Memorie-Boek-14


Memorie-Boek-14

1 Pages 1-10

▲back to top

1.1 Page 1

▲back to top
DON BOSCO LEVEN EN WERKEN

1.2 Page 2

▲back to top
- PRO MANUSCRIPTO -

1.3 Page 3

▲back to top
DON BOSCO
Leven en werken, aan de hand
van zijn gedenkschriften
door
Eugenio CERIA
VEERTIENDE DEEL
1879 - 1880

1.4 Page 4

▲back to top
Deze Nederlandse vertaling
van de "Memorie" kwam tot
stand onder het impuls van
de DON-BOSCOKRING, geleid
door dhr. M. Baert, S.D.B.,
te Oud-Heverlee in het jaar
1976
Vertaling : Dr. J. Muys

1.5 Page 5

▲back to top
BOEKDEEL
XIV
H O O F D S T U K I.
DON BOSCO BRENGT EEN BEZOEK AAN DE HUIZEN IN FRANKRIJK.
De groeiende ontwikkeling van de salesiaanse werken in Italië en
Frankrijk noodzaakten Don Bosco tot afwezigheden die steeds veelvuldiger
en langduriger werden, zowel om een bezoek te brengen aan de pas gestich-
te huizen als om overleg te plegen met medewerkers en weldoeners. Vooral
echter was het nodig Rome niet uit het oog te verliezen, waar voor de
congregatie de grootste belangen ten aanzien van haar toekomst op het
spel stonden. Het was goed voor hem dat hij te Turijn iemand had die hem
best kon vervangen. De ervaring van de jongste jaren was meer dan vol-
doende geweest om hem het bewijs te geven dat hij met gerust gemoed ver-
trouwen kon stellen in de rijpheid van Don Rua. Inderdaad, hij had geen
méér toegewijde zoon kunnen wensen, geen trouwer vertolker, geen meer on-
vermoeibare en verstandiger werker, geen verlichter geest, geen overste
wiens gezag minder betwist werd, geen man, volkomen verknocht aan de op-
dracht van Don Bosco en doordrongen van zijn gedachten, geen man beter in
staat niet enkel om de teugels van het Oratorio in handen te houden maar
ook om, op waardige wijze de persoon van de stichter in alle soorten van
aangelegenheden te vertegenwoordigen.
Daarom ook was Don Bosco in 1879 herhaaldelijk afwezig uit het
Oratorio en wel voor een aanzienlijke tijd, zonder zich speciaal te be-
kommeren over de gevolgen die deze afwezigheid kon veroorzaken. In vier
opeenvolgende hoofdstukken zullen we beginnen met hem te volgen op zijn
reizen in Frankrijk, Ligurië en Toscane, naar Rome en bij zijn terug-
keer per_aliam viam naar Valdocco.
Waarlijk, indien Don Bosco de raad van zijn arts had ingewonnen,
zou hij zich gedurende de winter niet hebben blootgesteld aan het onge-
mak, de vermoeienissen en de ontberingen die hem op die lange zwerftocht
te wachten stonden. Wanneer het echter gaat over mensen die door God
worden uitverkoren om in de wereld voor zijn glorie grootse dingen te
verrichten, dan mag in zekere zin herhaald worden: "convaluerunt de in-
firmitate" dat ze nieuwe kracht ontvingen wanneer ze verzwakt waren (1)
(1) Hebr., IX, 34.

1.6 Page 6

▲back to top
- XIV/2 -
zodat ze bestand bleken te zijn tegen alle ongunstige invloeden.
Toen hij op 30 december uit Turijn vertrok, liet hij aan Don Rua
niet veel geld achter, maar overhandigde hem een omzendbrief die op 1
januari moest verstuurd worden naar aanleiding van de loterij met de
schilderijen.(1)
Ook de brief aan zijn medewerkers, die weldra moest gepubliceerd
worden in het Bollettino van januari was een oproep tot liefdadigheid.
(2) In de omzendbrief zei Don Bosco het volgende:
"
Geachte Heer,
"
"
Ik vraag u nederig te willen voortgaan met uw liefdadigheid
" in verband met de kleine loterij, waarover in ons Bollettino reeds
" gesproken werd. Uit het reglement, dat ik eraan toevoeg, zult u
" aan het heil van de zielen. Vol vertrouwen op uw naastenliefde, voeg
" ik er, daarom, ...angnp1043 arme uitgehongerden en mee te werken
" aan het heil van de zielen. Vol vertrouwen op uw naastenliefde,
" voeg ik er, daarom, ... biljetten bij, waarvan ik hoop dat u ze
" ofwel voor uzelf zult behouden, of ze uitdelen aan welwillende
" personen onder uw bekenden.
" Mocht u echter begin maart nog biljetten in uw bezit hebben waar-
" van u meent dat u ze niet voor uzelf kunt behouden, dan staat het
" u volkomen vrij ze terug te sturen. Meent u nog meer biljetten
" te kunnen verspreiden, laat het mij dan weten. Ze zullen u met
" een dankbaar hart dadelijk worden gestuurd.
"
God, die barmhartig is en een grote beloning belooft voor
" een beker fris water te zijner eer geschonken, zal uw goed werk
" overvloedig vergelden. Voor mijn part geef ik u de verzekering dat
" alle jongens aan wie die weldaad bewezen wordt, samen voor u zul-
" len bidden. Met diepe dankbaarheid teken ik intussen
"
"
uw u zeer verplichtende dienaar,
"
Gio. Bosco, priester.
Don Cagliero vergezelde hem. Nadat ze enkele dagen te Sampierdare-
(1) Zie Beekdeel XIII, blz. 711.
(2) Aldaar, blz. 607.

1.7 Page 7

▲back to top
- XIV/3 -
na (1) vertoefd hadden, begaven ze zich op 3 januari naar Alassio waar ze
de directeur in een benarde toestand aantroffen en zijn voornaamste
medebroeders door vermoeienis afgemat waren. Driekoningen was nabij. Een-
parig smeekten deze oversten Don Bosco zijn moedige reisgezel daar voor
enkele dagen achter te laten om de jongeren te helpen bij het gepast vie-
ren van het feest en met zijn kwieke levendigheid hun opgeruimdheid aan
te wakkeren. "Ik bleef (...) werkte er hard (2) en mijn oponthoud gold
als pastoraal bezoek voor de salesianen en als buitengewoon bezoek voor
de zusters."
Bij deze gelegenheid stelde Don Bosco officieel Don Luigi Rocca
als onderdirecteur van het college aan, wat in de praktijk neerkwam op
het ambt van directeur. De wankele gezondheid van Don Cerruti en zijn
benoeming tot inspecteur vergden deze maatregel. Don Bosco nam drie cle-
rici vanuit Sampierdarena met zich mee en vertrok dadelijk naar Nice.
Hier wist men van niets. Het bleek nochtans dat de medebroeders zoiets
als een onduidelijk voorgevoel hadden dat er iets ging gebeuren. Terwijl
ze, inderdaad, aan het diner aanzaten, hoorden ze een zeer scherp gefluit
van de locomotief, zoals ze dat doorgaans niet hoorden en lachend zeiden
ze tot elkaar: - "Er schijnt wel groot nieuws in de lucht te hangen!" -
Toen ze van tafel waren opgestaan en de directeur reeds zijn hoed had
opgezet om ergens een bezoek te gaan brengen, kwam de portier hem tege-
moet gelopen, al roepend: - "Don Bosco! Don Bosco!" - Bij dat nieuws
stormden de jongens naar de deur en schaarden zich rondom Don Ronchail,
die, zonder in de war te geraken, dacht dat hij droomde of dat het een
grap was. Toen hij echter op de drempel stond om naar buiten te gaan, zag
hij met eigen ogen Don Bosco, die juist uit de wagen was gestapt. Voor
hem werd het best mogelijke onthaal geïmproviseerd. Bij het binnengaan,
vroeg hij aan de directeur hoe baron Héraud het stelde. Eigenaardig sa-
mentreffen! Juist op dat ogenblik verscheen de baron, die evenmin van
___________
(1) Er bestaat een brief gericht aan Mgr. Agostino Negrotto, van de abbreviatori van het
grote Park re Rome, met als datum 3 januari 1879. Don Bosco begaat hier een ver-
strooidheid, ongetwijfeld omdat hij gewoon was te Turijn te schrijven en hij hier ook
Turijn in plaats van Sampierdarena schrijft. Die dag waren de drie laatste missiona-
rissen en de tien dochters van Maria, Hulp der Christenen uit Genua vertrokken.
Monseigneur,
Ik heb uw brief ontvangen samen met de gift voor onze missionarissen, die al naar
Amerika vertrokken zijn. Ik ontving het bericht over het verlies van Mevrouw uw moeder
en ik deel in uw droefheid. Ieder afzonderlijk en gemeenschappelijk hebben wij gebeden
voor haar zielenzaligheid.
In mijn hart ben ik verheugd over uw volhardende wens in onze nederige salesiaanse
congregatie te treden. Ik hoop omstreeks half februari te Rome te zijn en dan zullen we
alles bespreken wat hiermee verband houdt.
Intussen dank ik u uit ganser harte voor uw voortdurende liefdadigheid en beveel ik
mij en onze missionarissen, die op reis zijn, aan u aan. Met broederlijke genegenheid
ben en blijf ik nu en altijd,
uw toegenegen vriend
Gio. Bosco, priester
Turijn, 3 januari 1879.
(2) Brief aan Don Rua, Nice 11 januari 1879.

1.8 Page 8

▲back to top
- XIV/4 -
iets op de hoogte was, daar onvoorzien en bood, met een diepe buiging,
Don Bosco de sleutels aan. Op het einde van het middagmaal kwam de post-
bode met een telegram dat Don Bosco vanuit Mentone gestuurd had om zijn
komst aan te melden.
Allen waren met hem begaan, toen ze zagen hoe ongesteld hij was.
De treinreis had hem vermoeid. Zijn gezichtsvermogen was nog altijd ge-
stoord. Hij had last van een luie maag en leed aan braakaanvallen." Hij
stelt nochtans veel hoop op de gebeden van zijn zonen", schreef Don Ron-
chail "en drukt ons op het hart voor deze intentie goede en heilige com-
munies te ontvangen." Op zijn beurt schreef Don Cagliero: "Het betaamt
dat we bidden voor Don Bosco. Zijn gezichtsvermogen en zijn maag zijn
uiterst gevoelig en men dient hem ervan te overtuigen dat hij niet meer
de man van vroeger is. Wie met hem meegaat, dient hem erg te ontzien.
Ook als hij iets nodig heeft, zwijgt hij toch omdat hij niet de gewoon-
te heeft om iets te vragen. We dienen hem in alles voor te zijn." Zijn
correspondentie uit die dagen werd door hem gedicteerd.(1)
De zondag 5 januari en de plechtigheid van Driekoningen bracht hij
door in het huis te Nice, vanwaar hij op 7 januari naar Marseille ver-
trok. Hij nam Don Ronchail als zijn secretaris mee. Daardoor kwam het
dat Don Cagliero toen hij te Nice toekwam, er het bevel vond "de patro-
nage Saint-Pierre" te besturen tot de terugkeer van de directeur. Bij
het vertrek van Don Bosco ontstond er een lichte hilariteit omdat hij
nu hoed en bef op "zijn Frans" droeg. In de ogen van zijn zonen scheen
zijn figuur in deze kledij die van een vreemde toe. Ook hij lachte erom
en zei: - "Vandaag begint de carnaval en dan moeten we wel iets bijzon-
ders doen!" - Maar onder die aardigheid ging een veel ernstigere gedach-
te schuil dan zij zich ingebeeld hadden. Zoals hij toen in Frankrijk
zich op "zijn Frans" kleedde, zou hij later in Spanje zich op zijn
Spaans kleden. Dezelfde naastenliefde die hem alles deed zijn voor allen
om allen tot Christus te brengen, legde hem uitwendige gedragingen op,
van die aard om uit de geesten schadelijke vooroordelen te verdrijven.
Zo kon men bijvoorbeeld gaan menen dat hij buiten de Italiaanse grenzen
aan zijn werken de vormen van zijn eigen nationalisme wou geven, wat dan
het gevaar deed ontstaan de lichtgeraaktheid te doen opvlammen van de
landen die hem herbergzaamheid verleenden en een hatelijke twijfel te
doen oprijzen over de oprechtheid van zijn ijver.
Ze namen de trein voor Fréjus, waar ze zeer hoofs door de bis-
schop, Mgr. Terris, werden ontvangen. Van daar vertrokken ze nog de-
zelfde avond terug naar Marseille. Hier werden ze voor het eerst begroet
door de mistral, een ijskoude wind die van het noorden naar het zuiden
(1) Brieven aan Don Rua vanwege Don Bologna (Marseille, 8 jan.) van Don Ronchail (aldaar,
9) van Don Cagliero (Nice, 11).

1.9 Page 9

▲back to top
- XIV/5 -
waait en toen een paar dagen woedde zodat het er de schijn van had dat op
som-mige ogenblikken het huis zou wegwaaien. Voor de wankele gezondheid
van Don Bosco was dit nu juist niet het geschikte weer!
Maar de koude zat niet enkel in de lucht. Van het begin af hield
zich bijna niemand met Don Bosco bezig. Bijna incognito naar Marseille
gekomen, werd hij alleen door het Oratorio feestelijk ontvangen. Ook de
pastoor van Saint Joseph scheen niet meer dezelfde persoon van vroeger
te zijn; hij toonde zich onverschillig. Bij zijn bezoeken kreeg Don Bos-
co enkel blijken van een koude beleefdheid. In een bepaald geval verging
het hem zelfs nog slechter. Toen hij een belangrijke religieuze communi-
teit ging bezoeken, vroeg hij aan de portier naar de overste. Deze wees
hem de trap, de gang en de kamer aan. Don Bologna was bij hem. Ze gingen
alleen de trap op, keken links en rechts tot ze de aangewezen plaats
vonden. Daar zaten op een sofa drie religieuzen over zaken te handelen.
Nederig stelde Don Bosco zich voor.
"Wat zoekt u"? - vroeg hem de overste.
"De kamer van pater overste" - antwoordde Don Bosco.
- "Ga in de wachtkamer."
- " Ik wou enkel aan pater overste zeggen..."
- "Ga in de wachtkamer. We hebben op dit ogenblik zaken te be-
spreken."
Don Bosco begaf zich in de wachtkamer en wachtte er een hele
poos. Uiteindelijk kwam pater overste die hem op een koele toon onder-
vroeg.
"Wie zijt u?"
"Ik ben Don Bosco."
- "Wat verlangt u van mij?"
"Ik wou het nieuwe college dat ik hier in Marseille gesticht
heb aan uw goedheid aanbevelen."
"Hebt u niets anders te. vragen?"
"Neen, Mijnheer. Ik was enkel met dit doel gekomen en ook om
u te groeten."
"U hebt me dus niets anders te zeggen... Ik heb het begrepen...
U kunt gaan."
Na deze woorden trok hij zich terug en Don Bosco verliet het
huis. Don Bologna volgde hem al wankelend, zo verbolgen en beschaamd was
hij. Maar Don Bosco zei hem uiterst rustig: "Wees opgeruimd! Zij zullen
nog meer beschaamd zijn dan wij, wanneer ze zullen denken aan de manier
waarop ze ons behandeld hebben." - En, werkelijk, wanneer in de loop van
de volgende jaren, wonderbare feiten de tussenkomst van de Voorzienig-
heid in de werken van Don Bosco deden uitschijnen, dan kwamen die paters

1.10 Page 10

▲back to top
- XIV/6 -
dienstvaardig toegesneld om hem een bezoek te brengen en hem hun opwach-
ting te maken.
Later zullen we vertellen wat de oorzaak was van deze ommekeer,
waardoor in die tijd Don Bologna zich zeer onbehaaglijk voelde en drin-
gend om de aanwezigheid van Don Bosco verzocht. Deze liet zich echter
niet bang maken en probeerde de directeur moed in te blazen. De ramen
van zijn kamertje zagen uit op een heuveltje, waarop drie prachtige ei-
ken prijkten; aan de benedenkant was er een speelplaats met een glooiend
vlak, zodat het mogelijk was in de kamers te kijken. Op zekere dag wees
hij door de ruiten van de ramen, die nog geen gordijnen hadden, de ver-
hevenheid aan en zei hem: - "Je zult zien dat we ons weldra van dit on-
gemak zullen bevrijden en op die plaats een mooi huis zullen hebben met
een ruim en goed geëffende speelplaats." - Met deze woorden sprak hij de
directeur wat moed in, maar hem helemaal geruststellen kon hij niet.
Daarbij hoorde hij Don Bosco nog uitroepen: - "Ik verlies hier mijn
tijd!" - Hij vond inderdaad geen middel om iets ernstigs tot stand te
brengen.
Maar om een einde te stellen aan de moeilijkheden kwam de Voorzie-
nigheid er tussen met een feit dat, op een oogwenk, de geestesgesteldheid
deed omslaan. Een moeder uit Piëmonte, meer bepaald uit Asti, bracht een
van haar zonen, een deerniswekkende knaap bij Don Bosco. Hij was klein
van gestalte, leed aan rachitis of Engelse ziekte, was bijna op zichzelf
als in een kluwen gewonden en bewoog moeizaam zijn armzalige benen, die
door twee krukken ondersteund werden. Men kon zijn leeftijd op zowat acht
jaar beramen. Verscheidene jonge externen, die school liepen bij de sale-
sianen en tot het zangkoor van Sint-Jozef behoorden, zagen hem voorbij-
gaan. Moeder en zoon werden in de kamer van Don Bosco binnengeleid. Don
Bosco richtte enkele woorden tot hen beiden, zegende de gebrekkige jongen
en beval hem zijn krukken weg te werpen. Ogenblikkelijk had er een ge-
daanteverandering plaats. De jongen richt zich opwerpt de ellendige stut-
ten weg en gaat op eigen benen aan het lopen. De vrouw, als uitzinnig ge-
worden, raapte de krukken op, ijlt hem achterna roepende: mirakel! mira-
kel! Geen van beiden liet zich nog zien.(1) Eerst acht maanden later,
gedurende de retraite, waagde Don Bologna het vertrouwelijk aan Don Bosco
te vragen hoe die zaak zich voorgedaan had, want hij was er geen getuige
van geweest. Even vertrouwelijk antwoordde hem Don Bosco: -
(1) Huysmans, in het gekende profiel dat hij van Don Bosco geschetst heeft, begaat bij
het aanhalen van dit feit een dubbele vergissing van topografische en van chronolo-
gische aard. Hij zegt dat dit voorviel in de "rue Beaujour", wat niet het geval was
en geeft hiervoor als datum 29 januari. Don Bosco was echter die dag te Saint-Cyr.
Ons verhaal steunt op de getuigenissen van Don Bologna, verzameld door Don Lemoyne en
op andere verklaringen van Don Cartier, die toen in het huis van Marseille was. Deze
laatste verklaringen werden tekstueel door de salesiaan Don Rivière opgetekend. Wat
de datum betreft menen wij te moeten kezen tussen 10 en 11 januari. De lezers zullen
zich, hiervan kunnen overtuigen door aandacht te schenken aan de aanhalingen die in
de teksten zullen volgen.

2 Pages 11-20

▲back to top

2.1 Page 11

▲back to top
- XIV/7 -
"Kijk, Don Bosco dacht dat hij in Frankrijk niets zou kunnen uitrichten
en toen zei hij aan de Madonna: - "Komaan, laat ons ermee beginnen!"
En het begon werkelijk. De faam van het wonder verspreidde zich
door de hele stad en verwekte er een buitengewone opschudding, zodat dit
het begin werd van onafgebroken bezoeken. Ofschoon men niet kon beweren
dat Don Bosco de Franse taal beheerste, sprak hij ze toch met dergelijke
stoutmoedigheid, dat zelfs de onvermijdelijke fouten een sympathieke
klank kregen. Wat nog meer indruk verwekte was zijn onoverwinnelijke
kalmte die scherp afstak bij de gebruikelijke levendigheid, zo eigen aan
de Fransen. Hij werd toen bezield door de gedachte dat het huis moest
vergroot worden en velen van zijn bezoekers die dat wisten, wedijverden
met elkaar in het beschrijven van de snelheid waarmee dat ging gebeuren.
In de loop van zes maanden zagen ze er al 250 jongens gehuisvest. Don
Bosco liet ze maar praten, maar met een opmerking van praktische aard,
geuit op een toon die betrekkelijk flegmatisch kon genoemd worden, bracht
hij zijn gesprekspartners terug tot de wereld van de werkelijkheid.
Op 12 januari schreef Don Bologna aan Don Rua: "De geestdrift ont-
waakt." Die dag werd Don Bosco uitgenodigd op een diner bij de bisschop.
Deze wou dat hij naast hem kwam zitten met een uitgelezen gezelschap van
tien burgers uit de stad.
Nog eens, op 14 januari, schrijft Don Ronchail aan Don Rua: "Wij
hadden nooit verwacht dat wij zoveel edelmoedigheid en zoveel goede wil
zouden aantreffen. Wanneer we zien wat in deze dagen gebeurt, dan zou
men menen in een sprookjeswereld te leven. Don Bosco is buiten zichzelf
en kan maar niet begrijpen dat zijn verwachtingen en zelfs zijn fantasie
overtroffen worden. Deze week brengt een mooie bladzijde in de geschie-
denis van de congregatie." En Don Bologna schrijft op dezelfde dag aan
dezelfde persoon: "Het is wonderbaarlijk hoe de drukte toeneemt. De
stroom van bezoekers groeide dusdanig aan dat de secretaris ad interim,
die niet gewend was aan het verrichten van de diensten, die in dergelij-
ke omstandigheden gevergd worden, in een brief van 20 januari aan Don
Rua schreef: "Zijn naam is als een elektrische vonk die op korte tijd
door heel Marseille gevlogen is; en als hij hier nog wat vertoeft, zal
Don Berto naar hier moeten komen om wat orde te scheppen bij de audiën-
ties." Ook Don Bosco schreef op 27 januari in dezelfde zin als Don Rua:
"Onze ondernemingen nemen hier een sprookjesachtige vlucht - zo zouden
de mensen in de wereld dat uitdrukken - maar wij zeggen dat ze vooruit-
gaan op een wonderbaarlijke manier. Moge de goedheid van de Heer steeds
geprezen en verheerlijkt worden."
Te midden van al die geestdrift had het voorstel een conferentie
te houden wortel geschoten. Maar Don Bosco moest die houden en wel in de
parochiekerk of op zijn minst diende hij in een zaal van de stad voor een
select publiek het woord te voeren. Don Bosco moest zich hierbij neerleg-

2.2 Page 12

▲back to top
- XIV/8 -
gen. Hij verkreeg echter dat hij zijn vrienden mocht bijeenroepen in een
slaapzaal van het tehuis als vergaderzaal ingericht. De bezoekers die hem
voortdurend kwamen lastig vallen, lieten hem niet eens de gelegenheid met
zichzelf te beraden wat hij zou zeggen en nog minder hoe hij het zeggen
zou. Ook de bisschop woonde de samenkomst bij. Don Bologna stond ervan te
kijken toen hij hem zo ongegeneerd in zijn eigen Frans hoorde spreken.
Ook andere toehoorders waren verstomd, zodat een van hen aan wie nieuws-
gierige vrienden gevraagd hadden, hoe Don Bosco zich uit de slag had ge-
trokken, gevat antwoordde: "Hij heeft Frans gesproken alsof hij het kon."
De eerste middelen waarover kon beschikt worden voor de uitvoering
van het vergrotingsplan waren prompt voldoende, dank zij deze algemene
gunst. Om de vrijgevigheid van de mensen van Marseille nog aan te sporen,
belastte Don Bosco vlug een ondernemer met een werk dat vijftigduizend
fr. zou kosten, dat nog in augustus moest voltooid zijn en plaats moest
bieden aan tweehonderd jongens. Op een ochtend toen hij met architect
Itier een bouwplan aan het bestuderen was, kwam abbé Timon bij hen.(1)
Hij vertoefde geruime tijd bij hen. Intussen werd er onderzocht, raad
gevraagd of raad gegeven; er werd goedgekeurd, er werden opwerpingen ge-
maakt en er werd afgekeurd. Uiteindelijk nam hij afscheid. Don Bosco, die
bij zijn werken wel omzichtig optrad maar toch ook een vlug intuïtie-
vermogen bezat, zei daarop tot de architect: - "Wanneer onze brave kanun-
nik Timon in de hemel zal komen, dan vrees ik dat hij daar iets gaat aan-
treffen dat niet helemaal in zijn smaak zal vallen.
Don Bosco had wel een diner willen geven aan zijn voornaamste
vrienden uit Marseille, maar de toestand van het huis leende zich daar
slecht toe. Het was dan ook wel een goede ingeving van de heer Jules
Rostand, de voorzitter van de Société Beaujour, ter ere van Don Bosco
een werkelijk vorstelijk banket in gereedheid te laten brengen waarop hij
de elite van de stad uitnodigde. Inter_pocula liep het gesprek over het
huis dat moest gebouwd worden en het grote tehuis voor vakleerlingen, dat
onder leiding van Don Bosco diende geopend te worden. Er waren twee moei-
lijk op te lossen problemen: het inzamelen van de vele duizenden franken
vereist voor het oprichten van het gebouw en de vorming van een kapitaal
waarvan de intresten konden voorzien in de behoeften van de opgenomen
jongens. Ze waren het er allen over eens dat dit een vermetel project was
met een onzekere verwezenlijking. Op het gepaste ogenblik zei Don Bosco
met een glimlach maar met een ernstig gelaat: "Inderdaad, het zijn groot-
se dingen die door ons dienen gedaan te worden, maar om grootse dingen te
doen zijn er mensen van Marseille nodig." Deze woorden hadden het effect
(1) Boekdeel XIII, blz. 97. Als rectificatie van een onnauwkeurigheid daar begaan,
dienen we hier te zeggen dat de Broeders van het H. Hart waarover daar gesproken
wordt, niet die van Puy zijn. Deze vormden een lokale congregatie van geestelijken,
genaamd Oeuvre du Sacré Coeur de l'Enfant Jésus, gesticht door abbé Timon. Sinds
enkele jaren bezitten ze een statuut van pauselijk recht.

2.3 Page 13

▲back to top
- XIV/9 -
het effect van een elektrische vonk. Nooit had Don Bosco zich kunnen
voorstellen dat hij het succes zou behaald hebben dat hij toen behaalde.
Langzamerhand verdwenen de moeilijkheden wat de onkosten aanging
en nooit was men genoodzaakt de werken stop te zetten, omwille van geld-
nood. Toen hij te Alassio het voorval vertelde, biechtte Don Bosco op,
dat hij zelf zich niet dadelijk rekenschap had gegeven van de indruk die
zijn woorden gemaakt hadden. Hij had ze er zo maar uitgeflapt "ex abun-
dantia cordis." Eerst nadien had abbé Guiol zijn aandacht eraan geschon-
ken en de de feiten kwamen dit bewijzen. We moeten op deze plaats trou-
wens ook herinneren aan het grote meesterschap van Don Bosco in het ge-
bruik van woorden die in het oor van zijn toehoorders zo aangenaam moge-
lijk klonken.
De bezoeken volgden elkaar bijna zonder onderbreking op. Vooral
over een bepaald bezoek hebben wij een aantekening gevonden. Er meldde
zich bij Don Bosco een zekere heer Olive aan, een zeer rijke inwoner van
Marseille. Aangetast door een ongeneeslijke ziekte verzocht hij Don Bos-
co hem te willen zegenen en voor hem de gezondheid terug te bekomen. Don
Bosco stelde hem een zeker middel voor om te genezen, namelijk naar de
bank gaan, daar een bedrag af te halen dat in evenredigheid was met zijn
fortuin en het bij hem te brengen. Dit was immers voor hem geen groot of-
fer; maar ook wanneer het hem iets zou kosten diende hij toch toe te ge-
ven; omdat het erom ging een echt mirakel te verkrijgen. Hij vroeg tijd
om er met zijn vrouw over te spreken. Don Bosco zei hem: "Indien u denkt
dat het teveel is, dan dient u dat te weten. Wat mij aangaat geloof ik
dat het een onmisbare voorwaarde is. God echter ziet de harten en weet
wat voor iemand een adequaat offer kan zijn... Indien u het door mij ge-
noemde bedrag niet wilt geven, besteed het dan aan een ander vroom werk
of stel het ter hand aan de bisschop die het zal uitdelen. Maar indien u
wilt genezen, moet u het aldus doen."-
De heer keerde verscheidene malen bij Don Bosco terug, maar kwam
er niet toe een beslissing te nemen. Eindelijk toen Don Bosco zich bij
de bisschop begaf ontving hij uit zijn handen een bedrag van 2.500 fr.
namens de heer Olive. Deze wachtte niet lang om Don Bosco weer eens te
gaan opzoeken omdat hij dacht nu genoeg te hebben gedaan, maar volgens
zijn mogelijkheden was dit een peulschilletje. Het scheen dat de Voor-
zienigheid hem wou helpen om zijn hart van de rijkdommen te onthechten.
Don Bosco bedankt hem natuurlijk zoals dat paste voor de gift maar
toen hij aandrong om te weten of hij op de verlangde gunst mocht hopen,
antwoordde hij hem: - "Luister! Toen u de vorige keer dit voorstel gedaan
werd, toen zag ik dat de Heer u zou verhoord hebben maar nu heb ik die-
zelfde zekerheid niet meer. Bid echter tot de Heer. Het is mogelijk dat
Hij u in zijn goedheid zal verhoren, maar het is moeilijk. Het ogenblik
is voorbij gegaan en keert niet meer terug. Jezus, zegt de Schrift, per-
transüt benefaciendo en niet mansit. Begrijpt u dit Latijn?" - Hij be-

2.4 Page 14

▲back to top
- XIV/10 -
greep maar al te goed dat hij zijn ziekte niet zou kwijtraken en zo was
het dan ook.
Er was een stormloop van bezoeken, maar de zaken waren niet minder
dringend. "Grote ondernemingen hebben wij onder handen", schreef hij aan
Don Rua en veel gebeden zijn er nodig, opdat alles goed zou slagen." Een
van deze gewichtige problemen had voor doel de verhouding van de salesia-
nen tegenover de parochie van Sint-Jozef duidelijk te maken en nauwkeurig
te omschrijven. De directeur en de pastoor kwamen niet meer overeen.
Vooral wou deze laatste vanwege het Oratorio van Sint-Leo de dienst van
de maîtrise of de klas voor zang en ceremoniën voor zijn kerk. Feitelijk
had niemand in de loop van de onderhandelingen bij het openen van een te-
huis voor de arme jongens ooit over een maîtrise gesproken en werd hier-
over eerst gesproken nadat Don Bologna de directie van het Oratorio op
zich genomen had. Een onverwachte behoefte bewoog kanunnik Guiol ertoe de
maîtrise toe te vertrouwen aan de salesianen, die met veel last voor hun
personeel en kosteloos zich aan dit werk begaven om genoegen te doen aan
iemand die hun blijken van welwillendheid gegeven had. Ze regelden alles
naar best vermogen, en deden alleen beroep op externe jongens; de pastoor
zou beweerd hebben dat die dienst beter kon verzekerd worden door de in-
ternen. Maar daardoor zou het resultaat bij de internen kunnen verminde-
ren. De assistentie zou niet voldoende zijn, wanneer ze vaak naar buiten
moeten gaan, en ze zouden ook niet meer onder het volstrekte gezag van de
directeur staan. "Wij, zo zal men later uitleggen, toen het geschil
scherper geworden was,(1) hebben een speciaal stelsel van opvoeding dat
preventief genoemd wordt, dat niet kan toegepast worden, indien de leer-
lingen niet volledig onder onze leiding blijven en onafhankelijk worden.
Wij maken nooit gebruik van beteugelende maatregelen. De bewaking, de
rede, de godsdienst dienen op ieder ogenblik te worden gebruikt. Het is
daarom onontbeerlijk dat de diensten van de parochie zich met de maîtrise
zouden bezig houden zonder onze internen. Wanneer het echter nodig is,
bij gelegenheid van grote plechtigheden, zullen onze internen gaarne het
koor van de zangers en de diensten aan het altaar komen vervullen."
Behalve de schola cantorum vroeg de pastoor doorgaans nog als iets
wat hem toekwam, hulppriesters voor de dienst in de parochie, een minis-
terie dat in Italië onbekend is. De eerste maal dat erover gesproken
werd, had de pastoor aan Don Bosco dat voorstel gedaan als een middel
waaruit ten voordele van het instituut bijverdiensten konden gehaald wor-
den. Deze priesters, zei hij, zouden, na de H. Mis, het overige van hun
tijd aan het Oratorio kunnen besteden. Van andere diensten was er geen
spraak geweest, tenzij toen Don Bosco te Marseille vertoefde. Don Bologna
(1) Brief aan de heer Rostand, in antwoord op zijn brief van 8 september 1879. We be-
zitten er de minuut van, waaruit blijkt dat twee verschillende personen hem ge
schreven hebben, omdat hij gedicteerd werd. Er zijn wijzigingen en aanvullingen van
Don Rua en van Don Bosco. Don Bosco ondertekende hem.

2.5 Page 15

▲back to top
- XIV/11 -
had evenmin op dit punt de pastoor kunnen bevredigen zonder de goede gang
van het huis in gevaar te brengen. Naar aanleiding hiervan zullen wij aan
het document kort tevoren aangehaald nog een opmerking toevoegen die het
leven van onze sociëteit interesseert." Zij is - wordt daar gezegd - ge-
wijd aan het zedelijke en stoffelijke welzijn van de jeugd; en de dienst
van hulppriester, het bijwonen van de begrafenissen, het vergezellen van
het lijk naar het kerkhof stoot de leden van deze congregatie tegen de
borst zodat sommigen de voorkeur eraan geven uit de congregatie te treden
liever dan het doel te wijzigen waarvoor ze zich aan de Heer hebben toe-
gewijd."
We menen dat deze twee omstandigheden voldoende zijn om uit te
leggen hoe het kwam dat, eens de wittebroodsweken voorbij, er een wrij-
ving ontstond tussen het huis en de parochie, tussen de directeur Don
Bologna en de abbé Guiol en hoe hierdoor, bij de vrienden van deze laat-
ste de genegenheid voor de salesianen verflauwde. Het opnieuw opflakke-
ren, zelfs het aangroeien van de geestdrift na de wonderbare genezing
suste de geschillen maar men diende de bijl aan de wortel te leggen en
de zaken op orde te stellen en hier bleek dan de grootmoedigheid van
Don Bosco.
Hij voelde steeds dankbaarheid voor hem die zich aldus ingezet
had om zijn zonen naar Marseille te brengen en daarom onderhandelde hij
vol goede wil met de abbé. Na een zeer levendige correspondentie tussen
Marseille en Turijn, besloot Don Bosco met de pastoor van Sint-Jozef
een soort van overeenkomst te ondertekenen, die van zijn kant een tast-
bare blijk was van oprechte dankbaarheid. Om echter te verhinderen dat
men buiten de grenzen zou gaan, liet hij er de clausule inlassen dat
het Oratorio van Sint-Leo zich aan de dienst van de parochie zou wijden
op de voorgestelde wijze, "verenigbaar met het ambt dat ieder zou die-
nen te vervullen in het Oratorio."
Voor een andere gewichtige zaak wendde Don Bosco zich tot Don Rua
om hem speciale gebeden te vragen. Op 21 januari schreef hij hem: "Wij
hebben hier het gebed hard nodig. Indien de jongens iets willen doen dat
me dierbaar is, dat ze dan een triduüm van gebeden en communies doen vol-
gens mijn intentie en het goede verloop van onze huidige zaken."
Men moest met de Société Beaujour een nieuwe overeenkomst bedingen
als vervanging van de oude, die net vervallen was. Een andere veel be-
langrijker overeenkomst was nodig. Het ging erom de stichtingen van La
Navarre en van Saint-Cyr veilig te stellen. Hiervoor zou de Société Beau-
jour de twee eigendommen op het platteland van abbé Vincent en van zijn
pachters aankopen, en zou alleen de schulden moeten betalen waarmee deze
belast waren. Dat zou gebeuren met het geld van weldoeners. Daarna zouden
de terreinen en de huizen aan Don Bosco worden toevertrouwd op basis van
voorwaarden die men nog diende vast te stellen. Deze voorwaarden werden
bestudeerd tijdens moeizame bijeenkomsten en vastgelegd in een akkoord
dat zou moeten bekrachtigd worden over drie maanden en dat pas na vier

2.6 Page 16

▲back to top
- XIV/12 -
maanden van kracht zou worden. Toen alles beklonken was, liet Don Bosco
het op 27 januari aan Don Rua weten met deze woorden: "Vandaag om twee
uur zullen er voor ons grote zaken beslist worden. Alles is in ons voor-
deel klaargemaakt. Laat ons hopen dat alles wordt afgesloten volgens de
heilige wil van de Heer." Over deze aangelegenheden had hij hem enkele
dagen tevoren geschreven: "Het zijn zaken van groot zedelijk, stoffelijk
en godsdienstige belang."
Ook de zaak van Auteuil deed het werk nog aangroeien. Abbé Rous-
sel had sinds enkele tijd verlangd met hem een gesprek te voeren en
maakte van zijn aanwezigheid te Marseille gebruik om hem te gaan opzoe-
ken. Hij had het inzicht moeilijkheden op te werpen tegen het ontwerp
dat men hem uit Turijn had gestuurd enkele maanden geleden en dat opge-
steld was door het hoofdkapittel en reeds door Don Bosco ondertekend.
Maar toen hij de geestdrift van de mensen van Marseille voor Don Bosco
zag, voelde hij zich zo overwonnen, dat hij sic et simpliciter onder-
tekende en enkel erop aandrong dat het akkoord vlug zou uitgevoerd wor-
den.(1)
Een bewijs van zijn bedrijvigheid te Marseille zijn ook de brieven
die hij aan Don Rua stuurde. Wij bezitten er vijf maar men zou zeggen dat
het eerder memoranda zijn van zaken die hij gedaan heeft of nog moet
doen. Ze staan op een lijstje gerangschikt en worden in een schematische
vorm voorgesteld. Hieruit blijkt hoe goed de twee zielen elkaar begrepen.
Uit deze brieven zullen onze lezers ook kunnen besluiten hoe Don Bosco,
ondanks de aangelegenheden die hem van alle kanten bestormden toch aan
alles en aan iedereen dacht met de waakzaamheid van de Algemeen Overste
en de bezorgdheid van de vader. Hij dacht niet rechtstreeks aan zijn
plaatsvervanger. Feitelijk dacht hij met aandrang, bijvoorbeeld aan de
novicen, wanneer hij aan de novicemeester schreef.
"
Beste Don Barberis,
"
"
Andere zaken zullen we voor ons apart behandelen. Ik hoop
" dat onze beste novicen, mijn oogappel, een goede gezondheid ge-
" nieten en dat ze met elkaar wedijveren in vurigheid om de koude
" te verdrijven die men natuurlijk in dit seizoen voelt. Je zult
" ze zeggen dat ze gaudium meum et corona mea zijn! een krans van
" rozen, maar zeker niet van doornen. Moge er nooit een salesiaans
" novice gevonden worden die door zijn slecht gedrag een doorn zou
" steken in het hart van hun toegenegen vader Don Bosco. Dat zal
" nooit gebeuren en ik ben er zelfs zeker van dat allen door hun
" gebeden en door hun communies zullen wedijveren om mij door hun
" voorbeeldig gedrag te troosten.
_______________________
(1) Cfr. Boekdeel XIII, blz. 744.

2.7 Page 17

▲back to top
- XIV/13 -
"
De drie novicen die met mij vertrokken zijn, werden als
" volgt verdeeld: Boyer naar La Navarre, Taulaigo die je deze
" brief schrijft en Turin zijn hier om de bewoners van la maison
" Beaujour te heiligen. Dit huis is een loot die in het begin
" veel kweekzorgen nodig heeft, maar die zal wassen tot een gro-
" te boom, waarvan de takken en de weldoende schaduw in andere
" verre landen goede vruchten zullen opleveren. Dat hoop ik in
" de Heer. Zaterdag zullen Foglino en Quaranta zich inschepen voor
" Montevideo. Ze zijn opgewekt en tevreden en wensen enkel vlug
" hun gezellen in Uruaguay te gaan helpen.
"
Don Ronchail zal je nog ander nieuws schrijven. Zeg aan
" Don Deppert dat hij de sacristie en allen die erin komen dient
" te heiligen, aan Palestrino, de koster, dat hij braaf moet zijn,
" aan Guilio Augusto (1) dat hij opgeruimd dient te zijn, aan
" Don Rua dat hij geld moet gaan zoeken, aan de heer Graaf Cays
" dat hij zo goed voor zijn gezondheid moet zorgen als hij dat
" voor mij zou doen.
"
Moge God jullie allen zegenen en aan allen de genade ver-
" lenen goed te leven en goed te sterven. Moge God speciaal deze
" genade verlenen aan hem die ik niet meer zal aantreffen bij
" mijn terugkeer te Turijn.
"
Beschouw me steeds in J. Chr. als
"
" Marseille, 10 januari 1879.
je toegenegen vriend
"
Priester Gio. Bosco.
Hij die Don Bosco niet meer zou aantreffen was een van de onderho-
rigen van Don Barberis, namelijk de novice Don Remondino, die op 1 febru-
ari stierf.
Hij vergat de Dochters van Maria, Hulp der Christenen niet. Voor
hen allen stuurde hij aan de directeur van Mornese, Don Lemoyne, een
brief die echter tot heden toe onvindbaar gebleven is.
"
Mijn beste D. Lemoyne,
"
"
Uit het bisdom van Saint-Lazare schrijf ik een brief en
" misschien wel van de plaats waar de heilige Maria Magdalena aan
" overweging deed om er te bidden en boete te doen. Ik schrijf
" deze brief aan de Dochters van Maria, Hulp der Christenen. Moe-
" der overste of liever jijzelf zult deze brief voorlezen met de
" bemerkingen die je passend oordeelt. Het zou me ook aangenaam
(1) Guilio is de zaalveger die nog vernoemd wordt. Deze naam gaf hem de ingeving er voor
de grap Augusto aan toe te voegen (Cfr. boekdeel XIII, blz. 35).

2.8 Page 18

▲back to top
- XIV/14 -
" zijn indien je er een kopie aan alle andere huizen van onze Zus-
" ters zoudt sturen.
"
Ik heb hier talrijke en gewichtige zaken onder handen.
" Wanneer je ze zult kennen zul je er verstomd over staan en dan
" zul je zien dat de droom van Lanzo verwezenlijkt is.(1) Volgende
" woensdag ga ik naar La Navarre en kom dan door S. Cyr, dat ook
" van ons is. Omstreeks het einde van de week zal ik, als het God
" belieft, te Nice zijn. Ik weet niet hoever het staat met de wij-
" dingen van mijn vriend Musso, die je van mijnentwege zult groe-
" ten. Je zult eveneens de anderen van ons huis groeten, de heer
" deken en onze andere vrienden en salesiaanse medewerkers.
"
Moge God je zegenen, mijn beste D. Lemoyne, en bid voor
" mij die voor jou steeds in J. Chr. zijn zal.
"
"
je toegenegen vriend
"
Priester Gio. Bosco.
Een andere tedere gedachte ging uit naar de vakleerlingen van het
Oratorio, wier wensen hij vaderlijk wou beantwoorden met volgende genegen
brief aan hun catecheet gestuurd.
"
Beste D. Branda,
"
"
Indien ik telkens als ik aan mijn beste vakleerlingen denk
" en voor hen bid, ze ging bezoeken, dan zou ik meermaals per dag
" onder hen zijn om met hen te spreken en hen te troosten. Toch wil
" ik door feiten bewijzen dat ik op een bijzondere manier aan hen
" denk. Je zult hun dus zeggen dat de wensen die ze mij toegestuurd
" hebben bij gelegenheid van mijn verjaardag en van Nieuwjaar, mij
" groot genoegen hebben gedaan en dat ik ze van harte bedank. Ik
" heb over hen goed nieuws gehoord en ik zegen de Heer omdat Hij
" hun de goede wil en de genade schenkt deugdzaam te zijn.
"
Ik bevind me hier in het huis van Sint-Leo, waar al een
" zestigtal jongens zijn, die stilaan echte volgelingen van de vak-
" leerlingen van het Oratorio zullen worden. Sommigen hebben zelfs
" bewezen dat ze zich wilden inspannen om hen in gehoorzaamheid en
" godsvrucht te overtreffen. Ik heb hun geantwoord dat ze daarin
" niet zullen slagen. We zullen het afwachten.
"
Intussen zul je aan allen zeggen dat ik hun van harte de
" veelvuldige biecht en communie aanbeveel, maar dat beide sacra-
" menten dienen ontvangen te worden met de nodige goede gestelte-
" nis zodat men telkens de vorderingen in een of andere deugd zal
" merken.
(1) Boekdeel XIII, blz. 534.

2.9 Page 19

▲back to top
- XIV/15 -
" Geve God dat ik zou kunnen zeggen dat iedere vakleerling een
" model van goed gedrag voor de andere makkers is. Het hangt van
" jullie af, mijn beste jongens, mij die grote troost te schenken.
"
Ik weet dat jullie voor mij bidden en de beterschap van
" mijn gezichtsvermogen schrijf ik aan jullie gebeden toe. Ga er-
" mee voort. Ik dank jullie en God zal je lonen.
"
De gift die ik jullie vraag is een heilige communie vol-
" gens mijn intentie.
"
Moge God je zegenen, mijn beste D. Branda, zijn zegen
" schenken aan alle assistenten, de arbeiders, alle vakleerlingen
" en ons de grote genade verlenen één hart en één ziel te worden
" om God hier op aarde te beminnen en te dienen en hem eens in de
" hemel eeuwig te kunnen loven en genieten.
"
Geloof me geheel in J. Chr. te zijn
"
je toegenegen vriend
" Marseille
Pr. Gio. Bosco.
Op een ogenblik dat de betrekkingen met Frankrijk hoe langer hoe
meer veelvuldig en belangrijker werden, gaf de Voorzienigheid aan Graaf
Cays, ondanks zijn gevorderde leeftijd, de ingeving het harde leven van
het Oratorio te omhelzen.(1) Deze deugdzame edelman, die een volmaakte
kennis bezat van het Frans dat hij op onberispelijke wijze schreef en
die grondig de aard van het Franse volk kende, bewees aan Don Bosco zeer
grote diensten zowel met de pen als door zijn persoonlijk optreden. Welke
waardering Don Bosco voor hem had wordt door volgend document bewezen.
"
Beste Heer Graaf Cays,
"
"
Ik heb met genoegen uw brief ontvangen en ik dank u voor
" het nieuws dat u mij geeft. De abbé Roussel kwam inderdaad naar
" Marseille en na een kort onderhoud ondertekende hij zonder meer
" het ontwerp dat wij gestuurd hadden. Ik zal het meebrengen als ik
" naar Turijn kom. Ik hoop op 3 februari aanstaande met u samen te
" Alassio te kunnen zijn, waar we dan zullen bespreken wat er con-
" creet moet gebeuren. Zie eens uit of U de boerderij van Sint-An-
" na kunt verkopen, zoniet gaan we failliet.(2)
"
Ik ben nochtans te Marseille voor een reeks van zaken van
" enig belang en ik hoop dat ze zeer nuttig zullen zijn voor onze
" congregatie. Dit thema zullen we dan te Alassio bespreken.
(1) Cfr. Boekdeel XIII, blz. 218.
(2) Zie voor l'abbé Roussel boekdeel 13, blz. 737. Sint-Anna was het buitengoed door Don
Bosco van baron Bianco geërfd (cfr. id. blz. 571). Voor Don Fusconi, cfr. idem, blz.
645).

2.10 Page 20

▲back to top
- XIV/16 -
"
De heer D'Ycard is hier geweest om naar nieuws over u te
" vragen en hij is heel verheugd te vernemen dat u reeds priester
" zijt. Hij dacht zelfs u hier bij mij aan te treffen.(1)
"
Mijn gezondheidstoestand is wat verbeterd en ik dank
" Gods goedheid ervoor.
"
Indien u kunt, gaat u dan eens bij Markiezin Fassati,
" om haar mijn groeten over te brengen en nieuws over mij te geven.
"
Ik verzoek u tevens aan heel uw familie mijn eerbiedige
" groeten te laten geworden. Zeg aan D. Ghivarello dat hij braaf
" moet worden, aan D. Fusconi dat ik geen nieuws over hem verneem,
" aan D. Angelo Savio dat hij werkelijk een engel moet zijn,
" aan u zelf dan dat U goed uw gezondheid moet verzorgen en
" voor uzelf zoudt doen wat u voor mij zou doen.
"
Moge de genade van Onze Heer Jezus Christus steeds met ons
" zijn en ons helpen om in alles zijn heilige wil te volbrengen.
"
Bid voor mij die voor u steeds in J. Chr. zijn zal
"
" Marseille 20 januari 1879.
uw toegenegen vriend
"
Priester Gio. Bosco.
Don Bosco kreeg bovendien de gelegenheid te schrijven aan Me-
vrouw Mathilde, de echtgenote van de heer Alessandro Sigismondi, echt-
paar dat we meermaals ontmoet hebben, toen Don Bosco naar Rome reisde.
Deze brief is een bewijs voor de duurzame gehechtheid van dit vrome
echtpaar aan onze Don Bosco. Ze hielden werkelijk van hem. In de zomer
van 1931 bevond de heer Don Rinaldi zich te Rome in onze algemene Pro-
cuur. Daar kwam een braaf oud vrouwtje naar hem; zij bediende zich bij
het gaan van een stok en had moeite om de nochtans gemakkelijke trap
te bestijgen. Ze kwam bij hem om hem te groeten en hem een liefdadige
gift te brengen. Het was weduwe dame Mathilde die toevallig vernomen
had dat daar de derde opvolger van Don Bosco verbleef en niet had kun-
nen weerstaan aan het vurig verlangen hem te bezoeken en met hem over
Don Bosco te spreken.
(1) De heer Jean-Victor d'Ycard de Barbarin was de eerste salesiaanse medewerker van
Marseille en de eerste weldoener van het Oratorio van Sint-Leo. Hij stierf op 24
februari 1879. Op 30 april 1879 schreef Don Bologna aan Don Rua : "Mr D'Ycard de
Barbarin que vous connaissiez très bien est mort il y a quelques mois. Il a laissé
une veuve bien digne de lui. Dans sa disgrâce elle a résolu de continuer les bonnes
oeuvres de son mari, et surtout de prendre notre maison sous sa bienveillante pro-
tection. En parlant à Don Bosco vous lui direz qu'elle s'est engagée à être la se-
conde mère de notre maison d'accord avec Mad. Jacques qui en est la première. Les
deux mères sont cousines. Pour ne pas commencer à être seulement mère de nom mais
de fait, elle vient de nous envoyer une grande quantité d'outils de menuisier et de
serrurier et d'autres que son regretté mari tenait à sa campagne. I1 y aura pour
quelques milliers de francs d'outils... Une forge avec tous les accessoires, deux
gros et jolis tours etc... Elle nous promet bien d'autres choses encore; elle est
veuve, seule, sans enfants... Je désirerais que vous en informassiez Don Bosco...
Cette dame vous connaît pour vos relations avec son mari... elle connaît aussi Don
Bosco l'ayant vu ici avec son mari qui l'a vu par hasard, mais il en fut très
charmé."

3 Pages 21-30

▲back to top

3.1 Page 21

▲back to top
- XIV/17 -
"
Geachte Mevrouw Mathilde,
"
"
Ik heb uw brief in het huis van Marseille ontvangen. Don
" Rua liet te Turijn al een heilige mis opdragen aan het altaar
" van Maria, hulp der Christenen, volgens uw vroom inzicht. Ik zelf
" heb hier een andere gecelebreerd met communie en gebeden van onze
" wezen.
"
Dit huis werd verleden jaar ingewijd toen ik vanuit Rome
" naar Marseille gekomen was. Het werd Oratorio van Sint-Leo ge-
" noemd als eerbetuiging aan de nieuwe paus. Op het einde van deze
" week zal ik naar andere huizen vertrekken die wij in Frankrijk
" hebben en zal ik mijn weg voortzetten naar Rome, waar, als het
" God belieft, ik hoop te zullen zijn tussen 15 en 20 februari.
"
Mevrouw Mathilde en Mijnheer Alessandro, wat al zaken zul-
" len we te bespreken hebben, wat zullen we allemaal te zeggen heb-
" ben!
"
Ik zal slechts korte tijd in de heilige stad kunnen ver-
" blijven en aldus zullen we werkelijk de hele dag moeten praten.
"
Moge God u zegenen en samen met u, de goede heer Alessandro
" en juffrouw Adelaide. Terwijl ik mij aan uw gebeden aanbeveel heb
" ik de eer en het genoegen van u te zijn
"
uw als een zoon zeer genegen
"
Priester Gio. Bosco.
"
" P.S. Ik maak gebruik van een secretaris wegens een ongesteldheid
"
veroorzaakt door mijn oogziekte. Toch gaat het iets beter.
Don Bosco ging op 27 januari met de pastoor van Sint-Jozef naar
Aix "voor een gewichtige zaak" zoals hij aan Don Rua schreef. Het
schijnt dat hij daar een sermon de charité gehouden heeft gevolgd door
een geldinzameling.(1)
In die oude Romeinse stad gebeurde er een curieuze episode, door
Don Bosco zelf later verteld en opgetekend door Don Lemoyne. Hij had zich
bij Baron Martin begeven en werd door deze aan tafel weerhouden te midden
van zijn gezin. Hij stond op zeer vertrouwelijke voet met deze adellijke
heren. Kort voor men aan tafel ging kwam Don Bosco door een salon en be-
merkte dat daar op tafel zilveren vaatwerk en eetgerei was. Hij bleef
staan om die kleine schat te bekijken. Dan stak hij met voorgewende ernst
en heel rustig de hand uit en stak hij stuk voor stuk deels in zijn zak,
deels in een valies dat daar in een hoek stond. De baron en de anderen
(1) Brief van E. Vinson, van de heren van de missie, aan Don Rua van 6 februari 1888. Het
is een brief van rouwbeklag over de dood van D. Bosco. Men leest er "Si un jour
N.S.P. le Pape donne un Patron aux Oeuvres de Jeunesse, aux Patronages, j'espère
que tous les coopérateurs salésiens demanderont que ce Patron soit Saint Jean
Bosco!!!

3.2 Page 22

▲back to top
- XIV/18 -
bleven kijken hoe die grap ging aflopen. Toen hij dat gedaan had (en het
duurde maar een paar minuten) vroeg Don Bosco hem hoeveel dit tafelser-
vies wel waard mocht zijn. - "Indien u dit nieuw zou aanschaffen dan zou
het wel tienduizend fr. kosten, maar indien u dit nu zou verkopen zou men
u hiervoor misschien duizend fr. geven.
- "Welnu", hernam Don Bosco, "nu de heer baron zo rijk is en ik
zo moet zwoegen om mijn arme jongens eten te geven, vraag ik u mij dui-
zend fr. te schenken en dan zal ik uw zilverwerk teruggeven."
Met de grootste natuurlijkheid ter wereld gaf de edelman aan Don
Bosco duizend fr. en met niet minder natuurlijkheid zette Don Bosco alles
terug op zijn plaats.
Op 29 januari verliet hij, steeds vergezeld van Don Ronchail, Mar-
seille en vertrok naar Saint-Cyr. Hier was omstreeks twee weken geleden
Don Cagliero hem voorafgegaan, op zijn terugkeer van La Naverre, waar hij
twee Dochters van Maria, Hulp der Christenen, gebracht had; maar zijn
reis was in alle haast gebeurd, omdat, in het Patronage Saint-Pierre nie-
mand anders was, "om de rechtbank van het geweten" (1) zoals hij zei,
voor te zitten, namelijk biecht te horen voor de communiteit.
Voor de feestdag van de Sint-Franciscus, was het souper dat hun
te Saint-Cyr voorgeschoteld werd op de avond van hun aankomst niet fa-
meus: een afkooksel van linzen, een linzengerecht in olie en azijn, met
twee gebraden mussen die de jongens die dag gevangen hadden en dat alles
moest voor drie disgenoten dienen.
De ochtend daarna werden ze te Toulon verwacht om een bezoek te
brengen aan de maîtrise die men onder de directie van de salesianen wou
stellen; want men dient te weten dat op sommige plaatsen deze maîtrises
echte kleine seminaries zijn. Het bezoek duurde lang en werd met nauw-
gezetheid verricht. Don Bosco zegende gedurende hun verblijf daar een
dame die zwaar ziek was. Ze genas op slag en leefde nog vijf jaar. We
kennen de omstandigheden van het feit niet, maar weten enkel dat hierdoor
de tante van de dame die deze gunst ontvangen had een zeer ijverige sale-
siaanse medewerkster werd.(2)
Het bezoek sleepte langer aan dan men verwacht had en Don Bosco
zei op fluisterende toon aan de secretaris dat hij een restaurant moest
opzoeken, waar ze wat konden dineren; maar wegens overdreven hoffelijk-
heid, gingen die heren van hen niet weg en wilden hen ten slotte tot aan
het station begeleiden, waar men net op tijd aankwam om de trein te nemen
(1) Brief aan Don Rua, Nice, 16 januari 1879.
(2) Brief van Mevrouw J. Thimes aan Don Rua. Toulon, 8 februari 1888.

3.3 Page 23

▲back to top
- XIV/19 -
voor Hyères. En behalve de grote honger, hadden ze hier nog andere narig-
heid te verduren, die hun geduld op een zware proef stelde. Het was
nacht. Ze waren in de mening dat het rijtuig van Graaf de Buttigny hen
daar zou opgewacht hebben want ze hadden hem vanuit Toulon een telegram
gestuurd en Don Perrot had nog een telegram uit La Crau gestuurd om hun
aankomst te melden. Don Bosco, die er zeker van was dat het rijtuig er
zou zijn, liet de omnibussen vertrekken, des te meer omdat ze op zekere
afstand twee lantarens zagen flikkeren in de aard van deze, die men opzij
van de rijtuigen plaatst. De stad Hyères ligt op twintig minuten te voet
van het station. Onze reizigers trokken in de richting van de lantarens,
die echter onverwacht na een tiental stappen de ene na de andere uitgin-
gen. Het waren de gaslampen die de weg naar de ingang van het station
verlichtten.
Wat gedaan? Ze konden nu niets anders dan hun weg te voet voort
zetten. Maar het had daar de hele dag geregend, zodat het slijk tot aan
hun enkels reikte. En dan was het donker en de valiezen begonnen zwaar
te wegen. Ze maakten van de nood een deugd en zetten zich op weg in no-
mine Domini. Toen hun stijve armen er niet meer in slaagden het gewicht
van de valiezen te dragen, zetten zij ze neer op de randsteen van de weg
of op een hoop kiezelstenen en rustten ze een paar minuten. Dan vertelde
Don Bosco grappige verhaaltjes maar op zo een manier dat hij zijn gezel
de lust wou geven ook zijn historietjes te vertellen. Eindelijk geraakten
ze te Hyères. Daar ontmoetten ze een vrouw en vroegen haar waar de heer
Buttigny woonde; maar het arme mens dat van Cuneo was, kon geen antwoord
geven. Ze gingen binnen in een café waar ze hoopten inlichtingen te be-
komen, maar daar werd hun gezegd dat er drie families de Buttigny be-
stonden. Ze kuierden dan verder langs de verlaten wegen en troffen een
heer aan, aan wie ze vroegen of hij hun zeggen kon waar ergens het huis
stond van een de Buttigny die een zomerverblijf had in de nabijheid van
La Navarre. Deze heer riep een knaap bij zich, gaf hem de juiste aandui-
dingen zodat hij hen de weg kon wijzen.
Intussen zat de graaf op gloeiende kolen. Zijn koetsier die Don
Bosco was gaan afhalen was aan het station van La Crau in plaats van aan
het station van Hyères, was teruggekeerd met het nieuws dat Don Bosco er
niet was. Maar zijn meester, in zwart habijt gekleed, moest dadelijk naar
een vergadering gaan en zei dat het onmogelijk was dat Don Bosco niet
aangekomen was. Hij had niet één maar zelfs twee telegrammen ontvangen.
En hij overlaadde de arme koetsier met verwijten. Intussen kwam Don Bosco
en zijn gezel daar toe. - "Ik ben hier" - zei Don Bosco, terwijl hij zijn
valies neerzette en hem bekeek met een vermoeid gezicht maar met zijn ge-
wone glimlach. Ze waren vol slijk tot aan hun middel. Vanaf het station
tot aan het huis hadden ze meer dan een uur gestapt. De graaf kon zijn
vreugde niet bedwingen; maar toen hij zag in welke toestand ze zich be-
vonden, gaf hij aan zijn dienaars het bevel hun kleren schoon te maken. -
"Heer graaf", - zei Don Bosco echter - "vandaag hebben we niet gedineerd.
Wees zo vriendelijk ons eerst wat eten te geven."

3.4 Page 24

▲back to top
- XIV/20 -
Intussen had men al een groot vuur onder de schouwmantel aange-
legd. De tafel stond vlug opgediend. Men kan zich voorstellen hoe ze
de gerechten eer bewezen. Eindelijk gingen ze slapen en gaven hun kle-
ren aan de knechten die ze lieten drogen en 's ochtends heel wat moeite
hadden om ze weer behoorlijk te reinigen.
Omstreeks elf uur kwam Dr. D'Espiney, de arts van Hyères, Don
Bosco halen voor een bezoek aan de graaf de Villeneuve. Don Ronchail ver-
gezelde hen. Deze heer was van zijn paard gevallen en was met zijn hoofd
tegen een boom geslagen, waardoor hij ernstige letsels aan de hersens had
opgelopen en men voor zijn verstandelijke vermogens vreesde. Tot overmaat
van ramp stierf zijn vrouw van wie hij veel hield, zodat hij bijna krank-
zinnig werd. Hij werd niet in hoge mate krankzinnig maar zo suf dat de
artsen besloten hadden hem voor enkele weken in een gezondheidsinstituut
te interneren.
Maar Dr. D'Espiney, een man van het oude geloof, stelde voor eerst
zijn toevlucht te nemen tot hemelse middelen. Don Bosco trof de zieke aan
die aan het roken was. - "Heer graaf", - zei hem de dokter - "hier is Don
Bosco die u een bezoek komt brengen." - De Graaf bekeek Don Bosco en zei,
terwijl hij de meid riep: - "Magdalena, het is tijd voor de wandeling."-
"Maar, pardon, heer graaf", - zei hem de dokter - "stel dat wat
uit. Don Bosco is hier en wil u zijn zegen geven."
De graaf ging heel ernstig zitten. Don Bosco bood hem een medail-
le aan van Maria, Hulp der Christenen en hij aanvaardde ze. Daarna ze-
gende Don Bosco hem. Van dat ogenblik af tot aan de gewoonlijk optreden-
de zenuwcrisis bleef hij uiterst kalm. Omstreeks de avond liet hij Don
Bosco afhalen in het huis van graaf de Buttigny en had hij met hem een
lang onderhoud. Don Bosco spoorde hem aan vertrouwen te hebben in Maria,
Hulp der Christenen, schreef hem enkele gebeden voor en zeí hem dat hij
hem in de maand mei, volledig genezen te Turijn verwachtte voor het feest
van de allerheiligste Maagd, Hulp der Christenen. De graaf kwam een maand
vroeger. Hij had geen spoor meer van de kwaal.
Het bezoek aan La Navarre en aan Saint-Cyr gaf hem de gelegenheid
de stoffelijke en morele toestand van de twee instituten te leren kennen.
Te La Navarre stelde hij vast dat de akkers er vruchtbaar waren maar zo
was het niet te Saint-Cyr. Hier waren er anderzijds goede bronnen van in-
komsten voor de primeurs op het veld en bij de verkoop van strobloemen om
kransen te maken, die in Frankrijk zeer gezocht waren voor lijkwagens en
voor grafzerken. Er bleef nu te bestuderen of het beter was de landerijen
te verpachten of ze te laten bewerken door landarbeiders of ze recht-
streeks in bedrijf te nemen door er twee landbouwkolonies te vestigen.
Deze instellingen genoten overal een goede faam zodat mensen van alle
gezindheden hen zouden geholpen hebben.
Wat de gang van zaken in het huis zelf betrof, vond hij daar een
ongewenste nalatenschap. Te La Navarre vernam hij zaken die hem deden

3.5 Page 25

▲back to top
- XIV/21 -
walgen in verband met de zedelijkheid van de vroegere meesters; maar met
alle mogelijke middelen poogde men die lelijke miseries te doen vergeten.
Er waren daar een vijftigtal personen van wie er tien toen duidelijk
blijk gaven van roeping tot de geestelijke staat. Te Saint-Cyr echter
ontdekte hij een echte warboel. De bewoners, meer dan veertig in aantal
waren tussen de drie en de dertig jaar oud. De zo genoemde kloosterzus-
ters, over wie wij in het vorige boekdeel gesproken hebben, verleenden
assistentie in de slaapzalen. In de werkhuizen werkten meisjes en jongens
samen en meestal zonder assistentie. Het was dus dringend het verslag bij
de Société Beaujour te doen om ervan in het bezit te komen en er de gere-
gelde administratie van op te nemen. (1) Toen Don Bosco er op de confe-
renties van Alassio over sprak, na een verslag aan het hoofdkapittel, zei
hij: "Laat ons de Heer bidden dat Hij ons zou zegenen en ons zijn heilige
hand boven het hoofd zou houden. Zeker, indien ik op de hoogte geweest
was van deze zaken alvorens het contract te ondertekenen, dan zou ik met
meer behoedzaamheid aanvaard hebben maar men had mij gezegd dat de zaken
van de kolonie niet zo goed gegaan waren, alleen omdat het bestuur ont-
brak."
Met deze en dergelijke wijze van spreken sloot Don Bosco vooraf al
de mond van hem die in het verloop van tijd, als hij hem over zijn dromen
hoorde spreken geneigd was te geloven dat hij een persoon was die hersen-
schimmen had, namelijk iemand die zich liet meeslepen door het bedrog van
de fantasie. Hij had zonder twijfel de rozige droom van 1877 te Lanzo
niet vergeten. Hoe kon hij dan beweren dat indien hij vooraf geweten had
wat hij daarna wist, hij niet zou aanvaard hebben? Wij zien hier eens te
meer hoe Don Bosco in agibilibus, ondanks zijn dromen, niet meende ont-
slagen te zijn van de verplichting zich te gedragen naar de voorschriften
van een verlichte voorzichtigheid. Maar nadien was het altijd de Voorzie-
nigheid die de gebeurtenissen leidde.
Wij hebben geen ander nieuws te boeken over de eerste tocht van
Don Bosco in deze gebieden, waar nog op vandaag zijn naam gezegend wordt.
Op 2 februari treffen wij hem al opnieuw aan te Nice op zijn terugkeer
naar Italië. Hier wou Gods goedheid opnieuw zijn dienaar verheerlijken
door een wonderbaar feit, dat wij zullen verhalen. Wij steunen ons ver-
haal op een eigenhandig geschreven memorandum van de belanghebbende per-
soon (2) en op een uitvoerig getuigschrift van de arts die haar ver-
zorgde.
____________________________
(1) Brief opgesteld en geschreven door Don Rua maar ondertekend door Don Bosco en ge-
richt aan kanunnik Guiol. Sampierdarena, 15 februari 1879.
(2) Brief van Gravin de Villeneuve aan Graaf Cays, Nice 6 juni 1879.

3.6 Page 26

▲back to top
- XIV/22 -
Gravin de Villeneuve door een acute buikvliesontsteking aangetast
in 1876, bevond zich al op de rand van het graf. De ernstige ziekte werd
overwonnen maar liet diepe sporen na. Wisselkoortsen die al eerder de
dame overvielen, toonden zich weerbarstig tegen elk geneesmiddel en hun
aanvallen waren zo erg dat ze haar leven in gevaar schenen te brengen. In
1878 verzwakten haar krachten van dag tot dag en geloofde men niet meer
in de mogelijkheid van een genezing.
Nu gebeurde het dat in november van dat jaar een vriend haar over
Don Bosco sprak en over de gunsten die hij bekwam, dank zij de tussen-
komst van Maria, Hulp der Christenen. Dat gesprek deed in haar het vurig
verlangen ontstaan de man Gods te zien om hem de hulp van zijn gebeden
te vragen. Haar arts, Dr. D'Espiney, raadde haar de lucht van Nice aan.
De gravin bevond zich in januari 1879 in die stad maar bekwam er geen
beterschap. Integendeel, er was een algemeen verval van krachten, ze had
geen eetlust, ze kon niet slapen, ze kon geen enkele krachtinspanning
doen al was het ook maar om een paar treden van de trap te bestijgen: dat
alles maakte haar het leven ondraaglijk. Toen ze gehoord had dat Don Bos-
co zich te Nice bevond, vroeg en verkreeg ze een audiëntie op 3 februari.
Het bezoek aan Don Bosco maakte op haar een diepe indruk. Hij deed haar
gaan zitten, vroeg haar hem haar ziekte uit te leggen, aanhoorde haar met
vaderlijke goedheid, stond toen op en zei: "Zeker is er hier op aarde
niets dat meer waard is dan de gezondheid. Maar daarin kennen wij Gods
wil niet. Toch heeft hij beloofd te zullen openen aan wie klopt. We zul-
len dus zo hard kloppen dat Hij zal moeten openen, omdat Hij het beloofd
heeft. U zult genezen om aan uw kinderen een Christelijke opvoeding te
kunnen geven."-
De gravin knielde om van Don Bosco de zegen te ontvangen. Toen
Don Bosco haar gezegend had sprak hij haar over haar kinderen en nodigde
haar ook uit op 24 mei naar Turijn te komen. Zij schrijft hierover in
haar verslag: "Ik keerde terug naar huis vol hoop en herinnerde mij bij-
na niet meer dat ik een uur tevoren ziek was geweest. Omstreeks de
avond ging ik wandelen met mijn kinderen en legde een weg van ongeveer
zes kilometers af. Bij het beklimmen van de trap voelde ik niet het
minste ongemak meer. Mijn eetlust en mijn slaap lieten niets meer te
wensen over en van mijn langdurig lijden bleef geen spoor meer over. Ik
voelde dat ik dadelijk mijn benen weer gebruiken kon, zodat ik op zeer
korte tijd met een van mijn verwanten een wandeling van twaalf kilometers
doen kon op minder dan drie uur en bijna zonder onderbreking." Haar arts
stelde haar genezing vast en maakte er het uitvoerige overzicht van op
waarover we zo-even gesproken hebben.
We moeten nu nog twee episoden vertellen die te Nice gebeurd zijn
en waarvan het hoogstwaarschijnlijk is dat ze tot die tijd behoren. De
eerste werd in herinnering gebracht door kardinaal Cagliero, toen hij
wilde aantonen hoe doeltreffend de blik en de woorden van Don Bosco wa-
ren. Na een conferentie te Nice kwam Don Bosco uit de parochiekerk om
zich naar de uitgangsdeur te begeven en was ingesloten door de menigte

3.7 Page 27

▲back to top
- XIV/23 -
die hem niet verder liet gaan. Een persoon met een woest uitzicht stond
hem onbeweeglijk te bekijken alsof hij een slechte aanslag beraamde. Don
Cagliero hield hem in het oog en was ongerust omdat Don Bosco, die lang-
zaam voortschreed, tot bij hem kwam. Eindelijk stonden ze tegenover el-
kaar. Zodra Don Bosco hem zag, richtte hij het woord tot hem: - "Wat ver-
langt u?"
"Ik? Niets."
- "En toch schijnt het mij toe dat u me iets zot willen zeggen."
- "Ik heb u niets te zeggen."
- "Wilt u misschien biechten?"
- "Biechten? Ik denk er niet eens aan."
- "Wat doet u dan hier?"
- "Ik ben hier... omdat ik niet weg kan..."
- "Ik begrijp het... Mijn heren, laat ons een ogenblik alleen"
zei Don Bosco aan wie hem omringden.
Toen de omstanders zich hadden teruggetrokken, fluisterde Don
Bosco nog een paar woorden in het oor van die man en deze viel op de
knieën en biechtte daar te midden van de kerk.
Het andere feit wordt verhaald in het Vie de Don Bosco (leven van
Don Bosco) door D'Espiney die het vernam van de zeer bekende Parijse uit-
gever Josse. Mgr. Postel, een geleerde priester en een vruchtbare schrij-
ver, maar ook een zeer vrome man, ging Don Bosco te Nice bezoeken.
Tijdens het onderhoud vroeg hem de prelaat op de man af: - "Zeg me eens
dadelijk of mijn geweten in orde is met ons Heer?" - Don Bosco begon
zachtjes te glimlachen en deed alsof hij wou weggaan, maar zijn gespreks-
partner sneed hem de weg af, deed de deur op dubbel slot en stak de sleu-
tel op zak. - "Kijk, Don Bosco" - zei hij hem - "u gaat hier niet buiten
eer ik weet hoe ik tegenover Ons Heer sta." Deze woorden werden beslist
uitgesproken en Don Bosco raakte in gedachten verzonken, en zoals hij dat
placht te doen, met zijn handen in elkaar over de borst, bekeek hij vol
welwillendheid Monseigneur en zei hem met gearticuleerde stem:
"U bent in staat van genade."
"Ik twijfel er nochtans aan" - hernam deze - "of u niet enkel
uit goedaardigheid zo spreekt."
"Neen, mijn beste Monseigneur" - voegde Don Bosco eraan toe
"wat ik zeg, zie ik."

3.8 Page 28

▲back to top
- XIV/24 -
H O O F D S T U K II
VAN ALASSIO NAAR LUCCA.
DE JAARLIJKSE CONFERENTIES VAN DE H. FRANCISCUS VAN SALES.
In 1878 had het langdurige verblijf van Don Bosco verhinderd dat
deze conferenties gehouden werden; maar het volgende jaar wou hij niet
dat ze zouden verzuimd worden en hij had er zelfs geruime tijd tevoren
aan gedacht. "We moeten de samenkomst van de H. Franciscus regelen" –
schreef hij aan Don Rua vanuit Marseille op 11 januari. Ik stel voor dat
we dat te Alassio of te S. Pier d'Arena zouden doen. Men zou hiervoor 3
februari kunnen uitkiezen. Je zou kunnen komen met D. Durando en met nog
iemand die je hiervoor ad hoc zou geschikt achten. Zeg me je mening of ze
moeten plaats hebben, over de plaats en het tijdstip. Ik zou zelf wel
naar Turijn kunnen gaan, maar dat strookt niet met mijn plannen. Don Rua
liet de keuze aan Don Bosco, maar drukte daarbij alleen zijn voorkeur
voor Alassio uit. Don Bosco schreef hem inderdaad opnieuw op 21 januari:
"Laat ons dus de zaken voorbereiden voor Alassio op 3 februari." Deze
datum diende echter verschoven te worden tot 6 februari.(1) Don Bosco
vertrok uit Nice op 5 februari in gezelschap van Don Cagliero en Don
Ronchail en kwam na een oponthoud te Vallecrosia om genoegen te doen aan
de medebroeders van dat huis, bij schemertijd te Alassio toe. Omstreeks
de middag van 6 februari kwamen vanuit Turijn Don Rua, Don Lazzero, Don
Ghivarello, Don Barberis en graaf Cays. Ze hadden te Sampierdarena over-
nacht. Hoe ontroerend was het onthaal dat Don Bosco hun gaf! Hij was be-
neden gegaan naar de refter. De nieuw aangekomenen werden buiten wat op-
gehouden door de clerici en door de jongens zodat de een na de ander naar
binnen kwam. Telkens als een van hen verscheen, werd hij door Don Bosco
onthaald met blijken van grote welwillendheid en verering. Hij klapte in
de handen en terwijl ze naderden om hem de rechterhand te kussen, vroeg
hij nieuws over hun gezondheid, ondervroeg hen over de jongens of over de
clerici en over allerhande zaken. Op het einde riep hij uit: - "Alles
gaat goed! We moeten dus schrijven aan die en die personen en hun dit en
dat zeggen... Het is nodig dat ik aan die persoon een briefje schrijf...
Wanneer jullie aan de jongens schrijven, zullen jullie hun zeggen dat Don
(1) Voor deze conferenties hebben de aantekeningen die Don Barberis ter plaatse nam,
ons geholpen.

3.9 Page 29

▲back to top
- XIV/25 -
Bosco zo tevreden is, nu hij weet dat ze gezond en braaf zijn, dat ik
verlang ze te zien, dat ze zouden bidden voor de zaken die wij aan het
behandelen zijn, opdat alles goed zou verlopen...".
De conferenties werden voor geopend verklaard op 6 februari om
vier uur namiddag. Behalve de al genoemde, namen ook de directeurs van
Ligurië er aan deel. De eerste zitting was geheel gewijd aan de zaken van
Frankrijk. Don Bosco verhaalde hoe zij te Marseille waren ontvangen. Hij
gaf een uitvoerig verslag over de huizen van La Navarre en van Saint-Cyr
en sprak over voorstellen die toegekomen waren uit Fréjus, Aix, Toulon en
Hyères. Over abbé Guiol sprekende zei hij: "Te Marseille heeft abbé Guiol
zich zeer edelmoedig getoond om de salesianen stoffelijk en zedelijk te
steunen en daarom dienen. ook wij edelmoedig te zijn bij het inwilligen
van de vragen die hij ons doet." Bij het voorlezen van twee brieven hem
door Don Bologna geschreven, maakte hij volgende opmerking; "Ik geloof
dat, indien een Fransman naar Turijn zou gekomen zijn en er mirakels zou
gedaan hebben, hij niet de voorstellen zou ontvangen hebben die ons in
Frankrijk werden gedaan en vooral te Marseille, een stad die zo weinig
tegemoetkomend staat voor inmenging van vreemden." Daarna werden de arti-
kels besproken die te Marseille ondertekend waren door abbé Guiol en door
Don Bosco over de zaak van de Maîtrise en werden de voornaamste punten
van de overeenkomst met de Société Beaujour onderzocht. In de loop van de
zitting werden twee commissies benoemd, de ene werd voorgezeten door Don
Rua om te voorzien in de behoeften aan personeel van het huis van Mar-
seille en een tweede commissie om het personeel van Sampierdarena aan te
vullen. Don Bosco en Graaf Cays belasten zich met het afwerken van de
correspondentie vooral met Frankrijk.
Als laatste werd de kwestie van Auteuil, waarover wij uitvoerig
gesproken hebben, in het negentiende hoofdstuk van het vorige boekdeel,
op het tapijt gebracht. Toen ook dat onderwerp uitgeput was werd de ver-
gadering voor gesloten verklaard; want de avond was reeds ver gevorderd.
Zij die hier samengekomen waren hadden hun tijd goed gebruikt.
De ochtend van 7 februari werkten in afzonderlijke lokalen de twee
commissies voor het personeel. In de namiddag kwam men tot de oprichting
van de inspecties, drie in getal: Piëmonte, Ligurië en Amerika met hun
respectief centrum te Turijn, te Alassio en te Buenos Aires. De huizen
gelegen buiten de twee eerste omschrijvingen werden bij een van de eerste
twee centra aangesloten. Tot inspecteurs werden benoemd: voor Piëmonte
Don Francesia, die echter directeur van het college van Varazze zou blij-
ven tot op het einde van het schooljaar, voor Ligurië Don Cerrutti, die
reeds een onderdirecteur, in de persoon van Don Luigi Rocca had gekregen,
voor Amerika Don Bodrato, die dit ambt feitelijk al sinds twee jaar uit-
oefende. Aan dit gedeelte van de zitting namen enkel de leden van het ka-
pittel in de wachtkamer van Don Bosco deel. Daarna begaven Don Bosco en

3.10 Page 30

▲back to top
- XIV/26 -
de leden van het hoofdkapittel zich naar de aanpalende kamer, waar de di-
recteurs reeds vergaderd waren en Don Bosco gaf hun daar kennis van de
oprichting van de inspecties met de benoeming van de inspecteurs. Hij zei
dat hij van de inspecteurs een grote steun verwachtte voor het Hoofdka-
pittel en een grote hulp voor de afzonderlijke directeurs.
We doen er goed aan hier te noteren, zoals Don Barberis dit ver-
meldt, dat Don Bosco deze regeling nog niet als definitief beschouwde,
maar ze enkel wou als een experiment. Men zou ermee beginnen en intussen
zou men zien of er geen ongemakken zouden opduiken die dienden verholpen
te worden. We zullen bovendien opmerken dat er te Alassio niet gesproken
werd over Midden-Italië, waarschijnlijk omdat er weldra geen andere ver-
blijfplaats dan Hagliano Sabino zou overblijven; maar later veranderde
men van mening, zoals we zullen zien uit de officiële mededeling aan de
huizen. Deze mededeling gebeurde vanuit Turijn op een ogenblik dat Don
Bosco zich te Rome bevond. Uit hetzelfde document vernemen we nog een an-
der nieuws, waarvan men echter te Alassio al een vertrouwelijke inlich-
ting ontvangen had. De leden van het hoofdkapittel, wier mandaat zes jaar
duurde, waren bijna aan het einde van die termijn van zes jaar, zodat men
het algemeen kapittel moest samenroepen voor het houden van nieuwe ver-
kiezingen. Maar uit dit samenroepen tijdens het schooljaar zouden ernsti-
ge moeilijkheden voortgevloeid zijn; en daarom had Don Bosco aan Rome een
smeekschrift gestuurd om de verlenging van hun volmachten tot het aan-
staande algemeen kapittel te verkrijgen. Die gunst werd hem toegestaan.
We geven hierna de voornoemde omzendbrief.
"
Aan de directeurs van onze huizen,
"
"
Met grote vertroosting bemerken wij hoe onze nederige
" congregatie met Gods hulp, met de dag aangroeit en zich uit-
" breidt. Daarom, om te beantwoorden aan Gods goedheid mogen we
" niets nalaten van wat tot haar versteviging kan bijdragen.
"
Met dit doel is het hoofdkapittel met verscheidene dírec-
" teurs van onze huizen samengekomen in het college van Alassio op
" 6 februari van dit jaar en werden de inspecties, waarover wij een
" mededeling geven aan alle directeurs van onze huizen, opgericht.
"
I. De inspectie van Piëmonte met zetel in het hoofdhuis
" van Turijn. De inspecteur is Priester Gio. Francesia, die ermee
" zal voortgaan het college van Varazze te leiden. Deze inspectie
" omvat alle huizen van Piëmonte, dat van Este inbegrepen.
"
II. De inspectie van Ligurië met zetel te Alassio. Ze om-
" vat alle huizen van de Riviera van Lucca tot Marseille.
"
III. De inspectie van Rome. Hiertoe behoren de huizen van
" Magliano9 van Albano en van Ariccia. Ze zal onder de leiding
" staan van priester Monateri, die het ambt van inspecteur zal be-
" kleden tot er nieuwe regelingen getroffen worden.
"
IV. De inspectie van Amerika. Voor alle huizen van Zuid-
" Amerika, waaruit deze inspectie samengesteld is, zal priester

4 Pages 31-40

▲back to top

4.1 Page 31

▲back to top
- XIV/27 -
" Franc.Bodrato, pastoor van de parochie van La Bocca te Buenos Aires
" met zijn opdracht voortgaan.
"
Daarom dient iedere directeur te trachten de nodige be-
" trekkingen te onderhouden met zijn eigen inspecteur, waardoor
" hij dus hulp zal krijgen bij zijn eigen morele en materiële lei-
" ding en bij het afhandelen van moeilijkheden die kunnen oprijzen.
"
Ik moet u ook iets anders dat betrekkelijk belangrijk is
" over het Hoofdkapittel, meedelen. Het mandaat van de raadsleden was
" vervallen en we zouden de directeurs moeten bijeenroepen voor
" de verkiezing. Maar om de moeilijkheden en de schade die er voor
" de afzonderlijke huizen zouden voortspruiten door het feit dat
" de directeur in het midden van het schooljaar zou afwezig zijn,
" heb ik een beroep gedaan op de heilige Stoel om de raadsleden in hun
" ambt voor een zekere tijd te behouden. Bij rescript van 14 februari
" heeft de heilige Vader welwillend toegestaan dat de huidige
" raadsleden hun opdracht verder blijven uitvoeren tot september
" 1880. Daar ze in die tijd allen dienen samen te komen voor het
" Algemeen Kapittel, zal de verkiezing van deze raadslieden gemak-
" kelijker gebeuren. Die verkiezing zal aldus in de volgende jaren ge-
" beuren.
"
Ik maak van deze gelegenheid gebruik om U ertoe aan te
" zetten de beslissingen genomen door het Algemeen Kapittel te Lanzo in
" september 1877 te lezen, te verklaren en in praktijk te stellen.
" Zij die zaken zouden kennen die bij deze beslissingen dienen gevoegd te
" worden of waardoor deze beslissingen dienen gewijzigd te worden,
" moeten die noteren en er tijdig mededeling van doen voor het
" aanstaande Kapittel, dat, als het God belieft, naar wij hopen in 1880
" zal gehouden worden.
"
U zult tevens een afschrift ontvangen van de uiteenzetting over
" de toestand van onze Vrome Sociëteit die aan de Heilige Stoel
" werd gedaan. Dit zal dienen als inlichting voor ieder lid, als
" aansporing om God te bedanken die op zo tastbare wijze onze zwakke in-
" spanningen zegent en als een sterke prikkel om met steeds levendiger
" ijver de meerdere eer van God en het heil van de zielen te bevor-
" deren, vooral van die zielen die de goddelijke Barmhartigheid
" ons toevertrouwt voor hun zedelijke en christelijke opvoeding.
"
Ik mag deze brief niet eindigen zonder u een deugd aan te
" bevelen die alle andere deugden omvat, de heilige gehoorzaamheid.
" Houd zelf van deze deugd en zorg dat uw onderhorigen ervan houden,
" dank zij uw deugd, uw voorbeeld en uw raad. Obedientia est quae
" caeteras virtutes inserit, insertasque conservat.
"
De genade van Onze Heer Jezus Christus weze steeds met U.
" Bid voor mij die voor u steeds in Jezus Christus zijn zal
"
" Turijn 10 maart 1879.
uw toegenegen vriend
"
Priester Gio. Bosco.
"
" P.S. De leden van ieder huis zullen mededeling ontvangen van de
"
zaken die hun kunnen aanbelangen.

4.2 Page 32

▲back to top
- XIV/28 -
Het tweede gedeelte van de zitting wijdde Don Bosco aan zijn
geliefkoosd thema en zo ontwikkelde hij volgende gedachten over de
r o e pingen.
"
Het eerste punt dat wij nu moeten behandelen is de manier waarop
" de roepingen kunnen geholpen worden. Hierover zullen wij een hoofdstuk
" klaarmaken voor het nieuwe Algemeen Kapittel. Dicht bij ons hebben we
" de grondslag van de roepingen, namelijk het veelvuldig ontvangen
" van de heilige sacramenten. We staan vast op deze heilige grondslag
" als wij er voor zorgen dat biechten en communies goed gedaan worden.
" Maar dit is nog niet voldoende. Na de grondslag te hebben gelegd
" dient het gebouw te worden opgetrokken, dit wil zeggen dat de direc-
" teurs meermaals gedurende het jaar over de roeping moeten spreken.
" Men moet nooit aan de jongens suggereren: word priester of word geen
" priester. Men moet hen onderrichten dat er twee wegen zijn: de
" enen moeten hun ziel redden door deze roeping, de anderen door
" een andere roeping. Men dient hun aan te bevelen veel tot de Heer te
" bidden om te weten welke weg ze moeten bewandelen, op welke weg Hij voor
" hen zijn genaden heeft uitgestrooid om ze te kunnen verzamelen; ze
" moeten ook bij hun biechtvader te rade gaan.
"
Er bestaan zeer belangrijke middelen om bij de jongens de
" roeping tot de geestelijke staat of ook het verlangen tot de con-
" gregatie te behoren op te wekken en te bewaren:
"
1° de jongens moeten merken dat ze met christelijke naas-
" tenliefde behandeld worden.
"
2° de jongens moeten merken dat de oversten onder elkaar
" wederzijds de naastenliefde beoefenen. Indien ze zien dat de ene
" de andere niet goed behandelt, dat de ene kritiek uitoefent op de andere,
" dat de beschikkingen van deze of gene overste beknibbeld worden,
" dan wordt er geen enkel meer salesiaan.
"
3° Iets anders dat veel helpt is het bevorderen van de kennis van
" van het reglement van de huizen en de beslissingen van het Alge-
" meen Kapittel van Lanzo. Ieder lid dient een afschrift te heb-
" ben van het reglement van de colleges; hij dient het te bestuderen;
" en als hij ondervraagd zou worden over het reglement, vooral in
" verband met zijn ambt, dan zou hij moeten antwoorden zoals dat in
" het boek gedrukt staat. Zelfs wanneer een directeur niets anders
" zou bekomen dan dat ieder het deel dat hem aangewezen is, goed
" volbrengt, dan zou hij reeds veel doen. Daaruit zou orde ontstaan
" en orde belet zoveel kwalen die de roeping doen verliezen. Ik wens
" eveneens dat men aan alle leden een afschrift zou geven van de
" beslissingen van het Algemeen Kapittel, niet alleen om ze te ken-
" nen maar ook om te zien wat er nog dient bijgevoegd te worden. Het
" is goed dat de directeurs, de prefecten en allen die enig ambt
" bekleden er een afschrift, met onbeschreven bladen ertussen ge-
" last, zouden hebben om te noteren welke voorstellen kunnen behandeld of

4.3 Page 33

▲back to top
- XIV/29 -
" gewijzigd worden volgens hun ervaring. Het gaat om de volmaking
" van onze reglementen en dit zoveel en zo vlug men dit kan doen.
" De grondslagen die thans met volledige instemming van allen ge-
" legd worden, zullen duurzaam zijn en de jongens die nu opgroeien
" zullen gemakkelijk onze gedachten en onze tradities overnemen.
" Daarentegen zal men, wanneer de eerste generatie voorbij is, geen
" wijzigingen, hoe noodzakelijk ook, aanvaarden of ten minste met
" veel moeilijkheden. Wij dienen het werk te voltooien. Men ziet wat meest-
" al in andere kloosterorden is voorgevallen die daarna hervormingen no-
" dig hadden. Er ontstonden scheuringen en soms gaven ze ergernis.
"
De Algemene Kapittels die over dertig of vijftig jaar zul-
" len samenkomen, wanneer wij dood zijn, zullen veel van hun belang ver-
" liezen.
"
Laat ons terugkeren tot de roepingen. Iets anders wat dient vast-
" gelegd te worden om ze op de goede weg te brengen en dat door-
" gaans voor het welzijn van onze huizen dienstig is, gaat de
" biechtvaders van de jongens aan. Het is noodzakelijk dat de jongens ge-
" leid worden door biechtvaders die allen dezelfde geest hebben. Het ge-
" beurt vaak dat in onze huizen zeer goede geestelijken komen en hier wat
" blijven, maar die geen geestelijken van onze congregatie zijn en hier
" biechthoren. Misschien zal hij een heilig man zijn maar omdat hij de geest
" van onze congregatie niet kent, zal hij aan de jongens een raad geven die
" in tegenstrijd is met de raad die wij hem zouden geven en dan verliest
" die jongen volstrekt alle vertrouwen in zijn vroegere biechtvader, de
" directeur van het huis. Er zijn weinig zaken die aan de jongens meer
" schade berokkenen dan dit. Bij de retraite te Lanzo kwam iemand Don Bosco
" raadplegen over delicate aangelegenheden; daarna ging hij een an-
" dere biechtvader niet van onze congregatie raadplegen. Deze gaf
" hem een raad die diametraal het tegenovergestelde was van mijn
" raad. Deze raad was het begin van zijn ondergang en op dit ogen-
" blik is hij totaal bedorven. Men neme als beginsel dat in de colle-
" ges niemand biecht mag horen, indien de directeur hem geen opdracht ge-
" geven heeft. De priesters, die niet tot onze congregatie behoren,
" mogen hier nooit geregeld komen en biechthoren, ook al waren ze
" heiligen als Mgr. Belasio en Don Persi. Men zou er altijd nadeel van on-
" dervinden. Men dient ook behoedzaam te werk te gaan wanneer men aan
" onze nieuwe priesters dit ambt toevertrouwt voor onze jongens.
"
Een ander groot kwaad voor de roepingen en voor de goede orde in
" het algemeen wordt bewerkt door hen die proberen een apart centrum te
" zijn te midden van de leerlingen. Men dient erop aan te dringen
" dat in ieder huis allen de directeur als het centrum aanzien.
" Wanneer aan iemand een raad wordt gevraagd, dient hij steeds te
" antwoorden: - "Wat heeft de directeur je gezegd? Vraag het aan de
" directeur. Ga hem om raad vragen, heb volledig vertrouwen in hem en je
" zult zien dat je er tevreden over zult

4.4 Page 34

▲back to top
- XIV/30 -
" zijn. Hij is daar door de Heer geplaatst om je behoeften te ken-
" nen en erin te voorzien, hij ontving een speciale verlichting
" om je voor te stellen wat je moet doen en wat je moet vluchten."
"
Maar wee u, wanneer in een huis twee centra ontstaan! Ze
" zijn als twee kampen, als twee vaandels en wanneer ze niet tegen-
" over elkaar staan, dan zijn ze op zijn minst verdeeld. De gene-
" genheid tegenover het ene is een verlies voor het andere. Al het vertrou-
" wen dat een jongen stelt in wie hem probeert tot zich te trekken
" wordt ontnomen aan hem die het recht zou hebben heel zijn vertrouwen te
" genieten. Koelheid leidt tot onverschilligheid, de mindere achting
" is ook een beginsel van afkeer en een rijk dat verdeeld is zal vernield
" worden. De directeur dient er dus voor te zorgen dat in zijn huis
" de eendracht niet verbroken wordt... Wat dit aangaat dient men
" niets categorisch en volstrekt vast te stellen. Men late het over
" aan de voorzichtigheid van de directeur te beslissen hoe hij in
" de praktijk zal besturen volgens de hiervoor uiteengezette normen;
" in ieder geval moet hij de bevoegdheid hebben te kunnen zeggen:
" - zoals de bisschoppen de bevoegdheid hebben de personen voor het
" biechthoren in de instituten al of niet goed te keuren, zo ook
" heeft onze overste deze bevoegdheid voor zijn onderhorigen. En deze
" bevoegdheid is uitsluitend aan hem voorbehouden. - Wa nneer er zich
" in onze huizen een brave wereldlijke geestelijke bevindt, dan
" dient men alle gemakkelijkheid te geven aan de externen om bij
" hem te biechten te gaan. Voor de internen is de directeur alleen er-
" mee gelast biecht te horen, maar op de zondagen moet men het de biechte-
" lingen hiervoor gemakkelijker maken.
"
Hoe dient men het te regelen wat de veelvuldige communie
" aangaat? Men mag toestaan dat men vaak te communie zou gaan maar
" enkele punten dienen te worden vastgesteld:
"
1. Dat de jongens eens per week zouden te biechten gaan.
" Als het meer nodig is om te kunnen te communie te gaan, dan zou
" ik menen dat het beter is zich niet te communiceren. Dat als al-
" gemene regel waarop uitzonderingen kunnen toegestaan worden voor
" sommige personen en vooral in sommige omstandigheden.
"
2. Aan de biechtelingen de toelating geven te communie te
" gaan telkens als zij erom vragen en niets op hun geweten hebben waarover
" ze spijt hebben. En wanneer het alleen over kleine zaken gaat?
" Men dient te noteren dat hij die elke week te biecht gaat en in
" de loop van de week steeds in dezelfde kleine fouten valt, geen al te
" beste gedachte geeft over zichzelf.
Nadat hij over dit thema gezegd had wat hij wou zeggen, gaf hij
twee aanbevelingen in verband met de toelating om vreemdelingen met de
leden samen te laten wonen. In onze huizen mogen we noch de vakleraren,
noch andere personen, die met hun vak enige invloed kunnen uitoefenen,
behouden, als ze niet het inzicht hebben deel uit te maken van onze sociëteit

4.5 Page 35

▲back to top
- XIV/31 -
ciëteit. Men mag niet eens de vakleraren, die door ons betaald worden,
toelaten in ons huis te wonen; maar wanneer de noodzakelijkheid zich
voordoet aan iemand een loon uit te betalen dan late men hem nooit in-
wonen. Hij moet dan als extern worden behandeld en buiten ons huis wonen.
Ten slotte werd overgegaan tot de aanvaarding van verscheidene no-
vicen tot de eeuwige geloften. Toen sommigen vroegen de geloften voor
drie jaar te mogen doen, herhaalde Don Bosco wat hij reeds meermaals
gezegd had, namelijk dat de geloften voor drie jaar teveel bekoringen
aan de jongens gaven. Velen onder hen zouden niet weerstaan aan de ver-
lokkingen van de wereld wegens deze toestand, die naar hun mening, pre-
cair is en waaruit ze zich gemakkelijk kunnen vrijmaken. Met het afleg-
gen van de eeuwige geloften daarentegen zijn allen doorgaans rustiger
en denken ze niet meer aan hun eigen toekomst die als vastgesteld aange-
zien wordt." De geloften voor drie jaar - ging hij tekstueel verder, wer-
den ingevoerd toen ik nog een andere gedachte over de congregatie had.
Het lag in mijn bedoeling iets heel anders tot stand te brengen dan wat
het nu is, maar men heeft ons genoodzaakt het aldus te doen en dan moet
het ook maar zo zijn. Zoals de zaken nu staan, vloeien er gevaren voort
uit het afleggen van de geloften voor drie jaar. Het is beter alleen tot
het afleggen van de eeuwige geloften toe te laten diegenen die, naast ons
oordeel aan de vereiste voorwaarden beantwoorden en de anderen uit te
sluiten." Aldus eindigde deze zitting op een gevorderd uur. Over de kwes-
tie van de geloften voor drie jaar had Don Bosco dezelfde gedachten geuit
als op de avond van 18 oktober 1878 toen hij met Don Barberis en Don Gui-
dazio aan het praten was op het balkon. Toen hij gezegd had dat hij voor
de driejaarlijkse geloften niet de minste sympathie voelde, had hij eraan
toe gevoegd: "Ik had de geloften voor drie jaar voorzien, omdat ik bij
het begin gedacht had een congregatie te stichten die de bisschoppen ter
hulp zou komen, maar nu dit niet mogelijk was en ze mij dwongen het an-
ders te doen, werden de geloften voor drie jaar meer een hindernis dan
een voordeel."
Deze herhaalde bevestiging vergt een opheldering. De congregatie
was niet ineens in haar definitieve vorm aan het brein van Don Bosco ont-
sproten. De gedachte om eenmaal medewerkers met zich te verbinden kwam
reeds vroeg in zijn geest op. De geheimzinnige dromen gaven hem daartoe
de ingeving en hielden de gedachte levendig. Ze vertoonde zich echter
onder onduidelijke aspecten, die dan langzamerhand door de omstandigheden
verduidelijkt en nader omschreven werden. In 1855 begon hij zich met op-
zet de nodige kennissen eigen te maken om een regel samen te stellen. In
1857, ruw geschetst, bood hij ze dat jaar aan acht vrijwilligers aan om
ze in te studeren en na te gaan of ze zich in staat achten ze in praktijk
te stellen. Welnu, in deze oorspronkelijke regel waren er twee zaken die
later merkelijke wijzigingen ondergingen. Eén daarvan had juist betrek-
king op de geloften. "De geloften" werd erin gezegd - "zullen tweemaal
telkens voor dr ie jaar hernieuwd worden. Na zes jaar staat het iedereen

4.6 Page 36

▲back to top
- XIV/32 -
vrij hiermee voort te gaan van drie tot drie jaar ofwel de eeuwige geloften
af te leggen, namelijk zich voor het hele leven tot het naleven van de
geloften te verbinden." Dit is een manier van zeggen die de gelofte
voor drie jaar niet aanziet als een gelofte ondergeschikt aan de eeuwige
geloften, namelijk als een voorbereidend stadium op de eeuwige geloften,
maar als een zaak op zich zelf en een eenvoudig middel om ad tempus de
wil te binden van de personen, die, intussen, Don Bosco zouden helpen in
het werk van de Oratorio's en van de geestelijke roepingen. Hier was op
de eerste plaats gedacht aan de hulp die aan de bisschoppen zou ver-
leend worden. Met het hierboven aangehaalde artikel wordt volgend arti-
kel verbonden en verklaard: "De geloften verbinden de persoon zolang hij
in de congregatie zal verblijven. Zij die wegens een redelijk motief of
na een voorzichtige beoordeling van de oversten uit de congregatie
treden, kunnen van hun geloften ontslagen worden door de Algemeen Overste
van het hoofdhuis." Een andere opmerkelijke zaak is deze waar over de
betrekkingen met de bisschoppen gehandeld wordt." Indien het zou gebeuren
- leest men daar - dat het noodzakelijk werd een nieuw huis op te rich-
ten, zal de Algemeen Overste zich vooraf beraden, wat het geestelijke en
het tijdelijke betreft, met de bisschop van het diocees waar men het
inzicht heeft het te openen volgens de regels van bestuur van een huis
die we hierna zullen zien." In de nieuwe huizen was het genoeg dat er
twee leden zouden zijn, van wie ten minste één priester. Tot hiertoe
dacht men dus alleen aan een waarschijnlijke uitbreiding van de Orato--
rio's buiten het aartsbisdom Turijn. Allen zouden van Don Bosco afhanke-
lijk zijn en als hulp voor de ordinarius van het bisdom worden opgevat.
Slechts na de audiëntie bij de Paus op 9 maart 1858 begon het werk voor
de oprichting modis et formis van de congregatie van de salesianen, maar
het gebruik van het afleggen van de driejaarlijkse geloften bleef nog
langer dan tien jaar bestaan en werd toen enkel een uitzondering voor
speciale gevallen tot het ontstaan van het nieuwe Wetboek van kerkelijk
recht.
De ochtend van 8 februari werd volledig besteed aan het onderzoek
van de omstandigheden waarin Saint-Cyr zich bevond en werd er voorzien
wat kon gedaan worden voor dit weeshuis. Het is niet nodig nog iets toe
te voegen aan wat wij reeds gezegd hebben in het vorig boekdeel. We zul-
len enkel de woorden aanhalen waarmee Don Bosco een einde stelde aan de
bespreking: "Laten wij gerust zijn, zei hij, want dit is werkelijk een
wijngaard door de goddelijke Voorzienigheid geopend. Uit deze instellin-
gen zal een groot goed voor de zielen spruiten. Er bestaat hoop dat
hier roepingen tot de geestelijke staat zullen ontstaan, want onder deze
jongens zijn er die gewend zijn aan een godsdienstig leven en er geschikt
voor zijn. Verscheidenen hebben er met mij over gesproken dat ze salesi-
aan wilden worden. Onder hen zullen ook late roepingen zijn. Er zullen er
ook zijn die als coadjuteurs in de congregatie zullen blijven. Op dit
ogenblik zijn er in Frankrijk bijna geen congregaties meer die zich met
de volksklasse bezighouden. Zij, die er nog zijn, doen niets om ver-
schillende oorzaken ofwel houden ze zich bezig met de opvoeding van de
kinderen van de hogere klassen. Niemand voelt iets voor het systeem van
opvoeding waaraan wij ons gewijd hebben. Allen houden van onze geest en van de

4.7 Page 37

▲back to top
- XIV/33 -
van de klasse van jongens, aan wie wij onze zorgen verstrekken. Juist
om deze reden ontmoeten wij overal zoveel sympathie en daarom, zullen
wij, zoals ik dat hoop, nooit lastig gevallen worden." Met deze woorden
omvatte hij al het werk daar in Frankrijk, namelijk, niet enkel Saint-
Cyr, maar ook nog La Navarre.
De namiddagconferentie verliep niet zoals de andere keren.
Vooreerst werd gehandeld over een rondreis die Don Durando en Don
Cagliero dienden te ondernemen met het doel een bezoek te brengen
aan de bijzonderste huizen onder de velen die aan Don Bosco werden
aangeboden. Men had deze reis al verschillende maanden vroeger moeten
doen, indien de omstandigheden niet genoodzaakt hadden ze uit te stel-
len. De reisroute werd dan vastgesteld. Men zou tot Napels gaan, van
Napels oversteken naar Catania, Randazzo bezoeken en verder gaan tot
Palermo. Van daaruit terug over zee naar Napels en langs Brindisi rei-
zen, waar de bisschop hen met groot verlangen verwachtte. Vanuit Brin-
disi zou men per spoor langs de kust van de Adriatische Zee tot Vene-
tië gaan en dan via Milaan terug naar Valdocco. Hun voornaamste op-
dracht bestond erin overeenkomsten af te sluiten voor Randazzo, Brindisi
en Cremona. Te Randazzo dienden ze de overeenkomst, die reeds opgemaakt
was met het gemeentebestuur van Varazze te doen aanvaarden. In de andere
plaatsen waar men salesianen wou hebben zouden ze beloven er te sturen,
voor zover er voldoende personeel was. Bovendien zou Don Cagliero ter
plaatse een beslissing moeten nemen aangaande een instituut voor meisjes
dat de Hertogin Di Carcaci wou toevertrouwen aan de Dochters van Maria,
Hulp der Christenen te Catania. Don Bosco eindigde met te zeggen:
"Gaat nu, maar daar tempus urget, tracht goed te slapen 's nachts,
om 's anderendaags vroeg in de weer te zijn en vele zaken af te hande-
len. Overal waar jullie gaan en waar een bisschop is of een andere
aanzienlijke gezagsdrager, moeten jullie hem bezoeken en hem zeggen:
"We zijn hier om U vanwege onze overste eerbiedig te groeten."
De verwijzing naar de zusters vestigde de aandacht van de aanwe-
zigen op een pijnlijke toestand. Hun aantal vermeerderde aanzienlijk
van jaar tot jaar, maar er waren er teveel die ziek werden en stierven.
Welke doeltreffende middelen zou men aanwenden om de hygiënische toestan-
den in hun communiteiten te verbeteren? Er werd in het lang en breed
over gesproken en men liet aan Don Cagliero de zorg over van een nauwge-
zetter onderzoek. Intussen begon hij, die hun leven beter kende, enkele
algemene maatregelen te suggereren die gemakkelijker verwezenlijkt kon-
den worden: veel beweging, open lucht, de zusters die voor de keuken in-
stonden dikwijls vervangen. Bij ieder huis diende een speelplaats of een
tuin te zijn, waar ze, zonder opgemerkt te worden door mensen van buiten
het huis, konden spelen, roepen, springen, zich vermaken. Men diende hun
geweten te bevrijden van beklemmende angsten, want naar zijn mening wer-
den er velen ziek door inwendige oorzaken als verdriet, scrupules, vrees
en dergelijke meer. Daarna nodigde Don Bosco ze uit de Heer te bedanken
en verklaarde hij de conferenties voor gesloten.

4.8 Page 38

▲back to top
- XIV/34 -
De leden van het Kapittel en de directeurs die daar samen geko-
men waren en die drie dagen met Don Bosco doorgebracht hadden,waarbij
ze, zoals ze dat bij iedere gelegenheid plachten te doen, zijn le-
vensgang nagingen, deelden aan elkaar hun indrukken mee. Don Barbe-
ris werd voor ons de tolk van alles wat door hen over dit onderwerp
gezegd werd. Ze werden vooral getroffen door zijn heldhaftige offer-
geest. Wie hem niet kende en zich alleen naar zijn uiterlijke zou
gekeken hebben, kon in de verste verte niet veronderstellen hoe hij
leed. Met veel dingen was hij bezig; van alle kanten werd hij lastig
gevallen, en nooit stelde men bij hem een bruusk gebaar vast of een
ogenblik van zenuwachtigheid. Integendeel, hij ging steeds vriendelijk met
iedereen om en een speciale verdraagzaamheid van de zwakheden van anderen
scheen bij hem een tweede natuur te zijn. Hij begreep de waarde van de
gezondheid en ontzegde zich zelf niet wat bijdroeg om ze te behouden;
maar men was toch zeer gesticht toen men zag met wat een gerust gemoed hij
de guurheden van het seizoen en andere onvermijdelijke ongemakken ver-
droeg. Sommige dagen was het koud. - Wel, riep hij uit, ieder jaar
moet de koude terugkomen. Tracht er je goed tegen te beschermen opdat
je gezondheid er niet zou onder lijden. In het warme seizoen hadden
ze hem horen zeggen, op zekere zwoele dagen: -"Goed, goed! Dit was
nodig, de akkers hebben warmte nodig." - En hij verheerlijkte de voor-
delen die de zomer aan de natuur geeft. - "Was hij moe?" - Ja, zei
hij glimlachend, ik heb me wat moe gemaakt. Als ik nu wat vrije tijd
heb, zal ik wel op de ene of de andere dag wat uitrusten! Niettemin
herhaalde hij aan de zijnen dat ze zich niet te zeer mochten vermoei-
en. Hij had nog steeds pijn aan zijn ogen en uit zijn rechteroog zag
hij bijna niet meer. Het is juist, merkte hij op. Met een oog zie ik
minder dan met twee. Toch hoop ik dat de Heer mij dit ene oog zal be-
waren, want anders zou ik niet meer kunnen werken. De Heer zal op de
een of de andere manier de zaken wel kunnen schikken." - Op samenkom-
sten waar voorstellen besproken werden, die hij reeds van alle kan-
ten bestudeerd had, moet het hem wel veel geduld gekost hebben te
blijven luisteren naar geïmproviseerde opmerkingen, oppervlakkige op-
werpingen, een verzet dat helemaal niet redelijk was. Wat moet het hem
hard gevallen zijn in zijn geest een duidelijk omschreven plan te heb-
ben, in te zien dat er zeker mogelijkheid bestond het uit te voeren,
maar wegens gegronde redenen het maar half te kunnen voorleggen en ar-
gumenten te moeten aanhoren die moesten bewijzen dat het luchtkastelen
waren en dat het niet uitvoerbaar was! Maar in dergelijke gevallen
bestond zijn methode erin met eenvoud uit te leggen hoe hij de zaken
zag. Zonder verdere besprekingen liet hij dan rustig alles over aan
de zin van de anderen, ook indien dit tegen zijn verlangen inging.
Daarna echter liet hij er tijd over heen gaan en leidde hij de
touwtjes op zo een manier dat men moest bekennen dat het onmogelijke
mogelijk was geworden. Dit alles echter zonder in het minst van zij-
nentwege een blijk van triomf te geven.
Omdat hij ditmaal te Alassio zo zeer door bezigheden in beslag
werd gehouden, kon hij zich bijna niet onderhouden met de leerlingen
van het college, tenzij gedurende de biecht in de communiteitsmis. Toen hij

4.9 Page 39

▲back to top
- XIV/35 -
na acht uur uit de kerk kwam, had hij wel twintig minuten nodig om over
de speelplaats te gaan omdat de jongens aanstonds rond hem samenliepen.
Hij wist ze steeds op te vrolijken met een grap of door een goed woord.
Voor alle gevallen had hij zijn vragen of zijn antwoorden klaar. Met de
leraren en assistenten deed hij hetzelfde.
Verscheidene gezaghebbende personen kwamen bij hem om hem colleges
en huizen aan te bieden. Zijn gedragingen, zijn vreedzaamheid en joviali-
teit, zijn diepe inzichten, zijn schrandere suggesties, zijn minzame ma-
nier om iemand te behandelen en zijn genegen glimlach brachten hen in
vervoering. Een afvaardiging van het stadsbestuur van Porto Maurizio kwam
hem verzoeken de directie op zich te nemen van de stadsscholen en daar een col-
lege op te richten dat op kosten van de stad zou gebouwd worden. Hoewel
deze heren ontgoocheld weggingen achtten ze zich toch gelukkig omdat ze
met Don Bosco een gesprek hadden gevoerd. Te Alassio sprak Don Bosco
tweemaal in het openbaar, de eerste keer tot de jongens en de tweede
keer tot de medewerkers. Voor de jongens hield hij het avondwoordje na de
avondgebeden van zaterdag 8 februari. Hij wendde zich vooral tot de
leerlingen van het hoger gymnasium en van het lyceum. Hij beval hun
de vreugde aan. Ze dienden blij te zijn en daarom moesten ze zorgen
in vrede te leven met God. Ze dienden de zielen van het vagevuur te
doen deelnemen in hun blijdschap en daarom moesten ze 's anderendaags,
nu het een feestdag was, de heilige communie voor hen opdragen. Ze
dienden hun eigen blijdschap duurzaam te maken; hij raadde hen aan bij de
communie aan hun roeping te denken, want dit was de manier om heel
hun leven blij te kunnen zijn. Ten slotte verlangde hij dat zij niet al-
leen geestelijk blij zouden zijn maar ook lichamelijk, daarom had hij met
de directeur afgesproken dat zij aan tafel iets zouden krijgen waarover
ze tevreden zouden zijn. Hij besloot: "Terwijl jullie nu zo opgeruimd
en braaf zijn, zullen jullie je een eeuwige blijdschap voorbereiden,
die ik jullie uit ganser harte toewens en waarvoor ik tot de Heer bid
dat Hij ze jullie zou schenken."
Hij vond zelfs de tijd om een conferentie te houden voor de sa-
lesiaanse medewerkers van die plaats. Ze vulden de middenbeuk van de
ruime kerk. Het was niet de eerste conferentie van dien aard die men te
Alassio hoorde. Inderdaad, het jaar voordien was er een gehouden gewor-
den door Mgr. Alimonda, bisschop van Albenga en medewerker van het eer-
ste uur. Hij hield veel van het college en van zijn directeur met wie
hij graag lange gesprekken voerde. Hij had veel achting voor de congre-
gatie en zag in Don Bosco de man van de Voorzienigheid. Geruime tijd
vóór hij bisschop was, had hij voor hem een oprechte genegenheid. Bij
het jongste feest van de H. Franciscus, dat in het college op 2 februari
werd gevierd, was hij erheen gegaan met de hoop dat Don Bosco toen reeds
zou teruggekeerd zijn uit Frankrijk. Hij had er de lofrede van de heili-
ge patroon uitgesproken en vele mooie woorden gezegd ter ere van Don Bos-
co. Over de H. Franciscus van Sales, die in 1877 tot doctor van de
kerk was uitgeroepen, had hij zich ook zeer lovend uitgelaten voor zijn semina-

4.10 Page 40

▲back to top
- XIV/36 -
risten op 29 januari. Bij die gelegenheid had hij volgende hoogdravende
uitdrukkingen gebruikt: "En wat moet ik van U zeggen, mijn beste vriend,
eerbiedwaardige vader van de clerus, Giovanni Bosco! Toen jij nog een
knaapje was heeft de H. Franciscus van Sales zich aan jou geopenbaard.
Van hem ontving je de minzame kennis, de aantrekkelijke heiligheid,
heel die uitrusting van zoete christelijke deugden, die je zoveel eer
schenken. Van hem ontving je het concept en de geest van je verdienste-
lijke congregatie van de salesianen. Ik zag ze ontluiken en zich voor-
bereiden, de nieuwe congregatie, als een plant uit het paradijs op aarde
overgeplaatst. In alles gelijk aan de groei en de uitbreiding van de
mooie kloosters van de Visitatie. De H. Franciscus van Sales herleeft en
vermenigvuldigt zich in jou en door jou herleeft hij en vermenigvul-
digt hij zich in de burgerlijke maatschappij. Deze lofbetuiging ben ik
je verschuldigd om uiting te geven aan mijn dankbaarheid. Immers door het
schrandere werk van je zonen wordt mijn zeer geliefde diocees geholpen en
verblijd. Maar waardevoller lofuitingen en waardiger bedankingen worden
jou gedaan door de katholieke kerk die in Europa en Amerika, dank zij het
apostolaat van de salesianen, een aangroei krijgt van ontelbare kinderen
opgevoed in de deugd, van bekeerde barbaren en van vurige christenen.(1)
Zodra hij vernomen had dat Don Bosco aangekomen was liet hij vra-
gen wanneer en hoe het voor hem mogelijk zou zijn zich met hem vertrou-
welijk te kunnen onderhouden. Don Bosco dacht eraan hem voor te zijn
door zich naar Albenga te begeven, maar de bisschop was vlugger dan hij,
kwam naar Alassio en had een lang onderhoud met Don Bosco. Toen de pre-
laat vertrok werd hij tot aan het station uitgeleide gedaan door Don
Bosco en alle salesianen.
Eer de leden van het Kapittel en de directeurs vertrokken, deed
Don Bosco alle medebroeders van het huis voor een conferentie samenkomen,
maar omdat hij zich te moe voelde, gaf hij aan Don Rua opdracht in zijn
plaats te spreken. Toch zat hij de vergadering voor omgeven van de hoge
oversten. Het was de eerste keer dat hij op een bijeenkomst van dien aard
het woord aan anderen overliet.
Toen Don Rua vertrok naar Turijn, gaf hij hem twee brieven en een
biljet mee om ze verder te sturen. De brieven gingen naar zijn grote
vriend Don Vallauri en naar diens zieke zuster.
"
Beste Heer D. Pietro,
"
"
Ik voeg hier een brief bij voor uw zuster Teresa. Indien
" u merkt dat zij ze niet meer kan lezen, wil hem dan voorlezen en
(1) Kard. G. Alimonda, Il mio Episcopato. Boekdeel II, blz. 444. Turijn, Salesiaanse Drukkerij, 1886.

5 Pages 41-50

▲back to top

5.1 Page 41

▲back to top
- XIV/37 -
" geef haar de verzekering dat wij voor haar in gemeenschap en privé
" bidden. Zorg, Don Pietro, voor uw eigen gezondheid. Ik zal steeds
" tot God voor u bidden. Ik ben op weg naar Rome op aanvraag van de
" heilige Vader. Indien ik van daaruit iets voor u kan doen, ben ik
" steeds tot uw dienst. Bid voor mij en voor onze arme jongens (40.000) en
" geloof me steeds te zijn
"
" Alassio, 9 februari 1879.
uw toegenegen vriend
"
Priester Gio. Bosco.
"
Geachte Mevrouw Teresa Vallauri,
"
"
D. Rua bracht me nieuws over u en het spijt me zeer dat de
" kwalen uw lijden verergerd hebben. God weet hoe wij voor uw gene-
" zing gebeden hebben. Wij werden niet verhoord maar we zullen er-
" mee voortgaan. Wij zijn er echter zeker van dat onze gebeden goed
" zullen zijn voor het welzijn van uw ziel. Stel vertrouwen in Jezus
" en Maria, Hulp der Christenen.
" U zijt voor ons zeer liefdadig geweest en zolang de salesi-
" aanse congregatie bestaat zal er 's ochtends en 's avonds voor
" u gebeden worden.
"
Moge God u zegenen, u met zijn genade troosten en bid voor
" mij die steeds voor u in Jezus Christus zijn zal
"
" Alassio, 9 februari 1879.
uw verplichte dienaar,
"
Priester Gio. Bosco.
"
" P.S. Zodra ik te Rome toekom, zal ik voor U een speciale zegen aan
"
de heilige Vader vragen.
Het biljet was bestemd voor de clericus Eugenio Armelonghi, leraar
aan het college van Borgo San Martino. Op een van zijn visitekaartjes had
Don Bosco volgende regels gekrabbeld: "Armelonghi fili mi, praecepta
mea servabis. Praecepta mea sunt nostrae constitutiones. Gratulor tibi
eo quod valeas et adolescentuli tui in scientia et pietate concrescant.
Deus te benedicat. Ora pro me. Amicus tuus. Sac. Giovanni Bosco.
Alassio, 9 februari 1879."(1)
Van Alassio ging Don Bosco via Varazze naar Sampierdarena, waar hij tot
19 februari bleef. Vanuit Alassio had hij aan de heer Rostand voor de Siciété
(1) "Mijn beste zoon, indien je mij bemint, dan zal je de zaken doen die ik je beveel. Wat
ik je beveel zijn onze constituties. Ik verheug er mij over dat het je goed gaat en dat
je jongens opgroeien in kennis en vroomheid. Moge God je zegenen. Bid voor mij."

5.2 Page 42

▲back to top
- XIV/38 -
Beaujour een verslag gestuurd over zijn bezoek aan La Navarre en aan
Saint-Cyr, waarbij hij hem goed had ingelicht over de toestand van het
personeel en over de waarde van de landerijen. Zijn inlichtingen werden
door de voorzitter meegedeeld aan de Raad van Beheer van de Maatschap-
pij en bleken zeer opportuun te zijn voor het verzekeren van een
goede uitslag van de inschrijving ten voordele van de Maatschappij om de
nieuwe werken te beginnen. Intussen zorgden de leden ervoor de wettelijke
formaliteiten in verband met ieders inbreng nauwgezet te vervullen, zodat
alle akten volledig in regel konden opgesteld worden. In antwoord hierop
stuurde de voorzitter naar Sampierdarena een lange en hartelijke brief,
waarin hij Don Bosco begroette als de gezondene van de Voorzienigheid.
Hij drukte de wens uit dat het werk van Marseille de ontwikkeling zou
nemen, waartoe het in staat was dank zij de driedubbele oprichting van
een salesiaans noviciaat, van middelbare scholen voor de opleiding van
geestelijke roepingen en van vakscholen. De leden van de Société
Beaujour waren bereid door hun geestdrift hem in zijn ijver te steu-
n e n en hem te helpen bij het zoeken van de middelen.
Don Bosco, die toen juist aan pastoor Guiol moest schrijven, be-
tuigde hem het genoegen dat hij gemaakt had bij het lezen van deze blad-
zijden die overvloeiden van dergelijke edele gevoelens. "In deze ogen-
blikken" - schreef onder zijn ingeving en in zijn naam Don Rua - "on t-
v a n g ik een wonderbare brief van de Heer Rostand, die ik bewaren zal
als een waardevolle gedachtenis aan een man die een voorbeeld is van
liefdadigheid, vroomheid en wijsheid. Ik hoop hem vanuit Rome te kunnen
antwoorden. Indien u hem echter ziet, zeg hem dan dat zijn plannen de-
zelfde zijn als deze die in mijn hoofd zaten en nog zitten. Te Beaujour
een noviciaat, een wezenhuis, scholen om roepingen aan te kweken, dat
zijn de zaken die we met Gods hulp hopen te verwezenlijken. De tijden,
de plaatsen, de personen raden ons aan om met de grootste omzichtigheid
maar ook met de grootste vastberadenheid te werk te gaan.(1)
Tijdens zijn verblijf te Sampierdarena had een zegen van hem een
verrassend effect. Mevrouw Anna Chiesa had een dochter, Pia, die door
hardnekkige hoofdpijn gekweld werd. Toen ze vernomen had dat Don Bosco
in het tehuis van Sint-Vincentius was, bracht ze haar dochter bij hem
om haar te zegenen, maar omdat Don Bosco werd beziggehouden met audiën-
ties, kon ze niet tot bij hem geraken. Ze verloor geen moed en wachtte
zeer geduldig vier of vijf uren. Meermaals kwam Don Bosco uit zijn ka-
mer zonder haar te bekijken. Toen hij eindelijk eens in haar nabijheid
kwam vroeg hij haar: - "En wat verlangt u, Mevrouw?" - De brave moeder
l e gd e h em toen in enkele woorden de toestand van haar dochter uit. "Oh!
dat is niet erg, antwoordde Don Bosco terwijl hij zijn hand lichtjes op het hoofd
(1) Sampierdarena, 16 februari 1879. De brief wordt opgesteld door Don Rua en ondertekend door Don
Bosco.

5.3 Page 43

▲back to top
- XIV/39 -
van de zieke legde. De kwaal verdween aanstonds en kwam haar nooit meer
kwellen...
De gedachtenis aan dit feit was later de oorsprong van een an-
der feit dat ook buitengewoon was. Het gebeurde na de dood van Don
Bosco. Mevr. Casanova, die aan de voet leed, had de kwaal zo verwaar-
loosd dat de artsen geen andere uitweg meer zagen dan de afzetting van
het been. De arme vrouw, verslagen bij dit nieuws, had geen rust
meer. Mevrouw Chiesa, haar vriendin dacht aan de plotse en volkomen ge-
nezing van haar dochter, gaf haar de raad zich aan Don Bosco aan te
bevelen en overhandigde haar een van de relikwieën ex linteaminibus
waarnaar zoveel vraag was na de dood van Don Bosco. Ze nam met dank-
baarheid die raad aan, bad tot Don Bosco en legde de relikwie op haar
been. Toen de dag voor de operatie gekomen was, maakten de artsen hun
instrumenten klaar, namen de zwachtels van het been maar zagen allen tot
hun verstomming dat hier een begin van genezing overduidelijk was, die tot
volkomen genezing uitgroeide.
Bij het vertrek van Don Bosco uit Sampierdarena was er overeenge-
komen dat graaf Cays aanwezig zou zijn om hem naar Rome te vergezellen en
daar samen met Don Berto de dienst van secretaris te verrichten. De edele
graaf, thans een nederig salesiaan, had verklaard dat hij ertoe bereid
was met Don Berto eenzelfde kamer te betrekken en zelfs, als er niets
beters kon gevonden worden, te slapen op een bed uit stoelen samengesteld,
alleen om het geluk te hebben een reis met Don Bosco te doen. Deze had
hem dus vanuit Alassio naar Turijn gezonden om er enkele zaken in orde te
brengen en dan na zeven dagen bij hem te Sampierdarena terug te komen.
Don Cays kwam naar het Oratorio, maakte zijn voorbereidsels toen er een
telegram kwam van Don Bosco om hem mee te delen dat hij te Turijn moest
blijven en dat Don Bonetti in zijn plaats zou vertrekken. De graaf pakte
rustig zijn valies weer uit en aan allen die hij ontmoette, herhaalde
h i j: " I k g a n i e t m e e r n a a r R o m e . D o n B o s c o h e e f t m e l a t e n z e g g e n dat
ik hier zou blijven."
Don Bosco nam de trein, samen met zijn trouwe secretaris te Sam-
pierdarena en stapte af te La Spezia waar hij twee dagen verbleef die hij
doorbracht deels met te schrijven en deels met bezoeken af te leggen. Hij
bracht de nacht door bij ridder Bruschi, die later salesiaans priester is
geworden. Daar hij een huiskapel bezat, celebreerde Don Bosco er de hei-
lige Mis. Een neef van de ridder was burgemeester van de stad. Hij woonde
in hetzelfde hu is als hij. De "priestertjes" waren hem een doorn in h et
oog en bij sommige gelegenheden had hij tegen hen gewerkt als een uitge-
sproken vijand. Don Bosco bracht hem een bezoek. Hij trof hem te bed aan
omdat hij wat ongesteld was en praatte wat met hem. Van dat ogenblik af
was de burgemeester heel anders dan vroeger. Hij bekende zelf aan zijn
vrienden dat Don Bosco hem heel anders voorgekomen was dan dat hij ver-
wachtte en hield niet op vol lof over hem te spreken.
Don Bosco wou dat op het diner in het instituut de heer pastoor, de kape-
laan, sommige kanunniken en enkele gewone priesters, ridder Bruschi en nog ande-

5.4 Page 44

▲back to top
- XIV/40 -
ren aanwezig waren. De arme Don Rocca werd hierdoor echt tot wanhoop
gedreven, want hij had slechts een kok bij wijze van spreken en hij had
geen behoorlijke kamer waar men een tafel kon dekken. Maar de eer en het
genoegen samen met Don Bosco aan tafel te zitten maakten ze allen zo
opgeruimd en tevreden alsof ze bij de koning aan tafel zouden gezeten
hebben, schrijft ons Don Rocca zelf.
Na een bezoek aan de scholen en na een conferentie voor de mede-
broeders, ging Don Bosco op de ochtend van 22 februari naar Sarzana om
er zijn eerbiedige opwachting te maken bij de bisschop, die hem bij
zich hield tot ’s middags. 's Avonds reisde hij verder naar Lucca.(1)
En zie, te Pisa kwamen reeds de directeur en enkele heren uit Lucca ge-
jaagd aan om hem welkom te heten. Aan het station te Lucca, wacht-
ten, niettegenstaande de regen, de jongens op hem. Ze gaven hem een
ovatie, iets wat in die tijd niet zoveel voor een priester gebeurde.
Drie keren rijtuigen brachten Don Bosco en zijn gevolg naar de stad. Na
een kort oponthoud aan het huis Burlamacchi trok men rechtstreeks
naar het Oratorio van het heilig Kruis. Daar kwamen verscheidene nota-
bele burgers Don Bosco vormelijk begroeten. Maar gezien het late uur,
t r o k k e n z e z i c h t e r u g e n " l i e t e n o n s alleen" - schrijft Don Marenco - "in
een zoet gesprek met onze Vader."
's Anderdaags, een zondag, was de kerk van het Oratorio nokvol om
hem te zien en zijn mis bij te wonen. Zijn verblijf te Lucca werd geken-
merkt door vele aanvragen om zieken te komen zegenen. De eerste kwam,
toen het middaguur sloeg. Markiezin Burlamecchi kwam hem verzoeken zijn
zegen te willen geven aan de oude markies. Hij was achtentachtig jaar,
bracht geen woord uit, gloeide van de koorts en werd gekweld door een
voortdurende slapeloosheid. Don Bosco gaf hem zijn zegen en wat helemaal
niet verwacht werd gebeurde: de oude man kon slapen en voelde zich
beter en stond 's maandags op. In de namiddag werd hij om dezelfde reden
aan het bed van andere zieken geroepen; 's avonds gaf hij aan allen
de zegen met het Allerheiligste. Hoewel het avond en slecht weer was,
wachtten de jongens hem op om zijn hand te kussen en, zoals de directeur
dit uitdrukt "om een woord te horen van onze goede en wonderbare Vader."
's Anderdaags liet ook Markies Massoni hem roepen om door hem ge-
zegend te worden. Don Bosco trof hem aan, door een verlamming op zijn
bed gekluisterd. Sinds zes jaar lag hij in die toestand. Hij kon toen
geen vinger meer verroeren en de kwaal was zelfs al zover gevorderd dat
men ieder ogenblik het hoofd van de arme zieke diende op te richten, op-
dat het niet zou neervallen op zijn borst met het gevolg dat hij kon
vallen. Zij moesten hem eten geven en zijn neus reinigen, zoals men dit
bij kinderen doet. Zijn vrouw, zijn dochter en een zoon weenden hard. -
"Genees die arme ongelukkige toch"! - smeekte al snikkend de dame. Ze knielde
(1) Van nu af tot zijn terugkeer uit Rome zullen we het laconieke dagboek van Don Berto
volgen. Voor Lucca hebben we een verslag van Don Marenco aan Don Rua.

5.5 Page 45

▲back to top
- XIV/41 -
voor hem neer en herhaalde: - "Oh! Don Bosco! maak hem opnieuw gezond!" -
Don Bosco ging zitten en begon te spreken, maar zijn woorden waren erop
gericht geduld en berusting in te prenten zonder ook maar een greintje
hoop te geven. Toen hun hart wat rustiger geworden was, zegende hij de
markies en beval hem het kruisteken te maken. Wat een wonder! Hij hief
zijn rechterhand op en maakte het kruisteken. Dan zei hij hem dat hij dit
iedere dag diende te doen en daarbij de heilige namen van Jezus en
Maria zou aanroepen.
Ondanks de vermakelijkheden van carnaval, weergalmde de naam van
Don Bosco overal door de stad. Wanneer hij op straat wandelde waren er
die bleven staan om hem met eerbied te bekijken, om hem achterna te gaan,
om zich tot hem te richten met smeekbeden. Tot zelfs de gemaskerde perso-
nen vergaten er hun lichtzinnigheid bij en gingen hem voorbij met blijken
van verering. Niet weinigen wachtten tot half negen om te communie te
gaan om ze uit zijn handen te mogen ontvangen. Wat er omging tussen hem
en de vele personen die hem gingen spreken, heeft niemand kunnen weten.
Don Marenco zag mensen buitenkomen die zo onder de indruk waren dat ze de
kluts kwijt raakten en de straatdeur niet meer konden vinden. "Wat een
samenloop van volk op die dagen"! - roept dezelfde uit. - "Het huis van
de salesianen was het huis van het publiek geworden." Op 25 februari
hadden de audiënties die buiten mate talrijk geweest waren hem zo afgemat
dat hij omstreeks de avond als gebroken en met een geweldige hoofdpijn
moest ophouden en zich op zijn kamer terugtrekken. Het was op die da-
gen zeer slecht weer met onweer en regen. In de ochtend van 26 februari
bliksemde het verschrikkelijk en daarna viel er sneeuw en begon het op-
nieuw te regenen. Don Bosco bezocht, in een rijtuig dat hem gestuurd
was door een brave dame uit Lucca, verscheidene verdienstelijke perso-
nen van de stad die ziek waren. Hij begaf zich, onder meer, bij graaf
Sardi, die later verhaalde over een zoontje van hem die in stervensge-
vaar verkeerde en door hem aan de gebeden van Don Bosco werd aanbevo-
l e n . H i j w a s o n v e r w a c h t s h e r steld en bevond zich sindsdien in goede gezond-
heid.
Om drie uur sprak hij tot de medewerkers in het kerkje van het
Kruis, waarbij hij de gebruikelijke ceremonieën in acht nam. De aanwe-
zigen waren honderdvijftig in aantal en ook de aartsbisschop was er.
Don Bosco verheerlijkte het voornaamste werk van zijn werken, de Orato-
rio's voor zon- en feestdagen, en gaf uitleg over de vereniging van de
salesiaanse medewerkers. De toehoorders hingen met vrome aandacht aan
zijn lippen.(1) Na de ceremonie werd de sacristie en het huis ingenomen
door de menigte. De mensen stonden rondom hem om hem een woord te zeggen
en van hem iets te vernemen dat aan hun geestelijke of tijdelijke nood
b e antwoordde.
(1) IL Fedele, katholieke krant van Lucca, nr. 51 van 1879.

5.6 Page 46

▲back to top
- XIV/42 -
Op korte tijd liep vooral het nieuws over een bijzonder feit door de
hele stad. Samen met de directeur en enkele adellijke heren, begaf Don
Bosco zich naar de kathedraal om er het heilig Aanschijn te gaan vereren.
Dit is de benaming door het volk gegeven aan een wonderbaar kruisbeeld,
dat sinds de achtste eeuw te Lucca bewaard wordt en dat zou gebeiteld
zijn door de heilige Nicodemus. Het wordt zelden aan de openbare vere-
ring tentoongesteld en privé wordt het alleen ontbloot voor aanzienlij-
ke personaliteiten en bij gesloten deuren. Don Bosco had er niet eens aan
gedacht dit voorrecht te vragen. Ze gingen dus stapvoets vooruit en plots
klonk een kreet: "De zegen!" - Het waren een vader en een moeder die hun
zoon, twintig jaar oud, bij de arm leidden. Hij was reeds geruime tijd
ziek en leed aan een ontsteking van de wervelkolom. Hij ging met veel
moeite, sleepte zijn benen en kon zich zelf niet behelpen. "Maar," -
zei hun Don Bosco, terwijl hij bleef staan - "kan ik hier op straat de
zegen geven?" - Dan hief hij de ogen ten hemel en hernam: "Ook hier kan
God zegenen." - Terwijl hij zich klaar maakte om de zegen te geven,
knielden allen rond- om hem. Het volk dromde van alle kanten aan. Terwijl
hij de zieke ze ge nde, hieven de ouders hem moeizaam op. - "Kan jij geen
stap verzetten"? - vroeg hem Don Bosco.
- "Neen, de kracht ontbreekt mij daartoe" - antwoordde hij.
"Voel je pijn?"
"Neen, Meneer."
"Vooruit, doe een stap, dat we je zouden zien."
De jongen probeerde en bewoog zich uit zichzelf, maar Don Bosco zei
hem: - "Kom, vergezel mij. Ik ga het heilig Aanschijn zien." - En terwijl
ze samen bleven praten, gingen ze verder. De jongen deed met Don Bosco
een tweehonderdtal stappen zonder enige steun. Toen de eerste verslagenheid
voorbij was, begon de massa lawaai te maken en de ouders, hersteld van
hun verstomming, gingen met hun zoon weg, gevolgd door een sliert van
mensen. De jongen ging als in een droom naar huis en men zag hem niet
meer, juist zoals te Marseille gebeurd was.
Aan de kathedraal was het voor Don Bosco als een dramatische,
plotselinge wending; de kanunniken in hun "cappa magna" en vier semina-
risten met brandende toortsen ontvingen hem plechtig aan de deur, brach-
ten hem naar de kapel van het heilig Aanschijn, ontblootten het eerbied-
waardig beeld en, als een grote gunst, gaven hem de voldoening de voet te
kussen. (1).
(1) Don Berto geeft er volgende beschrijving van: "Het heeft een waarlijk edel uitzicht. Een
waardige ernst en een onuitsprekelijke zoetheid vindt men erin vermengd. Alleen reeds
wanneer men het bekijkt voelt men zich door een religieuze vrees bevangen en zo door die
lichtende en wenende ogen bedwongen dat men door een onzichtbare kracht genoodzaakt
wordt zich op de grond te werpen, zijn nietigheid te bekennen en de ongerechtigheid van
de stervelingen te bewenen. Kortom, men merkt in dit aangezicht iets dat niet menselijk
is. De goddelijkheid die erin huist, straalt naar buiten toe. Op het hoofd heeft het een prach-
tige en uiterst waarde-
.../...
.

5.7 Page 47

▲back to top
- XIV/43 -
Ook de duivel ondervond op zijn manier de uitwerksels van de aan-
wezigheid van Don Bosco te Lucca. Een jonge dochter van vijfendertig
jaar, die in de parochie van Sint-Leonardus woonde, was bezeten en leed
de vreemdste duivelse kwellingen. De pastoor, een zekere Don Cianetti,
hoorde dat Don Bosco zich naar Lucca begaf en kwam overeen met iemand die
zich voor die persoon interesseerde om ze te laten exorciseren. Van zijn
inzicht was er niets uitgelekt en toch had de persoon die door de dui-
vel bezeten was, bij een crisis gehuild: - "Laat hij maar komen, die
zwarte koolzak! Laat hij maar komen de beschermeling van..." - En hier
volgde een verschrikkelijke verwensing tegen de allerheiligste Maagd. Het
kostte veel moeite maar eindelijk slaagde men er toch in de ongelukkige
in de aanwezigheid van Don Bosco te sleuren. Zodra hij haar zag, zegende
hij haar. Wanneer hij haar echter zou zegenen op haar voorhoofd met een
prentje van de allerheiligste Maagd, was er geen spraak van haar rustig
te houden. Het arme schepsel kronkelde zich als een slang. Dit gebeurde
in de ochtend van 25 februari. Toen Don Bosco zich terugtrok zei hij dat ze zou
genezen op de dag van de Onbevlekte Ontvangenis. Dit gebeurde ook. Op 8
december hoorde de persoon op haar kamer onverwachts als een donderslag en dit
betekende haar bevrijding.
Het aantal en de houding van de jongens van het Oratorio waren voor
Don Bosco een grote troost. Op minder dan een jaar tijd had men werkelijk
veel van deze jongens verkregen. De vloeken die ze vroeger slag op slag,
als een ongelukkige gewoonte, lieten horen, kwetsten de oren niet meer.
Wanneer ze vroeger zulk een afkeer hadden om naar de kerk te gaan, dat ze
bij het luiden van de klok over de muren zouden gekropen zijn om weg te
vluchten, dan onderbraken ze nu, bij de eerste toon van de klok hun
spel en gingen zich op een rij plaatsen. In het veelvuldig ontvangen van
de sacramenten, in de ingetogenheid gedurende de godsdienstoefeningen, in
de genegenheid tegenover de kleine priesters zag het geoefende oog van
Don Bosco die blijde spontaneïteit die zo gemakkelijk opbloeit, daar waar
de methode door hem aangeleerd en toegepast trouw beoefend wordt. Hij was
tevreden wanneer hij ze allen eens rond zich zag aan het zingen, voor-
dragen, spelen. Met voldoening noteerde hij onder hen de aanwezigheid van
schoenmakers, koperslagers, kleermakers, timmerlieden, ververs met snor-
ren, die naar de avondschool kwamen. Bovendien bevond hij dat de salesi-
anen hun dienst in de kerk goed verrichten en dat de kerk druk door het
publiek bezocht werd. Kortom, hij zei dat hij uiterst tevreden was
over het huis van Lucca, zo tevreden dat hij aan de directeur het be-
v e l na liet aan Don Rua zijn vertroosting mee te delen.
Hij zelf schreef vanuit Lucca aan Don Rua vier dagen voor zijn
vertrek.
(1) .../...
volle kroon die er werkelijk de Rex remendae maiestatis van maakt. Voeg daarbij dat het
aangezicht nu zwart is geworden door de rook van de wierook en de kaarsen, zodat het nog
eerbiedwaardiger geworden is en dan zal men een gedacht hebben over het wonderbare kruisbeeld
dat de mensen van Lucca aan Don Bosco lieten zien."

5.8 Page 48

▲back to top
- XIV/44 -
"
Beste D. Rua,
"
"
Burlamacchi (1) dringt erop aan van lucht te veranderen.
" Zijn ouders willen hem thuis niet. Zouden we hem naar Alassio sturen?
" Denk eraan en zeg het aan D. Barberis.
"
De levensbeschrijvingen van onze salesianen, die je gelezen hebt,
" dienen ook gedrukt te worden, maar die van Arata en van D. Gamarra
" kunnen in het kort vermeld worden en dan apart gedrukt, maar met alle
" mooie omstandigheden die D. Scappini, D. Albera, D. Notario, D. Barbe-
" ris en D. Bosco er kunnen aan toevoegen; en aldus kunnen ze twee afle-
" veringen van de Letture Cattoliche vormen. Ook Turia kan er wat over
" zeggen. Voor Cinelli kan je jou beraden met D. Barberis. D. Bonnetti
" verwacht de pakken vanuit Turijn (2) en ik verwacht de pakken en
" Bonnetti hier te Lucca. Morgen is er een conferentie van de salesi-
" aanse medewerkers bijgewoond door Mgr. de aartsbisschop. Overmorgen
" (27 februari) zullen we naar Rome vertrekken. Vandaar zullen we nieuws
" sturen over onze zaken. Groet hartelijk al onze jongens en zeg hun dat
" ik yeel van hen houd, dat ik ze liefheb in de Heer, dat ik ze zegen en
" dat ik hoop voor hen een speciale zegen van de heilige Vader met daar-
" bij een flink stuk salame te zenden. Dat ze ermee voortgaan braaf te
" zijn en te bidden opdat onze zaken alle goed zouden gaan. D. Bologna
" dringt aan om hem Grosso te sturen voor de muziek. Indien hij dit goed
" oordeelt en men er te Lanzo niet teveel ongemak door zou hebben, dan
" geloof ik dat we hem kunnen bevredigen...
"
Beschouw mij steeds in de Heer als
"
je toegenegen vriend
" Lucca, 25 februari 1879.
Priester Gio. Bosco.
Bijna als een aanvulling aan wat voorafgaat stak hij er een blad bij voor
Don Barberis. Zo merkt men dat hij, als een goede vader, dacht aan het welzijn
van zijn zonen niet enkel in het algemeen maar ook persoonlijk volgens de behoef-
ten en de omstandigheden van ieder van hen.
"
Beste D. Barberis
"
"
Voor verscheidene zaken die je mij geschreven hebt, heb ik aan
" D. Rua geantwoord. Spreek er dus met hem over.
"
Ik verheug me over de egregie die de novicen in het zesmaan-
" delijks examen zullen behalen. Zeg van mijnentwege hetzelfde aan
" alle clerici en met name aan Gresino en aan Aime.
(1) Een clericus en novice van de adellijke familie van Lucca met die naam.
(2) Don Bonnetti was te Sampierdarena gebleven.

5.9 Page 49

▲back to top
- XIV/45 -
"
Voor de wandelingen naar Sint-Anna zie ik geen moeilijk-
" heden maar wacht tot het weer en het seizoen normaal zullen
" zijn en de wegen begaanbaar. Zorg goed voor hun gezondheid.
"
Zeg aan D. Bertello dat ik weet hoe hij met werk over-
" stelpt is maar dat dit voor hem noodzakelijk is voor het intro-
" ire in Regnum Dei. Zeg aan D. Notario dat ik veel van hem houd en dat
" ik veel reken op zijn zachtmoedigheid en vastberadenheid, waarvan hij
" zeker blijvende staaltjes zal geven.
"
Groet hartelijk mijn beste vrienden Ghiglione, Pelazza,
" Bandino en Lisa.
"
Knijp even D. Savio, omdat hij mij nog geen lange brief
" geschreven heeft.
"
Moge God je zegenen, mijn beste D. Barberis, en samen met jou
" al onze beste novicen, aan wie ik gezondheid en heiligheid in
" overvloed toewens voor het huidige en voor het toekomstige leven.
"
Ga voort met voor mij te bidden die voor jou steeds in
" J. Chr. zijn zal
"
je toegenegen vriend
" Lucca, 25 februari 1879.
Priester Gio. Bosco.
Bij de twee vorige brieven sloot hij een derde brief in, gericht
aan een zekere clericus Alessandro Mora, met anderen gelast met de cor-
respondentie aangaande de kleine loterij die hij tegen het einde van 1878
gelanceerd had.(1) Ofschoon Don Bosco weg was en van vele zaken verwij-
derd, verloor hij ze toch niet uit het oog. Hij vroeg biljetten die te
R o me die nd en ver sp r ei d te w or den en mo edigde d e se cr e ta ris en zijn hel-
pers aan opgeruimd te werken voor de gunstige afloop.
"
Mijn beste Mora,
"
"
Ik weet dat je werkt en moge God je lonen! Ik verwacht de
" biljetten voor Rome. Doe wat je kan, maar zoek anderen om je te helpen.
" Uit deze loterij moeten wij 100.000 fr. netto halen. Noteer dat
" je geen reden t o t jubelen hebt ee r onze ondernem ing deze uitslag
" bereikt heeft.
"
Groet hartelijk je medewerkers. Groet Valentino, Marcello Rossi,
" Palestrino en D. Deppert voor de mooie brief die hij mij ge-
" schreven heeft. Moge God hen allen in zijn heilige genade bewa-
" ren en beschouw me steeds in J. Chr. als
"
je toegenegen vriend
" Lucca, 25 februari 1879.
Priester Gio. Bosco.
(1) Zie boekdeel XIII, blz. 711.

5.10 Page 50

▲back to top
- XIV/46 -
De verwachte Don Bonetti kwam uit Sampierdarena toe op de avond
van 26 februari, omdat Don Bosco tevoren zich voorgenomen had op 27 fe-
bruari naar Rome te vertrekken; maar hij was zo afgemat dat hij zich niet
in staat voelde de reis te ondernemen en nog twee dagen te Lucca door-
bracht, zonder een voet buiten huis te zetten, terwijl hij enkele zaken
afhandelde voor de aankoop van een gebouw. Het nieuws over Don Bosco door
Don Berto geschreven en voorgelezen door Don Lazzero aan de jongens van
het Oratorio verwekte een echte geestdrift voor hun zeer beminde Vader.(1)
(1) Brief van Don Lazzero aan Don Berto, Turijn, 4 maart 1879.

6 Pages 51-60

▲back to top

6.1 Page 51

▲back to top
- XIV/47 -
H O O F D S T U K III.
VIER WEKEN TE ROME.
We hebben kort tevoren van Don Bosco vernomen dat hij zich op weg
naar Rome begaf, omdat "de heilige Vader dit gevraagd had." Uit Rome
schreef Don Bonetti: "Don Bosco had reeds twee audiënties bij kardinaal
Nina en bij verscheidene anderen wegens gewichtige aangelegenheden (...).
De staatssecretaris heeft aan Don Bosco de verzekering gegeven dat de
paus hem wenst te spreken over zaken, die we thans nog niet mogen zeg-
gen."(1) Onder deze zaken die niet mochten gezegd worden is het geoor-
loofd te gissen dat vooral bedoeld werd de zaak van het exequatur door
het ministerie aan kardinaal Parocchi geweigerd voor de aartsbisschoppe-
lijke zetel van Bologna, maar daarover zullen we het in het vijfde
hoofdstuk hebben.
Welke dan de redenen waren voor de onverwachte vervanging van
graaf Cays door Don Bonetti om Don Bosco te vergezellen kan men gemak-
kelijk afleiden uit het feit dat juist in die dagen aan Don Bonetti over-
komen was. Op 12 februari had een decreet van de aartsbisschop hem voor
onbepaalde tijd gesuspendeerd van het biechthoren in heel het aartsbis-
dom, met het bevel dat hij te Chieri in het Oratorio voor meisjes van
Santa Teresa, door een andere priester zou vervangen worden. Door weg
t e g aan on tkwam di t f eit aa n iede rs ve rwon de ri ng e n t e Rome zou hij be-
ter voor zijn eigen verdediging kunnen zorgen.
Acht dagen na deze beschikkingen van de kerkelijke overheid was
er in het Oratorio een onverwacht bezoek, dat aanleiding gaf tot aller-
lei commentaar en gissingen en waarover aan Don Bosco trouwe bijzonder-
heden werden meegedeeld kort voor en kort na zijn aankomst te Rome.(2) Op
20 februari zou een gewijd drama over het martelaarschap van SintPancra-
tius worden opgevoerd. Die ochtend kwam een dienaar van de aartsbisschop
zich aanmelden bij de portier; hij vroeg wanneer het spel begon en verwit-
tigde de portier dat Monseigneur het inzicht had het drama bij te wonen. De ver-
(1) Brief aan Don Rua, 10 maart 1879.
(2) Brieven van Graaf Cays aan Don Bosco, Turijn, 21 februari 1879 en van Don Lazzero aan Don
Berto, Turijn, 4 maart 1879.

6.2 Page 52

▲back to top
- XIV/48 -
te wonen. De verstomming was algemeen. Monseigneur kwam in het Oratorio
met vertraging toe en daardoor kon het muziekkorps hem bij zijn intrede
geen eer bewijzen, omdat de muzikanten het publiek, (alleen externe per-
sonen) moesten bezighouden. Toch werd hij ontvangen door de oversten van
het huis die hem tot in de toneelzaal vergezelden. Een jongen las vanaf
het proscenium een adres voor op een sierlijke manier en dit scheen Zij-
ne Excellentie te bevallen. In de loop van de vertoning gaf hij blijk
van belangstelling en door zijn herhaald applaus en verscheidene felici-
taties werden zij die vreesden dat het onderwerp op het toneel gebracht
hem niet zou aanstaan, gerustgesteld. Noch de jongens, noch de clerici
lieten zich zien, omdat, zoals dit de gewoonte was bij vertoningen voor
externe personen, zij gaan wandelen waren. Ook ontbraken de voornaam-
ste oversten omdat zij uit het Oratorio afwezig waren. Een andere der-
gelijke verschijning deed hij enkele dagen later te Valsalice. Don Bosco
liet enkel zeggen dat men zou pogen de reden te weten te komen van deze
zo onverwachte gebeurtenis, maar buiten min of meer aanvaardbare veron-
derstellingen, was het niet mogelijk er iets positiefs uit te halen.
Vanaf 1 tot 28 maart, voor de tijd namelijk door Don Bosco te
Rome doorgebracht, vinden wij in het dagboek van Don Berto bijna niets
anders dan een lange en eentonige lijst van familienamen, namen van
personen door Don Bosco bezocht of door wie hij bezocht werd of die hij
ontmoette, ook namen van plaatsen, waar hij heen ging.(1) De namen van
kardinalen en prelaten, met wie Don Bosco gedurende vele uren gesprekken
voerde, komen er talrijk in voor. Hij had eveneens langdurige samenkomsten met
de staatssecretaris. De bisschop Mgr. Carlo Laurenzi, auditeur van Zijne
Heiligheid en Mgr. Marolini, zijn privé secretaris, beiden vanuit Peru-
gia met de nieuwe paus naar het Vaticaan gekomen, verlangden vurig Don
Bosco te leren kennen. Toen ze hem bij zich hadden, hadden ze eens een
gesprek van twee uren en half waarna men eerstgenoemde vol bewondering
hoorde uitroepen: - "Wat een mens! Hij verdient werkelijk bekend te zijn!"
Kerkelijke waardigheidsbekleders die nog geen salesiaanse mede-
werkers waren, vroegen, na het bestaan van de vereniging in hun gesprek-
ken vernomen te hebben, als lid te worden ingeschreven. Overal waar hij
ging kwam Don Bosco gewoonlijk terug met nieuwe namen die moesten opge-
nomen worden op de lijst van de vrome vereniging. In het Vaticaan ver-
wekte de aanwezigheid van Don Bosco, die reeds voldoende bekend was ge-
worden, zodanige indruk dat Zwitsers en Gerndarmen hem de groet brachten
alsof hij een prelaat was. Eens, op het plein van San Damaso groette hun
commandant Lambertini hem zeer hartelijk. Hij kuste herhaaldelijk zijn
hand en verklaarde gelukkig te zijn hem te zien en te kennen en gaf
h e m oo k z i j n naam op om salesiaans medewerker te worden.
(1) Behalve dit dagboek waren brieven van Don Bonetti en van Don Berto zelf aan bet Oratorio ons van
nut.

6.3 Page 53

▲back to top
- XIV/49 -
Hoe dikwijls werd hij niet aan tafel uitgenodigd! Op 17 maart
werd Sint-Patrick gevierd in het Iers seminarie, waar de overste
Mgr. Kirby hem, zoals dit gebruikelijk was, liet omringen met een select
gezelschap van disgenoten. Hij werd zeer hartelijk ontvangen bij de be-
nedictijnen van Sint-Paulus-buiten-de-Muren op 21 maart, het feest van
hun patriarch. Er waren een veertigtal genodigden onder wie kardinaal
Bartoloni, beschermer van deze monniken, kardinaal Chigi en een groot
aantal Romeinse patriciërs en buitenlandse heren, de beroemde oudheid-
kundige Giovanni Battista de'Rossi en anderen. Op dergelijke samenkomsten
liep Don Bosco niet verloren maar wist zeer goed met allen om te gaan.
Terwijl hij na het banket een afzonderlijk gesprek had met kardinaal
Bartolini, te midden van een groep van adellijke personen die naar hem
keken, hoorde men een van hen zeggen: - "Wat een eerbiedwaardig uit-
zicht! Het is werkelijk een heilige!"
De Heer en Mevrouw Sigismondi omringden hem, zoals altijd,
met genegen voorkomendheid en ook zij wilden hem meermaals met zijn twee
secretarissen aan hun tafel hebben. Daar vertelde hij dat hij op een
ochtend in de maand december 1878 een jongen gezien had dicht bij
zijn biechtstoel die zich van de grond verhief en nog een ander die
zich te midden van zijn gezellen eveneens meer dan een meter in de lucht
verhief. De secretaris noemt hun namen, maar het schijnt niet dat hij
z e o p d a t o g e nblik uit de mond van Don Bosco vernomen heeft.
We spraken over de audiënties die hij had bij de kardinaal
staatssecretaris. Dit was kardinaal Nina, die tot dit hoge ambt door Leo
XIII aangesteld was zeven maanden tevoren, wegens de dood van kardinaal
Franchi. Don Bosco wilde spoedig bij hem zijn opwachting maken. Geduren-
de twee achtereenvolgende dagen was het niet mogelijk hem te naderen.
De derde maal, op 5 maart, moest hij lang wachten, omdat er veel volk
voor hem gekomen was; maar eindelijk kwam dan toch zijn ogenblik. -
"Het spijt me" - zei hem Zijne Eminentie - "dat u zo lang hebt moeten
wachten, omdat ik weet dat u veel werk hebt." - Hij aanhoorde hem en
behandelde hem met de beminnelijkheid, die hij hem altijd en bij elke
gelegenheid betoond had. Die ochtend deed in de voorkamer een secretaris
dienst die vijfenveertig jaar later zich dit feit herinnerde en hierover
een mooie bladzijde schreef. "De wachtkamer" - zei hij - "was reeds vol
met bezoekers, toen ik twee geestelijken samen zag verschijnen voor een
audiëntie. Ze werden, zoals de anderen, uitgenodigd te gaan zitten en
hun beurt af te wachten. Ik, die van alle bezoekers zowat de fysionomie
doorvorste, werd dadelijk getroffen door de buitengewone nederigheid,
sereniteit en ingetogenheid die uit hun gelaat straalden, vooral van hem
die op rijpere leeftijd was gekomen en die juist Don Bosco was. Gedu-
rende dit lange wachten, eer hun beurt voor de audiëntie kwam, hield
ik hem in het oog en was verwonderd over de kalmte waarmee hij, zonder
enige blijk van bezorgdheid, nu eens in ernstige gedachten verzonken
was en dan weer aan het lezen ging of nota's schreef in een notitie-
boekje. Intussen was de tijd voor de audiënties op zijn einde gekomen. Om

6.4 Page 54

▲back to top
- XIV/50 -
reden van het groot aantal bezoekers die ochtend voorzag men dat velen zouden
moeten vertrekken zonder een audiëntie te verkrijgen en onder hen be-
vond zich Don Bosco, die eerder wat laat gekomen was. Hij echter, zon-
der aan te dringen om ontvangen te worden, wachtte altijd even rustig op
zijn plaats. Nooit had ik in dergelijke omstandigheden wachtende bezoe-
kers zo rustig gezien op het einde van de audiënties en in mezelf kwam
ik tot het besluit dat Don Bosco een heilige man Gods, een heilige
moest zijn, want zijn buitengewone kalmte was ofwel de vrucht van een
onverstoorbare rust en zachtheid ofwel werd het hem door een bovenna-
tuurlijke verli ch ting ingegeven dat hij zeker mocht zijn van een audiëntie.
"Met verering en bewondering jegens hem, besloot ik hem kost wat
kost een audiëntie te bezorgen. Toen de audiënties een einde hadden ge-
nomen, en de andere bezoekers, die niet waren ontvangen, gingen vertrek-
ken, zei ik aan Don Bosco wat te willen wachten. Ik ging bij de kardi-
naal en verzocht met aandrang hem een audiëntie te verlenen, waarbij ik
gewag maakte van de diepe indruk die de heilige man op mij gemaakt had.
De kardinaal stemde toe. Don Bosco ging naar de audiëntie en onderhield
er zich op discrete manier. Toen hij buitenkwam, begreep ik dat hij gun-
stig onthaald was geworden en bleef ik staan om hem te vragen mij wat
nieuws over hem te geven. En Don Bosco sprak mij minzaam over zijn in-
stituut, dat ik helemaal niet kende en zijn medewerkers onder wie hij
mij met genoegen aanvaardde.
Ik herinner mij nog een andere bijzonderheid. Toen Don Bosco
van mij afscheid nam en de eerste ingangszaal doorging, gaf hij een
fooi aan de dienaars van de kardinaal, die deze graag aannamen. Naar
mijn mening wou hij ze aldus belonen omdat ze hem hadden laten wachten
tot na het sluitingsuur van de audiënties; ook deze bijzonderheid deed
mij in hem de man Gods kennen, die jegens de anderen de delicaatste
attenties betuigde."(1)
In zijn verblijf in de via Torre de'Specchi betwistten leken en
geestelijken elkaar zijn schaarse ogenblikken vrije tijd. Ook adellijke
heren kwamen naar hem toe of ontvingen hem met veel eer in hun "palazzi".
Aldus gingen hem samen bezoeken graaf Carlo Conestabile en markies Vitel-
leschi, van wie hij vernam dat de paus met een echte geestdrift over
hem gesproken had. Prins Gabrielli, die toekwam op een ogenblik dat
Don Bosco zich aan tafel bevond, wou niet dat men hem zou storen, maar
l i et een b iljet ac h te r wa ar in hij z e i dat hi j over e e n half u ur zou te-
rugkomen, wat hij dan ook deed.
In het huis van de hertogin Salviati, die hem wenste te spreken
en bij wie ook de markies Patrizi op hem wachtte, had hij een onderhoud van meer
(1) Brief van P. Raffaele del Cuore di Gesù, priester passionist La Spezia (Bugnato, 1
december 1924) (Bollettino Salesiano, februari 1924, blz. 36).

6.5 Page 55

▲back to top
- XIV/51 -
dan drie uren.
Don Bosco bezocht ook de regeringspersonen, zoals ministers en ho-
ge ambtenaren. Over een zaak, in die kringen behandeld, hebben we nieuws
gekregen. Over het Oratorio hing sinds vijf maanden de rechtstreekse be-
dreiging dat de klassen van hun gymnasium zouden getroffen worden. Het
was werkelijk een zeer ernstige kwestie, die zich toen in haar vooraf-
gaande fase bevond. We zullen ze uitvoerig behandelen in twee verschillende
hoofdstukken.
Te midden van deze veelvuldige en zware zorgen verloor hij de belan-
gen van het Oratorio niet uit het oog, maar legde hij er zich op toe wat
centen bijeen te vergaren om naar Don Rua te sturen die niet ophield er
te vragen... Hij stuurde hem eens 1.250 lires, een andermaal 1.900, een derde
maal 600 lires. Eens zei hij aan Don Bonetti:(1) "Morgen of overmorgen
zal er nieuws toekomen dat het geld regent in de zakken van Don Rua."
Toen zijn voorzegging uitkwam, vroeg Don Bonetti hem hoe hij dit gewe-
ten had. "En daarop zei hij: "Wanneer ik je dat gisteren zei, dan scheen
het me toe of er witte wijn uitgegoten werd in de beker van Don Rua en
ik heb dan verondersteld dat hij feest gevierd had, omdat hij zo te-
vreden was over de ontvangen hulp." Het schijnt dat het over 5.000 lires
ging, die, we weten niet van waar in het Oratorio neergeregend waren.
Om te voorzien in de dringende en ontzaglijke behoeften van het
Oratorio, plaatste Don Bosco te Rome steeds kwistig biljetten van de lo-
terij, waarbij hij het nieuws hiervan verspreidde bij middel van volgende
omzendbrief.
"
Geachte Heren salesiaanse medewerkers,
"
Geachte Dames salesiaanse medewerksters van Rome,
"
"
De jongens opgenomen in het tehuis van de H. Franciscus
" van Sales te Turijn bevinden zich in grote nood en bevelen zich aan
" de geachte medewerkers en medewerksters van deze verheven stad
" aan. Een loterij werd in hun voordeel op touw gezet en in hun
" naam verstout ik mij u... biljetten te sturen met het verzoek
" ze te willen aanvaarden of ze uit te delen aan uw goede kennis-
" sen. Indien u echter op het einde van deze maand nog biljetten
" zoudt hebben waarover u oordeelt dat u ze niet kunt houden, dan
" staat het u vrij ze terug te sturen.
"
Het is wel waar dat dit goed werk bestemd is voor een
" instituut dat vrij ver van Rome gelegen is, maar ik kan u de verze-
(1) Brief aan Don Rua, 10 maart 1879.

6.6 Page 56

▲back to top
- XIV/52 -
" kering geven dat het geheel in het voordeel zijn zal van verscheidene
" Romeinse jongens die daar opgenomen werden en van anderen die de
" voorwaarden vervullen om zodra mogelijk naar dit instituut te
" worden gezonden.
"
De kinderen aan wie deze weldaad zal bewezen worden samen
" met de ondergetekende bidden tot God dat hij u in goede gezondheid
" moge bewaren, terwijl hij met diepe dankbaarheid de eer heeft
" te zijn
"
uw zeer verplichtende dienaar
" Rome, 7 maart 1879.
Priester Gio. Bosco.
Te Rome was de vereniging van medewerkers en medewerksters die
reeds talrijk was, nog merkelijk aangegroeid na de conferentie van 1878
en iedere dag kwamen er nog bij omdat Don Bosco er zowat overal opvis-
te. Op 17 maart (1) hield hij in de kerk van de adellijke oblaten van
Torre de’ Specchi de conferentie voorgeschreven voor het feest van de
H. Franciscus van Sales. De kardinaal-vicaris Monaco La Valletta zat ze
voor. Ze was merkwaardig door het aantal en de hoedanigheid van de
deelnemers. Don Bosco gaf een uiteenzetting van alles wat de salesi-
aanse congregatie met Gods hulp en de bijstand van de medewerkers in het
voorgaande jaar gedaan had, speciaal ten voordele van de arme en verlaten
jongens in Italië, Frankrijk en Amerika. Sprekende over de instituten in
Italië onderstreepte hij dat er geopend waren op plaatsen die bedreigd
waren door de protestantse ketterij, en dat er vooral dag- en avondscho-
len ingericht waren te La Spezia dank zij de vrijgevigheid van Pius IX en
de liefdadigheid van zijn opvolger. Ongeveer tweehonderd knapen werden
daar onttrokken aan de invloed van de ketters in die buurt. Dan ant-
woordde hij op een vraag hem door vele personen gesteld, namelijk
w a a r o m k o n m e n o o k t e R o m e g e e n school voor kunsten en ambachten oprichten?
Voor de jongens van Rome en omgeving, zei hij, werd gezorgd en men
stuurde ze naar het huis van Turijn en naar andere tehuizen. Daar waren
er reeds een honderdtal. Hij wenste zelf echter even goed als de anderen
ook iets voor Rome te doen en hij hoopte daarin te slagen met de hulp van
God en van de medewerkers. Toen nam de kardinaal-vicaris het woord en
hij bevestigde wat Don Bosco gezegd had over de noodzakelijkheid van het
oprichten te Rome van een huis voor arme jongens. Hij gaf een beschrij-
ving van de schade door de jongste gebeurtenissen aan de weldadigheids-
instellingen van Rome toegebracht. Hij spoorde de medewerkers aan om
nieuwe werken te steunen, dringend geëist door de nieuwe noden en
vooral door de plicht in te gaan tegen het werk van de protestanten die
in het centrum van het katholicisme, zoals de heilige paus Sylvester zich
al had beklaagd over zekere vreemdelingen, die alle middelen zochten om de li-
(1) Don Bonetti die er ook aan deelnam, plaatst ze op 18 maart (Bollettino Salesiano van april
1879), maar het Dagboek van Don Berto laat hierover geen twijfel toe.

6.7 Page 57

▲back to top
- XIV/53 -
chamen op te beuren en de zielen te kunnen besmeuren.
Voor het openen van een huis te Rome werd ook ditmaal een stap
gewaagd. De kardinaal-vicaris wenste het vurig. Toen hij Don Bosco ont-
ving liet hij hem aan zijn rechterzijde zitten en had hij hem minzaam
gezegd: "Don Bosco, ik wil dat u hier aan mijn rechterzijde zoudt
zitten. Weet u dat dit een grote betekenis heeft? Het betekent dat ik
wil dat u altijd mijn rechterhand zoudt zijn." - Ook kardinaal Oreglia
spoorde ertoe aan en liet opmerken dat de salesianen meer waardering
zouden verwerven als ze een huis te Rome zouden hebben. Mgr. Jacobini,
secretaris van de Breven en ridder Silenzi, voorzitter van de SintPie-
terskring, stelden hem een gebouw voor van de kloosterzusters augusti-
nessen op het plein van de heilige Vier Gekroonden° Don Bosco bracht
een bezoek aan het gebouw en bevond dat alles perfect in orde was. Men
zou er vijfhonderd vakleerlingen kunnen onderbrengen, tegen een jaar-
lijks huurgeld van drieduizend lires. Om gemakkelijk een akkoord te
treffen over de manier waarop men de moeilijkheden van bureaucratische
aard zou kunnen te boven komen, aanvaardde hij graag de uitnodiging op
een diner bij ridder Carosio9 een Piëmontees die raadsheer was bij de
prefectuur. Deze heer had hem reeds al zijn steun beloofd om het doel te
bereiken. Hij had hem zelfs voorgesteld aan de prefect voor een eerste
bespreking, die de weg zou effenen voor latere onderhandelingen. Ze gin-
gen dus goed akkoord maar als het op verwezenlijkingen aankwam, kwam er
niets van terecht. We hebben reeds op een andere plaats de reden hiervoor
aangeduid.(1) Indien trouwens behalve de ruime mondelinge aanbiedingen
ook veilige financiële garanties gegeven waren geweest, dan zou Don Bosco
niet uit Rome vertrokken zijn zonder iets aan de gang te brengen.(2)
Een ander groots aanbod werd hem gedaan: prins Gabrielli bood
hem niets minder aan dan het tehuis van San Mïchele te Ripa. Hij was de
voorzitter van dat werk. Dit ontzaglijk grote weldadigheidsinstituut door
de pausen gesticht en in beslag genomen door de nieuwe regering verviel
van kwaad tot erger° De zedelijkheid liet er te wensen over (3) en de inkomsten
(1) Cfr. boekdeel XIII, blz. 654 en volgende.
(2) Dit mag worden afgeleid uit de manier waarop hij zich uitdrukte op 16 april, bij het
verhaal aan de oversten van de mislukte onderhandelingen.
(3) De krant met liberale strekking Dovere van 10 mei van dat jaar 1879 zal ons zeggen wat het
tehuis geworden was onder de leiding en de administratie van de leken. "In het tehuis van
mannelijke vakleerlingen groeiden de wantoestanden en gaat men over tot een ongehoorde ver-
dorvenheid. Vaak wordt er bij nacht gestolen bij middel van haken en valse sleutels. Van
dergelijke misdadige uitrustingen heeft men onlangs drie zakjes gevonden, als een klaar-
blijkelijk bewijs van de neigingen van de leerlingen en de bezigheden waarmee ze zich
onledig houden. Herhaaldelijk werden te midden van de eetzaal en vanaf de trappen scho-
tels met voedsel, ten teken van protest, gesmeten. Deze manier van protesteren deed zich
zelfs voor tot in de lokalen van de commissie en ook daar werd met iets gesmeten dat zeker
geen doopsuiker was. En dat alles ging gepaard met
... / ...

6.8 Page 58

▲back to top
- XIV/54 -
komsten kwamen voor twee derden terecht in de zakken van sommige gedele-
geerde beheerders.
Zoals hij dit placht te doen, aanvaardde Don Bosco, in principe
maar stelde in primis et ante omnïa drie voorafgaande voorwaarden, met name:
volledige vrijheid in alles wat de tucht in het huis aangaat en wat
ermee in betrekking staat, ontslag van de mensen die zich daar met tal-
rijke gezinnen ingenesteld hadden, vrije beschikking over twee derden van
de inkomsten. De prins, die met de beste inzichten bezield was, zei dat
hij onmiddellijk de commissie zou samenroepen en dat, wanneer er iets be-
slist werd, hij hem het antwoord zou brengen. Don Bosco liet hem vanuit
Turijn een afschrift sturen van het huishoudelijke reglement van het
Oratorio. Er was al een maand verlopen en de heren van de administratie
waren nog steeds aan het beraadslagen. Men kon wel voorzien dat de goede
wil van de voorzitter er niet zou in slagen dit tot een goed einde te
brengen. Het is een feit dat er geen antwoord kwam.
Intussen was Don Bosco aan het werk om de laatste hand te leggen
aan een verslag over de morele en materiële toestand van de salesiaanse
sociëteit dat hij aan de heilige Stoel zou voorleggen; maar thans zullen
we hierover niets zeggen omdat wij er later rustiger moeten over praten.
Niet tevreden met dit algemeen informatief verslag aan de heilige
Stoel, bood hij twee bijzondere verslagen aan de kardinaal staatssecre-
taris aan, met de uitgesproken bedoeling er subsidies van te ontvangen.
In het eerste verslag gaf hij een opsomming van de middelen door de sa-
lesianen in het werk gesteld vooral te Turijn, te La Spezia en te Valle-
crosia om de tegenwerking van de protestanten te verijdelen. Wilde men
echter het goede werk dat men daar begonnen was, zeker stellen en uit-
breiden, dan had men daar deugdelijke materiële en zedelijke hulpmid-
delen nodig, des te meer omdat in die drie plaatsen kerken en tehuizen
dienden opgericht te worden. De protestantse propaganda maakte de Itali-
aanse bisschoppen toen heel bezorgd. De vrijheid door de wetgeving toe-
gestaan had in Italië een invasie van evangelische zendelingen ontketend, die
voor niets terugschrokken. Niet zonder reden had Don Bosco onder de lief-
dadigheidswerken in de regel van de salesiaanse sociëteit aangeduid,
"het werpen van een dijk tegen de ketterij." Hij zag maar al te goed
hoe deze probeerde in te sluipen onder de eenvoudigen en onwetenden. In
de stad van de pausen drong de protestantse golf onstuimig door de bres
van de Porta Pia en breidde zich uit. Het scheelde weinig of de pro-
testanten gingen zich vestigen in de kerk van de Spanjaarden aan de
Piazza Navona9 maar gelukkig verzetten zich tijdig hiertegen de Belgische mis-
(3) ... / ...
het openbreken als echte vandalen van deuren en wanden en dat met opzet. Dit is nog niet
alles. Gedurende vijf achter elkaar volgende dagen was er een gewelddadige opstand, men
gooide met stenen en men brak meer dan twintig grote tegels." En verder betreurt de krant
dat het werk van een Lovatelli, directeur, erin geslaagd was "dit oude en geëerde instituut
te ruïneren, in diskrediet te brengen en te ondermijnen."

6.9 Page 59

▲back to top
- XIV/55 -
sionarissen van het heilig Hart. "Deze vijanden van het geloof in Jezus Christus"
- zei de kardinaal-vicaris in zijn conferentie tot de salesiaanse mede-
werkers, "hebben er niet alleen tempels gebouw en scholen geopend voor
de leugen, maar ook liefdadigheidstehuizen en gebruiken alle middelen om
aanhangers te maken vooral bij de volksklasse en bij de onervaren en arme
jeugd." Die mededeling om het apostolaat van de salesianen dat op dit
terrein reeds verricht was, diende om de opportuniteit te bevestigen ze
te Rome te roepen om ook daar met ijver aan het werk te gaan.
In zijn tweede verslag gaf Don Bosco een uiteenzetting van de be-
hoeften van de missies in Amerika en verwees daarbij naar het Werk van
Maria, Hulp der Christenen te Sampierdarena opgericht als een overvloe-
dige bron van missionaire roepingen. Ook hiervoor vroeg hij subsidies in
de vorm van kerkgewaden, boeken en geld. In zijn eerste audiëntie bij
kardinaal Nina had hij al over de missies gesproken en deze had hem ge-
zegd: - "De heilige Vader weet reeds dat u te Rome zijt en wanneer u mor-
gen naar zijn audiëntie gaat, zal hij u een uiteenzetting geven van
wat hij mij gezegd heeft. Ga intussen in mijn naam bij kardinaal Simeoni,
de prefect van de Propaganda en zeg hem dat hij er met mij over moetspre-
ken en dat men de wijze zal bestuderen hoe men Don Bosco voor zijn mis-
sies kan helpen." - Op de avond van 8 maart werd Don Bosco bij de pre-
fe ct v an de Propag anda ontvan ge n en onde rh ie ld z ich a nd er ha lf uur met
hem over deze aangelegenheid. Nadien was hij tweemaal bij Mgr. Zitelli, de minu-
tant van dezelfde congregatie, maar de uitslag van deze samenspraken ken-
nen we niet. Steeds over hetzelfde onderwerp schreef hij een smeekschrift aan de
heilige Vader en stelde hem het Oratorio van Turijn en het tehuis van
Sampierdarena voor als twee seminaries voor de buitenlandse missies. Hij
richtte tot hem het verzoek een goed woord in zijn voordeel te willen
do en b i j h et W e r k va n de V o o rt pl an ti ng v a n h et G e l o o f e n h et Werk van
de H. Kindsheid. Aan de heilige Vader liet hij nog drie smeekschriften toek o m e n
voor het verkrijgen van geestelijke gunsten. In het eerste vroeg hij
dat de salesiaanse priesters, die in een diocees de goedkeuring hadden
ontvangen om biecht te horen, door de directeurs va n de huizen kunnen
afgevaardigd worden om de biecht te horen van de leerlingen en andere bij hen
inwonende personen en dat dezelfde priesters die op reis zijn te land en
te water in de missielanden de bevoegdheid zouden hebben vrij de biecht
van de gelovigen te horen. In het tweede smeekschrift vroeg hij dat de
aflaten en gunsten op 9 mei 1876 door Pius IX aan de salesiaanse medewerkers
verleend, zouden uitgebreid worden tot allen die in de huizen van de
salesianen wonen. In het derde smeekschrift wierp hij opnieuw de kwestie
op van de privileges en verzocht hij om de vernieuwing van de twee privi-
leges door Pius IX op 21 april 1876 toegestaan, namelijk dat van de biech-
ten waarvan reeds spraak was, en het andere van de wijdingen extra tempora. Dit
laatste smeekschrift liet hij in handen van advocaat Leonori, wanneer hij uit
Rome vertrok.
Bovendien schreef hij aan de paus om eretekens te bekomen voor
vier grote weldoeners, tegenover wie hij zich verplicht voelde publiek
zijn dankbaarheid te betuigen. Hij vroeg het commandeurschap van Sint-Gregorius

6.10 Page 60

▲back to top
- XIV/56 -
de Grote voor de heer Giulio Rostand, een graad van prelaat voor abbé
Guiol, de graad van ridder met mantel en degen voor baron Amato Héraud en
een ridderkruis voor de heer Benedetto Pelà van Este.
Deze laatste gunsten, behalve de tweede, werden toegestaan. Wat
de aflaten betreft werd door een rescript van 22 april het volgende ver-
leend: - 1° Aan allen die naar de Oratoria voor zon- en feestdagen en
naar de huizen van de congregatie kwamen, een volle aflaat in het sterf-
uur, op Kerstmis, op het feest van de Onbevlekte, van Sint-Jozef, van de
heilige Apostelen Petrus en Paulus, van de H. Franciscus van Sales en op
Pasen. - 2° Dezelfde volle aflaat aan hen die ten minste naar de helft
van de preken van de retraites komen, die in onze kerken of privé-orato-
ria gehouden worden. - 3° Aan hen die het schietgebed zeggen: Maria,
Auxilium Christianorum, ora pro nobis 300 dagen kwijtschelding van peni-
tentie en 100 dagen telkens als ze een meditatie doen. Het staat niet
vast welke uitslag alle andere smeekschriften gehad hebben. We dienen
hierbij echter voor ogen te houden dat Don Bosco door de bemiddeling van
dergelijke akten niet uitsluitend en zelfs niet in hoofdzaak de bedoeling
had gunsten of weldaden te bekomen, maar dat hij hiervan vooral gebruik
maakte als van de eenvoudigste en natuurlijkste middelen om de aandacht
van de paus en van de Romeinse congregaties op zijn werken te vestigen,
wat dan weer hielp bij de versteviging van de sociëteit en bij het ont-
dekken van verkeerde inlichtingen. Aldus wordt het duidelijk waarom bij
deze aanvragen ruime verklaringen gegeven worden die op het eerste ge-
zicht buiten het gestelde doel vallen, zoals iedereen, die deze documen-
ten leest, kan vaststellen.
Don Bosco kwam slechts eenmaal in aanwezigheid van de paus. Hij
kon hem niet ontmoeten voor 20 maart, omdat de audiënties gedurende twee
weken geschorst waren. Men zei dat van de ongeveer 500 aanvragen slechts
4 waren ingewilligd geworden.(1) Hij ook had sinds 8 maart zijn aanvraag
gedaan met een brief aan Mgr. Macchi, maar tevergeefs. Daar de zaak ech-
ter dringend was, ook omdat hij eraan dacht naar Magliano te gaan en dan
te vertrekken, beval hij zich op 20 maart aan Mgr. Boccali, geheim kamer-
heer aan, om ook maar een ogenblik een audiëntie te verkrijgen. Deze pre-
laat, afkomstig uit Perugia en vertrouweling van de paus, kende Don Bosco
reeds van het jaar voordien.(2) Hij ontving bijna dadelijk een antwoord
met het verzoek diezelfde middag in de pauselijke wachtkamer te zijn om
kwart na drie. Hij deed het aldus. De paus kwam stipt op dat uur bui-
ten. Hij was alleen en in wandelgewaad, namelijk met rode mantel en
hoed. Don Bosco, die in de troonzaal stond te wachten, bemerkte dat
de heilige Vader gewillig naar hem luisterde. Hij vroeg hem als kardi-
naal-beschermheer de staatssecretaris en de paus antwoordde hem dat dit reeds
(1) Brief van Don Bonetti aan Don Rua, Rome, 21 maart 1879.
(2) Cfr. boekdeel XIII, blz. 693.

7 Pages 61-70

▲back to top

7.1 Page 61

▲back to top
- XIV/57 -
een voldongen feit was. Hij sprak hem over de missies en hij vroeg zege-
ningen. Hij sprak hem ook over andere zaken, maar dat wisten enkel Don
Bonetti en Don Berto die op afstand stonden te wachten. Traag begeleidde
Don Bosco de heilige Vader tot aan de draagstoel, die klaar stond om hem
voor zijn wandelingen in de tuinen te dragen. De vertrouwelijke ontvangst
en de familiariteit, die Leo XIII helemaal niet placht te hebben en waar-
van hij tegenover hem blijk gaf, bevestigde wat hij uit de mond van ver-
scheidene prelaten gehoord had over de goede gesteldheid van de paus te
zijnen opzichte. Hoewel hij geen privé-audiëntie in een andere vorm
kreeg, had hij toch talrijke en langdurige gesprekken met de staatssecre-
taris en met andere hoofden van congregaties. Over welke zaken het toen
ging, wist men toen niet en zal men evenmin in de toekomst, ten minste in
hun geheel, te weten komen.
Zeven dagen na deze audiëntie werd door een biljet van het staats-
secretariaat, met de handtekening van Mgr. Serafino Cretoni officieel aan
Don Bosco de benoeming meegedeeld van de kardinaal beschermheer in vol-
gende eervolle bewoordingen: "De heiligheid van Onze Heer, wil aan de sa-
lesiaanse congregatie, die zich iedere dag nieuwe titels verwerft voor de
speciale welwillendheid van de heilige Stoel door hare liefdadigheids- en
geloofswerken in de verschillende delen van de wereld, een bijzondere be-
schermheer geven en heeft zich welwillend gewaardigd dit ambt toe te ver-
trouwen aan de heer kardinaal Lorenzo Nina, zijn staatssecretaris." Ten
tijde van Pius IX vervulde kardinaal Oreglia het ambt van beschermheer,
maar enkel officieus, omdat de paus de bescherming van de sociëteit, die
bij haar begin een bijzondere en vaderlijke bijstand nodig had, voor zich
zelf wilde voorbehouden. Nu, integendeel, had ze een echte en eigenlijke
beschermer op gelijke voet met de andere kloostercongregaties. De keuze
kon op geen meer welwillende prelaat gevallen zijn. Hij had Don Bosco ge-
kend eer hij kardinaal was, en koesterde voor hem een zeer hoge achting
en was hem oprecht genegen. Toen Don Bosco hem gevraagd had of hij de be-
schermheer van de salesianen wou zijn, had hij er zich zeer bereid toe
getoond en had hij hem gezegd: - "Ik zal mezelf hiervoor aan de heilige
Vader niet kunnen voorstellen, maar indien de heilige Vader het me zelf
zegt, dan aanvaard ik dadelijk." - Hij gaf een welsprekend bewijs van
zijn goede wil, toen Don Bosco hem voorstelde, daar Zijne Eminentie zo-
veel werk had, hem een persoon aan te wijzen met wie hij de aangelegen-
heid van de missies zou kunnen behandelen. De kardinaal antwoordde:
"Neen, neen. Ik wil dat wij dit rechtstreeks zouden bespreken. Kom morgen
om half vijf en dan zullen wij er beter kunnen over spreken. Het is een
mirakel te zien hoe een congregatie in deze tijd op de ruïnes van andere
congregaties naar boven komt, in een tijd waar men alles wil vernieti-
gen." - Don Bosco ondervond menigmaal hoe zijn genegen bescherming hem
behulpzaam was.(1) Toen hij te Turijn teruggekeerd was en aan het hoofd-
(1) Kardinaal Lorenzo Nina werd geboren te Recanati op 12 mei 1812 en stierf te Rome op
27 juli 1885. Hij was zoon van een notaris en studeerde te Rome, waar hij priester
gewijd werd in 1845 en gedurende vele jaren het ambt van advocaat en procureur
vervulde. Later werd hij secretaris-substituut bij de congregatie van het con-
... / ...

7.2 Page 62

▲back to top
- XIV/58 -
kapittel de aanduiding door de paus van een beschermheer meegedeeld had,
zond hij in naam van de hele congregatie een dankbrief omdat hij zich
gewaardigd had dit ambt te aanvaarden, van hartelijke eerbetuiging en
met verzoek voor de missies en misschien ook voor de privileges. Dat
alles kan worden afgeleid uit volgend antwoord van Zijne Eminentie.
"
Zeer Eerwaarde Heer,
"
"
De vriendelijke manier waarop u in naam van uw congregatie
" de gevoelens van genegenheid en vertrouwen jegens mij uitgedrukt
" hebt, heeft me veel genoegen gedaan. Ik ben zeer verheugd omdat
" de leden zich inspannen door hun voortdurende gebeden van God
" voor mij de verlichting en de hulp af te smeken die ik nodig heb
" te midden van mijn zware zorgen en ik verzeker u dat ze op geen
" betere manier mijn dankbaarheid kunnen verdienen.
"
De bedoelingen die U mij bekend maakt voor de versteviging
" en de groei van uw instituut bevestig ik volkomen en ik twijfel
" er niet aan dat uw ijver en uw onvermoeibare werkzaamheid er met
" de hulp van God zullen in slagen ze voorspoedig uit te werken. Ik-
" zelf verlang in de mate van mijn krachten bij te dragen tot dit
" Werk van de Heer en verwacht van u de gelegenheid u te helpen in
" uw waardige plannen.
"
Intussen wens ik dat u mij duidelijk zoudt laten weten van
" welke middelen ik gebruik moet maken ten opzichte van de eerste
" zaak door u aangeduid nl. de buitenlandse missies en de nieuwe
" betrekkingen die U voor haar wil aangaan.
"
Ik heb niet verzuimd dadelijk bij de heilige Vader de taak
" te vervullen die u van mij gevraagd had en ik ben verheugd u te
" kunnen verzekeren dat Zijne Heiligheid mijn vraag met genoegen
" aanvaard heeft. Met mijn gevoelens van achting en bijzondere
" waardering heb ik het genoegen van u te zijn
"
" Vaticaan, 29 april '79
uw gedienstige dienaar
"
L. Kardinaal Nina
We hebben nog niets gerept over de gezondheid van Don Bosco. Deze
zou vrij goed geweest zijn, zonder zijn oogkwaal. Wat deze laatste be-
(1) .../...
cilie, deken van het kapittel van Santa Maria Maggiore en kanunnik van Sint-Pieter.
Pius IX benoemde hem tot assessor van het heilige Officie en studieprefect aan het
lyceum van Sint-Apollinaris. In 1869 was hij lid van de commissie ter voorbereiding
van het Vaticaans Concilie en op 12 maart 1877 werd hij verheven tot de waardigheid
van kardinaal en tot prefect van de Huishouding van Propaganda en van Sint-Pieters
Penning benoemd. Bij de dood van kardinaal Franchi (in de nacht van 1 augustus 1878)
benoemde Leo XIII hem tot staatssecretaris. In 1880 werd hij hierin vervangen door
kardinaal Jacobini en hield zich nog enkel bezig met de prefectuur van de apostoli-
sche paleizen.

7.3 Page 63

▲back to top
- XIV/59 -
treft kunnen we niets beters doen dan gaan grasduinen in de corresponden-
tie van zijn twee secretarissen met Don Rua. Op 2 maart schreef hem Don
Bonetti: "We zijn gisteren goed toegekomen. Don Bosco stelt het goed en
zijn oog verslecht niet. Indien hij aldus zou blijven tot 1899 dan zou
dat al een mooie gunst zijn. Het is nu jullie taak, kleine heiligen van
het Oratorio van Maria, Hulp der Christenen, deze gunst te bekomen." En
Don Berto schrijft hem op 7 maart: "De ogen van onze beste vader laten
steeds te wensen over. Bid en doet bidden." Twee dagen later schrijft de-
zelfde: "Gisteren en vandaag was zijn gezichtsvermogen beter. Hij maakte
een kleine wandeling en dat was voldoende. Hieruit kan men merken dat
zijn beste geneesmiddel is zich net niets bezig te houden maar dat kan
hij niet." Over dezelfde dag lezen wij in het dagboek: "Vandaag 9 maart
zondag, feest van de heilige Francesca. Mis bij de zusters Oblaten van
Torre de'Specchi. Ook de kardinalen Bilio en d'Avanzo zijn gekomen. Het
overige van de dag bracht hij in huis door. Omstreeks de avond zijn we
naar buiten gegaan en toen we aan de trap van het Kapitool kwamen, speel-
de men het Ave Maria.(1) De hemel was sereen en na een wandeling rond het
Kapitool, zijn we terug naar huis gekeerd." Dit huis door Don Bosco be-
woond (2) werd onlangs afgebroken. Het stond juist tegenover het kloos-
ter van de zusters Oblaten, in de nabijheid van de glooiing van het Kapi-
tool en iets voor de plaats waar de verhevenheid van de Tarpeïsche Rots
oprijst. Op 10 maart schrijft Don Bonetti: "De gezondheid van Don Bosco
is vrij goed en sinds twee avonden zijn zijn ogen beter. Men dient aan de
jongens te zeggen dat ze deze noveen van Sint-Jozef goed zouden doen op-
dat hij aan onze beste Don Bosco het lichamelijke gezichtsvermogen zou
geven en bewaren en op geestelijk gebied de ogen zou openen van sommige
ongelukkigen. De arme Don Bosco bidt voor hen en beveelt ze ook zeer aan
de gebeden van hun brave makkers aan. Indien men zou vragen of deze laat-
sten onder de leerlingen of onder de vakjongens te vinden zijn, dan kunt
U zeggen dat Don Bosco gezien heeft dat er in beide afdelingen sommigen
te vinden zijn." Uiteindelijk schrijft Don Berto op 24 maart: "Don Bosco
stelt het vrij goed, maar voor zijn gezichtsvermogen is er geen beter-
schap. Oportet orare et semper orare. Zeg dat aan de jongen." Deze toe-
stand van zijn gezichtsvermogen bedroefde zijn vrienden. De Osservatore
Romano van 18 maart vertaalde een lang artikel van de Semaine Liturgique
over Don Bosco, waarin het volgende te lezen staat: "De wonderbare Don
Bosco, die altijd een wankele gezondheid gehad heeft, wordt thans be-
dreigd met het verlies van zijn gezichtsvermogen. Eén oog is reeds ver-
loren en zijn ander oog verzwakt. De brave priester herhaalt: "Ik voel
dat het niet lang meer zal duren, eer ik zal geroepen worden om aan God
rekenschap te geven. Ik zou de laatste hand willen leggen aan de salesi-
(1) Op het uur van het Ave Maria hoort men uit de hoogte van het Kapitoo1 een concert
van klanken, dat de lucht vervult met mystieke harmonieën en de ziel met een
zoete bewogenheid overstroomt.
(2) Cfr. Boekdeel XIII, blz. 464.

7.4 Page 64

▲back to top
- XIV/60 -
aanse congregatie." - En intussen werkt hij met dezelfde vurigheid van
twintig jaar geleden."
Indien het eigenlijk niet nodig was, dan was het toch opportuun
dat hij een bezoek zou brengen aan Magliano, want een zekere verwarring
ten gevolge van een misverstand over het college had aan Don Daghero na-
righeid bezorgd. Deze kwam naar Rome en er kwamen ook drie afgevaardig-
den van het Seminarie. Een onderhoud met kardinaal Bilio, waaraan ook
Don Bosco deelnam, bracht wat licht in de duisternis en de aanwezigheid
van Don Bosco ter plaatse zou alles in orde hebben gebracht. Hij vertrok
met Don Bonetti en Don Berto in de namiddag van 24 maart en kwam daar om
1 uur 's nachts toe. Aan het station van Borghetto werd hij ontvangen
door de seminaristen en de kostschoolleerlingen van het college, een
veertigtal samen. Er was daar ook Don Guidazio, opzettelijk hiervoor van
Montefiascone gekomen. Nadat hij een dag gewijd had aan zijn vrienden
buiten het huis, bleef hij de hele 26 maart thuis om aan zijn medebroe-
ders alle gemak te geven met hem te komen spreken. 's Anderdaags liet hij
Don Bonetti daar achter en keerde met Don Berto naar Rome terug. Hier had
hij dan niets anders meer te doen dan haastig zijn laatste zaken af te
handelen en zijn valiezen gereed te maken.
Ditmaal ging hij niet naar Albano, maar voorzag hierin zo goed hij
kon. Dat wordt ons verteld door Don Pïcollo in een memorandum van hem,
waaruit wij het levendige verhaal van de episode putten. "Gedurende dit
laatste jaar van mijn verblijf te Ariccia hebben de medebroeders van Al-
bano en wij van het kleine naburige huis een mooie verrassing en een zeer
grote vertroosting gehad. D. Monateri ontving een brief van Don Bosco die
hem meldde dat hij zich te Rome bevond en dat hij zodra mogelijk zijn zo-
nen bij zich wou zien en dat wij ons zo vlug mogelijk daarheen zouden be-
geven. Men kan zich onze blijdschap voorstellen! Op de eerste vrije dag
zijn we met verschillende rijtuigen naar de eeuwige stad getrokken. In
ons allen heerste een ongewone tevredenheid en ons hart klopte snel, wan-
neer wij, aangekomen tot bij het bescheiden huisje op de via Torre de'
Specchi, dicht bij het zo verlangde ogenblik waren onze beminde Vader te-
rug te zien en zijn rechterhand te mogen kussen. Toen wij in de kamer ge-
komen waren, waar hij op ons wachtte, hebben wij hem glimlachend en als
verjongd aangetroffen wegens het genoegen dat hij ondervond ons terug te
zien (...). Wij hebben de hele dag met hem doorgebracht. Hij luisterde
naar iedereen, gaf aan iedereen de raad die hij opportuun achtte en gedu-
rende het bescheiden diner dat wij met hem gebruikten, hadden wij de in-
druk deel uit te maken van een hemels tafereel. Glimlachend richtte hij
het woord nu eens aan deze en dan weer aan gene van zijn disgenoten en
nooit heb ik hem zo opgeruimd gezien. Na het diner gelaste hij Don Gio-
vanni Rialdi ermee een geschenk te gaan dragen bij kardinaal Nina, die
toen onze beschermer was en ik werd als zijn gezel uitgekozen. Het ging
over een vrij bescheiden geschenk, namelijk een fles wijn die tachtig
jaar oud was. De kardinaal ontving het met blijken van groot genoegen,
omdat hij in de stoffelijke gift het hart ontdekte van Don Bosco en hij

7.5 Page 65

▲back to top
- XIV/61 -
gelastte de bode hem hiervoor te bedanken. 's Avonds hernieuwde Don Bosco
zijn raadgevingen, zegende ons en wij verloren de blijdschap waarmee we
de hele dag waren overstelpt geweest. Wij moesten onze vader verlaten en
dit afscheid voelden wij diep aan en we dienen ook te zeggen dat Don Bos-
co, onze vader, wanneer hij ons zijn zegen schonk, eveneens veel verdriet
had dat hij van ons scheiden moest."(1)
We hebben enkel drie brieven kunnen terugvinden met als datum Rome
en met de handtekening van Don Bosco. Ze werden alle onder dictee door de
secretarissen geschreven wegens zijn slecht gezichtsvermogen. De eerste
brief is gericht aan abbé Guiol. Men vermeent hieruit dat hij toen de
eerste stappen deed te Rome om de bevoegdheid te verkrijgen te Marseille
een noviciaat te openen. Van dit jaar schijnt een brief te zijn, die in
het Frans opgesteld werd waarschijnlijk door Graaf Cays en gericht was
aan de Algemeen Overste van het grote kartuizerklooster van Grenoble.
Hierin werd gevraagd het toekomstige noviciaat van Marseille op de lijst
te willen brengen van de huizen waaraan zij hun liefdadigheidssubsidies
verlenen. Het bewaarde afschrift heeft geen datum. Hierna volgt de brief
aan de pastoor van Marseille.
(1) In het dagboek van Don Berto leest men onder diezelfde datum: "Vierde zondag van de
Vasten (23 maart) Mis te Torre de'Specchi. Er kwamen uit Albano en Ariccia zeven per-
sonen, priesters, clerici en leken om Don Bosco te bezoeken en ze bleven ook dineren.
Daarna keerde Don Bosco terug bij de staatssecretaris vergezeld van D. Rinaldi. Zo
ging hij ook bij Mgr. Bianchi (secretaris van de congregatie van Bisschoppen en Re-
gulieren. 's Avonds was hij opnieuw bij de kardinaal staatssecretaris, die aanvaardde
de beschermer van de salesiaanse congregatie te zijn en te doen wat nodig was. Dan
ging hij bij Mgr. Boccali en bracht hem een fles van omstreeks het jaar 1800. Aan de
kardinaal staatssecretaris overhandigde hij drie memoranda: een over de missies van
Amerika, een tweede over de missies van Europa tegen de protestanten en een derde
waarin sommige privileges gevraagd werden.
"Terug thuis gaf hij zijn zegen aan die van Albano en Ariccia en dan ging hij met de
clericus Varvello omstreeks 8 uur aan tafel bij Cavaliere Carosio, onderprefect van
Rome. Daar moest ook ridder Gilardini, referendaris bij de Raad van State zijn maar
hij was niet kunnen komen. Aldus kon ridder Carosio, nu hij alleen was met Don Bosco,
ongehinderd met hem spreken over het plan te Rome een huis van de salesianen op te
richten. Deze heer is uit Piëmonte, misschien uit de omgeving van Ovada".
Hij zegt dat "hij terugkeerde bij de staatssecretaris omdat hij er eerst daags te-
voren geweest was, na verscheidene andere bezoeken. Na zijn ochtendbezoek stuurde hij
het geschenk aan de kardinaal, door bemiddeling van een gezantschap en maakte daarbij
gebruik van D. Rinaldi omdat Zijne Eminentie hem al kende. Aan Mgr. Boccali overhan-
digde hij persoonlijk het geschenk. Het was de gebruikelijke manier van Don Bosco om
uiting te geven aan zijn dankbaarheid. In dit geval wou hij de kardinaal bedanken om-
dat hij aanvaard had hun beschermer te worden en Monseigneur voor de audiëntie die
hij voor hem bekomen had. Flessen met oude en krachtige wijn werden hem voor zijn
gezondheid door adellijke families van Turijn gezonden maar hij maakte er een ander
gebruik van.

7.6 Page 66

▲back to top
- XIV/62 -
"
Beste Heer Pastoor,
"
"
Met een waar genoegen ontving ik uw brief van 26 februari
" met de getuigschriften aan Mgr. de bisschop van Marseille aan-
" gaande het noviciaat. Dat is zeer goed. Bij de heilige Stoel be-
" staan geen moeilijkheden. Dat is al een grote stap vooruit. God
" zal ons helpen voor het overige. Ik meen dat we voor het kleine
" huis naast het Oratorio het aldus kunnen doen: aangekocht op
" naam van de Société Beaujour zal abbé Constant zijn eisen verda-
" gen maar ten onzen laste. Indien de Raad van Beheer van de maat-
" schappij het goedvindt, zal zij 13.000 fr. voor dit contract ge-
" vergd betalen en zal ik deze later terugbetalen aan wie het hoort.
"
Voor uw norm deel ik u mee dat half maart Priester Cerruti,
" de directeur van het College van Alassio, naar Frankrijk zal rei-
" zen als inspecteur en algemeen procurator. Hij zal al onze huizen
" bezoeken en waarschijnlijk zal hij samen met D. Ronchail alle no-
" dige beslissingen nemen.
"
Ik prijs en ik keur goed de vergroting van ons Wezenhuis
" aan de ondernemers toe te vertrouwen.
"
Ik dank u en de anderen die zich bezig gehouden hebben met
" de Notice sur les Salésiens. U zult me een groot genoegen doen
" door er mij bij gelegenheid enkele exemplaren van te sturen, waar-
" van ik er twee in uw naam aan de heilige Vader zal aanbieden.
"
Steeds meer zie ik de hand des Heren in onze stichting van
" Marseille. In het begin is er wat geduld en zijn er offers nodig.
" Dat doet de Société Beaujour. Ik zal niet weigeren te doen al
" wat ik kan, maar het aantal huizen (21) deze laatste maanden geo-
" pend, hebben mij activa en passiva en zelfs onzijdig doen uitge-
" ven. Niettemin heb ik een van mijn bezittingen te koop gesteld,
" waardoor ik enkele honderdduizenden fr. ter beschikking zal heb-
" ben en aldus zal ik in staat zijn mijn zaken in orde te brengen.
"
In de mate dat ik mij aangetrokken voel voor de ondernemin-
" gen gepland dans la paroisse de Saint Joseph, in diezelfde mate
" voel ik mij weinig enthousiast voor het instituut Roussel, dat nog
" niet met zekerheid afgestaan is.
"
Ik heb de heilige Vader nog niet gezien, omdat ik eerst ver-
" schillende zaken moet voorbereiden, waarover ik u dadelijk na de
" audiëntie zal schrijven.
"
Mijn geliefde heer Pastoor, blijf me genegen. Alle salesia-
" nen zullen voor u bidden, voor de heren van de Société Beaujour
" en voor allen die een hand toesteken voor de uitbreiding van Gods
" meerdere glorie. Ik zal zodra mogelijk aan Mgr. de bisschop van
" Marseille schrijven.
"
De genade van 0.-H.-Jezus Christus moge steeds met ons zijn
" en bid voor mij die voor u steeds in de Heer zijn zal
"
" Rome, 4 maart 1879.
uw toegenegen vriend
"
Priester Gio. Bosco.

7.7 Page 67

▲back to top
- XIV/63 -
Een tweede brief gaat naar ridder Carlo Fava, een oude vriend en
weldoener van Don Bosco.
"
Geachte Heer Ridder,
"
"
Vanuit deze verheven stad verheug ik mij zeer u te kunnen
" bedanken voor de welwillende daden die u bij vele omstandigheden
" voor ons huis, of liever voor onze arme jongens, gesteld hebt.
"
Iedere dag bidden wij voor het behoud van uw kostbare ge-
" zondheid, die van Mevrouw uw gemalin en voor uw vader.
"
Voor het einde van de week hoop ik mij bij de heilige Vader
" te kunnen aanbieden en zal dan voor u en voor alle personen door
" u aanbevolen, met name over uw klein dochtertje, een speciale ze-
" gen vragen.
"
Moge Gods ons allen zegenen en in zijn heilige genade be-
" waren, terwijl ik met zekerheid ben
"
" Rome, 19 maart 1879.
uw verplichtende dienaar en vriend
"
Priester Gio. Bosco.
De laatste brief bevat bedankingen, aanbevelingen en raadgevingen
aan Don Marenco, voor hem en voor zijn jongens van Lucca.
"
Mijn beste Marenco,
"
"
Ik heb je brief en die van je leerlingen ontvangen en on-
" dervond er een echte vertroosting door. Ik dank jullie allen van
" harte voor de kinderlijke genegenheid waarvan jullie blijk geven.
" Geef aan je leerlingen en aan mijn beste zonen de verzekering, dat
" ik mij alle moeite zal geven om te beantwoorden aan de liefde wel-
" ke zij voor mij hebben en ik zal voor jou en voor hen bidden.
"
Ik wil voor jullie aan de heilige Vader een speciale zegen
" vragen. Maar jullie, mijn beminde zonen, jullie moeten je inspan-
" nen om mij te helpen door je goed gedrag. God schenkt jullie tijd
" en gelegenheid de godsdienst te bestuderen en te beoefenen. Jullie
" dienen er voordeel mee te doen.
"
Indien jullie mij een grote blijk van genegenheid willen
" geven, bidden jullie dan veel voor mij en ontvangen jullie eens
" een heilige communie volgens mijn intentie. Over korte tijd zul-
" len wij elkaar, als het God belieft, terug zien.
"
De genade van Onze Heer Jezus Christus moge altijd met ons
" zijn. Geloof me steeds te zijn in de Harten van Jezus en van Ma-
" ria.
"
"
je toegenegen vriend
"
Priester Don Bosco.

7.8 Page 68

▲back to top
- XIV/64 -
" P.S. Tu vero in omnibus labora,_opus fac evangelistae, ministe-
"
rium tuum viriliter imple et Dominus dabit tibi voluntatem
"
et_potentiam sic transeundi per bona temporalia ut non
"
amittas aeterna.(1)
Na de pauselijke audiënties deed Don Bosco gewoonlijk door zijn
secretaris omzendbrieven schrijven, die hij dan ondertekende en waarin
hij aan bepaalde weldoeners een speciale zegen van de heilige Vader mee-
deelde. Het was niet nodig dat hij aan de paus uitdrukkelijk de naam van
allen zou zeggen. Het is immers geweten dat de paus zijn zegen uitbreidt
tot allen voor wie men het inzicht heeft hem te vragen. Zo deed hij het
ook ditmaal. In ons archief bevinden zich antwoorden die bewijzen met
welke vurige voldoening dergelijke mededelingen ontvangen werden.
(1) Uit de tweede brief aan Timoteus, hoofdstuk 4, vers 5 en uit het Oremus van de derde
zondag na Pinksteren, met wijzigingen "Gij, daarentegen, wees lijdzaam in alles,
volbreng de taak van een evangelist, vervul uw ambt mannelijk en de Heer zal U de wil
en de macht geven op zo een manier van de tijdelijke goederen te genieten dat ge de
eeuwige goederen niet zult verliezen."

7.9 Page 69

▲back to top
- XIV/65 -
H O O F D S T U K IV.
EERSTE OPTREDEN VAN DE SCHOOLOVERHEID VOOR HET SLUITEN VAN
DE KLASSEN VAN HET GYMNASIUM IN HET ORATORIO
In de langdurige en hatelijke oorlog tegen de klassen van het Ora-
torio, trad de schooloverheid op als een min of meer bewust werktuig van
de sekten. Toen de regeringsmacht overging in de handen van de linkse
parlementairen, vermenigvuldigden zij hun samenzweringen tegen de steeds
meer opbloeiende private scholen, geopend en bestuurd door geestelijken
of kloosterlingen. Misschien zullen wij gelegenheid krijgen meer dan eens
op deze aangelegenheid terug te komen; maar hier zullen we enkel de fei-
ten uiteenzetten die ten nadele van ons hoofdhuis gebeurden. Thans zullen
wij het verhaal van de terugkeer van Don Bosco naar Turijn schorsen en
blijven stilstaan bij het vertellen van de eerste voorpostgevechten tegen
het gymnasium van Valdocco en de verdediging hiervan door Don Bosco tij-
dens zijn verblijf te Rome.
Het eerste document, dat als het ware het vuur kwam openen, da-
teert van 10 oktober 1878. Daarin gaf de provinciale schoolraad aan Don
Bosco het bevel de klassen enkel toe te vertrouwen aan leerkrachten met
een regelmatig diploma waarin verklaard werd dat ze onderricht mochten
geven; zo niet, zouden strenge maatregelen genomen worden, en kon over-
gegaan worden tot het sluiten van de scholen. Daarom werd gevergd dat aan
de koninklijke inspecteur voor de studies de lijst zou gestuurd worden
van de leraren voor het schooljaar 1878-79 met aanduiding van hun respec-
tieve wettelijke titels.
Op dit bevel gaf Don Bosco geen antwoord. De reden hiervan was dat
hij, integendeel, trachtte van de Minister een tolerantie voor drie jaar
te bekomen. Gedurende die periode zouden in het Oratorio ook leraren
zonder diploma onderricht kunnen geven. In deze zin stuurde hij volgend
smeekschrift aan de heer Coppino, Minister van Openbaar Onderwijs.

7.10 Page 70

▲back to top
- XIV/66 -
"
Excellentie,
"
"
De grote bezorgdheid waarmee u de instituten, die tot doel
" hebben onderwijs en opvoeding te geven aan arme volkskinderen,
" bevordert en ondersteunt, geeft mij de moed u te smeken mij een
" zeer grote gunst te verlenen, waarbij ik mij enkel steun op uw
" bekende goedertierenheid en gezag. Deze gunst heeft betrekking
" op het instituut genaamd Oratorio van de H. Franciscus van Sales
" dat te Turijn werd opgericht. Hier werden verscheidene honderden
" arme kinderen opgenomen, die door vertegenwoordigers van het
" staatsgezag gestuurd worden. Dank zij hun vak of hun verdere ont-
" wikkeling in het lezen en schrijven, bereiden zij zich voor om
" later hun brood te verdienen. Dit instituut beschikt echter over
" geen vaste inkomens en wordt enkel door de Voorzienigheid in le-
" ven gehouden. Daarom was het schoolgezag jegens ons altijd zeer
" welwillend, aanzag deze klassen als een vaderlijk en liefdadig
" onderricht, zoals het in feite is, en maakte nooit moeilijkheden
" over de wettelijke titels van de leerkrachten. Nu echter heeft
" de heer koninklijke inspecteur mij gewaarschuwd dat hij wil dat
" alle leraren een ‘respectief wettelijk’ diploma zouden bezitten.
"
Dat zou voor deze arme knapen een echte ramp zijn, daar
" een aanzienlijk aantal van hen met een wakker verstand in de on-
" mogelijkheid zou zijn een geëerde positie te verwerven in de
" koophandel, in het leger en in het onderwijs.
"
In deze grote nood richt ik mij smekend tot u, opdat bij
" wijze van gunst, zou worden toegestaan dat de huidige leraren,
" die geschikt zijn bevonden dank zij een jarenlang onderricht,
" gemachtigd zouden worden ten minste voor een periode van drie
" jaar voort te gaan met hun onbezoldigd ambt in hun respectieve
" klas. Na deze termijn zullen de leerkrachten de leeftijd bereikt
" hebben, voorgeschreven voor de publieke examens en zullen ze het
" voorgeschreven bekwaamheidsdiploma kunnen verwerven.
"
In naam van de arme jongens van dit Instituut vraag ik u
" deze grote gunst, terwijl ik tot God bid dat hij u gelukkig mo-
" ge maken.
"
Met diepe dankbaarheid heb ik de hoge eer te zijn van Uwe
" Excellentie.
"
" Turijn, 1 november 1878.
Priester Gio. Bosco.
Een eigenaardig geschrift van Don Bosco, waarvan de kopie, ge-
schre-ven en ondertekend door Don Durando, bij het smeekschrift gevoegd
werd, bevat volgende verklaring: "De ondergetekende, in zijn hoedanigheid
van directeur van de studies van het tehuis genaamd Oratorio van de H.
Franciscus van Sales verklaart hierbij gaarne en met volledige kennis van
zaken dat de volgende leerkrachten (dan volgen de namen en de klassen)
onderricht hebben gegeven, respectievelijk in hun klas, met ijver en aan-
zienlijk nut voor de leerlingen die hun toevertrouwd werden en daarbij
zonder enige twijfel bewijzen hebben gegeven van hun bekwaamheid en hou-

8 Pages 71-80

▲back to top

8.1 Page 71

▲back to top
- XIV/67 -
ding in de verschillende onderwijsvakken. Gelet op hun onbaatzuchtigheid
bij het kosteloze onderricht aan de arme kinderen van dit instituut,
voegt hij ook hierbij zijn verzoek tot de Heer Minister van Openbaar On-
derwijs opdat hij bij wijze van gunst zich zou gewaardigen hen toe te la-
ten voort te gaan met hun onderricht, dat ze respectievelijk, in hun
klas, sinds jaren geven enz. D. Durando."
Om niets onbeproefd te laten, dat volgens zijn mening, nuttig kon
zijn bij het bezweren van het gevaar, riep Don Bosco ook de goede dien-
sten in van zijn Israëlitische vriend, de secretaris-generaal bij het Mi-
nisterie van Buitenlandse Zaken, commandeur Malvano.
"
Geachte Heer Commandeur,
"
"
Ik heb uw steun werkelijk nodig. Ik heb bij de Minister
" van Openbaar Onderwijs een aanvraag gedaan opdat de klassen van
" dit tehuis voor arme kinderen zouden aangezien worden als lief-
" dadigheidsklassen opgericht door iemand die de ouders vervangt
" dus zonder dat de leraren zouden verplicht zijn een openbaar di-
" ploma te hebben. Dit zou misschien maandag of dinsdag dienen be-
" handeld te worden. Het zou erom gaan dat de huidige leerkrachten
" voorlopig zouden gemachtigd worden ofwel dat zij toegelaten wor-
" den tot het afleggen van een examen, hoewel ze niet de leeftijd
" hebben, voorgeschreven bij ministerieel decreet.
"
Een woord van u te mijnen gunste zou zeer voordelig zijn.
" Dit is vooral waar bij deze nieuwe minister die misschien niet
" weet dat dit huis een echt wezenhuis is en dat het grootste ge-
" deelte van de leerlingen door de publieke overheden naar hier
" werden gestuurd.
"
Ik stel vertrouwen op uw goedheid en dan zullen wij een
" reden te meer hebben om U onze dankbaarheid te betuigen, ver-
" dienstelijke heer Commandeur.
"
Gelieve de eerbetuiging te willen ontvangen van Prof.
" Pechenino en Prof. Durando, die zich beiden hier in mijn kamer
" bevinden en die wensen dat u hen goedwillig zoudt gedenken.
"
Moge God u een goede gezondheid bewaren en een gelukkig
" leven en geloof dat ik met echte dankbaarheid ben
"
" Turijn, 19 oktober 1878.
uw zeer verplichte dienaar
Door het ministerie werd de Prefect ermee gelast aan Don Bosco mee
te delen dat, zoals vroeger al gebeurde, men ditmaal, spijtig genoeg geen
uitzondering op de algemene wet kon maken en dat men in alles en voor al-
les zich hield aan de beslissing van de provinciale schoolraad. Bij het
vervullen van zijn opdracht verzocht de prefect voor eigen rekening Don
Bosco hem zonder toeven de lijst en de diploma's van de leerkrachten te

8.2 Page 72

▲back to top
- XIV/68 -
leerkrachten te willen sturen, want het was de wil van de Minister dat,
indien Don Bosco geen gevolg gaf aan de uitnodiging, er zou opgetreden
worden zoals de wet het voorzag. Op 15 november stuurde Don Bosco een
lijst met de namen van Don Rua, Don Durando, Don Bonetti, Don Bertello
en Don Pechenino. Bij de lijst van de leraren met een diploma wou hij
een nota voegen met de namen van de plaatsvervangende meesters in iedere
klas, die geen diploma bezaten. Als een man die gewaagde ondernemingen
aandurfde, schijnt hij geprobeerd te hebben ook een stilzwijgende goed-
keuring te bekomen ten voordele van hen die geen diploma hadden. Het
bleef steeds zijn bedoeling dat het Oratorio zou erkend worden als een
ouderlijk huis. Een paar weken later kwam inspecteur Rho onverwacht in-
spectie houden in alle klassen en lokalen van het Oratorio in gezelschap
van de inspecteur van Novara. Twee houders van diploma's, die in het huis
waren, hadden de tijd hun katheder te beklimmen terwijl men in de andere
klassen de plaatsvervangers aantrof. Toen de ambtenaar vertrok verheelde
hij niet dat hij niet erg tevreden was; maar omdat hij medeleerling van
Don Bosco geweest was, hoopte men dat hij, uit vriendschap, wat door de
vingers zou gekeken hebben. Het was nochtans bekend dat hij niet veel
hield van de huizen van de salesianen ofschoon hij doorgaans vriendelijk
kon optreden en zijn echte bedoelingen wist te verbergen.
Dit bezoek was bevolen door de schoolraad van Turijn met het be-
paald inzicht na te gaan of de leerkrachten ja dan neen de vereiste di-
ploma's bezaten en of het de personen waren die in de nota vermeld ston-
den. Het verslag van de inspecteur was rampspoedig en daarom verzwaarde
de raad zelf de dosis en dreigde met strenge maatregelen, indien niet
alles voor 30 januari 1879 in orde zou zijn. Deze mededeling werd zeer
kort daarna gevolgd door een ander officieel blad waarin in naam van de
prefect gevraagd werd een arme jongen in zijn Oratorio te willen aanvaar-
den.(1) Een tweede bezoek, op 7 maart, eveneens door de inspecteur ge-
bracht verliep slechter dan het eerste en verplichtte Don Bosco zich
krachtdadig met de zaak bezig te houden. Intussen was het uit betrouwba-
re bron duidelijk geworden dat twee zeer belangrijke bijzonderheden vast-
stonden; toen het ministerie, aan de inspecteur van Turijn geschreven
had, had het geëist dat de wet zou worden nageleefd, maar daarbij geen
gewag gemaakt had van strenge maatregelen en het initiatief van deze zaak
was niet uit Rome gekomen, maar wel vanwege de lokale gezagdragers die
daarbij beroep deden op maatregelen van hogerhand.(2) Deze inlichtingen
maakten de weg gemakkelijker. Wanneer gezaghebbers hem moeilijkheden aan-
deden, bleef Don Bosco niet halverwege staan, maar drong hij door tot aan
de top. Op 15 maart vroeg hij schriftelijk een audiëntie aan bij Minister
Depretis, de voorzitter van de ministerraad.
(1) Bijv. Doc. 7.
(2) Bijv. Doc. 8.

8.3 Page 73

▲back to top
- XIV/69 -
Hij ontving een antwoord van zijn kabinetschef, commandeur Celesia di
Vegliasco, waarin gezegd werd dat Zijne Excellentie hem nog die dag zou
ontvangen om twee uur stipt op het ministerie van Binnenlandse Zaken. Don
Bosco kwam juist om twee uur aan. Hij wachtte er een half uur eer de Mi-
nister binnentrad. Hij stond recht toen hij voorbijkwam en de minister
groette hem, lichtte zijn hoed even op en ontving hem dadelijk. De herin-
nering aan Lanzo diende als inzet van hun onderhoud, dat drie kwartier
duurde. Don Bosco sprak hem vooral over de missies, en de minister zei
dat het zijn bedoeling was ze te beschermen. Toen hij de netelige kwestie
aanraakte van de moeilijkheden die men hem in de weg legde, merkte de mi-
nister op dat, nu de openbare mening hem gunstig gestemd was, hij niets
te vrezen had. Hierop antwoordde Don Bosco door te herinneren aan het mo-
bile vulgus van Sallustius om dan het onderwerp volledig te bespreken.
Depretis luisterde welwillend en beloofde hem zijn scholen aan het Minis-
terie van Openbaar Onderwijs aan te bevelen. Nu had hij de wind in de
zeilen. Toen deed Don Bosco nog een laatste stap. Met de hulp van zijn
vriend, de heer Ferdinando Fiore, ambtenaar bij het ministerie, had hij
een memorandum opgesteld dat hij zou aanbieden aan het hoofd van de rege-
ring en waarin de elementen stonden, waarop deze kon steunen om hem de
gevraagde bevoegdheid te verlenen in de klassen van het Oratorio leer-
krachten zonder diploma te plaatsen. Ziehier hoe Don Bosco de zaak voor-
stelde.
"
Memorandum.
"
"
Met de bedoeling aan een instelling goed te doen die er
" naar streeft verbetering te brengen in het lot van de meest be-
" hoeftige klasse van de burgerlijke maatschappij, nl. de in ge-
" vaar verkerende jeugd, gelet op volgende beschouwingen ten gun-
" ste van het tehuis genoemd: Oratorio van de H. Franciscus van
" Sales te Turijn:
"
1° dat het steeds aangezien werd als een liefdadigheids-
" werk door de burgerlijke en stedelijke overheden en als zodanig
" bestempeld werd door de Senaat van de Regering en door de Kamer
" van Volksvertegenwoordigers.
"
2° dat het verscheidene malen het openbaar gezag hielp
" door verlaten kinderen te aanvaarden, en dat het daarom door
" deze overheden steeds begunstigd, aanbevolen en gesteund werd.
"
3° dat de schooloverheden gedurende meer dan 36 jaar het
" ontslagen hebben van de verplichting in de klassen van het
" middelbaar onderwijs leerkrachten met een wettelijk diploma
" te plaatsen.
"
4° dat de uitgaven vereist voor het aanstellen van leer-
" krachten met een wettelijk diploma een zwaar nadeel zou beteke-
" nen voor het instituut dat over geen geldelijke inkomsten be-
" schikt en dat dit zelfs in het nadeel zou zijn van de opgenomen

8.4 Page 74

▲back to top
- XIV/70 -
" jongens, van wie men zou genoodzaakt zijn het aantal te vermin-
" deren.
"
5° dat dit Ministerie het inzicht heeft zijn steun te
" blijven verlenen aan het Oratorio van de H. Franciscus van Sales,
" zoals ook de voorgaande ministeries dit gedaan hebben als aan
" een liefdadigheidstehuis of ouderlijk instituut waar priester
" Bosco enkel uit geest van liefdadigheid de rol vervult van een
" vader voor de kinderen die daar werden opgenomen.
"
6° dat het ministerie goedwillig de wet op het openbaar
" onderwijs zo wil toepassen dat de behoeftige klasse van de maat-
" schappij er voordeel en geen nadeel van heeft.
"
7° dat, ten slotte, het ministerie wil meewerken aan de
" verspreiding van het onderwijs dat thans verplichtend is gesteld
" voor de arme en minder bemiddelde klassen
"
verleent het ministerie hierbij de machtiging aan priester
" Giovanni Bosco middelbaar onderricht te geven of te laten geven
" aan de arme kinderen van zijn vroom instituut, zonder verplich-
" ting in de respectieve klassen leerkrachten te plaatsen die wet-
" telijk erkend zijn.
Dit blad moest vergezeld worden van een brief die zou dienen als
voorstelling en gebeurlijk ook om de aandacht te wekken.
"
Excellentie,
"
"
Ik ben genoodzaakt aan Uwe Excellentie de toestand aan te
" bevelen van de arme jongens opgenomen in het tehuis van de H.
" Franciscus van Sales te Turijn. In het verleden was dit insti-
" tuut, als weldadigheidswerk bestemd voor de arme jongens, niet
" verplicht de wet op het onderwijs streng toe te passen. De rege-
" ring hield er rekening mee dat het grootste gedeelte van onze
" jongens gestuurd wordt door de verschillende gezagsinstanties
" van de staat en wierp dan ook geen moeilijkheden op betreffende
" de leraren die kosteloos hun diensten verleenden. Thans wil zij
" dat de klastitularissen blijvend aan hun ambt zouden verbonden
" zijn, zonder dat ze zich door anderen mogen laten vervangen.
" Daarom smeek ik nederig Uwe Excellentie een woordje te willen
" zeggen tot de minister van Openbaar Onderwijs opdat hij wil in-
" zien dat onze jongens zich hier als het ware onder vaderlijk ge-
" zag bevinden en zou toestaan dat de huidige leerkrachten mogen
" voortgaan liefdadig onderricht te verstrekken aan hun leerlingen,
" ofwel dat men ze zou toelaten tot het afleggen van examens, of-
" schoon ze hiervoor nog niet de wettelijke leeftijd bereikt heb-
" ben.
"
Nederig beveel ik aan de liefdadigheid van Uwe Excellentie
" deze arme volksjongens aan, aan wie ik mij geheel toegewijd heb
" en vol vertrouwen in uw vaderlijke aanbeveling bij de heer minis-

8.5 Page 75

▲back to top
- XIV/71 -
" ter van Openbaar Onderwijs, heb ik de hoge eer van Uwe Excellen-
" tie te zijn
"
de nederige dienaar
" Rome, 15 maart 1879.
Priester Gio. Bosco.
Anderzijds meende de minister dat het niet opportuun was hem deze
brieven te schrijven, omdat het hem beter toescheen niet de officiële weg
te volgen. Met veel hartelijkheid voegde hij eraan toe: "Wanneer u mij
wenst te spreken, is het onnodig een audiëntie te vragen. Kom maar en
laat u enkel aanmelden. Ik wil dat wij als vrienden met elkaar omgaan.
Zeg mij wanneer de eerstvolgende expeditie van missionarissen vertrekt en
de regering zal u helpen. We zullen u op zijn minst de reisonkosten be-
talen." - Uiteindelijk zei hij hem enkele zaken die hij aan de paus zou
zeggen. Don Bosco beloofde dat hij dat zou doen. Toen hij het palazzo
Braschi verliet, dat toen de zetel van het ministerie van Binnenlandse
Zaken was, ging hij voorbij een groepje volksvertegenwoordigers onder wie
iemand hem groette in het Piëmontees. Kort voordien had Don Berto in een
van de zalen luidop horen zeggen: - "Hij ziet eruit als een heilige."
Die heer Fiore had aan Don Bosco een "knorrige commandeur Barbe-
ris" aangeduid als de man die op het ministerie veel vermocht omdat hij
directeur-generaal van de middelbare scholen was. Iedereen aanzag hem als
een man die niet toegankelijk was voor aanbevelingen en hij ging ook door
voor een grote autocraat. Maar Don Bosco, die hem als schoolmakker gekend
had, ging hem opzoeken omdat hij vertrouwen stelde in hun oude vriend-
schap. Hij werd dadelijk ontvangen en hun gesprek duurde twee uren. Daar
wij op de eerste plaats voor onze medebroeders schrijven, die de stijl
van Don Bosco bij het beschrijven van ontmoetingen van allerlei aard ken-
nen, zullen we ook hier niet nalaten het hoogtepunt van de samenspraak te
reproduceren in de vorm van het tweegesprek met woord en wederwoord,
zoals Don Berto en anderen dit uit zijn mond gehoord hebben en er aante-
keningen van maakten.
In het begin sprak Don Bosco de Commandeur met "u" aan zoals de
Commandeur dit ook tegenover Don Bosco deed, maar toen het ijs eenmaal
gebroken was, ontsnapte het aan de Commandeur van te zeggen: "Laat ons
nu alle ceremonie opzij laten! Je herinnert je wel dat we schoolmakkers
geweest zijn. Laten we elkaar met "jij" aanspreken. Aldus zullen we met
wat meer vertrouwen met elkaar spreken... Je dient goed te begrijpen dat
ik op deze post met niemand rekening houd.
"Maar je zou me kunnen helpen" - onderbrak hem Don Bosco.
"De wet is de wet, mijn beste. Naar iets anders hoef ik niet te
kijken."
"Maar je ziet dat we gelijk..."

8.6 Page 76

▲back to top
- XIV/72 -
- "De schoolraad heeft een beslissing genomen en dus heeft hij
gelijk."
- "Maar doe me een gunst... Kijk, misschien kan je de minister
tot welwillender gevoelens stemmen..."
- "Dat kan ik niet."
- "Maar luister eens goed. Ik kom niet bij jou met eisen. Ik be-
veel me aan, jij kunt tussenkomen, mij een raad geven."
"Onderwerp je. Dat is het wat ik je zeggen kan."
"Maar kijk, ik heb een scherpe pen", - zei Don Bosco hem op
schertsende toon, - "en de geschiedenis zal zeggen hoe een arme man,
die geen ander inzicht had dan goed te doen aan de arme verlaten jeugd
behandeld is geworden."
"Schrijf wat je maar wilt. Wanneer ik er niet meer zal zijn,
dan gaat het me weinig aan wat de anderen van mij zullen zeggen."
"Kijk, mijn beste Commandeur, voor het ogenblik is het waar dat
je deze post bekleedt, maar je zal er niet altijd blijven... en wanneer
je de wetten zo gaat interpreteren dan zal je jezelf veel hatelijkheid
over het hoofd halen... en wanneer je op deze post niet meer zult zijn,
dan zal je verfoeid worden."
Bij deze woorden bleef de heer Barberis wat nadenken en toen zei
hij: - "Maar het is toch nodig dat wij ons aan de wetten houden."
- "Zeker, maar de wetten kunnen ook welwillend en niet enkel in
hatelijke zin geïnterpreteerd worden."
"Dit is nu genoeg, van mij zul je niets te vrezen hebben. Het
is te Turijn dat ze de stem verheffen... het komt van de schoolraad...
vandaar schrijven ze naar hogerhand... Tracht je in betrekking te stellen
met de hoofden van die raad." - Dan duidde hij hem aan op welke manier
hij zijn zaken kon regelen. Eindelijk besloot hij: "Zorg daarna dat je
ook met minister Coppino of op zijn minst met zijn secretarisgeneraal,
commandeur Bosio, kunt spreken."-
Uit bepaalde bedekte woorden van zijn gesprekspartner verkreeg Don
Bosco zekerheid over iets dat hij al sterk vermoedde. Ieder jaar kwamen
een dertigtal leerlingen van het Oratorio zich aanmelden voor het examen
van het licentiaat waar ze dan mededongen met de kandidaten van de scho-
len van de regering en hen niet zelden achter zich lieten. Dit welslagen
maakte zekere grote heren zenuwachtig omdat ze niet konden verdragen dat
de openbare instituten aldus afstaken bij de scholen van Don Bosco. Dat
was een van de redenen van de oorlog.
Don Bosco steunde op de raad van Barberis en ging bij commandeur
Bosio, secretaris-generaal bij het ministerie van Openbaar Onderwijs.
Iedere poging bij Minister Coppino zou een slag in het water geweest
zijn, want in het verleden wist men uit ervaring dat dit geen nut had.

8.7 Page 77

▲back to top
- XIV/73 -
De Commandeur was zeer blij Don Bosco op zijn kantoor te ontvangen, want
hij wenste vurig sinds lang hem te kennen. Hij had met hem een gesprek
van twee uren en gaf hem nuttige suggesties over de manier waarop hij
zich in de zaak van de leraren diende te gedragen.
Terwijl Don Bosco te Rome zovele trappen op en af liep, bood te
Turijn op 25 maart de inspecteur zijn officieel verslag over het tweede
bezoek dat hij aan de klassen van het Oratorio gebracht had, aan de
schoolraad aan. "Ik heb de leerlingen" - zei hij - "in volmaakte orde in
de klassen aangetroffen, maar, zoals men voorzag, werden alle klassen,
behalve de eerste, bestuurd door clerici en salesiaanse priesters, die
bij het vorig bezoek waren aangeduid als plaatsvervangers van de leraren
opgesomd in de lijst van de leerkrachten van het instituut. In het insti-
tuut was er ook wel de leraar-titularis van de 4de klas, maar hij ver-
scheen slechts dan in zijn klas, wanneer hij vernam dat ik van de ene
klas naar de andere ging om mij te vergewissen wie werkelijk onderricht
gaf. Een derde leerkracht schijnt gewaarschuwd te zijn geweest van het
bezoek dat aan de gang was en kwam hijgend toegelopen, wanneer ik mijn
opdracht al volbracht had en de lesuren al voorbij waren."
De leraar die "hijgend kwam toegelopen" was Don Marco Pechenino,
de auteur van de Griekse woordenboeken en van de Werkwoordelilke vormen,
die ook thans nog gevraagd worden. Toen hij het Oratorio verliet na dit
bezoek, beging hij de onvoorzichtigheid aan iemand van wie hij meende dat
het zijn vriend was, te zeggen: - "We hebben de inspecteur beet gehad."-
Een zekere grootspraak, die deze ijverig ging voortvertellen, zodat de
barse ambtenaar razend was.
Na akte te hebben genomen van het verslag van de inspecteur be-
sliste de schoolraad aan het ministerie de sluiting van het gymnasium,
gehecht aan het Oratorio van de H. Franciscus van Sales, voor te stellen.
Nadat Don Bosco zich vergewist had dat te Rome geen wrok tegen zijn klas-
sen bestond, koos hij de rol van Fabius Maximus Cunctator: de zaak in
leven te houden door tijd te winnen. Op deze manier zou men toch het ein-
de van het schooljaar bereiken, indien de klassen ooit zouden gesloten
worden en voor het nieuwe schooljaar zou men dan zijn toevlucht tot
nieuwe hulpmiddelen nemen.
We zullen niet verzwijgen dat tijdens deze dreigingen van de storm
zich te Turijn ter verdediging van Don Bosco een stem in het liberale
kamp verhief. Advocaat Giustina, die als journalist ondertekende met de
schuilnaam van Ausonio Liberi, directeur van de Cronaca dei Tribunali (1)
publiceerde een artikel met als titel: "Wat meelij... en rechtvaardig-
heid", dat trilde van bewondering voor Don Bosco. Hij noemde hem "een
(1) "Rechtskundig Tijdschrift van Turijn, jaar II, nr. 10 (8 maart 1879).

8.8 Page 78

▲back to top
- XIV/74 -
hem "een rechtschapen burger", een eer voor de stad Turijn, hij boog zich
voor hem neer en eerbiedigde in zijn persoon "niet de priester maar de
engel van de openbare weldadigheid, de apostel van Christus." Nadien deed
hij een beroep op de journalisten en voegde eraan toen: "Laat ons er geen
partijkwestie van maken. Ten aanzien van de openbare weldadigheid ver-
dwijnen de groeperingen, er blijft enkel nog een compacte mensheid van
vrijwilligers die hun werk willen besteden aan het algemene belang, aan
de publieke zedelijkheid." Had die heer Giustina zich later altijd maar
zo gelijkmoedig getoond!
Te midden van al die zorgen, die zich bij andere voegden en waar-
voor hij te Rome zich moest inspannen, zei hij rustig aan zijn mensen dat
ook deze zaak op de ene of de andere manier haar oplossing zou krijgen.
"De kalmte van een heilige!" geeft ons Don Bonetti, die hierover naar Tu-
rijn schrijft, als commentaar.(1)
(1) Brief aan Don Rua, Rome 10 maart 1879.

8.9 Page 79

▲back to top
- XIV/75 -
H O O F D S T U K V.
DE TERUGREIS NAAR HET ORATORIO.
Men zou niet zo licht kunnen begrijpen hoe Don Bosco maanden aan
een stuk ver van het Oratorio rustig kon doorbrengen, indien men niet
wist dat hij daar de providentiële Don Rua had, die zoveel deed en heel
weinig of helemaal niet in de kijker kwam. Wanneer enerzijds Don Rua
het meesterwerk van Don Bosco was, dan mag men hem anderzijds beschouwen
als een echte adiutorium simile sibi hem door God geschonken, opdat niets
zijn vrijheid zou aan banden leggen om zijn hele zending te volbrengen.
Wij wensen niet in herhalingen te vervallen maar op één punt willen wij
de aandacht van onze lezers vestigen. In de Uiteenzetting van de heilige
Stoel, waarnaar we verwezen hebben en waarover we verslag zullen geven,
leest men ternauwernood een vluchtige verwijzing naar de geldelijke om-
standigheden: "Er bestaan" - zegt men er - "sommige schulden, maar men
heeft onroerende goederen te koop gesteld waarvan de waarde voldoende is
om de schulden te betalen." Zeer juist. Aldus waren er, inderdaad, bij
voorbeeld de eigendommen bij testament aan Don Bosco nagelaten van baron
Bianco di Barbania, waarvan de waarde aanzienlijk was. Maar het grote
ongemak lag hierin dat er nog niets van verkocht was en dat men niemand
vond die het onder bevredigende voorwaarden kopen wou, terwijl de toe-
stand intussen steeds benarder werd. Voor zijn intieme vrienden verborg
Don Rua niet dat de Congregatie zich nooit in dergelijke kritieke om-
standigheden bevonden had. De loterij bracht dagelijks giften aan en Don
Bosco besloten had er niet mee op te houden zolang hij geen honderddui-
zend lires netto had opgebracht. Maar deze bedragen die dagelijks bin-
nenkwamen waren enkel voldoende om een of ander gat te dichten. In der-
gelijke moeilijke ogenblikken, zou zonder een man met de kalmte, de be-
kwaamheid en het gezag van Don Rua de ongunstige economische toestand,
samen met het verlies van credit naar buiten toe, naar binnen een morele
malaise verwekt hebben met haar gewone gevolgen, namelijk, stoornissen en
ontreddering. Daarentegen rustten de gedachten van iedereen sereen bij de
verre Don Bosco, en zelfs zij die het best bekend waren met de geheime
zaken, zagen niet hoeveel verdienste Don Rua had aan dit rustige voortle-
ven. Inderdaad, terwijl zijn voorzichtigheid hem leerde hoe hij de zaken
met schranderheid moest behandelen, bracht zijn deugd hem ertoe de ver-
langde doeleinden in stilte en onopgemerkt te bereiken.

8.10 Page 80

▲back to top
- XIV/76 -
Don Bosco wou zeer graag in het Oratorio zijn voor de goede week,
die men thans als nabij mocht aanzien, maar de omweg die hij vóór zijn
terugreis wou maken was toch vrij lang. Hij vertrok uit Rome op de och-
tend van 28 maart, per trein naar Florentië en ontmoette Don Bonetti, die
hij te Magliano gelaten had, in het station van Orte.
In de hoofdstad van Toskanen zijn er namen die staan in de anna-
len van de salesiaanse medewerkers: de Nerli's, de Ugucciono's, pater
dominicaan Verda, minder bekend, maar een groot verspreider van de Let-
ture Cattoliche en van de Bibliotheek van de Italiaanse klassieken. Don
Bosco was met zijn twee reisgezellen te gast bij markiezin Nerli, die hen
liet halen met haar rijtuig. Hij voldeed aan de vroomheid van de zieke
markiezin Ugucciono9 celebreerde in haar huiskapel de H. Mis, bezocht
haar en sprak met haar over geestelijke zaken. Hij celebreerde eveneens
in het klooster van Santa Maria degli Angioli, waar het lichaam bewaard
wordt van de heilige Maria Magdalena de'Pazzï en na de Mis wou hij enkele
woorden van opbeuring richten tot die arme kloosterzusters, de slacht-
offers van de plunderingen van de sektariërs. In het huis Nerli werd hij
door vele personen, onder wie Gravin Digny, bezocht. Hij was haastig om
zich bij de aartsbisschop Mgr. Cecconi te begeven die hem met veel genoe-
gen ontving en hem zei: "Ik geef U mijn vertrouwen voor het huis van de
arme jongens dat in Florentië dient geopend te worden. Zeg mij wat ik
moet doen en ik zal alles doen wat u me zegt." Deze woorden hadden be-
trekking op begonnen onderhandelingen over een werk dat in die stad dien-
de gevestigd te worden. Vanuit Florentië kon hij eindelijk persoonlijk
een brief schrijven en de brief was gericht aan kanunnik Guiol, die hem,
toen hij te Rome verbleef, een bondige monografie gestuurd had samenge-
steld door zijn kapelaan Mendre over Don Bosco en zijn congregatie.(1)
"
Beste Heer Pastoor,
"
"
Ik ontving het werkje van de heer abbé Mendre. Het is een
" klassiek werk in die trant. Hij heeft me echter dikwijls mijn ge-
" laat doen bedekken uit schaamrood wegens de grote lofuitingen die
" hij mijn persoontje toezwaait. Alles weze echter tot meerdere eer
" van God en tot voordeel van het Werk dat men wil aanprijzen. Ik
" dank hem en u.
"
Zijne Heiligheid heeft met mij gesproken over het Oratorio
" de Saint-Leon. Hij zei meermaals dat hij de bevorderaars van het
" Werk bedankte en hij zegende hen uit ganser harte. Hij heeft me
" dan een prentje toevertrouwd voor u en een ander voor de heer
(1) L. Mendre, prêtre, Don Bosco, prêtre, Fondateur de la Congrégation des Salésiens,
Notice sur son oeuvre; L’0ratoire de Saint-Léon á Marseille et les Oratoires Salé-
siens fondés en France, Marsellle Typ. Marius Olive 1879.

9 Pages 81-90

▲back to top

9.1 Page 81

▲back to top
- XIV/77 -
" Rostand, maar alvorens ze te sturen moet ik wachten tot ze
" voltooid zijn.(1)
"
Ik ben op weg naar Turijn en wanneer ik daar aangekomen
" ben, zal ik doen wat nodig is voor Marseille en voor de twee
" landbouwkolonies van S. Cyr en La Navarre.
"
Wat al zaken zal ik u mondeling te vertellen hebben!
" Ik hoop dat we dit in de maand mei aanstaande kunnen doen.
"
Ik zal zo vlug mogelijk aan Mevrouwen Jacques en Prat moe-
" ten schrijven en aan anderen; maar vanaf heden verzoek ik u hun
" allen een speciale zegen van de heilige Vader mee te delen. Indien
" de exemplaren van ons werkje te koop zijn, wees dan zo goed een
" tiental ervan naar Turijn te sturen. Diegene die u mij te Rome ge-
" stuurd hebt, zijn als rook verdwenen.
"
Bid voor mij, beste heer pastoor, en geloof me te zijn met
" volmaakte achting, genegenheid en dankbaarheid in J. Chr.
"
" Florentië, 29-3-79.
uw toegenegen vriend
"
Priester Gio. Bosco
"
" P.S. Het is de eerste brief die ik na vier maanden schrijf.
Laat ons een woordje zeggen over dit sierlijke werkje. Het is in
twee delen ingedeeld. In het eerste deel stelt de auteur de zending van
Don Bosco en zijn opvoedingsmethode voor, waarbij hij begint met de epi-
sode van Bartolomeo Garelli in verband met zijn zending, en wat zijn op-
voedingsmethode aangaat met de "Generala", die beide met een dramatisch
meesterschap behandeld worden. De zending of opdracht van Don Bosco be-
staat erin zorg te dragen voor de arme en verlaten jeugd. Hier betuigt
hij dat het niet in zijn bedoeling ligt een lofrede over zijn persoon te
houden." Zijn bescheidenheid" - zegt hij - "zou dit niet toelaten en het
zou te moeilijk vallen erover te spreken met de waardigheid die hij ver-
dient. Wij wenden ons tot de zielen die branden van ijver voor de waar-
lijk katholieke werken en zonder te spreken over de deugden van Don
Bosco, is het voor ons voldoende zijn Werken te doen kennen." De methode
van Don Bosco bij de omgang met de jeugd is de liefde van Onze Heer Jezus
Christus. Daardoor heeft hij een zeer afzonderlijke plaats verkregen
onder hen die in de kerk, meer dan anderen, het woord van de Goddelijke
Meester: laat de kleinen tot mij komen, tot het hunne hebben gemaakt." Na
Don Bosco aan het werk te hebben getoond bij de wisselvallige gebeurte-
nissen in zijn Oratorio op zon- en feestdagen, besluit hij dit deel met
deze woorden: "Wanneer men een mosterdzaad gezien heeft en dan geroepen
wordt om zijn hoge plant te bekijken, dan kan men niets anders dan uit-
roepen: hoeveel waterdruppels en hoeveel zonnestralen heeft de Goddelijke
(1) Hij zinspeelt hier schertsend op de eretekens die hij voor beiden aangevraagd heeft.

9.2 Page 82

▲back to top
- XIV/78 -
Voorzienigheid aan de stam moeten geven om de warmte van de dag met de
koelte van de nacht wetenschappelijk juist af te meten tegenover elkaar."
Hij gaat dan verder met de geschiedenis van het tehuis en met de christe-
lijke vakscholen die het Oratorio omvormden "tot een ontzaglijk grote
bijenkorf, waar iedereen met heilige geestdrift werkt en werken voort-
brengt die niet minder waard zijn dan de honing van de meest uitgelezen
en schranderste bijen." De overgang naar het tweede deel wordt gekenmerkt
door een verwijzing naar het begin van de congregatie. Ze heeft zich ruim
uitgebreid in Italië en is tot in het verre Amerika doorgedrongen; ze
heeft ook de Westelijke Alpen overschreden en zich in Frankrijk geves-
tigd.
In dit tweede deel laat de schrijver de noodzakelijkheid blijken in
Frankrijk, op een christelijke manier de arbeidersjeugd te verzorgen door
het oprichten van christelijke vakscholen. Hij geeft een uiteenzetting
van het vele dat reeds te Marseille beproefd werd, maar met onvoldoende
resultaten wegens de gebruikte methodes. Hij begroet de komst van de
zonen van Don Bosco die daar de christelijke ateliers stichtten, zoals ze
bewijzen hebben gegeven dit te Nice te kunnen doen met de scholen voor
kunsten en ambachten en zoals ze zich klaarmaken om dit te doen in de
omgeving van Crau d'Hyères met de landbouwscholen. Hier haalt hij een re-
cente aanhaling van Leo XIII aan die tot initiatieven in die trant aan-
moedigt.(1)
De auteur eindigt met alle echte katholieken uit te nodigen sale-
siaanse medewerkers te worden en drukt daarbij volgende wens uit: "Mogen
al onze steden in Frankrijk met overvloedige aalmoezen de vorming van
deze christelijke ateliers steunen. De Oratoria van Saint-Leon, van
Saint-Pierre en van Saint-Isidore zullen ons ongetwijfeld weldra het op-
beurend schouwspel geven van de wonderen die voortdurend verricht wor-
den in het Oratorio van de H. Franciscus van Sales te Turijn. De werken
van Don Bosco helpen is een daad van een goede katholiek en bijgevolg
weet men hoe men de belangen van het vaderland kan begrijpen en bescher-
men.
Ons Frankrijk, waar alle werken, die door christelijke liefdadig-
heid zijn ingegeven de zekerheid hebben edelmoedige beschermers aan te
treffen, zal, naar wij hopen, tegenover de instellingen van Don Bosco
niet minder gunstig staan dan Italië. Gelukkig zij die het mosterdzaad-
je, een mooie boom geworden, zullen aanschouwen maar nog gelukkiger zij
die tot zich zelf kunnen zeggen dat zij met overvloedige aalmoezen bij-
gedragen hebben om zijn ontwikkeling te helpen en zijn wortels te ver-
stevigen."(2)
________________________
(1) Encycliek Quod apostolici muneris, 28 december 1878.
(2) Het beslaat 50 blz. in 16° op mooi papier, die men ook thans nog met genoegen leest.

9.3 Page 83

▲back to top
- XIV/79 -
Op 31 maart verliet Don Bosco Florentië om zich naar Bologna te
begeven, nadat hij vele bezoeken had afgelegd en ontvangen. Gravin Maria
Malvasia ging hem afhalen aan het station, bracht hem naar haar palazzo
en wees hem en zijn gezellen een gerieflijk appartement aan, waar ze door
niemand zouden gestoord worden. De eerste gedachte van Don Bosco was zijn
opwachting te gaan maken bij de kardinaal-aartsbisschop Lucido Maria Pa-
rocchi, aan wie zijn bezoek zeer aangenaam was en die allen voor de vol-
gende dag uitnodigde. Zijn Eminentie had wel redenen om tegenover hem zo
vriendelijk te zijn, zoals hij dat deed, want hij wist hoe hij, in ver-
standhouding met Leo XIII en met de staatssecretaris, zich te Rome had
beziggehouden en zich nog voortdurend bezighield met zijn pijnlijke toe-
stand. Hij was van de zetel van Pavia bevorderd tot de aartsbisschoppe-
lijke zetel van Bologna op 13 maart 1877, had reeds zijn intrede in de
kathedraal gedaan, maar slaagde er niet in het exequatur te bekomen.
Senator Pépolli had op de zitting van 23 januari 1879 nogmaals aan
de hoge vergadering de vraag gesteld waarom dat geweigerd werd. Minister
Taiani antwoordde dat "nu er een zachtere lucht uit het Vaticaan blies"
men ook de strengheid kon matigen waarmee het exeqautur geweigerd werd.
Hij had echter de vermetelheid te zeggen "dat men niet kon veronderstel-
len dat nu Pius IX gestorven was, met hem alle verbolgenheden en wrok ook
in het graf zouden gedaald zijn!" Concreet in dit geval rechtvaardigde
hij de houding van de minister jegens de aartsbisschop van Bologna door
het verzet in te roepen van de plaatselijke gezagsorganen, zoals de pre-
fect, de politie en de magistraten. Het is waarschijnlijk dat Leo XIII
wenste dat Don Bosco naar Rome zou komen om aan het staatssecretariaat de
moeilijke en kiese stappen te vergemakkelijken. Met andere bisschoppen
kwam de regering in feite tot zachtere besluiten, maar tegenover die van
Bologna hield ze zich hardnekkig aan haar standpunt. Don Bosco die wist
dat de grond van het verzet te vinden was bij de plaatselijke politieke
partijen die Parocchi doodverfden als een gevaarlijke onwrikbare persoon,
hoopte ter plaatse de weerstand te kunnen breken door de prefect te gaan
bezoeken. Deze ijver won hem het hart van de kardinaal, die ten gevolge
hiervan, zekere vooringenomenheden tegenover hem aflegde zoals de feiten
bewezen hebben.
Markies Bevilacqua die absoluut voornemens was aan Bologna een
weldadigheidsinstituut te bezorgen voor de meest behoeftige jeugd, had
de zaken reeds zo ver gebracht, dat hij op het punt stond zich naar Ro-
me te begeven om alles in handen van Don Bosco te leggen. Hij had er
echter met de kardinaal over gesproken en in het begin had deze zijn
toestemming geweigerd en had hij zich tot een andere congregatie ge-
wend, die echter het voorstel wegens gebrek van personeel afwees. Toen
hij dan, integendeel, gehoord had hoe Don Bosco zich te Rome en te Bo-
logna voor zijn zaak geïnteresseerd had, veranderde hij totaal van ge-
dachte.
Don Bosco die dus beslist had handelend bij de prefect op te tre-
den, ging hem een bezoek brengen. De eerste maal werd hem gezegd dat hij

9.4 Page 84

▲back to top
- XIV/80 -
afwezig was. Daags nadien keerde hij terug, trof hem aan en werd door hem
ontvangen. De prefect deed alsof hij meende dat Don Bosco zich bij hem
aanmeldde om hem geld te vragen en daarom zei hij hem na de gebruikelijke
plichtplegingen: - "Don Bosco houdt maar altijd geldinzamelingen voor
zijn jongens."
"Ja, dat is waar, dat is mijn vak, maar deze keer ben ik hier
niet om een aalmoes te vragen. Ik ben enkel gekomen om mijn opwachting
bij een gezagdrager te maken."
"Hoe nu? U staat toch boven volksvertegenwoordigers en tot zelfs
boven de ministers?... Wanneer over u gesproken wordt dan maken ze allen
een buiging."
Nu weten we niet of hij dit met een greintje ironie zei of dat hij
de bedoeling had Don Bosco om de tuin te leiden, maar het is een feit dat
het onderhoud een heel poosje op die toon voortging. Maar voor de zaak,
die voor Don Bosco het belangrijkst was, was het resultaat nihil; want de
haat van de sektariër wou de wapens niet afleggen. Zo verliepen er, zon-
der enig nut, vijf jaren om deze door het geweld opgelegde stand van
zaken te verhelpen, riep Leo XIII kardinaal Parocchi naar Rome, waar hij
hem tot zijn vicaris benoemde. Zoals we zullen zien kwam hij daar opnieuw
in aanraking met Don Bosco in omstandigheden die voor de congregatie van
groot belang waren.
Don Bosco droeg de H. Mis op in de huiskapel van de Gravin die hem
gastvrijheid geschonken had en aanzienlijke personen kwamen ze bijwonen,
zoals Mevrouw Zambeccarï; daarna onderhield deze zich geruime tijd met
hem over de manier waarop de instellingen die zij verlangde en waarover
wij elders spraken, konden verwezenlijkt worden.
In de namiddag van 2 april kwam hij te Este toe. Daar werd hij
dadelijk naar het huis gebracht van zijn grote weldoener Benedetto Pelà,
waar juist die dag zijn negenenzeventigste verjaardag gevierd werd. Hij
gaf er een prachtig banket aan zijn vrienden en wou tot elke prijs wach-
ten tot Don Bosco zijn tafel eer zou komen aandoen. De tevredenheid van
deze waardige man bij het zien van Don Bosco was iets dat men niet in
woorden kan uitdrukken.
Maar in de verste verte dacht hij niet aan de verrassing die op hem
wachtte. Temidden van het banket stond Don Bosco op om te spreken. Hij
stelde een zeer mooie heildronk in, waarin hij vol lof was voor de ijver
en de welwillendheid van de burgers van Este jegens de arme Salesianen.
Allen bedankte hij hartelijk. Dan echter stelde hij een nieuwe heildronk
in, die de gastheer in verrukking bracht. - "Ik ben verheugd" zei hij, -
"bij deze mooie gelegenheid de heer Benedetto Pelà te kunnen begroeten
als ridder van de Orde van Sint-Silvester. De heilige Vader heeft hem met
deze waardigheid bekleed om hem een onderpand te geven van zijn voldoe-
ning voor al wat hij doet ten voordele van het nieuwe college van de sa-

9.5 Page 85

▲back to top
- XIV/81 -
lesianen en voor het welzijn van de christelijke jeugd." - Alle medegeno-
digden waren uiterst bewogen en Pelà weende van ontroering. Een hartelij-
ker en aangenamer feest kon men zich niet indenken.(1)
Vandaar ging Don Bosco naar het college. Hier had de liefdadigheid
van de heer Benedetto aan alles gedacht, tot zelfs aan de gordijnen voor
de kamers die voor hem bestemd waren. Ze moesten een ietwat donkere kleur
hebben wegens zijn zwak gezichtsvermogen. Daags nadien kwam de heer Pelà
hem samen met zijn vriend Antonio Venturini bezoeken. Hij haalde uit zijn
zak een contract van 8.000 lires, die hij aan Don Sala geleend had en
verzocht hem ze te willen aanvaarden als een gift voor het ganse bedrag.
Daarbij zei hij nog dat hij bereid was om het even welk bedrag uit te ge-
ven, als het gebouw maar volledig uitgerust zou zijn met alles wat nodig
was voor een salesiaanse kostschool. De ridder bleef steeds een echte
vader voor het Manfredini-college.
Te Este woont een neef van voornoemde heer Antonio Venturini, Dr.
Francesco met dezelfde familienaam, een leerling van het college van 1878
af tot 1886, die een onbetwistbaar getuigenis aflegt van een buitengewoon
feit dat toen in zijn huis voorgevallen is. Zijn moeder leed toen aan een
zware metrorragie, een ziekte veroorzaakt door het ontstaan van een vege-
tatie op het slijmvlies van de baarmoeder. De verzorgende arts Zannïni en
de chirurgen Morroni van Monselice en Sommariva van Este waren het erover
eens dat de toestand van de zieke ernstig was. De familie vroeg ook de
mening van Professor Vanzetti van de koninklijke universiteit van Padua.
Hij was van dezelfde mening als de anderen en gaf duidelijk een ongunsti-
ge beoordeling die eveneens bevestigd werd door een aanzienlijke wegkwij-
ning van het organisme. De vader van de man vroeg aan Don Bosco, de
tweede dag dat hij te Este verbleef, aan huis te willen komen. Don Bosco
ging op dit verzoek in. Hij werd bij de zieke gebracht en vroeg haar of
ze vertrouwen stelde in Maria, Hulp der Christenen. Bewogen, antwoordde
zij dat ze er heel veel vertrouwen in had. Don Bosco gaf haar dan een
prentje van Maria, Hulp der Christenen om het onder haar hoofdkussen te
leggen en deed haar dan een Wees Gegroet bidden. Daarna schonk hij haar
zijn zegen, gaf haar de verzekering dat de Madonna haar die gunst zou
verlenen en nam afscheid. En, inderdaad, na enkele dagen keerde de dame
terug onder haar familieleden en was zo volledig genezen dat ze opnieuw
haar gewone bezigheden kon doen.(2)
Een woeste wind met stortregen noodzaakte Don Bosco zijn verblijf
in het college met een dag te verlengen, zodat hij belet werd zijn op-
wachting te gaan maken bij de bisschop van Padua, zoals hij zich voorge-
(1) De Breven voor dit en andere eretekens kwamen eerst in juli toe.
(2) Verslag van Dr. Francesco Venturini, Este, 29 augustus 1931.

9.6 Page 86

▲back to top
- XIV/82 -
nomen had. Aldus kon hij een conferentie houden voor de salesiaanse me-
dewerkers van Este. Hij voerde het woord in een zaal van het instituut
voor een talrijk gehoor van geestelijken, adellijke heren en dames. Ten
slotte trok men naar de kapel voor de zegen. Niemand ging weg zonder de
hand van Don Bosco te hebben gekust, een speciale zegen te hebben ont-
vangen of een woord van opbeuring te hebben gehoord. Velen kusten zijn
mantel of zijn gewaad.
Tot dan toe waren de salesiaanse conferenties steeds voorbereid en
gehouden door Don Bosco zelf. Dat was het geval te Este, te Rome tottwee-
maal toe, te Turijn, te Marseille, te Nice, te Alassio, te Lucca. Thans
worden we echter door de pers ingelicht dat op datum van 25 maart de me-
dewerkers van Modena, waren samengekomen volgens de voorschriften en hun
conferentie hadden gehouden in de kerk van de zalige Maagd van het Para-
dijs. Het feit verdient te worden genoteerd omdat het de eerste maal was
dat in een groot centrum de medewerkers het op eigen hand deden. Dit be-
wijst duidelijk hoe goed de organisatie in deze stad reeds gevorderd was,
zodat we er niet vluchtig mogen overheen stappen.
De aartsbisschop Mgr. Giuseppe Maria Guidelli van de graven Guidi,
die sinds verscheidene jaren salesiaans medewerker was, liet er zich ver-
tegenwoordigen door zijn vicaris-generaal, Mgr. Prospero Curti. De prior
van Sint-Agnes, Don Enrico Adami, was de aangeduide redenaar. Na een be-
schrijving van de nieuwe gevaren waaraan de jeugd blootgesteld was, zag
hij in Don Bosco de man die door God verwekt was om haar te redden door
de salesiaanse congregatie, waarvan hij in het kort de geschiedenis ver-
haalde. Daarna sprak hij over de salesiaanse medewerkers om te zeggen wat
we waren en wat ze deden en hier bracht hij de oplossing van een moei-
lijkheid. Waren er te Modena wellicht te weinig instituten voor de jeugd
van de lagere volksklasse? Ontbrak daar misschien de ijver van de parti-
culieren om de clerus te helpen? Waarom dan een nieuwe vereniging? Hij
antwoordde: - "Het vrome genootschap van de salesiaanse medewerkers stelt
U voor u te verenigen in een heilig verbond om uw werk doeltreffender te
maken, u geestelijke voordelen als vergoeding voor uw inspanningen aan
te bieden, u te verzoeken steeds beter het welzijn van de jongens te be-
hartigen en anderen aan te sporen u een handje toe te steken bij het on-
dersteunen, het bevorderen en het begunstigen met al hun kracht van de
opvoedingsinstituten die wij in onze stad hebben." - Ten slotte deed hij
een warm beroep op het hart van de aanwezigen, opdat ieder zijn steentje
zou bijdragen, en dat allen naar het voorbeeld van Don Bosco, hun krach-
ten zouden verenigen en verenigd zouden werken. Een telegram van kardi-
naal Nina deelde de zegen mee van de Paus aan "deze eerste bijeenkomst
van salesiaanse medewerkers" zei hij.
Dit alles beviel Don Bosco, maar wat op het laatste van het ver-
slag gezegd werd verdiende zijn speciale lof, omdat het ingegeven was
door het juiste begrip van de geest, die de salesiaanse medewerkers moet
bezielen. Daarna werden aan de aanwezigen de opdrachten gegeven, met dien

9.7 Page 87

▲back to top
- XIV/83 -
verstande dat, overeenkomstig het reglement, Don Bosco steeds als overste
zou aangezien worden en dat zijn toestemming en die van de ordinarius
zouden vereist zijn. President van de afdeling Modena werd Mgr. Severino
Roncati. Deze benoemde tot vice-presidenten de Zeereerwaarde Heer pastoor
van S. Pietro en de prior van S. Barnaba, tot secretaris de heer Dr.
Luigi Marchio en tot penningmeester de heer markies Dr. D. Giulio Campo--
ri. De secretaris las nog een toevoegsel aan het reglement van de mede-
werkers voor, dat betrekking had op de afdeling van Modena. Er was een
korte bespreking over de manier waarop deze afdeling zich zou bezighou-
den met de christelijke opvoeding van de jeugd. Er werden verschillende
besluiten goedgekeurd. Men zou ten minste eens per jaar, in overeenstem-
ming met het reglement een gift sturen aan de overste van Turijn ten
voordele van de huizen en van de missies van de Salesiaanse congregatie.
De actieve leden zouden in de parochies en in het Oratorio onderricht
geven in de christelijke lering. De kas van de vereniging zou het verbond
van de Maria-zonen helpen, evenals de kosteloze volksbibliotheek voor de
jeugd, de vermakelijkheden op zon- en feestdagen, de vergaderzaal.
Intussen zou een loterij worden gehouden om geld in te zamelen. Bij iede-
re zitting zou een collecte gehouden worden en de leden-weldoeners zouden
iedere maand minstens 25 centimes betalen." De vergadering eindigde met
het zingen van het Iste Confessor en met de zegen van de relikwie van de
H. Franciscus van Sales, die samen met het beeld van de heilige, op het
altaar stond.
Laat in de avond, na het souper, vertrok Don Bosco naar Padua.
Daar was Mgr. Manfredini, zesentachtig jaar oud, opgebleven om hem tever-
welkomen en hem de gastvrijheid in zijn paleis aan te bieden. 's Ande-
rendaags in de ochtend ging hij met Don Bonetti en Don Berto de H. Mis
celebreren in de kathedraal. In de stad bracht hij enkel een bezoek aan
gravin Da Rio. Om elf uur 's avonds bereikte hij Milaan, en nam zijn
logies in het huis van zijn grote vriend, advocaat Comaschi. Op die dag,
5 april, waren Don Cagliero en Don Durando te Valdocco teruggekeerd van
hun reis in Sicilië en door Italië.
Gedurende de vier dagen die hij te Milaan doorbracht, troostte hij
verscheidene zieke personen en gaf hij hun de zegen van Maria, Hulp der
Christenen. De jonge Bonola, oud-leerling van het college van Valsalice,
was van de tram gevallen en had een been gebroken. Men had het been moe-
ten afzetten. Hij verkeerde toen in levensgevaar. Don Bosco gaf hem zijn
zegen en dadelijk voelde de zieke zich beter. Dat bleef duren tot de
avond van de dag nadien, toen zijn toestand opnieuw begon te verslech-
ten.(1)
(1) De jongen stierf voor de maand augustus, zoals blijkt uit volgende brief van Don
Bosco aan de moeder geschreven, de adellijke dame Sofia Bonola Mattei:
Geachte Mevrouw,
Ik herinner me nog met groot verdriet de droeve toestand waarin ik uw zoon
gezien en
.../...

9.8 Page 88

▲back to top
- XIV/84 -
Hij begaf zich bij de pastoor van de Incoronata, Don Usuelli,
maar trof hem niet aan, omdat hij afwezig was. Wel zag hij er de meid,
die sinds vier jaren niet meer zonder hulp kon gaan. Hij zegende haar en
nodigde haar uit recht te staan zonder iemands hulp. Zij deed wat hij
zei. Hij beval haar naar de keuken te gaan en ze ging er naartoe terwijl
ze opsprong van vreugde.
's Anderendaags keerde Don Bosco terug bij Don Usuelli die hem
heel zijn college liet zien, want hij hoopte nog steeds dat hij de lei-
ding ervan op zich zou nemen, te beginnen met de categorie van de vak-
leerlingen. De aartsbisschop, die zeer hartelijk omging met Don Bosco
en twee uren lang met hem bleef praten, was verheugd over de komst van
de salesianen in zijn stad. - "Nu zal ik hier ten minste vrienden heb-
ben in de buurt" - zei hij. Maar hij zou er de voorkeur aan geven dat men
dadelijk met studenten zou beginnen. Dat was ook de mening van Don Bosco,
maar ten overstaan van de schooloverheden, die de private scholen niet
genegen waren, moesten de vakleerlingen als scherm dienen. Er werd vast-
gesteld dat tegen het einde van mei de akte zou ondertekend worden: maar
zeggen en doen is twee. Don Usuelli was een man die moeilijk een beslis-
sing kon nemen. Toen de tijd gekomen was om een overeenkomst te sluiten,
ging hij voort met onderhandelen. Men liet hem dan ook beleefd verstaan
dat hij voortaan er niet meer moest aan denken de salesianen daar te
hebben.
Milaan was de laatste pleisterplaats. Het nieuws dat Don Bosco op
9 april 's avonds terug de voet zou zetten in het Oratorio, vervulde heel
het huis met vreugde. Sinds drie maanden en half hadden ze hem niet meer
gezien. Die dag, na het avondofficie (het was de woensdag van de goede
week) won het algemene ongeduld het op alles wat niet behoorde tot het
maken van voorbereidsels of het aftellen van de minuten. Don Bosco kwam
toe op het uur van het souper. De kreten van de jongens overstemden de
klanken van het muziekkorps. De twee lange en dichte rijen die bij zijn
doortocht de haag vormden, waren op een oogwenk verbroken. Het was onmo-
gelijk hun aandrang te stuiten want allen liepen op Don Bosco toe en om-
ringden hem van alle kanten. Don Lazzero, Dan Cagliero en Don Barberis
mochten dan nog zo te keer gaan! Er was op zijn minst een half uur nodig
om hem toe te laten over de speelplaats te gaan, naar zijn kamer te gaan
en dadelijk weer beneden te komen naar de refter. Dan ontstond dat gevoel
van rust dat in een familie heerst, wanneer men weet dat de vader in haar
(1) ... / ...
verlaten heb; zijn gedachtenis zal mij steeds dierbaar zijn. Ik heb voor hem gebeden
toen hij ziek was en ik ben ermee voortgegaan na zijn dood; ik hoop dat hij nu reeds
zal opgenomen zijn om de eeuwige vreugde van de hemel te genieten.
Ik zal niet nalaten speciale gebeden te doen voor U, voor mijnheer uw echtgenoot
en voor heel uw familie. Geve God dat ze u allen gedurende uw leven een zoete troost
schenken en dat u ze eens rondom u zoudt verenigd zien in het paradijs.
Moge God u zegenen en bid voor mij die steeds voor u in Jezus Christus zijn zal
uw nederige dienaar
Priester Gio. Bosco.
P.S. Ik ontving 10 fr. voor de loterij en 5 fr. als aalmoes voor een opgedragen H. Mis.

9.9 Page 89

▲back to top
- XIV/85 -
midden is. En deze uitwisseling van genegen gevoelens, die de zonen met
de vader verbinden, kwam tot uiting bij twee speciale gelegenheden nl.
van een mystiek stilzwijgen in het ene geval en van een aangename druk-
te in het andere geval. Op Witte Donderdag, tussen licht en donker, deed
Don Bosco in de kerk van Maria, Hulp der Christenen, voor de hele commu-
niteit de voetwassing, een tafereel dat weliswaar ieder jaar herhaald
werd maar toch telkens nieuw scheen te zijn en de harten ontroerde. Daar-
na op Paaszondag werd met zorg een academische zitting bereid om de ver-
langde terugkeer te vieren. Met zang, muziek en declamaties werd een uur
van oprechte uitbundige blijdschap doorgebracht.
Don Bosco kon niet, wegens de toestand van zijn gezichtsvermogen
per brief een Zalig Pasen aan zijn weldoeners wensen. Toch zien we dat
hij aan zijn secretaris volgende brief bestemd voor ridder Fava dicteer-
de:
"
Beste Heer Ridder,
"
"
Ik kom van Rome en haast mij u mee te delen dat de heilige
" Vader nogmaals zijn speciale zegen verleent aan u, aan Mevrouw uw
" gemalin en aan uw klein dochtertje. Moge God u allen in goede ge-
" zondheid bewaren.
"
Gelieve eveneens mijn beste wensen voor de feestdagen te
" willen ontvangen met mijn gevoelens van dankbaarheid terwijl ik
" de eer heb te zijn
"
"
uw nederige dienaar
" Turijn, 10 april 1879.
Priester Gio. Bosco.
Wat Don Bosco niet kon doen, deed Don Rua met een omzendbrief
waarin tot de academische zitting uitgenodigd werd. Hij zei hierin dat
de jongens de gelukkige terugkeer van de heer Don Giov. Bosco, hun be-
minde overste verlangden te vieren en op de plechtige feestdag van Pa-
sen een letterkundig en muzikaal avondje zouden geven. Hij maakte van
de gelegenheid gebruik "om namens de hele familie (van het Oratorio)
hartelijk alle zegeningen toe te wensen voor de aanstaande Paasfeesten."
In het Oratorio bleef de gewoonte bestaan dat men voor geen enkele
zaak van enig belang een beslissing nam zonder vooraf er met Don Bosco
over te spreken of zonder er hem over te schrijven. Omdat men toen van de
ene dag op de andere zijn aankomst verwachtte werden vele beslissingen
uitgesteld, zodat hij, na zijn lange en drukke reis heel wat zaken af te
handelen had. Het weinige dat we hierover te weten kwamen, zullen wij
hier vertellen.
En op de eerste plaats over de gang van zaken in het huis. Bij Don
Lazzero en bij Don Barberis ging hij inlichtingen inwinnen over de jon-
gens en de clerici. Hij vroeg of er zieken waren, of iemand zich schuldig

9.10 Page 90

▲back to top
- XIV/86 -
had gemaakt aan een merkelijk verzuim, wie uitblonken door hun deugd, hoe
het ging met het werk en met de studie. De directeur van het Oratorio
noemde hem de namen van drie jongens die door hun slecht gedrag nadelig
waren voor hun makkers en hij vroeg hem de vergunning ze terug naar huis
te mogen zenden, zoals hem dit opportuun toescheen. Don Bosco vroeg hem
of ze bij de grotere leerlingen of bij de kleinere waren. Toen hij vernam
dat ze in de hogere klassen zaten en dat ze nooit enige hoop op welslagen
gegeven hadden, zei hij hem dat hij dadelijk zijn mening zou uitvoeren.
Doorgaans stelde hij veel verwachtingen in de verbetering van de jongere
leerlingen; en hoewel de fout zwaar was, zoals een vrijpostig antwoord of
een ongehoorzaamheid in het openbaar, bleef een dergelijke fout niettemin
een alleenstaand feit, terwijl het gedrag als geheel goed was. Wanneer
echter, een jongen geruime tijd in het Oratorio verbleef en, hoewel niet
slecht, zich toch steeds lauw en onverschillig toonde, dan verwachtte hij
er niet veel van en liet toe dat men tegen hem beslissingen nam die ge-
past werden geoordeeld.
Ook de novicemeester had zijn eigen twee gevallen, waarvoor hij op
de verlichte mening van Don Bosco wachtte. Er bevond zich in het novici-
aat een Franse subdiaken, die vroeger als kartuizer geprofest was en aan-
vaard was op aanbeveling van de algemene overste van het grote karthui-
zerklooster van Grenoble. Hij was vroom, dadelijk bereid zijn ongelijk te
bekennen en in vele zaken bekwaam. Anderzijds had hij een wat hevig
karakter en dat was gedurende de afwezigheid van Don Bosco de oorzaak ge-
weest van twee geweldige uitbarstingen en handtastelijkheden die ermee
gepaard gingen. Overtuigd dat hij om deze wandaad diende weggezonden te
worden, ging hij uit zichzelf vragen of hij zijn valiezen mocht klaarma-
ken en weggaan: maar men gaf er de voorkeur aan de komst van Don Bosco af
te wachten. Toen Don Bosco het verslag gehoord had, wou hij dat men de
beslissing zou uitstellen voor het geval dat de goede wil het zou halen.
Deze grote lankmoedigheid wekte soms verbazing, maar hierin volg de hij
de leer van de goddelijke Meester, dat men het rokende pitje niet mag
doven. Hij was niet te vinden voor een vergelijk wanneer er ergernis mee
gemoeid was, maar bij clerici die weliswaar maar een matig goed gedrag
hadden, oefende hij geduld uit vanaf het ogenblik dat men redelijkerwijze
geen slechte uitslag moest vrezen. Zo handelde hij ook tegenover een cle-
ricus van Lucca, die tijdens zijn afwezigheid ernstige redenen tot klach-
ten gegeven had, hoewel men in de grond niet diende te wanhopen. Bij die
gelegenheid gaf hij zelfs zijn zienswijze over personen wier gedrag maar
middelmatig was. - "Dergelijke personen" - zei hij - "dienen wij bij ons
te houden. Middelmatigen zullen er altijd zijn in iedere kloostercongre-
gatie en in iedere communiteit. Indien men, wegens strengheid zonder ma-
tiging, alle middelmatigheid wil besnoeien, dan vrees ik dat ook sommige
goede mensen middelmatig worden, omdat het in de schikking van de godde-
lijke Voorzienigheid schijnt te liggen dat er in deze wereld, ten minste
bij de meesten, geen volmaaktheid bestaat.

10 Pages 91-100

▲back to top

10.1 Page 91

▲back to top
- XIV/87 -
Wie het meest "aanstonds" Don Bosco wilde terugzien was Don Rua,
thesaurier van het Oratorio op voorwaarde dat men onder thesaurier iemand
verstaat die wel het beheer heeft over geldzaken maar heel vaak zonder
"thesaurus" of schat is. De kroniek verhaalt ons hierover een smakelijk
onderhoud dat plaats had op een van de eerste avonden dat ze samen waren,
in aanwezigheid van Don Lemoyne, Don Barberis en nog een andere priester
van het huis. Don Bosco zei aan Don Rua:
- "Luister, Don Rua. Iedereen vraagt geld en er wordt mij gezegd
dat u de mensen met lege handen wegstuurt." -
"Dat gebeurt" - antwoordde Don Rua - "en de reden is zeer een-
voudig, de kas is leeg."
"Maar we kunnen toch de portefeuillestukken verkopen die we nog
over hebben en aldus het hoofd bieden aan de dringendste behoeften."
"We hebben er al enkele van verkocht, maar het weinige verkopen
dat er nog van overschiet schijnt me niet passend te zijn, omdat er zich
alle dagen ernstige en onvoorziene gevallen kunnen voordoen en dan zullen
we geen cent meer in voorraad hebben."
"Geduld dan maar. De Heer zal er dan wel in voorzien, maar laat
ons intussen de schulden vereffenen die het dringendste zijn."
"Ik heb mijn rekening al gemaakt voor het weinige geld dat ik
bezit. Ik houd het geld bij, om over veertien dagen een schuld te betalen
van 28.000 lires, die dan eisbaar wordt. Juist daarom houd ik sinds enke-
le dagen het geld dat binnenkomt in reserve tegen die vervaldag."
"Maar neen, dat is een dwaasheid... de schulden die we vandaag
kunnen betalen, onbetaald laten en het geld opzij leggen voor een bedrag
dat we eerst over veertien dagen moeten betalen..."
"Maar de betaling van de schulden die we vandaag hebben kan uit-
gesteld worden en wat zullen we doen nu we een zo groot bedrag moeten
betalen?"
"De Heer zal er dan wel in voorzien. Laat ons beginnen met ons
vandaag te ontmaken van wat we verschuldigd zijn... Geld in reserve hou-
den voor toekomstige behoeften dat is de weg afsluiten voor de goddelijke
Voorzienigheid."
"Maar de voorzichtigheid raadt ons aan, aan de toekomst te den-
ken. Hebben we bij andere dergelijke gelegenheden niet gezien in wat een
moeilijkheden we zaten? We werden genoodzaakt een andere schuld aan te
gaan om de eerste te betalen. Dat is de weg die regelrecht naar het fail-
liet leidt."
"Luister naar mij. Indien je wilt dat de goddelijke Voorzie-
nigheid zich rechtstreeks om ons bekommert, ga in je kamer. Morgen haal
je alles te voorschijn wat je hebt, je betaalt welke je kunt betalen en
wat daarna zal gebeuren, laat dat in handen van de Heer." - Daarna richt-

10.2 Page 92

▲back to top
- XIV/88 -
te hij zich tot alle aanwezigen en ging verder: - "Het is me onmogelijk
een econoom te vinden die mij volledig bijstaat, die namelijk een onbe-
perkt vertrouwen in de goddelijke Voorzienigheid stelt en niet probeert
iets op te hopen om te voorzien voor de toekomst. Ik vrees dat wij te
veel berekenen, als we aldus in de klem zitten met onze financies.
Wanneer in deze zaken de mens er zich mee gaat bemoeien, dan trekt God
zich terug.
Dat grote vertrouwen in de goddelijke Voorzienigheid ging gepaard
met al de ijver van de menselijke waakzaamheid bij het zoeken naar stof-
felijke middelen. Daarom was één van de eerste zaken die hij deed toen
hij nog maar pas teruggekeerd was, zich inspannen om de nog steeds spui-
tende bron van de loterij overvloedig te doen renderen. Daarom liet hij
de omzendbrief van 1 januari nog eens drukken en verspreidde hij ermee
een grote hoeveelheid biljetten, waarvan hij pakken aan de medewerkers
zond om voor hun verspreiding te zorgen. Om een gemakkelijke geldverspil-
ling te vermijden, wilde hij dat er in huis één enkel centrum zou zijn,
van waar alle beslissingen in geldzaken zouden uitgaan en hij bestudeerde
hiervan de mogelijkheid. Eerst was alles rondom Don Bosco geconcentreerd
maar later kon hij zich niet meer bezig houden met zoveel verschillende
dingen; daarna zorgden de leden van het hoofdkapittel elk apart voor ver-
schillende dringende behoeften. Maar dit stelsel benadeelde de economie
van het huis. - "De zaken" - zei Don Bosco - "gingen lukraak vooruit;
maar wanneer men bij belangrijke zaken moet zeggen dat men lukraak voor-
uit gaat, dan komt dit erop neer dat het slecht gaat." - Toen bood Don
Leveratto, prefect van het Oratorio een plan aan voor een goede organisa-
tie van de ambten en de wederzijdse afhankelijkheden zodat iedere zaak
zou duidelijk worden voor hem die het geheel in handen had. Don Bosco zei
dat men een commissie zou kiezen met als opdracht een onderzoek in te
stellen over dit plan. De commissie werd samengesteld uit Don Rua, Don
Lazzero, Don Sala en Don Leveratto.
Een andere weg om de uitgeputte financies wat te herstellen waren
de bezoeken bij de goede en bemiddelde families die steeds tot helpen be-
reid waren. Meestal gebruikte hij zeer mooi in het gesprek het argument
van de liefdadigheidswerken, die de zegeningen van de Heer doen neerdalen
op de gezinnen die edelmoedig zijn jegens de evenmens en dan haalde hij
hiervan voorbeelden aan. De aalmoezen waren het zekerste middel om van
God de verlangde gunsten te bekomen. Onder de werken die men kon bijstaan
was er het Oratorio, dat onder de bijzondere bescherming van Maria, Hulp
der Christenen was geplaatst. Door vele feiten bewees Zij hoezeer het
haar behaagde dat men weldaden aan de jongens bewees. Don Barberïs, die
hiervan oorgetuige was, zei dat hij deze gesprekken zeer rustig hield.
Hij sprak over andere personen en stelde zeer levendig en onder nieuwe
aspecten de belangrijkheid voor van de materiële liefdadigheid die als
laatste doel de geestelijke liefdadigheid had, zodat men hem graag verder
over dit thema hoorde spreken.

10.3 Page 93

▲back to top
- XIV/89 -
Nu hij pas terug was uit Rome, werd hij vaak ondervraagd over de
zaken daar. Nieuws uit Rome in die jaren van overgang van de oude naar de
nieuwe politieke regeling, werd hartstochtelijk gevolgd door hen die de
paus trouw waren gebleven. Bij de aristocratie uit Piëmonte waren deze
talrijk. Men schonk niet zoveel aandacht aan het nieuws dat door de kran-
ten werd aangebracht dan wel aan het nieuws dat van mond tot mond, langs
vertrouwelijke weg, werd overgeleverd en waarvan men oordeelde dat het
dichter bij de waarheid stond. Daarom gebeurde het dat Don Bosco, die
naar de algemene opinie, zeer goed op de hoogte van de geheime zaken
scheen te zijn, met gretigheid ondervraagd werd en soms met wat hinder-
lijke vragen. Dat was, bijvoorbeeld, het geval in het huis van de De
Maistre's. Toen hij zich met Don Barberis naar Borgo Cornalense begeven
had om er de hertogin di Montmorency en graaf Eugenio te bezoeken die
zich daar met zijn kinderen in de familie bevond voor de paasvakantie,
ontstond er aan tafel een gesprek in volgende trant. De hertogin en de
graaf hadden harde woorden over voor de toestand waarin de paus en de
godsdienst zich bevonden en die door Italië veroorzaakt was. Don Bosco,
echter, liet zijn gesprekspartners zich maar warm maken, en maakte kalme
en rustige opmerkingen. Deze sereniteit werkte op de zenuwen van de
adellijke dame, die hem vroeg hoe hij zo koel kon blijven in een zaak van
dergelijk levensbelang.
"Kijk", - antwoordde hij. - "Wat baat het de kwalen aldus te be-
wenen? Het is beter al onze krachten in te spannen om ze te verhelpen. En
dan hebben de mensen die thans regeren ons medelijden hard nodig. De re-
kenschap die ze eens aan God moeten afleggen, is te ernstig."
De verslagen van de twee uitgezonden personen, die net voor hem
te Valdocco waren teruggekeerd, brachten hem grote troost. Ze waren blij
dat ze op korte tijd een lange reis hadden afgelegd, dat ze zovele plaat-
sen hadden bezocht en zovele zaken behandeld. We zullen er verder nog over
spreken. Opmerkenswaardig zijn twee lange brieven van Don Cagliero vanuit
Sicilië. Te Acireale, te Catania en te Randazzo waren ze zeer verrast te
zien hoe bisschoppen en clerus Don Bosco en de congregatie goed kenden en
welk groot vertrouwen ze stelden in het werk van de salesianen ten voor-
dele van de mannelijke en de vrouwelijke jeugd. Een van de bedenkingen die
het meeste invloed hadden op het hart van de twee onderhandelaars en die
hen ertoe aanzetten met een zekere ruimheid de onderrichtingen die ze van
Don Bosco gekregen hadden te interpreteren was, dat de salesianen als
eerste congregatie, geroepen waren opnieuw op het eiland te bouwen op de
verschrikkelijke puinen van de kloosterorden, die bij de jongste onder-
drukking vernield en verspreid werden."(1) Een van de eerste gedachten van
Don Bosco onmiddellijk na zijn terugkeer ging naar Marseille. Van 5 april
af bevond zich te Saint-Léon Don Angelo Savio, daar speciaal naartoe ge-
(1) Brief aan Don Bosco, Acireale, 9 maart 1879.

10.4 Page 94

▲back to top
- XIV/90 -
stuurd om de nieuwe bouwwerken te leiden en het onlangs aangekochte huis
bewoonbaar te maken. Daar de giften van de mensen van Marseille ontoe-
reikend waren voor het werk, vroeg hij aan Turijn geldelijke hulp. Nu had
Don Bosco daar een vroegere medeleerling van Chieri, die eens zijn intie-
me vriend geweest was, de Annibale Strambio van Pinerolo over wie hij
spreekt in het eerste van zijn schriften dat tot ons gekomen is.(1) Hij
was toen consul-generaal voor Italië in die stad en Don Bosco vroeg zich
af of deze man hem geen handje zou kunnen toesteken om van Rome een flin-
ke subsidie te bekomen. Hij schreef hem dus en verzocht hem met aandrang
de zaak ter harte te nemen. Gelet op de aard van zijn verzoek is het niet
te verwonderen dat Don Bosco zich wat ophield bij het ophemelen van de
voordelen die de Italiaanse immigranten uit het werk van de salesianen
konden halen.
"
Excellentie,
"
"
Ik verzoek u een feit, waarover u ongetwijfeld ingelicht is,
" welwillend in beschouwing te willen nemen. Bij verschillende gele-
" genheden heb ik om persoonlijke aangelegenheden de kuststreek van
" de Middellandse Zee van Ventimiglia naar Marseille bezocht en heb
" ik tot mijn groot spijt moeten vaststellen dat een groot aantal
" jongens uit Italiaanse gezinnen zich daar in een pijnlijke verla-
" tenheid bevonden. Sommigen zijn wezen en hebben vader en moeder
" verloren, anderen worden door hun ouders niet verzorgd; hierdoor
" geven zij zich doorgaans over aan landloperij en komen ze terecht
" in verbeteringsinstituten. Wanneer ze naar hun vaderland terugke-
" ren en gewend zijn kwaad te doen, worden ze meestal opgesloten.
" Alleen met de bedoeling ten minste gedeeltelijk zorg te dragen
" voor deze jongens, heb ik mij beijverd een patronaat tot stand
" te brengen voor deze arme kinderen in de stad Nice, een landbouw-
" kolonie te La Navarre bij Fréjus en een andere landbouwkolonie
" te Saint-Cyr bij Toulon. Maar de stad Marseille was een speciale
" aandacht waard. Zoals Uwe Excellentie wel weet zijn er in die
" stad en in haar omgeving niet minder dan 80.000 Italianen, die
" een zeer grote massa jongens aan hun lot overlaten. Om deze on-
" gelukkige jongens wat te helpen werd in overeenstemming met Uwe
" Excellentie en met de steun van uw liefdadigheid en die van an-
" dere burgers van de stad, daar een tehuis voor vakleerlingen ge-
" opend in de rue Beaujour, nr. 9. Maar dit tehuis was nog maar
" pas geopend of het was dadelijk met arme kinderen gevuld en op
" dit ogenblik zijn er ongeveer 50 vakleerlingen met een even
" groot aantal externen die de school bezoeken. Met het oog op de
" stijgende behoeften en het grote voordeel dat we kunnen bezorgen
" aan onze arme landgenoten werd begonnen met
_____________________________
(1) Lemoyne, M.B. boekdeel I, blz. 349-356; 454-5.

10.5 Page 95

▲back to top
- XIV/91 -
" de vergroting van het huidige huis om er minstens enkele hon-
" derden kinderen te kunnen opnemen. Dadelijk werd de hand aan het
" werk geslagen en het werk gaat goed vooruit, maar de kosten zijn
" niet minder dan 100.000 fr.
"
Voorheen steunde men geheel op de liefdadigheid van de bur-
" gers van Marseille, maar op dit ogenblik zijn de kosten van on-
" der houd van het gebouw, van levensmiddelen en kledij voor hen die
" reeds opgenomen werden en voor de voltooiing van de bouwwerken zo
" hoog dat de daartoe nodige middelen helemaal ontbreken. Het is om
" dit weldadige werk verder te kunnen afwerken dat ik mij tot Uwe
" Excellentie wend opdat U zich zou gewaardigen ons te hulp te
" komen met de middelen die U in uw macht hebt. Daarom smeek ik U
" de Italiaanse regering hierover te willen inlichten en gebruik te
" maken van uw goede diensten aldaar opdat zij ons zou steunen om
" dit werk, dat bestemd is voor de meest behoeftige en meest in
" gevaar verkerende klasse van de maatschappij, tot een goed einde
" te brengen.
"
Het is juist dat deze instituten niet uitsluitend voor Ita-
" lianen bestemd zijn en dat, zoals U wel weet, om te vermijden dat
" nationale gevoeligheden zouden gekwetst worden; maar, het mag wel
" gezegd worden dat ze in feite bijna uitsluitend in het voordeel
" van de Italianen zijn. Nu ik aldus een uiteenzetting van het feit
" gegeven heb, doe ik met eerbied, maar met aandrang beroep op uw
" gezag bij de Italiaanse regering, om mij de onmisbare subsidie te
" verlenen voor het in stand houden van de instituten die reeds be-
" gonnen zijn, om de uitbreiding ervan te voltooien en te kunnen
" voorzien in de vereiste uitrusting.
"
Met dit volle vertrouwen aanzie ik het als een eer met
" dankbaarheid en achting te zijn
"
uw verplichtende dienaar
" Turijn, 15 april 1879.
Priester Gio. Bosco.
Een verheugend nieuws kwam juist in die dagen Don Bosco verblij-
den. Mgr. Gaetano Alimonda9 die zich te Alassio tegenover hem welwillend
getoond had, werd tot de eer van het Purper verheven. Mooie blijken van
genegenheid had de grote prelaat reeds aan Don Bosco gegeven maar de
mooiste van alle zou voorbehouden blijven voor de tijd waarin het leven
van Don Bosco naar zijn einde ging.

10.6 Page 96

▲back to top
- XIV/92 -
H O O F D S T U K VI.
DON BOSCO IN HET CENTRUM VAN ZIJN RIJK.
Wanneer het rijk van de Liefdadigheid het rijk van Don Bosco was
dan was het Oratorio van Valdocco zijn koninklijk hof. Hier vestigde hij,
inderdaad, zijn verblijf als op een plaats waaraan hij de voorkeur ver-
leende. Hier bestuurde hij vele jaren het huis. Van hieruit straalde zijn
weldoende werkzaamheid uit, waarbij de horizonten van zijn eigen aposto-
laat in de wereld steeds breder werden. Maar dat uitbreiden van zijn
activiteiten had als gevolg dat hij zich langzamerhand moest terugtrekken
uit het huishoudelijke stelsel en dat hij, de ene na de andere, opdrach-
ten en verantwoordelijke ambten voor het afwerken van huishoudelijke za-
ken moest overdragen. Hier zijn we dan gekomen tot het ogenblik waarop
het Oratorio zijn eigen administratief zelfbestuur ontvangt onder de hoge
leiding van Don Bosco.
De commissie waarover in het vorige hoofdstuk gesproken werd, deed
haar werk niet tevergeefs; want haar voornaamste besluiten werden goedge-
keurd, aanvaard en toegepast. Hier volgen ze dan. Eén enkel beheerder zou
aan het hoofd staan voor alles wat te maken had met het huishouden, de
handelsbedrijvigheid en de vakbedrijvigheid van het hoofdhuis en deze be-
heerder zou de prefect van het Oratorio zijn. Hij had de directe zorg en
de controle van de drukkerij, de boekbinderij en de werkhuizen. De eco-
noom-generaal had er niets meer mee te maken, tenzij in zoverre het Ora-
torio een huis was zoals al de andere huizen. De directeur zou de gewone
bevoegdheid hebben die alle directeurs bezaten. Het was goed dat hij Don
Bosco op de hoogte zou stellen van vele zaken, daar het de wens van Don
Bosco was dat men in alles zou handelen in volle verstandhouding met hem.
Maar de directeur zou niet gebonden zijn door de tussenkomsten van de le-
den van het hoofdkapittel. Hij zou een beslissing nemen over al de bij-
zonderste zaken van het huis en hij zou vooral speciale bevoegdheden heb-
ben betreffende alle aanvaardingen. De onderprefect van de externen, die
zijn ambt waarnam in de nabijheid van de portiersloge, zou als zijn se-
cretaris en hulp zijn. Hij zou niets doen zonder hem en zijn taak zou
erin bestaan inlichtingen te geven aan de vele personen die er kwamen
vragen. Hij deed de voorbereiding voor de aanvaarding van de jongens. Hij
onderzocht de brieven en de vereiste voorwaarden, maar steeds onder voor-
behoud er met de directeur over te spreken. Wanneer zich iemand aanmeldde
om te worden opgenomen en niet aan de vereiste voorwaarden van het regle-

10.7 Page 97

▲back to top
- XIV/93 -
ment voldeed, maar die aanbevolen werd door een bisschop of door een
burgerlijke gezagdrager, zoals bijvoorbeeld door de prefect van Turijn,
(die juist toen een jongen van ternauwernood acht jaar aanbeval), dan zou
hij alles overlaten aan de directeur. Deze zou iedere uitzondering op het
reglement aanvaarden om toch maar geen hooggeplaatste personen te kwet-
sen. In dergelijke gevallen, bij ontbreken van de vereiste leeftijd, zou
men de jongens naar Lanzo of elders sturen, ofschoon het over kosteloze
aanvaardingen ging. De onderprefect van de portiersloge zou dus enkel als
een ondergeschikt optreden bij zijn inschrijvingen en zijn boekhouding,
en steeds met inachtneming van de voorschriften van het reglement. Het
kwijtschelden of het verminderen van het kostschoolgeld, het opeisen van
wat nog verschuldigd bleef, het aanvaarden of het wegsturen van jongens,
zouden zaken zijn die helemaal van de directeur afhingen. Op een analoge
wijze zou worden opgetreden in de huizen van de inspecties. De inspecteur
zou het hoge toezicht uitoefenen over alle huizen van de inspectie. Hij
zou officiële betrekkingen onderhouden met het hoofdkapittel in overeen-
stemming met de regel, maar zou zich niet bemoeien met de gewone plaatse-
lijke administratie. De nieuwe regeling in het Oratorio werd onderstreept
door de omstandigheid, dat het Hoofdkapittel, ook wat het verblijf be-
trof, zich ging afzonderen van de rest van het huis. Tevoren hadden de
leden van het kapittel hun bureau in de lokalen van de directie maar toen
namen ze een heel appartement in op de tweede verdieping van het centrale
gebouw naast de kerk van de H. Franciscus waar elk van hen over twee ka-
mers beschikte. Daarheen werd ook hun refter gebracht terwijl ze tot dan
toe een refter op de benedenverdieping hadden samen met de geprofesten.
Er was een zaak die Don Bosco in het Oratorio nooit naliet, name-
lijk biechthoren. Zeer velen, zoveel als dat maar mogelijk was, kwamen
bij hem te biechten. Bij de retraite van de leerlingen, op het einde van
de maand april, ofschoon er tal van vreemde biechtvaders waren, hoorde
hij zo lang biecht en had hij zoveel biechtelingen dat hij op een avond
zo moe was dat hij geen lust meer voelde om te souperen. Zijn rechterarm
was zo lang gekromd geweest met de elleboog op de bidstoel en hij had zo
dikwijls de absolutie gegeven dat hij zo stijf geworden was, dat hij tot
viermaal toe probeerde zijn lepel met de rechterhand vast te houden. Hij
slaagde er echter niet in, zodat hij genoodzaakt was zijn linkerarm te
gebruiken. Op betrekkelijk korte tijd hoorde hij de biecht van een groot
aantal penitenten omdat hij zijn vermaningen eerder bondig deed.(1) Om
een gedachte te hebben van de uitwerksels veroorzaakt door zijn beknopte
raadgevingen dient men eveneens rekening te houden met de zalving waarmee
hij ze gaf en allen die er ervaring van hadden zijn er vol lof over.
(1) Sommigen schreven zijn raadgevingen op en we hebben er verscheidene staaltjes van.

10.8 Page 98

▲back to top
- XIV/94 -
De mening dat hij in de gewetens kon lezen, bracht er niet weinig
toe bij dat de jongens bij hem te biecht gingen. Dat was wel niet altijd
het geval, ook niet meestal en zelfs kwam het niet eens zo vaak voor,
maar alleen het feit dat dit mogelijk was deed het aantal van zijn kleine
klanten aangroeien. Toch bleef dit feit van tijd tot tijd zich herhalen
en niet altijd bleef het een geheim. Eens in 1879 bevond Don Bosco zich
op de speelplaats omringd door een twintigtal jongens die de ene na de
andere zijn hand kwamen kussen. Onvoorzien hield hij er een staan en
afgezonderd van zijn gezellen nam hij de rechterhand vast doorgroefd met
een diepe rosachtige krauw. Zie je wat je gedaan hebt?" - zei hij hem. De
jongen wierp een blik op de krauw en bekeek dan instinctief zijn nagels
die hij juist die morgen geknipt had. Don Bosco bleef hem star bekijken
en hun blikken begrepen elkaar vlug zonder te spreken. Het was een wonde
in het levende vlees. De jongen, wiens gedrag goed was, had staan luiste-
ren naar schunnige gesprekken en had dan toegegeven aan een verzoeking.
's Anderdaags in de ochtend ging hij biechten bij Don Bosco omdat hij er
volstrekt van overtuigd was, dat hij alles wist en zo was het ook werke-
lijk. Vol verwondering en met groot berouw, vermeed hij van dat ogenblik
af elk gevaar, kreeg een steeds groter afschuw van de zonde. Priester
geworden verklaarde hij zich bereid onder eed de waarheid hiervan te be-
vestigen, namelijk dat Don Bosco hem duidelijk in zijn geweten gelezen
had. Zijn oogkwaal berokkende hem steeds hardnekkig last. De enen vrees-
den dat het een staar zou worden, de anderen twijfelden er niet meer aan
dat hij geleidelijk blind zou worden. Dr. Reynaud, een zeer geprezen oog-
arts, zei onomwonden dat er geen hoop meer was. Anderzijds was Don Bosco
een geneeswijze aan het volgen waarover hij aan Don Berto gesproken had
toen ze van Florentië naar Bologna reisden. Op 31 maart, toen ze te Pis-
toia gingen toekomen vertelde Don Bosco aan zijn secretaris dat hem een
paar nachten voordien een geheimzinnige vrouw verschenen was in zijn
droom. In haar hand hield ze een flesje met een donkergroen vocht en ze
zei hem: "Kijk, indien je van je oogkwaal genezen wilt, neem dan iedere
ochtend wat van dit cichoreiaftreksel vijftig dagen na elkaar en de kwaal
zal verdwijnen." - Toen Don Bosco te Turijn aangekomen was, vergat hij de
droom, zoals ook Don Berto hem vergat. Maar in het begin van de maand
mei, op een avond, in de refter, in aanwezigheid van Don Rua en van Don
Berto ondervroeg hij op de man af Don Lago, een gewezen apotheker. - "Zeg
me eens, Don Lago, is aftreksel van cichorei goed voor de ogen?"
- "Het is een van de geneesmiddelen die hiervoor aangeraden worden"
- antwoordde deze.
- "Welnu, maak er mij wat klaar."
Don Lage gehoorzaamde met de grootste bezorgdheid. Van de eerste
keren af dat hij deze medicijn nam, stelde Don Bosco beterschap vast. Op
22 mei zei hij dat zijn ogen aanzienlijk verbeterd waren. Hoewel hij
voortdurend overdag en 's avonds zijn ogen gebruikte bij het schrijven,
was na vijftig dagen de kwaal merkelijk verminderd en bleef ze statio-
nair, wat niet belette dat hij een paar jaar later uit zijn linkeroog

10.9 Page 99

▲back to top
- XIV/95 -
niets meer zag.(1)
Wat er ook van deze droom moge wezen, Don Bosco had een van zijn
gebruikelijke dromen, die hij op 9 mei verhaalde. Hierin woonde hij de
hardnekkige strijd bij, die allen die tot de congregatie geroepen waren
moesten doorstaan en ontving daarbij een reeks nuttige adviezen voor al
de zijnen en enkele heilzame raadgevingen voor de toekomst.
"
Een groot en lang gevecht van jongens had plaats tegen
" krijgslieden met verschillend aspect, verschillende vormen en
" vreemde wapens. Uiteindelijk waren er zeer weinig die over-
" schoten.
"
Een ander hardnekkig en vreselijk gevecht had plaats tus-
" sen monsters die reusachtig groot waren en mensen met een hoge
" gestalte, goed gewapend en goed geoefend. Zij bezaten een zeer
" hoge en brede standaard en in het midden daarvan prijkten in
" goud de woorden: Maria Auxilium Christianorum. De strijd duurde
" lang en was bloedig. Maar zij die de standaard volgden, waren
" als onkwetsbaar en bleven meester van een zeer uitgestrekt veld.
" Bij dezen voegden zich de jongens die na het vorige gevecht over-
" gebleven waren en samen vormden ze een soort leger. Ieder van hen
" had als wapen in de rechterhand het kruis, in de linkerhand een
" kleine standaard van Maria, Hulp der Christenen, van het hierbo-
" ven beschreven model. De nieuwe soldaten voerden vele manoeuvres
" uit op dit ruime veld. Daarna gingen ze uiteen en vertrokken, de
" enen naar het Oosten, enkelen, weinig in aantal, naar het Noor-
" den, velen naar het Zuiden.
"
Toen zij verdwenen waren, hadden weer dezelfde gevechten
" plaats, dezelfde manoeuvres en hetzelfde vertrek in dezelfde
" richtingen.
"
Enkelen van hen, die bij de eerste gevechten betrokken wa-
" ren heb ik herkend. Zij die volgden waren mij niet bekend, maar
" ze lieten blijken dat ze mij kenden en stelden mij vele vragen.
"
Een tijdje later viel er een regen neer van schitterende
" vlammetjes die uit vuur van verschillende kleur schenen te be-
" staan. Het donderde en dan werd de hemel klaar en bevond ik mij
" in een uiterst lieflijke tuin. Een man met het uiterlijk van de
" H. Franciscus van Sales bood mij een boekje aan, zonder iets te
" zeggen. Ik vroeg hem wie hij was. - "Lees in het boek" – ant-
" woordde hij mij.
"
Ik opende het boek maar had moeite om het te lezen. Toch
" kon ik deze duidelijke woorden onderscheiden
"
Aan de novicen: - Gehoorzaamheid in alles. Door gehoor-
(1) Over dit verhaal bezitten we ook nog een andere versie met enkele bijkomstige va-
rianten.

10.10 Page 100

▲back to top
- XIV/96 -
" zaam te zijn zullen ze de zegeningen van de Heer en de welwillend-
" heid van de mensen verwerven. Door hun ijver zullen ze de hinder-
" lagen van de geestelijke vijanden bevechten en overwinnen.
"
Aan de geprofesten: - Zorgvuldig de deugd van zuiverheid
" bewaren. De goede naam van hun medebroeders in ere houden en het
" decorum van de congregatie bevorderen.
"
Aan de directeurs: - Moeite en inspanningen doen om de re-
" gel, waarmee ieder zich aan God toegewijd heeft, te onderhouden
" en te doen onderhouden.
"
Aan de overste: - Zich ten volle offeren om zichzelf en
" zijn ondergeschikten voor God te winnen.
"
Nog andere dingen waren in dat boek gedrukt maar ik kon ze
" niet meer lezen omdat het papier blauw scheen als inkt.
"
- "Wie bent U"? - heb ik opnieuw gevraagd aan de man, die
" mij met kalme blik weer stond te bezien.
"
- "Mijn naam is bij alle goede mensen bekend en ik ben ge-
" stuurd om jou enkele toekomstige zaken mee te delen."
"
- "Welke zaken?"
"
- "De zaken welke uiteengezet werden en de zaken die je zal
" vragen."
"
- "Wat moet ik doen om de roepingen te bevorderen?"
"
- "De salesianen zullen vele roepingen hebben als ze voor-
" beeldig zijn, hun leerlingen met de grootste christelijke liefde
" behandelen en aandringen op een veelvuldige communie."
"
- "Wat dient men na te gaan bij het aanvaarden van novicen?"
"
- "Men dient de luilakken en de gulzigaards uit te sluiten."
"
- "En bij het aanvaarden van de geloften?"
"
- "Erop waken dat men waarborgen heeft nopens de zuiverheid.
"
"
- "Hoe zal men in onze huizen best de goede geest kunnen be-
" waren?"
"
- "Brieven schrijven, bezoeken afleggen en ontvangen, ieder-
" een vriendelijk behandelen, en dit veelvuldig van de kant van de
" oversten."
"
- "Hoe dienen we de zaken in de missies te regelen?"
"
- "Personen sturen waarover je zekerheid hebt wat de zuiver-
" heid aangaat, hen terugroepen over wie ernstige twijfel bestaat,
" de roepingen bij de inboorlingen zoeken aan te kweken."
"
- "Gaat het goed in onze congregatie?"
"
- Qui justus est justificetur adhuc. Non progredi est re-
" gredi. Qui perseveraverit, salvus erit.
"
- "Zal ze zich zeer uitbreiden?"
"
- "Zolang de oversten hun taak vervullen, zal ze aangroei-
" en en niemand zal haar verspreiding kunnen tegenhouden."
"
- "Zal ze lang bestaan?"
"
- "Uw congregatie zal bestaan zolang de leden het werk en
" de matigheid beminnen. Wanneer een van deze beide zuilen zal ont-
" breken zal uw gebouw in puin storten en daarbij de oversten en
" hun ondergeschikten en volgelingen verpletteren."

11 Pages 101-110

▲back to top

11.1 Page 101

▲back to top
- XIV/97 -
"
Op dat ogenblik verschenen vier personen die een lijkbaar
" droegen. Ze kwamen op mij toe.
"
- "Voor wie is dit? " - zei ik.
"
- "Voor jou!"
"
- "Weldra?"
"
- "Vraag dat niet, denk er enkel aan dat je sterfelijk
"
bent."
"
- "Wat wilt u mij met deze baar zeggen?"
"
- "Dat je gedurende je leven dient te beoefenen wat je
" wenst dat je zonen na jou dienen te beoefenen. Dat is de nalaten-
" schap, het testament dat je aan je zonen dient na te laten, maar
" je moet het klaarmaken en het goed voltooid en goed beoefend na-
" laten."
"
- "Zullen er bloemen of doornen overblijven?"
"
- "Er zullen vele rozen zijn, vele vertroostingen, maar
" zeer scherpe doornen zijn dreigend en ze zullen bij allen een
" diep leed en verdriet veroorzaken. Het is nodig veel te bidden."
"
- "Dienen we naar Rome te gaan?"
"
- "Jawel, maar rustig, met de grootste voorzichtigheid en
" met op de spits gedreven omzichtigheid."
"
- "Is het einde van mijn sterfelijk leven nabij?"
"
- "Wees daarover niet bezorgd. Je hebt de regel, je hebt
" de boeken, doe wat je aan de anderen leert. Wees waakzaam."
"
Ik wou nog andere vragen stellen maar er kwam een hevige
" donderslag met bliksem, terwijl sommige mensen, of liever afschu
" welijke monsters, tegen mij oprukten om mij aan flarden te ver-
" scheuren. Op dat ogenblik zag ik niets meer wegens de zware duis-
" ternis. Ik meende dat ik dood was en ik begon te roepen als een
" waanzinnige. Ik werd wakker en stelde vast dat ik nog leefde en
" dat het kwart voor vijf 's morgens was.
"
Indien hierin iets is dat ons voordelig kan zijn, laat het
" ons dan aanvaarden.
"
In alles zij dan eer en glorie aan God in alle eeuwen der
" eeuwen.
Op de kwestie van de roeping kwam hij terug in de maand juni. Hij
stuurde hierover een belangrijke brief aan de leerlingen van de hogere
klassen van het gymnasium te Borgo San Martino.
"
Aan mijn beminde zonen van de 4de en 5de klas van het
"
gymnasium van Borgo S. Martino.
"
"
Vroeger al had ik verlangd te antwoorden op enkele brief-
" jes mij geschreven door uw beste Leraar en door verscheidenen van
" jullie. Daar ik dit niet doen kan aan elk van jullie afzonderlijk,
" schrijf ik een brief voor allen en behoud me voor met elk van
" jullie persoonlijk te spreken op het eerstkomende feest van Sint-
" Aloysius.

11.2 Page 102

▲back to top
- XIV/98 -
"
Onthouden jullie dus dat in deze wereld de mensen de weg
" naar de hemel dienen te bewandelen in een van deze twee staten:
" de geestelijke of de wereldlijke staat. Voor de wereldlijke
" staat moet elk die studies, die taken, die beroepen kiezen waar-
" in hij de plichten van een goede christen kan vervullen en die
" zijn ouders behagen. Voor de geestelijke staat dient men de nor-
" men op te volgen vastgesteld door onze goddelijke Zaligmaker:
" afstand doen van het comfort, van de glorie van deze wereld, van
" de genietingen van de aarde om zich in dienst te stellen van God
" en aldus zich veel beter de vreugden van de hemel, die geen einde
" meer zullen hebben, te verzekeren. Bij deze keus dient ieder te
" luisteren naar het advies van zijn biechtvader en dan zonder acht
" te slaan noch op zijn oversten, noch op zijn ondergeschikten,
" noch op zijn ouders, noch op zijn vrienden een beslissing te ne-
" men die men die hem de weg naar zijn redding vergemakkelijkt en
" hem troost op het ogenblik van zijn dood. De jongen, die met dit
" inzicht de geestelijke staat omhelst, heeft de morele zekerheid
" veel goed te zullen doen aan zijn eigen ziel en aan de ziel van
" zijn naaste.
"
In de geestelijke staat zijn er bovendien vele vertakkingen
" die alle van een punt dienen te vertrekken en naar hetzelfde cen-
" trum, dat God is, streven. Priester in de wereld, priester in het
" klooster, priester in de buitenlandse missies zijn de drie akkers
" waarop de arbeiders voor het evangelie geroepen worden om er te
" werken en Gods glorie te bevorderen. Ieder mag kiezen wat hem
" meest ter harte gaat, wat het meest geschikt is voor zijn fysische
" en morele krachten, waarbij hij om raad moet vragen bij een vrome,
" geleerde en voorzichtige persoon. Op dit punt zou ik u tal van
" moeilijkheden dienen uit te leggen die betrekking hebben op de we-
" reld, die heel de jeugd in haar dienst zou willen hebben, terwijl
" God ze helemaal voor zich zou willen. Nochtans zal ik trachten
" mondeling te antwoorden of liever de moeilijkheden te verklaren
" die iedereen kan ontmoeten bij het nemen van een van deze belang-
" rijke beslissingen.
"
De grondslag nu van een gelukkig leven van een jongen is te
" vinden in de veelvuldige communie en in het bidden elke zaterdag
" van het gebed tot de allerheiligste Maagd over de keus van zijn
" staat, zoals dat beschreven staat in de Giovane Provveduto.
"
De genade van Onze Heer Jezus Christus weze steeds met jul-
" lie allen en moge Hij jullie de waardevolle gave van de volhar-
" ding in het goede verlenen. Ik zal jullie elke dag aan de Heer
" aanbevelen en bidden ook jullie voor mij die voor jullie steeds
" in de Heer zijn zal
"
"
jullie toegenegen vriend
" Turijn 17 juni 1879.
Priester Gio. Bosco.
Bij het begin van de maand mei kon Don Bosco eens te meer zien
welke goede vruchten zijn evangelische naastenliefde jegens de mensen,

11.3 Page 103

▲back to top
- XIV/99 -
die door de politiek van de goede weg waren afgedwaald, bewerkte. De se-
nator voor Cagliari (Giovanni Siotto-Pinto), een magistraat van grote
waarde, streed in de rangen van het vurigste liberalisme. Nog in 1871
had hij een boek gepubliceerd dat overvloeide van ketters antiklerikalis-
me.(1) Maar in 1879 "in ziel en lichaam gekweld" (2) liet hij zich leiden
door zijn verstand en meldde hij zich bij Don Bosco aan, om voor hem een
speciale zegen van de paus te verkrijgen. Don Bosco schreef naar Rome en
verkreeg wat hij vroeg. Deze daad van goedheid vanwege de paus bracht hem
ertoe de meningen, die hij vroeger verspreid had in boeken aangaande de
constitutie van de Kerk en van haar leiders, te herzien en te verlooche-
nen. Daarom keerde hij op 4 mei terug naar het Oratorio in gezelschap van
professor Allievo van de koninklijke universiteit van Turijn om Don Bosco
hartelijk te bedanken. Na het huis volledig te hebben bezocht, vertrok
hij met een zeer tevreden hart. Van dan af, namelijk tot aan zijn dood op
24 januari 1882, gaf hij bewijzen van een echte genegenheid voor Don Bos-
co zoals we zien zullen.
Vier bijzondere gebeurtenissen tekenden in die maand mei de no-
veen van Maria, Hulp der Christenen, namelijk een bedevaart, twee confe-
renties en tussen beide conferenties in, een afzwering.
Tweehonderd Fransen kwamen te Turijn hun bedevaart naar Rome be-
sluiten. In het Oratorio was het een vernieuwing van het tafereel van
1877. Op de avond van 15 mei, de eerste dag van de noveen, kwamen ze aan;
ze trokken aanstonds naar het heiligdom, waar ze met de jongens en met de
gelovigen deelnamen aan de mariale oefeningen, in hun taal hoorden ze de
vlammende woorden van Mgr. Stanislao Schiapparelli, kanunnik van de Cor-
pus Domini, en keerden dan terug naar het instituut waar ze onthaald wer-
den door het muziekkorps. Don Bosco trad hen tegemoet en een verfrissing
werd opgediend door de leden van de katholieke jeugd van Turijn met Graaf
Balbo aan het hoofd. Het onthaal gebeurde onder de galerijen, die feeste-
lijk versierd waren, te midden van een massa juichende jongens en exter-
nen. Verschillende stonden op om het woord te voeren. In naam van Don
Bosco sprak Graaf Cays. Als laatste kwam naar voren Pater Picard, tweede
algemene overste van de assumptionisten. Met welsprekendheid en genegen-
heid dankte hij allen, zei mooie zaken over de paus en terugkerende op de
lof die door de vorige sprekers aan de pelgrims toegezwaaid werd, wendde
hij zich tot Don Bosco en riep hij uit: Voici le roi des_pelerins! Hij
legde dit uit: - "Niet alleen mag van Don Bosco gezegd worden dat hij
voortdurend op bedevaart is tengevolge van de talrijke bezoeken die hij
aan zijn huizen in Italië en Frankrijk brengt, maar hij verveelvoudigt
(1) Fuori la Francia, Pensieri di Giovanni Siotto - Pintor, Senator van het Rijk,
Turijn, 1878.
(2) Brief aan theologant Margotti in de Unità Cattolica van 6 juni 1879.

11.4 Page 104

▲back to top
- XIV/100 -
zichzelf; want daar waar hij niet persoonlijk kan gaan stuurt hij zijn
zonen. Wij zien zijn pelgrims door de wereld gaan, de oceaan oversteken
om binnen te dringen in de onherbergzame streken van de Pampa's en van
Patagonië. Thans eindig ik mijn toespraak door twee wensen uit te drukken
ook in naam van mijn reisgezellen. Ik wens dat het werk van de bedevaar-
ten zou blijven bestaan, zou vermeerderen, zich zou uitbreiden. Vele en
eerbiedwaardige gedachtenissen, kostbare relikwieën, heiligdommen waar
wonderen gebeurd zijn, zijn ook bij ons in Frankrijk overal verspreid.
Daarom nodig ik de Vereniging van de katholieke Jeugd van Turijn uit, ook
in ons land de bedevaarten te bevorderen. Wij verwachten u, broeders, te
Parijs, in dat Parijs waarvan men wel zegt dat dit het moderne Babylon
is, maar dat toch ook in zijn schoot ijverige volgelingen van de ware God
bevat, dappere aanbidders van Jezus Christus, zeer vrome zonen van Maria.
Ja, daar verwachten wij u om u een zekere vergoeding te schenken voor de
christelijke liefde en vriendschap, waarmee u ons hier in uw vroom Turijn
behandelt. Wat is dan mijn tweede wens? Moge de hemel willen dat weldra
een schaar salesianen, aangevoerd door Don Bosco zou komen om in ons Pa-
rijs een tehuis op te richten dat met dit tehuis zou kunnen wedijveren.
Van onzentwege zullen wij hem de weg bereiden door onze woorden, door ons
gebed." - Ze vertrokken uit het Oratorio toen de avond al ver gevorderd
was en begaven zich in groepjes naar hotels waarheen ze door de leden van
de katholieke jeugd gebracht werden. 1). In een brief van 16 mei, die
vanuit Turijn aan de Univers van Parijs gestuurd werd noemde men de ont-
vangst van de pelgrims "in het Oratorio van Don Bosco" "een bewonderens-
waardig feest."
Er bestaan nog enkele documenten, waaruit blijkt welke indruk die
goede katholieken meedroegen van hun bezoek aan het Oratorio. Het zijn
drie brieven waarvan er twee het jaar daarna geschreven werden en de
derde brief in 1883. Een heer uit Bordeaux en een priester uit Lille be-
danken Don Bosco dat hij hen ingeschreven heeft op de lijst van de sa-
lesiaanse medewerkers en herinneren uitbundig aan de ontmoeting van 15
mei. De eerste zegt tot Don Bosco: "Het broederlijke en genegen onthaal
dat wij ontvingen in uw gezegend huis van Turijn heb ik niet vergeten en
ik bewaar een aangename herinnering aan de verrukkelijke avond doorge-
bracht te midden van uw beste jongens en hun beminde oversten. Ik vind
geen woorden om de Heer te danken voor de genade die Hij mij verleend
heeft enkele gelukkige ogenblikken te kunnen genieten van de aanwezig-
heid van zijn grote dienaar, die zovele mooie zaken voor Zijn glorie ge-
daan heeft." En de priester schrijft: "Teruggekeerd als pelgrim uit Rome,
zie en bewonder ik de prachtige werken door God door uw bemiddeling ver-
richt en voel ik me zeer vereerd opgenomen te zijn onder de salesiaanse
medewerkers." In een derde brief, geschreven door burggravin De Lagrége-
olière, geboren De Beauregard, herinnert deze hem er aan dat zij toen aan
(1) Bollettino Salesiano, juin 1879.

11.5 Page 105

▲back to top
- XIV/101 -
zijn gebeden een patronage dat haar zeer ter harte ging, had aanbevolen.
Er waren als dan veel moeilijkheden en hinderpalen, maar nu laat ze hem
weten dat van dat ogenblik af de zaken een goede richting genomen hebben.
In de hartelijke eindwens van abbé Picard trilt de echo na van de
verwachtingen die men te Parijs op de salesianen stelde. Andere echo's
van zaken in Frankrijk die ons al bekend zijn, vinden wij terug in vol-
gende brief van Don Bosco aan de pastoor van Saint-Joseph.
"
Beste Heer pastoor,
"
Verleden winter hebt u me laten hopen dat u ons zou komen
" bezoeken op het feest van Maria, Hulp der Christenen. Zullen we
" dat genoegen hebben? Wij allen verwachten het uit ganser harte.
" Weet u dat Mgr. de bisschop van Marseille of de bisschop van
" Fréjus een bedevaart doen naar Rome en dat er waarschijnlijkheid
" bestaat dat zij ons een kort bezoek zullen brengen? Ik ontvang
" vaak nieuws over ons Oratorio maar ik zou graag willen weten wat
" u op te merken hebt ten goede of ten kwade of denkt u dat het
" maar middelmatig is. U weet dat ik in u volledig vertrouwen stel
" en dat ik wens uw wijze raadgevingen te volgen. Nog anderhalve
" maand en dan zal er een jaar voorbij zijn sinds we onze vrome on-
" derneming begonnen en ik zou willen dat men op dat tijdstip zou
" zien, dat ze ten minste in het een of het andere vooruitgang
" heeft gemaakt.
"
Het huis van Auteuil biedt voor ons teveel moeilijkheden
" en daarom heb ik uw raad opgevolgd en heb ik er mij voorgoed van
" ontlast. Vanuit Parijs worden mij andere voorstellen gedaan maar
" op het ogenblik heb ik nog geen beslissing genomen. La Navarre en
" Saint-Cyr worden nu georganiseerd. Om echter naar Saint-Cyr te
" gaan hebben we nog geen enkel document in handen.
"
We zouden het nodig hebben om er in bezit van te kunnen ko-
" men. Nochtans zullen volgende week enkele van onze priesters er-
" heen gaan om in staat te zijn de zaken te onderzoeken en met de
" dringendste te beginnen.
"
Indien u de gelegenheid hebt met de heren van de Société
" Beaujour te spreken, zeg hun dan dat we zaterdag aan het altaar
" van Maria, Hulp der Christenen, voor hen en hun familie speciaal
" zullen bidden opdat God ze allen in goede gezondheid zou bewaren.
" Ik maak u de eerbetuiging over van alle salesianen en bid God dat
" Hij u zou bewaren. Beveel mij aan de Heer aan, terwijl ik met
" groot genoegen met echte achting en genegenheid ben
"
" Turijn, 20 mei 1879.
uw toegenegen vriend
"
Priester Gio. Bosco

11.6 Page 106

▲back to top
- XIV/102 -
Op de eerste van de twee conferenties waarover we zo pas gesproken
hebben, kwamen de salesiaanse medewerkers samen, weliswaar niet in groot
aantal, een veertigtal in het geheel, wegens het uiterst slecht weer. De
toespraak van Don Bosco ging over een schema dat eigenlijk altijd het-
zelfde was: nieuwe stichtingen ín dat jaar in Italië, in Frankrijk en in
Amerika, het aandeel dat de medewerkers erin gehad hadden, een uitnodi-
ging om hun medewerking voort te zetten. Hij beval in het bijzonder de
kerk en het tehuis van Sint-Jan de Evangelist aan en toonde er het welda-
dige doel van.
Op Hemelvaartdag was er dan de afzwering van een Waldenzer. De
jonge concourda werd door zijn katholieke ouders in een instituut van de
Waldenzen in de buurt van Ventimiglia geplaatst. Hij was begaafd met een
wakker verstand en maakte snelle vorderingen in zijn studies. Samen met
het profane onderricht nam hij het vergif in van de ketterij, zodat de
protestantse ministers veel van hem verwachtten. Maar, toen hij ouder
werd begon hij, onder drang van zijn natuurlijke overwegingen, sterk te
twijfelen. Die twijfel ontstond en werd gevoed door het horen van zovele
scheldwoorden en beledigingen die daar doorgaans worden uitgebraakt te-
gen de katholieke kerk en tegen de Moeder Gods. Eens bevond hij zich in
gesprek met de directeur, met zijn vrouw en met sommige meesters en ge-
zellen en viel het gesprek op de maagdelijkheid van de Madonna. Hij liet
ze in het begin maar zeggen; maar uiteindelijk maakte hij de opmerking:
- "U beweert dat Maria geen maagd was, maar waarom doet u ons dan in het
Symbolum van de Apostelen zeggen dat Jezus Christus uit de Maagd Maria
geboren is?" Een draai om de oren, die hij ontweek was het antwoord van
de dame. - "Maar dat is geen argument"! - riep hij uit terwijl hij de
slag ontweek. Hij had dit goed gezegd en zijn twijfels werden groter zo-
dat hij er al ging over nadenken katholiek te worden. Maar hoe zou hij
zich aan de klauwen van de overheden van het instituut kunnen ontrekken?
En waar zou hij een onderkomen kunnen vinden? Zijn ouders waren dood en
hij had geen verwanten die geen ketters waren. De Voorzienigheid kwam
hem ter hulp. Een goede katholiek die iets vernomen had over zijn ziels-
toestand, zorgde ervoor dat hij gemakkelijk kon weggaan en vertrouwde hem
toe aan Don Bosco. Hij was bijna vijftien jaar oud. Hij werd goed onder-
richt en op de avond van 22 mei, voor de gewone dienst, deed hij in het
openbaar de afzwering en ontving hij het doopsel sub conditione in het
heiligdom van Maria, Hulp der Christenen, dat stampvol mensen was. De
ceremonie werd verricht door Mgr. Tammi, vicaris-generaal van Piacenza,
die in die dagen te gast was in het Oratorio. Als peter en meter traden
op markies Scarampi en markiezin Fassati. De neofiet kreeg de naam van
Leo, als eerbetuiging aan de regerende paus. Mgr. Belasio beklom dan de
kansel en nam de gebeurtenis als vertrekpunt om bij deze plechtigheid de
roem te vieren van het katholieke apostolaat vanaf Hemelvaartdag en
steeds verder, tot aan de apostolische werkzaamheid van de salesianen.
Deze dubbele gedachtereeks ontwikkelde hij achteraf breedvoeriger en het
werd een aflevering voor de Letture Cattoliche, die opgedragen werd aan

11.7 Page 107

▲back to top
- XIV/103 -
de twee zo pas vernoemde adellijke personen ter eeuwige gedachtenis van
de ritus die daar volbracht werd.
(1)
De Waldenzen namen geen vrede met de belediging die ze geleden
hadden. De dominee en de directeur van het asiel van de Waldenzen waar de
jongen vijf jaar gastvrijheid had genoten publiceerden een boekje, waarin
ze bevestigden dat de oversten van het huis van Maria, Hulp der Christe-
nen, misbruik hadden gemaakt van de ellende waarin hij verkeerde en hem
bedorven hadden, zoals ze dat ook met drie andere jongens van hetzelfde
tehuis getracht hadden te doen.
Bovendien gingen de protestanten in hun tijdschrift Le Témoin te-
gen de bekeerling te keer met een kwaadaardigheid en met gemeenheden om
een slet die woest wordt te beschamen. In een open brief waarbij Don
Bosco hem geholpen had bij de opstelling zette Leo de zaken recht.(2)
Een nieuwigheid was de conferentie voor de salesiaanse medewerk-
sters, gehouden daags voor de plechtigheid van Maria, Hulp der Christe-
nen. Tweehonderd medewerksters kwamen samen. Met het gebruikelijk cere-
monieel werd de vergadering begonnen. Maar in plaats van een passage uit
het leven van de H. Franciscus, werden twee hoofdstukken voorgelezen over
de heilige de Chantal, namelijk het tragische einde van haar echtgenoot
en het heldhaftige geduld van de weduwe, die zich voor heel haar overige
leven wijdde aan de dienst van God en aan liefdadigheidswerken. Ook tot
hen richtte Don Bosco het woord. Hij begon met te verhalen dat hij bij de
stichting van de vereniging van de medewerkers gedacht had alleen mannen
als lid te aanvaarden, maar dat Pius IX uit eigen beweging de hemelse
gunsten ook tot de vrouwen had uitgebreid en bij het verleende decreet
eigenhandig de woorden had toegevoegd: "Aan alle gelovigen van beider
kunne, omnibus utriusque sexus Christi fidelibus." Daarna maakte hij be-
kend, hoe ook de Zusters, dank zij de hulp van de medewerksters, onder de
opperleiding van de salesianen, konden werken in het voordeel van de
meisjes. Hierover weidde hij verder uit en wees dan uiteindelijk op de
grote gevaren waaraan de arme meisjes in onze landen en vooral in Amerika
blootgesteld zijn. Hij spoorde hen aan salesianen en zusters bij te staan
om de weldaden van het onderwijs en van de christelijke opvoeding te kun-
nen uitbreiden ten bate van de jeugd. Maar met welke middelen konden de
medewerksters hun medewerking verlenen?
- "Hier hebt u er enkele" - zei Don Bosco. - "Legt er u vooral op
toe de liefde tot de deugd en de afschuw voor de ondeugd diep in te pren-
ten in het hart van de jongens en meisjes van uw familie, van uw buren,
(1) Belasio, Non abbiam paura! Abbiamo il miracolo dell’apostolato cattolico di XVIII
secoli e le sue sempre nuobe e piu belle speranze afl. 32, augustus 1879.
(2) Bollettino Salesiano, juli 1879.

11.8 Page 108

▲back to top
- XIV/104 -
van uw verwanten, kennissen en vrienden. Indien u ooit te weten komt dat
een onervaren meisje gevaar loopt haar eerbaarheid te verliezen, zorg er
dan voor haar weg te halen en haar bijtijds te ontrukken aan de klauwen
van de roofzuchtige wolven. Wanneer u jongens of meisjes hebt of weet dat
er in een gezin jongens of meisjes zijn, die dienen opgevoed te worden of
aan het werk gesteld, open dan goed hun ogen, stel voor, raad aan, spoor
aan dat ze zouden geplaatst worden in colleges, opvoedingsinstituten,
winkels of werkhuizen waar samen met de kennis en de kunst ook de vrees
des Heren wordt aangeleerd en waar de goede zeden bloeien. Breng in uw
huizen katholieke boeken en kranten binnen en als U ze ín uw gezin gele-
zen hebt, geef ze dan in handen van zovele mensen als u maar kunt en geef
ze als prijs aan de jongens en meisjes die het trouwst de catechismusles-
sen volgen. Vooral dan, wanneer u verneemt dat een meisje niet anders kan
gered worden van de gevaren dan door ze in een inrichting te plaatsen,
haast u dan ze in veiligheid te brengen.
Maar wie ik u meest aanbeveel zijn de jongens met een goed karak-
ter, die gaarne bidden en bij wie enige hoop bestaat dat ze tot de gees-
telijke staat geroepen zijn. Doe het mogelijke, en ik zou zelfs zeggen,
het onmogelijke, om in die jonge harten het kostbare zaad van de roeping
te doen ontkiemen; stuur ze naar een plaats waar ze hun studies kunnen
voltooien en wanneer ze arm zijn, help ze dan ook met de middelen die de
goddelijke Voorzienigheid u in handen gegeven heeft en die uw vroomheid
en liefde tot de zielen u ingeven. U zult gelukkig zijn indien u er zou
in slagen een priester te schenken aan de kerk, in deze tijden, waarin de
bedienaars van de heilige geheimen zo schaars zijn, dat in zekere landen
en zelfs bij ons in Italië en soms op zon- en feestdagen geen kerkelijke
diensten meer plaats hebben omdat er priesters ontbreken. God, de enge-
len, de godsdienst, de zielen zullen u dankbaar zijn voor een dusdanig
uitnemend werk en u zult ook hier beneden het honderdvoudige ontvangen in
de zegeningen die God u als beloning zal geven, samen met de mooie kroon
die Hij voor u in de hemel voorbehoudt.
Maar hier zou iemand mij kunnen zeggen: - "Om dit goede te doen
zijn er uitgaven noodzakelijk en ik ben niet in staat er te doen." -
Hier zal ik kort op antwoorden met te zeggen dat een vrome vrouw, die
God, de kerk en de zielen liefheeft, er iets zal weten op te vinden om op
een of andere manier bij te dragen tot de liefdadigheidswerken. Ik weet
dat u dat doet en u geeft er mij iedere dag bewijzen van. Maar laat toe
dat ik betreur, ja, laat ons samen betreuren dat er op onze dagen bij
vele personen een grote verblindheid bestaat. Ze vinden altijd het middel
om een plezierreis te ondernemen, een rijke jurk aan te schaffen, in
mooie kleren op een feest te verschijnen, het middel om niet één maar
twee en meer koppels prachtige paarden en heerlijke rijtuigen te kopen,
maar wanneer het gaat over een aalmoes, een gift voor het oprichten of
verfraaien van het huis van God, voor het bouwen van een tehuis voor we-
zen en verlaten kinderen, om voedsel en kleding te verschaffen aan een
arme jongen, om aan de kerk een priester méér te geven, dan hebben ze da-

11.9 Page 109

▲back to top
- XIV/105 -
duizend verontschuldigingen bij de hand. Ze hebben vele uitgaven, ze
hebben verbintenissen, ze hebben dit en ze hebben dat en per slot van
rekening doen ze weinig of niets ten voordele van de godsdienst en ter
verlichting van de menselijke ellenden.
Een tijdje geleden gaf er iemand te Turijn een soirée. Hij die er mij
over sprak zei dat het feest verrukkelijk, prachtig, koninklijk was. -
"Hoeveel heeft ze gekost"? vroeg ik. - "Ze heeft zeventigduizend lires gekost."
- Zeventigduizend lires op een enkele avond! Wat een menselijke ver-
blindheid! Met zeventigduizend lires had men zeventig jongens kunnen opnemen, ze
laten studeren en misschien aan de kerk zeventig priesters schenken, die
met Gods hulp mettertijd aan God duizenden zielen zouden geschonken heb-
ben. En nu moet u noteren dat men aan deze dame enkele weken voordien ge-
vraagd had of ze voor drie maanden het kostgeld wou betalen van een arme
jongen die in een instituut diende opgenomen te worden en dat ze gewei-
gerd heeft dit te doen. Zeker zal God haar eens rekenschap vragen over
deze soirée; maar inmiddels kunt u nu zien hoe men het vandaag aan boord
legt om geen werken van weldadigheid te verrichten.
Wat ik u zeg over het verspillen van Gods gaven in het groot zou
ik u ook kunnen zeggen over vele andere zaken van minder betekenis en wan-
neer ze veelvuldig gebeuren, brengen zij de begroting van de gezinnen in
onevenwicht en laten hen niet meer toe de instellingen en de werken die
het meest nuttig zijn voor de godsdienst en voor de maatschappij te steu-
nen.
Geachte medewerksters, het ligt niet in mijn bedoeling U angst-
vallig te maken of U te zeggen dat het u niet geoorloofd is te leven vol-
gens uw staat, volgens uw stand. Ik wil hier enkel zeggen en inprenten
dat u in uw hart en in uw huis de grote plaag, de grote gesel van de
overdreven weelde, zowel in het groot, als in het klein, geen ingang laat
vinden. Dan ja, dan zult u in staat zijn altijd bij te dragen, ook stof-
felijk, tot de weldadigheidswerken, gij zult met een vrome hand de tra-
nen drogen van zovele arme gezinnen en zovele jongens redden die opgeno-
men werden in onze instituten en die daar dank zij uw liefdadigheid on-
derhouden kunnen worden...
Het is zeer juist dat de medewerksters doeltreffend bijdroegen tot
de liefdadigheidswerken door Don Bosco ondernomen en dit wordt overvloe-
dig bewezen. Elk nieuw huis, zoals vroeger het Oratorio, trof in een of
andere brave dame zijn genegen moeder aan, die het bijstond. Zo was er
het recente feit van Mevrouw Jacques voor het Oratorio van Saint-Léon te
Marseille. En deze vrome weldoensters beperkten hun bezorgdheid niet tot
een huis dat zich in hun omgeving bevond, maar strekten ze ook uit tot
het hoofdhuis. Over deze moederlijke goedheid bestaan er treffende docu-
menten, die aan het nageslacht moeten overgemaakt worden. Meermaals werd
er melding gemaakt van Mevrouw Susanna, zoals de medebroeders van Varazze
haar noemden. Geboortig van Celle, gehuwd en woonachtig te Albissola heeft ze

11.10 Page 110

▲back to top
- XIV/106 -
voor dat huis van het begin af heel wat gedaan. Te Genua had ze veel in-
vloed bij de burgerlijke overheden zodat hierdoor soms vijandige daden
tegen het college, waarvoor ze een voorkeur had, konden belet worden.
Hier volgt een brief van haar aan Don Rua bij het naderen van het feest
van Maria, Hulp der Christenen.
"
Vereerde Eerwaarde D. Rua, beste uitverkoren kleinzoon,
"
"
Morgenochtend met de eerste bus die vanuit Capo d’Albisso-
" la naar San Pier d’Arena vertrekt, zal ik het grote genoegen heb-
" ben aan uw adres een mand met fruit te sturen voor uw beste, won-
" derbare en weldadige heer Don Bosco, uw geliefde Vader. Op de bo-
" dem van de mand zal hij een enveloppe vinden met vier zakdoeken
" waarvan drie in batist die elk 10 lires kosten, in een ervan staat
" mijn naam geborduurd. Ik wens ze niet te gebruiken noch ongebruikt
" te laten. Don Bosco zal er wel een goed gebruik van weten van te ma-
" ken. Ze zijn nog nieuw en ik heb ze nooit gebruikt. Ik hoop dat u
" de perziken en de sinaasappels die men mij gisteren uit Finale ge-
" stuurd heeft, zoet zult vinden en dat de carli-appels die ik voor
" uw troostrijk feest bewaard heb, goed zullen smaken.
"
Wees zo goed mij te willen gedenken en de allerheiligste Maagd
" te willen bidden opdat zij mij een goede en heilige dood moge beko-
" men.
"
De heer Angelo Riello, priester van de Missie in het adellijk
" college van Savona, heeft mij geschreven dat men hem niet het Bollet-
" tino van deze maand mei gestuurd heeft. Ik heb hem mijn nummer gezon-
" den. Ik beveel u aan hem niet te vergeten. Hij is een van de beste
" medewerkers geweest voor de eerste expedities van uw missionarissen.
" Hij heeft voor mij meer dan één bedrag ingezameld dat ik aan Don Bosco
" gegeven heb.
"
Ik bied mijn genegen groeten aan I, aan D. Cagliero, aan
" D. Durando, aan D. Lazzero, aan de Eerwaarde Heer Pechenino
" aan en ben van u
"
uw als grootmoeder zeer verknochte en zeer verplichtende
"
"
Suzanna Prato, weduwe Saettone (1)
" 22 mei 1879.
De jaarlijkse plechtigheid werd erg gestoord door het slechte
weer, want het stortregende van 's ochtends tot 's avonds. Toch was de
kerk de hele dag eivol. Met toelating van de ordinarius pontificeerde Mgr.
Garga,
(1) Ook een andere brief, door dezelfde dame de maand tevoren aan Don Rua geschreven, verdient be-
kend te zijn.

12 Pages 111-120

▲back to top

12.1 Page 111

▲back to top
- XIV/107 -
hulpbisschop van de bisschop van Novara. Daags tevoren had daar pontifi-
caal gecelebreerd, met toestemming van de Ordinarius, Mgr. Berengo, die
twaalf dagen voordien van de bisschoppelijke zetel van Adria naar die
van Mantua overgeplaatst werd. Een paar zinnetjes uit de pen van Don
Bosco in een brief aan Don Bologna tonen aan hoe tevreden hij was over
de goede afloop van het feest.
"
Mijn beste D.Bologna,
"
"
Ik stuur je hier enkele brieven, waarvan je het adres
" op de enveloppe zal schrijven en ze naar hun bestemming zenden.
" Indien je er in slagen zal de heer pastoor van Saint-Joseph
" met je mee te brengen voor het feest van S. Gio., dan zal het
" werkelijk een plechtigheid van eerste klas zijn. Zeg hem dat
" zijn jongste brief volledig in orde is. Ik zal hem over alles
" schrijven.
Abbé Guiol kwam niet naar het feest van San Giovanni. De naamdag
bood aan zijn zonen de gewenste gelegenheid aan om aan hun vader in per-
soonlijke brieven hun genegenheid uit te drukken, met collectieve ge-
schenken (1) en openbare manifestaties. De hymne van Don Lemoyne, ge-
componeerd door de jonge maestro Dogliani, was een voorstelling, in de
trant van een toneelspel, van de vier inspecties die zo pas opgericht
waren en bezong de vier bijzonderste werken van Don Bosco, namelijk: de vrome
salesiaanse sociëteit, het instituut van de Dochters van Maria, Hulp der
Christenen, het werk van de Maria-zonen en de vrome unie van de medewer-
kers. De gevierde deed in zijn eindtoespraak die hij tot het publiek
richtte de harten van de jongens en van de vreemde gasten van geestdrift
trillen door met bewogen stem te melden dat hij die ochtend een brief had
ontvangen van Don Costamagna die vanuit de volle Pampa's hem goed nieuws
stuurde over de evangelisatie van de ongelovigen. Wie had bij die sere-
niteit van Don Bosco ook maar in de verste verte kunnen denken dat daags
voor deze mooie dag een afgevaardigde van de openbare Veiligheid hem het
d e cr eet va n het sl u it en v an z ijn sc h ol en geb ra cht had?
De muziek van Dogliani had veel bijval. Om dit effect te kunnen
bereiken had de maestro zijn voordeel weten te doen zowel met de geniale ver-
scheidenheid van de hymne die een fantastische toneelschikking vergde
als met de zeer goede stemmen waarover hij kon beschikken. Ook het externe pu-
(1) Een rijke koormantel uit rood fluweel geschonken door de oud-leerlingen, damast voor
kerktapijten vanwege de leerlingen, wit stoolgoed met gouden borduurwerk vanwege de
Dochters van Maria, Hulp der Christenen, enz.

12.2 Page 112

▲back to top
- XIV/108 -
terne publiek had de compositie zeer goed gesmaakt. Toen het uur voor
het souper gekomen was ging Dogliani, zoals zijn taak dit meebracht, aan
de tafel van de oversten, die nog in de gemeenschappelijke refter zaten,
opdienen. Toen dan de communiteit vertrokken was en alles afgediend
was, ging hij tot bij Don Bosco en kuste zijn hand om weg te gaan. Maar
Don Bosco hield zijn rechterhand vast en zei hem te blijven. Toen bracht
men koffie voor Don Bosco, wat een teken was dat hij zware hoofdpijn had.
Er waren twee kopjes. - "Kijk, Dogliani" - zei hij hem - "neem jij ook
koffie." - Dogliani keek naar Don Cagliero die daar aanwezig was als om te
zeggen dat die eer aan Don Cagliero en niet aan hem toekwam. Don Bosco
schonk een kopje in en bood het hem aan. Hij dronk het uit, dankte van
ganser harte en ging weg. Op vandaag nog herinnert hij zich de goedheid
waarmee dit gepaard ging en voelt hij zich hierdoor nog ontroerd.
Voor dit feest had baron Héraud uit Nice aan Don Bosco banketgoed
gestuurd dat die dag de tafel versierde. Daarbij had hij hem ook nog een
edelmoedig geschenk gezonden. Don Bosco dankte hem zeer genegen.
"
Beste heer Baron,
"
"
Uw heer broer of liever uw grote vriend baron Félicien
" Arnaud gaat naar Nice en ik maak er gebruik van om u nieuws over
" ons mee te delen. De bekende zaak wordt steeds als voltooid voor-
" gesteld, maar ik ontvang nooit de laatste beslissing. We zullen
" zien.(1)
"
Uw banketgoed was uitstekend en ik heb vastgesteld dat de zoetheid
" en de goedheid van de schenker waren doorgedrongen in die van de ge-
" schenken die aan tafel een zeer goede en majestueuze verschijning
" deden.
"
Zoals ik u schreef werden uw 1.000 fr. in ontvangst genomen en ook
" dadelijk verbruikt. En ze werden verbruikt door de priester Gius.
" Fagnano die in het begin van de maand augustus uit Buenos Aires
" zal vertrekken en de eerste parochie in Paraguay gaat stichten op
" bevel van de heilige Vader.
"
Andere zaken andermaal. Ik zit in de rats. Ik heb uw gebeden
" hard nodig.
"
Moge God u en Mevrouw de Barones zegenen en u beiden in
" goede gezondheid bewaren.
"
Wees zeker van mijn dankbaarheid en grote achting.
"
" Turijn, 19-7-79.
uw verplichtende en genegen vriend
"
Priester Gio. Bosco.
(1) Cfr. voor deze aangelegenheid boekdeel XIII, blz. 540.

12.3 Page 113

▲back to top
- XIV/109 -
In het Oratorio had men gehoopt dat op San Giovanni, advocaat
Comaschi van Milaan, wiens verering voor Don Bosco aan onze lezers be-
kend is zou komen. Toen men hem niet zag opdagen, haastte Don Bosco zich
hem te schrijven.
"
Beste heer Ridder,
"
"
In de loop van de voorbije dagen had ik gemeend dat u op
" ieder ogenblik onder ons zou verschijnen, volgens de brief die
" u mij geschreven had, maar tot hiertoe niets. Bent u wellicht ziek of
" is er iets dat niet gaat in uw gezin? Ik wil dit niet veronderstellen
" en ik bid tot God opdat dit niet het geval zou zijn.
"
In ieder geval weet u dat wij u zeer genegen zijn en dat
" daarom wanneer u naar hier komt, u als naar uw eigen huis komt.
"
Moge God u, en samen met u, uw gezin zegenen en aanzie
" me steeds als zijnde met dankbaarheid
"
uw toegenegen vriend
" Turijn, 29-6-79.
Priester Gio. Bosco.
Een gedeelte van de versiering die in deze blijde omstandigheid
gediend had om aan het Oratorio een feestelijk uitzicht te geven, dien-
de ook om eer te bewijzen aan Mgr. Gerlando Maria Genuardi, de eerste
bisschop van Acireale. Tijdens hun reis door Sicilië waren Don Cag-
liero en Don Durando door hem "met een zeldzame fijnheid en goedheid"
ontvangen geworden. Hij had zijn clerus samengeroepen in het bisschoppe-
lijk paleis en had hen plechtig voorgesteld aan de senaat van het dio-
cees, waarbij hij, met de hand op het hart, de lof gezongen had van Don
Bosco en van de salesianen, van wie hij zei de "medebroeder" (1) te
zijn. Don Bosco hield eraan hem te laten pontificeren in de kerk van
Maria, Hulp der Christenen, op Sint-Petersdag, maar de ordinarius stelde
dergelijke voorwaarden dat ze neerkwamen op een weigering zodat Monseig-
neur geen pontificale mis kon opdragen en niet eens pontificaal assisteren
kon in de plechtige mis.
Zoals men merkt, volgden zonder einde de illustere gasten elkaar
in het Oratorio op en het blijft altijd interessant te zien welke in-
drukken ze ervan meedroegen. Bij de getuigenissen, die we reeds elders
aanhaalden, voegen wij er een door Don Bosco ontvangen op het einde van
de maand mei. Pater Leonardo Maria Guerra van de miniemen schreef hem:
"Ik herinner me steeds met blijdschap en dankbaarheid die dagen, die ik
dank zij uw goedheid, zo gunstig kon doorbrengen in dat huis dat een
echt model is van deugd en van de meest liefdadige en hoofse gastvrij-
heid. Ik kwam terug vanuit mijn missie uit Algerië in Afrika; ik had werkelijk
(1) Brieven van Don Cagliero aan Don Bosco, Acireale, 3 en 9 maart 1879.

12.4 Page 114

▲back to top
- XIV/110 -
rust nodig en dank zij uw grote liefdadigheid was ik ook in de gelegen-
heid tot rustige bezinning te komen.
In verband met het feest van Don Bosco was het onthaal van de oud-
leerlingen een traditie geworden. Bij die gelegenheid werden ze daartoe
uitgenodigd maar doorgaans had de samenkomst plaats in een van de laat-
ste weken van het schooljaar. In het jaar 1879 werd 17 augustus hiervoor
uitgekozen. Aan de broederlijke agape zaten meer dan zestig personen
aan. Ze verbroederden daar zonder onderscheid van graad, stand of ver-
dienste en brachten allen een hymne aan Don Bosco. In hun heildronken
werd de geschiedenis van de eerste tijd weer beleefd. De ene loofde de
vorderingen die men gemaakt had, een andere deed voorspellingen voor de
toekomst en een derde haalde episoden van Don Bosco aan. De goede vader
dankte God in bewoordingen die hem door zijn hart gedicteerd werden, om-
dat Hij hem de troost geschonken had te zien hoe hij omgeven werd door
een schaar van zijn oudste leerlingen. Hij maande ze aan in het goede te
volharden en nodigde ze uit deze aangename bijeenkomsten ten minste ge-
durende honderd jaar te hernieuwen. Het is een feit dat de oud-leerlin-
gen van Don Bosco met vreugde het Oratorio terugzagen en dat ze met
vreugde aan het Oratorio terugdachten. "Om de waarheid te zeggen" -
schreef een van die oud-leerlingen aan een vriend: (1) - "het was werke-
lijk een groot geluk dat ik een gedeelte van mijn jeugd kon doorbrengen
in het Oratorio onder de waakzaamheid van Don Bosco (...). In het Orato-
rio is er ik weet niet wat voor speciaals, een manier van de jeugd op te
voeden die werkelijk eigen is en die men niet vindt in de andere colle-
g e s die ni et van Don Bosco afhangen."
Daags na zijn naamfeest was het de eindtermijn voor het indie-
nen van een prijsvraag, waarbij Don Bosco een pars magna gespeeld had.
De aanleiding hiertoe ging uit van de Unità Cattolica. In 1877 had deze
krant bij het afsluiten van een prijsvraag voor een boek over Sint-
Jozef, de wens geuit dat weldra een dergelijke prijsvraag in dien aard
zou worden uitgeschreven voor een boek over Sint-Pieter. Mgr. Pietro
Ceccarelli, de pastoor van San Nicolas in Argentinië, die toen te Tu-
rijn was samen met zijn aartsbisschop, las het artikel; hij herinner-
de zich dat hij zijn eerste mis had gedaan op het eeuwfeest van de
Prins der Apostelen, van wie hij ook de naam droeg en stemde met het
voorstel in. Hij bood dus een prijs van duizend lires aan hem die op
een eenvoudige manier en in volkse trant het beste boek over Sint-Pieter
zou schrijven. Nochtans zou de eenvoud van het boek en de volkse schrijf-
trant geen bezwaar mogen zijn om in het werk zelf of als bijvoegsels
hiervan, twee traktaten te behandelen, het ene over de komst van Petrus
naar Rome en het andere over de pauselijke onfeilbaarheid. Monseigneur
gaf de zaak in handen van theoloog Margotti, de directeur van voornoemde
(1) Brief van Federico Mulattieri, Clavesana, 24 maart 1879.

12.5 Page 115

▲back to top
- XIV/111 -
krant, op voorwaarde dat Don Bosco ermee belast werd een commissie te benoe-
men van bevoegde salesianen voor het onderzoek van de werken. De modali-
teiten dienden dezelfde te zijn als deze welke gewoonlijk voor dat
soort van prijsvragen toegepast worden, namelijk een herkenningskern-
spreuk op de handschriften, de naam van de auteur onder verzegelde enve-
loppen, en het openen van de enveloppen na de aanwijzing van de winnaar.
Korte tijd daarna deed een brave katholiek van Mantua, die steeds
onbekend is gebleven, aan zijn bisschop een gelijkaardig voorstel voor
Sint-Paulus, waarbij dezelfde som ter beschikking werd gesteld voor de
beste mededinger. De bisschop die op de hoogte was van het vorige voor-
stel, wendde zich eveneens tot Margotti om de twee prijsvragen samen te
voegen zodat ook de tweede prijsvraag werd toevertrouwd aan de commissie
die te Turijn samengesteld werd. De zaak behaagde zeer aan de theoloog,
die het nieuws ervan in zijn krant bekend maakte.
Het duurde niet lang of de handschriften kwamen toe. De laat-
ste dag voor de aanbiedingen was 19 juni 1878, zoals vastgesteld werd.
Don Bosco benoemde de leden van de commissie op 1 augustus van dat
jaar, (1) en dan begon men aan het examen. De datum vastgesteld voor
het publiceren van de resultaten was 18 januari 1879, maar het aantal
ingezonden werken en de omvang van sommige onder hen vergden meer tijd
en zo besliste de commissie haar definitief oordeel wat uit te stellen
tot 19 juni daaropvolgend.
(1) Officiële lijst van de leden van de commissie:
1. Don Giovanni Bosco, President.
2. Graaf Don Carlo Cays, doctor in burgerlijk en kerkelijk recht, Secretaris.
3. Don Giovanni Bonetti, Professor in de letteren en in de godgeleerdheid, Examinator.
4. Don Giovanni Cagliero, doctor en professor in de godgeleerdheid, Examinator.
5. Don Francesco Cerruti, doctor in de letteren, professor voor geschiedenis en
godgeleerdheid, directeur van het kostschool-college van Alassio, Examinator.
6. Don Francesco Dalmazzo, doctor in de letteren, professor in de godgeleerdheid,
directeur van het municipaal college van Varazze, Examinator.
7. Don Celestino Durando, professor in de letteren, Examinator.
8. Don Giovanni Battista Francesia, doctor in de letteren, professor in de godge-
leerdheid, directeur van het municipaal college van Varazze, Examinator.
9. Don Michele Rua, professor in de letteren en in de godgeleerdheid en in de Bij-
belse hermeneutiek, prefect van het Oratorio van de H. Franciscus van Sales,
Examinator.
Plaatsvervangers:
De volgende examinatoren zullen, indien nodig, als plaatsvervangers optreden:
Don Giulio Barberis, doctor in de godgeleerdheid.
Don Giuseppe Bertello, doctor in de godgeleerdheid, de letteren en de wijsbegeerte.
Don Domenici Belmonte, professor in de wijsbegeerte, directeur van het college
San Carlo te Borgo San Martino.

12.6 Page 116

▲back to top
- XIV/112 -
Voor de prijsvraag over Sint-Paulus diende de commissie zich enkel
met vier handschriften bezig te houden en toen dit gebeurd was, sprak ze
zich uit ten gunste van het werk van priester Giacomo Murena, Missie-
priester, geboortig van Piacenza en woonachtig te Ferrara.
Voor de andere prijsvraag echter was er meer tijd nodig en op
het einde kon men daarbij niet meer zo vlug te werk gaan. Er waren
tien handschriften. Na een zorgvuldige studie van elk van hen, beslis-
te de commissie vooreerst de werken uit te sluiten die minder goed aan
het programma beantwoorden en zo kwam men tot drie die als de beste aan-
gezien werden. Hier bracht het vergelijkend onderzoek moeilijkheden en
twijfels mee, zodat de meningen verdeeld waren. Toen Don Bosco bemerkt
had welk handschrift de gunst zou verwerven van de meerderheid, beval hij
het definitieve oordeel op te schorten en alle drie de handschriften te
sturen aan Mgr. Rota, die nu geen bisschop van Mantua meer was, maar wel
aartsbisschop-titularis van Cartagene, een zeer gezaghebbend prelaat we-
gens de waardigheid van zijn graad, de uitmuntendheid van zijn lering
en van zijn deugden. Aan hem liet men de beslissing over. De commissie
aanvaardde eenstemmig deze maatregel en legde haar persoonlijk oordeel
neer bij het verlangen van Don Bosco, die wilde dat men strikt recht-
vaardig was.
Mgr. Rota nam de rol van scheidsrechter, die hem werd voorgesteld,
aan en schreef op 13 mei 1879 aan de secretaris van de commissie: " I k
heb de drie Levens van Sint-Petrus onderzocht en omdat ik niet veel ver-
trouwen stelde in mijn eigen oordeel heb ik ze nog door drie bevoegde
personen laten onderzoeken... Wat men scheen te moeten kiezen is het
werk in vijf delen met het opschrift Tu es Petrus et super hanc petram aedificabo
Ecclesiam meam (Matt. 16-18) en de tekst van Origines: Nec adversus Pe-
tram, super quam Christus Ecclesiam aedificavit, nec adversus Ecclesiam
portae inferi praevalebunt (Orig. in Matth.)...". Van hun kant hebben de
bisschoppen examinatoren aldus hun zienswijze geformuleerd: "Aan ons onderge-
tekenden schijnt het toe dat de auteur van de Vita di San Pietro in vijf
delen geschreven, het doel van het programma bereikt heeft. De helder-
heid, de eenvoud, de klaarblijkelijkheid, waarmee het geschreven is, zul-
len het graag en met veel vrucht doen lezen door het volk, voor wie het
moest geschreven worden." Daarom, na enkele verbeteringen in verband met
taal en stijl, voegden ze eraan toe: "Voor het overige aarzelen we
niet te beweren dat de handelingen van Sint-Pieter erin voorgesteld
zijn op een manier die tot nut kan strekken van de meerderheid van de
lezers uit de volksklasse." Door dit oordeel dat door de commissie aan-
vaard werd, werd de prijs, door Mgr. Ceccarelli vastgesteld, definitief
toegekend aan de auteur van het werk dat vooraan de twee hierboven aan-
geduide teksten droeg.
De commissie werd daarom samengeroepen op 25 juni om over te gaan
tot het openen van de enveloppen met de opschriften overeenstemmend met de twee

12.7 Page 117

▲back to top
- XIV/113 -
geschriften over Sint-Pieter en Sint-Paulus, die, naar haar oordeel de
prijs verdienden. Aan deze zitting nam eveneens theoloog Margotti deel
en men verzocht hem de enveloppen te openen. Toen hij deze geopend had
die overeenkwam met de twee teksten van Sint-Matteus en Origines,
stelde hij vast dat ze de naam droeg van 2 Priester Giovanni Bosco.
Dit resultaat was nog maar pas bekend of Don Bosco haastte zich te ver-
klaren dat het zijn inzicht niet geweest was de prijs te veroveren,
maar dat, nu het ging over het verheerlijken van de prins van de aposte-
len, hij niet had kunnen weerstaan aan het verlangen eraan mee te doen
om zijn lof te vieren. Wanneer hij heimelijk zijn werk gevoegd had bij
de werken aan de commissie toevertrouwd, dan was het zijn bedoeling zich te
vergewissen of zijn werk het grootste nut kon afwerpen voor het volk, zoals
dit het inzicht was van de bevorderaar van de prijsvraag. Na deze verkla-
ring zei hij verder dat hij weigerde de prijs aan te nemen maar dat hij
hem afstond aan het werk en aan de bestemming die later zou aangeduid
w o r d e n d o o r d e p r o m o t o r z e l f , M g r . Pietro Ceccarelli.(1)
De voorwaarden van de prijsvraag vergden geen volledig onuitgege-
ven werken en daarom had Don Bosco eenvoudig zijn Vita di San Pietro ge-
publiceerd bij het eeuwfeest van de apostel opnieuw bewerkt, door wat te
schrappen, wat bij te voegen en wat te wijzigen.(2) Het boek werd eerst
in 1884 gepubliceerd.(3)
Verscheidene malen vonden wij op deze bladzijden de kleine lo-
terij vermeld, geopend omstreeks het einde van het jaar 1878. Om er zo-
veel mogelijk nut uit te halen, wachtte met de trekking zolang er hoop
bestond nog biljetten te verkopen. Zijn standvastigheid waarmee hij
een taak, die hem voordeel kon opleveren, doordreef, is bewonderenswaar-
dig. Op 24 mei immers stuurde Don Bosco een nieuwe omzendbrief.
(1) Unità Cattolica, 17 augustus, 2 september, 6 oktober 1877; 2 augustus 1878; 16 januari,
27 en 29 juni 1879.
(2) Van deze nieuwe bewerking heeft onze Don Caviglia een nauwkeurige vergelijking met de
eerste redactie gemaakt in Don Bosco, Opere e scritti editi e inediti, boekdeel II,
Deel I: Le Vite dei Papi, Reeks I: Da S. Pietro a S. Zeffirino, blz. 11 en volgende.
Hij heeft het opmerkelijke feit vastgesteld, dat hier alle aanhalingen uit een ge-
schrift, dat vroeger door kanunnik Lorenzo Gastaldi was opgesteld, geschrapt werden.
(3) Vita di S. Pietro Principe degli Apostoli raccontata al popolo door Priester Giovanni
Bosco, Tweede uitgave. Sampierdarena. Drukkerij S. Vincenzo de’Paoli, 1884. Het kaft
is dat van de Letture Cattoliche, maar zonder nummer van aflevering.

12.8 Page 118

▲back to top
- XIV/114 -
"
Liefdadige Heer,
"
"
Ik sta nu vóór de trekking van een kleine loterij ten voor-
" dele van mijn arme jongens van dit instituut; daar er nog een aan-
" zienlijk aantal biljetten overblijven, ben ik zo vrij in naam van
" hen (zoveel) biljetten aan uw liefdadigheid aan te bevelen.
"
Ik hoop dat u ze zult aanvaarden; maar indien u op 30 juni nog
" biljetten zou hebben, die U zelf niet kunt behouden, dan kunt u ze vrije-
" lijk terugsturen.
"
Moge de barmhartige God, die een ruime beloning belooft voor
" een beker fris water ter zijner eer geschonken, u overvloedig uw
" goed werk vergelden, terwijl ik met diepe dankbaarheid de eer heb
" te zijn
"
uw verplichtende dienaar
" Turijn, 24 mei 1879.
Priester Gio. Bosco.
Intussen waren er twee zaken gebeurd. Don Bosco had ook
naar Frankrijk biljetten gestuurd en vele Fransen hadden het goed werk
verdubbeld door de prijs van het biljet te betalen en de biljetten terug
te geven. Bovendien waren er vele nieuwe voorwerpen in de loop van de lo-
terij geschonken, zodat het wettig was het aantal biljetten te vermeer-
deren in verhouding met de waarden die er bijgekomen waren. Nu zond Don
Bosco een omzendbrief naar Frankrijk, waarin hij zei dat hij tot het
besluit gekomen was, het profijt van al deze biljetten te willen beste-
den ten voordele van de jongens opgenomen in de Oratorio's en de huizen
van Nice, Marseille, La Navarre en Saint-Cyr"; omdat ze eveneens van de
salesianen afhingen, hadden ze immers gelijke rechten om van de vruchten
van de loterij te genieten." Hij vertrouwde erop dat dit evenveel succes
zou hebben in Frankrijk als in Italië en stuurde aan bepaalde personen
individuele biljetten of pakken biljetten om ze te plaatsen.
Het Bollettino liet hen niet met rust die de eersten geantwoord
hadden op de oproep van Don Bosco in zijn nieuwjaarsbrief aan de mede-
werkers en legde steeds de nadruk op het voeren van propaganda en op het
terugsturen van de onverkochte biljetten.(1) In een bijvoegsel bij het
nummer van augustus werd de lijst gepubliceerd van de voorwerpen, die nu
het mooie aantal van 501 bereikt hadden en waarvan het voornaamste deel
bestond uit de verzameling schilderijen door erfenis verkregen van baron
Bianco di Barbania. Met het oog op deze kunstwerken bood Don Bosco ook
aan hooggeplaatste personen biljetten aan, zoals aan de koning en de ko-
ningin van Italië en aan graaf de Chambord. Het koninklijk huis behield
vijfhonderd biljetten; graaf en gravin de Chambord daarentegen gaven hun
spijt te kennen dat de noodzaak zovele Franse werken bij te staan hun de moge-
(1) Boll. Sal., januari, februari, april, juli, augustus 1879.

12.9 Page 119

▲back to top
- XIV/115 -
lijkhe id o nt nam zove el t e sche nk en al s ze z ouden wi lle n vo or het O ra to-
rio van Turijn. Nochtans in de maand oktober, misschien als gevolg van de
omzendbrief die voor Frankrijk bestemd was, liet de graaf aan Don Bosco
een bedrag van 500 fr. geworden; hij gaf hem te kennen dat hij graag
zijn talrijke goede werken wou helpen en dat hij met de aanvaarding van
de biljetten van de loterij hij toch wou tonen welke achting en vere-
ring hij voor hem koesterde terwijl hij tegelijkertijd zich met aandrang
in zijn gebeden aanbeval. Nadien deelde Don Bosco zoveel biljetten uit
als hij maar kon aan kardinalen en bisschoppen. Hun talrijke brieven als
antwoord zijn even zovele documenten van de naastenliefde die de Itali-
aanse bisschoppen bezielde, hoewel ze door de revolutie in ernstige fi-
nanciële moeilijkheden gebracht waren. Tegelijkertijd zijn ze een tast-
baar bewijs van de achting die de gewijde herders voor Don Bosco hadden.
Er zijn ons twee brieven bewaard gebleven van de bisschoppen van Angou-
lème en van Grenoble. Vijftig biljetten waren aangekocht door de Groot-
meester van de orde van Mauritius.(1)
Om over meer middelen te beschikken en de huizen van Frankrijk te
ondersteunen, had Don Bosco er ook aan gedacht in de krant Le Figaro van
Parijs nieuws te publiceren over zijn werk. Langs deze weg konden lief-
dadige personen, die bereid waren hem te helpen in zijn werk voor het
welzijn van de arme jeugd, maar niet op de hoogte of onvoldoende op de
hoogte waren van de katholieke instellingen, vernemen waar ze hun edel-
moedigheid nog meer konden tonen. Graaf Cays werd ermee gelast dit te
bewerken. Hiervoor interesseerde hij abbé Paulin die hij te Auteuil ge-
kend had als de voornaamste helper van abbé Roussel. De hoofdredacteur
aanvaardde gunstig het voorstel hierover enkele artikels te publiceren
maar hij wou meer uitleg vernemen over de aard van de zaak. Toen hij de
uitleg ontvangen had, antwoordde de directeur dat de verplichting zich
te beperken tot het begunstigen van Franse instellingen de krant in de
onmogelijkheid stelde andere werken aan te bevelen. (2) We zullen hier
zeggen (en lopen daarbij op de jaren vooruit) dat, toen de eerste sa-
lesianen naar Menilmontant gingen, een redacteur van de Figaro er met
Don Bellamy over sprak een inschrijving te openen, waarvan de helft van
de opbrengst voor de krant zou geweest zijn; maar Don Bellamy weigerde
en zei dat Don Bosco in deze vorm geen beroep op de liefdadigheid van
het publiek placht te doen.
De trekking van de loterij had plaats op 30 augustus. Aan hen
die biljetten hadden aangekocht werd individueel geantwoord met een druk-
werk waarop de handtekening van Don Bosco stond en met volgende
tekst: "Met een zeer dankbaar hart laat ondergetekende u weten dat hij
het bedrag ontvangen heeft van de biljetten van de loterij die u zo goed was
(1) Brief van de eerste officier Cova aan Don Bosco, Turijn, 12 maart 1879.
(2) Brief van de heer J. Bellet, Parijs, 30 september 1879.

12.10 Page 120

▲back to top
- XIV/116 -
voor u te behouden; samen met de jongens aan wie u een weldaad bewezen
hebt, vraagt hij voor u vanwege de hemelse beloner alle zegen." Toen ech-
ter alles voorbij was, meende Don Bosco dat het zijn plicht was een dank-
brief te sturen aan allen die hem bij deze onderneming geholpen hadden.
"
Geachte Medewerkers en Medewerksters,
"
"
Zoals u reeds meegedeeld werd, is de loterij die ik vanaf
" het begin van dit jaar aan uw liefdadigheid aanbevolen had, voor-
" spoedig beëindigd geworden.
"
Daarom voel ik het als mijn plicht, u te bedanken voor
" de hulp die u mij voor haar welslagen verleend hebt, hetzij door
" giften, hetzij door het aanvaarden en het verkopen van biljetten en met
" deze brief dank ik u uit ganser harte.
"
Het was zeker onmogelijk dat al diegenen die eraan deel-
" namen door het lot begunstigd werden; maar wie geen prijs won, mag zich
" nochtans troosten met de gedachte dat hij door zijn aalmoes bijgedragen
" heeft tot een goed werk. Hij kan zich vooral troosten met de hoop
" dat hij van God in dit leven het honderdvoudige zal ontvangen en een
" onvergankelijke beloning in het andere leven.
"
Van mijnentwege geef ik u de verzekering van mijn arme gebeden
" en van de gebeden van alle personen die in onze huizen wonen.
" Vooral zullen voor u bidden zovele arme jongens, aan wie God
" door uw bemiddeling voedsel en kleding schenkt, terwijl wij ons
" bezighouden met het onderwijs en hun opvoeding die van hen goede
" Christenen en rechtschapen burgers zal maken.
"
Intussen heb ik het genoegen u te laten weten dat op 19de van
" deze maand, dag gewijd aan de allerzuiverste Maagd, een dienst
" zal plaatshebben in de kerk van Maria, Hulp der Christenen, te
" Turijn, om de zegeningen van de hemel af te smeken over u, uw
" gezin en uw geestelijke en tijdelijke belangen. Er zal een H. Mis
" gecelebreerd worden in aanwezigheid van al onze jongens zowel leerlingen
" als vakleerlingen, met een algemene communie en met speciale ge-
" beden.
"
Ten slotte hoop ik dat, bij het ondersteunen van onze wel-
" dadigheidswerken ten voordele van de talrijke verlaten jeugd, uw kostba-
" re steun ons ook in de toekomst niet zal ontbreken, en maak ik
" van deze gunstige gelegenheid gebruik om u te zeggen dat ik van u, met
" diepe achting en dankbaarheid ben
"
"
de zeer verplichte dienaar
"
Priester Giovanni Bosco.
Tussen de tweede helft van september en de eerste van oktober
bracht Don Bosco een bezoek aan de huizen van Ligurië, waarschijnlijk bij gele-

13 Pages 121-130

▲back to top

13.1 Page 121

▲back to top
- XIV/117 -
genheid van de retraite, die te Sampierdarena plaats had. Van deze tocht
zouden we echter niets weten zonder een woord dat hierover gezegd wordt
i n v o l g e n d e m o o i e b r i e f v a n r o u w b e k l a g a a n g r a a f E u g e n i o d e Maistre
die zijn vrouw verloren had.
"
Beste Heer Graaf Eugenio,
"
"
Ik weet niet hoe ik deze brief beginnen moet! Teruggekeerd van
" van een bezoek aan de huizen van Ligurië heeft mij het zeer droe-
" ve nieuws bereikt dat Mevrouw de Gravin, uw echtgenote, niet meer
" leven is. Ik stel mij de droefheid en de verslagenheid voor, die
" dit ongeluk aan u en aan heel uw familie zal veroorzaakt hebben.
" Het spijt me dat ik niets meer doen kan dan bidden. Dit hebben we gedaan
" en doen we voor u en voor de betreurde afgestorvene. Toen zij zwaar
" ziek was, liet Mevrouw de Hertogin het ons weten en vroeg ons voor
" haar te bidden. In al onze huizen werd voor haar gebeden maar God oor-
" deelde dat Hij ze niet zou verhoren of liever Hij oordeelde dat
" deze roos in de ogen van God haar Schepper zo schoon geworden was
" dat ze verdiende uit de aardse tuin geplukt te worden om overge-
" plant te worden in de tuin van de onverwelkbare genietingen in
" de hemel. Laat ons de goddelijke besluiten aanbidden IVen zeggen
" Fiat voluntas tua.
"
U echter, heer Eugenio, hebt meer dan een zaak om u in dit
" verdriet te troosten° U hebt hier op aarde een echte huismoeder
" verloren maar u hebt een beschermster in de hemel verworven. U
" zult weer eens bij haar zijn en het kan vlug gebeuren, in een
" toestand die veel beter is dan die van het sterfelijk leven.
" Zolang we leven kunnen we haar helpen door onze gebeden en goe-
" de werken indien dit nog nodig zou zijn; of, op zijn minst, kun-
" nen wij haar persoonlijke glorie in het paradijs vermeerderen
" indien zij daar reeds zou zijn.
"
Moge God u zegenen, mijn steeds beste heer Eugenio, en sa-
" men met u heel uw familie. Hij moge ze allen verlichten en met
" zekerheid op de weg naar de hemel geleiden. Amen.
"
Met alle verering en genegenheid heb ik het genoegen van u
" te mogen zijn
"
uw zeer toegenegen vriend
" Turijn, 15 oktober 18790
Priester Gio. Bosco.
Uit dit hoofdstuk waren wij genoodzaakt de geschiedenis van
een strijd weg te laten, die Don Bosco in 1879 wegens het Oratorio
en voor het Oratorio doorstond, maar die wij zonder onderbrekingen en
nog lange tijd in zijn verschillende fasen zullen volgen. We zagen er
reeds het voorspel van in de betwisting over de leerkrachten, maar de
zwaarste storm barstte later los. Don Bosco zei dat het Oratorio ge-
boren en gegroeid was onder stokslagen, maar dat het, ondanks die stok-
slagen, steeds zou voortgaan verder te leven.

13.2 Page 122

▲back to top
- XIV/118 -
HOOFDSTUK
VII.
HET SLUITEN VAN DE SCHOLEN.
De tactiek om tijd te winnen die Don Bosco gekozen had in zijn
geschil met de schoolraad van Turijn over de leerkrachten in het Oratorio
kon de strijd niet tegenhouden en was niet eens in staat het verloop er-
van te vertragen. Om te ontsnappen aan het gevaar dat iemand de houding,
die Don Bosco in deze oorlog nam en ook met onwrikbare standvastigheid
behield, verkeerd zou begrijpen, is het noodzakelijk goed de toestand te
kennen van de Italiaanse schoolwetgeving van die tijd op het middelbaar
onderwijs, dat niet van de Staat was en niet gehomologeerd was.
Het openbaar en privaat onderricht in Italië werd steeds geregeerd
door de wet van 13 november 1859, de Casati-wet genoemd, naar de naam van
Gabrio Casati die er de auteur van was. De geest van deze wet was de
geest van vrijheid. Naast het officieel onderwijs werd ook het vrij on-
derwijs in zijn verschillende vormen erkend, waarvan slechts twee voor
ons hier een bijzonder belang hebben. Artikel 246 van deze wet zei: "Aan
iedere burger die vijfentwintig jaar oud is en die aan de nodige zede-
lijke vereisten voldoet wordt de bevoegdheid verleend voor het pu-
bliek een instelling van middelbaar onderwijs, met of zonder kostschool
te openen." Daarna volgden drie voorwaarden, waarvan de voornaamste was
dat de verschillende vakken zouden gegeven worden door onderwijzers die
hiervoor de wettelijke bekwaamheid bezaten. Er waren aldus de eigenlijk
genoemde private instituten, die volgens de wet de Minister moest contro-
leren, maar niet besturen. Deze waakzaamheid vanwege de regering had be-
trekking op het handhaven van de moraal, op de hygiëne, de openbare orde
en op de oprichting ervan.
Een andere vorm van middelbaar privaat onderricht berustte op de
artikels 250 en 251 van de wet en deze had betrekking op het onderricht
dat gegeven werd "in de families zelf onder de bewaking van de ouders of
van hen die wettelijk de ouders vervingen, aan de kinderen van de familie
en aan de kinderen van de verwanten van de familie" evenals het "onder-
richt dat verschillende verenigde familievaders met dit inzicht" deden
"verstrekken onder hun effectieve bewaking of onder hun gemeenschappelijke ver-
antwoordelijkheid aan hun eigen kinderen." Het was de aldus genoemde
ouderlijke school waarover de wet verklaarde "dat ze ontslagen was van
iedere verplichting tot inspectie vanwege de staat." Van dien aard kon ook be-

13.3 Page 123

▲back to top
- XIV/119 -
schouwd worden het middelbaar onderwijs gegeven in tehuizen, waar milde
weldoeners van de mensheid arme en verlaten jongens opnamen om tegenover
hen de taak van de ouders op zich te nemen.
Nu is het wel waar dat ministeriële omzendbrieven, interpreta-
ties van inspecteur, beschikkingen van schoolraden in de praktijk het
wettelijk beginsel van het vrij middelbaar onderwijs besnoeid hadden
tot niet meer dan een fraaie leuze; maar het lijdt geen twijfel dat
de uitvoerende macht zich niet in de plaats mag stellen van de wetge-
ver en wanneer een burger tracht te ontkomen aan willekeurige inmengingen en
bevelen, dan loopt hij zeker de blaam niet op dat hij ongehoorzaam is
aan de staatswetten.
Nu we de wet over het statuut kennen, dienen we kennis te maken
met hen die te Turijn met haar uitvoering gelast waren en op de eerste
plaats met de prefect, die zich het ijverigst toonde van allen in de
campagne tegen het Oratorio. Het was een zekere Minghelli Vaini die het
bestuur had over de provincie Turijn. De toen befaamde Dupraz, gemeen-
teraadslid, gaf een beschrijving van diens leven in een lange vertrou-
welijke brief aan Don Bosco. We geven hierna een samenvatting ervan. Hij
was in 1848 een zeer actieve revolutionair te Modena, lid van de voor-
lopige regering van dit hertogdom en na de inlijving hiervan, minis-
ter. In 1849 werd hij directeur van de nieuwe strafinrichting van
Oneglia. Hij bleek echter de nodige vereisten niet te bezitten noch
voor de organisatie noch voor het bestuur van deze inrichting. Na een
inspectie en een onderzoek werd hij overgeplaatst naar een strafinsti-
tuut voor vrouwen en naar een tehuis voor personen lijdende aan veneri-
sche ziekten te Turijn. Dan werd hij volksvertegenwoordiger in het par-
lement, inspecteur van de gevangenissen en ten slotte prefect te Cagli-
ari en te Turijn. Een andere persoon uit het gewezen hertogdom Modena,
een zekere Nicomede Bianchi, assessor bij het openbaar onderwijs te
Turijn, was werkelijk de factotum in deze zaak en bracht er de sektari-
sche geest in waarvan hij zo vaak in zijn historische werken blijk gaf.
De inspecteur Rho werd gesteund door zijn broer priester. Hij was een
eenvoudige onderwijzer van de lagere school maar het was een misbruik
dat hij de dienst deed van schoolinspecteur. Beiden waren medeleerlin-
gen van Don Bosco geweest in de scholen van Chieri. Ze koesterden een
oude wrok tegen Don Bosco van het ogenblik af dat een neef van hen uit
het college van Mirabello weggestuurd was. De opvliegende theoloog had
ermee gedreigd dat hij rekenschap zou geëist hebben van dit affront, zo-
als hij dit noemde. In 1879 ging hij te keer tegen het Oratorio en liet
hier en daar als zeker weten dat de scholen zouden gesloten worden,
zonder op enige manier te tonen dat deze strenge maatregel hem zou
mishaagd hebben. Toen Don Bosco uit Rome teruggekeerd was, bracht hij
een bezoek aan de inspecteur en zinspelend op zijn inspecties, zei hij
hem: - "Ik hoop dat jij ten minste mij goed zult behandelen!" - Maar de
andere antwoordde dat hij het in alles met de wet hield. Don Bosco
drong aan, heri nn erde hem aan hu n oude vriendschap en voerde zijn argu-

13.4 Page 124

▲back to top
- XIV/120 -
menten aan, maar hij kon er geen ander antwoord uit krijgen dan: - "Breng je
zaken in orde! Breng je zaken in orde!" - Toen hij eens met iemand aan
het praten was op de speelplaats zelf van het Oratorio, had hij de reden
voor dergelijke hardheid laten ontsnappen. Hij vreesde dat, indien hij
a n d e r s o p t r a d , m e n h e m a l s i n s p e c t e u r n a a r Palermo zou zenden of zelfs
dat hij zijn broodwinning zou verloren hebben.
En laat ons nu de feiten verhalen. Gedurende de noveen van Maria,
Hulp der Christenen, stuurde de secretaris van de provinciale schoolraad
aan Don Bosco een gelijkvormige kopie van een ministerieel decreet van
16 mei, waarin de sluiting bevolen werd van het gymnasium verbonden
aan het Oratorio van de H. Franciscus van Sales. Met de uitvoering werd
de prefect, als president van de schoolraad van Turijn, gelast. Deze
draconische maatregel was op twee redenen gebaseerd: de overtreding van
de geldende wetsbeschikkingen betreffende de wettelijke bekwaamheid van
de leerkrachten en het herhaalde bedrog van Don Bosco jegens de school-
overheid van Turijn, door haar een lijst te sturen van leerkrachten met
wettelijke bekwaamheid, terwijl hij in werkelijkheid andere niet wette-
lijke bekwame leerkrachten deed klas geven. Men dient echter te noteren
dat deze mededeling van het decreet nog niet in de officiële vorm gedaan
was, maar als een eenvoudig advies om de gepaste maatregelen te nemen. De
prefect trad aldus op omdat de meerderheid van de schoolraad, die Don
Bosco gunstig gezind was, beslist had dat de officiële mededeling van het
decreet eerst zou gebeuren daags voor het begin van de grote vakantie.
Men diende van die tijdsruimte gebruik te maken om het gevaar te
bezweren. Don Bosco ging de prefect bezoeken om hem te bedanken omdat
hij hem hierbij ontzien had, om zijn beschouwingen uiteen te zetten en
om hem volgend schrift ter hand te stellen dat als memorandum zou dienen.
"
Geachte Heer Prefect,
"
"
Ik verzoek u te willen luisteren naar de uiteenzetting van
" sommige zaken, die betrekking hebben op de arme jongens opgenomen
" in het tehuis, genaamd Oratorio van de H. Franciscus van Sales.
"
Verklaringen aangaande het decreet waarmee de minister van
" openbaar Onderwijs de sluiting bevolen heeft van de klassen van
" het Gymnasium van het asiel of tehuis, bekend onder de naam van
" Oratorio van de H. Franciscus van Sales.
"
Historische uiteenzetting.
"
Bewogen door het vurige verlangen op een zekere manier te
" voorzien in het lot van zovele ongelukkige jongens, die verlaten
" zijn en een droeve toekomst tegemoet gaan, heb ik vanaf het jaar
" 1841 ervoor gezorgd het grootst mogelijk aantal te verzamelen in voor
" hen ingerichte recreatietuinen. In 1846 werd voor hen die het
" meest verlaten waren en het meest in gevaar verkeerden een lief-
" dadigheidstehuis geopend waarheen de burgerlijke overheden en
" de regeringsoverheden plachten alle soorten van in ellende verkerende

13.5 Page 125

▲back to top
- XIV/121 -
" kinderen te sturen. Het voornaamste doel was hun een kunst of een
" ambacht te leren om ze in staat te stellen eens op een rechtscha-
" pen manier in hun onderhoud te kunnen voorzien. Onder de opgenomen
" jongens waren er sommige, die een natuurlijke begaafdheid hadden voor de
" wetenschappen; andere die behoorden tot vervallen families, hetzij
" van de adel hetzij van de burgerstand, werden eerder bestemd voor
" de middelbare scholen. Er werd een goed resultaat bereikt, daar
" niet weinige erin slaagden een eervolle loopbaan te bekomen in de
" handel, in het leger, in het onderwijs; sommige ook bekwamen be-
" langrijke katheders aan de Staatsuniversiteit. Verscheidene die
" verlangden de drukkunst te leren werden leerlingen van de drukke-
" rij van ditzelfde instituut. Deze scholen werden altijd door de
" schooloverheid aangezien als een liefdadigheidswerk, als een
" asiel, als ouderlijke scholen in overeenstemming met de wet Casati
" op het openbaar onderwijs, artikels 251-251 met volgende tekst:
" Het onderricht enz... De koninklijke inspecteurs van de scholen,
" de ministers van Openbaar Onderwijs en zelfs de thans regerende
" vorst Umberto I waren steeds onze hoge weldoeners en hielpen ons
" met hun raad en met hun geldelijke steun. Eerst in het vorige
" schooljaar 1877-78 gaf de heer koninklijke inspecteur ons het be-
" vel aan he t hoofd van de klassen gediplomeerde le erkrachten te
" plaatsen op straffe van sluiting van de klassen voor onze arme jongens.
"
Gelet op het feit dat dit een ongeluk zou zijn voor zovele
" volkskinderen, die aldus beroofd zouden worden van een bestaans-
" middel in de strijd voor het leven; dat wellicht sommige niet in
" staat zijn een zwaar ambacht uit te oefenen en moeten terugkeren
" naar de droeve verlatenheid waarin ze verkeerden.
"
Met het verlangen anderzijds, zo ver dit mogelijk is, te gehoor-
" zamen aan het staatsgezag, heb ik getracht in de klassen leerkrachten
" met hun respectief diploma te plaatsen. Daar sommige onder hen
" zich ook onledig moeten houden met de materiële administratie van het
" instituut, lieten ze in hun plaats bekwame plaatsvervangers komen,
" die over gelijkwaardige diploma's beschikken; deze verleenden
" dan assistentie en leidden de klassen gedurende de uren waarop
" zij zich niet in de klas konden bevinden. De zaken stonden dan
" zover en ik was niet te Turijn, toen de heer koninklijke inspec-
" teur (brief van hem van 2 januari van dit jaar) onvoorzien een
" nieuw bezoek bracht aan onze klassen. Hij verklaarde dat er niets
" aan te merken viel wat de zindelijkheid, de hygiëne, de tucht en de
" zedelijkheid betrof, maar noteerde dat drie gediplomeerde leerkrach-
" ten zich op dat uur in hun respectieve administratiekantoren bevon-
" den en dat plaatsvervangers in de klas waren. Alleen om deze re-
" den, zoals te lezen staat in de aangehaalde brief, dreigde hij met de
" sluiting van het instituut indien de leraren, van wie de lijst was mee-
" gedeeld zich niet voortdurend op hun post bevonden. Ik meen er
" goed aan te doen op te merken dat in dit tehuis het schooljaar loopt van

13.6 Page 126

▲back to top
- XIV/122 -
" 15 oktober af tot 15 september en dat, de lesrooster mag gere-
" geld worden zoals de leerkrachten dit voor hen gerieflijkst
" vinden. Hoewel de afzonderlijke gediplomeerde leraren zich
" op sommige dagen niet in hun klas bevinden, verzuimen wij
" geenszins h et geregeld onderricht. Indien het inderdaad waar is dat
" ze op sommige uren en dagen belet zijn wegens hun talrijke be-
" zigheden zich aan de wettelijke lesrooster te houden, dan is
" het toch ook waar dat ze ruim het onderricht vergoeden op de uren
" dat ze zich van hun respectieve administratie kunnen vrijmaken.
"
Er dient eveneens te worden opgemerkt dat er geen enke-
" le wet bestaat die de private instituten de verplichting oplegt zich
" te houden aan de lesrooster van de regering. Ik weet niet of er wetten
" bestaan die aan de klastitularissen verbieden zich te laten ver-
" vangen, wanneer zij zich niet in hun respectieve klas kunnen be-
" vinden, vooral wanneer ze leerkrachten met gelijkwaardige diploma’s
" laten optreden. Er zijn vele feiten die voor een tegengestel-
" de mening pleiten en er bestaat te Turijn een geval waarin een
" leerkracht van het openbaar onderwijs sinds maanden les geeft
" in een lyceum van de eerste graad zonder enig diploma of titel, ten-
" zij men de goedkeuring van de heer koninklijke in sp ecteur als
" een gelijkwaardig titel aanziet.
"
Niettemin wil ik mij niet enkel onderwerpen maar zelfs
" mijn eerbetuiging aanbieden aan het schoolgezag; daarom vraag
" ik als een gunst dat men mij een tijdsruimte zou toestaan om te kunnen
" voorzien niet alleen in wat door de wetten voorgeschreven wordt maar
" ook in de wens van de heer inspecteur, die volgende woorden er-
" aan toevoegde: enz. enz.
"
Daarom smeek ik u, als vader van de arme volksjongens, uw in-
" vloed te willen gebruiken ofwel bij de schoolraad van de pro-
" vincie Turijn, ofwel, als het nodig zou zijn, ook bij de minis-
" ter van openbaar Onderwijs, opdat niet aan mij, maar aan mijn
" jongens aan wie ik asiel verleend heb, de afgesmeekte tijds-
" ruimte zou worden toegestaan.
"
Ik hoop de afgesmeekte gunst te bekomen; maar indien ik deze
" gunst niet zou kunnen verkrijgen, dan zou ik, om de toekomst
" van mijn arme jongens niet te schaden en om ze niet op straat
" te moeten werpen, het zware offer op mij nemen, wijzigingen
" te brengen in de administratie van het instituut, zodat iedere
" leraar zich in zijn eigen klas zou kunnen bevinden met de les-
" rooster dat u zou willen voorschrijven.
"
Ik heb de eer van u te zijn
"
de u zeer verplichtende opsteller van dit vertoog
"
" Turijn, 18 mei 1879.
Priester Gio. Bosco.
Don Bosco had de bedoeling het decreet te doen intrekken en daar-
om schreef hij en stuurde hij een kopie van deze uiteenzetting aan invloed-

13.7 Page 127

▲back to top
- XIV/123 -
lijk rijke personen van Turijn en van Rome, zoals aan commandeur Barbe-
ris, aan minister-president Depretis, aan de minister van oorlog, gene-
raal de la Rouche, een vriend van Don Dalmazzo en aan andere hooggeplaat-
ste personen. Op de vergadering van het kapittel van 8 juni zei hij: "Mi-
nister Coppino dient op zijn minst te begrijpen dat we hoge beschermers
hebben en dat, ondanks zijn boosaardigheid, de Heer het zo schikt dat we
ook met menselijke middelen weerstand kunnen bieden. Het past me niet hem
te schrijven; want in de verlopen jaren heb ik hem meermaals geschreven
en heb ik vaak met hem gesproken en dan beloofde hij mij steeds gouden
bergen, terwijl hij echter door feiten mij op alle manieren in moeilijk-
heden trachtte te brengen."
Overtuigd dat er voor de naaste toekomst niets te vrezen viel,
meende hij er goed aan te doen eens binnen te gaan bij Nicomede Bianchi,
die een grote invloed had in de schoolraad en in de gemeenteraad van Tu-
rijn. Ze kenden elkaar al geruime tijd. In de hiervoor vermelde samen-
komst van het kapittel, waarin Don Bosco aan de oversten de status quaes-
tionis uitlegde, haalde hij ook het meest essentiële punt van de dialoog
aan en wij vinden er het verhaal van in de notulen. Toen Bianchi hem zag,
liet híj hem de tijd niet om iets te zeggen en begon hij ex abrupto:
"Oh! Don Bosco! U komt mij over het decreet spreken."
"Dat is inderdaad het geval."
"Kijk! vrees niet. Er werd in de raad besloten het u niet te
sturen, tenzij daags voor het vertrek van de jongens op vakantie."
"Dat is goed. Ik dank hartelijk allen die enig deel hadden aan
deze daad van welwillendheid. Maar U begrijpt dat dit decreet een daad
van afkeuring en van wantrouwen is die mij wordt aangedaan. Ik geloof
niet dit verdiend te hebben."
- "Wat wilt u! Het decreet is er nu."
"Wat zou u mij aanraden? Ik zou het willen doen intrekken door
het voorleggen van opportune documenten."
"Ik heb de zaak bestudeerd en ik meen dat u voldoende redenen
bezit om dit wettelijk te verkrijgen, maar ik raad het u niet aan en dit
om twee redenen. Vooreerst: wanneer ze zouden genoodzaakt worden het in
te trekken, zouden ze u nadien zoveel boosaardigheid in de weg leggen,
dat het voor u nog erger zou worden. Op de tweede plaats: ofschoon u re-
denen kunt doen gelden, zullen andere personen ook redenen inbrengen om
het tegendeel vol te houden en zo steeds maar verder en het decreet zal
steeds blijven bestaan. Want kijk, in dit decreet zijn verschillende in-
stanties geïnteresseerd: de schoolraad van Turijn, de gemeente en het
ministerie van Openbaar Onderwijs."
- "Maar moet ik me dan neerleggen bij deze akte van wantrouwen?"
- "Kijk, voor dit jaar kunt u voortgaan zoals u bezig bent en

13.8 Page 128

▲back to top
- XIV/124 -
voor het volgende jaar kunt u zorgen voor gediplomeerde leraren die zelf
les geven."
"Er zijn gediplomeerde leraren en ze geven les... Zijn we mis-
schien verplicht de lesrooster van de regering te volgen? Dat is zeker
niet het geval."
"Uit het verslag opgemaakt aan de schoolraad blijkt dat er in het
Oratorio geen gediplomeerde leraren zijn."
- "Ze zijn er."
"Dan dient u dadelijk de lijst van deze personen aan de prefect
te sturen en te doen blijken dat deze leraren er zijn met aanduiding van
hun namen en hun respectieve diploma's. Iets wat ik u ook kan zeggen,
niet als gemeenteraadslid en evenmin als lid van de schoolraad maar als
vriend is, dat u niet alleen niet verplicht bent de lesrooster van de
regering te volgen, maar dat u om iedere last en ieder inopportuun be-
zoek te vermijden, voor de andere jaren, indien het nodig is, kunt aan-
duiden dat u, tot grotere gerieflijkheid van uw leraren en van uw leer-
lingen, niet het gebruikelijke lesrooster volgt maar dat er klas gegeven
wordt 's ochtends heel vroeg en 's avonds laat. Of u kunt ook zeggen op
een exclusieve manier dat er 's ochtends om dit uur of 's avonds om dat
uur les gegeven wordt. Wanneer dan de inspecteur 's ochtends zou komen
zonder zijn komst te melden, dan zegt u dat de jongens aan het studeren
zijn en dat er 's avonds klas wordt gegeven en wanneer de inspecteur
's avonds komt, kunt u zeggen dat er 's ochtends les werd gegeven."
"Ik dank u voor de welwillendheid die u mij betuigd door mij dit
te zeggen, maar toch dient u er van overtuigd te zijn dat ik nooit ge-
tracht heb en dat ik nooit tracht mij te onttrekken aan de wet noch haar
te overtreden. Ik ben vast besloten de wet na te leven, maar ik moet
enkel zeggen dat met de veelheid van zaken die er moeten gedaan worden,
men soms het lesrooster niet kan volgen en dat het soms noodzakelijk is
de plaatsvervanger te laten komen."
Daar hij inlichtingen wou hebben om beter zijn toestand te kennen
ten opzichte van de schoolraad en van het gemeentebestuur van Turijn,
stelde hij hem vele vragen, om te zien of er geen zwak punt was dat hij
niet kende. Men gaf hem de verzekering dat dit niet het geval was. De
assessor zei hem zelfs dat men in de schoolraad lang en met veel lof ge-
sproken had over het instituut van Don Bosco, over zijn werken en over de
arme jongens die door hem waren opgenomen. Er werd echter ook gezegd dat
Don Bosco de wet zou ontduiken en het gezag bedriegen door meesters zon-
der diploma les te laten geven (de lagere scholen voor externen beston-
den ook nog) en dat hij leerkrachten zonder diploma als leraren wou doen
doorgaan. - "Dit is het enige zwarte punt" zei Nicomede Bianchi. - "De
inspecteur komt en hij treft de leraren niet op hun post aan. Hij gaat
een tweede maal en weer is het hetzelfde. Er is zelfs een meester geweest
of iemand anders, we weten niet wie, die na dit tweede bezoek aan iemand
gezegd heeft: We hebben hen een loer gedraaid! We hebben hem in de luren

13.9 Page 129

▲back to top
- XIV/125 -
gelegd! En dat is gezegd geworden omdat men in het Oratorio de tijd had
gehad een of twee meesters met een diploma naar de klas te laten gaan eer
de inspecteur binnenkwam. Deze zaken werden ter kennis gebracht van de
inspecteur en meegedeeld aan de Raad. Dat had als gevolg die akte van
wantrouwen en het voorstel aan de minister een decreet van sluiting uit
te vaardigen."
Don Bosco merkte op met welke lichtzinnigheid en zelfs onrecht-
vaardigheid een zo hatelijke akte tot stand werd gebracht. Dit alles om-
dat iemand, men wist niet wie, tegen iemand anders díe men evenmin kende,
woorden zou hebben gezegd die jegens de inspecteur onbetamelijk waren!
Toch was hij zeer tevreden over dit onderhoud dat heel lang geduurd had.
- "Uiterlijk" - noteerde Don Bosco, "toonde Nicomede Bianchi zich zeer
welwillend en lichtte hij mij in over vele zaken die wij moeten weten.
Hij is zonder twijfel een van de gevaarlijkste leden van de schoolraad en
hij zal het vermoedelijk wel geweest zijn die ons de genadeslag heeft
gegeven maar soms spreekt de Heer ook door de muil van de ezel van Ba-
laam.
Al deze zaken bracht Don Bosco ter kennis van de voornaamste over-
sten maar in het huis wist men er niets van. Hij hoopt dat hij ten min-
ste het uitstel van twee jaar, door de wet toegestaan, zou verkrijgen en
op twee jaar tijd kon er veel gedaan worden. Daarom deed hij een beroep
op theoloog Baricco, gemeenteraadslid en een ijverige vriend; maar deze
antwoordde hem (l): "Ik heb volledig het inzicht het Oratorio van de H.
Franciscus van Sales door u gesticht en in stand gehouden ten bate van
het volk te begunstigen, maar ik zie ook in dat het al te moeilijk, om
niet te zeggen onmogelijk zal zijn dat het schoolgezag u een tijdsruimte
van twee jaar zal toestaan om uw zaken te regelen met de wet. Sinds ver-
scheidene jaren dringt de minister er bij alle private instituten op aan
de wet na te leven en aldus zal op dit ogenblik geen buitengewone in-
schikkelijkheid meer plaats hebben. Het Oratorio van de H. Franciscus van
Sales is een instituut dat in hoog aanzien staat wegens het aantal leer-
lingen; maar een uitzondering hieraan toegestaan zou ook door kleinere
instituten worden ingeroepen. Ik zie goed welke wending de zaken nemen en
ik meen u een heilzame raad te geven u zoveel mogelijk in te spannen om
te zorgen dat er in alle klassen geschikte en vaste leerkrachten zouden
zijn. Op die manier zal het instituut een rustig leven kunnen leiden en
zal niemand de vreedzame gang van zaken kunnen verstoren. De Voorzienig-
heid waarin u vertrouwen stelt zal u de middelen geven om alles goed te
doen." Dan schreef Don Bosco aan de prefect de volgende brief om zich te
rechtvaardigen:
(1) Brief van 18 juni 1879.

13.10 Page 130

▲back to top
- XIV/126 -
"
Geachte Heer Prefect,
"
"
Ofschoon ik u al mondeling de namen heb opgegeven van de
" leerkrachten in de klassen van het gymnasium voor onze arme jon-
" gens aan wie wij asiel verlenen, meen ik nochtans dat het oppor-
" tuun is ze u hier schriftelijk te geven ter inlichting van de
" schooloverheid waarvan u de waardige voorzitter is.
"
De leraren die dus op dit ogenblik onderricht geven ge-
" durende deze laatste weken van het schooljaar zijn de volgende
" personen:
"
5de klas van het gymnasium
Priester Celestino Durando.
"
4de "
"
"
"
Michele Rua.
"
3de "
"
"
"
Giovanni Bonetti
"
2de "
"
"
"
Marco Pechenino
"
lste "
"
"
"
Giuseppe Bertello.
"
Hun diploma's liggen in het kantoor van de koninklijke
" inspecteur en indien het nodig is zal ik u ook een kopie ervan
" sturen.
"
In het volgende jaar 1879-80 zullen er wel enkele wijzi-
" gingen komen, maar te zijner tijd zal u hiervan regelmatig medede-
" ling gegeven worden terwijl wij u de verzekering geven dat alle
" leerkrachten de wettelijke diploma's zullen hebben.
" Ik heb de eer te zijn
"
uw nederige dienaar
" Turijn, 20-6-79.
Ondertekend: Priester Gio. Bosco.
Maar het bleek wat anders te zijn dan een tijdruimte van twee
jaar! Toen de minister kennis kreeg van een voorstel het bevel van het
decreet van sluiting uit te stellen tot op het einde van het schooljaar,
stemde hij niet alleen hiermee niet in maar gaf hij aan de inspecteur een
onherroepelijk bevel niet later dan op 30 juni het instituut te doen
sluiten. Rho bracht hem hiervan vooraf op de hoogte op een vriendschappe-
lijke toon en voegde er aan toe: 1) "De persoonlijke vriendschap die mij
sedert zovele jaren met jou verbindt, verplicht mij je de raad te geven
met berusting het decreet te aanvaarden en het naar waarheid en in alle
oprechtheid uit te voeren. Daarna kun je aan de minister een verslag zen-
den, waarin je vooraf zegt dat je, als goede burger, gehoorzaamd hebt
aan de beschikkingen van de regeringsoverheid maar dat je hem verzoekt
je de gunst te verlenen het gymnasium terug te openen voor het jaar
1879-80; verder beloof je hem bij dit werk gebruik te maken van leer-
krachten die wettelijke diploma's bezitten en er zorg voor te dragen dat
ze persoonlijk en in regel hun ambt zullen uitoefenen. Deze aanvraag, bij
de minister gesteund door een of andere gezaghebbende persoon, zal, naar
ik meen, gunstig kunnen aanvaard worden: maar het verzoek, dat reeds
(1) Brief, 20 juni 1879.

14 Pages 131-140

▲back to top

14.1 Page 131

▲back to top
- XIV/127 -
tweemaal werd afgewezen en dat je bij de prefect herhaald hebt, om te
worden gemachtigd voor tenminste twee of drie jaar gebruik te mogen maken
van leerkrachten zonder diploma's zal mijns inziens, niet gunstig aan-
vaard worden."
Op de bliksem volgde de donder. Daags voor het feest van de ge-
boorte van Sint-Jan Baptist, waarop het naamfeest van Don Bosco gevierd
werd, verscheen om tien uur een afgevaardigde van de openbare veiligheid
in het Oratorio met het decreet dat hij in handen gaf van Don Bosco. Het
ontvangstbewijs werd overhandigd en aanvaard. Op diezelfde datum ontving
hij met de post een document met het verzoek een jongen, een zekere Mi-
chele Gabbero op te nemen. Wie hem dit zond was de heer Angelo Bogginai,
een lid van de Raad van State, waarvan een afdeling een gunstig advies
voor het sluitingsdecreet gegeven had.
Hoe kon men zich indenken dat Don Bosco de raad kon aannemen "met
berusting te aanvaarden" een decreet dat hem verplichtte tot een over-
haaste sluiting van zijn scholen? Het Oratorio was geen collegetje van
geringe betekenis, dat zijn bestaan rekte met binnensmokkelde jongens in
een veraf gelegen hoekje van het schiereiland. De naam van zijn directeur
had een geëerde en vereerde klank in de mond van de helft van de inwoners
van Italië en in het buitenland en een zo groot aantal jongens kon men
van de ene dag op de andere niet op straat gooien. Daarom achtte hij het
nuttig te doen wat hij eerst geweigerd had, namelijk onmiddellijk aan mi-
nister Coppino te schrijven. Hij stelde de brief op maar kon niet beslui-
ten hem te verzenden. Eindelijk verzond hij hem drie dagen later met
enkele wijzigingen.
"
Excellentie,
"
"
Mij werd kennis gegeven van het ministeriële decreet van
" sluiting van het gymnasium door mij geleid in dit Oratorio van
" de salesianen. Het weze mij toegelaten op te merken dat het be-
" sluit van sluiting dat genomen werd door de schoolraad en waarop
" het decreet gebaseerd is, geen wettelijk fundament heeft (zoals
" blijkt uit het hierbijgevoegde document). De verschillende vakken
" in mijn instituut zijn toevertrouwd aan leraren die de wettelij-
" ke diploma's bezitten, zoals voorgeschreven wordt in art. 246
" van de wet en dat zonder enige grondslag in het decreet tegen
" mij ingeroepen wordt. Door art. 247 wordt geen enkele gewichtige
" reden aangehaald om het sluiten van een instituut te rechtvaardi-
" gen.
" Dat de leraren met een diploma van dit gymnasium, zich laten ver-
" vangen door andere leerkrachten als ze belet zijn les te geven,
" is een feit dat de sluiting van een gymnasium niet kan rechtvaar-
" digen; want dat is met geen enkel artikel van de wet in strijd en
" deze toestand kan in ieder publiek of privaat instituut vastge-
" steld worden.

14.2 Page 132

▲back to top
- XIV/128 -
"
Daarom doe ik een beroep op uw zin voor rechtvaardigheid
" om de intrekking te verkrijgen van het decreet van sluiting en
" verwacht ik van u dat u zo vriendelijk zult zijn mij een paar
" regels als antwoord te sturen, om, indien uw antwoord ongunstig
" zou zijn (wat ik niet geloof), ik voor de bescherming van mijn
" arme leerlingen beroep te kunnen doen op de middelen die de
" wetten mij toestaan.
"
Ik heb de eer van u te zijn
"
uw nederige dienaar
" Turijn, 26-6-79.
Priester Gio. Bosco.
In dit hoger beroep zag Don Bosco dan toch op zijn minst een re-
den om tijd te kunnen winnen, wat dan bij dit onheil toch al een zeker
voordeel was en daarom schreef hij aan de prefect van de provincie:
"
Geachte Heer Prefect,
"
"
Ik ontving uw geëerde brief samen met het ministerieel de-
" creet waarin bevolen werd dat de klassen van ons gymnasium zouden
" gesloten werden.
"
Omdat het onmogelijk is dit uit te voeren op de korte tijds-
" duur van vier werkdagen en anderzijds omdat de motieven waarop u
" steunt geen wettelijke basis hebben, heb ik beslist in beroep te
" gaan bij de hogere overheid.
"
Ik deel u dit mee opdat het u zou behagen de uitvoering van
" het voormelde decreet te schorsen tot U het nieuwe bericht hier-
" over zult ontvangen hebben.
"
Ik heb de eer te zijn
"
uw nederige dienaar
" Turijn 26-6-79.
Ondertekend: Priester Gio. Bosco.
Omdat Don Bosco uit Turijn moest weggaan, gelastte hij Don Rua met
Don Durando naar de prefect te gaan om uit zijn mond te vernemen wat zijn
wil was aangaande het sluitingsdecreet. Het werd van kwaad erger! Bij het
gesprek vernamen ze dat hij wilde dat de jongens uit het Oratorio zouden
vertrekken. Omdat zijn beslistheid geen antwoord duldde, verzochten ze
hem dat hij dan ten minste zou toestaan de termijn hiervoor te verlengen
om de examens te kunnen afleggen,(wat onmogelijk was in de korte tijds-
duur tussen het betekenen van het decreet en de datum van de uitdrijving)
en om de jongens die geen ouders meer hadden elders te kunnen plaatsen.
Daarin scheen hij geneigd toe te stemmen zodat men meende dat het moge-
lijk zou zijn aldus verder te gaan gedurende enkele dagen na 30 juni zon-
der vrees voor moeilijkheden.(1)
(1) Brief van Don Rua aan Don Bosco (Turijn 28 juni 1879).

14.3 Page 133

▲back to top
- XIV/129 -
Dit was echter een illusie die vlug verdween. Op diezelfde dag van
het bezoek antwoordde de prefect op de brief van Don Bosco en zei hem dat
hij onder geen enkel voorwendsel de uitvoering van het ministerieel de-
creet kon schorsen. Indien dus tegen 30 juni het bevel het instituut te
sluiten niet ingevolgd werd, dreigde hij ermee de middelen aan te wenden
hem door de wet ter hand gesteld, om het gezag van de regering, van wie
het decreet uitging, te doen eerbiedigen. "Voor de uitvoering" - verweet
hem ook de ambtenaar - "had hij geen vier dagen, zoals hij abusievelijk
zei, maar wel acht dagen tijd gehad daar de betekening hem op 23 juni
werd gedaan." Maar Don Bosco had met recht de twee feestdagen van 24
juni, feestdag van Sint-Jan en 29 juni, die een zondag was, er niet bij
gerekend evenmin als de dag van de betekening en de dag van de sluiting.
Rustig, sereen en vrijmoedig antwoordde hij hem:
"
Geachte Heer Prefect,
"
"
Omdat ik wegens zwaarwichtige en wettige redenen in be-
" roep ben gegaan bij de hogere overheid, meende ik dat de uit-
" voering van het decreet van sluiting van de scholen van onze
" arme jongens zou uitgesteld worden tot het op ogenblik waarop
" de bevoegde overheid uitspraak zou doen. Thans verneem ik uit
" een nota van de prefectuur die ik gisteren ontvangen heb, dat
" u volstrekt wilt dat het decreet nog vandaag 30 juni zou uit-
" gevoerd worden.
"
Ik ben wel genoodzaakt me zonder beperking bij dit bevel
" neer te leggen. Daarom laat ik u weten dat nog vandaag het on-
" derricht in het gymnasium heeft opgehouden. Ik zal trachten de
" leerlingen in een vak te plaatsen in overeenstemming met hun
" leeftijd en hun toestand. Zij die nog ouders hebben zullen, zo
" mogelijk, naar huis worden gezonden.
"
Ten slotte zullen enkele leerlingen van de vijfde klas
" van het gymnasium die zich voor een examen over het licentiaat
" moeten aanmelden, in het tehuis moeten blijven tot het tijdstip
" voor hun publieke examens.
"
Ik heb de eer te zijn
"
uw nederige dienaar
" Turijn, 30 juni 1879.
Priester Gio. Bosco.
De prefect wisselde een paar woorden met de politiecommissaris
om van hem te vernemen of hij hem ter zijde staan zou en of hij met
geweld de ontruiming zou opleggen; maar deze wou er niet van weten zich
tegen een zo groot aantal arme jongens te keren. Jonge wezen of uiterst
arme jongens meldden zich op het politiecommissariaat aan om te vragen
dat men maatregelen zou nemen om ze in een asiel op te nemen. Eindelijk
werden op 2 juli enkele dagen uitstel toegestaan om de examens te be-

14.4 Page 134

▲back to top
- XIV/130 -
eindigen. Wie was tussengekomen om de geesten tot bedaren te brengen? Het
ministerie wankelde en zijn val scheen zeker te zijn. Op dergelijke ogen-
blikken herinnerden zich de wijze ambtenaars vaak Talleyrand en zijn
woorden: Surtout, pas de zèle. Daarentegen liet zijn ijver aan Don Bosco
geen rust. Opnieuw greep hij naar de pen en schreef hij een brief ter
verdediging aan de minister van Openbaar Onderwijs. Hij liet hierin beter
het karakter van ouderlijke scholen dat zijn scholen hadden uitschijnen
en deed daarbij een beroep op de Casati-wet. Een welsprekende ontboeze-
ming van heilige verontwaardiging komt hem uit het hart waar hij de
aanklacht weerlegt alsof het zijn bedoeling zou geweest zijn de school-
overheden te bedriegen.
Ophelderingen aangaande het decreet waardoor de minister van
Openbaar Onderwijs de sluiting bevolen heeft van de klassen van het gym-
nasium van het asiel of tehuis, genaamd Oratorio van de H. Franciscus van
Sales te Turijn.
"
Historische uiteenzetting
"
"
Het is u zeker bekend hoe ik gedreven werd door het vurig
" verlangen op een of andere manier in de behoeften te voorzien van
" zovele ongelukkige jongens. Daar ze verlaten zijn en een droeve
" toekomst tegemoet gaan, leg ik er mij sinds 1841 op toe het
" grootst mogelijke aantal van hen te verzamelen in voor hen be-
" stemde recreatietuinen.
"
In 1846 werd voor de meest verlatene en het meest in gevaar
" verkerende jongens een liefdadigheidstehuis geopend, waarheen
" de burgerlijke overheden en de regeringsinstituten plachten alle
" slag van in ellende verkerende kinderen naartoe te sturen.
"
Het voornaamste doel daarbij was hun een kunst of een am-
" bacht aan te leren om ze in staat te stellen eens op een eerlijke
" manier hun brood te verdienen. Onder hen, aan wie asiel was ver-
" leend, waren er, die van de natuur een speciale geschiktheid had-
" den meegekregen voor de wetenschap; anderen die behoorden tot
" adellijke en burgerlijke maar vervallen families, werden bestemd
" om aan de middelbare scholen te gaan studeren. Er werd een goed
" resultaat bereikt, daar niet weinigen erin slaagden een eervolle
" loopbaan te veroveren in de handel, in het leger, in het onder-
" wijs, sommigen zelfs kregen belangrijke katheders in de staats-
" universiteit. Verscheidenen die verlangden de drukkunst te leren
" werden leerlingen van de drukkerij van ditzelfde instituut.
"
Deze scholen werden te allen tijde door de schooloverheid
" aangezien als een liefdadigheidswerk, een asiel, als een talrijke
" familie waarvoor de ondergetekende in elk opzicht de rol van va-
" der vervult. Dit alles is in volledige overeenstemming met de
" Casati-wet op het openbaar onderwijs, artikels 251-252.

14.5 Page 135

▲back to top
- XIV/131 -
"
Artikel 251. - "Het middelbaar onderwijs, dat gegeven
" wordt in het gezin onder de waakzaamheid van de ouders of van
" hem die ze wettelijk vervangt, aan de kinderen van het gezin en
" aan de kinderen van de verwanten van het gezin, zal ontslagen
" zijn van elke verplichting tot inspectie vanwege de Staat."
"
Artikel 252. - Met het onderwijs, waarvan sprake in het
" vorige artikel, wordt gelijkgesteld het onderwijs dat verschei-
" dene ouders, die met dit inzicht zich verenigd hebben, laten
" geven onder hun effectieve bewaking en onder hun verantwoorde-
" lijkheid, gemeenschappelijk, aan hun eigen kinderen."
"
De koninklijke schoolinspecteurs, de ministers van Open-
" baar Onderwijs maakten zich zelfs steeds verdienstelijk jegens
" ons en hielpen ons met hun invloed en hun geldelijke steun; ze
" stuurden ons ook arme jongens, die door tegenslag vanuit een
" welgestelde maatschappelijke stand in de ellende geraakt waren.
" Onze koninklijke soevereinen en onze thans regerende vorst Umber-
" to I is steeds een van onze grootste weldoeners.
"
Eerst in het vorige schooljaar 1877-78 gaf de koninklijke
" inspecteur van onze provincie Turijn ons het bevel aan het hoofd
" van de klassen gediplomeerde leerkrachten te plaatsen op straf
" van sluiting van de klassen van het gymnasium. Deze eis veroor-
" zaakte niet weinig last en onkosten maar nochtans:
"
Gelet op het feit dat dit een ramp zou zijn voor zovele
" volkskinderen, die wellicht niet in staat zijn een zwaar ambacht
" uit te oefenen en zo zullen terugvallen in de droeve verlaten-
" heid waarin ze verkeerden.
"
Met het verlangen anderzijds, zo ver dit mogelijk is, te
" gehoorzamen aan het staatsgezag, heb ik getracht in de klassen
" leerkrachten met hun respectief diploma te plaatsen. Daar som-
" migen onder hen zich ook moeten bezig houden met de materiële ad-
" ministratie van het instituut, lieten ze in hun plaats bekwame
" plaatsvervangers komen, die over gelijkwaardige diploma’s be-
" schikken; deze verleenden dan assistentie en leidden de klassen
" gedurende de uren waarop zij zich niet in de klas konden bevin-
" den. Zover stonden dan de zaken en ik bevond mij niet te Turijn,
" toen de heer koninklijke inspecteur (brief van hem van 2 januari
" van dit jaar) onvoorzien een nieuw bezoek bracht aan onze scho-
" len. Hij verklaarde dat er niets aan te merken viel wat zinde-
" lijkheid, hygiëne, tucht en zedelijkheid betrof; maar hij no-
" teerde dat drie gediplomeerde leerkrachten zich op dat uur in
" hun administratiekantoren bevonden en dat ze door plaatsvervan-
" gers vervangen werden. Enkel om deze reden, zoals te lezen staat
" in de aangehaalde brief, dreigde hij met de sluiting van het in-
" stituut, indien de leraren, van wie de lijst was meegedeeld ge-
" worden, zich niet voortdurend op hun post bevonden? Ik meen er
" goed aan te doen op te merken dat in dit tehuis het schooljaar
" loopt vanaf 15 oktober tot 15 september en de lesrooster mag
" geregeld worden zoals de leerkrachten dit voor hen het gerief-
" lijkst vin-

14.6 Page 136

▲back to top
- XIV/132 -
" den. Hoewel de afzonderlijke gediplomeerde leraren zich op som-
" mige uren en sommige dagen niet in hun klas bevinden, verzui-
" men zij toch geenszins het geregeld onderricht. Indien het in-
" derdaad waar is, dat ze op sommige uren en dagen belet zijn
" wegens hun talrijke bezigheden zich aan het wettelijk lesroos-
" ter te houden, dan is het toch ook waar dat ze ruim het onder-
" richt vergoeden op de uren dat ze zich van hun respectieve
" administratie kunnen vrijmaken.
"
Er dient eveneens te worden opgemerkt dat er geen enkele
" wet bestaat die de private instituten de verplichting oplegt
" zich te houden aan de lesrooster van de regering. Ik weet ook
" niet of er wetten bestaan die aan de klastitularissen verbieden
" zich te laten vervangen, wanneer zij zich niet in hun respectie-
" ve klassen kunnen bevinden. Er zijn hier te Turijn leerkrachten
" in het openbaar onderwijs die als plaatsvervangers optreden in
" lycea van de eerste graad zonder enig diploma of titel, tenzij
" men de goedkeuring van de heer koninklijke inspecteur als een
" gelijkwaardige titel zou aanzien. Niettemin wou ik mij niet en-
" kel onderwerpen maar zelfs mijn eerbetuiging aanbieden aan het
" schoolgezag en daarom vroeg ik als een gunst mij een tijdsruimte
" toe te staan om te kunnen voorzien niet alleen in wat door de
" wetten voorgeschreven wordt, maar ook in de wens van de heer in-
" specteur zelf.
"
In het verzoek gericht aan de heer president van de school-
" raad heb ik volgende woorden toegevoegd:
"
"Daarom smeek ik u, als vader van de arme volksjongens, uw
" invloed te willen gebruiken ofwel bij de schoolraad van de provin-
" cie Turijn, ofwel, indien dat nodig zou zijn, ook bij de minister
" van Openbaar Onderwijs, om niet aan mij, maar aan mijn jongens aan
" wie ik asiel verleend heb, de gevraagde tijdsruimte toe te staan.
"
"Indien ik deze gunst niet kan verkrijgen, dan zal ik om de
" toekomst van mijn arme jongens niet te schaden en om ze niet op
" straat te moeten werpen, het zware offer op mij nemen, wijzigingen
" te brengen in de administratie van het instituut, zodat iedere
" leraar in zijn eigen klas kan zijn met het lesrooster dat u zou
" willen voorschrijven."
"
Ik heb lange tijd gewacht op een gunstig antwoord of min-
" stens op een tolerantie tot het einde van het schooljaar; maar op
" 23 juni werd mij echter het decreet van sluiting van onze klassen
" meegedeeld.
"
"
Enkele opmerkingen over dit decreet.
"
"
Tot heden toe heb ik in mijn betrekkingen met de burger-
" lijke overheid het steeds als mijn strenge plicht aangezien de
" wil op te volgen van wie beval, zonder ooit gebruik te maken van
" de wetten. In het huidige geval verzoek ik dat mij de toelating
" zou verleend worden eerbiedig enkele opmerkingen te maken.
"
Van 23 tot 30 juni, na aftrek van de feestdagen, blijven
" er vier dagen over om de examens af te nemen van bijna 300 leer-

14.7 Page 137

▲back to top
- XIV/133 -
" lingen, hun ouders of voogden te verwittigen, van wie er velen
" in ver afgelegen steden wonen en nog anderen in zeer verre lan-
" den zoals Frankrijk, Engeland, Polen, enz.
"
Bovendien werden velen van deze leerlingen mij gestuurd
" door regeringsoverheden of gemeentelijke overheden. Het stoot
" me tegen de borst ze te moeten terugsturen, want zelfs deze over-
" heden zullen niet zo vlug een nieuwe plaats vinden voor hun be-
" schermelingen. Dit vergt zeker meer dan vier dagen. Wat deze kant
" van de zaak betreft blijkt het decreet niet uitvoerbaar te zijn.
"
Men dient eveneens te noteren dat velen van deze jongens
" wezen zijn en volstrekt over geen fortuin beschikken. Wat moeten
" wij met hen doen? Moeten wij ze in de diepste verlatenheid ach-
" terlaten? Ik heb niet het hart dat te doen, tenzij de overheid
" er mij toe dwingt en ik meen dat ze tot dit uiterste niet zal
" gaan.
"
De onwettelijkheid van het decreet.
"
"
Alvorens het voorstel te doen de scholen te sluiten, had
" men artikel 248 moeten toepassen en aan het hoofd van het insti-
" tuut de tijd geven om zijn opmerkingen te maken. Indien dit arti-
" kel werd toegepast, dan waren de nodige ophelderingen gegeven om
" de hogere provinciale raad voor de scholen in staat te stellen
" een gegrond oordeel uit te spreken.
"
De wet op het openbaar onderwijs somt in art. 247 de oor-
" zaken voor sluiting op waar ze zegt: "Een instituut mag niet ge-
" sloten worden tenzij wegens zwaarwichtige redenen in verband met
" het behoud van de zedelijke orde en de bescherming van de begin-
" selen, die aan de basis liggen van de openbare sociale orde van
" "de staat of de gezondheid van de leerlingen."
"
"
Een vergissing van de schoolraad van Turijn
"
"
De heer minister steunt zijn decreet op de schoolraad van
" Turijn en motiveert het door het ontbreken van de wettelijke
" bekwaamheid van de leerkrachten en het bedrog dat Priester Gio.
" Bosco wou uitoefenen jegens de schooloverheid door hun een lijst
" te zenden van leerkrachten met wettelijke bekwaamheid terwijl
" hij in werkelijkheid gebruik maakte van andere leerkrachten zon-
" der wettelijke bekwaamheid.
"
Het eerste gedeelte van deze bewering is zonder enige grond-
" slag daar de heer koninklijke provisor zelf op datum van 2 janu-
" ari bevestigt dat hij op 15 november 1878 de lijst ontvangen heeft
" van de leraren met hun wettelijke titels en dat hij hierover nooit
" aanleiding heeft gehad om bezwaren in te dienen. Dus steunt het
" voorstel van sluiting op een vergissing. Wat het tweede gedeelte
" van de bewering betreft dat de schrijver herhaaldelijk de school-
" overheid heeft willen bedriegen, ben ik beschaamd hierop te moe-
" ten antwoorden.

14.8 Page 138

▲back to top
- XIV/134 -
"
Het is nu 38 jaar dat ik te Turijn woon en de regering
" dien zonder enig eigenbelang en alleen geleid door de christe-
" lijke liefdadigheid. Ik heb voortdurend mijn bezit, mijn zorgen
" en mijn leven in pand gesteld voor de arme kinderen van het volk
" en mijn geweten laat mij toe te zeggen: om het even welke stren-
" ge rechter mag een nauwgezet onderzoek instellen over alles wat
" ik in de pers gepubliceerd heb, wat ik mondeling gezegd heb; wat
" ik in die verscheidene jaren gedaan heb. Ik vrees niet dat men
" mij zou kunnen aanwrijven dat ik de overheid heb willen bedriegen.
" Verre van te trachten de wet te ontduiken heb ik mij steeds voor-
" aan gesteld en heb ik steeds nauwgezet ervoor gezorgd ze te pre-
" diken, ze te onderhouden en ze te doen onderhouden. Wanneer ik
" soms gevraagd heb dat de wetten welwillend zouden toegepast wor-
" den vanwege het hoogste gezag en dit steeds gunstig werd aan-
" vaard en toegestaan, dan deed ik dat steeds, niet voor mezelf,
" maar ten voordele van mijn arme en verlaten jongens.
"
Wat nu de vervanging van de leerkrachten betreft van wie
" de lijst aan de heer koninklijke inspecteur overhandigd werd, heb
" ik hiervoor al geantwoord. Ik herhaal hier alleen:
"
1°) dat er geen enkele wet bestaat die aan een leraartitu-
" laris verbiedt zich, als het nodig is, te laten vervangen, ter-
" wijl hij nochtans steeds verantwoordelijk blijft voor de klas die
" hem in een privaat instituut toevertrouwd werd; te meer wanneer
" zijn plaatsvervanger gelijkwaardige diploma's bezit.
"
2°) dat men dus opnieuw dient te noteren dat in de private
" instituten volledige vrijheid bestaat om de lesrooster vast te
" stellen die het gerieflijkst is voor de leerkrachten; daarom ook
" mochten de leerkrachtentitularissen van onze klassen verklaren zo-
" als ze in werkelijkheid schriftelijk aan de schooloverheden ver-
" klaard hebben, dat zij niet enkel bij naam maar in feite de le-
" raren waren van de klas die hun toevertrouwd werd (art. 246).
"
Op 25 juni werd een beroep gedaan op de heer minister om
" zich te gewaardigen de ophelderingen te lezen waarin genoteerd
" werd dat de tijd te kort was om de uitvoering van het decreet mo-
" gelijk te maken.
"
Op 26 juni werd tot de heer prefect van Turijn het verzoek
" gericht de gevolgen van het decreet te willen schorsen tot de
" minister geantwoord had.
"
De heer prefect antwoordde dat, indien op 30 juni het de-
" creet niet uitgevoerd was, hij het zou laten uitvoeren met de
" middelen die de wetten hem daartoe verleenden.
"
Op 30 juni wordt aan de heer prefect mededeling gedaan dat
" de klassen gesloten zijn en dat men uit eerbied voor de wetten zal
" trachten zodra mogelijk de leerlingen te plaatsen. Enkele werden
" naar hun eigen familie gestuurd.
"
Op 2 juli verleent de heer prefect enkele dagen tijd om
" vlug de examens af te nemen en daarna moeten de leerlingen onmid-
" dellijk uit het instituut worden weggezonden.

14.9 Page 139

▲back to top
- XIV/135 -
"
Maar waarheen moeten wij ze sturen nu vele onder hen wezen
" zijn en verlaten jongens terwijl andere uit verre dorpen en zelfs
" uit verre landen komen?
Toen dit verweerschrift te Rome toekwam was het ministerie geval-
len. Depretis had aan de hoge kamer de wet voorgesteld op de afschaffing
van de belasting op het meel, maar had de senatoren er niet toe kunnen
overhalen ze te stemmen zoals hij ze voorstelde. De senaat stuurde het
wetsvoorstel terug naar de kamer van volksvertegenwoordigers na een gron-
dige hervorming. Daardoor ontstond een machtsconflict tussen de twee ver-
gaderingen dat het ontslag meebracht van het kabinet, nadat daar in te-
genovergestelde zin was gestemd geworden. In een mooi artikel werd in de
Unità Cattolica het fameuze decreet van de sluiting van de scholen van
Don Bosco toen "de laatste roemrijke onderneming van het ministerie" ge-
noemd.(1)
Deze beslommeringen deden geen afbreuk aan de gewone kalmte van
Don Bosco. Op 5 juli wijdde hij, inderdaad, in het college van Valsali-
ce, een ornithologisch museum in en vroeg senator Siotto-Pintor de cere-
monie te willen voorzitten. Deze verzameling die niet heel groot maar
goed geordend was en zich in zeer goede staat bevond, was het geduldige
werk van kanunnik Giambattista Giordano, door de mensen van Turijn be-
wonderd zo wel wegens zijn welsprekendheid als wegens zijn priesterlijke
deugden.
Als een hartstochtelijk en verstandig beoefenaar van de natuur,
besteedde hij zijn vrije uren in zijn afgelegen villa van Rivalta aan
opzoekingen naar zeldzame vogels. Hij balsemde ze, klasseerde ze en had
van een zaal van zijn villa een museum gemaakt en achter glaswerk had hij
mooie staaltjes van inheemse en van vreemde vogels gerangschikt. Toen de
geleerde in 1871 gestorven was, deden de erfgenamen een aanbod van de
verzameling aan Don Bosco, die ze aankocht voor het lyceum van Valsalice.
Aldus beantwoordde Don Bosco de smaad hem aangedaan door de sluiting van
zijn scholen, met het bevorderen van culturele verworvenheden.
Siotto-Pintor, die levendig belang stelde in de wederwaardigheden
van het Oratorio, maakt in zijn toespraak aanmerkingen en zinspelingen,
enkel begrepen door hen die op de hoogte waren van de feiten, maar vol-
doende gekruid. Er zijn er nog die zich herinneren welke bewonderens-
waardige tegenstelling er was tussen de kalmte van Don Bosco en de hef-
tigheid waarmee de senator van Sardinië, wanneer hij met Don Bosco in
het Oratorio in gesprek was, uitvoer tegen hen die de oorzaak van die
(1) Unità Cattolica, dinsdag 8 juli.

14.10 Page 140

▲back to top
- XIV/136 -
plagerijen waren. Hij hield zich niet tevreden met luidruchtige en ijde-
le klachten, maar verhief tot in Rome zijn stem om de "onvergelijkbare"
Don Bosco te verdedigen. Hij moest naar Cagliari vertrekken maar wou
Turijn niet verlaten zonder te schrijven aan de minister van Openbaar
Onderwijs die zijn ontslag had gegeven. Deze beperkte er zich toe hem te
antwoorden dat, indien het tehuis van de salesianen zich werkelijk in de
wettige omstandigheden bevond, zoals door hem beweerd werd, de directeur
bij de schoolraad een officiële aanvraag zou doen, opdat deze, zoals dat
in zijn bevoegdheid lag, het bevel tot sluiting zou herroepen.(1)
Maar van de plaatselijke overheden kon weinig verwacht worden en
daarom had Don Bosco, daags na de inwijding te Valsalice, een brief ge-
stuurd aan koning Umberto I, waarin hij zijn Majesteit verzocht de jon-
gens van het Oratorio onder zijn bescherming te nemen.
"
Sire,
"
"
Een instituut, dat menigmaal weldaden ontving van uw voor-
" ouders en waarvan men zeggen kan dat het gesticht werd door hen
" en door uw liefdadigheid, wordt thans nederig en met warme woor-
" den aan uw soevereine goedertierenheid aanbevolen. Het gaat over
" het Oratorio van de H. Franciscus van Sales dat als doel heeft
" de armste en meest in gevaar verkerende volkskinderen op te nemen.
" Een ministerieel decreet van 25 juni beval de sluiting van de
" scholen die er sinds 35 jaar bestaan. Dit zou mij ertoe verplich-
" ten circa 300 jongens aan een droevige verlatenheid prijs te geven.
" Maar als zij gedurende enkele jaren een opvoeding gekregen heb-
" ben, dan kunnen zij terug naar de maatschappij en zijn in staat
" om op een eerlijke manier hun brood te verdienen.
"
Mijn hart komt in verzet hiertegen en alleen uwe Majesteit
" kan deze beklagenswaardige jongens ter hulp komen en van de onder-
" gang redden.
"
Daarom smeek ik U de hierbijgevoegde ophelderingen, waarin
" ik trouw de staat van zaken uiteenzet, te willen doen lezen. Het
" ligt niet in mijn bedoeling de overheid te berispen noch af te
" keuren. Ik vraag enkel dat Uwe Majesteit, indien ze niet meent
" het voornoemde decreet te moeten nietig verklaren, er toch de ge-
" volgen zou van schorsen, totdat op een of andere manier zou voor-
" zien zijn in de toekomst van deze ongelukkige kinderen. Zij ste-
" ken hun bevende handen uit naar uw vaderlijk hart en roepen uw
" soevereine goedertierenheid in.
(1) Brief van Coppino aan Siotto-Pintor, Rome, 10 juli, 1879.

15 Pages 141-150

▲back to top

15.1 Page 141

▲back to top
- XIV/137 -
"
Eensgezind bidden ze tot God dat hij uwe Majesteit moge
" bewaren,
"
uw zeer ootmoedige onderdaan,
" Turijn 6 juli 1879.
Priester Gio. Bosco.
Omdat de tijd drong, stuurde hij op 8 juli een telegram aan graaf
Visone, minister bij het koninklijke huis: "Ik ben genoodzaakt 300 arme
jongens op straat te zetten. Het is dringend. Ik smeek dadelijke maatre-
gel." Nog dezelfde dag stuurde de graaf vanuit Rome volgend telegram aan
ridder Crodora Visconti, directeur van het koninklijke huis te Turijn:
"Verzoek kennis geven priester Don Bosco, directeur Oratorio H. Francis-
cus van Sales, dat zijn aanvraag gericht aan Z. M. op bevel Souverein, in
behandeling bij ministerie Openbaar Onderwijs." En dadelijk antwoordde Don
Bosco per telegram aan graaf Visone: "Onze dankbare jongens, oversten dan-
ken hartelijk, verzekeren onuitwisbare dankbaarheid, edelmoedige daad goe-
dertierenheid, Soeverein."
Door deze samenloop van omstandigheden scheen de verspreiding van
de jonge leerlingen sine die verdaagd te zijn. Ze hadden echter geen
school maar gingen wandelen naar ver afgelegen plaatsen op het platteland.
Daar zaten ze rondom hun meester en kregen aldus les in open lucht. Na-
tuurlijk gingen de verschillende klassen een verschillende richting uit.
Het schijnt dat de jongens niets wisten over de sluiting. Don Bosco was
zo overtuigd van de wapenstilstand dat hij dit meldde aan de kardinaal-
beschermheer, die hem op 11 juli hiermee feliciteerde en hem schreef:
"Het diepe leed door mij gevoeld bij het vernemen van de sluiting van uw
scholen, heeft plaats gemaakt voor een waarachtige voldoening na het ont-
vangen van uw brief van 8 juli. Thans wens ik, dat na de schorsing van het
bevel tot sluiting, de plagerijen die men u aangedaan heeft, volledig mo-
gen ophouden. Intussen verheug ik mij met u en met uw arme en talrijke
leerlingen over wat al bereikt werd."
Maar het was een kruisweg van tegenslagen die nog zo snel niet zou
eindigen. Don Bosco toonde aan de prefect het telegram dat hij van ridder
Crodona ontvangen had, maar de prefect sloeg er geen acht op en zou zelfs
de gevolgen van het decreet niet opschorsen tot het beroep op de koning
een gevolg zou hebben. Hij gaf hem enkel een verlengtijd van tien dagen
voor de jongens die niet wisten waar ze onderdak moesten vinden. Don Bosco
gaf zich niet gewonnen. Hij wou, koste wat het wil, een uitstel bekomen en
daarom schreef hij aan de minister van het koninklijk Huis en riep hij de
bescherming van de koning in.
"
Excellentie,
"
"
U kunt zich zeker de grote vertroosting niet voorstellen,
" die uw telegram aan de heer ridder Crodona in verband met de

15.2 Page 142

▲back to top
- XIV/138 -
" scholen, mij gebracht heeft.
"
Wij zijn echter opnieuw in onze vroegere verbijstering ge-
" vallen wanneer ik het telegram getoond heb aan de heer prefect van
" Turijn en ik hem verzocht heb de gevolgen van het ministerieel de-
" creet te willen schorsen. Hij antwoordde mij dadelijk dat hij in
" deze zaken van niemand bevelen te ontvangen had en dat men daarom
" moest overgaan tot het wegsturen van de arme jongens. Hij verleen-
" de enkel een uitstel van een tiental dagen aan hen die bezwaren
" hadden ingediend dat ze niet wisten waar ze onderdak moesten vin-
" den. De anderen dienen zich onmiddellijk langs wegen en pleinen
" te verspreiden. Alle rechtschapen mensen zeggen dat er geen rede-
" nen tot sluiting bestaan; en, wanneer er wel redenen zouden zijn,
" dan zou men de klassen van het gymnasium kunnen sluiten; maar men
" mag weeskinderen uit andermans huis niet wegjagen, zoals bij her-
" haling gedreigd werd in de brief van de prefect van gisteravond.
"
In deze stand van zaken blijft mij geen andere steun over
" dan uw bescherming en die van de koning. Ik smeek dat men ons huis
" met rust zou laten ten minste tot op het ogenblik waarop men ken-
" nis genomen heeft van mijn verzoekschrift en er uitspraak over
" gedaan is.
"
De jongens zijn vol dankbaarheid en vertrouwen op uw wel-
" doende invloed terwijl ik met diepe dankbaarheid de eer heb van
" U te zijn
"
uw zeer verplichte dienaar
" Turijn, 10 juli 1879.
Priester Gio. Bosco.
Na de Unità Cattolica hield ook een schooltijdschrift van Turijn,
Il Baretti, met als directeur professor Perosino, zich met de misselijke
aangelegenheid bezig in volgende nota.(1) "Toen minister Coppino afgetre-
den is, heeft hij te Turijn een aandenken achtergelaten door het doen
sluiten van de scholen van Don Bosco te Valdocco. In ons eerstvolgende
nummer zullen wij het erover hebben." Intussen ging de Unità Cattolica
opnieuw tot de aanval over met een artikel dat essentieel neerkwam op het
verslag door Don Bosco aan de minister gezonden, maar dat in journalis-
tenstijl verwerkt was. "Maar er bestaat nog, werd op het einde van het
artikel gezegd, een man die van Turijn afkomstig is en die een hoog gezag
geniet, een man die in zijn hart liefdadig en menselijk is, en dat is
Umberto 1." Daarop volgde de oproep van Don Bosco tot de koning en het
antwoord dat hij van hem ontvangen had.(2). Een derde krant Lo Spet-
tatore, politieke en administratieve katholieke krant van Milaan, trad
in het strijdperk met twee artikels die zeer polemiek getint waren. In
(1) Il Baretti, nr. 28 van 10 juli 1879.
(2) Unità Cattolica van 12 juli 1879.

15.3 Page 143

▲back to top
- XIV/139 -
het tweede artikel vinden wij een beschouwing die bijzonder onderstreept
mag worden.(1) "Ze willen de studies van al die arme jongens beschermen;
en om de gebreken te verhelpen die ze zich ingebeeld hebben, doen ze al-
len op straat gooien; daar zullen ze niet alleen niet het minste onder-
richt meer ontvangen, maar verscheidene onder hen zullen geen brood meer
vinden om van te leven en genoodzaakt zijn een andere wetenschap te le-
ren, namelijk die van de ondeugd en van de losbandigheid. En daarvan zou
men moeten zeggen dat het een maatregel is die overeenstemt met het doel
van de wet? Laten we zelfs veronderstellen dat men hun dat onderricht
niet kan geven waarmee men op een zonderlinge wijze zo hoog oploopt en
dat alleen zijn waarde ontleent aan een ministerieel diploma, waarom dan
verplichten tot deze uitdrijving? Het tekort van een onderricht moet dus
een hinderpaal worden voor een zo bij uitstek filantropisch werk dat el-
lendig verlaten jongens opneemt en hun het dagelijkse brood bezorgt."
Als advocaatverdediger van Rho, trad zijn broer-priester op. Hij
schreef aan Don Bosco een zeer lange brief waarvan wij hier de aanhef en
het postscriptum laten volgen.(2) Het begon niet al te slecht. "Ik moet
je zeggen, zo begon hij, dat ik voor jou steeds veel achting heb gehad
zoals al diegenen, die weten dat je een goed karakter hebt en dat je
veel goed doet, vooral aan de arme volksklasse, maar ik moet je in alle
oprechtheid zeggen dat je in de zaak van de sluiting van de scholen
groot ongelijk hebt. Ik meen (verontschuldig mij dat ik je schrijf als
goede vriend, met de hand op het hart en zonder iets te verzwijgen) ik
meen dat de liefde die je voor je instituut hebt, je de ogen doet slui-
ten zodat je het kwaad niet ziet dat erin zit, zoals een goede familie-
vader die ten gevolge van de genegenheid die hij voor zijn gezin koes-
tert, de gebreken van zijn kinderen niet erg meer vreest." Het requisi-
toir dat daarop volgt, heeft als basis dat men geen onderscheid kan of
wil maken tussen een privaat gymnasium en een ouderlijke school. Al het
grote kwaad, waarover hij zijn beklag doet in zijn inleiding, komt er
alleen op neer dat leraren zonder diploma les geven. De essentie van de
langdradige toespraak is samengevat in het aanhangsel onder zijn handte-
kening, verwerkt met krokodillentranen. "Ik geef je de verzekering, her-
neemt onze man, dat mijn broer er veel spijt van heeft te doen wat zijn
plicht is en de wet hem opleggen en het doet hem veel leed dat je niet
wilt begrijpen dat je eens en voor goed de wet dient te volgen; want de
plicht en de wet gaan voor al het andere. Er was geen tolerantie meer
mogelijk. Indien in het verleden andere personen door de vingers hebben
gekeken dan kon hij dit in geweten niet meer doen en kan je hem daarin
misschien ongelijk geven? Don Bosco is zonder twijfel eerlijk genoeg om
(1) Lo Spettatore, Gazzetta di Lombardia, 12-13 en 14-15 juli 1879.
(2) Pecetto Torinese (17 juli 1879).

15.4 Page 144

▲back to top
- XIV/140 -
niet het werk te veroordelen van zijn oude vriend, en wanneer hij er goed
over nadenkt, dan moet hij bekennen dat hij niets meer en niets minder
dan zijn plicht gedaan heeft en dat hij zijn zaken wilde regelen opdat
men hem in de toekomst geen enkele aanmerking kon maken en hij aldus ook
anderen in geen moeilijkheden kon brengen. Hij weet zeker dat je insti-
tuut goed bestuurd wordt wat de zedelijkheid betreft, maar is dit mis-
schien voldoende? Neen, neen en nog eens neen. Het past dat het onder-
richt steeds regelmatig en in overeenstemming met de wet is. Niemand mag
de wet ontduiken, zich boven de wet plaatsen of tegen de wet handelen en
dan zal alles goed verlopen. Schijnt je dat niet zo te zijn? Beste
vriend, geloof me oprecht: sommige raadgevers geven je raad maar voor
doeleinden die niet altijd rechtvaardig en eerlijk zijn." Deze zinspeling
sloeg vooral op theoloog Margotti en professor Allievo. Voor het overige
ziet men hier al te goed wat er met de geestesgesteldheid ook van een
goede priester kan gebeuren, wanneer hij zich laat besmetten met de "bu-
reaucratische pest"(1) of meer prozaïsch uitgedrukt met de kwaal van de
ambtenaar.
Theoloog Rho herhaalde dezelfde meningen in een wrange brief aan
Margotti.(2) Deze was van oordeel dat hij er niet diende op te antwoor-
den, maar hij overhandigde de brief aan zijn "vereerde Don Bosco" en zei
hem dat het misschien goed zou zijn voor zijn zaak en dat het hem zeker
aangenaam zou zijn, als hij "privé" schreef aan de broer van de inspec-
teur. Don Bosco luisterde naar zijn raad.
"
Theoloog Rho,
"
"
Theoloog Margotti geeft me mededeling van de brief die je
" hem geschreven hebt en zegt me dat ik mag antwoorden op het ge-
" deelte dat mij aangaat.
"
Dat doe ik graag omdat onze zaak ophelderingen vergt, zon-
" der dewelke alles verkeerd opgevat wordt.
"
Indien je eens binnengekomen was in het Oratorio dan zou
" ik je gezegd hebben dat het een valse veronderstelling is te be-
" vestigen dat onze leraren geen diploma hebben.
"
Je broer de inspecteur heeft in zijn kantoor de lijst van
" hun naam en voornaam en van hun wettelijke titels. Het zijn, Mi-
" chele Rua, Celestino Durando, Giuseppe Bertello, Giovanni Bonet-
" ti, Marco Pechenino die allen hun diploma hebben. Dus berust het
" decreet van sluiting op een vergissing wanneer het als beweegre-
" den voor die beschikking aanvoert, dat er geen leraren zijn die
" wettelijke bekwaamheid bezitten.
(1) Giuseppe Giusti nel Gingillino.
(2) Pecetto Torinese (17 juli 1879).

15.5 Page 145

▲back to top
- XIV/141 -
"
Jij zegt dat ik gebruik maak van oud-leerlingen om
" klas te geven enz.
"
Je zult als mijn oud-leerlingen willen noemen de vermelde
" professoren die werkelijk mijn vroegere leerlingen geweest zijn.
"
Dit zijn eveneens Prof. Rinaudo aan de universiteit van
" Turijn, Marco aan de universiteit van Rome en anderen elders.
" Zou ik hen niet mogen gebruiken in onze klassen?
"
Daar nu de private instituten vrij zijn bij het vaststel-
" len van hun lesrooster, kan niemand beweren dat het onderricht
" niet mag gebeuren wanneer en op de manier dat het mogelijk en
" gerieflijk blijkt te zijn voor de leerkrachten. De wet zegt dui-
" delijk dat een instituut niet mag gesloten worden tenzij om zeer
" ernstige inbreuk op de sociale orde, de zedelijke orde of de ge-
" zondheid van de leerlingen. Geen enkel van deze motieven kon aan-
" gevoerd worden tegen de scholen van onze arme jongens. Integen-
" deel, de inspecteur zelf verklaart in het verslag aan de provin-
" ciale schoolraad na zijn bezoek, dat wat de zindelijkheid, de
" tucht, de zedelijkheid en het nut aangaat er niets te wensen
" overliet.
"
Bovendien, zelfs wanneer een van die misbruiken zou be-
" staan, dan zegt de wet nog dat, alvorens over te gaan tot de slui-
" ting van een instituut men de opmerkingen moet horen van het
" hoofd van dit instituut die dienen voorgelegd te worden aan de
" provinciale schoolraad. Van dat alles is niets gebeurd. De heer
" inspecteur is gedurende mijn afwezigheid gekomen, heeft de klas-
" sen bezocht en heeft bevonden dat de hygiëne, de zedelijkheid,
" de zindelijkheid en het nut niets te wensen overlieten.
"
Bij mijn terugkeer te Turijn heb ik een brief gevonden van
" de inspecteur, waarin hij aandrong dat de leraren met diploma on-
" afgebroken volgens de publieke lesrooster in de klas moesten blij-
" ven. De wet vereist dat niet, maar om aan de overheid aangenaam
" te zijn heb ik gesmeekt dat men mij de tijd zou geven om maatre-
" gelen te nemen en zo de administratie van mijn huis niet te sto-
" ren en ik besloot: Indien mij deze gunst niet verleend wordt, dan
" verzoek ik u mij dit ter kennis te willen brengen en dan zal ik
" wijzigingen aan de administratie van het instituut aanbrengen en
" het aldus regelen dat de leerkrachten met een diploma zich in de
" klas kunnen bevinden voor de lesrooster die de schooloverheid
" goed zal oordelen vast te stellen. Hierop ontving ik geen ant-
" woord tenzij op 23 juni laatstleden wanneer mij de sluiting van
" het gymnasium meegedeeld werd. Jij beroept je op de wet die bo-
" ven alles en allen staat. Ik zou zeggen dat de rechtvaardigheid
" alle wetten moet beheersen.
"
Welk artikel van de wet werd hier overtreden? Dit heb ik
" altijd gevraagd maar ik heb tevergeefs op een antwoord gewacht.
" En mag de inspecteur of iemand anders de uitdrijving bevelen van
" de arme jongens die in een tehuis werden opgenomen, zoals men in
" het huidige geval beweert?
"
Jij voegt eraan toe dat sinds drie jaar de heer inspecteur

15.6 Page 146

▲back to top
- XIV/142 -
" aandringt dat ik zou handelen in overeenstemming met de wet. Ik
" antwoord daarop dat alle inspecteurs, alle ministers van Open-
" baar Onderwijs sinds meer dan dertig jaar dit instituut geprezen,
" goedgekeurd, geholpen en gesteund hebben. Er was een vriend nodig,
" een schoolmakker om de sluiting voor te stellen en dat op een
" ogenblik dat ik, met niet weinig moeilijkheden, de zaken in over-
" eenstemming met de wet had geregeld. Zoals je ziet, schrijf ik met
" het hart op de hand en je zult me een groot genoegen doen wanneer
" je bij het lezen van de Casati-wet mij zult zeggen welke artikels
" overtreden zijn geworden. Alles wat ik je schrijf is voor de be-
" scherming van de arme jongens, die in mijn tehuis opgenomen zijn.
" Daarbij kan ik je de verzekering geven dat ik verlang met jou en
" je broer in goede betrekkingen te leven en dat het me een groot
" genoegen zal doen telkens als ik jullie een dienst kan bewijzen.
"
Geloof me steeds met de vereiste achting van jou te zijn
"
" Turijn, 20 juli 1879.
de toegenegen vriend
"
Priester Gio. Bosco.
De theoloog voelde zich geraakt. Hij had een brief verwacht op
zijn brief van acht bladzijden die begonnen was met een "mijn beste en
goede vriend Don Bosco" en er kwam niets. Hij schreef aan Margotti en
Margotti overhandigt de brief aan Don Bosco en vraagt hem hierop te ant-
woorden en Don Bosco uit beleefdheid tegenover Margotti antwoordt en bij-
na alsof hij hem streng toespreekt begint die brief met een "Theoloog
Rho!". Theoloog Rho, die een opvliegend temperament had, moest hem zijn
protest toezenden. En dan volgt de sobere en waardige verklaring van Don
Bosco.
"
Steeds mijn beste vriend,
"
" Wanneer men een eerlijke man geen geloof schenkt, dan moet hij
" geen enkel woord meer zeggen. Je hebt me niet begrepen en je
" hebt op geen enkele uiteenzetting van mijn brief geantwoord. De
" minachting waarmee je spreekt over de priesters van dit huis be-
" let mij je met de gepaste woorden uitleg te geven. Daarom is het
" in deze zaak nutteloos te spreken, zoals ik levendig gewenst had.
" Voor het overige zullen we altijd goede vrienden blijven. Ik zal
" nog altijd op je welwillendheid rekenen en op de welwillendheid
" van al je broers vooral van de ridder inspecteur. En ik zal al-
" tijd verheugd zijn wanneer ik jou of de jouwen een dienst kan be-
" wijzen. Bemin me in Jezus Christus en geloof me onveranderlijk
" te zijn
"
" Turijn, 24-7-79.
je toegenegen vriend
"
Priester Gio. Bosco.

15.7 Page 147

▲back to top
- XIV/143 -
De theoloog schreef nogmaals, maakte zich weer boos, spoorde aan
om een schikking te vinden die als basis voor een verzoening kon dienen
(1) maar Don Bosco zweeg. Uit de hierboven meegedeelde correspondentie is
het geoorloofd af te leiden dat de hele zaak op touw was gezet door de
inspecteur maar dat hij de gevolgen niet heeft voorzien. Daarom schijnt
hij een hulpmiddel te hebben gezocht om zich met eer uit de slag te trek-
ken. Anderzijds wou hij Don Bosco geen kwaad doen en aldus is het waar-
schijnlijk dat hij bezweken was voor de druk van vreemde personen en voor
de vrees zijn betrekking te verliezen. Maar voor wie de twee brieven van
zijn broer leest is een andere klaarblijkelijke opmerking opvallend. Zo-
wel in zijn eerste als in zijn tweede brief steekt hij de loftrompet over
de deugd van Don Bosco. "Niemand" zegt hij in die brief, "twijfelt aan de
rechtschapenheid van je karakter. Ik zou de eerste zijn om je te verdedi-
gen (zoals ik je verzeker dat ik dat gedaan heb en meer dan eens). Inte-
gendeel allen erkennen het onmetelijk goed dat je doet en dat je gedaan
hebt. Men zegt zelfs, indien je mij veroorlooft dit te zeggen dat je te-
veel goed wilt doen. En dan is het (vergeef me, mijn beste) dat men in
ongelegenheid kan geraken. Wanneer men je zegt dat je teveel goed doet,
doet men je dan onrecht aan? Ik geloof het niet." Welnu, hoe kan men deze
hoge mening over Don Bosco overeenbrengen met zijn hardnekkigheid bij het
volgen van een gedragslijn tegenstrijdig met zijn plicht en met de recht-
vaardigheid? Was er, integendeel, bij de theoloog geen zwaar misverstand
en bij andere personen een ijver die een andere zaak beter kon dienen?
Toen dan het nieuwe ministerie Cairoli gevormd was, werd Openbaar
Onderwijs toevertrouwd aan Francesco Perez, een Siciliaan. Dadelijk nam
de Unità Cattolica een artikel op met als titel: "Een kwestie van recht-
vaardigheid", geschreven door een "illustere personaliteit... die noch
een clericus noch een klerikaal was",(2) en die bewees dat de sluiting
van het gymnasium van het Oratorio tegenstrijdig was met de wet. De
"naamloze illustere personaliteit" was professor Giuseppe Allievo, ge-
woon hoogleraar in opvoedkunde aan de koninklijke universiteit te Turijn.
In eigen naam liet de directeur van de krant het artikel voorafgaan door
een inleiding waarin gezegd werd: "Wij publiceren dit artikel en sturen
het aan de nieuwe minister van Onderwijs. Hij zal op uitstekende manier
zijn ministerie beginnen wanneer hij als eerste taak een grove onrecht-
vaardigheid herstelt en niet toelaat dat de zedenleer en de wet met de
voeten worden getreden. Enkele dagen geleden hebben wij de eer gehad te
Turijn de hand van een illustere prelaat uit Sicilië, opzettelijk onder
ons gekomen om aan Don Bosco te vragen dat zijn salesianen zouden komen
en opvoedingsinstituten openen op het eiland.(3) Korte tijd nadien moes-
(1) Pecetto Torinese (24 juli 1879).
(2) Unità Cattolica, 16 juli 1879.
(3) Mgr. Genuardi, Bisschop van Arcireale (cfr. hiervoor, blz. 138).

15.8 Page 148

▲back to top
- XIV/144 -
ten we het in datzelfde Turijn beleven dat het instituut van de salesia-
nen en zijn scholen vervolgd werd. Wat zou het mooi zijn wanneer een mi-
nister geboortig uit Sicilië deze schade, veroorzaakt aan de studies en
aan de brave jeugd van Turijn door een Piëmontees minister, zou herstel-
len!"
De professor, schrijver van het artikel, toonde eerst de onwet-
tigheid van het decreet aan en schandvlekte daarna de willekeur bij de
uitvoering ervan. Hij stelde een vraag aan de prefect: "De minister,
werd erin gezegd, had de sluiting van het private gymnasium gedecre-
teerd; en daar een gymnasium een plaats is waar onderricht wordt gege-
ven, is het ook wettelijk gesloten wanneer het onderricht stopgezet
wordt, zoals dit in feite stopgezet werd op 30 juni in de scholen van de
salesianen. Maar de prefect eigende zich het recht toe in dit gymnasium
ook het vrome tehuis te treffen door te bevelen dat alle leerlingen en
volkskinderen die vreedzaam in deze klassen van het gymnasium studeer-
den, zouden uitgedreven worden. Wil de heer prefect ons zeggen in naam
van welke wet of in naam van welke hogere overheid hij uit de schoot van
dit liefdadigheidstehuis zovele arme jongens mocht rukken om ze op
straat te gooien of een slecht avontuur te laten ingaan!" Eindelijk
richtte hij zich fier op om de eer van Don Bosco te verdedigen: "In heel
deze droeve wederwaardigheid van onwettelijkheid en willekeur is ook de
manier van optreden krenkend. Don Bosco wou (dit zijn de woorden van de
inspecteur en van de prefect herhaald in het ministeriële decreet) her-
haaldelijk de schooloverheid van Turijn bedriegen. Dus deze brave
priester van de Heer, wiens christelijke liefdadigheid over zovele kin-
deren van het volk waakt, bedroog niet alleen, maar wou ook de overheid
bedriegen! Voor zijn vijanden was het niet genoeg hem te treffen in wat
hem het liefste was, de scholen van zijn jongens; zij traden ook als in-
quisiteurs op door in zijn inzichten door te dringen en hem kwade trouw,
de wil te bedriegen en om de tuin te leiden, in de schoenen te schui-
ven!"
Nu was de polemiek in de kranten in volle gang. We geven geen
aandacht aan de vulgariteiten van de ongodsdienstige kranten en houden
ons liever bezig met het artikel dat door de Baretti werd beloofd. Dit
artikel verscheen in het nummer van 17 juli. Hierin is opmerkelijk hoe
de beschuldiging tegen de beschuldigers gekeerd wordt.
"Wij vragen, schrijft de auteur, "aan hem die de raad gaf, aan
hem die het bevel gaf en aan hem die de sluiting van de voornoemde scho-
len deed uitvoeren, omdat zij, die op een bepaalde dag les gaven, niet
in het bezit waren van het wettelijke diploma, aan al deze personen vra-
gen wij of te Turijn alle leerkrachten van de regering die op dit ogen-
blik onderricht geven, wèl in het bezit zijn van een diploma of een pa-
tent dat hen machtigt tot het geven van onderricht. En nu dient men te
noteren dat zij, die anderen als onwettige leerkrachten laten doorgaan
zoals deze van de scholen van Don Bosco, een wedde ontvangen, zoals
rechtvaardig is, terwijl anderen onderricht geven uit een zuivere en

15.9 Page 149

▲back to top
- XIV/145 -
lofwaardige geest van liefdadigheid, zoals allen doen die tot dit insti-
tuut behoren. We zouden er nog kunnen aan toevoegen dat uit deze onwetti-
ge scholen van Don Bosco geleerde leerkrachten gekomen zijn, auteurs van
gewaardeerde werken en boeken, opvallende leraren aan het lyceum en pro-
fessoren aan de universiteit en dat er nog op vandaag leerlingen uitko-
men, die bij de publieke examens voor het licentiaat bijna allen slagen
en dat ze uitblinken in de cursussen aan de universiteit; maar wij stap-
pen erover heen. Wanneer het echter over een Coppino gaat, die oordeelt
en vonnis velt inzake de wettelijkheid, zeggen wij dat wij wegens de vele
voorbeelden die hij ons gegeven heeft en ons nog geeft, niet altijd de
bevoegdheid van de rechter kunnen aanvaarden."
Van op afstand worden sommige betwistingen noch spoedig, noch goed
opgelost per chartam et atramentum. Nu er een ander minister was, was het
wel aan te raden het terrein van dichtbij te gaan verkennen. Don Bosco
deed er dus goed aan Don Durando en professor Allievo naar Rome te sturen
met de opdracht, van de Regering te bekomen, dat de uitvoering van het
decreet van sluiting, vooral voor wat de uitdrijving van de jongens be-
trof, zou verdaagd worden. Hij wendde zich tot advocaat Aluffi, secreta-
ris bij het ministerie van Binnenlandse Zaken, met volgende aanmeldings-
brief.
"
Beste Heer Advocaat Aluffi,
"
"
De heer ridder Allievo, professor aan de koninklijke uni-
" versiteit van Turijn en leraar Durando gaan naar Rome voor een
" zaak die onze scholen aangaat. Ze zouden absoluut een korte au-
" diëntie moeten hebben bij Commandeur Villa, minister van Binnen-
" landse Zaken, die altijd onze beschermer geweest is.
"
Ik stuur ze bij u opdat u hun de kortste weg zou wijzen om
" hun doel te bereiken. Indien u kennissen hebt bij het ministerie
" van Openbaar Onderwijs, dan vraag ik u dezelfde gunst.
"
Ik hoop dat u in goede gezondheid verkeert en terwijl ik
" tot God bid dat Hij U zou bewaren, ben ik met dankbaarheid
"
" Turijn, 20-7-79.
uw nederige dienaar
"
Priester Gio. Bosco.
De heer Villa, volksvertegenwoordiger voor Castelnuovo d'Asti, was
minister van Openbaar Onderwijs als opvolger van Depretis na de wijzi-
gingen in de samenstelling van de ministerraad. Hij kende persoonlijk Don
Bosco sinds 1859 en sinds dat jaar waren hun betrekkingen wederzijds har-
telijk en veelvuldig geweest. De twee personen, die Don Bosco gestuurd
had, moesten hem volgende aanbeveling ter hand stellen.

15.10 Page 150

▲back to top
- XIV/146 -
"
Excellentie,
"
"
Ik herinner me steeds met dankbaarheid de liefdadige steun
" die u bij verscheidene gelegenheden geschonken hebt aan de arme
" jongens van dit tehuis en dat geeft mij juist vertrouwen om
" ook in het huidige geval op u beroep te doen.
"
Een decreet van de minister van Openbaar Onderwijs, onder-
" tekend op 16 mei en meegedeeld op 23 juni van dit jaar, beval de
" sluiting van onze klassen uitsluitend omdat er in die klassen
" geen leraren zijn die een diploma hebben. Feitelijk is dat onge-
" grond daar de heer inspecteur zelf verklaard heeft dat de lijst
" met de leerkrachten-klastitularissen hem ter hand was gesteld in
" zijn kantoor op 13 november 1878.
"
Toch hebben wij ons aan het decreet gehouden en op de vast-
" gestelde tijd namelijk op 30 juni jl. werd het middelbaar onder-
" wijs stopgezet. Maar wat verbijstering bracht in ons arm insti-
" tuut, is het echte bevel dat door de prefect van onze stad gege-
" ven, namelijk dat de leerlingen zelf dadelijk uit het tehuis moe-
" ten weggezonden worden en dus op straat gezet, in de droeve ver-
" latenheid waarin ze verkeerden, eer ze bij ons werden opgenomen.
"
Ik smeek daarom Uw Excellentie, als minister van Binnen-
" landse Zaken, als verdienstelijk burger en als afgevaardigde van
" mijn streek Castelnuovo d'Asti, dienaangaande bevelen te willen
" geven, zodat deze arme jongens verder in hun huidig tehuis kunnen
" blijven, om zich bezig te houden met zaken die hen later zullen
" helpen, op een eerlijke manier hun bestaan te verzekeren. Aldus
" zal er een einde gesteld worden aan de beroering onder de jon-
" gens, de onrust van hun ouders, terwijl allen met een dankbaar
" hart samen over u de zegeningen van de hemel zullen afroepen.
"
Leraar D. Durando, directeur van onze scholen, en ridder
" Allievo, professor aan de koninklijke universiteit te Turijn,
" die zijn liefdadig werk verricht ten voordele van onze jongens,
" brengen u mijn brief en zullen verheugd zijn verdere ophelderin-
" gen te geven indien uw talrijke bezigheden u dit zouden toelaten.
"
Ik heb de hoge eer te zijn
"
uw zeer verplichte dienaar
" Turijn, 20 juli 1879.
Priester Gio. Bosco.
Voor de minister van Openbaar Onderwijs had Don Bosco een bondig
relaas van wat voorgevallen was opgesteld.
"
Excellentie,
"
"
Een ministerieel Decreet, ondertekend op 16 mei en meege-
" deeld op 23 juni van dít jaar, beval de sluiting van de middel-
" bare scholen, die sinds 35 jaar alleen uit caritatieve doeleinden
" ten voordele van de arme jongens van ons tehuis, genoemd Oratorio

16 Pages 151-160

▲back to top

16.1 Page 151

▲back to top
- XIV/147 -
" van de H. Franciscus van Sales worden open gehouden.
"
Dit decreet is gesteund op het ontbreken van wettelijke be-
" kwaamheid van de leerkrachten, wat iedere grondslag mist, daar op
" 15 november 1878 een formele lijst werd meegedeeld van de leraren
" met hun respectieve wettelijke titels, aan de heer inspecteur. Ze
" luidt als volgt:
"
5de klas van het gymnasium, leraar Celestino Durando.
"
4de " " "
"
Michele Rua.
"
3de " " "
"
Giovanni Bonetti.
"
2de " " "
"
theoloog Marco Pechenino.
"
lste " " "
"
priester Giuseppe Bertello.
"
De leraren bezitten dus de diploma's in overeenstemming
" met de Casati-Wet art. 246.
"
De wet zelf geeft een beschrijving van de motieven waardoor
" een instituut kan gesloten worden en deze zijn: zwaarwichtige sto-
" ring van de sociale orde, van de zedelijke orde, van de gezond-
" heid van de leerlingen, art. 247.
"
Geen enkel van deze motieven wordt opgegeven. Integendeel,
" bij een bezoek van de heer inspecteur verwijst hij formeel naar
" het feit dat de hygiëne, de tucht, de zedelijkheid en het nut
" niets te wensen overlaten.
"
Het decreet voegt eraan toe dat in de klas plaatsvervangers
" werden gezet, in plaats van de leraren-titularissen. Hierop kunnen
" we antwoorden dat bij zijn bezoek de heer inspecteur alles in orde
" bevond, maar noteerde dat van de vijf leraren enkel twee zich in
" hun klas bevonden. Deze gaven echter hun lessen op de uren dat ze
" daartoe mogelijkheid hadden.
"
Er bestaat geen enkele wet die verbiedt dat een leraar-ti-
" tularis zich zou laten vervangen wanneer dat nodig is, zoals dit
" algemeen in praktijk wordt gesteld.
"
Bovendien laat voornoemde wet volledige vrijheid aan de prï-
" vate instituten hun lesrooster vast te stellen zoals dit het ge-
" rieflijkst uitkomst voor de leerkrachten.
"
Om deze redenen smeekt U de ondergetekende, de verdiensten
" te willen erkennen van deze leerkrachten die hun werk volledig
" kosteloos verrichten en een grote weldaad te willen bewijzen aan
" deze arme volkskinderen, door de wettelijke gevolgen te willen
" ontnemen aan het voornoemde decreet, de jongens rustig verder in
" hun tehuis te laten en ze niet te verplichten zich een nieuwe weg
" te zoeken, zoals bevolen werd, met klaarblijkelijk het gevaar voor
" hun sociale, materiële en morele ondergang.
"
Ik heb de eer van U te zijn
"
uw zeer verplichte dienaar
" Turijn, 20-7-79.
Priester Gio. Bosco.
Op de dag van het vertrek van Don Durando en van zijn illustere
gezel naar Rome wendde een katholieke krant de Emporio Popolare zich tot
de familievaders en wees hun erop dat de sluiting van Don Bosco's scho-

16.2 Page 152

▲back to top
- XIV/148 -
len een van de ergst willekeurige daden was, gedaan uit partijhaat door
de linksen, die in 1876 aan de macht gekomen waren. Tegenover deze mon-
sterachtige plagerij liet de krant drie beschouwingen gelden. Zij die
beweerden liberalen te zijn schreeuwden luidkeels dat zij het onderwijs
voor alle klassen van de bevolking wilden maar dan verzetten ze er zich
op grove wijze tegen en geven het bevel scholen van Don Bosco, die voor
de volksklasse opgericht waren te sluiten. Het was dus niet uit liefde
voor de rechtvaardigheid, maar uit een razende en blinde nijd dat de
overheden tegen Don Bosco optraden, van wie de scholen, zoals iedereen
wist, heel wat betere resultaten gaven dan de scholen van de regering. De
minister uit Piëmonte Coppino, sloeg dan wel een zeer slecht figuur, wan-
neer hij uit haat tegen de godsdienst er niet voor teruggeschrokken was
een van de instituten te vernietigen, dat, zoals iedereen zei, een van de
mooiste glories van zijn Piëmonte was.(1)
De leraar en de professor hadden te Rome een ontmoeting die meer
bemoedigend was dan ze verwacht hadden. Toen ze zich naar het Vaticaan
begaven om Mgr. Ciccolini, geheim kamerheer en algemene bewaker van de
Arcadia te bezoeken, werden ze zonder meer door zijn toedoen tot de pau-
selijke audiëntie toegelaten. Leo XIII, die in een naburige zaal aan het
wandelen was, gewaardigde zich hen onmiddellijk te ontvangen. Hij was
weliswaar al door kardinaal Nina ingelicht over al wat te Valdocco was
voorgevallen; maar hij wou toch vernemen hoe de zaken in werkelijkheid
ervoor stonden. "Verlies geen tijd", zei hij dan aan Don Durando. "Meld
u aan bij de minister van Openbaar Onderwijs en bij de minister van Bin-
nenlandse Zaken, zoek steun bij de koning, interesseer hiervoor invloed-
rijke personen!"
Dat was ook de bedoeling van Don Bosco. Toen de Paus dat gehoord
had, was hij er tevreden over.
Door beide ministers werden ze weldra ontvangen en ook aangemoe-
digd (2), wat later ook door minister Perez schriftelijk bevestigd werd.
Op 24 juli drukte hij zich uit als volgt: "Ik antwoord u op het briefje
dat u mij op 15 juli (3) jl. gestuurd hebt en ik druk de wens uit dat uw
instituut steeds meer voorspoed zou mogen kennen in het voordeel van de
armen. Ik ben ervan overtuigd dat de jongste daad door de minister van
Openbaar Onderwijs gesteld, dat niet zal verhinderen. Trouwens, wanneer
de administratie van uw college voor de klassen van het gymnasium leer-
krachten aanstelt die een diploma bezitten, dan handelt u niet enkel in
overeenstemming met de wet, zoals de minister dat wil, maar dan hebt u
ook de degelijkheid van de studies en het nut voor uw jongens beter ver-
zekerd."
(1) Emporio Popolaro, Corriere di Torino, 20 juli 1879.
(2) Telegram van Don Durando aan Don Bosco, Rome, 22 juli 1879.
(3) Het moet een briefje van eerbiedige opwachting aan de nieuwe minister geweest zijn.

16.3 Page 153

▲back to top
- XIV/149 -
Daarom kon Don Bosco aan advocaat Aluffi het volgende schrijven:
"
Beste Heer Advocaat Aluffi,
"
"
Mijn nederige dankbetuiging voor de steun die u aan de
" personen die ik gezonden heb gegeven hebt. Deze ochtend heb ik
" een brief ontvangen van de minister van Openbaar Onderwijs die
" mij verzekert dat de gevolgen van het decreet van sluiting van
" onze scholen hebben opgehouden, maar steeds drukt op ons het be-
" vel van de prefect tot verwijdering van onze leerlingen uit ons
" instituut. Niemand kent de reden van deze maatregel. Het decreet
" heeft in wezen betrekking op het onderricht en niet op het uit-
" drijven van de jongens die in het tehuis werden opgenomen. Daar-
" om smeek ik een maatregel af van de minister, voor wie de brief
" hierbijgevoegd wordt. Ik verzoek u deze brief op de meest vei-
" lige manier te willen overhandigen.
"
Wanneer de zaak zal beëindigd zijn, zal ik u nogmaals be-
" danken.
"
Geloof me met dankbaarheid te zijn
"
uw dienaar
"
Priester Gio. Bosco.
Intussen had de inspecteur Rho een echte onvoorzichtigheid begaan
en trad in het strijdperk met de journalisten door er publiek een lans te
breken tegen het Oratorio; want een schooloverheid, die zich aldus in het
publiek blootgeeft, roept het publiek op om over zijn werk een oordeel te
vellen. Daarom begrijpen we best waarom de Unità Cattolica, bij wie hij
namens de wet geëist had een brief van hem te publiceren, geestig ver-
klaarde "dat zeer graag" te zullen doen. Zijn strijdros was nog altijd
dat het instituut van Don Bosco "een instituut voor privaat onderricht
was, en geen huis voor ouderlijk onderricht." Daar Don Bosco bij de hero-
pening van de scholen voor het jaar 1877-78 zelf rechtstreeks aan de
minister van Openbaar Onderwijs gevraagd had de machtiging te ontvangen,
minstens voor drie jaar gebruik te mogen maken van leerkrachten zonder
een regelmatig diploma, meende de inspecteur hem hierbij te kunnen be-
trappen op een klaarblijkelijke tegenspraak. Dit bewees duidelijk, zei
hij, dat hij door die aanvraag te doen zelf het privaat en helemaal niet
het ouderlijke karakter van zijn instituut erkende. 0p de tweede plaats
beschuldigde de inspecteur Don Bosco van valsheid; want, toen hij in het
nauw gedreven was, had hij een lijst gezonden van leraren die geen of
weinig onderricht gaven.(1)
(1) Unità Cattolica, 22 juli 1879.

16.4 Page 154

▲back to top
- XIV/150 -
De inspecteur werd van antwoord gediend in dezelfde krant in twee
artikels van Don Giuseppe Bertello, die de scholen van het Oratorio be-
stuurde.(1) In het eerste artikel bracht hij het bewijs bij dat het in-
stituut van Don Bosco een ouderlijk instituut was en dus niet onderworpen
was aan de wetten op de private instituten. Er was hier geen vereniging
van vaders, zoals de wet dit vergde, maar er waren ook ouderlijke insti-
tuten zonder deze vereniging van vaders en er was hier iemand die de jon-
gens in zijn huis verzamelde met vaderlijke liefde en vaderlijke bezorgd-
heid. Gedurende meer dan dertig jaar, namelijk tot 1876, had de regering
hem laten begaan zoals zijn middelen hem dat toestonden en zijn liefda-
digheid hem voorschreef. Om een privaat gymnasium te openen had Don Bosco
volgens art. 247 van de Casati-wet een schriftelijke verklaring moeten
afleggen waarin hij zijn inzicht te kennen gaf aan de inspecteur van de
provincie. Deze formaliteit werd nooit vervuld en er werd hiertegen nooit
een bezwaar ingediend. Wat een eigenaardig feit voor scholen waar "in het
geheim" onderricht werd gegeven en die men gedurende dertig jaar onge-
moeid liet begaan! Er werd opgeworpen dat Don Bosco de machtiging had
aangevraagd tijdelijk leerkrachten te mogen gebruiken die niet wettelijk
goedgekeurd waren. Ja, dat had hij gedaan maar alleen wanneer de school-
overheid hem onverwacht voor het dilemma gesteld had: of de lijst bezor-
gen van de goedgekeurde leraren of het instituut sluiten. Toen had Don
Bosco als laatste hulpmiddel gesmeekt dat men een tolerantie van drie
jaar zou toestaan en gedurende die termijn kon hij dan leraren vormen of
andere maatregelen nemen om in de toekomst van zijn jongens te voorzien.
Het tweede artikel wou de stelling verdedigen dat de inspecteur zich in
de onmogelijkheid bevond te bewijzen dat de leraren, van wie de lijst was
meegedeeld geworden, in plaats van hun ambt uit te oefenen, zich lieten
vervangen door clerici en jonge priesters, zoals hij dat beweerd had in
zijn verslag aan de schoolraad. We moeten bekennen dat op dit punt de re-
denering hachelijk werd, want het was voldoende op dit punt te antwoorden
met een provisum in primo. Hier lag de achillespees van de argumentatie
en hier alleen de hiel die aan de inspecteur een geschikte gelegenheid
bood voor een repliek.(2)
Don Bertello reageerde en ging dieper in op het grote argument,
waarover de inspecteur echter lichtjes heen gegleden was met te zeggen
dat er in dit eerste artikel niets opmerkelijks te lezen stond.
Een humoristisch blad ging aan het spotten met zijn artikel "Don
Bosco diep in de rats" en trok met enkele dwaasheden een parallel tussen
Margotti en Don Bosco, waarin men de herkomst ontdekt van de plannen die
(1) Unità Cattollica, 24 en 25 juli.
(2) idem, 31 juli. Voor het verschijnen van de repliek had Don Bertello aan de krant
een derde artikel gezonden om Don Bosco vrij te pleiten van persoonlijke beschul-
digingen door de inspecteur geuit in zijn brief aan Margotti.

16.5 Page 155

▲back to top
- XIV/151 -
aan de oorsprong lagen van deze oorlog.(1)
De schrijver van het artikel zei: "Don Bosco (steeds in verband
met de goede trouw) doet meer schade aan Italië dan honderd Margotti's.
Margotti is ten minste bekend. Hij laat zijn vlag wapperen. Hij is vrij-
moedig, hij heeft karakter. Hij is niet eens bang voor de duivel. Hij
zegt rechtuit en luidkeels: "Wij willen de Paus-Koning, weg uit Rome met
de dieven, de geëxcommuniceerden! en hij wenst dat er een andere Sixtus V
zou komen die aan de Romeinen voedsel en galgen in overvloed zou geven.
Don Bosco echter, en het schijnt me toe dat ik dit nog wel gezegd heb, is
een stilstaand water, dat tersluiks de oever ondergraaft. Ongemerkt geeft
hij onderricht in zijn brave catechismus, laat stilletjes enkele gedach-
ten insijpelen over de Paus-Koning (doch zonder hem rechtstreeks te noe-
men) en maakt sinds een jaar soldaatjes voor de paus klaar. Daarom denk
ik dat Don Bosco aan Italië meer schade doet dan de klaroenblazer Mar-
gotti, die zich door iedereen laat horen. Het is honderdmaal beter een
open tegenstander te hebben, dan iemand die zich onder een mantel ver-
bergt. Om te besluiten: in dit opzicht is de sluiting van het instituut
zeer goed en ik wou dat het voor altijd was."
Het was opportuun dat ook Don Bosco zou spreken. Hij liet zijn
stilzwijgen vallen met een brief aan de Gazzetta del Popolo door de krant
gepubliceerd in zijn nummer van 4 augustus.
"
Heer Directeur,
"
"
Meermaals en vooral in uw nummer 211 werd er in uw krant
" gesproken over de sluiting van de scholen van het tehuis, bekend
" onder de naam van Oratorio van de H. Franciscus van Sales.
"
Daar ter ere van de waarheid en in het voordeel van de arme
" jongens die er opgenomen zijn niet weinig zaken dienen rechtgezet
" te worden, verzoek ik u, uit beleefdheid, volgend waarachtig ver-
" haal van de feiten te willen inlassen.
"
Steeds werd dit huis aangezien als een liefdadigheidstehuis,
" een asiel voor arme jongens en nooit als een privaat gymnasium.
(1) Fischietto, 26 juli 1879. De toenmalige uiterst antiklerikale Gazzetta del Popolo
verdedigde in haar dagelijkse rubriek "Sacco Nero" (Zwarte Zak) de inspecteur met
getrokken zwaard. Met het doel schrik aan te jagen liet de krant zijn artikel van 30
juli aldus eindigen: "Ons verwondert echter het gerucht dat de artikels tegen de ko-
ninklijke inspecteur uit de pen zouden druppelen van een zalvende leraar van onze
eigen gymnasia en dat aan die weerstand van Don Bosco om zich te plooien naar de wet
en aan heel die grote klerikale bewapening, sommige van onze pseudo-liberalen niet
helemaal vreemd zijn. We zullen proberen die zaak op te helderen en zullen weldra op
deze aangelegenheid terugkomen. De steek ging tussen de leraren Perosino en Allievo.
Ook de zeer liberale Gazzetta Piëmontese nam de verdediging van de inspecteur op
zich en beweerde dat de scholen van Don Bosco onwettelijk waren (3 augustus).

16.6 Page 156

▲back to top
- XIV/152 -
"
Een groot aantal van hen worden opgeleid voor kunsten en
" ambachten; anderen die een wakker verstand hebben en behoren tot
" verarmde burgerlijke families volgen de cursussen in het gymnasi-
" um om zo hun roeping tot de studie niet te verliezen en om in hun
" aspiraties niet gehinderd te worden.
"
De Boncompagni-wet in 1848 en de Casati-wet in 1859 begun-
" stigden deze scholen en gedurende vijfendertig jaar hebben de ko-
" ninklijke inspecteurs en de ministers van Openbaar Onderwijs mee-
" gewerkt aan het welzijn van dit tehuis, omdat ze het aanzagen als
" een asiel voor arme kinderen, als een ouderlijk instituut, waarvan
" de overste werkelijk de rol van vader vervult volgens artikel 251,
" 252 en 253 van de Casati-wet. Men dient eveneens te noteren dat dit
" instituut van de Voorzienigheid leeft, dat de leerlingen volledig
" kosteloos onderricht ontvangen zoals ook de leerkrachten hun werk
" kosteloos doen. Nochtans wil de heer inspecteur dit tehuis onder-
" werpen aan de wetten op de private gymnasia en aldus de overste
" met zware offers verplichten gediplomeerde leraren in de klas te
" plaatsen.
"
Daar ik mijnerzijds niet aan de wet, die dit niet verlangt,
" maar aan de overheid die dit eiste voldoening wou schenken, werden
" vijf gediplomeerde leraren uitgekozen, aan wie de verschillende
" vakken door de wet gewild werden toevertrouwd. Artikel 246.
"
Dit leek aan de heer inspecteur geen voldoening te schenken,
" daar hij eiste dat de leerkrachten-titularissen zich in de klas
" zouden bevinden volgens de lesrooster die hem beviel! Dit is in
" tegenstrijd met de wetten, die aan de private gymnasia de bevoegd-
" beid overlaten de lesrooster vast te stellen die het gerieflijkst
" uitkomt voor de leerkrachten.
"
Wegens het niet naleven van deze voorgeschreven lesrooster
" en omdat sommige titularissen zich soms lieten vervangen, heeft
" de schoolraad van de provincie Turijn, na een verslag van de
" heer inspecteur voorgesteld, dat de scholen zouden gesloten worden.
"
De heer minister van Openbaar Onderwijs geloofde dat dit
" voorstel op echte feiten gesteund was en vaardigde het decreet
" van sluiting van 16 mei uit. Met de mededeling ervan wachtte hij
" tot 23 juni.
"
De wettelijkheid van deze akte zal door anderen beoordeeld
" worden. Ik zeg enkel dat dit een historische uiteenzetting is, die
" niemand kan veranderen noch anders interpreteren. In deze zaak is
" iets dat hen die de rechtvaardigheid liefhebben met bitterheid
" moet vervullen, namelijk dat de belanghebbende partij niet ge-
" hoord werd. De schoolwetten en de burgerlijke wetten in Italië en
" in het buitenland verlenen aan de persoon, die van iets beschul-
" digd wordt, het recht zijn redenen te doen gelden. Dit recht werd
" mij niet verleend en dat werd mij niet verleend tot schade van
" deze arme volkskinderen, die alle rechtschapen mensen zouden moe-
" ten beschermen en met wie ze zich zouden moeten bezig houden om
" hun toestand te verbeteren.

16.7 Page 157

▲back to top
- XIV/153 -
"
Ik heb echter de vaste hoop dat de nieuwe minister van
" Openbaar Onderwijs deze akte die zo schadelijk is voor het alge-
" meen welzijn zal verhelpen overeenkomstig de vrijheid van
" onderwijs, die de van kracht zijnde wetten toestaan.
"
Ik dank u vooraf, heer directeur, voor de tegemoetkoming,
" die ik van U hoop te verwachten en ik heb de eer met verschul-
" digde achting van u te zijn
"
de nederige dienaar
" Turijn, 2 augustus 1879.
Priester Gio. Bosco.
Professor Allievo, die steeds meer overtuigd was van het goed
recht van Don Bosco, liet, na zijn terugkomst uit Rome, een boekje druk-
ken met de titel: De Casati-wet en het privaat middelbaar onderwijs. Voor
Don Bosco was dit werkelijk het neusje van de zalm. De auteur vernoemde
hem niet, maar bracht de beste argumenten voor zijn zaak aan. Don Bosco
maakte er onmiddellijk gebruik van en stuurde de kleine publicatie aan
minister Perez met volgende brief.
"
Excellentie,
"
"
Het is u zeker bekend dat bij decreet van de heer gewezen
" minister Coppino de sluiting bevolen werd van de middelbare scho-
" len, die sedert vijfendertig jaar bestaan ten voordele van de arme
" jongens die in dit tehuis opgenomen zijn. Het decreet was onderte-
" kend op 16 mei en werd meegedeeld op 23 juni om ten uitvoer te wor-
" den gelegd op 30 juni daaropvolgend.
"
Als directeur van dit vrome instituut ben ik verplicht de
" ondergang te beletten van mijn jongens en naar middelen te zoeken
" die tot hun huidige en toekomstige voordeel kunnen strekken. Zon-
" der te gewagen over het feit dat de uitvoering van het decreet op
" zo korte tijd onmogelijk was, verzoek ik u mij toe te laten enkele
" opmerkingen te maken die naar mijn mening het decreet onwettelijk
" en zonder gevolg maken.
"
1° De provinciale Raad, zoals hij samengesteld is (Zie de
" documenten).
"
2° Heeft de belanghebbende partij niet gehoord. Elke wet-
" geving, elke rechtbank velt geen vonnis alvorens de redenen van
" de beschuldigde te hebben gehoord.
"
In ons geval had er een inspectie plaats door de heer
" inspecteur die zijn rapport opstelde en het liet toekomen aan de
" schoolraad, zonder een woord te zeggen aan de directeur van het
" tehuis die zeker ernstige zaken zou afgekeurd hebben.
"
3° Geen enkele wet van het openbaar onderwijs slaat op de
" liefdadigheidsasielen, omdat er daar noch publieke noch private
" belangen moeten beschermd worden. In dit tehuis geven de leraren
" hun onderricht kosteloos en de lessen worden aan de in het asiel
" opgenomen leerlingen gratis gegeven.

16.8 Page 158

▲back to top
- XIV/154 -
"
Ten hoogste zou men de weldadigheidsinstituten dienen te
" zien als ouderlijke instituten, waarin de overste werkelijk de
" plaats van de vader inneemt, daar hij aan de jongens logies, kle-
" ding, voeding en onderricht moet geven. Verricht die persoon niet
" werkelijk de rol van een vader? Zie daarover het bijgevoegde werk-
" je van Professor Gius. Allievo.
"
4° De wet op het openbaar onderwijs zegt in art. 356:
" "De personen die kosteloos onderricht geven in de scholen op zon-
" en feestdagen voor arme jongens, of in de lagere scholen voor vol-
" wassenenen, of in de scholen waar speciale cursussen voor ambach-
" ten gegeven worden, zijn vrijgesteld van de verplichting hun be-
" kwaamheid te doen vaststellen. "Indien de wet dit in het publiek
" toestaat, zal ze het dan ook niet toestaan voor cursussen in het
" middelbaar onderwijs die gegeven worden in de schoot van een aan-
" genomen familie zoals juist deze is waarover we het hier hebben?
" Zie artikel 252.
"
De reden van sluiting is gebaseerd op de afwezigheid van
" de wettelijke leraren op het ogenblik van het onderricht. Men
" dient te noteren dat geen enkele wet een reglement aan de private
" instituten oplegt en aldus staat het iedereen vrij de lesrooster
" vast te stellen die voor de leerkrachten het gemakkelijkst is.
" Feitelijk moeten onze leraren zich op bepaalde uren bezighouden
" met de administratie van ons vroom instituut en daarom kiezen ze
" 's ochtends of 's avonds de tijd uit waarop het hun mogelijk is
" hun lessen te geven. Dus kan noch de wijziging van de lesrooster
" noch de afwezigheid van de leraren een wettelijke titel tot slui-
" ting van een instituut zijn.
"
5° Er dient te worden aangestipt dat, toen de heer inspec-
" teur onverwacht op inspectie kwam, er slechts één enkele leraar,
" die dan nog een plaatsvervanger aangesteld had, afwezig was. Kan
" de vervanging van een leraar een wettelijke titel tot sluiting
" van een instituut zijn? Ik geloof dat niemand die mening zal vol-
" houden.
"
6° Dit instituut werd nooit aangezien als een privaat gym-
" nasium maar als een asiel voor arme jongens. Aldus oordeelden de
" inspecteurs van de middelbare scholen, aldus oordeelde de minis-
" ter van Openbaar Onderwijs zelf, gedurende meer dan 35 jaar lang.
"
Na deze uiteenzetting steunende op de hierboven vermelde
" bewijzen, op het welzijn van mijn arme jongens en op het nut van
" onze burgerlijke maatschappij zelf, smeek ik u de onwettelijkheid
" van het voornoemde decreet te willen erkennen en toe te laten dat
" dit instituut zou mogen voortgaan een bestaansmiddel na te stre-
" ven voor deze zo talrijke jongens van de arme volksklasse, die
" anders aan een droeve toekomst zouden blootgesteld zijn.
"
Wanneer u echter in uw wijsheid zou menen mijn vraag niet
" te kunnen inwilligen, dan verzoek ik u ootmoedig ze te willen
" overmaken aan de Raad van State voor advies. Vol vertrouwen in
" de openbare mening die u uitroept tot vader van de arme volkskin-

16.9 Page 159

▲back to top
- XIV/155 -
" deren heb ik de eer mij van u te mogen betuigen als
"
"
uw zeer verplichtende dienaar
"
Priester Gio. Bosco.
De polemiek in de kranten breidde zich uit. Tussen 5 en 9 augustus
bemoeiden er zich vier dagbladen mee, een daarvan tot tweemaal toe. De
Unità Cattolica van 5 augustus reproduceerde de brief van Don Bosco aan
de Gazzetta del Popolo voorafgegaan door volgende nota: "Don Bosco is de
man van de levendmakende liefdadigheid terwijl zijn vijanden de mannen
zijn van de letter die doodt. Tegen Don Bosco wordt de kreet herhaald
eens tegen Jezus Christus zelf uitgestoten: Nos legem habemus et secundum
legem debet mori. Maar de wet wordt zo verkeerd toegepast tegen Don Bos-
co, als ze toegepast werd tegen de goddelijke Zaligmaker. In ieder geval
stellen wij een einde aan deze polemiek. De man van de liefdadigheid
houdt niet van het ontbranden van geschillen." De Gazzetta del Popolo van
dezelfde dag publiceerde twee brieven van twee priesters, maar hoe ver-
schillend! Een van de brieven kwam van Don Rua met een bondige ophelde-
ring, terwijl de andere brief van een eerwaarde heer Mogini kwam. Deze
priester, een volbloed liberaal, had voor ons de verdienste het wat al te
duidelijk te zeggen, zodat hij steeds beter de batterijen van de tegen-
strevers liet ontdekken. De wettelijke kwestie was maar een voorwendsel,
de echte kant van de betwisting was van politieke aard. De liberale
priester schreef: "Don Bosco, die instituten heeft in Italië en in het
buitenland, tot zelfs in Amerika, heeft een politieke invloed die bedekt
wordt door de mantel van zijn humaniteitideeën, namelijk door de bedoe-
ling aan liefdadigheid te doen. Deze belangrijkheid bestaat in de aard
van zijn onderricht dat doordrongen is van de beginselen van de Syllabus,
zodat het voor Italië en voor de beschaving in het algemeen onheilvolle
generaties voorbereidt. Don Bosco, die het voorrecht van de alomtegen-
woordigheid schijnt te bezitten, kan men noemen de wandelende Syllabus
met honing op de lippen die hij zijn jongens met kleine dosis toedeelt,
zoals de moeders dat doen met pillen voor hun eigen kinderen. Don Bosco
bezit de kunst de liefde voor het Pausdom in te prenten en het mag gezegd
worden dat hij daarin duizend klerikale meesters waard is en duizend al-
dus genoemde katholieke journalisten met hun buitensporigheden. Wee ons
indien de honderd steden van Italië elk een Don Bosco zouden hebben! De
moeilijkheden zouden indien niet erger, tot in het onmetelijke stijgen en
bij gelegenheid zouden wij er de gevolgen van zien. Met dit alles wil ik
zeggen dat, wanneer de wet niet kan voorzien in alle kwalen van het mid-
delbaar onderwijs, ze streng dient toegepast en haar toepassing nagegaan
te worden, in instituten van dat soort en dat men, als het noodzakelijk
is, hun deuren moet sluiten." Intussen krijgen we hier de "toegepaste"
spraakleer met ultra-liberale maatstaven. Don Rua antwoordde op 6 augus-
tus op enkele vragen gesteld door de Gazzetta Piëmontese die onpartijdig
de brief publiceerde. In een brief van 7 augustus weerlegde Don Bertello
in de Unità Cattolica enkele bijkomstige beweringen die hij buiten be-
schouwing gelaten had in zijn vorig antwoord van 3 augustus aan de in-

16.10 Page 160

▲back to top
- XIV/156 -
specteur, maar voor ons bevatten deze zaken niets nieuws. Tenslotte werd
in een artikel van twee kolommen door de "Osservatore Romano" van 9
augustus, dat als titel had "Een te loyale verdediging" het geval van Don
Bosco vergeleken met dat van Pater Ferrari. In 1878 stierf de beroemde
jezuïet Secchi, astronoom en mathematicus met wereldfaam. De Italiaanse
regering had het Collegio Romano al in beslag genomen, maar had uit
schaamtegevoel de grote geleerde rustig aan het werk gelaten in een hoek-
je van het gebouw, waar het observatorium, zijn schepping en voor lange
jaren zijn zorg, zich bevond. Toen de genius loci verdwenen was, werd
zijn medebroeder en assistent Pater Ferrari, waarvoor alle mogelijke re-
denen van recht en betamelijkheid bestonden om hem op zijn post te laten,
verdreven. Zonder dit alles te onderzoeken zag de heer Coppino dat derge-
lijke willekeurige maatregel voordelig kon zijn voor de belangen van zijn
partij en zo ging hij recht op zijn doel af. Voor dezelfde sektarische
belangen had, volgens het zeggen van het orgaan van het Vaticaan, de heer
Coppino beslist over te gaan tot de "wispelturige sluiting van een uit-
nemend en verdienstelijk katholiek instituut nl. het gymnasium van Don
Bosco." Hiermee legde de krant werkelijk de vinger op de wonde.
Te midden van dit bekvechten in de pers liet zich opnieuw de stem
van Don Bosco horen in een brief aan Margotti. Het was "een brief die hem
waardig was" zei de krant; en hij liet hem ook gaarne verschijnen. "In-
dien" - voegde de redactie erbij - "men nog zou twijfelen of de scholen
van Don Bosco een ouderlijk instituut zijn, dan zal toch niemand willen
ontkennen dat hij waarlijk het hart van een vader heeft."
"
Vereerde Heer Theoloog,
"
"
De welwillendheid waarmee u zich gewaardigd hebt mij en
" mijn jongens tegemoet te treden, verplicht mij ertoe u hartelijk
" te bedanken, eveneens namens mijn begunstigde jongens. Thans
" vraag ik u een andere gunst van een andere aard betreffende het
" geschil van ons Oratorio met de heer inspecteur van de provincie
" Turijn. De wettelijke kwestie werd reeds overvloedig besproken en
" het heeft er de schijn van dat het voortaan tegen mijn persoon
" zal gaan.
"
Omdat ons instituut allen en alles nodig heeft en omdat ik
" anderzijds wens dat mijn nederig persoontje zou kunnen meewerken
" met het gezag ten bate van het algemeen welzijn, verzoek ik u
" verdere kwesties over deze zaak te willen stopzetten om plaats te
" maken voor een werkzame liefdadigheid die bij alle klassen van
" burgers dient te heersen.
"
Ik ben nochtans van mening dat het opportuun is de ver-
" gissing aan te stippen waaruit heel dit onaangename geschil voort-
" vloeit. Men beweerde dat er een privaat gymnasium aan ons tehuis
" gehecht verbonden is. Dit was nooit het geval. Indien men aan de
" inwoners van Turijn of aan hen die in ons tehuis verblijven, zou
" vragen waar zich dergelijk gymnasium bevindt, dan zou niemand dit

17 Pages 161-170

▲back to top

17.1 Page 161

▲back to top
- XIV/157 -
" kunnen aanwijzen omdat het niet bestaat.
"
Er bestaan echter kosteloze scholen, die liefdadig openge-
" houden worden voor een groep jongens van ons tehuis omdat zij
" verstandig begaafd zijn of omdat ze behoren tot verarmde fa-
" milies ontvangen zij er middelbaar onderwijs.
"
Hoewel iedere grondslag in het uitgesproken vonnis ont-
" brak en het decreet van sluiting zich niet moest uitstrekken tot
" de uitdrijving van de leerlingen heb ik nochtans, zoals in het
" verleden, niet enkel gehoorzaamd aan de wet maar ook aan het ge-
" zag. Daarom werd in overeenstemming met het ministeriële decreet,
" op de vastgestelde dag het middelbaar onderwijs geschorst en kort
" nadien werden de leerlingen naar hun ouders, vrienden of weldoe-
" ners gezonden, die hen minstens tijdelijk liefdadig opgenomen
" hebben.
"
U kunt zich, heer Theoloog, moeilijk voorstellen hoe bitter
" het voor mijn hart geweest is te zien hoe opeens de lessen voor
" ongeveer driehonderd van mijn aangenomen jongens werden stopgezet.
" Ze zijn sinds vele jaren het voorwerp van mijn onaflatende be-
" zorgdheid en van geen lichte materiële offers. Wat mij het zwaarst
" viel was, dat ik ze moest wegzenden niet zonder gevaar voor een
" onzekere toekomst.
"
Ik heb echter het volste vertrouwen dat de schooloverheid
" weldra zal erkennen in welke toestand ons instituut zich ten over-
" staan van de wet en van de burgerlijke maatschappij bevindt en mij
" zal toelaten zo vlug mogelijk mijn leerlingen terug te roepen om
" voort te gaan met hun opvoeding, waardoor ze in staat gesteld wor-
" den het leven van een rechtschapen burger te leiden en tegelijker-
" tijd op een eerlijke manier hun brood te verdienen.
"
Intussen ga ik er uit gans mijn hart mee door dit tehuis
" aan te bevelen aan de verlaten kinderen die de openbare overheden
" zinnens is naar hier te sturen om een kunst of een ambacht te le-
" ren. Ik besluit met u nogmaals mijn gevoelens van diepe dankbaar-
" heid te betuigen waarmee ik de eer heb van u te zijn
"
" Turijn 9 augustus 1879. uw zeer verplichte en nederige dienaar
"
Priester Gio. Bosco.
Op dezelfde dag, 10 augustus, schreef zonder schroom een ander li-
beraal blad van Turijn, de Risorgimento, zonder zich voor of tegen de
kwestie uit te spreken: "Het komt ook ons voor dat het summum jus een
summa injuria wordt, wanneer men staat tegenover een instituut dat niet
enkel voor de opvoeding zorgt maar ook nog een liefdadige instelling is,
die zorgt voor het brood van het lichaam en van de geest voor honderden
arme kinderen." Na het gebruikelijke voorbehoud te hebben gemaakt over
de geest die in de talrijke instituten van Don Bosco overheerste, ging
het verder: "Met dit alles kunnen we alleen maar verstomd zijn ten aan-
zien van deze mirakels van geloof en naastenliefde, die niemand, verre
van te overtreffen, niet eens kan evenaren kan." Met deze inleiding gaf

17.2 Page 162

▲back to top
- XIV/158 -
de krant aan zijn lezers de reden waarom er een uitvoerig artikel werd
ingelast; zonder te spreken over het wettelijk standpunt werd de ware
aard van het aldus omstreden tehuis bekeken, iets wat onontbeerlijk was
"om zich een juist denkbeeld te vormen over de onwettelijkheid van de
sluiting en over haar zwaarwichtige gevolgen." Na een beschrijving van
het ontstaan en van het uitbreiden van het instituut en van zijn voort-
durende betrekkingen met de regeringsgezaghebbers, werd de recente daad
van de schooloverheid vergeleken met de moord op de onschuldige kinderen
door Herodes en werd uiting gegeven aan de hoop dat het nieuwe ministerie
beter gestemd zal zijn.
De perspolemiek overschreed de Alpen. Een Parijse krant, beslist
geen femelaar, de Figaro, onderhield levendig zijn talrijke lezers over
de sluiting van de scholen van Don Bosco. In het nummer van 13 augustus
werd in een correspondentie vanuit Turijn, een voorstelling gegeven van
de twee voornaamste acteurs van het drama, Coppino en Rho, en werd bondig
de weldoende figuur van hun slachtoffer geschetst om dan de rampzalige
maatregel te bekampen en de kinderachtige ongerijmdheid ervan aan te to-
nen.(1)
Op de dag zelf waarop het nummer van de Figaro met een zo plechtig
roskammen te Turijn toekwam, was er een samenloop van omstandigheden
waarvan men geneigd zou zijn te zeggen dat het grapjes zijn van de Voor-
zienigheid om de boosaardigheid van de mensen te beschamen. De beruchte
Fischietto haalde zijn hart weer eens op met een karikatuur, waarin men
een man met een lelijke snoet gekleed zag als priester en gezeten op de
wolken. In zijn rechterhand hield hij een kaarsensnuiter en onder de arm
een dik boek en een pakje, terwijl hij over de linkerschouder een stok
had met bovenaan een tweede pakje en een plakkaat met de tekst: "Een
mooie manier om de nijverheden te beschermen. Te Turijn vervaardigde de
Wonderdoener Dominus Lignus vijanden van Italië met machines niet gepa-
tenteerd door het ministerie van Openbaar Onderwijs. Men deed hem de fa-
briek sluiten! Zullen we het misschien beleven dat hij te paard op een
wolk naar Amerika zal uitwijken en daar zijn bijkantoren zal uitbreiden!"
Laat ons de idee-fixe dat men Don Bosco uit Turijn zou zien vertrekken
voorbijgaan (2)
________________________________
(1) Abbé Paulin (in een brief van 4 augustus 1879) had reeds vanuit Auteuil aan Graaf
Cays geschreven: "Nous avons été très péniblement affectés de la guerre déloyale
qui vous est faite. Nous pensions que la France seule avait le privilège des
injustices de cette sorte, mais il paraît qu'11 y a des plagiaires de M. Jules Fer-
ry en Italie. Espérons que cette crise que traverse L’Eglise en ce moment, ne sera
pas de longue durée et qu'un bon gouvernement mettra à la porte du pouvoir ces hom-
mes, qui semblent n’être en place que pour opprimer les consciences et persécuter
les catholiques. Le triomphe des méchants n’est jamais éternel, mais en attendant
il se fait du mal, beaucoup de mal et c’est ce qui afflige toute âme honnête et
bien pensante." Toen later de overste van het eerste klooster van Annecy (brief aan
Don Bosco van 4 september 1879) vernomen had hoe Don Bosco door de regering tegen-
gewerkt werd, schreef ze hem woorden van christelijke opbeuring. Don Bosco gelastte
graaf Cays het antwoord op te stellen, dat hij dan ondertekende.
(2) Cfr. boekdeel XIII, blz. 546.

17.3 Page 163

▲back to top
- XIV/159 -
maar die kaarsensnuiter was werkelijk een ongeluk voor dit tekenwerk?
Terwijl de lezers van het humoristische krantje lachten met de vijand van
de verlichting, die zijn obscurantisme ver weg moest gaan inplanten, ver-
namen de lezers van de Baretti verschillende interessante zaken. Ze ver-
namen dat van het Oratorio zich 32 kandidaten hadden aangemeld voor het
gymnasiaal licentiaat in het koninklijk gymnasium van Monviso en dat 22
van hen het licentiaat verkregen hadden, terwijl er slechts 7 op 16 waren
geslaagd van het gymnasium. Ze vernamen dat de 22 van de "onwettelijke"
scholen de hoogste punten hadden verkregen en dat zelfs een van hen erin
geslaagd was als eerste van 82 kandidaten uit te komen, waarbij hij tien
punten meer had gekregen dan de tweede. Ze vernamen dat de negen leerlin-
gen die in een of ander vak niet geslaagd waren, dit gemakkelijk konden
goedmaken in de examensessie van oktober. Hierbij gaf de krant volgend
commentaar: "En deze gunstige uitslag werd bekomen ondanks de beroering
in de scholen door het sluitingsdecreet." Natuurlijk waren de stadskran-
ten wel zo voorzichtig over die resultaten niet te reppen.
De vakantie deed het geschil insluimeren zodat de aanvallen ophiel-
den; maar Don Bosco onderbrak zijn stappen niet om te bekomen dat het
Oratorio zou erkend worden als een ouderlijk huis en dus ontslagen zou
zijn van de verplichting zich te onderwerpen aan de eisen van de private
instituten. In september schreef hij aan de minister van Openbaar Onder-
wijs en gaf van het gymnasium van het Oratorio een beschrijving als een
providentieel asiel voor talrijke jongens met verstand begaafd maar door
de fortuin onterfd.
"
Excellentie,
"
"
De openbare mening die u uitroept tot beschermer van de
" arme volkskinderen laat me hopen dat u zult voortgaan met uw wel-
" willendheid te betuigen jegens de jongens van het tehuis genoemd
" Oratorio van de H. Franciscus van Sales. Dit tehuis geeft onder-
" dak aan 900 arme jongens, die de weg van de wetenschap en de
" deugd willen opgaan. Door de kennis van een vak zullen ze later
" hun brood kunnen verdienen.
"
Zij die een knap verstand hebben worden ertoe aangezet
" middelbare studies te volgen.
"
Gedurende 36 jaar hebben de ministers van Openbaar Onder-
" wijs en de koninklijke inspecteurs deze scholen voortdurend aan-
" gemoedigd en subsidies eraan verleend, zonder ooit wettelijke
" leerkrachten te vergen. Eerst voor dit schooljaar 1878-79 heeft
" de heer inspecteur van Turijn dit instituut aan strengere wetten
" willen onderwerpen die geen betrekking hebben op de private in-
" stituten. Aldus veroorzaakte hij storingen en geen lichte schade
" aan de leerlingen, zoals ik reeds de hoge eer had dit voor u uit-
" een te zetten.
"
Thans smeek ik u dat u het Oratorio van de H. Franciscus
" van Sales zou willen beschouwen als een weldadigheidshuis, als

17.4 Page 164

▲back to top
- XIV/160 -
" een asiel voor arme en verlaten kinderen en dat U zou toelaten
" de schrijver dezes, die de rol vervult van een vader en brood
" en alles wat nodig is voor de materiële opvoeding aanschaft,
" ook thans zelf of door anderen het onderricht mag geven dat
" nodig is om hen voor te bereiden om op een eerlijke wijze door
" het leven te gaan.
"
Het goede resultaat van de leerlingen bij de publieke
" examens en de onderscheiding waarmee velen onder hen de eerste
" plaatsen bekleden als leerkrachten zelfs in de staatsuniversi-
" teiten, leggen getuigenis af van de bekwaamheid van de meesters.
"
Intussen betuig ik u, in eigen naam en namens al de be-
" gunstigde jongens mijn diepste dankbaarheid, terwijl ik de eer
" heb van u te zijn
"
" Turijn, september 1879.
Priester Gio. Bosco.
Tegelijkertijd herhaalde hij zijn poging bij de minister van Bin-
nenlandse Zaken. Beide brieven liet hij vergezeld gaan van opportune do-
cumenten.
"
Excellentie,
"
"
Met het doel aan de jongens van dit tehuis een goed middel
" te bezorgen om met de tijd op een rechtschapen manier hun kost te
" verdienen, heb ik aan de heer minister van Openbaar Onderwijs een
" memorandum aangeboden. Daarin vraag ik dat dit instituut verder
" aangezien zou worden als een weldadigheidswerk en dat de overste
" middelbaar onderricht zou mogen geven, zoals dit sinds ongeveer
" 55 jaar gebeurd is. In 1865 wou de koninklijke inspecteur, die
" niet op de hoogte was van de zeer speciale aard van dit instituut,
" het onderwerpen aan de wetten op de private gymnasia, dus met ge-
" diplomeerde leerkrachten. Maar een verklaring van de minister van
" Binnenlandse Zaken en een andere verklaring van de burgemeester
" van Turijn, beide gericht tot de minister van Openbaar Onderwijs,
" maakten een einde aan iedere moeilijkheid.
"
Nu ik mij in juist hetzelfde geval bevind, verstout ik mij
" U te smeken een woord te zeggen in het voordeel van onze jongens
" aan de voornoemde heer minister van Openbaar Onderwijs. Mijn dank-
" baarheid en die van de jongens zal groot en onuitwisbaar zijn en
" allen zullen we tot God bidden dat Hij u mag bewaren terwijl ik
" de hoge eer heb van u te zijn
"
de zeer verplichtende opsteller van dit vertoog
" Turijn, september 1879.
Priester Gio. Bosco.
Uit Rome kwam geen nieuws en het schooljaar moest opnieuw begin-
nen. Toen deed hij nogmaals beroep op de rechtvaardigheid en op de naas-

17.5 Page 165

▲back to top
- XIV/161 -
tenliefde van minister Perez.
"
Excellentie,
"
"
Het tijdstip om de school te beginnen is nabij en ik be-
" vind mij nog steeds in de onzekerheid over wat ik doen moet ten
" voordele van de verlaten jongens die de goddelijke Voorzienig-
" heïd in dit liefdadigheidsinstituut laat belanden. Daarom smeek
" ik u nederig en met aandrang welwillend te willen luisteren naar
" deze knapen die tot u hun handen uitstrekken en uw bescherming
" vragen. Terwijl ik dan uw weldoende machtiging verwacht om middel-
" baar onderricht te geven aan de jongens die werden opgenomen in
" dit tehuis, verzoek ik u mij te veroorloven, in verband met de
" stoornis, welke wij geleden hebben, eerbiedig volgende opmerkin-
" gen te maken
"
1° dat de Casati-Wet de directeur van een privaat instituut
" niet verplicht aan het lokale gezag een lesrooster voor te stel-
" len en dat dit gezag dit niet mag vergen;
"
2° dat mijn leerkrachten les hebben gegeven en dat de wet
" aan de schoolraad niet het recht geeft het aantal lessen per jaar
" te bepalen, die nodig zijn voor het onderhouden van de wetten;
"
3° dat de inspecteur van Turijn slechts tweemaal gekomen
" is om ons Oratorio te inspecteren en logischerwijze hieruit niet
" kon afleiden dat onze gediplomeerde meesters bijna nooit les ga-
" ven. Hoewel sommigen onder hen gedurende de dag zich bezig hiel-
" den met de administratie van het instituut, zorgden ze er toch
" voor uren vrij te maken om de vereiste lessen aan de leerlingen
" te geven;
"
4° dat ik gezorgd heb voor gediplomeerde leraren, niet om-
" dat ik meende dat dit instituut een privaat gymnasium was, daar
" gedurende 35 jaar de burgerlijke, gemeentelijke en schooloverhe-
" den dit instituut steeds als een liefdadigheidsinstelling aange-
" zien hebben, maar om toe te geven aan de aandrang en de bedrei-
" gingen van de schooloverheid.
"
De rechtvaardigheid en de naastenliefde, die u uitroepen
" tot beschermer van de arme volkskinderen, laten mij hopen bevrijd
" te worden van een plagerij die tot openbare schade strekt en voor-
" al tot schade van zovele arme kinderen; want zonder dit opvoedings-
" middel lopen zij groot gevaar de slechte weg op te gaan en mis-
" schien zelfs te eindigen in de staatsgevangenissen.
"
Vol vertrouwen op uw bekende goedheid ben ik met diepe dank-
" baarheid
"
uw zeer verplichte dienaar
" Turijn, 10 oktober 18790.
Priester Gio. Bosco.

17.6 Page 166

▲back to top
- XIV/162 -
Ditmaal liet de minister van zich horen. Op 28 oktober schreef hij
hem: "Uit uw geëerd schrijven van 19 okt. dezer heb ik met genoegen ver-
nomen dat u voor de klassen van het gymnasium van uw college leraren ge-
vonden hebt met een regelmatig diploma. Hierdoor zult u zonder uitstel de
voormelde klassen opnieuw kunnen openen. Hiervoor zult u zich dienen te
wenden tot de schoolraad. Ik geef hem hiervan advies en ik betuig u ten
slotte mijn achting en eerbied enz." Zijn Excellentie wou de kool en de
geit sparen. Don Bosco begreep dat hij op dit terrein niets meer zou win-
nen dan de bevoegdheid opnieuw zijn scholen te openen als hij de diplo-
ma's aangeboden had. Hij hield zich dus aan de ministeriële onderrichtin-
gen en stuurde de lijst van zijn leerkrachten aan de inspecteur die er
twee van schrapte namelijk, Bartolomeo Fascie, student in het tweede jaar
letteren en Gallo Besso, student in het tweede jaar mathesis. Hij diende
er dus voor te zorgen dat de eerste klas van het gymnasium en het onder-
richt van de rekenkunde in alle klassen zouden toevertrouwd worden aan
leerkrachten met een regelmatig diploma. Wanneer dit gebeurd was, zou hij
aan de provinciale schoolraad voorgesteld hebben de machtiging te verle-
nen opnieuw het instituut te openen. Don Bosco voorzag hierin.
"
Geëerde Heer Inspecteur,
"
"
In de plaats van de student Bartolomeo Fascie van het twee-
" de jaar letteren, zal leraar D. Marco Pechenino zorgen voor het
" onderricht in de eerste klas van het gymnasium voor de arme kinde-
" ren van dit huis. We hebben niemand ter vervanging van de clericus
" Gallo Besso, student in het tweede jaar mathesis en daarom zal de
" cursus van rekenkunde voorlopig geschorst blijven tot wij iemand
" met een wettelijk diploma kunnen aanstellen. Dit stemt overeen met
" de wet die niet voorziet hoeveel vakken en welke vakken in private
" instituten dienen gegeven te worden.
"
Ondergetekende blijft bij zijn gedachte dat zijn instituut
" een weldadigheidsinstituut is en geen privaat gymnasium en daarom
" niet onderworpen is aan art. 246 van de Casati-Wet wat de diplo-
" ma's van de leerkrachten betreft en biedt dan de lijst van de le-
" raren met een diploma aan, enkel om toe te geven aan de lokale
" overheid terwijl hij de beslissing van de hogere overheid afwacht.
"
" Turijn 29 november 1879.
Priester Gio. Bosco.
Maar Don Bosco kon niet dulden dat het ministeriële decreet van
sluiting te allen tijde als een zwaard van Damocles boven zijn Oratorio
zou blijven hangen en daarom wou hij dat het zou herroepen worden. Om dit
effect te bekomen was de poging die hij inspande om zijn scholen offici-
eel te doen erkennen als ouderlijke scholen van essentieel belang. En zo
werd een nieuwe strijd ingezet.

17.7 Page 167

▲back to top
- XIV/163 -
In die dagen werd er in de parlementen van de voornaamste Europese
staten geduelleerd voor de vrijheid van onderwijs. Het scheen alsof er
overal een geest van reactie ontstond tegen het tirannieke monopolie van
de school, zodat de openbare mening in verschillende richtingen zich
hartstochtelijk met het probleem ging bezighouden. In Italië had het na-
tionaal katholiek congres van Modena, gehouden in de laatste week van ok-
tober het probleem aangepakt. Ir. Buffa van Turijn stelde een schema van
petitie op die men, voorzien van handtekeningen, aan beide Kamers zou
sturen om de vrijheid van onderwijs te vragen. "Als ouders," - werd erin
gezegd - "hebben wij het recht de kinderen die God ons geschonken heeft
op te voeden en te onderrichten in overeenstemming met ons geweten. Als
Italianen hebben wij het recht een generatie te laten opgroeien die voor
het vaderland niet tot schande maar tot eer en glorie zal strekken. Als
burgers bezitten wij het recht dat de schoolwetten het eerste artikel
van het statuut en het beginsel van de vrijheid van onderwijs volgen. Dit
werd uitgevaardigd door het Subalpijns parlement in 1857 en diende toe-
gepast te worden in de organieke wet van 13 november 1859; maar door een
misbruik begaan door hen die de wet dienden toe te passen, werd het mis-
kend en bleef het een dode letter." Toen in de loop van de bespreking
Buffa Don Bosco vernoemd had en gewezen had op zijn liefdadigheidsinsti-
tuten barstte er een salvo van levendig applaus los.
Minister Perez had ruime gedachten over de vrijheid van onderwijs.
Alleen al het feit dat hij Allievo uit Turijn bij zich had geroepen en
hem tot zijn particuliere secretaris gemaakt had, terwijl deze toch be-
kend was als een overtuigd en publiek verdediger van die vrijheid, is
voldoende om de strekking van de minister, trouwens ook door andere fei-
ten bewezen, te bevestigen. Maar deze richting was niet de laatste oor-
zaak van het waarom hij niet lang minister bleef.(1) Hij diende zijn ont-
slag in op 19 november en een innerlijke tweedracht ontstond in de schoot
van het hele kabinet Cairoli. Cairoli, belast met de samenstelling van
een nieuw kabinet, bood aan Perez het departement van Landbouw aan, maar
deze weigerde en stelde hem voor het dilemma: of Openbaar Onderwijs of
niets. Hij werd opgevolgd door de letterkundige Francesco De Sanctis.
Don Bosco was vastbesloten de kwestie voor de Raad van State te
brengen, waar hij zou vragen dat het decreet van Coppino nietig zou wor-
den verklaard als onwettelijk omdat het salesiaans instituut een liefda-
digheidswerk was. Daarom begon hij met het terrein goed voor te berei-
den. Vooreerst stelde hij een memorandum op in de vorm van een histo-
risch overzicht gestuurd aan de nieuwe minister van Openbaar Onderwijs
met vijf bijvoegsels van documenten die gingen van 1859 tot 1866. Daar-
______________________
(1) Cfr. Unità Cattolica, 16 december 1879, het artikel "De dwingelandij van het Onder-
wijs in Italië en opportune opmerkingen van Prof. Allievo."

17.8 Page 168

▲back to top
- XIV/164 -
in gaf hij een trouw beeld van het Oratorio van Valdocco. Opdat dan de
overheden van staat behoorlijk zouden geïnformeerd worden, liet hij zijn
geschrift in de vorm van een werkje (1) drukken, dat met of zonder het
andere voornoemde geschrift van Allievo gezonden werd aan allen voor wie
het nuttig bleek te zijn om over deze aangelegenheid ingelicht te worden.
Thans kwam het erop aan de juiste weg te kiezen om tot aan de Raad van
State te raken. Krachtens de voorschriften van de wet ontving de Raad van
State enkel beraadslagingen en documenten vanwege de ministers. Aldus
moest iedere aanvraag de hiërarchische weg volgen. In ons geval was het
nodig de petitie te overhandigen aan de president van de provinciale
schoolraad, die ze dan aan de Raad zou aanbieden. De Raad stuurde het,
samen met zijn verslag, naar de minister van Openbaar Onderwijs. Wanneer
de minister de zaak zou onderzocht hebben, zou hij het hele dossier heb-
ben overgemaakt aan de Raad van State. Maar kon Don Bosco veel vertrouwen
stellen in de schoolraad van Turijn? Zou hij niet met alle middelen ge-
tracht hebben de lakens naar zich toe te halen? Op zijn minst zou hij
door een bureaucratische vertraging proberen de zaak tot Sint-Jutmis uit
te stellen. Een andere weg, veiliger en vlugger, kon betreden worden, na-
melijk een beroep doen op de koning. De wet schonk hem dat recht en hij
maakte er gebruik van. Het is waar dat het kabinet van Zijne Majesteit de
aanvraag zal overmaken aan het algemene protocol en ze daarna zal meede-
len aan het ministerie van Openbaar Onderwijs. Dit ministerie zal zich
ook eerst tot de schoolraad van Turijn wenden om daar inlichtingen te be-
komen; maar dan was het niet meer mogelijk de aangelegenheid te laten
verzanden en ze doorgaans ook niet al te lang te laten aanslepen. Boven-
dien had Don Bosco te Rome zowel bij het ministerie als bij de Raad van
State vrienden op wie hij kon vertrouwen. Die konden een oogje in het
zeil houden, moeilijkheden opruimen en invloeden laten gelden.
Don Bosco stelde dus een beroep op de koning op, breidde hiervoor
het memorandum reeds aan de minister gestuurd nog uit en voegde er een
ruime documentatie over het geschil aan toe. Een van die voornoemde
vrienden, de heer Benedetto Viale, afkomstig van Turijn, een oud-ambte-
naar in de secretarie van de Raad van State schreef aan Don Rua over dit
beroep en was van oordeel "dat het niet beter kon opgesteld worden." Hij
droeg het dan bij een van zijn intieme vrienden, die een hoge post be-
kleedde bij het ministerie van Binnenlandse Zaken. Deze antwoordde hem
"dat het zeer goed geschreven was en dat het ministerie van Openbaar On-
derwijs in nauwe schoentjes bracht" daar dit de sluiting bevolen had.
Indien Don Bosco zijn recht niet verkreeg, dan zou hij zich zeer goed tot
het parlement kunnen wenden en zelfs de zaak voor de rechtbank brengen.
Van zijn kant gaf de heer Viale aan Don Rua de verzekering: "Twijfel er
niet aan dat ik zal waken, zal aanbevelen en aanraden er een gunstig ge-
(1) L'Oratorio di S. Francesco di Sales ospizio di beneficenza. Een uiteenzetting van
Pr. Giovanni Bosco, Turijn, Salesiaanse Drukkerij 1879.

17.9 Page 169

▲back to top
- XIV/165 -
volg aan te geven, want dit is niet meer dan rechtvaardig."(1) Ook zijn
aanvraag tot de koning werd door Don Bosco in druk gegeven.(2) Nadat hij
van de heer Viale de lijst ontvangen had van de leden van de afdeling van
de Raad van State die zich bezig hield met de zaken van openbaar onder-
wijs, stuurde hij hiervan aan elk een kopie, samen met een exemplaar van
zijn ander werkje en van het werkje van Allievo.
De petitie van Don Bosco werd door het kabinet van de koning op
11 december aan het ministerie van openbaar Onderwijs overgemaakt. Daags
voor Kerstmis bood de minister aan de Raad van State het dossier aan sa-
men met een brief van de minister waarin men de scherpe toon aanvoelt
gekruid met inlichtingen die uit Turijn waren gekomen.(3) Als verslagge-
ver werd aangeduid commandeur De Filippo, die gunstig gestemd scheen te
zijn. Wegens wijzigingen ingevoerd in de Raad van State moesten de zaken
die betrekking hadden op het Ministerie van Openbaar Onderwijs behandeld
worden door de afdeling van binnenlandse zaken en daarom moest iemand
anders als verslaggever aangeduid worden. Maar wegens aanbevelingen van
hogerhand, waaraan Viale niet vreemd geweest was, bleef De Filippo ver-
slaggever. Ook senator Siotto-Pintor was Don Bosco gunstig gezind en
bood zijn goede diensten aan bij de minister, bij de president van de
Raad van State, Cadorna, en bij de raadsleden die hij als vriend had.
"Het is klaarblijkelijk dat de wet overtreden werd" riep de wilskrachtige
man uit Sardinië uit.(4)
Maar voor de heren van Turijn was dit niet zo klaarblijkelijk.
Alsof er niets gebeurd was, wou de prefect het programma en de lesrooster
van de scholen kennen. Don Bosco antwoordde hem:
(1) Brief aan Don Rua, Rome, 19 november 1879. Viale betoonde een ijver die boven iedere
lof verheven was. Zijn gevoelens blijken wel uit volgende, woorden die hij aan Don
Bosco op 11 december schreef: "Indien u andere onderrichtingen nodig hebt, spaar me
dan niet voor heel uw talrijke familie, om het even waar, tot zelfs in Patagonië.
Mijn beloning verwacht ik van God, die mij edelmoedig zal vergoeden."
(2) Le scuole di beneficenza dell' Oratorio di S. Francesco di Sales in Torino davanti
al Consiglio di Stato, door Priester Giovanni Bosco, Turijn, salesiaanse drukkerij
1879.
(3) Bijv. Doc. 33.
(4) Brief aan Don Bosco, Cagliari, 29 december 1879. In een andere brief van 5 januari
1880 zegt hij: "Ik schrijf vandaag met aandrang aan raadsheer De Filippo van de Raad
van State opdat hij het bekende verslag zodra mogelijk zou opstellen en ik hoop dat
deze brief ons nuttig zal zijn. Zorg ervoor voor mij te blijven bidden opdat ik met
Gods genade in juni aanstaande de Mis zou kunnen horen in de kerk van de H. Francis-
cus van Sales. Ik heb rustig zijn wonderbaar leven gelezen en ik ben er, om zo te
zeggen, tot over mijn oren verliefd op geworden. In die Mis zal ik de belofte doen
me geheel te wijden aan de belangen van het instituut en ik vertrouw erop dat ik mijn
belofte niet zal breken. Indien ik iets anders zou kunnen doen, schrijf het me dan,
want bij geen enkele gelegenheid zal ik tijd noch moeite sparen." Tot slot vraagt hij
"een plaatsje in zijn goed hart" voor hem te willen bewaren.

17.10 Page 170

▲back to top
- XIV/166 -
"
Geëerde Heer Prefect,
"
"
Als eerbiedig antwoord op uw brief van 24 december 1879
" aanzie ik het als mijn plicht u te antwoorden dat de programma's
" die in onze scholen gevolgd werden niet eenvormig zijn, omdat de
" graad van onderricht dat aan de opgenomen jongens dient gegeven
" te worden, verschilt.
"
Wat de lesrooster betreft, hoewel dit niet door de wet
" voorgeschreven wordt, laat ik u graag weten dat doorgaans de les
" sen gegeven worden van 9 tot 11.30 uur 's ochtends en van 2.00
" tot 17.30 uur in de namiddag.
"
Daar onze leerkrachten echter ook een taak te vervullen
" hebben in de administratie van dit instituut, gebeurt het niet
" zelden dat die gemeenschappelijke lesrooster dient gewijzigd te
" worden. Ze krijgen echter de gelegenheid de hun toevertrouwde
" cursus te geven omdat bij ons het schooljaar duurt van 15 okto-
" ber tot 9 september.
"
Ik heb de eer te ondertekenen als
"
" Turijn, 11 januari 1880.
Priester Gio. Bosco.
En ook Don Bosco wendde zich, alsof er niets gebeurd was, tot de
minister van Binnenlandse Zaken Depretis om van hem een subsidie te be-
komen. Hij liet daarbij gelden dat hij hieraan grote behoefte had met al
die jongens opgenomen in het Oratorio waar ze moesten onderhouden worden.
De minister gelastte de prefect ermee hem te laten weten dat hij, tot
zijn spijt, hem de gevraagde subsidie niet kon verlenen, omdat in zijn
begroting geen bedragen waren uitgetrokken voor dergelijke uitgaven en
omdat de schrale beschikbare bedragen al gebruikt werden om bijstand te
verlenen aan zoveel ongelukkigen die in alle delen van het rijk hun be-
klag deden gedurende dit winterseizoen.(1)
De president van de Raad van State had een speciale commissie be-
noemd voor het onderzoek van de zaak. Ze bestond uit acht raadsleden die
op 26 februari 1880 samenkwamen. Het besluit was dat, nu de aard en het
karakter van de scholen in kwestie niet voldoende duidelijk bleek te
zijn, het advies van de commissie zou uitgesteld blijven tot op het ogen-
blik waarop ophelderingen, die dienden gevraagd te worden, zouden meege-
deeld zijn. Don Bosco, die hierover vertrouwelijk ingelicht was, stuurde
aan het ministerie volgend memorandum.
"
Op datum van 13 november 1879 heb ik u een beroep overhan-
" digd tot herroeping van het decreet van sluiting van de scholen
__________________
(1) Brief van Prefect Minghelli Valni aan Don Bosco, 7 februari 1880.

18 Pages 171-180

▲back to top

18.1 Page 171

▲back to top
- XIV/167 -
" verbonden aan het Oratorio van de H. Franciscus van Sales, waar
" asiel en een christelijke opvoeding wordt verleend aan talrijke
" arme verlaten jongens. Daar ik geen enkel antwoord op mijn ver-
" zoek ontvangen heb en ik niet weet of de zaak aan de Raad van
" State of aan het ministerie werd overgemaakt, wend ik mij tot
" u opdat u zo vriendelijk zou willen zijn mij te zeggen of mijn
" verzoekschrift in aanmerking werd genomen en of de bewijsstuk-
" ken, die de aard en het karakter van mijn weldadigheidsinstituut
" klaarblijkelijk aantonen, onderzocht werden. Ik haast mij des te
" meer hierop aan te dringen nu mij meegedeeld wordt dat te Turijn
" het gerucht gaat dat de koninklijke inspecteur voor de studies
" in deze stad zo pas opnieuw over deze zaak aan het ministerie zou
" geschreven hebben.
"
Ik wil graag geloven dat zij díe mij dit komen zeggen zich
" erg vergissen: maar indien het gerucht dat hier gaat ten nadele
" van mijn arm instituut enig fundament zou hebben, dan zou het mijn
" plicht zijn met feiten te bewijzen dat deze beweringen volledig
" in strijd zijn met de waarheid. Er wordt gezegd, indien de zaken
" die mij werden uiteengezet waar zijn, dat de koninklijke inspec-
" teur onze scholen zou voorgesteld hebben als een echt privaat gym-
" nasium waar de leerlingen mits een maandelijks kostgeld het onder-
" wijs ontvangen naargelang de klassen waartoe ze behoren. Dat is
" een grote vergissing, daar het Oratorio van de H. Franciscus en-
" kel bestemd is voor arme knapen en geen enkele opgenomen jongen
" ook maar een centiem betaalt voor dit onderricht; ook krijgt
" geen enkele van de leerkrachten ook maar de geringste wedde uit-
" betaald, zodat de jongens kosteloos de lessen krijgen en de leer-
" krachten kosteloos de lessen geven. Naar mijn mening zou deze op-
" merking voldoende zijn om de aard van het instituut aan te tonen
" en het voor te stellen als een vroom werk zoals de Raad van Sta-
" te in december van het jaar 1879 bepaald heeft. Ik zal nochtans
" zeggen dat ik als bewijs van mijn bewering verscheidene kosteloze
" aanvaardingen van jongens kan opsommen en aanhalen. Ze waren ons
" aanbevolen door verschillende oud-ministers, door de politie, en
" zelfs door prefect Minghelli Vaini enkele dagen voor het decreet
" van sluiting van onze scholen. Er zijn er weliswaar die maande-
" lijks of jaarlijks een klein bedrag aanbieden; misschien zijn er
" ook wel een honderdtal die 24 lires per maand betalen, maar hoe
" kan deze kleine hulp voldoende zijn voor het voedsel, de kledij
" en de verstellingen die voor ieder persoon gevergd worden? Dit
" kan zeker niet de aard veranderen van vroom werk ten voordele van
" de jongens die leven van de middelen die de goddelijke Voorzie-
" nigheid ons stuurt. Dit blijkt duidelijk uit het reglement van
" het instituut, waarin volgende voorwaarden voor de aanvaarding
" gevergd worden:
"
1° 12 jaar geworden en niet ouder zijn dan 18 jaar zijn.
"
2° Wees zijn van vader- en moederszijde behalve wanneer
" bijzondere beweegredenen een uitzondering zouden vergen.
"
3° Arm en verlaten zijn. Zij die iets bezitten zullen het
" meebrengen ten voordele van het instituut.

18.2 Page 172

▲back to top
- XIV/168 -
"
Op de tweede plaats zou men willen beweren dat de knapen
" die in het instituut worden opgenomen, zouden bestemd worden
" voor de geestelijke of kloosterlijke staat.
"
Om een antwoord op deze opmerking te krijgen zou het vol-
" doende zijn, behalve het Oratorio te Turijn, de tehuizen van de
" stad Lucca en van Sampierdarena te bezoeken, waar men honderden en,
" ik mag wel zeggen, duizenden jongens aantreft die kunsten en am-
" bachten aanleren en die op geen enkele manier wensen priester te
" worden. Vele van de jongens, die door ons waren opgenomen, hebben
" een min of meer schitterende loopbaan doorlopen en geen enkele is
" in de samenleving zonder behoorlijke plaats gebleven. Ondergete-
" kende heeft het zich steeds tot plicht gerekend de jongens, die
" aan zijn zorgen werden toevertrouwd, een passende betrekking te
" bezorgen wanneer ze door een tekort aan verstand, middelen of
" voldoende wilskracht niet meer wensten de studies voort te zetten
" en het instituut verlieten.
"
Ter bevestiging van wat ik beweer zou ik u duizenden jongens
" kunnen noemen, die uit de ledigheid en de ellende gehaald werden en
" op een rechtschapen wijze hun brood in de maatschappij verdienen,
" zoals ik u verschillenden van onze jongens oud-leerlingen zou kun-
" nen noemen die door hun studies schitterende plaatsen bekleden in
" de magistratuur, in het leger, in de verschillende ministeries.
" Er zijn er zelfs niet weinigen die een diploma behaalden in de
" letteren en wijsbegeerte en die met succes onderricht geven in
" verschillende steden van Italië, niet enkel in de lycea en de
" gymnasia, maar zelfs aan de koninklijke universiteiten. Het is
" echter waar dat onder het aanzienlijk groot aantal jongens som-
" mige een neiging hebben tot de priesterlijke of kloosterlijke
" staat en deze vinden in onze scholen de middelen en de hulp die
" ze nodig hebben om te kunnen beantwoorden aan de roep van God.
" Zij zijn ook onmisbaar om onderricht, bewaking en leiding te ge-
" ven aan de leerlingen van het tehuis en om de jongens in de vele
" Oratoria op zon- en feestdagen bezig te houden.
"
Wegens de zaken die ik u tot heden toe heb uiteengezet denk
" ik te mogen hopen dat u voldoende zult ingelicht zijn over de juis-
" te staat van zaken. Indien het echter nodig zou zijn, ben ik
" steeds bereid de documenten en de bewijzen te verschaffen eer het
" tot een beslissing komt. Wanneer deze enkel zou ingegeven zijn
" door verslagen die op geen enkele grond steunen, dan zou dit tot
" nadeel strekken van vele volkskinderen. Zij werden op straat op-
" geraapt op een ogenblik dat ze klaarblijkelijk een gevaar gingen
" worden voor de maatschappij en zijn thans bezig zich te beteren;
" dank zij een goede opvoeding wettigen zij de hoop dat zij eerlij-
" ke en rechtschapen burgers zullen worden, een eer voor de samen-
" leving, met de verwachting op een blijde toekomst.
"
Ik stel mijn vertrouwen op uw verlichte wijsheid en goed-
" heid en ik hoop dat u zo goed zult willen zijn mijn opmerkingen
" over te maken aan de Raad van State, opdat de hoge personalitei-
" ten, die geroepen zijn een definitief oordeel uit te spreken over

18.3 Page 173

▲back to top
- XIV/169 -
" dit pijnlijke geschil, een juiste gedachte zouden hebben over de
" echte staat van zaken in deze kwestie.
Men stelt vast dat de zaken traag vooruitgingen. Inderdaad, eerst
op 7 april stuurde inspecteur Rho aan de minister het gevraagde verslag
over de aard van het Oratorio van Don Bosco. Wanneer wij dit verslag ver-
gelijken met het hierboven aangehaalde memorandum, dan blijkt wel dat Don
Bosco heel goed vermoed had wat voor vlees hij in de kuip had en welke
gedachten zouden verwerkt worden in het verslag van de inspecteur, wan-
neer hem vanuit Rome een verslag gevraagd werd. De inspecteur beweerde
dat heel weinig leerlingen konden verkrijgen dat ze kosteloos werden op-
genomen en dat twee derde van de leerlingen, die weggingen omdat ze hun
studies onderbroken of beëindigd hadden, terug in de maatschappij kwamen
zonder enige middelen, ook niet meer geschikt waren voor handenarbeid,
die ze voorheen deden en onvoldoende onderwezen waren om in het burger-
lijke leven een loopbaan in te slaan. Voor deze beide redenen was het
Oratorio geen weldadigheidsinstituut. Thans antwoordde Don Bosco vooraf
op deze beide punten, zonder er de schijn van te hebben, in zijn memo-
randum aan de minister.
Op het ogenblik dat de inspecteur aan de minister dergelijke in-
lichtingen verschafte, bevond Don Bosco zich te Rome. Hij zal zeker zijn
best gedaan hebben maar tot 28 april weten we niets meer over de zaak. Op
die datum vergaderde de commissie voor de tweede maal. Men wou dadelijk
een advies formuleren door zich uitsluitend te baseren op het overzicht
van de minister, wat neerkwam op de inlichtingen van de inspecteur. Maar
het goede raadslid baron Celesia viel daartegen uit, nam het woord en
verzette zich door te zeggen: - "Wat nu? Gaat men een definitief vonnis
vellen zonder de belanghebbende partij te horen? We zijn hier niet in
Turkije, Mijne Heren!" - Die vrijmoedige opmerking had het gewenste uit-
werksel. De president gelastte inderdaad raadslid commandeur Gerra ermee
een advies van schorsing op te stellen, dat, wat de grond van de zaak be-
treft, op het volgende neerkwam: "Gelet op het feit dat over de inlich-
tingen verzameld en omschreven door de koninklijke inspecteur voor de
studies te Turijn in verband met de aard van het schoolinstituut in het
Oratorio van de H. Franciscus van Sales in die stad, priester Giovanni
Bosco die in beroep gaat tegen het decreet van sluiting, niet ondervraagd
werd, dat de ondervraging van priester Giovanni Bosco passend lijkt en
kan dienstig zijn bij een vollediger en zekerder onderzoek van de zaak,
dat de taak priester Giovanni Bosco te ondervragen kan gedaan worden door
de prefect van de provincie op de wijze die hij het best zal oordelen;
dat de prefect aldus alle mogelijkheden zal hebben de feitelijke elemen-
ten vast te stellen en uiteen te zetten die nodig zijn om te weten of het
instituut waarover het gaat een weldadigheidsinstituut of een onderwijs-
instituut is; of, in dit laatste geval het behoort tot de instituten
bedoeld in artikel 260 of tot deze bedoeld in artikels 251 en 252 van de
wet van 13 november 1859; dat de minister over de aldus volledige resul-

18.4 Page 174

▲back to top
- XIV/170 -
taten van het onderzoek op beslissende wijze zijn eigen advies moet ge-
ven... DE COMMISSIE is de mening toegedaan dat, alvorens zich over de
aangelegenheid uit te spreken, de zaak nader onderzocht dient te worden
in overeenstemming met de voorafgaande opmerkingen."
Intussen waren er Te Turijn verscheidene veranderingen gebeurd in
de regeringsambten. Zo had een nieuwe prefect, Casalis, de plaats inge-
nomen van de vorige prefect. Om de bevelen uit te voeren van de Raad van
State, liet hij schriftelijk aan Don Bosco vijf volgende vragen stellen:
1° Wat is de aard van het Oratorio in het algemeen en wat is, in het bij-
zonder, het doel dat hij zich stelt door de klassen van het gymnasium in
stand te houden. 2° Hoeveel jongens van het Oratorio houden zich bezig
met kunsten en ambachten, hoeveel volgden de klassen van het gymnasium en
hoeveel clerici volgen de studies van wijsbegeerte en godgeleerdheid.
3° Worden alle jongens van het Oratorio en meer in het bijzonder zij die
hun studie in het gymnasium doen, kosteloos in het instituut gehouden en
wanneer dat niet het geval is, hoeveel jongens worden er volledig koste-
loos gehouden en hoeveel worden er half kosteloos gehouden. 4° Hoeveel
leerlingen plegen zich jaarlijks aan te geven voor het examen van licen-
tiaat van het gymnasium en hoeveel leerlingen zijn er het vorige jaar in
dit examen geslaagd. 5° Hoeveel leerlingen hebben gedurende de jongste
vijf jaren de vijfde klas van het gymnasium voltooid en hoeveel onder hen
zijn er overgegaan naar de cursus van wijsbegeerte om zich daarna te wij-
den aan het priesterlijk ministerie en novice te worden in de salesiaanse
sociëteit die door hem gesticht werd. Don Bosco antwoordde hem hierop als
volgt:
"
Geachte Heer,
"
"
Ik aanzie het als mijn plicht u te antwoorden op de ver-
" schillende vragen die het u behaagd heeft mij te stellen op last
" van de minister van Openbaar Onderwijs over het Oratorio van de
" H. Franciscus van Sales.
"
De eerste vraag: Wat is de aard van het Oratorio in het al-
" gemeen en wat is in het bijzonder, het doel dat hij zich stelt
" door de klassen van het gymnasium in stand te houden.
"
Ik antwoord op het eerste deel van deze vraag.
" Een advies uitgevaardigd door de Raad van State in 1879 bepaalt
" dat het karakter van een stichting bepaald wordt door het doel dat
" het zich stelt en door de hoedanigheid van de personen tot wiens
" voordeel het bestaat. - Ziehier nu het doel dat ik mij voorstelde
" bij het stichten van het Oratorio van de H. Franciscus van Sales
" te Turijn. Ik meen dat ik er geen betere uiteenzetting kan van ge-
" ven dan met de woorden door mij voor het eerst gebruikt wanneer
" ik voor de eerste maal het reglement opstelde. Het werd meegedeeld
" aan de regeringsoverheden en gepubliceerd in het staatsblad: "Men
" ontmoet soms jongens die wees zijn en door hun ouders niet bijge-
" staan worden, omdat de ouders voor hen niet kunnen of niet willen

18.5 Page 175

▲back to top
- XIV/171 -
" zorgen. Ze hebben geen beroep en ze krijgen geen onderricht. Zij
" zijn blootgesteld aan de ergste geestelijke en lichamelijke ge-
" varen en men weet niet hoe men hun ondergang moet verhinderen,
" indien men hun geen weldadige hand toesteekt, die ze opneemt, aan
" het werk zet, tot de orde en tot de godsdienst brengt. Het huis
" van het Oratorio van de H. Franciscus van Sales stelt zich ten
" doel de jongens van deze categorie te ontvangen.
"
"Opdat een jongen zou kunnen opgenomen worden in het Huis
" genaamd: Oratorio van de H. Franciscus van Sales te Valdocco,
" zijn de volgende voorwaarden vereist:
"
1° hij moet twaalf jaar oud zijn en niet ouder zijn dan
" achttien jaar.
"
2° Hij moet wees zijn langs vaders- en moederszijde en geen
" broers of zusters noch andere verwanten hebben die voor hem kunnen
" zorgen.
"
3° Hij moet volslagen arm en verlaten zijn. Indien de ande-
" re voorwaarden vervuld zijn en de jongen iets zou bezitten, dan
" dient hij het mee te brengen naar het huis en dan zal het tot
" zijn voordeel gebruikt worden; want het zou niet rechtvaardig
" zijn, dat iemand die van zijn eigen goederen zou kunnen leven, de
" liefdadigheid van andere mensen zou genieten.
"
4° Hij dient gezond en sterk te zijn, mag geen misvorming
" hebben, noch aangetast zijn door een hinderlijke of besmettelijke
" kwaal.
"
5° Zullen bij voorkeur worden opgenomen de jongens die
" het Oratorio voor zon- en feestdagen bijwonen van Sint-Aloysius,
" van de heilige Bewaarengel en van de H. Franciscus van Sales om-
" dat dit huis speciaal bestemd is voor de arme en verlaten jongens
" die naar een van de voornoemde Oratoria komen."
"
Dit is het doel waarmee het salesiaans Oratorio geopend
" werd en omdat ik steeds dit doel trouw blijf, span ik mij in het
" te verwezenlijken met de middelen die de goddelijke Voorzienig-
" heid mij verschaft. Dit gesteld zijnde, wordt het duidelijk dat
" het salesiaans Oratorio, wat zijn aard betreft, een weldadig-
" heidsinstituut is ten voordele van de verlaten jeugd. Als zodanig
" werd het steeds erkend door de gemeenten, door de politie, door
" de prefectuur en door de ministers van de regering zelf die hon-
" derden verlaten jongens aanbevolen hebben. Als zodanig werd het
" uitgeroepen in het nationale parlement en in de senaat van het
" rijk en als zodanig, ten slotte, werd het beschouwd door de
" rechtschapen en liefdadige personen die het ter hulp kwamen door
" hun welwillendheid en hun ruime hulpmiddelen; klein begonnen,
" kon het groeien tot een duizendtal personen kon opnemen en werk-
" huizen en scholen kon stichten, waar de nuttigste uitvindingen
" van de wetenschappen en van de vakkennis aangeleerd worden aan
" de kinderen van het volk en door hen aan de burgerlijke maat-
" schappij worden meegedeeld.
"
Ter bevestiging van dit alles is er het feit dat een zeer
" groot aantal jongens, wier namen ik graag zal meedelen uit dit

18.6 Page 176

▲back to top
- XIV/172 -
" Oratorio gekomen, thans in de samenleving min of meer hoge plaat-
" sen bekleden in de lycea en in de universiteiten of in het leger
" en de openbare administratie. Het is mij een genoegen te kunnen
" bevestigen dat geen enkel van hen, die goede leerlingen van dit
" instituut waren, eruit vertrokken is zonder de nodige middelen
" om op een rechtschapen wijze zijn brood te verdienen, evenmin als
" er, bij mijn weten, niemand geweest is die in zijn betrekkingen
" met de maatschappij of met de regering zich niet een eerbaar en
" goed burger getoond heeft. Er zijn integendeel voorbeelden van
" sommige personen die in zeer ernstige omstandigheden daden van
" echte heldhaftigheid gesteld hebben.
"
Ik kom nu tot het tweede gedeelte van vraag nr. 1 en ant-
" woord hierop dat mijn speciaal doel geweest is bij het in stand
" houden van de scholen in dit Oratorio nl. een belangrijke tak
" van de opvoeding in het leven te roepen en te voldoen aan de be-
" hoeften en aan de veelvuldige en verschillende roepingen van de
" jongens die er opgenomen werden. Sommigen onder hen hebben aanleg
" voor zekere kunsten en ambachten die edeler en verhevener zijn
" (drukkunst, graveerkunst, gieterij, fotografie, plaatletterdruk)
" en ze zouden niet in staat zijn ze goed te leren en ze met vrucht
" te beoefenen, indien ze niet wat kenden van het Latijn, het
" Grieks, het Frans, aardrijkskunde, rekenkunde enz.
"
Anderen geven blijk van een heel wakker verstand en een
" speciale geschiktheid voor de wetenschappen en daarom meenden wij
" de maatschappij veel te kunnen helpen door dit bevoorrechte ver-
" stand te ontwikkelen en hen de weg van de hogere wetenschappen
" te laten opgaan. Onder hen waren er velen die met de hulp van het
" instituut of door deelneming aan de wedstrijd voor beurzen uitge-
" schreven door het college van de provincies of van andere welda-
" digheidsínstituten, zich konden laten inschrijven aan de univer-
" siteiten; hiervoor hadden zij alle diploma's door de wet vereist
" en konden bijgevolg daar hun studies doen. Op dit ogenblik geven
" ze goede bewijzen van hun talent ofwel als professoren ofwel als
" schrijvers. Enkel om kort te zijn verzwijg ik hun namen, maar ik
" ben ertoe bereid zodra het openbaar gezag mij hierom zou verzoe-
" ken.
"
Dan zijn er ook anderen, niet weinig in aantal, uit aanzien-
" lijke maar verarmde families die men moeilijk met de jongens van
" de eerste categorie kan laten samengaan, maar die naar een loop-
" baan worden gericht die beter met hun stand overeenkomt.
"
Om te beantwoorden aan de vereisten van deze twee laatste
" categorieën was ik genoodzaakt aan de scholen van dit Oratorio de
" lessen te geven zoals in een gymnasium. Zoals men merken kan, is
" dit speciale doel niet enkel in tegenstrijd met het algemene doel
" van weldadigheid, dat dit tehuis beoogt, maar het draagt zo nog
" veel meer bij tot zijn vervulling.
"
Mijn antwoord op de tweede vraag. - De jongens van het Ora-
" torio die zich toeleggen op kunsten en ambachten of op verschil-
" len de werken van het instituut zijn ten getale van 510. Zij die

18.7 Page 177

▲back to top
- XIV/173 -
" de klassen volgen van het gymnasium zijn, zoals blijkt uit de lijst
" reeds meegedeeld aan de heer inspecteur, ten getale van
" ongeveer 300. Het is wellicht overbodig te noteren dat dit aan-
" tal altijd wat schommelt, omdat er iedere week jongens zijn die
" om verschillende redenen uit het instituut vertrekken en andere
" binnenkomen. In de herfst en in de winter, wegens redenen die
" men gemakkelijk begrijpen kan, is het aantal van de jongens aan
" wie asiel verleend wordt groter, terwijl het in de zomer vermin-
" dert.
"
Wat de clerici betreft dient men op twee zaken te letten:
" 1° dat in het Oratorio geen geregelde cursus van wijsbegeerte be-
" staat, maar dat aan de jongens die hun bezigheid hebben als assis-
" tent of bij een ander werk in het instituut en die het inzicht
" hebben priester te worden, onderwijs gegeven wordt op de uren en
" op de manier waarin de toestand van dit instituut dit toelaat;
" want het is noodzakelijk goed assistentie te verlenen in de werk-
" huizen, op de slaapzalen, enz., catechismusles te geven aan de
" kinderen, avondschool te geven in letterkunde, in vocale en in-
" strumentale muziek en andere dergelijke taken te vervullen, die
" nodig zijn voor het instituut en ook voor de roeping van de cle-
" rici. 2° dat niet alle clerici, die op dit ogenblik in het Orato-
" rio of in andere instituten van Don Bosco verblijven, uit de
" scholen van het Oratorio van Turijn zijn gekomen. De meeste van
" hen waren leerlingen in andere colleges of seminaries. Ze wensten
" bij Don Bosco aan te sluiten bij de verschillende weldadigheids-
" werken die hij in handen heeft en hebben zich onder zijn gehoor-
" zaamheid gesteld. Dit blijkt duidelijk uit volgende tabel, waar-
" mee op deze vraag geantwoord wordt.
"
Clerici, die, in de zin hier uiteengezet de studies van
" wijsbegeerte volgen in het salesiaans Oratorio zijn ten getale
" van vijfentwintig. Van hen deden er zeventien hun gymnasium in an-
" dere instituten terwijl er slechts acht leerlingen van het Orato-
" rio waren. Er zijn twaalf studenten in de godgeleerdheid van wie
" er vijf uit andere instituten komen.
"
We komen nu tot de 3de vraag. Een artikel van het reglement
" van dit instituut zegt: "Indien een postulant iets bezit, zal hij
" het met zich meebrengen wanneer híj in de instelling binnentreedt
" en het zal tot zijn voordeel worden gebruikt, omdat het niet
" rechtvaardig is dat hij, die zich niet in een volstrekt behoefti-
" ge toestand bevindt, van de liefdadigheid leeft."
"
Krachten dit artikel komt het voor dat niet allen aan wie
" asiel verleend werd in het salesiaans Oratorio er kosteloos ver-
" blijven. Sommigen betalen een klein maandelijks of jaarlijks kost-
" geld volgens hun mogelijkheden of de mogelijkheden van hun ver-
" wanten. Dit neemt nochtans niet weg dat, rekening gehouden met de
" hoedanigheid van de personen die in dit Oratorio worden opgenomen,
" de meeste uitgaven ten laste van het instituut blijven, zoals
" blijkt uit volgende tabel:
"
Opgenomen jongens: 810 - Kosteloze plaatsen: 450.
"
Leerlingen die kosteloos in het instituut worden gehouden

18.8 Page 178

▲back to top
- XIV/174 -
" zijn ten getale van honderdzes (106). Een op honderd betaalt het
" kostgeld van 24 lires per maand. De andere betalen vijf, acht of
" tien lires enz. Wanneer men rekening houdt met de plaatsen die
" kosteloos worden bezet en van de vele bedragen die niet eisbaar
" blijken te zijn, kan men vaststellen dat het gemiddelde kostgeld
" van de leerlingen ongeveer per kop zes lires maandelijks bedraagt.
" Zoals iedereen weet is dit op verre na niet voldoende om in het
" voedsel te voorzien; aldus is het onderricht volledig kosteloos
" voor de leerlingen aan wie het gegeven wordt en volledig gratis
" voor hen die het geven. Onder de talrijke personen die nodig zijn
" voor het onderricht, de assistentie en andere ambten in het in-
" stituut is er niet één, die ook maar één cent wedde ontvangt.
" Ter aanvulling van deze vraag geloof ik dat het nodig is te no-
" teren dat Don Bosco nog andere opvoedingsinstituten in verschil-
" lende streken van Italië heeft. Omdat ze ingericht zijn voor
" middelmatig welgestelde volksklassen wordt het gewone kostgeld
" van 24 lires per maand en zelfs meer betaald en wordt het onder-
" wijs gegeven door leraren die een wettelijk diploma hebben. Deze
" instituten mag men natuurlijk niet verwarren, zoals sommigen ge-
" daan hebben met het Oratorio van Turijn, dat volledig hiervan
" verschilt door zijn aard en door zijn toestand.
"
Antwoord op de 4de vraag. De leerlingen van het Oratorio,
" hierboven vermeld, die zich jaarlijks plegen aan te geven voor
" het examen van het licentiaat van het gymnasium, zijn gemiddeld
" ten getale van twintig. Verleden jaar hebben er zich 31 aangemeld
" en 26 zijn in het examen geslaagd. Verscheidene van hen kregen
" de meeste punten in het koninklijke gymnasium Monviso te Turijn
" en een van hen werd de eerste met tien punten meer dan al de
" andere. Hij verkreeg dan ook een eregetuigschrift.
"
Wat de 5de vraag betreft acht ik het nodig te noteren dat
" er onder ons geen enkele broederschap bestaat maar enkel een vro-
" me vereniging van de H. Franciscus van Sales genaamd, die tot doel
" heeft zich bezig te houden met de opvoeding van de jeugd, die bij-
" zonder arm en verlaten is. De schrijver van dit vertoog en allen
" die tot deze vereniging behoren zijn vrije burgers die in alles
" van de wetten van de staat afhankelijk zijn. De leerlingen die in
" de loop van de laatste vijf jaar de vijfde klas van het Gymnasium
" in dit Oratorio beëindigden waren ten getale van 210. Zij die in
" het instituut naar de hogere studies zijn overgegaan om zich te
" wijden aan het priesterlijk ministerie en novice te worden in de
" vrome sociëteit van de H. Franciscus van Sales zijn 31 in aantal.
"
Het schijnt niet tot blaam van het instituut te strekken
" dat verscheidene onder zijn leerlingen zich spontaan bij Don Bos-
" co aansluiten om aan anderen de weldaden te bewijzen die ze zelf
" ontvangen hebben; maar tevens blijkt uit deze vergelijking dat het
" verkeerd zou zijn te geloven dat de scholen van het Oratorio spe-
" speciaal in het voordeel van de vrome salesiaanse vereniging wor-
" den opengehouden.

18.9 Page 179

▲back to top
- XIV/175 -
"
Hiermee geloof ik, voor zover mij dat mogelijk was, geant-
" woord te hebben op de vijf vragen die mij door U gesteld werden
" en ik blijf steeds bereid elke andere verklaring te geven, wan-
" neer mij dat gevraagd wordt. Tegelijkertijd echter verstout ik
" mij aan de Raad van State te vragen, dat ongeacht de beslissing
" getroffen aangaande de eerste vraag van mijn beroep, hij uit-
" spraak zou willen doen bij middel van een uitdrukkelijk advies
" betreffende mijn tweede vraag die betrekking heeft op de wette-
" lijkheid van het ministerieel decreet krachtens hetwelk de scho-
" len van het salesiaans Oratorio gesloten werden.
"
In ieder geval is het mijn inzicht dit vrome instituut on-
" der de welwillende bescherming te stellen van u, van wie ik
" steeds met de grootste verering zijn zal
"
"
de zeer verplichte dienaar
" Turijn 7juli 1880.
Priester Gio. Bosco.
De eersten aan wie hij een kopie stuurde van deze uiteenzetting
zegden hem er alle goeds over. Aan de heer Viale scheen het toe dat het
geschrift categoriek en zegevierend een antwoord gaf op alle gestelde
vragen en dat men niet meer kon twijfelen aan het uitnemend weldadig ka-
rakter van het Oratorio. Hij voegde eraan toe; "Behalve de goede argu-
menten in het voordeel van de zaak aangehaald, mag nog worden vermeld
als een waardige tegenhanger de gematigdheid en de edele taal. In alles
voelt men de geest van waarheid en van een zuiver geweten dat noch zich
zelf, noch anderen kan beliegen." Daarna drukte hij de wens uit dat de
prefect het antwoord, zoals het gesteld was, zou overmaken aan de minis-
ter en dat de minister nu overtuigd zou zijn van de rechtvaardigheid van
de zaak en de begane vergissingen zou herstellen.(1) Ook baron Celesia
las het antwoord en schreef aan Don Bosco: "Op doorreis in deze stad
werd mij uw kostbare brief van 17 juli ter hand gesteld, met als bijlage
een kopie van de opmerkingen. Ik dank u omdat u mij hiervan mededeling
gedaan hebt en ik hoop dat de zaken zullen opgehelderd worden ten voorde-
le van de weldadigheid en van de opvoeding waarvoor u zich zo toewijdt.
Het spijt me dat ik u niet persoonlijk kan komen begroeten maar verzoek
u mijn gevoelens van hoge achting te willen aanvaarden enz. enz."(2).
Maar het interesseert ons op de eerste plaats de mening van de prefect
te kennen. Toen hij ontvangst meldde van de brief (3) drukte hij zich
aldus uit: "Ik heb gezien hoe u uw instituut verdedigt. Wat mij betreft
ben ik reeds overtuigd en ik hoop dat ook de anderen overtuigd zullen
zijn." Het waren goede woorden, waarvan men echter diende af te wachten
(1) Brief aan Don Bosco, Rome, 27 juli 1880.
(2) Brief Turijn, 24 juli 1880.
(3) Brief, Turijn 15 juli 1880.

18.10 Page 180

▲back to top
- XIV/176 -
of ze door de feiten zouden worden in het licht gesteld en bevestigd.
Maar intussen bezat Don Bosco reeds een element waaruit hij het humeur
kon afleiden van de man met wie hij te maken had en van wie de hele uit-
slag van het geschil afhing. Wij weten dat Don Bosco de geschenken, die
hij van vrienden uit sympathie ontving, placht weg te schenken aan wel-
doeners of aan de overheden. Men had hem een levend haasje gegeven en
hij dacht er goed aan te doen dit aan te bieden aan de nieuwe prefect
misschien om hem geluk te wensen bij zijn benoeming. In dezelfde brief
waarin hij ontvangst meldt van antwoord op de vragen, dankte hij Don
Bosco op een enigszins eigenaardige manier: "Ik dank u voor de hazemoer.
Ik heb voor haar een toekomst bereid die mij, u en Hem die haar gescha-
pen heeft, waardig is, en ik heb haar de vrijheid gegeven."
Het schijnt ongelooflijk te zijn maar prefect Casalis treuzelde zo
lang met het overmaken van de verklaringen hem door Don Bosco op 7 juli
1881 het dossier via de minister tot bij de Raad van State raakte. Die
vertraging maakte het de nieuwe inspecteur, commandeur Denicotti, moge-
lijk de kwestie voor eigen rekening te onderzoeken; maar de prefect deed
niets anders dan een samenvatting te geven van zijn ongunstige opmerkin-
gen waaruit hij besloot dat het decreet van sluiting niet kon herroepen
worden tenzij Don Bosco zich bereid verklaarde, zoals ieder ander burger,
de voorschriften van de wet na te leven. De president van de afdeling,
die in de Raad van State de zaken in verband met het ministerie van Bin-
nenlandse Zaken behandelde benoemde een speciale commissie van negen
leden voor het nieuw onderzoek van het beroep. Don Bosco, die hiervan
heimelijk gewaarschuwd werd, liet met grote haast de brief van de prefect
met de vijf vragen en het antwoord dat hij hierop gegeven had, drukken en
liet ze voorafgaan met volgend adres:
"
Geachte Heer,
"
"
Tengevolge van het beroep door mij ingediend bij Zijne Ma-
" jesteit tegen het ministeriële decreet van sluiting van het op-
" voedingsinstituut voor jongens gevestigd te Turijn in het Ora-
" torio genaamd H. Franciscus van Sales, werden mij door het mi-
" nisterie van Binnenlandse Zaken volgende vragen ter opheldering
" gesteld over de aard van het instituut. Hierop heb ik zonder
" dralen een antwoord gestuurd in juli van verleden jaar, ant-
" woord waarvan ik hierbij een kopie voeg.
"
Daarom denk ik dat het opportuun is bondig aan het volgen
" de te herinneren (zoals blijkt uit de documenten die reeds aan
" de Raad van State werden aangeboden):
"
1° dat het instituut dient aangezien te worden als een
" waarachtig ouderlijk instituut en als een weldadigheidsinstituut.
"
2° gesteld maar niet toegegeven zijnde, dat het een pri-
" vaat instituut zou zijn, en dus onderworpen aan de geldende wet,
" kon het toch niet gesloten worden; want de leraren, van wie de

19 Pages 181-190

▲back to top

19.1 Page 181

▲back to top
- XIV/177 -
" lijst als zijnde leraren met wettelijke diploma's meegedeeld werd,
" gaven zelf effectief onderricht en lieten zich enkel in geval van
" noodzaak vervangen. Het is dus een feitelijke vergissing dat de
" klassen zouden toevertrouwd zijn aan andere leerkrachten zonder
" wettelijke bekwaamheid.
"
3° dat heel het verleden in het voordeel getuigt van hem
" die in hoger beroep ging. De vroegere schooloverheden hebben hem
" nooit een lijst gevraagd van gediplomeerde leraren; hij heeft ze
" alleen gestuurd wanneer ze hem gevraagd werd, terwijl hij in zijn
" voordeel artikels 251 en 252 van de wet inriep. En eerst dan werd
" de aard van zijn instituut betwist.
"
Daar mijn beroep dient onderworpen te worden aan het onder-
" zoek van de Raad van State houd ik eraan u een kopie te bezorgen
" zowel van de vragen als van mijn antwoorden ingeval dit enig nut
" zou kunnen hebben voor een betere kennis van de zaak.
"
" Turijn 2 juli 1881.
de nederige opsteller van het beroep
"
Priester Gio. Bosco.
Zonder te laten doorschemeren dat hij de inhoud kende van het ver-
slag van de prefect en de namen van de leden van de commissie, stuurde
hij hun het drukwerk en ook aan andere leden van de Raad van State. Don
Bosco wist heel goed dat de documenten gevoegd bij officiële stukken
weinig gelezen en nog minder onderzocht worden en dat meestal in derge-
lijke commissies de verslaggevers gelijk geven aan de regering en de le-
den van de commissie aan de verslaggevers. Wanneer hij echter aan de af-
zonderlijke leden van de commissie de tekst bezorgde van deze twee brie-
ven, dan stelde hij ze in staat zich bondig in te lichten en op de ver-
gadering het woord te nemen. Ze konden dan de argumenten van de verslag-
gever weerleggen en weten hoe ze dienden te stemmen.
Alles scheen geschikt te zijn om de bijeenkomst te houden tegen het
midden van juli. Integendeel, ze werd uitgesteld tot november omdat het
merendeel van de leden van de commissie met vakantie waren gegaan. De
bijeenkomst had dan op 29 november plaats. De zaak van Don Bosco haalde
het niet vooral door de boosaardige insinuaties van Abignente. Twee leden
van de commissie namen zijn verdediging op en baron Celesia streed met
getrokken zwaard voor hem, maar alles was nutteloos.(1) Het advies luid-
de, na een lange reeks van gelet op en aangezien dat, dat het ministeri-
eel decreet Don Bosco niet belette zijn scholen opnieuw te openen, als
hij zich aan de wet hield. Het eindigde met te zeggen dat het beroep te-
gen het decreet van sluiting niet kon aanvaard worden. Op 22 december on-
dertekende de koning het decreet tot verwerping van het beroep en aldus
(1) Brief van Don Dalmazzo aan Don Bosco, Rome, 29 november 1881.

19.2 Page 182

▲back to top
- XIV/178 -
eindigde deze moeizame betwisting.
Maar de mannen, die de betwisting hadden opgerakeld, hadden geen
geluk. Coppino trad bijna dadelijk uit het ministerie. Minghelli Vaini,
prefect van eerste klas te Turijn werd verplaatst als prefect van derde
klas naar Catania, daarna naar Lecce en dan op rust gesteld. Nicomede
Bianchi, die de hele zaak gemanoeuvreerd had werd eenvoudig uit zijn ambt
ontzet. Provisor Rho die zo bang was naar Sicilië te gaan, ontving in
1880 het bevel zich naar zijn residentie van Palermo te begeven. Hij
smeekte, ging niet en werd weldra uit zijn ambt geschorst zonder uitbe-
taling van wedde, zodat hij, als gek geworden, zich terugtrok in zijn
geboortedorpje. Zijn broer priester, werd door een beroerte getroffen en
bleef lange tijd op zijn bed gekluisterd. Om deze droevige geschiedenis
te sluiten zullen we er aan toevoegen dat gedurende deze plagerijen een
zekere professor Castelli zich bij Don Bosco aanmeldde met voorstellen
en documenten die de arme inspecteur door de modder zouden gesleurd heb-
ben; maar Don Bosco verachte dergelijke middelen en zei dat ze een Chris-
ten mens onwaardig waren. Persoonlijk had de heer Rho, ook wanneer hij
deze daden beging, geen klachten geuit over Don Bosco. Na zijn dood her-
innerde hij "aan de vurige christelijke naastenliefde waarmee hij be-
zield was geweest" en hield eraan te zeggen dat "hij een oude vriend was
geweest van die man aan wie ons land en de hele christelijke wereld eeu-
wige dank verschuldigd waren."(1)
Om de waarheid te zeggen was inspecteur Rho niet aan zijn proef-
stuk. Niet enkel had hij al geweigerd het karakter van "bisschoppelijk"
te erkennen aan het kleinseminarie van Borgo San Martino, dat dit van
Mirabello verving, maar hij had ook geprobeerd de gelijkstelling te ont-
trekken aan het college van de barnabieten te Moncalieri. Kortom, Rho,
of het nu zwakheid of vooropgezette wil was, stond in dienst van de kliek
die de vrijheid van onderwijs bekampte om de school en de natie te ont-
christelijken. De minister van Openbaar Onderwijs, Ruggero Bonghi, had in
1875 in volle Kamer verklaard dat er geen hoop bestond de morele regene-
ratie en restauratie van Italië te voltooien, zolang de invloed van de
clerus op de opvoeding en het onderricht van de jeugd niet geweerd was.
Zo ver gingen dus de strenge maatregelen waarmee men per fas et nefas de
instelling van de ouderlijke scholen, die zo overeenstemden met de wet
van 13 november 1859, wou dwarsbomen. Bonghi zelf matigde zich in januari
1875 in een omzendbrief het recht aan, deze wet te interpreteren, te ver-
minken en op zijn manier toe te passen. De schoolraden en de Raad van
State maakten gebruik van de theorieën en afleidingen van Bonghi om de
bevoegdheid te ontkennen ouderlijke scholen te openen, onder voorwendsel
dat de geest van de wet niet toestond tot honderd het aantal van ver-
scheidene familievaders op te voeren en samen hun kinderen onder hun
(1) Brief aan Don Piccolo, zijn dorpsgenoot, Pecetto 1889.

19.3 Page 183

▲back to top
- XIV/179 -
eigen bewaking gemeenschappelijk te laten onderwijzen en opvoeden en dat
het eveneens strijdig was met de wet dat de familievaders aan anderen hun
recht en hun gezag op dergelijke scholen zouden afvaardigen.(1) Tot el-
ke prijs wou men het bestaan onmogelijk maken van een school, een col-
lege, een kostschool die niet openstond voor het officiële atheïsme dat
men placht te laten doorgaan onder het schijnbaar niet hatelijke mom van
het zo genoemde laïcisme.
Met dit precieze doel voor ogen maakte de vrijmetselarij die steeds
de scepter zwaaide in het ministerie van Openbaar Onderwijs zich onge-
merkt meester van de nog altijd geldende Casati-wet. In de ministeriële
decreten nam de willekeur de plaats in nu eens van de letter, dan weer
van de geest van de wet. Het betoog van de eerste de beste Carneade was
zelfs voldoende voor de minister van Openbaar Onderwijs om met geweld op
te leggen wat de wet niet oplegde en om hierin hardnekkig stand te houden
tegen alles en allen in. Wanneer het dan tot een geding kwam en dit aan
de Raad van State werd voorgelegd, dan gaf deze gelijk aan de minister en
ongelijk aan wie volledig in regel was met de wet.
Don Bosco die duidelijk en zeer vroeg inzag welke de geheime be-
doelingen van de sektariërs waren en die zonder veel gerucht een dam wou
opwerpen tegen het doorbreken van het kwaad, was ook een van de eersten
om de gevolgen te ondervinden van het tirannieke staatsmonopolie inzake
de regeling van het onderwijs.
(1) Cfr. L'Opinione, nr. 224 van 18 augustus 1875.

19.4 Page 184

▲back to top
- XIV/180 -
H O O F D S T U K VIII.
HET EERSTE DRIEJAARLIJKS VERSLAG AAN DE HEILIGE STOEL OVER
DE TOESTAND VAN DE CONGREGATIE.
Deze en andere niet minder erge vervelende aangelegenheden waar-
over wij in de volgende hoofdstukken zullen spreken, zouden zeker iemand
die niet de heilige onverstoorbaarheid van Don Bosco bezat, het hoofd
hebben doen verliezen. Ook moest hij eraan denken zich uit een onpretti-
ge toestand te redden waarin hij zich onverwachts bevond tegenover de
Heilige Stoel wegens een daad van zijn ambt als Algemeen Overste.
In maart 1879, toen hij te Rome was, had hij een verslag opgemaakt
van de morele en materiële toestand van de salesiaanse sociëteit. Hij
liet het drukken en aan de Heilige Stoel overhandigen terwijl hij er
eveneens een kopie van stuurde aan de directeurs van de huizen. Ziehier
welke voorstelling hij ervan deed: "De constituties van onze sociëteit
schrijven in hoofdstuk VI voor dat er om de drie jaar aan de Heilige
Stoel een verslag moet worden uitgebracht aangaande de materiële en more-
le toestand en de vooruitgang van onze sociëteit. In het verleden werd
dat enkel bij benadering gedaan, omdat de opening van nieuwe huizen en de
wijzigingen waaraan de ontluikende congregatie zich diende aan te passen
wegens de speciale omstandigheden van tijd en plaats, verhinderd hebben
een volledige en juiste uiteenzetting te geven zoals dat moest gebeuren.
De Algemeen Overste van deze congregatie verlangt in alles zijn verschul-
digde eerbied aan de Heilige Stoel te betuigen, met volle vertrouwen op-
merkingen en raadgevingen te zullen ontvangen die kunnen bijdragen tot
Gods meerdere glorie. Daarom vervult hij nu deze plicht door nederig een
uiteenzetting te geven over de toestand waarin deze vrome Sociëteit zich
bevindt in de verschillende landen waar zij haar heilig ministerie uit-
oefent of deelneemt aan de wetenschappelijke of vakkundige opvoeding van
de jeugd." Dan volgt een glasheldere historische samenvatting van de oor-
sprong en van de ontwikkelingsfasen van de vrome sociëteit van 1841 tot
1879 met een bondige gedachte over haar regime. Don Bosco schrijft:
(1) Esposizione alla S.Sede dello stato morale e materiale delle Pia Società di S.
Francesco di Sales nel marzo del 1879. San Pier d'Arena, salesiaanse drukkerij, 1879.

19.5 Page 185

▲back to top
- XIV/181 -
"
In 1841 deed onze congregatie niets meer dan catechismusles-
" sen geven en recreatietuinen inrichten voor zon- en feestdagen.
" Hieraan werd in 1846 een tehuis verbonden voor arme vakleerlingen
" en ontstond er aldus een privaat instituut in de zin van een grote
" familie. Verscheidene priesters en talrijke heren verleenden hun
" hulp als buiten de congregatie staande medewerkers aan deze vrome
" onderneming. In 1852 keurde de aartsbisschop van Turijn het insti-
" tuut goed en verleende uit eigen beweging alle nodige en opportune
" bevoegdheden aan priester Giovanni Bosco die hij overste maakte en
" tot hoofd aanstelde van het werk van de Oratoria. In 1858 raadde
" Pius IX, zaliger gedachtenis, priester Bosco aan een vrome socië-
" teit op te richten met het doel de geest van het werk van de Ora-
" torio’s te bewaren. Hij zelf stelde er welwillend de constituties
" van op, die in de praktijk herleid werden tot het leven in gemeen-
" schap, zoals gebruikelijk is in een kerkelijke congregatie met
" eenvoudige geloften.
"
Na zes jaar loofde en beval de Heilige Stoel met passend
" decreet het Instituut aan, evenals zijn constituties en stelde
" de overste aan.
"
In 1870 werd het instituut met zijn constituties definitief
" goedgekeurd met de bevoegdheid de dimissiorialen af te leveren aan
" de salesiaanse clerici die in de huizen van de congregatie waren
" gekomen voor hun 14 jaar.
"
In 1874 werden de constituties, artikel na artikel, defini-
" tief goedgekeurd met de bevoegdheid zonder onderscheid de dimisso-
" rialen ad decennium uit te reiken. Sindsdien verrijkt de Heilige
" Stoel op verschillende tijdstippen onze vrome sociëteit met de
" privileges die voor een kloostercongregatie met eenvoudige gelof-
" ten het meest nodig zijn. Intussen werden verschillende huizen
" gesticht naargelang de goddelijke Voorzienigheid ons daartoe de
" geschikte gelegenheid en de middelen schonk. Wanneer deze in zeer
" aanzienlijk aantal aangroeiden, werden ze ingedeeld in inspecties
" en provincies.
"
De medebroeders verdeeld over de verschillende huizen van
" de congregatie hangen af van de directeur van de respectieve ge-
" meenschap. De directeurs zijn ondergeschikt aan een inspecteur
" die onder zich een bepaald aantal huizen heeft die zijn inspectie
" of provincie vormen. De inspecteurs zijn onderworpen aan de Alge-
" meen Overste. Deze bestuurt met zijn hoofdkapittel de hele con-
" gregatie, die rechtstreeks en volstrekt van de Heilige Stoel af-
" hankelijk is.
"
Ofschoon onze congregatie als doel heeft zich op bijzondere
" wijze bezig te houden met de in gevaar verkerende jeugd, helpen
" haar leden graag de parochies en de liefdadigheidsinstituten en
" gaan er preken bij gelegenheid van triduüms, novenen, retraites
" en missies, celebreren er de H. Mis en horen biecht voor de gelo-
" vigen. Bovendien houden ze zich bezig met het opstellen, het pu-
" bliceren en het verspreiden van goede boeken, waarvan ze er ieder
" jaar meer dan een miljoen aan de man brengen.

19.6 Page 186

▲back to top
- XIV/182 -
Het memorandum eindigt met een kort verslag over de morele toe-
stand waarbij vooral dienen genoteerd te worden, ook wegens de manier
waarop ze uitgedrukt zijn, twee toespelingen, de ene over de betrekkin-
gen met de ordinarius van Turijn en de andere over de oude kwestie van de
privileges. Wij geven hier die passage.
"
Na de materiële toestand en aangroei uiteengezet te hebben
" die de goddelijke goedheid aan de nederige salesïaanse congrega-
" tie verleend heeft, geven wij hier in het kort de morele toestand
" waarin ze zich bevindt.
"
1. Het onderhouden van de constituties wordt, God zij dank,
" in alle huizen gehandhaafd en tot heden toe heeft geen enkel sa-
" lesiaan door lichtzinnigheid, enige ergernis gegeven. Het werk
" gaat boven de krachten en het aantal van de enkelingen, maar nie-
" mand is er bang voor en naar het schijnt is de vermoeidheid een
" tweede voedsel na het materiële voedsel. Het is juist dat sommi-
" gen de slachtoffers van hun ijver werden, zowel in Europa als in
" de buitenlandse missies maar dat had enkel als gevolg de ijver
" voor het werk te doen aangroeien bij de andere salesïaanse kloos-
" terlingen. Er is echter in voorzien dat niemand boven zijn krach-
" ten tot schade van zijn gezondheid zou werken.
"
2. De aanvragen om salesiaan te worden zijn zeer talrijk;
" maar het werd bewezen dat velen roeping hebben tot andere kloos-
" terorden of tot de staat van wereldlijk priester en niet om novi-
" ce te worden in de vrome sociëteit van de H. Franciscus van Sa-
" les. Er zijn jaarlijks ongeveer driehonderd aanvragen, waarvan
" er honderdvijftig tot het noviciaat worden toegelaten; zij die
" op het einde van het noviciaat hun professie doen zijn gemiddeld
" ten getale van honderd twintig.
"
3. Met de pastoors en met de Ordinarii van de diocesen zijn
" wij in de beste verhouding en we mogen zeggen dat ze voor ons als
" vaders en weldoeners optreden. Met één ordinarius zijn er moei-
" lijkheden, waarvan we nooit de echte reden mochten vernemen. Met
" geduld, met Gods hulp en met nederig in zijn diocees te werken
" hopen wij de welwillendheid te verwerven die wij in alle andere
" diocesen genieten.
"
4. Een andere grote moeilijkheid hadden we met de privile-
" ges. Wij meenden dat de salesianen alle privileges, die alle ande-
" re kloosterorden en kerkelijke congregaties doorgaans bezitten,
" ook zouden krijgen; tot op heden heeft de Heilige Stoel gemeend
" ons deze niet te moeten verlenen. De materiële en morele gang
" van zaken zou erg vergemakkelijkt worden door de mededeling van
" de privileges, wat wij ootmoedig maar met aandrang verzoeken.
"
5. In september 1877 werd het eerste Algemeen Kapittel ge-
" houden. Er werden zeer belangrijke zaken voor de beleving van on-
" ze constituties besproken; maar alvorens de genomen beslissingen
" naar de Heilige Stoel te sturen, werd het opportuun geacht ze
" eerst een

19.7 Page 187

▲back to top
- XIV/183 -
" zekere tijd in praktijk te stellen, er wijzigingen aan te bren-
" gen om te weten welke verbeteringen er moeten aan gedaan worden
" en deze te onderwerpen aan het hoofdkapittel, dat, als het God
" behaagt, in september 1880 zal gehouden worden.
"
6. Alle leden van de congregatie verenigen zich met hun
" Algemeen Overste om hulde te brengen aan de Heilige Stoel en hem
" hun onverbreekbare verknochtheid te betuigen. Ze smeken dat het
" opperste gezag van de Kerk ermee zou voortgaan hen vaderlijk bij
" te staan, terwijl zij, met al hun inspanningen niet zullen op-
" houden de trouw en de gehoorzaamheid aan de plaatsvervanger van
" Jezus Christus te steunen in al de landen waar zij huizen hebben
" zowel in Europa als in Amerika.
"
"
Non nobis Domine, non nobis, sed nomini tuo da gloriam.
"
"
Priester Giovanni Bosco
"
Algemeen Overste.
Het grootste deel van het verslag ging over de materiële toestand.
Don Bosco hechtte belang aan iedere vorm van werkzaamheid door hem gewild
en door de zijnen beoefend, hoe beperkt het arbeidsterrein ook was. Daar-
om ontgaat hem niets van wat de Salesianen en de Dochters van Maria, Hulp
der Christenen, doen. Er ontstond aldus een analytische uiteenzetting
waarin het vele en het verscheidene bij de leden een mengeling van ver-
rassing en van welbehagen moest oproepen die hen deed uitroepen: Digitus
Dei est hic, hier is de vinger Gods.(1)
In de heilige congregatie van Bisschoppen en Regulieren werd dit
eerste driejaarlijkse verslag tot in de bijzonderheden in al zijn delen
onderzocht. Uit dit onderzoek ontstonden zeven "speciaal genoteerde pun-
ten" die hem door kardinaal Ferrieri, de prefect, werden meegedeeld op
5 april, zodat hij ze op zijn schrijftafel aantrof bij zijn terugkeer
naar het Oratorio, vier dagen later. Don Bosco had niet de minste moeite
ze te beantwoorden met opportune ophelderingen; maar zijn antwoord liet
nog al lang op zich wachten.
Zoals wij gezien hebben en nog zullen zien, was hij met te veel
aangelegenheden bezig om het te kunnen bestuderen en zijn uitdrukkingen
goed af te wegen. Hij maakte er een ontwerp van dat hij liet kopiëren.
Dan bracht hij in de kopie aanzienlijke toevoegingen en wijzigingen aan;
misschien diende hij ook nog personen te raadplegen die de praktijk ken-
den en welwillend tegenover hem stonden zodat zijn brief eerst op 3 au-
(1) Ofschoon het werkje aan alle huizen toegestuurd werd is het toch op vandaag een
archiefstuk geworden. Zie bij. (doc. 35).

19.8 Page 188

▲back to top
- XIV/184 -
gustus uit Turijn vertrok. De brief is zeer interessant. Wij drukken
cursief de speciaal genoteerde punten letterlijk door Don Bosco aange-
haald.
"
Eminentie,
"
"
Ik ontving een kopie van de opmerkingen die de gezaghebben-
" de congregatie van Bisschoppen en Regulieren zich gewaardigd heeft
" te maken, aangaande de uiteenzetting van de morele en materiële
" toestand van de vrome sociëteit van de H. Franciscus van Sales.
"
Vooreerst dank ik u nederig en geef ik u de verzekering
" dat ik de speciaal genoteerde punten zorgvuldig zal bewaren ten
" voordele van de leden salesianen. Ze zullen als norm dienen voor
" de toekomstige verslagen die om de drie jaar aan de Heilige Stoel
" dienen uitgebracht te worden.
"
Daarom aanzie ik het als mijn plicht hierna de gevraagde
" ophelderingen te geven in dezelfde orde waarin de opmerkingen ge-
" daan worden.
"
1° In de voormelde uiteenzetting wordt niets gezegd_over_de
" economische toestand van het instituut, noch over het noviciaat.
" Dit dient evenwel te gebeuren overeenkomstig het bepaalde door de
" heilige Canons en de apostolische constituties.
" Ophelderingen.
"
De vrome sociëteit heeft geen wettelijk bestaan en kan daar-
" om noch activa noch passiva hebben. De huizen van de congregatie
" (zoals gezegd wordt op bladzijde 13 van de voormelde uiteenzetting)
" zijn het eigendom van de leden van de sociëteit. Er zijn schulden
" maar een lid heeft een onroerend goed te koop waarvan de waarde
" voldoende is om de schulden te betalen. De congregatie echter be-
" zit noch als zedelijke noch als wettelijke persoonlijkheid en kan
" ook niets bezitten.
"
Een noviciaathuis bestaat hier te Turijn goedgekeurd en ge-
" regeld door de heilige congregatie van Bisschoppen en Regulieren
" zelf. Alle normen vastgelegd en goedgekeurd zoals voorzien in
" hoofdstuk XIV van onze constituties worden erin opgevolgd. Vol-
" gens dezelfde normen en met een decreet van goedkeuring vanwege
" de congregatie van de voortplanting van het geloof werd een ander
" noviciaat geopend te Buenos Aires, hoofdstad van de Argentijnse
" Republiek. Met de toestemming van de voornoemde congregatie van
" Bisschoppen en Regulieren wordt er gewerkt aan de oprichting van
" een noviciaat te Marseille waar er gewerkt wordt aan de voltooi-
" ing van een gebouw geschikt en opportuun voor het onderhouden van
" alle normen hiervoor voorgeschreven. Men zal weldra een nieuw no-
" viciaat dienen te openen in Spanje in het diocees Sevilla. Hier-
" voor zal op zijn tijd een verzoek worden gericht tot de Heilige
" Stoel om de vereiste toelating te bekomen. Er werd ook gevraagd
" een noviciaat te mogen openen te Parijs maar er zijn sommige moei-

19.9 Page 189

▲back to top
- XIV/185 -
" lijkheden oprezen, zodat de verwezenlijking onwaarschijnlijk is
" geworden en aldus hiervoor alles werd stopgezet.
"
Een priester van wie men uit ervaring weet dat hij een ge-
" leerd en vroom man is, is de directeur van de novicen. Twee ande-
" re priesters staan hem bij. Iedere dag doen ze geregeld hun me-
" ditatie, hun geestelijke lezing, brengen ze een bezoek aan het
" allerheiligste Sacrament en bidden ze de rozenkrans van de Hei-
" lige Maagd. Iedere avond komen ze samen in de kerk voor de zegen
" met het Allerheiligste. Iedere week gaan ze te biecht en bijna
" iedere dag gaan ze te communie. Iedere week worden er twee confe-
" renties gehouden en een onderrichting over de constituties. Tot
" heden toe werd de kloostertucht goed onderhouden.
"
2. De vrome sociëteit mag niet worden ingedeeld in inspec-
" ties, - wat ongewoon is, maar in provincies en telkens als er een
" opgericht wordt dient men de toelating yan de Heilige Stoel te
" verkrijgen.
" Antwoord.
"
De vrome sociëteit werd ingedeeld in inspecties volgens
" art. 17 Hoofdstuk IX van onze constituties aldus uitgedrukt: "Si
" opus fuerit, Rector Major, Capitulo Superiore adprobante, consti-
" tuet visitatores, eisdemque curam quamdam demandabit certum Domo-
" rum numerum inspicendi, ubi earum distantia et numerus id postula-
" verit. Hujusmodi visitatores, sive inspectores, vel cognitores,
" Rectoris Majoris vices gerent in domibus et in negotiis eisdem
" demandatis."
"
Zijne Heiligheid Pius IX, steeds zaliger gedachtenis, beval
" aan bij het ontstaan van de nederige salesiaanse sociëteit de be-
" namingen te weren, die de geest van onze tijd konden kwetsen. Daar-
" om, in plaats van te spreken over een klooster stelde hij voor dat
" men zou zeggen huis, college, tehuis, wezenhuis. In plaats van ge-
" neraal zou men Algemeen Overste zeggen. In plaats van prior of gar-
" diaan zou men directeur zeggen. In plaats van provinciaal of pro-
" vincie zou men een woord nemen dat dezelfde waarde bezat. Het is
" opportuun te bemerken dat de indeling in inspecties nog niet tot
" stand is gekomen, maar enkel voorgesteld werd als een experiment;
" wanneer de verwezenlijking mogelijk zou blijken, dan zullen we ons
" hiervoor, zoals vereist is, tot de Heilige Stoel wenden. Maar de
" droeve tijden, die we beleven en de voortdurende en ernstige moei-
" lijkheden die wij iedere dag moeten overwinnen, laten ons niet toe
" een andere indeling te voorzien die door de wereld zou geduld wor-
" den en daarom vragen wij ze tijdelijk toe te staan.
"
3° Bij het artikel inspectie van Piëmonte, wordt_gezegd dat
" sommige huizen voor vrouwen aan het heilig ministerie van de sa-
" lesianen toevertrouwd zijn. Een dergelijke opdracht kan enkel ge-
" geven worden door het respectief bisschoppelijk gezag. Dit diende
" men te zeggen, namelijk of dit gezag tussengekomen was en waarin
" dit heilig ministerie bestaat?
" Antwoord.
"
Bij het openen van instituten voor vrouwen en bij het geven

19.10 Page 190

▲back to top
- XIV/186 -
" van de geestelijke leiding werden al de normen gevolgd beschreven
" in hoofdstuk X van onze constituties. Deze instituten bezitten
" niet de minste materiële middelen en op aanvraag van de ordinarii
" bewijzen de salesianen uit liefdadigheid hun godsdienstige hulp.
" Dit heilig ministerie wordt steeds bepaald en beperkt door de
" ordinarius van het diocees tot alles wat betrekking heeft op de
" Heilige Sacramenten van biecht, en communie, op het celebreren
" van de H. Mis, het preken, het geven van catechismuslessen en
" dergelijgelijke zaken meer.
"
4° Uit voornoemde uiteenzetting blijkt dat de salesianen
" colleges, scholen enz. hebben maar er wordt niet gezegd of dit
" gebeurt met toestemming van de ordinarii en of ze bij het onder-
" richt van hen afhangen volgens de heilige canons en vooral vol-
" gens de voorschriften van het concilie van Trente.
" Antwoord.
"
De regels goedgekeurd door de Heilige Stoel zoals ze be-
" schreven staan in Hoofdstuk X van onze constituties voor de ope-
" ning van nieuwe huizen werden opgevolgd. De vereiste onderhande-
" lingen met de ordinarii van het diocees zoals ze voorschreven
" zijn door de heilige canons en door het heilig concilie van
" Trente zijn hieraan voorafgegaan.
"
5° In dezelfde uiteenzetting wordt een verslag over een
" instituut voor vrouwen onder de benaming_van Maria, Hulp der
" Christenen toegevoegd, maar er wordt niet gezegd of dit instituut
" een algemene overste heeft, van wie de zusters afhangen en of het
" volledig onafhankelijk staat, zoals dat dient te zijn, tegenover
" het instituut van de salesianen.
" Antwoord.
"
Bij de goedkeuring van de salesiaanse constituties werd
" alles behandeld en besproken wat het instituut van de Dochters
" van Maria, Hulp der Christenen, aangaat.
"
Het instituut van Maria, Hulp der Christenen, hangt af van
" de Algemeen Overste van de vrome salesiaanse sociëteit in tijde-
" lijke zaken; maar voor wat hun kloosterleven en de toediening
" van de sacramenten aangaat, zijn ze onderworpen aan de jurisdic-
" tie van de ordinarius. De overste van de salesianen verschaft de
" materiële middelen aan de zusters en met de instemming van de bis-
" schop stelt hij een priester aan met de titel van geestelijk di-
" recteur voor ieder huis van zusters.
"
Verscheidene bisschoppen hebben dit instituut voor vrouwen
" reeds goedgekeurd en thans doen wij het vereiste experiment om
" praktisch te ondervinden welke wijzigingen er dienen aangebracht
" te worden alvorens aan de Heilige Stoel de opportune goedkeuring
" te vragen. Omdat op verschillende punten van hun regel de grens
" aangeduid is tot waar de zusters afhankelijk zijn van de overste
" van de salesianen, wordt hierbij een kopie gevoegd van hun regel
" voor hen die hierover meer uitleg verlangen.
"
Men dient eveneens te noteren dat het hoofdhuis van deze

20 Pages 191-200

▲back to top

20.1 Page 191

▲back to top
- XIV/187 -
" zusters zich te Mornese, bisdom Acqui, bevindt en dat de ordinarius
" van dit bisdom steeds het ontstaan, de vooruitgang en de uitbrei-
" ding van dit instituut geregeld heeft.
"
6° Er wordt aan toegevoegd dat_deze_zusters de_keuken doen,
" zorg dragen voor het linnen en voor de kleren in de seminaries
" en in de tehuizen voor mannen iets wat steeds door de Heillge
" Stoel afgekeurd werd.
" Antwoord.
"
In alle zaken werd er vooraf ruggespraak gehouden met de
" ordinarii van het diocees en de aanvragen werden zelfs door hen
" gedaan. Al de regels, voorgeschreven door de heilige canons en
" door de voorzichtigheid ingegeven, werden hierbij gevolgd.
"
7° Onze heilige congregatie kan niet nalaten op te merken
" dat het_eigenaardig_en inopportuun_is_dat_de voormelde_uiteenzet-
" ting gedrukt werd. Het driejaarlijkse verslag, dat door de algeme-
" ne oversten van de instituten dient uitgebracht te worden is al-
" leen voorgeschreven om aan de Heilige Stoel te laten weten hoe
" het gesteld is met de tucht en het personeel, wat de materiële en
" economische toestand is van ieder vroom instituut en hoe het met
" het noviciaat gesteld is.
" Antwoord.
"
Ik heb deze uiteenzetting laten drukken uitsluitend om de
" lezing ervan te vergemakkelijken. Nu het de eerste maal is dat ik
" een verslag in dien aard aan de Heilige Stoel stuurde, heb ik de
" raad gevolgd van de overste van een ander instituut die mij zei:
" "De Heilige Stoel" geeft de voorkeur aan een gedrukte uiteenzet-
" ting. De volgende maal zal ik mij tot plicht rekenen ze u als
" handschrift op te sturen.
"
Nu ik u de gevergde ophelderingen gegeven heb, vraag ik
" u dat u onze arme sociëteit goedgunstig zou willen behandelen.
"
De tijden, de gezaghebbers, de burgerlijke wetgeving, de
" inspanningen die er gedaan worden om de kerkelijke instituten te
" vernietigen sporen mij ertoe aan U alle steun en inschikkelijk-
" heid te vragen die overeenstemmen met de voorschriften van de
" Heilige Kerk.
"
Deze ophelderingen had ik u reeds moeten sturen in de
" maand mei jl., maar wegens ernstige moeilijkheden waaraan ons
" huis werd blootgesteld heb ik ze tot op vandaag moeten uitstel-
" len. Met de grootste verering acht ik het voor mij steeds een
" hoge eer te mogen ondertekenen als
"
uw zeer nederige en zeer verplichte dienaar
" Turijn 3 augustus 1879.
Priester Gio. Bosco.
De ophelderingen door Don Bosco verschaft gaven aanleiding tot
nieuwe opmerkingen op 3 oktober, die hem op 6 oktober door advocaat Le-
onorï overhandigd werden. In zijn begeleidende brief zei deze tot Don
Bosco: "Het is nodig (verontschuldig mijn stoutmoedigheid) een antwoord
te geven dat volledig is, afdoend en bevredigend, zodat er van de kant

20.2 Page 192

▲back to top
- XIV/188 -
van de congregatie geen repliek meer kan komen."
Hij kon pas antwoorden op 12 januari 1880, toen hij naar Frank-
rijk vertrok en Don Dalmazzo als algemeen procurator van de congregatie
naar Rome stuurde. In zijn repliek vermeldt hij de woorden van de brief
van de kardinaal niet meer; maar om de lezing ervan te vergemakkelijken
zullen wij tussen haakjes en cursief deze woorden inlassen.
"
Eminentie,
"
"
Het spijt me zeer dat ik ondanks mijn goede wil er niet in
" geslaagd ben de verlangde ophelderingen te verschaffen over het
" driejaarlijks verslag aan de Heilige Stoel aangaande onze nederige
" congregatie. Om deze zaak en andere zaken te verklaren in een zin
" die verenigbaar is met wat in onze congregatie gebeurt en tegelij-
" kertijd in de zin die door de heilige canons gewild wordt, stuur
" ik u priester Dr. Francesco Dalmazzo in hoedanigheid van onze
" procurator. Hij wordt ermee gelast tot uw orders te zijn of tot
" de orders van hem, die U hiervoor zult aanwijzen.
"
Intussen zet ik u hier mijn gedachten uiteen als een eer-
" biedig antwoord op de brief die u zich gewaardigd hebt mij op
" 3 oktober 1879 te sturen.
"
De voornoemde priester Dalmazzo kan hierover uitleg ver-
" schaffen waar dit nodig zou zijn.
" (In de opheldering gegeven nopens opmerking nr. 1 zegt U dat de
" vrome sociëteit geen wettelijk bestaan heeft en dus noch actief
" noch passief kan hebben. Dan gaat U verder dat de huizen van de
" congregatie het eigendom zijn van sommige leden, dat er schulden
" bestaan maar dat een lid een onroerend goed te koop heeft om de
" schulden te betalen. U besluit dat de congregatie noch als zede-
" lijke noch als wettelijke persoonlijkheid niets bezit noch mag
" bezitten. Deze heilige congregatie neemt aan dat al die uitdruk-
" kingen over een niet-wettelijk bestaan door u bedoeld zijn ten
" opzichte van de burgerlijke wetgeving die de vrome instituten,
" vijandig_gezind is. Immers tegenover de kerkelijke wetgeving,
" waarvan de geldigheid onafhankelijk is van de burgerlijke, heb-
" ben al de vrome instituten, dus ook die van de salesianen, hun
" wettelijk bestaan volgens de Heilige canons. Daarom zijn ze on-
" derworpen aan de Heilige Stoel voor de goederen die ze om het
" even ten welken titel bezitten en die ze om het even onder welke
" naam verworven hebben en in hun bezit houden. In hun driejaar-
" lijks verslag geven alle vrome instituten, zonder acht te slaan
" op de burgerlijke wetgeving_van om het even welke regering, een
" uiteenzetting over hun economische toestand. Ze zeggen bondig
" welke goederen ze bezitten en onder welke naam, welke inkomsten
" ze hebben, vanwaar die komen, hoe ze geïnd en uitgegeven worden.
" Indien ze goederen moeten verkopen ook wanneer zij ze bezitten
" op naam van derden, wanneer ze schulden moeten maken, heeft

20.3 Page 193

▲back to top
- XIV/189 -
" onze heilige congregatie er steeds de nadruk op gelegd_dat zij de
" apostolische goedkeuring moesten hebben. Zij hebben zich altijd
" gehoorzaam betoond. U alleen hebt u beroepen op de burgerlijke
" wetgeving om u aan deze verplichtingen te onttrekken. Denk er aan
" dat de salesiaanse constituties door de Heilige Stoel werden goed-
" gekeurd samen met deze verplichtingen die voortspruiten uit arti-
" kel 2 van hoofdstuk VI en uit artikel 3 van hoofdstuk VII ofschoon
" op het tijdstip van deze goedkeuring de burgerlijke wetgeving_
" reeds uitgevaardigd was.
"
1° Wat het eigendomsrecht betreft. - Onze vrome sociëteit
" kan noch ten opzichte van de burgerlijke maatschappij, noch ten
" opzichte van de Kerk iets als zedelijke persoonlijkheid bezitten.
"
In hoofdstuk IV van onze constituties leest men: "Ideoque
" qui sunt professi in hac Societate dominium radicale, ut aiunt,
" suorum bonorum retinere poterunt." In hetzelfde hoofdstuk leest
" men onder nr. 2: "Poterunt vero sodales de dominio sive per tes-
" tamentum, sive (permissu tamen Rectoris Majoris) per acte inter
" vivos libere disponere."
"
Wegens de droeve tijden die we beleven is dit punt voor ons
" van fundamenteel belang; daarom vroeg ik bij de goedkeuring van
" onze constituties, hoe de woorden van kapittel VII, artikel 3 die
" als volgt luiden: "In bonorum alienationibus societatis, et acre
" alieno conflando, serventur quae sunt de jure servanda juxta Sa-
" cros Canones et Constitutiones Apostolicas" dienden begrepen te
" worden.
"
Door bemiddeling van Monseigneur, nadien kardinaal Vittel-
" leschi, op dat ogenblik secretaris van de Heilige Congregatie van
" de Bisschoppen en Regulieren lieten de Eminenties mij weten: Het
" antwoord vindt men in het artikel zelf, namelijk in alienationibus
" bonorum Societatis en dit zou betekenen dat wanneer de tijden of
" de plaatsen het zouden toelaten iets gemeenschappelijk te bezit-
" ten of in naam van de vrome sociëteit, dit artikel zal moeten on-
" derhouden worden zoals alle kloostercongregaties en kerkelijke
" congregaties dit naleven. Dit schijnt overeen te stemmen met nr. 2
" van het voornoemde kapittel VII, waar over de Algemeen Overste
" gezegd wordt: "Nulla, quod ad res immobiles attinet, emendi vel
" vendendi ei fuerit facultas absque Superioris Capituli consensu."
" Dit is de betekenis die ik steeds gegeven heb aan onze constitu-
" ties vanaf het ontstaan van onze vrome Sociëteit. Aldus werd het
" altijd verstaan door de opperherder Pius IX, steeds zaliger ge-
" dachtenis, evenals door hunne Eminenties de Kardinalen uitgekozen
" om onze constituties te onderzoeken en goed te keuren.
"
Wanneer men zou aannemen dat de onroerende goederen, die het
" persoonlijke bezit zijn van onze leden, zouden onderworpen zijn
" aan de voorschriften van onze heilige canons als kerkelijke goede-
" ren, dan zou dit de gang van zaken bij ons in verwarring brengen;
" want alle salesianen hebben hun kloosterprofessie afgelegd steu-
" nend op het eerste artikel van hoofdstuk IV De voto paupertatis,

20.4 Page 194

▲back to top
- XIV/190 -
" dat aldus begint: "Votum paupertatis, de quo hic loquimur, res-
" picit tantummodo cujuscumque rei administrationem, non vero
" possessionem."
"
(In dezelfde opheldering over bemerking nr. 1 bevestigt u
" dat het noviciaat van Marseille tot stand wordt gebracht met de
" machtiging van de heilige congregatie van de Bisschoppen en Regu-
" lieren. Daar het blijkt dat de heilige congregatie deze machti-
" ging niet_gegeven heeft ziet zij zich genoodzaakt u uit te nodi-
" gen een kopie te zenden van het betreffende rescript, waaruit de
" bevoegdheid blijkt te Marseille een noviciaat te mogen openen.
"
2° Noviciaat van Marseille. Wat de machtiging voor het no-
" viciaat van Marseille betreft, dat wij wensen op te richten, heb
" ik een vergissing begaan.
"
Inderdaad, op 5 februari 1879 heeft de heilige congregatie
" van de Bisschoppen en Regulieren hierover de mening gevraagd van
" de bisschop van die stad en deze laatste heeft hierop op 23 febru-
" ari 1879 gunstig geantwoord. Daarom dacht ik dat deze aangele-
" genheid daarmee geregeld was, terwijl ze nog voortduurt. Hierbij
" gaan de documenten over deze zaak en verzoek ik u nogmaals deze
" gunst te willen verlenen.
"
(In het antwoord dat u geeft op opmerking nr. 2 zegt u dat
" de vrome sociëteit ingedeeld werd in inspecties in overeenstemming
" met art. 17 kapittel IX van de constituties. Welnu, in voormeld
" art. 17 wordt er gesproken over visitators die door de Algemeen
" Overste dienen aangesteld te worden si opus fuerit, Capitulo Supe-
" riore approbante en niet over inspecteurs. Alle andere instituten
" waar ze ook bestaan zijn ingedeeld in provincies, na goedkeuring
" van de Heilige Stoel die nooit toegestaan heeft dat de indeling
" onder een andere benaming_zou gebeuren. U zult u aan deze algeme-
" ne regel moeten houden.
"
3° Bij de indeling in inspecties in plaats van provincies
" heb ik gemeend dat dit neerkwam op de praktische toepassing van
" artikel 17 van kapittel IX van onze constituties: "Si opus fuerit,
" Rector Major, Capitulo Superiore adprobante, constituet visitato-
" res, eisdemque curam quamdam demandabit certum domorum numerum
" inspiciendi."
De namen provincie en provinciaal zou ons in deze onheil-
" volle tijden te midden van de wolven werpen. Ze zouden ons ver-
" scheuren of verstrooien. Deze benaming werd voorgesteld door
" Pius IX zelf, steeds zaliger en aangename gedachtenis. Indien u
" volstrekt de vroegere benamingen zou willen, dan smeek ik u dat
" dergelijke verplichting op zijn minst zou beperkt blijven tot on-
" ze betrekkingen met de Heilige Stoel, met vrijheid in de omgang
" de gebruiken en benamingen te behouden die in deze tijd mogelijk
" zijn.
"
(In de opheldering die u geeft bij opmerking nr. 3 drukt u
" zich als volgt uit: Bij het openen van instituten voor vrouwen en
" bij het op ons nemen van hun geestelijk bestuur werden al de nor-

20.5 Page 195

▲back to top
- XIV/191 -
" men gevolgd van Kapittel van de constituties. In dit kapittel
" wordt gesproken over het openen van huizen voor clerici, voor jon-
" gens en voor kinderen die door de salesianen dienen opgevoed te
" werden, Er is daarin geen spraak van het openen van huizen voor
" vrouwen die door hen zouden bestuurd worden. Er kan ook niet ge-
" zegd worden dat de Heilige Stoel eraan gedacht zou hebben de ope-
" ning en het bestuur van deze huizen aan de salesianen toe te laten
" bij het goedkeuren van de constituties omdat dit in tegenstrijd is
" met grondbeginselen gesteund op zeer_redelijke motieven. De sale-
" sianen zullen het geestelijk bestuur mogen hebben in de huizen
" voor vrouwen, wanneer hun dit toevertrouwd wordt door de respec-
" tieve ordinarii, dit geestelijk bestuur behelst het toedienen van
" de sacramenten en het preken van Gods woord wanneer ze door de
" ordinarii hiermee belast worden en op de manier waarop hun dit
" voorgeschreven wordt).
"
4° In de zaken die betrekking hebben op de zusters van Ma-
" ria, Hulp der Christenen, hebben de salesianen in hun huizen geen
" andere inmenging dan in geestelijke zaken binnen de grenzen en op
" de manier die de ordinarii in wier diocees er een huis bestaat dit
" toelaten en voorschrijven.
"
(Op opmerking nr. 5 antwoordt U:Bij de goedkeuring van
" de salesiaanse constituties werd alles behandeld en besproken wat
" het instituut van de Dochters van Maria, Hulp der Christenen aan-
" gaat. Het instituut van Maria, H.d.Chr., hangt af van de Algemeen
" Overste van de salesianen. Na het zeer omvangrijk dossier van de
" salesianen te hebben nagezien en vooral het gedeelte dat betrek-
" king heeft op de goedkeuring van de constituties, hebben wij opge-
" merkt dat nooit gesproken werd over de Dochters van Maria, Hulp
" der Christenen. Indien dit het geval zou geweest zijn, dan zou
" onze heilige congregatie zeker de scheiding van de twee instituten
" bevolen hebben. Ze heeft nooit de gewoonte gehad vooral in de
" jongste tijd goed te keuren dat de instituten voor vrouwen zouden
" afhangen van instituten voor mannen. Wanneer zich soms een geval
" van dergelijke afhankelijkheid voordeed, heeft ze steeds bevolen
" dat hiermee zou opgehouden worden. U wilt een grondstelling in
" tegenovergestelde zin invoeren, wat onze congregatie enkel kan
" afkeuren).
"
5° Wat het Instituut van Maria, Hulp der Christenen aangaat
" en of het al dan niet zou voorgesteld zijn bij de goedkeuring van
" onze constituties kan ik hierop antwoorden dat in de bondige sa-
" menvatting, gedrukt op last van uw heilige congregatie voor de de-
" finitieve goedkeuring van onze constituties, bij het opsommen van
" de huizen die in die tijd reeds geopend waren, op bladzijde 10,
" nr. 16 te lezen staat: "Als aanhangsel en in afhankelijkheid van
" de salesiaanse congregatie bestaat het huis van Maria, Hulp_der
" Christenen, gesticht met de goedkeuring van de kerkelijke overheid
" van Mornese, diocees Acqui. Hun doel bestaat erin voor de arme
" meisjes te doen wat de salesianen voor de jongens doen. De zusters
" zijn al ten getale van veertig en zorgen voor 200 meisjes."
"
Hunne Eminenties de kardinalen hierboven vermeld, stelden
" enkele vragen over de aard en het doel van deze instelling; en na-

20.6 Page 196

▲back to top
- XIV/192 -
" dat ze zich tevreden getoond hadden over mijn mondelinge verkla-
" ringen namen ze het besluit deze zaak met meer nauwgezetheid te
" behandelen bij het aanbieden van hun constituties voor de oppor-
" tune goedkeuring aan de H. Stoel.
"
(Toen de heilige congregatie in haar opmerking nr. 5 over
" uw driejaarlijks verslag schreef over het stelsel van het insti-
" tuut van de Dochters van Maria, Hulp der Christenen, liet ze u
" vragen of dit instituut een Algemeen Overste en geen algemene
" overste had, zoals u bij vergissing schreef op uw antwoord op
" voormelde opmerking).
"
6° In de ophelderingen gevraagd op 5 april 1879 werd ge-
" vraagd: "Of het instituut van de Zusters van Maria, Hulp der Chris-
" tenen, een Algemene Overste had waarvan de zusters afhingen " en
" of deze, zoals dit behoorde te zijn, volledig onafhankelijk was
" van het instituut van de salesianen." Hierop werd bevestigend ge-
" antwoord en er werd aan toegevoegd waarin haar gezag bestond in
" overeenstemming met de constituties van deze kloosterzusters. Nu
" vraagt u of de voornoemde kloosterzusters een Algemene Overste
" hebben. Ik antwoord hierop bevestigend: ze hebben een Algemene
" Overste en een eigen Hoofdkapittel in overeenstemming met titel
" III van hun constituties. Na deze voorafgaande uiteenzetting ver-
" zoek ik u met vaderlijke goedheid te willen inzien dat de vrome
" salesiaanse sociëteit zonder materiële middelen, in rampspoedige
" tijden begon en zich handhaaft te midden van stijgende moeilijk-
" heden en op duizenderlei wijzen wordt bekampt. Daarom heeft ze
" heel uw welwillendheid en heel uw inschikkelijkheid nodig die over-
" een kan gebracht worden met het gezag van onze Moeder de Heilige
" Kerk.
"
Er werden reeds tot honderd huizen geopend, waarin aan vrij-
" wel vijftigduizend kinderen een christelijke opvoeding wordt gege-
" ven en jaarlijks zeshonderd jongeren zich aanbieden voor de geeste-
" lijke staat. Anderzijds geloof ik u de verzekering te kunnen geven
" aan uw Eminentie dat de salesianen geen ander doel hebben dan te
" werken voor de meerdere glorie van God, ten voordele van de Heili-
" ge Kerk om het Evangelie van Jezus Christus te verspreiden onder
" de Indianen van de Pampa's en in Patagonië.
"
Neergeknield voor Uwe Eminentie vraag ik om verontschuldi-
" ging indien ik onvrijwillig een niet passend woord heb neerge-
" schreven terwijl ik de hoge eer heb van u te zijn
"
" Turijn 12 januari 1880.
uw zeer verplichte dienaar
"
Priester Gio. Bosco.
In de brief uit Rome kwam er nog volgende passus voor: "Op opmer-
king nr. 6, dat de zusters van Maria, Hulp der Christenen, zorg dragen
voor het linnen en voor de kledij in de seminaries en in de keuken werk-
zaam zijn, een zaak die steeds door de Heilige Stoel afgekeurd werd, ant-
woordt u dat telkens ruggespraak werd gehouden met de ordinarii van het
diocees, en dat zelfs de ordinarii hiertoe zelf de aanvraag deden. Wan-

20.7 Page 197

▲back to top
- XIV/193 -
neer onze heilige Congregatie vernomen heeft dat de instituten voor vrou-
wen dergelijk werk verrichten in de seminaries en in de tehuizen voor
mannen heeft ze dat steeds verboden ofschoon er toestemming geweest is
van de respectieve bisschoppen en deze zelfs de zusters gevraagd hebben
voor dat werk. Op dit punt gaf Don Bosco geen repliek, waarschijnlijk
omdat hij niet alleen in de zaak betrokken was, maar omdat zelfs meer dan
hij sommige bisschoppen zoals de bisschop van Casale en de bisschop van
Biella eraan te pas kwamen.
Na deze repliek ontving hij vanwege de Heilige Congregatie geen
andere opmerkingen meer, maar de zaak sleepte pijnlijk lang aan zoals
we op tijd en stond wel zullen zien.
Bij de veelvuldige tegenslagen van de periode die wij voor ons
laten ontrollen, komt in het licht van de feiten het meest op de voor-
grond, de heiligheid van de man Gods. Zonder ooit zijn eigen werkzaam-
heid te vertragen wegens de moeilijkheden en zonder ooit in zijn werk-
zaamheid een rechtvaardiging voor bruuske maatregelen te willen vinden,
ging hij rechtop en kalm onafgebroken zijn eigen weg. Er is zeker een
grote deugd nodig om in dergelijke omstandigheden daarvan niet af te
wijken hetzij door zwakheid hetzij door vermetele gedragingen. "Ik kan
niet verhelen" - schreef hij precies over deze zaken" (1) - "wat een
bitter verdriet ik heb, omdat ik er niet in slaag mij te doen begrijpen.
Ik werk en ik heb de bedoeling dat alle salesianen zouden werken voor
de Kerk tot aan hun laatste ademtocht. Ik vraag geen materiële hulp,
maar vraag enkel de inschikkelijkheid en de christelijke liefde die ver-
enigbaar zijn met het gezag van de Kerk." "Telkens" - schreef hij nog
(2) "dat er zich hindernissen voordoen, antwoord ik steeds met het openen
van een nieuw huis." In deze twee citaten trilt de geest van Don Bosco.
Wat de tweede aanhaling betreft, dat dit geen ijdele woorden zijn, daar-
van zullen we het bewijs vinden in het driejaarlijkse verslag van 1882.
Kortom, bij heiligen gebeurt het nooit dat het werk de heiligheid belet.
We dienen veeleer te zeggen dat het werk in de heiligheid zijn oorsprong
en zijn aangroei vindt.
(1) Brief van Don Dalmazzo Sampierdarena, 7 mei 1880.
(2) aan dezelfde, Turijn, 21 juli 1880.

20.8 Page 198

▲back to top
- XIV/194 -
H O O F D S T U K IX.
DE ZAAK VAN HET ORATORIO VOOR MEISJES TE CHIERI.
Te Chieri brak in 1879 tegen het bloeiende Oratorio voor meisjes in
stand gehouden door de Dochters van Maria, Hulp der Christenen, een he-
vige strijd los, die met ongehoorde wederwaardigheden voortduurde tot
1883. Hoewel deze tegen directeur Don Bonetti persoonlijk gericht was,
werd niettemin ook Don Bosco erin betrokken, want zoals hij het centrum
was van alle werkzaamheden van de salesianen zo was hij eveneens het
middelpunt van alle eventuele tegenkantingen te Turijn en in de omstre-
ken. We zullen thans de draad van ons verhaal weer opnemen op het punt
waar wij het onderbroken hebben (1) om het dan nog eens te onderbreken en
het opnieuw op te nemen in het vijftiende boekdeel.
Het nieuwe jaar werd voor het Oratorio van Santo Teresa op lelij-
ke vooruitzichten geopend. Bij dit Oratorio had Don Bosco in 1878 een
kostschool voor meisjes uit de burgerstand opgericht, een kosteloze
school voor kleine meisjes en een school voor zon- en feestdagen voor
grotere meisjes; maar het Oratorio bleef steeds de twistappel. De aarts-
bisschop die verkeerd ingelicht was door enkele priesters van de plaats,
onder wie op de eerste plaats de pastoor van de dom, Don Oddenino, kwam
op 12 januari te Chieri plots binnenvallen, riep de kanunniken samen en
hield voor hen een toespraak die ver van geschikt was om de geesten voor
te lichten en te bedaren. Het goed dat de salesianen in het Oratorio voor
meisjes deden was een goed dat geen goed was zei hij. De salesianen deden
dat goed edelmoedig, maar ze geleken op locomotieven die sterke remmen
nodig hebben om ze tegen te houden en ook, opportune veiligheidskleppen.
Ondanks dit requisitoir was de meerderheid van de aanwezigen, wanneer er
besluiten dienden getrokken te worden, niet de mening toegedaan dat het
Oratorio moest gesloten worden, zodat Monseigneur besliste het nog te
dulden.
Daar Don Bosco ver weg was, schreef zijn plaatsvervanger Don Rua,
die kennis gekregen had van de conferentie van de aartsbisschop en die
klaarheid in de zaken wilde brengen om een einde te stellen aan de be-
(1) Cfr. boekdeel 13, blz. 703.

20.9 Page 199

▲back to top
- XIV/195 -
twistingen, aan Monseigneur een brief die een meesterwerk is van diploma-
tieke fijnheid.
"
Hoogwaardige Excellentie,
"
"
Er werd mij ter kennis gebracht dat Uwe Excellentie de ge-
" legenheid had zich te Chieri te onderhouden met verscheidene le-
" den van het eerbiedwaardige kapittel aangaande het Oratorio van
" Santa Teresa dat aan de salesiaanse congregatie toebehoort en aan-
" gaande het Oratorio dat op zon- en feestdagen open gehouden wordt
" ten bate van de jonge meisjes van de stad. Er werd mij eveneens
" meegedeeld dat Uwe Excellentie, die vernomen had dat er goed ge-
" daan werd, uw voldoening daarover te kennen hebt gegeven en dat
" u aan de weinige personen die zich tegenstanders hiervan toonden
" uw mening gezegd hebt. Met vertrouwen dat Uwe Excellentie uw hoge
" welwillendheid ten onzen opzichte zou willen gebruiken, meen ik er
" goed aan te doen u een kopie aan te bieden van een Breve van de
" Heilige Vader, Pius IX, zaliger gedachtenis, waarop wij steunen
" om in voornoemd Oratorio de kerkelijke diensten te verrichten,
" op dezelfde manier als wij dat doen in alle andere kerken die ons
" toebehoren in Italië, Frankrijk en Amerika. Namens Don Bosco die
" zich op dit ogenblik te Marseille bevindt, bied ik u de hierbij-
" gaande kopie aan, enkel met de bedoeling u bovendien een argument
" te verschaffen, waarmee u hen die er een afwijkende mening op
" nahouden, kunt overtuigen dat de salesianen in orde zijn en dat
" ze niet enkel door u maar ook door de Heilige Stoel erkend werden;
" zo zullen deze personen hun ongezonde vrees laten varen en geen
" hinderpalen meer opwerpen op de weg naar het goede.
"
En nu ik de geschikte gelegenheid hiervoor heb, maak ik u
" bekend dat wij, na het prïvé-gesprek met Uwe Excellentie, om-
" streeks in de helft van vorige maand aan de Zeereerwaarde Heer
" Kanunnik Lione, deken van Chieri volgend plan ter overeenkomst,
" dat ons redelijk toescheen en dat het bereiken van het doel van
" het Oratorio niet zou verhinderen, aangeboden hebben.
"
I. Indien de diensten tegelijkertijd met de onderrichting
" in de parochie gehouden worden, zullen in het Oratorio de gehuwde
" vrouwen en de andere vrouwen op leeftijd niet worden toegelaten;
"
II. Aan de andere jonge meisjes zal men de keuze laten de
" diensten bij te wonen waar ze dat liefst doen.
"
Dit voorstel werd, tegen onze verwachting in, verworpen
" als zijnde onaanvaardbaar.
"
Ik dank u voor de gunst die Uwe Excellentie ons betoont
" en die ons opbeurt om te werken overeenkomstig ons doel in uw
" aartsbisdom en ik verzoek u ons ook verder uwe welwillendheid
" niet te willen onthouden.
"
Aan de christelijke liefde van uw gebeden beveel ik mijn
" arm persoontje aan, heel dit huis en vooral onze beminde heer Don

20.10 Page 200

▲back to top
- XIV/196 -
" Bosco.
"
Gelieve mijn diepe verering en hoge achting te willen aan-
" vaarden en terwijl ik eerbiedig uw gewijde ring kus ben ik van u
"
" Turijn, 13 januari 1879.
de zeer ootmoedige dienaar
"
Priester Michele Rua.
Maar de tegenstanders van het Oratorio waren er ook nog. Ze kenden
geen rust en roerden de tong zonder zich door iets te laten weerhouden.
Don Bonetti was bedroefd over die voortdurende kwaadsprekerij en verzocht
de pastoor per brief te willen ophouden met zijn vijandige houding. Ze
berokkende veel schade aan de zielen en gaf aanleiding tot beweringen die
verre van stichtend waren. Hij vroeg hem eveneens pardon indien hij hem
op een of andere manier zou gekrenkt hebben en nodigde hem uit, als teken
dat de vrede gesloten was, een bezoek te brengen aan het Oratorio; hij
voegde erbij dat, in ieder geval, de plagerijen hem niet ontmoedigden
maar hem integendeel moed inboezemden. De levendige toon en sommige zin-
nen die wat bitter waren kwetsten de geadresseerde. Hij gaf een verkeerde
interpretatie aan de gevoelens van de directeur, raadpleegde zijn helpers
en klaagde de brief aan bij de aartsbisschop, alsof het een uitdaging
was. De aartsbisschop die toen in beslag genomen werd door een gewichtige
perspolemiek met Monseigneur Balan, opvolger van Rohrbacher, naar aanlei-
ding van Rosmini (1)liet drie weken verlopen zonder hem te antwoorden.
Daarna werd hij door Don Oddenino mondeling verzocht tussen te komen.
Zonder een voorafgaande canonieke vermaning en zonder Don Bosco erin te
kennen, ontnam hij op 12 februari aan Don Bonetti de bevoegdheid biecht
te horen, zolang hij aan de pastoor geen pardon gevraagd had wegens "een
gebrek aan eerbied in zijn brief."
Don Bonetti meende dat hij droomde. Hij begaf zich haastig naar
het aartsbisdom om te vragen welke uitdrukkingen in de ten laste gelegde
brief als oneerbiedig geacht werden, maar hem werd een audiëntie gewei-
gerd. Anderzijds was het dringend dat iedere reden tot verwondering en
tot ergernis bij het volk zou weggenomen worden door de opheffing van de
censuur voor zaterdag, omdat op die dag Don Bonetti zich naar Chieri
placht te begeven. Daarom oordeelde hij op 13 februari, een donderdag,
dat het best was het hoofd te buigen en de opgelegde voorwaarde na te ko-
men. Hoe bitter het hem ook viel, hij schreef aan de pastoor en vroeg
hem pardon; maar omdat hij in zijn vorige brief niet in het minst de be-
doeling had gehad iemand te krenken, scheen het hem billijk en redelijk
toe die omstandigheid in het licht te stellen. Na de brief met zijn ver-
ontschuldiging te hebben verstuurd, gaf hij er kennis van aan Monseigneur
en drukte zijn vertrouwen uit dat de schorsing door dit feit zelf zou op-
(1) Cfr. Unità Cattolica, 22 januari 1877 en volgende nummers.

21 Pages 201-210

▲back to top

21.1 Page 201

▲back to top
- XIV/197 -
geheven worden; tegelijkertijd liet hij horen dat hij in het tegenoverge-
stelde geval voor zijn eigen rechtvaardiging en voor de eer van de con-
gregatie waartoe hij behoorde, er niet zou voor teruggeschrokken zijn
zijn toevlucht te nemen tot onaangename middelen, zoals een beroep op
Rome. Om de waarheid te zeggen waren deze laatste woorden onnodig en ze-
ker niet opportuun om zijn doel te bereiken. Monseigneur maakte zich
kwaad en overdreef. Zonder zelfs te wachten of de pastoor zich al dan
niet voldaan verklaarde, herhaalde hij de schorsing en verzwaarde ze op
de koop toe door ze als absoluut en voor onbepaalde tijd op te leggen,
namelijk zonder een enkele voorwaarde en naar believen van Zijne Excel-
lentie.
Nu dient men te weten dat een beslissing van de heilige congrega-
tie van de Bisschoppen en Regulieren uitgevaardigd op 20 november 1615
en opgediept voor Don Bonettï door pater Rostagno, dergelijke summiere
procédé's tegenover de kloosterlingen verbood. Daarin werd, inderdaad,
gezegd: "de zeer illustere kardinalen, in naam en met het gezag van de
Heilige Stoel, stellen vast en verklaren dat het aan de bisschoppen en
aan de aartsbisschoppen niet geoorloofd is de kloosterlingen-biechtvaders
van het biechthoren te schorsen, tenzij wegens een oorzaak die in verband
staat met de biecht." Deze beschikking die aldus goed te pas kwam gaf Don
Bonetti de moed een beroep te wagen, daar in zijn geval de oorzaak van de
bestraffing een brief en niet de biecht was. En dan bleef er ook nog te
bezien of de brief een schuldige overtreding was. Naar zijn mening was de
straf hier niet geoorloofd en onrechtvaardig. Nochtans hic et_nunc diende
men de schorsing als geldig te beschouwen. Daarom ging op 17 volgende
zondag 16 februari, Don Leveratto "de prefect van het Oratorio" reeds
vroeg in de morgen naar Chieri om er de biecht te horen van de meisjes.
De directeur was er dan 's avonds om catechismusles te geven en te pre-
ken. Om nu zijn herhaalde afwezigheid op de volgende zondagen aannemelijk
te maken, kondigde hij aan dat hij Don Bosco naar Rome moest vergezellen
om daar aangelegenheden af te werken die ook het Oratorio van Santa Tere-
sa aanbelangden. Hij beval dan aan dat men voor de goede afloop zou bid-
den. Daarom nam Don Bonetti onvoorzien de plaats in van graaf Cays om Don
Bosco naar Rome te vergezellen.
Zoals we al verhaald hebben, vertrok hij. Het was toen dat Mon-
seigneur zijn onvoorziene bezoeken aan het Oratorio en aan het college
van Valsalice aflegde, om de voorstellingen van de drama's bij te wonen.
We weten wat een verrassing deze nieuwigheden verwekten en hoe ze in ver-
schillende zin geïnterpreteerd werden. Het behaagde echter aan iedereen
hoe hij, met onverwachte inschikkelijkheid, bij de wijdingen van de vas-
ten een groep salesianen toeliet tot de lagere wijdingen, het subdiaco-
naat en het diaconaat. Redenen om ze te weigeren zouden er wel niet ge-
weest zijn; maar men was zo gewend geraakt aan moeilijkheden en weige-
ringen op het laatste ogenblik, dat wijdelingen en niet-wijdelingen zich
over zijn toegeeflijkheid verheugden. Er was nog meer, want op het einde
van de plechtigheid was hij zo vriendelijk aan de wijdelingen hun kaarsen
te overhandigen. Dat was nog niet voldoende. Toen de jonge Scaloni, de
toekomstige salesiaanse inspecteur, naar de sacristie ging, om er de ge-

21.2 Page 202

▲back to top
- XIV/198 -
wijde paramenten terug te dragen, liet Monseigneur hem roepen en zei hem:
"Jij bent het die de taak van Sint-Pancratius vervuld hebt... Dat is
goed." - En hij schonk hem een prentje. Kortom, het gerucht ging dat hij
zich eindelijk met het Oratorio wou verzoenen.
Toen Don Bonetti op 2 maart te Rome was aangekomen, tekende hij op
6 maart door bemiddeling van de congregatie van het concilie formeel be-
roep aan tegen de daad van de aartsbisschop te zijnen opzichte. Reeds in
februari had Don Bosco over het incident in zijn grote trekken kennis ge-
geven aan kardinaal Ferrieri, prefect van de congregatie van de Bisschop-
pen en Regulieren. Het is ons niet gebleken of hij een antwoord hierop
ontving; maar waarschijnlijk kwam als gevolg van dit verslag het advies
wegens redenen van bevoegdheid, deze zaak in handen van de congregatie
van het concilie diende gesteld te worden.
"
Eminentie,
"
"
Het spijt me dat ik genoodzaakt ben Uwe Eminentie, die reeds
" zoveel wordt beziggehouden voor het universele welzijn van de Hei-
" lige Kerk, te komen storen. Maar ik ben verplicht deze brief te
" schrijven omdat het mij toeschijnt dat Gods meerdere glorie en het
" welzijn van de zielen in het gedrang worden gebracht. Het is reeds
" de derde maal dat de aartsbisschop van Turijn salesiaanse pries-
" ters suspendeert van het biecht horen van de gelovigen, zonder de
" canonieke vormen in acht te nemen. Hij schorste de schrijver van
" deze brief door de jurisdictiebrief niet te ondertekenen, zonder
" enige reden hiervoor aan te geven. Hij suspendeerde priester G.
" Lazzero, de directeur van het hoofdhuis van Turijn zonder er de
" overste van in kennis te stellen, zonder voorafgaand advies en
" zonder dat men ooit de reden hiervoor gekend heeft.
"
Zo pas werd priester Giovanni Bonetti gesuspendeerd. Aan
" hem was de leiding toevertrouwd van een Oratorio voor zon- en
" feestdagen in de stad Chieri waar hij veel goed deed.
"
De pastoor van deze parochie en de aartsbisschop meenden dat
" deze priester aan hen brieven had geschreven zonder de vereiste
" eerbied. Gesteld dat deze brieven aldus zouden geschreven zijn,
" iets wat nochtans dient onderzocht te worden, dan zou dit dadelijk
" in orde zijn gekomen indien men de overste van de congregatie hier-
" van verwittigd had. Hem werd echter elke bevoegdheid tot biechtho-
" ren ontzegd in heel het diocees Turijn. Maar, naar het schijnt moe-
" ten, volgens de voorschriften van de Heilige Kerk, meer dan eens
" vernieuwd door de gezagvolle heilige congregatie van de Bisschop-
" pen en Regulieren dergelijke schorsingen vooraf worden gedaan door
" sommige berispingen waarvan aan de overste kennis moet worden ge-
" geven, en wegens redenen die betrekking hebben op het sacrament
" van de biecht.
"
Daarom verzoek ik Uwe Eminentie onze Hoogwaardige Aartsbïs-

21.3 Page 203

▲back to top
- XIV/199 -
" schop van Turijn uit te nodigen de regels te willen toepassen door
" de Heilige Stoel bij dergelijke maatregelen voorgeschreven en al-
" vorens zware kerkelijke straffen toe te passen zich te willen ge-
" waardigen na te gaan of de feiten dit verdienen en zoveel mogelijk
" publieke ergernis te vermijden, zoals pas gebeurd is in het geval
" van priester Giovanni Bonetti, die nog altijd gesuspendeerd is van
" de bevoegdheid de biecht van de gelovigen te horen. Aldus heeft
" hij, die met zoveel ijver in de stad Chieri preekte, zijn biecht-
" stoel omringd door een massa penitenten moeten verlaten en is hij
" uit dit aartsbisdom vertrokken om de verwondering van het publiek
" niet gaande te maken. Na aldus ootmoedig en vol eerbied wat hier
" voorafgaat te hebben uiteengezet, verlaat ik mij zonder voorbe-
" houd op alles wat Uwe Eminentie zal bevelen of eenvoudig zal aan-
" raden in deze zaak te doen.
"
Ik ben van Uwe Eminentie
"
uw zeer verplichte dienaar
" (zonder datum) (1)
Priester Gio. Bosco.
Dat de lof door Don Bosco aan Don Bonetti toegezwaaid niet onver-
diend was, wordt ons bevestigd door een verklaring van 16 februari 1879,
ondertekend door vijf kanunniken van Chieri (2) die getuigden dat hij,
gedurende de zes maanden dat hij het Oratorio voor zon- en feestdagen
van Santa Teresa geleid had, "er werkelijk veel goed gedaan had, tot vol-
doening van alle rechtschapen en godvrezende personen, vooral van de fa-
milievaders en familiemoeders." Ter ondersteuning hiervan bezitten wij
een getuigschrift van kanunnik Calosso, die voor zijn part op 12 februa-
ri aan Don Bosco geschreven had en hem uitbundig bedankt had omdat hij
elke week "die goede salesiaan" naar Chieri zond, die "werkelijk het best
geschikt was om zovele onwetende meisjes, wier gedrag afkeurenswaardig
was" te onderrichten en te verbeteren. Voorlopig en in afwachting van de
gebeurtenissen had Don Leveratto de leiding van het Oratorio op zich ge-
nomen en deed hij er veel goed "maar het blijft altijd waar, schreef ka-
nunnik Sona (3)aan Don Bonetti dat het Oratorio van Chieri onrechtvaardig
een slechte faam zou behouden en ook de salesiaanse congregatie in haar
eer zou lijden, indien u niet zou hersteld worden in uw eer en in uw
vrijheid uw gewijd ministerie te mogen uitoefenen."
Het behoort dat de praktijk dat de kopieën van beroepen door de
Romeinse congregaties aan de ordinarii van de appellanten worden gezon-
den pro informatione et voto en aan hun oversten wanneer de appellanten
reguliere priesters zijn. Dit document opende de ogen van Mgr. Gastaldi
(1) Een kopie van de hand van secretaris Don Berto, die schrijft dat de brief van februa-
ri dateert.
(2) Het waren de kanunniken Cantore, Caselle, Mosso, Calosso en Savone.
(3) Chieri, 6 maart 1879.

21.4 Page 204

▲back to top
- XIV/200 -
voor zijn verkeerde stap; daarom spande hij zich in om hem te herstellen,
zonder echter aan Rome een antwoord te laten geworden. Hij liet dan Don
Rua ontbieden, ontving hem vriendschappelijk en gelastte hem ermee aan
Don Bonetti mee te delen dat hij hem de bevoegdheid tot biecht te horen
terugschonk "waar en wanneer" hij wilde. Maar in de loop van het gesprek
voegde hij eraan toe: - "Don Bonetti Is een brave priester maar het be-
taamt niet dat hij nog naar Chieri zou gaan. Hij kan het inderdaad daar
niet goed stellen met de clerus. Ik ben daar geweest, heb er de clerus
samengeroepen; de aartspriester, de pastoor en verschillende kanunniken,
met uitzondering van kanunnik Sona, gingen akkoord om te zeggen dat het
niet meer past dat Don Bonetti nog naar Chieri zou gaan.(1) Zoals kan op-
gemaakt worden uit een apostil bij de brief, meende Don Bonetti dat ofwel
Don Rua de woorden van de aartsbisschop niet goed begrepen had ofwel dat
de aartsbisschop een vergissing had begaan bij het interpreteren van het
oordeel van de kanunniken. Wat er ook van zij, Don Bonetti kon niet in-
gaan op de voorwaarde geen voet meer te Chieri te zetten. Het was dan
toch altijd een maatregel die als straf bedoeld was; en in de ogen van de
mensen scheen het alsof hij zich aan de ene of andere nalatigheid schul-
dig gemaakt had.
Het geschil was op dit punt gekomen, toen er zich een onaangenaam
intermezzo voordeed, dat ons doet denken aan het gekende spreekwoord:
moge God mij behoeden voor mijn vrienden, mijn vijanden neem ik dan zelf
wel voor mijn rekening. In een brief had Don Bonetti bondig en zonder
iets te verzwijgen aan een persoon van Chieri met wie hij intiem was, de
geschiedenis verhaald van wat hem overkomen was tot 24 maart. In plaats
van voor zich alleen te behouden wat hem vertrouwelijk werd geschreven,
had hij de ongelukkige gedachte opgevat Don Bonetti een dienst te bewij-
zen die hij zich nooit had kunnen voorstellen. Deze persoon vervormde
zonder omwegen de brief door "jij" te vervangen door "jullie", alsof het
een omzendbrief was door de directeur aan de meisjes van zijn Oratorio
gericht. Daar voegde hij nog het een en ander van eigen vinding bij en
dan liet hij hem publiek voorlezen in het Oratorio, we weten niet bepaald
op welke dag en op welk uur. Het staat vast dat Don Leveratto hiervan
geen voorkennis had en er niets van vermoedde. Na de voorlezing ging het
blad van hand tot hand en werd het ook gekopieerd. Men slaagde er onge-
lukkiglijk te laat in om de kopieën van deze rampzalige namaak aan de
handen van het publiek te ontrukken. Het is wel zonder meer duidelijk dat
dit nieuws, in deze vorm meegedeeld, het geroddel in de stad zijn gang
deed gaan en olie op het vuur wierp.
Na zijn terugkeer uit Rome wou Don Bonetti weten hoe de gezindheid
van de aartsbisschop was en de gelegenheid daartoe bood zich weldra aan.
In de loop van de eerste weken na Pasen placht de curie van Turijn aan de
(1) Brief van Don Rua aan Don Bonetti, Turijn, 22 maart 1879.

21.5 Page 205

▲back to top
- XIV/201 -
priesters de jurisdictiebrieven terug te geven. Don Notario, professor
in de theologie in het Oratorio, ging er naartoe om die van de salesia-
nen te halen en ook wel met het inzicht het terrein te verkennen. Als
getuige had hij Don Deppert bij zich. De brief van Don Bonetti werd hem
niet ter hand gesteld. Hij liet eerbiedig dit tekort opmerken. Toen hem
geantwoord werd dat dit gebeurde op bevel van Monseigneur, vroeg hij om
een geschreven verklaring om zich voor zijn oversten te kunnen rechtvaar-
digen. De secretaris Don Chiaverotti wachtte zich wel hem die te geven.
Hierover ontstonden er woorden die de aandacht wekten van de kanselier
kanunnik Chiuso. Don Notario verzocht hem een audiëntie bij de aartsbis-
schop aan te vragen. De kanunnik stemde hierin toe. De aartsbisschop ont-
ving hem en Don Deppert. Wanneer hij de reden van hun komst gehoord had,
weigerde hij de jurisdicties ter hand te stellen van de salesianen die
hun verblijfplaats buiten het diocees hadden en ook niet die van Don Bo-
netti, hoewel deze zijn gewone verblijfplaats te Turijn had. De medebroe-
ders die in andere diocesen verbleven behielden de jurisdictie van Turijn
om er te kunnen biecht horen, wanneer, zoals vaak voorviel, zij zich naar
het Oratorio begaven. Monseigneur weigerde dus zowel de jurisdictie als
de verklaring die men hem vroeg. Dan vroeg hij aan Don Notario wie hij
was. Toen deze hem geantwoord had dat hij de nieuwe directeur was van het
huis van Chieri, viel hij uit met scheldwoorden en heftige aanklachten
tegen Don Bosco en tegen de salesianen. Don Notario luisterde geduldig
toe en toen de storm voorbij was maakte hij een buiging en wilde heen-
gaan.
- "Wat? Gaat u zo gauw weg"? - riep Monseigneur uit.
- "Hoe wilt u dat ik hier zou blijven staan luisteren wanneer op
die manier over mijn vader en overste gesproken wordt? Ik ben hier in het
huis van Uwe Excellentie en ik kan zijn verdediging niet op mij nemen."
Monseigneur kalmeerde, nam hem bij de arm, dwong hem te gaan zit-
ten en begon een rustig, we zouden bijna zeggen, een hartelijk gesprek.
Voor zijn heengaan zei Don Notario: - "Wat de jurisdicties aangaat, in-
dien de curie weigert mij een verklaring te geven, heb ik hier mijn gezel
die getuigenis zal afleggen voor mij bij hem die mij gezonden heeft."
Op 2 mei werden de jurisdicties aan Don Bonetti teruggeschonken,
maar steeds op voorwaarde dat hij niet naar Chieri zou gaan zonder een
speciale machtiging van de aartsbisschop. Daar hij er al twee dagen bezig
was de maand van Maria te preken, verzocht hij Zijne Excellentie hem te
machtigen daarmee voort te gaan, zowel om zijn werk tot verwondering van
iedereen niet te onderbreken als om de vruchten te oogsten van het woord
Gods door biecht te horen. Hij werd niet verhoord en daarom wendde hij
zich op 4 mei tot de Heilige Vader tegen het hatelijke verbod.
Het liep niet lang aan eer men het uitwerksel zag van het nieuwe
beroep. Op 26 mei schreef de aartsbisschop aan Don Bosco: "Ik moet drin-

21.6 Page 206

▲back to top
- XIV/202 -
gend met u spreken over een zeer gewichtige zaak en daarom verzoek ik u
mij te komen bezoeken en dit nog vandaag. Ofschoon ik te bed ben, zal ik
toch met u kunnen spreken. Met vertrouwen dat ik het genoegen zal hebben
u te mogen terugzien nu er bijna 11 maanden verlopen zijn sinds de inze-
gening van de eerste steen van de kerk van Sint-Jan, ben ik enz.". Nog
diezelfde avond ging Don Bosco naar hem toe. "De zeer gewichtige zaak"
was juist de aangelegenheid van Don Bonetti, wiens beroep hem door de
heilige congregatie was meegedeeld geworden. Het besluit was dat Monseig-
neur aan Don Bonetti de bevoegdheid terugschonk biecht te horen waar hij
maar wilde en het aan de wijsheid van zijn overste overliet of hij ja dan
neen nog naar Chieri zou gestuurd worden.
Don Bonetti herademde en allen rondom hem waren verheugd dat het
meningsverschil nu eens en voorgoed bijgelegd was. Maar hun vreugde was
van korte, uiterst korte duur. De dag nadien ontving Don Bosco van Mon-
seigneur in de vroege ochtend een nieuwe brief waarin hij alles terugtrok
wat hij 's avonds voordien gezegd had. Ziehier de inhoud van die brief.
"Daar ik mij verplicht voel de onenigheid die te Chieri gerezen is, onge-
daan te maken, reken ik het ook tot mijn plicht ervoor te zorgen dat Don
Bonetti er zou weg blijven totdat ik zelf ter plaatse de toestand nog-
maals onderzocht heb en een besluit tref met volledige kennis van de
zaak. Daarom acht ik het noodzakelijk dat gedurende heel deze tijd, deze
priester te Chieri zijn ambt van biechtvader niet zou uitoefenen. Bijge-
volg onttrek ik aan Don Bonetti de bevoegdheid sacramenteel de absolutie
te geven tot de hierboven aangeduide tijd. Gelet op mijn fysische toe-
stand is het niet mogelijk deze tijd te bepalen. Dit heb ik in het be-
gin van deze maand aan Don Rua verklaard. Wanneer ik nadenk over alles
wat we gisterenavond besproken hebben, meen ik dat ik u deze verklaring
moet geven."
Ontgoocheld, bedroefd, ontmoedigd stuurde Don Bonetti dadelijk aan
de Heilige Vader volgend nieuw smeekschrift: "Priester Giovanni Bonetti
van de salesiaanse congregatie geeft, u neergeknield aan uw voeten, nede-
rig, volgende uiteenzetting. Op 6 maart en nadien op 4 mei deed hij be-
roep op Uwe Heiligheid om de herroeping te bekomen van een schorsing hem
opgelegd door de aartsbisschop van Turijn. Deze schorsing scheen hem in
tegenstrijd te zijn met herhaaldelijk genomen beslissingen die uitgingen
van de apostolische Stoel. Ten gevolge van dit beroep liet de aartsbis-
schop op 26 mei priester Giovanni Bosco, Algemeen Overste van de salesi-
aanse congregatie bij zich roepen en door diens bemiddeling liet hij aan
ondergetekende weten dat hij de schorsing introk en hem opnieuw de be-
voegdheid verleende om vrij biecht te horen in het aartsbisdom. De ne-
derige opsteller van dit vertoog ontving met blijdschap dit nieuws, vol
dankbaarheid tegenover Uwe Heiligheid maar op 27 mei al, nadat er nau-
welijks een nacht was overheen gegaan, ontving hij een nieuwe mededeling
van de aartsbisschop waarin deze verklaart dat de schorsing blijft voort-
duren en dat de herroeping van daags voordien 's avonds als onbestaande
moet aangezien worden. Met welke pijnlijke verrassing de opsteller van

21.7 Page 207

▲back to top
- XIV/203 -
dit vertoog en zijn overste deze onverwachte aankondiging ontvingen, kan
men niet naar waarheid beschrijven. Daarom doet ondergetekende voor de
derde maal beroep op Uwe Heiligheid. Hij verzoekt u onderdanig maar met
aandrang gebruik te willen maken van uw opperste gezag en u te gewaardi-
gen een oplossing te brengen in een toestand zo pijnlijk voor hem en voor
de salesiaanse congregatie. Bovendien strekt hij niet tot nut van de zie-
len en tot Gods meerdere glorie, daar hij een ergernis is en een oorzaak
van werkelijke ontevredenheid bij het volk."
De voortdurende herhaling van dergelijke wrijvingen bood aan Don
Bosco steeds nieuwe argumenten voor de noodzakelijkheid van een volledi-
ge autonomie van de congregatie met de mededeling van de privileges. Om
deze reden stuurde hij aan kardinaal Nina, hun beschermheer, een smeek-
schrift, opdat dan ten minste sommige privileges, die ze al tijdelijk
onder Pius IX hadden, zouden vernieuwd worden.(1)
"
Eminentie,
"
"
Met de vurige wens dat u een juiste gedachte zou hebben over
" de zaken die betrekking hebben op de nederige salesiaanse congrega-
" tie, geef ik u in het kort een uiteenzetting van de ernstige moei-
" lijkheden die ze te doorstaan had vanwege de ordinarius van het
" hoofdhuis van Turijn.
"
Het verzet van deze ordinarius ging steeds gepaard met het
" verzet dat uitging van de burgerlijke overheid en van de school-
" overheid. Daarom kunt u zich gemakkelijk voorstellen hoe men zich
" heeft moeten afsloven en wat men heeft moeten verduren om een con-
" gregatie, die noch over tijdelijke steun noch over stoffelijke mid-
" delen beschikt, te beginnen, in stand te houden en te consolideren.
" Ons heeft echter nooit de raad, de leiding en de steun ontbroken
" van de opperherder, die ons steeds met de welwillendheid van een
" liefdevolle vader behandeld heeft.
"
Misschien zult u ons zeggen ó waarom uw bezwaar niet in-
" dienen bij de Heilige Stoel? Dat heb ik enige keren gedaan; maar
" het ontbreken van een kardinaal-beschermheer heeft het indienen
" van bezwaren onvruchtbaar gemaakt.
"
Alle brieven, waarover in deze uiteenzetting gesproken
" wordt, worden in hun origineel bewaard in het archief van onze
" congregatie.
"
De gunst, die wij op dit ogenblik uiterst nodig hebben, is
" de mededeling van de privileges, waarvan de passionisten, de re-
" demptoristen en ook de oblaten van de Maagd Maria en waarvan in
" het algemeen alle erkende kerkelijke congregaties genieten. Mis-
(1) Dit zijn de privileges verleend door Pius IX op 21 april 1876 en na zijn dood met
verschillende andere privileges ontnomen. (cfr. boekdeel XIII, blz. 559 en
volgende).

21.8 Page 208

▲back to top
- XIV/204 -
" schien zou dit echter op ernstige moeilijkheden stuiten en daarom
" vraag ik u dat men mij ten minste de drie gunsten zou willen ver-
" nieuwen, waarvan wij gedurende drie jaar hebben gebruik gemaakt.
" We ondervonden zware moeilijkheden en lijden grote schade tenge-
" volge van een uitstel tot vernieuwing van deze gunsten.
"
Ik meen dat het opportuun is hier tevens een kopie aan toe
" te voegen, dat reeds overhandigd werd aan Mgr. Jacobini; met uw
" voorgaande toestemming kan hij het bekomen van deze gunsten be-
" spoedigen bij de heilige congregatie. Wij bidden de Heer dat Hij
" u in goede gezondheid moge bewaren voor het welzijn van de Heili-
" ge Kerk en dat u ons zou helpen de Vrome Salesiaanse Sociëteit in
" een normale toestand te brengen ten opzichte van de Kerk en ons
" zou ondersteunen te midden van de aanvallen waaraan wij voortdu-
" rend blootgesteld zijn.
"
Allen vragen wij eerbiedig uw heilige zegen, terwijl ik de
" hoge eer heb uw heilig purper te kussen en van u te zijn
"
" Turijn, 13 juli 1879.
de zeer verplichte dienaar
"
Priester Gio. Bosco.
Het memorandum bij de brief gevoegd was "een met de hand geschre-
ven verzameling van feiten begaan door Mgr. Gastaldi tot nadeel van de
salesiaanse congregatie en gehaald uit brieven van de aartsbisschop.(1)
Het moest dienen om te bewijzen welke de gevolgen zouden zijn als men de
privileges niet bezat. Om zich rekenschap te geven van al de zaken die
erin vervat waren, was er tijd nodig en daarom behield Zijne Eminentie
zich het recht voor hierop te antwoorden. Wat de privileges betreft die
dienden vernieuwd te worden, verzocht hij Don Bosco hem de tekst te over-
handigen van de eerste concessie.(2) Don Bosco stuurde een kopie van de
rescripten aan de kardinaal, die aan de Heilige Vader de vraag tot hun
vernieuwing aanbeval maar hij was niet bereid aan deze vraag een gunstig
gevolg te verlenen. Ziehier de reden ervan. Don Bosco had zijn vraag ge-
richt tot de heilige congregatie van het concilie; maar wegens redenen
van bevoegdheid werd de zaak overgedragen aan de congregatie van de Bis-
schoppen en Regulieren, en deze laatste congregatie had reeds aan de paus
een negatief verslag uitgebracht. Daarom kwamen de goede diensten van de
kardinaal-beschermheer te laat en konden ze niet meer helpen. Toch maak-
te Zijne Eminentie de opmerking:2 "Dit moet bij u de vrees niet doen ont-
staan dat de paus weinig welwillend zou zijn tegenover de verdienstelijke
salesaanse congregatie. U dient er enkel het bewijs in te zien dat voor-
noemde
(1) Randnota van secretaris Don Berto op een kopie van de brief aan kardinaal Nina. Deze
"uiteenzetting" werd door hem zelf geschreven, zoals hij dat placht te doen voor al-
le documenten die aan de burgerlijke of kerkelijke overheden dienden overhandigd te
worden.
(2) Brief, Rome, 19 juni. 1879.

21.9 Page 209

▲back to top
- XIV/205 -
heilige congregatie het thans niet opportuun acht andere privileges toe
te staan." Ten slotte besloot hij: "Voor het overige zal ik, wat mij be-
treft: steeds eraan houden een bewijs te geven van mijn vurig verlangen
alle mogelijke voordelen te bekomen voor een sociëteit die zich dusdanig
inspant voor het welzijn van de zielen en waarvan ik de beschermheer
ben."(1)
Don Bosco verloor de aangelegenheid niet uit het oog. Hij liet de
zomer met de vakantie voorbijgaan maar wou dan een andere weg bewandelen
om deze privileges te verkrijgen. Omdat hij door ervaring wist dat de
prefect van de congregatie van de Bisschoppen en Regulieren zich tegen-
over hem eerder hardvochtig toonde, verzocht hij de nieuwe kardinaal Gae-
tano Alimonda aan te dringen bij kardinaal Nina dat zijn aanvraag zou on-
derzocht worden door de congregatie van het Concilie. De erg hartelijke
antwoorden van de kardinaal uit Ligurië moesten dan, zelfs wanneer hij
niets anders verkreeg, iet of wat de bitterheden verzachten die hem van
verschillende zijden overvielen, zoals wij gezien hebben in het vorige
hoofdstuk en nog in dit en de twee, volgende hoofdstukken zullen zien.
"Zoals ik u al mondeling gezegd heb, en nog eens schriftelijk herhaal"
schreef hem kard. Alimonda, mag, waar ik iets kan doen en steeds wanneer
ik ertoe in staat ben, de salesiaanse congregatie, de geliefde dochter
van uw geest, met zekerheid op mijn diensten rekenen. Daarom ben ik be-
reid u op dit ogenblik een dienst te bewijzen (...). Ik zal mij bij de
Heilige Vader begeven en ik zal al mijn krachten inspannen (...). Mijn
allerbeste Don Giovanni, God weet hoe ik van u houd en hoe zeer ik ach-
ting voor u heb. Het is mij een eer, een troost mij te mogen rekenen on-
der uw dienaars."(2) Toen hij dan met de paus gesproken had, schreef hij
hem opnieuw: "Ik kan u de verzekering geven dat de paus de salesianen ge-
negen is en de kostbare diensten die ze aan de Kerk bewijzen op prijs
stelt maar, zoals u wel begrijpt, kan hij niet nalaten uw vragen te on-
derwerpen aan de bevoegde congregatie." Nadat hij ook met kardinaal Nina
een lang gesprek had gehad over de wenselijkheid zich tot de congregatie
van het Concilie te wenden, stuurde hij hem hierover volgend bericht: "De
kardinaal meent dat het niet wenselijk is de aangelegenheid te doen over-
gaan van de congregatie van de Bisschoppen en Regulieren naar de congre-
gatie van het concilie. Hij meent dat de vertraging bij het behandelen
van de zaak en de moeilijkheden om ze gelijk te stellen met andere con-
gregaties van oudere datum, die in het begin ook dezelfde moeilijkheden
ondervonden hebben, niet voortkomt uit duistere vooringenomenheden jegens
de salesianen, maar uit het feit dat ze nog maar onlangs gesticht werden.
In ieder geval heeft hij het smeekschrift bij zich gehouden. Hij zal er
over spreken met de Heilige Vader en hij schijnt me geneigd te zijn er
zich voor in te spannen om na de vakantie deze aangelegenheid te bespre-
(1) Brief, Rome, 26 juni 1879.
(2) Brief, Rome, 7 oktober 1879.

21.10 Page 210

▲back to top
- XIV/206 -
ken en een beslissing te nemen. Ik heb met aandrang aanbevolen en zal dat
nog doen dat ten minste de twee privileges die reeds verleend werden,
zouden bevestigd worden. Het is wel zeker dat mijn invloed nog gering is
in zaken van een congregatie waartoe ik niet behoor; ook ben ik als de
laatste in het heilige College van de kardinalen getreden, maar het wei-
nige dat ik kan doen, zal ik uit geheel mijn hart doen." (1) De zaak
bleef dus daar steken; maar Don Bosco hield eraan de zaken die hem het
meest ter harte gingen levendig te houden, omdat hij op die manier hun
aanrijpen begunstigde en verhaastte.
En laat ons nu weer verder rijden. De schorsing is voor een pries-
ter een zeer vernederende straf, des te meer wanneer de fout niet duide-
lijk blijkt en de ergste vermoedens altijd ingang kunnen vinden. Men be-
grijpt dus dat Don Bonetti nog niet het ogenblik zag aankomen om zich van
deze schande te ontdoen. Ondanks al zijn beroepen was er nog geen schemer
van hoop! Op 16 juli ontlastte hij zijn gemoed bij Mgr. Verga, de secre-
taris van de congregatie van het Concilie. "Het is nu al de zesde maand
dat ik gebukt ga onder de last van een schorsing, die mij opgelegd werd
door de aartsbisschop van Turijn. Ze wordt aangezien als zijnde in tegen-
spraak met de beslissingen herhaaldelijk uitgevaardigd door de Apostoli-
sche Stoel en verhindert Gods meerdere glorie. Gedurende dit tijdsverloop
werden drie beroepen ingediend bij de troon van de Heilige Vader door be-
middeling van deze heilige congregatie maar tot heden toe is over deze
zaak nog geen beslissing gevallen terwijl ik steeds verhinderd word
vrijelijk mijn gewijd ministerie uit te oefenen tot zware ergernis van
vele arme zielen. Het is dus met bedroefd hart, maar toch ook altijd vol
vertrouwen dat ik mij aanbeveel aan de welbekende goedheid van Uwe Emi-
nentie, opdat u zich zou gewaardigen een definitieve beslissing te bevor-
deren, aldus mijn arm persoontje te bevrijden van een dusdanig pijnlijke
toestand en een zo grote kwaal te doen eindigen. Ik schrijf u deze brief
met de toestemming van priester Giovanni Bosco, mijn vereerde overste, en
in zijn naam verzoek ik u uit liefde tot Jezus Christus, tot Maria, hulp
der Christenen en tot de H. Franciscus van Sales, onze geliefde patroon,
mij de christelijke liefdedaad te willen bewijzen een antwoord te sturen
om hem en mij een richtlijn te geven."
Het afgesmeekte antwoord kwam niet. Om een oordeel uit te spreken
wachtte de heilige congregatie erop dat de aartsbisschop van Turijn zou
antwoorden en deze gaf geen antwoord. Daarom ontstond in het hart van Don
Bonetti een nieuw plan. Op de 27ste van dezelfde maand raadpleegde hij
advocaat Leonori. "De toestand van bestraffing waarin ik mij bevind, zei
hij hem, heeft aanleiding gegeven tot het ernstige vermoeden dat ik een
eerloosheid zou begaan hebben, vooral omdat het over een instituut voor
meisjes gaat. Aldus worden wij in deze dagen enerzijds door de regering
(1) Brief, Rome, 21 oktober 1879.

22 Pages 211-220

▲back to top

22.1 Page 211

▲back to top
- XIV/207 -
met het zwaard aangevallen (1) terwijl het aartsbisschoppelijk gezag ons
met het kruis slaat en over ons het gerucht doet lopen dat wij onwaardige
priesters zijn en verraders van de zielen. Deze oorlog is al te onrecht-
vaardig en al te wreed en het schijnt me toe dat het niet eervol is voor
de Heilige Stoel nog langer van zijn kant een dergelijke wanorde toe te
staan, die de rechtschapen personen verontwaardigt. Indien men meent dat
ik schuldig ben, dat men het mij dan laat weten; en wanneer ik mijn on-
schuld niet zou kunnen bewijzen, non recuso mori; maar, indien ik niet
schuldig ben, waarom mij dan een zo lange en onverdiende straf laten on-
dergaan, met oneer voor mijn hoedanigheid en die van mijn Congregatie en
ook tot grote ergernis van de gelovigen?" Het was dus zijn inzicht een
geding in te spannen en hij verzocht de advocaat zijn verdediging op zich
te nemen. De advocaat bekende wel dat hij er de voorkeur aan gaf dat er
een beslissing zou komen zonder proces en beloofde zich hiervoor in te
spannen maar zei toch dat hij bereid was zijn verdediging op zich te ne-
men.(2)
Het ongeduld van Don Bonetti werd geremd door de lankmoedigheid van
Don Bosco, zodat hij niet met overijling te werk ging. Op 20 augustus
drong hij nog aan bij Mgr. Verga: "Daar ik mijn stem niet kon laten horen
bij de aartsbisschop, heb ik, met toelating van mijn overste, meermaals
beroep gedaan op de Heilige Vader door bemiddeling van de heilige congre-
gatie van het Concilie, die aan de aartsbisschop herhaaldelijk geschreven
heeft pro informatione et voto. Deze antwoordt echter niet en stelt geen
einde aan mijn schorsing. Wat gebeurt er nu met dat al? Bij mijn mede-
broeders, bij het instituut door mij bestuurd, bij de zielen aan wie ik
leiding geef, in de stad Chieri, te Turijn, in mijn geboortestreek, in
heel het aartsbisdom sta ik nu aangeschreven als een priester die erger-
nis geeft. De kwade geruchten worden des te meer geloofd, nu men weet dat
ik een beroep gedaan heb op Rome en dat ik na zeven maanden nog geen en-
kel resultaat van dit beroep heb gehad." Hij beval zich dus aan hem en
door zijn bemiddeling aan de Heilige Vader aan om een troostend antwoord
te verkrijgen dat een einde zou stellen aan zijn kwellingen.
Augustus was voorbij, het werd september, het werd midden oktober
en niettegenstaande al de ijver door Mgr. Verga en de inspanningen van
advocaat Leonori, bleef alles in zijn statu quo. Op 15 oktober probeerde
hij nogmaals een audiëntie te verkrijgen bij de aartsbisschop; maar aan
anderen verleende hij wel audiëntie maar niet aan hem. Toen dacht en
sprak hij bij zichzelf: - "Hier bestaat er geen hoop een einde te stel-
len aan deze zaak. Het gezag van Rome is hier nodig. Laat ons nog een
andere vreedzame weg beproeven. Daar de aartsbisschop niet teruggeeft wat
hij mij ontnomen heeft en geen antwoord geeft op de herhaalde brieven van
(1) Hij zinspeelt hier op de zaak van het sluiten van de scholen.
(2) Brief aan Don Bonetti, Rome, 31 juli 1879.

22.2 Page 212

▲back to top
- XIV/208 -
de heilige congregatie, zou men dan niet kunnen bekomen dat ik door Ro-
me zou gemachtigd worden zoals voorheen mijn heilig ministerie uit te
oefenen, totdat hij antwoordt of totdat er op een andere manier een op-
lossing komt?(1) Met de hoop dat de Heilige Vader de zaak in handen zou
nemen, maakte hij een vierde beroep klaar, waarbij hij een getuigschrift
voegde van vijf kanunniken van Chieri en het volgende getuigschrift van
Don Bosco:
"
Priester Giovanni Bosco, overste van de vrome salesiaanse
" sociëteit, verklaart hierbij dat priester Giovanni Bonetti, lid
" van zijn congregatie, steeds een rechtschapen en voorbeeldig ge-
" drag heeft gehad, zoals aan een goede kloosterling betaamt. Door
" verschillende gedrukte geschriften, door de leiding gedurende
" twaalf jaar van het klein seminarie van Borgo S. Martino, in het
" bisdom Casale, heeft hij zich zelfs zeer verdienstelijk gemaakt
" voor de goede opvoeding van de jeugd. Hij preekte met welslagen
" bij gelegenheid van retraites, missies, triduüms, novenen en der-
" gelijke meer. Daarna werkte hij als directeur van het Oratorio
" voor zon- en feestdagen van S. Teresa te Chieri. Met ijver en on-
" gewone opoffering gaf hij catechismusles, hoorde biecht, onder-
" richtte de arme meisjes, en slaagde erin er meer dan 400 te ver-
" zamelen in voornoemd Oratorio, dank zij de hulp, de bijstand en
" de materiële leiding van de zusters van Maria, Hulp der Christe-
" nen.
"
Ik verklaar dit opdat voornoemde priester Bonetti er ge-
" bruik van kan maken, waar hij dit nodig heeft."
"
" Turijn 28 oktober 1879.
Priester Gio. Bosco.
Hij stuurde dit beroep aan kardinaal Nina met het verzoek het te
willen overhandigen aan de Heilige Vader en het met zijn machtige be-
scherming te steunen. Tot Zijne Eminentie zei hij: "De zaak waarover het
gaat hadden wij sinds haar begin in de handen van Uwe Eminentie moeten
geven, maar in die tijd had onze congregatie nog niet de hoge eer u als
haar beschermheer te hebben; daarom hebben wij een andere weg gevolgd.
Ik meen dat dit de reden is waarom ze zich tot nu toe in dezelfde toe-
stand bevindt. Ik noteer dat ik deze aangelegenheid wens te beëindigen
zonder de Heilige Stoel te moeten lastig vallen, en dat ik met de toe-
stemming van mijn overste, Don Giovanni Bosco, herhaaldelijk gevraagd
heb de aartsbisschop van Turijn te mogen spreken; maar deze wou mij niet
ontvangen."(2)
Hij liet de brief door Advocaat Leonori aan Zijne Eminentie over-
handigen en spoorde hem aan ervoor te zorgen dat alles zou geregeld
(1) Brief aan advocaat Leonori, 24 oktober 1879.
(2) Brief, 24 oktober 1879.

22.3 Page 213

▲back to top
- XIV/209 -
zijn voor het begin van de noveen van de Onbevlekte Ontvangenis, het
voornaamste feest van het Oratorio van S. Teresa. Maar dit tweede beroep
kwam niet in handen van de Heilige Vader omdat Mgr. Verga en de advocaat
van oordeel waren dat het niet opportuun was het hem te overhandigen. Eer
de moeilijkheid opgelost was, zou er nog veel water naar de zee stromen.
Het jaar eindigde zonder dat men het begin van het einde zag. Het
leed van Don Bonetti groeide buiten mate en uit zijn pen vloeiden bittere
beschouwingen. "Ik geef u de verzekering, schreef hij aan advocaat Leono-
ri (1) dat ik er zeer onder lijd. Ik kan niet begrijpen hoe het mogelijk
is dat de heilige congregatie van het Concilie op een jaar tijd de aarts-
bisschop er niet toe kon brengen de reden op te geven voor zijn daad be-
gaan tegen de voorschriften in van de Apostolische Stoel ten nadele van
een arme kloosterling of hem er niet kon toe dwingen de jurisdictie terug
te schenken. Op die manier zou hij hem de ontstolen eer, die de priesters
vooral in onze tijd zo nodig hebben, teruggeven. Ik dank God dat Hij mij
sinds mijn jeugd een hoge achting en een warme genegenheid heeft ingeboe-
zemd voor de Apostolische Stoel en voor alles wat ertoe behoort. Indien
dat niet het geval was, dan zou ik mij op heden in groot gevaar bevinden;
want nu mijn pijnlijke toestand hier zeer bekend is, komen er van alle
kanten influisteringen die mij aanraden schandaal te maken. Maar met Gods
hulp zal ik er nooit een schandaal van maken, ook al zou ik als gesuspen-
deerde priester en met de naam van een onwaardige kloosterling moeten
sterven. Ik zal gelaten mijn leed dragen om de last niet te vergroten van
de Heilige Vader en van mijn overste, Don Bosco, met de troost dat mijn
onschuld zal blijken op de dag des oordeels. Toch kan ik niets anders dan
verlangen uit deze toestand van bestraffing te worden bevrijd, zowel om
vrijelijk te kunnen werken in de Kerk volgens het verlangen van mijn
oversten, als voor de eer van de salesiaanse congregatie waartoe ik be-
hoor en ook voor de faam van mijn familie, die vernederd en verguisd
wordt door mijn zeer onrechtvaardige schorsing."
In Rome spande ook de nieuwe procurator van de congregatie, Don Dal-
mazzo, zich met alle krachten in voor Don Bonetti, maar van alle kanten
stootte hij op redenen van voorzichtigheid waarin de raad gegeven werd er
de tijd te laten overheen gaan.(2) Eindelijk kon hij hem op 23 maart
schrijven: "Deze ochtend vertrok, en misschien met dezelfde post als mijn
brief, een brief van de congregatie van het Concilie, die een echt ulti-
matum is...". Eerst op 28 juni schreef Mgr. Gastaldi aan de secretaris
van het Concilie. Hij bevestigt dat het in dit geval niet om een bestraf-
fing ging, maar om een maatregel die door de voorzichtigheid voorgeschre-
ven werd. Men kan zich wel voorstellen dat deze uitvlucht Don Bonetti
(1) Brief, Turijn, 2 januari 1880.
(2) Brief van Don Dalmazzo aan Don Bonetti, Rome, 20 maart 1880.

22.4 Page 214

▲back to top
- XIV/210 -
niet bevredigde, maar thans kon men, wegens het seizoen, niets anders
doen dan de herfst afwachten.
In de late herfst kwamen twee incidenten de zaken nog wat meer in
de war brengen en gaven een voorwendsel tot twee nieuwe punten van be-
schuldiging. In het begin van de maand november 1880 stierf er in het
huis van Chieri een zuster van Maria, Hulp der Christenen. De afgestorve-
ne was nog maar pas begraven of er vlogen bijzonderheden naar de Curie
over een ernstige inbreuk op de rechten van de parochie en van de kerke-
lijke wetten. De advocaat-fiscaal van de canonieke Curie, Colomiatti,
hield zich bij het eerste nieuws dat hij ontvangen had en riep Don Rua
bij zich ad audiendum verbum zonder hem het waarom te zeggen. Ziehier
hoe hij de zaak uiteenzette. Twee salesianen hadden aan de stervende de
laatste sacramenten toegediend. Ze hadden de Heilige Teerspijs uit de
huiskapel gehaald en de heilige olie uit het huis van de Jezuïeten. Na
het overlijden hadden zij de lijkstoet vergezeld door de straten van de
stad tot aan het kerkhof. Don Rua, die het verhaal voor waar aanzag, gaf
de uitleg die hem waarschijnlijk toescheen en verontschuldigde de twee
priesters omdat "ze nog niet veel praktijk hadden." Aldus schreef hij
zijn verklaringen op en stuurde hij aan de aartsbisschop een brief, die
op volgende manier eindigde: "Daarom vraag ik aan Uwe Excellentie nede-
rig om verontschuldiging voor de twee voornoemde priesters en ben steeds
bereid dat ook te doen tegenover de pastoor van de plaats indien u dat
nodig zou achten. Indien het ook noodzakelijk is een schadeloosstelling
te betalen wegens de inbreuk op de rechten van de parochie, dan zijn we
steeds bereid te doen wat nodig is op een eenvoudige wenk van u."(1) Maar
hoe groot was zijn verrassing, toen hij vernam hoe de zaak zich in wer-
kelijkheid had voorgedaan! Geen twee salesiaanse priesters hadden aan de
kloosterzuster de laatste sacramenten toegediend maar een kanunnik van
Chieri, Matteo Sona. Geen twee priesters hadden het lijk naar zijn laat-
ste verblijfplaats vergezeld, maar na de requiemmis was de kist begeleid
geworden naar het kerkhof more pauperum door een groep meisjes. Omdat hij
de zaak niet verder onderzocht had, bracht dit nadien de aartsbisschop
ertoe ook deze misvorming van de waarheid als bewijs aan te halen dat de
salesianen geen gelegenheid lieten voorbijgaan om hem "smaad en onaange-
naamheden" te bezorgen.(2)
Het tweede incident heeft geen betrekking op Chieri maar op het
proces. Op 17 november 1880 had Don Bonetti, die het moe was aldus gedu-
rende 22 maanden aan het lijntje te worden gehouden, rechtstreeks aan de
paus het smeekschrift overhandigd van 24 oktober 1879 dat in de handen
van Mgr. Verga gebleven was. Hij verklaarde vooraf "bereid te zijn met
(1) Brief, 7 november 1880.
(2) Brief aan de Kardinalen van het Concilie, Turijn, 5 december 1881.

22.5 Page 215

▲back to top
- XIV/211 -
de diepste verering te willen aanvaarden" alles wat Zijne Heiligheid hem
zou bevelen. Het uitwerksel deed zich onmiddellijk voelen. Vijf dagen la-
ter beval kardinaal Caterini, de prefect van het Concilie, aan de secre-
taris Mgr. Verga Don Bonetti te willen verwittigen dat zijn geding zou
behandeld worden binnen de termijn van een maand in_plenario Eminentissi-
morum Patrum consessu. Advocaat Leonori, die ermee belast was de beslis-
sing aan de twee partijen mee te delen, sloot bij de brief voor Don Bosco
de tweede brief die voor de aartsbisschop bestemd was met verzoek hem da-
delijk te willen overhandigen.(1)
De brief bereikte Don Bosco te San Benigno in het nieuwe huis van
het noviciaat. Met zorg stuurde hij aan het Oratorio de envelop met het
adres van Zijne Excellentie en met de zegel van de Heilige Congregatie
opdat deze zonder uitstel zou overhandigd worden. Don Deppert werd hier-
mee gelast en op 3 december bracht hij hem naar het aartsbisdom. Hij zag
de aartsbisschop voorbijgaan en vroeg of hij hem kon spreken, maar het
werd hem geweigerd. Dan meldde hij zich aan bij de kanselier kanunnik
Chiuso, aan wie hij zei dat hij een brief bij zich had die uit Rome kwam
voor Zijne Excellentie en dat hij, tot zijn geruststelling, graag enkele
woorden als bewijs van ontvangst zou krijgen. De kanselier luisterde met
misprijzen naar deze vraag. De andere begaf zich toen bij de secretaris
theologant Corno en kreeg er hetzelfde onthaal. Hij wees er op dat de
brief niet van Don Bosco kwam, maar van een Romeinse congregatie zoals
het zegel aanduidde. Hij zei nog dat enkele maanden voordien, toen Mon-
seigneur zelf aan Don Bosco een dergelijke brief vanwege de congregatie
van de Riten moest meedelen, zijn knecht, bij het overhandigen, een ont-
vangstbewijs gevraagd en gekregen had. Maar het was alsof hij tegen een
muur sprak. Toen waagde Don Deppert het niet, omdat hij mogelijke gevol-
gen vreesde, de brief te overhandigen. In dergelijke gevallen een ont-
vangstbewijs vragen is toch niet zo buitenissig en men pleegt dit zelfs
bijna algemeen te doen.
Daags nadien keerde Don Deppert terug in gezelschap van een mede-
broeder en vroeg om persoonlijk de brief in handen van de aartsbisschop
te mogen geven. Het werd hem niet vergund. Hij besloot hem aan de secre-
taris te overhandigen. Hij deed dat en zei daarbij: - "Ik hoop dat deze
brief in handen zal gegeven worden van hem die dit aangaat, maar indien
dat niet gebeurt, is mijn medebroeder mijn getuige, dat ik mijn plicht
gedaan heb." - Toen de aartsbisschop de brief vierentwintig uren in han-
den had gehouden, stuurde hij hem terug naar Don Bosco. Deze vroeg te Ro-
me wat hij doen moest. Hij zond hem dan terug naar Monseigneur met een
zeer beleefd briefje. Op het punt zich naar Borgo San Martino te begeven
voor het uitgestelde feest van San Carlo, de patroon-titularis van het
(1) Brief van advocaat Leonori aan Don Bosco, 29 november 1880.

22.6 Page 216

▲back to top
- XIV/212 -
college, schreef hij hem het volgende:
"
Excellentie,
"
"
Ik ben verplicht voor enkele dagen Turijn te verlaten,
" maar alvorens te vertrekken wens ik het spijtige geschil met Don
" Bonetti zijn verder verloop te laten hebben. Noch ik, noch
" D. Bonetti hebben nog iets toe te voegen, aan wat reeds aan
" de heilige congregatie van het Concilie uiteengezet werd. Mij
" werd in een gesloten envelop de brief van die heilige congre-
" gatie meegedeeld opdat ik hem in uw handen zou bezorgen. Het
" is mijn inzicht dat te doen samen met dit briefje. Steeds te-
" vreden en verheugd telkens als men mij in staat acht u een
" dienst te bewijzen, heb ik de hoge eer van u te zijn
"
" Turijn 13 december 1880.
uw zeer verplichte dienaar
"
Priester Gio. Bosco.
Dezelfde Don Deppert droeg de brief weer en wanneer hij hem in
handen van de secretaris gegeven had, vroeg hij geen ontvangstbewijs om-
dat het opschrift van Don Bosco was. De aartsbisschop opende de eerste
envelop en nadat hij de brief van Don Bosco gelezen had, stuurde hij hem
terug via de post samen met de brief van de heilige congregatie, zonder
ook maar een woord uitleg te geven.(1)
Hij gaf daarentegen een verklaring aan de kardinalen van het Con-
cilie. Na op zijn manier het feit te hebben verteld, gaf hij zijn commen-
taar: "Ik voelde mij diep vernederd en verbitterd door deze manier van
handelen en dit vooral te midden van de talrijke bitterheden die mij
iedere dag ten deel vallen. Ik verzoek met aandrang de heilige congrega-
tie de goedheid te willen hebben mij geen enkele brief meer te sturen
langs deze geestelijke om. Hij is mijn ijver en mijn onophoudend werk,
samen met de geldelijke giften die ermee gepaard gingen waarmee ik zo-
vele jaren van 1848 af tot 1867 meegewerkt heb aan de stichting van zijn
congregatie, vergeten. Thans vervolgt hij mij en laat geen gelegenheid
voorbijgaan om mij smaad en onaangenaamheden te bezorgen."(2) Maar te
Rome zag men daarin enkel een manoeuvre om het vonnis te vertragen en
een uitspraak te verdagen die onafwendbaar moest plaats hebben.(3)
In de geschiedenis van dit conflict kan men duidelijk drie fasen
(1) Brief van Don Deppert aan Don Dalmazzo, Turijn 18 december 1880.
(2) Brief van 5 december 1880.
(3) Brief van Don Dalmazzo aan Don Bosco, 21 december 1880.

22.7 Page 217

▲back to top
- XIV/213 -
onderscheiden. De eerste fase ging de schorsing van Don Bonetti vooraf.
Het was de tijd van de aantijgingen te Chïeri tegen het Oratorio van San-
ta Teresa. De tweede fase gaat van 12 februari 1879 tot 17 november 1880
of de periode van het beroep van Turijn op de Heilige Stoel. De laatste
fase zal zich uitstrekken over heel het verloop van het geding voor de
heilige congregatie van het concilie. Toen de tweede fase begonnen was,
namelijk niet lang na de schorsing, werd door de drukkerij Bruno van Tu-
rijn een werkje zonder naam van de auteur uitgegeven. De auteur liet zich
doorgaan voor een familiehoofd van Chieri. De titel van het boekje was:
L'Arcivescovo di Torino, Don Bosco e Don Oddenino ossia Fatti buffi, se-
rii e dolorosi raccontati da un Chierese. (De Aartsbisschop van Turijn,
Don Bosco en Don Oddenino of Grappige, ernstige en pijnlijke zaken ver-
haald door een inwoner van Chieri). De naam-loze schrijver nam de verde-
diging op zich van Don Bonetti en luidde de strijdklok zowel tegen Mgr.
Gastaldi als tegen de pastoor van de Dom van Chieri. Het nieuws van deze
publicatie bereikte de oversten van de salesianen op 29 mei, op het ogen-
blik dat ze in kapittel vergaderd waren. Nog gedurende de zitting keurden
ze op krachtdadige wijze af dat de kerkelijke overheid aldus bespot en
aan het publiek te grabbel werd gegooid. In werkelijkheid is dit boekje
niet veel zaaks en het heeft het er de schijn van dat het opgesteld werd
meer om iemand kwaad te maken dan om iemand te overtuigen en het zou ook
niet verdienen vermeld te worden, ware het niet dat het gevolgen had ge-
durende het verloop van het geding. Intussen schreven de aartspriester
Don Lione, deken en de pastoor van de Dom Don Oddenino het werkje toe aan
Don Bonetti en dienden ze hierover een formele aanklacht in bij de aarts-
bisschop.(1) Dergelijke hulpmiddelen in een polemiek verdienen te worden
afgekeurd en hebben geen ander resultaat dan de zaken ongeneeslijk te
vergiftigen, zoals we te gelegener tijd zullen zien.
(1) Hun respectieve brieven aan de aartsbisschop Chieri 9 en 13 december 1880.

22.8 Page 218

▲back to top
- XIV/214 -
H O O F D S T U K X.
DE ZUSTERS EN DE JODIN BEDARIDA.
Dit jaar hebben we weinig nieuws te vertellen over het instituut
van de Dochters van Maria, Hulp der Christenen, dat nauw verband houdt
met de levensbeschrijving van Don Bosco. Iets langer zullen we dienen
te spreken over een geval waarin én de zusters én de salesianen door het
werk van kwaadwilligen betrokken werden.
Moeder Mazzarello die de tien zusters die naar Amerika vertrokken
vergezeld had, zag Don Bosco te Sampierdarena en besprak met hem de laat-
ste schikkingen nopens de definitieve regeling van het oude en het nieu-
we hoofdhuis. Het oude was nu schier ontvolkt en het nieuwe was bijna
helemaal vol. Op 3 januari vertrok de overste naar Mornese en Don Bosco
naar Alassio om dan naar Frankrijk te gaan.
Te Alassio liet Don Bosco alle zusters bijeenkomen. Alvorens be-
sprekingen te voeren nam hij hun een soort "rendiconto" af te beginnen
met de directrice. Hij ondervroeg hen hoe ze het regelden voor het voed-
sel, of ze van het nodige voorzien waren, of ze voldoende rust hadden, of
ze 's nachts goed sliepen... Hij beval hun het trouwe onderhouden van de
regel aan en zeï hun dan: - "Wat het werk aangaat, werkt en werkt zelfs
veel, maar zorgt er ook voor dat jullie nog lang kunnen werken."
"Verkort jullie leven niet door ontberingen en overdreven inspan-
ningen of door zwaarmoedigheid of door andere zaken die niet te pas ko-
men." - Hij zag ze opnieuw, maar niet enkel zo maar terloops, bij zijn
terugkeer uit Frankrijk, toen hij in dit college de conferenties van de
oversten hield. Dan aanhoorde hij ze eveneens individueel en stelde er
met vaderlijke goedheid belang in of ze gelegenheid hadden tot ontspan-
ning te komen en op de passende uren te wandelen in de tuin en interes-
seerde zich voor alles wat ze gelukkig kon maken. Eens, toen hij met een
pastoor door de refter ging, op een ogenblik dat een zekere zuster Suc-
cetti hem opnieuw in orde bracht, riep hij uit: - "Oh! Hier heb je Mar-
tha! Ah! Martha, Martha!... Deze zinspeling op het evangelie werd op
zulk een toon gedaan dat ze steeds in het geheugen van de zuster bleef
en later steeds de gedachte aan de Heer opriep te midden van haar dage-
lijkse bezigheden.

22.9 Page 219

▲back to top
- XIV/215 -
Het overbrengen van de algemene zetel van Mornese naar Nizza Mon-
ferrato gebeurde in het begin van februari. Het was een pijnlijk offer
voor het hart van Moeder dit nestje vol herinneringen te moeten verlaten.
Alleen de gehoorzaamheid kon haar onttrekken aan de plaats waar ze ge-
leerd had de Heer te beminnen en te dienen en van waar ze nooit gemeend
had te moeten vertrekken, tenzij wanneer het ogenblik zou gekomen zijn
om de aarde te ruilen voor de hemel.
In 1879 waren er enkel drie nieuwe stichtingen, namelijk een te
Cascinetta bij Ivrea en twee in Amerika, te San Carlos di Almagro in de
hoofdstad van Argentinië en te Las Piedras in Uruguay. Aangaande deze
nieuwe stichtingen gaf Don Bosco aan de Algemene Overste volgende norm:
- "Voor het ogenblik is het goed asielen voor kinderen te aanvaarden,
maar er moet steeds de voorwaarde bijkomen dat er ook een Oratorio voor
zon- en feestdagen zou kunnen ingericht worden en een werkhuis voor
volksmeisjes." - Wat Las Piedras betreft bestaat er een brief die aan-
toont hoe de geest van Moeder overeenstemde met de beginselen van Don
Bosco in zijn omgang met zijn ondergeschikten. Deze communiteit, die een
samenraapsel was zo goed en zo kwaad als het ging van zusters die be-
schikbaar waren, liep wat mank. Moeder schreef dan ook aan de directri-
ce:(1) "Het spijt mij dat het nieuwe huis van Las Piedras niet zo goed
gaat. Zuster Giovanna is te jong en niet voldoende bezadigd om als over-
ste op te treden. U moet echter niet bang zijn. Wees ervan overtuigd dat
er altijd gebreken zullen zijn. Men moet verbeteren en alles verhelpen
wat kan, maar met kalmte en dan het overige in de handen van de Heer
overlaten. En dan moet men niet zoveel belang hechten aan futiliteiten.
Soms laat men grote dingen voorbijgaan om zich met zovele kleinigheden
bezig te houden. Wanneer ik dit zeg, dan bedoel ik niet dat men niet moet
letten op kleine nalatigheden. Dat wil ik niet zeggen. Verbeter en ver-
maan altijd, maar in uw hart moet u medelijden hebben en u tegenover
allen vol christelijke liefde tonen. Kijk, het is nodig de natuurlijke
karaktertrekken te bestuderen en ze weten aan te pakken. Om goed te sla-
gen is het nodig vertrouwen in te boezemen. Met zuster Vittoria dient u
geduld te hebben en ze langzaam te vormen naar de geest van onze congre-
gatie. Ze kan die geest nog niet hebben, want ze is niet lang genoeg te
Mornese geweest. Het schijnt me toe dat ze goed zal slagen, indien u haar
weet aan te pakken. Zo is het ook met de andere zusters. Iedereen heeft
zijn gebreken. Men dient ze met christelijke liefde te verbeteren, maar
men mag niet eisen dat ze geen gebreken hebben en men mag niet eens eisen
dat men ze alle tegelijk zou verbeteren. Dat niet! Maar door het gebed,
het geduld en de waakzaamheid, met een beetje tegelijk, zal men in alles
slagen. Stel vertrouwen in Jezus, leg al uw vervelende zaken in zijn
Hart, laat Hem doen en Hij zal alles terecht brengen. Wees steeds opge-
(1) Brief aan zuster Angelina Vallese, Nizza, 22 juli 1879.

22.10 Page 220

▲back to top
- XIV/216 -
ruimd, steeds in goed humeur. Wanneer u niet weet wat u doen moet, wend u
dan tot zuster Maddalena (1) en doe alles wat ze u zeggen zal en wees dan
gerust. En dan hebt u ook een goede directeur, voor wie U geen vrees moet
hebben. Let erop hem te gehoorzamen. U zegt me dat u veel werk hebt en ik
ben er zeer tevreden over, omdat het werk de vader is van de deugd. Wan-
neer men werkt dan vliegen de nukken weg en dan is men altijd opgeruimd.
Terwijl ik u aanbeveel te werken, beveel ik u tevens aan allen zorg te
dragen voor uw gezondheid en te werken zonder eerzucht, alleen om aan
Jezus te behagen. Ik zou willen dat u bij allen de liefde tot het offer
zou inprenten, het misprijzen van zich zelf en de onthechting aan de
eigen wil. Wij zijn kloosterzusters geworden om zeker te zijn van het pa-
radijs, maar om het paradijs te winnen zijn er offers nodig. Laat ons het
kruis met moed dragen en eens zullen we tevreden zijn."
Deze brief van de Algemene Overste was wellicht pas toegekomen op
zijn bestemming, toen Don Costamagna na een missie die hij te Las Piedras
gepreekt had aan Don Bosco schreef: "Wat de zusters betreft had ik mij
nooit kunnen indenken dat ze ons bij een missie zoveel konden helpen.
Zonder vrees mij te vergissen kan ik zeggen dat men niet het goed, dat er
nu gedaan werd aan de vrouwen en aan de meisjes had kunnen doen zonder de
tussenkomst van de zusters. Naar hun catechismuslessen kwamen behalve de
kleine meisjes ook zeer vele volksvrouwen toegestroomd, die aan hun lip-
pen hingen, alsof het de mond van de predikant was. Intussen was het aan-
tal toehoorders gestegen en gedurende de vier laatste dagen was de ruime
kerk eivol. Vanuit Montevideo werden D. Rizzo en nog andere priesters ge-
roepen en allen gingen we plaats nemen in de biechtstoelen, waar we van
's ochtends vroeg tot laat in de avond bleven biecht horen. Maar kijk, op
ieder ogenblik kregen we daar een jongen of een meisje van 18, 20 jaar en
nog ouder, die niet enkel nog nooit gebiecht had, maar die het abc van de
voornaamste geloofspunten niet eens kende. Wat hadden we kunnen doen zon-
der de hulp van de mannelijke en vrouwelijke catecheten? Wij zaten immers
opgesloten in de biechtstoel en de voornoemde clerici Rota, Chiara en
Baccigalupi) en vier zusters waren voortdurend bezig op korte afstand van
daar met onderricht te geven. Ze werden zo goed voorbereid naar ons ge-
stuurd dat velen er de tranen van in de ogen kregen."(2)
Tweemaal begaf Don Bosco zich naar Nizza. De eerste maal was het
voor 0.-L.-Vrouw-Tenhemelopneming. Op die dag werd de retraite voor de
zusters afgesloten en deden ze hun professie. Hij hield er de slotpreek
en ontwikkelde volgende gedachte: "Een leven van gebed, werk, nederig-
heid, verborgenheid en offer, enkel voor God en voor de zielen, en een
navolging van de hemelse Moeder hier op aarde om nadien een ruimer aan-
deel te hebben aan haar glorie in de hemel." - Hij keerde er terug op 21
(1) Zuster Maddalena Martini, Inspectrice (cfr. boekdeel 13, blz. 215 en 793).
(2) Brief, Buenos Aires, 19 augustus 1879.

23 Pages 221-230

▲back to top

23.1 Page 221

▲back to top
- XIV/217 -
augustus om de retraite voor de vrouwen bij te wonen. De kroniek heeft de
gedachtenis aan de woorden bewaard, die hij tot de retraitanten richtte
in een van zijn avondwoordjes na de gebeden: - "Er zijn rijke mensen die
een goed hart hebben en vroom zijn en die bij testament een gedeelte van
hun goederen nalaten voor liefdadigheidswerken. Dat is een goede en hei-
lige zaak! Men dient echter te noteren dat in het evangelie niet geschre-
ven staat: "Laat bij uw dood het overtollige aan de armen" geef het over-
tollige aan de armen." Zoals u ziet is dat heel wat anders."
Hij sprak dan ook afzonderlijk met de overste en met de communi-
teit van de zusters. Aan de eerste deed hij volgende aanbeveling: - "Ter-
rein is er hier niet te weinig, last vanwege buren of mensen uit de stad
hebt u niet. Laat uw zusters oefenen. Ze zijn jong en hebben beweging no-
dig bij de kleine werkjes in de wijngaard en in de tuin. Dat is een oefe-
ning die zeer nuttig is voor de gezondheid." - Daarna gaf hij aan de com-
muniteit volgende vaderlijke wens: - "Schrijf aan uw ouders, laat ze niet
in onrust door uw langdurig stilzwijgen. Dat is een kwaad voor u en voor
hen en kan een hinderpaal zijn voor vele roepingen. Wanneer, daarentegen
uw families vaker nieuws over u ontvangen, zullen ze tevreden zijn u aan
de Heer te hebben geschonken, ze zullen een moreel voordeel halen uit uw
woorden, ze zullen die brieven ook laten lezen aan vrienden en kennissen
en deze zullen aan hun dochters gemakkelijker toelaten kloosterzuster te
worden. Over deze retraite bracht hij verslag uit aan gravin Corsi. Mgr.
Belasio, die hier vermeld wordt, had er gepreekt. La Bruna was de naam
van een hofstede door de zusters op het heuveltje geërfd, waar nadien hun
noviciaat kwam.
"
Mijn brave en beste Mama,
"
"
Ik schrijf u vanuit de Madonna van de Genaden waar een
" prachtige retraite gehouden werd. Er waren ongeveer honderd dames.
" De kloosterzusters en de kostschoolleerlingen waren allen naar La
" Bruna verhuisd. Het was een onbeschrijflijk schouwspel te zien hoe
" bij allen de godsvrucht, de vroomheid en de blijdschap straalde.
" gesproken en veel voor u gebeden. Op een dag heb ik zelfs de Mis
" gecelebreerd, en hebben de retraitanten de heilige communie ont-
" vangen met speciale gebeden opdat God heel uw familie in goede
" gezondheid moge bewaren en de opgroeiende kinderen beschermen te-
" gen de onheilen die deze streken teisteren. Een andere keer moet
" u toch trachten te komen en ik ben er zeker van dat u hier troost
" zult vinden. Zeg aan de Heer Graaf Cesar en aan Mevrouw de Gravin
" Maria dat ze dit jaar er definitief moeten van afzien naar Nizza
" te komen. De difteritis is nu verminderd maar toch zijn er nog
" altijd gevallen. De pokken breiden zich nu onrustwekkend uit.
" Verleden week stierven hier 6 personen van de zwarte pokken.
"
Er zijn 25 gevallen van gewone pokken, waarvan 12 in de

23.2 Page 222

▲back to top
- XIV/218 -
" parochie van S. Ippolito. Zondag kwam de bisschop het Vormsel toe-
" dienen in de kerk van S. Giovanni en hij is maandag daarmee verder
" gegaan. Maar, om geen klachten te krijgen van de administratie,
" vormde hij twee uren in de ene kerk en daarna in een andere kerk.
" ‘s Avonds was er een nieuwe predikant om Mgr. Belasio te vervan-
" gen. Wie het was? Don Bosco. Hier zijn D. Cagliero en D. Lemoyne
" die beiden zeer vermoeid zijn. Morgen moeten ze opnieuw beginnen
" met de retraite voor de zusters.
"
Ik weet niet of ik grootmoeder zal kunnen zien, want ik
" word met zaken overrompeld.
"
De zusters en de heer Casalegno, die hier is, de predikan-
" ten vragen U een aandenken en laten u eerbiedig groeten. Moge God
" U allen zegenen en dat ze ook voor mij bidden die steeds met kin-
" derlijke genegenheid in Jezus Christus steeds van u zijn zal
"
" Nizza, 27 augustus 1879.
de nederige dienaar
"
Priester Gio. Bosco.
" P.S. Deze avond vertrek ik naar Turijn.
De storm over Chieri, waardoor men in stilte leed in de omliggen-
de huizen, verminderde in het Oratorio van Santa Teresa, noch de grote
toeloop van de meisjes noch de goede wil van de zusters. Onder de kundige
leiding van Don Antonio Notario, die door Don Bosco ermee belast was Don
Bonetti te vervangen voor de duur van zijn schorsing werkten zij voort.
In dit Oratorio brachten de scholen op zon- en feestdagen een karakte-
ristieke noot. Te Chieri in de katoen- en lakenfabrieken waren honderden
meisjes, kinderen en oudere meisjes aan het werk. Velen onder hen hadden
de gelegenheid niet gehad de lagere school te volgen, zodat ze noch le-
zen, noch schrijven konden; gelet op de tijd die men beleefde betekende
dit voor de families een groot verlies. Don Bosco wou in dit tekort voor-
zien en beschikte dat de zusters dit zouden verhelpen door op zon- en
feestdagen tussen 10 en 12 uur kosteloos les te geven.
Ze werd bijgewoond door ruim honderd meisjes tussen negen en vijf-
tien jaar en een veertigtal oudere meisjes in twee klassen ingedeeld vol-
gens leeftijd en kennis.(1)
Wie op zon- en feestdag in de omheining van het Oratorio kwam en
zag met welke vurigheid de godsvruchtoefeningen gedaan werden, welke ver-
scheidenheid van werken er waren en hoe er gewerkt werd, met welke bezie-
ling er gespeeld werd, dit alles onder de leiding van de zusters, begreep
dadelijk waarom de vijand van het goede er woedend tegen tekeer ging.
(1) Cfr. Bollettino Salesiano, januari 1879.

23.3 Page 223

▲back to top
- XIV/219 -
Ook te Lu werden de zusters door de lokale politicasters loens be-
keken. Een correspondentie in de maand februari aan een Turijnse krant(1)
protesteerde heftig omdat "in een streek zoals Lu waar men nog zo ver-
draagzaam was tegenover de uitspattingen van een huwelijk tussen een be-
kende reactionair zoals Don Bosco en een klerikale burgemeester." Men
klaagde het aan dat zo een staat van zaken fataal was voor de beschaving
van een zo aanzienlijk dorp in Monferrato." Al het kwaad sproot hieruit
voort dat Don Bosco "wegens volslagen blindheid van hen die daarin hadden
moeten voorzien" er een huis voor zusters geopend had waardoor hij "door
bemiddeling van zijn handlangers" naar een volledige overheersing"
streefde. De "Boschini" konden er aldus vrijelijk "kwezelachtige klets"
preken die "een onvermijdelijke kiem van ontbinding van de huiselijke en
sociale rust was." Er ontbrak niet eens een tirade tegen de aartspriester
die hoewel "hij beweerde een liberaal te zijn" veelvuldig "samen met de
burgemeester en zijn assessoren wie weet welke vergaderingen van Loyala"
bijwoonde. Ten slotte werd een oproep gericht tot de bevolking van Lu, om
gebruik te maken van het "vreselijk wapen" van hun stem bij de verkiezin-
gen en zich van zekere personen te ontdoen. Ook werd een oproep gedaan
tot het regeringsgezag dat "de verantwoordelijke van die betreurenswaar-
dige toestand" droeg. Maar het volk en de regering bleven doof voor dit
geschreeuw en wel zo doof dat het vruchtbare werk van de Dochters van
Maria, Hulp der Christenen, tot op de dag van heden nooit onderbroken
werd.
Een zwaardere strijd bedreigde de rust van het hoofdhuis op 1 juni.
De communiteit was in feest omdat de postulanten het kloosterhabijt, door
Don Cagliero gewijd, gingen ontvangen. Op de ochtend van die zondag, om-
streeks half elf werd de directeur, Don Chicco, onverwacht naar de
spreekkamer geroepen waar hij de onderprefect van Acqui samen met de on-
derburgemeester van Nizza aantrof. De regeringsambtenaar vroeg hem of het
gerucht juist was dat hier een inkleding als kloosterzusters moest plaats
hebben van jonge meisjes. Op zijn bevestigend antwoord vroeg hij of de
jonge meisjes deze daad vrijelijk stelden en of er geen verleiding of
druk aan te pas kwam. We kunnen ons best voorstellen hoe Don Chicco, half
verbaasd en half wantrouwend, hem op dit punt gerust stelde. De andere
echter was helemaal niet voldaan en liet zich ontvallen dat hij de meis-
jes die gingen ingekleed worden wou zien en ondervragen.
Op dat ogenblik werd het woord genomen door Don Cagliero, die bij
het gesprek aanwezig was maar zich als een vreemde gedroeg en het woord
nam in zijn hoedanigheid van algemene directeur van de zusters. Híj wou
daarom weten van de onderprefect of hij dit onderzoek deed als gezagdra-
ger of als vriend en of hij, indien hij als gezagdrager optrad, hem de
wettelijkheid van zijn optreden wou bewijzen. Er werd geruime tijd over
geredetwist. Don Cagliero bleef steeds maar op hetzelfde punt hameren
(1) La Nuova Torino, nr. 66 van 7 maart 1879.

23.4 Page 224

▲back to top
- XIV/220 -
in qua potestate haec facis, met welk gezag komt de onderprefect van het
rijk in de huizen van particulieren om na te gaan of er zich meisjes be-
vinden die het inzicht hebben kloosterzuster te worden. Dit klooster is
een privaat huis, de meerderjarigen hebben de vrijheid die hun door de
wet is toegekend en de minderjarigen de machtiging van hun ouders. Hij
zal niet wijken tenzij voor een bevel vergezeld van een bedreiging dat
er geweld zou gebruikt worden; maar in dergelijk geval zal hij schrifte-
lijk protesteren en in aanwezigheid van getuigen. Terwijl hij aan de on-
derprefect als gezagdrager nooit zal toelaten het huis te betreden, is
hij bereid, indien hij als vriend kwam, al zijn wensen te vervullen. De
onderburgemeester was woedend, viel uit, uitte bittere woorden en deed
een aanval op de wetten die geen voldoende maatregelen hadden genomen om
de kloosterhuizen af te schaffen. De onderprefect moest hem vragen te
willen zwijgen. Dan zag hij in dat hij het verkeerd aangepakt had en ver-
klaarde zich van zijn gezag te ontdoen, terwijl hij zei: - "Ik ben Ger-
mano Magliani." - "En ik" - voegde Don Cagliero eraan toe, zal de enige
minderjarige, Maria Terzano, roepen."-
Toen rees er een nieuwe kwestie op. De heer Magliani maakte er
aanspraak op met het jonge meisje alleen te blijven om haar met meer
vrijheid te kunnen ondervragen. Don Cagliero echter zei, in zeer beleefde
bewoordingen, dat, nu haar vader niet aanwezig was, het aan hem toekwam
zijn plaats in te nemen, al was het maar om redenen van sociale behoor-
lijkheid. Maria kwam. De onderprefect stelde haar zeer korte vragen en
bijna als een loutere ceremonie. Het jonge meisje gaf zeer goede antwoor-
den. Toen zij zich verwijderd had, bracht de onderprefect aan het licht
dat hij juist voor haar gekomen was, namelijk om te kunnen optreden tegen
haar vader; er werd van hem gezegd dat hij uit eigen belang zijn dochter
aangespoord had kloosterzuster te worden. Dit was echter een loos gerucht
van deugnieten die met boze inzichten bezield waren. Don Cagliero leidde
dan de heer Magliani rond. Hij liet hem de refter zien, waar de zusters
al aan tafel zaten en hij liet hem ook hun kamertjes zien. Deze toonde
zich uiterst tevreden; toen hij wegging was hij zeer vriendelijk tegen-
over Don Cagliero die op zijn beurt niet minder beleefd was, daar hij hem
verzocht hem te willen verontschuldigen, toen zijn plicht hem genoodzaakt
had zich wat te verzetten.
De bezoeker nam plaats in het rijtuig dat buiten het hekken op hem
stond te wachten. Hij gaf dan het bevel de weg naar de stad in te slaan,
niet zonder eerst een bijna boos gebaar te hebben gemaakt naar een kliek-
je heren die iets helemaal anders hadden verwacht. Er was daar de procu-
reur des Konings, ook uit Acqui gekomen, er was een officier van de ca-
rabinieri met enkele soldaten en rondom hen stond een groepje inwoners
van Nizza. Pas hadden deze begrepen dat hier niets te doen was, of ze
dropen stilletjes af door de straat snel gevolgd door de vertegenwoordi-
ger van de regering. De houding van de razende onderburgemeester had
reeds genoeg aangeduid wat de beweegreden van deze expeditie was. Het
fijne van de zaak zou men later duidelijk vernemen. De sektariërs van die

23.5 Page 225

▲back to top
- XIV/221 -
lokaliteit werden gehinderd door de aanwezigheid van zoveel kloosterzus-
ters; en nu ze zagen dat ze met welslagen aan proselitisme deden, waren
ze aan het konkelen gegaan om de ceremonie van de inkleding te doen mis-
lukken en zo langzamerhand de gasten, die hun niet aanstonden te dwingen
van lucht te veranderen. Maar ditmaal kwamen zij er met schande en
schaamte vanaf, daar ze, behalve de kosten voor die verplaatsing, ook nog
de schande moesten doorstaan van de publieke miskenning van veel ruimden-
kende burgers.
Maar te Nizza stond men op het punt opnieuw het offensief in te
zetten met een ander gevecht in grote stijl. We weten niet of die manoeu-
vres al of niet beraamd en gecoördineerd waren; maar het is zeker dat het
dubbele samentreffen van plaats, tijd en objectief wel indrukwekkend is.
Op diezelfde dag van 1 juni spuide de krant, die reeds de correspondentie
van Lu ontvangen had, voor zijn lezers een jacobijns proza, dat juist uit
Nizza werd toegezonden.(1) De titel was veelbelovend: Priesterlijke
schandalen. Dit korte berichtje is een nieuw document dat bewijst hoe de
sekte ermee verder ging Don Bosco in het oog te houden en kuiperijen be-
raamde om hem moreel te vernietigen. Hier komt dan wat erin gezegd werd:
"We weten dat de politieke gezagdragers zich thans bezig houden met het
ontrafelen van een duister priestercomplot; hierdoor verliet een zeer
innemende juffrouw van Nizza Monferrato onverwacht haar eigen familie en
ging naar Turijn om er de sluier van kloosterzuster aan te nemen. Alvo-
rens uit haar huis weg te vluchten, heeft de juffrouw een brief nagela-
ten voor haar ouders, waarin ze met klem bevestigt dat ze nooit haar
eigen geloof had afgezworen - de familie is Israëlitisch - "en dat ze de
eerzame naam van haar geslacht waardig zal blijven. Een aanverwant van
de nieuwe kloosterzuster is pas te Turijn aangekomen en samen met de ge-
rechtelijke overheid heeft hij navorsingen ingezet om de plaats te ont-
dekken waar het meisje opgesloten is en het te ontrukken aan de klauwen
van de zwarte sekte. In heel deze aangelegenheid brengt de naam te pas
van een beruchte zwarte van onze stad; naar het schijnt, moet al wat er
voorgevallen is, worden toegeschreven aan de eerloze kunstgrepen die de
acolieten van deze machtige onruststoker van het obscurantisme verrich-
ten. En wij bevinden ons in volle negentiende eeuw! En door een rege-
ringswet zijn de kloosterorden afgeschaft! Wanneer het volle licht erop
gevallen is, zullen wij onze lezers ervan op de hoogte houden." Maar het
aanmatigende dagblad kon er het volle licht niet meer van zien en kon
ook aan zijn lezers geen verdere informatie meer bezorgen; want het deed
zoals de bij wanneer ze haar angel ergens heeft ingeplant: op diezelfde
dag stierf het.
Laat ons eerst verhalen hoe de vork precies aan de steel zat. Om
te beletten dat een van hun familieleden christen zou worden, zoals zij
(1) La Nuova Torino, nr. 152 van 1 juni 1879.

23.6 Page 226

▲back to top
- XIV/222 -
dit scheen te verlangen, had een rijke Joodse familie uit Alexandrië
haar gedwongen een welgesteld schoenfabrikant van Nizza te huwen. De
vrome wens van de moeder werd drieëntwintig jaar later een ernstig voor-
nemen bij haar dochter, wiens naam Annetta Bedarida hierdoor een tijdje
een zekere beroemdheid verwierf. Sinds twee jaar liep zij met de gedach-
te rond het doopsel te ontvangen. Toen dan de Dochters van Maria, Hulp
der Christenen, te Nizza waren aangekomen, wendde zij zich tot hen. Som-
mige christen meisjes hadden haar naar het Oratorio van de zusters ge-
bracht. Nadien kwam ze vaak uit eigen wil er naartoe en stelde hen op de
hoogte van haar plannen. De herinnering aan haar overleden moeder, bij
wie ze na haar dood, een catechismusles onder het hoofdkussen had gevon-
den, spoorde haar aan tot deze grote stap. Indien ze echter thuis bleef
zou ze nooit haar voornemen kunnen verwezenlijken. Zo begon ze langzamer-
hand een vlucht te beramen. Op een avond dan gaat ze naar de Madonna van
de Genaden en verzoekt ze de zusters haar de gastvrijheid niet te willen
weigeren, omdat ze niet meer naar haar familie wil terugkeren. De zusters
raken erdoor ontsteld, menen verplicht te zijn haar te helpen en beraad-
slagen over de manier om dat te doen. Ze vragen raad aan de pastoor; maar
hij is voorzichtig en weigert zich ermee te bemoeien. Toen stelde een
brave familie haar eigen rijtuig ter beschikking, en juffrouw Bedarida
reed met twee zusters naar Incisa, dan nam ze de trein die via Nizza naar
Turijn reed. Aan het station van Nizza afstappen was niet aan te raden
omdat er steeds het gevaar was dat familieleden van het jonge meisje dat
zouden merken. Te Turijn stelden haar reisgezellinnen haar voor aan hun
medezusters van Valdocco. Deze namen haar liefderijk op, hielden haar bij
zich en bezorgden haar alle gelegenheid zich te onderrichten in de waar-
heden van het geloof en in de christelijke plichten. Toen de Joden haar
vlucht vernamen, schreeuwden ze het uit, brachten hun geloofsbroeders van
Turijn in beroering en namen hun toevlucht tot de pers. Aldus gebeurde
het dat de krant van Turijn, die in doodstrijd lag, juist een laatste te-
ken van leven gaf, door een weergalm van hun geweeklaag te laten horen.
De schorre klank van de barbaarse trompet had echter het snelle uitwerk-
sel niet dat men ervan verwacht had. Gedurende drie maanden verbleef de
jonge Jodin rustig bij de zusters, en wandelde ook wel door Turijn zon-
der merkelijke last te ondervinden. Zoals dit maar natuurlijk was, zet-
ten de ouders zich dadelijk aan het werk om haar schuilplaats te ontdek-
ken. Toen ze die ontdekt hadden, gaven ze aan de zaak de schijn van een
gewelddaad op bevel van Don Bosco en deden een aangifte ervan bij de
gerechtelijke overheid. Omdat het echter over een meerderjarige ging,
toonden de magistraten zich niet zo vlot. In de eerste dagen van haar
verblijf te Valdocco was er wel een inspecteur van de staatsveiligheid
gekomen om haar te ondervragen; maar zij had verklaard dat ze vrijelijk
en spontaan asiel gezocht had bij de zusters van Don Bosco en dat ze daar
wou blijven om zich op het doopsel voor te bereiden. Vanwege de overheid
bleef alles daarbij. Sommige verwanten brachten haar een bezoek, ook haar
vader. Jegens hem bevestigde zij haar kinderlijke genegenheid zodat ook
van die kant gedurende omstreeks drie maanden niets te horen viel. De
Jodin die nu in de christelijke leer onderricht was geworden, hoopte ge-

23.7 Page 227

▲back to top
- XIV/223 -
doopt te worden eerst op 24 juni en dan later op 15 augustus. Gravin Bal-
bo zou haar meter zijn. Maar Don Cagliero, die haar in de godsdienst on-
derrichtte en Don Bonetti, haar bestuurder, gaven haar de raad nog te
wachten om zich beter op de grote daad voor te bereiden.
Het was de kalmte vóór de storm. De ontgoochelde verwachtingen ver-
anderden nu in razernij. Thans was het plan goed voorbereid. Men zou het
jonge meisje van haar zwakste zijde aanvallen, namelijk langs haar hart,
de openbare opinie opzwepen en aldus de krachtdadige tussenkomst vanwege
de overheid vergemakkelijken.(1) Op 25 augustus kwam haar broer haar be-
zoeken. Ze sloot zich met hem op om met hem gedurende verscheidene uren,
men zegt zelfs, vijf uren te praten. Hij was vergezeld van de zoon van
een rabbijn, de vermoedelijke verloofde van het jonge meisje. Deze per-
soon trok zich echter terug en liet zich enkel zien bij het vertrek van
zijn vriend. Gedurende dit langdurige gesprek beging het arme meisje een
zwakheid. Toen ze haar broer zag wenen en hoorde hoe hij aandrong dat ze
naar huis zou terugkeren, werd ze hierdoor vertederd en voelde ze hoe
haar hart haar verried. Haar broer die gemerkt had hoe ze leed, gaf haar
pen en papier en dicteerde haar enkele regels die aan de overheid zouden
meegedeeld worden, om haar uit deze plaats te halen, alsof ze er met ge-
weld weerhouden werd. Ze schreef dit machinaal, maar niet geheel onbewust
iets te doen wat niet goed was. Ze liet hem het geschrift in handen zon-
der nog op de gevolgen te letten. Toen er enkele minuten verlopen waren
en ze weer vrij was, keerde ze in zich zelf terug, begreep ze haar dwaze
daad en in bijzijn van haar broer en twee getuigen verloochende ze wat
ze gedaan had. Hoewel ze om hem tevreden te stellen beloofd had met hem
mee te gaan, wou ze niet weggaan maar besloot ze nog wat tijd te laten
verlopen om er eens ernstig over na te denken. De broer vertrok veront-
waardigd samen met zijn gezel en met zeer strijdlustige voornemens in
het hoofd.
(1) In dit hele verhaal maken wij vooral gebruik van twee documenten: een geschrift
ondertekend door juffrouw Bedarida (Unità Cattolica, nr. 209 van 7 september 1879 en
een andere brief van Don Bonetti, bestemd voor de minister van Binnenlandse Zaken. De
kopie die wij van de eerste brief bezitten, met de authentieke handtekening van de
Jodin, is door een andere hand geschreven. Daarin leest men volgende verklaring door
drie getuigen ondertekend: "De ondergetekenden bevestigen dat Dame Annetta Bedarida in
hun aanwezigheid deze brief heeft voorgelezen en daarna heeft horen voorlezen; dat zij
daarop verklaard heeft dat de gevoelens die erin uitgedrukt worden, de gevoelens van
haar hart zijn en dat ze deze daarom vrijmoedig goedkeurt en er vrijelijk haar eigen
handtekening op plaatst." De brief werd door anderen opgesteld, misschien door Don
Bonetti. Dat is dan de reden van deze verklaring. Het tweede document is een geschrift
van Don Bonetti zelf, die spreekt in naam van Don Bosco en die vooraan volgende nota
geschreven heeft: "Advocaat Caucino heeft dit geschrift gelezen en goedgekeurd. Keurt
ook Don Bosco het goed? Indien dat het geval is, wordt hij verzocht twee geschriften
als dit geschrift te ondertekenen en er een van aan Villa en het andere aan Varè te
sturen." Varè was de minister-zegelbewaarder en Villa de advocaat. Don Bosco schreef in
de rand: Non expedit multis de causis. We bezitten ook nog twee met de hand geschreven
verslagen, een lang verslag van een zekere advocaat De Gregori en een zeer lang verslag
van Don Bonetti, maar ze zijn te opgeschroefd hoewel ze sommige positieve gegevens
bevatten die de aandacht waard zijn.

23.8 Page 228

▲back to top
- XIV/224 -
Omdat ze voorzag wat er ging gebeuren, nam de catechumene een maat-
regel om de slag af te weren, veranderde van woning en ging de volgende
ochtend haar verblijf nemen bij een brave dame niet ver van het Oratorio.
Pas was ze uit het klooster vertrokken of daar kwamen haar broer, haar
neef en een van hun makkers aan. Toen ze van haar vertrek gehoord hadden,
vertrokken ze duivelskwaad. Op de ochtend van 27 augustus begaf de pro-
cureur des Konings zich naar het Oratorio. Het jonge meisje meldde zich
dadelijk bij hem aan. Ze verklaarde dat het haar wil was te blijven waar
ze zich bevond en beval zich aan hem aan om haar persoonlijke vrijheid
te beschermen. Zijn ondervraging werd als proces-verbaal opgenomen en
door haar ondertekend. De magistraat vertrok en was overtuigd dat er geen
schijntje van dwang bij te pas kwam.
Alles scheen gedaan te zijn maar dit was enkel maar het begin. De
Gazzetta del Popolo diste in haar nummer van 1 september voor haar le-
zers een correspondentie uit Nizza Monferrato op, die van het geval een
verhaal uit Duizend-en-een-nacht samenvlocht. De valse voorstelling be-
gon met de titel: De geschiedenis van een inkleding. Hoe was het mogelijk
de kloostersluier op te leggen aan een meisje dat niet eens gedoopt was!
Fantastische bijzonderheden, gretig opgeslorpt door andere journalisten
en met verontwaardiging gereproduceerd, werden in volgende bewoordingen
uiteengezet: "Nu het scheen dat het meisje ietwat lauw bleek te zijn in
haar geloof dat men haar wou opdringen, had men zelfs zijn toevlucht ge-
nomen tot het schrijven van dramatische voorstellingen met als titel: De
bekeerde Jodin, waarin de arme ongelukkige met de vreselijkste straffen
bedreigd werd. De arme juffrouw Bedarida werd gedwongen meer dan eens de-
ze voorstellingen bij te wonen. Aan haar zijde bevond zich een priester
die haar met een strenge blik berispte telkens ze zich voelde vertederen
en werkelijk aan het wenen ging wanneer ze dacht aan het verdriet dat de
ouders van de bekeerlinge voelden...". Nu was dit, integendeel, een drama
dat zeer bekend was in de opvoedingshuizen en dat door de zusters aange-
leerd was geworden voor de vlucht van juffrouw Annetta. Dit is zo waar
dat ze haar beklag deed dat ze geen week vroeger gekomen was, omdat ze
gaarne de rol van de Jodin zou gespeeld hebben. Ik vergat er nog bij te
zeggen dat de correspondent uit Nizza een grote mond opzette over de ver-
klaring die haar ontfutseld was op de manier die we verhaald hebben.
Bij het sombere verhaal uit Nizza voegde de Turijnse krant uit
zichzelf een aansporing tot de overheid om krachtdadig op te treden tegen
Don Bosco volgens de wet. Ook de politieke belhamels deden een aanval en
probeerden weer eens de hartstochten op te wekken die gewoed hadden in
1852 rond het geval van de kleine Mortara.(1)
__________________________
(1) Cfr. Lemoyne, Memorie Biografiche, boekdeel 8, blz. 612 en volgende. - Pelczar, Pio
IX e il suo Pontificato, boekdeel 2, b lz. 195 en volgende. Turijn, Berruti, 1910.
Mortara leeft nog en is nu Pater Mortara van de reguliere kanunniken van Lateranen.
Zijn naam werd dikwijls misbruikt door de vijanden van de Kerk, die de
.../...

23.9 Page 229

▲back to top
- XIV/225 -
"De kloostercorporaties zijn afgeschaft - zei de krant - "waarom
laat men toe dat ze nochtans kloosters mogen hebben en aldus de vrijheid
en de vrede in de gezinnen bedreigen? Is het misschien om dergelijke
schandalen te moeten bijwonen en ze ongestraft te laten dat de linksen
aan de macht zijn gekomen? Italië heeft een Mortara van het mannelijke
geslacht gehad, maar het schandaal van toen werd begaan door pauselijke
cipiers en aldus kan men het begrijpen. Zullen we echter thans een vrou-
welijke Mortara kennen onder liberale Italiaanse ministers, onder minis-
ters van links?"
De prefect van Turijn, de Minghelli Vaini die onze lezers al ken-
nen was niet ongevoelig voor het gezwam van de Gazzetta. Op 3 september,
in de prille ochtend, kwam een massa agenten, de ene in uniform, de ande-
re in burgerpak het huis waar Bedarida gastvrijheid genoot omsingelen.
Daarna werd er hard op de deur geklopt alsof men ze wou openbreken. Er
werd niet geopend maar de Jodin schoot plots wakker, schrok en viel ten
prooi aan stuipen. Bij het zien van deze hinderlaag en bij het horen van
het geroddel, was er op korte tijd veel volk op de been om aanwezig te
zijn bij de aanval. Omstreeks negen uur kwam in een rijtuig de prefect
met de procureur-generaal bij het Oratorio aan. Hij vroeg Don Bosco te
mogen spreken. Don Bosco die juist gedaan had met biecht horen, kwam na
een tiental minuten. De eerste begroeting van de ambtenaar was een ver-
wijt omdat hij hem zo lang had laten wachten. Daarna slingerde hij hem zo
maar in het gezicht dat hij vermoedde dat hij in die tussentijd bij het
jonge meisje gelopen was om ze op te ruien. Don Bosco wees hem het huis
aan waar de Jodin verbleef. Het bevond zich op twee passen van het Orato-
rio. Met gefronste wenkbrauwen en bruusk trok hij erop af.
(1) .../...
houding aannamen van paladijnen van de gewetensvrijheid. Op 7 juli 1879 werd de zaak
nog opgeroepen in de Franse Kamer door volksvertegenwoordiger Madiez de Montjau in een
redevoering tegen de katholieken die zich beriepen op de vrijheid die aan allen door
de wetten toegestaan werd. Pater Mortara antwoordde, hem prompt met een brief gepu-
bliceerd in de Univers en gereproduceerd in de Unità Cattolica van 17 juli. Hij zei
daarin onder meer: "Ik ben katholiek uit beginsel en uit overtuiging, bereid te ant-
woorden op de aanvallen en ten koste van mijn bloed de Kerk, die u aanvalt, te verde-
digen. Ik verklaar u dat uw woorden mij diep in mijn eer en in mijn geweten krenken
en mij verplichten publiek protest aan te tekenen." Hij was nochtans geen bekeerling.
Hij werd op de leeftijd van twee jaar gedoopt in articulo mortis door een christelijke
dienstmeid en genas. Hij behoorde aan de Kerk, die het recht en de plicht had hem een
onderricht te geven dat overeenstemde met het doopsel dat hij ontvangen had. Het alarm
dat toen Europa en Amerika in vuur en vlam zette ging eigenlijk uit van de synagoog
van Alessandria della Paglia. Joodse kranten, vrijmetselaarskranten, kranten van pro-
testanten en schismatieken die zich onverschillig hadden getoond toen de Tsaar duizen-
den kinderen aan hun katholieke moeders ontrukte om ze in het schisma op te voeden,
huilden als razend tegen Pius IX, tegen de onverdraagzaamheid van de Roomse Kerk en
tegen de inbreuk op de ouderlijke rechten. We bezitten in ons archief een brief van
hem van 1880 aan Don Bosco, die voldoende is om aan te tonen hoe hij in zijn hart ver-
heugd was tot de genade te zijn herboren in de wateren van het doopsel en welke gene-
genheid hij voor Don Bosco koesterde.

23.10 Page 230

▲back to top
- XIV/226 -
Daar wou hij geen andere getuigen buiten de magistraat. Het meisje
raakte niet in verwarring; nadat ze zo goed als ze kon weer op krachten
was gekomen, merkte ze op dat ze om dezelfde reden reeds twee ondervra-
gingen had moeten doorstaan en dat ze niet begrijpen kon waarom nog een
derde ondervraging nodig was. De prefect die zich verbeeld had dat hij
door haar als een bevrijdende engel zou begroet werden, voelde zich erg
gehinderd door deze aanhef, maar de tegenwoordigheid van de procureur-
generaal verplichtte hem een zekere matiging in acht te nemen. Ze hoorden
dan over haar besluit en hoe ze steeds vrij was gebleven en nog altijd
vrij was en dat het geschrift van acht dagen geleden haar om zo te zeggen
door haar broer ontfutseld werd zonder dat zij de gevolgen ervan had kun-
nen voorzien. Dan riep men haar vader, haar broer en een van haar zusters
erbij. Aan beide zijden werd druk geredekaveld. Uiteindelijk wenste de
prefect aan de verwanten dat het meisje zou terug keren in de schoot van
haar familie om hun leed te sussen. De magistraat merkte echter uiterst
bedaard op aan haar huisgenoten dat zij, wettelijk het recht had vrije-
lijk haar eigen godsdienst te kiezen, omdat ze meerderjarig was.
Toch ging de prefect niet af van zijn gedachte ze bij de Zusters
wzg te halen. Tot niets dienden de herhaalde verzekeringen van Bedarida
dat haar bij de Zusters op geen enkele manier geweld was aangedaan en dat
dit ook thans niet het geval was. Hij wou haar hardnekkig overtuigen dat
het betaamde dat ze hier weg zou gaan en in een ander instituut haar in-
trek nemen. Het getto had klaarblijkelijk in hem zijn man gevonden.
"Ik ken geen andere instituten behalve dit van Don Bosco" - zei
ze.
"Ik zal ervoor zorgen" - antwoordde de prefect, "er een naar uw
smaak te zoeken, bij voorbeeld bij de Dochters van de Militairen."
"Maar moet ik van woonplaats veranderen? Ik ben hier niet meer
bij de Zusters en er bestaat geen enkele reden om te veronderstellen dat
ik wegens hun raadgevingen christen wil worden."
"Maar hier bevindt u zich nog in de nabijheid van personen die
betrekkingen hebben met Don Bosco en het leven dat u hier moet leiden
stemt niet overeen met uw stand. Voor u echter zal ik wel een plaats zoe-
ken waar u van alle comfort zult genieten. Ook uw verwanten zijn het met
mij daarover eens, niet waar?"
"Ja" - antwoordde haar vader - "en ik ben zelfs bereid te beta-
len wat nodig is."
"Welnu" - besloot de prefect - "ik zal voor u een plaats zoeken
en u zult er bijtijds van verwittigd worden."
De politieagenten bewaakten het huis de hele dag en de hele nacht
en verwijderden zich zelfs niet daags nadien. Het jonge meisje, dat
vreesde dat ze daar bleven staan om haar vast te grijpen, als ze een voet
buiten zou zetten, hield zich in het huis verborgen, Nadien schreef ze
verontwaardigd naar de prefect waarbij ze haar beklag deed en protes-

24 Pages 231-240

▲back to top

24.1 Page 231

▲back to top
- XIV/227 -
teerde: "Ik dank u voor de bezorgdheid te mijnen opzichte die u gisteren
gehad hebt, maar ik laat u weten dat ik volledig vrij wil blijven te
verblijven waar ik wil en ik doe een beroep op de wet voor dit recht. Ik
bevestig daarom dat ik dit huis niet wens te verlaten en ik teken ook
protest aan tegen de manier waarop men mij in deze dagen behandelt door
mij te omsingelen met politieagenten, alsof ik een gevangene was. U wilt
doen geloven dat ik een slachtoffer ben van de priesters en van de
kloosterzusters; maar onder het voorwendsel van de vrijheid ben ik het
slachtoffer van heel andere mensen. Wanneer het mij niet meer zou aan-
staan hier in het huis te blijven, dan zal ik wel weten weg te gaan om
een ander huis naar mijn smaak te zoeken, zonder dat iemand anders dat
voor mij moet bepalen. Ik was vrij en in staat mij dit huis te zoeken en
ik ben daar nog toe in staat; en ik wil volledig vrij zijn om hier weg
te gaan en mij een ander huis te zoeken. Daarom hoop ik dat u weldra de
vereiste bevelen zult geven dat de politieagenten rond mijn huis zouden
weggaan; want het lijkt mij een schande op deze manier een vrije burger-
vrouw te behandelen die geen minderjarige meer is en die zich aan niets
heeft schuldig gemaakt."
Maar onder het leugenachtige voorwendsel haar persoonlijke vrij-
heid tegen de ingebeelde gewelddaden van Don Bosco te verdedigen gaf de
prefect de belegering die wel vijf dagen duurde niet op en deed zo bij
het volk het vermoeden ontstaan van wie weet welke geheimzinnige mis-
drijven door Don Bosco en de anderen bedreven. Bij nacht bespiedden de
politieagenten de voorbijgangers uit vrees dat hun prooi, ook als man
verkleed, zou kunnen ontsnappen. Sommige van deze agenten maakten ook
een bedroevende propaganda tegen Don Bosco, daar ze rondstrooiden dat
hij de Jodin wou dwingen zuster te worden om zich van haar rijkdommen
meester te maken.(1) Anderen vertelden dwaasweg heel wat erger. Dit werd
bevestigd door de buren die niet toelieten dat hun eigen kinderen in de
omgeving kwamen van deze mensen die pestverhalen vertelden. Om de zieke-
lijke nieuwsgierigheid van het gepeupel aan te vuren werd een van die
boekjes met liedjes en volksverhaaltjes uitgegeven; hierin werd over
het feit een roman geborduurd die deed denken aan de verhalen van Boc-
cacio en Rocambole en waarin de heldin de romantische naam, opgesierd
met een tranenverwekkend epitheton, van "de ongelukkige Esmeralda"
droeg. (2)
Don Bonetti had niet getreuzeld om de lasterlijke aanklachten van
de Gazzetta te weerleggen. In zijn brief van 2 september aan de direc-
(1) Het staat vast dat Juffrouw Bedarida van haar eigen niet meer dan vijftienduizend of
twintigduizend lires bezat, wat werkelijk niet veel was.
(2) Un'Ebrea monaca per forza. Hedendaags verhaal Uitgever Ronchetti, Dr. Borgarelli,
via Montebello 22 Turijn.

24.2 Page 232

▲back to top
- XIV/228 -
teur bewees hij dat de jonge Israëlitische vrijelijk naar het huis van de
Zusters was gekomen, dat ze er uit vrije wil gebleven was en dat ze vrij
weg kon gaan. Maar de Gazzetta publiceerde zijn brief eerst op 4 septem-
ber en liet hem volgen door zekere "beschouwingen" die erop gericht waren
heel zijn inhoud te verzwakken.
Van dan af namen de gebeurtenissen een sneller verloop. De procu-
reur des Konings ging nog tweemaal, 's ochtends en 's avonds van de 6de
september de dame bezoeken om haar aan te raden en haar zelfs te verzoe-
ken het voorstel te aanvaarden dat haar door de prefect gedaan werd, na-
melijk uit dit huis te vertrekken en naar een plaats te gaan die onver-
dacht was. Ze eindigde met toe te geven; maar we moeten hieraan toevoegen
dat het sterkste argument om haar weerstand te verzwakken het feit ge-
weest was dat de prefect haar had laten horen dat, indien ze niet plooi-
de, Don Bosco en zijn Instituut er het slachtoffer van zouden worden. Na
al deze inmengingen schreef de prefect haar op de ochtend van 7 septem-
ber: "Ik heb de eer u ter kennis te brengen dat Mevrouw de directrice van
het instituut Ferraris, via S. Francesco di Paolo, nr. 10bis u zal ont-
vangen op ieder uur dat u zich aan de deur van haar appartement, dat op
de eerste verdieping ligt zult aanmelden.
Wanneer men voor de poort op de overloop van de trap staat, ziet
men er een koperen plaat op met de tekst: ISTITUTO FERRARIS. Daar zult u
volkomen meester zijn over uw gedachten; daar heeft de directrice het
bevel uw verlangens in te willigen en u ook te vergezellen naar een vil-
la die ze in huur heeft bij de Madonna del Pilone, indien u verlangt wat
buitenlucht te gaan inademen. Uw ouders betalen de uitgaven van iedere
dag, die u kunt doen volgens de gewoonten van de welgestelde familie
waartoe u behoort. Ziet dan goed toe, Juffrouw, of het u behagen zal in
de godsdienst van uw ouders te blijven of katholiek te worden. U zult
volkomen vrij zijn de beslissing te nemen volgens uw eigen wil. Ik zal
mij inspannen opdat u in de rechtschapenheid van uw geweten aan u zelf
en aan anderen zou kunnen zeggen dat de prefect van Turijn of liever de
regering van Zijne Majesteit die hij vertegenwoordigt, niets getracht
heeft, niets gewild heeft, geen andere beschikkingen heeft gegeven dan
enkel met het doel u volkomen vrij te laten uw roeping te volgen, of ka-
tholiek te worden of in de godsdienst te blijven, waarin u geboren bent.
Wat u er ook zou ontbreken of wanneer de behandeling in het Istituto Fer-
raris niet in overeenstemming zou zijn met de hierboven uiteengezette be-
loften, laat het mij dan weten en dan zal ik bevelen geven om u een ruime
vrijheid te verzekeren." Intussen echter ontnam hij haar de vrijheid het
huis te bewonen, waar zij wou verblijven.
Alvorens haar verblijf te verlaten overhandigde het meisje aan de
bevoegde persoon volgende eigenhandig geschreven tekst, die in ons ar-
chief bewaard wordt: "Ik, ondergetekende, verklaar in tegenwoordigheid
van de getuigen die dit samen met mij ondertekenen, dat ik uit dit huis
Via Cottolengo nr. 31 vertrek, niet omdat er op mij druk werd of wordt

24.3 Page 233

▲back to top
- XIV/229 -
uitgeoefend bij mijn beslissing om christen te worden maar alleen omdat
ik wil ingaan op een raad van de procureur-generaal van Zijne Majesteit,
die mij hierom verzocht heeft en omdat ik aldus last en oneer wil bespa-
ren aan mijn weldoeners, die tegenover mij zo een grote christelijke
liefde betuigd hebben."
Ze ging dus op 7 september naar het instituut, waar Mevrouw Ferra-
ris, een goede vriendin van de prefect en van de Gazzetta del Popolo een
kostschool had voor leerlingen-onderwijzeressen. Zodra ze daar binnenkwa-
men, zei haar de directrice dat ze haar hoofd niet mocht laten volstop-
pen met dweepzuchtige gedachten. Op de ochtend van de volgende dag werd
vergunning verleend aan haar broer in haar slaapkamer te komen maar zijn
zuster herkende hem bij het wakker worden en joeg hem met verachting weg.
Op 10 september kwam er een arts die valselijk beweerde dat hij door Don
Cagliero gestuurd werd. Hij trachtte haar te spreken; maar omdat ze ver-
moedens had van het tegendeel, wilde ze hem niet ontvangen. Op dezelfde
dag kwam haar zogezegde verloofde, samen met haar broer, en vroeg aan de
directrice haar te mogen bezoeken, maar zij weigerde hem te zien.
Dat waren allemaal echte hinderlagen, maar ook tot laster nam men
zijn toevlucht. De directrice, die bemerkt had dat de juffrouw acht dagen
aan een stuk voet bij stuk hield en geen personen wou zien noch aanhoren
die haar van haar gedachte wilden afbrengen, schaamde zich niet haar te
doen doorgaan voor iemand die beweerde visioenen te hebben. Met dit doel
vertelde ze dat zij "haar ernstig verteld had God in persoon te hebben
gezien in de vorm van een mooie oude man met een grijze baard, die haar
raadgevingen en suggesties gaf." De gewone krant zorgde voor de versprei-
ding van het nieuws en andere kranten hielden hem gezelschap.(1) En wat
deed de directrice? Alvorens naar de kostschool te gaan, had juffrouw
Bedarida de gelegenheid gehad een onderhoud te hebben met advocaat Cauci-
no, uit Biella, die de grote vogelschrik was van de antiklerikalen ten
gevolge van zijn overwinningen voor het gerecht bij de verdediging van
de clerus en zij had hem gevraagd haar te willen bijstaan. De advocaat
ging haar bezoeken in haar nieuw verblijf en moest nog bij haar terugke-
ren; maar Mevrouw Ferraris bedroog het meisje en deed haar geloven dat
het Caucino geweest was die haar belasterde als visionair, als monomaan
en aldus had ze hem bij haar zo verdacht gemaakt dat zij hem niet meer
wou ontvangen.
Heel alleen en zonder enige ervaring was het arme meisje een prooi
voor personen die tegen haar belangen hadden samengezworen. Om haar te
bewijzen dat haar ouders het bij het rechte eind hadden door haar niet
toe te laten de joodse godsdienst de rug toe te keren, vroeg op zekere
(11 Gazzetta del Popolo van 13 en 15 september. De andere kranten namen het hapje van de
Gazzetta over. Onder hen trad de Cronaca dei Tribunali op de voorgrond.

24.4 Page 234

▲back to top
- XIV/230 -
dag haar vrouwelijke bewaakster in haar aanwezigheid aan een dame: -
"Indien u een dochter had, die protestant zou willen worden, zou u daar-
over tevreden zijn? Zou u niet alles doen om dat te verhinderen?"
De familie verlangde dat zij een veertiental dagen in het insti-
tuut zou doorbrengen, zonder enig contact te hebben noch met de salesi-
anen, noch met de zusters, maar afgemat door zoveel kwellingen, wachtte
ze niet eens op het verloop van die termijn. Uit een brief, die haar op
18 september door Don Bonetti gestuurd werd, kan men afleiden dat de te-
rugkeer naar Nizza voortaan besloten was. "Ik troost me echter" - zegt
Don Bonetti - "omdat ik weet dat U volhardt in de wil het doopsel te
ontvangen."
Op 18 september, de dag zelf van het vertrek van Annetta Bedarida
naar Nizza werd in een grote oplage een vlugschrift verspreid met als
titel: Don Bosco, Don Marotti en adv. Caucino met schande overladen sa-
men met een houtdruk van Don Bosco; zijn kunstmatig gewijzigde gezichts-
trekken gaven hem hierop een antipathiek uitzicht om aan de stad de on-
gelukkige zege te melden. Volgens de inlichtingen van de politie, was
de razernij van de Joden tot een kookpunt gestegen, en iedereen in het
Oratorio moest op zijn hoede zijn voor een aanslag op zijn leven. We
kunnen ons voorstellen hoe er triomf gekraaid werd na een resultaat dat
men hun zo weinig diende te benijden. In de Cronaca dei Tribunalo van
20 september zette de directeur, advocaat Giustina, de procureur des
Konings aan, een geregeld proces in te leiden; maar daar kwam niets van
in huis, het was immers duidelijk genoeg voor de overheid dat er geen
misdrijf werd gepleegd en dat men daarentegen, de aanklachten van de
kranten als misdadige leugens diende te aanzien. Dadelijk stelde de Uni-
tà Cattolica een ander vlugschrift op, waarin men drie documenten kon
lezen of liever opnieuw kon lezen, namelijk de brief van juffrouw Beda-
rida aan de directeur, een tweede brief aan de prefect door ons hierbo-
ven reeds aangehaald en een telegram aan de minister van Binnenlandse
Zaken om te protesteren tegen hen die "zich wilden mengen in zaken van
haar geweten." Deze publicatie was de enige tussenkomst geweest van het
katholieke dagblad in het vurige debat. Een dergelijke terughouding be-
antwoordde zeker aan een neiging van Don Bosco. Wanneer er een geschil
losbarstte en de zaken dan opgeklaard waren door een rustige uiteenzet-
ting van de feiten, hield hij er niet aan te strijden. Indien men hem
gelijk had gegeven bij het huidige geschil, dan zou de grote kwestie een
doodgeboren kind geweest zijn. Van het begin af meende hij dat het beter
was het doopsel te verhaasten. - "Wanneer ze gedoopt is" - zei hij -
"dan is alles gedaan." - Inderdaad, toen haar broer zich de eerste maal
bij Annetta begaf, was hij in de mening dat ze gedoopt was en scheen hij
zich neer te leggen bij het voldongen feit. Maar Don Cagliero had er de
voorkeur aan gegeven langzaam aan op te treden. Toen hij dan gemerkt had
dat hij zich vergist had, was hij het die de oorzaak was van heel dit
onaangename spektakel. Trouwens niet ieder kwaad schaadt; want, dank zij
de Joden, vernamen heel vele goede christenen dat de Zusters van Don
Bosco bestonden en dat ze hun hoofdhuis te Nizza Monferrato hadden.

24.5 Page 235

▲back to top
- XIV/231 -
H O O F D S T U K XI
DE MISSIES EN DE GESCHIEDENIS VAN EEN AANKLACHT.
In het jaar, waarover wij nu schrijven was er geen expeditie naar
de missies. Terwijl de salesianen in Amerika het uur van de eigenlijke
missies zagen naderbij komen, drong Don Bosco onvermoeid aan om een cano-
nieke erkenning van zijn missies te verkrijgen. De pogingen die hij ge-
daan had onder het pausschap van Pius IX hadden niet veel opgeleverd en
thans was het zijn inzicht heel wat meer te verkrijgen. Hij deed daarom
een eerste stap en gaf aan Leo XIII een voorstelling van zijn missionaire
werkzaamheid in Europa nl. zijn bijdrage bij de voorbereiding van missio-
narissen voor zijn eigen missies en voor andere. Aan zijn verslag gaf hij
echter de vorm van een smeekschrift met het doel subsidies te bekomen
vanwege de twee grote missionaire werken.
"
Heilige Vader,
"
"
Neergeknield aan de voeten van Uwe Heiligheid zet ik u met
" alle eerbied uiteen hoe, sinds vele jaren onder de benaming
" van Oratorio van de H. Franciscus van Sales te Turijn een tehuis
" of seminarie werd geopend, waar arbeiders voor het evangelie in
" de buitenlandse missies worden aangekweekt en voorbereid. Inder-
" daad, op dit ogenblik bevindt zich een aanzienlijk aantal van on-
" ze leerlingen in China, in Australië, in Afrika en ten getale
" van meer dan honderd in Zuid-Amerika.
"
Dit instituut, waar op dit ogenblik meer dan 500 leerlin-
" gen zijn, werd tot heden toe ondersteund door de liefdadigheid
" van de gelovigen en in uitzonderlijke gevallen door de hulp van
" de opperherder.
"
Thans veroorzaakt de ontstentenis van materiële middelen
" zware moeilijkheden om voort te gaan met het doel dat wij ons
" voorgesteld hebben, namelijk mensen te bezorgen voor de missies;
" daarom verstout ik mij Uwe Heiligheid te smeken een woord te wil-
" len spreken in het voordeel van dit vrome instituut bij de direc-
" tie van het Werk van de Voortplanting van het Geloof van Lyon en
" van dat andere vrome Werk van de heilige Kindsheid opdat zij ons
" zouden ter hulp komen met een liefdadige subsidie. Op die manier
" kunnen de studies heel wat beter voortgezet worden en roepingen
" aangekweekt. Andere huizen, die met dezelfde bedoeling geopend

24.6 Page 236

▲back to top
- XIV/232 -
" werden, kunnen geholpen worden om missionarissen te vormen voor
" het buitenland die er zo dringend nodig zijn. Bijhuizen van het
" seminarie van Turijn zijn het tehuis van S. Vincenzo de'Paoli
" in de stad Sampierdarena, het Patronage Saint-Pierre te Nice, dit
" van Saint-Joseph nabij Fréjus, dit van S. Cyr in de buurt van
" Toulon en uiteindelijk het Oratorio van Saint-Léon in de stad
" Marseille. Deze instituten dragen namen, die niet het doel waar-
" naar wij streven weergeven, maar iedereen kan de reden gissen
" die aanraadt dergelijke benamingen te gebruiken. Dit is het werk
" dat ik u ootmoedig voorstel terwijl ik U smeek het te willen
" zegenen en het te willen begunstigen op de manier die u in
" uw hoge en verlichte wijsheid opportuun zult achten.
"
Met de grootste verering en de diepste kinderlijke eer-
" bied en verknochtheid bevestig ik van u te zijn
"
" Rome, 20 maart 1879. de zeer nederige en verplichte zoon
"
Priester Gio. Bosco.
Een maand later deed hij een beslister stap. Hij bood aan de Hei-
lige Vader door bemiddeling van de kardinaal-beschermheer een nieuw
smeekschrift aan, waarin hij bondig bijzonderheden verwerkt had over de
werkzaamheid van zijn missionarissen in Zuid-Amerika en waarin hij zich
beriep op een reeks pauselijke documenten die van dien aard waren om de-
ze missies naar waarde te schatten en om te bekomen dat het Oppergezag
zich zou gewaardigen hun toestand tegenover de Romeinse Congregaties te
regelen.
"
Heilige Vader,
"
"
De eerste onderhandelingen over salesiaanse missies in de
" vreemde landen hadden plaats in 1872 met Zijne Eminentie Kardinaal
" Barnabo9 die ons aanmoedigde. Daarna in 1874, duidde Zijne Heilig-
" heid Pius IX de plaats van de missies aan en moedigde ons aan ons
" naar de Argentijnse republiek te begeven om zorg te dragen voor de
" daar verspreide Italianen en nieuwe pogingen te doen bij de India-
" nen van de Pampa's en van Patagonië. Dezelfde liefdadige Pius IX
" verschafte ons materiële middelen voor de eerste expeditie die
" plaatshad op 14 november 1875. De eerste salesiaanse missionaris-
" sen meldden zich ten getale van 10 op 1 november van dat jaar bij
" de Heilige Vader aan, om zijn zegen en de apostolische zending te
" ontvangen. De Heilige Vader moedigde ze met warme woorden aan en
" gaf hun een brief van de kardinaal-staatssecretaris voor de aarts-
" bisschop van Buenos Aires in datum van diezelfde dag.
"
Bij decreet van 14 november 1875 werden hun door de heilige
" congregatie van de Propaganda van het Geloof de nodige bevoegdhe-
" den verleend.
"
Bij breve van 17 november 1875 drukte de opperheide zijn
" vreugde uit en loofde de nieuwe missie die hij goedkeurde.

24.7 Page 237

▲back to top
- XIV/233 -
"
Bij decreet van 6 juli 1876 machtigde de congregatie van de
" Propaganda de stichting van een noviciaat om meer stabiliteit te
" geven aan de salesiaanse missies; de inlichtingen die ze had ont-
" vangen over de aangroei van de oogst voor het Evangelie en over de
" roepingen die God in die landen verwekte droegen hiertoe bij.
"
Op 18 september 1878 gewaardigde zich de thans regerende
" opperherder, die God lange tijd in goede gezondheid moge bewaren,
" zich een andere breve te sturen vol vaderlijke genegenheid waar-
" in hij de salesiaanse Missies van Amerika goedkeurde en aanmoe-
" digde.
"
Op datum van 23 november 1878 droeg dezelfde opperherder,
" Leo XIII met een edelmoedige gift bij tot de missies en spoorde
" de salesianen aan het begonnen werk voort te zetten in een hier-
" voor opzettelijk geschreven brief, ofschoon hij zich in een moei-
" lijke financiële toestand bevond, maar hij wilde dit nochtans doen
" omdat hij ingelicht was geworden over de moeilijkheden wegens het
" tekort aan geldelijke middelen bij de vierde expeditie.
"
Een grote moeilijkheid was de onzekerheid of de missies van
" Zuíd-Amerika tot de congregatie van de Propaganda Fide behoorden
" ofwel tot de congregatie voor de buitengewone kerkelijke zaken.
" Wij hebben toen alles aanbevolen aan de christelijke liefde en
" aan de ijver van Zijne Eminentie kardinaal Nina, staatssecreta-
" ris opdat hij zich als beschermheer van onze congregatie zou
" gewaardigen:
"
1. (te verklaren) tot welke van de twee voornoemde hei-
" lige congregaties de salesiaanse missionarissen die thans in
" Uruguay en in de Argentijnse Republiek verblijven, zich moeten
" wenden, wanneer ze een beroep doen op het gezag van de Heilige
" Stoel.
"
2. Deze missies te willen goedkeuren volgens de aanvraag
" gedaan door de algemene raad van het Vrome Werk van de voortplan-
" ting van het Geloof, die te Lyon gevestigd is, om alzo de beloof-
" de subsidies die in de huidige staat van zaken onontbeerlijk zijn
" te kunnen verkrijgen.
"
3. Als antwoord op de brief van de algemene raad van de
" voortplanting van het Geloof werd genoteerd dat men voor iedere
" aangelegenheid van subsidie of daarop betrekking hebbende onder-
" handelingen zich kon wenden tot priester Gio. Bosco, Algemeen
" Overste van de voornoemde congregatie te Turijn. Daar bevindt zich
" het voornaamste seminarie van waaruit de missionarissen vertrekken
" en waarmee ze ook in correspondentie zijn vanuit de landen die hun
" werden toevertrouwd voor de uitoefening van hun heilig ambt.
"
4. Een aanbeveling bij het Werk van de Heilige Kindsheid zou
" werkelijk tot groot voordeel strekken. Men zou kunnen noteren hoe
" vele jongens van een gewisse dood werden gered, toen ze vanuit
" Arabië (Kabylië) naar het huis van Turijn werden overgebracht.
" Hier kregen ze onderricht in het geloof, werden gedoopt, en stu-
" deerden er; sommige werden opgeleid voor een vak, andere voor de
" priesterlijke loopbaan en zijn thans missionarissen in hun vader-
" land. Andere afkomstig uit de stad Damascus doen thans hun studies

24.8 Page 238

▲back to top
- XIV/234 -
" om nadien naar hun land terug te keren. Aanzienlijk is het aan-
" tal kinderen van Indianen, die door de salesianen werden gedoopt.
" Andere werden opgenomen in de tehuizen van Buenos Aires. Van-
" daag zelf, 20 april 1879 vertrekken drie salesiaanse missiona-
" rissen samen met de minister van oorlog van Buenos Aires om
" zich onder de Indianen van de Pampa's te begeven en daar zoveel
" mogelijk kinderen te redden van de uitroeiing waartoe ze door
" de regering van Argentinië schijnen veroordeeld te zijn. Met
" duizenden zwerven deze knapen rond op zoek naar iemand die hun
" ziel en hun lichaam kan redden; maar er zijn niet voldoende ma-
" teriële en morele middelen om ze allen te redden; niettemin zal
" er steeds een aantal aantal kinderen van die wilden, tot het
" evangelie en tot de burgerlijke maatschappij gebracht worden.
"
" Turijn, 20 april 1879.
Priester Gío. Bosco.
Men diende voortaan de paus steeds te herinneren aan de salesiaan-
se missies. Daarom werd voorzien dat inspecteur Don Bodrato in zijn naam
en ook namens zijn medebroeders tweemaal per jaar aan de plaatsvervanger
van Jezus Christus een vrome huldebetuiging zou sturen, namelijk bij ge-
legenheid van zijn naamfeest en van Nieuwjaar. Het eerste adres, verzon-
den uit Buenos Aires op 6 juli, kwam te Rome toe op de feestdag van Sint-
Joachim, die op 16 augustus valt. Daarin werd ter kennis van de Heilige
Vader gebracht hoe de salesianen vooruitgingen in de richting van Patago-
nië, hoe het noodzakelijk was een centrale verblijfplaats tot stand te
brengen aan de monding van de Rio Negro en dat een missie door een van
hen zou gepreekt worden in Paraguay. Het tweede adres vertrok ook vandaar
op 27 november zodat het te Rome kon toekomen met de gelukwensen voor
Nieuwjaar. Er werd melding gemaakt van de jongste vorderingen in het ge-
bied van Patagonië en van de medewerking verleend door de Dochters van
Maria, Hulp der Christenen.
Zonder te wachten op het gewenste effect van zijn stappen bij de
Heilige Stoel, hernieuwde hij op 17 september voor de derde maal zijn
aanvragen bij de heilige kindsheid en bij de Propaganda Fide om subsi-
dies te bekomen ten voordele van zijn missies. Bij zijn aanvragen voeg-
de hij een kopie van een brief van de aartsbisschop Mgr. Aneyros, waar-
uit men kon opmaken welke de verdiensten waren van de salesianen in de
Republiek van Argentinië. De antwoorden waren, zoals gewoonlijk zeer
vriendelijk wat de vorm betreft, maar negatief wat hun inhoud aanging.
De heilige kindsheid verleende enkel subsidies aan missionarissen die
zich met drie zaken tegelijkertijd bemoeiden, namelijk dopen, afkopen
en opvoeden van de kleine ongelovigen; en ze verleende maar subsidies
aan ontluikende missies, wanneer ze reeds verblijfplaatsen voor deze
drie doeleinden bezaten. Bovendien werden aan nieuwe missies geen gere-
gelde uitkeringen gedaan zolang het Werk niet beschikte over meer mid-
delen die het mogelijk maakten de sfeer van zijn weldadigheid uit te
breiden.

24.9 Page 239

▲back to top
- XIV/235 -
In deze brief vinden wij een kostbare zinspeling: de algemene direc-
teur verheugde zich over de nuttige zaken die hij te Angers over de "be-
wonderenswaardige werken" van Don Bosco gehoord had. Dit Congres, dat
kort tevoren had plaats gehad, had zich uitsluitend beziggehouden met ka-
tholieke instellingen voor de arbeiders. Ernest Harmel, broer van Léon,
de bon père van Val des Bois had een overzicht voorgelezen over de aard
en de ontwikkeling van de vakscholen die door Don Bosco gesticht waren.
Van dit congres hebben we ook nog een andere herinnering. Een priester
uit Parijs, abbé Machiavelli, in Frankrijk bekend wegens zijn sociaal
apostolaat en wegens zijn bevoegdheid in arbeidsproblemen en toen beho-
rende tot de clerus van het bisdom Nancy, vroeg het jaar nadien uitvoeri-
ge inlichtingen aan het Oratorio over het werk van Don Bosco, hij had
er veel lof over gehoord op het Congres van Angers en hij wist enkel dat
het bestond.(1)
Men stuurde hem dan de nummers die tot dan toe verschenen waren
van het Franse Bollettino, dat voor de eerste maal verschenen was in
april 1879 en dat, behalve het overige, de eerste dertien hoofdstukken
bevatte die al vertaald waren van de Geschiedenis van Oratorio, door Don
Bonetti voor het Italiaans Bollettino geschreven.
Van de congregatie voor de Voortplanting van het Geloof kwam het
antwoord later omdat het voorstel van Don Bosco achtereenvolgens werd
onderzocht door de twee centrale raden van Lyon en van Parijs, maar de
eeuwige moeilijkheid van de statuten dook weer eens op. Het Werk kon en-
kel hulp verlenen aan de missies onder "ongelovige" volkeren, die dus
niet behoorden tot katholieke staten en geen gewone hiërarchie bezaten,
en steeds op voorwaarde dat ze als zodanig officieel erkend waren door
de Heilige Stoel en dat ze bestuurd werden door bepaalde kerkelijke over-
heden. Toch bevestigen beide documenten hoe het Werk van Don Bosco reeds
in Frankrijk bekend en gewaardeerd werd.
Over een vriendelijke subsidie vanwege de Heilige Vader voor de
missies gaf kardinaal Nina mededeling aan Don Bosco op 21 oktober. "Ik
heb niet verzuimd" - schreef Zijne Eminentie - "aan de Heilige Vader te
zeggen wat u mij uiteengezet hebt ín uw brief van de 16de van verleden
maand en in de brief die daarop volgde van de 27ste aangaande uw missio-
narissen van Buenos Aires en aangaande hen die zodra mogelijk vanuit
Europa naar Paraguay moeten vertrekken. Zijne Heiligheid waardeert de
grote weldaden, die door missionarissen van uw verdienstelijk instituut
(1) Brief aan Don Pozzan, administrator van het Bollettino, Nancy, 16 april 1880. De abbé
zei: "Je ne sollicite d'autre remboursements de mes débours que l'envoi d'une notice
m'expliquant le mieux possible l'oeuvre de Don Bosco que j'ai entendu grandement louer
à Angers l'an dernier, au Congrès des oeuvres ouvrières Catholiques, oeuvre dont je ne
sais qu'une chose, c'est qu'elle existe, si merveilleuse que je voudrais bien la con-
naître."
Dit was een antwoord van hem op een brief van iemand die aan die Curie het Ordo van
het bisdom gevraagd had, om de adressen te hebben van priesters aan wie hij het Bulle-
tin Salésien kon sturen.

24.10 Page 240

▲back to top
- XIV/236 -
bewezen worden vooral in die verre streken die geestelijke hulp zo nodig
hebben en hij is er zeer tevreden over. Uw aanvraag voor het verkrijgen
van enige materiële hulp voor de eerste nodige uitgaven van de aanstaan-
de expeditie heeft hij gunstig onthaald en hij heeft zich dan ook ge-
waardigd voor dit doel een bedrag van duizend lires te schenken. Wanneer
ik u dit bewijs van zijn soevereine weldadigheid ter kennis breng,
interesseert het hem u te vragen tegen welke datum de verlangde afreis
mogelijk is." In zijn nieuwjaarsbrief zal Don Bosco aan de medewerkers en
medewerksters naar dit voorbeeld van pauselijke liefdadigheid verwijzen.
Terwijl hij zal aantonen welke innerlijke waarde het heeft, zal hij in
volgende vorm zijn eigen dankbaarheid uitdrukken: "Ten aanzien van een
daad van zo grote goedheid vanwege de Heilige Vader zullen wij er ons op
toeleggen hieraan te beantwoorden met onze ijver en met onze dagelijkse
gebeden voor zijn behoud en voor het welzijn van de Heilige Kerk, waarvan
hij het zichtbare hoofd is. En omdat het geld, dat uit zijn doorluchtige
handen komt, gaat belanden daar waar de nood van de godsdienst en de
behoeften van de gelovigen het grootst zijn, zullen wij ons inspannen om
het verzamelen van Sint-Pieterspenning te bevorderen; want dit geld kan
geen heiliger bestemming hebben."(1)
Dacht Don Bosco er dus aan dat jaar missionarissen naar Paraguay
te zenden? We hebben er reeds op gewezen hoe dit werkelijk zijn bedoeling
was.(2) Inderdaad, vol verlangen op het aandringen van Zijne heiligheid in
te gaan haastte hij zich om op 3 januari aan kardinaal Nina de verzekering
te geven dat in oktober eerstkomende tien missionarissen priesters en
catecheten en evenveel zusters zich naar Paraguay zouden begeven, waar ze
alle slag van liefdadigheidswerken zouden uitoefenen bij dié bevolkingen
die zo zeer geestelijke hulp nodig hadden. Toen dan de vastgestelde tijd
naderde en er nogmaals door de apostolische delegaat aangedrongen werd,
verzoekt de staatssecretaris hem in de maand september de expeditie van
tien missionarissen klaar te maken. Deze zouden trouwens te Buenos Aires
dienen te blijven en zich niet naar Paraguay begeven, alvorens opportune
ruggespraak te hebben gehouden met de pauselijke vertegenwoordiger, Mgr.
Angelo Di Piero, aartsbisschop van Nazianzo. Wat de zusters betrof, achtte
men het nodig dat zij direct na hun aankomst een behoorlijk verblijf zou-
den bekomen en dat de missionarissen voor haar zouden vertrekken. Hun
afreis diende dus uitgesteld te worden. Dit waren de onderrichtingen die
door Rome gezonden waren; men vertrouwde erop dat Don Bosco in staat zou
zijn de beloften die hij in januari gedaan had en die de paus zo waren
bevallen, in te lossen. (3)
(1) Bollettino Salesiano, januari 1880.
(2) Cfr. Boekdeel 13, blz. 784.
(3) Brief van Mgr. Cretoni, ondersubstituut bij de staatssecretaris 10 september 1879.

25 Pages 241-250

▲back to top

25.1 Page 241

▲back to top
- XIV/237 -
Doch onvoorziene omstandigheden kwamen de plannen van Don Bosco dwarsbo-
men en daarom schreef hij hierover aan kardinaal Nina, de staatssecre-
taris.
"
Hoogwaardige Eminentie,
"
"
In antwoord op uw geëerde brief van 10 september haast
" ik mij u het volgende mee te delen.
"
Zoals ik reeds de eer heb gehad u ter kennis te brengen,
" was het beslist geworden dat twee van onze kloosterlingen op 1
" augustus uit Buenos Aires zouden vertrekken om op zijn minst het
" bestuur op zich te nemen van de parochie van de stad Asuncion in
" Paraguay. Enkele dagen voor hun vertrek werd hun de raad gegeven
" door ik weet niet welke overheid, nog wat te wachten wegens een
" revolutie die in die republiek uitgebroken was. Ik weet niet of
" de aanvragen van de pauselijke delegaat van jonge datum zijn, nl.
" voor 12 augustus; maar, in ieder geval, schrijf ik dadelijk aan
" de overste van onze missionarissen te Buenos Aires dat hij mij
" zou inlichten over de stand van zaken en of het hem gepast lijkt
" dat de twee voornoemde leden dadelijk zouden vertrekken, om voor
" hun ambt daar te zorgen en al het nodige klaar te maken voor hen
" die binnenkort uit Europa zullen vertrekken. Het zal echter nodig
" zijn beroep te doen op een of andere weldadigheidsbron zowel voor
" hun persoonlijke uitrusting, waarvan het bedrag vrij groot is,
" als vooral de andere reisuitgaven.
"
Op 20 september verwacht ik nieuws uit de zuidelijke repu-
" bliek en vermoedelijk uit Paraguay zelf. Wanneer het nodig is,
" zal ik dat dan dadelijk meedelen.
"
Intussen verzoek ik u mij de hoge eer te gunnen mij van u
" met diepe verering te mogen betuigen
"
" Turijn, 16 september 1879.
de nederige dienaar
"
Priester Gio. Bosco.
We stellen vast dat er over Paraguay toen en gedurende een vijf-
tiental jaren niet meer gesproken werd. We verwijzen onze lezers naar wat
we in het vorige boekdeel gezegd hebben over de politieke toestand in dat
land.
Ook de bisschop van San Domingo had in mei Don Bosco herinnerd aan
de belofte die hij gedaan had hem zijn missionarissen omstreeks de maand
maart te zenden, volgens het verlangen van de Heilige Vader.(1)
(1) Cfr. Boekdeel XIII, blz. 777.

25.2 Page 242

▲back to top
- XIV/238 -
- "Wat moeten we hierop antwoorden?" - vroeg Don Cagliero aan Don
Bosco, na de brief te hebben gelezen die hem door die prelaat werd ge-
stuurd." - Antwoord hem op deze manier" - zei hem Don Bosco, zoals ook
de kroniek verhaalt", - "dat wij vol goede wil zijn ten opzichte van hem
en dat wij wensen hem te hulp te komen; maar dat de Heilige Vader zelf,
op het ogenblik dat wij het personeel uit sommige huizen meenden te ha-
len om Zijne Excellentie voldoening te schenken ons veel dringender nieu-
we opdrachten heeft gegeven en dat wij hem daarom verzoeken nog wat ge-
duld te hebben." - Voor San Domingo werd evenmin nog aangedrongen tenzij
na verloop van vele jaren.
Deze noodzakelijkheid "personeel uit sommige huizen weg te halen"
om nieuwe huizen te openen of om te voorzien in de behoeften van een an-
der huis, deed zich herhaaldelijk voor, ook wanneer het niet over de mis-
sies ging. Dat was de oorzaak van een klacht op 29 april van sommige
oversten: het geringe aantal medebroeders vermeerderde al te veel in de
huizen het werk van ieder afzonderlijk tot schade voor hun gezondheid,
des te meer omdat bijna overal onze priesters preken aanvaardden en
dienst bewezen in andere kerken. Don Bosco merkte op: - "We hebben reeds
te veel zaken opgenomen zonder nog andere bezigheden te gaan zoeken; des
te meer omdat ze ons afleiden en als gevolg hebben dat ons hart zich gaat
hechten aan zekere bezigheden buiten huis die we misschien liever doen en
dat we zo onze eigen zaken verwaarlozen. Ook in Amerika worden om deze
reden allen door werk overstelpt dat buiten onze gewone taak valt. Het is
waar dat dit alles de meerdere eer van God tot doel heeft, maar het is
ook waar dat wij op de eerste plaats zorg moeten dragen voor de jeugd en
iedere bezigheid die ons van deze zorg afleidt is niet goed. Toelaten dat
een college niet goed functioneert om elders te gaan preken en biechtho-
ren is geen goede methode." - We sluiten deze korte parenthesis en verla-
ten Italië om ons weer bezig te houden met onze missionarissen in Ame-
rika.
Het jaar 1879 was een historische mijlpaal bij het begin van de
salesiaanse missies van Amerika. In dat jaar had het eerste contact
plaats met de Indianen van de Pampa's en van Patagonië in die landen die
nog grotendeels niet doorzocht waren. Nadat het jaar tevoren de poging
mislukt was om langs de zeeweg te gaan en een woedende storm het leven
van Mgr. Espinoza en van Don Costamagna in gevaar had gebracht, bestu-
deerden deze twee moedige mannen een andere reisweg over land. Een ge-
lukkige samenloop van omstandigheden, die wij dienen uiteen te zetten,
begunstigde hun apostolische ijver.
In 1879 begonnen geregelde tochten van exploratie en verovering,
die op enkele jaren tijd een einde zouden stellen aan de overheersing van
de inheemse bevolking en het mogelijk maakten de uitgestrekte gebieden
van het Westen en van het Zuiden, namelijk van de Pampa's en van Patago-
nië te koloniseren en in bedrijf te nemen. De eerste start was er opge-
richt de grens van de republiek te verplaatsen tot aan de Rio Negro. Men
zou de Indianen onderwerpen of verjagen en hun de rivier met zijn zijri-

25.3 Page 243

▲back to top
- XIV/239 -
vier, de Neuquen, van de Oceaan tot aan de Andes als niet te overschrij-
den slagboom tegenwerpen. Tegenover hen stonden vijfentwintigduizend In-
dianen, in wilde toestand, van wie slechts vierduizend vijfhonderd in
staat waren de wapens te hanteren. Deze hadden echter geen moderne wa-
pens, hadden geen ervaring in de krijgskunde en kenden geen militaire
tucht. Het ontwerp van de campagne was bekrachtigd geworden door de wet
van 4 oktober 1878. Het operatieleger, samengesteld uit vierduizend vijf-
honderd manschappen zette zich in beweging op 16 april 1879. Het was in-
gedeeld in vijf divisies onder het opperbevel van Generaal Roca, minister
van Oorlog. Drie divisies vochten in het binnenland van de Pampa's, een
andere divisie drong door naar de westelijke grens en een andere grotere
divisie trok naar omlaag om Patagonië aan te vallen waar vijf verschrik-
kelijke caciques hun kamp hadden opgeslagen. Terwijl de regering zich
voorlopig enkel had voorgesteld de zone ingesloten tussen de Rio Negro
en de Andes te zuiveren en te onderwerpen, namelijk de hele Pampa's en
een gedeelte van noordelijk Patagonië, werd onrechtstreeks heel Patagonië
veroverd omdat bij een volgende expeditie deze streek zonder buitengewone
moeilijkheden kon ingepalmd worden. Men had gemeend dat de inboorlingen
zich in het Zuiden zouden geconcentreerd hebben om in de rug te worden
gedekt door de Patagoniërs maar in tegenstrijd hiermee vluchtten ze over
de Cordelleras naar Chili of gaven zich over of verspreidden zich om zich
te laten inlijven onder de beschaafde mensen. Velen verloren het leven
ook zonder zich tegen de vooruitgang van de troepen te verzetten. De op-
mars van het leger duurde van april tot juli 1879 en de campagne van de
Rio Negro van april 1881 werd met een volledig succes besloten.
Afzonderlijke expedities, zonder algemeen plan, waren er voordien
geweest, zoals wij eerder verhaald hebben.(1) Gedurende de offensieven
werden niet weinig Indianen vermoord of gevangen en naar Buenos Aires
gevoerd en onder de families als slaven verdeeld. Zo heerste er bij de
overgeblevenen een verbittering die het voor de blanken zeer moeilijk
maakte ze te benaderen. Bij de algemene expeditie was het niet het in-
zicht van de bewindvoerders geweest met wreedheid tegen de inheemsen op
te treden. De minister van oorlog wou zelfs denken aan hun geestelijk
welzijn. Toen hij dan ook vernomen had dat het de wens was missionaris-
sen naar de Pampa's te sturen, bood hij aan de aartsbisschop zijn dien-
sten aan en beloofde hij dat zijn zendelingen gedurende hun lange en ge-
vaarlijke reis zouden bijgestaan en verdedigd worden. Mgr. Aneyros aan-
vaardde het aanbod en beval zijn vicaris-generaal, Mgr. Espinoza, en twee
salesianen, Don Costamagna en de clericus Luigi Botta aan. De minister
benoemde hen tot legeraalmoezeniers.
Op de woensdag na Pasen, 16 april, vertrokken deze drie personen
samen met de hoofd-commandant en vele officieren per spoor van Buenos
(1) Cfr. Boekdeel XIII, blz. 162.

25.4 Page 244

▲back to top
- XIV/240 -
Aires naar Azul, laatste grens van de beschaving. Daar voorbij strekte
zich de eindeloze woestenij van de Pampa's uit. Op het ogenblik van hun
vertrek gaf de aartsbisschop het bevel dat in al de kerken de feestklok-
ken zouden luiden. Te Azul ontvingen ze ieder een paard en een rijtuig
voor allen samen. Het zou dienen om hun persoonlijke zaken en de gewijde
voorwerpen te vervoeren. Bij nacht zou het een asiel zijn en een schuil-
plaats tegen het ongure weer. Van daaruit kwamen ze na acht dagen te
Carhué aan verzamelplaats en plaats van verdeling van de legerafdelingen.
Carhué was een station bijna in het hartje van de Pampa's. Het was
de westelijke grens tussen Argentinië en het gebied van de Indianen. De
kleine hoogte spiegelt zich in een prachtig zoutwatermeer. Rondom het
fortje waren circa veertig huizen gegroepeerd en aan de buitenrand waren
hier en daar de toldos van twee vreedzame stammen verspreid, de Eripaylà
en de Manuel Grande, naar de namen van hun respectieve caciques, Don Cos-
tamagna die enkele dagen vooruitgegaan was, ging dadelijk herhaalde malen
bij deze Indianen, die op korte afstand verbleven. De twee hoofden ont-
vingen hem hartelijk en de eerste trad zelfs op als tolk. Met hun instem-
ming verzamelde de missionaris de jongens aan wie hij probeerde het
kruisteken te leren maken en de grondwaarheden van het geloof aan te le-
ren. Toen zijn makkers toegekomen waren, zetten ze zich allen samen met
geestdrift aan het werk. Ze dienen het doopsel toe aan kinderen van Indi-
anen en van Christenen, ze brachten huwelijken in orde en maakten zelfs
de oudste zoon van de cacique Eripaylá gunstig gestemd tegenover het ge-
loof. Terwijl zij zich onvermoeid met dit graag vervulde werk bezighiel-
den, verzocht de minister van oorlog hem te volgen tot aan de Rio Negro.
Daarheen trokken twee duizend man zonder priester. Ze zouden er zoveel
Indianen aantreffen als ze maar wilden. Dat was juist op de noordelijke
grens van Patagonië. Mgr. Espinoza was de mening toegedaan dat men op
zijn verzoek diende in te gaan.
Het werd een lange reis van meer dan dertig dagen, schrijlings te
paard en te midden van zware ongemakken. De colonne dreef twee talrijke
groepen Indianen uiteen, die gemeend hadden hun doortocht te kunnen ver-
hinderen. Op de grote dag van Maria, Hulp der Christenen, bevond Don Cos-
tamagna zich reeds aan de oever van de Rio Negro, terwijl de twee anderen
nog te paard de zone doortrokken die van de Rio Colorada naar de Rio Ne-
gro gaat. Meermaals echter moesten ze sidderend van woede zwijgen, toen
ze zagen met welke brutaliteit de soldaten zich aan het leven van de In-
dianen vergrepen. Er werd een korte tijd gepleisterd te Choele-Choel op
de linkerboord van de Rio Negro en dan daalden ze af naar Patagones, niet
ver van de monding. Daar rustten ze wat uit. Ze hadden het werkelijk hard
nodig. Ze hadden een lange reis te paard achter de rug, zij hadden honger
en dorst geleden en waren onderhevig geweest aan kwalen die uit een te-
kort aan voedsel of uit slechte spijzen voortspruiten. Zij hadden pijnen
doorstaan ten gevolge van een vreselijke koude, die hun knoken verstijf-
den en zij hadden niet kunnen schuilen in een hut of in een hol gedurende
de ijskoude nachten (het laatste gedeelte van hun reis viel in het hartje
van de winter). Eindelijk konden zij zich verzorgen, zodat ze weer op

25.5 Page 245

▲back to top
- XIV/241 -
krachten kwamen en in staat waren te werken.
Langs de weg en op de halteplaatsen hadden ze Indianen ontmoet en
ze hadden hun zoveel mogelijk goed gedaan. Mgr. Espinoza schreef in het
bijzonder over het werk van Don Costamagna te Choele-Choel(1): "Pater Cos-
tamagna was reeds op de dag van zijn aankomst met ijver ermee begonnen
vele volwassen Indianen te onderrichten, opdat ze weldra het heilig doop-
sel konden ontvangen; en alle drie werden we niet weinig beloond voor ons
werk en ons lijden door de primeurs die wij aan God konden aanbieden op
de majestueuze oevers van de Rio Negro. Op 1 juni, Pinksterdag, cele-
breerde ik, met assistentie van de twee salesiaanse missionarissen, in
een prachtige vlakte en in open lucht, het heilig sacrificie van de H.
Mis. Waren hierbij aanwezig de generaal met heel zijn generale staf en de
bataljons als voor de grote parade opgesteld... Het was de eerste maal
dat het slachtoffer van de Vrede geofferd werd in deze woestenijen, de
eerste maal dat de standaard van het kruis deze streken zegende, bewoond
door barbaarse en ongelukkige inboorlingen! Na de heilige mis werd een
plechtig Te Deum gezongen, nam men bezit van de grond van Patagonië en
werden zestig Indianen gedoopt die in het leger werden ingelijfd.
Op 2 juni doopte Don Costamagna nog eens tweeëntwintig Indianen
kinderen, drie kinderen uit christelijke families en veertien volwassen
Indianen. Op 4 juni diende hij het doopsel toe aan negen Indianen die op
2 juni nog niet goed waren voorbereid. Daags nadien deden wij met de mi-
nister en een deel van troepen eerst een verkenning naar Neuquèn en ver-
trokken dan naar Patagones... Op 21 juni kwamen we eindelijk te Patago-
nes toe, waar dadelijk de heilige missie begonnen werd met een gezongen
mis en een preek van Pater Costamagna. We verwachten ons aan overvloedige
vruchten. Wanneer deze missie geëindigd is zullen we weer eens de woes-
tijn intrekken om gemakkelijker catechismus te geven aan zovele arme
Indianen, die van de missionaris hun geestelijk en materiaal welzijn ver-
wachten."
Graag leren we deze strategische post van de aanstaande salesiaan-
se missies kennen. Patagones bestond circa honderd jaar met een bevolking
van vierduizend zielen, verdeeld langs beide oevers van de Rio Negro, op
een vijftigtal kilometer van de Atlantische Oceaan. De linkeroever van de
rivier nam de naam aan van Carmen de Patagones, de Maagd van de Carmel,
van wie de Patagoniërs in een zeeslag het beeld hadden buitgemaakt van de
Brazilianen. De rechteroever had de naam van Mercedes de la Patagonia om-
dat hij zich op de grens van dit gebied bevond. Hier troffen ze behalve
Pater Savino, Lazarist, hun makker bij de schipbreuk in 1878, een zekere
Antonio Calamaro, koster, aan geboortig van Voltri en oud-leerling van
Lanzo. Op 23 juni begon hij een verjaardagshymne ter ere van Don Bosco te
zingen, die hij veertien jaar vroeger geleerd had.
_
______________________
(1) Brief aan Don Bodrato, Patagones, 15 juni 1879.

25.6 Page 246

▲back to top
- XIV/242 -
De missionarissen keerden terug naar Buenos Aires omstreeks het
einde van juli. Het verhaal van wat zij op drie maanden en half met Gods
hulp hadden kunnen verwezenlijken, deed de aartsbisschop zodanig in
geestdrift ontvlammen dat hij hierover op 5 augustus een lange brief
schreef aan Don Bosco,(1) een brief die met deze woorden begon: "Einde-
lijk is het uur gekomen waarop ik u de missie van Patagonië die u zo ter
harte gaat, kan aanbieden samen met de parochie van Patagones die als
centrum van de Missie kan dienen." Na een beschrijving van de ellendige
toestand, waarin zich deze mensen bevonden en een woord over de protes-
tantse propaganda, ging hij aldus verder: "Ik wend mij tot u met de le-
vendigste bezorgdheid waartoe het hart van een prelaat in staat is en ik
bezweer u bij het barmhartige hart van Onze Heer Jezus Christus u te wil-
len haasten mij te hulp te komen om zovele verlaten zielen bij te
staan... Het centrale huis van de missionarissen kan gevestigd worden te
Carmen de Patagones ofwel te Mercedes de la Patagonia en van uit dit cen-
trum kan men de missies naar de dorpen sturen... van hieruit kan men ze
ook naar heel Patagonië sturen, waar nog duizenden ongelovigen in de
duisternis van de afgodendienst leven... De regering dringt vurig aan om
daar weldra missionarissen te sturen en ze heeft mij beloofd vanwege de
Kamers een aanzienlijk bedrag als subsidie te verkrijgen, een bedrag dat
hoger zal zijn dan de som die thans jaarlijks toegekend wordt en die zal
uitbetaald worden van 1 januari 1880 af... U kunt zich gemakkelijk inden-
ken met welk een angstige spanning ik uw antwoord afwacht. — Mijn hart
herleeft bij de hoop dat u mij niet zult verlaten in deze zo nijpende om-
standigheden en dat u zonder uitstel en met vreugde u zult gelasten met
deze missie, die zo nodig is voor Gods glorie en voor het heil van zoveel
zielen, die thans volledig verlaten zijn wegens ontstentenis van missio-
narissen. Ik ben ervan overtuigd dat Don Cagliero, die deze streken kent
en bij ondervinding de dringende behoeften ervan kon nagaan, mij zal hel-
pen bij deze heilige en moeizame onderneming. Ik ben uiterst voldaan over
het goede nieuws dat ik ontving over de beterschap van uw ogen. Ik bid
vurig tot de Heer dat hij u, díe we zo nodig hebben, in een volmaakte en
langdurige gezondheid wil bewaren."
Monseigneur voegde er een kopie bij van een brief voor de heer
Edoardo Calvari, agent voor uitwijkelingen te Genua, om ervoor te zorgen
dat de salesiaanse missionarissen een kosteloze overtocht tot Buenos
Aires zouden verkrijgen. Het schijnt dat tegelijkertijd de Argentijnse
regering aan Don Bosco officieel de opdracht gaf in Patagonië het evange-
lie te verkondigen en daarbij de belofte deed hem haar machtige steun te
(1) De brief werd in vertaling gepubliceerd door het Bollettino Salesiano van november
1879. Het is dezelfde brief maar dan in het Frans vertaald, die aan de Werken van
de H. Kindsheid en van de Voortplanting van het Geloof samen met de twee smeek-
schriften van Don Bosco gestuurd werd.

25.7 Page 247

▲back to top
- XIV/243 -
zullen ver-lenen. Hij ontving deze brief te Lanzo op 5 september geduren-
de een retraite. Don Barberis kwam zijn kamer binnen op het ogenblik dat
hij dit nieuws pas gelezen had en hij trof hem "vervuld van vreugde" aan,
schrijft hij, en voegt erbij dat hij na die mededeling uitriep: "Wie weet
waar we eindelijk nog zullen komen!"(1)
Aldus bracht de Heer vertroosting aan Don Bosco, die op dat ogen-
blik, zoals onze lezers weten, door zware onaangenaamheden gekweld werd.
De volgende brief aan Don Costamagna gericht legt levendige getuigenis af
van zijn blijdschap.
"
Mijn beste D. Costamagna,
"
"
Laat ons God bedanken. Je missie is goed verlopen, er is
" je geen ongeluk overkomen.
"
Schrijf me in een volgende brief hoe het onthaal was, de
" woningen, de kledij, de woorden van de caciques met wie je een
" onderhoud gehad hebt.
"
Bespreek thans ernstig met D. Bodrato en met de aartsbis-
" schop de opening van een centraal huis voor zusters en salesi-
" anen te Patagones. Is er ook te Carhué geen huis nodig? Indien
" het nodig is, zal ik mij met het personeel bezighouden en allen
" samen zullen we ons met de materiële middelen onledig houden.
"
Mijn ogen zijn zeer goed, goddank. Doe mijn beste groeten
" aan D. Daniele, D. Vespignanï, D. Rabagliati en aan al de
" andere medebroeders en leerlingen. Heb je nieuws over de heer
" Gazzolo? Heeft Mgr. Espinoza niet geleden?
"
Je brieven worden gedrukt en overal gelezen. Wat doet mijn
" beste D. Allevena en hoe is het met hem? Heeft hij nog altijd
" een onbeschrijflijke eetlust? Indien je me een brief over de
" Rio Negro, een andere over de Rio Colorado schrijft, zullen ze
" eveneens met groot genoegen gelezen worden.
"
Moge God je zegenen, oh! steeds beste D. Costamagna. Moge
" God ervoor zorgen dat wij elkaar beminnen en met onze gebeden
" elkaar behulpzaam zijn op aarde, om elkaar dan eens allen samen
" terug te zien met Jezus in de hemel.
"
Wij hebben deze herfst was opgestuurd naar Buenos Aires.
" We verlangen hier te weten of hij toegekomen is en of wij, tegen
" die prijs, nog verdere verzendingen dienen te doen.
"
De genade van Onze Heer Jezus Christus zij steeds met ons.
" Amen.
"
je toegenegen vriend
" Turijn 31 augustus 1879.
Priester Gio. Bosco.
(1) Brief met enkele beschreven bladzijden, met als titel Cronachetta Esercizi Lanzo
1879.

25.8 Page 248

▲back to top
- XIV/244 -
Toen Costamagna een dergelijke brief van zijn goede Vader ontvangen
had, was hij zeker verrukt, want in zijn antwoord geeft hij vrije loop
aan de gevoelens van zijn hart. "U heeft zich gewaardigd mij een brief
te schrijven en dit volledig door U zelf. Een brief van Don Bosco in de-
ze tijden is voor ons, zijn arme zonen, Amerikaanse salesianen, iets als
een mijlpaal. Wie kan zich voorstellen wat men in zijn hart gevoelt bij
het zien van het geschrift van onze beminde Vader? Het staat vast dat
Timoteus, toen hij de brieven van Sint-Paulus zijn beminde vader in Je-
zus Christus ontving, niet meer dan ik zal gejubeld hebben. Stel u dat
voor, mijn beste Don Bosco! Wanneer wij in het Bollettino Salesiano het
begin van de salesiaanse congregatie lezen en de eerste grote daden van
onze Patriarch,(1) dan komen ons de tranen in de ogen, wanneer we beden-
ken dat hij nog altijd leeft en dat wij zijn zonen zijn! Wat betekent het
dan een brief van hem te ontvangen, zijn geschrift te zien en hem tot ons
hart te horen spreken, met dezelfde genegenheid waarmee hij ons eens aan
de wereld ontrukt heeft, zonder dat wij het merkten, om ons op te nemen
in de uitverkoren salesiaanse wijngaard om daar alleen voor de Heer te
werken?" Daar Don Bosco hem verder nieuws over de Indianen gevraagd had,
ging Don Costamagna hierop in, niet door een verslag maar door het sturen
van een verzameling foto's van groepen waarop men de Indianen ziet, die
door hem en door Mgr. Espinoza op de oevers van de Rio Negro gedoopt wer-
den. Een bondig opschrift gaf een illustratie van de bijzonderheden waar
die nodig was.(2) Het volgende jaar gaf een officieel document 3)nauw-
keurige cijfers. In de loop van die missie waren er tweehonderd drieën-
twintig doopsels geweest van kinderen uit inheemse en christelijke fami-
lies en honderdentwee dopen van volwassen inheemsen.
Kardinaal Desprez, aartsbisschop van Toulouse, was eens met leven-
dige belangstelling een aardbol aan het bekijken die op zijn schrijftafel
stond met de verschillende streken van de wereld. Hij dacht daarbij aan
wat de Kerk reeds gedaan had om er het evangelie te spreken. Hij bleef
staan bij Patagonië en bij Vuurland en bedacht met droefheid hoe deze
uiterste delen van het nieuwe werelddeel slecht begunstigd werden. Immers
slechts een klein aantal missionarissen hadden de kusten van Patagonië en
niet met welslagen bezocht en nog geen enkele van hen was tot in Vuurland
doorgedrongen. Hierover was hij bedroefd. Maar toen het Franse Bollettino
toegekomen was, las hij daarin dat de salesianen deze missies ondernamen.
Jubelend riep hij uit: - "Wat ben ik tevreden dat het aan Don Bosco gege-
ven is de grote voorzegging: In omnem terram exivit sonus eorum et in fi-
nes orbis terrae verba eorum! letterlijk in vervulling te brengen."
(1) Don Bonetti had dan juist de kapittels gepubliceerd die nadien als overdruk in een
boekdeel verschenen onder de titel van Cinque lustri di Storia dell'Oratorio di S.
Francesco di Sales.
(2) Bollettino Salesiano, januari 1880.
(3) Certificaat opgesteld door de Secretaris-Generaal van het Aartsbisdom, Francesco
Arrachez voor de Curie van Buenos Aires, 5 november 1880.

25.9 Page 249

▲back to top
- XIV/245 -
Dit zei de kardinaal zelf enkele jaren later aan Don Bosco in aanwe-
zigheid van Don Albera.
Een ander mooi briefje richtte Don Bosco de maand nadien aan Don
Tomatis, aan wie onlangs de directie van het college van S. Nicolas werd
toevertrouwd. De eerste directeur, Don Fagnano, was zwaar ziek geworden
van de tyfus en na een tweede inzinking werd hij genoodzaakt voor zijn
herstel naar Buenos Aires te gaan. Zoals we zullen zien keerde hij niet
meer terug naar zijn college, maar vertrok naar de missies van Patagonië.
"
Mijn beste D. Tomatis,
"
"
Ik word steeds op de hoogte gehouden van de zaken in het
" college van S. Nicolas. Op het ogenblik schijnt er daar een
" nieuwe fase te willen beginnen onder uw leiderschap. Dat het goed,
" ga. Moed! Wij stellen al ons vertrouwen en onze hoop op jou. Ik
" noteer je hierna enkele adviezen die ik steeds aan de directeurs
" geef; tracht er gebruik van te maken.
"
1) Draag goed zorg voor je gezondheid en voor de gezond-
" heid van je ondergeschikten; maar doe het op zo een manier dat
" niemand teveel werkt en dat niemand zijn dagen in ledigheid door-
" brengt.
"
2) Zorg ervoor de anderen voor te gaan in vroomheid en in
" het onderhouden van onze regel en span je in opdat hij door de
" anderen wordt nageleefd; vooral de meditatie, het bezoek aan het
" allerheiligste sacrament, de wekelijkse biecht, het goed celebre-
" ren van de mis, en voor hen die geen priesters zijn de veelvuldi-
" ge communie.
"
3) Heldhaftigheid in het verdragen van andermans zwakheden.
"
4) Tegenover de leerlingen een grote welwillendheid, een
" groot gemak en een grote vrijheid om te biecht te gaan.
"
God zegene je, mijn beste D. Tomatis, en samen met jou
" zegene Hij al onze medebroeders en zonen, onze vriend Ceccarelli,
" aan wie ik moet schrijven; en moge Hij aan allen de gezondheid
" en de genade van een heilig leven verlenen. Aan allen een zeer
" hartelijke groet.
"
Bid voor mij die steeds voor jou in Jezus Christus zijn zal
"
" Alassio, 30 september 79.
je toegenegen vriend
"
Priester Gio. Bosco.
"
" P.S. Uit deze brief zal je kunnen afleiden dat mijn gezichtsver-
"
mogen zeer goed is.
In de eerste regels is de zinspeling op een verval van dit college
klaarblijkelijk. Het aantal leerlingen was inderdaad verminderd. De voor-

25.10 Page 250

▲back to top
- XIV/246 -
naamste oorzaak hiervan scheen de aankomst te zijn van de verwanten van
de directeur die arm waren en er ook zo uitzagen. Daardoor begon men te
fluisteren dat ook de directeur, zoals zovele anderen, naar die streken
gekomen was om er geld te verdienen en zijn verwanten rijk te maken. Vol-
gens het zeggen van Don Cagliero was een dergelijk vermoeden voldoende,
dat een priester niets goeds meer kon doen. Het is ternauwernood nodig
hieraan toe te voegen dat de directeur optrad met de oprechtste eenvoud
en in het belang zelf van het huis, aldus had hij vertrouwde personen
voor werk van verschillende aard, maar in de ogen van deze wereld vindt
de rechtschapenheid geen heil, voor wie de zaken niet met een bepaalde
dosis voorzichtigheid doet. Het jaar nadien kwam er weer leven in het
college, terwijl Don Fagnano zijn werkzaamheid ontplooide op een gebied
waarin hij alleen zo doelmatig kon optreden.
Voor het einde van het jaar, wou Don Bosco dat al de zijnen zouden
delen in zijn blijdschap wegens het ontstaan van de missies in Patagonië
voor de salesianen, tegelijkertijd deed hij een beroep op de gemeenschap-
pelijke samenhorigheid opdat er niets zou ontbreken voor een begin zijn
van deze gevoelens van Don Bosco, schreef op 18 december aan de direc-
teurs van de huizen en hierdoor ook aan de medebroeders en aan de jon-
gens: "De poorten van Patagonië zijn opengesteld voor de salesianen
(...); zoals tal van omstandigheden het ons duidelijk maken, wil de Heer
ons deze belangrijke missie toevertrouwen. De jongste brieven, die ons
uit Amerika toegekomen zijn, meldden ons dat men te Patagones en in de
kolonies van die streken de salesianen met verlangen verwacht. Zoals men
ziet mogen we wel zeggen wat onze goddelijke Heiland zegde, dat de oogst
reeds blond en rijp staat en dat er nog slechts gewacht wordt op de land-
bouwer die hem in zijn schuren gaat verzamelen. Maar hier juist treffen
we de moeilijkheid aan, namelijk het nodige personeel te vinden, gelet op
de talrijke ondernemingen die we al opgenomen hebben. Daarom zullen we
de raad van onze goddelijke Heiland aan zijn Apostelen dienen in praktijk
te stellen: Rogate ergo_Dominum_messis, ut_mittat_operarios_in messem
suam. Daarom beveelt onze beste cverste Don Bosco dat men, na ontvangst
van deze brief ook in uw huis zou beginnen met elke dag een Onze Vader,
een Wees Gegroet en een Glorie zij de Vader te bidden tot het einde van
de maand januari. Hierdoor zullen wij de Heer vragen dat hij zich zou
gewaardigen ons te laten weten wie van de salesianen Hij bestemt voor de-
ze missie, dat Hij aan deze medebroeders de nodige gevoelens van ijver,
christelijke liefde en moed wil ingeven en ons intussen nieuw personeel
wil zenden om overvloedig hen te vervangen die zich daarheen dienen te
begeven." Met Nieuwjaar dan deelde Don Bosco het blijde nieuws mee aan
de medewerkers en medewerksters in zijn reeds aangehaalde omzendbrief.
"Maar het roemrijkste terrein" - schreef hij - "dat op dit ogenblik de
goddelijke Voorzienigheid aan uw liefdadigheid aanbiedt, is Patagonië.
In deze uiterste streken van de aardbol konden tot heden toe de arbeiders
van het evangelie niet doordringen om er het geloof van Jezus Christus te
preken. Nu schijnt voor deze wilden de tijd van de barmhartigheid aange-
broken te zijn. Mgr. Aneyros, aartsbisschop van Buenos Aires, nodigt ons,

26 Pages 251-260

▲back to top

26.1 Page 251

▲back to top
- XIV/247 -
in verstandhouding met de regering, formeel uit zorg te dragen voor de
Patagoniërs en met volle vertrouwen op God en in uw liefdadigheid, heb ik
de lastige onderneming aanvaard. De eerste proefnemingen werden al gedaan
en wel vijfhonderd onder hen werden in het geloof onderricht, opnieuw
geboren tot de genade door het heilig doopsel en thans maken ze deel uit
van de kudde van Jezus Christus. Vanaf de oevers van de Rio Negro in de
zuidelijke richting van deze uitgestrekte woestijnen ontmoet men zes ko-
lonies in de vorm van dorpen op verschillende dagreizen van elkaar gele-
gen, waar men al begon met handelsbetrekkingen en van landbouw. In de
maand maart zullen de salesianen en op hetzelfde tijdstip of iets later
zullen de zusters huizen en scholen in die dorpen gaan oprichten. Daar
zal het centrum zijn van waaruit, zo hopen wij, met de hulp van de Heer
de arbeiders voor het evangelie zullen vertrekken met de bedoeling door
te dringen in de uitgestrekte woestijnen en in de onbekende streken van
Patagonië." Onvoorziene omstandigheden, zoals we op de gepaste plaats
zullen zeggen, noodzaakten inspecteur Don Bodrato het vertrek van de mis-
sionarissen naar Patagones te vervroegen.
Wanneer we kort tevoren gewag gemaakt hebben van de onaangenaamhe-
den van Don Bosco, verzacht door het opbeurend nieuws uit Patagonië, was
het onze bedoeling niet enkel te spreken over het sluiten van de scholen,
over het geschil van Chieri en de kwestie van de Jodin, maar ook over een
strijd tegen hem uitgebroken waarbij hij beschuldigd werd de oorzaak te
zijn van een desertie door een jongen naar Amerika te sturen en hem zo te
onttrekken aan de militaire dienstplicht. Met de missionarissen van de
vierde expeditie was in 1878 vertrokken de clericus Michele Foglino, die
toen juist twintig jaar geworden was, daar hij geboren was in december
1858. Als weerspannig aan de militaire dienstplicht werd hij bij verstek
veroordeeld tot een jaar militaire opsluiting. Een zekere Atanasio Torel-
lo, evenals Foglino geboortig van Nizza Monferrato en student aan de uni-
versiteit van Turijn, die zonder dit vertrek zou vrijgesteld geweest zijn
van de militaire dienstplicht, wierp zich op als de aanklager van Don
Bosco en beschuldigde hem ervan Foglino gedwongen te hebben naar het bui-
tenland te vertrekken. Eigenlijk was hij zelf geen beschuldiger maar
veeleer een instrument in dienst van een bepaalde pers. De eerste steen
werd gegooid door de verwoed antiklerikaal advocaat Giustina, die in zijn
weekblad (1) met een artikel, dat als titel droeg: Steeds Don Bosco, de
zaak gerechtelijk aanzegde en dreigde hem voor de rechtbank te zullen
brengen.
In het nummer van de zaterdag erop (2) werd de bedreiging in vol-
gende vorm herhaald: "In het volgende nummer zullen wij het gezag inlich-
(1) Cronaca dei Tribunali, nr. 42 van 18 oktober 1879.
(2) L.c., ne; 43 van 25 oktober 1879.

26.2 Page 252

▲back to top
- XIV/248 -
ten over de vlucht van Foglino uit Italië en hoe hij zich op dit ogenblik
in een college van priester Giovanni Bosco bevindt. We zullen bovendien
nog door een authentieke brief vele andere zaakjes onthullen die wij in
naam van de openbare zedelijkheid verplicht zijn te zeggen." Hem werd op
slag van antwoord gediend door de katholieke krant Corriere di Torino.
(1) Met een glasheldere zinspeling op de jongste joodse campagne, in gang
gezet zoals deze van Nizza, noemde hij de krant van de tegenstanders:
"een periodiek blad van Turijn dat enkel op zaterdag verschijnt" en riep
Don Bosco uit als "te groot om dergelijke aanvallen te vrezen en om een
verdediging nodig te hebben."
Het zaterdagse weekblad hield woord. Inderdaad in zijn nummer van
1 november werd een akte van aanklacht geformuleerd en werd de procureur
des Konings uitgenodigd de zaken in het reine te trekken. De aanklacht
werd echter ingeleid door een aanhef extra rem, waar het gebrek aan sere-
niteit voor ons wordt goedgemaakt door een onbewuste kennisgeving van
duistere manoeuvres, die deze en andere dergelijke zaken verklaren. Hij
zei het volgende: "Nizza Monferrato, indien er nog mensen zouden zijn die
het nog niet weten, is het oppidum, de vesting van het leger van Don Bos-
co. Daar zijn priesters, daar zijn clerici, daar zijn vrouwelijke kloos-
terlingen, daar zijn talrijke meisjes uit gezinnen die allen geloven in
de wonderbare macht van priester Bosco, aan wie men bij voorbaat al de
titel van heilige verleent... Don Bosco wordt dan ook geruggensteund door
de adel die hem omringt. En wie daar het bevel voert is een zekere Me-
vrouw de Gravin die Don Bosco’s rechterarm is. Het is de jeugd die dit
juk zou willen afwerpen en het vaandel van de opstand ontrollen; maar,
helaas, ze is niet sterk genoeg om zich te verzetten tegen de falanx van
de kwezels die de klerikale partij zo goed steunen." Dan volgde er een
uitweiding over de zaak van Bedarida en ging het verhaal verder: "Fogli-
no, een wever, een zoon van arme lui, werd door priester Giovanni Bosco
in een van zijn colleges opgenomen. Daar werd hij doordrenkt met de be-
ginselen van het katholicisme, zijn geest werd verduisterd met alle moge-
lijk bijgeloof en aldus werd Foglino eindelijk, zoals men dat pleegt te
zeggen, een salesiaan. Toen kwam het ogenblik van zijn militaire dienst-
plicht. Foglino begaf zich naar Nizza Monferrato om zijn nummer te gaan
uitloten. Zijn nummer viel onder de nummers van hen die voor de militaire
dienst geschikt werden verklaard. En Foglino moest zich aanmelden omdat
hij soldaat is. Wat er bij het nieuws van de gebeurtenis in de vergade-
ring van de salesianen is gezegd of gedaan geworden weten we niet met ze-
kerheid. Een feit is bekend en over de waarheid daarvan bestaat een ge-
tuigenis dat onder eed werd afgelegd. Gedurende de tijd dat Foglino te
Nizza Monferrato was, werd hem met aandrang gevraagd naar Turijn bij Don
Bosco te willen gaan. En Foglino zei (in zijn Italiaans dialect): I veui
nen andé a Turin, perché a veulo feme andé an America (Ik wil niet naar
(1) Nummer 246 van 30 oktober 1879.

26.3 Page 253

▲back to top
- XIV/249 -
Turijn gaan, want ze willen mij naar Amerika doen gaan). Men weet dat Don
Bosco in Amerika instituten heeft van de Voortplanting van het Geloof en
van de apostolische missies. Men weet dat het aantal missionarissen te-
genwoordig niet aangroeit en dat men er moeilijk vindt die voor de Voort-
planting van het Geloof lust hebben om naar een ander halfrond te gaan.
Don Bosco heeft jongens nodig... en het overige mag u zich zelf indenken,
mijne heren. Legt deze feiten samen, haalt er de gevolgen uit en u zult
het eerste lichtstraaltje van de waarheid zien."
Het eerste lichtstraaltje van de waarheid is integendeel iets an-
ders. Foglino kwam naar het Oratorio in november 1871. "De dringende aan-
vragen" om naar Turijn te komen waren de uitnodigingen om in de vakantie
van 1875 novice te worden in de sociëteit. Dit bewijst welke goede dunk
men van hem had. Deze uitnodigingen werden ook aan vele andere leerlin-
gen gedaan. In het Oratorio was er dat jaar veel gesproken over de mis-
sies omdat men zich volop bezighield met de voorbereidingen voor de
eerste expeditie. In de onzekerheid of hij zich te Turijn als clericus
zou laten inkleden, ofwel naar het seminarie van Acqui zou gaan, sprak
de jongen de aangehaalde woorden uit, die slechts de waarde hebben, die
ze op dat ogenblik konden hebben. Een tweede lichtstraaltje is dat men
toen, zoals vandaag, niemand naar verre landen stuurde zonder dat hij
hiervoor een schriftelijke aanvraag gedaan had. En een derde lichtstraal-
tje is dat er tussen 1875 en 1878 drie jaar verlopen waren, waarin Fogli-
no gelegenheid had gehad te zien, na te denken en een besluit te nemen.
Cum essem parvulus, loquebar ut parvulus,_sapiebam ut_parvulus_cogitabam
ut parvulus.(1) De schelmerij van de krant zat echter hierin dat hij met
de dubbelzinnige zinsnede "gedurende de tijd dat Foglino te Nizza Mon-
ferrato was" aan zijn lezers liet verstaan dat Foglino aldus gesproken
had na de loting van zijn nummer, namelijk nadat hij drie jaar clericus
geweest was en hij reeds zijn kloostergeloften afgelegd had. De krant
van advocaat Scala (2) gaf daags nadien de repliek in een humoristisch
kort berichtje. De polemiek in de pers werd hervat op 22 en 23 november.
De Cronaca praatte er maar omheen, maar uit de uitweidingen konden twee
punten worden afgeleid, die niet zo zeer nuttig waren voor de kroniek van
dat ogenblik als wel voor de geschiedenis. Het eerste punt is een ophel-
dering die steeds beter onthult van waar de oorlog en... de zenuw van de
oorlog kwam. "Foglino" - las men - "heeft door zijn vlucht een van onze
flinke studenten, de heer Atanasio Torello in het ongeluk gestort want
hij heeft zijn studies halverwege moeten afbreken om de plaats in te ne-
men door de vluchteling, Foglino, leeg gelaten."
En na vele echte retorische vragen waarom de overheden niet in be-
______________________
(1) Sint-Paulus 1 Korintiërs, 13,11: "Toen ik een kind was, sprak ik a1s kind, voelde
ik als kind, dacht ik als kind; nu ik een man ben leg ik het kinderlijke af."
(2) Corriere di Torino, nr. 272 van 2 november 1879.

26.4 Page 254

▲back to top
- XIV/250 -
weging kwamen, trok de schrijver van het artikel een windscherm op, om
voor de ogen van zijn lezers de echte beweegreden van zoveel oorlogszuch-
tige vurigheid te verbergen. "Niemand meer dan wij" - werd erin beves-
tigd, "vereert in Don Bosco de filantroop, maar niemand meer dan wij is
gehecht aan de eerbied voor de gelijkheid van de burgers tegenover de
wetgeving. Voor dit laatste offeren wij graag elke sympathie, elke eer-
bied, elke vriendschap tot zelfs de genegenheid voor onze familie op."
Tegenover dit proza dat de oude Cato waard was, had de tegenstre-
ver het gemakkelijk een meesterlijke slag toe te dienen. In een vorig
artikel had de Cronaca de houding aangenomen van iemand die zich klaar-
maakt een draak te verslaan die weldra zou verschijnen. De Corriere van
23 november schreef: "We hebben met felle nieuwsgierigheid gewacht op de
fameuze draak van de Cronaca dei Tribunali. Helaas! wat een ontgooche-
ling! Hij heeft eenvoudig de grootte van een vleermuis; en hoe hij ook
probeert zich op te blazen, hij blijft toch altijd een vleermuis. Pas op,
beklagenswaardige man, dat het niet uitvalt zoals voor de kikvors van
Esopus! Er wordt ons dan gezegd dat die vleermuis Don Bosco kent, omdat
hij... zijn brood geproefd heeft. Het is zeker dat onder al die vogeltjes
aan wie Don Bosco een nest en brood verschaft heeft en nog verschaft,
zich ook wel eens een vleermuis kan bevinden... die meent een draak te
zijn. Maar Don Bosco zal zeker niet de toegenegen verzorging van de vo-
geltjes verzuimen om zich met vleermuizen bezig te houden."
De directeur van de Cronaca was inderdaad leerling-intern geweest
in het gymnasium van Lanzo en van Varazze. Meegesleept door de politiek
en prooi van de sekten, gedroeg hij zich als beeldstormer tot ongeveer op
het einde van zijn leven. Gekwetst dus door het artikeltje van de Corri-
ere probeerde hij dit te verhelpen door een brief waarvan hij, steunende
op de wet, de publicatie eiste en waarin hij zei dat hij wel leerling ge-
weest was van Don Bosco in die zogezegde colleges "omdat zijn ouders dit
gewild hadden" maar dat hij er "het bedrag van het kostgeld van eerste
rang" betaald had. Een beetje dankbaarheid zou werkelijk een veel betere
betaling geweest zijn; maar de Voorzienigheid liet toe dat Don Bosco ook
met deze bittere gal gelaafd werd, namelijk dergelijk gesar te moeten
lijden vanwege een van zijn oud-leerlingen.(1) Dit moge als opbeuring
dienen voor de opvoeders die geen rust kennen wegens de ondankbaarheid
van een leerling aan wie ze een weldaad bewezen hebben. Niet eens aan Don
Bosco werd deze tribulatie bespaard.
(1) Toen Giustina ouder werd, kwam hij tot betere gevoelens. Trouwens was hij zijn leraar
Don Guidazio steeds genegen gebleven. Hij herinnerde zich graag andere van zijn
oversten. Inderdaad, toen hij vernam dat Mgr. Costamagna of Mgr. Fagnano te Turijn
waren ging hij ze bezoeken. Don Lemoyne stond hem bij in zijn doodstrijd. Het is waar
dat zijn lijk verbrand werd, maar dat gebeurde onvrijwillig, omdat hij er zich nooit
om bekommerd had zijn naam te laten schrappen in de vereniging van lijkverbranding.

26.5 Page 255

▲back to top
- XIV/251 -
In de pers bleef het drie maanden rustig, namelijk tot 28 februa-
ri 1880. Op die dag liet de Cronaca triomfantelijk aan haar lezers het
volgende weten: "Don Bosco voor de rechtbank". Onze lezers zullen zich
nog het feit herinneren van een zekere soldaat Foglino van Nizza Monfer-
rato, die gevlucht was op het tijdstip van de militaire lichting van
Noord-Italië en zich thans te Buenos Aires bevindt als apostolisch pries-
ter van een bekend Turijns priester. Onze lezers zullen zich de polemiek
herinneren die de Cronaca hierover met de Corriere di Torino gevoerd
heeft. Thans heeft de gerechtelijke macht een onderzoek ingesteld tegen
priester Giovanni Bosco onder de beschuldiging aan Foglino de middelen
tot de desertie die hij begaan heeft te hebben vergemakkelijkt en zelfs
verschaft te hebben. Wij zullen er op het gepaste ogenblik nog over spre-
ken. "Ondanks de grote lust er nog over te spreken werd er tot 12 juni
geen gewag meer van gemaakt. Een duidelijk teken dat de zo ernstig klin-
kende aanklacht door niemand ernstig genomen werd."
Tussen 12 juni en 10 juli was er tussen de twee strijdende kranten
een uitwisseling van aanvallen en replieken, waarvan slechts twee bewe-
ringen het vermelden waard zijn. In de eerste werd gezegd dat Don Bosco
van rechtsvervolging ontslagen was "wegens ontstentenis van bewijzen",
dus niet omdat het misdrijf niet werd begaan, wat weinig minder betekent
dan een veroordeling en de andere bewering luidde "dat dit gebeurde, om-
dat niet alle getuigen, die in de zaak licht konden brengen, tot het ge-
tuigenis werden toegelaten." Wat nu de getuigen betreft die niet gewraakt
werden, is een nieuwtje dat wij uit de krant halen ons dubbel waarde-
vol:(1) "Wij werden enkel gehoord ten titel van opheldering, maar wij
hebben doen vaststellen dat andere getuigen beter de rechter hadden kun-
nen voorlichten." Hier beschuldigt men bijgevolg met zeer grote licht-
zinnigheid de gerechtelijke macht haar plicht te hebben verwaarloosd in
een vrij ernstige zaak van haar ambt; maar we zijn eerder geneigd te ge-
loven dat de heer Giustina, die eindelijk de gelegenheid kreeg zijn
eigen bewijsmateriaal waarop hij zich zo beroemde, voor den dag te halen,
het gerecht met zijn bijdrage niet krenterig zal ingelicht hebben. Tenzij
zich het geval nog eens zou hebben voorgedaan van parturiunt montes, exit
ridiculus mus. Inderdaad, de elementen die hij voorbracht en illustreer-
de met al zijn welsprekendheid zullen geen indruk gemaakt hebben op hem
die zijn getuigenis opnam.
Maar minder te verontschuldigen was de bewering dat Don Bosco van
rechtsvervolging werd ontslagen wegens ontstentenis van bewijzen. Dit
kwam erop neer dat er op zijn minst een begin van een strafbare handeling
vanwege Don Bosco geweest was. Aldus begrepen het zeker de lezers, want
zo nauwkeurig is de waarde van de juridische formule die hier aangewend
werd. Welnu, wij werden in de gelegenheid gesteld rustig zorgvuldige op-
(1) Cronaca dei Tribunali, zaterdag, 10 juli 1880.

26.6 Page 256

▲back to top
- XIV/252 -
zoekingen te doen in het archief van het gerecht van Nizza. Terwijl wij
enerzijds geen aanwijzing hebben gevonden van een gaping in de documenten
hebben wij anderzijds niet het minste spoor gevonden dat er een proces
werd ingespannen. We weten echter uit een andere bron dat de politie op-
sporingen gedaan heeft, zoals men die pleegt te doen wanneer het gerucht
verspreid wordt over geheime misdrijven; maar na het verhoor van de vader
en de moeder en na de gebruikelijke bedreigingen met het doel vrees aan
te jagen, viel het doek et hic finis.(1)
Zeker zal het de auteur of de auteurs van al dit lawaai niet be-
vallen zijn dat alles aldus op een sisser uitliep en daarom kunnen we be-
grijpen dat ze het affront wilden bedekken en desnoods de kaarten wilden
veranderen.
Een zaak gaf een schijn van waarheid aan de beweringen van Gius-
tina. Bij het lezen van zijn artikels ontmoette men sommige bijzonderhe-
den die het duidelijk maakten dat hij een zeer nauwkeurige kennis bezat
van het leven in huis en van wat er omging tussen de muren van het Ora-
torio.
Welnu, de geschiedenis van deze episode zou onvolledig zijn, in-
dien we er geen woord aan toevoegden over de personen die de inlichtingen
verschaften. In het Oratorio verbleef sinds drie jaar een zekere Ferrero,
fysicus, naturalist en fotograaf steeds bezig met proefnemingen die mis-
lukten, maar die heel wat geld kostten aan de oversten. Uiteindelijk re-
zen vermoedens op over zijn persoonlijkheid en werd hij aan de deur ge-
zet. Het kwam toen aan het licht dat hij aangesloten was bij de vrijmet-
selarij en daar een hoge graad bezat. Dat was de persoon die aan de jour-
nalist inlichtingen verschafte. Arcades ambo!
Het zou naïef zijn de vraag te stellen of Don Bosco ja dan neen
wist of Foglino deserteerde. Dat de heldhaftige beslistheid de balling-
schap te verkiezen boven het gevaar zijn roeping te verliezen helemaal
van de clericus kwam, staat buiten twijfel. Dat Don Bosco hem vrijelijk
liet begaan is niet minder zeker. Maar wie weet niet welk soort wet het
was die de kandidaten van de geestelijke staat tot de kazerne verplicht-
te? Het is een feit dat zestig jaar later deze door de Italiaanse rege-
ring werd herzien en verbeterd en dit in volledige verstandhouding met de
kerkelijke overheid die deze wet veroordeeld had.
Wanneer wij ons hier wat hebben opgehouden bij deze episode dan
hadden wij daar goede redenen voor. We moesten vooral de gedachtenis van
Don Bosco schoonwassen van het hatelijke vermoeden moreel geweld en scha-
de te hebben berokkend aan een van zijn ondergeschikten.
(1) Brief van Don Lemoyne aan Don Bosco, Nizza (zonder datum).

26.7 Page 257

▲back to top
- XIV/253 -
Bovendien behoort alles wat voor hem een reden tot lijden was tot de le-
vensbeschrijving van Don Bosco. Maar er is nog wat anders. Leerkrachten
zonder diploma's, verkrachting van de gewetensvrijheid, misprijzen van
een staatswet waren enkel voorwendsels van de sektariërs om de oorlog te-
gen Don Bosco en tegen alles wat die naam vertegenwoordigde voort te zet-
ten. Getuigenissen die ontgaan waren aan de aanvallers in de woede van
het gevecht werden al door ons op verschillende plaatsen aangehaald en
hier moeten wij er nog twee aanhalen.
Ginstina had ook nog de leiding van een halfwekelijks geïllustreerd
tijdschrift dat te Turijn verscheen, de Romanziere_popolare. In het num-
mer van 11 januari 1880 publiceerde het een profiel van Don Bosco vol
dwaasheden en een vignet dat een slechte voorstelling van hem gaf.
Voor ons is het volgende punt opmerkenswaardig: "Giovanni Bosco, die
trouw is aan de paus, volgt er de politieke voetsporen van en doet alle
mogelijke inspanningen met het doel een talrijk nakomelingschap van
priesters, een leger van antiliberalen, van knechten van de Kerk en van
vijanden van Italië op te kweken. Het is waar dat hij de liefdadigheid
niet met de voeten treedt; maar hij geeft er een verkeerde wending aan en
doet ze dienen als instrument voor partijpolitieke doeleinden. Don Bosco
die nu wonderbaar groot is geworden, geweldig machtig, is de rechterarm
van het Vaticaan. Hij geeft aan de katholieke partij haar richtlijnen,
hij is de opvoeder van de nieuwe gelovigen die de vrijheid doden onder
de leuzen: Leve de Paus-Koning! Leve het pauselijke Rome! Aldus kan geen
enkel rechtschapen liberaal de regering afkeuren wanneer ze, zoveel ze
maar kan, de actiesfeer van die man tracht te beperken, die verschillende
malen de kardinaalshoed heeft geweigerd en die, indien hij het gewild
had, door zijn verstand en door zijn werkzaamheid, een van de beroemdste
en sluwste vaders generaal van de orde van de jezuïeten zou zijn. Hij
geeft er de voorkeur aan, niet uit dorst naar winst, niet uit partijglo-
rie, te midden van de jeugd te staan en in de harten van de massa de
reactionaire beginselen van de Kerk, opgeluisterd en mooi gemaakt door
het goud van de liefdadigheid, te laten indruppelen. Wanneer er dan ge-
sproken wordt over de jeugd die door hem opgevoed werd, zegt men dat zij
"geen vaderland erkent, de koning noch de wetten eerbiedigt, dat zij
vlucht om het eigen land niet met de wapens te moeten dienen, zich in een
priestersoutane steekt om samen te zweren tegen de vrijheid, tegen de
grootheid van Rome, de hoofdstad van Italië. Met nog groter geweld vaart
hij tegen hem uit in zijn Cronaca van 10 juli: "Niemand erkent meer dan
wij de weldaden van de man die zijn land nuttig is. Maar wanneer deze man
die zoveel goed doet in het hart van de jeugd beginselen ent die de
grondslagen zijn van het papisme, die de Orsinibommen zijn die eens de
heilige tempel van onze vrijheid in de lucht moeten laten springen, dan
vergeten wij zijn weldaden en dan hebben we tegenover ons enkel een vij-
and die van de liefdadigheid een schild maakt om voor de paus te strij-
den, om te vernielen wat onze voorouders met zoveel opofferingen samen
hebben opgebouwd." Dit is de gezwollen retoríek van die tijd, die ons
echter onthult wat er gedacht en gesmeed werd in de clubs van politiekas-
ters, waar het lot van een Italië zonder God uitgebroed werd.

26.8 Page 258

▲back to top
- XIV/254 -
Don Bosco mocht gerust de woorden van Sint-Paulus tot de zijne ma-
ken, toen zich te Ephese de mooie gelegenheid aanbood zielen voor Jezus
Christus te winnen: Ostium mihi apertum est magnum et evidens et adver-
sarii multi.(1) Terwijl de hemel hem de poort van Patagonië opende, die
hem in zijn "dromen" getoond werd als terrein van veroveringen voor het
evangelie, beraamde de hel tegen hem allerlei vijandelijkheden om hem
machteloos te maken. Maar, naar het voorbeeld van de apostel, verloor hij
de moed niet en beschouwde iedere tegenwerking als een teken dat hij zich
op de goede weg bevond.
(1) Korintiërs 16:9. Een grote en zware deur staat voor me open en de tegenstanders zijn
velen

26.9 Page 259

▲back to top
- XIV/255 -
H O O F D S T U K XII.
HUIZEN DIE IN 1879 NIET GEOPEND EN HUIZEN DIE GESLOTEN WERDEN.
Voorstellen om nieuwe huizen te openen kwamen bij Don Bosco toe in
veel groter aantal dan diegene, die we thans gaan bespreken; maar de we-
derwaardigheden, waaraan het materiaal van het archief heeft blootge-
staan, veroorzaakten verlies van documenten en in vele gevallen werden
ook geen werkelijke onderhandelingen aangeknoopt. In het licht dus van de
getuigenissen die ons overgebleven zijn, zullen we ook in dit deel de
werkzaamheid van Don Bosco gedurende dit beroerde jaar 1879 bestuderen,
Na de huizen, waarover onderhandeld werd, maar waarvoor geen akkoord af-
gesloten werd, volgen enkele huizen waarvoor het, wegens de omstandighe-
den, geraden was ze te sluiten om het personeel elders nuttiger te kunnen
gebruiken.
We laten hier een opmerking van algemene aard voorafgaan die we
voor ogen zullen dienen te houden om geen vergissingen te begaan wanneer
we een oordeel vellen over het gedrag van Don Bosco. Voor de onderhande-
lingen, die nadien uitsterven, kan men meestal drie momenten onderschei-
den. In het begin is Don Bosco de voorstellen goed gezind en heeft hij
heus het inzicht ze te aanvaarden, indien er geen onoverwinnelijke hin-
derpalen oprijzen, zodat de aanvragers hoop op verwezenlijking kregen.
Dan volgen de formele onderhandelingen, door de andere partij met geest-
drift en door Don Bosco zonder overijling gevoerd; maar, in de loop van
die onderhandelingen doen zich moeilijkheden voor die ofwel opzettelijk
verborgen ofwel niet duidelijk gezien waren door de geïnteresseerden.
Eindelijk bereikte men het teerste punt, waarbij het nodig werd het harde
woord: onmogelijk! te schrijven.
Doorgaans zijn de ernstigste moeilijkheden van dien aard dat de
betamelijkheid verbiedt de zuivere en harde waarheid te zeggen. Dan kan
men zich beroepen op het gebrek aan personeel of worden er minder klaar-
blijkelijke redenen aangevoerd. Daardoor ontstaat aan de ene kant verle-
genheid en aan de andere kant ontgoocheling, ontmoediging en verbitte-
ring. De kunst om de onenigheid die er het gevolg van was, weer bij te
leggen behoorde tot de goede manieren door Don Bosco.
Modena
We zullen beginnen met Modena, de eerste stad waar de medewerkers

26.10 Page 260

▲back to top
- XIV/256 -
uit eigen beweging een salesiaanse conferentie klaarmaakten en hielden.
(1) In een oproep in 1894 zei een comité van Modena ter bevordering van
de Werken van Don Bosco dat sinds geruime tijd het oprichten van een sa-
lesiaanse instituut te Modena het vrome verlangen was van alle brave men-
sen. Dat was zeker waar en sinds veel langer dan deze goede vrienden het
meenden. De eerste gedachte daaraan klom inderdaad op tot 21 maart 1875.
Toen Don Bosco te gast was bij Graaf Tarabini (2) hoorde hij over
de grote noodzakelijkheid die men daar aanvoelde een Oratorio voor zon-
en feestdagen op te richten om een dam op te werpen tegen de onzedelijk-
heid van de volkskinderen. Hij had toen verklaard dat hij niet zou wei-
geren zelfs persoonlijk deze burgers bij te staan wanneer ze een zo wel-
dadig werk onder handen konden nemen. De economische middelen waren ech-
ter gering, maar het zien van het kwaad dat in de lagere klas van de
maatschappij vorderingen maakte bracht in januari 1877 de Graaf ertoe Don
Bosco aan te spreken en hem te vragen of hij het opportuun achtte iets
te ondernemen en hoe hij dat zou doen.(3) Het antwoord was gunstig maar
stelde de zaak nog uit.
In 1879, het jaar van de conferentie wijdden enkele ijverige mede-
werkers onder de clerus en onder de leken hun zorgen aan een Oratorio
voor zon- en feestdagen en bestuurden het volgens de methode van Don
Bosco maar wensten het zodra mogelijk aan de salesianen te kunnen over-
dragen. Don Bosco moedigde hen aan ermee verder te gaan omdat hij toen al
meer dan genoeg hooi op zijn vork had.
Voor een andere zaak werd hij met verzoeken belegerd door de
aartsbisschop van Modena, Mgr. Giuseppe Guidelli. Hij zou gewild hebben
dat Don Bosco hem zou geholpen hebben opnieuw het bisschoppelijke colle-
ge of klein seminarie van Finale Emilia, dat sedert zeven jaar gesloten
was, aan de gang te brengen. Don Bosco zei dat hij bereid was hem dien-
stig te zijn, maar vroeg er tijd voor. In 1879 zat Monseigneur hem op de
hielen met brieven die steeds dringender werden en waarin hij aantoonde
dat de nood groot was. Daarom liet Don Bosco, die voorzag dat hij hem
niet zo vlug kon tevreden stellen hem in juni antwoorden dat de plage-
(1) Cfr. hiervoor blz. 106-8.
(2) Graaf Ferdinando Tarabini, gewezen lid van de Raad van State en minister van de Her-
tog van Modena, had Don Bosco te Rome leren kennen in 1867 in het huis van graaf
Vimercati op de avond van 13 januari. "Bij Don Bosco" schrijft de graaf in zijn dag-
boek "was het een voortdurend gaan en komen van mensen." Telkens als, van toen af,
Don Bosco zich te Modena ophield, deed hij vol vertrouwen beroep op zijn gastvrij-
heid, wat een klaarblijkelijk teken was dat hun kennismaking te Rome niet enkel een
eenvoudige en onverschillige ontmoeting geweest was. Zoals blijkt uit de aanteke-
ningen van zijn voormeld dagboek voelde de adellijke heer zich zeer vereerd hem te
mogen onthalen.
(3) Brief van Don Bosco, Modena 2 januari 1877.

27 Pages 261-270

▲back to top

27.1 Page 261

▲back to top
- XIV/257 -
rijen vanwege de regering hem beletten zijn verlangen met de gewilde be-
zorgdheid te vervullen. Eerst in 1913, zestien jaar na de opening van het
instituut San Giuseppe te Modena, zou de tweede opvolger van Don Bosco
salesianen sturen voor de leiding van het klein seminarie van Finale, dat
de naam kreeg van Maria, Hulp der Christenen.
Isili.
In 1879 ontving Don Bosco vanuit Sardinië de eerste uitnodiging
voor een stichting. Zijn naam was reeds zeer bekend op het eiland, vooral
door zijn boeken, door de Letture Cattoliche en eindelijk door het Bol-
lettino Salesiano. Dit wordt bewezen door het feit dat vanuit Ales vijf
studenten hem verzochten hen allen tegelijk in te schrijven onder de sa-
lesiaanse medewerkers. Ze beloofden hem ieder geestelijk werk dat hun zou
bevolen worden te volbrengen en op het einde van het jaar hun penning, de
vrucht van kleine besparingen op de schaarse middelen waar- over ze be-
schikten, te zullen storten. Daarna vroegen ze met aandrang dat men aan
elk van hen het orgaan van de Vereniging zou willen sturen.(1) De sugges-
tie Don Bosco naar Sardinië te roepen ging uit van pater Porqueddu van
Genoni, een jezuïet, die met ijver de godsvrucht tot Maria, hulp der
Christenen, verspreidde. Wanneer hij jongens van goede wil aantrof, dan
beval hij ze aan Don Bosco aan. Deze nam er verschillende aan als vak-
leerlingen of als Mariazonen, onder meer Don Atzeni. Bezorgd over de
stijgende schaarste aan priesterroepingen, spoorde hij sinds verscheidene
jaren de bisschoppen aan ervoor te zorgen dat Don Bosco op het eiland een
of meer colleges zou openen en dat zij hem bij het werk zouden helpen. De
arme bisschoppen echter, die wel vol goede wil waren, verkeerden in zo
grote moeilijkheden, dat ze hun moed voelden zakken tegenover een onder-
neming waarvan nochtans vele personen en ook geestelijken het belang in-
zagen. Toen hij zag dat van die kant waar hij het best verhoopte te sla-
gen, zijn pogingen nutteloos waren, wendde hij zich tot de leken met de
hoop dat met de tijd ook de geestelijken zouden volgen; want onder hen
waren er velen met goede inzichten en ook met middelen die ze graag voor
een zo heilig werk zouden gebruikt hebben.
Pas had hij de gedachte gelanceerd of hij trof dadelijk een heer
aan, die hem veel beloofde en niets anders verlangde dan de eisen van Don
Bosco te kennen voor de stichting van een college of klein seminarie of
Oratorio, waarin aan de jongens een goede opvoeding gegeven werd. Van
jongs af zou men hun het leven van toewijding aanleren "iets wat hier
bijna onbekend is", schreef de pater, zodat men gemakkelijk met de genade
van God in hun hart het vurige verlangen zou ontsteken zich aan de Heer
te wijden en zijn waardige dienaars te worden. Hij verwachtte dus van Don
(1) Ziehier de namen van deze brave jongens Giovanni Battista Tomasi, Antonio Canas,
Giovanni Scalas, Felice Matta, Luigi Cossu.

27.2 Page 262

▲back to top
- XIV/258 -
Bosco een paar regels om te weten hoe hij het moest aanleggen. Don Bosco
overhandigde de brief aan Don Cagliero en schreef erop: "Het zal goed
zijn er weldra in het kapittel over te spreken." Hij besliste hem te ant-
woorden dat het op dat ogenblik onmogelijk was, maar dat hij zich intus-
sen zou inspannen om in de nodige middelen te voorzien. Die middelen wa-
ren "een huis en een stukje brood." De pater antwoordde hem dat hij dui-
delijker diende te zeggen wat hij onder "een stukje brood" verstond. Het
tweede antwoord was niet erg bemoedigend wat de uitvoering van het plan
betrof. Het schijnt echter dat die kloosterling er de man niet naar was
om halverwege te blijven stilstaan, zeker niet in zaken die de dienst van
God aangingen. Hij slaagde er inderdaad in een huis te vinden. Het was
een college dat verlaten was door de Paters Scolopen en van rechtswege
overgegaan was aan het gemeentebestuur van Isili. Dit gemeentebestuur had
het huis geschonken op voorwaarde dat men er opvoeding en onderricht zou
geven; na het vertrek van de kloosterlingen werd het gebouw en het inko-
men door de gemeente terug opgevorderd. De gemeente bood dan aan Don
Bosco het gebouw aan met een inkomen van tweeduizend lires en nog enkele
andere hulpmiddelen. "Zeg me niet" - schreef de pater aan Don Bosco (1)
"dat u geen personeel hebt: zoek, pluis uit, snuffel, aanvaard en stuur
tot elke prijs. Wat al goed! Wat een mooi Patagonië!"
Het aanbod werd enkel officieus gedaan. In de schoot van de ge-
meenteraad werd het voorstel naar voren gebracht door een zeker raads-
lid Giovanni Zeda, op last van het raadslid en volksvertegenwoordiger van
Isili, Pietro Ghiani Mameli, die waarschijnlijk te Rome met Don Bosco een
onderhoud had gehad. Hij bracht zijn collega's ervan op de hoogte hoe
"een zekere priester Bosco van het vasteland eraan gedacht had in Sardi-
nië een college op te richten voor het gymnasiaal, technisch en, indien
men dat wilde, lager onderwijs, op voorwaarde dat de gemeente een lokaal
en een jaarlijks vierduizend lires zou geven." De burgemeester, Antioco
Porceddu steunde het voorstel en besloot met deze woorden: "Het is vol-
doende te weten dat het een voorstel is van priester Bosco die ik goed
ken, om het te aanvaarden." Na een korte bespreking nam de gemeenteraad
graag in beginsel het voorstel gunstig aan en besliste eenparig dat men
tot de opportune onderhandelingen zou overgaan. De provinciale deputatie
keurde de beslissing drie weken nadien goed.(2) In een brief van 24 mei
ging de pater Jezuïet opnieuw tot de aanval over: "Om de liefde Gods,
Don Bosco, doe toch alles opdat deze zaak zou lukken. We hebben het meer
nodig dan de arme Patagoniërs en in Sardinië bestaat er geen enkel col-
lege noch seminarie, waar we een jongen kunnen laten opvoeden met enige
gegronde hoop van welslagen."
Don Bosco nam de zaak in overweging en behield zich voor te wach-
(1) Brief, Genoni, 29 april 1879.
(2) Proces-verbaal van 29 april 1879, met latere toevoegingen.

27.3 Page 263

▲back to top
- XIV/259 -
dat gunstige omstandigheden hem zouden veroorloven handelend op te tre-
den. Te Isili legde men zich gedurende vijf maanden neer bij deze belof-
te en dan kwam de burgemeester opnieuw aandringen. Op 21 november be-
dankte Don Bosco, door tussenkomst van Don Durando, belast met de onder-
handelingen voor de aanvaarding van huizen, de heren van de gemeenteraad
voor zovele blijken van vertrouwen. Hij zei dat hij er al zeer graag ge-
volg aan gegeven had, indien het grote tekort aan personeel hem dit zou
toegestaan hebben. Hij hoopte echter dat, wanneer dit nu niet kon gedaan
worden, dit later tot een goed einde zou gebracht worden. Om te beginnen
vroeg hij dat men hem zou laten weten welke de afstand was van het spoor-
wegstation dat het dichtst bij Isili lag, hoe groot het onroerend goed
was en of er een speelplaats en tuin aan verbonden waren. De burgemeester
verschafte hem de gevraagde inlichtingen.
Het schooljaar was echter al begonnen en was er geen haast bij de
zaak door te drijven. Maar toen op 22 april de burgemeester geen ander
antwoord had ontvangen, verzocht hij met aandrang Don Bosco namens de
raad een vertegenwoordiger naar Isilï te willen zenden om te komen zien
en te onderhandelen. De gemeente zou de reiskosten betalen. Aldus ver-
liepen er twee jaar. Gedurende die tijd was er een nieuwe gemeenteraad
verkozen en de nieuwe burgemeester Antonio Cicalo, nam de onderhandelin-
gen weer op en als tolk van de gevoelens van al zijn onderdanen, drong
hij aan dat de opening (1) van het verlangde college zou bespoedigd wor-
den. Maar het ogenblik was niet gunstig en aldus werd er niet meer over
Isili gesproken tenzij na de stichting van het college van Lanusei, de
hoofdstad van de omgeving. Het zal ons toeschijnen dat de onbeslistheid
van Don Bosco ondanks zijn gedane beloften, al te lang geduurd heeft;
maar men dient te weten dat in het gebouw dat vroeger door de paters
Scolopen bewoond was, de kantoren van het gemeentebestuur en van de re-
gering geïnstalleerd waren; daar deze voor hem heel gerieflijk waren,
betaamde het zeker niet dat Don Bosco de schijn had daarheen te gaan om
deze ambtenaren en andere bewoners te doen verhuizen.
Pisogne
Een lijvig dossier bevat de volledige documentatie van een onder-
handeling aangaande Pisogne. Ze loopt van 1878 tot 1886 met een hoogte-
punt echter in 1879. Pisogne is een gehucht van het bisdom en van de pro-
vincie Brescia aan de ingang van de Valle Camonica, op de oostelijke
oever van het Iseo-meer. Er bestond daar een college, in 1822 gesticht
door priester Giacomo Mercanti wiens naam het droeg. Het had tot 1865
samen met lagere scholen en een gymnasium een grote bloei gekend. Daar-
na hadden nalatigheden vanwege de directie en politieke beroeringen het
(1) Brief, Isili 13 december 1882.

27.4 Page 264

▲back to top
- XIV/260 -
doen vervallen. Omdat het werk van Don Bosco ook in die streken reeds
zeer goed bekend en bewonderd was, dacht Mgr. Giacomo Corna Pellegrini,
geboortig van Pisogne, aan hem om de toestand van het arme instituut te
verbeteren. "In deze provincie Brescia die nochtans zo uitgestrekt en
religieus is" - schreef hij - "is er niet eens een college van naam en
dat aan de behoeften van onze dagen beantwoordt. Een college onder uw
auspiciën en leiding zal veel goed doen".(1) Don Bosco liet antwoorden
dat het dat jaar niet mogelijk was maar dat er hoop was voor het volgende
jaar."
Het instituut had een rechtspersoonlijkheid en werd door de ge-
meente beheerd. Daarom werd het nieuws meegedeeld aan de gemeenteraad,
die het met dankbaarheid ontving en zich rechtstreeks met Don Bosco in
verbinding stelde; want men was zeker dat men veilig vertrouwen kon op
"de eminente burgerlijke en morele hoedanigheden" die hem beroemd en ver-
dienstelijk maakten tegenover de maatschappij." Allereerst wou men dat
het gymnasium in vroegere staat zou teruggebracht worden, hoewel men
wist dat dit zware offers zou vergen maar deze heren verwachtten alles
te zullen bekomen van "de bekende menslievendheid" van Don Bosco.(2)
Don Bosco gaf bevel te antwoorden dat de herstelling teveel kosten zou
meebrengen. Voor het beoogde doel was het voldoende de goedkeuring van
de schooloverheid te verkrijgen en het regeringsprogramma te volgen.
Andere klokken lieten een andere klank horen. Er werd aan Don
Bosco meegedeeld dat hij bedrogen werd door valse verslagen en gevaar
liep terecht te komen in "een wespennest van moeilijkheden, onkosten en
tribulaties." Latere mededelingen vanwege de gemeenteraad bevestigden
onrechtstreeks deze vertrouwelijke kennisgeving. Er werd inderdaad in
gezegd dat, eens het beginsel van de stichting aanvaard, het nodig was
er de bijzonderheden van vast te stellen, die "talrijk en zeer verschei-
den (3)waren en bijgevolg moeilijk concreet per brief konden vastgelegd
worden. Daarom werd een commissie van twee leden benoemd van wie een de
broer van de bisschop was, met opdracht persoonlijk en mondeling te gaan
onderhandelen. Vanuit Rovato kwamen er nog andere berichtgevers, die een
vakschool in hun gemeente verlangden en die over Pisogne niet veel goeds
wisten te vertellen. Het was een plaats waar de koorts heerste en een
broeinest van onenigheid, met een gemeentebestuur dat verantwoordelijk
was voor de ondergang van het Mercanti-college. Dan was er ook nog het
feit dat er in de onmiddellijke buurt een college was te Lovere, iets
wat tot nadenken stemde. De directie van dit college was zelfs hierdoor
opgeschrikt geworden en uit vrees voor mededinging bood ze spontaan aan
(1) Brief, Pisogne, 8 oktober 1878.
(2) Brief van de gemeenteraad, Pisogne, 15
(3) Brief, 2 januari 1879.
november 1878.

27.5 Page 265

▲back to top
- XIV/261 -
van het Mercanti-college een bij-instituut te maken. Al paalden de ge-
meenten aan elkaar toch behoorden ze tot twee verschillende provincies,
vermits Lovere in de provincie Bergamo lag. Ten slotte konkelde de
schoolinspecteur, steunende op inlichtingen die hij vanuit Turijn ver-
nomen had, samen met de liberalen van de gemeente om het plan op een sis-
ser te doen uitlopen. Hij verstoutte zich zelfs tegen Don Bosco aan het
gemeentebestuur lasterlijke brieven te schrijven; maar de burgemeester
gewaardigde zich niet ze voor te lezen in de gemeenteraad.
Op 3 april hielden Don Cagliero en Don Durando, terug van hun
tocht door Italië, halt te Brescia, als gasten van de bisschop, in wiens
paleis ze de twee leden van de commissie ontvingen. Ze zeiden onder meer
dat ze niet gunstig gestemd waren ten aanzien van de plaatselijke hygië-
nische toestand, een omstandigheid die zeer schadelijk was voor de groei
van het instituut; ook verklaarden zij dat voor het volgende schooljaar,
wegens het actuele tekort aan leerkrachten tengevolge van vroegere ver-
plichtingen, Don Bosco zich niet verbinden kon tot het openen van het
college van Pisogne. Zij luisterden naar het felle aandringen van de bis-
schop en van de twee leden van de commissie; en omdat zij niet gemach-
tigd waren een overeenkomst af te sluiten, lieten zij de beslissing over
aan Don Bosco die een besluit zou nemen op grond van hun verslag.
Het besluit van Turijn was dat, in beginsel de aanvaarding goedge-
keurd werd, maar dat er voor het komende schooljaar geen mogelijkheid be-
stond tot de opening over te gaan. Na akte te hebben genomen van het ver-
slag uitgebracht door de leden van de commissie, besliste de gemeenteraad
dat men aan Don Bosco zou vragen ook maar een enkele persoon te willen
aanduiden, aan wie dadelijk de directie zou worden toevertrouwd. Maar te
Turijn meende men dat het beter was daar niet op in te gaan. Dan kwam men
er toe een overeenkomst uit te stippelen zoals er een afgesloten was met
Randazzo, waarover we in het volgende hoofdstuk zullen spreken. Men raak-
te aldus tot het jaar 1881; toen begaf zich een tweede commissie door de
gemeenteraad afgevaardigd naar Turijn om er met Don Bosco te praten. Er
werd dan overeengekomen dat een salesiaan samen met een technicus zich
naar Pisogne zou begeven om een bezoek te brengen aan het gebouw, de aan-
horigheden eens goed te bezien en te oordelen wat er te doen stond. De
gemeenteraad achtte het zich tot plicht Don Bosco te bedanken en haar er-
kentelijkheid tot uitdrukking te brengen voor de hoofse en inschikkelijke
manier waarmee zijn vertegenwoordigers in het Oratorio waren onthaald en
behandeld geworden. Maar het bezoek had niet plaats. De opwerpingen tegen
het contract met Randazzo rechtvaardigden de vrees voor ernstige moei-
lijkheden en zware hinderpalen voor de toekomst. Toen Don Bosco dan op
doortocht was te Florentië, gaf hij bevel aan Don Rua te schrijven dat
het zijn inzicht was zijn vrijheid terug te nemen en op te houden met de
onderhandelingen. Nadien werden er tussen 1892 en 1905 nog vijf pogingen
gedaan maar zonder nut. Het is waar dat het college van Lovere, dat toen
door leken bestuurd werd, geen hindernis meer kon zijn maar er was toch
altijd de overdreven inmenging vanwege de gemeente, die de handen van de
directeur aan banden zou leggen.

27.6 Page 266

▲back to top
- XIV/262 -
Monterotondo
Toen bij het begin van het jaar Don Bosco te Rome het bezoek had
ontvangen van kanunnik Gerardo Procacci, pastoor van Sant'Ilario te Mon-
terotondo, had hij hem beloofd vanuit Magliano, Don Daghero te sturen om
een bezoek te brengen aan een gebouw dat men aan de salesianen wou toe-
vertrouwen om er de lagere scholen van de gemeente onder te brengen en
er bovendien een gymnasium te openen. De prinsen Boncompagni in verstand-
houding met Zijne Eminentie Bilio Vescovo, en met het gemeentebestuur, in
de overtuiging iets te doen wat aan vele familievaders voldoening zou
schenken, wensten de komst van Don Bosco's zonen te midden van de bevol-
king. Prins Boncompagni, vader, zei graag dat hij een grote vriend van
Don Bosco was. Don Daghero ging, zag en bracht een verslag uit dat unde-
quaque gunstig was. Weldra nam de burgemeester de zaak in handen met het
inzicht de schoolmeesters die leken waren te ontslaan, zoals hij het
recht had, en ze door kloosterlingen te vervangen. Ugo Boncompagni, de
zoon, president van de club van de katholieke jeugd, vroeg samen met hem
aan Don Bosco niet te willen uitstellen.(1)
Don Durando antwoordde in zijn naam dat het voor het ogenblik on-
mogelijk was maar dat er goede hoop bestond "voor volgend jaar." Er werd
dan hierop geantwoord dat men de zaak zou uitstellen tot op een ander
tijdstip; maar men kon dadelijk toch wel een contract afsluiten nu de
verkiezingen naderden en men het gevaar liep geen gemeenteraad meer te
hebben die uit gezonde elementen zoals de huidige raad zou bestaan. Uit
Turijn antwoordde men dat men zou doen wat mogelijk bleek te zijn maar
bewust vermeed men iedere zin die zou kunnen uitgelegd worden als een
verbintenis. Deze taal werd geïnterpreteerd als een beleefde weigering en
aldus kwam men er niet meer op terug. In 1911 deed zoon Boncompagni, toen
priester en prelaat, opnieuw het voorstel aan Don Albera die het, wegens
gebrek aan personeel, afwees. Ten prooi vallen aan gemeentebesturen,
vooral in kleine centra, waar de partijen voor nietigheden elkaar in de
haren zaten en elkaar verscheurden tot schade van derde personen, kon een
bron worden van voortdurende narigheid. Men kon niet voorzien dat de zaak
dergelijke wending zou nemen, toen Don Bosco aan voornoemde kanunnik ge-
zegd had: - "Indien het verslag van Don Daghero gunstig is, dan is de
zaak beklonken. Het hangt ervan af welk verslag hij zal uitbrengen." -
Don Daghero had in zijn lang verslag evenmin deze schaduwzijde aange-
voeld.
Acireale
Mgr. Gerlando Maria Genuardi was de eerste bisschop van Sicilië
die met Don Bosco onderhandelingen aanging om in zijn bisschoppelijke
stad salesianen te hebben. Hij verontschuldigde zich omdat hij zo aan-
(1) Brief, Foligno, 20 mei 1879.

27.7 Page 267

▲back to top
- XIV/263 -
drong en schreef hem:(1) "Wat wilt U, Geachte Heer? God zelf heeft in mij
de gedachte vastgeankerd dat de arme jeugd van deze stad en van dit bis-
dom haar heil en haar leven zal vinden te midden van het Oratorio van de
H. Franciscus van Sales." Met zijn gezag had hij de aanvraag al gesteund
voor Randozzo, dat tot zijn diocees behoorde, maar zijn Acireale ging hem
het meest ter harte. Het was zijn plan opnieuw een college San Martino te
openen, dat vroeger door geestelijken was bestuurd en dan gesloten werd;
en hij had verkregen dat het gebouw aan Don Bosco zou verhuurd worden
voor een zeer gering huurgeld. "Wat dit aangaat" - ging Monseigneur ver-
der, "begrijpt u wel hoe mijn arm hart gejuicht heeft bij deze mooie ver-
wachting en ik deel u dit zonder treuzelen mee en beveel het aan uw hart
aan, aan uw ijver, aan uw gebeden onder het zoete en machtige licht van
het Hart van Jezus. Ik zal weldra een noveen met dit doel doen. Neem dus
een besluit en schrijf me. Maar in geval u mij zou willen vertroosten en
in deze stad de eerste tent van uw familie in Sicilië op te richten, zal
het nodig zijn naar hier te komen; en ieder uur en iedere dag zult u mijn
arm hart en mijn klein bisschoppelijk paleis voor u open vinden."
Don Bosco ging er niet naartoe maar stuurde er twee van zijn zo-
nen, Don Cagliero en Don Durando. Bij hun reis landden ze in Sicilië en
begaven ze zich naar Acireale. Ze brachten er een bezoek aan het gebouw,
vonden het prachtig en geschikt voor een college.
Daarna trok Monseigneur, bij zijn bezoek ad limina tot aan Val-
docco uitsluitend om met Don Bosco over deze zaak te onderhandelen. Over
deze onderhandelingen is ons slechts een enkele bijzonderheid ter kennis
gekomen. Aan het college S. Martino had het gemeentebestuur van Acireale
al een jaarlijkse subsidie van tweeduizend lires verleend. Welnu, de bis-
schop had verkregen dat het gemeentebestuur dit bedrag weer opnieuw zou
betalen, wanneer de salesianen zouden komen. Hij hoopte zelfs dat dit be-
drag zou verdubbeld worden wanneer Don Bosco er ook een lyceum zou op-
richten. Maar Don Bosco diende dus officieel zijn inzichten mee te delen
en de voornoemde subsidie aan te vragen. Don Bosco stuurde dan volgende
brief aan de burgemeester.(2)
(1) Brief, Acireale 26 okt. 1878.
(2) Tevoren had Monseigneur aan Don Bosco een ontwerp voor de brief aan de burgemeester
in deze bewoordingen gezonden: "Bij gelegenheid van het bezoek van enkele salesi-
aanse priesters met het doel een onderwijsinstituut in deze omgeving op te richten,
hebben talrijke familievaders hen aangesproken en gevraagd te willen voldoen aan hun
vurig verlangen hun instituut te Acireale te vestigen. Ik wens hun gerechtvaardigd
verlangen te bevorderen; ik weet ook dat het gemeentebestuur aan een dergelijk col-
lege dat thans opgeheven is (het vroegere college S. Martino) een jaarlijkse subsi-
die van 2.000 lires verleende voor de klassen van het gymnasium en dat het bereid is
dit bedrag tot 4.000 lires te verhogen, wanneer er ook een lyceum zou komen, daarom
vraag ik aan het gemeentebestuur of het bereid wordt gevonden mij deze gevraagde
subsidie toe te staan. Ik geef u daarbij de verzekering dat ik mijn best zal doen,
voor het schooljaar 1880-81, de wens van die familievaders in te volgen door de op-
richting van een college." (Brief van 28 mei 1879)

27.8 Page 268

▲back to top
- XIV/264 -
"
Geachte Heer,
"
"
Door een hoge personaliteit van uw stad die naar ons Ora-
" torio van de H. Franciscus van Sales gekomen was werd mij meege-
" deeld dat de eigenaars van het voormalige college S. Martino sa-
" men met de burgers de wens koesteren dat dit college voor de op-
" voeding en het onderricht van de jeugd opnieuw door mijn pries-
" ters zou worden geopend met een volledige cursus van middelbaar
" onderwijs. Wat mij betreft wens ik te beantwoorden binnen een
" min of meer verre tijd aan deze eervolle uitnodiging. Er werd
" mij ook ter kennis gebracht dat u samen met de achtenswaardige
" vertegenwoordigers van de gemeente, met het doel deze heropening
" te vergemakkelijken, zou geneigd zijn een jaarlijkse subsidie
" uit de gemeentekas te betalen. Eer ik mij definitief kan verbin-
" den, zou ik u dankbaar zijn mij formeel in kennis te willen stel-
" len van de inzichten van uw vereerde gemeenteraad betreffende dit
" hierboven vermeld onderwijs.
"
Ik heb de eer met de meeste achting van u te zijn
"
" Turijn, 30 juni 1879.
de nederige dienaar
"
Priester Gio. Bosco.
De gemeenteraad verleende zijn goedkeuring aan het uitbetalen van
een jaarlijkse subsidie van 4.000 lires indien de salesianen te Acireale
een gelijksoortig lyceum zouden openen. Dit laatste refrein moet in de
oren van Don Bosco een verkeerde klank hebben gehad, maar gelukkig was
er geen reden meer om de onderhandelingen voort te zetten omdat de zaken
een andere wending namen. Het eerste voorstel van de bisschop liep spaak
omdat men vernomen had, dat in de stad sinds korte tijd een college San
Michele, onder de leiding van de paters van de heilige Philippus Neri
bloeide. Voor 1880 was er dan bij Monseigneur een ander plan gerijpt.
Zijn diocees, dat gesticht werd door Pius IX in 1872, had nog geen semi-
narie omdat het door de regering nog niet erkend was geworden. Toen dan
in 1880 de erkenning gekomen was, dacht Zijne Excellentie dadelijk aan
een seminarie; en in volledige overeenstemming met zijn kapittel drong
hij bij Don Bosco aan, opdat hij zich zou gewaardigen er de leiding van
te aanvaarden. Men zou moeten beginnen met de cursussen van een lagere
school of van een gymnasium, maar in de lekenvorm van een seminarie kost-
school of van een bisschoppelijke kostschool. Don Bosco aarzelde niet
nieuwe onderhandelingen te beginnen voor dit nieuwe project, waarbij hij
het vorige liet vallen.
Vooreerst drukte hij de wens uit dat men als basis de onderhande-
lingen van Magliano zou nemen, waarbij hij zijn inzicht te kennen gaf dat
er in het programma zou te lezen zijn dat de leerlingen als clerici zou-
den gekleed zijn gedurende de kerkelijke diensten en bij hun optreden in
het publiek. De onderhandelingen van Magliano werden aanvaard zodat de
afvaardiging van het seminarie ze liet inschrijven in het project van de

27.9 Page 269

▲back to top
- XIV/265 -
akte die zou opgesteld worden. Maar, toen alles aldus opgemaakt was, ont-
stond er een schema dat helemaal niet meer overeenstemde met de verwach-
tingen van Don Bosco en van zijn kapittel. Er volgde een zeer drukke cor-
respondentie tussen de bisschop en Don Bosco, die duurde tot juli 1881.
De kanselier van de curie van de kanunniken, Michele Méndola en de secre-
taris van de bisschoppen Don La Spina ondernamen de reis naar Turijn om
opheldering te brengen in de gedachten en de moeilijkheden van de baan te
ruimen.(1) Niettegenstaande de goede wil aan weerszijden, wederzijds er-
kend, was het hoofdkapittel niet gunstig, omdat het zag dat de toestand
niet voldoende duidelijk was en niet voldoende gevrijwaard tegen onaange-
name verrassingen in de toekomst. De bisschop had er veel verdriet van,
maar omdat hij een prelaat was met uitnemende deugden, hield hij steeds
evenveel van Don Bosco en van zijn opvolgers en liet hij nooit na er zijn
voldoening over uit te drukken dat, met het college van Randazzo in zijn
diocees, de poorten van Sicilië voor de congregatie waren geopend gewor-
den.
Catania
Om de waarheid te zeggen had Catania wel een jaar vroeger dan Aci-
reale aan Don Bosco gevraagd zijn salesianen te sturen, maar echte onder-
handelingen werden er niet gevoerd. Onder de clerus daar waren talrijke
medewerkers. Priester Rosario Riccioli, overste van het seminarie deed
dan enkele stappen. Toen de priesters Contessa en Scavone van Agira naar
Turijn gingen, gaf hij hun zelfs de machtiging met Don Bosco te gaan
spreken. Don Bosco raadde hen alleen aan overleg te plegen met de aarts-
bisschop Mgr. Dusmet. Het jaar nadien werd er een andere stap gedaan door
kanunnik Cesareo, die aan Don Bosco schreef: "Wij zijn vast besloten, ik
niet alleen maar samen met mij nog enkele andere geestelijken een gedeel-
te van onze eigendommen af te staan voor een kostschool voor arme vak-
leerlingen. Nu ons besluit sinds enkele tijd gerijpt is, verlangen wij
dat alles zou verwezenlijkt worden terwijl wij nog in leven zijn en op
een ogenblik waarop de vijand van het menselijke geslacht onze arme jeugd
tracht te ontchristelijken."(2) Maar daar bleef alles bij, in de stad die
bestemd was het centrum te worden van de weidse en vruchtbare werkzaam-
heid van de zonen van Don Bosco voor het zonnige eiland. Om niets te ver-
zuimen zullen we er nog aan toevoegen dat Monseigneur Guttadauro, bis-
schop van Caltanisetta er in 1877 aan dacht voor zijn zetel een wezenhuis
voor meisjes op te richten onder de leiding van de Dochters van Maria,
Hulp der Christenen, maar ook dat bleef enkel een vrome wens.
(1) Ze hadden een brief mee van de bisschop aan Don Bosco, waarin op de eerste regel
volgende woorden voorkwamen: Charitas Christi urget te! Don Bosco schreef naast het
uitroepteken: et D. Rua etc. en overhandigde de brief aan Don Rua, om hem aan het
hoofdkapittel voor te leggen.
(2) Brief, Catania, 22 mei 1878.

27.10 Page 270

▲back to top
- XIV/266 -
Rome
Zelfs in 1879 was het uur niet geslagen, waarnaar zo verlangd werd
voor een stichting te Rome. In mei van dat jaar verklaarde men dat niet
één maar twee huizen klaar waren. Een huis nabij de kerk van de Santi
Quattro zou een klein tehuis worden voor vakleerlingen. Het zou de naam
dragen van de heilige Familie. Het andere, in Trastevere, zou een vak-
school worden en dit werd door de paus gewild. Daarom werd een bekwame
priester gevraagd die onmiddellijk assistentie zou verlenen bij de op-
richting van het eerste huis en die voor beide huizen onderhandelingen
zou voeren. Voor het eerste huis was er, naar men zei, voldoende geld
ingezameld om in het noodzakelijkste te voorzien; voor het laatste zou
alles door de paus worden betaald. Dit waren de inlichtingen verstrekt
door Mgr. Jacobini.(1) Ze werden door de oversten begroet als een spe-
ciaal teken van de goddelijke Voorzienigheid. Don Monateri, directeur te
Albano, werd met de onderhandelingen gelast. Hij kreeg de opdracht te
gaan horen en te zien en daarna een verslag uit te brengen zonder enige
verzekering te geven. "Dit jaar" - schreef hem Don Barberis - "hebben wij
reeds ons woord gegeven voor andere huizen, maar die van Rome mogen we
niet laten ontsnappen, want het is nodig te Rome een centrum te hebben."
Het verslag van Don Monateri liet niet lang op zich wachten maar
het nieuws was niet wat men gewenst had. De gedachten van de Romeinen wa-
ren totocaelo anders dan die van Don Bosco. Men zou willen dat een com-
missie alles zou centraliseren en zich ook met de administratie in het
huis zou bemoeien, zodat de salesianen er de taak van nederige dienaars
zouden vervullen. Deze commissie die al kant-en-klaar was, overhandigde
aan Don Monateri een schets van de regels die men wilde opleggen. Don
Monateri liet aan die heren weten dat het salesiaans kapittel nimmer of
nooit dergelijke voorwaarden zou goedkeuren en suggereerde, daarentegen,
een project waarmee, naar het hem toescheen, beide partijen vrede konden
nemen. Hij praatte echter in de wind en moest het onverbiddelijke schema
naar Turijn zenden. Het kapittel gaf zijn volledige goedkeuring aan het
project van Don Monateri en verwierp eenparig het andere. Het uitwerksel
was dat waaraan men zich verwachtte: over alles viel het zwijgen en de
vergetelheid.
Voor Rome was het laatste woord nog niet gezegd wat het tehuis van
San Michele aangaat.(2) Prins Gabrielli, president van de regeringscom-
missie, nodigde in de maand juni formeel Don Bosco uit de volledige more-
le en disciplinaire leiding van het instituut op zich te nemen; híj zei
dat het hem tot roem zou strekken, wanneer hij, ondanks het gehuil van
het gepeupel, het gedurende zijn presidentschap in dergelijke goede han-
(1) Brief aan Don Bosco, Rome, 7 mei, 1879.
(2) Cfr. hiervoor, blz. 74.

28 Pages 271-280

▲back to top

28.1 Page 271

▲back to top
- XIV/267 -
den kon leggen. Wij zagen reeds tot welk betreurenswaardig verval een in-
stelling gekomen was, waaraan de pausen zo kwistig hun goud en hun zorgen
besteed hadden. Het grootste bezwaar dat Don Bosco tegen de aanvaarding
opwierp was het gebrek aan autonomie. De prins deed het onmogelijke om
deze moeilijkheid uit de weg te ruimen en gaf hem de verzekering dat, in
zake tucht, de salesianen volledig vrij en onafhankelijk zouden zijn, Don
Bosco gaf ten antwoord dat hij in beginsel aanvaardde en dat de salesia-
nen zich zeer vereerd voelden voor het grote vertrouwen dat men in hen
stelde. Hier hebben we dan de gedachten van Don Bosco, zoals men die kan
lezen in de minuut van het antwoord aan de prins.(1)
"
Aan Zijne Excellentie de heer Prins Gabrielli,
"
"
Sommige aangelegenheden van de jongste dagen hebben míj het
" genoegen ontnomen prompt te antwoorden op uw geëerde brief van 4
" juni. Thans wil ik in de eerste plaats u en heel de administratie
" van het tehuis van S. Michele bedanken omdat zij zich gewaardigd
" heeft zich tot de Vrome Sociëteit van de H. Franciscus van Sales
" te wenden om een dienst te bewijzen aan dit roemrijke instituut.
"
Ik zou willen dat deze eerbiedwaardige administratie haar
" doel zou bereiken en dat ik ook mijnerzijds in staat zou zijn aan
" haar wensen te voldoen. Daarom zal ik er goed aan doen uitleg te
" geven over het wezenlijkste deel van uw brief: het toevertrouwen
" van de leiding van de jongens en hun onmiddellijke afhankelijk-
" heid en bewaking.
"
Deze grondslagen zijn in beginsel zeer aanvaardbaar en
" ik probeer ze dan om te zetten in de praktijk in volgende zin:
"
1° De administratie oefent haar gezag uit over alles wat
" betrekking heeft op de financies, het personeel van het instituut,
" de aankopen, de verkopen, de bouwwerken, de herstellingen en der-
" gelijke zaken meer.
"
2° De directeur, de econoom, de prefecten, de portier, de
" vakleraren, de onderwijzers en het dienstpersoneel die nodig
" zijn voor de tucht, de zedelijkheid en de vooruitgang op gebied
" van vakkennis zullen door priester Bosco aangesteld worden. En
" voor dit personeel zal een behoorlijk bedrag voorzien worden het-
" zij voor elk van hen afzonderlijk hetzij voor allen globaal.
"
3° De administratie zal een dag- of maandgeld uitbetalen
" in verhouding met het aantal jongens dat in het instituut opgeno-
" men wordt.
"
4° De directeur van het internaat is verantwoordelijk voor
" alles wat het instituut aangaat en aanvaardt de leerlingen volgens
(1) Ondanks de opzoekingen die er te Rome gedaan werden, was het niet mogelijk de brief
terug te vinden die aan de Prins gestuurd werd. Wanneer men merkt hoe ons ontwerp
krioelt van verbeteringen van de hand van Don Bosco, dienen we wel te aanvaarden dat
dit de definitieve tekst geweest is.

28.2 Page 272

▲back to top
- XIV/268 -
" de voorwaarden die de administratie zal vaststellen.
"
De directeur is bereid de huidige personen die in dienst
" zijn in hun respectief ambt te behouden en ook de vakleraren voor
" zover de administratie hun verdiensten en hun geschiktheid erkent.
"
Op deze wijze zou de administratie alle geldelijke voor-
" delen hebben die ze wenst, het doel van het instituut volledig
" ongerept houden en zijn volle gezag uitoefenen, terwijl de salesi-
" aanse sociëteit op haar beurt alle middelen in praktijk zou kunnen
" stellen die onontbeerlijk zijn om haar doel te bereiken. Want in
" onze huizen wordt een tuchtstelsel toegepast dat werkelijk zeer
" speciaal is en dat wij preventief noemen. Nooit worden er straffen
" noch bedreigingen toegepast. Goedheid, rede, genegenheid en een
" heel speciale assistentie zijn de enige middelen die gebruikt wor-
" den om onder de leerlingen de tucht en de zedelijkheid te handha-
" ven, zoals u hebt kunnen opmaken uit het reglement van het huis
" van Turijn, dat hetzelfde is voor al onze huizen van Italië, Frank-
" rijk en Amerika.
"
Het zou ons uiterst aangenaam zijn indien u of een van de
" heren beheerders, wanneer u bij geval te Turijn komt, ons met een
" bezoek in ons tehuis zou vereren en zou willen aanstippen wat dient
" geschrapt of bijgevoegd te worden om het reglement op het tehuis
" van S. Michele a Ripa toe te passen.
"
Ik heb hier ín het kort enkele van mijn gedachten uiteenge-
" zet. Indien het nodig is hierover verder te onderhandelen, kunt u
" mij laten schrijven en ik zal opdracht geven aan een of andere
" vriend van de prefectuur van Rome of van het ministerie van Bin-
" nenlandse Zaken, die onze zaken kennen en U daarom de gevraagde
" ophelderingen kunnen geven en ook in mijn naam onderhandelen.
"
Ik bid God dat Hij u in goede gezondheid moge bewaren. Ge-
" loof mij dat ik van u met de grootste achting ben
"
de nederige dienaar.
De prins, die met de beste inzichten bezield was vroeg nieuwe op-
helderingen. Don Bosco gaf een ruimer uiteenzetting van zijn opvatting;
daar Don Durando zich toen te Rome bevond wegens de zaak tegen het Ora-
torio, gelastte hij hem persoonlijk met hem te gaan onderhandelen.
"
Excellentie,
"
"
Ik heb wat gewacht om te antwoorden op uw geëerde brief
" omdat ik mijn project wat meer wou uiteenzetten wat de praktijk
" betreft zoals u merken zult op bijgaand blad.(1) Professor Duran-
(1) Van de inhoud van dit blad is ons geen spoor overgebleven. Ook van deze brief bezit-
ten wij de minuut.

28.3 Page 273

▲back to top
- XIV/269 -
" do, een van onze priesters is voor enkele dagen te Rome en ver-
" blijft op ons gewoon adres Torre de'Specchi. Hij is ermee gelast
" alles hierover te bespreken en indien u hem een uur aanduidt zal
" hij zich ter uwer beschikking houden.
"
U zou ook kunnen spreken met de heer Cav. Carosio die
" zeer goed op de hoogte is van onze zaken.
"
Indien ik vrij uitvoerig geweest ben, meen ik toch niet de
" grenzen, die u mij getrokken hebt, overschreden te hebben. Indien
" er opmerkingen zijn, zal ik die graag ontvangen. Het fundamen-
" tele punt ligt hierin dat wij vrijelijk ons opvoedingsstelsel
" kunnen uitoefenen. Voor al het overige zullen we geen moei-
" lijkheden uitoefenen.
"
Ik bid God dat Hij u in goede gezondheid moge bewaren
" terwijl ik mij aan uw machtige gebeden aanbeveel en van u ben
"
" Turijn, 23 juli 1879.
de nederige dienaar
"
Priester Gio. Bosco.
Naar het schijnt vorderden de onderhandelingen langzaam. Don Bosco
wou iemand ter plaatse hebben die behoorlijk zijn zaken kon vervullen en
zorgde voor een tussenpersoon, namelijk zijn verknochte Aluffi.(1)
"
Beste Heer Advocaat,
"
"
Ik zou u een zaak moeten toevertrouwen, maar ik weet niet
" of u thans in Rome bent. Ik schrijf u in ieder geval erover.
"
Het gaat erom het vrome werk van S. Michele te Ripa aan
" onze leraren en assistenten toe te vertrouwen. De onderhandelin-
" gen zijn reeds begonnen en prins Gabriellï, president van dit
" werk, nodigt me uit iemand hiermee te gelasten om de zaak posi-
" tief te kunnen behandelen. Graag zou hij U hiervoor aangesteld
" zien.
"
Indien u het dus kunt doen en indien U niet met vakantie
" bent, zal ik u een kopie zenden van de voorgestelde voorwaarden
" van de overeenkomst, met de onderrichtingen die er betrekking op
" hebben. Zoals u merkt vergeet ik u nooit wanneer wij iets nodig
" hebben en u mag van uw kant op mij beroep doen telkens ik u van
" dienst kan zijn, terwijl ik verheugd ben voor u alle hemelse ze
" geningen af te smeken en van u te mogen zijn
"
" Alassio, 1 oktober 1879.
de nederige dienaar
"
Pr. Gio. Bosco.
(1) Cfr. Boekdeel XIII, blz. 552 en hiervoor blz. 178.

28.4 Page 274

▲back to top
- XIV/270 -
Don Bosco had niet te klagen over het werk van deze beste rege-
ringsambtenaar, die door zijn positie in het ministerie van Binnenlandse
Zaken een directer invloed op de aangelegenheid kon uitoefenen. Maar de
zaken gingen een slakkengang. Toch had Don Bosco alle redenen om haast
te vermijden. Nog eens schreef hij aan advocaat Aluffi:
"
Beste heer Advocaat,
"
"
Ik heb uw geëerde brief ontvangen en dank u voor uw herhaal-
" de bemoeiingen in mijn zaak. Het is nodig dat men de zaak van het
" tehuis van S. Michele rustig zijn gang laat gaan. De heer prins
" Gabrielli is verstandig en voorzichtig en zal gaan zover de recht-
" schapenheid reikt. We zijn dan ook in goede handen. U hebt uw rol
" goed vervuld en intussen zal men zien of liever zult u zien of het
" opportuun is te zwijgen of te spreken. Ik laat alles over aan uw
" gezond verstand.
"
Indien het mocht gebeuren dat u voornoemde heer zou zien,
" doe mij dan het genoegen hem van mijnentwege te groeten en hem de
" verzekering te geven van mijn achting en dankbaarheid. Zeg hem
" dat het mijn verlangen is hem bij iets dienstig te kunnen zijn.
"
Ik bid God dat Hij u in goede gezondheid zou willen bewaren
" terwijl ik van ganser harte en vol dankbaarheid van u ben
"
"
de zeer verplichte dienaar
"
Priester Gio. Bosco.
Als schaarse documenten over deze zaak blijven ons niets anders
over dan de magere notulen van het hoofdkapittel, waaruit wij vernemen
dat de vrijheid, die men aan de toekomstige directeur verleende, eerder
illusoir dan effectief was. Bijvoorbeeld, het zou niet in zijn macht heb-
ben gelegen de prefect te kiezen die hij wilde, noch een econoom voor
huishoudelijke aangelegenheden die de leiding op zich zou nemen van de
werkhuizen, noch een salesiaans portier aan te stellen die volledig tot
zijn beschikking stond. De onderhandelingen hielden dus op en werden ver-
broken. Het strekte de salesianen trouwens tot voordeel dat men te Rome
wist dat de regering met hen onderhandelde en in hen vertrouwen stelde
voor een zaak van zo groot belang.
Montefiascone
Naast deze stichtingen die op een sisser uitliepen, zullen wij er
enkele plaatsen die verdwenen. De dringende noodzaak aan personeel liet
aan Don Bosco niet toe medebroeders te laten op plaatsen waar men met
veel ongemakken af te rekenen had, waar men aan anderen overgelaten werd
en waar er geen hoop bestond dat het ooit beter zou gaan. We bedoelen
hiermee Montefiascone, Albano en Ariccia, waar Don Bosco voet gezet had
veel meer om aan hoge personaliteiten genoegen te doen en met een verre

28.5 Page 275

▲back to top
- XIV/271 -
blik op Rome dan wel omdat hij vertrouwen had er blijvend te kunnen stand
houden.
Te Montefiascone was Don Guidazio als een vis buiten water.(1)Zijn
toestand werd ietwat hachelijk toen hij zich verzette tegen de dwaze ge-
dachte daar een lyceum met salesiaanse leraren op te richten. Dan merkte
hij zowel bij de bisschop als bij de rector een stijgende verkoeling je-
gens hem. Er bestond nochtans niet de minste twijfel dat hij zijn werk
in het seminarie niet zou voortzetten. Alleen maar spreken over deze ver-
onderstelling van een terugroeping zou leiden tot een beroep op de paus
om deze te beletten, en gelet op de genegenheid van Leo XIII voor Mgr.
Rotelli, kon men er zeker van zijn dat er een pauselijk verbod zou komen.
Toen het schooljaar ten einde was, ontving Don Guidazio het bevel
zich naar Turijn te begeven voor het herstel van zijn gezondheid, want
hij voelde zich werkelijk niet te best. Omdat Don Bosco zich tegenover de
bisschop slechts voor één jaar gebonden had, aanzag hij zich ontslagen
van iedere verplichting en gaf een andere bestemming aan Don Guidazio.
Indien het nodig was, zou de bisschop, aan wie hij dit meegedeeld had,
gemakkelijk een leraar buiten het seminarie vinden, die hij dan kon voor-
stellen aan de oversten van het seminarie. Vanwege de ondersubstituut bij
de staatssecretarie kwam dadelijk een warme aanbeveling terug te willen
komen op deze maatregelen en zonder toeven Don Guidazio terug te sturen
naar zijn ambt in het seminarie van Montefiascone, ook om aan de bisschop
een grote moeilijkheid te besparen en een ernstig ongenoegen aan de Paus.
Don Bosco hield rekening met de vrome overdrijvingen die in deze motieven
lagen en kwam niet terug op zijn besluit.
Albano en Ariccia.
Ook te Albano en te Ariccia hadden Don Bosco's zonen veel moeilijk-
heden. Kardinaal Di Pietro, die de salesianen gevraagd had, werd overge-
plaatst naar Ostia en Velletri. Kort nadien overleed zijn opvolger, kar-
dinaal Morichini, twee kardinalen die van de salesianen gehouden hadden
alsof het hun zonen waren, maar bij de nieuwe bisschop stonden ze op geen
goed blaadje. Zijne Eminentie Morichini had voor hen veel genegenheid;
toen hij een ongeval opgelopen had, liet hij zich in een zetel naar hun
huis dragen. Hij kwam daar toe tijdens een zangles en in zijn aanwezig-
heid werd de Orfanello (Kleine wees) van Don Cagliero uitgevoerd. Die
zang had hem tot tranen toe bewogen. Hij werd opgevolgd door kardinaal
d'Hohenlohe die met een buitengewone plechtigheid werd ingehaald. Op het
galadiner werd ook Don Monateri uitgenodigd, maar bij zijn bezoek aan
Zijne Eminentie in gezelschap van een ander salesiaan was het onthaal
(1) Cfr. Boekdeel XIII, blz. 692.

28.6 Page 276

▲back to top
- XIV/272 -
eerder koel. Nadien ging Don Trione hem opzoeken om samen met een nieuwe
priester van het diocees zijn opwachting te maken. Hij werd goed ontvan-
gen maar er werd geen vraag gesteld en geen woord gesproken over Don Bos-
co en zijn salesianen. Alles bevestigde het gerucht dat hij vooringenomen
was tegenover de congregatie. Als aanhanger van de school van Rosmini was
hij bevriend met Mgr. Gastaldi. Aan iemand die hem gepolst had om te
weten of hij aan Don Bosco zou toelaten te Albano een college te openen,
had hij beslist "neen" gezegd. Bij zijn clerus was er niemand die in gun-
stige zin over de salesianen sprak; en behalve het feit dat ze die buz-
zurri (boeren?) "auvergnats" nooit met een goed oog hadden bekeken, voer-
den zijn priesters de jongste tijd een geniepige oorlog tegen hen. Ook
een onbetekenend incident zou voldoende zijn om het vat te doen overlo-
pen, en dit incident was een ongelukkige oorveeg die de brave Don Mon-
tiglio, die zijn geduld verloren had, tijdens de les aan een lastige
kostleerling van het seminarie gaf. Dat was de oorsprong van bekvechten,
geroddel en kwaadspreken achter de rug. Voor die van Ariccia kwam er, be-
halve de vermelde oorzaken, nog de slechte staat van hun woning bij, die
ongerieflijk, ongezond, eng was en waar men binnen gestoord werd door het
heen-en-weer geloop van de gemeentelijke ambtenaren en van de personen
die zich naar hun kantoor begaven. Op de herhaalde aanvragen hierin ver-
betering te willen brengen kreeg men telkens vage beloften. De gemeente
had vele schulden en geen geld. Het was niet mogelijk, noch voor de enen
noch voor de anderen het in dergelijke omstandigheden nog langer vol te
houden.
Het was goed voor hen dat Don Cagliero en zijn reisgezel bij hen
de carnavalsdagen kwamen doorbrengen. In zijn verslag aan Don Bosco had
hij geschreven: "Gelet op de dringende aanvragen om kostscholen te ope-
nen en het feit dat er geen hoop bestaat er een te Albano te beginnen
schijnt ons dit een verkwisting van personeel te zijn. Het geringe goed
dat de onzen hier op de twee broederheuvels doen, zou ook door de pries-
ters van de plaats kunnen gedaan worden. De vrucht van ons personeel, dat
goed gedisciplineerd en uitgerust is, is onbeduidend; en als ze ergens
anders in een kostschool gebruikt worden, zou het resultaat veel aanzien-
lijker zijn." (1)Korte tijd nadien kreeg Don Monateri het bevel het ont-
slag van de salesianen van Albano aan de kardinaal-bisschop aan te bie-
den, die dit onmiddellijk aanvaardde. Een gelijkaardig bevel werd aan Don
Gallo gestuurd voor het gemeentebestuur van Ariccia, dat zich verzette
maar zich er moest bij neerleggen.
Te Ariccia was er een reden voor de weerstand van het gezag. De
aartspriester en de leden van de gemeenteraad hadden in het geheim onder-
handeld om andere leraren te bekomen maar ze hadden er geen gevonden en
zaten nu met de handen in het haar. In een dergelijke sfeer was er geen
geschikte sfeer meer voor de salesianen.
(1) Brief, Acireale, 3 maart 1879. Cfr. eveneens Bollettino Salesiano, augustus 1879,
blz. 7-81.

28.7 Page 277

▲back to top
- XIV/273 -
Te Albano waren er slechts twee kostleerlingen in het seminarie.
De jonge clerici waren verplicht openbare scholen te bezoeken met godde-
loze leerkrachten en bevonden zich tussen medeleerlingen van allerlei
slag, zodat ze er slecht aan toe waren. Om al deze redenen moest het se-
minarie gesloten worden en het is tot heden ook gesloten gebleven.
Nochtans hield de bevolking van de twee plaatsen veel van de sa-
lesianen, zowel wegens hun heilig ministerie, als om hun prachtige kerk-
diensten en wegens de zorgen die ze aan hun zonen in en buiten de school
besteedden. De jongens waren hun zo genegen dat het huis er voortdurend
vol van was. De overgebleven salesianen die dat meegemaakt hebben, herin-
neren zich nog zeer levendig de welwillendheid van het volk en van de
jeugd. Wanneer dan ook nieuwe salesianen zich kwamen vestigen in het na-
burige Genzano hoorden ze nog hoe die brave mensen hun beklag deden over
het vertrek van de vroegere salesianen die hen twintig jaar voordien in
de "Castelli Romani" waren voorafgegaan.

28.8 Page 278

▲back to top
- XIV/274 -
H O O F D S T U K XIII
HUIZEN IN 1879 GEOPEND.
In zijn nieuwjaarsbrief van 1880 aan de medewerkers somde Don Bos-
co het aantal nieuwe huizen op die het vorige jaar waren geopend en
plaatste daarbij op de eerste plaats de landbouwkolonie van Saint-Cyr.
Feitelijk dateerde het echte begin van 10 juni 1879 wanneer men er effec-
tief bezit van nam en de Dochters van Maria, hulp der Christenen, er de
leiding namen van arme meisjes die zich met landbouwwerk bezighielden.
Aan al wat wij reeds in dit en in het vorige boekdeel gezegd hebben, heb-
ben we niets meer toe te voegen.
S. Benigno Canavese
Een huis dat eens een grote rol zou spelen, in de congregatie,
werd ingewijd in de zomer van 1879, namelijk het huis van San Benigno Ca-
navese. Door deze stichting bracht Don Bosco opnieuw vurig en vroom leven
in een historische verblijfplaats die gedurende eeuwen een rustig oord
was geweest van gebed, studie en werkzaamheid voor een talrijke familie
van benedictijnen monniken. Rond deze heilige woonplaats had zich, zoals
dat voor een eindeloos aantal andere plaatsen gebeurd is, langzamerhand
een groot gehucht gevormd dat, volgens de naam van de abdij, San Benigno
di Fruttuaria heette
De abdij werd gesticht in het jaar 1001 door monnik Guglielmo di
Volpiamo, vroeger benedictijnenabt van San Benigno te Dijon en stichter
van veertig kloosters. Hij was in vele landen van het christelijke Euro-
pa beroemd om zijn heiligheid en zijn leer. Gedurende de middeleeuwen
groeide de invloed van deze abdij zozeer dat de abt dertig andere abdij-
en bestuurde en er ook de tijdelijke jurisdictie uitoefende niet enkel
in Italië, maar ook nog in Frankrijk, Oostenrijk en Corsica. Nadien do-
teerden pausen, soevereinen en feodale heren de abdij ruimschoots met
dorpen, kastelen en landerijen. Op een bepaald ogenblik hingen er 1.200
monniken van af. Zij was een echte haard van deugden en wetenschap en
gaf aan de kerk twee pausen, Innocentius IV en Sixtus IV. Vijf prinsen
van Savoia waren er abt. Wat in het begin veel bijgedragen had tot haar
roem was het feit dat koning Alduinus, die vermoeid was door de politie-
ke twisten en daar de vrede had gezocht; hij had er het gewaad van Sint-
Benedictus aangetrokken en volhardde tot aan het einde van zijn dagen
in de strengheid van de kloosterregel. Zijn gedachtenis verging niet met

28.9 Page 279

▲back to top
- XIV/275 -
de puinen van de tijd en leeft na negen eeuwen nog voort in de volkstra-
dities.
Op het einde van de vijftiende eeuw begint haar verval dat samen-
valt met de oprichting van de abdij als prebende.(1) De benoeming van
prebende-abten ging nog voort ook wanneer er geen monniken meer waren en
de laatste landerijen van de abdij werden opgeslorpt door de hertogen
van Savoia. De laatste prebende-abt, aangesteld voor het geestelijke be-
stuur van de leden van de abdij was de befaamde kardinaal Amedeo delle
Lanze, gestorven in 1738 die een levendige herinnering van zich zelf na-
gelaten heeft door zijn vrijgevigheid van grote heer en door zijn ijver
als een goede prelaat. Na hem werden de abdijgronden ingelijfd in het
bisdom Ivrea. De genadeslag werd gegeven door de wet van 15 augustus
1865, waardoor de nog overblijvende inkomsten overgingen naar de adminis-
tratie van het cultusfonds en de goederen in bezit kwamen van het publiek
domein. Uiteindelijk werden de gebouwen van de abdij in 1877 bij konink-
lijk besluit tot rijksmonument verklaard terwijl de administratie van de
domeinen het gebruik en de bewaking ervan aan de gemeente afstond. Dit
was dus de juridische toestand van de gewijde plaats wanneer er spraak
van was ze aan Don Bosco in concessie te geven. De gedachte hem daar te
roepen ging uit van de pastoor Don Benone. Zijn eerste poging was mislukt
maar hij had meer geluk bij zijn tweede poging. We dienen nog vooraf te
zeggen dat in 1852 de paters van de christelijke lering hier een gelijk-
gesteld instituut hadden geopend en dat tegelijkertijd een brave pastoor
in een lokaal dat zich daarnaast bevond, een bijschool van het college
voor de minder welgestelden openhield. In 1867 echter was er een geschil
gerezen met de gemeente zodat de paters het dorp verlieten en ook de
voornoemde priester met hen heenging. Het was toen dat theoloog Benone
aan Don Bosco voorstelde daar te komen om er een college te stichten. Don
Bosco antwoordde dat hij graag het voorstel aannam, maar dat de pastoor
er vooraf moest voor zorgen de toestemming te bekomen van de bisschop van
Ivrea, die toen Mgr. Moreno was. De pastoor was zeker dat hij voor dit
goede werk geen enkele moeilijkheid zou ondervinden. Hij ging dan bij
Monseigneur en legde hem, met de vertrouwelijkheid van een goede vriend,
het geval uit. - "Nooit ofte nimmer" - zei hem Zijne Excellentie - "zal
ik aan Don Bosco de toelating verlenen zich in mijn diocees te vestigen."
- Uiterst vernederd door dit onverwachte antwoord, trok de theoloog zich
terug en bleef niet eens dineren in het bisschoppelijke paleis, zoals hij
dit gewoonlijk deed, telkens als een of andere reden hem tot bij het
hoofd van het diocees bracht. Met de hoop eens over het gebouw te kunnen
beschikken, deed de bisschop al wat mogelijk was om te beletten dat ande-
ren er zich zouden mee bemoeien. Met die bedoeling liet hij vele herstel-
lingen aanbrengen en ging hij bij de regering intrigeren opdat het als
rijksmonument zou worden erkend. De erkenning kwam. Hij stak vijftiendui-
(1) Men noemde prebende het vrucht gebruik van een abdij verleend door de paus aan een
vreemde persoon, geestelijke of leek.

28.10 Page 280

▲back to top
- XIV/276 -
zend lires in de herstellingswerken en alles eindigde in het voordeel van
Don Bosco. Inderdaad, de nieuwe juridische toestand van het gebouw was
een beletsel dat het in handen van andere kopers zou overgaan. Toen dan
in 1878 de bisschop gestorven was, deed Don Benone en ditmaal met succes
nogmaals een poging er de salesianen te installeren.
Het lag in de bedoeling van Don Bosco het noviciaat van zijn cle-
rici naar San Benigno over te brengen Het noviciaat van de salesianen
ging door drie fasen. In het begin groeiden de novicen op als in een ge-
zin. Ze namen deel aan het gemeenschappelijke leven en oefenden zich
zowel in de godsvruchtoefeningen als in het eigenlijke actieve leven van
de congregatie. In overeenstemming met hun verschillende geschiktheden
waren er dus die assisteerden bij de jongens, anderen die les gaven, an-
deren die de catechismus aanleerden, anderen die zich bezighielden met
de Oratoria voor zon- en feestdagen, anderen die hielpen in de ambten,
terwijl ze allen onder de rechtstreekse afhankelijkheid van de oversten
van het huis stonden. Voor de studies van wijsbegeerte en godgeleerdheid
volgden ze de lessen aan het seminarie. In een tweede fase hadden ze af-
zonderlijke scholen en kregen ze een overste van wie ze in alles en voor
alles rechtstreeks afhingen. Dit was Don Giulio Barberis. Gedurende enke-
le jaren gingen ze echter nog voort met assistentie bij de jongens. Tij-
dens deze periode had er een geleidelijke afzondering plaats. Ze kregen
langzamerhand hun eigen slaapzaal, een afzonderlijke speelplaats voor de
recreatie, een refter voor hen alleen. Op het laatst werden ze vrijge-
steld van elke assistentie en vormden ze in het Oratorio een groep afge-
scheiden van heel de rest van het instituut. Eindelijk hadden ze ook hun
eigen huis, het huis van San Benigno Canavese, waar alles aangepast was
voor hun religieuze vorming.
Dat dit de bedoeling van Don Bosco was bij het openen van het huis
van San Benigno zei hij zelf; maar hij zei ook dat het niet paste aan het
huis een uitsluitend kerkelijk aspect te geven. Men diende er dus ook
jongens als vakleerlingen te aanvaarden en er enkele werkhuizen op te
richten, die tegelijkertijd nuttig zouden zijn voor de huishoudelijke be-
hoeften.(1) Hierin was zijn zienswijze zeer wijs: dat kon men vaststellen
toen de gemeente aan Don Bosco de overdracht van het gebouw toestond en
de koninklijke prefectuur van Turijn alvorens haar definitieve goedkeu-
ring hieraan te hechten aan de burgemeester volgende nota toestuurde: "In
het overdrachtscontract van de Domeinen aan de Gemeente, heeft deze laat-
ste zich verplicht de gebouwen van de abdij niet te bestemmen voor een
gebruik dat niet van openbaar nut zou zijn, daarom moet u uitdrukkelijk
aanduiden waarvoor dit gebouw zal gebruikt worden door priester Bosco en
zal deze redenen moeten verklaren hoe het gebruik het karakter van open-
baar nut zal hebben." Toen Don Bosco mededeling ontvangen had van deze
nota uitgaande van de prefectuur (1)liet hij aan de burgemeester volgend
(1) Brief van de burgemeester aan Don Bosco, 1 maart 1879.

29 Pages 281-290

▲back to top

29.1 Page 281

▲back to top
- XIV/277 -
antwoord geworden.
"
Geachte Heer Burgemeester,
"
"
Ik heb de eer u te antwoorden op uw brief van 1 maart aan-
" gaande het gebruik van de gebouwen van de abdij te S. Benigno.
" Zoals het reeds aangestipt staat in de overdrachtsakte, is het
" mijn bedoeling ze te bestemmen voor een openbaar nut, zoals dit
" het geval is met de andere huizen die van mij afhangen. In het
" bijzonder wens ik dat de gebouwen van de abdij van S. Benigno
" zouden dienen:
"
1° als dagscholen voor de schoolgaande jeugd van het dorp.
"
2° als avondscholen voor de volwassenen.
"
3° voor de jonge arbeiders van het dorp om er op zon- en
" feestdagen een aangename ontspanning te vinden door muziekuit-
" voeringen, gymnastiek, declamatie en dergelijke meer.
"
4° als tehuis voor arme vakleerlingen, zoals dat van
" Turijn, waar verlaten kinderen afkomstig uit alle streken van
" Italië zullen opgenomen worden.
"
5° Indien het mogelijk is, ook als studiehuis voor onze
" assistenten tijdens hun proefjaren om de praktische regels te
" leren waarmee ze de tucht kunnen handhaven in de slaapzalen,
" de werkhuizen, in de catechismuslessen en bij het onderricht.
"
Dit zijn de zaken die ik beoog volgens de ruimte van de
" gebouwen.
"
Ik meen hiermee uw vraag en die van de heer Prefect van de
" provincie Turijn bevredigend te hebben beantwoord. Indien er nog
" verdere inlichtingen vereist zijn, zal ik die steeds graag ver-
" schaffen.
"
Ik verzoek u mij in alles, waarmee ik u dienen kan te wil-
" len aanzien als zijnde met diepe achting
"
" Rome, 10 maart 1879.
uw zeer verplichte dienaar
"
Priester Gio. Bosco.
Wat het voornaamste objectief was, wordt hier op de achtergrond
gehouden en enkel uitgedrukt in de vorm van een hypothese. Wanneer in de
overdrachtsakte op geen enkele manier aangeduid werd op welke manier Don
Bosco zou gebruik maken van het gebouw voor openbaar nut, dan werd dit
wel bepaald in de overeenkomst met het gemeentebestuur. Daarin werd ge-
zegd dat hij voor zich en zijn erfgenamen volgende drie verplichtingen
op zich nam: 1° de verbintenissen uit te voeren die de gemeente tegen-
over de regering had zoals bepaald was in de overdrachtsakte; 2° In de
gebouwen een opvoedingsinstituut op te richten, waar lager onderwijs ten
voordele van de bevolking zou gegeven worden. 3° De verbintenissen op
zich te nemen die de gemeente op dat ogenblik had tegenover de leerkrach-
ten van de lagere scholen. Hier wordt enkel als contractueel bindend de

29.2 Page 282

▲back to top
- XIV/278 -
nadruk gelegd op het gebruik waarin de gemeente belang stelde, zonder ook
maar te verwijzen naar een ander gebruik dat Don Bosco het meest ter har-
te ging, maar dat niet geschikt was om vóór zijn tijd te worden beklem-
toond. Zijn bedoeling werd trouwens voldoende uitgestippeld in de zin "in
de gebouwen een opvoedingsinstituut oprichten", waarvan de lagere scholen
als een natuurlijk gevolg voorgesteld werden.
Toen de zaken goed op dreef waren, sprak hij er duidelijk over in
zijn aangehaalde omzendbrief van 1880 aan de medewerkers, terwijl hij het
huis voorstelde als "bestemd tot velerlei doeleinden voor het openbaar
"welzijn" voegde hij eraan toe. "Daar leren verscheidene arme jongens een
vak aan, terwijl anderen er hun proeftijd doen om goede leraren en assis-
tenten in de scholen en de werkhuizen te worden. Op de werkdagen komt er
ook de schoolgaande jeugd van het dorp en er is eveneens een Oratorio
voor zon- en feestdagen." De redenen van voorzichtigheid die hem aanraden
elke verwijzing naar een noviciaat voor kloosterlingen te vermijden, wor-
den hem door zijn intuïtie ingegeven. Wanneer anderzijds de gemeente aan
Don Bosco de vrije hand liet, had zij er ook haar voordeel bij, daar hij
het dorp verrijkte met een nuttige instelling en de begroting van de ge-
meente van drukkende verplichtingen ontlastte.
De belofte en later de aanwezigheid van vakleerlingen in het huis
had niet alleen de bedoeling zand in de ogen te strooien. Inderdaad, na
de inbezitneming had Don Barberis een omzendbrief verspreid met het
nieuws dat er te San Benigno Canavese geopend was "een nieuw weldadig-
heidstehuis om een steeds groter aantal verlaten jongens op te nemen, ze
op te voeden in de deugd en in het werk en ze bekwaam te maken om op een
rechtschapen manier hun kost te verdienen." Daarna werd men erin verzocht
er de jongens naar toe te sturen van wie men wist dat ze het meest be-
hoeftig waren en in gevaar verkeerden, op voorwaarde dat ze twaalf jaar
oud waren en niet ouder dan achttien. Tegelijkertijd vroeg hij werk voor
timmerlieden, kleermakers, schoenmakers en boekbinders, de enige werkhui-
zen die toen mogelijk waren. Hij beval ze aan de liefdadigheid van de
brave mensen aan en liet weten dat dit kon gebeuren door het schenken van
geld, van gebruiksvoorwerpen en levensmiddelen. Na korte tijd groeiden de
werkhuizen aan en namen een aanzienlijke uitbreiding; maar de novicen
werden zo weinig gestoord door het samenwonen met zovele vakleerlingen
dat zij in de loop van het gewone leven niet eens hun aanwezigheid be-
merkten; omdat zowel de enen als de anderen afzonderlijke kapellen, ver-
blijfplaatsen en speelplaatsen hadden, zagen zij elkaar nooit.
Er was dat jaar een buitengewoon jubileum voor de verheffing van
Leo XIII op de pauselijke troon. In mei was de pastoor-deken van San Be-
nigno naar het Oratorio gegaan om een salesiaan te vragen die het tri-
duüm van voorbereiding tot het bekomen van de heilige aflaten zou preken.
Zijn wens werd dadelijk vervuld en men stuurde Don Barberis. Omdat hij
aangeduid was als directeur van het nieuwe huis, kon hij ook eens zien
welke werken onontbeerlijk waren alvorens de plaats te gaan betrekken.
Later stuurde Don Bosco Don Cagliero en Don Barberis naar Ivrea bij de

29.3 Page 283

▲back to top
- XIV/279 -
nieuwe bisschop, Mgr. Davide Riccardi, om hun eerbiedige opwachting te
maken en de opportune bevoegdheden te vragen. Zijn Excellentie gaf blijk
van een ruime welwillendheid en hij ging zelfs zover met te zeggen: -
"Indien het nodig is, nemen jullie maar al de bevoegdheden die door een
katholieke bisschop kunnen verleend worden." - Toen hij dan te gelegener
tijd mededeling ontvangen had van de intrede van de salesianen in zijn
diocees, drukte hij zijn grote vreugde uit over deze gelukkige gebeurte-
nis met de wens dat hun verblijf, waarvan hij veel goeds verwachtte
duurzaam zou zijn.(1)
De eerste bewoners van het huis van San Benigno waren de novicen,
ingeschreven voor het schooljaar 1878-79. Toen zij op 3 juli hun examens
afgelegd hadden, trokken ze op 5 juli met hun vijftig uit Turijn en deden
te voet een reis naar hun nieuwe verblijfplaats om er de grote vakantie
door te brengen. Ze werden door de overheid en door de bevolking feeste-
lijk onthaald. Er ontbraken zeer vele zaken; maar tijdens de voorberei-
dingsperiode is het steeds nuttig dat onze nieuwelingen de gelegenheid
kregen zich te moeten behelpen om in een of andere levensbehoefte te
voorzien.
Niettegenstaande zijn verlangen, zelfs zijn voornemen, het novici-
aat over te brengen naar San Benigno, wou Don Bosco alvorens er defini-
tief de novicen van het jaar nadien bijeen te brengen zich goed vergewis-
sen of de plaats hiervoor geschikt was. Daarom had hij het zo geregeld
dat de clerici er hun vakantie zouden doorbrengen. Het was daarmee zijn
bedoeling een proeve te doen. In de maand september daarna tijdens de re-
traite te Lanzo gelastte hij Don Rua, Don Lazzero en Don Barberis ermee,
te onderzoeken of de zaak al dan niet gepast was en er daarna verslag
over uit te brengen in het kapittel. Het verslag was gunstig en wel om
meer dan een motief. Er werden twee hinderpalen gevonden. De eerste was
dat het huis tot last zou zijn van het hoofdhuis met een aanzienlijke
verzwaring van de uitgaven, omdat er heel weinige novicen waren die iets
betaalden. De tweede hinderpaal was dat de verre afstand Don Bosco zou
belet hebben te gaan biechthoren, zoals hij dat vroeger deed, en hun de
echte geest van de congregatie in te prenten.
Op de eerste moeilijkheid werd geantwoord dat de Heer, die zich
steeds gewaardigd had te voorzien in de behoeften van de congregatie, ook
nu niet zou tekort schieten, daar het hier ging over een werk dat enkel
op zijn meerdere glorie gericht was. Wat de andere moeilijkheid betrof,
werd er opgemerkt dat Don Bosco ook in het Oratorio gedurende verschil-
lende maanden per jaar afwezig was, dat hij ook in het Oratorio voortaan
nog moeilijk alle clerici kon kennen, dat hij ze veelvuldig zou kunnen
(1) Brief aan Don Barberis, Ivrea, 8 juli 1879.

29.4 Page 284

▲back to top
- XIV/280 -
bezoeken, bij voorbeeld bij gelegenheid van de oefeningen van de goede
dood. Hij zou er dan naartoe gaan en ze zo te leren kennen en leiding te
geven.
Er werd dus op 17 september besloten dat de novicen van dan af hun
proefjaar te San Benigno zouden doorbrengen en dat ook daar dadelijk de
jongens zouden gaan, die door de oversten bij de retraite voor de congre-
gatie werden aanvaard. Op 20 oktober werd in de huiskapel de eerste in-
kleding door Don Bosco zelf gedaan. Op het einde sprak hij woorden van
aanmoediging en van opbeuring tot de deugd. Over de vijftig die toen in-
gekleed werden, verdienen er twee een speciale vermelding, namelijk
Michele Unia, de heldhaftige apostel van de melaatsen en Filippo Rinaldi,
de derde opvolger van Don Bosco.
Cremona.
In het voornoemde nieuwjaarsverslag aan de medewerkers somde Don
Bosco na San Benigno dadelijk drie stichtingen op die een kort bestaan
hadden, niet wegens een tekort aan vooruitzicht of voorbereiding van zijn
kant, maar door omstandigheden van overmacht die ze van in het begin be-
dreigden.
De eerste stichting is het huis van Cremona. Tijdens hun terugreis
kwamen de twee salesiaanse bezoekers ook daar voorbij en vonden er de za-
ken vrij goed op dreef. In september ging ook de econoom Don Sala er heen
en betuigde zijn tevredenheid over de voorbereidselen door de commissie
die hiermee belast werd. Daarom vertrokken tegen het einde van die maand
twee priesters, twee clerici en twee coadjuteurs naar Cremona. Tot direc-
teur werd benoemd Don Stefano Chicco, die aan Don Lemoyne zijn post van
Nizza Monferrato overliet. In zijn omzendbrief schreef Don Bosco: "Te
Cremona werden een Oratorio voor zon- en feestdagen, een recreatietuin,
een openbare kerk, dag- en avondscholen onder de titel van S. Lorenzo ge-
opend. De salesianen streden daar gedurende drie jaar te midden van ern-
stige moeilijkheden veroorzaakt door de politieke partijen, die niets
dulden dat de schijn had de klerikale invloed te begunstigen. Het onge-
luk wou dat een van de leerkrachten wegens tuchtredenen wat al te hard-
handig tegen een van de knapen optrad. Toen dit buiten het huis uitge-
lekt was, ontstond dadelijk een groot kabaal. De antiklerikalen maakten
zich van het geval meester, verwekten een schandaal en hitsten het schor-
remorrie op. Gedurende verscheidene achtereenvolgende dagen werd het een
gedrang in de omgeving van het instituut met uitroepen en bedreigingen
van allerlei aard en pogingen om er een aanval op te doen. Tot overmaat
van ramp beging de nieuwe directeur, Don Domenico Bruna, de opvolger van
de overleden Don Chicco een tactische fout bij dit onheil door de verde-
diging op zich te nemen van de onvoorzichtige leraar. Dat verbitterde de
oppositie nog meer en kostte hem zelfs de onmiddellijke afzetting door de
prefect.

29.5 Page 285

▲back to top
- XIV/281 -
De brave mensen echter schaarden zich aan de kant van de salesia-
nen. Snel werden de handtekeningen verzameld van circa vijftig familie-
vaders in hun voordeel. Don Bosco stuurde dadelijk Don Durando naar Rome
om ze aan commandeur Malvano aan te bieden. Deze ontving ze op het ogen-
blik dat hij zich voor een diner bij de koning begaf. Hij beloofde er-
over te zullen spreken met de minister van Openbaar Onderwijs, die zich
eveneens onder de genodigden bevond. 's Avonds bracht de commandeur aan
Don Durando het bericht dat de zaak er slecht voorstond. Don Durando
sprak er dan over met ridder Costantini, de secretaris van de minister en
zei hem dat men de zaak in handen gegeven had van advocaat Villa, waarop
hij als antwoord kreeg dat dit de zaak nog zou verergeren. Inderdaad had-
den de vrijmetselaars van Cremona aan hun logebroeder het bevel gegeven
niet te verroeren. Nadat deze heer vijfhonderd lires voor zijn reiskosten
had geïncasseerd liet hij niet meer van zich horen. Don Durando haastte
zich dadelijk naar Cremona om er met de plaatselijke gezaghebbers te gaan
spreken. Maar de prefect was weg, de inspecteur liet zich niet zien, de
burgemeester was nog niet benoemd en de waarnemende burgemeester wou er
zich niet mee bemoeien. Aldus haalden het de eerloze bedoelingen van de
vijanden. Toen hun toestand onhoudbaar werd, trokken de salesianen, op
bevel van hun oversten, zich op 1 juli 1882 terug en lieten alles over
aan de commissie die hen geroepen had. Mgr. Bonomelli was hierover zeer
bedroefd maar kon niets doen om de woede van de sektariërs te bedaren.
Hij wou geen onderzoek instellen naar de verantwoordelijkheid, maar hield
daarom niet op van Don Bosco en van zijn congregatie te houden. Wij zul-
len de gelegenheid krijgen in het volgende boekdeel op deze feiten terug
te komen.
Brindisi.
Na over Cremona gesproken te hebben, ging Don Bosco verder: "Met
hetzelfde doel werd op 8 november te Brindisi, de voorlaatste stad van
Zuid-Italië, een huis geopend." In dit zo vluchtige verslag kan men bijna
een vooruitzicht lezen van zijn zeer kort bestaan. De salesianen bezaten
er geen eigen woning maar verbleven in een appartement van het aartsbis-
schoppelijk paleis. Die goede prelaat, Mgr. Luigi Maria Aguilar, barna-
biet, had een bezoek gebracht aan Don Bosco en aan het Oratorio en was
daar gesticht en ontroerd weggegaan.(1)Hij droomde ervan iets dergelijks
voor zijn aartsbisdom te hebben, maar zijn wensen bleven onvervuld. Niet
tijdig opgehelderde misverstanden schiepen tegenover de salesianen in de
milieus van de geestelijkheid wantrouwen en vijandigheid waardoor zij an-
tipathiek werden; temeer omdat de plaatselijke clerus de noodzakelijk-
heid niet inzag van deze vreemde priesters te midden van de bevolking van
Brindisi. De enkele medebroeders die daar met het werk dienden te begin-
nen zagen hoe de sympathie van het eerste uur verdween. Ze verloren de
moed om ze opnieuw te veroveren en de volgende zomer keerden ze, zonder
meer, terug naar Piëmonte.
(1) Frans Bollettino, november 1879, blz. 4.

29.6 Page 286

▲back to top
- XIV/282 -
Challonges.
Verscheidene malen had Don Bosco, bij gesprekken met commandeur
Dupraz, afkomstig uit Savoia, de man van het huis van de Drievuldigheid,
de wens te kennen gegeven een werk te beginnen in het diocees van de hei-
lige, van wie de congregatie haar naam had. Deze heer sprak hierover met
de Bisschop van Annecy, Mgr. Magnin. Hij beschreef hem het goed dat de
salesianen vooral verrichtten ten voordele van de arme en verlaten jeugd.
Toen hij dit gehoord had verzekerde hem Monseigneur dat, indien Don Bosco
een middel zag om een van zijn instituten in Savoia op te richten, hij
hem zijn volledige steun zou verleend hebben. In 1877 was de gelegenheid
daartoe gunstig. De commandeur en zijn ongehuwde zuster namen het besluit
een gebouw te Challonges, hun geboorteplaats in Haute Savoie, aan te ko-
pen en aan te passen, opdat Don Bosco er een Oratorio, scholen en een
kostschool zou openen. Toen men aan de bisschop om zijn toestemming
vroeg, schreef hij aan Don Durando: "Sedert geruime tijd ken ik al het
goed dat de congregatie, die door Don Bosco gesticht werd, verricht en
daarom juich ik het van harte toe dat deze man Gods eraan denkt te Chal-
longes in mijn diocees een huis te stichten. Na van uit de verte mira-
kels van zijn ijver ten voordele van de Italiaanse jeugd te hebben be-
wonderd, zal ik uiterst gelukkig zijn dit van dichtbij te mogen doen en
alles te zegenen wat zijn congregatie, zoals ik hierop vertrouw, onder
mijn beminde diocesanen tot stand zal brengen."(1)
Mgr. Magnin stierf op het ogenblik dat de langdurige onderhande-
lingen ten einde liepen maar zijn opvolger Mgr. Isoard zei dat hij zeer
verheugd was zijn gunst verder te kunnen betuigen aan het goede werk. Hij
heette de salesianen welkom en ook hij verwachtte nogmaals dat zij kost-
bare geestelijke voordelen voor zijn diocesanen zouden brengen.(2)
De aanpassingswerken duurden langer dan men voorzien had en kost-
ten met de aankoopsom een bedrag van ongeveer zestigduizend F, betaald
door de commandeur, die zich bovendien ertoe verplichtte jaarlijks aan
de salesianen een rente van vijftienhonderd F uit te betalen. Don Bosco
stuurde Don Durando om te gaan zien of en wanneer men zou kunnen begin-
nen. De opening werd vastgesteld voor de maand november 1879.
Bijna daags voor de inwijding lanceerde een gemeenteraadslid van
Challonges een vlugschrift met als titel "Het Oratorio van Sint-Jan Bap-
tist" waarin hij zei dat met de machtiging van de bisschop van Annecy en
met de goedkeuring van de plaatselijke pastoor in het huis van commandeur
Dupraz een katholiek Oratorio voor de opvoeding en voor het christelijk
(1) Annecy, 5 november 1877.
(2) Brief van de secretaris van Monseigneur aan commandeur Dupraz, Annecy, 27 augustus
1879.

29.7 Page 287

▲back to top
- XIV/283 -
lijk onderricht van de jonge externen van Challonges en van de omliggende
dorpen zou geopend worden. Hij gaf nauwkeurig uitleg over het programma
en vermeldde ook een kosteloze school, volgens de wetgeving goedgekeurd
door de kantonale afgevaardigde voor de lagere scholen. Hij eindigde met
te noteren dat men eveneens het inzicht had ook een vrije school of, zo-
als wij zouden zeggen, een private school te openen voor het gewone lager
onderwijs.
Maar voor scholen van dit slag eiste men dat hij die ze tegenover
de regering vertegenwoordigde het nodige diploma en de Franse nationali-
teit zou bezitten. Nu was het de bedoeling van Don Bosco, Don Cays, een
Italiaan, directeur van dit huis te benoemen. Maar nu liet hij vanuit
Saint-Cyr, abbé Vincent komen, die al de vereiste voorwaarden bezat om
die taak te vervullen bij de schooloverheden van het dorp.
De salesianen werden er vergezeld van Don Durando. Ze waren nog
maar pas aangekomen of ze begonnen het Oratorio voor zon- en feestdagen
met een zangklas. Het Oratorio was alle dagen open omdat in Savoia we-
gens beschikkingen van de bisschop alle dagen een uur catechismusles ge-
geven werd aan alle knapen van 1 november tot 14 maart. Daardoor waren de
dagen werkelijk goed gevuld. Er dienden immers verschillende klassen te
worden gevormd zodat de catechismus de onzen bezighield van halfacht tot
halfnegen. Dan kwam de H. Mis. Daarna begon de kosteloze school, waarin
het enkel toegestaan was te leren lezen, schrijven en rekenen. In de na-
middag kwamen de knapen terug om zich op de speelplaats te vermaken. Daar
er jongens kwamen van drie dorpen in de omtrek, brachten niet weinigen
hun eten mee en bleven daar tot ’s avonds. Het huis leende zich zeer goed
tot dit alles en de klaslokalen waren gerieflijk en mooi. "Alles verloopt
hier goed" - schrijft de graaf(1) - "met uitzondering van de arme direc-
teur, die dit ondertekent. Hij voelt dat hij nog niet in staat is om te
beantwoorden aan de belangrijkheid van zijn eigen positie. Het is waar
dat ík steeds weer denk aan wat u mij zo vaak gezegd hebt: omnia_possum
in eo qui_me confortat. Met dit alles is het nodig dat de zwakheid van
mijn vertrouwen niet gelijk is aan mijn onbekwaamheid. Ik schrijf u open-
hartig over mijn bezorgdheid, niet omdat ik weiger te doen wat ik kan,
maar om van u te verkrijgen dat u voor mij veel tot de Heer zou willen
bidden."
Intussen gebeurde ook daar wat al elders voorgevallen was. De leer-
lingen van de onderwijzersschool van de gemeente verlieten de openbare
school om over te gaan naar de kosteloze school, ook liefdadigheidsschool
genoemd, waar het verstrekte onderricht geen wettelijke waarde had omdat
het onvolledig was. Dit verlaten van de regeringsschool noodzaakte de
onzen ervoor te zorgen dat de jongens er geen nadeel van ondervonden.
(1) Brief aan Don Bosco, 13 november 1879.

29.8 Page 288

▲back to top
- XIV/284 -
Daarom voegden ze nieuwe vakken bij hun onderricht en dachten ze eraan
ook bij hen het normale programma van de nieuwe school direct in te bren-
gen, geestelijken en leken moedigden hen aan voor zulke school. Wanneer
ze nu aan de prefectuur desbetreffende brieven gestuurd hadden zetten ze
zich aan het werk, zonder vooraf, zoals de wet dat voorschreef, een tus-
senruimte van één maand te laten na de aanvraag.
Toen brak tegen de onzen de hel los. Journalisten, vrijmetselaars,
vielen de nieuw gekomenen aan, vooral de Patriote Savoisien van Chambéry,
het orgaan van de radicalen. De onderwijzer van de gemeenteschool, die
nog slechts twee leerlingen had, pookte het vuur aan. De inspecteur kwam
en legde een klacht neer bij de prefectuur die abbé Vincent naar de
rechtbank verwees onder twee beschuldigingen. De eerste beschuldiging be-
stond hierin dat hij een vrije school geopend had zonder de vereiste
machtiging. Hiervoor werd hij voor de correctionele rechtbank van Saint-
Julien, hoofdplaats van het arrondissement gedagvaard. De tweede beschul-
diging was dat hij in de school als leerkrachten of als surveillanten
twee vreemdelingen geplaatst had, namelijk Don Cays en een clericus. We-
gens dit tweede motief kwam er namens de prefect van Annecy het bevel de
school dadelijk te sluiten. Omdat men echter deze draconische maatregel
niet kon nemen tenzij wegens redenen van openbare zedelijkheid, werd als
reden de aanwezigheid van vreemden ingeroepen alsof dit de school onder
de directie van personen stelde die geen voldoende waarborg boden. Aldus
stuurde op 8 december de directeur de leerlingen weg en zei hun dat de
school tot nader bevel gesloten was. Nadien veroordeelde de rechtbank
abbé Vincent tot een geldboete van 25 fr. en verklaarde hem onbekwaam een
openbare school te openen. Toen ging de commandeur tekeer opdat men zich
zou haasten een andere Franse onderdaan te zoeken met een diploma om op-
nieuw het onderricht te kunnen geven.
Nadat Don Rua op de hoogte was van deze tegenkantingen en ook van
de financiële moeilijkheden van het huis, was hij van mening dat de di-
recteur met Don Bosco diende te spreken over de beslissingen die moesten
genomen worden. "Trouwens" - schreef hij hem op 4 december - "omdat ik
vreesde dat u uw komst wegens deze geschillen zou moeten uitstellen, heb
ik Don Bosco aangesproken over de beslissingen die wij voor dit huis moe-
ten treffen; hij heeft mij geantwoord dat het hem opportuun lijkt zich
terug te trekken, indien het mogelijk is, "met de eerbewijzen aan het
vaandel." Twee zaken zetten Don Bosco tot deze oplossing aan. Vooreerst
de onmogelijkheid voortaan nog een salesiaans priester aan het hoofd te
kunnen stellen. Het is juist dat het voldoende zou zijn een ander per-
soon als directeur ten opzichte van de overheid aan te stellen, terwijl
schijnbaar de overblijvende leden van het huis zijn onderdanen zouden
zijn, maar Don Bosco hield rekening met het gevaar dat deze persoon zich
niet zou vergenoegen met de schijn, maar ook in werkelijkheid als over-
ste zou willen optreden. Anderzijds zouden de overheden, na al dat ge-
hekel voor de rechtbanken, het oog wel op de salesianen gericht houden,
en ook gemakkelijk opmerken dat ze een congregatie vormen en vreemdelin-
gen zijn; hierdoor zullen zij niet ophouden moeilijkheden te scheppen.

29.9 Page 289

▲back to top
- XIV/285 -
"Wellicht zou het beter zijn" - ging Don Rua in de aangehaalde brief
verder - "dat de commandeur zou trachten werkelijk de onderneming voort
te zetten en ze aan de gang te brengen met werkelijk Franse elementen,
die niet tot de congregatie behoren. Wanneer de tijden dan wat rustiger
worden en de huidige gisting wat verminderd zal men misschien kunnen
terugkomen, vooral wanneer het erom gaat een kostschool te openen."
Don Bosco zag dadelijk in wat de oorzaak geweest was van al dat
kwaad: men was te haastig te werk gegaan met het beginnen van een vrije
school. De ervaring had hem geleerd dat wanneer men duurzaam werk wou
leveren, men moest beginnen met Oratoria voor zon- en feestdagen. De
verdere ontwikkeling komt dan langzamerhand, mettertijd en naargelang de
omstandigheden. Daarom beval hij aan de graaf aan, de proefneming op die
manier te herbeginnen.
"
Beste Heer Graaf,
"
"
Ik heb steeds op tijd uw beste brieven ontvangen. Ze hebben
" me veel genoegen gedaan en me ook niet weinig leed bezorgd. We
" dienden werkelijk een hoornstoot vanwege de duivel te verwachten.
" Indien we ons echter gehouden hadden aan het eerste programma van
" de heer commandeur Dupraz, dan zouden we misschien deze stoot ver-
" meden hebben? Dit programma voorzag een Oratorio voor zon- en
" feestdagen, een avondschool voor dit jaar. Intussen zou men gezien
" hebben wat er diende gedaan te worden. Het wordt ernstig wanneer
" de gevoeligheden van de gemeentebesturen geraakt worden. We bevin-
" den ons bijna in een identieke positie aan de Trinità van Mondovi,
" Daar doen de meesters al wat ze kunnen om ons de leerlingen te
" onttrekken en de gemeente verleent hun haar steun. In ieder geval
" moeten we wachten op de beslissingen van de kantonrechter, waarbij
" we wel verplicht zijn ons neer te leggen.
"
Ik ben echter van mening dat het goed zou zijn ons streng
" te houden aan het Oratorio voor zon- en feestdagen met liefdadig-
" heidsscholen die in de strenge betekenis van het woord lagere
" scholen zijn. Don Rua zal u over de andere zaken die hiermee in
" verband staan schrijven.
"
In onze andere scholen zullen wij geen moeilijkheden heb-
" ben, omdat men te Nice, Navarre en Marseille enkel onderricht
" geeft aan de vakleerlingen internen. Te Marseille wordt er ook
" onderricht verstrekt aan de jongens van de Maîtrise, maar onder
" de verantwoordelijkheid van de pastoor van de parochie.
"
Ik verzoek u mijn nederige groeten te willen overmaken aan
" de heer commandeur Dupraz en aan mevrouw zijn echtgenote. U zult
" hun de verzekering geven dat ik bid voor hun gezondheid en voor
" onze gemeenschappelijke belangen, opdat alles goed zou slagen.
"
God moge u zegenen, mijn beste Heer Graaf, hij moge uw werk

29.10 Page 290

▲back to top
- XIV/286 -
" en dat van al onze medebroeders zegenen. Bid voor mij die steeds
" voor u in Onze Heer Jezus Christus zijn zal
"
" Turijn, 12 december 1879.
uw toegenegen vriend,
"
Priester Gio. Bosco.
"
" P.S. Kijk niet op kosten om uw gezondheid en die van onze mede-
"
broeders te beschermen. Laat ze allen goed beveiligd zijn.
De graaf kon zich pas eerst in januari 1880 naar Turijn begeven.
Daar onderwierp Don Bosco de ingewikkelde kwestie aan het onderzoek van
het hoofdkapittel. We zeggen wel "ingewikkelde kwestie" want de comman-
deur Dupraz, die iets vernomen had over het inzicht van de salesianen
zich terug te trekken, nam dit zeer kwalijk en stuurde aan Don Rua een
streng requisitoir tegen dergelijk plan dat hem in de heftigheid van het
ogenblik in tegenstrijd met de loyaliteit scheen te zijn. Er werd dus
besloten de actiesfeer in te krimpen zodat men geen voorwendsels aan de
overheid zou geven om opnieuw in te grijpen. Men zou op zoek gaan naar
een onderwijzer die in de plaats van abbé Vincent zou komen. Als men
opnieuw begon, zou dit ten titel van proefneming zijn voor de duur van
één jaar. Gedurende die termijn zou het kapittel in de financiële be-
hoeften kunnen voorzien. Graaf Cays werd ermee gelast deze beslissingen
aan de commandeur bekend te maken.(1)
Nadat de directeur naar zijn verblijfplaats teruggekeerd was, rees
een nieuwe moeilijkheid op die de goede gang van zaken van het Oratorio
dwarsboomde. Hij had aan de bisschop van Annecy geschreven voor de uit-
oefening van de bevoegdheden aan de congregaties toegestaan en had hem
tegelijkertijd laten weten dat men binnenkort zou overgaan tot de inze-
geningen van de kapel in overeenstemming met de machtiging die hij al
toegestaan had. Maar Monseigneur antwoordde hem dat, gelet op de huidige
omstandigheden die tegenover de congregatie heel vijandig waren, hij het
geraadzaam achtte geen voorwendsels tot nieuwe beschuldigingen te geven,
des te meer nu er, op de keper beschouwd, een ministeriële machtiging
vereist was om een kapel te openen. In de praktijk werd deze wettelijke
beschikking vaak verzuimd, maar na de feiten mocht men er zeker van zijn
dat de prefectuur zich op dit artikel zou beroepen om de kapel te doen
sluiten. Men was dus wel verplicht dit uit te stellen. Intussen stierf
commandeur Dupraz, de ziel van heel deze zaak, en de salesianen, die in
de zomer naar het Oratorio van Turijn gegaan waren met heel weinig waar-
schijnlijkheid dat ze zouden terugkeren, trokken zich volledig terug, on-
danks het aandringen van de weduwe. Trouwens de campagne die op dat ogen-
(1) De brief die we als minuut van Don Cays en in een kopie van Dupraz aan Don Durando
bezitten, werd in overleg met Don Bosco opgesteld.

30 Pages 291-300

▲back to top

30.1 Page 291

▲back to top
- XIV/287 -
blik in Frankrijk tegen de kloostercongregaties gevoerd werd, maakte het
niet raadzaam de aandacht op de onzen te vestigen zoals zeker zou ge-
beurd zijn, indien men de salesianen terug naar Challonges zou gezonden
hebben na de rumoerige incidenten van jonge datum.(1)
Trouwens het geval van Challonges was niet het enige geval, waar-
bij de voorzichtigheid aan Don Bosco aanraadde niet in de kijker te
lopen, maar betere tijden af te wachten om in Frankrijk het werk van de
salesianen uit te breiden. Een langdurige correspondentie tussen Graaf
Cays met abbé Comoy en met Don Bologna, die liep van januari tot juni
1880, voor het openen van een huis te Fourchambault in het departement
van de Nièvre, werd stilgelegd op bevel van Don Bosco, toen de eerste
vijandige decreten tegen niet goedgekeurde kloostercongregaties het licht
zagen.
De episode van Annecy.
Alvorens Savoye te verlaten dienen we een woord te zeggen over een
episode waarin Graaf Cays zijn aandeel had als secretaris van Don Bosco
voor de Franse brieven.(2) Toen de H. Franciscus van Sales in 1877 tot
Kerkleraar werd uitgeroepen, spanden de zusters van de eerste Visitatie
van Annecy zich in om hem een mooi heiligdom op te richten; daar zouden
zij aan de heilige overblijfsels van hun stichter, die toen bewaard wer-
den in de kapel van het klooster, een waardiger bewaarplaats en ook ge-
makkelijker voor het publiek bereikbaar geven. De werken werden aange-
vat in 1878; maar na één jaar werden de ingezamelde gelden bijna uitge-
put, terwijl er nog diende gezorgd te worden voor de binnenversiering. In
mei 1879 kwam er een brief voor Don Bosco vanwege Moeder Priorin Maria
Luisa Bartolezzi, waarin zij de wens uitdrukte dat zijn naam zou verbon-
den zijn aan een steen van de nieuwe kerk. Uit Turijn ontvingen zij rijke
materialen in marmergraniet, beeldhouwwerken en kunstvoorwerpen, zodat
het haar dus heel natuurlijk toescheen dat er geen eerbetuiging mocht
ontbreken aan hem die aan zijn congregatie de bisschop van Genève als
patroon had geschonken. De brief eindigde met de vermelding dat de
biechtvader van hun klooster weldra op bezoek zou komen.
Het is zeer waarschijnlijk dat dit bezoek nooit doorging want in
een antwoord een maand nadien opgesteld door Graaf Cays en ondertekend
door Don Bosco wordt er niet in het minst gewag over gemaakt. Don Bosco
zei,
(1) In de grond was dit de gedachte van Don Bosco vanaf het begin van het jaar zoals
duidelijk blijkt uit een brief aan graaf Gays.
(2) De gegevens van het feit halen wij uit het dossier van deze correspondentie, terug-
gevonden tussen de brieven van graaf Cays.

30.2 Page 292

▲back to top
- XIV/288 -
onder meer: "Het zou mijn hartenwens zijn dat onze congregatie, die on-
der de bescherming gesteld werd van deze beminnelijke kerkleraar, in dit
heiligdom een altaar zou hebben als getuigenis van onze verering. Ik
vrees echter dat de krachten mij daartoe te kort zullen schieten. Ik zou
volstrekt moeten weten of er nog een altaar beschikbaar is en hoeveel de
onkosten zouden bedragen. Indien ik tot de bevinding kom dat ze met mijn
middelen overeenstemmen, dan zou ik ze graag op mij nemen. Ik kan dus
vooraf geen verbintenissen op mij nemen en ik heb het inzicht dit niet
op mij te nemen alvorens te weten welke lasten ik aanvaard."
Verheugd over dit milde aanbod, liet moeder Priorin hem zonderuit-
stel weten dat er nog twee altaren zonder weldoeners waren, namelijk het
altaar van het Heilig Hart van Jezus en het altaar van de Heilige Maagd."
"Elk van deze marmeren altaren" - voegde ze eraan toe, "zal een uitgave
vergen van drieduizend tot drieduizend vijfhonderd fr. Indien u zich ech-
ter gewaardigt uw naam met ons gedenkteken te verenigen met een speciaal
altaar, dan is het niet onze bedoeling de hele som die hiervoor noodzake-
lijk is te vergen. Wat u zult kunnen geven, zal met diepe dankbaarheid
worden aanvaard en zal nieuwe glans schenken aan een kerk gebouwd dank
zij de liefdadigheid van de uitverkoren zonen van onze roemrijke leraar."
Don Bosco wachtte nu op een antwoord vanuit Annecy, waarbij men
hem een bestek zou sturen gebaseerd op een plan van de architect en
schreef daarom niets meer. Toch vergat hij zijn belofte niet bij te dra-
gen volgens eigen middelen. Wanneer inderdaad, Graaf Cays te Challonges
was en de gelegenheid had om naar Annecy te gaan, werd hij door hem ermee
gelast een bedrag van vijfhonderd fr. uit te betalen aan de verantwoorde-
lijke. Maar daar hadden de zaken hun verloop gehad. Het altaar van het
Heilig Hart was voltooid en de kapel waarin het zich bevond was mooi ver-
sierd geworden, alles op kosten van Don Bosco voor een bedrag van vijf-
duizend fr., zodat de vorige gift aangezien werd als een klein voorschot.
Wie zwijgt, stemt toe, had men te Annecy gedacht, waarop Don Bosco met
reden kon antwoorden: wie zwijgt, zegt niets, omdat hij zich het laatste
woord had voorbehouden toen hij het ontwerp onder ogen had gehad. Was het
bij drieduizend fr. gebleven, dan zou hij wel een middel gevonden hebben
om te voldoen deels in kontanten en grotendeels in materialen en beeld-
houwwerken die hem zouden geschonken zijn door vrienden uit Turijn, die
marmerbewerkers waren. Daarentegen was de noodzakelijkheid zo maar dade-
lijk vijfduizend fr. te vinden een ernstige zaak voor hem, die reeds de
bouw van verschillende kerken onder handen had.
Ook ditmaal kwam de Voorzienigheid hem ter hulp. Toen Graaf Cays
in de zomer naar Challonges teruggekeerd was, vertelde hij het geval aan
een oude vertrouwde vriend die ook een ijverige salesiaanse medewerker
was, namelijk aan baron Feliciano Ricci des Ferres. Deze was uiterst te-
vreden dat hij van deze geschikte gelegenheid gebruik kon maken om zijn
geweten van een gewetensangst te bevrijden. Hij had te Turijn een onroe-
rend goed aangekocht, dat vroeger aan de zusters van de Visitatie toebe-

30.3 Page 293

▲back to top
- XIV/289 -
hoord had en dat hun in de tijd van de Franse overheersing was ontno-
men.(1)
Het is waar dat krachtens het concordaat tussen Pius VII en Napo-
leon I ieder die goederen van kloosterlingen aangekocht had zich niet
meer hoefde ongerust te maken; maar de baron, die een heel gevoelig ge-
weten had, wou een tastbare verzekering hebben van gerustheid. Daarom
begaf hij zich bij Don Bosco en gaf hem zijn gedachte te kennen het vol-
gende voorstel te doen. Hij zou aan de Visitatie van Annecy vierduizend
fr. geven in twee stortingen. In de plaats hiervan zouden ofwel de Zus-
ters het onroerend goed terug verwerven tegen de aankoopprijs met een
vergoeding voor de restauraties die er door de koper aan gedaan werden
ofwel zou hij vanwege de Visitatie van Turijn een document ontvangen
waaruit zou blijken dat er van hunnentwege geen bezwaar bestond dat het
voornoemde huis zijn eigendom zou blijven. De biechtvader van de eerste
Visitatie zou men vragen als bemiddelaar op te treden. Men kan zich ge-
makkelijk voorstellen hoe die zaak verliep. Het kon niet beter en - zo-
als men zegt – had men twee vliegen in één klap gevangen.(2)
Randazzo.
Een van de stichtingen die het meest de naam van Don Bosco hebben
geëerd en nog eren is ongetwijfeld het college San Basilio van Randazzo.
Op drieënvijftig jaar tijd heeft zij zoveel goede vruchten voortgebracht
dat wij rustig kunnen heenglijden over tijdelijke moeilijkheden en onge-
makken, die soms tot zelfs zijn bestaan bedreigden. Zijn uitbundige le-
venskracht heeft aan alle beproevingen weerstand geboden. Zij verdreef
het wantrouwen dat ontstond op de avond van 24 oktober, toen er een hand-
vol clerici toekwam, samen met een priester die er eerder ziekelijk uit-
zag en zij haalde het tevens op de vrees van anderen, die in een tijd van
krachtig antiklerikalisme het niet mogelijk achtten in Sicilië een priva-
te school te openen van kloosterlingen.
Randazzo is een grote vlek in Sicilië die van ouds de naam van
stad heeft gehad. Vervaardigd uit lava en wel uit de zwarte lava van de
Etna, rust het schier op de knieën van de reus en ziet hoe deze, twee-
duizend vijfhonderd meter hoger, rook laat ontsnappen en wit te blinken
(1) Het klooster van de Visitantinen in de hoofdstad van Piëmonte werd gesticht in 1638
door de heilige Moeder Chantal op de via della Consolata. Het huis waarover spraak
is staat daar juist tegenover en heeft het nummer 5.
(2) In de kapel van het Heilig Hart las men volgend opschrift: Salesianorum ordo-
Feliciano Ricci des Ferres-Dinaste pedemontano-Adiuvante-Sacellum decoravit-Anno
MDCCCLXXX- (De salesiaanse congregatie heeft deze kapel versierd met de hulp van de
adellijke heer uit Piëmonte Feliciano Ricci des Ferres). We zegden wel "las men"
want thans bestaat de kerk niet meer, omdat ze in 1910 afgebroken werd na een
wettelijke onteigening om plaats te maken voor het postkantoor.

30.4 Page 294

▲back to top
- XIV/290 -
staat in eeuwige wolken. In de jaren waarover we spreken bestond de
spoorweg die eromheen gaat nog niet. De dichtst bijzijnde spoorweg was
deze van Messina naar Catania op een afstand van ongeveer dertig kilome-
ter. Men raakte er met een postwagen uit de oude tijd, die in de prille
ochtend naar Piedimonte Etneo afdaalde om in de late avond moeizaam te-
rug op te klimmen. In dat verwijderde hoekje ging Don Bosco zijn eerste
nestje op Siciliaanse bodem bouwen.
Te Randazzo leven er gezinnen die zeer aanzienlijk zijn door de
tradities van hun voorouders, door de rijkdom van hun inkomen en door
mensen met een grote cultuur het zal dus geen verwondering wekken dat
ook daar weldra de noodzaak aangevoeld werd te voorzien in het publiek
onderricht op een manier die overeenstemde met de eisen van die tijd.
Vanaf 1862 dacht het gemeentebestuur eraan een college te stichten, maar
er waren vele en zware moeilijkheden. In 1867 werd een eerste besliste
stap gezet om voor deze bestemming van de regering te bekomen dat het
vroegere klooster van de basilianen zou afgestaan worden. Maar omdat er
geen middelen waren en omdat men niet wist aan wie men de beraamde in-
stelling kon toevertrouwd worden, werd er tot 1878 helemaal niets gedaan.
Dat jaar waren er enkele gezaghebbende burgers die alle vooroordelen met
de voeten traden en zich voornamen de liefdadige hulp van een klooster-
gemeenschap in te roepen. Toen dit concept ontstaan was, diende men nog
de congregatie te kiezen tot wie men het verzoek zou richten. Eens had
aartspriester Don Francesco Fisauli, zich bij de bisschop van Acireale,
van wie Randazzo afhing, begeven. In de loop van hun onderhoud werd er
gesproken over het plan dat men opgevat had en over de onzekerheid van
de keuze.
"Waarom wendt u zich niet tot Don Bosco"? - onderbrak hem Mon-
seigneur.
"Don Bosco? Wie is die Don Bosco?"
"Wat? kent u Don Giovanni Bosco van Turijn niet?"
De aartspriester haalde de schouders op. Toen vertelde de bisschop
hem in het kort zijn geschiedenis. Teruggekeerd te Randazzo maakte hij
zijn vrienden er warm voor en zonder tijd te verliezen sloegen ze de hand
aan de ploeg.(1)
De voorbereiding ging moeizaam vooruit. Wie handelend optrad was de
aartspriester, die tot een voorname lokale familie behoorde maar de mo-
tor, de ingever, de ziel van de onderneming was een adellijke en verdien-
stelijke persoon uit Randazzo, ridder Giuseppe Vagliasindi Romeo, die,
vooral als provinciaal raadslid, het voorstel aan de burgerlijke overhe-
den deed. Hij deed het aanvaarden door hen, bij wie de kerkelijke overhe-
den nooit enig gehoor zouden gevonden hebben. Daarna bleef hij tot op
zijn laatste dagen trouw aan de salesianen. Hij was de beschermer en ver-
(1) Brief van cav. Giuseppe Vagliasindi aan Don Boscc, Randazzo, 16 oktober 1884.

30.5 Page 295

▲back to top
- XIV/291 -
dediger van het college tegen alles en tegen allen. Anderen zagen in de
instelling niets anders dan een manier om de behoeften van het onderricht
te verzoenen met de belangen van de begroting; maar Vagliasindi die noch
de verstandelijke voordelen noch de materiële voordelen uit het oog ver-
loor, had hogere bedoelingen en wou ook dat de nieuwe jeugd christelijk
opgevoed werd. Hij was toen nog jong maar had veel invloed, hij had het
temperament van een politicus maar tevens het geweten van een christen.
Onder een stelsel dat volledig onder invloed van de vrijmetselaars stond,
slaagde hij erin bij de overheden die er voogdij moesten over uitoefenen,
al de nodige machtigingen te bekomen voor een werk dat aldus openlijk van
godsdienstige aard was. Hij vergenoegde er zich niet mee op te treden met
de omzichtigheid die in de ongelukkige omstandigheden van die tijd een
noodzakelijkheid was; maar deze ging bij hem gepaard met een nederige
gereserveerdheid, waardoor eerst na zijn dood aan het licht gekomen is al
wat hij gedaan heeft, terwijl hij anderen in zijn plaats als de echte
protagonisten kon laten doorgaan. Don Bosco, die op de hoogte was van
zijn verdiensten, liet hem meer dan eens zijn hartelijke dank toekomen
voor alles wat hij gedaan had en zou blijven doen ten voordele van het
college San Basilio.(1)
Na de samenspraak van de aartspriester met de Bisschop begonnen de
onderhandelingen met Don Bosco. Dat gebeurde bij middel van een brief op-
gesteld door Vagliasindi (2) maar ondertekend door de aartspriester. Deze
brief werd door Monseigneur aan Don Bosco met warme aanbevelingen over-
handigd.(3)Het schijnt echter dat al in april Vagliasindi in een persoon-
lijke brief aan Don Bosco deze aangelegenheid zou aangesneden hebben en
hem inlichtingen zou gegeven hebben over de ligging, de gebouwen en de
morele en financiële middelen die voor het doel dienstig konden zijn.(4)
Het antwoord liet niet op zich wachten en was gunstig. Don Bosco was be-
reid te Randazzo technische scholen en een gymnasium te openen met een
kostschool en ook het lager onderwijs op zich te nemen. Op dat ogenblik
werd nog niets over de wedden gezegd; maar hij zond de overeenkomst ge-
maakt met het gemeentebestuur van Alassio, die als norm zou dienen. Bin-
nenkort zou een van zijn vertegenwoordigers komen.(5) Deze laatste woor-
(1) Brief van Don Guidazio aan Vagliasindi, Turijn, september 1882 en van Don Durando,
Turijn, 24 oktober 1884. Bij een plechtige gelegenheid in aanwezigheid van Mgr.
Cagliero en van de voornaamste heren van Randazzo begroette Don Guidazio, die een
rijke verbeelding had, Vagliasindi in het publiek als de bruidsjonker van het
college.
(2) Tussen de familiebrieven vond zijn zoon Francesco het door zijn vader eigenhandig
geschreven ontwerp van brief.
(3) Brieven van Don Fisauli aan de bisschop, Randazzo, 1 augustus 1878 en van de bisschop
aan Don Bosco, Acireale, 2 augustus 1878.
(4) Dit schijnt voor te spruiten uit huiselijke brieven, waarvan Dr. Francesco Vanglia-
sindi, zoon van Giuseppe, ons inzage gegeven heeft.
(5) Brieven van aartspriester Fisauli Randazzo, 8 en 26 september 1878.

30.6 Page 296

▲back to top
- XIV/292 -
den verwezen naar de beraamde reis van Don Cagliero en van Don Durando.
Officieel weerklonk in de gemeenteraad eerst de naam van Don Bos-
co op 28 januari 1879, bij monde van het provinciale raadslid, Giuseppe
Vagliansindi.(1) Hij had het over de aangevatte besprekingen en oogstte
algemene goedkeuring. Op 3 maart kwamen de twee afgezanten aan en bleven
zes dagen te Randazzo. Don Cagliero schreef:(2) "Wij werden officieel
door het gemeentebestuur ontvangen. Wat hen aanzet om met ons te onder-
handelen zijn geen materiële motieven, maar een christelijke geest omdat
ze een stevig, gezond en godsdienstig onderricht verlangen." Gelet op
deze goede gesteltenissen en rekening houdend met het feit dat de salesi-
anen "de eerste congregatie was die, geroepen is om in Sicilië opnieuw te
gaan bouwen op de puinen van de kloosterorden bij de jongste onderdruk-
king vernield en verstrooid" gingen de twee onderhandelaars te werk met
een grotere mildheid dan hun onderrichtingen dat toelieten. Ze namen als
basis de overeenkomst van Alassio, liever dan de strengere en meer eisen-
de van Varazze, die ze bij zich hadden en waaraan Don Bosco zijn voorkeur
gegeven had. Op 7 maart werd er met het gemeentebestuur voor de duur van
vijf jaar een overeenkomst aangegaan. Op 29 april werd ze goedgekeurd
door de provinciale schoolraad en kreeg dadelijk haar wettige vorm. Toen
alles in orde was, schreef Don Bosco aan de burgemeester "een zeer hoof-
se brief (3) die niet enkel grote voldoening schonk aan de leden van de
gemeenteraad, maar die ook in de smaak viel van allen die het geluk had-
den hem te lezen of te horen voorlezen." Ten slotte stuurde hij Don Anto-
nio Sala, raadslid van het hoofdkapittel, naar Randazzo om de werken die
het gemeentebestuur voor de goede inrichting van de lokalen bevolen had,
te leiden. Volgens de overeenkomst moesten de scholen en de kostschool
geopend worden in het begin van het schooljaar 1879-80. Tot directeur van
het nieuwe huis werd Don Pietro Guidazio benoemd, voortaan vrijgesteld
van Montefiascone. Op 19 oktober vertrok hij uit Turijn met zijn perso-
neel. Gedurende zijn reis zag hij hoe Don Bosco in Zuid-Italië bekend en
vereerd werd. Te Napels wou men hem de mis niet laten celebreren omdat
hij geen celebret bezat, maar het was voldoende te zeggen dat hij een
priester van Don Bosco was, opdat men hem niet enkel toeliet te celebre-
ren, maar dat men ook de mooiste misgewaden uithaalde en tegenover hem
uiterst vriendelijk was. Te Messïna was de aartsbisschop uiterst vriende-
lijk. Ze waren met hun tien en toch schonk hij hun eigenhandig koffie uit
en liet hij in het seminarie een gerieflijk verblijf klaarmaken en gaf
hun alles wat ze aan voedsel nodig hadden. Bovendien ontving de directeur
daar talrijke bezoeken van aanzienlijke priesters en leken, die verlang-
(1) Proces-Verbaal van de gemeenteraad van Randazzo, 28 januari 1879. Het heeft een
historische belangrijkheid, daar het ging over de voorstelling van Don Bosco's werk
in Sicilië. Het heeft een edele inhoud en eert de gedachtenis van de verdienstelijke
man die het voorlas.
(2) Brief aan Don Bosco, Acireale, 9 maart 1879.
(3) Brief aan Don Durando, Randazzo, 31 mei 1879. De brief van Don Bosco hebben we niet
kunnen vinden.

30.7 Page 297

▲back to top
- XIV/293 -
de salesianen en hun stichtingen te kennen. Ze vertrokken daags na hun
aankomst en waren gesticht door de goedheid van de eminente herder die
als salesiaan wou aangezien worden. Hiermee was hij nog niet tevreden en
schreef aan Don Bosco een zeer genegen brief, waarin hij de wens uit-
drukte dat de aangehaalde mogelijkheid hem zelf te Messina te mogen ont-
halen, weldra zou in vervulling gaan.
Te Randazzo werden de salesianen opgewacht door de clerus en door
een massa volk. Ze werden tot aan het college vergezeld. Ze bekeken hen
met verwondering omdat ze zo jong waren, maar ook met eerbied. Een echo
van de goede indruk die Don Guidazio door dit onthaal opdeed vinden wij
terug in volgende periode van zijn eerste brief aan Don Bosco:(1)"Kortom,
ik vind hier alles nu mooi. De hemel is mooi, de streek lieflijk, het
college groots wanneer alles zal in orde zijn en de bevolking buitenge-
woon goede mensen." Zijn brief eindigde dan met de uitdrukking van vol-
gende gevoelens: "Wij zijn vol goede wil en, als het nodig is, zullen we
met Gods hulp wonderen verrichten. Maar het Oratorio mag ons niet verge-
ten en U, Don Bosco, vragen wíj ons aan te bevelen aan Maria, Hulp der
Christenen, en aan onze patroon, de H. Franciscus, opdat hij ons een deel
zou verlenen van zijn zoetheid en zijn ijver voor de zielen, waardoor hij
zovele mirakels deed tot meerdere glorie van God. Stuur ons, allerliefste
Don Bosco, uw zegen en wees er zeker van dat wij ons totaal zullen inzet-
ten om de naam van salesianen en zonen van Don Bosco waardig te worden."
De aanvragen voor opnemen in de kostschool bereikten reeds de
vijftig. Don Sala, die daar gebleven was tot in de eerste dagen van no-
vember had de gebouwen van het klooster en zijn aanhorigheden omgevormd
tot een vrolijk verblijf voor de nieuwe en levenslustige bewoners. Het
begin van de leergangen was vastgesteld op 12 november. Na een maand
gaf Don Guidazio een beschrijving van de gedragingen van de jongens en
toonde daarbij aan, zonder het te willen, welke, ook in Sicilië, de heil-
zame uitwerksels waren van de methode van Don Bosco.(2) "Men kan niet ge-
loven" - zei hij - "hoe deze jongens graag naar de raadgevingen van Don
Bosco luisteren en ze met eerbied aanvaarden. Indien ik ze gedurende een
heel uur over Don Bosco zou spreken, zou er geen gevaar bestaan dat ze
ook maar één gebaar van ongeduld maken. Ze zijn zo gedwee en gehoorzaam
dat wij er zelf over verwonderd zijn. Alle zondagen en andere feestdagen
gaan ze zonder dat ooit te verzuimen tot de heilige sacramenten (...). De
ouders zijn uiterst tevreden over hun kinderen, nu ze merken dat ze zo
opgeruimd zijn en de voorkeur geven aan het leven in het college boven
het leven in hun familie. Er waren inderdaad veel ouders die ze bij hen
aan tafel wilden hebben op kerstmis en die dit aangevraagd hebben. Ik heb
(1) Randazzo, 28 oktober 1879.
(2) Brief aan Don Rua, iets na Kerstmis 1879.

30.8 Page 298

▲back to top
- XIV/294 -
hun geantwoord dat ik ze niet kon tevreden stellen en dat de regel dat
niet toeliet. Toen ze aandrongen heb ik de jongens zelf laten komen en in
aanwezigheid van hun ouders heb ik hun gevraagd of ze in hun familie wil-
den gaan dineren ofwel met ons in het college en er was niet één bij die
niet geantwoord heeft dat hij in het college wou blijven. De ouders waren
hierover tevreden en vielen ons niet meer lastig. Ze hebben zich ermee
vergenoegd naar het college ezeltjes te sturen beladen met lekkernijen
voor de jongens en voor de oversten. Om deze knapen opgeruimd en tevreden
te houden hebben wij een zeer eenvoudig middel gevonden: de kleine cle-
rus. Tijdens de noveen hebben wij er telkens acht of tien per avond als
misdienaars gekleed (...). U moest eens zien hoe de jongens, vooral de
grotere er dol op zijn, dienst te doen bij de functies aldus gekleed
(...)! Voor de jongens alleen hebben we al tweemaal een toneel laten spe-
len." Bij een college van Don Bosco mocht een Oratorio voor zon- en
feestdagen niet ontbreken. Don Stefano Trione, werd door medelijden be-
wogen bij het zicht van zovele jongens uit de lagere volksklas zonder
enig onderricht. Zij huisden in ellendige krotten en op straat waren ze
aan zich zelf overgelaten. Hij voelde de nood aan zich met hen bezig te
houden en ze bijeen te brengen op zon- en feestdagen in een menselijker
milieu. Hij sprak erover met de bisschop, die hem niet enkel gunstig ont-
haalde, maar hem ook de raad gaf dat vlug te doen en hem aan de plaatse-
lijke clerus aanbeval. Aldus kreeg hij een verlaten kerk ter zijner be-
schikking met het gebruik van banken die hij elders was gaan bedelen. Het
Oratorio werd dan wel degelijk geopend met ongeveer tweehonderd arme kna-
pen. Het was voor hem een reden van grote troost te zien hoe deze snaken,
die eraan gewend waren schunnige woorden te gebruiken, te vloeken, gods-
lasteringen uit te braken en de duivel "heilig" te noemen, volgens het
slechte gebruik van dit eiland, geleidelijk omgevormd werden. Om ze aan
te trekken was het natuurlijk noodzakelijk, beroep te doen op de gebrui-
kelijke aantrekkingsmethode. Hij bereidde voor hen een kleine loterij,
hij vermaakte hen met poppen- of marionettenspel, beloofde hun op de duur
een wandeling op de buiten met een picknick. Bij dit alles werd hij ge-
holpen door een clericus en enkele jongens van het gymnasium, die ook
optraden als tolken voor de Siciliaanse gewesttaal. Ze hielpen hem ook
voor de tucht in de kerk en gedurende de recreatie. Met de christelijke
liefde die hij van Don Bosco geleerd had won hij de genegenheid van die
arme jongens. Hij onderrichtte ze in de zaken van de godsdienst en hief
ze op uit de vernederende toestand waarin ze wegkwijnden.
In de lente van het eerste schooljaar kwamen twee kostbare bezoe-
ken het college San Basilio verblijden. Monseigneur Guarino wou vanuit
een dorp van zijn aartsbisdom dat paalde aan het grondgebied van Randaz-
zo, de zo bezongen zonen van Don Bosco op hun werkingsterrein komen be-
zoeken. Hij bleef een week bij hen, maakte zich klein met de kleinen, on-
derhield zich aangenaam met de leerlingen en nam ook deel aan hun verma-
ken, zoals hij dat ook door de oversten zag doen. Een academische zitting
ter zijner eer beviel hem erg. Hij vertrok met de innerlijke overtuiging
dat het werk van Don Bosco werkelijk providentieel was voor de tijd die

30.9 Page 299

▲back to top
- XIV/295 -
men beleefde. Ongeveer een maand later gewaardigde zich ook Mgr. Genuar-
di, de bisschop van het diocees, de gastvrijheid van de salesianen te
komen genieten. Hij werd met de nodige eerbewijzen ontvangen en gevierd
met de voorstelling van een Latijns toneelstuk, dat allen in bewondering
bracht die in staat waren de zaak te beoordelen. Kortom, door dit alles
werd de goede reputatie van het college bevestigd op die plaats en kon ze
zich over het eiland verspreiden.
Toch heeft elke medaille haar keerzijde. Don Rua had Don Guidazio
gewaarschuwd niet teveel belang te hechten aan de eerste indrukken.(1)
Met de tijd zouden de feiten zijn raad rechtvaardigen. Vijandelijkheden
vanwege sektarische provisors en inspecteurs van de regering, een koel
optreden vanwege de gemeentelijke overheden, inwendige moeilijkheden
stelden soms de standvastigheid van de directeur op een harde proef.
Trouwens, dank zij zijn eigen bekwaamheid en de doelmatige medewerking
van zijn trouwe ridder Giuseppe Vagliasindi werden ze steeds triomfante-
lijk overwonnen. Hem werden twee afdoende verzekeringen gegeven door Don
Bosco. Toen hij van Don Guidazio afscheid had genomen, had hij hem ge-
zegd: "Vrees niet. Te Randazzo zul je vele mooie zaken doen, Don Bosco
zegent je en zal voor jou bidden." - En onder de ingeving van Don Bosco
werd kort voordien "het levendigste vertrouwen uitgedrukt dat dit eerste
huis, in Sicilië geopend, voorspoed zou gekend hebben en "als het zaad
van vele andere huizen" (2) zou worden. De feiten hebben beide wensen
op welsprekende wijze bevestigd.
(1) Aangehaalde brief.
(2) Bollettino Salesiano, januari 1880, blz. 12.

30.10 Page 300

▲back to top
- XIV/296 -
H O O F D S T U K XIV
GRASDUINEND IN HET JAAR 1879.
Verschillende zaken en zaakjes waarover we niet mogen heenstappen,
maar die niet passen in het raderwerk van de andere delen van ons ver-
haal, zullen in dit hoofdstuk bijeengebracht worden, zodat niets zal
verloren gaan van alles wat we weten over het leven van Don Bosco in het
jaar 1879. Het is een verzameling van bonte bijzonderheden die bijna vol-
ledig betrekking hebben op de huizen van Frankrijk en Italië.
Te Lanzo: bezoeken, het gemeentebestuur, retraites.
Wij worden vooral naar Lanzo geroepen door een belofte, waartoe
het college zich verplicht had sinds 1873. In dat jaar was het nieuwe
gebouw amper voltooid dat indrukwekkend oprees tegenover de Voor-Alpen
of een bedreiging van ineenstorting had de oversten doen beven. De rech-
terkant en de zesde zuil van de langste galerij begonnen te begeven. Men
begon dadelijk aan de herstelling, maar directeur Lemoyne werd ongerust
en sprak er onmiddellijk over met Don Bosco. Deze verloor zijn kalmte
niet, maar zei hem de zuil, die kon begeven toe te vertrouwen aan Sint-
Jozef en deed de belofte op de speelplaats een gelijkaardige zuil met het
beeld van de heilige Patriarch op te richten. Het gevaar werd bezworen.
Zoals het meestal gebeurt wanneer er ander personeel in de plaats komt,
talmde men met het houden van de belofte; maar een nieuw feit kwam de
herinnering eraan opfrissen. In 1877 was een kleine kostschoolleerling
uit Turijn, een zekere Vittorio Emanuele Salvini, aan het spelen op de
tweede overloop van de trap. Hij boog zich zover over de leuning dat hij
in de diepte stortte. Door een vreemd samentreffen viel hij op de knieën
van de directeur Don Scappini. Op het ogenblik van het ongeval aanriepen
beiden luidkeels Sint-Jozef en bleven volkomen ongedeerd. Toen Don Bosco
dit vernam, drong hij aan op de vervulling van de vroegere belofte; maar
het kleine gedenkteken was eerst klaar op 19 maart 1879. Don Bosco die
het grootste belang hechtte aan godsdienstige manifestaties wou naar de
inwijding komen, waaraan ook vele vreemdelingen deelnamen. Voor de plech-
tigheid had de clericus Grosso, die zovele lauweren zou oogsten op het
terrein van de gewijde muziek, een hymne gecomponeerd; ze werd uitge-
voerd met begeleiding van het muziekkorps van het Oratorio onder de lei-
ding van maestro Dogliano. Als een eeuwige herdenking van deze gunst en
van de belofte beschikte Don Bosco dat men op die plaats iedere woensdag
de zegen met het Allerheiligste zou geven, zoals menook vandaag nog

31 Pages 301-310

▲back to top

31.1 Page 301

▲back to top
- XIV/297 -
pleegt te doen. Don Bosco kwam nog vrij veel te Lanzo op bezoek. Hij
keerde er terug te midden van de lente, op het tijdstip dat de vogels hun
nesten bouwen en bij die gelegenheid deed er zich een kenmerkende episode
voor. Tijdens de wandeling hadden enkele kostschoolleerlingen een nest
met jonge merels ontdekt, geroofd en meegenomen naar het college. Ze had-
den het op de slaapzaal in een kastje verborgen; maar weldra bezweken de
arme diertjes het ene na het andere ten gevolge van de behandeling van de
onervaren pleegouders. Toen het laatste vogeltje gestorven was, kwamen de
knapen overeen dat ze het een eervolle begrafenis zouden geven. Gedurende
de recreatie werd het weggedragen, waarbij men de ceremonieën nabootste
die in de kerk in gebruik zijn bij een begrafenis. Ze begeleidden het dus
naar zijn laatste verblijfplaats met liturgische gezangen, met besproei-
ingen en ten slotte met een toespraak. Vanuit een venster volgde Don Bos-
co het hele verloop van dit toneel. Tijdens de studietijd liet hij dan de
protagonist van deze snakenstreek roepen. Met een ernstig uiterlijk liet
hij hem het lelijke begrijpen van wat hij gedaan had, een echte ontheili-
ging die niet meer gebeuren mocht. Zodra hij echter bemerkte dat de klei-
ne schelm zijn fout had ingezien, tapte hij uit een ander vaatje. Hij zei
dat hij hem en de anderen vergiffenis schonk; toen hij hem wegzond,
schonk hij hem een pakje karamellen dat hij eveneens aan zijn medeplich-
tigen diende uit te delen. Die les was nodig en werd gegeven, maar in de
manier van ze toe te dienen lag de hele ziel en het opvoedingstelsel van
Don Bosco.(1)
In september van datzelfde jaar verviel de overeenkomst met het
gemeentebestuur. Gelet nu op wat vooraf gegaan was en waarover wij in het
vorige boekdeel gesproken hebben, dacht Don Bosco eraan het terrein te
gaan verkennen om te weten welke de definitieve inzichten waren van de
gemeenteraad. Daarom schreef hij aan de burgemeester:
"
Geachte Heer Burgemeester,
"
"
In de maand juli van dit jaar heb ik een bezoek aan Lanzo
" gebracht en heb ik vastgesteld dat er ernstige herstellingen nood-
" zakelijk zijn zowel voor het gebruik als voor het behoud van het
" College. Om grotere onkosten te vermijden, verzoek ik u de nodige
" bevelen te willen geven gedurende het gunstige seizoen om die her-
" stellingen te laten uitvoeren. Bij deze gelegenheid acht ik het mij
" tot plicht U eraan te herinneren dat met het schooljaar 1880-1881
" de overeenkomst eindigt tussen ondergetekende en het gemeentebe-
" stuur. Daarom nodig ik u uit mij te laten weten welke hierover uw
" inzichten zijn om op de gepaste tijd de nodige beslissingen te ne-
(1) Deze jongen was leraar Giovanni Giannetti, die thans te Vercelli, in de koninklijke
kweekschool voor onderwijzers onderricht geeft.

31.2 Page 302

▲back to top
- XIV/298 -
" men. Ik verwacht een antwoord daar het algemeen geweten is dat u
" zeer hoofs bent en ik heb de eer van u en van de eerbiedwaardige
" gemeenteraadsleden van Lanzo te zijn
"
" Turijn, 23 augustus 1879.
de nederige dienaar
"
Priester Gio. Bosco.
Het antwoord gaf hem geen voldoening, Daarom beschikte hij dat de
salesianen de lokalen van het voormalige klooster zouden verlaten om sa-
men te komen in het nieuwe gebouw, waar dan ook de lagere scholen overge-
bracht werden. De burgemeester voelde er zich niet door gekrenkt zoals
men op de vooravond van de nieuwe opening zag. De inspecteur, die toen
de strijd leidde tegen het gymnasium van het Oratorio, vestigde ook zijn
aandacht op het college van Lanzo en vroeg aan de burgemeester inlichtin-
gen over de gang van zaken en een lijst van de onderwijzers in de lagere
scholen en van de leerkrachten van het gymnasium. Toen Don Bosco hierover
ingelicht werd maakte hij de schets van een antwoord op, waaruit al zijn
beslistheid blijkt en dat de burgemeester eenvoudig afschreef.
Memorandum
Na ontvangst van de nota van 14 september vanwege de heer inspec-
teur voor de studies over de gang van zaken in het College van Lanzo,
heeft ondergetekende burgemeester een bezoek gebracht aan de directeur
van het College en hem ondervraagd. Hij heeft bevonden dat hij in alles
inschikkelijk was. Ofschoon hij in vroegere jaren steeds de lijst van de
onderwijzers naar het kantoor van de inspecteur gestuurd heeft, zal noch-
tans bij het begin van aanstaande schooljaar, de lijst met de namen en de
voornamen van de drie onderwijzers van de lagere school, die een regelma-
tig diploma bezitten, door het Gemeentebestuur worden toegestuurd. Wat
dan de leerkrachten van het gymnasium betreft wordt de heer inspecteur
verzocht zelf de lijst te willen in ontvangst nemen van de directeur van
het College, gelet op het feit dat het gemeentebestuur in zeer geringe
mate bijdraagt in de onkosten van het gymnasium. Dat is de reden waarom
het gemeentebestuur zich tevreden stelt met bekwame leerkrachten zonder
te eisen dat ze een diploma bezitten. Bij deze gelegenheid en zoals dit
hem al door de koninklijke inspecteur gevraagd werd, meent hij iets te
doen wat de inspecteur niet onaangenaam zal zijn; hij geeft hem nl. de
verzekering dat de gang van zaken van dit college steeds volledige vol-
doening heeft geschonken in alles wat de zedelijkheid, de tucht, het nut
voor de leerlingen betreft, en hij heeft er steeds zijn lof moeten over
uitspreken. Het is waar dat er zich in de jongste tijd onderwijzers in
de klas bevonden...
Don Bosco bood de verlangde lijsten aan. Over de gang van zaken
in het College bestaat een getuigenis dat, naar alle waarschijnlijkheid,
verband houdt met de studies die toen aan de gang waren bij het ministe-

31.3 Page 303

▲back to top
- XIV/299 -
rie over de regeling van verbeteringsinstituten.(1) In 1879 bezocht Dr.
Giulio Benelli, directeur van de gevangenis van Turijn, de salesiaanse
colleges, te beginnen met dat van Lanzo, misschien om nuttige elementen
te verzamelen voor het samenstellen van een nieuw reglement voor de ver-
beteringsinstituten van de regering.
Welke indrukken hij opdeed van zijn bezoeken, kan men lezen in een
artikel dat hij negen jaar nadien publiceerde in de Rivista_di_discipli-
ne carcerarie.(2)(Tijdschrift over de tuchtstelsels in de gevangenissen).
Hier gaat dan het merkwaardigste gedeelte:
" In de door mij bezochte instituten van Don Bosco trof ik veel orde
" aan, een grote genegenheid voor de oversten, een sterke ontwikke-
" ling van het onderwijs bij de jongens, een blind en onbegrensd
" vertrouwen voor hun leermeesters. Het eerste instituut dat ik be-
" zocht was dat van Lanzo in 1879. Heel weinig priesters voorzagen
" er in alles. Een teken van hen, gegeven met de glimlach op de lip-
" pen, als het verzoek van een hoofse vriend, werd uitgevoerd met de
" snelheid van de bliksem (...). Overal rondom ademde men een sfeer
" van rust, van verrukkelijke zaligheid. Men kan zich gemakkelijk
" voorstellen hoe ik mij hierdoor bevond. Enkele uren tevoren had
" ik La Generala verlaten met haar knarsende hekken, met haar
" ijzeren afsluitingen en met een grote troep gevangenisbewakers
" en soldaten! Ik kwam toen tot de bevinding hoe waar het feit moest
" zijn dat mij verteld werd door Graaf Connestabile, namelijk dat
" Don Bosco eens heel alleen driehonderd jongens van het verbete-
" ringsinstituut vergezeld had van de Generala tot Stupinigi,
" iets wat hij moeilijk bekomen had van de toenmalige minister
" Rattazzi, die gewild had dat die jongens op_zijn_minst zouden ver-
" gezeld worden door vermomde carabinieri. Van toen af is bij mij
" een overtuiging gegroeid die onomstootbaar is geworden. Als er
" hoop bestaat op de verbetering en een goede gedragslijn van jon-
" gens die van de goede weg zijn afgedwaald of verlaten werden, dan
" is dat alleen mogelijk door een opvoeding in een milieu waar een
" strenge tucht heerst (namelijk een tucht zonder compromissen) maar
" die gepaard gaat met een zachtheid, die men inademt bij gezinnen
" die goed geordend zijn en gewend zijn rechtschapen te leven. Het
" tuchtstelsel van de instituten van Don Bosco berust niet op vrees.
" Eén enkele jonge clericus is voldoende om een grote schaar jon-
" gens in toom te houden. Alvorens zorg te dragen voor de materiële
" inrichting van de school is men veel meer en met nooit aflatende
(1) Cfr. boekdeel 13, blz. 552.
(2) Jaar XVIII, Rome, 1888, blz. 87-88.

31.4 Page 304

▲back to top
- XIV/300 -
" zorg bekommerd met de opvoeding van het hart. Onder de clerici
" die op treden als leermeesters zijn er bij, die helemaal geen
" verstandelijke hoogvliegers zijn, maar het zijn allen jongelingen
" met innemende manieren en met een goede zedelijke opvoeding. Zij
" staan voortdurend in voeling met de jongens en dragen in sterke
" mate er toe bij hun veel goed te doen. Het kind is niet op zich
" zelf aangewezen, het moet enkel in het spoor van de anderen lopen
" en de jongens van de instituten van Don Bosco kunnen de beste
" voorbeelden navolgen. Dit is de verklaring van de bereikte resul-
" taten."
In september zat Don Bosco te Lanzo twee retraites voor. De eer-
ste retraite duurde van 3 tot 10 september met tweehonderdvijftig retrai-
tanten onder wie de novicen. Die van San Benigno trokken te voet tot Ci-
rià, vanwaar ze per trein verder reisden tot Mathi. Daar bezochten ze de
papierfabriek, ontmoetten hen die van Turijn kwamen en gingen met deze
per trein verder naar hun einddoel. Daar troffen ze reeds Don Bosco aan,
wiens gezondheid, volgens de kroniek "middelmatig goed" was.(1)
Op de avond van 5 september loste Don Bosco in zijn "avondwoordje"
een kwestie op die al verscheidene jaren aansleepte. Zoals wij gezien
hebben, had hij al meerdere malen de wens uitgedrukt dat men geen drie-
jaarlijkse geloften meer zou afleggen; hierover was men nooit tot een
beslissing gekomen, omdat sommige oversten de tijdelijke professie be-
schouwden als een goed middel om hun onderhorigen beter te leren kennen.
Ditmaal echter hakte Don Bosco de knoop door en sprak hij er met niemand
meer over. Hij zei dus wat volgt: "Alvorens de jongens die novice willen
worden te zeggen dat ze hun naam zouden opgeven, zeg ik U dat dit het
laatste jaar is waarin nog driejaarlijkse geloften gedaan worden. Wie
het volgende jaar geloften wenst af te leggen, dient eeuwige geloften te
doen. Het is bewezen dat de driejaarlijkse geloften een te grote verlei-
ding zijn voor velen. Na een jaar in de congregatie te hebben doorge-
bracht, begrijpt iedereen voldoende of God hem tot deze congregatie roept
en of hij voelt, ja dan neen, daar voldoende kracht toe te hebben. Daar-
om is hij in staat een beslissing te nemen en te zeggen: Ik doe mijn eeu-
wige geloften of ik neem een andere weg." Dit jaar echter worden er nog
driejaarlijkse geloften afgelegd omdat men verleden jaar dit nog niet
had bekend gemaakt. Hij die gevraagd heeft zijn eeuwige geloften af te
leggen heeft nu nog volledige vrijheid driejaarlijkse geloften af te leg-
gen, evenals hij die gevraagd heeft driejaarlijkse geloften af te leggen
nu eeuwige geloften mag doen." Don Bosco herhaalde hetzelfde gedurende de
drie andere retraites van dat jaar. In de praktijk echter kan men merken
dat hij zomin een gewicht wou opleggen dat de krachten te boven ging als
(1) We bedoelen de Cronichetta van Don Barberis, voorlaatste schrift. Het heeft enkel
twaalf beschreven bladzijden over verschillende onderwerpen.

31.5 Page 305

▲back to top
- XIV/301 -
het rokende lemmet wou uitdoven. Het is, inderdaad, voldoende de lijsten
te raadplegen om te zien dat nieuwe driejaarlijkse geloften nooit ontbro-
ken hebben.
Bij de plechtige ceremonie van de geloften voerde Don Bosco het
woord, maar van zijn toespraak bezitten wij enkel de aanhef. "Van dag tot
dag" - zei hij - "groeien de rijen aan van onze medebroeders, namelijk
van hen die zich met lichaam en ziel aan de Heer toewijden om het heil
van hun eigen ziel veilig te stellen en om andere zielen te redden. Wat
is dat een grote vertroosting voor mij! Te zien dat buiten weten van de
wereld zich zovelen voorbereiden om naar buiten te gaan en goed te ver-
richten! Het is werkelijk de Heer die dit wil en daarom zegent Hij op
deze manier. De wereld weet daar niets van. Buiten ons hier en hen die
met ons betrekkingen hebben (weet dit niemand). Zovele jaren geleden had
de eerste retraite plaats en toen waren we met zijn veertien. Toen be-
stond de congregatie nog niet. Van die veertien waren er twaalf externen,
want Don Bosco had toen nog maar twee internen. Toen de tweede maal een
retraite gedaan werd, waren er tweeëndertig. Maar toen de congregatie
vorm ging aannemen, verkoos men de retraite te houden te Trofarello. Ik
herinner me dat er een jaar was waarop er maar zestien aan de tweede re-
traite deelnamen. Maar na korte tijd was dat lokaal te klein en dan ging
men de retraite houden te Lanzo. Hier groeide het aantal retraitanten zo
aan dat, van verleden jaar af, de twee gewone retraites onvoldoende wer-
den en er een derde retraite gehouden werd te Sampierdarena. Dit jaar
zijn we genoodzaakt er ook een te Alassio te houden. Deze eerste retraite
klimt tot tweehonderdvijftig retraitanten en ik voel dat er bij de tweede
retraite niet minder zullen zijn. Ziet men hier niet duidelijk Gods hand?
Maar op een plaats van de heilige Schrift liet de Heer zeggen: Multipli-
casti_gentem sed non magnificasti laetitiam. Zal men dat ook bij ons die-
nen te zeggen? Ik hoop van niet. Laat het ons daarover eens zijn dat dit
bij ons niet zou gebeuren. Weet u wat noodzakelijk is? Eén enkel woord.
Ik wil niet zoveel zeggen om goed vooruit te gaan. Eén enkele zaak: Het
onderhouden. Het onderhouden van onze regel. De kloosterinstituten zijn
altijd vooruitgegaan zolang ze de regel onderhouden hebben. Wanneer gin-
gen ze vervallen? Wanneer de regel begon te vervallen of niet gevolgd
werd...". De vergelijking van het nederige begin met de vooruitgang van
de congregatie wordt steeds meer, om het aldus te zeggen, zijn hoofdthe-
ma, wanneer hij vooral de jonge salesianen tot de liefde voor hun roeping
wil opwekken. Ook bij de tweede retraite preekte Don Bosco na de profes-
sies. De kroniek heeft voor ons enkel een passage over de matigheid be-
waard en zegt dat deze opportuun is om zijn geest betreffende de praktijk
van deze deugd te doen kennen. Toen hij sprak over de morele schade aan
de jeugd door de onmatigheid, vooral bij het gebruik van wijn, beval hij
aan: "Men dient ervoor te zorgen dat iedereen zich, bij het eten en drin-
ken, niet meer zou nemen dan hij nodig heeft en niets meer. U zult, bij-
voorbeeld, uitgenodigd worden op een diner ofwel zal de noodzaak of de
betamelijkheid willen dat u er zou naar toe gaan en daar zult u een over-
vloed aan spijzen en dranken aantreffen. Weest dan opgeruimd en hang de

31.6 Page 306

▲back to top
- XIV/302 -
stuggere niet uit. Wanneer men de gelegenheid heeft, dan doet men iets
meer dan gewoonlijk. Meet echter goed uw eigen kracht, meet uw eigen be-
hoeften. Geen overtolligheid, geen onmatigheid en daarin dienen we streng
te zijn voor ons zelf. Het zal, integendeel, ook wel gebeuren dat het ge-
wone rantsoen zal ontbreken. Maak van die omstandigheid gebruik om met
opgewekt gemoed wat aan versterving te doen. Men zal dan zeggen: "Ik moet
soms wat vasten om mijn bekoringen te overwinnen. Nu de gelegenheid zich
aanbiedt, kies ik ze vandaag. - En indien u grote eetlust hebt en u hard
moet werken, dan zult u zeggen: - "Dit vasten en dit werken met een lege
maag zullen heel wat meer waarde hebben, omdat ik dit niet gekozen heb,
maar het zo door de Heer beschikt werd."
Te Vallecrosia: bouwwerken.
Te Vallecrosia konden de protestanten die hun boze verwachtingen
in rook zagen opgaan, er zich niet bij neerleggen. De dominee en de di-
recteur van het asiel van de Waldenzen gaven lucht aan hun eigen tekort
aan talent in een werkje dat als titel droeg: Poche parole agli abitanti
dei piani di Vallecrosia e villaggi circonvincini. (Enkele woorden tot de
bewoners van de vlakten van Vallecrosia en de omliggende dorpen). Daarin
werd de geschiedenis, de waarheid en het gezond verstand geweld aange-
daan. Het doel bestond erin de bevolking op te zwepen tegen het huis van
Maria, Hulp der Christenen. Het Bollettino van juli antwoordde op dezelf-
de toon, maar er was een antwoord nodig dat meer dan in woorden zou be-
staan.
De ketters beoogden het zover te brengen dat de salesianen en de
Zusters uit Vallecrosia moesten verhuizen terwijl Don Bosco, daarentegen,
reeds de manier bestudeerd had om van de nederige kapel een grote kerk te
maken, die voldoende zou zijn voor de geestelijke nood van de katholieken
en ook voor de scholen van beider kunne een prachtige vergaderplaats zou
zijn. De nieuwe bisschop, Mgr. Tommaso, van de markiezen van Reggio, zet-
te het werk van zijn voorganger verder en moedigde de onderneming warm
aan. In een omzendbrief van 12 juni "tot de edelmoedige en vrome zielen",
beschreef hij in schrille kleuren het gevaar van de protestantse invasie
en deed een oproep op de liefdadigheid van groot en klein, van rijk en
arm, opdat ze allen hun bijdrage zouden doen door giften in geld, door
werkprestaties, waardevolle voorwerpen en allerlei materiaal. Hij stelde
ook een commissie aan bestaande uit vijf priesters en vier leken, die
richtlijnen zouden geven voor de propagandamiddelen in het diocees, maar
het zwaarste gedeelte lag steeds op de schouders van Don Bosco, die door
de bisschop in zijn brief met zeer eervolle bewoordingen vernoemd werd.
Niettegenstaande de strijd die hij in die tijd moest voeren en de
uitgaven voor de kerk van Sint-Jan Evangelist, zette Don Bosco zich met
alle mogelijke opgewektheid aan het werk, steeds rustig, steeds bereid
goed te doen. Hij diende vele en grote moeilijkheden te overwinnen om het
onontbeerlijke terrein te kunnen aankopen. In augustus schreef hij aan
directeur Don Cibrario:

31.7 Page 307

▲back to top
- XIV/303 -
"
Beste D. Cibrario,
"
"
Tot heden toe was het mij onmogelijk mij ernstig bezig te
" houden met de voorgenomen bouwwerken voor Vallecrosia; maar nu ben
" ik er ad hoc et propter hoc. Zorg er dus voor een gesprek te kun-
" nen hebben met de heer Kanunnik Cassini of met andere personen en
" weet me te zeggen:
"
1° of men nog niet naar de paus heeft geschreven en of hij
" het goed acht dat ik zelf zou schrijven met of zonder de herder-
" lijke brief of liever de omzendbrief van Mgr. Reggio.
"
2° of het biljet dat in het Oratorio gedrukt werd reeds in
" uw bezit is, of het voldoening schenkt ofwel of er wijzigingen
" dienen aangebracht te worden.
"
3° of de brief die bij het biljet dient gevoegd te worden
" al gereed is ofwel of ik mij ermee moet bezig houden. Je zult
" me dit en nog andere dingen zeggen en ik zal ervoor zorgen dat
" alles vlug in orde komt.
"
Groet al onze vrienden en geloof me steeds in Onze Heer
" Jezus Christus te zijn
"
je toegenegen vriend
" Turijn, 24 augustus 1879.
Priester. Gio. Bosco.
"
" P.S. Is het plan voltooid? Zijn de werken begonnen? Het is onnodig
"
je tot de Hertogin van Galliera te wenden, want ze ontvangt
"
niet.
Aan de Paus schreef hij dan zelf met het inzicht van Leo XIII ze-
geningen en subsidies te verkrijgen, die de brave mensen zou aanzetten
tevens mild te zijn met hun hulp.
"
Heilige Vader,
"
"
Nederig neergeknield aan uw voeten, Heilige Vader, zet ik
" u met de diepste eerbied het volgende uiteen:
"
Te Vallecrosia, een dorp tussen Ventimiglia en Bordighera,
" heeft er deze jongste jaren een zo grote invasie van protestanten
" plaats gehad, dat al de omliggende dorpen erdoor bedreigd worden.
" De bisschop van dit diocees, Mgr. Reggio, geeft met leed de gods-
" dienstige toestand te kennen van dit deel van zijn kudde bij mid-
" del van de ontroerende omzendbrief, waarvan ik mij verstout U in
" naam van deze eerbiedwaardige prelaat een kopie te sturen.
"
Met het doel enigszins een dam op te werpen tegen de drei-
" gende ketterij werd ongeveer vier jaar geleden voorlopig een ge-
" bouw in huur genomen dat moest dienen voor de scholen, voor de
" kerk en voor de woning van de leerkrachten. Maar dit is een el-
" lendig verblijf in vergelijking met de sierlijke en verlokkelijke

31.8 Page 308

▲back to top
- XIV/304 -
" gebouwen die de bevorderaars van de ketterij daar opgericht hebben.
"
Welnu, niettegenstaande de droeve tijden die we beleven en
" de moeilijkheden om de nodige middelen te vinden, zou de nederige
" opsteller van dit vertoog, bewogen door de ernst van het geval,
" door de uitnodiging van de bisschop van het diocees en ook voor
" uw aanmoedigingen de dwaling te bestrijden overal waar ze zich
" toont, bereid zijn een bouwwerk te beginnen dat behoorlijker
" voor de godsdienst is en beter aan de groeiende nood beantwoordt.
"
Met dit inzicht werd een opportuun terrein aangekocht, een
" plan opgemaakt en staat men op het punt de hand aan het werk te
" slaan.
"
Er is geen geld ter beschikking; alles wordt overgelaten
" in de handen van de goddelijke Voorzienigheid en aan uw onuitput-
" telijke liefdadigheid.
"
Daarom dan, op aanraden van de voornoemde Mgr. Reggio en
" in naam van de voor dit werk aangestelde weldadigheidscommissie,
" smeek ik u uw apostolische zegen te willen verlenen aan al diege-
" nen, die op een of andere manier tot dit liefdewerk bijdragen.
"
Indien u zich dan zou gewaardigen een materiële subsidie
" te verlenen, zou dat stellig een edele en, ik zou zeggen, een on-
" weerstaanbare aansporing voor de goede katholieken zijn om ons
" te hulp te komen.
"
Vol vertrouwen en dankbaarheid bidden wij God dat hij uw
" kostbaar leven lange tijd zou willen bewaren, terwijl ik, namens
" allen, Heilige Vader, de onvergelijkbare eer geniet van u te mogen
" zijn
"
de zeer nederige en zeer verplichte zoon
" Turijn, 16 september 1879
Priester Gio. Bosco.
De Heilige Vader antwoordde, gaf hem zijn apostolische zegen en
stuurde hem vijfhonderd lires. In zijn brief aan Don Cibrario noemt Don
Bosco documenten formulieren waarin de namen van de schenkers en het be-
drag van hun schenking diende ingevuld te worden. Bij deze bladen werd,
door hem zelf "samengesteld", volgende oproep gevoegd:(1)
"
Aan de katholieken (2)
"
"
De pijnlijke beschrijving die Mgr. Reggio, bisschop van
" Ventimiglia van de protestantse invasie te Vallecrosia geeft, boe-
(1) Aldus schrijft Don Berto als nota op een kopie.
(2) De wijzigingen aangebracht door Mgr. de Bisschop aan de kopie hem door Don Berto
gestuurd en in ons archief bewaard, plaatsen wij tussen teksthaakjes.

31.9 Page 309

▲back to top
- XIV/305 -
" zemt iedereen die onze heilige katholieke godsdienst liefheeft
" vrees in. De vijanden van het geloof sparen geen moreel noch ma-
" terieel middel om de dwaling te verspreiden en proselieten te
" maken.
"
Met de bedoeling een dam op te werpen tegen de dragers
" van de ketterij en op zijn minst de in gevaar verkerende jeugd
" in veiligheid te brengen, heeft men voorlopig (in voornoemde
" plaats Vallecrosia) een gebouw in huur genomen, dat moet dienen
" als kerk, als woning voor de leerkrachten en als klaslokaal
" maar het is een ellendige verblijfplaats in vergelijking met
" de sierlijke paleizen daar door de volgelingen van Luther opge-
" richt (nl. sierlijke scholen en een kerk van hen die zich de ver-
" spreiders van het evangelie noemen en alles in evenredigheid met
" de behoeften van die lokaliteit).
"
Het is daarom onontbeerlijk te beginnen aan een gebouwen-
" complex, dat bestaat uit een behoorlijke kerk met een woning voor
" de onderwijzers, lokalen voor zondag-, dag- en avondscholen, en
" aan de andere zijde een woning voor de zusteronderwijzeressen en
" geschikte lokalen voor hun leerlingen.
"
Met dit doel is een terrein van circa tweeduizend vierkan-
" te meters klaargemaakt met een opportuun plan. Een aanzienlijke
" hoeveelheid opgestapelde materialen liggen klaar voor de fundamen-
" ten. Gelet op het feit dat het hier om een zeer dringend geval
" gaat, hoopt men dat de gebouwen binnenkort zullen voltooid zijn.
"
Maar waar zal men de middelen halen om deze onderneming
" uit te werken? Er is geen geld voorhanden en alles wordt overgela-
" ten in handen van de goddelijke Voorzienigheid die nooit tekort-
" schiet in de nood. Wij stellen ons vertrouwen in het opperhoofd
" van de Kerk; ofschoon hij zich in ernstige moeilijkheden bevindt,
" biedt hij om te beginnen een bedrag van 500 lires aan en schenkt
" zijn speciale zegen aan allen die door de daad of door het woord
" het hunne zullen bijdragen. Wij vertrouwen op de liefdadigheid
" van de bisschoppen en met name op die van Mgr. Reggio, bisschop
" van Ventimiglia. Wij vertrouwen op de medewerking van allen die
" zich inzetten voor onze Heilige Godsdienst en voor de christelij-
" ke en burgerlijke opvoeding van de opgroeiende jeugd.
"
Met vertrouwen dus op de hulp van de goede katholieken bie-
" den de ondergetekende zelf hun penning aan en verbinden er zich
" toe alle giften in geld of in bouwmaterialen te verzamelen.
"
Om de schenkingen te vergemakkelijken wordt hierbij een
" biljet gevoegd waarop ieder het bedrag kan noteren dat de liefda-
" digheid van zijn hart hem zal ingeven slechts eenmaal, of ook het
" tweede en derde jaar te schenken. Met vertrouwen dus op de hulp
" van de goede katholieken nodigen de ondergetekenden, die zelf al
" hun penning schonken, de edelmoedige zielen uit dit eveneens te
" willen doen, en op dit biljet in te schrijven de aard van hun
" gift hetzij in geld of bij middel van iets anders, en aan te dui-
" den of zij dit eenmaal, ofwel meerdere malen in de loop van de

31.10 Page 310

▲back to top
- XIV/306 -
" twee of drie jaar zullen doen. Wanneer het gebouw zal voltooid
" zijn, zal er, ten teken van levendige dankbaarheid, dagelijks
" een religieuze dienst worden gedaan in de kerk voor alle verdien-
" stelijke schenkers.
"
Wij zullen eindigen met de woorden van de Heilige Schrift,
" die zegt: u hebt meegewerkt aan de bouw van een huis voor de Heer
" hier op aarde en Hij zal u eens in het bezit stellen van een
" rijk dat geen einde meer zal hebben.
"
uw zeer verplichte dienaars
"
(de handtekeningen van de commissieleden).
In een smeekschrift aan het koninklijk economaat van de vacante
beneficiën gaf Don Bosco meer bijzonderheden over het werk van Vallecro-
sia.
"
Geachte Heer,
"
"
Priester Giovanni Bosco brengt u eerbiedig ter kennis dat
" hij op verzoek van Mgr. Lorenzo Biale, wiens gedachtenis steeds
" vereerd wordt, in 1876 in de vlakten van Vallecrosia nabij Venti
" miglia twee openbare lagere scholen nl. één voor jongens, met 40
" leerlingen en één voor meisjes met 60 leerlingen, geopend heeft
" zoals blijkt uit het inschrijvingsregister en uit het verslag van
" de provinciale inspecteur. De lessen zijn volledig kosteloos en
" beantwoorden, wat het onderwijs betreft, aan de geldende wetten.
" Er is ook een kleine kerk waar de H. Sacramenten toegediend wor-
" den en waar ook gepreekt wordt.
"
Deze beide scholen en kleine kerk gelegen tegenover de
" school en de evangelische kapel die daar al vroeger in de buurt
" door de protestanten werden opgericht, waren dringend nodig; de
" streek is er mooi en een steeds groeiend aantal burgers en vreem-
" delingen hebben er hun zomerverblijf. De parochie en de scholen
" zijn op één uur afstand van de hoofdplaats gelegen in het ongezon-
" de Noorden; zonder deze scholen en kerk kunnen zij moeilijk hun
" plichten van christenen en burgers volbrengen en nog minder zorgen
" voor de opvoeding van hun kinderen wat de zedelijkheid en de ken-
" nis betreft. Dit voornoemde vrome werk is zeer belangrijk maar
" zeer duur; de huur van het lokaal en het onderhoud van het perso-
" neel dat eraan verbonden is, kost veel geld. Tot heden toe heeft
" ondergetekende het in stand gehouden met de weinige en onzekere
" giften van de bewoners van de streek maar vooral met de jaarlijk-
" se edelmoedige schenkingen van een hoge weldoener. Het gemeentebe-
" stuur van Vallecrosia heeft er nooit toe bijgedragen, want het is
" arm en heeft reeds te grote lasten te dragen voor de uitgaven voor
" de school, voor de arts en voor nog andere uitgaven die het moet
" dragen in de hoofdplaats.
"
Welnu, sinds een jaar en enkele maanden is de voornoemde
" weldoener gestorven en zijn de jaarlijkse bijdragen uiterst ge-

32 Pages 311-320

▲back to top

32.1 Page 311

▲back to top
- XIV/307 -
" rig geweest. De eventuele aalmoezen van enkele inwoners zijn
" zeer schaars geworden en aldus beschikt dit nuttig instituut niet
" over de onontbeerlijke middelen om in leven te kunnen blijven.
"
Het zou aan ondergetekende pijnlijk vallen te moeten
" vertrekken uit deze streek, die zoveel troostrijk voordeel haalt
" uit de genegen bezorgdheid van hen die er werken aan de opvoe-
" ding tot een christelijk en burgerlijk leven. In de uiterste
" nood waarin hij verkeert, wendt hij zich met vertrouwen tot de
" koninklijke regering. Zij is altijd vrijgevig geweest met haar
" jaarlijkse subsidies aan de verdienstelijkste bedienaars van de
" godsdienst, die tegelijkertijd ijveren voor het sociaal welzijn.
" Nadat zij zich zal vergewist hebben van de waarheid van dit
" vertoog bij de koninklijke ondereconoom van Ventimiglia, zal
" zij meelijdend haar hand uitstrekken om te helpen.
"
Daarom wendt de nederige opsteller van dit vertoog zich
" met eerbiedig vertrouwen tot uw edel hart opdat u zich zou ge-
" waardigen uit de schatkist van het generaal economaat een subsi-
" die die te willen verlenen die best geschikt is voor een werk
" dat zo belangrijk en zo noodzakelijk is. Hij zal met een onver-
" gankelijke dankbaarheid niet ophouden over de verheven en ver-
" eerde soeverein en over zijn illustere raadsleden de beste zege-
" ningen van de hemel af te smeken.
Niettegenstaande de ellenden van dat jaar, waarin de akkers door-
gaans weinig opbrachten, waren de giften toch voldoende zodat omstreeks
december de werken zover gevorderd waren dat de hoofdmuren boven de grond
uitrezen.
Te Borgo San Martino.
Ofschoon te Borgo San Martino het college San Carlo niet meer Don
Bonetti als directeur had, verloor het toch zijn zeer goede tradities
niet. Het genoot de algemene en diepe sympathie van de bevolking. Men
kreeg er een bewijs van, toen wegens gebrek aan personeel de oversten
het besluit namen de salesiaanse onderwijzers uit de gemeentescholen te-
rug te trekken en ze hun opzeg lieten geven. Pas was dit bekend of er
rees een algemeen protest op. De familievaders namen het initiatief voor
een petitie, waarop de handtekeningen van hen allen voorkwamen. Ze werd
naar Don Bosco gestuurd. De pastoor dreigde er zelfs mee de parochie te
zullen verlaten. Don Bosco wou niet onverschillig blijken voor dit gene-
genheidsplebisciet, en gaf het bevel aan directeur Belmonte te schrijven
de opzegging niet te sturen. Hij beloofde naar Borgo te zullen gaan om te
beraadslagen wat er diende gedaan te worden. Uit diezelfde tijd dateert
dat juweeltje van een brief door Don Bosco aan de leerlingen van de hoge-
re klassen van het gymnasium geschreven over het kiezen van hun levens-

32.2 Page 312

▲back to top
- XIV/308 -
staat. We hebben de brief hiervoor aangehaald.(1)
Te Varazze.
Voor het schooljaar 1879-80 kwam er te Varazze, bij het wisselen
van het personeel, een andere directeur. Don Francesia werd overgeplaatst
naar Valsalice en had als opvolger Don Monateri. Na de sluiting van het
huis van Albano stond deze ter beschikking van de oversten. Hij achtte
zich echter tot die taak niet in staat, bracht enkele moeilijkheden naar
voren en zou gewenst hebben dat de directie van het college aan iemand
anders zou toevertrouwd worden. Don Bosco wou dadelijk op een vaderlijke
toon zijn schuchterheid sussen.
"
Beste D. Monateri,
"
"
Indien ik je iets zou willen bevelen dat tegen Gods wil was
" dan zou ik je uit Varazze verwijderen, maar noch jij, noch ik wil-
" len iets dergelijks doen. Heb dus geduld, kom mij te hulp, maar
" zonder voor mij de last, die reeds veelvuldig en zwaar is, te
" vergroten.
"
D. Francesia zal met jou spreken, kom met hem overeen en
" binnenkort zal ik zelf ook enkele dagen bij jou doorbrengen.
"
God moge je zegenen en je bewaren om steeds de bonus miles
" Christi te zijn.
"
Ik blijf in Jezus Christus
"
je toegenegen vriend
" Turijn, 27 november 1879.
Priester Gio. Bosco.
Te Magliano Sabino.
Te Magliano Sabino was de toestand van het kostschoolseminarie
goed en werd nog beter.
In oktober kon Don Bosco de oversten op de hoogte brengen van de
grote vertroosting die hij uit een brief van kardinaal Bilio ontvangen
had. Zijne Eminentie die sinds een maand zijn buitenverblijf had in het
centrum van zijn dicht bij Rome gelegen diocees, had van dichtbij de goe-
de gang van zaken en de vooruitgang zowel in de vroomheid als in de stu-
dies kunnen waarnemen en voelde het als een behoefte aan hierover aan
Don Bosco zijn grote voldoening mee te delen: "Ik ben hierover werkelijk
tevreden" - schreef hij hem op 14 oktober - "en ik dank u dat u zoveel
goed gedaan hebt aan mijn diocees in een tijd die zo moeilijk en zo ramp-
(1) Cfr. hiervoor, blz. 125.

32.3 Page 313

▲back to top
- XIV/309 -
spoedig is. De leraren, zowel de priesters als de clerici die u ge-
stuurd hebt, zijn vol ijver en een werkelijk voorbeeld. Ik hoop in de
Heer dat onder hun beleid de jongens goed onderwezen en ook braaf zullen
worden. Intussen heeft de goede faam zich in de omliggende dorpen ver-
spreid en zelfs te Rome, zodat het aantal leerlingen tot omstreeks zes-
tig is aangegroeid en nog aan het stijgen is. Dat is te danken aan de
goede naam die Don Bosco en zijn salesianen er hebben. Dit moge tot Gods
glorie strekken. Mijnerzijds zal ik niet nalaten, als vergelding, uw
instituut te helpen waar ik kan, en het ook bij de Heilige Vader aanprij-
zen." Alvorens naar Rome terug te keren, zat de kardinaal de plechtige
prijsuitdeling van de leerlingen voor en legde aldus in het openbare ge-
tuigenis af van zijn welbehagen en zijn gunst.
Te Nice.
Voor Nice zijn drie briefjes als een luik waardoor wij kunnen zien
wat er omging tussen dat huis en Don Bosco. Ze dateren alle drie uit de
maand juli en zijn aan de directeur gericht. In het eerste dankt hij voor
de wensen hem toegestuurd bij gelegenheid van zijn naamdag, kondigt het
versturen aan van een werkje dat de Uiteenzetting bevat van onze aangele-
genheden bij de Heilige Stoel, heeft hij woorden van doorvoelde dank-
baarheid voor een familie van weldoeners en laat hij iets los over de
kleine loterij, die, zoals wij gezegd hebben, ook tot Frankrijk was uit-
gebreid geworden.
"
Beste D. Ronchail,
"
"
Ik zal me inspannen om een antwoord te geven op de vreemde
" brief van D. Bianchi, en ik zal zien Domino dante of ik hem kal-
" meren kan. In het begin van de volgende week zal de heer Pastoor
" Guiol op doortocht te Nice komen.(1) Hij zou aan D. Bologna ten
" minste tienduizend fr. moeten brengen. Tracht met abbé Couvin (2)
" of iemand anders over een lening te spreken. Doe alles wat je kunt
" om mij te helpen de ondernemer van ons huis van Marseille uit
" moeilijkheden te redden.
"
Ik zou dienen te weten of D. Pirro en D. Macherau al pries-
" ter zijn en of er geen moeilijkheden bestaan. Wie is die andere
" priester van Annecy, die mij ter gelegenheid van Sint-Jan ge-
" schreven heeft? Wil hij salesiaan worden? Naar het schijnt is de
" clericus Pentore terug naar huis gegaan?
(1) Bij zijn terugkeer uit Turijn, zoals we hierna zullen zeggen, 14 juli was een maandag. Op
20 juli, een zondag bevond de abbé zich te Sampierdarena op de terugweg.
(2) Cfr..boekdeel XIII, blz. 716.

32.4 Page 314

▲back to top
- XIV/310 -
"
Je zult aan iedereen zeggen dat ik met veel genoegen de
" brieven gelezen heb die ze mij vanuit het patronaat (1) gestuurd
" hebben. Ik dank ze allemaal en ik bid God dat hij ze moge vergelden
" en ze in zijn heilige genade behouden.
"
Indien je mij nieuws hebt mee te delen, doe het dan vlug,
" want ik heb vele vervelende zaken.
"
God moge jullie allen zegenen en bidden jullie voor mij
" die voor jullie steeds in Jezus Christus zijn zal
"
" Turijn, 14-7-79.
je toegenegen vriend
"
Priester Gio. Bosco.
Te midden van de "vele vervelende zaken" die hem in die dagen last
bezorgden ontving Don Bosco wat opbeuring door de genegenheid van zijn
zonen, de samenhorigheid van de directeurs, die offers brachten om hem te
helpen bij zijn ondernemingen en door het goede nieuws over de gang van
zaken in de huizen. Dit blijkt uit de tweede brief.
"
Mijn beste D. Ronchail,
"
"
Ik dank jou en al onze beminde zonen van Nice voor de ge-
" beden en de wensen voor mij gedaan.
"
Moge God jullie zegenen en jullie in zijn heilige genade
" bewaren. Je zult de twee exemplaren van onze uiteenzetting via de
" post ontvangen.
"
Je hebt me genoegen gedaan met het nieuws over de heer
" en mevrouw Tiban. Indien je de gelegenheid hebt ze te zien, groet
" ze dan zeer van mijnentwege. Zeg hun dat ik ze van hart dank voor
" de liefdadigheid en welwillendheid die ze tegenover ons weeshuis
" betuigen. Geef hun de verzekering dat ik ze iedere dag in de Hei-
" lige Mis aan de Heer aanbeveel.
"
Wat heb je voor onze loterij gedaan? Heb je de biljetten
" verkocht? Heb je er nog over? Verlang je er nog?
"
Ga voort met voor mij te bidden die voor jou steeds zijn
" zal in Jezus Christus
"
de toegenegen vriend
" Turijn, 4-7-1879.
Priester Gio. Bosco.
Zoals in het Oratorio het kamertje van Don Bosco steeds openstond
voor iedereen van het huis, die hem om het even voor welke reden ook wou spreken,
(1) Brieven met gelukwensen in het Frans geschreven door jongens uit Damascus waaraan we elders
reeds herinnerd hebben.

32.5 Page 315

▲back to top
- XIV/311 -
zo konden zijn zonen hem ook uit de verte met het grootste vertrouwen
schrijven al was het maar om hun hart eens te luchten op ogenblikken van
slecht humeur, want ze mochten zeker zijn dat hij hen niet zonder ant-
woord zou laten. Zo was het ook voor de jonge catecheet uit Nice, Don
Lorenzo Bianchi. Hij had zich wat ongemakkelijk gevoeld en had zijn har-
tezorgen toevertrouwd aan de "vreemde" brief hiervoor vermeld. Toch was de
goede vader er niet ongevoelig voor gebleven.
"
Beste D. Ronchail,
"
"
Ik heb aan D. Bianchi een lange brief geschreven, die hij niet
" ontvangen heeft. Kijk eens na of hij op de post of ergens in
" huis is blijven liggen. Indien je hem niet vindt, zeg het me dan
" en ik zal hem een andere brief sturen. Deel dit mee aan D. Bianchi
" zelf en geef hem de verzekering dat ik hem niet vergeet maar dat
" ik hem aanbeveel ook mij niet te vergeten.
"
Andere zaken zullen voor een andere dag zijn. Moge God ons
" allen zegenen en geloof me dat ik met ware genegenheid steeds van
" jou in Jezus Christus zijn zal
"
je toegenegen vriend
" Turijn, 23-7-79.
Priester Gio. Bosco.
"
" P.S. Ik heb met genoegen de brieven van de jongens van Damascus
"
gelezen. Groet ze van mijnentwege.
In 1881 werden de vijf jongens uit Damascus, die vanuit het Ora-
torio naar Nice gezonden waren, door Don Bosco teruggeroepen naar Turijn
met de bedoeling ze voor te bereiden als clerici. Maar de Melkietische
patriarch van Antiochië, Gregorio Jussef, die vernomen had dat men ze
in de Latijnse orden wou laten binnengaan, wou dat niet. Op 20 oktober
1881 schreef hij: "Het doel waarvoor ze naar Nice werden gestuurd, was dat z e
daar de studies die voor een geestelijke nodig zijn, zouden doen om
dan hier terug te keren en te worden tewerkgesteld voor het heil van de
zielen." Hij verzocht daarom Don Bosco ze terug te sturen naar Marseille
bi j ee n priester d ie zijn gev ol ma ch tigde w as , en die vo lg en s zijn on-
derrichtingen zou handelen. De brief van de patriarch eindigde aldus: "Ik zal u
niet verhelen dat ik grote behoefte heb aan geestelijke arbeiders in m i j n ve r -
schillende diocesen en dat het voor mij onontbeerlijk is deze jongens
hier te hebben in dienst van mijn patriarchale zetel. Ik dank u zeer voor
de zorgen die hun besteed werden gedurende hun verblijf in uw huizen." Da-
delijk werd gedaan wat de patriarch verlangde.
Te Marseille.
Wanneer te Marseille de eerste steen gelegd was van het nieuwe ge-
bouw op de feestdag van Maria, Hulp der Christenen, werd er hard gewerkt om ver-

32.6 Page 316

▲back to top
- XIV/312 -
der te bouwen. De beschikbare fondsen waren echter vlug uitgeput en dat
was de reden waarom het noodzakelijk werd een lening aan te gaan, waar-
over Don Bosco in zijn tweede brief schrijft. Een andere brief gericht
aan de pastoor van Sint-Jozef houdt hiermee eng verband. Hieruit verneemt
men hoe Don Bosco een hulpmiddel vond om de onderneming voort te zetten
in de verkoop van de boerderijen die hij geërfd had van Baron Biancho di
Barbania. Kanunnik Guiol had aan Don Bosco en aan het Oratorio een bezoek
gebracht in het midden van de maand juli. Hij was enkele dagen gebleven,
maar werd dan door zijn herderlijke plichten terug naar Marseille geroepen.
Don Bosco schreef hem:
"
Beste Heer Pastoor,
"
"
Een paar woorden om u wat nieuws te geven over onze aange-
" legenheden. De foto's van het Oratoire St.-Léon zijn klaar maar misschien
" zal ik ze niet voor woensdag kunnen opsturen. In dat geval zal ik
" ze naar Marseille sturen zoals we overeengekomen waren.
"
Er werd een verkoopcontract afgesloten voor een van de boerderijen
" van Caselle; de notariële akte zal op het einde van deze maand verleden
" worden. Aldus hoop ik D. Bologna gerust te kunnen stellen.
"
Indien echter D. Ronchail bijtijds de persoon heeft kunnen aan-
" treffen aan wie ik zelf geschreven heb, dan meen ik dat hij het
" nodige bedrag zal kunnen bezorgen.
"
Ik zal in ieder geval de manier bestuderen om onze zaken voor-
" uit te brengen en niet halverwege te blijven staan. De salesi-
" aanse congregatie is nog een klein kind en daarom zijn haar zonen
" nog kleinere kinderen. Maar met Gods hulp zullen ze groter worden en met
" de tijd zullen ze verstand en vruchten halen uit de moeilijkheden:
" geduld, standvastigheid en gebed.
"
Uw verblijf onder ons heeft iedereen veel genoegen gedaan.
" Het was echter te kort. U zult zeker nog terugkeren, niet waar?
" Verontschuldig ons dat wij u niet met de verschuldigde tegemoet-
" komingen konden ontvangen, zoals iedereen dat wenste.(1)
"
Moge God u steeds in goede gezondheid bewaren en geloof mij
" in Jezus Christus van u te zijn
"
de toegenegen vriend
" Turijn, 20 juli 1879.
Priester Gio. Bosco.
(1) Het volgende hoofse biljet had betrekking op dit beloofde bezoek:
Beste Heer Pastoor,
In uw brief liet u mij hopen dat wij gedurende de tweede week van deze maand uw
verlangd bezoek zouden ontvangen. Ik meen dat u niet alleen zult zijn. Ieder die u
vergezelt, wordt hier bij ons verwacht. Iemand zei me dat het misschien Madame Jacques
zou zijn. Het zou me veel genoegen doen. Ook heer Martin met zijn Victor beloofde een
reis naar Turijn te doen. Zal hij bij u zijn? Indien u ns het uur van uw aankomst laat
weten, zullen wij u tot aan het station tegemoet komen. En abbé Mendre? Moge God u op uw
reis begeleiden en bid ook voor mij die voor u steeds in Jezus Christus zijn zal uw
toegenegen vriend
Turijn, 3 juli 1879.
Priester Gio. Bosco.

32.7 Page 317

▲back to top
- XIV/313 -
Don Bosco had aan de Heilige Vader een pauselijke onderscheiding
gevraagd en bekomen als een waardige erkenning van de verdiensten van de
heer Rostand voor zijn leiding van de Société Beaujour. Het ging er nu
om, hem deze met wat luister aan te bieden. Daarom beval Don Bosco zich
aan pastoor Guiol aan.
"
Beste Heer Pastoor,
"
" Zijne Eminentie Kardinaal Nina laat me weten dat Zijne Heiligheid
" Haan de verdienstelijke heer Rostand het commandeurschap van de
" Orde van Sint-Gregorius de Grote verleend heeft.
"
Ik schrijf aan D. Bologna dat hij bij u zou komen om te
" beraadslagen over een mooi feest.
"
De pauselijke breve is niet in het algemeen opgesteld,
" maar heel speciaal, zoals zal blijken uit de tekst die ik hier
" bijvoeg.
"
De kardinaal-staatssecretaris spreekt me over een vergunning
" van de Heilige Vader, die ik u zal meedelen zodra ze verleend is.
"
Ik hoop dat we alles zullen in orde brengen, ook ten koste
" van enige opoffering. Daarom heb ik niet veel, maar toch wat tijd
" nodig. De brief aan de heer Rostand laat ik open. Wanneer u hem
" zult gelezen hebben, zult u hem verzegelen alvorens hem te over-
" handigen, enz.
"
Doe wat u best acht. Ik heb geen tijd. Ik zal weldra schrij-
" ven. God moge u allen zegenen en geloof mij te zijn
"
"
uw toegenegen vriend
"
Priester Gio. Bosco.
" P.S. Maak een mooi artikel voor het Bollettino klaar.
De heer Rostand was vervuld van dankbaarheid. Hij dankte Don Bosco
en dankte rechtstreeks de paus. Tegelijkertijd deed hij de nodige stappen
voor de wettelijke regeling zowel van het huis van Marseille als van het
arme weeshuis van Saint-Cyr. Wat Don Bosco "ten koste van enige opoffe-
ring" wenste in regel te brengen was de aangelegenheid van de Maîtrise
waarover abbé Guiol zich steeds bleef beklagen en vurige brieven schreef.
In de vorige brief werd er ook op gezinspeeld met de ietwat sibyllijnse
woorden "de ongemakkelijke feiten" namelijk onaangename feiten. De abbé,
die een edelmoedig en ijverige man was, kon zoals alle impulsieve tempe-
ramenten met onstuimigheid optreden. Wanneer zich een gedachte eenmaal
bij hen heeft vastgeankerd, dan kunnen ze, wanneer ze iets afhandelen,
de moeilijkheden niet omzeilen maar willen ze deze breken zonder te let-
ten op de omstandigheden of op de gevolgen. Voorlopig werd, dank zij de
inschikkelijkheid van Don Bosco, een vergelijk bereikt, zoals we te ge-
legener tijd verhaald hebben.

32.8 Page 318

▲back to top
- XIV/314 -
Daags voor de noveen van Kerstmis stuurde Don Bosco speciale
gelukwensen aan drie dames uit Marseille die zich tegenover de salesianen
zeer verdienstelijk hadden gemaakt. Twee van deze dames zijn ons al be-
kend en de derde was de echtgenote van voornoemde heer Rostand.
"
Madame Rostand,
"
"
Meermaals heeft Don Bologna mij gesproken over de liefdadig-
" heidswerken die u en mevrouw uw dochter doen voor de arme knapen
" van het Oratoire Saint-Léon. Ik meen mijn plicht te vervullen door
" u nederig en hartelijk te danken.
"
Ik wens u echter een geschenk aan te bieden dat, omdat
" het speciaal is, u genoegen zal doen. Hier is het:
"
Aanstaande donderdag, zal ik, als het God belieft, een Hei-
" lige Mis celebreren aan het altaar van Maria, Hulp der Christenen.
" Onze jongens zullen de heilige communie ontvangen met speciale ge-
" beden volgens uw vrome intentie. Het is onze bedoeling de zege-
" ningen van de hemel af te smeken over u en over heel uw familie.
" Gezondheid, vrede, voorspoed wezen de nalatenschap van de heer
" en mevrouw Rostand en van hun kinderen tot de laatste generatie
" toe.
"
Moge God ons allen zegenen! Tot weerziens in de volgende
" maand januari. Bid voor mij die voor u in Jezus Christus steeds
" zijn zal
"
de nederige dienaar
" Turijn, 15 december 1879.
Priester Gio. Bosco.
"
" P.S. Mijn zeer eerbiedige groeten aan Monsieur Rostand, uw waarde
"
echtgenoot.
" Aan onze goede en zeer beminde Moeder, Madame Jacques,
"
"
Niet enkel uw kinderen van Beaujour, maar ook die van Turijn
" herinneren zich hun goede moeder en de vele weldaden die ze ons
" schenkt. Met de overtuiging u aangenaam te zijn willen wij de-
" ze dagen heel veel voor u bidden. Bovendien zal ik aanstaande
" vrijdag de heilige mis celebreren en zullen onze jongens de heili-
" ge communie ontvangen met speciale gebeden volgens uw vrome in-
" zicht.
"
Moge God u bewaren, beste Moeder van ons. Moge God u
" zegenen en u vertroosten met geestelijke bloemen die op het
" gepaste ogenblik voor u een mooie krans in de hemel zullen zijn.
"
Als het God belieft hoop ik u nogmaals te kunnen groeten
" in januari eerstkomende en terwijl ik mij aan de christelijke
" liefde van uw gebeden aanbeveel, heb ik de eer met kinderlijke
" genegenheid in Jezus Christus van u te zijn
"
"
uw als zoon zeer verplichte
" Turijn, 15 december 1879.
Priester Gio. Bosco

32.9 Page 319

▲back to top
- XIV/315 -
"
Eerbiedwaardige Mevrouw Noilly-Prat,
"
"
In uw grote liefdadigheid hebt u zich gewaardigd de ver-
" dienstelijke beschermster van onze arme jongens van het Oratoi-
" re Saint-Léon te worden. Ik wens u op speciale wijze mijn dank-
" baarheid voor God te betuigen.
"
Op zaterdag, de vijfde dag van de noveen van het heilige
" kerstfeest zal ik de heilige mis celebreren en zullen onze jon-
" gens de heilige communie ontvangen met speciale gebeden ter ere
" van het kind Jezus en volgens uw vrome intentie. Wij zullen bid-
" den opdat God u in goede gezondheid zou bewaren en steeds in
" zijn genade zou behouden. Hij moge u de overvloedige vrucht van
" uw liefdadigheid reeds op aarde laten zien en nog overvloediger
" moge de beloning zijn die God u eens in de hemel zal schenken.
"
Moge God u zegenen, verdienstelijke Mevrouw Prat, en moge
" deze geringe betuiging van mijn dankbaarheid u aangenaam zijn.
" Ik hoop u persoonlijk te kunnen groeten in januari eerstkomende.
"
Wil ook voor mij bidden die in Jezus Christus steeds van
" u zijn zal
"
de zeer verplichte dienaar
" Turijn, 15 december 1879.
Priester Gio. Bosco.
Bij diezelfde gelegenheid mocht een goede brief voor kanunnik Gui-
ol niet ontbreken, des te meer nu Don Bosco hem sinds juli niet meer ge-
schreven had. Het werd dan ook dringend het terrein voor te bereiden voor
zijn aanstaande komst naar Marseille.
"
Beste Heer Pastoor,
"
"
Ofschoon ik u sinds enkele tijd niet meer geschreven heb,
" heb ik nooit vergeten iedere ochtend voor u een memento in de
" heilige mis te hebben.
"
Op deze (dagen) echter meen ik een plicht te vervullen door
" u mijn allerhartelijkste wensen aan te bieden voor een zalige
" hoogdag van Kerstmis en voor een gelukkig Nieuwjaar en door u de
" verzekering te geven dat wij gedurende heel het jaar 1880 zullen
" voortgaan voor u te bidden aan het altaar van de allerheiligste
" Maagd, Hulp der Christenen. Ik hoop dat God ons zal verhoren en
" dat u een gelukkig jaar zult doorbrengen.
"
Intussen deel ik u mee dat ik, als het God belieft, om-
" streeks half januari eerstkomende te Marseille zal zijn om de za-
" ken van ons Oratorio in orde te brengen en te zien welke maatrege-
" len kunnen genomen worden om de schulden die we gemaakt hebben
" te delgen en ook diegene welke we nog zullen moeten maken. Ik ge-
" loof dat een conferentie van de salesiaanse medewerkers en van an-
" dere welwillende en verdienstelijke personen zeer opportuun zal
" zijn. Ik weet niet of men in het Oratorio een zaal kan hebben of-

32.10 Page 320

▲back to top
- XIV/316 -
" wel of men zich van de huidige kapel kan bedienen ofwel of er een
" geschikte plaats is in het huis van een weldoener. Het zou de
" bedoeling zijn te kunnen zeggen wat er gedaan werd en wat er dient
" gedaan te worden. We zouden over de medewerkers spreken en over de
" gemakkelijkste manier waarop ze ons kunnen helpen. Uw raad zal
" een norm zijn bij al wat dient gedaan te worden.
"
Indien u een van de heren van de Société Beaujour zou zien
" dan verzoek ik u hem van mijnentwege te willen groeten.
"
Aan u in het bijzonder beveel ik mij in de christelijke
" liefde van uw heilige gebeden aan, terwijl ik de eer heb te zijn
" in Onze Heer Jezus Christus
"
uw toegenegen vriend
" Turijn, 22-12-79.
Priester Gio. Bosco.
"
" P.S. De Hemel zij dank dat mijn gezichtsvermogen wat verbeterd is.
Juist daags voor de plechtigheid van Kerstmis gaf Mgr. Jean-Louis
Robert, de opvolger van Mgr. Place in het bestuur van het diocees Mar-
seille, een openbaar teken van zijn welwillendheid tegenover Don Bosco's
zonen.
Er was een inschrijvingslijst geopend om geld in te zamelen waar-
mee men de bouwuitgaven kon bekostigen. Niet alleen schonk de bisschop
er zijn zegen aan, maar hij beval ze schriftelijk, in zeer vleiende be-
woordingen, ter inschrijving aan de gelovigen aan.(1)
Daarin volgde hij de voetstappen op van zijn voorganger. Toen de-
ze bevorderd was tot aartsbisschop van Rennes, placht hij te zeggen: -
"Indien ik, toen ik bisschop was te Marseille niets anders zou gedaan
hebben dan er de salesianen binnen te leiden, dan zou dat voldoende zijn
om over mijn werk tevreden te zijn." - Daarom wou hij en drong hij aan
dat de salesianen ook naar Rennes zouden komen. Hij zei dat hij na deze
gebeurtenis tevreden zou sterven.
Te Valdocco
Ook te Valdocco werd er gebruik gemaakt van de nalatenschap van
Baron Bianco om de begroting in evenwicht te brengen. De twee kerken van
(1) De Citoyen publiceerde voor zijn lezers in nr. 2982 het schrijven van de bisschop en
liet het voorafgaan door een lofartikel op het Oratorio van Saint-Léon. De bisschop
zei:
"Nous avons vu avec une vive satisfaction s'établir dans notre diocèse l'Oeuvre des
prêtres Salésiens de Don Bosco, sous le titre d'Oratoire Saint-Léon, bien convaincu
qu'il est destiné à opérer un grand bien. Nous ne doutons pas que les âmes chrétiennes
ne s'empressent de lui venir en aide: nous estimons qu'en secourant les orphelins de
l'Oratoire Saint-Léon, elles feront un acte de charité fort agréable à Dieu.
Marseille, le 24 décembre 1879.
+ Louis, Evêque de Marseille."

33 Pages 321-330

▲back to top

33.1 Page 321

▲back to top
- XIV/317 -
Sint-Jan de Evangelist en van Vallecrosia slorpten een groot gedeelte op
van de weldadigheid. De prijsstijging van de eetwaren, die dat jaar met
een derde de uitgaven van de vorige jaren verhoogde, maakte de financiële
toestand nog zwaarder. "Wat zullen we dan doen?" - vroeg Don Bosco zich
af in de omzendbrief van januari 1880 aan de medewerkers. Zullen we de
moed opgeven? Nooit! Het gaat hier om het welzijn van de zielen en van de
burgerlijke maatschappij. In het verleden hebben wij bij middel van de
liefdadigheid en vooral bij middel van de jongste loterij, die voor ons
een echt hulpmiddel werd, zware en dringende uitgaven kunnen doen. Voor
de uitgaven die wij in de toekomst moeten doen, stel ik mijn volledig
vertrouwen op de Voorzienigheid van de Heer, die ons bij dergelijke nij-
pende noden nooit in de steek heeft gelaten. Ik stel ook nog mijn ver-
trouwen op uw liefdadigheid." Hij had ook tot een andere uitweg zijn toe-
vlucht genomen. Toen op 29 mei de financiële kwestie te berde was gekomen
en men gezien had welke zware schulden op alle takken van de administra-
tie wogen, hadden de oversten besloten met toestemming van Don Bosco een
lening van honderdduizend lires aan te gaan, die zou afbetaald worden
dank zij de verkoop van de villa van Sint-Anna te Caselle. Van de benar-
de toestand waarin het Oratorio zich bevond, treffen we ook later een
klare aanduiding aan in volgende brief aan ridder Carlo Fava.
"
Illustere en beste heer Ridder,
"
"
Toen u mij gisteren in gezelschap van mevrouw uw echtgenote
" de milde gift geschonken hebt, hebt u het inzicht uitgedrukt dat
" ze voor de kerk van Sint-Jan de Evangelist zou bestemd worden.
" Ofschoon weliswaar de behoeften van deze kerk groot zijn, zal ik
" toch, indien u mij dat toestaat dit bedrag voor een ander doelein-
" de gebruiken; daar ik nog een groot aantal jongens heb die op hun
" zomers gekleed zijn, zal ik hierin moeten voorzien. Het is drin-
" gend en het gaat hier letterlijk om naakten te kleden.
"
Ik herhaal u mijn dank voor uw liefdadige daad voor mij en
" voor deze arme jongens gesteld en terwijl ik God bid zijn over-
" vloedige zegen te willen uitstrooien over u, mevrouw uw echtgenote
" en uw klein meisje, heb ik de eer met diepe dankbaarheid van u te
" zijn
"
"
de zeer verplichte dienaar
" Turijn, 4 december 1879.
Priester Gio. Bosco.
Deze brief bevatte een postscriptum waarin Don Bosco de uitwerk-
selen aanwees van een schaduwzijde die men niet zelden in de colleges
aantreft. De ridder had hem verzocht de bedreiging van wegzending te
willen herroepen ten laste van een jonge vakleerling.
Als antwoord hierop ontving hij volgende uitleg.

33.2 Page 322

▲back to top
- XIV/318 -
P.S. Ik heb met D. Branda gesproken over het geval van de jonge
Paeno en hij heeft mij gezegd dat geen enkel bevel daartoe bestaat.
Hij merkte enkel op dat een tante van de jongen hem al te veel komt
bezoeken en hem dan beloften en geschenken doet, die tegen de regel zijn.
D. Branda liet haar opmerken dat deze eetwaren als gevolg hadden
dat de jongen naar geen vermaningen en naar geen bedreigingen met straf
meer luisterde en dat, wanneer dit voortduurde, de oversten zouden ge-
noodzaakt worden hem met Kerstmis naar huis te sturen. De brave tante
had hierop geantwoord: Met Kerstmis is het te vroeg. Stel dat dan ten
minste uit tot na de winter. Ik denk daarom dat het heel opportuun zou
zijn dat u, mocht U de tante zien, haar zou willen zeggen, dat ze de op-
voeders hun rol moet laten vervullen, des te meer omdat de knaap niets
nodig heeft. U zult echter handelen zoals u dat in uw wijsheid best zult
achten.
Een zaak van heel andere aard gaat eveneens het Oratorio aan. In
de loop van deze Gedenkschriften hebben wij al meer dan eens gezegd wel-
ke liefdadige bezorgdheid Don Bosco toonde om arme priesters, die op de
doolweg geraakt waren, weer op het goede spoor te brengen. Soms nam hij
ze in het Oratorio op, omringde ze met fijngevoelige attenties en ver-
zuimde geen enkel middel om ze te rehabiliteren. Aldus deed hij dit in
de zomer van 1879 voor een zekere priester Machet, de vroegere pastoor
van Gravère in het bisdom Susa, die overgegaan was naar de sekte van de
oud-katholieken. Hij schreef eigenhandig aan Leo XIII om te bekomen dat
hij opnieuw in de Kerk zou worden opgenomen.
"
Heilige Vader,
"
"
Priester Gio. Bosco nederig uitgestrekt aan de voeten van
" Uwe Heiligheid smeekt nederig om vergiffenis voor een verdwaalde
" zoon, die zich zelf vergeten heeft en in de diepe afgrond van
" de goddeloosheid gevallen is. Het gaat om priester Serafino Machet
" uit het diocees Susa. Hij was pastoor van het dorp Gravère; maar
" om zijn laakbaar zedelijk gedrag werd hij uit zijn parochie ver-
" wijderd. De ene afgrond voerde hem naar de andere. Hij eindigde
" ermee volgeling te worden van de sekte van de oud-katholieken. De
" noodzaak te kunnen bestaan, zegt hij, bracht hem tot dit uiterste.
" Hij werd aangesteld als hoofd en predikant en werd pastoor be-
" noemd van Roncourt in het kanton Bern in Zwitserland.
"
Hij beleed en predikte de ketterij vanaf 15 december 1875
" tot in de maand juni van dit jaar 1879.
"
Opgenomen in het Oratorio van de H. Franciscus van Sales
" vraagt hij te mogen terugkeren in de schoot van de Kerk van Jezus
" Christus en sinds enige maanden heeft hij opnieuw de praktijken
" van onze heilige godsdienst gevolgd.

33.3 Page 323

▲back to top
- XIV/319 -
"
Thans vraagt hij met de toestemming en in naam van de bis-
" schop van Susa de bevoegdheid hem te mogen ontslaan van de reser-
" vaties, straffen en censuren welke hij heeft opgelopen wegens zijn
" misdrijven, terwijl hij zich bereid verklaart zich te onderwerpen
" aan de boete en aan al wat U noodzakelijk en opportuun acht om de
" ergernis te herstellen.
"
Ik vraag enkel als een gunst om nu geen ruchtbaarheid te ge-
" ven in de kranten aan zijn herroeping; er zou teveel herrie over
" gemaakt worden en sommige van zijn ongelukkige oud-collega's, die
" eveneens verlangen tot de waarheid terug te keren, zouden in moei-
" lijkheden kunnen raken.
"
Met de hoop op deze gunst ben ik
"
uw zeer verplichte zoon
"
Priester Gio. Bosco.
Het antwoord kwam hem toe begin december. Het was van Mgr. Angelo
Jacobini, assessor bij het Heilig Officie. De zaak was door tussenkomst
van de secretaris naar deze rechtbank verwezen. Uit dit antwoord kon ech-
ter enkel worden opgemaakt dat de heilige congregatie aan de bisschop van
Susa meegedeeld had welke maatregelen er dienden genomen te worden.
Voor Don Bosco waren de gebeden die de jongens in het Oratorio
iedere dag tot Maria, Hulp der Christenen, richtten en hun veelvuldige
communies een geruststellende gedachte. Hij voelde aan dat hij daarin
een eeuwige geestelijke schat had, waartoe hij zich vol vertrouwen kon
wenden, zowel om van de hemel de genaden te bekomen die hij nodig had
voor het uitbreiden van zijn moeilijke zending, als om te voldoen aan de
verplichtingen die hij tegenover zijn weldoeners had. Hoe vurig zijn
vertrouwen was, wordt welsprekend aangetoond door zijn brief van novem-
ber aan Alfonso Fortis.(1)
"
Mijn beste Alfonso,
"
"
Ik heb je twee lieve brieven ontvangen die allebei ongun-
" stig nieuws brengen over je gezondheid. Dit heeft mij veel ver-
" driet gedaan maar ik heb een levendig vertrouwen dat God onze
" gebeden zal verhoren en dat je weer opnieuw gezond zult worden
" zoals vroeger. Wat het lesgeven betreft, daaraan moet je niet
" denken. Als je gezond kunt zijn is dat voor ons genoeg. Immers
" na Gods genade is de gezondheid de grootste schat.
(1) Cfr. boekdeel XIII, blz. 240.

33.4 Page 324

▲back to top
- XIV/320 -
"
Ook die beste Ricardo sukkelt met zijn gezondheid! Wat
" doet mij dat leed! Wat moeten Papa en Mama hieronder lijden!
"
In ieder geval zou ik een forse aanval willen doen op de
" vesting van David, op de macht van Maria, en haar op zekere ma-
" nier verplichten de genade te verlenen gezond te mogen worden op-
" dat jullie beiden op een heilige manier jullie krachten kunnen
" gebruiken voor het welzijn van de zielen. We zullen het daarom als
" volgt doen. Gedurende heel de maand december eerstkomende zal er
" een heilige mis worden gecelebreerd aan het altaar van Maria, Hulp
" der Christenen. Onze jongens zullen de heilige communie ontvangen
" met speciale gebeden in de loop van die maand.
"
Jij zult dan met de andere leden van je familie een Onze Va-
" der tot Jezus in het heilig sacrament en een Salve_Regina tot de
" Onbevlekte Maagd bidden. Ik heb het volste vertrouwen dat onze ver
" zamelde zwakke krachten de Heer zullen noodzaken naar ons te luis-
" teren en ons te verhoren.
"
God zegene je, de brave Riccardo, Papa en Mama en behoude
" jullie allen in zijn heilige genade.
"
Tot weerziens in goede gezondheid en bid voor mij die voor
" jou in Jezus Christus steeds zijn zal
"
een toegenegen vriend
" Turijn, 29-11-79.
Priester Gio. Bosco.
Het einde van het jaar.
Omstreeks de noveen van het heilig feest van Kerstmis en ook bij
het einde van het jaar, had Don Bosco voor beide gelegenheden een speci-
ale gedachte voor al de huizen van zijn congregatie gestuurd. Op 13 de-
cember verspreidde hij voor de salesianen en voor hun leerlingen volgende
omzendbrief:
"
Noveen van het heilig feest van Kerstmis voor de klooster-
" lingen en leerlingen van de salesiaanse huizen.
"
"
De plechtigheid van het heilig feest van Kerstmis dient bij
" ons volgende gevoelens en besluiten te verwekken:
"
1° Liefde tot het Kind Jezus met het onderhouden van zijn
" heilige wet;
"
2° Andermans gebreken verdragen uit liefde tot het Kind
" Jezus;
"
3° Hoop op Gods oneindige barmhartigheid en het vast voor-
" nemen de zonde te vluchten;
"
4° De ergernis herstellen door ons goed voorbeeld als hul-
" de aan het Kind Jezus;
"
5° Uit liefde tot het Kind Jezus de oneerbaarheid vluchten,
" ook in de kleinste zaken;

33.5 Page 325

▲back to top
- XIV/321 -
"
6° als hulde aan het Kind Jezus onderzoeken of bij vorige
" biechten ons leedwezen met zijn vereiste kwaliteiten aanwezig
" waren;
"
7° nagaan of wij de voornemens van onze vorige biechten
" trouw zijn gebleven;
"
8° de biechten van ons voorbije leven overzien, zoals
" Jezus Christus dit nadien voor zijn rechtbank zal doen;
"
9° het besluit nemen Jezus en Maria tot aan onze dood
" te beminnen;
"
10° het heilig feest van Kerstmis: te communie gaan en
" dit voortaan veelvuldig doen.
"
Met de wensen van hemelse zegeningen vanwege jullie vriend
"
" Turijn, 13-12-1879.
Priester Gio. Bosco.
Toen dan de Kerstfeesten voorbij waren, liet Don Bosco aan de hui-
zen de gebruikelijke nieuwjaarswensen, aldus opgesteld, toekomen:
"
Nieuwjaarswensen van Don Bosco
"
aan de salesianen en aan hun leerlingen.
"
Wensen voor het jaar 1880.
"
"
"
1. Aan allen zonder onderscheid: Door woorden en daden het
" goede voorbeeld bevorderen, zich ver houden van gewoonten, zelfs
" onverschillige gewoonten, in niet-noodzakelijke dingen.
"
2. Aan de directeurs: het geduld van Job.
"
3. Aan de oversten: de zachtheid van de H. Franciscus
" van Sales bij de omgang met anderen.
"
4. Aan alle leerlingen: Hun tijd goed gebruiken: nullum
" temporis_pretium.
"
5. Aan alle salesianen: Het stipt onderhouden van hun
" regel.
"
De oversten worden ermee belast de wensen hierboven uit-
" gedrukt, aan te kondigen en te verklaren.
"
Moge God jullie allen zegenen. Een special dank aan hen
" die mij brieven met goede wensen stuurden.
"
" Turijn, 26 december 1879.
Priester Gio. Bosco.
Voorzeggingen.
Voor 1879 blijven er ons enkele profetieën van Don Bosco te boe-
ken, waarvoor we in de vorige hoofdstukken geen gepaste plaats gevonden
hebben. Eén ervan werd gedaan aan zuster Clementina di San Giuseppe, die
in de orde van de Jozefienen van Turijn getreden was in 1875. Ze voelde
een stijgende aantrekkingskracht voor de missies maar kwam er nooit toe

33.6 Page 326

▲back to top
- XIV/322 -
haar verlangen aan haar oversten bekend te maken. Enkele jaren na haar
noviciaat werd ze tot novicemeesters aangesteld. Ze had er met Don Bosco
willen over spreken, maar de gedachte dat ze met een heilige te maken had
schrikte haar af. Eindelijk op een dag in 1879 toen ze een leerlinge naar
Cottolengo moest vergezellen om daar een bezoek bij iemand te brengen,
zei ze haar: Terwijl jij in Cottolengo bent, ga ik een bezoek brengen in
het Oratorio van Don Bosco."
Na moed te hebben gevat, meldde ze zich aan bij Don Bosco. Hij
aanhoorde haar en verklaarde dat ze naar de missies diende te gaan.
- "Maar de oversten" - zei ze - "zullen mij daartoe de toelating
niet willen verlenen."
- "Welnu, u vraagt om uit uw congregatie te gaan, voegt u bij onze
zusters bij de eerstkomende expeditie voor Amerika en te Buenos Aires
treedt u in en vestigt u in het huis van de Jozefienen gesticht door uw
congregatie van Pinerolo."
Zuster Clementina was door deze woorden volkomen getroost. Ze
vroeg aan haar oversten de toelating om naar de missies te vertrekken.
Die toelating werd haar echter geweigerd ofwel, omdat de zuster voor de
communiteit een groot voordeel betekende, ofwel omdat de Jozefienen van
Turijn geen enkel huis in de missies hadden.
Enkele maanden later ging ze opnieuw Don Bosco bezoeken. Ze ont-
moette hem op de speelplaats van het Oratorio, op het ogenblik dat hij
zich naar de kerk begaf. Ze zei hem dadelijk dat ze een weigerend ant-
woord had opgelopen en vroeg hem om raad. Don Bosco sloeg de ogen ten he-
mel, antwoordde haar: - "Geduld maar!" - en ging zonder er nog iets aan
toe te voegen de sacristie in.
Toen enkele dagen verlopen waren, werd de zuster aangetast door
een vreemde kwaal, die haar veel deed lijden en haar belette de veelvul-
dige opdrachten die men haar toevertrouwd had te vervullen. Ze herhaalde
haar aanvraag om naar de missies te mogen gaan maar zonder nut. De kwaal
duurde al tien jaar, toen ze in 1889 aandrong om te worden ontslagen uit
de orde van de Jozefienen van Turijn en in die van de Jozefienen van
Chambéry te mogen intreden. De genegenheid van haar oversten verzette
zich daartegen maar ten slotte gaven ze toe en werd zij daar liefdevol
opgenomen. Al was het ook haar vurige wens, haar ziekte bleef een belet-
sel en zo dacht ze er niet eens meer aan erover te spreken. Met de hoop
haar een atmosfeer te bezorgen die voor haar beter geschikt was, stuurde
de overste haar naar het huis dat te Rome door de congregatie was ge-
sticht, maar omdat haar kwaal daar zelfs verslechtte, riep ze haar terug.
Intussen stierf in die dagen te Oslo, de overste van een bloeiend
ziekenhuis, daar door haar congregatie voor de katholieken opengehouden
werd. Men wou haar vervangen door een Franse zuster maar toen de Aposto-

33.7 Page 327

▲back to top
- XIV/323 -
lische Delegaat dit vernomen had, antwoordde hij dat hij er niet wou van
weten. De overste van Chambéry, in verlegenheid gebracht door dit verzet,
dacht aan Zuster Clementina en, op een bepaalde dag, liet ze haar roepen
en zei haar op de man af: "Zou u naar de missies willen gaan?" - De
kloosterzuster was verrast door een dergelijke vraag en antwoordde dat,
indien haar ziekte haar met rust liet, ze er graag naartoe zou gaan.
De overste zei haar niets anders meer. Zij was volledig overstuur
en ontroerd. Weer voelde zij dat verlangen in haar branden naar de mis-
sies te gaan. Ze zag dat iets, waarnaar ze zo lang tevergeefs gereikhalsd
had, eindelijk ging verwezenlijkt worden. Ze ging naar de kapel om Don
Bosco te vragen haar op dit zo beslissende ogenblik te willen helpen. Ze
was al een halfuurtje aan het bidden, toen de overste haar achterna kwam
met een telegram van de delegaat. Men had zijn goedkeuring gevraagd voor
een Italiaanse zuster en hij had bevestigend geantwoord.
Bij dit nieuws brak Zuster Clementína in gejubel uit. Gedurende
veertien dagen nam zij versterkende middelen, maakte wat voorbereidselen
vertrok dan. Ze keerde terug naar Turijn in 1891 om een bezoek aan haar
familie te brengen en dan naar haar post terug te keren. Het was bij die
gelegenheid dat ze aan Don Belmonte de profetie van Don Bosco verhaalde
en als volgt besloot: - "Thans voel ik mij werkelijk gelukkig. Mijn ge-
zondheid is voldoende om al mijn verplichtingen te vervullen. Er zijn bij
mij veertig zusters en vijftig zieken. De protestantse artsen bewijzen
graag hun diensten in ons ziekenhuis."
Niet meer aan een enkele zuster maar aan een hele Turijnse commu-
niteit, namelijk aan deze van de zusters van Sint-Anna deed Don Bosco in
1879 een voorzegging. Deze kloosterzusters waren uitgenodigd om een huis
te Rome te komen openen. Ze konden echter niet besluiten er naartoe te
gaan, omdat ze vreesden in die stad geen hulp en steun te vinden. Ze wil-
den toch Don Bosco raadplegen en deze zei hun beslist dat ze zouden gaan.
Ze antwoordden dat ze de middelen niet bezaten om deze stichting te on-
dernemen. - "Gaan jullie maar rustig" - antwoordde Don Bosco - "er zal
niet veel tijd verlopen, eer jullie daar een mooi huis zullen bezitten."
- Vertrouwend op zijn woord, gingen ze en namen hun verblijf in een
uiterst armoedig huis, waar ze enkele jaren te midden van vele ontberin-
gen woonden. Toen waren er twee adellijke Romeinse dames, die voor het
instituut genegenheid hadden opgevat en de sluier hadden genomen. Als
bruidschat brachten ze, behalve een aanzienlijk bedrag in geld ook een
prachtig "palazzo" mee, waarvan ze in 1884 het eigendomsrecht aan de con-
gregatie overlieten. Toen de zusters daar hun verblijfplaats hadden over-
gebracht, durfden ze er bijna niet wonen, omdat het hun toescheen dat al
die pracht moeilijk overeen te brengen was met de evangelische armoede.
Twee andere voorspellingen waren voor twee salesianen. Don Secon-
do Marchisio herinnerde er publiek aan bij gelegenheid van de vijfentwin-

33.8 Page 328

▲back to top
- XIV/324 -
tigste herdenking van zijn eerste mis, die hij in 1879 celebreerde. Toen
had Don Bosco, terwijl hij zijn hand op de schouder van Don Marchisio
legde, gezegd: - "Jij zult gedurende twintig jaar prefect zijn en daarna
zullen we zien!" – Welnu, op de dag dat zijn oversten hem zeiden dat hij
catecheet in het Oratorio zou worden, was hij twintig jaar prefect ge-
weest te Valdocco en te Borgo. De tweede profetie heeft betrekking op Don
Francesco Dalmazzo. Op het feest van de Onbevlekte Ontvangenis in 1879
had te Valsalice een diner plaats dat voor hem een afscheidsdiner en voor
zijn opvolger, Don Francesia, een verwelkomingdiner was. Hij moest immers
naar Rome vertrekken om er algemene procurator van de congregatie te
zijn. Onder de genodigden bevond zich Dr. Vincenzo Gribaudi, de arts van
het Oratorio. Deze had veel vertrouwen in Don Bosco en vroeg hem Don Dal-
mazzo nog als directeur van het college van Valsalice te laten ter op-
beuring van zijn moeder, die zeer veel verdriet had over zijn vertrek.
Don Bosco wendde zich toen tot Don Dalmazzo en zei hem: - "Jij zult naar
Turijn terugkeren, wanneer het Kapittel zal gehouden worden om de opvol-
ger van Don Bosco te kiezen." - Hij keerde inderdaad terug naar Turijn om
zich daar te vestigen in het huis van Sint-Jan de Evangelist, in de maand
januari 1888, enkele weken voor Don Bosco naar de hemel ging.
Bij dit onderwerp van voorspellingen dienen we eveneens een ont-
moeting te verhalen te Lu in oktober 1879. Zoals steeds ontving Don Bosco
daar de ruime gastvrijheid van de echtelingen Giuseppe en Maria Rota, de
ouders van Don Pietro, toen clericus in het Oratorio en toekomstig in-
specteur in Brazilië. Bij zijn terugkeer van een bezoek aan de zieke me-
vrouw Isabella Grossetti, werd hij omringd en gevolgd door een massa men-
sen die stonden te wachten om hem te zien. Op de plaats waar de via Mon-
taldo en de via Circonvallazione elkaar kruisen zag hij te midden van de
menigte een knaap in zijn hemdsmouwen en zonder schoenen aan de voeten,
die zijn ogen strak op hem hield gericht. Hij bleef staan, bekeek hem en
vroeg hem: "Hoe heet je?"
- "Quartero".
- "Wil je met mij naar Turijn gaan?"
- "Graag. Daarom ben ik hier gekomen."
- "Kom dan maar. Ik zal je daar spijkers in je schoenen laten
slaan." De omstanders lachten om de grap. Don Bosco echter kwam met zijn
ouders overeen, nam hem op in het Oratorio en hield hem daar tot het ein-
de van zijn gymnasium. Indien Don Quartero thans een voorbeeldige pastoor
is, dan is hij dat aan deze providentiële ontmoeting verschuldigd.(1)
(1) In een memorandum aan Don Ricaldone door Zuster Giuseppina Rinaldi, een nicht van Don
Rinaldi, overgemaakt, zegt Don Quartero: "De anekdote staat gedrukt in de Vita ge-
schreven door D. Lemoyne (boekdeel 6, blz. 1031) maar met een grove chronologische
vergissing. Inderdaad stelt het voor alsof dat in 1861 zou voorgevallen zijn, op een
ogenblik dat ik nog niet geboren was, terwijl het in 1879 gebeurd is."

33.9 Page 329

▲back to top
- XIV/325 -
Een voorzegging van een veel grotere draagwijdte dateert eveneens
van 1879. Er werd gefluisterd over aanstaande vervolgingen tegen de
kloostercongregatie in Frankrjk. - "Er zal een dag komen dat de salesia-
nen verspreid zullen worden en dat de salesiaanse medewerkers hen zullen
opnemen; maar dat zal niet lang duren en nadien zal de congregatie bloei-
ender zijn dan ooit."- Een dergelijke verstrooiing van de salesianen had
in Frankrijk niet op dàt ogenblik, maar later plaats, namelijk als uit-
werksel van de wetgeving op de verenigingen, uitgevaardigd in 1901 en in
de loop van de volgende jaren toegepast. Vele medebroeders konden op hun
post blijven omdat de medewerkers in het begin hun edelmoedig gastvrij-
heid aanboden en hen later, door zich op de wet zelf te beroepen, be-
schermden, hielpen en in staat stelden voort te gaan met goed te doen.
Zoals bekend namen nadien de zaken een betere wending, zodat de salesi-
aanse werken weer oprezen en van jaar tot jaar steeds meer gingen
bloeien.(1)
(1) Don Cartier (in een brief aan Don Lemoyne, Nice, 12 oktober 1907) schreef: "Deze
woorden maakten op mij een grote indruk, ze bleven steeds in mijn geest geplant en
beurden mij op in de hele strijd die ik te Nice in de loop van de jongste jaren moest
doorstaan."

33.10 Page 330

▲back to top
- XIV/326 -
H O O F D S T U K XV.
BIJ DE OPENING VAN HET NIEUWE JAAR.
Bij het ingaan van het jaar 1880 past het dat we een blik werpen
op de toestand van de congregatie om haar vorderingen af te meten. Het
hoofdkapittel was als volgt samengesteld:
Overste: priester Giovanni Bosco
Prefect : priester Michele Rua
Geestelijke directeur : priester Giovanni Cagliero
Econoom : priester Carlo Ghivarello
Studieleider : priester Celestino Durando
Raadslid : priester Giuseppe Lazzero
Raadslid : priester Antonio Sala
Prefect van de clerus : priester Giovanni Bonetti.
Novicemeester : priester Giulio Barberis.
In de lijst staat Don Ghivarello ook vermeld als directeur van het
wezenhuis van Saint-Cyr. In werkelijkheid had Don Bosco in februari 1879
beslist hem daar voor een tijdje naartoe te sturen omdat hij veel van
landbouw afwist en hij zonder bezwaar uit Turijn kon vertrekken; maar om-
dat hij nog niet goed Frans kon spreken, werd er voorlopig een andere
gestuurd tot op het einde van het jaar.
De namen van Don Bonetti en van Don Barberis komen na de namen van
de leden van het kapittel, maar op een zekere afstand omdat ze geen le-
den zijn van het hoofdkapittel. Don Bosco liet hen soms de zittingen
bijwonen. Ongetwijfeld wou Don Bosco hen hierdoor onderscheiden, om hun
respectief ambt in de ogen van de medebroeders meer waarde te verlenen.
Prefect van de clerus was tussen 1878 en 1880 gelijk aan overste van het
heiligdom van Maria, Hulp der Christenen.
De personen van wie men op een of andere manier kon zeggen dat ze
tot de congregatie behoorden waren ten getale van 732, namelijk:
zij die hun eeuwige geloften hadden afgelegd :
325
zij die hun driejaarlijkse geloften hadden afgelegd : 80
novicen
:
146
aspiranten
:
181
(Priesters : 127)

34 Pages 331-340

▲back to top

34.1 Page 331

▲back to top
- XIV/327 -
Er waren voor de huizen vier inspecties met hun aardrijkskundige
benamingen: van Piëmonte, van Ligurië, van Amerika, van Rome. Aan het
hoofd van de eerste drie stonden Don Francesia, Don Cerrutti en Don Bo-
drato. Voor de inspectie van Rome, dat Magliano, Sabino, Randazzo, Brin-
disi en Rome (Torre de'Specchi) omvatte zorgde Don Durando vanuit Turijn.
De catalogus bevatte, volgens gebruik ingevoerd in 1875 de bondige
levensbeschrijvingen van "de medebroeders door God tot het eeuwige leven
geroepen" het jaar voordien. Het waren een coadjuteur, Carlo Tonelli, en
vijf clerici: Pietro Scappini, Luigi Bianchi, Clemente Benna, Carlo Tri-
vero, Giacomo Delmastro. De vier kleine bladzijden gewijd aan de cleri-
cus Benna, uit een zeer aanzienlijke familie van Turijn, wijzen er vol-
doende op dat die jongen een opmerkelijke rijkdom aan natuurlijke be-
kwaamheden en bovennatuurlijke gaven bezat zodat hij "een vreugde was
voor zijn makkers en een welgevallen voor zijn oversten" en men op hem
de hoogste verwachtingen mocht stellen.
Don Bosco hechtte een groot belang aan dergelijke levensbeschrij-
vingen van de overleden leden. Hij voorzag echter dat met de uitbreiding
van de congregatie ook de moeilijkheden zouden stijgen om steeds de nodi-
ge informatie te vinden en daarom schreef hij samen met de catalogus voor
1880 een modulus voor, die men zou onderhouden en die als norm zou dienen
om met zorg te verzamelen en zo gauw mogelijk naar Turijn te sturen, alle
inlichtingen die de aangeduide biografen konden nodig hebben. Men diende
op een tiental punten te antwoorden: 1° Feiten en voorbeelden van de eer-
ste leeftijd in het gezin en in de geboorteplaats. 2° Levenswijze in het
college of in het tehuis wat de school of het werkhuis betreft. 3° Gedrag
gedurende de proeftijd en na hun professie. 4° Vervulde ambten. 5° Woor-
den en daden die betrekking hadden op hun heilig ministerie, indien de
medebroeder priester en vooral indien hij missionaris geweest was. 6°
Speciale deugden, woorden en feiten. 7° Godvruchtige daden en vrome oefe-
ningen. 8° Gesprekken en betrekkingen met de naaste. 9° Geschriften zo-
als boeken, biljetten en brieven. Uitspraken en grondstellingen uit deze
geschriften. 10° Omstandigheden van hun laatste ziekte en van hun afster-
ven. Men kan aanvoelen dat men hier te doen heeft met een man, geboren
niet enkel om geschiedenis te maken, maar eveneens om ze te beschrijven
indien zijn eerste werkzaamheid zijn tweede niet verlamd had.
Don Francesco Dalmazzo, belast met het afhandelen van de zaken van
de congregatie bij de Heilige Stoel als algemene procurator had te Rome
zijn intrek genomen in het appartement van Torre de'Specchi door de adel-
lijke oblaten ter beschikking van Don Bosco gesteld.(1)
(1) In het pauselijk jaarboek La Gerarchia Cattolica voor de jaren 1877-78-79 staat Don
Michele Rua algemene procurator. Van 1880 af wordt hij vervangen door Don Francesco
Dalmazzo. Maar in de catalogus van de leden wordt deze nieuwe taak voor het eerst met
zijn titularis eerst in 1884 en nadien aangeduid. Alvorens hem als dusdanig aan de
congregatie voor te stellen, wou Don Bosco, zoals hij dit placht te doen, de persoon
eerst aan het werk zien.

34.2 Page 332

▲back to top
- XIV/328 -
Het ambt van algemeen procurator is bij de kloosterorden en kloos-
tercongregaties van het allerhoogste belang, daar de procurator bestemd
is om ten dienste te staan van zijn eigen orde of congregatie en de of-
ficiële vertegenwoordigers ervan is bij de paus, de kardinalen en de hei-
lige congregaties en hij waken moet op de waardigheid en de noden van de
hele sociëteit. Zoals blijkt uit het pauselijke jaarboek La Gerarchia
Cattolica was Don Rua gedurende enkele jaren titularis van de salesiaan-
se procuur. Don Bosco stuurde Don Dalmazzo op 12 januari naar Rome met
volgende voorstellingsbrief voor kardinaal Nina, staatssecretaris.
"
Eminentie,
"
"
Ik heb de eer aan Uwe Eminentie onze procurator voor
" te stellen in de persoon van priester Francesco Dalmazzo. Dr. in
" de letteren en gewezen directeur van het college van Valsalice bij
" Turijn. Hij zal onze zaken voor Uwe Eminentie kunnen uiteenzetten,
" zal zich ter beschikking houden van uw geëerde wensen en zal,
" waar het nodig is, u de opportune mededelingen laten geworden
" zowel voor Turijn als voor de andere huizen van de congregatie.
"
Op het einde van de maand februari hoop ik eveneens de eer
" te hebben u persoonlijk mijn hulde te komen betuigen. Ik dank u
" speciaal voor de brief die u zo pas aan alle salesianen gestuurd
" hebt en acht het mij een echte eer het heilig purper te mogen
" kussen en mij met diepe eerbied voor u neer te buigen.
"
" Turijn, 12 januari 1880.
uw zeer verplichte dienaar
"
Priester Gio. Bosco.
De brief "aan alle salesianen gestuurd" was het antwoord op de
Nieuwjaarswensen die aldus begon: "Ik dank u en alle salesianen van wie
u de gezagrijke tolk zijt voor de gelukwensen die mij bij het begin van
het nieuwe jaar gestuurd werden. De banden van genegenheid en ambts-
plichten die mij met de congregatie verbinden, hebben mij deze wensen als
zeer aangenaam laten aanvoelen." Bovendien deelde hij Don Bosco mee dat
hij aan de paus de twee brieven met gelukwensen die van hem uitgingen,
overhandigd had; hij liet daarbij weten dat Zijne Heiligheid ze "met
groot welgevallen" ontvangen had en dat hij de missionarissen en de sale-
sianen in Italië van ganser harte dankte en zegende.(1)
Aan de nieuwe procurator die uit het mooie college van Valsalice
kwam, bood de verblijfplaats van Torre de'Specchi wel een heel arm lo-
(1) Rome, 6 januari 1880.

34.3 Page 333

▲back to top
- XIV/329 -
gies aan. Er was maar één enkele slaapkamer, klein en zonder enige ver-
siering; en toen Don Bosco er in april naartoe ging, moest Don Dalmazzo
er zich mee vergenoegen op een canapé te slapen. Toen Don Bosco bemerkte
dat de tafel van ruw hout was bedekt met een door de motten opgevreten
laken, riep hij uit: - "Dit bevalt me! Dit is een echt salesiaans huis!"
waarbij hij hartelijk lachte.
Over de nieuwe procurator ontving de Unità Cattolica van 30 janua-
ri volgende correspondentie uit Rome: "De verdienstelijke Don Bosco heeft
ons als algemeen procurator van zijn congregatie, priester Francesco Dal-
mazzo gestuurd en hem werd een onthaal gegeven zoals hij er een verdien-
de, niet enkel voor de salesiaanse congregatie die hij vertegenwoordigt,
maar eveneens voor zijn persoonlijke verdiensten. Ik weet dat Zijne Emi-
nentie de kardinaal-vicaris het inzicht heeft gebruik te maken van de
kennis en van de deugden van deze beroemde geestelijke voor het onderwijs
te Rome." Met dit laatste nieuws stemt overeen wat Don Dalmazzo aan Don
Rua schreef enkele dagen na 14 februari: "Ik ben nog niet begonnen met
les te geven en ik wacht op de pensioenregeling van een bejaarde profes-
sor van Latijnse letterkunde in het Romeinse seminarie. Deze regeling zal
niet lang meer op zich laten wachten, daar de man ziekelijk is. Ik geef
echter het college van kerkelijk recht aan de Apollinare." Bij dit begin
hebben bitterheden hem niet ontbroken, zoals blijkt uit diezelfde brief
waarin hij zegt: "Ik werd eindelijk ontvangen of ik zou beter zeggen, ik
werd afgesnauwd door kardinaal Ferrieri." Dit onderhoud bracht hem aan
het licht hoe Zijne Eminentie verkeerd was ingelicht geworden over "onze
zeer vereerde Don Bosco" om de genegen uitdrukking te gebruiken van de
procurator, die zijn verslag eindigde met een bedroefd: Nesciunt quid
faciunt.
Twee zaken waren in het begin van januari het voorwerp van de be-
zorgdheid van Don Bosco, namelijk de verspreiding van de Letture Catto-
liche en het zoeken naar goede coadjuteurs.
Zeggen dat Don Bosco van zijn Letture Cattoliche hield zou een
herhaling zijn van wat iedereen weet, maar misschien zijn er teveel die
vandaag niet weten hoe hij zich tot het einde heeft ingespannen om ze te
doen waarderen, ze te steunen en ze door heel Italië te verspreiden. Zo
publiceerde hij ook dit jaar een omzendbrief waarin hij warm aan alle
vrienden van de godsdienst aanbeval dat ze hem zouden helpen steeds meer
het aantal abonnees en lezers te vermeerderen om op die manier een dam
op te werpen tegen de slechte lectuur, oorzaak van zoveel onheil onder
het christen volk. Een ervaring van zevenentwintig jaar deed hem nog meer
het nut van deze werkjes, die men zich tegen een zo schappelijke prijs
kon aanschaffen, inzien.(1)
(1) Bijv. Doc. 47.

34.4 Page 334

▲back to top
- XIV/330 -
Hij liet nog een andere omzendbrief opstellen, vooral voor de
pastoors. Daarin vroeg hij dat zij jongens of mannen tussen twintig en
vijfendertig jaar die de wereld verlangden te verlaten en het kloosterle-
ven wilden omhelzen als leken, naar de vrome salesiaanse sociëteit zouden
sturen. Naast een goed gedrag en een gezonde geest in een gezond lichaam,
dienden deze ook bereid te zijn zich met een of ander werk bezig te hou-
den op het veld, in de tuin, in de bakkerij; zij dienden ook te zorgen
voor de refter en voor het onderhoud van het huis; en als ze voldoende
ontwikkeling bezaten konden ze secretaris zijn in een van de kantoren.
Hadden ze zich in een of andere kunst of ambacht bekwaamd, dan konden ze
daarin verder werken.(1) Langs deze weg was het zijn bedoeling in ruime
kringen te laten weten dat de congregatie ook haar leken had en welk hun
aard was. Men mocht die immers niet verwarren met de traditionele leken-
broeders.
Naarmate de faam van de heiligheid rond de naam van Don Bosco zich
uitbreidde, groeide ook van dag tot dag het grote aantal personen die
zich aan zijn gebeden aanbevalen. Nu het daardoor onmogelijk was aan al-
len individueel te antwoorden, liet hij met Nieuwjaar een brief in steen-
druk klaarmaken die telkens als antwoord kon dienen. In deze brief be-
loofde hij te bidden, beval hij aan iedereen aan zich met hem en zijn
jongens te verenigen door de gebeden van een noveen. Dagelijks zouden ze
driemaal het Onze Vader, het Wees Gegroet en Glorie zij de Vader bidden,
en driemaal het Salve Regina en de schietgebeden Cor Jesu Sacratissimum,
miserere nobis en Maria, Auxilium Christianorum, ora pro nobis. Bovendien
zouden ze te communie gaan "de bron van alle genaden" en een liefdadig
werk verrichten vooral ten voordele van de verlaten jongens.(2)
Vandaag is dat, op initiatief van Don Bosco de noveen ter ere van
Maria, Hulp der Christenen geworden. Mondeling echter had Don Bosco ze
al geruime tijd aangeraden en hij had er nadrukkelijk bijgevoegd dat de
onze vaders voor Jezus in het heilig sacrament zouden gebeden worden.(3)
Op dit tijdstip van onze geschiedenis was de opvatting over de
heiligheid van Don Bosco al groot; maar we zullen zien dat in de volgen-
de jaren zijn reputatie steeds aangroeide en dat ook de deugd van nede-
righeid bij Don Bosco steeds groter werd. In deze periode valt een ont-
hullende bijzonderheid voor, ons verhaald door zijn secretaris, Don Gio-
achino Berto. Wil men de houding en de taal van deze laatste goed naar
waarde schatten, dan is het nuttig te weten dat hij een ietwat boerse man
(1) Bijv. Doc. 48.
(2) Bijv. Doc. 49.
(3) Lemoyne, Mem. Biogr., boekdeel 8, blz. 358 en 496.

34.5 Page 335

▲back to top
- XIV/331 -
was die uit eigen natuur onbekwaam was formules uit te denken of te ge-
bruiken die ook maar van ver op een vleierij zouden lijken. Eens zei
Don Bosco hem:
- "Kijk, Don Berto, ik zou wensen dat jij alles zou noteren wat je
in mij als een gebrek zou zien en dat je het mij zou zeggen."
- "U zou dit eerder te mijnen opzichte dienen te doen" - zei hem
de andere.
- "Neen, neen" - repliceerde Don Bosco - "ik zou willen dat je
alles zou noteren wat je in mij afkeurenswaardig zult aantreffen en dat
je het mij zou zeggen."
Toen zag Don Berto dat hij het ernstig meende en zei hem: "Welnu,
indien u werkelijk wilt dat ik die taak op mij neem, beloof me dan dat u
tegenover mij het ook zo zult doen."
"Ja, dat is goed. Begin er dus van heden af maar mee mij te
zeggen waarin ik mij zou dienen te beteren."
"Indien u dat werkelijk wenst, ziehier dan wat ik bij u heb op-
gemerkt en waarin u zich volgens mijn mening zou dienen te verbeteren.
Maar kijk, het zijn nietigheden."
"Welke, bijvoorbeeld?"
"Wanneer u spreekt en op een familiaire toon iets vertelt, hebt
u de gewoonte bijna na ieder zinnetje de woorden maar of zeg ik te ge-
bruiken, zonder dat ze iets met het gesprek te maken hebben. Wanneer ik
dat hoor doet mij dat leed, niet voor mij maar voor de anderen die het
horen."
"En nog iets anders?"
"Ja, er is nog iets anders. Wanneer u de mis celebreert en u bij
het Confiteor zegt indulgentiam, absolutionem et remissionem peccatorum,
dan zegt u soms in plaats van nostrorum, vestrorum en tribuant vobis in
plaats van tribuat nobis."
Don Bosco luisterde met gebogen hoofd toe en dan zei hij glimla-
chend: - "en nog iets anders?"
"Bovendien heb ik opgemerkt dat u bij het nemen van de abluties
van de kerk, ze een ogenblik in de mond laat gorgelen alvorens ze in te
slikken, gelijk iemand die zijn mond wil spoelen. Dat geluid wordt ge-
hoord door allen die er omheen staan en het maakt op mij een onprettige
indruk. Het schijnt me toe dat dit een gebrek is en daar ik heel veel
van Don Bosco houd, zou het mij aangenaam zijn indien u die gewoonten
zou laten varen. En nu vraag ik u om vergiffenis indien ik al te vrij ge-
sproken heb."
Maar hij repliceerde: "Alleen maar deze zaken? Ik zou willen dat
u mij zware gebreken zou willen noteren."

34.6 Page 336

▲back to top
- XIV/334 -
"Op het ogenblik heb ik niets anders op te merken. Wanneer ik
in de toekomst, indien u dit verlangt, een ander gebrek bij u zal note-
ren dan zal ik niet nalaten dat aan te wijzen; want uw eer gaat mij meer
ter harte dan mijn eigen eer. U weet wel, zoals Sallustius dit zegt, dat
bij grote mannen die een hoge plaats bekleden ook de kleinste fouten, ge-
breken en onvolmaaktheden bij het gewone volk als zware fouten aangezien
worden.
Bij deze woorden trok Don Bosco een ernstig gezicht en sprak hij
over wat anders.
Voor het feest van de H. Franciscus van Sales moest Don Bosco uit
Turijn vertrekken en daarom wou hij er bijtijds voor zorgen dat er
"priors" voor het feest zouden zijn. Hij wendde zich dan ook dringend
tot de echtelingen Fava.
"
Geachte Heer Ridder Fava,
"
"
Meermaals zijn U en Mevrouw uw echtgenote tegenover mij
" en ten opzichte van ons huis zeer liefdadig geweest.
"
Thans verlangen wij allen vurig dat u en uw vrome echtge-
" note dit jaar de "priors" zouden zijn op het feest van de H.
" Franciscus van Sales, onze patroon, wiens naam wij dragen.
"
Wij zullen de last dragen. Wij zullen zorgen voor de mu-
" ziek, de preek, de diensten in de kerk.
"
U en Mevrouw Annetta zullen, als u dit kunt doen, naar
" een dienst komen in de loop van de dag en, indien het mogelijk
" is naar ons diner en ook 's avonds naar het toneelstuk. U zult
" Peter en Meter zijn wanneer het sacrament van het vormsel zal
" toegediend worden.
"
Ik noteer dat alle gebeden, communies en de mis van de
" communiteit volgens uw vrome intentie aan God zullen opgedra-
" gen worden.
"
D. Rua, mijn alter ego zal u desnoods verdere uitleg geven
" en uw antwoord ontvangen waarvan ik hoop dat het gunstig zal zijn.
"
Moge God u en uw hele familie zegenen en geloof me met
" diepe dankbaarheid te zijn
"
uw zeer verplichte dienaar
" Turijn, 11-1-1880.
Priester Gio. Bosco.
Niet alleen aanvaardde de Ridder de uitnodiging, maar liefdadig als
hij was, stuurde hij hem een gift van driehonderd lires.
Don Bosco vertrok uit Turijn tussen 12 en 14 januari; maar de juis-
te dag kennen we niet. Hij begaf zich naar Frankrijk. Alvorens de grens
te bereiken, bleef hij enkele dagen in het college van Alassio.

34.7 Page 337

▲back to top
- XIV/335 -
Wij weten dit wegens een voorzegging die hij daar na het diner gedaan
heeft en die nog steeds op haar verwezenlijking wacht.(1) Een aangenaam
tafereel deed zich voor te Ventimiglia. Terwijl Don Bosco in het station
op de trein naar Frankrijk zat te wachten, zag hij een jongetje van zeven
of acht jaar dat zeer onrustig was. Het was het zoontje van de buffet-
houder. Hij kwam en ging weer weg, zei een woord met deze of gene klant
of kelner. Nu eens ging hij tot bij zijn vader, dan weer tot bij zijn
moeder. Hij had werkelijk kwikzilver in het lijf. Maar af en toe kwam hem
het woord Chisto (zowat ons Begot) uit de mond. Don Bosco volgde de
kleine vloeker met de ogen tot hij met zijn moeder dicht bij hem kwam.
"Kom eens hier, kleine" - zei hij hem. - "Staat u toe dat ik een
woord tegen uw zoon zeg?" - vroeg hij dan aan de moeder.
"Doe maar" - antwoordde de dame.
"Luister" - ging Don Bosco verder terwijl hij zich naar het kind
keerde - "wil je dat ik je de woorden goed leer uitspreken?" De kleine
durfde niet antwoorden. - "Antwoord!" - zei hem zijn moeder, bijna boos.
"Ja", bracht de kleine schelm er op een onbeleefde toon uit.
"Luister dan" - hernam Don Bosco - "hoe je de woorden goed dient
uit te spreken... Eerst moet je je muts afnemen."
De kleine bleef onbeweeglijk. - "Vooruit, neem je muts af" - be-
val hem zijn moeder.
Het kind deed het. Toen begon Don Bosco te zeggen: - "Let op. Men
zegt Christo en niet Chisto en wel op deze manier. Kijk. In de naam des
Vaders en des Zoons en des Heiligen Geestes. Amen." - Nadat hij zo het
kruisteken gemaakt had, ging hij verder: - "Geloofd zij Jezus Christus.
Let goed op: niet Chisto, maar Christo."
Intussen had er zich volk rond hen geschaard en ook de vader was
er bij. Deze riep uit: - "U hebt gelijk, Eerwaarde. Men neemt sommige ge-
woonten aan zonder er acht op te slaan en de kleinen leren het van de
groten. Ik heb ook die gewoonte en vroeg of laat zal ik het moeten afle-
ren."
"Ik hoop dat het vroeg zal zijn" - merkte Don Bosco op zonder er
nog een woord aan toe te voegen.
De buffethouder moest zich dadelijk terugtrekken om zijn klanten
te bedienen, de kleine volgde hem en allen vertrokken. Na een ogenblik
kwam de moeder tot bij hem en zei:
(1) Hij deed dit in een gesprek met Don Luigi Rocca, die erover sprak met Don Lemoyne.
Ook andere priesters waren aanwezig en onder hen was Don Clemente Bretto, die het
aan de schrijver bevestigd heeft.

34.8 Page 338

▲back to top
- XIV/336 -
"Zou u de goedheid willen hebben voor mij een mis te willen ce-
lebreren?"
"Graag."
"Neem dan dit aan...".
"Er is geen aalmoes nodig. Ik zal ze ook zo wel tot uw intentie
celebreren."
- "Neen, neem dit. U doet er mij een genoegen mee." "Als het zo
is, goed dan."
De dame gaf hem een omslag met tien lires erin. Dan trok ze zich
zichtbaar bewogen terug. Van die dag af, telkens als Don Bosco daar voor-
bijkwam en nu ze vernomen had wie hij was, gaf zij hem steeds tien lires
als aalmoes voor het celebreren van een mis. In het jaar van de nationale
tentoonstelling van Turijn kwam Don Bosco binnen de omheining. Toen hij
voorbij een buffet kwam hoorde hij een dame die hem groette. Ze maakte
zich bekend als de caféhoudster van Ventimiglia en vroeg hem of ze een
bezoek aan het Oratorio mocht brengen. - "Zeer graag" - antwoordde haar
Don Bosco. - "Maar in dit seizoen ben ik steeds buiten huis en zal het
moeilijk zijn mij aan te treffen."
"Ze kwam er inderdaad verscheidene keren maar kon hem nooit ont-
moeten. Ze wou hem spreken om haar zoon in het college van Alassio te
plaatsen en verlangde dat hij zelf hem zou aannemen.
De minzaamheid van Don Bosco was werkelijk verrukkelijk. Een
priester uit het kanton Tessino, Don Giacomo Cavalli, schreef op 5 janu-
ari vanuit Rasa aan Don Rua en eindigde zijn brief met volgende genegen
uitdrukkingen: "Zeg aan onze beminde Don Bosco dat hij drie Ave Maria's
tot mijn intentie zou bidden en dat hij mij, zo mogelijk een vroom aan-
denken zou sturen dat ik als een kostbare relikwie zal behouden. Op zijn
minst een enkele regel van zijn hand! Het hart van Don Bosco is heel en
al goedheid en ik hoop dat hij mij dat genoegen zal doen, niet om mijn
verdiensten maar uit liefde tot Jezus en tot Maria."

34.9 Page 339

▲back to top
- XIV/337 -
H O O F D S T U K XIV.
DON BOSCO BEZOEKT DE HUIZEN VAN FRANKRIJK.
De noodzaak van een nieuwe reis naar Frankrijk kwam vooral uit
Marseille. De bouwwerken daar vergden geld en het geld ontbrak. De kwes-
tie van de dienst in de parochie, die sinds enige tijd stil gevallen was,
dook weer vervelend op en het werd dringend nodig ze te verhelpen. Bij de
Société Beaujour waren belangrijke zaken hangende die moeilijk van op af-
stand konden afgehandeld worden. Om al deze redenen zette Don Bosco zich
op weg, omdat hij de vaste beslissing genomen had de zaken van de congre-
gatie in Frankrijk vlug en zeker op gang te brengen. Hij zette daarbij
iedere andere beschouwing opzij en schonk geen aandacht aan fysische on-
gemakken. En de Voorzienigheid bewees inderdaad door feiten hoe deze reis
overeenstemde met haar geheime plannen.
Don Bosco kwam na een voorspoedige reis te Nice aan op de avond
van woensdag 14 januari; maar heel weinigen van zijn zonen zagen hem toe-
komen, niet zozeer omdat hij op een heel laat uur aankwam maar omdat nie-
mand hem verwachtte. De directeur, Don Ronchail, die sinds twee dagen 's
ochtends en 's avonds tevergeefs naar het station was gelopen, had zich
omstreeks tien uur op zijn kamer teruggetrokken nadat hij al een tijdje
de laatste trein had zien voorbijrijden. Om halfelf hoorde hij het ge-
rucht van stappen en woorden onder zijn venster en toen hij ging kijken
hoorde hij duidelijk, zoals hij zich uitdrukt" de stem van onze lieve
Papa." Hij kwam in allerijl naar beneden, groette hem en vroeg hij hem of
het rijtuig al betaald was. - "Wat?" zei hij - "Denk jij dat een jonge
kerel zoals ik een rijtuig nodig heeft om van het station tot hier te
komen?" - Maar coadjuteur Rossi, die hem vanuit Turijn vergezelde en nog
iemand anders van het huis van Nice die hem zonder veel hoop was gaan
afwachten bevestigden dat, ondanks hun aandringen, Don Bosco wou laten
zien dat hij nog flink genoeg was om 's avonds om tien uur een tocht van
drie kwartier te doen.
Hij zag er niet eens vermoeid uit en ging maar slapen toen het
middernacht geworden was. Ofschoon men in de stad er niet zeker van was
dat hij die dag zou toekomen, was er in het Oratorio een zo grote toe-
loop van bezoekers, dat hij tot 's middags op zijn kamer moest blijven
om er audiënties te verlenen. Pas toen hij voor het diner naar beneden

34.10 Page 340

▲back to top
- XIV/338 -
kwam, kon hij de jongens in hun refter gaan bezoeken en zich aan tafel
met het personeel onderhouden. Op het einde van de maaltijd vergrootten
blije sonaten de gemeenschappelijke vreugde. De muzikanten waren slechts
ten getale van achttien maar Don Bosco noteerde dadelijk met genoegen dat
het kleine muziekkorps sinds de laatste keer vorderingen gemaakt had.
Pas was hij uit het eetzaaltje of het rijtuig van Graaf Celebrini
stond hem al op te wachten om hem naar de gravin, die sinds zes maanden
ziek was, te brengen en haar te zegenen. Daarna ging hij, in gezelschap
van de directeur, verder bezoeken afleggen en begaf hij zich eerst bij de
bisschop om hem zijn hulde te betuigen. Bij het schemeruur, op het ogen-
blik dat ze langs de helling van Carabacel naar Graaf de Villeneuve gin-
gen, ontmoetten ze Don Cagliero, die toen juist van het station kwam. Ook
hij had de reis met Don Bosco gedaan maar was een dag samen met Don Ci-
brario te Vallecrosia gebleven.
Hier speelde zich snel een tafereeltje af dat, om de waarheid te
zeggen, geen stof voor onze geschiedenis levert maar niettemin dienstig
is om een denkbeeld te geven van de hartelijke vertrouwelijkheid die
placht te bestaan tussen Don Bosco en zijn zonen. Op dat uur was het
zicht eerder slecht maar toch herkende Don Ronchail in de priester die
naderde dadelijk Don Cagliero en aldus groette hij hem en zei hij: Bon-
soir, mon révérend Père, avez-vous fait bon voyage?" - "Très bon", ant-
woordde hij. Toen vroeg Don Bosco in het Italiaans aan Don Ronchail wie
die priester was. De directeur, die meende dat hij een grapje wou maken,
deed er nog een schepje bij en zei dat die priester een vriend van het
huis was en de salesianen af en toe placht te bezoeken. - "Hij zal dus
in het patronaat logeren", voegde Don Bosco eraan toe. - "Zeker" beves-
tigde Don Ronchail. - Dit gebeurde in een oogwenk en Don Cagliero, die
het spelletje door had, zette zijn weg voort zonder te tonen dat hij iets
gemerkt had, terwijl, toen Don Bosco hem vriendelijk zei: "Alors à nous
revoir dans quelques instants. Aldus namen ze afscheid. Na enkele stappen
begon Don Bosco nogmaals te vragen:
kend!"
"Wie is die priester?"
"Maar het is Don Cagliero"! - antwoordde de andere.
"Wat? Don Cagliero?! En ik heb hem niet eens aan zijn stem her-
Hij had hem aan zijn stem niet herkend omdat Don Cagliero wat schor
was en daarbij Frans gesproken had. Toen hij dit gehoord had begon hij
hartelijk te lachen en ging ermee voort tot aan het "palazzo" van de
graaf waar ze dineerden. Ook bij hun terugkeer werd er nog veel gelachen
omdat Don Cagliero de kleine komedie voortgespeeld had. Hij had zo ver-
scheidene medebroeders om de tuin geleid met zijn Frans spreken en met
zijn Spaanse hoed, daar hij nog verder naar Sevilla diende te gaan.
Op de ochtend van 16 januari vertrok Don Bosco met Don Ronchail

35 Pages 341-350

▲back to top

35.1 Page 341

▲back to top
- XIV/339 -
naar Fréjus, waar Mgr. Terris hem verwachtte voor het diner. Ter zijner
eer had hij eveneens zijn vicaris-generaal en andere aanzienlijke perso-
nages uitgenodigd. Het gesprek duurde tot 16.30u., het uur van vertrek.
Op de trein kwamen zij bij Don Cagliero en Rossi, die naar Marseille
trokken, maar ze reisden slechts een eind weegs samen, namelijk totdat
Don Bosco en zijn secretaris op een andere lijn moesten overstappen in
de richting van Hyères. Ditmaal waren er te Hyères geen incidenten in
de aard van die van verleden jaar, want toen ze uit het station kwamen,
troffen ze er Don Perrot, de directeur van het huis van Sint-Jozef te La
Navarre aan en het rijtuig van die beste heer De Bouting, die blij was
hun gastvrijheid te kunnen geven gedurende de drie dagen die ze in het
kleine, maar verrukkelijk mooie stadje doorbrachten. In het prachtig sa-
lon van het grafelijk "palazzo" trof Don Bosco een mooi groepje medewer-
kers aan. Pas hadden ze hem zien binnenkomen of ze juichten van blijd-
schap en gingen hem tegemoet om hem welkom te heten. Na het souper bleef
men nog tot elf uur, zo vurig was bij al deze adellijke heren het verlan-
gen naar Don Bosco te luisteren.
Te Hyères, zoals voorheen te Nice, had Don Bosco geen ogenblik
rust door de voortdurende bezoeken en audiënties. Er was geen vroom per-
soon onder de adel of de burgerij, zowel van Hyères als van de kolonie,
die niet verlangde bij hem te komen, zijn raad te vragen, zijn eigen el-
lenden uiteen te zetten, zich aan zijn gebeden aan te bevelen. Hij dien-
de zich ook bij een groot aantal zieken te begeven die verlangden zijn
zegen te ontvangen.
Op zondag 18 januari celebreerde Don Bosco in de parochiekerk aan
een prachtig altaar van 0.-L.-Vrouw van Lourdes. Twee diakens dienden
zijn mis. Er waren talrijke gelovigen aanwezig en onder hen vele mede-
werkers en medewerksters. Er waren zoveel mensen die uit zijn handen de
communie wilden ontvangen dat men een uitzondering moest maken op de
regel, waarbij het niet gebruikelijk was te communie te gaan op een an-
dere plaats dan voor het hoofdaltaar.
Intussen verscheen een blijde groep jongens van La Navarre. Ze
werden eerst ontvangen en kregen te eten in het gastvrije huis van de
heer De Bouting en begeleidden dan als een erewacht Don Bosco die naar
de kerk terugkeerde voor de plechtige mis die door hen gezongen werd. Ze
voerden de mis uit van Don Cagliero, die de mis van Sint-Aloysius ge-
noemd werd. In de namiddag, na de vespers, waarin de jongens het Dixit en
het Magnificat eveneens van Don Cagliero zongen, besteeg abbé Isnard,
onderpastoor van Solliès-Pont en ijverig medewerker de kansel. Voor een
buitengewoon talrijke menigte sprak hij over de werken en de missies van
de salesianen. Na de preek was er een geldinzameling ten voordele van het
huis van Sint-Jozef die de ellendige financies van Don Perrot iets ver-
beterde.
Op het einde van de dienst, werd Don Bosco verzocht naar de sa-
cristie te komen, waar alle priesters van de plaats en enkele uit de om-

35.2 Page 342

▲back to top
- XIV/340 -
geving hem omgaven en zich gelukkig achtten uit zijn mond een goed woord
te horen. De ene vroeg hem om raad, de andere wou een aandenken, een der-
de smeekte zijn zegen af. Het was een treffend tafereel van nederigheid
en van geloof.
Op maandagochtend, nadat hij voor de medewerkers de mis gecele-
breerd had, hield hij een korte conferentie. - "Wat een moed" - zei hij
nadien lachend aan Don Perro, - "wat een moed heeft Don Bosco toch! Be-
ginnen Frans spreken tot zo ontwikkelde mensen en het een kwartier vol-
houden!" - Desondanks werden zijn onopgesmukte woorden gesmaakt door de-
ze heren en dames, die zonder een woord te verliezen aan zijn lippen hin-
gen. Omstreeks elf uur vertrok hij met Don Ronchail naar Toulon, terwijl
Don Perrot terugkeerde naar zijn La Navarre van waar hij op 21 januari
aan Don Rua schreef: "Wat al last en moeite neemt die goede vader op zich
voor zijn zonen! "Wat dienen wij de Heer dankbaar te zijn omdat Hij ons
Don Bosco geschonken heeft! Wat werkt men graag naar het voorbeeld van
een onvermoeibare vader en hoe aangenaam zijn de inspanningen die men
doet om stipt en met de echte geest onze heilige regel te onderhouden,
zodat wij ons zijn waardige zonen tonen!"
Aan het station La Pauline moest men overstappen. Pas waren ze uit
de trein gestapt of er kwam een heertje van zowat twintig jaar tot bij
hen en zei aan zijn secretaris: "C'est bien le révérendissime Père Don
Bosco que j’ai l'honneur de voir ici... Op zijn bevestigend antwoord nam
hij gedienstig hun kleine bagage op, en leidde hen naar een rijtuig met
een blazoen op het portier. Het was het rijtuig van de heer De Valla-
vieille, die dank zij de aanbeveling van de bisschop van Fréjus verkre-
gen had dat Don Bosco bij hem zou komen om hem zijn zegen te schenken,
daar hij meer dan een jaar ziek was. Men had hem geschreven dat de rei-
zigers verder zouden afstappen, in het station van Garde, maar hij wou
zo vriendelijk zijn hen eerder te laten afhalen en het hun wat gemakke-
lijker te maken. Hij had hen dan ook per telegram hiervan verwittigd.
Dit telegram, dat aan de heer De Bouting gestuurd was, was wel heel ei-
genaardig wegens de verandering die de naam van Don Bosco erin onder-
ging door een vergissing van de telegrafist. Het werd een volledig onbe-
kende naam, nl. Bomb-Asco.
De heer De Vallavieille, de voormalige prefect van Lyon onder Mac
Mahon en een beste katholiek had ook een zeer vrome familie. Verscheidene
leden hiervan kwamen toegelopen om Don Bosco te leren kennen. Ze genoten
levendig van zijn onderhoud aan tafel en nadien tot vier uur, toen hij
naar Marseille diende te vertrekken. Eindelijk kwam Don Bosco om 7.30 u.
toe in het Oratorio van Saint-Léon, waar hij door meer dan honderd stem-
men begroet werd met de kreet: Vive Don Bosco!
De eerste indruk die hij opdeed wanneer hij daar aankwam was dat
het huis van Marseille een steeds grotere belangrijkheid had verkregen
en dat, om de ontwikkeling daar goed te regelen, hij er langer diende

35.3 Page 343

▲back to top
- XIV/341 -
te blijven dan hij gedacht had. Dit was eerst maar een goede wens, maar
daarna werd het, zoals we zullen zien, een echte noodzaak. Intussen ging
zijn gedachte uit naar zekere wolken die min of meer nog altijd de goede
betrekkingen tussen de parochie en het Oratorio verduisterden. Deze wol-
ken bleken weldra weg te trekken en dat "dank zij het goede hart van onze
papa Don Bosco" schreef Don Ronchail, die in een andere brief zei: "De
heer pastoor van Saint-Joseph is zo sereen geworden als een mooie dag na
een onweer."(1)
Er was dus een onweer geweest en wat een onweer! Don Bosco had er
al iets over vernomen voor hij in Frankrijk toekwam. Inderdaad stuurde
hij op 12 januari vanuit Sampierdarena aan de pastoor van Saint-Joseph
een brief om hem zijn aanstaande komst te melden, maar meer nog om de
gelegenheid te hebben hem het volgende te zeggen: "Ik dacht dat uw be-
trekkingen met het Oratorio van Saint-Léon hartelijker waren. Ik hoop
dat wij na een onderhoud met U en met Don Bologna, de moeilijkheden uit
de weg kunnen ruimen en dat wij de zaken in zulke toestand kunnen her-
stellen dat het welzijn van de zielen verzekerd wordt. We zijn met deze
bedoeling begonnen en God zal ons helpen dit doel te bereiken, het moge
dan van onze kant om het even welk offer kosten. Ik heb steeds volle
vertrouwen in u gehad en ik ben overtuigd dat uw goedheid ons niet zal
tekortschieten."(2)
"De moeilijkheden" waren in september in hun acuut stadium getre-
den. De pastoor had toen aan de salesianen een dienst gevraagd die ze
onmogelijk konden vervullen. Van dat ogenblik af begon hij tegen hen en
tegen Don Bosco (3) die, naar zijn mening het eens was met de directeur
om hem tegen te werken, een afkeer te krijgen. Maar de wrijvingen duur-
den al een hele tijd. Men dient te weten dat soms wegens kerkelijke dien-
sten tot drie priesters tegelijk buiten het huis waren. Dit gebeurde
vooral bij begrafenissen, die heel veelvuldig waren en zeer lang duurden
door sommige lokale gebruiken, dan was er een uur en meer nodig om per
rijtuig het kerkhof te bereiken. Bovendien moesten de salesianen zangles
geven aan de jonge zangers, de leiding nemen van het zangkoor van de pa-
rochie en van de misdienaars en een bepaald aantal jongens aanbrengen om
de pastoor te begeleiden bij de laatste teerspijs aan zieken en bij be-
grafenissen. Elke feestdag moest een salesiaan in de parochiekerk een
tweede mis celebreren, de laatste mis, de kraamvrouwen zegenen en de
overledenen naar het kerkhof vergezellen. Voor deze dienst ontvingen de
priesters in het begin 150 fr. per maand. Met Don Bosco was kanunnik
Guiol eerst maar voor 100 fr. overeengekomen. Men dient ook nog te note-
(1) Brief aan Don Rua, Marseille, 30 januari en 17 februari 1880.
(2) Zoals uit het geschrift blijkt werd de brief gedicteerd aan Don Albera, maar onder-
tekend door Don Bosco.
(3) Brief van Don Anacleto Ghione aan Don Lemoyne, Ivrea, 30 augustus 1912.

35.4 Page 344

▲back to top
- XIV/342 -
ren dat in de ogen van de mensen uit de stad het begeleiden van de doden
een eerloos ambt was, omdat het toevertrouwd werd aan priesters die niet
preekten, geen biecht hoorden en die daar uit Italië gedropt waren uit
winstbejag en die niet altijd een eerbaar leven leidden. Eens zeiden de
dominicanen aan Don Bologna: - "Wat betekent dit nu? Zijn de salesianen
misschien naar Marseille gekomen om er de lijkbidders van de parochie te
worden?" - Ten slotte werd men gewaar dat deze onverdraaglijke lasten al-
tijd zouden blijven bestaan. Toen Don Bosco de overeenkomst ondertekend
had, had hij, omdat hij de lokale gebruiken niet kende, zich nooit kunnen
voorstellen dat de lasten zo ontzaglijk zwaar zouden zijn. Hij had veron-
dersteld dat het daar zou gaan zoals in Italië waar de dienst in de pa-
rochie bestaat in een samenwerking voor het welzijn van de gelovigen,
maar waar steeds de voorrang werd gegeven aan de verplichtingen tegenover
de jongens van het huis en zonder een schijn van dienstbaarheid. Men be-
grijpt dus hoe de salesianen zonder ophouden te Turijn hun bezwaren lie-
ten gelden en hoe Don Bosco hen steeds aanspoorde nog maar wat geduld te
hebben.
Toen hij te Marseille toekwam had de spanning haar hoogtepunt be-
reikt. Toen de pastoor hem kwam bezoeken, begon hij rustig de kwestie te
bespreken. Aanwezig waren Don Bologna, Don Ghione, de prefect, en mis-
schien Don Ronchail, directeur van Nice. De pastoor kon zich niet bedwin-
gen, schoot in een geweldige woede, noemde Don Bosco een bedrieger, een
bemoeizieke man, een woordbreker en trok zich terug. Don Bosco liet hem
zeggen, bleef steeds kalm en geduldig zonder zelfs aanstalten te maken om
te antwoorden, terwijl de andere tekeer ging.
's Avonds wou de pastoor terug keren naar Saint-Léon om weer ver-
der te spreken over de lasten waarover de salesianen hun beklag deden.
Maar Don Bosco liet hem vragen zo goed te willen zijn die zaken tot een
geschikter ogenblik uit te stellen. Intussen had hij voor de volgende dag
enkele weldoeners aan het diner uitgenodigd. Dat ook de pastoor zou ko-
men, paste niet, gelet op zijn opwinding, en hem uitsluiten ging evenmin,
daar hij dat verkeerd kon opnemen en nog meer verontwaardigd zou zijn.
Daarom zei Don Bosco tot Don Bologna: - "Kom, en laat ons bij meneer pas-
toor gaan."
"Om het onderste van de zak te krijgen?" - antwoordde hem de di-
recteur.
"Neen, om hem te bedaren en hem voor ons te winnen. Hij is een
impulsieve man, maar hij is een goed mens en je zult zien dat we alles
in orde zullen brengen.
En zo was het ook. - "U hebt het goed gezegd, Meneer pastoor" -
zei hem Don Bosco. - "Ja, u hebt gelijk. Maar de salesianen zullen nooit
de weldaden die ze van u ontvangen hebben vergeten en zullen u altijd
dankbaar zijn." - Hij voegde er dan aan toe dat hij niet de moed had hem
aan het diner uit te nodigen omdat hij hem niet kon ontvangen zoals hij

35.5 Page 345

▲back to top
- XIV/343 -
wenste. Hij zou echter zelf overmorgen bij hem gaan dineren omdat hij
eens werkelijk feest wou vieren op de pastorie en omdat het daarvoor be-
ter was bij hem dan te Saint-Léon. Wanneer ze van elkaar weggingen, hield
de pastoor zich nog wat terughoudend maar die avond soupeerde hij niet.
's Nachts deed hij geen oog toe en de volgende ochtend kwam hij al vroeg
naar het Oratorio. Hij wou dat Don Bosco het kapittel zou samenroepen en
in aanwezigheid van allen deed hij zijn excuses. Hij trok zijn woorden en
zijn eisen in. Hij merkte enkel op dat de leiding van het koor van de
maîtrise hem aangezet had de salesianen naar Marseille te roepen. Wat de
missen en de begrafenissen aanging, liet hij deze over aan de mogelijk-
heden die ze hadden. Kortom, er werd een akkoord aangegaan en daarmee was
ook de vrede gesloten.
De pastoor was zo vol bewondering en getroffen door de nederigheid
van Don Bosco dat hij van dan af een trouwe vriend bleef van hem en van
zijn werken. Na de dood van Don Bosco moest men te Saint-Léon aan een
nieuw bouwwerk beginnen en de middelen daartoe ontbraken. Hij kwam dan
persoonlijk met de directeur een triduüm van gebeden doen bij Don Bos-
co's graf om door zijn tussenkomst de nodige hulp te verkrijgen en hij
werd verhoord.(1)
Bij het naderen van het feest van de H. Franciscus van Sales had
Don Bosco de medewerkers van Marseille willen samenroepen; maar hij dien-
de eraan te verzaken omdat het toen onmogelijk was vergaderingen te be-
leggen daar de stad geteisterd werd door ziekten en sterfgevallen. Toch
werd er op 29 januari wat feest gehouden en er werd ook een komedie opge-
voerd, wat aanleiding gaf tot een eigenaardig feit. De jongen die de
hoofdrol speelde had een zware verkoudheid opgedaan zodat hij volledig
hees was. De directeur zat in verlegenheid met dit incident en begaf zich
bij Don Bosco. Hij zette hem zijn benarde toestand uiteen en sprak hem
over de droeve figuur die hij zou slaan als hij de genodigden naar huis
zou moeten sturen. Don Bosco dacht een ogenblik na en zei dan dat men de
kleine speler bij hem zou brengen. Toen hij bij Don Bosco kwam, viel hij
op de knieën om zijn zegen te vragen; maar alvorens hem te zegenen zei
Don Bosco hem vriendelijk: - "Laat mij maar doen. Ik zal je mijn stem af-
staan en jij zult je rol goed kunnen spelen." - En inderdaad had de leer-
ling op de slag zijn gewone stem terug, terwijl Don Bosco op het ogenblik
zelf stemloos bleef. De vertoning slaagde volkomen, maar toen de verto-
ning voorbij was, was ook de stemloosheid van Don Bosco gedaan.
Geen enkele stadskrant had nog over hem gesproken en toch duurde
de toeloop van bezoekers van 's ochtends tot 's avonds. Wanneer we zeggen
dat de audiënties hem niet eens op adem lieten komen, dan overdrijven we
(1) Over dit feit werd meermaals gedurende het proces gesproken. Kardinaal Cagliero
bevestigde het met nieuwe bijzonderheden in het informatieve proces van zalig-
verklaring (Summarium, Nr. XVI, par. 62, blz. 744).

35.6 Page 346

▲back to top
- XIV/344 -
geenszins. Tien dagen na zijn aankomst had hij inderdaad niet eens gele-
genheid gehad om het huis te bezoeken en de werken die er plaats hadden.
Met dat alles vergat hij de personen niet die ver weg waren. Op 22 janua-
ri schreef hij aan Don Rua:
"
Mijn beste D. Rua,
"
"
Ik ontving je brief met het nieuws dat je me geeft. In al-
" les moge de Heer gezegend zijn. Je zult aan Madame Legrand zeg-
" gen dat ik haar dadelijk de zegen van Maria, Hulp der Christe-
" nen gestuurd heb met bijzondere gebeden voor haar. Ik zal niet
" verzuimen te bidden voor de overledene juffrouw Occelletti
" en voor de goede Paolina die steeds liefdadig is voor ons.
"
Het verlies van de jongen Della Torre doet me verdriet.
" Maar ik dank de Heer dat hij zich voorbereid heeft om goed
" te sterven en ik zal zijn ziel aan God aanbevelen.
"
Ik vrees dat de andere zich niet goed zal voorbereiden.
" Ik meen dat het goed zou zijn dat jij een algemene raad zou
" geven, die, naar ik hoop, een heilzame indruk zal maken op hen
" die iets bijzonders op het geweten hebben.
"
Ik heb de vraag van D. Bonetti in verband met het huis van
" Penango ontvangen. Indien men de zaak opportuun acht, ben ik er
" niet tegen. Men zou kunnen beginnen met een aanbod te doen van
" 20.000 lires en daarbij kan men noteren dat wij een groot heren-
" huis te Strambino met 8 dagmaten verkocht hebben voor 25.000
" lires.
"
Tot heden toe heb ik de zaken vluchtig afgewerkt om ze bij
" mijn terugkeer te hervatten. Ik zal een hele maand te Marseille
" blijven om zaken af te handelen en geld te zoeken.
"
Maar ik heb uw gebeden hard nodig en ik vraag aan mijn
" beste jongens dat ze voor mijn dringende behoeften een heilige
" communie zouden doen.
"
D. Cagliero is verleden zondagavond van hier vertrokken
" in de richting van Sevilla en heeft al vanuit Barcelona over
" het goede verloop van zijn reis geschreven. Anderen zullen je
" ander nieuws sturen. God moge je in goede gezondheid bewaren,
" mijn beste D. Rua, en Hij beware in zijn heilige genade alle
" jongens van het Oratorio, D. Lago en D. Riccardi erbij begrepen.
"
Aanzie me steeds in Jezus Christus als
"
" Marseille, 22-1-80.
je toegenegen vriend
"
Abbé Jean Bosco
Wat hij over een dode en over een stervende zegt verdient wat uit-
leg. Alvorens uit het Oratorio te vertrekken had hij, omdat hij geen tijd
meer had er nog in het openbaar over te spreken, Don Lazzero ermee belast

35.7 Page 347

▲back to top
- XIV/345 -
aan de jongens bekend te maken dat gedurende zijn afwezigheid twee van
hen naar de eeuwigheid zouden vertrekken. Een van hen, Luigi Della Torre
van Mezzana Bigli, een vakleerling, 18 jaar oud, was al op 14 januari ge-
storven; "de andere" Antonio Borello van Grugliasco, 15 jaar oud, even-
eens een vakleerling, stierf op 9 maart en beval zelf zijn ziel aan, om-
dat zijn kwaal onvoorzien verergerde.
Voor het einde van de maand stuurde hij ook een briefje aan Don
Barberis, met aanmoedigingen voor hem en aanbevelingen voor de novicen.
"
Mijn beste D. Barberis,
"
"
Omnes quidem currunt, sed non omnes accipiunt bravíum.
" D. Molini, zoals ik gemerkt heb, wil terugkeren ad Lares. Tracht
" erin te voorzien zo goed je kan. Ik meen dat de gezondheid van
" onze beste novicen goed is. Zeg hun dat ik grote dingen verwacht
" van hun deugd, van hun studie en van hun gezondheid.
"
De oogst voor het evangelie biedt zich iedere dag over-
" vloediger aan. Moed dus, mijn beste novicen. God bereidt voor
" jullie genaden, werk en het paradijs. Moge God jullie allen zege-
" nen en bidden jullie voor mij die voor jullie steeds zijn zal
"
" Marseille, 30-1-80.
je toegenegen vriend in J. Chr.
"
Priester Gio. Bosco.
Na deze brief schijnt hij te Marseille geen pen meer te hebben op-
genomen om nog aan iemand te schrijven. Het was bijna een mirakel dat hij
niet bezweek onder het harde en eindeloze werk met allen te ontvangen die
voor de deur van zijn kamer in rij stonden te wachten. We dienen thans
enkele feiten te verhalen die ons de reden uitleggen van dit buitengewone
gedrang van volk. De diocesane en apostolische processen, de private cor-
respondenties, de mondelinge verklaringen van getuigen door Don Lemoyne
verzameld zullen daarbij onze bronnen zijn.
Op 30 januari ging Don Bosco de H. Mis celebreren bij de Zusters
van de Visitatie. Daar lag een zekere Dame Périer ziek. Ze was in het
klooster opgenomen omdat ze een oud-leerlinge van het instituut was en de
nicht van een van de oversten. Aangetast door kanker en door de weten-
schap opgegeven, lag ze op haar einde te wachten. Don Bosco, die de toe-
lating had om in de clausuur te komen, begaf zich naar de ziekenzaal waar
hij verscheidene zieken aantrof. Tot elk van hen richtte hij een paar
woorden van troost; maar toen hij bij Dame Périer kwam zei hij: "En
vraagt u geen toelating om op te staan? Vooruit, sta op."
"Maar ze kan niet", fluisterde de overste, ze lijdt aan kanker.
Ze is ongeneeslijk."
"Sta deze middag op" - hernam Don Bosco - "en ga met de anderen

35.8 Page 348

▲back to top
- XIV/346 -
dineren."
Hij zegende haar en ging heen. Pas was hij buiten de kamer of de
zieke begon te zeggen; - "Maar ik voel niet de minste pijn meer. Ik ben
genezen, ik wil opstaan, geef me mijn kleren." - De kwaadaardige zweer
was inderdaad verdwenen.
Nadien deed er zich een merkwaardig gevalletje voor. Don Bosco had
aan de overste gevraagd de arts te verzoeken een attest op te stellen
waarin hij zou schrijven dat de genezing een miraculeus karakter had. De
arts, die een goede christen was, nam aanstoot aan dergelijk verzoek.
Daarom wou hij Don Bosco zien om er uitleg over te vragen. Terwijl hij in
de voorkamer wachtte, zei hij aan directeur Don Bologna: - "Is er onder
de deugden van Don Bosco ook niet de nederigheid? Wijst zijn verzoek niet
op ijdelheid? Zou hij misschien van deze genezing gebruik willen maken
voor zijn eigen belang?" - Don Bologna spande zich in om de zaak te doen
begrijpen zoals hij die zag, maar het was alsof hij tegen een muur sprak.
Toen dan zijn beurt gekomen was om te worden binnengelaten, heeft niemand
ooit geweten wat er tussen hem en Don Bosco is omgegaan.
Na een uur duwde de directeur de deur open om te verwittigen dat
zij, die zaten te wachten ongeduldig werden; hij zag de arts op zijn
knieën zitten, wenend en met samengevouwen handen als in gebed terwijl
Don Bosco hem zijn zegen gaf. Toen hij buiten kwam zei hij aan Don Bo-
logna: "Het is niet voor hem, neen, het is niet voor hem, maar voor de
anderen en voor de roem van de Madonna.
Madame Périer werd nadien Dochter van Maria, Hulp der Christenen,
leefde tot 1886 en stierf in het hoofdhuis te Nizza Monferrato.(1) Voor
en na deze genezing droegen andere buitengewone gebeurtenissen ertoe bij
om de faam van wonderdoener, die in de ogen van velen met de naam van
Don Bosco gepaard ging, te verspreiden. We zullen hier de gevallen aan-
halen die het duidelijkst bevestigd werden.
Juffrouw Barbarin die zich sinds omstreeks vier jaren niet meer
kon bewegen, bracht haar leven op een bed door. Van tijd tot tijd wrong
een knoop haar keel toe, zodat ze haar tong moest uitsteken en haar ogen
vervaarlijk ronddraaiden. Don Bosco was in die familie op een diner uit-
genodigd en ging er met Don Bologna naartoe. Na de eerste gewone plicht-
plegingen, bracht men hem bij de zieke. Hij spoorde haar aan vertrouwen
te stellen in de Madonna, bad enkele gebeden met de omstanders en zegen-
de haar.
- "Sta nu op" - beval hij haar - "en kom met ons aan tafel."
(1) Cfr. een brief van de overste van de Visitantinen, Maria Gabriela Guiscard aan Don
Rua, Marseille 25 januari 1888. Daarin wordt bij, vergissing gezegd dat de zuster
stierf te Saint-Cyr.

35.9 Page 349

▲back to top
- XIV/347 -
"Onmogelijk!" riep haar moeder bijna versteend van schrik uit.
"Sinds vier jaar kan ze zich niet bewegen."
"Wat heeft dat voor belang?" - antwoordde Don Bosco. - "Het ver-
leden is het heden niet. Ik trek mij terug. Men late haar opstaan, zich
aankleden en met ons naar beneden komen voor het diner."
In de eetzaal waren een dertigtal personen, leden van het gezin en
uitgenodigden, die aan het praten waren en op Don Bosco wachten. Rustig
kwam Don Bosco bij hen. Nauwelijks was er een kwartier voorbij of de deur
ging open en het jonge meisje kwam binnen met haar moeder en met andere
personen, ze stapte heel gezwind. Bij deze plotselinge verschijning ging
er een onbeschrijflijke rilling door de getuigen van dit tafereel. Ze be-
keken haar als in verrukking en niemand durfde haar aanspreken. Zij zelf
verbrak het stilzwijgen en nodigde ze uit rustig te gaan plaats nemen.
Aan tafel zat ze naast Don Bosco. Ze at smakelijk en nam van alle
gerechten. Toen de algemene verbazing voorbij was overheerste de blijd-
schap oppermachtig. Alleen de moeder scheen er vreemd bij te zitten, want
ze zat maar te kijken en zweeg. De naïeve dame, min of meer bijgelovig,
had haar dochter laten belezen en liet haar belezen water drinken, met de
hoop dat ze daardoor gezond zou worden.
"Maar waarom dit ellendige water"? - zei Don Bosco haar. - "Wat
wijn is veel beter. Geef haar van dat ander water dat zo zuiver is." -Hij
wees naar een fles met gewoon water en mengde de wijn met het goede wa-
ter.
"Zegen dan ten minste dit water" - hernam de moeder. - "Don Bosco
stelde haar tevreden, maar deed teken het andere water weg te dragen.
De zieke was zo goed genezen dat ze daags nadien samen met haar
moeder op haar beurt op bezoek ging bij Don Bosco.
Heel bekend is het geval van de heer Bonnet van Marseille. Hij was
een waterkuur gaan doen te Allevard in de omgeving van Grenoble voor de
genezing van zijn maag en het uitwerksel scheen hem zo gunstig te zijn
dat hij, alvorens te vertrekken, Dr. Emile Chatain wou gaan bezoeken om
hem voor zijn zorgen te bedanken. Maar toen hij op het punt stond af-
scheid te nemen, voelde hij een hevige pijn aan het heiligbeen en zei dat
aan de dokter. Deze onderzocht hem goed, trof een lokale tuberculose aan,
en drong bij hem aan dadelijk terug te keren naar Marseille om er een
heelkundige bewerking te ondergaan. De heer Bonnet gehoorzaamde terstond.
Te Marseille ging hij specialisten raadplegen, onderwierp zich aan ver-
schillende heelkundige ingrepen; men martelde hem gedurende zes of zeven
maanden maar nooit kwam het tot een resultaat. Ten prooi aan ontmoediging
hoorde hij vertellen over Don Bosco en over zijn aanwezigheid in de stad.
Hij wou van niets anders meer horen. Zonder toeven sleepte hij zich vol
vertrouwen tot bij hem dat hij hem zou genezen. Don Bosco ontving hem vol

35.10 Page 350

▲back to top
- XIV/348 -
goedheid, zegende hem, sprak hem moed in en zei hem rustig te blijven;
want hij zou opnieuw gezond worden en een mooie loopbaan hebben. Deze
woorden schonken hem, om zo te zeggen, het leven terug. Toen hij weer
thuis gekomen was, deed een plotselinge ontlasting van etterende materie
de haard van de kwaal verdwijnen. Dr. Chatain, die een vurig christen
was, voegde, toen hij het feit verhaalde, eraan toe dat niet alleen het
eerste gedeelte van de voorzegging maar ook het tweede bewaarheid werd,
daar Bonnet een hoog ambt ging bekleden en vader werd van twee zoontjes
gezond en mooi als twee cupidootjes.
Niet minder interessant is een verhaal van een priester uit Genua
in een brief aan zijn vriend, Don Lemoyne.(1) Een dame meldde zich te
Marseille bij Don Bosco aan en beklaagde zich bitter omdat haar man hard-
nekkig als een ongelovige optrad en omdat haar zoontje van vijf jaar nog
niet spreken kon. Don Bosco troostte haar en beloofde te bidden voor de
bekering van haar man en voor de genezing van haar zoon; maar hij beval
haar tevens aan, dat ook zij zelf zou bidden en de gebruikelijke noveen
voor Maria, Hulp der Christenen, zou doen.
Toen de dame terug thuis kwam, zei ze aan haar man dat ze Don Bos-
co gezien had. Deze maakte zich boos, ging als een bezetene te keer, riep
dat Don Bosco een priester was en dat hij de priesters niet geloofde en
bij die woorden voegde hij vervloekingen tegen God en verwensingen tegen
zijn vrouw. Toen zijn woede uitgeraasd was, ging men dineren. Tussen het
ene woord en het andere merkte zij op dat zij aan Don Bosco de genezing
van haar zoon aanbevolen had; maar hij haalde zijn schouders op. Welnu,
op dat ogenblik riep de kleine onvoorzien:- "Papa! papa!" - Het was de
eerste maal dat ze zijn stem hoorden. De vader was erdoor geschokt, maar
niet overwonnen. Hij was ontroerd, stond van tafel op en sloot zich op in
zijn kamer. De volgende ochtend ging hij bij Don Bosco op bezoek en ver-
klaarde ronduit dat het hem tegenstond geloof te hechten aan de priester.
- "Oh"! - antwoordde hem Don Bosco - "indien u mij niet als priester wil,
beschouw me dan als vriend."
Dan begon hij hem langzamerhand voor te lichten; en hij, die nog
onder de indruk was van het wonderbare feit van daags voordien, raakte
verslagen door de goedheid van de gesprekspartner en moest zich gewonnen
geven. Kortom, het onderhoud eindigde met de biecht van de ongelovige.
Bij het afscheid gaf hij een edelmoedige gift aan Don Bosco.
Men herinnert zich eveneens eigenaardige intuïties en echte voor-
zeggingen. De gebeurtenis met de weduwe Ponge is ontroerend. De dame bood
(1) Don Carlo Moro, aalmoezenier bij de blauwe zusters-kloosterlingen van de Annonciaden
te Castelletto (brief, Genua, 5 januari 1903). Op het ogenblik van de gebeurtenis
woonde hij te Nice, maar kort nadien vernam hij het van een vertrouwenswaardige per-
soon.

36 Pages 351-360

▲back to top

36.1 Page 351

▲back to top
- XIV/349 -
haar twee zonen bij Don Bosco aan om ze te zegenen. Toen zij hem wilde
uitleggen hoe een van hen haar ernstig leed aandeed, legde Don Bosco,
zonder haar tijd te geven haar gedachte uit te drukken, zijn hand op de
schouder van die losbandige jongen en zei hem: - "Eh! Charles, u moet
de troost van uw goede moeder zijn." - Niemand had aan Don Bosco de
naam van de jongen bekend gemaakt noch hem over zijn gedrag gesproken.
De knaap was er zozeer door getroffen dat hij, zoals te lezen is in een
document van ons archief, nooit meer aan zijn moeder een reden tot klagen
gaf.
Aan een zieke voorzegde hij het einde van haar kwaal maar in een
zin die ze niet direct begreep. Eens had hij zich naar het instituut van
de kloosterzusters van het Heilig Hart begeven; men verzocht hem een zus-
ter te bezoeken die veel leed van een oogkwaal en hem smeekte haar te ge-
nezen. - "Ja, ja" - antwoordde hij glimlachend - "overmorgen zult u heel
mooie dingen zien!" - En inderdaad op de tweede dag vertrok de zieke naar
het paradijs.
Het werd een crescendo van wonderbare dingen. Verrassende zaken
zag en hoorde men in een kostschool voor meisjes bestuurd door de zusters
van de Onbevlekte Ontvangenis.(1) De kostschoolmeisjes waren samen in een
zaal om Don Bosco, die hen kwam bezoeken, te ontvangen. Hij kwam heel ge-
moedelijk binnen en zei: Vous attendez Don Bosco, n'est-ce_pas? Don Bos-
co viendra et Don Bosco le voilà. Achter hem was een volksvrouw binnen
gekomen en kwam naar voren met een meisje op de arm dat haar benen hele-
maal niet bewegen kon. De arme vrouw was niet tot bij hem kunnen raken in
het klooster van de zusters van Saint-Joseph de Cluny, waar hij zo-even
geweest was. Ze had hem tot daar gevolgd zonder op iemand acht te slaan.
Ze zette dan haar kind op een divan voor Don Bosco en bezwoer hem het te
willen zegenen. Don Bosco zegende het, sprak het moed in, zegde het zijn
vertrouwen te stellen in Maria, Hulp der Christenen, en beval het zonder
meer te lopen. Het aarzelde omdat het vreesde te zullen vallen en de moe-
der maakte aanstalten om het te helpen. Maar Don Bosco wou dat niet en
zei: "Ze heeft geen hulp nodig... Sta op en ga naar de kapel de Madonna
bedanken." - Het kind stond op, ging en werd naar de kapel begeleid door
enkele vrome personen, die ontroerd waren en weenden. Don Cagliero, die
bij dit feit tegenwoordig was, zag het kind nadien op eigen krachten bui-
ten het instituut komen, enkel steunend op de arm van zijn mama.(2)
Laat ons terugkeren naar de leerlingen. Toen de drukte had opge-
houden konden twee van hen, die daar het geschikte ogenblik afwachtten
hun rol vervullen. De kleinste gaf een bloemtuil met vele pakjes waarin
(1) Thans pensionnat de Jeanne d'Arc, bestuurd door dezelfde kloosterzusters in burger-
pak.
(2) In het Summarium van de handelingen van het proces van de zaligverklaring, geeft
Kardinaal Cagliero voor deze gebeurtenis het jaar 1881 aan, maar, indien het geen
zetfout is, is het zeker een lapsus memoriae.

36.2 Page 352

▲back to top
- XIV/350 -
muntstukjes zaten van vijftig centimes die door de leerlingen van de
kostschool aan Don Bosco werden aangeboden. Het andere grotere meisje las
een compliment voor in naam van de oversten en van haar gezellinnen. Hij
luisterde naar de begroeting en gaf antwoord aan de hele communiteit.
Toen hij hiermee gedaan had, zei hij tot iedereen die het wilde, een par-
ticulier woordje.
Toen de openbare ontvangst voorbij was, werden de leerlingen die
zich voorbereidden op het examen van onderwijzeres hem afzonderlijk voor-
gesteld. Don Bosco gaf hun de verzekering dat ze allen zouden slagen en
dat ze zelfs de eersten zouden zijn. Aan een van de meisjes, die het di-
ploma van de hogere graad wou behalen, toonde hij in een boek, dat hij
open in handen hield, een punt aan zonder het waarom hiervan te zeggen.
Een van de andere meisjes die zo pas het adres had voorgelezen en wiens
familienaam Aiguier was, dacht eraan zuster te worden van de Onbevlekte
Ontvangenis, maar ze wou in een slotklooster van die congregatie treden
om zich aan een beschouwend leven te wijden. De algemene overste echter
verzette zich daartegen. Ze eiste dat ze haar diploma zou halen en onder
de kloosterzusters die onderwijs gaven zou blijven. De leerlinge bleef
echter bij haar gedachte en weigerde zich voor de examens aan te bieden
en vertrouwde aan Don Bosco haar inzicht toe. Don Bosco bekeek haar met
een blik die ze nooit meer vergat en opende voor haar als toevallig de
Littérature van Meneket, terwijl hij zei: - "U zult nooit kloosterlinge
worden, maar zult moeten werken. Behaal uw diploma. U zult de eerste van
allen zijn. Er zal een dag komen dat het u van dienst zal zijn." – Juf-
frouw Aiguier, die nog te Marseille woont (1) zei, toen ze het feit ver-
telde, dat de blik van Don Bosco haar op dat ogenblik scheen te willen
zeggen dat, hoewel ze geen kloosterlinge zou worden, ze toch altijd als
zodanig zou leven. Ze voegt er trouwens aan toe dat die woorden: vous ne
serez jamais religieuse haar wel iets ontstemd hadden.
Alles gebeurde van naaldje tot draadje zoals hij het voorzegd had.
Op het examen werd ze over de bladzijde door Don Bosco aangewezen onder-
vraagd. Onder hen die slaagden was juffrouw Aiguier de eerste, onmiddel-
lijk gevolgd in rang door haar gezellinnen, die punten behaalden hoger
dan al de andere kandidaten. Haar gezellin, die een diploma van de hoge-
re graad wou behalen, werd ondervraagd over de stof waarop Don Bosco zijn
hand had gelegd en bekwam heel hoge punten. Juffrouw Aiguier werd geen
zuster, hoewel haar biechtvader zich sceptisch had getoond tegenover de
voorzegging van Don Bosco. Ze behoorde tot een familie van groothande-
laars, ze zou een gemakkelijke toekomst hebben, zonder ooit onderwijs te
moeten geven. Welnu, plots keerde de fortuin. Wegens een ongelukkige han-
delsoperatie verloor haar vader alles wat hij bezat en toen begon voor
(1) Ze woont in de Rue Escat (vroeger Ste Philomène) en is nog in betrekking met de
salesianen van het Oratorio St.-Léon, wat de drukkerij betreft.

36.3 Page 353

▲back to top
- XIV/351 -
toen begon voor haar de lijdensweg van het lesgeven. Dank zij haar pro-
videntieel diploma was ze in staat haar familie te helpen het dagelijks
brood te verdienen. In de tijd toen ze het nog goed had, waren er verlok-
kelijke huwelijksaanzoeken geweest; maar ze wou nooit huwen, zodat ze ook
thans nog moederziel alleen woont als een kloosterlinge.
Het nieuws van deze en andere wonderbare feiten in dezelfde trant,
die ons niet alle bekend zijn, liep van mond tot mond. Daardoor was de
toeloop van bezoekers zo groot dat hele dagen lang het huis in rep en
roer stond. Toen Don Cagliero terug was van Sevilla, berichtte hij aan
Don Rua wat volgt:(1) "Marseille est bouleversée en de beweging, de
geestdrift, de vervoering om Don Bosco te zien (...) herinneren me aan
wat te Rome in 1864 gebeurd is, toen hij daar deed wat hij nu hier doet.
Er is als het ware een elektrische stroom ontstaan in alle wijken van de
stad om alles aan allen mee te delen, alles wat Don Bosco gezegd heeft,
wat hij gedaan heeft en op het punt staat te doen voor ieder soort van
geestelijke en lichamelijke noden (...).Deze buitengewone samenloop van
volk, groten en kleinen, rijken en armen, kloosterlingen en leken, groeit
en vermeerdert nog steeds. Daar al de noodlijdenden, waarvan hierboven
spraak is, grote weldaden ontvangen moest het vertrek uit Marseille tot
zondag worden uitgesteld. Marseille is een stad van welgevulde beurzen,
met een groot geloof en met grote noden. En ik overdrijf niet wanneer ik
zeg dat Don Bosco, indien de tijd het hem zou veroorloven, in staat zou
zijn hier te doen wat Jonas de profeet te Ninive deed. Aan zijn voeten
vallen wenend neer mannen met snorren die je schrik zouden aanjagen, in-
gewortelde zondaars, ijdele vrouwen en lauwe kloosterlingen. En wat nog
meest verwondert en verstomt is dat hier voor de weldadigheid en voor de
christelijke naastenliefde beurzen worden geopend die tot heden toe ge-
sloten en ongevoelig bleven voor de noden van de arme."
In de eerste weken echter ging het er niet aldus toe wat de beur-
zen betreft: "veel geestdrift, maar geen geld."(2) We dienen er echter
ook aan toe te voegen dat Don Bosco aan niemand individueel aalmoezen
placht te vragen. In de plaats hiervan, zette hij, wanneer het nodig
was, enkel zijn benarde toestand uiteen, opdat zij die het hoorden zou-
den doen wat hun hart hun ingaf. Uit die houding ontstond een misver-
stand maar hij deed niets om het te verdrijven.
In gezelschap van pastoor Guiol bracht hij voor de eerste maal een
bezoek aan mevrouw Prat, die verlangde de salesiaanse werken te hulp te
komen en enkel wachtte dat Don Bosco het zou vragen. Met dit inzicht
bracht ze dus het gesprek op zijn werken, ondervroeg hem en kreeg uit-
leg, maar hoorde hem nooit verwijzen naar een echte behoefte die diende
(1) Brief, 17 februari 1880.
(2)Brief van Don Ronchail aan Don Rua, Marseille, 30 januari 1880.

36.4 Page 354

▲back to top
- XIV/352 -
geholpen te worden. Dan ging ze verder met de opmerking te maken dat er
in de kerk zovele goede werken bestonden, die grote weldoeners nodig
hadden. Don Bosco trad die opmerking bij. Ze sprak dan over de ruime
subsidies die ze schonk aan de dochters van de christelijke liefde en
aan de kleine zustertjes van de armen. Don Bosco prees haar hiervoor en
spoorde haar aan ermee voort te gaan. Verstomd dat hij niets voor zich
zelf vroeg, zei ze dat haar fortuin groot genoeg was om haar toe te la-
ten die weldaden te doen en ook nog andere. Don Bosco volgde haar op de
hielen en noteerde dat inderdaad Marseille zovele ellenden had, dat het
gelegenheid bood voor iedere soort van liefdadigheid. Kortom, hoe de
brave vrouw zich ook inspande om van hem een woord los te krijgen waar-
bij hij zou zinspelen op zijn eigen behoeften, ze slaagde er nooit in.
Ten slotte nam Don Bosco afscheid van haar en liet haar verward en onze-
ker achter over wat ze moest denken over deze manier van optreden. Omdat
de dame haar verwondering niet voor zich zelf kon houden, sprak ze er-
over met de pastoor. Ze zei dat ze zo vurig wenste aan Don Bosco een
weldaad te bewijzen maar dat hij niets vroeg. De pastoor verklaarde haar
het raadsel en zei haar dat ze zelf over die zaak diende te spreken en
dat Don Bosco niets vroeg. Toen ze dit vernomen had, vroeg ze hem dat
hij zou zorgen voor een andere ontmoeting daags daarna.
's Ochtends daarna waren Don Bosco en de pastoor opnieuw bij haar
in huis. De dame begon opnieuw over liefdadigheid te spreken maar er was
geen sprake van dat Don Bosco zijn miseries uiteenzette om te worden ge-
holpen. Hij stond dus alweer op het punt te vertrekken zoals daags voor-
dien, toen zij het ijs brak en hem ondervroeg:
"Maar u, Don Bosco, hebt u niets nodig?"
- "Ik", - antwoordde Don Bosco glimlachend - "ik heb van alles
nodig."
"Maar waarom spreekt u er niet over?"
"De Voorzienigheid weet welke behoeften ik heb."
"En indien de Voorzienigheid mij zou bestemd hebben om u te
helpen?"
"Dan zou ik u hiervoor zeer dankbaar zijn."
- "Wat zijn uw behoeften?"
- "Ze zijn talrijk en zwaar. We hebben schulden voor bouwwerken
die we uitgevoerd hebben, we moeten nog bouwen...".
"Hoe hoog is thans het bedrag van de schulden voor bouwwerken?"
"Dat kan ik u niet zo dadelijk zeggen."
"Wel, kijk dat eens na."
"Ik zal er met mijn architect over spreken."
"En ik zal tevreden zijn u te helpen."

36.5 Page 355

▲back to top
- XIV/353 -
Met deze verstandhouding gingen ze van elkaar weg. Don Bosco talm-
de niet met het sturen van de rekening die 60.000 fr. beliep. Mevrouw
Prat beloofde alles te betalen in verschillende afbetalingen voor het
jaar ten einde was.
Over dit punt had Don Bosco, of uit ondervinding die hij opgedaan
had of uit natuurlijke intuïtie zijn eigen opvatting. Hij redeneerde zo:
- "Wanneer men openlijk om een aalmoes vraagt, dan krijgt men tien, twin-
tig, vijftig lires en niets meer; en wie eens gegeven heeft doet dat
moeilijk een tweede keer, omdat hij ervan overtuigd is dat hij die de
weldaad ontvangen heeft zich moet tevreden stellen. Wanneer men het daar-
entegen aldus aanpakt, dat de weldoener zelf gaat vragen in welke mate
men hulp kan bieden, dan kan men, zonder er beschaamd over te worden, ook
een aanzienlijk bedrag aan schulden noemen; en wanneer dan dé andere ook
niet alles geeft wat men nodig heeft dan zal hij toch altijd duizenden of
ook honderden lires geven. In een dergelijk geval kan hij niet zonder
schaamte zijn eigen aanbod tot hulp terugtrekken."
Het geld kwam dus en in voldoende mate om de oude rekeningen te
betalen, om een overeenkomst te bedingen voor het terrein dat naast het
huis Beaujour lag, om de aangelegenheden van Saint-Cyr en La Navarre te
regelen en om Don Savio, die de eerste zijde van het gebouw had opgetrok-
ken toe te laten de hand te leggen aan de bouw van de andere zijde en aan
de verhoging van het centrale gedeelte zonder vrees halfweg te blijven
steken door tekort aan geld. Al deze zaken waren verrassend zoals het
ook verraste dat Don Bosco onder al die mensen steeds maar met veel durf
Frans sprak en in alles blijk gaf van grote moed.
Ondanks de vermoeienis van de audiënties scheen zijn gezondheid
vrij goed te zijn. Toch was hij niet zonder ongemakken. Na de avondgebe-
den bleef hij graag en ook geruime tijd wat praten, omdat dat het enige
vrije ogenblik voor hem was. Op een avond vertrouwde hij Don Anacleto
Ghione toe dat hij 's ochtends bij het opstaan veel pijn had. Dat moet
geweest zijn bij het aantrekken van elastische kousen voor zijn aderspat.
Toen die medebroeders bemerkt hadden dat ze al versleten waren, kochten
ze er hem een nieuw paar. Doorgaans werd hij door Don Berto hierbij ge-
holpen zowel bij het uit- als bij het aantrekken. Nu hij dit werk alleen
diende te doen, zal dat zeker de pijnen nog vergroot hebben. Toen Berto
eens, bij het zien van de toestand van die arme benen, zijn voeten zoen-
de, zei Don Bosco hem: - "Je hebt de voeten van Judas gezoend!" - en dit
met een klank van diepe nederigheid.(1)
In welke toestand zich zijn benen bevonden werd voldoende opge-
merkt door Don Belmonte, toen hij directeur was te Sampierdarena; hij
(1) Zo schrijft Don Berto in een nota die zich in ons archief bevindt.

36.6 Page 356

▲back to top
- XIV/354 -
heeft dit verhaald tijdens het eerste jaar van zijn directoraat aan de
vastenpredikant van de parochie.(1) Eens, toen hij Don Bosco ontmoette
in het tehuis, op een ogenblik dat hij terugkeerde van een bezoek aan
de huizen aan de zuidelijke oever van de rivier, maakte hij van de gele-
genheid gebruik om hem te zeggen dat hij zich werkelijk zo vermoeid voel-
de dat hij niet verder meer kon. - "Ik kan dit leven niet meer voortzet-
ten" - besloot hij - "ik heb nooit een ogenblik rust!" - Als enig ant-
woord boog de goede vader naar de grond toe, hief zijn toog wat op en
toonde hem zijn benen die helemaal opgezwollen waren zodat ze op twee
zuiltjes of kussentjes gingen gelijken. En dan zei hij: - "Mijn beste,
laat ons moed scheppen! In het paradijs zullen we uitrusten".-
De voornoemde Don Ghione, die prefect was van het huis van Mar-
seille, ontmoette hem eens op een avond na de gebeden helemaal alleen in
een gang, en toen hij bemerkte dat hij tegen zijn gewoonte wat onrustig
was, vroeg hij hem of hij zich niet goed voelde. Hij antwoordde dat dit
niet het geval was maar dat hij verontwaardigd was omdat een dame die aan
de ogen leed tot elke prijs zou gewild hebben, dat hij zijn handen op
haar ogen zou gelegd hebben. - "Voor al het goud van de wereld" zei hij -
"zou ik nooit mijn handen op het gelaat van een vrouw leggen." - Een
andere gedachte deed hem veel leed. - "Het volk" - zei hij bedroefd ver-
der - "dat zeer onwetend is in godsdienstzaken, meent dat Don Bosco de
genezingen, die zich in deze dagen voordeden, bewerkt. Maar neen, het is
niet Don Bosco, maar het gebeurt door de tussenkomst van Maria, Hulp der
Christenen, het is Maria die deze gunsten verkrijgt." - Toen wou Don
Ghione zekerheid hebben over iets wat hem sinds lang nieuwsgierig maakte
en vroeg hij hem in volle vertrouwen: - "Luister eens, Don Bosco, wan-
neer een persoon zich bij u aanmeldt en u om uw zegen vraagt om een gunst
of een genade te verkrijgen, weet u dan reeds op het ogenblik waarop die
persoon bij u komt, of híj ja dan neen deze gunst zal bekomen door de
zegen die u hem geeft?" - Hij antwoordde: - "Over de persoon bestemd om
de gunst te verkrijgen, weet ik niets, wanneer hij zich bij mij aanmeldt.
Maar terwijl ik hem de zegen geef, krijg ik als een ingeving alsof ik de
Heer wou uitdagen en dan zeg ik aan die persoon: Sta op, ga de Madonna
bedanken. Op dat ogenblik voelt die persoon zich werkelijk genezen."(2)
Gedurende de eerste week van februari bracht Don Bosco een bezoek
aan de huizen van Saint-Cyr en La Navarre en keerde dan terug naar Mar-
seille.(3)
____________________
(1) Brief van kanunnik Giacomo Gemino aan Don Lemoyne, Genua, 23 maart 1891.
(2) Brief van Don Ghione aan Don Lemoyne, Ivrea, 30 augustus 1912.
(3) In de Kroniek van de Dochters van Maria, Hulp der Christenen, wordt over Saint-Cyr
gezegd dat Don Bosco er in januari naartoe ging maar dat kon niet. Inderdaad,
schreef vanuit Marseille Don Cagliero aan Don Rua op 5 februari: "We zijn vanochtend
te Marseille terug uit Spanje aangekomen. En terwijl wij van de trein stapten, stegen
Don Bosco met Don Ronchail in een andere trein voor Toulon zonder ons te kunnen zien
noch te kunnen
.../...

36.7 Page 357

▲back to top
- XIV/355 -
Hij werd vergezeld door Don Ronchail, die nadien vervangen werd
door Don Cagliero, zo-even uit Spanje aangekomen. Deze kwam tot de bevin-
ding dat Don Bosco "goede benen had om te gaan, maar een slecht gezichts-
vermogen om te zien." De pijn en de ontsteking van het zieke oog waren
inderdaad erg toegenomen.(1)
Over deze twee bezoeken is ons niets bekend aangaande Saint-Cyr
en heel weinig aangaande La Navarre. Een salesiaans priester die op dit
ogenblik nog in leven is, Don Michele Blain, de Michelino Blain, wiens
naam we al vernoemden bij het verhalen van de droom van 1877 over de
landbouwkolonie van La Navarre (2) heeft er nog een vage herinnering aan
bewaard. Al wees langs vaderszijde, verloor hij ook nog zijn moeder op
dezelfde dag waarop het huis van Saint-Joseph geopend werd, namelijk op
8 juli 1878. Een tante van moederszijde, een karmelietes, zond hem naar
deze salesianen die hem opnamen op 16 oktober van datzelfde jaar. Hij had
een goede stem en een goed gehoor en daarom werd hij dadelijk in het zin-
gen geoefend. Wij hebben al verhaald hoe hij bij Don Bosco het jongetje
uit zijn droom opriep, toen hij hem eens hoorde zingen.
Toen het tijd werd om uit Marseille te vertrekken wou Don Bosco
dat men de medewerkers en medewerksters zou samenroepen om de conferen-
tie te houden, die onmogelijk kon gehouden worden op het feest van de
H. Franciscus van Sales. Hij wou dit des te meer omdat hij wenste het al
voltooide gedeelte van het nieuwe gebouw met enige plechtigheid in te
wijden en aldus aan zijn weldoeners een tastbaar bewijs te geven van de
ernst waarmee men de verdere ontwikkeling van het werk aanpakte. Voor de
vergadering werd vrijdag 20 februari uitgekozen, de verjaardag van de
verkiezing van Leo XIII tot paus. De bisschop, Mgr. Robert aanvaardde het
voorzitterschap. Hij werd omringd door Don Bosco en pastoor Guiol en de
leden van de Société Beaujour. Waren aanwezig een groot aantal geeste-
lijken, talrijke leken van aanzien, een selecte groep dames en verder een
groep volksmensen. Een jongetje las iets voor in proza ter ere "van de
goede vader en beste weldoener Don Bosco", zoals hij hem begroette. Hij
verhaalde hoe hij een schat had ontdekt die hij aan Don Bosco's voeten
was gaan neerleggen, omdat hij wist welke grote nood hij had aan geldmid-
delen om zijn ondernemingen tot een goed einde te brengen. Die schat had
hij echter alleen in een droom gevonden en bij hem gedragen en nu wenste
hij dat die droom een werkelijkheid zou worden dank zij de edelmoedige
(3) .../...
begroeten. Caramba!!!... Morgen vertrekken we naar Saint-Cyr en overmorgen naar La
Navarre met de hoop onze Papa te zullen zien. Hij moet naar Marseille terugkeren
omstreeks de helft van deze maand. Ik zal zijn bevelen vernemen." En op 12 februari
schrijft hij, na zijn terugkeer naar Marseille: "Te Saint-Cyr hebben we Don Bosco
ontmoet, die Don Ronchail liet gaan en mij als zijn... "koetsier" nam. Rossi ging
zijn weg verder en zal toekomen zodra je hem zult zien. We brachten een bezoek aan
het huis van La Navarre en keerden terug naar Marseille, waar we ons nu bevinden en
van waaruit ik je schrijf."
(1) Aangehaalde brief van 12 februari.
(2) Cfr. Boekdeel XIII, blz. 538.

36.8 Page 358

▲back to top
- XIV/356 -
liefdadigheid van de medewerkers en medewerksters van Marseille. Daarna
bracht een clericus hulde aan de bisschop, gaf uiting aan zijn gevoelens
van verknochtheid en stelde het "Oratorio de Saint-Léon" onder zijn wel-
willende en vaderlijke bescherming. Uiteindelijk nam Don Bosco het woord.
De Gazette du Midi schreef hierover een lang verslag dat in twee artikels
verscheen op 23 en 24 februari. Ze schreef dit: "We zullen aan onze le-
zers niets nieuws zeggen, wanneer wij herhalen dat Don Bosco een mirakel
van liefdadigheid en ijver is (...). Het hoeft dan ook geen verwondering
te wekken dat hij, ondanks de moeilijkheden die hij heeft om Frans te
spreken, toch zijn talrijk auditorium dat gekomen was om naar hem te
luisteren aan zijn lippen gehecht hield. Het was zijn hart dat in hem
sprak. De apostelen hebben de gave van de talen en hun hart verstaat een
taal en kan een taal doen verstaan die een weergalm uit de hemel is."
Don Bosco legde uit wat het doel was van zijn werk, namelijk de
jeugd die in gevaar verkeert ter hulp te komen. Hij verhaalde langs wel-
ke wegen en met welke middelen hij van 1841 af deze gedachte verwezen-
lijkt had en nog verwezenlijkte. Hij sprak over de resultaten die hij al
verkregen had. Daarna gaf hij een uiteenzetting van wat er al gedaan
werd en van wat er nog moest gedaan worden voor de huizen van Saint-Cyr
en van La Navarre. Sprekende over de genegenheid die de oud-leerlingen
voor hun vader bewaarden, verhaalde hij een zeer recente episode. Een
oud-leerling van het Oratorio van Turijn, die zich te Barcelona gevestigd
had, had over de reis van Don Bosco vernomen en had niet kunnen weerstaan
aan het verlangen aan de behoefte zelf zijn zeer beminde weldoener terug
te zien. Hij had daarom de zee overgestoken, was bij hem gekomen en was
gelukkig met hem na zo lange tijd te kunnen praten om hem rekenschap te
brengen over zich zelf en over zijn zaken. - "Ik ben trouw gebleven" -
had hij hem gezegd - "aan uw goede raad en onderricht en ik voel me zeer
gelukkig. Ik ben gehuwd, mijn zaken verlopen vrij voorspoedig en ik vraag
niets meer aan de Heer. Ik heb nog eens u, mijn goede Vader, willen zien,
uw zegen vragen voor mij, mijn vrouw en mijn kinderen en u nog eens in de
biecht mijn geweten willen openleggen, zoals ik ongeveer vijfendertig
jaar geleden met zoveel vreugde gedaan heb."
Ten slotte schetste Don Bosco nog eens de geschiedenis van de
stichting van het huis van Marseille. Hij was daar in 1876 gekomen. Langs
de straten had hij talrijke zwervende knapen opgemerkt. Na een onderhoud
met de pastoor van Saint-Joseph, waren ze het erover eens dat het nodig
was die zo talrijke arme jeugd naar het lichaam en naar de geest te hel-
pen. Hoe zouden ze het aanpakken? Ze gingen om raad bij de bisschop. Er
verliep veel tijd eer het werk van de rue Beaujour gesticht was. God weet
met welke middelen; maar toch mocht men zeggen dat de Voorzienigheid haar
onuitputtelijke handen geopend had. Hij deed uitschijnen hoe dit werk
veel belangstelling verdiende daar het een werk was van openbaar nut. Het
was dus nodig dat allen het zouden helpen.

36.9 Page 359

▲back to top
- XIV/357 -
Een anekdote diende hem tot besluit. Op een avond van dat winter-
seizoen kwam Don Bosco uit het Oratoire de Saint-Léon en ontmoette op een
eenzame weg een jongetje dat tegelijkertijd schrik inboezemde en medelij-
den opriep. Hij sprak het aan en dan vertelde hij aan zijn toehoorders de
samenspraak.
"Vriend, wat doe jij hier?"
"Ik heb het koud" - antwoordde het met bevende en sidderende
stem.
"Heb je geen thuis?"
"Ik heb honger..." En terwijl het dat zei, stak het zijn handen
naar omhoog en viel het aan de voeten van Don Bosco. Deze spande zich in
om het, zo goed als hij kon, opnieuw op te heffen en het tot aan de deur
van het Oratorio te slepen, waar men het de eerste zorgen verstrekte.
Toen het opnieuw op krachten was gekomen, had het uitgeroepen: - "Ah,
Monsieur l'abbé, u hebt een groot werk verricht. U hebt mij het leven
gered en tegen een misdrijf behoed. De wanhoop zou mij er zeker toe ge-
leid hebben er een te begaan. Wilt u mij bij u houden?" - Het huis was
vol, maar een bed werd toch zo goed als dat ging, klaargemaakt. Toen
bleef hij in het Oratorio, bad, werkte en gaf er het goede voorbeeld. -
"Kijk", - zei Don Bosco - "dat dienen we voor allen te doen, voor de
zieke maatschappij en dat moeten we doen uit liefde tot God die gezegd
heeft: Heb elkaar lief."-
Namens de toehoorders antwoordde de heer Henri Bergasse, voorzit-
ter van de conferenties van Sint-Vincentius, in warme bewoordingen. Hij
begroette in hem een andere Vincentíus de'Paoli, die de kinderen verza-
melde en de zielen bevrijdde van de hatelijke slavernij van het bederf
en van de ondeugd. De redenaar maakte er gebruik van om de onvergankelij-
ke vruchtbaarheid te bezingen van de kerk, die steeds hulpmiddelen bezit
tegen alle kwalen en om de goddelijke goedheid te verheerlijken die ook
nu nog aan de wereld, volgens de behoeften van iedere leeftijd, providen-
tiële mensen schenkt. Aan een maatschappij die erg ziek is heeft God art-
sen gezonden als een Don Bosco, wiens zendelingen weldra door het volk
erkend en aanvaard worden. - "We hebben er een voorbeeld van" - zei hij -
"in dit huis van de rue Beaujour, gisteren nog verborgen en onbekend en
thans de plaats van samenkomst van alle liefdadige harten van de stad en
centrum voor pelgrims, waar de mensen zich voortdurend rond een man Gods
verdringen. Aldus behaagt het de Heer de werken van zijn dienaars te la-
ten ontluiken en te laten groeien uit het nederige begin, het onzichtba-
re mosterdzaadje, is een boom ontstaan, die heel vlug zijn weldoende tak-
ken over de aarde spreidt om haar troost te brengen."-
Toen de bisschop vanaf zijn zetel het woord nam, liep het publiek
over van sympathie. Hij legde de nadruk op het providentiële karakter van
het werk van Don Bosco en op zijn merkteken van echt katholiek werk, daar
alle werken die aan God lief zijn een nederig en duister begin hebben. De
heiligen zijn werktuigen van de Heer, ze worden door Gods hand geleid

36.10 Page 360

▲back to top
- XIV/358 -
zonder dat zij zien waar deze hen leidt. De H. Franciscus van Sales, door
Don Bosco als patroon van zijn instituut genomen, had op die manier on-
sterfelijke werken tot stand gebracht, waarvan hij noch de invloed, noch
de draagwijdte voorzien had. Monseigneur gaf, ten slotte, al zijn welwil-
lendheid te kennen voor het Oratorio van Saint-Léon.
Na de zegen van de bisschop ging Don Bosco aan de deur staan en
bood, volgens het gebruik, een schotel aan, waarop allen bereidvaardig
hun giften neerlegden. Velen bogen zich neer en kusten de handen van Don
Bosco. De heer Emile Sumien, de schrijver van de artikels in de hierboven
gemoemde krant, gaf als commentaar: "Wij hebben dit ontroerend schouwspel
gezien en zijn geruime tijd blijven staan om het beter te bekijken. Niet
weinigen in het voorbijgaan fluisterden een woord in het oor van de hei-
lige man. Met een onveranderlijk geduld antwoordde hij aan iedereen en
zegende hij met een glimlach op de lippen de kinderen. Intussen vielen de
gouden muntstukken in de schaal samen met eenvoudige sous en de handen,
die des te bescheidener waren naarmate de gift groter was, trokken zich
haastig terug om niets te laten merken. Alleen de liefdadigheid bezielde
de schenkers. Don Bosco dankte allen met keurige woorden; maar wij hebben
meermaals bemerkt hoe hij een speciale blik over had voor mensen uit het
volk die enkel een gering bedrag konden geven, want mensen zoals hij we-
ten wat de penning van de arme waard is."
Talrijke personen bleven staan om nog met Don Bosco te spreken, om
zijn zegen te krijgen, om hem een raad of een gebed te vragen, om hem een
verdriet toe te vertrouwen. Hij poogde iedereen tevreden te stellen, zon-
der enige blijk te geven van verveling of vermoeidheid, totdat zij, die
verantwoordelijk waren voor zijn gezondheid, hem verplichtten wat rust te
nemen. Toch liep het huis niet leeg: "Dit zijn" - zoals voornoemde
schrijver het zegt - "taferelen van elke dag, die men enkel in het leven
van heiligen leest. Dergelijke ontroerende taferelen schijnen bestemd te
zijn om de kerk in haar huidige moeilijkheden te troosten en om het hart
van alle katholieken met een onoverwinnelijke hoop te sterken."(1)
De geestdrift van dit bezoek had vlug als een strovuurtje kunnen
uitdoven. Maar om dat te voorkomen organiseerde Don Bosco te Marseille,
(en zo was het zijn bedoeling het ook te Nice te doen), twee comités,
het ene bestaande uit heren, het andere uit dames, die zich voortdurend
en in gemeenschappelijk overleg moesten inzetten om de aandacht onver-
slapt en de liefdadigheid van de burgers steeds levendig te houden je-
(1) De Osservatore Cattolico van Milaan publiceerde in vertaling en hier en daar met en-
kele wijzigingen in zijn nummers van 17 en 19 maart de twee artikels van de ·Gazette
du Midi. Ook de Citoyen van Marseille sprak bondiger over deze gebeurtenissen in zijn
nummer van 21 februari. Het artikel werd overgenomen in het Bulletin Salésien van
maart en vertaald voor het Italiaanse Bollettino van dezelfde maand.

37 Pages 361-370

▲back to top

37.1 Page 361

▲back to top
- XIV/359 -
gens het werk, dat hij in zo ruime verhoudingen opgevat had. Zoals we
zien zullen, verloor hij ook niet, toen hij veraf was, zijn ijverige
medewerkers uit het oog.
We konden de zeer accurate notulen in handen krijgen van de zit-
tingen gehouden, onder het voorzitterschap van de pastoor van Saint-Jo-
seph, door het damescomité van maart 1880 tot februari 1895. Hier en
elders zal het voor onze geschiedenis van belang zijn.(1)
Van 4 maart tot 30 december 1880 waren er een twintigtal vergade-
ringen waarvan de eerste vier voorbereidende vergaderingen mogen genoemd
worden. Daar werden verschillende praktische stelsels besproken om geld-
middelen te verzamelen: 1° jaarlijkse inschrijvingen voor een bedrag van
25, 50, 100 fr. met hun respectieve formulieren; 2° het oprichten van
kosteloze plaatsen, eveneens met collectieve inschrijvingen; 3° het ver-
spreiden van lijsten telkens voor tien personen die zich zouden verbin-
den jaarlijks twee fr. te storten; 4° een knaap adopteren voor drie hon-
derd fr. per jaar. Dit laatste stelsel zouden de dames voorstellen aan
de grote handelshuizen. Voor de dizaines zou men een beroep doen op de
medewerkers in het algemeen, van wie er zeshonderd op de lijst stonden.
We halen nog enkele zaken van het huishoudelijke reglement aan.
Als door zijn functie aangewezen werd de directeur van het Oratoire de
St.-Léon als lid van de twee comités aangezien. Ze werden voorgezeten
door de pastoor van Saint-Joseph. Beide comités werden in drie commissies
ingedeeld. In het comité van de mannen zou een commissie zich bezighouden
met de levensmiddelen, een andere met de werkhuizen, en een derde met het
schrijfwerk, de geschilpunten en de vertaling van het Italiaanse Bollet-
tino. In het comité van de dames zouden de commissies zich respectieve-
lijk bezig houden met het linnengoed, de kleren en de cultus. Er werd
overeengekomen dat er steeds één enkele kas voor beide comités zou be-
staan.
De commissie voor de geschilpunten had al dadelijk een gelegenheid
om aan het werk te gaan. Toen er in het comité van de dames gehandeld
werd over de ontvangstbewijzen die men aan de schenkers zou overhandigen,
waren de meningen verdeeld over het al of niet plakken van zegels. Som-
migen wilden deze uitgave vermijden, anderen vreesden ongemakken wanneer
deze formaliteit verzuimd werd. De beslissing werd overgemaakt aan de
bevoegde commissie die besloot dat er zegels zouden geplakt worden.
(1) Wij halen hier tot hun eer de namen aan die te lezen staan in het begin van de notu-
len van de verscheidene zittingen. Dames: Barthélemy, Guez, Jacques, Prat, Rostand,
Rolland Gigandet, Rocca, Berthon, Cartairade, De Lombardon, Mortreuil, Rondel, Va-
lette, Beau, Maurel, Bergasse, Maurin, Gondran. Juffrouwen: Bonnet, Rostand, Férand,
Guérin, De Maupoint, Etienne.

37.2 Page 362

▲back to top
- XIV/360 -
In de volgende zittingen begon men met rekenschap te geven van de
inkomsten, te beslissen hoe men ze zou gebruiken en alles te bespreken
wat met de werkzaamheid van het comité verband hield. We zullen enkel
noteren dat bij de stichtingen voor kosteloze plaatsen wel aan de schen-
kers de toelating werd verleend de jongens aan te duiden die deze posten
zouden bezetten, maar dat in elk geval vrije hand aan de directeur gege-
ven werd.
Op de avond van zijn vertrek uit Marseille, namelijk op 22 febru-
ari, waren de speelplaats en de gangen gevuld met mensen die hoopten hem
nog iets te kunnen zeggen. Een dame, met een voornaam uitzicht en kleder-
dracht, had zich, om hem te kunnen spreken, verborgen gehouden achter een
deur die via een houten trap toegang gaf naar de slaapzaal van de jon-
gens. Ze had het volgehouden in die schuilplaats te blijven van zes uur
's ochtends tot zes uur in de namiddag en kwam er maar een ogenblik uit
om zich wat brood te gaan kopen. "Indien ik haar niet gezien had" -
schreef Don Ghione, en hiervan niet op de hoogte was gebracht, zou die
brave dame Don Bosco niet eens gezien hebben. Ik verkreeg voor haar een
audiëntie van drie minuten op het ogenblik dat Don Bosco op het punt
stond te vertrekken."
Nog zieliger is het geval van een arme volksvrouw. Ze had zich
sinds de ochtend in een hoekje van de voorkamer gedrongen gehouden,
steunde daar tegen de wand en had op haar arm een bleek, onbeweeglijk en
blind klein jongetje. De arme vrouw wachtte, berustend en vol geloof,
haar beurt af om zich bij Don Bosco aan te melden. Het heen en weer ge-
loop van de bezoekers duurde zonder onderbreking voort. Zij die buiten-
kwamen werden steeds door nieuwe bezoekers vervangen. Haar natuurlijke
bedeesdheid belette haar naar voren te komen en haar rechten te doen
gelden tegenover personen van aanzien. Enkele pogingen waren tevergeefs
geweest, omdat ze achteruit geduwd werd door de massa en terug moest wij-
ken. Het sloeg elf uur toen de pastoor van Saint-Joseph kwam om Don Bosco
voor het ontbijt bij Mevrouw Prat te brengen. Toen Don Bosco voorbijkwam,
kwamen allen rond hem gedromd. Zij kon zich niet eens bewegen en zag dat
het onmogelijk bleek door het gedrang te raken. Toen Don Bosco buitenge-
gaan was, kwam haar man haar wat eten brengen. Aldus bleef ze daar nog
twee uren zwijgend op haar plaats staan. Don Cagliero had haar echter be-
merkt en voelde levendig medelijden.
Toen Don Bosco weer verscheen drong ze naar voren, maar de dichte
slagboom van mensen hield haar tegen. Don Bosco trok zich terug in zijn
kamer en de vrouw in haar hoekje. Dan kwam Don Bosco eindelijk in reis-
kleren naar buiten. Ongeveer driehonderd personen die alle toegang af-
sloten, betwistten elkaar de ruimte. Voor de beklagenswaardige vrouw be-
tekende het heengaan van Don Bosco het einde van elke hoop. Ze scheen een
beeld van het lijden te zijn. Op het juiste ogenblik viel de blik van Don
Cagliero op haar en: - "Don Bosco" - zei hij - "die vrouw vraagt uw
zegen."

37.3 Page 363

▲back to top
- XIV/361 -
"Maar ik heb geen tijd meer. Het wordt laat. De trein gaat ver-
trekken."
"Ze staat daar heel de dag" - drong Don Cagliero aan. Hij wendde
zich dan direct tot haar en riep ze met luide en bevelende stem. Ze drong
met veel moeite door de menigte zodat ze tot bij Don Bosco raakte. De
kleine zat daar steeds onbeweeglijk. Don Bosco hief zijn rechterhand op
en zegende hem. Het kind klapte in de handjes, kwam in beweging en wreef
in de ogen omdat het door het plotse licht verblind was. Het tafereel
speelde zich echter bliksemsnel af. Don Bosco ging verder en de andere
personen moesten zich een weg banen door de menigte, die zenuwachtig van
alle kanten op hem aandrong. Dan sloop te midden van het gedrang de vrouw
dol van blijdschap naar buiten. De omstanders sloegen weinig of niet acht
op haar en misschien heeft enkel Don Cagliero zich volledig rekenschap
kunnen geven van het gebeurde.(1)
Tot aan het rijtuig drongen de mensen tot bij Don Bosco. De een
wou zijn handen kussen, een andere wou ten minste zijn kleren aanraken,
nog anderen wilden hem de rozenkrans of het linnengoed van zieken laten
aanraken. "Ik" - schrijft de al genoemde Don Ghione - "vergezelde hem en
deed wat ik kon om hem een doorgang te verschaffen. Toen we tot halver-
wege de trap gekomen waren, richtte Don Bosco een vlammende blik tot mij,
die ik niet kon interpreteren. Dan zei hij op trillende toon: - "Zie je
het niet?" - Ik bemerkte dat tussen de menigte die hem bijna voortdroeg
juist voor hem twee vrouwen waren. Don Bosco wachtte niet af dat ik hem
kwam bevrijden, maar maakte gebruik van zijn niet gewone kracht om deze
personen opzij te duwen. Toen hij in het rijtuig zat, zag men dat zijn
toog op meer dan één plaats gescheurd was, zodat men hem onderweg een
ander moest bezorgen. Alles wat hij op zijn kamer aangeraakt had, werd
gestolen en ik geloof zelfs dat personen uit ons huis dit deden om de
medewerkers tevreden te stellen. Zelfs zijn lakens werden niet gespaard."
Ze moesten naar Nice gaan, maar die avond overnachtten ze te Au-
bagne op minder dan een uur per rijtuig van Marseille. Toen hij met Don
Cagliero alleen in het rijtuig zat, verbrak Don Bosco, vernederd en be-
schaamd, het stilzwijgen met de woorden: - "Wat is de Heer wonderbaar en
hoe groot is zijn barmhartigheid! Om zoveel volk op de been te brengen
en zijn wonderdaden te verrichten, heeft hij zich van een boer uit de
Becchi willen bedienen."(2) Te Nice kwamen ze eerst te middernacht toe.
Het is waarschijnlijk dat Don Bosco daar een paar dagen doorgebracht
heeft bij Graaf de Villeneuve die in de buurt een kasteel bezat. Daar er
(1) In de Vita in twee boekdelen (boekdeel 2, blz. 518) wordt dit feit in 1891 geplaatst,
maar in 1881 bevond Don Cagliero zich te Spanje van half januari tot na Pasen, ter-
wijl Don Bosco einde februari uit Marseille vertrokken was.
(2) Summ. super virt., nr XVI, par. 90, blz. 966.

37.4 Page 364

▲back to top
- XIV/362 -
hij Don Bosco zegenegen was, moet hij wel zeer gelukkig geweest zijn hem
gastvrijheid te kunnen verschaffen. Zo kon Don Bosco wat rust nemen en
hij zal er wel dringende behoefte aan gehad hebben.
Nice was helemaal een tweede Marseille: dezelfde dagelijkse bele-
geringen door het publiek, hetzelfde heldhaftige geduld vanwege Don Bos-
co, dezelfde buitengewone feiten, ofschoon wij hierover schaars nieuws
hebben. Daarbij kwam hier de correspondentie. Tussen 24 februari en 6
maart bracht de post hem uit vele delen van Frankrijk meer dan achthon-
derd brieven. Ook in het patronage Saint-Pierre, evenals in het Oratoire
de Saint-Léon voor zijn aankomst, werd de financiële nood steeds maar
scherper. Er waren uitgaven nodig voor de aankoop van onroerende goede-
ren die onontbeerlijk waren, dagelijkse uitgaven voor meer dan honderd
monden. Uitgaven voor de uitrusting van de werkhuizen. En dan werd het
steeds dringend nodig te vergroten; zo talrijk stroomden de aanvragen
binnen voor het opnemen van behoeftige jongens.
Daarbij was het noodzakelijk een kapel te bouwen die ruimer en
fraaier diende te zijn en was er een studiezaal nodig ter vervanging van
de huidige die laag, eng en verkeerd gelegen was. Voor al deze noden van
het huis waren er kapitalen nodig; en de gewone inkomsten waren niet toe-
reikend om het stijgend gewicht van de opgelopen schulden te verlichten.
Maar te Nice evenmin zou de Voorzienigheid in gebreke blijven om
zijn dienaar zichtbaar bij te staan, bijna om de liefdadigheid van vele
mensen te prikkelen. Het effect was tastbaar maar, zoals we gezegd heb-
ben, zijn de oorzaken weinig bekend. We kennen maar één feit met zeker-
heid. Een zekere heer G., 56 jaar oud, een staatsambtenaar, ging biechten
bij Don Bosco. Na zijn belijdenis zei Don Bosco aan de biechteling: "Denk
er eens over na of u die zonde niet vergeten hebt..." - En hij riep hem
alle omstandigheden voor de geest, alsook de leeftijd van achttien jaar,
waarop hij die zonde begaan had. Deze heer stond verstomd en zodra hij
opgestaan was, liep hij naar het kantoor van directeur Don Ronchail om
het geval te vertellen. Hij verklaarde dat hij dit feit werkelijk verge-
ten was en dat dit bewijs voor hem voldoende was om ervan overtuigd te
zijn dat Don Bosco een heilige was.
De edelmoedigheid van de burgers toonde zich zowel in het privaat
als in het openbaar. Aan het diner dat te zijner ere gegeven werd namen
zestien genodigden deel. Ze genoten meer dan ooit van zijn tegenwoordig-
heid en van zijn stichtende en vriendelijke onderhoud. Omstreeks het ein-
de van het diner, toen de conversatie wat levendiger werd sprong een bra-
ve en welgestelde disgenoot recht en sprak de anderen aldus toe: "Mijne
Heren, het werk van Don Bosco bewonderen is goed, maar het is nog beter
deelgenoot te worden van zijn verdiensten door hem ter hulp te komen. Hoe
wilt u dat hij het huis laat vergroten om een groter aantal verlaten jon-
gens te aanvaarden, wanneer hij geen duiten heeft?" - Na deze woorden
liet hij een schotel rondgaan, waarop vier van de aanwezigen elk duizend

37.5 Page 365

▲back to top
- XIV/363 -
fr. legden en de anderen samen zevenhonderd fr.
Ernest Harmel, de broer van Léon, le bon père wou een wat luister-
rijker banket met uitnodigingen voor Don Bosco en zijn vrienden inrich-
ten. Hij was het die het jaar voordien op een congres te Angers, zoals we
gezegd hebben, een verslag had opgemaakt over de aard van het salesiaans
werk en over zijn ontwikkeling. Zoals zovele andere heren moest hij om
gezondheidsredenen het koude seizoen aan de Côte d'Azur doorbrengen. Ter-
wijl men aldus vertrouwelijk aan het praten was in afwachting dat er iets
op tafel kwam, gaf Don Bosco een beschrijving van de kapel van het insti-
tuut, die zo smal was voor het aantal leerlingen en zo weinig passend om
er ons Heer te bewaren. - "Men heeft mij" - ging hij verder - "een plan
van onze architect Levrot getoond, maar hiervoor zouden we dertigduizend
fr. nodig hebben."
"Dertigduizend fr.!" - onderbrak hem advocaat Michel. "Ik vrees
erg dat men in deze dagen te Nice dat bedrag niet zal kunnen bijeenbren-
gen. We hebben in de zomer zoveel loterijen gehad en zoveel geldinzame-
lingen dat de beurzen plat zijn."-
- "En toch" - repliceerde Don Bosco - "zou ik ze vandaag nog moe-
ten hebben."-
Men ging aan tafel. Bij het opdienen van de vruchten stond Notaris
Saietto recht en zei aan Don Bosco: "U dient te weten, Don Bosco, dat een
liefdadige persoon mij dertigduizend fr. heeft gegeven om ze aan u te
overhandigen. U kunt, wanneer u wilt het bedrag op mijn kantoor laten ha-
len."- Don Bosco vouwde de handen, richtte de ogen ten hemel en dankte
Maria, hulp der Christenen, voor die grote gunst. Er werden eveneens twee
oproepen tot de liefdadigheid van de gelovigen gedaan. De eerste oproep
werd gedaan vanaf de kansel in de parochiale kerk van de Notre-Dame, bij
monde van de jezuïetenpater Lacouture, vastenpredikant. Don Bosco was er-
bij aanwezig. Die collecte had een ongelooflijk resultaat. Aan de tweede
oproep dacht Don Bosco zelf tijdens een conferentie van de medewerkers.
In een correspondentie uit Nice lezen wij (1): "De zaken, die hij zei,
over het werk van de salesianen in het algemeen en de bijzondere feiten
die hij aanhaalde, interesseerden zijn vrome en liefdadige toehoorders.
Don Bosco drukte zich in het Frans uit, een taal die hij beter verstond
bij het lezen dan te spreken vanaf de kansel; maar zijn ongekunstelde
zinnen en zijn taal met perioden "op zijn Italiaans" schenen de toehoor-
ders, die meegesleept werden door zijn apostelwoord, nog meer te beha-
gen." De geldinzameling bewees de waarheid van deze laatste bevestiging.
Inderdaad, toen Don Bosco met de schaal rondging, gaven allen die tegen-
woordig waren zowel de bisschop als de geringste gelovige, edelmoedig.
(1) Bulletin Salésien, maart 1880, blz. 12.

37.6 Page 366

▲back to top
- XIV/364 -
Een heer legde er een gouden muntstuk in. - "God moge het u vergelden" -
zei Don Bosco. - "Oh, als het zo is, dan zal Hij mij nog meer vergelden"
- antwoordde deze en verdubbelde zijn gift. Sommige families stelden zich
niet tevreden met de giften tijdens de twee geldinzamelingen maar stuur-
den nog overvloediger bedragen per brief.
Wat we over Marseille verhaald hebben, verklaart voldoende waar-
om Don Bosco niet aan zekere beleefdheidsplichten kon voldoen, o.a. per--
soonlijk afscheid nemen van de bisschop en van andere personaliteiten.
Hij haastte zich dan ook, zodra hij kon, aan de pastoor van Saint-Joseph
te schrijven. De eigenhandig geschreven brief met letters die nog vorme-
lozer waren dan gebruikelijk en die zeer moeilijk te ontcijferen zijn,
bewijzen hoe waar het was wat hij daarin over zijn vermoeidheid schrijft.
Deze heeft hem echter niet belet nadien een bedenking te maken die hem
zeer ter harte ging over de wonderen door God rond zijn persoon bewerkt.
"
Beste heer Pastoor,
"
"
Ik bevind mij te Nice, maar ik ben genoodzaakt geweest
" te vertrekken zonder afscheid te kunnen nemen en u te bedanken
" voor de grote liefdadigheid en welwillendheid, die u tegenover
" mij en alle arme salesianen betoond hebt. Ik zeg u dit eveneens
" namens D. Cagliero. Moge God het u vergelden. Wij betuigen u onze
" zeer oprechte dankbaarheid.
"
Zou U voor mij een belangrijke boodschap moeten doen bij
" Mgr. de Bisschop, aan wie het mij onmogelijk is te schrijven. U
" zou hem een bezoek kunnen brengen en hem verzoeken mij te willen
" verontschuldigen, omdat ik vertrokken ben zonder zijn bevelen
" voor Rome in ontvangst te komen nemen. U zult hem bedanken voor
" zijn vaderlijke welwillendheid, voor zijn gift en voor de mooie
" woorden die hij heeft willen zeggen ter ere van ons Oratorio van
" Saint-Léon. Indien ik hem te Rome in iets van dienst kan zijn,
" dan zal ik verheugd zijn dat te kunnen doen.
"
Tijdens de eerste dagen na mijn aankomst in deze stad meen-
" de ik wat rust te kunnen nemen; maar weldra begonnen de gebruike-
" lijke bezoeken van mensen buiten huis en thans ben ik zo moe dat
" ik niet meer kan. Overmorgen zal ik naar de eeuwige stad vertrek-
" ken, zonder in staat te zijn geweest iets te doen in het voordeel
" van dit instituut. Hoe gemakkelijk laat het volk zich om de tuin
" leiden! Zaken die allen van de Heer afkomstig zijn, die een uit-
" werksel zijn van zijn onmetelijke barmhartigheid, zou men willen
" aanzien als menselijk werk.
"
Ik heb nog niet kunnen schrijven aan D. Bologna. U zult mij
" een genoegen doen door hem nieuws over mij te laten weten. Ik hoop
" dat ik ergens tijd zal hebben om te schrijven aan sommige mensen
" van Marseille die op een antwoord wachten.
"
Moge God ze allen zegenen, mijn beste heer pastoor, en moge

37.7 Page 367

▲back to top
- XIV/365 -
" Hij u in goede gezondheid bewaren. Bid ook voor mij die voor u in
" Jezus Christus steeds zijn zal
"
de toegenegen vriend
" Nice, 4 maart 1880.
Priester Gio. Bosco.
Twee feitjes mogen we niet achterwege laten voor wie steeds beter
Don Bosco's geest verlangt te kennen.
Eens had hij te Nice een huurrijtuig genomen; toen het ogenblik van
betalen kwam, bemerkte hij dat hij geen geld bij zich had. Daarom zei hij
aan de koetsier dat hij zijn portefeuille thuis vergeten had en dat hij
naar het patronage Saint-Pierre zou komen waar men hem zou betalen.
"Naar wie moet ik vragen"? - vroeg de andere.
"Naar mij."
"Maar hoe is uw naam?"
"Abbé Bonhomme."
Omstreeks de avond kwam de koetsier. Don Bosco had vergeten de men-
sen van het huis te verwittigen. Toen men hem dan in de wachtkamer ge-
vraagd had voor wie hij kwam, antwoordde hij wat we al weten. De secreta-
ris antwoordde hem boos: "Hier is geen Bonhomme!" - en met een bruusk ge-
baar wees hij hem de deur. Maar de man verhief zijn stem, zodat Don Bos-
co die de twist gehoord had en het waarom hiervan begreep, zich liet
zien. Voilà l'abbé Bonhomme! riep de koetsier triomfantelijk uit. Don
Bosco betaalde hem lachend en gaf hem meer dan hij verwacht had.
De tweede kleine episode is van een heel andere aard. Op zekere
avond had hij bij een weldoener gedineerd en ging hij bij het aanbreken
van de nacht naar huis in gezelschap van Don Ronchail. Toen hij door ze-
kere afgelegen straatjes ging, trapte hij in stinkend vuil. Toen hij te-
rug in het instituut en op zijn kamer was, kon hij niet meer tegen de
stank. Toch wou hij aan anderen een zo lage en walgelijke dienst niet
vragen en begon zelf zijn schoenen schoon te maken. Toen hij bijna ge-
daan had, kwam de directeur die gemerkt had dat er nog licht brandde op
zijn kamer en verraste Don Bosco bij die bezigheid. Hij trok hem de
schoenen uit de hand, deed zelf het werk en was diep onder de indruk van
de nederigheid van Don Bosco.
Gedurende de laatste week was Don Bosco meer dan ooit in verlegen-
heid omdat twee van zijn bijzonderste helpers genoodzaakt waren te bed
te blijven, namelijk Don Ronchail en Don Giovanni Bonetti, die de plaats
van Don Cagliero was komen innemen. Hij zinspeelt op dit ontbreken van
secretarissen bij middel van het Piëmontees gezegde dat hij gebruikt ín
volgend briefje gericht aan de directeur van het huis van Villacrosia om
hem zijn aanstaande bezoek te melden.

37.8 Page 368

▲back to top
- XIV/366 -
"
Beste D. Cibrario,
"
"
Aanstaande zaterdag omstreeks 4 uur in de namiddag zal ik
" te Ventimiglia zijn met D. Bonetti indien hij genezen is.
"
Indien je voor ons beiden geen logies kunt geven, spreek
" er dan over met de heer kanunnik ridder Cassini.
"
Ik schrijf zelf: omdat bij gebrek di cavai i'aso a troto.(1)
" Moge God ons zegenen en geloof mij in Jezus Christus te zijn
"
" Nice, 4 maart '80.
je toegenegen vriend
"
Priester Gio. Bosco.
Een brief klaargemaakt door Don Bonetti voor Don Bosco laat ons
het volgende weten: dat de directie van de spoorwegen van Beneden-Italië,
op aandringen van Don Bosco, de gunst die men reeds genoot op de spoor-
wegen van Boven-Italië uitgebreid had tot het zuidelijk spoorwegnet en
tot Calabrië en Sicilië en dat bijgevolg alle leden van de salesiaanse
huizen slechts de helft van het reisbiljet dienden te betalen. Don Bosco
bedankte en gaf de verzekering dat van nu af hij "met een speciale voor-
keur en bijzondere égards" in zijn instituten de wezen zou opnemen van
personen die in dienst van de voornoemde spoorlijnen waren. Tegelijker-
tijd maakte hij de directie er attent op, dat op het spoorwegnet van Bo-
ven-Italië onder dezelfde voorwaarden eveneens konden reizen de "kloos-
terzusters, genaamd Dochters van Maria, Hulp der Christenen" en de meis-
jes die bij hen waren opgenomen, die ook van hem afhankelijk waren en
zich in de instituten voor meisjes onder zijn hogere leiding onledig
hielden." Hij drukte de hoop uit dat ook aan hen wegens gelijkaardige
beweegredenen hetzelfde voordeel zou toegekend worden. Zijn aanvraag werd
ingewilligd.(2)
Toen hij op het punt stond terug naar Italië te keren zag hij
boven zijn zonen van Frankrijk de stormwolken dikker worden. Over het
land hing de bedreiging van vervolgingen tegen de congregaties. Van de
maand januari af bespraken de twee kamers de kwestie van het openbaar on-
derwijs, maar met de onvoldoende verborgen bedoeling een harde slag toe
te brengen aan de bloeiende vrije scholen die door kloosterlingen werden
geleid. Te Marseille had men tijdens een vergadering bij pastoor Guiol,
waar eveneens de heren Rostand en Bergasse tegenwoordig waren, bestudeerd
op welke manier men eventuele verrassingen kon voorkomen. Don Bosco zette
zijn zienswijze uiteen, die hij op het gepaste ogenblik zou verklaren,
zoals we zullen zien. Toch wou hij niet dat men de dingen te tragisch zou
opnemen. - "De kloostercongregaties afschaffen", zei hij, "is als in de
(1) Bij gebrek aan paarden, draven de ezels.
(2) Dit wordt bevestigd door Zuster Caroline Sorbone, die met andere medezusters in 1880
van Turijn naar Bronte in Sicilië reisde.

37.9 Page 369

▲back to top
- XIV/367 -
handen klappen om de vogels te verjagen die neergestreken zijn om het
graan, dat op de dorsvloer aan het drogen is, op te pikken. De vogels
vliegen direct weg, maar nadien komt de ene na de andere terug. Wanneer
men dan niet de hele dag in de handen staat te klappen, dan gaan ze
steeds rustig verder met pikken. Op diezelfde manier, wanneer het ogen-
blik van de afschaffing voorbij is, komen ook langzamerhand de klooster-
lingen terug en zetten ze zich weer aan het werk."-

37.10 Page 370

▲back to top
- XIV/368 -
H O O F D S T U K XVII.
VAN LIGURIE NAAR ROME EN NAPELS.
Niettegenstaande zijn groot verlangen het Oratorio weer te zien
na twee maanden afwezigheid, was Don Bosco genoodzaakt zijn reis recht-
streeks naar Rome voort te zetten. Belangrijke zaken, die geen uitstel
duldden, dienden daar in zijn tegenwoordigheid behandeld te worden. On-
der andere was het nodig vlug een beslissing te nemen aangaande de ne-
derzettingen van de missies langs de Rio Negro en dat vergde een reeks
van onderhandelingen tussen de Heilige Stoel en de regering van Argenti-
nië. Dan was er de oorlog tegen de scholen van het Oratorio, het grote
geschil van Chierï en andere aangelegenheden. Toch reisde hij niet me-
teen verder omdat het noodzakelijk was enkele dagen in Ligurië te ver-
toeven.
Zijn eerste halte in Italië was te Vallecrosia, omdat hij daar de
hoeksteen van de kerk van Maria, Hulp der Christenen, waarvan de bouw nu
voltooid was, moest zegenen en plaatsen. Aan deze ceremonie die 's avonds
op 7 maart plaats had, werd een ongewone luister gegeven door de komst
van drie bisschoppen, namelijk Mgr. Reggio, de ordinarius van het dio-
cees, Mgr. Allegro, de bisschop van Albenga en Mgr. Boraggini van Savona.
De laatste twee, die naar Ventimiglia gekomen waren voor de inwijding van
de gerestaureerde kathedraal, namen zeer graag de uitnodiging aan om naar
de avonddienst van de salesianen te komen. Het was voor die dorpen een
gebeurtenis. Duizenden personen trokken langs de provinciale weg naar de
vlakten van Vallecrosia. Zoals hij dit placht te doen verwaarloosde Don
Bosco niets om er een plechtige ceremonie van te maken. Daarom liet hij
vanuit Alassio en Sampierdarena jonge leerlingen komen, om het feest met
hun gezang op te luisteren. Ridder Giuseppe Moreno van Bordighera, een
man eerbiedwaardig door zijn leeftijd en door zijn verheven godsdienstige
gevoelens, aanvaardde er "prior" van te zijn en legde de eerste specie op
de gezegende steen. Het proces-verbaal, dat zoals gebruikelijk in de
steen diende ingemetseld te worden bevatte behalve de namen en gegevens
die men er gewoonlijk pleegt bij te voegen ook volgende woorden die voor-
af door Don Bosco tot het volk werden gericht: "Op deze dag, op dit
plechtig ogenblik, Mijne Heren, vervul ik een plicht van dankbaarheid
tegenover u die naar deze kerkelijke dienst bent gekomen en vooral tegen-
over hen, die door hun persoonlijk werk en door hun geldelijke bijdragen
geholpen hebben om aan dit heilige gebouw te beginnen. Eer dit zal vol-
tooid zijn, zullen we nog zware offers moeten brengen; maar uw liefdadig-

38 Pages 371-380

▲back to top

38.1 Page 371

▲back to top
- XIV/369 -
heid zal hierbij niet te kort schieten, evenmin als de bescherming van de
grote Moeder Gods en de hulp van de hemel. Van de mensen zult u dankbaar-
heid en gebeden hebben gedurende uw leven en na uw dood. De nakomelingen
zullen uw geloof en uw ijver voor Gods glorie en voor het heil van de
zielen prijzen en de meedogende God verzekert u een ruime beloning op
aarde, gevolgd door een onsterfelijke glorie, die Hij u in de hemel voor-
behoudt, waar Hij zal tot waarheid maken wat hij gezegd heeft: "Ik zal
mijn barmhartigheid niet wegnemen van wie het huis in mijn naam zal op-
bouwen en ik zal hem een troon vestigen in het eeuwige rijk."(1) Na het
plaatsen van de steen, sprak de bisschop tot de gelovigen, waarbij hij de
nieuwe kerk een bolwerk noemde voor het bewaren en het verdedigen van het
geloof. Don Bosco schijnt een tweede halte te hebben gehad te Alassio,
vanwaar hij naar Sampierdarena trok.(2) Hier riep hij Don Rua met wie hij
over tal van zaken moest beraadslagen. "Ik heb Don Bosco gezien" schrijft
deze 3)- "en ik heb hem in vrij goede gezondheid bevonden, hoewel hij
zeer vermoeid is." Gedurende zijn verblijf in het tehuis van Sint-Vincen-
tius verrichtte Don Bosco een van die daden die ons werkelijk stichten
en zijn echte geest aan het licht brengen. Op een ochtend toen hij om-
streeks acht uur uit zijn kamer kwam om naar de kerk te gaan ontmoette
hij een dienstknecht die de galerijen veegde. Hij noteerde dat de jongen,
die waarschijnlijk niet erg bekwaam was ofwel er zich weinig op toelegde,
de vloer niet behoorlijk schoonmaakte. - "Wil je eens zien hoe men het
dient aan te pakken om goed te vegen?" - zei hij hem. Hij nam hem de be-
zem uit de hand, veegde flegmatisch bijna een derde van de galerij, ter-
wijl de veger hem met open mond stond aan te gapen. - "Heb je nu gezien
hoe men het doet?" - zei hij hem dan opnieuw, waarbij hij hem zijn bezem
terug gaf. Dan groette hij hem beminnelijk en ging de kerk binnen.
Omstreeks middernacht op 11 maart nam hij de trein naar Rome, met
zijn secretaris Don Berto, die hij hiervoor van Turijn had laten komen.
Per telegram werd hij vooraf door Don Rua aangemeld en ontvangen door Don
Dalmazzo, die hem naar Torre de'Specchi bracht. Nog diezelfde avond be-
zocht hij de kardinaal-vicaris Monaco La Valletta. De ochtend nadien be-
gaf hij zich bij kardinaal Nina, staatssecretaris en beschermheer van de
congregatie die hem zei dat hij vernomen had dat Don Bosco te Marseille
goede zaken gedaan had. De kardinaal bedoelde waarschijnlijk geen stof-
felijke zaken, maar Don Bosco vatte de zin op zoals hij uitgesproken werd
en antwoordde hem: - "Inderdaad, Eminentie, en ik heb er ook voor de Hei-
lige Vader gedaan." - Hij bracht werkelijk een mooi bedrag mee hem door
(1) II Kon. VII, 15 en 13.
(2) Brief van Don Cagliero aan Don Rua. Marseille, 12 februari 1880: "We zullen over
Ventimiglia reizen, dan naar Alassio gaan en direct nadien naar Sampierdarena."
(3) Brief aan Graaf Cays, Gavi, 15 maart 1880.

38.2 Page 372

▲back to top
- XIV/370 -
Franse heren toevertrouwd voor Sint-Pieters penning.
Het dagboek van Don Berto verschaft ons van 14 tot 22 maart vol-
gende sobere inlichtingen: "Zondagavond zijn we allen een zalige naamdag
gaan wensen aan Mevrouw Matilde Sigismondi, daar het op 14 maart de
feestdag van Sinte Matilde is." - Maandag 15 maart. Don Bosco is in ge-
zelschap met D. Daghero weggegaan om een Frans postmandaat te innen maar
slaagde er niet in. We dineerden thuis in gezelschap van de heer Matteo
Pesce, secretaris van het algemene bestuur van Posterijen. ’s Avonds
hebben we een bezoek gebracht aan kardinaal Alimonda, die ons beloofd
heeft een conferentie te komen houden voor de salesiaanse medewerkers van
Rome. 17 - Woensdag bij Mgr. Jacobini om hem over onze missies te spre-
ken; dan naar het lof bij de stigmatinen waar D. Dalmazzo de retraite
predikte. Dan naar huis. - 18. Bij Mgr. Boccali, waar wij Mgr. Paolo For-
tini, directeur van de Fiaccola di Roma ontmoetten. Dan bij Mgr. Sallua
om hem te spreken over Marchet, priester, gewezen pastoor die oud-katho-
liek geworden was.(1) Daarna bij Kardinaal Oreglia, dan bij Kard. Barto-
lini. - 19. Feest van Sint-Jozef. Don Bosco dineert bij de markies en de
markiezin Vitelleschi. - Zaterdag 20. Bij Prinses Odescalchi; 's avonds
bij kard. Consolini. - 21 maart. 's Avonds gaan Don Bosco en D. Dalmazzo
bij volksvertegenwoordiger Sanguinetti; bij cavaliere Moreno en Vignolo
om te onderhandelen over de aankoop van een huis. - Maandag 22. Don Bosco
en D. Dalmazzo brengen een bezoek bij prinses Odescalchi. 's Avonds be-
geeft Don Bosco zich bij kard. Consolini."
Vanuit Rome bracht Don Bosco in de eerste dagen van zijn verblijf
daar een aangelegenheid in orde die sinds verscheidene maanden hangende
was en waarin men niet al te klaar zag. De eerste Pool die in de congre-
gatie getreden was, een zekere Matteo Grochowski, had vier jaar in het
Oratorio gewoond en was priester gewijd. Hij verkreeg, naar het schijnt,
omstreeks de herfst van 1879, de toelating naar zijn land te gaan om gif-
ten in te zamelen voor de kerk van Sint-Jan de Evangelist. Toen hij ech-
ter vertrokken was, liet hij niets meer van zich horen. Don Cagliero, die
als catecheet met dergelijke zaken belast was, schreef om inlichtingen
aan de oversten van de christelijke scholen van Krakau. Niettegenstaande
het onderzoek door deze persoon ingesteld, slaagde hij er niet in hem op
te sporen. Intussen kwam er een vraag om inlichtingen over hem vanwege de
pastoor van Beuthen en ongeveer op hetzelfde ogenblik een zware naamloze
klacht vanuit Krakau, waaruit men vernam dat hij bij de franciscanen van
die stad verbleef. Don Cagliero legde hem "ipso facto" de suspensie op
waarmee een zwervende kloosterling getroffen wordt en gaf hem het bevel
de aanbevelingsbrieven, die hij voor zijn reis ontvangen had, terug te
geven. De getroffene rechtvaardigde zich eerst op eigen kracht zo goed
als hij kon maar dan verdedigde hij zich modis et formis door de pen van
een zeer ervaren persoon die voor hem een pleidooi met sluitende argumen-
(1) Zie blz.
Mgr. Sallua was assessor bij het H. Officie.

38.3 Page 373

▲back to top
- XIV/371 -
ten opstelde hierin weerlegde hij alle aanklachten en vroeg te worden ge-
seculariseerd om zijn moeder, die oud en alleen was, bijstand te kunnen
verlenen. Om de zaken zo te regelen dat ze geen aanleiding konden geven
tot vitterijen of dat ze geen reden tot enige opmerking zouden geven,
wachtte Don Bosco tot hij te Rome was, waar hij zich met een bevoegde
persoon kon beraden en zo aan de akte de passende en plechtige vorm kon
geven. Met de hulp van Don Dalmazzo stelde hij dan een decreet op, waar-
in hij de betrokkene van zijn geloften ontsloeg en waarin hij anderzijds
verklaarde, ter attentie van de kerkelijke overheden, dat de priester
gesuspendeerd zou blijven tot hij een bisschop zou aantreffen die hem in
zijn eigen bisdom zou incardineren. Hij liet ook weten dat hij nog ver-
plicht was de cursus van dogmatische godgeleerdheid te beëindigen en dat
hij tot dan toe nog geen examen voor het biechthoren had afgelegd. Tege-
lijkertijd echter getuigde hij, gedreven door zijn christelijke liefde,
dat de betrokkene gedurende zijn verblijf in de salesiaanse congregatie
een goed gedrag had gehad, beval hem nederig aan de welwillende inschik-
kelijkheid van zijn ordinarius aan en riep de goddelijke zegeningen af
over allen die hem zouden helpen. Tot slot, wat hij ook moge geweest
zijn, we zien hem naar Rome komen, waar hij in het huis van Torre de'
Specchi verblijft en aanstalten maakt om naar Turijn te gaan.(1) Daarna
verliest men zijn spoor.
Tussen de bezoeken in, stuurde Don Bosco, steeds in afwachting van
een pauselijke audiëntie, brieven naar Turijn, Frankrijk en ook naar el-
ders. Maar slechts zes zijn er ons van die eerste periode overgebleven.
Hij moest toen antwoorden aan Don Durando over een of ander punt van de
toen aan gang zijnde onderhandelingen voor het aanvaarden van een land-
bouwkolonie aangeboden door een zekere dame Astori uit Mogliano Veneto;
maar hij maakte er zich met een paar woorden van af, omdat de gedachte
aan het Oratorio hem meteen met geweld naar de jongens en de medebroeders
van het huis dreef.
"
Mijn beste D. Durando,
"
"
Ik heb dadelijk aan Mevrouw Astori geantwoord dat D. Sala
" zou komen.
"
Hierbij voeg ik de brief die hem als norm zal dienen.
"
Ik ben zeer verheugd dat God aan onze beste jongens een
" goede gezondheid schenkt en dat ze de noveen van Sint-Jozef goed
" doen. Je zult aan allen zeggen dat ik die dag voor hen de heilige
" mis zal celebreren en dat ik mij aan allen aanbeveel voor een hei-
" lige communie.
"
Ik ben ongeduldig om mij onder hen te bevinden. Ik verlang
(1) Brief van Don Berto aan Don Rua, Rome 14 april 1880.

38.4 Page 374

▲back to top
- XIV/372 -
" mijn terugkeer naar Turijn. Maar geef hun de verzekering dat ik
" voor hen werk.
"
Je zult aan D. Lazzero zeggen dat ik voor zijn Sint-Jozef
" aan de Heilige Vader een speciale zegen zal vragen.
"
Groet van mijnentwege D. Leveratto, D. Bertello Buzzetti
" met al onze andere beste medebroeders. Vergeet jij dan niet tot
" God je roept om hen en jezelf te heiligen.
"
Moge de genade van Onze-Heer-Jezus-Christus steeds met
" ons zijn en bid voor mij
"
" Rome, 16-3-1880.
je toegenegen vriend
Priester Gio. Bosco.
Op dezelfde dag dacht hij weer met een vaderlijke bezorgdheid aan
Marseille en schreef hij aan de clericus Cartier die, hoewel hij niet
eens al in sacris was, toch al lid was van het kapittel van dat huis.
"
Zeer geliefde Cartier,
"
"
Zeer graag zal ik bidden en laten bidden voor de waarde en
" beste Albrieux die door langdurige kwalen aangetast wordt. Ik
" stuur je een prentje van Maria, Hulp der Christenen, opdat deze
" hemelse Moeder hem haar heilige zegen zou brengen. Moge hij voort-
" gaan met het beschermen van onze arme jongens en wij zullen onze
" smeekbeden bij God verdubbelen.
"
Je brengt me weinig nieuws over onze familie Beaujour.(1)
" en dat is een teken dat alles goed verloopt. Je zult me een ge-
" noegen doen met onze medebroeders te groeten, bijzonder de heer
" directeur en Odaglia, van wie de goede gang van zaken van het
" instituut afhangt.
"
Stellen Antoine, Brogly en Bardon het goed? Laat D. Savio
" zijn nieuwe bouw vorderen?
"
Moge God allen zegenen en bid jij voor mij die steeds voor
" jou in Jezus Christus zijn zal
"
je toegenegen vriend,
" Rome, 16 maart 1880.
Priester Gio. Bosco.
" Torre de'Specchi 36
Vijf dagen later schrijft hij aan de directeur, laat hem nieuws
weten en vraagt hem naar nieuws. Hij beveelt hem aan Don Rua te helpen en
raakt de betrekkingen met de pastoor van Saint-Joseph aan. Boven alles
echter valt in zijn brief een gouden raad op, die een van de geheimen van
zijn opvoedingsstelsel is.
(1) Hij bedoelt het huis dat in de rue Beaujour stond.

38.5 Page 375

▲back to top
- XIV/373 -
"
Mijn beste Don Bologna,
"
"
Tracht mij de juiste naam te sturen van die heer van de Com-
" missie Beaujour, die tweeduizend lires heeft aangeboden op de dag
" van het congres en die wij bij hem thuis zijn gaan bezoeken, maar
" niet aangetroffen hebben. Je zult er ook goed aan doen mij de naam
" te zeggen van de vrouwelijke of mannelijke presidenten van de
" comités die de heer pastoor georganiseerd heeft ten voordele
" van ons tehuis.
"
Madame Prat schrijft me dat ze je op 1 april aanstaande der-
" tigduizend lires zal geven voor het huis dat in opbouw is. Gelet
" op de benarde geldelijke moeilijkheden waarin zich Don Rua bevindt,
" zou je hem geen tienduizend lires kunnen sturen om zo te kunnen
" beginnen met het betalen van het bedrag dat hij leende voor Mar-
" seille verleden jaar? Denk er aan. Van hieruit ga ik ermee ver-
" der te antwoorden op de brieven van de mensen van Marseille die
" voor Beaujour veel beloven. Zeg me ook of men ermee voortgaat
" duiten te brengen.
"
Ik heb nog geen audiëntie bij de Heilige Vader gehad.
" Daarna zal ik direct schrijven aan wie het hoort.
"
Zorg er dan in het bijzonder voor, het werk zo te verdelen
" onder het personeel dat er noch iets, noch iemand, noch een jongen,
" noch een plaats overblijft die niet aan iemand toevertrouwd zijn.
" Op het ogenblik past het dat we een offer brengen om in goede be-
" trekkingen te blijven met de heer pastoor en met de heer A. Mendre,
" zijn kapelaan.
"
Groet ze beiden en zeg hun dat ik hun dadelijk na de audiën-
" tie bij de Heilige Vader zal schrijven.
"
Wanneer je mij schrijft, laat me dan eveneens bijzonderheden
" weten over D. Savio en over al de andere medebroeders enz.
"
God moge ons allen zegenen en geloof me in Jezus Christus
" te zijn
"
je toegenegen vriend
" Rome, 21-3-1880.
Priester Gio. Bosco.
"
" N.B. Op vele brieven heb ik niet kunnen antwoorden omdat ze niet
"
ondertekend waren, ofwel omdat de naam of de plaats niet
"
vermeld was.
Op Witte Donderdag meldde hij in een eenvoudig biljet van een paar
regels aan Don Rua het bezoek van een Franse heer die reeds in het Orato-
rio geweest was bij zijn reis naar Rome.
"
Beste Don Rua,
"
"
Monsieur Ancel komt nog eens naar het Oratorio. Hij is een
" goed katholiek en is goed gesteld ten voordele van onze onderne-

38.6 Page 376

▲back to top
- XIV/374 -
" mingen Zorg er voor dat hij aan de kerkelijke diensten vooral van
" de misdienaars kan deelnemen.
"
Zalig paasfeest en tot weerziens in de Heer,
"
" Rome, 25-3-80.
je toegenegen vriend,
"
Priester Gio. Bosco.
Een zware rouw die een familie, met wie hij zeer bevriend was, ge-
troffen had, gaf hem een brief van christelijk rouwbeklag in, die hij
schreef op Goede Vrijdag. Het hoofd van de familie Fortis was overleden.
(1) Zodra zijn werk en zijn ogen het hem mogelijk maakten, stuurde Don
Bosco woorden van opbeuring aan de oudste zoon.
"
Mijn beste Riccardo,
"
"
Onze goede Papa is er niet meer. Laat ons Gods besluiten
" aanbidden. Deze slag werd verwacht en gevreesd, maar men had hem
" niet zo vroeg verwacht. Ik kan mij je verslagenheid, die van Al-
" fonso en vooral van je goede mama voorstellen. In deze pijnlijke
" omstandigheden vinden wij, katholieken, een enige werkelijke opbeu-
" ring. Zolang als men leeft kan men bidden en goede werken doen
" voor de lafenis van de ziel van de afgestorvene en intussen kunnen
" we ons troosten met de vaste hoop dat wij hem of haar zullen terug-
" zien, misschien weldra, in een toestand die veel beter zal zijn dan
" die van dit leven. Tot uw aller opbeuring zeg ik dat ik reeds veel
" gebeden heb voor de ziel van de beste overledene en dat in alle
" huizen van de congregatie voor hem gebeden werd en communies opge-
" dragen werden.
"
Wat nu u en Alfonso betreft, neem voorlopig nog geen be-
" slissing. Bid en tracht Mama te troosten door jullie eerbied,
" jullie onderwerping en door uw godsdienstig leven.
"
Omstreeks 20 april zal ik te Turijn zijn. Het zou mij ge-
" noegen doen indien jullie enkele dagen met mij zouden willen door-
" brengen; dan zullen we over alles wat kunnen praten. Moge God ons
" allen zegenen en bid voor mij die steeds voor jullie in Jezus
" Christus zijn zal
"
jullie toegenegen vriend
" Goede Vrijdag, Rome 26 maart 1880.
Priester Gio. Bosco.
Op de zondag van Pasen schreef hij een zeer laconiek briefje;
maar men kan voldoende tussen de regels lezen. Men kan niet uitmaken over
wie hij schrijft en zijn christelijke liefde en voorzichtigheid lieten
(1) Cfr. Boekdeel XIII, blz. 240.

38.7 Page 377

▲back to top
- XIV/375 -
hem niet toe de zaken duidelijker aan het papier toe te vertrouwen, maar
men kan gemakkelijk begrijpen waarover het gaat.
Don Giovanni Piccini, pastoor van Rive d'Arcano in Friulï had hem
om raad gevraagd over wat hem te doen stond. Don Bosco antwoordde hem
(1):
"
Mijn beste in Jezus Christus,
"
"
De ceders van de Libanon zijn gevallen en vallen nog. Het
" is steeds een pijnlijke val. Laat ons bidden voor hen die vielen
" en voor ons dat God ons moge behoeden.
"
Bewaar het geheim.
"
Indien er gevolgen zijn, tracht dan bijtijds de gezellin
" te verwijderen zodat niemand weet waar ze zich bevindt.
"
Indien ook de andere wil weggaan, laat hem dan naar een
" afgelegen streek gaan, in tegenovergestelde richting.
"
Ik ontving de 7 lires. Uw vrome inzichten zullen vervuld
" worden.
"
Moge God u zegenen en bid voor mij, die steeds in Jezus
" Christus voor u zijn zal
"
de nederige dienaar
" Rome, Pasen 1880.
Priester Gio. Bosco.
Tijdens de Goede Week trok een Franse bedevaart door Rome. Toen
op de ochtend van 24 maart Don Bosco, die dan met Don Dalmazzo naar Kar-
dinaal Nina gegaan was, in de wachtkamer van de staatssecretaris kwam,
die vol zat met deze pelgrims, onder wie er een groep was van heren en
dames uit Marseille, herkenden ze hem en begonnen ze aanstonds als uit
een mond te roepen: Il y a Don Bosco! Bij dit geroep kwamen allen die
daar tegenwoordig waren met aandrang op hem toe gelopen, wierpen zich op
de knieën en vroegen om zijn zegen. Don Bosco was verrast door deze on-
verwachte daad, trok zich achteruit en zei dat het aan geen enkele pries-
ter in deze plaats toegelaten was zijn zegen te schenken, maar dat dit
uitsluitend aan de Paus toekwam. Zij herhaalden nochtans dat zij zijn
zegen wilden ontvangen. Nu dient men te weten dat men door dit geloop en
die bewegingen de vloer had doen beven, zodat men in de zalen daarboven
en in de aanpalende zalen de indruk had van een aardbeving. Sommige Mon-
seigneurs kwamen naar beneden om te zien wat er voorgevallen was. Ook de
kardinaal liet zich zien; maar ontroerd door dit eigenaardige tafereel
zei hij tot Don Bosco: - "Zegen ze maar, anders staan ze niet meer
recht." - Dan gehoorzaamde Don Bosco.
(1) Het oorspronkelijke stuk wordt bewaard in de familie van de heer Ermenegildo Pic-
cini te Pozzo di Codroipo.

38.8 Page 378

▲back to top
- XIV/376 -
Don Bosco had twee dagen voordien beroep gedaan op de al ervaren
welwillendheid van deze voorname kardinaal om eindelijk door de paus in
private audiëntie ontvangen te worden. Pas was hij te Rome toegekomen of
hij had hem dat schriftelijk gevraagd. Verscheidene dagen daarna was de
vraag mondeling vernieuwd geworden, maar het antwoord kwam niet. Hij
schreef hem daarom aldus:
"
Eminentie,
"
"
Wanneer men een buitengewone genade nodig heeft, dient men
" een beroep te doen op een heilige die in het paradijs dicht bij
" ons Heer staat. Ik doe hetzelfde met U. Ik ben nu tien dagen te
" Rome en ik ben naar hier gekomen, zoals u wel weet, voor drin-
" gende zaken van onze congregatie en vooral voor de Missies van
" Patagonië waarvoor belangrijke beslissingen dienen genomen te
" worden, die vooraf de goedkeuring van de Heilige Vader vergen.
" Sinds 9 dagen heb ik de hiervoor nodige audiëntie gevraagd. Gis-
" teren bad ik Monseigneur de kamerheer mij te willen helpen om
" deze gunst te bekomen en voegde er tevens aan toe dat ik een vrij
" aanzienlijke som bij mij had voor Sint-Pieterspenning. Er werd mij
" geantwoord dat er deze week niet eens aan te denken viel en voor
" de volgende week gaf hij mij weinig hoop. Ik ben meermaals bij
" kardinaal Ferrieri geweest, ik heb ook een schriftelijke aanvraag
" gedaan, maar tot heden toe denk ik niet een audiëntie te kunnen
" verkrijgen.
"
Daar ik op een of andere manier dien te antwoorden op de
" voorstellen van de Argentijnse regering betreffende het verkondi-
" gen van het evangelie op de oevers van de Rio Negro (Pampa's en
" Patagonië) verstout ik mij me tot Uwe Eminentie te wenden, die
" onze beschermer en hoge weldoener zijt, en verzoek ik u een woord
" in ons voordeel tot de Heilige Vader te willen doen.
"
Indien de Heilige Vader zich hiertoe echter niet in de ge-
" legenheid bevindt of indien hij om een of andere reden oordeelt
" mij de afgesmeekte audiëntie niet te kunnen verlenen, aanvaard
" en eerbiedig ik die beschikking.
"
Ik zal een ogenblik bij Uwe Eminentie komen om een kort
" antwoord te vernemen.
"
Met een hart vol dankbaarheid heb ik de hoge eer van u
" te zijn
"
de zeer verplichte dienaar
" Rome, 22 maart 1880.
Priester Gio. Bosco.
" Torre de'Specchi 36.
Om kardinaal Ferrieri, de prefect van de heilige congregatie van
de bisschoppen en Regulieren te ontmoeten, meldde zich Don Bosco wel ze-
ven maal tijdens zijn verblijf te Rome bij hem aan, zonder ook maar één
audiëntie te verkrijgen. De laatste keer vroeg hij aan de huisknecht wan-

38.9 Page 379

▲back to top
- XIV/377 -
neer hij hem zou kunnen zien en deze antwoordde ontwijkend dat Zijne Emi-
nentie toch zoveel te doen had. Op dat ogenblik kwam zijn secretaris naar
buiten. Don Bosco wendde zich direct tot hem en vroeg met ietwat be-
droefde kalmte: - "Maar zijn de hoofden van de congregaties dan niet aan-
gesteld om de zaken van de congregaties te behandelen? En wanneer ze deze
behandelen, waar en wanneer doen ze het dan"? - De Monseigneur haalde jn
schouders op.
Met de prefect van de heilige congregatie van Bisschoppen en Re-
gulieren had hij steeds tal van zaken te behandelen, maar in het hart van
kardinaal Ferrieri zat er te zijnen opzichte een diepe ongunstige voorin-
genomenheid tengevolge van de voortdurende aanklachten uit Turijn. Dat
beeld van Don Bosco die als een hardnekkige rebel tegen het diocesane ge-
zag en een systematische overtreder van de heilige canons afgeschilderd
werd zou evengoed wortel hebben kunnen schieten bij iemand die niet met
de ordinarius van Turijn in betrekking stond. Het kon inderdaad noodzake-
lijk schijnen op zijn hoede te zijn om de jurisdictierechten van de bis-
schoppen en de wetten van de kerk niet in gevaar te brengen. Gelet dus
op dergelijke geestesgesteltenis gaf de standvastigheid van Don Bosco
bij het beveiligen van de eer en de belangen van zijn instituut tegen
aanklachten en daden die hiervoor nadelig waren, gemakkelijk aanleiding
tot een verkeerde beoordeling over de aard van zijn houding. Om goed te
leren kennen hoe netelig de toestand van Don Bosco was en beter de tribu-
laties te begrijpen die hij om diezelfde reden nadien moest uitstaan, is
er niets beter dan de dialoog die plaats had bij de eerste kennismaking
van de algemene procurator met Zijne Eminentie en die door hem per brief
aan Don Rua werd meegedeeld.(1)
Wij halen hier alles aan volgens het verhaal dat de procurator
zelf aan Don Lemoyne gedaan heeft. Om geen ergernis te verwekken zal het
ook helpen de inborst van deze man te kennen. Soderini geeft er de vol-
gende beschrijving van(2): "Deze kardinaal was een man met een groot ver-
stand en een diepe kennis. Bij zijn optreden tussen het plompe en het
strenge in, misschien wat te afsnauwend."
De eerste maal dat Don Dalmazzo zich aanmeldde, kreeg hij te ho-
ren dat de kardinaal niet thuis was. Toen hij echter een tweede en een
derde maal terugkwam en steeds hetzelfde antwoord ontving, verzocht hij
de secretaris aan Zijne Eminentie te willen zeggen dat hij hem dringend
moest zien en dat Zijne Eminentie zich zou gewaardigen hem dag en uur te
willen vaststellen binnen de maand. Hij stelde de volgende zaterdag om
negen uur hiervoor vast.
(1) Zie hiervoor, blz.
(2) Eduardo Soderini, Il Pontifinto di Leoni XIII, boekdeel I, blz. 225, Mondadori, Mi-
lano, 1932.

38.10 Page 380

▲back to top
- XIV/378 -
Don Dalmazzo was stipt op tijd. Hij moest enige tijd wachten om-
dat de kardinaal die ochtend op dat uur uit bed kwam; daarna werd hij
binnengeleid. Zijn Eminentie bevond zich in zijn kantoor gekleed als een
eenvoudige priester. Zijn blik boezemde Don Dalmazzo, die toch een impo-
sante persoonlijkheid was met een indrukwekkend uitzicht en helemaal niet
laf, enige vrees in.
- "Wat wilt u van mij"? vroeg hij hem bruusk.
- "Ik kom van Turijn" - antwoordde hem Don Dalmazzo, door Don Bos-
co naar hier gestuurd om zijn hulde aan Uwe Eminentie te betuigen en om
u te vragen of u de goedheid zou willen hebben welke opmerkingen u te ma-
ken hebt over de vrome sociëteit en welke zaken er bij haar dienen verbe-
terd te worden. Don Bosco verlangt niets anders dan zich in alles en voor
alles te onderwerpen aan het advies van zijn oversten."
"Don Bosco! Don Bosco is een leugenaar", - riep de kardinaal uit.
- "Don Bosco is een bedrieger, Don Bosco is een dwingeland die
zijn wil aan de heilige congregatie verlangt op te leggen!"
"Uwe Eminentie vergeve het mij, maar Don Bosco heeft nooit het
inzicht gehad zich bij de heilige congregatie op te dringen. Wanneer hij
genoodzaakt is met aandrang op haar een beroep te doen, dan is het omdat
de aartsbisschop van Turijn hem dwingt deze stappen te doen."
"Ook dat is een heel boekdeel waarin hij de ene intrige na de
andere uitvoert; maar wat wil Don Bosco eigenlijk? Hij is geen man van
kennis, híj is geen heilige. Hij zou er veel beter aan gedaan hebben
zich ermee te vergenoegen aan het bestuur van een Oratorio te blijven
in plaats van hardnekkig een congregatie te willen stichten."
"Uwe Eminentie moge het mij vergeven, maar wij die hem gekend
hebben, hebben een heel andere opvatting over Don Bosco. En we zijn met
tweehonderd priesters!"
"Jullie zouden er beter aan doen zijn leiding vaarwel te zeggen,
terug te keren naar jullie bisschoppelijke seminaries en jullie ter be-
schikking van je bisschoppen te stellen. Don Bosco is er de man niet naar
om een congregatie te stichten."
"Excuseert u mij, maar gelooft u dat wij allen zo weinig ver-
stand hebben om ons onder de leiding van Don Bosco te stellen, zonder
te weten wat voor een persoon hij is? U mag ervan overtuigd zijn dat wij
hem vereren en van hem houden en dat wij ons gekrenkt gevoelen wanneer
wij horen dat hij beledigd wordt en dat zijn werken door het slijk wor-
den gesleurd."
"Ik had niet het inzicht u te krenken" - hernam nu de kardinaal
wat beleefder - "ik zeg enkel maar dat Don Bosco niet zo verwaand had mo-
gen zijn zich te gaan bezig houden met de stichting van zijn Vrome Soci-
eteit. Wat is trouwens uw boodschap?"
"Ik logeer bij de Torre de'Specchi en indien Uwe Eminentie mij

39 Pages 381-390

▲back to top

39.1 Page 381

▲back to top
- XIV/379 -
een bevel zou willen geven, sta ik tot zijn beschikking."
- "Goed."
- "Telkens als u een woord uitleg zou verlangen, ben ik bereid
het u te geven."
"We zullen zien."
"Don Bosco wenst in alles gehoorzaam te zijn aan de beschikkin-
gen van de heilige congregatie."
"We zullen zien." - Daarna liet de kardinaal de procurator gaan,
maar beleefd terwijl hij hem tot aan de deur begeleidde.
Tegenover Don Bosco bleef hij zich hard tonen. Voor Don Bosco,
die zo van de vrede hield en die om met wie dan ook in vrede te leven
ieder offer, dat hem door zijn geweten toegestaan werd, zou gebracht
hebben, was dit feit dat hij zich door deze hoge overheid miskend zag,
stellig een van de grootste kwellingen. Dit zijn trouwens kruisen, die,
zoals de geschiedenis het ons bevestigt, God in zijn ondoorgrondelijke
plannen toegelaten heeft, en die in mindere of meerdere mate al de gro-
te stichters van orden en congregaties zouden overkomen. Hun nederig,
liefdevol en heldhaftig gedrag in dergelijke moeilijke en kiese om-
standigheden waren een van de welsprekendste bewijzen van hun heilig-
heid.
Het dagboek van Don Berto gaat verder: "23 maart. Don Bosco gaat
's avonds op bezoek bij kardinaal D'Avanzo. - 24. Don Bosco gaat 's och-
tends bij de kardinaal staatssecretaris. - 25. Witte Donderdag, diner
bij Mgr. Kirby, directeur van het Ierse college. Bezoek aan de kerk van
het heilig Hart van Jezus die te Macao in het nieuwe Rome zal gebouwd
worden. - 27. Paaszaterdag. Bezoek aan de kerk van S. Andrea delle Frat-
te, daarna bij kard. Simeoni van de propaganda. Paaszondag 28 maart. De
paters Gatti en Menghini kwamen op bezoek bij Don Bosco. Nadien gingen
Don Bosco en Don Dalmazzo op bezoek bij de kardinaal-vicaris die defini-
tief aan de salesianen de opdracht gaf de kerk van het H. Hart van Je-
zus te bouwen, met als aanhorigheid een weldadigheidstehuis als monument
aan de vereerde gedachtenis van Pius IX."
Het dagboek slaat 26 maart, Goede Vrijdag, over. Van die datum
heeft het parochiale archief van Saint-Joseph te Marseille een brief ge-
dicteerd en enkel ondertekend door Don Bosco voor kanunnik Guiol. Men
kan eruit besluiten dat de goede betrekkingen tussen het huis en de pa-
rochie hem nauw aan het hart liggen. Wat zijn vrees betreft dat de rege-
ring een onderzoek zou instellen, verwijzen wij de lezer naar wat we
nadien zullen zeggen over de wetten van maart tegen de kloostercongre-
gaties.

39.2 Page 382

▲back to top
- XIV/380 -
"
Beste Heer Pastoor,
"
"
Uit uw brieven besluit ik zeer goed hoe groot de bezorgd-
" heid en de liefdadigheid is waarmee u zich bezig houdt met het
" Oratorio van Saint-Léon. Ik kan niet anders dan u bedanken en God
" bidden dat Hij zou voortgaan u zijn heilige genade te schenken om
" een werk, dat begonnen werd alleen voor Gods glorie en het welzijn
" van de zielen, te voltooien.
"
Ik bid u de heer Jules Rostand te willen bedanken voor de
" nieuwe blijk van liefdadigheid, die hij mij meldt. Wanneer dan uw
" vriend uit Parijs te Rome zal aankomen, zal ik niet nalaten hem te
" behandelen met al de égards die hij verdient en van mijn kant zal
" ik alles doen wat ik kan om hem te steunen in zijn goed plan voor
" een landbouwkolonie in de zin die hij verlangt.
"
Ik heb nog geen audiëntie bij de Heilige Vader kunnen ver-
" krijgen om reden van de talrijke aanvragen en ook van de wankele
" gezondheid van Zijne Heiligheid. Toch vertrouw ik erop zodra moge-
" lijk te worden toegelaten. Daarom is het nodig dat u mij naam, fa-
" milienaam en hoedanigheid van de mannelijke en vrouwelijke presi-
" denten van onze weldadigheidscomités zou sturen om voor hen gees-
" telijke gunsten te bekomen die tot voordeel van al de leden van
" het Comité zouden strekken.
"
Don Bologna schrijft mij dat hij zeer tevreden is over het
" Oratorio en over de goede betrekkingen met de buitenwereld en
" vooral met de parochie van Saint-Joseph. Ik heb vertrouwen in de
" Heer dat Hij ermee zal voortgaan ons stevig in deze christelijke
" liefde te behouden, die onontbeerlijk is om de vrome werken van
" openbaar welzijn, zoals de zone te handhaven. Don Bologna zelf
" wijst mij op de vruchten al verkregen door de Comités die u,
" dank zij uw ijver, hebt kunnen oprichten. De Heer zij gezegend.
"
Hij vreest dat bij het vragen of liever bij het opstellen
" van de lijst van de kloosterinstituten van Frankrijk ook voor
" Beaujour vragen zullen gesteld worden. In dat geval kunt u aan
" D. Bologna zeggen dat hij als hoofd van het huis Taulafgo zou
" opgeven die Fransman is en als prefect een abbé zoals Brogly die
" eveneens Fransman is. Wat het onderwijs aangaat zou men enkel de
" scholen vermelden van de Maîtrise; met U aan het hoofd, die de
" vereiste wettelijke titels bezit. Dit als vooruitzicht omdat
" Jacula praevisa minus ferient.
"
Wanneer de gelegenheid zich voordoet, geef dan aan de leden
" van onze Comités de verzekering dat ik ze uit ganser harte bedank
" en dan ik niet zal nalaten ze elke dag in de heilige mis aan de
" Heer aan te bevelen. Moge de Heer u in goede gezondheid bewaren
" en bid voor mij die steeds met oprechte genegenheid voor u in
" Jezus Christus zijn zal
"
uw toegenegen vriend
" Rome, Torre de'Specchi,
Priester Giov. Bosco.
" nr. 36 tweede verdieping
" 26 maart 1880.

39.3 Page 383

▲back to top
- XIV/381 -
" P.S. Ik heb een beroep gedaan op mijn secretaris enkel omdat het
"
avond is, tijd waarop ik moeilijk schrijven kan.
Omdat niets voorzien liet dat de audiëntie bij de Paus zo nabij
was, vertrok Don Bosco op paasmaandag naar Napels. Deze reis deed hij
zeker niet als ontspanning noch om al het schone van de natuur, de zee
van Napels te gaan bewonderen. Zoals men in het proces van zaligverkla-
ring kan lezen wou Don Barberis, die hem naar Marseille vergezelde, hem
wat verstrooien door hem een religieus monument te laten zien, maar hij
antwoordde: - "We zijn hier voor een ander doel dat heel wat belangrijker
is." - Don Bosco verloor zijn tijd niet en gaf zijn geld niet uit voor
reizen uit nieuwsgierigheid, die soms het etiket dragen van studiereizen.
Het schijnt dus wel dat hij zich naar Napels had begeven om er te gaan
onderhandelen over een werk dat hij wou stichten. Inderdaad, in de Os-
servatore Romano van 9 april staat een artikel dat zeker betrouwbaar was
en misschien wel meegedeeld door de procuur, waarin gezegd wordt dat Don
Bosco genoodzaakt was zich naar Napels te begeven "om er een landbouwko-
lonie en tehuis voor kunsten en ambachten voor arme en verlaten jongens
te stichten." Zijn secretaris schreef in een brief van 8 april aan Don
Rua: "Ik zou u nog dienen te spreken over een reis naar Napels, waar Don
Bosco iets regelde met de persoon die u kent." Deze gegevens machtigen
ons te menen dat de bezochte persoon markiezin Gargallo was en dat de
voorgenomen stichting betrekking had op Syracuse, zoals we dat in het
vijftiende boekdeel zullen zeggen.
Over de bijzonderheden van deze reis vinden wij in het dagboek
volgende nota die langer is dan gebruikelijk: "29 maart. Don Bosco en
ik gingen met de trein om halfnegen 's ochtends naar Napels en kwamen er
toe om 15.30u. We namen een rijtuig en gingen dadelijk onze intrek ne-
men bij de Zeereerwaarde Heer D. Fortunato Neri, pastoor van het kleine
ziekenhuis nabij S. Giuseppe. Na het diner bezoek bij markiezin Carmela
Gargillo, via santa Lucia nr. 64 derde verdieping. We zagen de pracht en
de verrukkelijkheid van de haven en de golf van Napels. Op 30 maart om-
streeks 10.30u. kwam kanunnik Pacilo Don Bosco halen en liet hem ver-
schillende opvoedingshuizen en de kerk van de Annunziata bezoeken. Dan
naar het instituut van de zusters van Liefde, waar de Aartsbisschop van
Napels een diner gaf aan de 400 armste mensen van de stad. Toen we daar
aankwamen was daar ook pater Ludovico da Casoria die Don Bosco ontmoette,
hem groette en zijn hand kuste. Dan gingen we naar de speelplaats. Ze was
vierkant en omgeven door galerijen met een dubbele rij tafels en een
soort van tuin in het midden.
Hier kon Don Bosco zich meermaals onderhouden met pater Ludovico
da Casoria. Een weinig tijd nadien kwam de aartsbisschop aan en Don Bosco
groette hem. Dan maakte hij kennis met Comm. Giusso, een goed katholiek
en burgemeester van Napels. Het was mooi om zien hoe de aartsbisschop een
schort omdeed, de wijn uitschonk en de gerechten uitdeelde.

39.4 Page 384

▲back to top
- XIV/382 -
Er was daar eveneens de bisschop van Venafro (1) die ook de armen bedien-
de. Omstreeks 14.30 u. kwam pater Ludovico Don Bosco bezoeken. Dan ging
men nogmaals bij markiezin Gargallo, daarna naar het station, waar de
trein al vertrokken was. Dan nam Don Bosco een rijtuig en ging de sale-
siaanse zusters of zusters van de Visitatie in het klooster van de Vrede
nr. 119 bezoeken. Daar onderhielden we ons van omstreeks 15.30u. tot
18.30u., terwijl er intussen een klein souper bereid werd. Na het eten
werden we door de portier vergezeld tot aan de trein. Van 9.05u. reisden
we de hele nacht en kwamen te Rome aan omstreeks halfzeven. Van hier gin-
gen we naar de Via Viminale van de dames van het allerheiligste Sacrament
om er de heilige mis te celebreren, dan te voet naar huis langs de via
Viminale en het Forum van Trajanus."
Een brief van de schrijver van het dagboek (2) hield nog een an-
dere bijzonderheid in. Toen de aartsbisschop Sanfelice het eten aan de
armen uitdeelde had hij aan zijn rechterzijde Don Bosco en aan zijn lin-
kerzijde pater Ludovico da Casoria" die de Don Bosco van Napels genoemd
werd." Don Bosco had ook de gelegenheid zich te onderhouden "met vele
voorname personages uit Napels die een goed hart hadden en die allen
blijk gaven zeer verheugd te zijn Don Bosco te Napels te zien. Bij deze
gelegenheid betreurden ze enkel dat zijn verblijf daar te kort was." Don
Lemoyne schrijft dat Don Bosco daar eveneens de historicus van de kerk,
de dominicaan Mgr. Salzano, titelvoerend bisschop van Edessa zag. Deze
heeft zich deze ontmoeting steeds herinnerd. Een jonge priester die hem
toen eveneens met belangstelling gadesloeg en er een genegen herinnering
aan bewaarde was Mgr. Salvatore Meo, nadien vicaris-generaal van Napels
en titelvoerend bisschop van Metone.(3)
Aan deze prelaat, die zich gelukkig achtte Don Bosco te mogen in-
leiden voor de audiëntie bij de aartsbisschop, zijn we een bericht ver-
schuldigd waaruit men kan opmaken welke hoge mening de toekomstige kardi-
naal van toen af van onze stichter had. Hij deed immers in de zaal aan
de wand zijn portret hangen boven de zetel waar Don Bosco gezeten had.
Dat portret is daar blijven hangen tot aan de dood van hem die daartoe
opdracht gaf.(4) Vanuit Rome stuurde Don Bosco hem dan weldra het diplo-
ma van salesiaans medewerker. De waardige prelaat bedankte hem hiervoor,
gaf hem de verzekering dat hij hem graag zou ontvangen en verzocht hem
te laten weten "of hij in iets het werk kon helpen."(5) Het bezoek van
(1) Mgr. Antonio Izzo, Bisschop van Isernia en Venafro.
(2) Brief aan Don Rua, Rome, 8 april 1880.
(3) T. Chiapello, I1 beato D. Giovanni Bosco nelle visione en nelle previsioni di qua-
rant’anni fa. Federico en Ardia, uitgevers, Napels 1929, blz. 96.
(4) Brief van Mgr. Meo aan de nieuwe Algemeen Overste Don Pietro Ricaldone, Napels, 19
juni 1932.
(5) Brief aan Don Bosco, Napels, 16 april 1880.

39.5 Page 385

▲back to top
- XIV/383 -
Don Bosco aan Napels droeg ertoe bij om daar het aantal medewerkers, dat
al aanzienlijk was, te vermeerderen.
Het bezoek aan het klooster van de Visitatie doet een belangrijke
herinnering oprijzen, die nu nog heel levendig is bij deze kloosterzus-
ters zoals onlangs nog kon vastgesteld worden door de salesiaan Don To-
maso Chiapello, die er melding van maakt in het werkje dat we hierboven
aangehaald hebben. De huidige overste herinnert zich heel goed het be-
zoek van Don Bosco en hoe hij een kleine verfrissing nam die hem in de
spreekkamer aangeboden werd. Maar er is heel wat meer. Er woonden in het
klooster twee zusters, sinds 1876 geprofest, van wie de ene leed aan
hoofdpijnen en de andere aan een inwendige kwaal. Met de verwachting dat
de zegen van Don Bosco hen zou genezen, lieten ze hem bij hen komen. Hij
zegende de eerste en zei haar: - "Jezus wil u als zijn gezellin bij zijn
doornenkroon. Toch zult u voor dit huis veel werken." Ze leefde inderdaad
tot 1920 en hield zich met de belangrijkste opdrachten bezig, maar steeds
gekweld door haar hoofdpijn. Hij zegende de tweede zuster en sprak haar
moed tot het lijden in. Dan keerde hij zich tot de overste, die in 1881
gestorven is, en zei haar: "Deze zuster is rijp voor de hemel." - Ze
overleed werkelijk enkele maanden later.
De terugkeer van Don Bosco naar Torre de’Specchi werd vergald door
een lelijk geval, dat enkele dagen tevoren had plaats gehad. Op de och-
tend van 31 maart rook Don Dalmazzo dat zijn kamertje gevuld werd door
een steeds sterkere brandlucht. Toen hij buiten zijn kamer ging, zag hij
rook uit het kamertje van Don Berto opstijgen. Hij deed het open en in
een werveling van rook sloeg een gloeiende vlam uit het bovengedeelte van
een grote reiszak die op de grond lag naast het ledikant, terwijl er ook
een vlam van achter uit het bed schoot. Don Dalmazzo schrok, rukte vlug
en heftig de zak weg en doofde het vuur. Dan sloeg hij alarm. De buren
kwamen toegelopen, ook de brandweerlui kwamen en de brand werd gedoofd
eer hij tot ontwikkeling kon komen. Toen het gevaar voorbij was, onder-
zocht hij het grote valies dat opengebroken was. Inderdaad, op de plaats
van het slot was een grote opening gemaakt, in de tweede afdeling van het
valies was er een doosje, waarvan hij wist dat het een som geld bevatte.
Het was ongeschonden en lag op zijn plaats maar het was leeg. Het lag
voor de hand dat de dief het valies in brand had gestoken met de hoop ze
tot as te doen vergaan en zo de sporen van de diefstal te doen verdwij-
nen. Nu was integendeel de verbranding langzaam verlopen zonder vlam. De
brand had zich verder uitgebreid tot de dekens en de strozak van het bed.
Toen de brand in contact kwam met de luchtstroom ontstond er vlam. Er
waren aldus zesduizend fr. in Franse bankbiljetten verdwenen. Vijf ervan
had Don Bosco ontvangen van mevrouw Noilly-Prat en een van baron de Mon-
remy, om ze aan de voet van de paus als een Sint-Pieterspenning neer te
leggen. De dief moet de aanwezigheid van dit bedrag vermoed hebben, omdat
er enkele dagen voordien stappen waren gedaan om het te komen halen. Hij
moet ook geweten hebben waar het bedrag was neergelegd. De rover moest
dus niet ver gezocht worden. Toen het misdrijf aangegeven was, stelde de

39.6 Page 386

▲back to top
- XIV/384 -
politie op twee plaatsen een onderzoek in, waarbij nauwkeurige opzoekin-
gen werden gedaan. De afgevaardigde van de politie ondervroeg een cleri-
cus en de kok en onderwierp ook Don Dalmazzo aan een verhoor. Ten slotte
maakte hij een verslag op, gaf een reconstructie van het feit en kwam tot
het besluit dat de dief zich van het vuur bediend had om zijn misdrijf te
bedekken. Het ging dus om een huisdiefstal of om een geveinsde diefstal.
Het was een geluk dat de zaak daarmee uitstierf, want wie weet waar ze
anders nog zou geëindigd zijn? La Capitale van 3 april publiceerde het
nieuws, doorspekt met onjuistheden en spotternijen naar de geest van de
partij van de krant. Er werd rustig op geantwoord door de Osservatore
Romano van 9 april. Op 8 april schreef Don Berto aan Don Rua: "Het
scheelde maar weinig of ik verloor er mijn verstand bij. Maar Don Bosco
luisterde naar het pijnlijke verhaal zonder te verpinken, onbeweeglijk,
zonder van uitzicht te veranderen, met een gerustheid die werkelijk won-
derbaar was. Geen woord van afkeer, ongeduld of beklag kwam over zijn
lippen. Ik heb gezien dat hij de man was die kon berusten in voorspoedi-
ge en nadelige gebeurtenissen en ík heb hem bij die gelegenheid meer be-
wonderd dan ik het te Marseille gedaan heb, toen hij met roem omringd
was."
Zonder enige twijfel was Don Bosco bedroefd door deze ernstige te-
genslag, (1) maar omdat hij zich placht te voegen naar Gods wil ook bij
wrange en plotse ongevallen verloor hij er zijn rust niet bij. Hij ging
inderdaad verder, alsof er niets gebeurd was, met het afhandelen van zijn
zaken en schreef zelfs twee smeekbrieven die aan de opperherder zouden
overhandigd worden om zekere gunsten te bekomen. Het eerste smeekschrift
was wel origineel: "Priester Gio. Bosco nederig neergeknield aan de voe-
ten van Uwe Heiligheid zet uiteen dat gravin Callori, een rijke dame en
een vurige katholieke vrouw, de vaste wil heeft een edelmoedige gift te
doen voor het voortzetten van de bouw van de kerk van Sint-Jan de Evan-
gelist, al begonnen te Turijn in de nabijheid van de tempel en de scholen
van de protestanten. Maar deze vrome dame, wenst, enkel als geestelijke
vertroosting voor haar zelf en voor haar vrome familie, dat het bedrag
hiervan zou neergeschreven worden door de zeer vereerde hand van Uwe Hei-
ligheid. Priester Gio. Bosco geknield aan de voeten van Uwe Heiligheid
smeekt nederig deze hoge gunst af." De gravin die gewetensscrupules had,
aarzelde wellicht tussen het verlangen een zekere som te geven en de
vrees dat deze te groot zou zijn in verband met haar familiale verplich-
tingen; dit zou dan een middel geweest zijn om haar gerust te stellen. De
Paus stemde erin toe maar het bedrag kennen we niet.
In het tweede smeekschrift verzocht Don Bosco om een volle aflaat
op talrijke feestdagen voor alle gelovigen en bij de oefeningen van de
(1) Don Berto schrijft: "Toen Don Bosco uit Napels teruggekeerd was en de diefstal van
6.000 lires had horen vertellen, gingen wij 's avonds uiterst bedroefd slapen. Om-
streeks drie of vier uur 's ochtends van 2 april, werd ik verschrikt wakker door kre-
ten van Don Bosco. Ik maakte wat gerucht omdat ik meende dat het dieven waren. Don
Bosco was aan het dromen."

39.7 Page 387

▲back to top
- XIV/385 -
goede dood voor de jongens van de salesiaanse huizen. Hij vroeg bovendien
dat deze gunsten, al gedeeltelijk ad tempus door Leo XIII toegestaan,
voor altijd zouden verleend worden. Het lag in zijn bedoeling door dit
middel steeds meer de veelvuldige communie te bevorderen. Wij kennen het
antwoord niet.
Twee dagen van het dagboek: "3 april. Vandaag kwamen advocaat Ag-
nelli en een andere heer om Don Bosco te troosten. Intussen exorciseerde
hij een vrouw die van de duivel bezeten was. 4 april. Dominica in Albis.
Don Bosco bij de heer en mevrouw Sigismondi op diner. Opnieuw kwam daar
markies commandeur Augusto di Baviera,(1) vrijgestelde van de edelwacht
van Zijne Heiligheid, om een biljet te brengen waarin hij zei dat hij
in het Vaticaan met de bevoegde persoon gesproken had over de audiëntie
van Don Bosco en dat hij hoopte dat deze zeer binnenkort zou verleend
worden. Korte tijd nadien kwam hij terug en liet me een biljet van Mgr.
Boccali zien, die zei dat de paus niets tegen Don Bosco had en dat hij
zijn schikkingen voor de audiëntie zou geven." Hieruit kan men besluiten
dat Don Bosco, die vreesde dat hij in ongenade was bij Leo XIII, hierover
gesproken had met die geheime kamerheer, die zijn vriend was.
De vrouw, die van de duivel bezeten was, woonde buiten Rome en
werd bij Don Bosco gebracht. Hij deed de duiveluitdrijving bij middel van
een privaat exorcisme. Op het ogenblik dat hij haar zegende en over haar
de namen van Jezus Christus en Maria, hulp der Christenen, uitsprak,
scheelde het weinig of de duivel wurgde zijn slachtoffer. Hij vroeg aan
de boze geest in het Latijn hoe zijn naam was en deze antwoordde hem: Pe-
trus. Men notere dat de vrouw een arme boerin was en toch sprak ze zelfs
Engels wanneer ze door de duivel gekweld werd. In naam van God werd hem
gevraagd sinds wanneer hij van deze persoon bezit genomen had.
- "Ongeveer twee en drie jaar" - was het antwoord.
- "En wat doe jij hier?"
- "Ik ben de bewaker van Santa." (Dit was de naam van de bezetene).
- "Waar was je vroeger?"
- "In de lucht. U moet tegen mij hard vechten."
- "Waarom wil je niet uittreden? Zie je niet dat je pijnen, je
kwaad vermeerdert."
- "En ik wil het kwaad."
Dan liet hij weten dat om verjaagd te worden er een plechtige dui-
velsuitbanning nodig was. Hiervoor was echter de bijzondere bevoegdheid
(1) Directeur van de Osservatore Romano. In het pauselijke leger was esente (vrijgestel-
de) een graad gelijk aan die van Kolonel. Hij bestaat nog in het korps van de
edelwacht.

39.8 Page 388

▲back to top
- XIV/386 -
nodig van de kardinaal-vicaris, die afwezig was en zou blijven tot 21
april. Ze werd dan bij Mgr. Lenti, Vice-regent, gebracht en men heeft
verder over haar niets meer vernomen. Maar intussen sproot er toch enig
goed uit. De heer, die advocaat Agnelli vergezelde, zei, toen hij de ant-
woorden hoorde en de gebaren van de door de duivel bezeten vrouw zag:
"Ik heb nooit aan de duivel geloofd, maar nu geloof ik in hem omdat ik
hem gezien heb."
5 april was een dag rijk aan vertroostingen. Nadat hij de verze-
kering ontvangen had dat de paus steeds welwillend tegenover hem stond,
zond hij hem dadelijk een brief, waardoor aan het treuzelen een einde
gesteld werd. Enkele uren nadien werd eindelijk aan Don Bosco de brief
ter hand gesteld waarin hem meegedeeld werd dat de Heilige Vader zich
gewaardigd had hem nog die avond om kwart voor zeven tot een privé-
audiëntie toe te laten. Dadelijk schreef Don Bosco het gebruikelijke
schema op van de onderwerpen die hij zou behandelen.
Audiëntie van Zijne Heiligheid, 5-4-80.
Het gestolen geld.
Zaken van Frankrijk.
Van Patagonië - Apostolische prefectuur - Apostolisch vica-
riaat. Voorstel van de regering - seminarie voor de buitenlandse
missies.
Zaken van Bisschoppen en Regulieren - Geschorste faciliteiten.
Kardinaal prefect ontoegankelijk. Zegeningen, medewerkers,
weldoeners, jongens.
Enkel een minuut per maand audiëntie als er zaken zijn.
- Procurator en secretaris.
Deze maandelijkse audiëntie vroeg hij voor de procurator, die hij
samen met zijn eigen secretaris die avond aan de Heilige Vader zou voor-
stellen. Uit wat we verder ín een afzonderlijk hoofdstuk zullen zeggen,
zal men gemakkelijk kunnen opmaken, waarover hij met de paus betreffende
de missies gesproken heeft. Over Frankrijk zal hij het zelf zeggen in een
brief aan pastoor Guiol, waarover men in dit hoofdstuk nog zal lezen.
Voor de zaken die hangende waren bij de heilige congregatie van Bisschop-
pen en Regulieren moest hij rekening houden met de positie waarin hij
zich bevond; maar toen hij hiervoor 's ochtends naar de secretarie ge-
gaan was werd hem geantwoord dat er niets was omdat kardinaal Ferrieri
alles tot zich getrokken had.
Voor diezelfde namiddag had Don Bosco de derde conferentie voor de
Romeinse medewerkers aangezegd. De vergadering had plaats om 16.00 uur in
de kapel van de Dames-Oblaten van Torre de'Specchi. Drie kardinalen ver-
eerden ze met hun tegenwoordigheid, namelijk Nina, Sbarretti en Alimonda.
Vooreerst las Don Dalmazzo een kapittel uit het leven van de H. Francis-
cus van Sales. Nadien zongen enkele Dames-Oblaten een motet dat de harten
van de toehoorders ertoe voorbereidde naar het woord van Don Bosco te

39.9 Page 389

▲back to top
- XIV/387 -
luisteren. Zijn toespraak duurde een half uur. Hij zette uiteen wat er
gedaan werd in de loop van het jaar, dank zij de liefdadigheid van de
medewerkers. Hij wees vooral op de werkzaamheid die men ontplooid had om
een dam op te werpen tegen de invallen van de protestanten. Nadien sprak
hij over de ontwikkeling die er gegeven was aan de salesiaanse werken in
Amerika, had het over Patagonië en over de nutteloze inspanningen gedu-
rende driehonderd jaar om er het Evangelie te brengen en sprak over de
gegronde verwachtingen dat zijn zonen er weldra te midden van de inboor-
lingen zouden binnendringen om ze in Jezus Christus te laten herboren
worden.(1)
Nadat Don Bosco van het podium gekomen was, was het de beurt aan
kardinaal Alimonda. Hij boeide zijn gehoor door zijn oorspronkelijke wel-
sprekendheid, die bestond uit diepe concepten, waarop historische herin-
neringen en geleerde reminiscenties geënt waren, terwijl het geheel door-
spekt was met een bliksemende verbeelding en allernieuwste uitdrukkingen.
Hij koos als tekst de woorden van Sint-Paulus: Dei sumus adiutores en
begon met zijn vreugde uit te drukken zich te midden van zovele personen
te bevinden, die zich niet op de weg van Kaïn hadden begeven en de knie
niet hadden gebogen voor Baal. Dit was een zinspeling op de dwalingen van
andere Romeinen bij de nieuwe orde van zaken. Bovendien beroemde hij er
zich op, dat ook hij tot de salesiaanse medewerkers behoorde. Na dit pre-
ludium toonde hij aan dat iedereen de plicht heeft mee te werken met God
voor het goede en voor het heil van de zielen. Hij duidde het voorwerp
van die medewerking aan (wij zelf, de verlaten jongens, de roepingen tot
het priesterschap, de missies) en gaf de middelen daartoe op: de sacra-
menten, de goede lezing, de christelijke school, de aalmoes, het gebed.
Bij het einde van de conferentie werd een tweede motet gezongen en einde-
lijk gaf de kardinaal-staatssecretaris de zegen met het allerheiligste
Sacrament. Nadien wilden al de medewerkers persoonlijk afscheid nemen van
Don Bosco en hem een woord zeggen.
Nu begon de tijd te dringen Don Bosco naar huis moest rennen, zijn schou-
dermanteltje aantrekken en naar het Vaticaan vliegen, waar hij juist om
kwart voor zeven toekwam. Daar moest hij echter tot halfacht wachten.
(1) Ziehier de door hem eigenhandig geschreven nota's voor zijn toespraak "Conferentie
Medewerkers, 5-4-80 Rome. "
De medewerker hebben een taak. - Gestichte huizen: Brindisi, Randazzo, Catania,
Cremona. - Dam tegen de protestanten: Lucca, Spezia, S.Pier d'Arena, Vallecrosia, Nice,
Fréjus, Toulon, Marseille, enz. - Uitbreiding. Amerika: Montevideo, Colon, Las Piedras,
Buenos Aires, Rio Negro, Pampas, Patagonië - 6 koloniën. Aantal huizen meer dan honderd -
meer dan 50.000 jongens. - Zusters van Maria, Hulp der Christenen, hun huizen in Europa
en Amerika."
Wat hij verstond onder "Uitbreiding" kan men zien in het verslag over de Confe-
rentie te Sampierdarena op 5 mei. Het was enkel de analytische uitleg over de werkzaam-
heden door de congregatie op verschillende terreinen verricht.

39.10 Page 390

▲back to top
- XIV/388 -
ten. Toen bracht Mgr. Boccalï, die van dienst was, hem binnen bij de
paus. De audiëntie was een half uur bezig, toen in de zaal waar zich de
procurator en de secretaris bevonden, kardinaal Manning, die uit Engeland
toegekomen was, binnentrad. De kardinalen dienen niet te antichambreren.
Mgr. Boccali meldde hem dadelijk aan en leidde hem binnen. Toen Don Bosco
dit zag, wou hij zich dadelijk verwijderen maar de paus hield hem bij de
hand en zei hem: - "Blijf hier, blijf hier." - Mgr. Boccali trok hem ech-
ter bij zijn kleed en fluisterde hem toe: "Don Bosco, ga buiten." - Maar
de paus bleef hem stevig bij de hand houden. Het was een curieus toneel-
tje. Inmiddels stelde de paus voor de kardinaal een andere dag voor een
audiëntie vast en hernam het gesprek met Don Bosco. Wanneer men er reke-
ning mee houdt hoe Leo XIII zich streng aan de protocol hield, dan mogen
wij er wel uit afleiden dat hij op dat ogenblik aan Don Bosco een grote
blijk van verering gaf, maar ook dat het onderhoud wel interessant moet
geweest zijn.
Over de audiëntie zullen we thans enkel het weinige aanhalen, dat
zij die hem terzijde stonden van Don Bosco konden vernemen. Het ligt ver-
spreid in hun correspondentie. Daarbij komt nog wat Don Lemoyne erover
onthouden heeft. Alles zullen we nooit weten omdat Don Bosco over bepaal-
de zaken ondoordringbaar gereserveerd bleef.
Don Bosco vertelde aan de paus het verhaal van de diefstal van de
zesduizend lires. De Paus vroeg hem: - "Waarom hebt u ze mij niet aan-
stonds gebracht?"
"Heilige Vader" - antwoordde Don Bosco - "het is al twintig da-
gen geleden dat ik de aanvraag voor een audiëntie gedaan heb en ik heb ze
drie- of viermaal herhaald, nog voor ik naar Napels ging. Mgr. Macchi
heeft mij geen enkel antwoord gegeven, maar hij zei zelfs altijd dat het
niet mogelijk was, hij verzond me altijd van de ene week naar de andere."
- "Dat spijt me zeer", merkte de paus op. - "Mgr. Macchi heeft er
mij nooit iets over gezegd. U kunt het dan toch ten minste aan een van
zijn kamerheren zeggen."
- "Ik heb het gezegd", - antwoordde Don Bosco.
- "U kunt u niet voorstellen dat men u niet zou ontvangen! Alle
dagen ontving ik personen die niets te behandelen hebben, mensen die
enkel komen om de paus te zien, zijn hand te kussen enz. U kunt u dan
toch niet voorstellen dat ik de stichter, het hoofd van een congregatie,
die van ver gekomen is, niet zou ontvangen. U mag er zeker van zijn dat
de paus niets op U heeft aan te merken, noch op uw congregatie. Integen-
deel, ik dank U voor het goed dat U voor de Kerk doet. Maar waarom hebt u
aan Mgr. Macchi niet gezegd dat U geld bracht?"
"Ik heb dat gezegd."
"U kon het aan kardinaal Nina zeggen."
"Ik heb het gezegd."

40 Pages 391-400

▲back to top

40.1 Page 391

▲back to top
- XIV/389 -
- "En wat heeft hij geantwoord?"
- "Hij zei me dat hij niets anders doen kon dan mij aan Mgr. Mac-
chi aanbevelen."
- "Pas had ik uw brief ontvangen of ik heb aan Mgr. Macchi ge-
vraagd waarom hij u niet had laten doorgaan. Hij heeft mij geantwoord dat
u hem gezegd had dat u naar Napels moest gaan."
- "Juist omdat ik naar Napels moest gaan heb ik hem zo dikwijls
gevraagd eerst de audiëntie te mogen hebben. Ik was gehaast om het geld
te brengen, waarover ik nu spijt heb."
- "Dat mishaagt me zeer, dat doet mij verdriet en mij zeggen ze
niets! Doe het aldus: een andere keer komt u naar de publieke audiëntie
en wanneer ik u zal zien, zal ik zelf een dag bepalen voor de privé-audi-
entie."
Er werd ook over de privileges gesproken. De paus zei hem dat hij
stelselmatig een tegenstander was van de privileges van de kloosterlin-
gen. En Don Bosco antwoordde al gekscherend: "Maar mogen de kloosterlin-
gen dan niet bestaan! En de privileges zijn trouwens blijken van welwil-
lendheid, die de Kerk kan verlenen of niet verlenen of ook nog intrekken,
wanneer ze dit meent te moeten doen.
- "Wat vragen jullie?"
- "Ik vraag twee of drie privileges waarvan alle andere klooster-
orden genieten en ik vraag er enkel de vernieuwing of de bevestiging
van."
- "Dat is voldoende", zei de paus, "indien het enkel daarvoor is,
kom dan overeen met kardinaal Alimonda en dan zullen we alles in orde
brengen. Doe dat ook zo betreffende de missies en houd ruggespraak met
Alimonda en met Mgr. Jacobini."
"Ik zou u ook nog willen vragen, Heiligheid, de titel van Mon-
seigneur te willen bevestigen voor Don Ceccarelli, de pastoor van San
Nicola de los Arroyos in de Argentijnse Republiek."
"Zeker, zeker", antwoordde de paus.
"Zo zou ik u ook willen vragen de titel van Monseigneur te wil-
len verlenen aan Don Migone, die het terrein schonk om er de kerk van
Vallecrosia, gewijd aan Maria, Hulp der Christenen, op te bouwen."
- Ook daarin stemde de paus toe.
- "Ik heb hier eveneens te Rome, ging Don Bosco verder, mijn al-
gemene procurator en ik zou u willen smeken dat hij u een of tweemaal per
maand een woordje zou mogen zeggen of op zijn minst in gezelschap van
Kardinaal Alimonda U de voet zou mogen kussen."
- "Zeker, zeker, dat hij maar kome", antwoordde de paus.
De audiëntie duurde veertig minuten. Nadien werden Don Dalmazzo en Don

40.2 Page 392

▲back to top
- XIV/390 -
Berto binnengeleid voor wie de paus zeer minzaam was. Ze brachten, naast
voorwerpen die dienden gezegend te worden, ook de Latijnse woordenboeken
van Don Durando, die Don Bosco aan de paus aanbood; en hij zei dat het
een werk was van een salesiaanse professor, die zich beijverd had ze te
zuiveren van bepaalde woorden die voor de jeugd inopportuun waren. De
paus liet ze op zijn schrijftafel neerleggen. Eindelijk gaf hij hem zijn
zegen, waarbij hij ongeveer het volgende zei: - "Ik zegen u, uw verwan-
ten, uw congregatie, de zieken, vooral uw leerlingen en uw missionaris-
sen. Mogen ze in aantal aangroeien, beantwoorden aan het doel van de con-
gregatie waartoe u behoort, die door God aan uw overste ingegeven werd
en die reeds op wonderbare wijze tot ontwikkeling is gekomen. Mogen ze
voortdurend werken voor de glorie van God en voor het welzijn van de
kerk; mogen ze bereid zijn ieder offer, ook dat van hun leven, te brengen
voor deze kerk en mogen ze steeds met moed en kracht het welzijn en de
glorie van God bevorderen en onwrikbaar volharden in dienst van God en in
de roeping waartoe ze geroepen zijn." - "Zoals u ziet", schreef Don Berto
aan Don Rua in de door ons aangehaalde brief, was de zegen van de paus
een echte en zeer mooie korte toespraak van aanmoediging en van opbeu-
ring. Hij sprak op een toon die zo teder, hartelijk en vriendelijk was,
dat wij op dat ogenblik bij het zien van zoveel genegenheid en welwil-
lendheid jegens onze zeer geliefde Vader en tegenover onze congregatie
erdoor ontroerd waren. Op die kostbare en onschatbare ogenblikken scheen
het ons toe dat wij de liefdevolle Pius IX in Leo XIII herboren zagen."
In het voordeel van Don Ceccarelli en Don Migone stelde Don Bosco,
op bevel van de paus, twee korte memorandums op die hij aan de staatsse-
cretaris diende over te maken.(1) Hij hernieuwde ook zijn aanvraag om aan
pastoor Guiol een titel van prelaat te verlenen. Met de meeste bezorgd-
heid liet hij hem volgende brief toekomen, waarin nog ander nieuws over
de audiëntie te vinden is.
"
Beste Heer Pastoor,
"
"
Ik keer op dit ogenblik terug van een audiëntie bij de
" Heilige Vader en ik zou u vele zaken moeten schrijven. Op het
" ogenblik zeg ik u al dat de Heilige Vader met grote oplettend-
" heid geluisterd heeft naar wat ik hem uiteengezet heb over de
" liefdadigheid en de ijver van de mensen van Marseille, en over
" de comités die opgericht werden om in de behoeften van onze jon-
" gens te voorzien. De Heilige Vader was erdoor ontroerd, zendt
" aan alle leden van het comité zijn speciale zegen en heeft be-
" loofd binnen korte tijd iets per geschrift te zullen sturen.
"
Indien u, Heer pastoor, tegenwoordig was geweest om te
(1) Bijv. Doc. 53.

40.3 Page 393

▲back to top
- XIV/391 -
" luisteren naar de mooie woorden van de Paus tot de salesianen, tot
" hun leerlingen en dan, met meer energie, tot de medewerkers en de
" medewerksters, dan zou u er de grootste vertroosting door onder-
" vonden hebben. Toen hij echter sprak over het Oratorio van Saint-
" Léon, over al wat er gedaan werd en over wat men hoopt er te kun-
" nen doen, over de ijver, over de edelmoedigheid van de schenkers,
" over de goedheid van de bisschop en van de société Beaujour, toen
" was de Heilige Vader in mijn tegenwoordigheid ontroerd en zei ein-
" delijk als besluit: - "Dat is de ware manier om de Kerk te helpen
" en de burgerlijke maatschappij die door zoveel rampen getroffen
" wordt, te verbeteren."
"
Het overige zal, ofwel gepubliceerd worden in het Bollet-
" tino ofwel zal ik het u in een volgende brief schrijven.
"
Moed, steeds moed, beste Heer pastoor! Het is waar dat wij
" dienen te zwoegen, het is waar dat de duivel zich door zijn bedrog
" tegen ons keert, maar laat ons niet vrezen: God is met ons, zijn
" hulp zal ons niet ontbreken.
"
U zult mij een genoegen doen, indien U namens mij hulde
" wilde betuigen aan onze speciale weldoeners, zoals de heren van
" de société Beaujour, abbé Mendre en de dames van onze comités.
"
Wat denkt U over het volgende: zou het niet mogelijk zijn
" een derde comité te vormen waarvan juffrouw Gabrielle Arman en
" andere dames die toch veel van onze werken houden, zouden deel
" uitmaken?
"
Indien u het kunt doen, spreek dan een ogenblik met Don
" Bologna en zeg hem dan in vertrouwen dat de Heilige Vader niet
" wenst dat onze regel zou gegeven worden aan de regering, als ze
" ze dit verlangt. Indien er echter een aanvraag in deze zin zou
" komen, maak dan gebruik van een paar ogenblikken waarin u tijd
" hiervoor zou hebben en schrijf me dan alles.
"
Misschien zal ik u weldra een gedachte van de Heilige
" Vader kunnen meedelen die U en mij zal verrassen. Laat ons bid-
" den, God zal ons leiden.
"
Moge de genade van Onze Heer Jezus Christus steeds met ons
" zijn en bid voor mij die voor u van ganser harte ben
"
" Rome, 6-4-80.
uw toegenegen vriend
"
Priester Gio. Bosco.
De "gedachte van de Heilige Vader" had betrekking op een plan
waarover hij weldra zal schrijven in een van zijn brieven uit Turijn.
"Iets per geschrift waarnaar hij verwijst bij het begin van zijn brief
had betrekking op een geestelijke gunst. Toen Don Bosco afscheid nam van
de geheime kamerheer, Mgr. Boccali, had hij hem vier verzoekschriften
voor een volle aflaat overhandigd ten voordele van de vier presidenten
van de comités, die giften inzamelden voor het Oratorio van Saint-Léon en
voor het patronage Saint-Pierre en hij had gevraagd ze te laten onderte-

40.4 Page 394

▲back to top
- XIV/392 -
kenen door de Heilige Vader en ze in handen te geven van kardinaal Ali-
monda. De gunst liet op zich wachten maar ze kwam toch. Inderdaad, na
herhaald aandringen schreef hem op 30 augustus Mgr. Cretoni, ondersubsti-
tuut bij de staatssecretarie in naam van kardinaal Nina: "De Heilige Va-
der ontving op 20 augustus uw aanvraag en heeft met grote voldoening het
bericht gelezen aangaande de steun die de salesiaanse Werken te Marseil-
le ontvangen hebben. Zijn Heiligheid wenst daarom de heren en dames van
de door u genoemde verenigingen aan te moedigen door een geestelijke
gunst en daarom verleent hij, behalve zijn zegen die hij van harte aan
allen schenkt, aan al hun leden een volle aflaat te verdienen in articulo
mortis mits de gewone clausules en voorwaarden ingevolgd worden. Ik ben
verheugd u dit te kunnen meedelen... en ik vertrouw u de opdracht toe
mijn antwoord te willen doorsturen aan de pastoor van Saint-Joseph te
Marseille ter instructie van hen die er belang bij hebben."
We bezitten eveneens een ander document dat de kleine schat van het
nieuws over de audiëntie van 5 april komt verrijken. Het is een eigenhan-
dig geschrift van Don Bosco aan Don Dalmazzo, misschien omdat het voor
hem een nuttige informatie was. Er komen enige concepten in voor, die hij
zich voorgenomen had aan de Heilige Vader uiteen te zetten.
Dringende aangelegenheden waarin enkel de plaatsvervanger van
Jezus Christus kan voorzien.
Voor de kinderen.
De kinderen moeten, ten minste op zon- en feestdagen, catechismus-
les krijgen. Er zijn weinig dorpen en heel weinig steden waar doorgaans
deze catechismuslessen gegeven worden en dan nog minder voor de arme en
verlaten kinderen. Er is weinig bezorgdheid om ze uit te nodigen en hun
biecht te horen.
Voor de clerus.
Meer zorg om aan de gelovigen onderricht te geven volgens de nor-
men vastgesteld door de Catechismus aan de pastoors gepubliceerd op be-
vel van het Heilig Concilie van Trente. Met uitzondering van de dorpen
van Noord-Italië, is het moeilijk één parochie te vinden waar deze onder-
richtingen gegeven worden. Meer bereidwilligheid en meer christelijke
liefde bij het horen van de biecht van de gelovigen. Het merendeel van
de priesters dient dit sacrament nooit toe, anderen horen maar biecht in
de paastijd en daarna niet meer.
Voor de priesterroepingen.
De priesterroepingen verminderen op schrikbarende wijze en de en-
kele die er nog zijn lopen groot gevaar schipbreuk te lijden gedurende de
militaire diensttijd die iedereen moet doen.

40.5 Page 395

▲back to top
- XIV/393 -
Een zeer doeltreffend middel om roepingen voor het priesterschap
te hebben en te bewaren is het werk genaamd "Werk van Maria, Hulp der
Christenen", aanbevolen en met vele aflaten verrijkt door Zijne Heilig-
heid Pius IX. Zijn doel bestaat erin volwassen jongens bijeen te bren-
gen die vol goede wil zijn en de vereiste hoedanigheden hiervoor bezit-
ten.
Er dient opgemerkt te worden dat op honderd jongens, die hun stu-
dies beginnen met het inzicht priester te worden, amper zes of zeven tot
het priesterschap raken. Men heeft echter opgemerkt dat er tussen de vol-
wassenen op honderd omstreeks 93 priester worden.
Kloosterorden.
De kloosterorden beleven een vreselijke crisis. Twee zaken moeten
bevorderd worden:
De verspreide kloosterlingen verzamelen en aandringen op een leven
in gemeenschap en het openen van hun respectief noviciaat.
De kloosterlingen die een contemplatief leven leiden, dienen hun
werk uit te breiden tot het geven van catechismus aan de kinderen, tot
het geven van godsdienstonderricht aan de volwassenen en tot het biecht-
horen.
De Heilige Stoel dient een hand uit te steken om te helpen, raad
te geven, steun te verlenen en leiding aan de nieuwe kloosterinstellin-
gen opdat ze hun doel kunnen bereiken en aldus beantwoorden aan de stij-
gende behoeften van de heilige Kerk die op zovele verschillende en nieu-
we manieren aangevallen en bestreden wordt. In het lang onderhoud met de
opperherder had Don Bosco zijn voornaamste weldoeners niet vergeten,
evenmin zijn colleges en de personen die zich het meest verdienstelijk
hiervoor gemaakt hadden. Aldus kreeg zijn secretaris in de dagen die er
onmiddellijk op volgden heel wat werk voor de boeg. Hij diende immers in
Don Bosco's naam aan de voornaamste weldoeners per brief een volle aflaat
hun door de Heilige Vader verleend mee te delen. Dan moest hij schrijven
aan de directeurs om de speciale zegen van de paus mee te delen aan hen
zelf en aan hun leerlingen met het verzoek aan de vrienden van het huis
alles bekend te maken wat op een afzonderlijk blad, dat als model diende,
geschreven was. Van dit model bezitten wij het oorspronkelijk stuk niet,
enkel het exemplaar gestuurd aan Don Cays, directeur van het huis te
Challonges. De stijl is werkelijk die van Don Bosco.
"
Geachte Heer of Geachte Dame,
"
"
Ik haast mij u ter kennis te brengen dat priester Gio.
" Bosco, onze overste, op de avond van 5 april de hoge eer heeft
" gehad te worden toegelaten tot een particuliere audiëntie bij
" Zijne Heiligheid Leo XIII.

40.6 Page 396

▲back to top
- XIV/394 -
"
Bij deze mooie gelegenheid gewaardigde de opperherder zich
" met goedheid zijn heilige en apostolische zegen te schenken aan al
" onze weldoeners, salesiaanse medewerkers, en in het bijzonder aan
" u en aan heel uw familie, voor wie hij van de hemel overvloedige
" geestelijke en tijdelijke gunsten afsmeekt.
"
Zeer graag geef ik u mededeling van deze akte van welwil-
" lendheid van de opperherder, terwijl onze jongens zich met mij
" verenigen om God te bidden dat Hij u in goede gezondheid zou be-
" waren. Inmiddels heb ik het geluk met diepe dankbaarheid van u
" te zijn
"
" Turijn of Nice enz.
de zeer verplichte dienaar
"
"
Priester N.N. Directeur.
Het is rechtvaardig dat wij hier even zouden denken aan zijn se-
cretaris Don Berto, die toen steeds dag en nacht Don Bosco diende. Het
zal dan ook geen verwondering wekken te vernemen dat in het jaar 1880
de goede Vader, die zo gevoelig was voor de minste dienst of weldaad die
hem bewezen werd, hem eens zei: - "Don Berto, wat zou ik kunnen doen om
je genoegen te doen als vergelding voor alles wat je voor mij doet en
voor de attenties die je tegenover de arme Don Bosco hebt?"
"Ik ben al genoeg betaald", antwoordde hem Don Berto, "door de
voldoening die ik smaak door u te dienen in alles wat ik kan en het spijt
me dat ik me niet bekwaam voel méér te doen, zoals u het verdient en ik
het zou willen."
- "Welnu", hernam hij, "je mag weten dat Don Bosco je waardeert
als zijn oogappel. En wanneer we naar het paradijs zullen gaan, zoals ik
hoop, zal, wanneer de Heer een plaatsje in mijn buurt vrij zal laten, dit
voor jou voorbehouden blijven."
Werpen we thans nog eens een blik op het dagboek . "6 april. Don
Bosco gaat dineren bij kardinaal Alimonda. – 7. Hij gaat bij Mgr. Jaco-
bini om over onze missies te onderhandelen. De clericus Zoia, onze oud-
leerling, komt in gezelschap van een andere clericus, een Fransman en
eveneens barnabiet, Don Bosco thuis bezoeken. Dan komen kanunnik Colombi
en advocaat Leonori en een zekere Eliseo Ambrosi, ambtenaar bij de alge-
mene directie van de posterijen, om nieuws te vernemen over zijn broer
Natalino Ambrosi. In de nacht van 6 op 7 april begon Don Bosco opnieuw
(1) te roepen. Toen ik hem 's anderendaags naar het waarom vroeg zei hij
dat dit het uitwerksel was van angstwekkende dromen. – 8. Donderdag. Don
Bosco ging naar de staatssecretarie om over onze missies te onderhande-
len. – 9. Vrijdag. Don Bosco gaat dineren bij de heer Colonna (2)waar
(1) Cfr. hiervoor, blz. 457 in een nota.
(2) Giuseppe, zoon van wijlen Stefano, die we in de vorige boekdelen ontmoet hebben. Ook
hij was apostolisch expediteur.

40.7 Page 397

▲back to top
- XIV/395 -
zich ook D. Omodei Zorini bevindt. - 10. Vandaag ging Don Bosco met Don
Dalmazzo bij Mgr. Jacobini om samen over onze missies te confereren. 11.
Zondag, Don Bosco is ongeveer de hele dag thuis gebleven. De heer Conti
kwam bij hem op bezoek. – 12. Mgr. Rota is gekomen om met Don Bosco te
spreken en hem uit te nodigen voor een diner op woensdag. - 13. Vandaag
dineerde Don Bosco bij de heer Conti en ging dan 's avonds bij kardinaal
Alimondao. – 14. Don Bosco begaf zich bij Mgr. Rota en keerde 's avonds
nog eens terug voor een bezoek bij kardinaal Alimonda. Omstreeks 5 uur
kwam kardinaal De Luca naar Torre de'Specchi, om te zien of Don Bosco
thuis was en met spijt moesten we hem melden dat hij afwezig was. - 15.
Don Bosco bij kardinaal De Luca en bij Mgr. Agnozzi. Dan alle vier, Don
Bosco, Don Dalmazzo, Zucchini en ik op een diner bij de heer Kirby in het
Ierse college. Omstreeks het middaguur ging ik bij kardinaal Alimonda de
brieven dragen om in Patagonië een vicariaat op te richten. De kardinaal
zei me: "Wat bent u gelukkig bij een man te zijn, die werkelijk een hei-
lige is!" – 16. Don Bosco gaat naar de post. – 17. Don Bosco begeeft zich
naar de kanselarij. Pater Gregorio Francesco Palmieri komt met ons dine-
ren. – 18. Zondag. 's Avonds ging Don Bosco bij de kardinaal-vicaris om
hem een memorandum te dragen voor de Heilige Vader, betreffende de op-
richting van de kerk van het Heilig Hart van Jezus te Rome."
De clericus Zoa, oud-leerling van Valsalice onderhield zich bij-
na een uur met Don Bosco over de opvoedingsmethoden, vooral over deze in
gebruik bij de barnabieten. Hij die vandaag een aanzienlijk lid van zijn
congregatie is, herinnert zich dat, wanneer het over administratie ging
vooral van de vakscholen, hij al schertsend tot Don Bosco gezegd had: -
"Bij de eerste ministeriële crisis zal ik u voorstellen als minister van
Financiën. Ik ben er zeker van dat u op korte tijd al de schulden van de
natie zou delgen."
- "Men dient geen schulden te maken, zei Don Bosco glimlachend,
"Don Bosco is bevreesd voor schulden. Schulden beletten u te slapen..."
- "En toch hebt u de kerk van Maria, Hulp der Christenen gebouwd
en schulden gemaakt."
- "Dat is niet het geval", legde hij uit. "Ik ben begonnen met ze
te bouwen toen ik zeer weinig geld op zak had, en ik ben er mee door ge-
gaan tot aan haar voltooiing zonder iets meer uit te geven dan wat de
Voorzienigheid mij zond."
Toen Don Bosco de kerk gebouwd had, ging hij, inderdaad, niet ver-
der met het uitvoeren van de versieringen die na zijn dood gebeurden. Dat
betekent dat hij niet geloofde dat hij toen van de Voorzienigheid de no-
dige middelen voor dit doel zou ontvangen. Hij deed het echter niet op
dezelfde manier voor de kerk van Sint-Jan de Evangelist, die hij prachtig
liet versieren.
Wij zijn nu bijna aan de vooravond van het vertrek. Alvorens het
hoofdstuk te besluiten, zullen we er goed aan doen het weinige van de

40.8 Page 398

▲back to top
- XIV/396 -
correspondentie uit Rome dat ons ter kennis is gekomen te doorlopen. Van
de eerste twee brieven in chronologische volgorde zal het voldoende zijn
enkele perioden in het licht te stellen met terzijdelating van zakelijke
problemen. Een brief van 9 april, gericht aan de directeur van Nice, Don
Ronchail, onderverdeeld in zes nummers, geeft op het laatste een bericht-
je over de diefstal en een herinnering aan een aanbeveling die hij hem
al gedaan had: "Zorg ervoor een bezoek te brengen aan de heer Baron de
Monremy en hem te zeggen dat de Heilige Vader de diefstal zeer betreurde,
dat dat hij hem van harte bedankt en zijn speciale zegen zendt aan hem en
aan mevrouw Ménier. Hij bidt dat de Heer aan beiden een goede gezondheid
zou schenken. Indien ooit het ogenblik komt waarop hij zou menen iets aan
de Heilige Vader te sturen, dan zou hij mij een genoegen doen zich van
mij te bedienen om aldus het affront geleden door die diefstal, tot onze
schade bedreven, te herstellen. Ik hoop zo vlug mogelijk een brief te
kunnen schrijven aan deze echte vriend en weldoener. Zorg jij ervoor dat
de taken verdeeld worden, dat de regel wordt nageleefd zowel voor het op-
staan als voor het slapen gaan.(1) Omnibus una quies, labor omnibus unus.
Aldus Vergilius, boek 4 in het midden, van zijn landgedichten. De andere
brief van 12 april is aan Don Rua gericht. Hij begint aldus: "Ik verlang
aanwezig te zijn bij de retraite van onze beste jongens. Probeer daarom
de retraite te plaatsen enkele dagen na 26 april." Na verschillende mid-
delen te hebben gesuggereerd om zich te ontmaken van de "nachtmerries"
van de schulden, gaat hij verder: "Ik verlang naar mijn terugkeer te Tu-
rijn om je te helpen bij het zoeken naar quibus (geld). Het spijt me dat
men op vele plaatsen mijn geldbeugel uitschudt en dat ik zeer weinig naar
Turijn kan brengen." Intussen blijkt het toch dat hij, met vaderlijke be-
zorgdheid twee dagen nadien aan Don Rua drie postmandaten van elke dui-
zend lires liet sturen "de vrucht van zijn inspanningen" namelijk "ver-
scheidene giften met een beetje tegelijk ingezameld."(2)
Híj besluit met te schrijven: "Doe een hartelijke groet aan al on-
ze beste jongens en zeg hun dat ik zondag, plechtigheid van St.-Jozef,
voor hen de heilige mis zal celebreren maar dat zij hun communie tot mijn
intentie dienen op te dragen. Ik heb zeer ernstige zaken onder handen. Ik
bereid een samenzwering tegen Don Cagliero." Er wordt hier misschien ge-
zinspeeld op de stappen gedaan voor het vicariaat van Patagonië en op
zijn vermoedelijke titularis.
Een derde brief was voor Don Barberis en voor de novicen van San
Benigno. De examens waarvoor hij hen prijst, waren de zesmaandelijkse
examens.
(1) Om een koddig rijm te hebben laat Don Bosco "levata" rijmen op het woord "cogiata";
de Italiaanse vorm van het naamwoord cogià (slapen gaan) in het Piëmontees dialect.
(2) Brief van Don Berto aan Don Rua, Rome 14 april 1880.

40.9 Page 399

▲back to top
- XIV/397 -
"
Beste D. Barberis,
"
"
Ik heb een zegen van de Heilige Vader gezonden voor allen,
" maar op een speciale manier voor onze beste novicen. Hij onderhield
" zich graag met mij om over hen te spreken en ik wil hun zijn woor-
" den persoonlijk meedelen te S. Benigno. Maar jij mag er zeker van
" zijn dat de Heilige Vader veel van ons houdt en een groot deel
" neemt in onze zaken.
"
Je zult hun daarna zeggen dat ik tevreden geweest ben over
" de examens, zowel over hen die hoge punten hebben verkregen als
" over hen die het vaste voornemen hebben gemaakt deze in een ander
" examen te verkrijgen.
"
Itaque, filioli mei, gaudium meum et corona mea, sumite
" omnes scutum fidei, ut contra insidias diaboli certare possitis.
" Sed ipse Dominus Jesus factus est pro nobis obediens usque ad mor-
" tem, ut et nos per obedientiam et mortificationem introire possi-
" mus cum ipso et per ipsum in gloriam Patris nostri qui in coelis
" est. Igitur pugnate viriliter ut omnes coronemini feliciter.
"
Sacrosanctam communionem ad mentem meam facite et ego in
" missae sacrificio quotide vestrum recordabor.
"
Gratia D.N.N.J.Ch. sit semper vobiscum. Vale et valedic.(1)
"
" Roma, 16 ap. 1880.
amicus tuus
"
Johannes Bosco sacerdos.
"
" P.S. Alleen voor je norm heb ik aan D. Verolfo geschreven dat hij
"
ons te hulp zou komen. Indien hij je echter niets zegt, spreek
"
er dan evenmin over.
Wanneer hij veronderstellen mocht dat het leed van de weduwe van de
heer Fortis wat verminderd was, schreef hij ook rechtstreeks aan haar zo-
als hij al aan haar zoon geschreven had.(2)
Omdat hij al vaak ondervonden had hoe liefdadig ze was, voegde hij
bij zijn aanmoedigingen het verzoek hem te helpen in haar benarde toe-
stand. Men pleegt te zeggen dat tijd en werk het grote leed verzachten,
maar voor wie het geloof bezit wordt het door werken van barmharhartig-
(1) Vertaling: "Daarom, mijn beste zonen, mijn vreugde en mijn kroon, neemt allen het
schild van het geloof om te kunnen strijden tegen de hinderlagen van de duivel. Maar
de heer Jezus zelf is voor ons gehoorzaam geworden tot de dood opdat ook wij, door
de gehoorzaamheid en versterving te beoefenen met Hem en door zijn verdiensten in de
glorie van onze Vader, die in de hemel is, kunnen treden. Strijdt daarom mannelijk
om met geluk te worden bekroond. Draag een heilige communie op tot mijn intentie en
ik zal in het offer van de mis iedere dag aan u denken. De genade van de Heer Jezus
zij steeds met u. Ik groet jullie en zeg jullie vaarwel."
(2) Cfr. hiervoor, blz. 445.

40.10 Page 400

▲back to top
- XIV/398 -
heid geheiligd.
"
Geachte Mevrouw Giuseppina Fortis,
"
"
Ik heb op zijn tijd uw brief ontvangen, waarin mij het
" pijnlijk nieuws werd meegedeeld van het overlijden van wijlen
" uw echtgenoot. Ik heb er levendig aandeel in genomen en te
" Turijn werden en worden er speciale gebeden gedaan voor de
" eeuwige rust van zijn ziel met volle vertrouwen dat hij thans
" reeds opgenomen werd in de schoot van de goddelijke barmhartig-
" heid in het paradijs.
"
Ik kom zo-even van een audiëntie bij de Heilige Vader,
" bij wie ik mij gehaast heb een speciale zegen te vragen voor u,
" voor die beste Alfonso en Ricardo, opdat allen gezond zouden
" blijven en de genade bekomen goed te leven en goed te sterven.
" De Heilige Vader heeft dit alles graag ingewilligd.
"
Nu ga ik u spreken over onze zaken van Turijn. D. Rua
" schrijft mij dat hij zich in een hachelijke toestand bevindt wat
" zijn financiën betreft, vooral voor het onderhoud van onze Mis-
" sies in Amerika en voor de levensmiddelen van onze arme jongens.
" Ik beveel mij aan uw liefdadigheid aan, telkens als u ons kan
" helpen. We hebben vele werken onderhanden en dit jaar door de
" stijging van de prijzen der levensmiddelen verkeren we in ellen-
" de.
"
Bij het einde van deze maand hoop ik te Turijn te zijn
" en misschien u, Mevrouw Giuseppina, met uw zonen en mijn beste
" vrienden, te komen bezoeken.
"
Ik stuur u een miraculeus prentje van Onze-Lieve-Vrouw,
" opdat het geluk zou brengen voor heel uw familie.
"
Bid voor mij die steeds voor u in Onze-Heer-Jezus-Chris-
" tus zijn zal.
"
de zeer verplichte dienaar
" Rome, 16 april 80.
Priester Gio. Bosco.
Daar de pauselijke audiëntie plaats had gehad op 5 april, dan moe-
ten de woorden: "ik kom zo-even" in zijn ruime betekenis worden opgevat.
Don Bosco schreef aldus om bij de beoordeling van de zaak haar aard van
actualiteit te bewaren.
Er bestaat een vijfde zeer mooie brief, gericht aan een oud-leer-
ling van het Oratorio, die later een uitnemend salesiaanse priester werd,
de broer van de onvergetelijke Don Domenico Ruffino. Nadat hij uit het
Oratorio vertrokken was had hij een reeks van wederwaardigheden doorge-
maakt. Op verscheidene plaatsen was hij onderwijzer en leraar geweest. De
herinnering vol heimwee aan het leven dat hij doorgebracht had in de
schaduw van het heiligdom van Maria, Hulp der Christenen, bracht hem in
september 1880 terug bij Don Bosco.

41 Pages 401-410

▲back to top

41.1 Page 401

▲back to top
- XIV/399 -
"
Mijn beste Giacomo Ruffino,
"
"
Je brief is me een echte troost. Mijn genegenheid voor jou
" was altijd groot en nu je blijk geeft van je verlangen terug te
" keren naar het oude nest, ontwaken bij mij de herinneringen aan
" het verleden, aan alles wat je mij in vertrouwen hebt meegedeeld,
" de goede gedachtenis aan het verleden enz. Daarom, wanneer je
" het besluit zult nemen salesiaan te worden, dien je enkel naar
" het Oratorio te komen en mij te zeggen: Hier is de merel die
" terugkeert naar zijn nest. Het overige zal zijn zoals het was
" en zoals je het kent.
"
Ik verlang echter dat je je huidige oversten niet in onge-
" legenheid zou brengen; en daarom, indien het nodig is, zou je je
" komst naar Turijn voor een tijd kunnen uitstellen, als je ziel er
" maar geen schade onder lijdt.
"
Ik zal in het Oratorio zijn op het einde van deze maand en
" daar verwacht ik jou als een vader die met spanning naar zijn ei-
" gen zoon verlangt. Daar zullen we spreken over alles wat er nodig
" zal zijn.
"
God zegene je, mijn beste Ruffino, en bid voor mij die voor
" jou was en steeds in Jezus Christus zijn zal
"
" Rome, 17 april 1880.
je toegenegen vriend
" Torre de’Specchi 36
Priester Gio. Bosco.
Een zesde brief, geschreven aan de directeur van het huis van
Marseille doet uitschijnen hoe in het vaderlijke hart van Don Bosco de
bezorgdheid voor de grote gemeenschappelijke belangen samenging met de
nauwgezette aandacht voor de individuele belangen van de afzonderlijke
personen.
"
Mijn beste D. Bologna,
"
"
Overmorgen vertrek ik uit Rome en daarom overhandig ik
" jou hier enkele brieven die je in een envelop zult steken en
" bezorgen aan wie het hoort.
"
De Heilige Vader, stuurt, zoals het jou al gezegd werd
" zijn speciale zegen aan jou, aan onze beste jongens, aan al
" onze weldoeners en medebroeders, erin begrepen Borghi en Renard,
" die weinig verrichten indien ze geen heiligen worden.
"
Zorg ervoor vaak vertrouwelijk te praten met D. Ghione
" en met D. Pirro. Het zijn twee goede zielen, met wie je zult
" kunnen doen wat je maar wil, maar het is nodig ze te bewerken als
" deeg.
"
D. Rua schrijft me dat hij een grote nood aan geld heeft.
" Ik heb hem iets gezonden, maar hij heeft nog niet genoeg om er
" ook maar de smaak van te hebben. Stuur hem alles wat je kunt. Ik

41.2 Page 402

▲back to top
- XIV/400 -
" kon enkel 25.000 fr. erin begrepen de zesduizend die reeds gege-
" ven waren aan de ondernemer, betalen. Nu is het gebeurd.
"
Naar het schijnt heeft de heer pastoor al wat ingeza-
" meld. Ga echter met veel voorzichtigheid en geduld te werk. Voeg
" er als reden bij dat D. Rua een schuld van 15.000 fr. voor Beau-
" jour heeft aangegaan enz. Ik heb geschreven en ik ga voort met
" schrijven en allen beloven mij giften voor Saint-Léon.
"
Indien je schrijft stuur dan je brieven naar Lucca tot 25
" april, nadien naar Sampierdarena en in de maand mei naar Turijn.
"
God moge allen bewaren in zijn heilige genade. Groet har-
" telijk de jongens en de medebroeders en dat allen voor mij bid-
" den die in Jezus Christus ben
"
hun toegenegen vriend,
" Rome, 1880-18-4
Priester Gio. Bosco
Hij schreef eveneens een mooie brief aan baron Héraud van Nice.
Van zijn karakter wordt hier zijn voortdurend goed humeur in het dag-
licht gesteld. Vooral buiten Nice, waar hij niet bekend was, had hij
soms, wanneer hij Don Bosco ontmoette gemoedelijke, grappige vondsten,
die Don Bosco en allen die bij hem waren veel plezier deden (1).
Als kamerheer met zwaard en mantel had hij onlangs nog dienst ge-
daan in het Vaticaan.
"
Mijn beste heer Baron,
"
"
Alvorens uit Rome te vertrekken dien ik mijn plicht te vol-
" brengen en u een brief te schrijven. Zaken, vrome of nieuwsgie-
" rige personen hebben mij voortdurend beziggehouden en mij weinig
" tijd gelaten voor mijn eigen zaken. Ik heb nochtans verscheidene
" bezoeken kunnen afleggen, waarbij bezoeken aan de kardinalen
" Bartoloni, Bilio, Oreglia, Nina aan Mgr. Boccali, Ciccolini enz.
" Allen herinneren zich u en uw gesprekken vol geestigheid en kwink-
" slagen. Ieder gelastte mij in het bijzonder u hun hulde, groeten
" en wensen over te brengen, waarbij zij uw terugkeer naar Rome ver-
" langden.
(1) Eens, bij voorbeeld, te La Navarre, ging hij naar Don Bosco, op een ogenblik dat
deze aan tafel zat met verscheidene adellijke personen die waren uitgenodigd, Hij
wist zo goed te verbergen wie hij was, dat de brave man die met de dienst be-
last was, zich liet overreden om bij Don Bosco voor hem een bord soep te gaan
halen. Don Bosco liet het hem brengen en de aron zette zich met de meest on-
gegeneerde eenvoud daarbuiten op een bank neer en begon te eten. Toen hij hiermee
gedaan had, kwam hij zonder meer in de eetzaal binnen, ging recht op Don Bosco af
en zei hem: - "Ik ben gekomen om u te bedanken voor de soep die..." Het overige
kan men zich voorstellen. Zijn tegenwoordigheid verbrak de etiket, wekte vrolijk-
heid op bij de disgenoten en door zijn aangename manieren deed hij de sympathie
van die heren voor Don Bosco stijgen.

41.3 Page 403

▲back to top
- XIV/401 -
" Tijdens de audiëntie bij de Heilige Vader heb ik met gemak over
" u kunnen spreken, Hij herinnerde zich nog zeer goed uw verblijf
" in het Vaticaan en noteerde daarbij: - "Wat een lieve persoon!
" Hij is steeds goed geluimd. Ik weet dat hij veel goed doet door
" zijn goed voorbeeld bij het beoefenen van de godsdienst en door
" zijn liefdadigheid. Ik weet eveneens dat hij aan uw instel-
" ling veel goed doet. Houd van hem."-
"
Hij vroeg dan naar uw familie en toen ik hem geantwoord
" had, dat heel uw familie bestond uit u zelf en uw echtgenote wier
" gezondheid vrij zwak was, hernam hij: - "God moge hen troosten
" met de vrede van het hart voor hem en met de gezondheid voor
" zijn echtgenote. - Deel hem mijn heilige zegen mee."-
"
Ik heb gemeend er goed aan te doen erbij te voegen hoe
" u zich bezig houdt met Sint-Pieterspenning. - "Ik weet het" –
" antwoordde Zijne Heiligheid - "en het is daardoor dat ik mij hem
" en alles wat hem in het bijzonder aangaat, herinner."-
"
Wat nu mijn zaken aangaat. Ik heb een bezoek in mijn kamer
" gehad terwijl ik te Napels was. Stellig overtuigd dat ze me een
" dienst zouden bewijzen, roofden ze mij wat linnengoed dat ik mee-
" genomen had uit Turijn, vernielden koffers en valiezen en namen
" een bedrag van 6.000 lires mee, geld dat bestemd was als Sint-
" Pieterspenning voor de Heilige Vader. Deze beslagleggers (1) heb-
" ben bij hun vertrek (men kan het doel hiervan niet goed begrijpen)
" de kamer van mijn secretaris in brand gestoken en hebben hierdoor
" de buren en de verder af wonende personen in verslagenheid ge-
" bracht. Zo verlopen de zaken van deze arme wereld.
"
Ik gelast de heilige Maagd, Hulp der Christenen, ermee
" zich naar uw huis te begeven, u overvloedige zegeningen te brengen,
" de voortdurende beschermster en bewaarster van uw familie en van
" al uw belangen te zijn, maar niet van uw geld, dat u moet brengen
" voor het bouwen van de kerk van het tehuis van Saint-Pierre. In-
" dien u de heer ingenieur Levrot en de gebroeders Bonin zou zien,
" dan verzoek ik u ze mijn hulde te willen betuigen. Overmorgen
" vertrek ik uit Rome om, als het God belieft, omstreeks het einde
" van de maand te Turijn te zijn.
"
Ik beveel me aan de liefdadigheid van uwe heilige gebeden
" aan en geef u de verzekering dat ik in Onze Heer Jezus Christus
" steeds van u zijn zal
"
de zeer verplichte en zeer genegen vriend
" Rome, 18 april 80
Priester Gio. Bosco
"
" P.S. Ik heb niet kunnen antwoorden op uw brief waarin u mij een
"
keer hebt aanbevolen, wiens kleine neef erg ziek is. Ik heb
(1) "Beslagleggers" voor mensen van de regering die de goederen van de kerk wederrechte-
lijk in beslag namen of stalen, was een woord dat zeer veel door katholieke schrij-
vers gebruikt werd. Vooral te Rome heeft de fijne kwinkslag van Don Bosco zijn bij-
zondere betekenis.

41.4 Page 404

▲back to top
- XIV/402 -
"
aanstonds het bevel gegeven dat er special gebeden, missen
"
en zegeningen iedere ochtend in de kerk van Maria, Hulp der
"
Christenen, te Turijn zouden gedaan worden. Ik heb hem ook
"
heel graag iedere ochtend in de heilige mis aanbevolen. Ik
"
weet niet of God onze gebeden verhoord heeft of dat zijn
"
heilige Wil op een andere manier vervuld werd. Ik zou het
"
graag vernemen, want hij beloofde veel voor de kerk van
"
ons tehuis.
De laatste bezoeken en het vertrek, volgens het dagboek: "19 april.
Don Bosco begaf zich bij kardinaal D'Avanzo, die zei dat hij salesiaan
zou willen worden. 's Avonds was Don Bosco bij Mgr. Jacobini, dan bij
kardinaal Nina. Don Dalmazzo en ik gingen dineren ten huize van de Vitel-
leschi. - 20 april. 's Ochtends. Don Bosco ging op bezoek bij baron Tho-
mas Celsia, via S.Eustachio. Dan bij kardinaal Mertel en Martinelli, mar-
kiezin Cavalletti en ten huize van de familie Vitelleschi en ik bij heer
Alessandro om een groet te brengen aan mevrouw onze weldoenster Matilde
en Adelaïde. Het de trein van halfzeven vertrokken wij naar Magliano; in
het station begroette een stationbediende, onze oud-leerling, een zekere
Miglietta, Don Bosco in Piemontees dialect".
Maar vertrekken betekende niet dat er niets meer diende gedaan te
worden. De procurator diende hieraan te denken volgens de onderrichtingen
die Don Bosco hem gegeven had of zou geven. Dat is de reden van volgend
memorandum door Don Bosco nagelaten.
- Twee eretekens, een voor de heer baron de Monremy van Verdun, de an-
dere voor de heer Giuseppe Bruschi van Spezia zijn definitief ver-
leend.
- Voor de heer ingenieur Levrot een belofte van de kardinaal-secretaris.
De zaak ligt nu bij de ordinarius die een mooie aanbeveling heeft.
- Bij de Heilige Vader kon ik mij niet meer begeven en het werd mij niet
meer toegestaan mij aan te melden voor de audiëntie, waartoe hij mij
uitgenodigd had.
- De zaken van de Missies en van het vicariaat van Patagonië zijn onaf-
gewerkt gebleven.
- Veel dank aan Kardinaal Alimonda. Onze voorrechten die ons ontnomen
werden, aanbevelen. Hij bezit er een kopie van evenals de Heilige
Vader.
- Voor Mgr. Rampolla: (1)dat de brieven voor het vicariaat zich alle
bevinden in de secretarie voor buitengewone kerkelijke zaken.
Gedurende het verblijf van Don Bosco te Rome was de procurator
getuige van een duidelijke voorspelling en van haar vervulling. Don Bosco
ontving uit Frankrijk een brief, waarin een dame hem smeekte zijn zegen
(1) Hij was toen secretaris van de Propaganda van de zaken van de Oosterse cultus.

41.5 Page 405

▲back to top
- XIV/403 -
te zenden aan haar enige dochter die zwaar ziek was. - "Hier is een dame,
zei hij aan Don Dalmazzo, die van mij speciale gebeden verwacht voor de
genezing van haar dochter die amper twee jaar oud is. Maar wat moet ik
haar antwoorden? Haar dochter zal zeker sterven."
- "Het is wel hard iets dergelijks te moeten antwoorden", merkte
Don Dalmazzo op.
- "Antwoord jij haar!"
- "Wat moet ik haar antwoorden?"
- "Schrijf haar dat ik zal bidden opdat zij de heilige wil van God
zou volbrengen door te berusten in zijn goddelijke beschikkingen."
Don Dalmazzo schreef de brief en verzachtte de uitdrukking door de
dame aan te sporen in alles te berusten in Gods wil en door haar de ver-
zekering te geven dat er intussen zou gebeden worden. De dame kon tussen
de regels lezen en daarom stuurde ze direct een telegram aan Don Bosco
waarin ze opnieuw vroeg te willen bidden en meldde dat er nog een brief
zou volgen. Don Dalmazzo toonde het telegram aan Don Bosco en vroeg hem
wat er diende geantwoord te worden. - "Geen antwoord" - zei Don Bosco. De
brief kwam toe. De moeder, bijna uitzinnig bij de gedachte haar dochter-
tje te zullen verliezen, wou volstrekt dat ze zou genezen door de gebeden
van Don Bosco. Nog eens wachtte Don Dalmazzo op het antwoord dat hij
diende te geven. - "Geen antwoord", herhaalde Don Bosco. Ze zou dit kind
niet kunnen opvoeden. Daarom is het beter voor zijn ziel dat het sterft.
Er gingen geen vijf dagen overheen of een telegram meldde de dood van het
kleine meisje.
Het is steeds een genot voor de historicus de getuigenissen te
verzamelen van de machtige en heilzame indruk die de persoon van Don Bos-
co uitoefende op wie hem naderde of hem ook maar zag. Immers de herhaling
van dergelijke verklaringen van verschillende zijden en op verschillende
tijdstippen is een voortdurend bewijs van zijn onbetwistbare superiori-
teit als mens en van zijn geestelijke waarde als heilige. In dat jaar
studeerde te Rome in de wijsbegeerte de seminarist Peri-Morosini, die na-
dien opklom tot het episcopaat en apostolisch administrator van het kan-
ton Ticino werd. Welnu, op een avond waren hij en zijn makkers in groep
aan het wandelen en trokken ze over de Piazza San Luigi dei Francesi,
toen ze de zachte figuur van een priester zagen, in wie sommigen Don
Bosco herkenden en het aan de anderen voortzegden. Onze kleine abbé,
liep, zonder te letten op de regel die verbood uit de rijen te gaan, naar
hem toe, groette hem en kuste hem de hand. - Het is onnodig te zeggen wat
mijn indruk was, verhaalde hij als bisschop op een plechtige academische
zitting ter gedachtenis aan Don Bosco te Ascona.(1) Ik dacht: Don Bosco
is de levende weergave van het karakter van de Nazareeër: zacht, zoet,
goed, nederig, zedig. Zo moet Jezus geweest zijn!
(1) Bollettino Salesiano, juli 1908.

41.6 Page 406

▲back to top
- XIV/404 -
H O O F D S T U K XVIII
VAN ROME NAAR TURIJN OVER MAGLIANO, FLORENTIE, LUCCA,
LA SPEZIA EN SAMPIERDARENA.
Toen Don Bosco uit Rome vertrokken was, weerklonk kort nadien zijn
naam voor een grootse vergadering. Het nationale werk van de katholieke
congressen, waarvan de bedoeling was de krachten van de Italiaanse katho-
lieken te bundelen ter verdediging van de Kerk en de Paus van Rome, had
gewestelijke comités opgericht, die af en toe samenkwamen om te spreken
over godsdienstige belangen naargelang de behoeften van de verschillende
plaatsen. Het Romeins comité hield zijn eerste samenkomst voor Latium op
21 en 22 april. De aanwezigen vergaderden in de prachtige zalen van het
Altemps-palazzo. Erevoorzitter was Zijne Eminentie de kardinaal-vicaris;
naast hem zaten aan de ene kant hertog Salviati, de werkelijke voorzit-
ter; prins Don Camillo Rospigliosi, de geestelijke assistent en andere
personen en aan de andere kant verscheidene bisschoppen.
Welnu, tijdens de ochtendzitting van 22 april, stelde advocaat
Frascari voor, dat een van de bestaande katholieke verenigingen de mid-
delen zou zoeken om het grote aantal kinderen die lui door de straten
zwierven, aan de straat te onttrekken om ze een christelijke opvoeding
en onderricht te geven en dat deze vereniging, om doeltreffend te kunnen
optreden, een akkoord zou sluiten met de salesianen van Don Bosco. Het
voorstel werd in stemming gebracht en door beide partijen goedgekeurd.
Don Bosco las er het bericht van in de katholieke kranten, op het ogen-
blik dat hij Magliano ging verlaten. Alleen reeds de ruchtbaarheid, die
een zo gezagrijke erkenning op een zo verheven plaats hem kon bezorgen,
strekte het werk van Don Bosco tot groot voordeel.
In het seminarie van Magliano bleef Don Bosco van 's avonds 20
april tot de ochtend van 23 april. Om zijn komst te vieren werd de zo
genoemde algemene wandeling, die men ieder jaar na Pasen pleegt te doen,
geplaatst op 21 april. We kunnen niet geloven dat dit zo geregeld werd
zonder voorafgaande overeenkomst met Don Bosco, des te meer omdat hij
de vrolijkheid van de uitstap vermeerderde door er persoonlijk aan deel
te nemen. Men trok naar de villa van het seminarie die ligt op de hoog-
ten van Calvi in Umbrië. Na een zo blij doorgebrachte dag, was de ge-
dweeheid van de leerlingen om te luisteren naar de stem van hun over-
sten nog gewilliger geworden; deze zetten hen aan van de tegenwoordig-

41.7 Page 407

▲back to top
- XIV/405 -
heid van Don Bosco te profiteren voor het welzijn van hun zielen. Don
Bosco hoorde de biecht van de kostschoolleerlingen en van de clerici. Na-
dien besteedde hij de overige vrije tijd aan audiënties van personen die
tot het huis behoorden, zodat allen de gelegenheid kregen met hem te
spreken. Hoeveel correspondentie hij daar had af te werken, kan men op-
maken uit een vreemde uitdrukking van de secretaris, die schreef:(1) "Pa-
pa is zeer vermoeid. Te Magliano wou men hem de huid afstropen."
Er ontbraken anderzijds ook geen weerspannigen. Men herinnert zich
in het bijzonder een kostschoolleerling, die niet alleen geen heilig
boontje was, maar die ook tegen zijn wil in het college geplaatst was en
sinds jaren priesters en broeders haatte. Hij heette Mari. Toen Don Bosco
hem ontmoette, legde hij hem zijn hand op het voorhoofd en zei hem: -
"Jij zult eens kloosterling en priester zijn." - Toen de jongen dit hoor-
de, lachte hij schamper en misprijzend, Maar hij bleef niet lachen. Im-
mers in 1890 kwam hij naar Turijn in pij van een minderbroeder van Messa
en was op weg naar de franciscaanse missies van Zuid-Amerika. Hij bracht
een bezoek aan het Oratorio waar hij door Don Rua op het diner uitgeno-
digd werd en daar aan de oversten zijn eigen wederwaardigheden verhaalde.
Op de ochtend van 23 april begeleidde heel het huis Don Bosco naar
het station. Hij vertrok naar Florentië. Het werd een blije en luidruch-
tige begeleiding die vooral de stempel droeg van een vertrouwen dat men
toen niet kende in de verhoudingen van leerlingen en oversten, maar dat
door Don Bosco aangezien werd als een machtig opvoedingsmiddel. Don
Daghero reisde met hem tot Orte, waar men diende over te stappen om 's
nachts om één uur in de bloemenstad toe te komen. Hier verleende markie-
zin Uguccioni, een echte moeder voor de salesianen, hem gastvrijheid in
haar eigen huis. Ook markiezin Nerli placht steeds zeer vriendelijk te
zijn. De secretaris herhaalt ons dat hij die twee dagen doorbracht met
bezoeken af te leggen en te ontvangen, maar voegt er geen bijzonderhe-
den, die enig belang voor de levensbeschrijving hebben, aan toe.
Een overvloedige documentatie in ons archief, waarvan we op het
gepaste ogenblik gebruik zullen maken, laat ons weten dat er sinds twee
jaar te Florentië een comité bestond voor het openen van een salesiaans
huis in deze stad. De invloedrijkste leden ervan confereerden meermaals
met Don Bosco om de manier te vinden waarop de verwezenlijking van deze
onderneming kon bespoedigd worden. Om de waarheid te zeggen, hij had
geen aansporingen nodig en het was voor hem voldoende dat hij de plaat-
selijke behoeften kende; hiermee ging dan zijn ijver voor de redding van
de jeugd gepaard. Maar ditmaal had hij te Florentië een ontmoeting die
hem diep trof en hem veel leed deed daar hij niet meteen hulp kon bieden.
Terwijl hij langs de straten ging, ontmoette hij een lange rij jongens.
(1) Brief van Don Berto aan Don Rua, Florentië, 24 april 1880.

41.8 Page 408

▲back to top
- XIV/406 -
Toen hij vroeg wie ze waren, hoorde hij zeggen dat het kinderen waren van
katholieken die naar de scholen en de tempel van de protestanten gingen
en dat nog andere groepen hen waren voorafgegaan of zouden volgen. Ver-
baasd, beangstigd, bevreesd bij het zien van deze onschuldige schepsels
die aan de Kerk ontrukt werden, beval hij met tranen in de ogen dat men
geen tijd zou verliezen, maar dat men de inspanningen zou vermenigvuldi-
gen om prompt dit groot kwaad te verhelpen. Toen hij nadien van uit Lucca
aan kardinaal Nina schreef, verhaalde hij hem wat er gebeurd was. Op 5
mei antwoordde hem hierop Zijne Eminentie: "Ik dank u voor uw brief van
29 april waarin U mij meedeelt dat u erg bedroefd was om wat U te Floren-
tië gezien hebt. Het was een grote troost zowel voor het hart van Zijne
Heiligheid als voor het mijne te vernemen dat U met waarlijk buitengewone
ijver een dam tracht op te werpen tegen het bederf en de ketterij, daar
waar deze het meest indringen. Zijne Heiligheid waardeert zeer de inspan-
ningen die u hiervoor doet en heeft u van ganser harte de apostolische
zegen die u afgesmeekt hebt, verleend. Tegelijkertijd bidt hij de Heer
dat Hij u de kracht en de moed zou schenken om met steeds grotere vrucht
uw heilige onderneming voort te zetten.
Te Lucca verwekte het nieuws van het tweede bezoek van Don Bosco
de geestdrift van het jaar tevoren. Het nieuws werd in de stad verspreid
door een omzendbrief van directeur Marenco9 die voor die gelegenheid een
conferentie van de salesiaanse medewerkers samenriep in de kerk van het
Heilig Kruis.(1) Van 26 april af tot 1 mei waren de dagen van Don Bosco
volledig gevuld door biechthoren, audiënties en bezoeken zodat hij geen
ogenblik op adem kon komen. De conferentie had plaats op de avond van 29
april. In het kerkje van het Oratorio kwamen de aanzienlijkste en voor-
naamste personen van Lucca samen. Don Bosco sprak er van op de kansel in
een nederige en vriendelijke houding met trouwe inachtneming van de ritu-
ele formaliteiten. Vooreerst richtte hij een woord van hartelijke dank
aan de medewerkers en medewerksters van Lucca voor de bijstand aan de
salesiaanse werken gedurende het pas verlopen jaar. Hij nodigde hen uit
de Heer te bedanken voor de ontvangen weldaden. Daarna sprak hij over de
medewerking met de salesianen in het algemeen en plaatselijk door hun
bijdragen voor de missies van Amerika, voor de huizen in Italië en Frank-
rijk en voor het Oratorio van het Heilig Kruis. Hij somde de recente
stichtingen op, gaf een beschrijving van de belangrijkheid van de nieuwe
missie in Patagonië, waar de heldhaftige pogingen, die drie eeuwen gele-
den gedaan werden verijdeld waren door de wildheid van de Indianen en nu
gingen hervat worden door de salesianen met gegronde hoop op welslagen.
Dan ging hij verder:
(1) Bijv. Doc. 54.

41.9 Page 409

▲back to top
- XIV/407 -
"
Thans zullen deze gevaren een einde nemen en het blijkt
" dat Gods barmhartigheid zich verder wil tonen om de volkeren te
" verlichten die nog in de duisternissen van de afgoderij zitten.
" Het centrum van onze missies is reeds vastgesteld te Carmen di
" Patagones, een post aan de monding van de Rio Negro. Deze rivier
" die neerdaalt van de verre bergen van de Andes, die heel Zuid-
" Amerika doorkruisen in zijn lengte en de Pampa's en Patagonië
" van Chili scheiden, werpt zich, na een loop van bijna duizend
" kilometers in de Atlantische Oceaan. Hij dient als grens tussen
" de Pampa's in het Noorden en Patagonië in het Zuiden. Daarom
" bieden de twee oevers van deze grote rivier een zeer ruim veld
" voor de ijver van de salesiaanse missionarissen aan. Ze zijn
" echter te gering in aantal ten aanzien van de behoeften en daar-
" om dienen wij ze zo vlug mogelijk te hulp te komen met een nieu-
" we en talrijke expeditie. Maar waar zullen wij de middelen daar-
" toe halen? Dit wordt nu aanbevolen aan de liefdadigheid van de
" salesiaans medewerkers. Iedereen dient mee te werken in de mate
" van zijn mogelijkheden met een gift in geld uit eigen beurs. Wie
" dit niet kan doen spanne zich in om hulp te zoeken bij zijn ver-
" wanten en kennissen en vrienden. Deze missionarissen zijn be-
" reid hun leven te geven voor het geloof en wij geven onze beurs.
"
Wanneer we thans overgaan tot de lokale medewerking dan
" moet ik u allen van harte bedanken en dit weze gezegd vooreerst
" tot Gods glorie en dan tot roem van de stad Lucca. Hier ook kon-
" den wij dank zij uw liefdadigheid, een Oratorio voor zon- en
" feestdagen openen, daarna avondscholen, dan dagscholen en ook een
" tehuis waar reeds een veertigtal jongens werden opgenomen om een
" vak te leren en de studies te doen die door hun beroep gevergd
" worden. Allen worden echter opgevoed en onderricht in onze hei-
" lige katholieke godsdienst en groeien op tot goede christenen en
" rechtschapen burgers. Wij hebben dit huis kunnen aankopen, of-
" schoon het nog niet betaald is, want niettegenstaande de inschik-
" kelijkheid in de prijs en het contract, moeten er nog 40.000 li-
" res betaald worden. Dan is het eveneens nodig te denken aan het
" onderhoud van de jongens die niet van de hemelse dauw kunnen le-
" ven. Ook hebben de leraren en de directeurs, niettegenstaande hun
" grote zuinigheid, hulp nodig om te kunnen werken. Daarom hebben
" we met dit doel lang onderhandeld met Zijne Excellentie, onze
" vereerde aartsbisschop en hebben wij beslist aan iedere medewer-
" ker een formulier in blanco te sturen. Iedereen zal trachten in
" te vullen wat zijn hart, zijn liefdadigheid en zijn stand hem
" zullen ingeven; ofwel zal hij ervoor zorgen bij andere personen
" een gift te bekomen die voor dit doel bestemd wordt. Op deze ma-
" nier wordt iedere medewerker tot collecteur of inzamelaar van
" giften gemaakt. Op het einde van iedere maand zal hij aan de di-
" recteur laten geworden wat hij heeft kunnen inzamelen ofwel zal
" de directeur zelf eens komen zien of hij iets kan ontvangen. Op
" deze manier zal het werk en de uitgaven, die onder zovele perso-
" nen verdeeld zijn minder gevoeld worden en minder drukkend zijn.

41.10 Page 410

▲back to top
- XIV/408 -
"
Maar men kon ook op een andere manier hulp bieden. Zo weet
" ik, bij voorbeeld, dat verleden jaar de liefdadige kloosterzus-
" ters Benedictinessen driemaal per week aan de salesianen soep heb-
" ben gezonden. Anderen, die geen geld konden geven, gaven linnen-
" goed, zoals hemden, lakens, keukengereedschap. Anderen schonken
" stoelen en nog anderen kochten banken voor de klassen en zo ver-
" der. Maar u zult mij zeggen: Welk loon zullen wij voor dit alles
" ontvangen? En deze vraag is gegrond, daar dit redelijk is en daar
" een mens, eer hij een goed werk onderneemt, zich steeds deze vraag
" stelt. Uw loon zal erin bestaan te hebben bijgedragen tot de red-
" ding uit de geestelijke en misschien ook uit de tijdelijke nood
" van zovele knapen, die anders misschien verloren zouden gaan en
" in de gevangenis zouden raken, te hebben verhinderd dat deze kna-
" pen de gesel van de maatschappij zouden worden. Geloof me vrij:
" indien u thans de penning weigert voor hun opvoeding, zullen ze
" hem misschien later uit uw geldbeugel komen halen. Maar indien
" u thans zorgt dat u hen te hulp kunt komen, dan krijgt deze zaak
" een heel ander uitzicht. Zij zullen u zegenen, u als weldoeners
" erkennen en bij gelegenheid zullen ze ook bereid zijn u te ver-
" dedigen en eveneens hun leven te geven om het uwe te redden.
" Bovendien zullen ze steeds voor hun weldoeners bidden en het ge-
" bed van de arme stijgt steeds met welgevallen tot voor de troon
" van de Eeuwige. Daarenboven worden er in alle kerken en huizen
" van de salesianen iedere dag speciale gebeden gedaan voor alle
" salesiaanse medewerkers.
"
Maar, wij christenen, dienen om een hogere beweegreden
" te werken, namelijk, een beweegreden door ons geloof ingegeven.
" De Heer belooft reeds het honderdvoudige in dit leven en het
" eeuwig geluk ín het andere voor ieder liefdadigheidswerk dat uit
" liefde tot Hem gedaan wordt. Bovendien voegt hij er in het evan-
" gelie bij en legt Hij ons de verplichting op: Quod superest, date
" pauperibus, geef het overtollige aan de armen. Maar waar kunnen
" wij dit overtollige vinden om er ons van te bedienen ten voordele
" van de armen? Men kan het overtollige vinden door de reizen na te
" laten die men enkel voor zijn plezier doet, in wat minder koste-
" lijke kleren, in het tafelgerei, in de tapijten en noem maar op.
" Ook bij de bals en het theaterbezoek. Dit geldt echter niet voor
" u maar voor hen die hier niet zijn.
"
Maar om terug te keren op het loon dat door de Heer honderd-
" voudig beloofd werd, wie onder u zou niet graag geven, wanneer ie-
" mand op dit ogenblik, aan de deur van de kerk kwam, vooruit trad
" en aan elk van u zou zeggen: Vooruit, wie wil geld uitzetten te-
" gen een intrest van honderd voor een? Hij kome vooruit. Ik geloof
" dat niemand zou weigeren zijn penning te geven. Welnu, het staat
" vast dat de Heer dit honderdvoudige op de wereld geeft. Nu eens
" bewaart hij een kind in het leven, dan weer schenkt hij voorspoed
" aan de akkers of vrede in de familie, of gezondheid; dan bespaart
" Hij u zware ziekten waarin men een gedeelte of zelfs zijn hele pa-
" trimonium uitgeeft aan artsen en medicamenten. Soms vermijdt Hij u

42 Pages 411-420

▲back to top

42.1 Page 411

▲back to top
- XIV/409 -
" processen die eindigen met de stoffelijke ondergang van de fami-
" lie. Hij zorgt ervoor dat de kinderen eerbied betuigen tegenover
" hun ouders en dat de ouders genegenheid koesteren voor hun kinde-
" ren. Hij verdedigt u tegen bepaalde ongelukken en dergelijke za-
" ken meer. Kortom, de Heer vindt op duizenderlei wijze het middel
" om u te zegenen en u het honderdvoudige te schenken voor de lief-
" dadigheidswerken die wij verrichten ten voordele van de arme jon-
" gens, en bovendien het eeuwige leven.
"
Maar wat ons het meest zal vertroosten zal stellig zijn wat
" de Heer aan elk van ons zal zeggen, wanneer wij ons voor zijn god-
" delijke rechtbank zullen aanmelden. Hij zei dat Hij als aan zich
" zelf gedaan aanziet, wat men voor een van zijn geringsten, en dat
" zijn de arme jongens, doet. Hij zal ons dus zeggen: Ik was naakt
" en had geen kleren en gij hebt mij gekleed, ik was hongerig en gij
" hebt mij te eten gegeven, ik was een vreemdeling op reis en gij
" hebt mij opgenomen. Ik was verlaten en gij hebt mij aanvaard en
" een tehuis gegeven. Kom dus om de eeuwige beloning te ontvangen,
" die voor U ab aeterno bereid werd. Tot wie deze werken niet zal
" gedaan hebben, zal Hij zeggen: Ik had geen kleren en gij hebt mij
" niet gekleed, ik had honger en gij hebt mij niets te eten gege-
" ven, ik was verlaten en gij hebt mij niet opgenomen.
"
Uiteindelijk zullen wij de grootste troost genieten op het
" ogenblik van de dood, omdat dan de jongens, aan wie wij een wel-
" daad hebben bewezen, zich tot God zullen wenden en zeggen:
" Dezen hebben mijn ziel gered en Gij redt hun ziel: Anímam sal-
" vasti, animam tuam praedestinasti.
De vrome gezinnen van de stad achtten zich gelukkig Don Bosco, al
was het maar voor enkele ogenblikken, in hun huis te ontvangen. De kloos-
terzusters benedictinessen wilden dat hij naar hun klooster kwam om zijn
zegen te geven aan een zieke medezuster en misschien gaven ze hem, wegens
het late uur, een verkwikking. De huidige abdis toont met welgevallen aan
de bezoekers de tafel waar ze Don Bosco met enkele salesianen zag zitten.
Toen hij dan het nieuws vernam dat de zieke tot een beter leven was over-
gegaan, toonde hij in zijn antwoord dat hij zich hun vriendelijkheid en
liefdadigheid herinnerde.
"
Moge de barmhartige God Donna Nazzarena, abdis van de be-
" nediktinessen van Cassino te Lucca zegenen en met haar heel haar
" kloosterfamilie. Moge Hij het paradijs schenken aan haar die
" tot de hemelse rust geroepen werd. Moge Hij gezondheid schenken
" aan hen die in leven zijn. Moge de Heer ervoor zorgen dat zij al-
" len, zonder enige uitzondering, na een lang leven de beloning ge-
" nieten voor de soep die zij aan de salesianen gegeven hebben en
" voor vele andere liefdadigheidswerken. Zo zij het.

42.2 Page 412

▲back to top
- XIV/410 -
"
Dat ze ook voor mij bidden die voor hen in Onze Heer
" Jezus-Christus steeds zijn zal
"
" Turijn, 11 juni 1880.
de nederige dienaar
"
Priester Gio. Bosco
De huidige overste houdt eraan, wanneer zij haar commentaar geeft
bij de zin, waarin Don Bosco voor "een lang leven" bad voor de klooster-
zusters van die tijd, te herhalen dat allen ouder werden dan tachtig jaar
en dat de laatste bij haar dood meer dan negentig was.
Ook de voornaamste families van Lucca betwistten elkaar de eer Don
Bosco aan tafel te hebben en dit om geen andere reden dan dat ze hem voor
een heilige hielden. Op de dag die de Conferentie voorafging, aanvaardde
hij de uitnodiging van de heer Bertocchini, die hem tegen een schappelij-
ke prijs die met gedeelten mocht afbetaald worden volgens zijn mogelijk-
heden, een huis verkocht had, namelijk het huis waarvan men een college
ingericht had. De heer en mevrouw Bertocchini ontvingen hem in hun villa
op korte afstand van de stad. Don Bosco liet de directeur en Don Maggio-
rino, Borgatello, catecheet, met hem meegaan. Welnu, deze laatste heeft
schriftelijk bevestigd dat tijdens het diner, wanneer er gesproken werd
over de salesiaanse werken en vooral over het Oratorio, Don Bosco de dis-
genoten in verstomming bracht en hun met de grootste eenvoud twee wonder-
bare gebeurtenissen verhaalde, die werkelijk voor zijn ogen in het hei-
ligdom van Maria, Hulp der Christenen, voorgevallen waren. Daar Don Bor-
gatello zegt dat hij "tekstueel" de woorden aanhaalt die door Don Bosco
uitgesproken werden, doen wij dat ook. Don Bosco zei het volgende: "Ve-
len schrijven het weinige goed, dat de salesiaanse congregatie doet, aan
mij toe, maar ze vergissen zich. Indien Don Bosco wat goed gedaan heeft
en nog doet, dan is hij dit aan zijn jongens verschuldigd. De Heer gaf
aan Don Bosco jongens die zo deugdzaam zijn dat ze echte mirakels ver-
richten en het is door hun verdiensten dat Don Bosco als in triomf voor-
uit gaat. De wereld denkt dat dit het werk is van Don Bosco, terwijl hij
alles aan zijn jongens te danken heeft. Ter bevestiging hiervan zou ik
vele feiten kunnen aanhalen maar volgende feiten mogen daartoe voldoende
zijn. Eens ging ik, omstreeks de avond via de hoofdingang van de kerk van
Maria, Hulp der Christenen, binnen. Toen ik ongeveer in het midden was,
bekeek ik het schilderij en zag ik dat de Madonna met een zwarte doek
bedekt was. Dadelijk zei ik tot mezelf: - "Wie weet waarom de koster het
beeld van de Madonna bedekt heeft?" - Toen ik nader kwam naar het pries-
terkoor, zag ik dat het laken bewoog. Kort nadien kwam het langzaam naar
beneden tot het de vloer raakte, het Allerheiligste aanbad, het kruiste-
ken maakte en buiten ging via de sacristie. Dat laken was een jongen van
Don Bosco, die in een verrukking van liefde zich tot bij het beeld van de
heilige Maagd verheven had, om het beter te zien, te bekijken, te bemin-
nen en haar onbevlekte voeten te kussen. Op een andere keer kwam ik uit
de sacristie in de kerk en zag ik een jongen opgeheven tot op de hoogte

42.3 Page 413

▲back to top
- XIV/411 -
van het heilig tabernakel in het koor geknield ín de ruimte, aanbad hij
het Allerheiligste, hield het hoofd gebogen en liet het steunen tegen
het deurtje van het tabernakel in zoete, liefdevolle vervoering als een
hemelse serafijn. Ik riep hem bij zijn naam en aanstonds bewoog hij zich
en daalde geheel verward op de grond terwijl hij mij bad dit aan niemand
bekend te maken. Ik herhaal dat ik veel andere feiten van dien aard kan
vertellen om te laten zien dat hij al het goede wat Don Bosco doet vooral
aan zijn zonen verschuldigd is."(1)
We zullen ook nog iets anders vermelden dat voorgevallen is daags
na de conferentie. Don Bosco celebreerde die ochtend omstreeks acht uur
de heilige mis in de kerk van het heilig Kruis, tjokvol met mensen van
iedere stand. Terwijl hij de mis deed werd daar een zestienjarige jongen
gebracht, die, naar men zei, geplaagd werd door kwellingen van de duivel.
Er ontbraken geen aanwijzingen die voldoende aanvaardbaar waren om te
veronderstellen dat de ongelukkige zich werkelijk in de macht van de boze
geest bevond. Hij kwam uit de omgeving van Lucca. Hij was vergezeld van
vader en moeder en van nog een andere persoon. Het was hun inzicht dat
Don Bosco hem zou zegenen. De jongen ging alleen rustig tot aan de deur
van het instituut; maar zodra hij een priester zag, dienden de twee man-
nen een reuzeninspanning te doen om hem binnen te slepen hij ging zo ge-
weldig te keer dat hij zich losrukte en zich op de grond wierp: dan sloop
hij weg om zich te gaan verbergen, bracht geen woord meer uit en schopte
naar ieder die hem wou naderen. Hij probeerde vooral de priesters vuist-
slagen toe te dienen. Hij werd tot onmacht gebracht door de krachtige
armen van hen die hem bij de voeten en bij de handen vasthielden, maar
trachtte dan te bijten en zich op hen te werpen. Hoe hij zich ook ver-
weerde en weigerde vooruit te gaan, op het einde van de mis droegen ze
hem met enorme moeite door de kerk naar de sacristie. Allen zagen hoe
hij, toen hij voorbij het Allerheiligste kwam, vreselijk met de tanden
knarste en ze hoorden een langdurig gefluit als het sissen van iets dat
in de braadpan aan het braden is.
Uiteindelijk kwamen ze tot bij Don Bosco, nog helemaal verslon-
den in zijn dankzegging na de heilige mis.
Don Bosco stond op van zijn bidstoel, bekeek hem met een uitdruk-
king van groot meelijden, zegende de bezetene, las enkele gebeden over
hem en duidde aan de ouders aan welke gebeden ze de hele maand mei zou-
den bidden. Daarna stelde hij verschillende vragen aan de ongelukkige
(1) Brief van Don Borgatello aan Don Lemoyne, Punta Arenas (Magallanes), 22 september
1905. Daarom gaat hij aldus verder: "D. Giov. Marenco zal zich zeker alles herin-
neren wat ik u hierboven geschreven heb. Ofschoon er verscheidene jaren verlopen
zijn, herinner ik me dit alles volkomen alsof ik pas gisteren door Don Bosco deze
dingen hoorde vertellen, zo goed zijn ze in mijn geest vastgeankerd gebleven. U kunt
ermee doen, wat u best oordeelt voor de roem van onze goede Vader Don Bosco met
volkomen zekerheid, dat wat ik u zeg de zuivere waarheid is."

42.4 Page 414

▲back to top
- XIV/412 -
die enkel maar antwoordde op de manier van een stomme. Hij spuwde echter
op de medaille die Don Bosco hem liet kussen en probeerde ze nu eens met
de hand te grijpen en ze weg te werpen en dan weer met de mond om er zijn
tanden in te zetten en ze te verbrijzelen. Don Marenco die in een doosje
een "haar" bezat, waarvan men dacht dat het van de Madonna was, wou de
authenticiteit van de relikwie beproeven. Hij bracht het nader bij hem
maar klemde het toch goed vast in zijn vuist, opdat de woesteling het
niet zou zien. Deze brak echter dadelijk uit in zo een geweldige woede
dat hij vrees inboezemde.
De ouders zeiden dat hij Francesco heette en dat het voor hen on-
mogelijk was hem te doen bidden en dat hij zelfs de andere leden van de
familie niet liet bidden. Van hen vernam men eveneens dat hij in die
staat geraakt was op de dag van Sint-Jozef en dat hij zich al tweemaal
vanuit een raam op een hoogte van vijf meter naar beneden had geworpen
zonder enig letsel.
Toen hij buiten gesleurd was en nauwelijks buiten het zicht van de
geestelijken en ver van de gewijde voorwerpen was, kreeg hij weer mees-
terschap over zich zelf, begon alleen te lopen en sprak normaal. Hij zei
onder meer, dat hij de medaille zou omhangen wanneer hij ver van de stad
zou zijn, maar niet in de stad anders zou men hem vermoord hebben. Wij
hopen dat met de maand van Maria ook de bezetenheid zal geëindigd zijn,
dank zij de gebeden door Don Bosco bevolen, maar wij weten er niets over.
(1)
Twee oude vrienden van Don Bosco, markies Massoni en de heer Bur-
lamacchi, hadden een huisje gekocht te Viareggio met het inzicht het aan
de salesianen af te staan ten bate van de verlaten jeugd, die daar zeer
talrijk was. Ze verwachtten hem dus opdat hij het zou zien en een beslis-
sing zou nemen. Don Bosco ging op hun wens in, maar wij weten niet wat er
besloten werd. We kennen een enkele omstandigheid waaruit blijkt welke
grote verering allen voor hem hadden die met hem in contact kwamen. Me-
vrouw Burlamacchi deed hem eerst de eerbewijzen van het huis en liet hem
dan in een appartement op de bovenverdieping brengen, waar alle vreemden
(1) Tussen juni en juli beval een priester uit Lucca, die nadien pastoor werd van San
Leonardo in Borghi, Don Raffaele Cianetto en die misschien het hierboven verhaald
geval indachtig was, aan Don Bosco een jong meisje aan, dat hem gekweld scheen te
zijn door de boze geest. Don Bosco antwoordde hem:
Beste D. Cianetto,
1) Ik zal bidden en graag laten bidden voor de zusters dominikanessen aan wie God zijn
kruis toevertrouwt.
2) Een niet klein kruis draagt het halfbezeten jonge meisje. Moge God haar zegenen en
haar helpen.
3) Bid voor mij die in Jezus Christus ben
uw toegenegen vriend
Turijn, 3-7-80.
Priester Gio. Bosco

42.5 Page 415

▲back to top
- XIV/413 -
en ook zij zelf buiten bleven. Dan liet ze, een voor een, alle leden van
haar gezin bij hem gaan om van hem een goed woord te vernemen en zijn
zegen te ontvangen.
Die avond vertrok hij verder naar La Spezia. Daar waren ze te gast
bij de heer en mevrouw Bruschi, omdat het onmogelijk was voor hen een
plaats te vinden in het enge appartement dat door de salesianen werd ge-
huurd. Don Bosco, die daar daadwerkelijk bemerkte dat het noodzakelijk
was lokalen te hebben die beter aangepast waren voor de ontwikkeling van
het werk, wou volstrekt dat de directeur Don Rocca zich zou inspannen om
de middelen te vinden, wanneer hij een gebouw kon optrekken dat geschikt
was om geleidelijk vergroot te worden. Om de waarheid eer aan te doen
dienen wij te zeggen dat het begin niet erg bemoedigend was; want omzend-
brieven, bezoeken, conferenties van Don Rocca maakten niet veel indruk op
de mensen van La Spezia van die tijd. Maar Don Bosco die zijn redenen had
om daar niet als huurder te blijven, verloor er de moed niet bij. Op het
ogenblik was het voldoende dat men met het weinige ingezamelde geld de
fundamenten zou leggen voor een huisje. Daarna zou het overige wel komen,
zoals het ook in werkelijkheid gebeurde.
Om niet te moeten terugkeren op dit begin van uitbreiding, waarvan
de fundamenten op 16 augustus gelegd werden, zullen we hier een bijzon-
derheid bijvoegen. Pas waren de werken begonnen of Don Bosco moest aan de
kardinaal-beschermheer een verslag sturen, waarin hij een beschrijving
gaf van de vorderingen die de congregatie overal maakte, van het goed dat
ze bewerkte en van de geestelijke voordelen die de bevolking door de
ijver van de salesianen ontving. Hij maakte daarom van de gelegenheid ge-
bruik om aan Zijne Eminentie de omstandigheden te La Spezia bekend te ma-
ken en de dringende noodzakelijkheid daar een geschikt en ruim huis te
bezitten. Om deze reden verzocht hij hem aan de Heilige Vader het voor-
stel te doen dat de subsidie, hem sinds november 1877 toegestaan, merke-
lijk vooraf zou betaald worden, wat dan zou toelaten de onmisbare vergro-
tingen wat sneller te doen gebeuren. Zijne Eminentie Kardinaal Nina ant-
woordde hem op 26 augustus. Na te hebben gewezen op de buitengewone toe-
stand waarin de Heilige Stoel zich bevond en op de talrijke en dwingende
behoeften waaraan hij het hoofd diende te bieden in die heilloze tijd van
strijd en tegenkantingen, deelde hij mee, dat ondanks de kritieke omstan-
digheden van de schatkist, Zijne Heiligheid verlangde, zover het hem toe-
gestaan was, op zijn verzoek in te gaan en zich gewaardigde het ten min-
ste gedeeltelijk in te willigen. Hij had dus beschikt dat aan Don Bosco
ten titel van lening een bedrag zou worden verstrekt van zesduizend lires
die zou afgelost worden bij middel van honderd lires per maand. Daarbij
voegde hij bij deze som een bedrag van tweeduizend lires voor het cele-
breren van evenveel missen. Toen Don Bosco deze dubbele hulpsom in handen
had, liet hij, die het bevel gegeven had een voorlopig huis met een ver-
dieping te bouwen en het terrein aan te kopen, aan Don Rua schrijven dat
er nog een verdieping zou bijkomen, zoals dan ook gebeurde. Op deze ver-

42.6 Page 416

▲back to top
- XIV/414 -
dieping was het mogelijk een dertigtal bedden te plaatsen, zodat men met
een tehuis kon beginnen.(1)
Van de ene pleisterplaats tot de andere naderde Don Bosco Turijn.
Op 3 mei was hij te Sampierdarena. Al wat we over deze dagen weten staat
samengevat in volgende korte nota's van Don Berto: "Maandag(3) omstreeks
2 uur vertrokken we weer naar Genua. We kwamen er rond halfzeven toe.
- Daags nadien, dinsdag 4 mei ging Don Bosco met Don Albera bij de aarts-
bisschop dineren. In het tehuis was er ook Don Ronchail, - Op woensdag 5
mei dineerde Don Bosco thuis met Baron Héraud. Ome halfvijf begon in de
kerk de lezing van het veertiende kapittel van het leven van de H. Fran-
ciscus van Sales, over zijn liefdadigheid tot de naaste. Toen er ongeveer
180 medewerkers tegenwoordig waren, besteeg Don Bosco de kansel en hield
hij voor hen een conferentie van ruim vijf kwartier.(2) Men luisterde
aandachtig. Hij gaf de zegen met het Allerheiligste. Na de lezing werd
het motet Tota pulchra es, Maria gezongen. Na de toespraak het Sit nomen
Domini benedictum. Daarna het Tantum Ergo met muziekbegeleiding. Na de
zegen belegerden priesters, heren en dames Don Bosco in de sacristie,
allen met het verlangen hem een woord te zeggen, zijn hand te kussen,
zich in zijn gebeden aan te bevelen, zijn zegen te ontvangen en een me-
daille uit zijn handen te krijgen. Niemand ging heen eer hij zijn doel
bereikt had. De geldinzameling bracht circa 550 à 600 lires op. De aarts-
bisschop kon niet komen omdat het daags voor Ons Heer Hemelvaart was. Dit
was ook het geval met verscheidene priesters-medewerkers. Toch stuurde de
aartsbisschop aan allen die daar verzameld waren zijn bisschoppelijke ze-
gen. Alvorens van de kansel te komen liet Don Bosco weten dat men op de
binnenspeelplaats van het instituut een verfrissing kon bekomen wanneer
men wenste nog wat te blijven. Daarna gingen de genodigden luisteren naar
de uitvoering van instrumentale muziek. Deze deed het goed, want ver-
scheidene stukken van beroemde en klassieke auteurs werden uiterst vol-
maakt uitgevoerd. Zo was Don Bosco, wat zijn persoon betrof eerst om-
streeks het souper vrij. - 's Anderendaags donderdag 6 mei, feest van Ons
Heer Hemelvaart, brachten we door te Sampierdarena. 7 mei omstreeks kwart
over zeven trokken we naar het station, vergezeld van Don Cerruti en Don
Francesia en bereikten het Oratorio omstreeks halfeen. Daar stonden op de
speelplaats de jongens opgesteld van aan de ingang tot aan de refter, sa-
men met priesters en clerici. Ze ontvingen Don Bosco op muziek. Tijdens
het diner zongen ze een hymne. Na een afwezigheid uit het Oratorio van
ongeveer vier maanden was het hele huis vol gejubel wegens zijn aan-
komst."
(1) In oktober deed Don Bosco een beroep op de openbare liefdadigheid speciaal om ook de
kerk te kunnen bouwen.
(2) Over deze conferentie, de eerste die gehouden werd te Sampierdarena, bestaat een
verslag in het Bollettino van juni, gesteund op aantekeningen van Don Berto.

42.7 Page 417

▲back to top
- XIV/415 -
Alvorens Sampierdarena te verlaten had hij door zijn tegenwoordig-
heid zijn zonen van Varazze willen troosten. Ook de Zusters van de Barm-
hartigheid te Savona reikhalsden naar zijn komst en verlangden dat hij
hun overste, die zwaar ziek was, zou zegenen. Maar zowel aan het ene als
aan het andere bezoek moest hij verzaken en schreef dan aan de nieuwe di-
recteur Don Monateri het volgende:
"
Mijn beste Don Monateri,
"
"
Ik moet dringend te Turijn zijn. Daarom kan ik de omweg
" over Varazze en Savona niet doen. Ik verwacht je te Turijn op de
" tijd dat je er zult kunnen komen. Geef intussen aan de Zusters
" van de Barmhartigheid de verzekering dat ik niet zal nalaten voor
" hen en voor hun overste te bidden. Zodra ik te Turijn aankom, zal
" ik speciale gebeden doen aan het altaar van Maria, Hulp der Chris-
" tenen, opdat God deze waardevolle zuil, ja, het fundament van dit
" wonderbaar instituut, nog in leven mag behouden.
"
God moge je zegenen, mijn beste D. Monateri, groet harte-
" lijk al onze medebroeders en al onze leerlingen en bid voor mij
" die voor jou in Jezus Christus steeds zijn zal
"
een toegenegen vriend
" Sampierdarena, 7 mei 1880.
Priester Gio. Bosco
Hij was nog niet uitgerust van de vermoeidheid van een zo lange
en lastige reis of hij diende al te antwoorden op twee brieven van abbé
Guiol, die intussen toegekomen waren en die handelden over zaken die ver-
band hadden met de bouwwerken te Marseille. De toon en de lengte van de
brief wijzen er duidelijk op hoe hij de medewerking van de brave pastoor
van Saint-Joseph waardeerde en hoe hij eraan hield hem werkelijk in niets
onaangenaam te zijn. Uit deze brief halen wij een andere belangwekkende
bijdrage over het nieuws dat we al over de pauselijke audiëntie verzameld
hebben.
"
Mijn beste heer Pastoor,
"
"
Uw brief van 25 april bereikte mij te Lucca, en die van 5
" mei te Sampierdarena. Nu bevind ik mij vast te Turijn. Uw brieven
" schenken mij de grootste troost en laten me steeds meer besef-
" fen dat de uitleg aan de Heilige Vader gedaan over uw ijver
" voor de liefdadigheidswerken werkelijk in niets overdreven is.
" D. Bologna schrijft mij zeer vaak en vertelt mij over uw onop-
" houdende bezorgdheid voor het werk van Saint-Léon, waarbij hij
" mij uitnodigt u te bedanken, zoals het mijn bedoeling is dit
" door deze brief te doen.

42.8 Page 418

▲back to top
- XIV/416 -
"
Na uw brief die mij meldde dat een oppervlakte van circa
" 2000 vierkante meter terrein naast onze werkhuizen te koop was ge-
" steld, ben ik begonnen te bidden en heb zelfs beschikt dat onze
" jongens 's ochtends en 's avonds speciale gebeden zouden doen aan
" het altaar van Maria, Hulp der Christenen, om de middelen te vin-
" den die hiervoor nodig zijn. God zal ze ons zeker binnenkort la-
" ten vinden daar het plan tot zijn grotere glorie zal strekken. Ik
" zal niet nalaten aan Madame Prat te schrijven en haar over het
" werk te spreken, zonder nochtans een formele vraag te doen?
"
Ik heb aan diezelfde dame geschreven, zoals ik thans aan u
" schrijf, mijn beste Heer Pastoor, dat de Heilige Vader de salesi-
" aanse missies in Patagonie tot een apostolisch vicariaat zal op-
" richter en daar er studies nodig zijn en missionarissen speciaal
" moeten klaargemaakt worden voor deze verre en wilde streken, stelt
" de Heilige Vader zelf voor, indien het mogelijk is, een college op
" te richten dat zou genoemd worden: seminarie voor de missies van
" Patagonië en dat, zo mogelijk, zou verbonden zijn aan het Oratorio
" dat zijn naam draagt. - Marseille, zegt hij, is een stad die zeer
" katholiek is, die edelmoedig is en centraal gelegen wegens de ge-
" makkelijke verbindingswegen met Europa en met Amerika. Schrijf
" namens mij aan die vrome sociëteit dat ze zich met een werkelijk
" christelijke ijver zou bezig houden met uw tehuizen in die stad,
" zeg hun dat het een groot werk is en dat het mijn inzicht is het
" aan hun liefdadigheid aan te bevelen! Wanneer u een antwoord ont-
" vangen hebt, deel het me dan mee.-
"
Spreek er dus over, beste heer Pastoor, met de heer Rostand
" en indien hij het goedvindt, spreek er over met de Raad van de
" Société Beaujour, en ook met onze comités en zeg er mij dan iets
" over om zo de gedachte van de Heilige Vader te kunnen verwezen-
" lijken. Zoals u wel degelijk bemerkt, worden de société Beaujour
" en onze comités geroepen tot zaken die geen gewone zaken zijn.
" Omnia possumus in eo, qui nos confortat.
"
De brief in handen van de Heilige Vader gelaten voor sommige
" geestelijke gunsten voor de leden van onze comités werd opgesteld
" in de bewoordingen die u mij aangeduid hebt, maar er is tijd voor
" nodig. Kardinaal Alimonda is ermee gelast deze en een andere gunst
" te gaan halen, zodra ze zullen ondertekend zijn.(1)
"
Ik ben uiterst vermoeid te Turijn toegekomen. In ieder huis
" van de salesianen werd ik dadelijk belegerd door een massa mensen
" die mij geen ogenblik met rust lieten. Ondanks alles heb ik grote
" vertroostingen gehad. De eendracht, de christelijke liefde, het
" onderhouden van de regel heerst bij alle salesianen en de Heilige
(1) De "andere gunst" zal, naar we mogen veronderstellen, een eretitel geweest zijn die
hij voor kanunnik Guiol gevraagd had, maar vanwege de staatssecretarie (brief van
Mgr. Cretoni, 26 augustus 1880) werd aan Don Bosco in naam van de Heilige Vader met
een non expedire geantwoord.

42.9 Page 419

▲back to top
- XIV/417 -
" Vader, die hierover al ingelicht was, zei mij dat het wonder-
" baar was, wat adiuvante Deo, gedaan werd. De geest van vroom-
" heerst bij onze leerlingen en dit jaar zal misschien het aantal
" roepingen voor de congregatie kunnen verdubbeld worden.
"
Ik verzoek u ten slotte, heer Pastoor, aan de verdienste-
" lijke heren en dames van onze comités te willen meedelen dat op
" 16 mei, feestdag van Pinksteren, tweede dag van de noveen van
" Maria, Hulp der Christenen, ik het inzicht heb een heilige mis
" op te dragen volgens hun vrome intenties. Al onze jongens zul-
" len speciale gebeden doen, de heilige communie opdragen en ik
" zal de heilige mis celebreren om de zegeningen van de hemel
" over hen en over hun families af te smeken.
"
D. Cagliero is zeer verheugd over de mooie gift van de
" edelmoedige Madame Jacques voor onze zusters. Ik zal haar recht-
" streeks schrïjven. Laat ons iedere dag een stap verder zetten en
" aldus zullen we naar de hemel klimmen. Maar thans doen al diege-
" nen van ons huis, zijn D. Rua, D. Cagliero, D. Durando enz. samen
" met mij de formele uitnodiging ons een bezoek te brengen op het
" feest van Maria, Hulp der Christenen. Zult u ons dit waardevol
" geschenk doen? Het is wel verstaan dat u samen kunt komen met wie
" u dit verkiest te doen. Laat ons eindigen. Moge de Heer u bewaren,
" u vergelden en, indien u het kunt doen, deel dan dit alles mee
" aan D. Bologna, aan wie ik enkel maar in alle haast kan schrij-
" ven. Bid voor mij die met dankbaarheid en genegenheid steeds
" voor u in Jezus Christus zijn zal
"
een toegenegen vriend
" Turijn, 9 mei 1880.
Priester Gio. Bosco
Twee dagen nadien gaf Frankrijk hem nogmaals een mooie gelegenheid
zijn gevoelens te kunnen uiten tegenover de katholieken van dat land. Op
11 mei kwamen naar het Oratorio abbé Picard en burggraaf De Damas, de
leiders van een Franse bedevaart naar Rome. Don Bosco weerhield de twee
personages aan tafel terwijl de bedevaarders naar de zetel van de katho-
lieke Jeugd trokken. Het bescheiden diner was pas voorbij of een honderd-
tal van hen bekwamen de toelating zich bij Don Bosco in de refter aan te
melden, waar hij nog met zijn gasten en enkele andere priesters aan het
praten was. Daarna brachten ze een bezoek aan het huis. Maar na de zegen
keerden ze terug met al de overigen en werden ontvangen op de tonen van
het muziekkorps onder de galerij van de leerlingen.
Daar werd een gelegenheidshymne gezongen en dan begonnen de toe-
spraken. Nadat het woord was gevoerd door markies Garassini, de voorzit-
ter van de Katholieke Jeugd van Turijn, sprak Don Bosco in het Frans. Hij
verzocht zijn toehoorders niet te willen letten op de gebrekkige vorm,
daar hij sprak in een taal die niet de zijne was, maar op zijn gevoelens
en hij dankte de pelgrims voor de eer die ze door hun bezoek aan het Ora-
torio bewezen. Hij drukte zijn spijt uit dat hij ze niet kon ontvangen,

42.10 Page 420

▲back to top
- XIV/418 -
zoals hij het zou gewenst hebben, in een paleis opgesmukt met rijke ver-
sieringen. Daarna had hij het over hun mooi voorbeeld van geloof en van
gehechtheid aan de Stoel van Petrus en aan de opperherder, daar ze niet
hadden opgezien tegen de ongemakken van een zo lange reis om te Rome hul-
de te brengen aan de Heilige Vader. Hij wees eveneens op het mooie voor-
beeld dat ze aan de Italianen gaven door vrijelijk alle menselijk op-
zicht met de voeten te treden. Hij zei een woord over de stichtingen in
Frankrijk en gaf hun bondig een gedachte van wat een salesiaanse medewer-
ker is, waarbij hij alle aanwezigen uitnodigde zich in de vrome vereni-
ging te laten inschrijven. Wanneer ze dan terug in hun vaderland zouden
zijn, dienden ze zich de salesianen en het Oratorio te herinneren. Deze
baden met hen en deelden met hen hun gevoelens ten opzichte van gods-
dienst en geloof.(1) Pater Picard bedankte welsprekend Don Bosco, de sa-
lesianen en de vereniging van de Katholieke Jeugd, en bracht hulde aan
Don Bosco, aan zijn zonen en aan de inwoners van Turijn. Als laatste nam
het woord de grote katholiek, ingenieur Buffa, secretaris van de katho-
lieke jeugd en een grote vriend van Don Bosco. Hij was een man die het
meer dan anderen waard was niet te worden vergeten door de huidige gene-
ratie van Italiaanse katholieken.
Teen hij ophield met spreken, deelden de leden van de jeugdvere-
niging als aandenken voor de pelgrims een foto uit van de kerk van Ma-
ria, Hulp der Christenen, en een portret van Don Bosco. Op zijn beurt
overhandigde Pater Picard aan Don Bosco een duizendtal medailles door
Leo XIII gezegend voor de jongens van het Oratorio. Alvorens buiten te
gaan, drongen de bedevaarders rond Don Bosco om hem te spreken en zijn
zegen te ontvangen. Verscheidene dames, die met hem enkele woorden had-
den kunnen wisselen, weenden van ontroering.
De uitnodiging "medewerkers" te worden was geen stem in de wind
geweest. Inderdaad, terwijl zangers en muzikanten samen een slotconcert
uitvoerden, wedijverden de bedevaarders met elkaar om zich te laten in-
schrijven. Later doorliep Don Bosco op zijn gemak de lijst van de namen
en stuurde aan wie hem dit opportuun voorkwam, het diploma van medewer-
ker.
De mensen van Marseille, die zich herinnerden wat zich onder hun
ogen had voorgedaan, bestormden hem voortdurend met brieven. Aldus had
hij nooit gedaan met antwoorden en beval hij aan de liefdadigheid van al-
len de behoeften van het huis aan. In een brief aan de directeur drukt
hij ook een ongenoegen uit waarover zijn hart zeer gevoelig was.
(1) Een deel van de eigen woorden door Don Bosco gezegd leest men in het Bulletin Salé-
sien van juni 1880.

43 Pages 421-430

▲back to top

43.1 Page 421

▲back to top
- XIV/419 -
"
Mijn beste D. Bologna,
"
"
Ik stuur je hierbij een brief die je dient te kopiëren en
" ook een andere brief voor Madame Jacques. Je zult ervoor zorgen
" hem in een mooie envelop te steken, er haar adres op te schrijven
" en het haar persoonlijk ter hand te stellen.
"
Ik ga ermee voort te antwoorden op de brieven die ik dage-
" lijks uit Marseille ontvang. Ik bid enz. maar dat zij toch de
" arme jongens van het tehuis van Saint-Léon helpen. Ik weet niet
" welke resultaten dit heeft. Iets ervan komt ook wel naar Turijn.
"
Brogly geeft blijk van zijn verlangen naar Turijn te ko-
" men. Indien jij komt zou je hem als reisgezel kunnen meenemen
" wanneer je naar het feest van Maria, Hulp der Christenen komt,
" indien hij daartoe niet onwaardig is.
"
Ik heb onze heer Pastoor van Saint-Joseph op het feest
" uitgenodigd. Doe hem nogmaals dit verzoek want heel het huis
" verwacht hem en we hebben vele zaken te bespreken.
"
Groet hartelijk onze beste medebroeders en leerlingen.
" Moge God hen allen zegenen en laat ze bidden voor mij die voor
" jou steeds in Onze Heer Jezus Christus zijn zal
"
" Turijn, 13-5-1880.
je toegenegen vriend
"
Priester Gio. Bosco
"
" P.S. Ik schrijf een brief aan D. Pirro waarin ik hem verwijt dat
"
hij zich zelf, de congregatie en de kerk verraden heeft. Ik
"
zet hem aan de ogen te openen voor de afgrond waarvoor hij
"
zich bevindt enz. Hij zal er jou over spreken.
De enigszins duistere woorden over de clericus Brogly en de
priester Don Pirro zullen uitgelegd worden in het twintigste hoofdstuk.
Thans is het tijd de goede Vader terug te zien te midden van de zonen van
zijn geliefd Oratorio.

43.2 Page 422

▲back to top
- XIV/420 -
H O O F D S T U K XIX
DON BOSCO IN HET ORATORIO VAN MEI TOT DECEMBER 1880.
Feesten, conferenties, merkwaardige episodes, gedenkwaardige ge-
zegden, dromen, brieven en andere zaken die min of meer niet op hun
plaats zouden zijn in hoofdstukken waarin een bepaald onderwerp behandeld
wordt, zullen hier samen worden gegroepeerd in al hun bonte verscheiden-
heid, zodat de lezing ervan in hun geheel nuttig en aangenaam zal zijn.
Op het feest van Maria, Hulp der Christenen.
Drie manifestaties werden van jaar tot jaar indrukwekkender tijdens
de noveen en op het feest van Maria, Hulp der Christenen. Dit waren de
grote toeloop naar het heiligdom, de vermeerdering van geestelijke en
tijdelijke gunsten voor wie in hun nood de Madonna van Don Bosco aanriep,
en het gedrang rond Don Bosco om van hem de zegen van de Maagd te ontvan-
gen. Over de buitengewoon grote toeloop van gelovigen schreef het Bollet-
tino van juni: "Sinds de dag waarop de kerk van Maria, Hulp der Christe-
nen, ingewijd werd, zag men nooit onder haar majestueuze gewelven een zo
oneindig groot aantal gelovigen." In de sacristie werden honderden gun-
sten opgetekend. Hetzelfde tijdschrift geeft een kort verhaal van elf
gunsten achter elkaar en zegt dat dit een "klein deel" is van de gunsten
ontvangen of meegedeeld uit verschillende plaatsen van Italië en Frank-
rijk. Een zo zichtbare goedheid van de goddelijke Moeder vestigde van-
zelfsprekend de blikken op haar trouwe dienaar die genoodzaakt was lange
uren in de wachtkamer van de sacristie te blijven om de vroomheid te vol-
doen van de ontelbare personen die wensten door hem te worden gezegend.
Don Bosco hield in de loop van de noveen twee conferenties, een
voor de medewerkers en een andere voor de medewerksters van Turijn, bei-
de in de kerk van de H. Franciscus. De eerste had plaats op 20 mei. Don
Bosco leidde de conferentie in door het verschil uit te leggen tussen een
werker en een medewerker. Een werker is iemand die een werk of een onder-
neming leiding geeft terwijl een medewerker werkt onder de leiding van
een hoofd. Wat ook de werkzaamheid van geest en hart van een hoofd moge
wezen, het helpt zeer weinig, indien anderen hem niet helpen. Hij, bv.,
die de leiding heeft van een Oratorio voor zon- en feestdagen dat bijge-
woond wordt door enkele honderden jongens is er het hoofd en de werker

43.3 Page 423

▲back to top
- XIV/421 -
van; maar wat zou hij alleen kunnen, zelfs wanneer hij verstandig en vol
ijver is? Hij zou zijn gezondheid ruïneren zonder de orde in de kerk en
daarbuiten te kunnen handhaven. Dit zal niet het geval zijn, wanneer hij
door anderen geholpen wordt die, naargelang hun bekwaamheden, catechis-
musles geven, de diensten in de kerk regelen, zangles geven, assistentie
verlenen bij de recreatie, kleine toneelstukken opvoeren, turnoefeningen
leiden enz. Op deze manier kan het werk dat van zijn ontstaan af steeds
zwakker had kunnen worden, bloeien, sterker worden en overvloedige vruch-
ten voortbrengen. Het is ermee als in een machine: wanneer alle bijkom-
stige wielen de beweging van het vliegwiel volgen, dan gaat de machine
vooruit en verricht ze veel werk. Uit zich zelf alleen had zelfs Don Bos-
co niets kunnen doen maar met zijn medewerkers zijn de werken vermenig-
vuldigd en vooruit gegaan, niet zonder het feit dat Pius IX de vrome ver-
eniging van de salesiaanse medewerkers gezegend heeft en Leo XIII haar
opnieuw gezegend heeft. Na deze voorafgaande beschouwingen, gaf hij een
overzicht van de werken sinds een jaar tot dan toe. Hij sprak over de op-
voedingsinstituten geopend voor het welzijn van de jeugd, over het op-
richten van kerken om een dam op te werpen tegen de propaganda van de
protestanten, over de missies onder de Indianen in Patagonië, en over de
aangroei van de reeds aan gang zijnde werken. De conferentie voor de me-
dewerksters werd op de avond van 22 mei gehouden. Daarin sprak Don Bosco
vooreerst zijn blijdschap uit om de talrijke opkomst en gaf dan, in vo-
gelvlucht, een overzicht hoe in de loop van het jongste jaar God het werk
van de salesianen en van de zusters gezegend had. Nadien sprak hij breed-
voerig over het goed dat de zusters van Maria, Hulp der Christenen, ten
voordele van de jonge meisjes deden. Hij liet als op een schilderij de
geschiedenis zien van hun congregatie van het begin af tot de jongste
stichtingen in Italië, in Frankrijk, in het beschaafde deel van Amerika
en in het woeste Patagonië.
Voor het feest had hij al voor de "priors" gezorgd. Dit wordt be-
wezen door het volgende biljet van 19 mei, waarin hij in een gemakkelijk
te interpreteren retorische figuur zei: "Priester Giovanni Bosco vraagt
de heer Graaf di Pamparato en zijn waardige gemalin, de heilige Maagd
onder hun bescherming te willen nemen en de hoedanigheid aan te nemen van
"priors" op 24 mei, dag die gewijd is aan de grote plechtigheid van Ma-
ria, Hulp der Christenen. De adellijke heer en dame lieten, zonder per-
soonlijk te komen, wat niet nodig was, samen met hun geschenken hun in-
stemming geworden, zoals we afleiden uit volgende brief van Don Bosco.
"
Geachte Mevrouw de Gravin,
"
"
Ik wenste mijn verplichting persoonlijk te vervullen; maar
" nu ik bemerk dat het voor mij moeilijk is het huis te verlaten,
" acht ik het opportuun dan ten minste gedeeltelijk dit al schrif-
" telijk te beginnen.

43.4 Page 424

▲back to top
- XIV/422 -
"
Ik ontving dus twee kisten met flessen, een lieflijke gift
" van u en van de heer Graaf, uw beste man, plus de aalmoes van
" 200 fr. door u beiden liefdadig geschonken. Ik laat u mijn diep
" gevoelde dank geworden en ik bid God dat Hij u beiden nog vele
" jaren een gelukkig leven zou schenken, u in goede gezondheid zou
" bewaren en u zou vertroosten met de vervulling van al uw heilige
" en rechtschapen wensen. Onze jongens zullen evenzeer speciale ge-
" beden voor ditzelfde doel doen.
"
Met de wens te mogen vereerd worden met uw persoonlijk be-
" zoek, heb ik de eer met de gevoelens van diepste dankbaarheid van
" u, Mevrouw de Gravin, en van de heer Graaf, uw gemaal, te mogen
" zijn
"
de zeer verplichte dienaar
" Turijn, 30 mei 1880.
Priester Gio. Bosco.
We zagen al hoe hij kanunnik Guiol op het feest had uitgenodigd.
Hij kwam werkelijk zoals men kan lezen in de notulen van het comité van
Marseille. De komst van de voornaamste medewerkers, aan wie hij een rui-
me gastvrijheid verschafte, behaagde Don Bosco zeer. Hij hield er tevens
ook erg aan de afwezige vrienden en weldoeners te doen beseffen, dat hij
ze niet zou vergeten en niet vergeten had bij die plechtige gelegenheid.
Aldus schreef hij aan Graaf Eugenio De Maistre, die ditmaal niet naar Tu-
rijn zou komen, volgende brief:
"
Beste Heer Graaf Eugenio,
"
"
Dit jaar hebben we niet het genoegen u onder ons te zien,
" maar ik wil u niet vergeten. Iedere dag bevelen wij u aan in onze
" gemeenschappelijke gebeden maar op zondag, daags voor het feest
" van Maria, Hulp der Christenen, zullen wij een speciale godsvrucht-
" oefening houden tot uw vrome intentie. Ik zal de heilige mis ce-
" lebreren, onze jongens zullen de heilige communie opdragen met
" bijzondere gebeden om de zegeningen van de hemel af te smeken over
" u en over heel uw familie. Ik weet dat Mevrouw uw tante, de herto-
" gin, zich gereedmaakt om u een bezoek te brengen.
"
Velen raden het haar af maar zij heeft vast besloten te
" gaan. Op 26 mei hoop ik naar Borgo te gaan en daar zal ik nieuws
" horen over heel uw familie. Ik hoop dat ze in goede gezondheid
" verkeert.
"
Ik ontvang op dit ogenblik nieuws van Mama in een brief
" van Gravin Charles de Maistre. Er wordt mij daarin gezegd dat ze
" wat beter is in vergelijking met de vorige dagen, maar ze lijdt
" nog altijd zeer veel. Hier wordt er 's ochtends en 's avonds voor
" haar gebeden.
"
Mogen de hemelse zegeningen overvloedig neerdalen over u

43.5 Page 425

▲back to top
- XIV/423 -
" en over heel uw familie en u, beste heer Eugenio, bid ook voor
" mij die voor u in Jezus Christus steeds zijn zal
"
" Turijn, 18-5-80.
de nederige dienaar
"
Priester Gio. Bosco.
Gedurende de noveen werd iedere avond de zegen met het Allerhei-
ligste gegeven door kanunniken en pastoors van de stad en op de voor-
avond van het feest werd deze eer voorbehouden aan Mgr. Luigi Anglesio,
de opvolger van de zalige Cottolengo.
Voor de plechtige diensten op de grote dag, vreesde men nog dat
er op 24 mei geen bisschop zou pontificeren. De Voorzienigheid echter be-
schikte dat niet één, maar wel drie gewijde herders zouden bijdragen tot
het vergroten van de dierbare plechtigheid. Don Bosco had er al geruime
tijd aan gedacht, voor de preken gedurende het triduüm en op de plechti-
ge dag zelf de welsprekende dominicaan Lorenzo Pampirio uit te nodigen.
Deze was echter tot bisschop van Alba verkozen en stond dus op het punt
zijn intrede te doen in zijn bisdom; hij was dus helemaal door die be-
slommering ingenomen. Toch wou hij, die Don Bosco zeer genegen was, een
middel vinden om hem te bevredigen. Voor het celebreren van de mis met de
algemene communie werd Mgr. Giacomo Corna-Pellegrini, titelvoerend bis-
schop van Samaria en hulpbisschop van Brescia, uitgenodigd. Hij was naar
Turijn gekomen om er zijn devotie te doen. Ten slotte was er voor het
pontificeren de onverwachte aanwezigheid van Mgr. Daniele Comboni, titel-
voerend bisschop van Claudiopoli en apostolisch vicaris van Centraal-
Afrika. Zijne majestatische persoonlijkheid, de lange baard die tot op
zijn borst hing, de dreunende stem die de kerk vulde, zodat men hem ook
op het plein kon horen, de diepe vroomheid die uit zijn gebaren en uit
zijn woorden weerklonk, wekte de aandacht van de menigte en deed denken
aan een grote apostel.
Hij was inderdaad een van de grootste missionarissen. Hij kwam uit
het missie-instituut van Verona, vervulde van 1859 af zeer gevaarlijke
apostolische reizen door Nubië; hij werd tot pro-vicaris van Centraal-
Afrika benoemd in 1872 en tot Apostolisch Vicaris in 1877. Hij bouwde
kerken, stichtte scholen voor de zwarten te Caïro en te Khartoum, richt-
te missiestations op in zijn vicariaat en wou de zwarten door de zwarten
bekeren. Hij bestreed krachtdadig de barbaarse slavenhandel. Af en toe
keerde hij terug naar Italië voor het inzamelen van de middelen, die no-
dig waren voor de wedergeboorte van Afrika. Steeds ging hij dan ook naar
Parijs en wanneer hij naar Turijn kwam, bracht hij een bezoek aan Don
Bosco. In 1864 had hij zelfs zijn intrek genomen in het Oratorio en maak-
te de jongens geestdriftig met zijn verhalen over het zwarte land. Hij
stierf te Khartoum op 10 oktober 1881, begroet, bij Antonomasia, als de
"bisschop van de Zwarten".

43.6 Page 426

▲back to top
- XIV/424 -
Op de avond van 24 mei, was hij bij Don Bosco blijven souperen en
wou hij, na de gebeden, een woord tot de jongens richten. Hij zei dat het
feest waaraan hij deelgenomen had een paradijselijk feest was geweest.
Hij riep uit dat het heiligdom van Maria, Hulp der Christenen, één van de
beroemdste heiligdommen van Italië was en drukte de vurige wens uit dat
Don Bosco hem zijn salesianen ter hulp zou zenden. We weten niet juist of
hij voor of na het feest eveneens een bezoek bracht aan het college van
Valsalice, waar hij de eerste communie aan enkele leerlingen uitreikte.
Bij het vertrek, terwijl hij afscheid nam van Don Bosco, was hij omringd
door de kostschoolleerlingen; en toen hij hun verlangen bemerkte dat ze
graag iets van hem wilde horen, liet hij zijn woorden de vrije loop en
sprak bijna gedurende een heel uur, dat toch maar een ogenblik scheen te
zijn.
Over de plechtigheid vinden we in een nota van Don Lazzero deze
twee zinnetjes: "Het feest was zeer mooi; buitengewone toeloop." Hoewel
de moedige katholieke krant van Turijn, niet mocht overhellen naar de
kant van Don Bosco, wou hij toch schrijven:(1) "Het was een tafereel dat
werkelijk de vroomheid van de burgers van Turijn waardig was. Onder deze
enorme massa, die van 's ochtends tot 's avonds deze ruime tempel vulde
en er opeengedrongen stond, hoorde men geen gefluister, geen oneerbie-
digheid, maar integendeel heerste daar een ingetogenheid en een vurigheid
die tranen opriep. De communie werd gedurende de noveen van voorbereiding
aan velen uitgereikt, en op de feestdag zelf aan meer dan duizend. "Merk-
waardig voor die tijd is wat de krant eraan toevoegt over de muziek: "Het
is ons vooral aangenaam te herinneren aan de mis van de zalige Marcellus,
waarin we niet weten wat we het meest moeten bewonderen: de verheven har-
monie, de majesteit, die past bij de gewijde geheimen, of de kunst waar-
mee de jonge muzikanten de opvattingen van de grote maestro interpreteer-
den en tot uitdrukking brachten." Ten slotte besloot de krant: "Geloofd
zij God die in deze rampspoedige tijd ons dergelijke taferelen van vroom-
heid en godsdienstzin laat bijwonen. Zolang Maria, Hulp der Christenen
goedertieren haar bescherming over ons zal uitstrekken en zolang ons volk
zich jegens haar verknocht en genegen zal tonen, zullen wij niet vrezen
dat in ons land het rijk van satan zal overheersen." Zo kunnen we beter
een uitroep verklaren van Mgr. Comboni, die gehoord werd door de pries-
ters die assisteerden. Terwijl hij pontificeerde en vanaf zijn troon zijn
blik liet gaan over deze zo godvruchtige menigte, riep hij, diep bewogen
uit: Digitus Dei est hic, hier is de vinger Gods.
Hier en elders hebben we opmerkingen van Don Lazzero aangehaald.
Men kan ze lezen in enige schriften, die slechts heel weinige nota's be-
vatten en in een paar woorden uitgedrukt zijn; maar ze bieden ons de ge-
legenheid het een of ander in het licht te stellen. Minstens negen tien-
(1) Unità. Cattolica, 30 mei 1880.

43.7 Page 427

▲back to top
- XIV/425 -
den van deze aantekeningen hebben betrekking op de kerk van Maria, Hulp
der Christenen. Welnu, wanneer men bedenkt dat Don Lazzero de leiding had
van het hele Oratorio, dan betekent dit dat, onder Don Bosco, in het Ora-
torio de bezorgdheid van het hele huis geconcentreerd was op de kerk van
Maria, Hulp der Christenen. We zullen nog een andere bijzonderheid note-
ren. Op de dag van het feest was het gezin van Don Bosco bijna verdub-
beld, daar bij de vele gasten ook de leerlingen van de naburige colleges
kwamen. Daarbij dient men ook rekening te houden met de vrouwelijke leer-
lingen en met vele dames, die samengekomen waren in het huis van de Zus-
ters, voor wie Don Bosco eveneens zorgde. Hoe kon men voor zoveel volk
een diner klaarmaken? Maria, Hulp der Christenen, dacht eraan en zorgde
voor de hulp van liefdadige godvruchtige mensen. Deze hadden, inderdaad,
alsof overal een wachtwoord hiertoe rondgegaan was, wijn, vlees, kaas,
fruit, versnaperingen gezonden en dat in zo grote hoeveelheid, dat er
voor iedereen genoeg was. Hij die in dit feit de vervulling meende te be-
merken van de woorden van Jezus: "Zoek eerst het Rijk Gods en zijn glo-
rie en al het andere zal u op de koop toe worden gegeven, overdreef he-
lemaal niet."(1)
Wij menen dat de aard van deze Memorie Biografiche ons toelaten te
gaan grasduimen en enkele nieuwtjes op te halen uit een langdradig ver-
slag, dat in ons archief bewaard wordt (2) en handelt over het feest dat
in 1880 gevierd werd.
Een vurige salesiaanse medewerker, Don Antonio Agnolutto, uit Ve-
neto, verlangde van dichtbij de grote plechtigheid bij te wonen. Hij
kwam in het Oratorio aan op de avond van 20 mei en werd er met de groot-
ste hartelijkheid door Don Rua en door de anderen ontvangen. 's Anderen-
daags 's morgens mocht hij Don Bosco gaan groeten, maar eerst op de avond
van 20 meí, omstreeks zeven uur, werd hij door hem geroepen om, volgens
hun gemeenschappelijk verlangen, samen wat te praten. Hun samenspraak
duurde tot acht uur. De brave priester, die hem ook enkele giften diende
te overhandigen, geeft de volgende beschrijving van zijn indrukken: "Zijn
goedheid boezemde mij vertrouwen in, zelfs te veel en mijn tong ging
vrijelijk haar gang zo vrij als men dat doet tegenover zijn vertrouwdste
vriend; en ik dien u te zeggen dat ik meer verteld heb dan de heilige man
dit deed. Ik bemerkte en noteerde dat, terwijl ik mij niet ontzag hem in
zijn gesprek te onderbreken, hij mij niet onderbrak en bereid was zijn
gesprek te onderbreken, zodra hij een woord van mij hoorde. Hij was zo
geduldig te luisteren naar de verschillende aanbevelingen van de ver-
schillende schenkers en dan wachtte hij tot ik de giften samengeteld had.
Ik had verzuimd dit vooraf te doen en om dit naar ik meen, niet te laten
merken, overhandigde hij mij een potlood, trok zich dan op een behoor-
(1) Bollettino Salesiano, 1880, blz. 6.
(2) Brief van Don Antonio Agnolutto aan Don Lemoyne, Bagnarole (Udine/ 10 maart 1891).

43.8 Page 428

▲back to top
- XIV/426 -
lijke afstand terug en toonde dat hij op wat anders wachtte." Hij over-
handigde hem eveneens een gezamenlijke brief van vier clerici uit zijn
seminarie van Portogruaro. Het gesprek duurde voort tot aan het teken
voor het souper. Na het souper zei Don Bosco hem vol liefde: "Indien ik
niet meende aan uw Bisschop schade toe te brengen, dan zou ik de deuren
sluiten opdat u uit het Oratorio niet zou weggaan."
"U zou mij niet weigeren", antwoordde Don Agnolutto, "maar ik zie
dat ik hier maar tot last zou dienen."
- "Verlangt u", hernam Don Bosco, "een parochie van tienduizend
zielen, die u in Amerika zou hebben?"
- "Ik zou ze aanvaarden, indien God het zou willen, maar u zou in
mij nog veel moeten veranderen en er nog veel aan toevoegen."
- "Wilt u er een van vijftienduizend zielen?"
- "Dezelfde redenen zouden mij dit nog meer verhinderen."
Met deze woorden namen ze van elkaar afscheid en wensten elkaar
wel te rusten. Maar de woorden van Don Bosco bleven vastgeankerd in het
hart van de priester. Ze wekten bij hem de gedachte op dat hem daarin
Gods wil betekend werd. Daarom wou hij niet weggaan zonder nog een ge-
sprek met hem, waarin hij uitleg kon vragen. Daarom ging hij op de och-
tend van 25 mei, de dag van zijn vertrek, als het ware op de loer liggen
in de kamer die hem was aangeduid en waar Don Bosco moest voorbijkomen,
wanneer hij naar beneden ging. Hij hoorde hem komen, ging buiten en daar
op de overloop van de trap vroeg hij hem op zijn knieën om zijn zegen.
Dan ging hij met hem mee tot aan de sacristie, waar hij moed schepte en
om zijn raad vroeg. Don Bosco dacht er wat over na en zei hem dan terug
te keren naar zijn bisdom. Hij beval hem aan steeds een goed salesiaans
medewerker te blijven en beloofde hem bovendien te zullen schrijven zo-
dra hij dit kon. Hij hield inderdaad zijn belofte op 17 juni en voegde er
een briefje bij voor de hierboven vernoemde vier clerici.
"
Mijn beste D. Agnolutto,
"
"
Het is wat laat, maar ik moet schrijven om mijn belofte in
" te lossen. Gelieve daarom de hierbijgevoegde brief te willen ver-
" zenden wanneer u daartoe gelegenheid hebt. Via de post zult u dan
" ook enkele prentjes ontvangen van Maria, Hulp der Christenen voor
" elk van die beste clerici en u zult er aan toevoegen dat ik ze in
" Jezus Christus zeer liefheb. Mijn beste D. Agnolutto, ik dank u
" voor al het goede dat u als medewerker doet. Moge God het u ver-
" gelden, u zegenen en bewaren. Telkens als een medewerker naar hier
" komt, zend hem dan naar ons als naar zijn eigen thuis. Ik bid
" iedere dag voor hen en zij bidden ook voor mij opdat zij el-

43.9 Page 429

▲back to top
- XIV/427 -
" kaar zouden helpen om op aarde vele zielen voor de Heer te
" winnen en om daarna eens allen samen te komen in het rijk van de
" glorie. Moge het zo zijn. - God zegene u en al onze geliefde
" medewerkers en bid voor mij die voor u in Onze Heer Jezus
" Christus ben
"
uw toegenegen vriend
"
Priester Gio. Bosco
"
" P.S. Ik hoop dat u en de voornoemde clerici mij om mijn slecht
"
geschrift zullen verontschuldigen.
Daags voor het feest van Maria, Hulp der Christenen, kreeg Don
Bosco een zeer belangrijk bezoek. Op zijn terugkeer uit Rome, waarheen
hij een groep van zijn medeburgers als pelgrims geleid had, kwam de Hon-
gaar Antonio Lonkay, de flinke directeur van de katholieke krant Idok
Tannuja van Budapest, langs Turijn en wou Don Bosco, die hij al kende
van horen zeggen, een bezoek brengen. Omstreeks de avond ging hij dus
naar het Oratorio, waar Don Bosco hem met zijn gebruikelijke goedheid
ontving en daarbij gebruik maakte van het Latijn, dat die persoon vloei-
end sprak. Ten slotte bood hij hem een gift aan en liet zich inschrijven
bij de salesiaanse medewerkers. Allen die in de gelegenheid waren hem te
zien, waren uiterst gesticht door zijn vroomheid.
Op het feest van Don Bosco.
De jaarlijkse betuiging van genegenheid en van achting die men
aan Don Bosco op 24 juni placht te brengen, werd steeds plechtiger door
de komst van hooggeplaatste personen en oud-leerlingen, door de ver-
scheidenheid van de giften, door de litteraire en muzikale manifestaties
en door de algemene geestdrift. Op de avond van 23 juni dankte Don Bosco
ontroerd voor zovele mooie getuigenissen die over hem op de eerste acade-
mische zitting waren gegeven en eindigde met zich zelf met een krekel te
vergelijken, terwijl hij zei: "Ik ben enkel maar een "cicade", die wat
piept en dan sterft." - De volgende avond bij de tweede academische zit-
ting was de vergelijking met de cicade het uitgangspunt van een joviale
toespraak door een priester voorgelezen en van een lieflijke dialoog tus-
sen drie jongens, die namens hun makkers zegden: - "Don Bosco is maar een
krekel die piept en ons toeroept hem te helpen zielen te redden en wij
zijn zijn krekeltjes die aan zijn uitnodigingen willen beantwoorden." -
In een fantastisch kleurenbeeld schitterden de transparanten de namen van
achtendertig lokaliteiten, waar de voornaamste salesiaanse huizen opre-
zen.
In een grote envelop vonden wij negenentwintig brieven met geluk-
wensen dat jaar door de jongens van het Oratorio bij gelegenheid van zijn
naamfeest geschreven. De schrijvers van deze brieven werden in meerder-
heid salesianen en enkelen van hen zijn nog in leven. We zullen van iede-
re brief de meest persoonlijke uitdrukking in het licht stellen, zonder

43.10 Page 430

▲back to top
- XIV/428 -
zonder andere orde dan deze waarin wij de verzameling van deze brieven
gevonden hebben. We zullen aldus een nieuw element bezitten om steeds
beter het innerlijke leven van het Oratorio ten tijde van Don Bosco te
kennen.
Giuseppe Zaio vraagt de gebeden van Don Bosco voor zijn roeping.
Maggiorino Olivazzo wenst dat Don Bosco hem zijn zoon zal noemen. Giusep-
pe Rossi van de derde klas van het gymnasium zou willen deelnemen aan de
retraite te Lanzo, maar vreest dat zijn ouders hem dat niet zullen toela-
ten. Daarom vraagt hij aan Don Bosco raad voor wat hem te doen staat. De
twee gebroeders Fracchi komen aan hun Vader zeggen dat ze hem met een
echte liefde beminnen. Ramiro Lombardi wenst missionaris te worden. Ema-
nuele Baudo verlangt steeds beter te kunnen beantwoorden aan de weldaden
die hij van Don Bosco ontvangt. Albino Carmagnola, beveelt zich aan de
gebeden van Don Bosco aan opdat de Heer hem nederig en zuiver zou maken
en hem zou doen vrijstellen van de soldatendienst. Giovanni Aceto die het
vak van metser uitoefent, wil tot elke prijs missionaris worden. Hij werd
in werkelijkheid een zeer ijverige priester en missionaris. Alberto Coat-
to voelt dat de dankbaarheid voor de weldaden die hij van Don Bosco ont-
ving in zijn hart nooit zal uitgedoofd worden. Francesco Guazzotti voelt
zich vertederd bij de gedachte aan de weldaden die hij van Don Bosco ont-
vangt. Giovanni Battista Fauda, leerling van de vierde klas van het gym-
nasium te Lanzo, zegt dat hij het vaste besluit heeft genomen salesiaans
missionaris te worden. Orazio Carlando vindt bewoordingen van nederige
dankbaarheid die ontroeren. Celestino Pirola meldt zich bij Don Bosco aan
als een arm jongetje dat hem graag voor zijn weldaden wil vergelden, maar
tot niets anders dan tot bidden bekwaam is. Attilio Renzoni verzoekt hem
de genade te bekomen steeds meer vooruitgang in de deugd te maken. Gia-
como Agosta stuurt kinderlijke wensen aan zijn zeer geliefde vader. Lino
Bongiovanni vraagt om de vriendschap van Don Bosco en dat hij hem een dag
zou vaststellen voor een algemene biecht. Domenico Magistrini beveelt
aan de gebeden van Don Bosco twee zielen aan die sinds geruime tijd hun
godsdienstplichten niet meer vervullen. Luigi Trezzi beveelt zich aan de
gebeden van Don Bosco aan, opdat Maria, Hulp der Christenen, hem bij zijn
roeping zou helpen. Evasio Garrone, teruggekeerd van zijn militaire
dienst, wenst dat Don Bosco weldra van hem een clericus zou maken. Tom-
maso dell'Antonio doet er zijn beklag over dat hij nog het volledige ver-
trouwen van Don Bosco niet bezit en dat dat de reden geweest is van veel
innerlijk leed. Francesco Ansaldi vraagt hem naar de retraite van Lanzo
te mogen gaan. Luigi Crosazzo, boekbinder beveelt zich aan Don Bosco aan,
om voor hem van God een geestelijke gunst te verkrijgen. Edoardo Rosatto
herinnert hem aan een gunst die hij hem kort tevoren gevraagd heeft. Pao-
lino Graziano vraagt Don Bosco dat hij hem verder veel goed zou doen.
Edoardo Melandri wenst eens onder de zonen van Don Bosco te zijn. Camillo
Rappa, typograaf-letterzetter, belooft zijn leven te veranderen. Vittorio
Mazzoni vraagt aan Don Bosco te bidden, opdat de Heer hem steeds meer in
zijn roeping zou bevestigen. Angelo Rossi van de derde klas van het gym-
nasium belooft zijn leven te veranderen en vraagt de hulp van Don Bosco

44 Pages 431-440

▲back to top

44.1 Page 431

▲back to top
- XIV/429 -
om daarin te slagen. Giusepe Cazzaniga, boekbinder, wil altijd bij Don
Bosco blijven.(1)
Aan de vertegenwoordigers van de oud-leerlingen liet Don Bosco we-
ten dat hij dat jaar hen op twee afzonderlijke dagen zou ontvangen, name-
lijk op zondag 25 juli voor hen, die als leken werkzaam waren, en dan de
donderdag nadien voor de geestelijken. Op het eerste feestje was ook een
Italiaanse kapucijn aanwezig die te Smyrna verbleef. De brave klooster-
ling die nooit een dergelijk vertoon gezien had wou aan tafel uitdrukken,
wat hij in zijn hart gevoelde: "Indien men de boom aan zijn vruchten
kent, zei hij onder meer, dan leid ik af uit uw houding, uit uw dankbaar-
heid, uit uw betuigingen van genegenheid en uit de beloften van trouw,
dat het instituut waaruit u gekomen zijt een goede boom is, een boom die
zijn wortels over de hele aarde zou moeten spreiden." Don Bosco nam, als
laatste, het woord en zei dat hij vooral zo blij was bij het terugzien
van zovele van zijn vroegere zonen. Hij herinnerde aan het begin van het
Oratorio: een ellendig huis, een enge kapel, een kleine speelplaats, en
toch uit dit nederig begin was dat alles gegroeid wat ze op dat ogenblik
zagen en ook alles wat ze niet zagen, buiten Turijn, buiten Italië en
buiten Europa. Dan ging hij verder:(2)
"
Ik ben uiterst blij te vernemen dat jullie leven als goede
" christenen en als eerbare burgers. Sommigen onder jullie heb-
" hebben in hun toespraak gezegd dat er wel ondankbaren zijn,
" die zich gekeerd hebben tegen de plaats waar ze hun opvoeding
" ontvingen en ons verdriet aandoen maar, wat dit betreft, dienen
" twee zaken te worden opgemerkt. De eerste is dat de ondankbaren
" niet behoren bij de eerste leerlingen van het Oratorio en de
" tweede dat ze hun eigen opvoeding niet voltooiden, omdat ze om
" hun slecht gedrag weggestuurd werden. Trouwens, we dienen ons
" er niet over te verwonderen dat er ondankbaren zijn, want onder
" de twaalf apostelen was er ook een, hoewel hij drie jaar lang
" zijn opvoeding had ontvangen van de Meester der Meesters, van de
" Zoon van God zelf, mens geworden. Wij beklagen ze omdat het on-
" gelukkigen zijn. Onze wraak zal erin bestaan voor hen te bidden
" opdat ze voor hun dood opnieuw wijs zouden worden. Wij zijn sa-
" lesianen en als zodanig vergeten wij alles, vergeven wij allen,
" zullen wij aan allen goed doen zoveel we kunnen en aan niemand
(1) Vijf dagen nadien op het feest van Sint-Pieter, stuurde Don Bosco volgend hulde-
telegram aan de paus: "Heilige Vader. Rome. Op deze dag gewijd aan de prins van de
apostelen, betuigen de salesianen nederig voer U neergeknield, aan zijn opvolger
in uw persoon hun hulde en smeken uw apostolische zegen af." Kardinaal Nina,
staatssecretaris, antwoordde: "Heilige Vader aanvaardt vrome hulde hem door sale-
sianen betuigd en geeft hun met vaderlijke genegenheid afgesmeekte zegen."
(2) Deze en de volgende toespraak van Don Bosco werden door Don Bonettï verzameld en
gepubliceerd in het Bollettino Salesiano van september.

44.2 Page 432

▲back to top
- XIV/430 -
" kwaad. Ofschoon wij trouwens allen liefdadig dienen te behandelen,
" mogen we toch slechts vertrouwelijk worden en vriendschap sluiten
" met hen die onze geest hebben. Zo zullen we tegelijkertijd op-
" treden met de eenvoud van de duif en de voorzichtigheid van de
" slang en op onze hoede zijn voor verraders en verraad.(1)
"
Maar een zaak boven alle andere beveel ik jullie aan, mijn
" beste zonen, en dat is dat jullie zich overal en altijd als chris-
" tenen en als rechtschapen mensen zouden tonen. Bemin, eerbiedig,
" beoefen onze heilige godsdienst, deze godsdienst waarin ik jullie
" opgevoed heb en gevrijwaard tegen de gevaren en het verderf van de
" wereld, deze godsdienst, die ons troost in het leed van het leven,
" ons opbeurt in de angsten van de dood en ons de poorten opent van
" een geluk dat geen einde kent.
"
Velen onder jullie hebben al een gezin. Welnu, geef aan uw
" beminde kinderen de opvoeding die Don Bosco jullie gegeven heeft.
" Terwijl zovelen van jullie makkers zelfs naar Amerika gegaan zijn,
" op zoek naar zielen die kunnen gered worden en zich daar inzetten
" voor de verspreiding van het licht van de waarheid en van de echte
" wetenschap, daar waar de duisternissen van de dwaling en van de
" ondeugd heersen, zullen jullie naar uw vermogen evenveel doen; en
" zo zullen we allen in de wereld Gods meerdere glorie verspreiden,
" samenwerken aan het heil van de zielen en aan de vermindering van
" het kwaad in de maatschappij. Dan zullen jullie goede salesianen
" nen zijn, echte zonen van Don Bosco, die enkel verlangt de hemel
" te bevolken en de hel leeg te laten. Ons blij banket is ten einde
" maar ik nodig jullie uit op een ander banket dat nooit een einde
" zal hebben. In naam van God en van Maria, Hulp der Christenen,
" nodig ik jullie uit op het banket van de hemel en ik bid en smeek
" dat er niemand zou ontbreken.
Wie beter dan iemand anders op de bijeenkomst van de oud-leerlin-
gen priesters de tolk wist te zijn van de gemeenschappelijke gevoelens
was Don Felice Reviglio, de pastoor van Sant'Agostino. Vooraan in de eet-
zaal prijkte volgend opschrift: VROME EN DANKBARE ZONEN - VAN VERSCHIL-
LENDE STEDEN EN DORPEN - VERZAMELD AAN EEN VROLIJKE TAFEL - MET DE BESTE
VAN DE VADERS. Terwijl hij de stof van zijn toespraak hieraan ontleende
zei Don Reviglio: "Inderdaad, dankbaar zijn we en het is voor ons een
aangenaam gevoel dat te mogen verkondigen. Hoe zouden we ooit kunnen ver-
geten de liefderijke zorgen die Don Bosco ons verleend heeft gedurende de
jaren dat we nog geen ervaring hadden, de jaren van onze lichtzinnige
jeugd? En wanneer wij terugdenken aan deze blijken van onuitsprekelijke
goedheid, aan de genegen woorden waarmee hij ons tot het goede aanmaande,
(1) Waarschijnlijk hadden de oud-leerlingen een zinspeling gemaakt op de ongelukkige
directeur van de Cronaca dëi Tribunali.

44.3 Page 433

▲back to top
- XIV/431 -
aan het onveranderlijk geduld waarmee hij onze gebreken wist te verdra-
gen, de voortdurende bezorgdheid waarmee hij zich beijverde ons beter te
maken, wie van ons voelt zich dan niet vervuld van dankbaarheid tegenover
hem? Neen, onder ons zijn er geen ondankbaren en zullen er ook geen zijn
(...). En wij zullen onze dankbaarheid bewijzen door ons overal te ge-
dragen als ijverige en voorbeeldige priesters, zoals Don Bosco verlangt
dat we zouden zijn. We zullen het bewijzen met zijn werken te doen ken-
nen, met ze te ondersteunen, met ze onder het volk te verspreiden. We
zullen het bewijzen door zijn verdediging op ons te nemen, wanneer door
onwetendheid of kwade trouw zijn inzicht wordt bezwadderd en de feiten
in een verkeerd daglicht worden gesteld, ook wanneer dat door hoogge-
plaatste personen zou gebeuren...". Deze priesters hadden de zinspeling,
die hij op het einde van zijn toespraak maakte, begrepen. Een hartelij-
ker applaus had zijn reden niet kunnen bekronen. Op een rustige toon,
zoals hij dat placht te doen nam Don Bosco het woord, terwijl allen naar
hem in een godsdienstige stilte luisterden.
"
Jullie kunnen zich niet voorstellen, mijn beste zonen,
" welke tevredenheid ik gevoel wanneer ik jullie terug rond mij
" zie en ik ben zelf onmachtig alles uit te drukken (hier stokte
" zijn stem en allen waren ontroerd).— Ik wist al dat ik van jul-
" lie hield maar vandaag geeft mijn hart mij er een onbetwistbaar
" baar bewijs van. Ik ben en zal steeds jullie toegenegen vader
" zijn. Ik verlang jullie meer te kunnen zien en met jullie te
" spreken. Het merendeel van jullie echter komt zelden naar Turijn
" en meestal ben ik afwezig, zodat wij elkaar niet kunnen ontmoeten.
" Ik hoop dat wij van heden af elkaar minstens eens per jaar kunnen
" zien en spreken, omdat het mijn inzicht is dit feest te laten du-
" ren, zolang God ons in leven laat.
"
Thans zou ik jullie vele zaken dienen te zeggen. De voor-
" naamste is dat jullie zich zouden inspannen zoveel mogelijk goed
" te doen aan de jeugd van uw parochies, van uw steden, van uw dor-
" pen, van uw families. Don Bosco en zijn salesianen kunnen niet
" overal zijn, noch op alle plaatsen waar dat nodig is scholen
" en Oratoria voor de kinderen stichten. Jullie, mijn geliefden,
" die in dit huis jullie eerste opvoeding ontvangen hebben, die
" doordrongen zijn van de geest van de H. Franciscus van Sales en
" de regels en de vaardigheid geleerd hebben die men dient aan te
" wenden voor de verbetering van de prille leeftijd, jullie dienen
" daarin te voorzien in overeenstemming met jullie krachten; jul-
" lie dienen Don Bosco te hulp te komen om met meer gemak en
" op ruimere schaal dit edele doel, namelijk de uitbreiding van
" de godsdienst, het welzijn van de burgerlijke maatschappij na
" te streven door de opvoeding van de arme jeugd. Jullie dienen
" zeker niet de volwassenen te verwaarlozen maar jullie weten wel
" wel hoe deze, op enkele uitzonderingen na, bijna niet aan onze
" zorgen beantwoorden. Laten we daarom bezig zijn met de kleinen,
" hen van het gevaar ver-

44.4 Page 434

▲back to top
- XIV/432 -
" wijderen, hen naar de catechismuslessen trekken, ze tot de sa-
" cramenten uitnodigen, ze in de deugd bewaren of ze er terug naar-
" toe leiden. Wanneer jullie dat doen, zal jullie apostolaat vruch-
" ten dragen, dan zullen jullie meewerken aan de vorming van goede
" christenen, goede gezinnen, goede bevolkingen en dan zullen jul-
" lie voor het heden en voor de toekomst een dam opwerpen tegen de
" ongodsdienstigheid en tegen de ondeugd, die hen aanvallen.
"
Maar om een goed resultaat te hebben bij de jongens, die-
" nen jullie goed te bestuderen hoe jullie het moeten aanpakken.
" Jullie moeten je doen beminnen en niet doen vrezen. Tonen jullie
" hen aan en overtuigen jullie hen, dat jullie het heil van hun ziel
" wensen. Verbeteren jullie met geduld en met christelijke liefde
" hun gebreken. Jullie dienen je er vooral van te onthouden ze te
" slaan. Kortom, spannen jullie je zo in dat, wanneer ze jullie
" zien, ze naar jullie toelopen en niet vluchten, zoals dat jammer
" genoeg te veel gebeurt op vele plaatsen. En meer dan eens hebben
" ze gelijk, want ze zijn bang voor de klappen. Misschien zal het
" jullie toeschijnen dat voor sommigen je inspanningen ijdel zijn,
" dat je moeite nutteloos is. Op het ogenblik zal dit wellicht zo
" zijn, maar het zal niet altijd zo blijven, zelfs niet eens voor
" hen die je het minst gedwee toeschijnen. De goede grondbeginselen
" die jullie ze te_pas en te onpas ingepompt hebben, de blijken van
" genegenheid jegens hen, zullen in hun geest en hart ingeplant
" blijven. Er zal een tijd komen dat het goede zaad zal ontkiemen,
" dat het bloemen zal zetten en vruchten zal voortbrengen.
"
Ter bevestiging hiervan zal ik jullie een feit vertellen
" dat enkele weken geleden, voorgevallen is. In het begin van deze
" maand zagen we dat een militair, een kapitein, rond de kerk van
" Maria, Hulp der Christenen, en bij het hekken van het Oratorio
" wandelde. Hij zocht met de blik naar een plaats die hij niet meer
" terugvond. Na vruchteloos te hebben gekeken, vroeg hij aan een
" van de onzen die het huis binnenging:
"
- Zou u me, als het u belieft, kunnen zeggen waar het Ora-
" torio van Don Bosco zich bevindt?
"
- Dat is hier, Mijnheer.
"
- Hoe is het mogelijk! Maar hier was er toch eens een akker,
" daar een krotwoning die dreigde in te vallen; en als kerk was er
" een ellendige kapel die er aan de buitenkant niet eens zo uitzag.
"
- Ik heb meer dan eens gehoord dat het juist was, zoals u
" het zegt, maar ik heb het geluk niet gehad dat zelf te zien. Wat
" ik u kan verzekeren, is dat dit wel het Oratorio thans genoemd van
" de H. Franciscus van Sales, of zoals u het noemt, het Oratorio van
" Don Bosco is. Indien u wilt binnenkomen, doe het dan maar gerust.
"
De kapitein komt binnen, bekijkt het huis van onder tot
" boven en vraagt: - En waar woont Don Bosco?
"
- Don Bosco woont daar...
"
- Zou ik hem kunnen spreken?
"
- Ik denk van wel.

44.5 Page 435

▲back to top
- XIV/433 -
"
En hij werd mij voorgesteld. Zodra hij mij zag, riep hij
" uit: - 0 Don Bosco, kent u me nog?
"
- Ik herinner me niet u ooit gezien te hebben.
"
- En toch hebt u mij dikwijls gezien, gesproken en was U
" om mij bekommerd. Herinnert u zich niet een zekere V... die in
" de jaren 1857, 48 en 49 u zoveel last en onaangenaamheden be-
" zorgde, aan wie u in de kerk zo dikwijls "stil" moest toeroepen,
" die gedurende de catechismuslessen steeds in uw buurt moest blij-
" ven opdat hij zijn gezellen niet zou storen en die niet gemakke-
" lijk te biecht ging?
"
- Zeker herinner ik mij dat! Ik herinner me ook dat wan-
" neer hij de klok hoorde luiden om naar de kerk te gaan, hij een
" deur inging en een ander weer uit zodat hij Don Bosco verplicht-
" te achter hem aan te rennen.
"
- Welnu, ik ben werkelijk die persoon.
"
- Nadat hij de voornaamste gebeurtenissen van ongeveer
" dertig jaar geleden had verteld, namelijk de jaren verlopen sinds
" 1850 en thans, zei hij mij: - Maar ik heb nooit Don Bosco noch
" zijn Oratorio vergeten; en direct na mijn aankomst te Turijn, heb
" ik mij gehaast u terug te kunnen zien. Thans wil ik u verzoeken
" mijn biecht te willen horen. – Ik heb dat graag gedaan en alvo-
" rens hem te laten vertrekken heb ik hem gevraagd: Wat is de re-
" den geweest waarom u gevraagd hebt uw biecht te spreken? – En we-
" ten jullie wat hij mij geantwoord heeft? Luistert dan: - Het zien
" van Don Bosco heeft me doen denken aan de pogingen die hij deed
" om mij tot het goede te brengen. Ik herinner mij de woorden die
" hij mij in het oor fluisterde, zijn verlangen, zijn uïtnodigin-
" gen dat ik zou te biecht gaan, en deze herinneringen hebben in
" mijn hart het verlangen doen ontstaan en hebben mij daartoe
" geleid.
"
Mijn beste zonen, indien een soldaat te midden van zo-
" vele gevaren van zijn beroep, te midden van alles wat erover ge-
" zegd wordt en wat jullie al zullen gehoord hebben, toch de herin
" nering aan de godsdienstige waarheden bewaart die hij in zijn
" jeugd geleerd heeft en wanneer hij, als de geschikte gelegenheid
" daartoe gekomen is, vraagt te mogen biechten en ook zijn biecht
" spreekt, waarom zouden wij dan ooit de moed verliezen en ons hart
" in de schoenen laten zinken, als wij bemerken dat de jongens die
" wij opkweken niet dadelijk aan onze wensen beantwoorden? Laat ons
" zaaien en dan geduldig de tijd van de oogst afwachten, zoals de
" landbouwer dat doet. Maar ik herhaal het jullie.
" Vergeet nooit met zachtmoedigheid op te treden. Winnen jullie
" de harten van de jongens door je minzaamheid. Herinneren jullie
" zich steeds de woorden van de H. Franciscus van Sales: Men vangt
" meer vliegen met een bord_honing dan met een vat azijn.
Hiermee was de toespraak van Don Bosco niet ten einde maar het
vervolg ervan ontbreekt ons. We mogen niet verzwijgen op welke grappige

44.6 Page 436

▲back to top
- XIV/434 -
wijze hij voor de zondag van de Heilige Drievuldigheid van het jaar 1891
de vijftigste verjaardag van zijn eerste mis aanmeldde. - "Het is juist",
zei hij - "dat we op elf jaar tijd nog gelegenheid zullen hebben de ver-
eiste uitnodigingen te doen, maar toch nodig ik van heden af alle perso-
nen die hier aanwezig zijn voor die gelegenheid uit en verzoek dat daar
niemand zou ontbreken. Ik begin ook al met de dienst in de kerk te rege-
len. Theoloog Reviglio, pastoor van Sant'Agostino, zal diaken zijn, Don
Vaschetti, kapelaan van Volpiano, subdiaken, theoloog Ballesïo, aarts-
priester en kapelaan van Moncalieri, priester ter assistentie, theoloog
Savio Ascanio, overste van het asiel, ceremoniemeester. Het overige zal
op zijn tijd geregeld worden. Indien Hij die de sleutels van het leven en
van de dood in handen houdt, anders over ons zou beschikken, laat ons er
dan voor zorgen, mijn geliefde zonen, dat niet een zou ontbreken in de
hemel bij de feesten die geen einde zullen hebben."-
Twee aanslagen.
Don Bosco's triomfen verstoorden de slaap van de vijanden van God
en van de Kerk, zodat ze tot díe uiterste buitensporigheid kwamen handen
te wapenen om te doden. Onze lezers weten hoe dikwijls het leven van Don
Bosco in gevaar verkeerde wegens vuige aanrandingen; maar nadat zijn wer-
ken zoveel bewondering in de burgerlijke maatschappij hadden opgeroepen,
was het bijna niet te geloven dat men nog wou overgaan tot daden die zo
wild barbaars waren. En nochtans in het jaar 1880 hadden er met korte
tussenpauze twee aanslagen plaats, die misschien niet met elkaar in ver-
band stonden. Zij werden beraamd door sektariërs die met geweld onze
goede Vader uit de weg wilden ruimen.
De eerste slag moest hem worden toegebracht tijdens een van de
laatste weken van juni door een oud-leerling van het Oratorio die Ales-
sandro Dasso heette en die van zijn vak leefde te Turijn. Hij meldde zich
bij de portier aan en vroeg of hij Don Bosco kon spreken. Omdat hij het
huis kende, vond hij zelf zijn kamer, waar hij binnengeleid werd. Zijn
blik was woest en hij scheen een mens te zijn die verstrooid was en die
om heel andere zaken bezorgd was dan om wat hij dadelijk diende te doen.
Don Bosco ontving hem met zijn gebruikelijke minzaamheid; maar om-
dat de jongen zweeg en een stijgende beroering hem tot een uiterste ge-
jaagdheid scheen te voeren, vroeg Don Bosco hem: "Wat wil je van mij?"
Spreek! Je weet dat Don Bosco van je houdt." - Toen wierp hij zich op de
knieën, barstte in tranen uit en vertelde snikkend een lelijke geschie-
denis. Hij had zich laten inschrijven in de vrijmetselarij; de sekte had
Don Bosco ter dood veroordeeld, twaalf man waren hiervoor door het lot
aangewezen en twaalf personen moesten elkaar in die volgorde opvolgen om
het vonnis uit te voeren. - "Ik ben van die personen de eerste, juist ik!
En daarvoor ben ik gekomen!... Maar ik zal nooit een dergelijke daad
stellen. Ik zal mij de wraak van de anderen op de hals halen. Het geheim
onthullen betekent mijn dood, ik ben verloren, ik weet het, maar ik zou
Don Bosco vermoorden, dat nooit!"

44.7 Page 437

▲back to top
- XIV/435 -
Hierna toonde hij het verborgen wapen en wierp het tegen de grond.
Don Bosco deed hem opstaan, probeerde hem tot kalmte te brengen,
hem gerust te stellen maar alles was tevergeefs. De arme jongen liep de
kamer uit, alsof hij door een geheimzinnige kracht naar de afgrond gedre-
ven werd. Don Bosco schreef dadelijk een biljet aan zijn vader, een zeer
wijze man, en nodigde hem uit dadelijk naar het Oratorio te komen, waar
hij hem alles toevertrouwde. Maar zijn zoon, door wroeging verscheurd,
wierp zich op 23 juni gekleed in het water van de Po. De tolbeambten die
hem bijtijds ophaalden gaven hem over in handen van twee politieagenten,
die hem naar huis brachten. Twee dagen nadien schreef de vader aan Don
Bosco om hem te vertellen wat er gebeurd was en zijn hulp in te roepen.
"Eerwaarde Vader van de verloren zonen, zei hij hem, "aan U, aan uw on-
uitputtelijke christelijke liefde, beveel ik mijn zoon aan." Don Bosco
zag nog verschillende malen die ongelukkige vader. Met hem besprak hij de
manier om zijn zoon opnieuw op het goede pad te brengen en hem tegelij-
kertijd aan de wraak van zijn medeplichtigen te onttrekken. En, inder-
daad, na hem in ruime mate te hebben bijgestaan, kon hij zijn vlucht naar
het buitenland vergemakkelijken, waar hij hem een veilig asiel verzeker-
de. Hij bleef daar als een onbekend leven tot het einde van zijn dagen.
De tweede aanslag gebeurde in een tragischer vorm in de maand de-
cember nadien. Een jonge heer van ongeveer 25 jaar bracht een bezoek aan
Don Bosco die hem beleefd teken deed naast hem op de divan te willen
plaatsnemen. Hij had iets in zijn gelaat dat van het begin af weinig
vertrouwen inboezemde. Vooral zijn ogen hadden iets onheilspellend, dat
dadelijk aan Don Bosco de raad gaf op zijn hoede te zijn en zijn bewe-
gingen in acht te nemen. Hij werd beroerd door een kwalijk bedwongen ze-
nuwachtigheid. Terwijl hij daar zat begon hij te spreken, sprong van de
os op de ezel, soms wond hij zich op en maakte gebaren als een uitgela-
ten persoon en, kijk, bij al die opwinding glijdt er uit zijn zak op de
divan een kleine revolver, waarmee hij zes keer achter elkaar kon schie-
ten. Don Bosco legde er vaardig de hand op zonder dat de andere het be-
merkte en schoof het uiterst langzaam in zijn zak. De man die eerst on-
samenhangend sprak, begon nu uitdagingen te doen, alsof hij met Don Bos-
co wou gaan twisten. Op een zeker ogenblik beginnen zijn ogen te blikse-
men. Hij steekt zijn rechterhand in zijn zak, tast en tast nogmaals met
blijken van verwondering en van woede, springt recht, kijkt naar rechts
en naar links, zonder tot rust te kunnen komen. Ook Don Bosco was recht
gestaan van de divan en terwijl de andere met zijn koortsachtig zoeken
voortging, vroeg hij hem, zeer rustig: - "Wat zoekt u, mijnheer?"
- "Ik had hier iets op zak... Wie weet hoe... Maar waar kan het
zijn?"
- "U zult gedacht hebben het bij u te hebben en daarentegen..."
- "Neen, neen!" - herbegon hij weer als razend terwijl hij door de
kamer ging en ook in de naburige kamer drong.

44.8 Page 438

▲back to top
- XIV/436 -
Don Bosco had zich snel tot bij de deur begeven en had met de lin-
kerhand de klink gegrepen om ze snel te kunnen openen. Dan richtte hij
het wapen op hem en zonder zijn gelaatstrekken te veranderen zei hij hem:
- "Dit is het tuig dat u zocht, nietwaar?" - Bij dat zicht werd de schurk
als versteend en wou zich van zijn revolver meester maken. Maar Don Bosco
beval hem op krachtige toon: - "Vooruit! Ga dadelijk buiten en moge God u
genadig zijn!" - Daarmee opende hij de deur en zei aan sommige personen,
die zich in de wachtkamer bevonden, de heer tot aan de portiersloge te
vergezellen. De moordenaar aarzelde, maar Don Bosco zei hem nogmaals: -
"Ga buiten en kom niet terug!" - Tenslotte ging hij naar buiten. Twee van
het huis die begrepen hadden waarover het ging, begeleidden hem tot op
straat waar een groep jonge kerels die naast een rijtuig aan het fluis-
teren waren, hem opwachtten. Toen ze begrepen hadden dat de aanslag mis-
lukt was, sprong een deel van hen in het rijtuig dat als de bliksem ver-
dween terwijl enkele anderen de vlucht namen. Versuft ging onze vriend
heen door de via Cottolengo.
Toen Don Bosco aan deze tweede aanslag ontsnapt was, liet hij theo-
loog Margotti roepen om zich met hem te beraden en te zien of er aanlei-
ding toe bestond om een klacht neer te leggen; maar na rijp beraad be-
sloot men dat niet te doen. Don Cagliero was bij dit gesprek aanwezig.
Het huis Nelva.
Don Bosco won steeds meer terrein bij voor het uitbreiden van het
gebied bestemd voor het Oratorio. Het huis dat thans tegen het theater
leunt en in het midden het marmeren borstbeeld van Don Pavia draagt,
stond toen afgezonderd en behoorde toe aan een zekere heer Giovanni Bat-
tista Nelva samen met een lange strook grond, die 2.015 vierkante meter
groot was en zich uitstrekte tot aan de Via Cottolengo.(1) Don Bosco ve-
rnam dat het huis en de grond te koop waren en besloot ze aan te kopen.
Er ontstonden wederzijds moeilijkheden die het gewenste akkoord beletten
tot stand te komen. Don Bosco liet de vrije hand aan Don Rua, die op 17
augustus 1880 het contract afsloot enkele dagen eer hij zich naar Mar-
seille begaf om er de retraite voor te zitten. De overeenkomst werd be-
dongen voor 13.500 lires samen met een akte van ruiling. Don Bosco stond
aan Nelva voor 12.000 lires een bouwgrond af, gelegen op de hoek van de
Via Cottolengo en de Via Allione, de huidige via Salerno. Gedurende tal
van jaren werd het huis de zetel en het terrein de speelplaats van het
Oratorio voor zon- en feestdagen.
Tweede algemeen kapittel.
Aan het tweede algemeen kapittel, waarvan de samenroepend juist in
1880 viel, kunnen we niet veel bladzijden besteden, zoals we daarentegen
(1) Cfr. Giraudi, L'Oratorio di Don Bosco, Tabel VIII, C.

44.9 Page 439

▲back to top
- XIV/437 -
wel gedaan hebben voor het eerste algemeen kapittel, daar wij tot heden
toe nog niet de hand hebben kunnen leggen op de notulen. Ofwel werden ze
niet formeel opgesteld ofwel gingen ze verloren. Van hen die eraan deel-
namen leeft thans nog een enkele, namelijk Don Angelo Maria Rocca, die
toen directeur van het huis van La Spezia was. Uit de verbleekte herin-
neringen die hij nog moeizaam bewaard heeft aan die verre gebeurtenis,
schijnt men te mogen afleiden dat men toen de zaken eerder zowat gemoede-
lijk gedaan heeft.
Zoals de vorige keer kwamen de leden van het kapittel samen te
Lanzo in de maand september; maar in tegenstelling met wat de eerste keer
gebeurd was, achtte Don Bosco het helemaal niet noodzakelijk voor een
lange voorbereiding te zorgen. Daarbij dient men nog te voegen dat een
groot aantal van de nieuwe directeurs en afgevaardigden nog heel jong
waren en onbekwaam, zo schrijft Don Rocca, om een aanzienlijke bijdrage
tot de besprekingen te leveren. Hij merkt eveneens op dat de ouderen er
uitzagen als personen die vermoeid waren en wat rust nodig hadden. In de
behandelde onderwerpen ziet men evenmin iets van aard om een speciale
belangstelling te wekken of om een ernstige studie te eisen. Het meest
essentiële besluit was dat, bij het eindigen, alles in gemeenschappelijk
akkoord in handen werd gelegd van het hoofdkapittel om het werk voort te
zetten en een definitieve formulering aan de beslissingen te geven.
Over dit Kapittel zijn ons drie documenten overgebleven. Er is
eerst de brief van samenroeping; hierin staat genoteerd dat, nu het ambt
van alle leden van het Hoofdkapittel, behalve dat van de Algemeen Over-
ste, vervallen is, men zou overgaan tot nieuwe verkiezingen.(1) Dan volgt
een Latijnse omzendbrief van Don Bosco aan de directeurs en aan de andere
oversten van de huizen, gedateerd te Turijn op de eerste dag van de no-
veen van Maria, Onbevlekt Ontvangenis.(2) Omdat het nog geruime tijd zou
vragen, eer men de genomen beslissingen in hun concrete vorm zou kunnen
opstellen, op orde stellen en te laten drukken, meende Don Bosco er goed
aan te doen dadelijk de aandacht te vestigen op acht punten, waarvan hij
het onderhouden aanbeval.
1° Opnieuw met aandacht de beslissingen door het eerste algemeen
kapittel genomen, lezen, vooral de delen die betrekking hadden op de
zedelijkheid en de huishouding. 2° Het maandelijkse "rendiconto" en de
maandelijkse oefening van de goede dood laten doen. 3° Geen badkuur vol-
(1) Het oorspronkelijke stuk is van Don Rua met de handtekening van Don Bosco die er
eigenhandig volgende postscriptum aan toevoegde: "P.S. Uit onze catalogus van dit
jaar zal je kunnen merken welke de leden van het huidige kapittel en ook welke de
geprofeste leden zijn die kandidaat kunnen zijn om verkozen worden." De omzendbrief
werd aan de directeurs gestuurd.
(2) Bijv. Doc. 58.

44.10 Page 440

▲back to top
- XIV/438 -
gen tenzij ze door de arts voorgeschreven werd. 4° Met daden aan de over-
sten gehoorzamen, om geen enkele reden het eigen huis verlaten zonder de
vereiste toelating en zonder een redelijk motief, geen geld op zak hebben
en geen geld uitgeven zonder noodzaak of buiten de perken door de overste
vastgesteld. 5° De oorzaak van alle kwaad, namelijk de vakanties in fami-
lie of in het huis van vrienden volstrekt uitsluiten. 6° Een voorbeeldig
leven en het vluchten van alles wat ook maar de schijn van ergernis kan
hebben. 7° Geduld, christelijke liefde en zachtmoedigheid in daden en
woorden. 8° In de loop van de maanden februari en maart moeten allen
schrijven aan de Algemeen Overste en hem nieuws laten weten over hun ge-
zondheid en hun roeping. De directeurs dienen deze aanbevelingen te nemen
als thema van hun conferenties voor hun medebroeders, want ze raken we-
zenlijke punten aan voor de praktijk van het salesiaanse leven.
Maar het belangrijkste document vinden we in het boekdeel der Be-
slissingen, twee jaar later gepubliceerd.(1) Uit het onderzoek ervan en
uit de vergelijking is het overduidelijk dat het tweede Algemeen Kapittel
enkel een herziening en een aanvulling van het eerste Algemeen Kapittel
geweest is. De herziening bracht mee dat men sommige punten lichtjes zou
wijzigen, steunende op de ervaring. De aanvulling liet sommige zaken -
bijvoegen die tot dan toe nog hangende waren. De twee voorlopige regels
van 1877 die het kapitteltje vormden over de Studie bij de Salesianen,
hebben plaats moeten ruimen voor twee grote hoofdstukken onder de titel
van Kerkelijke Studies en Wijsgerige en Letterkundige studies. Bovendien
werden de vorige reglementen voor de inspecteur, voor de directeurs, voor
de Algemene Kapittels en voor de leiding van de zusters herzien en uitge-
breid en werden er twee bijgevoegd, waarvan de stof al in 1877 werd be-
studeerd, namelijk het reglement voor de verkiezing van het Hoofdkapittel
en voor de ambten van ieder van de leden. Ziedaar dus hoe dit alles ver-
klaart waarom voor de leden van het kapittel en de leden zelf, dit tweede
Algemeen Kapittel niet meer het belang had van het eerste.
Toen Don Bosco aan zijn medebroeders de nieuwe verzameling Be-
slissingen aanbood, schreef hij: "De ontwikkeling van onze vrome socië-
teit in Europa en in Amerika is een zekere aanwijzing dat God ze op een
bijzondere wijze zegent. Daarom dient ieder salesiaan zich in te spannen
zich steeds Gods genade meer waardig te worden door de geest van gebed,
gehoorzaamheid en offer. Dit zullen wij kunnen verkrijgen door een nauw-
gezette naleving van onze constituties en van de beslissingen." Hiervoor
had hij eveneens gezegd dat de verdere ontwikkeling van onze vrome soci-
eteit en het geestelijke voordeel van haar leden grotendeels afhing van
het onderhoud van de regel en van de beslissingen van het kapittel.
(1) Deliberazioni del secondo Capitolo Generale delle Pia Società Salesiana tenuto in
Lanzo Torinese nel settembre 1880. Turijn, Salesiaanse drukkerij, 1882.

45 Pages 441-450

▲back to top

45.1 Page 441

▲back to top
- XIV/439 -
H O O F D S T U K XX.
TWEE AANKLACHTEN, EEN HUISZOEKING, EEN MISVERSTAND
EN EEN ONTHULLENDE DROOM.
We moeten ons thans, opnieuw bezighouden met het droevige verhaal
van nieuwe plagerijen door Don Bosco geleden bij de uitoefening van het
werk dat hij met de zuiverste ijver verrichtte voor de glorie van God en
van de Kerk en voor het heil van de zielen, We zullen beginnen met het
verhaal van de laatste fase van het geschil. Het begon met de publicatie
van de gunsten, die door de gelovigen aan de tussenkomst van Maria, Hulp
der Christenen, werden toegeschreven.(1) Na het mooie feest in 1880 be-
schuldigde Mgr. Gastaidi Don Bosco en de salesianen bij de paus verhalen
te laten drukken over mirakels door 0.-L.-Vrouw bewerkt zonder dat de
betrokkenen zijn toestemming hiervoor verkregen hadden. Het zal beter
zijn het document in zijn geheel te lezen.(2)
"
Heilige Vader,
"
"
De nieuwe congregatie van de salesianen opende sinds het
" jaar 1868 te Turijn een kerk onder de titel van Maria, Hulp der
" Christenen. Enkele jaren nadien liet dezelfde congregatie een
" boek drukken gevuld met wonderbare gunsten en mirakels, waarvan
" gezegd werd dat ze in die kerk verkregen werden op voorspraak
" van Maria, Hulp der Christenen die daar vereerd wordt. Het boek
" werd naar de curie gebracht, die het overmaakte aan een geeste-
" lijke om het na te zien. Deze geestelijke plaatste er zijn visum
" op. Toen dat bekomen was, werd het boek gepubliceerd zonder de
" handtekening van mijn vicaris-generaal, noch van een van de of-
" ficiales van mijn curie. Toen het gepubliceerd was, werd het dan
" nog verspreid met de gedrukte bewering dat de aartsbisschop dit
________________
(1) Cfr. boekdeel Xl, blz. 449-454.
(2) Wij reproduceren dit document aan de hand van de minuut eigenhandig door de aarts-
bisschop geschreven, in het bezit van de reeds meermalen vernoemde theoloog Fran-
chetti van Turijn. De secretaris van Mgr. schreef het over en zond het naar Rome.
De cursief geschreven woorden zijn in het manuscript onderstreept.

45.2 Page 442

▲back to top
- XIV/440 -
" boek had goedgekeurd. Daardoor werd ik genoodzaakt in een krant de
" verklaring af te leggen dat een eenvoudig visum van een van de re-
" visors van het aartsbisdom niet voldoende was om daaruit te be-
" sluiten dat het boek door de aartsbisschop goedgekeurd is.
"
Weldra verscheen door de zorgen van de salesianen een
" nieuwe uitgave van dit boek, met toevoeging van nieuwe mirakels.
" Het nazicht gebeurde door de aartsbisschoppelijke curie van Ge-
" nua, die er haar visum op plaatste. De nieuwe uitgave werd gedrukt
" in de drukkerij die de salesianen te San Pier d'Arena bezitten
" en werd in heel het diocees Turijn verspreid.
"
In dit jaar 1880 verscheen een boek met de titel (1)...
" ongetwijfeld te Turijn gedrukt maar gepubliceerd alsof het van
" de persen kwam van San Pier d'Arena met het visum van de curie
" van Genua en uitgegeven door de salesianen; het staat vol wonder-
" bare gunsten die deze laatste jaren verkregen werden door de aan-
" roeping van Maria, Hulp der Christenen, die vereerd wordt in voor-
" noemde kerk.
"
Welnu, het concilie van Trente zegt in zitting XXV, Decre-
" to de Invocat, et Venerat. enz. Statuit S. Synodus, ... ullo in
" loco, vel ecclesia quomodolibet exempta nulla admittenda esse no-
" va muracula, nisï met de erkenning en de goedkeuring van de bis-
" schop. En de auteur Ferraris bewijst onder het trefwoord Miracu-
" lum, dat de bisschop het recht heeft de beelden te laten bedekken
" en de kerk ook van kloosterlingen te laten sluiten, totdat het on-
" derzoek gebeurd is over de wonderbare feiten, waarvan gezegd wordt
" dat ze als een gunst van deze beelden of in die kerken verkregen
" werden.
"
Daarom nodigde ik per brief de Algemeen Overste van de sa-
" lesianen uit bij mijn curie de verklaringen en de argumenten te
" bezorgen die de werkelijkheid van deze wonderbare gunsten bewijzen.
" Maar behalve een brief als antwoord waaruit men geen besluiten
" kon halen, ontving ik niets.
"
En inmiddels gebeurt de publicatie van duizenden exempla-
" ren te Turijn en in heel het diocees Turijn, in heel Piëmonte en
" in heel Italië van deze mirakels waarvan gezegd wordt dat ze hier
" sinds 8 jaar gebeuren en die, indien ze echt zijn, om zo te zeg-
" gen, onder mijn ogen plaatshebben. En dit wordt gepubliceerd zon-
" der enig onderzoek, zonder goedkeuring, zonder enige instemming
" van de bisschop van het diocees. Men zou zelfs kunnen zeggen dat
" ze gepubliceerd worden tegen de voorschriften in die in het litur-
" gisch kalender van 1878 verschenen zijn.
" Het is waar dat in deze boeken een verklaring staat in de zin van
" de decreten van Urbanus VIII en dat men verklaart dat men aan het
" verhaal van de wonderbare feiten geen andere waarde schenkt dan
(1) Op het originee1 ontbreekt de titel. Hij bedoelt La Città di refugio. door de zor-
gen van Don Lemoyne van maart 1880; aflevering 330 win de Letture Cattoliche.

45.3 Page 443

▲back to top
- XIV/441 -
" die van een louter menselijk gezag. Maar zou dit volstaan om te
" voldoen aan de voorschriften van het concilie van Trente? Mij
" schijnt dat niet het geval te zijn, daar het hier gaat over won-
" derlijke gebeurtenissen, die niet in vroegere tijden, niet op ver-
" re plaatsen, maar op het huidige ogenblik in de aartsbisschoppe-
" lijke stad en, om zo te zeggen, onder de ogen van de aartsbis-
" schop van Turijn gebeuren, aan wie het concilie van Trente de op-
" dracht geeft ze te onderzoeken en te erkennen alvorens ze bekend
" te maken. Het schijnt dus overduidelijk dat, wanneer wij ons hou-
" den aan het decreet van het concilie van Trente, deze wonderbare
" feiten op geen enkele manier mogen gepubliceerd worden en nog veel
" minder in het diocees, waar men beweert dat ze zouden gebeurd
" zijn, zonder een voorafgaand onderzoek en erkenning van de plaat-
" selijke bisschop.
"
En welk menselijk gezag heeft men in dit geval? Dit kan en-
" kel voortspruiten uit de getuigenissen onderzocht en beoordeeld
" door het bevoegde gezag. Maar aan wie komt het toe de getuigen
" te horen en te oordelen of ze geloofwaardig zijn en of het feit
" door hen bevestigd al of niet wonderbaar is? Het concilie van
" Trente decreteert dat dit aan de bisschop toekomt. Dus bestaat er
" voor het onderzoek en het oordeel van de bisschop geen menselijk
" gezag betreffende mirakels.
"
Men dient hierbij te voegen dat Turijn een stad is van
" 240.000 inwoners, met een groot aantal professoren, doctoren en
" studenten aan de universiteit en met een talrijke en bloeiende
" magistratuur. Welnu, wanneer deze wonderbare feiten met zulke
" lichtzinnigheid gepubliceerd worden en dat men ze met zoveel ge-
" mak aan zoveel duizenden personen doet geloven en niet zonder een
" duidelijke blijk van zeer aanzienlijk tijdelijk gewin, dan is het
" kerkelijk gezag ervan overtuigd dat zo talrijke ontwikkelde perso-
" nen op onze dagen, die voor een deel reeds tot ongelovigheid ge-
" neigd zijn en voor een deel hardnekkig ieder bovennatuurlijk be-
" ginsel loochenen, een besluit eruit trekken tegen de werkelijkheid
" van de mirakels in de heilige Schrift en in de geschiedenisboeken
" van de Kerk. Men dient te noteren dat in 1877 een jong meisje van
" het kleine huis van Cottolengo gedurende ongeveer 9 maanden een
" groot gedeelte van de mensen van Turijn om de tuin leidde door
" haar bedrog, toen ze het deed voorkomen alsof ze gehypnotiseerd
" was (sic).
"
Daarom zou men, mijns inziens, aan de salesianen het strenge
" verbod dienen te geven verder nog verhalen te publiceren over om
" het even welk mirakel voorgekomen in de kerk van Maria, Hulp der
" Christenen, zonder voorafgaande vergunning van de kerkelijke
" overheid en ze te bevelen alle boeken, die over deze veronderstel-
" derstelde mirakels gepubliceerd werden, uit de omloop te trekken
" en te vernietigen.
"
Ik meen dat ik de zware verplichting heb deze zaken aan
" Uwe Heiligheid uiteen te zetten, opdat u in uw wijsheid de voor-
" zieningen, die u opportuun zult oordelen, zou nemen.

45.4 Page 444

▲back to top
- XIV/442 -
"
Terwijl ik van Uwe Heiligheid de apostolische zegen afsmeek
" voor mij en voor mijn diocees, ben ik, enz.
De Heilige Vader overhandigde de brief aan kardinaal Bartoliní, de
prefect van de congregatie van de riten, die aan de aartsbisschop van Tu-
rijn exemplaren vroeg van de boeken en hem de verzekering gaf dat hij ze
naarstig zou onderzoeken. Monseigneur stuurde de boekjes op samen met een
gepeperde brief.(1) Het onderzoek werd officieel toevertrouwd aan Mgr.
Lorenzo Salvati, promotor van het geloof. Deze zegt, wat het wezenlijke
betreft, in zijn votum pro veritate neergelegd op 16 juli, dat men er
niet kan aan twijfelen dat het onderzoek en het canonieke oordeel over
nieuwe mirakels toegeschreven aan de goddelijke Almacht of aan de tussen-
komst van de Heilige Maagd en van de heilige aan de eigen bisschoppen en
niet aan anderen toekomt. Toch is het onderzoek en de goedkeuring in ca-
nonieke vorm niet steeds gemakkelijk en opportuun, ook al omdat de mira-
culeuze feiten "zoals deze van Turijn schijnen te zijn, zoals de verslag-
gever opmerkt, vaak meer het voorwerp en het karakter hebben van genaden
dan van mirakels." In deze gevallen is hij de mening toegedaan dat de
bisschoppen, volgens het decreet van 23 mei 1668 van de heilige Inquisi-
tie, weliswaar vooraf het boek dienen te lezen en goed te keuren, opdat
het zou gepubliceerd worden zonder iets dat strijdig is met de gezonde
leer of dat vreemd of belachelijk is of in tegenstrijd met de gebruike-
lijke normen van de gezonde kritiek. Ze dienen zich echter te onthouden
van een oordeel en van een positieve goedkeuring betreffende de waarheid
van de miraculeuze feiten die erin verteld werden. Ze mogen enkel toela-
ten ze te drukken als verhalen gesteund enkel en alleen op voldoende ar-
gumenten van een menselijke waarschijnlijkheid, die van aard is een ze-
kere morele zekerheid te verschaffen. Hiertoe is de uitdrukkelijke betui-
ging van de auteur, overeenkomstig de bekende decreten van Urbanus VIII
voldoende. Deze regel werd, zoals de verslaggever uitlegde, juist toege-
past door de heilige congregatie van de riten in twee recente decreten
voor aanvragen gedaan door de bisschoppen van Santiago de Chili en van
Capua.(2) Nadien ging hij verder: "Dat is de praktijk die overal en ook
te Rome toegepast wordt. In de goed geregelde heiligdommen pleegt men
vandaag notitie te nemen van genaden, ook wanneer ze de stempel dragen
(1) Wij bezitten de brief aan Zijne Eminentie gezonden. Hij is door de secretaris
geschreven. De aartsbisschop heeft hem in het begin gedateerd en op het einde
ondertekend. De heer B. Natali schreef hem in onder nr. 2993.
(2) De eerste vroeg of de verschijning van de Heilige Maagd te San Pietro Nolasco in het
koor van Barcelona authentiek was en of de boeken die hierover spraken als over een
mirakel mochten gepubliceerd worden. Hem werd geantwoord dat deze verschijning door
de heilige congregatie noch goed - noch afgekeurd was, maar enkel toegelaten was als
iets dat, zuiver menselijk gezien, geloofwaardig was. Niets belet dus dat men in de
gebruikelijke vormen ervoor mag spreken in het publiek of in de boeken of de kranten.
De bisschop van Capua deed een gelijkaardige vraag over de mirakels. van Lourdes en
van La Salette en ontving juist hetzelfde antwoord..

45.5 Page 445

▲back to top
- XIV/443 -
van de eigenschappen van het mirakel, uit dankbaarheid komen de gelovigen
die genaden verklaren omdat ze uit zichzelf zeker weten ze verkregen te
hebben van de hemelkoningin en ze tevens bevestigen door het houden van
beloften die ze spontaan gedaan hebben. Op de gepaste tijd wordt dan een
keuze gedaan van de aangetekende verslagen die het best gedocumenteerd
zijn en worden er daarmee stichtende werkjes samengesteld, die gedrukt
worden met het visum van de bevoegde geestelijke overheid. Daarbij volgt
men dezelfde methode die men toepast voor de levensbeschrijvingen en ver-
halen van miraculeuze feiten van heiligen, gelukzaligen en dienaren
Gods."
Mgr. Salvati verzuimde niet aandacht te wijden aan de zeer ernsti-
ge bedekte zinspeling op schandelijk winstbejag. Dit punt van de brief
van de aartsbisschop bestrijdt hij triomfantelijk in volgende bewoordin-
gen: "De giften in geld en waardevolle voorwerpen die overvloedig naar de
kerk van de Heilige Maagd, hulp der Christenen, toestromen, houden op
zich zelf geen schandelijk winstbejag in. Het zijn immers spontane gif-
ten, uitgelokt door een zuiver godsdienstig gevoel van dankbaarheid, zo-
dat ze niets anders zijn dan even zovele welsprekende bewijzen van de
echtheid van de genaden die men beweert ontvangen te hebben. Het zijn te-
kens en bekrachtigingen van het feit dat de goede God altijd en op ieder
tijdstip zeer veel behagen schept in zijn glorie en in de stichting van
zijn volk. In alle heiligdommen van de Heilige Maagd bewondert men de
verzamelingen van ex-voto's en waardevolle geschenken en zaken van dien
aard. Men ziet er tevens ex-vototabellen, van vroeger en van nu, waarin
sprake is van genezingen en andere miraculeuze gebeurtenissen. Dit geldt
voor de meest recente heiligdommen, zoals dat van Lourdes, waar men een
lange reeks van wonderbare feiten, milde giften en ex-voto's van gelovi-
gen die deze gunsten ontvingen, aantreft.
Nadien gaf de promotor van het geloof een raad en deed hij een
voorstel. Hij raadde aan meer waardigheid in de stijl en meer omzichtig-
heid in de bijzonderheden te betrachten. Hij stelde voor "de brave pa-
ters salesianen" aan te raden dat ze zo vlug mogelijk zouden zorgen voor
een nieuwe, goed verbeterde uitgave, minstens voor de voornaamste van de-
ze werkjes, die dan het regelmatige visum van de plaatselijke ordinarius
zou dragen. Hij schreef het aan een onvrijwillige vergissing toe dat ze
beroep gedaan hadden op een vreemde bisschop voor de goedkeuring van boe-
ken die enkel als voorwerp hadden de wonderbare feiten, die te Turijn ge-
beurden in de kerk van de Heilige Maagd, Hulp der Christenen. Dit was de
beslissing die aan Don Bosco meegedeeld werd.
Don Bosco liet de kwestie bestuderen door de geleerde kenner van
het kerkelijk recht, de pater Jezuïet Rostagno. Deze stelde een memoran-
dum op om vier zaken te bewijzen: 1° Dat de mirakels van gecanoniseerde
heiligen, als ze gedrukt worden, geen streng onderzoek vanwege de ordi-
narius nodig hebben, maar dat een eenvoudig visum voldoende is waaruit
blijkt dat ze niets bevatten wat bijgeloof zou zijn of niet zou over-

45.6 Page 446

▲back to top
- XIV/444 -
eenstemmen met de vroomheid en met de dogma's. 2° Dat, volgens het oor-
deel van Avanzini (1) te Rome gedrukt met goedkeuring van de maestro dei
sacri Palazzi, in onze streken geen verplichting tot kerkelijk visum be-
staat, zoals deze verplichting ook in België en Frankrijk onbekend is.
De wet van het visum werd niet eens te Turijn en daar door de clerus toe-
gepast.(2) 3° Dat nochtans de salesianen de goedkeuring hadden gekregen
van de ordinarius in wiens jurisdictie zich de drukkerij bevond en dat
dit voldoende was. Wanneer men zou opwerpen dat de werkjes in werkelijk-
heid te Turijn werden gedrukt, dan zou men daarop kunnen antwoorden dat
Mgr. Gastaldi zelf boeken goedgekeurd had, die uitgegeven waren in andere
diocesen en die geschreven waren door auteurs die niet onderworpen waren
aan zijn jurisdictie. 4° Dat het verzoek van de aartsbisschop de mirakels
te onderzoeken, omdat ze betrekking hadden op een beeld vereerd in een
kerk van zijn diocees, niet kon aanvaard worden, omdat hij in dit geval
een streng en nauwkeurig onderzoek verlangde, dan wanneer het Concilie
van Trente dit voor heel andere gevallen eiste.
Don Bosco stuurde de tekst van Pater Rostagno ten titel van in-
lichting, aan kardinaal Bartolini. Tegelijkertijd bracht hij er Mgr. Sal-
vati van op de hoogte en nodigde hem uit naar het Oratorio te komen. Het
spijt ons dat wij geen kopie van deze brief bezitten, want hierin zei hij
wat hij zou gedaan hebben om het geschil van de baan te ruimen. Dit kan
men afleiden uit het antwoord van Monseigneur, waaruit wij enkele perio-
den aanhalen. Hij schreef op 27 augustus: "Ik meen dat het mijn plicht is
u de gevoelens van hoge waardering, die ik tegenover uw vereerde persoon
voel, te betuigen en ook van dankbaarheid voor de edele en volmaakte ma-
nier waarop u mij hebt willen schrijven, terwijl ik toch niets anders ge-
daan heb dan gewoon mijn ambt uit te oefenen. Wat mijn mening over het
geschil betreft, verwijs ik naar de opmerkingen al uiteengezet na het
onderzoek van de feiten hinc inde, voor zover ze uit de documenten naar
voren treden. Het interessantste deel scheen me die wijze van handelen
waardoor men mogelijkerwijze een weg zou kunnen vinden om dit spijtige
meningsverschil uit de weg te ruimen. En het verheugt mij u te horen zeg-
gen dat, per slot van rekening, de zaak iedere grondslag mist. Het is
niet de eerste maal dat de duivel een massa hinderpalen verwekt tegen de
mooiste werken van God en dit zonder enig fundament. Eens dat men zijn
bedrog kent, is het des te gemakkelijker zich er voor te hoeden en met de
(1) Acta S. Sedis, bijvoegsel III, blz. 116.
(2) Pater Rostagno haalde onder meer het geval aan van de Eerwaarde Heer Professor
Corte, een aanhanger van Rosmini, die, ter verdediging van zijn cursus van wijsbe-
geerte, een reeks venijnige artikels geschreven had tegen de jezuïet, die er kri-
tiek op uitgeoefend had en tegen de hele sociëteit van Jezus. Hiervoor had de pro-
fessor rijkelijk gebruik gemaakt van de Lettres Provinciales van Pascal en van zijn
commentator. Later had hij de artikels in een boekdeel verzameld zonder kerkelijke
goedkeuring en zonder dat ooit het kerkelijke gezag van Turijn er iets op aange-
merkt had.

45.7 Page 447

▲back to top
- XIV/445 -
voorzichtigheid, waarin u uitmunt een volledige zegepraal te behalen
(...). Wat nu mijn komst naar Turijn betreft, aanvaard ik met veel dank-
baarheid uw hartelijk aanbod en wanneer er zich een opportuun ogenblik en
een opportune gelegenheid aanbiedt, zal ik er gebruik van maken. Ik zal
dan de voldoening en de eer hebben u persoonlijk te leren kennen."
Welk lot beschoren werd aan de aldus genoemde ophelderingen heb-
ben wij al in het elfde boekdeel verhaald. Een werkelijk zwakke zijde van
de aanklacht lag in het feit dat men voor mirakels liet doorgaan wat aan
de lezers als eenvoudige gunsten voorgesteld werd. Heel het twistge-
schrijf bewijst dat. Een episode van 6 november komt dit bevestigen. De
drukker Binelli, die de Mistica Città van Agreda publiceerde bracht het
eerste schrift als een persoonlijke hulde bij Mgr. Gastaidi. Toen deze
de aflevering gezien had, was hij niet aangenaam verrast door dit ge-
schenk, maar hij zei dat hij het ten hoogste niet zou verbieden. Wel
vroeg hij aan de uitgever op welke manier hij dacht het aan de man te
brengen.
"Ik hoop" - zei deze, "dat de mensen van goede wil mij een
handje zullen toesteken. En dan zal ik een groot aantal exemplaren in het
Oratorio van de H. Franciscus van Sales gaan neerleggen."
"In het Oratorio van de H. Franciscus van Sales?" - zei Mon-
seigneur op verwonderde toon.
"Ja, in de boekhandel van Don Bosco."
"Ah! Dat is heel goed. De mirakels verteld in de Mistica Città
di Dio gelijken zeer veel op de schijnmirakels van Don Bosco. Indien de
Madonna ze verricht, bene quidem. Indien dat niet het geval is, dan vindt
hij ze uit en verkoopt ze dan."
Verzamelingen in die trant ging men voort met jaar na jaar te
publiceren voor de maand mei in de Letture Cattoliche, evenals van haar
kant de curie van Genua voortging zonder enige moeilijkheid haar goed-
keuring te verlenen voor de boeken die te Sampierdarena gedrukt werden.
Men spande zich echter in om iedere uitdrukking te vermijden die kon
doen denken aan mirakels en niet aan eenvoudige genaden.
In dit jaar gebeurde er ook de hatelijke plagerij van een huis-
zoeking. Op de ochtend van 18 augustus kwamen in de drukkerij een afge-
vaardigde en een groep politiemannen binnengevallen. Ze gaven aan iede-
een het bevel op hun plaats te blijven, stelden enkele schildwachten op
en begonnen een nauwgezet onderzoek, zonder dat men wist wat de bedoe-
ling van hun opzoekingen waren. Alleen toen de afgevaardigde de druk-
proeven van het Bollettino Salesiano in beslag nam, begreep men wat het
doel van deze politieactie kon zijn, hoewel men er niet in slaagde het
waarom hiervan te snappen. Op het tijdschrift stond nog altijd te lezen
dat het te Sampierdarena gedrukt werd, maar niet zelden was men wegens
omstandigheden genoodzaakt het in het Oratorio te laten drukken. Dit was

45.8 Page 448

▲back to top
- XIV/446 -
een uitweg om voortdurende botsingen met de curie van Turijn te vermij-
den, te ontkomen aan de hinderpalen van het visum en veelvuldige vertra-
gingen te ontlopen. Toen de ambtenaar zijn mannetjes terug riep en ver-
klaarde dat zijn opdracht vervuld was, vroeg hem iemand om uitleg. "Be-
roepsjaloezie!" - antwoordde hij met een spotlach. Alvorens zich echter
te verwijderen liet men een proces-verbaal opstellen, waarin verklaard
werd dat de twee drukkerijen van Turijn en Sampierdarena eigenlijk maar
een enkele drukkerij waren.
Don Bosco was niet thuis omdat hij te Nizza Monferrato de leiding
had van de retraite van de dames en daarna die van de Dochters van Maria,
Hulp der Christenen. Toen hij het feit vernomen had deelde hij hierover
aan Don Rua zijn mening mee.
"
Beste Don Rua,
"
"
Ik begrijp de bedoeling van de huiszoeking door de politie
" niet. Wij hebben steeds de drukkerij van S. Pierdarena als een fi-
" liaal van die van Turijn aangezien en wij laten drukken om werk
" te geven aan onze jongens, naargelang de mogelijkheden en het werk
" dat er dient gedaan te worden. Beide drukkerijen zijn goedgekeurd
" door de regeringsoverheden. Indien er een formaliteit dient te wor-
" den nageleefd, dat men het ons dan zegge en wij zuilen ze vol-
" brengen; maar dat men ons zegge waarin ze. dient te bestaan.
"
Om met elkaar te kunnen spreken, kunt U zondagmorgen om 9
" uur vertrekken. Turijn-Bra-Nizza. Je zult hier zijn omstreeks twee
" uur en je zult terug kunnen vertrekken om half zeven naar Genua.(1)
"
Indien je hier de nacht zou doorbrengen, kom dan om bet
" even met welke trein. De trein die uit Turijn vertrekt om 13
" uur, Asti-Castagnole zou geschikt zijn. Te Nizza om 18 uur. Zie
" de dienstregeling.
"
Tot ziens. Moge God ons allen zegenen. Amen.
"
" Nizza M., 21-8-80.
je toegenegen vriend
"
Priester Gio. Bosco.
Bij zijn terugkeer dan schreef Don Bosco, die er steeds om bezorgd
was dat het kwaad dat hij vermoedde een tastbare vorm zou aannemen ten
nadele van zijn Oratorio, rechtstreeks aan de procureur des Konings om de
ware reden van deze stoornis te kennen.
(1) Don Rua moest zich voor de retraite van de Salesianen naar Marseille begeven.

45.9 Page 449

▲back to top
- XIV/447 -
"
Aan de Geachte Heer Procureur des Konings,
"
"
Op 18 augustus meldde zich in dit tehuis de politie aan om
" een huiszoeking te doen, om zich te vergewissen, zoals een van
" hen zei, of het Bollettino Salesiano in deze drukkerij van Valdoc-
" co of in die van S. Pïer d'Arena gedrukt werd.
"
Daar dit gebeurd is tijdens mijn afwezigheid en de persoon,
" die ondervraagd werd, niet in staat was aan de overheid hierover
" een juist antwoord te geven, meen ik dat het past hier bondig
" maar juist de staat van zaken uiteen te zetten.
"
In het begin had het Bollettino als titel Bibliofilo en zo-
" lang het te Turijn gedrukt werd, werden de wettelijke voorschrif-
" ten nageleefd en werden er twee exemplaren gezonden aan wie het
" hoorde. Dit blijkt uit de ontvangstbewijzen van het gezagheb-
" bende parket waarvan u de wijze leiding hebt.
"
In de maand september 1877 hadden de arme jongens opgeno-
" men in ons tehuis van San Pier d'Arena geen werk. Vanuit Turijn
" werd dan een drukmachine gestuurd met alle bijhorigheden. Enkele
" van onze leerlingen die al bekwaam waren om als meester-drukker
" op te treden gingen er heen en daar begon men dan de Bibliofilo
" of het Bollettino Salesiano te drukken. U gelieve te noteren dat
" voor dit soort van tijdschrift gedurende al die tijd dat het te
" Turijn gedrukt werd nooit een zaakvoerder gevergd werd, omdat het
" aangezien werd als een soort van catalogus van onze boekbinderij-
" en en drukkerijen. Eerst in september 1877 vroeg de procureur des
" konings van de stad Genua de aanstelling van een verantwoordelij-
" ke zaakvoerder. Deze werd dadelijk voorgesteld en aanvaard in de
" persoon van de heer Giuseppe Ferrari, die nog steeds dit ambt ver-
" vult. Van die tijd af (september 1877) tot 13 augustus van dit
" jaar werden alle verplichtingen, die door de wetgeving op de pers
" opgelegd zijn, vervuld, zoals blijkt uit de ontvangstbewijzen van
" van dit parket. We zullen deze op het eerste verzoek voorleggen.
" Het inbinden echter en het zetten van het Bollettino gebeurde
" steeds te Turijn omdat hier meer leerlingen zijn en de verzen-
" ding ervan vlugger kan gebeuren.
"
Het drukken echter gebeurde verder nu eens in zijn geheel
" dan weer gedeeltelijk te San Pier d'Arena, soms ook te Turijn,
" wanneer men in de andere drukkerij wegens andere opdrachten, dit
" werk dat meestal dringend werk is, niet kan uitvoeren.
"
Uit wat ik hierboven uiteengezet heb schijnt het mij toe
" dat men mag afleiden dat onze drukkerij van Turijn mag aangezien
" worden als één enkele drukkerij met die van S. Pier d'Arena. Er
" is immers maar één eigenaar, het werk hangt van één persoon af
" evenals al het typografische materieel. De arme jongens die er
" vakleerlingen zijn, werken voorlopig op beide plaatsen, naarge-
" lang dat nodig is, alsof de twee drukkerijen delen van een enkele
" drukkerij zouden zijn. Zowel in dit geval als bij andere gelegen-
" heden heb ik het altijd als mijn heilige plicht aangezien stipt

45.10 Page 450

▲back to top
- XIV/448 -
" de wetten na te leven. Ik heb nooit kunnen denken dat met zo te
" handelen de wet zou overtreden worden. Indien er soms een formali-
" teit dient vervuld te worden, verzoek ik u mij dat te laten weten,
" om zo te kunnen voortgaan met de opvoeding van deze arme volkskin-
" deren, waarmee ik begonnen ben, aan hun zedelijk en sociaal geluk
" ik mijn leven heb gewijd, maar steeds zonder beroering en vrees,
" die men bij dergelijke huiszoekingen pleegt te ondervinden.
"
Indien dan de hierboven vermelde huiszoeking als reden een
" wetsovertreding of een politieke oorzaak had, vraag ik u nederig
" mij dat te laten weten voor mijn norm en als norm voor de andere
" tehuizen. Ik hoop dat mijn vraag niet in strijd is met de gereser-
" veerdheid die u in uw publiek ambt moet in acht nemen.
"
Uw verplichte wijsheid zal het vertrouwen waarmee ik u
" schrijf, willen verontschuldigen en met deze overtuiging heb ik
" de eer van u te zijn
"
de zeer nederige dienaar
" Turijn, 31 augustus 1880.
Priester Gïo. Bosco.
Met de tijd kwam men te weten van een zekere Vallero, oud-leerling
en ambtenaar in het politiekantoor van Borgo Dora, dat de huiszoeking het
gevolg was van twee naamloze brieven, waarin gezegd werd dat de drukkerij
van het Oratorio clandestiene zaken drukte. Ten slotte schreef Don Berto
in rand van een kopie van de zo-even aangehaalde brief dat men in deze
aangelegenheid een manoeuvre diende te zien van kanunnik Colomiatti, de
advocaat-fiscaal van de diocesane curie. Wat ook de magistraat moge ge-
antwoord hebben op de brief van Don Bosco, de intrige zou toch, naar het
schijnt, niet in het justitiepaleis beland zijn.
Terwijl dit geschil verder liep, werden er voor een en dezelfde
zaak twee verschillende beroepen gedaan, namelijk één tot de kardinaal-
beschermheer en een ander tot de heilige congregatie van het Concilie.
De juiste inhoud van de brief aan Zijne Eminentie Nina kennen we niet,
maar van de andere bezitten we echter de tekst (1) waarin men verschei-
dene redenen voor de aanklacht leest: "Dit jaar heb ik om (aan Don Bosco)
een openbaar plechtig getuigenis te geven van mijn achting en vertrouwen,
hem de eigendom ten geschenke aangeboden van een van mijn burgerlijke
huizen met een tuin te Turijn; en ik heb hem enkel gevraagd dat twee van
zijn kloosterlingen er kosteloos les zouden geven aan arme jongens uit de
buurt en er een Oratorio voor zon- en feestdagen zouden openhouden; maar
ik heb daarop niet eens een antwoord ontvangen."
Ziehier waarover het ging en welk verloop de zaken hadden. Mgr.
Gastaldi wenst dat bij de nieuwe kerk van het Heilig Hart van Jezus een
(1) Brief van Mgr. Gastaldi aan de kardinalen van bet Concilie Turijn, 5 december 1880.

46 Pages 451-460

▲back to top

46.1 Page 451

▲back to top
- XIV/449 -
kosteloze school en een Oratorio voor zon- en feestdagen zou geopend wor-
den voor de kinderen en verklaarde in zijn brief van 22 maart 1880 ge-
richt aan Don Cagliero dat hij aan hem en via hem aan de congregatie een
gebouw aanbood dat zijn eigendom was, samen met zesduizend lires, op
voorwaarde dat de salesianen zich zouden verplichten daar voor altijd
twee lagere klassen voor jongens gedurende tien maanden per jaar koste-
loos open te houden en een Oratorio voor zon- en feestdagen. Met dit doel
zou men twee akten hebben opgesteld, namelijk een notariële en wettelijke
akte van verkoop aan drie leden van de congregatie en een andere akte
tussen Monseigneur, Don Rua en Don Cagliero en de drie eigenaars die het
goed zouden aankopen en die namens de congregatie de voornoemde verplich-
tingen op zich zouden nemen. Werden de verplichtingen niet nagelaafd dan
zou de eigendom overgaan op de aartsbisschop van Turijn pro tempore. Deze
akte zou worden onderworpen aan de goedkeuring van de heilige congregatie
van de Bisschoppen en Regulieren. Bij zijn brief voegde hij het plan van
het gebouw en zei dat hij een bevestigend antwoord verwachtte.
Monseigneur moest wel aan Don Cagliero schrijven, omdat hij wel
wist dat Don Bosco te Rome was. Anderzijds wachtte Don Cagliero met zijn
antwoord tot bij de terugkeer van Don Bosco. Maar de aartsbisschop
schreef hem opnieuw op 8 april: "Ik verzoek u quam_primum te komen om
over de zaak te spreken waarover ik u geschreven heb, want ik wens zo
gauw mogelijk tot een oplossing te komen." Don Cagliero bood zich bij
Zijne Excellentie aan. Men wist in het huis dat ditzelfde aanbod al aan
andere kloosterverenigingen werd gedaan, maar deze hadden het afgewezen.
Wanneer Don Cagliero de aangelegenheid goed onderzocht had, gaf hij als
zijn mening te kennen dat de salesiaanse congregatie door het gebrek aan
personeel en aan middelen niet in staat was een nieuw huis te openen on-
der de vereiste verplichtingen en met enkel driehonderd lires per jaar,
zoals bleek uit het aanbod van zesduizend lires. Hij kwam dan tot het be-
sluit dat op het ogenblik er een geen mogelijkheid bestond zich te ver-
plichten tot de lasten van dit voorstel. De aartsbisschop zelf vond dat
de opmerkingen van Don Cagliero gegrond waren en gaf toe dat een inkomen
van niet meer dan driehonderd lires per jaar hiervoor onvoldoende was.
Daarom werd beslist de onderhandelingen te schorsen tot de opening van
de nieuwe kerk en het huis van Sint-Jan de Evangelist, niet ver van die
plaats gelegen. Van daaruit zouden dan zonder veel moeilijkheden 's och-
tends en 's avonds twee onderwijzers naar de school kunnen gestuurd wor-
den.
Alles scheen dus in peis en vree te verlopen, wanneer op 23 juni
Don Bosco volgende brief van Kardinaal Nina ontving.
"
Geachte Heer,
"
"
Ik kon uit vertrouwbare bron vernemen dat enkele maanden
" geleden Mgr. de aartsbisschop van Turijn aan de congregatie van
" de salesianen een mooi huis met vrij uitgestrekt terrein, dat hij

46.2 Page 452

▲back to top
- XIV/450 -
" bezit bij de nieuwe parochiekerk van het Heilig Hart van Jezus,
" als geschenk aangeboden heeft en dit met het inzicht dat de sa-
" lesianen er twee kosteloze lagere klassen zouden open houden voor
" arme jongens. In dit nieuwe stadsdeel bestaat hieraan grote be-
" hoefte. Bij dit aanbod zou hij een bedrag van zesduizend lires
" gevoegd hebben waarbij hij verklaarde dat hij eveneens bereid was
" dit bedrag te verhogen om de aanvaarding van zijn voorstel te ver-
" gemakkelijken.
"
Wanneer ik me houd aan wat mij meegedeeld werd zou dit al-
" les door de voornoemde congregatie vrij koel zijn ontvangen ge-
" worden zodat Mgr. de aartsbisschop u eindelijk per brief zou ge-
" vraagd hebben bij hem te komen om over deze zaak een akkoord aan
" te gaan.
"
In plaats echter van persoonlijk te gaan, zou u een lid van
" uw congregatie gezonden hebben met het doel te weten te komen wat
" die prelaat verlangde. Mgr. had echter verklaard van uwentwege
" een beslissing te verwachten betreffende het voormelde aanbod,
" zou hij nog op een definitief antwoord wachten.
"
Ik verheel u niet dat dit verhaal mij verrast heeft. Het
" schijnt me immers toe dat na de moeilijkheden die er gerezen wa-
" ren tussen u en Mgr. de aartsbisschop u alles zou moeten doen om
" te beantwoorden aan voornoemd welwillend aanbod en zo een bewijs
" geven dat U eraan houdt met deze Prelaat in goede verstandhou-
" ding te leven. Ik twijfel daaraan niet en moet dus wel denken
" dat gewichtige redenen u in de onzekerheid laten of u zult aan-
" vaarden of weigeren en dat de inhoud van de zaak u minder geschikt
" schijnt om de wrijvingen, die u zo vaak betreurd hebt, uit de
" weg te ruimen.
"
Daar ik nochtans mijn oordeel niet wens te steunen alleen
" op wat mij tot hiertoe werd meegedeeld, verzoek ik u mij hierover
" wat ophelderingen te willen geven en inmiddels bevestig ik met
" hoge achting van u te zijn
"
de zeer toegenegen vriend om u dienstig te zijn
" Rome, 23 juni 1880.
Kardinaal. L. Nina.
Ziehier het antwoord van Don Bosco aan de kardinaal:
"
Eminentie,
"
"
De zaak die betrekking heeft op Mgr. de aartsbisschop van
" Turijn (uw brief van 23 juni) werd in mijn afwezigheid door an-
" dere personen behandeld; daarom heb ik gemeend er goed aan te
" doen ze nauwkeurig te laten uiteenzetten door hem die er uitslui-
" tend een rol in gespeeld heeft. Ik kan niet anders dan bitter
" spijt voelen wanneer ik zie op welke wijze de zaak verkeerd werd
" voorgesteld.

46.3 Page 453

▲back to top
- XIV/451 -
"
In die aard was ook de schorsing van priester Giuseppe
" Lazzero, directeur van dit hoofdhuis, zonder enige canonieke vorm
" in acht te nemen. Dat was eveneens het geval voor priester Gio-
" vanni Bonetti sinds meer dan anderhalf jaar geschorst voor de
" stad Chieri. Niettegenstaande het herhaald aandringen vanwege de
" heilige congregatie van het Concilie om een reden hiervoor op te
" geven, wou Monseigneur nooit antwoorden zodat de schorsing voort-
" duurt. Ook aan ondergetekende werd dezelfde schorsing opgelegd.
" Op dit ogenblik hangen boven mijn hoofd twee dreigbrieven, een
" van 25 november 1877, en een ander van 1 december 1877 en volgens
" deze brieven wordt ik ipso facto geschorst.
"
Wanneer ik iets schrijf of laat drukken, zelf of door an-
" deren, dat ten laste zou blijken te zijn van de aartsbisschop van
" Turijn, mag ik dit aan niemand, met uitzondering van de opperher-
" der, sturen. En daarna heeft hij zelf, Monseigneur de aartsbis-
" schop, alles geschreven wat hem behaagt ten laste van de arme sa-
" lesianen, ook aan de heilige congregaties van Rome, zonder dat
" zij het vereiste antwoord kunnen geven.
"
Niettegenstaande dat alles werken meer dan driehonderd sa-
" lesianen vol ijver in het diocees Turijn, zonder ooit ambten of
" honoraria te vragen. Tegen hen kon niemand tot heden toe een
" woord van afkeuring uitbrengen.
"
Aan Monseigneur de aartsbisschop van Turijn heb ik nooit
" iets anders gevraagd dan dat hij het mij zou zeggen, wanneer er
" iets was, maar niet dat hij een vertekende voorstelling zou geven
" aan de Heilige Stoel. Dit alles was nutteloos.
"
Dat is de oorsprong van de ernstige moeilijkheden die wij
" ondervinden bij de heilige congregatie van de Bisschoppen en Re-
" gulieren om onze nederige salesiaanse sociëteit in een normale
" toestand te brengen, waarin de andere kloosterinstituten die de-
" finitief door de Heilige Stoel werden goedgekeurd, zich bevinden.
"
Met dit alles heb ik niet het inzicht een bezwaar te oppe-
" ren, want daartoe zijn de tijden te moeilijk. We zullen onze goe-
" de wil om te werken voor Gods glorie en voor niets anders nog ver-
" meerderen.
"
De salesianen danken samen met mij Uwe Eminentie voor de
" welwillende bescherming die u hun verleent. We bidden God dat Hij
" u in goede gezondheid zou bewaren en roepen uw heilige zegen af.
" Met diepe dankbaarheid heb ik de hoge eer namens allen te ge-
" tuigen dat ik ben
"
"
uw zeer verplichte dienaar
" Turijn, 10 juli 1880.
Priester Gio. Bosco.

46.4 Page 454

▲back to top
- XIV/452 -
Bij zijn brief sloot Don Bosco een andere brief van Don Cagliero,
waarin hij het verloop met als resultaat de schorsing van de aangelegen-
heid die hij zelf behandeld had, uiteenzette, en met volgende opmerking
eindigde: "Ik zelf, Don Bosco en D. Rua en allen die het project van Mon-
seigneur de aartsbisschop kenden, konden helemaal niet vermoeden welke
extrinsieke zwaarwichtigheid dit aanbod bezat en nog veel minder konden
wij voorzien welke onaangename gevolgen er te onzen laste zouden uit af-
geleid worden. En dit vooral nadat andere congregaties een definitieve
weigering hadden gegeven en wij enkel om uitstel vroegen."
In deze zaak waren de verrassingen zonder einde. Don Bosco dacht
er niet eens meer aan, omdat hij meende dat hij voldoende uitleg had ge-
geven, maar op 26 augustus ontving hij een brief van kardinaal Nina met
volgende aanhef: "Ik verwachtte een antwoord op mijn brief van 23 juni
en dit met een spanning, die volkomen gerechtvaardigd is door de ernst
van de zaak en de wens een einde te stellen aan wrijvingen die in elk
opzicht betreurenswaardig zijn."
De twee brieven van 10 juli waren dus niet in handen van de kardi-
naal geraakt en daarom werden ze op 3 september hernieuwd. Van toen af
werd er te Rome niet meer teruggekomen op deze zaak, hoewel, zoals wij
bij het begin gezegd hebben, de aartsbisschop van Turijn meende zijn
klacht in december te mogen herhalen.
In 1880 ontstond er eveneens een misverstand. Op zichzelf is het
niet veel zaaks, maar toch schijnt het ons toe dat wij dit niet mogen
verzwijgen. Op een schilderij hebben de kleuren niet allen dezelfde
sterkte maar toch zijn ze alle noodzakelijk voor het uitwerksel van het
geheel.
Op 12 oktober bracht Zijne Excellentie een herderlijk bezoek aan
de gemeente Volpiano, de laatste strook van zijn aartsbisdom aan die
kant. Zonder vooraf te verwittigen ging hij het naburige huis van San
Benigno bezoeken. Hij kwam op het onverwachts daar en ging de poort bin-
nen die naar de werkhuizen leidde. Hij kon daar zeker niet verwachten dat
de arme vakjongens, slecht gekleed en de handen besmeurd met pek en brij,
dadelijk zijn ring zouden kussen. Toch schreef hij tien dagen later aan
Don Bosco een brief waarin hij de oversten die daar toen tegenwoordig wa-
ren, prees voor hun hoofsheid, maar zijn beklag deed over de houding van
de jongens van de drie werkhuizen en vooral van sommige clerici die bij
zijn doortocht haastig van de speelplaats waren weggevlucht.
Hem werd geantwoord door Don Barberis, die hem de zaken uitlegde,
zoals wij ze uiteengezet hebben. De clerici hadden zich dan teruggetrok-
ken omdat ze bezig waren met een materieel werk en niet in staat waren
zich bij de aartsbisschop aan te melden.

46.5 Page 455

▲back to top
- XIV/453 -
Wat al misverstand op tien jaar tijd! Het ergste misverstand bleef
toch altijd dat Monseigneur de dwangvoorstelling had dat Don Bosco en de
salesianen de vooropgezette mening hadden oorlog te voeren tegen het ge-
zag van de ordinarius. Hij zei dit nogmaals in een brief van 18 oktober
aan Mgr. Belasio die een beroep had gedaan op hun oude vriendschap en op-
nieuw zijn goede diensten had aangeboden om hem tot een goedaardiger op-
vatting ten opzichte van Don Bosco te brengen. Aldus liet God dit toe in
de geheime raadsbesluiten van zijn oneindige wijsheid. Maar de Heer ver-
zuimde niet zijn dienaar op te beuren door hemelse verlichtingen en gun-
sten.
In de zomer van 1880 had Don Bosco een droom, waarin hem onder de
sluier van symbolische verschijningen toekomstige gebeurtenissen werden
afgetekend. Hij had die droom in de nacht van 9 juli. Hij zag een geheim-
zinnige regen en volgende aantekeningen van Don Lemoyne kunnen ons de
sleutel geven van zijn betekenis. "De aanvallen van Mgr. Gastaldi bereik-
ten hun hoogtepunt. De kwestie was voor D. Bonetti brandend geworden. Te
Rome was men ingenomen voor Monseigneur tegen ons. Het scheen dat alle
menselijke hoop verdwenen was. Een veroordeling in de huidige omstandig-
heden zou pijnlijk zijn."
Welnu, ziehier wat Don Bosco toen droomde. Het scheen hem toe dat
hij zich met zijn kapittel in de kamer naast de zijne bevond, die de ka-
mer van de Bisschop genoemd werd, en dat hij er een conferentie hield.
Terwijl hij over onze zaken aan het spreken was bemerkte hij dat de he-
mel bewolkt werd. Dan barstte een onweer los met bliksem en donder, die
schrik inboezemden. Een donderslag, harder dan de voorgaande, deed het
huis trillen. Don Bonetti stond op en ging in de aanpalende galerij. Na
enkele ogenblikken begon hij daar te roepen: "Het regent doornen!" - En
er vielen inderdaad doornen zo dicht op elkaar als waterdroppen bij een
stortregen.
Dan hoorde men een tweede harde donderslag zoals de eerste en da-
delijk scheen het weer iets op te klaren. Dan riep Don Bonetti vanuit de
galerij: - "Hoe mooi! Het regent bloemknoppen." - Er kwamen uit de lucht
zoveel bloemknoppen gevallen zodat er op de grond op korte tijd een dik-
ke laag gevormd werd.
Na een derde zeer hevige donderslag werd de hemel hier en daar
helder en kwamen er enkele zonnestralen door. En Don Bonetti riep vanuit
de loggia: - "Het regent bloemen!" - Heel de lucht was vol bloemen van
iedere kleur, vorm en soort, die op een oogwenk de grond en de daken van
de huizen bedekten met een bewonderenswaardige verscheidenheid van tin-
ten.
Een vierde zeer harde donderslag weergalmde in de lucht. De he-
mel was helder geworden en er scheen een glanzende zon. En Don Bonetti
riep: - "Komt zien, komt zien! Het regent rozen. En er vielen, inder-

46.6 Page 456

▲back to top
- XIV/454 -
daad, vanuit de hoogte, welriekende rozen. "Eindelijk! - riep toen Don
Bonetti uit.
Don Bosco riep 's anderdaags het hoofdkapittel samen opzettelijk
om te vertellen wat hij in zijn droom gezien had. Hij verhaalde in het
kort de op elkaar volgende gebeurtenissen en het scheen hem toe dat hij
in de verschillende fasen van het verschijnsel, de ontwikkeling van de
strijd had gezien. Tot dan toe waren het doornen geweest, maar van dan
af begonnen de zaken, al verliep het ook traag, een gunstigere wending te
nemen. Twee uitspraken van Rome waren in het voordeel van Don Bosco. Leo
XIII nam de zaak ter harte en stelde de voorwaarden voor een vergelijk
vast tussen Mgr. Gastaldi en Don Bosco, die de Romeinse prelaten door
zijn nederigheid wist te stichten. Toch kwam er nog geen einde aan de
oorlog. Toen Monseigneur in 1883 vernomen had dat Don Bosco naar Frank-
rijk ging, schreef hij aan de aartsbisschoppen van Lyon en Marseille dat
zij hem niet zouden toelaten daar te spreken. Zijn brieven kwamen daar
toe na zijn onverwachte dood. Maar te Lyon werd aan Don Bosco niet toege-
staan een openbare conferentie te houden. De aartsbisschop van Parijs,
echter, liet hem spreken in een van de voornaamste kerken en verklaarde
dat, ook wanneer de aartsbisschop van Turijn nog in leven zou geweest
zijn, hij geen rekening met zijn aanbevelingen zou gehouden hebben. Wel-
dra was de komst van kardinaal Alimonda naar Turijn een echte zegen voor
Don Bosco. Op de dag van Maria Boodschap van het jaar 1884 toonde kardi-
naal Eerrieri, die door een heftige zenuwaanval getroffen werd, zich
bereid de privileges toe te staan, die Don Bosco zovele jaren tevergeefs
gevraagd had. Eindelijk kwam op 9 juli nadien in eigenaardige omstandig-
heden, zoals we zien zullen, het verlangde decreet toe. Van dat ogenblik
af begon voor Don Bosco een rustige periode die bleef duren tot het einde
van zijn leven dat niet ver meer af was.

46.7 Page 457

▲back to top
- XIV/455 -
H O O F D S T U K XXI.
EERSTE SALESIAANSE CONFERENTIE TE S. BENIGNO CANAVESE EN
TE BORGO S. MARTINO
Ook te midden van zoveel werk en plagerijen, vond Don Bosco niet
enkel de tijd, maar, wat nog moeilijker was, de sereniteit om naar zijn
medewerkers te gaan, ze over zijn werken te spreken en hun hulp in te
roepen. Aldus begaf hij zich in de zomer van 1880 naar San Benigno Cana-
vese en naar Borgo San Martino om de eerste conferentie te houden voor
de salesiaanse medewerkers van die twee plaatsen.(1)
Te San Benigno sprak hij op 4 januari. Hier geven we dan in grote
lijnen de toespraak van Don Bosco. Hij zei verheugd te zijn zich voor de
eerste maal onder deze medewerkers te bevinden, gaf een opsomming van de
geestelijke gunsten waarvan zij konden genieten door hun inschrijving in
de vrome vereniging en toonde aan hoe de medewerker, die trouw is aan de
regel, als een kloosterling te midden van de wereld leeft. De vereniging
kon inderdaad aangezien worden als een derde orde uit vroegere tijden,
maar aangepast aan de moderne behoeften. Thans roept men naar de vier
windstreken: werk, onderwijs, menselijkheid. Welnu, dank zij de medewer-
kers en de medewerksters doen de salesianen juist deze drie dingen. Ze
openen werkhuizen in de steden en organiseren landbouwkoloniën om de
jeugd in het werk te bekwamen. Ze stichten colleges voor jongens en meis-
jes, dagscholen, avondscholen, zondagsscholen, Oratorio’s voor zon- en
feestdagen om de geest van de jongens te vormen en hem met nuttige kennis
te verrijken. Voor duizenden wezen en verlaten kinderen openen ze tehui-
zen en zelfs aan de barbaarse volkeren brengen ze de weldaden van de be-
schaving. Door hun gebeden, door hun zedelijke bijstand, door stoffelij-
ke hulp zijn de medewerkers even zovele armen die meewerken met het hoofd
en met de andere leden van de salesiaanse congregatie om deze driedubbele
soort van weldaden voort te brengen. In vroegere tijd, toen de maatschap-
pij nog leefde uit haar geloof, was het voldoende samen te komen om vrome
oefeningen te doen; thans moet er, naast het gebed, dat nooit mag ontbre-
ken, gewerkt worden, intensief gewerkt wil men niet ten onder gaan.
(1) Bull. sal. juli en aug. 1880.

46.8 Page 458

▲back to top
- XIV/456 -
Dan behandelde hij positieve zaken en wees hij op het onderricht
van de jeugd in de godsdienst als op een speciaal werk. Een medewerker,
een medewerkster kan veel goed doen door aalmoezen en goede raad, maar
kan nog meer doen met zich verdienstelijk te maken bij zijn eigen pas-
toor en met de jongens en meisjes naar de catechismuslessen te sturen. De
katholieke catechismus in de Oratorio's voor zon- en feestdagen is de
enige redplank voor zovele arme jongens en meisjes te midden van het al-
gemene verderf van de maatschappij. Pastoors en priesters kunnen met al
hun ijver niet overal zijn, maar bij het geven van catechismuslessen heb-
ben ze helpers nodig die de jongens naar de kerk doen komen, die de
ouders aanzetten ze er naartoe te sturen, die assistentie verlenen in de
klassen, die onderricht geven in de lering. Bij die gelegenheid haalde
hij een mooi voorbeeld aan. In een dorp van zesduizend zielen waren er
enkel een veertigtal kinderen die naar het onderricht gingen. Welnu, on-
der de leiding van de pastoor wierven de medewerkers er vierhonderd aan
en met Pasen zorgden ze ervoor dat circa zevenhonderd te biecht en te
communie gingen. Onder hen waren er vierhonderd jongens en meisjes samen,
die hun eerste communie deden.
Ten slotte somde hij de andere liefdadigheidswerken op die moge-
lijk en ook gemakkelijk waren voor de medewerkers, zoals het herstellen
van de vrede in de families, mensen die verloren liepen opnieuw op het
goede pad brengen, steun verlenen aan hen die zonder middelen zijn. Dit
alles diende echter te gebeuren met zachtheid, christelijke liefde en
voorzichtigheid, de drie deugden die karakteristiek zijn voor de goede
salesiaanse medewerker. Zoals dat maar natuurlijk was, beval hij op een
speciale manier het nieuwe tehuis van San Benigno aan de liefdadigheid
van de aanwezige personen aan.
Van de gedachterijke conferentie van 1 juli te Borgo zijn wij in
staat aan onze lezers de merkwaardigste gedeelten aan te bieden, onge-
veer met de woorden van Don Bosco zelf. De vergadering werd voorgezeten
door Mgr. Ferrè, bisschop van Casale. Don Bosco begon met volgende goed
gevonden aanhef:
"
Ik bevond mij te Rome bij gelegenheid van de ontvangst in
" openbare audiëntie door de onsterfelijke Paus Pius IX, zaliger
" gedachtenis, van de vertegenwoordigers van de katholieke pers
" en ik herinner mij nog de prachtige redevoering die hij die dag
" hield. Om de katholieke schrijvers aan te moedigen de vijand
" van God en van de Kerk zegerijk te bestrijden, spoorde Pius IX
" hen aan met elkaar verenigd te blijven en stelde hij de stie-
" rengevechten in Spanje tot voorbeeld. Zonder nu juist dit
" schouwspel, dat doet denken aan de overheersing van de Moren in
" dat land, goed te keuren, beschreef de Heilige Vader welke hou-
" ding de strijders aannemen om het ongetemde beest te overwinnen
" en neer te slaan. Op een grote vlakte, in het zicht van een ont-
" zaglijke grote

46.9 Page 459

▲back to top
- XIV/457 -
" massa door een omheining beschermd, wordt het vreselijke dier
" losgelaten. De stier aangehitst door het geroep, vervolgd door
" de vechters, aangedreven door zijn woede, werpt zich, onder het
" uitstoten van vreselijk gebrul, nu eens op deze dan weer op
" gene en bukt de kop om hem met zijn horens te doorsteken, maar
" wanneer de vechter ziet dat het dier in zijn nabijheid komt,
" maakt hij een zijsprong en plant hem in de snoet of in de hals
" een spies of een zwaard. Het gewonde dier stort zich op een
" andere persoon, die hem een tweede slag toedient. Dan wordt de
" stier razend, loeit wanhopig, draait naar hier en naar daar in
" de arena rond en probeert hen die hij voor zich ziet neer te
" smakken. Maar van alle kanten stoot hij op tegenstanders, die
" hem allen met dezelfde bedoeling afwachten en hem de ene steek
" na de andere geven, in de flanken, in de kop, in de halskwab tot-
" dat één van hen hem een scherp zwaard in de rug stoot. Aldus
" stort, na nutteloze inspanningen, het dier op de grond en sterft.
" De eendracht van de vechters, merkte Pius IX op, mat de stier af
" en overwint zijn woestheid. De vijanden van God en van de Kerk,
" die wij moeten bevechten, worden door de Heilige Schrift stie-
" ren genoemd: taures pingues obsederunt me, klaagde de koninklij-
" ke profeet:(1)wilde mensen hebben mij als stieren belegerd.
" Dezelfde klacht moeten ook wij in deze uiterst droevige tijden
" herhalen. Maar willen wij deze vijanden verslaan en de zege be-
" halen? Laten wij allen tegen hen verenigd zijn als een compacte
" falanx en laten wij ons ervoor hoeden een aanval uit te voeren
" tegen elkaar, de pen of de stem tegen elkaar te gebruiken. In-
" dien dit niet de identieke woorden zijn uit de mond van de gro-
" te Pius IX, dan was dit toch de betekenis van zijn redevoering.
"
Ik heb u, verdienstelijke medewerkers en medewerksters,
" aan dit feit en aan deze woorden herinnerd om u beter de nood-
" zakelijkheid te doen begrijpen dat op vandaag alle goede chris-
" tenen eendrachtig dienen te zijn onder elkaar om het goede te
" bevorderen en het kwade te bestrijden, want vis unità fortior,
" eendracht maakt macht.
"
Van 1841 af, toen deze arme priester jongens begon bijeen
" te brengen op de feestdagen door ze van de straten en pleinen weg
" te halen om hun eerzame vermaken te verschaffen en ze te onder-
" richten ín onze heilige godsdienst, voelde hij de noodzaak aan
" medewerkers te hebben, die hem een hand zouden toesteken. Van af
" die tijd tot nu toe zijn er vele priesters en leken in de stad
" geweest en nadien ook dames, vrome dames, die op zijn uitnodiging
" ingegaan zijn en zich bij hem hebben gevoegd om hem te helpen.
" Sommigen brachten hem kinderen aan, anderen verleenden assisten-
" tie en gaven catechismusles. De vrouwen dan en de communiteiten
(1) Psalmen, XXI, 13.

46.10 Page 460

▲back to top
- XIV/458 -
" van kloosterzusters hielpen hem bij het verstellen van kleren,
" met de was en bezorgden linnengoed aan de meest behoeftigen en
" de meest verlatenen. Wat deze priester heeft kunnen doen en wat
" de salesianen op dit ogenblik doen, met Gods hulp en dank zij de
" liefdadigheid van deze welwillende personen, hebt u al vernomen
" door het lezen van het Bollettino Salesiano en het is onnodig
" dit hier te herhalen.
"
Gelet op het goed dat zovele personen, die eendrachtig
" verenigd zijn, deden ten voordele van de arme jeugd, heeft men er
" toen aan gedacht een formele vereniging op te richten onder de
" titel van vrome vereniging van de salesiaanse medewerkers en
" deze te doen goedkeuren door de plaatsvervanger van Jezus Christus.
" Talrijke bisschoppen hebben ze eerst erkend in hun diocees en na-
" dien aanbevolen bij de Heilige Stoel. Onder hen die ze met warmte
" bevorderd hebben, kan ik met genoegen noemen Zijn Excellentie Mgr.
" Pietro Maria Ferrè, onze zeer vereerde herder. Onze Heilige Vader
" Pius IX, zaliger gedachtenis, onderzocht het project en keurde
" het goed. Zelfs verlangde hij dat de vrome vereniging een grotere
" vlucht zou nemen en daarom opende hij de schatten van de heilige
" aflaten. Sinds het jaar van deze goedkeuring, 1876, tot op vandaag
" is het aantal medewerkers en medewerksters steeds gestegen tot
" dertigduizend en hun aantal stijgt nog iedere dag naarmate de vro-
" me sociëteit bekend raakt bij de gelovigen.
"
Na deze woorden gaf hij een bondig overzicht van de salesi-
" aanse werken, die hun bestaan danken aan de edelmoedigheid van de
" medewerkers en medewerksters maar deze zaken zijn ons reeds be-
" kend. Daarna gaf hij een uiteenzetting van al wat men moest doen
" om een echte medewerker en een echte medewerkster te zijn en zo
" te kunnen genieten van de speciale gunsten die door de heilige
" Kerk aan de vrome vereniging verleend werden.
"
Vooreerst merk ik op dat, om de aflaten die door de plaats-
" vervanger van Jezus Christus verleend werden te verkrijgen, men de
" werken moet doen, die voorgeschreven zijn om ze te verdienen. Wan-
" neer dus de aflaat een bepaald gebed, een bezoek aan een kerk, een
" biecht of communie vereist, dan moet men deze werken doen en dat
" geldt zowel voor de salesiaanse medewerkers als voor de francis-
" caanse derde ordelingen. Maar om deze aflaten te verwerven is het
" niet voldoende de voorgeschreven werken te doen. Men dient even-
" eens lid te zijn van de vrome vereniging van de medewerkers vol-
" gens het inzicht van deze vereniging.
"
En wat dient men te doen om er lid van te werden? Eerst en
" vooral moet men ingeschreven worden door de overste van de salesi-
" aanse congregatie of door een persoon die daartoe door hem afge-
" vaardigd werd en nadien mag men er niet uitgesloten geweest zijn.
" De aansluiting geschiedt doorgaans door het toesturen van het di-
" ploma samen met het reglement. Bovendien moet men liefdewerken
" verrichten volgens de geest en de doelstelling van de vrome ver-
" eniging.

47 Pages 461-470

▲back to top

47.1 Page 461

▲back to top
- XIV/459 -
"
Maar hier zal me iemand vragen: "Is het misschien nood-
" zakelijk alle liefdewerken afzonderlijk te beoefenen die in het
" reglement vernoemd worden"? - "Neen, dat is niet noodzakelijk.
" Het is niet eens nodig een of meer ervan op een bepaald tijdstip
" te verrichten, maar het is nodig en voldoende er een van te ver-
" richten, wanneer zich daartoe een gelegenheid aanbiedt. Ik heb
" gezegd dat het nodig is er een van te verrichten. Het doel van
" de vrome vereniging bestaat erin aan de salesiaanse congregatie
" helpers te bezorgen, die speciaal voor de jeugd willen zorgen.
" Daarom ziet iedereen in dat de medewerkers en de medewerksters
" zich dienen te beijveren een liefdewerk uit te voeren dat tot
" dit edele doel leidt. Zo niet zou het vrome inzicht van de kerk,
" die deze schatten in hun voordeel openstelt, niet tot zijn recht
" komen. Er was een tijd dat het voldoende was zich in het gebed te
" verenigen maar vandaag de dag, nu er zoveel middelen tot verderf
" bestaan, dient men zich te verenigen op het terrein van de actie
" en moet er gewerkt worden. Ik heb er dan aan toegevoegd dat, om
" een goede medewerker en een goede medewerkster te zijn, het vol-
" doende is een of ander liefdewerk te beoefenen, wanneer de gele-
" genheid zich daartoe aanbiedt. En dat zal wel niet moeilijk zijn
" voor een goede christen man of vrouw. Wat al mooie gelegenheden
" bieden zich niet aan! Men kan een goede raad geven aan een jongen
" of aan een meisje of ze de weg wijzen naar de deugd en ze van de
" ondeugd verwijderen; men kan aan de ouders een goed middel sugge-
" reren om hun kinderen christelijk op te voeden, en ze naar de kerk
" te sturen; wanneer ze ergens dienen geplaatst te worden om er te
" studeren of te werken, dan kan men de ouders aanzetten goede col-
" leges, deugdzame onderwijzers en eerzame bazen te kiezen. Men kan
" ervoor zorgen dat er goede onderwijzers en goede onderwijzeressen
" in de scholen zouden zijn; men kan hulp verlenen bij het geven
" van catechismuslessen in de parochie, men kan een goed boek, een
" katholieke krant schenken, lenen of verspreiden of een slecht boek
" of krant verwijderen. Men kan ertoe bijdragen een werk uit te voe-
" ren, voor een kledingsstuk te zorgen, een betrekking te zoeken,
" het kostgeld te betalen, om een jongen of meisje die arm en verla-
" ten zijn, uit hun milieu weg te halen. Men kan een uitgave bespa-
" ren, een geldstuk wegleggen om het als aalmoes te schenken, een
" werk bevorderen dat kan strekken tot Gods glorie, tot eer van de
" kerk, tot voordeel van de zielen en het minste wat men kan doen
" is de anderen aansporen dat te doen. Gelegenheden om goed te doen
" of om kwaad te vermijden ontbreken nooit! Indien de goede wil niet
" ontbreekt, indien de moed niet tekort schiet, indien wij liefde
" hebben tot God en tot de naaste, zullen wij bijna zonder het te
" merken, als vader of moeder, als onderwijzer of onderwijzeres,
" als priester of leek, als rijk of arm, werkelijk medewerkers en
" medewerksters zijn, we zullen groot kwaad beletten en groot goed
" doen.
"
Iemand zou mij kunnen zeggen: - "Zolang het erom gaat goed
" te doen met het woord, dan ben ik erbij, maar met stoffelijke

47.2 Page 462

▲back to top
- XIV/460 -
" middelen kan ik dit niet doen, omdat ik arm ben." - Wie arm is,
" handele als een arme. Maar hoe arm een medewerker ook moge zijn,
" toch zal hij steeds, indien hij dat wil, in staat zijn ook stof-
" felijk bij te dragen tot een liefdewerk. Ze was zeer arm de wedu-
" we waarover het Evangelie spreekt, ze bezat niets meer dan een
" penning en toch wou ook zij bijdragen tot versiering van de tem-
" pel samen met rijke schenkers en hiervoor werd ze door Jezus
" Christus geprezen. Trouwens ik kan u wel zeggen dat er vele man-
" nen en vrouwen zijn die hun armoede inroepen wanneer ze uitgeno-
" digd worden een goed werk te verrichten, een arme wees kleren te
" verschaffen, een behoeftige familie bij te staan, een kerk te ver-
" sieren, maar wanneer er sprake is van een kleed of een jurk te ko-
" pen die eerder een luxe is, wanneer het erom gaat een diner te ge-
" ven, een partijtje, een plezierreis te ondernemen een bal in te
" richten of een bijeenkomst, dan is er geen armoede meer. Wanneer
" er dan geen geld is, dan doet men het te voorschijn komen, dan
" om een mooie figuur te slaan en dan geeft men zich over aan een
" vindt men het middel luxe die zijn eigen stand te boven gaat.
"
Dan zijn er anderen die altijd schrik hebben dat de grond
" onder hun voeten zal wegglijden. Heden en toekomst zien ze steeds
" onder de somberste kleuren. Het zij diegenen die, naar het woord
" van de Zaligmaker steeds zich bevend de vraag stellen: Wat zul-
" len we morgen eten? Wat zullen we drinken? Hoe zullen we ons kle-
" den? Quid mandicabimus? aut bibemus? aut quo operiemur?
" En aldus verzamelen ze maar altijd, potten ze steeds maar op,
" slaan ze voorraad op en intussen komt de dood zonder dat ze enig
" goed gedaan hebben; en dan laten ze hun bezit over aan de schraap-
" zucht of aan de geschillen van hun verwanten, die ze op korte tijd
" zullen verteren of ze zullen laten inpalmen door advocaten en pro-
" cureurs. Volg ze niet na, mijn beste medewerkers en vrome medewerk-
" sters en om deze voorbeelden niet na te volgen, vraag ik u naar
" twee opmerkingen te willen luisteren.
"
Er zijn er thans vele die hun geld uitzetten op de banken
" om een intrest te krijgen. Maar iedere bank, welke goede faam ze
" ook moge genieten, laat altijd de vrees bestaan dat ze failliet
" kan gaan. En hoevele faillissementen zijn er niet! Hoevele fami-
" lies worden hierdoor niet tot in de grond geruïneerd! Maar laat
" het dan een veilige bank zijn, ze zal toch niet meer dan een in-
" trest hoger dan vijf of zes percent uitbetalen. Maar ik ken een
" bank die onuitputtelijk is en die garanties verstrekt waarbij ie-
" der faillissement onmogelijk wordt en die een intrest geeft, ik
" zal niet zeggen van vijf, tien, dertig, vijftig percent maar hon-
" derd voor één. Wie is die bankier, wiens fondsen onuitputtelijk
" zijn? Het is God, de meester van hemel en aarde, die precies be-
" loofd heeft thans, nunc, in deze tijd, in tempore hoc, honderd v
" oor één te zullen uitbetalen aan hem die over zijn goederen be-
" schikt voor zijn meerdere glorie, ten voordele van zijn arme men-
" sen. Wie zijn goederen aan mij laat, zal centies tantum nunc in

47.3 Page 463

▲back to top
- XIV/461 -
" tempore hoc ontvangen, verzekert Jezus Christus ons in het Evange-
" lie, et in saeculo futuro vitam aeternam.(1) Hij zal het honderd-
" voudige ontvangen in de zegeningen die God aan zijn persoon, aan
" zijn goederen, aan zijn zaken, aan zijn handelszaken zal geven, het
" honderdvoudige in de vrede des harten, in de eendracht in zijn ge-
" zin, in de geestelijke genaden bij zijn leven en op het ogenblik
" van zijn dood. Dat is nog niet alles; want de Heer houdt nog voor
" het andere leven een onvergankelijke beloning over; et_in saeculo
" futuro vitam aeternam. Laat ons dus ons geloof opwekken, verdien-
" stelijke heren, en de wijze bestuderen waarop wij ons dat grote
" goed kunnen verzekeren.
"
Hier volgt dan mijn tweede opmerking. Sommigen menen dat
" aalmoezen schenken enkel een raad is en geen gebod, ze maken wel-
" iswaar van hun bezit geen slecht gebruik en denken zo genoeg te
" doen om zalig te worden. Dat is een fatale vergissing, die belet
" dat men vele goede werken in deze wereld doet en die vele zielen
" naar hun eeuwig verderf voert, zoals dat het geval is geweest met
" de rijke vrek. Het is gemakkelijker, heeft Onze-Heer-Jesus Chris-
" tus gezegd, voor een kameel door het oog van een naald te gaan dan
" voor een rijke zalig te worden, indien hij zijn hart stelt op zijn
" rijkdommen en zich om de armen niet bekommert. Hij zal, als men
" wil, niet tegen de rechtvaardigheid zondigen, maar hij zal tegen
" de liefdadigheid zondigen. Welnu, wat verschil is er wel wanneer
" men naar de hel gaat omdat men tegen de rechtvaardigheid gezon-
" digd heeft of tegen de naastenliefde? Dat hulp verlenen aan de
" nooddruftige geen raad is, maar een bevel blijkt duidelijk uit de
" Heilige Schrift. Er zullen geen armen ontbreken op de aarde waar
" jij woont, zegde God in de Oude Wet en daarom geef ik je het bevel
" de hand open te houden voor de arme en voor de behoeftige: id-
" circo ergo praecipio tibi,ut aperias manum fratri tuo egeno.(2)
" En wanneer de goddelijke Zaligmaker over de aalmoes spreekt, dan
" gebruikt hij het werkwoord in de gebiedende wijs: Quod superest,
" date eleemosynam. (3) En om geen enkele twijfel over te laten in
" deze aangelegenheid, verklaart hij dat hij op de oordeelsdag naar
" het eeuwig rijk zal roepen zij die liefdewerken zullen gedaan heb-
" ben, terwijl hij hen die zullen geweigerd hebben dat te doen naar
" de hel zal sturen.(4) Op een andere keer zei hij: Niet hij die
" zegt: Domine, Domine, Heer, Heer, zal het rijk der hemelen binnen-
(1) Marcus: 10,30.
(2) Deut., XV, L 11.
(3) Lukas, XI, 41.
(4) Matt. XXV, 34-36.

47.4 Page 464

▲back to top
- XIV/462 -
" treden, maar hij die de wil van mijn Vader doet, hij díe zich niet
" met woorden tevreden stelt maar goede werken wil doen.(1) Daarom
" schrijft de apostel Jacobus dat het geloof alleen niet helpt tot de
" zaligheid, indien het niet met de werken gepaard gaat en hij zegt
" dat een geloof zonder werken een dood geloof is: fides sine operi-
" bus mortua est.(2)
"
Ik ben wat langer blijven stilstaan bij dit onderwerp, niet
" omdat ik meen dat een van u dat nodig heeft, maar omdat hij, even-
" tueel er zich zou van bedienen om zekere vooroordelen bij andere
" personen uit het hoofd te praten. Wat de medewerkers en medewerk-
" sters betreft, ondervind ik iedere dag dat zij de liefdadigheid
" beoefenen en weten hoe zij ze moeten beoefenen; en ik vertrouw erop
" dat zij hiermee zullen voortgaan, zodat zij zich ware volgelingen
" zullen tonen van de H. Franciscus van Sales, die zich alles voor
" allen maakte om allen voor God te winnen en die dikwijls herhaal-
" de: Geef me zielen en neem al het overige voor u: da mihi animas,
" cetera tolle. U hebt gehoord en leest elke maand waaraan uwe
" liefdadigheid besteed wordt. De hoop, ja de zekerheid zovele arme
" jongens te helpen, ze van de gevaren van de wereld te verwijderen,
" ze op te voeden voor God, voor de kerk, voor de hemel, moet u gro-
" telijks troosten en u ieder offer als licht doen beschouwen. Laten
" we dus moed scheppen en het raad opvolgen die ons door onze godde-
" lijke Zaligmaker nagelaten werd. Werf U vrienden aan met uw goede-
" ren, opdat wanneer u op het einde van uw leven er geen meer zou
" bezitten, deze vrienden u in de eeuwige tabernakels zouden ontvan-
" gen. Facite vobis amicos de mammona iniquitatis ut, cum defece-
" ritis recipiunt vos is aeterna tabernacula.(3) Onze vrienden
" zullen dan de zielen zijn, vele zielen, die door ons gered werden,
" onze vrienden, de bewaarengel van deze vrienden, onze vrienden, de
" heiligen die wij in de hemel deelgenoten van hun geluk zullen be-
" zorgd hebben, en wat nog meer belang heeft, onze vriend zal Jezus
" Christus zijn die ons de verzekering geeft dat hij aanziet als aan
" zich zelf gedaan al het goed dat wij aan de minste van zijn leer-
" lingen gedaan hebben. Amen dico vobis, quamdiu fecistis uni ex his
" fratrïbus meis minïmis, mihi fescistis.(4)
Don Bosco had voor de bisschoppen een grote eerbied en prentte die
aan zijn leerlingen in, zodat deze in onze huizen traditioneel geworden
(1) Matt., VII, 21.
(2) Jac., II, 20.
(3) Luc., XVI, 9.
(4) Matt., XXV, 40.

47.5 Page 465

▲back to top
- XIV/463 -
is; en alvorens van het podium te komen, verzocht hij nederig Mgr. Ferrè
zich te gewaardigen de toehoorders met een goed woord te vertroosten. De
bisschop die een vlotte redenaar was, sprak met vurigheid over de sociale
noden en over de taak die de Voorzienigheid aan de zonen van Don Bosco
aangewezen had. Eindelijk beval hij de vrome sociëteit aan de werkdadige
genegenheid van hen die naar hem luisterden aan. Die avond werd door de
kostschoolleerlingen het Latijnse toneelstuk, Phasmatonices, waarover we
het in het twaalfde boekdeel gesproken hebben opgevoerd. Hetzelfde drama
was kort tevoren ook opgevoerd geworden in het college voor adellijke
leerlingen van Valsalice. In 1882 werd het ten tonele gebracht te Ran-
dazzo, in het eerste salesiaans college van Sicilië. De traditie van de
Latijnse drama's duurde in de salesiaanse huizen voort tot enkele jaren
na de dood van Don Bosco.

47.6 Page 466

▲back to top
- XIV/464 -
H O O F D S T U K XXII.
WAARDEVOLLE DOCUMENTEN VAN GEESTELIJK LEVEN.
Kuisheid, armoede en een goede biecht zijn drie zaken waarop Don
Bosco graag terugkwam, wanneer hij tot en voor zijn zonen sprak. In het
jaar 1880 hebben we drie feiten, drie gevallen, een vermaning en een
droom die over dit drievoudig thema spreken.
Onze Monseigneur Costamagna ontving van de betrokken persoon ruime
bevoegdheid aan de eerste historicus van Don Bosco alles mee te delen,
wat we gaan zeggen, op voorwaarde zijn naam te verzwijgen.(1) Een jongen
van het Oratorio had het ongeluk telkens weer te vallen en te hervallen
in zware schuld tegen de engelachtige deugd vooral tijdens de vakantie.
Welnu, in de herfst van 1880 was deze jongen teruggekeerd uit vakantie,
zijn ziel zwaar met zonden beladen, en dadelijk liep hij bij Don Bosco om
te biechten. Deze deed nu met hem iets waarvan we niet weten dat hij het
ooit met anderen gedaan heeft. Na zijn beschuldiging streek hij zeer
sterk zijn wang tegen die van de biechteling en zei: - "Ik wil dat jij
nooit meer in je leven deze zonden zou bedrijven!" - Men zou gezegd heb-
ben dat op dat ogenblik de liefde tot de zuiverheid uit de ziel van de
biechtvader volledig overging in de ziel van de kleine zondaar, want toen
deze volwassen geworden was en kloosterling werd, verklaarde hij in 1899
bereid te zijn er voor God een eed op te doen dat dit bij hem een wonder-
baar uitwerksel had bewerkt. Mgr. Costamagna noemde dit "een streling,
die bij Don Bosco uiterst uitzonderlijk was." En het uitwerksel was dat
het hem toescheen alsof de verkeerde neigingen met wortel en tak uit zijn
hart werden gerukt; later ging hij nog op vakantie, werd daarna soldaat
en nooit herviel hij in zijn vroegere ellenden ofschoon hij in beide ge-
vallen blootgesteld was aan ernstige gevaren God te beledigen.
Zeer gevoelig betreffende salesiaanse armoede, verzette Don Bosco
zich krachtdadig, niet enkel tegen elke overtreding, maar ook tegen alles
wat hem ook maar van verre toescheen een bedreiging te zijn voor het vol-
maakte onderhoud van de armoede. Te San Benigno verlangde in de loop van
(1) Brief aan Don Lemoyne, Santiago del Chile, 22 februari 1899.

47.7 Page 467

▲back to top
- XIV/465 -
de tweede winter een overste dat men voor al de clerici nieuwe overjassen
zou maken en dat men gordijntjes zou aanbrengen voor de ramen van de pri-
vé-kamers. De prefect, Don Nai, zat geklemd tussen het aandringen van
zijn medebroeders en de geringe financiële middelen, kon geen beslissing
nemen en sprak erover met Don Bosco die het huis kwam bezoeken. Deze
voelde zich hierover zeer bedroefd en antwoordde hem: - "Vanavond zal ik
een conferentie houden voor het personeel." - Toen de oversten waren sa-
mengekomen in de bibliotheek, sprak hij over de armoede in de kledij en
in het uitrusten van de kamers en gebruikte daarbij een zeer harde en
scherpe taal. De overste had de indruk dat Don Bosco daarbij te streng
was. Toen hij gedaan had met spreken, nodigde Don Bosco de aanwezigen
uit, de opmerkingen te maken die ze opportuun meenden. Deze overste merk-
te dan op dat armoede wel kon samengaan met fatsoen. Hierop repliceerde
Don Bosco zacht maar beslist: - "Het fatsoen van een kloosterling is zijn
armoede."
Bij die conferentie was ook de clericus Filippo Rinaldi tegenwoor-
dig. In 1930 sprak hij tot de medebroeders van het Oratorio bij gelegen-
heid van de oefening van de goede dood; en toen hij zich dit feit herin-
nerde, zei hij dat hij toen bij zich zelf gedacht had dat zelfs de armoe-
de van de kapucijnen en van de bedelorden niet zo streng was als deze
door Don Bosco gewild. Dezelfde Don Rinaldi merkte op dat Don Bosco op
die manier over de armoede gesproken had juist op het ogenblik dat hij
voor zijn scholen van de drukkerij lokalen liet gereedmaken die grootser
waren dan deze voor instellingen van dezelfde aard te Turijn en dat hij
het prachtige college bouwde naast de kerk van Sint-Jan de evangelist.
Dit samentreffen, suggereerde bij Don Rinaldi de gedachte dat hier een
onderscheid diende gemaakt te worden. - "We mogen", zei hij, "de inwen-
dige armoede van de salesianen en de persoonlijke armoede van ieder van
hen, niet verwarren met de behoeften van het uitwendig salesiaans werk,
want deze laatste behoeften vergen dat Don Bosco steeds in de voorhoede
van de vooruitgang is, volgens de uitdrukking gebruikt door de toekom-
stige Pius IX."
Voor de toelating tot het noviciaat of tot het afleggen van de ge-
loften stelde Don Bosco op een zitting van het hoofdkapittel drie belang-
rijke gevallen voor en gaf er de oplossing van. Het eerste geval. Een
jongen meldt zich aan en vraagt om te worden opgenomen in het noviciaat.
De arme jongen heeft een zondige gewoonte gehad tot de tijd van de re-
traite, maar dan toont hij zich zeer beslist in het goede. - "Men dient
hem tot de proeftijd toe te laten" - besloot Don Bosco. Een tweede geval.
Een andere heeft de beslissing genomen zijn aanvraag te doen voor de ge-
loften, zijn zedelijk leven verloopt goed maar voor zijn professie moet
hij naar zijn familie gaan en hier abyssus_abyssum invocat. Na de mening
te hebben gehoord van de anderen, die niet wisten over wie het ging, zei
Don Bosco wat volgt: - "Neen, neen, neen!" Tot de jongens die tot het
einde toe zich bevredigen antwoord ik: "Neen, word geen clerus! Deze kun-

47.8 Page 468

▲back to top
- XIV/466 -
nen zich tijdens hun noviciaat bedwingen, maar dan laait de brand steeds
weer opnieuw op. Daarom moeten we allen akkoord gaan om strenger en
strenger op te treden, omdat iedere dag de verlokkingen tot het kwaad
groter worden en we elders zwakheden zien die vrees aanjagen."
Bij deze opmerking sluit Don Bosco, zoals men merkt, ook de toela-
ting tot het noviciaat in, maar toch schijnt het niet dat hij zich zelf
zou tegenspreken. Deze van wie hij zegt dat ze zich willen bevredigen
moet men bezien in de betekenis van de zin uit de Heilige Schrift, kort
tevoren aangehaald. Hiermee verwees hij niet alleen naar persoonlijke
zwakheden maar naar het feit dat hij alle schaamtegevoel liet varen.
Eigenlijk had hij, wanneer hij over het tweede geval sprak, er kunnen
bijvoegen: - "Hoe zou een dergelijke persoon kunnen gaan preken in zijn
dorp?" - Zijn gedachte kwam dus hierop neer dat men iedereen die "tot
het laatste toe" op ergerniswekkende wijze zou te kort geschoten zijn aan
de zedelijkheid niet enkel van de professie als kloosterling maar ook van
de inkleding als clericus diende uit te sluiten.
Derde geval. Een persoon, die in de wereld geleefd heeft en zijn
jeugd in losbandigheid heeft doorgebracht, heeft sinds een jaar een goed
gedrag en vraagt om novice te worden en priester. Don Bosco wou evenmin
dat men aan die persoon zou aanraden zijn proeftijd te beginnen, vooral
wanneer Sodoma op zijn passief staat. - "Laat ons het er allemaal over
eens zijn", zei hij, "help mij opdat deze personen nooit aanvaard wor-
den."-
Ten slotte gaf hij op 14 november een vermaning, toen men in het
hoofdkapittel de reglementen die geschetst waren op het tweede algemeen
kapittel aan een nieuw onderzoek onderwierp. - Don Bosco zei: - "Thans
zie ik in de congregatie een behoefte, namelijk ons beschutten tegen de
verzwakking en tegen het verval door het bevorderen van de geest van
vroomheid en van het kloosterleven in gemeenschap. Ik wil de dwaasheid
uitbannen een badkuur te volgen, wanneer die niet door de artsen bevolen
werd. Er zijn er die ze volgen tegen de voorschriften van hun oversten
in. Het gevaar is groter voor de clerici. Wat de jongens aangaat die
langs het strand wonen, zal het zeer moeilijk zijn te beletten dat ze er-
heen gaan. Het zal goed zijn in de verschillende colleges de beslissingen
te herhalen betreffende de zedelijkheid. Dit punt dient aandachtig bestu-
deerd te worden. We zien vaak dat colleges gesloten worden en de onder-
wijzers in de gevangenis worden opgesloten. Hier in Italië is men niet zo
boosaardig dat men aan ons zou twijfelen; maar te La Navarre en te Saint-
Cyr hebben we een nalatenschap zonder inventaris aanvaard en eer wij daar
waren zijn daar afschuwelijke dingen gebeurd. Bij het begin van het jaar
zal ik een brief schrijven aan de directeurs waarin ik de voornaamste
punten voor het bewaren van de zedelijkheid zal bespreken. Laat er ons
stipt aan houden dat allen de oefening van de goede dood doen. Priesters,
clerici en coadjuteurs moeten allen elkaar met aandacht surveilleren en

47.9 Page 469

▲back to top
- XIV/467 -
er dient stiptheid te zijn bij het opstaan en de aanwezigheid in de medi-
tatie. In alle tijden, maar vooral thans is de zedelijkheid voor ons een
kwestie van leven of dood. Wee ons indien het publiek over ons eerloze
zaken zou vernemen! Laten wij ons leven opofferen, maar laat ons steeds
de zedelijkheid behartigen en moge deze steeds triomferen."
Wat de jonge verwachtingen van de congregatie betreft, had Don Bos-
co in de nacht van 8 op 9 augustus een droom, die hij zelf verhaalde op
de avond van 10 augustus tijdens de retraite van de novicen. Er bestaan
twee redacties van. Er is een redactie van Don Barberis die wat haastig
werd opgesteld. De andere redactie is klaarblijkelijk een vertaling uit
het Frans, een slechte vertaling echter, want dat jaar waren er vele
Fransen te San Benigno. We zullen gebruik maken van de tweede redactie
om de eerste aan te vullen. Men zou de droom: een geheimzinnig gastmaal
kunnen betitelen. Don Bosco sprak ongeveer aldus:
"
Eerst en vooral dienen jullie te weten dat men droomt ter-
" wijl men slaapt. Ik droomde dat ik mij hier te San Benigno bevond
" (dat is vreemd want bijna steeds droomt men dat men zich op plaat-
" sen en in omstandigheden bevindt die op dat ogenblik niet met de
" werkelijkheid overeenstemmen), en meer bepaald, dat ik mij in een
" grote zaal bevond zoals onze refter, ja zelfs nog groter.
"
Deze zaal was zeer groot en volledig verlicht en ik dacht
" bij mezelf: - "Waar heeft Don Barberis dit besluit genomen? Maar
" waar heeft hij zoveel geld gehaald?"
"
Daar zaten vele jongens voor het diner aan de tafels. Maar
" ze aten niet. Toen ik binnenkwam in gezelschap van een andere namen
" ze brood alsof zij hun maaltijd wilden beginnen.
"
De zaal was sierlijk verlicht maar men kon niet zien van-
" waar het licht vandaan kwam. De couverts, de tafellakens, de ser-
" vetten waren zo blank dat de onze, als men zelfs de mooiste er
" naast zou leggen, er vuil zouden uitgezien hebben. Couverts, gla-
" zen, flessen en borden waren zo hel en mooi, dat ik vermoedde dat
" ik aan het dromen was en dat ik bij mezelf zei: - Maar ik ben aan
" het dromen! Want te S. Benigno is er zoveel rijkdom niet! En toch
" ben ik hier en droom ik niet."
"
Intussen lette ik op de jongens die toch daar zaten, maar
" niet aten. Ik vroeg: "Wat doen zij daar, als ze niet eten?"- Ter-
" wijl ik dat zei, begonnen allen te eten. Ik keek toe en zag vele
" jongens van onze huizen en velen van hen die hier zijn voor de
" retraite. Ik wist niet wat zeggen en vroeg aan mijn gezel mij
" te zeggen wat dit alles te betekenen had en hij antwoordde mij:
" "Let een ogenblik op en je zult het hele geheim begrijpen."
"
Terwijl hij deze woorden uitsprak, veranderde het licht
" dat er tevoren was en verscheen een ander licht dat nog glanzen-

47.10 Page 470

▲back to top
- XIV/468 -
" der was. Terwijl ik dichter bij wou komen om beter te zien, ver-
" scheen een schare van lieve jongens als engeltjes. Ze hielden
" een lelie in de hand en begonnen over de tafel te wandelen zon-
" der ze met de voeten aan te raken. De tafelgenoten stonden op en
" bekeken ze met de glimlach op de lippen. Deze engeltjes deelden
" links en rechts lelies uit en zij die er een ontvingen verhieven
" zich ook van de grond, alsof ze geesten waren. Toen ik toezag wie
" de jongens waren die de lelies ontvingen, herkende ik ze, maar ze
" schenen zo mooi en glanzend, dat ik me niet zou ingebeeld hebben
" dat het in het paradijs beter kon zijn. Ik vroeg wat de betekenis
" was van die jongens die een lelie droegen en mij werd geantwoord:
" "Hebt ge zelf niet zo vaak de mooie deugd van zuiverheid ge-
" preekt."
"
"Ja", zei ik, "ik heb ze gepreekt en ik heb ze diep inge-
" prent in het hart van mijn jongens."
"
"Welnu", antwoordde hij, "zij die je ziet met een lelie in
" hun hand, zijn juist de jongens die ze konden bewaren."
"
Ik wist eigenlijk niet wat zeggen. Terwijl ik nog verbaasd
" stond te kijken, zag ik opnieuw een andere schare van jongens ver-
" schijnen die over de tafel gingen zonder ze te raken en die elk
" een roos in hun hand hielden en ze gingen er uitdelen. Wie ze ont-
" ving, verkreeg op datzelfde ogenblik een zeer mooie glans in het
" gelaat en behield die.
"
Ik vroeg aan mijn gezel wat die andere schare van jongens,
" die een roos hadden, te betekenen had en hij antwoordde mij:
" "Zij zijn het die door liefde tot God ontvlamd zijn." - Ik zag
" dan dat allen op hun voorhoofd in gouden letters hun naam droegen.
" Ik kwam naderbij om ze beter te kunnen zien, ik wou zelfs hun na-
" men noteren maar opeens waren ze allen verdwenen.
"
Met hen verdween ook het licht, zodat ik in de duisternis
" bleef maar het was een duisternis waarin men nog iets kon zien.
" Ik zag gezichten rood als vuur en dat waren zij die noch een le-
" lie, noch een roos ontvangen hadden. Ik zag ook enkelen die zich
" afmatten aan een slijkerig touw dat naar beneden hing, ze poogden
" er tegen op te kruipen en hoger te raken, maar het touw begaf al-
" tijd en kwam naar beneden zodat die arme jongens steeds op de
" grond bleven met hun handen en hun persoon vol modder.
"
Ik was zeer verwonderd in die zaal een dergelijk spel te
" zien en vroeg met aandrang wat dit wel mocht betekenen. Ik kreeg
" als antwoord: - "Het touw is, zoals jij gepreekt hebt, de biecht,
" een touw dat hen, die er zich goed weten aan vast te klampen, ze-
" ker naar de hemel zal brengen„ Wat gij hier ziet, zijn jongens,
" die nog dikwijls te biechten gaan en zich aan de koord vastklampen
" om omhoog te raken, maar zij klampen zich aan het touw vast, ze
" gaan namelijk te biechten zonder al de nodige gesteltenissen, met
" weinig leedwezen en zonder veel voornemens en daarom kunnen ze
" niet omhoog klimmen. Dat touw breekt steeds, ze raken niet hoger
" maar glijden naar omlaag en blijven steeds op hetzelfde vlak."

48 Pages 471-480

▲back to top

48.1 Page 471

▲back to top
- XIV/469 -
"
Ik wilde ook van deze jongens de namen opschrijven, maar
" ik had amper de tijd twee of drie namen te noteren en dan verdwe-
" nen de jongens uit mijn ogen. Met hen verdween ook dat beetje
" licht en bevond ik mij in een volslagen duisternis. Te midden
" van deze duisternis zag ik een tafereel dat nog treuriger was.
" Sommige jongens met een somber uitzicht hadden rond hun hals
" een grote slang. Met haar staart ging ze naar hun hart toe.
" Ze strekte de kop vooruit en hield hem in de nabijheid van de
" mond van de ongelukkige, alsof ze in zijn tong wou bijten, wan-
" neer hij het ooit zou wagen zijn lippen te openen. Het aange-
" zicht van die jongens was zo lelijk dat ik er schrik van kreeg.
" Hun ogen draaiden, hun mond stond scheef en hun houding boezem-
" de vrees in.
"
Bevend vroeg ik nogmaals wat dit betekende en ik kreeg vol-
" gend antwoord: - "Zie je het niet? De oude slang heeft zich twee-
" maal rond de hals van die ongelukkigen gedraaid, belet hen te
" spreken in de biecht en met haar vergiftigde muil wacht ze om te
" bijten, als ze hun mond zouden openen. Beklagenswaardige jongens!
" Indien ze zouden spreken, zouden ze een goede biecht doen en de
" duivel zou niets meer tegen hen kunnen doen. Maar uit mense-
" lijk opzicht spreken ze niet. Ze houden hun zonden op hun geweten,
" ze gaan verscheidene malen te biecht zonder ooit het vergift,
" dat ze in hun hart dragen, uit te spuwen."
"
Toen zei ik tot mijn gezel: "Geef mij de namen van al die
" personen opdat ik ze mij zou kunnen herinneren."
"
- "Vooruit, schrijf ze op" - antwoordde hij.
"
- "Maar ik heb er geen tijd voor" - zei ik.
"
- "Vooruit, vooruit! schrijf!"
"
Ik begon te schrijven, maar schreef er slechts enkele op,
" omdat allen uit mijn ogen verdwenen. En mijn gezel zei mij:
" "Ga, zeg aan al je jongens dat ze op hun hoede zouden zijn en
" vertel hun wat je gezien hebt."
"
- "Geef me een teken" - antwoordde ik hem - "om er zeker
" van te zijn of dit enkel een droom is of een verwittiging die
" de Heer aan mijn jongens wenst te geven."
" "Goed" zei hij - "let dan op!"
"
Toen verscheen het licht opnieuw en het werd steeds in-
" tensiever en de jongens met de lelie en de roos kwamen terug.
" Ieder ogenblik werd het licht sterker zodat ik kon merken dat al
" die jongens tevreden waren. Een vreugde als van engelen glansde
" op hun gelaat.
"
Ik keek toe met een onbeschrijflijke verrukking en steeds
" werd het licht helderder zodat het eindigde op een verschrikkelij-
" ke ontploffing. Bij dit lawaai werd ik wakker en ik lag in mijn
" bed zo moe, dat ik nu nog die vermoeidheid aanvoel.
"
Nu kunnen jullie aan deze droom het geloof hechten die men
" aan dromen kan geven; maar wat mij intussen betreft, zal ik jul-
" lie zeggen dat het mij toeschijnt dat er ook wel waarheid in zit.

48.2 Page 472

▲back to top
- XIV/470 -
" Gisteravond en deze morgen heb ik proefnemingen willen doen en
" terwijl ik deze opzoekingen deed heb ik bevonden dat mijn droom
" niet helemaal een droom was en dat alleen Gods buitengewone barm-
" hartigheid sommige ongelukkigen redden kan.
Hier zijn uitstekend twee heilzame waarschuwingen voor priesters
op hun plaats. Zij dienen om ze te onttrekken aan de broze ijdelheid van
de wereld en aan een zekere schadelijke hardnekkigheid om volgens hun zin
te handelen. Hij stuurde ze hun echter toe in een ietwat originele vorm
want bij het vinden van geestige zetten, die van aard waren om ze te ver-
beteren, had hij altijd veel geluk.
Op een dag in 1880 zat hij aan tafel bij een zekere heer M. in
zijn zomerverblijf te Moncalieri met veel genodigden. De meesten onder
hen droegen hun ridderlijke eretekens op de borst ter ere van hun gast-
heer en ook enkele priesters hadden zich met dergelijke kruisen getooid.
Toen het gesprek wat levendiger werd, zei Don Bosco: - "Ik, die geen ti-
tels heb, ik sla hier een mooi figuur! Ik ben noch commandeur, noch rid-
der, noch professor. Ik heb niet eens een diploma van onderwijzer voor
de lagere school. Wanneer ik mij bij Sint-Pieter zal aanmelden, zal hij
mij zeggen: Wat? Was het wel de moeite zo lang te leven zonder een di-
ploma, zonder een ereteken te behalen? Weg van hier! En hij zal met zijn
sleutels op mijn snuit slaan."
Allen lachten om de manier waarop hij deze woorden uitsprak. Dan
zei de dame des huizen: - "U hebt niets, omdat u niets hebt willen aan-
vaarden." - De genodigden zwegen. - "Wat?" antwoordde hij haar. "Ik zou
niets willen aanvaarden?... Probeer mij maar eens een paar duizend lires
voor mijn arme jongens te geven en u zult zien of ik niets wil aanvaar-
den!" - De dame was verlegen bij dit onverwachte antwoord, trachtte zich
op een of andere manier uit de verlegenheid te redden, maar vond geen
woorden die enige betekenis hadden. Toen redde Don Bosco haar uit de nood
door gewoon over wat anders te praten.
Hier had hij een les gegeven aan de ijdelheid vooral van de pries-
ters. Elders was het, steeds aan tafel, een les van een andere aard. In
november had hij in de parochie van San Martino daarom gepreekt over de
dood. De pastoor, die bekend stond om zijn stijfhoofdige gedachten, had
een kleine kloostercongregatie voor vrouwen gesticht. Hij had er een ka-
pitaal van twaalfduizend lires in belegd en eiste van iedere postulante
duizend lires bij haar intrede. Wanneer dit bedrag niet dadelijk uitbe-
taald werd, vroeg hij als zekerheid een hypotheek. Die dag had hij ver-
scheidene priesters uitgenodigd op een diner. Er kwam een mooie kalkoen
op tafel. Don Bosco nam enkel de kop voor zich en terwijl hij er met het
mes in kerfde, zei hij: - "Wat een harde kop, wat een harde kop!" - De
pastoor reikte hem opnieuw de schotel toe en nodigde hem uit een beter

48.3 Page 473

▲back to top
- XIV/471 -
stuk te nemen. - "Laat mij maar doen", antwoordde hij. - En hij ging ver-
der met slaan en te zeggen: "Wat een harde kop!" - Eindelijk slaagde hij
erin het been aan stukken te krijgen. - "Wie zou gezegd hebben" - riep
hij toen uit - "dat in een zo harde kop zo weinig hersens zaten!" - Zij
die in zijn buurt zaten begrepen de les heel goed en wisten dat ze voor
de pastoor bedoeld was, maar deze scheen het helemaal niet te vatten. Het
is nochtans zeker dat bij zijn dood bewezen werd, dat hij een dergelijke
les nodig had. Toen hij, inderdaad, in 1890 gestorven was, liet hij een
slecht bedacht testament na. Het gemeentebestuur erkende wel dat hij zich
voor het dorp verdienstelijk had gemaakt, maar waagde het niet te beslis-
sen voor hem een gedenksteen te plaatsen zoals sommigen voorgesteld had-
den.

48.4 Page 474

▲back to top
- XIV/472 -
H O O F D S T U K XXIII.
BRIEFWISSELING VAN DON BOSCO.
De brieven van Don Bosco die gepubliceerd werden zijn veel minder
talrijk dan de brieven die vernietigd werden of in vergetelheid raakten.
Ze vloeiden heel vlug uit zijn pen zoals men doorgaans kan merken uit
zijn verwaarloosd geschrift. Daarom hebben ze de waarde van de echte
spontaneïteit. Wanneer hij ze schreef, had hij steeds dat meesterschap
over zichzelf en die onverstoorbare kalmte die in heel zijn uitwendig
leven aan de dag komt. Wie er verschillende van leest, voelt in zijn hart
een speciale geneigdheid tot vreedzame gedachten. De geest Gods die in de
heiligen leeft, leidt niet enkel hun tong maar ook hun pen.
We zullen de reeks brieven vervat in de kleine verzameling van dit
Kapittel beginnen met:
Drie vaderlijke brieven.
Een ervan is aan de directeur van Varazze gericht. Men merkt dat
deze ongeduldig werd en van hem een antwoord verwachtte op een andere
brief. De vorm draagt de duidelijke sporen van de haast die hem aanzette.
"
Beste D. Monateri,
"
"
Men moet werkelijk antwoorden wanneer men kan en jij dient
" geduld te hebben. Ik zal je dus zeggen:
"
1° aan onze goede vriend, de toekomstige pastoor van Varaz-
" ze kan ik voor het ogenblik geen andere priester toestaan, ten-
" zij de hulp die de priesters van ons college hem kunnen geven om
" hem ter hulp te komen en dat zullen ze, binnen de grenzen van het
" mogelijke, zeker doen.
"
2° de jonge Fassio van de vijfde klas, zou mij opnieuw
" moeten schrijven; want zijn brief, die ik naar het schijnt ont-
" vangen heb, kan ik niet vinden in de mare magnum van deze brieven.
"
3° Uit ganser harte zegen ik Cirillo Corazzale en zijn
" broertje dat sinds drie jaar ziek is en ik bid voor hen.

48.5 Page 475

▲back to top
- XIV/473 -
"
4° Ik bid God dat Hij jou gezondheid, kennis en heiligheid
" geve om je rakkers te leiden en er evenveel heilige Aloysiussen en
" onversaagde salesianen van te maken.
"
Moge God je zegenen, mijn steeds beste D. Monateri en samen
" met jou al onze beste medebroeders en leerlingen en bid ook voor
" mij die altijd in Jezus Christus voor jou zijn zal
"
"
je toegenegen vriend
" Turijn, 8-6-80.
Priester Gio. Bosco.
De twee andere brieven gingen naar de directeur van het college
Manfredini van Este. In de eerste brief beantwoordde Don Bosco de geluk-
wensen voor zijn naamdag. Hij voegde er een blad bij met een lijst van
werken die nog moesten uitgevoerd worden in de kerk van Sint-Jan de Evan-
gelist. Hiermee zette hij hem aan iemand te zoeken, die de uitgaven ervan
op zich nemen zou.
"
Beste D. Tamietti,
"
"
Ik ontving gelukwensen en groeten van jou en van die van
" jou. Ik was er tevreden over. Ik dank jullie van harte. Ik ver-
" trouw je een gedrukt blad toe. Lees het en zoek op zijn minst een
" persoon die een van deze werken op zich zou willen nemen.
"
Doe mijn bijzondere groeten aan onze vrienden, onze mede-
" broeders, onze leerlingen. Moge God je zegenen en bid voor mij
" die steeds voor jou in Jezus Christus zijn zal
"
" Turijn, 9-7-1880.
je toegenegen vriend
"
Priester Gio. Bosco.
"
" P.S. Zo Don Gallo nog leeft, groet hem hartelijk van mijnentwege.
De retraite van de vakantie werd door Don Bosco verwacht om op-
nieuw zijn zonen te kunnen zien. Ook de Salesianen reikhalsden ernaar
om de troost te hebben bij Don Bosco te biecht te gaan en zich met hem
te onderhouden.
"
Mijn beste D. Tamietti,
"
"
Zorg ervoor dat Berra geen dwaasheden uithaalt. Kom naar
" de retraite we zullen over alles spreken en we zullen doen wat
" goed voor hem zijn zal.
"
Een brief voor de heer ridder Pelà. Moge God u allen zege-

48.6 Page 476

▲back to top
- XIV/474 -
" nen. Tot weerziens. Bid voor mij die in Jezus Christus voor jul-
" lie ben
"
de toegenegen vriend
" Turijn, 25 augustus 1880.
Priester Gio. Bosco.
"
" P.S. Je zuster kloosterlinge te Nizza Monferrato zendt je haar
"
groeten en vraagt nieuws over jou. Ze maakt het goed en
"
doet veel goed.
Een reeks van 6 brieven laat ons enkele zaken weten die Don Bosco
gedaan heeft.
Voor de kerk van Sint-Jan de Evangelist.
De kerk van Sint-Jan de Evangelist bood nu een prachtig uitzicht
aan op de Corso Vittorio Emanuele II te Turijn; maar binnen in de kerk
bleef er nog al veel te doen. We waren in staat een klein groepje docu-
menten te verzamelen, die aantonen hoe Don Bosco zich afsloofde om de no-
dige middelen te vinden. Het zijn brieven waarin men de vrijmoedige een-
voud bewondert van de heiligen, die de liefdadige medehulp van welgestel-
de personen voor hun ondernemingen dringend vragen. Aan Baron Ceriana,
die de eerste steen geplaatst had, herinnerde hij zonder meer een halve
belofte die deze in 1878 gedaan had.(1) Deze bleef niet doof voor zijn
uitnodiging.
"
Geachte heer Gius. Ceriana,
"
"
Verleden jaar heb ik mij verstout U uit te nodigen een spe-
" ciaal werk te willen doen in herinnering aan de familie van hem
" die de eerste steen geplaatst heeft. En U liet mij enige hoop te
" zorgen voor het grootse hoofdaltaar dat een dubbel altaar is en
" de balustrade die het priesterkoor omsluit. Thans werden de uitga-
" ven grotelijks gewijzigd. De leiders van de uit te voeren werken
" wilden ook de eer genieten van de uitvoering van deze publieke
" werken en in plaats van 14.000 fr. hebben ze deze tot 8.000 fr.
" verminderd, namelijk 5.000 fr. voor de twee altaren en 3.000 fr.
" voor de balustraden.
"
Indien U, gedreven door uw gevoel van liefdadigheid, zou
" menen een van deze werken of allebei op u te nemen, dan zou ik u
(1) Deze brief heeft geen datum, maar hij is zeker van 1880, want men ziet duidelijk het
verband met de lijst van werken, waarover we nu zullen spreken. De "B" van de eerste
en van de laatste regel betekent "Benemerita" (verdienstelijke).

48.7 Page 477

▲back to top
- XIV/475 -
" zeer dankbaar zijn en dan zou ik de Heer van harte bidden voor u
" en voor heel uw familie.
"
De werken moeten nu beslist worden, maar hun uitvoering en
" hun betaling zou enkel bij het begin van 1881 dienen te gebeuren.
"
Moge God u zegenen en u in goede gezondheid bewaren en ge-
" loof mij met diepe dankbaarheid te zijn
"
"
uw zeer verplichte dienaar,
"
Priester Gio. Bosco.
Don Bosco had een lijstje samengesteld en laten drukken van de
werken die in de kerk nog te doen waren samen met de kosten ervan. Hij
had dit door volgende tekst laten voorafgaan: "Werken die dienen uitge-
voerd te worden in de kerk van Sint-Jan de Evangelist, waarvan de kosten
nederig worden aanbevolen aan de liefdadige katholieken en in het bijzon-
der aan de salesiaanse medewerkers en aan de medewerksters, ter gedachte-
nis aan de grote paus Pius IX." Aan bepaalde personen zond hij zelf dit
blad met een persoonlijke brief. Aldus deed hij voor advocaat Carlo Coma-
schi van Milaan, wiens verering voor Don Bosco aan onze lezers bekend
is.(1)
"
Beste Heer Advocaat Ridder Comaschi,
"
"
De apostel van de christelijke liefde, de uitverkoren leer-
" ling van de goddelijke Zaligmaker gaat op zoek naar wie hem wil
" helpen bij het oprichten van het gebouw begonnen tot Gods glorie.
" In zijn naam beveel ik aan uw liefdadigheid een van de werken aan
" op dit bijgaande blad genoteerd. Vanuit de hemel zal hij niet na-
" laten u en heel uw familie te beschermen en ik zal samen met mijn
" beste jongens iedere dag speciale gebeden richten tot de Gever van
" alle goed opdat Hij u, Mevrouw uw echtgenote en uw zoon Alfonso in
" goede gezondheid en in zijn heilige genade zou bewaren.
"
Het doet me steeds veel genoegen wanneer ik kan zeggen dat
" ik met bijzondere achting en vriendschap van u ben
"
" Turijn, 27 juni 1880.
de toegenegen vriend in Jezus Christus,
"
Priester Gio. Bosco.
(1) Zijn huis stond open niet enkel voor Don Bosco maar ook voor de salesianen op door-
tocht in de hoofdstad van Lombardië. Hij woonde in de via Cappuccio 18. In 1882
schreef Don Bosco hem deze brief:
Beste Heer Ridder,
Een van onze leraren is op weg naar Rome, waar hij onderwijs gaat geven. Hij
moet een halve dag te Milaan halt houden. Indien u hem een hoekje kunt bezorgen waar
hij kan verblijven, zult u mij genoegen doen. Ik hoop dat heel uw gezin in goede ge-
zondheid verkeert en ik bid God dat Hij allen zou zegenen. Geloof me in de Heer te
zijn
uw zeer verplichte dienaar en vriend
S. Benigno Canavese, 5 sept. 1882.
Priester Gio. Bosco.

48.8 Page 478

▲back to top
- XIV/476 -
De liefdadige heer vervulde de wens van Don Bosco die hem hiervoor
met volgend genegen briefje dankte.
"
Beste Heer Ridder,
"
"
Alles gaat goed. Ik dank u voor uw vriendelijke gift die u
" voor de kerk van Sint-Jan de Evangelist hebt willen doen.
"
Wanneer u echter naar Turijn komt, kom dan even bij ons en
" verwittig mij vooraf, al was het maar met een visitekaartje, het
" zou mij leed doen bij een dergelijke gelegenheid niet thuis te
" zijn. Ik zou ook met veel genoegen Alfonso willen zien.
"
Moge God u zegenen, mijn beste heer Advocaat, en samen met
" u heel uw familie. Geloof mij met broederlijke genegenheid te zijn
"
" Turijn, 17 juli 1880.
uw toegenegen vriend
"
Priester Gio. Bosco.
We herinneren aan onze lezers Alfonso Fortis die zinnens was het
voorbeeld van graaf Cays (1) te volgen en die, zoals we zagen, in april
zijn vader verloor. Ook aan hem stelde hij voor een gift te doen voor de
uitvoering van een of ander werk.
"
Mijn beste Alfonso,
"
"
Ik hoop dat in de volledige rust van Crabia je gezondheid
" merkelijk zal verbeterd zijn en dat alle mensen van je huis,
" Riccardo en Mama een goede gezondheid genieten, zoals ik dit ge-
" vraagd heb aan de Heer en voortga met vragen. Indien je mij ech-
" ter bijzonder nieuws over jou laat geworden, zal je mij werkelijk
" genoegen doen.
"
De kerk van Sint-Jan stoot op moeilijkheden wegens gebrek
" aan geldmiddelen en ik zou wensen dat je familie ons speciaal zou
" helpen met de uitvoering van sommige werken op bijgaand blad geno-
" teerd. Indien je het goed vindt, zal ik er graag: DE FAMILIE FOR-
" TIS of wat anders, dat u beter aanstaat, laten inbeitelen. Spreek
" er dus over met Mevrouw Mama en Riccardo, en indien het voorstel
" je aanstaat, laat me dan iets weten. In het tegenovergestelde
" geval zal je mij die vrijmoedigheid willen vergeven.
"
Moge God je zegenen, mijn steeds beste Alfonso, en samen
" met jou heel je familie. Moge God je vele jaren in goede gezond-
" heid bewaren en bid voor mij die voor jou steeds in Onze Heer
(1) Cfr. boekdeel XII, blz, 240-1.

48.9 Page 479

▲back to top
- XIV/477 -
" Jezus Christus zijn zal
"
" Turijn, 29-6-80.
je toegenegen vriend,
Priester Gio. Bosco.
Toen hij zich in de maand augustus te San Benigno bevond, stuurde
hij het gebruikelijke blad samen met een brief aan twee personen uit die
buurt. Eerst aan een zekere heer Cena, die een medewerker zal geweest
zijn van Montanaro, een gemeente niet ver van San Benigno.
"
Zeer geachte heer Cena,
"
"
Mij ontbreekt de tijd om u persoonlijk mijn hulde te komen
" betuigen; maar toch wil ik niet vertrekken zonder u de verzekering
" te geven dat het ongeluk u enkele tijd geleden overkomen mij veel
" leed heeft gedaan. Ik geef u de verzekering dat ik gebeden heb en
" zal voortgaan met bidden tot de Heer opdat Hij U de vroegere ge-
" zondheid zou terugschenken.
"
Bij deze gelegenheid beveel ik u een liefdewerk aan dat ze-
" ker door God zal beloond worden. Zie eens of U een van de werken
" die nog dienen uitgevoerd te worden in de kerk van Sint-Jan,vol-
" gens het blad dat ik hier bijvoeg op U kunt nemen.
"
Moge God u zegenen, liefdadige en verdienstelijke salesi-
" aanse medewerker. Hij verlene u de kostbare gave van de gezond-
" heid en behoude u in zijn heilige genade. Verontschuldig het ver-
" trouwen waarmee ik u schrijf en wil voor mij bidden die steeds
" van u in Jezus Christus zijn zal
"
de zeer verplichte dienaar
" S. Benigno, 13 augustus 1880.
Priester Gio. Bosco.
"
" P.S. Mijn nederige eerbiedige groeten aan uw vrome echtgenote met
"
mijn wensen voor een goede gezondheid en hemelse zegeningen.
Op diezelfde datum en met dezelfde bedoeling schreef hij aan Me-
vrouw Merlini uit Volpiano, een andere gemeente in de buurt.
"
Geëerde Mevrouw Merlini,
"
"
Gisteravond bent u naar mij komen vragen op een ogenblik
" dat ik aan het biechthoren was. Dat spijt me, want ik had u wil-
" len spreken over een zaak die de meerdere glorie van God betreft.
"
Ik weet dat u veel goede werken doet en het is daarom dat
" ik u vraag mij ter hulp te komen om de werken van de kerk van
" Sint-Jan voort te kunnen zetten in overeenstemming met het blad
" dat ik hier bijvoeg. Indien u echter niet in de gelegenheid zou

48.10 Page 480

▲back to top
- XIV/478 -
" zijn te kunnen bijdragen, dan zal ik toch niet verzuimen even goed
" voor u en voor uw gezondheid te bidden.
"
Moge God u zegenen en in zijn heilige genade bewaren en bid
" voor mij die steeds in Jezus Christus zijn zal
"
" S. Benigno, 13 augustus 1880.
uw nederige dienaar
"
Priester Gio. Bosco.
Wij nemen de gelegenheid te baat om enig nieuws, waarvoor we el-
ders geen geschikte plaats hebben, tussen te lassen en zullen we thans
een ruikertje laten volgen van
Verschillende brieven.
De eerste van deze brieven is gericht aan Don Eugenio Bianchi. Don
Bianchi werd salesiaan, toen hij bijna vier jaar priester was. Hij was
kapelaan te Verucchio, het historische nest van de Malatesta, in het dio-
cees Rimini. Deze brief werd door hem niet als definitief voor zijn roe-
ping beschouwd, daar hij, naar hij ons vertelde, in de maand september
een reis had ondernomen naar enige van de voornaamste steden van Italië
met een reisbiljet over het hele spoor. Zijn samenspraak met Don Bosco
was echter definitief op het ogenblik dat hij door Turijn kwam. Nog maar
pas had hij Don Bosco gehoord of hij liet de gedachte aan zijn verdere
reis varen en begaf zich naar Lanzo voor de retraite. Bij het einde van
deze retraite was zijn besluit bij Don Bosco te blijven onherroepelijk
geworden. In oktober bracht hij een kort bezoek aan zijn familie en begon
dan zijn noviciaat te San Benigno.
"
Beste in Onze Heer Jezus Christus,
"
"
Van mijn kant ben ik steeds blij, wanneer ik een dappere
" strijder in de nederige gelederen van de salesianen kan inschrij
" ven. Kom dus maar, zoals u het goed zegt, kom enkele weken bij ons
" doorbrengen. Met dit doel kunt u naar een retraite komen die te
" Lanzo zal plaatshebben van 9 tot 16 september aanstaande. In-
" dien dit tijdstip u niet past, zeg het mij dan en ik zal u een
" andere retraite aanduiden. Vóór, tijdens en na deze retraite
" zullen we met elkaar praten en behandelen wat tot grotere glorie
" van God zal strekken.
"
Ik verwacht u met groot genoegen en terwijl ik mij aanbe-
" veel in de christelijke liefde van uw heilige gebeden, heb ik de
" troost van u te zijn voor nu en voor altijd
"
de toegenegen vriend
"
Priester Gio. Bosco.
" P.S. Wanneer u uit Rimini vertrekt, regel dan alles zo zodat u
"
desnoods enige tijd kunt afwezig zijn.

49 Pages 481-490

▲back to top

49.1 Page 481

▲back to top
- XIV/479 -
Nadat Don Bianchi gedurende vier jaar de bijzonderste helper van
Don Bosco geweest was bij de zorg voor en de vorming van de novicen, werd
hij door Don Bosco aangeduid als directeur en novicemeester van het novi-
ciaat van Foglizzo, waar de clerici overgebracht werden. Nadat hij elf
jaar in dit ambt had doorgebracht, waren zijn oversten verplicht hem om
zijn gezondheidstoestand verblijfplaatsen aan te wijzen die minder ver-
moeiend waren, tot hij zich ging vestigen in de landbouwschool van Béit-
gemal in Palestina. Daar werkte hij nog negentien jaar zeer intens, eerst
als directeur en later als biechtvader. Hij stierf in 1931. Al met hart
en ziel salesiaan alvorens lid te zijn van de congregatie, vertrouwde hij
zich zonder voorbehoud toe aan Don Bosco en aan zijn waardige tolk Don
Barberis. Hij had het lichaam van een atleet maar de minzaamheid van een
vriend en van een vader vol goedheid. Hij was een van hen die als volwas-
sene in de school van Don Bosco gekomen was, en door daden bewezen had
hoe zijn geest in alle eenvoud doelmatig werkte om hen, die zich gedwee
aan hem toevertrouwden, op de weg naar de heiligheid te brengen.
De tweede brief is voor de clericus Luigi Cartier. In september
1880 bevond Cartier zich te Saint-Jean de Maurienne in Savoie, zijn va-
derland. De bisschop Mgr. Rosset die vernomen had dat hij nog minderja-
rig was, was verwonderd dat men aan hem geen getuigschriften gevraagd
had voor de wijdingen, maar hij wist niet dat alles volkomen volgens de
voorschriften gebeurd was. Na de uitleg van Don Bosco had hij niets meer
aan te merken.
"
Mijn beste Cartier,
"
"
Wees maar gerust over je wijdingen en de bisschop die je
" gewijd heeft. Nadat onze congregatie definitief goedgekeurd werd
" met bevoegdheid haar leden voor de heilige wijdingen aan te mel-
" den, moest ze geen getuigschriften meer vragen aan de bisschoppen
" onder wie ze ressorteerden hetzij van het begin af hetzij wegens
" een andere canonieke titel. Maak een goede vakantie door, maar
" vergeet niet overal een salesiaan te zijn. Dat wil zeggen dat je
" het zout moet zijn in de gesprekken en het licht door je goede
" werken. Groet van mijnentwege je ouders en je pastoor. Ik beveel
" me in je gebeden aan en beschouw me in Jezus Christus als
"
" Turijn, 17 september 1880.
je toegenegen vriend
"
Priester Gio. Bosco.
"
" P.S. Denk eraan terug te komen als de tijd verstreken is.
Markies Landi uit Piacenza, aan wie de derde brief gericht is,
hield een vrij aanzienlijk bedrag ter beschikking van Don Bosco. Hij wou
het hem persoonlijk overhandigen, wanneer hij naar Turijn zou terugkeren.

49.2 Page 482

▲back to top
- XIV/480 -
Hij was er in september al geweest, maar had er Don Bosco niet aangetrof-
fen omdat deze te Lanzo moest zijn voor het Algemeen Kapittel of mis-
schien ook te Sampierdarena voor de retraite van zijn medebroeders. De
brief is niet gedateerd maar moet in oktober geschreven zijn.(1)
"
Mijn beste heer Markies,
"
"
U waart zo goed naar Valdocco te komen om mij centen te
" brengen en niemand heeft mij hiervan verwittigd. Ik had nochtans
" gaarne alle bezigheid laten varen, om u mijn opwachting te ma-
" ken zoals u het verdiende en nog verdient. Ik zou wachten tot
" ver in de herfst om naar Turijn te komend maar daar u de aal-
" moes al klaar hebt en wij van onze kant ons in buitengewone
" moeilijkheden bevinden, aanvaard ik het voordeligste van wat
" u mij voorstelt.
"
U kunt dus per aangetekende brief aan mijn adres het be-
" doelde bedrag sturen en ik meen dat het mij veilig zal toekomen
" hier te Lanzo, provincie Turijn, waar ik tot de 16de van deze
" maand blijf. U zegt me te bidden voor u en voor uw familie en
" dat zal ik graag doen, mijn beste heer Markies. Ik verzeker u
" dat ik sinds vele jaren iedere ochtend een speciaal memento doe
" voor u en voor heel uw familie. Ik ben er innerlijk van over-
" tuigd dat ook u voor mij en voor heel mijn leger zult bidden.
" Het telt in zijn gelederen al meer dan 60.000 strijders, allen
" moedige en onversaagde eters van boterhammen.
"
Moge God ons allen zegenen en ons bevestigen in zijn hei-
" lige dienst door ons de genade te verlenen goed te leven en goed
" te sterven.
"
Van ganser harte ben ik in Onze Heer Jezus Christus
"
"
uw zeer nederige dienaar
"
Priester Gio. Bosco.
Laat ons ook een plaats schenken aan een brief die Don Bosco aan
zijn secretaris dicteerde voor ridder Carlo Fava. Hij zette er enkel zijn
handtekening onder. Hij stuurde hem tegelijkertijd een liefelijk geschenk
voor zijn naamdag.
(1) De originele brief wordt bewaard bij de grafelijke familie Nasalii-Rocca van
Piacenza.

49.3 Page 483

▲back to top
- XIV/481 -
"
Aan de liefdadige heer ridder Carlo Fava op zijn naamdag,
"
"
Leve de heilige Carlo en wie zijn naam draagt!
"
Morgen zal ik het mij tot plicht rekenen de heilige mis te
" celebreren voor u en voor heel uw familie. Onze jongens zullen
" bidden en te communie gaan aan het altaar van Maria, Hulp der
" Christenen, en de genade vragen dat in uw huis steeds gezondheid,
" vrede en eendracht moge heersen. U ontvangt vele brieven die u
" niet dadelijk kunt beantwoorden. Gelieve daarom een brieventas
" te willen aanvaarden waarin u ze kunt plaatsen en bewaren.
"
Leve de heilige Carlo en wie zijn naam draagt! Geloof mij
" in onze Heer Jezus Christus te zijn
"
"
uw zeer verplichte dienaar,
" Turijn, 3 november 1880.
Priester Gio. Bosco.
De edelmoedige heer antwoordde hem op dezelfde toon: "Leve Don
Bosco en ook zijn zeer talrijke vrienden, en ik meen er prat op te mogen
gaan mezelf onder hen te mogen rekenen, wanneer ik zie welke vriendelijke
blijk van hoffelijkheid hij mij gegeven heeft door de kostbare gift die
ik van hem ontvangen heb op mijn naamdag. Ik zal de prachtige brieventas
bewaren als een onschatbaar bewijs van uw goedheid voor mij en ik houd er
aan u mijn oprechte erkentelijkheid te betuigen met mijn diepe dankbetui-
ging. Mijn echtgenote deelt deze gevoelens met mij en voegt haar dank bij
de mijne voor uw doeltreffende gebeden ten voordele van onze familie en
voor uw aandenken in de heilige mis. Gelieve goedertieren onze beleefde
groeten te willen ontvangen." Het verdient genoteerd te worden dat de
voornaamste weldoeners die door Don Bosco niet met rust werden gelaten en
tot wie hij rechtstreekse of onrechtstreekse verzoeken deed, zijn aan-
dringen niet als een overlast aanvoelden, maar zelfs de blijken van hun
toegenegen verknochtheid jegens hem vermenigvuldigden. Dat sproot onge-
twijfeld voort uit hun vaste overtuiging dat ze met een grote dienaar
Gods te maken hadden.
Wat de financies betreft, zat men er in het Oratorio slecht voor.
Wij worden ontroerd door dit beroep op de solidariteit om het hoofdhuis,
dat in ernstige moeilijkheden verkeerde, ter hulp te komen. De gesugge-
reerde middelen konden niet eenvoudiger en gemakkelijker uit te voeren
zijn. Ook de tijd omstreeks Kerstmis is hiertoe goed gekozen. Het is een
omzendbrief aan de directeurs.
"
Beste D...
"
"
Wanneer een moeder zich in grote nood bevindt, dan wendt
" ze zich dadelijk vol vertrouwen tot haar kinderen om hulp.

49.4 Page 484

▲back to top
- XIV/482 -
" En dat is nu juist de toestand waarin op dit ogenblik ons
" hoofdhuis zich bevindt. De grote uitgaven die we in deze stad
" moeten doen, ook te Bordighera, te La Spezia, te Rome en elders,
" de aanstaande expeditie van de missionarissen die wij aan het
" klaarmaken zijn, het onderhoud van de nieuwe huizen ten laste
" van dit huis (onder meer het huis van S. Benigno) hebben ons arm
" hoofdhuis in heel grote moeilijkheden gebracht. Wij hebben bij-
" gevolg gemeend dat het niet enkel opportuun, maar noodzakelijk
" was beroep te doen op de werkzame liefdadigheid van ieder direc-
" teur, die ervoor moet zorgen ons ter hulp te komen.
"
1) Door het uitstellen gedurende enkele maanden van al de
" uitgaven en werken die niet volstrekt noodzakelijk zijn.
"
2) Door het innen van de schuldvorderingen en door het
" vlijtig verzamelen ook van de kleinste bedragen in ons belang.
"
3) Door ons nederig maar warm aan te bevelen bij de sale-
" siaanse medewerkers en bij onze andere weldoeners om ons te hulp
" te komen of door giften of door geldinzamelingen die door hen
" zouden bevorderd worden. Zodra u enig geld beschikbaar hebt,
" stuur het ons dan direct.
"
Intussen bidden wij tot de Heer die in ruime mate voor
" allen voorziet, dat Hij dit ook voor ons zou doen.
"
Laat de priesters met dit inzicht een memento opdragen in
" de heilige mis en laat de andere medebroeders en onze leerlingen
" aan God veelvuldige communies aanbieden.
"
Moge God ons zegenen en ons in zijn heilige genade bewaren.
"
Geloof me steeds in Jezus Christus te zijn
"
" Oratorio-Turijn, 21-12-1880.
uw toegenegen vriend
"
Priester Gio. Bosco.
Aan de directeur van Marseille, die meer personeel gevraagd had,
had Don Bosco onlangs Don Emanuele Casari gestuurd en hem tot prefect be-
stemd. Bij zijn eerstkomende bezoek zou hij dan in andere behoeften voor-
zien. Intussen haastte hij zich van dan af om zich voor te bereiden voor
de conferentie aan de medewerkers van Marseille. Vandaar zijn verzoek
voor gegevens die hem de opportune stof zouden geven.
"
Beste D. Bologna,
"
"
Ik ontving je brieven, ook die van Lassepas en van mijn
" andere dierbare zonen van ons Oratorio van Saint-Léon. Gelieve
" ze van mijnentwege te bedanken en te groeten. Nadien zal ik aan
" allen het vereiste antwoord sturen.
"
Ik meen dat op dit ogenblik Casari al op zijn post zal
" zijn. Heb geduld tot ik kom en dan zullen we alles in orde brengen.

49.5 Page 485

▲back to top
- XIV/483 -
" De 22ste zullen onze missionarissen vanuit Genua naar Amerika
" vertrekken. Daarna zal ik de boot van de spoorweg nemen en
" naar Marseille varen. Ik zal je dan weten te zeggen op welke
" dag ik zal toekomen. Het zal waarschijnlijk op een van de eerste
" dagen van februari zijn.
"
Het is nodig dat je voor mij een verslag zou opmaken over
" de stand van zaken in het college en namelijk:
"
1) over de uitgevoerde werken en de bestemming van de af-
" zonderlijke delen, die al voltooid zijn,
"
2) het aantal internen, externen en de verkregen resulta-
" ten,
"
3)de werken, die in de rechtervleugel van het huis dienen
" te gebeuren en welke uitgaven hiervoor ongeveer gevergd worden.
"
4) Laat me activa en passiva kennen (zijn er vele?), het
" werk van de comités, hun werking, al de bijzonderheden die dien-
" stig kunnen zijn voor een uiteenzetting die ik wens te geven op
" de conferentie voor de medewerkers enkele dagen na mijn aankomst.
" Stuur me je verslag in het Frans, dan zal het me beter helpen voor
" dit doel. Wanneer de gelegenheid zich voordoet zal je mijn beste
" wensen doen aan Mad. Jacques, Mad. Prat, Mad. Brouquier enz.
"
Moge God je zegenen, mijn beste Don Bologna en al onze ge-
" liefde zonen, voor wie ik van de Heer voor allen een volmaakte ge-
" zondheid afsmeek en de heilige genade in het goede te mogen vol-
" harden.
"
Ik beveel aan allen een heilige Communie aan volgens mijn
" intentie en steeds zal ik voor jou in Jezus Christus zijn
"
" Turijn, 23 december 1880.
een toegenegen vriend,
"
Priester Gio. Bosco.
"
" P.S. Stelt Taulaigo het goed? Begint hij mirakels te doen?
Bij dit laconieke postscriptum dient men eraan te denken, (indien
men er de draagwijdte wil van vatten) dat deze beklagenswaardige persoon
aanleiding gaf tot veel verdriet in het huis, en Don Bosco wist dat.
In een andere brief die hier volgt stuurde hij een vaderlijke raad
aan Don Domenico Griglia, prior van Bagnasco in het diocees Mondovi.
"
Beste Heer Pastoor,
"
"
Ik begrijp heel goed uw toestand. Om thans en voor altijd
" gerust te zijn, dient u zich volledig te onderwerpen aan de be-
" schikking van uw geestelijke overste. Indien hij u aanraadt met
" uw huidige ministerie voort te gaan, doe dat dan.
"
Ik zal niet nalaten u aan de Heer aan te bevelen. Bid u
" ook voor mij, die voor u altijd in Jezus Christus zijn zal
"
uw goede vriend
"
Priester Gio. Bosco.
"
" P.S. Ik zal niet vergeten voor uw moeder te bidden.

49.6 Page 486

▲back to top
- XIV/484 -
Hij was een model van voorzichtigheid bij zijn schrijven. Er be-
stond altijd een zeker gevaar dat zijn brieven in vreemde handen zouden
vallen en daarom schreef hij nooit in zijn brieven over zaken, die, wan-
neer ze bekend zouden zijn bij mensen die dit niet dienden te weten, de
goede faam konden schaden van hen aan wie hij schreef of over wie hij
schreef. Dit voorzichtig verzwijgen stelt hij in praktijk zonder het te
zeggen. Soms echter, maakt hij er uitdrukkelijk gewag van, zoals in vol-
gende brief, die hij naar Varzo, in de omgeving van Domodossola, stuurt.
"
Mijn beste Giorgio Borello,
"
"
Het echte antwoord op je brief kan ik niet aan het papier
" toevertrouwen. Indien je echter je wilt herinneren wat ik je mon-
" deling gezegd heb, dan zal je een norm hebben om een beslissing
" te nemen.
"
Ik zou je trouwens aanraden je hart open te leggen aan je
" biechtvader en de raad te volgen die hij je zal geven.
"
Moge God je zegenen, mijn beste Borello, en bid voor mij
" die voor jou in Jezus Christus steeds zijn zal
"
" Lanzo bij Turijn, 7 september 1880.
je toegenegen vriend,
"
Priester Gio. Bosco.

49.7 Page 487

▲back to top
- XIV/485 -
H O O F D S T U K XXIV.
DE KERK VAN HET HEILIG HART VAN JESUS TE ROME.
Er bestaat geen stichter noch stichteres van een orde, congregatie
of kloosterinstituut die niet verlangd heeft zijn of haar tenten te Rome
op te slaan. Een goddelijke stuwing dreef hen via verschillende wegen
naar het centrum van de eenheid, van het gezag en van het leergezag, bij-
na alsof ze het levende water, dat door zovele rivieren over heel de we-
reld ging vloeien, zuiver aan de bron wilden gaan putten. Sinds vele ja-
ren al, eer de regel door de Kerk werd goedgekeurd, had Don Bosco het
plan opgevat van een stichting in de stad der pausen; maar al zijn pogin-
gen waren vergeefs tot in 1880, wanneer ten slotte op de meest onver-
wachte wijze de droom die hij zo lang gekoesterd had, werkelijkheid ging
worden. Het was weliswaar een werkelijkheid die aan Don Bosco bijna zeven
jaar zedelijk en fysisch lijden gekost had, maar waardoor hij ten laatste
de zegeningen van God en de bewondering van de mensen verdiende. We zul-
len in dit hoofdstuk de omstandigheden verhalen, die de bouw van de kerk
en van het tehuis, dat de naam ontving van Heilig Hart van Jezus, bij het
Castro Pretorio voorafgingen en begeleidden.(1)
Het bouwplan opgevat door Mgr. De Mérode, minister van Pius IX,
hield rekening met de ontwikkeling van de stad voor de hoog gelegen wij-
ken, vooral voor de wijk van Castro Pretorio. Dat deze oriëntering goed
voorzien en goed voorbereid was, wordt bewezen door het feit dat na 20
september 1870 de uitbreiding aan die kant niet bleef stilstaan, maar nog
sterk toenam zodat daar als een nieuwe stad scheen te ontstaan. Maar bij
het groeiende aantal huizen dacht men aan alles behalve aan de geestelij-
ke bijstand van een ingeweken bevolking die in die ruime zone nog altijd
dichter werd. Er werd hieraan gedacht door paus Pius IX te midden van al
zijn tribulaties. Ofschoon hij door het verlies van zijn staten over geen
middelen meer beschikte, hield hij er niet mee op te zorgen voor de gods-
dienstige behoeften van zijn Rome.
(1) De aldus genoemde wijk behoort tot de oude streek van het Esquilino, ten oosten van
het Termini-station. De benaming komt voort van het versterkte kamp dat daar door
Keizer Tiberius voor het korps van de Pretorianen opgericht (Castrum Praetorium)
werd.

49.8 Page 488

▲back to top
- XIV/486 -
Op 8 december 1870 had hij Sint-Jozef verheerlijkt en had hem uit-
geroepen tot patroon van de universele kerk; en het duurde niet lang of
hij kocht met eigen geld een strook grond op de Esquilino met het inzicht
er een kerk te bouwen die aan de grote patriarch zou gewijd werden. Maar
weldra veranderde hij zijn plan. In 1871 wedijverden de bisschoppen van
Italië met elkaar om hun bisdommen plechtig toe te wijden aan het aanbid-
delijke Hart van Jezus. Daardoor ontstond te Rome de gedachte dat in de
stad van Christus'plaatsvervanger een groot heiligdom diende te ontstaan,
gewijd aan het goddelijke Hart; van hieruit zou, zoals van een vuurhaard
die voortdurend blijft branden, een nieuwe warmte van vroomheid uitstra-
len over de wereld. Voorvechter van dit voorstel was de pater Barnabiet
Maresca, de directeur van de Messaggero van het Hart van Jezus. Daarom
beschikte de engelachtige Pius IX dat op dit terrein een tempel zou op-
rijzen zoals men dat voorgenomen had maar hij zou niet aan Sint-Jozef
maar aan het Heilig Hart van Jezus toegewijd zijn. Hij was zeer verheugd
dat vanuit dit hoogste punt van de eeuwige stad het aanbiddelijk Hart
van de Verlosser de hele wereld als het ware vanaf een hoge troon zou
zegenen.
Maar de zaken sleepten lang aan. Het nieuwe centrum breidde zich
aan alle kanten uit en de aanpalende parochies van Santa Maria degli An-
geli, van San Bernardo, van Santa Maria Maggiore en van San Lorenzo fuo-
ri le Mura waren niet meer voldoende voor de zielzorg. Dit verhielp zo
goed mogelijk de heilige man, Franciscaan Lodovico da Casoria. Hij werd
daarbij geholpen door de jonge leken van de Katholieke Actie, onder wie
advocaat Pericoli een eerste plaats innam. Een kleine kapel werd geopend
in een gebouw iets verder dan de plaats waar men de kerk zou oprichten en
voorzag in de behoeften van de cultus. Intussen werd de grote Pius IX
door de dood weggerukt, zonder dat er iets was gedaan om zijn plan te
verwezenlijken.
De onderneming begon werkelijk wanneer Leo XIII de pauselijke troon
beklom. Als bisschop van Perugia was hij een der eersten geweest om zijn
diocees aan het Heilig Hart toe te wijden. Toen hij kennis gekregen had
van de inzichten van Pius IX bevorderde hij met al zijn macht en vurig-
heid de uitvoering ervan. Van de eerste augustus 1878 af, liet hij door
bemiddeling van zijn vicaris-generaal kardinaal Monaco La Valletta aan
alle bisschoppen van de katholieke wereld, met uitzondering van de Franse
bisschoppen, al bezig met de oprichting van de basiliek van Montmartre,
een uitnodiging geworden om bij te dragen door plaatselijke geldinzame-
lingen aan de grootste onderneming. Het ophalen van de vrome giften werd
toevertrouwd aan de Piana-Federatie van de katholieke verenigingen van
Rome. Een comité, dat aangesteld werd door de kardinaal onder de Romeinse
patriciërs en voorgezeten werd door Markies Giulio Merighi, had als taak
te waken over de goede gang van de werken.
Deze werken werden dadelijk moedig aangevat. Men begon met een ver-
laging van het terrein om een heuveltje dat de plaats in beslag nam weg
te ruimen. Het verhief zich een paar meter boven het wegpeil. Daarna be-

49.9 Page 489

▲back to top
- XIV/487 -
gon men met het uitgraven van het terrein voor de fundamenten. Maar hier
stootten de arbeiders op een zware hindernis die veelvuldig voorkomt in
de ondergrond van Rome. Er verschenen weldra diepe schachten of onder-
aardse gaanderijen die in lang vervlogen tijden gemaakt werden bij het
delven van het vulkanische tufsteen, die te Rome in de kalk gebruikt
wordt zoals men elders zavel gebruikt. Deze tegenslag was de oorzaak dat
men tot veertien meter diep moest graven om een laag te vinden waarop de
fundamenten konden gemetst worden. De eerste steen kon geplaatst worden,
met de zegen van de kardinaal, op 17 augustus 1879, feestdag van Sint-
Joachim en naamdag van de paus.
Het plan van de kerk, in de stijl van Bramante, was getekend door
graaf Francesco Vespignani, architect van de Sacri Falazzi,(1) toen een
curieus incident uit België zich voordeed.(2) De omzendbrief door de kar-
dinaal-vicaris in 1878 aan de bisschoppen gestuurd had de aandacht ge-
wekt van Barones De Monier die bereid was honderdduizend fr. te geven
voor de bouw van de basiliek op voorwaarde dat een plan zou aanvaard wor-
den van een andere Belg, Baron De Béthune. Dat was nog niet voldoende
want de schenkster wilde niet geven voor een gewijd gebouw in de stijl
van de Renaissance, maar wilde te Rome een gothische of een Romaanse kerk
hebben, Kardinaal Dechamps, aartsbisschop van Mechelen, stemde ermee in
de kardinaal-vicaris hierover in te lichten.
De opgelegde voorwaarde verwekte zeker ernstige moeilijkheden te
meer omdat men al bezig was met het bouwen van de fundamenten volgens het
plan van Vespignani. Toch verzocht de kardinaal-vicaris, de Belgische
kardinaal hem het voorgestelde plan toe te sturen, hoewel hij opmerkte
dat deze twee stijlen te Rome niet gewild werden. Toen de aartsbisschop
van Mechelen het plan stuurde antwoordde hij hierop: "Rome, het centrum
van de katholieke wereld, dient monumenten te bezitten van al de grote
tijdperken van zijn geschiedenis en het is zeker spijtig dat naast de
basilieken van Constantijn en de klassieke basilieken van de Renaissance
niets gevonden wordt dat gelijkt op de kathedralen van Keulen, Amiens,
York, Reims, Westminster en zovele andere bewonderenswaardige kerken van
de katholieke wereld, zonder daarbij de kathedraal van Milaan te verge-
ten. Ik weet dat dit exclusivisme het gevolg is van de geschiedenis, maar
thans doet zich een gelegenheid voor om het te doen verdwijnen."
In ieder geval werd het project van de Béthune aandachtig onder-
zocht. "Het is zeker", schreef nogmaals de kardinaal-vicaris, dat, in-
dien er een kerk zou opgericht worden in zuiver gotische stijl, het aan-
(1) Heilige paleizen.
(2) De bijzonderheden halen wij uit een afschrift van de correspondentie tussen de
Mechelse kardinaal en de kardinaal-vicaris die Don Bosco in 1880 van pater Maresca
ontving.

49.10 Page 490

▲back to top
- XIV/488 -
geboden project zeer opportuun zou zijn. Maar hier te Rome wordt de klas-
sieke stijl voor dergelijke gebouwen gunstiger onthaald. Het aanbod van
honderd- duizend lires is zeker zeer aanzienlijk. Maar indien men het
werk zou uitvoeren volgens de voorgeschreven vormen en afmetingen, zou
die som niet voldoende zijn volgens de berekeningen, die hier gedaan
werden." Op zijn beurt schreef Vespignani een voorname vertegenwoordiger
van het Romeins classicisme, in zijn verslag aan de kardinaal-vicaris:
"Te Rome, de zetel van de schone kunsten, heeft de zuiver gotische stijl
nooit onze gunst gehad. Zijn oorsprong ligt bij de Barbaren en eerst nu
wordt hij aangewend bij de bouw van de huidige evangelische tempel."
Pater Maresca dacht er anders over en daarom raadde hij de baro-
nes aan, kardinaal Deschamps ertoe te brengen de zaak met de paus te be-
spreken. Zijn Eminentie trok zich echter hierbij terug omdat hij meende
niets te moeten toevoegen aan wat hij hierover aan Rome geschreven had.
En aldus verdween het prachtige aanbod wegens een byzantijns geschil. Wij
zijn ervan overtuigd dat het vernuft van Don Bosco de manier zou gevonden
hebben om, zoals dat in het gewone leven gezegd wordt, de kool en de geit
te sparen, maar zijn naam was toen nog niet in die aangelegenheid betrok-
ken.
Zeker is het dat weinige personen in de wereld zoals Don Bosco de
kunst of liever de gave bezaten de nodige hulpmiddelen op te sporen om
zovele en zo grote goede werken uit te voeren. We hebben hier als voor-
beeld het initiatief uit Rome. Ofschoon het door de hoogste instanties
gelanceerd en aanbevolen door namen met een prinselijke klank, toch ver-
zandde het na de eerste pogingen en een tekort aan geld noodzaakte tot
het schorsen van het werk, op een ogenblik dat de bouwwerken pas boven de
grond uitkwamen. De paus, die al het monumentale bouwwerk van de absis
van Sint-Jan in Lateranen en het grootse ziekenhuis van Santa Marta in
het Vaticaan te dragen had, had er veel spijt van en kon niet berusten in
deze soort mislukking, maar de Voorzienigheid stuurde hem bijtijds een
goede ingeving.
Wij zijn dit nieuws verschuldigd aan het verhaal dat ons enkele
jaren later hiervan gedaan werd door kardinaal Alimonda.(1) Eens bevond
Leo XIII zich te midden van de kardinalen en sprak met leed in het hart
over deze gedwongen schorsing. Het ging, zei hij, om de glorie van God,
de eer van de Heilige Stoel en het geestelijke welzijn van een zo talrij-
ke bevolking.
"Heilige Vader", zei toen Alimonda, "ik zou u een zekere manier
willen voorstellen om in uw opzet te slagen."
"Welke"? vroeg de paus ietwat verrast.
"Het toevertrouwen aan Don Bosco."
(1) Summarium super virtutibus, n. III. De operibus fundationibus 65-66 (als getuige Don
Francesco Cerruti).

50 Pages 491-500

▲back to top

50.1 Page 491

▲back to top
- XIV/489 -
- "Maar zal Don Bosco dit aanvaarden?"
- "Heiligheid, ik ken Don Bosco en zijn volledige en grenzeloze
gehechtheid aan de paus. Wanneer Uwe Heiligheid hem dit zal voorstellen,
ben ik volkomen zeker dat hij het zal aanvaarden."
Deze samenspraak had plaats in maart 1880, op een ogenblik name-
lijk dat Don Bosco zich te Rome bevond. Daarom gaf Leo XIII opdracht aan
zijn vicaris hem erover te spreken. Zijne Eminentie sprak hem hierover
op de avond van 24 maart, zonder hem echter mee te delen dat het de wens
van de paus was. Hij sprak er hem nog eens over met meer aandrang op 28
maart, maar steeds alsof het over zijn eigen zaak ging. Don Bosco zei ja
noch neen; zo grote en zo talrijke moeilijkheden doken voor zijn geest
op, zoals kon opgemerkt worden uit verschillende getuigenissen in het
proces.
Er waren vooreerst moeilijkheden van financiële aard. Van de bur-
gers van Rome verwachtte men niet veel; want uit ervaring wist men al,
zoals ook de kardinaal-vicaris (1) dit geschreven had, dat ze niet erg
vrijgevig waren. Van de Fransen verwachtte men evenmin veel, want in die
tijd waren ze allen bezig met hun grote nationale kerk van het Heilig
Hart en met het steunen van hun vrije scholen. Anderzijds was hij over-
tuigd dat zij, die wel edelmoedig waren om zijn jongens te helpen niet
veel belang zouden stellen in een nieuwe kerk te Rome. Het scheen dat
men niet eens al te veel zou mogen rekenen op Italië, zowel wegens de
ellendige economische toestand van het land, als wegens de druk van de
publieke belastingen en de noodzaak zovele plaatselijke instituten, die
vereist werden door de nieuwe politieke omstandigheden van de staat, te
steunen. Hij was op de hoogte van de bouwkosten te Rome die grotere uit-
gaven dan in enig andere stad van Italië vergden. En had hij al niet de
last van een groot aantal bouwwerken te dragen? Hij was bezig met de bouw
van de kerk van Sint-Jan de Evangelist te Turijn en van de Kerk van Ma-
ria, Hulp der Christenen, te Vallecrosia. Hij bouwde te Marseille, te
Nice en te La Spezia. Was het wel voorzichtig nog meer hooi op zijn vork
te nemen?
Een ander motief om zich niet in dit avontuur te wagen was de
koelheid die hij meende te bemerken in het onthaal van het project voor
een kerk te Castro Pretorio. Men had aan heel de wereld bekend gemaakt
dat het beraamde heiligdom ook een monument zou geweest zijn ter nage-
(1) Cfr. boekdeel XIII, bladzijde 653. Dit werd door de feiten bewezen. Op de dag van de
inwijding (14 mei 1887) werd er een diner gegeven. De pastoor en procurator Don Dal-
mazzo stond recht om een toast uit te brengen. Hij gaf uiting aan zijn dankbaarheid
tegenover de weldoeners en plaatste daarbij de Romeinen op de eerste rij. Toen nam
Don Bosco zijn mes op, tikte enkele malen tegen zijn glas zodat hij hem tegenhield
in de roes van zijn woorden. Te midden van de algemene stilte keerde hij zich uiterst
kalm tot hem en zei: - "Dit is niet waar. Ga nu maar verder." - Op dat ogenblik zal
Don Bosco zeker gedacht hebben aan de ongehoorde vermoeienissen van zijn reizen om
de bedragen voor de onderneming vereist bijeen te bedelen. Een van de disgenoten die
verbaasd was over de vrijmoedigheid van Don Bosco en vaak die episode verhaalde, was
Mgr. Jara, de vroegere bisschop van Ancud in Chili.

50.2 Page 492

▲back to top
- XIV/490 -
dachtenis van Pius IX. Alle bisschoppen van de katholieke wereld had
men uitgenodigd aalmoezen te verzamelen maar toen men een honderdduizend
lires had bijeengebracht, was alles gedaan en was er geen hoop meer op
andere inkomsten.
Daarbij kwam er nog een derde moeilijkheid. Wanneer Don Bosco deze
opdracht op zich zou nemen, zou hij de contracten door de vorige admini-
stratie opgesteld moeten bekrachtigen. Op de koop toe werd aan deze admi-
nistratie nog een zekere tussenkomst in het werk toegestaan. Deze con-
tracten hadden zeer zware voorwaarden zoals dit al te veel placht te
zijn, wanneer het ging over werken ondernomen in naam van de Paus.(1) Bo-
ven al die menselijke beschouwingen uit, rezen er echter twee andere van
een hogere orde op in de geest van Don Bosco, namelijk de eer van de Kerk
en de eer van de Heilige Stoel. Het was een schande dat het katholieke
Rome in vergelijking met de protestanten zo een schamel figuur sloeg. De-
ze hadden met zeer veel geld in de heilige stad al verscheidene tempels
geopend en de katholieken slaagden er niet in één enkele kerk op te rich-
ten. Het was een oneer dat de stem van de paus in de wereld zo een zwakke
weerklank gevonden had. Dat was dan de reden waarom Don Bosco, die het
voor en tegen met elkaar afwoog, in het begin zo geaarzeld had zich van
dit zware gewicht te ontlasten.
Maar ten slotte kwam het woord van de paus hem uit al zijn onze-
kerheden halen. Op de zo vurig verlangde audiëntie van 5 april, maakte
Leo XIII hem zijn eigen verlangen bekend en verzekerde hem dat, als hij
aanvaardde, hij een heilige en voor de paus zeer aangename daad zou ver-
richten, want dit onvermogen om er verder mee door te gaan was voor hem
een te grote pijn.
(1) Het is hier de plaats om te herhalen wat we elders al schreven over het wantrouwen
waarmee de Romeinen de aldus genaamde buzzurri,(2) na-melijk de Piëmontezen, bezagen.
Wanneer men zag dat bij een werk van zo groot belang de voorkeur aan de Piëmontezen
geschonken werd, dan kon dat niet anders dan jaloersheid wekken; en gelet op du
heersende geestesgesteltenis kon dit niet verwonderen. En, inderdaad, toen het nieuws
bekend werd, meldde zich een commissie van geestelijken door bemiddeling van een pre-
laat bij de kardinaal vicaris aan, om te protesteren tegen de vernedering die men
aan de Romeinse clerus won aandoen. Zijn Eminentie aanhoorde hen minzaam en probeerde
niet eens hen tegen te spreken. Hij beperkte zich er echter toe hen joviaal te vragen
of zij zich bij machte voelden dit gewicht op zich te nemen, en hij voegde erbij dat
het daartoe nog altijd tijd was. Ze verklaarden zich daartoe bereid. De kardinaal
beloofde hun wens te zullen vervullen. - "Met Don Bosco is de zaak bijna beredderd",
voegde hij eraan toe. Ik zal dit met de Heilige Vader bespreken. Don Bosco zal geen
moeilijkheden maken om de onderneming af te staan. Dan waren zij tevreden en zeiden
hem dat zij een commissie zouden oprichten; maar intussen vroegen ze hem hoeveel Don
Bosco voor dit bouwwerk zou ontvangen van de Heilige Stoel. - "Niets" antwoordde hun
Zijn Eminentie. Dan maakte hij voor hen een bondig bestek op van de voornaamste uit-
gaven die zouden nodig zijn en drukte zijn overtuiging uit dat men te Rome wel niet
erg veel zou inzamelen. Dit was een zeer koud stortbad, dat in een oogwenk die vu-
rige geesten afkoelde.
(2) Spotnaam voor de Piëmontezen.

50.3 Page 493

▲back to top
- XIV/491 -
- "De wens van de paus", antwoordde Don Bosco, "is voor mij een
bevel. Ik aanvaard de opdracht die Uwe Heiligheid de goedheid heeft mij
toe te vertrouwen."
toe.
- "Maar ik zal u geen geld kunnen geven", voegde de paus eraan
- "Ik vraag geen geld aan Uwe Heiligheid, ik vraag enkel uw ze-
gen met al de geestelijke gunsten die u wilt verlenen aan mij en aan
allen die met mij zullen samenwerken om te bereiken dat het Hart van
Jezus een tempel zal hebben in de hoofdstad van de katholieke wereld. Ik
zal zelfs, indien Uwe Heiligheid het mij toelaat, naast de kerk een Ora-
torio voor zon- en feestdagen bouwen met een groot tehuis, waar tegelij-
kertijd zovele arme jongens, die vooral in deze wijk zeer talrijk zijn,
opgenomen kunnen worden en opgeleid in de scholen en in kunsten en am-
bachten.
- "Graag", antwoordde hem de paus, "ik zegen u en samen met u
allen die zullen meewerken tot dit zo heilig werk, waarover ik van nu af
de zegeningen van God afsmeek. Over de modaliteiten van de uitvoering
dient u overeen te komen met de kardinaal-vicaris."
Nadat zich te Rome het nieuws verspreid had dat Don Bosco van de
Heilige Vader de opdracht had ontvangen een college te stichten te Cas-
tro Pretorio en er de kerk van het Heilig Hart te bouwen, begaven zich
enkele groene leden van de gemeenteraad bij minister Villa, de zegelbe-
waarder, om te weten welke houding ze dienden aan te nemen tegenover het
nieuwe instituut dat waarschijnlijk grote uitbreiding zou nemen. Er wa-
ren nog geen tien jaar verlopen sinds het schieten van de bres in de
Porta Pia en telkens er een gerucht ontstond over het minste wat zich
in het Vaticaan voordeed, sloeg de sekte alarm. De minister echter, die
mocht zijn wie hij wilde, maar die Don Bosco toch voldoende kende en die
als volksvertegenwoordiger de kiezers van Castelnuovo vertegenwoordigde,
hoorde hen stilzwijgend aan en zei dan onomwonden tot deze heren: "Don
Bosco doet goed aan vele jongens, hij onttrekt ze aan het kwaad en geeft
hun onderricht. Hij houdt zich met geen politiek bezig. Laat hem maar
doen."
Markies Scati, aan wie op het einde van het jaar 1880 Don Bosco
dit feit vertelde (1) kon zich niet weerhouden hem zijn vrees uit te
drukken dat de vrijmetselaars van de gemeenteraad en van de regering
tegen hem toch de strijd zouden aanbinden. Don Bosco antwoordde hem:
"Daarom dienen we voorzichtig te werk te gaan: eenvoudigweg als duiven,
maar voorzichtig als slangen. Don Bosco houdt zich steeds nauwgezet bin-
nen de perken van de wettelijkheid. Hij geeft aan Caesar alles wat aan
Caesar toekomt, niets meer maar ook niets minder. Wee Don Bosco, indien
hij een onvoorzichtigheid zou begaan. Al te veel jongens zouden weer op
straat worden gejaagd."
(1) Op 22 december 1880 legde de markies bij Don Bosco een bezoek af en had met hem een
lang onderhoud. Hij haalde dit aan in een memorandum van hem dat in ons archief be-
waard wordt.

50.4 Page 494

▲back to top
- XIV/492 -
Toen hij teruggekeerd was van zijn audiëntie bij de paus maakte
Don Bosco de schets op van een soort memorandum, dat hij zelf overhan-
digde aan de kardinaal-vicaris op de avond van 18 april, twee dagen voor
zijn vertrek uit Rome.(1) In een kort geschrift vatte hij de elementen
samen, die daarna als basis zouden dienen voor de definitieve overeen-
komst.
Aan Zijn Eminentie Kardinaal Raffaele Monaco La Valletta, Vicaris
van Zijne Heiligheid te Rome.
1. De kerk van het heilige Hart van Jezus, monument aan Zijne Heiligheid
Pius IX, zaliger gedachtenis. - Enkel met het doel de meerdere glorie van
God en het aanzien van onze heilige godsdienst te bevorderen, sluit ik
mij gaarne met al mijn kloosterlingen bij u aan voor het voortzetten van
de aan de gang zijnde werken voor het bouwen van de kerk die zal toege-
wijd worden aan het Heilig Hart van Jezus als een hulde aan de glorie-
rijke Opperherder Pius IX, wiens gedachtenis ons steeds dierbaar blijft.
Wat de voorwaarden betreft die dienen vastgesteld te worden, zou
ik verlangen dat Uwe Eminentie voor beide partijen zou optreden, namelijk
voor de geestelijke overheid en voor de salesiaanse congregatie voor wie
Uwe Eminentie steeds een vaderlijke genegenheid heeft gehad. Maar daar u
wenst dat ik hierover mijn gedachten zou uiteenzetten, doe ik dit graag
en geef van heden af, alle bevoegdheid aan Uwe Eminentie alle wijzigingen
aan te brengen die u in uwe wijsheid het meest opportuun zult achten.
2. De congregatie van de H. Franciscus van Sales.
1° De vrome sociëteit van de H. Franciscus van Sales neemt door bemidde-
ling van haar Algemeen Overste de verplichting op zich met alle mogelijke
middelen het werk te steunen, geldmiddelen en bouwmateriaal te zoeken om
de vrome onderneming te voltooien. Zij hoopt dit te kunnen voltrekken in
een tijdsduur van twee en een half jaar of ten laatste drie jaar.
2° Wanneer dit gewijde gebouw zal voltooid zijn, neemt deze congregatie
de verplichting op zich te voorzien in de uitgaven die nodig zijn voor
het verschaffen van de kerkmeubelen, de uitrusting en de heilige gewaden.
Ze zal de onkosten voor de plaatsing, voor het onderhoud en voor het her-
stel en andere dergelijke onkosten dragen.
3° Ze zal zorgen voor het personeel dat nodig is voor de kerkelijke dien-
sten, namelijk een voldoende aantal priesters voor het celebreren van de
missen voor de gelovigen, voor het biechthoren, het preken en het cate-
chismusonderricht aan de kinderen.
(1) Dagboek van Don Berto "18 april, zondag. 's Avonds begaf Don Bosco zich bij de kar-
dinaal-vicaris om hem een memorandum te brengen dat moest aangeboden worden aan de
Heilige Vader over de oprichting van de kerk van het Heilig Hart van Jezus te Rome."

50.5 Page 495

▲back to top
- XIV/493 -
4° Tegelijkertijd met de werken voor de kerk of na de voltooiing ervan
zal de hand worden gelegd aan het bouwen van een tehuis ten voordele van
de arme kinderen. Men zal een Oratorio voor zon- en feestdagen openen
voor de jongens die in die buurt wonen. Men zal hun catechismusonderricht
geven, er zal een avondschool ingericht worden en ook zal er een dag-
school nodig zijn, zoals dit gebeurt in de huizen van de congregatie die
met hetzelfde doel geopend werden.
5° Nadat de kerk voor de goddelijke eredienst zal ingewijd zijn, zullen
de salesianen afhangen van het gezag van de ordinarius zoals van hem af-
hangen de kerken die tot geestelijke congregaties behoren. Wanneer dan
voornoemd kerkelijk gezag het opportuun acht de kerk van het Heilig Hart
als parochie op te richten, zal de pastoor worden gekozen onder de sale-
siaanse kloosterlingen die de Algemeen Overste zal voorstellen aan Zijne
Eminentie de kardinaal-vicaris van Rome en het zal diegene zijn die Zij-
ne Eminentie het meest geschikt zal oordelen voor het bevorderen van de
glorie van God en het welzijn van de zielen.
3. Het kerkelijk gezag.
1° Zijn Eminentie de kardinaal-vicaris zal ermee voortgaan zijn stoffe-
lijke en zedelijke steun te verlenen aan het werk, dat met zoveel be-
zorgdheid door hem begonnen en bevorderd werd. Hij zal het terrein en de
muren van het gebouw in de toestand waarin ze zich bevinden ter beschik-
king stellen van priester Don Bosco. Het geld, dat ingezameld werd door
de zorgen van Zijne Eminentie of van anderen voor dit doel, zal volledig
en uitsluitend worden besteed aan het bouwen van deze kerk die als
monument zal dienen.
2° Hij zal de bevoegdheid verlenen voort te gaan met de geldinzameling
in de plaatsen en bij de personen, bij wie de voorzichtigheid zal aanra-
den een beroep hiervoor te doen.
3° Zijne Eminentie de kardinaal-vicaris zal geen materiële verantwoorde-
lijkheid te dragen hebben voor de werken of voor nieuw aangeworven ter-
rein die voor het gebouw zouden nodig zijn.
4° Zijne Eminentie de kardinaal-vicaris wordt nederig verzocht dit ont-
werp aan te bieden aan de Heilige Vader, opdat deze het naar believen
zou wijzigen, en het ontwerp zal geen waarde hebben zolang het niet
door Zijne Heiligheid goedgekeurd en gezegend is.
Rome, 10 april 1880.
Priester Gio. Bosco.
Volgens onze constituties mocht Don Bosco zich niet volledig ver-
plichten in een zaak met dergelijke aanzienlijk belangrijkheid zonder
vooraf zijn eigen kapittel hiervan op de hoogte te stellen. Toen hij te
Turijn was toegekomen en zijn raadsleden had samengeroepen zette hij hun
het voorstel van de Heilige Vader uiteen. Het werd een lange bespreking.
Allen waren het erover eens dat het voorstel van de paus een grote eer

50.6 Page 496

▲back to top
- XIV/494 -
was, maar dat het ook zeer zwaar was voor ons. Nadat men op dat tijdstip
voor meer dan driehonderdduizend lires aan schulden betaald had, scheen
het niet zo voorzichtig en aan te raden te beginnen aan een onderneming
die miljoenen zou opslorpen. Na de bespreking werd er gestemd.
Zes stemmen waren er tegen en een enkele, zeker die van Don Bosco, er-
voor. Toen hij zag dat het voorstel van de Heilige Vader op die manier
werd verworpen, glimlachte hij en zei: - "U hebt mij allen ronduit een
neen gegeven en dat is goed omdat u gehandeld hebt volgens de voorzich-
tigheid die men moet betrachten in ernstige en uiterst belangrijke zaken
als deze. Maar indien u mij, in plaats van een neen, een ja geeft, dan
kan ik u verzekeren dat het Hart van Jezus de middelen zal sturen voor
het bouwen van zijn kerk. Het zal onze schulden betalen en ons nog een
mooie fooi geven." - Zijn woorden ingegeven door een zo levendig ver-
trouwen in de goddelijke Voorzienigheid, veranderden op de slag de me-
ningen, zodat, bij een nieuwe stemming, de zes neen alle zes ja werden.
En nadat men het plan onderzocht had, kwam men integendeel tot de bevin-
ding dat het niet ruim genoeg was. Onmiddellijk werd beslist aan de Hei-
lige Vader een ander ruimer plan voor te stellen, het Heilig Hart en Rome
waardig. En aldus geschiedde het. De fooi was niets anders dan het te-
huis, dat niet in de bedoeling lag van de paus maar dat om zo te zeggen
als beloning gegeven werd door het H. Hart. De schulden van de congrega-
tie werden, zoals Don Bosco beloofd had en zoals verklaard werd door kar-
dinaal Cagliero in het proces (1) betaald zonder dat er moeilijkheden
door ontstonden.
Er werd geen tijd verloren om aan de onderhandelingen te beginnen.
In de loop hiervan ontstond een nieuwe gedachte. De hoge raad van de Ita-
liaanse katholieke jeugd, die zijn zetel had te Bologna en waarvan de
voorzitter Graaf Acquaderni was, had beslist een monument op te richten
aan de heilige gedachtenis van Pius IX, zonder echt de vorm hiervan te
bepalen. In mei 1880 liet de kardinaal-vicaris aan de voorzitter zijn
verlangen kennen dat het project van het monument zou samengaan met het
project van de te bouwen kerk. Verschillende voorstellen werden gedaan,
maar het meest aanvaardbare scheen te zijn bij de kerk van het Heilig
Hart een huis te bouwen, dat de naam zou dragen van de overleden paus en
dat als doel zou hebben goede en wijze opvoeders voor de jeugd te vormen.
De bedoeling de nagedachtenis van Pius IX te vereren kwam al tot haar
recht door de oprichting van een kerk, maar in dit plan kreeg de zaak een
concreter vorm. Graaf Acquaderni vroeg dus aan Don Bosco of hij bereid
was het voorstel te aanvaarden.(2) Zoals men kan lezen in een apostil van
Don Bosco op de brief van de graaf, antwoordde hij dat hij aanvaardde in
(1) Summarium super virtutibus, nr, VI, De heroica spe, per. 149.
(2) Brief van de Graaf aan Don Bosco, Bologna, 1 juni 1880.

50.7 Page 497

▲back to top
- XIV/495 -
aanvaardde in de zin uitgedrukt door de kardinaal-vicaris. We hebben te
Bologna vergeefse opzoekingen gedaan om te weten welke de afloop van de-
ze zaak geweest is; maar uit de inhoud van het antwoord gesuggereerd
door de aangehaalde kanttekening schijnt het ons waarschijnlijk dat Don
Bosco, om onvermijdelijke verwikkelingen door inmengingen van vreemden
te voorkomen, deze gedachte heeft laten vallen.
Terwijl men te Turijn een schema van overeenkomst, dat naar Rome
diende gestuurd te worden, aan het uitwerken was, haastte Don Bosco zich
een terrein aan te kopen dat paalde aan het oorspronkelijke terrein; en
aan het tegenovergestelde uiteinde stond een huisje, op de plaats waar
vandaag het tehuis een hoek vormt tussen de via Marsala en de via Mar-
ghera. Hij betaalde hiervoor in het totaal 40.500 lires. Dit huisje, dat
met twee verdiepingen verhoogd werd, was het eerste verblijf van de sa-
lesianen gedurende het verloop van de werken. Bij het verbreden van het
terrein had Don Bosco het inzicht plaats te maken voor de verlenging van
de kerk en voor het bouwen van het tehuis. Hij wist niet dat hij hierdoor
de intriges van de protestanten om daar hun tempel te bouwen verijdelde.
De kardinaal-vicaris die naar hij zei, zeer verheugd was over deze aan-
koop, wist dat echter wel.(1) Zijne Eminentie toonde echter niet dezelfde
soepelheid voor wat de vergroting van de kerk aanging. Misschien voelde
hij zich nog betrokken bij het welslagen van de onderneming en vreesde
hij een tweede mislukking. Er was heel wat nodig om hem te doen plooien
tot, ten slotte, de besliste tussenkomst van de architect zijn weerstand
overwon.(2)
Welke de gevoelens waren van Don Bosco bij dit begin en tot welke
financiële hulpmiddelen hij toen al zijn toevlucht nam om het hoofd te
bieden aan de ontzaglijke uitgaven, blijkt uit drie van zijn brieven aan
de algemene procurator. Men dient te noteren dat voornoemd terrein toebe-
(1) Brief van Don Dalmazzo aan Don Bosco, Rome, 14 juni 1880:
"Ik vernam vanmorgen van pater Lodovico da Casoria, die mij opdracht gaf u te
groeten, dat hij, liever dan toe te laten dat de protestanten hun tenten zouden
opslaan bij de kerk van het Heilig Hart, hij zelf de grond zou aangekocht hebben."
Don Dalmazzo had er kunnen bijvoegen dat Pater Lodovico vanuit Napels samen met Pater
Bonaventura, zijn eerste opvolger, naar Rome gesneld was, juist om deze aankoop te
doen en dat ze elkaar ontmoetten beneden aan de trap van de Banca Tiberina, terwijl
onze procurator naar beneden kwam na de zaak te hebben afgesloten. Ze kenden elkaar,
groetten elkaar, spraken over Don Bosco en keerden samen terug. De heilige zoon van
de H. Franciscus, die tevreden was dat het gevaar thans bezworen was nam daags nadien
de trein terug naar Napels (Cfr. het artikel van pater Clemente Perniciaro, Algemeen
Overste van de grijs-bruine Broeders in Momento van 29 maart 1829 (?????) (de
vertaler meent dat dit wel 1929 moet zijn).
(2) De breedte van de kerk bleef onveranderd, terwijl aan haar lengte, die 35 meter was,
11 meter werden toegevoegd voor twee nieuwe booggewelven en 18 meter voor een absis.

50.8 Page 498

▲back to top
- XIV/496 -
hoorde aan de Banca Tiberina waarvan commendatore Caranti, meermaals in
de correspondentie vermeld, de directeur was.
"
Beste D. Dalmazzo,
"
"
Pas terug uit Casale heb ik dadelijk het bewuste ontwerp
" van de kerk van het Heilig Hart van Rome opnieuw bestudeerd. Ik
" heb ervoor gezorgd dat het ons voorstel zou bevatten samen met de
" opmerkingen gedaan door zijne Eminentie de kardinaal-vicaris. Ik
" geef je volmacht het te wijzigen en een overeenkomst af te slui-
" ten in de zin en binnen de perken die Zijne Eminentie best zal
" oordelen. Allen zijn we bezield met de wil hem met al onze inspan-
" ningen naar mogelijkheid bij te staan.
"
Ik zou hem enkel willen verzoeken ons te helpen opdat de
" kerk zeer ruim zou zijn. Volgens het huidige plan zijn er amper
" 400 vierkante meter voor het publiek en wij zouden minstens het
" dubbele moeten hebben, want eer de kerk zal voltooid zijn, zal de
" nieuwe parochie niet minder dan zesduizend zielen tellen. Om een
" derde van de bevolking te bevatten zou dit circa 900 vierkante
" meter vergen.
"
Wat het geld aangaat is hier iemand die ons een lening aan-
" biedt van 100.000 lires tegen 5,5% de belasting op de roerende
" goederen inbegrepen. Indien echter de Banca Tiberina ons een lo-
" pende rekening zou willen openen, dan zou er meer geld nodig zijn.
" Indien we echter de gronden, die je kent zouden kunnen verkopen,
" zoals waarschijnlijk is, zouden we dit met eigen middelen kunnen
" bezorgen.
"
Spreek erover met onze vriend Sigismondi en indien hij het
" voordeliger kan aanbieden, dan zullen we dat dankbaar aanvaarden.
" Je zal aan deze echte beste Papa zeggen dat wij een grote onderne-
" ming hebben, maar dat God met ons is en dat wij daarom niets te
" vrezen hebben.
"
Je zal onze nederige hulde betuigen aan de kardinaal-vica-
" ris en hem nogmaals zeggen dat de salesianen steeds zijn gehoor-
" zame en trouwe zonen zullen zijn, met volledige mogelijkheid ge-
" bruik te maken van de zweep tegenover allen, die een dwaasheid
" zouden begaan.
"
Moge God ons allen zegenen en ons in zijn heilige genade
" bewaren. Groet mijn zonen Zucchini en Giaretto en bid voor mij
" die steeds in Jezus Christus zijn zal
"
je toegenegen vriend,
" Turijn, 7 juli 1880.
Priester Gio. Bosco.
Om welgestelde personen, die vroom en edelmoedig waren tot lief-
dadigheid te bezielen, verbond hij ze enger met de kerk en met de paus
door de banden van eretekens of van geestelijke gunsten, die hij, naar-

50.9 Page 499

▲back to top
- XIV/497 -
gelang van het geval, trachtte voor hen van de Heilige Stoel te verkrij-
gen. Wanneer deze personen dan voelden dat ze om zo te zeggen, dichter
stonden bij de plaatsvervanger van Jezus Christus en dat ze door hem
bijzonder bemind werden, hielden zij er aan zich hiervan waardig te to-
nen en deden hun best om bij te dragen voor die werken, waarin ze dachten
dat de Heilige Vader een groot behagen stelde. De tweede brief begint dan
ook met de verwijzing naar een dubbel smeekschrift. Don Bosco dacht dat,
wanneer dit zou ingewilligd worden, aanzienlijke voordelen ook voor de
kerk van het Heilig Hart daaruit zouden voortvloeien. Hij vroeg de toe
lating een privé-kapel te mogen bezitten voor de weduwe Prat, die wij al
kennen en voor haar moeder; en om het geschenk dat hij hun wou geven vol-
lediger te maken, wou hij zelf de gebruikelijke kosten dragen.(1) De
gunst werd toegestaan en dit met een onverhoopte bereidvaardigheid. De
brief spreekt ook over de verbintenis tot verkoop van het nieuwe terrein
en raakte de kwestie aan van het wettelijk verlijden van de akte van aan-
koop van de eigendom rond het vroegere terrein en de bouw die begonnen
is. De heer Sigismondi had voor Don Bosco een bedrag van 20.000 lires
voorgeschoten. Te midden van deze droge zaken is er een blijk van goed
humeur, waaruit sereniteit aan de dag treedt en deze ook inboezemt.
"
Beste D. Dalmazzo,
"
"
Ik stuur je twee smeekschriften die je kunt aanbieden
" aan kardinaal Giannelli of misschien liever aan kardinaal Mertel.
" Het gaat over twee hoge weldoensters, die ook vurige katholieken
" zijn. Mevrouw Prat deed al een gift van 65.000 lires (vijfen-
" zestigduizend lires) voor Sint-Pieterspenning. Binnenkort zal ze
" nog een ander bedrag sturen.
"
Indien hiervoor onkosten zijn zullen ze gedaan worden,
" maar ik wens die zelf te doen om te kunnen zeggen dat het een
" geschenk is. Aldus zal dit veel meer vruchten opbrengen.
"
De heer Caranti ontving een antwoord van Commendatore
" Fontana of wij ook het huisje tegen een schappelijke prijs nemen
" en hij heeft bevestigend geantwoord. Het zal goed zijn hem hier-
" over te spreken. De verbintenis tot aankoop geeft ons tijd om
" voorzieningen te doen en dat is goed.
"
Zodra de notariële akte van het transfer van de kerk van
" het Heilig Hart in ons voordeel zal verleden zijn, geef er mij
" dan dadelijk bericht van.
"
Alles werd in het kapittel voorgelezen en goedgekeurd.
"
Ter inlichting, indien we failliet gaan zullen we ons
" gaan verschuilen in Patagonië bij D. Fagnano. Wij gaan dus ge-
" rust vooruit.
(1) Voor drie Breven, waarvan twee voor deze dames en een voor kanunnik Molinari,
betaalde hij 360 lires, met een vermindering van 782 lires die toegestaan werd
Brieven van Don Dalmazzo aan Don Bosco, Rome, 22 juli 1880).

50.10 Page 500

▲back to top
- XIV/498 -
"
Indien de heer Sigismondi het voorgeschoten bedrag nodig
" heeft, neem dat dan van de som die reeds ad hoc bestaat ofwel
" schrijf me en we zullen erin voorzien.
"
Moge God ons allen zegenen en geloof me steeds in Jezus
" Christus te zijn
"
je toegenegen vriend
" Turijn, 9-7-1880.
Priester Gio. Bosco.
De "clausule" waarvan Don Bosco in zijn derde brief zegt dat hij
er veel over nagedacht heeft, had betrekking op artikel 3° van het sche-
ma van de overeenkomst. Dit artikel werd gewijzigd in de zin door hem
voorgesteld.
We halen hier enkel de eerste helft van de brief aan, omdat het
overige terugslaat op iets anders, waarover wij in het zevenentwintigste
hoofdstuk zullen spreken.
"
Mijn beste D. Dalmazzo,
"
"
Ik heb veel nagedacht over de clausule die betrekking
" heeft op het geval waarin onze congregatie zou ophouden te be-
" staan. Maar volgens de wet zijn wij noch een zedelijk noch een
" wettelijk lichaam. Anderzijds zal ook, in het geval van een
" ineenstorting, een parochiekerk die aan het geestelijke gezag
" toebehoort altijd meer geëerbiedigd worden dan een eigendom van
" ons dat wij niet kunnen bezitten, tenzij als individuele eigen-
" dom. Ik geloof nochtans dat, wanneer het nog tijd is, wij het
" aldus zouden kunnen regelen: de kerk en het parochiehuis zouden,
" wat de eigendom betreft, ten eeuwigen dage aan de ordinarius van
" Rome behoren, maar het vruchtgebruik zou blijvend behoren aan de
" vrome sociëteit van de H. Franciscus van Sales. Laat ons het
" overige in handen van de goddelijke Voorzienigheid laten. Indien
" de zaken nog niet afgesloten zijn, zou je in deze zin hierover
" kunnen spreken met de kardinaal-vicaris. Anders laten we het zo-
" als het geschreven staat...
"
" Turijn, 14-7-1880.
je toegenegen vriend
"
Priester Gio. Bosco.
Bij het bespreken met Don Dalmazzo van de regeling van de eigen-
dom, had die beste kardinaal-vicaris zich volgende woorden laten ont-
snappen: "Iedereen zegt dat de salesiaanse congregatie "Don Bosco" is.
Zolang hij in leven is, zal alles goed gaan; maar als hij dood is zal
alles verdwijnen als mist voor de zon." Anderzijds luisterde hij graag
naar de argumenten aangevoerd door zijn gesprekspartner om de stevig-
heid van de congregatie aan te tonen. Deze besloot zijn verdediging met

51 Pages 501-510

▲back to top

51.1 Page 501

▲back to top
- XIV/499 -
op te merken dat, indien Don Bosco en de congregatie het geluk zouden
hebben altijd een kardinaal-vicaris aan te treffen zoals Zijne Eminentie
er een was, nl. een echte vader voor de salesianen, Don Bosco niet zo
sterk zou aangedrongen hebben op de kwestie van de eigendom en alles in
zijn handen zou gelaten hebben. De zaken konden echter een andere wending
nemen en daarom raadde de voorzichtigheid hem aan niet toe te geven. Deze
opmerking behaagde hem en hij zei dat hij de zaak met de Heilige Vader in
de gewenste zin zou bespreken.(1)
Op 14 juli schreef Don Dalmazzo aan Don Bosco: "De kardinaal-vica-
ris sprak geruime tijd met de Heilige Vader over deze zaak en hij zei aan
de vicaris: "Spreek met D. Dalmazzo en zeg hem dat hij aan Don Bosco zou
schrijven en hem in mijn naam zou verzoeken geen moeilijkheden in de weg
te leggen van dit bouwwerk, omdat het heil der zielen ermee gemoeid is."
Per omgaande liet Don Bosco nogmaals aan zijn procurator zijn onderrich-
tingen, aldus geformuleerd, geworden: "De eigendom van de kerk voor al-
tijd aan het geestelijk gezag en het vruchtgebruik voor altijd aan onze
congregatie. Noteer echter aan Zijne Eminentie de kardinaal-vicaris dat
ik mij volledig aan hem toevertrouw. Hij houdt van ons en wij hebben al-
len volledig vertrouwen in hem. Hij dient voor beide partijen op te tre-
den of zoals hem best zal toeschijnen, bij het bevorderen van Gods meer-
dere glorie. Des te meer nu de Heilige Vader aanbevolen heeft alle moei-
lijkheden uit de weg te ruimen. Alle moeilijkheden zullen opgeruimd wor-
den, dank zij de christelijke liefde en de voorzichtigheid van de heer
kardinaal-vicaris."
Brieven en antwoorden tussen het vicariaat van Rome en het hoofd-
kapittel om de tekst vast te leggen van de overeenkomst, volgden elkaar
nog snel op, op het ogenblik dat Don Bosco officieel de kandidaat voor
het bestuur van de parochie voorstelde, voor wie hij op het einde van de
maand maart vanwege de burgerlijke overheid de erkenning had verkregen.
De canonieke oprichting dateerde al van 2 februari van het vorige jaar.
"
Eminentie,
"
"
Uit berichten voortkomend uit verschillende bronnen
" blijkt mij dat het de bedoeling is van Uwe Eminentie de zorg
" voor de nieuwe parochie van het Heilig Hart van Jezus toe te
" vertrouwen aan een salesiaans priester. Indien dit uw eerbied-
" waardige wil is, stel ik u als keuze voor onze algemene procu-
" rator, D. Francesco Dalmazzo, doctor in de letteren en zoon van
" wijlen Giacomo. Zodra deze benoeming gebeurd is, zal ik hem zo
" spoedig mogelijk een voldoende aantal priesters sturen uitge-
" rust met de nodige bekwaamheid
(1) Brief van Don Dalmazzo aan Don Bosco, Rome, 10 juli 1880.

51.2 Page 502

▲back to top
- XIV/500 -
" voor iemand die zich aan het heilig ministerie van de zielen
" wijdt.
"
Onze nederige congregatie heeft al vele redenen van dank-
" dankbaarheid tegenover Uwe Eminentie en in naam van allen geef ik
" u de verzekering dat wij ons zullen inspannen om te beantwoorden
" aan de weldaden die u ons iedere dag verleent, terwijl ik het
" steeds als een grote eer zal aanzien mij voor u te mogen neer-
" buigen dat ik ben
"
uw zeer verplichte dienaar
" Turijn, 31 juli 1880.
Priester Gio. Bosco.
Het decreet van de benoeming en van de bekleding kwam eerst uit op
12 juli 1881 en werd aan de nieuwe pastoor, Don Dalmazzo, meegedeeld op 3
augustus daaropvolgend.
Niettegenstaande de goede wil van de contractanten, ontstonden er
steeds maar punten waarover men het niet eens was, zodat het herfst werd
zonder dat er een volledige verstandhouding was. Het was de bedoeling
van Don Bosco voor de toekomst iedere oorzaak van betwisting uit de weg
te ruimen. In de eerste helft van oktober werd er nog gesproken over de
wedde van de pastoor. De oversten van Turijn twijfelden eraan of ze er
een zouden vragen of niet en of ze haar zouden vragen aan de gemeente,
aan de regering of aan de Heilige Stoel. Ten slotte schreef Don Bosco op
18 oktober aan de procurator: "Wat de wedde betreft, laten we dat over
aan wat de Heilige Vader zal oordelen te moeten doen en aan wat Zijne
Eminentie de kardinaal-vicaris zal aanraden." De zaak werd dan eindelijk
geregeld volgens art. 10 van de overeenkomst. Intussen waren de arbeiders
vlug opnieuw met het werk begonnen en Don Sala ging al op zoek naar de
granieten zuilen die de architect wou hebben. In de aangehaalde brief
ging Don Bosco verder: "Don Sala is op ronde om de prijzen te vernemen
voor de zuilen van de kerk van het Heilig Hart. Ik zal je er iets laten
over weten en als er bij jou iets is, zeg het me dan direct (...). Ge-
loof, gebed en vooruit."
In de maand november verviel de datum overeengekomen voor de afbe-
taling van een aanzienlijke schuld aangegaan tegenover de Banca Tiberina
bij het aankopen van het terrein, het huis en de bouwmaterialen en men
wist niet wat aanvangen. Een beroep doen via de pers om giften te vragen
paste nog niet zolang de laatste formaliteiten niet vervuld waren. De
verlegenheid van Don Bosco komt voldoende tot uiting in volgende brief.
"
Beste Don Dalmazzo,
"
"
Het is nodig het aandeel Caranti te regelen volgens de
" brief krachtens welke wij op dit ogenblik 59.500 lires moeten
" betalen. Ik had deze clausule niet opgemerkt. Wegens de finan-
" ciële crisis slaakt

51.3 Page 503

▲back to top
- XIV/501 -
" iedereen noodkreten en sluit zijn beurs. Kunnen we te Rome op
" iemand rekenen? Denk er eens goed over na en zeg me dan iets. Er
" moet dringend geld worden gezocht voor het Heilig Hart maar, het
" schijnt me toe dat wij geen publiciteit eraan mogen geven, zolang
" de zaken niet definitief geregeld zijn. Maar toch zitten we zon-
" der geld! Trek er dus je besluit uit.
"
Vale et valedic in Domino.
"
je toegenegen in Jezus Christus
" Turijn, 24 november 1880.
priester Gio. Bosco.
Maar het besluit bleef uit omdat Don Bosco aarzelde aangaande twee
artikels. Artikel 8° legde een uiteindelijke termijn op voor het voltooi-
en van de werken en art. 13° voorzag de mogelijkheid dat het kerkelijk
gezag, wanneer er geen geschikt salesiaans personeel zou zijn, een kape-
laan en econoom ook voor het leven naar de parochie zou afvaardigen.
Daarom schreef Don Bosco op 9 december: "Het artikel over de zes jaar met
verplichting van voltooiing van het werk en het andere artikel over de
kapelaan van de parochie voor het leven dienen gewijzigd te worden." Met
dit doel voegde hij er een nota bij opgesteld door Don Rua in naam van
het hoofdkapittel en ondertekend door Don Bosco. De zin voor verlichte
voorzichtigheid en van heilige eenvoud die deze nota bezielt, weerspie-
gelt zeer goed de geest van onze geliefde stichter.
"
Eminentie,
"
"
Het hoofdkapittel van de vrome sociëteit van de H. Fran-
" ciscus van Sales verzoekt Uwe Eminentie door bemiddeling van
" ondergetekende, haar Algemeen Overste, twee geringe wijzigingen
" te willen toestaan aan de artikels van het voorstel voor de kerk
" van het Heilig Hart.
"
Indien we altijd konden onderhandelen met uwe steeds ver-
" dienstelijke Eminentie, zou men deze voorwaarden en om het even
" welke andere voorwaarde aanvaarden. Het gaat er echter om, ge-
" schillen te vermijden die al te gemakkelijk kunnen oprijzen onder
" hen die in de toekomst na ons de zaken zullen beheren.
"
Daarom hebben wij bij artikel 8 volgende tekst toegevoegd:
" "indien er zich geen geval van overmacht voordoet, die het zou
" verhinderen, wordt de termijn voor de verplichte werken aan het
" parochiehuis vastgesteld op negen jaar."
"
13° - Bij dit artikel werden de woorden ook voor het leven
" na "kapelaan of econoom" geschrapt om het kerkelijke gezag vol-
" ledig vrij te laten bij de toepassing en aan de salesiaanse con-
" gregatie de mogelijkheid te geven de normale diensten in de paro-
" chie op haar beurt te gaan verrichten en een einde te stellen aan
" de moeilijkheden die onvermijdelijk zijn, indien de jongens van
" het tehuis, van het Oratorio voor zon- en feestdagen en van de

51.4 Page 504

▲back to top
- XIV/502 -
" scholen naar de parochiekerk gaan op een ogenblik dat deze af-
" hangt van een administrator die geen lid is van de vrome socië-
" teit.
"
Mijnerzijds echter zou ik menen de goddelijke Voorzienig-
" heid te krenken, indien ik er ook maar aan durfde twijfelen dat
" de gevallen voorzien door artikels 8 en 13 zich ooit zouden voor-
" doen, en dat daarom het grenzeloze vertrouwen, dat ons tot deze
" grote en kostbare onderneming drijft, zou ophouden een soortge-
" lijke welwillendheid vanwege Uwe Eminentie te verdienen. Ik weet
" niet of ik het goed uitgelegd heb, maar wat ik niet zeg zal Uwe
" Eminentie in haar verlichte wijsheid wel begrijpen ofwel zal het
" verklaard worden door onze algemene procurator, aan wie ik in
" deze zaak en in andere zaken van de congregatie volmacht verleend
" heb. Met de diepste dankbaarheid heb ik de hoge eer van Uwe Emi-
" nentie te zijn
"
" Turijn, 11 december 1880.
de zeer verplichte dienaar
"
Priester Gio. Bosco.
Het vicariaat nam in gunstige zin de twee wijzigingen aan, die
door Don Bosco gewenst werden, in het eerste geval door het toevoegen van
een voorbehoud betreffende een eventualiteit door overmacht veroorzaakt
en in het tweede geval door de vervanging van "ook voor het leven" door
"tijdelijk". Hiermee eindigden de schermutselingen over de tekst van de
overeenkomst. Op 11 december werd ze ondertekend door Don Bosco en op 18
december, na goedkeuring door de paus, door de kardinaal-vicaris. Tussen
de twee data in, had Don Dalmazzo zich bij de paus aangemeld om hem de
wensen en de hulde namens Don Bosco en de salesianen aan te bieden. De
Heilige Vader vroeg hem bij die gelegenheid hoever het stond met de on-
dertekeningen. Toen hij vernomen had dat de kardinaal-vicaris weldra zou
ondertekenen, zei hij: - "Doe het vlug en ge verricht hiermee een goede
daad."
Intussen diende men het saldo te regelen met de Banca Tiberina.
Ze gaf kennis van het restant, dat 42.000 lires bedroeg, en wou geen
langer uitstel dan tot einde december verlenen. "Hier bestaat er geen
hoop om geld te vinden", had Don Dalmazzo op 1 december aan Don Bosco
geschreven, "maar indien Don Bosco hier was dan zou er zeker iets van te-
recht komen." En hij ging voort met te keer te gaan om geld te krijgen.
(1) De gedachte van Don Bosco vinden we in zijn brief van 9 december aan
de wanhopige procurator:(2) "Om concreet vast te stellen wat er dient
gedaan te worden tegenover de Banca Tiberina is het nodig op te merken
dat wij, nu wij niet in staat waren de onroerende goederen ad hoc te ver-
(1) Brieven van Don Dalmazzo aan Don Bosco, Rome, 1-4-17 en 21/12)’80.
(2) Zal ik kunnen betalen of moet ik naar Turijn of Amerika ontsnappen?" Geef me raad
en help mij!" (brief van 6 december).

51.5 Page 505

▲back to top
- XIV/503 -
ad hoc te verkopen, niet het geld gereed hebben. Daarom zullen wij, in-
dien zij kunnen wachten de interest betalen zoals voor het andere bedrag.
Anders kunnen ze een uitzondering toestaan op de manier van betalen, na-
melijk het bedrag met gedeelten betalen. We zullen er ons op toeleggen om
de volledige som binnen korte tijd af te betalen. Jij dan, in omnibus
labora om giften in te zamelen en indien het niet anders gaat, doe of be-
raam dan een aanzienlijke diefstal of liever tracht een aftrekking te
doen in de kas van een of andere bankier. Anderen zullen wat anders
schrijven."
Pas echter had de bank zich overtuigd van de macht van Don Bosco
of ze ging ermee akkoord dat de betalingen op langere termijnen zouden
gebeuren. Ze ging zelfs zover aan Don Dalmazzo die namens Don Bosco een
algemene volmacht bezat, gedurende zeven jaar aanzienlijke bedragen ter
hand te stellen tegen een eenvoudige kwitantie, zonder hypotheek. Het
gebeurde zelfs eens dat ze hem tachtigduizend lires gaf en dat de direc-
teur zeí: - "Het gaat om Don Bosco die de Voorzienigheid te zijner be-
schikking heeft en ons niet laat verliezen.(1)
Het was waarlijk enkel het grenzeloze vertrouwen in de Voorzie-
nigheid dat Don Bosco ertoe kon brengen de rug te buigen onder dit zware
gewicht, want, wie de zaken vanuit een menselijk standpunt bekeek, kon
tegenover zoveel vermetelheid enkel het hoofd schudden. Toen hij in die
tijd ondervraagd werd door een eminent personage waar hij dacht de finan-
ciële middelen te kunnen vinden in een zo hachelijke en abnormale tijd,
antwoordde hij: - "Bij de Voorzienigheid". - Deze persoon drong echter
aan en vroeg hem of het zijn speciaal voorrecht was de Voorzienigheid tot
zijn eigen beschikking te hebben. Don Bosco antwoordde hierop: - God zij
dank, ze heeft mij nooit in de steek gelaten."(2) - En zoals we zullen
zien, gaf hij twee miljoen voor de kerk en anderhalf miljoen voor het
tehuis uit, bedragen die in die tijd zeer aanzienlijk waren.
We dienen er echter bij te voegen dat hij de Voorzienigheid niet
uitdaagde, maar dat hij zich zelf ook hielp, wanneer hij dit kon doen.
Ongelooflijk zijn de ontberingen en het lijden waaraan hij zich onder-
wierp om de wens van de opperherder te vervullen, ontberingen en lijden,
die, naar het zeggen van een getuige, nl. Don Cerruti, zijn leven ver-
kort hebben.(3) Toen al het werk voltooid was zei daarom Leo XIII enke-
le tijd na Don Bosco's dood, aan zijn opvolger: - "Het was werkelijk een
gelukkige gedachte aan Don Bosco de oprichting van de kerk van het Heilig
Hart van Jezus te Castro Pretorio toe te vertrouwen!"(4)
(1) Summarium super virtutibus, nr. X. De heroica justititia par. 110 (getuigenis van Don
Dalmazzo).
(2) L.c. nr. VI, De heroica spe, par. 135 (getuigenis van Don Dalmazzo).
(3) L.c. nr. III, De operibus ac fundationibus, par. 67.
(4) L.c. nr. VI, De heroica spe, par. 13 (getuigenis van Don Rua).

51.6 Page 506

▲back to top
- XIV/504 -
Maar Don Bosco keek naar de verre toekomst. Onze Mgr. Giovanni Ma-
renco herinnerde zich een geheimzinnig woord van hem dat door de tijd
niet in vergetelheid mag geraken. Op de dag zelf dat hij dit zeer zware
aanbod aanvaard had, vroeg hem Don Bosco:
- "Weet je waarom wij het huis van Rome aanvaard hebben?"
- "Ik weet het niet", - antwoordde deze.
- "Wel, let op. Wij hebben dit aanvaard om, wanneer de paus zal
zijn, wat hij nu nog niet is en zoals hij moet zijn, in ons huis het
centrale station te maken om het evangelie te preken op de akker van Ro-
me. Het zal een werk zijn dat niet minder belangrijk is, dan het preken
van het evangelie in Patagonië. Dan zullen de salesianen bekend zijn en
zal hun roem weerglanzen".
Bevatten deze woorden een voorspelling? Intussen is op vandaag de
paus niet meer dezelfde als toen, maar is hij zoals hij dient te zijn.
Wat daarna zal komen zal ons de tijd leren. Maar voorspelling of niet,
dit is toch wel een schitterende straal van de ijver die voortdurend
brandde in het hart van Don Bosco; en terwijl hij de hand legde aan der-
gelijke ondernemingen, reikhalsde hij al naar andere werken.

51.7 Page 507

▲back to top
- XIV/505 -
H O O F D S T U K XXV.
DE SALESIAANSE HUIZEN IN FRANKRIJK GEDURENDE DE VERVOLGING
TEGEN DE CONGREGATIES.
De storm die sinds verscheidene maanden in de lucht hing op het
ogenblik dat Don Bosco Frankrijk verliet, barstte los op het einde van
de maand maart. Dit is een zeer belangrijk hoofdstuk van de Kerkgeschie-
denis.
Een wetsontwerp voorgesteld door Jules Ferry en ingediend bij de
Kamers door minister Freycinet met de bedoeling een slag toe te brengen
aan de vijf katholieke universiteiten sinds korte tijd in Frankrijk ont-
staan, bevatte een artikel 7, dat de leden van de kloostercongregaties
die niet door de staat erkend waren, van het openbaar onderwijs uitsloot.
De volksvertegenwoordigers keurden het wetsontwerp in zijn geheel goed,
maar de senaat bracht tweemaal tegen dit artikel een ongunstige stemming
uit en zond het in die zin geamendeerd terug naar de andere wetgevende
vergadering. De regering was hierdoor geprikkeld en besloot haar inzicht
uit te voeren, wat nog erger was, langs summiere administratieve weg. Ze
riep oude wetten in die sinds lang begraven waren door het publiek recht
dat op dat ogenblik in Frankrijk van kracht was en liet op 29 maart 1880
twee decreten verschijnen. Het eerste decreet beval de uitdrijving van
alle jezuïeten uit hun eigen huizen en de sluiting van al hun opvoedings-
instituten. Het tweede decreet beval aan alle niet gemachtigde congrega-
ties binnen de tijd van drie maanden de machtiging van de regering te
vragen, op straf eveneens van uitgedreven te worden. Een decreet nadien
uitgevaardigd breidde de toepassing van de twee vorige eveneens tot de
Franse kolonies uit. Er kon geen twijfel over bestaan dat men de jeugd
van Frankrijk wou onttrekken aan het onderricht en de opvoeding van de
kloosterlingen.
Een telling van 1877 had aan het licht gebracht dat er op Franse
bodem vijfhonderd niet gemachtigde congregaties bestonden met omstreeks
twintigduizend mannelijke en vrouwelijke kloosterlingen. Deze congrega-
ties, waaronder bijna alle voornaamste, namen het besluit het lot van
de jezuïeten te delen en geen erkenning aan te vragen. En daartoe be-
stond wel een reden; want om de machtiging te bekomen, werd geëist dat
de algemene oversten hun verblijf in Frankrijk zouden hebben en dat de
congregaties hun regel en hun statuten aan het onderzoek van de regering

51.8 Page 508

▲back to top
- XIV/506 -
zouden voorleggen. Weldra plaatsten alle bisschoppen van Frankrijk of
door brieven aan president Grévy of door adressen aan de senaat of door
oproepen tot de minister van Buitenlandse Zaken of tot de eerste minis-
ter, drie zaken in een helder daglicht, namelijk, dat de decreten van 29
maart een belediging waren voor de kerk, een beraamde ondergang van de
heiligste godsdienstige belangen en een aanslag op de gewetensvrijheid.
De rechtsgeleerden deden het overige op wettelijk terrein. Maar het ble-
ven stemmen in de woestijn, want de dwingelandij van Gambetta en van de
radicalen verstikte de kreten van de gekrenkte rechtvaardigheid.
De uitvoering van deze decreten, die Nero waardig waren, begon op
30 juni tegen de jezuïeten. Van het ene uiteinde van Frankrijk tot het
andere kwamen, te vier uur 's ochtends, de politiecommissarissen, geës-
corteerd niet enkel door gendarmen maar eveneens door militairen om de
deuren ín te beuken en de huizen binnen te dringen. Met geweld werden de
kloosterlingen uitgedreven en de zegels van de republiek geplaatst. Het
is niet onze taak een beschrijving te geven van de tonelen die zich af-
speelden en waartoe de verontwaardiging van de eerzame lieden aanleiding
gaf overal waar de uitdrijving gebeurde, maar we dienen wel te zeggen dat
de katholieken van de hele wereld gaarne hun armen wijd openden voor de
bannelingen.
Ook Don Bosco luisterde naar de aandrang van zijn christelijke
liefde. Hij had zelfs niet eens gewacht dat de gewelddaden aan het woe-
den gingen om te doen wat zijn hart hem ingaf. Hij was ervan overtuigd
dat de jezuïeten onvermijdelijk de eersten zouden zijn om het slachtof-
fer van het geweld te worden en daarom had hij dadelijk na het uitvaar-
digen van de decreten, aan pater Beckx, de generaal van de jezuïeten,
geschreven en hem gezegd dat hij "bij de gemeenschappelijke ramp onze
huizen aanbood voor alles waarmee hij hen zou kunnen dienen." Pater Beckx
nam zeer graag "het edelmoedige, spontaan en onbegrensde aanbod" zoals
hij dit wilde noemen aan en voegde er als bedanking aan toe:(1) - "Wat is
de liefdadigheid van Jezus Christus groot. Hoe goed heeft de H. Francis-
cus van Sales ze voor zich zelf gekopieerd! Met recht verdienen zij de
naam te dragen van deze liefdadige heilige, zij die zo goed zijn geest
van liefdadigheid geërfd hebben! Dit is een van de zoetste vruchten die
God in zijn oneindige wijsheid weet te halen uit de vervolgingen, die hij
toelaat voor zijn dienaren; namelijk dat Hij de brave mensen aanspoort
deel te nemen in het leed van de anderen, alsof het hun eigen leed was en
ze bij te staan ook ten prijze van offers. Ik weet niet of de gelegen-
heid zich zal voordoen gebruik te maken van uw ruim aanbod maar ik beloof
u dat wij nooit uw edelmoedigheid zullen vergeten en dat wij uit ganser
__________________
(
(1) Brief vanuit Fiesole, 2 april 1880.

51.9 Page 509

▲back to top
- XIV/507 -
harte tot de Heer zullen bidden opdat Hij ook in dit leven U reeds zou
belonen door het zegenen, vergroten en doen bloeien van al de ijverige
werken die U en uw heilig instituut aan het bevorderen zijn A.M.D.G. -
(ad maiorem Dei gloriam). Bid met christelijke liefde voor mij en voor
heel onze tot doelwit genomen sociëteit en geloof mij met eerbied, ach-
ting en oprechte dankbaarheid te zijn enz."
De drie directeurs van de huizen van Frankrijk lieten zich door de
gebeurtenissen niet verrassen. Al voor 29 maart hadden ze eraan gedacht
hun voorzorgen te nemen. Aan Don Ronchail, die de oudste was en als tolk
van Don Bosco bij zijn collega's hem ook om raad had gevraagd voor iedere
eventualiteit, schreef Don Bosco vanuit Rome de richtlijnen voor, die ook
aan Don Bologna en aan Don Perrot moesten meegedeeld worden.
"
Beste D. Ronchail,
"
"
1° Je dient je te houden aan het grondbeginsel dat wij geen
" kloostercorporatie zijn, maar een vereniging waarvan alle leden
" hun burgerrechten uitoefenen. Wij zijn naar Frankrijk gekomen om
" ons bezig te houden met de arme en verlaten jongens. Wij verrich-
" ten ons ambt volledig kosteloos. We werden geroepen door de res-
" pectieve bisschoppen en wij komen hen ter hulp om de armste en
" meest verlaten kinderen van de burgerlijke maatschappij op te
" nemen.
"
Indien men naar onze constituties vraagt, geve men hun ook
" die in het Latijn. Men late steeds kapittel I noteren, waarin er
" gesproken wordt over het doel van onze vereniging. Men late in
" het hoofdstuk van de afzonderlijke huizen opmerken, dat inkomen
" en uitgaven dienen te blijven in het huis waarvoor de liefdadige
" gift bestemd is.
"
2° Men mag zeggen dat zich te Nice het hoofdhuis bevindt
" maar dat wij in de andere huizen slechts huurders en dienaars
" zijn van de société Beaujour.
"
3° We dienen niet te denken aan het prinsdom Monaco. We
" zullen naar die plaats niet gaan; maar indien dit zou gebeuren,
" dient men mij dadelijk te schrijven en ik zal jullie de oppor-
" tune richtlijnen geven. Spanje, Uruguay, de Argentijnse Repu-
" bliek en Patagonië wachten op ons.
"
4° Wat nu de zaak betreft om een machtiging te vragen, is
" het op dit ogenblik beter de kat uit de boom te kijken. Dies
" diei eructat verbum et nox nocti indicat scientiam.
"
5° Ieder nieuws over deze aangelegenheid moet mij aanstonds
" worden toegestuurd.
"
6° Wat de andere huizen van Frankrijk betreft, dienen wij
" er ons aan te houden dat wij er zijn voor de landbouw en de kun-
" sten en ambachten. Wanneer er aan sommige leerlingen vakklassen
" en ook Latijn wordt gegeven dan gebeurt dat voor de vorming van

51.10 Page 510

▲back to top
- XIV/508 -
" surveillanten, onderwijzers, vakleraren en vooral drukkers, gra
" veurs en lettergieters.
"
7° Zodra ik een kopie heb van het testament van onze goede
" Mama, zal ik het lezen.
"
8° Wat de werken betreft die dienen gedaan te worden, zorg
" er enkel voor overeen te komen met de heer Levrot, maar let op de
" kerk die het midden moet zijn van al de andere delen en met wie
" al de andere delen van het gebouw in verbinding moeten staan. Al-
" les gaat voorbij en iedere dag heeft zijn deel aan goed en kwaad.
" Deel wat wij hier besproken hebben mee aan de andere huizen van
" Frankrijk. Laat ons zeer veel bidden opdat God de storm, die op
" dit ogenblik het scheepje van Petrus bedreigt, zou bezweren.
"
Moge God ons allen zegenen. Groet al onze andere medebroe-
" ders. Spreek hun moed in en geloof mij in J.-Chr. te zijn
"
" Rome, 23 maart 1880.
je toegenegen vriend
" Torre de'Specchi 36.
Priester Gio. Bosco.
Voor Don Bologna schreef Don Bosco tweemaal aan kanunnik Guiol. De
eerste maal op 26 maart zei hij hem: "Men vreest dat bij het vragen of
liever bij het vormen van de lijst van de kloosterinstituten in Frankrijk
ook zal gevraagd worden naar Beaujour. In dit geval zou men aan Don Bo-
logna kunnen zeggen dat hij Taulaigo, die Fransman is, als hoofd van het
huis zou kunnen aangeven en als prefect een abbé zoals Brogly, die ook
Fransman ïs. Wat het onderricht betreft zou men enkel de scholen van de
Ma1trise opgeven die op uw naam die al de vereiste wettelijke titels be-
zit, geopend werden. Dit als een voorzieningsmaatregel, want iacula prae-
visa minus ferient." De tweede maal, op 6 april, voegde hij eraan toe:
"Zeg hem (aan Don Bologna) in vertrouwen dat de Heilige Vader niet wil
dat onze regel gegeven wordt, wanneer die door de regering gevraagd
wordt. Indien die vraag toch zou komen, neem dan een ogenblik van uw tijd
en schrijf me dan alles." Tweemaal schreef hij ook aan Don Ronchail. De
eerste maal gebeurde dat op 9 april vanuit Rome: "Denk eraan steeds te
antwoorden, wanneer het geval zich voordoet dat wij een vrome weldadig-
heidsvereniging, maar geen kloostervereniging zijn en dat ieder lid vol-
ledig vrij is al zijn burgerlijke rechten uit te oefenen en deze ook uit-
oefent." Aan diezelfde persoon schreef hij op 26 april vanuit Florentië:
"Doe zoals alle andere kloostercongregaties doen, maar bij alles zal het
goed zijn te gaan spreken met de bisschop van wie ik weet dat hij goed
ingelicht is over de houding van de andere kloostercongregaties." Don
Cartier laat ons weten dat er bij de andere congregaties over gesproken
werd of men ja dan neen de machtiging diende aan te vragen, maar dat Don
Bosco aan Don Ronchail schreef zich niet te compromitteren met een aan-
vraag te doen. Zoals wij zo pas gezien hebben, schreef hij inderdaad, dat
"men de kat uit de boom diende te kijken." Aan sommige van onze lezers
zal het toeschijnen dat het niet met de waarheid strookte wanneer beweerd

52 Pages 511-520

▲back to top

52.1 Page 511

▲back to top
- XIV/509 -
werd dat de salesianen "een weldadigheidsvereniging maar geen klooster-
vereniging" waren. Ze waren het wel tegenover de regering, aan wie ze de
plicht hadden enkel te antwoorden op zaken die deze het recht had te vra-
gen. Tegenover de regering waren de salesianen niets anders dan vrije
burgers verenigd voor een rechtschapen doel onder het schild of de waar-
borg van het gewone recht. In deze zin hadden ze aan de prefecturen de
machtiging gevraagd hun huizen te openen, namelijk om goede werken te
doen ten voordele van de arme en verlaten jeugd. Dat zij tegenover de
Kerk wat beters waren, daarin had de regering niets te zien, daar zij
niet het recht had van een burger een openbare belijdenis te vragen van
zijn godsdienstige beginselen. Ze moest hem in zijn huis laten leven in
de onschadelijke levensomstandigheden die hem het meest bevielen.(1)
Met al de onderrichtingen die hun door Don Bosco gegeven werden,
wisten de directeurs voortaan heel goed hoe ze dienden eruit te raken,
wanneer de regeringsoverheden hun vragen stelden, zoals dat gebeurde,
over hun vereniging en over de onroerende goederen die zij bezaten.
Wanneer wij de notulen van het comité van de dames van Marseille
doorbladeren, worden wij met bewondering vervuld wanneer wij zien hoe
sereen ze voortgingen met het houden van hun periodieke samenkomsten
onder het voorzitterschap van de pastoor van Saint-Joseph terwijl ze zich
onledig hielden met de veelvuldige behoeften van het Oratorio van Saint-
Léon, alsof daarbuiten niets aan het gebeuren was. Voor de inzegening van
de nieuwe kapel bereidden zij zelfs een feestje voor en deze ceremonie
werd gedaan op 27 juni door de bisschop met de grootst mogelijke rucht-
baarheid. Er kwam trouwens een dag waarop het rumoer van de gebeurtenis-
sen ook in hun vreedzame samenkomsten zijn weerklank had; maar in deze
verslagen noteert men nooit iets wat op onrust wijst.
De eerste aanduiding duikt op in de notulen van 1 juli, daags na
de jacht met veel gerucht op de jezuïeten. Ziehier in welke bewoordingen.
Don Bosco had zijn bezoek te Marseille voor augustus aangekondigd. De
Pastoor lichtte de dames erover in, maar verzocht het nieuws niet te ver-
spreiden en wel om twee redenen, die hij als volgt uiteenzette; "Gedu-
rende zeer korte tijd zal de heilige stichter te Marseille op doortocht
zijn en hij zal er veel te doen hebben, omdat hij een retraite van de sa-
lesianen zal moeten voorzitten. Het zal dus nodig zijn te vermijden dat
hij belegerd wordt door een toeloop van bezoekers zoals dit verleden win-
ter het geval geweest is. Behalve deze bijzonderste reden is er ook nog
een maatregel van voorzichtigheid, die dient in acht genomen te worden.
We bevinden ons op een hachelijk ogenblik waarop wij de aandacht niet mo-
(1) In een publicatie dit jaar te Parijs verschenen met de lijst van de congregaties
die dienden uitgedreven te worden (Mémoire pour la défense des congrégaties reli-
gieuses) werd geen melding gemaakt van de salesianen.

52.2 Page 512

▲back to top
- XIV/510 -
gen trekken. Aan Don Bosco worden veel voorspellingen toegekend; maar
wanneer men hem hierover spreekt begint hij te lachen, wat niets wegneemt
van zijn onbetwistbare heiligheid. Het meest karakteristieke wat ons in
hem treft en indruk maakt op allen die hem naderen, is een kalmte die hem
nooit verlaat en die ons aantoont welk meesterschap hij over zichzelf
uitoefent. Thans zegt hij dat men vertrouwen dient te hebben en vooruit
moet omdat er niets zal gebeuren, maar om aldus te spreken wordt hij ge-
dreven door zijn geloof in de goddelijke Voorzienigheid en het is hier
niet het ogenblik om aan zijn woorden een profetische uitleg te geven."
Later liet Don Bosco twijfel blijken over de opportuniteit te Mar-
seille een zeker aantal priesters voor de retraite te laten samenkomen;
maar hiertegen kwam hevig verzet en zij drongen aan dat hij er zeker zou
zijn, omdat er zeer belangrijke zaken voor het huis hangende waren en
zijn aanwezigheid noodzakelijk was. Toch wist men dat zijn gezondheids-
toestand niet zo goed was. Oogziekte, koortsaanvallen, huiduitslag waren
ernstige hindernissen om op reis te gaan. Om de waarheid te zeggen lette
hij niet op zich zelf en op zijn ongemakken en wilde hij toch vertrekken;
maar de artsen verzetten er zich tegen en dan stuurde hij Don Rua in zijn
plaats. Zijn trouwe vertegenwoordiger bevond zich daar gedurende de laat-
ste tien dagen van augustus en kon van dicht bij een onderzoek instellen
naar de plaatselijke en algemene omstandigheden. Hierover bracht hij ver-
slag uit aan Don Bosco tijdens het tweede algemeen kapittel, dat te Lanzo
dadelijk na zijn terugkeer geopend werd.(1)
In de maanden september en oktober begaf kanunnik Guiol zich naar
Rome en daar kon hij van de verheven lippen van Leo XIII woorden van de
hoogste achting voor Don Bosco horen. Hij noemde hem een buitengewone
man. Gedurende deze reis ontmoette hij Don Bosco, we weten niet waar noch
wanneer. Het kan te Sampierdarena geweest zijn waar Don Bosco voor de re-
traite omstreeks het einde van de maand september was. Hij had hem graag
mee naar Frankrijk gebracht maar hij zelf diende toe te geven dat het
ogenblik hiervoor niet gunstig was. Recente feiten gaven de raad alles te
doen om ongemerkt te blijven. Na rijp beraad over de manier waarop het
huis van Marseille kon gered worden, gingen ze uiteen en zeiden elkaar
tot weerziens en dit zo gauw mogelijk.(2)
Alles liet veronderstellen dat, nu de jezuïeten verjaagd waren,
ook het tweede decreet tegen de niet-erkende kloostercongregaties zou
uitgevoerd worden; maar er kwamen enkel duistere bedreigingen om ze te
dwingen de machtiging te vragen. De regering voelde zich erg in de knel.
Enerzijds werd ze gedwongen door een bedreiging die zij in plechtige vorm
geuit had; anderzijds werd ze tot nadenken gebracht door het ongunstige
(1) Procès verbaux van 5 augustus en van 2 september.
(2) L.c., Séance du 21 octobre.

52.3 Page 513

▲back to top
- XIV/511 -
resultaat van het eerste experiment. Ook het wettelijke verzet werd
krachtdadig door de befaamdste rechtsgeleerden van Frankrijk gevoerd. Bo-
vendien hadden op enkele dagen tijds 167 magistraten hun ontslag inge-
diend.(1)
Dit ontslag was een eer voor hun karakter, maar Don Bosco betreur-
de het. Hij had er de voorkeur aan gegeven dat de deugdzame mensen op hun
post waren gebleven om te beletten dat ze vervangen werden door mensen
die de Kerk vijandig gezind waren.
Om uit het slop te raken, zonder de schijn te hebben van te kapi-
tuleren, begon Freycinet geheime onderhandelingen met het kerkelijke ge-
zag. Men had al een modus agendi gevonden toen de radicale pers de toeleg
speurde en met woede de eerste minister aanviel. Ze maakte hem uit voor
een ploert en een verrader en hitste het gepeupel op tegen de regering.
De gisting groeide aan en was de oorzaak van een ministeriële crisis. Het
nieuwe kabinet was pas samengesteld onder het voorzitterschap van Jules
Ferry of het liet de openbare macht los op de kloosters om ze aan te val-
len en te belegeren.
De onderneming, begonnen op 16 oktober met de uitdrijving van de
karmelieten, werd voortgezet tegen alle mannencongregaties tot 8 novem-
ber, de vooravond van de wederopening van de Kamers.
Het was van het grootste belang het huis van Marseille in veilig-
heid te stellen, want zijn lot zou dat van de andere huizen beïnvloed
hebben. Zijn wettelijke toestand tegenover de regering was gebaseerd op
de verklaring die drie jaar tevoren door de pastoor van Saint-Joseph was
gedaan, dat het Oratorio van Saint-Léon de Maîtrise van de parochie was.
Ze bezat de academische titels die hiervoor vereist waren. Men was dan
ook overeengekomen dat abbé Mendre, de kapelaan, die dezelfde titels be-
zat, zou optreden als directeur met acht of tien leerkrachten als zijn
ondergeschikten. Don Bologna en de andere salesianen, wier buitenlandse
nationaliteit niet toeliet in het huis te verblijven, maar die, in feite,
er hun taak vervulden, zouden zich eventueel aan de opzoekingen onttrek-
ken, tot de storm voorbij was. Om beter de slag af te weren en de wette-
lijke schijn te redden, overhandigde Don Bosco aan de pastoor de tekst
van een verklaring die men aan de inspeteur Académique zou zenden.
"
Geachte Heer Inspecteur Académique,
"
"
Ik ontving uw brief in dato van... en geleid door het ver-
" langen u de vereiste eerbied te betuigen die ieder burger aan het
" gezag verschuldigd is, meen ik dat het opportuun is u enkele op-
(1) Cfr. Unità Cattolica, 18 juli 1880. Nog 165 anderen dienden hun ontslag in gedurende
de tweede fase van de uitvoeringen (zelfde krant van 13 november).

52.4 Page 514

▲back to top
- XIV/512 -
" helderingen die mij noodzakelijk schijnen. Hierdoor kunt u zich
" een juist concept vormen van het instituut genaamd Oratoire de
" Saint-Léon, rue Beaujour 9, waar de kinderen van de Maîtrise van
" mijn parochie van Saint-Joseph naar school gaan.
"
Dit instituut heeft als doel arme, verlaten jongens op te
" nemen, hun brood en opvoeding te bezorgen om ze aldus te redden
" van de dreigende ondergang en ze door middel van een ambacht
" in staat te stellen eens hun kost te verdienen. Met dit doel
" worden ze hier geoefend in het vak van kleermaker, schoenmaker,
" timmerman, smid, metser, landbouwarbeider, tuinier en dergelijke
" meer.
"
Een aanzienlijk aantal van deze beklagenswaardige jongens
" wordt ieder jaar uit de voorkamer, mag men wel zeggen, van de
" gevangenissen gehaald en als rechtschapen jongens terug aan de
" burgerlijke maatschappij geschonken. Sommige van deze jongens en
" andere, die als externen er naartoe komen, vormen de Maîtrise die
" geregeld dienst doen in mijn parochie als zangers of misdienaars
" in de publieke en private diensten.
"
Aan enigen wordt lager onderwijs gegeven en aan enkelen
" ook klassiek onderwijs.
"
De school wordt opengehouden door ondergetekende die hier-
" bij een kopie voegt van het diploma dat hem wettelijk machtigt
" dat te doen.
"
In het klassiek onderwijs treden als leerkrachten op de
" heer Abbé Bénard N. en Louis Cartier enz.
"
In het lager onderwijs hebben we als leerkrachten de heer
" Abbé Ricard en de heer Abbé Lassepas.
"
Priester Taulaigo is belast met de plaatselijke directie.
" Abbé Vincent en Abbé Cavagnac zijn surveillanten.
"
Al de voornoemde personen bezitten de Franse nationaliteit
" en verrichten kosteloos hun taak.
"
Indien er nog andere formaliteiten nodig zijn, zal ik die
" met genoegen op een teken van u vervullen.
"
Ik plaats dit instituut en deze arme kinderen onder uw
" welwillende bescherming en ben van u met eerbied enz...
Maar spijtig genoeg hadden zich de ergste vijanden tussen de wanden
van het huis zelf genesteld. Een Franse clericus en een andere Fransman,
die in het huis woonden en wiens naam wij niet konden ontdekken, onder-
scheidden zich door hun loense actie.(1) De clericus was het hardnek-
kigst. Hij was in het huis gekomen uit een andere congregatie, werd er
aanvaard
(1) Proces verbaux, 21 octobre 1880. "L'oeuvre a éprouvé quelques traverses, suscitées
par la plus odieuse ingratitude. Deux jeunes gens, recueillis par elle, abbés de
costume, ont publié d'affreux articles qui ont amené de fâcheux embarras et causé de
pénibles préoccupations au saint fondateur et président, qu'ils attaquaient indigne-
ment."

52.5 Page 515

▲back to top
- XIV/513 -
en behandeld als een medebroeder. Hij oefende er ook een ambt uit. Ter-
sluiks echter was hij met anderen aan het kuipen ten nadele van het Ora-
torio. Hij nam een kopie van onze regel en voegde er verschillende docu-
menten bij, onder meer een verslag over wat hij in onze huizen van Italië
en Frankrijk gezien had en stuurde dat alles in het geheim naar de minis-
ter voor de Eredienst. Onze medebroeders die tot dan toe als vrije mede-
burgers waren opgetreden, verschenen erin als een kloostercongregatie die
onder toepassing van de wet viel. Deze Judas, die Don Bosco naar het
feest van Maria, Hulp der Christenen had laten komen om hem vertrouwen en
minzaamheid te betuigen, ging verder met zijn spionage tot hij eindelijk
ontdekt werd. Toen werd hij verzocht, onder een eervol voorwendsel, het
priesterkleed af te leggen en vertrok. Pas was hij echter buiten of hij
deelde aan de kranten lasterlijke feiten mee van wreedheid door de sale-
sianen tegenover de jongens begaan en schreef hun eveneens pogingen toe
om bij hun onderhorigen haat tegen Frankrijk in te prenten. Hij dreef het
zelfs tot het uiterste en dagvaardde directeur Don Bologna voor het ge-
recht onder beschuldiging van schending van het briefgeheim.
Zijn verkeerd aangewende talent deed hem de salesianen afschilde-
ren als een bende vreemdelingen die samengezworen hadden de Franse kin-
deren te mishandelen. In Frankrijk is dit steeds een vreselijk wapen,
maar op dat ogenblik was dit meer dan ooit noodlottig, daar tussen Ita-
liaanse en Franse arbeiders voortdurend bloedige twisten uitbraken wegens
redenen van nationaliteit.
Om dadelijk alles te zeggen zullen wij eraan toevoegen dat de
ongelukkige vanwege de regering een leerstoel kreeg in een openbare
school; maar het duurde niet lang of hij zou de straf voor zijn verraad
betalen. Toen hij, nog geen jaar later, op een podium een openbaar feest
bijwoonde, stortte de houten vloer in. Te midden van de stukken werd hij
meer dood dan levend opgeraapt. Hij had, onder meer, vier ribben gebro-
ken. Toen hij wat aan de beterhand was, zegt men dat hij opnieuw bij het
Oratorio ging aankloppen om er te worden opgenomen. De directeur kon dit
weliswaar niet doen maar toch ondersteunde hij hem liefdadig en gaf hem
af en toe wat geld.
Dit mooie exemplaar kreeg een handje toegestoken door die andere
naamloze persoon. Ze vonden zelf hulptroepen in sommige lichtzinnige per-
sonen die in de communiteit leefden en alles uitflapten wat ze maar in
het huis hoorden vertellen, zodat ze wegens hun fantastische verklikkin-
gen zelfs de pastoor van Saint-Joseph bijna in onmin brachten met de sa-
lesianen. Deze had echter bijtijds lont geroken en gezien welke schande-
lijke kuiperijen aan het werk waren. Op de zitting van 21 oktober sprak
hij aan de Dames van het comité over het verraad en besloot hij als
volgt: "Het zijn beproevingen die ver van ons te ontmoedigen, als het
zegel van de degelijkheid stellen op ons werk en ons vertrouwen in zijn
toekomst geven. Daar dit werk van God komt, zal God het verdedigen. Wij
zijn echter verplicht met voorzichtigheid te werk te gaan."

52.6 Page 516

▲back to top
- XIV/514 -
In de omstandigheden die wij beschreven hebben, zagen de leden van
onze congregatie geen weg meer waarlangs ze konden ontsnappen. Nu de
kloosters het een na het ander gesloten werden, hoe konden zij dan een
beter lot verhopen? De agenten van de regering hadden inderdaad de hand
al gelegd aan de voorbereidende maatregelen. Ze hadden een bezoek aan
onze huizen gebracht en laten uitschijnen dat ze aan een niet-erkende
kloostercongregatie toebehoorden. Eindelijk op Allerzielendag werden de
salesianen gewaarschuwd dat ze binnen een etmaal het huis dienden te ont-
ruimen op straf manu militari te worden uitgedreven. En om alle mogelijke
begoochelingen te laten varen, hoorden onze medebroeders in Marseille het
lawaai van de aanval op het klooster van de dominicanen, dat niet ver
verwijderd was.
Van uit dit huis vertrokken de Italiaanse medebroeders, zoals men
overeengekomen was bij kanunnik Guiol. De overblijvenden volgden in al-
les en voor alles het voorbeeld van de reeds verspreide communiteiten.
Hetzelfde gebeurde te Nice en te La Naverre. In ieder huis werd een
schriftelijk protest klaargemaakt dat men aan de uitvoerders zou overhan-
digen. Dan werden de deuren gebarricadeerd zodat de commissarissen, die
hun opdracht wilden uitvoeren genoodzaakt zouden zijn geweld te gebrui-
ken. De laatste verdediging van het recht mocht enkel wijken voor over-
macht.
Wij zullen hier enkel spreken over wat in het voornaamste huis
gebeurde, omdat wij daar beter over ingelicht zijn en omdat het in de
andere huizen op ongeveer dezelfde manier toeging. De pastoor van Saint-
Joseph, de raad van administratie van de Société Beaujour en een uitge-
lezen schare van edellieden, weldoeners die tot de eerste families van
de stad behoorden, begaven zich in de prille ochtend naar Saint-Léon om
de salesianen bij te staan en om door hun aanwezigheid te protesteren
tegen iedere list en vooral tegen de schending van de heiligste rechten.
Er werden kettingen bevestigd aan de deur die op de straat uitkwam en
achter de deur werd een barricade van tafels en meubels opgericht. Al
deze heren bleven intussen samen in de zaal van het Oratorio en wachtten
de gebeurtenissen af.
Bij dageraad begon het te gonzen van nieuwsgierigen rond het ge-
bouw. Het schouwspel was weliswaar niet meer nieuw maar toch was er al-
tijd iets interessant te zien. Onder de nieuwsgierigen bewogen zich de
handlangers van de sekte. Ze werden er naartoe gedreven om de gewone kre-
ten te slaken, waardoor op een leugenachtige manier uitdrukking gegeven
werd aan de zogezegde wil van het soevereine volk.
Het sloeg acht uur, het tragische uur. Allen in huis staan klaar,
maar aan de deur hoort men geen lawaai, geen kreten op straat, geen kla-
roengeschal. Het slaat negen uur, tien uur, elf uur; maar nu ze geen com-
missarissjerp zien verschijnen, verdwijnen de ontgoochelde toeschouwers
langzamerhand. Rond twaalf uur weerklinken enkele harde slagen op de deur
van de ingang. De portier, een brave Italiaan, die het bevel ontvangen
had dadelijk de komst van de commissaris te melden, riep aan het sleutel-
gat: - "Wie zijt U?" - Een onbekende stem antwoordde met enkele woorden

52.7 Page 517

▲back to top
- XIV/515 -
in het Frans, die de portier niet begreep. Even later hernam de stem: "Je
ne suis pas le Commissaire. Doe gauw open want ik ben zo nat als een
klodderhond." - Het regende inderdaad dat het goot. De portier die enkel
het woord le Commissaire begrepen had, maakte dat hij wegkwam, sprong met
vier treden tegelijk de trap op, kwam in de plaats waar de heren zich be-
vonden en meldde hijgend: Le Commissaire! Le commissaire! Deze stonden
dadelijk op, trokken hun handschoenen aan en schikten hun kleren; te mid-
den van hen nam plaats hij die op dat ogenblik als directeur fungeerde;
zij gingen naar beneden en begaven zich naar de deur waarop zo geweldig
geslagen werd door iemand die wou dat men ze zou openen. - "Wie zijt U?"
- vroeg men nogmaals. Ditmaal kwam er geen antwoord. De gevreesde bezoe-
ker was een trapladdertje gaan lenen en was langs een raam in het huis
geraakt. Welke hilariteit ontstond bij deze heren toen ze achter hen de
klinkende stem hoorden van abbé Mendre die hen uitlachte. Hij was in de
parochie gebleven omdat hij nog op een laat uur een H. Mis moest celebre-
ren. Zodra hij echter vrij was, was hij onder een plassende regen naar
zijn strijdpost gekomen. Deze verrassende omkeer van zaken was nodig ge-
weest om de vervelende eentonigheid van dit lange wachten te breken.
Wat zou men echter intussen doen? Toen ze terug in de zaal waren,
begon kanunnik Guiol te spreken over een brief waarin Don Bosco ongeveer
het volgende geschreven had: "Ze zullen u lastig vallen, ze zullen u met
plagerijen overladen, maat het zullen enkel storingen zijn. Indien ze u
willen verjagen, vraag dan wat uitstel om de jongens naar hun ouders te
sturen en intussen zal God het overige doen."(1) Toen hij deze verzeke-
ringen gehoord had, zei voorzitter Rostand tot zijn collega's: "Het heeft
geen nut hier te blijven. Indien Don Bosco dit geschreven heeft, dan kun-
nen we weggaan, want dan zal er niets gebeuren." Hij ging weg en de ande-
ren volgden zijn voorbeeld. Toch trokken de salesianen gedurende enkele
dagen de wacht op achter de barricaden. Daarna lieten ze alle vrees va-
ren, openden de deur en hernamen weer geregeld hun bezigheden. Maar de
kranten Le Radical en Le Petit Provencal schopten herrie en hielden daar
enkel maar mee op nadat een bevel van de prefectuur hun het zwijgen had
opgelegd.(2)
(1) Procès verbaux, 11 novembre.
(2) De vrienden van Don Bosco die in die dagen de kommer van Don Bosco tot hun eigen kom-
mer maakten, begaven zich vaak naar het Oratorio. Op 12 november was het de beurt aan
graaf Eduardo Mella, die, sprekende over wat er zich in Frankrijk aan het afspelen
was, een interessante episode van Carlo Alberto vertelde. Toen in 1848 in Piëmonte de
schandelijke uitdrijving van de jezuïeten gebeurd was, hadden vier van hen asiel
gevonden bij ingenieur Spezia, hun oud-leerling. Op een avond kwam een brigadier van
de carabinieri aan de deur en vroeg naar hem. De ingenieur kwam. - Bent u ingenieur
Spezia?" - vroeg hem de onderofficier.
"Om u te dienen."
- "Kan ik er zeker van zijn dat u de heer Spezia zijt?"
"Ik lieg niet, ik zeg de waarheid. Kom trouwens maar binnen en vraag het aan wie
u dit goeddunkt." De brigadier riep dan tevreden enkele mannen binnen die hij
meegebracht had. Dan trok hij een geldbeurs uit zijn zak en zei: "Zijne Majesteit dankt
u voor de gastvrijheid die u aan de jezuïeten verleend hebt en stuurt u deze
vierduizend lires voor de noodzakelijke onkosten." -
Men dient te weten dat Carlo Alberto nooit een wet op de uitdrijving van de jezuïe-
ten zou ondertekend hebben. De wet van 1848 werd niet door hem ondertekend maar door
Prins Eugenio di Carignano, in zijn hoedanigheid van plaatsvervanger. Vanuit Ales-
sandria schreef de Koning aan Pius IX op 10 september 1848: "Uwe Heiligheid zal ver-
nomen hebben wat er bij ons tegen de godsdienst en tegen de kloosterorden gebeurd is,
terwijl ik ver van Turijn was. Mijn hart is er door verscheurd.

52.8 Page 518

▲back to top
- XIV/516 -
Men zal graag weten welk het gedrag geweest is van hen die asiel
ontvingen gedurende de storm. Er bestaat geen enkele aanduiding dat ze
het met hun oversten niet eens zouden geweest zijn. Een belangrijke
brief door abbé Mendre aan Don Bosco geschreven op het einde van novem-
ber, houdt nieuws in dat hun goede Vader moet verheugd hebben, Meer nog,
in een uiterst klein zakboekje van Don Cartier, een ooggetuige, leest men
op 3 november: A 9 heures classe comme à l’ordinaire.(1)
Dat Don Bosco werkelijk zeker was van zijn zaak, zien wij bij een
zeer betekenisrijke episode. Toen Don Bologna gewaarschuwd was van de
aanstaande uitdrijving, had hij een telegram gestuurd aan de directeur
van Alassio met de melding dat hij een veertigtal bedden zou klaarmaken
voor de salesianen en voor de verlaten wezen. "Deze avond allen bij u",
eindigde het telegram. Don Cerruti schreef erover aan Don Rua, om het
nieuws aan Don Bosco mee te delen. Maar omdat hij vast meende dat bij de
aankomst van zijn brief de gasten al in het huis zouden zijn, meldde hij
zonder meer dat de uit Marseille verdreven salesianen te Alassio waren
aangekomen. Don Rua liep bij Don Bosco om hem het onthutsende nieuws mee
te delen. - "Wat zeg je?", antwoordde hem Don Bosco. "Dat is onmogelijk.
Ze zullen niet verdreven worden, ik heb het aan Don Bologna geschreven."
"En toch schrijft Don Cerruti dat ze al te Alassio zijn."
"Maar neen, dat is onmogelijk!"
"Verontschuldig mij, Don Bosco, de brief is duidelijk."
- "Maar als ik je zeg dat we niet zullen verjaagd worden…!"
- "Geef me de brief."
Hij nam het blad, las het en zei dan: "Dat moet een misverstand
zijn, een vergissing... Laat mij de brief, ik zal aan Don Bologna schrij-
ven. Je zult zien dat het is zoals ik zeg." - Hij trok zich dan terug op
zijn kamer en schreef aan Don Bologna om inlichtingen, ofschoon Don Rua
met aandrang zei dat Don Bologna zich te Alassio bevond, stuurde hij de
brief op het adres van Marseille en postte hem zonder zich enigszins on-
gerust te maken.
Dezelfde zekerheid legde hij aan de dag tegenover Don Lemoyne. Die
was van Nizza Monferrato naar Turijn gekomen en kon zich niet weerhouden
hem te vragen, waarom hij aan Don Bologna geschreven had: "Vrees niet, je
zult last hebben, moeilijkheden, vervelende zaken, maar ze zullen jullie
(1) In hetzelfde boekje, waarin enkel korte notities staan met potlood geschreven, vindt
men volgende mooie passage voor 2 november: "Le reste du jour se passe dans la plus
grande tranquilité. On régale les enfants non moins que les maîtres. Se sont tous
résignés comme de tendres agneaux; nous primes notre repas attendant avec résigna-
tion le coup qui devait, le lendemain, nos frapper et nous séparer de notre cher
supérieur et de nos enfants. Ce qui nous causait de l'ennui, c’était de voir tant de
jeunes .enfants, une fois dehors de la maison, exposés aux plus grands dangers de
perdre éternellement leurs âmes."

52.9 Page 519

▲back to top
- XIV/517 -
niet uitdrijven." Hij kon dan evenmin begrijpen waarom hij er zich zo
hardnekkig aan hield geen geloof te hechten aan de bevestigingen van Don
Rua. Met dit vaderlijke vertrouwen waarmee hij zo gul was tegenover zijn
zonen, verheelde Don Bosco hem niet, waarop die zekerheid gebaseerd was.
Trouwens, tegenover hem was hij daarin zeer kort, maar hij legde
dat volledig uit te San Benigno op de avond van 1 december. Hij bevond
zich daar sinds enkele dagen met het hoofdkapittel om de laatste hand te
leggen aan de beslissingen genomen op het Algemeen Kapittel.
De kroniek verhaalt dat er 's ochtends en 's avonds lange conferenties
gehouden werden. Die avond zei hij dus al glimlachend aan de leden van
het Kapittel dat hij een droom wou vertellen en hij vertelde hem op de
volgende manier.
"
Reeds op het einde van het jaar 1858 zei mij Pius IX, toen
" ik de eerste maal te Rome was en later in andere omstandigheden,
" alles wat ook maar enigszins op het bovennatuurlijke gelijkt, te
" vertellen of op te schrijven. Daarom is het dat ik sommige zaken
" opschrijf en andere vertel, maar ik ben tevreden dat men ze weet,
" omdat ze steeds tot meerdere glorie van God en tot voordeel van
" de zielen strekken.
"
Deze droom heb ik gehad omstreeks het feest van Maria Ge-
" boorte. (1) Ik heb hem niet eerder verteld omdat ik er geen be-
" lang aan hechtte en nog een beetje wilde wachten, maar of ik het
" wou of niet, thans is die zaak van belang en daarom zal ik de
" droom verhalen.
"
Het was de tijd waarop men in Frankrijk zoveel vrees be-
" gon te hebben voor de kloostercongregaties. Nu de jezuïeten uitge-
" dreven werden, mocht men er zich aan verwachten dat al de andere
" zouden verjaagd worden. Ik vreesde voor onze huizen in Frankrijk,
" ik heb gebeden, laten bidden en toen ik op een nacht aan het sla-
" pen was zag ik voor mij de Heilige Maagd, hoog geplaatst, juist
" zoals Maria, Hulp der Christenen, zich op de koepel bevindt. Ze
" droeg een grote mantel die rond haar was uitgespreid en een soort
" onmetelijke zaal vormde; daaronder zag ik al onze huizen van
" Frankrijk grote. De Madonna bekeek glimlachend al die verschil-
" lende huizen, toen opeens een vreselijke storm opsteeg of liever
" een aardbeving, met bliksemschichten, hagel, vreselijke monsters
" van alle vorm en uitzicht, met fusillades en het losbarsten van
" kanonnen, die iedereen met grote schrik vervulden.
(1) Hij was zeker onder de indruk van deze droom, toen hij op 21 september het hoofdka-
pittel voorzat te Sampierdarena. Toen men het nieuws las over de uitdrijving van de
kloosterlingen in Frankrijk en iemand vroeg hem of de salesianen zouden verjaagd
worden, antwoordde hij: - "Neen, neen, neen!"

52.10 Page 520

▲back to top
- XIV/518 -
"
Al deze monsters, bliksemschichten en kanonballen waren te-
" gen de onzen gericht die zich onder de mantel van Maria bevonden,
" maar niemand kon schade berokkenen aan hen die een zo machtige
" verdedigster hadden. Alle spiesen bleven steken in haar mantel en
" vielen neer zonder kwaad te doen. De Heilige Maagd, die zich in
" een zee van licht bevond, met een stralend gelaat en een paradij-
" selijke glimlach zei intussen meermaals: Ego Diligentes me diligo
" (ik bemin al wie mij bemint). Langzamerhand was het gedaan met al
" de rukwinden en niemand van ons werd slachtoffer van deze orkaan,
" deze aardbeving of storm zoals men dat noemen wil.
"
Ik wou niet veel belang hechten aan deze droom, maar toen
" al schreef ik aan alle huizen in Frankrijk dat ze gerust mochten
" zijn. Men vroeg mij: Hoe komt het dat allen verbijsterd zijn en
" dat u alleen rustig blijft te midden van deze geweldige beroering
" en gevaren? - Ik antwoordde enkel dat wij ons vertrouwen stelden
" op de bescherming van de Heilige Maagd. Men hield er geen reke-
" ning mee. Ik schreef aan abbé Guiol, de pastoor van Saint-Joseph,
" dat hij niet moest vrezen, dat de zaken een goed verloop zouden
" hebben maar hij antwoordde mij als iemand die het niet begrepen
" had. En, werkelijk, wanneer men de zaak thans bekijkt, nu de ruk-
" winden bijna voorbij zijn, merkt men dat het iets buitengewoons
" is. Alle Franse congregaties, die sinds zo lang al goed doen in
" Frankrijk, werden ontbonden en onze congregatie, die een buiten-
" landse congregatie is, die leeft van het brood dat we uit de han-
" den van de Fransen ontvangen... met journalisten die hartstochte-
" lijk tegen ons te keer gaan, die het tegen de regering opnemen
" omdat men ons niet wegstuurt en wij daar rustig verder blijven
" leven! Dit dient een aanmoediging voor ons te zijn om steeds ver-
" trouwen te stellen in de Maagd Maria. Maar laten we niet hoogmoe-
" dig worden want één enkele akte van ijdele glorie zou als gevolg
" kunnen hebben dat de Madonna over ons ontevreden is of toelaat
" dat de slechte mensen het zouden halen.
" Don Rua: - Maar ook andere congregaties hebben grote godsvrucht
" voor de Madonna gehad. Hoe komt het dat...
" Don Bosco: - De Madonna doet wat ze wil. Trouwens onze aangelegen-
" heden zijn op die buitengewone manier begonnen, toen ik tussen ne-
" gen en tien jaar oud was. Het scheen me toe alsof ik op het erf
" voor ons huis zeer vele jongens zag. Dan zei me iemand: - Waarom
" ga je ze geen onderricht geven?
"
- Omdat ik daartoe niet bekwaam ben.
"
- Ga maar, ga maar. Ik stuur je.
" Daarna was ik zo blij dat het iedereen opviel.
Historisch gezien waren de zaken zeer eenvoudig verlopen. De com-
missaris, die ermee gelast was over te gaan tot de uitvoering van het
decreet, moest vechten tot omstreeks tien uur 's avonds om de poorten in
te beuken en de barricaden te vernietigen in het klooster van de domini-

53 Pages 521-530

▲back to top

53.1 Page 521

▲back to top
- XIV/519 -
canen in de rue Monteaux, zodat hij door het late uur verhinderd werd de
aanval in te zetten tegen Saint-Léon, het laatste klooster dat moest ge-
sloten worden. Dan kwam er in de loop van de nacht een bevel van de mi-
nister. Hij legde de prefect op, de uitvoeringen te schorsen. Motieven
van ministeriële politiek maanden tot matiging aan.
Wie hieruit zou willen afleiden dat Don Bosco volstrekt geen re-
kening hield met menselijke voorzieningen, van aard om het gevaar te be-
zwaren, zou zich vergissen. In feite interesseerde hij hiervoor zeer
levendig de consul van Italië te Marseille, Annibale Strambio, eertijds
zijn medeleerlingen te Chieri. Op raad van deze consul en met de goed-
keuring van Don Bosco werd dan door abbé Mendre een verrechtvaardigend
memorandum opgesteld dat men aan de gezaghebbers tegen de beschuldigin-
gen van de kranten zou overhandigen. Dit document bleef niet zonder ge-
volgen, daar de lasterlijke artikels op bevel van de prefectuur ophiel-
den te verschijnen.(1)
Niet alleen handelde Don Bosco in overeenstemming met de voor-
schriften van de menselijke voorzichtigheid, maar hij wou niet eens dat
de zijnen wegens de aanmoedigingen die hij hun stuurde zich aan een on-
voorzichtige zekerheid overgaven. Op 16 november drukte hij in een brief,
die niet in ons bezit is,(2) zijn tevredenheid uit over de tijdelijke
bevrijding; maar terwijl hij, zoals gebruikelijk, zijn goede verwachtin-
gen bevestigde, beval hij ook aan dat men, na een Te Deum te hebben ge-
zongen, zou voortgaan met bidden, omdat de storm zich nu wel verwijderd
had maar nog niet voorbij was.
Inderdaad enkele weken later werd in de Franse Kamer een wetsont-
werp neergelegd dat tot doel had de overblijvende religieuze huizen en
weldadigheidsinstituten te doen verdwijnen bij middel van een zware fis-
cale druk die hun bestaan onmogelijk moest maken.(3) In dezelfde brief
schreef hij dat hij alles aan de Heilige Vader geschreven had en dat,
wanneer de zaken geen al te slechte wending namen, hij in de maand janu-
ari op bezoek zou komen. Daarna gaf hij antwoord op de vraag de Dochters
van Maria, Hulp der Christenen, die zich naar Marseille zouden begeven,
in burgerkleding te laten komen. Hij stond dat toe omdat dit hem een
voorzichtige maatregel scheen te zijn in dergelijke omstandigheden en
liet het aan de pastoor over te beslissen welk ogenblik het meest ge-
schikt zou zijn voor hun aankomst.(4) Een andere daad van wijs vooruit-
(1) Procès verbaux, 16 december.
(2) Procès verbaux, 18 november. Er wordt niet gezegd aan wie de brief gericht was.
(3) L.c., 16 december.
(4) L.c., 18 november. In de zitting van 2 december leest men over de zusters die ver-
wacht werden: "L'époque de l’arrivée des soeurs de Marie Auxiliatrice n'est pas
encore fixée, on prépare le local, qui leur est destiné, et qui, rapproché de
l’oratoire, rendra leur tâche plus facile. Formées á l'école de D. Bosco, elles
apporteront un concours actif, intelligent et dévoué, et venant à Marseille pour
coopérer à son oeuvre, elles se trouveront naturellement recommandées, d'une
manière toute spéciale, à la bienveil-lance et à la sollicitude des dames du comité."

53.2 Page 522

▲back to top
- XIV/520 -
zicht verrichtte hij bij de Italiaanse regering. In de maand oktober deed
hij een beroep op de eerste minister en de minister van Buitenlandse Za-
ken voor het verkrijgen van een subsidie omdat de weldadigheid door zijn
huizen in Frankrijk uitgeoefend werd ten voordele van de kinderen van
Italiaanse families die daar verbleven: "Ik stuur je", - schreef hij aan
Don Dalmazzo (1) - "de brief voor minister Cairoli en voor de heer com-
mandeur Malvana, die steeds onze beschermer geweest is, ofschoon hij een
Israëliet is. Maak een mooie envelop klaar voor beide brieven en draag ze
dan met zorg en haastig weg; want de zaken van Frankrijk zitten ons op de
hielen." Ziehier de inhoud van de brief aan de minister.
"
Excellentie,
"
"
Enkele jaren geleden had ik de eer mij aan te melden bij
" de minister van Buitenlandse Zaken om hem te wijzen op de verla-
" tenheid waarin zich vele kinderen van Italiaanse families bevin-
" den. Deze verblijven in het Zuiden van Frankrijk, zijn aan zich-
" zelf overgelaten en worden meestal naar Italië gestuurd, nadat
" ze zich schuldig gemaakt hebben tegenover het burgerlijke gezag.
" Ik stelde toen enkele voorzieningen voor die de heer minister
" prees en waarvan hij de uitvoering aanmoedigde.
"
Met dit doel heb ik, enkel steunende op de middelen die de
" goddelijke Voorzienigheid mij bezorgt, twee tehuizen geopend, waar-
" van een te Nice en een ander te Marseille voor de kleine vakleer-
" lingen, een landbouwkolonie in de omgeving van Fréjus en een ande-
" re landbouwkolonie nabij Toulon.
"
Een aanzienlijk aantal van deze jongens namen een plaats in
" deze gebouwen, zodat ze te eng werden voor het stijgende aantal
" aanvragers. Daarom werd de hand gelegd aan een wederaanpassing en
" aan vergrotingen. Maar bij al deze ondernemingen ontbraken mij de
" financiële middelen om ze in stand te houden en er mee voort te
" gaan. Daarom verstoutte ik mij, met de steun van de Italiaanse
" consul van Marseille in de maand april 1879 tot u eerbiedig een
" nieuw verzoek te richten waarbij ik uw welwillende hulp inriep
" ten voordele van deze jongens, die in ellende verkeren, die vech-
" ten tegen de ondeugd en de armoede en wier aantal vele honderden
" bedraagt.
"
Daar ik tot hiertoe nog geen antwoord ontving op mijn aan-
" vraag die al van oude datum is, verstout ik mij nogmaals dit ver-
" zoek te doen waartoe ik aangespoord wordt door een dringende
" noodzakelijkheid.
"
Met volledig vertrouwen dat u mij zult ter hulp komen bij
" de verbetering van het lot van de maatschappelijke klasse, die het
(1) Turijn, 18 oktober 1880.

53.3 Page 523

▲back to top
- XIV/521 -
" meest in gevaar verkeert en het gevaarlijkst is, bid ik God dat
" Hij u in goede gezondheid zou willen bewaren en heb ik de eer
" van u te zijn
"
uw nederige dienaar
" Turijn, 18 oktober 1880.
Priester Gio. Bosco.
De aanvraag verwierf de sympathie van de minister. Hij beschikte
dat men in de begroting van 1881 een bedrag van duizend lires zou in-
schrijven ten titel van een niet-tijdelijke maar blijvende subsidie die
ieder jaar zou uitgetrokken worden voor het huis van Marseille en zijn
filialen. Om nochtans moeilijkheden in het parlement te vermijden deed
hij dit voorstel globaal met nog andere bedragen bestemd voor de Itali-
aanse consul ten voordele van de Italianen.(1) Dit was vanwege Don Bos-
co ook een hulpmiddel om de welwillende aandacht van de regering te vra-
gen voor zijn Franse werken in deze hachelijke omstandigheden.
Eindelijk, daags na Kerstmis, meende consul Strambio in een ui-
terst genegen brief aan zijn "beste D. Giovanni" te mogen schrijven dat
ieder gevaar bezworen scheen te zijn en dat men zelfs het Oratorio van
Saint-Léon begon te waarderen als een werk met een grote zedelijke waar-
de en zeer nuttig voor de verlaten maatschappelijke klassen. Op dat ogen-
blik spoorde Don Bosco zijn mensen van Marseille aan tot dankbaarheid
tegenover God om de zegeningen die ze ontvangen hadden gedurende het jaar
dat nu ten einde liep en tot vertrouwen in de bescherming van de hemel
ook voor het nieuwe jaar, terwijl hij zijn ordewoord herhaalde: "Laat ons
zonder vrees vooruitgaan."(2) Het schijnt dat het leed dat Don Bosco
overviel nooit alleen kwam. Voor Frankrijk had hij dan een onaangenaam-
heid te verduren waarover niet veel gerucht werd gemaakt, maar die hij
diep aanvoelde. Onze lezers zullen zich de bemerkingen uit Rome herinne-
ren betreffende zijn eerste driejaarlijks verslag, waarover wij in het
achtste hoofdstuk van dit boekdeel geschreven hebben. Onder de betwiste
punten was er één dat betrekking had op het noviciaat van Marseille. Na
zijn tweede antwoord had hij schriftelijk niets meer ontvangen vanwege de
heilige congregatie van Bisschoppen en Regulieren. Na vier maanden echter
kwam procurator Don Dalmazzo tot de ontdekking dat de ophelderingen, die
Don Bosco over dit onderwerp gegeven had, aangezien werden als weinig
minder dan uitvluchten die veel weg hadden van haarkloverij, indien het
dan geen echte en eigenlijke leugens waren. Dit nieuws kwetste hem diep.
Daarom schreef hij aan Dalmazzo een brief, waaruit de bitterheid van zijn
(1) Brief van Don Dalmazzo aan Don Bosco, Rome, 27 november 1880.
(2) Procès verbaux, 30 december. Het ordewoord wordt aldus in het Italiaans aangehaald
in de notulen van 13 januari 1881. De brief waaruit het gehaald is, is niet in ons
bezit. Het is de brief waarop gezinspeeld wordt in de zitting van 30 december.

53.4 Page 524

▲back to top
- XIV/522-
van zijn pijn blijkt.(1)
"
Mijn beste D. Dalmazzo,
"
"
Het noviciaat van Marseille is enkel in opbouw, wat betekent
" dat er nog veel dient aan gewerkt te worden, maar het werd nooit
" door een novice bewoond, ook op dit ogenblik niet. In de huidige
" stand van zaken schijnt het niet passend te zijn de opening ervan
" te proberen zoals wij dit wensten te doen in het jaar 1879. Daar-
" om zullen de Franse novicen naar het huis van Turijn blijven ko-
" men, in afwachting dat de menselijke gebeurtenissen een vingerwij-
" zing geven in de zaken die kunnen ondernomen worden in het voor-
" deel van onze heilige katholieke godsdienst.
"
Ik heb al drie aanvragen voor dit noviciaat ingediend en
" als het geschikte ogenblik aangebroken is om het te openen, zal
" ik, indien de andere aanvragen niet zouden geholpen hebben, nog
" een derde smeekschrift richten tot de heilige congregatie van
" Bisschoppen en Regulieren.
"
Indien ik drie jaar geleden of dit jaar een audiëntie had
" verkregen bij Zijne Eminentie kardinaal Ferrieri, dan had ik in-
" lichtingen kunnen geven, die veel ongemak zouden vermeden hebben
" alsook een grote schade voor onze congregatie. Maar dat heb ik
" niet kunnen verkrijgen.
"
Ik kan mijn bitter verdriet niet verbergen omdat ik er niet
" in slaag mij te doen begrijpen. Ik werk en het is mijn bedoeling
" dat alle salesianen zouden werken voor de Kerk tot aan hun laatste
" ademtocht. Ik vraag geen stoffelijke hulp maar ik vraag enkel de
" toegeeflijkheid en de christelijke liefde die verenigbaar zijn met
" het gezag van de Heilige Kerk.
"
Ik wacht op nog andere verzoeken om nog verdere ophelderin-
" gen te kunnen geven en ik zal doen wat ik kan om duidelijk te zijn
" opdat men niet het tegenovergesteld van wat ik wil uiteenzetten,
" zou begrijpen. Geloof me steeds in Onze Heer Jezus Christus te
" zijn
"
" Sampierdarena, 7 mei 1880.
je toegenegen vriend
"
Priester Gio. Bosco.
Drie zaken kunnen hierbij niet betwist worden. In de maand
januari 1879 stuurde Don Bosco, hiertoe aangemoedigd door de nieuwe bis-
schop van Marseille nog eens een smeekschrift aan de heilige Congregatie
van Bisschoppen en Regulieren om de canonieke oprichting van dit novici-
(1) Ook aan kardinaal Nina, de beschermheer, bracht hij een verslag uit zoals we opma-
ken uit een verwijzing van Zijne Eminentie in een briefje van 13 mei aan Don Bosco
gericht.

53.5 Page 525

▲back to top
- XIV/523 -
aat te verkrijgen. Op de tweede plaats maakte voornoemde congregatie op 5
februari het smeekschrift over aan de diocesane bisschop voor de opportu-
ne inlichtingen en op 23 februari stuurde Mgr. Robert naar Rome een zeer
uitvoerige aanbeveling, waarin hij verklaarde dat in het huis van de sa-
lesianen te Marseille dadelijk convenientissime een Novitiatus kon ape-
riri. Op de derde plaats deed Don Bosco dit niet, ondanks het oordeel van
de bisschop over de mogelijkheid dadelijk een noviciaat te openen, omdat
in het huis nog geen afzonderlijk lokaal klaar was, waar men de novicen
kon samenbrengen en wachtte hij hiermee tot het jaar 1882.
Gedurende deze jaren kwamen de Franse aspiranten naar Italië maar
niet alleen, want sommigen deden afzonderlijk hun noviciaat in de huizen
van Frankrijk. En nu bevinden wij ons nogmaals in de gelegenheid eens te-
rug te keren op wat wij al gezegd en herhaald hebben en waarbij wij niet
verder stil zullen staan. Omdat wij het thans beter met documenten kunnen
staven, zullen wij het nogmaals herhalen. Gedurende het verloop van het
kleine proces bij de Curie van Turijn op apostolisch gezag gevoerd in de
jaren 1917-18 verklaart kardinaal Cagliero in zijn getuigenis:(1) "Don
Bosco bezat tot 1884, het jaar waarin hem de privileges verleend werden,
alle indulten verkregen vivae vocis oraculo van onze Heilige Vader Pius
IX en nadien van Leo XIII. Hiervan bediende hij zich met voorzichtigheid,
maar hij bediende er zich het meest van wanneer hij zag dat dit noodza-
kelijk was voor Gods glorie en voor het welzijn van de zielen, zoals mij
meegedeeld werd door Don Bosco zelf en door zijn opvolger Don Albera."
De achting, de genegenheid en de verering voor Don Bosco ontvingen
in Frankrijk welsprekende getuigenissen en we zullen zien dat deze zich
in stijgende lijn voortdurend uitbreiden en vermenigvuldigden. Te Nice
had Dr. d'Espiney een monografie over Don Bosco geschreven, waarover wij
in het volgende boekdeel zullen spreken. Dat gebeurde om te voldoen aan
de wens door zovele Fransen die het leven en de werken van de man Gods
wilden kennen. Te Marseille wordt in de notulen van de bijeenkomsten ge-
houden door het comité van de Dames voortdurend over "de heilige" gespro-
ken. Van een heilige pleegt men doorgaans zijn woorden, zijn gebeden en
zijn zegen aan te halen. Vanuit Parijs schreef de befaamde abbé Moigno,
fysicus en groot mathematicus, stichter van het wetenschappelijke tijd-
schrift Cosmos en schrijver van het monumentale werk Les splendeurs de
la Foi aan de directeur van Marseille die zijn raad gevraagd had over
een verwarmingsstelsel: Je suis dévoué coeur et âme à Don Bosco et à ses
merveilleuses oeuvres. Deze oprechte betuigingen van sympathie schijnen
ons des te merkwaardiger toe, wanneer men er rekening mee houdt dat ze
in Frankrijk tot een Italiaan gericht waren. Dit was een waarachtig te-
ken dat men ernstig overtuigd was van zijn heiligheid, die alle verschil
van taal en land in heel de Kerk overstijgt.
(1) Summarium, blz. 84.

53.6 Page 526

▲back to top
- XIV/524 -
H O O F D S T U K XXVI
HET BEGIN VAN DE ECHTE MISSIES IN PATAGONIE.
Het Patagonië van vandaag is niet het Patagonië van zestig jaar
geleden. De omstandigheden zijn er thans zodanig veranderd dat de jonge
Patagoniërs van heden, wanneer ze horen spreken over de inboorlingen en
zelfs over de Indianen van Patagonië, bijna een gevoel van opstandigheid
gevoelen alsof men hun geboorteland beledigde. Hun Argentijnse voorvaders
echter, die in de omgeving van Buenos Aires leefden vóór de militaire ex-
peditie van generaal Roca en die met ondervinding konden spreken over de
"heldenfeiten" van deze mannen uit de woestijn en uit het woud, zouden
een heel andere mening toegedaan zijn. Het is trouwens voldoende een blik
te werpen op een kaart van de Moussy in zijn waardevol werk van vóór zes-
tig jaar over Argentinië,(1) om zich rekenschap te geven van de stand van
zaken waarin deze eindeloos wijde gebieden zich bevonden. Over een onme-
telijke oppervlakte leest men aanduidingen in deze trant: Traversias,
Pampas, Regiones inexploradas, Tierras incognitas, Indios, Desiertos del
Sur, que no son recorridos mas que por los salvajes. Wee hem die zich
in deze gebieden durfde begeven, waar de blanken beschouwd en behandeld
werden als dwingelanden en overweldigers. Evenmin veilig waren de bewo-
ners van de onbeschaafde aanpalende zones, daar ze voortdurend blootge-
steld waren aan de indiadas of strooptochten van deze barbaren. Hun hor-
den stortten zich op de rijke kudden van de Argentijnse kolonisten en
roofden hun vee om het te gaan verkopen aan de Chilenen, die geen slacht-
dieren bezaten. Laat ons maar niet spreken over de aanvallen op de kleine
centra, die op grote afstand van elkaar op de buiten verspreid waren.
Daar gebeurden diefstallen, brandstichtingen en afslachtingen die de ha-
ren ten berge doen rijzen.
De vrees voor de karabijnen joeg de inheemsen terug in de kloven
van de Cordilleras en in enkele schuilplaatsen langs de oevers van de
grote zuidelijke rivieren. Onmetelijke gebieden werden voor de kolonisa-
tie opengesteld en sindsdien werden deze bevolkt en omgevormd. Bij dit
beschavingswerk hadden de salesianen een aanzienlijk aandeel. Toen de
(1) Martin de Moussy, Description géographique et statistique de la Confédération Argen-
tine, Paris, 1862. Kaart X.

53.7 Page 527

▲back to top
- XIV/525 -
troepen er waren voorbijgetrokken, vestigden ze zich op geschikte plaat-
sen, waar ze de godsdienstige en burgerlijke bijstand organiseerden voor
de kolonisten en in voeling traden met de overblijvende stammen. Deze wa-
ren steeds geschaard rond hun eigen caciques en raakten er langzamerhand
aan gewoon in de missionarissen van Don Bosco hun beste vrienden te zien.
Ze brachten hun het licht van het evangelie en legden er zich op toe
overwonnenen met overwinnaars in vriendschap tot elkaar te brengen tot
wederzijds voordeel.
Het aantal van de Indianen was niet zo eindeloos groot als zij het
lieten vermoeden, wanneer zij, gewapend en georganiseerd in een verbond
de regering van de Argentijnse republiek bedreigden, alsof zij in staat
geweest waren haar legers te overweldigen. Feitelijk bedroeg hun aantal
niet meer dan tachtigduizend. Wanneer ze van beschaafden en beschaving
niet wilden weten dan was dit enerzijds omdat er de herinnering bestond
aan de mishandelingen die ze ondergaan hadden en anderzijds door de
voortdurende vrees hun zelfstandigheid te verliezen. Als volstrekte mees-
ters van hun geheimzinnige verlaten gebieden, zagen ze ook in de gods-
dienst een gevaar voor slavernij; en daarom was geen enkele missionaris
ongedeerd naar de tolderie of huttendorpen getrokken, zodat voortaan de
nutteloosheid van hun offer de priesters en de kloosterlingen weerhield
zich op die zo onbetrouwbare bodem te begeven.
Op die manier had de hoogmoed van de Indianen, die tot waanzinnig-
heid gestegen was, ze in een dergelijke roes gebracht dat zij meenden
volkomen ongenaakbaar te zijn in hun woestijnen en dat zij zich inbeeld-
den dat niemand door deze woestijnen zou durven komen zonder zich aan
hen te onderwerpen. Om deze eigendunk te verbreken en om deze voortduren-
de nachtmerrie uit de weg te ruimen werd de gedurfde onderneming van 1879
bevolen.(1)
Nu we de inwoners kennen, zullen we thans het terrein ietwat gaan
verkennen, de akker van het eerste apostolisch werk van de missionaris-
sen van Don Bosco. Geografisch beschouwd omvat de streek van Patagonië
de Pampa's, de Rio Negro, de Chubut, Santa Cruz en de Terra del Fuoco of
Vuurland, maar het eigenlijke Patagonië omvat alleen de drie gebieden van
de Rio Negro, Chubut en Santa Cruz. Op het ogenblik dienen wij ons enkel
bezig te houden met het meest noordelijke gebied, dat zijn naam ontleent
aan de rivier Rio Negro. Deze rivier die haar water naar de Atlantische
Oceaan laat stromen wordt gevormd uit de samenloop van de Neuquén met de
Limay en heeft een loop van 1.137 kilometer. Het gaat hier over een ge-
bied tweemaal zo uitgestrekt als Italië.
Toen men de vermetelheid van de Indianen verzwakt had, bleef de
(1) Cfr. hiervoor, hoofdstuk Xl.

53.8 Page 528

▲back to top
- XIV/526 -
natuur van het land bijna onoverkomelijke hinderpalen opwerpen. Thans
zullen we nog met meer reden met Dr. Gabriel Carrasco zeggen: "vanaf het
strand van de Atlantische Oceaan tot aan de hoogste toppen van de Andes
liggen er van afstand tot afstand dorpen en kolonies die in mindere of
meerdere mate rijk en bloeiend zijn en opengaan voor het leven van de be-
schaving. De schroef van de stoomboten roert in de ingewanden van de
vroeger vreesaanjagende Rio Negro en brengt bloeiend leven in de oude
centra van de Indianen. De trein met zijn scherp gefluit wekt de slapen-
de echo's van de valleien. Het verre gebied van de meren van de Andes
bekijkt met verstomming de wapperende Argentijnse vlag op de masten van
de schepen die ze doorkruisen.(1)
Maar wat trof de missionaris er een halve eeuw geleden aan? Aan
de kustzone een woestijn van zand, geteisterd door wervelwinden die ber-
gen zand, de médanos genaamd, opjoegen. In de centrale zone een reeks
hoogvlakten en terrassen met een zeer schrale plantengroei, onderbroken
door ziltige lagunen en afdalende in eindeloze zandige dorre vlakten, de
aldus genoemde traversias, zonder water en met ellendige plantaardige
rudimenten. Wanneer men daar de zomer moet doorbrengen verstikt men er
van de hitte, wordt men verblind door het stof en wordt de adem bevangen,
terwijl de dorst mensen en dieren doodt. Er is de zone van de Andes, in-
gesloten tussen de Voor-Cordilleras van Argentinië en de Cordilleras Rea-
les van Chili, mooi door haar bossen en weiden, bergrivieren en meren,
met panorama's waarvan de grootsheid onbeschrijflijk is, maar zonder toe-
gangswegen. Welnu, in deze landen met deze natuur brachten de salesianen
er het hunne toe bij om het nieuwe volk van Patagonië te vormen. Ze hiel-
pen krachtig bij zijn vooruitgang en zijn ontwikkeling door hun kerken,
in wier omgeving de kolonisten zich neergezet hadden of naartoe stroom-
den, door hun vak- en landbouwscholen voor kinderen van blanken en van
Indianen, door de eerste landbouwinitiatieven, de eerste ziekenhuizen en
tot de eerste kranten toe.
En dergelijke blik in vogelvlucht schijnt ons noodzakelijk als
voorwoord tot de geschiedenis van deze missies. In de loop van ons werk
zullen wij trouwens deze geschiedenis met brokstukken en met tussenpozen
dienen uiteen te zetten. Dank zij dit summiere bericht heeft men dade-
lijk het grondplan van de volledige historische reconstructie voor zich.
En de echte geschiedenis van de missie van Patagonië vangt aan met
de twee stichtingen van Patagones en van Viedma, op de oevers van de Rio
Negro, op vijftien kilometer van zijn monding.(2) Gedurende negen jaar
(1) In Almanaque de la familia Catolica, 1 juli 1902, Buenos Aires.
(2) Deze twee woonplaatsen, juist tegenover elkaar op de oevers van de Rio Grande, waren
tot 1879 toe maar één enkel centrum genaamd Carmen de Patagones. Van dat jaar af werd
het deel op de rechteroever van de rivier "Viedma" genoemd naar de naam van de stich-
ter Francesco Viedma, terwijl het andere deel "Patagones" genoemd werd. Viedma is
thans de hoofdstad van de Gubernacion van de Rio Negro, afhankelijk van het aartsbis-
dom Buenos Aires (de gebieden die geen provincie of staat vormen in de federatie han-
gen politiek en administratief van de bondsregering af). Patagones is thans een stad
van de provincie Buenos Aires, bisdom La Plata.

53.9 Page 529

▲back to top
- XIV/527 -
waren dit de twee enige stichtingen; want niet minder tijd was er nodig
om het terrein voor te bereiden voor een goed geregeld plan van missio-
naire activiteiten. Vanuit deze strategische punten, volgden de salesi-
anen de loop van de rivieren, en drongen aan ten koste van heldhaftige
offers in de valleien, de heuvels en de bergen door om een bezoek te
brengen aan de toldos van de Indianen en de fazende van de beschaafden en
de kolonies die overal ontstonden.
Na de verkenning van het land zullen ze de centra uitkiezen die
het meest geschikt zijn voor de missiehuizen. Er wordt dan een begin ge-
maakt met de uitbreidingen die hen door heel Noord- en Centraal-Patago-
nië zullen brengen en tot in de Pampa's, waar al de Indianen in het wa-
ter van het heilig doopsel zullen herboren worden.
De eerste stichting was die van Patagones. In augustus 1879 had
de aartsbisschop van Buenos Aires aan Don Bosco de missie van Patagonië
en meer in het bijzonder de twee parochies van Patagones en Viedma afge-
staan. Daarna begon hij te onderhandelen met inspecteur Don Bodrato over
hun organisatie, terwijl hij tegelijkertijd aan de regering de noodzake-
lijke subsidies vroeg. We zeggen twee parochies bij manier van spreken.
Aldus zou men Italië in twee delen kunnen verdelen, een van de Po af tot
aan de Alpen en het andere deel van de Po tot Calabrië. Men zou hiervoor
dan twee pastoors aanstellen om zich met de pastorale zorg bezig te hou-
den. In november was alles al afgehandeld met de salesianen en werden er
voorbereidselen voor het vertrek gemaakt, maar dat diende uitgesteld te
worden tot 15 januari van het volgende jaar. In het klein werd het een
reproductie van de ontzagwekkende ceremonie van Turijn. In de kerk van
San Carlo had de dienst voor het vertrek plaats. De aartsbisschop, om-
ringd van kanunniken en andere priesters hield voor een groepje vrienden
en weldoeners van het huis een mooie toespraak en sprak dan het Itinera-
rium clericorum uit. Dan begaven de afreizenden zich onder eervolle
begeleiding aan boord van de stoomboot Santa Rosa die de volgende morgen
afvoer. Directeur van de missie was Don Giuseppe Fagnano met als helpers
twee priesters en twee coadjuteurs; er waren ook vier Dochters van Maria,
Hulp der Christenen, die ook hun eerste huis in dat land gingen stichten.
Over deze laatsten schreef een krant van de hoofdstad volgende woorden:
(1)"Het is de eerste maal sinds de wereld bestaat dat men in deze afge-
legen zuidelijke landen zusters ziet."
Don Fagnano, pastoor van Patagones en van al de kolonies en stam-
men gelegen tussen de Rio Negro en de Rio Colorado, talmde niet bij de
uitoefening van zijn apostolaat. In september waren te Patagones al twee
scholen in volle werking, een voor de jongens met 48 leerlingen en een
voor de meisjes met 40 leerlingen. Een bijzondere zorg werd besteed aan
de kinderen van de Indianen, die in de streek kwamen om er handel te
(1) La America del Sur, 13 januari 1880.

53.10 Page 530

▲back to top
- XIV/528 -
drijven of om andere redenen. Alleen God weet hoeveel offers er die
eerste vijf jaar gebracht werden. Het personeel was schaars, de middelen
beperkt. Er waren tegenkantingen vanwege de overheden. Dat alles spande
samen tegen het werk van Don Fagnano, die, ondanks zijn onverschrokken
temperament, de wapens had moeten neerleggen, indien Gods machtige hand
hem niet ondersteund had. Toen in 1884 deze missie goed op weg was en aan
anderen kon worden overgemaakt, zal hij als apostolisch prefect naar
Zuid-Patagonië en naar Vuurland gaan, waar de heldhaftige zoon van Don
Bosco wonderen van ijver zal verrichten.
In de parochie Viedma werkte voorlopig een van de gezellen van Don
Fagnano alleen, tot in december de pastoor toekwam. Het was Don Domenico
Milanesio, al herhaalde malen in deze gedenkschriften vermeld. Of hij ook
maar bij benadering een gedachte had over de uitgestrektheid van het ge-
bied dat hem toegewezen was, weten wij niet. Het is een feit dat hij dap-
per op zoek ging naar Indianen. Voor deze taak bleek hij zo goed geschikt
dat na een jaar zijn oversten een andere moedige missionaris, Don Giusep-
pe Beauvoir, naar Viedma stuurde om hem te vervangen, zodat hij volledig
vrij was om zich aan zijn apostolische excursies, die zijn voorkeur ge-
noten, te wijden. Hij was een echte voorzienigheid voor al de bewoners
van de Rio Negro, maar hij werd vooral de vader van de Indianen, wiens
taal hij zeer goed sprak, en zijn naam werd genoemd als een heilzame aan-
roeping, wanneer ze geen beschutting vonden tegen mishandelingen van de
burgers. Gedurende drieëndertig jaar van apostolische arbeid doortrok hij
meermaals te paard Patagonië en wel zevenentwintig maal trok hij over de
Cordilleras. Hij had veel te lijden maar zijn offers werden goedgemaakt
door overvloedige heerlijke vruchten. Zijn bijzondere verdienste lag in
de definitieve pacificatie van de overblijvende gewapende Indianen met
de bevelhebbers van de regeringsmilities. Aan hem was de eerste toenade-
ring te danken met de oorlogszuchtige Manuel Namuncurà, later met heel
zijn familie gedoopt door hem die in zijn persoon heel het werk voor de
christelijke beschaving van Patagonië vertegenwoordigde, Mgr. Giovanni
Cagliero.
Evenals de Indianen Don Fagnano als Padre Grande begroetten, zo
noemden ze Don Milanesio Padre Buono. Beide kampioenen had Don Bosco ge-
haald uit twee vrij aanzienlijk late roepingen, door hem aanvaard en ver-
zorgd nog eer hij het werk van de Mariazonen gesticht had.
Zij en de andere missionarissen van het eerste uur hadden een en-
kel groot ongelijk; ze werkten, ze offerden zich op, ze vielen op hun
apostolaatsveld zonder zich te bekommeren om de geschiedenis van hun
strijd en hun zegepraal voor hun nakomelingen op schrift te brengen. Dat
is de reden waarom in de loop van de jaren en van de tijd die ons nog na-

54 Pages 531-540

▲back to top

54.1 Page 531

▲back to top
- XIV/529 -
bij is, twijfels zijn ontstaan over de echtheid van de werkelijk missio-
naire arbeid die zij verricht hebben. Maar de onpartijdige geschiedenis
zal die hatelijke kwaadsprekerij zoals zij genoemd werd, in een plechtige
omstandigheid door een goed ingelichte redenaar (1) in de grond dienen te
boren.
Op tijd en plaats zullen we ermee voortgaan het verhaal te doen
van de vorderingen van de salesiaanse missies in Patagonië gedurende de
laatste fase van het leven van Don Bosco, die tot op het laatste door
zijn aanmoedigingen, zijn raad en zijn gebed de stappen van zijn zonen
gevolgd heeft bij het bevorderen van de werken van geloof en beschaving
in die verre stranden.
Maar behalve allerlei morele hulp gaf Don Bosco een stoot tot de
verdere ontwikkeling van zijn missies door hun, niet zonder zware moei-
lijkheden een kerkelijk stevige organisatie te verschaffen, zoals we hier
en ook, verder zien zullen.
Een tijd geleden al had Don Bosco ingezien dat het paste in Pata-
gonië een apostolisch vicariaat op te richten en onze lezers weten dat
hij deze gedachte bij de Heilige Stoel al een eerste maal geuit had. Toen
de zaken echter verder gingen, bleek hem die eenvoudige gepastheid een
echte noodzaak te zijn, indien men aan de missionaire actie een geregelde
gang en een blijvende stabiliteit wenste te geven. Wan- neer men, inder-
daad, een kerkelijke jurisdictie in het leven zou roepen, die niet onder-
worpen is aan de lokale ordinarii maar afhankelijk is van de Propaganda,
dan verkreeg men een homogene en organische vaste samenstelling van het
personeel, vrijheid van beweging bij de uitoefening van het heilig minis-
terie en mogelijkheid tot rechtstreekse en ononderbroken betrekkingen met
de regering, van wie men met reden veel mocht verwachten omdat ze gunstig
gestemd was. Daarom was dit een van de zaken die Don Bosco het meest be-
zighielden tijdens zijn verblijf te Rome in het begin van het jaar 1880.
Omdat hij de zaken die hij onder handen had placht te leiden met een be-
dachtzaamheid naargelang van hun belangrijkheid, sprak hij er eerst ver-
trouwelijk met sommige prelaten over. Daarna, op de audiëntie van 5 april
sprak hij erover met de Heilige Vader, die zich gewaardigde twee personen
af te vaardigen om samen met Don Bosco de zaak te bestuderen, nl. Mgr.
Jacobini, secretaris van de congregatie van de Buitengewone Kerkelijke
Zaken en kardinaal Alimonda, die lid was van de congregatie van de Propa-
ganda. Don Bosco, bijgestaan door Don Dalmazzo, had met die twee persona-
liteiten verschillende conferenties, waarvan hij het resultaat neer-
schreef in een memorandum. Toen hij bij dit memorandum verschillende do-
cumenten ter illustratie gevoegd had, overhandigde hij op 15 april alles
aan de voornoemde kardinaal, die het nog dezelfde avond aan de paus aan-
(1) Mgr. Duprat, in de lijkrede voor Kardinaal Cagliero, door hem gelezen in de metro-
politaanse kerk van Buenos Aires op 26 februari 1926.

54.2 Page 532

▲back to top
- XIV/530 -
bood. Het geschrift van Don Bosco ging van volgende brief vergezeld.
"
Heilige Vader,
"
"
Ik heb de hoge eer u een korte uiteenzetting te mogen aan-
" bieden over de toestand van de salesiaanse missies van Amerika en
" over sommige voorzieningen die nodig geacht worden om ze te con-
" solideren onder de inheemsen van de Pampa's en van Patagonië. Vol-
" gens uw vereerd bevel heb ik uitvoerig gesproken met Zijne Eminen
" tie kardinaal Alimonda en met Mgr. Domenico Jacobini. Ik heb ge-
" bruik gemaakt van de wijze beschouwingen en suggesties van deze
" twee geleerde personaliteiten en men kwam tot het besluit dat het
" noodzakelijk was een apostolisch vicariaat op te richten onder
" de kolonies, die reeds gesticht werden op de oevers van de Rio
" Negro, en een seminarie in Europa waar voorzien wordt in arbei-
" ders voor het Evangelie.
"
Ieder bevel, dat u in verband hiermee oordeelt te moeten
" geven, zal mij als norm dienen bij het voortzetten van deze aange-
" legenheid bij de regering van de Argentijnse republiek en bij
" Mgr. Aneyros, aartsbisschop van Buenos Aires.
"
Nederig voor u neergeknield roep ik de apostolische zegen
" af over alle leden van onze nederige congregatie en vooral over
" hen die zich in de missies van Amerika bevinden en die er zo vu-
" rig naar verlangen
"
uw zeer ootmoedige en zeer verplichte dienaar
" Rome, 13 april 1880.
Priester Gio. Bosco.
Het memorandum bevatte een ordelijke en duidelijke uiteenzetting
van wat men had willen doen, van wat er al gedaan werd en van het overi-
ge dat men nog in Zuid-Amerika meende te doen. Hieruit bleek de nood-
zakelijkheid in Patagonië een apostolisch vicariaat op te richten en te
Marseille een seminarie voor de vorming van de toekomstige missionaris-
sen te openen.
Uiteenzetting aan de Heilige Vader Leo XIII gedaan over de sale-
siaanse missies van Zuid-Amerika met het doel in Patagonië een
apostolische vicariaat te stichten.
De salesiaanse missies en de betrekking met de Heilige Stoel.
De buitenlandse missies waren voor de salesiaanse congregatie
steeds een vurig verlangd doel. De noodzaak het geloof te bewaren bij
hen die al gedoopt zijn, het te verspreiden in de onbeschaafde landen
en zo bij te dragen tot de bevrijding uit de duisternissen van de dwa-
ling van hen die er zich nog in bevinden, was steeds bij ons een voor-

54.3 Page 533

▲back to top
- XIV/531 -
werp van studie, lezing en bewondering. Sinds lange tijd plachten onze
leerlingen naar de missies te gaan. Zij sloten aan bij andere instituten
of werden gevraagd door bisschoppen van Amerika, Australië, Indië, China
en Japan. De eerste onderhandelingen over het zenden van missionarissen
naar vreemde landen hadden plaats in 1872 met Zijne Eminentie Kardinaal
Barnabo, de prefect van de Propaganda Fide. Nadien gaf de opperherder
Pius IX ons de raad de salesiaanse kloosterlingen, die naar de missies
wensten te vertrekken, te verzamelen en ze samen te zenden om huizen en
tehuizen op te richten op de plaatsen waar dat het meest nodig scheen te
zijn. Onder andere streken gewaardigde deze opperherder ons te wijzen op
Zuid-Amerika en met name op de Argentijnse republiek. Daar hij zelf in
die landen enkele tijd verbleven had, kon hij weten hoe noodzakelijk het
was daar missionarissen te sturen, om zorg te dragen voor de daar ver van
elkaar levende Italianen en ook een poging te doen onder de Indianen van
de Pampa's en van Patagonië. De liefdadige Pius IX bood krachtdadig hulp
aan met materiële middelen om de eerste expeditie samen te stellen en op
1 november 1875 meldden zich tien salesianen bij het opperhoofd van de
Kerk aan om hem zijn zegen te vragen en aldus van Christus' plaatsvervan-
ger de apostolische zending te ontvangen. De Heilige Vader ontving ze met
grote welwillendheid, moedigde ze aan met warme woorden en gaf hun een
brief van de kardinaal staatssecretaris voor de aartsbisschop van Buenos
Aires op die dag gedateerd.
Bij decreet van 14 november 1875 werden hun door de heilige con-
gregatie van de Propaganda Fide de nodige bevoegdheden verleend.
Korte tijd nadien drukte de opperherder zijn troost uit, loofde de
nieuwe expeditie en keurde ze goed in een Breve gedateerd op 17 november
1875.
Om aan deze missie een grotere stevigheid te geven, machtigde de
congregatie van de Propaganda Fide, die ingelicht was over de aangroei
van de oogst voor het evangelie en van de roepingen die in deze landen
begonnen te ontluiken, de stichting van een noviciaat en dit bij Decreet
van 6 juli 1876.
De regerende opperherder, die God lange tijd in goede gezondheid
en veiligheid moge bewaren, gewaardigde zich op datum van 18 september
1878 een andere Breve vol vaderlijke genegenheid te sturen, waarin hij
de salesiaanse missies van Amerika goedkeurde en aanmoedigde.
Dezelfde regerende Paus Leo XIII, hoewel bekneld door geldelijke
moeilijkheden, schonk een edelmoedige gift om de begonnen werken voort
te zetten en moedigde hiertoe aan bij Breve van 23 november 1878, nadat
hij vernomen had dat de geldmiddelen voor een vierde expeditie ontbraken.

54.4 Page 534

▲back to top
- XIV/532 -
Doel van de Salesiaanse Missies van Amerika.
De opperherder Pius IX stelde aan de salesiaanse missionarissen
een drievoudig doel voor:
1° Zorg te gaan dragen voor de Italiaanse volwassenen en vooral
voor de Italiaanse jongens, die in groot aantal in Zuid-Amerika ver-
spreid leven.
2° Tehuizen openen in de buurt van de inlanders om te dienen als
klein seminarie en asiel voor de armste en meest verlaten jongens.
3° Door dit middel de weg vrij te maken voor de verbreiding van
het evangelie onder de Indianen van de Pampa's en van Patagonië. Zoals
we al zegden, had het eerste vertrek van de salesianen plaats op 14 no-
vember 1875. Ze kwamen op 14 december 1875 aan te Buenos Aires, hoofd-
stad van de Argentijnse republiek.
De huidige toestand van de salesiaanse missies in Amerika.
Op dit ogenblik zijn er circa 120 salesianen in Amerika en ze hou-
den zich daar als volgt bezig:
In het diocees en de stad Buenos Aires: de provinciaal, het cen-
trum van de directie en van de administratie. De inspecteur of provinci-
aal woont in de zo pas opgerichte parochie onder de titel van San Car-
los en Almagro, met een bevolking van omstreeks zesduizend zielen.
Het tehuis Pius IX, waar ongeveer 150 arme jongens een kunst of
een ambacht aanleren.
Openbare scholen, een Oratorio, speeltuinen en gezelschapsspelen
voor de externen op zon- en feestdagen.
Een noviciaat en een studiehuis voor de leden van de congregatie.
Een parochie genaamd La Bocca toegewijd aan Sint-Jan de Evangelist
met ongeveer zevenentwintigduizend inwoners, bijna allen Italianen.
Openbare scholen voor arme kinderen.
Een kerk genaamd Mater Misericordiae of de los Italianos, die als
voornaamste doel heeft de volwassen Italianen en hun kinderen assistentie
te verlenen bij hun godsdienstige plichten. Ze komen hier in grote getale
uit verschillende wijken van de stad en van de naburige omgeving.
In de stad S. Nicolas de los Arroyos, op korte afstand van de inlanders,
is er een college of klein seminarie voor de missies, waaruit reeds en-
kele roepingen kwamen.
In de stad zelf hebben ze het beheer over een openbare kerk voor
volwassenen.
Ze hebben eveneens de administratie van de parochie Ramallo, een
dorp van nagenoeg 4.000 zielen. Deze parochie is samengesteld uit ver-

54.5 Page 535

▲back to top
- XIV/533 -
scheidene hutbewoners die van elkaar op zekere afstand verspreid leven,
maar die op zon- en feestdagen samenkomen om deel te nemen aan de gods-
dienstoefeningen, tot de heilige sacramenten naderen, en het heilig doop-
sel aan hun kinderen laten toedienen.
In de republiek Uruguay konden met de hulp van de Heer al ver-
schillende huizen gesticht worden.
Het Pius-College van Villa Colon wordt aangezien als diocesaan se-
minarie voor de missies en wordt gelijkgesteld met de staatsuniversiteit.
Een openbare kerk wordt er bediend ten voordele van de omliggende
bevolking te Villa Colon.
Te Montevideo, hoofdstad van de republiek, werd een Oratorio met
scholen gesticht voor de arme en gevaar lopende kinderen.
In de stad Las Piedras heeft men een parochie van zesduizend zie-
len met openbare scholen en een Oratorio voor zon- en feestdagen.
De Zusters van Maria, Hulp der Christenen.
Sinds drie jaar helpen de zusters van Maria, Hulp der Christenen,
de salesiaanse kloosterlingen in Amerika. Ze houden er zich bezig met de
arme meisjes die zeer talrijk zijn en in groot gevaar verkeren wat hun
zedelijkheid en hun godsdienst betreft. In het bisdom Montevideo, in de
voornoemde parochie Las Piedras, helpen de zusters de missionarissen; zij
geven les, catechismusonderricht, onderrichten de meisjes van de Indianen
bereiden ze voor op de biecht, de H. Communie en het ontvangen van het
sacrament van het vormsel.
Te Villa Colon hebben ze een school, werkhuizen voor de werkdagen
en een congregatie op zon- en feestdagen voor de oudere meisjes.
Te Montevideo hebben ze scholen en een tehuis gesticht voor de
meisjes voor wie er gevaar was in de handen van de protestanten te val-
len.
In de stad Buenos Aires stichtten ze vele scholen, werkhuizen en
congregaties op zon- en feestdagen voor de verlaten meisjes.
De kolonies van de Rio Negro.
Na dit korte overzicht van de toestand van de salesiaanse missies
in Amerika, past het dat we thans bondig uiteenzetten wat als het meest
noodzakelijk kan worden geacht voor de verbetering van het lot van de be-
volking uit de Pampa's en van Patagonië bij de Rio Negro.
De Rio Negro is een stroom die ontspringt op de hoogten van de
Cordilleras van de Andes en die na een lange en kronkelende loop van meer
dan 1.000 km uitmondt in de Atlantische Oceaan op de veertigste zuidelij-
ke breedtegraad.

54.6 Page 536

▲back to top
- XIV/534 -
De noordelijke oever van deze rivier vormt de grens met de uitgestrekte
woestijnen van de Pampa's. Op de zuidelijke oever beginnen de weidse
gebieden van Oost-Patagonië.
Gedurende vier eeuwen werkten de katholieke missionarissen hard om
binnen te dringen in deze missielanden. Ze brachten ongehoorde offers;
maar voor zover men weet, zonder enige vrucht, daar geen enkele van hen
die in het binnenland van Patagonië drongen, nog terugkeerde.
In het jaar 1878 wensten ook de salesianen het te beproeven. Ze
vertrokken op een schip van de regering in de richting van de Rio Negro.
Een geweldige storm bracht hun leven in gevaar, sloeg hen meermaals te-
rug, zodat ze, ten slotte, genoodzaakt waren te Buenos Aires te blijven.
In 1879 deden ze nog eens een poging en ditmaal met meer succes. Ze trok-
ken doorheen de Pampa's, spraken met de caciques of hoofden van de stam-
men, werden goed onthaald en konden aan meer dan 400 Indiaanse kinderen
het heilige doopsel toedienen. Eens bij de Rio Negro aangekomen, verken-
den ze de kolonies. Wanneer de aartsbisschop van Buenos Aires in een
brief van 15 augustus 1879, deze missies aan de salesianen aanbiedt,
geeft hij er de volgende beschrijving van.
"Eindelijk is het ogenblik aangekomen waarop ik u de missie van
Patagonië, die u zo aan het hart lag, aanbieden kan, evenals de parochie
Patagones, die als centrum van deze missie kan dienen. Zoals u al hebt
kunnen opmaken uit de brieven van Don Costamagna, omvat de parochie Pata-
gones volgende gebieden:
1° Carmen di Patagones met omstreeks 3.500 zielen. Het is de ver-
blijfplaats van de pastoor die er zorg voor draagt.
2° La Guardia-Mitre dat om en bij 17 mijlen van Patagones gelegen
met een bevolking van ongeveer 1.000 zielen.
3° De Conesa-kolonie op 34 mijlen van Patagones waar circa 800
Indianen van de Catrielstam leven.
4° De nieuwe bevolking van Choele-Choel op 70 mijlen van Patago-
nes met ongeveer 2.000 zielen, christenen en Indianen. Al deze dorpen
liggen op de noordelijke oever van de Rio Negro, die men gemakkelijk kan
oversteken, daar zijn breedte geen twee caudras (270 meter) overschrijdt.
Tegenover Carmen de Patagones, op de zuidelijke oever van de Rio
Negro, al in het eigenlijke Patagonië ligt Mercedes della Patagonia, waar
de gouverneur van deze gebieden zijn verblijf heeft. Er is daar een kerk
aangepast aan de bevolking die 1.500 zielen telt.
Op ongeveer 8 mijlen van Mercédes ligt de kolonie van Sint-Fran-
ciscus Xaverius ook op de zuidelijke oever van de Rio Negro en dus ook
Patagonië. Deze kolonie telt 400 Linares-Indianen.

54.7 Page 537

▲back to top
- XIV/535 -
Al deze dorpen hebben maar één priester. Op zon- en feestdagen ce-
lebreert hij een mis in de plaats waar hij verblijft en steekt dan de ri-
vier over om een tweede mis te gaan celebreren te Mercédes van Patanië.
Zoals u wel ziet, is het onmogelijk dat één enkele priester vol-
doende is voor de geregelde bediening van al deze parochies ook wanneer
hij een coadjutor heeft. Het spijt hem erg dat hij tot heden toe nog niet
heeft kunnen voorzien in de grote behoeften wegens het volstrekt tekort
aan priesters.
Enkele jaren geleden namen de paters lazaristen de last van deze
missie op zich, maar alles bleef beperkt tot enkele voorbereidselen voor
het huis van de missionarissen. Daarna moesten ze deze verlaten door ge-
brek aan personeel.
Bij al deze moeilijkheden komen nog de droevige gevolgen van de
protestantse propaganda, die in deze streken aan het werk is."
Om mee te werken bij het slaan van een dam tegen deze groeiende
kwalen, enige stabiliteit te geven aan de missies van Patagonië en te be-
letten dat deze volkeren als slachtoffers vallen van de hinderlagen van
de vijanden van het geloof, werden de gunstige voorstellen, die de zeer
ijverige aartsbisschop Aneyros gedaan heeft in naam van de Argentijnse
regering om salesianen naar Patagonië te sturen, aanvaard. Daarom werd
op 15 december jl. een expeditie van twaalf salesianen georganiseerd. Na
een rustige vaart kwamen ze op 2 januari van dit jaar te Carmen aan. An-
deren vertrokken nadien om hun medebroeders te gaan helpen. Indien de
goddelijke Voorzienigheid voortgaat met ons haar steun te verlenen dan
hopen we weldra een andere expeditie te sturen.(1)
(1) De expeditie werd vastgesteld voor december 1879; maar, zoals we al zegden, werd ze
uitgesteld. Don Bosco veronderstelt dat ze al vertrokken zijn en dat ze, volgens
zijn berekeningen, op 2 januari toegekomen zijn. Bovendien veronderstelt hij dat
alle salesianen en alle zusters, die hiervoor aangeduid waren, aanstonds vertrokken
zijn. Deze opmerking geldt eveneens voor volgende brief aan Gravin Bosco-Riccardi
van Turijn.
Geachte Mevrouw de Gravin,
Dat is het toppunt! Ik die moet bedanken, word bedankt. Dit is werkelijk
uitzonderlijk goed. Het moge in ieder geval tot Gods meerdere glorie strekken.
Hartelijk dank voor de gift die u voor de missionarissen doet. Ze vertrokken met hun
twaalf naar Patagonië op 15 december jl. en ze zullen zeker voor u en de steeds
beste en geliefde heer ridder Aleramo bidden.
God moge u beiden zegenen, u in goede gezondheid en in zijn heilige genade be-
houden heel het jaar door, ja nog vele jaren, minstens honderd jaar.
Ik hoop u samen met Don Cagliero een bezoek te kunnen brengen. Bid voor deze
arme mens die voor u in Jezus Christus steeds zijn zal
de nederige dienaar
Turijn, 3-80
Priester Gio. Bosco.

54.8 Page 538

▲back to top
- XIV/536 -
Om te helpen bij de burgerlijke en kerkelijke organisatie van de-
ze kolonies, heeft de Argentijnse regering ze als een provincie opge-
richt; zij begunstigt de missies en biedt ons op dit ogenblik haar mede-
werking aan om de salesianen te helpen bij het evangelisatiewerk op de
verspreiding van het Evangelie onder de inlandse bevolking van de Pam-
pa's en van Patagonië. Met deze bedoeling biedt zij materiële hulp en
zedelijke steun aan. Ten slotte heeft de president van deze republiek
formeel gevraagd dat hem een ontwerp van overeenkomst wordt aangeboden
waarin de voorwaarden uiteengezet worden, die men opportuun acht om de
betrekkingen tussen de missionarissen, de regering en de Indianen te
regelen.
Toen de salesianen in Patagonië aangekomen, kozen ze krachtens de
gunst van de aartsbisschop van Buenos Aires, Carmen uit als centrum van
correspondentie en leiding. Hun eerste zorg ging uit naar het oprichten
van kerken, woonhuizen, scholen voor jongens en meisjes. Sommigen hiel-
den zich bezig met het onderricht in kunsten, ambachten en landbouwken-
nis in de opgerichte kolonies; anderen gingen naar de inlanders om er
catechismus te geven en om, indien dit mogelijk blijkt, nieuwe kolonies
te stichten meer in het binnenland van de woestijn.
De zusters van Maria, Hulp der Christenen, zijn al begonnen te
werken in het voordeel van deze kolonies, met het organiseren van scho-
len en tehuizen voor verlaten meisjes.
Wat er dient gedaan te worden.
Om de godsdienst in Patagonië stevigheid te verlenen en doelmatig
mee te werken aan de ontwikkeling en de groei van de missies blijken drie
zaken van het grootste belang:
1° Een prefectuur of een Apostolisch vicariaat dat het centrum is
van de al opgerichte kolonies en van de kolonies die men met Gods hulp
hoopt tot stand te brengen.
2° Het stichten van een seminarie dat leerlingen opneemt voor de
studie van het karakter, de taal, de zeden en gebruiken, de geschiedenis
en de geografie van deze plaatsen.
3° Een voorstel formuleren waardoor aan de Indianen, die ons ge-
loof aanvaarden, een religieuze en burgerlijke status verzekerd wordt.
Men moet gebruik maken van de goede gesteltenis van de Argentijnse rege-
ring.
Omdat de onderhandelingen met de Argentijnse regering tijd en toe-
lichtingen vergen, mag dit punt wat uitgesteld worden.
Van heden af echter kunnen de twee andere punten worden besproken,
namelijk de stichting van een apostolisch vicariaat en van een seminarie
voor de missies van Patagonië.

54.9 Page 539

▲back to top
- XIV/537 -
Een apostolisch vicariaat in Patagonië.
Nu de Argentijnse regering zo-even de hierboven beschreven kolonies
tot provincie opgericht heeft onder de benaming van de provincie van Pa-
tagonië, zou men aan het vicariaat of aan de apostolische prefectuur de-
zelfde naam kunnen geven. Het zou de kolonies omvatten van de noordelijke
en zuidelijke oever van de Rio Negro, erin begrepen al de gebieden van de
oostelijke helft van Patagonië tot de oprichting van een nieuw vicariaat
te S. Cruz, een kleine reeds gestichte kolonie in de richting van de
Straat van Magellaan, waar de rivier met deze naam zich in de Atlantische
Oceaan werpt. Aldus zou het nieuwe vicariaat zich uitstrekken van de
36ste graad zuiderbreedte (niet inbegrepen) tot de 30ste graad.
We zullen er goed aan doen te noteren dat de Cordilleras van de
Andes Patagonië verdelen van de 40ste tot de 50ste zuidelijke breedte-
graad tot aan de Straat van Magellaan, zodat hun oostelijke helling naar
de Atlantische Oceaan gericht is en hun westelijke helling naar de Stille
Oceaan. Omdat deze tweede helling aan Chili toebehoort, zou ze uit het
voorgestelde vicariaat moeten uitgesloten worden. Na de Straat van Magel-
laan, begint Vuurland en de aanpalende eilanden tot aan Kaap Horn, name-
lijk van de 50ste tot de 63ste graad. Daar deze streken een twistpunt
zijn tussen de regering van Argentinië en Chili, zullen we er goed aan
doen er in ons ontwerp niet over te spreken.
Als dan de Heilige Stoel te Carmen een apostolisch vicariaat opge-
richt heeft en bovendien een stabiel centrum voor de missies, zullen wij
ook titels kunnen inroepen om steungelden te verkrijgen vanwege de voort-
planting van het Geloof en vanwege de Heilige Kindsheid. We zullen even-
eens wat hulp ontvangen van sommige weldadigheidscomités die te Buenos
Aires opgericht werden met het doel mee te werken aan de verspreiding van
het evangelie tussen de Pampa's en in Patagoniè.
Er bestaat ook een gegronde hoop dat de Argentijnse regering een
jaarlijkse dotatie zal stichten voor een vicariaat, dat men als onont-
beerlijk kan betitelen voor de politieke en religieuze toestanden in deze
streken.
Een seminarie voor de missies van Patagonië.
Drie colleges of kleine seminaries, zoals men ze noemt, werden er
in Zuid-Amerika gesticht om roepingen tot de geestelijke stand aan te
kweken. Een te Villa Colon, een tweede te Buenos Aires en een derde te
S. Nicolas de los Arroyos, de laatste stad van de Argentijnse republiek
die aan de Pampa's paalt. Er werden al enkele roepingen verkregen; maar
dergelijke roepingen zijn op het ogenblik uiterst zeldzaam en zijn niet
voldoende om te voorzien in de ernstige behoeften van deze bisdommen, die
een grote schaarste aan priesters hebben. Zo wordt het onontbeerlijk in

54.10 Page 540

▲back to top
- XIV/538 -
Europa een seminarie te hebben met als doel arbeiders voor de versprei-
ding van het evangelie in Patagonië op te leiden.
Na rijp te hebben nagedacht over de gepastheid dit seminarie te
openen in Italië, in Frankrijk of in Spanje, schijnt het ons toe dat,
wegens de verwachtingen aan materiële en morele hulp, de voorkeur dient
geschonken te worden aan Marseille voor het eigenlijke seminarie, om dan
te gelegener tijd een studiehuis te openen in Spanje om de studie en het
gebruik van het Spaans te vergemakkelijken. Dat is namelijk de taal van
de regering en van de volksscholen en het is de eerste taal die aan de
inlanders aangeleerd wordt.
Na de oprichting van een apostolisch vicariaat, een seminarie en
een studiehuis mag men eveneens met gegronde hoop wat hulp verwachten
van de voortplanting van het Geloof en van de Heilige Kindsheid en kan
men ook gemakkelijker voor dit doel giften inzamelen, mits dit aan de
Heilige Vader zou behagen.
Om de gevoeligheid van de diocesen die doorgaans gebrek hebben aan
priesterroepingen, niet te kwetsen, zal men er goed aan doen aan de leer-
lingen onderricht te geven tot aan de wijsbegeerte. Daarna zal het hun
vrij staan terug te keren naar hun eigen diocees of in een kloosterorde
te treden ofwel zich aan de missies van Patagonië te wijden. Alleen deze
laatsten mogen definitief aanvaard worden en mogen ertoe gebracht worden
de studies te doen die geschikt zijn voor hen die zich aan de missies on-
der de bevolking van de Pampa's, Patagonië en, indien het aan God be-
haagt, eveneens in Vuurland willen wijden.
Al deze punten werden behandeld en besproken met Mgr. Domenico Ja-
cobini, secretaris van de congregatie van de buitengewone kerkelijke za-
ken en met Zijne Eminentie Kardinaal Gaetano Alimonda, lid van de heilige
congregatie van de Propaganda Fide. Beide personaliteiten werden hiermee
uitdrukkelijk gelast door Paus Leo XIII aan wie alles zal meegedeeld wor-
den, opdat hij zich zou gewaardigen zijn zegen en zijn goedkeuring te
verlenen aan alles waarvan hij zou menen dat het tot meerdere glorie van
God en tot heil van de zielen strekt.
Twee dagen later, stellig volgens ruggespraak gehouden gedurende
deze gesprekken, werd formeel mededeling gedaan van de begonnen aangele-
genheid aan Mgr. Federico Aneyros, aartsbisschop van Buenos Aires en aan
Don Bodrato, inspecteur van de salesianen. In de eerste brief is men wel
genoodzaakt de uitnemende kiesheid en de evangelische eenvoud te bewon-
deren waarmee Don Bosco een thema aanraakt dat door zijn aard zelf zeer
hachelijk is op het gebied van de jurisdictie.

55 Pages 541-550

▲back to top

55.1 Page 541

▲back to top
- XIV/539 -
"
Excellentie,
"
"
Te zijner tijd ontving ik uw brief en die van Mgr. Espinoza,
" uw vicaris-generaal, waarin in uw naam en ook in die van de Ar-
" gentijnse regering aan de salesianen de missies van Patagones en
" van de andere kolonies van de Rio Negro aangeboden wordt. - Graag
" heb ik dit voorstel aanvaard en ik heb ervoor gezorgd enkele
" kloosterlingen te sturen om te gaan zien en te onderzoeken en ook
" het nodige te doen om andere missionarissen, die zich voor hun
" vertrek klaarmaken, op te nemen. Maar na rijpe overweging heb
" ik geoordeeld van alles een uiteenzetting te moeten geven aan
" onze Heilige Vader om in een zaak van zo groot belang zijn in-
" zicht te kennen, zijn raad te horen, zijn leiding te nemen.
" Omdat Zijne Heiligheid met kennis van zaken wou te werk gaan,
" vaardigde hij een commissie van eminente personaliteiten af,
" die van oordeel waren dat het tot meerdere glorie van God en
" tot nut van de zielen kon strekken.
"
1° de bezorgdheid te loven van de aartsbisschop van Buenos
" Aires voor de ijver die hij in zijn uitgestrekt diocees aan de
" dag heeft gelegd voor het verspreiden van het evangelie onder de
" bevolking van de Pampa's en van Patagonië.
"
2° na onderzoek van de afstand tussen de kolonies van de
" Rio Negro en de aartsbisschoppelijke Zetel (een reis van veertien
" dagen) stelt de commissie de oprichting voor van een apostolisch
" vicariaat, dat de reeds opgerichte of nog te organiseren kolonies
" op de oevers van de Rio Negro zal omvatten. Zo zal het nieuwe
" vicariaat zich uitstrekken van de 36ste graad (niet inbegrepen)
" tot de 50ste graad zuiderbreedte. Het zal apostolisch vicariaat
" van Patagonië genoemd worden, omdat de daar door de regering op-
" gerichte provincie zo genoemd wordt. Het zal zijn zetel hebben
" te Carmen, dat dan het centrum zal worden van de salesiaanse
" missies onder de Indianen, volgens het advies van Uwe Excellentie.
"
3° Men zal Uwe Excellentie verzoeken uw goede diensten te
" willen verlenen om van de regering een jaarlijkse geldelijke bij-
" drage te bekomen voor de stichting en het in stand houden van dit
" vicariaat, dat onontbeerlijk geacht wordt voor het verzekeren van
" de burgerlijke en religieuze status van deze kolonies. Met dit
" doel wordt nu een brief gestuurd aan de overste van onze klooster-
" lingen, opdat hij, met uw toestemming, al de voorzieningen zou
" nemen die kunnen bijdragen tot de groei en de stabiliteit van de-
" ze missies.
"
4° Uwe Excellentie wordt verzocht iedere bedenking of op-
" merking, die u over deze aangelegenheid oordeelt te moeten maken,
" te sturen aan kardinaal Nina, staatssecretaris van Zijne Heilig-
" heid.
"
Ik van mijn kant, zal niet nalaten alles te doen wat in
" mijn macht ligt om nog andere missionarissen ter hulp te zenden
" van hen die al in Patagonië zijn of ook stoffelijke middelen te
" sturen die men met dit doel in Europa kan verzamelen.

55.2 Page 542

▲back to top
- XIV/540 -
"
De ijver van Uwe Excellentie heeft mijn kloosterlingen naar
" Zuid-Amerika geroepen. U hebt ze steeds beschermd en ondersteund
" door uw liefdadigheid, en ik heb volledig vertrouwen dat u ermee
" zult voortgaan voor ons als een vader op te treden, terwijl wij
" als eerbiedige zonen beloven u in alles, waarin ons dit mogelijk
" is, te gehoorzamen en te dienen.
"
Ik ben verheugd mij met de grootste achting en de diepste
" betuiging van hulde te mogen noemen
"
uw zeer verplichte dienaar
" Rome, 15 april 1880.
Priester Gio. Bosco.
"
Algemeen Overste van de salesiaanse congregatie.
Ook de tweede brief is met veel omzichtigheid geschreven als een
document dat men eventueel aan de bevoegde overheid diende voor te leg-
gen.
"
Mijn beste D. Bodrato,
"
"
De goede gesteltenissen van Mgr. de aartsbisschop van Buenos
" Aires en van de Argentijnse regering om de beschaving en de gods-
" dienst onder de Indianen en onder de kolonies van de Rio Negro te
" verspreiden, hebben mij ertoe bewogen uit ganser harte het aanbod
" te aanvaarden van de missies, die de beschaving en het evangelie
" moeten brengen aan de bewoners van deze uitgestrekte en woeste
" streken. Met dit doel hebben wij zoals je weet, Don Fagnano samen
" met enkele medebroeders gezonden om middelen en lokalen voor ande-
" re salesianen gereed te maken, die binnenkort zullen vertrekken
" en zich daarheen begeven om de rijen van medebroeders van Patago-
" nië te versterken.
"
Maar met de wens het beschavingswerk onder deze volkeren
" stabieler te maken en dus onder de Indianen de kennis en de prak-
" tijk van de kunsten, de ambachten en de landbouw te vergemakke-
" lijken, heb ik mij naar Rome begeven om aan de Heilige Vader uit-
" een te zetten op welke manier de Argentijnse regering de salesi-
" anen begunstigt zowel door het betalen van de reisonkosten als
" door hun steun bij het verblijf in deze streken. Dit was voor
" de Heilige Vader een grote troost. Zo kon hij immers gegronde
" hoop koesteren het rijk van Jezus Christus op aarde uit te
" breiden. Om deze vrome onderneming ernstig te bestuderen, vaar-
" digde hij een commissie van eminente personaliteiten af. Deze
" zal onderzoeken wat er in voorbije tijden gedaan werd en wat er
" als opportuun diende gedaan te worden om mee te werken met de
" regering bij het beschavings- en evangelisatiewerk van deze vol-
" keren, die toch zonen van de hemelse Vader zijn en geroepen zijn
" tot de katholieke godsdienst, die ook de godsdienst van de Argen-
" tijnse Staat is. De personen, door Zijne Heiligheid met deze taak
" belast, hebben eerst rijp overwogen welke de historische, geogra-
" fische, burgerlijke en godsdien-

55.3 Page 543

▲back to top
- XIV/541 -
" stige toestand van de Pampa's en van Patagonië is. Ze hebben re-
" kening gehouden met de grote afstand tussen deze kolonies en de
" aartsbisschoppelijke Stoel van Buenos Aires, met het aantal inwo-
" ners dat al meer dan tienduizend bedraagt en nog aan het stijgen
" is. Ze hebben zich ervan overtuigd dat een apostolisch vicariaat
" een morele en religieuze band tussen deze volkeren zal zijn en
" tegelijkertijd een centrum waarrond men veilig de Indianen, die
" ons geloof aannemen, kan verzamelen. Ze rekenden op de edelmoe-
" digheid van de Argentijnse regering voor een werk dat erop ge-
" richt is een aanzienlijk deel en daarbij het behoeftigste deel
" van haar staten te beschaven. Door al deze overwegingen kwamen
" ze tot volgende besluiten:
"
1° Men zal de regering van Argentinië bedanken om de
" gunsten aan de godsdienst verleend, vooral omdat zij hem onder
" de Indianen verspreid heeft.
"
2° Men zal de burgerlijke en religieuze status van de ko-
" lonies verstevigen dank zij de stichting van een apostolisch vi-
" cariaat, dat dezelfde naam als deze van de provincie Patagonië
" zal dragen en dat de gevestigde kolonies alsmede de kolonies die
" men nog tot stand zal brengen in de omliggende gebieden van de
" inlandse bevolking, zal omvatten. Zo zal het nieuwe vicariaat
" zich uitbreiden van de 36ste graad (niet inbegrepen) tot de 50ste
" graad van de zuiderbreedte.
"
3° Men zal tot de regering het verzoek richten te helpen
" bij middel van een jaarlijkse geldelijke bijdrage om het bestaan
" van een apostolisch vicariaat, dat zo ver van de beschaafde landen
" verwijderd is, te verzekeren.
"
4° De inzichten, die door de regering geuit worden, kunnen
" door haar gericht worden aan Zijne Eminentie kardinaal Lorenzo
" Nina, staatssecretaris van Zijne Heiligheid. Voor de regelmaat
" echter van de onderhandelingen en om de goede wil van de regering
" trouw in te volgen is het opportuun dat het antwoord schriftelijk
" zal gebeuren. Als de mededelingen en de uitleg, die door het bur-
" gerlijke gezag worden gevraagd aan haar is overgemaakt zal je er
" mij verslag over uitbrengen als norm voor wat dient gedaan te wor-
" den tot het welslagen van de vrome onderneming.
"
Het is tevens mijn bedoeling dat deze brief zou dienen als
" bedanking aan de regering van de republiek voor de bescherming,
" welwillendheid en hulp bij meer dan een gelegenheid betoond aan
" de salesiaanse kloosterlingen en aan de zusters van Maria, Hulp
" der Christenen.
"
je toegenegen vriend,
" Rome, 15 april 1880.
Priester Gio. Bosco.
Deze officiële brief, die diende meegedeeld te worden aan de re-
geringsoverheid, was vergezeld van een andere vertrouwelijke brief, vol
van de vaderlijke genegenheid die Don Bosco ten opzichte van de salesia-
nen en de dochters van Maria, Hulp der Christenen, bezielde.

55.4 Page 544

▲back to top
- XIV/542 -
"
Mijn beste D. Bodrato,
"
"
Ik stuur je hierbij een brief die je aan de regering
" zal meedelen. Het zal zelfs goed zijn dat je er een kopie van
" maakt, om het originele wanneer het nodig is, in handen van ande-
" ren te laten. Een bijna identieke brief werd aan de aartsbisschop
" gestuurd. Spreek erover met hem en naarmate er iets beslist wordt,
" laat je het mij direct weten. De onderhandelingen duren zeer lang,
" maar de Heilige Vader die aan het hoofd staat hield en houdt er
" zich nog persoonlijk mee bezig.
"
Voor de voorbereidende besprekingen was ik er zelf en
" ook onze D. Dalmazzo, Mgr. Jacobini, secretaris van de congregatie
" van de buitengewone kerkelijke zaken en kardinaal Alimonda namens
" de Propaganda.
"
Indien we erin slagen de regelmatige stichting van een
" vicariaat te verkrijgen, zullen onze missies een subsidie ont-
" vangen van het Werk van de Voortplanting van het Geloof en met
" de steun van deze Propaganda Fide zal in Europa een seminarie
" worden opgericht met het doel missionarissen voor te bereiden
" voor de Pampa's en voor Patagonië.
"
Meermaals heb ik nieuws ontvangen van de salesianen en
" van de zusters van Maria, Hulp der Christenen, en ik zegen de Heer
" die ze op een tastbare manier geholpen heeft. Druk aan iedereen
" mijn grote tevredenheid uit. De Heilige Vader is vol geestdrift
" over onze missies. Hij stuurt jullie zijn speciale zegen. Hij wil
" ons ook materieel helpen.
"
Beveel onze beste medebroeders het volgende aan:
"
1) te werken zoveel hun gezondheid dit veroorlooft maar
" niet meer. Iedereen moet zich echter hoeden voor luiheid.
"
2) onze regel te onderhouden. Wee ons wanneer wij hem
" bestuderen zonder hem in praktijk te brengen!
"
3) Laat me weten of het mogelijk is dat minstens één
" persoon naar het algemeen kapittel van september zou komen. Ik
" wens het binnen de perken van het mogelijke. We ontvangen weinig
" nieuws van D. Fagnano en van zijn gezellen.
"
We houden ons bezig met het klaarmaken van medebroeders
" om jullie ter hulp te komen.
"
Moge God je zegenen, mijn steeds beste D. Bodrato, en
" samen met jou al onze beminde salesianen en zusters van Maria,
" Hulp der Christenen. Doe mijn eerbiedige groeten aan Dr. Carranza
" en aan Mgr. Espinoza. De genade van onze Heer Jezus Christus zij
" steeds met ons en aanzie me altijd in de Heilige Harten van Jezus
" en Maria
"
"
als je toegenegen vriend,
" Rome, 17 april 1880.
Priester Gio. Bosco.
Terwijl deze onderhandelingen hun verloop kenden dat niet van
korte duur kon zijn, zag Don Bosco de tijd van de retraite naderbij ko-

55.5 Page 545

▲back to top
- XIV/543 -
men, waarin hij een twintigtal salesianen voor de heilige wijdingen wil-
de voorstellen; maar hij zag eveneens hoe de moeilijkheden ten gevolge
van het ontbreken van de privileges, steeds bleven duren.(1) Omdat hij
dit in het verleden al herhaaldelijk en thans meer dan ooit gewild had,
wou hij twee extra tempus verkrijgen en liet hij gelden dat hij dringend
personeel nodig had voor zijn missies die door Leo XIII gewaardeerd en
aangemoedigd werden. Hij bood dan ook aan de Heilige Vader volgend smeek-
schrift aan.
"
Heilige Vader,
"
"
De missies van Uruguay en van Patagonië die u zich gewaar-
" digde te zegenen en toe te vertrouwen aan de nederige congregatie
" van de H. Franciscus van Sales, nemen uitgebreide afmetingen aan
" met grote verwachting van geestelijke vruchten. Een merkelijk aan-
" tal priesters, catecheten, vakleraren en zusters hebben met Gods
" hulp al kerken, huizen, scholen en tehuizen kunnen oprichten
" ten voordele van de onbeschaafde jongens en meisjes, van wie er
" verscheidene duizenden op korte tijd ons geloof hebben aangenomen.
" Maar het aantal van de huidige arbeiders is onvoldoende voor de
" groeiende noden van deze volkeren en daarom wordt, met uw welbe-
" hagen, een nieuwe expeditie klaargemaakt die in het begin van de
" maand november eerstkomende zal vertrekken. Maar om deze vrome
" onderneming te voltooien, in overeenstemming met de zwaarwichtig-
" heid van de behoeften, is het noodzakelijk dat Uwe Heiligheid,
" door een akte van hoogste goedertierenheid zich zou gewaardigen
" aan de overste van de congregatie van de H. Franciscus van Sales
" toe te staan, dat hij in de volgende maanden augustus, september
" en oktober tweemaal zou kunnen genieten van het Extra tempus en
" aldus voor de heilige wijdingen deze salesianen van Italië en
" van Frankrijk zou kunnen voorstellen die de nodige leeftijd en
" kennis hebben alsook
(1) Toen Don Bosco zich in april te Rome bevond, had hij er een staaltje van gehad. Op 8
april had Mgr. Gastaldi aan Don Cagliero, die zich als algemeen catechist met de wij-
delingen bezighield, het volgende geschreven: "Ik verwittig u dat, wanneer de bis-
schop van het diocees erin toestemt dat een kloosterling zich buiten het bisdom
begeeft om de wijdingen te gaan ontvangen, de bisschop de verplichting heeft hem te
onderwerpen aan het examen voorgeschreven door het concilie van Trente en door het
pauselijk concilie. Het is van mijnentwege een onbedachtzaamheid geweest wanneer ik u
mondeling toegelaten heb bij mijn curie de nodige getuigschriften te halen om enkele
salesianen extra te laten wijden, ofschoon ik ze niet vooraf aan dat examen onderwor-
pen heb." Toen, zoals thans, (Cod. Jur. can., 997, par. 1), mocht de ordinarius van
de wijdeling zeer goed dat examen overlaten aan de bisschop van het andere diocees
die de wijding zou bedienen. Het was dus teveel gezegd als hij hier over een ver-
plichting van de eerste bisschop sprak. Het is onwaarschijnlijk dat een zaak, die
voor de hand lag, zou ontsnapt zijn aan een aartsbisschop) die zeer goed onderlegd is
in het kerkelijk recht. Het is, integendeel, waarschijnlijk dat een persoon die niet
erg welwillend was, hem nadien zou gesuggereerd hebben de kandidaten van Don Bosco te
Turijn aan een examen te onderwerpen, zoals hij wel het recht maar niet de verplich-
ting had.

55.6 Page 546

▲back to top
- XIV/544 -
" de andere hoedanigheden voorgeschreven door de heilige Kerk.
"
Nederig voor u neergeknield smeek ik u om deze hoge gunst
" en ik hoop dat ze zal strekken tot meerdere glorie van God en tot
" groot voordeel van de zielen van de Indianen, die gespannen wach-
" ten op hen die hun het licht van het evangelie zullen brengen en
" die ze op de weg van de eeuwige zaligheid zullen brengen.
"
"
de nederige opsteller van het smeekschrift
" Turijn, 14 juli 1880.
Priester Gio. Bosco.
De procurator, die ermee belast was het smeekschrift te laten toe-
komen, ontving van Don Bosco volgende onderrichtingen:(1) "Lees het hier
bijgevoegde smeekschrift dat aan de Heilige Vader gericht en de brief
voor Mgr. Agnozzi. Daarna steek je alles in een envelop, draag ze naar
het palazzo van de kanselarij en tracht hem ook te spreken.(2) Voor je
norm deel ik je mee dat ik al twee jaar geleden dezelfde bevoegdheid ge-
vraagd heb, maar dat ze mij verleend werd twee maanden na het vertrek van
de missionarissen.(3) Indien je merkt dat er moeilijkheden gaan rijzen,
verzoek dan Mgr. Agnozzi het niet kwalijk te nemen dat je beroep zult
doen op onze kardinaal-beschermheer of op een andere kardinaal die hij
voor deze behoefte opportuun zou achten. Noteer eveneens dat Mgr. Agnozzi
ons steeds begunstigd heeft. De bevoegdheid van onze missionarissen, de
toelating om een noviciaat te openen in Amerika, dat alles is zijn werk."
Don Bosco ging ermee voort veel vertrouwen te stellen in de goede
diensten van Mgr. Agnozzi maar thans waren de omstandigheden veranderd.
Van secretaris van de Propaganda was Monseigneur secretaris van de con-
gregatie van Bisschoppen en Regulieren geworden en in dit nieuwe ambt
paste hij zich ten opzichte van Don Bosco aan, aan de houding van zijn
kardinaal prefect. Don Dalmazzo kreeg er een bewijs van, toen hij zich,
overeenkomstig de onderrichtingen van Don Bosco tot kardinaal Nina wend-
de voor het extra tempus.(4)
(1) Brief aan Don Dalmazzo, Turijn, 14 juli 1880.
(2) Hij bedoelt Mgr. Agnozzi, toen secretaris van de Bisschoppen en Regulieren.
(3) Cfr. boekdeel XIII, blz. 778-9.
(4) Brief van Don Dalmazzo aan Don Bosco, zonder datum, maar in verband met een andere
brief van Don Bosco van 21 juli waarvan wij de tekst op volgende bladzijde geven:
"Van Zijne Eminentie (Nina) vernam ik dat Agnozzi en Ferrieri twee handen op één buik
geworden zijn en dat geeft de verklaring van de woede uitvallen van Mgr. Agnozzi
tegen advocaat Leonori, omdat deze buzzuri (lompe Piëmontezen) zo stijfhoofdig, zo
hardnekkig zijn dat ze menen de zaken te Rome te zullen veranderen."

55.7 Page 547

▲back to top
- XIV/545 -
Toen Don Bosco dit vernam, deed dat hem veel leed. Hij gaf uiting
van zijn gevoelens aan de procurator, na het nieuws over de ondervonden
weerstand en schreef hem een brief die werkelijk als een brief van een
heilige mag aangezien worden. Hij begint en eindigt de brief door minzaam
te schertsen over de gevolgen van de warmte, terwijl hij een periode
inlast die heel zijn grootmoedigheid weergeeft.
"
Mijn beste D. Dalmazzo,
"
"
Wij zijn hier half bevroren door de hitte. Dat betekent
" een grote besparing in het verbruik van hout voor de kachel,
" de verwarming enz. Wat zullen we centen bijeenbrengen!
"
Ik kan niet begrijpen hoe jij de aangelegenheid van D. Bo-
" netti, die ingediend werd bij de heilige congregatie van het Con-
" cilie thans bij de congregatie van de Bisschoppen en Regulieren
" plaatst. Hier verliezen we voor 90%. Indien je kan, geef mij hier-
" over uitleg.(1)
"
Ik geloof dat het goed zal zijn dat, ofwel jij alleen of-
" wel jij samen met advocaat Leonori een bezoek zou brengen bij
" kardinaal Nina, onze beschermheer. Laat hem tevens de aanvraag
" voor het extra tempus zien. Indien de Heilige Vader wenst dat
" we de missies, die hij ons aanbevolen heeft steunen, dan is
" het noodzakelijk dat hij, de Heilige Vader, ons speciaal
" steunt in zaken, die alle andere congregaties ten allen tij-
" de genoten. Zou hij ons niet kunnen toelaten dat wij voor deze
" keer beroep kunnen doen op de congregatie van het Concilie die
" werkelijk bevoegd is? Het aanvragen van het extra tempus voor
" enkele personen die dienen benoemd te worden, is geen oplos-
" sing. Ik heb dat bij andere gelegenheden ook al gedaan,
" maar er werden mij bisschoppen voor de wijdingen aangewezen
" van wiens hulp ik geen gebruik kon maken. En dan dient men
" voor iedere wijdeling, bij iedere wijding, een belasting te
" betalen. Je zult horen wat kardinaal Nina, bij wie je mijn
" aanvraag zult dragen om ze te lezen, je zal zeggen. Indien
" we een geschil dienen te beginnen met onze aartsbisschop dan
" is het beter al onze zaken samen te voegen en er zijn er heel
" wat. Voor je norm laat ik je weten dat de aartsbisschop pas
" een bezwaar ingediend heeft, dat ons door de kardinaal staats-
" secretaris meegedeeld werd. Volgens hem zijn wij onverzoenlijk.
" Wij hebben een voorstel van hem niet aanvaard. (2) D. Berto
" zal je deze aangelegenheid sturen, of beter een kopie van
" mijn antwoord aan onze voornoemde kardinaal.
(1) Dit was de uitleg "De zaak van Don Bonetti is steeds bij het Concilie. Ik zal me
daarin vergist hebben omdat de tong steeds de pijnlijke tand wil beroeren." Brief
van 15 juli.
(2) Het voorstel van het huis in de parochie van het Heilig Hart.

55.8 Page 548

▲back to top
- XIV/546 -
"
Telkens mij moeilijkheden worden aangedaan, antwoord ik
" met het openen van een huis. Ik wacht nu af welk huis het zijn
" zal.
"
Indien je ziet dat je tafelgenoten wegens de hitte gevaar
" lopen kou te krijgen, stuur ze mij dan naar Piëmonte en jij zult
" ze volgen ofwel moet je er op een of andere manier in voorzien.
" Indien het voor een paar weken zou zijn, zal onze beste Heer Si-
" gismondi je graag de pap uitscheppen. Hoe staat het met je geld?
"
Mijn papier is nat van het zweet en ik kan niet meer
" schrijven.
"
Moge God ons allen zegenen en ons in zijn heilige genade
" bewaren. Bid voor mij. Steeds zal ik voor jou zijn in Jezus
" Christus
"
"
je toegenegen vriend
" Turijn, 21 juli 1880.
Priester Gio. Bosco.
Door de goede diensten van kardinaal Nina verkreeg hij dispensatie
voor de twee extra tempus.(1)
In Argentinië kwamen de mededelingen van Don Bosco toe op een
ogenblik dat niet geschikt was; want de aartsbisschop en de regering kon-
den er zich niet mee bezighouden. Daar kon men de voortekenen van de bur-
geroorlog voelen. In september of oktober moesten de presidentiële ver-
kiezingen gehouden worden daar president Avellaneda zijn ambt neerlegde.
Twee kandidaten betwistten elkaar de hoogste magistratuur van de repu-
bliek, namelijk generaal Roca, zoon van Italiaanse ouders, maar in het
land geboren en de jurisconsult Tejedor. De eerste had aan zijn kant de
regering, het leger en elf provincies, de tweede de provincie Buenos
Aires, waarvan hij de gouverneur was, twee andere provincies en heel de
aristocratie. De nationale troepen schaarden zich onder de bevelen van
de eerste. De andere, die vast besloten was gebruik te maken van geweld,
improviseerde haastig een leger en bewapende het zo goed hij kon. De par-
tijgangers van beiden gingen een bloedige strijd aan die het hardnekkig-
ste gevoerd werd in de maand juni.(2)
De nationale milities omringden de hoofdstad en belegerden haar
zodat het college San Carlo zich tussen twee vuren bevond. Don Bodrato
was zo vooruitziend geweest bijtijds vrij aanzienlijke voorraden in te
slaan van beschuit, meel, droog fruit, stokvis en andere levensmiddelen
(1) Brief van Don Dalmazzo aan Don Bosco, Rome, 11 augustus 1880. (Deze brief dient als
postscriptum aan een andere brief van 5 augustus vanuit Teamo).
(2) Om een idee te hebben van deze strijd moge het voldoende zijn te weten dat op het
land twee vijandelijke troepenafdelingen aangevoerd werden door twee gebroeders en
dat op de Rio de la Plata, twee vijandelijke fregatten respectievelijk vader en zoon
als kapitein hadden.

55.9 Page 549

▲back to top
- XIV/547 -
van eerste noodzakelijkheid. De jongens, die nog ouders hadden stuur de
hij naar huis; maar er bleven toch nog een veertigtal vakjongens en leer-
lingen. Onze priesters hadden naar het slagveld willen gaan zodra de aan-
val begonnen was om de gewonden bij te staan; maar de inspecteur las een
brief voor van Don Bosco, die zei dat het onze eerste plicht was te zor-
gen voor de jeugd. Daarom mocht zich niemand zonder noodzaak aan het ge-
vaar blootstellen tenzij de andere kloosterinstituten hiervoor niet vol-
doende waren ofwel wanneer zich wapenfeiten zouden voordoen naast onze
huizen of op onze parochies. Dan dienden de salesianen de eersten te
zijn.
Op 21 juni was er een woedend treffen met verschillende duizenden
doden op de grens tussen onze parochies van San Carlo en van de Boca.
Juist op die dag was de arme Don Bodrato, ernstig ziek en had op aandrin-
gen van al zijn medebroeders, de toelating kunnen bekomen in de belegerde
stad te gaan om zich door een arts te laten onderzoeken. Maar welk
schouwspel woonde hij daar bij! Voor zich zag hij een rij karren vol do-
den en gewonden. De straten waren met hun bloed besprenkeld en daar rond
waren vrouwen en kinderen die riepen en angstig naar hun dierbaren zoch-
ten. Hij had de moed niet daar te midden van al die gruwel nog langer
zijn weg voort te zetten maar keerde weldra terug. De zijnen konden op
zijn gezicht de sporen van zijn vertwijfeling lezen.
Alles moest men in die vreselijke dagen beleven: honger,(1)aan-
houdingen wegens vermoedens van spionage, gedwongen inlijvingen van oude-
re jongens, pogingen vanwege kleine dieven en geweerschoten. Meer dan
iedere andere kwaal deed het zichtbaar wegkwijnen van hun overste veel
leed aan de onzen, des te meer omdat het in deze tragische ogenblikken
onmogelijk was medische hulp te ontvangen. Toen de oorlog geëindigd was,
bleek zijn toestand wanhopig te zijn.
(1) Don Bosco had in oktober van een priester met name Don Valzacchi een gift van 100
lires voor de missionarissen ontvangen. In zijn antwoord verwijst hij hem naar dit
lijden.
Mijn beste in Onze Heer Jezus Christus,
Gentuplum accipietis et vitam aeternam possidebitis. Ik dank u in mijn naam en in
die van mijn zonen die zich in Patagonië in uiterst moeilijke omstandigheden bevin-
den. Door de oorlogen kon de regering hun geen subsidie meer geven en waren ze ge-
noodzaakt gedurende acht dagen rauw ezelsvlees te eten, zonder zout en zonder brood.
De manier waarop ze de negende dag hulp ontvingen, was werkelijk wonderbaar, want ze
waren totaal uitgeput door de honger.
U moge gezegend zijn. Kom ons eens bezoeken. Bid voor mij en voor de arbeiders
voor het evangelie in de missiegebieden. De genade van Jezus Christus moge steeds met
ons zijn. Amen.
Turijn, 24 oktober 1880.
uw toegenegen vriend
Priester Gio. Bosco.
Het bloederige asado con cuero (gebraden met de huid) volgens Argentijns gebruik was
voor de Italianen rauw vlees. Waar hij het nieuws van het ezelsvlees vandaan haalde,
weten wij niet.

55.10 Page 550

▲back to top
- XIV/548 -
De ziekte duurde al een hele tijd, maar ze werd steeds door de
deugdzame zieke verborgen onder een uiterlijk dat doorgaans rustig was en
in een leven van onophoudende arbeid. Maar de pijn en de ontberingen ga-
ven hem de genadeslag. Toen het weer vrede geworden was, stelden de art-
sen vast dat hij kanker had aan de maag. Vanaf die noodlottige 21 juni
tot 4 augustus, toen hij naar de hemel ging, was zijn hele leven één lij-
den. Bij zijn kwaal kwam nog een longontsteking en de methode om deze te
verzorgen verdubbelde zijn martelaarschap. Hij barstte niet uit in klach-
ten, hij praatte niet over zijn eigen toestand, Toen de aartsbisschop
kwam, sprak hij hem over de publieke rampen en beval hij hem de beroeps-
school aan. Hij dacht aan al die zaken tot in het begin van juli. Dan zei
hij aan Don Costamagna: - "Ik heb niets meer te doen. Ik offer mijn leven
voor onze werken. Thans maak ik mij gereed om te sterven." - Van dat
ogenblik af zweeg hij over de zaken en antwoordde hij enkel aan wie hem
hierover, ondervroeg. Op een ochtend eer hij te communie ontving, ver-
klaarde hij zich schuldig en vroeg hij vergiffenis aan tegenwoordigen en
afwezigen en beval hij aan allen de broederlijke eendracht, vlijt in de
vrome oefeningen en liefde tot de ruiverheid aan.
Korte tijd nadien zei hij, in aanwezigheid van Don Vespignani, Don
Bourlot en Gaprioglio, die toen coadjuteur was: - "Kijk, al de jaren van
mijn leven staan mij nu voor de geest. Sommige van hen doen mij verdriet
omdat ik niet genoeg dacht aan God en aan mijn ziel. Onder al de vele ja-
ren zijn er dan toch zestien die mij met troost vervullen en dat zijn de
jaren die ik in de congregatie doorgebracht heb." - Op de leeftijd van 41
jaar was hij met Don Bosco van Mornese gekomen, waar hij de functie van
onderwijzer voor de lagere school vervulde en toen hij 46 jaar was, was
hij priester.
Bij het plechtige Viaticum, in aanwezigheid van de medebroeders
die geknield en wenend zijn bed omringden, riep hij uit: - "Eendrachtig
in de liefdadigheid, eendrachtig in de zuiverheid! Dat beveel ik u aan:
eendrachtig in de liefdadigheid, eendrachtig in de zuiverheid." - Toen
hij de geest had gegeven, was het huis werkelijk in rouw. Elders was men
vol lof over de deugden en de werken van die beste leerling van Don Bos-
co. Don Vespignani bevestigt dat men direct de uitwerksels van zijn bij-
stand in de hemel voelde.(1)
Don Bosco werd per telegram op de hoogte gebracht van dit pijnlij-
ke verlies, antwoordde per telegram op 7 augustus aan de aartsbisschop-
pelijke curie en dan aan de salesianen en beschikte dat Don Costamagna
voorlopig inspecteur zou zijn.
(1) Hlj schrijft dit in een eigenhandig geschreven kroniek van het huis van San Carlo.
In dat schrift somt hij acht redenen op, waarom de stichting van San Carlo door God
gezegend werd.

56 Pages 551-560

▲back to top

56.1 Page 551

▲back to top
- XIV/549 -
Mgr. de aartsbisschop, die wegens de publieke beroeringen nog
niets had kunnen doen van wat Don Bosco hem gevraagd had en die dus hier-
over niets had kunnen antwoorden, schreef hem bij dit overlijden volgende
brief.
"
Zeereerwaarde Don Bosco,
"
"
U zult met apostolische berusting het droeve nieuws ver-
" nomen hebben van de dood van Eerwaarde Heer D. Bodrato) uw zeer
" geliefde zoon in Jezus Christus en onze beste vriend.
"
Zijn dood is een groot verlies voor ons, daar hij aan het
" hoofd stond van het nieuw salesiaans instituut in Amerika. Thans
" voelen wij meer dan ooit zijn afwezigheid.
"
Wel droeg hij een zwaar gewicht, maar hij deed dat met een
" echte apostolische moed. De Heer heeft al van heden af zijn
" vele werk en zijn lijden dat hij heldhaftig geleden en ondergaan
" heeft voor de congregatie, willen belonen. Wij hopen dat hij
" voortaan vanuit de hoge glorierijke hemel zal tussenkomen met ge-
" naden en gunsten voor zijn medebroeders en voor zijn arme wezen,
" die hij met zoveel zorg langs de wegen ging verzamelen om ze naar
" de salesïaanse huizen te brengen.
"
Deze jongste maanden waren verschrikkelijk voor Buenos
" Aires door de gesel van de burgeroorlog. Het college van kunsten
" en ambachten te San Carlos-Almagro, heeft uiterst veel geleden om-
" dat het zich tussen twee vuren bevindt, namelijk aan de ene kant
" het nationale leger en aan de andere kant het leger uit de pro-
" vincie. Men was genoodzaakt bijna alle arme kinderen weg te stu-
" ren om enkel deze te behouden die geen dak meer boven het hoofd
" hadden.
"
Wij hebben geleden, maar meer dan allen heeft D. Bodrato
" geleden! God heeft hem al vergolden voor zijn lijden en voor zijn
" liefdadigheid.
"
Niettegenstaande de hachelijke toestand waarin het land
" zich bevindt, gaat het in de vakschool en in de andere salesi-
" aanse huizen vrij goed.
"
U zult zich verheugd hebben over het nieuws dat ik u over
" de missie van Patagonië liet toekomen. Het spijt mij dat ik van
" de regering nog niet de hulp die mij voor deze missie beloofd
" werd, heb kunnen verkrijgen. Ik zal ze opnieuw vragen en ik hoop
" ze weldra te bekomen, daar ze al ingeschreven is op de begroting
" van de natie. Ik zal niet tevreden zijn voor deze hulpmiddelen
" in mijn handen zijn en ik hiermee de missies, die in uiterste
" nood verkeren, kan ter hulp komen. God wil hierdoor onze verdien-
" sten groter en zuiverder maken.
"
Ik ontving uw telegram waarin u mij de benoeming van de
" Heer Don Costamagna als hoofd van de missies van Amerika hebt
" meegedeeld. Er kon geen betere keuze gedaan worden.

56.2 Page 552

▲back to top
- XIV/550 -
"
U moge zich gewaardigen, Zeereerwaarde Heer Don Bosco,
" mijn groeten aan al die goede salesianen over te maken. Steeds
" blijf ik tot uw dienst bereid
"
uw steeds toegenegen
" Buenos Aires, 10 augustus 1880.
Federico, aartsbisschop
Het woord van de vader aan zijn bedroefde zonen was vertrokken
uit Nizza Honferrato, waar hij de leiding had van de damesretraite. Hij
wachtte met schrijven tot hij het verslag van Don Costamagna over het
afsterven van Don Bodrato ontvangen had.(1) Deze had in mei naar Turijn
moeten komen om deel te nemen aan het tweede algemeen kapittel, maar Don
Rua had hem hiervan in naam van Don Bosco ontslagen. Hij had daarbij de
door hem ingeroepen redenen van slechte gezondheidstoestand aanvaard en
had Don Costamagna gemachtigd hem te vervangen. Gezien dit sterfgeval kon
ook hij zijn post niet verlaten. Don Bosco stuurde hem volgende brief sa-
men met twee andere brieven, waarvan een bestemd was voor Don Vespignani
en een andere voor Don Fassio.
"
Mijn steeds beste D. Costamagna,
"
"
Jij kan niet naar het kapittel komen en evenmin naar de
" verkiezing van de raadsleden van de congregatie. Geduld voor jou,
" bitter leed voer mij.
"
Laat ons moed scheppen.° Neem de regel en doe wat je kan
" om er het onderhoud van te bevorderen. Onze gebeden en de hulp
" van de hemel zullen je niet ontbreken. Roep vaak je kapittel
" samen, laat D.Vespignani het woord voeren en raadpleeg eveneens
" de aartsbisschop. Wanneer je dan in het bezit zult zijn van alle
" bijzonderheden over onze zaken, zal er overgegaan worden tot de
" definitieve benoeming van de inspecteur maar voorlopig is alle
" macht bij jou geconcentreerd.
"
Waak erop dat niemand brieven betreffende D. Bodrato laat
" verloren gaan. Daaronder bevinden zich de onderhandelingen over
" de oprichting van een vicariaat in Patagonië, iets wat de Hei-
" lige Vader zeer ter harte gaat.
"
Zodra de regering wat rust zal hebben, ga dan voort met de
" onderhandelingen hierover, maar zorg ervoor het eens te zijn met
" de aartsbisschop. Zowel hij als de regering dienen een antwoord
" aan de Heilige Stoel te laten geworden.
"
Doe alle moeite om ook de kleinste daden die betrekking
" hebben op onze betreurde D. Bodrato op te tekenen. Het is niet
" nodig dat de zaken bestudeerd en geordend worden. Stuur alles
(1) Cfr. Bulletini Salesiano, oktober 1880.

56.3 Page 553

▲back to top
- XIV/551 -
" naar hier en we zullen het voegen bij de brieven en andere zaken
" die wij al hebben.(1)
"
Moge God jou zegenen, mijn steeds beste D. Costamagna
" en met jou al onze beste medebroeders en leerlingen. Bid voor
" mij die voor jou steeds in Onze Heer Jezus Christus zijn zal
"
" Nizza Monferrato9 22 augustus 1880.
je toegenegen vriend
"
Priester Gio. Bosco.
"
" P.S. Het is wel verstaan dat je iedereen namens mij zult groeten,
"
met name de aartsbisschop, Carranza, Mgr. Ceccarelli, aan wie
"
je zult zeggen dat de Heilige Vader zijn prelaatstitel be-
"
vestigd heeft. Ik zal er quanto prima (2) over schrijven.
Het was de eerste maal na vier jaar dat hij Don Giuseppe Vespigna-
ni met "jij" aansprak. De Heilige Vader had aanwijzingen over de waarde
en de deugd van deze persoon vernomen, waaraan niet te twijfelen viel.
Het "u", dat hij tevoren gebruikt had, wees op een zekere terughouding,
die als doel had hem meer op zijn gemak te bekijken wanneer hij op de
proef gesteld werd. Het ogenblik hem zijn volledig vaderlijk vertrouwen
te tonen, kon niet beter gekozen zijn. Om de gehele inhoud van de brief
te kunnen vatten dient men te weten dat in de hierboven vermelde kroniek
Don Vespignani het had over zekere wanordelijkheden die men in het colle-
ge van San Carlo vastgesteld had. Don Bosco die hierover ingelicht moet
geweest zijn, schetst hem in enkele woorden de gedragslijn die hij dient
te volgen.
"
Mijn beste D. Vespignani,
"
"
Ik heb met groot genoegen je brief ontvangen. Alles gaat
" goed. Maar thans dien je je moedig te tonen. Geduld, gebeden,
" moed. Dat is ons programma op dit ogenblik. Doe alles wat je kunt
" om aan te moedigen en de mistevredenheid te doen verdwijnen.
"
Je zult aan de studenten en aan onze novicen zeggen dat ik
" grote dingen van hen verwacht. Zedelijkheid, nederigheid en stu-
" die. Ziedaar hun programma.
"
Moge God jullie allen zegenen en geloof me in Onze Heer
(1) Toch werd de biografie van Don Bodrato niet geschreven noch gepubliceerd. Sommige
zaken kan men lezen in de eerste uitgaven van de Manuale van Don Barberis. Geboren
te Mornese in 1823 en naar het Oratorio gekomen in 1864 deed hij zijn eeuwige ge-
loften in 1865 en werd priester gewijd in 1869. (Cfr. Lemoyne, M.B. boekdeel VII.
blz. 761, 787). Wat de spelling van zijn familienaam betreft houden we ons aan deze
van onze jaarboeken.
(2) Zodra mogelijk.

56.4 Page 554

▲back to top
- XIV/552 -
" Jezus Christus te zijn
"
" Nizza Monferrato, 22-8-80.
je toegenegen vriend,
Priester Gio. Bosco.
Ook de brief aan Don Michele Fassio scheen enige betrekking te
hebben op de voornoemde toestand in het huis.
"
Beste Don Fassio,
"
"
Wat je geschreven hebt, is goed. Op dit ogenblik praebe
" te ipsum exemplum bonorum operum.
"
Niemand mag op dit ogenblik moed verliezen, niemand mag
" zich beklagen, niemand mag een stap achteruit zetten. Moed, God
" is met ons. Ik beveel jou en je werk in de H. Mis aan. Wat ik je
" schrijf, zeg dat eveneens aan Don Rabagliati, aan Don Remotti,
" aan Don Milanesio, aan Bettinetti, aan wie ik hoop binnenkort te
" kunnen schrijven.
"
Moge God ons allen zegenen en in zijn heilige genade bewa-
" ren. Amen.
"
je toegenegen vriend,
" Nizza Monferrato, 22-8-80
Priester Gio. Bosco.
Gedurende de wanordelijkheden van de burgeroorlog functioneerden
de posterijen zo goed en zo kwaad als dat ging. Wie weet waar en in wel-
ke staat de brieven van Don Bosco en van Don Fagnano belandden. Eerst in
oktober ontving Don Bosco een brief waarop hij onmiddellijk antwoordde.
Van dit antwoord bezitten wij het origineel, teruggevonden tussen het
geringe aantal overgebleven brieven van de betreurde missionaris.
"
Beste D. Fagnano,
"
"
Eindelijk heb ik je brief van 6 september ontvangen en
" het is de eerste brief die ik van jou ontvang sinds de tijd dat
" jij naar Patagonië vertrokken bent. Ik was werkelijk ongerust
" omdat ik geen brief van jou ontving, niettegenstaande mijn drie
" brieven aan jou gericht, waarin ik jou breedvoerig enkele normen
" die je dient op te volgen gegeven heb. Geduld. Ik zal afwachten
" of deze brief meer geluk zal beschoren zijn.
"
Hierdoor kun je al een antwoord hebben op je eerste vraag,
" namelijk dat ik je geschreven heb, dat je de brieven niet ontvan-
" gen hebt en dat ik evenmin een brief ontvangen heb.
"
Wat de tweede vraag betreft, zal ik je zeggen dat ik vol-
" ledig op de hoogte was van je vertrek naar Patagonië. Volgens de
" wens van de Heilige Vader diende je naar Paraguay te gaan; maar

56.5 Page 555

▲back to top
- XIV/553 -
" omdat het dringend was iemand te zenden in wie men volstrekt
" vertrouwen kon hebben, die bekwaam was de zaken te regelen, maar
" die ook alle zekerheid gaf wat de zedelijkheid betreft, had het
" hoofdkapittel geen keuze behalve je eerbiedwaardige, maar steeds
" geliefde persoon. Hier kwam geen twijfel, wantrouwen noch wat an-
" ders bij te pas.
"
Je zult zeggen: maar D. Costamagna kon niet gezonden wor-
" den, om redenen die geen nut hebben je te zeggen.
"
Op dit ogenblik word ik volledig in beslag genomen samen
" met D. Cagliero door het voorbereiden van een expeditie van zus-
" ters en salesianen als hulp voor jou. Maar wat wil je? We staan
" voor een zeer ondoorzichtige horizon, ofschoon onze sociëteit
" als een reus voortschrijdt.
"
Je brief, die over zuster Vallese, heeft me echt genoegen
" gedaan. Zeg me of je deze brief ontvangen hebt en dan zal ik
" je direct opnieuw schrijven.
"
Groet al de zusters en al onze medebroeders. Je zal aan
" de vrouwelijke en mannelijke leerlingen zeggen dat ik ze allen
" zegen en dat ik ze allen in Jezus Christus Liefheb.
"
Zullen wij elkaar hier op aarde nog terugzien? Ja.
"
Oliviscere domum et parentes tuos, jacta super eos curam
" Domini.(1) God moge je zegenen, mijn steeds beste D. Fagnano.
" Bid en laat bidden voor mij die voor jou steeds in Jezus Christus
" ben
"
" Turijn, 21 oktober 1880
je toegenegen vriend,
"
Priester Gio. Bosco.
"
" Aan de Heer D. Giuseppe Fagnano, pastoor te Carmen de Patagonia,
" Argentijnse republiek.
Het kwam nu toe aan Don Costamagna, die nu ad interim Don Bodrato
in het bestuur van de inspectie opgevolgd had, de aangelegenheid en on-
derhandelingen betreffende het apostolisch vicariaat vooruit te helpen.
De vorige president van de republiek, de auteur van het wetsontwerp dat
de militaire expeditie van 1879 toeliet, had aan de salesianen toegestaan
de troepen te vergezellen en was uiterst gunstig tegenover hen gestemd.
Alles laat ons dus veronderstellen dat hij geen bezwaren zou opwerpen.
Maar de duistere politici lieten aan Don Bodrato niet toe met hen onder-
handelingen aan te knopen.
Het was dus nodig onderhandelingen te beginnen met de nieuwe pre-
sident, Generaal Giulio Roca, die zich steeds vol goede wil ten opzichte
van de onzen getoond had. In november vroeg Don Bosco aan Don Costamagna
zich aan het werk te zetten. In de brief die hij hem over dit onderwerp
(1) Vergeet uw huis en uw ouders en bid dat God voor hen zou zorgen.

56.6 Page 556

▲back to top
- XIV/554 -
stuurt, vermeldt hij Heer Antonio Oneto, die reeds in 1876 aangedrongen
had om enkele salesianen in de Chubut te hebben.(1)
"
Beste D. Costamagna,
"
"
Ik ontving het vele nieuws dat je me geeft. Alles gaat goed.
" Ik zend je voor je norm een kopie van de brief aan generaal Ro-
" ca. Wanneer je bij hem op bezoek gaat, draag dan het dossier
" mee van de onderhandelingen over het beraamde vicariaat van
" Patagonië.
"
De Heilige Vader wenst dit vurig; zonder dat verleent de
" Voortplanting van het Geloof ons niets en blijven onze missies
" en tot zelfs het gezag van de regering in de provincie Patagonië
" steeds uiterst onzeker.
"
We werken hard voor een expeditie van salesianen naar Ame-
" rika. Don Cagliero bevindt zich in Sicilië. Zodra hij terugkomt
" zullen we alles bespreken.
"
Ik heb eveneens in het algemeen geschreven aan de heer
" Oneto die mij grootse voorstellen doet. Ik zal ze bestuderen,
" jij zal ze bestuderen en nog anderen zullen dat doen. Aan allen
" uit Amerika, die hier komen, beveel ik onze schulden van Amerika
" aan. Indien je merkt dat een brief kan helpen, zeg het me dan en
" ik zal direct schrijven.
"
Anderen zullen je over wat anders schrijven. Doe een harte-
" lijke groet aan mijn beste zonen van Amerika. Laat hun weten dat
" ik ze van ganser harte liefheb en dat ik ze iedere dag in de
" heilige mis aanbeveel.
"
Moge God jullie zegenen en bid voor mij die steeds in Je-
" zus Christus zijn zal
"
je toegenegen vriend,
" Turijn, 12 november 1880.
Priester Gio. Bosco.
De Argentijnse grondwet bevat een artikel 67 waarin gezegd wordt
dat het tot de taak van de wetgevende vergadering behoort te zorgen voor
de bekering van de Indianen tot het katholicisme. Wat het zuiden betreft,
was dat geruime tijd een pium votum van de wetgever gebleven. Maar thans
ging het een werkelijkheid worden tot onschatbaar voordeel van Gods rijk
en van de Argentijnse natie. Aldus werd er een begin gemaakt met het
waarmaken, in een zeer ruime betekenis van de woorden die Don Bosco in
zijn toespraak van 1875 bij de eerste expeditie van de missionarissen van
de kansel van de kerk van Maria, Hulp der Christenen, gezegd had: "Wij
beginnen aan een groot werk."
(1) Cfr.. boekdeel XII, blz. 261.

56.7 Page 557

▲back to top
- XIV/555 -
H O O F D S T U K XXVII.
TWEEDE ALGEMEEN KAPITTEL, STICHTINGEN VAN EN HERINNERINGEN
AAN DE DOCHTERS VAN MARIA, HULP DER CHRISTENEN.
In 1880 verviel ambtshalve de taak van de Algemeen Overste van
Maria, Hulp der Christenen, en van de leden van haar kapittel, omdat de
zes jaar door de regel aangewezen voor de duur van hun respectieve op-
drachten verstreken waren. Om dan te kunnen overgaan tot de verkiezing
van nieuwe oversten werd een tweede Algemeen Kapittel samengeroepen.(1)
Achttien zusters hadden stemrecht, namelijk de zusters van het Hoodka-
pittel en de directrices van de afzonderlijke huizen. Na ruggespraak met
Don Bosco, kwamen ze samen op 20 augustus in het huis van Nizza Monfer-
rato, hielden er een retraite en gingen dan over tot de verkiezing. Door
afvaardiging van Don Bosco was het Don Cagliero, de directeur van het
instituut, die voorzat. Hij werd bijgestaan door Don Lemoyne, plaatse-
lijke directeur. Met algemene stemmen werd opnieuw gekozen de Algemeen
Overste zuster Maria Mazzarello en met meerderheid van stemmen werden
volgende zusters gekozen: zuster Caterina Daghero, plaatsvervangende
overste, zuster Ferettino, econoom, zuster Emilia Mosca, eerste assis-
tente en zuster Enrichetta Sorbone, tweede assistente.
Opdat de verkiezing haar resultaat zou hebben en de gekozen over-
sten in dienst konden treden, was er het visum nodig van de Algemeen
Overste, wat hij op 1 september aan de notulen van de zitting toevoegde.
Daarbij bad hij dat God in allen de geest van liefdadigheid en ijver zou
inprenten en dat de nederige congregatie zich in vele andere landen zou
uitbreiden, waar de dochters van Maria, Hulp der Christenen hun eigen
ziel zouden redden en vele andere zielen voor God zouden winnen. Moeder
Mazzarello zou graag ontlast zijn van haar taak en voerde bij Don Bosco
verschillende beweegredenen hiervoor aan. Hij luisterde naar haar zonder
iets te zeggen, en enkel wanneer ze sprak over de doofheid aan haar lin-
keroor, die haar aangetast had, zei hij: "Zoveel te beter. Zo zult u
geen onnuttige woorden horen."
(1) Het eerste kapittel werd gehouden op 14 juni 1874 voor de verkiezing van het eerste
Hoofdkapittel. Toen hadden al de geprofeste zusters, onder voorzitterschap van Don
Bosco gekozen.

56.8 Page 558

▲back to top
- XIV/556 -
Dat jaar bereikten de zusters het aantal van 167. Toen het huis
van Mornese definitief gesloten was en te koop gesteld, werden er wel
acht nieuwe huizen geopend. In januari was het de beurt aan het huis van
Patagones in Argentinië, zoals we in het vorige hoofdstuk gezegd hebben.
In februari vertrokken uit Nizza Monferrato de eerste drie zusters be-
stemd voor Sicilië. Ze werden naar Catania geroepen door hertogin Carca-
ci, die daar een weeshuis gesticht had, waarvan ze hun de leiding wou
toevertrouwen.(1)
Ze werden daarheen vergezeld door Don Dalmazzo, die sinds een
maand, als algemene procurator van de salesianen, te Torre de'Specchi
verbleef. Ze bleven daar maar zeven jaar en dan waren ze genoodzaakt zich
terug te trekken wegens vreemde inmenging die hun werking dwarsboomde
maar in de stad wachtte hun een werk van grotere belangrijkheid.
Drie andere zusters, met aan hun hoofd Caterina Daghero, trokken
in april naar een tegenovergestelde richting en ging de leiding nemen van
het weeshuis van Saint-Cyr. Daar raakten ze in de knel. Abbé Vincent,
aan wie Don Bosco toegestaan had dat hij daar directeur mocht blijven,
voegde bij de zusters van Maria, Hulp der Christenen, zes zusters van een
congregatie die hij gesticht had. Vooringenomenheden in verband met de
nationaliteit dreigden weldra de goede overeenkomst te verstoren. Daar-
bij werden door de oude abbé, die geen gemakkelijk karakter had, aan de
nieuw gekomenen herhaalde en luidruchtige verwijten gericht. Maar niet
voor niets had Don Bosco zuster Daghero daarheen gestuurd. Ze was een
kloosterlinge met uiterst veel tact, begaafd met een rijke voorzichtig-
heid en veel christelijke liefde die ertoe bestemd was weldra algemene
overste te worden.
Wanneer wij de chronologische orde volgen, wordt in september het
asiel van Borgomasino in het diocees Ivrea, met een Oratorio voor zon-
en feestdagen en nadien eveneens gemeentescholen gesticht.
In de maand oktober werden vier huizen geopend, waarvan drie op
het feest van Santa Teresa. Het waren het huis van Este en dat van Penan-
go, waar de zusters zorgden voor de keuken en het linnengoed van de loka-
le colleges van de salesianen en zich bezig hielden met het Oratorio voor
zon- en feestdagen voor meisjes en het huis van Melazzo, in het bisdom
Acqui. In dit dorpje vertrouwde de rijke en liefdadige pastoor Don Chia-
brera aan de dochters van Maria, hulp der Christenen, een asiel, een
werkhuis en een weeshuis toe. Hij werd echter in zijn goed werk flink
geholpen door markies Scati. Deze adellijke heer was omstreeks Kerstmis
(1) Cfr. hiervoor, hoofdstuk 12. Uit de registers van dit weeshuis zou blijken dat de
zusters daar in 1878 naartoe zouden gegaan zijn, maar dat is een vergissing. In 1878
werd de aanvraag gedaan en in 1879 werd de plaats bezocht door Don Cagliero en Don
Durando, zoals we verhaald hebben. In een omzendbrief van januari 1880 aan de mede-
werkers had Don Bosco dan niet kunnen schrijven. "Deze dagen zal een groepje van deze
zusters zich naar Catania begeven om er de leiding van een weeshuis op zich te
nemen."

56.9 Page 559

▲back to top
- XIV/557 -
naar Don Bosco gegaan om hem te bedanken dat hij de zusters naar Melazzo
gezonden had. Hij kon hem zeggen dat zijn dochters goed hun best deden
en loofde vooral hun ijver voor het Oratorio op zon- en feestdagen.
"De samenkomsten op zondag", merkte Don Bosco op,(1) zijn een bron
van onmetelijk goed, zoals ik u vroeger al gezegd heb. Het werkhuis en
ook het asiel geven grote voordelen, maar ze zijn beperkt. De samenkom-
sten op zondag hebben een uitgebreider invloed en beletten veel kwaad,
doordat ze de volwassen meisjes aan de gelegenheden onttrekken en aan de
verlokkingen van de verdorven jongelingen. Het is vooral op zon- en
feestdagen dat ze de gelegenheid krijgen hun het hof te maken en te be-
derven. Kijk maar hoe het op de zondagen voor enkele jaren een afschuwe-
lijk schouwspel was. Meisjes en jongens lagen in de plantsoenen waar or-
geltjes gedraaid werden en gaven door woord en daad voorbeelden van alle
mogelijke onbehoorlijkheden. Men is ermee begonnen de jongens weg te
halen, ze de weg naar het Oratorio te wijzen en ze daar bezig te houden.
Daarna zijn ook de meisjes gekomen en thans verdringen ze zich in de
kerk, staan op elkaar gedromd aan de poort en blijven er soms uren en
uren staan in de regen, met de hoop enkele brokstukken van Gods woord te
horen.
- "En dit is te danken", onderbrak de markies, aan de genade en aan
de hulp van God en wel op een zichtbare manier, daar dat, menselikerwij-
ze gesproken, anders niet mogelijk zou geweest zijn."
"Ja, aan Gods hulp, maar deze ontbreekt niet, wanneer men echt
en met vertrouwen aan het werk gaat." - En hier verhaalde hij de episode
van het bezoek van een Engelse minister aan het Oratorio.(2)
Eindelijk was er, in de tweede helft van de maand oktober, de ope-
ning van het college Santa Maria te Bronte, een groot dorp op de flanken
van de Etna, niet ver van Randazzo. Ze namen daar de lagere scholen voor
meisjes en de leiding van het ziekenhuis. Niet zonder bewondering zien
wij hoe de dochters van Maria, Hulp der Christenen, die geboren en opge-
groeid waren in bekrompen milieus en gewend waren aan het huiselijke le-
ven, naar ver afgelegen landen trokken, waar men een andere taal sprak en
dat vooral in die tijd, toen men niet zo vaak en niet zo gemakkelijk als
men dat nu doet, lange reizen kon maken. Zoveel vermocht de zedelijke
invloed van Don Bosco op hun zielen dat ze tot elk offer bereid waren het
goede te gaan doen. Toch liet Don Bosco ze niet alleen in de wereld op
avontuur gaan. Zo liet hij ze naar Bronte vergezellen van Don Cagliero
die ze via Rome, Messina en Catania naar hun verblijfplaats bracht.
(1) Eigenhanig geschreven relaas van de markies 24 april 1891.
(2) Vol. XIII, blz, 921, zie nota...

56.10 Page 560

▲back to top
- XIV/558 -
Ze kwamen er toe op 22 oktober na een reis van acht dagen. De men-
sen van Bronte kwamen ze in massa welkom heten. De kerkelijke en burger-
lijke overheden hadden hun een waardige ontvangst bereid. 's Ochtends na-
dien werd aan Don Cagliero, in de hoofdkerk, tjokvol met mensen, gevraagd
een paar woordjes te zeggen. Hij toonde aan wat een zuster van liefdadig-
heid is, wat het instituut van de Dochters van Maria, Hulp der Christenen
is en wat hun programma is bij de christelijke opvoeding van de meisjes.
Tijdens de twee dagen, die daarop volgden, onderhandelde hij met het
gemeentebestuur en met de congregatie van de liefdadigheid over verschil-
lende zaken die betrekking hadden op de goede gang van zaken en de stabi-
liteit van de nieuwe kostschool voor meisjes die zodra mogelijk diende
geopend te worden.
Bij zijn terugkeer kwam hij naar Randazzo, waar, naar hij vast-
stelde, het salesiaans college snelle vorderingen maakte. Hij werd dan
opnieuw te Catania, nadien te Caltanisetta, te Syracuse, te Noto, te
Acireale en te Messina, overal met echte vervoering onthaald door deze
ijverige herders, die ongeduldig waren in hun bisdommen om de zonen van
Don Bosco te krijgen.(1)
Onder de onderwijzeressen, die naar Bronte gestuurd waren, was
zuster Carolina Sorbone, de zuster van Enrichetta.(2) Aan haar deed Don
Bosco twee voorspellingen een paar maanden voor zij naar Sicilië vertrok.
Een dubbel verdriet beklemde haar: het verlangen naar Amerika in plaats
van naar Sicilië te gaan en de vrees dat haar broer, die salesiaan gewor-
den was, niet volhardde. Ditmaal had zij dus het geluk bijna een uur lang
alleen te spreken "met die beste en zachte vader" zoals zij zich uit-
drukt. (3) Don Bosco had haar gezegd rustig te blijven, omdat hij in haar
hart las als in een open boek. Dan voegde hij eraan toe: - "Op het ogen-
blik moet u, wat Amerika betreft, aan God een offer brengen en U voorbe-
reiden om naar Sicilië te gaan. Daar zult u veel te lijden hebben en veel
inwendige beproevingen en uitwendige tegenkantingen te verduren hebben,
maar de zegen die ik u schenk, zal u daartegen sterkte geven." - Dat
alles werd inderdaad bewaarheid. De zuster bekent dat enkel de kracht van
deze zegen haar kon weerhouden buitensporigheden te begaan in haar gees-
telijke strijd, die verschrikkelijk werd. Wat haar broer Carlo betreft,
vreesde zij dat hij, die gedurende negen jaar gewend was aan het militai-
re leven, niet zou volharden in de salesiaanse congregatie, waarin hij
kortelings ingetreden was. Ze vroeg dus aan Don Bosco of Carlo zou vol-
harden. - "Ja", zei hij haar, "wees gerust. Hij zal het in de salesiaanse
(1) Brief van Don Cagliero aan Don Bosco, Randazzo, 27 oktober 1880. Er bestaat nog een
andere belangrijke brief uit Noto aan Don Rua.
(2) Cfr. boekdeel 13, blz. 200-3.
(3) Verslag door haar op aansporing van Don Rua geschreven (Borgomasino, 8 april 1888).

57 Pages 561-570

▲back to top

57.1 Page 561

▲back to top
- XIV/559 -
congregatie tot aan het einde van zijn leven volhouden." - Haar broer,
die teruggekomen was van Randazzo, was toen in het huis van Magliano,
maar het scheen werkelijk of hij al op het punt stond het kloosterleven
te verlaten. Maar kort na zijn aankomst daar werd hij getroffen door een
ernstige ziekte die hem naar het graf bracht. Bij het naderen van zijn
laatste uur, keerde hij terug tot zijn vroegere besluiten en stierf een
stichtende dood als goede zoon van de congregatie.
In het archief van het hoofdhuis hebben de zusters een honderdtal
berichtjes samengebracht van medezusters die Don Bosco gekend en hem ont-
moet hadden. Wij zullen uit deze mengeling sommige zaken rapen die tot
het jaar 1880 behoren. Het zijn rake zetten, trekken en blikken in de
toekomst die ons herinneren aan een eigenaardige karaktertrek van Don
Bosco.
Moeder Petronilla Mazzarello was aanwezig, toen Don Bosco te Niz-
za in de gang van het huis een zuster ontmoette, die niet voorbeeldig ge-
noeg was. Met zijn gewone vaderlijke zachtheid vroeg hij haar, hoe zij
het stelde. - "Wat mijn gezondheid betreft", antwoordde de zuster, "ben
ik goed, maar wat mijn ziel aangaat...". Waarop Don Bosco haar zei: "Pas
op, de gezondheid van het lichaam ligt in Gods handen, maar die van de
ziel ligt in onze eigen handen."
Zuster Vincenza Bessone werd door hem als postulante aanvaard en
bij die gelegenheid legde hij haar lichtjes de hand op het hoofd waar-
bij hij haar vroeg: "Gouden haren en is ook het hart van goud?" - Dan
voegde hij eraan toe: "Wacht nog een jaar en je zal komen." - Het jonge
meisje hield zich trouw aan het wachtwoord.
Zuster Angiolina Demartini herinnert zich Don Bosco te hebben ge-
zien te Lu in 1880, toen ze als meisje van negen jaar, naar school ging
bij de zusters. Don Bosco kwam de klas binnen, liet zijn hand vaderlijk
over het hoofd van de leerlingen gaan en vroeg hun naam. Zij dan die la-
ter toen zij volwassen waren in groot getal elkaar terug zagen als zus-
ters, konden zich niet van de gedachte ontdoen dat dit het uitwerksel ge-
weest was van het bezoek en van de zegen van Don Bosco.
Zuster Sofia Miotti schreef dat zij en enkele van haar medezusters
die nog nooit Don Bosco gezien of gehoord hadden, aan de directeur ge-
vraagd hadden hen naar Turijn te begeleiden en dat Don Bosco hun liet
zeggen: - "Zeg aan de zusters dat wij niet gemaakt zijn om elkaar in
deze wereld te zien en te spreken, maar om altijd daarboven in de hemel
samen te zijn."
Zusters Teresina en Germani en Giacinta Morzoni halen twee feiten
aan die in Don Bosco de man van de naastenliefde doen ontdekken. De eer-
ste verhaalt een episode voorgevallen te Nizza in augustus 1880. Ze was
toen nog postulante en was toevallig met een aantal zusters onder de ga-
lerij die naar de vroegere refter van de communiteit leidde. Ditmaal

57.2 Page 562

▲back to top
- XIV/560 -
diende de tafel te worden gezegend door Don Bosco die, vergezeld van Don
Cagliero, er zich inderdaad naartoe begaf. De geprofesten, de novicen en
de postulanten waren al binnen. Don Bosco kwam naar voren, gaf zijn ze-
gen, keek rond en zei glimlachend aan Don Cagliero: - "Er zijn er hier al
heel wat! Er zal een tijd komen dat de oversten niet meer onder deze zus-
ters te Nizza zullen zijn, maar dat ze te Turijn, dichter bij onze over-
sten zullen moeten zijn." De postulante hield deze woorden in haar geheu-
gen gebeiteld en vroeg zich vaak af of dit ooit zou gebeuren. Aan haar en
aan allen scheen het toe dat hiervoor geen enkele mogelijkheid bestond.
Thans echter is deze overbrenging een feit geworden. Daarna vroeg Don
Bosco aan moeder assistente: - "Mogen we zien hoe groot uw portie soep en
uw gerecht is?" – Zij, aan wie hij de vraag gesteld had deed al het moge-
lijke om hem een bord te tonen, dat wat beter voorzien was, maar hij zei
haar: - "Moeder wat doet u? Deze zusters moeten hard werken. Geef haar
goed te eten, doe zoals wij die, twee porties krijgen. De moeder, die
hierbij door de andere moeders gesteund werd, wou hem doen begrijpen dat
zij met minder tevreden waren, dat ze niet zoveel nodig hadden als de
mannen en dat er al meer dan genoeg te doen was voor de vaat. Oh! wat dat
betreft, onderbrak Don Bosco haar, laat dat maar gaan! Doe indien u wilt
vlees of vis of wat anders en groenten in hetzelfde bord, maar geef
meer... geef meer! U hebt zoveel werk!...".
De andere van de twee zusters verhaalt volgende anekdote. Als pos-
tulante hoorde ze vaak herhalen dat zij die een zwakke gezondheid hadden
terug naar huis moesten gaan. Welnu, zij die zwak van gestel was en grote
vrees had dat haar dit droevige lot zou beschoren zijn, wou aan Don Bos-
co haar vrees bekend maken om hem raad te vragen. Ze was ervan overtuigd
dat hij een heilige was, zoals iedereen zei en was er zeker van dat zijn
woord onfeilbaar zou zijn. Daarom zocht ze in augustus 1880 naar een ma-
nier om hem te benaderen. Haar natuurlijke schuchterheid echter weerhield
haar altijd zich aan hem voor te stellen.
Toen ze echter vernomen had dat hij op het punt stond te vertrek-
ken, nam ze haar moed in beide handen en begaf zich naar het huis waar de
priesters woonden. Daar ze er nooit een voet gezet had, bevond ze zich
zonder het weten voor de deur van de kamer, waar Don Bosco placht te ont-
vangen. Enkele zusters die daar stonden te wachten, zegden haar terug
naar huis te gaan. Op dat ogenblik liet Don Bosco zich zien met de hoed
op het hoofd en de reiszak in de hand. De trein die hem naar Turijn moest
brengen zou weldra aankomen. Pas had de postulante hem gezien of midden
onder de zusters verhief ze zich op haar tenen en zei ze luid: - "Vader,
ik moet u iets zeggen." - Don Bosco deed de anderen uiteen gaan en deed
haar naar voren komen. Dan draaide hij zich kalm om, ging terug in zijn
kamer, ontving haar, ging zitten, zei haar dat ze zou gaan zitten en
vroeg haar dan langzaam en rustig wat zij wenste. - "Vader", - antwoordde
zij hem - "zal de Heer mij de nodige gezondheid geven om in de congrega-
tie te blijven?" - waarop hij antwoordde: - "De Heer zal u gezondheid en
heiligheid geven." En daar zij hem niets anders te vragen had, stond Don

57.3 Page 563

▲back to top
- XIV/561 -
Bosco op, groette haar en begaf zich rustig naar het station. In 1919
schreef de zuster: "Er zijn al negenendertig jaren verlopen sinds deze
heuglijke ontmoeting en hoewel mijn gestel uiterst tenger is, heb ik
steeds les kunnen geven. En toch voorspelden ze mij dat ik nog maar twee
jaar of weinig langer te leven had. Wat het tweede gedeelte van de voor-
zegging betreft dat is andere koffie.
Zuster Orsolina Rinaldi kon tot geen vast besluit komen om bij de
dochters van Maria, Hulp der Christenen, haar intrede te doen. Ze had aan
haar rechtervoet een kwaal die hardnekkig weerstand bood aan alle verzor-
ging. Hoe zou ze een actief leven vol beweging kunnen leiden hebben, zo-
als ze dat van de andere zusters zag? Men had haar de raad gegeven Don
Bosco hierover te ondervragen en daarom ging ze op een ochtend naar de
kerk van Maria, Hulp der Christenen. Toen ze in de sacristie kwam, zag ze
daar Don Bosco die de biecht van de jongens aan het horen was. Ze wachtte
tot hij hiermee klaar was. Dan kwam ze nader bij en zette hem haar wens
en haar vrees uiteen. Hij bekeek haar en zei dat ze meer wilskracht en
een vastere wil moest hebben. Haar kwaal was een beuzelarij. Hij was op
zoek naar goede zusters die hij ver weg kon sturen. Hij deed haar neer-
knielen, bad met haar een weesgegroet en gaf haar de zegen van Maria,
Hulp der Christenen. Eindelijk gaf hij haar het bevel zich aan te melden
bij moeder Mazzarello en haar in zijn naam te zeggen dat zij haar onder
haar postulanten zou opnemen. Ze werd aanvaard in november 1880 en had
zich over haar voet niet meer te beklagen niettegenstaande lange wande-
lingen en zwaar werk.
Ook aan zuster Giacinta Laureri overkwam iets dergelijks als no-
vice wegens een oogziekte die haar plots het gezichtsvermogen ontnam,
bijna op de vooravond van haar professie. Toen Don Bosco in juni 1880
naar Nizza gekomen was, zei Moeder Mazzarello haar bij hem te gaan om
zijn zegen te vragen en hem te verzoeken haar te willen genezen om haar
geloften te kunnen afleggen. De novice gehoorzaamde. Don Bosco vroeg
haar met een uitdrukking van verrassing, alsof hij haar niet begrepen
had: "Oh! wanneer de Madonna u in het paradijs zou willen hebben zou
u dan niet willen gaan?"
- "Zeker, Vader", antwoordde zij, "naar het paradijs wil ik gaan,
maar thans vrees ik dat ze mij uit de congregatie zullen wegsturen we-
gens deze oogkwaal... Ik zou voor heel mijn leven ongelukkig zijn.
- "Neen, neen, wees maar gerust", antwoordde Don Bosco. "Het is
de Madonna die u hier geroepen heeft. Zij wil u hier. De Madonna wil dat
u hier veel goed zou doen en dat u hier heilig zou worden... Thans geef
ik u de zegen van Maria, Hulp der Christenen. Morgen zal ik voor u bidden
in de heilige mis. Neem deze medaille van Maria, Hulp der Christenen, doe
een noveen ter ere van de Madonna en wees gerust. Ga de professie vragen,
vraag ze nu en vraag ze steeds."
Ze bad veel en eindelijk voelde ze zich op een mooie dag genezen.
Haar gezichtsvermogen was helder en zuiver alsof ze nooit een kwaal gehad had.

57.4 Page 564

▲back to top
- XIV/562 -
had. Aldus werd ze gedurende de retraite zonder enige moeilijkheid toe-
gelaten tot het afleggen van haar professie als kloosterlinge.
Zuster Luigia Boccalatte herinnert zich twee voorspellingen die
niet erg opwekkend waren en die door Don Bosco gedaan werden, toen hij
naar Nizza gegaan was voor de retraite van de dames. Bij zijn aankomst
was er een feestje met zang en uitvoering van muziek. Toen het feestje
voorbij was kwamen de zangeressen van het podium om zijn hand te kussen.
Hij bekeek ze goedaardig en zei hun: "Maak u gereed om in het paradijs
beter te zingen. Vier onder u zullen er dit jaar naartoe gaan." Dat jaar
stierven inderdaad de zusters Luigina Arecco, Maria Hazzarello, Clotil-
de Turco, Tersilla Ginepro die daar aanwezig waren en die, ook volgens
het zeggen van de andere zusters, door Don Bosco met een speciale blik
bekeken werden, terwijl ze zijn hand kusten. Omstreeks de avond zei hij
nogmaals aan de dames die hun retraite deden: - "Ook vier van u zullen
voor Gods rechtbank moeten verschijnen." - Bij deze woorden waren de
dames zo ontsteld dat ze niet wilden gaan slapen. Daarom begaf moeder
assistente zich bij Don Bosco en zei hem: - "Om de liefde Gods, Vader,
zeg toch zulke dingen niet meer, want we slagen er niet meer in hen tot
rust te brengen!" Waarop Don Bosco zei: - "Ik moet de wil van God vol-
brengen. Wanneer de Heer mij deze ingevingen toezendt, dan ben ik ver-
plicht ze te zeggen."-
Van dit jaar dateert ook de epiloog van dezelfde aard als de vo-
rige maar die ons uit een andere bron bekend is. Zuster Celestina Tor-
retta was, alvorens naar Nizza te vertrekken, als postulante de zegen van
Don Bosco gaan vragen. Don Bosco had haar gezegd: - "Ga maar, want van
deze dag af zal uw familie op een bijzondere manier gezegend worden. Hebt
u ook nog zusters?"
- "Ik heb er twee."
- "Welnu, ook de jongste zal met u gaan."
De jongste zuster heette Felicina. Celestina zei er niets over om
te zien of de profetie zou bewaarheid worden.
Intussen werd haar moeder ziek. Ze leed sinds twee jaar, toen haar
dochter Felicina haar suggereerde met haar naar Turijn te gaan om de ze-
gen van Don Bosco te ontvangen. De arme vrouw had dag noch nacht rust. Ze
kon het niet aanhoren dat er gesproken werd. Ze wou geen mensen op haar
kamer hebben, want na een paar minuten leed zij eronder. Vaak overvielen
haar bezwijmingen. Behalve haar dochter Felicina kon ze geen andere per-
soon bij haar verdragen.
Op 24 mei 1878 trok Felicina, die zestien jaar oud was, met haar
moeder naar het Oratorio (ze kwamen van Buttigliera d'Asti en hadden
overnacht te Chieri omdat de zieke er niet tegen bestand was de hele reis
in een trek te doen. Ze liet haar moeder in de wachtkamer aan de ingang
en ging naar de wachtkamer van Don Bosco waar de mensen bij elkaar ge-

57.5 Page 565

▲back to top
- XIV/563 -
drongen stonden. Ze vroeg hen om de liefde Gods aan haar moeder de voor-
rang te laten. Allen waren het hiermee eens. De moeder kwam de trap op en
werd binnengeleid. Don Bosco vroeg haar vanwaar ze kwam, vroeg haar naam,
ondervroeg haar over haar familie en over haar dochter kloosterlinge?
Hier sprak de moeder hem over het verdriet dat ze gehad had bij het ver-
trek van haar oudste dochter en van haar spijt dat ze kloosterzuster te
midden van de wereld bleef; zij had er de voorkeur aan gegeven dat zij
slotzuster zou geworden zijn, omdat zij ze steeds zorgvuldig ver van alle
gevaren gehouden had. Don Bosco glimlachte maar zei niets. Toen vroeg hem
de moeder of ze mocht hopen op de genade van de genezing. Driemaal bekeek
Don Bosco zwijgend eerst de moeder en dan de dochter. Deze laatste, die
de heiligheid van Don Bosco kende, vreesde dat hij in haar ziel iets on-
gepast zou vinden, zoals ze zich uitdrukte bij het verhalen van het feit,
en ging zich achter de rug van haar moeder verbergen. Don Bosco zei dan
tot de moeder: - Kijk, u zult genezen, wanneer u zult toelaten dat ook
deze, uw andere dochter, kloosterzuster zal worden." - Toen de moeder dit
vernam vielen twee tranen uit haar ogen, maar ze gaf geen antwoord.
Op hetzelfde ogenblik keerde Don Bosco zich tot Felicina en zei
haar: - "Is het waar? ben je er tevreden mee?" - Het jonge meisje, had al
als kind die geneigdheid gevoeld, maar had ze nooit aan iemand bekend
gemaakt, zeker niet aan haar moeder; want ze wist hoe ze onder haar ver-
trek zou geleden hebben. Maar na deze woorden, was ze overtuigd, dat Don
Bosco in haar hart gelezen had. Ze bleef staan waar ze stond, vouwde
zwijgend haar handen en hief de ogen ten hemel. Don Bosco zag het en be-
greep het. Even later zegende hij de moeder en herhaalde: - "U zult ge-
nezen wanneer u ook deze andere dochter naar het klooster laat gaan."-
Er verliepen nog twee jaar. De toestand van de arme vrouw verer-
gerde. En toch werd er in huis niet eens meer gesproken over het bezoek
aan Don Bosco. Eindelijk kwam er een avond waarop Felicina, vol geloof in
de woorden van Don Bosco, zich zelf geweld aandeed alsof ze het zou be-
sterven en zei: - "Herinnert u zich nog de woorden van Don Bosco dat je
zult genezen zijn, wanneer ik zal vertrokken zijn om zuster te worden?
Ik vertrek dus morgenochtend en Maria, Hulp der Christenen, zal je gene-
zen." Ze zei dit omdat ze geschreven had en overeengekomen was met de
algemene moeder overste.
Ze vertrok inderdaad. Drie dagen later begon haar moeder beter te
worden, tot ze volledig genas. Don Lemoyne, die het verhaal hoorde van
de zuster zelf en het bij zijn notities aantekende, schrijft: "Ze leeft
nog in 1907 en is nu 78 jaar oud." Eerst toen ze haar zuster te Nizza
zag, onthulde Celestina haar de profetie, die haar vier jaar vroeger door
Don Bosco gedaan werd.

57.6 Page 566

▲back to top
- XIV/564 -
H O O F D S T U K XXVIII.
WERKEN DIE IN 1880 GEWEIGERD, UITGESTELD OF BEGONNEN WERDEN.
In 1880 waren er geen echte stichtingen behalve die van Patagones
en van Viedma op de beide oevers van de Rio Negro in Argentinië. Wanneer
we verder eenvoudige mondelinge voorstellen of zaken, waarvan geen spoor
in de documenten te vinden is, buiten beschouwing laten, werd er dat jaar
ofwel dadelijk een weigerend antwoord gegeven of nam men wat tijd ofwel
werd er ternauwernood de hand aan gelegd.
Er waren twee voorstellen waarop geen onderhandelingen volgden.
Het eerste voorstel ging uit van Rome. Prinses Odescalchi had het inzicht
scholen te openen te Bracciano, haar leengoed in het Latium, waar zich
een uitgetreden broeder gevestigd had en ex professo en privaat lessen
gaf die nu juist geen morele lessen waren. Ze vroeg daarom aan Don Bosco
drie priesters: een gymnasiumleraar en twee lagere onderwijzers. Ze zou
hun logies, linnengoed, meubels en zeshonderd lires per hoofd geven.
Indien het dit jaar niet mogelijk was, zou ze ook met het volgende jaar
tevreden zijn en ze was eveneens bereid de voorwaarden te wijzigen, zoals
Don Bosco dat zou verlangen.(1) Don Bosco antwoordde haar dat het hem op
het ogenblik onmogelijk was de wens van de prinses te vervullen en later
werd er niet meer over gesproken.(2)
Daar waar geen mogelijkheid voor een verdere ontwikkeling scheen
te bestaan, zou hij voortaan zijn personeel niet meer uitzaaien voor
werken van kleine omvang.
Het tweede voorstel, dat men zonder meer liet vallen om een reden
die het tegenovergestelde was van de vorige, was het voorstel salesianen
naar Spalato (3) in Dalmatië (4) te zenden. De bisschoppen van Dalmatië
hadden in gemeenschappelijk overleg de gedachte opgevat een privaat gym-
(1) Brief van Don Dalmazzo aan Don Bosco, Rome, 28 mei 1880.
(2) Brief van Don Bosco aan Don Dalmazzo, Turijn, 8 juni 1880.
(3) Split.
(4) Het huidjge Yuogoslavië.

57.7 Page 567

▲back to top
- XIV/565 -
nasium, wij zouden zeggen een gymnasium-lyceum, op te richten in het se-
minarie van die stad; het zou ten dienste staan van al de bisdommen van
Dalmatië, met uitzondering van Zara die er een bezat. Alles was al een
jaar klaar. Er ontbraken noch lokalen noch de nodige fondsen. Alle in-
spanningen werden echter verlamd door het tekort aan leerkrachten, voor-
al voor wijsbegeerte, Latijn, Grieks en Italiaans en natuurwetenschappen.
Daarom deed de bisschop van Spalato eveneens namens zijn collega's een
beroep op de Heilige Vader en vroeg hem hun ter hulp te komen zodat men
het volgende schooljaar 1880-1881 de school zou kunnen openen. Door be-
middeling van het staatssecretariaat liet de paus dat verlangen aan Don
Bosco weten en bracht hem ter kennis dat hij zeer tevreden zou zijn, wan-
neer Don Bosco kon zorgen voor de nodige leraren voor deze cursus van
middelbare studies, steeds in de veronderstelling dat hij in staat zou
zijn dat te doen.(1)
Een geestelijke uit Dalmatië, die ermee gelast was het personeel
te vinden en te beraadslagen over de eventuele uitgaven, kwam naar het
Oratorio en sprak erover met Don Bosco. Nu de paus de zaak aan zijn mo-
gelijkheden overliet, was het voor Don Bosco heel wat gemakkelijker de
uitnodiging af te wijzen. Zonder twijfel zou hij de manier bestudeerd
hebben de vraag in te willigen, wanneer de paus zonder enige voorwaarde
zijn verlangen had te kennen gegeven; maar zo belette niets hem zonder
meer te verklaren dat hij zich niet in de mogelijkheid bevond een zo tal-
rijk en zo hoog gekwalificeerd personeel samen te brengen.
Te Lugo steeg het ongeduld om er de salesianen te krijgen.(2) Bij
Don Bosco werd steeds meer aangedrongen maar er was geen concreet en sta-
biel teken om het vertrek te verhaasten. De bezoeken van Don Lazzero en
Don Barberis en later van Don Bretto hadden de hoop van de mensen van Lu-
go weer aangewakkerd. Dat was nog meer het geval toen ook Don Cagliero en
Don Durando er een kort bezoek hadden gebracht. Na zijn reis had Don
Bretto geschreven:(3)"Ik kan u twee zaken verzekeren: de eerste is dat er
in de Romagna een grote nood aan opvoeders van arme jongens bestaat. Ze
zijn daar in een toestand die ze bijna noodzakelijkerwijze moet bederven;
en de andere is, dat daar en vooral dan in Lugo vele personen zijn die
van ons houden." Een geestelijke van Lugo Mgr. Giuseppe Emaldi, bood twee
onroerende goederen aan, waarvan men een college kon maken; maar de be-
jaarde prelaat stierf in 1879 zonder hiervan melding te maken in zijn
testament. Hij had enkel een fidei-commis opgesteld, waarbij ter beschik-
king van het instituut, bij een eventuele opening het vruchtgebruik van
(1) Brief van Mgr. Cretoni aan Don Bosco, Rome, 27 augustus 1880. Sinds enige tijd
schreef Kardinaal Nina niet meer omdat hij ziek lag te Grottaferrata. In september
werd hij als staatssecretaris door kardinaal Jacobini vervangen.
(2) Brief van Don Rua, Alassio, 20 oktober 1878.
(3) Cfr. boekdeel XIII, blz. 644.

57.8 Page 568

▲back to top
- XIV/566 -
twintigduizend lires wat zeer weinig was, vastgesteld werd. De grafelijke
familie Emaldi scheen geneigd te zijn iets te doen maar nooit kwam er
iets positiefs. Sinds 1877 hield in de stad de familie Vespignani niet op
met aan te dringen, vooral de heer Carlo Vespignani, de oudste broer van
Don Giuseppe, die te Turijn Don Bosco gekend had.(1) Bij zijn stichtingen
ging Don Bosco echter met grote bedachtzaamheid te werk. Zolang hij er
niet klaar in zag, wou hij zijn zonen niet in een avontuur werpen. Van
zijn goede wil voor Lugo had hij aan voornoemde heer een welsprekend be-
wijs gegeven in een interessante brief die ons eerst nu ter kennis is ge-
komen. Men lette hierin op de wenk iedere politieke kleur uit zijn insti-
tuten te sluiten. In Romagna woedde, en zeer hevig te Lugo, de strijd met
de republieken, de naam waarmee op summiere wijze al de antiklerikalen
van de streek aangeduid werden. De correspondentie van de heer Carlo liet
natuurlijk de plaatselijke lokale temperatuur aanvoelen.
"
Beste heer Carlo,
"
"
In zaken ten bate van de jeugd, die in gevaar verkeert of
" in zaken die dienen om zielen voor God te winnen, loop ik zelfs
" met vermetelheid vooruit. Daarom vinden wij in uw voorstel om iets
" te beginnen waarmee wij arme en verlaten kinderen kunnen helpen,
" om ze aan de gevangenis te onttrekken en er goede burgers en goede
" christenen van te maken, het doel terug dat wij ons voorstellen
" te bereiken. Bereid dus de akker en de oogst voor en ik zal ver-
" heugd zijn een rondreis te kunnen maken om de medebroeders, die
" voor ze mij persoonlijk kenden en jegens mij een grote liefdadig-
" heid bewezen, van dichtbij te leren kennen en ze te bedanken.
"
Ik heb me gehouden aan de suggestie die u mij gedaan hebt
" en ik heb de heer Don Carlo Cavina gevraagd decurio salesiano te
" zijn (2) en aldus een centrum te vormen. Tracht u daarom met hem
" in verbinding te stellen voor onze zaken.
"
D. Giuseppe stuurt 25 diploma's van medewerker en we zul-
" len er nog andere sturen, indien dat nodig is.(3)
"
U hebt me uitgenodigd de dans in te zetten. Ik heb de uit-
" nodiging aanvaard, maar het is nodig dat wij alle middelen gebrui-
" ken en alle offers brengen om hem tot een goed einde te brengen.
(1) G. Vespignani, Un anno alla scuola di Don Boscc, blz. 98-100.
(2) Deken van Lugo. Hij stierf in september 1880. In een brief van 11 mei 1877 aan Don
Bosco, ondertekend door negen andere personen van Lugo en mooi geschreven door
Carlo Vespignani, ondertekent hij als "decurione".
(3) Na een tocht doorheen de Marche en de Romagna in oktober 1878 stuurde Don Bretto 24
van deze diploma's naar Fermo. Don Bosco en de zijnen maakten van iedere gelegenheid
gebruik om medewerkers aan te werven en hun aantal uit te breiden.

57.9 Page 569

▲back to top
- XIV/567 -
"
U dient goed te onthouden dat, indien wij vooruit willen
" gaan, het noodzakelijk is dat wij nooit over politiek spreken,
" noch voor noch tegen. Ons programma bestaat erin goed te doen
" aan de arme kinderen.
"
De andere zaken, die u mij geschreven hebt, zal ik niet
" vergeten en ik zal er een andere brief aan besteden.
"
God zegene uw kleine en uw grote familie.(1) Breng een
" eerbiedige hulde aan onze medewerkers. Zeg aan allen dat ik ze
" graag iedere dag in de heilige mis aanbeveel en dat ik mezelf
" aan hun gebeden aanbeveel.
"
Moge de genade van Onze Heer Jezus Christus steeds met u
" zijn. Amen.
"
"
uw toegenegen dienaar en vriend,
" Turijn, 11-4-77.
Priester Gio. Bosco.
Dringende aanvragen bereikten Don Bosco uit Teano, een kleine stad
van Campania. Hij kon er geen salesianen naartoe sturen, maar liet er een
voorlopige regeling aanvaarden.
Het gemeentebestuur bezat een gymnasium met kostschool, waar re-
sultaten in verband met studie en moraal gering waren. Men had daarom het
besluit genomen dit gymnasium te hervormen. Men gaf ontslag aan de direc-
teur en de leraren en wou het lot van het instituut in handen van Don
Bosco leggen.
Om de zaak bij Don Dalmazzo te bespreken kwamen opzettelijk hier-
voor uit Napels, met een aanbeveling van kardinaal d'Avanzo, de bisschop
van Calvi en Teano, en markies dal Pezzo, afkomstig van Teano, provincie-
raadslid en president van alle katholieke verenigingen. Men wou dat de
algemene procurator Don Bosco ertoe zou brengen te aanvaarden. De voor-
waarden, zoals ze opgesomd werden, schenen goed te zijn. Don Bosco ant-
woordde aan de procurator:(2) "Voor het huis van Teano zijn er moeilijk-
heden door tekort aan personeel. Toch zullen we morgen en overmorgen
caecos et claudos de revue laten passeren en zondag avond in het kapit-
tel zullen we doen wat mogelijk is om voldoening te schenken aan hen die
zoveel vertrouwen in de salesianen stellen."
In het kapittel werd erover gesproken, maar alle goede wil liep
te pletter op de schaarste aan personeel. Dan besloot men aan het ge-
meentebestuur voor te stellen om ad interim de leiding toe te vertrouwen
aan professor Don Giuseppe Manfredi, kanunnik van Sint-Ambrosius te Mi-
(1) Deze uitdrukking vinden we herhaaldelijk terug onder de pen van Don Bosco. Door
"kleine familie" verstaat hij de familie van hem of van haar aan wie hij schrijft
en onder "grote familie" die van de salesianen. Wie de brief ontvangt wordt aan- zien
als lid of deel van deze familie.
(2) Brief, Turijn, 15 juli 1880.

57.10 Page 570

▲back to top
- XIV/568 -
laan voor een periode van niet langer dan drie jaar. Gedurende deze tijd
zou hij zorgen voor het hele personeel.
Het voorstel werd aanvaard en er werd een overeenkomst voor twaalf
jaar gemaakt die zou lopen van 15 oktober 1880 tot 15 oktober 1892. Het
gemeentebestuur stond gedurende twaalf jaar de beschikking van het hele
gebouw af, dat tot op dat ogenblik als gymnasium werd gebruikt. Het zou
opnieuw worden aangepast en in een toestand worden onderhouden waardoor
het aan zijn doel zou beantwoorden. In geval het aantal kostschoolleer-
lingen meer dan vijftig bedraagt, zal het gemeentebestuur zelf voor de
vergroting zorgen. Het gemeentebestuur zal bovendien een jaarlijkse sub-
sidie van 12.000 lires geven plus nog 1.500 lires bij de opening, als
vergoeding voor het overbrengen van het personeel. Don Dalmazzo begaf
zich tweemaal naar Teano, waar men hem niet hartelijker had kunnen ont-
vangen. Kanunnik Manfredi zocht eerst leraren en nam de leiding op zich,
in afwachting dat Don Bosco te zijner tijd de salesianen zou sturen, maar
die tijd kwam niet omdat de omstandigheden veranderd waren.
Laat ons nu spreken over twee huizen, waarvan het ene in 1880 ge-
opend werd maar eerst volgend jaar geregeld gebruikt werd en het andere
na lange onderhandelingen een begin van opbouw kreeg in 1881. We bedoe-
len hier de huizen van Penango en van Mogliano Veneto.
Penango is een kleine gemeente, die in de omgeving ligt van Casale
Monferrato en tot dit bisdom behoort. Hier was een burgerlijk gebouw te
koop, dat gelegen was op een riant heuveltje. De pastoor spande er zich
voor in en drong zo bij Don Bosco aan, dat deze besloot het aan te kopen.
Voor het huis en het terrein betaalde hij aan de heren Ghiron en Fiz,
Israëlieten van Casale en volmachtdragers van de eigenaar Baron Leonino
Sabino een bedrag van 60.000 lires. Een van de beweegredenen die Don Bos-
co tot de aankoop deden besluiten, was het verlangen een aanpalende kerk,
die vroeger toegewijd was aan 0.-L.-Vrouw van Smarten, terug te kopen.
Zoals de kerk van Nizza was ook deze kerk een grote opslagkelder gewor-
den, zodat de Madonna daar stond tussen filters, flessen, vaten en bak-
jes, nu meer dan ooit een Moeder van Smarten.
Op de aankoop volgde direct de inbezitneming, die met grote plech-
tigheid plaats had op 6 juni. Heel het college van Borgo San Martino met
zijn 225 leerlingen kwam er naartoe. Mgr. Manacorda, bisschop van Fossano
en geboortig van Penango, celebreerde, gaf de zegen en hield de preek. De
brave bevolking van Moncalvo, Cagliano, Casorzo, Vignale en van de om-
liggende dorpen, die van de plechtigheid gehoord hadden, kwamen naar Pe-
nango waar men nog nooit tevoren zoveel volk en zo een opgewekte beweging
gezien had. De naam Don Bosco weerklonk, hij was gezegend en geliefd in
deze streken en een feest voor de opening van een van zijn colleges was
een echte gebeurtenis voor de hele streek. Het doel van de stichting be-
stond erin een kostschool voor jongens van de lagere klassen op te rich-
ten. Ze zou als een filiaal van Borgo San Martino zijn, waar men ieder

58 Pages 571-580

▲back to top

58.1 Page 571

▲back to top
- XIV/569 -
jaar door een volstrekt gebrek aan plaatsen een groot aantal aanvragen
moest afwijzen. Don Bosco zal daar zijn eerste bezoek brengen in oktober
1881.
Het schuchtere begin van het huis van Mogliano Veneto dateert van
1879, maar het echte begin had pas in 1882 plaats. Bij dit ontstaan, ver-
schijnt de naam van advocaat Paganuzzi, de kloeke vaandrig van de Itali-
aanse katholieke actie in de tijd van het werk van de congressen en naast
hem die van ingenieur Pietro Saccardo, een ander katholiek militant van
Venetië. Ze werden pijnlijk getroffen bij het zien van de vele jongens
die voortdurend door de straten en over de pleinen van de lagunestad lie-
pen. Ze groeiden op als bedorven knapen en godslasteraars. Meestal kenden
ze niets over God en de godsdienst. Ze hadden een afkeer van het werk,
hun fysisch uiterlijk was misvormd, hun verstand aangetast door allerlei
soort kwalen en ongemakken. De twee ijverige leken bestudeerden dan ook
de manier hoe men dit grote kwaad zou kunnen verhelpen. Er bestonden wel-
iswaar weldadigheidsinstituten, maar ze waren weinig in aantal en niet
voldoende om in de nood te voorzien. Er waren ook avondpatronaten, die
echter over weinig lokalen en geldmiddelen beschikten, zodat hun invloed
uiterst beperkt was. Op welke manier zou men die ellendige jeugd kunnen
redden?
Op het ogenblik zagen ze af van de gedachte een groter impuls te
geven aan de stedelijke weldadigheidsinstituten en maakten ze een plan
van de overleden patriarch Ramazotti tot hun eigen plan. Ze dachten aan
de stichting van een landbouwkolonie, waarin ze meenden een reddingsark
te zien voor zovele arme, bijna verlaten knapen. Volgens hun zienswijze
was er op de buiten geen gebrek aan werk, vooral nu men met mechanische
middelen uitgestrekte terreinen, die vroeger moerassen of braakgronden
waren, begon te verbeteren en vruchtbaar te maken. Daar was het werk mo-
reel en hygiënisch beter dan in een fabriek. Het stemde beter overeen met
de menselijke natuur, die er niet van hield als een machine te arbeiden.
Het onderricht, het logies, het onderhoud zou daar heel wat minder kosten
dan in een instituut in de stad. Daarbij kon het werk, zelfs hoe gering
dan ook, door onervaren handen uitgevoerd worden en toch nog vruchten op-
brengen. Daar zouden niet enkel de knapen zelf maar ook de maatschappij
in haar geheel bij winnen; want de oproerige gedachten, de haat van de
arme volksklassen tegen de welgestelden en de andere verderfelijke begin-
selen die de massa's in beroering brengen, worden er niet opgehitst maar
eerder gekalmeerd en ten goede veranderd door het schouwspel van de na-
tuur, dat heilzame uitwerksels heeft onder de weldoende invloed van de
(1) Brief van ingenieur Pietro Saccardo aan Don Bosco, Venetië, 12 juni 1879.

58.2 Page 572

▲back to top
- XIV/570 -
Voorzienigheid.(1) Daarom smeekten ze Don Bosco zijn aandacht en zijn
liefdadige gevoelens te willen vestigen op een zo ernstig probleem, maar
nog meer op het hulpmiddel dat ze ervoor uitgedacht hadden. Patriarch
Agostini, die over de zaak werd ingelicht, zegende van ganser harte hun
voorstel.
De Voorzienigheid scheen hun liefdadig initiatief ter hulp te ko-
men. Een vrome dame uit Venetië, Elisabetta Bellavite Astori, sinds en-
kele tijd weduwe, had juist het inzicht in het naburige dorp Mogliano,
waar ze haar bezittingen had, een landbouwkolonie te stichten, en dit
niet bij testament maar nog gedurende haar leven en liefst zo vlug moge-
lijk. Ze had zich hierover beraden met senator Rossi van Schio en deze
had een voorafgaande rekening opgemaakt die haar onthutst had. Ze stond
aldus op het punt af te zien van de kolonie en er zich toe te beperken
een asiel voor twaalf arme bejaarden op te richten. Ingenieur Saccardo
echter, die ermee gelast was een schets op te maken, kon haar dit plan
doen prijsgeven, deed haar terugkomen op haar oorspronkelijk inzicht en
stelde haar voor Don Bosco te roepen. Bij het horen van de naam van Don
Bosco, wiens faam al bekend was, was de dame zeer verheugd. Nadat ze haar
berekeningen gemaakt had, besloot ze hem het nodige terrein te schenken
te Mogliano Veneto en een bedrag van 150.000 lires om op die grond een
gebouw op te richten volgens de plannen van voornoemde ingenieur Saccar-
do. Toen het feest van Maria, Hulp der Christenen nabij was, kwam de
dame, die door Don Bosco was uitgenodigd, naar Turijn en kwam met hem
overeen. Zij droeg er de aangenaamste indruk van mee, zoals uit haar cor-
respondentie blijkt. Voortaan beschouwde zij de stichting van de land-
bouwkolonie als de grootste zaak van haar leven, bijna als een zending
die ze te vervullen had om met gerust gemoed het Nunc dimittis te mogen
aanheffen. Daarom kende ze rust noch duur eer Don Bosco het werk dat
instituut, dat werkelijk het zijne was, op zich nam; zo groot was het
vertrouwen dat ze stelde in zijn heiligheid en in de bescherming die door
de Heer aan zijn ondernemingen verleend werd.(1) Don Bosco behandelde de
zaak met zijn kapittel en aanvaardde formeel.(2) Nadien stelde de dame
het vastgestelde bedrag te zijner beschikking. Ze wenste vurig de komst
van Don Bosco, maar berustte erin hieraan te moeten verzaken. "Het spijt
me zeer", schreef ze hem,(3) "dat mij ook ditmaal de eer ontnomen wordt
de zeer vereerde persoon van Don Bosco in mijn huis te ontvangen; maar ik
hoop dat dit op een gepaster ogenblik zal gebeuren. Ik geloof dat dit zal
gebeuren, want grote gunsten laat de Heer mij geruime tijd van Hem ver-
wachten en dan verleent Hij ze ook. Ook deze gunst zal Hij mij toestaan."
Maar Don Sala ging er naartoe. Zijn ambt bestond erin toezicht uit te
oefenen op de bouwwerken. Hij was ook drager van een overeenkomst, die al
door Don Bosco ondertekend was en moest ze door haar laten ondertekenen.
(1) Brief van Saccardo aan Don Durandc Venetië, 1 oktober 1880.
(2) 8rief van Don Rua, met handtekening van Don Bosco, Lanzo, 8 oktober 1880.
(3) Brief, Venetië, 28 oktober 1880.

58.3 Page 573

▲back to top
- XIV/571 -
De bouwwerken werden begonnen in de lente van 1881 en niettegenstaande de
tegenslagen die doorgaans met werken van dien aard gepaard gaan, werden
ze vlug tot een goed einde gebracht. Voor al het andere was echter de
machtiging van de kerkelijke overheid vereist. Kerkelijk hangt Veneto van
Treviso af, en dat diocees was toen vacant door de dood van Mgr. Zinelli.
Kanunnik Giuseppe Sarto had er het bestuur van als vicaris van het kapit-
tel. Hij wou niet enkel toestaan wat gevraagd werd maar wou ook nog
eigenhandig de hele akte hiervoor opstellen en dit in bewoordingen die
buitengewoon welwillend waren voor Don Bosco, die hij persoonlijk in het
Oratorio in 1875 gekend had.(1) Het huis werd ingewijd op 8 november 1882
door Don Moisè Veronesi, de directeur. Het was onmogelijk op die plaats
een landbouwschool op te richten; daarom was men genoodzaakt de bestem-
ming van het instituut, dat nog altijd zeer bloeiend, is te wijzigen.
In 1880 begon vanuit Oporto een correspondentie voor een stichting
die zeer lang geduurd heeft. In deze tweede stad van Portugal bloedde het
hart van de beste geestelijken bij het zien van de ellendige godsdienst-
ge toestand, waarin het volk verkeerde. De protestanten, die profiteerden
van de onwetendheid, verrichten er onberekenbare schade. Om tegen het
aangroeien van het kwaad een dam op te werpen, had een groep priesters
aalmoezen ingezameld en daarmee katholieke scholen opgericht, waarvan men
weldra de vruchten kon merken. Maar deze vruchten waren niet duurzaam. De
jongens, die uit deze scholen kwamen, gingen een vak aanleren in milieus
waar ongodsdienstigheid en onzedelijkheid werden ingeademd en verloren
weldra al het goede dat ze geleerd hadden.
Een van die priesters, niet minder aanzienlijk door zijn adellijke
afkomst als door zijn ijver als priester, Sebastian, Leite de Vasconcel-
los, die nadien bisschop van Beja werd, was ermee bekommerd een instel-
ling te stichten waar de jongens uit de katholieke scholen konden naar-
toe gaan om er een vak te leren en eens brave christen arbeiders te wor-
den. Terwijl hij nu bezig was zijn plan te verwerkelijken en een atelier
"St.-Jozef", genaamd, ingericht had, kwam hij iets te weten over Don Bos-
co en zijn vakscholen. Hij schreef hem aanstonds en vroeg hem met aan-
drang in naam van het Heilig Hart van Jezus hem ten minste drie salesia-
nen te sturen voor het openen van drie werkhuizen van kleermakers,
schoenmakers en timmerlieden. Wat al andere brieven schreef hij aan Don
Bosco na deze eerste brief! Don Durando antwoordde hem en het antwoord
was in verschillende vorm onveranderlijk hetzelfde, namelijk dat het toen
niet mogelijk was door gebrek aan personeel, maar dat hij hoopte later
zijn wensen te kunnen verhoren. Het is ontroerend de vurige brieven te
lezen die deze brave priester schreef, zodra het hem toescheen in een of
andere zin een glimp van hoop te kunnen opvangen.
(1) Cfr. boekdee1 XI, blz. 323.

58.4 Page 574

▲back to top
- XIV/572 -
Omdat hij meende gemakkelijker een bres te kunnen slaan in het hart
van de oversten van Turijn, verkreeg hij een gezagvolle aanbeveling van
pater Ficarelli, overste van de jezuïeten in Portugal. Toen in 1881 Don
Cagliero naar Sevilla ging voor een stichting waarover we later zullen
spreken, zei Don Bosco hem dat hij ook naar Oporto moest gaan om te gaan
zien en zijn mening mee te delen. Dat bezoek deed de ijverige priester
moed vatten. Kort nadien ondernam hij de reis naar Turijn om Don Bosco
van dichtbij te leren kennen, zijn werken te bekijken, met hem overeen te
komen en zijn zegen te ontvangen. Don Bosco aanhoorde hem met veel goed-
heid, gaf hem nuttige raad en zei hem als slot: - "Ik geloof voor God dat
u thans dit instituut ten voordele van de jeugd dient te openen. Later
zal ik u salesianen sturen." - De priester keerde terug naar zijn vader-
land en hield zich aan de onderrichtingen van Don Bosco. Hij maakte ge-
bruik van wat hij gezien had in het Oratorio, te Sampierdarena en te Mar-
seille, stelde een commissie samen van de bijzonderste personaliteiten
van de stad en opende het atelier van Sint-Jozef met het uitdrukkelijke
voorbehoud later alles aan de salesianen over te laten. Hij moest echter
geduld oefenen tot na de dood van Don Bosco, wiens belofte door zijn op-
volger uitgevoerd werd.
Indien, zoals we gezien hebben, in 1880 geen nieuwe huizen op het
oude werelddeel geopend werden, dan werd er toch veel gedaan voor de ver-
dere ontwikkeling van al wat er al bestond. Don Bosco bracht hierover
verslag uit in zijn jaarlijks rapport van januari 1881. In Frankrijk wer-
den in de landbouwkolonie van La Navarre de gebouwen uitgebreid. Het
weeshuis van Nice werd aanzienlijk vergroot. In het Oratorio te Marseille
werd een nieuw gebouw opgetrokken zodat men het aantal leerlingen kon
verdriedubbelen. In Italië werden te Vallecrosia de gebouwen voor de
scholen voor jongens en meisjes voltooid evenals de woningen voor onder-
wijzers en onderwijzeressen terwijl de werken voor de kerk, die ernaast
lag, goed vooruitgingen. Te Turijn werden de werken voortgezet voor de
kerk van Sint-Jan de Evangelist en ook voor het daarnaast gelegen tehuis.
Te La Spezia werd het gebouw dat in opbouw was voor scholen en voor de
kerk zwaar door een storm beschadigd; maar de werken werden direct her-
vat. Er werd de hand gelegd aan de reusachtige onderneming van het Heilig
Hart te Rome.
Zonder twijfel moest hij strijden tegen de listen van de tegen-
stander van alle goed. De gunst van het oppergezag mocht hem echter niet
ontbreken, want zonder deze gunst zouden al zijn inspanningen tevergeefs
geweest zijn. Daarom zond Don Bosco in augustus 1880 een nauwkeurig ver-
slag over de zaken van Amerika en Europa aan de kardinaal Beschermheer.
Door de aard van zijn ambt en door zijn grote welwillendheid tegenover
de congregatie kon hij meer dan iemand anders Don Bosco behulpzaam zijn
in zijn betrekkingen met de Heilige Stoel.

58.5 Page 575

▲back to top
- XIV/573 -
"
Eminentie,
"
"
Ik geloof dat het u, als beschermer en vriend van onze ne-
" derige congregatie, niet onaangenaam zal zijn een overzicht te
" ontvangen over de toestand van sommige van onze huizen die een
" bijzondere aandacht waard schijnen te zijn in Amerika en in
" Europa.
"
Onze missies van Uruguay en van Patagonië gaan tot onze
" grote troost goed vooruit. De regering echter, die aanzienlijke
" subsidies beloofd had om kolonies te stichten, kerken, scholen en
" tehuizen te bouwen en aldus vorderingen te maken te midden van
" de wilden, kan thans wegens de meningsverschillen onder de bur-
" gers de gedane beloften niet houden en laat ons aan ons lot over
" met zware schulden die dienen betaald te worden. Toch heb ik al
" de nodige richtlijnen gegeven om ten minste de bedragen, waarvan
" de betaling het dringendst is, te voldoen.
"
Ingewikkelder staan de zaken in Buenos Aires, hoofdstad
" van de Argentijnse republiek. Scholen, tehuizen, opvoedingshuizen
" voor meisjes en jongens moesten ontbonden en verspreid worden om
" de eer en het leven van de leerlingen, van de mannelijke en vrou-
" welijke kloosterlingen in veiligheid te brengen. Jammer genoeg
" bevonden zich deze instituten op de plaatsen waar de vijandelijk-
" heden door de strijders gevoerd werden. De stoffelijke schade
" moet aanzienlijk zijn; maar het pijnlijkste feit was de dood van
" priester Francesco Bodrato, overste van onze missies in Amerika.
" Uitgeput door onophoudend werk, was hij genoodzaakt te bed te
" blijven bij het begin van de revolutionaire bewegingen. Hij leed
" eronder dat hij niet kon voorzien in de stijgende behoeften en
" dat verergerde zijn kwaal. Het voortdurende geschut van geweren
" en kanonnen dag en nacht boven en rond zijn woning, droegen er toe
" bij aan zijn waardevolle leven een einde te stellen. Een telegram
" meldde ons dat hij op 4 augustus overleden was. Via een ander te-
" legram aan de aartsbisschop van die hoofdstad heb ik geschreven
" dat hij ad interim priester Giacomo Costamagna zou aanstellen,
" een priester die zeer geacht wordt voor zijn preken en die de
" eerste was om door de Pampa's te trekken tot over de Rio Negro en
" een missie te beginnen in Patagonië. Zodra ik de brieven, die ik
" verwacht, ontvangen heb, zal ik u dadelijk mededeling doen van de
" bijzondere feiten en zal de definitieve benoeming van de nieuwe
" overste geschieden. Met dit doel en om andere motieven is een
" van onze priesters op reis in Europa om zich een juiste voorstel-
" ling te maken van de staat van zaken en dit persoonlijk.
"
Wanneer ik nu overga tot de huizen van Europa heb ik het
" genoegen u te kunnen zeggen dat onze instituten in Frankrijk geen
" enkel verschijnsel van toekomstige moeilijkheden vertonen. Te Mar-
" sei11e wordt ijverig gewerkt voor het noviciaathuis en voor het
" seminarie van Patagonië. Ik heb vertrouwen dat het omstreeks het
" einde van de maand oktober grotendeels zal voltooid en ook bewoond

58.6 Page 576

▲back to top
- XIV/574 -
" zijn. Reeds acht leerlingen werden in het oude gebouw opgenomen
" en hebben reeds geregeld hun klassieke studies begonnen. Talrij-
" ke anderen vragen te worden aanvaard.
"
De kerk, die verbonden is aan het instituut van Nice, is
" bijna voltooid en zal ingewijd worden voor de goddelijke cultus
" in november eerstkomende. Met grote energie vorderen de werken
" voor de scholen en voor de kerk van Vallecrosia bij Ventimiglia.
" Wij hopen omstreeks februari aanstaande deze nieuwe gebouwen te
" kunnen betrekken. De scholen en de kerk van de protestanten staan
" nog altijd leeg, omdat de schoolgaande jeugd uitsluitend naar on-
" ze scholen en naar onze kerk komt, die echter, om de waarheid te
" zeggen, niets anders zijn dan een ellendig pakhuis, dat hiervoor
" aangepast werd.
"
Met dezelfde vurigheid wordt er gewerkt voor de kerk en het
" instituut van Sint-Jan de Evangelist naast de tempel en de scholen
" van de protestanten te Turijn. In november eerstkomende zal het
" Oratorio van de kinderen worden overgebracht en in juni 1881 zal
" de hele kerk in dienst worden genomen.
"
Maar hoe staat het met onze onderneming in het kleine Genè-
" ve, namelijk te La Spezia? Men heeft er geen tijd verloren en er
" wordt zelfs gezwoegd om de moeilijkheden, die op ieder ogenblik er
" talrijk worden, te overwinnen. Niettemin werden de hinderlagen die
" ons door de onzedelijkheid en de goddeloosheid van de protestanten
" gespannen worden, verijdeld. Op Sint-Laurentiusdag werd de wette-
" lijke akte van aankoop verleden van het terrein waar men zinnens
" is de scholen, de kerk en het huis voor onze onderwijzers te bou-
" wen. We hadden verlangd dat deze zo vurig betrachte akte wat eer-
" der zou verleden worden om hem aan U als een bloemenruiker op uw
" naamdag te kunnen aanbieden. Een nieuwe hindernis rees echter op
" en scheen de hele aangelegenheid te bedreigen. Niettemin zijn wij
" erin geslaagd te Turijn op de avond van die dag een notariële ak-
" te te passeren, waardoor wij eigenaars werden van een terrein van
" 1.500 m2 bouwgrond, waarvoor we de prijs contant betaald hebben.
" Het plan hiervoor is voltooid. Sinds dinsdag 17 augustus is de
" econoom van de congregatie ter plaatse om aan het werk te begin-
" nen en in de maand maart eerstkomende kunnen wij daar onze tenten
" opslaan. Ik weet niet of het mogelijk is daar op zo korte tijd
" zoveel werk te verrichten; maar noodzakelijkheid kent geen wet en
" wij hopen in de Heer daarin te zullen slagen.
"
Wat de uitgaven betreft te Marseille, Nice, Vallecrosia en
" Turijn vertrouw ik erop zonder moeilijkheden vooruit te kunnen
" gaan. Dit is niet het geval voor La Spezia waar men geen enkele le
" materië subsidie kan verwachten. Tot op heden genoten wij in deze
" stad enkel en alleen van de onuitputtelijke liefdadigheid van de
" Heilige Vader. Op een apart blaadje geef ik uitdrukking aan mijn
" gedachten, die ik u verzoek te willen lezen en aan Zijne Heilig-
" heid te willen overmaken, indien dit passend schijnt aan uw ver-
" lichte wijsheid.
"
Ten slotte smeek ik u de zwakke inspanningen, die de salesi-
" anen voor het welzijn van de kerk doen, door de paus gunstig te
" doen aanvaarden en zijn apostolische zegen over allen, maar vooral

58.7 Page 577

▲back to top
- XIV/575 -
" over onze missionarissen van Amerika, af te smeken.
"
Terwijl wij ons dan allen aan de christelijke liefde van
" uwe heilige gebeden aanbevelen, heb ik de hoge eer mij zelf met
" diepe achting en grote dankbaarheid te mogen noemen
"
" Vanuit het huis van Nizza
" Monferrato, 20 augustus 1880.
uw zeer verplichte dienaar
Priester Gio. Bosco.
Ten aanzien van zoveel werk op de schouders van een privé persoon
was het niet meer dan natuurlijk dat Don Bosco zich afvroeg: "Bij het
volbrengen van grote ondernemingen voor Gods glorie en ter verlichting
van de lijdende mensheid is de eerste moeilijkheid die ons pleegt te
treffen het tekort aan geldelijke middelen. Op welke manier moeten wij
voorzien in de behoeften van zoveel jongeren aan wie wij asiel hebben
verleend. Hoe moeten wij zovele werken, die wij al begonnen hebben, in
stand houden? Waar halen wij de levensmiddelen, de kledij voor zovele
leraren en leerlingen?" Op dergelijke ernstige vragen gaf hij zelf het
antwoord: "De goddelijke Voorzienigheid bezit onuitputtelijke schatten.
In het verleden is Zij nooit tekort geschoten; zouden we dan aan de toe-
komst mogen twijfelen? Zeker niet. Laat ons allen het weinige doen wat
we kunnen en God zal voorzien in wat ons ontbreekt. Terwijl wij dan een
onbeperkt vertrouwen stellen in de goedheid van de Heer, zullen we onze
medewerking niet weigeren. Iedereen overwege een ogenblik het gebod van
de Zaligmaker, wanneer Hij zegt: "Geeft en u zult in overvloedige mate
terug ontvangen. En elders: "Geef het overtollige weg in aalmoezen. Al-
len hebben iets overtolligs en sommigen zelfs veel."(1)
Aan deze oproepen, die door Don Bosco steeds veelvuldiger herhaald
worden en die steeds dringender worden, naarmate zijn werken vermeerde-
ren, zal steeds prompt en edelmoedig door de liefdadigheid van zijn mede-
werkers beantwoord worden.
(1) Brief aan de medewerkers, in Bollettino Salesiano, januari 1881.

58.8 Page 578

▲back to top
- XIV/576 -
HOOFDSTUK XXIX.
VOORZEGGINGEN, EEN INTUITIEVE KENNIS VAN GEWETENS,
GENEZINGEN, EEN GEVAL VAN BILOCATIE
Er zijn niet veel heilige stichters, in wier leven de buitengewone
gaven zo talrijk zijn als het in het leven van Don Bosco, vooral tijdens
zijn laatste levensjaren, waarin bij hem het bovennatuurlijke veelvuldi-
ger tot uiting kwam. In dit boekdeel hebben wij al enkele zaken verhaald
naarmate de gelegenheid zich voordeed en thans blijven er nog enkele over
die wij in dit laatste hoofdstuk zullen uiteenzetten.
Hoe dikwijls heeft Don Bosco de toekomst niet onthuld, waarbij hij
de dood of een lang leven of andere gebeurtenissen, die op geen enkele
manier door menselijke gissingen konden voorzien worden, voorspeld heeft!
Drie voorzeggingen over de datum van overlijden vielen zeer waarschijn-
lijk voor in het jaar 1880. De heer Tommaso Buffa, inspecteur bij de
spoorwegen en zeer goede familievader, wier zoon salesiaan geworden was
en als clericus in geur van heiligheid stierf, sprak eens met Don Bosco
over de levensjaren die hun nog konden overblijven en zei hem: - "Ik zal
voor u ver- trekken." - Don Bosco antwoordde hem: - "Neen, u mag er op
rekenen dat u acht jaar na mijn dood zult sterven." - Hij stierf inder-
daad in 1896 en liet tussen zijn brieven een biljet achter,(1) waarin de
zonen van de overledene het gesprek en de profetie konden lezen.
Pater Giovanni Maria Gazza, van de paters van Sint-Philippus Nerï
en geboortig van Turijn, lag op slechts 24-jarige leeftijd te bed aange-
tast door een zeer zware ziekte. Zijn familie verlangde dat Don Bosco hem
zijn zegen zou schenken. Hij ging er graag naartoe om dit werk van naas-
tenliefde te volbrengen. Nadat hij hem echter gezegend had en hem troos-
tende woorden van opbeuring had toegesproken, kondigde hij bij zijn heen-
gaan aan de verwanten onbewimpeld aan dat hun dierbare zou sterven op 27
november. De zuster die onder de aanwezigen was en dit gehoord had, be-
vestigde aan Don Filippo Rinaldi de profetie en haar volledige verwezen-
lijking.(2)
(1) Proc. a.p., Summ. over de Positio super virtutibus, nr. XVII, par. 7 (getuige Don
Rua).
(2) Eigenhandig door Don Rinaldi geschreven, Turijn, 26 februari 1918.

58.9 Page 579

▲back to top
- XIV/577 -
Een andere voorzegging eveneens over een afsterven, maar uitgedrukt
in bewoordingen die op dat ogenblik de waarheid verborgen, werd gedaan
aan barones Jocteau. Deze dame had een zoon in het college van Valsalice
geplaatst in de tijd dat Don Francesia er directeur was en bracht bij
Don Bosco een kleinere zoon om hem te zegenen. De arme kleine was zieke-
lijk en zo ineengeschrompeld dat hij een zielige aanblik bood. Zijn moe-
der knielde neer en smeekte Don Bosco. Hij deed dan een ongewone zaak
voor hem. Hij nam het kind, hief het op, liet het op zijn knie zitten en
zei: "Zeker, ik zal het graag zegenen." - Eerst echter zei hij tot het
kind enkele woorden over het eeuwige leven en het paradijs en dan voegde
hij er vriendelijk aan toe: - "In dat jaar, op die dag en op dat uur zal
je beter zijn."- Ten slotte zegende hij het. De moeder ging wenend weg
omdat ze zo getroost was. Maar op die dag en juist op dat uur stierf haar
zoon. De barones was in haar hoop teleurgesteld, nam dit zeer kwalijk op
en bracht gedurende een zekere tijd geen bezoek meer aan Don Bosco. Later
kon kanunnik Anfossi, die het feit pleegde te vertellen, haar gedachten
wat opbeuren. Nadat ze voor hem haar hart geopend had, verklaarde hij
haar eenvoudig, dat voor Don Bosco "beter zijn" het paradijs was en deed
haar inzien hoe de zekerheid, dat haar zoon door de gebeden van Don Bos-
co in Gods armen was, haar een grote troost moest zijn. Toen viel bij de
barones de sluier van de ogen, ze begreep het en dankte de Heer.
En thans volgt de voorzegging over een lang leven. In het klooster
van de zusters van het heilig sacrament te Bassano del Grappa stierf op
20 juni 1931 de kloosterzuster moeder Maria, Hulp der Christenen van
Sint-Jozef. Hoewel ze een tengere gezondheid had, werd ze in 1880 tot het
no-viciaat toegelaten, enkel en alleen omdat Don Bosco, aan wie het jonge
meisje om raad gevraagd had gezegd had dat ze zou bestand zijn tegen het
onderhouden van de kloosterregel. Dezelfde Don Bosco had haar een medail-
le geschonken met de beeltenis van Maria, Hulp der Christenen, aan een
zijde en die van Sint-Jozef aan de andere. Daardoor scheen het eigenaar-
dig dat de oversten, die dit niet wisten, haar juist deze kloosternaam
oplegden. Er was echter nog meer. Don Bosco had haar eveneens volgende
voorzegging gedaan: Vele jaren zullen voorbijgaan. Een abdis en enkele
kloosterzusters van Veneto zullen aansluiten bij de zusters van het hei-
lig sacrament. Dan zal men u daar naartoe sturen, u zult er tot overste
worden gekozen en dat zal de plaats van uwe heiliging zijn om dan naar
het paradijs te gaan op de leeftijd die ook ik bij mijn dood zal hebben.
- In 1901 werd de kloosterzuster naar Bassano del Grappa in Veneto ge-
stuurd om daar een klooster te gaan stichten, zonder dat ze ooit de pro-
fetie van Don Bosco aan iemand onthuld had. In 1916 werd ze er tot over-
ste gekozen en daarna ook als dusdanig herkozen. Nadat ze gedurende vele
jaren door haar leven de communiteit gesticht had, werd ze zwaar ziek.
Toch herstelde ze zo goed dat men mocht hopen haar gouden jubileum van
haar kloosterprofessie te kunnen vieren. Ze vroeg echter op welke leef-
tijd Don Bosco gestorven was en bleef hierover in gedachten verzonken.
Tot dan toe was alles wat men haar voorspeld had bewaarheid geworden en

58.10 Page 580

▲back to top
- XIV/578 -
zo zou ook het laatste gedeelte verwezenlijkt worden. Ze ging inderdaad
tot een beter leven over in haar tweeënzeventigste jaar zoals Don
Bosco.(1)
Bij een andere kloosterzuster gebeurde er een profetie en een door-
vorsing van wat in haar hart omging. Zuster Brambilla, zuster van liefde,
ontving het kloosterkleed te Turijn op 4 september 1880 en kreeg als be-
stemming het weeshuis voor meisjes te Sassari. Ze vertrok naar Sardinië
in gezelschap van twee oudere medezusters. In een memorandum door haar
gedicteerd en aan ons overhandigd, vertelt ze haar vertrek aldus: "We
vertrokken op 11 september 1880. Toen wij plaats genomen hadden in de
treincoupé die men ons had aangewezen, legde ik mijn bagage (waarop mijn
naam stond) niet in het rek bovenaan, zoals mijn gezellinnen dat deden,
maar onder mijn zitbank, zodat men ze niet kon zien. Enkele minuten later
stapten een heer en een priester op en namen juist tegenover ons plaats.
Een heel tijdje werd er tijdens de reis gezwegen. Toen we echter aan de
eerste halte kwamen, namelijk Asti, kwamen vele heren tot bij het open
raampje, begroetten verheugd de brave priester met de woorden: Cereia,
Don Bosco, reikten hem de hand en herhaalden hun groet. Hierdoor vatte ik
moed, bekeek toen de heilige priester en begreep dat hij werkelijk Don
Bosco was, die zoveel goed deed voor de jongens, en dat deze heren zeker
zijn leerlingen geweest waren. Ik was zeer blij hem te zien omdat de ge-
dachte al in mij was opgekomen dat hij een heilige was. Maar gelet op de
grote invloed die hij op de jongens uitoefende had ik hem mij voorgesteld
als een persoon groot van gestalte, kloek van lichaamsbouw, met indruk-
wekkend uiterlijk... terwijl hij een priester was in wie niets buitenge-
woon was en ik merkte op (helemaal bij mezelf) dat zijn oren vrij groot
waren."
De reis werd voortgezet toen Don Bosco zich onverwacht tot zijn
gezel wendde en hem zei: - "Eens kreeg ik de inval mij te laten fotogra-
feren; maar toen de fotograaf mij de zes fotootjes ter hand stelde, be-
keek ik er een en verwonderd riep ik uit: - Oh ! ik meende dat ik... En
hier herhaalde hij van naaldje tot draadje wat de zuster door het hoofd
gegaan was, erin begrepen zijn grote oren. De arme zuster bloosde erbij.
Misschien om haar op andere gedachten te brengen, vroeg hij haar glimla-
chend:
- "Zustertje, waar gaat u naartoe?"
- "Naar Sardinië."
- "En wat zult u in Sardinië doen?"
- "Men heeft me daar bestemd voor een meisjesweeshuis."
- "Maar indien u zich nu de plaats hiervan met jongens zou moeten
bezighouden?"
- "Oh!"
(1) Uit de Kroniek van het klooster van de zusters van het heilig sacrament van Turijn,
20 juni 1931.

59 Pages 581-590

▲back to top

59.1 Page 581

▲back to top
- XIV/579 -
"Zou u dat niet aanstaan?"
"Neen."
- "En toch kan men aan die kwajongens veel goed doen."
"Een van de zusters onderbrak het gesprek en zei hem: "Don Bos-
co, stuur uw priesters daar naartoe. Ze zullen er werkelijk veel goed
kunnen doen!"
"Op het ogenblik", antwoordde hij, terwijl hij lichtjes het hoofd
schudde, "heeft het er niet de schijn van dat Sardinië voor ons zal zijn.
We zullen nog zien!...".
Intussen kwam men te Sampierdarena aan. Don Bosco stapte van de
trein, groette met zijn cereia zijn reisgezellen en terwijl hij zich tot
het zustertje wendde, zei hij: - "Zuster Brambilla, werk flink voor de
jongens."
Toen de zusters te Livorno aangekomen waren, lag er bij haar me-
dezusters een brief die voor haar bestemd was. De geadresseerde ontving
de opdracht aan zuster Brambilla mee te delen dat ze niet naar het meis-
jesweeshuis, maar naar het tehuis voor jongens diende te gaan. Ze be-
greep dan ook dadelijk waarom Don Bosco, bij zijn vaarwel, die raad gege-
ven had. Het was een zeer armoedig huis met vijftig weesjongens die dien-
den verzorgd en onderwezen te worden. Van de vijf zusters die aan hun
dienst verbonden waren, waren er op zes maanden tijd twee het loon van
hun opofferingen gaan ontvangen. Ze moest dus deze overlast van werk
delen met de zusters die overgebleven waren en vijftig jaar later vertel-
de ze ons mondeling en schriftelijk haar waardevolle ontmoeting tot roem
van Don Bosco.
In 1932 werd onder de medebroeders van Marseille herinnerd aan een
profetie die in 1880 door Don Bosco werd gedaan. Het Oratorio van Saint-
Léon was eens omgeven door huizen en terreinen van verscheidene eigenaars
en niemand voorzag of en wanneer deze allemaal de eigendom van de salesi-
anen of liever van de société Beaujour zouden worden, behalve dan Don
Bosco. Rechtover de noordoostelijke hoek van het huis nummer 60 in de rue
des Princes, dus zeer ver van het oorspronkelijke gebouw, was er een
mooie fontein, die daar rustig haar water spoot. Eens kwam Don Bosco daar
voorbij in gezelschap van directeur Don Bologna en de coadjuteur Nasi.
Hij bleef daar enkele ogenblikken staan, bekeek de fontein en zei dan: -
"Met de tijd zal het Oratorio zich tot aan deze fontein uitbreiden." - De
twee anderen verhaalden de voorzegging aan andere salesianen maar daarna
verliepen er zovele jaren dat niemand er nog aan dacht. Door achtereen-
volgende aankopen van 1891 tot 1923 kwamen voornoemde onroerende goederen
in het bezit van het Oratorio, zonder echter tot aan de fontein te komen,
waarover de profetie sprak. Eindelijk werd op 24 mei 1932 deze grens be-
reikt. Don Bologna en Nasi waren al een heel tijdje gestorven, maar er
waren nog anderen in leven die over die zaak van hen gehoord hadden. On-

59.2 Page 582

▲back to top
- XIV/580 -
der hen was er vooral coadjuteur Charles Fleuret die zich zeer goed her-
innerde dat zijn medebroeder Nasi hem de woorden, die door Don Bosco bij
deze gedenkwaardige gelegenheid uitgesproken had, verteld had.
Over zijn gave om in de harten te kunnen lezen, gaan we getuige-
nissen van algemene aard voorbij en zullen slechts één feit, dat meer
kenmerkend is aanhalen. In 1880 ging een jongen bij Don Bosco te biecht.
Hij was vroeger in een zeker College_Garibaldi geweest, waar de opvoeding
helemaal niet christelijk was en dan tegen zijn zin in het Oratorio ge-
plaatst. Hij bevond zich in zo een slechte gesteltenis dat hij besloten
had de voornaamste zaken niet te biechten. Don Bosco liet hem zelfs zijn
mond niet openen, maar somde hem, de ene na de andere, al de zonden op
die hij begaan had. De jongen werd hierdoor zo verschrikt dat hij weg-
vluchtte zonder de absolutie af te wachten. Toen hij weer tot kalmte ge-
komen was, kwam hij terug met het voornemen voortaan zijn plicht te doen.
Weldra veranderde hij van leven en enkele jaren later werd hij als novi-
ce aanvaard te San Benigno. Hij vertelde het feit met alle details aan
de grote moralist Don Luigi Piscetta. Toen hij door deze persoon onder-
vraagd werd of het werkelijk over verborgen zaken ging en of hij ze voor-
dien nooit aan iemand had bekend gemaakt, antwoordde hij dat het zonden
waren die hij heel alleen begaan had, ver van het Oratorio en die hij
nooit aan een levende ziel gezegd had.
Tot dit tijdvak behoren eveneens twee gevallen van genezing die
een buitengewoon karakter hebben. De heer Giovanni Bisio, een handelaar
van Turijn was zeer goed bekend in het Oratorio. Na zijn terugkeer uit
de militaire dienst in 1864 had hij er nog zeven jaar verbleven en werd
als getuigen gedagvaard in de apostolische processen. In 1895 legde hij
de verklaring af dat vijftien jaar tevoren zijn echtgenote zwaar ziek
geweest was ten gevolge van een hartkwaal en dat zij door de artsen op-
gegeven was. Hij had haar voorgesteld de zegen van Don Bosco te ontvan-
gen. Zij was het hiermee eens. Don Bosco zag haar, moedigde haar aan en
gaf haar de verzekering dat ze er niet van zou sterven. Ze leefde inder-
daad nog vijftien jaar tot verbazing van de artsen die haar verzorgd had-
den.
Een andere zegen van Don Bosco stelde een einde aan een gedeelte-
lijke atrofie van de coadjuteur Luigi Tabasso, toen deze nog vakleerling
was. Als knaap was hij naar het Oratorio van Turijn gekomen en was daar
altijd ziekelijk geweest. De oorzaak lag hierin dat zijn lichaam zich
alleen aan de rechterzijde en niet aan de linkerzijde ontwikkelde. Aldus
bleven aan die zijde zijn arm, zijn hand en zijn been kleiner en korter
en dezelfde minderwaardigheid werd ook in de rest van zijn lichaam waar-
genomen. Wegens deze abnormaliteit leed hij onder een drukking op het
hart, zodat zijn adem afgesneden werd. Andere krampen veroorzaakten hem
pijn in zijn aangezicht. Verscheidene bekwame artsen van Turijn bestu-
deerden het verschijnsel. Dr. Concato, universiteitsprofessor, behandel-
de de jongen in het ziekenhuis gedurende de maand juni 1880 en maakte
hierover opmerkingen in het bijzijn van zijn studenten. De diagnose van

59.3 Page 583

▲back to top
- XIV/581 -
de kwaal stelde geen moeilijkheden, maar de wetenschap slaagde er niet in
een hulpmiddel te vinden. Toen kwam het geloof in de plaats. Op een zon-
dag ging de arme lijder Don Bosco opzoeken in zijn kamer, verhaalde hem
zijn droevige toestand en vroeg zijn zegen. Don Bosco deed hem neerknie-
len en samen deden ze een gebed. Daarna schonk hij hem zijn zegen. En,
kijk, bij het opstaan scheen het de jongen toe alsof hem plots een ge-
wicht van het hart viel, in zijn linkerwang voelde hij niet de minste
pijn meer. Op enkele dagen tijd werd hij sterker en begon de linkerarm te
groeien zoals de andere. In zijn gezicht bleef een kuiltje bestaan alsof
men daar een beentje uitgehaald had en zijn tong was wat losser en wat
meer naar links gekeerd. Maar elk ongemak was verdwenen. Pas had Don Bos-
co het uitwerksel van zijn zegen gezien of hij verbood hem over deze zaak
te spreken en beval hem echter de Heilige Maagd te bedanken. Twee jaar
later had dezelfde jonge man zich bezeerd aan zijn rechterbeen. Hij vroeg
aan Don Bosco hem nogmaals te willen zegenen en hoopte dezelfde weldaad
te verkrijgen. Don Bosco schonk hem zijn zegen maar stelde daarbij als
voorwaarde dat zijn genezing nuttig zou zijn voor het heil van zijn ziel.
Anders zou de kwaal blijven voortduren. En de kwaal verliet hem niet meer
tot aan zijn dood.(1)
De heer Agostino Calcagno van Arenzano was een van de eerste sa-
lesiaanse medewerkers, en wat voor een medewerker! Telkens als hij ver-
nam dat een conferentie van Don Bosco te Turijn plaats had of in een an-
dere stad van zijn geboortestreek, Ligurië, ging hij er heen. Hij bracht
dan giften mee, die hij ingezameld had en was vergezeld door zieken. Toen
hij in 1881 naar de conferentie ging, die gehouden werd gedurende de no-
veen van Maria, Hulp der Christenen, overhandigde hij vijf giften aan Don
Bosco. Hij legde ze op tafel op een rij. Zonder in het minste de herkomst
ervan te weten, wees Don Bosco ze met de vinger aan en zei: - "Deze drie
zullen de genade verkrijgen, maar deze twee niet." - De noveen was nog
niet geëindigd of de drie zieke personen genazen; een van hen leeft nog
op het ogenblik dat wij dit schrijven (1933) en heeft nu de mooie leef-
tijd van negentig jaar bereikt. De twee anderen stierven.(2)
Een geval van bilocatie, dat we in het vorige boekdeel dienden te
verhalen, werd toen opzij gelaten, omdat het ons toescheen dat de docu-
mentatie waarover wij beschikten onvoldoende was voor de belangrijkheid
van het feit. Een dame schreef hierover aan Don Rua in 1891, ze verwees
naar een zaak waarover ze hem vroeger al geschreven had; maar haar uit-
eenzetting was uiterst summier zoals dat gewoonlijk gebeurt wanneer het
er enkel om gaat bij anderen de herinnering op te wekken aan gebeurte-
nissen die reeds in al hun bijzonderheden bekend zijn. Thans werden mij
een groot
(1) Verslag van coadjuteur Tabasso aan Don Lemoyne, Nice 14 februari 1888. Cfr. Proc.,
l.c., nr. XVII, par. 51 (getuigenis van Don Lemoyne)
(2) Verslag geschreven door de kleindochter, Mevrouw Anselmo, vroedvrouw, en door haar
kleinzoon, Don Domenico Anselmo, salesiaans missionaris (Arenzano, 1933).

59.4 Page 584

▲back to top
- XIV/582 -
aantal van deze bijzonderheden uiteengezet door een goed ingelichte per-
soon, namelijk door de oudste dochter van deze dame. Na vele opzoekingen
hadden wij het geluk te ontdekken waar zij woonde, aldus hebben wij van
haar een gedetailleerd verslag kunnen verkrijgen, dat een voldoende aan-
vulling is van de brief van haar moeder. Nu de heiligheid van deze man
vaststaat, menen we dat we een wonder niet mogen verzwijgen dat in het
leven van de heiligen geen nieuwigheid is en dat volgens onbetwistbare
documenten niet het enige is in het leven van Don Bosco zoals we te ge-
legener tijd zullen zien.
Op 14 oktober 1878 was Don Bosco stellig te Turijn. Op diezelfde
dag kwam in het huis van Dame Adèle Clement te Saint-Rambert d'Albon
Département de la Drôme, een onbekende priester binnen. Hij sprak Frans
en wou zijn naam niet zeggen, maar toen herhaaldelijk hierop aangedrongen
werd zei hij: - "Over enkele jaren zal mijn naam in de boeken gedrukt
worden en u zult die boeken in handen krijgen. Dan zult u weten wie ik
ben."-
Hij werd in hun huis binnengeleid door de echtgenoot van de dame,
een handelaar in olie en steenkolen. Haar man keerde terug van Chanas,
een dorpje op een halve kilometer van Saint-Rambert gelegen, waar hij een
vracht van zijn waren met zijn rijtuig gebracht had. Plots zag hij een
priester, die met veel moeite zijn weg voortzette. - Hij had er meelij
mee, ging tot bij hem en zei hem:
- "Mijnheer pastoor, u ziet er erg vermoeid uit."
- "Wel zeker, brave man", antwoordde hem de priester. "Ik heb een
lange reis gedaan."
"Mijnheer pastoor, ik zou u graag aanbieden om in te stappen,
indien dit een ander voertuig was, maar met een dergelijk rijtuig durf
ik niet."
"Wel, U doet mij een groot genoegen. Ik aanvaard uw aanbod want
ik kan werkelijk niet meer verder."
Toen hij dit gezegd had klom hij, door de andere geholpen, op het
rijtuig. Hij zag er tussen dertig en veertig jaar oud uit en had een
flink voorkomen. Een bijzonderheid, waarop de man niet dadelijk gelet
had, maar waaraan hij later dacht was de volgende: ofschoon de priester
op de bodem van het rijtuig zat, stak hij toch met zijn hoofd en zijn
grote steek boven de randen uit en toch was er niemand, ook van hen die
daar voorbij kwamen die naar hem gekeken had.
Toen hij thuis aangekomen was, reikte de heer Clement hem de hand
en hielp hij hem om van de kar te komen. Dan spoedde hij zich bij zijn
vrouw om haar te zeggen dat hij een zeer vermoeide priester bij zich had,
die wel enige verkwikking nodig had. Zijn dame, die een zeer liefdadige
en vrome vrouw was, nodigde hem dadelijk uit met hen te dineren. Hij aan-
vaardde en tijdens de maaltijd luisterde hij minzaam naar het verhaal van

59.5 Page 585

▲back to top
- XIV/583 -
haar tegenslagen. De pijnlijkste was wel dat zij een zoon had die door
een onverwachte kwaal blind, stom en doof geworden was. De arme vrouw
had noch rust noch duur. Zij had al alle heiligen aangeroepen, maar niets
kwam haar leed lenigen. De priester zei haar: - "Bid, brave dame, en u
zult verhoord worden."
"Wat betekent dit, mijnheer pastoor?... Ga hem eens bezoeken."
Gedurende het maal schonk de man hem drank in. Op de tafel stond er,
naast de wijnfles, een bokaal uit aardewerk, zoals toen gebruikelijk was,
voor het water. Hij was wit met zilveren kringen. De priester zei: - "Be-
waar die bokaal als aandenken aan mij." Dat deden ze, zoals de dochter,
die toen een klein meisje was, getuigt. Ze voegt eraan toe: - "Mijn vader
zei mij, het jaar voor hij gestorven is, het volgende: "Deze bokaal mag
niet in handen van je broers terechtkomen. Ik zal hem aan jou geven en
jij zult hem bewaren. Het is een relikwie van die heilige priester."
Bij het einde van de maaltijd ging de heer Clément naar buiten om
zijn paarden te drenken, want hij moest aanstonds opnieuw vertrekken.
Toen hij weg was, stond de priester op en zeí tot de meesteres: - "Bes-
te dame, een stem roept mij en ik moet vertrekken."
"Wacht, mijnheer pastoor", antwoordde hem de dame. Mijn man komt
dadelijk terug en zal u met zijn rijtuig bij mijn zoon brengen."
"Een stem roept mij", herhaalde hij, "en ik moet vertrekken." En
hij vertrok.
De dame haastte zich bij haar man, haastig werden de paarden in-
gespannen en vlogen hem achterna, met de zekerheid dat ze hem weldra
zouden inhalen, maar ze zagen hem niet meer en meenden dat hij ver-
dwaald was geraakt. Hoe groot was dan ook hun verbazing toen ze bij de
voedster van de kleine kwamen en daar van haar vernamen dat daar een
priester gekomen was, die hun zoon genezen had. De voedster woonde te
Coinaud, een dorp op drie kilometer van Saint-Rambert. Uit hun bereke-
ningen bleek dat het ogenblik, waarop de priester daar binnengekomen
was, overeenstemde met het ogenblik waarop hij het huis van de Cléments
verlaten had.
Deze brave mensen verloren al zeven jaar hun tijd met te gissen wie
deze geheimzinnige persoon geweest was. Maar één van de personen, die
gezien hadden hoe de priester het kind genezen had en die zich zeer goed
zijn fysionomie kon herinneren, ging naar de echtelingen Clément met een
boek over Don Bosco en waarin zijn portret stond. "Kijk, zei hij, "hier
is de priester die uw zoon genezen heeft!" Geen twijfel, hij was het.
Allebei herkenden ze hem dadelijk.
Op 10 april 1888 schreef de dame, die op wonderbare wijze gene-
zen was van een ziekte door tussenkomst, zoals zij geloofde, van Don
Bosco een verslag van de feiten aan Don Rua; maar welk lot aan haar

59.6 Page 586

▲back to top
- XIV/584 -
brief beschoren werd weten wij niet. En ook de vrouw zal dit niet gewe-
ten hebben, daar ze nogmaals schreef op 13 april 1891, zij voelde zich
als aangespoord door een wroeging dat ze niet voldoende deed om het
wonderbare gebeuren ter kennis te brengen van de opvolger van Don Bosco.
Ze zei onder meer: "Er leven nog getuigen die men kan ondervragen.
Verscheidenen van hen zijn in staat u inlichtingen te geven. Vraag het
echter niet aan de pastoor van Saint-Rambert, want hij gelooft niet aan
de heiligheid van Don Bosco. Ik doe alles om het werk van Don Bosco te
helpen, maar hij heeft aanbevolen hier geen vreemde werken in te voeren.
Hij zegt dat het allemaal hersenschimmen zijn en dat wij in Frankrijk al
voldoende goede werken hebben... Indien ik u al de moeilijkheden zou
vertellen die deze priester van Saint-Rambert ons aangedaan heeft en de
blijken van miraculeuze bescherming, die mij verleend werden door God en
door Maria, Hulp der Christenen, door de tussenkomst van Don Bosco, dan
zou ik een heel boek moeten schrijven. Geef een goede priester de op-
dracht het feit te onderzoeken en de getuigen te ondervragen. Bij voor-
beeld de pastoor van Breuil van Bois van d'Oingt bij Lyon ofwel de pas-
toor van Diemaze bij Vienne."
Werd op deze brief een antwoord gegeven? Ons archief zwijgt er-
over. De dochter van de heer en mevrouw Clément, van wie wij een lange
brief ontvingen op 18 april 1932, woont te Lyon; (136, avenue de Saxe),
zij is gehuwd met de heer Durand. Haar moeder stierf in 1914, haar va-
der in 1925. Haar broer, die miraculeus genezen werd, leefde tot in 1928
Toen kreeg hij een gezwel aan de hersenen. De artsen voorspelden een
vreselijke dood. Maar hij stierf rustig, wat als een nieuwe genade van
Don Bosco aangezien werd.(1)
Mirabilis Deus in sanctis suis! Maar uit dergelijke goddelijke
wonderen halen de heiligen een reden om zich nog meer te vernederen. Don
Bosco was ervan overtuigd dat, indien de Heer een zwakker en onbeduiden-
der werktuig dan hij was gevonden had. Hij had dan voor zijn werken dat
werktuig en niet hem uitverkoren. Wanneer hij deze mening uitsprak en ze
meermaals herhaalde, dan lazen zij, die naar hem luisterden, in zijn
ogen en hoorden ze aan zijn accent dat hij in volle oprechtheid sprak.
Niet minder oprecht bleek hij te zijn op het einde van zijn leven toen
hij met droevig zelfverwijt zei: - "Wat al wonderen heeft de Heer te
midden van ons bewerkt! Maar hoeveel meer nog zou hij er bewerkt hebben,
indien Don Bosco meer geloof had gehad!" - Daarom bezwoer hij de zijnen,
dat ze nooit de ondankbaarheid zouden begaan, ook maar in het minste aan
zich zelf, maar wel aan God toe te schrijven het goed dat de Voorzienig-
heid te midden van de wereld door hun tussenkomst zou verrichten.
(1) Terwijl deze kopie wacht om ter perse te gaan (1 juni 1933), vernemen we dat mevrouw
Durand gestorven is op 23 januari laatstleden. Haar dochter heeft aan onze medebroe-
der Don Giovanni Siméon (Brief, La Mula- tière, 30 mei) verteld dat haar moeder "à
ses derniers moments, eut une fin presque sans souffrance, grâce qu’elle attribuait
aussi au Bienheureux."

59.7 Page 587

▲back to top
XIVde BOEKDEEL
INHOUDSTAFEL
Eerste Hoofdstuk : Don Bosco brengt een bezoek aan de huizen in
Frankrijk
1.
Tweede Hoofdstuk : Van Alassio naar Lucca. De jaarlijkse confe-
renties van de H. Franciscus van Sales
24.
Derde Hoofdstuk : Vier weken te Rome 47.
Vierde Hoofdstuk : Eerste optreden van de schooloverheid voor het sluiten
van de klassen van het gymnasium
in het Oratorio
65.
Vijfde Hoofdstuk : De terugreis naar het Oratorio
Zesde Hoofdstuk : Don Bosco in het centrum van zijn rijk
Zevende Hoofdstuk : Het sluiten van de scholen
75.
92.
118.
Achtste Hoofdstuk : Het eerste driejaarlijkse verslag aan de
Heilige Stoel
180.
Negende Hoofdstuk : De zaak van het Oratorio voor meisjes te
Chieri
194.
Tiende Hoofdstuk : De zusters en de jodin Bedarida
Elfde Hoofdstuk :
De missies en de geschiedenis van een aan-
klacht
Twaalfde Hoofdstuk: Huizen die in 1879 niet geopend en huizen
die gesloten werden
214.
231.
255.

59.8 Page 588

▲back to top
Dertiende Hoofdstuk : Huizen in 1879 geopend
Veertiende Hoofdstuk: Grasduinend in het jaar 1879
274.
296.
Vijftiende Hoofdstuk: Bij de opening van het nieuwe jaar
Zestiende Hoofdstuk : Don Bosco bezoekt de huizen van Frankrijk
326.
337.
Zeventiende Hoofdstuk: Van Ligurië naar Rome en Napels
368.
Achttiende Hoofdstuk: Van Rome naar Turijn over Magliano, Florentië,
Lucca, La Spezia en Sampierdarena
404.
Negentiende Hoofdstuk : Don Bosco in het Oratorio van mei tot de-
cember 1880
420.
Twintigste Hoofdstuk : Twee aanklachten, een huiszoeking, een mis-
verstand en een onthullende droom
439.
Eenentwintigste Hoofdstuk : Eerste salesiaanse conferentie te
S.Benigno Canavese en te Borgo S.Martino
455.
Tweeëntwintigste Hoofdstuk : Waardevolle documenten van geestelijk
leven
464.
Drieëntwintigste Hoofdstuk : Briefwisseling van Don Bosco
472.
Vierentwintigste Hoofdstuk : De kerk van het heilig Hart van Jezus
te Rome
485.
Vijfentwintigste Hoofdstuk : De salesiaanse huizen in Frankrijk
tijdens de vervolging tegen de congregaties
505.
Zesentwintigste Hoofdstuk : Het begin van de echte missies in
Patagonië
524.

59.9 Page 589

▲back to top
Zevenentwintigste Hoofdstuk : Tweede Algemeen Kapittel, stichtingen
van en herinneringen aan de Dochters van
Maria, Hulp der Christenen
555.
Achtentwintigste Hoofdstuk : Werken die in 1880 geweigerd, uitge-
steld of begonnen werden
564.
Negenentwintigste Hoofdstuk : Voorzeggingen, intuïtieve kennis van
gewetens, genezingen, een geval van bilo-
catie
576.