▲back to top
- XVI/28 -
Al die hem kenden, wensten vurig dat de oude man terug zou keren tot zijn
godsdienstige praktijken. De tegenwoordigheid van Don Bosco verwekte in
de familie een diepe indruk en werkte heilzaam in op deze man zoals men
in de maand juli daarna kon merken. Hij was immers teruggekeerd naar Gé-
rardmer, zijn geboorteplaats. Door smarten overmand viel hij niet in boze
buien, maar besliste zich weer met God te verzoenen. Daarna scheen zijn
gezondheid te verbeteren. Het was hem nu trouwens onmogelijk geworden nog
buiten te komen en daarom wou hij in zijn huis de heilige communie ont-
vangen. En vermits hij het H. Vormsel nog niet ontvangen had en Mgr. Tu-
rinaz, de nieuwe bisschop van Nancy, zijn bisdom, daar toch op doortocht
was, verzocht hij hem nederig hem dit sacrament te willen toedienen. De
vreugde van zijn familieleden was onbeschrijflijk.(1)
In deze verblijfplaats, waar vele welgestelde buitenlanders zich
ophielden, zal hij zoals steeds, vele personen hebben aangesproken en
verscheidene communiteiten bezocht hebben. De documenten hierover ont-
breken ons echter.(2)Don Ronchail vertelde een toneeltje dat hem en al-
len die er getuige van waren levendig getroffen had. Vijf minuten voor
het vertrek van de trein waarin Don Bosco plaats ging nemen, kwamen twee
hogere officieren, misschien kolonels of generaals, op hem toe, groetten
hem met de grootste eerbied, bogen voor hem de knie en vroegen hem zijn
zegen. Hij deed dit met de grootste goedheid en eenvoud.
Uit Cannes vertrokken, had hij een oponthoud te Fréjus om er zijn
hulde te gaan betuigen aan de bisschop. Deze prelaat vroeg hem enkele me-
dailles van Maria, Hulp der Christenen, die hij wou sturen aan een adel-
lijke dame van Parijs, zijn petekind, die zwaar ziek en zelfs in doods-
gevaar lag. De zieke deed de ontvangen medaille om haar hals, begon een
noveen en in het midden daarvan was ze genezen. Toen Don Bosco nadien te
Parijs aankwam en hij medailles aan het uitdelen was aan de dichte menig-
te rondom hem, kwam ook het petekind van monseigneur naderbij en vroeg
hem er een. Hij had haar nooit gezien, keek haar aan en zei: - Niet,
niet, niet! U hebt er al één gehad van uw peter, de bisschop van Fré-
jus.(3)
De bisschop had besloten dat Don Bosco, als hij dat wou, tot het
volk zou kunnen spreken in de kathedraal. Na zijn toespraak kwam een ze-
kere heer Fabre van de stad, de vader van de huidige burgemeester (1934),
bij hem in de sacristie om zijn vrouw, die zeer ziek was en op het punt
stond het gezichtsvermogen te verliezen aan zijn gebeden aan te bevelen.
Don Bosco zegende een godsdienstig voorwerp dat aan de zieke toebehoorde
en voegde er aan toe: - Zeg haar dat ze niet blind zal sterven. - En ze
stierf inderdaad op gevorderde leeftijd en bewaarde steeds haar gezichts-
vermogen. Ze leed veel aan haar ogen. Specialisten van de geneeskundige
faculteit van Montpellier raadden haar een heelkundig ingrijpen aan, maar
zij wou er nooit van weten en herhaalde steeds: - Don Bosco heeft mij de
verzekering gegeven dat ik niet blind zal sterven.
(1) Brief van mevrouw Anna Nötinger aan Don Bosco, Gérardmer (Vogezen) 28 juli 1883.
(2) Een pittig verslag over een bezoek kan men lezen in volume 16, document 17.
(3) Het feit werd door Don Ronchail aan Don Lemoyne bevestigd.

4 Pages 31-40

▲back to top

4.1 Page 31

▲back to top
- XVI/29 -
Verscheidene dames werden toen ijveraarsters van de Salesiaanse
werken. Eén van die juffrouwen was gedurende vele jaren zo werkzaam in
het verzamelen van inschrijvingen en van kleren ten voordele van de wezen
van Don Bosco, dat een zwakzinnige uit de stad, wanneer hij haar op
straat ontmoette, haar meestal begroette met de woorden: Goede dag, me-
vrouw Don Bosco.
Op de avond van de zesde maart treffen wij hem te La Navarre aan.
(1) Op vreugdekreten werd hij door de jongens onthaald, en ging daarna
het nieuwe huis binnen. De werken die sinds minder dan een jaar waren
ondernomen, waren zo snel uitgevoerd dat nog enkel de zegen van Don Bosco
aan het gebouw ontbrak. Dadelijk bij zijn binnenkomen had er te zijner
eer een kleine maar zeer hartelijke academische zitting plaats. Toen deze
gedaan was, zei hij: - Wanneer een vader na een lange afwezigheid onder
zijn zonen terugkeert, dan zegt ieder van hen: - Goede dag, vader, goede
dag, papa. En dat zegt reeds alles. Jullie hebben meer willen doen. Wel-
nu, ik ben blij omdat jullie blij zijn. Ik zie dat er vorderingen gemaakt
zijn in de muziek sinds verleden jaar. Ik wil graag geloven dat jullie
gegroeid zijn in kennis en edelmoedigheid. Ga voort met te groeien in
genade en goede gezondheid voor God en voor de mensen en ...zorgen jullie
ervoor steeds een goede eetlust te hebben.
In de namiddag van die dag, de zevende maart, zegende hij plechtig
het nieuwe gebouw. Daarna volbracht hij een andere ceremonie. De kapel
die men tot dan toe gebruikt had, was niet groot genoeg meer voor het
stijgende aantal jongens. Met het vooruitzicht hierop had hij in mei van
het jaar 1882 aan graaf Colle de dringende noodzakelijkheid doen inzien
om hierin te voorzien en de graaf had hem hiervoor een gift van twintig-
duizend frank beloofd. Daarom werd er dadelijk beslist een mooie ruime
kerk te bouwen. Bij zijn doortocht waren dan ook de voorbereidingen
beëindigd, zodat hij al de eerste steen kon zegenen. Het was die dag
slecht weer, maar toch waren de bijzonderste weldoeners van het huis naar
deze plechtigheid gekomen.
Na de mis op 8 maart vertrok Don Bosco onder tranen en bravogeroep van
zijn dierbare zonen naar Hyéres (2) en Toulon.
(1) We ontlenen deze bijzonderheden over her bezoek aan La Navarre aan een korte kro-
niek in het Italiaans van dat huis. In Volume II van het Leven spreekt men over
een brief van de Inspecteur Don Albera van dit jaar, terwijl hij van 1882 is. Cfr.
Vol. XV blz. 503).
(2) Bulletin Salésien, août 1883. De enige herinnering aan deze doortocht is de brief
van een zekere Isabelle Guille, die van uit Parijs op 15 november 1883 aan Don Bosco
schreef: "La guérison de ma mère que nous avons recommandée plusieurs fois est en
très bonne voie, elle est presque obtenue; aussi nous voulons que la Sainte Vierge
achève complètement cette guérison. Je vous recommande encore d'une manière toute
spéciale la guérison de Mlle Felice Sanguier que vous avez vue à Hyères."

4.2 Page 32

▲back to top
- XVI/30 -
Te Toulon was hij gedurende enkele dagen de zeer gewenste gast van
graaf en gravin Colle aan wie hij vertelde over de drie uur die hij in
de trein doorgebracht had in gesprek met hun zoon Louis die nu twee jaar
dood was.(1)
Don Bosco had gedurende zijn leven heel wat ontmoetingen met stich-
ters en stichteressen van kloostercongregaties. Te Toulon ontmoette hij
een jongeman die later pater Felix Rougier werd en thans nog in Mexico
leeft waar hij de Congregatie van de Heilige Geest gesticht heeft. In
1878 was hij op achttienjarige leeftijd novice bij de Maristen te Lyon,
maar een kwaal aan zijn rechterpols waarvoor iedere verzorging nutteloos
was, dwong hem terug te keren naar zijn familie. Vijf jaar later was zijn
arm niets meer dan vel en been. Zijn moeder die een grote verering had
voor Don Bosco, stelde hem te Toulon aan hem voor, vroeg hem haar zoon te
willen zegenen en zijn gezondheid te bekomen, opdat hij priester zou kun-
nen worden. De jongen ging voor hem op de knieën zitten. Don Bosco nam
zijn hoofd tussen zijn handen deed een kort gebed en gaf hem zijn zegen.
De uitwerking kwam onmiddellijk, want de kwaal hield op en zijn arm ver-
toonde na korte tijd niets abnormaals meer. Ter herinnering aan dit won-
der wordt Don Bosco door pater Rougier en door zijn volgelingen als spe-
ciaal patroon van hun Congregatie vereerd.
Op de avond van 16 maart was er in het Oratorio van Saint-Léon te
Marseille een groot feest ter gelegenheid van de aankomst van Don Bos-
co.(2)
Van datgene wat er toen echter gedaan werd, kennen we enkel een zeer
klein gedeelte. Het weinige dat we weten zullen we vertellen.
Een algemene notitie leest men in de al aangehaalde rondzendbrief
van Don Rua aan de inspecteur: "Omstreeks de helft van deze maand ben ik
te Marseille aangekomen, vanwaar men ons schrijft dat Don Bosco volledig
door vreemdelingen wordt opgehouden. Op ieder ogenblik ziet men aan huis
rijtuigen komen met min of meer wanhopige zieken, die zijn zegen komen
vragen waarin zij een onbeperkt vertrouwen stellen." Maar al dit heen-en-
weergeloop hield hem niet zodanig bezig dat hij geen tijd meer zou gehad
hebben om ook aan verre zaken te denken. Hij dacht aan de kerk van het
Heilig Hart, het voornaamste doel van zijn reis, hij dacht ook aan de
missies. Te Lyon zou hem een document - dat vanwege de staatssecretaris
van de Heilige Stoel een positieve erkenning van de Salesiaanse missies
zou bevatten - nuttig geweest zijn. Zowel over de ene als over de andere
zaak schreef hij vanuit Marseille aan zijn procurator.
"
Beste Don Dalmazzo,
"
"
Ik doe wat ik kan, maar jij en D. Savio dienen zich in te
" spannen om op zoek te gaan naar geld.
"
Ter onderrichting kan ik je zeggen dat vanuit Cannes door
" bemiddeling van D. Ronchail 3.000 fr. gestuurd werden.
(1) Cfr. boekdeel XV, blz. 87. (Romeinse cijfers duiden de Nederlandse vertaling aan,
de araabse de Italiaanse tekst).
(2) Procès-Verbaux, séance du 15 mars 1883.

4.3 Page 33

▲back to top
- XVI/31 –
" Dit bedrag heeft niets te maken met het bedrag dat bij ver-
" gissing aan Mgr. Macchi gestuurd werd.
"
Nog 2.000 fr. werden uit Hyères gestuurd.
"
Deze week zal je geen ander bedrag ontvangen. Ik zal meer
" doen wanneer ik hier zal vertrokken zijn, want het gaat erom zware
" schulden voor onze huizen te betalen.
"
Het zou buitengewoon nuttig zijn indien Mgr. Jacobini het
" goed zou oordelen een geschrift op te stellen, waarin hij zou
" zeggen:
"
1° dat met de goedkeuring en op bevel van de Heilige Vader
" Pius IX de missies van Uruguay en Patagonië begonnen werden;
"
2° dat er op dit ogenblik in de Heilige Congregatie van de
" Propaganda gesproken wordt over het verdelen van Patagonië in
" drie vicariaten volgens de wens van de Heilige Vader;
"
3° dat deze missies worden aanbevolen aan het vrome Werk van
" de geloofsverspreiding, opdat ze onder zijn welwillende bescher-
" ming zouden genomen worden.
"
Schep moed: te Rome zal geen geld ontbreken.
"
Ik zal je schrijven zodra ik uit dit geroezemoes weg ben.
"
Quaerite et invenietis.
"
Moge God ons allen zegenen.
"
Marseille, 19 maart 1883.
"
je toegenegen vriend,
"
Priester Giov. Bosco.
Op 19 maart was het de dag van de medewerkers. Na de mis zegende Don
Bosco een mooi beeld van Maria, Hulp der Christenen, een gift van een
vrome familie van Marseille, dat bestemd was voor de kapel van het Ora-
torio. Na het volbrengen van de heilige ritus, verheugde hij zich samen
met de aanwezige godvruchtige mensen over het geloof dat hij te Marseil-
le, niet enkel onder de armen, maar ook onder de adellijke personen zag.
Er waren niet enkel vrouwen maar ook mannen. Hij sprak lof over hun veel-
vuldig ontvangen van de sacramenten. Hij spoorde aan tot volharding en
tot vertrouwen in Maria, Hulp der Christenen. De bisschop nam het voor-
zitterschap waar op de vergadering van de namiddag. De laatst aangekome-
nen vonden geen plaats meer, zelfs niet eens in de bijgebouwen van de
kapel. Don Bosco sprak eerst een gepast inleidend woordje en bracht dan
verslag uit over de toestand van de Salesiaanse huizen in Frankrijk in de
orde van de bezoeken die hij afgelegd had. Hij sprak natuurlijk in het
Frans. Abbé Mendre, die nu pastoor benoemd was van Saint–Trophime, kon
zijn verslag niet meer opstellen en toen hij na de bijeenkomst met Don
Albera over de toespraak van Don Bosco sprak, zei hij: – De welsprekend-
heid van Don Bosco is niet zoals die van de anderen. Hij spreekt wel
anders dan de anderen, maar men hoort hem altijd graag. – Ziehier wat hij
te Nice zei als inleiding:

4.4 Page 34

▲back to top
- XVI/32-
"
Hier te Nice vond ik een pas gebouwd huis voor de zusters
" die aan het instituut gehecht zijn, een geschikte plaats om de
" werkhuizen uit te breiden en een kapel op te richten. Deze ge-
" bouwen lieten toe het aantal jongens van honderd tot tweehonderd
" op te voeren. Honderd jongens meer die een vak leren, de beginse-
" len van de letteren en van de wetenschappen ontvangen en die God
" leren kennen en beminnen, is wel een zeer troostrijke zaak.
"
Van Nice trok ik naar La Navarre bij Toulon. Daar hebben wij,
" zoals u weet, de verlaten weesjes van het platteland opgenomen.
" Het is een landbouwkolonie die al goede vruchten heeft gegeven
" en nog betere voorbereidt. Verleden jaar bestond daar enkel een
" oud bouwvallig huis dat dreigde in te storten. Het was nodig het
" vlug te herstellen. De geldmiddelen ontbraken. Nochtans, met ver-
" trouwen op God zegende men de eerste steen van een nieuw en ruim
" gebouw bestemd voor meer dan honderdvijftig jongens. Thans is het
" voltooid en wie, zoals ik, verleden jaar het oude gebouw gezien
" heeft en nu het nieuwe ziet kan alleen maar verbaasd zijn en moet
" de Heer wel bedanken dat Hij ons zo zichtbaar beschermd heeft.
"
Onder de huizen buiten Marseille moet ik nu nog spreken over
" Saint-Cyr. De gevaren en verleidingen voor de jongens van het
" platteland zijn wellicht nog groter voor de arme weesmeisjes.
" Doorgaans zijn ze genoodzaakt naar de stad te gaan om te kunnen
" leven en zich aan te passen aan ieder vak en aan iedere dienst.
" Enerzijds is er het gebrek aan opvoeding en kennis van de gods-
" dienst, en anderzijds ergernis, bederf en boosheid. Wie kan al
" de slachtoffers tellen? Wie kan zeggen hoeveel van deze schepsels
" nog naar huis terugkeren in de staat waarin ze vertrokken zijn?
"
U ziet dat het dringend nodig is zich te verzetten tegen zo-
" vele gevaren van bederf. Het was dus noodzakelijk te denken aan
" de weesmeisjes van het platteland en ook daarin werd voorzien.
" Het huis van Saint-Cyr is nu voor dit doel geopend. Een veertig-
" tal meisjes worden er onderhouden, onderricht en opgevoed. Ze be-
" werken de grond en ontvangen een intellectueel, religieus en mo-
" reel onderricht. Ze krijgen een vorming die heel goed overeen-
" stemt met hun geslacht en met hun stand en zo hereiden ze zich
" voor op de toekomst.
"
Maar dit huis (en ik zeg het met spijt) is weinig bekend om-
" dat het te ver afgelegen is van de bevolkte centra. Het geniet
" niet van de liefdadigheid die de huizen van Nice, La Navarre en
" van Marseille ondersteunt en doet bloeien. Men zou het aantal op-
" genomen meisjes moeten verdubbelen en zelfs verdriedubbelen, maar
" op het ogenblik ontbreken de middelen daartoe. Toch ontbreekt
" niet de hoop ook daar weldra een nieuw gebouw te kunnen oprich-
" ten. Nu we de oorlog verklaard hebben aan de hel, zullen we ons
" in werkzaamheid niet laten overwinnen door de kinderen van de
" duisternis.
"
Over ons huis te Marseille zal ik niet veel woorden zeggen.
" Ook u ziet wat er gedaan werd. Toen de kapel voltooid en het ter-
" rein aangekocht was,voor een derde gebouw, werden we genoodzaakt
" een nieuwe vleugel van het huis op te bouwen om ons te onttrekken
" aan het zicht van de buren. Het gebouw zal zo gauw mogelijk be-
" woonbaar zijn en dan zal men het aantal jongens kunnen opvoeren
" van driehonderd, tot vierhonderd en meer.

4.5 Page 35

▲back to top
- XVI/33-
" Voor dit alles waren er, zoals u begrijpt, centen nodig en wan-
" neer die er niet waren, dienden we schulden te maken. Weet u hoe
" hoog het bedrag hiervan beloopt? Honderdduizend frank! Dat was
" de eerste groet die mij door de oversten van het huis gestuurd
" werd! Men bood mij ter betaling een nota aan, die bestond uit een
" reeks kleinere schulden voor weinig minder dan tweehonderdduizend
" frank! Thans moeten we heel concreet zijn, nl. de schuldeisers
" voldoening schenken, want men kan ze niet met woorden paaien. Het
" is noodzakelijk op zoek te gaan naar geldmiddelen. Iemand zal
" voorstellen te bidden maar bidden is niet voldoende. Samen met
" het gebed moet er gewerkt worden. En niet alleen de schuldeisers,
" maar ook onze jongens stellen zich niet met bidden tevreden. Ze
" eten brood, ze eten veel brood en wat men ook moge zeggen of doen
" ze willen er niet van horen, zelfs niet voor een enkele dag, deze
" gewoonte af te leren. Ze maken geen aanspraak op lekkernijen, dat
" wel niet, maar brood en soep tot ze voldaan zijn, dat is het voed-
" sel waarop ze aanspraak maken en dat we hun moeten bezorgen.
"
"
Men zal mij de vraag stellen: Wat dient er dan gedaan te wor-
" den om een zo grote schuld te delgen? Te Turijn werd onlangs een
" zeer mooie kerk gebouwd die, toen alles voltooid was, weinig min-
" der dan een miljoen gekost heeft. Welnu, weten jullie hoeveel geld
" men op zak had bij het begin van het werk? Acht stuivers. Deze
" week had men moeite om de arbeiders te betalen, toen de overste
" en geroepen werd aan het bed van een zieke dame, die geen hoop
" meer stelde in enige verlichting door menselijke middelen maar al
" haar hoop wou stellen in God en in de tussenkomst van Maria, Hulp
" der Christenen.- Zeker, antwoordde haar de priester: Maria zal u
" helpen, maar het is noodzakelijk dat u ook iets zou doen. Op de
" eerste plaats dient u te bidden, van harte te bidden: iedere dag
" gedurende een noveen drie Onze Vaders, Wees Gegroeten en Ere zij
" de Vader en een Salve Regina.
"
- Dat zal ik graag doen en met de grootste godsvrucht.
"
- Maar dat is niet voldoende, voegde de overste eraan toe, U
" dient een of ander werk te doen ter ere van de Madonna en u dient
" mij te helpen in het werk dat ik begonnen ben (en hij zei haar
" welk werk dat was). Ik weet niet meer wat aanvangen om de arbei-
" ders te betalen aanstaande zaterdag en u zult het voor mij doen.
"
- Ook dat beloof ik u. Moge de Madonna mij de gunst verlenen
" zaterdag het bed te kunnen verlaten. Maar hoeveel zal er nodig
" zijn?
"
- Voor deze week zijn er duizend lire nodig. - Welnu, kom za-
" terdag terug en u zult ze hebben.
"
"
Op de vastgestelde dag keerde de overste in de namiddag terug
" naar het huis van de zieke. Hij klopt aan de deur en aan het
" dienstmeisje dat de deur kwam openen vroeg hij nieuws over haar
" meesteres. Pater, ze is helemaal genezen. Ze is opgestaan en kon
" niet op haar kamer blijven en ze is naar buiten gegaan naar de
" kerk toe.
"
"
- God weze geloofd, riep de priester uit. Maar heeft ze u
" niets gegeven om mij te overhandigen?

4.6 Page 36

▲back to top
- XVI/34 -
"
Op dat ogenblik komt de dame binnen: ze verhaalt haar gene-
" zing, geeft hem het beloofde bedrag en blijft de heilige onder-
" neming helpen.
"
Ziedaar, mijne heren, één van de vele feiten, die bijdroegen
" tot de opbouw van het heiligdom van Maria, Hulp der Christenen
" te Turijn.
" Van het miljoen dat uitgegeven werd mogen we wel zeggen dat acht-
" honderdduizend lire als gift werden aangeboden omwille van gena-
" den die ontvangen werden door de tussenkomst van de Moeder Gods.
" Wat te Turijn plaats had, dat zal, naar ik hoop, zich ook voor-
" doen te Marseille voor het Oratorio van Saint-Léon.
Daarna bedankte hij de weldoeners en sprak vervolgens over de voor-
uitgang die de jongste tijd in verscheidene gebieden werd verwezenlijkt
en besloot met het datur et dabitur vobis.(1)
Ook Monseigneur sloot zich hierbij aan. Hij moedigde de medewerkers
aan Don Bosco steeds te beschouwen als een instrument in de handen van
de Voorzienigheid en in die geest dan ook met hem mee te werken. Hij
legde er de nadruk op dat iedereen tenslotte het goede moest doen door
zijn voorbeeld en het geven van aalmoezen. Hij vertelde daarna het vol-
gende pittige verhaaltje.- In Noord-Afrika, zei hij, was er een klooster
dat niets bezat en toch kon het door de liefdadigheid van de gelovigen
zijn kloosterlingen en een groot aantal gelovigen in het leven houden.
Maar met de tijd verminderden de aalmoezen zodanig dat men zich in een
benarde toestand bevond. De overste die ermee begaan was, wist niet hoe
zich uit de slag te trekken en ging één van zijn collega's, eveneens
overste van een communiteit, bezoeken aan wie hij zijn toestand uiteen-
zette. Toen deze uit zijn woorden begrepen had dat men daar, uit vrees
om helemaal in nood te geraken, er geleidelijk mee begonnen was de aal-
moezen aan de armen te verminderen om ze dan volledig af te schaffen,
vond hij dadelijk de verklaring van wat er voorgevallen was. In dat huis
leefden twee zusters van wie de ene Date en de andere Dabitur heette.
Toen zuster Date verjaagd werd was ook zuster Dabitur met haar meege-
gaan en waren de kloosterlingen in ellende geraakt. - De toehoorders
glimlachten en haalden er de zedenles uit: wanneer men aan de naaste goed
doet ontvangt men van God allerlei zegeningen.
De bedragen die door Don Bosco werden ingezameld gedurende de twee
weken die hij te Marseille verbleef, dienden enkel om aan het Oratorio
van Saint-Léon een tijdelijke verlichting te geven. Zoals hij zelf er-
kende, bevond de stad zich toen in een periode van financiële moeilijk-
heden die het onmogelijk maakten om mild te zijn zoals in normale omstan-
digheden. Met het oog op deze toestand matigde hij zijn beroep op liefda-
digheid en nam zich voor elders de nodige steun te zoeken. Tegelijker-
tijd werden hem vanuit Rijsel en Barcelona concrete en aantrekkelijke
voorstellen aangeboden.
(1) L'Echo de N.D. de la Garde (8 april 1883, nr. 19) schreef: "L'attachant récit fait
avec une grâce charmante et un paternel abandon par Don Bosco a vivement impressionné
l'auditoire d'élite qui se groupait au pied de la chaire. Le pieux empressement des
fidèles auprès du saint religieux et le dévouement toujours plus grand des catholi-
ques sont, sans contredit, le meilleur témoignage que Dieu donne à la vertu qui a
présidé à la fondation de cette oeuvre et qui travaille à son développement."

4.7 Page 37

▲back to top
- XVI/35 -
Wanneer hij de twee zaken vergeleek, haalde abbé Guiol er een argu-
ment uit om de dames van het comité van Marseille aan te moedigen. "De
Voorzienigheid, zei hij,(1) toont zich op een steeds meer zichtbare wijze
in het voordeel van het werk van Don Bosco en bevestigt door haar voort-
durende bescherming het woord van Pius IX: - Don Bosco is een apostel en
ik stel het grootste vertrouwen in hem. - Inderdaad, in zijn huizen en
onder de woelige bevolking die daar door hem bijeengebracht werd, heerst
een voelbare invloed, die een uitstraling is van zijn heiligheid. De
jongens van het Oratorio van Saint-Léon zijn door hun vrome houding en
hun ingetogenheid een echte predicatie en vaak is het gebeurd bij plech-
tige ceremonies in de parochie dat dit feit voor het huis de sympathie
gewonnen heeft van personen die er zich van verwijderd hadden. De deugd-
zaamheid van de jongens deed het uitstekende karakter van het werk waar-
deren en is een goede oproep geworden die veel doeltreffender is dan al-
le aanbevelingen."
Een kleine episode van de verering die Don Bosco te Marseille om-
gaf, had plaats in het seminarie. Een rijke heer en groot weldoener van
het huis wenste zijn zoon, een jonge geestelijke, te verrassen door een
bezoek van Don Bosco. Don Bosco stemde er in toe zich daar te laten bren-
gen. In het seminarie vroegen ze naar de rector, maar er werd hun geant-
woord dat hij er niet was. Dan vroegen ze naar de vice-rector en deze
verscheen. Beleefd, maar met waardigheid vroeg hij wat ze van hem wilden.
De toelating om de jonge Olive te mogen zien, antwoordde de
vader.
Dat mag niet. De seminaristen bevinden zich in de klas.
Maar dit is een buitengewoon geval, merkte Don Bosco op. Het gaat
om een vreemdeling die zijn vriend is en die geen tweede maal kan terug-
komen.
Het spijt me voor u. Dit is een geval waarin enkel de rector een
uitzondering kan toestaan. Ik zal zeker een dergelijke willekeur niet
laten plaats hebben.
En toch dient u deze gunst toe te staan, hernam Don Bosco. Ik ben
er zeer zeker van dat uw overste dit zal goedkeuren.
- Excuseer, maar ik houd me niet bezig met de inzichten van mijn
overste. Ik heb de regel en dat is voldoende.
De betwisting ging verder. Aan de ene kant een vriendelijk aandrin-
gen en aan de andere kant een beleefd weigeren tot de vader van de jonge
geestelijke zijn geduld verloor, er een einde aan stelde en boos tot de
vice-rector zei:
- Maar weet u met wie u spreekt.
- Ik zie het. Ik spreek met een priester en ik veronderstel dat het
een verdienstelijke persoon is, alleen al wegens het feit dat hij zich in
uw gezelschap bevindt. Maar dat is geen reden die mij toelaat de regel te
overtreden.
- Het is Don Bosco! riep de heer Olive uit.
- Is dit Don Bosco? riep de waardige priester uit. En hij viel op
zijn knieën en zei: - Don Bosco! Don Bosco! terwijl hij hem met vervoe-
ring de handen kuste. Dan liep hij de klok luiden al roepende: - Don
Bosco! Don Bosco!
(1) Procès-verbaux, séance du 12 avril 1883.

4.8 Page 38

▲back to top
- XVI/36 -
Op dit lawaai kwamen professoren en studenten uit de auditoria ge-
lopen en ook zij begonnen te roepen: -Don Bosco! Don Bosco! Ze kwamen
ijlings van de trappen gelopen, schaarden zich rond hem en namen zijn
handen om ze te kussen. Het was een tafereel vol aandoenlijke geestdrift.
Ondertussen was de rector binnen gekomen. Hij liet de seminaristen
naar een zaal gaan, bracht Don Bosco er heen en verzocht hem om een
woordje tot hen te zeggen. Allen verwachtten zich aan wie weet wat, maar
Don Bosco begon ze in alle eenvoud te ondervragen.
Met hoeveel zijn jullie?
Met zoveel.
- Hoeveel subdiakens?
- Zoveel.
- Welnu, luisteren jullie dan naar een grote waarheid. Jullie zullen
op een dag die niet meer ver verwijderd is priester zijn. Vergeten jullie
thans niet wat ik ga zeggen. Een priester gaat nooit alleen naar de hemel
of naar de hel. Met hem gaan steeds in groot aantal de zielen mee die,
ofwel gered werden door zijn heilig ambt en door zijn goed voorbeeld of-
wel verloren gingen door zijn nalatigheid bij het vervullen van zijn
plichten en door zijn slecht voorbeeld. Herinneren jullie je dat goed.
Hij bevestigde dan zijn bewering door feiten uit de kerkgeschiedenis.
Op een uur van diepe angst voor de familie Olive had het woord van
Don Bosco een straal van opbeuring gebracht. In de aldus genoemde veld-
tocht tegen de Krumirs in Algerië (1) maakten twee zonen van de heer
Olive deel uit van de operatietroepen. Hun moeder schreef hierover aan
Don Bosco die antwoordde dat geen van beiden in deze oorlog zou gedood
worden. Maar toen er onder de soldaten velen stierven, werd één van hen
door de tyfus aangetast en stierf. Opnieuw schreef de moeder aan Don Bos-
co en herinnerde hem aan zijn voorzegging. Hij antwoordde haar dat hij
toen de slagvelden bezocht had en de lijken bekeken had. Hij had geen van
haar zonen gezien. Hij had haar gezegd dat ze niet in de oorlog zouden
sneuvelen. Wat de tweede zoon betreft die door dezelfde ziekte aangetast
was, gaf hij haar de verzekering dat, wanneer hij naar Marseille zou
komen en dineren bij de familie Olive, dat die zoon op de ereplaats zou
zitten en de koning van het feest zou zijn. En zo was het ook, bevestigt
Don Lemoyne, die het verhaal van de vader gehoord had.(2)
Deze familie Olive heeft geen uitstaans met die andere familie die
dezelfde naam draagt en waartoe onze Don Lodovico behoorde die in 1919
als missionaris in China stierf.
(1) Deze veldtocht in Algerië werd ondernomen als gevolg van invallen van de Krumirs op
30 en 31 maart 1881 op het grondgebied van Constantine. Frankrijk bracht daar
veertigduizend mensen in het geweer. De veldtocht eindigde met het verdrag van Cair-
Said (12 mei 1881) dat Tunesië onder Frans protectoraat bracht.
(2) Don Lemoyne zag de jongen te Marseille toen hij terug was uit Afrika en toen zijn
gezondheid nog niet helemaal hersteld was en dat enige tijd vooraleer Don Bosco naar
dit diner ging. Het familiefeest had plaats in 1882 of in 1883.

4.9 Page 39

▲back to top
- XVI/37 -
Het schijnt dat hij als jongen van zestien jaar, juist in 1883 zijn
eerste ontmoeting met Don Bosco heeft gehad. Het was toen dat een ijve-
rige medewerkster de Olive's in betrekking bracht met Don Bosco, die een
uitnodiging voor hun diner aanvaardde. De talrijke kinderen, dertien jon-
gens en meisjes, trokken dadelijk zijn aandacht. Na het diner liet hij ze
allen voorbij hem gaan en zei hun een woordje. Toen het de beurt was aan
Lodovico, keek hij hem met een doordringende blik aan en naar zijn moeder
gekeerd, zei Don Bosco: - Deze hier zal voor Don Bosco zijn. - Het was de
benjamin van de moeder en toch zal deze diep christelijke vrouw in 1886
het offer aan de Heer brengen door de handen van zijn heilige dienaar.(1)
De naam van Monsieur Olive werd in het Oratorio populair door een
koddig feitje. In 1883 was hij naar Valdocco gekomen en werd hij er ge-
vierd zoals men dat gewoon was te doen bij de aankomst van aanzienlijke
weldoeners. Na het diner ging hij naar de speelplaats onder de jongens
en zei hun dat hij eens, op een dag die Don Bosco zou vaststellen, ieder
van hen een halve kip zou laten opeten. Na zijn vertrek moest men op de
lang verwachte dag op zoek gaan naar vijfhonderd kippen. Op de Porta Pa-
lazzo, de grote markt van Turijn, stelden de verkopers op het plein in de
vroege morgen dit pluimvee ten toon dat 's avonds voordien geslacht en
gepluimd was. In de morgen dan kwamen de leveranciers van de hotels vóór
alle anderen hun aankopen doen. Maar tot hun verbazing troffen ze er die
morgen geen enkele kip meer aan en overal hoorden ze herhalen: Don Bosco
heeft ze allemaal meegenomen. - De befaamde Rossi, de kok van het huis,
die de gewoonten van de kopers kende, had zeer vroeg al de kippen opge-
kocht. Daarbij hoorde men commentaar die men zich gemakkelijk kan voor-
stellen. Er ontstond ruzie tussen de vaste klanten en hun uitverkoren
verkopers, maar ditmaal waren al de kippen van Porta Palazzo aan het bra-
den in de ketels van het Oratorio.
We zullen nu nog spreken over drie feiten die door iets buitenge-
woons gekenmerkt zijn, ofschoon het eerste feit tot het jaar 1882 be-
hoort.(2) Daags voor de conferentie zag Don Bosco in het huis van Mar-
seille twee personen terug die Maria, Hulp der Christenen hartelijk kwa-
men bedanken. Op 11 februari van het vorige jaar had een vrouw hem haar
zoon voorgesteld die aangetast was door een kwaal die, volgens de artsen,
ongeneeslijk was. Het was een kwaadaardig zweertje op het linkeroog en
er bleek geen ander hulpmiddel te zijn dan het uithalen van de oogbal.
Don Bosco gaf de moeder en de zoon de raad een groot vertrouwen te stel-
len in Maria, Hulp der Christenen en daarbij had hij dan de zieke de ze-
gen van de Madonna geschonken. De genade liet niet op zich wachten want
er verliepen geen drie dagen of het oog kwam weer in zijn normale toe-
stand en tegen de plechtigheid van Ons-Heer-Hemelvaart had iedere ver-
zwakking van het gezichtsvermogen opgehouden. Met een dankbaar hart voor
de Madonna stelden ze Don Bosco een mooie gift ter hand.
Het tweede feit had plaats op de dag zelf van de conferentie. In een
telegram van 29 april uit Bern liet Gravin d'Aure aan Don Bosco weten dat
haar echtgenoot, aangetast door een longontsteking met verwikkelingen aan
het hersenvlies, vreselijke pijnen leed.
(1) V. Chantier, Un missionnaire salésien. Le Père Ludovic Olive. Nice, école prof.
sal.Don Bosco, 1931.
(2) Van de eerste twee feiten maakt Don Rua melding in een tweede rondzendbrief van 5
april aan de Inspecteurs.

4.10 Page 40

▲back to top
- XVI/38 -
Daarom deed ze een beroep op zijn gebeden en op die van zijn jongens om
voorde zieke wat verlichting te verkrijgen. Op de morgen van de volgende
dag kwam er een nieuw telegram toe waarin gemeld werd dat zijn toestand
wanhopig was en waarin met de grootste nadruk om gebeden gevraagd werd.
Don Bosco liet dadelijk voor dit inzicht bidden. Er verliep nog een dag.
De derde dag begon en nu kwam een laatste telegram toe met deze eenvou-
dige woorden: Il est sauf (hij is gered). De wonderbare genezing bleef
aanhouden.
Het derde feit staat in verband met de reis van Don Bosco naar Avig-
non. De heer en mevrouw Almaric hadden een dochter die al meer dan drie
maanden ziek was en sinds enkele dagen door de artsen was opgegeven. De
ouders haastten zich naar Marseille om Don Bosco te vragen of hij haar
wou gaan bezoeken en haar zijn zegen geven. Hij had zich voorgenomen eni-
ge tijd naar Avignon te gaan, beloofde ze tevreden te stellen. Met deze
vertroosting in hun hart keerden de bedroefde ouders naar huis terug.
Een brief aan juffrouw Claire Louvet zou heel deze chronologie van
de reis in verwarring brengen, indien men niet aanneemt dat er een ver-
gissing in de datum: "Marseille, 2 mars" begaan werd. Naar men in die
brief leest, zou Don Bosco al op 2 maart te Marseille zijn geweest. Wel-
nu, uit de notulen van het damescomité blijkt zeer duidelijk, zodat alle
twijfel uitgesloten is, dat Don Bosco niet voor 16 maart te Marseille
was. We moeten er dus uit besluiten dat na het cijfer 2 een ander cijfer,
wellicht een andere twee ontbreekt.(1) De reisroute die in deze brief
uitgestippeld staat onderging in de loop van de reis enige wijzigingen.
Hij vertrok dus uit Marseille op maandag 2 april met als secretaris
Don De Barruel. Dank zij een gunstige combinatie konden ze de directe
trein nemen die zonder enige halte hen in twee uur naar de historische
stad van de pausen bracht.
Het gerucht van zijn aankomst had een talrijke menigte naar het sta-
tion doen stromen. Ze wachtten hem op aan de uitgang, maar om hem te ont-
trekken aan de toeloop van die grote menigte werd hij voorzichtig naar
buiten gebracht langs een naburig café en daar klom hij in een rijtuig
dat de grote weg insloeg. Toen de mensen dit bemerkten begonnen ze hem
te volgen. "Het was om mee te lachen, schrijft Don De Barruel, maar te-
gelijkertijd was het troostend deze originele betoging van geestdrift
en van toegenegen verering te zien."(2)
In de stad stapte Don Bosco af bij de heer Michel Bent, die een gro-
te zaak in misgewaden en gewijde voorwerpen uitbaatte. Het magazijn was
weliswaar zeer lang, maar toch was het overvol met mensen die zich langs
de wanden drongen om bij zijn voorbijgaan twee rijen te vormen en zijn
zegen te ontvangen.(3)
(1) Misschien kan de weglating op volgende manier worden verklaard. Bovenaan, op de eer-
ste regel schreef Don Bosco in grote letters: Oratoire S. Léon, Marseille. Het woord
Marseille komt bijna op het einde van de korte regel, omdat het blaadje nogal klein
is. Onder Marseille staat: 2 mars '83. Maar zijn ogen hadden de ruimte niet goed ge-
meten zodat hij verplicht was de letters dichter bij elkaar te schrijven.
(2) Cfr. de aangehaalde rondzendbrief van Don Rua en de brief van Don De Barruel aan
Graaf Colle, Valence, 5 april 1883.
(3) Een jongen, Jean François schreef hem van uit Tarascon op 30 mei wanneer te Parijs
zovele kranten over Don Bosco spraken: "Je suis le jeune homme guéri par Notre-Dame
de Lourdes et vêtu de bleu, qui, avec son père, a eu le bonheur de vous voir et de
recevoir votre bénédiction chez Monsieur Michel Bent, à Avignon au mois d'avril
passé. Vous avez même eu la bonté de me promettre un souvenir particulier à votre
Messe du lendemain."

5 Pages 41-50

▲back to top

5.1 Page 41

▲back to top
- XVI/39 -
Bij deze inval van mensen heerste nochtans een ingetogen en zwijg-
zame rust, die een teken was van de verering waarvan alleen Don Bosco
zich rekenschap gaf. De heer Bent volgde hem overal om hem te beschermen,
want hij merkte dat hij wat zwak was. Daarom noemde Don Bosco hem zijn
engelbewaarder, zoals hij zijn zoon die zijn mis diende misdienaar ge-
noemd had. Maar niettegenstaande deze voorzorgen werd overal uit zijn
kleed stukken gesneden om er relieken van te maken. Toen hij dit geheim
werk bemerkt had, zei hij joviaal: "Men snijdt mijn toog aan stukken! Als
ze me nu nog maar een nieuwe toog geven!" Zijn gastheer zond inderdaad
zijn zoon Guillaume erop uit om hem een nieuwe toog te bestellen die kort
voor hij vertrok klaar was.
De ochtend nadien ging hij de mis celebreren bij de dames van het
Heilig Hart, waar ook de zuster was van zijn secretaris. Na de mis zagen
ze zich letterlijk belegerd door dames die allen persoonlijk zijn zegen
en een woordje van hem verlangden. Dan gaf hij toe aan het aandringen
van de aartspriester en aanvaardde het aanbod om, om vier uur in de na-
middag, het woord te voeren in de primatiale kerk van Saint-Agricole,
waar in 1371 Paus Gregorius XI de publieke cultus en de liturgische
dienst van Sint-Jozef had ingesteld.
De zeer ruime kerk werd gevuld met gelovigen "zoals kort voordien
met Pasen, wat niet weinig betekent", merkte een krant op.(1)
Een andere krant (2) haalde een correspondentie aan uit Avignon waarin
te lezen stond: "Wij bewonderden niet enkel de massa van de vrome gelo-
vigen die kwamen toegestroomd om een raad, een zegen en een aandenken af
te smeken, maar eveneens de beminnelijke eenvoud, de glimlachende nede-
righeid en de onthechting van de heilige man, die iedereen ontving en
zegende: armen, kleine kinderen en zieken zoals Franciscus van Sales,
Vincentius a Paolo en de eerbiedwaardige pastoor van Ars dat zouden ge-
daan hebben."
En over de conferentie gaf dezelfde krant het volgende relaas: "Voor
zijn ontzaglijk groot gehoor kon Don Bosco niet anders doen dan zijn be-
wondering uiten voor de stad van de pausen die diep katholiek bleef in
trouw aan de overleveringen van het verleden. Hij voegde eraan toe dat
hij op dat ogenblik de welsprekendheid had willen bezitten van de be-
roemdste Franse redenaars: Fénelon, Bossuet, Dupanloup. Dan begon hij de
geschiedenis te verhalen van de Salesiaanse Oratorio’s waarbij hij zich
met een bijzondere fijngevoeligheid verontschuldigde omdat hij over zijn
eigen persoon moest spreken, niet uit hoogmoed, zei hij, maar enkel om te
verhalen wat er gedaan was. Het is niet gemakkelijk te beschrijven welk
genoegen men kende bij het luisteren naar zijn woord dat tegelijkertijd
zo ongekunsteld, zo apostolisch en zo wonderbaar helder was. Zijn Itali-
aans accent en soms vreemde wendingen konden niet in het minst zijn toe-
spraak bederven.
In dezelfde kerk ging hij opnieuw de mis celebreren daags nadien,
waar ook de dochter van de heer en mevrouw Almaric naar hem kwam luiste-
ren. Toen hij haar daags voordien was gaan opzoeken had hij haar in een
uiterst slechte toestand aangetroffen.
(1) Gazette du Midi, 5 april 1883.
(2) Sernaine religieuse de Nice, 22 april 1883.

5.2 Page 42

▲back to top
- XVI/40 -
Aangetast door longtuberculose had ze sinds drie maanden haar bed
niet verlaten. De artsen gaven haar ten hoogste nog veertien dagen te
leven. Don Bosco beurde haar op en gaf aan de familie het bevel de ge-
bruikelijke noveen te willen doen. Ook beloofde hij voor haar te bidden
en zei dat de zieke zou genezen, indien dat Gods wil was. Haar ouders
wilden dat zij zelf uitdrukkelijk aan Don Bosco de genezing zou gevraagd
hebben, maar het brave meisje van zestien jaar kwam er enkel toe hem te
vragen of ze volgende morgen zijn mis zou kunnen bijwonen. Don Bosco gaf
haar de verzekering dat ze erheen zou komen. Iedereen in huis maakte zich
voor deze ceremonie klaar. 's Avonds zagen ze Don Bosco opnieuw die zijn
woorden bevestigde en erbij voegde dat de zieke eveneens de communie zou
kunnen ontvangen. Toch raadde hij uit voorzichtigheid aan haar rond drie
of vier uur wat voedsel te geven, want daartoe bezat hij de bevoegdheid.
Toen het echter omstreeks zeven uur geworden was en het tijd was om weg
te gaan, voelde het arme meisje zich niet in staat om op te staan. De
anderen begaven zich op weg. In de kerk aangekomen lieten ze dit aan Don
Bosco opmerken die prompt antwoordde: Si, si, elle viendra. Het was ver-
rassend! Terwijl Don Bosco deze woorden uitsprak, zei de zieke onver-
wachts tot haar zuster die haar voortdurend als verpleegster bijstond: Ik
geloof dat ik naar de mis zal kunnen gaan. - En inderdaad, ze stond op,
ze werd inderhaast aangekleed, daalde de trap af en vertrok met haar zus-
ter in het rijtuig. Bij hun binnenkomen keek iedereen in de kerk verwon-
derd op. De mis was pas begonnen. De zieke volgde zonder zich te vermoei-
en het heilig offer, ging te communie en toen ze terug thuis kwam, bleef
ze verscheidene uren op, zodat men haar in het rijtuig een wandeling liet
doen. De genezing kwam niet, maar de beterschap duurde zolang dat men
haar naar het platteland kon brengen. Daar woonde ze op 24 mei met haar
familieleden opnieuw de mis bij en ging zonder inspanning te communie in
de parochiekerk die op drie kilometer van hun eigendom gelegen was. Ook
de vader, notaris te Avignon, die sinds vele jaren zijn Pasen niet meer
gehouden had, ging naar de heilige tafel en dit werd aangezien als een
tweede genade. Weldra volgde een derde genade. In 1883 werd de plechtig-
heid van Maria, Hulp der Christenen, wegens liturgische redenen ver-
plaatst naar 5 juni. Welnu, mijnheer en mevrouw kwamen op de gedachte die
dag de zieke naar Turijn te brengen. De arts die men hierover geraad-
pleegd had, verzette zich er hardnekkig tegen. Ze schreven naar Don Bosco
en vroegen hem zijn mening. Don Bosco telefoneerde dat zij zonder vrees
mochten komen. Ze was vergezeld van haar moeder, haar zuster en haar
schoonbroer. Arm meisje! Ze zullen haar niet levend terug naar huis bren-
gen - zei de arts tot een neef van de zieke. Maar de reis verliep zeer
goed. Don Bosco ontving ze met grote goedheid en nodigde ze uit op het
diner van het feest. Ze deden natuurlijk al hun devoties, namen deel aan
het banket te midden van talrijke genodigden en steeds in gezelschap van
het jonge meisje. Eindelijk vertrokken ze met zoete hoop in het hart.
Maar op 23 mei 1884 riep Maria, Hulp der Christenen, haar vroom kind naar
het paradijs. Ze had de laatste heilige sacramenten kunnen ontvangen en
was gestorven terwijl ze Don Bosco aanriep: "Indien Don Bosco het ver-
langde mirakel niet heeft kunnen doen, schreef haar oude zuster vele ja-
ren nadien,(1) heeft hij voor ons toch zeer belangrijke genaden bekomen."
In de sacristie van de parochiekerk was hij blijven staan om een
misdienaar in zijn aangezicht te bekijken terwijl hij hem zei: - Jij
zult eens priester zijn. - En hij werd priester, het is kanunnik Aurouze.
(1) Verslag van 12 februari 1931.

5.3 Page 43

▲back to top
- XVI/41 -
Toen het uur van vertrek naderde, was het geen gemakkelijke onder-
neming Don Bosco te onttrekken aan de vloedgolf van mensen die in de sa-
cristie toestroomden.
Het is een overstroming, zei men hem.
Een reden te meer om heen te gaan! antwoordde hij.
Er waren twintig minuten nodig om van de kerk naar de pastorie te gaan
die op enkele stappen afstand gelegen was. De mensen stonden te wachten
op het voorplein, maar hij kwam buiten langs een zijdeur en was per rij-
tuig vlug aan het station. "Ziedaar welk een groot zedelijk overwicht ook
op onze dagen deugd en heiligheid nog uitoefenen op de massa", besluit de
reeds aangehaalde correspondent uit Avignon.
Don Bosco trok naar Valence. Geestdriftig werd hij onthaald door de
bevolking. Hij was te gast bij de heer du Boys. Op de zesde maart was er
veel volk aanwezig bij zijn mis in de kerk van Saint-Apollinaire. Hij
hield een korte toespraak 's avonds in de kapel van de dochters van de
heilige Drievuldigheid. Na acht uur keerde hij terug naar huis en kwam
door een tuin van de kloosterzusters van de heilige Martha, die er een
schitterende verlichting had- den geïmproviseerd met Venetiaanse lampion-
netjes en hem daar geknield opwacht- ten samen met de meisjes om zijn
zegen te ontvangen. Vanuit Valence schreef hij aan graaf Colle: "Niette-
genstaande mijn goede wil u te schrijven ben ik er tot heden toe niet
in geslaagd dit te doen (...). Ik draag steeds in mij de zoete herinne-
ring aan uw vriendelijk optreden, uw voorkomendheid, de aalmoezen die u
mij zo edelmoedig geschonken hebt vooral gedurende de dagen waarop ik de
eer en de vertroosting heb gehad met u te Toulon te kunnen doorbrengen. U
begrijpt wel, Heer Graaf, de bedoeling van mijn woorden. Ik wens hetzelf-
de aan Mevrouw de Gravin kenbaar te maken omdat wij haar inderdaad op dit
ogenblik de liefdadige moeder van de Salesianen mogen noemen.
Hij trok verder naar Lyon, zijn derde grote pleisterplaats, waar hij
wegens een knap geschreven artikel van de krant L'Eclair met spanning
door de mensen werd verwacht. We geven hier de aanhef en het slot van dit
artikel: "Nog enkele dagen en Lyon zal het geluk hebben Don Bosco te be-
zitten. Ongetwijfeld zal de zetel van de primaten van Gallië, het centrum
van zovele bewonderenswaardige werken met vreugde deze zachte en heilige
priester terug zien die men in heel Italië sinds geruime tijd vereert als
één van zijn mooiste en edelste glories en die Frank- rijk, dat steeds in
bewondering staat voor grootse werken en voor mensen die door de Voorzie-
nigheid uitgekozen worden tot werktuigen van haar barmhartigheid, begint
lief te hebben en te zegenen (...). Binnen korte tijd zullen de burgers
van Lyon de stem horen van de heilige priester, een stem die men niet kan
aanhoren, ook wanneer men het niet zou willen, zonder een sterke ontroe-
ring te gevoelen. Don Bosco zal over zijn werken spreken met die verheven
eenvoud die de betovering uitmaakt van zijn woorden en die de innerlijke
vezels van het hart doet trillen. Hij zal een warme oproep richten tot de
zo grote en zo bekende edelmoedigheid van de gelovigen van Lyon. Liefda-
dige zielen, u zult met vreugde deze oproep aanhoren en, wij zijn er
zeker van, u zult gelukkig zijn door uw ruime aalmoezen te kunnen bijdra-
gen tot de ondersteuning en de verspreiding van de Salesiaanse werken,
die grote werken van offervaardigheid en liefde, die bij uitmuntendheid
christelijk en vaderlandslievend zijn.

5.4 Page 44

▲back to top
- XVI/42 -
Aldus zult u aan de brave priester Don Bosco laten zien dat hij
steeds in het mooie land van Frankrijk oprechte en waarachtige vrienden
zal aantreffen en u zult u verdienstelijk hebben gemaakt tegenover God en
het vaderland..."
Hij verbleef tien dagen te Lyon van 6 tot 16 april. Overal waar hij
zich begaf, werd hij onthaald op een buitengewone verering. Hij kon niet
ergens binnen of buiten gaan zonder dat men met geweld de weg moest ba-
nen, wegens de menigte die hem omringde. Niet allen vergenoegden zich
ermee hem te zien. Niet weinigen probeerden hem aan te raken en hem te
spreken.
Maar toch was het hem niet vergund te spreken in openbare kerken van
de stad. Kardinaal Caverot schonk een overdreven belangrijkheid aan een
brief van Mgr. Gastaldi, die, toen hij vernomen had dat Don Bosco naar
Frankrijk reisde én het doel ervan kende, hem allerlei zaken geschreven
had om hem tegen Don Bosco ongunstig te stemmen. Daarentegen zou de Kar-
dinaal van Parijs, Zijne Eminentie Guibert, die mededelingen in dezelfde
trant ontvangen had, er niet zoveel gewetensbezwaren over maken. Hij
stelde Don Bosco zelfs in kennis van de brief en toonde er zich veront-
waardigd over. Hij maakte het hem mogelijk conferenties te houden in één
van de bijzonderste kerken van Parijs.(1)
Ook ditmaal stelde Mgr. Guiol, de broer van de pastoor van Saint-
Joseph te Marseille en rector van de katholieke universiteit, zijn gast-
vrije woning voor hem open. Aanzienlijke personaliteiten deden een be-
roep op monseigneur en verzochten hem van Don Bosco de gunst te bekomen
om hun uitnodiging op een diner te aanvaarden. Talloze anderen stelden
het geduld van Don De Barruel op de proef om hen toe te laten op parti-
culiere audiënties.
Op een heuvel van Lyon staat het zeer populaire heiligdom O.-L.-
Vrouw van Fourvière. Daar kon Don Bosco in de namiddag van zondag 8 april
tot de gelovigen spreken. De kerk en het plein waren propvol mensen. In
de pastorie werd hij onder meer opgewacht door de Benedictijn Don Po-
thier, de befaamde kenner van het gregoriaans en de algemene overste van
de Sulpitianen. In de nabijheid van de kerk gaf hij zijn zegen aan een
arme bedelares die zo verlamd was dat ze medelijden inboezemde. De uit-
werking van zijn zegen kwam niet dadelijk, maar wel toen ze in haar el-
lendige woning teruggekeerd was. Men vernam inderdaad van de Zusters van
Liefde dat ze haar krukken weggeworpen had en dat ze opnieuw het gebruik
van armen en benen verkregen had.(2)
Op het einde van de dienst moest Don Bosco zich laten zien aan het raam
van de rector om van daaruit zijn zegen te schenken, eerder wou de me-
nigte niet weggaan.
Te Fourvière bezocht hij in de voornamiddag van 15 april, het feest
van de plechtigheid van Sint-Jozef, de kloosterzusters van het Cenakel.
Zij hebben als doel al het nodige te doen om aan dames de gelegenheid te
geven tot het volgen van retraites. Hij kwam er omstreeks 11 uur aan. Om
aan de communiteit de tijd te laten samen te komen, bracht de overste
hem in de ziekenkamer van moeder de Fraix, die zwaar ziek was.
(1) Summarium Positionis super virtubibus, n.3, par. 235-6.
(2) Brief van Don de Barruel aan Graaf Colle, Moulins, 17 april 1883.

5.5 Page 45

▲back to top
- XVI/43 -
Men verwachtte van hem een mirakel, maar hij zegende haar en moedig-
de haar aan en zei haar dat deze zegen haar zou begeleiden tot aan haar
dood. Toen hij uit de kamer van de overste buitenkwam zei hij dat de zie-
ke goed voorbereid was om naar de hemel te gaan. Dan ging hij naar bene-
den in de zaal waar hij opgewacht werd door al de zusters. Hij richtte
een kleine aansporing tot hen dat ze trouw hun regel moesten onderhouden
om eens echte heiligen te worden; daarna gaf hij hun zijn zegen. Hij ging
ook een bezoek brengen aan een groep retraitanten van wie er één vroeg om
voor haar de genezing te bekomen van hardhorigheid. Hij antwoordde haar
dat ze vertrouwen moest hebben in de Heilige Maagd en iedere dag vurig
tot haar moest bidden tot 15 augustus.
In het huis verbleef de medestichteres van de Congregratie, moeder
Thérèse Couderc, van wie de "zaak" te Rome is ingeleid.
Ook zij was ziek en Don Bosco gaf haar zijn zegen.(1) Haar dochters
verwachtten er een miraculeuze uitwerking van. Maar toen 'de heilige
kloosterzuster over dit bezoek sprak zei ze: Na zijn bezoek was ik meer
vermoeid dan voor zijn bezoek. Ik had geen genezing gevraagd, maar tot de
Heer het verzoek gericht dat Hij mij al de genaden zou verlenen die ver-
bonden waren aan de zegen van deze heilige man. 0! hij is zeker een hei-
lige — antwoordde zij met volle overtuiging. Toen de overste over deze
ontmoeting schreef, merkte zij op: "Er was niets verrukkelijker dan het
zien van deze twee heiligen die wederkerig vroegen voor elkaar te bid-
den."
Voor dinsdag was zijn mis aangekondigd in de kerk van de H. Francis-
cus van Sales. Er was, zoals altijd, een grote toeloop. Om niet door het
gedrang verpletterd te worden, diende men de deur van de sacristie te
versperren.
Voor de elfde had hij een vriendelijke en dringende uitnodiging aan-
vaard om te gaan dineren in het vakantieverblijf van de seminaristen, die
ongeveer tweehonderd in aantal samen met hun oversten en verscheidene
andere aanzienlijke personen daar verenigd waren. Wat al hartelijkheid
vanwege de rector, de professoren en de seminaristen! Ze dineerden allen
samen in een ruime zaal.
Omdat men er hem met aandrang toe verzocht had, richtte hij bij het
nagerecht, tot de leerlingen van het heiligdom enkele woorden van raad en
van aanmoediging. Met religieuze aandacht werden zijn woorden beluisterd
en op een geestdriftig applaus onthaald.
Er bestond te Lyon een Patronage van Notre—Dame de la Guillotière,
waarin ijverige priesters en leken, die zich lieten bezielen door het
Salesiaans programma, sinds verscheidene maanden werkzaam waren om er
een nieuw werk vaste voet te laten krijgen onder de benaming van Oeuvre
des ateliers d'apprentissage. De promotors hiervan dachten dat een be-
zoek vanwege Don Bosco een hoge eer zou zijn van hun onderneming. Don
Bosco kon er zich niet aan onttrekken heel zijn sympathie te tonen voor
een instelling die zo goed aan zijn eigen zending beantwoordde.
Abbé Boisard, die de gedachte van deze stichting had opgevat en die
directeur was van het Patronage, had, alvorens de hand aan het werk te
slaan, in 1882 een maand in het Oratorio doorgebracht.
(1) Terwijl wij de drukproeven verbeteren 12 mei 1935, wordt te Rome lezing gegeven van
het decreet over de heldhaftigheid van haar deugden.

5.6 Page 46

▲back to top
- XVI/44 -
Hij wilde Salesiaan worden, maar op raad van Don Bosco zelf, was hij
teruggekeerd naar zijn vaderland om het op eigen houtje aan te vatten.
Hij was een uiterst nauwgezette geest en kon zich geen vakschool voor-
stellen zonder al de perfecties van de hedendaagse techniek, terwijl Don
Bosco ervan hield iets te beginnen met de middelen waarover hij beschikte
om nadien stap voor stap zijn werken tot de verlangde volmaaktheid op te
voeren.- Ik heb uw werkhuizen bezocht, had hij de eerste dagen aan Don
Bosco gezegd, maar het schijnt me toe dat ze technisch wat tekort schie-
ten. U hebt gelijk, antwoordde hem Don Bosco. Gelieve echter te noteren
dat wij geen externen onder de arbeiders hebben en dat onze medebroeders
nog niet helemaal hun vorming hebben gehad. U kunt het beter doen en
dient het dan te Lyon te proberen. De brave priester probeerde het, maar
zijn werkhuizen bleven stabiel terwijl die van Don Bosco aan kracht won-
nen en hij de ene vooruitgang na de andere tot stand bracht. Don Bosco
stelde de volmaaktheid op het punt van aankomst, terwijl de andere ze
reeds bij het vertrekpunt wou hebben.
Twee zaken hadden hem echter getroffen bij zijn bezoek aan het Ora-
torio, namelijk, het beoefenen van de preventieve methode en de geest van
vroomheid. Hij keerde er verlicht en aangemoedigd van terug zodat hij op
15 oktober daaropvolgend het eerste werkhuis kon openen met twaalf vak-
leerlingen. Bij de publieke ontvangst van Don Bosco verhaalde hij de
geschiedenis van zijn recente stichting en besloot daarbij: - Wij zijn
amper aan het begin, maar het werk zal groeien omdat ik te Turijn een
werk met dezelfde organisatie en hetzelfde karakter in volle bloei heb
gezien. Als eenvoudige leerling heb ik u gezegd wat dit werk van Lyon is.
Wat het dient te zijn en wat het zal zijn met Gods genade en door de
gunst van de mensen van Lyon, zal ons nu de meester aanleren.
Dans un langage pittoresque (1) en zoals een nog levende getuige
zegt, en méchant petit français, spoorde Don Bosco allen aan bij te dra-
gen tot de ontwikkeling van een werk dat hij beschouwde als op een zekere
manier onder zijn bescherming gesteld. Hij ontwikkelde nadien twee ge-
dachten: de ene van religieuze aard, namelijk dat de kinderen Gods vreug-
de zijn en de andere van sociale aard dat, wanneer de jeugd slecht is,
ook de maatschappij slecht zal zijn. Uit deze beide beginselen trok hij
de praktische besluiten en vroeg: - Weet u waar de redding van de maat-
schappij ligt? - En na een korte pauze ging hij verder: - De redding van
de maatschappij, mijne heren, bevindt zich in uw zakken. Deze kinderen
die door het Patronage bijeengebracht worden en de kinderen die onderhou-
den worden door het Oeuvre des Ateliers verwachten bijstand van u. Indien
u zich thans achteruit trekt, indien u toelaat dat deze jongens het
slachtoffer worden van communistische theorieën, dan zullen ze u de wel-
daden die u hun nu weigert, eens komen vragen, niet meer met de hoed in
de hand, maar door het mes op de keel te zetten. Dan zullen ze misschien
samen met uw goederen ook uw leven ontnemen.
(1) Echo du Fourvière, 12 april 1883.

5.7 Page 47

▲back to top
- XVI/45 -
Zijn laatste woorden waren: - De liefdadigheid van de mensen van
Lyon die zich uitstrekt tot de werken van Turijn zal ook de werken van
Lyon niet vergeten. Ik zou hier willen vertrekken met de hoop dat een
werk dat zo goed gestart is, nog veel vorderingen mag maken. Moge het
nooit de hulp van brave mensen noch Gods zegen ontberen. In een korte
samenspraak met een journalist verklaarde hij wie hij bedoelde wanneer
hij het over brave mensen had: - Dit zijn werken, zei hij, die niet al-
leen de katholieken viribus unitis dienen te steunen maar ook al de men-
sen die de zedelijke gaafheid van de kinderen ter harte nemen. Het is
noodzakelijk dat de humanisten er zich niet minder dan de christenen zou-
den voor interesseren. Het is het enige middel om aan de maatschappij een
betere toekomst voor te bereiden.
Het was niet gemakkelijk geweest de kardinaal-aartsbisschop de mach-
tiging voor deze bijeenkomst te ontrukken. - Het zal enkel maar voor u
zijn - had bij wat ironisch gezegd, in de overtuiging dat Don Bosco en
zijn helpers de lakens alleen naar zich toe trokken. Uiteindelijk dan had
hij toegegeven aan de dringende verzoeken, waarbij hij liet beloven dat
ze Don Bosco enkel zouden laten spreken ten gunste van zijn werk. Don
Bosco sprak inderdaad in krachtige bewoordingen tot de aanwezigen over de
behoeften van het instituut en ging zelfs zover dat hij zei: - Indien u
dit werk niet steunt, dan zult u er de straf voor te dragen hebben.
Werken als dit zijn noodzakelijk voor het evenwicht van de maatschappij.
— De geldinzameling bracht 850 frank en die som ging naar het beheer.
Toen onlangs de heer Boisard, thans kanunnik, ondervraagd werd over
de indruk die Don Bosco hem nagelaten had, antwoordde hij: - Twee indruk-
ken, één van goedheid en eenvoud, één andere van een onverstoorbare kalm-
te. Nooit gaf hij er blijk van dat hij haast had. Gedurende de maand die
ik te Turijn heb doorgebracht, zag ik altijd een uiterst kalme man die de
zaken zeer grondig aanpakt en zo met de mensen omgaat alsof er niemand
anders bestaat dan de mensen met wie hij spreekt. Meer dan al het andere
was er één zaak die hem te Lyon bezighield en deze was: hij verlangde er-
naar zijn missies te kunnen voorstellen voor de centrale raad van "De
verspreiding van het geloof" en van de "De Heilige Kindsheid." Toen hij
audiëntie verkreeg, liet hij de heren van de raad de dringende noodzaak
aanvoelen om hulp naar de missies van Patagonië te sturen. Deze missies
hadden die hulp absoluut nodig voor hun leefbaarheid. Zo het vrome werk
hem niet ter hulp kwam, dan kwam hij zeker in grote moeilijkheden. En om
dus niet verplicht te zijn zich van dit evangelische veld terug te trek-
ken moest hij zijn toevlucht nemen tot een of ander noodmiddel. Hij wil-
de, het koste wat het wil, toch vooruitgaan. Hij had er daarom aan ge-
dacht in Frankrijk centra te stichten om met dit doel aalmoezen in te
zamelen. Hij had er echter nog niet toe besloten omdat hij op die manier
tweestrijd zou doen ontstaan, wat hem zeer vervelend leek. Men moest in-
derdaad inzien dat één enkel centrum voor hulp aan de buitenlandse mis-
sies, passend en nuttig was. Het werk van Lyon was te eerbiedwaardig en
te weldadig om er iets tegenover te stellen. Zo zou men misschien een
deel van de giften onttrekken. Wanneer nochtans het werk zich niet haast-
te om hem ter hulp te komen, wat kon hij dan anders doen dan commissies
oprichten in Frankrijk, in Italië en elders om hulpmiddelen te vinden?
Het ging hier om zijn eer als hoofd van een kloostercongregatie en de eer
van de paus die hem deze missies had willen toevertrouwen.

5.8 Page 48

▲back to top
- XVI/46 -
Maar vooral ging het om het heil van de zielen die op dit ogenblik
geen bijstand van anderen konden ontvangen. Hij wou echter niet overhaas-
tig te werk gaan bij het nemen van besluiten. Hij wou de zaken laten rij-
pen, hij zou nog wat wachten. Wanneer hij genoodzaakt werd tot deze laat-
ste noodmaatregel, dan zou hij zeker aan het publiek niet laten weten of
het werk hem al dan niet geholpen had. Maar hij zou genoodzaakt worden
aan iedereen te melden dat hij buiten zijn eigen middelen geen andere
middelen bezat om vooruit te komen en die eigen middelen waren gering,
onvoldoende, al uitgeput door zovele verschillende andere werken. De raad
van Lyon diende dus te overwegen wat hij moest doen om ook aan zijn mis-
sies een adequaat aandeel van de aalmoezen te verlenen. Tenslotte had de
missie van Patagonië dezelfde rechten op de evangelische liefdadigheid
als alle andere missies. De hele raad keurde de redenering van Don Bosco
goed en nam het besluit de zaak ernstig onder ogen te nemen.
Ook op een andere vergadering te Lyon voerde Don Bosco het woord.
In zijn gesprekken met de eerbiedwaardige Mgr. Desgrands, de voorzitter
van de geografische verenging, stond deze stom van verbazing toen hij hem
met zoveel zekerheid en met zovele bijzonderheden over Patagonië hoorde
spreken. Daarom stelde hij hem voor dezelfde uiteenzetting te herhalen
voor de leden van de vereniging op een van de eerstvolgende zittingen.
Niettegenstaande het Don Bosco moeilijk viel deze zaken in het Frans uit-
een te zetten, aanvaardde hij toch de uitnodiging, Voor zijn conferentie
werd zaterdag 14 april vastgesteld. De naam van de "eerbiedwaardige wel-
doener" (1) en de nieuwsgierigheid om te horen wat hij zou te zeggen heb-
ben over een streek die nog in geheimzinnigheden gehuld was,(2) trokken
een groot aantal leden en leergierigen aan. Het werd geen conferentie,
zei de pers, maar een causerie, een samenspraak, origineel, lieflijk,
geestig en leerrijk. Zijn optreden dat tegelijkertijd ernstig, fijn en
feestelijk was, gaf aan deze zitting een uiterst sympathieke stempel. Al-
len hadden voor zich een geografische kaart van Patagonië liggen en Don
Bosco beschreef nauwkeurig de fauna, de flora, de geologie, de mijnen, de
meren, de rivieren en de inwoners, tot verbazing van de toehoorders die
nu eens hun ogen op de kaart gericht hielden en dan weer hun blik op-
richtten om hem verstomd aan te kijken. Toen hij zijn uiteenzetting be-
eindigd had, vroegen ze hem waar hij al die mooie berichten opgevist had.
Hij beperkte er zich toe te antwoorden dat alles wat hij gezegd had de
zuivere waarheid was. We geloven dat de vereniging de bevestigingen van
Don Bosco heeft willen controleren, vermits ze, zoals we zullen zien,
gewacht heeft tot het jaar 1886 om een bewijs te geven dat zij overtuigd
was dat hij niet zijn fantasie had laten spelen. Het bewijs hiervan is
dat men hem een gouden medaille, speciaal voor hem geslagen, toekende met
als motivering dat hij zich zeer verdienstelijk had gemaakt voor de geo-
grafische vereniging, zoals we wel te zijner tijd zullen verhalen.
Over persoonlijke ontmoetingen blijven ons slechts schaarse en on-
volledige berichten over. Hij bezocht een adellijke familie en toen hij
op het punt stond afscheid te nemen, verzocht de dame hem haar dienst-
meisje te willen zegenen, dat achttien jaar oud was en dat zij uit een
weeshuis had gehaald.
(1) Echo de Fourvière, 5 mei 1883.
(2) Eclair, 21 april 1883.

5.9 Page 49

▲back to top
- XVI/47 -
- Het arme kind heeft het wel nodig, riep haar meesteres uit. Ze is
een wees.
- Ik zal voor uw ongelukkige moeder bidden, zei Don Bosco, na haar
te hebben gezegend.
- Haar moeder?... Maar dan ben je geen wees, zoals je zegt? vroeg
haar de dame op de man af.
Zodanig in het nauw gedreven, bekende het meisje dat haar moeder nog
leefde, maar dat de zaak geheim werd gehouden, omdat ze ongelukkig haar
kinderen verlaten had om een slecht leven te leiden.(1)
Onder de medewerkers van Lyon blonk graaf de Jouffrey uit door zijn
genegenheid voor Don Bosco. We weten niet wanneer en hoe hij op vertrou-
welijke voet geraakte met Don Bosco. Zeker is het dat Don Bosco hem al in
1883 mon ami Gustave noemde. Gedurende de tien dagen dat hij daar ver-
bleef stelde de graaf een gesloten rijtuig en een koetsier te zijner be-
schikking, die hem op ieder uur van de dag ging halen om hem te brengen
waar hij maar wou. Op een morgen ging hij de mis celebreren op het graf
van Saint-Potin, bisschop van Lyon en hoofd van de zogenoemde martelaars
van Lyon. Langs de kronkelende weg van de heuvel stroomde veel volk rond
het rijtuig samen zodat men maar moeilijk vooruit kwam. Don Bosco keerde
zich naar links en naar rechts, luisterde, antwoordde, zegende, maar op
die manier ging het als een slakkengang vooruit. De koetsier, die niet
het geduld van Don Bosco bezat, riep opeens deze verwensing uit die be-
faamd gebleven is: - Men kan beter een duivel wegbrengen dan een heilige
vervoeren!
Rijtuig en paard die Don Bosco vervoerd hadden, mochten geen glorie-
loos einde kennen. Het dier liet men sterven van ouderdom en het genoot
de eer begraven te worden op een bezitting van de graaf. Het voertuig
echter bestaat nog altijd en wordt bewaard als een kostbaar aandenken.
Het wordt getoond aan allen die in het gastvrije huis binnentreden.(2)
De moeder van de heer Jouffrey was ziek en toch vroeg ze nooit aan
Don Bosco dat ze zou genezen. Ze offerde haar lijden op aan de Heer voor
de redding van de zielen en het scheen alsof de Madonna haar wou verhoren
haar niet van de kwaal te bevrijden om zodoende meer te kunnen uitboe-
ten. Dit blijkt uit een mooie brief die Don Bosco haar de volgende dag
stuurde door middel van haar Gustaaf, die hem te Turijn was komen opzoe-
ken en gedurende enkele dagen dienst verricht had in de wachtkamer.
Abbé Gourgont, pastoor van Saint-François vergezelde Don Bosco bij
een bezoek aan een dame die zwaar ziek was. Haar verlies zou des te pijn-
lijker geweest zijn omdat ze drie zoontjes als weesjes zou nalaten. Toen
hij in de kamer van de zieke kwam, zei hij: - Deze ziekte is niet dode-
lijk.- Dan schonk hij haar zijn zegen en beval haar iedere dag het Salve
Regina te willen bidden tot 15 augustus. Welnu, juist in die tijd ver-
klaarden de artsen dat ze buiten gevaar was. Toen hij vertrok, trof hij
de hele familie en verwanten in het voorportaal van de herenwoning aan om
zijn zegen te ontvangen.
(1) d'Espiney, Don Bosco (11de uitgave).
(2) Bulletin Salésien augustus-september 1932.

5.10 Page 50

▲back to top
- XVI/48 -
Twee voedsters droegen elk een kindje op hun arm, onder wie één, dat
André heette, een kleinkind van de zieke, ternauwernood vijf maanden
oud. Toen Don Bosco zich op de drempel van de deur bevond, gereed om naar
buiten te gaan, keerde hij zich om en terwijl hij naar de kleuter wees,
zei hij: - Hij zal een grote dienaar van God en van de kerk zijn. - Hij
is thans Mgr. André Jullien van de Sulpitianen, auditeur bij de Rota te
Rome en raadsman van verscheidene Romeinse congregaties.
Toen Don Bosco eens mis ging lezen in, we weten niet welk kerkje, had hij
er een ontmoeting, die hem een tafereel terug in de geest riep van voor
enkele jaren te Cannes. Bij het binnenkomen in de sacristie kwam hij een
vrolijk jongetje tegen gekleed als misdienaar en die hem scheen te ken-
nen.
- Wie ben je? vroeg hij hem.
- Je suis votre petit Jean.
- Mais quel Jean?
- Votre Jean, Jean Courtois. Herinnert u zich de tijd niet meer toen
ze me ziek naar het station van Cannes droegen?
- Ah! nu herinner ik het mij.
Weldra verschenen ook zijn vader en zijn moeder. Zij waren gekomen
om hem hun hulde te brengen. Ze weenden van aandoening.
In een jaar dat hij te Nice verbleef hadden de ouders van dit kind
hem meermaals geschreven dat hij naar Cannes moest komen om hun zoon te
bezoeken want sinds lang lag hij in bed en kon geen stap verzetten. Maar
toen antwoordde Don Bosco dat hij niet naar Cannes kon komen. Maar zij
gaven zich niet gewonnen. Toen ze ingelicht waren over dag en uur waarop
hij zou voorbij rijden, namen ze vier personen en lieten de jongen op
zijn bedje tot aan het station dragen en gingen met hem mee. Hier hadden
ze een woordenwisseling met de stationschef die ze niet wou laten door-
gaan, maar eindelijk mocht het bed gebracht worden tot op een meter van
het spoor.
De trein was nog maar pas aangekomen of ze liepen van de ene coupé
naar de andere en vroegen dan: - Is Don Bosco hier? Is Don Bosco hier? -
Don Bosco, die hiervan niets wist en ingetogen in een hoekje zat, hoor-
de plots zijn naam roepen en zei, terwijl hij aan het raam kwam: - Ja, ik
ben hier, Don Bosco!
- Oh, beste pater, u moet absoluut een ogenblik uitstappen.
- Maar ik heb een reisbiljet tot Marseille en ik mag niet uitstap-
pen.
- Maar een ogenblikje! Herinnert u zich mijn zoon niet meer over wie
ik u te Nice geschreven heb? Kom en zegen hem.
Kortom, ze brachten hem tot bij de zieke. Hij wist niet wat doen.
Na een ogenblik aarzelen kwam hij tot bij het bedje en vroeg hij aan de
jongen: - Wie ben jij? Hoe heet jij?
- Je suis Jean. Benissez-moi, mon Père, antwoordde hij met zwakke
stem. Don Bosco maakte het kruisteken, bad met hem een gebed en gaf hem
zijn zegen. Ondertussen stond de trein op het punt te vertrekken.
- Donnez-moi quelque conseil, vroeg het kind.
En Don Bosco antwoordde: Wat doe jij hier? Wat een schande je aldus
te laten dragen! Sta op!
Terwijl hij deze laatste woorden uitsprak, haastte hij zich om zijn
plaats terug te gaan bezetten want de trein floot al. Alvorens zich neer
te zetten, zag hij dat het jongetje acht of tien stappen deed om hem te

6 Pages 51-60

▲back to top

6.1 Page 51

▲back to top
- XVI/49 -
begroeten en dan zag hij niets meer. Hij zag hem eerst terug in die sa-
cristie van Lyon.
De jongen was genezen en bleef dat. Op 10 december 1885 ontving Don
Bosco een brief waarin, onder meer, een jongetje, genaamd Jean Courtois
van Cannes, zich aan zijn gebeden aanbeval. Bij deze omstandigheden her-
innerde Don Bosco zich de episode en vertelde ze aan Don Lemoyne, die ze
altijd onthouden heeft.
Sommige bijzonderheden, vooral de bezieling die de tegenwoordigheid
van Don Bosco te Lyon opwekte bij hen die tot hem naderden, vernemen wij
uit brieven die men hem in die dagen of na zijn vertrek schreef. Enkele
brieven zijn bewaard gebleven. Vele brieven zijn verloren gegaan. Ziehier
wat wij uit deze brieven konden aantekenen.
Graaf de Montravel redetwist met zijn secretaris om te worden toe-
gelaten bij Don Bosco met de zekerheid dat hij de bric ou de brac er zal
toe komen van hem een zegen te ontfutselen die zijn kleindochter zal ge-
nezen. Mevrouw Crozier, die op 10 april Don Bosco op een diner in haar
huis heeft gehad, was er vier dagen nadien nog verrukt over. Ze vreesde
ervoor dat ze hem voor zijn vertrek uit Lyon niet meer zou terugzien.
Daarom stelde ze hem zeven van haar intenties voor waarvoor zij zou wil-
len dat hij bad. Hierbij haalde ze dan allerlei herinneringen op. Op 14
april had Don Bosco de mis gecelebreerd bij zekere kloosterzusters. De
echtgenoten Paturle hadden hun dochter die aan rachitis leed hierheen
gebracht. Het meisje had uit zijn handen de heilige communie ontvangen,
maar kreeg niet de kans zich aan Don Bosco voor te stellen, wat ze noch-
tans vurig verlangd had. Daags nadien dien smeekten ze hem, de Heer de
gezondheid voor hun dochter te vragen alsook een betere gang van zaken in
hun handel.
Mevrouw De Guestu had hem door bemiddeling van Mgr. Guiol voor een
di-ner uitgenodigd en nu vreest ze ervoor dat hij niet zal komen. Daar-
om vraagt ze hem rechtstreeks, aan haar familie een zo grote troost te
willen verlenen. Sinds verscheidene dagen bidt ze ervoor tot God als voor
een uitzonderlijke gunst.
De overste van de kloosterzusters van Sint-Jozef van Cluny, die haar
vurige wens om hem te Lyon te zien niet vervuld zag, schrijft hem vanuit
Parijs. Zij beveelt haar medezusters en kostschoolleerlingen aan en ver-
trouwt hem toe dat beiden haar veel last veroorzaken. Bovendien heeft ze
in haar huis een kloosterlinge die zwaar ziek is. Haar verlies zou werke-
lijk een zware schade betekenen. Don Bosco gelieve haar aan de Heer aan
te bevelen en tegelijkertijd voor haar en voor allen de genade af te sme-
ken dat ze trouw zouden beantwoorden aan de gave van hun roeping. Van het
begin tot het einde wordt de brief bezield door het grootste vertrouwen
op de heiligheid van Don Bosco.
Mensen uit het volk en aristocraten ontmoet men door elkaar in deze
briefwisseling. Zo is er een dame Goudin die hem een gift schenkt van
zesendertig frank, de vrucht van een collecte, en die er zich over ver-
heugt dat zij hem te Lyon geschreven heeft en dat zij van hem een ant-
woord ontvangen heeft. Dan is er de graaf de Montessus die het boek gele-
zen heeft van d'Espiney en hem zijn overtuiging uitdrukt dat God juist
door naar Frankrijk de grote opvoeder van de moderne jeugd te zenden aan
de Franse familievaders een bewijs heeft willen geven dat ondanks de oor-

6.2 Page 52

▲back to top
- XVI/50 -
log die tegen de christelijke school werd ingezet, Hij hen niet verlaat.
Een dame Dupont, getuige van de genezingen die bekomen werden door de
gebeden van Don Bosco te Lyon beveelt hem vol geloof één van haar nicht-
jes aan opdat zij zou kunnen gaan. En we zullen niet nalaten de brief te
vermelden van een oude kamenierster die hem op 23 april schreef: "Ik ben
maar een arme dienstmeid, al 79 jaar oud en ik ben nog steeds in dienst.
Toch voel ik mij zo onder de indruk van uw werken en van het goed dat u
verricht, dat ik verzoek, Pater, honderd frank van mijn spaargeld te wil-
len aanvaarden. Ter vergelding vraag ik u voor mij te willen bidden, op-
dat de Heer mij de genade van een goede dood zou verlenen. Ik beveel u
ook mijn familie aan, want ik heb tien neven die wees zijn."
Toen de dag van de afreis gekomen was, schreef Don Bosco aan Don
Albera:
"
Beste Don Albera,
"
We vertrekken naar Parijs, maar we blijven een dag stilhou-
" den te Moulins.
"
Je zult van de heer Diuros van Avignon 5.000 frank ontvangen
" waarvan de helft voor jou en de andere helft voor Saint-Isidore
" of Saint-Cyr is.
"
Ziehier ons adres te Parijs: Gravin de Combaut, avenue de
" Messine,34.
"
Ga voort met bidden. De zaken gaan goed. Groet en bedank
" vrienden en weldoeners. Moge God jullie allen zegenen.
"
" Lyon, 16 april 1883.
"
je toegenegen vriend,
"
Priester Giov. Bosco.
" P.S. Wanneer je dit morgen ontvangt, deel het dan dadelijk mee
"
onderrichting.
Te Moulins diende als mijn hij niet lang stil te houden, maar toch
deelde hij nogmaals nieuws mee aan graaf Colle en beloofde hem dat zijn
secretaris hem meer nieuws zou geven.
Op die enkele uren vond hij ook nog de tijd om zijn opwachting te
gaan maken bij de bisschop Mgr. de Dreux Brézé. Toen hij zich dan aan het
bisschoppelijk paleis aanbood, in zijn sobere kledij en met zijn weinig
correct Frans, wekte hij het wantrouwen op van de portier die hem liet
weten dat dit nog niet het uur was waarop de bisschop ontving. Hij zei
dat hij strenge orders had gekregen betreffende audiënties. Het was dus
onnodig dat hij zou aandringen om hem te zien. De bisschop had streng
aristocratische gewoonten die heel goed met zijn afkomst overeenstemden.
De zachtheid echter en de nederigheid van Don Bosco bij het herhalen van
zijn aanvraag brachten de portier ertoe het te beproeven, maar de secre-
taris van monseigneur was nog onverbiddelijker en weigerde de boodschap

6.3 Page 53

▲back to top
- XVI/51 -
over te brengen. Toen hij niettemin van de portier de beschrijving ge-
hoord had van de vreemde priester, zei hij dat men hem naar het kantoor
moest brengen.
De jonge secretaris werd dadelijk getroffen door de heiligheid die
Don Bosco uitstraalde. Toen hij hem dan zijn gebrekkig Frans hoorde,
voelde hij dat hij daar voor zich een geestelijke had die zeldzaam goed
was. - Welnu, zei hij, het is iets dat mij moeite kost en toch zal ik
bij monseigneur gaan om hem te vragen of hij u wil ontvangen.
Een beetje bevend ging hij naar de kamer van de prelaat. Op dat
ogenblik bemerkte hij dat hij iets vergeten had. Verstrooid door de in-
druk die hij van hem had opgedaan, had hij aan de onbekende niet ge-
vraagd wie of wat hij was. Pas had hij horen antwoorden "Don Bosco" of
hij viel op zijn knieën en verzocht hem te willen zegenen.
Hij dankte de hemel voor dergelijke ontmoeting die hij als een hoge
gunst beschouwde.
- Monseigneur, antwoordde hij dadelijk, zal heel verheugd zijn u te
ontvangen. Wacht een ogenblik, ik ga hem verwittigen. Voor u bestaat geen
uur voor een audiëntie, daar sta ik borg voor.
En inderdaad, bij zijn naam, zei de bisschop direct tot zijn secre-
taris: - Oh! laat hem dadelijk naar boven komen.
Wat er zich afspeelde tussen monseigneur en Don Bosco, kan niemand
zeggen. Maar de secretaris die zelfs op hoge leeftijd zo graag het ver-
haal van deze ontvangst buiten de dienstregeling herhaalde, voegde er
gewoonlijk bij dat de bisschop zeer onder de indruk was geweest en er met
levendige voldoening over sprak, omdat hij oordeelde dat het voor hem een
groot geluk was geweest enkele ogenblikken een persoon bij hem te hebben
gehad die iedereen als een heilige aanzag.
Vanuit Moulins ging Don Bosco, na een kort verblijf, naar Turlon-
sur-Allier, een dorpje uit de omgeving, waar hij zich naar het kasteel
begaf dat toen bewoond werd door gravin de Riberolles en door haar doch-
ter markiezin de Poterat, weduwe gebleven na haar recent huwelijk. De
twee rijke en liefdadige dames, bewonderaarsters en weldoensters van Don
Bosco, verwachtten hem als een troostende engel in hun huiselijke rouw.
Mevrouw de markiezin de Poterat leed trouwens aan een gebrek dat al heel
haar leven duurde.(1) Hij bleef er tot 18 april en celebreerde er de mis
in de privé-kapel van het kasteel. Het altaar waarop hij het goddelijke
sacrificie opdroeg werd door de huidige eigenaar, de heer d'Alès, een
broer van de geleerde Jezuïet die deze naam draagt, aan het klooster van
de Karmelitessen van Moulins geschonken, die het in hun kapel plaatsten
en het toewijdde aan Sint-Teresia van het Kindje Jezus.
(1) Ze was de schoonzuster van Mgr. de Poterat, vroeger directeur van het werk Oeuvre
de jeunesse te Orléans en nadien de opvolger van Mgr. de Ségur als voorzitter van
de Union des Oeuvres Catholiques, een soort verbond dat een voorloper was van de
huidige katholieke actie. In 1882 had zij 20.000 frank gestuurd voor de kerk van het
Heilig Hart (archief van het inspectiehuis van Rome).

6.4 Page 54

▲back to top
- XVI/52 -
Ze beschouwden het als een waardevol aandenken van Don Bosco.(1)
(1) Deze secretaris was kanunnik Nény, gestorven als vicaris-generaal van het diocees.
Zijn vriend, abbé Giraud, thans deken van het kapittel van de kathedraal, ontving van
hem deze berichten en heeft ze ons meegedeeld door de bemiddeling van mademoiselle de
Rancourt van Mont-luçon (Moulins, 18 oktober 1933).

6.5 Page 55

▲back to top
- XVI/53 -
H O O F D S T U K III
DE DOOD VAN MGR. GASTALDI -
TERUGBLIK
Op 25 maart 1883, op de dag van het alleluia, veranderden de klokken
van Turijn onverwachts hun blij paasconcert in doodsgelui. Die morgen
hadden in de dom clerus en volk op de aartsbisschop zitten wachten voor
de pontificale mis, maar een bewogen stem was van af het altaar de rouw-
mare komen melden: - Monseigneur is dood.
Gedurende de goede week had monseigneur al de heilige diensten in
de kathedraal verricht. Op zaterdagavond was hij, wie weet door welk ge-
heimzinnig voorgevoel gewaarschuwd, gaan afscheid nemen van de Madonna
van Turijn in het heiligdom van de Consolata.
Toen hij in het rijtuig stapte, had hij gezegd: - Laten we een be-
zoek brengen aan onze lieve Moeder en ons onder haar mantel plaatsen.
Onder de mantel van Maria is het troostend te leven en te sterven. -
Toen hij daar een half uur in gebed had vertoefd, ging hij naar buiten
omdat hij zich onpasselijk voelde worden. Dat was het symptoom van zijn
naderend einde.
Op paasmorgen hadden zijn secretarissen die hem naar de metropool
dienden te vergezellen, bemerkt dat hij langer dan gebruikelijk wachtte
om zijn deur te openen. Ze kwamen langs een andere ingang in zijn kamer
binnen en vonden hem uitgestrekt op de grond in doodstrijd. Kanunnik
Chiuso diende hem dadelijk het heilig oliesel toe. Weinige tijd nadien
verklaarde de arts het geval voor hopeloos. Ondertussen was zijn gewone
biechtvader, pater Carpignano, overste van de paters van Sint-Philippus
Neri gekomen. Hij bad de gebeden van de stervenden en gaf hem de pause-
lijke zegen. Omstreeks tien uur blies monseigneur zijn laatste adem uit.
Het stoffelijke overschot van de overledene werd opgebaard in de
kerk van het aartsbisschoppelijke paleis waar het bezocht werd door een
grote menigte gelovigen. 's Woensdags daarna werd het met prachtige be-
grafenisplechtigheden naar zijn laatste verblijfplaats begeleid. Heel
de pers van de stad van iedere kleur kwam eerbiedig neerbuigen voor zijn
kist.
Mgr. Gastaldi was in hetzelfde jaar als Don Bosco geboren. Zijn va-
der was een rechtsgeleerde. Begaafd met een goed verstand en geheugen was
hij steeds de eerste onder zijn medeleerlingen. Hij koos de geestelijke

6.6 Page 56

▲back to top
- XVI/54 -
staat en verkreeg 21 jaar oud de graad van theoloog aan de koninklijke
universiteit van Turijn. Toen hij 23 was werd hij aan de theologische
faculteit verbonden. Van dan af hield hij zich bij voorkeur bezig met de
studie van het Hebreeuws, het doceren van moraaltheologie en het verdie-
pen van de kennis van de wijsbegeerte van Rosmini. In 1841 liet hij in de
pers een verdediging van de leerstelsels van Antonio Rosmini verschijnen
tegen een pseudo-Eusebio Cristiano, die deze leer hevig bestreden had.
In 1845 en 1846 publiceerde hij twee theologische werken van andere au-
teurs, namelijk, het laatste boekdeel van de moraaltheologie van Detto-
ri en het compendium van de moraaltheologie van Alasia, met als aante-
keningen zijn verwijzingen naar het burgerlijke wetboek van Alberto.(1)
Tot kanunnik benoemd van de collegiale kerk van de Allerheiligste
Drievuldigheid in de tijd van de woelingen van het jaar 1848, stichtte
hij Il Conciliatore, een clerico-liberaal tijdschrift waarin hij vurig
de gedachten verdedigde die ontwikkeld werden door de man van Rovereto
in de Cinque Piaghe (vijf plagen), vooraleer het boek op de index ge-
plaatst werd.(2) In 1850 werd hij lid van het Rosminiaans Instituut van
de Liefde en na enkele maanden noviciaat te Stresa waar hij goed Engels
leerde, werd hij naar Engeland gezonden als missionaris en professor in
de theologie in de colleges van de Congregatie.
Van de Britse eilanden keerde hij in 1862 terug naar Turijn, verliet
het Instituut van de Liefde en nam het ambt op zich van kanunnik te S.
Lorenzo. Daar kreeg hij dan weer het ambt van predikant, waarvoor hij
zeer gezocht werd. Van die tijd dateren de vier werkjes die door hem ge-
schreven werden op raad van Don Bosco, die ze liet verschijnen in de
reeks van de Letture Cattoliche. Het waren een leven van de pastoor van
Ars, een levensbeschrijving van de theoloog Vola van Turijn, historische
herinneringen aan de martelaars van Turijn die tot het Thebaanse legioen
behoorden en een volksboekje over de macht van de Paus.
In het consistorie van 27 maart 1867 stelde Pius IX hem aan tot
bisschop van Saluzzo. Gedurende de vier jaar dat hij dit diocees bestuur-
de, preekte hij zeer veel, bezocht hij al de parochies, organiseerde hij
liefdadige instellingen en zorgde hij persoonlijk voor de vorming van de
jonge geestelijken. Hoe hij zich in 1870 op aansporen van Don Bosco op
het Vaticaans Concilie onderscheidde, wordt uitvoerig beschreven in het
negende boekdeel van Don Lemoyne.
In 1871 werd hij de opvolger van Mgr. Riccardi di Netro op de zetel
van Sint-Maximinus. Hij nam er bezit van op 26 november. Hier werd zijn
werkzaamheid zeer groot. Op de eerste plaats dacht hij aan de tucht en de
ontwikkeling van de clerus en de opvoeding en het onderricht van de semi-
naristen. Hij hield drie diocesane synodes. Hij was een onvermoeibare
voorvechter van Gods woord.
(1) Dettori uit Sardinië (1773-1836) had zijn leerstoel aan de universiteit van Turijn
verloren wegens de polemieken verwekt door zijn meningen over het probabilisme.
Hij had een besliste voorkeur voor de jansenistische en galliscaanse stellingen.
Ook Alasia die toen de beste was, behoorde tot de rigoristische school.
(2) Cfr. Boekdeel XV, blz. 230.

6.7 Page 57

▲back to top
- XVI/55 -
Zijn herderlijke brieven, stevig door hun inhoud en elegant van vorm
worden ook nu nog met nut gelezen. Het volk bewonderde zijn brandende en
onbaatzuchtige ijver en beweende oprecht zijn schielijke dood.
Don Bosco, van zijn dood op de hoogte gebracht, schreef vanuit Pa-
rijs dat men in de kerk van Maria, Hulp der Christenen, een plechtige
lijkdienst moest houden, waarop alle verwanten uitgenodigd werden. Van
dezen kwamen er maar weinigen. Er ontbrak zelfs gravin Mazé, een nicht
van de aartsbisschop, die toch steeds aan Don Bosco verknocht gebleven
is. Het schijnt dat ze dachten dat de Salesianen de dood van Monseigneur
als hun triomf beschouwden of misschien kwalijk verdroegen dat anderen
aldus daarover oordeelden. De waarheid is dat de Salesianen de grootste
reserve in acht namen. We vinden hiervan eveneens een bewijs is La Stel-
la Consolatrice die in het nummer van 7 april een uitvoerig overlijdens-
bericht liet verschijnen, waarvan de drukproeven door de directie aan
Don Bonetti waren overhandigd opdat hij het naar zijn mening zou nazien
en wijzigen, maar er kwamen van zijnentwege geen schijn van kritiek.
Na deze biografische verwijzingen zullen de lezers die ons tot nu
toe gevolgd hebben en die de oorsprong van het geschil tussen Mgr. Gas-
taldi en Don Bosco, dat tien jaar geduurd heeft, niet kennen, wel meer
dan ooit verlangen de redenen te kennen die er aanleiding toe gaven. Dat
alles zal gedeeltelijk worden verhaald in het tiende boekdeel dat nog
niet verschenen is. Nochtans is het werkelijk nodig hier in hoofdzaak te
verhalen hoe en waarom het geschil ontstond en zal het niet zonder voor-
deel zijn in hoofdlijnen te herinneren aan het gedrag van Don Bosco te-
genover de tegenwerking die zo lang geduurd heeft.
Twee zaken staan historisch vast, namelijk, dat zowel voor Saluzzo
als voor Turijn de benoeming van Mgr. Gastaldi voorgesteld en warm aan-
bevolen werd door Don Bosco en dat Mgr. Gastaldi hiervan zeer goed op de
hoogte was. In de geest van Don Bosco betekende de tegenwoordigheid van
Mgr. Gastaldi te Turijn een providentiële hulp. Ze waren zeer goede
vrienden. Hij had hem zijn geheimen meegedeeld.
Wanneer dan het nodige diende gedaan te worden voor de goedkeuring
van de regel, dacht Don Bosco dat de gunst van de aartsbisschop hem veel
zou helpen om het schip gelukkig in de haven te brengen. Mgr. Manacorda,
bisschop van Fossano zou integendeel de voorkeur gegeven hebben aan Mgr.
Colli, bisschop van Alessandria. Zelfs Pius IX dacht er evenmin zo over
en hij maakte er voor hem geen geheim van, zoals wij er al aan herinnerd
hebben.
Jammer genoeg duurde het niet lang of de mooie verwachtingen begon-
nen hun kleur te verliezen. In zijn eerste homilie hamerde de aartsbis-
schop op de gedachte dat zijn verkiezing een onverwachte tussenkomst was
van de Voorzienigheid waartoe geen enkele gunst vanwege de mensen bijge-
dragen had. In deze woorden bespeurden zij die hem kenden, dadelijk zijn
inzicht om alle tussenkomst vanwege Don Bosco uit te sluiten. Het is een
feit dat hij in zijn vertrouwelijke gesprekken dit zo uitlegde zonder er
doekjes om te winden en steeds maar herhaalde dat hij aan Don Bosco
niets verschuldigd was, maar dat het de Heilige Geest was die hem aan
het hoofd van het aartsbisdom Turijn geplaatst had. Insinuaties vanwege
kwaadwillige mensen moeten ingewerkt hebben op zijn hart dat zo gevoelig
was betreffende gezag. Anderzijds bleven de betrekkingen met Don Bosco
goed gedurende de eerste maanden.

6.8 Page 58

▲back to top
- XVI/56 -
Symptonen van koelheid begonnen aan de dag te treden in april van
het jaar 1872, toen er sprake van was enkele Salesianen voor te stellen
tot de heilige wijdingen. Er werd geredetwist tot op 24 oktober, toen Don
Bosco een brief van de aartsbisschop ontving die zo begon: "U weet sinds
lang hoe ik verknocht ben aan de Congregatie die door u gesticht werd. Ik
heb ze zien ontluiken als het mosterdzaadje. Ik heb niet nagelaten haar
te bevorderen, naargelang de omstandigheden mij er de macht toe gaven,
omdat ik van oordeel was, zoals ik dat trouwens nog ben, dat het een werk
is dat door God werd ingegeven. U weet ook hoe ik haar beschermd heb als
bisschop van Saluzzo om voor haar de bijstand en de bekrachtiging van de
Heilige Apostolische stoel te verkrijgen. En nu de Voorzienigheid mij op
de aartsbisschoppelijke stoel van Turijn heeft geplaatst, ben ik zeer
verheugd te mogen voortgaan met haar bij te staan opdat ik erin zou sla-
gen vanwege de Plaatsvervanger van Christus een volledige goedkeuring te
bekomen." Men kan zich gemakkelijk indenken met welke bedachtzaamheid Don
Bosco deze langdradige en afgemeten aanhef zal gelezen hebben. Na de the-
sis te hebben verklaard dat om dit doel te bereiken hij ook "zou kunnen
weerstaan hebben aan de genegenheid van zijn hart" kwam de aartsbisschop
tot het concrete geval.
Een rescript van de Congregatie van de Bisschoppen en Reguliere
Geestelijken op 9 maart 1869 uitgevaardigd, verleende aan Don Bosco de
bevoegdheid getuigschriften te geven aan de wijdelingen die in het Ora-
torio waren binnengetreden voor de leeftijd van 14 jaar. Om er zich van
te vergewissen dat de kandidaten in het huis van Don Bosco waren geko-
men voor die leeftijd en om hun voorbereiding te kennen, eiste monseig-
neur van hem de uitvoering van wat hierna volgt: "Alle leerlingen toege-
treden tot de Congregatie die verlangen de tonsuur of een van de lagere
of hogere orden te ontvangen, dienen zich persoonlijk bij mij aan te
bieden, tenminste 40 dagen voor de dag van hun wijding. Ze dienen een
attest aan te bieden ondertekend door u of door hem die u vervangt.
Daarin dient te worden aangeduid: de naam en de voornaam van de leer-
ling, de naam van zijn vader, de plaats van zijn geboorte en het diocees
waar hij geboren is en waartoe hij om een of ander reden behoort. Tevens
zijn juiste leeftijd, het jaar waarin hij in het Oratorio van de H.
Franciscus van Sales dat door u gesticht werd, ingetreden is. Daarbij
hoeveel jaren hij de Latijnse studies en de schone letteren gevolgd
heeft. Waar hij deze studies gedaan heeft en op welke dag hij zijn drie-
jaarlijkse geloften heeft afgelegd of vernieuwd. Dan dient iedere leer-
ling zich aan te bieden om een examen af te leggen minstens over twee
volledige traktaten van de theologie - voor iedere nieuwe wijding dienen
deze verschillend te zijn - en over alles wat de wijding betreft die men
gaat ontvangen, namelijk, de tonsuur en de vier lagere wijdingen, dus
alles wat de theologie erover leert; voor het subdiaconaat al wat deze
wijding betreft en het celibaat, de canonieke uren en de kerkelijke
titel. Voor het diaconaat al wat deze wijding aangaat en bovendien het
offer van de heilige mis."
Don Bosco boog het hoofd; maar op de avond van 8 november verwierp
monseigneur een lijst van wijdingen die hem werd aangeboden door Don
Cagliero. Hij dreigde naar Rome te schrijven over de geest die onder de
Salesianen heerste.
Dit bericht doorboorde het hart van Don Bosco die de volgende nacht
geen oog kon dichtdoen. Daags nadien schreef hij aan de aartsbisschop.

6.9 Page 59

▲back to top
- XVI/57 -
Hier volgt het wezenlijke van zijn brief:
"
... Pas was Uwe Excellentie tot aartsbisschop van Turijn
" gekozen of U vroeg mij vol goedheid welke de betrekkingen waren
" van onze Congregatie met de gezagdragers en vooral met de clerus.
" Ik antwoordde daarop dat wij met niemand enige wrijving hadden.
" Enkel een paar geestelijken, van wie ik u de naam zei, hadden ons
" misschien met goede bedoeling veel last en onaangenaamheden be-
" zorgd. U voegde er dadelijk aan toe: - Wees gerust, de macht van
" deze personen is van bijkomende aard en hun gezag zal gematigd
" worden door die van de aartsbisschop. Een van de zaken die wij
" zullen verrichten zal zijn: de goedkeuring van de Salesiaanse
" Congregatie tot een goed einde brengen.
"
De zaken gingen op die wijze verder tot omstreeks april,
" toen ik begon te bemerken dat er een zekere afkeer ontstond. Na-
" dien kwam de lastige regeling voor de wijdingen en de weigering
" om ze toe te dienen, dan het examen voor de wijdingen en de
" brief met de diverse normen die dienden in acht genomen te wor-
" den. Zonder er verder over na te denken stemde ik met dit alles
" in, hoewel in geen enkel ander diocees dergelijke zaak vereist
" werd. Eindelijk werd gisteren, ik weet niet om welke redenen, de
" lijst van de wijdingen geweigerd waarbij gedreigd werd naar Rome
" te schrijven over de geest die onder ons heerst. Het is mogelijk
" dat de persoon die de boodschap deed, niet met passende eerbied
" gesproken heeft, maar dit is een persoon die men moet berispen
" en aanmanen zich te verbeteren van zijn min of meer groot gemis
" aan goed gedrag, maar het schijnt me toe dat dit niet de geest
" van de Congregatie kan vertegenwoordigen.
"
Nu de zaken zo staan verzoek ik u dringend te schrijven of
" te zeggen of te laten zeggen wat u als afkeurenswaardig onder ons
" bemerkt, opdat wij zouden weten hoe wij ons dienen te gedragen en
" binnen welke grenzen ons te houden. Meermaals heb ik hierover ge-
" sproken, maar nooit bent u tot bepaalde feiten gekomen. Thans ver-
" zoek ik U te willen opmerken: 1° dat het feit van uw klacht in
" Rome stof zal bieden aan de vijanden van het goede die zich zul-
" len verheugen in de onenigheden tussen de arme Don Bosco en eijn
" aartsbisschop, dat het een schandelijke zaak zal zijn voor onze
" arme ontluikende Congregatie die te midden van hinderpalen, de
" ene al zwaarder dan de andere, haar weg voortzet. Men zal mij dan
" verzoeken rekenschap en opheldering te geven, waaruit onaange-
" naamheden, stoornissen en misschien ook ergernis zullen voort-
" spruiten. Het zal niet eens voor U voordelig zijn, omdat ik ervan
" overtuigd ben dat Uw roem in vele zaken verbonden is met die van
" onze Congregatie. 2° Wij hebben steeds gewerkt in het diocees en
" voor het diocees van Turijn zonder ooit betrekkingen of loon te
" vragen en in uw persoon zagen wij iemand en zien we nog steeds
" iemand tegenover wie wij de grootste verering dienen te hebben.
" 3° U dient mij deze gewaagde uitdrukking te vergeven maar indien
" U ook tegenover andere personen op deze wijze blijft voortgaan
" zult U zover komen dat velen U zullen vrezen en weinigen van U
" zullen houden...

6.10 Page 60

▲back to top
- XVI/58 -
De pen van Don Bosco was geleid door zijn vroeger vertrouwen. Mon-
seigneur antwoordde dadelijk en deed er nog een schepje bij. Hij deed er
zijn beklag over dat er geen regelmatig noviciaat bestond. Hieraan
schreef hij het feit toe dat, op weinige uitzonderingen na, de leden van
de Congregatie de essentiële kloosterdeugden en vooral de deugd van nede-
righeid misten. Verder verklaarde hij dat hij een vijand was van teveel
vrijstellingen voor kloosterlingen ten aanzien van het bisschoppelijke
gezag. Deze brief bracht geen verlichting voor het leed van Don Bosco.
Toch was hij er tevreden over omdat hij aldus duidelijk inzag wat de re-
denen waren die de nieuwe houding van monseigneur tegenover hem konden
verklaren. Hij antwoordde op 23 november en sprak over het noviciaat. Hij
wees daarbij naar een onderhoud dat hij met Pius IX gehad had bijna op de
vooravond van de algemene goedkeuring. De paus had hem gevraagd: - Zal
een Congregatie mogelijk zijn in onze tijd, in ons land met een regering
die de Congregaties wil afschaffen? Hoe zal men een studiehuis en een no-
viciaat kunnen hebben? - Ik, antwoordde Don Bosco, heb niet het inzicht
een kloosterorde te stichten waar men boetelingen of bekeerlingen kan op-
nemen die een vorming tot goede zeden of tot vroomheid nodig hebben. Het
is echter mijn bedoeling jongens en ook volwassenen op te nemen van wie
de deugdelijkheid vaststaat nadat ze reeds meerdere jaren op de proef
gesteld en bewezen werd.
- Hoe zult u dit bereiken?
Zoals ik dat tot heden toe bereikt heb, zo hoop ik dat in de toe-
komst ook te bereiken. Wij beperken ons tot jongens die in onze huizen
opgevoed en onderricht werden. Het zijn jongens die bijna altijd door de
pastoors worden aangeduid omdat zij ze zien uitblinken door hun deugden
in hun gewoon werk van elke dag. Twee derde van die jongens keren naar
hun familie terug. Zij die blijven worden gedurende vier, vijf en zelfs
zeven jaar geoefend in de studie en de vroomheid en onder hen worden
slechts weinigen tot de proeftijd toegelaten ook na een lange leertijd.
Zo bijvoorbeeld, beëindigden dit jaar 120 jongens hun retorica in onze
huizen, maar slechts 20 zijn in onze Congregatie gebleven. De anderen
werden naar hun respectieve bisschop gestuurd. Zij die tot de proeftijd
worden toegelaten dienen twee jaar te Turijn door te brengen. Daar heb-
ben ze elke dag een geestelijke lezing, een meditatie, een bezoek aan het
Heilig Sacrament, een gewetensonderzoek en iedere avond houd ik voor hen
een "avondwoordje". Zelden wordt dat door anderen gehouden en dit wordt
voor allen in gemeenschap gedaan. Tweemaal per week wordt speciaal voor
de aspiranten een conferentie gehouden en eenmaal per week
voor al de leden van de Sociëteit.
Moge God u zegenen, mijn zoon - zei hem toen de paus - doe het
zoals u mij hebt gezegd en uw Congregatie zal haar doel bereiken. Wan-
neer u dan moeilijkheden ontmoet, laat het mij dan weten en dan zullen
we nagaan op welke manier wij ze zullen overwinnen.
Na deze uitleg kwam het Decretum Laudis. Bijgevolg zag Pius IX, naar
de mening van Don Bosco, de zaken zoals hij zelf ze zag. Was er geen no-
viciaat bij naam, dan was er toch een in feite.
Wat de tweede opmerking aanging, schreef hij: "Ik verzoek u nederig
en eerbiedig mij, niet in het algemeen, maar bij naam die personen (zon-

7 Pages 61-70

▲back to top

7.1 Page 61

▲back to top
- XVI/59 -
der ootmoed en kloosterdeugden) te willen aanduiden en ik geef u de ver-
zekering dat ze streng zullen berispt worden voor eens en voor altijd.
Want dergelijke kwaal moet onthuld worden. Het is iets dat mij tot nu toe
onbekend is geweest en dat ook u onbekend was tot in de maand april van
dit jaar. Want tot die tijd hebt u alles wat in dit huis belangrijk is,
gezien, gehoord, gelezen en, we mogen wel zeggen, beheerd. Tot die tijd
hebt u in uw geschriften, openbaar en niet openbaar, dit huis steeds uit-
geroepen als een ark van de redding voor de jeugd, waar men de waarach-
tige vroomheid en zo voort aanleert.
Tot nog toe was alles hoewel niet op de hartelijke manier van vroe-
ger, dan tenminste langs private weg verlopen en in afwachting dat er in
een samenspraak een middel zou gevonden worden om elkaar te begrijpen.
Maar sommige daden van monseigneur maakten van een gewenste gedachtenwis-
seling een blijvend geschil.
In 1873 was Don Bosco op het punt de onderhandelingen te beginnen
voor de definitieve goedkeuring en daarom was het voor hem noodzakelijk
zich de steun te verzekeren van talrijke bisschoppen en op de eerste
plaats van zijn eigen ordinarius. Deze schreef in zijn aanbevelingsbrief
lofbetuigingen, maar ook strenge eisen aangaande het noviciaat, de toela-
ting tot de wijdingen en de canonieke vrijstelling. Daarna schreef hij
aan de bisschoppen en nodigde ze uit, indien ze er om gevraagd werden,
samen met hun aanbevelingen ook deze vier wensen uit te drukken: 1° dat
geen enkel lid van de Congregatie tot de wijdingen zou worden toegelaten
vooraleer hij zijn eeuwige geloften had afgelegd; 2° dat de regels be-
treffende het noviciaat van dien aard zouden zijn dat er goede klooster-
lingen zouden gevormd worden zoals dat bij de Jezuïeten het geval was;
3° dat al de kandidaten—wijdelingen voor de curie de examens zouden af-
leggen; 4° dat de ordinarii van het diocees het recht zouden hebben de
kerken en Oratoria van de Congregatie te bezoeken. Toen Don Bosco de
inhoud van de aanbeveling gezien had en vertrouwelijk ingelicht was over
de stap die monseigneur gezet had bij de Sub-alpijnse en Ligurische bis-
schoppen, verklaarde hij dat hij voorlopig de zaken zo zou laten, zoals
ze waren en dat hij geen aanvraag zou doen te Rome. Maar de aartsbis-
schop, die wist dat men te Rome op de hoogte was van zijn inzichten en
voorzag dat men naar de reden van deze verandering zou zoeken, maakte
zijn aanbevelingsbrief over aan de Kardinaal Caterini, de Prefect van het
Heilig Concilie, samen met een brief waarin hij wees op de noodzakelijk-
heid dat "de filosofie en de theologie en de andere studies steviger en
ernstiger dienden te zijn."
Dit viel voor in april 1873 en in die maand ontstonden andere onaan-
gename incidenten weer omwille van de wijdingen. Op 20 april stuurde mon-
seigneur aan Kardinaal Bizzarri, de Prefect van de Congregatie van de
Bisschoppen en Reguliere Geestelijken, een brief waarin hij zijn acht de-
siderata uiteenzette. Het was jammer dat zijn ijver niet gesteund werd
door een beter begrip over het instituut van Don Bosco en door nauwkeu-
riger informaties! Don Bosco kreeg kennis van dit document het jaar na-
dien, terwijl hij zich te Rome bevond. Hij maakte onmiddellijk een ont-
werp klaar van een pro memoria als antwoord. Toen het de gepaste vorm
had, werd het op 30 maart ter hand gesteld aan de kardinalen van de com-
missie voor de goedkeuring van de Regel. We zullen er goed aan doen dit
memorandum hier te plaatsen.

7.2 Page 62

▲back to top
- XVI/60 -
"
Men moet vooraf weten dat Mgr. Gastaldi, thans aartsbis-
" schop van Turijn, zich tot 10 februari 1873, steeds een vurige
" bewonderaar en onvermoeide medewerker van het Salesiaans insti-
" tuut getoond heeft. Op die dag (10 februari 1873) trok priester
" Bosco met goede moed naar Rome: hij had hem een aanbeveling in
" het Latijn meegegeven waarin hij verklaarde dat hij Gods vinger
" had erkend in het bestaan en het behoud van dit instituut.
" Hij maakte een overdreven lof van het grote goed dat dit insti-
" tuut gedaan had en steeds nog doet en prees zijn arme stichter
" buitenmate.
"
In een brief geschreven op 20 april van datzelfde jaar
" spreekt hij dan tegen wat hij in de vorige brief bevestigd heeft
" en zegt:
"
1° dat de Regel nooit door zijn voorgangers goedgekeurd werd.
" Antwoord. Bij de documenten die aangeboden werden aan de Congrega-
" tie van de Bisschoppen en Reguliere Geestelijken bevindt zich het
" decreet van Mgr. Fransoni (van 31 maart 1852) waarin het instituut
" van de Oratoria goedgekeurd wordt, priester Don Bosco als hoofd
" aangesteld wordt en hem alle nodige en nuttige bevoegdheden wor-
" den verleend voor de goede gang van het instituut.
"
2° Noch aan hem noch aan aartsbisschop Riccardi werd ooit om
" een goedkeuring gevraagd.
" Antwoord. Wanneer een instituut door de ordinarius van een diocees
" goedgekeurd werd, weet men niet of men van iedere nieuwe bisschop
" een nieuwe goedkeuring dient te hebben. Toch is het een feit dat
" priester Bosco aan Mgr. Riccardi een smeekschrift stuurde waarin
" hij de bevestiging vroeg van al het voorgaande. Hij antwoordde,
" zoals nadien Mgr. Gastaldi meermaals gedaan heeft, dat, wanneer
" een instituut door de Heilige Stoel goedgekeurd werd, het geen
" diocesane goedkeuring meer nodig heeft.
"
Omdat hij wou meewerken aan de duurzaamheid van dit insti-
" tuut, bevestigde hij uit eigen beweging in een daartoe uitgevaar-
" digd decreet al de privileges en bevoegdheden die door zijn voor-
" gangers werden verleend en voegde er enkele nieuwe aan toe, onder
" meer de parochierechten (decreet van 25 december 1872).
"
3° Het noviciaat van twee jaar dient uitsluitend te bestaan
" in ascetische bezigheden.
" Antwoord. Dit kon in andere tijden gedaan worden, maar thans in
" onze landen niet meer. Het zou zelfs leiden tot de ondergang van
" het Salesiaans instituut. Wanneer de burgerlijke overheid zou be-
" merken dat er een noviciaat bestond, dan zou ze het dadelijk ont-
" binden en de novicen uiteenjagen. Evenmin zou dit noviciaat over-
" een te brengen zijn met de Salesiaanse constituties. Deze hebben
" als basis het werkzame leven van de leden en behouden betreffende
" ascetisme enkel de nodige praktijken voor de vorming en het be-
" houd van de geest van een goede geestelijke. Een dergelijk novi-
" ciaat zou niet eens voor ons geschikt zijn vermits de novicen
" de constituties niet in praktijk zouden brengen volgens het doel
" van de Congregatie.

7.3 Page 63

▲back to top
- XVI/61 -
"
4° Er traden reeds geprofesten uit die aanleiding gaven
" tot klachten enz.
" Antwoord. Tot heden toe is één enkele weggegaan, pater Federico
" Oreglia. Hij behoorde tot onze Congregatie als leek en is er uit-
" getreden om in de Sociëteit van Jezus te gaan en er zijn studies
" te beginnen. Hij heeft dit ook gedaan en werkt thans zeer ijverig
" in zijn heilig ministerie.
"
5° Deze Congregatie veroorzaakt grote storingen in de ker-
" kelijke tucht van het diocees.
" Antwoord. Dit is een ongegronde bewering - Tot heden toe kan de
" ordinarius van Turijn hiervoor geen enkel feit aanhalen.
"
6° Al te vaak gebeurt het dat sommigen na hun geloften de
" heilige wijdingen ontvangen titulo mensae communis en nadien uit
" de Congregatie treden enz.
" Antwoord. Een valse bewering. - Geen enkele van deze personen is
" tot heden toe uit de Salesiaanse Congregatie getreden.
"
7° Eén van zijn diocesanen van Saluzzo was pas gewijd, ver-
" trok uit de Congregatie enz.
" Antwoord. Geen schijn van grond. De priester op wie ook in ander
" volgende brieven gezinspeeld wordt en die men als voorbeeld zou
" willen aanhalen, heeft nooit tot de Salesiaanse Congregatie be-
" hoord. Hij werd gewijd door Mgr. Gastaldi met een regelmatige ker-
" kelijke titel. Hij werd gewijd zonder aanbeveling en tegen het
" advies van priester Bosco in bij wie hij door zijn ordinarius was
" gestuurd om er gratis en uit liefdadigheid zijn studies te doen.
"
8° Jonge geestelijken uit het seminarie weggezonden, wer-
" den in de Salesiaanse Congregatie opgenomen, naar een ander huis
" gestuurd in een ander diocees.
" Antwoord. Geen enkele van deze feiten is gebeurd en wanneer ze
" in de toekomst zouden gebeuren, dan staat het de ordinarius al-
" tijd vrij ze in zijn diocees te aanvaarden of te weigeren, zoals
" hij dat kan doen voor iedere persoon die uit een ander klooster-
" instituut getreden is.
"
9° Het is goed op te merken dat, indien men de gestelde
" voorwaarden zou aanvaarden, de Salesiaanse Congregatie die over
" geen stoffelijke middelen beschikt haar huizen zou moeten slui-
" ten, haar catechismuslessen schorsen omdat ze noch catechisten,
" noch meesters zou hebben. Ze zou zelfs als zedelijke persoonlijk-
" heid in het oog vallen van de burgerlijke overheid die dadelijk
" de leden zou uiteenjagen, zodat dit het einde van de Sociëteit
" zou betekenen.
"
10° Men dient eveneens te noteren dat de huidige aartsbis-
" schop nooit enige klacht heeft geuit, noch enige opmerking heeft
" gemaakt aan de leden of aan de overste van de Salesiaanse Socië-
" teit. Integendeel, wanneer hij wou verwijzen naar een jonge
" geestelijke die goed onderlegd was in de wetenschap en heel
" deugdzaam was, verwees hij steeds naar een leerling van de Sale-
" sianen.

7.4 Page 64

▲back to top
- XVI/62 -
"
11° Wat beweerd wordt in een brief van 20 april 1873 wordt
" in een andere vorm herhaald in drie andere geheime brieven van
" latere datum aan de Congregatie van de Bisschoppen en Reguliere
" Geestelijken, maar steeds door te zinspelen op vage feiten die
" geen uitstaans hebben met leden van de Salesiaanse Sociëteit.
"
12° Tot rechtzetting van de brief en uit eerbied voor de
" waarheid scheen het werkelijk nuttig dit memorandum bij de brief
" te voegen.
"
"
Priester Giov. Bosco.
Wij keren nu terug naar april 1873. Deze incidenten betreffende de
wijdingen hadden een onverwacht vervolg. In mei liet theoloog Chiuso in
naam van monseigneur aan Don Bosco weten dat geen enkel lid van de Con-
gregatie nog zou toegelaten worden tot de wijdingen, zolang hij niet be-
vestigde dat de twee bepaalde oud-seminaristen van Turijn zich niet meer
in de Salesiaanse huizen bevonden en niet beloofd had noch deze noch an-
dere gewezen seminaristen van Turijn te zullen aanvaarden zonder de
schriftelijke toestemming van de aartsbisschoppelijke curie. Het werd een
wassende vloed van tegenkantingen die Don Bosco deed nadenken. Waar zou
deze stap eindigen en hoe kon men de goedkeuring van de regel verwachten
met zo een zware hindernis in huis? Om aan deze laatste mededeling geen
overijld antwoord te geven, trok Don Bosco zich terug in het college van
Borgo S. Martino waar hij drie dagen in geestelijke afzondering bleef.
Nadien liet hij aan monseigneur zijn gedachten kennen alsof hij zich voor
Gods rechterstoel moest aanbieden.
"
... U laat mij zeggen dat U geen enkele van onze geestelij-
" ken meer tot de heilige wijdingen zult toelaten, indien uit onze
" huizen niet verwijderd worden de jonge geestelijke B. die zich
" sinds twee weken niet meer bij ons bevindt en de jonge geestelij-
" ke R. Daarbij vraagt U me nog een formele belofte dat ik in geen
" enkel huis van onze Congregatie nog iemand zal aanvaarden die tot
" de clerus van Turijn behoord heeft. Daar U hiervoor geen enkele
" reden aangeeft, meen ik hiervoor enkele bedenkingen te mogen ma-
" ken.
"
Indien deze jonge geestelijken uit het seminarie werden ge-
" bannen, welk belang heeft het dan dat ze zich gaan verbergen in
" een of ander huis om over hun lot na te denken, of om zich voor
" te bereiden op een examen of om een vak te leren waarmee ze hun
" brood kunnen verdienen? Moeten dus deze jonge geestelijken, omdat
" ze hun roeping verloren hebben, gaan rondzwerven en een droevig
" avontuur tegemoet gaan?
"
Het lijkt me beter ze te helpen om zich ergens te vesti-
" gen waar ze iets kunnen verrichten om hun brood te verdienen. Al-
" dus deden en doen het nog al de bisschoppen, met wie wij in be-
" trekking zijn. Misschien zult U zeggen dat ze de toelating daar-
" toe vragen en dat aldus alle moeilijkheden opgelost zijn.

7.5 Page 65

▲back to top
- XVI/63 -
" Daarop kan geantwoord worden dat de verplichting om de toestem-
" ming te vragen een zware last is voor die jongens en voor de Con-
" gregatie of het huis waaraan ze het vragen. Nu dit een voorwaarde
" is die in uw goedkeuring niet vermeld staat, is de overste niet
" gemachtigd ze eraan toe te voegen. Des te meer omdat deze toela-
" ting meermaals gevraagd werd en tot heden toe niet verkregen werd.
" In deze gevallen dient U er veeleer aan te denken dat, indien men
" deze jonge geestelijken die uit het seminarie gebannen werden, op
" de hoogte brengt van uw bevel om ze in geen enkel huis meer te
" aanvaarden of wanneer men ze aanvaard heeft, ze te verjagen, dat
" men ze op die manier eerder vijandig dan goedgunstig tegenover u
" stemt.
"
En dat des te meer, wanneer sommigen van hen al aan de stu-
" die zijn of al begonnen zijn met het aanleren van een vak.
"
Een dergelijke verklaring waarvan ik meen dat ik niet ge-
" machtigd ben om ze af te leggen, zou een verdelingsmuur oprichten
" tussen de Salesiaanse Congregatie en de clerus van dit diocees
" aan het welzijn waarvan deze Congregatie speciaal gewijd is en
" waarvoor ze sinds meer dan dertig jaar aan het werk is.
"
Indien trouwens, wat dat betreft, enig voorschrift van de
" Kerk dat ik niet ken, zou bestaan, dan zal ik me onmiddellijk en
" volledig hieraan onderwerpen.
"
Wat dan al de jonge geestelijken betreft die zich voor de
" wijding aanbieden, merk ik op dat U ze dient te weigeren wanneer
" U bevindt dat ze onwaardig zijn. Indien ze echter waardig zijn,
" zult U dan misschien als weerwraakmaatregel en om redenen die met
" hen zelf geen uitstaans hebben, hen terugsturen en aldus de Con-
" gregatie, de Kerk en uw eigen diocees niet beroven van priesters
" aan wie men zo een grote behoefte heeft?
"
Het schijnt me toe dat deze Congregatie die belangloos voor
" dit diocees werkt en die van 1848 af tot heden toe niet minder dan
" de tweederde van de diocesane clerus bezorgd heeft, enige welwil-
" lendheid verdient. Des te meer omdat, wanneer een of ander jonge
" geestelijke of zelfs priester naar het Oratorio komt, hij niets
" anders doet dan van verblijf verwisselen en steeds blijft werken
" in en voor het diocees van Turijn.
"
Wanneer U tot driemaal toe geoordeeld hebt sommigen van on-
" ze geestelijken niet te kunnen toelaten tot de wijding, dan hebt
" U niets anders gedaan dan het aantal priesters verminderd die in
" het diocees aan het werk zijn.
"
Dit gesteld zijnde, zou ik willen dat U er levendig zou van
" overtuigd zijn dat er in onze omgeving personen rondsluipen om op
" een listige wijze iets op te vangen dat ze kunnen publiceren in
" de trant van: de aartsbisschop heeft het ook verkorven bij de ar-
" me Don Bosco. U weet dat ik met dit doel nog maar enkele dagen ge-
" leden geen geringe offers gebracht heb om het openbaar maken van
" zekere eerrovende artikels te beletten.
"
Ik verlang eveneens dat U erover ingelicht zou zijn dat be-
" paalde geschriften, opgeborgen in kantoren van de regering door

7.6 Page 66

▲back to top
- XVI/64 -
" het werk van zekere personen, door Turijn verspreid worden. Uit
" deze geschriften blijkt dat, wanneer kanunnik Gastaldi bisschop
" van Saluzzo geworden is, hij dit geworden is op voorstel van Don
" Bosco. Indien die bisschop aartsbisschop van Turijn geworden is,
" dan was het ook op voorstel van Don Bosco. Men herinnert zich
" zelfs de moeilijkheden die hiervoor dienden overwonnen te worden.
" Daar werden ook de redenen genoteerd waarom ik partij voor U heb
" gekozen, onder meer het vele goed dat U voor ons huis en voor
" onze Congregatie gedaan had.
"
Men weet dus hoeveel goed wij samen in gemeenschappelijk
" overleg kunnen doen en de kwaadwilligen zouden zich ten zeerste
" verheugen over onze scheuring.
"
Thans zult U zeggen: maar wat wil Don Bosco dan?
"
Volledige onderwerping, volledige verstandhouding met mijn
" geestelijke overste. Ik vraag niets anders dan wat de Heilige
" Vader meermaals gezegd heeft en dat U meermaals herhaald hebt
" wanneer U bisschop van Saluzzo waart, namelijk dit: In de moei-
" lijke tijden waarin zich een ontluikende Congregatie bevindt,
" heeft ze al de inschikkelijkheid nodig die verenigbaar is met het
" gezag van de ordinarii en wanneer er moeilijkheden oprijzen, dan
" dienen de ordinarii haar zoveel mogelijk met raad en daad te hel-
" pen.
"
Ik heb deze brief geschreven enkel met het verlangen U te
" zeggen wat voor ons beiden als norm kan strekken en nuttig kan
" zijn voor Gods glorie. Indien mij echter enig ongepast woord zou
" ontsnapt zijn, dan vraag ik U hiervoor nederig om verontschuldi-
" ging...
Maar het hart van de aartsbisschop nog voor zich winnen, was
voor altijd onmogelijk geworden. Het was voortaan nodig andere wegen te
bewandelen, de vrijheid van zijn briefstijl vaarwel te zeggen en zich
streng te houden aan een bureaucratische stijl. Toen er dan twee weken
verlopen waren sinds het sturen van de voorgaande brief, voldeed hij in
een officiële vorm aan het dubbele bevel dat hem door de curie opgelegd
was.
"
29 mei 1873.
"
"
Ondergetekende, steeds verheugd de wensen van Zijne Excel-
" lentie, onze aartsbisschop van Turijn tegemoet te komen, ver-
" klaart gewillig:
"
1° dat hij nooit in de huizen van de Salesiaanse Congregatie
" als jonge geestelijke zal ontvangen een leerling die zou behoord
" hebben tot de jonge geestelijken van het seminarie van ons aarts-
" bisdom, tenzij ze al aanvaard waren in de huizen van bovengenoem-
" de Congregatie voor de leeftijd van 14 jaar, in overeenstemming
" met het pauselijke decreet van 1 maart 1870, ofwel wanneer ze zou-
" den vragen er te komen om een kunst of een vak te leren.

7.7 Page 67

▲back to top
- XVI/65 -
" 2° dat deze praktijk tot hiertoe gevolgd werd en dat er geen
" enkele uitzondering zal gebeuren zonder de toelating of de in-
" stemming van de aartsbisschoppelijke curie.
"
" 3° overtuigd, hiermee trouw de wil te interpreteren van bo-
" vengenoemde Excellentie is het zijn bedoeling deze verklaring af
" te leggen met het voorbehoud en binnen de grenzen voorgeschreven
" door de heilige canons, opgesteld om de vrijheid van de klooster-
" roepingen te beschermen.
" 4° Indien er verdere verklaringen zouden nodig zijn zullen
" die dadelijk gegeven worden op eenvoudige vraag van de kerkelij-
" ke overste, wiens raad door de ondergetekende steeds als een
" waardevolle schat zal aangezien worden.
"
Priester Giov. Bosco
Zelfs deze verklaring was niet voldoende. De clausule die wou dat
de heilige canons zouden geëerbiedigd worden voor wat het deel betrof
aangaande de vrijheid van de kloosterroepingen, mishaagde monseigneur die
het geheel verwierp. De oorlog was dus verklaard.
Hier blijven we staan omdat er nu genoeg gezegd is om de oorsprong
te verklaren van de meningsverschillen, waarvan de lezers in de laatste
boekdelen de ontwikkeling hebben kunnen volgen. Een uiteenzetting die
zich meer met de bijzonderheden zal bezig houden en die vollediger gedo-
cumenteerd zal zijn, zal gegeven worden in het vorige boekdeel dat nog
niet verschenen is. Toen op 2 juli 1873 het gesprek was gevallen over het
ongeneeslijk meningsverschil, zei Don Bosco uiterst kalm: - Ook dit zal
voorbijgaan. Van in het begin heeft deze strijd mij leed gedaan omdat ik
er de reden niet van kende, maar thans heeft de paus mij een programma
opgesteld over de manier waarop ik mijn zaken dien te regelen. Ik laat
maar doen en zeg niets.
Voor ons die ernaar verlangen het leven van Don Bosco volledig te
kennen, is vandaag de nieuwsgierigheid gewettigd om te weten welke de
oorzaken geweest zijn die een zo volledige ommekeer bewerkt hebben in de
betrekkingen tussen twee zo hooggeplaatste personen. Welnu, we bezitten
hierover een stapel getuigenissen die gedurende de apostolische proces-
sen afgelegd werden door gezaghebbende tijdgenoten. Met eigen ogen hadden
zij de zaken gezien en het oordeel gehoord van andere personen die niet
meer in leven waren. We kunnen dus niets beters doen dan uit dergelijke
getuigenissen het essentiële te halen en het de lezers voor te schotelen
in een geconcentreerde en heldere schets waarin dus niets verborgen
blijft.
Op de eerste plaats vindt men bij alle getuigen de overtuiging dat
men aan Don Bosco geen enkele schuld kan ten laste leggen voor de be-
treurenswaardige foltering. Voor dit punt zullen we enkel het woord ver-
lenen aan gravin Mazé de la Roche, een nicht van monseigneur, die zich
zowel tegenover hem als tegenover Don Bosco verknocht gevoelde.(1)
(1) Cfr. boekdeel XV, blz. 552 en volgende.

7.8 Page 68

▲back to top
- XVI/66 -
Toen ze door de rechters ondervraagd werd of men al dan niet kon
veronderstellen of Don Bosco aanleiding had gegeven tot de geschillen,
antwoordde zij: "Ik ben er volledig van overtuigd dat Don Bosco geen
enkele aanleiding gegeven heeft tot deze geschillen, want ik heb hem
steeds gekend als een persoon die tegen ieder geschil gekant was en die
er steeds op uit was om ze te vermijden, ook wanneer hij hiervoor een
offer diende te brengen. Ik voeg er zelfs aan toe, dat men in alle ge-
sprekken die hij had met mijn moeder en met mij zelf over deze aangele-
genheid, kon merken hoe diep hij leed onder al deze beproevingen."
Wanneer wij dus rekening houden met de oorzaken die door de getui-
gen aangehaald werden en wanneer wij ze, om meer klaarheid te bekomen,
tot enkele essentiële punten herleiden, dan komen wij tot de bevinding
dat sommige hun oorsprong hadden in het karakter en de mentaliteit van
de persoon en andere uit het milieu van het huis en van de curie.
Wat zijn temperament betreft, lezen we in de lijkrede die dadelijk
na zijn dood verscheen en waarin de nagedachtenis van de overledene (1)
toch in ere werd gehouden, over zijn "stijf optreden." Er wordt zelfs aan
toegevoegd dat hij gedurende zijn missie in Engeland "zijn karakter niet
verzachtte in een land waar men moest trachten door een soepele manier
van optreden deze volkeren terug te brengen naar de schaapskooi die ze
verlaten hadden." Dat hij zich werkelijk toonde als een impulsief, on-
stuimig persoon die gemakkelijk ontvlamde en scherpe woorden gebruikte,
was een zaak bekend "lippis et tonsoribus."(2)
Dergelijke buitensporigheden waren het gevolg van een grote zenuwachtig-
heid en ook van aanvallen van leverziekte waaraan hij leed. Door zijn
constitutie aldus geprikkeld, gebeurde het, zoals de getuigen verklaren,
dat hij soms de perken te buiten ging en nadien vreesde zijn gezag in het
gedrang te brengen door iets terug te trekken. Daar dient men dus op de
eerste plaats één van de factoren te zoeken van alles wat er voorviel.
Een andere factor dient gezocht te worden in zijn mentaliteit. Hij
had zijn intellectuele vorming te danken aan de universiteit van Turijn
waar hij de leergangen gevolgd had op een ogenblik dat de geest van het
jansenisme en van het gallicanisme er nog overheerste. Daaruit volgde
zijn geringe sympathie voor de moraal van Sint-Alphonsus en zijn overdre-
ven opvatting van de jurisdictie van de bisschop.
Het eerste had als gevolg dat hij bij het eisen van het onderhouden
van de kerkelijke tucht in overdreven, verkeerde of niet-serene eisen
verviel en soms tot echt ongelooflijke middelen zijn toevlucht nam. Het
tweede maakte hem autoritair, bemoeizuchtig, onverdraagzaam tegenover
allen die, ofschoon ze zijn waardigheid eerbiedigden, niet al zijn in-
zichten gedwee konden delen. Daarom was het dat hij, zonder er door Rome
mee gelast te zijn, zich wilde mengen in het innerlijke leven van de Sa-
lesiaanse Congregatie die al door de Heilige Stoel was goedgekeurd en
zich het recht aanmatigde dat op zijn manier te doen.
(1) La Stella Consolatrice, nummers 13-14.
(2) dus een algemene bekende zaak.

7.9 Page 69

▲back to top
- XVI/67 -
De autonomie van de Salesiaanse Congregatie was hem zelfs een doorn
in het oog, al vanaf het begin van zijn episcopaat te Turijn. "Ik heb een
diocees te midden van mijn diocees opgericht", schreef hij op 26 augustus
1877 aan de Heilige Congregatie van de Bisschoppen en Reguliere Geeste-
lijken, "Don Bosco vermindert het gezag van de aartsbisschop, bekampt het
en voert het schisma in bij de clerus."
Onder de voortdurende inwerking van deze veelvuldige factoren was
er menselijkerwijze gesproken weinig hoop dat de ruzie, die eenmaal be-
gonnen was gemakkelijk kon stopgezet of bijgelegd worden. Dit wordt met
kennis van zaken bevestigd door Mgr. Re, bisschop van Alba:(1) "Om de
lange duur van deze wrijvingen te verklaren tussen twee personen die toch
beiden bezield waren met juiste inzichten, zo zei hij, meen ik dat het
gepast is eraan te herinneren dat de aartsbisschop samen met vele goede
hoedanigheden, ook een wat overdreven voorstelling had van zijn eigen
gezag en van zijn eigen wetenschap.
Bovendien bezat hij een voortvarend karakter waardoor hij soms met
overijling beslissingen trof en dan moeilijk zichzelf er kon toe bren-
gen erop terug te komen uit vrees het prestige van zijn gezag te scha-
den."
Ook zijn filosofische sympathieën hadden zijn geesteshouding ge-
vormd: hij trad op als een overtuigde aanhanger van Rosmini en handelde
op die manier.(2)
In die jaren was de Rosminiaanse kwestie een van die kwesties die
men brandende kwesties noemt. Onder katholieken werd er hardnekkig voor
en tegen gestreden. Welnu, de afkeer van Gastaldi voor Don Bosco en de
Congregatie groeide nog toen hij las dat de regel Sint—Thomas niet al-
leen als de leermeester oplegde, maar zelfs uitsluitend teksten die met
de interpretatie van dezelfde leraar overeenkwamen, voorschreef in de
klassen.
Hier rijst dan spontaan een vraag op. Indien dit het karakter, de
mentaliteit van deze persoon was, heeft dan enkel Don Bosco er de uit-
werking moeten van ondervinden? Neen, ook anderen kregen hun deel, of-
schoon Don Bosco het leeuwenaandeel kreeg. Inderdaad, het is bekend dat
door het meningsverschil op het terrein van de moraaltheologie, monseig-
neur de grote moralist, Don Bertagna, nadien hulpbisschop van kardinaal
Alimonda, verbande. Hij verwijderde uit het bestuur van het kerkelijk
convict, theoloog Boetti, nadien vicaris—generaal van diezelfde prelaat
en onttrok aan theoloog Richelmy, nadien kardinaal—aartsbisschop van Tu-
rijn, zijn benoeming tot de leerstoel van Bertagna. Hij verwijderde uit
het professorenkorps theoloog Re, nadien bisschop van Alba, en theoloog
Castrale, nadien bisschop en vicaris—generaal van Richelmy.
(1) Het inleidende proces, blz. 137.
(2) 0p 18 oktober 1879 publiceerde hij een open brief gericht aan de uitgevers Spei-
rani, die de werken van Rosmini gedrukt hadden. Hij wilde daarin de encycliek
Aeterni Patris, uitgevaardigd in augustus, uitleggen in een zin die gunstig was
voor de filosofie van Rosmini. Deze brief werd dadelijk, schriftelijk betreurd door
kardinaal Nina, die toen staatssecretaris was.

7.10 Page 70

▲back to top
- XVI/68 -
Wat minder bekend is het feit dat hij wegens de Rosminiaanse kwestie
de flinke publicist, Don Tinetti, die tot het diocees van Ivrea behoorde
en nadien directeur werd van de Unità Cattolica waarvan hij eerst redac-
teur geweest was, uit het aartsbisdom verjoeg. Hij kreeg het aan de stok
met de theoloog Margotti, die, om zich van zovele vervelende zaken af te
maken de eigendom van de krant overliet aan zijn broer Stéfano. Eindelijk
schreef hij een zeer diep aangevoelde brief aan pater Beckx, de Generaal
van de Jezuïeten.(1) Omwille van canonieke kwesties legde hij aan zijn
priesters een eindeloos aantal suspensies op en wegens betwistbare motie-
ven maakte hij talrijke zaken aanhangig voor de Romeinse Congregaties.
Het ging zo ver dat Don Rua in de loop van de processen verklaarde dat
eens, toen kardinaal Oreglia, die zich naar zijn geboortestreek Piëmont
moest begeven, van Pius IX de opdracht kreeg aan de aartsbisschop de aan-
beveling te geven om zijn clerus met meer liefde te behandelen.(2)
Bij de oorzaken rekenden wij eveneens het milieu. De door hartstocht
ingegeven, partijdige en jammer genoeg ook wel boosaardige, bedekte zin-
spelingen van sommigen die aan zijn tafel aanzaten of een ambt uitoefen-
den in zijn curie, deden dagelijks zijn verontwaardiging opflakkeren. Me-
vrouw Mazé las bij haar verklaringen nu en dan de notities voor die zij
had genomen naargelang van de omstandigheden in haar dagboek. Zo had zij,
nadat aan Don Bosco eens een audiëntie geweigerd werd het volgende ge-
schreven: "Hoeveel hielden zij eens van elkaar! Waarom is monseigneur,
mijn oom zo veranderd? Oh, wie de lugubere rol gespeeld heeft om deze on-
enigheid op te wekken, moet er zeker grote wroeging over gevoelen. Waarom
dan trekt hij niet alles in wat hij beweerd heeft en waarin geen schijn
van waarheid is." En voor de rechters gaf ze het volgende commentaar: "Ik
werd zeer vaak door mijn oom, de aartsbisschop, aan zijn tafel uitgeno-
digd en dan hoorde ik vaak zijn secretaris sarcastische opmerkingen maken
aan het adres van die van Valdocco of zeggen: - Het zijn weer die van
daar beneden!"- Wat de leden van zijn curie betreft moge volstaan melding
te maken van de belastingontvanger, die door een prins van de Kerk "het
waardige werktuig van zijn meester" genoemd werd.(3)
We zullen sommige waarschijnlijke bijkomende oorzaken niet verzwij-
gen om enige verzachting te kunnen inroepen voor het oordeel dat dient
uitgesproken te worden over de feiten die wij hebben uiteengezet. Zodra
monseigneur te Turijn was aangekomen, vreesde hij misschien dat de mening
zou ontstaan dat, nu hij door het werk van Don Bosco ertoe geroepen was
het aartsbisdom te besturen, hij zich door hem bij zijn beheer zou laten
leiden. Misschien vreesde hij eveneens dat Don Bosco zou proberen vele
jonge leerlingen naar zijn ontluikende Congregatie te trekken ten nadele
van de seminaries van zijn diocees. Sommige zaken die hij oplegde, kon-
den uiteindelijk hun oorsprong hebben in het feit dat de canonieke wetge-
ving van toen over sommige punten niet zo duidelijk was als nu.
(1) Op 28 juli 1880.
(2) Summarium super virtutibus, nr. III, blz. 695.
(3) Brief van kardinaal Nina aan Don Bosco, 25 december 1881.

8 Pages 71-80

▲back to top

8.1 Page 71

▲back to top
- XVI/69 -
Nadat kardinaal Cagliero in de processen de zaken die hij wist, ter
kennis had gebracht, vatte hij bijna zonder er zich rekenschap van te ge-
ven, in enkele woorden al de voornaamste oorzaken van het geschil samen.
(1) "Naar mijn mening ontstonden de meningsverschillen uit afgunst en
omdat de prelaat misbruiken tegen het diocesane gezag vreesde of vermoed-
de. Dat kan gemakkelijk voorkomen tussen een congregatie die pas ontstaan
is, en de ordinarius die tegen zijn zin ziet verklaren dat ze buiten zijn
jurisdictie staat. Ook zijn impulsief karakter, zijn zwakke gezondheid en
zijn omgeving van wrokkige en kleinzielige raadslieden door wie hij zich
laat beïnvloeden, hebben dat alles in de hand gewerkt."
De Heer die deze tien jaar van tribulaties toeliet, schijnt ook Don
Bosco bijtijds te willen waarschuwen. Zodra de geschillen begonnen, zond
hij hem een geheimzinnige droom, waarvan het volledige begrip de sleutel
zou geven voor het geheel van de gebeurtenissen. Het scheen Don Bosco toe
dat het stortregende, maar niettemin moest hij voor dringende zaken de
stad ingaan. Bij het aartsbisschoppelijke paleis gekomen ziet hij (hoe
vreemd was dat!) Mgr. Gastaldi in al de pracht van de pontificale gewaden
buiten zijn paleis komen. Hij haastte zich naar hem toe om hem te zeggen:
Excellentie, kijk eens met welk slecht weer U zich op weg begeeft. Ziet U
niet dat er geen levende ziel op straat is? Luister naar mij, keer terug
in huis.
Het komt u niet toe mij raad te komen geven. Ik zal voor mijn za-
ken zorg dragen en gij voor de uwe, - antwoordde bruusk de aartsbisschop
terwijl hij hem van zich wegstootte.
Ondertussen deed hij enkele stappen, gleed uit en viel in een
slijkpoel. Don Bosco herhaalde hem wel tot vijf maal dat hij diende te
letten op zijn waardigheid, dat hij zich moest terugtrekken, dat hij...
Maar alles was vergeefs; zijn woorden hielpen niet. Terwijl hij aldus
koppig zijn weg voortzette, viel hij een tweede, een derde, een vierde,
een vijfde maal. Toen hij de laatste maal opstond was hij onherkenbaar
geworden: het slijk was één geworden met zijn persoon. Uiteindelijk viel
hij nog eens neer en stond dan niet meer op.
Door een lange ervaring eraan gewoon geraakt in zijn dromen symboli-
sche voorstellingen te zien van toekomstige gebeurtenissen, mogen we wel
aannemen dat Don Bosco met eindeloos medelijden op zijn hoede was om zich
geen lastige wederwaardigheden op de hals te halen. Ofschoon hij de eind-
catastrofe vreesde bleef hij moedig vertrouwen om zich niet te laten af-
leiden van zijn gedragslijn, waarvan we nu een schets zullen geven.
Op de eerste plaats was hij zorgvuldig op zijn hoede om bij die veel-
vuldige incidenten de kwaadsprekerij niet te bevorderen. Zonder ernstige
redenen maakte hij er geen gewag van. Daarin zijn de processen duidelijk
genoeg.
(1) Summ. sup. virt. nr. 15, XXI.

8.2 Page 72

▲back to top
- XVI/70 -
Mevrouw Mazé, die er getuigenis over aflegde in eigen naam en in die van
haar moeder, zegt hierover: "Hij stelde ons in kennis van deze pijnlijke
zaken enkel en alleen, opdat wij, nu wij er goed over ingelicht waren,
onze liefderijke bemiddeling zouden kunnen verlenen om het gerezen mis-
verstand uit de weg te ruimen. (...) Het is mij niet gebleken, en ik ben
er ook van overtuigd dat Don Bosco nooit aan andere vreemde personen ver-
trouwelijke mededelingen over deze zaak heeft gedaan. Wanneer hij er met
ons over sprak, zei hij: — Ik spreek er met u over, omdat ik weet met wie
ik spreek en omdat ik weet dat u alleen maar goede diensten zult bewij-
zen."
Op de tweede plaats beheerste hij zich zodanig dat zijn verdriet
steeds vermengd was met berusting. En in sommige gevallen kwam zijn ge-
duld hem duur te staan. Eens verhaalde hij aan mevrouw Mazé hoe hem een
audiëntie werd geweigerd. In haar dagboek tekende de gravin haar indruk-
ken op alsook de woorden die door hem werden uitgesproken: "Oh! wat was
hij gelaten! maar hoe bedroefd was zijn hart! Ik voelde mij diep bewogen
toen ik uit zijn mond volgende woorden hoorde: — Men heeft wel de vaste
wil om sterk te zijn, moed te houden in de tegenslagen, maar door de ene
wrangheid na de andere te moeten slikken krijgt de arme maag er genoeg
van en barst.— Nooit in mijn leven zag ik Don Bosco's gelaatsuitdrukking
veranderen, maar ditmaal werd hij,terwijl hij sprak, beurtelings bleek
en vuurrood in het aangezicht."
De getuigen zijn het allen eens om te bevestigen dat zij in zijn
taal nooit de minste wrok omwille van al die tegenkantingen hebben ont-
dekt. Don Anfossi, die vaak vertoefde in het milieu van de stedelijke
clerus en daar nieuws vernam over alles wat er voorviel, ging, toen hij
het leed van Don Bosco leerde kennen, vaak naar hem toe om hem te troos-
ten. Door zijn serene en zachtmoedige manier van optreden, zag hij ech-
ter wel in dat Don Bosco het rouwbeklag van anderen niet nodig had, maar
veeleer bij diegenen die hem kwamen troosten, gevoelens van vrede en ver-
trouwen in God kon opwekken.
Ook voor Don Anfossi, die zovele kennissen had bij de geestelijken,
was het nuttig bepaalde bijzonderheden te kennen om bij gelegenheid de
zaken te kunnen rechtzetten. Daarom verhaalde hij hem eens dat hij naar
het paleis was geroepen waar hij na een grondige samenspraak de indruk
kreeg dat alle moeilijkheden opgelost waren. Dit was zo waar dat de
aartsbisschop hem uitgenodigd had om de mensen van zijn huishouding, die
hij had laten binnenkomen, te willen zegenen. Maar pas had hij ze wegge-
stuurd of, precies om zijn woorden terug te trekken, bevestigde hij op-
nieuw dat Don Bosco ongelijk had. Deze steeds kalm, probeerde hem van het
tegendeel te overtuigen, maar zonder enig nut. Monseigneur zei hem hard:
— Ga weg! en draaide hem de rug toe. Don Bosco die zeer verdrietig was,
werd door zijn secretaris bij de arm genomen en buiten de zaal gebracht.
Na dit verhaal riep Don Bosco uit: — Hoe is het mogelijk ernstig en met
enig resultaat te onderhandelen met een persoon die zo gemakkelijk van
gedachte verandert?
Dat was de reden waarom Don Bosco zich bezorgd maakte over deze
pijnlijke wederwaardigheden. Hij was er om bezorgd omwille van de ern-
stige zaken die betrekking hadden op de Congregatie en niet omwille van
zijn eigen persoon. Eens zei hij tegen dezelfde Don Anfossi: — Indien

8.3 Page 73

▲back to top
- XVI/71 -
het niet over de Congregatie ging, zou ik, om deze botsingen te vermij-
den, er de voorkeur aan geven naar Rome te gaan of naar een andere stad,
maar het schijnt de wil van God te zijn dat de Congregatie hier haar wor-
tel schiet.
Hij was niet minder bedroefd omdat dergelijke vervelende dingen hem
beletten al het goede te doen dat hij wilde. Tegen één van zijn vertrou-
welingen zei hij: - De duivel heeft voorzien hoeveel goed men had kunnen
doen, indien Mgr. Gastaldi ermee voortgegaan was ons te beschermen, maar
de geest van het kwaad heeft onkruid gezaaid. De aartsbisschop laat zich
inlichten over al onze zaken en legt ons alle mogelijke hinderpalen in de
weg, maar ook dat zal voorbijgaan. Wij zullen stilzwijgend vooruitgaan en
we zullen nooit iets tegen hem ondernemen. We zouden hem volledig kunnen
gebruiken voor het goed van de zielen.
Een ander punt waarover de getuigen het eens zijn is het feit, dat
niettegenstaande alle verzet, door een gezaghebbend Romeins prelaat als
systematisch betiteld,(1)Don Bosco niet naliet steeds de aartsbisschop te
beminnen, te eerbiedigen en in de mate van het mogelijke te helpen. Me-
vrouw Mazé legde hierover volgende verklaring af: "Wanneer Don Bosco za-
ken van dien aard diende te behandelen, duidde hij ons steeds enkel het
noodzakelijke aan, zodat wij soms niet begrepen wat hij bedoelde en wij
genoodzaakt waren hem vragen te stellen. Maar in alles sprak hij over
Monseigneur de Aartsbisschop met zoveel eerbied en christelijke liefde,
dat wij erdoor gesticht werden."
Niet enkel de getuigen spraken zo, maar zo schreven ook anderen die
niet voor het kerkelijk tribunaal verschenen, Waardevol is wat pater Fe-
lice Giordano, de overste van de Oblaten van de Maagd Maria te Nice,(2)
schreef. "Toen ik te Turijn op doortocht was, zo verhaalde hij, en met
de aartsbisschop vrije omgang had omdat ik zijn vroegere medeleerling
geweest was, werd ik ietwat op de hoogte gebracht van het gerezen me-
ningsverschil. Welnu, ik kan zeggen dat ik nooit meer getroffen werd door
bewondering dan toen ik zag dat mijn vriend Don Bosco zo onverstoord kalm
bleef. Inderdaad werd ik door een samenspraak, die ik nadien met Don Bos-
co te Valdocco hield, zo gesticht, dat ik alvorens naar Nice te vertrek-
ken een zeer lange brief schreef aan de aartsbisschop, waarna ik hem al
de gunstige indrukken meedeelde die ik van hem meegedragen had."
Niet weinig brieven in die trant werden geschreven waarin monseig-
neur aangemaand werd Don Bosco met rust te laten. De originelen zijn in
het bezit van theoloog Franchetti. In een van die brieven van augustus
1873 legt Mgr. de Gaudenzi, bisschop van Vigevano, over hem volgend ge-
tuigenis af: "Ik ben er zeker van dat Don Bosco bereid is tot alles al-
vorens te kort te schieten aan eerbied en huldebetuiging tegenover zijn
aartsbisschop van wie ik weet hoe zeer hij hem vereert en achting toe-
draagt."
(1) Brief van Mgr. Vitelleschi, secretaris van de Congregatie van de Bisschoppen en
Reguliere Geestelijken aan Don Bosco, 5 januari 1875.
(2) Brief aan Don Rua, 25 maart 1888.

8.4 Page 74

▲back to top
- XVI/72 -
Het bewijs dat hij de wegen van de rechtschapenheid bewandelde,
vindt men in de bovennatuurlijke gaven die niet ophielden in hem te
schitteren gedurende de periode van zijn grootste moeilijkheden. Een van
zijn antwoorden is hiervoor waardevol. Wanneer met de komst van kardinaal
Alimonda naar Turijn een regenboog van vrede boven het Oratorio begon te
schitteren, wou Don Albera op een zekere dag weten wat de gedachte was
van Don Bosco over de veelvuldige tussenkomst van de Madonna in de loop
van zijn leven en van zijn werken. Toen hij de vraag gehoord had, bleef
hij een ogenblik nadenken en antwoordde dan: - Allen waren tegen Don Bos-
co. Het was dus wel noodzakelijk dat de Madonna hem hielp.
Ook wij zullen onze uiteenzetting besluiten op de manier waarop kar-
dinaal Cagliero zijn uitvoerig getuigenis besloot:(l) "Als besluit ben ik
van oordeel dat het niet zonder Gods tussenkomst gebeurde dat Don Bosco
in de persoon van wie hij gehoopt had dat hij zijn trouwste en grootste
beschermer zou zijn, integendeel, ter volmaking van zijn heiligheid, een
tegenstander aantrof en dat juist in de roemrijkste en vruchtbaarste pe-
riode van zijn apostolaat. Dit kruis dat de Heer hem op de schouders leg-
de, deed hem een groot gedeelte van zijn waardevolle tijd verliezen in
niets dan een nederige en rechtmatige verdediging. En toch verwekte dit
geen klacht uit zijn hart, geen gebaar van ongeduld, van woede boosheid
of van gerechtvaardigde wrok. Hij verdroeg dit alles sterk, nederig en
ootmoedig zonder ook maar eenmaal zijn inwendige vrede te verliezen, zon-
der dat dit hem weghaalde van zijn voortdurende arbeid voor de verstevi-
ging en de uitbreiding van zijn werk. Met de blijheid van geest en de
innige onveranderlijke vereniging met God die het kenmerk is van de hei-
ligen, werkte hij verder."
(1) Het inleidende proces.

8.5 Page 75

▲back to top
- XVI/73 -
H O O F D S T U K IV
TE PARIJS - ZIJN ONTHAAL.
Te Parijs kwam Don Bosco niet aan als een onbekende en zijn komst
was er niet onverwacht. De langdurige besprekingen met abbé Roussel om
zijn werk van Auteuil er weer bovenop te brengen, hadden zijn naam bekend
gemaakt in de milieus van geestelijken en leken door de bemiddeling van
diegenen die zich bezig hielden met de zo talrijke weldadigheidsinstitu-
ten in de grote metropool. In de Sermons de charité werd de werkzaamheid
van de priester uit Turijn ten voordele van de arme en verlaten jeugd
aangehaald tot aansporing en als model, des te meer nu ook op Franse bo-
dem zijn stichtingen steeds ruimer de aandacht wekten van de goede bur-
gers en van de katholieke pers. Bovendien hadden zijn contacten met de
Parijse kolonie die gewoon was de winter door te brengen te Nice en langs
de Azuren Kust, hem waardevolle kennissen bezorgd. Velen hadden in bewon-
dering voor zijn deugden en zijn ondernemingen de wens geuit hem in de
hoofdstad te zien. Door bemiddeling van deze heren en dames werd dan bij
aristocratische families het boek verspreid van de arts van Nice, Dr.
d'Espiney, die zonder aanmatiging en in een levendige vorm het verhaal
schetste van de meest markante feiten uit zijn leven. Hierdoor werd bij
de lezers de nieuwsgierigheid opgewekt om een zo bijzondere man beter te
leren kennen. Toen men dan vernam dat hij werkelijk ging aankomen, wed-
ijverden verscheidene Parijse edellieden met elkaar om hem hun gastvrij-
heid aan te bieden en zo in de ruime kring van verwanten en kennissen het
blijde nieuws te verspreiden. Niemand trouwens had kunnen voorzeggen en
zich voorstellen hoe belangrijk dit tijdperk was door wat er nu gebeurde
en waarvan het verhaal een aanzienlijk deel van onderhavig boekdeel zal
vergen.(1) Het was woensdag 18 april, toen omstreeks zes uur 's avonds,
Don Bosco, vergezeld van Don de Barruel, aan het station van Lyon af-
stapte.
(1) Ziehier de voornaamste bronnen van ons verhaal: 1° de kranten van die tijd, 2° een
honderdtal brieven aan Don Bosco of aan zijn secretaris geschreven en gelukkig be-
waard gebleven, 3° een bondig dagboek van de avondaudiënties van 18 april tot 21
mei, maar met grote leemten, 4° twee werkjes die te Parijs gedrukt werden: Léon
Aubineau Dom Bosco, sa biographie, ses oeuvres et son séjour à Paris. A. Josse,
éditeur, Dom Bosco à Paris, sa vie et ses oeuvres, par un ancien Magistrat, Li-
brairie Ressayre, septième édition. Van dit laatste werkje werden op minder dan
één week drie uitgaven volledig verkocht. Beide werkjes verschenen toen Don Bosco
nog te Parijs verbleef. Andere particuliere bronnen zullen telkens worden aange-
haald, zoals: 5° aantekeningen van Don Lemoyne over inlichtingen die hem mondeling
verstrekt werden, 6° recente getuigenissen van overlevenden die Don Bosco te Parijs
gezien en gehoord hebben.

8.6 Page 76

▲back to top
- XVI/74 -
Een rijtuig dat op hem stond te wachten, bracht hem langs de Avenue
de Messine en bleef staan voor de grote poort van het herenhuis de Com-
baud. De gravin, een edele dame die al op rijpere leeftijd was en een
zeer goede christelijke vrouw was, voelde zich zeer verheugd dat hij haar
gastvrijheid aanvaard had. Wij hadden al de gelegenheid haar naam te ver-
noemen, toen wij spraken over de toekomstige Mgr. Malan en over zijn bui-
tengewone roeping.(1) Ze bezat een zomerverblijf in de buurt van La Na-
varre. Daar had ze Don Bosco ontmoet bij zijn recente doortocht aldaar en
was met hem overeengekomen over zijn aanstaande reis naar Parijs. Ze
stelde daar een volledig afzonderlijke flat te zijner beschikking. Bekwa-
me personen werden aangeduid om hem van dienst te zijn en niets werd ver-
waarloosd opdat hij zich op zijn gemak zou voelen.
Weldra zou men aan den lijve ervaren hoe gelukkig de keuze van zijn
secretaris geweest was. Don de Barruel, een authentieke Fransman, een af-
stammeling van een adellijke familie uit de Dauphiné, had eerst rechten
gestudeerd en was kabinetshoofd geweest in een prefectuur gedurende het
presidentschap van maarschalk Mac Mahon. Als kleine jongen studeerde hij
in het kleinseminarie dat geopend werd door Mgr. Camillo Siciliano Di
Rende, op dit ogenblik Apostolisch Nuntius te Parijs. Als een ontwikkeld
en bereisd man was hij voor Don Bosco een echte voorzienigheid in deze
grote wereld.
Parijs kwam in beweging bij de komst van Don Bosco. Dit zinnetje
zegt alles. De grootsteden komen niet zo gemakkelijk in beweging omwille
van gasten zelfs als ze befaamd zijn. Voor nieuws in die trant is Parijs
misschien de meest onverschillige stad die er bestaat. Thans is alleen
Rome daarin haar gelijke. Personaliteiten met grote vermaardheid op het
gebied van de kunst, van de wetenschap, van de politiek en gezagdragers
van eerste rang in de sociale hiërarchie komen en gaan er voortdurend en
wekken ten hoogste tijdelijk de aandacht. Ab assuetis non fit passio. Het
gerucht was echter nog maar pas verspreid dat Don Bosco te Parijs was of
het verwekte een onophoudende en overrompelende beweging naar zijn per-
soon. Overal wist men dat hij zich daar bevond. Men wou hem zien, hem
horen, hem benaderen zijn kleren aanraken. Het werd een algemene en dage-
lijkse ovatie, onvoorbereid en helemaal niet georganiseerd. Ze was on-
voorzien, spontaan, werkelijk verbazend.
Het is waar dat zijn uiterlijk voor de ogen van het publiek niets
bezat van wat de massa's beheerst. De kranten spraken over zijn middel-
matige gestalte, zijn aarzelende gang, zijn beperkt gezichtsvermogen, de
trage en zwakke klank van zijn stem, zijn vreemd accent en zijn zinswen-
ding die nog vreemder klonk en de uiterste eenvoud in zijn omgang. Maar
ze lieten eveneens uitschijnen zijn uitnemende goedheid, zijn onverander-
lijke zachtheid, zijn heldhaftig geduld en noteerde daarbij dat de faam
van wonderdoener die zijn naam omringde, hem zeer bescheiden maakte zoals
de minste van zijn zonen. Wie niet zo profaan dacht, ontdekte wel dege-
lijk het geheim van dit machtige aantrekkingsvermogen. Het was de heilig-
heid, die, ondanks al de pogingen van de volksziel om haar te misvormen,
toch steeds en ook te Parijs haar eeuwige betovering uitoefende.
(1) Cfr. boekdeel XV, blz. 564 en volgende.

8.7 Page 77

▲back to top
- XVI/75 -
De beweging waarover we het hadden, begon dadelijk daags na zijn
aankomst. Die morgen, na de mis bij de karmelietessen, begaf Don Bosco
zich haastig naar het aartsbisschoppelijke paleis, want hij wou spoedig
hulde brengen aan de engel van het diocees. Hij zag de aartsbisschop
niet, want deze was afwezig omwille van de vormsels in het diocees. Hij
bracht trouwens een bezoek aan zijn coadjutor, Mgr. Richard, door wie hij
zeer goed onthaald werd. Die dag wou hij echter nog terugkeren. Toen
weerhield kardinaal Guibert hem in een lang en hartelijk gesprek. Terug
naar huis gekomen, trof hij er al een honderdtal personen aan die vroegen
om hem te mogen zien.
Voor deze toeloop, een aanduiding van wat het van de morgen tot de
avond zou worden in haar herenwoning gedurende de daaropvolgende dagen,
was gravin de Combaud zeer bang. Ze nam dan ook dadelijk beschermings-
maatregelen. Niet ver van de Madeleinekerk, in de rue Ville l'Evêque, in
het herenhuis van de familie de Sénishlac, woonde een communiteit die
naar het uitwendige geen uitzicht had van een kloostergemeenschap, maar
toch een vrouwelijke kloosterfamilie vormde. Haar leden behoorden tot de
aristocratie en noemden zichzelf juffrouwen en geen zusters.(1)
Het waren de Oblaten van het Heilig Hart van Montluçon, gesticht
door Louise-Thérèse de Montaignac de Chauvance, van wie het proces van
zaligverklaring begonnen was. Aan het hoofd van deze communiteit stond
een juffrouw Sénislhac. Tot haar richtte zich gravin de Combaud: aange-
zien men Don Bosco op verschillende plaatsen zou uitnodigen om mis te
lezen en een bezoek te brengen, zou hij niet dikwijls voor de middag te-
rug thuis zijn. Daarom zou de toeloop van volk in de namiddag veel groter
zijn. En daarom kwamen ze overeen dat hij om twee uur in de namiddag naar
het huis Sénislhac zou gaan. Daar zou hij dan de avondaudiënties houden
in een ruim en gerieflijk vertrek op de eerste verdieping. Men kwam er
langs de hoofdtrap. Een toegangskamer kwam uit op een grote zaal die ver-
licht werd door drie ramen aan de voorkant van het huis. Van daaruit kwam
men in een voorkamer. Daar was de deur die toegang gaf tot de bibliotheek
waar Don Bosco zou ontvangen.
Het zal nuttig zijn al in het begin de dagindeling te kennen van de
dagen die Don Bosco te Parijs doorbracht. Hij stond op om vijf uur, bad
zijn gebeden en hield zich bezig met het lezen van de briefwisseling die
met de laatste post 's avonds voordien aangekomen was. Het was een berg,
dat iedere dag groter werd. Dan ging hij de mis celebreren in één van de
kapellen of van de kerken waar hij verwacht werd. Daar ontving hij be-
zoekers en ging ermee voort bij gravin de Combaud tot het tijd was om te
gaan ontbijten bij een van de personen die hem dagelijks met uitnodigin-
gen bestormden. Om twee uur trachtte hij in het huis van juffrouw Sé-
nislhac te zijn voor de audiënties van de namiddag, die niet minder dan
zes uur duurden. Doorgaans keerde hij dan omstreeks tien uur naar het
herenhuis van gravin de Combaud terug.
(1) De mensen dachten wel dat deze Desmoiselles kloosterzusters waren! Ze zagen echter
geen enkele aanduiding hiervan. Tijdens het verblijf van Don Bosco werd dan aan deze
juffrouwen de vraag gesteld: -Tot welke orde behoort U? - Tot de orde van de goede
christenen. - Met welke werken houdt U zich bezig? - Met het werk U te ontvangen. -
Maar in welk liefdadigheidshuis bevinden wij ons?- In het tuis van juffrouw Sénisl-
hac. Het dergelijke antwoorden wisten ze de nieuwsgierigheid van het publiek te
omzeilen.

8.8 Page 78

▲back to top
- XVI/76 -
Hier onderhield hij zich wat met zijn gastheren. Dan trok hij zich
terug op zijn kamer met zijn secretaris en keek na of de brieven van die
dag wel goed geklasseerd waren voor het antwoord. Daarna verdiepte hij
zich nog in het gebed en begaf zich te rusten omstreeks middernacht.
Op de avond van 20 april konden juffrouw Sénislhac en haar gezel-
linnen zich een voorstelling vormen van wat er de volgende dagen op komst
was. Om twee uur was hun woning al letterlijk overrompeld, want personen
van alle standen vroegen om Don Bosco te mogen zien. De kloosterlingen
wilden dat de eerste zegen van Don Bosco in huis voor hen zou zijn. Zo-
dra hij binnen kwam, verzamelden ze zich rond hem in de bibliotheek. Men
dacht zeker dat de secretaris uit zichzelf zou zorgen voor het binnenlei-
den van de bezoekers. Maar hij liet hun met Don Bosco achter omdat hij
wel wat anders te doen had.
Nu zaten die arme vrouwen in nesten! Het eerste wat ze te doen had-
den was Don Bosco te beschermen tegen een inval. Daarom ging juffrouw
Jacquier post vatten voor de deur van de bibliotheek die uitkwam op de
grote zaal, terwijl juffrouw Bethford de wacht optrok bij een andere deur
die van de bibliotheek uitkwam op de overloop van de trap en die gesloten
diende te blijven. Men geraakte tot bij Don Bosco langs de binnendeur.
Hier zorgde een moedige juffrouw er voor de bezoekers te laten binnenko-
men in de volgorde waarin ze gekomen waren. Het salon was propvol heren
en dames van hoge afkomst. Onder hen was prinses de Trapani met haar
dochter en met enkele dames. Ze deed er haar beklag over dat na twee uur
haar beurt nog niet gekomen was en dat ze er niet eens in geslaagd was
zich een doorgang te banen om haar zaak te bepleiten bij de geïmprovi-
seerde portierster. Dank zij een uitwisseling van biljetten werd haar
eindelijk een deurtje aangeduid en voor haar geopend buiten de ogen van
het publiek. Zo geraakte ze tot bij Don Bosco. Ze kwam zeer verheugd naar
buiten en was zeer dankbaar tegenover hen die haar geholpen hadden.
Na zes uur was het salon nog gevuld, want de plaats van de mensen
die buitengingen, werd door anderen ingenomen. Op het einde kwam Don
Bosco buiten om een algemene zegen te geven. Op dat ogenblik ontstond er
zulk een gedrang dat men een ogenblik vreesde dat men hem zou overhoop
lopen. Het lange wachten maakte de mensen zenuwachtig. Er werd geroepen:
- Pater, mijn zoon heeft de tyfus... Pater, ik heb een gezwel... Pater,
ik heb een zoon die mij tot wanhoop drijft... Ik heb dit, ik heb dat...-
Sommigen die een schaar bij zich hadden, maakten van het gedrang gebruik
om zijn toog stuk te snijden en zich een relikwie te verschaffen. Toen
hij naar buiten ging hadden zijn bewaaksters daar acht uur gestaan.
Maar de ervaring had hun iets geleerd. Toen daags nadien dezelfde
toeloop begon, werden al diegenen die in de zaal binnenkwamen, verplicht
hun naam te schrijven op een briefje dat een nummer droeg en zo konden ze
ordelijk vooruitgaan naar de audiëntie. Deze maatregel had een gunstig
resultaat en werd ook nadien toegepast. De juffrouwen werden echter bij-
gestaan door gravin de Caulaincourt, gravin d'Andigné en andere aanzien-
lijke dames van Parijs. Met een ware zelfverloochening onderwierpen ze
zich aan deze moeilijke taak om wat orde te houden in die menigte die
de zalen, het grote salon en het erf bezette en ongeduldig maar toch be-
slist uren en uren bleef wachten.

8.9 Page 79

▲back to top
- XVI/77 -
Te Parijs was Don Bosco niet meer baas over zich zelf. Op een avond
moest hij een zaak behandelen met een heer van de stad en vermits het
voorste gedeelte van het huis langs de avenue de Messine geblokkeerd was,
wist hij te ontglippen langs een achterdeur. Hij had geen levende ziel
gezegd waar hij heen ging. Maar toch was de zaak uitgelekt, misschien
door een onvoorzichtigheid van de koetsier. Het rijtuig was nog niet op
zijn bestemming gekomen of de weg werd al afgesneden door een samenscho-
ling. Hij ging het huis binnen, maar in het voorportaal werd hij van alle
kanten ingesloten. Sommigen gingen zelfs knielen om hun biecht te spre-
ken. Don Bosco die in het nauw gebracht was door het gedrang, riep Don de
Barruel ter hulp en beval hem: - Zeg tegen al die mensen dat ze in de
voorkamer moeten gaan en dat ze één voor één komen.
- Ja, antwoordde de secretaris, maar spoedig verloor hij de moed en
ging zich eindelijk uitgeput op een bank neerzetten.
- Maar Don de Barruel, riep Don Bosco tevergeefs - doe dan toch wat
ik je zeg!
Wie weet hoe hij zou bevrijd geraakt zijn, was markies de Franque-
ville niet gekomen. Hij deed hem in een aanpalende kamer gaan en zei hem
daar te wachten. Dan sloot hij de deur, kwam terug bij hem langs een an-
dere toegang en bracht hem in het geheim naar zijn huis om daar te dine-
ren. Allen bleven maar wachten in de overtuiging dat hij daar nog altijd
binnen was. Ze kwamen aan het herenhuis aan toen het acht uur sloeg, maar
voor de deur stond een ander rijtuig dat op hen wachtte. Een familie van
wie het zoontje op sterven lag, zond iemand naar Don Bosco om hem te sme-
ken even te willen komen, al was het maar één enkele minuut.(1) Don Bosco
ging er heen. Eindelijk konden ze zich om elf uur 's avonds aan tafel
zetten, maar hij gebruikte enkel maar wat soep.
Op 3 mei na de conferentie in de kerk van Sainte-Clotilde, maakte hij
zich gereed om een audiëntie te verlenen in de achtersacristie waar hij
op een bankje stond, maar er kwam geen einde aan de processie, Op een
zeker ogenblik zei hij tot de markies de Franqueville die dichtbij hem
stond:- Het is onmogelijk allen te bevredigen. Hoe kan ik het nog uit-
houden? Ik kan me niet meer recht houden van vermoeidheid. Ik zal van
iedereen maar een enkel woord aanhoren. Zij zullen zo overeenkomen: - De
markies ging de voorwaarde voorstellen en zorgde ervoor dat niemand ze
overtrad. Op die wijze zeiden ze hem, naarmate de menigte voor hem voor-
bijtrok hun noden: - Bid voor mij... Mijn moeder is ziek en beveelt zich
aan u aan... Zegen mij... Geef mij een medaille... Ik heb een zoon die
van de goede weg is afgeweken... Zeg aan de Madonna dat ze mijn zaken zou
doen bloeien.- Op deze manier kwamen er een veertigtal per minuut voorbij
die allen een medaille van Maria, Hulp der Christenen, ontvingen.
(1) De vader van de stervende was een miljonair. Op het biljet stond: "Mr. Allard 32,
avenue de Friedland, a son petit fils mourant, abandonné par tous les médicins. On
demande Don Bosco à grands cris ne fût-ce que pour une minute."

8.10 Page 80

▲back to top
- XVI/78 -
- Het voorbijtrekken had al twee uur geduurd, toen Don Bosco tot
de markies zei: - Ga eens kijken hoeveel er nog zijn.- De markies ging
kijken en antwoordde hem: - Er zijn er nog vijfhonderd.- Men bracht hem
een tas koffie die hij uitslurpte zonder een ogenblik zijn werk te on-
derbreken. Na een uurtje vroeg hij nogmaals: - Heer markies, hoeveel
blijven er nog over? - De markies ging weer kijken en zei hem dan: - Er
zullen er nog wel een duizendtal zijn.
Don Bosco kon niet meer en men moest er absoluut mee ophouden. De
pastoor kwam een paar woorden met hem wisselen. Langs een deur in de
nabijheid deed de markies hem naar de pastorie gaan en van daar kon Don
Bosco vertrekken. Toen de samengeperste menigte daarbuiten bemerkte dat
Don Bosco daar niet meer was, viel ze het huis van de pastoor binnen en
vroeg luidruchtig waar Don Bosco zich bevond. Toen ze vernomen hadden dat
hij vertrokken was dreigde er een tumult te ontstaan, maar een stem riep
dat hij bij de heer Baudon, in die straat, met dat nummer gegaan was.
Deze heer Baudon was de algemene voorzitter van de conferenties van Sint-
Vincentius a Paolo. Niet allen hadden het adres goed verstaan. Anderen
die uit de tegenovergestelde kant van Parijs kwamen, wisten niet waar de
woning was. Zo kwam het dat men de voorbijgangers moest ondervragen.
Daardoor werd het aantal nieuwsgierigen nog verdubbeld. Nadien werd het
een dwaas geloop om maar eerst daar aan te komen.
Een tijdje nadien belegerde een vloedgolf van mensen het huis van de
heer Baudon de Rozembau. De toegang werd met geweld ingenomen, het volk
stroomde binnen en drong de trappen op. De eigenaar kwam verschrikt aan
het raam en vroeg wat er gaande was
- We willen Don Bosco zien.
- Don Bosco is hier niet.
- Don Bosco is hier wel. Ze hebben ons gezegd dat hij bij u is.
- Ja ik verwacht hem. Ik zal het genoegen hebben met hem te ontbij-
ten; maar hij is nog niet aangekomen.
Op dat ogenblik kwam Don Bosco daar juist aan. Zo goed en zo kwaad
als het ging, kon hij zich ook uit deze belegering losrukken. Hij ging
naar boven, kwam in het zaaltje en kon eindelijk wat op adem komen.
Op een zekere namiddag bleef hij wat langer weg op een afspraak in
het huis Sénislhac. Vanaf de Magdalenakerk, die maar tweehonderd meter
vandaar lag, was heel dit korte gedeelte van de straat zo met mensen ver-
sperd dat ieder verkeer er onmogelijk was geworden. Hij was genoodzaakt
uit zijn rijtuig te stappen en zich te voet een weg te banen. Hij was op
zijn Frans gekleed met bef en singel. Niemand kende hem. Op een zeker
ogenblik was hij ook, door de menigte meegedragen, ingesloten in een
deuringang. Hij werd in een voorerf gedrongen vanwaar hij het heel moei-
lijk had om eruit te komen en zijn weg voort te zetten. Toen hij zover
geraakt was en tot de trap was gekomen, probeerde hij naar boven te gaan,
maar daar was geen sprake van.
- Laat me doorgaan, - zei hij vriendelijk.
- Neen, werd hem geantwoord. Ik heb nummer vijftien, ik heb nummer
twintig.
- Welnu dan, hernam hij na een poosje, indien u niet wilt dat ik

9 Pages 81-90

▲back to top

9.1 Page 81

▲back to top
- XVI/79 -
voorga, laat me dan tenminste wat uitrusten op deze trede.
- Neen, wij zijn de eersten en u bent een indringer.
- Maar dan dient u te weten, mijn brave mensen, dat wanneer ik niet
ga, u niet met Don Bosco zult kunnen spreken, want ik ben Don Bosco. Ze
lachten hem allen uit in zijn gezicht en rond hem riep men als in één
koor dat hij een farceur (grappenmaker)was.
Geduld dan maar, er was niets aan te doen! Hij was genoodzaakt te-
rug te keren en hiervoor ondervond hij geen weerstand. Toen hij zich be-
vrijd had, ging hij een familie bezoeken die hem al een hele tijd ver-
wachtte om een zieke te zegenen. Had hij die tegenslag niet gehad, dan
zou hij die arme man niet kunnen troosten hebben. Juffrouw Sénislhac, die
met haar huis vol mensen, tevergeefs op hem gewacht had, maakte zich
kwaad toen ze de reden van zijn wegblijven vernam. Daarom deed ze een be-
roep op de burgerlijke macht. In het vervolg kwamen enkele politieagen-
ten binnen en buiten post vatten als schildwacht, ook al opdat de door-
gang niet zou versperd worden aan de bewoners van de verscheidene flats
die noch binnen noch buiten konden.
De pers van de hoofdstad stelde belang in de Italiaanse gast. De
Figaro, l'Univers, de Gazette de France, de Clairon, de Liberté, de Péle-
rin, de France illustrée van abbé Roussel en andere kranten vergenoegden
er zich niet mee hem welkom te heten, maar schreven grote artikels over
hem waarin hij "de Man Gods" de "Wonderdoener van de XIXe eeuw", de "Ita-
liaanse Sint-Vincentius a Paulo" genoemd werd. De provincie nam een echo
van de hoofdstad over. Te Parijs zetten de correspondenten overal de jacht
op hem in. Op tijd en plaats zullen we rekening houden met wat over hem
geschreven werd. Ondertussen zullen we van twee artikels de passages ver-
talen waarin een beschrijving wordt gegeven van de algemene geestdrift van
de Parijzenaars voor Don Bosco, met terzijdelating van de biografische
verwijzingen die ontleend waren aan het boek van d'Espiney en bestemd om
het publiek in te lichten over de man van de dag. Het eerste artikel,
verschenen in de Univers van 5 mei en te danken aan de pen van Aubineau
een persveteraan en een scherpe waarnemer, bevatte volgende passages.
"
Parijs is verrast bij het zien van de beweging die teweegge-
" bracht wordt door een nederige priester van het diocees Turijn
" die in de ogen van de wereld niets aantrekkelijks bezit. Hij be-
" hoort tot een onaanzienlijke familie en heeft een bescheiden
" uiterlijk. Voor een talrijk publiek is zijn stem te zwak om zich
" te doen horen. Zijn gang is weifelend en zijn gezichtsvermogen
" zwak. Waarom loopt de menigte hem achterna?... Is het op dit ogen-
" blik niet de enige bezorgdheid van de hoofdstad om Don Bosco te
" zien en te naderen?
"
- Waar is hij?...
"
- Wat doet hij?...
"
"
Veertien dagen geleden kende men amper zijn naam omdat hij
" slechts enige keren gehoord werd op liefdadigheidsconferenties.
" Men kende in grote trekken de werken die deze naam opriep. Het
" zijn werken voor de jeugd. Ze houden zich bezig met verlaten jon-
" gens, vermenigvuldigen zich overal en nemen meer uitbreiding.
"
Een boekje, niet zonder een glimlach gelezen, had de vrome
" mensen in kennis gesteld van deze bewonderenswaardige stichtingen,

9.2 Page 82

▲back to top
- XVI/80 -
" van hun ontwikkeling en van hun vruchten. Meer wist men er niet
" over. Daarom zijn vandaag veel mensen verbaasd over het on-
" voorziene gerucht dat door zijn naam verwekt werd, een naam die
" ze kort te voren amper hadden horen uitspreken. En het applaus
" van de Parijzenaars is bijna eenstemmig en de onweerstaanbare
" aantrekkingskracht op de menigte is op zichzelf al een wonder.
" Daarin vindt men een onbewust antwoord, indien men het zo wil
" noemen, maar toch een rechtstreeks en krachtdadig antwoord op de
" proclamaties van atheïsme die men aan alle kanten uitbrengt, naar
" men beweert, in naam van het volk. Zovele eerbetuigingen zijn ge-
" richt op de man Gods. De massa wil de man van het geloof en van
" het gebed bekijken. De ruimste kerken zijn te eng geworden om de
" gelovigen te bevatten die de mis van Don Bosco willen horen, die
" willen bidden samen met Don Bosco, die de zegen van Don Bosco
" willen ontvangen. Iets anders vragen ze van hem niet.
"
De menigte ging onlangs nog naar de pastoor van Ars een abso-
" lutie vragen. Uit alle hoeken van de wereld was het een toeloop
" naar de nederige parochie die verloren lag tussen de modder en de
" vijvers van de Bresse. Don Bosco weigert evenmin de zondaars te
" ontvangen en te aanhoren (...) maar te Parijs, die grote draai-
" kolk, begrijpen de mensen wel dat Don Bosco niet eens de tijd
" heeft om biecht te horen. Heel die toeloop naar die zachte en
" eenvoudige priester heeft enkel als doel zijn zegen en wat gebe-
" den te verkrijgen.
"
Iedereen wenst dat deze zegen zou neerdalen over zijn per-
" soonlijke ellende en leed. De brave priester luistert naar allen,
" stelt in allen belang en roept over allen de bescherming af van
" de Heilige Maagd, Hulp der Christenen. Hij slaat geen acht op zich
" zelf, maar stelt zich volledig ter beschikking van allen die hem
" komen smeken. Hij is daar voor hen, voor hun smarten, voor hun ver-
" trouwen. Hij troost, hij zegent, hij ondervraagt. Te midden van de
" opschudding die hem omgeeft, doet hij of hij het niet hoort, maar
" schijnt enkel aandacht te verlenen aan wie tot hem " spreekt. Hij
" neemt inlichtingen over allen en spreekt allen moed in.
"
... Ik heb hem niet gezien in zijn tehuizen onder zijn
" priesters die door hem gevormd werden en de priesterlijke vrucht-
" baarheid uitdragen naar de arme zielen van de jongens die er on-
" derdak vonden. Ik heb hem echter wel gezien te midden van de me-
" nigten, die door zijn naam aangetrokken, zich aan zijn voeten
" neerwerpen, zijn handen kussen en zich neerbuigen om zijn zegen
" te ontvangen. Het mooie van een dergelijke triomf ligt juist in
" de bescheidenheid van hem die er het voorwerp van is. Men merkt
" goed dat hij niets voor zich zelf zoekt, maar alles terugbrengt
" tot God en tot de Heilige Maagd. Hij is een boerenzoon die, toen
" hij vijftien jaar oud was, nog achter de ploeg liep en hij ge-
" draagt zich als een zoon van landbouwers zonder er naar te ver-
" langen zich te doen gelden. Hij doet het goede en offert zich op,
" om zo te zeggen, voor allen zonder onderscheid en zonder enige
" voorkeur. Ze nemen hem, leiden hem en hij laat maar begaan.
"
... De houding van het volk van Parijs wekt verrassing.
" De toeloop in de kerken is indrukwekkend en het gedrang rond de
" man Gods vervult ons met verbazing. Overal waar hij gaat, ook in
" de huizen van de particulieren, volgt hem de menigte, gaat hem

9.3 Page 83

▲back to top
- XVI/81 -
" vooraf en belegert hem. En niet enkel de eenvoudige gelovigen ne-
" men tot hem hun toevlucht. Ik heb de gelegenheid gehad hem een
" ogenblik te zien in een sacristie voor zijn mis. Toen hij hiervoor
" gereed was en met gevouwen handen en neergeslagen ogen zich naar
" het altaar begaf, kwamen veel priesters de ene na de andere,op hem
" toe en fluisterden hem hun aanbevelingen in het oor. Wat zullen we
" zeggen over Don Bosco aan het altaar? Ik heb hem van dichtbij kun-
" nen bekijken en ik heb gezien hoe ingetogen en vroom hij was."
Op dezelfde datum begon de Liberté een lang artikel in deze trant:
"In de godsdienstige milieus van Parijs wordt op dit ogenblik over nie-
mand anders gesproken dan over Don Bosco, een soort Italiaanse Sint-Vin-
centius a Paolo." Daarna volgt een beschrijving van wat de redacteur ge-
zien had bij de gravin de Combaud.
"
Haar woning wordt stormenderhand ingenomen. Overal waar
" hij gaat, lopen de kerken vol. Wanneer men verneemt dat hij op
" de kansel zal spreken, is er een ordedienst nodig om de volle
" kerk in bedwang te houden. Van de ene groep tot de andere hoort
" men zijn buitengewone feiten vertellen en hoort men herhalen: -
" De pater... de heilige.— De pater en de heilige zijn één en de-
" zelfde persoon, namelijk Don Bosco.
"
Ook wij, wij verbergen het niet, hebben een man willen
" zien, wiens leven van weldaden dergelijke getuigenissen van vere-
" ring verdiend heeft. Wij zijn inderdaad met deze bedoeling voor
" ogen naar de avenue de Messine gegaan, waar in een prachtige
" particuliere herenwoning Don Bosco de gastvrijheid van een be-
" vriende familie geniet. Tal van rijtuigen stonden er voor de
" deur. In de woning was het een komen en gaan van bezoekers. Bij
" de portier waren veel personen aan het praten om zich te laten
" inschrijven. In de ruime toegangszaal, waar degenen die deze dag
" een audiëntie hadden verkregen, samenkwamen, was er geen stoel
" meer onbezet. Nadat wij de grote trap waren opgegaan, werden wij
" binnengeleid in de zaal waar Don Bosco ontving. Nu er zoveel volk
" op hem wachtte, hebben wij nauwelijks de tijd gehad hem te be-
" groeten. Het is een zeer eenvoudig mannetje, men zou bijna zeggen
" schuchter, die Frans spreekt met een licht Italiaans accent."
Don Bosco vertrouwde de journalist toe aan Don de Barruel die hem
bij Don Rua bracht. Don Rua, "het kenmerkende type van een Italiaan",
schrijft de journalist, zat te midden van zijn briefwisseling. De be-
zoeker maakte hierbij de opmerking: "We hebben nooit zoveel brieven op
één enkele dag zien komen. Ze vormden een grote stapel op het bureau en
daaronder lagen er vele verscheurd die al beantwoord waren. De priester
maakte een teken op de brieven die moesten beantwoord worden en voegde
ze bij de stapel die voor hem lag. Wat al brieven, wat al brieven! Zon-
der dan nog de aangetekende brieven daarbij te tellen."
Juist voor het afwerken van de briefwisseling, die soms zeer de-

9.4 Page 84

▲back to top
- XVI/82 -
licaat was, had Don Bosco, op het einde van de maand april (1) Don Rua
naar Parijs geroepen. Don de Barruel slaagde er niet in daarmee klaar te
komen, ofschoon hij vrijwillig door anderen geholpen werd. Op 2 mei
schreef Don Rua aan de directeur van het Oratorio: "Je hebt er geen flauw
idee van wat een berg brieven hier op antwoord ligt te wachten. Geen
drie, maar zes of zeven secretarissen zouden er nodig zijn. Gelukkig is
er ook een brave kloosterling, die ons komt helpen." Ook de onderwijzeres
van de dochters van gravin Combaud en verscheidene andere juffrouwen
Oblaten kwamen hun werk verlichten, binnen de grenzen van het mogelijke.
De portier bracht zesmaal per dag een volle schaal naar boven.
De journalist van de Liberté stelde aan Don Rua een reeks vragen om
van hem nieuwe bijzonderheden te weten die hij dan zijn lezers kon opdis-
sen, maar veel kon hij niet loskrijgen. Don Rua hield niet op met zijn
werk. Hij maakte enveloppen open, doorliep met zijn blik de brieven,
maakte aantekeningen en legde de brieven terug of wierp ze kortweg in de
korf. Ondertussen vertelde hij aan de interviewer episoden uit het leven
van Don Bosco en bijzonderheden over zijn stichtingen.
Toen hij hem vroeg of het waar was dat Don Bosco de zieken genas,
glimlachten Don Rua en Don de Barruel en antwoordde de eerste: - Al wat
hij kan doen is voor hen bidden.(2)
Een levendig en belangrijk document, omdat het uit de pen gekomen is
van een ontwikkelde persoon en onder de onmiddellijke indruk van de fei-
ten en dat trouwens niet bestemd was om gepubliceerd te worden, levert
ons het bewijs dat de geestdrift niet enkel het kleine volk of de een-
voudige geesten deed ontvlammen. Het is afkomstig van mevrouw Claudius
Lavergne, de echtgenote van hem die in Frankrijk de kunst van de glasra-
men met historische voorstellingen ingang deed vinden. Zij zelf heeft een
mooie naam in de kinderliteratuur. Zij schreef dus op 5 mei aan een
schoonzuster: (3) " Wat is onze eeuw bewonderenswaardig, wanneer men ziet
hoe vruchtbaar de kerk is! Er is daar Don Bosco te Parijs en je hebt geen
idee van de toeloop van de Parijzenaars naar deze eenvoudige priester.
Hij is er niet op uit om door welsprekendheid indruk te maken maar bezit
een eenvoud en een nederigheid Sint-Vincentius a Paolo waardig.
(1) In de loop van de processen zei Don Rua dat hij te Parijs was aangekomen drie dagen
na de toespraak in de Madeleine-kerk. Don Bosco had daar gesproken op 29 april.
(2) Het werkje van de gewezen magistraat geeft van Don Rua volgende korte beschrij ving:
"De taille moyenne, pâle, et la figure amaigrie, l'oeil vif. Dom Rua est le type
achevé de l'Italien distingué et diplomate. Sa voix est douce, le sourire malin
tempéré par une grande bienveillance. Il nous a été donné de passer de longues heu-
res avec lui, et nous sommes sortis sous le charme de cette conversation, ou la
bonhomie ultramontaine se mêle à une connaissance approfondie du coeur humain.
C'est un grand caractère."
(3) De brief werd gepubliceerd in het Bulletin Sal. van september 1921.

9.5 Page 85

▲back to top
- XVI/83 -
Men moet hem helpen bij het gaan omdat hij geen krachten meer heeft. Van-
daag vertrekt hij naar Rijsel. Bij zijn terugkeer zal hij naar de Dames
van Sion gaan waar ik mijn kleine en grote kinderen door hem hoop te la-
ten zegenen. Indien men alles moest geloven wat er verteld wordt, dan
zouden zijn mirakels zonder tal zijn, maar je weet wel hoe streng de Kerk
in deze zaak is en men mag geen geloof hechten aan alles wat er gezegd
wordt. Maar ook wanneer men er de negen tienden van weg neemt, dan blijft
er nog voldoende over om het geestdriftige onthaal dat hij geniet te
rechtvaardigen. Wat mij betreft, ik heb het grootste vertrouwen in zijn
gebeden en ik zal hem vragen voor mij te bidden voor alles wat mij in de
wereld dierbaar is (...). Het is de gebeurtenis van de week en sinds de
komst van Pius VII heeft men tot nu toe nooit te Parijs een dergelijke
menigte rond een priester gezien."
Opdat de lezers op een of andere manier een volledig denkbeeld zou-
den hebben over het onthaal dat Don Bosco te beurt viel te Parijs, dienen
wij hier nog enkele van de meest betekenisvolle bijzonderheden aan te
halen.
Er ging geen dag voorbij of aanzienlijke heren nodigden hem aan hun
tafel uit. Daarin volgde hij het voorbeeld van zijn goddelijke Meester na
en aanvaardde. Aan tafel hielden allen hun ogen op hem gericht. Er waren
er zelfs die hem niet alleen een plaats aanwezen die goed geschikt was om
hem rustig in het oog te kunnen houden, maar ze schikten spiegels en ven-
sterramen zo dat ze hem konden bekijken zonder dat hij het merkte. Door-
gaans at hij weinig, wat hem de naam bezorgde: - Wat een geest van ver-
sterving! - Op een dag werd er van dat soort roomijs opgediend dat men
bij ons "spumone" (schuimslag) noemt. - Je zal zien dat hij er niets van
zal nemen, lispelden sommige disgenoten onder elkaar, of hij zal er al-
leen maar een dun stukje afsnijden om zich te versterven.- Hij had echter
alles gehoord, en greep duchtig toe. Kijk, zeiden dan diezelfde mensen,
hij doet dat om te doen geloven dat hij er op verlekkerd is.- Wij hebben
deze episode van hem zelf vernomen. Hij vertelde ze heel spontaan aan
zijn zonen om er een mooie zedenles uit te trekken.- Kijk, zei hij, hoe
de zaken in deze wereld verlopen. Indien iemand achting geniet, dan wordt
alles van de goede kant opgenomen. Indien hij echter voor een slecht mens
doorgaat, dan is het juist het tegenovergestelde. - Wat Don Bosco betrof,
er waren er zelfs die na de maaltijd met haast een zekere godsvrucht, de
laatste druppels wijn uitdronken die in zijn glas gebleven waren om na-
dien het glas zelf als een relikwie te bewaren.
Velen boden hem gewijde voorwerpen aan om ze door hem te laten
zegenen, tot zelfs schrijfpennen. Sommigen brachten hem nieuwe pennen met
het verzoek ze te gebruiken, om ze daarna terug te ontvangen en ze als
aandenken te bewaren.
Alles wat hem toebehoorde werd ook tegen een hoge prijs aangekocht.
Op een dag kwam een heer bij hem met het verzoek enkel zijn handtekening
te plaatsen op vijf gewijde prentjes, wat hij ook deed. Twee dagen nadien
bracht dezelfde heer hem tweeduizend frank of de opbrengst van de verkoop
van deze handtekeningen. Soms kwamen arme mensen hem smeken zijn naam te
schrijven op een dergelijk prentje, dat ze nadien verkochten voor veertig
of vijftig frank. Hij liet dat gebeuren als een aalmoes. Een dame die een
handtekening van Don Bosco ontvangen had, schreef aan Don de Barruel dat

9.6 Page 86

▲back to top
- XVI/84 -
dit heel haar vreugde was. Een handtekening van hem scheen haar echter zo
waardevol dat ze de secretaris erom smeekte haar enkele andere regels
door Don Bosco geschreven te overhandigen om deze aan haar broer te stu-
ren die ten zeerste verlangde ook een dergelijke schat te bezitten.(1)
Dat verlangen om zijn handtekening te bezitten was gegroeid door het
nieuws dat te Chambéry een zieke een prentje van Maria, Hulp der Christe-
nen, waaronder Don Bosco zijn naam had geschreven, op zijn borst had ge-
legd en op hetzelfde ogenblik genezen was.
Wat zullen we dan zeggen over de medailles? Hij deelde er een ontzag-
lijke hoeveelheid uit. Daags na zijn aankomst te Parijs had hij dadelijk
begrepen dat hij er een goede hoeveelheid nodig had. Daarom schreef hij
aan de econoom van het Oratorio:
"
Beste Giuseppe Rossi,
"
"
Zeg me per ommegaande:
"
1° Aan welk adres medailles en prentjes van Maria, Hulp
" der Christenen te verkrijgen zijn.
"
2° Indien men die niet hier te Parijs kan vinden, zend
" me er dan vanuit Turijn, aan avenue de Messine 34.
"
Goede dag.
" 19 april 1883.
je vriend,
"
Priester Bosco.
" Een groet aan Garibaldi en aan Marcello Rossi.(2)
Er werden zoveel medailles uitgedeeld dat barones Reille, die aangeboden
had ze te betalen, zeer verheugd was haar belofte te kunnen houden maar
zei: - Ik zou nooit geloofd hebben dat ik een dergelijk aanzienlijk be-
drag had moeten besteden.
Over zijn klederen kunnen we evenmin zwijgen. Meermaals kwam hij
terug naar huis net zijn toog aan flarden. Eens sneden ze zelfs heel het
achterste gedeelte van onder naar boven weg zodat hij gauw zijn mantel
diende aan te trekken. En ook die mantel had zijn eigen geschiedenis, die
we nu willen vertellen.
(1) Brief van Mevrouw Isabelle Guille aan Don de Barruel, Parijs (3, rue Herschell), 22 mei
1883.
(2) Dit waren twee coadjuteurs. De ene was de bekende portier van het Oratorio, de andere
was te werk gesteld bij het boekbinden. Op dezelfde datum schreef hij even vriendelijk
aan Don Berto:
Beste Don Berto,
Laat me nieuws van jou weten. Vertel me iets over onze zaken en vooral over onze
pompoenen en snijboontjes.
Stuur me mijn zomermantel.
Moge God u zegenen en groet Mondone en Don Taulaigo. Bid veel.
19 ap., avenue de Messine, 34 Parijs,
je toegenegen vriend,
Priester Giov. Bosco.

9.7 Page 87

▲back to top
- XVI/85 -
Eens werd Don Bosco uitgenodigd om een bezoek te brengen aan markie-
zin de Pollerat, die een dochter had die sinds tien jaar ziek was. Nauwe-
lijks was hij bij haar of hij gebood de zieke betrouwen te stellen in Ma-
ria, Hulp der Christenen, en van het bed op te staan omdat ze genezen
was. Het meisje gehoorzaamde en was volledig genezen. Haar moeder schonk
hem nadien een gift van 10.000 fr. Dan vroeg ze aan Don de Barruel om
haar een of ander voorwerp dat aan Don Bosco toebehoorde te bezorgen. Ze
was bereid de prijs te betalen die hij wilde. Don de Barruel stelde haar
voor de mantel van Don Bosco te nemen, op voorwaarde hiervoor 200 frank
te betalen. De markiezin stuurde hem graag dit bedrag en vroeg dan het
beloofde. Don de Barruel antwoordde haar enkele dagen later dat hij de
200 fr. niet meer bezat en dat hij Don Bosco toch niet van zijn mantel
kon beroven vooraleer hij een andere mantel ter vervanging had. De dame
stuurde hem nogmaals 200 fr. maar ook die mantel was al door iemand an-
ders weggehaald die hem duur betaald had. De brave markiezin hoorde dat,
maar was daardoor niet ontstemd. Nogmaals stuurde ze 200 fr. om haar ten-
minste de nieuw aangekochte mantel te geven. Kortom, de zaak duurde zo
lang dat, per slot van rekening, de markiezin vijfmaal 200 frank of een
bedrag van 1.000 frank uitgaf om in het bezit te geraken van het ver-
langde kledingstuk.
En waar was de eerste mantel dan beland? Gravin de Combaud had met
aandrang gevraagd om hem aan haar af te staan.
- Maar ik kan niet zonder mantel, antwoordde Don Bosco haar steeds.
- Schaf u een andere aan!
- Hoe kan ik dat doen?
- Hoeveel zal hij kosten?
- Tachtig frank.
- Hier hebt u er honderd! - En ze gaf ze hem dadelijk.
Daags nadien kwam de dame rustig de mantel halen. Maar: - Ik heb de
honderd frank uitgegeven,- antwoordde Don Bosco, die het geld uitgaf hier
of daar aan, naargelang hij de bedragen had die beantwoordden aan de be-
hoeften van de huizen in Frankrijk, van de kerk te Rome of van het Orato-
rio. De gravin gaf hem dan nog eens 100 frank en kwam enkele dagen nadien
terug voor de fameuze mantel. Maar:- Wat wilt U? hoorde ze zeggen. Er
werd mij een bedrag gevraagd en ... - De gravin liet niets blijken en
kwam nadien terug met nog eens 100 frank. Don Bosco lachte, want het was
opnieuw hetzelfde. Om kort te gaan: het toneeltje speelde zich een tien-
tal keren af en telkens werd er een aalmoes van honderd frank geschonken.
Toen het bedrag duizend frank beliep, zei Don Bosco tot zijn secretaris:-
Meen je dat het genoeg is? - Dat lijkt me wel, - antwoordde deze. Toen de
dame kwam, zei hij haar: - Kijk, ik kan niet zonder mantel uitgaan en ik
heb geen tijd om er een nieuwe te gaan kopen. U dient daaraan te denken.
- De dame zorgde ervoor en toen Don Bosco een nieuwe mantel had, liet hij
haar de oude. Iedereen wist dat Don Bosco zich te Parijs bevond om aal-

9.8 Page 88

▲back to top
- XVI/86 -
moezen in te zamelen en daarom was niemand over dergelijke grappen ver-
wonderd. Onmiddellijk na zijn aankomst had hij de volgende lijst laten
vertalen, drukken en uitdelen:
" Bouwwerken uit te voeren in de kerk en het wezenhuis van Rome:
" Plafond en gewelf in de vorm van een basiliek
" Volledige bevloering
" Dak
50.000 F
40.000 F
25.000 F
" Voorgevel
45.000 F
" Hardsteen voor het tehuis
25.000 F
De Parijse heren en dames handelden met hem in alle openhartigheid. Ze
stelden hem vragen waaruit een indiscrete nieuwsgierigheid zou gebleken
zijn, was het niet bekend geweest met hoeveel sympathie ze zijn persoon
vereerden. Dit schonk hem de gelegenheid om mooie antwoorden te geven die
dan de ronde deden van de gesprekken. Zo waren er die wilden dat hij hun
zou uitleggen waar hij de fabelachtige bedragen vandaan haalde om zijn
instituten in stand te houden en uit te breiden. - Ik heb een grote geld-
inzamelaarster, antwoordde hij, die mij het brood verschaft dat ik aan
mijn vogeltjes in de kooi kan geven. Mijn grote geldinzamelaarster is
Maria, Hulp der Christenen.- Anderen vroegen hem waarom hij het geven van
aalmoezen voorstelde als voorwaarde voor het verkrijgen van hemelse gena-
den en hij legde hun dit uit: Om de Heer te bedanken voor zo grote en
onverhoopte gunsten betaamt het dat men de aalmoes, die een bedanking in
daden is, zou voegen bij het gebed, dat een bedanking in woorden is. In-
dien een miljonair, die op wonderbare wijze genezen werd van een onge-
neeslijke ziekte, aan God in de persoon van de armen, een eenvoudig bil-
jet van duizend zou geven, een bedrag dat zoveel minder is dan dat wat
een medische beroemdheid van hem zou vergen, dan zou dat een echte onbe-
tamelijkheid zijn.
Een heer waagde het zelfs hem te vragen wat hij eigenlijk naar Parijs
was komen doen. Hij antwoordde hem onbevangen: - Weet u niet wat de hon-
ger bij de wolf bewerkt? Hij doet hem uit zijn hol komen en hier en daar
rondlopen om zijn eetlust te voldoen. Daarom ben ik naar Parijs gekomen.
Ik zit tot over de oren in de schuld om mijn wezen te onderhouden. Omdat
ik niet van honger wil sterven en mijn zonen niet wil laten lijden, ben
ik vanuit Italië naar Frankrijk en hier naar Parijs gekomen. Ik weet dat
hier zovele liefdadige en edelmoedige personen als u verblijven aan wie
ik aalmoezen kan vragen.-De nieuwsgierige heer begreep zo goed wat hij
bedoelde dat hij hem bij het afscheid verzocht een mooie aalmoes van hem
te willen aanvaarden.
Aan zijn gesprekspartners antwoordde hij met een verrukkelijke be-
scheidenheid en eenvoud. Baron Reille, die zeer vereerd was hem aan zijn
tafel te hebben, nodigde verscheidene personaliteiten uit, onder wie de
Apostolische Nuntius, Mgr. di Rende.

9.9 Page 89

▲back to top
- XVI/87 -
Rond Don Bosco kwam het dan tot gesprekken van allerlei aard, waarbij
de disgenoten hun genot vonden in zijn onuitputtelijke geestige gezegden.
Een heer van de grote Parijse wereld maakte zeer oprecht volgende opmer-
king: - U hebt een buitengewone morele invloed op de slechte karakters en
het verhaal van de dief die zich bekeerde en van de wandeling van de jon-
gens van het verbeteringsgesticht die niet op de vlucht gingen, hebben
iets wonderbaars.
- O, antwoordde Don Bosco fijntjes. - Ik ben daarmee niet altijd zo
gelukkig. De eerste landlopers die ik opgeraapt heb in de omgeving van
Turijn, sliepen één enkele nacht in mijn huis en 's morgens waren ze weg
met dekens en lakens. Vele jaren kon ik niemand ontvangen zonder dat er
iemand bij mij was, zo groot was het dreigende doodsgevaar, en er waren
verscheidene moordpogingen op mij gepland.
- En was dat niet voldoende om uw ijver voor uw onderneming te ver-
koelen?
- 0! neen. Ik dacht er enkel aan dat het beklagenswaardige mensen
waren die aan lager wal waren geraakt omdat ze van jongsaf onder slechte
leiding hadden gestaan. De maatschappij houdt zich zo weinig bezig met
hen die in diskrediet geraakt zijn.
De aanwezigen merkten op hoe op zijn lippen de christelijke liefde
steeds het laatste woord had.
Sommige van zijn grappen, zoals die van de mantel, bevielen de Pa-
rijzenaars en ze deden de beurzen opengaan. Maar er waren ook andere, he-
lemaal verschillend.
Eens, op het einde van een groot diner, kwam een klein meisje de zaal
binnen om iedere genodigde een zoen te geven en er eentje terug te krijgen
terwijl ze vroeg of ze smakelijk gegeten hadden. Het was de dochter van de
huisheer. Er ontstond een zekere nieuwsgierigheid om te zien hoe Don Bosco
zich uit de slag zou trekken. Toen het meisje tot bij hem kwam, nam hij
een medaille van Maria, Hulp der Christenen en zei: - Vereer deze medail-
le, hang ze om je hals en hou veel van de Madonna. - Dit gebaar verwekte
een algemeen gevoel van diepe bewondering. (1)
Kranten uit de hoofdstad spraken in hun biografische aantekeningen
ook over zijn al lang bekende handigheid bij het goochelen. Nu gebeurde
het dat bij het bezoek aan een rijke heer, deze het verlangen uitdrukte
om een staaltje van zijn goochelkunst te mogen zien.
Graag, antwoordde hij hem gewillig en dadelijk zelfs, wanneer het u
niet mishaagt.
- Zeker, zeker, doe maar.
- Zou u mij willen zeggen hoe laat het is?
De andere stak zijn hand in zijn vestzakje en vond het leeg. Don Bosco
zei hem al lachend: - Hier hebt u uw uurwerk, maar hij gaf het hem niet
terug.
(1) Dit vernam Don Ronchail op zijn beurt te Cannes van ooggetuigen.

9.10 Page 90

▲back to top
- XVI/88 -
Toen kort nadien Don Bosco op het punt stond te vertrekken herinnerde de
heer hem aan het horloge.
– 0! neen, antwoordde hem Don Bosco. – Ik geef het niet terug voor-
aleer u mij in het voordeel van mijn jongens gezegd hebt, hoeveel het
waard is. – Het is een waardevol horloge, weet u.
– Dat zult u wel weten.
Hij haalde vijfhonderd frank uit zijn zak en kreeg in ruil zijn hor-
loge terug. De aanwezigen lachten. Ook de heer lachte en begeleidde Don
Bosco met de grootste hartelijkheid tot op de straat. Hij had zich natuur-
lijk niet herinnerd dat hij zijn horloge daar vlakbij had laten liggen.
Onder de datum van 25 april schreef de kroniekschrijfster van de
zusters Oblaten: "Don Bosco ontvangt veel geld. Mevrouw Jacquier overhan-
digt hem handvollen goud. Wanneer hij hier aankomt, stel ik hem steeds
een dik pak brieven ter hand met daarin ook wel biljetten van duizend.
Vaak gebeurt het dat ik hem enkel die brieven overhandig waarvan hij mij
gezegd heeft dat ik ze hem rechtstreeks moet geven; de andere geef ik dan
aan Don de Barruel. Die zit in onze gemeenschappelijke zaal, pluist de
briefwisseling uit, verzamelt de bankbiljetten, beantwoordt de vragen en
voorstellen enz." Zelfs een schilderes wou Don Bosco door haar kunst hel-
pen. Ze schilderde zijn portret en verkocht er exemplaren van ten voorde-
le van het Salesiaans werk. Over deze publieke geldinzameling van Don
Bosco spraken de kranten in Frankrijk met eerbied. Zeker is het dat ze
bij hun berekeningen overdreven, maar het is niet minder waar dat de Pa-
rijzenaars tegenover hem uiterst mild waren. Dit was ook een lichtend
getuigenis dat aan de heiligheid van de Man Gods gegeven werd. Don Rua
herinnerde zich een eigenaardige episode. Op een avond zei hij aan Don
Bosco: – Vandaag is het een slechte dag geweest! We hebben niet veel in-
gezameld.– Dat mag je niet zeggen, antwoordde hij. Want feitelijk had hij
zijn zakken vol geld. En al het geld zat niet eens in zijn zakken. Omdat
hij niet meer wist waar al dat geld te steken, had hij, toen hij alleen
was, een van zijn bretellen losgemaakt en daarmee had hij een broekspijp
dicht gesnoerd en er een zak van gemaakt om er al het geld in te steken.
In het bijzijn van Don Rua haalde hij dan het geld eruit en ontdekte dat
hij verscheidene duizenden ingezameld had.
Een bijzondere blijk van waardering werd hem geschonken door het bu-
reau dat een congres voorzat. Op 9 mei werd te Parijs het XIIde congres
ingezet van de Franse katholieken die talrijk in de Hertzzaal samenkwa-
men. Onder het ere-voorzitterschap van Mgr. Richard en het effectieve
voorzitterschap van de heer Chesnelong bestudeerden de meest illustere
vertegenwoordigers van het katholieke Frankrijk de middelen om een dam op
te werpen tegen het steeds voortschrijdende laïciserende werk van de
vrijmetselaarsregering. Welnu, Don Bosco ontving formeel de uitnodiging
om een samenkomst voor te zitten. Dat was werkelijk een grote eer, waar
hij was genoodzaakt die af te wijzen omdat hij op 5 mei uit Parijs zou
vertrekken naar het Noorden en niet kon terugkomen voor het midden van de
maand.(l)
(1) Unità Cattolica, 15 mei 1883.

10 Pages 91-100

▲back to top

10.1 Page 91

▲back to top
- XVI/89 -
Talloos waren diegenen die zich aan Don Bosco's gebeden aanbevolen
gedurende zijn verblijf te Parijs. Om in zekere mate aan het verlangen
van zovelen te voldoen, besliste hij van 15 tot 24 mei de noveen van
Maria, Hulp der Christenen, te laten doorgaan volgens de intenties van
diegenen die er om vroegen. Hij nodigde allen uit die dat wilden doen
zich met hem te verenigen door het bidden van driemaal het Onze Vader,
Wees Gegroet en Glorie zij de Vader enz, ter ere van het Heilig Hart van
Jezus, het Salve Regina tot Maria, Hulp der Christenen en telkens de aan-
roepingen: Cor Jesu Sacratissimum, miserere nobis en Maria, Auxilium
Christianorum, ora pro nobis. Te Parijs was een comité van adellijke da-
mes samengesteld voor de Salesiaan - se propaganda, dat ook zorgde voor
de aankondiging hiervan in de kranten.(1)
Bij de brieven van rouwbeklag die te Turijn aankwamen na de dood van
Don Bosco en die men heeft kunnen bewaren, hebben we er enkele aangetrof-
fen die op vijf jaar afstand de heilige sympathie die door Don Bosco te
Parijs in 1883 werd gewekt, bevestigen. Madame Lachèze schreef vanuit An-
gers op 4 februari 1888 aan Don Rua: "Wij bewenen bitter het verlies van
onze Vader Don Bosco. Wij hebben het geluk gehad hem te Parijs te zien in
het huis van de heer de Franqueville en wij hebben die dag als een geluk-
kige dag in ons leven beschouwd. Ik had het inzicht hem honderd frank te
sturen voor zijn werken met het verzoek mij de genezing te verkrijgen van
mijn dochter die al lang ziek is. Thans is die zo goede Vader in de he-
mel, dat betwijfel ik geenszins, en hij zal voor haar bidden. Bij het
sturen van deze geringe gift, Eerwaarde Pater, vraag ik u veel te willen
bidden. Zoals u hebt aanbevolen in uw rondzendbrief die wij gisteren ont-
vangen hebben, hebben wij een mis laten opdragen voor onze goede Vader.
Hij heeft dat niet nodig, maar vermits dit zijn wens was, is het steeds
aangenaam voor ons uit te voeren wat hij wilde.
Van uit Trouville-sur-mer schrijft mevrouw A. Mérigant op 6 februa-
ri aan dezelfde Don Rua: "Met verdriet heb ik het overlijden vernomen
van uw heilige stichter. We hebben eerder beproefd hem te aanroepen dan
voor hem te bidden. Zonder twijfel beschermt hij van daarboven zijn gro-
te familie. Toch doet het ons hart pijn te denken dat hij zich niet meer
onder zijn jongens bevindt. Ik dank God dat hij het zo beschikt heeft dat
ik, ofschoon voor een zeer klein gedeelte, een van de medewerksters ben.
Ik had het geluk Don Bosco tweemaal te zien. De eerste maal te Turijn
toen ik op mijn bedevaart naar Rome zijn groots werk bewonderd heb en de
tweede maal te Parijs. Daar wilde ik hem spreken, maar het was mij onmo-
gelijk wegens de menigte die hem omringde. Ik heb een bede tot u te rich-
ten, Eerwaarde Pater. Een beklagenswaardige zuster van mij is aan het
blind worden en wij vragen haar genezing door tussenkomst van Don Bosco.
Zou u zo goed willen zijn mij een voorwerp te zenden dat hem toebehoord
heeft, zoals een stuk laken of een stuk van de klederen die hij gedragen
heeft?"
(1) Le Monde, 12 en l'Univers, 13 mei 1883.

10.2 Page 92

▲back to top
- XVI/90 -
Zeer teder zijn de uitdrukkingen van de onderwijzeres Louise Roy,
één van de veroveringen van Don Bosco te Parijs. "Verleden zaterdag, zo
schreef ze vanuit Wenen, heeft pater Freund mij in de biechtstoel de
dood van de Zeereerwaarde Don Bosco aangekondigd, want mijn vrienden
waagden het niet mij dit mee te delen. U weet dat Don Bosco mijn beke-
ring bewerkt heeft en dus ook de vrede waarvan mijn geweten thans ge-
niet. Daarom is zijn verlies voor mij uiterst pijnlijk. Ik vind geen
woorden om mijn diep verdriet uit te drukken. De hele maand januari
leefde ik met de hoop dat hij zou genezen en samen met mijn leerlingen
bad ik voor hem. Ik stelde het van de ene dag tot de andere uit om hem
te schrijven. Ik wachtte de eerste februari af en dacht veel aan hem.
En nu heeft God hem ons ontnomen! Het schijnt me toe meer te hebben ver-
loren dan een vader en een vriend, want alleen zijn gebeden hadden de
kracht om al mijn onzekerheden te overwinnen en mij de moed te geven om
te worden zoals ik mij thans voel. Toen ik zondag uw brief las die mij
zijn dood meedeelde, heb ik in mijn hart de verbintenis aangegaan al het
mogelijke te doen voor uw werk, dat zijn werk is. Het is wel overbodig u
te zeggen dat ik voor hem bid met al de vurigheid waartoe ik in staat
ben en mijn jonge leerlingen doen dat ook (...). Zijn dood laat mij als
een wees achter, maar met u zeg ik: Gods wil geschiede."
Op 9 februari schreef mevrouw A. Touzet, terwijl ze zich bij de ge-
meenschappelijke smart aansloot: "Ik heb Don Bosco van dichtbij gekend.
Tweemaal te Turijn en te Parijs kon ik de Sint-Vincentius van onze eeuw
benaderen en ontving ik van hem raad en troost. Ondanks de zekerheid van
zijn geluk en zijn glorie die hij daarboven geniet, ontrukt zijn dood
ons toch pijnlijke klachten. De hemel is bevolkt met heiligen, werd in
mijn aanwezigheid gezegd bij de mededeling van het droevige nieuws, en
wij hebben ze op aarde zo nodig! Waarom heeft God ons onze heilige zo
vlug ontnomen?- Maar wij dienen geen redenen te vragen aan de hemel en
samen met u, Eerwaarde Pater, zeggen wij: God, die oneindig goed is,
doet enkel wat overeenkomt met Zijn rechtvaardigheid en met Zijn goed-
heid. Om de wens in te willigen van onze betreurde Vader, bidden wij
voor hem, maar zonder weerstand te kunnen bieden aan een ander gevoel
dat er ons toe brengt voor ons zelf te bidden."
Hoe diep was in de harten de overtuiging geworteld dat Don Bosco
een grote heilige was!
We zullen deze aanhalingen beëindigen met de genegen woorden van
mevrouw Lepage, geboren Delys-Rennes: "Ik beschouw het als een genade en
een geluk in mijn leven dat ik Don Bosco te Parijs heb kunnen ontmoeten.
De gedachte dat hij voor mij en voor de mijnen wou bidden en dat hij
zijn bescherming zal voortzetten is mij een zoete troost. Ik zal zijn
gedachtenis trouw blijven en zijn werken, waarvan hij aan u het bestuur
heeft nagelaten zeer genegen zijn."
Ook zonder het vele dat we nog dienen te zeggen, is datgene, wat we
tot heden toe gezegd hebben, al voldoende om niets overdreven te vinden
in een beoordeling die uitgedrukt werd door een grote vriend van Don
Bosco, namelijk abbé Guiol van Marseille. Terwijl de sekte koortsachtig
werkte aan de ontkerstening van Frankrijk zag deze goede vriend in het
bezoek van deze arme priester, zonder enig uiterlijk prestige en boven-

10.3 Page 93

▲back to top
- XVI/91 -
dien een vreemdeling die moeite had om de taal van het land te spreken,
"een providentiële kiem van redding en van hoop."(1) In het hierboven
aangehaald artikel liet ook Aubineau een blijde noot horen over de ge-
volgen van de komst van Don Bosco: "Alleen wanneer hij ons zal verlaten
hebben, schreef hij, zal men de volledige weldaad van zijn bezoek kennen.
Hij laat vele verwachtingen na. Hij heeft vele zieken bezocht; de novenen
die hij aangeraden heeft zijn nog niet beëindigd. Hij heeft veel geeste-
lijk lijden verlicht, want de zielen zijn het voornaamste voorwerp van
zijn christelijke liefde. Velen hadden verlichting nodig want ze waren
verward en van het goede pad afgeweken. Mogen allen nieuwe ijver hebben
opgedaan en moge Maria, Hulp der Christenen, het werk van haar dienaar
blijven zegenen."
(1) Procès-verbaux van het damescomité van Marseille, 10 mei 1883.

10.4 Page 94

▲back to top
- XVI/92 -
HOOFDSTUK
V
DE AUDIËNTIES TE PARIJS.
We hebben gezegd dat de audiënties van Don Bosco te Parijs konink-
lijk waren, maar dan in een betekenis die bij de soevereinen onbekend is,
want ze werden aan allen verleend, aan groten en aan kleinen, aan armen
en aan rijken en niet op een bepaalde dag, maar tot op de vooravond van
zijn vertrek.(1) Wij hebben er in het algemeen over gesproken om te kun-
nen oordelen over het onthaal dat Don Bosco in de Franse hoofdstad te
beurt viel, maar nu zullen we meer bepaald zien hoe ze verliepen en daar-
om handelen over speciale gevallen die ons ter kennis zijn gekomen.
Een klein dagboek van mevrouw Bethford laat ons deelnemen aan de na-
middagontvangsten ten huize van juffrouw Sénislhac. Om de audiënties daar
te doen verlopen zoals het diende te gebeuren, waren er twee schildwach-
ten nodig die, zoals we gezegd hebben, de toegangen bewaakten met veel
scherpzinnigheid die met energie moest gepaard gaan. Dat bleek buitenge-
woon lastig te zijn vooral wanneer men aan personaliteiten uit de aristo-
cratie, aan hooggeplaatste personen of aan priesters de toegang moest
weigeren. Op 21 april boden zich twee priesters aan die met de beste wil
van de wereld bezield waren om aan het wachtwoord te ontkomen. Ze lieten
zich binnenleiden langs de deur van de overloop in plaats van gewoon hun
rangnummer te nemen. Een van hen, abbé Sire, ging op diplomatische manier
te werk. Hij was begeleid door een dame die de bewaakster voorstelde haar
in haar functie te vervangen. Maar deze doorzag het manoeuvre en dankte
haar om haar niet belangloze hoffelijkheid.
De tweede priester verscheen in het gezelschap van een bazige vrouw,
uitvindster van een geweer, dat ze door Don Bosco wou laten zegenen. Ze
kwam rechtstreeks en direct binnen onder de bescherming van de geestelij-
ke, maar ze was genoodzaakt haar nummer te gaan halen en haar beurt af te
wachten.
Op elke regel zijn er nochtans uitzonderingen en de twee trouwe por-
tiersters wisten ze op het gepaste ogenblik toe te laten.
(1) Le Monde, 13 mei 1883.

10.5 Page 95

▲back to top
- XVI/93 -
De schrijfster van de kroniek schrijft onder dezelfde datum: "Bij
het begin van de audiëntie komt juffrouw Jacquier, voorzien van een dub-
bel van de lijst bij de ingang en roept de nummers af die overeenstemmen
met de namen van de bezoekers. Ik echter, laat langs een kleine deur de
personen binnen die óf komen met een biljet van Don Bosco óf met een
woordje van Don de Barruel om dadelijk te worden binnengelaten. Ik laat
ook de zieke personen binnenkomen of de personen die door onze vriendin-
nen zijn aanbevolen. Dat is niet altijd gemakkelijk omdat, zodra men er
lucht van krijgt, deze kleine manoeuvres in de zaal echte stormen verwek-
ken en er geroepen wordt dat men hen er heeft laten inlopen. Wij beiden
openen dan onze deuren op een kier om elkaar een teken van verstandhou-
ding te geven en dit doet Don Bosco, die met zoveel onverstoorbaar geduld
tal van vervelende mannen en vrouwen ontvangt, glimlachen."
Op een avond van 21 april werden de audiënties gesloten om negen
uur. Personen van wel zestig families hadden hun particulier gesprek ge-
had met Don Bosco. Alleen gebleven met enkele personen die "de heilige"
dienden te vergezellen, gingen de twee juffrouwen neerknielen aan weers-
zijden van zijn tafel en vroegen hem om zijn zegen. Na de zegen, groette
hij hen en zei hun dat ze zijn twee engelbewaarders waren.
Om zes uur van de volgende morgen - het was zondag - kwam er al
volk Don Bosco opzoeken. Dat was natuurlijk geen gepaste tijd, maar de
kloosterzusters, die ook wel zouden gewild hebben zich met hem te onder-
houden, begrepen dat ze in hun huis daartoe nooit de gelegenheid zouden
hebben. Gravin de Combaud verschafte hun die troost en nodigde ze naar
haar herenwoning uit zo dikwijls als ze maar wilden in de voormiddag-
uren! Op een zekere dag zag juffrouw de Sénislhac in dat de zaken iedere
dag ernstiger werden en ze verzocht Don Bosco enkele mannen te roepen om
hardhandig de orde te houden, maar hij antwoordde dat enkel de vrouwen
het nodige geduld daartoe hadden. Iedere avond voor hij wegging riep hij
over de kloosterzusters de zegeningen van de hemel af en richtte tot hen
een paar goede woordjes. Deze werden gretig aanhoord en deden bij diege-
nen die instonden voor de goede gang van zaken hun grote vermoeidheid
vergeten. Eens, bijvoorbeeld, zei hij, met grote beminnelijkheid: - Ik
zal tot Sint-Job bidden dat hij u geduld zou schenken. Weldra zullen jul-
lie genoeg hebben van Don Bosco in uw huis!
Op de avond van 23 april werd het ten huize van juffrouw Sénislhac
een "werkhuis" voor de arme kerken. Aanzienlijke dames kwamen naaldwerk
verrichten voor de gewijde paramenten. Ze konden dan allen samen Don
Bosco benaderen, die tot hen echter maar enkele woorden richtte en ze dan
zegende. Omdat de menigte daarbuiten zoveel lawaai maakte, had hij niet
veel lust zich langer met hen te onderhouden.
Die avond kwam er ook een dame uit de hoge kringen die te Parijs
zeer goed bekend was, maar die niet toeliet dat men haar naam zou noemen.
Ze zei dat ze van Don Bosco de genezing verkregen had van een persoon die
haar zeer lief was en dat ze hem hiervoor wou bedanken. Samen met haar
woorden van dankbaarheid overhandigde ze hem ook een aanzienlijke gift in
geld en haar trouwring, een zeer waardevol juweel, met in de ringkas een

10.6 Page 96

▲back to top
- XVI/94 -
parel van de zuiverste glans zo dik als een hazelnoot en bezet met acht
briljanten. Don Bosco dacht er dadelijk aan deze te laten verloten. Hij
sprak erover met gravin de Combaud en zij zelf nam het op zich de loterij
te organiseren. De onderwijzeres van haar dochters ging dan iedere avond
rond in de zaal voor de bezoekers om biljetten te verkopen bij de groepen
van de aristocraten.
In de namiddag van 26 april wachtten twee luxerijtuigen op het bin-
nenplein waar Don Bosco zou buitenkomen. Eén ervan behoorde toe aan de
heer de Saint-Phalle in wiens huis Don Bosco zou gaan dineren en het an-
dere rijtuig was van een zieke die in de buurt van het Noordstation
woonde. Deze keer maakte Don Bosco er om acht uur een eind aan. De jonge
de Saint-Phalle zag het ogenblik nog niet waarop hij hem naar zijn fami-
lie zou kunnen brengen die al sinds zes uur samengekomen was om hem te
ontvangen. Maar Don Bosco gaf geen enkel teken dat hij zich hierom be-
kommerde en zei zelfs zeer kalm dat hij weldra zou komen, na een bezoek
aan de zieke.
Een tijdje voor Don Bosco de trap afkwam, was in de zaal een doof-
stom meisje aangekomen uit de omgeving van Parijs. Het was vergezeld van
twee vrouwen van haar familie. De arme vrouwen hadden veel haast omdat
hun trein bijna ging vertrekken.- Wij zijn niet rijk, zeiden zij, en we
kunnen geen twee reizen doen en geen twee dagen verletten. - De verteder-
de bewaaksters hadden hen laten voorgaan en hadden ze kort daarna zien
buitenkomen, stralend van vreugde, omdat Don Bosco hun gezegd had: - Het
meisje zal spreken wanneer haar beide broers in de orde van de Dominica-
nen zullen getreden zijn.
En hier volgt dan een staaltje van de taferelen die elkaar opvolden.
Kort na twee uur bood zich markiezin de Bouillé aan voorzien van een
briefje, waarin de pastoor van de Madeleinekerk de juffrouwen verzocht
van Don Bosco te verkrijgen dat hij een bezoek zou brengen bij een zieke
jongen die de zoon en de kleinzoon was van de twee de Bouillé's, gevallen
in 1870 te Patay, terwijl het korps van de zoeaven het vaandel van het
Heilig Hart verdedigde. Gedurende de bloedige dagen van Patay van 2 tot 4
december verrichtten de zoeaven van de paus, aangevoerd door generaal de
Charette, wonderen van heldhaftigheid. Het briefje was doordrenkt van de
tranen van de bedroefde dame. Het jongentje brandde van tyfuskoorts en de
artsen hadden alle hoop opgegeven om de koorts nog te kunnen bedwingen.
Juffrouw Bethford beloofde dat ze bij Don Bosco al het mogelijke zou
doen, maar dan herinnerde ze zich het geval van de Phalle en van de zieke
en ze stelde aan de dame voor omstreeks vijf uur een persoon van haar
familie te sturen met een herenrijtuig om le saint homme te komen halen.
De audiënties waren nog niet lang bezig of juffrouw Bethford hoor-
de van beneden aan de trap een opgewonden woordenwisseling. Een weinig
later vloog de deur open en in de voorkamer kwam een grote dame op haar
toe die in hevige beroering verkeerde. Ze barstte uit in zodanige hart-
verscheurende weeklachten dat de dichte menigte in de voorkamer door me-
delijden bewogen werd. Het was de hertogin Salviati, wier zestienjarige
dochter in doodsgevaar verkeerde. Ze wou Don de Barruel zien en door zijn
bemiddeling tot elke prijs een bezoek verkrijgen bij Don Bosco.

10.7 Page 97

▲back to top
- XVI/95 -
Juffrouw Bethford liet niet zonder enige aarzeling de secretaris ko-
men. Hij werd onthaald op een geweldig gesnik en beloofde het bezoek.
Toen mevrouw Salviati vertrokken was, moest men nu denken aan me-
vrouw de Bouillé. Juffrouw Bethford ging naar boven bij Don de Barruel en
bood hem het smeekschrift aan. Ze deed dit zonder de vrees die haar in
dergelijke omstandigheden overviel, want voor een aanbeveling van de pas-
toor van de Madeleinekerk moest men wel het hoofd buigen. Maar Don de
Barruel had nog maar pas vernomen waarover het ging of hij antwoordde met
een beslist neen, zodat ze niet meer de moed had nog iets te zeggen. Toch
stelde ze nog haar ver- trouwen op het voorstel dat ze aan mevrouw de
Bouillé gedaan had.
Om halfzes hield een rijtuig halt op het binnenplein. Stapten uit:
de grootvader van de zieke langs moederszijde en pater Argan, een Jezu-
ïet. Ze verzochten juffrouw Bethford een goed woordje te willen doen.
Maar hoe kon men thans de audiënties onderbreken? Don Bosco was met ver-
traging aangekomen, ontving sinds amper een uur, en meer dan honderd per-
sonen waren aan het wachten sinds de middag. Wat er ook mocht zijn, ze
riep Don de Barruel. Deze stond daar op de overloop, onbeweeglijk als een
rots voor de arme oude man die wanhopig jammerend uitriep: - Ik heb aan
de moeder van de jongen beloofd dat ik Don Bosco zou meebrengen. Zonder
Don Bosco kan ik niet naar huis gaan. - Juffrouw Sénislhac was hierdoor
diep in haar hart geraakt. Ze maakte in de zaal een doorgang voor de heer
de Bouillé, legde aan de aanwezigen het geval uit en sprak met zoveel
welsprekendheid dat langzamerhand de ontroering ieders hart te pakken
kreeg. Bij de naam die herinnerde aan de heldhaftige oud-strijders van
Patay, durfde niemand zijn rechten van voorrang doen gelden, maar allen
bogen zich met eerbied neer voor de eerbiedwaardige oude man die binnen-
trad. De grijsaard en de kloosterling wierpen zich aan de voeten van Don
Bosco neer die ze dadelijk troostte door te beloven dat het kind hoewel
het de laatste sacramenten ontvangen had, niet zou sterven.
Maar niettemin konden ze Don Bosco ertoe overhalen zich naar het he-
renhuis van de de Bouillé's in de rue de la Bienfaisance te begeven, waar
het kind omringd door zijn familieleden, in doodstrijd lag. Don Bosco
knielde neer, bad en zei dan: - Over een uur zal de zieke aan de beter-
hand zijn.- Het gebeurde zoals hij het aangekondigd had.
Een tafereeltje van 28 april was eerder tragikomisch. Terwijl juf-
frouw Bethford moest vechten om niet achteruit te worden geduwd met het
gevaar dat men in de bibliotheek zou binnenvallen, kwam omstreeks vier
uur een grote dame in het zwart gekleed en met een heel vreemd, haast
mannelijk voorkomen binnen. Ze vroeg naar Don de Barruel. Deze was juist
met zijn briefwisseling bezig en hij had de opdracht gegeven hem niet te
storen. De juffrouw antwoordde dat hij er niet was - En ik weet dat hij
er is, hervatte de onbekende met een onbeschaamd gezicht. Hij bevindt
zich op de tweede verdieping en ik ga naar boven. De brutale toon waarmee
ze op de laatste woorden de nadruk had gelegd, gaf aan de vriendelijke
vrouwelijke Cerberus de moed haar kordaat te antwoorden: - Neen, u zult
niet naar boven gaan maar het huis eerbiedigen waarin u zich bevindt en
de bevelen onderhouden die u gegeven worden. - De wilde amazone stormde
toch naar de trap die naar de bovenverdieping leidde, terwijl de andere

10.8 Page 98

▲back to top
- XVI/96 -
ze met de arm vastgreep en zich inspande om ze tegen te houden. Juffrouw
Sénislhac, door het gerucht gewaarschuwd, kwam toegelopen en liet haar
verstaan dat zij haar verbood in haar huis een voet te zetten.
- Zijt u juffrouw Sénislhac? - vroeg de onbeschaamde bezoekster.
- Ja, mevrouw.
Toen ze dit vernomen had werd de minachtende matrone kalmer en vroeg
vertrouwelijk of ze dit aan Don de Barruel wou meedelen: een uitnodiging
op een diner voor hem, Don Bosco en pater Forbes ’s anderdaags. Het was
mevrouw d'Arsc.
Iedere avond deelde men aan de bezoekers programma's uit voor de
conferentie van 29 april in de Madeleinekerk. Die dag waren er geen audi-
enties. Bij juffrouw Sénislhac kwam enkel een brief aan van vier bladzij-
den vanwege de heer Sakakini, consul-generaal van de sjah van Perzië die
een bezoek vroeg van Don Bosco, omwille van zijn dame die sinds meer dan
twee jaar ziek was.
Na 30 april hadden de kloosterzusters eindelijk hun rust, want ze
moesten hun retraite houden. De schrijfster van het dagboek zegt: "On-
danks het geluk dat we hebben Don Bosco te dienen, zijn wij zo vermoeid
dat wij niet meer kunnen. We hebben allen een schorre keel omdat we
voortdurend hetzelfde moesten herhalen aan mensen die zenuwachtig door
het lange wachten, naar geen reden wilden luisteren."
Die dag kwam Don Bosco laat aan. Zoveel mensen omringden hem op
straat dat hij, om van de pastorie van de Madeleinekerk te komen, name-
lijk van nummer 2 naar nummer 27 van dezelfde straat, anderhalf uur nodig
had. Hij voelde zich afgemat en vroeg iets te drinken. Mevrouw Jacquier
bereidde hem vlug een mengsel van lauw water met malagawijn.
Toen hij in het binnenplein kwam, werd hem een ziek kind voorgesteld
dat in een rijtuig zat. Hij bekeek het en zei:- Was Don Bosco alleen
hier, dan zou hij de jongen doen lopen, maar er is hier teveel volk. Hij
zal lopen op hemelvaartsdag. Indien hij dan nog bedlegerig is, schrijf
dan maar aan Don Bosco: - Gij, Don Bosco, kunt niet bidden.
Als eersten werden twee geestelijken ontvangen, pater Chauveau en
abbé Lebeurrier. Ze knielden devant le saint met ontroerende nederigheid.
Ook deze laatste opmerking komt van de schrijfster van het dagboek.
In de loop van de audiënties gebeurden er enkele van de gebruikelij-
ke dramatische tafereeltjes. Juffrouw Bethford die wegens een boodschap
bij juffrouw Jacquier was gegaan, hoorde een gestommel in de bibliotheek.
Ook Don de Barruel die juffrouw Bethford tijdelijk verving, bemerkte het.
Beiden vermoedden dat men daar binnengevallen was via de deur van de
voorkamer die gewoonlijk gesloten was. Ze gingen tegelijkertijd langs
twee tegenovergestelde kanten in de bibliotheek binnen. Ze hadden zich
niet vergist, want een groep dames waren er binnen geraakt nadat ze de
toegang hadden opengebroken. Doof voor hun smeken deden ze hen dadelijk
naar buiten gaan. Een van die dames echter wierp zich voor hen op de
knieën en smeekte hen met gevouwen handen om daar te mogen blijven. Ze
drong zo zeer aan dat ze dit verkreeg.

10.9 Page 99

▲back to top
- XVI/97 -
Dan gaf Don de Barruel, alvorens heen te gaan, het bevel zich aan de num-
mers te houden, met uitzondering (ging hij met luide stem verder, opdat
allen het zouden horen) voor mevrouw de Martimpré, die dadelijk moest
toegelaten worden.
Welnu, wat gebeurde er? Pas was hij weggegaan of een oude vrouw
riep: - Mevrouw Martimpré!- Bij die woorden drong een jonge vrouw op blo-
te voeten naar voren. Ze was in lompen gehuld, en droeg een uitgemergeld
en stervend kind op de arm. Het bleke aangezicht van de moeder omrand
door een blauw katoenen zakdoek. Haar ogen brandden van angstig verlan-
gen. De aanwezigen hadden eerbied voor een dergelijke verpersoonlijking
van de ellende en drongen tegen elkaar om haar te laten doorgaan.
Vlug opende juffrouw Bethford de deur voor haar, maar ze had ze nog maar
pas opnieuw gesloten of de echte Martimpré kwam te voorschijn. Juffrouw
Bethford deed haar beklag over het bedrog van de oude vrouw, die zich
echter verontschuldigde met te zeggen dat ze gemeend had een daad van
naastenliefde te doen, want deze ongelukkige was te voet en blootsvoets
van bij de Bastille gekomen om haar zonen door de "heilige" te laten ze-
genen. En daar kwam de arme vrouw vol blijdschap al naar buiten. Don Bos-
co had haar dierbare zieke gezegend en haar beloofd dat hij in leven zou
blijven. Het werd toen een stormachtige avond. De brave portiersters ver-
loren er het hoofd bij, want van de binnenplaats tot de bibliotheek was
er geen plaatsje meer vrij. En toch, wanneer men vroeg wat meer orde te
houden diende men fluwelen handschoenen aan te trekken, want men had met
een select publiek te doen. Maar select of niet, voor allen was er geen
plaats noch in de voorkamer, noch in de zaal, zodat velen, van die nota-
belen genoodzaakt waren op de overloop en boven op de trap een plaatsje
in te nemen. Moe en afgemat zaten daar op de trappen de eerste dames van
Frankrijk, zoals een mevrouw de Rohan, een mevrouw de Rozenbau, een me-
vrouw Frencinet. Toen het laat geworden was, had mevrouw de Curzon een
stoel weten te bemachtigen nabij de deur van de overloop. Ze ging erop
zitten om Don Bosco een woordje te kunnen zeggen wanneer hij zou buiten-
komen. Toen op zeker ogenblik de deur openging was het aan die kant een
gedrang van belang en zonder veel protocol. Juffrouw Bethford opende haar
armen om Don Bosco en mevrouw de Curzon te beschermen, maar door de aan-
loop werd ze omver gelopen. Ze riep wanhopig de secretaris ter hulp. Deze
sprong naar voren en kon de mensen tegenhouden. Een dame die zich niet
achteruit wilde laten duwen, liet zich liever op de grond vallen. De arme
Don Bosco kon geen stap verzetten, maar in die verwarde mensenmassa acht-
te mevrouw de Curzon zich gelukkig een goede zegen te hebben ontvangen
terwijl ze de gevallen vrouw hielp om recht te komen. Ze was eveneens
blij omdat ze een goed woord van Don Bosco had gehoord. Op het binnen-
plein wachtte een markiezin met een rijtuig. Ze opende zelf het portier
en nodigde Don Bosco uit om in te stijgen.
Ze zei hem dat ze hem overal zou brengen waarheen hij wou. Don Bos-
co antwoordde haar: - Ik dank u. Ik wens u honderd rijtuigen toe om naar
het paradijs te rijden.
De retraite van de kloosterzusters en het vertrek van Don Bosco
naar het noorden van Frankrijk stelde een einde aan deze dagelijkse ge-
vechten. Hij begaf zich de laatste maal bij Juffrouw Sénislhac op 21 mei.
Het was een vrij kalme avond. Bij het binnenkomen begroette hij Juffrouw
Bethford en vroeg haar of zij een Onze Vader gelezen had ter ere van
Sint-Job om geduld te verkrijgen. De juffrouw glimlachte en bood hem

10.10 Page 100

▲back to top
- XVI/98 -
twee pakken aan die ieder twaalf dozijn medailles bevatten, en vroeg die
te willen zegenen, één voor haar en één voor haar medezuster. Maar Don
Bosco zei haar:- Don Bosco heeft er geen meer. Zou hij er van deze mogen
nemen?
- Zeker pater, neem er maar zoveel als u wilt - antwoordde zij,
terwijl ze de pakken op tafel legde, om ze gedurende de audiënties te
kunnen nemen.
- U zult zien dat er nog overblijven, gaf hij haar de verzekering.
Maar de voorzegging werd niet bewaarheid vermits van de 288 medail-
les er op het einde nog enkel de twee dozen overbleven. Toch bleven de
twee kloosterzusters niet zonder medailles. Juffrouw Sénislhac had nog
een pak dat ze voor hen alleen had laten zegenen. Hieruit haalde Juf-
frouw Bethford volgende goede zedenles: "zo had de heilige man ons toch
de waarheid gezegd en tegelijkertijd ons beiden een les gegeven door ons
te leren dat men zich dient te vergenoegen met wat men in gemeenschap
heeft, en dat de kleine persoonlijke reserves voor niets dienen."
Tot heden toe hebben we bijna uitsluitend gebruik gemaakt van het
dagboek van het huis Sénislhac maar nu zullen we het hebben over sommi-
ge speciale audiënties ten huize van gravin de Combaud of elders.
Er werd zowat overal jacht gemaakt op Don Bosco. Daarom bestond één
van de redmiddelen van juffrouw Bethford om het huis Sénislhac vrij te
hebben hierin, dat ze bekend maakte waar Don Bosco zijn mis zou celebre-
ren. Bij gravin de Combaud gingen zich sommigen verschuilen in de aan-
grenzende kamers om hem in de vroege morgen bij het voorbijgaan op te
wachten wanneer hij naar buiten ging. Dat veronderstelde natuurlijk de
medeplichtigheid van de dienstboden om de bezoekers een gunst te bewij-
zen en de dienstboden deden er natuurlijk hun voordeel mee. Inderdaad,
toen Don Bosco uit Parijs vertrokken was kwam een bejaarde dienstknecht,
die dienst deed in de voorkamer, zich bij zijn meesteres aandienen en zei
haar, zoals thans haar dochter vertelt:
- Het spijt me zeer, mevrouw de gravin, maar ik vraag u de toela-
ting om weg te gaan.
- Wil je weggaan? Hebben ze je onrecht aangedaan? Wil je meer
loon?
- Neen, neen, mevrouw de gravin. Allen behandelen mij hier goed en
ik verlang niets. Ik moet u alleen maar zeggen dat ik nu rijk geworden
ben en dat ik het niet meer nodig heb te werken om te leven.
Klaarblijkelijk had hij, dank zij de edelmoedigheid van de bezoekers
van Don Bosco genoeg ontvangen om zijn spaarpenningen goed aan te dik-
ken.(1)
Indien de muren van de plaatsen waar Don Bosco zijn audiënties had
gegeven, konden spreken, wat al zaken zouden ze ons kunnen vertellen die
nu voor altijd ongekend zullen blijven!
(1) Bulletin Salésien, mars 1930.

11 Pages 101-110

▲back to top

11.1 Page 101

▲back to top
- XVI/99 -
Maar ook van vele zaken die gebeurd zijn in het bijzijn van getuigen
of bevestigd door personen die er een rol in gespeeld hebben, is de her-
innering thans ook verdwenen samen met die personen zelf. We zullen daar-
om over sommige zaken spreken waarvan het mogelijk was de sporen terug te
vinden.
Er werd veel gesproken over de mirakels van Don Bosco. Hoe men er
ook over oordelen wil, toch blijft er geen twijfel over dat bepaalde
audiënties een verrassende uitwerking hadden, zoals in het geval van de
Benedictijn Dom Mocquereau gestorven in 1928. We bezitten er gedocumen-
teerde berichten over.
Dom Couturier, abt van Solesmes en onmiddellijke opvolger van Dom
Guéranger had eerst Don Bosco die zich toen te Marseille bevond verzocht
een bezoek te brengen aan zijn abdij en schreef hem dan op 20 april toen
hij zich te Parijs bevond, om hem rechtstreeks in zijn eigen naam en in
die van de paters uit te nodigen. Eén van deze paters moest hem zien zo-
dat hij zijn overste verzocht dadelijk naar de hoofdstad te mogen gaan,
indien het niet zeker was dat Don Bosco zou komen. Don Bosco kon het niet
beloven en daarom kwam de Benedictijn zelf. Hij was juist de zo-even ver-
noemde Dom Mocquereau, de leerling en de voortzetter van Dom Pothier bij
het herstel van het gregoriaans. In de bloei van zijn mannelijke leeftijd
werd hij aangetast door een hardnekkige keelontsteking die hem bijna
stemloos maakte en die dreigde de mooie verwachtingen te beschamen die
men in hem gesteld had voor de algemene leiding van de gewijde zangen in
de communiteit en voor het werk van de hervorming. Hij koesterde het
innige vertrouwen dat de zegen van Don Bosco hem zou bevrijden van dit
ongemak, maar behalve dit persoonlijke doel was er ook nog een delicate
zending bij. Een vrome juffrouw verlangde door hem aan Don Bosco te wor-
den aanbevolen, omdat hij voor haar en haar vriendin de genade van de
Heer zou verkrijgen de moeilijkheden te overwinnen die hen voor een be-
paalde tijd in de onmogelijkheid stelden het kloosterleven te beginnen in
de orde van de Benedictinessen. Te Parijs aangekomen bood hij zich om-
streeks twee uur in de namiddag aan de herenwoning van gravin de Combaud
aan en vroeg of hij de gravin kon spreken.
- Is het voor Don Bosco? vroeg hem op de man af de echtgenote van de
portier?
- Neen. Ik wens mevrouw de gravin te spreken. Het is met haar dat ik
te maken heb.
- Kom dan naar boven. We zullen haar gaan verwittigen.
De kamenierster die wel vermoedde dat hij voor Don Bosco kwam, be-
zorgde hem wat moeilijkheden, maar de andere hield voet bij stuk en ein-
delijk ging hij binnen. De gravin en haar dochter ontvingen hem minzaam.
Na zijn wens te hebben aanhoord, antwoordden zij hem dat Don Bosco zich
wel ten huize van juffrouw Sénislhac kon bevinden, maar wie kon ooit met
zekerheid zeggen waar hij was? - Don Bosco is niet te vatten, - ging de
dame verder. - Hij vertrekt om zeven uur 's morgens en komt terug na elf
uur 's avonds gebroken van vermoeidheid... Maar laat mij maar doen. Ver-
mits u voor hem een werkelijk belangrijke mededeling hebt, zal ik alles
in orde brengen. Kom morgen vroeg om zeven uur. Ik zal u een rijtuig
bezorgen met enkel twee plaatsen.

11.2 Page 102

▲back to top
- XVI/100 -
U zult samen met hem instijgen en voor een half uurtje zult u op uw ge-
mak met hem kunnen praten. Het is het enige middel om hem te pakken te
krijgen. En dan hebt u 's morgens het voordeel dat hij uitgerust is,
terwijl hij 's avonds doodmoe terugkeert, zodat hij niet meer spreken
noch luisteren kan. Dus tot morgen.
Dom Mocquereau was meer dan stipt, want hij was al daar om kwart
over zes. De portier liet hem binnen komen in zijn kamertje waar hij vol
spanning bleef wachten en het oog niet afwendde van de grote trap. Zó
vroeg bij mevrouw de Combaud gaan, dat waagde hij niet! Een tiental minu-
ten hield hij niet op zich zelf aan de heilige Engelen aan te bevelen.
Toen kwam een dame, de huisonderwijzeres, om hem mee te nemen naar de
vertrekken van de eigenares. Toen hij erheen ging, was zijn eerste vraag
of Don Bosco ervan verwittigd was dat hij hem was 's avonds tevoren in
het rijtuig zou vergezellen zoals beloofd was.- Hij is eerst te midder-
nacht teruggekeerd – antwoordde zij hem - en het is onmogelijk geweest
hem op de hoogte te brengen. - Deze woorden kwelden hem omdat hij twij-
felde of Don Bosco of zijn secretaris dergelijke gunst niet aan anderen
hadden verleend.
Om zeven uur rezen er nieuwe gevaren op. De gezelschapsdame van een
markiezin liet zeggen dat haar mevrouw haar rijtuig zond voor Don Bosco
want op die manier wilde zij een gedachtenis aan de man Gods bewaren. Een
kwartier later kwam er nog een gravin bij die ook begon te pleiten voor
haar rijtuig, omdat ze wenste dat dit zou geheiligd worden door een ritje
van de nieuwe Sint-Vincentius a Paolo. De Benedictijn werd hierdoor onge-
rust en stuurde nog vuriger aanroepingen tot zijn engelbewaarder.
Het duurde niet lang of hij werd verhoord. De onderwijzeres die ge-
durende de besprekingen over de zaak van de rijtuigen zich uit de voeten
had gemaakt, verscheen triomfantelijk en zei hem: - Pater, er is met Don
Bosco overeengekomen dat u met hem en met zijn secretaris plaats zult ne-
men in het rijtuig van die bepaalde gravin. Het werd beloofd.
Omstreeks kwart voor acht kwam gravin de Combaud in de zaal om aan
te melden dat Don Bosco op het punt stond zijn kamer te verlaten. En
inderdaad, enkele minuten nadien werd de monnik aan hem voorgesteld. Hij
wierp zich dadelijk aan zijn voeten en vroeg hem zijn zegen, die hem met
de gebruikelijke formule verleend werd. Dan bedankte de pater hem voor de
gunst dat hij hem in zijn eigen rijtuig wou opnemen gedurende het tra-
ject.
- Goed, goed, - antwoordde Don Bosco - we vertrekken.
Ziehier op welke manier Dom Mocquereau aan zijn zuster zijn eerste
indruk beschrijft: "De arme Don Bosco ziet er slecht uit en het portret
dat je kent, verschilt heel wat van de werkelijkheid. Hij ziet er wel
zeventig jaar uit en heeft veel last bij het lopen. In het begin is men
er wat verwonderd over dat een heilige zo onverzorgd is op heel zijn
persoon. Hij heeft een lange baard, zijn haren zijn lang en ongekamd en
hij laat ze in grote wanorde naar alle kanten groeien. En dan, zijn kle-
ren zijn versleten, de omslag van zijn mantel is groenachtig en zo ver-
der. Zo is zijn uiterlijk. Dit eerste ogenblik was voor mij dus van lou-
ter natuurlijke aard."

11.3 Page 103

▲back to top
- XVI/101 -
Toen ze op het punt stonden zich op weg te begeven kwam de secreta-
ris toegelopen om hen te waarschuwen dat er volk stond op de grote trap,
maar dat men daar niet mocht stilstaan, vermits men reeds vertraging had.
Pas was hij buiten gekomen of een dame stond voor hem en Don Bosco bleef
staan om met echte belangstelling naar haar te luisteren. Lager op de
trap ontmoette hij een twintigtal personen onder wie een jonge vrouw die
hem zei:
— Pater, genees mij. Het gebeurt soms dat ik op vierentwintig uren
achttien ervan te bed moet doorbrengen.-
- Kniel neer, — antwoordde hij haar.
Ze ging op een trede zitten en Don Bosco die naast haar stond, bad
een Onze Vader, een Wees Gegroet en een Glorie zij de Vader en zegende
haar. "In deze daad", merkt Dom Mocquereau op, "zag en voelde ik de hei-
lige."
Op de volgende trede stelde een moeder haar twee zonen tussen veer-
tien en zestien jaar voor. Hij zegende hen, legde zijn hand, sterk druk-
kend, op hun hoofd. Bij het afdalen sprak een dame de monnik aan: — Ik
zie dat u bij hem bent. Wil je hem verzoeken rijn rijtuig te nemen.- Ik
ben die dame, waarbij ze haar naam vernoemde.— Natuurlijk antwoordde hij
haar dat hij niets kon doen. Kortom, om al de treden van de trap af te
dalen had hij twintig minuten nodig, omdat hij op iedere trede door man-
nen en vrouwen die iets wilden vragen, werd tegengehouden.
Op zeker ogenblik drong de jonge Benedictijn, die steeds in zijn ge-
dachten bezig was met de aanstaande samenspraak, vooruit, greep de koet-
sier van het aangeduide rijtuig bij de arm en fluisterde hem in het oor:
— Je weet dus goed dat men naar rue de la Chaise toegaat bij de dames van
het Cenakel. Rijd heel langzaam, hoe meer tijd je er zult aan besteden,
hoe groter je fooi zal zijn.— Na deze raadgevingen kwam hij terug bij Don
Bosco, die nog bij de laatste trede stond. Terwijl hij hem met zijn li-
chaam beschermde, bracht hij hem naar het rijtuig en hielp hij hem in-
stijgen. Hij had er de voorkeur aan gegeven heel alleen met hem te zijn,
maar hij berustte in het onmisbare gezelschap van zijn secretaris. Deze
echter raadde zijn verlegenheid en haastte zich om hem beleefd te zeggen
dat zijn tegenwoordigheid geen hinderpaal was, want hij was streng ver-
plicht het geheim te bewaren.
Pas was het paard met trage stap in beweging gekomen of Dom Mocque-
reau vatte dadelijk het gesprek aan en begon met het eerste doel van
zijn reis. Don Bosco luisterde naar hem met de ogen gesloten en ant-
woordde met een: Bien, bien. Op het einde zei hij: — In de sacristie van
de Retraite zal ik u zegenen en u een medaille geven. Daarna zult u iede-
re dag driemaal Onze Vader, Wees gegroet en Glorie zij de Vader bidden
met de aanroeping: Maria, Auxilium Christianorum, ora pro nobis.

11.4 Page 104

▲back to top
- XVI/102 -
- En zondag eerstkomende, hernam hij, zal ik dan mogen proberen de
mis te zingen?
- Ja, - antwoordde hij en hij bekeek hem glimlachend, - probeer
maar, probeer maar!
De pater ging dadelijk tot de tweede zaak over en overhandigde hem
een brief van de juffrouw. Maar omdat hij aarzelde hem te lezen, vroeg
Dom Mocquereau hem de toelating hem zelf te lezen, wat hij met vurigheid
deed. Hij articuleerde goed de lettergrepen waar er gesproken werd over
de verlangde datum en over de onoverwinlijke hinderpalen, waarbij hij dan
enig commentaar voegde. Toen hij met lezen gedaan had, hield de secreta-
ris even op met het bidden van zijn brevier en wachtte op wat Don Bosco
zou zeggen terwijl hij hem strak bekeek. Don Bosco glimlachte uiterst
kalm, maar deed zijn mond niet open. Toen drong de monnik aan om een ant-
woord te hebben. Zeer kalm zei hij: - Wacht, wacht. Ik moet bidden, bid-
den tot de Heer. - Na een ogenblik hernam hij: - Zeg aan die persoon: aan
wie zal geven, zal gegeven worden. Het is nodig dat ze eerst veel liefda-
dige werken doet.- En na een kort stilzwijgen ging hij verder: - Het is
onnodig dat ze aan Don Bosco zou geven. Er bestaan zovele andere werken,
een mare magnum: wezen, missies, enz. Laat ze geven en haar zal gegeven
worden en laat ze ondertussen de gebeden bidden die u dient te bidden. Ik
zal u een medaille geven die zij moet dragen. - Dom Mocquereau was juist
in het bezit van vijftigduizend frank voor Don Bosco vanwege de juffrouw.
Zo waren er vijfentwintig tot dertig minuten verlopen voor een tra-
ject van tien of vijftien minuten. De rue de la Chaise stond vol met
voertuigen, publieke rijtuigen en herenkoetsen. Een dichte menigte bezet-
te het binnenplein van de kloosterzusters. Toen Don Bosco uit het rijtuig
kwam, drong iedereen op hem aan. De enen wilden hem medailles en pater-
nosters doen aanraken, de anderen riepen hem van alle kanten toe om hem
intenties of zieken aan te bevelen. "De arme Don Bosco", - schreef de
monnik aan zijn zuster, - schreed uiterst kalm door deze menigte, gaf
zijn zegen naar rechts en naar links en raakte de zieken aan die hij op
zijn doortocht ontmoette. Ik en zijn secretaris beschermden hem tegen het
gedrang. We gingen moeilijk en stap voor stap vooruit. Er werd hem een
stom meisje voorgesteld. Hij raakte het aan en zette zijn weg voort. An-
deren deden er hun beklag over dat ze er niet in geslaagd waren hem aan
te raken. Om te besluiten kan ik zeggen dat ik nooit dergelijk buitenge-
woon geloof gezien heb bij een menigte en een groter kalmte bij een man
Gods. De Heer heeft me ook nog de grote genade geschonken een schouwspel
van dien aard te mogen bijwonen."
Toen ze eindelijk in de sacristie waren aangeland, deed Don Bosco
hem neerknielen voor een beeldje van de Madonna en terwijl hij bleef
staan, bad hij met hem een Onze Vader en een Wees Gegroet, waarbij hij
nog enkele andere gebeden voegde. Dan gaf hij hem een brede zegen. "Voor
de gezondheid van het lichaam en de heiligheid van de ziel." Hij hield
een paar ogenblikken zijn rechterhand op zijn keel en kleedde zich aan
voor de mis. Dom Mocquereau stond bij hem en vertrok dan van daar met
grote vrede en tevredenheid in zijn hart.
Zijn kwaal verdween niet volledig en hij had nadien niet veel stem

11.5 Page 105

▲back to top
- XVI/103 -
meer, maar hij had er steeds voldoende voor het werk dat hem door de Voor-
zienigheid toevertrouwd was. Hij bleef inderdaad niet alleen bijna tot op
het einde van zijn lang leven kapelmeester te Solesmes, maar hij trad ook
zowat overal op bij vergaderingen en congressen en voerde krachtdadig de
kruistocht ten voordele van de waarachtige liturgische melodieën. Ook de
wensen van de twee juffrouwen werden vervuld. Ze traden in het klooster
en deden hun professie volgens de regel van Sint-Benedictus.(1)
Doorgaans deden de wonderbare feiten zich voor ver van de ogen van
het publiek of werden tot een latere gelegenheid verschoven, maar soms
werd er ook ruchtbaarheid aan gegeven. Eens bracht men hem een waterzuch-
tige wiens lichaam afzichtelijk gezwollen was. Blijkbaar zou hij niet
lang meer te leven hebben. Don Bosco ontving hem in de kamer van de audi-
enties en zegende hem. De uitwerking kwam onmiddellijk. De zieke liep
dadelijk leeg en zijn huid leek volledig verschrompeld en gaf de indruk
van een geledigde waterzak. De mensen die gezien hadden hoe men hem op de
armen naar binnen had gedragen en hem nadien zo naar buiten zagen komen,
konden bijna niet geloven dat het dezelfde persoon was. - En toch ben ik
die persoon!- herhaalde hij maar steeds, ten prooi aan dezelfde verstom-
ming als de anderen die hun opengesperde ogen niet van hem konden afwen-
den en hem ondervroegen.
Het geval van deze waterzuchtige doet denken aan een ander geval
dat we hier enkel aanhalen wegens de identiteit van de zieke.
Ferdinand Bagouin, een oud-pauselijke zoeaaf, woonachtig te Sèvres, leed
al geruime tijd aan deze droeve kwaal. Hij had al vroeger te Rome over
Don Bosco horen spreken en had dan naar Turijn geschreven, maar zonder
een antwoord van hem te ontvangen. Hij schreef hem opnieuw toen Don Bosco
zich te Parijs bevond. Nu ontving hij antwoord dat hij moest bidden tot
Maria, Hulp der Christenen en dat hij op 30 april de opening van de Ma-
riamaand diende bij te wonen in zijn parochiekerk. Drie artsen hadden hem
aan zijn lot overgelaten. En toch, om twee uur in de namiddag van 30
april, liepen zijn buik, zijn maag en zijn benen onvoorziens leeg zodat
de brave man om zeven uur in de kerk samen met zijn moeder aanwezig was
bij de vrome oefening. Daarna meende hij dat het zijn plicht was bij Don
Bosco een audiëntie te vragen om hem te bedanken. De priester die aan de
secretaris de aanvraag van de miraculeuze genezene overmaakte, was al bij
Don Bosco geweest maar omwille van de haast die hem opgelegd was, had hij
hem niet alles kunnen zeggen wat hij gewenst had.
(1) Bulletin Salésien, mars 1930. We vernamen een groot gedeelte van deze berichten uit
die brieven van Don Mocquereau, meegedeeld na zijn dood aan de directeur van het
Franse Bollettino. Twee brieven kwamen van zijn zuster in 1930 en een brief in 1934
van een Benedictijn van Solesmes.
De eerste brieven verschenen al in het Bulletin (mars 1930) maar de laatste werd nog
niet uitgegeven. (zie Mem. Biogr. XVI Doc. 25 A-B-C).

11.6 Page 106

▲back to top
- XVI/104 -
Hij maakte nadien gebruik van de gelegenheid en voegde er voor eigen
rekening bij: "Met angstvallige getrouwheid hield ik mij die dag aan de
publieke aanbeveling om alles in enkele woorden te zeggen, zodat geduren-
de het gesprek de discretie mij teveel zaken deed verzwijgen. Wees zo
vriendelijk tegenover mij aan de brave Vader nog bijgaand biljet te wil-
len overhandigen. Ik heb het dichtgeplakt omdat er zeer intieme zaken in
staan."(1) Meer weten we daar niet over, tenzij dat in een brief van 23
december 1887 dezelfde Bagouin zich aan de gebeden van Don Bosco toever-
trouwde wegens de hachelijke economische toestand van zijn familie en hem
zei: "Red hem die de Allerheiligste Maagd, Hulp der Christenen, reeds
door uw gebeden genezen heeft."(2)
Die schriftelijke aanvraag van een audiëntie was het gebruikelijk
redmiddel van diegenen die de tijd of de moed niet hadden om de folterin-
gen van het wachten te doorstaan. We zijn in het bezit van een zeker aan-
tal brieven die dit doel hebben. Zo wou graaf de Villermont (23 april),
die er erg over verheugd was dat hij medewerker was geworden en dat hij
met Don Bosco had gesproken, opnieuw bij hem terugkeren om dadelijk de
manier te bestuderen om mee te werken. De heer Bastard (26 april) de di-
recteur van het weekblad Gazette Illustrée en schrijver van het boek Cin-
quante jours en Italie, waarin hij over Don Bosco heeft gesproken,(3)
waagt het nu een audiëntie aan te vragen om hem persoonlijk een eerbiedi-
ger huldeblijk te brengen. Met de genegenheid van een zoon, omdat hij sa-
lesiaanse medewerker is, smeekt abbé Moigno (26 april) hem enkele minuten
te willen toestaan, de tijd die nodig is om hem zijn zegen te geven. Me-
vrouw Dufrasne (20 mei) zou hem haar man willen voorstellen, door gods-
dienstwaanzin aangetast, opdat hij hem zou zegenen en van de Heer zijn
gezondheid zou verkrijgen. Een dochter (21 mei) wenst haar verlamde moe-
der bij hem te brengen om zijn zegen te ontvangen. Barones Racat de Roman
(22 mei) heeft zijn raad en zijn zegen nodig. Mevrouw Franconie verzoekt
hem nederig, te worden toegelaten om zijn heilige zegen te ontvangen.
Mevrouw d'Ervan van Tours (22 mei) is terneergeslagen omdat haar
zoon, die ingenieur en opzichter is bij de spoorwegen, niet meer bijtijds
zal aankomen om Don Bosco te zien, hoewel hij zijn zegen zo hard nodig
heeft om hem opnieuw nader bij God te brengen en zijn religieuze praktij-
ken die hij verlaten heeft, opnieuw te doen beoefenen. Mevrouw Loison van
Lavantie (22 mei) is ontroostbaar omdat zij het biljet voor een audiëntie
te laat ontvangen heeft. Mevrouw Pepin-Lehalleur (22 mei) aan wie Don
Bosco een afspraak heeft gegeven bij de boekhandelaar Josse om halfzes 's
avonds, ontvangt op het laatste ogenblik van mevrouw Josse het bericht om
niet te komen, omdat zij, om wanordelijkheden te voorkomen, haar winkel
heeft moeten sluiten en hierover veel spijt heeft.
(1) Brief van abbé E. de Leudeville aan Don de Barruel, 11 mei 1883.
(2) Cfr. boekdeel XIII blz. 1002.
(3) "Sauver celui que la Très Ste. Vierge Notre Dame Auxliatrice a guéri par vos
prières."

11.7 Page 107

▲back to top
- XVI/105 -
Priester Baiville (23 mei) heeft zich vruchteloos naar diezelfde
boekhandelaar begeven met de hoop er Don Bosco te zullen ontmoeten en
vraagt nogmaals de gunst van een audiëntie omdat hij voelt dat hij zijn
woord en zijn zegen nodig heeft. Mevrouw Hiendonne (24 mei) heeft een
biljet voor een audiëntie ontvangen. Ze heeft vruchteloos vier uur in de
voorkamer doorgebracht en is tot tweemaal toe vruchteloos teruggekeerd.
Ze heeft nu alle hoop verloren en smeekt hem nederig de Almachtige te
willen bidden dat Hij de wil van een zelfzuchtige vader zou plooien. Het-
zelfde overkwam barones des Braviers die tevergeefs verscheidene malen
teruggekeerd is naar de rue Ville l'Evêque volgens een aanwijzing die
haar door Don Bosco was gegeven. Ze belooft hem een gift van duizend
frank indien hij de vrede terugschenkt aan een ziel die in verwarring is
en die haar godsdienstige plichten heeft laten varen. De hertogin d'Arem-
berg (23 mei) is ertoe bereid haar vertrek uit Parijs voor enkele dagen
uit te stellen, als ze maar een zeer korte audiëntie kan verkrijgen daags
nadien op om het even welk uur en waar dan ook. Ondertussen biedt ze hem
haar gastvrijheid aan in het kasteel van de familie d'Aremberg, wanneer
hij, zoals zij hoopt, zich naar België zal begeven.
We zullen een einde maken aan deze opsomming door aan te halen wat
door twee aanzienlijke dames geschreven werd. Eén van hen, mevrouw de
Bouquet, liet op 22 mei aan de secretaris van Don Bosco het volgende we-
ten: "Gisteren had ik het hard nodig Don Bosco te zien om hem een zieke
aan te bevelen over wie ik hem wat wou zeggen. Ook mijn jonge neef die
mij vergezelde zou het werkelijk nodig hebben gehad zijn advies te vragen
over een belangrijke zaak. Wij hebben de hele dag gewacht ten huize van
juffrouw Sénislhac en juist wanneer wij voor Don Bosco gingen knielen,
moest hij vertrekken zonder dat ik iets anders kon doen dan hem een enve-
lop overhandigen met een kleine gift en met mijn vraag om te willen bid-
den voor de zieke aan wie ik zoveel denk. We hoopten vandaag Don Bosco te
zien bij mijnheer Josse, maar om zes uur was hij er nog niet en wij zijn
genoodzaakt geweest naar huis terug te keren. Don Bosco had echter de
goedheid gehad mij te gedenken en te spreken over een bezoek dat hij mij
te Cannes gebracht had ongeveer twee jaar geleden. Mijn zonen die het ge-
luk hebben gehad hem onlangs te zien, hebben er met hem over gesproken
ten huize van mevrouw Madre. Ik weet echter niet op welke manier ik bij
hem kan geraken en ik vraag u met aandrang mij voor uw vertrek het middel
daartoe te willen aanwijzen." De andere dame was de echtgenote van de
befaamde financier Philippart. Ze had zich aan Don Bosco aanbevolen voor
de vrijspraak van een persoon die haar genegen was en die zwaar beschul-
digd werd. Ze wendde zich nu tot de secretaris om hem erover in te lich-
ten dat de vrijspraak verkregen werd. Ze smeekte hem tevens dat hij zou
voortgaan met bidden opdat God, samen met tijdelijke gunsten, aan haar
familie ook geestelijke gunsten zou willen verlenen. Ondertussen stuurde
ze hem een gift die hij diende te overhandigen aan Don Bosco waarbij hij
om een nieuwe audiëntie zou verzoeken.
Ook bisschoppen schreven aan Don Bosco aanbevelingsbrieven om van
hem te verkrijgen dat hij personen die hem beslist moesten spreken in
particuliere audiëntie zou ontvangen. Aldus deed Mgr. Hector Chaulet
d'Outremont, bisschop van Le Mans, een warme aanbeveling voor één van
zijn diocesanen.

11.8 Page 108

▲back to top
- XVI/106 -
Heel deze documentatie laat zien dat men niet enkel een beroep deed
op de wonderdoener, maar ook, en wellicht nog meer, op de eigenlijke hei-
lige, op de man Gods, begaafd met hemelse verlichtingen om de zielen op
de weg naar hun heil te sturen. Ook zonder hem erom te vragen gaf hij
zijn kostbare raadgevingen, en wel vooral door een woordje in de biecht.
In de maand mei baande zich een dame met al de ingeboren energie van een
gepijnigd moederhart een weg door de menigte. Ze kwam tot bij Don Bosco
en verhaalde hem in haar uiterste smart hoe haar zoon, in de dienst van
de boekhouding op een regeringskantoor, samen met anderen was aangehouden
als verdachte en in de gevangenis was opgesloten. De zaak moest behandeld
worden in de volgende maand juni. Zij beval zich warm bij hem aan voor de
goede afloop ervan.
- Maar, mevrouw, zei haar Don Bosco, wat kan ik hiervoor doen?
- U kunt mijn zoon vrijmaken, als u dit maar wilt.
Maar ik ben de almachtige God niet.
Jawel, u kunt doen wat u wilt. Ik bid u, ik bezweer u...
- Was ik in Italië, dan kon ik die zaak aan personen die ik ken aan-
bevelen; maar hier ken ik niemand.
Heb toch medelijden met een arme moeder.
- Welnu, wend u tot de Heer en bid tot die dag dit en dat gebed.
Ja zeker, dat zal ik doen.
En ik zal voor u bidden.
- Oh! zeker, bekom ons de genade dat mijn zoon zou vrijgesproken wor-
den en vrij zou naar huis komen.
- Maar een gebed is niet voldoende. Er is wat meer nodig.
- Zeg het maar,
- Een goede biecht en een goede communie.
- Welnu, sinds dertig jaar ben ik niet meer te biechten geweest,
maar ik beloof u dit te doen en alles wat u mij zult aanraden.
- Nog iets. Voortaan moet u uw godsdienstplichten vervullen.
- Dat zal ik doen, dat beloof ik u.
Indien dat zo is, schep dan goede moed en stel uw vertrouwen in
de Heer.
Terwijl hij dit zei, nam Don Bosco enkele medailles, gaf er haar één
en zei: - Deze is voor u. - Daarna reikte hij haar een andere over: -
Deze is voor uw zoon. - Hij gaf haar nog een derde medaille, maar zonder
iets te zeggen.
Dit stilzwijgen trof de dame. Een geheime gedachte deed haar aan-
voelen dat voor Don Bosco niets verborgen was. Het scheen haar toe dat
hij het aantal personen kende die deel uitmaakte van haar gezin en dat
hij daarom drie medailles gaf. Thuis waren enkel zij zelf, haar zoon en

11.9 Page 109

▲back to top
- XVI/107 –
haar man maar ook deze laatste had evenmin sinds vele jaren geen sacra-
menten meer ontvangen. Met deze gedachten bezield keerde zij huiswaarts
terwijl de hoop haar hart deed beven.
Terug thuis riep ze dadelijk haar man, beschreef hem haar bezoek,
sprak hem over het gebed en over de biecht en gaf hem dan de medaille
waarbij ze zei: – Deze is voor jou. Hij heeft het mij niet gezegd, maar
ze is voor jou. Don Bosco is een heilige. Hij heeft geweten dat jij er
een nodig had. – En ze zei hem zoveel dat de man uitriep:– Welnu, ik zal
ook mijn plicht doen. Ook ik zal te biechten en te communie gaan.– En hij
ging inderdaad.
De dame kon zich niet bedwingen van geestdrift wegens deze samen-
spraak met Don Bosco van wie ze de heiligheid bezong apud amicas et vi-
cinas. En God zegende haar. Op de vastgestelde dag voor het einde van
de gebeden, verscheen haar zoon voor de rechtbank en terwijl zijn andere
gezellen veroordeeld werden, werd hij vrijgesproken en in vrijheid ge-
steld. Alle drie dan, niet tevreden met God alleen te Parijs te bedan-
ken, begaven zich op 20 juni naar Turijn bijna als om een gelofte in te
lossen, maar zeker om Maria, Hulp der Christenen in haar heiligdom te
gaan bedanken.
Een zekere heer, die uiterst beleefd was, kwam hem om een raad vra-
gen, maar Don Bosco sneed hem het woord af en zei hem op de man af: – Ga
uw Pasen houden. – De andere, die al op de grens van de ouderdom stond,
was onthutst door dergelijke onderbreking en wou zijn gedachte tot het
einde toe uitdrukken, maar Don Bosco herhaalde hem met zachte en door-
dringende stem: – Ga uw Pasen houden. – Hij deed nog een poging om zijn
aanspraak voort te zetten en Don Bosco zei hem nogmaals op een toon die
tegelijkertijd bevelend en zacht was: – Ga uw Pasen houden.– Zijn ge-
sprekspartner voelde zich wat geraakt, nam een koel beleefde houding aan
en wou hardnekkig alles zeggen wat hij te zeggen had zonder dat Don Bosco
ermee ophield zijn refrein te herhalen. Hiermee ging een dergelijke blik
en glimlach gepaard dat eindelijk het toverwoord tot in dit hart door-
drong. Plotseling, tot tranen toe ontroerd, verklaarde hij dat hij in
deze vermaning van Don Bosco een trek van de Voorzienigheid zag die een
lange ketting van genaden, sinds vele jaren onderbroken, terug kwam aan-
knopen. Zonder dralen ging hij daags nadien met zijn hele familie de hei-
lige sacramenten ontvangen.
Wie weet hoeveel biechten Don Bosco zelf niet hoorde gedurende de
nooit ophoudende audiënties? Een heer, die zijn zuster naar Parijs ge-
bracht had, ging met haar op bezoek bij Don Bosco en wou, wij weten niet
waarom, zijn biecht spreken, ofschoon zijn zuster erbij was. Toen hij
hiermee klaar was, knielde ook de zuster voor de voeten van Don Bosco om
te biechten en zich zelf luidop te beschuldigen. Don Bosco trachtte
vruchteloos haar te onderbreken door te zeggen dat de Kerk niet toeliet
aan de vrouwen op die plaats te biechten dat hij haar de absolutie niet
zou kunnen geven hebben. Maar zij sprak nog luider:– God heeft u de macht
gegeven de zonden te vergeven overal ter wereld.– Don Bosco drong aan,
maar het was hem onmogelijk haar te overtuigen. Dan kwamen er personen
van het huis binnen die haar konden doen zwijgen.

11.10 Page 110

▲back to top
- XVI/108 -
Godsmannen deden een beroep op Don Bosco om zijn raad te vragen met
de zekerheid dat hij voor hen een bovennatuurlijke verlichting had. Eén
van hen was abbé Dehon. Deze zeer vrome priester van het diocees Soissons
voelde sinds 1877 de ingeving een Congregatie te stichten van priesters
die als doel zou hebben aan het Heilig Hart van Jezus eerherstel te geven
door een drievoudig apostolaat, namelijk onder de wereldlijke clerus, te
midden van het volk en in de missies. Zijn plan was al gerijpt in zijn
geest, toen hij vernam dat Don Bosco zich te Parijs bevond. Om beter de
goddelijke wil te kennen ging hij hem opzoeken, zette hem zijn inzichten
uiteen en verzocht hem hierover zijn mening te zeggen. Don Bosco ant-
woordde hem op vaste toon, die hem ten volle verzekering gaf: - Uw werk
is stellig een werk van God. Nadien bevestigde Don Bosco zijn oordeel
toen hij er met zijn secretaris over sprak. Deze had daarna de gelegen-
heid dit aan de priester mee te delen, die er dubbel blij mee was. Hij is
de stichter van de bloeiende Congregatie van de priesters van het Heilig
Hart van Jezus. (1)
Wegens een gelijkaardig motief kwam Dom Efrem, prior van de Trappis-
ten van Tamié in Savoie bij hem. Op het voorstel van Mgr. de Laplace,
apostolisch-vicaris van Peking, had hij het inzicht een cisterciënzer-
klooster te stichten in China onder de benaming van Maria, troost der
Christenen. Alvorens echter definitief de hand aan het werk te slaan, wou
hij Don Bosco raadplegen. Toen Don Bosco van dit plan gehoord had, zegen-
de hij de onderneming en loofde ook de gedachte dit verre trappisten-
klooster Notre-Dame de la Consolation te noemen.
Nog hetzelfde jaar scheepte Dom Efrem in naar China en daar, nabij
de spoorlijn die van Peking naar het Noord-Oosten loopt, bouwde hij zijn
klooster te midden van de bergen. De stichting maakte zware beproevingen
door, vooral gedurende de opstand van de Boxers in het jaar 1900, maar ze
werd zo bloeiend dat hij een tweede trappistenklooster kon bouwen onder
de titel van Notre-Dame de la Liesse, langs de spoorweg die Peking met
Han-Keu verbindt, De twee trappistenkloosters tellen thans (1935) 18
Europese priesters, 12 inheemse priesters en 88 lekenbroeders eveneens
Chinezen. Uit Notre-Dame de la Consolation vertrok zelfs in 1897 de mon-
nik Dom Bernardo om in Japan het trappistenklooster van Notre-Dame du
Phare te gaan stichten.(2)
En wie weet hoevelen door bemiddeling van Don Bosco de gave van het
geloof terug ontvangen hebben?
Een zekere persoon die hij op audiëntie had ontvangen, begon ex abrupto
te zeggen: - Eerwaarde, ik hecht geen geloof aan uw mirakels.
- Ik heb nooit gezegd noch laten verstaan dat ik mirakels deed, -
antwoordde Don Bosco.
En toch zegt iedereen dat u mirakels doet.
(1) L. Dehon, Souvenirs, Rome, Desclée, 1912, blz. 7.
(2) Cfr. La Croix, 25 oktober 1934.

12 Pages 111-120

▲back to top

12.1 Page 111

▲back to top
- XVI/109 -
- Welnu, iedereen vergist zich. Ik kan maar één zaak doen, name-
lijk de Heer bidden dat Hij in zijn barmhartigheid de personen die zich
aan onze gebeden aanbevelen, zou zegenen en vaak gebeurt het dat de Heer,
als Hij hun geloof ziet en hun beloften om goed te leven en goede werken
te doen, zich gewaardigt ons te verhoren en de bedrukten te troosten.
- Indien dat zo is, dan is het voor mij niet moeilijk het te gelo-
ven, maar u dient te weten dat ik sinds veertig jaar niet meer te biech-
ten ben geweest omdat ik aan de biecht geen geloof hecht.
- Dat is verkeerd, heel verkeerd! Ik heb nu geen tijd daarover een
gesprek te beginnen omdat minstens achthonderd personen daarbuiten op een
audiëntie staan te wachten en daarom beperk ik mij tot enkele opmerkingen
als een goede vriend. Veronderstel dat u op het einde van uw leven bent.
Er is geen enkel hulpmiddel meer. De arts, uw verwanten en u zelf zien
in dat u nog ten hoogste een uur te leven hebt. Op dat ogenblik komt Don
Bosco toevallig binnen en zegt u: "Mijnheer, u staat op het punt voor God
te verschijnen. U hebt nog de tijd opnieuw in zijn gratie te komen door
te biechten. Wanneer ze op dat punt gekomen zijn, hebben alle redelijke
mensen, vele geleerden en zelfs vele ongelovigen zich met God verzoend en
zeer weinigen hebben geweigerd dat te doen en dat waren meestal verdorven
mensen. Indien u uw ziel niet in orde brengt, zult u eeuwig ongelukkig
zijn. Doet u het wel, dan is God zo goed dat Hij u nog de verzoening zal
geven." En ik zou er kunnen aan toevoegen: "Wat ik u zeg, is waar, be-
hoort tot het geloof; maar ook dan wanneer er enige twijfel overbleef dan
zou de eenvoudige rede en de menselijke voorzichtigheid u zeggen dat, nu
het over een eeuwig ongeluk gaat, men de zekerste weg dient te kiezen om
dit ongeluk te vermijden. Dat doen we toch in de zaken van het leven ook,
hoewel het hier enkel over tijdelijke en voorbijgaande zaken gaat. Zelfs
als daarvan niets waar zou zijn of dat God ons geen rekenschap zou vragen
over ons leven, dan kost het ons toch niet veel te biechten te gaan, be-
rouw te hebben, aan de Heer vergiffenis te vragen. Wat zou u er echter
bij winnen, wanneer u daaraan niet dacht, op een ogenblik dat u voor het
goddelijke oordeel dient te verschijnen, zoals al de goede katholieke ge-
lovigen?" Zeg me nu eens: als u op uw uiterste zou liggen en Don Bosco
zou u zo toespreken, wat zou u dan doen? Indien u mij niet dadelijk wilt
antwoorden, laat ik u de tijd om hierover na te denken en u zult mij een
andere keer het antwoord komen geven.
Neen - antwoordde de ongelovige, in gedachten verzonken en zicht-
baar bewogen - ik zal met mijn antwoord niet wachten. U spreekt me duide-
lijk en ik wil u ook klaar en duidelijk antwoorden. Mijn antwoord is dat
ik de zekerste weg zou kiezen en dat ik zou biechten.
Goed dan, maar waarom het niet een van deze dagen doen, nu u nog
gezond en sterk bent en de tijd er dus gunstig voor is?
U zult begrijpen dat het niet gemakkelijk is dat in praktijk te
brengen.
Het is niet waar dat dit moeilijk is. Maar zelfs indien dit waar
was, zou een man met een verstand en een hart als het uwe er moeten over-

12.2 Page 112

▲back to top
- XVI/110 –
heen stappen wanneer hij zijn oog op de eeuwigheid houdt.
- U zegt dat goed. Indien u zo goed wilt zijn naar mij te luisteren,
dan ben ik bereid dadelijk mijn biecht te spreken.
— Het spijt me, maar ik kan het nu niet doen. Buiten staan een grote
menigte te wachten, maar ik stuur u bij een goede priester, een kennis en
een vriend van mij, die u zeker met de grootste minzaamheid zal ontvan-
gen.
Hij schreef dan een briefje voor de pastoor van de Madeleinekerk en
gaf het hem. Drie dagen daarna woonde die heer de mis bij van Don Bosco
en deed er een heilige communie. Toen hij hem dan opnieuw kwam bezoeken,
bedankte hij hem uitermate omdat hij hem terug naar God gebracht had. -
Ik was bij u gekomen om te discussiëren - zei hij, - maar u hebt me op
een heilige manier in uw net gevangen zonder discussiëren. Ik zal nooit
het gesprek dat ik met u gehad heb, vergeten.
Twee bezoeken, het ene al vreemder dan het andere, ontving Don Bosco
op twee verschillende dagen in de late avond. Beide zijn bijna ongeloof-
lijk en geheimzinnig.
Een persoon die er zeer voornaam uitzag, bood zich op een avond bij
hem aan en vroeg hem: - Bent u Don Bosco?
Jawel, antwoordde Don Bosco. - Waarmee kan ik u van dienst zijn?
- Ik verlang ten zeerste kennis met u te maken.
- Het genoegen daarbij zal voor mij zijn, maar wie bent U?
Hebt u over Paul Bert horen spreken?
Zeker. Dezer dagen werd veel over hem gesproken.
De beroering die verwekt werd voor en tegen zijn boek dat aan de la-
gere scholen was opgelegd met als titel Manuel civique, duurde nog altijd
voort. De katholieken bestreden het met getrokken zwaard. Op de index ge-
plaatst, waren er zevenentwintig Franse bisschoppen die een herderlijke
brief publiceerden om de lezing ervan te verbieden en sommigen gingen
zelfs zover dat ze de sacramenten weigerden aan de onderwijzers en de
jongens die er zich van bedienden.(1)
Er werd in geleerd dat God een wezen was dat men niet begrijpen kon; dat
de godsdienst een vooroordeel van de tijd was en een bijgeloof dat door
de priesters tot hun voordeel werd uitgebuit. Het atheïsme echter was een
recht van de mens en het geloof in het bovennatuurlijke was onverenigbaar
met de vrijheid en de vooruitgang van de menselijke geest en zo verder.
De auteur, een oud-minister van openbaar onderwijs in 1881 en 1882, was
één van de grote uitblinkers van het antiklerikalisme op de wijze van
Gambetta.
(1) Cfr. G. Soderini, Leone XIII, boekdeel II, blz. 243.

12.3 Page 113

▲back to top
- XVI/111 -
Daarom werd hij gesteund door de vrijmetselaarsregering en werden bis-
schoppen en pastoors voor de rechtbank gedagvaard als schuldig aan onge-
hoorzaamheid tegenover het staatsgezag. Vierhonderd van deze laatsten
werden op eenvoudige aanklacht getroffen zonder enige gerechtelijke vorm,
zonder ondervraging, onderzoek, rechtszitting, verdediging of uitspraak.
Jongens van katholieke families aan wie de ouders het handboek hadden
ontnomen, werden voor onbepaalde tijd van de lessen geschorst en na een
week ontvingen hun ouders, zonder voorgaande waarschuwing het bevel voor
de schoolcommissie te verschijnen als verantwoordelijk voor de afwezig-
heid van hun zonen uit de school. Ze werden veroordeeld tot een geldboete
ven 25 fr. en werden met de correctionele rechtbank bedreigd.
Toen hij gehoord had dat Don Bosco hierover ingelicht was, zei deze
heer: - Welnu, die Paul Bert ben ik.
U, mijnheer? Maar waarmee kan de arme Don Bosco u van dienst zijn?
Wat zegt u over mijn boek?
Don Bosco bekeek een ogenblik zijn gesprekspartner en antwoordde hem
toen ernstig: - Ik kan u alleen zeggen dat het verboden werd.
- En ik kom bij u om mij te zeggen wat voor kwaads er in dit boek
zit.
Maar ik heb het nooit gelezen.
Welnu, hier hebt u het, lees het, schrijf in randnota wat er dient
aan verbeterd te worden en ik beloof u dat ik er rekening zal mee houden
bij een nieuwe druk.
Maar zegt u dit ernstig of om te schertsen?
- Ik zeg het u ernstig. Ik kan het binnen achtenveertig uur opnieuw
laten drukken.
Laat mij het boek en ik zal zien wat er kan gedaan worden.
Eén zaak beveel ik u echter aan. Niemand mag van dit bezoek weten.
Dit nieuws zou hatelijke commentaar verwekken in de pers en in de Kamer.
- Wees gerust, er zullen geen onbescheiden dingen gebeuren. Paul
Bert drukte Don Bosco de hand en ging buiten. Don Bosco gaf het boek aan
de pastoor van de Madeleinekerk, omdat hijzelf, die van 's morgens tot
's avonds voortdurend audiënties moest verlenen, het niet kon lezen.
Toen de pastoor het belang van het werk bemerkt had, zette hij zich da-
delijk en onvermoeid aan het werk, zodat op enkele dagen tijd het boek
gevuld was met weglatingen en verbeteringen. De auteur, die weldra bij
Don Bosco terugkeerde om hem te spreken, kreeg zijn boek terug en hield
zijn woord, ofschoon toch maar in zekere mate. Wanneer begin juni de
hertog de Broglie de zaak van het goddeloos handboek voor de senaat op-
wierp, erkende de Minister van Openbaar Onderwijs, de heer Ferry, dat
Paul Bert "zich zelf gecensureerd had" en dat hij in de nieuwe uitgave
zodanige verbeteringen had aangebracht dat men er niets meer kon in
vinden dat tegenstrijdig was met de wetgeving op het onderwijs. De aan-
gebrachte wijzigingen waren in werkelijkheid merkwaardig.

12.4 Page 114

▲back to top
- XVI/112 -
Bleven echter onveranderd de kapittels waarin de Franse Omwenteling
werd opgehemeld, haar veroveringen, haar werken, haar aanklachten tegen
het koningschap, tegen de adel, tegen het "ancien régime" en vooral tegen
de clerus. Gods naam werd niet meer vervloekt, maar wat al laster tegen
zijn dienaars en tegen de gewijde zaken! Anderzijds had de beruchte
auteur door zijn revisie in feite de veroordeling door het kerkelijke ge-
zag gerechtvaardigd.(1)
Wie ook maar enigszins de gedachten van Paul Bert over het leken-
onderwijs kent, zal uit de wolken gevallen zijn bij het vernemen van wat
wij over hem verhaald hebben. Over deze zaken werd vermoedelijk tot in
het jaar 1886 het geheim bewaard, toen Bert zonder sacramenten stierf,
niet omdat hij ze zou geweigerd hebben maar, door de tussenkomst, zegt
men, van diegenen die hem omringden. Toen bleek het nuttig te zijn, om de
ergernis te verminderen, openbaar te maken wat er tussen de overledene en
Don Bosco was voorgevallen. Maar wat het feit op zich zelf betreft, dient
men voor ogen te houden dat Paul Sart, naast politicus en partijman,
eveneens een befaamde wetenschapsmens was. Professor in de fysiologie aan
de Sorbonne en nadien aan het Museum, had hij vanaf zijn leerstoel en
door zijn geschriften zeer veel bijgedragen tot de vooruitgang van zijn
wetenschap. Bovendien hield hij zich hartstochtelijk, ofschoon als ratio-
nalist, bezig met pedagogische vraagstukken. Daarom zijn wij er niet ver
van af te geloven dat het wetenschappelijke nieuwsgierigheid was die hem
ertoe gedreven had Don Bosco op te zoeken en dat de kwestie van het hand-
boek aanvankelijk niets anders geweest is dan een eenvoudig voorwendsel
om met hem van gedachten te wisselen en de gelegenheid te hebben de man
te bestuderen. Wat nadien gebeurde bewijst eens te meer hoe groot de bo-
venmenselijke doeltreffendheid was van het woord van Don Bosco.
Wat moeilijker was om te verdrijven was de schaduw van het geheim
die hing rond het tweede van de bezoeken, namelijk het bezoek van Victor
Hugo bij Don Bosco.
Toen het bekend werd deed het de ronde in de pers en ging het ook
over in de apologetische werken. Bepaalde omstandigheden die het eerste
verhaal hiervan vergezelden, maakten het ietwat onwaarschijnlijk.
Daarenboven zullen sommige beweringen van mevrouw Jeanne Richard Lescli-
de, weduwe van de voormalige secretaris van Victor Hugo, indien ze met de
waarheid overeenstemmen, alle grond voor de geloofwaardigheid van het
verhaal wel ondermijnd hebben. Maar uiteindelijk is een getuigenis van
allereerste orde het terrein komen vrijmaken van alle twijfels over het
historisch karakter van de zaak. Datzelfde getuigenis heeft het tegelij-
kertijd onbekende nieuws bijgebracht dat nuttig was voor de bevestiging
van het feit. Advocaat Boullay, die toen lid was van de raad van beheer
van het werk van Auteuil (2) en die ooggetuige was van wat wij zullen
verhalen, is voor ons een veilige waarborg van de waarheid.
(1) Cfr. Unità Cattolica, 8 juni 1883.
(2) Cfr. boekdeel XIII, blz. 737 en volgende.

12.5 Page 115

▲back to top
- XVI/113 -
Een gesprek had zonder enige twijfel plaats te Auteuil op 20 mei in
het wezenhuis van abbé Roussel. Zoals we zullen zien, ging Don Bosco
tweemaal een bezoek brengen aan dat huis. Toen de abbé wist dat Don Bos-
co nogmaals zou terugkeren, nodigde hij ook zijn vriend Boullay uit om
samen met zijn kinderen de zegen van Don Bosco te ontvangen. De advocaat
kwam er aan omstreeks halfvijf in de namiddag.
Het binnenplein van het huis stond vol volk. Toen hij zich naar de
kamer van de directeur begaf, zag hij hem buitenkomen in gezelschap van
een oude man, eerder klein van gestalte en met een grijze, dichtbegroeide
baard. Hij verwijderde zich langs een eenzame straat. Hij raadde onmid-
dellijk wie het kon zijn, maar de zaak scheen hem zo ongelooflijk toe,
dat hij het nodig oordeelde er de abbé over te ondervragen.
- Maar is de persoon die u zo juist vergezelde niet Victor Hugo? -
vroeg hij hem.
- Jawel, maar luister eens, zeg er aan niemand iets over. Hij wou
met Don Bosco spreken en hij is hem heimelijk in mijn huis komen opzoe-
ken. Hij werd aangetrokken door de filantropische werkzaamheid van deze
apostel van de jeugd.
Enkele minuten later werd advocaat Boullay binnengeleid bij Don Bosco die
hem en zijn kleine meisjes zegende. Toen de plichtplegingen waren gedaan
en het ijs gebroken was, verstoutte hij zich hem te zeggen: - U hebt
daarnet met een bekende persoon gesproken, pater?
- Wie heeft het u gezegd?
- Abbé Roussel.
- Als het zo is, kan ik u wel zeggen dat het waar is dat ik met Vic-
tor Hugo gesproken heb. Hij heeft mij een spiritualistische geloofsbelij-
denis afgelegd, maar ik geloof dat hij zich alleen wegens menselijk op-
zicht op de achtergrond houdt. - Zijn omgeving, zoals hij mij zelf heeft
laten verstaan, is vijandig gestemd tegenover iedere godsdienstige ge-
dachte... En hij is nu oud geworden!... Men mag geen misbruik maken van
Gods genade. Gok aan hem heb ik dit gezegd...
Een omstandigheid draagt er toe bij om de reden van het bezoek van
Victor Hugo aan Don Bosco te verklaren. Zijn geest had een vreselijke
schok gekregen. Op 11 mei was, na een langdurige en pijnlijke ziekte,
Julienne Drouent, zijn levensgezellin, gestorven. In zijn toestand van
morele terneergeslagenheid omwille van dit verlies moet hij er behoefte
aan gevoeld hebben de priester te benaderen over wie heel Parijs wonderen
vertelde. Ook de nieuwsgierigheid om een zo geheimzinnige man te zien,
zal ertoe bijgedragen hebben hem naar Don Bosco te doen gaan. Het is in-
derdaad bekend hoe alles wat naar het geheimzinnige zweemde, een grote
kracht uitoefende op de verbeelding van de dichter. Hij hield zich zelfs
uit nieuwsgierigheid bezig met het occultisme.
Tot aan de dood van de schrijver gaf Don Bosco geen ruchtbaarheid
aan deze ontmoeting, maar de heidense goddeloosheid van zijn begrafenis-
stoet waardoor men een verheerlijking van de afgestorvene wou ensceneren,

12.6 Page 116

▲back to top
- XVI/114 -
bewoog Don Bosco ertoe de gevoelens te laten kennen die hij tot uiting
had gebracht. Daarom dan verhaalde hij tussen mei en juni van het jaar
1885 het gesprek aan Don Viglietti en aan Don Lemoyne. De eerstgenoemde
schreef het gedicteerde op. (1) Nadien bracht Don Lemoyne enkele lichte
wijzigingen aan de vorm door het Italiaanse "lei" van de eerste redactie
te vervangen door het Franse "vous" en door er enige onbeduidende zinne-
tjes bij te voegen. Maar wat belangrijker is, is het feit dat Don Bosco
dit herlezen heeft zoals blijkt uit een drietal kleine correcties, die
zeker van zijn hand zijn. Ook schijnt van zijn hand te zijn een herinne-
ringsteken voor een randtoevoeging, waarin men het geschrift van Don Le-
moyne herkent. Misschien heeft Don Bosco op het origineel het kruisje
gezet dat hij altijd maakte en dan de pen afgestaan aan Don Lemoyne en de
nota gedicteerd, zoals het geoorloofd is af te leiden uit de kleur van de
inkt. Immers, Don Viglietti schreef met zwarte inkt en Don Bosco tekende
met blauwe inkt en die kleur hebben ook de tien halve regels van de brede
randnoot. Over de juistheid van de dialoog zou voorbehoud kunnen gemaakt
worden wegens de afstand in de tijd, daar er twee jaar verliepen sinds de
ontmoeting, maar het is bekend dat Don Bosco tot aan zijn dood een uitne-
mend goed geheugen heeft gehad. Hier volgt dan het document in zijn
geheel.(2)
"
Ongeveer twee jaar geleden terwijl ik te Parijs verbleef heb
" ik het bezoek gehad van een personage dat me helemaal vreemd was.
" Omstreeks drie uur heeft hij op de audiëntie gewacht. Hij werd
" om elf uur 's avonds door mij op mijn kamer ontvangen. Zijn eer-
" ste woorden waren: - Schrik niet, mijnheer, ik ben een ongelovi-
" ge en daarom hecht ik geen geloof aan enig mirakel dat sommigen
" over u vertellen.
"
Ik antwoordde: - Ik weet niet en ik wil niet weten met
" wie ik de eer heb te spreken. Ik geef u de verzekering dat ik
" niet probeer u te doen geloven en u niet kan doen geloven, wat
" u niet wilt geloven. Ik heb evenmin het inzicht u te spreken over
" godsdienst waarover u niet wilt horen. Zeg me alleen maar of u
" in de loop van uw leven altijd deze gedachten in uw hart hebt
" gehad?
"
- Gedurende mijn jeugd geloofde ik zoals mijn ouders en
" vrienden geloofden, maar zodra ik kon nadenken over mijn gedachten
" en kon redeneren, heb ik de godsdienst aan kant gezet en ben ik be-
" ginnen te leven als een wijsgeer.
"
– Wat verstaat u door deze zin: leven als een wijsgeer?
(1) In zijn dagboek, al elders aangehaald en waarover wij in het volgende boekdeel zullen
spreken, schrijft Don Viglietti op datum van 28 mei 1885: "Don Bosco vraagt mij wat
ik geschreven heb over "Victor Ugo", omdat hij de dialoog die hij met hem te Parijs
gehad heeft, wil dicteren."
(2) De lichte verbeteringen van Don Bosco zijn onderlijnd en enkele toegevingen van Don
Lemoyne staan tussen haakjes.

12.7 Page 117

▲back to top
- XVI/115 -
"
- Een gelukkig leven leiden, maar geen acht slaan op het bo-
" natuurlijke noch op het toekomstige leven, waarmee de priesters
" het eenvoudige volk dat niet veel ontwikkeling bezit, meestal
" afschrikken.
"
"
- En U, wat neemt u aan over het toekomstige leven?
"
"
- Verlies uw tijd niet met mij daarover te spreken. Ik zal
" over het toekomstige leven spreken wanneer ik in het toekomstige
" leven zal zijn.
"
- Ik bemerk dat u schertst, maar vermits u mij op dit onder-
" werp brengt, wees dan zo goed naar mij te luisteren. In de toe-
" komst is het wel mogelijk dat u ziek zult worden?
"
- Zeer zeker! Vooral op mijn leeftijd waarop ik mij door vele
" ongemakken gekweld voel.
"
- En zouden deze ongemakken u niet in levensgevaar kunnen
" brengen?
"
"
- Dat kan wel zijn vermits ik niet ontsnappen kan aan het lot
" dat iedere sterfelijke zal treffen.
"
- En wanneer u zich in een ernstig levensgevaar zou bevin-
" den,wanneer u zich op het ogenblik zult bevinden over te gaan van
" de tijd naar de eeuwigheid...
"
- Dan zal ik me moed inspreken om filosoof te zijn en niet te
" letten op het bovennatuurlijke.
"
- En wat belet u (1) ten minste op dat ogenblik te denken aan
" onze onsterfelijkheid, aan uw ziel en aan de godsdienst?
"
- Niets belet dat, maar het is een teken van zwakheid dat ik
" niet wil geven, omdat ik belachelijk zou worden tegenover de (2)
" vrienden.
"
"
- Maar op dat ogenblik zult u op het einde van uw leven zijn
" en het kost niets maatregelen te nemen voor u zelf en voor de
" vrede van uw geweten.
"
- Ik begrijp wat u zeggen wilt, maar ik voel dat ik me op dat
" ogenblik niet zal verlagen.
"
- Maar wat kunt u op dat ogenblik nog verwachten? Het huidige
" leven staat dan op het punt te eindigen en over het eeuwige leven
" wilt u niet dat we u zouden spreken. Wat zal er dan met u gebeu-
" ren?
"
Hij liet het hoofd zinken, zweeg en overwoog. In die staat
" van zaken hernam ik:
(1) Don Viglietti had hier geschreven "impedise" en Don Bosco had verbeterd "impedisce"
(belet).
(2) Don Viglietti had geschreven "in faccia a tutti i miei amici" (ten overstaan van al
mijn vrienden). De pen van Don Bosco heeft "in faccia a tutti miei" geschrapt en het
veranderd in "in faccia degli amici."

12.8 Page 118

▲back to top
- XVI/116 -
"
- U dient te denken aan de grote toekomst. U hebt nog enkele
" ogenblikken te leven. Indien u er uw voordeel mee doet, indien u
" zich bedient van de godsdienst en van de barmhartigheid van de
" Heer, zult u gered zijn en gered voor eeuwig. Anders zult u ster-
" ven als een ongelovige, als een verworpene en dan zal alles voor
" altijd voor u verloren zijn. Ik zal u de zaken nog duidelijker
" zeggen: voor u is er niets anders meer te verwachten dan het
" niets (vermits dit uw mening is) of (1) een eeuwige foltering die
" u te wachten staat (zoals ik geloof en iedereen gelooft).
"
"
- U spreekt me toe niet als een filosoof noch als een theo-
" loog maar als een vriend en ik wil dit niet afwijzen. Ik zeg u dat
" men onder mijn vrienden zich bezighoudt met over filosofie te dis-
" cussiëren, maar nooit komt men tot het grote punt: of een ongeluk-
" kige eeuwigheid of het niets staat ons te wachten. Ik wil dit punt
" goed bestuderen en, wanneer u het toelaat, zal ik terugkeren voor
" een ander bezoek.
"
We spraken daarna nog over wat anders. Toen hij wegging,
" drukte hij mij de hand en liet een visitekaartje achter waarop ik
" deze woorden genoteerd heb: Victor Hughes.(2)
"
Hij keerde de tweede avond terug op hetzelfde uur, nam Don
" Bosco bij de hand en hield ze stevig vast terwijl hij zei: - Ik
" ben niet dat personage (voor wie u mij misschien gehouden hebt.
" Het was een scherts van mijnentwege); ik heb een inspanning ge-
" daan om (de rol) van de ongelovige te spelen. Ik ben Victor Ugo
" (sic) en ik verzoek u mijn goede vriend te willen zijn. Ik ge-
" loof in het bovennatuurlijke, ik geloof in God en ik hoop te
" mogen sterven bijgestaan door een katholieke priester die mijn
" geest aan de Schepper zal aanbevelen.(3)
Dit tweede bezoek was juist het bezoek waarover de heer Boullay ge-
sproken heeft. Misschien zullen we nooit te weten komen op welke dag het
eerste bezoek plaats heeft gehad, maar we bezitten een verhaal van Don
Bosco dat de werkelijkheid van de zaak bevestigt. Hij deed dat te Alas-
sio, toen hij na het avondmaal van de refter naar zijn kamer ging in te-
genwoordigheid van verscheidene salesiaanse priesters en van Don Barto-
lomeo Fascie, nu Algemene Studieraadsheer van de Congregatie maar toen
nog een leek en leraar aan het lyceum.
(1) Don Viglietti had hier "di" in plaats van "od" geschreven.
(2) Voor het woord Victor staat het teken . Alles wat hierop volgt bestaat uit de rand-
toevoeging in het blauw waarover we gesproken hebben. Het gedeelte hiervan tussen
haakjes is in het zwart en van latere datum en komt van Don Lemoyne zelf.
(3) In het document volgt op de dialoog een latere commentaar van D. Viglietti. Naar
zijn zeggen zou Victor Hugo "onmiddellijk daarna" in de Senaat een redevoering hebben
gehouden over de noodzakelijkheid van het godsdienstig onderricht, maar dat is een
anachronisme waarvoor het Bollettino van juni 1883 verantwoordelijk is. De waarheid
is dat deze redevoering uitgesproken werd in het jaar 1850.

12.9 Page 119

▲back to top
- XVI/117 -
Op een avond was Don Bosco tot elf uur bij een familie te Parijs gebleven
en kwam doodvermoeid naar huis. Maar er was jammer genoeg nog altijd volk
dat op hem wachtte. Hij begaf zich naar zijn kamer en spande zich in om
deze heren ervan te overtuigen dat hij zich niet recht kon houden van de
slaap. Maar hij sprak voor dovemansoren. In het voorbijgaan wisselde hij
met enkelen enige woorden en, toen alles scheen gedaan te zijn, opende
hij de deur van zijn kamer. Daar kwam echter uit een verwijderde hoek een
schaduw los. Het was een oude man die zich daarbinnen had verborgen en
naast hem op een divan ging neerzitten. Er werd gepraat, geredeneerd, ge-
discussieerd tot Don Bosco, doodmoe begon in te dommelen. De lastige ke-
rel trok hem gedurig bij zijn mouw en herhaalde steeds: — Luister! Luis-
ter! — Maar Don Bosco liet het hoofd hangen en steunen op zijn schouder
zonder enig teken te geven dat hij hem begreep. De man waagde het niet
hem te schudden, maar bleef stil in die positie zitten en sluimerde ook
in. Onverwacht, hoe het nu ook moge gebeurd zijn, verloor hij zijn even-
wicht, door zich teveel naar de tegenovergestelde kant te buigen en zakte
neer op de armleuning. Don Bosco verloor zijn steun en ging over hem lig-
gen. Pardon, monsieur!... Pardon, monsieur! zeiden ze tot elkaar en wre-
ven zich de ogen uit. Dit incident overtuigde de brave man ervan dat ook
voor Don Bosco de nacht er was om te slapen. Wie was die persoon? — vroeg
een van de toeschouwers aan Don Bosco. Don Bosco wendde zich tot zijn
ondervrager en antwoordde met een schijn van onverschilligheid: — Een ze-
kere Victor Ugo.
Dat men in het huis van gravin de Combaud de tegenwoordigheid van de
dichter niet bemerkt had, dient niemand te verwonderen. De kamers van Don
Bosco waren afgescheiden van het overige van het herenhuis. Het late uur
en de medeplichtigheid van de dienstknecht zorgden voor het overige. Zo
kon de beroemde schrijver, zoals hij dat zeker wenste, ongemerkt voor-
bijgaan. De genoemde mevrouw Richard bevestigt, wat het visitekaartje
betreft, dat Victor Hugo nooit visitekaartjes gebruikte. Trouwens, indien
die bewering juist is, kon het wel een stukje papier geweest zijn met
zijn naam eigenhandig erop geschreven.
D'Espiney was de eerste om ruchtbaarheid te geven aan dit gesprek dat
hij gedeeltelijk heeft weergegeven in de tiende uitgave van zijn Dom Bos-
co. Pater Ragey haalde er enige fragmenten uit met als kader talrijke
verzen van de dichter, waarvan het hem toescheen dat ze met die opvatting
overeenstemden.(1) Veel later hield zich het tijdschrift Etudes van Pa-
rijs ermee bezig. Ze schaften zich bij het Oratorio de authentieke tekst
aan, vertaalden hem en voorzagen hem van commentaar. (2) Daarin gaven ze
een oplossing aan mogelijke opwerpingen, hierin begrepen de schrijfwijze
Hughes op het visitekaartje.
(1) La Controverse et le Contemporain, 1889, boekdeel XV, blz. 196-215.
(2) A. Dechene, La dernière heure de Victor Hugo in Etudes, 5-20 juni 1920, blz. 569-75.

12.10 Page 120

▲back to top
- XVI/118 -
"Hoe dient men die zonderlinge spelling te verklaren? - vraagt de schrij-
ver van het artikel zich af. - Hoe heeft Don Bosco, die drie geringe
foutjes verbeterde, deze laten bestaan?" En hij antwoordt:" Wij geloven
dat hij er zelf verantwoordelijk voor was. En ziehier hoe.
Hij had altijd de naam van Victor Ugo op zijn Italiaans uitgesproken
en wanneer hij hem nu wou dicteren in zijn Franse vorm, zoals hij op het
visitekaartje stond, legt hij de klemtoon op zijn Italiaans op de eerste
lettergreep en maakt hij van de harde keelklank geen Italiaanse gh, zo-
dat men Hughes te lezen krijgt. "Het kan ook zijn dat Don Bosco meende
dat Hughes de vertaling was van Ugo in het Italiaans en dat hij dus wer-
kelijk aldus gedicteerd heeft.
Een ander raadsel is het uur dat hierboven aangeduid werd voor de
tweede audiëntie. Dit uur is helemaal onwaarschijnlijk wanneer men ook
let op het geheim waarmee Victor Hugo zich daarbij wou omringen, waarbij
het raadzaam was geen tweemaal naar dezelfde plaats te komen. Zou dit een
lapsus memoriae van Don Bosco kunnen zijn? Zou het een misverstand van de
secretaris geweest zijn, waarop Don Bosco geen acht heeft geslagen omdat
hij er zich toe beperkt zal hebben enkel de dialoog te lezen? Daar we het
getuigenis van advocaat Boullay zeker niet in twijfel kunnen trekken, zal
hier ongetwijfeld een vergissing ingeslopen zijn, wie ze dan ook moge be-
gaan hebben.
Dat het onderhoud zonder uitwerking zou gebleven zijn, kon men niet
beweren. De mening is gegrond dat de dichter later herhaaldelijk een be-
lijdenis deed van zijn godsgeloof, maar men weet eveneens dat men tracht-
te rond hem iedere uiting van dien aard in de doofpot te stoppen. Dat
gebeurde vooral wanneer hij aan tafel opstond om het woord te nemen. Hij
had echter nog maar pas zijn mond geopend om dergelijke gedachten uit te
drukken of zijn schoonzoon, de Israëliet Lockroy, wiens echte naam Simon
was en die nadien Minister van het Zeewezen werd, sneed hem dadelijk het
woord af en zei: - Kijk, daar begint de oude weer te raaskallen. - Velen
waren ervan overtuigd dat Kardinaal Guibert zijn secretaris niet had mo-
gen sturen bij de laatste ziekte van de dichter, maar dat hij zelf naar
hem had moeten gaan. De kardinaal had veel meer verkregen was hij per-
soonlijk gegaan, maar het schijnt dat juist toen zijn gezondheid ook he-
lemaal niet in orde was.
De secretaris werd beleefd aan de deur gezet. Met hem zou de zieke
niet op die manier gehandeld hebben maar, gevleid door de eer die hem
werd aangedaan, zou het ene woord het andere hebben meegebracht en zou
hij zich hebben laten meeslepen, heel wat verder dan zijn puur theïsme.
Maar dit zijn geheimen van de genade die de mens niet kan peilen. Wat
het onderhoud met Don Bosco betreft, wij zijn het eens met een Frans
tijdschrift, waar wij in de drukproeven voor dit hoofdstuk lezen dat
"ieder op zijn standpunt gebleven is. De lekenmoralist heeft geen preek
gehouden, de priester heeft zijn waardigheid bewaard en de heilige is
niet gaan knielen voor de filosoof."(1)
(1) Revue des Deux Mondes, 15 mei 1935, blz. 348.

13 Pages 121-130

▲back to top

13.1 Page 121

▲back to top
- XVI/119 -
Veel zielsgesteltenissen en bezwaarde gewetens werden onderworpen
aan het onderzoek en aan het oordeel van Don Bosco gedurende zijn ver-
blijf te Parijs! Veel huwelijken die enkel burgerlijk waren gesloten
liet hij wettigen tegenover de Kerk en veel moeilijkheden van allerlei
aard kon hij vereffenen vooral onder personen die tot de hoogste en de
meest ontwikkelde klassen van de Parijse sociëteit behoorden! "Voor het
welzijn van de zielen, bevestigde hij eens, diende ik mij bezig te hou-
den met zeer vele en uiteenlopende feiten, waarvan een honderdtal zo be-
langrijk was, dat het voor elk van hen de moeite waard zou geweest zijn
een reis naar Parijs te ondernemen."

13.2 Page 122

▲back to top
- XVI/120 -
H O O F D S T U K VI
TE PARIJS: BEZOEKEN
Zoals de namiddagen bestemd waren voor de audiënties, zo waren de
morgenuren voorbehouden aan bezoeken. Dat was echter niet altijd het ge-
val, want bij zoveel verschillende gevallen moest op de regel noodzake-
lijkerwijze uitzonderingen komen. Wij stellen ons voor in onderhavig
hoofdstuk Don Bosco op de voet te volgen bij zijn bezoek aan kerken, com-
muniteiten en families. In het eerste gedeelte zullen we, om het zo te
zeggen, de kalender volgen om enkele groepen van berichten, die anders de
chronologische uiteenzetting van de feiten zouden in de war sturen of
zich tot nu toe wisten te onttrekken aan bevestigingen die eigen zijn aan
de beschrijving van de tijdsvolgorde, naar het einde van dit hoofdstuk te
verplaatsen.
Don Bosco celebreerde zijn eerste mis te Parijs bij de Karmelietes-
sen, die een klooster hadden, het derde te Parijs, op de avenue de Hes-
sine niet ver van het herenhuis waar hij verbleef. Zoals wij het geno-
teerd vinden in het dagboek van juffrouw Bethford gingen de zusters
Oblaten van de rue Ville l'Evêque zijn mis bijwonen. Na het bezoek aan
hun communiteit gaf hij de zegen en drukte de wens uit in gebedsvereni-
ging te blijven met deze kloosterlingen. Kort na zijn vertrek uit Parijs
verleenden deze zusters hem met alle formaliteiten de geestelijke aan-
sluiting van de Salesianen bij hun orde en stuurden hem hiervan een
authentiek diploma.
De morgen van 21 april celebreerde hij bij de Dominicanessen van het
Kruis in de rue Charonne. Na de mis waren er mensen die hem wilden spre-
ken en hij begon ze te ontvangen. De tijd verliep zonder dat Don Bosco er
zich rekenschap van gaf, maar Don de Barruel ging tegen de middag post
vatten op de drempel van de deur en liet niemand meer binnen. Het werd
een algemeen protest, maar de secretaris sloeg er geen acht op. Hij begaf
zich tot bij Don Bosco en zei hem: - Wij moeten weggaan. Het is over elf,
we hebben een bezoek af te leggen en nadien verwacht men ons te twaalf
uur te Auteuil. De krant Monde van 13 mei verhaalde hierover: "Don Bosco
met zijn mooie glimlach die zo minzaam en delicaat is, en met zijn zo
indringende en zachte accent antwoordde: - Het is goed. Dan richtte hij
zich wat op uit zijn zetel en met een gebaar van ontroerende goedheid
maakte hij een lang uitnodigingsteken voor verscheidene dames die be-
droefd waren achtergebleven: - Vooruit, dames, zei hij.

13.3 Page 123

▲back to top
- XVI/121 -
En de audiëntie werd voortgezet om niet te eindigen vooraleer ieder van
hen een speciale zegen, een woordje of een vertroosting had verkregen.
Wanneer zal Don Bosco te Auteuil zijn aangekomen?... God kan het weten...
Maar de tijd die hier werd verloren, heeft de christelijke liefde voor de
hemelse eeuwigheid gewonnen. De liefderijke priester laat geen enkel van
al diegenen die tot hem hun toevlucht nemen voor een verlichting van hun
leed, wegsturen, afwijzen of verontrusten. Zijn ziel die volledig aan God
toebehoort, behoort ook volledig aan allen die zich tot hem wenden."
Het afbreken van de onderhandelingen over het werk van Auteuil (1)
had de welwillendheid van abbé Roussel voor Don Bosco niet verkoeld. De
twee mannen hadden elkaar te Rome gekend in 1876 onder de bescherming van
Pius IX. Toen de paus voorbij de abbé ging, had hij gezegd: - Hier hebt u
de Franse Don Bosco die ik gisteren gezien heb.- Zeven jaar later riep
abbé Roussel deze herinnering (2) op en sprak over de grote vertroosting
die hij toen gevoeld had bij het zien van "die heilige priester" met wie
de Heilige Vader zelf hem in betrekking had gebracht. Het was dus maar
natuurlijk dat hij, bij het vernemen van het nieuws dat Don Bosco te Pa-
rijs was aangekomen, ten zeerste ernaar verlangde hem te ontmoeten. Het
was een delicate gedachte vanwege Don Bosco hem vooraf hiervan in kennis
te stellen door zijn aanstaande bezoek op zaterdagmorgen van 21 april mee
te delen. Hij kwam rond de middag, bleef voor de maaltijd en bracht een
bezoek aan het huis. Ziehier wat de abbé schreef in zijn aangehaald tijd-
schrift: "Met hem die steeds een levendige, welwillende en minzame spre-
ker is, hebben wij in het lang en het breed over ons gemeenschappelijk
doel kunnen praten." Toen zich ondertussen in de buurt het gerucht ver-
spreid had dat Don Bosco zich te Auteuil bevond, kwamen de vele vrienden
van de abbé samen om hem te zien en gaven hem talrijke blijken van sym-
pathie. De abbé verborg het niet dat hij hem een plechtiger ontvangst had
willen bezorgen, was de tijd niet zo beperkt geweest, maar bij het af-
scheid liet Don Bosco hem duidelijk verstaan dat hij, alvorens uit Parijs
te vertrekken, het inzicht had nog eens terug te keren.
De Dames van het Heilig Hart, die hun huis hadden op de boulevard
des Invalides, konden verkrijgen dat hij op 22 april de mis kwam celebre-
ren in de ruime kapel van hun kostschool. Het aantal van diegenen die het
als een groot voorrecht beschouwden samen met de kostschoolmeisjes zijn
mis te mogen bijwonen was zo groot dat het uitdelen van de heilige commu-
nie een vol uur duurde. Na een bezoek aan de kloosterzusters en hun leer-
lingen en na de ontvangst van personen die hem wensten te raadplegen,
ging hij andere bezoeken brengen om zoveel mogelijk mensen tevreden te
stellen die hem om deze gunst verzocht hadden.
Voor de middag had hij beloofd een paar uren te gaan doorbrengen bij
de Paters Assumptionisten in de rue François I.
(1) Cfr. boekdeel XIII, blz. 737 en volgende.
(2) France illustrée, 28 april 1883.

13.4 Page 124

▲back to top
- XVI/122 -
Deze Congregatie die in 1847 te Nîmes door pater d'Alzon gesticht werd,
heeft het bestuur van colleges, organiseert nationale bedevaarten, heeft
missies in het Oosten van aan de Balkanlanden tot aan de Dode Zee en
brengt leven in een groots werk voor de goede pers. De Assumptionist pa-
ter Bailly was toen de redacteur van de Pèlerin, een zeer verspreid tijd-
schriftje dat in Frankrijk de heraut van Don Bosco was. Inderdaad, van
zijn eerste bestaansjaar af in 1877, gaf het een geestdriftige beschrij-
ving van de werken van Don Bosco, waarbij hij eveneens zijn uiterlijk be-
schreef. Het sprak telkens opnieuw over hem wanneer groepen van Franse
pelgrims bij hun terugkeer uit Rome een bezoek brachten aan het heilig-
dom van Maria, Hulp der Christenen, aan het Oratorio en aan Don Bosco.
Meestal waren ze dan vergezeld van pater Picard, de tweede algemene over-
ste. De wens om minstens enkele ogenblikken samen te kunnen zijn in de
hoofdstad was dus wederzijds. "Te Parijs aangekomen - schreef de Pèlerin
van 12 mei - was één van de eerste bezoeken die de heilige man aflegde
voor de arme Pèlerin, omdat hij de armen liefheeft en in de paastijd met
de Pèlerin aan tafel zat, zoals Ons Heer met zijn leerlingen. Hij legde
er zijn hand op verscheidene zieken die zich thans beter bevinden." Na
een en ander gezegd te hebben over de indruk die verwekt werd door de
komst van Don Bosco naar Parijs, merkte hij op: "De schok die de onver-
schillige Parijzenaars voelen wanneer een priester, een kloosterling,
een heilige voorbijgaat zo kort na de verbanning van de kloosterlingen
en die als een vergoeding schatten in zijn handen doet terechtkomen, is
zeker een bovennatuurlijk feit van groot belang. Wij geloven dat Don Bos-
co, ofschoon hij oud is, slecht te been, steeds ondersteund door de arm
van een vriend, met zijn bijna uitgedoofde ogen, zodat hij bijna geen
krant kan lezen, niettemin aan Frankrijk de oplossing van het arbeiders-
vraagstuk brengt."
Een van de zieken, op wie de Pèlerin zinspeelde was pater Picard
zelf. Don Bosco had hem beloofd voor zijn genezing te zullen bidden. Hij
genas inderdaad en leefde nog twintig jaar.
Aan tafel werd er haast uitsluitend gesproken over salesiaanse zaken
en alles verscheen in de vorm van een vraaggesprek in de Pèlerin van 12
mei. Het grootste gedeelte van het onderhoud liep over de oorsprong en
over de ontwikkeling van het Werk van Don Bosco, maar tegen het einde
kwam het gesprek op zijn opvoedingsmethode. Sommigen gaven uiting aan
hun twijfel of zijn vakleerlingen, eens zij vertrokken waren uit hun
veilig tehuis naar de werkhuizen of de kazernen, niet zouden gaan wanke-
len. Don Bosco antwoordde: - Bijna allen komen verder te biechten in onze
huizen. Te Turijn komen er velen op zaterdagavond en zondagmorgen. In het
Italiaanse leger weet men zeer goed dat zij die uit onze werkhuizen kmen,
praktiserende katholieken zijn. Ze noemen ze inderdaad de Bosco's. Men
vindt er van hen in alle graden van het leger.
- Maar waarin bestaat dan de vorming die aan deze jongens gegeven
wordt?
- De vorming bestaat in twee zaken: vreugde in alles en de kapel
steeds open met alle gelegenheid om veelvuldig te biechten en te communie
te gaan.
- Zijn er veel communies?

13.5 Page 125

▲back to top
- XVI/123 -
- Zeer veel. Elke dag gaan vakleerlingen en leerlingen naar de mis.
Voor en gedurende de mis kunnen ze biechten gaan. Ze gaan dikwijls biech-
ten en de veelvuldige communie is het die dan alles verricht.
- Er zullen toch wel straffen worden opgelegd?
- Geen enkele speciale vorm van beteugeling. Het is echter juist dat
soms de ene of de andere uit het huis wordt uitgewezen. Maar in plaats
van de straffen hebben wij de assistentie en de spelen. De tekortkomin-
gen zijn grotendeels te wijten aan een onvoldoende bewaking. Wanneer men
waakt, kan men voldoende het kwade voorkomen en zijn er geen beteugelin-
gen nodig. Ieder werkhuis heeft zijn baas. Bovendien is er een hoge stoel
met vensters afgesloten van waar een jonge geestelijke toeziet op het
gedrag, de goede geest en de vroomheid. Hij duidt ook de vakleerlingen
aan die mogen overgaan naar de studenten. Iedere pas aangekomen jongen
wordt toevertrouwd aan een van de oudere vakleerlingen die hem leiding
geeft, hem op de weg brengt, hem beschermt, hem raad geeft. Wat de spelen
betreft, men dient er aan te denken dat een jongen tevreden moet blijven
en daarom moet men hem afleiding geven door de spelen. Daarvoor wordt er
niets verzuimd, vooral de muziek niet, noch de lichaamsoefeningen.
Wanneer de jongen moe is van spelen gebeurt het vaak dat hij gaat bidden
in de kapel die hij altijd open aantreft.
De schrijver van het artikel besloot met volgende opmerking: "Wij
hebben dit stelsel in werking gezien. Te Turijn vormen de leerlingen een
groot college, waarin men geen rijen kent,(1) maar men gaat er van de ene
plaats naar de andere zoals men dat onder familieleden zou doen. Elke
groep omringt zonder enig lawaai of stoornis een van de leerkrachten. We
hebben de serene gezichten van die jongens bewonderd en we hebben ons
niet kunnen weerhouden van uit te roepen: hier ziet men de vinger Gods."
Ook de Monde van 17 mei hield zich met die bezoeken bezig en ver-
meldde over dit gezellig onderhoud een delicate maar leerrijke bijzonder-
heid. Een pater Assumptionist vroeg aan Don Bosco welke de heilloze oor-
zaak kon zijn van het gemis aan volharding bij de meeste jongens die zo
christelijk waren opgevoed door de onvermoeide ijver van de broeders. Het
was inderdaad bekend dat deze oud-leerlingen als volwassenen doorgaans de
godsdienstige praktijken verzuimden. Ziehier wat Don Bosco antwoordde: -
Dit groot nadeel spruit hieruit voort dat in Frankrijk de jongens niet
genoeg in aanraking komen met de priester en daarom niet genoeg te biech-
ten gaan. Jonge zielen moeten in de tijd van hun vorming de weldoende
invloed ervaren die uitgaat van de zachtheid van de priester. Als ze
sinds hun prille jeugd onder deze invloed leven, dan herinneren ze zich
later welke vrede ze genoten hebben na de sacramentele absolutie.
(1) Dit is zeer juist. Toen werd dit werkelijk zo gedaan. Bij de verplaatsingen op de
speelplaats ging men in groepen en zonder het stilzwijgen te onderhouden. Pas in
1884 werden de rijen ingevoerd. Toen Don Bosco dat bemerkte, was hij hierover onte-
vreden maar van toen af is men er mee door gegaan.

13.6 Page 126

▲back to top
- XVI/124 -
Worden ze dan overgelaten aan menselijke afdwalingen, dan weten ze
altijd een beroep te doen op de vrienden van hun jeugd. Daarom is het dat
in Italië de jongens uit het volk doorgaans beter volharden dan in Frank-
rijk.
Don Bosco was op een zeer geschikt ogenblik bij de paters Assumptio-
nisten terecht gekomen. Ze koesterden toen het plan een groot katholiek
dagblad te lanceren dat de grootst mogelijke verspreiding in alle delen
van Frankrijk zou kunnen bereiken. Dit gedurfde initiatief droeg niet de
goedkeuring weg van verscheidene personen en daardoor waren de initia-
tiefnemer, pater Bailly en de overste, pater Picard besluiteloos. Hij
vroeg of ze over het nodige kapitaal en over redacteurs beschikten en
toen hij gehoord had dat dit het geval was, zei hij: Wel dan, ga ermee
vooruit! — Zijn aansporingen waren zo doeltreffend dat op 16 juni het
eerste nummer verscheen van La Croix, de krant die reeds een halve eeuw
een bloeiend bestaan kent en zeer vruchtbaar geweest is voor de versprei-
ding van het goede.(1)
En vermits wij hier het thema hebben aangesneden van de kranten, zul-
len wij eraan toevoegen dat Don Bosco een gedeelte van zijn tijd die hij
te Parijs doorbracht wou besteden aan de familie van hem die de prins van
de journalisten geweest was en die zovele veldslagen had geleverd en
doorstaan in de kolommen van de Univers tegen alle vijanden van de Kerk.
Het is onze bedoeling hier te spreken over Louis Veuillot, die op 7 april
van dat jaar gestorven was. Don Bosco bracht aan de bedroefde verwanten
het woord van zijn christelijke opbeuring. Zijn bezoek was een zachte
balsem vooral voor zijn zuster Elise, die zijn leven van geloof en werk-
zame liefdadigheid gedeeld had. Vijftig jaar na die dag, die wij niet
juist kunnen bepalen, had zijn kleinzoon François, die toen als kleine
jongen de zegen ontving van Don Bosco en die op zijn voorhoofd nog de
aanraking voelde van die hand "chargée des grâces divines" het genoegen
de aanstaande terugkeer van Don Bosco naar Parijs aan te kondigen, dit-
maal getooid met de nimbus van de heiligen om bezit te komen nemen van
een kerk die daar met zijn naam oprees.(2)
Op de morgen van 23 april viel het aan de familie van gravin de
Rites te beurt de mis te mogen horen die Don Bosco opdroeg in de bidka-
pel van hun huis in de Faubourg Saint—Germain. Men liet hem een kelk
gebruiken waarvan Pius IX zich bediend had op 8 december 1855, de eerste
verjaardag van de uitroeping van het dogma van de Onbevlekte Ontvangenis.
Hij werd aan het altaar bijgestaan door abbé Sire van Saint—Sulpice, wier
naam verbonden is met een monumentale herinnering aan de volgende histo-
rische gebeurtenis.
(1) La Croix van 1 december 1934 schreef: "La Croix quotidienne n'était pas encore née.
Elle était là, tout au bord de la vie, pas hésitante, non, tout de même légèrement
inquiète. Ce journal allait - il connaître le sort de tant d'autres? Les catholi-
ques le soutiendraient-ils ? Dès ses premiers numéros, assez prenant pour conqué-
rir la sympathie de son public? Doutes troublants. D'un mot, d'un geste, le Bien-
heureux (Don Bosco) les bousculade. Il fallait aller de l'avant et faire hardiment
ce saut dans l'inconnu."
(2) La Vie Sociale, weekblad te Parijs, 21 mei 1933. De Osservatore Romano van Milaan
publiceerde in zijn nummer van 7-8 mei 1883 een interessante vergelijking tussen
Louis Veuillot en Don Bosco.

13.7 Page 127

▲back to top
- XVI/125 -
Hij was het nl. die de bul Ineffabilis liet vertalen in vierhonderd
talen en dialecten. Het waren honderd en tien boekdelen, die in een waar-
devolle koffer, op 11 februari 1877 aan Pius IX werden aangeboden. Die
prachtige gift was al door Don Bosco bewonderd in de zaal van de Onbe-
vlekte Ontvangenis van het Vaticaan en deze ontmoeting met de persoon die
dit bedacht had, was hem zeer aangenaam.(1)
Bij de adellijke familie voegden zich in de kapel ongeveer vijftig
personen van de aristocratie van Parijs. Op het ogenblik van het offer-
torium deed de zoon van mevrouw de Poulpiquet een oud–pauselijke zoeaaf
een geldinzameling en haalde een mooie som samen voor de celebrant. De
meesten van de aanwezigen ontvingen de heilige communie uit de handen van
Don Bosco die er nadien in toestemde audiëntie te verlenen aan diegenen
die gekomen waren.
Waarschijnlijk komt aan abbé Sire de verdienste toe aan Don Bosco de
mogelijkheid te hebben verschaft één van de belangrijkste bezoeken te
brengen zowel op zich zelf beschouwd als door zijn gevolgen, namelijk het
bezoek aan het grootseminarie van Saint–Sulpice. Er zijn weinig semina-
ries die een zo roemrijke geschiedenis hebben als dat van Saint–Sulpice.
Bestuurd door een vereniging van priesters te Parijs, gesticht door de
eerwaarde heer Olier in 1642, werd het weldra - en bleef het ook tot op
onze dagen – een vruchtbare bodem voor beroemde en geleerde prelaten en
voor geestelijken die zich onderscheidden door hun vroomheid en hun ijver
in dienst van de Kerk. Abbé Bieil, directeur van het instituut, die zich
zeer hardnekkig aan de gebruiken hield, had toegegeven aan zijn scrupules
en had onderrichtingen aangevraagd over de ontvangstmodaliteiten die hij
zou moeten naleven en de eerbewijzen die hij hem diende te geven. – Hij
is geen bisschop – zei hij – hij is geen prelaat... Hoe moeten we het dan
doen?– Kardinaal Guibert antwoordde hem: – Ontvang hem met alle mogelijke
eer. Men zal nooit genoeg kunnen doen volgens zijn verdiensten.
Don Bosco begaf er zich heen op de avond van 23 april, maar hij liet
lang op zich wachten. Dat veroorzaakte een vertraging in het uur voor de
geestelijke lezing, voor het avondmaal en voor de nachtrust, een werke-
lijk ongehoord feit in dit ongeschonden heiligdom van de gewoonten. (2)
(1) Abbé Sire was nadien een van de personen die de secretarissen van Don Bosco bijston-
den in het afwerken van zijn briefwisseling.
(2) Het feit verliep niet zonder dat er opmerkingen gemaakt werden. Een van de leiders
die niet kon berusten bij deze wanorde, herhaalde steeds maar:- De communiteiten
wachten niet, de communiteiten wachten niet. Maar de directeur en anderen antwoord-
den hem: - Don Bosco is een heilige. Voor hem kan er wel een uitzondering gemaakt
worden.
Een opgewekt karakter, de heer Thiroux, vroeger advocaat en dan jonge geestelijke,
had gedurende dat wachten een kwatrijn geïmproviseerd dat de ronde deed door de zaal
en de seminaristen opvrolijkte:
Don. Bosco, nous dit-on, a fait de grands miracles, Ressuscité des
morts, et rendu des oracles. Mais le plus grand miracle est celui
d'aujourd'hui: Ta règle, o St. Sulpice, a fléchi devant lui.

13.8 Page 128

▲back to top
- XVI/126 -
Hij kwam vooruit met serene bescheidenheid en van op een voetbankje
wendde hij zich tot de toekomstige priesters met een korte toespraak
waarin hij de opvatting ontwikkelde, vervat in de evangelische lof over
Sint-Jan de Doper: Erat lucerna ardens et lucens. Hij legde hun uit hoe
de priester diende te leven van een vurig innerlijk leven om rond zich
de anderen te kunnen verlichten. Hij herhaalde zijn aforisme dat een
priester nooit alleen naar de hemel of naar de hel ging.(l) Abbé Clément,
de directeur van de Fénelonschool, schreef over dit avondwoordje van Don
Bosco:(2) "Wat ik mij vooral herinner is de laaiende vurigheid van zijn
woord, vooral wanneer hij erop wees dat het noodzakelijk was zijn ver-
trouwen in God te stellen. Dan glansde zijn blik onder de rimpels van
zijn voorhoofd en werd zijn stem sterker, hoewel ze wat moe en gutturaal
klonk.(3) Toen hij van het bankje afstapte drongen mijn gezellen op hem
toe, en verdrongen hem zelfs. Ze verlangden hem aan te raken, zijn hand
te kussen. Ik zie nog hoe één van hen met een schaar een stuk van zijn
singel,(4) naar ik meen, afsneed en een ander een stukje paars weefsel
misschien uit de voering van zijn hoed meedroeg. In dat gedrang had Don
Bosco voor iedereen een glimlach waarvan ik nog zie hoe stralend hij was.
Met een buitengewone goedheid en vriendelijkheid keerde hij zich naar
alle kanten."
De indruk die hij bij deze jonge geestelijken naliet ging nooit meer
uit hun geest verloren en droeg er niet weinig toe bij deze stroom van
sympathie voor Don Bosco te voeden die nog altijd bij de Franse clerus
bestaat. Tussen de seminaristen die daar tegenwoordig waren, vinden we
persoonlijkheden die de naam dragen van kardinaal Bourne, kardinaal-
aartsbisschop van West-minster; de Guébriant, aartsbisschop van Marcia-
nopoli en overste van de missionarissen van de rue du Bac; Gibergues,
gestorven als bisschop van Valence; Neveux, hulpbisschop van Reims; Ter-
nier, bisschop van Tarantaise; Vigouroux en Mourret, echte illustraties
van de gewijde wetenschappen en andere vooraanstaande geestelijken. Bij
het opnieuw oproepen van deze gedenkwaardige avond schreef kardinaal
Bourne: "Een in mijn hart zeer dierbare gedachtenis, een uitnemende gena-
de voor mijn jeugd is het feit geweest Don Bosco te hebben kunnen benade-
ren. Ik was student aan het seminarie van SaintSulpice te Parijs toen hij
in de hoofdstad aankwam. Ik had al horen spreken over de wonderbare wer-
ken die door hem in het leven waren geroepen en over zekere eigenaardige
bijzonderheden van zijn leven. Ik herinner mij nog alsof het vandaag ge-
beurde het trillende ongeduld, waarmee de seminaristen wachtten op het
bezoek van deze man die door de openbare mening als een heilige werd be-
schouwd. Hij scheen in slechte gezondheidstoestand te zijn, liep al wan-
kelend en sprak, zoals ik mij goed herinner, een aarzelend en stuntelig
Frans.
(1) Cfr. Bulletin Salésien, juni 1931.
(2) Brief aan Don Auffray, Parijs, 14 april 1931.
(3) Op een zeker ogenblik kwam het woord gamin dat overeenstemt met het Italiaanse
birichino, monello, hem niet in het geheugen en hij zei:- J'ai à nourrir beaucoup,
beaucoup de petits... Comment vous dites? moneaux. Maar de seminaristen die meenden
dat hij passari (mussen) bedoelde, suggereerde hem moineaux en hij aanvaardde die
verbetering. Ook deze bijzonderheid wordt in de aangehaalde brief vermeld.
(4) We merken reeds op dat Don Bosco op zijn Frans gekleed was.

13.9 Page 129

▲back to top
- XVI/127 -
En toch was de indruk die bij ons allen gewekt werd buitengewoon.
Die keer had hij de gelegenheid niet ons afzonderlijk te spreken, maar in
1885, het jaar na mijn priesterwijding, bracht ik vol belangstelling en
aangetrokken door de werken van de Salesiaanse Congregatie, een bezoek
aan het Oratorio van Turijn. Ik had de grote voldoening met Don Bosco te
spreken en aan zijn rechterhand te zitten gedurende een maaltijd waarop
hij mij uitgenodigd had. In 1887 werkte ik, op zijn aandringen, beschei-
den mee met de eerste leden van de Sociëteit die in november van dat jaar
door hem naar Battersea waren gestuurd. Nadien heb ik steeds zeer genegen
en innige betrekkingen gehad met zijn zonen, niet enkel in Engeland maar
waar ik ze ook ter wereld ontmoet heb. Don Bosco is zijn beloning in de
hemel gaan ontvangen in het begin van het jaar 1888, en sindsdien heb ik
hem steeds als een heilige vereerd en aangeroepen."(1)
De geestdrift van de seminaristen van Saint-Sulpice had zijn weer-
slag op het kleinseminarie van St.-Nicolas du Chardonnet in de rue de
Pontoise. Drie weken later ontving de secretaris van Don Bosco een brief
die geschreven was namens de oversten en de leerlingen. Hierin stond:
"De zo diepe indruk die door ons werd ervaren bij het bezoek en de woor-
den van de Eerwaarde Pater Don Bosco te Saint-Sulpice is nooit meer uit
ons geheugen gewist en zal er ingeprent blijven als één van de mooiste
en meest opbeurende indrukken van ons leven. Thans verlangen wij vurig
dat de jongens die God ons toevertrouwd heeft en in wie Hij de kiemen
van de priesterlijke roeping gelegd heeft, van deze weldaad zouden genie-
ten. Het schijnt ons toe dat deze roeping krachtiger zou worden en zich
verder zou ontwikkelen, indien Don Bosco zo goed zou willen zijn naar
hier te komen om enkele woorden tot hen te richten. Is de zegen van een
heilige geen speciale genade van God en een onderpand van zijn machtige
bescherming?" Men riep dus de goede diensten van zijn secretaris in.
Daarenboven bemoeide er zich een ijverige medewerkster, mevrouw Mollie
(2) mee, die er op 16 mei met Don Bosco over sprak. Don Bosco die voor de
jongens ieder offer zou gebracht hebben wou deze leerlingen tevreden
stellen en kwam, wellicht op 22 mei, vanuit het huis van de zusters van
Sion naar hen toe.
(1) Voorwoord bij de vertaling van het Leven van de Zalige Don Bosco geschreven door
Don Auffray, Londen, Burns Dates, 1930. De directeur van Saint-Sulpice was ermee
begaan dat hij, ondanks zijn pogingen, er niet in geslaagd was Don Bosco nog terug
te zien om hem te kunnen bedanken voor zijn bezoek. Op de achtste dag besloot hij
daarom aan hem te schrijven. Hij schreef: "Uw bezoek heeft ons veel goed gedaan."
Bij zijn brief voegde hij 320 fr. voor zijn werken.
(2) L'Univers van 4-5 mei bevat deze advertentie: " On trouve à Paris chez Mme Mollie,
44, rue Saint-Placide, tout ce qui a trait à la vie et aux oeuvres de Dom Bosco:
médailles, images, neuvaines de None-Dame Auxiliatrice, Bulletin Salésien, abonne-
ment aux lectures morales de Dom Bosco." Ook in het huis van Juffrouw Sénislhac wer-
den exemplaren van het Bulletin uitgedeeld.

13.10 Page 130

▲back to top
- XVI/128 -
Ook de Zusters van de Visitatie van het tweede klooster van Parijs
in de rue de Vaugirard waren bij de kloostercommuniteiten die zich haast-
ten om voor zich een mis van Don Bosco te verzekeren. Hij ging er cele-
breren op de morgen van 24 april. Van zeven uur af begon de kapel vol te
lopen met aanzienlijke en vrome personen. Ondanks het ongemak omwille van
hun groot aantal en het vervelende lange wachten bewaarden allen een
stichtende ingetogenheid. Don Bosco kwam pas om negen uur binnen. De
voortdurende verrassingen verhinderden hem om het even welke uurregeling.
Steunend op de arm van Don de Barruel trok hij voorbij het aristocrati-
sche publiek dat aarzelde om hem doorgang te verlenen. Alle ogen volgden
hem met eerbiedig verlangen. Toen de celebrant naar het altaar opging,
kon men in de mystieke rust van deze kapel haast voelen hoe de harten van
alle aanwezigen in overeenstemming klopten met dat van de celebrant. Bij
het evangelie wendde hij zich tot de vergadering en in zeer eenvoudige
woorden toonde hij aan die rijke lui, hoe er maar één waarachtige rijkdom
bestond, namelijk de vreze Gods. Een mooie belevenis vertelde hij als
stichtend voorbeeld. Een jongen van een welgestelde familie was door zijn
vader naar Rome gebracht om hem voor te stellen aan Paus Pius IX. Voor de
plaatsvervanger van Jezus Christus gekomen, vroeg de brave vader een spe-
ciale zegen voor zijn Louis, opdat God hem voor de genegenheid van de
zijnen zou bewaren. De Heilige Vader liet een ogenblik zijn zachte en
vaderlijke blik rusten op de jongen en toen, in zich zelf gekeerd en met
de ogen ten hemel gericht, zei hij hem: - Louis, wees altijd een goed
christen. - Nadien legde hij zijn hand op zijn schouder en ging op ern-
stige en nadrukkelijke toon verder: - Louis, wees rijk... - Heilige Vader
- onderbrak hem de vader, wij vragen geen materiële goederen. God heeft
er ons geschonken...
Maar de paus liet zich niet van de wijs brengen en voltooide de zin
die hij begonnen was: - Louis, wees rijk in de waarachtige rijkdommen,
bewaar steeds de vreze Gods. De omstanders begrepen zeker niet wie die
vader en die zoon waren, maar voor ons is het gemakkelijk er graaf Colle
en zijn beminde Louis in te herkennen.
Voor de communie volgden de aanwezigen elkaar niet zonder moeite op
aan de heilige tafel. Na de mis begaven allen zich naar de sacristie die
weldra overvol was. Daar hadden enkele personen die erin geslaagd waren
binnen te dringen, zich aan de voeten van de Man Gods neergeworpen om
zijn zegen te vragen. Anderen wilden ook nog binnenglippen, maar de se-
cretaris eiste voor Don Bosco de nodige tijd op om zijn dankzegging te
doen. Men gehoorzaamde hem, maar toch waren er zoveel als er maar binnen
konden glippen, rond hem in een kring gaan knielen en ze zaten daar stil
en aandachtig terwijl hij aan het bidden was." Wanneer men Don Bosco in
gebed ziet - merkte een dagblad op met verwijzing naar de mis in de Visi-
tatie (1) - is het alsof men een hemelse dauw zijn hart voelt verfris-
sen."
(1) Le Monde, 17 mei 1883.

14 Pages 131-140

▲back to top

14.1 Page 131

▲back to top
- XVI/129 -
Na zijn dankzegging kwamen al deze heren en dames aan hem voorbij,
verheugd zijn zegen, zijn blik of een woord van hem te ontvangen. Einde-
lijk bracht hij de troost van zijn bezoek aan de communiteit, want Kardi-
naal Guibert had hem de toelating verleend in het slot te komen. Hij was
echter genoodzaakt er langs een zijdeur binnen te gaan, want anders zou
een vol uur niet voldoende geweest zijn om door de kapel te komen. Hij
spoorde de verzamelde kloosterzusters aan trouw te zijn aan hun regel.
Nadien werd de gewezen overste, Moeder Maria Kotzka le Pan de Ligny, die
meer dan zeventig jaar oud was en veel leed aan hem voorgesteld.
De zusters die veel van haar hielden, vroegen aan Don Bosco haar le-
ven te willen verlengen. Bij deze naïeve vraag glimlachte hij en na een
ogenblik van bezinning, antwoordde hij:- U wenst zeker niet, Moeder, nog
lange tijd op deze aarde te blijven, maar toch zult u hier beneden nog
wat moeten blijven leven en u zult heengaan wanneer uw dochters u de
vergunning daartoe zullen geven.
- Oh! zegden de kloosterzusters, onze Moeder zal ons allen voor haar
naar de eeuwigheid zien gaan, want we zullen haar nooit toestaan te ster-
ven.
Maar negen jaar later moesten ze haar toch die toelating verlenen.
De smarten van moeder overste waren zo gestegen dat haar leven nog enkel
lijden was geworden. Bij het zien van dit langdurige martelaarschap waren
haar dochters hun hart niet meer meester en verzochten de Heer haar tot
zich te willen roepen en de Heer verhoorde hun gebed.(1)
Hij ging dan een bezoek afleggen bij de meisjes van de kostschool
die aan het klooster gehecht was. Bij het zien van die brave meisjes -
zegt ons de zuster van de Visitatie die ons dit nieuws bezorgd heeft -
was hij opeens zeer opgewekt. Hij maande ze aan hun christelijke plichten
te vervullen en begon zijn korte toespraak met volgende inleiding: - Her-
innert u beste meisjes, dat er slechts één God is, één hemel, dat er één
enkel leven is op aarde en dat u maar één ziel hebt.- De secretaris ver-
kortte zijn bezoek omdat daarbuiten vele mensen - gezonden en zieken -
stonden te wachten en rumoer maakten alsof ze de deuren wilden inbeuken.
De gedachtenis aan Don Bosco is nog steeds levendig in dat huis.
Kort nadien liet een oud-leerlinge, novice geworden van de Orde van Tu-
rijn, Cécile Roussel, een beeld van Maria, Hulp der Christenen aankopen
en door hem zegenen. Ze stuurde het naar het klooster, waar de zusters en
de kostschoolmeisjes het vandaag nog omringen met hun kinderlijke eer-
bied.
Een verdienstelijke edelman verkreeg de volgende dag de eer van een
bezoek. Het was burggraaf de Damas, die met christelijke moed en heilige
volharding, zijn leven sleet met de edele zending bij het Franse volk het
geloof weer te doen ontvlammen door vrome bedevaarten.
(1) Het feit werd ook herdacht in een naamloos werkje met als titel: Abrégé de la Vie et
des Vertus de la Vénérable Mère Marie Kotzka le Pan de Ligny, Supérieure du second
Monastère de la Visitation à Paris. Edité par le convent.

14.2 Page 132

▲back to top
- XVI/130 -
Hij stuurde zijn rijtuig naar de avenue de Messine en het bracht Don
Bosco naar zijn herenwoning in de morgen van 25 april omstreeks half ne-
gen. Beneden aan de trap die op het binnenplein uitkwam, ontving deze
heer met grote eerbied zijn eerbiedwaardige gast. Op zijn arm steunend,
beklom hij langzaam de trap en op het terras dat zich voor de binnen-
plaats uitstrekte, ontving hij de huldeblijken van heel de familie, Na
het uitwisselen van hartelijke begroetingswoorden werd hij naar de huis-
kapel geleid, waar al de personen van het huis en enkele intieme vrien-
den achter hem plaats namen, terwijl hij zich aankleedde voor het cele-
breren van de mis.
"Het is onmogelijk - zegt de Monde van 19 juni - een beschrijving
te geven van de diepe vrede, de hemelse ingetogenheid van deze grote en
adellijke familie, op het ogenblik dat de eerbiedwaardige priester, be-
kleed met de liturgische gewaden, zich naar het altaar begaf en zijn ge-
zegende stem de gebeden liet horen die in de kerk voortdurend tot de eeu-
wige Majesteit opstijgen." Het heilig offer werd opgedragen te midden van
de meest godsdienstige stilte. Haast al de aanwezigen ontvingen uit zijn
handen het eucharistische brood.
Na zijn dankzegging werd hij naar de zaal begeleid waar een kring
van kinderen hem een lieflijk welkom toewenste. De zachtheid van zijn
optreden won dadelijk hun vertrouwen. Hij richtte tot hen enkele gepaste
woorden en gaf hun dan zijn zegen. Daarna onderhield hij zich met de gro-
te mensen. De al aangehaalde krant schreef: "Men moet dergelijke bijeen-
komsten hebben bijgewoond om een voorstelling te hebben over de kalmte,
de eerbied en de waardigheid die daar heersen. Het wel overwogen en har-
monieuze woord van de minzame priester, aan wie zijn Italiaans accent een
zoete bekoring geeft, de bescheidenheid en de juistheid van zijn gedach-
ten, kortom, alles ademt een geur uit van bovenmenselijke grootheid die
allen die hem aanhoren, meesleept."
Geknield ontvingen zij zijn zegen en daarna nodigden ze hem uit op
een intieme maaltijd. Daarna stelde de burggraaf zich ter beschikking
van de bevelen van zijn geliefde gast, deed hem in zijn rijtuig stijgen,
en vergezelde Don Bosco op zijn tocht om zieken, die zijn geestelijke op-
beuring nodig hadden, te gaan bezoeken.
Die dag bracht hij zijn zegen aan een heilige zieke, namelijk aan de
eerwaarde Moeder Maria van Jezus, de stichteres van de Kleine zusters van
de Hemelvaart voor de bijstand aan huis aan arme zieken. De vriendinnen
van het huis lieten niets onbeproefd om aan de communiteit de gunst van
dit waardevolle bezoek te verzekeren. De Congregatie werd in 1842 ge-
sticht te Saint-Servan in Bretagne en zeven jaar later overgebracht naar
Parijs. In 1870 werd het moederhuis te Grenelle, een voorstad van Parijs
gevestigd. Daarheen was het dan dat Don Bosco zich begaf. Hij was zeer
tevreden een werk te mogen zegenen dat zich uitsluitend met de armen be-
zighield. Hij hoorde met welwillende belangstelling de bijzonderheden aan
die men hem gaf over de zending die door de zusters uitgevoerd werd en
beloofde dat hij voor de verdere ontwikkeling zou bidden.
De moeder wou, ofschoon ze zeer ziek was, toch erbij aanwezig zijn.
Ook was daar pater Pernet, Assumptionist die aan het instituut zijn defi-

14.3 Page 133

▲back to top
- XVI/131 -
nitieve vorm gegeven had en nog steeds de geest leidde. Deze zei aan Don
Bosco: - Mijn beste pater, bid zeer speciaal voor deze brave moeder, op-
dat de Heer haar gezondheid zou terugschenken en wij het voordeel zouden
hebben haar te mogen behouden ten bate van heel haar familie.
Ik zal voor al uw inzichten bidden - antwoordde hij glimlachend -
en ik zal vragen dat deze goede moeder zo lang moge leven als Mathusa-
lem, namelijk negenhonderd negenenzestig jaar...
- Oh! pater, riep de moeder verschrikt uit.
Welnu - hernam Don Bosco, half ernstig, half in scherts, laten we
dat eerste cijfer in twee delen. Wanneer wij er dan nog enkele jaren af-
doen, blijven er nog negenenvijftig jaar over.
Maar pater!- zei de moeder nogmaals, verbaasd.
Neem het aan, neem het aan.
- Ik neem het aan, antwoordde zij.
Wat mij betreft, ik vraag maar één enkele zaak, dat u zou bidden
opdat Don Bosco zijn ziel zou redden.
En dat hij zo lang zou leven als ik - ging de andere verder.
- Oh! indien ik zo lang zou leven als Mathusalem, dan keerde ik de
hele wereld het onderste boven... Maar u, moeder, indien u zo lang zou
leven als die patriarch, wat veeruitgang zou u in uw familie zien! En
dan zouden, in het paradijs, al uw dochters samen met al de zielen die
door hen gered werden een prachtige kroon voor u vormen. En wanneer ik
u met heel uw familie in het paradijs zou terug zien, dan zou ik aan de
Heer vragen dat Hij mij met mijn familie wat verder af zou plaatsen, want
met al onze rumoerige bengels zouden wij uw rust storen...
Bij het afscheid nemen zegende Don Bosco de communiteit en besloot:
- Brave zusters, ik zal voor u allen vroomheid, vurigheid en volharding
in het nauwgezet beoefenen van uw regel vragen.
Hij zei geen vaarwel, maar liet hun de hoop dat hij bij zijn terug-
keer uit Rijsel, waarheen hij zich ging begeven, opnieuw naar Grenelle
zou komen en er ook graag de mis zou celebreren.
De korte dialoog die wij zopas aanhaalden, beschouwden de meeste
zusters als een loutere scherts, maar dat was niet het geval bij ver-
scheidene anderen en vooral niet bij de moeder. Een tijdje later vroeg
barones Reille, bij een bezoek aan Don Bosco, of er hoop op genezing be-
stond voor de stichteres. Hij wachtte er zich wel voor iedere hoop te
ontnemen. Hij antwoordde inderdaad: - Ja, maar bid ervoor... Dat men van-
af 1 mei tot 30 juni iedere dag drie Wees Gegroeten, drie Onze Vaders en
drie Salve Regina’s bidden.

14.4 Page 134

▲back to top
- XVI/132 -
Don Bosco ging werkelijk een tweede maal naar Grenelle op 20 mei
(1)en deed er de mis. Pater Pernet ging hem per rijtuig halen van het
herenhuis van madame de Saint–Seine tot aan de Boulevard Saint_Germain.
Zo kon hij gedurende het traject een half uur met hem heel alleen blij-
ven. Omdat hij echter zag dat hij door vermoeidheid gebroken was, waagde
hij het niet met hem te spreken. Toch kreeg hij vertrouwen en zette hem
de aard van het werk, het doel en de taak van de Kleine Zusters uiteen.
Don Bosco luisterde. Toen hij met zijn uiteenzetting gedaan had, vroeg
pater Pernet: – Zeg me eens, pater, wat denkt u over ons werk?... Komt
het van God?... Don Bosco bleef een ogenblik ingetogen en antwoordde dan
op overtuigende toon: – Zeker, dit werk komt van God... Het zal veel goed
doen in de kerk. Ga ermee voort.– Pater Pernet voelde zich zo getroost en
gesterkt dat hij hem geen andere vragen stelde, hoewel hij eerst beslist
had hem verscheidene zaken te vragen die hem persoonlijk betroffen, maar
de vrees hem al teveel te vermoeien, weerhield hem hiervan. De mis, vast-
gesteld voor acht uur, begon om negen uur. De moeder die bedlegerig was,
liet zich naar de kapel dragen en lag uitgestrekt achter het altaar, de
enige vrije plaats want de menigte had van half zeven het klooster inge-
nomen. Er waren veel zieken bij en velen gingen te communie. Omdat moeder
overste niet langer nuchter kon blijven, reikte Don Bosco haar de commu-
nie uit vooraleer hij het heilig misoffer begon. Na de mis verzocht pater
Pernet hem haar een speciale zegen te willen geven. Hij bad met haar het
Wees Gegroet, het Salve Regina en dan het Oremus. Eindelijk zei hij haar:
– Ik wens u gezondheid en heiligheid toe. Uw weg is de weg van het kruis
en van het lijden ... Verlang enkel Gods wil te volbrengen.
De zusters moesten voor de audiënties de plaats afstaan aan de
vreemdelingen. De audiënties duurden tot na de middag. Er boden zich twee
buitenmensen aan uit de Vendée die meer dan 250 kilometer hadden afge-
legd om Don Bosco te zien en met hem te spreken. Te Parijs aangekomen op
de avond te voren, waren ze bij de secretaris van Don Bosco gegaan, die
ze naar Grenelle gestuurd had. Ze bleven daar van 6.00 uur ’s morgens tot
15.00 uur in de namiddag zonder eten en drinken. Toen ze om 15.00 uur
buitenkwamen straalde hun gelaat van geluk.
Don Bosco nam daar zijn diner samen met Don Rua en zijn secretaris-
sen, met pater Picard, met abbé Le Rebours, pastoor van de Madeleine-
kerk, met een vicaris–generaal van Zijne Eminentie en met andere perso-
nen. Hij zal zich zeer vermoeid hebben gevoeld, want te midden van de
maaltijd viel hij in slaap.
(1) In de Vita in twee boekdelen, leest men op bladzijde 555 van het tweede boekdeel
"15 mei" maar dat is een vergissing. Don Bosco kwam terug van Rijsel op 16 mei.
Zuster Emmanuelle Marie schreef over Don Bosco op 19 mei aan al de huizen: "Nous
l'attendons demain. Il viendra dire la Messe dans noire chapelle." Cfr. La Mère
Marie de Jésus, Paris, Maison de la Bonne Presse, 1909, blz. 313. De bijzonderhe-
den hier door ons verhaald, komen uit dit werk, blz. 309-316.

14.5 Page 135

▲back to top
- XVI/133 -
Pater Picard deed dan teken aan de disgenoten dat ze zouden stil
zijn om hem niet te wekken.
Toen hij wakker werd en het diner beëindigd had, bracht Don Bosco
een bezoek aan moeder overste op haar kamer. Pater Pernet wierp zich aan
zijn voeten en smeekte hem de genezing af van de zieke. Don Bosco bleef
tien minuten bij haar bed en zei haar dan: - U bent te nuttig voor uw
Congregatie om nu naar het paradijs te gaan. - En tot de pater zei hij: -
Bid, laat bidden tot 16 juli de feestdag van 0.-L.-Vrouw van de Karmel.
Ik zal ook bidden en mijn Salesianen en jongens laten bidden. - Don Bosco
werd dan naar de ziekenzaal gebracht om de zieke zusters te zegenen. Bij
het afscheid verzocht men hem een laatste zegen aan de communiteit te
willen geven. Zuster Emmanuelle Marie schrijft: "Hij had in zijn gelaats-
trekken een bijzondere uitdrukking, het scheen of een bovennatuurlijke
glans hem verlichtte. Hij sprak ons over de vertroostingen van die dag en
voegde er enkele woorden aan toe over de veelvuldige communie, waarin men
licht, sterkte en heiligheid vindt. Nadien gaf hij ons zijn zegen. Bij
het naar buiten gaan, zoals 's morgens ook bij het binnenkomen, was het
lastig hem te verdedigen tegen de massa die hem wilde naderen en zijn
kleren aanraken." Pater Picard bleef daar en omdat hij zag dat de zusters
zo onder de indruk waren, verhaalde hij hun veel zaken over Don Bosco en
onder meer een episode van die morgen: Toen hij aankwam, had het de
schijn of Don Bosco ons helemaal niet zag, maar onverwachts bekeek hij
te midden van het volk een jongeman met zeer voornaam voorkomen, die hij
nog nooit gezien had. Hij deed hem teken nader te willen komen. - Wat
doet u te Parijs?- vroeg hij hem.
- Ik ga naar de katholieke universiteit en ik volg het rechtscollege.
- Laat me dat boek zien.
Het was een missaal. Don Bosco gaf hem een stevige handdruk en zei
hem: - Weldra zult u één van de onzen zijn.- Na de mis zag hij hem op-
nieuw in het koor, nodigde hem uit hem te volgen en herhaalde nogmaals:
- Ik verwacht u gauw te Turijn.- Men vernam nadien dat hij de zoon
was van één van de zo genaamde Dames Servantes des Pauvres, een vereni-
ging van dames die enkele uren per dag de Kleine Zusters gingen helpen
assisteren aan huis bij onbemiddelde zieken. Zijn moeder had de toelating
gevraagd en verkregen hem mee te nemen naar de mis van Don Bosco, maar ze
had nooit kunnen voorzien wat er zou gebeuren. Daar ze echter uiterst
vroom was, kwam er van haar kant niet het minste verzet.
Twee andere episoden worden ons bevestigd door haar die er een rol
in gespeeld heeft. Een meisje van achttien jaar wenste kloosterlinge te
worden maar kon geen beslissing nemen over de keuze van congregatie. Ze
dacht dat Don Bosco haar daarin raad zou kunnen geven en legde het zo aan
boord dat ze door bemiddeling van haar biechtvader, pater Bailly, op 25
april een audiëntie verkreeg, waarin ze hem haar onzekerheid uiteenzette.
Deze pater had een voorkeur voor de Kleine Zusters, maar van deze
zusters hield ze niet of, naar ze zelf zei, voor haar schenen ze geen
betekenis te hebben. Er waren ook de Dochters van Liefde, maar voor hen

14.6 Page 136

▲back to top
- XVI/134 -
had ze een gevoel van afkeer, omdat men ze haar afgeschilderd had alsof
ze militair gedrild waren, geen familieleven kenden en ontoegankelijke
oversten hadden. Toen Don Bosco haar overdenkingen gehoord had, wachtte
hij een ogenblik en zei dan zonder de minste aarzeling; — Word dan zuster
van Sint_Vincentius. Enkele jaren later volgde het jonge meisje zijn raad
op en, op het ogenblik dat we dit schrijven, is zij onder de naam van
zuster Elisabeth al vijfenveertig jaar kloosterlinge van dat instituut.
Aangemoedigd door dit goede onthaal, wou ze op 20 mei een nieuwe po-
ging wagen. Ze had een vriendin van dezelfde leeftijd die sinds haar ge-
boorte doofstom was. Zou Don Bosco haar niet kunnen genezen? Met ver-
scheidene gezellinnen keerde ze terug van de Assumptionistinnen op de dag
van haar tweede bezoek en bracht de ongelukkige met haar mee. Allen
slaagden erin in groep Don Bosco te benaderen en haar aan hem voor te
stellen. Ze smeekten hem voor haar het gehoor en de spraak te verkrijgen.
Don Bosco hoorde ze welwillend aan, dacht er een ogenblik over na en
stelde dan voor de noveen tot Maria, Hulp der Christenen te willen doen.
Welnu, toen de noveen op haar einde liep begon de doofstomme op een zeke-
re dag de geluiden te herhalen die rond haar gemaakt werden. Ze hoorde
dus. En het duurde niet lang of ze leerde eveneens spreken met de hulp
van haar vriendinnen.
Toen zuster Elisabeth ondervraagd werd over de indruk die Don Bos-
co op haar gelaten had, antwoordde zij: — Een indruk van vaderlijke goed-
heid. Hij was van iedereen en voor iedereen, ofschoon zijn gezondheid al
wankel was en hij zich moeilijk op zijn voeten kon recht houden... Wan-
neer men hem een vraag stelde, liet hij steeds zijn antwoord door een
korte pauze voorafgaan, alsof hij van daarboven de raad ontving die men
van zijn lippen verwachtte.
De heilige, zoals men Don Bosco noemde, had geen onrust willen bren-
gen in de communiteit. Maar een heer, die bevriend was met de zusters en
die toen juist te Grenelle was, had Don Bosco op een zeker ogenblik onder
vier ogen gevraagd of hij aan God de genezing voor moeder overste wilde
vragen. Heel duidelijk, met gesloten ogen en met een ontkennend gebaar
van het hoofd had Don Bosco geantwoord:— Neen. Het werk is van God en zal
ook zonder haar blijven bestaan.— Moeder Maria van Jezus vloog naar de
hemel op 18 september. Ze was geboren op 7 november 1824 zodat ze slechts
iets meer dan anderhalve maand tekort kwam om 59 jaar te zijn.
Wij nemen nu de draad weer op volgens chronologische orde.
Op zondag 26 april celebreerde Don Bosco de mis in het weeshuis van de
Presentatie, gesticht door kanunnik Pelgé in de rue Nicolo te Passy, een
voorstad van Parijs. De stichter van het huis stond hem bij aan het al-
taar. In het kapelletje was alles piekfijn in orde en schitterde van het
goud! Een zwerm, kleine meisjes tussen drie en vier jaar bezette de ruim-
te dichtst bij de celebrant. De grotere meisjes zaten daarachter en zon-
gen met hun wondermooi kinderstemmetje. Er waren veel communies. Toen de
talrijke audiënties voorbij waren, trof Don Bosco op het binnenplein nog
een menigte mensen aan die daar op zijn voorbijkomen wachtten om hun zie-
ken voor te stellen en zijn zegen te vragen.
Op 27 april droeg hij de mis op bij de dames van de Retraite of van

14.7 Page 137

▲back to top
- XVI/135 -
het Cenakel in de avenue Père-Lachaise. Om zeven uur begon er volk toe te
stromen om ze bij te wonen. Daar het allen personen van aanzien waren,
schreven ze hun naam in een register alvorens binnen te komen. In het
koor had de familie de Cessac plaats genomen. Voor de intentie van deze
familie zou Don Bosco het goddelijke offer opdragen. Toen de kapel gevuld
was, moesten de telaatkomers vrede nemen met een staanplaats in de ruime
spreekzaal. In beide plaatsen afzonderlijk konden ongeveer vierhonderd
heren en dames plaats nemen. Onder de aanwezigen waren er allerlei zie-
ken. Don Bosco kwam om halfnegen aan en besteeg kort nadien het altaar.
Na de lezing van het evangelie sprak hij over zijn werk. Aan velen deelde
hij de communie uit in de grootste orde en ingetogenheid, niettegenstaan-
de de grote massa. Toen de predikant van de retraite kwam en die grote
menigte zag, oordeelde hij dat het onmogelijk was zijn preek te houden en
ging heen.(1) Toen de mis uit was, hernieuwde zich het evangelische
schouwspel van de massa's die van alle kanten de Zaligmaker omringden en
zijn hulp afsmeekten. De enen wilden zijn kleren aanraken, de anderen
zijn zegen vragen of een gunst verkrijgen. Velen slaagden erin hem te na-
deren, maar velen ook niet. De voorkeur van Don Bosco scheen naar de zie-
ken en naar de jonge mensen te gaan, die hij met een speciaal gebaar ze-
gende. Rond de middag bevrijdden de priesters die nooit van zijn zijde
weg waren, hem van het gedrang en brachten hem bij de kloosterzusters die
al op hem stonden te wachten. Daar bleef hij enkele minuten te midden van
hen zitten. Hij had het werkelijk nodig. Nadat hij hun een paar goede
woorden had gezegd, zegende hij ze en alvorens naar buiten te gaan gaf
hij aan ieder, zoals naar gewoonte, de medaille. Van af de drempel van de
poort riep hij nog eens over de communiteit de zegen van de allerheilig-
ste Maagd af. De kroniek van het huis noteert: "Hij verliet ons omstreeks
één uur. Wij waren uiterst gesticht door zijn nederigheid, door zijn
kalmte en door zijn rustig optreden te midden van de menigte die hem
overal omgeeft en volgt. Men voelt het aan dat hij in een hogere wereld
leeft en dat hier beneden enkel zijn christelijke liefde van hem uit-
straalt."
Op dezelfde dag bezocht hij de Dames van de Calvarieberg, die in de
rue de Lourmel een tehuis hadden voor mensen die aangetast waren door
lupus, een huidziekte die onherstelbare verzweringen verwekt en het men-
selijke aangezicht afschuwelijk verminkt. Deze dames zijn weduwen, ver-
enigd in een vrij genootschap van leken, zonder geloften en zonder spe-
ciaal gewaad. Zij leven in de schoot van hun families. Uit alle hoeken
van Parijs komen de aangesloten leden naar het ziekenhuis om aan de zie-
ken hun diensten te bewijzen ingegeven door christelijke liefde. Door
zijn bezoek wou Don Bosco eer bewijzen aan de deugd van de edelmoedige
ziekenverpleegsters.
Op 28 april was er een mis en een conferentie in de kerk van de
Notre-Dame des Victoires, maar hierover zullen we het in het volgende
hoofdstuk hebben.
(1) Cfr. hiervoor, blz. 77.

14.8 Page 138

▲back to top
- XVI/136 -
Eén kerk in Parijs had voor Don Bosco een sterkere aantrekkings-
kracht dan al de andere, namelijk de kerk van Sint-Thomas van Villeneuve.
Toen de jonge student Franciscus van Sales daar vurig aan het bidden was
voor een beeld van de Madonna, had hij zich als door een betovering be-
vrijd gevoeld van de verzoeking die hem ertoe dreef aan zijn eeuwig heil
te wanhopen.(1) Een bewijs dat hij daar gebracht werd door de herinne-
ring aan onze heilige patroon vinden we in de twee regels die hij laat
volgen op zijn naam in het register van de missen: Abbé Jean Bosco, su-
périeur de la Pieuse Société Salésienne, recommande à St.-Franqois de
Sales toutes ses oeuvres, dont St.-Francois est le patron.
Hij celebreerde in deze kerk op zondag 29 april. Lang voor acht uur
was er geen plaats meer in deze kerk. Don Bosco richtte ook enkele woor-
den tot de gelovigen over de verdiensten van de liefdadigheid en over het
doel van zijn werken. Toen hij wegging kwamen twee jongetjes die zich
daarbinnen hadden verborgen en die met armen en voeten gewerkt hadden om
zich tussen de benen van de mensen door naar binnen te dringen, juist
voor hem te voorschijn. Ze bleven hem daar wel een minuut glimlachend
aankijken. Op een teken van Don Bosco nam de ene zijn rechter-, de andere
zijn linkerhand vast. Steeds bleven ze hem aankijken en lachten bij som-
mige van zijn woordjes terwijl hij langzaam verder ging zonder zich te
bekommeren om de handdruk van de kinderen, maar zijn handen liet hij
steeds in hun handjes. Ondertussen luisterde hij naar wat door de om-
standers gezegd werd en beantwoordde hun vragen terwijl de kleintjes niet
van hem weggingen vooraleer hun ouders ze kwamen halen. Dit liefelijke
tafereeltje werd genoteerd en becommentarieerd in de kranten.
De kerk van Sint-Thomas van Villeneuve bevond zich op korte afstand
van een communiteit van zusters die ook de naam van deze Spaanse heilige
droeg. Alvorens te vertrekken ging Don Bosco hun een bezoek brengen. In
deze communiteit leeft nog de herinnering voort hoe Don Bosco de intuïtie
had van wat er in twee gevallen in het bewustzijn van sommige zusters om-
ging. Toen hij de novicemeesters ontmoette, zei hij haar: - Vraag niet om
vervangen te worden.- Welnu, deze kloosterzuster had er geruime tijd al
over gepiekerd of ze zich niet van dit ambt zou laten ontslaan, maar ze
had er nog met geen levende ziel over gesproken. Toen hij zich dan voor
al de vergaderde zusters bevond, vroeg hij onverwacht: - Maar hier ont-
breekt toch een zuster?
(1) Dit beeld wordt door het volk Vierge Noire genoemd wegens haar kleur, maar de echte
naam is Notre-Dame de la Bonne Délivrance. Voor dit beeld had de jonge Franciscus
van Sales zijn eerste gelofte van kuisheid gedaan. Toen werd het beeld echter ver-
eerd in de kerk van Saint-Etienne des Grès, in de studentenwijk, rue Saint-Jacques.
Gedurende de Franse omwenteling gered, ook door het werk van vrome personen, werd
het beeld in 1806 toevertrouwd aan de zusters van Sint-Thomas van Villeneuve in de
rue de Sèvres.

14.9 Page 139

▲back to top
- XVI/137 -
- Een van hen bevond zich inderdaad buiten; ze was bezig met de
vreemdelingen en juist aan haar had Don Bosco iets te zeggen en toen hij
haar zag, zei hij haar: - U hebt zwaar inwendig leed, maar wees er niet
verschrikt over en neem het niet in slechte betekenis op, want het is een
beproeving die door God gewild is.- Het was een zuster met een opgeruimd
en joviaal karakter en geen van de andere zusters zou ooit verondersteld
hebben dat zij in het geheim van haar hart doornen verborgen hield.
Toen hij aan het plein kwam, versperden herenkoetsen en stadsrij-
tuigen hem de weg, zodat het onmogelijk was er doorheen te geraken. Een
rijtuig bracht hem naar de place Saint-Sulpice. Maar ditmaal ging hij in
de richting van de parochiekerk. Naast deze kerk bevindt zich een andere
kerk die een geschiedenis heeft. Toegewijd aan O.-L.-Vrouw-ten-hemel-op-
genomen noemt men deze kerk, de kerk van de Duitsers, omdat in de zeven-
tiende en achttiende eeuw de zeer talrijke dienstmeiden van deze adel-
lijke wijk die hoofdzakelijk afkomstig waren van Duitssprekend Zwitser-
land, daar voor de zondagsdiensten samenkwamen. Hier had in 1804, paus
Pius VII gebeden toen hij zich naar Parijs begaf voor de kroning van kei-
zer Napoleon. Hier had in het begin van de XIXde eeuw Mgr. de Frayssinous
voor de eerste maal na de revolutie een cursus geopend van apologetische
conferenties over de voornaamste punten van het christelijke geloof. Deze
conferenties deden nadien het plan ontstaan het gebied van dergelijk re-
ligieus onderricht te verruimen door de conferenties over te brengen naar
de grootste predikstoel van Parijs in de kathedraal van de Notre-Dame
gedurende de vasten; deze prediking duurt nog steeds voort. Daarna werd
in deze historische kerk een ander werk aangevat. Het bloeide toen Don
Bosco de kerk bezocht. Het was namelijk het geven van catechismuslessen
van volharding voor juffrouwen van de hogere stand. Hiervoor zorgden de
oudste seminaristen van het seminarie daar in de buurt.
Men had zijn bezoek aangemeld voor 10.30 u., maar Don Bosco liet
een uur op zich wachten. Om de tijd aangenaam door te brengen las abbé
Sire, die de leiding had van dit werk, in de levensbeschrijving van d'
Espiney enkele aantrekkelijke passages uit het leven van Don Bosco voor:
de geschiedenis van il Grigio, de episode van het krankzinnigengesticht,
zijn manier om stichtingen te beginnen en in leven te houden en ver-
scheidene mirakels die hij had bewerkt. Deze voorlezing verwekte bij de
aanwezigen een vurig verlangen om Don Bosco te zien.
Bij de juffrouwen die gekomen waren om de catechismuslessen te
volgen, hadden zich ook talrijke vreemde personen gevoegd. Ze stonden
opeengepakt in ieder hoekje en waren zelfs op het trapje van de kansel
geklommen. Het gerucht van een rijtuig dat voor de deur stilhield, deed
als het ware een elektrische stroom door de menigte gaan. Op dat ogen-
blik had men juist een loflied ingezet, maar iedereen zweeg ogenblikke-
lijk. "De heiligen kan men van op een verre afstand voelen naderen -
noteert de schrijfster van een dagboek dat wij hier volgen.(1)
(1) Een Redemptoristin van het klooster van Landser un de Elzas die toen geregeld de
catechismuslessen volgde. Zij heeft ons een afschrift bezorgd van dit gedeelte van
haar dagboek (29 april tot 1 mei).

14.10 Page 140

▲back to top
- XVI/138 -
Don Bosco was nog niet binnengekomen of men had al het gevoel van
de tegenwoordigheid van een buitengewoon wezen."
De directeur stelde hem de leerlingen voor en zei dat ze zo tevreden wa-
ren hem te mogen ontvangen in deze kerk die al door zovele beroemde per-
sonages en zelfs door Paus Pius VII was bezocht. Don Bosco antwoordde met
een paar woorden en met de traagheid van iemand die zijn gedachten ver-
taalt in een taal die zijn moedertaal niet is evenals met het accent
eigen aan de Italianen (1) zoals de schrijfster van het dagboek het aan-
stipt. Die morgen kon men zijn stem voldoende horen.- Ik ben maar een
arme priester - zei hij. - Ik ben zeer tevreden dat ook ik mij mag bevin-
den in deze kerk van Saint-Sulpice, waar steeds de getrouwheid aan alle
tradities van het geloof en van de christelijke vroomheid heerst. Ik ben
tevreden te mogen vernemen dat ook Paus Pius VII, van wie de gedachtenis
zo doeltreffend is, haar een bezoek heeft gebracht. Deze herinnering doet
mij genoegen, omdat Pius VII de salesiaanse paus bij uitstek is geweest.
Ik wens dat u altijd het geloof zou bewaren dat u zo bezielt en dat u zou
volharden in uw getrouwheid aan de katholieke kerk. Dit is een wens die
ik niet enkel tot u richt, maar ook tot uw verwanten en vrienden, opdat
u, volgens het woord van de Heer, één enkel hart en één enkele ziel zoudt
vormen. Vooral wens ik u toe dat u steeds de waarachtige rijkdom, de
rijkdom der rijkdommen,(2) de enige rijkdom die men kan wensen zoudt be-
waren, de rijkdom die men dient te verwerven en te behouden met alle mo-
gelijke middelen, namelijk de vreze Gods, zonder welke men de vriendschap
van God niet geniet, maar waarmee u zijn vriendschap zult genieten hier
in de tijd om ze nadien in de eeuwigheid te gaan genieten. Wanneer u
thans in uw zak medailles, paternosters, kruisbeelden en andere devotie-
voorwerpen hebt, is het voldoende dat u ze in uw hand zou houden opdat
ze, krachtens een speciale pauselijke vergunning, wanneer ik de zegen zal
geven, met aflaten verrijkt worden.- Don Bosco noemde Pius VII de meest
salesiaanse omdat hij in de kerk de verering van Maria, Hulp der Christe-
nen ingevoerd had. Nadien gaf hij een afzonderlijke zegen aan de kleine
kinderen die hem door hun moeders voorgesteld werden.
De menigte was vol eerbied en ging niet uit elkaar vooraleer hij uit
het gezicht verdwenen was. De schrijfster van het dagboek geeft van hem
de volgende beschrijving: "Don Bosco heeft nog zwarte haren. Hij heeft
een gewone gestalte. Zijn rug is wat gebogen en zijn aangezicht is lang
en mager. Hij loopt heel traag, omdat de vermoeienissen hem erg verzwakt
hebben. Bovendien ziet hij heel slecht. Wat doet het contact met een
heilige ons goed! Na dit bezoek aan Don Bosco, scheen het mij toe dat ik
mij helemaal hervormd voelde."
(1) De reeds vernoemde historicus abbé Mourret, die tegenwoordig was, schrijft in zijn
brief aan Don Auffray (Parijs, 4 mei 1931) dat Don Bosco de woorden scandeerde dans
un français un peu hésitant, avec le doux accent Italiën. Een proces-verbaal van
deze samenkomst geeft een ietwat verbeterde reproductie van de korte toespraak van
Don Bosco (document 34).
(2) De schrijfster van het dagboek duidt hier zijn uitspraak aan en plaatst "ricesse".

15 Pages 141-150

▲back to top

15.1 Page 141

▲back to top
- XVI/139 -
Op de middag ontving hij de uitnodiging van gravin Grocheslska uit
de rue de Prony. De brave dame had zo zeer verlangd naar dit geluk! Al op
24 april had ze aan zijn secretaris geschreven: "Wij aanzien als een van
de mooiste dagen van ons leven de dag waarop wij onder ons dak zo een
eminente gast als Don Bosco zullen ontvangen. Wij bidden opdat er niets
zou tussenbeide komen dat ons van deze grote eer zou beroven. We hebben
er al voor gezorgd tegen die dag het fijnste en malste vlees te hebben
dat bestaat."
Aan deze gravin zijn wij een bericht verschuldigd dat door haar naar
Polen werd gebracht en daar door vertrouwenswaardige personen werd ge-
hoord. Een adellijke Franse dame leefde in zware geestesangst, omdat het
haar toescheen dat ze zich tot de kloosterstaat geroepen voelde. Maar zij
slaagde er niet in duidelijk, te onderscheiden of die stem al dan niet
van God kwam. Ze wou raad vragen aan Don Bosco. Sinds verscheidene uren
wachtte zij op hem om te worden ontvangen, toen hij, zonder dat hij het
gehoord had, uit zijn kamer in de voorkamer kwam, haar bleef staan aan-
kijken en zonder dat zij een woord had kunnen uitbrengen tot haar zei: -
Neen, neen, u zult geen kloosterzuster zijn. U zult een Poolse edelman
huwen en vele kinderen hebben.- Ze had er inderdaad twaalf.
Over de conferentie die gehouden werd op de avond van 30 april en
over de mis van die dag in de Madeleinekerk zullen wij in het volgende
hoofdstuk spreken. Thans zullen we het hebben over 1 mei, de dag waar-
op hij een bezoek bracht aan de Benedictinessen van het Allerheiligste
Sacrament, de zusters van de tempel genoemd, in de rue Monsieur.(1)
Pas hadden deze kloosterzusters gehoord dat Don Bosco te Parijs aan-
gekomen was of ze werden bezield door de vurige wens hem te zien. Wat ze
nadien over hem hoorden vertellen deed hun verlangen nog stijgen. Hoe
zouden ze het aan boord leggen om een bezoek van hem te verkrijgen? Te
Parijs kenden ze niemand die hen daarbij kon helpen. Maar ze kenden Dr.
d'Espiney van Nice en tot hem namen ze hun toevlucht. De dokter schreef
tweemaal aan gravin de Combaud. De overste schreef herhaaldelijk aan Don
Bosco en vroeg ook aan een Benedictijn hem te willen schrijven. Het pete-
kind van d'Espiney, die te Parijs woonde, liet geen pogingen onverlet om
in dit opzet te slagen. Maar het hielp allemaal niets omdat Don de Bar-
ruel, met het inzicht aan Don Bosco ongemakken en vermoeienissen te be-
sparen, er zich beslist tegen verzette. Zo werd het 1 mei, datum waarop
Don de Barruel, genoodzaakt was zijn dienst in de wachtkamer tijdelijk
te schorsen omdat hij ongesteld was. Hij moest zijn plaats overlaten aan
zijn vrijwillige helper, een kloosterling van het huis van Nazareth, die
wat inschikkelijker placht te zijn.
De juffrouw die het petekind was van de dokter vernam het, maakte
van de gelegenheid gebruik en had er geluk bij, vermits de plaatsvervan-
ger beloofde Don Bosco bij de Benedictinessen te brengen.
(1) We bezitten hierover een verslag van de overste op datum van 3 oktober 1890.

15.2 Page 142

▲back to top
- XVI/140 -
Hij volbracht inderdaad zijn aandeel in de zaak zo goed dat Don
Bosco zelf, toen hij de dame ontmoette op het ogenblik dat hij binnenging
bij de Lazaristen om er een conferentie te houden, tot haar zei: - Wan-
neer ik vanavond hier zal buitenkomen, ga ik een zieke dame bezoeken en
dan zal ik naar de Benedictinessen gaan.
Toen het nieuws was uitgelekt begon dadelijk de inval in hun huis,
zodat de kloosterzusters amper het slot konden bewaren. Ze wachtten op
Don Bosco van vier tot zeven uur. Dan verloren ze alle hoop en gingen
naar de refter voor het avondmaal dat al een uur verschoven was. Toen
verliep er echter geen kwartier meer of de aankomst van de verlangde be-
zoeker werd aangemeld.
Onvoorziene omstandigheden hadden Don Bosco zo lang opgehouden dat hij
uit zich zelf aan dit bezoek verzaakt had, des te meer omdat Don de Bar-
ruel zijn ambt hernomen had en men om zeven uur Don Bosco op een maaltijd
verwachtte bij de adellijke familie de Fourgerais op de avenue de Villar.
- Don de Barruel gaf dus de koetsier het bevel: — avenue de Villars.-
Maar zijn helper die eveneens Don Bosco vergezelde en zich zijn belofte
herinnerde, zei fluisterend tot de koetsier: - rue Monsieur, 20. - Dit
laatste bevel werd uitgevoerd. Don Bosco die ervan overtuigd was dat men
naar de avenue de Villars reed, was verbaasd, toen het rijtuig op de bin-
nenplaats binnenkwam, dat enkel kloosterzusters hem tegemoet kwamen.
- Waar ben ik? - vroeg hij.
- Bij de Benedictinessen.
- Bij de Benedictinessen?!... Alsof er niets gebeurd was ging hij
daarna verder: - Men heeft er mij over gesproken en hier ben ik.
Don de Barruel, die ontstemd was, zei tot de overste:— Om zeven uur
moet hij bij de familie de Fougerais zijn. Breng ons gauw waar de commu-
niteit bijeengekomen is. Hij zal van aan de deur zijn zegen geven en dan
zijn we dadelijk weg.— En bij het binnenkomen van de zaal gaf hij Don
Bosco de raad hen te zegenen en dan terug te keren. Don Bosco echter die
zag dat de communiteit zich daar verzameld had, draaide zich glimlachend
om en zei: — Het is goed.— En hij ging zo maar plaats nemen in de grote
zetel die men voor hem gereed gezet. had Een van de moeders nam hem zijn
hoed uit de hand om hem weg te leggen en hij drukte haar op het hart: —
Pas op dat u hem niet verwisselt.—
Toen sprak hij hun toe als een goede vader en zei eerst dat het was
alsof hij bij de Zusters van Maria, Hulp der Christenen verbleef, omdat
hun gewaad op het hunne geleek.
Hij sprak dan natuurlijk over de godsvrucht tot de Allerheiligste Maagd
en tot het Heilig Hart van Jezus. Op het einde van deze vurige korte toe-
spraak die ongeveer een kwartier duurde zei hij op een indrukwekkende
toon terwijl hij met de hand en met de vinger een betekenisvol gebaar
maakte: — Uw congregatie, uw communiteit, deze communiteit hier, zal
groeien, de troost zijn van de Heer en de blijdschap van de engelen. De-
ze, deze communiteit hier! — Terwijl hij deze woorden sprak richtte hij
zijn wijsvinger naar de vloer en legde hij de nadruk op de zin: Cette

15.3 Page 143

▲back to top
- XVI/141 -
communauté ici, alsof hij wou zeggen: cette maison ici. Om goed de kracht
van die zin te kunnen verstaan, dient men te weten dat men hem kort tevo-
ren gevraagd had, wat het lot zou zijn van een tak van de Benedictijnse
familie die men overgeplant had naar Lourdes. Wanneer hij herhaaldelijk
ici beklemtoonde, toonde hij aan dat hij niets te antwoorden had over die
andere communiteit. De huidige overste is ervan overtuigd dat deze belof-
te of voorzegging bewaarheid werd. Inderdaad, nog op vandaag heeft het
huis meer dan honderd kloosterzusters en sinds een dertigtal jaren is het
te Parijs een centrum van geloof en vroomheid voor vele verdwaalde en zo-
vele andere zielen die wensen in de verheven sociëteit een stichtelijk
leven te leiden. Aan de familie van Lourdes was niet hetzelfde lot be-
schoren.
De overste vroeg hem de zieke zusters te willen zegenen en met goed-
heid voldeed hij aan deze wens. Gedurende deze zegen meenden de klooster-
zusters dat zijn aangezicht een bijzondere uitdrukking vertoonde. Hij ze-
gende vele medailles die op voorhand waren klaargelegd. Een jonge gepro-
feste zuster die lastige en pijnlijke gezwellen had aan de benen in de
vorm van zweertjes, vroeg in haar hart met vertrouwen dat ze zou genezen
door de verdiensten van Don Bosco. Haar vertrouwen werd niet beschaamd,
want toen men het verband van haar benen had afgenomen, waren al de
zweertjes verdwenen en ze kwamen nooit meer terug, hoewel de arts verze-
kerd had dat ze iedere winter zouden terugkeren.
Terwijl hij op het punt stond de communiteit te verlaten, kwam een
vrouw haastig het kloosterpand binnen, wierp zich aan zijn voeten neer en
praatte aan een stuk door. Eindelijk zei Don Bosco: - Neem en geef haar
deze medaille en ze zal genezen. Dat waren de enige woorden die de over-
ste begrepen had, omdat zij haar aandacht elders had: zij had namelijk
van dit ogenblik gebruik gemaakt om een stukje van zijn kleed te knippen.
Met een gestreken gezicht verzocht ze hem dan ook aan haar een medaille
te geven en hij gaf er haar drie.
Moeder overste stelde hem daarna de leerlingen voor van een klein
college dat in stand werd gehouden door de zusters en vooral een nicht-
je van Dr. d'Espiney, Gabrielle Noirol. Don Bosco gaf aan allen zijn ze-
gen en wenste hun dat ze evenveel heilige Theresia's zouden worden, maar
hij hield met een geheimzinnige bezorgdheid zijn blik op Gabrielle ge-
richt. Verscheidene dames merkten dat op en voorspelden dat dit zo was,
omdat het jonge meisje niet lang meer zou leven. En ze stierf, inderdaad,
kort nadien.
Bij een ander feit gebeurde er iets wonderbaars. Een jong meisje
verlangde er naar kloosterzuster te worden, maar omdat ze aan de longen
aangetast was, waagde zij het niet deze gunst te verhopen. De wonderbare
dingen die over Don Bosco verteld werden, zetten haar aan alles te doen
om zijn zegen te ontvangen. Eens woonde zij zijn mis bij, misschien in de
kerk van Saint-Sulpice. Ze had geen hoop meer nog uit zijn handen de hei-
lige communie te zullen ontvangen omwille van de dichte menigte, toen ze
onverwacht zag dat de hand van Don Bosco zich van de rij van de communi-
cerenden uitstrekte tot de derde rij, waarin zij zich bevond, om haar de
heilige teerspijs te geven. Ze beschouwde dit als een teken dat de Heer

15.4 Page 144

▲back to top
- XVI/142 -
haar voldoende gezondheid zou schenken om in het klooster te kunnen tre-
den. Ze trad inderdaad bij de Benedictinessen binnen als oblaat, omdat
men dacht dat ze niet bij machte zou zijn al de strenge voorschriften van
de regel na te leven. Ze was voor de communiteit een grote hulp bij het
begeleiden van de gregoriaanse zang en gedurende zeven jaar, tot 1890
toen ze stierf, stichtte ze haar medezusters door haar vurigheid en door
haar grote gehoorzaamheid.(1)
Op de speelplaats van het klooster stond Don Bosco tegenover een
menigte van ongelukkigen die om meelijden riepen en de genezing voor zich
zelf of voor anderen afsmeekten... — Terwijl hij voorbijging, herhaalde
hij steeds maar: — heb vertrouwen! Bid tot Maria, Hulp der Christenen.
Tot sommigen zei hij: — U zult genezen.— Het schouwspel dat beschreven
wordt in de Handelingen van de Apostelen bij het voorbijtrekken van Sint—
Petrus, werd hier bijna herhaald. Eén van de verslagen die wij gevolgd
hebben, eindigt zo: "Wij kunnen het verhaal over het bezoek van deze be-
roemde wonderdoener niet besluiten zonder te vermelden dat verscheidene
personen die tot hem hun toevlucht namen, ook werkelijk geestelijke gun-
sten verkregen hebben, zoals verlichting, het opheffen van twijfels, het
bevrijd worden van bekoringen, zoals geloofswaardige en vrome priesters
dit erkend en betuigd hebben."
De morgen van 2 mei was gewijd aan de kloosterzusters van het Heilig
Hart te Conflans. Vanaf de eerste dagen van zijn aankomst te Parijs had
Don Bosco zelf laten weten dat hij graag de mis zou opdragen in één van
hun drie huizen. Toen dan de keuze gevallen was op het huis gelegen aan
de boulevard des Invalides 31, dat aan het moederhuis paalde, stelde de
secretaris als voorwaarde dat zijn mis enkel zou worden bijgewoond door
de kloosterzusters, de leerlingen en enkele dames die het Heilig Hart
vereerden en dat aan zijn komst geen enkele ruchtbaarheid zou gegeven
worden. Maar ondanks al die voorzorgen was een grote menigte naar de
boulevard gekomen met tal van rijtuigen zodat de kapel propvol zat. Hij
reikte gedurende veertig minuten de communie uit en toen men hem dan
vroeg of hij zich niet te vermoeid gevoelde, antwoordde hij:— Dit huis
is vol van God. Dit is de gedachte die mij ondersteunde. — Deze gedachte
was bij hem opgekomen toen hij ervoor vreesde dat er hosties zouden ont-
breken. Maar toen hij het tabernakel geopend had, vond hij er nog een
volle ciborie.
Toen de mis geëindigd was, werd hij verwacht door de kloosterzusters
van de drie communiteiten, door de novicen en de kostschoolleerlingen die
allen vurig verlangden hem te horen. Hij begaf zich eerst bij de kloos-
terzusters. — Pater, zei hem de secretaris van de aartsbisschop die hem
vergezelde, hier is het huis van de kloosterzusters.
(1) In de communiteit is de genegenheid voor de zonen van Don Bosco traditioneel geble-
ven. Telkens als een van de Salesianen voor zaken naar dit deel van Parijs ging dat
zeer ver afgelegen was van het huis van Ménilmontant, wist hij reeds vooraf, als een
vanzelfsprekend iets, dat hij in de rue Monsieur de tafel zou gedekt vinden. Daar
zag Huysmans de misdienaars van Ménilmontant, die zijn geschrift over Don Bosco
hebben ingegeven. Ook vandaag de dag zijn de betrekkingen zeer goed.

15.5 Page 145

▲back to top
- XVI/143 -
Dus - antwoordde hij, kunnen we hier niet spreken van bekering,
maar van heiliging... C'est ici que l’on achète... Zegt men het zo?...
vroeg hij aan de secretaris van de aartsbisschop.
- Men zegt beter: on acquiert.
Hier verkrijgt men de echte warmte, ik bedoel de liefde tot God,
en dat niet enkel voor zichzelf, maar om ze elders uit te dragen en de
zielen er deelachtig aan te maken. De bron ervan hebben wij in het Aller-
heiligste Sacrament. Verspreid deze godsvrucht die alle andere godsvrucht
insluit: de godsvrucht tot het Heilig Hart van Jezus. Houd steeds in uw
geest de gedachte aan de liefde van God in de heilige eucharistie.
Na het verhaal van de episode over Louis Colle en over Pius IX, ging
hij verder: - Maar jullie zullen misschien willen weten wie tot jullie
spreekt. Het is een arme Italiaanse priester die een familie heeft die
nog talrijker is dan jullie familie. Ik heb het ten zeerste nodig dat
jullie voor mij zouden bidden, want mijn arme wezen hebben drie dingen
nodig: een huis dat hun onderdak verleent, het noodzakelijke onderricht
en brood. Bid ook voor onze missionarissen die zich in Patagonië bevinden
bij de wilden. Het is een eindeloos gebied bedekt met de duisternis van
de afgoderij en het is een zeer grote genade van de Heer een volk tot de
waarheid te bekeren. Hiervoor moet men veel bidden, hard werken en veel
tijd hebben. De tijd behoort aan God, de missionarissen moeten werken en
jullie allemaal moeten bidden. Bid dus opdat God de harten zou raken en
het aantal christenen en vereerders van Maria zou vermeerderen. Ik zal
bidden en doen bidden, opdat jullie nog heiliger zouden worden en wij
elkaar mogen terugvinden in de hemel.
Pater, - zei de secretaris van de aartsbisschop - ook in Amerika,
zoals in Chili en elders zijn er huizen van het Heilig Hart.
Goed, zeer goed! Ik ben er werkelijk tevreden over. Hebben jullie
er ook in Brazilië?... Daar zijn ze hard nodig. Voor een gebied dat zo
uitgestrekt is als twaalfmaal Frankrijk zijn er heel weinig priesters...
Ja zeker, daar is er werkelijk grote nood.
Na deze woorden bleef hij een ogenblik in stille overpeinzing ver-
zonken, liet een Wees Gegroet bidden en zegende al de personen van het
huis en hun families. Toen hij naar de zaal ging, trof hij er een achter-
lijke leerlinge aan. Men had haar daar gebracht opdat hij ze zou zegenen.
Hij bleef bij haar staan en gaf blijk van veel aandacht en goedheid.- Bid
elke dag - zei hij haar - tot het feest van Allerheiligen een Onze Vader
en Wees Gegroet en wees zeer gehoorzaam.- Dan zegende hij haar uiterst
langzaam en met genegenheid.
Aan de deur van de zaal stonden de novicen verzameld die zijn woor-
den hadden kunnen horen. Twee van hen werden aan hem voorgesteld. Een van
hen vroeg voor haar moeder en de andere voor haar vader te willen bidden.
Haar vader had zich ver van God verwijderd en was razend kwaad omdat zijn
dochter kloosterzuster wilde worden. Don Bosco keek haar aan met teder-
heid en beloofde te zullen bidden. Dan zei hij ook dat haar vader tot in-
keer zou komen en een goede dood zou sterven, zoals enkele jaren later
ook gebeurde. Tot de eerste zei hij met een vaderlijke glimlach dat haar

15.6 Page 146

▲back to top
- XVI/144 -
arme moeder een brave en heilige ziel was die geheel aan God toebehoorde
ondanks haar voorbijgaande mistevredenheid en dat ze niet lang zou wach-
ten om haar een bezoek te brengen en dat ze tot aan haar dood een vrien-
din van het klooster zou blijven. Ook deze voorzeggingen werden bewaar-
heid.
Eindelijk begaf hij zich bij de kostschoolmeisjes die in een volgen-
de zaal samen stonden. "De hele persoonlijkheid van Don Bosco, - leest
men in het dagboek van het huis - weerspiegelt heiligheid. Ondanks het
zeer uitgesproken Italiaans accent en een stem die door de ouderdom ver-
zwakt is, hebben wij geen lettergreep verloren van wat hij gezegd heeft."
Vóór alles gaf hij uiting aan zijn tevredenheid omdat ze zo talrijk wa-
ren. - Ik ben altijd verheugd voegde, hij eraan toe - te zien dat overal
de huizen van het Heilig Hart zoveel leerlingen hebben als ze maar kunnen
bevatten. Dieu en soit béni. Het is voor mij steeds een grote voldoening
te zien hoe God zich zovele kiemplantjes uitgekozen heeft van wie Hij
zich eens zal bedienen om in de wereld veel goed te doen.- Ofschoon hij
tevreden was tot hen te kunnen spreken, was het niet zijn inzicht een on-
derricht te geven of een preek te houden, omdat zij er al voldoende hoor-
den van hun onderwijzeressen en van de priesters van het huis, maar toch
meende hij dat het goed was hun een paar woordjes te zeggen als herinne-
ring aan zijn bezoek. En van Sint-Philippus Neri, de grote apostel van
Rome en van de jeugd zoals hij hem noemde, haalde hij een woord aan dat
hij sprak tot de jongens: - Geef mij een jongen die me ook maar twee vin-
gerbreedten van zijn hoofd afstaat en ik zal er een grote heilige van ma-
ken. - Dan gaf hij volgend commentaar bij deze woorden: - Tot jullie,
meisjes, kan ik hetzelfde zeggen: geef mij de gehoorzaamheid en ik zal
van jullie grote heiligen maken, want de twee vingerbreedten van het
hoofd betekenen de gehoorzaamheid. Wanneer iemand aan zijn eigen wil ver-
zaakt dan kan men met hem grote zaken verrichten. Aan jullie zal ik dus
niet zeggen veel te prediken, veel te bidden en weinig te eten. Ik zal
jullie enkel zeggen dat jullie gehoorzaam zouden zijn aan uw moeder over-
ste. Ik ben er zeker van dat in dit huis zich al veel meisjes geheiligd
hebben door middel van de gehoorzaamheid en ik bid de Heer dat Hij aan
jullie moeders de vreugde zou schenken te zien dat nog vele anderen zich
op dezelfde wijze zouden heiligen.- Alvorens heen te gaan, gaf hij aan
elk van hen een medaille van Maria, Hulp der Christenen.
Hij verliet Conflans om half twaalf en werd tot op het laatste ogen-
blik bestormd door personen die hem iets wilden zeggen of vragen. Van uit
het rijtuig wendde hij zich tot de overste en zei:- Ik dank u zeer omdat
u zoveel geduld en goedheid hebt gehad!
Ziehier hoe de indrukken beschreven werden in het dagboek van het
moederhuis:(1) " Wat ons het meest bij Don Bosco getroffen heeft, is zijn
eenvoud. Hij schijnt niets te merken van de belangstelling rondom hem,
(1) Buiten dit dagboek hebben we ook de dagboeken van het noviciaat en van de kostschool
gebruikt.

15.7 Page 147

▲back to top
- XVI/145 -
Want steeds toont hij zich kalm, en doet alles langzaam alsof hij geen
andere bezigheid had. Zijn uitzicht is zeer eenvoudig zonder dat iets,
met uitzondering dan van zijn heiligheid, geestdrift kan verwekken.
(...). Heel zijn persoonlijkheid ademt nederigheid uit."
Op 4 mei ging hij de nis opdragen bij de Dames du Refuge, in het zgn.
huis van de Goede Herder gelegen in de rue Denfert-Rochereau. De leiding
was in handen van de Zusters van Sint-Thomas de Villeneuve. Het was een
voorzieningsinstituut met als doel het openen van een tehuis voor jonge
meisjes die in zedelijk gevaar verkeerden. Mevrouw de Combaud stelde er
prijs op dat hij erheen zou gaan, omdat zij, die een grote vriendin van
het huis was, van hem de genezing wenste te verkrijgen voor de overste,
moeder Courtel, die leed aan een zware hartziekte. Don Bosco echter, die
er de voorkeur aan gaf niet te gaan, antwoordde op haar aandringen.-
Dwing me niet. Trouwens, ik zal u geen goed nieuws kunnen melden.
Uiteindelijk gaf hij toe, maar op voorwaarde dat, vermits hij in een
openbare kerk zou celebreren, er mensen zouden aanwezig zijn bij wie hij
een geldinzameling zou kunnen houden. De damespatronessen werden uitgeno-
digd. Zij namen plaats voor de balustrade. Het was de eerste vrijdag van
de maand en allen gingen te communie. Don Rua assisteerde Don Bosco.
Om de genegenheid van haar dochters te beantwoorden liet de overste
zich naar de refter van de communiteit dragen. Deze was enkel door een
muur van de kerk gescheiden, zodat zij door de openstaande deur de mis
kon horen. Doorheen de kerk werd Don Bosco na zijn dankzegging naar deze
deur geleid. Toen hij bij de drempel was gekomen en daar al de zusters
rond hun moeder verzameld zag, zei hij: Requiscat in pace. Hierop ant-
woordde de zieke op een toon van stichtende berusting: Fiat voluntas tua.
Allen begrepen dit Latijn en barstten in snikken uit.
Na een lichte maaltijd ging Don Bosco naar de kostschoolleerlingen
die hij ook wenend aantrof, omdat het nieuws hen al bereikt had. Hij ging
neerzitten in een zetel die men met een bankje verhoogd had en het eerste
wat hij zei, was: - Dochters, er valt niet te wenen. Wanneer de kroon
gereed is, dan mag men de heiligen niet meer op aarde houden. - Dan ging
hij verder: - De Heer houdt van dit huis. Er worden goede communies op-
gedragen. Ook zijn geest is goed. Het is van belang dat zijn bestemming
niet zou gewijzigd worden. - Na de zegen ging hij naar de speelplaats en
daar kwamen de dames een voor een aan hem voorbij. Hij schonk ze een me-
daille van Maria, Hulp der Christenen, en overhandigde aan Don Rua de
vele briefjes die ze hem gaven.
De zuster die ons onlangs dit nieuws meedeelde, vertelde ons ook dat
zij meende die dag een onopgemerkte maar bijzondere genade te hebben
ontvangen. Ze was toen kostschoolmeisje en was veertien jaar oud. Haar
moeder wou haar daar weghalen, maar zij kon geen beslissing nemen of ze
al dan niet zou weggaan. Omdat zij dacht dat Don Bosco waarschijnlijk de
kwestie zou opgelost hebben, verzocht ze haar moeder nog acht dagen ge-
duld te hebben. Ondertussen beval ze zich aan de Heer aan opdat Hij haar
een of ander teken zou geven om Zijn wil te leren kennen.

15.8 Page 148

▲back to top
- XVI/146 -
Don Bosco kwam en het jonge meisje ontving uit zijn handen de hei-
lige communie en noteerde daarbij dat hij bij het uitreiken ervan naar
haar glimlachte. Het zal wel een glimlach van goedheid zijn die hij aan
allen geeft, dacht ze in zichzelf. Toen hij dan in de zaal kwam en naar
het verhoog toeging, ging hij midden door twee rijen leerlingen die daar
samen geschaard stonden. Toen Don Bosco in haar nabijheid kwam, bleef hij
een ogenblik staan en glimlachte hij nogmaals naar haar en naar haar al-
leen met een glimlach die rijk was aan betekenis. Haar gezellinnen die
een tikje jaloers waren, wilden weten waarom hij alleen op haar zo ge-
glimlacht had. Het meisje zei dat ze dat niet wist, maar toch zag ze in
die daad het verlangde antwoord, namelijk dat ze die plaats niet mocht
verlaten. Ze ging er inderdaad niet meer weg, maar werd er kloosterzus-
ter en leeft er nog altijd.
Een vreemd voorval overkwam Don Bosco enkele ogenblikken later. Toen
hij naar zijn rijtuig ging, merkte hij dat het niet meer hetzelfde was
als daar even en dat naast het rijtuig enkele heren stonden, die wel
zeer beleefd, maar toch niet minder beslist, hem deden instappen om naar
het huis van een van hen te rijden. Hier spanden ze zich in om hem met
veel plichtplegingen voorzeggingen te ontrukken over aanstaande publieke
gebeurtenissen. Hij echter antwoordde met klem dat hij naar Parijs geko-
men was om een werk te stichten en niet om aan politiek te doen. Zij
lieten doorschemeren dat zij monarchisten waren, maar het is niet on-
waarschijnlijk dat het een spel was van de politie om te weten te komen
of hij verborgen inzichten koesterde.
Twee brieven die aan vernietiging ontsnapt zijn, brengen ons een
herinnering van zijn bezoek bij deze zusters. De eerste brief werd daags
nadien geschreven door een dame, om nog eens het verzoek te doen een
zieke van haar familie te komen zegenen. Ze had al om die gunst gesmeekt
in een brief die ze hem in de Refuge na de mis overhandigd had. (1) De
tweede brief is belangrijker. Toen een zuster hem in december het nieuws
liet weten van de dood van moeder Courtel, zei ze hem dat ze daarin een
voorzegging die hij daarover gedaan had, bewaarheid vond. Don Bosco had
haar aanbevolen de doornen gewillig te aanvaarden. Welke doornen? had de
zuster met volkomen rustige geest zich toen afgevraagd. Maar nu ze sinds
acht maanden zuchtte onder het gewicht van een kruis, twijfelde ze er
helemaal niet aan dat Don Bosco, toen hij haar zo had toegesproken, een
speciale verlichting van de hemel had ontvangen.(2)
Op 5 mei vertrok hij naar Rijsel en keerde terug op 16 mei. Over
deze reis zullen we in het achtste hoofdstuk verhalen. Deze twee weken
afwezigheid verkoelde de vurigheid van de Parijzenaars tegenover zijn
persoon helemaal niet.
De belofte om aan Auteuil een tweede bezoek te brengen was hem in-
gegeven door een gevoel van uitnemende beleefdheid. Toen hij die andere
keer bemerkt had dat abbé Roussel wat ontevreden was gebleven, omdat hij
(1) Zie document n. 36, Memorie B. XVI.
(2) Zie document n. 37, boekdeel XVI.

15.9 Page 149

▲back to top
- XVI/147 -
niet in de gelegenheid was geweest hem een plechtig onthaal in zijn in-
stituut te kunnen geven, wegens de onverwachte komst, dacht hem uit die
verlegenheid te helpen door hem spontaan te laten weten dat het zijn wens
was hem daar nogmaals in zijn huis te bezoeken. Hij keerde er inderdaad
op 20 mei terug. Het was een mooie zondagnamiddag. Vele vrienden van het
werk wachtten hem op om hem eer te bewijzen en niet weinigen eveneens om
hem te spreken. Bij het einde van de audiënties werd hij naar de kapel
gebracht waar de jongens waren samengekomen. Hij hield voor hen een klei-
ne preekt: "Met een vrij duidelijke Italiaanse tongval - schreef de Fran-
ce Illustrée van 26 mei - die echter de bekoring van zijn woorden niet
hinderde, sprak hij over de vreze Gods en herhaalde op het einde de epi-
sode van graaf Colle en zijn zoon. Daarna verzocht abbé Roussel "de brave
pater" samen met hen vijf Onze Vaders en Wees Gegroeten te willen bidden
om voor hen de waardevolle schatten van de goddelijke genade te bekomen
en om over de weldoeners en meesters de bijzondere hulp te laten neer-
komen, die ze nodig hadden om met vrucht hun liefdadige zending te kunnen
voortzetten. Don Bosco deed dit "met een evangelische inschikkelijkheid
en eenvoud." Buiten de kerk werd hij door allen omringd om hen te zege-
nen.
De edelmoedigheid van de abbé kon men bemerken in het feit dat hij
buitengewoon verheugd was hem een groot aantal brieven te kunnen overhan-
digen en een vrij groot aantal giften die hem waren toegekomen met ver-
zoek ze aan Don Bosco ter hand te willen stellen. De jongens die in zijn
instituut opgenomen waren, hadden zelfs onder elkaar een klein bedrag
verzameld om, zoals ze zeiden, zijn rijtuig te betalen. Dit was niet ge-
beurd zonder een zeer opvoedende ingeving van hun directeur. Maar nog op
een andere manier kwam de grootmoedigheid van abbé Roussel nog beter tot
uiting. Sommigen van zijn vrienden hadden hem hun ongerustheid bekend ge-
maakt toen ze bemerkten dat zovele giften een verkeerde richting uitgin-
gen ten nadele van de arme Franse jeugd. Ze hadden hem gevraagd of ook
hij er niet om bekommerd was. "Helemaal niet", - antwoordde hij aan allen
in zijn krant - "God die voedsel schenkt aan alle vogeltjes in de wereld,
zal er niet mee ophouden zijn hand over ons huis uit te strekken en wij
zouden werkelijk zeer ondankbaar zijn, indien wij zouden twijfelen aan
zijn bescherming en aan zijn hulp."o Het gebeurde zelfs dat een naamloze
grand'mère die trouwens een brave en edelmoedige vrouw was, maar die zich
op een overdreven manier kon laten beïnvloeden, aan haar slecht humeur in
een brief aan de abbé uiting gaf en bij die gelegenheid er een biljet van
honderd voor hem aan toevoegde. Omdat hij niet wist wie de schrijfster
was, antwoordde abbé Roussel haar in de kolommen van de France Illustrée,
op deze manier: "Ons hart is rustig en we zijn zeker dat wanneer Don
Bosco naar ons huis gekomen is, hij er enkel nog een zegen meer gebracht
heeft." Toen hij dan de brief van de grand'mère (1) liet verschijnen,
eindigde hij zijn artikel met een grondstelling van Sint-Vincentius a
Paolo, dat, wie voor zich iets nodig heeft, dient te beginnen met aan de
anderen wat te geven.
(1) Zie document n. 38, boekdeel XVI.

15.10 Page 150

▲back to top
- XVI/148 -
Twee brieven brengen ons de echo van een bezoek dat door hem afge-
legd werd op 21 mei aan het Mathilde-tehuis voor ongeneeslijke zieken op
de avenue du Roule te Neuilly.(2) In de eerste brief schreef een zekere
dame Giraldon aan Don Bosco: "Gisteren in het huis van de ongeneeslijken
heb ik de eer gehad voor een ogenblik uw aandacht te vragen voor mijn
zoon. U hebt hem gezegend en u hebt zelfs bij hem willen blijven staan om
een hand op zijn hoofd te leggen. Moge uw zegen hem zijn hele leven bege-
leiden en hem voor alle kwaad behouden. "
Nog ontroerender is de tweede brief, geschreven door Marie-Eugénie
Lair, één van de arme vrouwen die daar opgenomen was. Ze schreef: "Ik
weet dat uw tijd volledig gewijd is aan God en aan de zielen. Daarom zal
ik er zorg voor dragen hem niet te misbruiken en u in enkele woorden het
doel van mijn schrijven uiteen zetten. Sinds dertig jaar leef ik in het
huis van jonge ongeneeslijke meisjes waar u zo goed bent geweest verleden
maandag het heilig misoffer te komen opdragen en ons enkele woorden toe
te spreken. In onze toestand van zwakheid en ziekelijkheid was dit voor
ons allen een grote vertroosting. We hebben hiervoor al God en Onze-Lie-
ve-Vrouw van Smarten, onze goede hemelse Moeder, bedankt en thans bedan-
ken wij ook u, eerwaarde pater."
Maar vijf brave vrouwen van Parijs, die als zeer jonge meisjes opge-
nomen werden in dit herbergzame oord van lijden en nadien gezond ver-
trokken, hebben ons de gedachtenis meegedeeld van drie merkwaardige fei-
ten. Het zijn een halve genezing, de intuïtie van een gewetenstoestand
en een heilzame weigering.
Nadat hij de mis gecelebreerd had in de kapel die propvol mensen
was, ging hij rond een open plaats waar de ergste zieken die zich niet
konden bewegen, in een rij in zetels zaten. Eén van hen, een zekere Ber-
the Marnot, was in een ellendige toestand. Ze leed onder meer aan voort-
durend braken wegens een zweer aan de maag, zodat de beklagenswaardige
vrouw niet eens kon communiceren. Don Bosco ging voorbij en sprak woorden
van opbeuring en beloofde speciaal voor haar te bidden. Welnu, van dat
ogenblik af was het gedaan met de braakoprispingen en nooit keerden ze
nog terug om haar last te bezorgen. Ze bleef weliswaar op haar bed ge-
kluisterd omdat een kwaal aan de benen haar tot onbeweeglijkheid veroor-
deelde, maar nu kon ze tenminste wat rust genieten en vaak, zolang ze
leefde, de heilige communie ontvangen.
Toen Don Bosco door de gemeenschappelijke afdeling van de zieke
vrouwen kwam, ontbrak één van hen. Ze had zich opzettelijk teruggetrok-
ken en ze wist wel waarom. Zonder vader noch moeder, kende men niet eens
haar naam, zodat de overste haar een naam had moeten geven en haar Jean-
ne Rayon genoemd had. Men had haar een been moeten afzetten, zodat ze
genoodzaakt was op krukken te lopen, wat haar niet belette een zedelijk
betreurenswaardig leven te leiden.
(1) Dit tehuis was in 1853 gesticht door abbé Moret, een heilige priester uit het dio-
cees Parijs. Het nam arme vrouwen op die aangetast waren door ziekten waarvan ze
niet konden genezen. Het droeg de naam van prinses Mathilde Napoléon, die de wel-
dadigheidsinstelling uit financiële moeilijkheden gered had. Vrome dames en heren
verleenden hun liefdadige bijstand.

16 Pages 151-160

▲back to top

16.1 Page 151

▲back to top
- XVI/149 -
Op de uitgangsdagen immers zorgde ze ervoor in slechte gezelschap-
pen te kunnen verkeren. Nu gebeurde het dat Don Bosco, bij het afdalen
van de trap die van de binnenplaats naar de openbare weg leidde, haar
juist ontmoette. Onmiddellijk stond hij stil, keek haar in het aangezicht
en zei op de man af: - U bent zeer ziek, zeer ziek, zeer ziek. - Het
schijnt dat de ongelukkige doof gebleven is voor de stem van de genade
die op dat ogenblik aan de deur van haar hart klopte. Na haar vertrek uit
het tehuis, besloot ze op een ellendige wijze haar leven in het zieken-
huis.
Een meisje van veertien jaar, die Louise Philippe heette, had een
verlamming aan beide benen. Terwijl Don Bosco voorbij haar ging, deed ze
een buitengewone inspanning om op te staan en zei ze hem: Oh! indien u
mij toch zou willen genezen!
- Neen, mijn dochter, neen. Het is beter dat u hier zou blijven. De
Heer wil dat u hier zou blijven. Hier bent u toch zo goed!
Toen wij de bovengenoemde kloosterzuster van de Allerheiligste Ver-
losser, die op dat tijdstip in het huis verbleef en ons met deze ontmoe-
ting bekend maakte, ondervroegen welke uitleg zij gaf aan deze weigering
van Don Bosco antwoordde zij: - Wij allen geloofden dat hij geen mirakel
wou doen, omdat het meisje te aantrekkelijk was en hierdoor groot gevaar
had kunnen lopen te midden van de wereld. Dat zeiden ze onder elkaar.
Tegen de komst van Don Bosco waren ook enkele zieke meisjes voor-
bereid om hun eerste communie te doen. Na hun eerste communie gaven de
dames-patronessen aan elk van hen een portret van Don Bosco, de foto
waarop hij neergeknield is aan de voeten van Maria, Hulp der Christenen.
De vijf vrouwen die ons daarover ingelicht hebben behoorden tot dit aan-
tal.
Op de avond van diezelfde dag bracht hij een bezoek dat een hele
wijk in beroering bracht. In de rue de Sévres woonde de bescheiden boek-
handelaar Josse, die sinds verscheidene jaren door Don Bosco gekend was,
omdat hij hem te Cannes ontmoet had. Welnu, de Univers van 5 juni ver-
wijst naar bijzondere gunsten en vooral naar een genezing die in het hart
van de echtelingen Josse een vlam van dankbaarheid had ontstoken die
nooit meer kon gedoofd worden. De geldinzameling bij de conferentie van
Saint-Sulpice, waarover we het zullen hebben, was door de dame georgani-
seerd. Don Bosco die toen verhinderd was om ze te bedanken, zoals hij dat
had willen doen, ging nu bij de brave vrouw deze daad van goedheid ver-
vullen. De bijeenkomst was vastgesteld om twee uur en het was de bedoe-
ling dat het een intiem bezoek zou zijn. Maar aangezien de zaak was uit-
gelekt, begon om twaalf uur de belegering van de boekhandel, zodat men
genoodzaakt werd de winkel te sluiten. Op de weg stond zoveel volk samen-
gepakt, dat het verkeer hierdoor onmogelijk werd. De menigte was zo groot
dat ze de binnenplaats vulde, de open bijgebouwen, de trappen en al de
hoekjes die toegankelijk waren. Het sloeg drie, vier, vijf uur zonder dat
Don Bosco verscheen, maar de mensen bewogen geen vin. Toen het uur geko-
men was, waarop de arbeiders ophielden met werken, kwamen zij aan alle
kanten de massa vergroten.

16.2 Page 152

▲back to top
- XVI/150 -
Na zes uur kwam eindelijk het rijtuig aangereden en manoeuvreerde
zo goed het kon door de massa. Bij de toegang tot de binnenplaats stelde
men aan Don Bosco voor dat hij, om die grote menigte in vrede weg te stu-
ren, er goed zou aan gedaan hebben tot hen enkele woorden te richten en
hun zijn zegen te geven. Van op de bok van het rijtuig sprak hij in het
kort de vijf- tot zeshonderd mensen toe die in de omheining stonden. Ze
luisterden naar hem in volkomen stilzwijgen en met gevoelens van vroom-
heid. De mannen stonden met ontbloot hoofd en bij zijn zegen gingen man-
nen en vrouwen knielen en maakten herhaaldelijk het kruisteken. De al
aangehaalde krant gaf volgend commentaar: "Men begrijpt welke indruk ver-
wekt wordt wanneer een hele massa zich gaat neerwerpen voor zwakke en
naar het uiterlijk ellendige vertegenwoordigers van de goddelijke macht
en barmhartigheid. Niemand op de binnenplaats van het huis nr. 31 in de
rue de Sèvres, zal ooit dergelijk schouwspel vergeten. Heel die massa, de
enen in arbeidspak, de anderen in rijke kleren; mannen, opgeschoten jon-
gens, grote dames, arbeiders en arbeidsters vormden samen één christen
volk dat een daad van geloof in God en van eerbied en verering voor de
heiligheid stelde."
Zodra hij een voet in huis zette, drong een vriendin van het huis,
een zekere mevrouw Bonté, tot bij hem door om zijn zegen te vragen voor
haar twee kinderen die ze meegebracht had en voor de anderen in het col-
lege. Don Bosco zei dat hij ze allen zegende samen net hun vader. Dan
legde hij de hand op het hoofd van de jongste en voegde erbij: - Deze is
voor de Heer. - Daar ze vurig wenste dat één van haar zonen priester zou
worden, interpreteerde de vrouw de woorden van Don Bosco in die zin en
antwoordde: - Ook allemaal pater, indien God het wil.- Maar Don Bosco
liet op haar een zo zachte blik vallen dat ze hem na vijftig jaar nog
meent te zien en herhaalde: - Neen, één is voldoende.- Er verliepen en-
kele maanden en dit jongetje dat vol leven en gezondheid geweest was,
werd ziek door een onvoorzien ongeval en stierf na een ziekte van acht
dagen. Toen begreep ze wat de geheimzinnige woorden en die blik vol me-
delijden betekend hadden.
De algemene zegen van Don Bosco voor hij naar binnen ging, kon de
menigte niet uiteen doen gaan, die zo lang hij daarbinnen bleef, ook daar
op hem bleef wachten. Daarom, vermits hij de tijd niet had om met allen
te spreken, luisterde hij met grote kalmte naar de dingen die de enen en
de anderen hem als om strijd te zeggen hadden en hij antwoordde dan voor
allen samen, waarbij hij zei dat hij al hun inzichten met zich meedroeg.
Zij moesten zich allen in hun hart verenigen met de gebeden die hij tot
Maria, Hulp der Christenen zou laten opstijgen. Nadat hij de personen die
waren samengekomen had gezegend, kwam hij naar beneden om terug te keren
naar het rijtuig. Hij merkte dat de samenscholing nog helemaal niet ver-
minderd was. Hem zien en naar hem toegelopen komen was één en hetzelfde.
De enen namen zijn handen om ze te kussen, de anderen lieten hem devotie-
voorwerpen aanraken. Om hem te bevrijden en te laten vertrekken moest een
grote, sterke en kordate persoon hem voorgaan om de weg vrij te maken.
Twee andere vrijwilligers beschermden hem aan beide kanten en een vierde
in de rug. Toen hij in het rijtuig gestegen was, kon het niet vertrekken
zonder gevaar de mensen te verpletteren.

16.3 Page 153

▲back to top
- XVI/151 -
Daarom gingen enkele arbeiders opzij plaats nemen en duwden het rij-
tuig voorzichtig verder. Zo legde hij een kort eindje af.
Dan begonnen wel honderd stemmen te roepen: - Don Bosco, uw heilige
zegen!
- Don Bosco liet halt houden. Dan hief hij zich, tot tranen toe be-
wogen, van zijn zitplaats op en antwoordde:- Ja, ja, ik zegen jullie al-
len en ik zegen Frankrijk.- Zijn woorden werden begroet door bravogeroep
met opgeheven armen, en gezwaai met zakdoeken, mutsen en hoeden, wat dan
het signaal voor het vertrek werd.
Wij hebben kennis van vier bezoeken op 22 mei en dit met voldoende
berichten. Hij deed de mis in het klooster des Oiseaux. Deze dichterlij-
ke benaming werd gedragen door de communiteit en de kostschool van de
congregatie van Onze-Lieve-Vrouw, gesticht door de heilige Pierre Four-
rier, te Parijs op de hoek van de rue de Sèvres en de boulevard des In-
valides. Het nieuws dat de avond tevoren in het huis aankwam, bracht de
kloosterzusters en de leerlingen die zo innig verlangden een heilige te
zien, in feeststemming. Men begrijpt wel dat de zaak niet verborgen kon
blijven en daarom was het dan ook dat een menigte mensen samen stroomde
bij de inrijpoort van de grote binnenplaats. Achter het rijtuig poogden
die mensen binnen te dringen zodat men grote moeite had om de deurvleu-
gels te sluiten. Don Bosco weigerde beleefd wat te gaan rusten in de
spreekzaal en ging dadelijk naar de sacristie vergezeld van de overste.
Hij vroeg of hij in de heilige mis voor haar bijzondere intenties moest
bidden.
Het gedeelte van de kerk dat voor het publiek bestemd was, had geen
plaatsje meer vrij. Daarbuiten versperden talrijke herenkoetsen een heel
eind de weg. Ook pater Labrosse, de provinciaal van de Jezuïeten, was
daar tegenwoordig. Er werden vele communies uitgereikt. Na de mis sprak
Don Bosco tot de kostschoolmeisjes als een goede vader om ze te bezielen
met de wens te leven in de vreze Gods, alles te vermijden wat Hem kon
mishagen en Hem boven alles te beminnen.- Bemin God, - zei hij - door het
gebed, bij moeilijkheden en door het ontvangen van de sacramenten.- Na
een tas koffie met melk ging hij ook een woordje zeggen tot de externen,
die ruim honderd in aantal waren.
– Jullie, - zo drukte hij hun op het hart, - mogen maar twee straten
kennen: de straat naar de school en de straat naar het ouderlijke huis.
Van overal kwamen vele aanzienlijke personen op hem toe, zodat moe-
deroverste die met hem wat vertrouwelijk had willen spreken, dat niet kon
doen, omdat er altijd iemand bij was die hen kwam onderbreken. Een leer-
linge die lichtjes hinkte, was zo vrijmoedig hem te gaan vragen haar
been, dat sinds haar kindsheid scheef stond, recht te willen zetten; maar
Don Bosco maande haar aan God boven alle zaken lief te hebben. Hij had
overal zijn zegen gegeven behalve in de ziekenzaal, maar het was te laat
om er nog heen te gaan. - Ik zegen de zieken, - zei hij tot de overste
terwijl hij naar de uitgang toeging. De brave moeder maakte hem opmerk-
zaam op een van haar intenties die haar zeer ter harte ging. Op het ogen-
blik dat hij in het rijtuig ging, gaf hij haar de verzekering dat hij ook
voor die intentie en voor al haar andere intenties zou bidden. Hij zei
dit echter op een zo levendige en hartelijke manier zodat de klooster-
zuster straalde van blijdschap.

16.4 Page 154

▲back to top
- XVI/152 -
In de kroniek van het huis kan men lezen: "Zijn buitengewone goed-
heid en eenvoud, die een waarachtig teken van heiligheid zijn, verwek-
ten in ons een zeer grote indruk. Hij scheen onverschillig te zijn te-
genover de warmste betuigingen van verering." Een oud—leerlinge herin-
nert zich nog altijd hoe de leerlingen, verzameld in de ontvangstzaal na
de mis, naar zijn woorden luisterden en allen, door bewondering voor zijn
heiligheid bewogen, trachtten hem te benaderen om hem één of ander devo-
tievoorwerp te laten aanraken.(1) Een ander kan niet vergeten met welke
hemelse uitdrukking hij de woorden Bon Dieu uitsprak, "Trouwens, — voegt
ze er aan toe — heel zijn persoon was een getuigenis van de eenvoud en
nederigheid. Ik was toen nog zeer jong en toch heb ik die indruk van
heiligheid niet meer vergeten.(2)
Van de kloosterschool begaf hij zich naar het college voor de leer-
lingen uit de adelstand, Sint—Stanislas van de Paters Marianisten. Heel
het leidende personeel bevond zich daar om hem te ontvangen. De algemene
regeling droeg een militair karakter zodat zelfs een afdeling van de
leerlingen hem de wapens aanbood en rondom hem een erewacht optrok. Er
werd echter een stevig godsdienstig onderricht verstrekt. In de kapel van
het Stanislascollege had Lacordaire de conferenties ingezet die hij kort
nadien naar de kansel van Notre—Dame overbracht. De toon van deze confe-
renties was deze van de bekende vastenpredikaties, waarin sprekers van
allereerste rang op een meesterlijke wijze de moeilijkste en verhevenste
thema's van de katholieke leer ontwikkelden en nog ontwikkelen. Don Bosco
sprak er zoals het paste voor de jongens van die klasse, waarbij hij een
harmonieus verband legde tussen godsdienst en vaderland. Eindelijk zegen-
de hij de vergadering en sprak zijn bewondering uit voor de houding, de
orde, de tucht en de bonne renommée van dit prachtige instituut. Toen hij
ophield met spreken boden twee leerlingen hem de vrucht aan van een geld-
inzameling die onder de kostschoolleerlingen voor zijn werken was gehou-
den.(3)
Toen hij buitenkwam, ging hij een bezoek afleggen aan de kostschool
van de kloosterzusters van O.-L.-Vrouw van Sion, een congregatie die ge-
sticht was door de befaamde bekeerde Israëliet Alfons Ratisbonne. Wij
bezitten geen nieuws over wat daar gedaan en gezegd werd.
(1) Brief aan Don Auffray, Turijn, 29 juli 1932.
(2) Brief aan dezelfde, Parijs, 29 januari 1934.
(3) Uit de kroniek van het college: "Le vendredi 25 mai le collège recevait la visite
de Don Bosco, fondateur de la Congrégation de St.-François de Sales. Cet ami si
dévoué de la jeunesse adressa aux élèves une exhortation empreinte d'une foi vive
et d'une grande confiance dans la Sainte-Vierge. Il se retira laissant une pieuse
impression dans son auditoire et emportant une offrande des élèves pour ses oeuvres
salésiennes."

16.5 Page 155

▲back to top
- XVI/153 -
Zijn vierde bezoek kan haast als historisch beschouwd worden. In
1883 was het de vijftigste verjaring van het genootschap van Sint-Vin-
centius a Paolo. Voor de verspreiding hiervan had Don Bosco zich hard
ingespannen te Turijn en in andere steden van Italië. Welnu, de centra-
le raad, of hij nu al dan niet op de hoogte was van zijn ijver, zou graag
zijn bezoek ontvangen hebben. Don Bosco werd hiervan op de hoogte ge-
bracht en ging erheen op de avond van 22 mei, toen de leden vergaderd
waren in gewone zitting. Hij werd er met alle eerbewijzen ontvangen door
iedereen en op uitnodiging van de voorzitter deed hij er een korte toe-
spraak. Als lid van jonge datum van de conferenties deed hij de voorde-
len uitschijnen die voor de weldadigheidswerken voortspruiten uit de
wederzijdse samenwerking tussen de genootschap van Sint-Vincentius en
de parochiale geestelijkheid. Hij sprak dan over zijn eigen stichtingen
die uit het niet ontstaan waren en tot grote bloei waren geraakt. Hij
deelde mee dat zijn komst naar Parijs als doel had het terrein voor te
bereiden voor het openen van een huis ten bate van de arme en verlaten
jeugd. Ten laatste handelde hij over zijn opvoedingsmethode die erop ge-
richt was de harten van de jongens voor zich te winnen en te verkrijgen
door de genegenheid die ze voor hun meesters hadden, dat ze braaf zouden
zijn en hun plichten volbrengen. De raad dankte hem welgemeend en ver-
zocht hem de gift van duizend frank te willen aanvaarden. Don Bosco dank-
te op zijn beurt en maakte gebruik van een persoonlijke vergunning die
hem door de Heilige Vader toegestaan was door aan de aanwezigen de pau-
selijke zegen te geven die kon uitgebreid worden aan hun medebroeders,
hun families en hun werken. Te zijner eer werd de zitting voor gesloten
verklaard en nadien begaf hij zich naar het kantoor van de voorzitter om
de leden die hem afzonderlijk wensten te spreken, te ontvangen.(1)
Nu de dag van zijn vertrek naderde, werd het de hoogste tijd een ver-
bintenis uit te voeren die hij al een maand geleden op zich genomen had.
Onze lezers zullen zich herinneren dat Don Bosco eens een waardevolle
ring als geschenk ontvangen had en beloofd had hem te verloten.
Ze werd gehouden op de avond van 23 mei in het herenhuis van Faucher,
een broer van gravin de Combaud. Het werd een zeer aristocratische bij-
eenkomst waaraan vele adellijke dames van Parijs deelnamen. De familie
Faucher en de gravin namen de eerbewijzen van het huis waar. Don Bosco
kwam er nederig en rustig binnen en werd begroet met een hartelijkheid
eigen aan de grote heren uit dit selecte gezelschap. Hij zelf werd erom
verzocht het winnende nummer te trekken. Het lot was een rijke Spaanse
dame gunstig die tweehonderd biljetten had aangekocht en die elegant het
juweel teruggaf aan Don Bosco. Alvorens te vertrekken uit dit selecte
gezelschap zei hij nog dat hij spoedig zou terugkeren naar Turijn, waar
de behoeften van zijn werken hem dringend riepen, maar dat hij zijn hart
achterliet in deze grote Franse hoofdstad waar hij zovele bewijzen had
gezien van geloof, christelijke vroomheid en offerzin.
(1) Cfr. Bulletin Salésien, mei 1933 en document n. 39 boekdeel XVI Mem. B.

16.6 Page 156

▲back to top
- XVI/154 -
Hij bedankte zeer vriendelijk zijn gastheren, zegende de aanwezigen
die rond hem kwamen staan en hem gemoedelijk toespraken, terwijl hij
langzaam op de uitgang toeging. Deze ontmoeting was voor hem zeer ge-
schikt om met het gepaste decorum afscheid te nemen van de Parijse adel,
die hem met goedheid en weldaden overstelpt had.
Een uitnodiging die hij niet kon afslaan, kwam vanuit Versailles door
de bemiddeling van de grafelijke familie de Masin afkomstig van de Masi-
no’s uit Piëmont. De paters Eudisten wilden hem in hun college op 24 mei
op Sacramentsdag, om er de eerste communie uit te reiken. Maar aangezien
hij te laat kwam voor zijn trein, belette hem dit bijtijds aan te komen
voor de mis van de communiteit, maar hij celebreerde de mis van dankzeg-
ging, zoals men dat in Frankrijk pleegt te doen.(1) De aanzienlijkste
personaliteiten van de stad, die hem vurig wensten te zien, kwamen daar
samen. Boven iedereen stak de eerbiedwaardige figuur uit van de grote
katholieke apologeet, Auguste Nicolas, die allen stichtte door neer te
knielen voor Don Bosco. Het nieuws van zijn komst was voldoende geweest
opdat het vanuit Versailles brieven zou regenen afkomstig van personen
die hem verzochten hun zieken te komen zegenen. Zo was daar graaf de
Nicolay, die eerst verhaalde over het onheil dat zijn dierbaren getroffen
had en dan over zich zelf sprak. Daarbij gebruikte hij volgende vrome
uitdrukkingen: "Ik vraag voor mij uw bijzondere gebeden daar ik het ten
zeerste nodig heb dat God mij zijn genade en zijn verlichting zou schen-
ken om de kleine kudde, waarvan hij mij de zorg toevertrouwd heeft te
leiden langs de wegen van hun heil, en opdat Hij mij voortgang zou laten
maken in de onthechting van me zelf, in zijn liefde en in de christelijke
liefde tegenover de naaste." Gravin de la Rédoyère wilde dat hij, bij
zijn terugkeer naar Parijs, halt zou houden in het tussenstation van St.-
Cloud om een zieke dochter te zegenen, maar Don Bosco liet haar antwoor-
den dat het hem speet haar wens niet te kunnen voldoen. Een weduwe Levas-
seur die opzettelijk hiervoor uit Lisieux gekomen was, hoorde zijn mis,
schonk hem duizend frank en vroeg hem de genezing van een oogziekte. Zij
ontving van hem woorden van hoop.
Door tussenkomst van vrienden verkregen de de Masin's dat Don Bosco
aanvaardde bij hen het déjeuner te nemen. Ook de bisschop Mgr. Goux be-
vond zich daar. Gedurende de maaltijd liet hij zich met beminnelijke een-
voud ondervragen door allen die dit maar wilden doen. Zo vroeg men hem,
bijvoorbeeld, wat er waar was van alles wat er verteld werd over de fa-
meuze hond. Daarop vertelde hij met de grootste natuurlijkheid de feiten
en schreef ze toe aan de goedheid van Maria, Hulp der Christenen. Toen
men hem verzocht een klein meisje te willen zegenen dat sinds vele jaren
niet meer kon lopen wegens een ziekte van het ruggenmerg, zegende hij
haar en gaf het bevel een noveen te doen tot Maria, Hulp der Christenen.
(1) Brief van Mevrouw Levasseur aan Don Bosco, Lisieux, 8 juni 1883.

16.7 Page 157

▲back to top
- XVI/155 -
Korte tijd nadien kon het meisje lopen, maar het jaar daarop stierf
ze aan de kroep. Maar haar dood deed in haar familie de verering voor de
heilige, zoals ze hem noemden, niet verminderen.- Zijn zegen - zeiden ze
- heeft gediend om haar de poorten van de hemel te openen.
Toen hij van tafel opstond, ging hij een zaal binnen om personen te
ontvangen die aan de deur van het huis in grote menigte stonden te wach-
ten. Het werd een onophoudend voorbijtrekken van gezonde en van zieke
mensen, deels uit Versailles, deels van buiten Versailles gekomen.
Een familie die bevriend was met Don Bosco en met de gasthuiszus-
ters van Sint-Augustinus van Versailles zorgde ervoor dat Don Bosco hun
huis van Sint-Martinus bezocht. Hij kwam er aan en werd ten zeerste ver-
wacht, niet enkel door de kloosterzusters, door de dames die bij hen
woonden en door hun zieken, maar eveneens door een grote menigte mensen
uit de stad, die het klooster vulden van aan de ingangsdeur van het
klooster tot aan de ingangsdeur van de kerk. Er waren ook zieken bij die
zijn zegen verlangden. Met moeite moest hij zich een weg banen doorheen
die menigte. Hij ging de kerk binnen, begaf zich naar het altaar, klom op
de bovenste trede en zei: Ofschoon de tijd dringt, wil ik jullie toch een
paar woorden zeggen. Ik ben verheugd te kunnen spreken voor goede Chris-
tenen op deze dag, de dag van het feest aan Onze Heer Jezus Christus in
de eucharistie en tevens de dag van het feest van Maria, Hulp der Chris-
tenen, de hemelkoningin. Maria is de hulp van de ouders. Maria is de hulp
van de kinderen. Maria is de hulp van de vrienden. Maria is de hulp van
de beschuldigden, de hulp van de bedroefden, de hulp van de ketters, de
hulp van de schismatici, de hulp van de arme zondaars, kortom de hulp van
allen, omdat deze goede moeder allen wil bekeren. Maar om door haar be-
mind te worden moet men haar Zoon vereren en ik zal jullie nu enkele mid-
delen aanwijzen om dat te doen. Om door haar bemind te worden, moet men
veelvuldig de sacramenten ontvangen, zo vaak mogelijk de heilige communie
doen, dan de heilige mis horen, bezoeken brengen aan Jezus in het Heilig
Sacrament, het lof bijwonen, liefdadigheidswerken verrichten ter ere van
Onze Heer Jezus Christus, omdat het aan de Heer behaagt wanneer men de
liefdadigheid beoefent.
Ik zal niet vergeten voor jullie te bidden en jullie moeten ook
bidden voor mij, een arme priester, voor mijn missionarissen, voor mijn
wezen, voor al mijn werken. Ik zal bidden opdat God dit huis zou zegenen,
waar zovele liefdadigheidswerken beoefend worden. Ik zal bidden voor de
kloosterzusters, ik zal bidden voor al de personen die hier verblijven,
opdat ze allen goede christenen zouden zijn. Ik zal voor jullie allen
bidden omdat de goede moeder graag voor ons allen tussenkomt en we heb-
ben het vaste vertrouwen dat zij ons de genade zal bekomen haar in de
hemel te mogen ontmoeten. Door een speciale gunst van de Heilige Vader
bezit ik de bevoegdheid een ruime zegen te schenken aan allen die hier
verzameld zijn. Deze zegen zal niet enkel voor jullie zijn, maar voor je
verwanten, voor je vrienden, voor je zieken, want er zijn er velen die
lijden. Deze zegen zal ook gaan naar de devotie-voorwerpen die jullie op
zak hebben.
Dan hield Don Bosco beide armen tegen zijn borst geklemd, hield de
ogen naar de grond gericht en sprak een lange zegeningformule uit, die

16.8 Page 158

▲back to top
- XVI/156 -
met een groot kruisteken eindigde.
Een levendige ontroering maakte zich meester van zijn toehoorders.
Ze waren niet enkel getroffen door de bewonderenswaardige eenvoud van
zijn woorden, maar eveneens door de religieuze zindering die uit heel
zijn persoonlijkheid stroomde. Toen hij zich wou terugtrekken, had hij
heel wat last om door de massa heen te geraken. Sommigen wilden hem een
bijzonder verzoek doen, anderen zijn zegen vragen, nog anderen hem een
aalmoes toereiken, terwijl iedereen zijn hand of zijn kleed wou kussen.
Het werd een tafereel van vurige geestdrift en wie er getuige van was
verklaarde zich onbekwaam om het te beschrijven. Eindelijk kon hij in het
rijtuig stijgen: al deze mensen hadden de indruk dat zij een heilige
hadden benaderd en aanhoord.(1)
Van een zieke die door hem gezegend werd, weet men dat ze zich da-
delijk beter begon te voelen, zodat ze kon opstaan, voedsel nemen en
slapen, wat ze sinds acht maanden niet meer had kunnen doen.
Het te laat komen voor de trein veroorzaakte een nog grotere last
dan de vorige keer. Maar men was van oordeel dat het voor een bezoek van
Don Bosco de moeite waard was om het even welke stoornis te overwinnen.
Niet ver van Versailles bevindt zich de speciale militaire school van
Saint-Cyr, bestemd om officieren op te leiden voor de verschillende wa-
pens. De leerlingen die meestal tot de adellijke families behoorden en
die van hun ouders zovele zaken over Don Bosco gehoord hadden, wilden hem
zien, het koste wat het wil. Door bemiddeling van een persoon van aanzien
verzochten zij hem dat hij zich zou gewaardigen aan hen een bezoek te
brengen. Hij verontschuldigde zich en haalde als reden aan dat dit onmo-
gelijk was maar toen een afvaardiging van de leerlingen tot bij hem kwam
en op hartelijke toon aandrong, stemde hij erin toe. De dag en het uur
werden vastgesteld, namelijk 24 mei om 9.00 uur ’s morgens. Zo zou het
ongeveer gebeurd zijn had hij de trein bijtijds gehaald. Die morgen dan
waren de duizend jongens hem met ongeduld aan het opwachten, maar de uren
gingen voorbij en Don Bosco verscheen maar niet. Het sloeg twaalf uur en
er was nog niemand.- Hij heeft het beloofd en hij zal komen - herhaalden
ze tot elkaar. Ze werden het wachten niet moe. Eindelijk om twee uur kwam
hij binnen. De audiënties, de bezoeken, de treinregeling hadden hem niet
toegelaten eerder te komen. Op levendig applaus onthaald kwam hij glimla-
chend vooruit te midden van de kranige jongens. Op hun verzoek sprak hij
enkele woorden tot hen en wel met de vertrouwelijkheid waarmee hij tot de
jongens van het Oratorio zou gesproken hebben. Toen hij ze elegant ge-
groet had en zich ging terugtrekken vroegen ze allen om zijn zegen.(2)
(1) J. Riché. Les Augustines Hospitalières de Versailles. Versailles, Imp. Ch. Cloteaux
1932 blz. 118 en volgende.
(2) De opvoeding kreeg er toen de vorm van de godsdienst. De oude en eerbiedwaardige Mgr.
Lanusse, aumônier van de school heeft zich hierdoor zeer verdienstelijk gemaakt voor
het leger. In 1806 had hij met al zijn vurigheid vijfentwintig generaties van offi-
cieren opgevoed (Corriere d'Italia, 13-14 oktober 1896). De meeste leerlingen kwamen
van de voorbereidende school van Sainte-Geneviève, bestuurd door de Jezuïeten. We
zullen er weldra over spreken. - Het dagboek van het huis Sénislhac besluit met vol-
gende regel: " Jeudi 24 mai. Ce soir, nous sommes toutes allées à 8 heures, faire
une visite à Don Bosco."

16.9 Page 159

▲back to top
- XVI/157 -
In het jaar 1883 viel 24 mei in de octaaf van Pinksteren en daarom
diende men het feest van Maria, Hulp der Christenen op een latere datum
te verplaatsen. Op deze datum van 24 mei publiceerde de Semaine religi-
euse van Nice in haar nummer van 9 juni een gedicht van Don Bosco en over
zijn werken, dat begon met volgende beschrijving van zijn persoon: "Goed-
heid, eenvoud, onverstoorbare zachtheid stralen van zijn gelaat als een
goddelijke glans. Als een bewonderenswaardige weerkaatsing van zijn hei-
ligheid gaan ze zijn stappen vooraf en verlichten zijn pad. Hij komt tot
ons in naam van God. Hij bezit niets aantrekkelijks dat het oog streelt,
maar hij trekt ons allen aan door zijn lichtende trouwhartigheid en door
zijn engelachtige deugden die ons naar het paradijs verplaatsen. Met hem
ademt men de zuivere lucht van kalmte en vrede in. Zijn hart is zo goed,
dat hij ons in verrukking brengt wanneer hij ons troost en onze ziel die
hierdoor opgelucht wordt, ontvangt met levendige vurigheid zijn rustige
onderrichtingen. Zijn spreken is vol eenvoud omdat hij wel weet dat zijn
woorden naar het hart gaan, wanneer ze door God gezegend zijn. Uit heel
zijn persoon straalt een goddelijke lichtglans van nederigheid door de
liefde nog mooier gemaakt."
Op de datum van 24 mei ontving hij van een dame uit Parijs een brief
die om meer dan één reden verdient bekend gemaakt te worden. Zij verlang-
de zijn bezoek te Monmartre. Wat men ook moge zeggen van haar die de
brief geschreven had, dit bezoek kreeg in de geest van diegenen die hem
geïnspireerd hadden een demonstratief karakter. Voor de niet-Fransen is
het nodig een historisch bericht te laten voorafgaan.
De heuvel die Parijs ten noorden beheerst, was in oude tijden gewijd
aan de verering van Mars en Mercurius. Nadien veranderde hij van naam en
zijn patroons werden dan de eerste martelaars van Gallie met aan hun
hoofd Sint-Dionysius, eerste bisschop van het Lutetia van de Parijze-
naars. Ze heiligden de heuvel door hun bloed. Zo werd de Mons Martis of
Mons Mercurii, de Mons Martyrum. In de loop van de eeuwen werd deze
plaats het toneel van zovele godsdienstige en nationale gebeurtenissen,
dat zij aangezien werd als het hart van Frankrijk en de mensen van Pa-
rijs begroetten deze plaats dan als de wieg van hun geloof. Na de on-
heilsdagen van 1870 kwam bij de katholieken de gedachte op dat de godde-
lijke verbolgenheid moest ontwapend worden door een daad van verzoening,
van boete en van plechtige toewijding van de hele natie aan het Heilig
Hart van Jezus. De gedachte verspreidde zich vlug en werd belichaamd in
het plan om een prachtige tempel ter ere van het goddelijke Hart op te
richten. En waar kon men hem beter oprichten dan daar, waar om zo te zeg-
gen de heiligste gedachtenissen van het historische Frankrijk trilden?
De gedachte die aldus een concrete vorm kreeg, drong door tot in de
Nationale Vergadering en op 23 juli 1873 werd hierover een wet gestemd
die de oprichting van een heiligdom ter ere van het Heilig Hart van Je-
zus als een werk van openbaar nut erkend.(1)
(1) Op 29 juni 1873 hadden zestig volksvertegenwoordigers te Paray-le-Monial, Frankrijk
aan het Heilig Hart van Jezus toegewijd.

16.10 Page 160

▲back to top
- XVI/158 -
Men legde dadelijk de hand aan de voorbereiding die moest beant-
woorden aan de grootsheid van de onderneming, maar pas op 16 juni kon de
eerste steen gelegd worden. De fundamenten vroegen vijf jaar werk. De
basiliek kreeg haar koepel op 3 augustus 1914 en werd gewijd op 19 okto-
ber 1919.
Maar de vijand van het goede bleef niet werkloos. Naarmate de cyclo-
pische muren in de hoogte rezen en de Franse vroomheid gepolariseerd werd
naar dit machtige centrum van christelijk leven om dan uit te stralen
naar ieder hoekje van het land, werd door de boze politiek, ingezet na de
val van Mac-Mahon, alarm geblazen omdat men dit monument beschouwde als
een gedurfde uitdaging van de reactie. De strijd werd voortgezet, in het
geniep of openlijk, tot aan het uitbreken van de grote Europese oorlog,
toen de opperste wet van de publieke veiligheid aan de ongezonde haat het
zwijgen oplegde. Welnu, het jaar 1883 viel in de periode waarin de grote
macht van de radicalen de pogingen vermenigvuldigde om de staatswetgeving
naar het volledig laïcisme te plooien en Montmartre maakte hen uitzinnig.
Met deze inleiding begrijpt men beter de documentaire waarde van de
brief met volgende inhoud. "Van de eerste dag af van uw verblijf te Pa-
rijs hebben mijn man en ik horen spreken over u, uw werken en uw liefde
voor de jeugd. Wij hebben maar één wens gehad, namelijk u te zien en uw
heilige zegen te ontvangen. Bewogen door de overtuiging dat uw leven hei-
lig is en het doel van uw zending edel, heb ik gaarne wat gegeven in al
de kerken waar voor u een geldinzameling gehouden werd en ik heb niet
enkel al uw missen bijgewoond, maar ik heb ook driemaal uit uw handen de
heilige communie kunnen ontvangen. Ik heb u de laatste maal gezien in het
huis van gravin de Gontant-Biron en ik heb u kunnen spreken in haar salon
en u gevraagd te willen aan- vaarden dat mijn man en ik deel zouden uit-
maken van de salesiaanse medewerkers.
Maar na mijn laatste communie houdt een gedachte mij zo bezig dat ik
mij niet weerhouden kan ze u bekend te maken. Hoe eigenaardig mijn vraag
u ook moge toeschijnen, toch ben ik ervan overtuigd dat u, Pater, die zo
vervuld bent met Gods geest en in de gewetens kunt lezen, mij zult verge-
ven wanneer ik u schrijf. U weet dat men nooit een ingeving, gesteund op
de beginselen van het geloof en van de liefde tot God, mag afwijzen. Al-
len hebben u al gevraagd, ik weet het, u naar het Heilig Hart van Mont-
martre te willen begeven. Maar u hebt steeds ontkennend geantwoord omdat
u (Don de Barruel heeft het me zaterdag meegedeeld) geen voedsel wilt ge-
ven aan de mening dat het om een betoging zou gaan, die meer kwaad dan
goed zou doen aan de oprichting van een monument waartegen onze huidige
regering zich vijandig toont. Ik weet niet in hoever de politiek of het
menselijke opzicht een invloed kunnen hebben op een ziel als de uwe,
maar van één zaak ben ik zeker, Pater, namelijk dat u de plicht hebt mor-
gen op te gaan naar Montmartre, niet om volk te trekken, want u wordt
reeds al te veel door de menigte in beslag genomen, maar als een eenvou-
dig priester zonder ook maar iemand hiervan in kennis te stellen.
U dient te gaan om het Heilig Hart van Jezus te bedanken dat u zo-
vele genaden geschonken heeft en om het een gift te dragen, al ware het
maar een steen voor de kerk, als dankbaarheid voor de grote geestdrift

17 Pages 161-170

▲back to top

17.1 Page 161

▲back to top
- XVI/159 -
die Parijs u· sinds enkele tijd betoond heeft. In naam van al de katho-
lieke comités en van alle vurige harten, van wie ik de eer heb de tolk te
zijn, komen wij u smeken op te gaan naar Montmartre om er te bidden en
het Heilig Hart van Jezus te bedanken en ook voor ons te bidden. De hei-
lige zegen die u van de hoogte van de crypte van Sint-Dionysius, marte-
laar, aan Parijs zult geven, zal, wij zijn er zeker van, een weldaad zijn
voor de stad en zal aan Frankrijk de gevoelens van geloof, van eer en van
christelijke liefde, die het land thans schijnt te vergeten, terugschen-
ken."
Indien Don Bosco ooit het inzicht had gehad dit bezoek af te leggen,
dan zou, na de lezing van deze brief, de voorzichtigheid hem waarschijn-
lijk afgeraden hebben dit bezoek te brengen. Gelukkig was zijn vertrek
nabij en kon hij niet meer naar believen over zijn tijd beschikken. Dit
was voldoende om hem te verontschuldigen.
Zoveel andere bezoeken werden te Parijs en daarbuiten tevergeefs ge-
wenst. Laat ons toe enkele te vernoemen.
In de Franse hoofdstad woonde nog altijd de gewezen koning van Na-
pels, Frans II. Hij woonde zelfs niet ver van de rue de la Ville l'Evê-
que. Hij kende en achtte Don Bosco (1) en hij zal er zich wel aan ver-
wacht hebben dat hij bij hem zou komen, maar omdat hij hem niet zag ko-
men, deed hij er zijn beklag over aan madame de Champeau. Deze dame ge-
lastte er zich mee Don Bosco het verlangen en het ongenoegen van de ge-
wezen soeverein bekend te maken en ze zal dit zeker gedaan hebben. Wij
weten echter niet wat het gevolg geweest is maar het is zeker dat het be-
zoek niet plaats had.
De bisschop van Evreux, Mgr. François Grolleau, liet, door bemidde-
ling van graaf de Maistre, zijn diocesaan, Don Bosco weten dat hij het
hard nodig had hem eens te zien. Hij verzocht hem daarom een bezoek te
willen brengen niet alleen in naam van de liefde van Jezus Christus, maar
ook van de gevoelens van geloof en eerbied waarvan hij tegenover de her-
ders van de Kerk blijk gaf.(2)
Graaf de Waziers legde aan de voeten van Don Bosco de uitdrukking
neer van zijn huldeblijken en schreef hem hoe zijn familie verheugd zou
zijn zijn bezoek te ontvangen. Hij voerde hem een reeks van beweegrede-
nen aan om hem hiertoe te brengen. De heer Maujouan du Gasset wou hem te
Nantes hebben, une des villes les plus catholiques de la Bretagne et de
la France, waar al vele vrienden van zijn werk waren.(3)
De deken van Saint-Jacques te Douai stelde zijn kerk en zijn pasto-
rie te zijner beschikking. Een dame van Russische afkomst schreef hem
vanuit San Remo, waar ze Don Bosco leren kennen had, een eigenaardige
brief waarin ze hem uitnodigde om naar Pau te komen.
(1) Cfr. Memorie B., deel VIII, blz. 642 en volgende. Wat wij hier aanhalen komt uit
het dagboek van juffrouw Bethford.
(2) Cfr. Memorie B. deel XVI, document 41.
(3) idem., document 42.

17.2 Page 162

▲back to top
- XVI/160 -
De Dochters van het Kruis herhaalden driemaal hun smeekbede dat hij
hun zieke overste zou komen troosten en zou voorzien in hun geestelijke
noden. De gravin de Medu vroeg aan Don de Barruel een bezoek van Don Bos-
co aan de kostschool van de Zusters van het Heilig Hart in de rue de
Picpus. Al deze en andere dergelijke wensen bleven onvervuld omdat het
onmogelijk was hiervoor tijd te vinden.
Dan zijn er aanvragen voor een bezoek, van wie we niet weten of ze
al dan niet gunstig beantwoord werden. Ze komen voort van communiteiten
en families en hebben, evenals de vorige, hun waarde wegens de uitingen
waarvan ze vergezeld zijn. Ze blijven steeds nuttig om een voorstelling
te maken over de opvatting die men overal van Don Bosco had. Zo zouden
de kloosterzusters van Maria Bevrijdster gewild hebben dat hij bij hen
een mis zou komen celebreren en na die mis zouden ze een geldinzameling
voor zijn werken hebben gehouden (rue de Calais, 23 april). De overste
van de Dienaressen van Maria verzocht hem hun communiteit te gaan zege-
nen (rue Duguay-Trouin, 24 april). Om te verkrijgen dat hij in de kapel
van hun kostschool zou celebreren schrijft de Overste van de Abbaye aux
Bois hem dat daar Onze-Lieve-Vrouw van Bijstand, die dezelfde is als Ma-
ria, Hulp der Christenen, vereerd wordt (rue de Sèvres, 24 april). In het
klooster van Sainte-Clothilde verwachten tenslotte de kloosterzusters hem
bij hun avondmaal vooraleer hij naar Turijn zal vertrekken en ze bereiden
hun hart erop voor om een zo grote gunst waardig te ontvangen (avenue de
Neuilly, 5 mei). De hertogin van Reggio smeekt hem om enkele zieken te
komen zegenen.
Velen vragen zoveel niet, maar vergenoegen er zich mee de zekerheid
te hebben dat hij bidt volgens de intenties die ze hem te kennen hebben
gegeven. "U kunt mijn zoon genezen, - schrijft hem een moeder – Maria,
Hulp der Christenen weigert u niets." Een andere dame had van Don Bosco
de belofte gekregen dat hij zou bidden volgens haar wensen en wilde nu
weten of het geoorloofd is aan God te vragen haar een bepaalde genade te
verlenen door zijn gebeden. "Ik zou niet willen", schrijft ze "aldus ge-
bruik maken van uw gebeden zonder ertoe gemachtigd te zijn, maar, wanneer
ik zo bid, geloof ik dat ik zal verhoord worden." Een dame, bezield door
de gedachte dat haar zuster Pauline Dewarin-Lorthiois door tussenkomst
van Don Bosco de genade, namelijk, kinderen te krijgen, verkregen heeft
die zij met aandrang gedurende vier jaar gevraagd heeft, vraagt hem ook
voor haar dezelfde genade te willen vragen. Mgr. Richard, coadjutor van
de aartsbisschop van Parijs en zijn toekomstige opvolger, vraagt hem
levendig een mis te willen celebreren voor een zieke familievader te Nan-
tes en nadat hij die mis gecelebreerd heeft, zendt hij hem een aalmoes
van honderd frank. In beide brieven beveelt hij zich warm in zijn heilige
gebeden aan. De heer de Chizeray weet zeer goed dat bij Don Bosco de aan-
vragen voor gebeden toestromen, maar toch voegt hij er nog een vraag aan
toe voor hem en zijn familie, omdat hij zeker is dat de tussenkomsten van
"de heilige priester" bij God doeltreffend zijn.
Wat een vertrouwen had men in de doeltreffendheid van de gebeden van
Don Bosco! Een juffrouw was, na andere nutteloze pogingen, er eindelijk
in geslaagd hem te benaderen, terwijl hij uit de Saint-Sulpice-kerk kwam.

17.3 Page 163

▲back to top
- XVI/161 -
Ze had haar hand op zijn arm gelegd en hem de toekomst van haar
broer aanbevolen. Deze jongen studeerde in de militaire school van Saint-
Cyr en moest belangrijke examens afleggen. Ze wou dat Don Bosco hiervoor
zou bidden. Maar later vragen moeder en dochter zich af: - Zal hij de
aanbeveling wel gehoord hebben? Indien hij ze gehoord heeft, is er niets
anders nodig, maar indien hij ze niet gehoord heeft? Om zekerder te zijn
schreef de moeder, vol bezorgdheid en vol vertrouwen naar Turijn.
Gedurende de eerste helft van de maand mei werd er in Frankrijk een
heftige verkiezingsstrijd uitgevochten waarin de extremistische partijen
veld wonnen. In het zestiende kiezerscollege van Parijs was de heer Cal-
la in herstemming gekomen met een razende antiklerikaal. De tweede stem-
ming moest op 20 mei plaatshebben. De echtgenote van de kandidaat beval
in diep christelijke bewoordingen de goede uitslag van de verkiezing aan.
Haar man haalde het en Don Bosco vernam dit nieuws uit de kranten kort
na zijn aankomst te Turijn. De Unità Cattolica die dit aanhaalde, zei ook
dat de brave mensen de mening waren toegedaan dat men Don Bosco voor dit
resultaat diende te bedanken omdat het onmogelijk zou geweest zijn deze
speciale gunst van Maria, Hulp der Christenen te verkrijgen zonder zijn
gebeden.
We dienen nu nog tot slot te spreken over bezoeken die hij afgelegd
heeft, maar waarvan wij de bijzonderheden niet kennen en over andere be-
zoeken waarover wij niet voldoende ingelicht zijn en waarvan wij zelfs
de juiste datum niet kunnen aanduiden.
We kunnen enkel zeggen dat hij naar de kerk van Saint-Ignace in de
rue Madrid ging en naar de parochiekerk van Sainte-Marguérite waar een
beeld vereerd werd van Maria, Hulp der Christenen. In de rue de l'Univer-
sité bezocht hij op 18 mei de familie Gautier, maar we weten enkel dat de
dame, toen hij in het huis binnentrad, hem een brief overhandigde, waarin
ze zei: "Uit het diepst van ons hart bedanken wij u voor uw bezoek en wij
smeken u dat u als een speciale gunst van dit bezoek voor ons de genade
zou verkrijgen de wil van God te kennen voor het huwelijk van onze brave
zoon en de genade om ons in alles aan Gods wil te onderwerpen." In de rue
Jacob bestond er een katholieke normaalschool gesticht door demoiselle
Désir met als doel christelijke onderwijzeressen te vormen voor meisjes
uit de adellijke stand. De onderwijzeressen vroegen hem daarheen te komen
om zijn zegen te geven. Hij willigde hun wens in enkele dagen na 20 mei.
De morgen van 25 mei celebreerde hij in de kerk van Sint-Thomas van Aqui-
no. Hierover getuigt een moeder die "van zijn onuitputtelijke goedheid"
de troost verlangt door hem daar in de sacristie ontvangen te worden op
die vrijdag na zijn mis.
"Ik heb" - zegt ze - "een dochter die zeer ziek is en ik stel zoveel
vertrouwen in uw gebeden dat ik alle denkbare wegen beproefd heb om tot
bij u te geraken zonder hierin te slagen. Ik verzoek u op mijn knieën
deze hoop te willen geven voor overmorgen ochtend en ik zal u eeuwig
dankbaar blijven."
We kennen niet de juiste datum van het bezoek dat door hem gebracht
werd aan de school van Sainte-Geneviève in de rue Lhomond. Het was een
groot college van de Jezuïeten die daar, zoals wij nu zouden zeggen, een
klassiek lyceum hadden om de jeugd speciaal voor te bereiden op de mili-
taire scholen.

17.4 Page 164

▲back to top
- XVI/162 -
Maar na hun uitdrijving hadden de Jezuïeten hun plaats afgestaan aan
wereldlijke priesters, onder wie abbé Odelin, die er de rol van aalmoe-
zenier vervulde. Anderzijds had Jules Ferry, de minister—president, aan
twee beroemdheden, de paters Cosson en Joubert, de toelating gegeven te
blijven om de ontvolking van het instituut te vermijden.
Aalmoezenier Odelin, die deelnam aan de ontvangst en zich deze nog
goed herinnert, gelooft dat ze in mei heeft plaatsgehad.(l) Don Bosco
trof de leerlingen aan die verzameld waren in de spreekzaal. Nu hij hier
jongens van welgestelde families voor zich had, sprak hij hun over de
tevredenheid die men heeft wanneer men zich kan bezig houden met verlaten
personen. Hij spoorde ze aan steeds de plichten van hun maatschappelijke
stand te vervullen en daarbij het geloof van hun ouders en van hun leer-
meesters ongeschonden te bewaren.
Toen hij ze groette bij het afscheid kwam een zoon van een generaal
van het keizerrijk een jongen die stotterde, wat zijn loopbaan kon scha-
den, hem te voet vallen als bij een heilige en op een toon waarvan de
aalmoezenier zegt dat hij onvergetelijk is, riep hij uit: — Pater, ik heb
vertrouwen in u. Ik bid u, genees mij!— Maar Don Bosco antwoordde hem: —
Mijn zoon heb vertrouwen in God, bid tot hem en hij zal u genezen. — Een
waarachtig evangelisch tafereel waarvan wij niet het genoegen mogen sma-
ken te weten hoe het afliep.
Van daar bracht Mgr. Odelin hem voor een bezoek aan het Instituut
Catholique. Gedurende het traject van tien minuten per rijtuig, wees
Don Bosco op de betekenis van het hoger onderwijs, vooral voor de pries-
ters.
Hij maakte daarbij deze beschouwing: — Voor een priester is er niets
pijnlijker dan met een verward geweten te blijven leven. — Vele studen-
ten, geestelijken en leken, omringden de "heilige van Turijn." Het is
spijtig dat onze monseigneur dadelijk teruggekeerd is naar de rue Lhomond
en Don Bosco met zijn secretaris daar alleen gelaten heeft!
Zonder datum van dag noch maand is een ander bezoek, dat door een
groet wonder gevolgd werd. In de rue de Sèvres bevindt zich de Jezus-kerk
niet ver van de plaats waar de boekhandel van de heer Josse was. In die
kerk las Don Bosco de mis. Toen hij buitenging, ontmoette hij een arme
zieke vrouw die in een rolstoel zat. Zij was daar gebracht door een ge-
leerde, die op dit ogenblik een wereldfaam geniet, de historicus van de
Bastille, Funk—Brentano, van het Institut de France. Hij zelf heeft on-
langs het feit verhaal.(2)
Sinds verscheidene jaren bracht mevrouw Gérard haar dagen door, on-
beweeglijk op een ligstoel gekluisterd. De moeder van de historicus, die
haar af en toe bezocht, voelde steeds een levendig medelijden met haar.
(1) Cfr. Semaine religieuse van Parijs, 8 februari: 1930 en Bulletin Salésien van mei
1930.
(2) Bulletin Salésien, oktober 1930.

17.5 Page 165

▲back to top
- XVI/163 -
Als een vrouw van groot geloof dacht ze aan de ongelukkige, wanneer
ze hoorde vertellen over de mirakels die aan Don Bosco werden toegeschre-
ven. Maar op welke manier kon ze bij hem geraken? Op een goede dag kwa-
men de buren haar zeggen dat Don Bosco de volgende morgen de mis zou ce-
lebreren in de nabije Jezuskerk.
Het ogenblik om iets te beproeven was aangekomen. Ze stuurde dade-
lijk haar zoon erop uit om een fauteuil roulant te huren. Dan zei ze hem
de zieke erop te plaatsen en dit voertuig te brengen op de plaats waar
Don Bosco zich bevond.
De jonge student die de cursussen paleografie volgde liet voor een
ogenblik zijn middeleeuwse codices in de steek en zette zich aan dit
goede werk. Met grote voorzorgen en met de hulp van vrienden liet hij de
zieke naar de benedenverdieping dragen. Ook thans kan hij niet juist
meer zeggen aan welke kwaal ze leed. Hij plaatste ze op de rolstoel en
zette deze traag in beweging, zoals de kindermeisjes dat doen op de
openbare wandelwegen met de kinderrijtuigen. Bij de poort van de kerk
wachtten ze op het einde van de dienst. Eindelijk kwam Don Bosco naar
buiten en ging tot bij mevrouw Gérard. In enkele woorden deed ze hem het
verhaal van haar ziekte en drukte haar vurig verlangen uit genezen je
worden. Don Bosco zei samen met haar een gebed en gaf haar zijn zegen.
Op hetzelfde ogenblik richtte de vrouw zich op, ging op haar voeten
staan en begon te lopen. Bij haar eerste stappen had ze nog wat moeite
om in evenwicht te blijven maar dan, plots liep ze haast uitzinnig van
vreugde, terug naar huis.
Don Bosco was al weggegaan en de jonge Brentano stond daar nog be-
deesd naast het lege voertuig, tot hij besloot eveneens terug te keren
langs waar hij gekomen was om het tuig naar zijn moeder te brengen. De
genezing was volledig en van blijvende duur. Nog lange tijd zag hij
iedere morgen de miraculeus genezene naar de Gayne-Petit gaan een grote
zaak van nieuwigheden waar zij een betrekking gevonden had.
Er bestaat een brief van gravin Riant die enkel de aanduiding van de
dag van de week geeft. Sinds vele jaren bracht de graaf zijn bestaan op
zijn bed en op zijn ligstoel door. Don Bosco bezocht hem en zegende hem.
Na die zegen kon hij opstaan en wandelen. Hij genas niet volledig, maar
het werd hem mogelijk voor het overige van zijn leven zich bezig te hou-
den met weldadigheidswerken en met de studie. Hij had duizend frank per
maand gedurende een jaar beloofd indien hij beter werd. De gunst was
voor hem zo klaarblijkelijk dat hij zich verplicht achtte zijn gegeven
woord na te komen. Bij de tweede afbetaling vroeg de gravin aan Don Bos-
co te bidden voor een van haar zonen die ziek geworden was. Don Bosco
liet haar antwoorden in een brief waarin hij haar bedankte en haar nieu-
we hoop gaf op de machtige tussenkomst van Maria, Hulp der Christenen.
Uit de kranten en uit de brieven kunnen wij afleiden dat bij deze
bezoeken aan huis zijn zegen vele andere wonderen bewerkt heeft, waar-
van het onmogelijk blijkt het aantal en de aard nader te omschrijven.
Zijn nederigheid en zijn voorzichtigheid eisten voorbehoud maar van en-
kele kan men dan toch de werkelijkheid niet loochenen, ofschoon wij er

17.6 Page 166

▲back to top
- XVI/164 -
de chronologische of topografische elementen niet van bezitten. Aldus is
er een brief geschreven vanuit Quimper aan Don Rua op 8 oktober 1894
waarin sprake is van een dame die door Don Bosco te Parijs gezegend en
genezen werd van een fysische kwaal en van moreel lijden. Nadien had Don
Bosco haar de hoop gegeven op een bekering die op dat ogenblik uiterst
moeilijk bleek. Zijn voorzegging werd elf jaar later bewaarheid. Gravin
d'Eu, dochter van Don Pedro, keizer van Brazilië had een zoon, de vermoe-
delijke troonopvolger, die ziek was. Ze liet Don Bosco naar haar huis
roepen, werd verhoord en de zieke beterde dadelijk, maar zijn beterschap
ging niet tot de genezing. Inderdaad, in de maand augustus schreef de
aalmoezenier van de familie aan de moeder en beschreef de toestand van de
prins heel anders dan bemoedigend. Een brief van Don Bosco aan de gravin
geeft haar de verzekering van zijn gebeden en van die van de zijnen. Don
Bosco stuurde later aan de prins, die weer gezond was geworden, enkele
brieven en vernam van zijn private leraar dat zijn moeder, teruggekeerd
naar Rio de Janeiro, in zijn voordeel tot de soeverein gesproken had. Zo-
wel zij zelf als haar echtgenoot beschouwden het als een eer te worden
ingeschreven onder de eerste medewerkers van Brazilië.
Een grotere draagwijdte heeft het volgende feit. Op een avond werd
Don Bosco geroepen om een ziek jongetje te zegenen, tussen twaalf en der-
tien jaar oud. Hij antwoordde dat hij het zou komen zegenen op één voor-
waarde. - Welke voorwaarde?- vroegen zijn ouders.
- Dat hij morgen mijn mis zou komen dienen.
- Dat is onmogelijk,- riepen deze samen uit. - Hij is al zolang ern-
stig ziek.
- Indien jullie willen dat ik zou komen, moeten jullie mij je woord
geven.
- Indien u het zegt, geven wij ons woerd.
In het huis van de zieke bevonden zich verscheidene aanzienlijke
personen onder wie een dame uit Bogotà, de hoofdstad van Columbië. Haar
naam was Ortega en ze was de dochter van een arts. Bij de zieke aangeko-
men, zei hem Don Bosco:- Men heeft mij geroepen om jou te zegenen, maar
ik wou niet komen tenzij jij mijn mis zou komen dienen in die kerk (die
hij hem aanduidde). Indien je me dus dat belooft, zal ik je zegenen.
Hoe kan ik dat doen nu ik al zolang ziek ben?
Heb vertrouwen, want de Madonna zal je zeker de kracht kunnen
schenken om te komen.
- Welnu, ik beloof het u.
- Dat is goed. Laten we nu een kort gebed bidden en dan zal ik je
zegenen.
Don Bosco zegende hem en de volgende morgen, toen hij in de aan-
geduide kerk kwam, stond het kind, volledig hersteld, al op hem te wach-
ten. Dit was een van de feiten die zoveel geestdrift te Parijs verwek-
ten. Toen dan zelfs de dame uit Columbië dit aan haar verwanten te Bogo-

17.7 Page 167

▲back to top
- XVI/165 -
tà geschreven had, droeg dit ertoe bij om de levendige wens te verwekken
die kort nadien tot uiting kwam, nl. daar de zonen van Don Bosco te mogen
begroeten. Don Rua, die dit getuigenis aflegde, voegde eraan toe: "Ik
vernam dit dadelijk te Parijs waar het verteld werd en waar ik mij be-
vond. Ik was voortdurend bezig met het afwerken van de overvloedige
briefwisseling van Don Bosco en werd daarbij geholpen door vier andere
secretarissen die met bewonderenswaardige handigheid werkten."(1)
Nog een laatste feit waarvan Don Giuseppe Bologna getuigt:
Te Kortrijk in België had de heer De Bien er groot verdriet over dat zijn
zoontje voortdurend van zijn geboorte af ziekelijk was. De arme kleine
had zijn lichaam vol zweren, zodat het vreselijk was om zien. Zijn vader,
die vernomen had wat Don Bosco te Parijs deed, schreef om hem zijn zoon-
tje aan te bevelen. Don Bosco antwoordde dat hij met vertrouwen een no-
veen tot Maria, Hulp der Christenen zou bidden. Op de negende dag, toen
de familie zich aan tafel bevond, werd het kind aangetast door een ver-
schrikkelijke buikloop. - Hij zwom erin!- placht de vader te zeggen. -
Maar nadien was hij zo gezond als een vis.
Voor het einde van dit hoofdstuk hebben wij een bezoek op 18 mei
voorbehouden. Prinses Marguérite d'Orléans, zuster van de graaf van
Parijs, Louis Philippe Albert, en tweede echtgenote van prins Ladislaus
Czartoryski, nodigde Don Bosco uit de mis te willen celebreren in haar
Hôte1 Lambert.(2) Toen ze haar broer, die op dat ogenblik afwezig was,
hiervan op de hoogte had gebracht, antwoordde deze, Don Bosco te willen
verzoeken dat hij zijn bezoek zolang zou uitstellen tot hij er zou kun-
nen bij zijn. Toen de prins was aangekomen begaf Don Bosco zich erheen.
Zeven prinsen verwachtten hem. Allen, ook de graaf van Parijs, gingen te
communie. Dan ontvingen ze zijn zegen en luisterden eerbiedig naar zijn
woord. Prins Czartoryski en zijn zoon August hadden zijn mis gediend.
Toen deze laatste drie jaar later een Salesiaan was geworden, zei hij aan
Don Lemoyne dat de leden van de familie d'Orléans te Parijs voor Don
Bosco een officiële ontvangst hadden voorbereid, zoals re misschien niet
eens voor prinsen ooit gedaan hadden. Zoals Don August opmerkte, hield
het huis d’Orléans aan zijn koninklijke gebruiken.
(1) Cfr. Summ. sup. virt. nr. 17, & 30.
(2) Dat dit bezoek gebeurd is aan het Hôte1 Lambert werd in 1931 bevestigd door prinses
Blanche d'Orléans, de zuster van Marguérite, zoals blijkt uit brieven in de maand
maart van dat jaar geschreven en in ons archief bewaard. Hetzelfde werd bekrachtigd
door markiezin du Dresnay (Château du Cormier, Charente Inférieure), die gelukkig
een medaille terugvond die door Don Bosco aan haar moeder werd geschonken in het
Hôtel Lambert met een briefje, dat ons ook de datum aangeeft: Bénite par Don Bosco
le 18 mai 1883. (Brief aan Don Auffray, 15 april 1934). Dezelfde dame had al op 25
maart een interessante brief geschreven over de ontmoeting met haar vader in het
huis van prinses Czartoryski.

17.8 Page 168

▲back to top
- XVI/166 -
Op deze duidelijke tekens van geloof en van vroomheid zinspeelde
Don Bosco toen hij bij zijn vertrek uit Parijs aan zijn reisgezel zei: -
Indien in Frankrijk aan het hoofd van de natie mensen zoals zij zouden
staan, dan zou de godsdienst er zijn ereplaats krijgen.
Het ontluiken van de kloosterroeping bij prins August Czartoryski
dateert van die tijd. De ontmoeting met Don Bosco in het Hôtel Lambert,
de gewone verblijfplaats van de familie te Parijs was beslissend. Ook de
prins, zijn vader, bewogen door een patriottische gedachte verlangde
ernaar Don Bosco in zijn huis te ontvangen. Hij wou de aandacht van de
grote apostel van Turijn vestigen op het ongelukkige Polen met de hoop
dat hij zijn zonen erheen zou sturen en overal daar waar er zich in de
wereld Poolse koloniën bevonden. Het is bekend hoe de Polen, om zich te
onttrekken aan het juk van hun verdrukkers die hun land in stukken had-
den getrokken, zich verspreid hadden onder de gastvrije naties, zodat
dat de oorsprong werd van een diaspora die enigszins geleek op die van
de joden. Zoon August werd aangevuurd door een geheimzinnige kracht en
vroeg zijn vader, Don Bosco bijtijds te laten komen vooraleer zijn ver-
trek uit Parijs te dichtbij was. In het geheim van zijn ziel hoorde de
jonge heer al sinds enkele jaren een onduidelijke stem die hem riep tot
een leven van inniger vereniging met God. Toen dacht hij een zeker voor-
gevoel te hebben dat het ogenblik naderde waarop hij iemand ging aan-
treffen die hem leiding zou geven bij deze moeilijke beslissing.
De eerste woorden van Don Bosco troffen hem. Toen Don Bosco zag dat
hij hem tegemoet kwam, groette hij hem met de woorden: - Reeds lange
tijd wenste ik met u kennis te maken.- Na de mis kon hij zich niet van
zijn zijde losmaken. Hij keek hem voortdurend aan, hield goed zijn han-
delingen in het oog en luisterde vol gespannen aandacht naar zijn woor-
den. Op dat ogenblik werd er niet over roeping gesproken, maar de prins
was zo ingenomen met de manieren van Don Bosco dat hij met hem in brief-
wisseling trad als een zoon met zijn vader en hem dikwijls aalmoezen
stuurde. Een eerste eigenhandig schrijven van Don Bosco aan de toekom-
stige Don August is juist een bedankingsbriefje met als datum 4 oktober
1883. Het is in het Frans geschreven en zegt het volgende: "Met diepe
dankbaarheid ontving ik het bedrag van duizend lire dat u mij hebt wil-
len toesturen voor onze wezen. Ik en onze jongens zullen bidden en de
heilige communie opdragen volgens de intenties van de heer prins om over
u genaden en zegeningen af te smeken."
We zullen hem nogmaals bij Don Bosco aantreffen in de loop van onze ge-
schiedenis vooraleer de dag zal komen van zijn intrede als aspirant in
de Salesiaanse Congregatie.(1)
De feiten die wij tot heden toe verteld hebben en de andere die wij
nog moeten vertellen, schijnen in volle middeleeuwen te zijn voorgeval-
len, maar ze gebeurden in het hart van Parijs, in de grote haard van de
moderne laïcisme.
(1) Cfr. Kan. Dr. G. Lardone, Il servo di Dio Principe Augusto Czartoryski? Salesiaans
Priester, Turijn, S.E.I. 1930.

17.9 Page 169

▲back to top
- XVI/167 -
Dit is een klaarblijkelijk teken dat zelfs toen het kwade het
goede niet verstikte. Nooit beoordeelde Don Bosco de Franse hoofdstad op
de manier van sommige schrijvers en niet-schrijvers die er met een soort
genot naar verwijzen als naar een plaats van afschuw voor de brave men-
sen, als een stad van verderf. Toen in 1884 abbé Mourret, van Saint-Sul-
pice, Don Bosco te Rome ontmoette en het gesprek viel op zijn reis naar
Parijs, hoorde hij hem uitroepen: - Ah Parijs! Parijs! Wat een diepe her-
innering heeft Parijs mij gelaten! Wat een brave bevolking! Welke edel-
moedige harten.(1)- Men schijnt te mogen zeg-gen dat Parijs de stad is
van de tegenstellingen. Het goede bestaat er niet minder dan het kwade.
Zoals zijn aard dit meebrengt maakt het enkel minder gerucht en daarom
kent men het minder. Het bezoek van Don Bosco was een gelegenheid die de
betere zijde van de grote metropool buitengewoon in het licht plaatste.
(1) Bulletin Salésien, juni 1931.

17.10 Page 170

▲back to top
- XVI/168 -
H O O F D S T U K VII
CONFERENTIES TE PARIJS
In overeenstemming met een Italiaans gebruik, noemen wij hier con-
ferenties wat men in Frankrijk sermons de charité heet, nl. gemoedelij-
ke toespraken, waarin een beroep wordt gedaan op de liefdadigheid van de
toehoorders en waarbij de aard, de toestand en de behoeften van een wel-
dadigheidswerk worden uiteengezet. Op verscheidene kansels van Parijs
sprak Don Bosco tot een talrijk gehoor en gebruikte daarbij een taal die
eenvoudig en onversierd was maar wel oprecht en hartelijk, die overtuigde
en ontroering verwekte. Over de conferenties van Don Bosco te Parijs
heeft pater Felice Giordano, van de Oblaten van de Maagd Maria, vanuit
Nice enkele waarnemingen aangehaald van een Franse heer, die hier goed
van pas komen om de weg te effenen voor de feiten die wij gaan vertel-
len.(1)- Te Parijs - zei hij - houden wij ons voortaan doof voor de pre-
dikanten met naam. Om deze apathie af te schudden is het nodig dat Don
Bosco ons komt opzoeken. Don Bosco komt! Het gerucht van zijn aankomst
verbreidt zich en de hoge sociëteit komt in beweging. Allen willen hem
zien en horen. Wanneer hij op de preekstoel staat vertoont hij geen
enkele van die persoonlijke gaven die dadelijk het publiek voor zich win-
nen. Heel zijn redenaarsbagage bestaat uit een armoedige kledij, een sul-
lig gezicht, een los optreden, slordige zinsvorming. En toch is er nie-
mand die enig gerucht maakt. Allen luisteren naar hem in eerbiedig zwij-
gen. Hij brengt het verhaal van zijn Oratoria, van zijn colleges, van
zijn missies, met inlassing van grondspreuken en episodes die men graag
hoort. Hij spreekt langzaam en kalm zodat allen hem kunnen volgen.
Niemand vindt aanstoot aan zijn vreemde tongval en aan zijn zinnen die
helemaal niet gekuist zijn. Hij spreekt tot het hart en het hart is het,
niet het oor, dat naar hem luistert. Tranen van ontroering vloeien over
de gezichten en nadien wordt er thuis over niets anders meer gesproken.
Kortom het is voldoende dat Don Bosco zijn mond opent om een man te wor-
den die men vereert en die men gehoorzaamt.
(1) Brief aan Don Rua, 25 maart 1888.

18 Pages 171-180

▲back to top

18.1 Page 171

▲back to top
- XVI/169 -
Na de mededeling van deze opvattingen van de Franse edelman, geeft
de kloosterling er de uitleg van door te zeggen dat dit feiten zijn die
men enkel leest in het leven van de heiligen, omdat zij van God vervuld
zijn en het niet meer de mens maar God is, die in hem spreekt.
Zijn eerste conferentie had plaats in de kerk van Notre-Dame des
Victoires. De Madonna van de Zegepralen is te Parijs wat te Turijn het
heiligdom van 0.-L.-Vrouw Troosteres der Bedrukten is. Een recente his-
toricus van deze kerk bevestigt dat deze kerk iedere dag door niet min-
der dan zesduizend mensen bezocht wordt. De ex-voto's bedekken letter-
lijk haar wanden tot in de gewelven en gaan zelfs verder tot in de sa-
cristie.(1) Zij is de zetel van het aartsbroederschap van Maria, Toe-
vlucht van de Zondaars.
Op de morgen van zaterdag 26 april ging Don Bosco juist de weke-
lijkse mis voor de bekering van de zondaars celebreren. Hij werd aan het
altaar bijgestaan door de pastoor van de parochie en door abbé Sire.
Volgens het zeggen van diegenen die deze mis bijwoonden, had men nooit
voordien een dergelijke toeloop van volk gezien. De mis had plaats om
negen uur, maar om zeven uur al kon niemand nog in de kerk binnen. Het
schouwspel van deze grote menigte verbaasde de gelovigen die gewoonlijk
iedere zaterdag kwamen. Maar toch waren zij ook enigszins mistevreden
omdat zij nu niet meer binnen konden. Toen iemand zijn verbazing daar-
over te kennen gaf, hoorde men een vrouwtje zeggen: - Het is de mis van
de zondaars die vandaag door een heilige wordt opgedragen.-
Na het evangelie voerde Don Bosco het woord. De tekst van zijn toe-
spraak is ons niet overgemaakt. De dagbladen vergenoegden er zich mee
te zeggen dat hij de liefdadigheid ophemelde en het doel van zijn werken
uiteenzette. Terwijl hij de communie uitdeelde, gebeurde er iets wat wij
al verteld hebben: (2) de plotse verschijning van Louis Colle. Dat visi-
oen verstrooide hem: communiebank, gelovigen, priesters alles werd aan
zijn ogen onttrokken en hij stond daar onbeweeglijk met duim en wijsvin-
ger op het punt de hostie te grijpen uit de ciborie, maar zonder zijn
hand op te heffen. De aanwezigen zagen niets en hoorden niets van de
inwendige samenspraak, die op dat ogenblik plaats had en die wij aange-
haald hebben. De priesters van de parochie dachten daarom dat hij
uiterst vermoeid was en gingen zelf de communie uitdelen terwijl anderen
tot bij hem kwamen en hem terug naar het altaar brachten. Toen hij weer
bijkwam bevond hij zich voor het misboek.
Na de mis veroorzaakte een misverstand een zekere opschudding. De
pastoor vreesde dat de aandrang van de massa Don Bosco zou omverlopen.
Hij wilde hem daarom in de sacristie afzonderen. Een dame echter die
zich inbeeldde dat in deze poging een greintje jaloezie te pas kwam we-
gens de populariteit van Don Bosco, ging krijgshaftig naar voren, nam
Don Bosco bij de arm, trok hem achteruit dichter bij het volk, waarbij
ze haar afkeuring liet blijken alsof men aan eerbied tegenover hem zou
te kort gekomen zijn.
(1) G. Breffy, Notre Dame des Victoires, Paris, 1925.
(2) Cfr. boekdeel XV, blz. 88.

18.2 Page 172

▲back to top
- XVI/170 -
De pastoor voelde zich geraakt maar liet als een deugdzame man
niets daarvan blijken ook wel uit eerbied voor de persoon die hem deze
vernedering aandeed. Het was mevrouw de Cessac, een adellijke dame, die
vroeger deel had uitgemaakt van het hof van keizerin Eugénie. Gedurende
het keizerrijk had haar echtgenoot hoge ambten bekleed. Ze had zoveel
achting voor Don Bosco dat ze hem al haar geheimen toevertrouwde. Naar
het schijnt zou ze van hem talrijke brieven van geestelijke leiding ont-
vangen hebben. Zo wordt er gezegd, maar tot heden toe kennen wij er geen
enkele van. Om te Parijs de mis van Don Bosco te kunnen bijwonen, onder-
wierp ze zich aan het dubbele offer nl. vroeg opstaan en soms uren en
uren wachten.
Voortdurend hield ze haar rijtuig te zijner beschikking. Als een
zeer ontwikkelde edele dame met een manhaftig karakter ging ze ongedwon-
gen om met aanzienlijke personaliteiten, maar met Don Bosco vergat ze
daarentegen iedere vormelijkheid. Ook wanneer de zonen van Don Bosco zich
te Ménilmontant bevonden, konden ze zich op elk ogenblik bij haar bege-
ven. Tegenover hen was ze steeds mild bij het schenken van aalmoezen en
bij het verlenen van haar bescherming.
De menigte vulde niet enkel de kerk, maar hinderde ook nog het ver-
keer op de place des Petits Pères (1) waarop de grote poort uitkomt. Toen
Don Bosco naar buiten kwam was het verkeer daar nog onderbroken.(2)
De menigte mensen die geen toegang hadden verkregen tot de kerk van
de Notre-Dame des Victoires, zorgden ervoor een plaats te bemachtigen in
de Madeleinekerk daags nadien. Deze veel grotere kerk is de meest aristo-
cratische van Parijs. Befaamde predikanten beklommen er doorlopend de
kansel. Misschien zou Don Bosco het niet gewaagd hebben het woord te voe-
ren vanaf deze hoge plaats, indien de aartsbisschop zelf hem daartoe niet
aangespoord had. Op de audiëntie die hem bij zijn aankomst verleend werd,
zei de kardinaal hem spontaan toen hij afscheid nam, dat hij een geldin-
zameling moest houden voor zijn werken in de Madeleinekerk en vooraf een
toespraak houden. Aanvankelijk probeerde Don Bosco zich daarvan te ont-
doen door als reden op te geven dat hij niet veel ervaring had om voor
dergelijk select publiek in het Frans te spreken. Maar Zijne Eminentie
antwoordde hem: - Neen, neen. Spreek maar gerust! Parijs zal u beter dan
de anderen geloven. - Dit was werkelijk een zeer delicate attentie die
hem ontroerde en waaraan hij even delicaat beantwoordde, aangezien hij
er zich te Parijs van onthield in het publiek een collecte te houden voor
zijn kerk van het heilig Hart te Rome. Vooral drie werken bezorgden kar-
dinaal Guibert financiële beslommeringen, namelijk, de kerk van Montmar-
tre, de organisatie van de vrije scholen en het Institut Catholique.
Daarom dient het aanbod om een geldinzameling te houden in een van de
rijkste kerken van de hoofdstad aanzien te worden als een blijk van hoge
gunst, zo hoog dat ze misschien zonder precedent is.
(1) Zo werden vanouds de Augustijnerkloosterlingen door het volk geheten die in 1629
de kerk hadden gebouwd.
(2) Een van de kapelaans die op de dag van de conferentie niet rustig met Don Bosco had
kunnen spreken, schreef hem later een brief die overvloeide van achting.

18.3 Page 173

▲back to top
- XVI/171 -
De kranten van de 28ste kondigden de conferentie aan en gaven een
lange beschrijving over het leven en de werken van Don Bosco. De confe-
rentie zou om drie uur beginnen, maar van één uur af stond een dichte
menigte, die niet enkel uit volksmensen bestond, te wachten. De ondervin-
ding van daags tevoren had ze geleerd. Nu hadden diegenen die daags te-
voren op het laatste nippertje waren gekomen en dus buiten moesten blij-
ven, binnen een plaatsje kunnen innemen. Omdat men een ontzaglijke toe-
loop voorzag had men al de meubels die veel plaats innamen en die niet
strikt noodzakelijk waren, uit de kerk gebracht. De mensen vulden ook het
koor en zaten op de trappen van het altaar. Degenen die Don Bosco door de
menigte moesten leiden, hadden het warm. Een van hen was een reus van een
vent die zich voor dit werk aanbood van toen hij aankwam. Don Bosco stap-
te uit het rijtuig en deze heer bood hem zijn arm aan om hem te onder-
steunen en hem te beschermen tegen de massa die hem verdrong. Don Bosco,
die dacht dat hij met een Fransman te doen had, wou hem bedanken, maar
deze vroeg hem in zuiver Piëmontees hoe hij het stelde. Don Bosco keek
hem aangenaam verrast aan maar herkende hem niet.
- Herkent u mij niet? - zei hem de andere. En toch zien we elkaar
af en toe.
- Op dit ogenblik, - antwoordde Don Bosco - is mijn hoofd ver-
moeid...
- Ik zou niet weten...
- Ik ben van Turijn... Buscaglione!
- 0! ja! nu zie ik het!
Commandeur Buscaglione was een professor aan de universiteit van
Rome, directeur van het agentschap Stefani, consul van Spanje en Groot-
Oosten van de vrijmetselaarsloge van Turijn. Hij hield echter veel van
Don Bosco en bij het geven van zijn cursussen trachtte hij het geweten
van de jongens te eerbiedigen. Toen hij te Napels ziek was gevallen en
bijgestaan werd door twee kloosterzusters, liet hij enkele uren voor hij
de geest gaf een priester roepen. Zijn betrekkingen met Don Bosco hadden
hem goed gedaan.
Op die manier geflankeerd, voorafgegaan en in de rug gesteund door
een groep flinke mannen, bewoog hij zich moeilijk naar de kansel, terwijl
allen die het maar enigszins konden, zijn handen grepen om ze te kussen.
Eindelijk kon hij van daarboven met een licht hoofdknikje zijn gehoor
begroeten, gaan neerzitten en met een blik heel die massa van mensen af-
meten die hem op hun beurt aankeken. Met zijn verzwakte krachten met een
zodanige rudimentaire kennis van de taal, zou een vreemdeling, een Itali-
aan, die niet Don Bosco was, de moed verloren hebben tegenover een zo
talrijk en zo select publiek. Ten hoogste zou hij een paar zinnen hebben
aaneengeflanst om een aalmoes te vragen en dan getracht hebben zich zo
gauw mogelijk te verlossen uit een dergelijke hinderlijke situatie. -
Hij, echter, verloor niets van zijn gewone kalmte en met een nederigheid
die uit liefde voor de naaste zich niet bekommert om de figuur die hij
slaat, hield er een betrekkelijk lange toespraak. Zijn flauwe stem reikte
zeker niet ver, maar toch merkte hij geen enkel teken van protest of on-
tevredenheid, zoals het gewoonlijk gebeurt in dergelijke gevallen.

18.4 Page 174

▲back to top
- XVI/172 -
Hij sprak zeer langzaam en articuleerde de woorden zo goed dat men
zonder moeite al wat hij zei kon opschrijven. Inderdaad, een redacteur
van de koningsgezinde Gazette de France en enkele anderen konden gemakke-
lijk al zijn woorden in snelschrift optekenen. We geven er hier de verta-
ling van zoals ze verscheen in de Semaine Catholique maar voegen er tus-
sen haakjes bij wat daar vergeten werd.
"
Heren,
"
"
Ik ben diep bewogen bij het zien van een zo talrijk ge-
" hoor en ik weet niet hoe deze belangstelling te beantwoorden. Het
" is voor mij een onuitsprekelijke vertroosting het woord te mogen
" voeren tot zo een aanzienlijke vergadering van goede katholieken.
" Wij zullen spreken over de jeugd.
"
"
Volgens het woord van een van uw beroemdste prelaten,
" Mgr. Dupanloup, zal de maatschappij goed zijn, wanneer u een goe-
" de opvoeding aan de jeugd zult geven. Indien u haar de impuls van
" het kwaad laat volgen, dan zal de maatschappij verdorven zijn.
" Wanneer mij over de jeugd gesproken wordt - zei een heilige
" priester - wil ik niet dat men mij plannen zou voorleggen, maar
" wil ik zien welke resultaten verkregen werden. Welnu, ik zal u
" in alle eenvoud uitleggen wat de goddelijke Voorzienigheid ons
" toegelaten heeft voor de jeugd te doen en uw hart zal erdoor ver-
" tederd worden.
"
"
U zult belang stellen in onze arme verlaten wezen. Wij
" willen niet enkel al diegenen die wij al opgenomen hebben, onder-
" houden, opvoeden en onderrichten, maar wij willen ook nog vele
" anderen redden. Alvorens u uitleg te geven over onze werken, zal
" ik u aanduiden hoe ik denk mijn plicht van dankbaarheid tegenover
" u te vervullen.
"
"
Dank zij een speciale gunst van de Heilige Vader, kan
" ik aan u allen samen, geschaard aan Gods rechterhand, voor u en
" voor uw families een zegen schenken waaraan een volle aflaat ge-
" hecht is. Morgen zal ik de mis opdragen voor allen die bijdragen
" voor onze werken en vooral voor onze liefdevolle collectanten,
" voor de heer pastoor en voor de clerus van deze parochie. Ik zal
" God smeken u al zijn bijzondere zegeningen te willen schenken.
" Moge God u troosten, u met zijn gunsten overstelpen en mij van-
" daag helpen mij op een waardige manier voor u uit te drukken.
"
"
Het eerste dat men een mens vraagt die over grote plan-
" nen spreekt, is dat hij het inzicht van zijn werk, zijn bedoeling
" zou aanduiden. Wat men hem nadien vraagt, is, dat hij het verkre-
" gen resultaat zou aanwijzen. Op deze dubbele vraag antwoord ik
" door het algemene doel van ons werk uiteen te zetten.
"
Wanneer ik over de jeugd spreek, is het niet mijn bedoe-
" ling te handelen over de jeugd die met zoveel zorg in welgestelde
" families, in

18.5 Page 175

▲back to top
- XVI/173 -
" de colleges of in de instituten opgevoed wordt. Ik spreek enkel
" over de verlaten kinderen, over de vagebonden die langs wegen,
" pleinen en straten rondzwerven. Ik spreek enkel over deze verla-
" ten wezens die vroeg of laat de gesel van de maatschappij worden
" en tenslotte in de gevangenis terechtkomen.
"
"
Toen ik voor zoveel jaren te Turijn de gevangenissen bezocht
" om mijn heilig ministerie uit te oefenen, stelde ik de noodzaak
" van mijn werk vast. Onder de gevangenen zijn er massa's jongens
" die kinderen zijn van zeer eerzame ouders. Het ligt voor de hand
" dat deze jongens zich nooit aan het kwaad hadden overgegeven zo
" zij een goede opvoeding gekregen hadden. Welnu, ik heb gedacht
" dat, wanneer ze uit de gevangenis komen en weer aan zich zelf wor-
" den overgelaten, ze niet anders dan slecht kunnen eindigen. Maar
" wanneer men zich met hen bezig houdt en ze ‘s zondags samenge-
" bracht worden, dat dan misschien nog een mogelijkheid bestaat om
" ze aan de ondeugd te onttrekken.
"
"
Om een goed resultaat te verkrijgen wanneer men zonder midde-
" len is, is het nodig zich aan het werk te zetten met het volste
" vertrouwen op de Heer! Zo zijn we begonnen met het werk van ons
" Oratorio voor zon-en-feestdagen. Behalve onze jongens die uit de
" gevangenis waren vrijgelaten, hebben wij weldra alle zwervers op-
" genomen. We slaagden erin een huis vast te krijgen dat er velen
" kon opnemen en na een zekere tijd konden we de speelplaats met
" een muur omringen.
"
"
Dan hebben wij met de hulp van rijke jongens uit de stad ons
" bezig gehouden met deze arme wezen. We hebben hun muzieklessen
" gegeven, ze geoefend in het lopen, in de gymnastiek, in het voor-
" dragen van letterkundige stukken en na het diner en het vieruur-
" tje hebben wij hun talrijke eerzame gelegenheden tot vermaak be-
" zorgd. De eerste vruchten die wij oogstten, lieten mij inzien dat
" het werk van God kwam.
"
Toen het mogelijk was een kapel te hebben, kwamen enkele
" pries-ters biecht horen bij onze wezen en terwijl een deel van de
" jongens zich vermaakten met onze medewerkers, gingen de anderen te
" biechten of te communie. Op het vastgestelde uur kondigde de bel
" het einde aan van de spelen en gingen ze allen samen de goddelij-
" ke diensten bijwonen. Op die manier was de hele tijd gevuld van
" het eerste uur 's morgens tot de middag. Op dat uur hernam ieder-
" een zijn vrijheid maar om twee uur kwamen ze opnieuw samen en werd
" de tijd nog verdeeld tussen het bijwonen van catechismuslessen, de
" vespers, het lof en de recreatie.
"
De rijke jongens die zich aan ons werk wijdden, besteedden een
" groot gedeelte van hun tijd aan het vinden van werk voor onze we-
" zen. Ze gingen bij de bazen, bij de nijveraars en bij de hande-
" laars en konden er een groot aantal plaatsen.
"
Weldra werden ze geholpen door dames die zorgden dat onze jon-
" gens kleren ontvingen.
"
"
(Ons werk had dus een dubbel voordeel nl.: de zwervers die
" door ons werden opgenomen voor het kwaad behouden en de jongens

18.6 Page 176

▲back to top
- XVI/174 -
" die in vrijheid waren gesteld uit de gevangenis, na hun val reha-
" biliteren en een steviger morele grondslag geven). Onder de ver-
" waarloosde jongens die te Turijn opgenomen werden, waren er bij
" die al zeer groot en zeer onwetend waren. Kortom, wanneer ze in
" het Oratorio in contact kwamen met kleinere jongens die door ons
" onderricht waren, dan schaamden ze zich over hun onwetendheid.
" God gaf ons de gedachte in voor hen afzonderlijk klas te geven en
" 's avonds hadden we vaak de troost van 150 tot 200 jongeren te
" verzamelen die nadien uit zich zelf ons kwamen vragen om te biech-
" ten en te communie te gaan. (We hadden dus het geluk ze te kunnen
" redden toen ze werkelijk op de rand van de afgrond gekomen waren).
" Korte tijd nadien waren we genoodzaakt dagscholen in te richten.
"
Bij mijn tochten door de stad ontmoette ik een jongen zonder
" bestaansmiddelen. Ik stelde hem volgende vraag:
"
- Wil je werken?
"
- Zeker - antwoordde hij - maar ik weet niet waarheen ik moet
" gaan.
"
- Ik zal het je aanwijzen.
"
- Ze zullen me niet ontvangen, omdat ik te slecht gekleed ben.
"
- Kom met mij mee, men zal je kleden.
"
En zo volgden allen mij met genoegen. Dat is heel de geschie-
" denis van onze Oratoria die tehuizen of weeshuizen genoemd worden.
"
Nadien zagen wij in dat het noodzakelijk was eerzame arbei-
" ders te bezorgen voor de landbouw in Italië en in Frankrijk en,
" meer in het bijzonder, hebben wij in Spanje en in Amerika land-
" bouwscholen georganiseerd.
"
Het welslagen van onze pogingen voor de jongens bracht ons er
" toe dezelfde werken te proberen voor de meisjes en dank zij de
" stichting van de Congregatie van de Zusters van Maria, hulp der
" Christenen, konden wij daarin slagen.
"
De hele geschiedenis vertellen van onze werken zou te lang
" zijn en daarom zal ik er mij thans toe beperken te antwoorden op
" de vraag die u zich stelt. Is het verkregen resultaat troostend?
" Zeer zeker! kan ik daarop antwoorden. Onze huizen werden overal
" vermenigvuldigd, in Frankrijk, in Italië, in Spanje, maar vooral
" in Amerika. Om u alleen maar te spreken over wat Frankrijk aan-
" gaat, zal ik u zeggen dat wij te Nice een tehuis hebben met 230
" jongens. Te La Navarre, in het Crau-département houden de 120
" jongens van het tehuis zich bezig met het bewerken van de bodem.
" Te Saint-Cyr, tussen Toulon en Marseille, bezitten wij een ruim
" weeshuis voor arme en verlaten meisjes. Behalve in de kerk en de
" school, waar ze allen samenkomen, houden deze meisjes zich bezig
" met de verschillende werken eigen aan hun staat. Overdag werken
" ze in de moestuin, ‘s avonds doen ze aan naaiwerk. Te Marseille
" zijn er in ons tehuis voor jongens 300 kostgangers, en meer dan
" 150 jongens die als externen aanvaard werden, vragen om er te
" worden opgenomen. (Spijtig is er plaats

18.7 Page 177

▲back to top
- XVI/175 -
" tekort, ofschoon wij ruime gebouwen hebben opgericht. Daardoor
" hebben we aanzienlijke schulden gemaakt, die dienen betaald te
" worden. Men zal ons helpen omdat wij enkel gewerkt hebben voor
" Gods glorie, voor het welzijn van de maatschappij en voor het
" heil van de zielen.
"
"
Naarmate onze huizen tot verdere ontwikkeling zijn gekomen
" hebben wij enerzijds vastgesteld dat velen van onze wezen speci-
" ale geschiktheid hadden voor de studies tot een vrij beroep en
" anderzijds zijn wij genoodzaakt geweest in een aanzienlijke ver-
" houding het aantal van onze catechisten, van onze leerkrachten
" en van onze assistenten te verhogen. God zij dank, hebben wij
" een nieuw werk kunnen tot stand brengen waarbij onze behoeften
" konden verzoend worden met het persoonlijk belang van onze jon-
" gens en met het sociale belang en aldus hebben wij in ons huis
" hogere onderrichtingscursussen georganiseerd). Kortom, we hebben
" een vrij aanzienlijk aantal meesters en assistenten voor de la-
" gere klassen gevormd.
"
"
God heeft onze volhardende inspanning gezegend en thans heb-
" ben wij aan de Kerk en aan onze werken een zeer groot aantal
" priesters kunnen schenken die met al de gewenste ijver onze hui-
" zen besturen. Wat onze jongens betreft die door hun roeping niet
" tot het priesterschap zijn gekomen, hebben wij hun opvoeding
" voortgezet volgens hun bekwaamheden.
"
"
Ons werk gaat vandaag verder, maar al sinds enkele tijd bekle-
" den onze weesjongens, zowel in Italië, in Amerika als in Frank-
" rijk, hoge plaatsen in de letteren, in de universiteiten en de
" academiën. We hebben bij ons docenten in de letteren, in de we-
" tenschappen, in de rechten en in de geneeskunde. In alle vrije
" beroepen waar zij voorkomen, zijn de jongens die door ons groot-
" gebracht werden voor ons een eer door de opvoeding die ze bij
" ons ontvangen hebben.
"
"
Thans is het aantal van de huizen dat door ons gesticht en be-
" stuurd wordt, tot het aanzienlijke getal van 164 opgeklommen.
" Meer dan 150.000 jongens werden er opgenomen en ieder jaar is er
" een beweging van jongens die komen en gaan van 34.000 tot 40.000.
" Ieder jaar genieten wij de troost te hebben meegewerkt aan de
" redding van de zielen die door ons in staat werden gesteld God,
" de godsdienst, het vaderland, het gezin en de maatschappij te
" dienen.
"
"
(Dank zij de jongens die door ons opgevoed werden en die mis-
" sionaris zijn geworden, nemen onze werken een steeds grotere ont-
" wikkeling in Frankrijk, in Italië, in Spanje, in Brazilië, in de
" Argentijnse Republiek en tot zelfs in de wilde streken van Pata-
" gonië).
"
"
Indien het waar is dat wij iedere dag uitbreiding nemen, is
" het eveneens waar dat wij iedere dag meer moeilijkheden ondervin-
" den om aan geld te geraken, maar tot heden toe hebben wij al die
" jongens kunnen onderhouden. Hoe zijn wij daarin geslaagd? Dat is
" het grote geheim dat ik u dien te onthullen. Arm, ja zonder be-
" staansmiddelen, maar hoe heb ik deze werken kunnen stichten en

18.8 Page 178

▲back to top
- XVI/176 -
" onderhouden? Dat is het geheim van de meedogende goedheid van
" God. (Hij heeft zich gewaardigd mijn werk te begunstigen, omdat
" het welzijn van de maatschappij en van de Kerk berust op de goe-
" de opvoeding van de jeugd). De Heilige Maagd is voor ons werke-
" lijk de Hulp der Christenen geweest, want haar zijn we de goede
" resultaten van ons zwoegen verschuldigd en zij is het die ons de
" middelen verschaft heeft om huizen en kerken te bouwen. (Wij zijn
" enkel dank zij haar bescherming vooruit gekomen en zij zegent hen
" die zich met de jeugd bezig houden).
"
Ik dank u allen uit ganser harte die met zoveel aandacht
" en christelijke liefde naar mij geluisterd hebt. Ik dank Maria,
" Hulp der Christenen voor iedere bijstand die ze ons geschonken
" heeft. Als beloning voor uw liefdadigheid ten opzichte van de men-
" sen zal zij uw belangen en uw gezinnen beschermen en zal zij voor
" uw kinderen een gids en een steun zijn. (Ik bid tot haar opdat zij
" altijd onze moeder zou zijn en opdat zij in het uur van onze dood
" zich onze hoge beschermster zou tonen). Moge zij hier beneden
" onze kracht zijn in afwachting dat wij haar in de hemel zullen
" kunnen loven en zegenen.
La Semaine Catholique haalde die woorden van Don Bosco aan en liet
ze vergezeld gaan van volgend commentaar: "Een zo eenvoudige toespraak
heeft het kleine aantal van de bevoorrechten die haar konden horen, ge-
boeid, maar de geur van heiligheid die het uiterlijke van de liefdadige
priester uitstraalde was voldoende om bij al de toehoorders een gevoel
van diepe verering in te prenten. Aubineau schrijft in zijn werkje: "Het
zou moeilijk zijn een toespraak te horen die tegelijkertijd eenvoudiger
en doeltreffender is. Don Bosco heeft zich zelf, zijn leven en zijn werk
onthuld. Hij vraagt voor zijn jongens en somt de redenen op die ieder ge-
lovige moeten bewegen om hem te hulp te komen. Terwijl hij redding brengt
voor de zielen, bevordert hij het welzijn van de maatschappij en doet
eeuwige en tijdelijke beloften aan allen die hem willen helpen. Overal
brengt hij de zegen van de paus, maar men dient ook te bekennen dat hij
Gods zegen brengt. Hij kent de kunst om iets te vragen en ook de kunst om
te bedanken. Hij vergenoegt er zich niet enkel mee van op de kansel al
diegenen te bedanken die hem hun bijstand verleend hebben, maar vermits
Maria, Hulp der Christenen van alle Salesiaanse huizen de leiding heeft,
weet hij de dames die collecte houden de medehelpsters van de Moeder Gods
te noemen. Don Bosco is alles voor zijn werk: bij alles wat hij zegt, bij
alles wat hij doet, denkt hij aan zijn wezen. Een ander thema ontwikkelt
hij niet, maar hij vraagt alles om deze arme jongens te kleden, te onder-
houden, te redden. Voor het redden van zijn wezen zijn de mirakels in
handen van Don Bosco overvloedig en men hoeft niet verbaasd te zijn over
de voorwaarden die door hem gesteld worden voor de verschil-lende genaden
die men door hem van God wil verkrijgen. Alles hangt af van de steun aan
de wezen en van het meewerken met Christus aan de redding van de zielen
die door Zijn bloed zijn vrijgekocht. Het bloed van Jezus Christus vruch-
ten doen dragen, dat is de samenwerking die Don Bosco vraagt."
Ook de degelijke Clairon van Parijs maakte in een artikel van Meur-
ville met als titel "Een wonderdoener in het jaar 1883" volgende opmer-
kingen:

18.9 Page 179

▲back to top
- XVI/177 -
"Don Bosco heeft gisteren in de Madeleinekerk gepreekt voor een
overvolle kerk alsof het erom ging een groot redenaar te komen beluiste-
ren. Om twee uur in de namiddag was men genoodzaakt de deuren te sluiten
voor degenen die nog aankwamen, omdat de toehoorders zich al geïnstal-
leerd hadden op de trappen van het hoogaltaar intentique ora tenebant. En
toch is Don Bosco geen redenaar. Hij spreekt moeilijk Frans en zijn stem
bezit niet de volheid van klank die massa’s door elkaar schudt, noch de
zilveren klank die de oren streelt, noch het accent dat de harten be-
dwingt. Zijn gebaren zijn sober en traag, zijn blik is omfloerst en blik-
semt niet. Heel zijn uiterlijk ademt zachtheid, eenvoud en christelijke
ootmoed. Met deze schamele redenaarsbagage treedt hij op voor het Franse
publiek dat zo vatbaar is, zo gevoelig voor een meeslepend woord, dat
voor dit publiek alle mooie gaven van het verstand samengevat worden in
de welsprekendheid en dat een mooie spreker in zijn ogen alles kan worden
wat hij maar wil: staatsman, generaal, financier en als het nodig is dat
alles tegelijk! (...) Men hoorde hem amper, men verstond hem bijna niet,
maar zijn gedachte had zich meester gemaakt van de menigte en de groots-
heid van zijn werk vlamde verblindend op in de tempel, zodat er zich een
lichtglans ging vormen rond het voorhoofd van hem, die dergelijke zaken
met niets verwezenlijkt had.(1)
Na de conferentie, gedurende de ogenblikken dat hij van de kansel
naar de sacristie ging, was het een echt tafereel van diep geloof. Allen
knielden één voor één neer om zijn zegen te ontvangen. De moeders boden
hem hun kinderen aan opdat hij ze zou zegenen. Velen lieten hem godsdien-
stige voorwerpen zegenen of probeerden zijn gewaad aan te raken. De aan-
zienlijkste personages, en er waren er niet weinigen, wachtten hem op in
de sacristie met de hoop een audiëntie van een paar minuten te verkrij-
gen. De brave pater - zo schreef de Semaine Catholique - ontving met de
kalmte en de eenvoud van de heilige, in een kamertje al die betuigingen
van eerbied en vertrouwen. De redacteur van het weekblad slaagde erin te
worden toegelaten om hem enkele passages voor te lezen uit zijn confe-
rentie die hij wel stenografisch had opgenomen, maar waarvan hij niet
zeker was. "Zijn minzaamheid - ging de schrijver van het artikel verder,
- neemt u zodanig in dat, wanneer wij dachten aan de anderen die daar-
buiten stonden te wachten, wij ons zelf geweld hebben moeten aandoen om
ons te onttrekken aan de betovering van die man, die zo groot door zijn
werken toch zo toegenegen, vriendelijk en vol medelijden was met de on-
bekende."
Negen op de tien van de toehoorders waren uit de kerk weggegaan met
de wens de zaken die ze niet verstaan hadden dan toch tenminste te kun-
nen lezen. De kranten en vooral de Gazette de France voldeden aan hun
verlangen.
De vrouwelijke collectanten die door Don Bosco werden geprezen, be-
hoorden tot de hoogste Parijse adel.(2)
(1) Le Clairon, 30 april 1883.
(2) Hun namen werden samen met de aankondiging van de conferentie gepubliceerd.

18.10 Page 180

▲back to top
- XVI/178 -
Ze gingen plaats nemen aan de uitgangen van de kerk en konden 15.000 fr.
inzamelen.
In de Madeleinekerk bevond zich ook een toehoorder die op dat ogen-
blik al befaamd was, maar die zich op onze dagen nog veel meer beroemd
zou maken, namelijk de toekomstige Kardinaal Pietro Gasparri, op dat
ogenblik zeer gunstig bekende professor in canoniek recht aan het Insti-
tut Catholique van Parijs. Hij was daar voor het volbrengen van een taak
waarvoor hij het meest aangewezen scheen, vooral omdat hij Italiaan was.
Op last van de rector, Mgr. d'Hulst moest hij na de conferentie Don Bosco
ontmoeten in de sacristie en hem naar de rue d'Assas brengen voor een
diner dat te zijner eer door een groep professoren aan Don Bosco werd
aangeboden. De bejaarde kardinaal, sindsdien met zoveel roem beladen, was
nog blij nu hij vijftig jaar later dit feest herdacht en de moeilijkheden
van de onderneming beschreef: de menigte, - zei hij - belegerde Don Bosco
aan alle kanten. Sommigen vroegen zijn zegen of hen te gedenken in zijn
gebeden, sommigen wilden een medaille, anderen staken hem een gift in de
handen. Het gedrang ging alle verbeelding te boven. De arme Don Bosco die
in alle richtingen heen en weer geduwd werd, gaf met een onverstoorbare
vriendelijkheid toe aan al die vrome indiscreties.
De gezant moest lang wachten alvorens zijn slag te slaan, maar kon
dan toch Don Bosco aan al die blazoendragers van beide geslachten ontruk-
ken en hem op een zeer democratisch huurrijtuig duwen. De weg ging niet
rechtstreeks naar het Institut Catholique, omdat Don Bosco eerst nog een
ziek kind moest bezoeken. Aan tafel wist hij alle uitnodigingen door zijn
zachte conversatie op te vrolijken met zijn Frans - comme çi comme ça -
zei Zijne Eminentie bij gelegenheid van een gesprek waaraan ook de
schrijver van dit boek deelnam - deed hij zich best begrijpen. - Nadien
was er een ontvangst in de grote aula met al de professoren en bijna al
de studenten. Toen men hem gevraagd had een woord te willen zeggen, deed
hij dat met de grootste eenvoud en vertelde over het ontstaan van zijn
werk en de moeilijkheden die hij had ondervonden en die hij overwonnen
had. Allen hingen aan zijn lippen. Wanneer hij een woord niet kon vinden,
dan wendde hij zich wat opzij en ondervroeg zijn buur: - Hoe zegt men dat
in het Frans? - Nadat hij de term gehoord had, herhaalde hij hem. C'était
délicieux; - besloot de kardinaal - le succés fut trés grand.(1)
(1) De kardinaal vertelde ook nog over een andere ontmoeting met Don Bosco. In een be-
paald jaar was hij naar Italië teruggekeerd om er zijn vakantie door te brengen.
Toen hij te Turijn aankwam, had hij maar 16 lire op zak. In zijn haast om te ver-
trekken had hij zijn geldbeugel in zijn kamer gelaten en omdat hij vooraf zijn reis-
biljet genomen had, bemerkte hij pas aan de grens dat hij haast geen geld bij zich
had. Hij maakte gebruik van een halte te Turijn om naar het Oratorio te komen en Don
Bosco te vragen hem honderd lire te willen lenen. Hij kreeg die dadelijk zonder ver-
dere formaliteiten. Cfr. Bulletin Salésien, augustus-september 1932.

19 Pages 181-190

▲back to top

19.1 Page 181

▲back to top
- XVI/179 -
Op diezelfde avond bracht hij een grote vertroosting in een adellij-
ke familie. Mevrouw du Plessis had een kleindochtertje van amper 26 maan-
den dat aangetast was door een onophoudende hoest met gevaarlijke verwik-
kelingen zodat de artsen een droevig einde als prognose gaven. De groot-
moeder had door bemiddeling van de gravin de Combaud van Don Bosco de be-
lofte gekregen dat hij het zieke kindje zou bezoeken. Zij ging hem zelf,
vergezeld van zijn secretaris, afhalen met haar rijtuig. In het herenhuis
trof hij de wenende ouders van het zieke kleintje aan. Nog onlangs hadden
ze ook een zoon verloren. Don Bosco werd bij het bed van het kleintje
gebracht en deed er een kort gebed. Dan nodigde hij de verwanten en ook
de aanwezigen uit om te bidden. Terwijl hij bad hield hij plots op en
keerde zich tot de heer du Plessis: - Het is niet voldoende - zei hij -
dat de anderen bidden. Ook de vader moet bidden.- Eindelijk hing hij een
medaille van Maria, Hulp der Christenen aan de hals van het kleine meisje
en zei daarbij: - Het is niet zo erg als men gelooft.- Toen hij vertrok-
ken was, verklaarde men het kleine meisje buiten gevaar en het is thans
de nog in leven zijnde gravin Charline du Reau de la Gaignonnière die van
haar familie een grote devotie voor Don Bosco geërfd heeft. (1)
Op 30 april volbracht hij zijn belofte en celebreerde in de Madelei-
nekerk voor de dames die de geldinzameling hadden gedaan en voor al de
weldoeners van zijn werken. Omdat hij rekening wilde houden met de hoe-
danigheid van de personen die de mis zouden bijwonen, stelde hij het uur
hiervan vast om 6.30 uur en gaf daarna zijn zegen met volle aflaat. Van
aan het altaar wou hij ook enkele woorden zeggen over de liefdadigheid,
maar enkel diegenen die het dichtst bij hem stonden, hadden het geluk hem
te verstaan. We zullen niets herhalen over de toeloop van het volk die
ook toen, zoals gewoonlijk plaats had, maar we zullen echter wel een feit
verhalen dat gebeurd is kort voor Don Bosco de kerk bereikte.(2)
Die morgen was Don Bosco afgehaald aan de boulevard de Messine door
abbé de Bonnefoy, kapelaan van Saint-Roch en nadien bisschop van La Ro-
chelle, die een triduüm preekte in de Madeleinekerk en er zich toe ver-
plicht had Don Bosco bij een ziek meisje te brengen. Het ging over t.b.c.
in het laatste stadium. Kort voordien had de zieke gedurende een crisis
de laatste sacramenten ontvangen en het einde scheen niet lang meer ver-
af te zijn. De vrome abbé deed bij de moeder en het t.b.c.-lijdende meis-
je de hoop ontstaan dat de zegen van Don Bosco de genezing zou kunnen be-
werken.
(1) De gravin bewaart nog altijd de medaille waarin de datum geprent staat van 29 april
1883. Daaruit kan men opmaken dat voor de dag van de conferentie speciale medailles
waren geslagen. In een verslag van 18 maart 1902 beschrijft mevrouw du Plessis, de
schoondochter van de voorgaande, op deze manier het binnenkomen van Don Bosco in het
herenhuis:" Notre émotion ètait grande, en allant au devant du saint homme dans l'es-
calier, il semblait si absorbé par la prière, qu’il se fit guère attenten à nos res-
pectueux remerciements."
(2) Over dit feit bezitten wij twee met de hand geschreven verslagen. Het ene is van de
Salesiaan Don Fèvre, die het verhaal vernam van de bisschop van La Rochelle en er
over scheef aan Don Lemoyne op 1 december 1898 en het andere van barones Cholet,
moeder van de miraculeus genezene, in een brief van haar van 29 november 1930.

19.2 Page 182

▲back to top
- XVI/180 -
Don Bosco begaf zich tot aan haar bed en vroeg haar:
- Hebt u vertrouwen?
Jawel, pater, antwoordde de moeder in de plaats van de stervende
- wij hebben volledig vertrouwen.
Indien u vertrouwen hebt, zult u genezen, omdat het geloof bergen
kan verzetten. U zult dus iedere dag een Onze Vader, een Wees Gegroet en
Glorie zij de Vader bidden, ter ere van het barmhartige Hart van Jezus en
een Salve Regina opdat Maria, Hulp der Christenen, u onder haar bescher-
ming zou nemen. U zult het zo doen tot aan het feest van Maria tenhemel-
opneming.
- Pater - hernam met een zekere levendigheid de dame, die een beet-
je in haar verwachting ontgoocheld was omwille van de lange termijn die
voorgeschreven was aan het gebed - en indien u mijn dochter bij de hand
zou nemen en ze dadelijk zou zegenen?
Laat mij het zeggen, - antwoordde Don Bosco ietwat streng en
maakte daarbij een ontkennend gebaar met het hoofd... Ik zal voor u bid-
den, ik zal eveneens mijn jongens laten bidden en wanneer ik nu de mis
zal celebreren in de Madeleinekerk, zal ik u speciaal gedenken... Vaar-
wel, meisje.
Terwijl hij dit zei, verliet hij de kamer en bij het weggaan ver-
maande hij de moeder die hem vergezelde: - Vergeet mijn grote familie
niet. - De dame was hem echter al voor geweest en had ongemerkt abbé de
Bonnefoy een envelop met een bankbiljet en een briefje overhandigd waar-
op een tekst geschreven stond waarin om de genade van de genezing ge-
vraagd werd, maar dat was natuurlijk au pieux Italien ontgaan. Op de
laatste trede van de trap verzocht Don Bosco haar terug naar boven te
willen gaan, terwijl hij haar groette met de zoete wens:- De vrede van
God kome over u en over uw huis.
De ziekte duurde voort en de arme zestienjarige vocht steeds tussen
leven en dood. Ze was zo verschrikkelijk mager dat ze letterlijk een ge-
raamte was geworden. Tot 15 augustus werd het een op elkaar volgen van
hoogten en laagten. Op de morgen van de plechtigheid waren de moeder en
één van haar zonen op het punt zich naar de mis te begeven, toen een
kreet door het hele huis weerklonk. De zieke die nog een paar minuten
tevoren ingesluimerd lag, riep met luide en opgewekte stem:- Mama, mama,
ik ben genezen! - Toen de moeder kwam toegelopen, zag ze dat haar doch-
ter blozend en opgeruimd bezig was zich alleen aan te kleden, terwijl ze
grote gebaren maakte en zong. Ze kon haar ogen niet geloven, maar weldra
zag ze nog wat anders. Zonder voedsel aan te raken, zonder enige steun,
zonder hulp van om het even wie ging haar dochter naar de kerk, en ont-
ving de sacramenten van biecht en communie tot verbazing van allen die
haar toestand kenden. Haar genezing was zo werkelijk volkomen en duurzaam
dat in 1898 mevrouw Marguérite (dit was haar voornaam, want haar familie-
naam kennen we niet) moeder was van drie gezonde en sterke kinderen.
Een ander comité van adellijke dames kondigde door middel van uit-
nodigingsbrieven een mis en een conferentie van Don Bosco aan op 1 mei
om 9.00u. in de kerk van Saint-Sulpice. Maar toen hij aankwam was het
al 10.00 uur.

19.3 Page 183

▲back to top
- XVI/181 -
De dichte menigte die zo lang geduldig gewacht had, oefende nog meer
geduld, toen ze in plaats van Don Bosco de pastoor op de kansel zag ver-
schijnen om mee te delen dat Don Bosco te vermoeid was om de conferentie
te houden en dat hij om diezelfde reden evenmin de heilige communie zou
uitreiken. Maar aan het evangelie draaide hij zich om en wou dan ten min-
ste toch een vurige oproep doen. Zijn stem bereikte slechts een uiterst
klein gedeelte van zijn toehoorders. Allen trouwens, schreef Aubineau (1)
"zagen in hem de Godsman wiens persoon een welsprekendheid bezat die be-
stond uit eenvoud, bescheidenheid, nederigheid, vertrouwen op God en ver-
geten van zich zelf. Dit alles straalde van hem uit en schonk een licht-
glans aan zijn bescheiden uiterlijk." La Gazette de France haalde in het
speciale nummer dat wij al vermeld hebben de enkele woorden aan die hij
uitsprak en die wij hier in vertaling geven.(2)
"
Het is voor mij een grote vertroosting hier deze grote menig-
" te van goede katholieken te zien die in deze parochie zo goed ge-
" vormd is tot het beoefenen van de godsdienst. De godsdienst is de
" enige stevige opbeuring te midden van de ellende en het verdriet
" van dit leven. Hij alleen verzekert ons bovendien het geluk na de
" dood. Ga ermee voort hem trouw te blijven en ga daarom vaak te
" communie. Houd stand in uw tradities van edelmoedige liefdadigheid
" voor alle goede werken. De voornaamste hiervan is de christelijke
" opvoeding van de jeugd. Begin met eigen familie, voed uw kinderen
" goed op. Geef goede raad aan zoveel mensen als u kunt. Indien zich
" bij u een wees bevindt, draag er dan bijzonder zorg voor, leer hem
" God dienen, help hem de bekoringen van de ondeugd vermijden. Spij-
" tig genoeg kan ik u geen uiteenzetting geven over het werk, waar-
" voor ik u om aalmoezen kom vragen. Het bestaat in het opnemen van
" kinderen, wezen en zwervers om er goede burgers en goede christe-
" nen van te maken. Met Gods hulp en dank zij de bescherming van de
" Heilige Maagd konden wij honderdduizenden van deze armen en verla-
" ten kinderen opnemen. Uw aalmoezen zullen mij dienstig zijn om dit
" goede werk voort te zetten en verder te ontwikkelen. Zo zult u
" Gods zegeningen verkrijgen. Wanneer u de hemel zult binnengaan,
" zal Hij u de zielen tonen, voor wie u bijgedragen hebt om ze daar
" te doen binnenkomen. Dan zult u de waarheid ervaren van volgende
" woorden. Animam salvasti; tuam praedestinasti. Wie een ziel redt,
" verzekert zijn eigen redding.
(1) De auteur begaat een vergissing in de datum wanneer hij zegt dat de mis in Saint-
Sulpice op 2 mei plaats had.
(2) Ook van dit bezoek bezitten wij een levendig verhaal dat geschreven werd door de
schrijfster van het dagboek die wij in het vorige hoofdstuk vermeld hebben. Zij was
toen een jeugdige parochiaan in Saint-Sulpice. Zie document 60 en 61, boekdeel XVI.

19.4 Page 184

▲back to top
- XVI/182 -
De verwijzing naar het doeltreffende werk in de parochie werd niet
gedaan als louter compliment, want hij wist hoe de parochie van Saint-
Sulpice befaamd was om haar geest van geloof en vroomheid, waardoor zij
de titel van koningin van de parochies verworven heeft.
Zes priesters deden dadelijk een inzameling. De uitdeling van de
communie duurde maar een half uur omdat sommige priesters hem daarbij
hielpen. Het deed pijn te zien hoe moeilijk hij van het altaar afkwam en
zich naar de sacristie begaf tussen verscheidene personen die met elkaar
wedijverden om hem te ondersteunen Een eerbiedwaardige grijsaard knielde
neer toen hij voorbij ging, nam zijn hand en legde haar op het hoofd van
zijn twee zonen als een pand van hemelse zegen.
Op de middag waren de toegangen tot de sacristie nog door het volk
belegerd. Niet weinigen stonden hem op te wachten om hem bij het buiten-
komen hun zieken voor te stellen. Toen zijn rijtuig eindelijk kon voor-
uitkomen om hem bij mevrouw Vendryès te brengen werd het door zoveel men-
sen omringd dat het slechts traag vooruit kon komen. Hier en daar kniel-
den personen om door hem gezegend te worden. Een godsdienstige krant(1)
berichtte zijn nabije en verre lezers over deze betogingen en schreef
daarbij:
"Dit buitengewone personage wiens naam op ieders lippen weerklinkt en
over wie de kranten wonderen vertellen, die men legenden zou wanen, is
een man van middelbare gestalte, met een eerbiedwaardige maar eenvoudige
fysionomie, met een onzekere gang, met een zwak lichaam. Wij zouden menen
dat zijn krachten uitgeput zijn, maar onze blik wordt meegesleurd door
dit krachtige en uitgedroogde hoofd, die schitterende en diepe ogen,
waarin men kalmte, wilskracht en geloof leest. Hij is niet welsprekend,
zijn stem is zwak en weinigen kunnen hem horen, maar in zijn persoon
weerspiegelt hij de heiligheid en de geest van liefdadigheid van Onze
Heer Jezus Christus. Zijn leuze is: Alles van God, alles door God, alles
voor God. Heel de wilskracht van zijn ziel en heel de kracht van zijn
wezen zijn door hem toegewijd aan de dienst van God en van de naaste."
Langs de rue de Sèvres, een van de meest aristocratische verkeers-
lanen van Parijs waren er veel kerken, kloosters, opvoedingsinstituten en
katholieke werken. Daar, in de nabijheid van de Lazaristen, was ook de
zetel van het patronaat van de wezenhuizen, waarvan het doel was de orga-
nisaties om arme wezen van het platteland op te nemen om er goede Chris-
tenen en degelijke landbouwers en tuiniers van te maken. Het werk nam
zelf geen kinderen op, maar plaatste ze in geschikte wezenhuizen. Het
deelde jaarlijkse toelagen uit aan de directeurs van landbouwhuizen, wan-
neer deze voldoende georganiseerd waren, vooral wanneer het ging om re-
cente stichtingen van het plattelandstype. Het inkomen bestond uit lega-
ten en giften van weldoeners, uit geldinzamelingen en uit de opbrengst
van een jaarlijkse collecte.
(1) Rosier de Marie, Parijs, 12 mei 1883.

19.5 Page 185

▲back to top
- XVI/183 -
Markies de Gonvello, een ijverige en edelmoedige bevorderaar van het werk, had be-
slist dat zijn leden die zich aan het aannemen van kinderen wijdden, naar de pries-
ter zouden kunnen luisteren die heel zijn leven besteedde aan de verwaarloosde
jeugd. Hij zorgde er dus voor dat er een plechtige vergadering plaats had die
voorgezeten werd door Don Bosco.
Te Saint-Lazaire hadden de uitgenodigden het voordeel zich als in fami-
liekring te bevinden, beschermd tegen toeloop die gewoonlijk rond Don Bosco ont-
stond op plaatsen die toegankelijk waren voor het publiek. Ze konden hem dus rus-
tig zien en horen. De bijeenkomst werd voor geopend verklaard op 1 mei om half
drie. Don Bosco zat op het einde van de zaal. Aan zijn rechterhand zaten de leden
van het comité van de damesbeschermsters met aan hun hoofd markiezin di Reggio en
aan zijn linkerhand het comité van de ledenstichters, onder wie Mgr. du Fougerais,
voorzitter van het werk en directeur van de Heilige Kindsheid. De aanwezigen geno-
ten ten zeerste van de woorden van Don Bosco. Er werd genoteerd dat de adellijke
dames briefjes bij zich hadden met potlood of met de pen geschreven, om ze hem te
overhandigen en waarop hun desiderata stonden, namelijk aanvragen voor genezin-
gen, opbeuringen, geestelijke gunsten, duizend-en-een-zaken. Ziehier dan wat hij
zei:
"
Monseigneur, Dames en Heren,
"
"
Het goede van deze vergadering ligt hierin dat deze vergadering
" zich aansluit bij het grote werk, dat mij vandaag de gelegenheid schenkt
" u enkele woorden toe te sturen. Ik weet niet hoe ik de twee zaken kan
" verzoenen want ons werk is een werk van de armoede en hier schijnt al-
" les rijkdom en overvloed te zijn. Het is waar dat om een zo mooi en
" groots werk tot een goed resultaat te brengen twee zaken vereist wor-
" den, namelijk, enerzijds de rijkdom die openstaat en de naastenliefde
" die in ruime mate schenkt; en anderzijds de armoede die met dankbaar-
" heid deze naastenliefde ontvangt.
"
Welnu, juist dit vind ik deze dagen in overvloed en overal in
" de grote stad Parijs. Ik merk dat op dit ogenblik hier en speciaal in
" u, Monseigneur, die reeds zo menigmaal blijken hebt gegeven van uw
" goedheid en naastenliefde in de stad van uw diocees. Maar u hebt nog
" meer gedaan. U hebt soms met uw tegenwoordigheid de stad Turijn willen
" vereren. Veroorloof mij u te zeggen dat dit een gunst is waaraan wij
" steeds een diepe en dankbare herinnering zullen bewaren.
"
En wat kan ik u thans nog meer zeggen, een arme priester als ik,
" die zich ternauwernood weet uit te drukken en zich te doen verstaan in
" uw Franse taal? Ik kan niets anders doen dan u mijn zegen geven. De
" almachtige Heer verlene u de nodige moed om de strijd van het leven
" onder ogen te zien en geve u de moed vooral op dit ogenblik waarop wij
" zo een grote nood hebben aan katholieken, goede katholieken. In deze
" tijd dient de goede katholiek niet met oorlogswapens, noch met geweld
" de godsdienst te verdedigen. Wat wij moeten doen is, ons inspannen om

19.6 Page 186

▲back to top
- XVI/184 -
" door het goede voorbeeld en de beoefening van alle deugden alle harten
" te verzoenen met deze godsdienst waartoe wij het geluk hebben te
" behoren.
"
Onder dit oogpunt dank ik ten zeerste Monseigneur, omdat hij
" zijn liefderijke liefdadigheid schenkt aan ons groot werk en dit op
" een zeer bijzondere manier doet voor onze landbouwwerken. Ik bedoel
" hierbij Saint-Cyr nabij Toulon, dan Marseille waar een groot huis
" voor vaklui van de maîtrise en voor ongegoede leerlingen bestaat,
" verder La Navarre dat helemaal gewijd is aan de arme kinderen van
" het platteland en eindelijk Nice waar men arme jongens opneemt die
" van pleinen en straten komen. Allen verkeren in gevaar en wanneer
" ze geen helpende hand vinden die ze opneemt, dan zijn ze ertoe be-
" stemd op zeer korte tijd de gesel van de gemeenschap te worden.
" Zij zijn het die de gevangenissen zullen vullen en weldra niet
" alleen ongelukkige mensen zullen zijn, maar, ik herhaal het, die
" tevens de gesel van de maatschappij en van het gezin in het bijzonder
" zullen worden.
"
Dat zijn de werken die uw vereniging beschermt en die Mon-
" seigneur in zijn goedheid bestuurt.
"
"
Welnu, Monseigneur, moge God u in zijn goddelijke goedertie-
" renheid zegenen, u lange en gelukkige dagen verlenen en toelaten u
" te kunnen wijden aan de bescherming van katholieke werken, aan wer-
" ken van vrede en eendracht. Moge Hij u veroorloven te zien wat u
" vurig wenst, namelijk de dagelijkse vermenigvuldiging van alle werken voor
" de jeugd, werken die voor Frankrijk en voor alle Fransen een eer
" zijn. God bescherme dit mooie en edele Frankrijk! Hij redde het,
" geve het publieke vrede en rust en verlene ons, Monseigneur, u op uw
" laatste dag op de vleugels van de engelen naar het land van het pa-
" radijs te zien dragen. Dank zij de goddelijke bescherming van de
" Heer wensen wij dat alle liefdadigheidswerken die door u thans on-
" dernomen worden als een zaad voor het goede mogen zijn, een zaad dat
" steeds meer vruchten zal dragen en op aarde de roem van Frankrijk en
" van alle goede katholieken zal uitmaken.
Toen Don Bosco zijn toespraak beëindigd had, gaf Monseigneur de voor-
zitter met woorden die hem uit het hart opwelden, een uiteenzetting over
het doel van het werk ten voordele van de wezen uit landbouwmilieus. Hij
zong de lof van de edelmoedige leiders waarbij hij ook wees op de harde
strijd die de Kerk genoodzaakt was te voeren tegen de goddeloosheid om de
zielen van de kinderen te verdedigen. Op het laatste nodigde hij Don Bosco
uit de vergadering te willen zegenen. Don Bosco stemde daar dadelijk in
toe, maar hij begon met te zeggen:- "Alvorens u mijn zegen te geven, vraag
ik u de toelating om nog een woordje te zeggen. Op dit ogenblik ken ik nog
beter, indien dat mogelijk is, de grootsheid van het werk waarvan u de
patroon en de beschermers bent en waarmee ik reeds bij verschillende gele-
genheden mijn voordeel heb kunnen doen.

19.7 Page 187

▲back to top
- XVI/185 -
Thans heb ik de gelegenheid om nog meer het lot te kunnen aanbevelen van dit werk
van wedergeboorte, dit werk dat nu al en nog meer in de toekomst een zegen
voor de maatschappij zijn zal. Uw werk is goed bekend bij onze Heilige
Vader. De laatste maal dat ik de grote eer genoot hem te zien, gaf hij mij
als opdracht u zijn particuliere zegen te geven of liever over te maken en
u de verzekering te schenken dat hij u in de mis steeds aan God zal aanbe-
velen. Volgens het inzicht van de heilige Vader geef ik u nu zijn heilige
zegen." - Alle aanwezigen waren bewogen. Terwijl hij sprak, zag men bij
velen de tranen langs de wangen lopen.
"Don Bosco schreef het maandelijkse orgaan van het werk (1)- spreekt
wat aarzelend onze Franse taal, maar in zijn woorden hoort men een inten-
se naastenliefde en een diep geloof dat tot het hart spreekt". Ook de
Figaro van 2 mei gaf kennis van deze toespraak en nam dit als aanleiding om
te spreken over het verblijf van Don Bosco te Parijs. De krant deed dat in
sympathieke bewoordingen en stelde hem voor onder zijn eenvoudig en beschei-
den aspect, sans afféterie, sans pompe, sans phrases.
In dit moederhuis van de Missie was er een kloosterling van 63 jaar,
pater Duhlleux, die zich bijna op zijn uiterste bevond. Zijn broer die
betrouwen stelde op de bovennatuurlijke macht van Don Bosco, bracht deze
laatste naar de ziekenzaal.
Ik zou willen leven, - zei de zieke met een flauw stemmetje - om de
voorspoed van de congregatie te zien.
U zult dit vanuit een andere plaats kunnen zien, - antwoordde Don
Bosco, maar wist toch zijn antwoord te verzachten met een woord van opbeu-
ring en met zijn zegen.
De zieke stierf daags nadien. (2).
Bij de lazaristen verbleef een uiterst populaire prelaat, namelijk
Mgr. Freppel, bisschop van Angers en volksvertegenwoordiger voor Finis-
tère. Als hij naar Parijs kwam voor de zittingen in het parlement, nam hij
gewoonlijk zijn intrek in het huis van de zonen van Sint-Vincentius. Hij
verlangde er vurig naar Don Bosco te ontmoeten. Toen deze dat vernam, ging
hij hem zelf opzoeken en had met hem een privé-gesprek gedurende een half
uur.(3) De indruk die Monseigneur over hem zal gehad hebben, moet zeker
uitstekend geweest zijn want, het jaar daarna hield hij, zoals we zullen
zien, een prachtige lofrede over hem in de Kamer van Volksvertegenwoordigers.
In een andere kerk, bijzonder dierbaar aan de Franse katholieken en aan
de adel van Parijs, bracht Don Bosco zijn vurig gewenste woord, namelijk,
in de kerk toegewijd aan de heilige Clothilde, de heilige die door haar
deugden de koning van de Franken Chlodoveg of Clovis, haar man, ertoe
bracht christen te worden.
(1) L'Orphelin. Revue de la Société de Patronage des Orphelinats agricoles de France, année 4°
(6 juni 1883).
(2) Annales de la Congrégation de la Mission, tome 94, année 1929, pag. 761.
(3) Dit werd in maart 1935 aan Don Auffray bevestigd door de oude knecht die Don Bosco bij
Monseigneur gebracht had.

19.8 Page 188

▲back to top
- XVI/186 -
Hij sprak er na de mis op Hemelvaartdag, 3 mei. Hij zei er bijna niets
nieuws maar herhaalde alleen wat hij in de Madeleinekerk gezegd had. Er
was zo een grote toeloop dat men er bijna stikte. Velen gingen er ook te
communie. De collecte bracht zeer veel op. Wat er nadien gebeurde, hebben
we al beschreven.(1) Over een verschijning van Louis Colle hebben we even-
eens elders verhaald.(2)
Toen het intermezzo van Rijsel, van 5 tot 16 mei, voorbij was, keerde
hij daags nadien terug en hield een conferentie voor een opeengepakt en
vroom gehoor in de ruime kerk van Sint—Augustinus. Tegen het einde sprak
hij over zijn werk, zoals hij voorheen gedaan had, maar bij het besluit
maakte hij zijn plannen voor Parijs bekend en zei hij:
"
Ik hoop dat de vrome dames en heren van deze grote en zo liefdadige
" stad Parijs ons ter hulp zullen komen om hier een huis in die aard
" op te richten. Dit wordt aan alle kanten gevraagd. Er bestaat moge-
" lijkheid ook te Parijs een huis op te richten zoals de huizen van
" Marseille, van Nice en van Turijn. Ik geloof dat het mogelijk zal
" zijn hier een huis op te richten dat in staat zal zijn aan alle be-
" hoeften te beantwoorden. Ik vraag op het ogenblik geen aanzienlijke
" hulpmiddelen. Thans vraag ik enkel de hulp om een terrein aan te
" kopen en een huis te bouwen dat deze arme jongens zal opnemen.
"
Het is een groot werk of liever een klein werk, want ik wens
" dat het een eenvoudig werk zou zijn en dat het geen ophef zou maken.
" Alle vagebonden zijn op een bepaald ogenblik ten laste van de over-
" heid en van kleine dieven die ze al zijn, duurt het niet lang of ze
" worden grote dieven.
"
We hopen dat de stad Parijs, die zo vaak onze werken geholpen
" heeft, hoewel ze ver van hier gevestigd zijn, ons ditmaal zal bij-
" staan om een instelling te steunen, waar men de jongens kan opnemen
" die dag en nacht last bezorgen aan de fatsoenlijke burgers.
"
De Heer zal u ruim belonen voor wat u doen zult en de maat-
" schappij zal er u dankbaar voor zijn. Bovendien zullen de jongens
" die met uw hulp door onze zorgen zullen gered worden, u zegenen.
" Wanneer zij zich voor God zullen aanbieden om geoordeeld te worden, zul-
" len deze zielen zeggen: — Zij die hun tijd en hun geld besteed hebben
" om onze zielen te redden, zijn onze weldoeners. Indien wij gered
" zijn, dan zijn wij het aan hen verschuldigd.
(1) Cfr. hierover, blz. en volgende. Over de audiënties in de sacristie wordt in een brief ge-
sproken.
(2) Boekdeel XV, blz. 88.

19.9 Page 189

▲back to top
- XVI/187 -
" Welnu dan, grote God, wees barmhartig zoals u dit in het evangelie
" beloofd hebt. Vermits zij ons geholpen hebben om zalig te worden,
" mogen ook zij gered wezen.
Terwijl de kranten bericht gaven van deze conferentie,(1) publiceer-
de de Figaro van 18 mei een lang en ernstig artikel dat de heer de Saint-
Genest, die ons al bekend is sinds zijn doortocht te Turijn, van daar uit
gestuurd had op 14 mei en dat zo eindigde: "De werkelijke manier om Don
Bosco in Frankrijk te vereren bestaat er niet in hem langs de straten toe
te juichen en stukjes uit zijn gewaad te snijden, maar in het te werk gaan
zoals hij.(2) Maar de Petit Moniteur had al geschreven: "Don Bosco heeft
voor onze ogen nieuwe einders geopend en heeft de elite van Parijs voor
zijn werk gewonnen. Het is zijn verdienste dat het apostolaat van de lief-
dadigheid voortaan adellijke en machtige weldoeners zal vinden.(3)
De conferentie van 21 mei in de kerk van Sint-Pieter, van de Gros-
Caillou genaamd, had onverwacht een dramatisch succes. Doorgaans werd ze
door vele Parijse aristocraten bezocht en bij die gelegenheid was ze
boordevol. Don Bosco kwam om zes uur in de namiddag aan. Hij was zo ver-
moeid dat hij met moeite op zijn voeten kon staan. Hoe kon hij in die
voorwaarden een conferentie houden? Maar iemand anders hield ze in zijn plaats.
Sinds enkele dagen was Kardinaal Lavigerie, Aartsbisschop van de her-
rezen kerk van Carthago en stichter van de Witte Paters, uit Afrika te Pa-
rijs teruggekeerd. Hij kende Don Bosco sinds geruime tijd. Toen hij verno-
men had dat hij zich te Parijs bevond, zocht hij hem op verschillende
plaatsen tot hij ontdekt had waar hij was. Hij ging erheen en kwam onver-
wacht de kerk binnen, gekleed in de strenge majesteit van het Romeinse
paars, juist op het ogenblik dat men een gebed begon te bidden voor de
toespraak van Don Bosco. Het was als een verschijning. De prelaat be-
steeg eenvoudig de kansel. Populair in heel Frankrijk, uiterst populair
te Parijs, bracht hij hem in feite de huldeblijken van zijn populariteit.
(1) Ook de Unità Cattolica hield zich met deze conferentie bezig in haar nummers van 20 en 22 mei.
(2) Don Bosco schreef hem om hem te bedanken, maar omdat hij zelf afwezig was, antwoordde zijn
moeder. Wanneer haar zoon artikels schreef ter verdediging van de vrije school, legde
deze vrome dame een medaille van Maria, Hulp der Christenen, die haar door Don Bosco was
geschonken, op het blad opdat haar zoon bij het schrijven goede ingevingen zou krijgen.
(3) "Don Bosco a ouvert à nos yeux des horizons nouveaux; il a conquis à son oeuvre l’élite de
Paris: l’apostolat de la charité compte désormais, grâce à lui de nobles et puissants
adhérents parmi nous." Woorden aangehaald door de Unità Cattolica van 8 mei 1883.

19.10 Page 190

▲back to top
- XVI/188 -
Zijn woorden waren een model van een toespraak over Don Bosco, zij ge-
tuigde tevens van een diep doorzicht.
"
Mijn broeders, van het ogenblik af dat ik vernomen heb dat de
" Italiaanse Vincentius a Paolo te Parijs verbleef, heb ik maar één
" wens meer gehad, namelijk, hem te kunnen ontmoeten in een van onze ker-
" ken en zijn werken aan de liefdadigheid van de katholieken aan te
" bevelen. Ik heb deze werken zien beginnen te Turijn. Ik heb ze
" zien uitbreiding nemen en binnendringen in Frankrijk om een weder-
" kerige band te vormen van weldadigheid en vrede tussen de katholieken
" van onze twee naties.
"
U zult dit werk van toenadering volbrengen, beminde broeders, door
" deze nederige en heilige priester te hulp te komen. Het is nodig
" dat hij bij zijn terugkomst in zijn vaderland zou kunnen zeggen dat
" Frankrijk steeds trouw is gebleven aan zijn grote zending: dat het
" allen die lijden beschermt zonder onderscheid van ras.
"
Ik woon in een land, waar de Franse Vincentius a Paolo twee
" jaar in slavernij leefde. Thans heeft Tunesië een nieuwe Sint—Vincentius
" a Paolo nodig. Hij moet er gebracht worden, niet met geweld maar
" door de liefde. En deze Sint-Vincentius a Paolo bent u, beste Pa-
" ter, vermits u met uw kloosterfamilie, die half Italiaans en half
" Frans is, beter dan iemand anders het noodzakelijke werk kunt volbrengen.
"
Daar is trouwens voor u de aangewezen plaats. Tot nu toe zijn
" het bijna uitsluitend Italiaanse gezinnen die het uitgestrekte, weinig
" bevolkte land bewonen dat voortaan onder de edelmoedige bescherming van
" Frankrijk geplaatst werd. Ik houd van deze families omdat ik hun
" herder ben en ik zou het hun willen tonen door hun ellende te verlich-
" ten. Thans gebeurt het al te vaak dat gij, Italianen, die uit uw
" vaderland vertrekt, voor uw tijd ten onder gaat zoals dat in de
" koloniën gebeurt. Het is daarom noodzakelijk de wezen te kunnen
" opnemen en ook al de kinderen die de nodige steun ontberen.
"
Vader van Italië's wezen, kom bij ons. Ik doe een beroep op uw hart
" dat reeds de stem van Europa en van Amerika beantwoord heeft. Nu zijn het
" Afrika's verlaten kinderen, die hun armen naar u uitstrekken. Uw
" liefdadigheid is ruim genoeg om ze te kunnen opnemen. Deze kinderen
" komen grotendeels uit uw Italië. Zend hun uw zonen die hun met wel-
" luidende stem zullen spreken over ons land en over het uwe.
" Samen zullen wij hen beminnen en hun leren de naam van God en van
" Frankrijk te zegenen.
"
Broeder, geef mild aan deze heilige priester en u zult tegelij-
" kertijd aan de missies van Afrika geven, want Don Bosco zal ze te
" hulp komen.

20 Pages 191-200

▲back to top

20.1 Page 191

▲back to top
- XVI/189 -
Men zou niet kunnen zeggen of de aanwezigen, met al hun bewondering
voor de eminente prelaat, werkelijk tevreden waren dat ze hem gehoord had-
den in plaats van Don Bosco. Ooggetuigen bevestigen dat al de blikken zich
nooit volledig losmaakten van Don Bosco, die ingetogen en bescheiden tegen-
over de kansel zat, ook dan wanneer hij de lofbetuigingen over zijn persoon
hoorde. Hij werd er niet in het minst door ontsteld. Na de preek stond
hij recht, deed een paar stappen naar de communiebank, boog zich voor de
kardinaal, deed met zijn hand teken dat hij wou spreken en zei dan:
"
Ik ben waarlijk in grote verlegenheid geraakt. Ik zou op een pas-
" sende wijze moeten antwoord geven op de woorden van Zijne Eminentie,
" maar hiervoor zou ik zijn welsprekendheid nodig hebben en ik kan niet
" spreken. Toch moet ik wel een woord zeggen tot Zijne Eminentie en
" hem bedanken voor de lof die hij over mij en mijn werken uitgespro-
" ken heeft. Op de eerste plaats moet ik bekennen dat van de zaken
" die hij over mijn persoon gezegd heeft er vele niet waar zijn. Hij heeft
" ze bekeken met zijn goed hart en u weet wel dat kleine voorwerpen die
" men door de microscoop bekijkt, onmiddellijk grote verhoudingen krij-
" gen en verbazend groot lijken.
"
Toch dank ik Zijne Eminentie voor zijn hoofsheid. Hij is altijd
" voor de salesiaanse familie een vader, een weldoener en een vriend
" geweest. Daarom is onze dankbaarheid onbegrensd en indien wij iets
" zullen kunnen doen voor de grootse werken van Zijne Eminentie, dan
" zullen we dat zeker doen.
"
Ik vertrouw mij aan u toe, Eminentie, om in Afrika alles te
" volbrengen wat de goddelijke Voorzienigheid van mij zal vragen. Ja,
" Eminentie, ja, u moogt ervan overtuigd zijn, indien wij iets in
" Afrika kunnen doen, dan staat heel de salesiaanse familie samen met
" mij te uwer beschikking. Ik zal mijn zonen daarheen sturen, ik zal
" Italianen en Fransen sturen.
"
Broeders, u weet dat wij van aalmoezen leven en dat onze werken
" in leven blijven door de liefdadigheid, op dit ogenblik door de Franse
" liefdadigheid, de Parijse liefdadigheid. Ik heb al gezien dat Frank-
" rijk nog altijd de grote katholieke natie is, steeds bereid om
" edelmoedig de weldadigheidswerken te helpen. Daarom zijn wij vol
" dankbaarheid voor de bijstand die u ons al verleend hebt en die u
" nog aan onze liefdadige tehuizen zult verlenen.
De biograaf van de kardinaal schreef:(1) "Het waren maar enkele uiterst
(1) V. Baunard, Le Cardinal Lavigerie, Paris, 1896 - boekdeel II, blz. 239.

20.2 Page 192

▲back to top
- XVI/190 -
eenvoudige woorden, uitgesproken met een zwakke stem en in een stunteli-
ge taal. Zeer weinigen konden zijn woorden verstaan maar allen, of bijna
allen hadden de tranen in de ogen. Heel zelden ziet men een tegenstelling
zoals op die dag tussen die twee mannen en deze twee toespraken."
Na de ceremonie ging het grootste gedeelte van het publiek uiteen,
maar de dames namen de richting van de sacristie omdat ze verlangden Don
Bosco van dichtbij te zien en afzonderlijk door hem gezegend te worden.
Don Bosco echter antwoordde op hun aandringen met tekens die beduidden dat
hij weigerde. Eindelijk zei hij zeer nederig:- Ik kan mijn zegen niet ge-
ven hier in tegenwoordigheid van Zijne Eminentie. Dit zou niet zijn zoals het
behoort, het zou niet eerbiedig zijn. - Toen de prelaat van Afrika zijn ver-
legenheid bemerkte, trok hij zich onopgemerkt terug.
Dramatisch in een andere zin eindigde eveneens een conferentie die
ongetwijfeld gehouden werd tussen 22 en 25 mei, maar in welke kerk of
kapel dat gebeurde, heeft degene die het feit aantekende niet de moeite
geacht om het te noteren. Don Bosco sprak over Maria, Hulp der Christenen
en herhaal- de wat hij al zo menigmaal gezegd en herhaald had, namelijk,
dat niet hij de bewerker was van de wonderen die hem toegeschreven werden,
maar dat men wel Maria, Hulp der Christenen hiervoor dankbaar moest zijn.
Zij was het die ermee begonnen was en zij zou dit werk dat opgericht was
voor het welzijn van de jeugd ook verder doen groeien. Het was de Madonna
die de gunsten verkreeg en ze verkreeg ze in een ontelbaar aantal. Terwijl
hij zo sprak, stond een heer op en vroeg het woord. Dan vertelde hij over
een arme familievader die een vrouw had die sinds jaren zwaar ziek was en
leed aan waterzucht en een zoon die op zijn uiterste lag en al het heilig
oliesel ontvangen had. Hij beschreef het hartverscheurende leed van die
vader en zijn hoop in de doeltreffendheid van de zegen van Don Bosco en
eindelijk zijn vreugde toen hij zijn vrouw en zijn zoon weer gezond zag en
hij ze naar de kerk kon vergezellen om de mis te horen. - Ja, riep hij
uit, - die grote genade dient men toe te schrijven aan de Madonna, maar
door de gebeden van Don Bosco. - Don Bosco luisterde ontroerd terwijl ook
zijn toehoorders diep bewogen waren. Maar de ontroering bereikte haar
toppunt, toen die heer in tranen uitbarstte (hij had ze tot dan toe met
moeite kunnen bedwingen) en uitriep:- Weet u wie die man is, die gelukkige
vader? Ik ben het, Portalis. - Antoine Lefévre-Portalis, was een oud-volks-
vertegenwoordiger van het nationale parlement. Don Bosco voegde er geen
woord meer aan toe. Hij liet zijn toespraak maar half uitgesproken en trok
zich terug. Om de waarheid te zeggen was het onnodig er nog wat aan toe te
voegen, want deze heer had meer dan genoeg gezegd.(l)
We hebben nu alles gezegd wat over het verblijf van Don Bosco te Pa-
rijs kon gezegd worden.
(1) In een brief van 22 mei laat de oud-volksvertegenwoordiger aan Don Bosco weten dat zijn
vrouw, na drie jaar onbeweeglijkheid, twee dagen tevoren naar de kerk is kunnen gaan.

20.3 Page 193

▲back to top
- XVI/191 -
Overal triomfantelijk onthaald, bracht hij zijn dagen door met het ontvan-
gen van een eindeloos aantal personen, met talrijke bezoeken en met het
houden van verscheidene publieke conferenties. Het lijkt ons haast onge-
looflijk dat hij voor dat alles voldoende tijd heeft gehad, maar iets an-
ders verbaast ons nog meer en dat is, dat hij hiervoor voldoende krachten
heeft gehad. Het feit dat, ondanks zijn gering fysisch weerstandsvermogen, een
dergelijke voortdurende en langdurige spanning voor ook maar een enkel
ogenblik de gebruikelijke rust van zijn geest niet verzwakt heeft, wijst
erop dat hij zich zo heldhaftig kon beheersen dat het iets bovennatuurlijks
heeft. Ook dat dient bij zijn Parijse mirakels te worden gerekend.
Hij vertrok uit Parijs op zaterdag 26 mei omstreeks negen uur 's mor-
gens, en niet op 25 mei, zoals elders beweerd wordt.(1) Om ongemakken te
vermijden had hij het uur van zijn vertrek niet laten weten, Toen hij aan
het station aankwam, liet hij zijn secretaris de biljetten nemen, trok da-
delijk door de zalen en begaf zich rechtstreeks naar de trein. Maar sommi-
ge reizigers, die op een latere trein wachtten, herkenden hem en het ge-
rucht verspreidde zich zodat voor zijn coupé een groep mensen samenkwamen,
wat weldra de algemene aandacht opwekte. Misschien was voor niemand het
horen van de naam Don Bosco helemaal nieuw. Trouwens, het zien van die zo
eenvoudige priester die met zoveel eer omringd werd, maakte ook de spoor-
wegbeambten nieuwsgierig.- Het is Don Bosco! Hij die zoveel mirakels
do et !- w er d ko r tweg g ea nt wo or d aa n degenen die vragen stelden. Toen de
trein zich in beweging zette, werden er nog hartelijke groeten gewisseld en
goedmoedig en vriendelijk kwam hij aan het venster om in de aanwezigen ook al
hun medeburgers te bedanken. Don Bosco liet in die onmetelijke hoofdstad veel
genegenheid achter en droeg in zijn hart ook aangename en onuitwisbare herinne-
ringen met zich mee.
Gedurende een heel traject van de weg bleef hij stilzwijgend in
zichzelf gekeerd. Ook Don Rua en Don de Barruel zwegen omdat ze verzonken
waren in tal van gevoelens die hen deden nadenken. Heel veel hadden ze
gezien en gehoord! Heel veel hadden ze gewerkt! Heel veel werd hun goede
vader vereerd door alle klassen van personen en wat al wonderen had Maria,
Hulp der Christenen door zijn bemiddeling bewerkt! Eindelijk wekte het
woord van Don Bosco hen uit hun overpeinzingen door te zeggen: - Het is
wel vreemd! Don Rua, herinner jij je de weg die van Buttigliera naar Mu-
rialdo loopt? Daar ligt aan de rechterkant een heuvel en op die heuvel een
huisje en van het huisje naar de weg strekt zich langs de helling een weide
uit. In dit armzalige huisje woonde ik en mijn moeder. In die beemd liet ik
twee koeien grazen. Indien al die heren eens zouden weten dat ze een arme
boer uit de Becchi in triomf hebben gedragen!... Dat zijn grapjes van de Voor-
zienigheid!
Dan spraken zijn metgezellen over de twee boekjes, het ene geschreven
door Aubineau en het andere door de naamloze oud-magistraat. Ze werden
verkocht ten voordele van het werk en werden zeer gezocht evenals zijn
portretten.
(1) In de Vita in twee boekdelen, boekdeel II, blz. 567.

20.4 Page 194

▲back to top
- XVI/192 -
Don Bosco luisterde toe zonder een woord te zeggen en zonder enig
teken te geven, waaruit men zou kunnen afleiden hebben wat hij dacht, maar
eindelijk riep hij met een soort kinderlijke nederigheid uit: - Quam parva
sapientia regitur mundus! Indien de wereld zou kunnen zien wie ik ben!..
Maar hoe groot is de goedheid en de voorzienigheid van de Heer! Dit alles
heeft God in zijn oneindige barmhartigheid gedaan.
Wat hij ook mocht denken en zeggen wegens zijn ootmoed, toch had hij
te Parijs een waarachtig grootse triomf behaald. Het jaar nadien hoorde
men er nog de weerklank van in het Franse Parlement. Mgr. Freppel, die,
zoals wij gezien hebben, er ooggetuige van geweest was, had in een ge-
wichtige toespraak in de Kamer op 2 februari 1884 over het arbeiderspro-
bleem volgende uitdrukking gebruikt: "Vincentius a Paolo alleen heeft
meer gedaan voor de arbeidsproblemen dan al de schrijvers van de eeuw
van Lodewijk XIV. En op dit ogenblik is in Italië een kloosterling, Don
Bosco, die u te Parijs gezien hebt, die zich met de oplossing van de
arbeiderskwestie bezig houdt en het beter doet dan al de redenaars van
het Italiaans Parlement."(1)
Sommigen hebben de bedragen die door Don Bosco in de Franse hoofd-
stad werden ingezameld, willen samentellen, maar wij geloven dat pogingen
in dien aard vergeefse moeite zijn. Het is zeer waarschijnlijk, om niet te
zeggen zeker, dat zelfs Don Bosco niet eens bij benadering wist hoeveel
geld door zijn handen gegaan was. Bijna elke avond stuurde de broer van
gravin de Combaud, die bankier was, uit alle richtingen de vruchten op
van de Parijse liefdadigheid die Don Bosco ter hand werden gesteld, zonder
er notitie van te nemen. Deze mensen van de Voorzienigheid gebruiken van-
zelfsprekend de middelen die hun dagelijks door de edelmoedigheid van de
anderen bezorgd wordt en verliezen hun tijd niet met berekeningen. De we-
reld stelt een blind vertrouwen in hen en helpt hen rustig vooruit zonder
er zelfs ooit aan te denken te gaan eisen dat ze begrotingen zouden voor-
leggen, zoals dit verplicht is in de gewone administratie. Als uitbaters
van de liefdadigheid handelen zij onder de controle van Gods oog: zoals
de linkerhand van diegenen die geven niet weet wat de rechterhand doet, en
het voldoende is dat Hij die ook de geheimen ziet, het zou weten, op de-
zelfde wijze verdelen deze buitengewone kanalen van de weldadigheid zonder
ophouden hun water en laten aan God de zorg over om hun volume te meten.
(1) Uit het uitvoerige verslag van de zitting in de Nouvelliste du Nord et du Pas-de-Calais, Rijsel,
7 februari 1884.

20.5 Page 195

▲back to top
- XVI/193 -
In de geschiedenis van de Congregatie heeft het verblijf van Don Bosco
te Parijs een zeer grote betekenis. Men mag zeggen dat Don Bosco en zijn
werk zich in de intellectuele metropool van Europa kwamen voorstellen aan
de wereld, die het veld zou worden van hun werkzaamheid. Die voorstelling was in-
drukwekkend en sympathiek. Van dat ogenblik af begon rond de stichter van
de Salesianen een literatuur in vele talen op te bloeien die hem bekend
maakten bij geleerden, gezagdragers en rijken. Zo werden aan zijn zonen de
wegen naar het goede in alle delen der aarde geopend.

20.6 Page 196

▲back to top
- XVI/194 -
HOOFDSTUK VIII
VAN PARIJS NAAR HET NOORDEN EN NAAR HET OOSTEN
Het groeiende atheïsme van de Staat en de vorderingen van het socia-
lisme hadden tot gevolg dat in heel Frankrijk de geestelijken die een
klaarder inzicht hadden en de beste katholieken de dringende noodzaak aan-
voelden om naar verweermiddelen uit te zien. Men zou beginnen met het
stichten of het verder ontwikkelen van jeugdwerken met volks karakter,
vooral met werken die gericht waren op de beroepsvorming van arme en ver-
laten jongens. De laatsten vooral werden een gemakkelijke prooi van de
oproerige partijen die hun in scholen en werkhuizen de afkeer en zelfs de
haat tegen de Kerk en de burgerlijke maatschappij aankweekten. Het voor-
beeld van Don Bosco kon dus niet op een beter geschikt ogenblik gegeven
worden. Daardoor kwam het dat aan verscheidene kanten hem dringende
verzoeken gedaan werden om zich naar die plaatsen te begeven waar men
wou beginnen aan instellingen die van de zijnen niet verschilden. Ook werden
hem verzoeken aangeboden om gelijkaardige instellingen tot hogere bloei te
brengen. Daarbij wensten sommigen hem ondernemingen van dit soort toe te
vertrouwen, anderen wilden voordeel trekken uit zijn suggesties en raadge-
vingen. Maar zijn fysische toestand liet hem spijtig genoeg niet toe de
vermoeienissen van het reizen nog veel te verlengen terwijl bovendien zijn
tegenwoordigheid in Italië dringend vereist werd. Toch trok hij naar het
Noorden tot Rijsel en bij zijn terugkeer bleef hij ook nog te Amiens.
Nadien, bij zijn terugreis naar Turijn, bracht hij een bezoek aan Dijon en
had een kort oponthoud te Dôle. Alleen te Rijsel bereidde hij het terrein
voor, voor een aanstaande stichting. In andere steden echter die hij op
zijn weg ontmoette, hield hij halt om zijn vermoeid lichaam wat rust te
schenken en de gelegenheid te hebben vele brave medewerkers te benaderen en te
leren kennen.
Hij kwam te Rijsel aan 's middags van de 5de mei en nam er zijn intrek
in het huis van baron de Montigny. Met deze adellijke heer was hij in be-
trekking gekomen door een gemeenschappelijke vriend, advocaat Ernest Michel
van Nice, die er heel erg naar verlangde een salesiaans huis te openen in dit

20.7 Page 197

▲back to top
- XVI/195 -
grote nijverheidscentrum dat erg bedreigd werd door de marxistische propagan-
da.(1) Zoals wij zullen zien, gebeurde de stichting in 1884 met het over-
nemen van het bestuur van het al bestaande wezenhuis van Sint-Gabriël.
Het nieuws van zijn komst, door kranten uit Parijs al verscheidene
dagen voor die dag bekend gemaakt, verwekte in de stad grote verwachtingen,
zodat hem veel volk tegemoet ging. De geestdrift groeide aan, toen het ge-
rucht de ronde deed dat hij zich de avond van zijn komst naar een zieke
dame had begeven en dat hij haar door zijn zegen een gevoelige verbete-
ring had gebracht.
Don Bosco werd verwelkomd in het weeshuis van Sint-Gabriël. Nooit was
er zoveel volk geweest in de zalen van het vrome instituut. Al een paar
uren voor de vastgestelde tijd was de toeloop begonnen om een plaatsje te
veroveren. "De befaamde kloosterling", - schreef la Vraie France, "kwam
moeilijk vooruit midden de menigte die hem van alle kanten omstuwde en ging
plaats nemen in een zetel die wat hoger stond dan de andere. Alle blikken
waren op hem gericht met een brandende en vrome nieuwsgierigheid. Het was
onmogelijk op zijn gelaatsuitdrukking of in zijn houding de minste blijk te
erkennen van een voorgewende bescheidenheid of van een innerlijk genoegen.
Hij scheen onverschillig te zijn voor wat hem omringde en zijn gedachten
werden door iets hogers in beslag genomen. Hij was daar op zijn echte
plaats gezet, als een verbindingsschakel tussen diegenen die door de for-
tuin waren begunstigd en diegenen die door haar stiefmoederlijk waren be-
handeld. Hij dacht enkel aan zijn werk en hield niet de minste rekening met
zichzelf."
De weesjongens zongen een lied dat bestond uit 4 strofen van acht
zesvoetige verzen. De eerste twee strofen vergeleken de doortocht van Don
Bosco in Frankrijk met die van Jezus door de steden van Judea, waar groepen
moeders hem hun kinderen aanboden om ze te zegenen. In de derde strofe be-
nijdde Frankrijk Italië het geluk Don Bosco te bezitten. Toch bedankte
men God omdat in ieder deel van de wereld het werk van Don Bosco de godde-
lijke macht en de goddelijke Voorzienigheid deed uitblinken. In de laatste
strofe juichte Rijsel omdat hij nu tussen de muren van het bolwerk van
Frankrijk was. Rijsel voelde zich gelukkig de echo te zijn van de algemene
geestdrift: Leve Don Bosco! Dadelijk daarna werd een brief ter verwelkoming
voorgelezen. Deze bevatte een omschrijving van de verzen waaraan twee nieu-
we gedachten werden toegevoegd nl. Frankrijk was werkelijk bewogen ge-
weest door de eerbied voor de heiligheid van deze priester en apostel en
het zou het als de grootste gunst en als één van de kostbaarste herinnerin-
gen bewaren dat deze man aan het land gedurende een geruime tijd zijn aan-
dacht en tegenwoordigheid had willen schenken. Daarop volgde een verslag
van de voorzitter van de raad van beheer over het verleden en over het heden
van het instituut.
(1) Deze advocaat had er ook grotendeels toe bijgedragen Don Bosco tot zijn reis naar Parijs
te doen besluiten. Cfr. XXV° anniversaire de l’oeuvre de Don Bosco en France. Nice 1902, blz.
112.

20.8 Page 198

▲back to top
- XVI/196 -
Uiteindelijk nam Don Bosco het woord. Ofschoon hij een onwaardig en onvol-
maakt werktuig was, stelde hij zich ter beschikking van diegenen die een
beroep hadden gedaan op zijn hulp. Hierover verheugde hij zich samen met
de stichters, de weldoeners en de beheerders van het weeshuis en niet min-
der met de zusters die er hun zorgen aan wijdden, de waardige dochters van Sint-
Vincentius a Paolo, de grote held en het volmaakte model van de christe-
lijke naastenliefde.- Ik bewonder, - voegde hij eraan toe - alles wat hier
gedaan werd. Ik kom niet om uw werk te vernielen maar om, als ik kan, het
met uw medewerking te verbeteren. — Hij eindigde met de zegen van de Heer
af te smeken over de aanwezigen en over hun families.
Ook in dit geval herhaalde de aangehaalde krant met eigen woorden de
opmerking van zijn confraters. "Evenmin als zijn uiterlijk, - schreef
de krant - bezit het woord van de apostel de eigenschappen die meestal
een diepe indruk maken op de toehoorders en hen bereid maken om zich te
laten overtuigen. Zijn stem is niet erg duidelijk, zijn uitspraak is
foutief, zijn taal is niet onberispelijk en hij doet klaarblijkelijk geen
enkele poging om deze nadelen als redenaar minder voelbaar te maken en
door zijn actie de klaarblijkelijke ontoereikendheid van zijn woorden goed
te maken. En toch sleept die zwakke grijsaard overal waar hij gaat, de
menigten mee. Hoewel deze redenaar een slechte spreker is en men hem moei-
lijk kan verstaan, schudt hij de mensen door elkaar en brengt hij ze er-
toe ook de hardste offers te brengen. Indien er geen ander wonder zou
zijn in het leven van Don Bosco, zou dit mirakel, dat dagelijks herhaald
wordt, dan niet voldoende zijn?"
Daags nadien ging hij spreken in de kerk van Saint-Maurice. De krant Pas-
de-Calais-Arras gaf aan zijn lezers hierover uitvoerig inlichtingen in zijn
twee nummers van 7 en 8 mei. Volgens die krant waren er twee categorieën
van personen die Don Bosco al kenden vooraleer zijn naam heel Frankrijk
vervulde. Het waren de Rome-pelgrims die geestdriftige getuigen geweest
waren van zijn werking in Italië en zij die naar Nice gegaan waren om er de
gezondheid te gaan zoeken en daar tevens de grote geestelijke opbeuring
genoten hadden daar de goede geest te ademen die uitging van het salesiaan-
se werk in die stad. Al deze mensen waren later apostels van de apostel
geworden en hadden hun moeizame pelgrimstochten veranderd in vrome ovaties.
Na deze voorafgaande opmerking gaf de correspondent volgende voor-
stelling van Don Bosco: "Een priester op jaren beklimt met veel moeite de
kansel niet zonder door anderen te worden geholpen. Hij groet bescheiden zijn
toehoorders en terwijl hij blijft staan omdat het hem veel moeite kost te
knielen, blijft hij daar enkele ogenblikken met gesloten ogen. Zijn uitge-
mergelde gelaatstrekken die doen denken aan de pastoor van Ars, veranderen
van uitzicht wanneer hij bidt. De predikant begint op een toon die noch
hoog noch laag is. Hij heeft het accent van een vreemdeling, maar hij drukt
zich uit op een manier die hem gemakkelijk doet verstaan. Hij spreekt een-
voudig, zonder welsprekend te willen zijn, zonder zich zelf op te winden,
tenzij wanneer hij handelt over God, de godsdienst en de redding van de
zielen. Deze priester, deze predikant is Don Bosco."

20.9 Page 199

▲back to top
- XVI/197 -
De oorsprong van de oratoria en van de jongenstehuizen, de stich-
ting van de twee kloosterfamilies, de missies van Amerika, de vrome vere-
niging van de medewerkers, en tenslotte de aansporing tot het schenken van
aalmoezen waren gewone onderwerpen van zijn toespraak. "Don Bosco, - no-
teert de schrijver van het artikel - heeft een eigen manier om tot liefda-
digheid aan te sporen. Hij gaat recht op zijn doel af zonder iemand te
vleien en zonder omwegen. Bij de inzameling nadien vullen gouden en zil-
veren munten de beurzen waarmee de collecterende dames rondgaan." Dit was
dan het einde van het artikel: "Gisteren stroomde een menigte mensen rond
hem samen zodat hij verhinderd werd verder te gaan. Men wou zijn hand kus-
sen, zijn zegen ontvangen en het volk, dat minder voorzichtig is dan de
Kerk, maar toch zeer zelden met haar in strijd is, bewonderde zijn werken alsook
zijn diepe nederigheid (...). Ons vaderland, dat nu de eer heeft gehad hem
hulde te brengen, zal weldra de verplichting hebben de werken te steunen
die tot stand gekomen zijn onder de ingeving van hem die we in de geschie-
denis kunnen opschrijven als een man die Frankrijk liefheeft, omdat Frank-
rijk de heilige deugd van de liefdadigheid bemint en beoefent."
Iedere morgen verleende hij, na de mis audiëntie in het weeshuis van Sint-
Gabriël. Daar kwam men hem halen om hem te vergezellen bij zieken ofwel om
het ontbijt of het diner te gaan nemen bij aanzienlijke families, die el-
kaar de eer betwistten om hem bij zich aan tafel te hebben. Deze uitnodi-
gingen die vooraf voorgelegd werden aan de administratie van het weeshuis
waren zo talrijk dat het nodig was er een lijst van aan te leggen. Nadat
hij de lijst met de aanduiding van de plaatsen waarheen hij zich moest be-
geven gedurende de uren van de maaltijden even met aandacht had gelezen,
zei hij tot Don Rua: - Kijk eens wat een uurregeling! Ik had er mij aan
verwacht dat de dagindeling zou opgesteld geweest zijn. Vandaag bezoek
aan die en die kerken, dan een bedevaart naar dit of dat heiligdom,
overmorgen vasten en retraite, daarna een geestelijke conferentie. Maar
hier is het allemaal diners wat de klok slaat! God zij gezegend.- Hij
zei deze woorden niet op een strenge toon, want dat lag niet in zijn
gewoonte, maar met een berustende eenvoud, die de lachlust van de aanwezigen
opwekte.
Dergelijke banketten waren voor hem geen gelegenheid om wat uit te
rusten. Integendeel, ze vermoeiden hem erg. Toch wist hij er altijd een
blije noot in te leggen, daar niets zijn geest zo vreemd was als in derge-
lijke gevallen zijn disgenoten tot last te strekken. Eens had baron de
Montigny hem wijn van Frontignan ingeschonken.- Maar dat is nu eens werke-
lijk goede wijn!- riep Don Bosco uit - nadat hij ervan gedronken had.
-Geef me nog maar een paar glaasjes!- En terwijl hij dit zei, hief hij zijn
glas op. Aanvankelijk schenen deze woorden aan sommigen van zijn tafelge-
noten wel wat vreemd toe, maar het duurde niet lang of men begreep dat hij
de wijn wou eren om aan de heer des huizen eer te bewijzen ofwel kon het
ook, zoals men vermoedde, om met een kwinkslag zijn deugd te verbergen.
Van toen af wijzigde baron de Montigny de naam van zijn wijn van Frontig-
nan en noemde hem de wijn van Don Bosco.
Op 10 mei werd een plechtig banket voor hem klaar gemaakt door de
directie van de katholieke scholen waarvan de stichter en beschermer de heer

20.10 Page 200

▲back to top
- XVI/198 -
Jonglez de Ligne was. Acht dagen tevoren had deze vurige katholiek aan de
secretaris van Don Bosco hierover het volgende geschreven: "Ik hoop - zei
hij - dat de heilige kloosterling ons deze eer zal kunnen bewijzen. Het
zal de meest doeltreffende aanmoediging zijn voor ons werk voor de vrije
scholen, dat elfduizend kinderen telt die wij aan het goddeloze onderricht
onttrokken hebben."
Tegen het einde van de maaltijd verscheen op tafel een roomtaart, waar-
op een mooi beeld stond van Maria, Hulp der Christenen, uit suikergoed vervaar-
digd en toen dit weggenomen was, verscheen de kerk van Valdocco. Onder de
disgenoten heerste zeer oprechte vrolijkheid. Toen er gesproken werd over
het onthaal dat Don Bosco te Parijs te beurt was gevallen, zei iemand dat
hij wel reden had om op zo grote triomfen prat te gaan. Maar Don Bosco
zweeg. Toen ondervroeg hem een andere: - Komaan, zeg het ons. Wat denkt u
er van? - Goedmoedig en met een beetje lachwekkende ernst antwoordde hij:
- Jawel, ik ben aan het nadenken of het mij wel past er al dan niet prat op
te gaan. - Het onverwachte antwoord verwekte een schaterlach.
Het werk van de vrije scholen had zijn eigen lied, dat gezongen werd
bij gelegenheid van geldinzamelingen of openbare samenkomsten. Het
werd uitgevoerd door een kinderkoor. Het was een strijdlied. Het krijgs-
haftig refrein drukte goed de vurigheid uit van de nieuwe kruisvaders die
in het veld waren getogen om de rechten van God te verdedigen tegen diege-
nen die in de school het lekenonderwijs wilden invoeren. In naam van het
bestuur bracht de heer Paul Tailliez een heildronk uit en uitte de wens
dat de tegenwoordigheid van de "heilige kloosterling" bij de leden van de
vereniging een vonk zou overzetten van de vurigheid die hem volledig ont-
vlamde voor de eer van Jezus Christus, voor het heil van de zielen en voor-
al voor de christelijke herleving van de meest hulpbehoevende jeugd. Een
andere heer, die vier jaar voordien een bezoek had gebracht aan het Orato-
rio, sprak in naam van al de leden en vroeg aan de "Italiaanse Vincentius
a Paolo" waarin het geheim bestond van het feit dat hij zoveel goed kon
doen. Om meer dan één reden was volgende passage merkwaardig: "Onze
vrienden van Parijs schrijven ons dat u naar ons komt zoals de duif uit
de ark van Noë om ons arm land het einde van de zondvloed van de revolutie
aan te kondigen. Wij hebben inderdaad opgemerkt dat uw intocht te Rijsel
samenvalt met het feest van de Heilige Pius V, de Paus van de zegepraal
van Lepanto, de glorierijke dienaar van Haar die u met een speciale
cultus vereert onder de titel van Hulp der Christenen. Bij de olijftak
voegt u de lelie van de Onbevlekte Maagd. Wij juichen u toe, Zeereerwaarde
Vader, op deze bodem van Frankrijk waar de leliën acht eeuwen lang ge-
bloeid hebben. Moge dit bij ons de hoop doen ontstaan dat uw bezoek de
voorbode zal zijn van een nieuwe bloei, want ons vaderland wil er niet mee
ophouden het rijk van Maria te worden genoemd."
Het was heel goed begrijpelijk dat er met weemoed gedacht werd aan het voor-
bije koningschap vooral door diegenen die het heel erg betreurden dat tijdens de
Derde Republiek alle vroegere banden tussen godsdienst en vaderland verbroken
werden. Don Bosco was echter uiterst voorzichtig om ook maar één woord te uiten
dat kon doen denken een politiek. Ten laatste werd hem een medaille aangeboden

21 Pages 201-210

▲back to top

21.1 Page 201

▲back to top
- XVI/199 -
waarop aan de ene kant het kruis en op de de keerzijde de leliën met het stadswa-
pen waren afgebeeld.
"Met een hart vol dankbaarheid" bedankte mevrouw Niel per brief Don
Bosco voor de eer en de vertroosting die haar familie was aangedaan, door
hun uitnodiging te aanvaarden voor het middagmaal van vrijdag 11 mei te
Roubaix (Robeke) een stad op iets meer dan tien kilometer van Rijsel. Ook
haar echtgenoot, die aanwezig was op de conferentie van Sint-Mauritius,
was van oordeel dat zijn bezoek "een hoge gunst" betekende.
Een overheerlijke maaltijd werd hem opgediend door een heer, van wie
onze bronnen de naam verzwijgen. Don Bosco bekeek het prachtige tafelge-
rei en de kostbare spijzen. Wat hem ondertussen door de geest ging,
maakte hij eerst tegen het einde bekend. Op het gunstige ogenblik zei hij
tot zijn gastheer: - Ik zou wensen, mijnheer, dat u mijn nieuwsgierigheid
zou bevredigen. Sinds wij aan tafel zitten heb ik er mij nog niet kunnen van
ontdoen.
Zeg het maar - antwoordde deze.
Maar mijn vraag zal wellicht te onbescheiden zijn.
Spreek maar ronduit.
Ik zou willen weten hoeveel dit diner gekost heeft.
- Indien u enkel dit verlangt te weten dan kan ik dadelijk uw
nieuwsgierigheid bevredigen.
- Hij liet direct de kok roepen en vroeg het hem. De kok ging zijn
provisieboek raadplegen en kwam terug met het antwoord. Uit de keuken waren
er voor 12.500 fr. spijzen gekomen.
Nu u het weet, bent u nu tevreden? - vroeg hem de heer.
Ja en neen, 12.500 fr. om de arme Don Bosco eer te bewijzen is
werkelijk een grote uitgave. Indien mijn jongens wisten dat Don Bosco voor
één enkele maaltijd zoveel voor zich zelf laat uitgeven, dan zouden ze
verstomd zijn. Ze zouden zeggen: zou het niet beter zijn had men hem dit
geld gegeven om brood voor ons te kopen?
Wel, het een én het andere kan zeer goed samen gedaan worden!-
riep zijn gesprekspartner uit die, zo rijk als hij was, er evenveel prijs
op stelde zich vrijgevig te tonen. En inderdaad, nog voor de disgenoten van
tafel opstonden, kwam een jongetje met veel gratie tot bij Don Bosco en
terwijl hij hem een complement maakte overhandigde hij hem op een mooi
presenteerblad een gesloten envelop. Toen Don Bosco ze opendeed vond hij
er bankbiljetten in voor een waarde van 12.500 fr.
Behalve het buitengewone feit waarnaar wij in het begin al verwezen
hebben, werd ons de herinnering aan verscheidene andere buitengewone feiten
overgemaakt. Het eerste feit heeft betrekking op de persoon van mevrouw
Philippal van Roubaix. Haar onderste ledematen waren zo stijf geworden
dat ze bij iedere stap verschrikkelijk pijn leed. Ze werd naar de kerk ge-
bracht waar Don Bosco zich bevond en ze ontving zijn zegen en een medail-
le. Ze genas ogenblikkelijk en ondervond er geen enkele stoornis meer van.

21.2 Page 202

▲back to top
- XVI/200 -
De heer Jacques Thery had een zoontje dat rachitisch was. Het kon niet
lopen en kon zich haast niet bewegen. Zijn ouders brachten het tot bij Don
Bosco. Deze streek het lichtjes met de hand over armen en benen. Bij die
aanraking kreeg het weer krachten en bevrijd van de kwaal groeide het
kloek en gezond op.
Een ander wonder maakte meer ophef. Een weesmeisje van Aire-Sur-Lys
was zo erg door kliergezwellen aangetast dat zij niet eens haar eerste
communie had kunnen doen. Bovendien was haar één been zo verwrongen dat ze
met moeite op haar benen kon staan.
Juffrouw Claire Louvet, die naar Rijsel gekomen was om Don Bosco te
zien, stelde hem een brief van abbé Engrand (1) ter hand, die het arme
meisje aan zijn gebeden aanbeval. Dit gebeurde op een zaterdagavond. Don
Bosco stak de brief op zak om hem later te lezen. Nu gebeurde het dat ge-
durende de eerste uren van de nacht van maandag op dinsdag de zieke aange-
tast werd door verschrikkelijke krampen. Dan viel ze rustig in slaap en
wanneer ze tegen de morgen wakker werd, riep ze haar tante: - Tante, ik
ben genezen! - En, inderdaad, de zweren waren gesloten en de benen waren
zo beweeglijk dat ze zelf bij de abbé ging om hem het heuglijke nieuws mee
te delen. Toen in 1891 het verhaal van deze wonderbare gebeurtenis naar
het Oratorio werd gezonden, was het meisje normaal opgegroeid en was ze kern-
gezond.
Tegenover het weeshuis van Sint-Gabriël woonde een heer Cordonnier,
een rijke wijnkoopman. Sinds enige tijd dacht hij eraan in het huwelijk te
treden, maar hij had nog aan niemand zijn inzicht bekend gemaakt. Hij wou,
zoals zovele anderen, een bezoek brengen aan Don Bosco om hem zijn hulde te
brengen, hem zijn diensten aan te bieden en, wanneer hij er de gelegenheid
toe kreeg, hem raad te vragen over zijn toekomst. Toen hij zich dus bij
hem aanbood, had hij niet eens de tijd om zijn mond te openen. Zodra Don
Bosco hem zag, zei hij hem: - Ja, ja, neem maar diegene die u verlangt.
Bij de Bernardinessen van Esquermes, een voorstad van Rijsel, had
zuster Marie-Clotilde op haar lijdensbed met acht maanden tussenruimte
tweemaal de laatste sacramenten ontvangen. Op zekere dag kwam Don Bosco bij
haar bed staan. De overste had hem naar de ziekenzaal gebracht en eenvou-
dig gezegd: - Don Bosco, hier is onze zuster die al in december de laatste
sacramenten ontvangen heeft. Ze mag het bed niet verlaten want ze kan niet
op haar benen staan. Zou u ze niet kunnen beter maken? Het zou een mooie
herinnering zijn aan uw bezoek aan het klooster. - Don Bosco bekeek de
zieke, dan boog hij twee minuten het hoofd, alsof hij in gebed verzonken was en
toen hij het hoofd terug oprichtte, zei hij duidelijk: - Ze zal in leven blij-
ven... en lang... en zo zal ze voor de communiteit nuttig kunnen zijn...
Dan voegde hij er glimlachend bij: - Tot ze honderd jaar is, als dat
nodig zou zijn.
(1) Cfr. boekdeel XV, hoofdstuk XIX.

21.3 Page 203

▲back to top
- XVI/201 -
Deze woorden deden geloven dat hij een kwinkslag bedoelde. Hij had niet beloofd
dat ze zou genezen, maar dat ze nog lang in leven zou blijven. Deze kloosterzuster
genas inderdaad niet, maar leeft nog altijd (1934) en heeft nu de mooie leef-
tijd van 82 jaar bereikt. Dagelijks draagt ze haar lijden aan de Heer op voor
het welzijn van de communiteit en is op deze manier werkelijk nuttig, zoals Don
Bosco gezegd had. Trouwens, gedurende de jaren die er op volgden, werd ze ook af
en toe beter, zodat het haar mogelijk was ook in de kostschool voor meisjes
werkzaam te zijn.
Thans bevindt deze communiteit zich te 011ignies in België. Ze werd daar
dertig jaar geleden overgebracht omwille van de wet op de afschaffing van de
congregatie.(1) Toen was er juist sprake van om daar een bijhuis te openen. De
zuster die ermee gelast werd, bevond zich te Rijsel toen Don Bosco daar op door-
tocht kwam. Ze beval hem de onderneming aan: - Onder welke titel vroeg hij haar,
zult u de Madonna in het nieuwe klooster vereren? - De overste bleef een ogenblik
in gedachten verzonken en antwoordde toen: - Onder de titel van de Madonna van
het Bos (Bosco), omdat ... - Don Bosco liet haar niet uitspreken: - Noem ze liever
0.-L.-Vrouw, Hulp der Christenen - zei hij - zij stelt er zozeer prijs op ons
hulp te verschaffen! - Het voorstel werd aangenomen en daarom wordt van toen af
in het klooster van 0llignies de Madonna vereerd onder deze aanroeping.
Bij het bezoek dat hij bracht aan het asiel voor vrouwen, Asiel van de
Vijf Wonden genoemd, zei hem de overste: O! Don Bosco, u die mirakels doet, ver-
krijg dat allen die hier in huis sterven zalig zouden worden. - 0! Moeder! ... zei
Don Bosco alleen maar. En zij hernam: - We hebben in huis een eerbiedwaardige
vrouw van tachtig jaar die in doodstrijd ligt. Kom ze zegenen en stuur ze naar
het paradijs.- Don Bosco verzocht haar hem bij de stervende te brengen. Wanneer
hij in haar nabijheid was, keek hij haar een ogenblik aan. Dan bleef hij ingeto-
gen in gebed en gaf haar zijn zegen. Naar de Overste gekeerd zei hij dan: - Kijk,
Moeder, u bent reeds verhoord.- En inderdaad, pas was het brave oudje gezegend of
ze had heel rustig haar ziel aan God teruggeschonken.
Ben kleine episode die voorgevallen is bij Zusters van het Heilig Hart
zullen we niet voorbijgaan. Men stelde hem een leerlinge voor, Germaine D. die
tot een familie van 22 kinderen behoorde. Omdat ze klein van gestalte was,
vreesde ze dat dit voor haar een hindernis kon zijn om kloosterzuster te worden.
Toen ze daarom voorbij Don Bosco kwam, had ze de moed hem te zeg- gen: -
Pater, zou u willen bidden opdat ik zou groeien?
- Ja kind, antwoordde Don Bosco, u zult groeien ... maar elders.
Korte tijd nadien vloog het jonge meisje naar de hemel waar iedereen zijn
volmaakte gestalte zal krijgen.
(1) Volgens een briefje (20 oktober 1964) van zuster Marie-Stephanie van het Pensionaat
des Bernardines, Bonsecours, stierf zuster Marie-Clotilde op 23 januari 1938 te 0llignies
in Henegouwen (België).

21.4 Page 204

▲back to top
- XVI/202-
Onder de aanwezigen was er een oud-leerlinge die zich ertoe geroepen
voelde het leven van haar meesteressen te omhelzen. Ze zou in het novi-
ciaat intreden op 8 juni, op de datum van haar eenentwintigste verjaardag,
de canonieke leeftijd. Ze werd echter aangetrokken door het gezinsleven
en ze dacht eraan haar intrede nog uit te stellen. Na een korte toespraak
ging Don Bosco te midden van zijn toehoorders staan. Hij ontving de gif-
ten die hem werden aangeboden en dankte telkens met een zeer eerbiedig:
Dieu vous le rende. Toen hij bij haar kwam, bleef hij staan, keek haar met
een diepe blik aan en vroeg: - Welnu, wanneer vertrekt u?- Er was niet an-
ders nodig. Dit was de stem van God. Op 8 juni ging ze binnen bij de novi-
cen te Conflans.
Lieflijk was het geval van de echtelingen de Montigny dat diezelfde kloos-
terzusters zich ook nog herinneren. Ze waren op gevorderde leeftijd gehuwd
en hadden twee dochters die omstreeks het jaar 1875 in de kostschool van
de Zusters van het Heilig Hart geplaatst werden. Maar de tengere natuur
van de meisjes was voor de ouders een oorzaak van voortdurende angst. De
oudste, Marie-Thérèse, stierf inderdaad toen ze vijftien jaar oud was en
de andere, Amélie, volgde haar achttien maanden later, allebei slachtoffers van
de t.b.c. Het huis van de echtelingen werd een huis van rouw en van droef-
heid. Enkele goede vrienden bezorgden hun te Nice een samenkomst met Don
Bosco. Hij stortte in hun hart de balsem van de vertroosting uit en spoor-
de ze aan de arme en verlaten jeugd weldaden te bewijzen. Toen hij nadien
te Rijsel hun gastvrijheid genoten had, fluisterde hij hun op het ogenblik
van het vertrek een eigenaardig woord in het oor: - Het is nodig - zei hij -
een wieg klaar te maken.
Dit woord, dat zich langzamerhand verspreid had, kwam ook Mgr. Alfred
Duquesnay, aartsbisschop van Kamerijk, ter ore. De stad Rijsel had toen
nog geen bisschoppelijke zetel, maar stond onder zijn jurisdictie.- Indien
het kind ter wereld komt - zei hij, - wil ik er de peter van zijn.- Er
verliep geen jaar of de brave echtelingen mochten een jongen in hun armen
koesteren als de verlangde erfgenaam van hun naam en van hun rijkdommen.
Monseigneur hield zijn woord. De aartspriester van Sint-Mauritius, die
het kindje zou dopen en nu tegenover een dergelijke peter stond, verzocht
Monseigneur hem te willen aanduiden hoe hij zich bij deze gewijde ceremo-
nie tegenover zijn aartsbisschop te gedragen had.- Doe maar alsof ik om het
even welke diocesaan was - antwoordde Monseigneur goedmoedig. Zo werd de
nieuwgedoopte samen met de naam van zijn vader ook die van de aartsbis-
schop gegeven. De getuige die ons deze bijzonderheden gegeven heeft, zag
in 1897 de moeder. Ze was toen weduwe en had in de wereld geen andere
troost meer dan deze zoon van het mirakel, zoals hij algemeen genoemd
werd.(1)
(1) Brief van de Cisterciënser Maurice Berthe aan Don Auffray, november 1934 (cfr. notitie, 17de
deel).

21.5 Page 205

▲back to top
- XVI/203 -
Een andere wonderbare gebeurtenis werd ons beschreven door de persoon
zelf die de genade ontving, een jonge Jezuïet, subdiaken Joseph Crimont.
Hij assisteerde tweemaal Don Bosco aan het altaar terwijl hij de mis cele-
breerde. De eerste maal gebeurde dat op 6 mei in de kapel van de Dames de la Re-
traite voor een zo talrijk publiek dat hij om van de sacristie naar het altaar te
gaan ruim een kwartier nodig had, want bij iedere stap die hij zette kwamen
nieuwe groepen personen op Don Bosco toe. "Wat een mis"! riep die subdia-
ken uit, "de mis van een heilige: zijn aangezicht straalde van een boven-
natuurlijk licht." De tweede maal was de jonge geestelijke bij hem geduren-
de het goddelijke offer in de kerk van de aanbidding, aldus genoemd omdat
het Allerheiligste daar voortdurend uitgesteld is. Dezelfde menigte, de-
zelfde geestdrift, dezelfde indruk van heiligheid. Hij was bereid om hem te
assisteren overal waar hem dit verleend werd om hem maar te kunnen
spreken en hem een gunst te vragen. Het geschikte ogenblik daartoe deed
zich voor zodra Don Bosco terug in de sacristie kwam. Nadat hij zijn
wens had gehoord, vroeg Don Bosco hem wat hij verlangde.- Ik heb een
zwakke gezondheid – antwoordde hij. - Ik zou sterk genoeg willen zijn om
naar de missies te gaan. Het is mijn verlangen om missionaris te worden.
- Mijn zoon, zei Don Bosco hem vol liefde, u zult deze genade ont-
vangen. Iedere dag na de dankzegging, zal ik voor dit doel bidden.
Het was wonderbaar! De zoon van Sint-Ignatius, die gedurende geruime
tijd nutteloos geprobeerd had om gezond te worden, kwam zo snel en zo
goed op krachten, dat hij een weinig later als leraar naar het Collège
Saint-Servais te Luik werd gestuurd en het jaar nadien overging naar Saint-
Hélier, het groot Frans scholasticaat van het Gezelschap om er zijn studies
voort te zetten en zich op het priesterschap voor te bereiden. In die
jaren werd er veel gesproken over de Jezuïetenmissies in het Rotsgebergte
en de toekomstige leviet meende inwendig een stem te horen die hem daar
onder de koude pool zijn apostolaatveld aanwees. Priester geworden kreeg
hij het bevel om naar de missies van Indië te gaan, maar in 1894 lieten
zijn oversten hem overbrengen naar Alaska, waar hij in 1916 tot apostolisch
vicaris benoemd werd.
Uit andere brieven hebben we nog enkele kleine nieuwtjes gegras-
duind. Op 9 mei celebreerde hij in het klooster van het Heilig Hart en de
kloosterzusters legden onder het altaarboek een geschrift met hun particu-
liere instanties. Op 12 mei ging hij celebreren bij de Karmelietessen en
om ze tevreden te stellen stemde hij erin toe enkele woorden en zijn
handtekening te schrijven onder enkele prentjes die hem aangeboden wer-
den. Op 13 mei las hij de mis in de kerk van Saint-Etienne. Naar het
schijnt bracht hij ook een bezoek aan het klooster van de Goede Herder,
aan het klooster van de Zusters Franciskanessen en de Zusters van 0.-L.-Vrouw
Ter Hulp.
Een meisje dat Joséphine Pierson heette en die hem om raad gevraagd
had over haar roeping, kreeg als antwoord: Le bon Dieu vous appelle. Toch liet
hij haar nadien per brief weten dat zij zich moest houden aan wat hij haar
gezegd had, maar dat zij de raad van haar biechtvader zou opvolgen.
Een zekere dame Delarue dankt hem voor zijn gebeden want zij werden met
de heilzame uitwerking bekroond dat er vrede kwam in haar huis, iets
waarvoor alle menselijke hoop verloren scheen te zijn. De aartsbisschop
van Kamerijk zegt dat hij hem dankbaar is voor zijn bezoek aan deze stad even-

21.6 Page 206

▲back to top
- XVI/204 -
als wegens het feit dat hij het weeshuis van Saint-Gabriël aanvaard heeft.
Bovendien smeekt hij hem een verdienstelijke dame van Rijsel, die zeer
ziek was, te willen gaan zegenen. "Ga, beste Pater, haar zegenen - dringt
de bisschop erop aan -zoals de Heer de schoonmoeder van Petrus gezegend
heeft en moge uw zegen dezelfde uitwerking hebben." In een brief die door
een dame uit Rijsel aan Don Rua geschreven werd na de dood van Don Bosco,
merkt men welke geestelijke weldaden zijn bezoeken voor de zieke personen
betekenden. Wat een zoete herinnering aan zijn raadgevingen en aanmoedi-
gingen! Wat een geduld en berusting werden haar ingegeven om edelmoedige
gehechtheid aan de werken van hem die voor haar nochtans de genade van de ge-
nezing niet verkregen had!
Terug vertrokken naar Parijs op 16 mei hield hij zich op te Amiens waar
een mooie kern van medewerkers bestond. Waarschijnlijk was hij te gast
bij de burggraaf de Forceville, die hem uitgenodigd had (1) en die hem na-
dien oprecht bedankte de la bonne visite. Om 10 uur celebreerde hij in de
kathedraal. Hoewel dit een grote kerk was, vulde de menigte de hele midden-
beuk. Na het evangelie sprak hij van op de kansel. Deze steunde tegen
een dikke zuil, aan de basis versierd met een kolossaal groot beeld van
Sint-Vincentius a Paolo, die een hand naar de hemel uitstrekt en met de
andere hand naar een kind wijst dat aan zijn voeten staat. Die morgen ech-
ter hadden de toehoorders de illusie dat de Franse heilige van de liefda-
digheid met opengestrekte armen de Italiaanse predikant van de liefdadigheid
wou omhelzen.
In de namiddag bracht hij een bezoek aan een Patronage. Zieken en ge-
zonden lieten hem niet met rust. Voor hem stonden veel moeders met hun
kinderen en met hun kleinste op de arm. Allen smeekten zijn zegen af. Met
armen en benen werd er gedrongen om hem aan te raken.
Een ontzaglijke menigte volgde hem naar het station en toen hij in de
trein was gestapt, moest hij aan het raam komen om de massa te zegenen die
geknield op deze gunst wachtte. Een journalist die in zijn coupé had plaats
genomen werd door dit zo nieuwe tafereel getroffen, schonk hem een gift en
wou ingeschreven worden bij de salesiaanse medewerkers. De correspondent
van een weekblad verwees naar de faam van zijn wonderbare genezingen en
schreef dat de twee grootste mirakels waren: het samenlopen van zovele per-
sonen die verlangden een arme grijsaard te zien en te horen en ook het
stijgend aantal bekeringen.(2)
Wat een vertrouwen stelde men ook hier in zijn gebeden! Een zekere
dame de Franqueville, die de genezing vroeg van haar dochter was reeds
tevreden dat de secretaris van Don Bosco haar enkel schreef: "Don Bosco
heeft ervoor gebeden" of "Don Bosco zal ervoor bidden."
(1) Uit de Univers had hij het onjuiste nieuws vernomen dat Don Bosco zich op 30 april naar
Rijsel zou begeven. Hij had die dag van daaruit geschreven en hem gezegd dat hij zeer
vereerd zou zijn hem in zijn huis te mogen logeren.
(2) La Semaine religieuse van Nice, zondag 21 mei 1883.

21.7 Page 207

▲back to top
- XVI/205 -
Deze paar woordjes hadden haar "getroost en rustig " gemaakt. Een andere
dame die er spijt over had dat ze niet te Amiens geweest was toen Don Bosco
daar voorbij kwam, vroeg hem een toute petite prière voor zich zelf omdat
zij door inwendige pijnen gekweld werd, voor haar zieke grootvader, voor
een ander lid van haar familie dat een bekering nodig had, voor haar vijf
zonen, voor haar man en voor haar zuster, Karmelietes. Don Bosco liet
haar antwoorden dat hij gaarne voor haar en voor de haren zou gebeden
hebben en dat hij haar zijn zegen zond.
Te Amiens was er een jong meisje van negentien jaar dat bij een fa-
milie woonde die weinig godsdienstige praktijken beoefende en niet erg
tot geven geneigd was. Die dag hoorde men in huis zeggen dat Don Bosco
in de stad gekomen was en een bezoek zou brengen aan de gegoede personen
om aalmoezen te vragen voor de salesiaanse werken, en dat hij dus zeker
ook daar zou komen. Toen zei de meesteres tot het meisje dat men hem
niets mocht geven en dat zij om geen weigerend antwoord te moeten geven
zich niet zou laten zien. Het meisje zou alleen met Don Bosco mogen spre-
ken en zich verontschuldigen. Don Bosco meldde zich inderdaad met zijn se-
cretaris aan. Het meisje ontving hem zo eerbiedig mogelijk en liet hem zo
goed als ze kon, verstaan dat in hun huis niets te verwachten viel. Don
Bosco bekeek haar en zei: - Braaf meisje, in u is de geest van voorzich-
tigheid. Bewaar hem en God zal over u waken. Gij zult nog lang moeten
wachten maar gij zult in een congregatie treden die bij uw geboorte ont-
staan is. Ik zal u terugzien. - Hij zag haar verscheidene dagen nadien
inderdaad terug bij een andere familie en terwijl hij haar aanwees aan
iemand die bij hem stond, zei hij: - Ik ken haar... God waakt over dit
jonge meisje.- Nog dertien lange jaren moest zij wachten om haar roe-
ping te kunnen volgen, vermits zij eerst in 1896 binnentrad bij de Kleine
Zusters van 0.-L.-Vrouw Ten hemel opgenomen en eerst in 1900 vernam ze bij
het lezen van het Leven van Pater Pernet, dat toen verschenen was, dat de
oorsprong van de nieuwe congregatie opklom tot mei 1864, de maand en het
jaar van haar geboorte.(1)
Nadat hij, zoals we verhaald hebben, nog eens tien dagen te Parijs
verbleven had, vertrok Don Bosco naar Dijon en hield zich daar drie dagen
op. Hij logeerde in het prachtige hotel van de markiezin de Saint-Seine
in de rue Verrerie.
(1) Cfr. Mère Marie de Jésus, blz. 311. De zuster vertelt daar dat haar tweede ontmoeting weer
te Amiens plaats had. Indien dat waar is, zou Don Bosco er teruggekeerd zijn, echter
niet veertien dagen later, zoals zij beweert. Om deze terugkeer te bevestigen lezen
we daarover iets in een brief van de heer Caille, de voorzitter van de Patronage. Hij
schreef op 18 mei aan Don de Barruel: "Les dernières paroles du Révérend Dom Bosco ont
été aux coeurs de ceux qui les ont entendues: ils espèrent, nous espérons tous posséder
de nouveau le Révérend Père la semaine prochaine." Het is echter waarschijnlijk dat de
tweede ontmoeting daar plaats gehad heeft vooraleer Don Bosco vertrokken is.

21.8 Page 208

▲back to top
- XVI/206 -
Daags na zijn aankomst, een zondag, ging hij de mis celebreren bij de Kar-
melietessen, die hem sinds 13 april door tussenkomst van hun aalmoezenier daarom
gevraagd hadden. Hij was vergezeld van Don Rua. Eerst brachten ze hem
naar de ziekenzaal voor een bezoek aan moeder priorin die zeer ziek was
en dan kwam de hele communiteit bij hem. "Op een afstand van vijftig jaar
- schrijft ons een van onze kloosterzusters - ze ik nog de kalme, ingetogen
Don Bosco, als iemand die meer in een andere wereld leeft."(1)
Een zuster vroeg hem in het Italiaans of de moeder zou genezen. Hij antwoordde
haar:- Ze zal de gezondheid terugkrijgen in de mate van uw vertrouwen.-
Later bekende deze zuster dat zij toen weinig vertrouwen had in haar
genezing. Dan ging Don Bosco naar de kapel die overvol was. Bij zijn bin-
nenkomen en terwijl hij de mis opdroeg kon men een vlieg horen vliegen, zo
vervuld waren al de aanwezigen van de gedachte dat ze de mis van een hei-
lige bijwoonden. Na de lezing van het evangelie keerde hij zich om en zei
onder meer: - Laten we veel bidden voor de eerwaarde priorin van dit Kar-
melklooster opdat God haar nog enige tijd zou bewaren voor deze commu-
niteit die haar nog altijd zo zeer nodig heeft.- Moeder Marie de la
Trinité genas niet, maar bleef toch in leven tot 4 november 1889.(2)In de
namiddag bracht hij een bezoek aan het Sint-Ignatiuscollege waar men de
eerste communie van de leerlingen vierde. 's Maandags hield hij een con-
ferentie in de kerk van 0.-L.-Vrouw van Goede Hoop. Zo groot was de menigte
dat men driemaal het Magnificat zong gedurende de tijd die hij nodig had
om van de deur van de sacristie naar de trap van de kansel te gaan. Op di ns da g-
morgen celebreerde hij in de kerk van Sint-Michiel en 's avonds bracht
hij een bezoek aan het weeshuis van abbé Chanton in de rue Saint-Phili-
bert.
Te Dijon verwekte zijn tegenwoordigheid evenveel belangstelling en
toeloop als te Rijsel. "Deze man met zijn zo nederig uitzicht - schreef
een correspondent van Dijon op 29 mei aan de Monde - die zo afgemat is
door de vermoeiende reizen, dat hij bijna geen krachten meer schijnt te
hebben, beantwoordt alle vragen, houdt menigvuldige toespraken, verspreidt
overal zijn zegen en zijn gebeden, stelt belang in de noden van allen die
zijn hulp afroepen bij God en tegelijkertijd weet hij ook de kolossale wer-
ken die door hem bestuurd worden, aan de christelijke liefdadigheid aan te
bevelen. De mensen lopen hem achterna, begerig om hem te zien en zijn kle-
ren aan te raken, omdat ze aanvoelen dat uit zijn persoon de bekoring van
zijn heiligheid uitstraalt. Ze zien een bovennatuurlijke tussenkomst in
de vruchtbaarheid van zijn apostolaat en in de buitengewone genaden die
door hem verkregen werden."
(1) Over Don Rua maakte de zuster die dit verhaalt, volgende opmerking: "Don Rua dans un autre
genre nous fit aussi l'impression d'un saint, un autre Louis de Gonzague."
(2) Een geldinzameling bracht 509 fr. op.

21.9 Page 209

▲back to top
- XVI/207 -
Het nog onzekere en verre nieuws van zijn doortocht had hem uitnodi-
gingsbrieven bezorgd vanwege aanzienlijke burgers.(1)
Een zeer mooie brief van de markies de Saint-Seine verzoekt hem al op 10 april
Dijon te bezoeken en biedt hem in zeer hartelijke bewoordingen zijn gastvrijheid
aan. Een burggravin met dezelfde naam, die zijn komst als zeker beschouwt,
vraagt hem op 28 april, namens gans haar familie de eer te mogen hebben een
maaltijd te willen nemen in haar eigen hotel op het uur dat voor hem het
best zal passen. Een gravin Max de Vesvrosse probeert hem op 1 mei bij
zich te hebben voor de korte audiëntie. Op 8 mei smeekt hem een kapelaan
van de kathedraal in voorbeeldige nederige bewoordingen om één van zijn jeugdwer-
ken te komen zegenen. Op 22 mei schrijft hem vanuit Poiseul een subdiaken
met een vurig hart en levendig vertrouwen. Hij zegt dat hij te Dijon bij
hem zal komen met de zoon van een aanzienlijke medewerkster, opdat hij
haar zoon zou zegenen. Hij zegt eveneens dat Don Bosco beslist voor hem de
gezondheid moet verkrijgen om in zijn roeping te kunnen volharden.
Gedurende zijn verblijf in de stad kwamen er voor hem brieven toe. De aal-
moezenier van de Ursulinnen te Monthard had Don Bosco ontmoet toen hij
uit het bisschoppelijke paleis kwam. Hij was voor hem gaan knielen en
had hem om zijn zegen verzocht. Don Bosco had hem minzaam geantwoord: Ab illo
benedicaris, in cujus honore cremaberis. Hij wou hierdoor aanduiden niet
dat hij een martelaar van het geloof, maar wel van de liefdadigheid zou
worden. Deze verklaring had hem zo bevredigd dat hij hem nadien schreef om
zich ten zeerste aan zijn gebeden aan te bevelen. Anderen riepen zijn
zegen af voor de genezing van zieken of voor de bekering van zondaars.
Sommigen bedankten hem voor zijn bezoek en stuurden hem giften, anderen
kwamen hun speciale intenties aanbevelen.
Brieven die dateren van na zijn bezoek en ook van na zijn dood bevatten her-
inneringen aan zijn verblijf te Dijon. Eigenaardig was de brief van een
ambtenaar. Hij had aan Don Bosco 10% beloofd van zijn gebeurlijke wedde-
verhogingen. Toen hij dan met nieuwjaar een verhoging van 100 fr. per
maand verkregen had, stuurde hij in januari 1884 de eerste tranche. Hij
dacht nog steeds dankbaar terug aan de ontmoeting die hij met hem gehad
had. Maar de meest bewogen en meest ontroerende herinnering treffen we aan
in de brieven van rouwbeklag, die aan Don Bosco gericht werden in februari
1888: "Het is voor mij, - schrijft de markiezin de Saint-Seine - een zeer
zoete herinnering die ik beschouw als een echte weldaad uit de hemel onder
mijn dak die waarachtige Sint-Vincentius a Paolo te hebben mogen ontvangen."
(1) Te Rijsel had hij vanwege de salesiaanse medewerkster Le Bon een dringende uitnodiging
voor Besançon ontvangen: "Besançon ne sera-t-il pas aussi bien partagé que les autres
villes que vous parcourez depuis que vous êtes en France? C'est si près de Dijon! Si
j'osais, mon T.R. Père, je mettrais mon appartement à votre disposition, si vous
pouviez consacrer quelques heures à notre ville. Quel honneur cela serait pour nous et
en même temps que de bénédictions vous nous apporteriez!"

21.10 Page 210

▲back to top
- XVI/208 -
Een zekere dame le Mire verwijst naar de genezing van haar stiefdochter(1)
die verkregen werd door "de dierbare heilige", maar over dit feit bezit-
ten wij geen andere berichten.(2)
Een onlangs ontvangen brief verhaalt ons bijzonderheden over een epi-
sode van Dijon die tot heden toe nog onbekend was. Op een avond ging
Don Bosco aan tafel bij een zekere heer de Charentenay, een zeer goede
christen, die voor een soirée te zijner ere verscheidene dames en juf-
frouwen die met zijn dochter bevriend waren, had uitgenodigd. Omstreeks
21.30 uur wou Don Bosco zich terugtrekken. Hij ging tussen de personen
door. Zij stonden op en vormden in de kleine zaal een haag rond hem. De
heer de Charentenay gaf hem zijn arm. Hij liep traag en met inspanning. Een
jong meisje, Henriette de Broin genaamd, die wat schuchter was, had zich
verborgen gehouden achter haar gezellinnen die nabij de deur in een groep-
je stonden. Don Bosco kwam vooruit zonder iets te zeggen en zonder bij
iemand te blijven staan, maar aangekomen bij de uitgang, bleef hij onver-
wacht staan, hief het hoofd op om achter de rug van de anderen te kunnen
zien, keek deze juffrouw aan en zei haar:- Juffrouw, gij denkt aan uw
roeping. Dat is goed. Bid er voor. - Dan ging hij naar buiten, de trap
af naar het rijtuig. Juffrouw de Broin had met niemand gesproken over de
onrust die haar kwelde betreffende haar toekomst. Daarom verdween ze op dat
ogenblik, verlegen, zonder dat iemand wist waar en hoe ze weggeraakt was.
De volgende morgen was ze de ontroering nog niet meester en onthulde ze
haar zielstoestand aan een van haar vertrouwde vriendinnen. Haar vader
die haar beroering bemerkt had, wou niet dat ze Don Bosco zou ontmoe-
ten, maar zonder het waarom ervan te zeggen bracht hij haar op het
platteland. Bedroefd omwille van deze verwijdering schreef juffrouw de
Broin alvorens te vertrekken een brief aan Don Bosco en liet hem door een
bevriende dame bezorgen. Toen Don Bosco de brief las liet hij merken dat
hij zich de schrijfster ervan herinnerde. Gevraagd of er een antwoord zou
volgen, zei hij: - Neen, ze moet maar bidden.- Later deed het jonge
meisje haar professie bij de kloosterzusters van het Cenakel te Versailles.
De zegen van Don Bosco was ook heilzaam voor de zuster van deze
kloosterlinge. Toen ze zich met hem aan tafel bevond in het huis van een
vriend van de familie, had ze zijn grote eenvoud en de goedheid van zijn
gelaatstrekken bemerkt, maar vooral die indringende blik die de geheimen
van het hart scheen te lezen. Jeugdig en wereldsgezind als ze was, voelde ze
niet de minste lust om hem te benaderen. Toch moest ze haar vader volgen
die haar bij Don Bosco bracht om zijn zegen te ontvangen. Ze lette er ech-
ter op haar ogen niet op te slaan om de aandacht niet op zich te vestigen, wat
haar in verlegenheid zou gebracht hebben. Maar ook zij ging enkele jaren na
haar zuster naar het Cenakel en beschouwde haar roeping als een grote gena-
de waarvoor zij, zoals zij schrijft, meent verplicht te zijn iedere dag haar
dankbaarheid aan Don Bosco te betuigen.
Don Bosco verliet Dijon op 29 mei om vijf uur in de namiddag. De fa-
milie de Maistre verwachtte hem te Dôle. De graaf, zijn oude vriend en een
grote weldoener van het Oratorio richtte samen met zijn familie voor hem
heel wat feestelijkheden in. Toch bracht Don Bosco daar enkel de nacht door,
(1) En niet schoondochter zoals blijkt uit document 76 D. Volume XVI, blz, 564.
(2) Nochtans wordt ditzelfde geval uitvoerig verteld in Volume XV, blz, 555-556.

22 Pages 211-220

▲back to top

22.1 Page 211

▲back to top
- XVI/209 -
nacht door, vermits hij in de morgen van 30 mei, kort nadat hij de mis
gecelebreerd had, doorreisde naar Turijn. Met zich droeg hij vier of vijf
grote pakken brieven die nog in hun envelop staken en te Modane trok dit
feit de aandacht van de tolbeambten. Zijn uitleg werd echter beleefd aan-
vaard en de pakken mochten doorgaan. Heel deze correspondentie werd afge-
werkt op een maand tijd met de hulp van verscheidene secretarissen. Don
Bosco was immers niet gewoon een brief onbeantwoord te laten, zelfs al
was hij nog zo onbeduidend of door een kind geschreven.(l) Hij verzuimde
zelfs niet een bewijs van ontvangst te sturen al was het ook maar een
eenvoudig visitekaartje.
In de loop van dit lange verhaal hebben wij geen rekening gehouden
met de berichten die in de Italiaanse kranten over de reis van Don Bosco
in Frankrijk werden gepubliceerd omdat zij enkel bondige uittreksels zijn
van de informaties uit de Franse Pers.(2) Alleen merkwaardig is een brief
uit Parijs aan de antiklerikale Secolo van Milaan, waarin het vertrek ge-
meld wordt van de "wonderdoener" zoals men hem noemde,(3) met het portret
van Don Bosco. Onder meer zei hij dat Don Bosco over zijn reis de woorden
van Cesar zou kunnen schrijven hebben: Veni, vidi, vici. En hij voegde
eraan toe: "Wat een wilskracht bezit die priester! Hij hoedde de schapen
tot op de leeftijd van 15 jaar en toen hij op 26 jaar priester werd ge-
wijd en ermee belast werd de gevangenissen van Turijn te bezoeken, kwam
in hem de gedachte op de verlaten en verdorven kinderen op te nemen. Zon-
der een cent, uitgelachen, vervolgd, triomfeerde hij over alles en allen.
Weet u het? Hij heeft op dit ogenblik het bestuur over ongeveer 160 in-
stituten verspreid over Italië, Frankrijk, Spanje en Amerika. Hij voedt
en onderricht zowat 150.000 arme jongens. Wat is die priester een socia-
list!" De Unità Cattolica van Turijn was het voor eenmaal eens met de
krant van Milaan waarmee ze dagelijks in polemiek lag, omdat men heel
juist Don Bosco een socialist mocht noemen vermits hij werkelijk de red-
der van de gemeenschap was. Ook deze kwinkslagen van de journalisten heb-
ben hun waarde, maar een Portugees blad schoot roos wanneer het aantoon-
de dat de reis van Don Bosco naar Parijs "een argument voor het geloof
was."(4)
(1) Hij die dit schrijft, herinnert zich dat in 1885 een bekende predikant met verwon-
dering had gezegd aan wie hem omringden, dat Don Bosco ook de brieven van de jongens
beantwoordde.
(2) In dit welluidende concert mocht de wanklank niet ontbreken. Hij kwam van Fra Paolo
Sarpi, een protestants Waldenzer dagblad uit Venetië (nummer 24 van 22 juni) in een
artikel dat aldus begon: "De klerikale kranten hebben de wonderen van Don Bosco te
Parijs bezongen. Hij is daar opgedoken, heeft conferenties en preken gehouden en
heeft het aantal van de nieuwe bekeerden voor het Vaticaan vermeerderd. Maar helaas!
De godsdienstige propaganda van deze eerwaarde heer schijnt wel zeer onder verden-
king te vallen. Het werk door hem gesticht is noch min noch meer een zeer verdachte
handelsonderneming." Om zijn bewering te staven had de directeur het lef met enige
geringe varianten een artikel van Giustina van een jaar tevoren tot het zijne te ma-
ken, alsof het aangehaalde feit van recente datum was en zonder zich te bekommeren
of het waarheid of laster was. Het was onmogelijk Don Bosco op een meer onwaardige
manier te behandelen. Maar deze heer was een afgezette priester.
(3) Nummer van 22 juni 1883. Don Bosco was al meer dan 20 dagen te Turijn maar de krant
die dat zeker niet wist, publiceerde de brief met vertraging.
(4) A Cruz do Operaio, Lisbôa, 1 de Junho 1883.

22.2 Page 212

▲back to top
- XVI/210 -
H O O F D S T U K IX
ZEVEN MAANDEN VERBLIJF VAN DON BOSCO IN HET
ORATORIO FEESTEN EN GEBEURTENISSEN
De berichten over de triomfen van Don Bosco te Parijs die na de
avondgebeden werden verteld, deden de harten in geestdrift ontvlammen.
Maar wat men over zijn gezondheid vernam, dat stemde enigszins tot na-
denken. Daarom werd er veel gebeden voor zijn gelukkige terugkeer. De
jongens hadden een overeenkomst getroffen met hun onmiddellijke over-
sten en hadden er zich toe verplicht gedurende de noveen van Maria,
Hulp der Christenen, een bepaald aantal communies op te dragen.
Met spanning verwacht, kwam hij op de morgen van 31 mei omstreeks
negen uur aan. Verscheidene heren van de stad kwamen met de jongens over-
een om hem te gaan begroeten. Bij hem bevond zich eveneens de markies
d'Avila, een brave Spaanse medewerker, die enkele dagen in het Oratorio
verbleef. Alleen hij die zich het leven in die tijd herinnert, kan zich
de vreugde, de feestelijke stemming, de vervoering die bij dergelijke ge-
legenheden heel het huis met gejuich vulden voorstellen. Onder begaf zich
traag naar de galerij op de centrale boog waarop volgend opschrift prijk-
te: Beste Vader, Frankrijk eert je, Turijn bemint je. Op een katheder ge-
klommen zei Don Bosco glimlachend terwijl hij de hoed, die hij in de han-
den hield bekeek: — Misschien zal het jullie toeschijnen dat Don Bosco
met die Franse hoed niet meer de man van vroeger is. Vreest dat niet,
mijn beste jongens, want ik ben nog altijd dezelfde, ik blijf jullie toe-
genegen vriend zolang God mij op aarde zal laten. In Frankrijk dacht ik
iedere dag aan jullie. Iedere dag heb ik voor jullie gebeden. Met veel
genoegen ontving ik jullie brieven, en berichten. En thans, na vier maan-
den afwezigheid, ben ik zeer blij dat ik opnieuw bij jullie ben, die mijn
vreugde en mijn kroon zijn. Ik wens dat wij volgende dinsdag, 5 juni, een
prachtig feest zouden vieren ter ere van Maria, Hulp der Christenen, die
ons als een goede Moeder op onze reis heeft bijgestaan en van God zoveel
genaden en gunsten verkregen heeft, ook voor jullie.

22.3 Page 213

▲back to top
- XVI/211 -
Ik heb jullie nog veel te zeggen, maar op het ogenblik is dit vol-
doende, want ik zou nu de heilige mis willen celebreren aan het altaar
van Maria, Hulp der Christenen...
Deze woorden van vaderlijke genegenheid bewogen iedereen en niet
weinigen pinkten een traan va n vertedering weg. De massa jongens
volgde hem spontaan naar de kerk. Hoewel hij een nacht in zeer ongerief-
lijke omstandigheden had doorgebracht, ofschoon zijn kracht verzwakt was
en het uur gevorderd was, had hij toch alles voorbereid om de mis te kun-
nen celebreren. Op het einde werd een danklied ingezet.(1)
Het hoger genoemde opschrift was enkel maar een variante van een an-
der opschrift van 1867, dat luidde: Rome eert je, Turijn bemint je. Daar-
om herhaalde zich een analoog feit, want zoals dat opschrift de Romeinen
gekrenkt had, zo ook was dit opschrift voor de Fransen onaangenaam. En
inderdaad, geen van beide opschriften was de vertolking van de waarheid,
want overal waar Don Bosco kwam, verwekte hij rondom zich een wedijver
van liefde, en die liefde verkoos hij boven alle eerbetuigingen. Maar het
was de schuld van de sierschilder die meende een grote verrassing te ver-
wekken wanneer hij op eigen ingeving de aldus gewijzigde tekst van 1867
nog eens liet verschijnen. Indien hij de oversten had gewaarschuwd, dan
zouden zij het hem niet toegelaten hebben.
(1) Unità Cattolica, 3 juni 1883.

22.4 Page 214

▲back to top
- XVI/212 -
HET FEEST VAN MARIA, HULP DER CHRISTENEN
Op de avond van diezelfde dag hield Don Bosco in de kerk van Sint-
Franciscus een conferentie voor de medewerkers in overeenstemming met
het bericht en de uitnodigingen die op de 25ste vanuit Parijs verstuurd
waren. Priesters en leken vulden de heilige plaats. Hij sprak gedurende
bijna een uur. Het thema was dat de zedelijke opvoeding van de jeugd in
deze tijdsomstandigheden een van de belangrijkste opdrachten was die
dringend moest uitgevoerd worden. Hij loofde de inspanningen die hier-
voor in verscheidene landen reeds door de katholieken gedaan waren en
wees op de vorderingen die de Salesianen op dit gebied gemaakt hadden.
Dan begon hij te spreken over zijn reis in Frankrijk en toonde hij aan
hoe daar clerus en leken waardering hadden voor de vereniging van de
medewerkers. Tenslotte zei hij een woord over de middelen tot samenwer-
king. Dat waren geen nieuwe gedachten voor de medewerkers van Turijn,
maar degenen die naar Don Bosco gingen luisteren, deden dit om hem te
horen, zonder rekening te houden met wat hij zou zeg- gen en evenmin be-
lust op nieuwigheden.
De tweede conferentie gaf hij voor de medewerksters in de kerk van
Maria, Hulp der Christenen, op de vooravond van het feest. Hij toonde
aan dat Maria de jeugd bemint en bijgevolg van al degenen die voor de
jeugd zorg dragen, houdt en hun weldaden bewijst. Er zijn verscheidene
redenen waarom zij van de jeugd houdt. Zij is moeder en de moeders koes-
teren een grotere tederheid voor hun kroost vooral wanneer ze nog klein
zijn eerder nog dan wanneer ze volwassen zijn. De kleinen zijn nog on-
schuldig. Ze worden gemakkelijker verleid zodat ze meer medelijden, hulp
en verdediging verdienen. Ze vertegenwoordigen beter haar Jezus, die zijn
prille kindsheid, zijn kinderjaren en zijn jeugd onder haar ogen door-
bracht. Daaruit volgt dat Maria de personen begunstigt en bemint die zorg
dragen voor het geestelijke en lichamelijk welzijn van de jeugd. Voor hen
verkrijgt ze dan van God speciale genaden.- Kijk, - zei hij - naar de
kerk. Enkele jaren geleden was hier nog een akker waarop maïs, snijbonen
en aardappelen werden gekweekt. Er was een kerk nodig om de jongens uit
de buurt en nog vele anderen die van verder kwamen bijeen te brengen.
Welnu, omdat ze bestemd was om aan de jeugd onderricht te geven in de
heilige vreze Gods, hielp O.-L.-Vrouw daarbij op wonderbare wijze, en
liet ze optrekken - zou ik zeggen - door middel van de mirakels die ze
bewerkte ten voordele van hen die hun penning bijbrachten.

22.5 Page 215

▲back to top
- XVI/213 -
Hij vertelde enkele wonderbare feiten die tijdens de opbouw gebeurd wa-
ren en ging dan verder:- En de gunsten van Maria hielden niet op toen
het gebouw voltrokken was. Ze duren zelfs nog veel overvloediger voort.
Dit zijn zaken die van vertedering doen wenen. Toen ik onlangs in Frank-
rijk was, vertelde men mij overal waar ik voorbijkwam over onverwachte
genezingen, het einde van geschillen en onenigheden, vurig verlangde be-
keringen en zovele andere genaden die Maria, Hulp der Christenen bewerkt
had voor personen die dan weldoensters geworden zijn van de arme jeugd.-
Het feest dat wegens liturgische redenen uitgesteld was en nu met
alle zorg kon voorbereid worden, werd een indrukwekkende betoging van
kinderlijke liefde tot Maria, Hulp der Christenen. Wat werd er gebeden!
Hoeveel communies werden er uitgereikt! Hoeveel missen gecelebreerd en
bijgewoond! Zangen en ceremoniën vormden voortaan de grote aantrekkings-
kracht van deze plechtigheid. Mgr. Sigismondo Brandolini, titelvoerende
bisschop van Orope en hulpbisschop van Céneda, pontificeerde. Talrijke
buitenlanders, onder wie een select gezelschap van Franse heren en dames
vertrokken zeer gesticht en vol bewondering. Voorzitter en voorzitster
van het feest waren Fransen. De voorzitster mevrouw Ferrand was een wel-
doenster van Parijs. De voorzitter was de Franse schrijver, Albert du
Boys van Lyon, een oud-magistraat, die gedurende zijn verblijf het plan
tot rijpheid liet komen om een boek te schrijven over Don Bosco en zijn
werken.(1) Bij het diner bracht Don Bosco ter ere van zijn verscheidene
gasten een heildronk uit in het Frans. Hij begroette en dankte Mgr. de
Bisschop, prees het katholieke Frankrijk, wenste voorzitter en voorzit-
ster geluk, en nodigde uit tot een applaus voor theoloog Margotti, de
flinke directeur van de Unità Cattolica die daar aanwezig was.(2)
Het gesprek liep onder meer over zijn reis naar Parijs met de beto-
gingen die ermee gepaard waren gegaan. Hij liet ze maar zeggen, maar zijn
nederigheid vond wel een manier om tot uiting te komen. Tot een Itali-
aanse disgenoot, die zijn vertrouweling was, zei hij fluisterend: - Ik
heb me daar dikwijls onwennig gevoeld als een kuikentje in een stoppel-
veld.-
De bisschop bleef vier dagen in het Oratorio. Op de laatste avond
terwijl hij het avondwoordje richtte tot de vakleerlingen, eindigde hij
zijn toespraak zo: - Met een bewogen hart vertrek ik van jullie, diep
onder de indruk van wat ik gezien heb. Ik zal naar de streek van Venetië
teruggaan en overal zal ik over Don Bosco spreken, over zijn bewonderens-
(1) Albert du Boys, Dom Bosco et la pieuse Société des Salésiens, Paris, Gervais, 1884.
(2) Du Boys (op. cit., blz. 301) schrijft: Nous l’avons entendu porter un toast en fran-
çais, au sein d'un nombreux banquet donné le lendemain de la fête de sainte Marie-
Auxiliatrice dans son Oratoire de Turin. Il parla d'une manière très distincte, il
était heureusement inspiré: il fut plein d'à propos, d'aménité et d'enjouement."
Verscheidene Fransen wilden op het feest aanwezig zijn minstens door hun brieven aan
Don Bosco. Onder hen was abbé Engrand uit Aire, die een grote genade bekomen had en
mevrouw Quisard, die een aanzienlijke gift voor de kerk van het Heilig Hart stuurde.

22.6 Page 216

▲back to top
- XVI/214 -
waardige instituut, over de grootse kerkelijke diensten die ik bijgewoond
heb en over zijn vrome jongens. Ik zal zeggen: het is niet waar dat het
geloof uitgedoofd is, dat de godsvrucht dood is, dat er geen prachtige
kerkelijke diensten meer gehouden worden, dat het katholieke gevoel ver-
nietigd is. Neen zal ik antwoorden, - ga naar Turijn en het instituut van
Don Bosco zal u doen beseffen dat de gewijde cultus aantrekkelijk is als
de zangen wondermooi zijn en achthonderd jongens er ingetogen aan deelne-
men op een manier die werkelijk stichtend is (...) Oh ! hoe graag zou ik
bij jullie willen blijven en jullie leven meeleven!
Zijn laatste woorden waren niet enkel de uitdrukking van een vrome
wens, zoals men kort nadien kon vaststellen. Deze prelaat, een lid van
een grafelijke familie, kon zich niet meer ontdoen van de genegen herin-
nering aan Don Bosco, aan het Oratorio en aan het leven van de Salesia-
nen. Daarom deed hij in de maand augustus, na rijpe overweging, een aan-
vraag om zich te mogen terugtrekken in de schaduw van het heiligdom van
Maria, Hulp der Christenen. Hij was zestig jaar oud. Hij was ertoe bereid
iedere bisschoppelijke waardigheid af te leggen, zodat hij zich door
niets van de overige leden van de communiteit zou onderscheiden om zoals
al de anderen als een ondergeschikte van Don Bosco te leven. Hij dacht
dat hij zich daar zou kunnen bezig houden met biecht te horen en met het
geven van godsdienstonderricht. Zodra hij van Don Bosco een woord van in-
stemming verkreeg, zou hij aan de Paus een smeekschrift overhandigen en
het staven met een medisch attest en een aanbeveling van Kardinaal di Ca-
nossa, bisschop van Verona. Hij hoopte op een tweede aanbeveling vanwege
de Patriarch van Venetië en vroeg er een derde aan Don Bosco. Bovendien
verlangde hij dat theoloog Margotti in zijn voordeel zou schrijven aan
invloedrijke prelaten van Rome. Hij nam deze beslissing omdat het bis-
schoppelijke ambt voor hem steeds ondraaglijker werd. Don Bosco stuurde
hem volgend antwoord:
"
Excellentie,
"
"
De edelmoedige gedachte die Uw Excellentie er toe beweegt
" zich terug te trekken van de bisschoppelijke zetel van Céneda om uw
" heilig ministerie te komen uitoefenen bij de arme Salesianen, is
" een daad die Uwe Excellentie, reeds bekend door zovele titels en
" zovele verdiensten, tot eer strekt. Ik had zoveel niet durven ver-
" hopen, maar indien de Heilige Vader zijn toestemming verleent aan
" dit besluit en indien u zich kunt aanpassen aan onze nederige le-
" venswijze, dan zal de Salesiaanse Congregatie uw komst bij ons met
" gejuich begroeten, vooral op dit ogenblik nu alle leden van deze
" ontluikende Salesiaanse Congregatie mogen zeggen dat ze onder het
" werk gebukt gaan.
"
Ondertussen bid ik en laat onze wezen bidden opdat God ons zou
" leiden en ons de weg zou laten kennen waarlangs wij het best zijn
" meerdere glorie en het welzijn van de zielen zouden kunnen bevor-
" deren.
"
Uw nederige dienaar,
"
"
Priester Giov. Bosco.

22.7 Page 217

▲back to top
- XVI/215 -
Toen hij de gunstige stemming van Don Bosco kende, stuurde Monseig-
neur zijn smeekschrift naar de Paus door bemiddeling van de Patriarch,
die hij verzocht zijn voorspreker te willen zijn bij de Heilige Vader,
iets wat Zijne Eminentie hem beloofde. Hij stelde echter ook zijn ver-
trouwen op de "machtige middelen" waarover Don Bosco te Rome beschikte.
(1) Zijn wensen werden echter niet verhoord. Hij was coadjutor met recht
van opvolging en deze omstandigheid inspireerde de voorzichtigheid van de
Opperherder om hem op zijn post te behouden. In maart 1885 volgde hij in-
derdaad Mgr. Cavriani op.
(1) Brief aan Don Bosco, Céneda, 25 september 1883.

22.8 Page 218

▲back to top
- XVI/216 -
CONFERENTIES VAN SINT-VINCENTIUS A PAOLO -
ARBEIDERSVERENIGING VAN NIZZA MONFERRATO -
HEILIGE KINDSHEID
Turijn was een van de steden van Italië waar de conferenties van
Sint-Vincentius a Paolo het best wortel schoten en daarom vierde men er
op plechtige wijze het vijftigjarig bestaan van die instelling. Don Bos-
co die een grote verdienste had in hun bloei, kon door de leden niet ver-
geten worden, tenminste niet bij het sluiten van de feestelijkheden, ver-
mits zijn langdurige afwezigheid hem niet toegelaten had aan andere ma-
nifestaties deel te nemen. De feesten werden besloten op 10 juni met
diensten in de kerk van de heilige martelaren, de bakermat van het werk,
en met een banket voor de leden. Daarom kwamen de leden met aan hun hoofd
Mgr. Pampirio, bisschop van Alba, in het Oratorio bijeen. Ze werden door
Don Bosco met de plechtigheid van de grote ontvangsten onthaald. "Daar -
schreef een stedelijke krant - zaten ze broederlijk aan tafel, vereerd
door de dierbare aanwezigheid van de eerwaarde overste van dit instituut.
Het werd een echt christelijk liefdemaal. Vervuld van heilige blijdschap,
opgevrolijkt door een oprechte hartelijkheid en bekroond door de woorden
van Monseigneur, van Don Bosco en van verscheidene andere personalitei-
ten. Hoe mooi was er de taal van de trillende naastenliefde op de plaats
zelf die een levend en eeuwig monument van de naastenliefde is!" Deze
heren verlieten het Oratorio, niet enkel voldaan, maar vol bewondering en
bewogen door het edelmoedige onthaal dat ze er genoten hadden.
De volgende zondag kwam een afvaardiging van de katholieke arbei-
dersvereniging van Nizza Monferrato naar het Oratorio om aan Don Bosco
het diploma te overhandigen waarin hij tot erelid van deze vereniging
benoemd werd. Don Bosco ontving deze huldeblijk en zei dat hij verheugd
was deel te nemen aan het goede dat verricht werd door een vereniging
die hij reeds op verschillende wijze begunstigd had en die haar zetel
had in een stad die hem zo dierbaar was.
(1) Corriere di Torini, 12 juni 1883.

22.9 Page 219

▲back to top
- XVI/217 -
Om de pastoor van Nichelino, een gemeente dicht bij Turijn, tevreden te
stellen en genoegen te doen aan de Dochters van Maria, Hulp der Christe-
nen, die er een tehuis voor kinderen hadden, ging hij nog diezelfde avond
preken op het feest van de Heilige Kindsheid. Hij gaf een levendige be-
schrijving van de triestige toestand van zovele arme kinderen in de onge-
lovige landen. Hij sprak over de inspanningen van de missionarissen om ze
te redden en te dopen. Hij verhaalde wat de Salesianen en Zusters deden
voor de kinderen van Patagonië en, tot slot, spoorde hij alle ouders aan
hun kleine kinderen te laten inschrijven in het Werk van de Heilige
Kindsheid.
NAAMEEST EN VERJAARDAG VAN DON BOSCO
Het naamfeest van Don Bosco was niet meer eenvoudig een feest van
het Oratorio, maar had nu het karakter gekregen van een volkse betoging
voor de man van de liefdadigheid. Een weekblad uit Turijn schreef inder-
daad:(1) "We waren pas in dat huis binnengekomen of we bleven verbaasd
staan bij het zien van die grote menigte. Letterkundigen, dichters,
schrijvers van kluchtspelen, mensen uit het volk, kunstenaars, vrouwen,
rijkelui, handarbeiders, jonge en bejaarde mensen, studenten en arbei-
ders, priesters en winkeliers, journalisten en drukkers, lieden van adel
en bedelaars, het was een op elkaar gedrongen menigte waarin men geen vin
kon verroeren, zo dicht stonden de mensen daar opeengepakt. En wat kwamen
ze daar zien? Don Bosco. Heel Turijn was daar om die zeer populaire man
te zien zodat onlangs nog een volbloed democraat zei: - Te Turijn zijn er
in werkelijkheid maar twee personen populair: Gianduia (2)en Don Bosco.-
"Wij zullen hier om herhalingen te vermijden enkel zeggen wat voldoende
is om de waardevolle woorden van de feesteling op te vangen.
Don Bosco voerde meermaals het woord, maar enkel van twee toespra-
ken is de inhoud tot ons gekomen. De eerste toespraak was gericht tot
de vertegenwoordigers van de oud-leerlingen, die op 24 juni gekomen wa-
ren om, zoals ze dat gewoon waren, 's morgens hun wensen en hun geschen-
ken aan te bieden. Ze boden hem de houten vergulde kroon aan die al bo-
ven het hoofdaltaar hing. Ze was aangekocht door middel van de spontane
giften die ingezameld waren onder de eerste jongens van het Oratorio die
toen overal verspreid leefden. Don Onorato Colletti, deken van Faule,
sprak met veel gevoel en zei ook een gedicht op dat hij zelf gemaakt had.
(1) La Stella Consolatrice, 30 juni 1883.
(2) Figuur uit het Piëmontese volkstoneel.

22.10 Page 220

▲back to top
- XVI/218 -
Don Bosco gaf eerst uitdrukking aan de vreugde die hij op dat ogenblik
genoot bij het zien van de vertegenwoordigers van zijn zo talrijke ge-
liefde zonen. Daarna bedankte hij hen voor het mooie geschenk en ging
verder:
"
Het is zeker dat de redenaar én de dichter bij het spreken
" over Don Bosco zich aan overdrijvingen bezondigd heeft en gebruik
" heeft gemaakt van de figuur die men in1. de redekunst hyperbool
" noemt. Maar dit is een vrijheid die kan toegestaan worden aan de
" kinderen die bij het uitdrukken van hun gevoelens meer blijven
" stilstaan bij wat hun hart hun ingeeft dan bij wat hun geest hun
" voorschrijft. Houdt steeds in jullie herinnering dat Don Bosco
" niets anders geweest is en niets anders is dan een schamel werk-
" tuig in de handen van een zeer bekwame kunstenaar, van een zeer
" wijze en almachtige kunstenaar die God is. Daarom kome aan God
" alle lof, eer en glorie toe.
"
Trouwens, onze Don Colletti heeft goed gezegd dat het Orato-
" rio tot heden toe grote zaken gedaan heeft en ik voeg eraan toe dat
" het met Gods hulp en onder de bescherming van Maria, Hulp der
" Christenen nog veel meer goed zal doen. Wat ons naast de hulp uit
" de hemel het goede werk vergemakkelijkt heeft en nog zal vergemak-
" kelijken, is de eigen aard van ons werk. Het doel waarnaar wij
" streven wordt blijkbaar door alle mensen goedgekeurd, zelfs door
" diegenen die inzake godsdienst een andere mening hebben dan wij.
" Wanneer iemand ons vijandig gezind is, dan zijn we genoodzaakt te
" zeggen dat hij ofwel ons niet kent, ofwel niet weet wat hij doet.
" Het maatschappelijke onderricht, de zedelijke opvoeding van de,
" verlaten jeugd die in gevaar verkeert, ze te onttrekken aan het
" nietsdoen, aan het kwaaddoen, aan de oneer en misschien ook aan
" de gevangenis, dat is het waarnaar ons werk streeft. Welnu, welk
" verstandig mens, welke burgerlijke overhield zou ons dit durven
" beletten?
"
Onlangs, zoals u weet, ben ik in Parijs geweest en heb er in
" verscheidene kerken gesproken ten voordele van onze werken om,
" laat het ons maar vrijuit zeggen, geld in te zamelen waarmee wij
" onze jongens die nooit hun eetlust verliezen, brood en soep te
" kunnen bezorgen. Welnu, onder de toehoorders waren er die gekomen
" waren om de politieke gedachten van Don Bosco te leren kennen. Er
" waren er zelfs die meenden dat ik naar Parijs gekomen was om er
" revolutie te prediken, anderen dachten dat ik op zoek was naar
" aanhangers van een partij en daarom waren er welwillende personen
" die voor mij een ramp of iets dergelijks vreesden. Maar van mijn
" eerste woorden af vielen alle begoochelingen weg, alle vrees ver-
" dween en het stond Don Bosco vrij Frankrijk in alle richtingen te
" doorkruisen.
"
Neen, waarlijk, met ons werk doen wij aan geen politiek.
" Wij hebben eerbied voor de gevestigde autoriteiten, wij onderhou-
" den de wetten, wij betalen de belastingen en wij gaan vooruit en
" vragen enkel dat men ons zou laten werken voor de arme jeugd om

23 Pages 221-230

▲back to top

23.1 Page 221

▲back to top
- XVI/219 -
" hun ziel te redden. In een zeker opzicht doen wij ook aan poli-
" tiek, maar op een wijze die werkelijk ongevaarlijk, zelfs voorde-
" lig is voor iedere regering. Van de politiek geeft men als defi-
" nitie dat het de wetenschap en de kunst is om een staat goed te
" regeren. Welnu, het werk van het Oratorio in Italië, in Frankrijk,
" in Spanje, in Amerika, in alle landen waar het gevestigd is om
" hulp te verlenen aan de behoeftige jeugd is erop gericht het aan-
" tal van de losgeslagen jeugd te verminderen en tevens het aantal
" van de jonge boosdoeners en dieven, zodat de gevangenissen leeg
" zullen staan. In één woord, het heeft als doel goede burgers te
" vormen, die verre van last te bezorgen aan het openbare gezag,
" dit integendeel zullen steunen om in de maatschappij orde, rust
" en vrede te handhaven. Dat is onze politiek, alleen met deze po-
" litiek hebben we ons tot heden bezig gehouden en we zullen er ons
" ook in de toekomst mee bezig houden.
"
En het is juist deze methode die het Don Bosco mogelijk ge-
" maakt heeft goed te doen, eerst aan jullie en nadien ook aan zo-
" veel andere jongens van iedere leeftijd en van ieder land. En
" wat zou het dan baten ons met politiek bezig te houden? Wat zou-
" den wij met al onze inspanningen kunnen bereiken? Niets anders
" dan misschien ons werk van liefdadigheid onmogelijk maken. De po-
" litieke zaken van onze dagen kan men beschouwen als een stoomma-
" chine die snel over het spoor loopt en ach-er zich aan een sleep
" wagens trekt, wellicht naar de afgrond en de ondergang. Willen
" jullie tussen de spoorlijnen gaan staan om ze tegen te houden?
" Jullie zouden erdoor verpletterd worden. Willen jullie roepen om
" ze schrik in te boezemen? Maar ze hoort het niet en jullie zouden
" nutteloos je keel stuk schreeuwen. Wat moet er dan gedaan worden?
" Opzij gaan staan en ze laten doorrijden, tot ze ofwel blijft
" staan uit zichzelf of God met zijn almachtige hand ze tegenhoudt.
"
Zeker, er moeten in de wereld ook mensen zijn die belang
" stellen in politieke zaken, om raad te geven, om op gevaren of
" iets anders te wijzen, maar deze taak is niet voor ons, arme
" mensjes.
"
De godsdienst en de voorzichtigheid integendeel houden ons
" voor: Leef als goede christenen, houd je bezig met de zedelijke
" opvoeding van je zonen, onderricht de jongens van je colleges en
" je parochies goed in de catechismus, dat is alles.- Dit is, ik
" herhaal het, de gedragslijn van Don Bosco die zo weinig politi-
" cus is dat hij niet eens een krant leest. Dit weze ook jullie
" gedragslijn, mijn beste zonen...
Na het feest van 24 juni werden de uitnodigingen verstuurd naar de oud-
leerlingen, leken en geestelijken, respectievelijk voor zondag 15 en voor
donderdag 19 juli. Bij de eerste vergadering kon, zoals we zullen zien,
Don Bosco niet tegenwoordig zijn omdat hij zich te Frohsdorf bij de graaf
van Chambord bevond, maar hij liet zich vervangen door Don Cagliero. Voor
de tweede samenkomst echter kwam hij juist bijtijds. Wat was hij blij bij
het liefdemaal zich omringd te zien door zovele priesters die zich zelf
nog altijd als zijn zonen beschouwden!

23.2 Page 222

▲back to top
- XVI/220 -
Aan het tafeleind prijkten de woorden van de psalm: Filii tui sicut
novellae olivarum in circuitu mensae tuae. Hij kon zijn tevredenheid niet
bedwingen en fluisterde de theoloog Reviglio in het oor: - Deze pries-
ters zijn mijn oogappel. - Bij het opdienen van het fruit hield hij een
tweede toespraak die ons bekend is. Als inleiding zei hij eerst een
woordje over de samenkomst en toonde dan aan hoe de hulp van God en van
de Allerheiligste Maria nooit aan het Oratorio en aan de andere Salesi-
aanse Werken ontbroken had. Dan herhaalde hij een opmerking die wij hem
al elders hoorden maken.
"
Sinds enige tijd zegt men en publiceert men eveneens in de
" kranten dat Don Bosco mirakels doet. Dit is een vergissing. Don
" Bosco heeft dat nooit gezegd en zich dat nooit aangematigd. Nie-
" mand van zijn zonen mag er toe bijdragen deze verkeerde gedachte
" te verspreiden. Laten we duidelijk zeggen hoe de zaken zijn. Don
" Bosco bidt en laat zijn jongens bidden voor de personen die zich
" bij hem aanbevelen om deze of gene genade te verkrijgen. God ver-
" leent dan in zijn oneindige goedheid meestal de gevraagde gena-
" den, die soms buitengewoon en miraculeus zijn. Maar Don Bosco
" komt er voor zo weinig tussen dat de genaden vaak verkregen wor-
" den zonder dat hij er iets van weet. Maria, Hulp der Christenen
" doet de wonderen. Zij bewerkt de genaden en mirakelen door de hoge
" macht die ze van haar goddelijke Zoon ontvangen heeft. Zij weet
" dat Don Bosco centen nodig heeft om eten te geven aan zovele ar-
" me jongens die op zijn schouders drukken. Zij weet dat hij arm is
" en dat hij zonder stoffelijke hulpmiddelen de werken die hij on-
" dernomen heeft ten voordele van de godsdienst en van de maat-
" schappij niet kan vooruitbrengen. Wat doet dan 0.-L.-Vrouw? Als
" goede moeder gaat ze op zoek. Ze gaat naar de zieken en zegt hun:
" - Wil je genezen? Welnu, wees dan liefdadig tegenover die arme
" jongens, steek een handje toe bij die werken en ik zal je de lief-
" dadigheid vergoeden door je te genezen. - Ze merkt dat er in een
" familie verslagenheid heerst omwille van het losbandige gedrag
" van de zoon. Ze zegt dan tot die vader en moeder: - Wil je dat
" die ongelukkige de slechte weg verlaat? Welnu, help dan vele an-
" dere arme verlaten zonen uit het gevaar dat hun ziel en lichaam
" bedreigt en ik zal je eigen zoon tot betere gevoelens roepen. -
" Kortom, om niet te ver uit te wijden, Maria, Hulp der Christenen
" troost op duizenderlei wijzen degenen die het Oratorio helpen en
" wij hebben niets anders te doen dan ons haar bescherming niet on-
" waardig te maken. Als Maria nu het Oratorio helpt, steek dan ook
" een handje toe, vooral jullie die eens hier geweest zijn en die
" blij zijn dat jullie nog zonen zijn van dit huis. Leef steeds als
" goede priesters, zoals jullie oude vriend het je geleerd en inge-
" prent heeft. Wees ijverig om de redding te bewerken van de zielen
" die ellendig naar hun verderf gaan. Zorg speciaal voor de jeugd
" van je streek, op wie de maatschappij haar hoop heeft gesteld.
" Blijf verenigd met het hoofd van de Kerk, met de plaatsvervanger
" van Jezus Christus. Laten we elkaar steeds

23.3 Page 223

▲back to top
- XVI/221 -
" liefhebben en voor elkaar bidden. Bidden jullie vooral voor de
" arme Don Bosco die iedere dag steeds dichter bij zijn dood komt,
" opdat wij allen door Gods barmhartigheid zouden gered worden en
" samen met ons ontelbare anderen zouden redden.
Het was zeer juist dat de Heilige Maagd en niet Don Bosco de mira-
kels bewerkte, maar het was niet minder juist dat de Heilige Maagd goed-
gunstig de gebeden van Don Bosco verhoorde meer dan deze van iemand an-
ders. Een Frans weekblad (1) besloot met volgende woorden een artikel dat
als titel droeg Regina Caeli: "Onder de ontelbare genaden in heel de
christelijke wereld deze jongste tijd door de tussenkomst van de Madonna
verkregen zijn wellicht de meest opvallende deze die God aan één van zijn
meest begunstigde apostelen, Don Bosco, verleent."
Van het jaar 1875 af tot nu toe werd ook de geboortedag van Don Bos-
co met een steeds grotere plechtigheid gevierd op O.-L.-Vrouw ten hemel
opgenomen, want allen dachten verkeerdelijk dat die datum de verjaardag
van zijn geboorte was. Voor de eerste maal in 1883 stuurde Don Rua uitno-
digingen rond, samen met de aankondiging van het veertigurengebed en van
het feest van Sint-Aloysius. Een brief die door graaf di Castagnetto ge-
schreven werd bij die gelegenheid (2) zegt ons nogmaals hoe groot de ach-
ting en de genegenheid was die Don Bosco te Turijn in de aristocratische
kringen genoot. Uit de stad afwezig, schreef de bekende edelman nochtans
aan Don Rua dat hij eveneens deel had genomen "aan de gelukkige verjaar-
dag van de vereerde en beste vriend" en voegde er dan aan toe: "Wanneer
hij 68 jaar lang erin geslaagd is een schat te verzamelen van zovele
kostbare edelstenen die in de hemel in zijn kroon zullen schitteren, dan
zal ook de vrucht van zijn werk op aarde talrijke zielen blijven heili-
gen. Moge God hem nog vele zegenrijke jaren verlenen tot troost van alle
brave zielen en om de wensen te vervullen van ondergetekende die eerbie-
dig zijn hand mag kussen."
Het krediet en de genegenheid die Don Bosco bij de aristocraten van
alle landen genoot is zeker een thema dat een bijzondere aandacht ver-
dient. De elementen zijn al overvloedig aanwezig en zullen nog aangroei-
en. In de maand juli was Maria Pia, dochter van Vittorio Emanuele II en
koningin van Portugal, naar Turijn gekomen. Haar eerste eredame begaf
zich bij Don Bosco om van hem een prentje te krijgen met enkele woorden
door hem geschreven. Zij liet het aan de koningin zien en deze drukte
het verlangen uit er ook een te hebben met zijn eigenhandig geschrift.
De dame kwam hiervoor 's anderdaags, 25 juli, naar Valdocco terug en
kreeg voldoening.(3)
(1) La Semaine religieuse van Arras, 1 december 1883.
(2) Moncalieri, 17 augustus 1883.
(3) Don Berto die hiervan ooggetuige was, verklaarde dit bij de processen.

23.4 Page 224

▲back to top
- XVI/222 -
Toen dezelfde dame Don Rua haar rouwbeklag toestuurde bij de dood van Don
Bosco, schreef ze: "Ik ben erover verheugd het geluk te hebben gehad deze
heilige pater persoonlijk te leren kennen bij de jongste doortocht van
onze koningin Maria Pia te Turijn. Ik had de eer Hare Majesteit te verge-
zellen en ik verleende mezelf het genoegen een bezoek te brengen aan hem
die ik wegens zijn faam kende en die ik ten zeerste verlangde te zien.
Steeds zal ik de herinnering bewaren aan de goedheid en welwillendheid
waarmee hij mijn bezoeken ontving. "Uiteindelijk verzocht ze om een of
ander voorwerp dat aan Don Bosco toebehoord had en een ander voor een
priester van haar kennissen die "de beweende en vereerde pater een grote
achting had toegedragen."
DON BOSCO ALS SCHEIDSRECHTER
In de zomer van 1883 gaf Leo XIII onverwacht blijk van zijn hoge
achting voor Don Bosco. In 1869 had Giacinto Pietro Marietti, directeur
van de drukkerij van de Propaganda met pater Bernardino da Portogruaro,
Minister—Generaal van de Minderbroeders—Observanten, een privé contract
gesloten voor de herdruk van de volledige werken van de heilige Bona-
ventura. De uitgave zou samen gebeuren en iedere partij zou zeshonderd
exemplaren ontvangen. Aanvankelijk dacht men er enkel aan een uitgave
te bezorgen die vollediger en beter geordend zou zijn dan de oude uitga-
ve, maar nadien werden de opvattingen ruimer zodat heel wat voorberei-
dende studies noodzakelijk werden. Marietti stemde hiermee in en stelde
voor in de uitgaven voor het aanschaffen van boeken, het kopiëren van
codices, voor reizen en dergelijke zijn aandeel te dragen. De Orde droeg
dus gedurende tien jaar de kosten van twintig priesters die ermee belast
waren bibliotheken en archieven in verscheidene landen van Europa te be-
zoeken. Ondertussen was Marietti naar Turijn overgeplaatst en anderzijds
voelden de paters die meewerkten de noodzaak aan om een drukkerij in de
buurt van hun huis te hebben, om persoonlijk toezicht te kunnen houden op
het drukken. Dit werd mogelijk na de aankoop van een huis in de buurt van
Florentië, vermits vroeger als gevolg van de wetten over de afschaffing
van de Orde, deze niet eens te Rome een eigen huis bezat. Toen wilden de
paters—uitgevers eenstemmig dat de uitgave zou verzorgd worden door een
drukkerij in de buurt van de hoofdstad van Toscane, namelijk te Prato.
Deze aanzienlijke wijziging van de omstandigheden scheen de mening te
rechtvaardigen dat het oude contract nu vervallen was en daarom werd het
werk eenvoudig aan een andere drukker toevertrouwd.
Toen Marietti dat vernomen had, werd hij razend kwaad en eiste hij
dat men zich ofwel aan het oude contract moest houden of dat men hem
als schadeloosstelling voor het verlies van zijn eer en van zijn stoffe-

23.5 Page 225

▲back to top
- XVI/223 -
lijke voordelen een bedrag van 80.000 lire moest uitbetalen. Wat zijn
eerverlies betrof, daarvoor stelde de Generaal hem voor het breviarium
van de Orde opnieuw te drukken. Daardoor zou iedereen zien dat er tus-
sen hen geen breuk was gekomen en op voorwaarde van een bestelling van
vijftienduizend exemplaren zou hij een mooie winst kunnen naken. Deze
wou hiervan niet horen, maar schreef aan Kardinaal Bilio, grootpeni-
tencier, om de bevoegdheid te vragen de Generaal voor de staatsrecht-
bank te dagvaarden. Zijne Eminentie antwoordde hem dat er kerkelijke
rechtbanken bestonden en dat hij een beroep kon doen op de Heilige
Congregatie van de Bisschoppen en Reguliere Geeste-lijken. Marietti
stelde geen vertrouwen in de beslissingen van deze Congregatie omdat
zij hem in een andere zaak al in het ongelijk gesteld had. Hij stuurde
verscheidene onbetamelijke brieven aan de kardinaal, die verontwaar-
digd, hem niet meer antwoordde. De andere gaf het niet op, wendde zich
tot de handelsrechtbank van Rome voor herstel van schade en eiste een
bedrag van 80.000 lire. Maar de rechtbank ging in op de besluiten van
de advocaat Feri van Florentië en verklaarde zich onbevoegd. De zaak
werd door Marietti voor de burgerlijke rechtbank gebracht, die zich
tegen hem uitsprak en hem bovendien tot al de gerechtskosten veroor-
deelde.
In deze nood wendde Marietti zich tot de Heilige Vader. De Paus
nam kennis van de stand van zaken en gaf de Generaal het bevel zich met
Don Bosco te verstaan om een plan voor een vriendschappelijke schikking
uit te denken. De Generaal die op zijn terugkeer uit Frankrijk zich te
Turijn had opgehouden, liet aan Don Bosco de wil van de Heilige Vader
weten. Met dit doel ontving Don Bosco op 1 juli volgend visitekaartje:
"P. LUCCA ANTONIO TURBIGLIO, pastoor van Sint—Thomas, Turijn. De Zeer-
eerwaarde Pater Bernardino da Portogruaro, Minister—Generaal van de Fran-
ciscanen bevindt zich op doortocht te Turijn. Hij wenst zijn hulde te
brengen aan de Zeereerwaarde Don Bosco. Zou hij hem morgenvroeg in het
Oratorio kunnen aantreffen? Hoe laat?"— 1 juli 1883." Don Bosco liet hem
antwoorden: "Tussen 10.00 en 12.00 uur in de voormiddag."
Toen Don Bosco het verlangen van de Paus gehoord had, zette hij zich
dadelijk aan de studie van het geschil. Het was hem niet moeilijk de in-
stemming te bekomen van Marietti. Deze was zeer verknocht aan de Heilige
Stoel en verklaarde zich bereid te doen wat de Paus wilde. Dankzij zijn
intense werkzaamheid waarmee Don Bosco gewoonlijk zijn eigen zaken af-
werkte, kon hij op iets meer dan tien dagen de definitieve voorwaarden
van het akkoord opstellen. Het is een document dat in al zijn eenvoud,
laten we het maar zeggen, de diplomatische fijnzinnigheid en tegelijk al
de christelijke naastenliefde van Don Bosco in het licht stelt.
"
Vriendschappelijke schikking.
"
"
Om tegemoet te komen aan de goede inzichten van de Zeereer-
" waarde Pater Bernardino, Minister—Generaal van de Orde van de
" Franciscanen en aan die van de Heer Ridder, pauselijk drukker,
" archivaris Giacinto Pietro Marietti, heb ik gaarne aanvaard
" scheidsrechter te willen

23.6 Page 226

▲back to top
- XVI/224 -
" zijn betreffende een contract tussen hen aangegaan over het druk-
" ken van de werken van Sint-Bonaventura.
"
Om een juist idee te hebben over het geschil, heb ik ge-
" meend er goed aan te doen alles te lezen wat hierover gedrukt en
" geschreven werd. Ik heb ook geluisterd naar de redenen van eer-
" bare personen en ook naar de overwegingen van beide partijen.
"
Ik ben er daarom van overtuigd dat dit geschil volstrekt op
" een vriendschappelijke manier, buiten de rechtbanken om, dient
" beslecht te worden. Daarom dan doet de heer Marietti, als grote
" weldoener van de Franciscaanse Orde en als schenker van Sint-An-
" tonius ten voordele van de hoger genoemde Orde, afstand van de
" geëiste schadeloosstelling door deskundigen op 80.000 lire be-
" raamd, maar vermindert zijn eis op de gift die de Zeereerwaarde
" Pater-Generaal zal oordelen te kunnen doen voor deze kerk van
" zijn Orde die Ridder Marietti steeds verder met weldaden wenst te
" begiftigen.
"
De kosten aan voorschotten, reizen, afschriften, brieven en
" intresten die allen samen een bedrag van 9.022,15 fr. zouden be-
" dragen ten voordele van Ridder Marietti, zullen verminderd worden
" tot 7.000 lire.
"
Besluit
"
Op deze manier zou het proces dat hangende is voor de bur-
" gerlijke rechtbanken voor een bedrag van 89.022 lire en 15 cen-
" tiemen, verminderd worden tot het definitieve bedrag van 7.000
" lire die de Zeereerwaarde Pater Bernardino aan de Ridder Marietti
" zal betalen, te vermeerderen met een schenking die hij naar eigen
" beslissing zal menen te kunnen doen voor het voltooien van de ho-
" ger genoemde kerk van Sint-Antonius.
"
Nadien zullen de partijen een verklaring afleggen waarin ze
" aan elkaar vriendschap, welwillendheid en hulp beloven in alles
" wat hun mogelijk is ter bevordering van Gods glorie en het wel-
" zijn van de zielen.
"
Deze vreedzame en vriendschappelijke schikking zal de Hei-
" lige Vader eveneens zeer welgevallig zijn. Hij kan, als een mee-
" dogende vader, niets anders dan troost voelen wanneer hij ziet
" dat twee van zijn zonen, die beiden uitmunten door hun titels,
" hun katholieke werken en hun eerbiedige hulde aan de Heilige
" Stoel, terugkeren tot de eensgezindheid en tot de vrede die
" iedere dag voortdurend aanbevolen wordt door het opperhoofd van
" de Kerk.
"
" Turijn, 13 juli 1883.
"
Priester Gio. Bosco.

23.7 Page 227

▲back to top
- XVI/225 -
Niet toevallig had hij de datum van 14 juli uitgekozen om aan de partij-
en de scheidsrechterlijke beslissing mee te delen, daar juist op die dag
het feest van Sint-Bonaventura viel.
Marietti aanvaardde het voorstel blindelings en ook de Generaal van
de Franciscanen was er tevreden over.(1)
Het spreekt vanzelf dat de Generaal, wanneer hij er zich toe ver-
plichtte iets te geven voor de op te bouwen kerk, deze gift schonk aan
zijn Orde en aan niemand rekenschap te geven had. Aldus sloegen nog dat
jaar de Franciscanen van Quaracchi de hand aan het werk en gaven in tien
boekdelen de kritische uitgave uit van Doctoris Seraphici S. Bonaventu-
rae Opera Omnia.
DE AARDBEVING VAN CASAMICCIOLA
De liefdadigheid van Don Bosco kreeg weldra een nieuwe gelegenheid om
zich te tonen. Op 28 juli schokte een vreselijke aardbeving heel het
eiland Ischia door elkaar. Het ligt ten noorden van de golf van Napels.
Daarbij werd het lieve stadje Casamicciola, een van de voornaamste bad-
plaatsen gelegen op de flanken van de berg Epomeo, met de grond gelijk
gemaakt. Heel Italië was door deze ramp in beroering gebracht. De bis-
schoppen deden een beroep op hun gelovigen om hulp te verlenen aan de
rampzalige overblijvende bewoners. Ook Mgr. Vogliotti, Kapittel-vicaris
van het aartsbisdom Turijn, deed een oproep om door giften het ongeluk
van deze eilandbewoners te verlichten. Don Bosco door medelijden bewogen
vooral voor de ongelukkige wezen, schreef aan monseigneur.
"
Monseigneur,
"
"
Met het verlangen binnen de perken van mijn geringe moge-
" lijkheden gevolg te geven aan uw uitnodiging ten voordele van de
" ongelukkige mensen van Casamicciola, stel ik u voor op het ogen-
" blik twee arme jongens van twaalf tot zestien jaar op te nemen.
"
Ze zullen zich natuurlijk moeten aanpassen aan de tucht
" van het huis.
(1) De overeenstemmende verklaring van de andere partij hebben we niet teruggevonden,
niet eens het archief van de Generaal in het klooster van Sint-Antonius in de via
Merulana te Rome. Een dossier dat daar bewaard wordt, bevat enkel documenten over
de zaak tot op het ogenblik waarop in naam van Kardinaal Bilio, beschermheer van de
Orde, en op bevel van de Paus inlichtingen gevraagd worden over de aard van het ge-
schil.

23.8 Page 228

▲back to top
- XVI/226 -
" Ze zullen gekleed en gevoed worden tot op het ogenblik dat ze
" voldoende onderwezen zijn en genoeg vakkennis bezitten om el-
" ders hun brood te verdienen. Ik zou in een ruimere mate willen
" bijdragen tot leniging van deze openbare ramp, maar op het ogen-
" blik kan ik niet meer doen. Moge God ons gelukkiger dagen schen-
" ken, dagen van vrede en voorspoed.
"
Ik verzoek u zo goed te willen zijn de liefdadige Sanfelice,
" aartsbisschop van Napels hiervan in kennis te stellen, opdat hij
" deze weesjongens zou sturen op de dag die hij hiervoor geschikt
" zal achten.
"
Met diepe verering heb ik de hoge eer van u te zijn
"
uw toegenegen dienaar,
"
Priester Gio. Bosco.
" Turijn, 4 augustus 1883.
De Kapittel-vicaris liet het aanbod van Don Bosco aan de aartsbis-
schop van Napels weten en antwoordde dan dat Mgr. Sanfelice hem voor zijn
edelmoedigheid bedankte. Wanneer de gelegenheid zich zou voordoen, zou
hij niet nalaten er gebruik van te maken.
Toen op 3 augustus de ramp van Casamicciola ter sprake kwam, merkte
Don Bosco op dat dit een kleine aanwijzing was van Gods verontwaardiging.
Hij herinnerde eraan hoe in de oude tijd de pretmakers van Napels en Rome
daar samen kwamen. Hij citeerde daarom enkele Latijnse verzen geschreven
door Boucheron, professor van Griekse en Latijnse welsprekendheid aan de
universiteit van Turijn tot in 1838. Toen in Alessandria de vloer van een
zaal was ingestort, terwijl de genodigden op een joodse bruiloft aan het
dansen waren, liet de dichter de slachtoffers spreken. Hun slotwoorden
waren: Laeti ludentes, damnata turba, in orcum trahimur. Don Bosco bleef
bij deze laatste zin om er zijn commentaar op te geven.
Dan liet hij nogmaals het verhaal van Plinius de Jongere horen, die
bij de ramp van Pompei en Herculanum met veel gevaar zijn moeder in vei-
ligheid kon brengen. Terwijl hij de mooie daad van kinderlijke liefde
prees, zei hij: "God zal hem beloond hebben en niet enkel in dit leven.
De middelen tot redding zijn in zijn hand oneindig in aantal."
Eindelijk steeg hij boven de aardse verschijnselen uit en begon te
spreken over de ruimten tussen de sterren. Deze zijn zo onmetelijk groot
dat onze geest erin verloren loopt en terwijl hij zijn woorden kracht
bijzette met cijfers over de afstanden van de verste en meest verwijderde
sterren die voor ons nog zichtbaar zijn, liet hij zich gaan tot een per-
soonlijke herinnering. - Toen ik nog klein was, zei hij, bleef ik eens op
een zaterdagavond nog wat op het balkon staan alvorens naar mijn kamer te
gaan. Ik keek naar de maan, de planeten, dacht aan de afstand tussen bei-

23.9 Page 229

▲back to top
- XVI/227 -
de, dan gingen mijn gedachten naar de sterren, hun volume en de onmete-
lijkheid van het heelal. Dat alles scheen me ze groot en zo goddelijk toe
dat ik er niet meer kon aan denken en dat ik wegliep (hier bleven zijn
toehoorders met spanning luisteren en wachtten op wat hij verder zou zeg-
gen), zodat ik wegliep om me onder de lakens te stoppen. - Door deze on-
verwachte kwinkslag, die hen deed lachen, zette hij de domper op de be-
wondering die hij bij hen verwekt had door zijn warme en verheven woor-
den.
DE REIS NAAR PISTOIA
In de eerste helft van augustus deed hij een reis naar Pistoia. Een
verwant van de heer Bufalmacchi was krankzinnig geworden en men hoopte
dat de zegen van Don Bosco hem zou genezen. Met alle middelen probeerde
hij zich hieraan te onttrekken, maar eindelijk door de Christelijke lief-
de bewogen dacht hij er goed aan te doen naar hem toe te gaan. Als gezel
koos hij Don Costamagna die juist uit Argentinië gekomen was. De reis was
rijk aan interessante episoden.
Bij de heenreis tussen Parma en Bologna, zat hij in de coupé naast
een heer en een jonge geestelijke, zijn zoon. Deze heer dacht eraan zijn
dochter te laten opvoeden te Nizza Monferrato onder de leiding van de
Zusters van Maria, Hulp der Christenen, om zich voor te bereiden op het
examen voor het normaallyceum. Na de eerste wederzijdse begroeting liet
hij aan Don Bosco, die hij niet kende, zijn beslissing kennen. Ondertus-
sen was de jongen, die met zijn breed gezicht en zijn grote ogen de een-
voud en goedmoedigheid in persoon scheen te zijn, af en toe wat aan het
lezen in de Unità Cattolica. Don Costamagna nam deze omstandigheid te
baat om een gesprek met hem aan te knopen. Het gesprek viel op het Orato-
rio en op Don Bosco, en het einde was dat hij de jongen uitnodigde om
naar Turijn bij Don Bosco te komen. De jongen richtte dan zijn blikken op
de priester die naast Don Costamagna zat en vroeg hem: - Is dit misschien
Don Bosco?
- Ja - antwoordde Don Costamagna.
- Oh! papa riep de jongen uit, - de priester met wie u spreekt is
Don Bosco.
Don Bosco?! - herhaalde de vader. En dadelijk begon hij met hem
verder te redeneren en toonde zich zeer verheugd over deze ontmoeting.
Op een bepaald ogenblik vroeg Don Bosco onverwacht aan de jongen: -
Wilt u ook naar Turijn bij Don Bosco komen?
- Om er wat te doen?
Om bij Don Bosco te blijven.

23.10 Page 230

▲back to top
- XVI/228 -
- En waarom?
Omdat u daar veel goed zou kunnen doen, werken, klas geven,
assistentie doen, en ook prediken, catechismuslessen geven.
Maar ik moet mijn studies voortzetten in het seminarie.
Ook te Turijn zult u de gelegenheid hebben om te studeren. Voor-
uit, neem een beslissing, kom mee met Don Bosco, er is ook voor u
plaats.
Ik kan niet.
Waarom dan niet?
Ik zou graag komen, ik houd van Don Bosco, maar ik houd nog meer
van mijn papa en ik kan van hem niet weggaan.
De vader luisterde naar dit gesprek zonder iets te zeggen en was
ietwat ontroerd. Ondertussen had de trein halt gehouden. Het was een
directe trein. De heer stapte uit voor het een en het ander. Enkele
ogenblikken later kwam er een zeer lange goederentrein toe tussen het
station en de directe trein. Dadelijk zette deze zich in beweging. De
verschrikte reiziger werd de weg afgesneden en kon niet bijtijds zijn
coupé bereiken. De zoon riep: - Papa, papa!- maar het was tevergeefs.
Dan zei Don Bosco: - Ziet u het? U wou niet met Don Bosco meegaan en nu
bent u ertoe genoodzaakt.
De jongen was zeer bedroefd en barstte in tranen uit. - Komaan,
kalmeer u maar, - zei hem Don Bosco.- Aan het volgende station stapt u
uit en wacht u op uw vader. Don Costamagna zal daar een telegram sturen
dat u op hem wacht. Hij zal dan met de volgende trein komen en dan bent
u weer samen. - En zo gebeurde het.
Toen men Bologna voorbij was en men de Apennijnen inreed, bleef de
machine wegens breuk midden in een galerij staan. Men was genoodzaakt
tot elf uur in de morgen te wachten vooraleer een andere locomotief ter
hulp kwam. Don Bosco was met Don Costamagna alleen in de coupé en hij
vertelde hem, nu hij toch zijn gekweld hart eens kon uitspreken, alles
wat hij geleden had in de kwesties met Mgr. Gastaldi en hoe hij zich
geweld had moeten aandoen om te gehoorzamen aan de jongste schikking van
de paus.(1) - Ook de paus, - riep hij uit - wil zijn hand laten wegen op
de schouders van de arme Don Bosco!- Wanneer Don Costamagna deze dingen
vertelde, zei hij dat Don Bosco zijn hart ontlastte op dezelfde manier
zoals Sint-Philippus Neri, Sint-Alfonsus de Liguori en de H. Franciscus
van Sales het zouden gedaan hebben.
Toen de trein in het volgende station halt hield, stapten Don Bos-
co en de anderen uit om wat frisse lucht in te ademen.
(1) Cfr. boekdeel XV, hoofdstuk VIII.

24 Pages 231-240

▲back to top

24.1 Page 231

▲back to top
- XVI/229 -
Daar hoorden ze een Fransman, die een bewonderaar was van Don Bosco
maar hem nog nooit gezien had, met luide stem over hem spreken in een
groepje. Hij zei dat hij naar Rome ging en dat hij bij zijn terugkeer
Turijn zou aandoen om Don Bosco te gaan bezoeken, want te Parijs had hij
tevergeefs getracht om hen te ontmoeten.
Don Costamagna die hem dit hoorde zeggen antwoordde: - Indien u Don
Bosco verlangt te zien, dan moet u zover niet gaan. Hier is hij!- De heer
kwam bij Don Bosco en wierp zich ontroerd op de knieën, greep zijn hand
en kuste ze, zonder op de mensen acht te slaan. Deze vertroosting deed
hem alles ineens anders zien.
In het station van Piacenza stapten drie personen op, namelijk een
jonge geestelijke, die de twee priesters groette en zich in een hoekje
van de wagen ging zetten, een notaris die aan de kant van Don Bosco ging
plaats nemen, met zijn gezicht dus naar de machine, en een handelsreizi-
ger. Don Costamagna zat rechtover Don Bosco zodat hun knieën tegeneen
kwamen. De handelsreiziger kwam binnen met zijn kleine valies aan een
draagband dwars over zijn rug, een grote lederen valies in de hand, zijn
zakken vol brieven en dagbladen, en een brede hoed op het hoofd, waaron-
der twee ogen schitterden die hem een vreemd uitzicht gaven. Hij groette
de aanwezigen, legde zijn bagage in het net, haalde dan vrijmoedig een
krant uit en begon te spreken in een barbaarse taal, half Frans en half
Italiaans, gemengd met woorden van nog andere talen.- Hebt u het verras-
sende nieuws gehoord, heren? De graaf van Chambord is genezen. De krant
vertelt hier het feit. Op een goede dag is een meisje bij hem gekomen en
heeft hem een bloem aangeboden. Sinds die dag is de graaf genezen. Het is
werkelijk een wonderbare zaak.
- Excuseer, mijnheer, - antwoordde de notaris - zo is de zaak niet
verlopen.
- Wat zegt u? Het bericht wordt als zeker aangegeven in de kranten.
Wie heeft hem dan wel genezen?
- Don Bosco van Turijn met zijn Madonna.
Don Bosco stootte met zijn knie tegen Don Costamagna en glimlachte.
Don Costamagna deed hetzelfde gebaar alsof hij wou zeggen dat er een mooi
tafereeltje te wachten stond. Op dat ogenblik zette de trein zich in be-
weging. Er ontstond weldra een twistgesprek tussen de notaris en de han-
delsreiziger, die een Belg was. Het gerammel van de trein verdoofde gro-
tendeels hun stemmen, maar Don Costamagna spitste zijn oren om zo goed
mogelijk hun gesprek te volgen. Uit de woorden van de notaris bleek dui-
delijk dat hij katholiek was en dat hij een grote verering had voor Don
Bosco. De Belg daarentegen scheen een ongelovige te zijn. Hij ontkende
dat Don Bosco de graaf had kunnen genezen, want hij noemde Don Bosco een
bedrieger en een kwakzalver. Maar hij zei zelfs dat het superstitie was
geloof te hechten aan die mirakels, aan die genezingen waarover zoveel
gesproken werd. Het was allemaal kletspraat, alleen maar kletspraat,
alles wat men over Don Bosco vertelde.- Maar wat betekent dan de zegen
van een priester? Wat is een priester? Toch maar een mens als een andere!

24.2 Page 232

▲back to top
- XVI/230 -
De notaris die hem met duidelijke redenen tegensprak, had hierbij gemak-
kelijk spel. - U spreekt u zelf tegen, mijnheer. U beweert in de Madonna
niet te geloven en u hecht geloof aan een bloemtuil. U hebt geen vertrou-
wen in Don Bosco, maar de macht die u aan Don Bosco ontkent, kent u toe
aan een meisje. Als ik te kiezen zou hebben tussen geloven en geloven,
dan vind ik mijn geloof toch redelijker dan het uwe.
Ondertussen had de trein zijn vaart verminderd en naderde een sta-
tion. Het twistgesprek was ten einde. Iedereen zweeg. Don Costamagna
vroeg Don Bosco de toelating zich met de kwestie bezig te houden: - Doe
maar! - antwoordde deze.
Toen wendde Don Costamagna zich tot de notaris en zei: - U schijnt
veel van Don Bosco te houden?
Zeker, ik houd veel van hem en ik heb grote verering voor hem. Hij
is iemand die veel goed gedaan heeft aan de arme jongens.
- Kent u hem?
Persoonlijk niet, maar ik ken hem door zijn faam. Ik heb zijn
boeken gelezen en ik heb zijn huizen in Frankrijk gezien, vooral dat van
Nice.
Ik ben zeer tevreden dat u Don Bosco zo zeer waardeert en toch
zeg ik u dat men nog niet alles weet van wat Don Bosco verdient. Kijk,
ik heb een reis van drieduizend mijlen gedaan, ik kom van Amerika en dit
alleen om Don Bosco te zien.
- Van Amerika?
- Zeker ik ben één van zijn zonen. Ik ben als kleine jongen in één
van zijn instituten binnengetreden. Ik had mijn vader verloren. Hij is
als een vader voor mij geweest met alle mogelijke zorg, zowel voor mijn
onderhoud als voor mijn onderricht en opvoeding.
- Dat is een groot geluk voor u geweest.
- En dit geluk werd door mij met vele anderen gedeeld. Men mag wel
beweren dat er in elke stad van Italië iemand is aan wie hij weldaden
heeft bewezen toen hij nog een kind was. Ook nu nog gaat Don Bosco
steeds verder met goed te doen aan de jeugd.
- Don Bosco is inderdaad een groot en heilig man.
- U hebt hem dus nooit gezien?
- Nooit.
- Zou u hem willen zien?
- Zeer zeker en met veel genoegen.
- U zegt dus dat u veel van Don Bosco houdt?
- Wie zou niet van die man houden? Ik verzeker u dat ik voor hem
steeds de grootste verering gehad heb.
- Welnu, ik heb wel zin om hem te tonen.

24.3 Page 233

▲back to top
- XVI/231 -
- U zou mij zijn portret kunnen tonen.
- 0! neen, niet zijn portret, maar hem persoonlijk.
- Dan zou u mij naar Turijn moeten brengen, maar op dit ogenblik
ben ik door mijn zaken belet. En toch zou ik er graag heen gaan.
- Ik wil u niet naar Turijn brengen om Don Bosco te zien.
- Hoe zult u het dan aan boord leggen?
Don Bosco volgde rustig en met bijna onopgemerkte glimlach de dia-
loog. De jonge geestelijke en de Belgische handelsreiziger lieten geen
woord ontsnappen. Op dat ogenblik zei Don Costamagna tot de notaris: -
Hier hebt u Don Bosco!
Bij deze woorden sprongen de drie reizigers als door een veer bewo-
gen haast tegelijkertijd op en vielen op hun knieën. De Belg zei met ge-
vouwen handen:- Pardon! Mijn God! Wat een verrassing. Vergeef mij mijn
onvoorzichtige woorden!- Het werd een ontroerend tafereel. Don Bosco zei:
- Het is niets, het is niets. Ik voel me niet gekrenkt. Sta op. - Na en-
kele woorden van verontschuldiging wou hij hun een herinnering nalaten,
haalde enkele medailles van Maria, Hulp der Christenen te voorschijn en
gaf aan ieder één.
Dank u!- riep de Belg uit. - 0! Ik houd veel van de Madonna, weet u.
Kijk maar. - Onder zijn jas haalde hij een medaille uit die hij om de
hals droeg. - Mijn moeder heeft ze mij gegeven toen ik nog een kind was.
Ik heb ze steeds op mij gedragen. Ze heeft mij uit veel gevaren gered en
vooral gedurende een vreselijke storm bij mijn reis naar Indië. We leden
schipbreuk, we werden daar op het strand geworpen en ik bleef lange tijd
bewusteloos, maar ik kon gered worden. Daar bevonden wij ons zonder hulp-
middelen in een streek die door tijgers onveilig werd gemaakt. Wij ver-
dedigden ons door 's nachts grote vuren aan te steken. Eindelijk werden
we door een schip opgepikt en naar onze bestemming gebracht.
Maar Don Bosco, is het waar dat u zoveel colleges en zoveel jon-
gens moet onderhouden?
Met enkele woorden verklaarde Don Bosco hem de uitgebreidheid van
zijn werk.
Maar dan moet u wel zeer rijk zijn, dan moet u miljoenen bezitten!
- Ik bezit niets.
- Maar hoe is dat mogelijk zo zonder iets, zoveel tehuizen in stand
te houden?
- Het is de Madonna die ze in stand houdt.
- Vergeef me, maar dat begrijp ik niet. Dat is onmogelijk, dat is
vrome fantasie... Nu nog hulp uit de hemel veronderstellen... de tijden
zijn voorbij waarin... Maar dit is genoeg. Ook ik wil naar mijn vermogen
bijdragen om uw werken te helpen. Neem deze kleine gift. - Het was een
gouden muntstuk van twintig frank.

24.4 Page 234

▲back to top
- XVI/232 -
Don Bosco bedankte hem en voegde er glimlachend aan toe: - Kijk nu eens
goed! U zelf geeft het antwoord op uw opwerpingen van daarnet. Evenals
de Madonna uw hart bewogen heeft om mij te helpen, zo beweegt zij de
harten van duizenden anderen om onze jongens te helpen.
Toen ze van elkaar afscheid namen wou de Belg zijn visitekaartje
ruilen met dat van Don Bosco. Hij beloofde hem dat hij op zijn doortocht
naar Turijn zou komen om hem te bezoeken.
Een pikanter episode deed zich voor gedurende het laatste gedeelte
van hun reis. Te Alessandria stapten nieuwe reizigers hun coupé binnen.
Eén van hen begon over Don Bosco kwaad te spreken en hem in zwarte kleu-
ren af te schilderen. Hij zei dat hij een gierigaard was en dat hij geld
opstapelde door de onnozele halzen te bedriegen.
Verontschuldig mij - zei Don Bosco - maar kent u Don Bosco?
Of ik hem ken? Ik ben van Turijn en ik heb hem meermaals gezien.
En toch geloof ik niet dat Don Bosco zoveel geld heeft als u
beweert.
- Dat moet u aan mij komen vertellen! Don Bosco is een bedrieger.
Hij wil zijn familie verrijken en heeft al veel bezittingen aangekocht.
Ik weet niet dat hij te Castelnuovo bezittingen zou hebben.
Jawel, zijn broers zijn rijk geworden.
Verontschuldig, Don Bosco had maar één broer.
Eén of meer broers, het feit blijft hetzelfde en ik weet zeker
dat de broer van Don Bosco, die vroeger een arme boer was, nu een rij-
tuig en paarden bezit.
En ik zeg u dat de broer van Don Bosco sinds meer dan twintig jaar
dood is.
Dat kan zijn, maar u zult niet kunnen loochenen wat ik zeer goed
weet.
Welnu, als u uw nieuwsgierigheid wilt bevredigen, ga dan maar
Castelnuovo en u zult zien dat Don Bosco enkel twee neven heeft die een
kleine hofstede bewerken en niets meer.
U wilt dus zeggen dat ik een leugenaar ben?
- Ik zeg niet dat u een leugenaar bent, maar alleen dat alles wat
u beweert, niet met de waarheid overeenstemt.
Zo ging het gesprek een tijdje voort. De medereizigers schenen ge-
neigd te zijn de woorden van de priester voor waar aan te nemen. Toen
dan te Felizzano baron Cova bij hun coupé aankwam en bij het zien van
Don Bosco, uitriep: 0! Don Bosco!, hem groette en zich met hem vertrou-
welijk onderhield, schoten de reizigers in een schaterlach terwijl de
andere persoon, verlegen enkele verontschuldigingen stamelde. Don Bosco
antwoordde hem glimlachend: - Ik zou u een raad willen geven, namelijk

24.5 Page 235

▲back to top
- XVI/233 -
nooit over iemand kwaad te spreken of minstens eerst goed toe te kijken
wie zich in uw buurt bevindt. Het zou kunnen dat de persoon met wie wij
aan het spreken zijn, juist de persoon is wiens faam wij besmeuren. Het
beste is nochtans altijd over iedereen goed te spreken en, als we dat
niet kunnen, dan liever te zwijgen.
DE PERIODE VAN DE RETRAITES
Van augustus tot oktober duurde de periode van de retraites. Don
Bosco deed al het mogelijke om er als directeur te fungeren, maar de reis
naar Pistoia ontnam hem de mogelijkheid om, zoals beslist was, in het
huis van Nizza Monferrato aanwezig te zijn voor de retraite van de dames.
Daarom gaf hij aan Don Cagliero de opdracht om hem te vervangen.
"
Beste Don Cagliero,
"
"
Ik wens op zijn minst enkele dagen door te brengen te
" Nizza Monferrato, maar een reeks van telegrammen noodzaken mij
" morgenvroeg in de richting van Florentië te vertrekken.
"
Je zult echter aan de retraitanten zeggen dat ik spijtig
" genoeg niet kan aanwezig zijn, dat ik veel voor hen zal bidden,
" dat ik ze zegen en dat ik donderdagmorgen voor hen de heilige mis
" zal opdragen. Moge God ons allen zegenen en geloof mij in Jezus
" Christus te zijn
"
"
je toegenegen vriend,
" Turijn, 7 augustus 1883.
Priester Gio. Bosco.
Uit niets blijkt dat hij toen naar Florentië zou gegaan zijn. Daar
Pistoia zich op de lijn van Florentië bevindt, gebruikt Don Bosco in vage
bewoordingen deze uitdrukking, omdat hij het misschien niet gunstig acht-
te te zeggen wat het doel was van zijn reis.
Hij was aanwezig bij de retraite van de novicen te S. Benigno in de
tweede helft van de maand augustus. Van daar stuurde hij op Sint—Joachim,
zijn naamdag, een telegram met gelukwensen aan de paus. Hij kreeg een
hartelijk antwoord op 22 augustus van Kardinaal Jacobini, de staatsse-
cretaris: " Don Bosco, S. Benigno Canavese. Telegram was de Heilige Vader
uiterst aangenaam. Zijne Heiligheid zegent u en de Salesianen daar in
retraite bijeen." Een verwijzing naar deze brief leest men in een brief
aan barones Ricci.

24.6 Page 236

▲back to top
- XVI/234 -
"
Geachte Mevrouw de Barones Ricci Azelia Fassati,
"
"
Zeer graag zal ik mij vrij houden voor het celebreren van
" de heilige mis op 25 dezer volgens het inzicht van gravin Fran-
" cesca de Maistre en haar zuster van het Heilig Hart. Ik zal even-
" eens een noveen van communies, gebeden en missen laten doen die
" zal eindigen op de dag van het feest van Maria's geboorte volgens
" het inzicht van een Franciscaanse kloosterzuster. Is er nog wat
" anders? Een speciaal memento in de heilige mis, voor u, Mevrouw
" de Barones, voor de Heer Baron Carlo en vooral voor je moeder,
" opdat God ze allen zou bewaren ad multos anos in sanctitate et
" justitia omnibus diebus vitae.
"
Hier zijn tweehonderd jongens die hun retraite doen om hun
" roeping te onderzoeken en nadien hun noviciaat te beginnen. Ze
" hebben allen de vurige wens om naar Patagonië te gaan.
"
God zegene u, Mevrouw Azelia en samen met u de hele familie
" van Pessione.(1) Terwijl ik mij aan de naastenliefde van uw gebe-
" den aanbeveel, heb ik de troost van u in Onze Heer Jezus Christus
" te mogen zijn
"
"
" S. Benigno Can. 22 augustus 1883.
de nederige dienaar,
Priester Gio. Bosco.
Gedurende deze retraite kwam zich voor de eerste maal een Franse
priester aan Don Bosco voorstellen. Hij behoorde tot het Bisdom Chartres
en kwam om Salesiaan te worden. Op dat ogenblik had men juist een persoon
nodig zoals hij om aan het hoofd te staan van een werk in Parijs. Hij
heette Don Bellamy. Terwijl hij met Don Bosco nog aan het spreken was,
kwam Don Branda binnen, de directeur van het college van Utrera, om zijn
zegen te vragen alvorens naar Spanje te vertrekken. Don Branda was gaan
knielen en tot Don Bellamy gewend, zei Don Bosco:
Ziet u deze priester? Hij begeeft zich naar Spanje, waar hij di-
recteur is van een huis en inspecteur van de provincie. Wilt u thans
weten wat er van hem zal worden?
Don Bellamy, die de bovennatuurlijke gaven van Don Bosco nog niet
kende, nam zijn vraag als een kwinkslag op en antwoordde hem al lachend:
- Zeg het maar.
(1) Een plaats in de nabijheid van Chieri, waar de Ricci's een villa hadden die later
naar de Dochters van Maria, Hulp der Christenen is overgegaan.

24.7 Page 237

▲back to top
- XVI/235 -
- We zullen hem Salesianen laten voortbrengen.
- Wat bedoelt u hiermee?
U weet hoe de timmerlieden het doen! Ze nemen een stuk hout, za-
gen het, bewerken en schaven het en maken er een meubel van. Zo zal ik
hem het hout geven, hij zal het voor mij bewerken en zo Salesianen vor-
men.
- Wilt u nog meer weten?
- Ja, zeg het maar - hernam Don Bellamy - steeds als iemand die
luistert naar iets dat weinig of geen belang heeft.
- We zullen hem voor een zending naar het noorden sturen... -
- Naar het noorden?
- Wilt u nog meer weten?
- Dat is voldoende, Don Bosco.- Terwijl hij zo sprak, wees hij naar
Don Branda, die nog altijd geknield was en op zijn zegen wachtte. Of-
schoon hij er volstrekt geen rekening mee hield, bleven deze woorden in
het geheugen van Don Bellamy geprent, die er het eerste gedeelte begon
van te begrijpen toen hij vanuit Parijs als novicemeester naar Marseille
gestuurd werd. Maar ondertussen dacht hij aan de zending in het noorden,
die hem op de tweede plaats was aangekondigd. Hij was gekomen om Salesi-
aan te worden met het inzicht als missionaris naar Afrika te vertrekken,
maar, toen hij eerst als directeur van het huis van Parijs benoemd werd,
dus in het noorden van Frankrijk, kon hij zich niet voorstellen dat dit
een zending was. Toen hij dan eindelijk in 1891 voor Oran in het noorden
van Afrika bestemd werd, begreep hij dat de onderbroken zin van Don Bos-
co, ging vervuld worden. Hij bleef niet dadelijk te S. Benigno, maar kwam
er drie weken later terug, na een nieuwe retraite en bracht nog een ande-
re Franse priester met zich mee die eveneens verlangde Salesiaan te wor-
den. Toen hij de priester aan Don Barberis voorstelde, zei Don Bosco hem:
Hier hebben wij een plant die wij in onze tuin zullen overplanten. Over
de andere priester echter zei hij, toen hij alleen was met Don Bellamy:
- Die andere zal niet bij ons blijven.
- Waarom? - vroeg Don Bellamy wat ontstemd.
- Hij is te wispelturig - antwoordde hem Don Bosco.
Don Bellamy vond deze beoordeling gewaagd, daar zijn gezel hem he-
lemaal onbekend was. Maar de gebeurtenissen bewezen de waarheid van de
voorzegging vermits hij na zes maanden het noviciaat verliet.
Aan zijn eigen bisschop, Mgr. Louis Eugène Regnault, had Don Bel-
lamy het doel van zijn reis naar Italië niet bekend gemaakt. Welnu, toen
deze vernam dat hij Salesiaan wou worden, schreef hij hem en dreigde er-
mee dat hij hem de suspensio a divinis zou opleggen, wanneer hij niet da-
delijk naar zijn bisdom terugkeerde.

24.8 Page 238

▲back to top
- XVI/236 -
Toen Don Bosco hiervan kennis kreeg, was hij te Nice voor de retraite van
de Franse medebroeders. Van daaruit stuurde hij aan de bisschop van Char-
tres een briefje, waarin hij hem, onder meer, zei dat hij aan Don Bellamy
de raad zou geven zijn bisschop te gehoorzamen en naar zijn diocees terug
te keren tot de tijd waarop de Heer de bisschop de ingeving zou geven hem
zijn roeping te laten volgen. Zijn brief begon met: Grandeur! Deze woor-
den brachten de bisschop van zijn stuk. Hij antwoordde aan Don Bellamy
dat hij, na dit briefje gelezen te hebben, een slapeloze nacht had door-
gebracht en dat hij 's morgens, bij het celebreren van de heilige mis,
over deze zaak het licht van de Heilige Geest gevraagd had. Ondertussen
mocht hij blijven waar hij was en proberen om een goede Salesiaan te wor-
den.
Aan de hoger genoemde retraite nam ook een jonge geestelijke van het
seminarie van Magliano Sabino deel. Eens zei Don Bosco hem: Verheug je,
uit Magliano zal nog een andere jonge geestelijke komen.
Wie is het, wie is het?- vroeg de pas aangekomene vol belangstel-
ling.
Raad eens.
Ik kan het niet raden, zeg het mij!
Zijn familienaam begint met een C en eindigt op een i.
Ik kan het niet raden, zeg het mij!
Corradini zal komen.
Ruggero Corradini zat toen in de vierde klas van het gymnasium van de
kostschool die aan het seminarie verbonden was en had nooit de minste
neiging gevoeld om Salesiaan te worden. De jonge geestelijke schreef
hierover aan de directeur Don Daghero de korte dialoog die hij hierover
met Don Bosco gehad had. Nadien vertelde hij het mondeling aan Corradini
enkele maanden later omdat hij niet volhardde en terugkeerde naar Magli-
ano. Deze brandde van verlangen om te weten te komen op welke manier Don
Bosco kennis gekregen had van zijn naam. Enkele jaren nadien, bij een
bezoek van Dun Bosco aan het seminarie, ondervroeg hij Don Bosco hier-
over, maar hij antwoordde: - Het heeft geen belang te weten hoe ik aan de
kennis gekomen ben dat jij zou komen. Schik het zo: indien je wil komen,
stel dan je moeder gerust met een excuus en kom dan je proeftijd doen.
Deze woorden van Don Bosco lieten hem volledig onberoerd omdat hij
er niet aan dacht Salesiaan te worden. Als enige zoon van een weduwe
dacht hij er helemaal niet aan zijn diocees te verlaten. Maar in maart
1889 maakte deze wens, die zo ver verwijderd scheen van zijn betrachtin-
gen, zich van zijn hart meester. Zozeer was hij bezig dat, toen hij tot
diaken gewijd was, hij alle moeilijkheden vanwege zijn verwanten overwon
en naar Turijn vertrok. Op het ogenblik dat wij dit schrijven is Don Cor-
radini aan het werk in de inspectie van Rome.

24.9 Page 239

▲back to top
- XVI/237 -
DE SALESIAANSE COADJUTEUR
Op het derde algemeen kapittel, waarover we verder zullen spreken,
was beslist dat ook de coadjuteurs een afzonderlijk noviciaat zouden heb-
ben. Deze beslissing werd met bewonderswaardige spoed uitgevoerd, vermits
al in oktober daaropvolgend tweeëntwintig novicen-vakleerlingen te S.
Benigno hun proeftijd in afzondering van de andere personen van het huis
begonnen waren. Zodra alles in orde was, ging Don Bosco, die naar S. Be-
nigno gekomen was voor de inkleding van de jonge geestelijken, hen opzoe-
ken om voor hen alleen te spreken. Zoals hij het nog nooit tevoren gedaan
had, schetste hij de figuur van de Salesiaanse coadjuteur zoals hij die
opvatte.
"
Het evangelie van deze morgen zegde: Nolite timere, pusil-
" lus grex, vrees niet, kleine kudde.(1) Jullie zijn de pusillus
" grex, maar moeten niet bang zijn, nolite timere, dat uw aantal
" niet zal aangroeien.
"
Ik ben zeer tevreden dat er een proefjaar begonnen is voor
" vakleerlingen en dat dit geregeld zal doorgaan. Dit is de eerste
" maal dat ik naar San Benigno kom sinds jullie hier zijn en hoewel
" ik gekomen ben voor de inkleding van de jonge geestelijken en
" hier maar een dag zal blijven, hecht ik eraan niet weg te gaan
" zonder een paar woorden in het bijzonder tot jullie te zeggen.
" Ik zal een paar gedachten ontwikkelen.
"
Eerst wil ik jullie mijn idee bekend maken dat ik mij voor-
" stel voor de Salesiaanse coadjuteur. Ik heb nooit de tijd en ge-
" legenheid gehad om dit uiteen te zetten. Jullie zijn hier dus
" verenigd om een vak aan te leren en jullie te bekwamen in de
" godsdienst en de vroomheid. Waarom? Omdat ik helpers nodig heb:
" Er zijn zaken die de priesters en de jonge geestelijken niet
" kunnen doen en die zaken zullen jullie doen. Ik heb iemand van
" jullie nodig om hem naar een drukkerij te sturen met deze op-
" dracht: - Jij moet eraan denken dat hier alles goed vooruit gaat.
" - Een andere voor de boekbinderij zeg ik:- Jij zal hier de lei-
" ding nemen zodat alles met welslagen bekroond wordt.- Een ander
" naar een van onze huizen: - Jij zal er zorg voor dragen dat dit
" werkhuis of deze werkhuizen ordelijk in bedrijf worden gehouden
" en dat er niets ontbreekt.
(1) Luc., XIII, 32. Het was het evangelie van de mis Justus, op de feestdag van Sint-
Petrus d'Alcantara (19 oktober, dat jaar op een donderdag).

24.10 Page 240

▲back to top
- XVI/238 -
" Jij zal erin voorzien dat het werk zal verlopen zoals het moet. -
" Ik heb in ieder huis iemand nodig aan wie men de zaken die een
" groter vertrouwen vergen, kan toevertrouwen, zoals het beheer
" van het geld, de betwistingen, iemand die het huis tegenover de
" buitenwereld vertegenwoordigt. Ik heb iemand nodig om de dienst
" in de keuken, in de portierskamer vlot te verzorgen. Zo vb., om
" alles op tijd te bezorgen, om niets te verspillen, niemand het
" huis verlaat enz. Ik heb mensen nodig aan wie ik deze bevoegdhe-
" den kan toevertrouwen. Jullie moeten deze mensen zijn. In één
" woord, jullie hoeven niet de mensen te zijn die rechtstreeks wer-
" ken of zich afsloven, maar wel de mensen die het bestuur in han-
" den houden. Jullie dienen de meesters te zijn over de andere werk-
" lieden, niet de dienaars. Dit alles echter volgens de regel en
" binnen de noodzakelijke perken. Maar alles wat de leiding betreft,
" moet door jullie gedaan worden, ook in de werkhuizen. Dat is de
" opvatting van de Salesiaanse coadjuteur. Ik heb er zovelen nodig
" die mij op die manier zouden helpen! Daarom ben ik tevreden dat
" jullie kleren hebben die voor dit werk aangepast en zindelijk
" zijn, dat jullie passende bedden en cellen hebben, omdat jullie
" geen gewone handarbeiders zijn maar meesters, geen onderhorigen,
" maar oversten.
"
Nu zal ik jullie mijn tweede gedachte uiteenzetten. Omdat
" jullie zullen helpen in grote en delicate zaken, moeten jullie vele
" deugden verwerven en omdat jullie over anderen gezag moeten voe-
" ren, moeten jullie voor alles het goede voorbeeld geven. Men moet
" zekerheid hebben dat daar, waar zich een van jullie zal bevinden,
" orde, zedelijkheid en rechtvaardigheid zullen heersen. Anders sal
" infatuatum fuerit...
"
Laten we dus besluiten zoals we begonnen zijn. Nolite timere,
" pusillus grex. Vrees niet dat jullie aantal niet zal aangroeien,
" maar het moet vooral aangroeien in goedheid en wilskracht. Dan
" zullen jullie onoverwinnelijke leeuwen zijn en zullen jullie veel
" goed kunnen doen. En nadien, complacuit dare vobis regnum. Heer-
" schappij en niet slavernij, maar jullie zullen vooral het eeuwige
" rijk bezitten.
De driemaal herhaalde betiteling van "meesters" geeft zeer goed de
voorstelling weer die men zich van de Salesiaanse coadjuteur dient te ma-
ken. De Salesiaanse coadjuteur is niet de lekenbroeder van de andere
kloosterinstituten die men broeder noemt, maar die in werkelijkheid zo
weinig van de broeder heeft als hij van een dienaar die zich bij wijze
van compliment als zodanig mondeling of schriftelijk betitelt. Onze coad-
juteur is een volwaardig lid van de familie. Welnu, in een huis worden
doorgaans alle leden meesters genoemd en als dusdanig onderscheiden ze
zich van het dienstpersoneel en van de vreemden. De Salesiaanse coadju-
teur verbroedert dus met de priesters en de jonge geestelijken, staat op

25 Pages 241-250

▲back to top

25.1 Page 241

▲back to top
- XVI/239 -
gelijk peil met hen tegenover het dienstpersoneel en ook tegenover de
leerlingen en de gast die hoe dan ook in onze huizen samenleven of samen-
werken. Wie nu echter denkt dat deze benaming aan de coadjuteur een be-
voorrechte plaats geeft midden de communiteit, miskent volledig de ge-
dachte van Don Bosco. Integendeel, Don Bosco wou daarmee aanduiden dat
zij volledig behoren tot de familie waarvan ze deel uitmaken. Zij hebben
dus hetzelfde recht op een gelijke behandeling als de priesters en de
jonge geestelijken. De graad van waardering die uit deze positie voort-
spruit, brengt er hen natuurlijk toe in de betrekkingen met de buiten-
standers een waardige houding aan te nemen, te zorgen voor een voorbeel-
dig gedrag in het huis, zich solidair te voelen met hun medebroeders en
zich trouw te tonen in hun respectief verblijf. Zodat deze benaming van
"meesters", in plaats van hem hovaardig te maken, bij iedere goede coad-
juteur een ernstige bezorgdheid moet verwekken als hij denkt aan de ver-
antwoordelijkheid die deze titel veronderstelt en hem oplegt.
DE CONFERENTIE TE CASALE MONFERRATO
Ook dit jaar hield Don Bosco de conferentie voor de medewerkers van
Casale. Hij begaf er zich heen op 21 november vanuit Borgo S. Martino,
waar hij geweest was voor het uitgestelde feest van Sint-Carolus, de ti-
telheilige van het college. Toen het ogenblik gekomen was om de kansel te
bestijgen, liet de ceremoniemeester van de bisschop (vermits Mgr. Ferré
wou aanwezig zijn) verstaan dat Don Bosco zich naar de zetel van de bis-
schop diende te begeven om vooraf de zegen van de bisschop te ontvangen.
Don Bosco was natuurlijk onmiddellijk bereid om dadelijk te gehoorzamen
en te doen zoals in dergelijke gevallen past, maar Monseigneur zei haast
tegelijkertijd tot zijn ceremoniemeester: - Zou Don Bosco bij mij komen
om zich te laten zegenen? Vragen de bisschoppen niet zijn zegen? - En hij
liet niet toe dat deze ceremonie volbracht werd. Het is echter waar-
schijnlijk dat de bisschop ook Don Bosco de last wou besparen om tot bij
hem te komen, dan te knielen en weer op te staan, wat zeer moeilijk was.
Het gaan was voor Don Bosco bijzonder lastig. Dit alles zag, hoorde en
verhaalde Don Caroglio, toen secretaris van de aartsbisschop die daar
aanwezig was.
De toespraak die iets minder dan een uur duurde, week niet af van
zijn gewoon schema, namelijk de noodzakelijkheid om te voorzien in de
opvoeding van de jeugd, de werkzaamheden van de Salesianen en van de
Dochters van Maria, Hulp der Christenen op dit terrein en de behoefte
aan hulp. Het vertrouwen dat hij had in de goddelijke Voorzienigheid
en in de liefdadigheid van de medewerkers staat hier borg voor.

25.2 Page 242

▲back to top
- XVI/240 -
HET EINDE VAN HET JAAR
's Avonds van de 20ste december gebeurde in het Oratorio een wonder-
lijk feit. Een vrouw uit Cervignasco nabij Saluzzo bracht in de kamer van
Don Bosco haar dochtertje van negen jaar binnen. De kleine was verlamd
van toen ze acht maanden oud was en volgens het zeggen van haar moeder
kon ze moeilijk spreken en helemaal niet lopen. De geneesheren, schreef
de pastoor in een brief die de vrouw aan Don Bosco overhandigde, hadden
bevestigd dat er geen hoop op genezing meer bestond buiten het beproeven
van Don Bosco’s zegen.
Don Bosco liet het jonge meisje op een sofa plaats nemen. Dan gaf
hij het zieke kind zijn zegen en ondervroeg haar: - Hoe heet je?
Maria, - antwoordde het kind vlug en opgewekt, tot grote verba-
zing van de moeder die grote ogen opzette bij het zien van die ongewo-
ne energie bij het kind.
Maak het kruisteken - ging Don Bosco verder.
In den naam des Vaders en des Zoons en des Heiligen Geestes.
Amen.
Gelieve te noteren - merkte haar moeder op - dat haar rechter-
arm minder ziek is dan haar linker, want ze kan zich van deze arm hele-
maal niet bedienen.
Welnu,- hernam Don Bosco - beweeg je linkerarm. Het kind
gehoorzaamde.
En nu - ging Don Bosco verder - kan je goed lopen?
Haar beentjes zijn dood! riep de moeder met droefheid uit. Ziet
u het? Ze zijn een derde kleiner dan normaal.
- Ik zeg u dat het levende beentjes zijn, hernam Don Bosco. Voor-
uit, sta op en begin te lopen.
Het meisje sprong recht en liep. Toen bracht Don Bosco dadelijk moe-
der en dochter tot aan de deur en zei dat ze naar hun dorp moesten te-
rugkeren. Don Lemoyne ging sinds enige tijd iedere avond een uur door-
brengen in intiem gesprek met Don Bosco. Die avond trof hij hem aan nog
helemaal bewogen en bevend onder de indruk van het voorgevallen feit.
Bij het naderen van Kerstmis liet Don Bosco door bemiddeling van de
kardinaal-beschermheer zijn wensen aan de Heilige Vader overmaken. Op 24
december antwoordde hem Zijne Eminentie: "Heilige Vader bedankt, zendt
overvloedige zegen. Oprechte wensen. Kard. Nina."
Deze herhaalde blijken van welwillendheid vanwege Leo XIII waren voor
Don Bosco na de voorbije moeilijkheden een buitengewone troost.

25.3 Page 243

▲back to top
- XVI/241 -
Na het vieren van de kerstmisfeesten formuleerde hij zijn nieuw-
jaarswensen voor het huis. Voordien had hij er al naar de colleges ge-
stuurd. Het waren twee raadgevingen, één voor de leerlingen en één andere
voor de medebroeders. Tot de eersten zei hij: "Niets dat aan een ander
toebehoort, stelen, noch zijn tijd, noch zijn onschuld, noch zijn ziel
verbis et operibus." Tot de tweeden: "De goed geregelde naastenliefde is
diegene, die men aan zijn eigen ziel bewijst."
In dit hoofdstuk hebben we niet alles verhaald wat Don Bosco deed
en zei in het Oratorio sinds zijn terugkeer tot op het einde van het
jaar. In de volgende hoofdstukken zullen we andere zaken vertellen. On-
dertussen zal het aangenaam zijn te lezen welke indrukken over het Ora-
torio en over Don Bosco werden meegedragen door de gasten die uit ver af-
gelegen streken kwamen. Bij de getuigenissen die wij al aangehaald heb-
ben, zullen wij er een nieuw voegen dat verscheen in een Romeinse krant.
(1)Een correspondent uit Treviso schreef: "Niemand in deze wereld zou
voor mij onder woorden kunnen brengen welke vrede, welke paradijselijke
vreugde en welke gezonde lucht wij op die vrome plaats genoten hebben.
0! Don Bosco, laat me toe in je benijdenswaardige bescheidenheid
voor de wereld uit te roepen dat je een heilige bent, vermits je werken
voor het goede die al sinds bijna een halve eeuw geslaagd zijn, je tot
een heilige verklaren, vermits je gaven van geest en hart laten blijken
dat je een heilige bent, vermits je wijs, rustig, meeslepend, steeds aan
zich zelf gelijk blijvend, steeds leerrijke en steeds liefdevol woord
aantoont dat je een heilige bent."
(1) L'Amico del popolo, 9 december 1883, in een artikel met als titel: "Een bezoek aan
het salesiaans Oratorio van Turijn" ondertekend door G. Novelli.

25.4 Page 244

▲back to top
- XVI/242 -
HOOFDSTUK X
EEN BEROEMD GEBLEVEN HISTORISCH BEZOEK:
EEN FRANSE KARDINAAL EN EEN TOEKOMSTIGE PAUS
Na 1875, toen Kardinaal Berardi een bezoek bracht aan het Oratorio,
werd het niet meer door een andere kardinaal met een bezoek vereerd tot
in 1883, het jaar waarin Zijne Eminentie Henri de Bonnechose, aartsbis-
schop van Rouen, het bezocht. Nu het tegenwoordig voortdurend door hoge
personaliteiten wordt bezocht, kan men zich moeilijk een denkbeeld vormen
welke diepe indruk de tegenwoordigheid van een prins van de Kerk in het
huis van Don Bosco in die tijd bij allen verwekte. Op 4 oktober wou deze
eerwaarde prelaat, op zijn terugkeer uit Rome, zich te Turijn ophouden,
omdat hij Don Bosco en het Oratorio wenste te bezoeken. Het was jammer
dat Don Bosco met al zijn leden van het kapittel zich buiten het huis
bevond. Immers, terwijl hij te S. Benigno een retraite leidde, hield hij
samenkomsten met zijn raadsleden voor de regeling van het nieuwe school-
jaar in de huizen en de tijd ontbrak om hem telegrafisch op de hoogte te
brengen dat deze eminente bezoeker het huis met een bezoek kwam vereren.
In het Oratorio ontbraken ook de studenten die over enkele dagen van hun
vakantie gingen terugkeren. Toch bereidde de prelaat en de andere mede-
broeders gauw een mooi onthaal voor. Hiervoor moesten ze enkel doen wat
ze meermaals in gelijkaardige gevallen hadden zien doen. Het was ook nog
een geluk dat een jonge salesiaanse priester van Franse nationaliteit
aanwezig was.
Zijn Eminentie stemde erin toe naar de eerste verdieping te komen,
waar hij zich met onze priesters die hem vergezelden, onderhield en zich
met levendige belangstelling over allerlei zaken liet inlichten. Dan kwam
hij tot bij de balustrade en zei tot de vakleerlingen die waren samenge-
komen op de speelplaats daar beneden: - Mijn beste jongens, ik was geko-
men met het inzicht Don Bosco te bezoeken en met hem te spreken, maar
zijn plichten houden hem ver weg van hier. Nu ik de vader niet kan be-
groeten, verheug ik er mij in hem in zijn zonen weerpiegeld te zien. Ik
zegen jullie allen met de grootste genegenheid en ik bid God dat hij dit
huis en de salesiaanse werken met zijn genaden overvloedig zou zegenen.

25.5 Page 245

▲back to top
- XVI/243 -
Om u dan een aandenken van mijn doortocht te laten, geef ik u een dag va-
kantie misschien opgevrolijkt door een wandeling en daarbij, omdat jullie
ook mensen zijn en sommigen misschien iets misdaan hebben, verleen ik
jullie kwijtschelding van alle slechte punten en alle straffen. - De
oversten stemden dadelijk daarmee in en beloofden het uit te voeren. De
kardinaal voegde er nog aan toe:- Ik stel echter een voorwaarde, beste
jongens, namelijk, dat ieder van jullie een Onze Vader en een Wees Ge-
groet zou bidden voor mijn intentie. Zijn woorden werden op toejuichingen
en handgeklap onthaald. Van daar boven op de balustrade zegende hij de
knapen. Dan kwam hij naar beneden, ging tussen hen door terwijl hij zijn
ring liet kussen en ging de kerk binnen. Bij het buitengaan zei hij dat
hij in zijn diocees een oud heiligdom had toegewijd aan Maria, Auxilium
Christianorum en dat het een voortdurende bron van geestelijke en tijde-
lijke genaden was. Nadien bracht hij een bezoek aan de drukkerij die was
ondergebracht in nieuw gebouwde lokalen. Daar was men de Griekse spraak-
kunst van Don Garino aan het drukken en hij keek daarvan de drukproeven
in.(1)
Hij wijdde eveneens veel aandacht aan de werking van de machines en aan
het werk van de jonge arbeiders.
Alvorens het huis te verlaten vond hij er zijn genoegen in nog wat
in de spreekzaal te vertoeven. Voortdurend vroeg hij inlichtingen over
verscheidene bijzonderheden.
Op het laatste toonde hij zich zo tevreden dat hij graag het diplo-
ma van salesiaans medewerker, dat hem aangeboden was, aanvaardde. Op het
ogenblik dat hij afscheid nam, beloofde hij dat hij een andere keer, als
hij weer langs Turijn zou voorbij komen, Don Bosco vooraf hiervan op de
hoogte zou brengen. Hij liet aan Don Bosco zeggen hetzelfde te doen,
mocht hij naar Parijs komen.
(l) Don Bosco, die zijn zonen kende en ze wist te gebruiken, had aan Don Garino de op-
dracht gegeven een Griekse spraakkunst samen te stellen. Deze moest klein zijn en
zoals men dat meestal doet, had hij hem aangeduid hoe klein zij moest zijn door de
punten van wijsvinger en duim naast elkaar te brengen. Don Garino zette zich met
veel goede wil aan het werk en stelde een lijvige tekst op. Maar toen hij uiterst
tevreden het handschrift bij Don Bosco bracht, nam deze het in handen en zei glim-
lachend, terwijl hij zijn hoofd schudde: Nen parei, Garin, nen parèi. Cita, i l’ai
dite, cita, cita (gewesttaal voor: Zo niet, Garino, zo niet. Klein heb ik je gezegd,
klein, klein). Don Garino bleef verlegen en als versteend staan. Don Bosco loofde
weliswaar zijn werk, maar legde hem beter zijn gedachten uit. Don Garino zette zich
opnieuw aan het werk, zonder te raken aan wat hij al gedaan had. In zijn geheel werd
zij dan gepubliceerd en maakte er een uittreksel van voor zijn kleine spraakkunst
die ook vandaag nog zijn bewonderaars heeft. Vele jaren later zei professor Puntoni
in zijn colleges aan de universiteit, in tegenwoordigheid van Don Ubaldi, dat, in-
dien hij deze spraakkunst eerder gekend had, hij zijn eigen spraakkunst niet zou
gepubliceerd hebben.

25.6 Page 246

▲back to top
- XVI/244 -
De kardinaal echter was drieëntachtig jaar oud en Don Bosco zou de hoofd-
stad van Frankrijk niet meer weerzien.(1)
Diezelfde herfst kwam er een ander bezoek dat in huis geen gerucht
maakte, maar zeer belangrijk zou blijken te zijn. Ditmaal was Don Bosco
thuis. Een jonge priester bood zich bij hem aan, slank van gestalte met
breed voorhoofd, met peinzend uiterlijk, bedachtzaam bij het spreken en
eerbiedig in zijn manieren. Na een onderhoud dat zich niet beperkte tot
de gebruikelijke plichtplegingen, zei Don Bosco tot zijn bezoeker: — Nu
bent u, beste Don Achille, meester in huis. Het spijt me dat ik u niet
zelf kan vergezellen, omdat ik veel bezigheden heb. Ik weet zelfs niet
wie ik u als gids kan meegeven, omdat ook alle anderen hun bezigheden
hebben. Ga dan maar, kom en bekijk alles maar wat u wilt.
Don Achille Ratti die zijn eerste proeftijd deed aan de Ambrosiaan-
se bibliotheek van Milaan onder de leiding van de zeer geleerde Mgr. Ce-
riani, wenste vooral te weten hoe de drukkersschool van het Oratorio ge-
organiseerd was en hoe over het algemeen de beroepsklassen werkten. De
drukkerij met alles wat erbij en toe behoort, zoals de lettergieterij en
de boekbinderij wekten zijn bijzondere aandacht. Toen hij Don Bosco op-
nieuw zag in de refter, ondervroeg deze hem over wat voor moois hij ge-
zien had, waarop hij antwoordde: Vidi mirabilia hodie.
Het was de tijd waarin de directeur van de afzonderlijke huizen zich
naar het moederhuis begaven om met Don Bosco te gaan spreken, hun toe-
stand en hun desiderata uiteen te zetten en zijn raadgevingen en opbeu-
ringen te ontvangen. Dadelijk na het middagmaal ontving Don Bosco hen ge-
moedelijk in de refter. Zodra de gast bemerkte dat er zoveel personen met
Don Bosco wilden spreken, wou hij opstaan en weggaan. Don Bosco zei: —
Neen, blijf maar.
(1) Bulletin Salésien, octobre 1883. In het boekje Il più bel fiore del Collegio Aposto-
lico (De mooiste bloem van het Apostolisch College) geeft Don Bosco volgende biogra-
fische nota over Kardinaal de Bonnechose (blz. 172): Henri Marie Gaston de Bonnechose
werd geboren te Parijs op 30 mei 1800. Alvorens tot de geestelijke staat te behoren
was hij lid van de magistratuur en substituut-procureur te Audelys en te Rouen, pro-
cureur des konings te Neufchâtel, substituut aan het hof van Bourges en advocaat-
generaal te Riom en te Besançon. Na de julirevolutie trad hij toe tot de kerkelijke
clerus en werd weldra leraar van retorica en van geschiedenis aan het kleinseminarie
van Straatsburg, dan aan het college van Inilly. Daar hij een welsprekend redenaar
was en een zeer mooie stem bezat, liet hij het onderricht varen om zich met de predi-
katie bezig te houden. Te Parijs, te Cambrai en te Rome oogstte hij applaus en ver-
diende hij dat de Heilige Vader, Pius IX, die een uitverkoren verstand wist te waar-
deren, hem op 17 januari 1848 bestemde voor het bestuur van het diocees van Carcas-
sonne. Op 23 maart 1855 werd hij overgeplaatst naar het diocees Evreux, waar men een
praktisch en voorzichtig man nodig had om de onenigheid ongedaan te maken en de zaken
in orde te brengen. Deze zending volbracht hij met zo een geest van naastenliefde en
rechtvaardigheid dat hij op 18 maart bevorderd werd tot aartsbisschop van Rouen, een
ambt dat hij gedurende twintig jaar vervulde. Hij was edel van voorkomen, groot van
gestalte en verfijnd in manieren. De Heilige Vader Pius IX benoemde hem tot kardinaal
en in het consistorie van 21 december 1863 werd hij als dusdanig afgekondigd met de
titel van Sint-Clemens. Als lid van de Franse Senaat, toonde hij zich een vurige ver-
dediger van de tijdelijke macht van de pausen. We bezitten van hem twee boekdelen die
in 1875 gepubliceerd werden onder de titel van: Philosophie du Christianisme.

25.7 Page 247

▲back to top
- XVI/245 -
De eerste voor een gesprek was de directeur uit Frankrijk. Don Bosco
stond daar en leunde op een tafel. Het waren niet allemaal verheugende
zaken die het onderwerp van het gesprek uitmaakten, maar uit de aanblik
van Don Bosco zou niemand kunnen gissen hebben of hij goed of slecht
nieuws hoorde, zo een grote kalmte en sereniteit straalde van zijn aan-
gezicht uit, zo verklaarde de gast later.
Op de Fransman volgde een Italiaans directeur in Sici1ië. Dit was
zeker Don Guidazio, die sinds vier jaar het college van Randazzo, toen
het enige dat op het eiland bestond, bestuurde. Niet weinig geplaagd door
de sektaire overheden van onderwijs, beschreef hij in zijn schilderach-
tige taal op een dramatische toon vooral de plagerijen van een schoolop-
ziener. Don Bosco luisterde naar alles en gaf hem nuttige wenken over de
manier waarop hij zich moest gedragen. En indien dat alles onvoldoende
zou zijn – besloot hij – zeg hem dan ook maar dat Don Bosco een lange arm
heeft zodat hij tot bij hem kan geraken.
Zo woonde Don Ratti, die een goede waarnemer was, de reeks verslagen
bij. Maar hij vestigde vooral zijn aandacht op de houding van Don Bosco
tegenover deze verschillende personen en onderwerpen.
Het vertrouwen dat hij aan een onbekende gast schonk, beperkte zich
niet tot dit geval. Gedurende de twee dagen die hij in het Oratorio ver-
bleef, liet Don Bosco hem toe in de intimiteit van de familie, behandelde
hem als een van de zijnen en liet hem vrij door het huis rondgaan om er
kennis te nemen van alles wat hij maar wilde. Hierover kon hij een gevoel
van verbazing niet onderdrukken. Twee zaken zijn ondertussen zeker, name-
lijk dat dit zo korte verblijf voor zijn schrander oog voldoende was om
de persoonlijkheid van Don Bosco en de draagwijdte van zijn zending te
meten en dat de woorden die hij toen hoorde en de indrukken die hij op-
deed, nooit uit de geest van de toekomstige paus zouden uitgewist worden,
zoals bleek uit zijn herhaalde getuigenissen gedurende zijn particuliere
en publieke audiënties.
Wij kennen niet veel van de woorden die hij er gehoord heeft, maar
wij kennen er voldoende om er een mooie reeks aan te halen. Don Ratti
had veel spijt om het volgende: een jonge vakleerling die hij een paar
weken tevoren aan Don Bosco aanbevolen had, kreeg het heimwee te pakken
en vluchtte uit het Oratorio. – Wat spijt het mij – zei hij hem – dat de
jongen die ik aanbevolen heb, mij zo een lelijke figuur heeft laten
slaan! Daar is echter als verontschuldiging dat het over een jongen gaat
die niet veel verstand heeft. Maar Don Bosco wou dadelijk zijn bescher-
meling in eer herstellen en antwoordde met een glimlach: – Bij deze om-
standigheid gaf hij zijn eerste bewijs van verstand. U zult zien dat hij
zich in het leven uit de slag zal weten te trekken en zijn weg zal ma-
ken. – De werkelijkheid bevestigde deze voorspelling, maar op dat ogen-
blik hield Don Ratti geen rekening met deze hypothetische gebeurlijkheid.
De liefdevolle gevatheid van zijn eerste woorden en zijn joviale commen-
taar hadden hem behaagd en ontroerd, omdat hij zo sereen zijn zegel had
gezet op deze episode en uit de ontsnapping zelf een reden had gezocht om
aan de jongen niet te wanhopen.(1)
(1) Toen de Heilige Vader aartsbisschop was van Mi1aan, verhaalde hij deze episode aan
de generaa1-econoom Don Giraudi.

25.8 Page 248

▲back to top
- XVI/246 -
Cultuurminnaar evenals Don Bosco sprak Don Ratti zijn voldoening uit over
de wijze en stoutmoedige ontwikkeling die in het Oratorio aan de druk-
kunst "door middel van de volledigste en modernste uitvindingen van de
mechanica" gegeven werd. Die goede "Don Bosco met zijn glimlachen de
goedhartigheid en met de scherpzinnigheid die iedereen bij hem opmerkte,
antwoordde hem: "Daarin wil Don Bosco steeds op de voorposten van de
vooruitgang staan."- En hij bedoelde daarmee dat hij in het werk van de
propaganda door middel van de drukkunst aan niemand de voorrang wou la-
ten. - "Deze waren inderdaad de werken", - bevestigt thans de Opperherder
- "die werkelijk zijn voorliefde hadden" en "zijn edele trots" uitmaak-
ten.(1)
Hij vertrouwde zijn geliefde gast ook toe, dat hij zich eerst had
aangetrokken gevoeld tot wetenschappelijk en literair werk of, zoals de
paus zich uitdrukt "in de richting van de grote ideale waarnemingen." De
ontmoeting met de man van de boeken en van de bibliotheek had hem nog
uitdrukkelijker doen bekennen dat hij aanvankelijk "een ruim studieplan
had opgevat, een ruim plan ook voor de kerkgeschiedenis - maar nadien -
voegde hij eraan toe - heb ik gezien dat de Heer mij langs een andere weg
riep. - Misschien ontbrak mij de nodige uitrusting van geest, het ver-
stand, het geheugen." Maar het is de mening van Pius XI geweest dat hij
een van die figuren was die "om het even welke weg hij ook zou betreden
hebben, een diep spoor achter zich zou nagelaten hebben."(2)
Don Bosco die geen gelegenheid liet voorbijgaan om over zijn mede-
werkers te spreken, noemde ze in zijn aanwezigheid zijn longa manus en
zei daarbij: "met nederig welgevallen" maar als iemand "die aan anderen
belang wil schenken in plaats van aan zich zelf "dat juist dank zij "dit
bewonderenswaardig legioen" van medewerkers hij "lange armen genoeg had
om alles te kunnen bereiken."(3)
Van zijn lippen vernam de paus toen ook hoe het bijleggen van de
spijtige onenigheid die in Italië Staat en Kerk verdeelde, zijn gedach-
ten vooral bezig hield en de gevoelens van zijn hart beheerste. De Ro-
meinse kwestie was in die maanden, zoals men gewoonlijk aanneemt, actueel
geworden. Het krioelde van artikels en weekjes met min of meer buitenspo-
rige voorstellen over de manier om deze kwestie op te lossen.
Ook vanuit de Verenigde Staten had de New York Herald een van zijn cor-
respondenten ermee belast in Italië de beroemdste personaliteiten van
beide Rome's te gaan opzoeken, de wederzijdse positie van het Quirinaal
en van het Vaticaan te bestuderen en er verslag over uit te brengen. Zo
ontstond een zeer lange correspondentie die dadelijk werd opgenomen in
verscheidene Italiaanse kranten.
(1) Toespraak over de heldhaftigheid van zijn deugden op 20 februari 1927. De audiëntie
na de inwijding van het Pius XI Instituut, 11 mei 1930. Toespraak tot de leerlingen
van de Romeinse pauselijke seminaries op 17 juni 1932.
(2) Aangehaalde toespraak, 20 februari 1927.
(3) Toespraak bij het decreet over de mirakels, 19 november 1933.

25.9 Page 249

▲back to top
- XVI/247 -
De oorsprong van het grote debat lag in een open brief van Emile Rendu,
oud-inspecteur-generaal van de Franse universiteiten, over deze branden-
de kwestie gericht tot volksvertegenwoordiger Ruggero Bonghi.(1)
Welnu, Don Ratti zag bij deze gelegenheid hoe Don Bosco de zaken op-
vatte: "Niet om het even welke verzoening, zoals velen sinds lang onzin-
nige voorstellen hadden gedaan en alles in de war hadden gebracht, maar
een verzoening die voor alles de eer van God, de eer van de Kerk en het
welzijn van de zielen zou vrijwaren."(2) Hij hoorde hem inderdaad`betreu-
ren dat er zo vaak de hand werd geslagen aan de rechten van de Kerk en
van de Heilige Stoel, en dat zij, die toen het lot van het land in handen
hadden, niet waren teruggekeerd van wegen die ze niet begaan konden zon-
der de heiligste rechten met de voeten te treden." Daarom rekende hij "op
God en de mensen om met alle mogelijke hulp deze belangrijke kwestie te
kunnen regelen zodat tegelijkertijd de zon van de rechtvaardigheid weer
zou gaan schijnen en in de geesten de sereniteit van de vrede zou terug-
keren."(3)
Daarom schreef hij in zijn encycliek quinquagesimo ante anno van 23
december 1929, wanneer hij de vertroostingen opsomde van het jubileumjaar
van zijn priesterwijding: "Gedurende dit bezoek aan de basiliek van Sint-
Pieter (het bezoek van 2 juni bij de zaligverklaring van Don Bosco) dach-
ten wij eraan hoe door een speciale voorzienigheid van de bewerker van
alle goed Giovanni Bosco de eerste was aan wie wij bij decreet de hemelse
eer toekenden na het afsluiten van de zo zeer verlangde vrede met het Ko-
ninkrijk Italië. Giovanni Bosco die altijd zeer bedroefd geweest was over
de schending van de rechten van de Heilige Stoel, had zich ook ingespan-
nen om deze rechten opnieuw te doen erkennen en op die manier een vriend-
schappelijke schikking tot stand te brengen die een einde zou maken aan
de pijnlijke onenigheid waardoor Italië aan de vaderlijke omhelzing ont-
trokken werd."
Wanneer wij nu overgaan tot de indrukken die door de jonge leviet
opgedaan werden bij deze enige ontmoeting met Don Bosco, dan moeten we
erkennen dat ze zeer diep moeten geweest zijn, vermits de herinnering er-
aan na zo lange tijd nog zo levendig en teder gebleven is.
"Het is nu zesenveertig jaar geleden - zei hij in 1929 (4) - dat ik
hem ontmoet heb, maar het lijkt ons of het pas gisteren of zelfs vandaag
gebeurd is dat wij hem mochten horen of zien, zo duidelijk staat ons nog
alles voor de geest. Meermaals hebben wij met hem aan dezelfde tafel ge-
zeten en hebben wij de vreugde gekend ons met hem gedurende geruime tijd
te mogen onderhouden, terwijl hij nochtans door tal van bezigheden bezet
was."
(1) De brief werd gepubliceerd in de Rassegna Nazionale en in twee altike1s van de
Nazione van Florentië (15 en 17 juli) Cfr. Unità Cattolica van 17, 26, 29 juli en
18 augustus.
(2) Toespraak voor het decreet over de mirakels voor de zaligverklaring, 19 maart 1929.
(3) Toespraak voor het decreet Tuto voor de zaligverklaring, 21 april 1929.
(4) Aangehaalde toespraak, 19 maart 1929.

25.10 Page 250

▲back to top
- XVI/248 -
Meer dan één vluchtige kennismaking, noemt hij zijn betrekkingen met Don
Bosco een oude vriendschap, een vriendschap die hij "in zijn hart opnieuw
beleeft met al de blijdschap, de blijmoedigheid en de vroomheid van zijn
aandenken."(l) Daarom schept de Heilige Vader er behagen in niet alleen
een van de bewonderaars van Don Bosco te zijn, maar geweest te zijn "on-
der de personen die hem persoonlijk gekend hebben, onder hen die van hem
levendige en vaderlijke blijken van welwillendheid en vriendschap hebben
ontvangen, zoals dit kan gebeuren tussen een roemrijke veteraan van het
priesterschap en van het katholieke apostolaat en een jonge priester."(2)
Dit is niet voldoende. Pas in 1922 herinnert hij zich het "geluk"
dat hij met Don Bosco enkele uren heeft mogen doorbrengen en dat hij ook
twee dagen zijn gast heeft mogen zijn. "Hij heeft aan zijn armoedige
tafel mogen aanzitten en vooral mogen behagen scheppen in zijn geïnspi-
reerd woord." Hij zei dat hij zich hierdoor op een zekere manier als lid
van zijn grote familie voelde.(3)
En zeventien dagen later herhaalde hij:(4) "We behoren met diep wel-
behagen tot de oudste persoonlijke vrienden van de Eerbiedwaardige Don
Bosco. We hebben hem gezien, uw roemrijke Vader en Weldoener, we hebben
hem met eigen ogen gezien. We hebben in zijn nabijheid geleefd. Wij heb-
ben samen van gedachten gewisseld. We hebben deze grote voorvechter van
de christelijke opvoeding gezien, we hebben hem bescheiden zien omgaan
met de zijnen op zijn hoge commandopost, ruimdenkend en begaan met het
welzijn van de wereld. Daarom zijn we geestdriftige bewonderaars van het
werk van Don Bosco en zijn we gelukkig hem te hebben gekend en door de
goddelijke genade met onze zeer bescheiden hulp zijn werk te hebben kun-
nen bijstaan." Men hoeft er zich dan ook niet over te verwonderen dat hij
in zijn toespraak van 11 mei 1930 de twee dagen die hij met Don Bosco
doorgebracht heeft beschouwd als "dagen van blijdschap en vertroosting
die alleen hij kan waarderen die dit goddelijke geluk genoten heeft."
Wanneer we daarna van de algemene indruk overgaan tot de indruk over
bijzonderheden, dan stellen we vast dat aan de schrandere waarnemer van
Don Bosco geen enkele van zijn kenmerkende hoedanigheden ontsnapt is.
Hoewel hij hem door het huis zag gaan "als de man die er laatst gekomen
was, als de laatste van je gasten", toch had hij bij de eerste begroeting
in hem "een zeer overheersende en meeslepend figuur, een volledige figuur
ontdekt."(5)
(1) Aangehaalde toespraak, 21 april 1929.
(2) Toespraak in het voorhof van S. Damasus, 3 juni 1929.
(3) Toespraak tot de oversten en leerlingen van het Salesiaans College van Frascati,
8 juni 1922.
(4) Toespraak tot de oversten en leerlingen van het Heilig Hart, 25 juni 1922.
(5) Aangehaalde toespraak, 20 februari 1927.

26 Pages 251-260

▲back to top

26.1 Page 251

▲back to top
- XVI/249 -
Hij noteerde "zijn werkkracht, zijn ontembaar weerstandsvermogen tegen
de vermoeienis, de dagelijkse vermoeienis van alle uren van 's ochtends
tot 's avonds en van 's avonds tot 's ochtends wanneer dat nodig bleek
te zijn. (1) "Een leven van kolossale arbeid die ook wanneer men het maar
aanzag een drukkend gevoel gaf."(2) Hij kenmerkte één van zijn mooiste
gaven, namelijk, "bij alles tegenwoordig te zijn", want hoewel "hij leef-
de te midden van een onophoudend gedrang van mensen die door leed gekweld
werden", toch was hij ondertussen met de geest altijd elders in de volle-
dige kalmte."(3)
Inderdaad, een van zijn meest indrukwekkende eigenschappen was een vol-
slagen kalmte, een meesterschap over de tijd om allen die naar hem toe-
kwamen te aanhoren met een rust alsof hij niets anders te doen had." (4)
Hierin zag hij dat hij bijgestaan werd door "een onveranderlijk, onuit-
puttelijk geduld" en door "een echte en waarachtige naastenliefde zodat
hij steeds een beetje van zijn eigen persoon, van zijn geest en hart wist
mee te delen aan allen, op om het even welk uur en na om het even welk
werk."(5)
Ook bewonderde hij in hem de "grote, getrouwe en werkelijk ver-
standige dienaar van de Roomse Kerk, van de Heilige Stoel."(6)
Deze "edelmoedige en dappere getrouwheid aan Jezus Christus, aan
zijn heilig geloof, aan de Heilige Kerk, aan de Heilige Stoel kon "de
Heilige Vader in zijn hart lezen en aanvoelen" doordat "hij zijn eigen
roem stelde in het feit dat hij een trouwe dienaar mocht zijn van Jezus
Christus, van zijn Kerk en van zijn plaatsvervanger."(7)
Een andere "indruk die de opperherder zich nog levendig herinner-
de", was dat hij hem toescheen als "een onoverwinnelijke man, stevig ge-
grondvest in een volledig, volstrekt vertrouwen in Gods getrouwheid."(8)
Hij werd eveneens getroffen door het feit dat hij in Don Bosco een
priesterlijke ingetogenheid had bemerkt die de vrucht was van een vol-
maakte voorbereiding. Toen hij op 17 juni 1932 het woord voerde voor de
leerlingen van het groot- en kleinseminarie van Rome, verwees hij eerst
naar de dubbele voorbereiding die er aan het priesterschap dient vooraf
te gaan, nl. de zedelijke en verstandelijke vorming. Dan haalde hij het
voorbeeld van Don Bosco aan, Hij zei: "Wij konden Don Bosco van zeer
dichtbij leren kennen. We konden ons sterken in tegenwoordigheid van
deze dubbele voorbereiding en alles zien wat niet iedereen, zelfs niet
al zijn zonen het geluk hadden te zien. Immers zijn voorbereiding tot de
heiligheid, zijn voorbereiding tot de deugd, zijn voorbereiding tot de
vroomheid werd door iedereen gezien, omdat heel het leven van Don Bosco
hierin bestond.
(1) Ibid.
(2) Toespraak Decr. Tuto voor de heiligverklaring: 3 december 1933.
(3) Aangehaalde toespraak, 20 febr. 1927.
(4) Id. 19 maart 1929.
(5) Id. 3 december 1933.
(6) Id. 19 maart 1929.
(7) Id. 25 juni 1922.
(8) 21 april 1929.

26.2 Page 252

▲back to top
- XVI/250 -
Zijn leven van ieder ogenblik was een voortdurende opoffering van naas-
tenliefde, een voortdurende ingekeerdheid in gebed. En de levendige in-
druk die men uit zijn gesprek meedroeg, was dat hij een mens was die aan-
dacht had voor alles wat rond hem voorviel. Er waren mensen die van alle
kanten toekwamen (...) en hij stond daar onmiddellijk alsof het maar een
ogenblik ging duren, vatte alles, antwoordde op alles en dat steeds in
diepe ingetogenheid. Men zou gezegd hebben dat hij op niets wat rond hem
gezegd werd, acht sloeg, Men zou gezegd hebben dat hij met zijn gedachten
elders was en dat was ook zo. Hij bevond zich elders, hij leefde in een
geest van vereniging met God. Maar toch gaf hij allen een antwoord. Hij
had voor alles en altijd het juiste woord, zodat men werkelijk in bewon-
dering stond. Inderdaad, eerst was men verrast en dan stond men vol be-
wondering. Dat leven van heiligheid en ingetogenheid, van voortdurend
gebed leidde Don Bosco zowel gedurende de nacht als tijdens de aanhouden-
de en onverbiddelijke bezigheden overdag. Aan velen echter ontsnapte zijn
belezenheid, zijn wetenschap en zijn studie.
Diegenen die er geen idee van hebben hoeveel tijd Don Bosco aan de
studie besteedde zijn uiterst talrijk. Hij had zeer veel gestudeerd en
nog heel lang had hij zich aan een zeer uitgebreide studie gewijd."
Onder de vele indrukken was er toch één die de Heilige Vader nooit
zou vergeten. Don Bosco was het instrument geweest van de "goddelijke
goedheid" (1) volgens een "bewonderenswaardige schikking van God.(2) En
een van de grootste genaden van zijn priesterleven noemde de paus zonder
aarzelen zijn "ontmoeting met Don Bosco."(3) Niets belet ons dus aan te
nemen dat de onvergetelijke ontmoeting niet louter toevallig geweest is
of te danken zou geweest zijn aan zuiver menselijke omstandigheden, maar
dat de goddelijke Voorzienigheid ze voorbeschikt had in haar geheime
raadsbesluiten. Een vriendelijk woord en een even vriendelijk antwoord
van Don Bosco, op het ogenblik dat ze van elkaar afscheid namen om elkaar
nooit meer weer te zien, verdienen genoteerd te worden.
Op het punt afscheid te nemen, wou de gast zijn voldoening te ken-
nen geven eveneens door aan Don Bosco een gift te overhandigen. Maar Don
Bosco deed iets wat bij hem ongebruikelijk was. Hij weigerde de gift en
zei daarbij: - U zult op een andere manier aan onze Congregatie nuttig
kunnen zijn. - Het ligt niet in onze bedoeling aan deze woorden een bet-
kenis te hechten die verder zou reiken dan een uitnemende hoofsheid, maar
niets verhindert ons met een bedenking te besluiten. God had aan de nede-
rige priester uit Piëmont een apostolaatsveld toevertrouwd, wijds als de
Kerk.
(1) Aangehaalde toespraak, 21 april 1929 en 11 mei 1930.
(2) Id. 19 maart 1929.
(3) Id. 8 juni 1922, 3 juni 1922, 9 juli 1933.

26.3 Page 253

▲back to top
- XVI/251 -
Hij leidde de gebeurtenissen op zodanige wijze dat zijn plaatsvervangers,
aan wie die taak zou toevertrouwd worden op deze zending de zegel van de
opperste erkenning te drukken, vroegtijdig en van dichtbij de schatten
van genade die de Heilige Geest hem geschonken had, kon ontdekken en
waarderen.

26.4 Page 254

▲back to top
- XVI/252 -
H O O F D S T U K XI
DON BOSCO EN DE GRAAF VAN CHAMBORD
Een koning van Frankrijk, Lodewijk XI, lag zwaar ziek. Hij riep
Sint-Franciscus a Paolo uit Italië met de hoop dat zijn zegen hem voor de
dood zou behoeden, nu het vaststond dat hij ging sterven. De heilige kwam
niet vooraleer Paus Sixtus IV hem hiertoe het bevel had gegeven. Hij be-
gaf zich toen naar het kasteel van Plessis in de omgeving van Tours en,
al schonk hij aan de zieke de gezondheid niet terug, toch wist hij hem er
toe te brengen zijn dood (13 augustus 1483) op christelijke wijze tege-
moet te zien. Er waren juist vier eeuwen verlopen toen er opnieuw een be-
zoek kwam van een heilige Italiaanse priester, nl. Don Bosco, aan een af-
stammeling van Lodewijk XI, als koning van Frankrijk begroet onder de
naam van Hendrik V, ofschoon hij nooit de troon bestegen heeft. Ook in
dit geval slaagde de heilige er niet in het leven terug te geven aan de
zwaar zieke, maar kon hem enkel in serene gesteltenis brengen voor de
grote overgang.
Henri de Chambord was de laatste afstammeling van de voornaamste tak
van de Bourbons. Zijn grootvader Karel X was in 1830 genoodzaakt geweest
afstand te doen van de troon. Hij had zijn rechten op de troon van Frank-
rijk afgestaan in het voordeel van zijn oudste zoon, de hertog van Angou-
lème, die er op zijn beurt aan verzaakte in het voordeel van zijn neef,
de graaf van Chambord, de zoon van zijn broer, de hertog van Berry. Ge-
boren in 1820, enkele maanden na de moord op zijn vader, heette hij eerst
graaf van Bordeaux, maar nadien stelde een nationale inschrijvingslijst
hem in het bezit van het kasteel van Chambord in het departement Loire-
et-Cher en hierdoor werd hem door zijn getrouwen deze titel gegeven die
hij tot aan zijn dood behield.
Hij huwde in 1846 de aartshertogin, Maria-Theresia van Oostenrijk-
Este, dochter van de hertog van Modena, Frans IV en van Beatrice van
Savoie, dochter van Vittorio Emanuele I. Ze hadden geen kinderen. In
1873 scheen het ogenblik nabij om de troon van zijn voorvaderen weer te
veroveren. Zijn partij, versterkt door de zwakke kracht van de Derde
Republiek en door de aansluiting van de tak van de familie Orléans, had
de toestand kunnen beheersen.

26.5 Page 255

▲back to top
- XVI/253 -
Maar het was de prins zelf die beslist de driekleur, symbool van de re-
volutie, verwierp maar de witte vlag met de gouden lelies, de standaard
van het oude Franse koningdom wou terughebben. Hijzelf deed zodoende de
pogingen tot herstel van het koningschap mislukken.
Van toen af leefde hij als banneling te Frohsdorf, in het kasteel
dat hij als legaat ontvangen had van de hertogin van Angoulème, Het lag
in Styrië, op veertig kilometer van het spoorwegstation van Wiener-Neu-
stadt. Nooit verloor hij zijn betrachtingen aan Frankrijk zijn histo-
risch stelsel terug te schenken zonder met de revolutie een verdrag te
sluiten. Een zeer goede christen in zijn privé leven, was het zijn in-
zicht op de troon de reeks van de christelijke koningen verder te zet-
ten. Het was voor hem alles of niets: er zou een christelijke soeverein
ofwel geen komen.- Ik zal er nooit mee instemmen - zei hij - de wettige
koning van de revolutie te worden.
In 1883, vier maanden vooraleer bij het publiek de verontrustende
berichten over zijn gezondheid doordrongen, ontving Don Bosco vanuit
Gorizia, eens de verblijfplaats van zijn grootvader, een brief vanwege
de prins, waarin er sprake was van een ongeval dat deze laatste opgelo-
pen had en waarin hij ook vroeg voor hem speciaal te willen bidden.
"Meer dan iemand anders - zei de secretaris - weet u hoe waardevol de
gezondheid is van hem, op wie, na God, de hoop rust van het katholieke
Frankrijk."(1)
Wat het ongeval of de kwaal die daar vernoemd werd ook mag geweest
zijn, men zegt dat het een aanval van flebitis (aderontsteking) zou ge-
weest zijn,(2) toch was het een ernstige ziekte. De kranten wisten niets
tot 1 juli, toen een telegram aan de Union van Parijs onvoorzien het be-
richt verspreidde dat de toestand van Zijne Koninklijke Hoogheid ern-
stige ongerustheid verwekte.
(1) In het begin van de maand had de graaf de Chambord aan Don Bosco een gift voor zijn
werken gestuurd. Hier hebt u de bronnen voor ons verhaa1. - 1° Een onuitgegeven
relaas van abbé Curé, aalmoezenier van de graaf gestuurd aan Mgr. Serafino Vannu-
telli, Apostolisch Nuntius bij het hof van Wenen en tot ons gekomen door de bemid-
deling van de familie van de graaf di S. Marzano, wier moeder een geboren Hongaarse
was, gravin Luisa Jankovics, geboren Moutbel. Zijn vader, een gewezen minister van
Karel X, had de graaf de Chambord in ballingschap gevolgd. Misschien ontving hij
van hem het document, dat hij waardeerde als een relikwie, omdat hij een grote ver-
ering voor Don Bosco had. Hij had hem te Nice gekend. Aangezien zijn zonen in her
college van het prinsdom Monaco verbleven, bracht hij te Nice een groot deel van het
jaar door en wanneer bij wist dat Don Bosco ging aankomen, stuurde hij om hem te
eren zijn rijtuig naar het station. - 2° Een onvolledig relaas van Don Rua, de eerste
maal verschenen in het boek van Amadei, Il Servo di Dio Michele Rua, Turijn, S.E.I.
(zonder datum) boekdeel I, bladzijden 326 - 329. – 3° J. Du Bourg, Les entrevues des
Princes à Frohsdorf. Paris, Librairie Académique Perrin & C°, 1910 blz. 112 - 169. -
4° Kranten en documenten die wij verder zullen aanhalen.
(2) René de Monti de Reze, "Souvenirs sur le comte de Chambord", Parijs Uitg. gebr.
Emiel-Paul, 1931, blz. 122: "Le 25 mars (...) Monseigneur en montant en voiture à
Goritz avait ressenti une violente douleur à la jambe que le médecin attribua à un
coup de fouet, mais qui n'était autre qu'une phlébité."

26.6 Page 256

▲back to top
- XVI/254 -
Op dezelfde dag kwamen op vijf uur tijd van verscheidene kanten bij Don
Bosco drie telegrammen aan waarin gebeden werden gevraagd. Don Bosco liet
met drie brieven hierop antwoorden en gaf de verzekering dat men dadelijk
een noveen zou beginnen. Een vierde telegram dat hem werd gestuurd door
graaf de Charette, vroeg hetzelfde en ontving dezelfde schriftelijke be-
lofte. De geneesheren waren het niet eens over de aard van de kwaal. Som-
migen noemden het een kankergezwel aan de pylorus of maagpoort, anderen
inwendige ontsteking met weefselwoekering op de bodem van de maag.
Ondertussen publiceerden de kranten dagelijks de medische bulle-
tins die in heel Frankrijk gretig gelezen werden. Prinsen en konings-
hoofden haastten zich naar Frohsdorf, waar men een aanstaand onheil
vreesde. De legitimistische milieus bevonden zich in beroering. Vreed-
zame betogingen hadden in vele steden plaats en in alle steden woonden
talrijke gelovigen de mis bij om van de hemel zijn gezondheid te bekomen.
De Figaro van 4 juli schreef: "Zij die meenden dat in Frankrijk de idee
van het koningschap was uitgestorven, zijn er thans van overtuigd dat ze
een grote vergissing begaan hebben."
's Middags van 4 juli ontving Don Bosco vanwege abbé Curé, de aal-
moezenier van het kasteel, volgende telegram: "Monseigneur de graaf de
Chambord wenst ten zeerste u te zien. Verzoek onmiddellijk naar Frohsdorf
te willen vetrekken. Betaald antwoord twintig woorden." Don Bosco ant-
woordde dat hij pas terug was uit Frankrijk, dat hij ziek en vermoeid was
en dat hij zich niet in staat achtte zo een lange reis te ondernemen. On-
dertussen zou hij bidden en doen bidden door zijn jongens. In een latere
brief, waarvan wij de inhoud niet kennen, antwoordde hij in dezelfde zin.
Toen de kwaal steeds verergerde, ontving de zieke met volkomen se-
reniteit de laatste sacramenten. De nuntius van Wenen bracht hem persoon-
lijk de zegen van de paus, en bleef geruime tijd aan zijn ziekbed. De
Unità Cattolica van 7 juli zei: "indien er een prins is die deze gunst
vanwege de paus verdiend heeft, dan is het zeker graaf de Chambord, die
behalve een leven waarin hij op voorbeeldige wijze zijn christelijke
plichten vervuld heeft, steeds de tederste liefde voor de Heilige Stoel
en de paus van Rome betoond heeft."
Ofschoon de regering de schijn gaf alsof het haar onverschillig
liet, toch was ze niet zonder bezorgdheid. Vooral het gaan en keren van
de prinsen van Orléans scheen haar verdacht toe en daarom bewaakte ze
hun gangen. Er kwam zelfs een voorstel om de Orléans uit Frankrijk te
verbannen zodra ze aanspraak zouden maken op de troon. Het kasteel van
Frohsdorf had op enkele dagen tijd een Europese beroemdheid verworven.
Aan het bed van de zieke volgde de ene consultatie de andere op
en in zijn toestand kwam afwisselend nu eens beterschap en dan weer ach-
teruitgang. Bij het Franse volk groeide de belangstelling voor zijn lot.
In de nacht van 12 juli nam de ziekte een dergelijke wending dat de
doodstrijd onafwendbaar was. Te midden van deze algemene bange verwach-
ting wendde men zijn hoop tot Maria, Hulp der Christenen. De overtuiging
ontstond dat de Madonna, op het gebed van Don Bosco, een mirakel zou
doen.

26.7 Page 257

▲back to top
- XVI/255 -
De graaf uitte nogmaals de wens om Don Bosco te zien. Markies de Foresta,
zijn secretaris, telegrafeerde dadelijk naar Parijs, dat men zonder dra-
len de graaf du Bourg naar Turijn zou sturen met de opdracht Don Bosco
met zich mee naar Frohsdorf te brengen.
Joseph du Bourg de Toulouse behoorde sinds twintig jaar tot het Mai-
son du Roi, of het onmiddellijke gevolg van de graaf de Chambord wiens
volledig vertrouwen hij genoot. Hij had een dochter gehuwd van graaf
Charles de Maîstre, een zeer goede vriend van Don Bosco en kwam zo gauw
in betrekking met hem. In de entourage van de prins was er dus geen per-
soon die meer geschikt was om deze delicate opdracht te ontvangen.
du Bourg die toen juist terugkeerde van Frohsdorf en ernaar verlang-
de zijn familie terug te zien, onderbrak eenvoudig zijn reis en vertrok
dadelijk naar Turijn. Hij kwam er toe omstreeks 10 uur in de voormiddag
van 13 juli. Zijn eerste gedachte was baron Ricci des Ferres, zijn neef,
te gaan halen om hem naar Valdocco te vergezellen. Pas daar aangekondigd,
werd hij binnengeleid en door Don Bosco onthaald met een glimlach vol
goedheid, die zijn hart verruimde. Na de eerste vragen van Don Bosco over
zijn eigen familie, haastte hij zich de reden van zijn reis en van zijn
bezoek uiteen te zetten. Een kort en beslist neen was het antwoord. Dan
volgde de uitleg. Zijn jongste bezoek aan Frankrijk had hem uiterst ver-
moeid. Hij voelde zich nog ziek en had zijn zaken nog niet kunnen afwer-
ken. – Trouwens, - voegde hij er aan toe - wat zal ik op dat kasteel gaan
doen? Dat is geen plaats voor Don Bosco. Voor de prins kan ik enkel maar
bidden en dat doe ik en ik laat heel mijn Congregatie hetzelfde doen.
Indien de Heer aan de prins de gezondheid wil verlenen, dan zal Hij het
doen, maar, ik herhaal het,Don Bosco kan alleen maar bidden en daarvoor
is het zeker niet nodig zo ver weg te gaan van Turijn.
du Bourg was onthutst.- En toch was hij besloten hem levend of dood,
mee te nemen. Hij begon dus met op te merken dat hij enkel één kant van
de zaak, de persoonlijke kant, bekeken had.- Het zou natuurlijk niet pas-
sen voor een heilige - zei hij - zich op te dringen en zich te mengen in
zaken die het publiek in beroering brachten. Maar in ons geval is daar
geen sprake van. Hier moest hij zich enkel laten leiden door een beweeg-
reden van naastenliefde. Een prins, het hoofd van een huis dat steeds in
dienst van de Kerk gestaan heeft, ligt op sterven en roept hem. Zou hij
nu de moed hebben hem deze opbeuring te weigeren? Sint-Franciscus a Paolo
haastte zich naar het ziekbed van Lodewijk XI, omdat de naastenliefde
alle andere bedenkingen ontkrachtte. - Dan toonde hij aan dat men hem in
Frankrijk deze weigering niet zou vergeven omdat zovelen de graaf als de
wettige soeverein beschouwden.
Don Bosco hoorde nadenkend en zwijgend toe. Baron Ricci die vaak van
een kwinkslag hield, onderbrak dit zwijgen met te zeggen: - Kijk, binnen-
kort heeft Don Bosco het aan de stok met alle legitimisten in Frankrijk.-
De "Welsprekendheid van de man van Toulouse"(1) die als gezant was
(1) De abbé Curé gebruikt deze woorden in zijn relaas.

26.8 Page 258

▲back to top
- XVI/256 -
gekomen, had het gehaald en ook Ricci had roos getroffen. - Geduld dan
maar! - riep Don Bosco uit, die om zich naar het bed van een "arme" man
te begeven, zich zeker niet zou laten bidden hebben. Daarom ging hij met
zijn zachte, kalme en lieflijke glimlach verder:- Vanuit Frohsdorf kwa-
men mij telegrammen toe en ik heb met telegrammen geantwoord. Dan schreef
men mij brieven en ik heb met brieven geantwoord. Nu zenden ze mij een
persoon en ik antwoord met mijn persoon.- De gerustheid en de natuurlijk-
heid waarmee hij sprak, gaven aan du Bourg de indruk dat hij die zaken
voor God had afgewogen en bereid was van mening te veranderen zonder ook
maar de schijn te hebben het zich te beklagen.- Ik sta tot uw dienst -
voegde hij eraan toestel het uur van het vertrek vast en laat het me we-
ten.- Hij zei deze laatste woorden en daarbij schudde hij het hoofd, een
gebaar dat zijn gesprekspartner uitlegde als een slecht teken, alsof hij
zeggen wou dat hij daar werkelijk niets kon gaan doen.
Nadat het reisplan opgemaakt was werd hem voorgesteld nog diezelfde
avond om zeven uur te vertrekken. Het was vrijdag. De daaropvolgende zon-
dag zou in het Oratorio de jaarlijkse vergadering worden gehouden van de
leken oud-leerlingen en Don Bosco mocht daarbij niet ontbreken. Hij wou
daarom de reis twee dagen uitstellen, maar na de argumentatie van du
Bourg gaf hij toe dat, omwille van de dringende omstandigheden, dit uit-
stel te lang was en dat, men dus dadelijk moest vertrekken.- Welnu dan,
laten we deze avond om zeven uur vertrekken - besloot hij. - Ik zal om
halfzeven gereed zijn.
Men kan zich indenken dat du Bourg stipt op tijd in het Oratorio was!
Hij had al een telegram met het blijde nieuws naar Frohsdorf gezonden.
Inderdaad, een blij nieuws voor de prins die ten zeerste naar een bezoek
van de "heilige man" (1) verlangde. Ziehier hoe hij zelf het tafereel
beschrijft. "Om kwart over zes belde ik aan de deur van de salesianen.
Men bracht mij door een wirwar van nauwe gangen naar een bescheiden zaal-
tje. Daar nam Don Bosco zeer rustig zijn avondmaal in gezelschap van Don
Rua, die hem op reis zou vergezellen. Rond hem stonden de voornaamste
priesters van de Congregatie en de verantwoordelijken van de werkhuizen,
die zijn onderrichtingen ontvingen voor de lopende zaken. Deze ascetische
en verstandige figuren, het zeer sober en niet erg smakelijke maal en de
kalmte van Don Bosco die aan iedereen een nauwgezet antwoord gaf, vormden
een indrukwekkend tafereel."
Er viel geen tijd te verliezen. du Bourg die vreesde dat het te laat
zou worden, drong aan. Uiteindelijk ging hij naar beneden, maar wat een
onverwachte tegenvaller! Pas was hij op de speelplaats of priesters, jon-
ge geestelijken en jongens liepen op hem toe om zijn hand te kussen en
zijn gang te vertragen. Zoals steeds waren er heren en dames die hem een
woord wensten te zeggen of van hem een woord wensten te horen. Don Bosco
bleef rustig staan, nu eens hier en dan weer daar. De arme du Bourg had
het nog nooit zo erg op de zenuwen gehad. Eindelijk, nadat men over de
speelplaats geraakt was, sleepte hij zijn twee reisgezellen mee naar zijn
rijtuig.
(1) De Monti l.c., blz. 152.

26.9 Page 259

▲back to top
- XVI/257 -
De weg werd snel afgelegd en toen men aan het station van de Porta Nuo-
va aankwam, waren er juist zeven minuten voor het vertrek. Van deze ze-
ven minuten had hij er vier nodig om de reisbiljetten te nemen. Hij hoop-
te dat de drie overblijvende minuten voldoende zouden zijn om de bagage
te laten inschrijven en zich naar de trein te begeven. Maar bij de baga-
gedienst werd het loket voor zijn neus dichtgeslagen. Wat stond er hem
te doen? Hij liet zijn valies in de steek, begaf zich snel als de wind
naar de wachtzaal, kreeg er de "twee heiligen" te pakken, duwde ze in
een luxecoupé en de trein vertrok. Don Bosco maakte zich om dat alles
niet zenuwachtig en glimlachte zelfs. "Het lijkt op een mirakel –
schrijft du Bourg – dit leven dat zich steeds afspeelt in Gods aanwezig-
heid. Alle aardse incidenten gaan rakelings aan hem voorbij zonder dat
ze hem iets doen."
Don Bosco lachte toen hij zich in een coupé bevond vol spiegels en
met alle gerieflijkheden uitgerust.– Deze reis – zei hij – zal ik aan-
tekenen onder de buitengewone avonturen die mij in mijn leven overkomen
zijn... Don Bosco op reis in zo een prachtige wagen! De zaak is vrij
grappig en ik zal ze aan mijn jongens vertellen.
Het merkwaardigste incident gebeurde te Mestre, het belangrijke
spoorwegknooppunt niet ver van Venetië. Onze reizigers hadden de snel-
trein naar Wenen moeten nemen, maar ze misten de aansluiting omdat ze
bijna met een uur vertraging waren aangekomen. Er zat niets anders op dan
de reis een uur later voort te zetten met een stoptrein, zodat ze om Wie-
ner–Neustadt te bereiken in plaats van twaalf uur er vierentwintig nodig
hadden en bijgevolg twee nachten en een dag in de trein moesten doorbren-
gen. Don Bosco was al moe voor zijn vertrek en was toen nog meer vermoeid
omdat hij de hele nacht geen oog had dichtgedaan. – Geduld maar!– riep
hij glimlachend uit. – De Voorzienigheid wil het zo. – Er heerste een
stikkende warmte. Gedurende de lange halten was er geen sprake van dat
Don Bosco wat voedsel wou nemen. Alleen Don Rua, een paar uur na midder-
nacht, schrijft du Bourg "vergenoegde zich met twee spiegeleieren." De
bewegingen van de trein maakten Don Bosco's maag ongesteld en daarom
hield hij ze zo leeg als enigszins mogelijk was. Ondertussen kon hij zijn
benen wat oefenen door heen en weer te wandelen onder de stationskoepel
en hield de armen achter zijn rug gevouwen zoals hij dit de laatste jaren
van zijn leven gewoon was, om zijn ademhaling te vergemakkelijken.
Ondanks zijn vermoeidheid legde hij er zich op toe de verveling van
du Bourg te verdrijven door een interessant gesprek. Hij was nog vol van
de indrukken uit Frankrijk en vertelde veel over zijn reis. Wanneer de
brave graaf terug dacht aan alles wat hij van hem gehoord had, maakte hij
in zijn boek volgende opmerking: "Hoe is het mogelijk dat die menselijke
stroming zich heeft kunnen meester maken van een zo eenvoudige priester
die een soort Frans charabia (1) sprak en niet eens de meeslepende en
hoogdravende stijl bezat eigen aan de Italianen?
(1) Zo noemt men het dialect van Auvergne, maar het woord heeft ook de algemene beteke-
nis van een brabbeltaaltje.

26.10 Page 260

▲back to top
- XVI/258 -
En toch is dit een onloochenbaar feit ofschoon de geïnteresseerde zelf
er niets over zei. Het is hier niet mijn bedoeling te spreken over de
mensen die hem achterna liepen: de geestdrift waarvan hij het voorwerp
geworden was strekte zich tot iedereen uit. De boulevardkranten, de Fi-
garo inbegrepen, verhaalden "wonderlijke zaken" over zijn werken en zijn
mirakels."
Een bewijs van de onweerstaanbare betovering die in mondaine milieus
van hem uitging, geeft ons het verhaal van twee officiële diners die hem
te Parijs werden aangeboden door de Russische en Poolse kolonies die daar
verblijven. Hij aanvaardde ze omdat ze nodig waren voor zijn doel. Bij
het eerste van die diners had de gastheer, een Russische prins, om een
weddenschap te winnen, in het hartje van de winter alle soorten zomer-
fruit laten opdienen zoals meloenen, perziken, kersen, druiven, peren,
aardbeien, alles vers, dus geen conserven. Het diner kostte duizenden
franken en deze uitbarsting van dwaze verspilzucht deed Don Bosco ver-
stomd staan, maar, als aandenken aan deze avond, ontving hij in een enve-
lop een mooi pakje biljetten van duizend. Op het tweede diner had een
andere Russische prins de weddenschap aangegaan om uitgekozen stukken van
alle soorten Russisch wild te laten opdienen en men kreeg er rendiervlees
en berenvlees de la Mouche (van de vlieg) zei Don Bosco, waarbij hij de
naam van de stad Moskou (in het Italiaans: Mosca, wat ook vlieg betekent)
met de naam van het bekende insect aanduidde. Hij gaf eveneens een be-
schrijving van het onthaal dat hij genoten had bij de prinsen van Orlé-
ans. Tweemaal had prinses Blanche d'Orléans tevergeefs een uitnodiging
gestuurd, tot zij hem de derde maal zelf de dag liet uitkiezen.- Uit
naastenliefde heb ik aanvaard - zei hij. Hij verhaalde ook de wonderbare
episoden over de tussenkomst van de Voorzienigheid in zijn werken en
maakte voor hem de rekening op van de ontzaglijke uitgaven die hij op een
jaar moest doen alleen al voor het huis van Valdocco.
Hoe dichter men bij het doel kwam, hoe slechter nieuws men in de
kranten las. Een telegram van 13 juli berichtte: "onrustige nacht; kort-
stondige bezwijming wegens zwakheid en ijlkoorts. De doodstrijd schijnt
ingetreden te zijn." Een ander telegram van 14 juli: "De toestand van de
Chambord is verergerd. Sinds deze middag heeft hij zijn ogen niet meer
geopend. Hij viel herhaaldelijk in bezwijming." Ze vreesden ervoor hem
dood te zullen aantreffen.
Omstreeks 6 uur in de voormiddag van 15 juli kwamen ze te Wiener-
Neustadt aan, waar een rijtuig van het kasteel hem op drie kwartier naar
Frohsdorf bracht. Daar ging Don Bosco, nadat hij zich wat opgefrist had,
zijn opwachting maken bij de zieke en daarna vergezelde men hem samen met
Don Rua naar de kapel om de mis te celebreren. Het was zondag en het
naamfeest van de prins. Vele personen van de plaatselijke Franse kolonie
woonden de mis bij en gingen te communie om de genade te bekomen. De
prins had de communie al ontvangen uit de handen van pater Bole, Jezuïet,
zijn biechtvader.(1)
(1) Sommigen schrijven Bolé; de anderen Bole. In het boek van de Monti schrijft de
auteur Boll, maar in het dagboek over de ziekte door hem aangehaald, staat Bole.

27 Pages 261-270

▲back to top

27.1 Page 261

▲back to top
- XVI/259 -
In het dagboek van de ziekte, samengesteld door de echtgenote van de Mon-
ti en door haar man overgenomen in zijn boek, wordt de indruk die Don
Bosco teweegbracht op dit hof (1) zo beschreven: "Het is een man met een
korte gestalte, een verstandige blik, maar die er uitziet alsof hij voor
zijn tijd oud en versleten is. Hij is eerder verlegen van uitzicht en is
zeer eenvoudig."
Terwijl Don Bosco zijn mis celebreerde, vertelde du Bourg aan de
prins die over hem wilde horen spreken, om zijn wens in te willigen, ve-
le episoden uit zijn leven, zoals het verhaal van de grijze hond, mira-
kels die bewerkt waren met de zegen van Maria, Hulp der Christenen en
wonderen van de goddelijke bijstand voor zijn werken. Eindelijk zei de
prins hem bijna ongeduldig: — Ga die heilige man roepen en breng hem bij
mij.
Don Bosco deed nog zijn dankzegging na de mis. Toen men hem bericht-
te dat zijn Koninklijke Hoogheid op hem wachtte, deed hij met het hoofd
teken dat hij het begrepen had, maar ging verder met bidden.
Een kamerdienaar kwam hem verwittigen dat de prins op hem wachtte.
du Bourg kwam dan naderbij en zei hem:— Men mag monseigneur niet zo la-
ten wachten. Hij roept en men moet gaan.— Weer knikte hij met het hoofd,
maar bewoog niet. "Aan alles komt een einde in deze wereld — schrijft du
Bourg — en ook aan het bidden van Don Bosco." Hij staat dan heel langzaam
op, neemt wat voedsel aan en terwijl hij een tas koffie met melk aan het
drinken is, komt er weer een andere boodschapper hem herhalen dat Zijne
Hoogheid op de bezoeker wacht. du Bourg spant zich in om de gezonden per-
soon uit te leggen, waarom er vertraging is en om de prins hierover in te
lichten. Don Bosco integendeel zit daar kalm en sereen. Hij bezat — no-
teert du Bourg — de kalmte van de hemel in zijn ziel, in zijn hart, in
zijn geest en in zijn gewoonten."
Met de zwaar zieke, bleef Don Bosco in een zeer lang gesprek. Hij
scheen overtuigd te zijn dat hij niet zou sterven en hij sprak hem toe
met de woorden uit het evangelie: Infirmitas haec non est ad mortem. Bij
die zo gelukkige aankondiging voelde de prins zich herleven, maar Don
Bosco voegde er dadelijk aan toe dat hij met vurigheid Maria, Hulp der
Christenen, ook genoemd Salus infirmorum moest aanroepen en zich gereed
moest maken om haar zegen te ontvangen.
Toen Don Bosco zich teruggetrokken had, zei de zieke met heldere en
krachtige stem, die men al veertien dagen niet meer gehoord had, dat men
du Bourg zou roepen.— Mijn beste du Bourg, zei hij opgeruimd, ik had het
u gezegd. Ik ben genezen. Hij heeft het mij niet willen zeggen, maar ik
heb het begrepen. Hij is een heilige! Ik ben tevreden dat ik hem gezien
heb. Allen, wie en wat we ook zijn, komen niet eens tot de enkel van Don
Bosco. - En later tot de aalmoezenier: — Don Bosco zegt dat hij het niet
is, maar de andere.
(1) de Monti, l.c., blz. 155.

27.2 Page 262

▲back to top
- XVI/260 -
En omdat de abbé niet begreep, hernam hij: - Hij zegt dat niet hij de
mirakels doet, maar zijn gezel. Ook die is een heilige.
De zeer grote eenvoud van Don Bosco kwam tot uiting bij zijn
eerste ontmoeting met de gravin in tegenwoordigheid van du Bourg, die
hem tot bij haar vergezeld had.- En wie bent u?- vroeg hij haar in het
Italiaans. Ze glimlachte en gaf hem zonder meer de opsomming van haar
namen en titels. Ze voegde erbij dat haar moeder prinses van Savoia, en
wel van de oudste tak was.
Nu het de naamdag van de prins was, stond hij toe dat de leden van
zijn huis die te Frohsdorf aanwezig waren, zouden binnenkomen om hem ge-
lukwensen aan te bieden. Eigenlijk hadden ze enkel op een rij voorbij
zijn bed mogen gaan om hem niet te vermoeien, maar tot ieder van hen
richtte hij een paar woorden als begroeting, iets wat hij geruime tijd
niet meer gekund had.
Toen en ook enkele keren nadien maakte Don Bosco een wandeling
door het prachtige park. Hier ontmoette hij jongens en meisjes die enkel
Duits verstonden, maar hij spande zich zo in, dat hij, dank zij herinne-
ringen aan zijn vroegere studies en door het ondervragen van welwillende
personen, een kleine reeks zinnen kon samenstellen. Zo slaagde hij erin
zich te doen verstaan en hun heilzame gedachten over de redding van hun
ziel mee te geven.
Op verzoek van abbé Curé sprak hij tegen de avond in de kapel tot
een vrij aanzienlijk aantal Franse toehoorders. Met de grootste eenvoud
en met een vaderlijke houding spoorde hij aan tot het ontvangen van de
heilige communie, de godsvrucht tot de Madonna en het vertrouwen in het
gebed. Ten slotte beloofde hij dat, wanneer hij zou terugkeren om de Heer
te bedanken, ook de prins aanwezig zou zijn wanneer het Te Deum gezongen
werd. Naar aanleiding hiervan bevat het relaas van abbé Curé volgende
opmerking: "Volgens zijn zeggen zou de genezing er komen, maar niet zo
vlug, opdat men deze niet aan hem, maar wel aan de doeltreffendheid van
de gebeden die overal gedaan werden,zou toeschrijven."
Toen de schemering inviel zette men zich aan het diner. Er waren
achttien couverts en men wou Sint-Henricus vieren. De gravin zat de tafel
voor.(1)
(1) du Bourg spreekt van zestien, maar abbé Curé is nauwgezetter. De Unità Cattolica
geeft een beschrijving van het diner, met bijzonderheden ontleend aan de Figaro.
Men kan echter meer vertrouwen stellen in wat du Bourg, een ooggetuige, hierover
verteld. de Monti publiceerde de schikking van de disgenoten aan tafel:

27.3 Page 263

▲back to top
- XVI/261 -
Madame
Général de Charette
Monsieur Frémond
Comte de Monti
Vicomte du Puget
Comte d’Andigné
Monsieur Huet du Pavillon
l’abbé Curé
Duc della Grazia
Comte de Blacas
In hetzelfde boek vinden wij eveneens de diskaart:
Diner du 15 juillet '83
______________
Entrée
Potage à la reine Relevé Aloyau braisé à la jardinière
Poulets á la Villeroy
Punch á la romaine Roti
Gigot de Chevreuil sauce poivrade
Entremets
Chouxfleurs sauce au beurre
Plombière à la vanille garnie de genoises

27.4 Page 264

▲back to top
- XVI/262 -
Er heerste vrij veel opgetogenheid. Men had het gebraad opgediend en de
champagne uitgeschonken, toen plots tot de verbazing en de vreugde van al-
len de prins, voortgeduwd in een rolstoel, in de zaal verscheen. Zijn ge-
malin liep hem bijna helemaal buiten zich zelf tegemoet. De ontroering deed
haar wenen. Hij was uitgemergeld en erg vermagerd, maar toch zei hij met
een trillende stem: - Ik heb niet gewild dat men op mijn gezondheid zou
drinken zonder dat ook ik erbij was. Toen vroeg hij een beker champagne.
de Charette haastte zich om hem er een aan te reiken. Met een uitnemende
gratie deed hij een heildronk op de gravin, op de aanwezigen en op Don Bos-
co en liet zich dan naar zijn kamer brengen.
Toen een communiqué van het agentschap Havas aankondigde dat de prins
zich voor het feest van Sint-Henricus naar de zaal van de genodigden had
laten brengen om samen met hen feest te vieren, dachten velen dat het een
grap was van de telegraaf. Zelfs de Croix waagde het niet het verbijsteren-
de nieuws te melden, omdat tot dan toe de medische bulletins altijd zo on-
heilspellend waren geweest. Maar die aarzeling kan gemakkelijk verklaard
worden, omdat tot voor die dag geen enkel telegram de aankomst van Don Bos-
co gemeld had.
Naarmate de bijzonderheden over zijn beterschap bevestigd werden,
groeide de hoop in de harten van zijn vrienden. Zijn politieke tegenstre-
vers echter verloren er hun goed humeur bij. Hun kranten lieten verstaan
dat het allemaal slechts komedie geweest was, zijn ziekte zowel als zijn
beterschap. Om volledig te zijn moesten ze er ook bijvoegen dat ook de ge-
neesheren onder wie de bekwaamste in heel Europa, Dr. Vulpian inbegrepen,
een wereldberoemdheid, komedie gespeeld had. Deze kwam, inderdaad te Frohs-
dorf aan in de namiddag van 15 juli, onderzocht de zieke zeer goed en on-
dertekende, samen met twee andere Weense dokters een bulletin, waarin ge-
zegd werd: "De algemene toestand is betrekkelijk bevredigend." Die was zo
bevredigend dat de prins in de loop van de dag verscheidene malen gespro-
ken had zonder zich vermoeid te voelen. Tevoren waren slechts zeldzame
woorden met moeite over zijn lippen gekomen. Daarbij had hij, in verschei-
dene keren, meer dan een liter melk gedronken terwijl enkele dagen tevoren
een lepel vocht hem maagkrampen en braken bezorgd had.
Zo verschenen de namen van Dr. Vulpian en van Don Bosco samen in de dag-
bladen. Men had gevreesd dat de Parijse dokter bij het ontmoeten van een
priester razend kwaad zou geworden zijn. Maar hij vroeg zelf om te worden
voorgesteld aan Don Bosco, aan wie hij zei dat zijn zoon, leerling bij de
Marianisten, het geluk had gehad hem te zien bij zijn bezoek aan het Sta-
nislascollege.
Op de morgen van 16 juli, feest van Onze-Lieve-Vrouw van de Karmel,
celebreerde Don Bosco om vier uur in de kamer van de graaf, die, samen met
de gravin, uit zijn handen de heilige communie ontving. Telkens Don Bosco
zich aan het bed van de zieke begaf (en hij ging er nooit heen zonder ge-
roepen te zijn) sprak hij hem steeds als priester en nooit als hoveling. Op
de hoopvolle verwachtingen liet hij de gedachte volgen dat leven en dood in
de handen van God zijn, de Koning der koningen en de Heer van de heersers
en dat allen, groten en kleinen, zich aan zijn ondoorgrondelijke wil dienen

27.5 Page 265

▲back to top
- XVI/263 -
te schikken. En de graaf, een man met een levendig geloof en een diepe
godsdienstzin, stemde daar volledig mee in. Hij zei hem dat, indien de god-
delijke Voorzienigheid het zo beschikte dat hij ginds Frankrijk zou dienen,
hij dit werk niet weigerde. - En wanneer het God zou behagen hem naar de
eeuwigheid te roepen, dat hij zich dan in alles en voor alles aan de god-
delijke besluiten onderwierp.- Deze vrome gevoelens van de graaf en de
schitterende deugden van de gravin stichtten Don Bosco.
Toen Don Bosco op de avond van 16 juli afscheid nam, zag hij met gro-
te voldaanheid dat de beterschap steeds duidelijker werd. Hij deed de graaf
dan ook de belofte afleggen dat, wanneer hij gezond werd als voorheen, hij
naar Turijn zou komen om Maria, Hulp der Christenen, in haar heiligdom te
bedanken. Dat hij ook het Oratorio, waar zoveel jongens voor hem hadden ge-
beden en nog zouden bidden, met een bezoek zou vereren. De graaf omarmde
Don Bosco en kuste hem teder terwijl hij hen, hartelijk voor zijn komst be-
dankte.
Gedurende de dag was de gedachte van Don Bosco uitgegaan naar Nice-
aan-zee en naar ingenieur Vincent Levrot, aan wie hij zijn wensen wou toe-
sturen, omdat zijn naamfeest in zicht was.
"
Mijn beste heer Vincent Levrot,
"
"
De liefdadigheid die u op zovele wijzen voor onze werken
" betuigt, verplicht mij ertoe, ook wanneer ik ver weg ben, aan u te
" denken op de dag van uw naamfeest.
"
Daarom zal ik op de 20ste van deze maand de heilige mis
" opdragen en zullen onze jongens te communie gaan voor u en voor
" heel uw gezin.
"
Deze zwakke bijdrage in de gemeenschappelijke gebeden voor
" u zullen wij iedere dag doen, opdat Gods genaden steeds overvloedi-
" ger zouden neerdalen over u en over heel uw gezin. Gelieve ook voor
" mij te bidden die voor u steeds met genegenheid en dankbaarheid zijn
" zal
"
uw toegenegen vriend,
" Prosdorf (sic),l6 juli '83.
Priester Gio. Bosco.
Don Bosco en Don Rua, door de Charette tot aan het station van
Wiener-Neustadt vergezeld, vertrokken naar Turijn op de morgen van 17 juli.
Ze kwamen in het Oratorio aan op 18 juli rond de middag. De prins had hun
een aalmoes van twintigduizend frank laten overhandigen.
Na de twee medische bulletins, die dagelijks aan de pers werden mee-
gedeeld, zien we een groeiend optimisme doorbreken. Wat Don Bosco hierover
dacht blijkt uit volgende brief, die hij dadelijk na zijn terugkeer aan

27.6 Page 266

▲back to top
- XVI/264 -
graaf Eugène de Maîstre gestuurd heeft.
"
Mijn beste heer Graaf Eugène,
"
"
Ik kom pas uit Frohsdorf terug en tref uw lieve brief
" aan. Graag zal ik de heilige missen celebreren voor de goede uit-
" slag van de examens van uw zonen, die ook mijn beste vrienden zijn,
" en ik hoop dat ze zullen slagen.
"
"
Te Frohsdorf ontmoette ik verscheidenen van uw vrienden die
" mij veel over u gesproken hebben. Generaal de Charette laat u
" zijn huldeblijken geworden. Tot gisterenmorgen, de 17de, ging de
" beterschap van de graaf de Chambord verder.
"
"
Moge God u zegenen, mijn allerbeste Eugène en samen met u
" heel uw familie. Terwijl ik u de verzekering geef dat ik het mij
" iedere dag tot een plicht reken u en uw zonen aan God aan te be-
" velen, beveel ik mijzelf ook aan de liefdadigheid van uw gebeden
" aan en verblijf ik
"
"
uw zeer dienstvaardige dienaar,
" Turijn, 18 juli 1883.
Priester Gio. Bosco.
De moeilijk bedwongen woede van sommige Italiaanse kranten zocht een
uitweg. Indien ze zich vergenoegd hadden met hun grillen te voldoen door
hun politieke boosaardigheden uit te kramen en door hun gebruikelijke
uitingen à la Voltaire, die toen in de mode waren, dan ware het nog niet
zo erg geweest. Maar het was erger dat men tegen Don Bosco ook een laffe
aanval op touw zette. De beweging ging uit van de Gazzetta del Popolo. De-
ze stelde zich er niet mee tevreden de spot te drijven met Don Bosco zo-
als de Temps deed, die het vele bidden als een nieuw heidendom betitelde
en zei dat Don Bosco presque un Dieu (1) geworden was, maar bij de spot
voegde de Gazzetta ook laster. In het nummer van 20 juli werd onder de ti-
tel "Wij vragen de hulp van de pers" op een cynische toon aan de lezers
volgend kort berichtje voorgeschoteld: "Aan Don Bosco is het zoals aan de
sterrenkundige uit de fabel overkomen, dat hij door steeds maar naar de
planeten te willen kijken (Italiaans woordenspel, vermits het woord pia-
neti zowel planeten als kazuifels kan betekenen), de put op de bodem niet
gezien heeft.
(1) Le Temps, 24 juli 1883.

27.7 Page 267

▲back to top
- XVI/265 -
Terwijl hij zich nog te Frohsdorf bevond bij gelegenheid van het tweede mi-
rakel (1) dat de graaf de Chambord tot de belachelijkste van de troonpre-
tendenten moet maken, heeft het gerechtelijke gezag van Turijn zich ver-
plicht gezien in het instituut van Bosco een onderzoek in te stellen in de
aard van wat het onlangs gedaan heeft voor het bisschoppelijke seminarie
van Biella.(2) Laten we hopen dat het maar een vals alarm zal zijn. Toch,
vermits men er aan toevoegt dat, ter bevestiging van de feiten die aan de
basis van de beschuldiging liggen, de gevolgen van een bijzondere ziekte
bestaan, willen wij hopen dat in de ene of de andere zin hierover volledi-
ge klaarheid zal geworpen worden. Bijgevolg zou het zeer nuttig zijn dit
onaangenaam voorval dadelijk ter kennis te brengen aan de bevolking (des-
noods ook door bemiddeling van de eigenaars van Frohsdorf, de graaf of de
gravin) opdat dit dadelijk zou verholpen worden."
Om de zin te vatten van deze omzichtige en boosaardige insinuatie
moet men weten dat een jongen uit een katholiek werk van Turijn naar huis
teruggekeerd was. Men had nadien vastgesteld dat hij door een zekere ziek-
te aangetast was. Ofschoon het onmogelijk was dat men niet wist dat de
jongen niet uit het Oratorio kwam, was men zo vrij deze bewering uit vrij-
metselaarsredenen in het officiële gezondheidsrapport in te lassen. De in-
vloed van Dr. Albertotti, arts van het Oratorio was daarom nodig om derge-
lijke eerloosheid ongedaan te maken. Hij kwam dit echter pas veel later te
weten, zodat de laster vrij de weg naar de pers kon vinden en men genood-
zaakt was deze krachtdadig te logenstraffen.
Een vijftigtal kranten in heel het schiereiland en eveneens in Sici-
lië maakten zich op hun beurt tot tolk van deze lage leugen. Don Lazzero,
de directeur van het Oratorio, was de eerste om het feit te logenstraffen.
Alleen de Secolo van Milaan deed of het van niets wist ofschoon het een
tweede aangetekende brief ontvangen had. Pas twintig dagen later publiceer-
de het een laattijdige en onvoldoende rechtzetting. Don Bosco, die steeds
een vijand van processen bleef, liet niet toe hiervoor een klacht neer te
leggen, maar stond wel toe dat Don Bonetti in het Bollettino een artikel
schreef dat als titel droeg: "De oude en de moderne leugenaars." Het arti-
kel werd ook afzonderlijk gedrukt in de vorm van een werkje en kende een
zeer ruime verspreiding. De auteur weerlegde tegelijkertijd ook de valse
beweringen van de ongodsdienstige kranten over de ziekte van de graaf de
Chambord.
(1) De monarchisten noemden de graaf de Chambord zoon van het mirakel wegens de omstandighe-
den waarin hij geboren was, ongeveer zes maanden nadat zijn vader van een sluipmoordenaar
door een dolksteek gedood werd. Daarom zou deze genezing het tweede mirakel geweest zijn.
(2) Het zou juister geweest zijn hier te spreken over de bisschoppelijke kostschool, die ge-
opend werd naast het seminarie van de jonge geestelijken. De leerlingen behoorden tot de
welgestelde klasse, droegen burgerkleren en deden er hun gymnasium als in om het even
welke privé-kostschool.

27.8 Page 268

▲back to top
- XVI/266 -
De Gazzetta del Popolo had Don Bosco opnieuw aangevallen in haar nummer
van 22 juli en had daarbij als voorwendsel genomen een artikel in de Uni-
tà Cattolica van 21 juli dat zich bezighield met de reis naar Frohsdorf.
De krant van Margotti verwees onder meer naar de uitnodiging die Don Bosco
aan de prins gedaan had om na zijn genezing naar Turijn te komen. Bij dit
nieuws sprong de Gazzetta op haar paard. "Hier - schreef zij - wordt de
zaak ingewikkelder, want, zolang de politieke komedie ten voordele van de
pretendent van de klerikalen op de troon van Frankrijk zich in Oostenrijk
afspeelt, kan Italië er om lachen en even de schouders ophalen. Wanneer men
echter zou proberen hetzelfde spel te beginnen in een Italiaanse stad aan
de grens van Frankrijk zelf, dan zouden niet enkel de progressisten, en de
republikeinen, maar ook de meest gematigden lust hebben om deze grappige
sanfedisten (1) halt toe te roepen. Dadelijk kwam er een antwoord van de
Unità in haar nummer van 29 juli. Hierin werd de Gazzetta eindelijk de
geruststelling gegeven dat, indien de graaf de Chambord naar Turijn kwam,
hij erheen zou komen om te bidden en niet om samen te zweren.
Zoals uit een waardevol document blijkt, had Don Bosco te Frohsdorf
een zeer aangename indruk nagelaten. Don Rua die zich gehaast had om in
naam van Don Bosco en in eigen naam te schrijven, waarbij hij ook collec-
tieve brieven gevoegd had van de vakleerlingen en van de studenten, ont-
ving het volgende antwoord in het Italiaans.
"
Zeereerwaarde Don Rua,
"
"
Uw brief is me recht nar het hart gegaan en ik heb hem onmid-
" dellijk voorgelezen aan mijn duurbare zieke die er door bewogen werd
" en beiden danken wij u en onze beste Don Bosco voor elk van uw woor-
" den. Het was voor mijn echtgenoot en voor mij een grote troost zijn
" zegen te ontvangen en te vernemen dat zovele zuivere en onschuldige
" zielen bidden voor de genezing van mijn zo dierbare en geliefde
" zieke.
"
"
God zij gedankt! Hoewel het traag vooruitgaat, bemerkt men
" iedere dag een geleidelijke beterschap. Zo nu en dan komt nog een
" lichte crisis op die steeds minder erg wordt. Dit geeft hoop op een
" volledige genezing, die zoals ook Don Bosco gezegd heeft, met geduld
" zal verkregen worden. Wij bedanken u ook beiden voor de zo uitvoerige
" en vriendelijke brieven die ons toegestuurd werden door de kinderen
" van het Oratorio van Don Bosco, door de jonge studenten en vakleer-
" lingen. Mijn man geeft me uitdrukkelijk de opdracht, op het ogenblik
" dat ik dit schrijf, de goede Don Bosco te verzoeken te willen voort-
" gaan met zijn heilige gebeden waarin hij zo groot vertrouwen heeft.
(1) Noemden zich sanfedisten de leden van een politiek-religieuze vereniging die in Zuid-Ita-
lië ontstond tegen de Franse inval en Regering na de Revolutie. Haar volgelingen noemden
zichzelf "Partijgangers van het ware geloof."

27.9 Page 269

▲back to top
- XVI/267 -
"
De herinnering aan de twee dagen die Don Bosco met u, beste Don
" Rua, hier bij ons doorbracht, zal ons steeds dierbaar blijven. Ik
" ben er blij om dat uw reis zo goed verlopen is en dat verbaast mij
" niet omdat twee brave en heilige zielen zoals u steeds op een spe-
" ciale manier vergezeld worden door hun bewaarengelen.
"
"
En hiermee eindig ik en herhaal ik nogmaals aan de beste Don
" Bosco en aan u de verzekering van onze dankbaarheid en oprechte
" genegenheid, waarmee ik van harte ben
"
"
uw zeer verplichte Maria Teresa,
"
gravin de Chambord.
"
" Mijn man gelast me u speciaal van zijnentwege een toegenegen groet te
" willen sturen.
Over het verloop van de ziekte schreef secretaris Huet du Pavillon op
de laatste dag van juli aan Don Rua: "Na uw vertrek is de toestand van Zij-
ne Hoogheid gevoelig maar traag verbeterd en de geneesheren beginnen enige
hoop te koesteren. Het schijnt daarom dat de Heer zich heeft laten bewegen
door zovele vurige gebeden en in het bijzonder door de gebeden van de eer-
waardige en heilige Don Bosco. Wees zo goed hem al onze dankbaarheid te
willen uitdrukken, waarbij u ook uw aandeel dient te nemen, want ook u hebt
gebeden en bidt nog met alle vurigheid om het grote mirakel van de genezing
van onze verheven zieke (...) te verkrijgen. Deze genade is niet, zoals uw
heilige overste het ons zelf gezegd heeft, persoonlijk voor Monseigneur,
maar heeft een groot belang voor de heilige Kerk en dus voor Gods glorie."
Zoals men ook hier kan merken, beschouwden de Franse legitimisten het lot
van de Kerk in Frankrijk onverbrekelijk verbonden met dat van het koning-
schap. Daaruit sproot voort dat men werkeloos de val van de derde Republiek
afwachtte en niet alle mogelijke wettige middelen gebruikte voor het verde-
digen van de godsdienstige belangen. Aan de sektariërs gaf men dus de gele-
genheid hun boze werk verder uit te breiden. Dit bekennen en betreuren
thans de best verlichte geesten onder de overgebleven legitimisten en dat
was in de grond ook de mening van Don Bosco, zoals wij dat gezien hebben,
naar aanleiding van het ontslag van de magistraten in 1880.
Te Frohsdorf verliepen de zaken steeds beter, zodat de Croix in zijn
dagelijkse rubriek Maladie du Comte Chambord vanaf het nummer van 25 juli
het woord maladie verving door santé en vanaf het nummer van 31 juli door
convalescence. Terwij1 deze blijde vooruitzichten opnieuw gingen opbloeien,
werd aan Don Bosco gevraagd een prentje van Maria, Hulp der Christenen met
zijn handtekening op te sturen. Dat deed hij op 4 augustus. Op de keerzijde
stond volgende aanroeping tot 0.-L.-Vrouw ten hemel opgenomen: "0 Maria,
verleen, ter ere van uw tenhemelopneming een speciale zegen aan uw zoon
Henri en aan zijn liefdadige gemalin en verleen hun een goede gezondheid

27.10 Page 270

▲back to top
- XVI/268 -
op hun weg naar het paradijs. Amen."(1) In het begin van de maand augustus
waren de geneesheren zo tevreden over zijn toestand, dat ze het niet meer
nodig achtten hun bulletin te publiceren. De prins las nu zijn correspon-
dentie, maakte grapjes over de berichten die de kranten over hem gaven,
liet zich uren lang in het park ronddragen en woonde jachtpartijen bij. Hij
was een hartstochtelijke jager. Op 4 augustus vroeg hij een geweer, schou-
derde het en van op zijn zetel mikte hij met bevende hand op een hert en
velde het. Toen de geneesheren dat vernamen, beschuldigden ze hem van een
grote onvoorzichtigheid en gaven hem formeel verbod dat nog te doen. Ze
hadden daarin gelijk, want die onvoorzichtigheid werd hem noodlottig. Uit
een brief van zijn edelman graaf de Monti aan Don Bosco blijkt dat de
jachtpartij vijf uur geduurd had. Terwijl de prins vuurde was de kolf van
het geweer door de terugstoot in de maag gedrongen. Vier dagen later ver-
schenen de bulletins opnieuw met somber gekleurd nieuws. Don Bosco schreef
dadelijk aan de prinses:
"
Mevrouw de Prinses,
"
"
De kranten schrijven ernstig nieuws over de heer prins de
" Chambord en dat doet me veel leed. In alle huizen wordt onophoudend
" gebeden. Ik ga ermee voort de heilige mis te celebreren om deze ver-
" langde genade te verkrijgen: de volledige genezing van de heer graaf
" de Chambord. Onze gebeden verenigd met zovele andere voor hetzelfde
" doel, worden in heel Europa gebeden en zullen zonder twijfel ver-
" hoord worden, tenzij God in zijn oneindige wijsheid het beter zou
" oordelen de verheven zieke te roepen om hem de beloning van zijn
" liefdadigheid en van zijn andere deugden te geven. In dat geval zul-
" len wij met ootmoed zeggen: zo heeft het God behaagd en zo is het
" gebeurd. Maar ik ben ervan overtuigd dat we nog niet zo ver gekomen
" zijn. Terwijl wij echter tot God bidden om de genezing van de heer
" graaf te bekomen, zullen wij niet vergeten onze vurige verlangens
" tot God te verheffen voor u, Mevrouw de Prinses, en voor het behoud
" van uw waardevolle gezondheid.
"
"
De genade en de macht van Onze Heer Jezus Christus moge steeds
" in heel uw gezin heersen en gewaardig u een gebed te willen bijvoe-
" gen voor de arme schrijver van deze brief die de hoge eer heeft van
" Uwe Hoogheid te zijn
"
"
de zeer verplichte dienaar,
"
" Turijn, 14 augustus 1883.
Priester Gio. Bosco.
(1) 0 Marie, en honneur de votre Assomption au Ciel, portez une particulière bénédiction à
votre fils Henry et à son épouse charitable, et leur accordez bonne santé, la persévé-
rance dans le chemin du Paradis. Ainsi soit-il.
Turin, 4 août 188
3.Abbé J. Bosco.

28 Pages 271-280

▲back to top

28.1 Page 271

▲back to top
- XVI/269 -
Deze vertroostingen waren juist op tijd, want de dagen van de graaf de
Chambord waren geteld. Zijn ziekte werd zo erg, dat hij in de morgen van
24 augustus zijn ziel aan God terugschonk. Als laatste afstammeling van de
heilige Lodewijk, Koning van Frankrijk, overleed hij juist op de vooravond
van het feest van zijn roemrijke voorvader.
In zijn waardigheid van banneling was Henri V de geëerbiedigde verte-
genwoordiger van een groot beginsel en van een oude overlevering van het
koningschap. Hij had zijn ballingschap kunnen verkorten door voorwaarden te
aanvaarden waarover hij oordeelde dat ze dubbelzinnig waren, maar hij gaf
er de voorkeur aan ze tot het laatste toe met een echte zedelijke grootheid
te dragen, als de prins die ook in zijn ongeluk waardig wist te blijven.
Hij regeerde niet, maar in feite werd hij gerekend bij diegenen die een
koningskroon droegen. Hij beschouwde zijn dynastische rechten als onschend-
baar en deed dit omdat hij ze als onafscheidbaar beschouwde van de Franse
tradities en van de nationale belangen van zijn vaderland. Gedurende een
halve eeuw van ballingschap liet hij nooit doorschemeren dat hij er ook
maar in het minst aan dacht de binnenlandse twisten, die aanleiding konden
geven tot een burgeroorlog, aan te moedigen.(1) Maar wat het meest bijdroeg
tot de veredeling van zijn prinselijke gaven, was zijn uitnemende katholie-
ke geest waardoor al de daden van zijn privé en publieke leven bezield wer-
den. De hele republikeinse en radicale pers van Parijs bracht hulde aan het
karakter van de overledene, iets dat bij de hardnekkige strijd tussen de
partijen ongelooflijk lijkt.
De brief van 14 augustus die Don Bosco aan de gravin schreef, was zon-
der antwoord gebleven. Don Bosco liet anderhalve maand voorbijgaan en
schreef dan of liet schrijven aan abbé Curé, terwijl hij in zijn brief
woorden van opbeuring voor de weduwe over had. Haar antwoord liet niet op
zich wachten. De inhoud van haar schrijven is een nieuw bewijs van de hei-
lige indruk die Don Bosco te Frohsdorf nagelaten heeft, en bewijst ons bo-
vendien welke heilzame uitwerking zijn bezoek gehad heeft op het hart van
de zieke, wiens geestelijk voordeel Don Bosco zeker op de eerste plaats op
het oog heeft gehad.
"
Beste en eerwaarde Don Bosco,
"
"
In uw uitnemende goedheid en christelijke naastenliefde ben ik
" ervan overtuigd dat u mij wel zult vergeven hebben dat ik u nooit
" geantwoord heb op uw zo mooie brief van 14 augustus. Met een tril-
" lend hart stond ik toen nog mijn dierbare engel bij die zich thans
" in het paradijs bevindt.
(1) Dit is in de kern het oordeel van twee artikels van de Revue des Deux mondes, (1 en 15
sept. 1883).

28.2 Page 272

▲back to top
- XVI/270 -
" Maar op dat ogenblik en zelfs later, heb ik lange tijd en zelfs tot
" nu toe niet kunnen schrijven omdat ik gebroken was van smart en van
" verdriet. Nadien werd ik aangetast door een van mijn zware crisissen
" van verkoudheid, waarvan ik thans echter met Gods hulp aan het her-
" stellen ben. Thans las ik uw zeer ontroerende brief die u voor abbé
" Curé dicteerde en waarin u mij zovele dierbare dingen laat zeggen
" waarvan ik u verzeker dat ze mij recht naar het hart gaan. Uw woor-
" den zijn de klare echo van mijn eigen gedachten en gevoelens. 0! ik
" ben er zo zeker van dat mijn engel zich in het paradijs bevindt.
" Hij stierf als een heilige met de serene kalmte van een patriarch,
" zonder dat iets vertrok in zijn mooi en lief uiterlijk, steeds in
" gebed en verenigd met God die hem zeker welwillend heeft opgenomen.
"
"
Vanaf het ogenblik dat u hem verlaten hebt, kwam er nooit
" meer een klacht, was hij nooit ongeduldig. Steeds bood hij zijn pij-
" nen aan God aan in vereniging met het lijden van Onze Heer Jezus
" Christus terwijl hij Hem dankte omdat hij hem in deze wereld nog
" liet lijden. Kortom, hij stierf een voorbeeldige dood en terwij1 ik
" naast hem leed, leek het mij dat ik samen met hem zou sterven! En
" dat gevoel hielp mij om de moed te hebben alles tot het laatste te
" doen. Dat kon enkel van de Heer komen! 0 God wat was het ogenblik
" hard waarop God hem tot zich nam en mij hier beneden alleen liet!...
" Maar God had hem aan mij gegeven en bewaard tot mijn onmetelijk ge-
" luk en troost gedurende 37 jaar van dit aardse leven. God heeft hem
" mij ontnomen, moge Zijn heilige wil geschieden en gezegend zijn!
" God geve mij nu de kracht om Hem alleen toe te behoren. Als Hij het
" goed dunkt, moge Hij mij dan laten vertrekken naar mijn dierbare
" engel om Hem samen voor eeuwig te loven.
"
Ik dank u zoveel ik maar kan voor uw gebeden voor mij. Mijn
" zwakke gebeden zullen u niet ontbreken. Aanzie me steeds als uw zeer
" dankbare en toegenegen
"
"
Maria Teresa.
" Frohsdorf, 14 oktober 1883.
De gevoelens van verering voor Don Bosco bleven bij de gravin ook la-
ter nog levendig, zoals blijkt uit een brief van maart 1885. Uit deze brief
schijnt het waarschijnlijk te zijn dat Don Bonetti, die sommige van haar
brieven aan Don Bosco gezien had, het plan had opgevat deze te publiceren
tot stichting van de lezers. Toen de dame hierover door Don Bosco ingelicht
was, verzocht zij hem dit niet te doen.

28.3 Page 273

▲back to top
- XVI/271 -
"
Eerwaarde en beste Don Bosco,
"
"
Uw mooie brief van 13 februari had een vlug antwoord verdiend,
" maar mijn gezondheid die steeds wat wankel is, laat me niet toe 's
" avonds al de zaken te beëindigen die ik mij 's morgens voorgenomen
" heb. Daarom kan ik u nu pas schrijven en om Gods wil verzoeken nooit
" iets van wat ik schrijf te laten drukken!... Ik schrijf maar onsa-
" menhangend en u begrijpt dat mijn brieven niet verdienen gepubli-
" ceerd te worden, maar enkel te worden weggegooid. Ik spreek u trou-
" wens openhartig, omdat ik weet dat u mij gelooft. Laat niet drukken
" wat ik u schrijf. Ik zeg het u oprecht dat, sinds de dag waarop ik
" mijn goede man verloren heb, het mijn enig verlangen is dat men over
" mij niet meer zou spreken, alsof ik reeds naast hem hier in de buurt
" te Castagnavizza begraven was. Ik wens niets anders ter wereld dan
" de Heer te dienen op de manier en op de plaats waar Hij dat wil,
" zoals ik kan en verplicht ben. Al het andere laat mij volledig on-
" verschillig. Ik heb nog een reden meer om te verlangen dat er over
" mij niets zou gezegd worden en deze is: dat er in deze wereld zove-
" le verwikkelingen zijn waarin ik niet wens gemengd te worden. Om
" dat doel te bereiken zie ik geen andere weg dan de weg die ik inge-
" slagen heb. Zodra mijn arme Henri begraven was, heb ik mij volledig
" teruggetrokken uit alles waarbij over mij kan gesproken worden en
" waarbij gelegenheid gegeven wordt om mij te betrekken in zaken die
" mij niet meer aangaan.
"
"
Indien in het Salesiaans Bollettino van mijn brieven ver-
" schijnen, dan zouden vele personen die enerzijds wel met goede in-
" zichten bezield zijn maar anderzijds in intriges gewikkeld zijn, mij
" opnieuw kunnen lastig vallen voor een of andere zaak waarmee het mij
" thans niet meer past mij nog te bemoeien.
"
"
Ik zeg het u openhartig en ik voel dat u mij best zult
" begrijpen.
"
Uw dierbaar handschrift kan ik zeer goed ontcijferen en het
" is voor mij een troost. Ik kan niet genoeg bedanken voor de gebeden
" die u en uw brave jongens voor mij opdragen en waarvan ik zo goed
" aanvoel dat ze mij heilzaam zijn. Terwijl ik u verzoek hiermee ver-
" der te gaan, blijf ik met u verenigd in het Hart van Jezus en van
" Maria en verklaar ik zeer hartelijk te zijn uw zeer dankbare
"
"
Maria Teresa.
" Gorizia, 1 maart 1885.
Op een zekere dag vroeg Don Bellamy aan Don Bosco, hoe het kwam dat
hij had kunnen bevestigen dat de ziekte van de graaf niet ad mortem was, en
dan later toch gestorven was. Driemaal herhaalde hij die vraag en pas de
derde kaar kreeg hij een antwoord. Don Bosco antwoordde hem bijna bitsig:
- God had hem opnieuw de gezondheid geschonken voor Frankrijk en niet voor
hemzelf, niet om op jacht te gaan. Zijn plaats was in Frankrijk. De gra-

28.4 Page 274

▲back to top
- XVI/272 -
vin heeft hem steeds weerhouden daarheen te gaan, omdat ze vreesde dat de
gruwelen van 1793 weer zouden beginnen. De gedachte aan het schavot deed
haar schrikken. — Wellicht is het geoorloofd uit deze woorden af te leiden
dat ook Don Bosco, evenals zovele andere verlichte geesten in de Kerk, de
gewetensbezwaren van de graaf betreffende de zaak van het vaandel, niet
goedkeurde. In werkelijkheid waren ze meer door dynastische dan door reli-
gieuze bezwaren ingegeven. Het beginsel van bon Bosco in dergelijke geval-
len was, dat men van alle mogelijke middelen, als ze maar niet slecht wa-
ren, diende gebruikt te naken om het goede te doen.(1)
(1) Er werd geredetwist over de doodsoorzaken. In zijn boek meent du Bourg dat zijn dood te
wijten was aan een misdadige vergiftiging en beweert dat de lijkschouwing de aanwezig-
heid van de kanker niet aan het licht gebracht heeft. Maar de koningsgezinde Gaulois
van 25 augustus publiceerde zonder logenstraffing een telegram uit Wenen van 24 augustus,
waarin gezegd werd: "Le pli cacheté, remis au comte de Blacas par le docteur Volpian,
Drache et Meyer et contenant la formule du diagnostic de la maladie dont est mort Mon-
seigneur, porte que cette maladie est un cancer à l'estomac, une atrophie du rognon,
une enthartritis universalis." Het is waar dat deze diagnose gesteld werd voor de lijk-
schouwing, maar men dient te noteren dat Dr. Volpian bij de eerste diagnose het niet
eens was met zijn Oostenrijkse collega's over het kankerachtige gezwel. Wat de onmiddel-
lijke doodsoorzaak betreft: zijn familieleden en vrienden waren eenparig ervan overtuigd
dat dit de stoot in de maag was. Dit zeiden in de herfst 1884 de graven de Charette en
de Maistre en drie of vier andere Franse heren die naar Valsalice gekomen waren voor een
bezoek aan Don Bosco. Ook Don Lemoyne was bij dit onderhoud aanwezig.

28.5 Page 275

▲back to top
- XVI/273 -
H O O F D S T U K XII
DE NIEUWE AARTSBISSCHOP VAN TURIJN
Drie dagen voor Don Bosco naar Frohsdorf vertrok, vernam Margotti uit
private bron dat de paus Kardinaal Alimonda tot nieuwe Aartsbisschop van
Turijn benoemd had en in het nummer van 11 juli gaf de Unità Cattolica
ruchtbaarheid aan deze benoeming. Deze aanduiding verwekte de beste indruk
onder de burgers. Toen Don Bonetti hierover aan kardinaal Nina schreef, kon
hij zijn vreugde hierover niet beheersen. Hij zei:(l) "Ik kan deze brief
niet eindigen zonder te zeggen dat de benoeming van Zijne Eminentie Kardi-
naal Alimonda tot aartsbisschop van Turijn door allen aangezien wordt als
een zeer grote genade. Wat is de Heer toch goed! Hoe goed kent onze Heilige
Vader de noden van de afzonderlijke kerken! Het is onmogelijk in hem Gods
geest niet te bespeuren. Thans zien wij met het grootste vertrouwen dat v
oor dit aartsbisdom een nieuw tijdperk begonnen is. Ook de Salesianen zien
voor zich zelf een periode van rust en vrede tegemoet om met des te groter
opgewektheid voor God en voor de zielen te kunnen werken." Ook Don Bosco
schreef aan de kardinaal:(2) "Ik kan niet genoeg de geestdrift tot uitdruk-
king brengen waarmee de benoeming van Kardinaal Alimonda tot aartsbisschop
van Turijn onthaald werd. Dit zal een mijlpaal zijn in de geschiedenis van
ons aartsbisdom." Hij had aan zijn procurator al opdracht gegeven Alimonda
te feliciteren in zijn naam en in die van al de Salesianen, maar later
schreef hij rechtstreeks aan Zijne Eminentie die zich ter verzorging te
Castellammare di Stabia bevond. Samen met zijn dank ontving hij van hem
tevens volgende opbeurende woorden: "Ik kom naar Turijn vol vertrouwen dat
ik door God zal geholpen worden, dan zij de gebeden van de brave zielen.
Het is enkel mijn inzicht de goddelijke wil tot uiting gebracht door de
Heilige Vader, te volbrengen. Het strekt mij ook tot opbeuring te weten dat
er daar zoveel mooie instituten zijn waaronder uw Congregatie met haar
veelvuldige werken van liefdadigheid. Bid veel voor mij en laat bidden tot
Maria, Hulp der Christenen, die tegenover u nooit zuinig geweest is met ge-
(1) Turijn, 30 juli 1883.
(2) Turijn, 31 juli 1883.

28.6 Page 276

▲back to top
- XVI/274 -
zuinig geweest is met genaden en wonderen. Ik breng u mijn hulde, ik om-
arm u met vaderlijke genegenheid en ik zegen u, uw eerwaarde medebroeders,
uw grote familie."(1)
Het was ongeveer honderd jaar geleden dat de hoofdstad van Piëmont nog
een kardinaal als aartsbisschop had gehad. Het was zeker een grote eer voor
deze roemrijke stad een kardinaal met zo grote deugden en met een zo mooie
faam te mogen begroeten. Geboren te Genua in 1818, oud-rector van het semi-
narie, kanunnikdeken van de kathedraal van Genua en bisschop van Albenga
had hij zich een ruime reputatie als geleerde en krachtdadige predikant
verworven. Acht boekdelen met conferenties over het Bovennatuurlijke en
vier andere boekdelen over de Problemen van de XIVde eeuw hadden hem een
vooraanstaande plaats bezorgd onder de grote katholieke apologeten. Hij
stond dan nog bekend als een serene en verzoenend figuur, van wie men meer
dan eens de noodzakelijkheid aanvoelde in die jaren van scherpe politieke
strijd. Alles liet dus vermoeden dat zijn komst met vreugde zou onthaald
worden door de gelovigen en met eerbied door de liberalen van verschillende
gradaties.
Bij gelegenheid van zijn naamfeest wou Don Bosco hem nog eens een be-
wijs geven van zijn eigen tevredenheid. Hij liet daarom sommige van zijn
boeken, onlangs in een nieuwe uitgave gepubliceerd, sierlijk inbinden en
stuurde ze hem als huldebetoon. Hierbij voegde hij volgend gebed tot de
heilige Geatano dat door hem samengesteld werd ter ere van de heilige pa-
troon van de kardinaal: "H. Gaetano, die zovele mirakelen bewerkt hebt ge-
durende uw leven en na uw dood, wees de voortdurende beschermer van uw
trouwe dienaar kardinaal Alimonda. Verkrijg hem vanwege de Heer een goede
gezondheid opdat hij weldra onder ons moge komen die vurig naar hem ver-
langen en opdat hij door uw voorbeeld van ijver en opoffering gesteund,
altijd moge werken en spreken tot meerdere glorie van God.- Gebed van Don
Bosco en van alle Salesianen. Turijn, 7 augustus 1883." De gift werd met
volgend briefje aangeboden:
"
Eminentie,
"
"
Met deze enkele woorden en met het nederige aanbod van deze
" boeken is het mijn bedoeling u de eerbiedige hulde van heel de
" Salesiaanse Congregatie die nederig en vol eerbied uw heilige zegen
" afsmeekt, aan te bieden.
"
Uw genegen, ootmoedige en verplichte dienaar,
"
Priester Gio. Bosco.
" Turijn, 7 augustus 1883.
(1) Castellammare, 5 augustus 1883.

28.7 Page 277

▲back to top
- XVI/275 -
In het consistorie van 9 augustus werd de kardinaal plechtig voorge-
steld als aartsbisschop van Turijn. Hij verzocht om het pallium dat hij de
volgende morgen uit de handen van de Heilige Vader ontving. In een artikel
over het consistorie ging de grote krant van Milaan te keer tegen Don Mar-
gotti. Men beschreef hen als het hoofd van de oppositie tegen het gezag van
de aartsbisschop en spaarde evenmin Don Bosco:(1) "Don Margotti - schreef
de krant - werkt en doet Don Bosco voor de zaken van God werken op een lou-
ter menselijke manier. Hele boekdelen door hen gedrukt, verhalen de mira-
kels van Don Bosco, waarvan de genezing van Chambord het laatste is." Wel-
ke beschuldiging in een paar regels!
Wanneer men de jaargangen van de Unità Cattolica doorbladert, dan zal
men er geen woord aantreffen dat minder eerbiedig zou zijn voor zijn aarts-
bisschoppen. Wat volgt over de mirakelen is even geloofwaardig, zoals onze
lezers trouwens zeer goed weten. Dit was dan het einde van het artikel:
"Het diocees Turijn vertoont sinds lange tijd het beeld van een trein die
ontspoord is. Het moet terug op het spoor geraken en aan ieder zijn plaats
toewijzen. De wederrechtelijke machtsmisbruiken zouden door toedoen van de
nieuwe aartsbisschop een einde moeten nemen. Ik hoop het, maar ik geloof
het niet. Heel de luidruchtige bezorgdheid van Margotti en van zijn curie
om aan de nieuwe herder een buitengewoon onthaal voor te bereiden en de ge-
lukwensen, afvaardigingen en lofzangen van de kranten brengen tot uiting
dat men er op rekent Alimonda, die zacht van aard is en weinig geschikt om
de menselijke schijnheiligheid te vatten, in handen te krijgen. Indien dit
bewaarheid wordt, dan zou dit een onberekenbaar verlies betekenen." Onder
de schijn van ijver voor de godsdienst begon de politiek het water te ver-
troebelen.
Wat de Salesianen betreft, was het feit dat samen met de verkiezing
van Alimonda de paus de beschikking van het jaar tevoren, die de toegang
van Don Bonetti tot Chieri beperkte, zoals wij dit in het vijftiende boek-
deel verhaald hebben, volledig herriep, niet zonder betekenis. Er bestonden
redenen om te geloven dat deze soevereine akte niet vreemd was aan de nieu-
we aartsbisschop, zodat Don Bonetti het tot zijn plicht achtte hem hier-
voor hartelijk te bedanken en zich daarbij volledig ter beschikking stelde.
"Mijn stem - schreef hij (1)- en mijn pen zijn, weliswaar, niet veel waard,
maar met het weinige dat ze waard kunnen zijn, zal ik ze, onder impuls van
mijn vereerde Don Bosco, steeds gebruiken om u de uitoefening van uw her-
derlijk ambt te vergemakkelijken." We zullen dadelijk zien dat hij weldra
de gelegenheid zal krijgen zijn woorden in daden om te zetten. Het antwoord
van de kardinaal kon niet minzamer zijn.(3) Door zijn secretaris geschre-
ven, omdat Alimonda moeilijkheden had bij het hanteren van de pen en dus
(1) Corriere della Sera, 20-21 augustus 1883.
(2) Om beter te weten wat vooraf was gegaan, zal het zijn nut hebben een smeekschrift van
Don Bonetti aan kardinaal Nina in juni van dit jaar te lezen: document 85-86 in boekdeel
XVI (Italiaanse tekst).
(3) Document 87, volume 16.

28.8 Page 278

▲back to top
- XVI/276 -
gewoonlijk dicteerden toch staan er op het einde van de brief twee eigen-
handig geschreven regels, waarin gezegd wordt: "Mijn eerbiedige en lief-
devolle groeten aan uw goede overste, Don Giov. Bosco."
Nu Don Bonetti zich opnieuw te Chieri liet zien, was dit enerzijds
een vernieuwing van zijn vroegere zielenijver daar, maar anderzijds werd
daardoor de oude wrok weer aangewakkerd. Niet alleen werd er stil gefluis-
terd, maar men hitste ook de pers op. Natuurlijk werd Don Bosco steeds als
mikpunt gebruikt. Don Bosco en zijn volgelingen te Chieri waren een mie-
rennest van priesters en broeders die zorg droegen voor de oude en jonge
kwezels. Met jonge onervaren meisjes bevolkten ze hun kloosters die als
wettelijk afgeschafte corporaties ook in feite dienen te verdwijnen. De
voornaamste aanstoker van heel die onderneming was een instituut dat was
opgericht zonder vergunning en zonder dat de autoriteiten er iets van be-
merkt hadden. Het instituut bezette een huis dat het bij legaat geërfd
had van een zekere heer die bekend was wegens zijn jezuïetenondernemingen.
Daar bevonden zich acht kloosterzusters die, onder voorwendsel van onder-
richt te geven aan de onervaren meisjes, de afkeer voor hun familie aanwak-
kerden om ze dan door middel van de gebruikelijke kunstgrepen binnen te
lokken en door beloften te dwingen hun moeder te verlaten en de sluier aan
te nemen. Die sluier zouden ze eens afrukken en vervloeken als een hache-
lijk avontuur. De slachtoffers van deze dienaressen van God waren reeds
talrijk. Iedere familie had het vertrek te betreuren van een of ander
lichtgelovige verwante. Onder voorwendsel naar Nizza een examen te gaan
afleggen was nog onlangs een meisje van vijftien jaar voor altijd vertrok-
ken in gezelschap van de abdis. Haar moeder en haar grootmoeder, die al-
leen op de wereld waren, had ze in hun zorgen achtergelaten. Niemand be-
kommerde zich om die wandaden, maar er bestond hoop dat het gezagvolle
woord van de liberale pers de bevoegde autoriteiten uit hun diepe slaap
zou doen opschrikken. (1) Heel deze woordenkramerij was erop bedacht een
slag toe te brengen aan het Oratorio van Chieri en aan de kostschool voor
meisjes van de Dochters van Maria, Hulp der Christenen.
Het was niet moeilijk hierop te antwoorden en dat werd met verlof van
Don Bosco gedaan door Don Bonetti die eerst documenten aanvoerde en dan
triomfantelijk tot de strijd uitdaagde: "Don Bosco daagt iedereen te Chieri
uit het tegendeel te bewijzen."(2) Niemand waagde het nog zich te laten ho-
ren, maar het is gewoonlijk niet gemakkelijk vermoedens te verdrijven die
meestal hun oorsprong vinden in dergelijke aanklachten ten laste van reli-
gieuze personen en instellingen. Op het ogenblik zullen wij er niets anders
aan toevoegen. Voor Don Bonetti viel er voortaan niets meer te vrezen, ver-
mits hij een dekking in de rug had.
(1) Gazzetta del Popolo, 6 oktober, 1883.
(2) Id., 13 oktober, 1883.

28.9 Page 279

▲back to top
- XVI/277 -
De kardinaal bleef trouw aan de gewoonte de stem van de herder te la-
ten horen, eer hij verscheen in de hem toevertrouwde kudde. Daarom stuur-
de hij op 7 oktober aan de mensen van Turijn zijn eerste herderlijke brief
met als titel: Het goddelijk tafereel van de katholieke Kerk. Daarin gaf
hij een uiteenzetting van de woorden van de apostel tot de christenen van
Korinthe: Spectaculum facti sumus mundo et angelis et hominibus. De Gazzet-
ta del Popolo richtte tegen het bisschoppelijke document een boosaardige en
dwaze kritiek, die de verontwaardiging van Don Bonetti verwekte en hem op
de gedachte bracht een werkje te schrijven met de vlammende titel: Een
vliegje en een adelaar. Meer dan honderdduizend exemplaren hiervan werden
gratis verspreid. Het vliegje probeerde hem te antwoorden door het werkje
een schimpschrift van Don Bosco te noemen en zijn auteur "een advocaat van
Don Bosco", met een beledigende zinspeling op Don Bosco. In feite sloeg het
maar een zeer slecht figuur.
Toen de komst van de aartsbisschop naderde, publiceerde Don Bonetti
nogmaals zijn werkje als aanhangsel van een korte monografie, waarin hij
een bondig bericht gaf over het leven en de werken van Zijne Eminentie Ali-
monda. Ook met deze publicatie werd Turijn overspoeld. Het was noodzakelijk
uit de geesten van de onwetenden de verkeerde vooringenomenheid te verjagen
die de sekte aan het uitzaaien was tegen de persoon van de nieuwe herder.
Een comité van heren dat opgericht werd voor het bereiden van de plechtige
intrede, had het plan opgevat een album samen te stellen, waarin men de ge-
dachten en handtekeningen van de aanzienlijke burgers zou verzamelen om het
dan te laten inbinden en het als huldeblijk op de dag van zijn komst aan te
bieden. Een blad hiervan werd eveneens aan Don Bosco ter hand gesteld. Hij
schreef er volgende woorden op: Maria sit sibi et omnibus Dioecesanis tuis
auxilium in vita, levamen in augustiis et in periculis, subsidium in morte,
gaudium in coelis. - Joannes Bosco Sacerdos, Rector Maior.
Maar de vrijmetselarij was met alle macht aan het werk om de vreedzame in-
trede van Zijne Eminentie te dwarsbomen. Zijn openlijke verknochtheid aan
de paus was in die dagen van woedend antiklerikalisme in de ogen van de po-
liticasters en hun volgelingen een misdaad van majesteitsschennis.
Pas was de kardinaal als aartsbisschop aangeduid of hij schreef een
mooie brief aan di Sambuy, burgemeester van Turijn. Deze had hem meegedeeld
aan de Raad en had tegelijkertijd laten weten dat het koninklijke Exequatur
al verleend was. Alles liet dus geloven dat de vertegenwoordigers van de
stad officieel zouden deelnemen aan de intrede. Toen verscheen een naamloos
schimpschrift dat zich tot doel stelde dit gevaar te bezweren. Het droeg
als titel: Het klerikalisme te Turijn en was opgedragen aan de gemeente-
raad. De vrijmetselaarsgal droop van iedere regel af. Er werden volop bele-
digingen geslingerd tegen de gewijde persoon van de aartsbisschop en ook
Don Bosco werd daarin niet gespaard. Tegen hem werd inderdaad alarm gebla-
zen met volgende tirade: "Turijn moet ermee ophouden de stad van de revolu-
tie te zijn om het centrum te worden van de Italiaanse religieuze opstan-
ding. Het moet ermee ophouden de vesting te zijn van de revolutie om de

28.10 Page 280

▲back to top
- XVI/278 -
uitverkoren stad van Maria, Hulp der Christenen te worden! Zo preken de
klerikalen en niet tevergeefs!(...) Met een zelfverloochening die niet te
ontkennen is, met een uithoudingsvermogen in hun opzet die ze eert, hebben
ze de stad en de provincie vol gezaaid met opvoedingsinstituten, weldadig-
heidsinstellingen, die kweekvijvers zijn van het klerikalisme. Don Bosco
heeft zijn moederhuis in onze stad. Hij is die wonderlijke man, een van de
schitterendste bladzijden van Smiles waardig, die man die met niets begon
en nu Italië, Europa met zijn roem wist te vullen. Deze levendige belicha-
ming van de geweldige macht van het klerikalisme heeft zijn hoofdkwartier
in onze stad. Hier vormt hij zijn priesters en kneedt ze tot blinde, pas-
sieve, stompzinnige gehoorzaamheid. Hij doordrenkt ze met vooroordelen, met
hardhoofdigheid, met onverdraagzaamheid om ze morgen tegen onze provincie
te lanceren en er het woord van het klerikalisme te verspreiden." Hij die
zo zijn gal uitspuwde, toonde op zijn manier Don Bosco beter te begrijpen
dan zekere andere personen.
Ook in het theater hoorde men een echo van die spotternij. In het Ger-
binotheater werd op 16 november een stuk gespeeld uit het Frans vertaald,
dat tegen de legitimisten gericht was.(1) Een speler zei:- In Italië zijn
er maar twee legitimisten, de paus en Don Bosco. - Een stem uit het parter-
re riep: - En kardinaal Alimonda - Applaus barstte los in heel de zaal.
Voor de modaliteiten van de intrede waren er verwikkelingen ontstaan.
Ziehier hoe de vraag gesteld werd: als een prins van de Kerk in Turijn zijn
intrede doet en de burgemeester en de stad op de hoogte brengt dat dit zal
gebeuren op 18 november in de namiddag, kan de eerste magistraat en de ge-
meenteraad hem dan aan het station gaan afhalen? De drie grote kranten van
het min of meer sektarisch Piëmontees liberalisme beweerden dat dit niet
kon gebeuren, terwijl de burgemeester, de gemeenteraad en het volk van oor-
deel waren dat dit wel diende plaats te hebben. Toen kardinaal Alimonda dit
meningsverschil vernomen had, nam hij het besluit privaat zijn intrede te
doen. - Als geestelijke vader van alle mensen van Turijn - zei hij - ook
van hen die mij niet aanvaarden, als zulke mensen bestaan, wil ik niet dat
mijn eerste stap in mijn nieuw vaderland een reden geeft tot geschil. Ik
kom de vrede, de rust, de wederzijdse liefde brengen en ik ben ertoe bereid
nog heel wat andere offers aan Turijn te brengen dan de eer van een plech-
tige ontvangst.- Maar de burgemeester wou, voor de waardigheid van de stad,
niet begeven voor dergelijke druk, omdat hij dacht dat een liberaal niet
noodzakelijk onbeleefd diende te zijn.
Maar de aartsbisschop bemerkte dat een plechtige ontvangst niet kon
plaats hebben zonder gevaar voor onenigheden of onaangenaamheden. Daarom
stuurde hij op 15 november een edele brief vanuit Genua waarin hij bedankte
voor de eerbetuigingen die men voor hem had klaargemaakt.
(1) De titel was: I Narbonneire La –Tour.

29 Pages 281-290

▲back to top

29.1 Page 281

▲back to top
- XVI/279 -
Hij verklaarde daarin dat hij zich wilde onttrekken aan iedere offi-
ciële of openbare betoging. Daarom begaf hij zich in de namiddag van zondag
18 november zonder ruchtbaarheid naar de kathedraal, waar clerus en volk
hem vroom ontvingen en hij alles wat de heilige ritus in dergelijke omstan-
digheden voorschrijft, volbracht.
Het lawaai dat verwekt werd door rumoerige en brutale studenten, die
geroepen hadden bij de doortocht van het gesloten rijtuig, werd afgekeurd
door alle verstandige mensen. Dit was een bewijs van de zedelijke en bur-
gerlijke ellende van zekere partijen.
De brave burgers rekenden het zich tot plicht persoonlijk hulde te
brengen aan de kardinaal. Don Bosco was een van de eersten om hem te bezoe-
ken. Het Bollettino van februari 1884 vermeldt dit bezoek en maakt ook ge-
wag van "woorden die een uitdrukking waren van een uitnemende welwillend-
heid" die de aartsbisschop tot hem gericht had, de woorden zelf werden niet
aangehaald. Zijne Eminentie en Don Bosco ontmoetten elkaar nadien de eerste
maal publiek in de kerk van Sint-Jan de Evangelist op 27 december, het
feest van de apostel. De Kardinaal celebreerde de mis van 8 uur en hield
een korte toespraak alvorens de heilige communie uit te reiken. Toen dan de
ceremonie ten einde was, bezocht hij samen met Don Bosco de nieuwe lokalen
van het Oratorio voor zon- en feestdagen van Sint-Aloysius, waar hij enkele
woorden tot de jongens richtte.
Zijne Eminentie, die de drukkerij van het Oratorio al uitgekozen had
voor het drukken van zijn schriften, had het huis van Don Bosco nog niet
bezocht in zijn hoedanigheid van aartsbisschop. Nu gebeurde het dat Don
Bosco hem moest spreken. Daarom dacht hij eraan zich naar het aartsbis-
schoppelijk paleis te begeven in de morgen van 15 januari. Alvorens echter
erheen te gaan, stuurde hij iemand tot bij de secretaris van de aartsbis-
schop om te vragen of Zijne Eminentie zich in zijn paleis bevond en of hij
het goed vond hem nu een audiëntie te verlenen. Toen de kardinaal dit ver-
nam, liet hij die persoon bij zich komen en zei hem:- Zeg tegen Don Bosco
dat ik hem weldra het antwoord zal toesturen.- Deze was pas terug thuis en
had amper de tijd om de boodschap te doen of een rijtuig hield stil voor de
deur van het Oratorio en Zijne Eminentie stapte eruit. Tot diegenen die hem
dadelijk hun hulde wilde betuigen, zei hij: - Om wat vlugger te zijn ben ik
zelf aan Don Bosco het antwoord komen brengen. - Rond half elf aangekomen,
onderhield hij zich meer dan een uur met Don Bosco.
Toen de kardinaal was binnengekomen waren allen rustig aan hun werk,
maar ondertussen waren in een oogwenk de verscheidene oversten van de scho-
len en van de werkhuizen naar buiten gekomen om hun jongens naar de speel-
plaats te brengen. De dirigent van het muziekkorps had vlug zijn muzikan-
ten op rijen geplaatst, de klokkenluiders waren naar de klokken gelopen en
anderen hadden het huis bevlagd. Toen dan de kardinaal uit de kamer van Don
Bosco kwam en zich aan de balustrade vertoonde, werd hij onthaald op ap-
plaus van al die jongens, op de klanken van de muziekinstrumenten en op het
concert van de klokken. Hij was ten zeerste verrast toen hij zag dat men op
zo korte tijd zoveel gedaan had.

29.2 Page 282

▲back to top
- XVI/280 -
Hij had hun graag een woordje willen toespreken, maar de klokken verhinder-
den hem. Daarom beperkte hij er zich toe te zeggen: - Mijn beste zonen, ik
dank u, ik zegen u en ik beveel mij in uw gebeden aan. - Daarna bracht hij
een bezoek aan de nieuwe drukkerij en de hierbij behorende werkhuizen, waar
hij voor de nieuwe machines in bewondering stond. Nadien begaf hij zich
naar het heiligdom. In de sacristie stond een ruime vertegenwoordiging van
de Dochters van Maria, Hulp der Christenen om hun hulde te betuigen aan hun
herder. Uiteindelijk ging hij bidden in de kerk en ontving nieuwe betuigin-
gen van eerbied vanwege talrijke mensen die op het pleintje samengekomen
waren.
Toen hij opnieuw in zijn rijtuig stapte, zei hij tegen Don Bosco die
aan zijn zijde gebleven was:- Ik meende dat ik u iets onvoorzien bereid
had, maar u hebt mij een verrassing bezorgd. Moge God u zegenen. Daarvoor
bid ik van harte.- Allen waren zo zeer verheugd dat ze hem nog eens wensten
terug te zien.
Onder de Salesianen van die tijd was het een algemeen verspreide me-
ning dat de Heilige Vader bij de benoeming van de nieuwe aartsbisschop van
Turijn met opzet zijn keuze had laten vallen op een prelaat van wie bekend
was dat hij een vriend van Don Bosco was. Van deze bedoeling die door
Christelijke liefde ingegeven was, zullen wij een zeker bewijs krijgen in
de woorden die Leo XIII tot Don Bosco zal richten op de audiëntie van 1884.
Anderzijds kunnen wij in waarheid bevestigen dat de goedheid van kardinaal
Alimonda voor Don Bosco een door de Voorzienigheid gewilde opbeuring ge-
weest is gedurende de laatste vier jaar van zijn leven. Als bewijs van de
gevoelens van de hoge prelaat tegenover onze Vader kunnen we niet beter
doen dan volgende regels aanhalen die hij schreef onmiddellijk nadat hij
het nieuws van zijn dood vernam.(1) Hij schreef: "De vereerde en goede Don
Giovanni heeft op mij niet willen wachten om mij nog eenmaal zijn heilige
hand te laten kussen en mij bij hem aan te bevelen voor zijn tussenkomst
bij God! "De Heer had het zo beschikt dat ook hier voor Don Bosco zou be-
waarheid worden wat hij aan de apostelen voorzegd had: (1) U zult bedroefd
zijn, maar uw droefheid zal in blijdschap veranderen.
(1) Brief aan Don Rua, Genua, S. Francesco d'Albaro, 31 januari 1888.

29.3 Page 283

▲back to top
- XVI/281 -
H O O F D S T U K XIII
DE SALESIANEN TREKKEN BRAZILIE BINNEN
EEN VICARIAAT EN EEN APOSTOLISCHE PREFECTUUR
IN PATAGONIE EEN GROTE MISSIEDROOM
De geschiedenis van de Congregatie kan voor dit jaar twee grote ge-
beurtenissen noteren, namelijk, de intrede van de Salesianen in Brazilië
en de oprichting van een vicariaat en een apostolische prefectuur in Pata-
gonië. De eerste gebeurtenis werd het begin van een buitengewone ontwikke-
ling die het werk van Don Bosco nam in dat grenzeloos uitgestrekte land.
De tweede gebeurtenis was de bekroning van de langdurige inspanningen van
Don Bosco om tot een definitieve kerkelijke omschrijving te komen van de
gebieden die dit nog verwachtten, van de oevers van de Rio Negro tot aan de
zee-engte van Magellaan. Het schijnt waarlijk de wil geweest te zijn van de
hemel dat het jaar 1883 een jaar vol betekenis was in de annalen van de on-
vermoeibare zendingsactiviteit van de zonen van Don Bosco in Zuid-Amerika.
Immers, juist in dat jaar had Don Bosco een wonderlijke droom die voor hem
de poorten van de toekomst ontsloot en voor zijn verbaasde blik het einde-
loos actiegebied dat aan zijn zonen voorbehouden werd van Cartagena tot
Puntarenas, liet voorbijgaan. Het was een schimmenspel van mensen en van
dingen die hem verbaasden, maar de feiten hebben bewezen en bewijzen nog
steeds dat het geen zinsbegoocheling was van een slaper.
Sinds zes jaar bad en smeekte Mgr. Lacerda, bisschop van Rio de Janei-
ro, Don Bosco om Salesianen naar zijn diocees te zenden. Don Bosco beloofde
dat en wachtte tot hij aan Don Lasagna, die naar Italië gekomen was, de op-
dracht toevertrouwde om over te gaan tot de opening van het eerste huis in
Brazilië. Don Lasagna, die niet één maar minstens drie huizen in dat kei-
zerrijk wilde, maakte dadelijk een groepje van zeven man klaar om naar Nic-
teroy, in de buurt van de Braziliaanse hoofdstad, te sturen.
Maar toen daar de vreselijk gele koorts uitbarstte, raadde de bisschop
zelf aan nog wat te wachten omdat hij vreesde dat de besmettelijke ziekte
ook hen zou aantasten. Toen eindelijk dit gevaar geweken was voer de onver-

29.4 Page 284

▲back to top
- XVI/282 -
saagde schaar, vergezeld van Don Lasagna en geleid door Don Michele Borghi-
no, op 10 juli van Montevideo naar Rio de Janeiro af.
De afscheidsplechtigheid had plaats in de kerk van S. Rosa te Villa Colón.
Ze werd bijgewoond door talrijke medewerkers en medewerksters uit de hoofd-
stad van Uruguay. De ontroering had allen te pakken. "We wisten dat we el-
kaar lief hadden - schreef Don Giordano aan Don Bosco,(1) maar we wisten
niet dat de scheiding ons zoveel zou kosten."
Na vier dagen varen op een woelige zee legde men te Rio de Janeiro
aan. Een herderlijk schrijven van de bisschop, dat ook door de kranten ge-
pu-bliceerd werd, kondigde hun aankomst aan. Ze werden ten zeerste aan de
liefdadigheid van de diocesanen aanbevolen om de oprichting van een tehuis
mogelijk te maken. Onmiddellijk zag men hiervan de uitwerking. Terwijl de
vijanden van het goede in woede uitbarstten tegen de indringers, betuigden
de brave mensen hun sympathie door milde giften. Er was zelfs iemand die
een volledige drukkerij schonk. Maar het huis was te klein voor het doel
dat men er wou verwezenlijken.
Zoals overal elders vestigden zich ook daar de protestanten naast ons
huis. Hun prachtig gebouw voor jongens en meisjes stelde het onze in de
schaduw, maar onze medebroeders namen het besluit hun tehuis de naam van
Maria, Hulp der Christenen te geven. Zij zouden er ook een kerk doen oprij-
zen om zoveel bedreigde zielen te beschermen. Maar nu riepen ze onmiddel-
lijk de metselaars om zo vlug mogelijk een Oratorio voor zon- en feestdagen
te kunnen openen. Een van de weldaden die het werk van Don Bosco in Zuid-
Amerika gebracht heeft is, dat de invloed van de protestanten er gevoelig
verminderd is. In dit opzicht is het zenden van Salesianen naar Patagonië
en naar de zee-engte van Magellaan werkelijk providentieel geweest, omdat
dit belet heeft dat de protestanten er blijvend hun invloed zouden doen
gelden. De grote ondernemingen in Zuid-Amerika eindigden alle in handen van
de Engelsen:(2) bruggen slaan, waterleidingen, wegen en spoorwegen aanleg-
gen, en zelfs steden bouwen, dat allemaal is het werk van Engelse onderne-
mers geweest. Zij vragen meestal de dominees van hun cultus, om bij hen te
komen of vinden het best dat zij er ongevraagd komen. De officiële inbezit-
neming door Engeland van de Malvinas, thans Falklandeilanden, in 1832,
begunstigde de ijver en de propaganda van het protestantisme eveneens op
het vasteland. Toen de onzen in Patagonië aankwamen, werkten de anglicanen
er uit alle macht en verleidden de kolonisten.
Don Lasagna en Don Borghino bezochten samen Keizer Pedro II, die ze
met grote minzaamheid ontving.
(1) Colón, 10 juli 1883.
(2) In 1868 vestigde zich een protestantse zending onder leiding van de heer Thomas Bridges
op een zeer mooie plaats, waar door het toestromen van de Indianen een bevolkingscentrum
ontstond, later Ushuaya, de hoofdstad van het Argentijnse gebied van Vuurland geworden.

29.5 Page 285

▲back to top
- XVI/283 -
Prinses Isabella, vermoedelijke troonopvolgster, en haar gemaal Gaston d'
Orléans, graaf d'Eu, die Don Bosco te Parijs gekend hadden, toonden zich
vol welwillendheid. Ook de president van de provincie beloofde hun zijn
volledige steun. Don Bosco was over dit nieuws zeer verheugd en zes maanden
later vertelde hij in een conferentie van de H. Franciscus aan de medewer-
kers van Turijn vol geestdrift de eerste stappen van de Salesianen in Bra-
zilië. Hij voorspelde dat de salesiaanse instituten in dat eindeloze land
zeer talrijk zouden worden. Dat is letterlijk waarheid geworden. Toen in
1933 het feest gevierd werd van de vijftigste verjaardag van deze gebeurte-
nis, waren er al vijftig colleges of residenties van de Salesianen en vijf-
tig werken geleid door de Dochters van Maria, Hulp der Christenen. Don Bos-
co stuurde er meer dan tweehonderd.
Het fameuze onthaal van Don Bosco te Parijs wekte het verlangen in
Brazilië en in andere Amerikaanse Staten om de zonen van Don Bosco bij zich
te hebben. De kranten verspreidden er de echo van, ook in die verre stre-
ken.
Hoge geestelijke en burgerlijke personaliteiten lieten niet na te vragen
dat ook daar hun instituut zou gevestigd worden. Zo kwam het dat Don Lasag-
na in september al een 25-tal dergelijke aanvragen in handen had. (l) Als
man met een vurig karakter en met een grote ijver bezield, wou hij van Don
Bosco een legioen Salesianen vrij krijgen. Zijn ijver ging vooral naar Sao
Paolo, de hoofdstad van een zeer uitgebreid land. Om de smeekbeden te ver-
horen van de bisschop, Mgr. Lino Diodato Rodriguez de Cavallo, ging hij er
persoonlijk heen, bezocht verscheidene plaatsen in de stad en in de buurt
en koos de plaats uit die hem het meest geschikt leek. Enkele bewonderaars
van de Salesiaanse werken volgden hem. Zij waren bereid dadelijk de op-
brengst van hun geldinzamelingen te storten, om zo vlug mogelijk aan het
werk te kunnen gaan. Hij was echter genoodzaakt een dergelijk aanbod te
weigeren, maande aan tot geduld en volharding en gaf hun de verzekering dat
hij zich zou inspannen om weldra van Don Bosco het nodige personeel te
krijgen.
Zijn vurige brieven dateren uit de periode van zijn inspectiereis. Van
op een heuvel toonde men hem hutten en huisjes, waarboven een kerktorentje
schuchter oprees. Sinds zeven jaar hadden zich daar enkele honderden Itali-
aanse families neergezet. Zij waren naar deze streken gebracht en daarna
verlaten door enkel op winst bedachte speculanten. Toen Don Lasagna dit
vernam, sprong hij uit zijn rijtuig en begaf zich onverwijld naar het
dichtbij gelegen huis. Toen de kolonisten hoorden dat er een Italiaanse
priester was, kwamen ze van alle kanten rond hem toegestroomd. Iemand
haastte zich om de kapel te gaan openen, waar ze allen binnengingen. Don
Lasagna hield voor hen een korte, maar ontroerende toespraak. Het is onmo-
gelijk de vreugde te beschrijven van deze brave mensen die daar woonden
zonder priester, zonder sacramenten en zonder Gods woord. Hun toestand ver-
tederde hem.
(1) Brief van Don Lasagna aan Don Lemoyne, Sao Paolo, 6 september 1883.

29.6 Page 286

▲back to top
- XVI/284 -
Hij deelde aan hen al de prentjes en medailles uit die hij bij zich had.
Hij sprak hun moed in. Dan vertrok hij met tranen in de ogen en beloofde
kort nadien te zullen terugkeren of iemand te zenden die zorg zou dragen
voor hun ziel. Zoals we zullen zien, hielden de Salesianen nadien hun
woord.
Ook de Bisschoppen van Parà en van Cuyabà richtten met verdubbelde
aandrang hun aanvraag tot de Salesianen om naar hun eindeloze grote dioce-
sen te komen. De laatstgenoemde begaf zich zelfs naar Villa Colon bij Don
Lasagna met een plan van overeenkomst. Het werd naar Turijn gestuurd. Toen
echter op 28 december het plan besproken werd in het hoofdkapittel, besloot
men de definitieve beslissing uit te stellen.- Op dit ogenblik zei Don Bos-
co - hebben wij de Falklandeilanden op het oog en we zoeken naar middelen
om er het evangelie te brengen. Bovendien zijn we genoodzaakt onze krachten
te concentreren op het nieuwe pro-vicariaat en op de nieuwe apostolische
prefectuur en ons niet elders te gaan verspreiden. Rome verlangt daden en
geen woorden. Over enkele jaren zal Rome het resultaat van ons werk willen
zien in de provincies die het ons toevertrouwd heeft.
Laat ons toe nu een woord te zeggen over Patagonië en over de nieuwe
plannen waarop Don Bosco zinspeelde in zijn aangehaalde opmerking.
De Indianen die zich gedurende de veldtocht van generaal Roca niet on-
derworpen hadden en niet naar Chili in veiligheid waren gegaan of zich naar
het Zuiden verwijderd hadden, keerden langzamerhand terug om toenadering
met elkaar te zoeken, zoals altijd aangetrokken door het dappere stamhoofd
Namuncurá. Deze heftige verdediger van de onafhankelijkheid van de inheem-
sen, had een grote ervaring opgedaan in de oorlogen tegen de Argentijnen.
Daarin werd hij ook wel geholpen door de ingeboren sluwheid en schander-
heid van zijn ras, evenzeer als door zijn natuurlijk verstand. Hij had raz-
zia's willen ondernemen om buit te maken en te voorzien in de behoeften van
zijn volk. Maar generaal Villegas, door Roca daar gelaten om de grens van
de Rio Negro te bewaken, was op zijn hoede. Op het einde van het jaar 1882
had Villegas lont geroken van de bedreiging en hij begon een nieuwe veld-
tocht. Tegen de onafhankelijke stammen zette hij de Indianen in die hij al
onderworpen had en ingelijfd in het Argentijnse leger. Gedurende de maanden
december, januari en februari vielen meer dan tweeduizend mannen, vrouwen
en kinderen levend in de handen van de soldaten, deels met geweld gevangen
genomen, deels vrijwillig overgegeven. Een honderdtal werden gedood bij
deze aanvallen.
Al deze wanorde maakte het voor de missionarissen onmogelijk zich ver-
der te begeven in de gebieden die door de troepen werden bezet. Hun werk in
het voordeel van de gevangenen was eveneens zeer moeilijk. Ze probeerden
deze laatsten de catechismus aan te leren, maar ze moesten ook te keer gaan
tegen "de bedorven soldaten en de officieren die nog meer bedorven waren."
(1) Nieuws van dien aard was het droevigste nieuws dat Don Bosco kon ont-
vangen.
(1) Brieven van Don Fagnano aan Don Bosco, Patagones, 1 januari en 10 maart 1883.

29.7 Page 287

▲back to top
- XVI/285 -
Maar de hulp kwam vanwaar men ze het minst zou verwacht hebben. Toen
Namuncurá zag dat hij tot onmacht gedoemd was en omdat hij een einde wou
stellen aan het lijden van zijn stamgenoten, besloot hij vredesonderhan-
delingen aan te knopen. Hij stuurde daarom een afvaardiging, samenge-
steld uit twaalf hoofden. Zij begaven zich naar het fort Roca en vroe-
gen om met de militaire gezagvoerders te onderhandelen. Ze wekten echter
geen vertrouwen op en keerden ontmoedigd naar hun leider terug. Het gro-
te opperhoofd, dat wel een wilde maar toch een verstandige man was en
niet wou dat zijn getrouwen nog langer in dergelijke harde en gevaarlij-
ke levensomstandigheden moesten leven, vatte het plan op de bemiddeling
van de missionarissen in te roepen.
Het was een geluk dat "een groot apostel, een van de grote figuren
onder de Salesiaanse missionarissen, een echte vader voor de Indianen,
wiens leven vol ontberingen hij deelde" (1) namelijk, Don Domenico Mila-
nesio zich naar het fort begaf. Hij was als door de Voorzienigheid ge-
zonden. Op het ogenblik van zijn aankomst te Roca kwam hem een groep
Indianen te paard tegemoet. Zij schenen een van de gezagvoerders te be-
geleiden. Deze kwam vooruit, verzocht de missionaris te blijven staan en
naar hem te luisteren.
- Zeer graag - antwoordde hem Don Milanesio. Vanwaar zijt ge en waar
gaat ge heen?
- Wij behoren tot de stam van Namuncurà, ons opperhoofd. Hij bevindt
zich thans in het Andesgebergte, waar hij zich schuil houdt met de fami-
lies die hem trouw zijn gebleven. Hij heeft besloten met de Argentijnse
regering vrede te sluiten en heeft ons dan ook gestuurd om vriendschappe-
lijk met de militaire autoriteiten te onderhandelen en vrede te sluiten.
Dat is de vaste wil van ons opperhoofd. Daar we niet in verbinding kunnen
treden met de regering, verzoeken wij u als tussenpersoon te willen op-
treden. Wij hebben veel eerbied voor de dienaars van God, omdat ze ons
altijd bemind en beschermd hebben. In de tijd van Calfucurà, de vader van
Namuncurà, was het woord van een priester voldoende om de uitroeiing van
onze stamgenoten te beletten.
Don Milanesio kon een zo mooie gelegenheid niet laten ontsnappen.
Daar dit echter de eerste maal was dat hij zich naar het fort Roca begaf
om er zijn ambt uit te oefenen, dacht hij dat het vermetel was zo maar
de dienst van onderhandelaar tussen de twee partijen die elkaar zo hard-
nekkig en aanhoudend bevochten hadden, op zich te nemen. Daarbij kwam dat
hij de ware redenen niet kende waarom men het vorige gezantschap had af-
gewezen. Hij vreesde er dus voor met overijling te werk te gaan en het
commando te ontstemmen door een vijand die wellicht niet erg oprecht was,
te begunstigen. Daarom gaf hij zijn gesprekspartner de raad te gaan zeg-
gen dat Namuncurà zelf zich met zijn mannen naar het fort zou begeven.
Hij stond er borg voor dat hij er op eervolle wijze door de generaal zou
ontvangen worden.
(1) Roberto J. Tavello, S. S. Las Missiones Salesianas de la Pampa. Talleres Gráficos
Argentinos Rosso y Cia, 1924, blz. 189.

29.8 Page 288

▲back to top
- XVI/286 -
Hij mocht zonder vrees komen, want hij zelf zou hem tegemoet gaan. De ge-
zant was niet tevreden met woorden, maar verlangde een geschrift van hem
en Don Milanesio schreef aan het opperhoofd in de aangehaalde zin.
De vurige krijgsman die nog kort geleden verwoed de lans had gehan-
teerd en zovele gevechten tegen het geregelde leger, las het blad, liet
zijn wildheid varen, overwon zijn natuurlijke wrok en begaf zich zonder
tijd te verliezen op mars met een talrijk gevolg. Hij deed het heel vlug
want er waren nog maar twintig dagen verlopen sinds het schrijven van de
brief toen hij al bij de voorposten van het fort Roca verscheen. Voor de
terugkeer van zijn boodschappers en zijn komst had men niet minder dan
negenhonderd kilometer moeten afleggen.
Namuncurà mocht de partij die hij gekozen had niet beklagen. Don Mi-
lanesio was zijn trouw raadsman en de vrede werd gesloten. Na enkele ja-
ren getrouwheid verleende de Argentijnse regering hem zelfs de graad van
kolonel met de hiermee overeenstemmende soldij en verleende hem negen
vierkante mijl van het gebied in eigendom voor zich zelf en voor de fami-
lies van zijn stam. Dit gelukkige resultaat vergemakkelijkte voor Don
Milanesio de verkondiging van het evangelie aan sommige stammen langs de
oevers van de Neuquén. In andere gebieden konden Don Beauvoir en zijn
moedige overste Don Fagnano rustig aan het werk gaan. Gedurende de laat-
ste jaren van zijn leven ontving Namuncurà zelf het doopsel uit de handen
van Mgr. Cagliero, aan wie hij de jongste van zijn zonen toevertrouwde om
hem op te voeden. Deze jongen, die Zeffirino heette, had een wakker ver-
stand en een goede inborst.(1) Het was een belofte voor de toekomst. Daar
hij priester wilde worden, volgde hij Monseigneur naar Rome en ging zijn
gymnasium doen in het salesiaans college van Frascati, waar hij heel
vroeg gestorven is.
Uit wat we tot hiertoe gezegd hebben, kan worden opgemaakt dat op
het ogenblik waarop de Salesianen zich standvastig in Patagonië gingen
vestigen, de heerschappij van de wilden een einde had genomen. Het werd
de taak van de missionarissen de overwonnenen te onderrichten in de blij-
de boodschap en de zonen van de achterlijke gebieden met de beschaafde
volkeren te verbinden door de banden van de christelijke naastenliefde.
In 1883 werden territoriale regeringen in het leven geroepen die voor-
zagen in het beheer van de gerechtszaken tussen Argentijnen, vreemdelin-
gen en wilden. De arme zwervers spraken hun eigen taal. Sommige missiona-
rissen, zoals Don Milanesio en Don Beauvoir, spanden zich in om deze ta-
len aan te leren. Zo konden ze gemakkelijker door hen aanvaard worden en
hun heilzaam werk volbrengen.
Er waren in Patagonië veel dialecten, maar om ze allemaal te kunnen
verstaan was de kennis van de moedertaal die door de Araucanen, die in
het bergachtig en bosrijk gedeelte van Patagonië woonden, zeer nuttig.
(1) Wij hebben hem goed gekend. Hij was zeer vroom. We hebben ook sommige van zijn
brieven gezien en gelezen die hij nog vanuit Patagonië aan Don Vespignani geschre-
ven had. Wij weten niet waar deze beland zijn. Ze waren zeer mooi geschreven met
een sierlijkheid en verhevenheid van gevoelens die op ons grote indruk hebben ge-
maakt.

29.9 Page 289

▲back to top
- XVI/287 -
De studie hiervan was moeilijk om twee redenen. Er bestond geen schrijf-
taal van en ze werd gesproken met vele keelklanken en aanblazingen. An-
derzijds kwam het Spaans hier te pas. Door een lang tijdsverloop had het
Spaans zijn weg gevonden onder de Indiaanse stammen, zodat zij een aan-
tal woorden en zinnen kenden. Dat was voldoende om hen te begrijpen en
zich te doen begrijpen. Bleef dan nog de moeilijkheid de afstanden te
overwinnen en dat kon enkel gebeuren dank zij de heldhaftige zelfverloo-
chening van de arbeiders voor het evangelie. De oppervlakte van Argen-
tijns Patagonië bedraagt 850.000 km2 en het heeft thans (1933) een be-
volking van ongeveer 900.000 inwoners, terwijl dat aantal in 1883 maar
35.000 bedroeg. Er zouden zeer gemakkelijk, wegens de uitgestrektheid
van het bewoonbaar grondgebied, tussen dertig en veertig miljoen mensen
kunnen leven. De bodem is er zeer vruchtbaar en iedere dag blijkt steeds
meer en meer dat ook de ondergrond rijk is.
Betreffende evangelisatie werden al vorderingen gemaakt. De overste
van de missies kon in 1883 aan Rome laten weten dat men in dat jaar 500
Indianen gedoopt had, dat de twee colleges van Patagonië 68 jongens en 93
meisjes herbergden, dat het aantal dopen op vier jaar tijd het cijfer van
5.328 bereikt had. Verder waren de exploraties doorgedrongen tot de Cor-
dilleras. Men had de oevers van de Limay verkend tot aan het meer Nauél-
huapi en die van de Neuquén tot aan de Norquin. Verder had men explora-
ties gedaan van de Rio Colorado, de woestijn van Balcheta en van heel de
Rio Negro langs beide oevers. Dat betekende heel Noord-Patagonië op een
uitgestrektheid van 35.000 km2. Geen menselijke lof kan volstaan voor de
verdiensten van deze arbeiders van het evangelie, zonen van het Oratorio,
die in dergelijk klein aantal door Don Bosco waren uitgestuurd in deze zo
onherbergzame streken.
Dit verslag kende de verhoopte uitwerking. Zoals we gezien hebben,
had Don Bosco aan de Heilige Stoel het voorstel gedaan om daar drie apos-
tolische vicariaten of drie prefecturen op te richten. Toen in 1881 de
vicaris-generaal van Buenos Ayres, Mgr. Espinosa, naar Turijn kwam, had
hij hem over zijn plannen gesproken en had hem verzocht bij de aartsbis-
schop zijn tolk te willen zijn en speciaal aan te dringen op noordelijk
Patagonië. Deze verklaarde zich bereid hem te helpen. "U kunt aan Zijne
Heiligheid de verzekering geven - schreef hij hem,(1) dat ik zeer tevre-
den zal zijn dat u met uw Salesianen een apostolisch vicariaat zult ves-
tigen in deze verre gebieden van Patagonië, vermits ik niet voor die men-
sen kan zorgen, zoals ik het zou verlangen, omwille van de onmetelijke
afstand.
De aartsbisschop overdreef werkelijk niet, wanneer hij over deze
onmogelijkheid sprak, want zijn aartsbisdom omvatte een uitgestrektheid
die gelijk was aan zeven maal de oppervlakte van Italië.
De zaak was voor verdere bestudering door Leo XIII overgemaakt aan
een commissie van Kardinalen, waarvan, zoals wij al verhaald hebben, ook
Alimonda deel uitmaakte.
(1) Buenos Aires, 16 maart 1882.

29.10 Page 290

▲back to top
- XVI/288 -
Toen men nu deze merkwaardige resultaten zag, was men van oordeel dat het
ogenblik gekomen was om tot de gevraagde organisatie over te gaan. Daar-
om vroeg kardinaal Simeoni, Prefect van de Propaganda, aan Don Bosco zijn
definitieve mening en nodigde hij hem tevens uit hem de namen aan te ge-
ven van de kandidaten die voor dit hoge ambt het meest geschikt waren.
Don Bosco antwoordde hierop met volgende brief.
"
Eminentie,
"
"
Gehoorzaam aan de heilige verlangens die meermaals uitge-
" drukt werden door de Heilige Vader en mij steunende op de wijze
" voorstellen van Uwe Eminentie heb ik hierna mijn mening uiteen-
" gezet over de manier waarop men, naar het mij toeschijnt, Pata-
" gonië zou kunnen verdelen om zijn inwoners in de schoot van onze
" Moeder, de Heilige Kerk, te brengen.
" De geografische en historische toestand van deze streek is wat
" uitvoeriger uiteengezet op de geografische kaart en in het ver-
" slag dat ik de eer heb gehad aan de Congregatie van de Propagan-
" da te overhandigen. Hier zal ik mij enkel houden aan de punten
" die mij door Uwe Eminentie gevraagd werden.
"
De drie vicariaten van Patagonië. Het schijnt op dit ogen-
" blik voldoende te zijn één enkel apostolisch vicariaat in Noord-
" Patagonië op te richten en een apostolische prefectuur in Zuid-
" Patagonië. Centraal-Patagonië is nog niet voldoende verkend en
" het gedeelte dat men ietwat kent is bijna in handen van de pro-
" testanten.
"
Het apostolische vicariaat van Carmen zou zich voorlopig
" kunnen bezig houden met het centrale vicariaat. Het zou zich on-
" der de wilden begeven die in de richting van de Cordilleras wonen
" en met enkele priesters en enkele knappe catechisten voorzien in
" de godsdienstige behoeften van de enkele katholieken. Ofschoon
" deze katholieken te midden van de andersdenkenden leven, toch
" blijven ze trouw aan de Katholieke Kerk en vragen om hulp. Enkele
" excursies die onze missionarissen daarheen gedaan hebben, hebben
" ons ervan overtuigd dat dergelijke vrome onderneming succes zou
" hebben.
"
Het vicariaat, de prefectuur van Zuid-Patagonië zullen meer
" moeilijkheden kennen omwille van de strengheid van het klimaat,
" de afstand tussen de bewoonde plaatsen en wegens de protestanten
" die er ook aan denken daarheen te gaan. Maar bij dergelijke wer-
" ken mag men op de moeilijkheden geen acht slaan.
" Voorgestelde kandidaten: de voorgestelde kandidaten: D; Giovanni
" Cagliero, D. Giacomo Costamagna, D. Giuseppe Fagnano zijn drie
" personen die in staat zijn de opdracht te vervullen. Allen
" zijn ze werkzaam, fysisch sterk, goede predikanten, ongevoelig
" voor de harde inspanningen, met een beproefde zedelijkheid. Indien
" Zijne Heiligheid het echter goed zou vinden meer geschikte

30 Pages 291-300

▲back to top

30.1 Page 291

▲back to top
- XVI/289 -
" kandidaten voor onze Congregatie uit te kiezen, dan zou ik vol-
" gend voorstel doen:
" D. Giovanni Cagliero, apostolische vicaris te Carmen, met juris-
" dictie over het centrale vicariaat tot ook dit vicariaat over
" zijn eigen herder kan beschikken. D. Cagliero kent deze gebieden
" als zijn handpalm en heeft de beste betrekkingen met al de bis-
" schoppen van de Argentijnse Republiek, van Uruguay, van Paraguay
" en zelfs van Chili.
"
"
D. Costamagna, zou, naar mijn oordeel, eveneens een goede
" apostolische vicaris zijn zoals D. Cagliero. D. Fagnano schijnt
" geschikt me zeer te zijn voor het vicariaat of de prefectuur van
" Zuid-Patagonië. Hij heeft een atletische gestalte, weet niet wat
" vermoeidheid is en kent geen vrees bij moeilijke ondernemingen.
"
Deze prefectuur zou afhangen van het vicariaat van Carmen
" tenzij de Heilige Vader zou oordelen dat het beter zou zijn dade-
" lijk een apostolisch vicariaat op te richten.
"
Hiermee heb ik zo goed als ik kan, alles uiteengezet wat Uwe
" Eminentie de goedheid heeft gehad mij te vragen over het project:
" Patagonië in drie vicariaten te verdelen. Indien u meent dat ik
" u op een andere manier dienstig kan zijn, dan kan ik u zeggen dat
" alle Salesianen het zich tot een grote eer rekenen u behulpzaam
" te kunnen zijn.
"
Met de diepste dankbaarheid heb ik de eer van u Uwe Eminen-
" tie te mogen zijn
"
de zeer verplichte dienaar,
"
Priester Gio. Bosco.
" Turijn, 29 juli 1883.
Het voorstel werd op 27 augustus onderworpen aan het oordeel van de
kardinalen van de Propaganda en in gunstige zin aanvaard. Zo werd beslo-
ten dat men twee kerkelijke omschrijvingen zou maken waarvan de ene
Noord- en Centraal-Patagonië omvatten met Don Cagliero als apostolisch
pro-vicaris en de andere Zuid-Patagonië en Vuurland met Don Fagnano als
apostolisch prefect. De hoedanigheid van pro-vicaris sloot de eigenschap
van bisschop uit, maar later werd, zoals we op zijn tijd zullen zien, de
titel gewijzigd in 1884. De uitvoering hiervan echter werd tot op het
ogenblik dat Don Bosco in staat zou zijn om minstens twaalf missionaris-
sen, de vier die er al waren inbegrepen, te zenden.(1) De oprichtings-
brieven van het vicariaat en de benoeming van de pro-vicaris dragen res-
pectievelijk de datum van 16 en van 20 november.
(1) Brief van Kardinaal Simeoni aan Don Bosco, 5 sept. 1884.

30.2 Page 292

▲back to top
- XVI/290 -
Op een enigszins vroegere datum had de Kardinaal-Prefect van de
Propaganda een analoog decreet voor de apostolische prefectuur uitgevaar-
digd.
Terwijl deze zaken hun verloop kenden, was Don Cagliero op bezoek
in Sicilië in het college van Randazzo en in de huizen van de Zusters.
Hij wist er dus volstrekt niets van. Bij zijn terugkeer werd hij er te
Rome over ingelicht door de algemene procurator.
Aan de deugdelijkheid van het werk zou de onontbeerlijke beproeving
ontbroken hebben, indien de duivel er zijn staart niet had tussen gesto-
ken. De eerste moeilijkheden rezen op waar men die het minst zou verwacht
hebben. Mgr. Matera, apostolisch delegaat en buitengewoon gezant voor de
republieken van Argentinië, Uruguay en Paraguay had van Don Costamagna
gehoord welke nieuwe beschikkingen de Heilige Stoel voor Patagonië geno-
men had. Hij zei hem dat de Salesianen daar niets goeds zouden kunnen
doen maar integendeel veel tegenstand zouden kennen. In Patagonië beston-
den er geen wilde Indianen meer. De streek was bezet door een regering
die de godsdienst niet erg goedgezind was. Er bestond dus op dat ogenblik
geen enkele mogelijkheid om daar door te dringen zonder verlof van de
meester, namelijk, de Argentijnse regering. Hij raadde daarom aan dat de
zaken op regelmatige wijze zouden gebeuren. De Salesianen moesten op hun
stappen terugkeren, de gewone weg volgen en dus alles in handen leggen
van de apostolische delegaat. Wat nu het eerst nodig was, dat waren in-
formaties en onderrichtingen. Dat moest men allemaal vanuit Rome, van de
Congregatie van de Propaganda, verwachten. Don Costamagna bracht over dit
alles verslag uit te Turijn.(1)
Wat de regering betrof, de delegaat wist niet dat deze zo pas aan
Don Costamagna enkele missionarissen voor de Falklandeilanden (Malwinen)
gevraagd had en dat Don Costamagna dit verzoek ingewilligd had met de
belofte ze te zenden na de aankomst van Don Cagliero, die weldra met een
nieuwe versterking van het personeel zou aankomen. Generaal Vallegas had
eveneens een vaste missionaris gevraagd voor Pringles. Dat er geen wilden
meer in Patagonië waren, dat was gemakkelijker beweerd dan bewezen.
Over deze spijtige zaak werd er gehandeld in het hoofdkapittel van 5
april 1884 en het blijkt uit de notulen dat Don Bosco, nadat er lezing
gegeven was van de brief van Don Costamagna, op deze wijze gesproken
heeft: - Men sture een kopie van deze brief aan Mgr. Jacobini. Er zal ze-
ker verzet oprijzen tegen de oprichting van het vicariaat van Patagonië.
Allen keuren een goed werk goed en niemand wil of kan het doen. Maar wan-
neer iemand het doet en daarin slaagt, dan voelen de anderen zich dade-
lijk in hun arme menselijkheid gekrenkt. Zij willen, op een of andere ma-
nier, zich hiervan de verdienste toekennen, de vruchten ervan genieten en
zelf de pluimen op hun hoed steken.
(1) Zijn brief moet gedateerd geweest zijn einde december 1883 of begin januari 1884. Don
Cagliero spreekt er over in zijn brief van 8 april 1884 aan Mgr. Jacobini, secretaris
van de Propaganda.

30.3 Page 293

▲back to top
- XVI/291 -
Mijn moeder zei: De hond van de tuinder eet geen look, maar hij wil niet
dat een ander het wegdraagt. De Argentijnse Republiek kan geen aanstoot
nemen aan de benoeming van een pro-vicaris, aangezien ik al geschreven
heb aan de aartsbisschop en aan de president van de Republiek, opdat zij
het project zouden onderzoeken.
We hebben zo-even gezien hoe de aartsbisschop van Buenos Ayres hier-
over dacht: Don Bosco had aan de president van de republiek, generaal
Roca, een brief geschreven waarin de eenvoud van de heilige en de knap-
heid van de zakenman prachtig tot uiting kwamen. Maar door dit feit had
Don Bosco getoond dat hij begreep hoe delicaat hij was in zijn betrekkin-
gen met de Argentijnse regering.
"
Aan Zijne Excellentie de heer President van de Argentijnse
Republiek,
"
Het blijkt dat de weinig bevolkte Pampa's en Patagonië die al
" zoveel zwoegen en zweet aan Uwe Exellentie gekost hebben en die
" U, zoals het U behaagd heeft, reeds meermaals aan de evangelisa-
" tie van de salesi-aanse missionarissen hebt aanbevolen, nu op het
" punt staan een beslissende richting in te slaan zowel op het ge-
" bied van beschaving als op dat van godsdienst. Het is nu vier
" jaar dat onze kloosterlingen door Uwe Excellentie geleid, hun eer-
" ste pogingen hebben gedaan in dit uitgestrekt gebied en op dit
" ogenblik hebben ze zich al kunnen vestigen in verscheidene posten
" langs de Rio Negro, terwijl hun apostolische reizen zich uitstrek-
" ken tot aan de Rio Chubut en het meer Nahuel Huapi, op korte af-
" stand van de Cordilleras.
"
Ze zijn er al in geslaagd kerken, scholen en toevluchtsoor-
" den voor jongens en meisjes op te richten. Maar het steeds stij-
" gende aantal van hen die tot het geloof komen heeft priester D.
" Giacomo Costamagna ertoe genoodzaakt naar Europa te komen op
" zoek naar arbeiders voor het evangelie. Hij is er werkelijk in
" geslaagd twintig missionarissen en tien Zusters voor te bereiden
" die op 12 november eerstkomende naar de Argentijnse Republiek
" zullen vertrekken. Ik span me met alle mogelijke middelen in om
" ze uit te rusten met de nodige kleren, kerkgewaden en ook de
" voornaamste voorwerpen voor het aanleren van vakken. Maar zou Uwe
" Excellentie zo goed willen zijn zich te gewaardigen ons te helpe
" om de overtocht per boot te betalen aan de zeevaartmaatschappij?
"
Het actieve aandeel dat u genomen hebt voor de beschaving van
" deze wilden en de grote offers die de Argentijnse regering ge-
" bracht heeft voor het sociale welzijn van de staat en vooral in
" het voordeel van de instituten, scholen en wezenhuizen van de Sa-
" lesianen, laten me op uw bijstand hopen.
"
Mijn vertrouwen groeit des te meer in deze dagen, nu de Hei-
" lige Vader zou beslist hebben een kerkelijke hiërarchie in deze

30.4 Page 294

▲back to top
- XVI/292 -
" uitgestrekte gebieden te stichten, zoals ik, in zijn naam, al
" de eer heb gehad aan Uwe excellentie te laten weten (1) en zoals
" de Heilige Stoel zelf u over alles een officiële mededeling zal
" brengen.
"
Moge de Heer God Uwe Eminentie en de hele Argentijnse Repu-
" bliek zegenen en mogen de vrede, de voorspoed en de hemelse zege-
" ningen overvloedig neerdalen over uw staten en over al de inwo-
" ners van deze streken die de goddelijke Voorzienigheid heeft wil-
" len toevertrouwen aan Uw goede zorgen.
"
Terwijl ik U bedank voor het grote goed dat U gedaan hebt en
" nog doet aan onze kloosterlingen, verblijf ik met diepe dankbaar-
" heid en acht ik het een hoge eer van Uwe Excellentie te mogen
" zijn
"
de zeer verplichte dienaar,
"
Priester Gio. Bosco.
" Turijn, 31 oktober 1883.
Het staat niet vast of en wat de president geantwoord heeft. Wat de
vertegenwoordiger van de Paus betreft, is het goed te weten, om zijn hou-
ding te kunnen uitleggen, dat er tussen Mgr. Matera en de Salesianen een
geschil ontstaan was en, of men het nu wil of niet, de geschiedenis de
meesteres van het leven is, zullen we dit in zijn hoofdlijnen uiteenzet-
ten.
Monseigneur had een particuliere secretaris nodig en had zijn oog la-
ten vallen op een jonge geestelijke Vacchina. Hij vroeg hem aan zijn
over-sten en verkreeg hem. Maar, omdat hij verplicht was Zijne Excellen-
tie ook op de avondrecepties te volgen waar de grote wereld samenkwam,
voelde deze jonge geestelijke, jong als hij was, zich zo ongemakkelijk
dat hij er beklag over maakte bij de prelaat. Hij zei dat dit leven vol
gevaren niet voor hem bestemd was en dat hij geen geestelijke geworden
was om in dergelijke milieus te verkeren. Maar men hechtte geen belang
aan zijn klachten en daarom viel hij zijn oversten lastig. Toen hij ech-
ter zag dat zijn oversten zich in een lastig parket bevonden en het niet
waagden Mgr. Matera te mishagen, vertrok hij op een goede dag insalutato
hospite en begaf hij zich naar het huis van Almagro. De pauselijke dele-
gaat die hierdoor gekrenkt was, liet hem door de aartsbisschop gedurende
een maand het ontvangen van de communie verbieden.
Don Costamagna bood hem schriftelijk zijn excuses aan, maar kreeg
geen antwoord. Door dit stilzwijgen dacht men wellicht dat de zaak
daarmee vereffend was, maar het was een feit dat nadien geen enkele Sa-
(1) Cfr. Boekdeel XIV, blz. 632.

30.5 Page 295

▲back to top
- XVI/293 -
lesiaan nog een bezoek bracht aan de delegaat noch om hem hun paas- noch
hun nieuwjaarswensen aan te bieden en al evenmin bij zijn naamdag. Mon-
seigneur was een zeer gevoelig mens en erg vatbaar voor indrukken. Vroe-
ger had hij de grootste achting voor de Salesianen, maar van toen af
toonde hij zich zeer koel tegenover hen en wanneer hij ze ontmoette gaf
hij niet het minste teken meer van zijn vroegere welwillendheid. Don Ves-
pignani, die bezorgd was bij het zien van dergelijke houding, verkreeg
van zijn overste verlof hem te gaan bezoeken om hem de droefheid van zijn
medebroeders te kennen te geven. Hij sprak hem heel onderdanig en harte-
lijk toe. Hij kon hem wel ontroeren, maar niet van zijn standpunt afbren-
gen. De daad van Don Vacchina - zei hij - had hem gekwetst, niet alleen
in zijn persoon, maar ook in zijn hoedanigheid van vertegenwoordiger van
de Heilige Stoel. De zaak was tot zijn schade ruchtbaar geworden en men
had er een commentaar op geborduurd. Don Lasagna had hem over het geval
te Montevideo gesproken en de verdediging van de jonge geestelijke op
zich genomen. Weliswaar had Don Costamagna hem dadelijk geschreven, maar
dit waren geen zaken die men schriftelijk kon afhandelen. Er waren excu-
ses nodig en wel in de gepaste vorm en geen rechtvaardigingen. Don Ves-
pignani nam afscheid en betreurde dat hij er niet in geslaagd was hem op-
nieuw gunstig te stemmen.(1) De aanvankelijke vergissing die men begaan
had, was dat men niet dadelijk het incident mondeling had opgeklaard en
met de nodige blijken van eerbiedige hulde voor de waardigheid van zijn
persoon. Nu droeg men er de gevolgen van waaronder het ergste was, zijn
negatieve houding in de zaak van het vicariaat.
Op 7 augustus was Don Costamagna te Turijn aangekomen om deel te ne-
men aan het derde algemeen kapittel. Hij bracht Don Bosco een brief van
de aartsbisschop die hem bekende dat hij God dankbaar was dat Hij hem Sa-
lesianen gezonden had, van wie de diensten zo kostbaar waren in de scho-
len, de werkhuizen, de kerken en de missies. Hij prees dan het voorbeel-
dige leven en de onvermoeibare ijver van Don Costamagna, vroeg de hulp
van nieuw personeel en verzocht Don Bosco hem vaker te schrijven opdat
zijn brieven "hem een gids en een veilige norm zouden zijn voor het goed
van de Salesiaanse familie." Op het einde drukt hij in volgende bewoor-
dingen het pijnlijke verlies uit dat de Dochters van Maria, Hulp der
Christenen onlangs geleden hebben.
"Wij hebben onlangs het droevige verlies gekend van zuster Maddale-
na Martini, overste van de Dochters van Maria, Hulp der Christenen. Als
een engel is ze naar de hemel gegaan op de vooravond van het feest van
Sint-Pieter. Ze had het geluk verscheidene huizen te stichten en onlangs
nog dat van Moron. Dit huis met een groot college en een kerk van Maria,
Hulp der Christenen werd geopend en ingezegend op 7 juni. Haar dood werd
beweend omdat haar leven voor allen een echte weldaad geweest is. Moge de
Heer ons nog een groot aantal heilige zusters geven."
(1) Brief van Don Vespignani aan Don Rua, Buenos Aires, 9 augustus 1882.

30.6 Page 296

▲back to top
- XVI/294 -
Andere brieven van medewerkers en van Salesianen (1) die allen smeekten
om hun inspecteur met vele gezellen terug te zenden, werden door Don
Costamagna aan Don Bosco overhandigd. Toen deze in Italië aankwam, begon
Don Bosco juist aan de voorbereiding voor een expeditie van Salesianen
en Zusters naar Zuid-Amerika. Nadien kondigde hij deze expeditie offici-
eel aan in een rondzendbrief van 24 oktober, samengesteld door Don Bonet-
ti, ook in het Frans vertaald en door Don Bosco ondertekend. Twintig
priesters, jonge geestelijken en coadjuteurs en twaalf Dochters van Ma-
ria, Hulp der Christenen, waren klaar voor de reis. De onkosten beliepen
ongeveer honderdduizend lire, waarvoor Don Bosco de liefdadigheid inriep
van de medewerkers, die voor hun steun bedankt werden met een briefje in
het Italiaans of in het Frans, door hem geschreven, en in steendruk ge-
drukt precies alsof het een eigenhandig geschreven brief was.
Al degenen die aangeduid waren voor de expeditie wou hij voor een
veertiental dagen bij zich hebben in het Oratorio. Terwijl ze genoten van
zijn nabijheid, studeerden ze ijverig Spaans. De goede Vader bezorgde hun
niet enkel een uitstap naar het heiligdom van Sint-Pancratius te Pianez-
za, maar wilde hen ook nog persoonlijk vergezellen.
De ceremonie van het vertrek had plaats op 10 november. Don Costa-
magna, hoofd van de groep, hield de toespraak. Don Bosco gaf de zegen.
Op diezelfde avond begaven zij zich naar Sampierdarena, vanwaar ze ver-
der reisden naar Marseille, vergezeld van Don Cagliero. Hij vertegenwoor-
digde Don Bosco die nu wegens zijn slechte gezondheid verhinderd was de
last van de lange reis te dragen.
De paus had met belangstelling naar zijn toestand gevraagd toen hij
op 5 november het bezoek ontving van Don Cagliero die terug was uit Sici-
lië. Tot Don Costamagna, die bij hem zijn opwachting was gaan maken, had
hij gezegd: - U moet hem vragen dat hij zorg zou dragen voor zijn gezond-
heid, die te waardevol en te nuttig is voor het welzijn en de groei van
uw Congregatie.- Maar Don Bosco, bewogen door de scheiding, wou zijn va-
derlijk hart ontlasten en met volgende liefdevolle woorden richtte hij
zich tot Don Costamagna te Marseille.
"
Mijn beste Don Costamagna,
"
"
U bent vertrokken, maar u hebt werkelijk mijn hart ver-
" scheurd. Ik heb mezelf moed ingesproken, maar ik heb geleden en het
" was mij de hele nacht onmogelijk in te slapen. Vandaag ben ik kal-
" mer. God weze gezegend!
(1) Een zeer merkwaardige brief was die van Don Vespignani, een heilige ziel.

30.7 Page 297

▲back to top
- XVI/295 -
"
Hierbij zijn prentjes voor al de medebroeders van jouw in-
" spectie. Voor de inspectie van Don Lasagna zal het voor een an-
" dere keer zijn. Er is een brief bijgevoegd voor de heer Bergasse.
" Wanneer er moeilijkheden oprijzen, reken dan ook zonder enig
" voorbehoud op mij.
"
Je zal madame Jacques groeten en haar de verzekering geven
" dat het eerste meisje dat bij je aankomst in Patagonië zal ge-
" doopt worden, de naam van Agatha zal ontvangen.
"
Moge God u zegenen, mijn steeds beste Don Costamagna, en sa-
" men met u moge Hij al uw en mijn zonen die u vergezellen zegenen.
" Moge Maria u allen beschermen en bewaren op de weg naar de hemel.
" Goede reis.
"
Ik blijf hier met mensen die voor jullie bidden. Amen.
"
Je toegenegen vriend,
"
Priester Gio. Bosco.
" Turijn, 12 november 1883.
"
"
N.B. De droom van Don Lemoyne moet op enige punten verbeterd
" worden zoals je het zult merken.
Over Don Costamagna willen we een kleine anekdote niet stilzwijgend
laten voorbijgaan. Op Allerheiligen had hij in tegenwoordigheid van Don
Bosco, de mis gezongen en het Latijn had hij vrij goed hoorbaar op zijn
Spaans uitgesproken bij het zingen van dighnum et justum est. Nadien
vroeg Don Bosco hem in welke taal hij de mis gezongen had.
- Volgens de Spaanse uitspraak.
En waarom?
- Romae cum sis, Romano vivito more.(1)
- 0! neen. Het moet de Romeinse uitspraak, die van de paus zijn. Zeg
dat ook daar bij u aan al de anderen.
Ze scheepten in op de Béarn in de morgen van 14 november (2) en kon-
den in de hoofdstad van Argentinië aanleggen in de avond van 8 december.
Ziehier hoe hun ontvangst beschreven werd in een krant van de stad:(3)
"Tegen de avond had een steeds aangroeiende menigte post gevat op de ha-
vendam van Estevarene en Rivadia om hem te ontvangen (...) Het was zes
uur toen Don Costamagna van de tram stapte in gezelschap van verscheidene
andere priesters die met hem zorg komen dragen voor de cultus en voor het
_____________________________
(1) Men dient dit bij veralgemening te zeggen om aan te tonen dat men zich dient aan
te passen aan de plaats waarheen men zich begeeft.
(2) Sommige berichten kan men lezen in een brief van Don Cagliero aan Don Rua.
(3) Union, 11 december 1883.

30.8 Page 298

▲back to top
- XVI/296 -
onderricht van onze jongens. Pas hadden ze hem gezien of allen gingen
rond hem staan, spraken hem aan, drukten hem de hand en begroetten hem
met tedere woorden zoals men een boezemvriend na een lange afwezigheid
pleegt te ontvangen. Velen van hen die het dichtst bij hem stonden, om-
armden hem en gaven op een welsprekende wijze blijk van wat de genegen-
heid betekent die de priester van Christus bij het volk weet te verwer-
ven. Pater Costamagna, die door de menigte gevolgd werd, begaf zich naar
de kerk van S. Carlo, waar al vele andere personen waren aangekomen. Diep
ontroerd zei hij tot de gelovigen enkele woorden van dank.
De droom waarop Don Bosco zinspeelde in het postscriptum van zijn
brief aan Don Costamagna, was een dramatische, allegorische voorstelling
over de toekomst van de salesiaanse missies in heel Zuid—Amerika. Deze
toekomst vol epische grootsheid werd al vermoed door diegenen die bij
intuïtie iets zagen in het werk van Don Bosco dat niet enkel van mense-
lijke aard wal. Een Frans tijdschrift,(1) bijvoorbeeld, schreef in een
artikel over de verspreiding van het geloof: "Patagonië dat nog barbaars
is en waar men nog afgoden vereert, toont zich nog niet open voor de
christelijke beschaving, maar de zonen van Don Bosco beginnen in dat
inheemse land de mostaardzaadjes te zaaien, die onder de invloed van de
hemelse dauw, een grote boom zullen worden, wiens takken zich over het
hele land zullen uitstrekken."
Don Bosco vertelde deze droom op 4 september in de morgenzitting van
het hoofdkapittel. Don Lemoyne schreef hem dadelijk op en Don Bosco her-
las hem en bracht toevoegingen en wijzigingen aan. Wij zullen die gedeel-
ten onderlijnen waarvan in het origineel blijkt dat ze door Don Bosco
geschreven werden. Wij zetten echter tussen teksthaakjes sommige passa-
ges, die Don Lemoyne later inlaste als verklarende kanttekeningen na uit-
leg die hem nadien door Don Bosco gegeven werd.
" Het was in de nacht die het feest van de heilige Rosa van Lima
" (30 augustus) voorafging, dat ik een droom gehad heb. Ik bemerk-
" te dat ik sliep en tegelijkertijd scheen het me toe dat ik hard
" liep, zodat ik mij moe voelde van het lopen, het spreken, het
" schrijven en van mijn andere gebruikelijke bezigheden. Terwijl
" ik erover aan het nadenken was of het een droom of werkelijkheid
" was, scheen het me toe dat ik binnentrad in een vergaderzaal
" waar vele personen over verscheidene zaken aan het praten waren.
"
"
Er werd een lang gesprek gevoerd over de grote menigte wil-
" den die in Australië, Indië, China, Afrika en vooral Amerika nog
" begraven liggen in de schaduw van de dood.
(1) Bulletin de Notre Dame de Bon-Secours, februari 1884, blz. 45.

30.9 Page 299

▲back to top
- XVI/297 -
"
Europa - zei in volle ernst één van de sprekers - het Chris-
" telijk Europa, de grote meesteres van de beschaving en van het
" katholicisme, schijnt minder sympathie te hebben voor de buiten-
" landse missies. Weinig in aantal zijn zij die voldoende moed op-
" brengen om lange zeereizen te ondernemen en zich naar onbekende
" landen te begeven om de zielen te redden van miljoenen mensen
" die toch eveneens door Gods Zoon, Jezus Christus, werden vrijge-
" kocht.
"
Een andere persoon zei:- Hoeveel afgodendienaars leven on-
" gelukkig buiten de Kerk en ver van de kennis van het evangelie,
" alleen al in Amerika! De mensen denken - en de geografen vergis-
" sen er zich in - dat de Cordilleras van Amerika als een muur zijn
" die dit grote land van de wereld afzonderen. Dat is het geval
" niet. Deze zeer lange keten van hoge bergen maakt vele bochten
" van duizend en meer kilometers alleen al wat de lengte betreft.
" Daar liggen wouden die nooit bezocht werden.
"
Steenkool, aardolie, lood, koper, ijzer, zilver en goud
" liggen verborgen in die bergen, op de plaatsen waar ze door de
" almachtige hand van de Schepper gelegd werden tot voordeel van
" de mensen. 0!Cordilleras! 0! Cordilleras! Hoe rijk is uw ooste-
" lijk gedeelte!
"
0p dat ogenblik voelde ik in mij een heftig verlangen om
" uitleg te vragen over allerlei zaken en te informeren wie deze
" personen waren die daar bijeen stonden en op welke plaats ik mij
" bevond. Maar ik zei bij me zelf:
" Alvorens te spreken moet ik eerst zelf nagaan wie die mensen
" zijn! En ik richtte mijn blik nieuwsgierig naar alle kanten. Maar
" al deze personages waren mij onbekend. Alsof ze mij pas op dat
" ogenblik gezien hadden, nodigden zij mij nu uit om vooruit te
" komen. Ze onthaalden mij vol goedheid.
"
Ik vroeg hun toen: - Zeg me, als het u belieft, bevinden
" wij ons te Turijn, te Londen, te Madrid of te Parijs? Waar zijn
" we? En wie bent U? Met wie heb ik het genoegen te spreken?- Maar
" al deze personages antwoordden in onduidelijke termen, terwijl
" ze steeds maar spraken over de missies.
"
Ondertussen was een jongen naderbij gekomen van ongeveer
" 16 jaar, minzaam wegens zijn bovenmenselijke schoonheid en hij
" straalde klaarder dan het zonnelicht. Zijn kleed was geweven uit
" een rijke hemelse stof en op zijn hoofd droeg hij een kroon be-
" zaaid met zeer waardevolle schitterende edelstenen. Hij keek mij
" aan met welwillende blik en toonde een speciale belangstelling
" voor mij. Zijn glimlach drukte een genegenheid uit die onweer-
" staanbaar aantrekkelijk was. Hij noemde mij bij mijn naam, nam
" mij bij de hand en begon met mij over de salesiaanse Congregatie
" te spreken.
"
Ik was opgetogen bij de klank van zijn stem. Op een be-
" paald ogenblik onderbrak ik hem:- Met wie heb ik de eer te spre-
" ken? Zeg me uw naam. - En de jongen zei me:- Twijfel niet.
" Spreek met volle vertrouwen. - U hebt met een vriend te doen. -

30.10 Page 300

▲back to top
- XVI/298 -
" En terwijl hij dit zei glimlachte hij.
"
Ik bekeek deze lichtende figuur nu wat beter. Wat was hij
" mooi! Ik herkende toen de zoon van graaf Colle van Toulon, de
" grote weldoener van ons huis en vooral van onze missies in Ame-
" rika. Deze jongen was kort tevoren gestorven.
"
- 0! bent u het - zei ik hem en noemde hem bij zijn naam -
" Louis! En wie zijn al deze personen?
"
- Het zijn allen zoals ik zelf, vrienden van u en van de
" Salesianen. Ik zou u in naam van God, wat werk willen geven.
"
- Laat eens horen waarover het gaat. Waarin bestaat dat werk?
"
- Ga hier aan tafel zitten en trek dan aan dit touw.
"
Te midden van die grote zaal stond een tafel, waarop een
" touw lag in een kluwen opgerold. Dit touw was getekend als een
" meter, met strepen en nummers. Later zag ik ook dat deze zaal
" zich in Zuid-Amerika bevond, juist op de lijn van de evenaar en
" dat de nummers die op het touw gedrukt waren overeenstemden met
" geografische breedtegraden.
"
Ik nam dus het uiteinde van dat touw, bekeek het en zag dat
" men bij het begin het cijfer nul aangeduid had.
"
Ik lachte.
"
Maar deze engelachtige jongen zei me:- Het is geen tijd om
" te lachen. Kijk! Wat staat er op het touw geschreven?
"
- Het cijfer nul.
"
- Trek wat verder.
"
- Ik trok wat verder en het cijfer 1 verscheen.
"
- Trek nog wat en maak een grote rol van dit touw.
"
- Ik trok en toen kwamen de cijfers 2,3,4, tot 20.
"
- Is het genoeg?- zei ik.
"
- Neen, nog hoger, nog hoger! Trek tot ge een knoop ontmoet
"
- antwoordde mij de jongen.
"
- Ik trok tot aan het cijfer 47, waar ik een dikke knoop
" aantrof. Het touw was nog langer, naar was vanaf dit punt ver-
" deeld in tal van touwtjes die zich verspreidden naar het oosten,
" het westen en het zuiden.
"
- Is het voldoende? zei ik opnieuw.
"
- Welk cijfer is het? vroeg de jongen mij.
"
- Het cijfer 47.
"
- En hoeveel is 47 en 3?

31 Pages 301-310

▲back to top

31.1 Page 301

▲back to top
- XVI/299 -
"
-_ 50.
"
- En 5?
"
- 55.
"
- Noteer dit, 55.
"
En dan zei hij me:- Trek nog verder.
"
- Ik ben op het einde - antwoordde ik.
"
- Keer u nu om en trek aan het andere einde van het touw.
"
Ik trok aan het tegenovergestelde einde van het touw tot
" cijfer 10.
"
- De jongen zei me:- Trek nog verder.
"
- Er is niets meer.
"
- Hoe zo, er is niets meer? Kijk nog eens toe. Wat is er?
"
- Er is water, antwoordde ik.
"
Op dat ogenblik deed er zich in mij een buitengewoon
" verschijnsel voor, dat ik onmogelijk kan beschrijven. Ik bevond
" mij aan de overkant. Ik trok aan dat touw en tegelijkertijd gleed
" voor mijn ogen een eindeloos groot land voorbij als een panorama:
" Ik beheerste het als in vogelvlucht en hoe verder het touw zich
" uitstrekte, hoe verder het touw ging.
"
Van het eerste cijfer nul af tot aan het cijfer 55 strekte
" zich een eindeloos gebied uit dat, na een zee-engte, zich onder-
" aan verbrokkelde in honderden eilanden, waarvan het één veel gro-
" ter was dan het andere. De verspreide touwtjes die van de grote
" knoop vertrokken, schenen betrekking te hebben op deze eilanden.
" Elk van deze touwtjes eindigde bij een eiland. Sommigen hiervan
" waren door vrij veel inlanders bewoond. Anderen waren onvrucht-
" baar, naakt, rotsachtig, onbewoond. Nog andere eilanden waren he-
" lemaal met sneeuw en ijs bedekt. In het westen waren er talrijke
" groepen eilanden door veel inlanders bewoond.
"
"
(Het bleek dat de knoop die op het cijfer of de graad 47 lag
" de voornaamste missie voorstelde, de plaats van waaruit onze
" missionarissen zich verspreidden naar de Malvinaseilanden, naar
" Vuurland en naar andere eilanden van deze gebieden van Amerika).
"
Van de tegenovergestelde kant dan, namelijk van nul tot 10,
" ging hetzelfde gebied verder om te eindigen in het water dat ik
" laatst gezien had. Dit leek mij de zee van de Antillen te zijn,
" die ik dan op zo een verrassende wijze zag, dat het mij onmoge-
" lijk is dit met woorden uit te leggen.
"
Toen ik dan geantwoord had:- Het is water! - antwoordde
" mij die jongen: - Tel nu bij 55 nog 10 bij. Hoeveel hebt u nu?
"
- Een totaal van 65 - antwoordde ik.

31.2 Page 302

▲back to top
- XVI/300 -
"
- Doe nu alles samen en maak er een enkel touw van.
"
- En dan?
"
- Wat hebt u aan deze kant? - en hij wees mij een punt van
" het panorama aan.
"
- In het westen zie ik zeer hoge bergen en in het oosten
" ligt de zee. (Hier noteer ik dat ik toen alles wat ik later zag,
" nu als in miniatuur kon zien. De graden op het touw aangetekend,
" stemden nauwgezet overeen met de geografische breedtegraden en zo
" was het voor mij mogelijk nog gedurende verscheidene jaren de ach-
" tereenvolgende punten in herinnering te brengen die ik bezocht
" had op mijn reizen in het tweede gedeelte van mijn droom). Mijn
" jonge vriend ging verder: - Welnu, deze bergen zijn als een
" strand, als een grens. Tot daar ligt de oogst die aan de Salesi-
" anen wordt aangeboden. Het zijn duizenden en miljoenen inwoners
" die uw hulp verwachten, die het geloof verwachten.
"
Deze bergen waren de Cordilleras van Zuid-Amerika en die zee
" was de Atlantische Oceaan.
"
- En hoe moeten we het aanpakken?- hernam ik. - Hoe zullen
" wij erin slagen zovele volkeren naar de schaapsstal van Jezus
" Christus te brengen?
"
- Hoe aanpakken ? Kijk!
"
"
En daar kwam Don Lago (1) die een korf droeg met kleine en
" groene vijgen.- Neem ervan, Don Bosco, - zei hij.
"
- Wat breng je me?- antwoordde ik en bekeek de inhoud van de
" korf.
"
- Men heeft mij gezegd die korf bij u te brengen.
"
"
- Maar die vijgen kan men niet eten, want ze zijn niet rijp.
"
Toen nam mijn jonge vriend die korf die zeer breed was, maar
" niet diep en bood hem aan, terwijl hij zei:- Dat is het geschenk
" dat ik u geef!
"
"
- En wat moet ik met deze vijgen doen?
"
"
- Deze vijgen zijn onrijp, maar ze behoren tot de grote vijge-
" boom van het leven. En u moet zoeken naar de manier om ze te doen
" rijpen.
"
- En welke is dan die manier? Als ze maar wat dikker waren...
" men zou ze kunnen doen rijpen door er wat stro over te leggen,
(1) Don Angelo Lago, privé-secretaris van Don Rua, gestorven als een heilige in 1914.

31.3 Page 303

▲back to top
- XVI/301 -
" zoals men dit gewoonlijk doet bij andere vruchten, maar ze zijn
" zo klein. — zo groen... Dat is onmogelijk.
"
"
- Weet dan dat men al deze vijgen opnieuw aan de boom moet
" hechten om ze te doen rijpen.
"
"
- Ongelooflijk! en hoe kunnen we dat doen.
"
"
- Kijk! - En hij nam één van deze vijgen en legde ze te baden
" in een klein bekken vol bloed. Dan dompelde hij ze in een ander
" bekken dat met water gevuld was. Hij zei:- Door zweet en bloed
" zullen de inlanders opnieuw aan de boom worden gehecht en aange-
" naam zijn aan de meester van het leven.
"
"
Ik dacht: - Maar om dat te bereiken is er tijd nodig. En dan
" riep ik luidop:- Ik weet niet meer wat te antwoorden.
"
"
Maar de goede jongen die mijn gedachten las, ging verder: -
" Dit zal geschied zijn vooraleer de tweede generatie voorbij is.
"
"
- En wie zal die tweede generatie zijn?
"
"
- De huidige generatie telt niet mee. Het zal een andere ge-
" neratie zijn en dan nog een andere generatie.
"
"
Ik sprak verward, in verlegenheid en haast stotterend bij
" het horen van de prachtige bestemming die voor onze Congregatie
" was weggelegd. Ik vroeg:- Maar hoeveel jaren telt elk van deze
" generaties?
"
"
- Zestig jaar.
"
"
- En dan?
"
"
- Wilt u zien wat er dan zal gebeuren? Kom dan.
"
En zonder te weten hoe ik er geraakt was, bevond ik mij aan
" een spoorwegstation. Er was veel volk. We stapten op de trein.
"
"
Ik vroeg waar wij ons bevonden. De jongen antwoordde: - No-
" teer dit goed. Kijk. We gaan op reis langs de Cordilleras. U hebt
" de weg nu ook naar het oosten open tot aan de zee. Ook dat is een
" ander geschenk van de Heer.
"
"
- En wanneer zullen wij naar Boston gaan, waar men ons ver-
" wacht?
"
"
- Alles op zijn tijd. Terwijl hij dit zei, haalde hij een
" kaart te voorschijn waarop in het groot het diocees Carthagena
" stond getekend (dit was het vertrekpunt).
"
"
Terwijl ik deze kaart bekeek, floot de locomotief en zette
" de trein zich in beweging. Tijdens de reis sprak mijn vriend veel,
" maar door het lawaai van de trein kon ik niet alles verstaan.
" Toch leerde ik veel mooie en nieuwe zaken over de sterrenkunde,
" de scheepvaart, de weerkunde, de mineralogie, de fauna, de flora,

31.4 Page 304

▲back to top
- XVI/302 -
" en de topografie van deze streken die hij met bewonderenswaardi-
" ge nauwgezetheid uitlegde. Ondertussen kruidde hij zijn woorden
" met een gereserveerde en tegelijkertijd tedere vertrouwelijkheid,
" wat aantoonde hoe hij van mij hield. Van het begin af hield hij
" mij bij de hand en hield mij zo vol genegenheid vast tot aan het
" einde van mijn droom. Ik hield dan mijn andere vrije hand op de
" zijne, maar deze scheen onder mijn hand weg te vluchten alsof ze
" in damp vervloog en mijn linkerhand omklemde enkel mijn rechter-
" hand. De jongen glimlachte om mijn vergeefse poging.
"
"
Ondertussen keek ik uit de ramen van de wagen en zag voor
" mijn ogen die mooie streken voorbijvliegen: wouden, bergen, vlak-
" ten, zeer lange en prachtige rivieren. Ik had niet gedacht dat ze
" zo groot waren. Gedurende meer dan duizend mijl reden we langs de
" zoom van een oerwoud, dat ook vandaag nog niet onderzocht werd.
" Mijn blik werd door niets belet; ik kon vrij in die streken door-
" dringen met mijn ogen. Ik kan niet verklaren hoe zich dit verras-
" sende verschijnsel voordeed. Ik was als iemand boven op een heuvel
" die een grote vlakte overschouwt, maar voor zijn ogen op geringe
" afstand een smalle strook papier houdt, zodat hij weinig of niets
" meer ziet. Wanneer hij echter die strook wegneemt of ze wat hoger
" of lager houdt, dan kan hij zijn ogen tot aan de uiterste horizon
" laten gaan.
"
"
Zo was het ook bij mij, maar toch enigszins anders: naarma-
" te ik één punt in het oog hield en dit punt voor mij voorbijging,
" was het alsof achtereenvolgend toneelschermen werden opgetrokken,
" zodat ik eindeloze afstanden kon zien. Ik zag niet enkel de Cor-
" dilleras, ook al was ik er ver van verwijderd, maar ook de berg-
" ketens, die zich afzonderlijk in dit onmetelijke panorama afte-
" kenden, kon ik bewonderen tot in hun kleinste bijzonderheden.
" (Die van Nuova Granada, van Venezuela, van de drie Guyana's, van
" Brazilië en van Bolivië tot aan hun uiterste grenzen).
"
"
Op deze wijze kon ik met eigen ogen de juistheid vaststel-
" len van wat ik gehoord had in het begin van mijn droom in de gro-
" te zaal die op graad nul gelegen was. Ik zag voor mijn ogen de
" onvergelijkbare rijkdommen van deze landen die eens zullen ont-
" dekt worden. Ik keek in de ingewanden van de bergen en in de die-
" pe verborgenheden van de vlakten. Ik zag talrijke mijnen van waar-
" devolle metalen, onuitputtelijke groeven van steenkolen, aardo-
" lielagen zo overvloedig als men er tot heden toe geen andere
" plaats gevonden heeft. Maar dat was niet alles. Tussen de 15° en
" 20° graad was er een zeer brede en zeer lange glooiing waar zich
" in de diepte een meer aan het vormen was. Toen zei een stem na-
" drukkelijk: Wanneer men de mijnen zal uitgraven die verborgen
" liggen te midden van deze bergen, zal hier het beloofde land,
" overvloeien van melk en honing, verschijnen. Het zal een onvoor-
" stelbare rijkdom zijn.
"
"
Maar dit was niet alles. Wat mij het meest verwonderde was
" dat ik kon zien hoe de Cordilleras zich op verscheidene plaat-
" sen op zich zelf bogen en op die manier valleien vormden waarvan

31.5 Page 305

▲back to top
- XVI/303 -
" de huidige aardrijkskundigen het bestaan niet eens vermoeden.
" Zij beelden zich in dat in die delen de bergplooien als een soort
" rechte muur zijn. In deze vallei die zich soms duizend kilometer
" ver uitstrekken, wonen dichte bevolkingen die nog niet in aanra-
" king zijn gekomen met de Europeanen, volkeren die nog volledig
" onbekend zijn.
"
Ondertussen reed de trein maar steeds verder, draaide daar
" in en daar weer uit tot hij eindelijk stilstond. Hier stapten
" veel reizigers uit. Ze trokken onder de Cordilleras door en bega-
" ven zich naar het westen.
"
(Don Bosco verwijst hier naar Bolivië. Het station was mis-
" schien La Paz waar een tunnel een doortocht opent naar de kust
" van de Stille Oceaan, en Brazilië in verbinding stelt met Lima
" door middel van een tweede spoorlijn.)
"
De trein zette zich opnieuw in beweging en reed steeds
" vooruit. Zoals gedurende het eerste gedeelte van de reis reden we
" door wouden, drongen we door de gaanderijen, reden we over reus-
" achtige viaducten, drongen we binnen in bergengten, reden we op
" bruggen rakelings langs meren en moerassen, overschreden we brede
" rivieren en reden we te midden van weiden en vlakten. We hebben
" langs de oevers van de Uruguayrivier gereden. Ik dacht dat de
" loop van deze rivier kort was, maar hij is integendeel zeer lang.
" Op een bepaald punt zag ik de rivier Paranà die de Uruguay nadert
" alsof hij in deze wil uitmonden. Maar nadat hij een klein gedeel-
" te met hem parallel gelopen heeft, verwijdert hij er zich van en
" vormt daarbij een brede elleboog. Beide rivieren zijn zeer breed.
" (Uitgaande van deze enkele gegevens schijnt het dat deze toekom-
" stige spoorweg zal vertrekken te La Paz, langs Santa-Cruz zal ko
" men, door de enige opening zal gaan die zich in de bergen van Cruz
" della Sierra bevindt en door de rivier Guapay doorstroomd wordt.
" Hij zal over de rivier Parapiti in de provincie Chiquitos van Bo-
" livië lopen, zal het uiterste noordelijke stuk van de Republiek
" Paraguay doorsnijden, langs de provincie Sao Paolo in Brazilië
" komen en vandaar in de richting van Rio de Janeiro gaan. Vanuit
" een tussenstation in de provincie Sao Paolo zal misschien de
" spoorlijn vertrekken, die tussen de Rio Parana en de Rio Uruguay
" zal lopen en de hoofdstad van Brazilië met de Repu-bliek Uruguay
" en de Argentijnse Republiek verbinden).
"
En de trein reed maar naar beneden, draaide naar hier en naar
" daar en bleef na geruime tijd nog eens staan. Hier stapten vele
" andere mensen van de trein en gingen onder de Cordilleras naar
" het westen toe. (Don Bosco wees in de Republiek Argentinië de
" provincie Mendoza aan. Daarom was het station misschien Mendoza
" en deze tunnel ging naar Santiago, de hoofdstad van de Republiek
" Chili).
"
De trein vervolgde zijn weg door de Pampa's en Patagonië.
" De verbouwde akkers en de hier en daar verspreide huizen wezen
" erop dat de beschaving begon door te dringen in deze woestijnen.
"
Toen we pas in Patagonië waren, reden we over een vertak-

31.6 Page 306

▲back to top
- XVI/304 –
" king van de Rio Colorado of van de Rio Chubut (of misschien van
" de Rio Negro?) Ik kon niet zien in welke richting de rivier
" stroomde, naar de Cordilleras of naar de Atlantische Oceaan.
" Ik probeerde mijn probleem op te lossen, maar ik kon me niet
" oriënteren.
"
Eindelijk bereikten we de Straat van Magellaan. Ik keek
" rond. We stapten van de trein. Voor mij had ik Punt'Arenas. Ver-
" scheidene mijlen in de omtrek lag de grond vol stapels steenko-
" len, planken, balken, hout, geweldige hopen metaal, deels ruw,
" deel bewerkt. Lange rijen goederenwagens stonden op de spoorlijn.
"
Mijn vriend maakte me op al die dingen opmerkzaam. Toen
" vroeg ik: - En wat wil je daarmee zeggen?
"
Hij antwoordde mij:- Wat nu gepland wordt, zal eens een
" werkelijkheid zijn. Deze wilden zullen in de toekomst eens zo ge-
" dwee zijn dat ze uit zich zelf zullen komen vragen naar onder-
" wijs, godsdienst, beschaving en handelsbetrekkingen. Hier zal
" heel gewoon zijn wat verstomming teweegbrengt bij alle andere
" volkeren.
"
Ik heb genoeg gezien - besloot ik - breng me nu waar ik mijn
" Salesianen in Patagonië kan zien.
"
We keerden terug naar het station en gingen weer de trein op
" om terug te keren. Na een lang traject, stond de machine stil bij
" een tamelijk groot dorp. (Dit lag misschien op de 47° graad waar
" hij bij het begin van zijn droom die dikke knoop in het touw ge-
" zien had).
"
Aan het station was er niemand om mij op te wachten. Ik
" stapte van de trein en ik vond dadelijk de Salesianen. Daar stonden
" veel huizen met een groot aantal inwoners. Verder waren er kerken,
" scholen, verscheidene tehuizen voor jongens en volwassenen, vaklui
" en landbouwers, en een opvoedingsinstituut voor meisjes, die zich
" met allerlei huishoudelijk werk bezighielden. Onze missionarissen
" hadden er de leiding, zowel van de jongens als van de volwassenen.
"
Ik begaf mij onder hen. Ze waren talrijk, maar ik kende ze
" niet en onder hen was er geen enkele van mijn vroegere zonen.
" Allen keken mij verbaasd aan alsof ik een vreemde persoon was en
" ik zei hun:
"
- Kennen jullie me niet? Kennen jullie Don Bosco niet?
"
- 0! Don Bosco! We kennen hem van naam, maar we hebben hem
" enkel op foto gezien. Persoonlijk zeker niet.
"
- En waar zijn Don Pagnano, Don Costamagna, Don Lasagna en
" Don Milanesio?
"
- We hebben ze niet gekend. Zij kwamen hier heel lang gele-
" den als de eerste Salesianen die vanuit Europa vertrokken. Maar
" er zijn zoveel jaren verlopen sinds hun dood.
"
Bij dit woord dacht ik verbaasd:- Maar is dit nu droom of
" werkelijkheid? - Ik sloeg de handen tegen elkaar, voelde mijn ar-

31.7 Page 307

▲back to top
- XVI/305 -
" men en ik schudde mij zelf, terwijl ik werkelijk het geluid van
" mijn handen hoorde, mij zelf voelde en ervan overtuigd was dat
" ik niet sliep.
"
Dit bezoek duurde maar een ogenblik. Nadat ik de wonderlij-
" ke vooruitgang gezien had van de katholieke Kerk, van onze Congre-
" gatie en van de beschaving in deze streken, dankte ik de goddelij-
" ke Voorzienigheid omdat Zij zich verwaardigd had zich van mij te
" bedienen als van een werktuig voor Haar glorie en voor het heil
" van zoveel zielen.
"
Ondertussen deed de jonge Colle mij teken dat het tijd was
" om terug te keren. Daarom groette ik mijn Salesianen en we keer-
" den terug naar het station waar de trein gereed stond om te ver-
" trekken. We stapten op, de locomotief floot en we waren weg in
" de richting van het noorden.
"
Ik was verwonderd over een nieuw feit. Het grondgebied van
" Patagonië, in het gedeelte dat het dichtst bij de Straat van Ma-
" gellaan ligt, tussen de Cordilleras en de Atlantische Oceaan,
" is minder breed dan de aardrijkskundigen doorgaans aannemen.
"
"
De trein reed zo snel hij kon en het scheen me toe of hij
" door de provincies reed die nu al in de Argentijse Republiek be-
" schaafd zijn.
"
Zo kwamen we in een oerwoud, dat zeer breed en zeer lang
" was, het leek wel zonder einde. Op een zeker ogenblik bleef de
" machine staan en onder onze ogen deed zich een pijnlijk schouwspel
" voor. Een zeer grote menigte wilden stond verzameld op een open
" plek te midden van het woud. Hun gezichten waren misvormd en weer-
" zinwekkend. Ze waren gekleed in aaneengenaaide dierenhuiden. Ze
" stonden rond een man die gebonden was en op een steen zat. Hij was
" zeer dik omdat de wilden hem opzettelijk hadden vetgemest. Ze had-
" den de ongelukkige man gevangen genomen en naar zijn gelaatstrekken
" te oordelen scheen hij tot een ander volk te behoren. De wilden
" ondervroegen hem en hij antwoordde hun door hun de verschillende
" avonturen te vertellen die hij op zijn reizen gekend had. Opeens
" stond een wilde recht, zwaaide met een dik stuk ijzer, geen
" zwaard, maar dat toch zeer scherp geslepen was, wierp zich op de
" gevangene en sloeg hem met één slag het hoofd af. Alle reizigers
" op de trein stonden aan de raampjes van de wagens stom van
" ontzetting. Zelfs Colle stond zwijgend toe te kijken. Het slacht-
" offer had een hartverscheurende kreet geslaakt op het ogenblik
" van de slag. De menseneters wierpen zich op het lijk, verdeelden
" het in stukken en roosterden het nog warme vlees op het vuur. Ze
" lieten het wat roosteren en aten het dan nog halfrauw op. Toen
" de ongelukkige zijn kreet had uitgestoten, had de machine zich
" in beweging gezet en hernam nu langzamerhand haar duizelingwek-
" kende vaart.
"
"
Gedurende vele uren reden we verder langs de oevers van een
" zeer brede rivier. Nu eens reed de trein op de rechteroever, dan
" weer op de linkeroever. Ik lette vanuit mijn raampje niet over
" welke bruggen we zo dikwijls reden. Ondertussen verschenen op de
" oevers nu en dan talrijke wilde stammen. Telkens de jonge Colle
" deze menigte zag, herhaalde hij: - Ziehier de oogst van de Sale-

31.8 Page 308

▲back to top
- XVI/306 -
" sianen.
" We kwamen toen in een streek vol wilde dieren en giftige slangen
" die allerlei vreemde vormen hadden. De bergplooien, de inhammen
" van de heuvels, de hoogten van die bergen en heuvels vol schaduw,
" de oevers van de meren, van de rivieren, de vlakten, de glooiïn-
" gen, de stranden krioelden ervan. De enen leken op gevleugelde,
" dikbuikige honden (de gulzigheid, de onkuisheid, de hoogmoed).
" De anderen leken dikke padden die kikvorsen oppeuzelden. Duiste-
" re schuilhoeken wemelden van beesten waarvan de vorm niets gemeen
" had met onze dieren hier. Deze drie soorten krioelden dooreen en
" gromden woest, alsof ze elkaar wilden verscheuren. Men zag er ook
" tijgers, hyena's, leeuwen, maar verschillend van vorm met de soor-
" ten van Azië en Afrika. Nu richtte mijn gezel tot mij het woord
" en terwijl hij naar deze wilde dieren wees, riep hij uit: - De
" Salesianen zullen ze tam maken.
"
Ondertussen naderde de trein de plaats waar wij eerst ver-
" trokken waren. De jonge Colle haalde toen een wondermooie topogra-
" fische kaart te voorschijn en zei me:- Wilt u de reis zien, die
" u gemaakt hebt? De streken waar we doorheen gereisd hebben?
"
- Graag - antwoordde ik.
"
Hij gaf dan uitleg over de kaart waarop met een wonderba-
" re nauwgezetheid heel Zuid-Amerika getekend was. Meer nog. Daar
" stond alles op aangeduid wat ooit geweest is, alles wat er nu is
" en alles wat er in die gebieden ooit zal zijn, en dat alles zon-
" der overlading maar zo klaar dat het mogelijk was alles met één
" oogopslag te zien. Dadelijk begreep ik alles, maar door de veel-
" vuldige aanduidingen geraakte alles toch in de war.
"
Fel ontroerd door wat ik zag, keek ik de jongen aan. Ik
" stond te wachten tot hij nog wat uitleg zou geven.
"
Het was precies of ik Quirino (1) het Angelus hoorde luiden,
" maar toen ik plots ontwaakte, hoorde ik dat het de klokken waren
" van de parochie van S. Benigno. De droom had de hele nacht ge-
" duurd.
Don Bosco eindigde zijn verhaal met volgende woorden: - Met de zacht
heid van de H. Franciscus van Sales zullen de Salesianen de volkeren van
Amerika tot zich trekken. Het zal zeer moeilijk zijn de inlanders de ze-
denleer in te prenten, maar hun kinderen zullen zeer gemakkelijk aan de
woorden van de missionarissen gehoor geven. Met hen zal men groepen vor-
men; de beschaving zal de plaats innemen van het barbarendom en zo zul-
len veel inlanders deel uitmaken van de schaapstal van Jezus Christus.
(1) De heilige coadjuteur, mathematicus, polyglot en klokkenluider.

31.9 Page 309

▲back to top
- XVI/307 -
Als om deze buitengewone vooruitzichten te bekrachtigen, waren er
nog maar enkele dagen verlopen of vanuit Costarica schreef de bisschop
van S. José, Mgr. Bernard August Thiel, van de Lazaristen, een brief aan
Don Bosco, waarin hij om enkele Salesiaanse missionarissen vroeg. Welnu,
deze stad ligt juist op de tiende graad, vermeld in de droom. Don Bosco
zelf zal op 11 februari 1884 in een brief aan graaf Colle schrijven: "De
reis die ik met onze beste Louis gemaakt heb, krijgt iedere dag een bete-
re uitleg en schijnt op het ogenblik in het middelpunt van onze aandacht
te staan. Er wordt veel gezegd, geschreven en gepubliceerd om onze plan-
nen uit te leggen en te verwezenlijken."
Steeds in verband met de droom over Patagonië hoorde Don Lemoyne
van de lippen van Don Bosco volgende woorden: - Wanneer men de onmete-
lijke rijkdommen zal kennen die Patagonië waardevol maken, dan zal dit
gebied een buitengewone handelsontwikkeling kennen. In de bergengten
zijn kostbare mijnen verborgen, in de bergketen van de Andes tussen de
tiende en de twintigste graad liggen er loodmijnen, goudmijnen en nog
andere waardevolle grondstoffen.
Opdat men een denkbeeld zou hebben over de waarde van deze droom,
zullen we enkele nog merkwaardiger zaken wat meer in het licht plaatsen.
Don Bosco geeft ons een geheel van positieve gegevens die hem niet ter
kennis konden gebracht zijn door reizigers of door aardrijkskundigen,
daar in die uiterste breedtegraden geen enkele opzoeking gedaan werd met
een toeristisch of wetenschappelijk doel. Bij deze elementen komen zich
nog andere voegen van profetische aard, betreffende een min of meer ver-
wijderde toekomst. Met het terzijde laten van deze laatste, zullen we
ons beperken tot vier bijzonderheden van de eerste soort, waarbij wij ge-
holpen worden door waardevolle inlichtingen die ons verschaft werden door
Don de Agostini, de Salesiaan die deze zuidelijke streken doorzocht
heeft.(1)
Op de eerste plaats hebben we de beschrijving die Don Bosco van de
Cordilleras geeft. Allen dachten dat zij een scheidingsmuur waren, name-
lijk een homogene bergketen, die zich van het noorden naar het zuiden
uit-strekte over meer dan 30 breedtegraden, kortom, een enkel snoer wat
de hoogte en de loop betreft. In tegenstelling hiermee hebben de opzoe-
kingen en de studies sinds enkele tientallen jaren uitvoerig bewezen dat
de Andes, zoals Don Bosco met juistheid opmerkt, doorsneden worden door
talrijke en diepe kloven in de vorm van plooien, dalen en bergmeren als
kinkhorens.
Er zijn berggroepen en bergknopen, die zich naar tegenovergestel-
de richtingen wenden en die grondig van elkaar verschillen wat hun geo-
logisch en orografische karakter betreft. Wij doen dus afbreuk aan de
oude voorstelling van die bergketen als een geografische eenheid. Wel-
nu, in de beschrijving van Don Bosco die een voorstelling geeft van de
verticale gesteltenis van de Andes en van de toevallige veranderingen
(1) Binnenkort zal Don de Agostini het laatste deel van zijn exploraties voltooid hebben,
waarover hij verslag zal uitbrengen in een boek dat weldra verschijnt. Dan zal hij de
zaken die Don Bosco in zijn droom gezien heeft nauwgezet onderzoeken.

31.10 Page 310

▲back to top
- XVI/308 -
die hun bergstructuur wijzigen, vindt men werkelijk een indrukwekkende
overeenkomst. Zelfs de meest gezaghebbende aardrijkskundige had in die
tijd niet zo een beschrijving kunnen geven met alle details. Een zo
heldere en duidelijke visie van deze plaatsen moet ongetwijfeld toege-
schreven worden aan een vermogen dat de menselijke grenzen overschrijdt.
Om te begrijpen dat men in die tijd het bestaan niet kende van zo-
vele zeer uitgebreide insnijdingen en dalen, hoeft men enkel een oogop-
slag te werpen op de kaarten uit die tijd. In de kanalen van Patagonië,
bijvoorbeeld, had men talrijke hydrografische expedities uitgevoerd, te
beginnen met de beroemde reizen van de Engelse schepen Adventure en Bea-
gle (1) onder het bevel van Parker King en van Robert Fitzroy (2) tussen
de jaren 1826 en 1836 tot de reizen naar Chili van Simpson, Valverde,
Rogera en Serrano tussen 1874 en 1889. Welnu, met uitzondering van een
kleine weg die gevolgd werd door stoomschepen met grote tonnenmaat, die
zich van Porto Monte naar de Straat van Magellaan begaven doorheen een
dichte doolhof van eilanden en kanalen, was haast de hele buitenkust ten
westen van de Cordilleras van Patagonië in het diepste geheim gedompeld.
Dit wordt bevestigd door een opzienbarend feit. De Bakerinham is de
grootste en meest uitgebreide van alle fjorden van Patagonië. Over meer
dan vierhonderd kilometer doorklieven zijn continentale vertakkingen de
Cordilleras van Patagonië, gelegen tussen de 46ste en de 52ste zuidelij-
ke breedtegraad, met diepe laagten, dalen en meerbodems in de vorm van
een kinkhoorn. Welnu, deze inham geraakte maar bekend in 1898 na de ex-
ploratietochten van de beroemde onderzoeker en geograaf John Steffen,
toen hij respectievelijk vanuit Chili en Argentinië wetenschappelijke
reizen ingezet had om de grenzen van de Cordilleras van de Andes vast
te stellen.
Op de tweede plaats gaf Don Bosco de beschrijving van fantastische
spoorwegen waar op dat ogenblik nog woestijn en eenzaamheid was. Thans
hebben de spoorwegnetten van de republieken van Centraal- en Zuid-Ameri-
ka een wonderbare ontwikkeling bereikt en lopen zij al op vele plaatsen
door de bergketen van de Andes. Sommige lijnen werden gebouwd langs de
bergketen van de Andes en de dag is niet ver meer verwijderd waarop de
droom van Don Bosco zal bewaarheid worden en deze lijnen Noord-Amerika
met de Straat van Magellaan zullen verbinden en heel Patagonië zullen
doortrekken.
Op de derde plaats bevestigt Don Bosco dat zeer rijke mijnen met
steenkool, aardolie, lood en ook andere waardevolle metalen verborgen
liggen in de bergen en daar gelegd zijn door de almachtige hand van de
Schepper ten voordele van de mensen.
(1) Hier stond verkeerdelijk Reagle, cfr. Lino D. Carbajal "La Patagonië, studi gene-
rali - Serie prima: storia, typografia, etnografia", S. Benigno Canavese, tip.
Salesiana, 1899, blz. 82 en 85.
(2) In het Italiaans stond Fitz Roy wat onjuist is. Cfr. Dictionary of national bio-
graphy, vol. XI, blz. 150.

32 Pages 311-320

▲back to top

32.1 Page 311

▲back to top
- XVI/309 -
Wie weet niet dat van jaar tot jaar steeds nieuwe ertslagen worden ont-
dekt in heel de zone van de Cordilleras en langs de kust van de Atlanti-
sche Oceaan? Bijzonder belangrijk was de ontdekking van aardolie te Co-
modoro Rivada via in het Chubut - district, op 13 december 1907, terwijl
de algemene mijndirectie was overgegaan tot het boren van een put bij het
zoeken naar drinkbaar water. Op dit ogenblik zijn er te Comodoro Rivada-
via negenhonderd petroleumputten. Andere petroleumbronnen werden in de
daaropvolgende jaren ontdekt bij de uitlopers onder aan de Andes van Sal-
ta en Jujuy en langs de Neuquen, om alleen maar Argentinië te vernoemen.
Opzoekingen en peilingen gaan nog altijd verder van het ene einde van Pa-
tagonië tot het andere en men vindt er duidelijk sporen van de aanwezig-
heid van dit rijke erts. Machtige petroleumhoudende bergplooien heeft men
ook in Bolivië, Brazilië, Colombia en Venezuela aangeboord. Aanzienlijke
steenkoollagen werden onder de Cordilleras gevonden in de nabijheid van
Epuyen in Chubut en te PuntaArenas. Het lood is thans in Argentinië de
voornaamste metaalproductie. Jaarlijks worden er tienduizend ton van
gedolven.
Eindelijk verklaart Don Bosco over de eilandengroep van Vuurland:
"Sommige van deze eilanden waren bewoond door vrij veel inboorlingen. An-
dere waren onvruchtbaar, naakt, rotsachtig, onbewoond. Andere waren vol-
ledig bedekt met sneeuw en ijs. In het westen waren er talrijke groepen
eilanden, door talrijke wilden bewoond." Wie het recente boek van Don de
Agostini (1) gelezen heeft, zal verwonderd zijn over de waarheid van deze
zo gedetailleerde beschrijving. Want dit zijn werkelijk de drie uitzich-
ten van het landschap in Vuurland, de vlakke steppezone, bewoond door de
Ona-inboorlingen, de zone van de eiland-Cordilleras bedekt met eeuwige
sneeuw en oneindige grote ijsvlakten en dan de talrijke groepen eilanden
naar het westen toen onvruchtbaar, naakt en rotsachtig waar de Alacalufen
Vagan-Indianen wonen. Ook hier is men genoodzaakt te herhalen dat een
dergelijke nauwgezetheid bij de beschrijving menselijkerwijze onmogelijk
was als deze persoon niet met eigen ogen dit zo karakteristieke en zo
moeilijk toegankelijke landschap gezien had.
Wij menen dat dit al voldoende is om de belangrijkheid van de droom
te doen begrijpen. Latere ontwikkelingen van de salesiaanse missies en
van werken die door de burgerlijke overheid zullen uitgevoerd worden,
zullen de werkelijkheid van zijn inhoud steeds klaarblijkelijker maken.
(1) Alberto M. De Agostini, I miei Viaggi nella Terra del Fuoco (Mijn reizen in Vuur-
land). S.E.I.

32.2 Page 312

▲back to top
- XVI/310 -
H O O F D S T U K XIV
IN SOMMIGE HUIZEN VAN ITALIE-
WEDERWAARDIGHEDEN VAN HET HUIS VAN
FAENZA - EEN VOORSTEL VOOR BOSTON
Op 28 december 1883 werd op een zitting van het Hoofdkapittel onder
voor-zitterschap van Don Bosco, voorgesteld in het Bollettino een lijst
te publiceren van de aanvragen die uit de verschillende delen van de
wereld waren gekomen voor het openen van nieuwe huizen. Alleen al van
januari jl. bedroeg dat getal honderdvijftig. De lijst verscheen niet,
maar in zijn jaarlijkse brief van 1884 schreef Don Bosco, rekening hou-
dend met de vorige aanvragen, dat er tweehonderd en meer voorstellen
waren gedaan voor het openen van nieuwe instituten ook buiten Europa, in
Indië, China, Japan en in de verste eilanden van Oceanië. Nu we al over
het buiten- land gesproken hebben, zullen we hier enkele dingen zeggen
over Italië, waarvoor wij in de vorige hoofdstukken geen gepaste gelegen-
heid gevonden hebben.
In de loop van 1883 werd in Italië geen enkel nieuw huis geopend.
Maar wat was er niet in gang?: de herstelling van de papierfabriek van
Mathi, vernield door het ontploffen van een stoomketel;(1) de oprichting
van een nieuw gebouw in diezelfde plaats; de voltooiing van een nieuwe
drukkerij en van verscheidene werkhuizen aan de rechterkant van de kerk
van Maria, Hulp der Christenen in het Oratorio.
Men was begonnen met de bouwwerken voor het tehuis van Sint-Jan de
evangelist te Turijn. Te Florentië werd het tehuis en te La Spezia de
salesiaanse school vergroot. Er werd verder gebouwd aan de kerk van het
Heilig Hart te Rome en men begon te bouwen aan het daarbij behorend te-
huis. Dit was allemaal een bewijs van vitaliteit, maar vermits niets on-
dernomen werd dat niet bij Don Bosco zijn oorsprong had, kan men zich
(1) Cfr. boekdeel XV, blz. 647.

32.3 Page 313

▲back to top
- XVI/311 –
indenken wat een massa zorgen hem reeds alleen van die kant bezighielden,
vooral om zich de middelen te verschaffen.
De huizen die in Italië bestonden, waren 22 in aantal, waarvan 16
regelmatige huizen, dat wil zeggen, met het vereiste aantal leden en 6
bijhuizen die slechts 2 tot 5 leden hadden.
SICILIE
Gedurende de maand oktober bracht Don Cagliero een bezoek aan de Sa-
lesianen en aan de Zusters van Sicilië.
Voor de Salesianen predikte
hij de retraite te Randazzo; voor de Zusters deed hij dat te Bronte en te
Màscali. Hij onderhandelde er eveneens over de oprichting van twee nieuwe
residenties voor de Dochters van Maria, Hulp der Christenen te Trecas-
tagni, nl. in het diocees Catania en te Cesaro in het diocees Patti.
Wat de Salesianen betreft, schreef de bezoeker aan Don Rua:(l) "Vae
soli, zegt de Heilige Geest en ik zeg hetzelfde voor het college van Ran-
dazzo, dat volstrekt een gezel nodig heeft in deze vulkanische streek.
Het is onze plicht aan deze noodzaak te denken opdat onze medebroeders
weldra een plaatselijke inspecteur zouden hebben." Ook Don Bosco dacht
hierover in deze zin. Inderdaad, toen er op 28 december in het hoofdka-
pittel gehandeld werd over de aanvraag voor Agira (2) meende hij dat het
beter was in te gaan op het voorstel van de aartsbisschop van Catania,
die zo zeer een salesiaans huis wenste.– Ofschoon er personeel tekort is
– zei hij – en wij ons zullen moeten vergenoegen met een kleine woning,
is het toch noodzakelijk dat wij ons er gaan vestigen. Wij moeten in die
stad, al is het maar een enkele kamer, een plaats hebben, waar de Salesi-
anen die zich naar andere huizen op Sicilie begeven, een oponthoud kunnen
hebben. Ook een provisor van ons zou er zich kunnen vestigen om niet
steeds ten prooi te vallen aan de makelaars en tussenpersonen. De wens
van Don Bosco zal ruimschoots vervuld worden in 1885 dank zij het pro-
videntiële Oratorio van Sint–Philippus Neri in de via Teatro Greco.
FLORENTIE, ESTE, HET ORATORIO
Te Florentië wou de directeur de werken niet stopzetten en daarom
viel hij Don Bosco lastig met zijn herhaalde verzoeken om geldelijke
hulp, vermits in de stad uiterst weinig op te rapen viel. Het scheen of
ze gemakkelijker gaven als Don Bosco zich liet zien of minstens eens
schreef. Welnu, omdat het hem onmogelijk was er zich heen te begeven,
(1) Raudazzo, 24 oktober 1883.
(2) Cfr. boekdeel XV, blz. 299.

32.4 Page 314

▲back to top
- XVI/312 -
stuurde hij een twintigtal brieven aan bepaalde families om het werk aan
hun liefdadigheid aan te bevelen. Slechts van twee kwam er een antwoord
met een gift van honderd lire. Maar gedurende zijn reis in Frankrijk
schonk hij ook aan Florentië een gedeelte van de giften die hij ontving.
Inderdaad, op 9 april stuurde hij drieduizend vijfhonderd lire. Vanuit
Dijon kwamen drieduizend lire. In het geheel bedroeg het dus 15.600 lire
wat in die tijd een mooi bedrag was om in iets te voorzien.
Het Manfredinitehuis van Este verloor een edelmoedige weldoener met
de dood van Cavaliere Pelà. Voor hem waren twee andere toegenegen belang-
loze vrienden gestorven, bij onze lezers eveneens bekend, namelijk, de
aartspriester van de dom, Don Zanderigo, en de heer Antonio Venturini.
Over de eerste schreef Don Tamietti in zijn gedenkschriften: "Op 27 janu-
ari 1883 na een korte ziekte stierf ook de nederige, de brave, de werk-
zame, de beminnelijke weldoener, Cavaliere Benedetto Pelà. Wat viel het
ons pijnlijk! Sinds vijf jaar waren wij eraan gewend hem dagelijks onder
ons te zien, met de liefde en de bezorgdheid van een vader, die aan niets
anders dacht dan aan het college en aan Don Bosco. Onze harten begrepen
elkaar zo goed, onze zielen waren zo innig verenigd, alsof ook hij een
Salesiaan was." Thans ziet men op de centrale gevel van het gebouw een
steen waarvan het opschrift herinnert aan zijn milddadigheid tegenover
het instituut, waar ook het marmeren borstbeeld van Don Bosco prijkt. De-
ze nabijheid is het symbool van de innige vriendschap die van hun eerste
ontmoeting af tot stand was gekomen.
Het Oratorio vierde in 1883 de inwijding van de drukkerij. Samen met
zes machines van vroeger, nu onvoldoende geworden, begonnen nu drie ande-
re machines van een nieuw model te werken. Turijn bezat geen enkele druk-
kerij die zo uitgerust was. Behalve deze uitbreiding, daar waar op dit
ogenblik het theater is, begon men ook te bouwen aan de werkhuizen van de
smeden – werktuigkundigen.(1) Het kan verwondering wekken wanneer men
ziet dat deze eerste vleugel van het gebouw een mooie vooruitstekende
versiering vertoont ook aan de kant van het westen, dat helemaal binnen
het erf valt en uitgeeft op een speelplaats. De reden hiervan is dat men
toen erg vreesde dat daar een straat zou gelegd worden zoals ze al aange-
duid was op het urbanisatieplan van de stad. Zonder dat zou Don Bosco
nooit een overbodige versiering geduld hebben.
FAENZA
Onder de huizen van Italië was dat van Faenza het huis dat het mees-
te wederwaardigheden kende. Het lag ingesloten en het werk zou zich daar
nooit kunnen ontwikkelen hebben.
(1) Cfr. Giraudi, L'Oratorio di Don Bosco, Tab. IX A en B.

32.5 Page 315

▲back to top
- XVI/313 -
Het was dus noodzakelijk een plaats te zoeken die voor een redelijke uit-
breiding geschikt was. Te Borgo zag men geen enkele mogelijkheid daartoe.
Bovendien was de plaats te veraf gelegen voor de scholen, het Oratorio
en voor alles. Daarbij kwam de traditionele rivaliteit tussen de mensen
van Borgo en van Faenza. Deze laatsten verhinderden dat hun kinderen con-
tact hadden met die van Borgo omwille van een oude antipathie tussen de
families of uit vrees dat de jongens aan het vechten zouden gaan. Er
bleef dus niets anders over dan in de stad zelf een plaats te zoeken.
Ook de protestanten hadden zich daar al gevestigd en een bedehuis voor
het publiek open gesteld. Al deze redenen gaven tenslotte de doorslag om
zich binnen de stadsmuren te vestigen. Vooraleer het echter zo ver was,
zouden er nog heel wat verwikkelingen komen.
Terwijl de menigvuldige opzoekingen naar een gebouw in de stad mis-
lukten, waren de antiklerikalen van Faenza met bedekte en openlijke vij-
andig-heid aan het konkelen om de Salesianen ook uit hun verblijf in de
voorstad te verbannen. In de maand februari vroeg de koninklijke onder-
commissaris ambtshalve aan de burgemeester van Faenza of het waar was dat
men in het instituut van de Salesianen onderricht gaf in tekenen en de
leerstof doceerde die vastgesteld was door het programma voor de lagere
scholen. Zo ja, hoeveel leerlingen er waren en hoe oud ze waren, of de
leerkrachten, de tekenleraar inbegrepen, de wettelijke titels hadden. Op
welke dagen en uren het onderricht gegeven werd. Of tenslotte, het Minis-
terie van Onderwijs over dit alles was ingelicht voor het lopende school-
jaar en in overeenstemming met de wettelijke voorschriften. In die on-
heilvolle jaren en in andere jaren nadien waren dergelijke onderzoekingen
het voorspel voor plagende maatregelen onder de mom van wettelijkheid. In
Midden- en Zuid-Italië was men niet gewend aan dergelijke listen en daar-
om waren de katholieken voor dergelijke bedreigingen vlug bang. Maar de
Salesianen hadden zich sinds lang in Piëmont in dergelijke gevechten ge-
oefend en lieten zich niet zo gemakkelijk vrees aanjagen. Zeer inschikke-
lijk en koelbloedig antwoordde Don Rinaldi aan de burgemeester dat er in
het huis van de Salesianen te Faenza geen scholen waren waarvoor gediplo-
meerde leermeesters vereist waren, ofschoon de leerkrachten die er waren
wel degelijk een diploma bezaten.(1) Er was niets meer nodig om verdere
bemoeizucht de pas af te snijden.
Toen deze aanslag mislukt was, traden de zogezegde democratische
kranten in het krijt. In zijn nummer van 7 april deed de Montagna, een
onlangs verschenen blad te Faenza, dat te Imola gedrukt werd, een aan-
klacht tegen "een van de vele klerikale broeinesten" waar men driehon-
derd vijanden van Italië aan het uitbroeden was in de persoon van even-
veel jongens die door alle mogelijke middelen aangelokt waren. Tegen
het einde van de maand juni ging er in de cafés en de winkels een in-
schrijvingslijst rond tegen de Salesianen. Juist toen verscheen in de
Secolo van Milaan, die te Faenza veel gelezen werd, een portret van Don
Bosco met brieven uit Parijs en de correspondentie, warover wij gespro-
(1) Correspondentie van 18 februari 1883.

32.6 Page 316

▲back to top
- XVI/314 -
ken hebben,(1) over de triomfantelijke reis van Don Bosco in Frankrijk.
Deze lofbetuigingen in een krant van deze politieke kleur, kwamen op het
gepaste ogenblik. Ze werden dan ook gelezen door een groot gedeelte van
de burgers, maar velen wisten niet of gebaarden alsof ze niet wisten dat
de vervolgde Salesianen de zonen waren van Don Bosco.
Toen kwamen er aanvallen uit de provincie. De krant Ravennate trok
in drie artikels ten strijde tegen onze scholen. Het eerste artikel, dat
geschreven was door een liberale correspondent aan wie de zaak van de in-
schrijvingslijst niet behaagd had, wilde vrijheid voor allen. Maar op de
redactie gaf men aan het artikel een titel die zijn eerzame inhoud ver-
stikte. Men deed een beroep op dwang en, als het nodig bleek, op geweld
tegen de broeders en de kloosterzusters die onderricht gaven, zelfs wan-
neer ze gediplomeerd waren. Dit was nodig zo men de opvoeding van de
jeugd in overeenstemming wilde brengen met de geest van de nieuwe tijd.
Daarom moest men tot elke prijs erin slagen het lekenonderwijs te ver-
wezenlijken.
In het tweede artikel werd aan de lezers de tekst meegedeeld van de
heftige petitie die voor ondertekening rondging, om ze daarna aan het
ministerie te sturen en de regering ertoe te brengen de Salesianen uit
Faenza te verdrijven. Ze hadden zich daar gevestigd om aan klerikale
propaganda te doen onder voorwendsel de kinderen van het volk te onder-
richten in de letteren, de muziek, de kunsten en ambachten." Dan ging
men over tot bedreigingen: "Wij spreken in naam van het volk met de hoop
dat de autoriteiten zich niet zullen tevreden stellen met te menen dat
het hier om alleenstaande stammen gaat. Indien men ze als dusdanig zou
beschouwen, zullen wij, vreedzaam geschaard binnen de perken van de wet,
ons laten zien. We zullen het zelfs als een burgerplicht beschouwen van
heden af de autoriteiten te verwittigen."
Het derde artikel was een tegenhanger van de liberale bevestigingen
in het eerste artikel. Daar werd onder meer gezegd: "De democratie van
Faenza bestrijdt de broeders Salesianen niet wegens het onderricht dat
ze aan de kinderen geven, maar wegens de opvoeding en de beginselen die
ze bij hen inprenten. Het onderricht dat volkomen in regel is wat het
diploma en de belastingen betreft, is de vlag waaronder die broeders hun
smokkelwaar verbergen. En die smokkelwaar is juist de opvoeding van pas-
toors en nonnen, waardoor ze bij onze kinderen ieder edelmoedig en pa-
triottische gevoel smoren, door ze te doordrenken met klerikale leer-
stellingen, door ze eraan te gewennen ons vaderland, de vrucht van zove-
le offers, te beschouwen als gestolen goed en door ze voor te bereiden,
om als volwassenen even zovele voorvechters van de tijdelijke macht te
worden (...). En wanneer men kan aannemen dat er buiten Italië priesters
en broeders kunnen zijn die tevens goede patriotten zijn, dan is dat in
Italië volstrekt onmogelijk en de zeer zeldzame uitzonderingen zijn niet
(1) Cfr. hiervoor, einde van hoofdstuk VIII.

32.7 Page 317

▲back to top
- XVI/315 -
in staat het tegendeel te bewijzen. In Italië immers blijft het probleem
van de tijdelijke macht van de paus voor hen steeds onopgelost. Maar ver-
mits priesters en broeders onderdanen zijn van de paus en van hem vol-
strekt afhankelijk zijn, moeten ze onvermijdelijk vijanden zijn van de
eenheid van het vaderland en dus van het vaderland zelf."(1)
Het was niet mogelijk in ruwere bewoordingen een voorstelling te
geven van de ongeneeslijke onenigheid die de sekten in Italië hadden ge-
sticht en voortdurend verscherpten tussen de geestelijke en de politieke
macht. Maar uit dergelijk proza komen toch drie feiten klaar naar voren:
nl. dat het programma van Don Bosco klaarblijkelijk katholiek was in de
volledige betekenis van het woord, dat het daarom noodzakelijkerwijze met
alle middelen moest bekampt worden door de heersende sekte en dat, als
het ondanks het hardnekkige verzet van zijn tegenstrevers, het toch erin
slaagde over heel het land heel wat opvoedingshuizen voor jongens te ver-
spreiden die voor zovelen een redding waren, de geschiedenis genoodzaakt
zou zijn, zijn verdienste te erkennen, als iemand die op een niet te be-
rekenen wijze beter had bijgedragen tot de opbouw van een betere toe-
komst.
Een andere van Ravenna, de Sole dell'avvenire, beweerde dat, indien
de Salesianen niet vrijwillig wilden weggaan, men zijn toevlucht zou ne-
men tot ultraradicale middelen.(2)
In de stad waren de meningen verdeeld. De goeden, ontwapend en nog
niet gewend de strijd te voeren die door de tijd vereist was, zuchtten,
maar traden niet handelend op omdat ze het niet durfden of konden. De
autoriteiten riepen vaak de directeur bij hen, vroegen hem om uitleg en
gaven hem de raad voorzichtig te zijn. Op een dag waarschuwde hem de lui-
tenant van de carabinieri dat zijn leven gevaar liep en dat hij zich met
een revolver moest wapenen. Maar zonder bang te worden zocht hij verder
naar een nieuw lokaal, hoewel hij daarin nooit slaagde.
Om het gepeupel op te hitsen werd in de stad een manifest aange-
plakt, waarin de Salesianen bij de regering werden beschuldigd dat zij de
wilde onderlinge strijd van vroeger tussen de mensen van Borgo en van
Faenza weer zouden doen opflakkeren. Indien men vrede wou hebben, moest
men ze aan de deur zetten. Dit scherpe hekelschrift was ondertekend door
volk van laag allooi. Men zegt dat het aantal handtekeningen tweeduizend
bedroeg. Deze aanklacht werd eerst aan de gezaghebbers van Ravenna en
later aan het ministerie gestuurd.
Deze vervolgingen konden Don Rinaldi de moed niet ontnemen, integendeel
zij wekten zijn weerstand op omdat hij ernaar verlangde de wensen van de
goede lieden in vervulling te laten gaan. Op het einde van augustus be-
gaf hij zich naar Turijn voor de retraite en voor het hoofdkapittel.
(1) Nummers van 27 en 28 juni en 3 juli 1883.
(2) Nummers van 31 juli 1883.

32.8 Page 318

▲back to top
- XVI/316 -
Te S. Benigno zag hij Don Bosco en had met hem een gesprek van twee uur.
Toen Don Bosco alles over deze oorlog gehoord had, zei hij:- Onze mede-
broeders in de Pampa's zijn waarachtig veiliger en geruster. We mogen
echter niet wijken, indien je daartoe de moed voelt, zolang ze niet ern-
stig een aanslag hebben geprobeerd die de Allerheiligste Maagd niet zal
toelaten.
- Welnu, - vroeg hem de directeur - wat is dan de raad van Don Bos-
co? Hoe zou u willen dat ik optreed?
- Wat de commissie, de bisschop en Don Taroni betreft, moet je zeg-
gen dat ze verder zouden werken. Het is zelfs nodig dadelijk en tot elke
prijs het instituut voor de internen te openen.
Don Rinaldi verzocht hem, in de biecht en daarbuiten, van die last
te willen bevrijden of hem minstens een woord ter geruststelling te zeg-
gen. - Ga ermee voort - antwoordde hij hem - God zal zelfs een ophefma-
kend mirakel doen om je te ondersteunen in je gehoorzaamheid. - En na
de biecht zei hij hem: Ga ermee voort, ge ermee voort. God zal je zege-
nen. - Deze woorden van geruststelling versterkten hem in zijn voornemen
om tot het uiterste weerstand te bieden.(1)
De feiten gaven Don Bosco gelijk en wel vlugger dan men gehoopt had.
Op 9 september werd in het theater van Faenza een grote meeting gehouden
ten voordele van het algemeen stemrecht. Alles was vooraf klaargemaakt om
een luidruchtige betoging tegen de Salesianen op touw te zetten, maar een
redenaar bracht in de roes van zijn woorden een lelijke belediging uit
aan het adres van de koning, die hij een Oostenrijkse kolonel noemde. Da-
delijk deed de afgevaardigde van de openbare veiligheid de menigte uit
elkaar gaan. Van die dag af zorgden de gezagdragers ongewild door zich
zelf te verdedigen, ook voor de verdediging van de Salesianen. Zo werden
de woorden van Don Bosco waarheid: De vijanden hadden een aanslag gepro-
beerd, maar de Madonna had hem verijdeld en de Salesianen werden nu zo
gerust gelaten dat ze eindelijk in de stad een lokaal konden vinden. Wat
de geldmiddelen voor de aankoop betrof, had Don Bosco gezegd: - We zullen
onze hoop stellen op de Voorzienigheid dat Zij ons die zou geven of wan-
neer Zij die niet zal geven,zullen wij er Haar toe dwingen. - En aan ka-
nunnik Cavina had hij geschreven:(1) "Met groot verdriet heb ik vernomen
hoe het werk ten voordele van de arme en verwaarloosde jeugd bemoeilijkt
wordt. Zullen wij het terrein in handen van onze vijanden laten? Nooit.
In grote gevaren is het nodig de inspanning en de offers te verdubbelen.
Wij zullen graag alles doen wat we kunnen, maar het is eveneens nodig dat
u en uw vrienden een handje zouden toesteken om een tehuis voor de arme
jongens te openen. Bestudeer het en doe het." Men bestudeerde het, men
deed het en de geldmiddelen ontbraken niet.
(1) Brief van Don Rinaldi aan Don Taroni, S. Benigno, 1 september 1883.

32.9 Page 319

▲back to top
- XVI/317-
BOSTON
We moeten nu nog een punt van de droom ophelderen. Don Bosco had aan
Louis Colle gevraagd wanneer de Salesianen naar Boston zouden gaan, waar
ze verwacht werden. Een pastoor van Boston, Mgr. Bouland had het plan
opgevat in de stad een werk te stichten dat, onder de benaming van Notre-
Dame des Victoires, en in de vorm van een broederschap, een intense be-
drijvigheid zou ontplooien voor de bekering van de protestanten, voor de
Mariaverering, voor de eer van de katholieke Kerk en voor bijstand aan de
paus. De leden zouden hiervoor de verbintenis op zich nemen persoonlijk
bepaalde bedragen te betalen en andere bedragen zouden worden ingezameld
door hun wijkmeesters. Het centrum van de vereniging zou een college van
priesters-missionarissen zijn, met uitsluiting echter van kloosterlin-
gen. Men verlangde seculiere priesters, bedrijvig, leergierig en vroom,
die in gemeenschap leefden en zich vooral aan de prediking en aan de
opvoeding van de jeugd zouden wijden.(1)
Maar in de praktijk vond men er geen en daarom hoopte men niet meer
ooit priesters te zullen vinden zoals men die verlangde, namelijk pries-
ters bereid om samen te leven als kloosterlingen zonder het te zijn.
Daarom gaven de Parijse vrienden van de pastoor hem de raad zich tot
Don Bosco te wenden en werd de befaamde abbé Moigno verzocht de onder-
handelingen aan te vatten. Hij stuurde aan Don Bosco een gedeelte van
de documenten die hem uit Amerika waren toegekomen met het voorstel,in-
dien het nodig zou blijken, ook een Amerikaanse dame, van Franse oor-
sprong die te Parijs verbleef, mevrouw Lafitte, een vurige bewonderaar-
ster van het werk, naar Turijn te zenden. De brieven lagen al lang op
de tafel van Don Bosco, tot hij eindelijk op het herhaald aandringen
van de abbé aan Don Bonetti een antwoord dicteerde, dat Don de Barruel
in het Frans vertaalde. Zo luidt het:
"
Belangrijke en ontelbare bezigheden en mijn afwezigheid
" van verscheidene dagen te Turijn hebben mij verhinderd dadelijk
" te antwoorden op uw brief van 13 juli ll. en het ontwerp te lezen
" dat er bijgevoegd was. Dat zijn de redenen van mijn laattijdig
" antwoord.
"
Op de eerste plaats moet ik u danken voor de achting die u
" voor de Salesianen koestert door hun het zo belangrijke werk van
" Boston aan te bevelen. U toont werkelijk dat u onze medewerker
" bent en ik hoop dat u tegenover ons uw waardevolle welwillend-
" heid zult behouden.
(1) Brief van Mgr. Bouland aan de aartsbisschop Mgr. Willians, Boston 27 november 1882.
Een gedeelte van de documentatie over deze zaak wordt in ons archief bewaard.

32.10 Page 320

▲back to top
- XVI/318 -
"
Tegelijkertijd ben ik genoodzaakt u te antwoorden dat de ver-
" plichtingen die wij reeds op ons genomen hebben voor de stich-
" ting van zeer belangrijke werken in Europa en in Zuid-Amerika,
" mij in de onmogelijkheid plaatsen om onmiddellijk het werk van
" Boston, dat u ons met zoveel goedheid voorstelt te aanvaarden.
" Bovendien staat de Heilige Vader, Leo XIII, " op het punt een vi-
" cariaat en één of twee apostolische prefecturen in Patagonië en
" in Vuurland op te richten en deze pauselijke daad verplicht de
" Salesiaanse Congregatie ertoe een gedeelte van haar krachten daar-
" heen te zenden.
"
Indien u mij wat tijd geeft, twee of drie jaar, dan weiger
" ik mijn medewerking aan die onderneming niet. In dergelijk geval
" zou ik beter de omstandigheden willen kennen waarin de Salesianen
" zich in Boston zullen bevinden. Zouden zij er een eigen huis heb-
" ben? Zouden hun bestaansmiddelen verzekerd zijn? In welke milieus
" zouden ze hun ambt moeten uitoefenen? Meer in het bijzonder, on-
" der volwassenen of onder verlaten jongens?
"
Ik zou graag de Amerikaanse dame, over wie u in uw brief van
" 13 juli spreekt, zo zij zich nog te Parijs bevindt, graag in Tu-
" rijn spreken. Misschien zal ik met enkele woorden de aard van het
" werk leren kennen waartoe ik uitgenodigd word en een definitiever
" antwoord kunnen geven. Indien de dame het inzicht heeft de reis
" naar Turijn te ondernemen, zoals u mij laat verhopen, dan zou ik
" graag weten op welke dag ze aankomt, om dan thuis te zijn.
Mevrouw Lafitte die al tevergeefs getracht had Don Bosco te benaderen in
de kerk van Sint-Augustinus te Parijs, kwam in augustus naar Valdocco. Ze
bracht behalve documenten ook een brief mee van abbé Moigno. De kern van
de zaak was, na te gaan of de vereniging van Boston kon vervangen worden
door de vrome vereniging van de salesiaanse medewerkers. Stond dit vast,
dan zou Don Bosco er enigen van zijn priesters heen gezonden hebben. Er
werd lang over gediscussieerd, maar zonder resultaat. - Alles op zijn
tijd - had in de droom de beminnelijke gids aan Don Bosco geantwoord.
Deze woorden lieten vrij duidelijk verstaan dat die tijd nog niet gekomen
was.

33 Pages 321-330

▲back to top

33.1 Page 321

▲back to top
- XVI/319 -
HOOFDSTUK
XV
GEDACHTEN EN BRIEVEN VAN DON BOSCO
De uiteenzetting van de biografische berichten die in dit boekdeel
vervat zijn, gaan we nu bekronen met een bloemlezing van gedachten die
Don Bosco uiteenzette gedurende het derde algemeen kapittel en in sommi-
ge zittingen van het hoofdkapittel. Wij putten ook nog uit brieven die
wij in ons verhaal nergens een plaats konden geven.
Voor het derde algemeen kapittel stuurde Don Bosco op 20 juni aan de
huizen de schema's van de te bespreken onderwerpen, opdat de directeurs
en ieder lid van de lokale kapittels de gelegenheid zouden krijgen om hun
opmerkingen en voorstellen te formuleren en ze vooraf mee te delen aan de
gespreksleider Don Bonetti. Deze onderwerpen waren over acht hoofdstukken
verdeeld.- I. Het reglement voor de retraites.- II. Het reglement voor de
novicen en voor hun studie.- III Het reglement voor de parochies, be-
stuurd en te besturen door de Salesianen.- IV De culturele opleiding van
de medebroeders coadjuteurs.- V. De oriëntatie voor de arbeiders in de
salesiaanse huizen en de middelen om de roeping van de vakleerlingen tot
ontwikkeling te laten komen.- VI. De normen voor het doorsturen van de
leden.- VII. De inrichting en de ontwikkeling van de patronaten voor zon-
en feestdagen bij de salesiaanse huizen.- VIII. De herziening en de wij-
ziging van het reglement van de huizen.
Het kapittel werd gehouden in het college van Valsalice van 's
avonds 1 september tot 's avonds 7 september. Vijfendertig leden, Don
Bosco inbegrepen, namen er aan deel. Het enige document dat wij hierover
bezitten zijn de notulen van de zittingen die opgesteld werden door Don
Marenco, maar ze zijn gebrekkig en daarbij nog onvolledig vermits ze
maar beginnen op de derde dag.(1)
(1) In het begin zijn er enkele bladen van verdwenen. Hoeveel er waren weten we niet,
omdat de bladzijden niet genummerd zijn.

33.2 Page 322

▲back to top
- XVI/320 -
We zullen er alles uithalen om de gedachte van Don Bosco over de ver-
scheidene kwesties te leren kennen.
In het fragment dat ervan overblijft, spreekt Don Bosco over het
Bollettino en de medewerkers, over de monografieën, over de retraites,
over het noviciaat en over de moraliteit. In de namiddagzitting van 4
september spoorde hij de leden van het kapittel aan volgend beginsel bij
hun beraadslagingen voor ogen te houden:- Een van de zaken die we hier
dienen te bedenken is, dat alles waarover hier gehandeld wordt, als norm
zal moeten dienen voor tien, twintig of honderd jaar. Daarom moeten we
redeneren als de schilder die zegt: Aeternitati pingo. (ik schilder voor
de eeuwigheid)
Over het Bollettino zei Don Bosco:- Men moet een onderscheid maken
tussen de salesiaanse medewerkers, die onze weldoeners zijn en tussen de
abonnees op ons Bollettino als op een tijdschrift. Het Bollettino is
niets anders dan een middel om onze werken ter kennis te brengen en de
goede christenen nauw samen te binden in een tijdschrift om de waarheid
en het nieuws te verspreiden. Vandaag de dag weten de milddadige perso-
nen omwille van politieke redenen bijna niet meer, hoe ze hun geld in
vrome werken kunnen beleggen en daarom bestaat het doel van ons Bollet-
tino erin onze werken te doen kennen, opdat - indien God het wil - zij
de salesiaanse werken zouden helpen. Maar we moeten het dus verspreiden
als een tijdschrift dat voor het publiek bestemd is.- Bovendien leerde
hij hun dat ze deze publicatie zouden verdedigen tegen de aanklacht van
diegenen, die het verschijnen hiervan toeschreven aan hoogmoed of ijdel-
heid. - Het Bollettino - zei hij - is geschreven voor ons en voor de
medewerkers die nauwkeurig onze werken verlangen te kennen.
Voor de medewerkers belichtte hij twee punten: men moest de jaar-
lijkse conferentie bevorderen en bij die gelegenheid een geldinzameling
houden en ten tweede moest men heel duidelijk het doel van de medewer-
kers uiteenzetten en dat is: catechismuslessen geven, de goede pers ver-
spreiden en jongens naar onze colleges sturen.- Voor ons - merkte hij op
- heeft het geen belang honderd lire min of meer te ontvangen, maar wel
Gods glorie te bewerken. Daarom zal, indien de regeringen het niet dwars-
bomen, het Bollettino een macht worden, niet op zich zelf, maar wegens de
personen die het zal bijeenbrengen. Wanneer de medewerkers goed hun doel
kennen, dan zullen ze ons niet alleen helpen, maar zullen ze in ruime
mate de werken verrichten die eigen zijn aan de Salesianen.
Gedurende dit kapittel wou Don Bosco ook laten blijken hoe hij er
prijs op stelde dat de monografieën voor de onderscheiden colleges op-
gesteld werden. De directeurs werden dus aangemaand zich er ernstig mee
bezig te houden. Hij gaf hun het bevel het volgende jaar de monografie
van hun huis mee te brengen en deed uitschijnen hoe men daardoor een
waardevol en rijk materiaal voor de geschiedenis voorbereidde.
Er werd geredetwist over het reglement van de retraite. Sommigen
wilden een uitgebreid, anderen een beknopt reglement. Op het einde gaf
Don Bosco als zijn mening te kennen dat men een goed reglement zou klaar-
maken.

33.3 Page 323

▲back to top
- XVI/321 -
Vermits men zovele offers bracht voor de retraite moest men normen formu-
leren die er toe zouden bijdragen uit de retraite alle vruchten te halen
die men er kon uithalen. Bovendien was het zijn wens dat men telkens
enige conferenties speciaal voor de priesters zou houden.
De gedachten die Don Bosco over het noviciaat van de jonge geeste-
lijken en van de coadjuteurs tot uitdrukking bracht, bezitten enkel een
historische waarde. Opdat men goed de geest van de regel over het novi-
ciaat zou begrijpen, herinnerde hij aan het volgende:- De Heilige Vader
Pius IX heeft herhaalde malen gezegd dat men de Salesianen moet vormen
als de voorbeeldige priesters in de wereld. Daartoe dienen die vrome
oefeningen; tesamen met de taak die de novicen te vervullen krijgen, zijn
ze uiterst geschikt om te zien hoe hun houding en gesteldheid is. Men
moet het dus zo aan boord leggen dat de godsdienstoefeningen niet wegval-
len. Hij herinnerde er eveneens aan hoe Pius IX had aangeraden geen ge-
bruik te maken van het woord: noviciaat, omdat de wereld ongunstig ge-
stemd was tegenover deze benaming. Wat de toegeving betreft die Pius IX
verleende dat de novicen zich ook met de studies zouden bezighouden en
met een of andere bezigheid, deelde hij mee dat hij, bij de eerste audi-
entie die Leo XIII hem verleende, aan de nieuwe paus de vergunningen van
zijn voorganger had uiteengezet en dat de paus hierop geantwoord had dat
hij het inzicht had niets daaraan te veranderen. Wanneer wijzigingen zou-
den nodig blijken, zou men hierin voorzien. Toen dan uiteindelijk Don
Albera de moeilijkheden had laten uitschijnen voor de Franse novicen om
hun noviciaat in Italië te doen, niet alleen omwille van het verschil van
taal en onderricht, maar vooral omwille van een nationale antipathie,
ver-klaarde Don Bosco, hierbij door het kapittel gesteund, dat men een
noviciaat zou penen in de buurt van Marseille, niet alleen voor de Sale-
sianen, maar ook voor de Dochters van Maria, Hu1p der Christenen.
Voor het noviciaat van de coadjuteurs duidde Don Bosco als basis aan
wat hij tot dan toe al had gezegd, namelijk, er goede christenen van ma-
ken. Hij zei: - Wanneer een novice de regels van het huis en de algemene
regels van de Congregatie in praktijk brengt en zijn godsdienstige plich-
ten vervult, dan zal hij genoeg te doen hebben. Belangrijk is iemand te
vinden die zich ernstig met hen bezighoudt en hun leiding en hulp biedt.
Tenslotte het laatste punt. Het is zeer nuttig te weten wat Don Bos-
co zei over de moraliteit bij de salesiaanse leden. Geen enkele vreemde-
ling worde aan de gemeenschappelijke tafel toegelaten (bedoeld werd: ge-
woonlijk en niet voor één of twee keer). Voor hen moet er dus een speci-
ale refter voorzien zijn waar iemand van ons hen gezelschap kan houden.
Daarna zei hij ongeveer nog het volgende: - De Congregatie moet strenge
maatregelen nemen. Het eerste wat moet gedaan worden, is het huis sluiten
voor alle vrouwen. Geen enkele vrouw mag in huis blijven slapen. Men moet
ervoor zorgen dat de wasserij gescheiden is van het huis. Dit moet ern-
stig in acht genomen worden. Op de tweede plaats moet men toezien dat
alles wat vastgesteld werd om de Zusters af te zonderen, zodra mogelijk
uitgevoerd wordt, want het is van het grootste belang... Door de ver-
slagen die te Rome toegekomen waren, hadden sommige leden van de Con-

33.4 Page 324

▲back to top
- XVI/322 -
gregatie van Bisschoppen en Reguliere Geestelijken voorgesteld een apos-
tolische visitator te sturen en men zou het gedaan hebben, indien de Hei-
lige Vader het niet belet had. Een dergelijk bezoek zou een lelijke smet
op onze reputatie geworpen hebben. De oorzaak hiervan lag in het volgende
feit. Een zedenzaak werd aan de Heilige Stoel overgebracht. Ze scheen
waar te zijn, maar gelukkig was ze dat niet. Een Salesiaan die veel in de
werkhuizen van de Zusters kwam, zou met een van hen een vlucht beraamd
hebben, maar omwille van een onvoorziene oorzaak zou het plan mislukt
zijn. Dat was bondig de inhoud van het verslag. Dit alles werd geschreven
aan kardinaal Ferrieri, die aan de Heilige Vader het hoger genoemde be-
zoek voorstelde. - Nadat Don Cerruti dan voorgesteld had een termijn vast
te stellen voor het uitvoeren van de werken die nodig waren voor de af-
zondering van de Zusters, antwoordde Don Bosco: - Ik geef u een jaar tijd
van vandaag af. Na verloop van een jaar zal er van ambtswege een bezoek
gebracht worden om te zien of het bevel uitgevoerd werd ofwel of men de
uitvoering ervan verhaast heeft.
Bij het bespreken van de beroepsregelingen en de godsdienstige roe-
ping van de vakleerlingen, ging het over het verwijderen van ongewenste
personen. - Het zou passend zijn - zei Don Bosco - te doen zoals ik eens
heb zien doen met het graan. Eens heb ik het graan zien wannen en vele
personen waren hiermee bezig.
- Ik wil ook het graan leren wannen - zei ik.
- Welnu - werd er mij geantwoord - doe dan zoals wij doen.
Er was iemand die een zak vasthield en het graan in de wan uit-
goot. Toen hij de wan geschud had, vielen er onderaan zoveel zand en
steentjes uit, dat ik meende dat de bewerking gedaan was. Maar dit graan
ging naar een tweede wan en dan viel er nog onkruid uit. Toen dacht ik
dat het voldoende was, maar het was niet waar. Een derde wan zuiverde er
nog ongelijksoortige stoffen uit.
- Maar nu zal het wel voldoende zijn - zei ik - anders wordt het
maar tijdverlies.
Neen, zie maar en kijk goed toe. Deze tarwe is nog niet gezui-
verd. Korreltjes die er vrij goed uit zien blijken bij nader toezien be-
dorven. Met de wan alleen kan men niet wannen. Men moet geduld hebben en
met de hand al die korreltjes verwijderen die de toekomstige oogst zouden
bederven.
Welnu, dat moet er gedaan worden om de goede geest te bewaren...
Maar men mag de zaak niet teveel volgens de letter nemen. Iedereen moet
die uitzuivering doen volgens eigen kracht.
Terwijl hij dan alle aspiranten voor het priesterschap met de naam
noemde, zei hij tot ieder van hen vertrouwelijk dat men nooit iemand tot
de priesterlijke staat mocht aanvaarden die het ongeluk gehad had naar
onzedelijke plaatsen te gaan.
Op de laatste zitting hield hij zich lang bezig met verscheidene
aanbevelingen te geven, die wij uit de notulen aanhalen en waarvan wij

33.5 Page 325

▲back to top
- XVI/323 -
enkel de vorm ietwat aanpassen.
1° Het is ten zeerste noodzakelijk dat wij onze tijd kennen en ons
daarbij ook aanpassen. Dat bestaat hierin: eerbied hebben voor de mensen
en goed spreken over de autoriteiten en waar dat niet mogelijk is nog
liever te zwijgen Indien er een goede reden bestaat om niet te zwijgen,
dan dient men het privàtim te doen. En wat men over de burgerlijke gezag-
voerders zegt, geldt nog veel meer voor de geestelijke autoriteiten. Men
moet trachten hen te eerbiedigen en hen te doen eerbiedigen. Men moet ze
steunen ook al zou men er een offer moeten voor brengen. Deze offers zul-
len met verloop van tijd en met geduld door God beloond worden.
2° Tot heden toe konden wij het hoofd opgericht houden betreffende
moraliteit. Thans heeft men, door de schuld van een onvoorzichtige, ons
wat in opspraak gebracht. Onze goede naam is zich aan het herstellen,
maar de directeurs, die tegenover het publiek de verantwoordelijken zijn,
moeten zich inspannen opdat de goede naam zou bewaard blijven. De midde-
len hiertoe zijn de regel en de beslissingen die door hen zelf en door
hun onderdanen moeten nageleefd worden. Maar hiervoor moet men ze kennen.
Daarom moet men ervoor zorgen ze te leren kennen tijdens de conferenties
die tweemaal per maand gehouden worden. Er zijn daartoe geen geleerde
conferenties vereist. Het is voldoende dat ze voorgelezen worden om er
dan een korte aanmaning en uitleg aan toe te voegen. Een van de fundamen-
tele zaken die men zeker moet inprenten is de zedelijkheid. Indien wij
kunnen bereiken dat men na het avondmaal gaat slapen, dan is dat een gro-
te aanwinst voor de goede orde in huis, want dit is de tijd waarop te
veel gepraat wordt. Dat er van 's avonds tot 's morgens een volledig
stilzwijgen heerst, is dus een grote winst. Hetzelfde dient gezegd te
worden over de briefwisseling. Men zou er de medebroeders moeten aan her-
inneren dat een tekort aan zedelijkheid, het huis en de Congregatie niet
enkel voor het aanschijn van God, maar ook voor het aanschijn van de
wereld, in opspraak brengt: voor het aanschijn van God verliezen ze hun
ziel, voor het aanschijn van de wereld hun eer.
3° Nemo repente fit summus, nemo repente fit malus. Dus op het be-
gin letten om zodoende het grote kwaad te vermijden. Dit zegt de erva-
ring. Wanneer iemand de directeur en het huis in verlegenheid heeft ge-
bracht, is hij begonnen met de meditatie en de andere godsvruchtoefenin-
gen te verwaarlozen. Dan kwam er een of andere krant, een particuliere
vriendschap. Kortom, wanordelijkheden.
4° De directeurs moeten er dus aan denken dat ze verantwoording heb-
ben af te leggen over hun eigen zedelijkheid en over die van de medebroe-
ders en die van de jongens. Deze laatsten zijn nog klein en zeggen niets,
maar als ze bij hun ouders zijn, dan zeggen ze het wel en overdrijven ze,
desgevallend, met verlies van onze achting en Gods glorie. Zekere on-
schuldige blijken van genegenheid tegenover de jongens mogen worden aan-
gewend door de oversten, maar niet door anderen en alleen met het doel ze
naar het goede te leiden.
5° Wat de kastijdingen betreft, dient er, opportune et importune,
op aangedrongen te worden, dat het preventief stelsel zou worden toege-
past.

33.6 Page 326

▲back to top
- XVI/324 -
Het gebeurt dat sommigen klappen geven, de jongens aan de straftafel la-
ten staan voor een hele week. Men denke eraan dat de meester de jongens
wel mag berispen, afkeuren, maar nooit lichaamsstraffen mag toedienen.
Hij moet zich tot de directeur wenden, die het preventief stelsel zal
toepassen. Het gebeurt vaak dat de jongens minder schuldig zijn dan men
denkt, zoals de ervaring bewijst.- Zijn er meesters die wensen te straf-
fen, dan zal de directeur hierover beslissen, maar nooit in het publiek,
nooit in tegenwoordigheid van de jongens. Onder vier ogen kan men uiterst
gemakkelijk verkrijgen dat ze zich plooien naar de wil van de overste en
naar het voorkomende stelsel. Zo zal men verscheiden voordelen verkrij-
gen: a) men zal het vertrouwen van de jongens winnen. b) Het aantal roe-
pingen zal vermeerderen. c) Wanneer ze weggaan, zullen ze hun vrienden
zijn, in het tegenovergestelde geval, hun vijanden. d) Ze zullen nooit
slechter worden, ze zullen al dan niet het goede voorbeeld geven, maar
nooit het slechte.
6° De oversten van de huizen mogen niet verlangen dat al hun mede-
broeders volmaakt zijn. Ze moeten tegenover hen optreden als een vader,
hen helpen, hen op de weg naar de volmaaktheid leiden. In het begin kon
Don Bosco vaak een bezoek brengen aan de huizen en hun persoonlijk lei-
ding geven. Thans dient de directeur zich aan de regel te houden en
nooit bruusk op te treden, door bijvoorbeeld te zeggen: zo moet het zijn
of buiten. Hij moet met naastenliefde te werk gaan en als er iemand is
die niet past voor het huis, dan zal hij naar de algemene overste schrij-
ven en die zal alles in orde brengen.
Hier stelde Don Durando de vraag of we moesten stemmen bij de ver-
kiezingen. Don Bosco antwoordde: - Ik heb steeds het beginsel gehuldigd
van mij te onthouden. Ik meen dat er geen nut in zit. Dat is de heersen-
de norm geweest. Doorgaans gaat men dus zijn stem niet uitbrengen. In-
dien het noodzakelijk is en men het passend oordeelt, dan kan men gaan,
maar onopvallend. In de huizen die op een of andere manier van een ge-
meentebestuur afhankelijk zijn, gaat men nooit.
Hij besloot dan in deze trant:- Bij uw terugkeer naar uw huizen,
zult u de medebroeders en al de jongens groeten. Neem de gedachte met u
mee, dat bij u de glorie van de Congregatie ligt. Alles ligt in uw han-
den. Gods hulp zal u niet ontbreken. U hebt te Turijn een vriend en een
vader. Bid voor hem en hij zal u niet vergeten in de heilige mis.
Men had het decreet al klaargemaakt en goedgekeurd waardoor aan het
hoofdkapittel de bevoegdheid werd verleend de beslissingen in hun modali-
teiten aan te vullen en andere zaken die niet in hun geheel beslist wa-
ren, nader te omschrijven. Alvorens zich naar de kerk te begeven voor het
zingen van het Te Deum en voor de zegen, werden er hun handtekeningen op
geplaatst. Later werden deze beslissingen gepubliceerd samen met die van
het vierde algemeen kapittel in 1886.
Om de gedachte van Don Bosco te leren kennen hebben we dus een
nieuwe bron, in de notulen van het hoofdkapittel. Ze zijn vervat in een
lijvig register, waarin de secretaris keer op keer een bondig verslag

33.7 Page 327

▲back to top
- XVI/325 -
schreef over de zittingen en een speciale zorg wijdde aan het verzamelen,
indien al niet van de juiste woorden, dan toch van de opvattingen die
Don Bosco uitdrukte. Deze verslagen gaan van 14 december 1883 tot na de
dood van Don Bosco.
Secretaris van het hoofdkapittel en tegelijkertijd particulier se-
cretaris van Don Bosco was Don Lemoyne. In de herfst van het jaar 1883
liet men hem van Nizza Monferrato komen, waar hij voor de leiding van de
Zusters vervangen werd door Don Bussi. Hij vestigde zich toen definitief
in het Oratorio, dat hij tot aan zijn dood niet meer verliet. Welke hoge
dunk en welke grote verering Don Bosco over hem had, kan men afleiden uit
bepaalde woorden die hij tot hem richtte in de eerste dagen dat hij zijn
nieuw ambt uitoefende.
- Hoe lang - vroeg hij hem - denk je bij Don Bosco in het Oratorio
te blijven?
- Tot aan het einde der eeuwen - antwoordde Don Lemoyne.
- Welnu, ik vertrouw je mijn arm persoontje to., Behandel me met
christelijke naastenliefde, vooral door naar mij te luisteren. Ik zal
voor jou geen geheimen hebben, noch die van mijn hart, noch die van de
Congregatie. Wanneer mijn laatste uur komt, zal ik een intieme vriend no-
dig hebben tot wie ik in alle vertrouwen mijn laatste woorden zal kunnen
zeggen.
De samenkomsten van het hoofdkapittel werden doorgaans in de kamer
van Don Bosco gehouden. Van slechts twee zittingen wordt er melding ge-
maakt in de notulen voor 1883 en in beide lezen we opmerkingen van Don
Bosco waarvan we er enkele als een schat kunnen bewaren.
Op 14 december werd er over gesproken onze kerken van Sampierdarena
tot parochiekerk op te richten. Hierbij somde Don Bosco de ongemakken op
die voortspruiten uit een parochiekerk, verbonden aan een college voor
jongens: 1° er ontstaat een gemis aan evenwicht, zelfs wanorde in het
huis, waarin alle soorten mensen toestromen; 2° de parochiediensten zijn
niet verenigbaar met de tegenwoordigheid van jonge leerlingen; 3° een
kerkfabriek kan bij zekere gelegenheid aan de jongens opleggen een be-
paald gedeelte van de kerk te ontruimen, bijvoorbeeld op het feest van
Sacramentsdag en dat doet afbreuk aan onze rechten als eigenaars. Te Sam-
pierdarena kwam daar nog bij dat door het groeiende aantal leerlingen het
lokaal dat vroeger bestemd was voor het personeel van de parochie, nu in
bezit was genomen door de leerlingen, alsook een gedeelte van de kerk ten
nadele van het volk zodat er voor de leerlingen een nieuwe kapel nodig
was. Op het ogenblik dus werd er besloten te schrijven aan de aartsbis-
schop van Genua dat vooraleer men die parochie zou oprichten drie zaken
noodzakelijk waren: een woning voor de pastoor, onafhankelijk van het
college, een nieuwe kerk voor de leerlingen en een nieuw huis voor hen,
omdat hun aantal steeds maar aangroeide.
Op de zitting van 24 december had de directeur van het Oratorio, Don
Lazzero, hem gezegd dat hij, wegens zijn talrijke bezigheden, niet in
staat geweest was het rendiconto van de coadjuteurs af te nemen. Don

33.8 Page 328

▲back to top
- XVI/326 -
Bosco meende dat dit een goede reden was, maar voegde eraan toe dat de
bekwaamheid van een overste niet enkel bestaat in iets te doen, maar ook
in het laten doen door anderen.- "Bijvoorbeeld - zei hij - is de corres-
pondentie een buitengewoon belangrijke zaak. Indien men ze zelf volledig
persoonlijk kan afwerken, dan is dit zeer goed, maar dat kan men niet.
Don Lazzero moet zich een secretaris uitkiezen in wie hij vertrouwen
stelt. Deze kan de brieven lezen en er vooraan een kanttekening op plaat-
sen, waarin hij het behandelde onderwerp aanduidt. Veel antwoorden kunnen
gedaan worden door de prefect van de externen, zoals wanneer het gaat
over het aanvaarden van jongens, het kwijtschelden van kostgeld en der-
gelijke zaken meer. Ieder moet zijn eigen taak hebben. Men dient erop te
letten op welke manier men het werk kan verminderen, nochtans met bijzon-
dere aandacht voor stiptheid in alles. Don Lazzero moet de raad volgen
die Jethro aan Mozes gaf.(1)
Op dezelfde zitting sneed Don Bosco de kwestie aan van de zuinig-
heid bij de bouwwerken voor de kerk van Sint-Jan de evangelist, het bij-
behorende tehuis en de nieuwe drukkerij in het Oratorio° Hij vond de
gasbekkens te weelderig. Hij merkte op dat het bureau van de directeur
van de drukkerij met de kantoormeubels in notenhout en de draperieën aan
de ramen te veel het uitzicht had van een Oosterse weelderige bazar. -
Wie zal nog een aalmoes geven - besloot hij - bij het zien van al die
luxe? Toen markies Fassati en graaf Giriodi zagen dat het Oratorio een
sierlijke deur had, riepen ze uit:- Ik geef niets meer, dat is iets voor
een markies! - Het is juist dat ze dit al lachend zeiden en dat ze verder
goede vrienden gebleven zijn, maar voor mij is het voldoende dat ze het
gezegd hebben om te weten hoe ik mij er naar schikken moet.- Na nog ande-
re opmerkingen te hebben gemaakt, ging hij verder: - Wij moeten de werken
goed onderzoeken alvorens ermee te beginnen en het is noodzakelijk dat
iedereen daarin samenwerkt om de uitgaven niet te vermenigvuldigen. Zoals
iedereen weet, zijn er sommige van onze gebouwen die, door gedurig te
veranderen, dubbel zoveel kosten aam een gewone burger. Daarom: 1° wan-
neer het metselwerk aan het huis van Sint-Jan wordt geschorst voor de
winterperiode, dan zorge men ervoor dat een man van het vak het hout- en
ijzerwerk, de ramen en al het andere naziet, zodat men in de lente hier-
mee geen tijd verliest en men geen drie jaar nodig heeft voor een werk
dat anderen in een enkel jaar kunnen verrichten; 2° de werken moeten als
onderneming uitbesteed worden en niet per uur, maar men moet vooral be-
kwame meestergasten aanstellen; 3° doorgaans, met uitzondering van de
gevallen waarin het noodzakelijk is (bijvoorbeeld op de hoogste verdie-
ping) zal ik geen ijzeren balken als steun voor de gewelven dulden, om te
beletten dat in de lokalen een overdreven geluid zou weerklinken; 4° al-
vorens de hand aan het werk te slaan zorge men ervoor dat de vakmensen
de ontwerpen volledig bestudeerd en goedgekeurd hebben. - Don Bosco ein-
digde met vier zaken aan te bevelen:
(1) Jethro, schoonvader van Mozes, gaf zijn schoonzoon de raad rechters aan te stellen
die in gerechtszaken van minder belang zouden rechtspreken (Exodus 18, 19-23).

33.9 Page 329

▲back to top
- XVI/327 -
- 1° We moeten eraan denken dat we arm zijn. 2° Alvorens een werk te be-
ginnen moeten we goed het ontwerp bestuderen. 3° Wanneer de bestudeerde
werken gaan uitgevoerd worden moet men ze vooraf laten zien aan Don Bos-
co en aan het hoofdkapittel, anders verneem ik er niets meer over. 4°
Kritiek die men op onze werken zou kunnen maken, moet goedgunstig aan-
vaard worden.
De brieven waarover we spraken zijn vierentwintig in aantal, waar-
van acht in het Frans.
1. Aan coadjuteur Giuseppe Rossi.
De heer Manati, een inwoner van Turijn, die het ridderkruis wenst te
ontvangen, trok een streep door een aanzienlijke schuldvordering die hij
tegen het Oratorio kon eisen voor zekere leveringen. Hij gaf regelmatige
kwijtschriften van de rekeningen die hierop betrekking hadden.Welnu, de-
ze werden getoond aan de secretarie van de Mauritiusorde om zijn titel
van verdienstelijke weldoener te staven. De heer Correnti, algemeen se-
cretaris van de orde, die steeds geneigd was Don Bosco een gunst te be-
wijzen, had er geen bezwaar tegen. Maar er ontstonden toch moeilijkheden
die de zaak op de lange baan dreigden te schuiven, zodat de heer Manati
er nu opnieuw mee dreigde de betaling van zijn rekeningen op te vorde-
ren. Coadjuteur Rossi, de gewone tussenpersoon van Don Bosco in zovele
zaken, bracht hem hiervan op de hoogte. Deze bevond zich toen te Nice.
Hij ontving van hem volgend antwoord:
"
Mijn beste Giuseppe Rossi,
"
"
Opdat onze aangelegenheden niet in andere handen zouden ko-
" men, schrijf ik zelf en zo blijven onze vertrouwelijke mededelingen
" onder ons.
"
Je zal aan de heer Manati zeggen dat ik deze zaak besproken
" heb en dat alles afgehandeld is. Hij heeft een kwijting gemaakt
" waarin gezegd wordt dat het bedrag definitief is kwijtgescholden.
" Bij het ministerie of liever bij de raad van de Mauritiusorde wou
" men inlichtingen hebben over zijn verleden en ondanks bevestigin-
" gen van Commendatore Excellentie Correnti, werd de zaak niet de-
" finitief afgewezen maar voorgesteld op het ogenblik de zaak te
" schorsen of uit te stellen om zekere inopportune zaken niet te
" moeten aansnijden. Indien de heer Manati op dit ogenblik beta-
" ling zou eisen van rekeningen die werden kwijtgescholden en waar-
" van de kwijting bij dit vermelde ministerie ligt, dan zou hij
" geen mooi figuur slaan en zou ik verplicht zijn die mensen uit-
" leg te verschaffen. Trouwens, wanneer ik te Turijn ben, zal ik
" zelf met deze heer gaan spreken. Ik ben ervan overtuigd dat hij
" niet zal willen dat zoveel dat voor hem gedaan werd te Turijn en
" te Rome (de brieven, die geschreven werden, de gesprekken die ge-
" voerd werden, de stappen die gezet werden) nu vergeefs zou zijn.
"
Wanneer hij er echter op staat dat de kwijtgescholden schuld

33.10 Page 330

▲back to top
- XVI/328 -
" betaald wordt, dan ben ik ertoe bereid, liever dan over derge-
" lijke zaken te twisten, tot de laatste centime uit te betalen,
" maar dat zal ik doen zodra ik teruggekeerd ben, wat weldra zal
" gebeuren.
"
Zorg voor je gezondheid, bid voor mij die steeds voor jou in
" Jezus Christus zal zijn,
"
je toegenegen vriend,
"
Priester Gio. Bosco.
" Nice, 17 februari 1883.
2. Aan Don Oreste Pariani.
Deze milddadige salesiaanse medewerker had hem te Turijn een gift
gestuurd voor de kerk van het Heilig Hart, op een ogenblik dat Don Bosco
zich al anderhalve maand in Frankrijk bevond. Hij ontving dan ook zijn
brief te Marseille, vanwaar hij hem volgend mooi antwoord stuurde.
"
Beste Heer 0. Pariani,
"
"
Na een lange reis heeft uw brief mij in deze stad bereikt
" en het is me een genoegen een ogenblik uit te kiezen om u te
" antwoorden. Ik heb ondertussen de edelmoedige gift ontvangen die
" u en uw liefdadige tante mij schenken voor de voltooiing van de
" kerk en het jongenstehuis van het Heilig Hart van Jezus te Rome.
" God weze gezegend omdat Hij u dit mooie werk ingaf! Hij zegt in
" het evangelie: Date et dabitur vobis, et dabitur centuplum in
" mundo et vitam aeternam possidebitis. Maar u hebt al gegeven en
" dus is het nu de beurt aan God om aan u en aan mevrouw uw tante
" een ruime beloning te schenken.
"
U doet het niet zoals men dat in de wereld gewoonlijk doet:
" het de anderen na ons laten doen. Dat is een strik van de vijand
" van onze ziel om ons ertoe te brengen niets te doen. Hoevelen la-
" ten er zich door bedriegen!
"
Ondertussen zal ik iedere dag in de heilige mis voor u een
" bijzonder memento bidden en ik heb het inzicht dat u beiden uw
" aandeel zult hebben in de gebeden en in al de goede werken die de
" Salesianen doen of zullen doen. Maar zult u dit jaar het feest
" van Maria, Hulp der Christenen komen bijwonen? Ik hoop het en ik
" verwacht u met veel genoegen.
"
Moge God u zegenen en Maria u beschermen, terwij1 ik met
" echte dankbaarheid ben
"
u toegenegen in Jezus Christus,
"
Priester Gio. Bosco.
" Marseille, 22 maart 1883.

34 Pages 331-340

▲back to top

34.1 Page 331

▲back to top
- XVI/329 -
3. Aan baron Ricci.
Baron Feliciano Ricci des Ferres had het inzicht aan Don Bosco in
zijn testament een legaat te geven voor een bedrag van twintigduizend
lire voor de kerk die men van plan was te bouwen in de nabijheid van het
tehuis te Nice. Maar later dacht hij er wat dieper over na en vond het
beter dat hij al gedurende zijn leven die voorgestelde som in verschil-
lende keren zou geven. Om over deze zaak te spreken had hij aan Don Bosco
gevraagd op welke dag en hoe laat hij hem kon ontvangen. Don Bosco ant-
woordde hem:
"
Beste Heer Baron,
"
"
Ik dank u voor uw mooie brief. Ik verwacht u met groot ge-
" noegen op ieder ogenblik dat u kunt komen: U hoeft geen dag of uur
" te vragen. Kom maar en u zult onmiddellijk ontvangen worden.
"
We zullen over de andere zaken spreken.
"
Moge de Heer u zegenen en u behouden en geloof me te zijn in
" Jezus Christus
"
uw toegenegen vriend,
"
Priester Gio. Bosco.
Acht dagen later, op zijn naamdag bracht de baron hem de helft van
het bedrag en hij stuurde hem volgende brief als ontvangstbewijs.
"
De ondergetekende, vervuld van dankbaarheid, verklaart ont-
" vangen te hebben van de doorluchtige heer baron Feliciano des Fer-
" res het bedreg van 10.000 lire, ik zeg tienduizend. Dit bedrag ver-
" tegenwoordigt de helft van de gift die de bovengenoemde heer baron
" bij legaat wou schenken aan de ondergetekende priester Gio. Bosco
" om hem te helpen bij zijn ondernemingen, met het verlangen dat ze
" bij voorkeur zou gebruikt worden voor de bouw van de geplande
" nieuwe kerk voor het huis van Saint-Pierre te Nice. De weldadige
" schenker die wel weet hoeveel meer waarde in Gods ogen de schen-
" kingen hebben die men gedurende zijn leven doet, begint met een
" voorschot te geven op dit bedrag en behoudt zich het recht voor
" de overblijvende tienduizend lire te betalen, wanneer hij nog in
" leven zal zijn en wanneer de bovengenoemde nieuwe kerk zal ge-
" bouwd worden. Ondergetekende bedankt hem hiervoor zeer hartelijk
" en laat zijn jongens tot de opperste Beloner voor de hoge weldoe-
" ner bidden en neemt graag de verplichting op zich tien missen te
" celebreren voor zijn geestelijke en tijdelijke noden en voor de

34.2 Page 332

▲back to top
- XVI/330 -
" noden van zijn familie, van zijn echtgenote, zonen en schoon-
" dochters.
"
Op deze mooie dag van Sint-Feliciano, de naamdag van de ver-
" dienstelijke schenker en verjaardag van de inwijding van de kerk
" van Maria, Hulp der Christenen te Valdocco, wordt door de hele
" Salesiaanse Sociëteit en door haar talrijke leerlingen de harte-
" lijkste wens uitgesproken dat aan de adellijke baron Feliciano
" alle uitverkoren zegeningen zouden verleend worden. Tot Maria,
" Hulp der Christenen worden de vurigste smeekbeden gericht opdat
" zij met haar machtige tussenkomst hun oprechte wens zou bekrach-
" tigen.
"
" Turijn, 9 juni 1883.
"
uw verplichte dienaar,
"
Priester Giov. Bosco.
In volgende brief aan dezelfde persoon vinden wij een bewijs van
de onbuigzaamheid van Don Bosco als hij uit het Oratorio die jongens wil
verwijderen, die door hun slecht gedrag ergernis gegeven hebben aan hun
makkers.
"
Beste Heer Baron,
"
"
Graag zou ik er in toestemmen de jonge Verdi weer te aanvaar-
" den, ware daar niet de eensgezinde mening van de oversten van
" dit huis die bevestigen dat ze hem niet meer kunnen toelaten.
"
"
Door zijn gedrag, zo luidt de vertrouwelijke mening van zijn
" oversten, heeft hij veel schade berokkend aan zijn makkers en
" zou hij op elk ogenblik heel het huis van het Oratorio in op-
" spraak kunnen brengen.
"
"
U weet dat dit huis steeds open staat voor de jongens die u
" aanbeveelt en wanneer u in de plaats van Verdi een andere jongen
" stuurt, dan zal hij onmiddellijk aanvaard worden.
"
"
Moge God u zegenen, mijn steeds beste heer baron. Wil ook
" voor mij bidden die steeds met genegenheid en grote dankbaar-
" heid in Jezus Christus voor u zijn zal
"
uw toegenegen en verplichte vriend,
"
"
Priester Giov. Bosco.
" Oratorio van S. Benigno, 2 oktober 1883.

34.3 Page 333

▲back to top
XVI/331 -
Ofschoon hij voor de jongen de poorten van het Oratorio sloot, stem-
de hij er toch in toe, uit eerbied voor zijn weldoener en met de hoop dat
een strenge les een goede uitwerking zou hebben, om te proberen of de
jongen zich te Sampierdarena zou beteren.
Na de mededeling hiervan aan de baron, deed hij op een behendige wij-
ze een beroep op hem om hem de andere tienduizend lire te brengen, die
hij nodig had voor de expeditie van de missionarissen.
"
Beste Heer Baron,
"
"
Uw brief brengt mij en u, beste heer baron, in verlegenheid.
"
Met het vertrouwen voor u iets te doen dat u daadwerkelijk
" aangenaam zal zijn, aanvaard ik de jonge Verdi voor S. Pier d'
" Arena. Men zal hem in die zin schrijven en hem hiervan op de
" hoogte brengen.
"
Maar thans moet u mij uit de moeilijkheden redden zoals u
" dat kunt. Ik heb op zijn minst tienduizend lire nodig om de uitga-
" ven volledig te kunnen dekken die ik moet doen voor de expeditie
" van 30 personen, priesters en catechisten, naar Patagonië. En dat
" moet gebeuren tegen 12 november eerstkomende.
"
Zoals u in de kranten zult zien, heeft de Heilige Vader Pa-
" tagonië en de eilanden die in de buurt liggen in drie apostolische
" vicariaten verdeeld. Hij heeft wel de zorg ervan volledig aan de
" Salesianen toevertrouwd, maar hun geen cent gegeven.
"
Stel gelijk welke voorwaarde die u in uw liefdadigheid nodig
" zult oordelen om in dit uitzonderlijke geval ter hulp te komen
" aan onze expeditie. Maar bedenk eens even dit: U helpt op die
" manier de Heilige Vader en de Propaganda Fide, die omwille van
" de tijd die we beleven, niet in staat zijn mij ook maar met iets
" te helpen.
"
Moge God u zegenen en u het honderdvoudige geven van wat u
" mij uit liefdadigheid zult schenken. Beschouw me steeds als
" iemand die met dankbaarheid en met hoogachting in Onze Heer Je-
" zus Christus van u is
"
"
" Turijn, 11 oktober 1883.
de zeer verplichte dienaar,
Priester Giov. Bosco.
4. Aan Mevrouw Fava.
Toen mevrouw Annetta Fava Bertolotti in 1880 weduwe geworden
was, hield ze er niet mee op het Oratorio weldaden te bewijzen. Voor haar

34.4 Page 334

▲back to top
- XVI/332 -
naamdag stuurt Don Bosco haar geen bloemen (dat doen de engelen in het
paradijs) maar beste wensen, bedankingen en de belofte voor haar te zul-
len bidden.
"
Geachte Mevrouw,
"
"
Sint-Anna, bid voor ons.
"
Ik verheug er mij over dat op 26 juli Sint-Anna bij u op
" bezoek zal komen. Ze moge u gezondheid, heiligheid en een volle-
" dige vrede van gemoed schenken. En voor juffrouw Maria? Dat ze
" sterk, kloek, deugdzaam zou worden, zodat ze een grote troost zal
" zijn voor haar brave moeder tot in haar hoge leeftijd.
"
Moge onze God u honderdvoudig vergelden voor al de liefdadig-
" heid die u ons in het verleden en ook nog vandaag betuigd hebt en
" ik zal er voor zorgen u op een bijzondere wijze dankbaar te zijn
" door die dag (26 juli) tot uw inzicht de heilige mis op te dragen.
" De bloemtuil zullen de engelen voor u vlechten en hem aanbieden
" bij uw intrede in het paradijs.
"
Wil ook voor mij bidden en voor onze familie die dagelijks
" aangroeit. Geloof me in Jezus Christus te zijn
"
"
uw zeer verplichte dienaar
"
Priester Gio. Bosco.
" Turijn, 22 juli 1883
5. Aan Kardinaal Nina.
Don Dalmazzo had aan Don Bosco het nieuws laten weten dat de kar-
dinaalbeschermer eraan dacht in september een reis te maken naar Turijn.
Don Bosco was hierover zeer verheugd en bood hem met keurige beleefdheid
zijn nederige gastvrijheid in het Oratorio aan. Zijn komst bleef echter
een vrome wens.
"
Eminentie,
"
"
Onze Don Dalmazzo heeft mij het nieuws meegedeeld. Als het
" waar is, zult u ons de gelegenheid geven tot het inrichten van
" een groot feest. U zou in september naar Turijn komen! Wat een
" troost!
"
"
In de veronderstelling dat het waar is, zou ik u een vraag
" willen stellen. Zou Uwe Eminentie zich willen gewaardigen een kamer
" te betrekken hier in ons Oratorio, ik bedoel, in ons huis van Val-
" docco?

34.5 Page 335

▲back to top
- XVI/333 -
" Dit wensen al uw salesiaanse zonen vurig.
"
Al het andere zou volgens uw welgevallen geregeld worden.
"
In deze dagen hebt u zich voor ons veel last en moeite ge-
" troost, vooral voor Don Bonetti die u zeer dankbaar is.
"
Op dit ogenblik wordt in de Congregatie van de Propaganda de
" zaak behandeld van Patagonië, dat thans in drie apostolische vi-
" cariaten verdeeld is. Ik zal een afschrift laten klaarmaken van
" het hele dossier en dan zal ik het mij tot plicht rekenen het in
" uw handen te laten toekomen.
"
Ik kan u niet genoeg de geestdrift meedelen waarmee de be-
" noeming van kardinaal Alimonda tot aartsbisschop van Turijn ont-
" haald werd. Het wordt een mijlpaal in de geschiedenis van ons
" aartsbisdom.
"
Ik kom nu terug op uw geplande reis naar Turijn om u te zeg-
" gen dat u geen beter seizoen kunt uitkiezen. Het is er noch koud,
" noch warm. Verscheidene soorten vruchten zijn rijp, er bestaat
" gelegenheid tot mooie wandelingen, zodat dit alles zal kunnen
" bijdragen om uw wankele gezondheid te verstevigen. Kortom, wij
" wensen vurig dat u bij ons zou komen en we zullen doen wat we
" kunnen om u dit bezoek aangenaam en nuttig te maken.
"
Ik zal u zo vlug mogelijk over andere zaken schrijven.
"
Ondertussen verblijf ik met de diepste dankbaarheid en heb
" ik de eer mij in naam van alle Salesianen te noemen
"
uw zeer verplichte dienaar,
"
Priester Giov. Bosco.
" Turijn, 31 juli 1883.
6. Aan Don Tallandini.
Don Lodovico van de grafelijke familie Tallandini, pastoor van S.
Maria della Pace te Bagnacavallo, een stad niet ver van Faenza gelegen,
was steeds zeer bevriend met Don Bosco en met de Salesianen.
"
Beste Heer D. Tallandini,
"
"
God weze in alles gezegend. De Heilige Maagd is werkelijk
" onze hulp. Wij danken u duizendmaal uit heel ons hart.
"
Ik ontving 120 frank voor uw vrome intenties en vooral voor
" de vrijstelling van uw neef van de militaire dienst. God moge u
" vergelden. Wat mij betreft, u weet hoe men ons hier ons heilig ambt
" moeilijk maakt.

34.6 Page 336

▲back to top
- XVI/334 -
" Doe wat u kunt. God is met ons. D. Rinaldi zal u alles zeggen
" wat mij gepast toeschijnt, Goede moed!
"
De genade van ons Heer weze steeds met u en met heel uw fami-
" lie en geloof me in Jezus Christus te zijn
"
"
" Turijn, 17 september 1883.
uw toegenegen vriend,
Priester Giov. Bosco.
7. Aan de student Francesco Margotti.
Deze brief is het enige document waaruit blijkt dat Don Bosco na 17
september naar Nice is gegaan, vermits tot aan die dag verscheidene brie-
ven bestaan, gedateerd vanuit Turijn. In een brief van de bisschop van
Luik, die onze lezers zullen aantreffen in het volgende boekdeel en die
gedateerd is op 18 september, wordt erop gewezen dat Don Bosco tegen 15
september te Nice zal zijn. Hij zou erheen vertrekken op maandag 24 sep-
tember. Hier schrijft hij aan een neef van theoloog Margotti van San
Remo, leerling in het college van Valsalice.
"
Mijn beste Fransje,
"
"
Wat al mooie dingen schrijf je mij, ook in naam van je eer-
" biedwaardige familie! Dit verhoogt nog mijn diepe spijt dat ik niet
" kan ingaan op je vriendelijk verzoek dat trouwens helemaal in de
" lijn van mijn wensen lag. Ik kan daar niet stilhouden, want ik zal
" pas maandagavond en dan nog in de late avond te San Remo voorbij-
" komen. Geduld maar. We zullen onze schade inhalen te Turijn.
"
Je kunt me een belangrijke dienst bewijzen en ik verzoek je
" het te willen doen. Ga bij je vader en je moeder en bied hun mijn
" eerbiedige groeten aan. Geef ze de verzekering dat ik bid voor hen
" en voor mijn geldinzamelaarster, juffrouw Maddalena, en voor de
" familie die bij jou op vakantie is.
"
God moge je zegenen, mijn beste Fransje, en de Heilige Maagd
" bescherme je te midden van zovele gevaren die je in de wereld
" zult ontmoeten. Bid eveneens voor mij die voor jou altijd in Je-
" zus Christus zijn zal
"
"
" Nice, 21 september 1883.
een toegenegen vriend,
Priester Giov. Bosco.

34.7 Page 337

▲back to top
- XVI/335 -
8. Aan Graaf de Maistre.
Wanneer anderen in hun nood overal hun toevlucht namen tot de ge-
beden van Don Bosco, dan deden het des te meer diegenen, die, zoals de
Maistre, zich gelukkig achtten van zijn intieme vertrouwelijkheid te
genieten.
"
Beste Heer Graaf Eugène,
"
"
Zodra het u behaagd had mij melding te maken van de
" ziekte van mevrouw de gravin, Françoise de Maistre, heb ik dade-
" lijk bevel gegeven dat al onze families bijzondere gebeden zou-
" den bidden, missen en communies zouden opdragen om de genezing
" te bekomen van de geduldige zieke.
"
Ik weet niet of God onze zwakke gebeden verhoord heeft,
" maar we zullen ze iedere dag herhalen en wij hopen op zijn grote
" goedheid. Ik verzoek u het hierbij gevoegde prentje te doen ge-
" worden aan de heer graaf François: God moge hem en heel zijn fa-
" milie zegenen en allen in gezondheid en in zijn genade bewaren.
"
Gelieve onze levendige dank te aanvaarden voor de lief-
" dadigheid die u ons betoont en voeg er ook nog aan toe te willen
" bidden voor deze arme priester die steeds voor u in Jezus Chris-
" tus zal zijn
"
je toegenegen dienaar en vriend,
"
Priester Giov. Bosco.
" S. Benigno Canavese, 1 oktober 1883.
9. Aan Mevrouw Magliano.
Hij schrijft haar te Busca, het dorp van Don Nasso, die zich toen om
gezondheidsredenen in zijn geboorteplaats bevond. Hij beveelt hem aan
haar aan. Don Nasso was een jonge geestelijke, die sinds drie jaar gepro-
fest was. Het was een Salesiaan die zeer geacht werd voor zijn groot ver-
stand, zijn wetenschappelijke kennis en zijn deugden. Hij had het gymna-
sium in het Oratorio gedaan.(1)
"
Zeer geëerde Mevrouw Magliano,
"
"
Met genoegen ontving ik uw brief die me nieuws brengt over u.
(1) Een brief van hem aan Don Bosco bij zijn naamfeest in 1879, toen hij leerling was in
de vierde klas van het gymnasium, doet ons het blijde vertrouwen dat de jongens van
het Oratorio in hun Vader stelden benijden.

34.8 Page 338

▲back to top
- XVI/336 -
" Ik dank Ge Heer dat het goed nieuws is.
"
De zaak van het Oratorio voor zon-en feestdagen is ietwat
" ingewikkeld en daarom hebt u er goed aan gedaan de zaken uit te
" stellen tot wij er mondeling kunnen over handelen om dan de aan-
" ge1egenheid definitief te regelen, in zover er iets definitiefs
" op deze ellendige aarde kan bestaan.
"
Indien de jonge geestelijke Nasso niets heeft dat hem in
" zijn dorp weerhoudt, dan kan hij naar Turijn komen, maar zoals dat
" voor hem het best uitkomt. We hebben hier te S. Benigno Don Costa-
" magna die zich bij de andere Salesianen voegt om u zijn huldeblij-
" ken aan te bieden en u de verzekering te geven van onze gemeen-
" schappelijke gebeden. God moge u in gezondheid en in zijn genade
" bewaren en u weldra opgewekt en heilig naar Turijn sturen.
"
Wil eveneens bidden voor uw zonen in Jezus Christus in wiens
" naam ik ben
"
uw verplichte dienaar,
"
Priester Gio. Bosco.
" S. Benigno, 4 oktober 1883.
"
Tot zaterdag.
10. Aan Don Lemoyne.
Graaf Colle had gehoord over de droom betreffende de salesiaanse
missies, waarin zijn zoon aan Don Bosco verschenen was en hem als gids
gediend had. Hij verzocht Don Bosco hem het verhaal hiervan toe te stu-
ren, maar dan in het Frans vertaald. Het werd hem in oktober gebracht
door Don Rua, die zich bij de graaf begeven had om er geld af te halen.
Terwijl Don Bosco dus aan Don Lemoyne vroeg het verhaal hiervan in het
Italiaans te willen voltooien, schreef hij op dezelfde datum aan de
graaf: "Don Rua zal de geschiedenis over Amerika bij zich hebben. Ze werd
met alle bijzonderheden geschreven en ze is niet kort. Don De Barruel zal
proberen ze te vertalen, maar wanneer hij er niet op tijd mee klaar is,
zal Don Rua haar voltooien."
"
Beste Don Lemoyne,
"
"
Doe me het genoegen de droom over Amerika te beëindigen en
" hem mij dan dadelijk te sturen. Graaf Colle verlangt ernaar, maar
" hij wil dat hij in het Frans vertaald wordt, waarvoor je onmiddel-
" lijk zult willen zorgen.
"
Het schijnt me een eeuw geleden dat ik je nog gezien heb en

34.9 Page 339

▲back to top
- XVI/337-
" Don Berto ook.
"
Bemin me in Jezus Christus en bid voor mij die voor jou
" steeds zijn zal
"
"
"
Turijn, 15 oktober 1883.
een toegenegen vriend,
Priester Giov. Bosco.
11. Aan Markiezin Fassati.
Aan de familie Fassati, die op haar buitenverblijf verbleef te Pes-
sione, had Don Bosco een bezoek beloofd, maar, belet door de zorgen voor
het vertrek van de missionarissen, stuurde hij haar als geschenk een
mooie fazant, die hij zelf gekregen had.
"
Geachte Mevrouw de Markiezin,
"
"
De drukte voor het vertrek van onze missionarissen naar Pa-
" tagonië heeft mijn geplande tocht naar Pessione volstrekt verhin-
" derd. Geduld dan maar. Deze fazant heeft meer geluk dan ik. Gelieve
" hem welwillend te aanvaarden.
"
Bij de aanstaande noveen van Allerheiligen zal ik niet nala-
" ten speciaal voor u te bidden, Mevrouw de Markiezin, voor al uwe
" levenden en doden.
"
Moge God u en heel uw familie zegenen en wil ook bidden voor
" deze arme man die voor u in Jezus Christus steeds zijn zal
"
"
een verplichte dienaar,
"
Priester Giov. Bosco.
" Turijn, 22 oktober 1883.
12. Aan Zuster Filomena Medolago.
Dit was de weduwe van graaf Medolago Albani, geboren de Maistre,
die kloosterzuster werd. Elders hebben we haar al vermeld.

34.10 Page 340

▲back to top
- XVI/338 -
"
Moge God u zegenen en u helpen bij het vervullen van het
" werk van uw heiliging. Ik dank u van harte en mijn familie hier
" zal voortdurend voor u bidden opdat u met Jezus zou genieten van
" de goederen die de wereld noch de vijanden van onze ziel ons kun-
" nen ontrukken. Laten we dus bidden en elkaar helpen bij het red-
" den van vele zielen om het eeuwig heil van onze ziel te verzeke-
" ren.
"
Maria sine labe concepta, ora pro nobis.
"
Mogen de zegeningen van de hemel overvloedig neerdalen over
" u en over heel uw kloostercommuniteit. Zo weze het,
"
u toegenegen in Jezus Christus,
"
Priester Giov. Bosco.
" Turijn, 30 november 1883.
13. Aan Gravin Uguccioni.
Van deze brief aan gravin Gerolama Uguccioni alsook van vele andere
oudere brieven, hebben we een afschrift. We hadden gelegenheid deze te
vergelijken met de originele teksten, die in handen van de erfgenamen
zijn.
"
Mijn goede mama,
"
"
We zijn nu in de noveen van de Onbevlekte Ontvangenis, waar-
" in heel onze familie 's morgens en 's avonds voor uwe intentie en
" op een bijzondere wijze voor uw dochter juffrouw Emilia bidt. Ver-
" enig u met ons in gebed en vertrouwen.
"
Ik heb steeds tijd tekort, naar nooit vergeet ik voor u,
" mijn goede mama, iedere morgen in de heilige mis een bijzonder
" memento te bidden. Moge God u zegenen samen met heel uw familie.
" Indien u de gelegenheid ertoe hebt, bied dan mijn nederige, be-
" leefde groeten aan mevrouw de markiezin Nerli aan en wil ook bid-
" den voor deze arme man die voor u steeds in Jezus Christus zal
" zijn
"
"
u als een zoon verplicht,
"
Priester Giov. Bosco.
" Turijn, 30 november 1883.
14. Aan Ridder Comaschi,
Het is de laatste brief aan deze grote vriend van Don Bosco uit
Milaan.

35 Pages 341-350

▲back to top

35.1 Page 341

▲back to top
- XVI/339 -
We bezitten er een authentieke kopie van.(1)
"
Beste Heer Ridder,
"
"
Zalig en gelukkig nieuwjaar o! mijn allerbeste heer Rid-
" der, ja een gelukkige oudejaarsavond en een gelukkig nieuwjaar
" voor u, voor uw vrouw en voor de goede Alfonso. Moge God u allen
" zegenen en aan ieder van u een goede gezondheid schenken en de
" volharding op de weg naar de hemel.
"
Wil ook voor mij bidden en voor mijn zeer aangegroeide fami-
" lie, terwijl ik het grote genoegen en de grote eer heb van u te
" zijn
"
"
de toegenegen vriend,
"
Priester Giov. Bosco.
" Turijn, 19 december 1883.
15. Aan Moeder Daghero.
Moeder Caterina Daghero, de algemene overste van de Dochters van
Maria, Hulp der Christenen, was ontstemd over een zeker geroddel in de
sacristieën van Nizza Monferrato ten laste van de Zusters en van hun
huis. Zij schreef hierover aan Don Bosco bij gelegenheid van haar kerst-
wensen. Hij antwoordde haar zo dat zij al haar vrees kan vergeten. Het
schijnt dat de brave overste de vrees koesterde dat zij, zonder het zelf
te weten, hem enige redenen tot ontevredenheid had gegeven. In zijn ant-
woord stelt hij haar gerust.
"
Zeereerwaarde Moeder—Overste,
"
"
Ik ontving uw wensen en die van uwe medezusters en kost-
" schoolleerlingen.
"
Ik dank u van harte en ik bid God dat Hij u ruimschoots zou
" vergelden voor de christelijke naastenliefde van uw gebeden. Sla
" geen acht op de praatjes die sommigen over onze huizen in de we-
" reld sturen. Het zijn vage, onbepaalde zaken, die goed en ver-
" keerd kunnen verklaard worden. Bijgevolg, wie van ons iets wil
(1) Cfr. boekdeel XIV, blz. 138 en 560-561. Don Lemoyne spreekt er in het lang en het
breed over in boekdeel VIII van de Mem. Biogr. (blz. 303-5).

35.2 Page 342

▲back to top
- XVI/340 -
" hebben, moet het zeggen en duidelijk spreken.
"
Wees gerust. Wanneer ik iets nodig heb, dan laat ik het u
" niet zeggen door anderen, maar dan zeg of schrijf ik het u zelf.
"
Moge God u zegenen en volharding schenken aan u, aan uw zus-
" ters en aan al de kostschoolleerlingen die aan uw zorgen toever-
" trouwd zijn. Geloof me in Jezus te zijn
"
"
uw nederige dienaar,
"
Priester Giov. Bosco, overste.
" Turijn, 25 december 1883.
16. Aan Don Vincenzo Morbelli.
Don Vincenzo Morbelli, pastoor-deken van Castelnuovo Bormida in het
diocees Acqui, had aan Don Bosco een bedrag gestuurd van vijfduizend lire
voor de kosten van een zuil in de kerk van het Heilig Hart te Rome. Don
Bosco liet hem in een brief zijn voldoening kennen. Hij zou een opschrift
laten beitelen op die zuil en er melding maken van de milddadigheid van
de schenker en de betekenis van zijn gift uitleggen.
TER EEUWIGE GEDACHTENIS
VAN DE KATHOLIEKE GODSDIENST
ALS VOORTDURENDE HULDEBLIJK AAN HET HEILIG HART VAN JEZUS
ALS HERINNERING AAN DE GROTE OPPERHERDER
PIUS IX
TER ERE VAN HET DIOCEES ACQUI
TOT STICHTING VAN DE NAKOMELINGEN
EN VOORAL VAN ZIJN BEMINDE PAROCHIANEN
TOT EER VAN ZIJN FAMILIE
HEEFT PRIESTER DON VINCENZO MORBELLI
PASTOOR-DEKEN VAN CASTELNUOVO BORMIDA
DEZE ZUIL
OPGERICHT EN INGEZEGEND IN HET JAAR 1883 VAN DE CHRISTELIJKE
TIJDREKENING.
De vierde zuil rechts voor wie zich naar het hoofdaltaar begeeft, heeft
op zijn voetstuk de woorden gegrift: Don Vincenzo Morbelli, pastoor.

35.3 Page 343

▲back to top
- XVI/341 -
17. Franse brieven.
Onder de brieven door Don Bosco in het Frans geschreven in de loop
van het jaar 1883 zijn er enkele, waarover we hier een woord zullen zeg-
gen.
In augustus schreef hij aan gravin de Beaulaincourt les Roches die
te Argentré in de omgeving van Mayenne woonde en die hem duizend frank
had gestuurd. Hij maakte er gewag van een gunst die ze wou bekomen, maar
die uitbleef. Het ging over een geestelijke gunst. De oudste zoon van de
gravin vocht in het koloniale leger en had zijn geloof verloren. Bezorgd
over de gevaren van lichaam en ziel, rekende de moeder, die sinds enkele
jaren salesiaanse medewerkster was, met aandrang op de gebeden van Don
Bosco. "De Heer zal u ongetwijfeld verhoren - zei hij haar in zijn brief
- natuurlijk in zover hij ziet dat de gunst voor ons een goed is. De Heer
is een machtige en goede Vader. Zou Hij ons ooit een gunst verlenen die
voor ons een ongeluk is?" De gunst werd verleend in 1886. In dat jaar
kwam haar zoon terug uit de koloniën, ging een kerkelijk huwelijk aan en
begon als een goede christen te leven.(1)
In een andere brief bedankt en zegent Don Bosco een handelaar uit
Aire en beveelt hen aan de Madonna aan.
We hebben al verscheidene malen mevrouw Quisard Villeneuve, een me-
dewerkster van Lyon ontmoet. Dit jaar zijn er vijf brieven aan haar ge-
richt en dan nog een zesde voor haar zoon.
Het is verwonderlijk hoe die Franse families met Don Bosco verbonden
zijn door genegenheid en een verering die men zich niet groter kan voor-
stellen. Ook mevrouw Quisard verzocht hem zich naar de graaf de Chambord
te willen begeven, maar hij antwoordde haar: Op dit ogenblik laat mijn
gezondheid mij niet toe op reis te gaan. Ik ben eigenlijk niet ziek, maar
ik word verhinderd mijn kamer te verlaten."
De dame dacht eraan naar Turijn op bedevaart te gaan met haar echt-
genoot en met haar familie om te gaan bidden in het heiligdom van Maria,
Hulp der Christenen, en met Don Bosco te spreken over de belangen van
haar ziel. Ik zal uiterst blij zijn - schreef haar Don Bosco - hier te
kunnen blijven op 5 en 6 augustus en mij te uwer beschikking te stellen
voor alles wat goed zal blijken voor Gods glorie en het voordeel van onze
zielen." Na deze reis verliepen er twee maanden zonder brieven. Op 23 ok-
tober schreef hij aan de moeder en de zoon, noemde deze laatste "zijn
kleine vriend" en "toekomstig Salesiaan" en voegde eraan toe: "Ik heb er
volledig vertrouwen in dat met verloop van tijd uw echtgenoot het bezoek
dat hij ons gebracht heeft, zal willen herhalen en de vertroosting zal
willen vernieuwen een familie te zien die werkelijk christelijk is en op
voorbeeldige wijze de katholieke godsdienst in praktijk brengt."
Voor de missionarissen stuurde de dame 350 frank en voor Kerstmis
1.050 frank. Toen hij haar bedankte voor de tweede gift (voor de vorige
(1) Brief van de gravin aan Don Lemoyne, Argentré: 12 februari 1891.

35.4 Page 344

▲back to top
- XVI/342 -
gift had hij haar bedankt door middel van de kleine rondzendbrief in
steendruk) zei hij: "Het is uw engelbewaarder die u ingegeven heeft ons
ter hulp te komen. Ons ontbrak werkelijk het nodige om deze winter onze
jongetjes te kleden. U, mevrouw, hebt in uw liefdadigheid veel geschon-
ken en veel zal de Heer u geven, tenminste in het eeuwige leven (...).
Moge de vrede des Heren, de rust, de voorspoed, de christelijke liefde,
de gezondheid en de heiligheid steeds in uw familie heersen."

35.5 Page 345

▲back to top
- XVI/343 -
NOTITIES
Chambord: Henri-Charles-Ferdinand-Dieudonn6 van Artois-Bourbon, hertog
van Bordeaux, graaf van (Parijs 29-9-1820-Frohsdorf (Oostenrijk)
24-8-1883), enige erfgenaam van de oudste tak van de Bourbons, ge-
boren toen zijn moeder zeven maanden weduwe was van de hertog van
Berry, werd l’enfant du miracle genoemd en ontving wegens een nati-
onale inschrijving het domein van Chambord. Bij de Julirevolutie
in 1830 deed zijn grootvader afstand van de troon ten gunste van
hem, zijn enige kleinzoon. Toen de koning zijn afstand teniet deed
en zich Karel X noemde in 1831, ontstonden er drie legitimistische
partijen nl. de aanhangers 1°) van Karel X 2°) van de hertog van
Angoulème (jongere broer van de hertog van Berry) en 3°) van de
graaf van Chambord. Balling in 1830 te Holyrood en te Praag, werd
hij na de dood van Karel X (1836) leider van de legitimisten; in
1844, na de dood van de hertog van Angoulème, kon hij officieel de
titel aannemen van Hendrik V, koning van Frankrijk. Huwde (16-11-
1846) Therese (14-7-1817; 25-3-1886) de oudste dochter van Frans IV,
aartshertog van Oostenrijk-Modena. Had geen kinderen. In 1843 stel-
de hij voor het eerst een daad als troonpretendent door op de Bel-
grave-Square de notabelen van de legitimisten te ontvangen. Tot in
1870 bleef alles bij briefwisseling. De Frans-Duitse oorlog liet
hem toe meer actief op te treden. In drie manifesten (9-10-1870;
8-5- en 5-7-1871) stelde hij zich pretendent van de Franse kroon en
verklaarde dat hij de controle van de afgevaardigden van het land
wilde aanvaarden. In 1873 scheen de droom in vervulling te gaan toen
na de dood van Thiers, de legitimisten zich verzoenden met de Orle-
anisten (graaf van Chambord was toch kinderloos en zijn rechten zou-
den dus op de jongere lijn overgaan). Op 5 augustus kwam de graaf
van Parijs, leider van de jongere tak, naar Frohsdorf, hem begroeten
als "de enige vertegenwoordiger van de Franse monarchie." Twee maan-
den later kwam een afvaardiging van de meerderheid van de Nationale
Assemblée hem bezoeken te Salzbourg en wilde een programma aanvaar-
den in overeenkomst met de principes van 1789 en de driekleur. Zijn
aanhangers dachten nu dat het nog enkel een kwestie van tijd was.
Maar in een brief aan Chesnelong (23-10-1873) schreef de pretendent
dat hij hoopte naar Parijs te komen zonder voorwaarden en met de
witte vlag. Daarop werden alle relaties verbroken. In januari 1876
leden de monarchisten een beslissende nederlaag en werd er gestemd
voor het zevenjarige bewind van Mac-Mahon. Vanuit Frohsdorf bleef
hij zijn partij leiden, zonder nog zo een gunstige gelegenheid te

35.6 Page 346

▲back to top
- XVI/344 -
vinden als in 1873. Hij stierf (24-9-1883) en werd begraven te Go-
ritz bij zijn grootvader Karel X. Zo stierf de oudste tak van de
Bourbons. (Cfr. Algemene Winkler Prins).
Jullien Z.E.Kardinaal André Jullien de Pommerol (Pélussin (Loire),
25-10-1882; Rome,11-1-1964). Om zijn uitzonderlijke verdiensten werd
hij, niettegenstaande zijn hoge ouderdom, door Pius XII aan het
hoofd gehouden van de Romeinse Rota. Al vroeg was André Jullien een
bewonderaar van Don Bosco. Geboren in een dorpje van 2.500 zielen in
de bergen van Fory, werd hij, 5 maanden oud, gezegend door Don Bosco
te Lyon - 17 place Bellecour- waar hij met zijn ouders (Gabriel en
Marie Claire Borel verbleef bij meneer en mevrouw Jozef Jullien,
zijn oom en tante (Louise Guérin). Deze nu was zeer ziek. De pastoor
van de kerk H. Franciscus van Sales waar Don Bosco de mis las, vroeg
om die jonge moeder te gaan zegenen. Bij haar aangekomen, sprak hij:
"Cette maladie nest pas mortelle" en hij vroeg haar na de zegen van
Maria, Hulp der Christenen elke dag tot 15 augustus een Salve Regina
te bidden. Die dag verklaarden de geneesheren haar volkomen genezen
en ze leefde tot 30 juni 1928. Ze was 73 jaar. Bij het verlaten van
het huis stond heel de familie in de gang om de zegen te ontvangen.
Er waren zoveel kinderen dat Don Bosco uitriep: "Mais c'est la fa-
mille du patriarche Jacob!". Bij de kleinste (het was toen André,
later werd hij de vierde van acht broers) op de arm van zijn voed-
ster, bleef hij staan en zei: "Voilá le petit prélat de la famille!"
Hij lachte en zei nog: "Il sera un grand serviteur de Dieu et de
1'Eglise!" Het werd werkelijkheid. André studeerde bij de Jezuïeten,
werd priester in het seminarie Saint-Sulpice en leraar in kerkelijk
recht aan het grootseminarie te Lyon. In 1912 koos Mgr. Many, pries-
ter van dezelfde sociëteit en auditeur van het tribunaal van de
Romeinse Rota, hem als hulp. Later zei de geleerde professor van
zijn meester: "Hij heeft mij de kunst geleerd te oordelen volgens de
wet, met voorzichtigheid, kalmte, beslistheid, zonder bewogenheid
van driften of vreemde invloeden, alleen met God voor ogen, begin en
bron van alle orde, rechtvaardigheid en recht. Want de rechter, in
de uitoefening van zijn lastig, maar heilig ambt, oordeelt met God
voor ogen en met gezag. Voor zover een menselijk oordeel door Gods
genade geholpen juist kan zijn, deelt het in de goddelijke recht-
vaardigheid." In deze uitspraak tekende Mgr. Jullien zijn eigen
beeld. Zijn leuze was: "N'avoir en vue que Dieu seul!" dezelfde als
die van de heilige Romeinse Rota waarvan alle uitspraken eindigen
met deze formule: "Solum Deum prae oculis habens."
Op 18-12-1958 ontving hij op de Romeinse procure van Saint-Sulpice
de kardinaalshoed en sprak er over zijn kinderjaren en het histo-
risch bezoek van Don Bosco: "In 1883 gaf Don Bosco mij zijn zegen
te Lyon en zei: "Voilà le petit prélat de la famille!" Onze vader
Paus Johannes XXIII heeft de voorzegging zelfs vervolledigd door
me bisschop te wijden en kardinaal te creëren in zijn eerste ge-
heim consistorie. Al onze dank aan hem!" Paulus VI die samen met
22 anderen, waaronder Mgr. Jullien, kardinaal werd in het consis-

35.7 Page 347

▲back to top
- XVI/345 -
torie van december 1958, bezocht hem op zijn ziekbed en zo gauw hij
op 11 januari zijn overlijden vernam, las hij de h. mis tot zijn
zielenrust.- Op 14 januari zat hij in de Sint-Pietersbasiliek de
lijkplechtigheid voor waaraan 24 kardinalen deelnamen. Zes pausen
heeft hij gediend en rust nu in de oude basiliek van Sint-Joris op
het Velabrum, zijn titelkerk.(Cfr. Agenzia Notizie Salesiane en ook
bulletin Salésien, april-juni 1964, blz. 28-29.
"Lippis et tonsoribus" bekend: lippus-a-um; bijv.n., tranend, etterend
oog, aan oogontsteking lijdend, zodat het zicht belemmerd is.
Horatius, Sat.I,7,3, zegt: Opinor omnibus lippis notum et tonsoribus
esse. Dit werd een gevleugeld woord om aan te duiden dat iets zeer
bekend is. Lippi (zij met lopende ogen) immers - en hoe erger hoe
minder ze zien - hoe meer ze moeten thuis blijven, hoe meer ze trach-
ten te weten welke de laatste nieuwtjes zijn. Tonsores (de Barbiers,
de scheerders, de kappers) echter in hun salons, waar vele soorten
mensenklanten samenkomen, weten gemakkelijk alles wat er in de stad
omgaat. (Cfr. Forellini's woordenboek).
Manin: Foutieve schrijfwijze van abbé Alfred Monnin. Soms vervormt men
zijn naam tot Monin of Manin zoals hier in de Memorie Biografiche
blz. 43. A. Monnin, Lazarist (congregatio missionis) hielp de pas-
toor van Ars in zijn vijf laatste levensjaren (1854-59). Hij schreef
de eerste en veel verspreide biografie van zijn pastoor (1861) "Le
curé d'Ars vie du bienheureux J.B. Marie Vianney, publiée sous les
yeux et avec l'approbation de Mgr. l'évêque de Belley, par l'abbé
Alfred Monnin Missionnaire." Paris, Pierre Téqui, Libraire-Editeur;
432 blz., in 2 dln. In 1925 verscheen de 31ste uitgave. Hij schreef
ook "Esprit du curé d'Ars" (1864).
Smiles: (Samuel), Engels schrijver en sociale werker. (Haddington-Schot-
land; 23-12-1812; Kensington, 16-4-1904). Uit een gezin met 11 kin-
deren. Promoveerde als geneesheer aan de universiteit van Edingburg
(6-11-1832). Wijdde zich algauw aan vulgarisatie van wetenschap en
journalisme. Schreef o.a. Physical education or the nature and mana-
gement of children (1837). Verhuisde naar Hull, bezocht Rotterdam,
Leiden, de Rijnstreek. Verhuisde naar Leeds, werd hoofdopsteller van
Leeds Times' (1838-1842), orgaan van vooruitstrevend radicalisme. Hij
was voorstander van sociale en intellectuele verbetering van de wer-
kende klas en industrialisatie tegen het chartisme. Schreef volkse
lectuur: "A history of Ireland and the Irish people unter the gover-
nement of England" (1843). In juni 1840 ontmoette hij voor het eerst
G. Stephenson bij de opening van de spoor-lijn (Nord Midland railway)
van Leeds naar Derby. Einde 1845 werd hij assistent secretaris bij de
oprichting van de Leeds and Thirsk railway die in 1849 de Thirsklijn
opende (9 juli). In datzelfde jaar schreef hij "Railway property, its
conditions and prospects". Hij bewerkte de samenstelling van zijn
maatschappij met de North Eastern maatschappij in 1854. Op 11 novem-
ber 1854 werd hij secretaris te Londen van de South Eastern railway
tot 1866. Hij schreef veel in de nieuwsbladen voor de sociale hervor-
ming volgens de beginselen van de Manchester school, bijvoorbeeld in

35.8 Page 348

▲back to top
- XVI/346 -
de "Constitutional" van Glasgow ten voordele van een wettelijke
pachtregeling; in de "Leeds Mercury" ijverde hij voor de arbei-
dersbeweging en de openbare bibliotheken. Omdat hij diep overtuigd
was dat voorbeelden van sociale werkers de arbeiders zou helpen
ontvoogden, schreef hij levens van industriëlen. Bij de dood van G.
Stephenson schreef hij afleveringen over diens leven in "Eliza
Cooks'Journal" (1849) en met de hulp van diens zoon Robert gaf hij
bij de uitgever John Murray "George Stephenson" uit (juni 1857).
Het werd een succes. Hij schreef nog "Lives of engineers" in 3 vol.
(1861-1862), "Industrial biography: iron workers and tool makers'
(1863), 'Lives of Boulton and watt" (1865).
Hij schreef ook werken over opvoedkunde: 'Helf-help, with il-
lustrations of character and conduct' over de morele zelfopvoeding
(1859) had een groot succes 150.000 kopies waren verkocht in 1889.
Het boek werd vertaald in het Nederlands, Duits, Deens, Zweeds,
Spaans, Italiaans, Turks, Araabs, Japanees, en in enkele talen van
Indië. Talendier vertaalde het in het Frans (1865). Het is een fa-
miliaire en praktische theorie van het individualisme. Hij schreef
nog "Character"(1871), "Thrift" (1875), "Duty" (1880), "Life and
labour" (1887).
Hij verliet South Eastern railway (13-8-1866) en werd president
of the National Provident Institution.
Hij schreef verder "The Huguenots, theirs settlements, churches
and industries in England and Ireland" (nov. 1867). Door gedeelte-
lijke verlamming kon hij niet lang president blijven (nov. 1871).
Nu bestudeerde hij raciale verschillen, doorreisde Schotland, Ier-
land, Zuid-Frankrijk en schreef "The Huguenots in France after the
revocation of the edict of Nantes; with a visit to the Vaudois"
(1874). Hij bezocht de Basken in Frankrijk (1881), Friesland (1871)
en (1881) de westkust van Noorwegen (1884), Italië. In 1879, bij
zijn tweede bezoek aan Italië, ontmoette hij te Rome Garibaldi en
koningin Margarita en ontving er de orde van Sint-Mauritius en La-
zarus.
Hij verhuisde van Blackhead naar Kensington en schreef nog het
leven van de philanthropist George Moore (1878) alsook "a publisher
and his friends: memoir and correspondence of the house, 1768-1843"
in 2 vol. (1891). Postum werd door zijn vriend Thomas Mackay uitge-
geven "Josiah wedgwood, F.R.S., his personal history" (1905). Huw-
de te Leeds (7 dec. 1843) Sarah Ann Holmes (+1900), had 3 dochters
en 2 zonen Rossett, een Italiaans beeldhouwer maakte te Rome zijn
buste (1879). In de "national portrait galery" hangt zijn portret,
geschilderd door Sir George Reid. In 1889 maakte te Rome Guglielmo
de Sancto een ets van hem (Cfr. Dictionary of national biography.
Founded in 1882 by George Smith. Supplement vol. I; 1901-1911).

35.9 Page 349

▲back to top
INHOUDSTAFEL
Eerste Hoofdstuk:
In januari 1883 - de toestand van de Congregatie en de
droom van Don Provera - medewerkers en conferenties -
voorbereiding van de reis naar Frankrijk.
Tweede Hoofdstuk:
Te Nice, Marseille, Lyon en in andere kleinere steden
in de buurt.
Bladzijde
3.
21.
Derde Hoofdstuk:
De dood van Mgr. Gastaldi - terugblik.
53.
Vierde Hoofdstuk
Te Parijs - zijn onthaal.
73.
Vijfde Hoofdstuk:
De audiënties te Parijs.
92.
Zesde Hoofdstuk:
Te Parijs - Bezoeken
Zevende Hoofdstuk:
Te Parijs - Conferenties
Achtste Hoofdstuk:
Van Parijs naar het Noorden en het Oosten.
Negende Hoofdstuk:
Zeven maanden verblijf van Don Bosco in het Oratorio.
Tiende Hoofdstuk:
Een historisch beroemd gebleven bezoek: een Franse
Kardinaal en een toekomstige paus.
120.
168.
194.
210.
242.
Elfde Hoofdstuk:
Don Bosco en de graaf van Chambord.
252.
Twaalfde Hoofdstuk:
De nieuwe aartsbisschop van Turijn.
273.
Dertiende Hoofdstuk:
De Salesianen trekken naar Brazilië - een Vicariaat en een
Apostolische Prefectuur in Patagonië - een grote
missiedroom.
281.
Veertiende Hoofdstuk:
In sommige huizen van Italië - wederwaardigheden van
het huis van Faenza - een voorstel voor Boston.
310.
Vijftiende Hoofdstuk:
Gedachten en brieven van Don Bosco.
319.
Notities.
319.
Kaart van Parijs.

35.10 Page 350

▲back to top
PARIJS
Avenue Friedland . . . . . . . . . . . . . . . .
Avenue de Messine . . . . . . . . . . . . . . .
Avenue de Neuilly . . . . . . . . . . . . . . .
Avenue Denfert-Rochereau . . . . . . . . . . . .
Avenue de Villars . . . . . . . . . . . . . . .
Boulevard de Charonne . . . . . . . . . . . . .
Boulevard de Grenelle . . . . . . . . . . . . .
Boulevard des Invalides . . . . . . . . . . . .
Boulevard St-Germain . . . . . . . . . . . . . .
Eglise de la Madeleine . . . . . . . . . . . . .
Eglise du Savré Cœur . . . . . . . . . . . . . .
Eglise N.D. des Victoires . . . . . . . . . . .
Eglise Ste-Clotilde . . . . . . . . . . . . . .
Eglise St-Etienne . . . . . . . . . . . . . . .
Eglise St-Pierre du gros Caillou . . . . . . . .
Eglise St-Thomas d’Aquin . . . . . . . . . . . .
Eglise St-Thomas . . . . . . . . . . . . . . . .
Gare de Lyon . . . . . . . . . . . . . . . . . .
Place des Petits Pères . . . . . . . . . . . . .
Place St.-Lazare . . . . . . . . . . . . . . . .
Place St.-Sulpice . . . . . . . . . . . . . . .
Rue d’Assas . . . . . . . . . . . . . . . . . .
Rue de Calais . . . . . . . . . . . . . . . . .
Rue de Charonne . . . . . . . . . . . . . . . .
Rue de Grenelle. . . . . . . . . . . . . . . . .
Rue de la Bienfaisance . . . . . . . . . . . . .
Rue de la Chaise . . . . . . . . . . . . . . . .
Rue de la Ville-l'Evêque . . . . . . . . . . . .
Rue de Lourmel . . . . . . . . . . . . . . . . .
Rue de l'Université. . . . . . . . . . . . . . .
Rue de Picpus . . . . . . . . . . . . . . . . .
Rue de Pontoise . . . . . . . . . . . . . . . .
Rue de Prony . . . . . . . . . . . . . . . . . .
Rue de Sèvres. . . . . . . . . . . . . . . . . .
Rue de Vaugirard . . . . . . . . . . . . . . . .
Rue du Bac . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
Rue Dauguay-Trouin . . . . . . . . . . . . . . .
Rue François I . . . . . . . . . . . . . . . . .
Rue Herschell. . . . . . . . . . . . . . . . . .
Rue Jacob .
................
Rue Lhomond. . . . . . . . . . . . . . . . . . .
Rue Madrid . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
Rue Monsieur . . . . . . . . . . . . . . . . . .
Rue Nicolo . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
Rue St.-Lazare . . . . . . . . . . . . . . . . .
J7
K7
G6
M 13
K 10
T 11
T 11
K 10
N5
L8
N5
N8
L 10
O 11
J9
M 10
O8
Q 12
N8
N7
M 11
M 12
M6
S 10
M 10
L7
M 10
L7
H 12
M 10
T 13
0 11
J6
L 11
K 12
M9
M 11
J8
N 12
M 10
0 12
L6
K 11
H9
N7