Memorie-Boek-06


Memorie-Boek-06

1 Pages 1-10

▲back to top

1.1 Page 1

▲back to top
DON BOSCO LEVEN EN WERKEN

1.2 Page 2

▲back to top
- PRO MANUSCRIPTO -

1.3 Page 3

▲back to top
DON BOSCO
Leven en werken, aan de hand
van zijn gedenkschriften
door
G. B. LEMOYNE
ZESDE DEEL
1858 - 1861

1.4 Page 4

▲back to top
Deze Nederlandse vertaling
van de "Memorie" kwam tot
stand onder het impuls van
de DON-BOSCOKRING, geleid
door Z.E.H. M. BAERT, te
Oud-Heverlee, in het jaar
1 9 7 1.
Vertaling : J.H.P. Jacobs.

1.5 Page 5

▲back to top
HOOFDSTUK
I
1858 - WIE WAS DON BOSCO? ZIJN BEMINNELIJKHEID DOOR DE
LEERLINGEN BEANTWOORD - ALS ARME HEEFT HIJ EEN VOORKEUR
VOOR DE ARMEN - DEUGD VAN MICHELE MAGONE; ZIJN VERTROUWEN
OP DE HEILIGE MAAGD; ZIJN NAASTENLIEFDE - ZIJN BRIEF AAN
DON BOSCO - VIJF WAARSCHUWINGEN VOOR DE JONGENS OM DE
DEUGD VAN ZUIVERHEID TE BEWAREN - DE WITTE ZAKDOEK -
PREEK OVER DE DEUGD VAN GEHOORZAAMHEID - DRIE AFBEELDINGEN
VAN DE MADONNA - KATHOLIEKE LECTUUR
Een oude priester die jarenlang, eerst als leerling en daarna als
seminarist, in het Oratorio had doorgebracht en door zijn ijver veel
jongens behoed had voor de gevaren van hun onervaren leeftijd, zette in
1889 zijn indrukken op schrift die hij in zijn contact met Don Bosco had
opgedaan.
"
"Wie w as D on Bosco? Do n Bosc o was ee n pr ie ster die door
" voorbeeld en zijn woord leerde, met welke toewijding iedereen in
" zijn eigen levensstaat trouw de Heer moet dienen. Qui... fecerit et
" docuerit, hic magnus vocabitur in regno coelorum. (Mt. 5,19) Daar-
" om kan en moet men Don Bosco redelijkerwijs beschouwen als een vooraan-
" taande man onder de grootste persoonlijkheden, niet alleen van
" de 19de eeuw, maar eveneens van het christelijke tijdperk. Hoe-
" wel hij niets bezat, legde hij de grondslag van een reusachtig
" gebouw, dat de huidige eeuw met verbazing vervult, en dat ook in de
" komende eeuwen de bewondering van de wereld zal blijven gaande houden.
" In dat grote werk was Don Bosco het instrument van God. Daarom
" zal Hij het behoeden én zijn verborgen doeleinden voleindigen, hoe
" zwak de persoon die het werk optrok ook moge zijn; en hoe gebrekkiger
" deze ook mocht worden, des te meer zal Hij het zelf steunen. Don Gio-
" vanni Bosco was de mysterieuze man die door de Heer gezonden
" was, om met de daad te bewijzen waartoe iemand in staat is die
" volkomen op God vertrouwt. Hij was een grondige kenner van de
" mensen en van zijn tijd. Zijn karakter was standvastig; hij
" hield hardnekkig aan zijn doelstelling vast. Hij had een voor-
" uitziende blik en legde een grote rechtvaardigheid aan de dag,
" gepaard aan een bijzonder grote tact in de omgang met mensen en dingen.
" Een onbegrensd vertrouwen in de goddelijke Voorzienigheid was hem eigen.

1.6 Page 6

▲back to top
- VI/6 -
" Alles wat er in zijn grote geest opkwam wist hij te verwezenlij-
" ken, hoe onoverkomelijk de toekomstige moeilijkheden ook mochten
" schijnen. Hij wist het schijnbaar gemakkelijk en tot algemene ver-
" bazing, te voleindigen, vertrouwend op het woord: Deus providebit.
"
Het schijnt dat voor hem, evenals voor de grote Napoleon,
" het woord onmogelijk niet bestond, hoewel deze laatste over an-
" dere middelen beschikte en door andere doelstellingen geleid werd. 11
"
Welke hindernissen Don Bosco ontmoette op zijn weg naar de
" voltooiing van zijn werk kan alleen de Heer weten.
"
Tot dat doel was hij door goddelijke beschikking van nature toege-
" rust met een heel sterk gestel, een welgebouwd lichaam, zij het
" iets doorbuigend in de schouders, van meer dan middelmatige leng-
" te, kortom met een bijzonder krachtige en taai weerstandsvermo-
" gen. Zijn ingetogen en eenvoudige gang was die van een bedacht-
" zaam mens, rustig en beminnelijk, die niet te verstaan gaf wie
" men voorhad. Als ik me die vergelijking mag veroorloven, zou ik
" zelfs willen zeggen dat zijn gang een beetje waggelend was zoals
" van die grote vriend van de landbouwer, de os. Met dat dier
" toonde hij veel overeenkomst: zoals de os was Don Bosco zacht-
" m o e d i g v a n a a r d , t a a i i n u i t h o u d i n g s v e r m o gen en rustig temidden
" van de grootste moeilijkheden. W a t b i j D o n B o s c o e c h t e r h e t m e e s t
" opviel was zijn blik zachtmoedig alleszins, maar uiterst door-
" dringend tot in het diepste van het hart; men kon er zich nauwe-
" lijks aan onttrekken. Vandaar dat men kan zeggen dat zijn blik
" soms aantrok, angst aanjoeg en verpletterde. Op mijn reis door
" de wereld heb ik nooit iemand gekend, wiens blik een grotere
" invloed uitoefende. Over het algemeen is deze merkwaardigheid
" niet te zien op de portretten en schilderijen die er van hem ge-
" maakt zijn, zij geven van hem slechts de indruk van een goedmoe-
" dig mens.
"
Te midden van zo menig verwarde, menselijke en vijandige
" gebeurtenis, bleef Don Bosco steeds zichzelf meester. Hij be-
" hield altijd een matige opgeruimdheid en vrolijkheid van gemoed
" en maar heel zelden of misschien nooit heb ik hem zijn zelfbe-
" heersing zien verliezen, hoewel hij toch heel gevoelig van geest
" en hart was. Al deze aantrekkelijke hoedanigheden maakten van
" Don Bosco een sympathiek en bewonderenswaardig, ja vererens-
" waardig mens voor al degenen die het geluk hadden hem van dicht-
" bij te leren kennen. Meer dan zijn dienaren, werden zij uit genegen-
" heid zijn slaven. Zijn opgewekte en vrolijke manier van doen te midden
" van zijn beminde jongens, vergemakkelijkte hem de weg naar zijn
" belangrijkste en moeilijkste ondernemingen en verschafte hem
" troost in alle moeilijkheden. Vandaar dat men soms zag hoe hij
" zich schudde alsof hij een zware last afwierp, en plotseling uit-
" barstte: "Och!... Laat het maar gaan zoals het wil, als het maar goed
" gaat!"
"
Een andere keer riep hij, onder de druk van de praatjes en
" vervolgingen tegen hem en zijn werk, de eerste de beste jongen
" toe die bij hem in de buurt stond: "Zeg! Stel je voor! Laetare et
" benefacere en laat de mussen maar schreeuwen. - Jullie zijn mijn beste
" bengels; het is heel prettig in de huizen van de grote heren

1.7 Page 7

▲back to top
- VI/7 -
" waar het aan niets ontbreekt; maar daar zijn jullie niet!"
"
Het was een grote troost voor Don Bosco zich omringd te we-
" ten door zijn zonen die hem oprecht genegen waren, en die, zonder
" het te beseffen, hem vrijwaarden voor de al te scherpe doornen
" van het leven. Het was hun verdienste dit kostbare leven te steu-
" nen en te behouden, dat zonder hun werkzame medewerking wellicht
" zoveel te lijden zou gehad hebben zodat het er vroegtijdig onder
" b ezweken zou zijn .
"
Hij liet echter ook slechts weinig tot zijn beminde jongens
" doordringen van de zorgen en het verdriet die hem kwelden door al de te-
" genwerking die hij gedurende zijn moeilijke zending ondervond.
"
Ter opmontering had hij een vrolijk liedje gecomponeerd, dat
" men zich in het Oratorio nog graag herinnert, zoals men zich het koor nog
" herinnert: Beste maten.(1) Het is alsof ik Don Bosco nog in ons
" midden zie e n he m hoo r ze gg en : "Is Chiapale er?"
"
"Jawel, mijnheer."
"
"M o oi .. . Gaan w e ons liedje z ingen? Geef de toon maar aan".
"
- En dan begeleidde hij ons zelf met zijn lieflijke, pretti-
" ge stem tot het eind van het lied, alsof hij kwam genieten van de
" schoonheid van een lieflijke oase in een dorre woestijn.
"
Servite Domino in laetitia, was zijn geliefkoosde spreuk;
" die heilige opgewektheid was voor hem de grondslag van zijn
" stichting voor een veilige opvoeding van de jeugd. Hij hield niet
" van zwijgzaamheid en had er ook een hekel aan dat er iets voor
" hem verborgen gehouden werd. Daarom wilde hij dat de jongens ge-
" durende de recreatie vooral aan lichaamsoefeningen deden of mu-
" ziek speelden, dingen waaraan hij ook zelf met genoegen deelnam,
" mede ook om diegenen een voorbeeld te geven die uit onbegrip of
" scrupulositeit zich er wilden aan onttrekken.
"
"Ik wil mijn jongens tijdens de recreatie zien lopen en
" springen", zei hij, "dan weet ik tenminste dat ze van mij zijn."
"
Degenen die verlegen waren en zich daarom terugtrokken, plaatste hij
" bij jongens die heel bedreven waren in bovengenoemde ontspanningsacti-
" viteiten. Op die manier zouden zij hen meetrekken en aanzetten om mee
" te spelen.
"
Daar hij veel van zang en muziek hield, had hij tegelij-
" kertijd de parallelklas na het avondmaal opgericht. Hijzelf had
" de muziek geschreven bij verscheidene lofgezangen, en een eenvou-
" dig Tantum Ergo getoonzet, dat in het begin van het Oratorio bij
" plechtige feesten gezongen werd. Ik heb nog het genoegen gehad
" dat in die tijd (1858) met mijn collega's te zingen, en ik geloof
" dat het nog in het muziekarchief van het Oratorio bewaard wordt.
Een heilige en constante uitwisseling van genegenheid daarom tussen de leer-
____________________________
(1) Cfr. deel III, blz. 348, alsook deel XVIII, blz. 206, 281, 295.

1.8 Page 8

▲back to top
- VI/8 -
lingen van het Oratorio en Don Bosco, was niet alleen tot stand gekomen
door het voorbeeld van zijn talrijke deugden, maar eveneens doordat de
jongens er erkentelijk voor waren dat hun overste en vader, door vrij-
willig arm te blijven, feitelijk zoveel als een van henzelf was geworden.
Arm als hij was in navolging van Jezus, gaf Don Bosco, eveneens als
Hij, de voorkeur aan de armen en koos hij zijn leerlingen onder de
zonen van het volk. Opmerkelijk is de motivering waarmee hij een jongen
niet wenste aan te nemen die hem door baron Feliciano Ricci aanbevolen was.
" Geachte en steeds vereerde Heer Baron,
"
"
Het spijt mij erg dat de jonge Rosso hierheen gekomen is en
" weer naar huis gezonden werd.
"
Het is niet mogelijk hem op dit ogenblik te plaatsen.
"
Overigens maakte zijn moeder haar opwachting, gekleed op
" een wijze die mij haar bijna om een aalmoes deed vragen. Onder
" de jongens die van alles berooid zijn, kan ik er geen opnemen, van wie
" de ouders in galakleding om opneming komen vragen. De tweede be-
" weegreden is kort en goed. Het gaat eenvoudig niet.
"
Ik hoop dat U zo goed wilt zijn met mij mee te voelen dat ik niet
" meteen aan uw beminnelijk verlangen heb kunnen voldoen. Verwaar-
" dig U voor mij te bidden terwijl ik, de genade van de Heer over
" U en heel uw familie afroepend, met oprechte dankbaarheid verblijf,
"
"
Uw allergehoorzaamste dienaar,
" Turijn, 4 mei 1858.
Bosco Giovanni, pr.
Zijn voorkeur ging uit naar de meest behoeftigen en de eenvoudi-
digen onder wie hij ware toonbeelden van deugdzaamheid telde. Het zal
volstaan over een enkele van hen te spreken.
Michele Magone die in de eerste weken van zijn verblijf in het
Oratorio een teugelloos vurig paard leek, was zo geduldig geworden
dat, als hij bij Don Bosco ging biechten, hij onbeweeglijk en op de
blote vloer geknield zijn voorbereiding deed. Soms liet hij vier en ook
wel vijf uur lang de anderen voorgaan. Na de biecht, de communie en de
heilige mis bleef hij naast het sacramentsaltaar of naast dat van de
Heilige Maagd bidden. Soms gebeurde het dat als zijn kameraden elkaar
verdrongen om buiten te komen,ze tegen hem aanbotsten, over zijn voeten
struikelden en er ook soms wel op trapten. Maar hij scheen ongevoelig
en bleef rustig verder bidden. Maar als het speeltijd was, was er
geen plekje van heel de grote speelplaats waar hij niet kwam en er
was geen spel waarin hij niet haantje vooruit was. Niettemin begaf
hij zich bij het eerste teken van de klok naar de plaats waar dat
teken hem riep. In dat eerste jaar legde hij zich zo ijverig op de stu-
die toe, dat hij het eerste én het tweede jaar Latijn deed, zodat hij
op het einde van het schooljaar tot de derde klas kon toegelaten worden.
De oorzaak van zijn vooruitgang was zijn vurige liefde tot de Heilige Maagd.

1.9 Page 9

▲back to top
- VI/9 -
Als men hem vroeg hoe hij het klaarspeelde om bepaalde moeilijkheden
van het dagelijkse huiswerk te overwinnen, antwoordde hij: "Ik neem mijn
toevlucht tot mijn goddelijke Meesteres en Zij zegt me alles en prent me
veel dingen in die ik uit mezelf niet zou geweten hebben." - Op een
plaatje van Maria dat hij in een boek bewaarde en te voorschijn haalde
al s hi j zich aan de studie zette, had hij geschreven: "Virgo_parens, stu-
diis semper adesto meis."
Op al zijn schriften, bladen, boeken en ook op de tafel had hij
met pen of potlood geschreven: Sedes sapientiae, ora pro me. Om aan Haar
Haar en Haar goddelijke Zoon eer te betuigen had hij muziek gestudeerd
en met zijn zilveren en heel aangename stem zong hij bij openbare en
plechtige kerkdiensten. Terwijl Don Bosco zich in Rome bevond, had hij
deelgenomen aan de retraite die met Pasen aan de externe leerlingen van
het Oratorio gegeven werd en deze met een algemene biecht bekroond. Aan
Don Bosco schreef hij een briefje waarin hij vertelde dat de heilige
Maagd hem Haar stem had laten horen, dat Zij hem gevraagd had braaf te
zijn, en dat Zijzelf hem wilde leren God te vrezen, lief te hebben en te dienen.
Toen Don Bosco in Turijn was teruggekeerd, vroeg hij hem verlof
om de gelofte te mogen afleggen dat hij nooit een ogenblik zou laten
verloren gaan. Don Bosco wilde dat echter niet en wenste dat hij zich
met een eenvoudige belofte tevreden zou stellen. De genade van God ver-
vulde deze jongen met een levendig verlangen naar de volmaaktheid.
In de meimaand van dat jaar 1858 nam hij zich voor alles te
doen wat hij maar kon om Maria te vereren. De versterving van ogen,
smaak en andere zintuigen beoefende hij volkomen. Ook wilde hij een deel
van de speeltijd opofferen, vasten en een stuk van de nacht in gebed
doorbrengen. Deze praktijken werden hem echter verboden, omdat zij niet
in overeenstemming waren met zijn leeftijd.
Op het einde van dezelfde maand ging hij naar Don Bosco en zei
hem: " Als u het goedvindt, wil ik iets buitengewoons doen ter ere van
de Moeder Gods. Ik weet dat de heilige Aloysius van Gonzaga Maria bij-
zonder behaagde, omdat hij van jongs af de deugd van zuiverheid aan
Haar had opgedragen. Ook ik zou Haar dit geschenk willen geven, en daarom wil
ik de gelofte afleggen, priester te worden en in eeuwige zuiverheid te leven."
Don Bosco antwoordde hem dat hij nog niet oud genoeg was om der-
gelijke geloften af te leggen.
"Toch", zo onderbrak de jongen hem, "voel ik een groot verlangen
om me geheel aan Maria te geven; en als ik me aan Haar toewijd, zal Zij
me zeker helpen mijn belofte te houden."
"Je moet", vervolgde Don Bosco, "in plaats van een gelofte af te
leggen, je beperken tot een eenvoudige belofte om de geestelijke staat
te kiezen, mits er zich op het einde van de Latijnse klassen duidelijke tekenen

1.10 Page 10

▲back to top
- VI/10 -
voordoen die aanduiden dat je daartoe geroepen bent. In plaats van de
gelofte van zuiverheid, moet je alleen aan de Heer beloven in de toe-
komst alles op alles te zetten om nooit iets te doen, noch te zeggen, zelfs niet
voor de grap, dat ook maar even strijdig zou zijn met die deugd. Roep
iedere dag Maria aan met een bijzonder gebed, opdat Zij je moge helpen
die belofte na te komen."
Hij toonde zich voldaan met dat voorstel en enkele dagen daar-
na gaf Don Bosco hem een briefje en zei: "Lees dit en breng het in prak-
tijk!" Magone opende het, er stond op: "Vijf raadgevingen die de H.
Filippus Neri aan de jongens gaf om de deugd van zuiverheid te bewaren. Ver-
mijd slecht gezelschap. Het lichaam niet verwennen. Vermijd ledigheid.
Veelvuldig bidden. Veelvuldig gebruik maken van de sacramenten vooral
van de biecht." Wat hier in het kort was samengevat, legde hij hem bij
andere gelegenheden uitvoeriger uit. Hij zei toen tot hem:
1. Stel je met kinderlijk vertrouwen onder de bescherming van Ma-
ria; laat alles aan Haar over, stel je hoop op Haar. Het is nooit ge-
hoord dat iemand vol vertrouwen zijn toevlucht tot Maria nam zonder door
Haar verhoord te worden. Dat zal je verdediging zijn tegen de aanvallen,
die de duivel op je ziel zal ondernemen.
2. Wanneer je overvallen wordt door een bekoring, ga dan ogen-
blikkelijk iets doen. Ledigheid en zedigheid kunnen niet samengaan. Door
de ledigheid te vermijden zal je ook de bekoringen tegen deze deugd overwinnen.
3. Kus dikwijls de medaille, ofwel het kruisbeeld, maak een
kruisteken met levendig geloof en zeg: Jezus, Maria, Jozef, help mij
mijn ziel zalig te maken. Dat zijn voor de duivel de drie verschrikke-
lijkste en meest geduchte namen.
4. Wanneer het gevaar blijft voortduren, wend je dan tot Maria
met het gebed dat de heilige Kerk ons voorstelt, dat wil zeggen: Heilige
Maria, Moeder van God, bid voor mij zondaar.
5. Behalve dat je je lichaam niet te veel moet verwennen, en af-
gezien van de waakzaamheid over je zintuigen, vooral de ogen, dien je je
ook te hoeden voor allerlei soort slechte lectuur. Ook wanneer het lezen
van onverschillige dingen gevaar voor je oplevert, staak de lectuur er-
van dan onmiddellijk; kies echter met zorg goede boeken, en geef daarbij
nog de voorkeur aan die, welke spreken over de glorie van Maria en van
het Allerheiligste Sacrament.
6. Vermijd slechte kameraden; kies echter goede kameraden, dat wil
zeggen, degenen die je vanwege hun goed gedrag door je oversten hoort
prijzen. Met hen moet je bij voorkeur praten, spelen, maar vooral zorg
ervoor dat je hen navolgt in het spreken, in het vervullen van hun
plichten en vooral in hun godvruchtige praktijken.

2 Pages 11-20

▲back to top

2.1 Page 11

▲back to top
- VI/11 -
7. Ga te biechten en te communie zo dikwijls je biechtvader dat
goed voor je acht; en als je bezigheden het je toestaan, ga dan dik-
wi jl s een bezoek brengen aan Jezus in het heilig Sacrament.
Don Bosco hield de jongens deze raadgevingen voortdurend voor
ogen, zowel in het openbaar als in persoonlijke gesprekken, mondeling en
schriftelijk, terwijl hij eraan toevoegde: "Misschien zal de een of ander
zeggen dat dergelijke vrome praktijken te gewoon zijn. Ik wil echter
opmerken, dat de schittering van de deugd waarover we spreken verduis-
terd kan worden en teloor kan gaan bij de geringste ademtocht van een
bekoring. Maar ook de geringste kleinigheid kan ertoe bijdragen om haar
te behouden. Dat moet in acht genomen worden. Daarom zou ik willen aan-
raden dat er gemakkelijke middelen worden voorgesteld die niet afschrik-
ken en de trouwe christen ook niet vermoeien, en zeker de jeugd niet.
Vasten, lange gebeden en strenge voorschriften worden best nagelaten
want ze worden slechts met moeite en slapjes nagekomen. Laten we ons bij
de gemakkelijke dingen houden, maar die dan ook met volharding vervullen..."
Dat was het pad dat onze Michele naar een hoge graad van vol-
maaktheid leidde. En die volmaaktheid deed ook zijn naastenliefde uit-
stralen. Steeds was hij bereid om brieven te schrijven voor degenen
die het zelf niet konden of om zijn kameraden een of andere dienst te
bewijzen op de slaapzaal of elders: bijvoorbeeld, de kamer vegen, bed-
den opmaken, kleren borstelen, de moeilijkheden die in de klas niet be-
grepen waren uiteenzetten, of degenen die in de put zaten op een vrien-
delijke manier troosten door hun iets prettigs te vertellen, of door
voor hen te bemiddelen bij de oversten; catechismusles geven aan de
externen, zangles houden, de zieken dag en nacht helpen, en gemakkelijk
een belediging vergeven. Door dergelijke dingen had hij aller harten
veroverd en van zijn invloed maakte hij gebruik voor het welzijn van de
zielen, met raadgevingen, aansporingen, gebeden, beloften, geschenkjes,
briefjes, grapjes en zachtzinnige terechtwijzingen. God weet hoeveel
kwaad hij voorkwam en hoeveel goeds hij stichtte. We zullen ons niet
ve rl ie z e n in b i j z o nd e r he de n , m aa r we m og e n niet nalaten een onuitgegeven
geschrift hier bekend te maken.
Aan een brief die een medeleerling van Magone, Matteo Galleano,
aan Don Bosco schreef, ontlenen we twee mooie feiten. Ziehier hoe hij
zich uitdrukt: "Het eerste is dat, toen Magone eens een kleine, ongeveer
vier vinger lange kaars in de hand had, hij me uitnodigde om mee naar de
kerk te gaan en er te bidden voor de bekering van de zondaars. Bewogen
door de vriendelijke manier waarop hij sprak, gaf ik hem zijn zin. In de
kerk gingen we naar het Maria-altaar en, nadat hij de kaars had aan-
gestoken, baden we het rozenhoedje. Ik was al moe van het bidden en
maakte me gereed om weg te gaan, toen hij me op een vriendelijke manier
aanspoorde om door te gaan, en we baden tot de kaars helemaal opgebrand was.
Het tweede voorval is het volgende. Op een zaterdagavond toen
veel vakleerlingen na het avondeten in de spreekkamer waren en de klok
vo or het biechten geluid had, wilden ze niet gaan en bleven hun mora-spelletje

2.2 Page 12

▲back to top
- VI/12 -
voortspelen. Opeens voegde zich Magone bij hen. Hij groette hen vrien-
delijk en hij spoorde hen aan zich met Jezus Christus te gaan verzoe-
nen, maar zijn aansporing was vergeefs. Toen speelde hij een kwartier-
tje met hen mee en zei daarna tegen hen: "Komen jullie nu met me mee
naar boven." - Allen volgden hem, in de veronderstelling dat hij daar
het spel wilde voortzetten. Maar toen hij voor de kamer van Don Bosco
stond, zei hij, dat hij hen daarheen gebracht had om te biechten.
De bekoorlijke deugdzaamheid van Magone en van niet weinig ande-
ren van zijn kameraden wierp vele vruchten af door de gehoorzaamheid
niet alleen ten opzichte van de voorschriften, maar ook tegenover de
raadgevingen van Don Bosco. Op een avond bevond Don Bosco zich tijdens
de speeltijd geruime tijd te midden van zijn jongens en hij voelde
zich moe. Nadat hij hen een poosje had laten lopen, begaf hij zich met
allen die zich om hen heen verzameld hadden, samen buiten de gaanderij.
Vervolgens vroeg hij hen op de grond te gaan zitten, terwijl hijzelf
eenvoudig het voorbeeld gaf. De jongens voelden zich niet op hun ge-
mak, maar geen van hen durfde zich bewegen, zoveel was hun er aan gele-
gen naar Don Bosco te luisteren en niets van de tijd te verliezen die
hij bestemd had om met hen door te brengen. Nadat Don Bosco gesproken
had over het vele goed dat er nog te doen was in de wereld voor het
heil van de zielen, en over de wens van de Heer die van de zonen van het
Oratorio hierbij hulp verwachtte, vervolgde hij: "Hoe heerlijk zou het
zijn als ik tien of twaalf flinke priesters had om midden in de wereld te
zenden!"
"Ik! Ik"! antwoordden allen eenstemmig. Don Bosco moest lachen om
het geestdriftige antwoord en hij vervolgde: "Maar als jullie met mij mee
willen doen, moeten jullie me gehoorzamen en me toestaan dat ik met jul-
lie doe, zoals ik met deze zakdoek doe die ik hier in de hand houd! En met die
woorden had hij, zoals hij gewoon was te doen en zoals we elders al eens
verteld hebben, een schone, witte zakdoek uit zijn tas gehaald en vouwde
die nu afwisselend op verschillende manieren. Hij nam hem in de linker-
hand en wreef hem over elkaar; hij kneedde hem en legde er vervolgens
een paar knopen in; dan vouwde hij hem helemaal open alsof hij hem weer
op een andere manier wilde plooien. De jongens stonden verwonderd
naar dat vreemde spelletje van Don Bosco te kijken en er waren er veel
die het niet begrepen. Toen hernam hij: "Alles zal mogelijk zijn, als
jullie me toestaan met jullie te doen, wat jullie me met deze zakdoek
hebben zien uitvoeren! Als jullie mij willen gehoorzamen en doen wat ik
wil, de wil van de Heer, zullen jullie zien dat Hij wonderen zal doen
door middel van de jongens van het Oratorio." - En velen onder hen namen
vastberaden het besluit hem te volgen om mee te werken aan zijn grote zending.
Don Bosco prentte zijn leerlingen voortdurend de deugd van ge-
hoorzaamheid in en hij preekte erover op een zondagavond, toen hij de
theoloog Borel moest vervangen. Wat hij zei, werd door een van zijn
seminaristen, Giovanni Bonetti, uit het geheugen opgeschreven:

2.3 Page 13

▲back to top
- VI/13 -
"
Al degenen die een vak willen leren moeten een leertijd door-
" lopen. Er is een oud spreekwoord dat zegt: niemand wordt als
" meester geboren. Wanneer iemand dus het vak van metselaar wil
" leren, moet hij twee of drie jaar lang zich tevreden stellen met
" de kalkemmer, tegels en bakstenen te sjouwen en dergelijke zwa-
" re karweitjes meer; zodoende leert hij het hanteren van de trof-
" fel en het bouwen van huizen, zonder gevaar dat degenen die er-
" in moeten wonen ze op hun hoofd krijgen. Ook een jongen die tim-
" merman wil worden dient eveneens eerst dergelijk werk te ver-
" richten. Wanneer iemand dat vak zou willen leren en maar meteen
" een kleerkast, een schrijftafel of een ander meubel zou beginnen
" te maken, zou hij tijd en moeite verspillen, hout en spijkers
" verknoeien, zodat hij, in plaats van het timmeren te leren, veel-
" eer een meester zou lijken in het vernielen van materiaal. Wat we nu
" gezegd hebben van degenen die een vak willen leren, dat moeten we
" ook van onszelf zeggen. Ja zeker! Ook wij christenen, moeten ons
" beroep leren, het christelijke leven. Daarin zullen we nooit goed
" slagen, als we het niet eerst leren. Maar daar elk van ons om
" zi jn v ak t e leren moet g ehoorzamen aan God, aan de paus en aan de be-
" dienaars van de Kerk, en dat volgens zijn eigen staat, wil ik u
" spreken over de deugd van gehoorzaamheid.
"
Wat wil gehoorzaamheid nu zeggen? Het woord gehoorzaamheid
" of obediëntie komt van het Latijnse ab audientia, iets waar naar geluis-
" terd wordt, dat gehoord wordt uit de mond van een ander. Wanneer
" we dan het bevel van een overste horen en dat uitvoeren, dan be-
" oefenen we de gehoorzaamheid. Wat is nu de deugd van gehoorzaamheid? De
" heilige Thomas van Aquino, de grootste van alle theologen, een
" heel wijze man die veel mooie dingen geschreven heeft, zegt dat
" de gehoorzaamheid een deugd is, die de mens bereid maakt om ieder bevel
" en de wil van wie boven hem gesteld is, op te volgen. Obedientia
" est virtus hominem efficiens promptum ad exequendum praeceptum aut
" voluntatem suerioris. Is die deugd ons misschien ingestort bij
" het heilig doopsel? Dit is de goddelijke deugd, die alleen op
" God gericht is. Wij hebben het over de morele deugd, die we, met
" de hulp van de genade van God, verkrijgen kunnen door onze krach-
" ten in te spannen, dat wil zeggen door herhaalde daden van ge-
" hoorzaamheid te stellen.
"
Hoeveel soorten gehoorzaamheid zijn er? Er zijn vijf soor-
" ten. De goddelijke gehoorzaamheid, de kerkelijke gehoorzaamheid, de poli-
" tieke gehoorzaamheid, de huiselijke gehoorzaamheid en de kloos-
" terlijke gehoorzaamheid. De goddelijke gehoorzaamheid heeft be-
" trekking op het gehoorzamen aan God. Daar God de schepper van he-
" mel en aarde is, de koning der koningen, de vader van alle men-
" sen en van alle dingen, is het heel juist dat Hij door ons op de
" allereerste plaats gehoorzaamd wordt. God beveelt ons Hem alleen
" als God voor ogen te houden en we moeten gehoorzamen. God beveelt
" ons Zijn naam niet ijdel te gebruiken, niet te vloeken maar Hem
" te gehoorzamen. God beveelt ons de zondagen te heiligen en we
" moeten gehoorzamen. Enzovoort, wij moeten Hem gehoorzamen door de tien
" geboden na te

2.4 Page 14

▲back to top
- VI/14 -
" komen, waarin staat wat God ons beveelt.
"
Maar niet alleen moeten we aan God gehoorzamen, we moeten
" ook gehoorzamen aan onze heilige Moeder de Kerk, daar God tot Pe-
" trus gezegd heeft: "Gij zijt Petrus en op deze r ot s zal ik mijn
" Kerk bouwen." Dezelfde Jezus Christus, die aan Petrus de macht ge-
" geven heeft om te binden en te ontbinden, heeft hem ook de macht
" gegeven om wetten te maken, die zouden kunnen bijdragen tot meer-
" dere eer van God en tot de redding van de zielen. Daarom is het
" ook onze plicht dat we, na God, ook gehoorzaam zijn aan de paus,
" die de waarachtige opvolger van de heilige Petrus is. We moeten
" dus gehoorzamen aan de Kerk en daarom haar geboden onderhouden:
" de heilige mis bijwonen op alle zondagen, geen vlees eten op vrij-
" dag en zaterdag, op zijn minst eenmaal per jaar biechten en com-
" municeren met Pasen, en de andere geboden niet overtreden.
"
In de politieke gehoorzaamheid gehoorzamen wij aan de soe-
" ve rein, doch enkel in tijdelijke zaken; nooit in zaken van godsdienst. Bij-
" vo or be el d: we moeten aan de soeverein gehoorzamen door belasting te be-
" talen, of als we een geschrift blijvende geldingskracht willen
" geven, moeten we het op gezegelde papier opstellen en insgelijks
" al de andere verplichtingen nakomen die betrekking hebben op de
" staatswetten. Maar wanneer de burgerlijke overheid ons zou wil-
" len bevelen in zaken van godsdienst die door de Kerk niet goedge-
" keurd worden, dan mogen we nooit gehoorzamen. In dat geval moeten
" we aan Caesar geven wat Caesar toekomt en aan God wat God toekomt; en
" nooit mogen we, door te gehoorzamen aan de regering, ongehoorzaam zijn
" aan God, door iets te doen wat in strijd is met zijn wetten of met
" die van de heilige Kerk die de bruid is van Jezus en hier op
" aarde de plaats bekleedt van God.
"
Vervolgens is er de huiselijke gehoorzaamheid. Deze gehoor
" zaamheid heeft betrekking op vader en moeder, op de patroon, over-
" sten, enzovoort. Daarom is een kind verplicht aan zijn ouders
" te gehoorzamen die voor het kind de eersten na God zijn; een be-
" diende, een knecht behoort zijn baas te gehoorzamen, die de
" plaatsvervanger is van zijn vader en moeder; en zo moet iedereen
" gehoorzamen aan zijn oversten, die tot plicht hebben over hem
" te waken. Maar in dat alles wat betrekking heeft op de verplich-
" ting tot gehoorzaamheid, mogen we ons alleen onderwerpen aan dat-
" gene wat niet in strijd is met de wetten van God en van de Kerk.
" Wanneer een vader of een moeder of een patroon u iets verkeerds
" zouden bevelen, dan bent u niet meer tot gehoorzaamheid verplicht,
" u zou zelfs zondigen door hun dan te gehoorzamen. Wee de vader,
" of de moeder die zo van de duivel bezeten zijn om een eigen kind
" tot het kwaad te brengen! Wee ook het kind dat, welbewust dat zij
" hem iets verkeerds bevelen, hun niettemin zou gehoorzamen.
"
Wat de kloosterlijke gehoorzaamheid betreft, daarover hoeven
" we hier niet te spreken, daar gij noch trappisten, noch Francisca-
" nen zijt.
"
Ten aanzien van de gehoorzaamheid moet er gelet worden op het
" object en het subject. Schrik niet van die woorden: object en sub-

2.5 Page 15

▲back to top
- VI/15 -
" ject. Indien u ze niet begrijpt zal ik ze u uitleggen. Met het object
" van de gehoorzaamheid wordt de inhoud van de gehoorzaamheid be-
" doeld, nl. datgene wat u wordt bevolen te doen. Juist daarom mo-
" gen we niet gehoorzamen telkens als ons verkeerde dingen bevolen
" worden, ja, als was het om iets onmogelijks te noemen door een
" engel uit de hemel. Enkele dagen geleden was er een patroon die tegen
" een van zijn leerjongens zei: "Weet je niet hoe je aan geld moet
" komen? Als je wilt zal ik het je leren. Ik moet je acht stuiver
" per dag betalen, is het niet? Welnu, ik zal je er maar zes ge-
" ven; de andere twee geef ik je voor jezelf. Als mijnheer Don Bosco je
" ernaar vraagt moet je zeggen: "De baas heeft me er maar zes ge-
" geven." - Welnu, moest die jongen in dit geval gehoorzamen? Neen,
" omdat het iets onrechtvaardigs is. Inderdaad heeft de brave jon-
" gen niet gehoorzaamd, en op die manier gaf hij die lichtzinnige
" patroon een goed lesje en een mooi voorbeeld. Onder het subject
" van de gehoorzaamheid verstaat men degene die beveelt. In dat ge-
" val moet degene die beveelt boven degene die gehoorzaamt staan en
" telkens als degene die beveelt iemand is die boven ons gesteld
" is, zijn we gehouden te gehoorzamen. Een onderdaan, een gelijke
" kan u niet verplichten te gehoorzamen.
"
Maar u zult vragen: is de deugd van gehoorzaamheid een gro-
" te deugd? Zeker! De deugd van gehoorzaamheid is de deugd die al
" de andere deugden inhoudt en omvat, zoals de heilige Gregorius de
" Grote zegt: Est virtus quae omnes virtutes inserit, insertasque
" custodit. Zij omvat die op een manier dat ze niet meer verloren
" kunnen gaan. De deugd van gehoorzaamheid beoefenen is de beste
" akte die we tegenover God kunnen stellen. Van alles wat God ons geschonken
" heeft, is de vrijheid, d.w.z. het feit dat hij ons vrij geschapen
" heeft, het grootste geschenk. Wanneer we nu gehoorzamen, brengen
" we een offer van deze vrije wil, door hem te onderwerpen aan de
" wil van een ander; de vrije wil echter is het kostbaarste wat de mens be
" zit, daarom is dat ook het kostbaarste offer dat wij aan God kunnen bren-
" gen. Maar opdat deze gehoorzaamheid God aangenaam zou zijn, moet
" zij van onze wil komen. Iemand die met tegenzin gehoorzaamt, al-
" leen uit vrees dat hij door zijn oversten gestraft zal worden,
" diens gehoorzaamheid kan God niet aangenaam zijn, omdat God geen
" behagen schept in dingen die onder dwang geschieden. Daar hij de
" God van liefde is, wenst hij dat alles uit liefde gedaan wordt.
" Wanneer ons daarom iets bevolen wordt, leggen we ons daar ter-
" stond bij neer en gehoorzamen we onmiddellijk, opdat de Heer met ons mo-
" ge zijn. Koning Saül moest een veldslag tegen de Filistijnen leveren. de
" profeet Samuël zei tegen hem: "Ga naar het slagveld en wacht daar
" totdat ik een offer gebracht heb, let erop niet eerder aan te val-
" len." - Saül ging, wachtte, maar Samuël liet op zich wachten. De
" vijanden rukten al op, en zijn soldaten trokken zich terug, daar
" ze zich niet in de strijd konden begeven voordat het offer gebracht
" was. Toen Saül zag dat zijn leger in wanorde uiteengedreven werd en dat
" Samuël nog steeds niet kwam opdagen, liet hij het offerdier gereed-
" maken. Hij matigde zich het ambt van de priester

2.6 Page 16

▲back to top
- VI/16 -
" aan en verrichtte zelf de offerhandeling. Nauwelijks was hij ech-
" ter met het offeren klaargekomen of Samuël verscheen. Toen hij zag dat
" Saül tegen het bevel in, zelf het offer gebracht had, voegde hij
" hem verontwaardigd toe: "Wat heb je toch gedaan, Saül?" - "Ik heb
" da t ge da an omdat u niet kwam ", ant wo or dd e Saül. De vijand kwa m
" steeds meer op ons toe en de onzen begonnen al op de vlucht te
" slaan; daarom alleen heb ik het offer gebracht." - "Inique egisti;
" inique egiste." U hebt wederrechtelijk gehandeld; u hebt weder-
" rechtelijk gehandeld." - "Maar anders waren we verslagen en overwonnen.
" Er v ie l geen tijd m eer te verli ez en." "U hebt wederrechtelijk ge-
" handeld. Ik had u bevolen op me te wachten en dat hebt u niet
" gedaan! inique egisti."
"
Dus om welke reden ook, wanneer ons iets bevolen is, hebben
" we te gehoorzamen. Om u aan te tonen hoe de Heer de gehoorzaamheid ook
" al in deze wereld beloont, wil ik u een mooi verhaal vertel-
" len door dezelfde heilige Gregorius de Grote. In het leven van de
" heilige Benedictus wordt verteld dat hij op zekere dag aan een van
" zijn beminde leerlingen, die hij de weg naar de hemel toonde en die
" Placidus heette, het bevel gaf om met een emmer water te gaan halen uit
" een riviertje in de buurt. De arme jongen ging; en of hij nu een
" verkeerde stap gezet had, of door het gewicht van de emmer naar
" beneden was getrokken, het feit blijft dat hij in het water viel en
" met de emmer een speelbal van de stroom werd. Toen de heilige Benedictus
" dat vanuit een venster zag gebeuren, riep hij terstond een andere leer-
" ling, Mauro, en zei tot hem: "Ga Placidus eens gauw uit het water
" halen, hij is in het riviertje gevallen en de stroom sleurt hem
" mee." - Mauro, gewoon als hij was te gehoorzamen en zonder aan
" het gevaar te denken, snelt onmiddellijk weg en aan de oever van
" van de rivier begint hij plots over het water te lopen, alsof hij vaste
" grond onder de voeten had. Hij bereikt de plaats waar Placidus
" lag te spartelen, grijpt hem bij de haren, trekt hem uit het wa-
" ter en keert met hem terug naar de oever, zonder dat zelfs zijn
" voeten nat geworden waren. Diezelfde heilige Gregorius de Grote
" zegt dat Mauro zich niet in het minst bewust was dat hij over het water
" gelopen had. Evenmin had hij het gevaar gezien van te verdrinken waaraan
" hij zich toch blootgesteld had. Z iedaar hoe God de onberedeneerde
" gehoorzaamheid beloont.
Toen de meimaand voorbij was spijkert Don Bosco - om welke reden weten we
niet - tegen de muur van zijn kamer een plaat vast. Op het bovenste ge-
deelte ervan stond in steendruk een afbeelding van de kruitmolen kort
na de ontploffing van 1852, gezien van op het Emanuele Filiberto-plein
en het toesnellen van de troepen en van de koning. Op het onderste
gedeelte was een portret van Paolo Sacchi te zien, waarnaast Don Bos-
co twee plaatjes van Onze-Lieve-Vrouw bevestigd had met het goddelijke
Kind op haar arm. Bovenaan ervan stond gedrukt: Herinnering aan de
Mariamaand in de kerk van de Allerheiligste Drievuldigheid te Turijn in
het jaar 1858. Eronder stond geschreven : Moeder der schone Liefde, ik bemin

2.7 Page 17

▲back to top
- VI/17 -
u, gij weet het: - toe geef dat ik u altijd meer bemin en u voldoende bemin.
Boven het tweede plaatje stond te lezen: Herinnering aan de Ma-
riamaand gevierd in de kerk van de aanbidding, 1858. En eronder: Maagd
Maria, Moeder van Jezus, maak ons heilig.
Aan het karton hing nog een derde prentje van Maria Onbevlekt
Ontvangen, waarop Zij met gevouwen handen stond afgebeeld. Het opschrift luidde:
0, onbevlekte Maagd, Gij die alleen de overwinning behaalde op alle ketterijen,
kom ons thans te hulp: uit het diepste van ons hart nemen we onze toe-
vlucht tot U, Hulp der Christenen, bid voor ons. En met potlood had Don
Bosco eraan toegevoegd: Terribilis ut castrorum acies ordinata.
Misschien moest de kartonnen plaat de andere vervangen die Don
Giacomelli (1) stilletjes had meegenomen om een herinnering aan Don Bosco
te hebben. Deze tweede onderging echter, om dezelfde beweegreden, het-
zelfde lot als de eerste en door dezelfde hand. Ze werd pas jaren na de
dood van Don Bosco aan het Oratorio teruggegeven. Don Giacomelli wist
he el goed hoeveel liefde zijn heilige vriend voor Onze-Lieve-Vrouw koesterde.
Intussen zette hij ook zijn werk van de Katholieke Lectuur voort.
Voor de maand juni was er een mooie vertelling gedrukt: Jozef en Isi-
door, of het gevaar van slechte kameraden, een werkje van pater Mar-
cello. Bedrogen en verraden door Isidoor, ontvlucht de jonge Jozef het
ouderlijke huis, maar als beiden door een zeerover worden ontvoerd, lo-
pen ze eerst alle risico's van de zee en van de vechtpartijen en worden
vervolgens gedwongen in een onderaardse krocht te werken bij valsemun-
ters. Jozef die zich tot God bekeert, ondergaat met grote gelatenheid
het leed van die verschrikkelijke slavernij, en door een samenloop van
verschillende buitengewone voorvallen kan hij naar zijn geboortestreek
terugkeren. Isidoor die halsstarrig tegenover de godsdienst gebleven is
komt op een ellendige manier aan zijn einde.
Bij het verzenden van dat boekje, schreef Don Bosco op 2 juni aan
Don Carlo Vaschetti, kapelaan te Beinasco: "Laat niet na God de Heer te
bidden, dat hij zich verwaardige ons in het geestelijke en tijdelijke te
zegenen, opdat we grote dingen zouden tot stand brengen. Werf een
miljoen abonnees aan voor de Katholieke Lectuur."
De verspreiding van deze lectuur bleef steeds de voornaamste
plaats in zijn gedachten innemen.
(1) zie deel III, blz. 383.

2.8 Page 18

▲back to top
- VI/18 -
H O O F D S T U K II
DADEN VAN PIUS IX VERTELD AAN DE JONGENS - HET FEEST
VAN DE HEILIGE JOHANNES DE DOPER DOOR DE EDELMOEDIG-
HEID VAN DE PAUS IN DE DRIE ZONDAGSORATORIO MET EEN
FEESTMAAL GEVIERD - HET FEEST VAN DE H. ALOYSIUS EN
HET ARTIKEL IN DE ARMONIA VAN GRAAF DI CAMBURZANO - D E
GEHEIMEN VAN EEN GEWETEN ONTHULD - KATHOLIEKE
LECTUUR: PORTA TECO CRISTIANO - DON BOSCO OVERWEEGT
NAAR ROME TERUG TE KEREN: BRIEF VAN GRAAF DE MAISTRE.
Tijdens zijn verblijf in Rome had Don Bosco gemerkt hoeveel hij
te weten gekomen was over de paus, vooral over zaken die het licht lie-
ten vallen op zijn opgewekt, welwillend en beminnelijk karakter. En af
en toe vertelde hij er aan enkelen van zijn jongens iets over, die met
groot genoegen naar hem luisterden. Twee van deze verhalen zijn ons be-
waard gebleven door Don Michele Rua.
Don Bosco sprak op een avond als volgt:
"
Een aardig voorval overkwam de heilige Vader toen ik in
" Rome was. Een inwoner van Rome, graaf Spalla, kwam een bezoek
" brengen bij de paus, en na hun gesprek over verschillende belang-
" rijke zaken, zei hij bij het afscheid tegen hem:
"
"Uwe Heiligheid, ik zou graag iets ter herinnering aan u
" willen hebben."
"
De Heilige Vader haastte zich hem te antwoorden: "Vraagt u
" maar wat u wilt en ik zal mijn best doen het u verschaffen."
"
"Iets heel bijzonders."
"
"Zegt u het maar."
"
"Ik zou graag uw snuifdoos hebben."
"
"0, maar die is helemaal vol van de allerslechtste snuif-
"
tabak."
"
"Dat geeft niet, ik zou ze erg graag hebben."
"
"Neemt u ze dan maar, ik geef ze u van ganser harte ten
"
geschenke."
"
"Graaf Spalla vertrok, blijer met die snuifdoos dan met een gro-
"
te schat. Ze is heel eenvoudig, van buffelhoorn gemaakt, terwijl

2.9 Page 19

▲back to top
- VI/19 -
" het deksel er met twee koperen ringetjes aan bevestigd is die
" nog geen vier stuiver waard zijn, maar het geheel ontleent zijn kost-
" baarheid aan de herkomst. Graaf Spalla laat de doos aan zijn vrien-
" den zien als iets dat grote verering waard is. De snuiftabak was
" inderdaad van de minste kwaliteit.
"
Een ander niet minder merkwaardig voorval overkwam de
" eerbiedwaardige paus. Toen hij verleden jaar door zijn staten
" reisde, kwam hij ook in de buurt van Viterbo. Een arm klein meis-
" je, dat een bundel brandhout had samengebonden, dacht, toen ze
" het pause lijk rijtuig daar zag stilhouden, dat die heren haar bundel
" hout wilden kopen. Ze liep naar hen toe: "Mijnheer", zei ze tegen
" de Heilige Vader, "koopt die van me, het hout is erg droog." - De
" Heilige Vader: "Nee, daar kan ik nies mee doen." - "Neemt u het
" toch, ik laat het u voor drie bajokken." - "Hier, neem je drie
" bajokken en bewaar ze bij je pak hout. " - De Heilige Vader gaf
" het kind drie stukken van vijf lire en steeg weer in het rijtuig.
" Het brave kind wilde tot iedere prijs dat de Heilige Vader haar
" pak hout in het rijtuig zou nemen en zei: "Neemt u het maar, u
" zult er erg tevreden over zijn, er is immers plaats genoeg in uw
" rijtuig." - Terwijl de Heilige Vader met zijn gezelschap hartelijk lach-
" te om zoveel volharding, kwam de moeder van het meisje, die op
" een veld in de buurt aan het werk was, aanlopen en riep luid:
" "Heilige Vader, Heilige Vader, neemt U het niet kwalijk, dat arme
" kind is mijn dochtertje. Zij kent u niet. Heb medelijden met ons,
" we zijn zo arm." - De Heilige Vader voegde toen nog zes van zulke
" muntstukken bij de andere en zette zijn tocht verder. Toen die
" gebeurtenis in de stad bekend raakte, ging iedereen als om strijd
" de goddelijke Voorzienigheid loven, die hun een zo vrome en lief-
" devolle soeverein geschonken had.
Intussen had Don Bosco bepaald dat op de 24ste juni een feestelijkheid
gehouden zou worden ter ere van Pius IX in de drie Oratorio, van de H.
Franciscus van Sales, van de H. Aloysius en van de Engelbewaarder. Hij
wilde dat de jongens die deze Oratorio’s op die dag bezochten, die in het
aartsdiocees Turijn een verplichte feestdag was, zouden genieten van de
gunsten die hun door de Heilige Vader verleend waren. We hebben al geschreven
hoe twee gunsten welwillend verleend waren door de plaatsbekleder van
Jezus Christus, toen Don Bosco hem in Rome had bezocht. Samen met de pau-
selijke zegen, had hij hun ook een volle aflaat op die dag verleend, in-
dien ze gebiecht en gecommuniceerd hadden. Vervolgens had hij eveneens
een mooi bedrag geld ter beschikking gesteld, met de bedoeling dat allen
daarvan onthaald zouden worden. Dat bedrag was nog aanzienlijk vermeer-
derd door de edelmoedigheid van enkele Turijnse heren. Zij hadden immers ge-
vraagd een van de vijf lire stukken die de paus geschonken had, te mo-
gen hebben. Hiervoor hadden ze dan een prijs betaald die in overeen-
st em mi ng was met hun vurig verlangen om een blijk van herinnering te kunnen be-
waren aan de genegenheid van Pius IX voor de Piëmontese jongens. Don Bosco had
zodoende vijfhonderd lire ter beschikking.

2.10 Page 20

▲back to top
- VI/20 -
Op de zondag die aan het feest voorafging, werden de jongens
door hun eigen directeurs op de hoogte gebracht. Don Bosco bezielde hen
door te vertellen, hoe Pius IX met grote genegenheid over hen gesproken
had en hoe hij hun de al vermelde giften geschonken had om met volhar-
ding de weg van Gods geboden te blijven bewandelen. Op de feestdag van
de heilige Johannes de Doper begaven de jongens zich in groot aantal
naar de respectieve oratoria, om de heilige sacramenten te ontvangen,
zich te verrijken met de geestelijke gunsten en om tegelijkertijd te
genieten van de maaltijd die hun door de beminnelijke paus was aangebo-
den. Het feest had niet mooier en opgewekter kunnen slagen.
In het Oratorio van Valdocco echter had die plechtigheid een heel
bijzonder karakter. Don Bosco had bij de drukker Cattaneo 550 afdrukken
besteld van een steendruk van de gekruisigde Christus die hij had laten maken, en
die hij aan zijn weldoeners ten geschenke wilde geven. De speelplaats was daar-
bij, buiten de gewone versiering met guirlandes, extra mooi gemaakt met
groene takken. Op de avond van de 23ste vierden de leerlingen de naamdag
van Don Bosco, met prozastukken en verzen die door de jongens zelf ge-
schreven en voorgedragen werden. De hymne was voor de eerste maal op
muziek gezet door de seminarist Giovanni Cagliero en het orkest stond onder
leiding van meester Massa. Don Bosco dankte, sprak over de paus en voor
de v ol gende dag we nste hij da t zi jn naam p la at s zou m ak en v oor die van
Pius IX.
Nadat zowel internen als externen hun kerkelijke plichten vervuld
hadden, kwamen ze zich buiten de kerk verzamelen, ongeveer duizend in
aantal. De muzikanten stonden gereed en allereerst voerden ze een cantate
uit die getoonzet was door de seminarist Giovanni Francesia. Ze werd
afgewisseld met recitatieven om uitdrukking te geven aan de blijdschap
van iedereen over de tekenen van genegenheid, de zegen en de giften
die de Paus van Rome aan de jeugd geschonken had. In de eerste strofe
werd er gezegd:
Uit woorden en daden, uit ons blij gezicht,
blijkt de vreugde die woont in ons hart;
nooit werd de verbeelding door feestelijker licht
van een rijzende dag in het oosten gestart.
Hierna vertelden twee kleine jongens in een dialoog in verzen van vijf-
lettergrepen wat de oorzaak was van een zo mooi feest en ze besloten in
deze bewoordingen:
Leve onze Paus!
Leve Pius IX.
Dankbaar en genegen
ben ik jegens u.
Nooit vergeet ik nog
uwe grote edel-

3 Pages 21-30

▲back to top

3.1 Page 21

▲back to top
- VI/21 -
moedigheid, geschreven
in mijn kinderhart.
Waarop het koor antwoordde:
We gaan vol vreugde dus
eerbiedig ons geloof
uitdrukken in een kus
op uw voet.
Wij bidden dag en nacht
voor U, goede Vader,
opdat moedig en zacht
uw leven zij.
Opeens zette een sopraanstem, door koren begeleid, een gebed tot
God in, opdat alle mensen de plaatsbekleder van Christus zouden vereren
en gehoorzamen; opdat er op aarde nog slechts één schaapskooi en één
herder zou zijn en opdat alle jongens van het Oratorio eens Pius IX in
de hemel zouden mogen kronen.
Na de zang namen de jongens, op uitnodiging van Don Bosco, plaats
voor de overvloedige maaltijd. Allen brachten op dat ogenblik in ver-
scheidene vormen hun erkentelijkheid ten opzichte van de paus tot uit-
drukking. De toosten, het geroep van "lang zal hij leven" en het applaus
volgden elkaar opgewekt op.
Na de maaltijd zetten de koren een hymne op Pius IX in. Ze zongen:
In de zorgen van het leven,
in het dragen van de smart,
verzorgt dit prettig feestmaal,
als een balsem ons het hart.
Het zal de kinderen gewis,
tot denken en tot inkeer brengen.
Het zal ons altijd doen gedenken
hoe wij, arme verlaten jeugd,
ernstig werden opgenomen,
tot vreugde van ons jonge hart;
en, gezegend door de goede Paus,
zal de weg ons korter lijken.
Wees gezegend goede Pius,
om het menslievende gebaar:
De hemel is de onze,
want getrouw en arm van geest,
zijn we één met velen : Christus, Heer,
Schenkt ons broederlijke liefde...

3.2 Page 22

▲back to top
- VI/22 -
Een redacteur van het dagblad de Armonia was aanwezig en het bui-
tengewone verslag dat hij over het feest uitbracht, besloot hij aldus:
"
Het is moeilijk onder woorden te brengen, door welke ont-
" roerende gevoelens het hart vervuld wordt bij het zien van zoveel
" jongens, die met zang en muziek, in en buiten de kerk, in proza en
" poëzie, die levendige en rustige vreugde demonstreren die alleen
" kan voortkomen uit een geweten dat van zichzelf kan verklaren:
" ik ben in orde.
"
Overal klonk het gejuich "leve de paus!" "Leve de paus!" "leve zijn
" grote goedheid!" Maar de verrassing kwam tegen de avond, toen de deel-
" nemers aan deze bijeenkomst zich gereedmaakten om elk naar hun eigen
" huis terug te keren. Geleid door een soort geestdrift, drongen ze
" rond hun directeur samen, en eenstemmig riepen ze uit:
" "Dank, o Heilige Vader, dank; God zal er u voor belonen. Wie zal u
" ooit op waardige wijze voor ons kunnen danken? Mijnheer de direc-
" teur, laat aan de Heilige Vader weten, dat wij vervuld zijn van
" erkentelijkheid tegenover hem, dat we hem liefhebben uit de grond
" van ons hart, dat we in hem de plaatsbekleder van Jezus Christus
" vereren en dat we willen leven en sterven in die godsdienst, die
" God tot onzichtbaar hoofd heeft, en die een zo liefdevolle en zo
" goede vader heeft, een Paus IX als zijn plaatsbekleder op aarde."
"
Zo verliep deze dag, die in de harten van de brave jongens
" een onuitwisbare indruk zou achterlaten van de vaderlijke goedheid van
" de Heilige Vader. Deze arme kinderen, die niet gewoon zijn door
" de mensen verwend te worden en een leven leiden vol lasten en ont-
" beringen, voelen zich diep erkentelijk tegenover het hoofd van de
" Kerk. Vanaf zijn hoge positie heeft hij die kinderen van het volk
" niet vergeten, zoals de vleiers van het volk doen, maar hij heeft
" zich integendeel tegenover hen als een vader getoond. Aldus de
" Armonia van 29 juni 1858.
Op de feestdag van de heilige Johannes volgde in het Oratorio die
van de heilige Aloysius. Dat feit was men gewoon te vieren op de feest-
dag van de heiligen Petrus en Paulus. De genegenheid van Don Bosco voor
deze heilige jongeling bracht hem ertoe de devotie tot hem ijverig te be-
vorderen, en broederschappen te zijner eer op te richten, ook buiten het
Oratorio, in de verscheidene dorpen waar hij ging preken. Onder die
plaatsen was ook Poirino. Op uitnodiging van de theoloog Don Stefano
Giorda, pastoor van de kerk, Maria de meerdere, had Don Bosco zich in
1885 daarheen begeven en in een ontroerende plechtigheid had hij de jon-
gens van die parochie als leden van de broederschap van de heilige Aloy-
sius opgenomen. In verscheidene plaatsen leiden de broederschappen die
hij stichtte ook nu nog een bloeiend bestaan en die van Poirino vierde
in 1905 het vijftigste jaar van haar bestaan.

3.3 Page 23

▲back to top
- VI/23 -
Hieruit blijkt de ijver van Don Bosco om dit heilige vuur in het
Oratorio brandende te houden, in het bijzonder bij bovengenoemde plech-
tigheid.
In de voorgaande jaren hebben we er nauwelijks melding van gemaakt,
indien er niet een of ander buitengewoon feit voorviel. Maar, om de
waarheid te zeggen, het buitengewone was, alles welbeschouwd, iets ge-
woons geworden. In 1858 echter kunnen we de beschrijving van dat feest
niet achterwege laten, evenmin als de overwegingen die uit de vaardige
pen vloeiden van een vooraanstaande patriciër die er op 4 juli een arti-
kel over liet verschijnen in de Armonia. Het is werkelijk de moeite
waard het hier in zijn geheel aan te halen.
DE 29ste JUNI IN HET ORATORIO VAN VALDOCCO
"
Er komen in het leven soms bepaalde rustige en stemmige
" dagen voor, die troost verschaffen voor veel bitterheid, en de vermoei-
" de ziel een meer dan aardse vreugde en onuitsprekelijke hoop als
" vergoeding schenken. Deze uren verdwijnen als een bliksemstraal,
" maar laten lang een herinnering na in de geest, die er behagen in
" schept haar telkens weer op te roepen, zich ermee voedt, en als
" het ware er zijn nectar van maakt.
"
De dag gewijd aan de beide grote apostelen Petrus en Paulus
" werd in het Oratorio van Valdocco tegelijkertijd gevierd met het feest
" van de heilige Aloysius. In een dichtbevolkte stad als Turijn
" vindt men steeds smart en vreugde, armoede en rijkdom, deugd en
" ondeugd naast elkaar leven. De ware liefde, die niet breedsprakig
" en ook niet wispelturig is, doch ernstig en eenvoudig als het ge-
" loof, bestaat hoofdzakelijk in het offeren van zichzelf ten behoe-
" ve van degene die lijdt, en in het samenbundelen van de geestelij-
" ke en lichamelijke verzorging. Daartoe zijn stellig de wettelijke beschik-
" kingen en de goed bedoelde maatregelen van de menselijke wijsheid
" niet voldoende, wanneer deze niet bezield worden door het vuur dat
" alleen opvlamt in het hart van degenen die aan de voet van het
" kruis de onuitsprekelijke boodschap van de liefde hebben leren
" begrijpen.
"
Daarom kan ik het niet eens zijn met medeburgers die voor
" de katholieke clerus niets dan spot overhebben. Die clerus heeft
" toch altijd en op ieder gebied heel vele en grote werken van lief-
" de tot stand gebracht. Nu is er, om van alle anderen te zwijgen,
" in ons Turijn een nederige priester die, alleen op de Voorzienig-
" heid vertrouwend, het barmhartige plan heeft opgevat om al de jon-
" gens om zich heen te verzamelen die hij op straat ontmoet en die,
" overgeleverd aan ledigheid, rondzwerven in ontbering en in onwe-
" tendheid over hun goddelijke oorsprong en betreffende het kost-
" bare erfdeel waarvoor ze zijn geschapen. Hij laat zich niet ont-
" moedigen door de moeilijkheden die hij bij iedere stap ondervindt,
" Hij offert alle eigen bezit op en door zijn onvermoeibare ijver slaagt

3.4 Page 24

▲back to top
- VI/24 -
" hij erin zijn heilig verlangen voor een deel in vervulling te zien gaan
" als bekroning voor zijn volharding. Bij de stem van de apostel, bij de
" welsprekende genegenheid waarvan zijn hart overvloeit, dwingt de
" rusteloze jeugd zich tot gehoorzaamheid, verdringt ze zich om hem
" heen en luistert eerbiedig naar zijn raadgevingen.
"
In de vroeger landelijke streek, die slechts weinig beschut
" was tegen de wind en de gloeiende zon, wordt die onderneming thans
" geleidelijk groter, gedijt ze als het mosterdzaadje uit het evan-
" gelie, en wordt ze langzaamaan een beter verblijf. De kleine fami-
" lie groeit uit tot tweehonderd en meer jongens, aan wie, evenals
" aan de vogeltjes van de bossen, God het noodzakelijk onderhoud
" verschaft. Grenzend aan het hospitium verheft zich een kerkje,
" waar de jonge wees aan de voeten van Maria zijn tranen en gebed
" komt storten die, aangenamer dan reukwerken en wierook, over de
" weldoeners van de verlaten jeugd een stortvloed van hemelse gena-
" den zullen laten neerdalen.
"
De sc ho len voor sc hone kunsten , li teratuu r en k la ssi ek e
" studiën en al die andere overvloedige vruchten die het Vaderland
" nauwelijks al kon verwachten, zullen voor de directeur bij voor-
" baat een beloning zijn voor zijn deugden. Misschien dat de een of
" ander van die ongelukkige en behoeftige jongens zijn leven nog
" eens voor de geest haalt zoals hij dat thuis leidde; geen vreugde
" bij de ouders, geen tederheid van de moeder, geen glimlach van
" verwanten, maar ruzie, ellende en leed verduisteren er alle le-
" vensvreugde. Krijgt de apostel hem in het oog, dan trekt hij hem
" vol liefde tot zich en neemt hem met blijdschap op in het Orato-
" rio, waar de heel tedere geesten met toewijding worden opgevoed,
" en zich leren bukken onder het zoete juk van de Heer. Met hoeveel
" ijver zij zich op het rechte pad begeven, dat blijkt uit het leven
" van de velen die het Oratorio al verlaten hebben. Velen zijn vro-
" me en ijverige seminaristen, kloosterlingen of missionarissen
" geworden; anderen zijn nu militairen van onbesproken gedrag en
" hoevelen zijn nu niet rechtschapen en vlijtige arbeiders en huis-
" vaders die voor hun kinderen voorbeelden van alle deugden geworden
" zijn.
"
Van al de dagen van het jaar is er één, waar lang van tevo-
" ren naar uitgekeken wordt, en die door de leerlingen van Valdocco
" begroet wordt met een grote vreugde. Het is de feestdag van de
" heilige Aloysius van Gonzaga, de patroon van de jeugd.
"
Voor die dag komen al lang van tevoren de muziekinstrumen-
" ten in beweging. Luiten, cimbalen en cello's vormen een heerlijke
" harmonie en inspireren de geest der dichters om de lof te zingen van de
" beschermheilige. Na de vespers van de vooravond wordt de kerk ver-
" sierd met tapijten, vergulde slingers lopen langs het lijstwerk,
" lusters en banden hangen aan de wanden, het altaar wordt zo rijk
" mogelijk getooid, alles is vervuld van licht en bloemen.
"
De volgende dag begint met de viering van de heilige mis.
" De priesters aan het altaar volgen elkaar op en delen aan die grote mas-
" sa het brood der engelen uit, terwijl de zware aangehouden tonen
" van het orgel de zilveren stemmen van het jongenskoor begeleiden en

3.5 Page 25

▲back to top
- VI/25 -
" de geest met een bovenmenselijke vreugde vervullen. Gebed en ont-
" spanning wisselden elkaar af: hoogmis, vespers, lof met lofrede
" op de heilige. Een plechtige processie besluit dan het geheel. Wat
" een ontroerend schouwspel: al die eenvoudige volksjongens stappen
" in twee rijen heel vroom en ingetogen op. Er wordt gezongen en op
" de trompetten geblazen. Het beeld van de heilige wordt ook meege-
" dragen. Tot slot wordt dan de zegen met het Allerheiligste gegeven.
"
Nadat aan God het eerste en het grootste gedeelte van de
" dag is opgedragen, komt de opgewekte recreatie. Allen komen op de
" ruime speelplaats samen en boven op een balkon worden de nummers waren
" van de loterij afgeroepen waarvoor kort tevoren gratis loten
" verspreid. De winnaar kan vrij uit duizend verschillende voorwerpen
" zijn prijs kiezen; de omstanders die dat geluk nog niet hadden,
" voelen hun hart van verlangen kloppen en kijken ongeduldig toe.
"
Maar in een andere zaal verdringen de toeschouwers zich al,
" de fakkels worden er aangestoken, het orkest is druk in de weer,
" het gordijn gaat open. En daar zijn de leerlingen van Don Bosco,
" die als volwaardige toneelspelers hun rol beleven en vrij en on-
" gedwongen optreden. Daar is de komiek met zijn grappen, zijn zo
" natuurlijke en levensechte grimassen dat hij een meester in de
" kunst in de schaduw zou stellen; daar is de père noble, de oude
" dienaar, er is tenslotte de kapper, die bijna zo mooi zingt als de
" echte figaro. Het publiek applaudisseert als buiten zichzelf en
" zou wel willen dat aan deze dag geen einde komt. Maar, zoals alle
" tijdelijke dingen, gaat het voorbij en blijft niet duren.
"
De nacht begint al te vallen als er plots luid rumoer
" weerklinkt, een gesis van vuurwerk, waarvan het schijnsel de duis-
" ternis verbreekt. Vurige lijnen beschrijven hun schitterende baan
" tegen het donkere gewelf van de hemel, en ontploffen als verblin-
" dende lichtbundels. Wanneer de vuurpijl de hoogte ingaat, kan de
" menigte zich niet weerhouden luid in de handen te klappen.
"
De sfeer van dergelijke avond onder woorden brengen is geen
" gemakkelijk karwei. Don Bosco en zijn medewerkers hebben er inder-
" daad voor gezorgd dat dit familiefeest zo prachtig mogelijk zou
" slagen. 0, stellig konden deze eenvoudige en onschuldige genoegens
" terecht benijd worden door de gerijpte leeftijd, meegesleurd in de
" maalstroom van de wereld. Daar lacht men achteloos terwijl het hart
" verscheurd is en ijdele genoegens niet zelden met snelle tred ge-
" volgd worden door de verveling en het niet aflatende zelfverwijt.
"
In het Oratorio van Valdocco, die prachtige leerschool van
" deugden, had ik wel eens graag die mannen aan het werk gezien met
" hun ijdele woorden. Daar zouden ze leren hoe en met hoeveel voor-
" deel, de zielen, door de godsdienst gevormd en geadeld worden, hoe
" ze als het ware boven zichzelf uitstijgen en tot grote dingen in
" staat werden. In het Oratorio van Valdocco zetelt de heilige en
" werkzame broederlijkheid, die allen in één liefdevolle omarming
" omvat en allen op dezelfde wijze beschermt, hun kracht geeft en
" onderricht.
"
Aan de apostel van de Turijnse jeugd, aan de nederige pries-

3.6 Page 26

▲back to top
- VI/26 -
" ter, die onder ons de grote voorbeelden van een Filippus Neri en Vincen-
" tius a Paolo herhaalt, zijn wij eeuwig dank verschuldigd als
" aan een vooraanstaande weldoener van de mensheid. Het is tevens
" onze taak en onze burgerplicht zijn glorie te steunen en te ver-
" breiden.
"
Graaf VITTORIO DI CAMBURZANO,
"
Lid van het Parlement.
Graaf di Camburzano, die de bijnaam had van de Montalembert
van Italië, en een toegewijde vriend en groot weldoener van het Oratorio
was, was er in dat jaar getuige van geweest, hoe Don Bosco ook op af-
stand de geheimen van anderen wist te raden. Toen de graaf zich op zijn
zomerverblijf ín Nice bevond, had hij op zekere dag de gelegenheid om
over hem te spreken in een gezelschap waarin personen van de hoogste
adel aanwezig waren en wier godsdienst erg voorgewend of verflauwd was.
De wonderlijke verhalen die de graaf vertelde, riep meer dan eens een
spotlach te voorschijn op het gezicht van de dames en heren, en een dame
onderbrak hem met de woorden: "Ik zou toch wel eens willen zien of die
eerwaarde mij zou kunnen zeggen, hoe ik er met mijn geweten voorsta, en,
als hij het raadt, beloof ik u alles te zullen geloven wat u maar wilt."
Alle aanwezigen betuigden hun bijval; daarom werd besloten het te probe-
ren, en de dame schreef van deze plaats zelf naar Don Bosco. De graaf
sloot dit verzegelde schrijven in bij een briefje van zichzelf, waarin
hij Don Bosco verzocht die arme dame met een paar woorden van opbeu-
ring te troosten. Gewoonlijk was zij eerder heel bedroefd. Met zijn ge-
bruikelijke stiptheid antwoordde Don Bosco aan de graaf: "Zeg aan deze
dame dat zij zich, om haar gemoedsrust terug te krijgen, weer moet vere-
nigen met haar man van wie ze gescheiden is." - En in een briefje aan de
dame zelf, voegde hij daar nog aan toe: " U vindt uw rust terug wanneer
U al uw biechten van de laatste twintig jaar opnieuw spreekt; U zult
dan alle fouten uit het verleden hersteld hebben." - De mededeling dat de
dame van haar man gescheiden was, was voor graaf di Camburzano iets
totaal vreemd en nieuw, daar hij en vele anderen onder zijn kennissen
haar steeds voor een weduwe gehouden hadden. Maar toen hij zich van zijn
opdracht gekweten had, moest hij vaststellen dat Don Bosco waarlijk
door God verlicht was. De dame zelf gaf hem de verzekering dat zij in-
derdaad van haar man gescheiden was; en heel verrast over het ontvangen
briefje, kostte het haar niet de minste moeite te erkennen, dat de die-
naar Gods haar dingen geschreven had die inderdaad waarheid bevatten.
De graaf verzekerde Ridder Federico Oreglia di Santo Stefano enke-
le jaren later dat Don Bosco de bedoelde persoon nooit gekend had.
Een van de wondere eigenschappen van Don Bosco was ook de volhar-
ding bij het verspreiden van de Katholieke Lectuur. De aflevering voor de
maand juli droeg als titel: Porta teco Cristiano, of belangrijke raadge-
vingen over de plichten van de christen opdat iedereen zijn eigen zalig-
heid zou verkrijgen in zijn eigen levensstaat. Turijn, Paravia 1858.

3.7 Page 27

▲back to top
- VI/27 -
"
AAN DE LEZER,
"
Dit boekje is getiteld Porta teco Cristiano, omdat het
" dienst kan doen als een trouwe metgezel voor iedereen die zalig
" wil worden in zijn levensstaat. De stof die het bevat is niet een
" beredeneerde onderrichting, maar alleen een verzameling van raad-
" gevingen, aangepast aan de vele levensomstandigheden van de men-
" sen. Deze raadgevingen zijn bijeen vergaard uit de heilige
" Schrift, de heilige vaders, en vooral uit de werken van de H. Ca-
" rolus Borromeus, de H.Vincentius a Paolo, de H. Franciscus van
" Sales, de H. Filippus Neri en van de Zalige Sebastiano Valfrè. Wan-
" neer deze uitspraken van van zoveel geestelijk voordeel waren voor
" de zielen die het geluk smaakten ze uit de mond van deze roem-
" rijke heiligen te mogen vernemen, dan mag men verwachten dat ze
" niet zonder vrucht zullen zijn voor degenen die ze in druk onder
" de ogen krijgen. Ik beveel de vaders, de moeders, de pastoors, en
" allen die het heil der zielen ter harte gaat aan, ze niet alleen
" te lezen, doch ze ook te laten lezen door hun ondergeschikten.
" Wanneer deze raadgevingen ingevoerd worden in de christelijke ge-
" zinnen, zal dia zeker van niet gering voordeel zijn zowel voor de
" geestelijke als voor de tijdelijke belangen; ja, ik meen zelfs,
" dat de gezinnen zich gelukkig kunnen prijzen die deze uitspraken
" zullen lezen en in praktijk brengen. Moge God mijn wensen steunen
" en overvloedige zegen toen toekomen aan allen die ze zullen willen
" lezen, opdat de vruchten die ze, naar ik hoop, kunnen afwerpen, door
" de genade van de Heer,
" overvloedig mogen zijn.
"
Uw zeer genegene in Christus Jezus,
"
Bosco Giovanni, pr.
Deze raadgevingen betreffende de plichten van de christen waren
voor een deel algemeen voor al de gelovigen bestemd en een ander deel
meer in het bijzonder voor gezinshoofden en voor moeders, voor de jon-
gens, voor meisjes en voor personen in dienstbetrekking.
Waar de moraal ongeschonden blijft, kan het geloof onmogelijk
verflauwen en de ketterij zegevieren.
Intussen had Don Bosco er in deze maand aan gedacht naar Rome te-
rug te keren, maar naderhand zette hij die gedachten opzij. Het is ons
niet bekend wat het motief voor dat plan was: de dienst aan de Heilige
Stoel, of het belang van de Katholieke Lectuur. Misschien droeg hij de
belangrijke zaken die hij moest behandelen aan anderen op. Er is sprake
van zijn voornemen in een brief die aan een kanunnik in Rome gericht was.(1)
(1) Cfr. deeI VII begin van hoofdstuk XLII, noot 1.

3.8 Page 28

▲back to top
- VI/28 -
"
Don Giovanni Bosco, die U te onzen huize hebt leren kennen,
" bereidt zich andermaal voor om naar Rome te komen voor bepaalde
" zaken die onafgedaan bleven tengevolge van zijn vervroegd vertrek.
" Het komt me voor, mijnerzijds niet onbescheiden te zijn, wanneer
" ik een beroep doe op Uw beproefde welwillendheid te onzen opzichte,
" door U te vragen of straks wellicht het vertrek in het huis van
" Uw heer broeder beschikbaar zou zijn, waarin hij zo goed was de heer ba-
" ron di Morgan onderdak te verlenen. In het tegenovergestelde ge-
" val zou ik U heel erkentelijk zijn, indien U de moeite zou willen
" doen een ander geschikt vertrek te zoeken, waarin Don Giov. Bosco
" gedurende twee of drie weken zijn intrek zou kunnen nemen en, te-
" gen betaling van pensiongeld, ook de maaltijden zou kunnen gebrui-
" ken. U, hooggeëerde Heer Kanunnik, die Don Bosco kent, weet dat
" hij een gemakkelijke en licht tevreden gast is, onderhoudend en
" vroom in de omgang en onze heel achtenswaardige vriend. Daar ook
" U, naar ik hoop en vertrouw, onze goede vriend bent, zal het U
" niet onaangenaam zijn mijn verzoek te ontvangen en zult U ons deze
" goede dienst wel willen verlenen.
"
Ik vertrek naar Frankrijk, zodat, wanneer U mij een gunstig
" antwoord wilt sturen, ik U verzoek dat naar Franceschina te zenden,
" ofwel naar mijn vrouw (in Chieri, provincie Turijn). Ik hoop dat
" mevrouw uw moeder op het ogenblik een goede gezondheid geniet en
" niet te lijden heeft van de overmatige hitte; ik verzoek U haar
" mijn onderdanige groeten te willen overbrengen.
"
Aanvaard, hooggeëerde Heer, de verzekering van mijn eerbie-
" dige genegenheid.
" Turijn, 2 juli 1858.
"
Uw allernederigste en meest toegewijde dienaar,
"
graaf De Maistre.

3.9 Page 29

▲back to top
- VI/29 -
HOOFDSTUK III
BEKERINGEN IN HET STERVENSUUR.
Het goede dat Don Bosco bereikte met de Katholieke Lectuur had
hem de faam van deugdzaamheid en kennis verschaft. Naar hem ging de hoop
uit van al de brave zielen die de bekering nastreefden van de zondaars
die tot op hun sterfbed verstokt bleven. Aan de feiten die we elders al
beschreven hebben, voegden wij de volgende toe.
Een regeringsambtenaar in Turijn, die deelgenomen had aan de
uitvoering van bepaalde wetten die kwetsend waren voor de rechten van
de Kerk, was ernstig ziek geworden. Lange tijd leefde hij zonder de
sacramenten te ontvangen. De voortdurende lectuur van slechte dagbladen
had ieder gevoel voor geloof in zijn hart verstikt. De apotheker had aan
de pastoor laten weten, dat de behandelende arts bij hem in de apotheek
gezegd had, dat bedoelde heer de volgende dag de zon niet meer zou zien
opkomen. Daar de pastoor met zekerheid wist dat de zieke niets van
priesters wilde weten en dus zeker zou worden afgewezen, liet hij Don
Bosco vragen of hij wilde proberen die arme ziel te redden.
Don Bosco stemde toe. Bij zijn intrede in het huis werd hij
t o t zijn verbazing levendig begroet door een jongen.
Het was een van de jongens die het ijverigst het Oratorio van
Valdocco bezocht en een zoon van de zieke. De zieke droeg deze jon-
gen een innige genegenheid toe want zijn zoon betekende alles voor
zijn vader; hij was diens geluk op deze wereld en zo ongodsdienstig als
hij was, liet hij zich door zijn kleine jongen leiden. Deze nam vaak het
kruisbeeld en liet het hem kussen en de vader wees dat niet af om de
jongen geen verd r i e t t e d o e n . S o m s z e i d e z o o n t o t h e m : "W i l t u d a t
ik Don Bosco ga roepen om u de zegen te komen geven? De zegen is zo
goed en die zal u beter maken." - De vader weigerde, maar toch zo dat
de zoon er geen aanstoot aan kon nemen; en in zichzelf mopperde hij:
"Wat een bijgelovigheden stoppen de priesters toch allemaal in het hoofd van de
jongens!"
T o e n d e k l e i n e D o n B o s c o z a g , s m e e k t e h i j h e m : "0 , D o n B o s -
c o , kom, papa is zo ziek!"

3.10 Page 30

▲back to top
- VI/30 -
"0, ja? Wel, ga hem dan vragen of hij het goed vindt dat ik hem
kom opzoeken."
"0 ja, jawel, papa zal blij zijn!" En hij trad de kamer binnen.
- "Papa, hier is Don Bosco! U bent blij dat hij gekomen is, niet?" En
zonder een antwoord af te wachten, sprong hij naar buiten en greep Don
Bosco bij de hand. - "Kom, papa verwacht u, kom hem de zegen geven."
Don Bosco drong erop aan dat hij zich zou terugtrekken en hem
op een andere, gebruikelijker manier zijn bezoek zou aankondigen. Hij
wilde de jongen vragen wat zijn vader geantwoord had, maar de jongen
liet hem niet uitspreken en trok hem de kamer in. Bij het zien van Don
Bosco bekeek de heer hem met een vluchtige, woedende blik. Don Bosco
verloor echter de moed niet en haastte zich hem te vragen: "Hoe gaat het met
u?"
"Zoals u ziet..., antwoordde de zieke, "niet zo best."
"U moet maar goede moed houden, Alberto zal veel voor u bidden. En
ik met hem..."
"Don Bosco, ik geloof niet aan die verhalen en u moet me er niet
over praten."
Verward door de onbeleefde manier waarop Don Bosco ontvangen werd,
verliet de zoon de kamer. De dienaar Gods maakte gebruik van de gele-
genheid dat ze alleen waren, liet geen tijd verloren gaan en vervolgde:
"Gelooft u niet aan de werkzaamheid van het gebed van een onschuldige?...
Overigens ben ik niet gekomen om u te storen. Daar ik toch hier in de
buurt was, heb ik mezelf het genoegen verschaft u op te zoeken vanwege
de achting die ik voor u persoonlijk koester." - En op zijn beminnelijke
en geestige manier vertelde hij wat algemene kleinigheden, gebeurtenis-
sen van de laatste tijd; en er ontstond een dialoog die de arme zieke
genoegen deed en zijn somber voorhoofd ietwat verhelderde.
Toen Don Bosco zag dat hij behagen had in het gesprek, zei hij
plots: "Het wordt al laat, ik wil u niet langer storen; vindt u het goed
dat ik u de zegen geef voor ik wegga?"
Zonder boos te worden antwoordde de zieke koeltjes: "Doet u maar wat
u wilt." - Toen riep Don Bosco de jongen: "Alberto!"
Waarop de vader: "Waarom roept u mijn zoon?"
"Ik zou willen dat hij met mij een weesgegroet bidt voor zijn brave
vader."
"Dat is niet nodig... Doet u geen moeite."
Maar Don Bosco riep nogmaals: "Alberto!"

4 Pages 31-40

▲back to top

4.1 Page 31

▲back to top
- VI/31 -
De jongen kwam en Don Bosco zei tot hem: "Luister Alberto, laten
we een weesgegroetje bidden voor je papa. Kijk! hij is er slecht aan toe,
heel slecht en de Heer moet hem voor je bewaren. Wat zou er van jou wor-
den als je hem zou moeten missen? Je zou alleen achterblijven, verlaten,
zonder je eerste en liefste vriend, zonder je steun, zonder je trouwe
raadgever. Te midden van de wereld zou je zoveel gevaarlijke gelegenheden
tegenkomen, zoveel slechte kameraden, zoveel slechte boeken met al de ge-
varen voor je onschuld. En niemand zou je raad geven, niemand zou je een
helpende hand kunnen toesteken. Je onervarenheid zou je op verkeerde we-
gen brengen. Arme Alberto! En hoeveel spijt zou je in het uur van de dood
niet hebben omdat je degene, die als een engelbewaarder voor je was, niet
aan je zijde gehad hebt. En als je in de eeuwigheid dan misschien voor
altijd van je vader gescheiden zou zijn.
Deze en andere, soortgelijke gedachten werden duidelijk, verstan-
dig en met bewogenheid geformuleerd, maar hij sprak tot de zoon opdat de
vader het zou horen. Hij vertelde precies hoe het met de arme zieke zelf,
van kindsbeen af een wees, gegaan was, door in het kort zijn hele le-
vensgeschiedenis samen te vatten. Alberto schreide, wilde zich goed hou-
den, maar hij was diep ontroerd. Don Bosco besloot: "Laten we dus knie-
len en niet één, maar drie weesgegroeten bidden." - Daarna stuurde hij de
jongen naar de huiskamer en zei tot de zieke: "Maakt u nu een kruiste-
ken." - De ander sloeg onverschillig een kruis en Don Bosco gaf hem de
zegen. Vervolgens begon hij hem voorzichtig te ondervragen, over zijn
studies, over de betrekkingen die hij bekleed had, terwijl hij hem
sprak over zijn kinderjaren, zijn jeugd en rijpere leeftijd. De zieke
begon een beetje vertrouwelijk te worden en zonder hem te laten merken
dat hij hem uitvoerig, wist Don Bosco hem, met een grapje en met alle be-
grip voor de menselijke armzaligheid, alles te laten zeggen wat voldoende
was om zich in grote lijnen de zielstoestand van de zieke voor de geest
te stellen. Toen hij daarna zag dat de ander erg vermoeid was, zei hij:
"Als u wilt zal ik u nu de absolutie geven."
"De absolutie? Maar daarvoor moet men toch eerst biechten; en
biechten wil ik niet."
"Maar u hebt al gebiecht en ik heb alles begrepen."
"Is dat voldoende?"
"Voldoende, ja. Bid een akte van berouw."
"Hoe is het mogelijk..."
"Jawel, God vergeeft u alles. Hij is zo goed, zo barmhartig voor
degenen die werkelijk oprecht berouw hebben."
Daarop barstte de zieke in een smartelijk geschrei uit en riep:
"0, God is waarlijk goed"! - en bleef uitgeput liggen. Daar Don Bosco

4.2 Page 32

▲back to top
- VI/32 -
zag dat hij over enkele uren dood zou zijn - dat wist hij ook van de dok-
ter - haastte hij zich. Hij stelde hem nog enkele vragen en toen hij
hem ook bereid vond te doen wat de Kerk van hem vroeg, gaf hij hem de
absolutie. Hij beloofde hem dat er voor Alberto zou gezorgd worden en
liet de pastoor van de Augustinuskerk halen om de heilige teerspijze te bren-
gen.
De pastoor aarzelde niet, bracht ook de heilige olie mee, maar
kon ze nauwelijks sub unica unctione toedienen, daar de arme man de geest gaf.
Een andere maal werd Don Bosco uitgenodigd zich te begeven naar
een zieke notaris in de parochie van Nostra Signora del Carmine. Iedere
poging van de priesters om hem tot God terug te leiden was vergeefs.
Don Bosco, die in het verleden enige betrekking met hem had, stemde erin
toe om hem een bezoek te brengen. Hij werd hoffelijk maar koel ontvan-
gen. Zoals gewoonlijk vroeg hij naar bijzonderheden over de ziekte en
trachtte de patiënt op een vriendelijke manier te troosten en met zijn
gesprekken op een hartelijke manier op te monteren. De notaris bleef
onbewogen. Daarna begon Don Bosco te zinspelen op dingen die het zielen-
leven betroffen, doch de notaris, op zijn hoede, zei tot hem: "Laten we
over wat anders praten. U kent mijn beginselen... Ik neem toch het besluit
niet om te biechten."
"En waarom niet?"
"Omdat ik geen geloof hecht aan godsdienstige zaken. Ziet u daar
die boeken op tafel liggen?"
Don Bosco ging naar de tafel en nam een van de boeken ter hand.
Het waren de werken van Voltaire.
"Komt het hierdoor"? vroeg Don Bosco.
"Precies! Iemand die de overtuiging van deze beroemde schrijver
deelt, zal nooit de zwakheid hebben te biechten."
"En u noemt het biechten een zwakheid? En u weet niet dat deze
man, wiens beginselen u zegt te delen, de man die u beroemd noemt, dat
die man wilde biechten toen hij op het punt stond te sterven?"
"0, nooit van zijn leven...".
"Toch wel; en hij zou gebiecht hebben als zijn vrienden het hem
niet op een barbaarse manier belet hadden." - En hierna vertelde Don
Bosco hem hoe de dood van Voltaire geweest was.
De notaris luisterde met belangstelling en steeds groeiende ont-
roering. Don Bosco besloot: "En nu zal ik u ook nog zeggen dat ik hoop
dat Voltaire zijn ziel heeft kunnen redden!"
"Is het mogelijk"! riep de zieke uit terwijl hij over het hele
lichaam rilde.

4.3 Page 33

▲back to top
- VI/33 -
"Heel goed mogelijk! In de heilige Schrift wordt er slechts van
een enkeling uitdrukkelijk gezegd dat hij vervloekt is: Judas. Over de
anderen wilde de Heer niet dat wij hun lot in de eeuwigheid zouden ken-
nen, opdat wij zouden blijven hopen op hun redding."
"Kan Voltaire gered zijn na al wat hij gezegd, gedaan en geschre-
ven heeft?"
"God is zo goed, zo barmhartig, mijn waarde heer. Een akte van
liefde is voldoende om welke schuld ook uit te wissen."
"Voltaire gered!"
"Ja, ik kan mijn mening staven en dus als zeker aannemen dat hij
gered is. Waaraan ontbrak het hem? Hij verlangde te biechten maar zijn
enig ongeluk was dat hij geen priester had. Als hij nu op het ogenblik
voor de dood dat verlangen heeft omgezet in een oprechte akte van berouw
en liefde tot God, dan is het zeker volgens ons geloof dat hij gered is."
De zieke zweeg en na enige ogenblikken van nadenken, riep hij
vastb er ad en u i t : "Ik w il b ie ch te n . N ee mt u d ie b o e k e n m e e, i k wi l ze
niet meer in mijn huis hebben, doet u er maar mee wat u wilt." - Hij
biechtte, 's avonds om acht uur ontving hij de laatste heilige sacramen-
ten, om tien uur werd hem het heilig oliesel toegediend en de pauselijke
zegen gegeven en voor middernacht stierf hij met oprechte gevoelens van
geloof, berouw, hoop en liefde.
Don Bosco keerde naar het Oratorio terug met zijn vracht verboden
boeken die hij onmiddellijk verbrandde, terwijl hij tot zijn jongens
zei; "Laten we voor alles de Heer danken."
Ook voor anderen opende Don Bosco de poort van de hemel, naar wij rede-
lijkerwijze mogen hopen. Giovanni Bisio, die vanaf 1864 tot 1871, in
zijn wachtkamer in dienst was, verklaarde ons: "Ik kan meedelen, dat Don
Bosco vele malen naar de stad geroepen werd om zieke en verstokte zon-
daars te bezoeken, en als men hem dan nieuws vroeg zodra hij in het Ora-
torio terugkeerde, antwoordde hij steeds: "Die en die heeft gebiecht."

4.4 Page 34

▲back to top
- VI/34 -
HOOFDSTUk
IV
HET AANTAL LEERLINGEN VAN HET ORATORIO - BRIEF VAN DON
BOSCO AAN DE SEMINARIST RUA TE SAN IGNAZIO - EEN
KOME ET EN V OOR SPELLING VAN RAMPEN OVER ITALIË - TWEE
NUMMERS VAN DE KATHOLIEKE LECTUUR - UITGRAVINGEN ONDER DE
KERK VOOR EEN NIEUWE REFTER -HUUR EN
HERSTELLINGSWERKZAAMHEDEN VOOR HET ORATORIO VAN
VANCHIGLIA - DON BOSCO GAAT PREKEN IN PALAZZO BIJ
CUNEO - HIJ KONDIGT DE OMZENDBRIEF VAN DE VICARIS-KARDINAAL
AAN, WAARIN DE KATHOLIEKE LECTUUR WORDT AANBEVOLEN - DE
OMZENDBRIEF VAN DE KARDINAAL - EEN FEESTELIJKHEID EN EEN
BEDEVAART NAAR ONZE-LIEVE-VROUW VAN CAMPAGNA - DON BOSCO
VOORSPELT EEN LEERLING VAN DE REGERINGSSCHOLEN DAT HIJ
PRIESTER ZAL WORDEN - ZONDERLINGE OPNEMING VAN
FRANCESCO PROVERA IN HET ORATORIO.
Het schooljaar 1857-1858 was geëindigd. Het Oratorio had 199 leer-
lingen opgenomen, 121 studenten en 78 ambachtsjongens, volgens de aante-
keningen van Don Bosco in zijn registers. Daarna begaf hij zich met Don
Cafasso naar San Ignazio op de berg voor de retraite. Van daar schreef
hij, in antwoord op de verschillende brieven die hem door zijn leerlingen
waren gestuurd, aan de seminarist Michele Rua het volgende:
"
Fili mi,
"
"
Gaudium et gratia Dimini Nostri Jesu Christi sit semper
" in cordibus nostris. Nonnulla monita salutis postulasti; libenter
" faciam et paucis verbis."
"
Scito ergo et animadverte quod non sint condignae passiones
" hujus temporis ad futuram gloriam quae revelabitur in nobis.
" Ideoque hanc gloriam incessanti animo et labore quaeramus.
"
Vita hominis super terram est vapor ad modicum parens;
" vestigium nubis quae fugit; umbra quae apparuit et non est; unda
" quae fluit. Bona igitur huius vitae parvi habenda, coelestia stu-
" diose optanda. Laetare in Domino: sive manduces, sive bibas, sive
" quid aliud facias, omnia ad maiorem Dei gloriam fac.
"
Vale, fili mi, et deprecare pro me ad Dominum Deum nostrum.
" S. Ignatii apud Lanceum, 26 Julii 1858
"
Tuus sodalis
"
Sac. BOSCO.

4.5 Page 35

▲back to top
- VI/35 -
Na zijn terugkeer in Turijn vertelde Giuseppe Reano hem, toen
hij zich midden een groot aantal jongens bevond, dat er een komeet van
buitengewone grootte aan de hemel was verschenen. - "Een voorteken of
geen voorteken van ongelukken", antwoordde Don Bosco hem, "er zullen
helaas enkele plagen over Italië komen die grote schade aan ons vader-
land zullen toebrengen."
Voor de maand augustus gaf hij in de Katholieke Lectuur een ont-
roerend anoniem verhaal uit, Antonio of de wees van Florence. Het ver-
haal ging over een jongen die verkocht werd aan een kermiscircus, een
fatsoenlijke jongen bleef temidden van verschrikkelijke beproevingen,
en er naderhand in slaagde naar zijn dorp terug te keren na heel wat
verrassende avonturen.
Materiële en intellectuele arbeid waren met elkaar verweven. On-
der de kerk van de Heilige Franciscus van Sales werd over de hele lengte
een onderaardse ruimte uitgegraven, en op het gewelf werd de vloer op-
nieuw gelegd. In de kelder zou de refter van de jongens komen. Hun
v r o e g e r e r e f t e r w e r d t o t keuken ingericht.
Ook het Oratorio van de Engelbewaarder in Vanchiglia vereiste
grote uitgaven. Aan een van de eigenaars, de heer Alessandro Bronzini
Zapelloni schreef Don Bosco:
"
Zeer geachte Heer Advocaat,
"
"
Onmiddellijk na de ontvangst van uw geëerd schrijven heb ik me ge-
" haast de inhoud ervan mee te delen aan de heer theol. Murialdo,
" met wie ik, na rijp beraad tot deze conclusie ben gekomen: wij
" zullen de kosten zoveel mogelijk verminderen. Daar we echter de
" voorgenomen werkzaamheden niet ongedaan kunnen laten, namen we
" het besluit op deze manier te werk te gaan: we zullen vierhon-
" derd frank bijdragen in de kosten; ofwel wij nemen de verplich-
" ting op ons de werkzaamheden te laten uitvoeren voor onze reke-
" ning, mits U ons 1.500 frank terugbetaalt, wat geen moeilijkhe-
" den behoeft te veroorzaken, daar U reeds achthonderd frank bij
" de theol. Murialdo hebt gedeponeerd.
"
Er dient echter opgemerkt dat wij afzien van het opnieuw
" bekleden van het dak met planken, aangezien het gewelf van de kerk door
" het dak zelf voor het water beschut is. Van de werken die wij op
" ons wensen te nemen, sluiten wij de herstellingen aan het dak
" uit. Die behoren dus uitgevoerd te worden door de eigenaar zelf,
" ongeacht de toestand van het Oratorio.
"
Wilt U er eveneens rekening mee houden dat de huur aanzien-
" lijk verlaagd is, zoals U ongetwijfeld beter weet dan ik. Ikzelf
" heb hier een gebouw gehuurd waarvoor ik 950 frank betaalde; dat
" bedrag is thans teruggebracht tot 500, wat eveneens geschiedde
" voor het Oratorio van Porta Nuova en voor andere gebouwen.
"
Aldus het antwoord dat ik u kan geven: verdere uitgaven zou

4.6 Page 36

▲back to top
- VI/36 -
" onze krachten te boven gaan. Ik zou dit Oratorio echter als een
" werk van openbare weldadigheid willen beschouwen, dat dus door
" allen dient te worden gesteund. Wij wijden er alle mogelijke
" moeite en kosten aan. Ook U en de heer advocaat Daziani moeten
" er iets voor offeren; en wees ervan overtuigd dat dit werk door God
" hoog zal worden aangeslagen. Hij zal niet nalaten U ook in dit
" leven te belonen door U in uw zaken en in uw gezin te zegenen.
"
Met alle verschuldigde hoogachting, verblijf ik,
"
uw toegewijde dienaar,
" Turijn, 1 augustus 1858
Bosco Giovanni, pr.
In beslag genomen door deze en vele andere karweitjes aanvaardde
Don Bosco niettemin uitnodigingen om buiten het Oratorio te gaan pre-
ken in openbare kerken en in de particuliere Oratorio’s. Zo schreef hij
aan graaf Pio Galleani d'Agliano:
"
Hooggeachte Heer Graaf,
"
Om mijn toezegging te vervullen deel ik U mee, dat ik op
" het punt sta mij naar U toe te begeven om te preken over de H.
" Filomena. Ik zal zondag vertrekken met de eerste trein na de mid-
" dag. In Cuneo aangekomen ga ik naar het bisschoppelijke paleis
" en daarna naar Palasazzo.
"
Ik kan echter niet helemaal aan uw verlangen voldoen.
" Dinsdag moet ik met de trein van twee uur 's middags naar Turijn
" terug en daarom kan ik niet preken over Maria Geboorte. Het grote
" gebrek in de stad aan priesters, en verscheidene van mijn zake-
" lijke aangelegenheden beletten mij het genoegen een hele week te
" kunnen blijven, zoals ik van plan was.
"
God zegene U, mevrouw de Gravin en heel het gezin, terwijl
" ik verblijf met oprechte dankbaarheid.
"
Uw onderdanige dienaar,
Bosco Giovanni, pr.
Misschien had Don Bosco ook haast met de verzending van het sep-
tembernummer dat tot titel droeg: de gids voor de jeugd op de weg_naar
de zaligheid, door Claude Arvisenet, uitgegeven te Brussel door de na-
tionale vereniging voor de propaganda van goede boeken. - Het was dus uit
het Frans vertaalde. Na een vriendelijke inleiding gaf de schrijver de
jeugd de eeuwige waarheden ter overweging: de noodzaak om zich al vroeg-
tijdig toe te leggen op het dienen van een God die hen bemint; de tijde-
lijke straffen waarmee de kinderen gestraft worden die in zonde leven; de
gehoorzaamheid die men aan zijn ouders en oversten verschuldigd is; de
devotie tot Maria; de deugden die ze moeten beoefenen en de gevaren die
ze verplicht zijn te mijden; het veelvuldige gebruik van het waardig
ontvangen der sacramenten; de onderworpenheid aan de paus, aan de Kerk en aan

4.7 Page 37

▲back to top
- VI/37 -
haar herders; de devotie tot de heilige engelbewaarder en aan de heilige
beschermer wiens naam men draagt.
Dit boekje was voorafgegaan door een heer belangrijk document,
het klaarblijkelijke bewijs van de welwillendheid van Pius IX en diens
bijzondere waardering voor de Katholieke Lectuur. Don Bosco had de hoge
gunst verkregen, dat Zijne Heiligheid opdracht gaf aan zijn vicaris, kar-
dinaal Patrizzi, om met een gepaste omzendbrief die periodieke uitgave
aan al de aartsbisschoppen en bisschoppen van de kerkelijke staat aan
te bevelen en ze in hun eigen diocesen in te voeren. De circulaire was
gedagtekend op 22 mei.
Toen de circulaire gedrukt werd, liet Don Bosco deze voorafgaan
door een inleiding.
"
Aan de geachte medewerkers en welwillende
"
lezers van de Katholieke Lectuur,
"
"
Het is enige maanden geleden dat onze directie U met voldoening
" aankondigde dat Zijne Heiligheid de regerende Paus Pius IX, zich
" in zijn grote goedheid verwaardigd had zijn apostolische zegen
" te schenken aan al degenen die zich belasten met de versprei-
" ding van de Katholieke Lectuur. Met niet minder voldoening deel
" ik U thans mee dat Zijne Heiligheid zich verwaardigd heeft ook
" in vele andere vormen de verspreiding van deze boekjes te begun-
" stigen. Hij heeft opdracht gegeven aan Zijne eminentie de kardi-
" naal-vicaris een circulaire te zenden aan de bisschoppen en aarts-
" bisschoppen van de kerkelijke staat, opdat zij hun herderlijke
" invloed zouden aanwenden om ze in de respectieve diocesen in te
" voeren; de pakketten of losse nummers die er moesten worden heen-
" gezonden waren vrijgesteld van belasting en porto. De stem van
" het opperhoofd van de Kerk had de verlangde uitwerking. Aartsbis-
" schoppen, bisschoppen, vicarissen-generaal, pastoors en andere
" ijverige persoonlijkheden getroostten zich alle moeite om die
" lectuur bekend te maken en het aantal abonnees nam zodanig toe
" da t he t op het og enbli k de t wa alfduizend nadert, alleen al in de
" kerkelijke staat.
"
Deze dingen betekenen voor u zowel als voor ons een grote troost.
" Onze zwakke pogingen en uw gezegende ijver zullen niet nalaten
" dienovereenkomstige vruchten voort te brengen.
"
De directie koestert het levendige vertrouwen dat de stem van
" de universele Vader der gelovigen ook onder ons zal gehoord wor-
" den en een steun zal zijn voor ons en voor u, welwillende medewer-
" kers en geachte lezers, om te volharden in de heilige opdracht,
" die erin bestaat dat wij deze populaire uitgaven steeds meer ken-
" baar maken en ze verspreiden op die plaatsen waar ze nog niet bekend
" zijn.
"
U vindt hierbij eveneens een afschrift van de circulaire
" die door de kardinaalvicaris ten gunste van de Katholieke Lec-
" tuur is verspreid.

4.8 Page 38

▲back to top
- VI/38 -
"
De zegen van het hoofd van de Kerk vervulle u allen met
" hemelse genaden en gunsten, zoals gij uit heel uw hart wenst,
" terwijl het ons verheugt met dankbaarheid te verblijven
" Turijn, 15 september 1858.
voor de directie,
"
BOSCO GIOVANNI, pr.
En ziehier de bedoelde circulaire:
" Hoogvereerde en Eerwaarde Heren,
"
"
Het is een onloochenbaar feit dat door goddeloze mensen
" met alle ijver gepoogd wordt de volkeren te demoraliseren. Te
" dien einde spannen zij zich op alle mogelijke manieren in. Een
" van hun meest geliefde pogingen is de verspreiding van verdorven
" boeken en kranten die dikwijls met de dogma's van onze godsdienst
" strijdig zijn. Het verderf draagt geen openlijk karakter, doch
" gaat schuil in de schaduw van een spitsvondige schijnheiligheid,
" versierd met een bloemrijke en onderhoudende stijl.
"
Daarbij wordt de stof op een heel boeiende wijze behandeld.
" Wanneer dergelijke lectuur in handen geraakt van weinig ontwikkel-
" de mensen, dan is het goed te begrijpen dat zij zonder het te mer-
" ken het dodelijke vergif innemen.
"
En dat gebeurt niet alleen in de dichtbevolkte steden, maar
" ook in de kleinste en verlaten plaatsen, waar het oude gebruik om,
" vooral in de wintermaanden, wat uit de heilige Schrift of uit een ander
" goed en godsdienstig boek te lezen, plaats moet maken voor de lec-
" tuur van ontuchtige en zedeloze boekjes.
"
Het is echter nog nooit gebeurd dat de goede katholieken
" niet gepoogd hebben aan die krachten van de goddeloze pers weer-
" stand te bieden. Daarom hebben zich zowel leken als geestelijken
" verzameld met het doel dat ernstig gevaar te bestrijden. Zij doen
" dat door de maandelijkse uitgave van boekjes die de titel dragen
" van Katholieke Lectuur. Deze lectuur biedt een verscheidenheid
" van stof en is heel aantrekkelijk door zijn heldere stijl; zij
" ligt trouwens binnen ieders bereik. Verder heeft deze lectuur
" uitsluitend als doel bij de katholieken de gaafheid van het ge-
" loof en de heili gheid van zeden te bewaren. Zij zal er tevens toe bij-
" dragen de eerbied en oprechte liefde tegenover de paus te bestendigen en
" te verstevigen.
"
Onze Heilige Vader, steeds bedacht op het welzijn van allen en
" volkomen op de hoogte van het voordeel dat deze Katholieke Lec-
" tuur heeft opgeleverd in de plaatsen waar ze haar uitwerking heeft
" kunnen doen gevoelen, heeft het vrome voornemen om ze ook in de
" kerkelijke staat in te voeren goedgekeurd en geprezen. Hij heeft
" mij tot dat doel gemachtigd de aartsbisschoppen en bisschoppen
" van deze zelfde staat uit te nodigen, hun steun aan deze zo voor-
" treffelijke onderneming te schenken, door haar zoveel mogelijk in
" de steden en in de dorpen die aan hun geestelijke jurisdictie onderworpen

4.9 Page 39

▲back to top
- VI/39 -
" zijn te verbreiden.
"
Om uitvoering te geven aan de verlangens van Zijne Heilig-
" heid deel ik U, Hoogvereerde en Eerwaarde Heren, dit alles mee,
" met de bede tegelijkertijd de gevoelens van mijn grootste eerbied
" te aanvaarden, waarmee ik U van ganser harte de handkus aanbied.
" Rome, 22 mei 1858.
Uw oprechte dienaar,
"
CONSTANTINO, kardinaalvicaris.
Deze circulaire leverde het gewenste resultaat op. Van die dag af
begon de Katholieke Lectuur zich te verspreiden, niet alleen in de ker-
kelijke staat, maar in bijna alle diocesen van Italië. Naar het voor-
beeld van de paus zonden vele bisschoppen een aanbeveling naar hun pas-
toors. Dezen, op hun beurt, zorgden dan voor de verspreiding van die
lectuur bij hu n paro ch ianen. Dat h ad twee voo rd el en : men bevorderde het
geestelijke welzijn en ons Oratorio bloeide er door op. Immers, door het
stijgende aantal abonnees kwam er meer werk voor de leerjongens en door
de opbrengst kon Don Bosco een groter aantal jongens in zijn huis opne-
men en voor hun opvoeding zorgen.
Door deze en de andere bijzondere gunsten, die de Allerheiligste
Maagd Maria Don Bosco bewezen had door hem de gedachte in te geven, zich
naar Rome te begeven, achtte het Oratorio zich verplicht, Haar op een
bijzondere wijze dank te betuigen. Vanzelfsprekend kwam dan ook de ge-
dachte bij hem op van een nieuwe bedevaart naar de Madonna van Cam-
pagna. In dat heiligdom had hij in 1846 de gunst bekomen het huis Pina-
di als vaste plaats te vinden en datzelfde jaar ook stemde de paus met
de plannen van Don Bosco in, zodat de stichting van dan af definitief
was. Door een uitnodiging uit die parochie werd het tijdstip vastgelegd.
We lezen in de Armonia van 21 september:
"
In de parochie van Onze-Lieve-Vrouw van Campagna bij Turijn is
" op 12 dezer door de broederschap van jongens en meisjes het feest
" van de H. naam van Maria gevierd. Er was een grote toeloop van de
" parochianen, zowel om deel te nemen aan de algemene heilige com-
" munie als aan de ochtend- en avondoefeningen. Hoewel dat feest
" ieder jaar in deze kleine parochie steeds met grote devotie ge-
" vierd wordt, was dit jaar de algemene ontroering nog groter,
" daar de plechtigheden in de kerk werden opgeluisterd door de
" mooie gezangen en harmonieuze stemmen der jongens van het Orato-
" rio van de H. Franciscus van Sales, die daar onder leiding staan
" en opgevoed worden door de onvermoeibare en ijverige Don Bosco.
" Het was alles zo mooi, dat niet weinig parochianen weenden van
" on tr oe ri ng en all en op enlijk de prestatie van de jongens prezen.
"
De donderdag daarna vierde men er een even stichtende
" plechtigheid. De eerder genoemde Don Bosco droeg de heilige mis op in
" die parochiekerk, vergezeld van ongeveer tachtig van zijn leer-
" lingen. Allen gingen te communie, tot grote stichting van de kloosterlin-

4.10 Page 40

▲back to top
- VI/40 -
" gen zelf, die bewondering toonden voor de godsvrucht van deze
" jongens. Nadat zij hun dankzegging gedaan hadden, zorgde pater
" gardiaan ervoor dat zij allen een eenvoudig ontbijt kregen.
Onder degenen die aan deze pelgrimstocht deelnamen, bevond zich
een jongen aan wie Don Bosco zijn toekomst had voorspeld. Ziehier op
welke manier dat gebeurde.
Enkele studenten van de gymnasiale scholen van de parochie Nostra
Signora del Carmine, kwamen bij Don Bosco biechten. Onder hen was er
een, een zekere Coccone, tot wie de dienaar Gods zei: "Jij, je zult eens
priester worden." Dergelijke bewering maakte op de jongen een onaangename
indruk, temeer daar hij een afkeer had van de geestelijke staat. Hij
sprak erover met zijn vrienden; vanzelfsprekend dat zij hem ermee voor
de gek hielden. Don Bosco trachtte hem tot zich te trekken, en hij
bracht hem met enkele kameraden gezamenlijk bij de jongens van het Orato-
rio om de tocht naar de Madonna di Campagna te maken. Maar na enige
tijd, ongeveer een jaar, verscheen Coccone niet meer in het Oratorio.
Do n Al be ra o nt m oett e he m in 1861 als seminarist en medeleerling in de filo-
sofie.
Er gingen vijftien jaar voorbij sinds de dag dat hij voor de eer-
ste maal met Don Bosco gesproken had. En op een zekere dag, toen hij al
priester was, ontmoette hij hem op de heuvel, op weg naar San Vito. Hij
groette hem, sloot zich bij hem aan en sprak over ditjes en datjes,
maar liet niet blijken wie hij was. Opeens bleef Don Bosco staan, keek
hem aan en zei tot hem: "U bent die jongen tegen wie ik vijftien jaar
geleden gezegd heb dat hij priester zou worden."
"Inderdaad", antwoordde Coccone vol verbazing.
Deze jongen was door God bestemd om veel goed te verrichten onder
de gevangenen. Een ander geleidde Hij langs een onvoorziene weg naar het
Oratorio in september 1858, een jongen die uiteindelijk voor Don Bosco
een grote hulp zou worden. De heer Angelo Gambara uit Mirabello schreef
ons daarover het volgende:
"Francesco Provera, die uit dezelfde plaats stamt als ik, was de
zoon van eerlijke christelijke kooplieden. Hij verlangde priester te
worden, maar zijn vader wilde hem in de zaak hebben, omdat hij heel han-
dig was. Zijn biechtvader Don Giuseppe Ricaldone gaf hem de raad een
botsing met zijn vader te vermijden en intussen de uitslag van de loting
af te wachten en op God te betrouwen. In de loting trok hij geen dienst-
plichtig nummer en hoefde dus niet naar de kazerne te vertrekken. Toen
stuurde Don Ricaldone, die het werk van Cottolengo niet de visu maar
stellig wel van naam kende en die wist dat er bij Cottolengo jongelui
gezocht werden om zich aan een geestelijke loopbaan te wijden, de jonge
Provera naar Turijn met een brief, waarin hij de prachtigste inlichtingen
over hem verstrekte. Hij verzocht daarin dat hij zou worden toegelaten onder de

5 Pages 41-50

▲back to top

5.1 Page 41

▲back to top
- VI/41 -
studenten van het Piccola Casa. Hij zweeg over de financiële zijde, in de
mening dat Francesco daarover beter zelf mondeling zou kunnen spreken.
Bedenk wel dat in die tijd hier in Mirabello nog niemand of nagenoeg
niemand iets van Don Bosco wist. Francesco Provera vertrok naar Turijn,
en enkele dagen later keerde hij naar zijn woonplaats terug. Hij ging
naar Don Ricaldone, die de tevreden uitdrukking van zijn gezicht zag en
opmerkte: "Dus je bent aangenomen bij Cottolengo?"
was."
Waarop Provera: "Welnee, ze zeiden tegen me dat er geen plaats
"Is er geen plaats? Maar heb je gezegd dat je iets betalen kunt?"
"Nee, ik niet; dat hebben ze me niet gevraagd en ik heb niets
g e zegd."
"Dan zou ik maar meteen naar Turijn terugkeren; ik zal je een an-
dere brief meegeven die duidelijker zal zijn en je zult zien dat je on-
middellijk wordt aangenomen."
"0, dat is niet nodig", antwoordde Provera, "ik heb ergens anders
een plaats gevonden."
"Waar dan?"
"Toen ik van Cottolengo vandaan kwam, ging ik naar het station en
onderweg zag ik een priester met twee jongens spelen. Ik bleef staan om
naar hen te kijken en die priester riep me bij zich toen hij me in het
oog kreeg. Hij stelde me enkele vragen en ik vertelde hem waarom ik daar
was. Hij vroeg me om bij hem te komen en ik heb beloofd erheen te gaan."
- Een paar dagen daarna vertrok Francesco Provera naar Turijn en werd de
salesiaan die iedereen kent.
"Deze gang van zaken is me herhaaldelijk verteld door Don Ricaldo-
ne, door de familie Provera en door Don Francesco zelf."

5.2 Page 42

▲back to top
- VI/42 -
HOOFDSTUK
V
KATHOLIEKE LECTUUR - HET LEVEN VAN DE HEILIGE PAUS
CALLISTUS I -VERERING VAN DE LEERLINGEN VAN DON BOSCO
VOOR MGR. FRANSONI MICHELE MAGONE EN DE GEVAREN DIE
HIJ IN DE VAKANTIE LOOPT - DE HERFSTTOCHT - GASTVRIJE
ONTVANGST IN CHIERI - ERKENTELIJKHEID VAN MAGONE JEGENS
ZIJN WELDOENERS EN JEGENS DON BOSCO - SCHIKKINGEN -
NEDERIGE GEBEDEN TOT GOD EN TRANEN VAN MAGONE -
HET FEEST VAN DE HEILIGE ROZENKRANS - UITSTAPJES NAAR
VERSCHILLENDE DORPEN IN DE BUURT VAN MORIALDO - BEZOEK
AAN HET GRAF VAN DOMENICO SAVIO EN MAALTIJD BIJ DE
THEOL. CINZANO - TERUGKEER IN TURIJN - EEN VERZOEK
TOT DE MINISTER VAN OORLOG TER VERKRIJGING VAN KLEDING
-STUKKEN DIE DOOR DE MILITAIRE MAGAZIJNEN NIET MEER
GEBRUIKT WORDEN - VERZOEK OM SUBSIDIE AAN DE STICHTING
VA N DE H. PAULUS , TER BESTRIJDING VAN DE KOSTEN VAN HET
SOUTERRAIN ONDER DE KERK - PREEK O VE R D E DE U G D V A N
ZUIVERHEID.
Daar de tijd naderde voor de tocht naar de Becchi, werd alles in
gereedheid gebracht voor de Katholieke Lectuur voor de maanden oktober
en november. In de oktoberaflevering verscheen: de lamp in de kerk, van
kardinaal Wiseman, vertaald uit het Engels. Het is een uiterst eenvoudig
en toch een van de ontroerendste verhalen. Het vlammetje in de zilveren
lamp voor het Maria-altaar, wierp in het nachtelijke duister zijn licht
door de ruiten en viel op een bochtig bergpad langs een steile ravijn.
Een meisje, dat veel verering koesterde voor Onze-Lieve-Vrouw en door
Haar op wonderbare wijze werd genezen, klom op een avond de helling op
naar de kerk. Op hetzelfde ogenblik echter doofde de boosaardige vader
het licht van de lamp omdat hij die wilde stelen. Toen het meisje de ge-
vaarlijke plaats naderde en het gewone licht niet meer zag, vervolgde
ze toch haar weg, deed een misstap, viel te pletter in de afgrond. Haar
vader werd door haar dood tot inkeer gebracht.
Het novembernummer was het Leven van de H. Paus Callistus I, be-
zorgd door Bosco Giovanni, pr. (G.) gereedgemaakt. Hij beschreef de Maria-
kerk van Trastevere en de marteling van de heilige Callistus. Hij spoorde de

5.3 Page 43

▲back to top
- VI/43 -
christenen aan moedig hun geloof te belijden, door in te gaan tegen hun harts-
tochten, de verlokkingen van de wereld en het menselijk opzicht.
Die boekjes over de levens van de pausen, die Don Bosco eerst
van af de preekstoel verteld had, bezielden zijn jeugdige toehoorders
met een grote eerbied en onderworpenheid niet alleen aan de voorschrif-
ten van de paus, maar ook aan die van al de bisschoppen en in het bij-
zonder aan die van de aartsbisschop van Turijn. De handelwijze van
Mgr. Fransoni was door een gedeelte van de geestelijkheid minder juist
beoordeeld; maar de jongens van Don Bosco waren trouw en standvastig
gebleven in hun verering en eerbied voor de aartsbisschop. Toen in dat
jaar een van zijn seminaristen zich op de pastorie in Airasca bevond in
het gezelschap van verscheidene priesters die voor een plechtigheid bij
elkaar gekomen waren, begon een vooraanstaande priester uit Turijn
kwaad te spreken over Mgr. Fransoni. Hij zei dat deze verdiende in bal-
lingschap gestuurd te worden wegens zijn onredelijke koppigheid tegen-
over minister Santa Rosa, aan wie hij de heilige teerspijze geweigerd
had. De minister had immers de opgelopen kerkelijke straffen niet onge-
daan wensen te maken. Daar er niemand opstond om deze handelwijze te
verdedigen die juist was en in overeenstemming met de richtlijnen van
de aartsbisschop, stond de seminarist op om te protesteren en hem te
verdedigen. Hij deed dat met zoveel vuur, dat bedoelde vooraanstaande
geestelijke verbaasd vroeg wie zijn jonge tegenstander was. Toen hij
ho or de dat het een seminarist v an D on Bo sc o was, ze i hij : "0, m et die
van Don Bosco moet men op zijn hoede zijn als men bepaalde kwesties aan-
roert."
De seminarist was Giovanni Cagliero.
Intussen begon de noveen voor het feest van de rozenkrans. Miche-
le Magone had zich met Pasen naar het huis van zijn moeder begeven, die
hij een grote genegenheid toedroeg. Maar hij wilde, mede op aandringen
van Don Bosco, niet meer op herfstvakantie gaan. Verscheidene keren
vroeg men hem naar de reden daarvan en hij ontweek steeds met een lach
een duidelijk antwoord.
Eindelijk onthulde hij op zekere dag het geheim aan een vertrou-
wel i n g . "Ik b e n e e n k e er g eg a a n ", z e i h i j , "o m e e n p a a r d a g e n v a ka n -
tie thuis door te brengen, maar in de toekomst ga ik niet meer als het
niet strikt noodzakelijk is."
"Waarom niet"? vroeg zijn kameraad.
"Op de eerste plaats omdat er thuis gevaren zijn. De sfeer, de
ontspanning en de kameraden slepen me mee om te leven zoals ik al eens
gedaan heb, en dat wil ik niet meer."
"Men moet met veel goede wil gaan en de raadgevingen in praktijk
brengen, die onze oversten ons geven voor we weggaan."

5.4 Page 44

▲back to top
- VI/44 -
"De goede wil is een nevel die langzaam optrekt als ik ver van het
Oratorio ben; de raadgevingen zijn wel goed voor enkele dagen, daarna
zorgen de kameraden dat ik die vergeet."
"Dus volgens jou zou niemand meer naar huis moeten gaan om de va-
kantie door te brengen, niemand zijn eigen ouders meer gaan bezoeken?"
"Volgens mij moet alleen hij op vakantie gaan die zich sterk genoeg
voelt tegenover die gevaren; ik ben niet sterk genoeg. Ik ben ervan
overtuigd dat, wanneer de kameraden in het innerlijk zouden kunnen kij-
ken, er velen zouden zien die met engelenvleugelen naar huis gaan, en
bij hun terugkeer twee hoorns op het hoofd dragen als even zovele duiveltjes."
Don Bosco stond echter niet toe dat Magone niet de noodzakelijke
verpozing zou nemen en bij wijze van beloning wilde hij hem mee op reis
nemen en met hem naar de Becchi gaan met het eerste groepje jongens,
onder wie Don Giovanni Garine wiens getuigenis we hier volgen. Men ver-
trok de 30ste september, feestdag van de heilige Hiëronymus. Onderweg
had Don Bosco tijd om langdurig met Magone te praten en ontdekte in hem
een graad van deugdzaamheid die zijn verwachting verre te boven ging.
Tijdens de tocht werden ze door de regen verrast en doornat kwa-
men ze in Chieri aan. Ze begaven zich naar ridder Marco Gonella, die ge-
woon was de jongens van het Oratorio vriendelijk te ontvangen als ze
heen en weer gingen naar Castelnuovo di Asti. Hij verschafte Don Bosco
en zijn jongens datgene wat ze nodig hadden aan kleding en bood hun
daarna een heerlijke verfrissing aan.
Na enkele uren rust hervatten ze hun wandeling. Toen ze een
eindweegs hadden afgelegd bleef Magone achter, en een van zijn kamera-
den, die dacht dat hij moe was, ging naar hem toe en bemerkte toen dat
hij zachtjes fluisterde.
"Je bent moe, is het niet"? zei hij. "Die tocht gaat je in de be-
nen zitten?"
"Foei, welnee; er is geen sprake van moeheid. Ik zou nog wel tot
Milaan kunnen lopen."
"Wat zei je, toen je daar zo in je eentje liep te praten?"
"Ik bad de rozenkrans voor die meneer die ons zo hartelijk ont-
vangen heeft; op een andere manier kan ik het hem niet vergelden, en
daarom bid ik de Heer en de Heilige Maagd, dat ze zijn huis mogen zege-
nen en hem honderdmaal vergelden wat hij voor ons gedaan heeft."
Het is moeilijk onder woorden te brengen hoe dankbaar Magone was
voor iedere ontvangen gunst. Het gebeurde niet zelden dat hij Don Bosco
vol genegenheid de hand drukte en terwijl hij hem met ogen vol tranen aankeek,

5.5 Page 45

▲back to top
- VI/45 -
zei hij: "Ik weet niet hoe ik mijn dankbaarheid moet uitdrukken voor de
grote weldaad die u me bewezen hebt door me in het Oratorio op te nemen.
Ik zal mijn best doen het u te belonen door me goed te gedragen en de Heer
te bidden dat Hij u en al wat u doet moge zegenen."
Ze waren intussen te Buttigliera aangekomen, waar gravin Migli-
no het vieruurtje voor de jongens had gereedgemaakt. Tegen het vallen van
de avond bereikten ze in een opgewekte stemming de Becchi, waar Don Chia-
tellino preekte.
Op een van die dagen ging Don Bosco naar een naburig dorpje om
daar met de pastoor, die een vriend van hem was, over enkele van zijn
zaken te spreken.
Deze pastoor had een oude huishoudster. Deze zette altijd een
heel zuur gezicht op en was daarbij nog zo gierig dat zij haar maaltijden
heel slecht en karig voorbereidde. Dat had twee gevolgen: de pastoor was
zelf graatmager geworden en er was niemand meer van zijn vrienden die hem wou
komen bezoeken. De pastoor die haar beproefde trouw door en door kende,
wist dat ze terughoudend was in het spreken en toch een waarachtig brave
christenvrouw, verdroeg dat en liet haar maar betijen. Dikwijls had hij haar er
opmerkzaam op gemaakt dat het onbetamelijk was zoals zij handelde, maar
het was boter aan de galg.
Don Bosco nu, die ook wist met wie hij te doen zou krijgen, klop-
te aan de deur van de pastorie.
De huishoudster verscheen en vroeg bars: "Wie moet u hebben?"
"Is de pastoor misschien thuis?"
"Hij is uitgegaan."
"En zou het lang duren voor hij terugkomt?"
"Dat weet ik niet. Hij kan best een paar uren wegblijven."
"Als u het goed vindt zal ik op hem wachten. Intussen heb ik toch
het genoegen u goedendag te kunnen zeggen. Ik heb al zo vaak zoveel
goeds over u horen vertellen..."
"Over mij"? antwoordde de huishoudster een heel stuk milder.
"Ja, zeker. U bent immers juffrouw Domenica?"
"Dat is zo. Maar hoe komt het dat u mijn naam kent? Wie heeft u
verteld hoe ik heet?"
"Wie me dat verteld heeft? 0, ik heb al zo dikwijls uw lof horen

5.6 Page 46

▲back to top
- VI/46 -
verkondigen. Ik weet dat juffrouw Domenica uitstekend kan koken en dat
ze een braaf mens is met een goed hart."
"Wie bent u dan?"
"Ik ben Don Bosco."
"Don Bosco? Don Bosco van de Becchi?"
"Inderdaad."
"D on B os co ! Do n B o sc o ! K om , k o mt u t oc h bi n n en .. . "
"Maar ik wil u niet storen..."
"Och, wel nee; u stoort me helemaal niet, het is me een genoe-
gen... Maakt het u gemakkelijk Don Bosco!" - En zodoende liet ze hem
bi nn en , te rw ij l Don Bosco voortging met haar lof te zingen.
"U blijft toch zeker bij ons eten?"
"Och, als juffrouw Domenica zo goed wil zijn me een beetje soep
te geven..."
"Stel je voor! Met alle liefde. Als u weg zoudt gaan zonder eerst
de maaltijd bij ons te gebruiken zoudt u ons groot onrecht aandoen."
Intussen kwam de pastoor thuis. Nauwelijks had hij een voet over
de drempel gezet, of de Perpetua vertelde hem dat Don Bosco er was en
haastte zich dan terug naar haar keuken. De goede priester begroette zijn vriend
allerhartelijkst, maar doorstond duizend angsten als hij dacht aan de
magere maaltijd die Domenica wellicht klaargemaakt had. Hij raakte daar
nog meer van overtuigd omdat de maaltijd tegen twaalf uur nog niet klaar was.
Maar kijk, opeens kwam de huishoudster met een stralend gezicht
aankondigen dat de soep op tafel stond. En de pastoor was stomverbaasd
toen hij een heel gevarieerd en overvloedig voorgerecht zag. Daarna
verscheen de ene schotel na de andere, alsof er geen eind aan kwam.
"Dat is toch buitengewoon hoe die juffrouw Domenica een maaltijd
weet te bereiden"! zei Don Bosco af en toe.
"A l s i k m a a r g e w e t e n h a d d a t u v a n d a a g k w a m . . . m a a r z o o n -
v o o r b e reid... er was haast geen tijd om iets voor te bereiden"!... riep
Domenica uit. En ze stelde de pastoor voor of ze die of die andere,
betere wijn kon opdienen die in de kelder lag.
"Hoe ben je er eigenlijk in geslaagd die brave vrouw zo te tem-
men", zei de pastoor zachtjes tot Don Bosco, terwijl Domenica naar de keuken

5.7 Page 47

▲back to top
- VI/47 -
teruggekeerd was, "leer mij dat geheim ook eens."
"Dat zal ik je later wel eens vertellen. Eet nu maar en wees te-
vreden."
"Jawel, jawel, ik ben erg tevreden dat je gekomen bent; ik zou je
zelfs willen vragen: kom me iedere week eens opzoeken."
"Waarom?"
"Dan zou ik af en toe mijn eeuwige vasten eens kunnen onderbreken."
Het waren de lof en vooral de aanspreektitel met juffrouw Dome-
nica, waardoor dat wonder gebeurd was.
Zo bereikte Don Bosco een van zijn bedoelingen, namelijk die
brave huishoudster gunstig stemmen tegenover zijn leerlingen wanneer
zij op hun tocht in het dorp verschenen. Voor haar moeite had hij haar
bovendien een goede fooi gegeven.
's Avonds keerde Don Bosco te midden van zijn jongens terug. Ze
hadden de gelegenheid gehad een mooie trek van deugdzaamheid te bewon-
deren in de goede Magone. Ze waren in het naburige bos gaan spelen. Som-
migen gingen paddestoelen zoeken, anderen kastanjes of noten, en weer
anderen verzamelden bladeren of dergelijke dingen. Dat was een heel aan-
genaam tijdverdrijf. Ze waren allen verdiept in hun liefhebberij toen
Magone zich van zijn kameraden verwijderde en heel stilletjes naar huis
terugkeerde. Een van de jongens zag hem, en, bang dat hij ziek was, ging
die jongen hem achterna. Michele, die meende dat niemand hem zag, ging het huis
binnen, sprak tegen niemand maar liep rechtstreeks naar de kerk. Degene
die hem gevolgd had trof hem daar helemaal alleen aan, geknield bij
het altaar van het Allerheiligst Sacrament, terwijl hij met heel veel vurigheid
aan het bidden was.
Toen men hem vroeg waarom hij zich onverwacht van zijn kameraden
had afgescheiden om een bezoek aan het Allerheiligste te gaan brengen,
antwoordde hij openhartig: "Ik ben erg bang God opnieuw te beledigen,
daarom ga ik Jezus in het heilige Sacrament vragen, mij hulp en kracht
te verlenen om in zijn genade te mogen blijven leven."
In die dagen viel er nog iets merkwaardigs voor. Op een nacht
toen de jongens naar bed waren, hoorde Don Bosco een van hen huilen.
Hij ging voorzichtig tot bij het raam en zag Magone in een hoek naar
de hemel staan kijken, terwijl hij zuchtend schreide. - "Wat heb je,
Magone, voel je je niet goed"? vroeg hij hem.
De jongen die dacht dat hij alleen was en dat niemand hem gezien
had, raakte in de war en wist eerst niet wat te antwoorden; maar toen
hij de vraag van Don Bosco beantwoordde zei hij:

5.8 Page 48

▲back to top
- VI/48 -
"Ik huil als ik de maan en de sterren zie, die al zoveel eeuwen
regelmatig verschijnen om de duisternis van de nacht te verlichten, zon-
der dat ze ooit ongehoorzaam zijn aan de orde van de Schepper. En ik die nog zo
jong ben, ik die met rede begaafd ben, en die bijzonder trouw had moeten
zijn aan de wetten van mijn God, heb hem zo dikwijls niet gehoorzaamd
en hem op duizenderlei manieren beledigd." - Toen hij dat gezegd had, be-
gon hij weer te snikken. Don Bosco troostte hem met enkele woorden, zo-
dat hij bedaarde en daarna getroost weer naar bed ging.
Maar het was nu de vooravond van het feest van de rozenkrans en
een zestigtal jongens van het Oratorio, onder wie de muzikanten, kwamen
in de Becchi aan na dezelfde reis als de eerste groep. De plechtigheid
van de dag was uiterst stichtend. Al die jongens naderden vroom ter heilige
tafel samen met vele andere personen uit de omgeving. De muziek onder de
hoogmis en bij de zegen met het Allerheiligste, was heel mooi. Don Bos-
co preekte.
Ook voor het feest hadden de jongens een bezoek gebracht aan en-
kele dorpen in de buurt van de Becchi. Maar de eigenlijke wandelingen,
waarvan de jongens altijd spraken, werden steeds gereserveerd voor de tijd na
de rozenkransplechtigheid. Ook dit jaar duurden die uitstapjes een halve
of een hele dag en 's avonds keerde men naar de Becchi terug waar het
hoofdkwartier gevestigd was. Montiglio, Passerano, Primeglio, Marmorito,
Piea, Moncucco, Albugnano, Montafia, Cortazzone, Pino d'Asti begroetten
iedere herfst op een feestelijke wijze de jongens van Don Bosco.
Verscheidene keren gingen ze een bezoek brengen aan de kerk del
Vezolano, waarvan de dienaar Gods hun de legende vertelde. Die wande-
lingen duurden meer of mindere dagen, al naargelang Don Bosco er tijd toe had.
Het laatste bezoek was aan het graf van Domenico Savio in Mondo-
nio, van wie enkelen van zijn kameraden aanzienlijke gunsten verkregen
hadden. Alvorens uit Castelnuovo te vertrekken gingen ze naar Don Cin-
zano die hen bij hem thuis voor de maaltijd gevraagd had. Toen ze in de
avond van die dag allen in het Oratorio terug waren, zei Michele Magone
tegen Don Bosco: "Als u het goedvindt, zal ik morgen de communie opdra-
gen voor mijnheer pastoor, die ons vandaag zo een prettige dag bezorgd
heeft." - Don Bosco stond hem dat niet alleen toe, maar spoorde ook de
anderen daartoe aan. Het was trouwens zijn gewoonte bij dergelijke ge-
legenheden het welzijn van de weldoeners van het Oratorio in de devotie
van de jongens aan te bevelen.
In Valdocco teruggekomen ging hij onmiddellijk rond voor kleren
om zijn beschermelingen tegen de kou te beschutten. Ook moest hij geld
inzamelen om de werkzaamheden aan de nieuwe refter te kunnen betalen.
Die refter werd op het eind van december ook als toneelzaal in gebruik
ge no me n . V oo r deze doeleinden schreef hij twee brieven.
Een aan markies Lamarmora, minister van oorlog.

5.9 Page 49

▲back to top
- VI/49 -
"
Zeer geachte Heer Minister,
"
"
Bij het naderen van de winter merk ik hoezeer ik behoefte
" heb aan kledingstukken voor mijn arme jongens. Het aantal opgenomen jon-
" gens is dit jaar ongeveer tweehonderd, en het aantal van degenen
" die de dag- en avondscholen bezoeken is nog veel groter. Nog veel hoger
" ligt het aantal van hen die alleen 's zondags naar het Oratorio
" komen voor de heilige mis, voor de recreatie, of om een patroon
" te krijgen bij wie ze kunnen werken. Al deze jongens echter, de
" een meer, de ander minder, zijn arm en behoeftig.
"
Uit hun naam wend ik me tot Uwe Excellentie met het ver-
" zoek hun wat kledingstukken ter beschikking te willen stellen:
" dekens, lakens, schoenen, onderbroeken, hemden, jassen, broeken,
" enz. van welke maat of kleur ook. Hoe versleten of afgedragen ze
" ook mogen zijn, ze worden door ons weer opgeknapt en kunnen dan
" nog dienst doen als dekking om een arme jongen tegen de kou te
" beschermen. Zo kan hij zich tenminste nog bij een patroon aan-
" bieden.
"
In het vertrouwen dat wij ook dit jaar door U geholpen wor-
" den en vervuld van dankbaarheid voor de ontvangen gunsten, wens
" ik U alle goeds van de hemel toe, en verblijf inmiddels met de
" meeste achting,
"
van Uwe Excellentie,
" Turijn, 14 oktober 1858.
"
met gevoelens van verplichting,
"
Bosco Giovanni, pr.
"
" P.S. De twee jongens Berardi en Litardi, die U zo goed was bij
"
ons aan te bevelen, zijn nog steeds hier en worden beiden
"
voor een beroep opgeleid.
Een andere brief richtte Don Bosco aan de president van het liefde-
werk van de H. Paulus.
"
Zeer geachte Heer,
"
"
Telkens als ik me in ernstige nood bevond en mijn toe-
" vlucht nam tot het liefdewerk van de H. Paulus ten einde subsi-
" die te verkrijgen voor het Oratorio van de Heilige Franciscus
" van Sales, ben ik steeds begunstigd geworden. Een buitengewoon
" geval dwingt mij ook dit jaar mijn toevlucht te zoeken bij deze
" bron van weldadigheid.
"
Door de vochtigheid is de reeds genoemde kerk werkelijk
" ongezond geworden voor de arme jongens die haar bezoeken. Ook de voor-
" werpen en paramenten die voor de eredienst bestemd zijn worden
" daardoor beschadigd. Ik heb daarom onder de vloer een uitgraving
" laten verrichten en een gewelf laten aanbrengen, een werk dat
" aanvankelijk niet zo duur scheen, maar dat tenslotte zo hoog gaat op-

5.10 Page 50

▲back to top
- VI/50 -
" lopen dat het mijn krachten en de bijdragen van enkele vrome
" weldoeners te boven gaat. De totale kosten komen op zesduizend
" frank. Voor vierduizend heeft de goddelijke Voorzienigheid al een weg
" geopend.
" Er ontbreken dus nog tweeduizend frank die ik spoedig nodig zal
" hebben, maar ik weet niet waar ik ze vandaan moet halen en zonder
" dat geld moet ik de werkzaamheden opschorten, wat veel nadeel
" zou veroorzaken.
"
Voor dat bedrag neem ik daarom nederig mijn toevlucht tot uw gro-
" te goedheid, met het verzoek mij ook ditmaal uw bijstand te ver-
" lenen en mij te helpen om een werk te voltooien dat uitsluitend
" als doel heeft de eredienst te bevorderen onder de gelovigen en
" in het bijzonder onder de bedreigde jeugd.
"
Vervuld van vertrouwen in uw beproefde welwillendheid, wens ik u
" alle goeds van de Hemel, terwijl ik vol dankbaarheid en achting
" verblijf,
"
met gevoelens van grote verplichting,
" Turijn, 15 oktober 1858.
Bosco Giovanni, pr.
Wij mogen niet vergeten dat Don Bosco te midden van de voortdurende,
ook materiële zorgen, nooit iets van zijn contact met God verloor, zo-
als hij telkens in de uitvoering van zijn priesterlijke bediening liet
blijken. Don Giovanni Bonetti heeft voor ons het ontwerp bewaard van een
preek die Don Bosco in dat jaar gehouden heeft over de deugd van zuiver-
heid. Wie deze overweegt, voelt de doeltreffendheid die in zijn woorden
verborgen ligt, hoewel de uitdrukking van zijn gelaat, van zijn blik en
de levendigheid van zijn beschrijvingen ontbreken. Don Bosco heeft al-
dus zijn jongens toegesproken:
"
De maand oktober wordt door de H. Kerk voor een groot deel voor-
" behouden aan de Allerheiligste Maagd Maria. De eerste zondag is
" toegewijd aan Onze-Lieve-Vrouw van de rozenkrans, ter herinnering aan
" de ontelbare verkregen genaden en aan de grote wonderen die door
" haar bemiddeling zijn verkregen: genaden en gunsten die Maria
" onder deze aanroeping aan degenen die Haar toegewijd zijn, uitdeelt. Op
" de tweede zondag wordt het moederschap van de Maagd Maria gevierd,
" ten einde de christenen eraan te herinneren, dat Maria onze Moe-
" der is en dat wij allen haar beminde kinderen zijn. De derde zon-
" dag, vandaag dus, viert men Haar zuiverheid, de deugd die Haar
" zo groot maakt voor God en die Haar tot het schoonste van alle
" schepselen gevormd heeft. Daar jullie mij al twee zondagen hebt horen
" spreken over de glories van Maria, zal ik vanavond, in plaats van over
" de heilige Maagd te spreken, jullie onderhouden over deze schone
" deugd, door aan te tonen hoe hoog God zelf deze deugd aanslaat.
" Hoe geluk kig zou ik me achten, als ik er vanavond in mocht slagen jul-
" lie tedere harten te vervullen met de liefde tot die engelachtige
" deugd! Verleen me jullie aandacht!
"
Wat is de deugd van zuiverheid. De theologen zeggen dat men

6 Pages 51-60

▲back to top

6.1 Page 51

▲back to top
- VI/51 -
" onder de deugd van zuiverheid verstaat een haat tegen en een afschuw
" van alles wat in strijd is met het zesde gebod, zodat ieder-
" een, wat zijn levensstaat ook is, de deugd van zuiverheid kan
" bewaren. Deze deugd is God zo aangenaam, dat Hij altijd degenen die
" haar bewaarden met grote genaden heeft geholpen en degenen die
" zich integendeel aan de ondeugd overgaven met ernstige kastijdin-
" gen strafte. Vanaf de eerste tijd van de wereld had Enoch, hoewel
" de mensen zich nog niet sterk vermenigvuldigd hadden, daar zij
" zich op bandeloze wegen begeven hadden, zijn hart zuiver bewaard
" voor God. Daarom wilde God niet dat hij temidden van verdorven
" mensen zou blijven en de engelen die Hij hem zond, namen Enoch
" uit de mensen weg en voerden hem naar een geheime plaats, vanwaar hij
" later, na zijn dood in de hemel bij Jezus Christus zal gebracht
" worden.
"
Gaan we verder. De mensen op aarde hebben zich tot een
" groot aantal vermeerderd; doordat zij hun Schepper vergaten, gaven
" zij zich aan de schandelijkste ondeugden over: Omnis caro corruperat
" viam suam. In zijn verontwaardiging over zoveel kwaad, besloot God het
" menselijke geslacht van de aarde weg te vagen door een over-
" stroming over de hele wereld. Hij redde echter Noë met zijn vrouw
" en hun drie kinderen en hun echtgenoten. Waarom had hij voor hen
" een dergelijke uitverkiezing? Omdat zij de schone en onschatbare
" deugd van zuiverheid bewaard hadden.
"
Gaan we nog verder. Na de zondvloed hadden de bewoners van
" Sodoma en Gomorra zich aan allerlei soorten uitspattingen overgege-
" ven. God besloot hen te verdelgen, niet meer met een zondvloed,
" maar met een stortvloed van vuur. Maar wat deed hij eerst? Hij wierp
" zijn blikken op die ongelukkige stad en zag dat Lot en zijn
" gezin deugdzaam gebleven waren. Hij zond direct een engel om Lot
" te waarschuwen, dat hij met al de zijnen uit dat gebied moest
" weggaan. Lot gehoorzaamde, maar nauwelijks was hij buiten de
" stad of plots daalde er met vreselijk geraas en bliksemstralen
" een zee van vuur op de ellendige stad neer. Lot en zijn gezin
" werden gered, maar zijn vrouw wekte door haar nieuwsgierigheid
" de verontwaardiging van God. De engel had de vluchtelingen
" verboden zich om te keren als ze het kabaal van de kastijding
" van God zouden horen. Doch de vrouw van Lot kon zich bij het
" horen van zoveel gedender niet weerhouden om te kijken, op
" hetzelfde ogenblik werd ze veranderd in een zuil van steen of
" metaalzout. Zo strafte God haar voor haar onbescheiden blikken,
" al had hij haar dan ook omwille van haar zuiverheid gered voor
" de algemene vernietiging. Daarmee wilde God ons te kennen geven,
" dat wij onze blikken moeten beheersen, dat wij niet mogen voldoen
" aan onze nieuwsgierigheid, omdat we anders het slachtoffer daarvan
" worden, niet enkel naar het lichaam, zoals met de vrouw van Lot
" gebeurde, maar naar de ziel. De ogen zijn twee deuren waardoor
" bijna altijd de duivel binnentreedt.
"
Gaan we verder! Verplaats jullie in gedachten in Egypte.
" Daar zullen jullie een jongeling zien die, omdat hij niet heeft
" willen meedoen aan een slechte onderneming, heel wat achtervol-

6.2 Page 52

▲back to top
- VI/52 -
" gingen, smaad en gevangenis te lijden heeft. Maar laat God soms toe
" dat Jozef ten onder gaat? Neen! Wacht maar korte tijd en ge
" zult hem zien zetelen op de troon van Egypte. Met zijn raadge-
" vingen zal hij niet alleen de Egyptenaren maar ook Palestina,
" Syrië, Mesopotamië en tal van andere volkeren weten te redden.
" En waaraan had hij dat gezag te danken? Aan God die zijn heldhaf-
" tige liefde voor de deugd van zuiverheid wilde belonen.
"
Ik zou werkelijk nog lang moeten doorgaan als ik jullie
" zou willen spreken over de glorie van de zuivere zielen. Over
" een Judit die Bethulië redde van de vreemde legers, over een Suzanna
" die tot in de hemel geprezen werd om haar onkreukbare deugd, over
" een Ester, de redster van haar volk, over de drie jongelingen,
" die ongedeerd bleven in de vlammen van de oven, over Daniël die
" gered werd in de leeuwenkuil. Waarom ging God zo wonderbaar voor hen
" te werk? Terwille van hun zuiverheid, ja, omwille van hun zuiver-
" heid. Ja zeker! de deugd van zuiverheid is zo mooi, zo aangenaam
" in het oog van God, dat Hij degenen die ze bezitten, nooit en
" onder geen enkel e omstan-digheid zonder bescherming gelaten heeft.
"
Gaan we nog verder alsof dit nog niet genoeg was. De zo
" verlangde tijd waarin de redder van de wereld geboren moest wor-
" den, was reeds aangebroken. Maar wie zal de eer hebben zijn moe-
" der te zijn? God liet zijn blik over alle dochters van Sion gaan en hij
" zag er slechts één die zoveel waardigheid verdiende. De Maagd
" Maria! Uit Haar werd Jezus Christus geboren door het werk van de
" Heilige Geest. Maar waarom dat wonder en waarom de uitverkiezing?
" Als loon voor de zuiverheid van Maria, die onder alle schepselen
" de meest toegewijde was. Wat denken jullie dat de reden geweest
" is waarom Jezus Christus zo graag vertoefde onder de kinderen,
" met hen praatte en hen liefkoosde? Is het niet omdat zij de scho-
" ne deugd van de zuiverheid nog niet verloren hadden! De aposte-
" len wilden hen wegjagen omdat zij hun gebabbel niet konden ver-
" dragen, maar de goddelijke Zaligmaker berispte hen en verlangde
" dat men de kinderen tot hem zou laten komen. Sinite parvulos ve-
" nire ad me; talium est enim regnum coelorum, en voegde eraan toe
" dat zij, de apostelen, niet in het hemelrijk zouden komen, als
" ze niet eenvoudig werden, zuiver en rein als die kleine kinde-
" ren. De goddelijke Zaligmaker wekte een jongen en een meisje weer
" tot leven op, maar waarom? Omdat, zo menen de heilige Vaders, zij
" de zuiverheid niet verloren. hadden Waarom betoonde Jezus Chris-
" tus zoveel voorliefde voor de H. Johannes? Immers, 1) bij de ge-
" daanteverandering nam Hij Johannes mee als getuige en 2) bij de
" visvangst gaf Hij er de voorkeur aan in het bootje van Johannes
" te stappen. 3) Bij het laatste avondmaal liet hij toe dat Johannes
" zijn hoofd aan zijn borst liet rusten. 4) Hij nam hem mee als metgezel
" in de hof van Getsemane. 5) Hij wilde hem als getuige hebben op
" de berg van Calvarië en aan het kruis keerde Hij zich tot Johannes
" en zei: "Zoon, zie hier uw moeder; vrouw, zie hier uw zoon." - Jezus
" vertrouwde Zijn moeder aan Johannes toe, Zij, het edelste schep-
" sel, ooit uit Gods handen gekomen en zoals er nooit meer een zal
" komen! Maar waarom die voorliefde? Waarom?

6.3 Page 53

▲back to top
- VI/53 -
" Omdat, beste jongens, de heilige Johannes bijzonder hoog stond aange-
" schreven bij Jezus wegens zijn totale edelmoedigheid. En die
" bevoorrechte liefde van Jezus tegenover hem was zo groot, dat ze
" de naijver van de andere apostelen opwekte. Allen dachten dat
" Johannes niet zou hoeven te sterven, daar Jezus tegen Petrus ge-
" zegd had: "En als ik zou willen dat hij blijft leven totdat ik
" kom, wat gaat u dat aan?" De heilige Johannes was inderdaad de-
" gene die al de andere apostelen vele jaren overleefde. Aan hem
" toonde Jezus Christus de glorie die in de hemel bestemd is voor
" allen die in deze wereld de schone deugd van zuiverheid bewaard
" hebben. Hijzelf schreef in zijn apocalyps dat hij, in de hoogste
" hemel binnengetreden, een grote schare in het wit gekleed zag met een
" gouden gordel en een palmtak in de hand. Deze zielen waren voort-
" durend bij het goddelijke Lam en volgden het waarheen het ook
" ging. Zij zongen zo mooi, zo lieflijk, dat Johannes, die een en-
" dergelijke welluidendheid niet langer verdragen kon, zich tot de
" gel keerde die hem vergezelde en tot hem zei: "Wie zijn degenen
" die het Lam omringen en die zo mooi zingen dat al de andere heiligen niet
" kunnen zingen?" De engel antwoordde: "Het zijn de zielen die de mooie
" deugd van zuiverheid bewaard hebben: virgines enim sunt.
"
0, hoe gelukkig is de ziel die de deugd van zuiverheid
" nog niet heeft verloren, och! Verdubbel toch uw krachten om ze
" te bewaren. Bewaak uw zinnen, roep dikwijls Jezus en Maria aan,
" bezoek Jezus in het heilige Sacrament, ga dikwijls te communie,
" gehoorzaam en bid. Gij bezit een zo mooie, zo grote schat, die
" zelfs de engelen u benijden. Gij zijt, zoals onze Verlosser Jezus
" Christus zelf zegt, gij zijt gelijk aan de engelen. Erunt sicut
" Angeli Dei in coelo.
"
En gij, die haar ongelukkig reeds verloren mocht hebben,
" wees niet ontmoedigd. De schietgebeden, de biecht, het ontvluch-
" ten van gelegenheden, het bezoek aan Jezus zullen u helpen haar
" weer te verkrijgen. Span al uw krachten in, wees niet bang ó de
" overwinning zal uw deel zijn, omdat de genade van God u nooit in
" de steek zal laten. Het is waar dat gij niet meer zult behoren de
" tot schare die hun zuiverheid bewaard hebben. Gij zult die hymne niet
" meer kunnen meezingen die alleen de maagden kunnen zingen, maar
" dat doet niets af aan uw toekomstig geluk. Er is nog een plaats
" voor u in de hemel, zo mooi, zo vol majesteit, dat daarmee vergeleken de
" tronen van de rijkste vorsten en de machtigste keizers op aarde een
" armzalig voetbankje zijn en in het niet verdwijnen. Gij zult ook
" omgeven zijn door zoveel glorie, dat noch menselijke, noch engel-
" achtige woorden dat ooit tot uitdrukking kunnen brengen. Gij zult
" u kunnen verheugen in het liefdevolle gezelschap van Jezus en
" Maria en van alle heiligen en engelen. Reeds nu wacht onze goede
" Moeder bezorgd op ons en zijn de heiligen en de engelen bereid om
" ons te helpen, mits het bewaren van de schone deugd ons maar ter harte
" gaat.

6.4 Page 54

▲back to top
- VI/54 -
H O O F D S T U K VI
DON BOSCO ZENDT ENKELE STUDENTEN NAAR COTTOLENGO -
DE EERSTE DRIE GYMNASIALE KLASSEN IN HET ORATORIO -
WAARSCHUWINGEN TOT DE LERAARS EN ASSISTENTEN -
TOESPRAAK TOT AL DE SEMINARISTEN - VOORTDURENDE EN
VERSTANDIGE ASSISTENTIE VOOR DE LEERLINGEN - DE JONGENS
ROND DON BOSCO ALS HIJ DE MAALTIJD GEBRUIKT -
DE FILOSOFIEKLASSEN EN EEN MOEILIJ KHEID - DE EEUWIGE
BEGINSELEN BIJ DE JONGENS IN HERINNERING GEBRACHT -
H ET L EV EN V AN D E PA US EN V ER TE L D V A N AF D E PREEKSTOEL -
PREEK OVER DE HEILIGE CECILIA - DOOD VAN DE PRIESTER APORTI.
We staan op de drempel van het nieuwe schooljaar 1858-59. Na de
inschrijving van nieuwe leerlingen, onder wie Paolo Albera uit None, door
God bestemd om een der eerste oversten van de stichting te worden, maakt
Don Bosco, zoals naar gewoonte, een keuze voor een klas van studenten bij
Cottolengo. Met een begeleidende brief zendt hij hen daarheen. Een van
die brieven was gericht aan de heer Frattini, assistent bij de Tommasini
in het huisje van de goddelijke Voorzienigheid en is ons bewaard gebleven:
"
Waarde Frattini,
"
"
De jongen Antonio Meotti is hier komen vragen of er enige hoop
" voor hem bestond om in het huis van de goddelijke Voorzienig-
" heid opgenomen te worden. Je kunt hem zien en hem aanbevelen in
" de welwillendheid van jullie eerbiedwaardige vader. Daarna doen
" jij en jullie vader maar wat in de Heer het beste lijkt.
"
De vader van de jongen is bereid per maand 10 fr. te betalen.
"
God zegene jou en je moeite. Bid voor mij die van ganser
" harte verblijf,
" Ten huize, 22 oktober 1858.
zeer genegen,
"
Bosco Giovanni, pr.
In het Oratorio bleven de studenten van het 4de en 5de jaar gym-
nasium de scholen van Don Picco bezoeken. In het huis was de leraar van de eerste

6.5 Page 55

▲back to top
- VI/55 -
gymnasiale klas de seminarist Secondo Pettiva. De tweede klas had de seminarist
Giovanni Turchi en de derde de seminarist Giovanni Francesia.
In het begin van het jaar en dan nog verscheidene malen in de loop
van het jaar, was Don Bosco gewoon toespraken te houden tot de assis-
tenten en de leraren van de school en de werkplaats. Bij die gelegen-
heid drong hij er levendig bij hen op aan, aan de ziel van hun leerlin-
gen te denken. Hij zei: "Onze jongens komen naar het Oratorio. Hun
ouders en weldoeners vertrouwen ze ons toe met de bedoeling, dat zij on-
derricht zullen worden in de literatuur, in de wetenschappen, de kunsten
en ambachten. Maar de Heer zendt ze ons, opdat wij belang zouden stel-
len in hun zielen, en opdat zij hier de weg zouden mogen vinden naar het
eeuwige geluk. Daarom moet heel de rest door ons als een middel be-
schouwd worden; terwijl ons hoogste doel moet zijn hen braaf te maken en
hen voor de eeuwigheid te redden."
Van een van die toespraken, gehouden tot al de jonge geestelijken
van het Oratorio tegen het einde van 1858, is ons een geschreven herin-
nering bewaard gebleven.
"
Ik heb niet veel de gelegenheid om tot alle zonen van het
" Oratorio te spreken: soms is het maar tot die van het huis alleen, een
" andere keer tot de studenten of tot de ambachtsjongens alleen en soms
" tot mijn jonge geestelijken.
"
We kunnen nu zeggen dat ons schooljaar is begonnen en daarom
" verlang ik er ten zeerste naar om me, zoals we ook verleden jaar gedaan
" hebben, een beetje met u te onderhouden, minstens eenmaal per
" week. Het beste ogenblik dat we daarvoor kunnen kiezen is het
" uur na het avondgebed. Ik wil hier geen preek voor u houden. Wat
" ik u zeggen wil, wat ik van ganser harte verlang en u dan ook
" aanbeveel, is dat u in praktijk zult brengen wat door God zelf
" van Mozes werd gevraagd toen hij van de berg kwam. Wees een voor-
" beeld, wees een waarachtig voorbeeld voor al de zonen van het
" Oratorio. Ge moet zijn als even zovele hulplijnen in het spoor
" waarvan al de andere zonen moeten schrijven en lopen. Daarom
" moet ge u zo gedragen dat wanneer anderen zich aan u spiegelen,
" gesticht kunnen worden. Want U moet ervoor zorgen anderen niet
" alleen te helpen met raadgevingen, maar ook met uw voorbeeld.
" Wat baat het, wanneer ge de anderen aanbeveelt dikwijls tot de sacra-
" menten te naderen, als ze zien dat gij ze slechts weinig ontvangt. Als ze
" u godvruchtig de sacramenten zien ontvangen, als ze u aandachtig en
" eerbiedig in de kerk zien, o! dan zullen zij door uw voorbeeld zeker
" aangespoord worden. Wanneer zij een seminarist een niet al te be-
" hoorlijk gesprek horen voeren dat ook maar even in strijd is met
" de schone deugd van zuiverheid, o wee, o wee, wat jammer, wat
" een ergernis! De heilige Johannes Chrysologus zegt dat een be-
" dienaar van de Heer gelijk is aan een plant: 0, wat een voortref-
" felijk gezicht is het, zo zegt deze heilige, "een plaats te zien in,
" een mooie geheel door

6.6 Page 56

▲back to top
- VI/56 -
" hagen omgeven tuin, die haar met bladeren beklede en met heerlijk fruit
" beladen takken uitspreidt. Iedereen die erbij komt, vindt het
" prettig de takken zo rijk met vruchten beladen te zien. Plaats die
" die plant echter, hoe hoog en prachtig zij ook allen noodt om haar te
" komen bewonderen, in een lieflijke tuin, doch slechts schaars
" met mooie vruchten beladen. Dan zult u zien dat allen verontwaar-
" digd zijn en die plant verwensen, omdat zij nutteloos zo een
" mooie tuin in beslag neemt. Zo zijn wij. Het volk volgt ons met
" de ogen en verwacht goede vruchten. En als ze er geen zien, o! hoe
" zullen ze zich daaraan ergeren! De heilige Ambrosius vergeleek ons
" met de maan. Hij zei dat wij moesten zijn als even zoveel manen. De maan
" geeft geen licht uit zichzelf, maar ontleent het van de zon, van haar
" krijgt ze het, daarna geeft ze het aan de aarde. Zo zijn wij. Wíj
" Hebben uit onszelf niets, maar moeten het goddelijke woord, dat
" de geesten verlicht, ontvangen van de grote God, van de zon der
" gerechtigheid. Nadat het ons heeft geheiligd, moeten wij het ver-
" spreiden om al de mensen te verlichten. Zij verwachten van ons
" dat wij hun de weg zullen wijzen die hen naar de hemel leidt. De
" heilige Augustinus voegde hieraan toe: "Wilt ge weten wat de toga
" betekent waarmee de jonge Romeinen zich kleden? Denk maar niet
" dat het enkel betekent dat die jongeman zijn zeventiende jaar is
" ingegaan; het beduidt dat niet alleen, maar heel zeker ook dat er
" onder die toga kennis schuilgaat, deugd en al die goede gaven
" waarmee zij begiftigd moeten zijn die de toga wensen te dragen.
" Dat geldt eveneens voor ons. Onder dit kleed moeten wij de deug-
" den dragen die een zo geestelijk kleed verdient. Josua moest de Jor-
" daan oversteken. God sprak tot hem: "Z e n d d e p r i e s t e r s m e t d e a r k
" vooruit: zij stappen de rivier in met de ark op de schouders
" en de wateren van de Jordaan zullen zich scheiden en uw leger
" kan erdoorheen trekken!" - Zo deden de priesters, en de wate-
" ren scheidden zich; de bovenste waterlagen stapelden zich op
" tot een hoge muur, de onderste vervolgden hun weg. De bedding
" werd droog en het hele leger van Israël trok naar de overzijde
" van de Jordaan. Zo moeten wij ook doen. Wij moeten met de ark van
" het goddelijke verbond, met de heilige godsdienst, met goede be-
" ginselen, met liefdevolle woorden, met heilige voorbeelden zo
" handelen, dat de mensen veilig en wel van deze wereld naar de
" eeuwigheid kunnen overgaan. Op die manier doen we alles wat we
" maar kunnen doen voor de zielen. Rond u bevinden zich vele jon-
" gens die voortdurend het oog op u gericht houden. Span u in met
" al uw vermogens om hen op de rechte weg te brengen, zowel door uw
" goed voorbeeld, als door goede woorden, raadgevingen en liefdevolle ver-
" maningen. Wanneer ge dit jaar op die manier te werk gaat, hoewel het aan-
" tal seminaristen niet meer groter is als vorig jaar, dan zal ik
" niettemin tevreden zijn. De Heer zal niet nalaten mij en u en
" heel het huis te zegenen. Hij zal voor ons steeds een machtige
" beschermer blijven en voorspoed schenken al onze inspanningen. Amen.
" Zo zij het.

6.7 Page 57

▲back to top
- VI/57 -
In de toespraken legde hij de nadruk op de gewetensvolle assis-
tentie van de jongens, want beweren dat de menselijke zwakheid de drempel van
het Oratorio niet overschreed, zou een miskenning zijn van de wereld.
En hijzelf gaf hun daarin het voorbeeld. Hij waakte steeds als een voortdurende,
maar verstandige schildwacht, om het kwaad te voorkomen, of het te over-
winnen. In de eerste twintig jaar van het Oratorio verscheen hij overal
en soms wanneer hij het minst verwacht werd: in de kamers, in de werk-
plaatsen, in de klassen, in de refters, op de meest afgelegen plaatsen waar prak-
tisch niemand kwam. Hij merkte het minste op. Hij wilde alles weten en alles
zien.
Twee jongens bevonden zich eens na de maaltijd enkele ogenblikken
alleen in de refter om het leesboek in te zien. Zij stonden als brave
jongens bekend, maar niettemin riep Don Bosco hen op een vriendelijke
manier weg.
Enkelen hadden zich van de anderen afgezonderd om over een of
ander plannetje te spreken, of om wat eten klaar te maken, of een spel-
letje voor geld te spelen, toen Don Bosco plots verscheen: "W at do en
j u l l i e hier? Ga naar de speelplaats bij je kameraden."
Een leerling kwam voorbij, terwijl hij een kameraad bij de hand
hield of een arm op zijn schouder had liggen. Don Bosco kwam naderbij
en speels gaf hij een klap op de arm of op de vingers, terwijl hij
zei: "Jullie kennen het voorschrift om de handen niet op elkaars rug te
leggen? Spelletjes met de handen zijn ongemanierd."
Op zekere dag zag hij een jongen die op de speelplaats zijn
arm door die van een assistent gestoken had. Deze laatste liet dat toe.
Hij wachtte totdat de jonge geestelijke alleen was en toen hij hem bij
zich riep, zei hij:2 "Ik ben vandaag erg in de verleiding geweest om je
in het publiek twee draaien om je oren te geven! Heb je me begrepen?"
"Jawel, mijnheer!"
"Dan is het goed. En pas nu op."
Op dat punt was Don Bosco uiterst gevoelig.
In vele gevallen was zijn waakzaamheid onverklaarbaar. Het leek
wel of hij een bijzonder gezichtsvermogen bezat. Wij zullen daarover la-
ter nog uitvoeriger spreken. Vaak gebeurde het dat hij midden één of an-
dere activiteit, zij dat nu schrijven of bidden of eten, dat hij plots
één van zijn oudere jongens riep en hem in het oor fluisterde: "Ga eens
naar die en die slaapzaal; daar zijn er drie - en hij noemde de namen -
die, achter de gesloten deur, een minder goede krant aan het lezen zijn.
Zeg hun dat ze onmiddellijk naar beneden komen."
Een andere keer zei hij tegen een verstandige leerling: "Ga eens aan de

6.8 Page 58

▲back to top
- VI/58 -
assistent zeggen dat op die en die plaats, achteraan de gaanderij, zich
enkele jongens verborgen hebben. Hij moet ze te voorschijn roepen."
Bij andere gelegenheden zei hij tegen een of andere seminarist: "Ga eens
boven aan de trap kijken, je zult er die en die aantreffen. Zeg hun dat
Don Bosco alles weet."
Deze dingen herhaalden zich niet zelden en telkens stelde men
vast dat Don Bosco het juist had voorgehad, wat de plaatsen, de personen
en de omstandigheden betrof. Maar hij was een echte engelbewaarder op
een bescheiden en geduldige manier. Doordat hij op de meest natuurlijke
wijze ergens kon verschijnen, door zijn goedheid en eenvoud, door zijn
voortdurende blijken van genegenheid en achting jegens allen zonder uit-
zondering, door het vergeten van ontdekte en vergeven tekortkomingen,
wekte hij bij de jongens niet het minste wantrouwen. Hij hoefde zich
ma ar e r g en s i n huis te vertonen, of allen liepen op hem toe.
Iedere dag speelde er zich een ontroerend schouwspel af sinds
het begin van de stichting van het hospitium tot ongeveer in 1870. Dat
was na de maaltijd en vooral na het avondmaal, wanneer er toevallig geen
vreemdelingen in de refter van de oversten waren. Die refter was een
lang en laag souterrain met één enkele rij tafels in het midden. De leer-
lingen die uit hun refter kwamen, verdrongen zich in het portaal van de
refter van Don Bosco, in afwachting dat de seminaristen hun dankgebed ge-
zegd hadden. En nauwelijks weerklonk het Dominus det nobis suam pacem.
Amen, of de deur werd opengestoten en zij drongen naar binnen. Hier
volgde dan een minzame botsing, si licet parva componere magnis, gelijk
aan die van de Orinoco met de vloed van de Atlantische Oceaan. De jon-
gens wilden naar binnen, de seminaristen naar buiten. Maar heel vlug
kregen de jongens de overhand, en ze renden om het eerst bij Don Bosco
te zijn, die helemaal aan het eind van de zaal zat. De seminaristen
waren verplicht tegen de zijmuren te gaan staan om hen voorbij te laten.
Daar speelde zich dan een aandoenlijk tafereel af. De jongens staan zo
dicht bij Don Bosco geschaard dat zij hun hoofd op zijn schouder kunnen
leggen. Er zijn er zelfs die de tafels hebben afgeruimd en daarop gekro-
pen zijn. Zij hebben zich daarop neergezet met de benen zoals oosterlin-
gen. Achter Don Bosco zitten er dan nog enkelen op de knieën en tot slot
zijn er ook nog een troepje die recht staan. Wie er niet meer bij kan,
neemt de banken, zet ze tegen de muren en klimt erop. De allerlaatsten
vullen de ruimte tussen de banken en de tafels. Het ziet er nu wel naar
uit dat niemand meer Don Bosco nog kan benaderen; niettemin zijn er enke-
len van de kleinsten die het toch proberen. Ze kruipen op handen en voe-
ten onder de tafels door en opeens verschijnen hun kopjes tussen de tafel
en Don Bosco, die hen dan liefdevol over het haar strijkt.
Wanneer Don Bosco lang in zijn werkkamer opgehouden werd, had hij
de gewoonte op zijn eentje te eten. Nochtans was het bezoek van zijn jon-
gens hem altijd even aangenaam. Altijd had hij een glimlach, een vrien-
delijke blik en een woord van aanmoediging over voor zijn jongens. Nooit
gaf hij blijk van tegenzin voor de opdringerige vrijpostigheid van zijn jongens.

6.9 Page 59

▲back to top
- VI/59 -
Hij liet zelfs heel goed merken hoezeer het hem speet als een of andere
niet noodzakelijke bezoeker hem dat gezellige onderonsje met zijn jon-
gens ontnam.
Soms liet hij blijken dat hij tot allen iets wilde zeggen, en ogenblik-
kelijk verstomde dan het geroezemoes. Dan vertelde hij een korte geschie-
denis, stelde een vraag, vroeg inlichtingen over iets, totdat de bel het
gezelschap wegriep voor de muziekschool of voor het gebed.
De voortdurende waakzaamheid van de overste had het vertrouwen van
de jongens niet geschokt.
Intussen waren ook voor de seminaristen de klassen begonnen. Het
seminarie was nog steeds door het militaire gezag in beslag genomen. Men
had een lokaal vrijgelaten dat niet voldoende ruimte bood voor de stu-
denten in de theologie. Vandaar dat de professoren in de filosofie les
gaven in hun privé-huizen, op een heel vroeg uur, wat voor de leerlingen
niet gemakkelijk was. Daarom richtte Don Bosco zich met een eerbiedige
brief tot de zeereerwaarde heer kanunnik Vogliotti, plaatsvervangend dio-
cesaan vicaris en rector van het seminarie.
"
Zeereerwaarde Heer Rector,
"
"
Ik doe een beroep op Uw welwillendheid voor een gunst ten bate
" van onze seminaristen die filosofie studeren. De huidige les-
" uren brengen hen in moeilijkheden ten aanzien van de rooster van
" het huis, in het bijzonder wat het bijwonen van de mis betreft.
" Indien de heren professoren T. Mottura en Co Farina de goedheid
" zouden willen hebben de aanvang van de lessen naar 9 uur voor-
" middag te verschuiven, dan zou alles in orde zijn.
"
Indien dat echter een hinderpaal betekent voor de werk-
" zaamheden van bovengenoemde heren, dan zal ik mij op de een of
" andere manier trachten te voegen naar hun lessen.
"
Steeds vervuld van achting en dankbaarheid verblijf ik,
"
van U Zeereerwaarde,
" Ten huize, 16 november 1858.
de dienstwillige dienaar,
"
Bosco Giovanni, pr.
Doch deze en dergelijke moeilijkheden, die ook nadelig konden zijn
voor de noodzakelijke waakzaamheid, loste Don Bosco op door de macht van
zijn woord. Het eerste dat hij de nieuwe leerlingen onder ogen bracht,
waren steeds de eeuwige beginselen. Op een avond in de maand november
van het jaar 1858, hoorde Giuseppe Reano uit de mond van Don Bosco het
volgende, dat hij ons later doorgaf: "Twee dingen alleen vrees ik: de
doodz o n d e , d i e d e d o o d b e t e k e n t v o o r d e z i e l , e n d e l i c h a m e l i j k e d o o d
d i e iemand treft die met God in onmin leeft." - Daarop zweeg hij, aangegrepen
door diepe ontroering. Hij vervolgde enkele ogenblikken later: "Ik vrees

6.10 Page 60

▲back to top
- VI/60 -
dat iemand van mijn zonen het slachtoffer moet worden van zijn eigen
zorgeloosheid ten opzichte van zijn ziel!... En de dood ontziet nie-
mand. Van het begin der wereld af tot in onze dagen, zijn er zoveel pa-
triarchen, vorsten, koningen, en veroveraars - en enkelen van hen noemde
hij op - op aarde verschenen en daalden in het graf samen met al hun
tijdgenoten. Miljarden mensen die thans as zijn! Blijven wij ervan over-
tuigd, beste jongens, dat ook voor ons de dag van de dood zal komen en
hij zal komen als een dief... Wanneer iemand er het minst op bedacht is,
dringt hij het huis binnen en laat de zeis op de levensdraad vallen...
Vereffenen wij dus onze rekening door een goede biecht... De dood wacht
op niemand, zelfs niet op koningen of pausen... Bedenk dit!... Mors non
ta rd at .. . En d a arna ?. .. D e eeuwigheid!..."
En de heilige vreze Gods die werd ingegeven door de woorden van
Don Bosco, was het drijfrad en de regulateur voor het gedrag van de jon-
gens. Zij oefende hen in het beleven van echte deugden en maakte hen de
bescherming van de maagd Maria waardig.
Ook de liefde tot de Kerk en tot het pausdom werd in hun hart le-
vendig gehouden door de vertellingen over het leven van de pausen die
Do n Bosco iedere zondagmorgen hield. Toen hij aan het leven van de H. Urba-
nus I was ge kom en, spr ei dd e h ij de b es chr ij ving van de heldhaftig-
heid van de heilige Cecilia over drie achtereenvolgende zondagen uit.
Daar Don Bosco uitstekend op de hoogte was van de topografie van het
keizerlijke Rome, van de bouw der patricische paleizen, hun atriums, ga-
lerijen, zalen, fonteinen; de gebruiken van de Romeinen uit de oudheid,
kon hij heel levendig afschilderen voor de gretige verbeelding van zijn
toehoorders. De seminarist Giovanni Bonetti wilde een van die uiteen-
zettingen bewaren en op schrift stellen. Dat document stelde hij ons
dertig jaar later ter hand. Hij schreef op wat hij zich herinnerde,
maar het is voldoende om een staaltje te geven van de beschrijvende
methode en van de dialogen waarvan Don Bosco op de preekstoel gebruik
maakte, en waarbij hij ook aandacht schonk aan de kleinste bijzonder-
heid om zijn uiteenzettingen zoveel mogelijk op te smukken.
Onze lezers kunnen er zelf over oordelen.
"
Onder Keizer Alexander Severus had de Kerk een hevige ver-
" volging te doorstaan. Paus Urbanus I had zich, om alle gevaren
" uit de weg te gaan, in de catacomben teruggetrokken op drie mijl
" van Rome. De catacomben zijn onderaardse plaatsen waar men de
" lichamen van de heilige martelaren begroef en waar de christenen
" zich ten tijde van vervolgingen verborgen hielden. Er leefde in
" die tijd een jonge vrouw die tot een van de eerste families van
" Rome behoorde. Zij heette Cecilia en beleed in het geheim de
" christelijke godsdienst, daar haar ouders afgodendienaars waren.
" Zij hield erg veel van muziek en speelde orgel, een instrument
" dat verschilt van dat wat wij thans gebruiken: cantantibus organis
" Caecilia Domino decantabat.

7 Pages 61-70

▲back to top

7.1 Page 61

▲back to top
- VI/61 -
" Zij zong de lof van de Heer, en verlangde niets liever dan zich met haar
" God te onderhouden en tot Hem te zeggen: Moge mijn hart steeds
" onbevlekt blijven, opdat ik niet in verwarring zou geraken. Deze jonge
" vrouw had zich door een gelofte aan Jezus Christus toegewijd,
" door hem te beloven haar leven lang maagd te blijven. Haar ou-
" ders hadden er intussen aan gedacht haar uit te huwelijken aan
" een jongeman uit een vooraanstaande familie, Valerianus geheten.
" Nauwelijks vernam Cecilia dat of ze raakte niet weinig in ver-
" warring en overlegde bij zichzelf, hoe zij zich uit die moeilijk-
" heid moest redden. Zij trok zich steeds terug in haar kamers, be-
" zocht geen voorstellingen en had dag en nacht de heilige evange-
" liën bij zich, die een genot voor haar betekenden. Voortdurend
" bad zij tot de Heer dat hij haar in haar beproeving zou helpen.
" En plotseling voelde zij zich vol goede moed en vol vertrouwen
" om zich over te leveren in de handen van haar uitverkoren bruidegom:
" Jezus. Zij riep uit "Ik ben gelukkig en zeker; ik weet wat me te
" doen staat!" Intussen naderde de dag van het huwelijk. Toen Vale-
" rianus haar kwam opzoeken, nam zij hem terzijde en zei tegen hem:
" "Valerianus, ik moet je een geheim verklappen!"
"
Vol ijver antwoordde Valerianus: "Zeg het maar, Cecilia,
" zeg maar wat je wil, ik ben immers je trouwe metgezel."
"
"Ik zal het je toevertrouwen, maar beloof me er met nie-
" mand over te spreken."
" "Vertel me alles maar, nooit zal iemand van mij je geheim te ho-
" ren krijgen."
"
Toen zei Cecilia tegen hem: 'Kijk, Valerianus, ik heb me
" toegewijd aan een andere bruidegom, aan een hemelse bruidegom.
" Als je me ooit iets zou aandoen, dan heb ik een engel die steeds
" over me waakt en die je ogenblikkelijk zou doden."
"
"Heb jij een engel die je steeds ter zijde staat? Maar ik
" zie toch niets!"
"
"Wil je hem zien?"
"
"Heel graag zelfs."
"
"Als je mijn engel wil zien, moet je eerst geloven in
" Jezus Christus, de zoon van God, die, om de mensen te redden,
" uit de hemel op aarde is neergedaald en al zijn bloed voor ons heeft
" vergoten. Je moet geloven dat er één enkele God is, de schepper
" van hemel en aarde en van alles wat er op aarde en in de hemel
" is; dat deze God de goeden beloont en de kwaden straft. Was je
" daarna met het louterende water en alleen na deze wassing zal je
" mijn engel kunnen zien."
"
Valerianus die nog nooit over Jezus Christus had horen
" spreken en er erg naar verlangde de engel te zien, riep uit:
" "Maar bij wie moet ik zijn om me te laten louteren?"
"
Waarop Cecilia: "Als je werkelijk gelouterd wenst te wor-
" den, loop dan de via Appia af tot drie mijl buiten Rome, tertio
" ab urbe lapide. Daar zal je arme mensen zien die je om een aal-
" moes vragen. Zeg tegen hen: "Waar is de eerbiedwaardige grijs-
" aa rd ?" Zi j zu llen je dan meteen zeggen waar hij zich bevindt en je naar

7.2 Page 62

▲back to top
- VI/62 -
" hem toe brengen. Als hij je gereinigd heeft, kom dan terug en dan
" zal je mijn engel zien."
"
Dat deed hij. Het woord eerbiedwaardige grijsaard was het
" wachtwoord van de christenen om de paus aan te duiden en om te voorkomen
" dat de heidenen er een vermoeden van zouden krijgen waar Urbanus
" I zich schuilhield. Valerianus bereikte de derde mijlpaal en daar
" trof hij het groepje arme lieden aan, die in werkelijkheid niet
" arm waren, doch christenen die zich zo verkleed hadden. "Waar is
" de eerbiedwaardige grijsaard"? vroeg hij hun. - "Kom maar met me mee",
" antwoordde hem een van die armen, "volg me!" - Een beetje verder
" was de ingang van een grot, verborgen door een groepje bomen en
" neerhangende twijgen. Toen de takken op zij getrokken waren volg
" de Valerianus de gids in een donkere gang. Daar nam de gids een,
" lamp stak ze aan en beiden begaven zich op weg langs een rechte
" gang, sloegen enkele hoeken om en kwamen bij een steile trap,
" die naar beneden afdaalde. Al spoedig bevonden zij zich onder aan
" de trap. Daar begonnen de catacomben, ofwel de plaats waar de
" martelaren begraven werden, en die zich heel ver uitstrekten.
" Valerianus liep door deze gang, waarop honderden andere gangen
" uitkwamen. De lamp van de gids wierp een spaarzaam licht in deze
" onderaardse wereld. Links en rechts zag men boven elkaar de gra-
" ven van martelaren die in de gaten van de wand waren aangebracht.
" Op de steen had men de tekenen van hun martelaarschap gebeiteld
" of geschilderd. "Deze", zei de gids, terwijl hij naar een graf
" wees, "werd door de beul het hoofd afgeslagen; die daar werd
" verscheurd door de wilde dieren in het amfitheater; deze hier werd
" langzaam in het vuur verast; en die daarginds stierf toen men hem
" vloeibaar lood in de mond gegoten had." - En zo ging hij door met de
" verschillende soorten strafwerktuigen aan te duiden: roeden, roos-
" ters, kruisen, waarmee degenen die in deze onderaardse gewelven
" rustten Jezus Christus beleden hadden. De christenen hielden te-
" midden van deze roemrijke graven hun bijeenkomsten, vierden er
" hun ritueel en dikwijls aten en sliepen zij daar ook. Bij het
" zien van die trofeeën van zulke verheven deugden waarvan hij de
" prijs nog niet kende, viel hij haast in bezwijming van afschuw en dacht
" hij zichzelf: "Ik, ongelukkige, in wat voor een plaats heb ik me
" nu begeven! Niettemin vatte hij moed en vervolgde zijn weg. Ein-
" delijk bereikte hij een grote ruimte waar verschillende gangen
" elkaar kruisten, en die precies wat op een tempel geleek. Daar
" stond een altaar opgericht, er brandden veel lampen en er bevond
" zich een menigte christenen bijeen om de heilige mis bij te wo-
" nen. De gids bracht Valerianus rechtstreeks naar Paus Urbanus,
" die op een katheder zat, omgeven door geestelijken. Het gezicht
" van de paus, getekend door welwillendheid, alsook zijn serene,
" liefdevolle blik, stelde Valerianus niet weinig gerust. Toen de
" paus deze onbekende, die nog niet geheel van zijn verbijstering
" bekomen was, in het oog kreeg, sprak hij hem met zachtmoedige en lief-
" devolle woorden moed in en vervolgens stelde hij hem de vraag, met
" welk doel hij naar hem gevraagd had.
"
Valerianus antwoordde: "Ik ben de bruidegom van Cecilia. Ze

7.3 Page 63

▲back to top
- VI/63 -
" vertelde me dat er een onzichtbare engel naast haar staat om haar te ver-
" dedigen. Ik wilde die engel uit de hemel zien, en zij vertelde
" telde me dat ik daarom naar u moest komen en me laten zuiveren."
"
Toen Urbanus de naam van Cecilia hoorde en dat zij het was
" die Valerianus naar hem gezonden had, wierp hij zich diep ontroerd
" ter aarde en bad. Al de christenen volgden het voorbeeld van de
" paus en baden. Toen verscheen er plots een eerbiedwaardige grijs-
" aard met een voorkomen vol majesteit, indrukwekkend, hemels.
" Valerianus begreep dat dit een bovennatuurlijk wezen was, en van
" schrik bevangen viel hij ter aarde. Wie was dat? Het was de apos-
" tel Paulus, die verscheen om Urbanus in zijn moeilijkheden te
" troosten en om Valerianus moed te geven.
"
"Sta op, Valerianus, en wees welkom"! zei de heilige Paulus.
" Valerianus, die toch een krijgsman en moedig was als geen ander,
" beefde niettemin op dat ogenblik als een kind. Toen hij zich bij
" de naam hoorde noemen, richtte hij het hoofd even op, wierp een
" blik op dat geheimzinnige wezen en kwam vervolgens geheel over-
" eind. Daarop bood de heilige Paulus hem een boek aan met de woor-
" den: "Lees!" - Valerianus opende het boek en las er deze woorden:
" Eén enkele wet, één enkel geloof, één enkel doopsel, één enkele
" God almachtig, schepper van hemel en aarde; één enkele Heer en
" Verlosser, Jezus Christus."
"
"Gelooft u dat alles"? vroeg de heilige Paulus hem.
"
"Ja, ik geloof het uit geheel mijn ziel"! antwoordde
" Valerianus.
"
"Als u dat gelooft, kunt u het heilig doopsel ontvangen,
" en dan naar Cecilia terugkeren en de engel zien." - Na die woor-
" den verdween de heilige Paulus.
"
Hierna diende Paus Urbanus de bekeerling het heilig doop-
" sel toe, bekleedde hem met het sneeuwwitte kleed, en daar de dag
" langzamerhand begon aan te breken zond hij hem zo gekleed naar
" Cecilia terug.
"
Bij de poort van het paleis van Cecilia aangekomen waar
" tal van mensen samengestroomd zijn om de heer des huizen goeden-
" dag te wensen en iets te krijgen zonder op dat uur gehinderd te
" worden door de bedienden, gaat Valerianus het voorhof binnen en
" begeeft zich rechtstreeks naar de kamer van de maagd. Daar blijft hij bij
" de drempel staan en tilt het voorhang even op die de ingang af-
" sloot. Welk tafereel krijgt hij daar te zien! Cecilia lag geknield te
" bidden en naast haar stond rechtop haar engelbewaarder. Deze engel straal-
" de zo s ch it te rend da t he el het vert rek als do or d e zon v er licht
" was. De glans van zijn gelaat, de rijkdom van zijn kledij, de veelkleurige
" pracht van zijn beide vleugels, dat alles kan geen mens ooit beschrijven.
" Bij de schouders begonnen de wondermooie vleugels. Zij waren getooid met
" de kleuren van de regenboog. Bij het zien van dit schouwspel aarzelde
" Valerianus binnen te gaan, maar omdat hij al gewoon geraakt was aan de
" aanwezigheid van hemelbewoners, door de verschijning van de heilige Paulus
" die hij pas gezien had, vatte hij moed en trad binnen. Onmiddellijk zonk

7.4 Page 64

▲back to top
- VI/64 -
" hij op de knieën naast de engel, zodat deze zich tussen Cecilia en
" Valerianus bevond. Hoe ijverig Valerianus ook was, verblind door
" het felle licht, was hij nauwelijks tot bidden in staat en zijn
" aandacht werd min of meer afgeleid door de aanwezigheid van de
" hemelse persoonlijkheid. Nadat hij een weinig gebeden had, haalde
" de engel plotseling twee prachtige kronen van rozen te voorschijn
" en plaatste de ene op het hoofd van Cecilia en de andere op het
" hoofd van Valerianus. Daarna zei hij: "Bewaar, o, jongelieden, deze
" kroon, die ik geplukt heb in de tuin van het paradijs, met de
" zuiverheid van hart en met de heiligheid van het leven. Uw gebe-
" den zullen door de Heer verhoord worden: vraag slechts wat ge wenst
" en het zal u verleend worden." Toen zei Valerianus: "Ik vraag u
" om de bekering van mijn broer Tiburtius."
"
"Als ge dat alleen verlangt", antwoordde de engel, "is het
" u al toegestaan..." en verdween.
"
Op dat ogenblik was de stap van Tibertius hoorbaar. Hij
" kwam in de richting van de deur en trad binnen: "0, wat een heer-
" lijke geur ruik ik in deze zalen? Van welke bloemen, van welk aroma
" is die geur? Zo iets heb ik ín mijn leven nog niet geroken."
"
Toen antwoordde Valerianus: "Wij weten wel waar hij van-
" daan komt. Je moet weten dat een ogenblik geleden een engel uit
" de hemel hier neerdaalde en ons elk een kroon van rozen op het hoofd
" zette."
"
"Maar waar zijn ze dan, want ik zie ze niet"? riep de an-
" der uit, en keek intussen van de ene naar de andere kant en zag
" niets. "Waar zijn die rozen dan waar je van spreekt? Ik ruik de
" geur, maar de kronen zie ik niet." En hij kon geen rust vinden.
"
Cecilia zei toen: "Als je die kronen wilt zien, moet je
" eerst geloven dat er één enkele God is, de schepper van hemel en
" aarde, dat deze God uit de hemel zijn goddelijke zoon Jezus heeft
" gezonden, die een hoogheilige, geheel zuivere godsdienst gesticht
" heeft; en daarna moet je gereinigd worden door een water dat alle
" vlekken van je ziel verwijdert."
"
"Hoezo? Is er dan nog een andere God, die machtiger is dan
" die van de Romeinen?"
"
Valerianus antwoordde hem: "Maar, Tiburtius, je verbaast
" me werkelijk, dat jij met al je kennis, gelooft dat onze afgoden
" machtig zouden zijn? Ze zijn immers door de mensen gemaakt!"
"
"Dat is waar wat je zegt; maar wie is degene die me dat
" water zal geven?
"
"Het is een eerbiedwaardige grijsaard, die men Urbanus
" noemt.
"
"Wat? Urbanus? Die zich paus van de christenen durft noe-
" men?"
"
"Juist."
"
"0, maar ik zal niet zo dom zijn om hem op te zoeken. Als
" ik ontdekt word door de pretorianen, dan word ik meteen ter dood
" veroordeeld. En bovendien lopen er vreemde geruchten over die
" christenen."
"
"Lasterpraat van sluwe lieden, mijn waarde. Urbanus is een
" engel. Een beminnelijker, eenvoudiger, wijzer man heb ik in mijn

7.5 Page 65

▲back to top
- VI/65 -
" hele leven nog niet ontmoet. Ga, zoek hem op, spreek met hem en
" wees gelukkig."
"
"0, maar dacht jij dan... maar, nee, dat is onmogelijk...
" Ik ben jong... ik wil genieten van het leven... weet je niet dat
" de doodstraf er op staat als je je met de christenen inlaat?...
" Nee, ik ga nooit naar Urbanus toe."
"
"Wacht even, Tuburtius, wacht even. Je vrees zou gerecht-
" vaardigd zijn als we alleen in deze wereld moeten leven, als met
" de dood alles voor ons een einde neemt. Maar je moet weten dat
" onze ziel onsterfelijk is, dat de almachtige God, die hemel en
" aarde gemaakt heeft, bovendien ook een paradijs heeft geschapen,
" waar allen die hem in dit leven gediend hebben voor eeuwig een
" onuitsprekelijk geluk genieten. Maar er is ook een plaats waar
" degenen die God niet willen kennen, beminnen, aanbidden en dienen
" in dit leven, na de dood eeuwige straffen zullen ondergaan."
"
"En wie zal me ooit de verzekering kunnen geven dat er een
" ander leven is?"
"
Nu nam Cecilia het woord en daar zij al meer onderlegd was,
" haalde zij de bewijzen aan die door de rede, door de openbaring
" ring en door de heidense schrijvers zelf worden aangevoerd om het
" bestaan aan te tonen van een toekomstig gelukkig leven en van de
" eeuwige straf. Tibertius die geest en hart had, begreep, met Gods genade,
" de kracht van deze bewijsvoering. Hij liet zich overtuigen en de
" dood trotserend, riep hij uit: "Als het zo is, zeg me dan waar Urbanus is
" is en ik zal er direct heengaan om het eeuwige geluk te verwerven
" en de eeuwige dood te ontlopen.
"
Valerianus zei tot hem: "Kom mee, ik zal je erheen brengen.
" Wees er zeker van dat je na dat heilzame bad een vreugde zult gevoelen
" zoals je nog nooit gevoeld hebt en zoals de menselijke geest zich
" niet kan voorstellen..."
"
Zij gingen. Tibertius werd gedoopt en ook hij zag de engel.
Tot hier Don Bonetti.
Zondag, 24 november, vierden de muzikanten het feest van de heili-
ge Cecilia en de feestpreek werd gehouden door de diaken Giuseppe Re,
thans kanunnik aan de hoofdkerk van Turijn.
Vrijdag, 29 november, stierf de priester Aporti te Turijn aan de
gevolgen van een beroerte. Zoals we al vermeld hebben, had hij in
Piëmont de nieuwe methoden van onderwijs in de normaalscholen ingevoerd.
Als senator voorgesteld, maar door de paus niet aanvaard als aartsbis-
schop van Genua, had hij de functie op zich genomen van president van
de koninklijke universiteit te Turijn totdat de wet van 22 juni 1857
werd uitgevaardigd. Ondanks enkele van zijn opvattingen en het dragen
van de lekenkledij, moet tot zijn lof gezegd worden, dat hij geen
dee l nam aan enigerlei wet die tegen de Kerk gericht was, en dat de li-
bertijnse bladen daarom meer dan eens kwaad waren op hem.

7.6 Page 66

▲back to top
- VI/66 -
H O O F D S T U K VII
KATHOLIEKE LECTUUR - NOVEEN VAN VOORBEREIDING OP HET
KERSTFEEST, OPGESTELD DOOR DE ZALIGE SEBASTIANO VALERE
- AANWIJZINGEN OVER DE MANIER OM DEZE NOVEEN MET
VRUCHT TE VOLGEN - OMZENDBRIEF VAN DE BISSCHOP VAN
SALUZZO EN VAN DE AARTSBISSCHOP VAN VERCELLI TEN GUNSTE
VAN DE KATHOLIEKE LECTUUR - DE VERSCHIJNING VAN MARIA
T E LOURDES - DE NOVEEN VAN DE ONBEVLEKTE ONTVANGENIS
IN HET ORATORIO.
In het begin van de maand december verspreidde Giuseppe Buzzetti, te-
gelijk met de almanak Il Galantuomo, de laatste aflevering van de Katho-
li ek e Lectuur van dat jaar: H eilige Noveen ter voorbereiding op het Kerst-
feest, opgesteld door de Zalige Sebastiano Valfrè van de Congregatie van
het Oratorio van Turijn. (Paravier)
Deze noveen met nog andere overwegingen voor elke dag van het octaaf,
is vervuld van die vrome stemming die de ziel tot God verheft en
haar troost verschaft met vele verwachtingen. Het boekje werd besloten
met de profetieën, de hymnen, de voornaamste antifonen, de psalmen,
zoals in "De wijze Jongeling", met toevoeging van enkele lofgezangen op
het Kindje Jezus.
Don Bosco liet de inhoud vergezeld gaan van een belangrijke aanwijzing.
"
Wil de noveen God aangenaam zijn en tot voordeel strekken
" van wie ze doet, dan moet men ze beginnen in de genade van onze
" Heer. Daarom verdient het aanbeveling eerst te biechten, of ten
" minste van te voren een akte van berouw te bidden, met het voor-
" nemen zogauw mogelijk te gaan biechten. Ook zal het goed zijn iedere
" dag negenmaal het Onzevader en het Weesgegroet, het gloria en de engel
" des Heren te bidden. Men kan dat doen ter gedachtenis aan de
" negen maanden dat Maria Jezus onder het hart droeg of ook om de
" negen koren der engelen te smeken ons dat grote mysterie te helpen
" vieren. Men mag echter niet vergeten de allerheiligste Maagd te
" bidden dat Zij onze harten met Haar liefde zou vullen. Zo zal die no-
" veen werkelijk aan Jezus aangenaam zijn. Wanneer men iedere dag drie
" akten van berouw bidt omdat men God beledigd heeft, drie

7.7 Page 67

▲back to top
- VI/67 -
" akten van liefde tot God en drie akten van zelfopoffering aan God,
" om zich op deze wijze geschikter te maken de stal van Bethlehem binnen te
" gaan, dan zullen deze gebeden de noveen des te aanvaardbaarder
" maken. En wie zich tot taak stelt onder de christenen deze akten
" te verspreiden, zullen er goed aan doen allen aan te sporen hun
" plichten te vervullen die in overeenstemming zijn met hun staat en
" roeping.
"
Wie vervolgens het voornemen maakt iedere dag een of andere
" bijzondere deugd in praktijk te brengen en een andere, eveneens
" bijzondere ondeugd te vermijden, buiten het algemene verlangen om
" alle deugden te verwerven en alle ondeugden te mijden, zal op tal
" van hemelse gunsten mogen hopen. Juist daarom moet men iedere dag
" zijn aandacht op dat punt vestigen.
" En wil de noveen die zo goed begon, ook goed eindigen dan
" herinnere men zich altijd de godsvrucht en de ingetogenheid die
" past in de kerk, vooral tijdens de plechtige diensten. En wie in
" de kerstnacht wil blijven waken om zich voor te bereiden op de
" plechtigheid van het zo wijdingsvolle en heilige mysterie, ont-
" boude zich van grappen, braspartijen en kansspelen, in één woord van
" de zonde, en verdiepe zich in geestelijke lectuur en in gebed...
"
Wie niet zoveel devotie heeft ofwel daartoe verhinderd werd,
" zorge er tenminste voor op de dag van de plechtigheid vroeg op te
" staan om op deze manier de viering van dat mysterie te kunnen
" voorbereiden. Wanneer iedereen tot de kerstdag wacht om te biechten
" en te communiceren, dan wordt dat een onmogelijke zaak. Daarom neme
" ieder zijn maatregelen, en geve ook aan de bedienden de gelegen-
" heid om eveneens aan de noveen te kunnen deelnemen...
"
In dit boekje worden negen godvruchtige voorbeelden gegeven
" om iedereen met liefde voor Jezus te vervullen. Men kan er iedere
" dag een van lezen. En met een vroom gebed wordt deze noveen be-
" sloten. Gedurende deze noveen wordt iedereen verzocht aan God veel belang-
" rijke zaken aan te bevelen zoals de eer van God, het algemeen
" welzijn en het heil van de zielen.
Dit geschrift ging vergezeld van twee bisschoppelijke circulaires die in de
maand oktober ten gunste van de Katholieke Lectuur waren uitgegeven. Eerst
kwam er een uittreksel uit de herderlijke brief van Mgr. Giovanni Antonio
Gianotti, aartsbisschop van Saluzzo, tot de eerwaarde heren pastoors van zijn
diocees.
"
... Alvorens deze brief te beëindigen, kunnen wij niet nalaten
" uw ijver op te wekken voor de propaganda van een tijdschrift,
" waarvan de lectuur, gezien de tijdsomstandigheden, ons uiterst
" nuttig voorkomt voor de christelijke gezinnen.
"
Gij weet, beminde broeders, dat wij enkele jaren geleden in
" een bijzondere herderlijke brief, gericht tot de gelovigen van ons
" diocees, gewezen hebben op de ernstige schade die aan het geloof en

7.8 Page 68

▲back to top
- VI/68 -
" de goede zeden worden toegebracht door zoveel goddeloze en vrij-
" zinnige boeken en bladen die ons overspoelen. Nu deze schade nog
" steeds te betreuren valt, stellen wij u voor uw inspanningen met
" de onze te verenigen om de vijand van de zielen te verhinderen zijn
" zaad uit te strooien. Verder moet gij u er blijven op toeleggen
" gen het goede zaad van Gods woord te zaaien overal waar het maar
" kan. Dit moet ge niet alleen doen door geschikte onderrichtingen
" in de kerk, maar eveneens door in de gezinnen het genoemde boekje
" te verspreiden dat tot titel draagt Katholieke Lectuur. Al enkele
" malen hebben wij die reeks boekjes in uw belangstelling aanbevo-
" len. De keuze van de onderwerpen, de helderheid van de uiteenzet-
" tingen en de stijl, ofwel tenslotte de gematigde prijs lijkt ons
" bovendien heel aangepast aan de geest en aan de behoeften van het
" volk. En u kunt de lectuur ervan des te warmer aanbevelen, daar het
" hoofd van de Kerk zelf, Pius IX, zich verwaardigd heeft de mede-
" werkers aan deze vrome onderneming aan te moedigen. In een omzendbrief
" namelijk heeft zijn kardinaal vicaris al de aartsbisschoppen en bisschop-
" pen van de kerkelijke staat aangespoord deze Katholieke Lectuur
" zoveel mogelijk te verspreiden in alle steden en dorpen die aan hun
" geestelijke jurisdictie onderworpen zijn.
"
Wij smeken, beminde broeders, de God van barmhartigheid, dat
" hij met erbarmen moge neerzien op de kwellingen die zijn Kerk te
" lijden heeft. Dat Hij ons geliefde vaderland meer gelukkige en rustige
" dagen moge schenken wat betreft onze heilige katholieke gods-
" dienst, en dat Hij ons intussen het geduld, de moed en de ijver moge
" verlenen die wij, zijn trouwe bedienaren, nodig hebben om zijn
" strijd te strijden, te triomferen over zijn vijanden en de zielen
" die aan onze geestelijke zorg toevertrouwd werden naar de
" verlang de poort der eeuwige zaligheid te leiden.
"
" Saluzzo, 9 oktober 1858.
+ Giovanni, aartsbisschop,
"
G. Garneri, secretaris.
"
"
De kannunik-deken van onze kathedraal belast zich met de inteke-
" ningen en met de maandelijkse verspreiding van de afleveringen.
Een andere omzendbrief werd eveneens aan vele eerwaarde heren
pastoors van zijn diocees toegezonden door Zijn Hoogwaardige Excellentie
de Aartsbisschop van Vercelli.
"
Zeereerwaarde Heren,
"
"
Het staat buiten twijfel dat, sinds de goddeloosheid al haar
" krachten is gaan inspannen om haar verderfelijke geschriften te
" verspreiden, er geen heiliger en heilzamer werk bestaat, dan dat
" waarmee anderen hun best doen om goede boeken samen te stellen die

7.9 Page 69

▲back to top
- VI/69 -
" tot doel hebben bij de katholieken de gaafheid van het geloof en
" de heiligheid der zeden te bewaren.
"
Dit is van nog groter belang wanneer het erom gaat dat deel
" van de christenheid te behoeden dat om de eenvoud van zijn geloof
" en zeden, aan God het meest aangenaam is. Het is trouwens ook het
" meest blootgesteld aan het gevaar van die valse beginselen. Daarom
" zal het steeds lofwaardig zijn dat er zo vele ware vrienden van het volk
" tegenover het goddeloze vergif een werkzaam tegengif stellen in de
" vorm van boeken. Zowel door de eenvoud van stijl als door de aantrekke-
" lijke inhoud en de gematigde prijs komen die boeken gemakkelijk in handen
" van de minder ontwikkelde en minder vermogende klassen. Ook zij kunnen ze
" dan met groot geestelijk voordeel lezen.
"
Een vrome, geleerde en ijverige priester heeft die behoefte
" scherp aangevoeld om een dam op te werpen tegen die snertboekjes
" die ons heilig geloof en zeden meestal nog schaadt. Zes jaar geleden
" heeft hij daarom een vereniging opgericht voor de Katholieke Lec-
" tuur. Het doel hiervan was: geest en hart in het ware geloof en in de
" gezonde reden bevestigen en bewaren,
"
De maandelijkse afleveringen die tot nu toe uitgegeven zijn,
" missen dan ook niet het doel dat de directie zich voorstelde.
" Integendeel, ze hebben het op een gelukkige wijze bereikt, dank
" zij de eenvoudige stijl waarin ze geschreven zijn, de vershei-
" denheid en aantrekkelijkheid van de onderwerpen, de vorm, die
" gewoonlijk een dialoog is, de levens der heiligen die af en toe
" worden afgewisseld met een onderrichtende en soms ook apologeti-
" sche stof, de vertellingen die de liefde willen inboezemen voor de deugd
" of de afschrik voor de ondeugd, en tenslotte de prijs, die voor
" een jaarabonnement niet meer dan 1.80 lire bedraagt. Wij moeten
" dan wel besluiten dat in de huidige omstandigheden de gelovigen
" niets beters kunnen vinden of verlangen. De Katholieke Lectuur
" ligt werkelijk binnen ieders bereik.
"
Ik heb U, Zeereerwaarde Heren, in het afgelopen jaar over
" deze zo aanbevelenswaardige vereniging gesproken bij gelegenheid
" van de herderlijke brief over het Katholieke Geloof in het goddelijk Sa-
" crament, en ik heb U op het hart gedrukt haar onder uw parochia-
" nen te verspreiden. Nu ik heel goed zie hoe de krachten der god-
" deloosheid niet aflaten, doch steeds driester worden en slechte
" boeken en kranten tot in de kleinste dorpen toegankelijk maken,
" ik zou menen in een heilige plicht te kort te schieten, indien ik niet
" mijn beroep op U herhaalde om de Katholieke Lectuur zo ijverig mo-
" gelijk aan uw kudde aan te bevelen. Want ik ben ervan overtuigd
" dat voor al tijdens de wintermaanden als de werkzaamheden stil
" liggen, deze Lectuur van onschatbare waarde is.
"
Ik hernieuw deze uitnodiging met des te meer vreugde daar
" ik onlangs in aflevering VII van dit jaar zag, dat Zijn Eminentie
" de Vicaris-generaal in opdracht van onze regerende paus in de afgelopen
" maand mei een omzendbrief heeft uitgezonden, waarin deze woorden
" staan die ik hier overschrijf:
"
"Onze heilige Vader, steeds bedacht op het welzijn van allen,

7.10 Page 70

▲back to top
- VI/70 -
" en volkomen op de hoogte van het voordeel dat deze Katholieke
" Lectuur heeft opgeleverd in de plaatsen waar ze haar uitwerking
" heeft kunnen doen gevoelen, heeft het vrome voornemen om ze ook in
" de Kerkelijke staat in te voeren, goedgekeurd en geprezen. Hij
" heeft mij tot dat doel gemachtigd de aartsbisschoppen en bis-
" schoppen van deze zelfde staat uit te nodigen, hun steun aan deze
" zo voortreffefelijke onderneming te schenken, door haar zoveel
" mogelijk in de staat en in de dorpen die aan hun geestelijke ju-
" risdictie onderwor-pen zijn, te verspreiden."
"
Na deze woorden die goed aantonen hoezeer de paus de Ka-
" tholieke Lectuur waardeert en hoezeer een zo groot mogelijke ver-
" spreiding ervan hem ter harte gaat, meen ik zeker overbodig werk te
" doen, indien ik nog meer motieven daaraan zou willen toevoegen om
" u te bewegen de bovengenoemde vereniging heel warm aan te bevelen.
"
Deze bijzondere achting die de Heilige Vader voor de Katho-
" lieke Lectuur aan de dag legt is voldoende en meer dan voldoende.
" Ik ben er zeker van dat zij, door Uw toedoen, op grotere schaal verspreid
" zal worden in Uw parochie. Ik kan en wil echter niet nalaten U te
" verzoeken er ijverig op te letten, dat de goddeloze en libertijn-
" se geschriften geen ingang vinden onder uw kudde. Bidt voortdurend
" en met nadruk voor de uitroeiing van de ketterijen en voor de
" verspreiding van het katholieke geloof.
"
In het stellige vertrouwen echter dat door Uw goede zorgen
" de Katholieke Lectuur onder uw parochianen een groot aantal abon-
" nees zult vinden, besluit ik met te verblijven
"
"
Uw toegewijde dienaar,
"
+ Alessandro, aartsbisschop,
"
D. Momo, secr.
Opgewekt door zulke aanmoedigingen vierde Don Bosco het feest van de
Onbevlekte Ontvangenis van Maria. In dat jaar echter had een belangrijke
gebeurtenis over heel de wereld de glorie en de goedheid van de hemelse
Moeder laten weerklinken. En Don Bosco had het dikwijls verteld aan zijn
jongens en later liet hij het zelfs in druk verschijnen.
Op 11 februari 1858 ging het onschuldige herderinnetje van veer-
tien jaar, Bernadette Soubirous, buiten het stadje Lourdes, aan de voet van de
Pyreneeën, wat hout sprokkelen voor de keuken thuis. Ze kon schrijven
noch lezen: haar hele onderricht beperkte zich tot het onze vader, het
weesgegroet, gloria en credo. Ze had haar eerste communie nog niet ge-
daan. Toen ze de voet van een grot van Massabielle bereikte en ze de bij-
na droge bedding van een molenbeek wilde oversteken, hoorde ze plotse-
ling een gerucht als van een krachtige wind, maar ze zag geen enkele tak
van de bomen bewegen. Verwonderd keek Bernadette naar de grot. Zij beefde
over haar hele haar lichaam en viel op de knieën. Hoog in de grot zag ze
in een schitterend prachtig licht een dame als in de lucht zweven. Haar
lieftalligheid ging ieder begrip te boven. Zij was van middelmatige grootte,

8 Pages 71-80

▲back to top

8.1 Page 71

▲back to top
- VI/71 -
het gezicht was ova al en volkomen re gelmatig, de ogen blauw, onuitspreke-
lijk vriendelijk en lieftallig. Ze zag er uit als een meisje van een
jaar of twintig. De gratie en de verheven deugdzaamheid die van haar
gelaat straalde, overtrof elk voorstellingsvermogen. Haar kleed was
stralend wit als sneeuw: om het middel droeg ze een hemelsblauw lint dat
van voren geknoopt was en tot op de voeten neerviel. Het hoofd was be-
dekt met een witte sluier die over de schouders neerviel en de hele ge-
stalte omhulde. Haar voeten rustten licht op de takken van de rozen-
struik zonder dat deze doorbogen. Boven elk van de beide voeten was een
bloeiende roos zichtbaar. Haar handen, die devoot samengevouwen waren,
hielden een rozenkrans vast, waarvan de witte kralen aan een gouden
snoer vast geregen schenen. Het leek alsof zij de rozenkrans bad, want
de kralen gleden duidelijk zichtbaar tussen haar vingers door, doch haar
lippen bewogen niet. Haar ogen waren op Bernadette gevestigd.
Na de eerste schrik haalde Bernadette haar rozenkrans te voor-
schijn, maar ze had geen kracht meer om het kruisteken te maken. De Dame
zelf maakte een kruis, als wilde zij haar aanmoedigen.
Toen voelde het meisje al haar vrees verdwijnen en met grote
vreugde begon zij de rozenkrans te bidden. Toen zij daarmee klaar was,
verdween de verschijning. Achttien verschijningen vonden er plaats van
11 februari tot de 16 juli, steeds alleen voor Bernadette en op dezelf-
de plaats. Op 18 februari had de Dame voor de eerste maal haar stem la-
ten horen: "W e e s zo goed veertien dagen achter elkaar hierheen te ko-
men." - Van de weinige woorden die Zij sprak, nu eens met een glimlach, dan
met een treurige gelaatsuitdrukking, zijn deze gedenkwaardig: "Ik beloof
niet je in deze wereld gelukkig te maken, maar in de andere." - "Ik wil
dat hier mensen komen." - "Bid voor de zondaars!" - "Boete, boete,
boete." - "Meisje, laat uit mijn naam aan de priesters weten dat ik
verlang, dat hier een kerk voor mij gebouwd wordt!" - Op 25 februari
groef Bernadette op Haar bevel, op een droge, donkere plaats van de
grot, met haar handen een kuiltje in de grond en plotseling welde er
een blijvende waterbron op, die nu nog steeds ongeveer vijfduizend liter
water per uur levert. Op 25 maart, toen Haar tot driemaal toe gevraagd
we rd h oe Zij heett e, antwoord de Z ij met oneindige zachtmoedigheid: "Ik ben
de Onbevlekte Ontvangenis."
Vanaf de eerste verschijning trokken de mensen die van het gebeur-
de gehoord hadden, met tienduizenden naar die grot. Het water van de
bron bewerkte ontelbare wonderen, en er waren geen biechtvaders genoeg
om te voldoen aan de verlangens van de gelovigen die zich met God wilden
verzoenen. En zo begon de reeks van wonderen die het heiligdom van Lourdes tot
een voortdurend getuigenis maakten van de macht van Maria.
De jongens van het Oratorio werden door deze verhalen steeds meer
brandend van liefde voor Onze-Lieve-Vrouw. Zij hadden dan die noveen
gehouden en het feest met bijzondere vurigheid gevierd. Velen hadden
opgeschreven welke devoties zij in de loop van die dagen zouden be-
oe fe ne n. Dat was op aanraden van Don Bosco gebeurd. Ook Magone schreef zijn

8.2 Page 72

▲back to top
- VI/72 -
voornemens op en zij luidden aldus:
"Ik, Michele Magone, wil deze noveen goed houden en beloof:
1. Mijn hart los te maken van alle dingen van de wereld, om het
geheel aan Maria te kunnen geven.
2. Mijn generale biecht te spreken om een gerust geweten te heb-
ben op het ogenblik van sterven.
3. Iedere dag mijn ontbijt na te laten als uitboeting van mijn
zonden, of de zeven blijde geheimen van Maria te overwegen om Haar bij-
stand te verdienen in het laatste uur van mijn doodstrijd.
4. In overleg met mijn biechtvader iedere dag te communie te gaan.
5. Iedere dag mijn kameraden iets te vertellen ter ere van Maria.
6. Ik zal dit briefje aan de voeten van het Mariabeeld leggen en
met dat gebaar wil ik me geheel aan haar toewijden. Voor de toekomst
wil ik haar geheel toebehoren tot de laatste ogenblikken van mijn leven."
De bovengenoemde praktijken werden hem door Don Bosco toegestaan,
met uitzondering van de generale biecht, die hij nog niet zo lang gele-
den gesproken had. Het achterwege laten van het ontbijt werd veranderd
in het dagelijks bidden van de de profundis tot lafenis van de zielen
in het vagevuur.

8.3 Page 73

▲back to top
- VI/73 -
H O O F D S T U K VIII
HET AVONDPREEKJE - DON BOSCO OP HET SPREEKGESTOELTE -
ZIJN WELSPREKENDHEID - POGING OM STOF TE GEVEN AAN DE
FANTASIE VAN DE JONGENS - TOESPRAKEN IN DE MAAND
DECEMBER - NAPOLEON: DE CATECHISMUS EN DE EERSTE
COMMUNIE - GREGORIUS VAN NAZIANZE, BASILIUS DE GROTE
EN JULIANUS DE AFVALLIGE AAN DE STUDIE IN ATHENE -
ZIJN FOUTEN EN GEBREKEN BIJ HET LEZEN VERBETEREN -
NIET HOVAARDIG WORDEN DOOR DE ROEM EN ZICH RUSTIG EN
GEDULDIG TONEN TEGENOVER BERISPINGEN - EEN OVERWINNING OP
HET MENSELIJK OPZICHT BELOOND - ZICH NIET SCHAMEN OM
AAN GOD GEHOORZAAM TE ZIJN - NA HET PREEKJE - ZAAL
BESTEMD VOOR TONEELVOORSTELLINGEN - REGLEMENT VOOR
HET THEATER.
Het morele bouwwerk van het Oratorio handhaafde zich stevig en de
sleutel daarvan was het toespraakje van iedere dag na het avondgebed.
Don Bosco liet dat niet aan anderen over als hij niet absoluut verhin-
derd was. En hij liet niet toe dat zijn eventuele plaatsvervanger langer
sp ra k dan drie of vijf minute n. H ij gaf de r aa d: Weinig woorden. S lechts
één enkele gedachte van grote betekenis doch die indruk maakt, zodat de
jongens gaan slapen met een goed begrip van de waarheid die voor hen werd
toegelicht.
Maar de jongens verlangden Don Bosco, die hun zo genegen was, zelf
te horen.
De theoloog Ballesio, drukte zich in zijn Vita intima di D.G. Bosco
als volgt uit: "Als de avondschool voor zang en muziek of voor grammati-
ca en rekenkunde gedaan was, gingen wij op het teken van de klok, naar
het gebed. Een geliefkoosd en verheven ogenblik; mijn hart klopt nog van
innige vreugde als ik er aan denk! Er werd een lofzang ingezet en drie-
honderd jongens vormden een indrukwekkend koor dat de mensen van verre
konden horen. Allen baden we gezamenlijk luidop, met Don Bosco in
ons midden, geknield op de stenen vloer, of in de spreekkamer, of onder
de galerij. Hoe godvruchtig was Don Bosco in die ogenblikken! Als het
gebed geëindigd was, besteeg hij het kleine spreekgestoelte, wij moesten hem daar

8.4 Page 74

▲back to top
- VI/74 -
wel een beetje bij helpen. Als we hem daarboven zagen verschijnen met
die vaderlijke, stralende blik, die hij over ons liet rondgaan, hoorde
men in heel die grote familie slechts één geluid, één stem, één zacht
gemompel, één lange zucht van voldoening en tevredenheid. En dan ves-
tigden zich alle blikken in een vroom stilzwijgen op hem."
Op dat ogenblik reikten enkele leerlingen hem de gevonden voor-
werpen aan, die dan werden opgenoemd en aan de rechtmatige eigenaar te-
ruggegeven. Daarna begon hij te spreken. Zijn verschijning zei duide-
lijk: "Al wat ik doe zijn slechts middelen die ik aanwend om jullie voor
de eeuwigheid te redden. En hoeveel last en moeite ik me ook getroost,
het is allemaal voor jullie zielen. Kinderen, luistert naar mij, uw va-
der; gedraagt u zo, dat het u goed mag gaan."(1) Don Bosco deelde dan
de dagorde mee voor de volgende dag, beval een of ander werk van barm-
hartigheid aan, herdacht een overleden weldoener of gaf enkele korte
verklaringen van de catechismus. Bij iedere gelegenheid raadde hij de
leerlingen aan veelvuldig gebruik te maken van de heilige sacramenten,
zonder het hun echter als een bijzondere verplichting op te leggen. Maar
hij nodigde er hen met zoveel beminnelijkheid toe uit, ontstak in hen
een zo hevig vuur, dat hij bereikte wat hij verlangde. Met onvergelijke-
lijke aandrang bevorderde hij het bezoek aan het Heilig Sacrament en
verplaatste allen als het ware naar het paradijs door te spreken over
de goedheid, de voorzienigheid en de barmhartigheid van God. Hij bracht
het lijden van Jezus Christus ter sprake en dan zag men hem soms zo
geestdriftig of zo diep bewogen, dat hij maar moeilijk kon spreken.
Hij wist steeds zo verrassend gevarieerd te zijn dat zijn woorden
nooit verveling of tegenzin wekten. Aan heel de heilige schrift, aan de ke rk ge -
schiedenis en aan zeer veel antieke en moderne profane verhalen, aan de
levens van heiligen, van wijsgeren en beroemde kunstenaars, aan de wer-
ken van de Magister sententiarum, Jean le Chartier de Gerson, beroemd
kanselier van de universiteit van Parijs, aan de bollandisten en aan
heel vele andere schrijvers had hij een onuitputtelijke schat van feiten
en zinspreuken ontleend, die hij op bewonderenswaardige wijze toelichtte
telkens als ze bij zijn onderwerp van pas kwamen.
Hij sprak over eigentijdse persoonlijke of publieke gebeurtenis-
sen, waaraan hij dan een beschouwing vastknoopte die aan de vorming van
de jongens aangepast was.
Bij het gesprek beoogde Don Bosco niet alleen de moraliteit te
bevorderen, maar hij trachtte ernaar dat zijn jongens ook voor hun
vorming wat meekregen. Een enkel feit laat ons nu vele andere vermoeden,
die we dan wel bij gelegenheid zullen aanhalen.
Als Don Bosco besloten had de jongens een wandeling of een andere soort-
(1) Sir. 3.

8.5 Page 75

▲back to top
- VI/75 -
soortgelijke ontspanning toe te staan, wees hij een priester aan, die hem dan
tijdens het avondwoordje in de rede moest vallen om hem te vragen of het
niet goed zou zijn de jongens die verpozing te gunnen. Don Bosco maakte
enkele opmerkingen, en toonde zich eerder weigerig. De ander drong aan.
De jongens stelden natuurlijk veel belang in een gesprek dat zij in hun
voordeel hoopten te zien uitvallen. Tenslotte gaf Don Bosco zijn toe-
stemming.
Dergelijke dialogen hadden dit voordeel dat er bepaalde tekort-
komingen tegenover de regel of het reglement ter sprake kwamen zonder
ook maar iemand te kwetsen. Het besluit van dergelijke gesprekken was
dan ook dat er beloften gemaakt werden om het gedrag op dat bepaalde
punt te verbeteren. De jongens hielden zich soms wekenlang bezig met
datgene wat er gezegd was, en dat werd dan het onderwerp van hun ge-
sprekken. Ze schreven erover naar huis, wachtten met spanning op de
vastgestelde dag, maakten allerlei plannen en zodoende werd hun hart
niet vertroebeld door fantasieën, die schade hadden kunnen toebrengen
aan hun ziel. Met hetzelfde doel bevorderde hij nu eens godsdienstige plech-
tigheden, of academische zittingen, toneelvoorstellingen of loterijen, die
hij dan op de meest verleidelijke manier aankondigde. Soms vertelde hij
wonderbare gebeurtenissen, beschreef dromen of onthulde de grootse plannen
waarmee hij rondliep.
De jongens en de seminaristen kwamen zo onder de indruk van die
toespraakjes van Don Bosco, dat sommigen onder hen ze de volgende dag
opschreven, ook om de gehoorde vermaningen te bewaren en er voordeel uit
te halen als ze die herlazen. Niet weinige van deze geschriften werden
ons toevertrouwd, zowel door eerbiedwaardige priesters uit onze con-
gregatie, als door wereldgeestelijken en vooraanstaande leken van onze
oud-leerlingen. Voor hen hadden die aantekeningen de waarde van dierba-
re herinneringen aan hun jeugd en ze stelden ze ons ter hand opdat wij
ze zouden overnemen. Het zijn eenvoudige, soms breedvoerige aanteke-
ningen. Ze missen niet helemaal de heilige zalving van de man Gods:
de kracht van zijn woord is erin verflauwd maar niettemin omvatten zij
veel van zijn geest, en ze laten ons die gezegende jaren opnieuw door-
leven, waarin we het onschatbare geluk smaakten met hem samen te zijn.
Het is om die reden dat we af en toe gewag zullen maken van de
kostbare samenvattingen van de toespraken van onze beminde Vader. We
beginnen met enkele die hij in de maand december hield op zes verschil-
lende avonden. Hoewel die in de handschriften niet aangegeven staan,
zullen wij ze met Romeinse cijfers nummeren.
I
"
Ofschoon Napoleon Bonaparte een vijand was van de paus,
" trots en uiterst eerzuchtig, bezat hij toch ook geloof. Toen hij
" naar Sint-Helena verbannen was, wist hij iedereen in verbazing te bren-
" gen door de manier waarop hij aan de discussie deelnam wanneer er over
" God gesproken werd.

8.6 Page 76

▲back to top
- VI/76 -
"
Op een keer zei een van zijn generaals tot hem: "Maar, u
" spreekt over God, alsof u hem ziet. Ik echter kan er maar
" niet toe komen aan zijn bestaan te geloven."
"
Daarop gaf Napoleon dit antwoord: "Neemt u eens een passer
" en meet daarmee de hemel!"
"
"Maar dat kan niet"', antwoordde de generaal.
"
"Welnu", zo besloot de keizer, "daarom wilt u dus ontkennen
" dat de hemel bestaat."
"
Toen hij bij een andere gelegenheid merkte dat een andere
" generaal maar heel weinig van de godsdienst afwist, begon hij er
" zelf over te spreken. Daarna besloot hij: "Hebt u het begrepen?"
"
"Niet erg goed", antwoordde de ander.
"
"Wat, hebt u het niet begrepen? Wat een kleine geest hebt u
" dan! Ik had u nooit tot generaal moeten benoemen."
"
Napoleon bezat een grote geest en sommige van de bladzijden
" die hij geschreven heeft, kunnen gerust bij die van de heilige
" vaders gelegd worden. Op het einde van zijn leven bekeerde hij
" zich en stierf als een goede christen. Maar weten jullie ook waarom?
" Van jongs af had hij altijd goed de catechismus geleerd, en hij had
" zijn eerste communie goed gedaan.
II
"
In Athene bevonden zich twee studenten. De een heette Gre-
" gorius van Nazianze, de ander Basilius. Daar ze kameraden wa-
" ren, hielden ze erg veel van elkaar en het doel van hun vriend-
" schap was elkaar het voorbeeld te geven en steeds toe te nemen in
" deugdzaamheid. Het was een genoegen te zien hoe zij de lof van de
" Heer zongen, en hoe ze vorderingen maakten in de wetenschap. Er
" was ook nog een derde kameraad bij hen die Julianus heette. Zijn
" gezicht was getekend door een boosaardige glimlach om zijn lip-
" pen. De twee goede vrienden merkten dat hij een slechte metgezel
" was en ze ontweken hem voortdurend, hoewel hij steeds toenadering
" tot hen zocht. Julianus lachte hen uit, telkens als ze gingen
" biechten, te communie gingen of andere devoties verrichtten. Op
" zekere dag zei Gregorius tot Basilius: "Wee de Kerk als die ooit
" op de troon van Caesar komt. Hij zal de ergste vervolger van de
" christenen worden". Julianus was de neef van keizer Constantijn.
" Het feit werd bewaarheid. Julianus werd keizer, hij werd de af-
" vallige genoemd en daarbij de ergste vijand van Jezus Christus.
" Maar hij ontsnapte niet aan de toorn van de Heer. Na enkele jaren
" regering sneuvelde hij in een veldslag, met op zijn lippen de
" vloek van Degene die hij niet als God had willen erkennen. Gre-
" gorius en Basilius echter vorderden in deugdzaamheid en werden
" twee grote steunpilaren van de godsdienst. Beiden zijn thans tot
" de eer der altaren verheven; zowel de een als de ander is kerkleraar.
" Ziedaar, beste jongens, hoe degene die waarlijk groot wil worden,
" van begin af aan moedig de weg van de deugd moet inslaan. Wie in
" zijn jeugd goed begint, mag alle hoop koesteren dat de Heer hem in
" alle omstandigheden van zijn leven zal bijstaan.

8.7 Page 77

▲back to top
- VI/77 -
" Maar als hij in zijn jonge jaren de godsdienst verwaarloost en zelfs an-
" deren die de godsdienst praktiseren, belachelijk wil maken, dan
" mag hij terecht vrezen dat de toorn des Heren hem vroeg of laat
" zal treffen.
III
"
Toen de heilige Filippus nog een jongen was en nog in Florence
" verbleef, was hij gewoon dikwijls het klooster van de dominicanen te
" bezoeken. Een van die paters vertelde hem meer dan eens de vol-
" gende geschiedenis. Twee kloos terlingen hadden de gewoonte al-
" vorens de metten in het koor te gaan zingen, bij elkaar te biechten.
" Op zekere nacht wilde de duivel hun een poets bakken. Daarom ging
" hij op het vastgestelde uur op de deur van een der
" twee paters kloppen om hem uit te nodigen mee naar de kerk te gaan.
" De pater, in de mening verkerend dat hij door zijn medebroeder
" geroepen werd, ging mee. Toen hij in het koor kwam zag hij iemand,
" die, te oordelen naar zijn kledij en zijn gang, helemaal op zijn
" confrater leek en de biechtstoel instapte. Daarna nam hij plaats
" voor het luikje, om zoals naar gewoonte, te biechten. Terwijl hij
" enkele fouten beleed, hoorde hij tot zijn verwondering antwoorden:
" "Och, dat betekent niets; dat betekent niets!" - Niettemin ging
" hij voort met zijn belijdenis en toen hij een ernstiger tekortko-
" ming beleed, hoorde hij de stem van de biechtvader die steeds maar
" herhaalde: "och, dat betekent niets; dat betekent niets!" - Toen
" begon hij bedrog te vermoeden en maakte een kruisteken. De stem
" van de biechtvader zweeg plotseling. Hij stelde een vraag en er
" volgde geen antwoord. Hij keek, maar de biechtvader, of de duivel,
" was verdwenen. - Beste jongens bedenk, dat telkens als de duivel
" ons tot het kwaad wil verleiden, zijn gebruikelijke opmerking is
" "0, dat betekent niets!" - Voor bepaalde vriendschappen die de
" oversten niet graag zien: "Och, dat betekent niets!" - Voor wat
" gemopper tegen kameraden en tegen de regels: "Och, dat betekent
" niets!" - Soms wordt er wat fruit gestolen van kameraden en de
" duivel herhaalt: "Och, dat betekent niets!" - Voor ongehoorzaam-
" heden aan bepaalde voorschriften, om bijvoorbeeld geen maaltijden
" te gebruiken buiten de vastgestelde tijden: "Och, dat betekent
" niets!" - Soms zijn er ernstige twijfels die ons tot bepaalde
" handelingen of gedachten leiden en die ons zouden doen blozen als
" we ze zouden biechten:... "Och, dat betekent niets!"
"
Ik zeg niet, dat u onschuldige dingen te ernstig moet op-
" vatten. Maar ik wil toch dat jullie op de hoede zijn om de duivel geen
" gehoor te verlenen, als hij steeds maar zegt dat het niets be-
" tekent. Een fout blijft een fout en vergt daarom verbetering. En
" vergeet bovendien niet dat qui spernit modica paulatim decidet.
IV
"
Een jongen kwam zich op zekere dag bij de heilige Macarius
" aanbieden om als zijn leerling aangenomen te worden. De heilige

8.8 Page 78

▲back to top
- VI/78 -
" Macarius ontving hem vriendelijk en zei tot hem: "Zie je daar dat
" kerkhof?"
"
"Jawel, dat zie ik."
"
"Welnu, ga dan daar tussen die grafheuvels staan en uit te-
" gen hen alle verwensingen, alle scheldwoorden die je kent en die
" je maar kunt bedenken."
"
"Ik ga meteen"! antwoordde de jongen. Hij ging en deed zo-
" als de heilige Macarius hem gezegd had. Na een uur ongeveer kwam
" hij terug en de heilige Macarius vroeg hem: "Heb je gedaan wat ik
" je zei?"
"
"Jawel, dat heb ik gedaan."
"
" Ga dan nu terug naar die graven en geef hun alle lofprij-
" zingen en vleierijen die je kent en die je maar kunt verzinnen."
"
De jongen keerde terug naar het kerkhof en begon al die
" doden te prijzen, alsof het helden van wetenschap, moed, deugdzaamheid
" en heiligheid waren. Daarna meldde hij zich weer bij de heilige
" Macarius.
"
De heilige Macarius ondervroeg hem andermaal: "Heb je ge-
" hoorzaamd?"
"
"Jawel, mijnheer."
"
"En wat hebben de graven geantwoord op je verwensingen en
" op je lofprijzingen?"
"
"Niets."
"
"Welnu, als je mijn leerling wil worden moet je je zo onge-
" voelig en dood tonen als die graven, aan hoeveel beledigingen of
" lofprijzingen je voortaan ook onderworpen mag zijn!"
"
De onverschilligheid uit liefde tot God is een grote deugd,
" beste jongens. Niet, dat ik van jullie de volmaaktheid van deze deugd wil
" verlangen, maar wel verlang ik dat jullie minder gevoelig zult
" worden voor lofprijzingen en voor kritiek. Men ziet soms dat een
" of andere jongen een bijzondere gave van de Heer heeft ontvangen
" of een goed cijfer heeft behaald voor het examen. Fier als een
" pauw loopt hij dan rond en voelt zich een hele piet. Met minach-
" ting kijkt hij neer op zijn kameraden en voelt zich beledigd als
" hij niet behandeld wordt zoals hij meent te verdienen. Dat is
" zeer gevaarlijke hoogmoed, want achter onze rug worden wij toch
" uitgelachen en vroeg of laat zal God ons vernederen. Zo zijn er
" ook jongens die geen opmerking kunnen verdragen en zeker geen
" grap. Een ironisch woord of een krenkende uitlating nemen ze niet;
" ze worden zo rood als een hanenkam, springen op, antwoorden
" scherp, willen vechten en wee degene die hen benadert. Dat is
" hoogmoed waardoor wij tekortschieten in de liefde, vergevingsge-
" zindheid vergeten, ons doet vervreemden van onze kameraden en ons
" zo gehaat maakt, totdat we iemand ontmoeten die sterker is dan wij
" en ons met gelijke munt betaalt. En dan is het jammeren, lelijke ge-
" zichten en ergernis.
"
Als we geprezen worden en als het goed met ons gaat, moeten
" we de Heer ervoor danken. Maar laten we nederig zijn, door te be-
" denken dat alles van God komt en dat God ons in een oog-
" wenk alles kon ontnemen. Als we berispt worden, moeten we nagaan
" of de berisping redelijk is en ons dan beteren. Is ze niet redelijk, dan

8.9 Page 79

▲back to top
- VI/79 -
" moeten we haar kalm en gelaten ondergaan uit liefde tot Jezus die
" voor ons vernederd werd. Jullie moet eraan wennen jezelf te be-
" dwingen want zo maakt men zich vele vrienden, en krijgt men geen
" enkele vijand. En als er een lastpost is die je niet met rust laat,
" dan zijn de oversten er nog, die het voor jullie zullen opnemen.
" Bedenk niettemin dat wie nederig en welwillend is steeds door ie-
" dereen zal bemind worden, door God en door de mensen. Zalig de
" zachtmoedigen want zij zullen de aarde bezitten.
V
"
Er wordt verteld dat een jonge soldaat de gewone gebeden
" van christen mens, zoals hij in het burgerleven gewend was, ook in
" de kazerne deed. Hoewel de andere soldaten dit niet of bijna niet
" deden, hield hij zich moedig en vroom. De eerste avond dat zijn
" wapenbroeders hem geknield zagen om zijn avondgebed te bidden,
" barstten ze uit in gebrul, gefluit en hoongelach en scholden hem uit voor
" kwezel, jezuïet en huichelaar. Maar hij trok er zich niets van aan
" en ging rustig door met bidden. Toen de anderen zagen dat hij
" ongevoelig bleef voor al dat kabaal, hielden ze ermee op. De
" volgende avond begon het getier opnieuw, maar niet meer zo woest
" als de eerste dag. En geleidelijk aan lieten ze hem vrij doen wat
" hij wilde. Daar hij intussen bereid gevonden werd tot iedere
" hulpverlening, zoals brieven schrijven, zieken helpen, kameraden
" vervangen die een karweitje gekregen hadden, raakte hij bekend in
" heel de kazerne en alle soldaten wilden vriend met hem zijn. Het
" was daarom rechtvaardig dat de Heer, die nooit nalaat zijn trouwe dienaars
" te belonen, een teken van zijn bescherming gaf. Er brak oorlog
" uit met een vreemd land, en Belsoggiorno, zo heette onze soldaat,
" vertrok met zijn regiment. De dag van de grote veldslag kwam. Het
" hele leger begon de vastgestelde posities in te nemen. De vijand
" naderde op verre afstand als even zovele zwarte vlekken, waarin
" men de stralen van de zon zag schitteren op het staal van de ba-
" jonetten. Op een bepaald punt hield de compagnie van Belsoggiorno
" op een trompetsignaal halt. De scharen vijanden naderden, maar
" waren nog ver. Op dat ogenblik herinnerde Belsoggiorno zich dat
" hij niet de zeven onze vaders, Weesgegroeten en gloria's gebe-
" den had die hij iedere morgen bad ter ere van de zeven smarten
" van de Maagd Maria. Waar hij stond knielde hij neer en begon te
" bidden. Zijn kameraden die dat zagen riepen verontwaardigd uit:
" Moet je onze hel d daar zien; die begint te bidden als het tijd is om
" te vechten!"
"
En ze slingerden hem al de grofheden naar het hoofd die ze
" in hun repertorium hadden. Maar hij ging door met zijn onze vaders
" te bidden. Plotseling weerklonk er vlak in de buurt een geweldige ont-
" ploffing en een fluitende hagel van ijzer vloog over Belsoggior-
" no's hoofd. De vijanden waren naderbij gekomen en hadden een bat-
" terij kanonnen verdekt opgesteld. Overal rond onze soldaat lagen
" gewonden en stervenden, maar hij was ongedeerd gebleven.
"
Ziedaar, beste jongens, hoe de Heer degenen te hulp komt,

8.10 Page 80

▲back to top
- VI/80 -
" die de praatjes van de wereld niet vrezen en zich er niet voor
" schamen zich als ware christenen te gedragen."
VI
"
De laatste keer dat ik het genoegen had tot jullie te spre-
" ken, heb ik verteld hoe de Heer een soldaat beschermde die zich
" niet geschaamd had om in het openbaar te bidden. Vanavond zal ik
" nog iets zeggen over het menselijke opzicht. Hoeveel christenen
" zouden de moed hebben om, zoals die soldaat hun onderworpenheid
" aan God tot uiting te brengen! Soms is de mens niet bang om het
" kanon tegemoet te treden, vreest hij geen wapens, geen wilde die-
" ren, geen stormachtige zee, geen reizen door uitgestrekte wouden
" of door eindeloze woestijnen, maar wel ontbreekt hem de moed om
" een laf menselijk opzicht te overwinnen. Hij is bang voor een
" spottend woord, een boosaardige glimlach! En toch gaat het erom,
" te gehoorzamen aan God en aan zijn heilige Kerk in ernstige zaken,
" zoals: mishoren op zondag, zich van vlees onthouden op vrijdag en
" zaterdag, met Pasen de sacramenten ontvangen, niet luisteren naar de geme-
" ne praatjes van sommigen, enzovoort. Door anders te handelen
" zet men zijn eeuwig heil op het spel! Is dat geen waanzin? De
" ziel verliezen door de domme praatjes van de een of andere ezel,
" die je zal uitlachen om je lafhartigheid! Och, bedenk toch wat
" Jezus Christus gezegd heeft: "Wie zich schaamt over mij en mijn
" woorden, over die zal de Zoon des mensen zich schamen, als hij
" komen zal met majesteit samen met de Vader en de heilige enge-
" len... En al wie mij verloochent tegenover de mensen, die zal ook
" ik ver loochenen voor de Vader die in de hemel is."
"
Let op de heilige Paulus en volg hem na! Toen hij naar de stad
" Damascus ging en de synagoog binnentrad, kondigde hijzelf zijn
" bekering aan door vrijmoedig tot allen te zeggen: "Ik ben degene
" die de christenen vervolgde maar thans ben ikzelf christen. Jezus
" is de beloofde Messias. Hij is waarlijk de Zoon van God."
"
Allen waren zeer verbaasd over zijn geloofsbelijdenis, voor-
" al toen ze zagen welke mirakelen hij deed. De zieken werden gezond
" bij het aanraken of kussen van zijn hand of manipel of een ander
" voorwerp dat hem toebehoorde. Zo beloonde God de edelmoedigheid
" waarmee hij aan zijn bevel gehoorzaamd had. En hij die als vak het
" weven van zeildoek voor de soldaten beoefende, werd de grote apos-
" tel van de volkeren. In hem werd het woord bewaarheid van de god-
" delijke Zaligmaker: "Ieder die mij belijdt voor de mensen, die zal
" ook ik belijden voor de Vader die in de hemel is."
Zo had Don Bosco gesproken in de eerste weken van december, en
telkens als hij het toespraakje beëindigd had zei hij als een vader tot
zijn jongens: buona notte - g o ed en ac ht ; en d e jo ng ens a nt wo or dd en e en-
st em mi g en daverend: grazie! - dank u!

9 Pages 81-90

▲back to top

9.1 Page 81

▲back to top
- VI/81 -
Als hij van de katheder afkwam, verdrongen de jongens zich om hem
heen. Zij verlangden dat hij elk van hen nog een vertrouwelijk woordje
zou geven en hij deed hun dat genoegen heel kalm en vol goedheid. "Toen ik nog
een jongen was", getuigde kanunnik Anfossi, "gebeurde het meermalen dat
hij me op een beminnelijke manier een opmerking of een raad gaf alleen
maar door me aan te kijken en me de hand te drukken. Als ik in de put
zat, begreep hij me zonder dat ik iets hoefde te zeggen en hij troostte me met
een paar hartelijke woorden. En wat hij voor mij deed, deed hij met de-
zelfde beminnelijkheid voor allen. Zo gingen de jongens dan in stilte en
voldaan naar de slaapzaal."
En de wens van Don Bosco vergezelde hen, daar de goede nacht door
zijn woorden was voorbereid. Op de slaapzaal werd er dan tien minuten
voorgelezen uit een geestelijk boek. De lectuur eindigde met: Tu autem
Domine, miserere nobis, waarop degenen die nog wakker waren antwoordden
met: Deo Gratias. Dan werd het licht gedoofd. 's Morgens bij het luiden
van de klok klapte de assistent in de handen en een Benedicamus Domino
wekte de jongens, waarop zij antwoordden Deo gratias, omdat de Heer hen
in leven gehouden had.
In de nieuwe eetzaal onder de kerk werd er ook nu en dan toneel
gespeeld omdat ze veel mensen kon bevatten. Het toneel werd telkens op-
nieuw gebouwd. Hier werden op voortreffelijke wijze heel wat prestaties
geleverd, door Domenico Bongiovanni, bijvoorbeeld, die een echte gian-
duia - een typische figuur uit het Piëmontese volksleven - was, en ver-
der door Gastini, Tomatis, Cora en vele anderen. De uitstekende, ontroe-
rende drama's, de komedies met huiselijke taferelen, de geestige grap-
pen, de komische pantomimen, de uitgelezen muziek, de verschillende
zangstukken uit klassieke werken, de beroemde romances van de seminarist
Cagliero, de grappige gedichten in Piëmontees dialect van Giuseppe Bon-
giovanni, trokken de vooraanstaande families van Turijn daarheen. Tot
1866 toe hadden die voorstellingen daar in de refter plaats en daarna werd
het een studiezaal.
Don Bosco liet niet na een reglement voor de toneelspelers op te
stellen!
"
Regel voor het theater:
"
" 1. Het doel van het theater is de jongens te vermaken, op te
" voeden en te onderrichten.
" 2. Er is een verantwoordelijke voor het theater aangesteld, die
" telkens de directeur van het huis ervan op de hoogte moet houden
" wat men ten tonele wil brengen en op welke dag. Hij zal ook over-
" leg moeten plegen, zowel over de keuze der voordrachten, als over
" de keuze der jongens die moeten optreden.
" 3. Van de jongens die bestemd zijn om op te treden moet de voorkeur
" gegeven worden aan degenen die zich het best gedragen. Om anderen
" aan te moedigen zullen zij van tijd tot tijd vervangen worden door

9.2 Page 82

▲back to top
- VI/82 -
" andere kameraden.
" 4. Degenen die al belast zijn met zang of muziek moeten zich
" van voordrachten onthouden; ze kunnen echter bij tussenpozen een
" of ander stuk poëzie declameren.
" 5. De werkmeesters worden zoveel mogelijk van optreden vrijgesteld.
" 6. Men drage er zorg voor dat de stukken boeiend zijn en ge-
" schikt voor ontspanning. Ook moeten zij steeds een morele waarde
" hebben, en leerzaam en kort zijn. Een te lange duur is niet al-
" leen lastig voor de repetities, maar over het algemeen vermoeiend
" voor de toeschouwers: de waarde van de voorstelling gaat erdoor
" verloren en veroorzaakt verveling ook wanneer het om de mooiste dingen
" gaat.
" 7. Men vermijde de opvoering van stukken die vreselijke voorval-
" len uitbeelden. Enkele ietwat ernstige scènes zijn toegestaan, men verwij-
" dere evenwel minder christelijke uitdrukkingen, alsook de woorden die in
" een andere context ongepast of te plat zijn.
" 8. De verantwoordelijke dient steeds bij de repetities aanwezig
" te zijn, en indien ze 's avonds gehouden worden mogen ze normaal
" tot tien uur duren. Als de repetities afgelopen zijn, moet hij
" erop toezien dat iedereen zich direct in stilte ter ruste begeeft
" zonder nog te blijven praten, wat meestal maar schadelijk is en
" st orend voor degenen die al slapen.
" 9. De verantwoordelijke draagt er zorg voor dat het toneel op de
" dag vóór de uitvoering is opgebouwd, zodat men op zondag niet
" hoeft te werken.
" 10. Hij ziet streng toe dat er behoorlijke en goedkope kledij
" aan wezig is.
" 11. Bij iedere voorstelling pleegt hij overleg met de leiders van
" de muziek en de zang betreffende de stukken die moeten uitge-
" voerd worden.
" 12. Zonder geldig motief staat hij niemand, wie dan ook, de toe-
" gang tot het toneel toe, en nog minder tot de kamers van de spe-
" lers; hij let er ook op, dat er gedurende de tijd dat iemand op-
" treedt niet hier en daar gesprekken gevoerd worden. Hij zorgt er
" ook voor dat de grootst mogelijke netheid betracht wordt.
" 13. Hij regelt alles zodanig dat het theater het gebruikelijke
" rooster niet in de war brengt. Is het nodig iets te verplaatsen,
" dan spreekt hij er eerst over met de overste van het huis.
" 14. Niemand gebruikt het avondmaal alleen. Beloningen zullen niet
" gegeven worden. Zij zijn al beloond door de vrije tijd en de
" lessen die ze gekregen hebben.
" 15. Bij het opkomen en het verlaten van het toneel moet men zo-
" veel mogelijk vermijden de kleren of de rekwisieten te scheuren
" of te beschadigen.
" 16. De verantwoordelijke bewaart in de kleine toneelbibliotheek
" de ingekorte drama's die voor het gebruik van onze colleges aange-
" past zijn.
" 17. Indien de verantwoordelijke zich niet alleen kan belasten met
" wat in dit reglement bepaald is, zal hij een helper aanstellen, de
" zogenaamde voorzegger.

9.3 Page 83

▲back to top
- VI/83 -
" 18. Hij bevele de spelers aan, niet gemaakt te spreken, alles
" duidelijk te zeggen, en ongedwongen, besliste gebaren te maken;
" zodoende kunnen ze het best hun rol leren.
" 19. Hij bedenke dat het mooie en het typische van onze opvoe-
" ringen is: korte pauzen tussen de bedrijven en het opvoeren van
" stukken die door goede schrijvers geschreven werden.
Bosco Giovanni, pr.
Rector.
" N.B. - Zo nodig kan de verantwoordelijke een leraar van de stu-
" denten of een assistent van de vakleerlingen vragen om hun jon-
" gens aan te sporen een of andere schets of toneelstuk in te stu-
" deren en op te voeren.

9.4 Page 84

▲back to top
- VI/84 -
H O O F D S T U K IX
ONVERSTANDIGE UITROEP VAN EEN MOEDER - PRIESTERWIJDING VAN DON
ROCCHIETTI - EDELMOEDIGE LIEFDE VAN DON BOSCO - KERSTMIS:
DON BOSCO KONDIGT AAN DAT HIJ OP VIJFTIGJARIGE LEEFTIJD ZAL
OPHOUDEN TE LEVEN INDIEN DE JONGENS NIET VOOR HEM BIDDEN -
ANTWOORD VAN DON BOSCO OP DE WENSEN VAN DE SEMINARIST RUFFINO -
ZIJN WAARSCHUWINGEN EN RAADGEVINGEN TOT DE LEERLINGEN OP DE
LAATSTE DAG VAN HET JAAR: HIJ KONDIGT AAN DAT EEN VAN HEN VOOR
CARNAVAL ZA L ST ER V E N - DE D O D EN LI JS T.
De ijver waarmee Don Bosco de roepingen tot de geestelijke staat aankweekte,
nam bijna al zijn krachten in beslag. Zijn gedachten, woorden en daden waren
voortdurend op het bereiken van dat doel gericht. Het is moeilijk zich een voor-
stelling te vormen van zijn verering voor deze verheven staat. In die jaren ge-
beurde er iets dat dat in het volle licht stelde. Het toonde tegelijkertijd over-
duidelijk aan, dat Don Bosco het toekomstige lot voorzag van velen die bij hem
kwamen om zijn zegen te ontvangen.
Op een dag kreeg hij bezoek van gravin D... L..., vergezeld van vier kin-
deren en zij verzocht hem ze te zegenen. Daarna vroeg ze hem: "Zegt u me eens wat
er van hen in de toekomst zal worden."
"U stelt me een nogal vreemde vraag", antwoordde Don Bosco: "God alleen
kent de toekomst."
"Dat begrijp ik", antwoordde de gravin; "maar zegt u me in alle geval
iets, op zijn minst zoveel als een wens..."
Voor de grap liet Don Bosco de kinderen toen een voor een bij zich komen,
terwijl hij zei: "Dit wordt een groot generaal; deze wordt een groot staatsman en
Enrico zal een geleerde worden die van zich zal doen spreken."
De moeder die in haar binnenste met zulke gunstige voorspellingen zeer
blij was, spoorde haar jongens aan er het beste van te hopen, met de opmerking:
"Och, kinderen, jullie zijn niet de enigen in onze familie die voorname plaatsen

9.5 Page 85

▲back to top
- VI/85 -
in de maatschappij bekleed hebt."
De vierde jongen stond voor Don Bosco. De moeder wachtte in span-
ning. Don Bosco had zijn rechterhand op het hoofd van de jongen gelegd
en keek hem vol genegenheid aan.
"En wat zal het lot van die laatste zijn"? vroeg de gravin.
"Ik weet niet of mevrouw de gravin over het lot van hem zo tevre-
den zal zijn."
"Zegt u maar wat u dunkt. Het is toch maar voor de grap."
"Welnu, uit hem zal een heel goede priester groeien."
De adellijke dame verbleekte van ontzetting en hoewel ze werke-
lijk een goede christenvrouw was, vond zij het toch bijna een oneer een
priester in de familie te hebben. Zij trok dan de jongen naar zich toe
alsof ze hem voor een groot ongeluk wilde behoeden en, buiten zichzelf,
riep ze uit: "Mijn jongen priester? Ik zou God nog liever bidden dat Hij
hem van mij afnam, dan dat hij een dergelijke staat zou omhelzen!"
Getroffen door die woorden stond Don Bosco op om zich terug te
trekken, zo pijnlijk had de opmerking hem gekwetst. De dame had op dat
ogenblik van opwinding niet eens acht geslagen op de grove belediging
tegenover een priester.
"Hé, waarom wilt u weggaan"? zei de gravin verward toen Don Bosco
zich omwendde.
"Ik geloof niet", antwoordde Don Bosco, "nog iets zinvol te zeg-
gen te hebben tot iemand die zo een lage dunk heeft van de mooiste staat
ter wereld. En ik ben er zeker van dat God uw onbeschaamde wens zal
vervullen." - De gravin, geheel van streek door deze besliste woorden
en door die bedreiging, stamelde nog een verontschuldiging om de bele-
diging te verzachten, maar al gauw viel het gesprek stil. De volgende
dag, toen de adellijke dame nog eens nagedacht had over haar onbedachte
uitlating, keerde ze terug om Don Bosco een bezoek te brengen.
"Neemt u mij mijn grove onbedachtzaamheid niet kwalijk", zei ze.
"Kijk, u moet zich eens in mijn plaats stellen. Het is waar, dat als mijn
zoon priester wordt, dat voor mij en mijn familie een ernstig verlies
aan vermogen betekent. Ik wil me echter niet tegen de wil van God ver-
zetten en ik ben bereid, gelaten te gehoorzamen."
"Mevrouw de gravin", antwoordde Don Bosco, "u misprijst het
grootste geschenk, dat God aan u en uw familie kan geven. Is het soms
een oneer uitverkoren te worden voor de dienst van God?"

9.6 Page 86

▲back to top
- VI/86 -
"Ik vraag u nog eens om vergeving; bid voor me."
"Bidden zal ik wel doen; maar wat u gezegd heb is door God vast-
gelegd van het ogenblik dat het uitgesproken werd." - De arme dame ging
bedrukter naar huis dan ze gekomen was. Er waren na dat bezoek enkele
maanden verlopen. Onverwacht kwam een familielid van de dame bij Don
Bosco op bezoek om hem te vragen of hij naar haar woning wilde gaan om
het kind, dat ziek geworden was te zegenen. Don Bosco weigerde. Maar de
volgende dag kwamen verscheidene andere verwanten en vrienden. Ja, de
moeder zelf in hoogst eigen persoon kwam hem met tranen in de ogen ver-
tellen hoe de kleine zieke er ieder ogenblik erger aan toe werd. De dok-
ters die een consult gehouden hadden, verklaarden dat ze in volslagen
onwetendheid verkeerden betreffende de aard van de ziekte. Tenslotte
gaf Don Bosco toe, zij het met tegenzin. Hij kwam de kamer van de dood-
zieke jongen binnen. Het arme kereltje nam de hand van Don Bosco en kuste
ze. Dan keek hij met een bedroefde en kwijnende blik nu eens naar Don
Bosco, dan naar zijn moeder en zweeg. Het was werkelijk een hartver-
scheurend tafereel. Na een lange stilte spande de jongen al zijn krach-
ten in en, terwijl hij zijn magere handen naar zijn moeder uitstrekte,
ri ep h i j u it : "M a ma , we e t u n o g , toen, bij Don Bosco?... toen bent u... en
nu komt de Heer mij halen!..."
Toen de moeder dat hoorde, barstte ze uit in een ontroostbaar
gesnik, terwijl ze stamelde: "Nee, mijn kind, het was uit liefde voor
je, dat ik zo sprak... 0, kind toch, blijf leven uit liefde voor je moe-
der... Bid, bid, Don Bosco, dat hij mag genezen..."
Diep bewogen als hij was, kon Don Bosco geen woord uitbrengen.
Tenslotte sprak hij tot de moeder enkele troostende woorden, zegende de
zieke jongen en vertrok. Het raadsbesluit van God was echter onherroepelijk.
De kostbare erfenis van de Heer die de zoon van de adellijke dame
had kwijtgespeeld, viel ten deel aan een arme jongen van het Oratorio. De
seminarist Rocchietti Giuseppe werd in de Advent tot priester gewijd tot
onuitsprekelijke vreugde van Don Bosco. Hij was de tweede priester die God
uit de leerlingen van Valdocco had uitverkoren.
Don Rocchietti had, zoals al de anderen van zijn kameraden,
steeds de grote liefde van Don Bosco ondervonden. Toen hij op zekere dag
absoluut een nieuwe soutane nodig had, ging hij naar de kamer van Don
B o s c o e n vroeg of hij er een ander kon hebben. Hij had geen familie meer en hij
beschikte niet over middelen. Diezelfde morgen ontving Don Bosco een
nieuwe soutane, die hijzelf ook nodig had. Welnu, toen Don Bosco het
verzoek van de seminarist Rocchietti hoorde, plooide zijn gezicht zich
in de gebruikelijke glimlach en hij zei: "Kijk nu toch eens hier, nu komt er
juist iets wat jij goed gebruiken kunt. Kijk eens even of het je past." -
En hij gaf hem de soutane. De seminarist Anfossi ontmoette Rocchietti
toen deze zich dolblij naar zijn cel begaf. Hij vernam van hem hoe
l i e f d e v o l D o n Bosco gehandeld had.

9.7 Page 87

▲back to top
- VI/87 -
De nieuwe priester hield veel van Don Bosco en hoewel hij zie-
kelijk was, wenste hij bij hem te blijven. Op het eerste gezicht ver-
toonde hij gelijkenis met de heilige Alfonsus Maria de Liguori. Het is
niet te beschrijven hoe liefdevol hij was en hoe hij steeds maar
trachtte goed te doen.
Het feest van zijn eerste heilige mis, gevierd op 19 december,
was voor de jongens een voorbereiding op Kerstmis. Het kerstfeest werd
godvruchtig gevierd, want de jongens waren getroffen door een woord van
Don Bosco. Hij had immers gezegd dat zijn eigen leven van nature niet
langer kon duren dan vijftig jaar; en dat de verlenging ervan hem ver-
leend zou worden door het gebed van de jongens.
Vanaf die dag was het de taak van Don Rocchietti om ’s zondags de
heilige mis om tien uur met de preek op te dragen. Tot dan toe had Don
Bosco dat gedaan. Vanaf nu las Don Bosco de mis om vijf uur, doch hij
was niettemin bereid om Don Rocchietti eventueel te vervangen. Om zeven
uur beklom Don Alasonatti het altaar en een groot aantal interne en ex-
terne jongens gingen te communie. Voor deze mis was alle spel verboden.
Don Bosco had het in die dagen erg druk. Hij moest naar een groot
aantal milde personen een dankbetuiging schrijven en alle wensen die
hemzelf van alle kanten bereikten beantwoorden. En ook zijn jonge vrien-
den vergat hij niet.
Aan de seminarist Ruffino in het seminarie van Bra schreef hij:
"
Beste Ruffino,
"
"
Hartelijk dank voor je goede wensen. God moge je honderd-
" voudig geven wat je mij gewenst hebt. Neem toe in jaren en in de
" vreze Gods. De wetenschap der theologie samen met de heilige
" vreze Gods mogen alleen het doelwit van je streven zijn.
"
Viriliter age: non coronabitur nisi qui legitime certave-
" rit, sed singula huius vitae certamina sunt totidem coronae, quae
" nobis a Domino parantur in coelo. Ora pro me.
"
" 28 decembris 1858.
Tuus Bosco, sac.
December liep ten einde. Op de laatste avond van 1858 gaf Don
Bosco in de nieuwe refter de jongens van het huis na het avondgebed de
volgende waarschuwingen.
"Eeuwen en eeuwen zullen voorbijgaan voor het einde van de we-
reld. Nieuwe volkeren en nieuwe naties volgen elkaar op, maar het jaar
1858 zal nooit meer terugkeren. De tijd en de mensen verzinken in de
eeuwigheid. Dat is de eerste gedachte. De tweede gedachte richt zich op het

9.8 Page 88

▲back to top
- VI/88 -
nieuwe jaar 1859. Zoals dat in deze dagen gewoonlijk door iedereen gedaan
wordt, wens ook ik jullie een lang leven. Maar dat lange leven is niet
datgene wat ik jullie het meest van alles toewens. Ook de heiligen waren
gewoon elkaar bij deze gelegenheid wensen toe te sturen maar het waren
heel andere dan de wereld uitspreekt. Ze zeiden: "De genade van de Heer
moge in d it ja ar s teeds m et u z ij n." - "Mo ge h et u ge gev en z ij n altijd
de wil van God te vol brenge n." - "De Alle rheili gs te Maa gd mog e u
st ee ds o nd er Haar bescherming nemen." - "Dat ge moogt groeien in ver-
diensten door uw goede werken." - Daarom zou ook ik jullie hedenavond en-
kele dingen in die trant willen aanbevelen. Endie zijn: voor de semina-
risten: het goede voorbeeld, steeds erop bedacht dat zij Licht van
Christus zijn; voor de studenten: dat zij nog vaker ter heilige tafel
mogen naderen; voor de arbeidende jongens: daar zij gedurende de week
niet zo vaak tot de heilige sacramenten kunnen naderen, een veelvuldiger
gebruik van de heilige sacramenten op de zondagen: voor allen in het al-
gemeen tenslotte: goed biechten, onbevangen uw hart openen voor de
biechtvaders, want het is de enige bedoeling van de duivel iemand een
zonde doen verzwijgen en hem heiligschennend laten biechten en communiceren.
Biecht dus goed en laat, buiten de ernstige oprechtheid, in al uw bieten
het berouw en het voornemen vast en hecht zijn; anders heeft het geen
zin te biechten; in plaats van zegen zou het vervloeking over ons hoofd
afroepen. Vergeet verder niet uw toevlucht te nemen tot onze goede moe-
der Maria. Bidt die mooie woorden, die de engel tot haar sprak: Ave,
Maria, gratia plena; en die, welke de heilige Kerk laat bidden: Sancta
Maria, Mater Dei, ora pro nobis. Wanneer je 's avonds gaat slapen, bid
dan steeds: Sancta Maria, Mater Dei, ora pro nobis. En 's morgens zodra
je wakker bent: Ave Maria en je zult de heilzame uitwerking van deze
aanroeping ondervinden. Als ieder van jullie doet wat ik gezegd heb, zal
de Heer jullie in het jaar dat thans begint het allerbeste schenken.
Ve rg ee t ni et d e g o dd e l ij ke g oe dh ei d te d a n ke n voor zovele weldaden van
het verleden."
Na deze woorden, zweeg Don Bosco een ogenblik, liet zijn blik vol
genegenheid over de menigte jongens gaan en vervolgd "maak een voorne-
men het nieuwe jaar in Gods genade door te brengen, want misschien is
het voor sommigen van ons het laatste levensjaar. Eveneens kan ik zeg-
gen, zo voegde hij eraan toe, dat er onder de hier aanwezigen een jongen
is, die naar de eeuwigheid moet vertrekken voor carnaval".
Terwijl hij dit zei, legde hij de hand op het hoofd van degene
die het dichtst bij hem stond, en dat was Magone. Met een blik op Don
Bosco en met ogen die straalden van een engelachtige zuiverheid, stelde
hij hem de vraag: "Zegt u het maar! Ben ik het?" - Don Bosco antwoordde niet.
"Ik begrijp het al", hernam Magone, "ik ben het die mijn boeltje
moet pakken om naar de eeuwigheid te gaan; wel, ik zal me gereedhouden."
Deze woorden werden door de kameraden op gelach onthaald, maar ze
vergaten ze niet. Magone vergat het evenmin, maar zijn opgewektheid en gemoede-

9.9 Page 89

▲back to top
- VI/89 -
lijkheid verminderden er niet om. Hij bleef van dat ogenblik af met
uiterste nauwgezetheid de plichten van zijn staat vervullen. Zo sloot
Don Bosco het jaar 1858 af.
In dat jaar had er in het Oratorium geen enkele begrafenis
plaatsgevonden. Een enkele jongen was naar de eeuwigheid gegaan.
Het was Giuseppe Morgando uit Turijn. Hij stierf in het hospitium van
Cottolengo op 24 november. Hij was zeventien jaar.

9.10 Page 90

▲back to top
- VI/90 -
HOOFDSTUK
X
1859 - DE VOORSPELLINGEN VAN DON BOSCO WORDEN BEWAAR-
HEID - ZIEKTE, HEILIGE DOOD EN BEGRAFENIS VAN MICHELE
MAGONE - NIEUWE BESCHIKKINGEN VERKREGEN VAN DE PASTOOR
VOOR DE BEGRAFENIS VAN JONGENS UIT HET ORATORIUM - HET
FEEST VAN DE HEILIGE FRANCISCUS VAN SALES COSTANZO
BERARDI STERFT - EEN OUD DOCUMENT DAT DE LOF SPREEKT
VAN DON BOSCO - ZIJN INSCRIPTIE VOOR HET GRAF VAN DE
V A D E R V A N D O N CHIATELLINO
De uitwerking van de woorden die Don Bosco op de laatste avond van
het jaar gesproken had, was gelijk aan de achting die ze voor hem koes-
terden. Kanunnik Ballesio hoorde als student de toespraak en werd even-
eens getuige van de uitkomst van de voorspelling. Hij schreef aldus:
"Hoewel Don Bosco de faam genoot dat hij rijk was bedeeld met na-
tuurlijke gaven van geest en hart, zoals uitgebreide kennis, een uit-
stekend geheugen en een groot hart, toch waren wij ervan overtuigd dat
God hem vele bovennatuurlijke gaven had geschonken. Het is bekend, en
wij allen zijn er stellig van overtuigd, dat Don Bosco in vele gevallen
de gave van voorzegging bezat.
Meer dan eens kondigde hij in het openbaar aan dat binnen een be-
paalde tijd, binnen een maand bijvoorbeeld, iemand van zijn talrijke
familie, die op dat ogenblik nochtans in de beste gezondheid verkeerde,
zou sterven. Hij gaf zijn vaderlijke aankondigingen en raadgevingen op
een zo ernstige en verstandige manier, dat wij er op heilzame manier
door onder de indruk gebracht werden. Elk van ons bracht orde in zijn
zaken en, zonder dat daarom een einde kwam aan onze gewone, drukke opge-
wektheid, waren we over het algemeen wel braver en werd er beter gewerkt
en gestudeerd. De enige die de last van de voorspelling te dragen had
was de profeet zelf, die veel meer werk had met biechthoren. Hierbij
werden dan vanzelfsprekend veel meer goede voornemens gemaakt.
Ik heb horen vertellen dat Don Bosco de voorspelling eerst in het
openbaar deed en dan later, als de tijd rijp was, op voorzichtige wijze
de betrokkene voorbereidde. De gebeurtenis was steeds een bevestiging
van de voorspelling en daarom geloofden wij hem."

10 Pages 91-100

▲back to top

10.1 Page 91

▲back to top
- VI/91 -
En thans komen we aan de gedenkwaardige profetie. Op de avond van
31 december had een jongen, die niet ver van Don Bosco verwijderd was,
de vraag van Magone gehoord. Die jongen heette Costanzo Berardi uit
Chiusa bij Cuneo en was zestien jaar. Toen bij de woorden van Don Bosco
hoorde, had hij de stellige overtuiging gekregen dat hij bedoeld was.
Hij zei tegen zichzelf: "Dat slaat op mij." Nadat hij zich met een goede
biecht had voorbereid, schreef hij een brief aan zijn ouders, waarin hij
hun om vergiffenis vroeg voor de fouten die hij begaan mocht hebben toen
hij nog thuis was. Hij nam afscheid van hen en verklaarde dat hij moest
vertrekken naar een beter leven. Hij vroeg de toelating om nog eens naar
het Werk van Cottolengo te gaan, waar hij twee jaar lang opgenomen was
geweest, om voor de laatste maal kanunnik Anglesio en de vroegere vrien-
den te begroeten. Hij sprak vrijmoedig over de grote reis, en verklaarde
dat híj het einde van zijn dagen bereikt had. Al zijn kennissen in en
buiten het Oratorio beschouwden hem als een monomaan. Enkele jongens
gingen Don Bosco vertellen, welk dwangidee Berardi zich in het hoofd
gezet had. Zonder echter verbazing te laten blijken, antwoordde Don
Bosco met een "Hm"! wat neen noch ja betekende.
Daardoor groeide in het huis het vermoeden, dat het werkelijk
Berardi was die moest sterven. Hij zei intussen steeds maar heel rustig:
"Het is mijn beurt om te sterven!"
"Een week later", zo vertelde Don Giovanni Garino, "bevonden wij
ons op een morgen, terwijl Don Bosco een kopje koffie in de refter ge-
bruikte, zoals gewoonlijk bij hem. We drongen om hem heen, lachten en
maakten grapjes, en verlangden iets van de dienaar Gods te horen. Ik
weet niet hoe het kwam, maar opeens begonnen verscheidene jongens hem te
vragen, hoeveel jaren zij nog te leven hadden. Ook ik vroeg het hem. Don
Bosco nam mijn hand, en terwijl hij aandachtig naar de palm ervan keek,
zoals hij dat gewoonlijk deed, noemde hij me schertsend een zeker aantal
jaren. Zoals aan mij, gaf hij ook aan andere kameraden het antwoord op
die vraag, op één uitzondering na. Dat was de brave jongen Michele
Magone, mijn medeleerling, die niet wist wat hij denken moest van deze
uitzondering."
Ook de andere jongens was het opgevallen dat Don Bosco geen aan-
dacht geschonken had aan Magone toen deze hem de hand toestak. De opvat-
tingen over degene die door de voorspelling bedoeld was, liepen uiteen.
Op zondag 16 januari kwamen de jongens van de broederschap van het
Allerheiligste Sacrament bijeen. Ook Magone maakte daar deel van uit.
Zij kwamen bij elkaar zoals ze dat alle zondagen deden. Na het gebed, de
geestelijke lezing en de waarschuwingen nam een van de kameraden het
korfje met "bloempjes", dat wil zeggen, briefjes, waarop een spreuk
geschreven stond die men in de loop van de komende week in praktijk
moest brengen. Hij ging daarmee rond en iedere jongen nam er op goed
geluk eentje uit. Magone nam zijn briefje en toen hij het openvouwde,
las hij deze woorden: "Bij het oordeel zal je alleen zijn met God." Hij
las het en deelde het ook aan zijn kameraden mee. Hij zei: "Ik geloof

10.2 Page 92

▲back to top
- VI/92 -
dat dit een oproep is van de Heer om me te zeggen dat ik me gereed moet
houden." - Daarna ging hij naar Don Bosco, liet hem het briefje met
grote spanning zien, en herhaalde zijn mening dat dit volgens hem een
oproep van de Heer was. Don Bosco spoorde hem aan, rustig te zijn en
zich bereid te houden, niet ter wille van dat briefje, maar ter wille
van de herhaalde waarschuwing die Jezus Christus tot allen richt in het
heilig evangelie, om zich op ieder ogenblik van het leven bereid te houden.
"Maar zegt u me dan toch", antwoordde Magone, "hoelang ik nog te
leven heb?"
"We leven zolang God ons in leven houdt."
"Maar zal ik dit hele jaar nog leven"? zei de jongen een beetje
b e wogen.
"Blijf rustig, maak je niet bezorgd. Ons leven is in de hand van
de Heer en Hij is een goede vader. Hij weet tot hoelang hij ons in leven
moet houden. Overigens om in de hemel te komen is het niet nodig te
w e t e n w a n neer men sterft. Maar wel moeten we er ons met goede werken op
voorbereiden."
Toen, heel droefgeestig: "Als u het me niet wilt zeggen, is dat
een teken dat het voor mij nadert."
"Ik geloof haast niet", vervolgde Don Bosco, "dat het ogenblik zo
nabij is, maar als dat nu zo zou zijn, ben je dan misschien bang om een
bezoek te gaan brengen aan de Heilige Maagd in de Hemel?"
"Dat is waar, dat is waar." - Hij kreeg daarna zijn gewone opge-
wektheid terug en ging deelnemen aan het spel.
Dat was de enige keer dat Don Bosco zich enkele woorden liet
ontvallen. Zij waren helemaal niet klaar. De onrust echter die hij door
zijn voorspelling verwekt had, deed Don Bosco het besluit nemen derge-
lijke geheimen niet meer aan zijn jongens bekend te maken.
Wat hij Magone gezegd had, werd overal bekend en Berardi, die
daardoor van inzicht veranderd was, begon te vertellen: "Dus ben niet ik
het, die sterven moet!"
Maandag, dinsdag en de morgen van de woensdag was Magone vrolijk
als steeds, hij toonde geen enkele afwijking in zijn gezondheidstoe-
stand. Hij deed alles gewoon wat hem werd opgedragen.
Pas na het middagmaal van de woensdag zag Don Bosco van op het
balkon dat hij bleef staan toekijken naar het spel van de anderen. Dat
was inderdaad iets ongewoons, en het wees er ongetwijfeld op dat hij
niet volkomen gezond was.
's Avonds vroeg Don Bosco hem wat er hem scheelde, en hij antwoordde:

10.3 Page 93

▲back to top
- VI/93 -
dat hij zich een beetje misselijk voelde. Hij had last van wormen, zoals
gewoonlijk. Hij werd door de dokter onderzocht en die schreef hem medi-
cijnen voor, naar hij ontdekte bij hem geen symptomen van een ernstige
ziekte. Niettemin kon hij 's vrijdags niet uit bed, daar zijn toestand
verslecht was. Om twee uur 's namiddags, toen Don Bosco naar hem toeging
om te zien hoe het met hem was, merkte hij dat de jongen niet alleen
moeilijk ademhaalde, maar ook hoestte en dat zijn speeksel door bloed
gekleurd was. Hij liet onmiddellijk de dokter waarschuwen.
Op dat ogenblik kwam onverwachts de moeder van Magone op bezoek.
"Michele", zei ze tegen hem, "zou het niet goed zijn te biechten terwijl
er op de dokter gewacht wordt?"
"0, jawel, moeder, heel graag. Alleen heb ik gisterenmorgen al
gebiecht en ik ben ook te communie gegaan. Maar nu ik zie dat het
erger met me wordt, zou ik wel graag willen biechten." - Hij bereidde
zich gedurende enkele minuten voor, wenkte toen Don Bosco die naar hem
toekwam, en hij biechtte. Daarna zei hij glimlachend tot Don Bosco en tot
zijn moeder: "Wie weet of deze biecht een oefening is voor een goede
dood, ofwel de echte voorbereiding voor mijn dood is?"
"Wat vind je zelf"? antwoordde Don Bosco hem. "Wil je genezen, of
wil je naar de hemel gaan?"
"De Heer weet wat het beste voor me is; ik wil niets anders dan
wat Hij het beste vindt."
"En als de Heer je nu eens de keuze zou laten tussen genezen of
naar de hemel gaan, wat zou je dan verkiezen?"
"Wie zou zo dwaas zijn om dan niet de hemel te verkiezen?"
"Verlang jij naar de hemel te gaan?"
"En of! Dat verlang ik van ganser harte. Dat heb ik God al een he-
le tijd voortdurend gevraagd."
"Wanneer zou je daarheen willen gaan?"
"Ik zou er ogenblikkelijk heen willen, als de Heer het wil."
"Goed. Laten we dan allen samen zeggen: in ieder geval, zowel in
het leven als in de dood, geschiede de heilige, aanbiddelijke wil van
de Heer."
Op dat ogenblik verscheen de dokter, die het ziektebeeld thans
heel anders zag.
"We zitten ernaast", zei hij, "een gevaarlijke bloedstroom gaat naar de

10.4 Page 94

▲back to top
- VI/94 -
maag, en ik weet niet, of we daarvoor een medicijn zullen vinden."
Hij deed alles wat er gedaan kon worden in zulke omstandigheden.
Aderlatingen, trekpleisters, drankjes, alles werd in het werk gesteld om
het bloed af te voeren dat de patiënt dreigde te verstikken. Maar alles
was vergeefs.
Om negen uur 's avonds vroeg Magone verlangend naar het viaticum.
Vooraleer hij het ontving zei hij tot Don Bosco: "Beveel mij aan in de
gebeden van mijn kameraden!" - Toen hij een kwartier aan zijn dankzeg-
ging besteed had, schenen zijn krachten plotseling te verminderen. Maar
enkele minuten later gaf hij opgewekt en als het ware schertsend een
te ke n, dat hij iets wilde zeggen: "Op het briefje van verleden zondag
stond een fout. E r stond o p: "B ij he t oordeel z al j e allee n zi jn m et
Go d", m aar dat is n ie t wa a r ; ik z a l e r ni et a ll ee n zi jn , w a nt o o k d e
heilige Maagd zal er zijn om me bij te staan. Nu heb ik niets meer te
vrezen; ik kan gerust vertrekken, wanneer ook. De heilige Maagd zelf
wi l me v er ge ze l len na ar het oordeel!"
Het was tien uur en de ziekte scheen een ernstiger wending te
krijgen. Omdat hij vreesde dat hij hem in diezelfde nacht nog zou ver-
liezen, vroeg Don Bosco dat de priester Don Zattini die in 1858 in het
Oratorio gekomen was, een seminarist en een jonge ziekenverpleger de
helft van de nacht bij hem zouden blijven. Don Alasonatti, die toen
prefect van het huis was, met een andere seminarist en een andere zie-
kenverpleger zouden de rest van de nacht tot de morgen voor hun reke-
ning nemen. Don Bosco zag geen onmiddellijk gevaar. Hij zei tot de zie-
ke: "Michiel, jongen, probeer een beetje te rusten. Ik ga een poosje naar
mijn kamer en kom dan terug."
"Nee", antwoordde de jongen terstond: "ga niet weg."
"Ik ga alleen maar een beetje brevieren, en dan kom ik weer naar je toe."
"Kom dan zo gauw mogelijk!"
Don Bosco was nauwelijks in zijn kamer, toen men hem inder-
haast kwam roepen daar het einde van de zieke scheen te naderen. De
priester Agostino Zattini diende hem op dat ogenblik het heilig oliesel
toe en de stervende sprak bij iedere zalving een schietgebed uit. Daar-
na werd hem de pauselijke zegen met volle aflaat gegeven. Het leek toen
alsof hij een ogenblikje wilde slapen, maar hij werd meteen weer wakker.
Ofschoon zijn polsslag zwak was en een breuk in de ingewanden hem erg
moest doen lijden, waren al zijn geestelijke en lichamelijke vermogens:
zijn opgewektheid, zijn gemoedelijkheid, zijn lachlust en het gebruik
van zijn verstand, volkomen als die van een gezonde mens. Af en toe
sprak hij een schietgebed uit.
Het sloeg kwart voor elf toen hij Don Bosco bij de naam riep en
zei: "We zijn er, help me!"

10.5 Page 95

▲back to top
- VI/95 -
"Wees rustig", antwoordde Don Bosco, "ik laat je niet in de steek,
zolang je niet bij Onze-Lieve-Heer in de hemel bent. Maar als je meent
dat je van deze wereld gaat vertrekken, wil je dan minstens je moeder
nog eens goedendag zeggen?" - Zijn moeder die hem had bijgestaan,
w a s i n e e n n a burige kamer wat gaan rusten.
"Neen", antwoordde Magone, "zoveel verdriet wil ik haar niet aan-
doen. Arme moeder! Zij houdt zoveel van me!"
"Geef je me dan misschien een boodschap voor haar?"
"Ja, zegt u tegen mijn moeder dat ze me alles moet vergeven als
ik haar in mijn leven verdriet aangedaan heb. Ik heb er spijt van. Zeg
tegen haar dat ik van haar houd; dat ze goede moed moet houden en in het
goede volharden; dat ik graag sterf; dat ik uit de wereld heenga met Je-
zus en met Maria en dat ik in de hemel op haar ga wachten."
Alle aanwezigen werden door die woorden heel ontroerd. Niettemin
hield Don Bosco zich kranig. Af en toe stelde hij de stervende jongen
nog een vraag:
"Wat moet ik tot je kameraden zeggen?"
"Dat ze ervoor moeten zorgen altijd goed te biechten."
"Wat geeft je op dit ogenblik het meeste troost van alles wat je
in je leven gedaan hebt?"
"Wat me op dit ogenblik het meeste troost geeft, is het weinige dat ik
ter ere van Onze-Lieve-Vrouw gedaan heb. Ja zeker, dat is de grootste troost. 0,
Maria, Maria, wat zijn degenen die zich aan u toegewijd hebben gelukkig in het
uur van de dood! "Maar", hernam hij, "er is toch één ding waar ik me zor-
gen over maak. Als mijn ziel van het lichaam gescheiden zal zijn en in
de h em el m oe t b inne nt re de n, w at m oet i k da n ze gg en ? To t wie moet ik me
richten?"
"Als Maria zelf je wil begeleiden, laat alles dan maar aan Haar
over. Maar vooraleer ik je laat vertrekken, zou ik je een boodschap
willen meegeven."
"Zegt u het maar, ik zal zoveel mogelijk proberen te gehoorzamen."
"Wanneer je in de hemel bent en de heilige Maagd Maria ziet, breng
haar dan namens mij en namens degenen die hier in huis zijn een nede-
rige en eerbiedige groet. Vraag Haar ons te willen zegenen en be-
s c h e r m e n op dat niemand die de goddelijke Voorzienigheid ons zendt, zou verlo-
ren gaan."
"Dat zal ik graag overbrengen; anders nog iets?"

10.6 Page 96

▲back to top
- VI/96 -
"Op het ogenblik niet, rust nu een beetje."
Het leek inderdaad alsof hij zou inslapen. Maar hoewel hij zijn
gewone kalmte behield en gewoon sprak, kondigden zich de tekenen van de
nabije dood aan. Om die reden begon men met het bidden van het profici-
scere. Alsof hij uit een diepe slaap ontwaakte, zei hij tot Don Bosco
met zijn gewone heldere stem en een glimlach op de lippen: "Over enkele
ogenblikken zal ik uw boodschap overbrengen, ik zal ervoor zorgen het zo
goed mogelijk te doen. Zeg tegen mijn kameraden dat ik op hen allen
wacht in de hemel." Daarna klemde hij het kruisbeeld in zijn handen,
kuste het driemaal en bracht toen zijn laatste woorden uit: "Jezus, Jo-
zef en Maria, in uw handen beveel ik mijn geest." Daarna met de lippen
open alsof hij wilde glimlachen, gaf hij rustig de geest.
Deze gelukkige ziel verliet de wereld om, zoals wij hopen, op
vrijdag de 21ste januari 1859, tegen elf uur in de avond, terug naar
God te gaan. Hij was nauwelijks veertien jaar oud.
's Morgens deelde men de dood van Magone mee. De jongens barst-
ten in sni kk en uit en z ei de n: "Op dit ogenblik is Magone al met Domeni-
co Savio in de hemel." - Er werden veel rozenkransen gebeden. Ook droeg
men de requiemmis op en werd er veel gebiecht en gecommuniceerd. Ieder-
een trachtte een of ander voorwerp vast te krijgen dat hem toebehoord
had, zoals schriften en vellen papier, om die als relikwie te bewaren.
Om ook een uiterlijk teken te geven van de grote genegenheid die allen
de gestorven vriend toedragen, werd hij op een bescheiden maar toch
plechtige wijze begraven.
Met brandende kaarsen, met instrumentale en vocale muziek ver-
gezelden zij het stoffelijke overschot naar het graf. Daar baden zij
voor zijn eeuwige rust en brachten hem een laatste vaarwel in de blij-
de hoop eens bij hem te mogen zijn in het betere leven. Hij werd be-
graven op het terrein dat aan de noordzijde ligt, rij 70, graf nr. 22,
zoals verklaard werd door de vice-kapelaan, Don Fissore.
Daarmee was het eerbetoon echter nog niet ten einde, want in het
Oratorio werd er op de dertigste dag na zijn dood een plechtige heilige
mis opgedragen. Don Zattini, een beroemde predikant, hield in patheti-
sche en zuivere bewoordingen de lofrede over de jonge Michiel. Don Bos-
co, die wilde voorkomen dat de begrafenis van Magone aanleiding zou
worden voor de vestiging van een vast gebruik dat niet paste voor een
huis van armen, kwam met de pastoor overeen dat de begrafenis van de
overledenen uit het Oratorio als een werk van barmhartigheid zou ge-
schieden, dat wil zeggen more pauperum. De toestemming van de pas-
t o o r w e r d i n d e z e t e r m e n o p schrift gesteld:
"
1. Bepaald wordt dat het overbrengen van het lijk zal
" geschieden vanaf de loodskapel, via de weg naar Sint-Petrus'banden,

10.7 Page 97

▲back to top
- VI/97 -
" en wel door vier man, te midden van priesters en seminaristen,
" gekleed in koorhemd en gevolgd door kaarsen.
"
2. Het is toegestaan het tot daar luid biddend te vergezel-
" len, doch zonder te zingen.
"
3. Daar aangekomen vertrekken de seminaristen direct. De
" leken met toortsen en kaarsen blijven er. Zij volgen de baar tot
" aan de kerk en tenslotte brengen ze hun kaars naar het huis terug.
"
4. De kist wordt zoveel mogelijk gedragen.
"
5. Hier in de parochiekerk wordt de mis gezongen terwijl
" het lijk zich in de kerk bevindt.
Enige tijd later verkreeg men toestemming om iedere begrafenis-
plechtigheid in het Oratorio te houden en het stoffelijke overschot
rechtstreeks naar het kerkhof te brengen, echter zonder begeleiding van
de geestelijkheid.
Na de dagen van rouw kwam er een feestdag. Op 30 januari werd
in het Oratorio van Valdocco de feestdag van de heilige Franciscus van
Sales gevierd. De leider van het feest was de heer Giovenale Delponte,
aan wie een mooi sonnet ter ere van de patroonheilige werd opgedragen
en gedrukt. Een uitnodiging heeft de herinnering en de agenda van die
pl ec ht i g he id voor ons bewaard.(1)
Het lijkt misschien overbodig dat wij van zoveel programma's van
onze veelvuldige godsdienstige feestelijkheden, enkel dit afdrukken.
Doch er is een belangrijke reden voor. Onze geliefde heilige gaf uit-
drukkelijk zijn naam aan de Salesiaanse Congregatie die dat jaar voor
de eerste keer als zodanig bijeenkwam. Die naam zalwanneer het God en
Zijn allerheiligste Moeder behaagt, eeuw na eeuw blijven weerklinken
als ons kenteken en programma.
Terwijl deze gebeurtenissen zich afspeelden, dacht Costanzo Be-
rardi, na de dood van Magone, niet meer aan de voorspelling die hem zelf
betrof. Toch hadden veel jongens van het Oratorio er een voorgevoel van
dat een ander binnenkort zou moeten sterven. En op 25 januari 's avonds
ko nd ig de Don Bosco opeens aan dat het niet Magone was die hij had willen aandui-
(1)
UITNODIGING
Zondag 30 januari, wordt het feest van de H. Franciscus van Sales, patroonheilige
van het Oratorio gevierd. De regerende Paus Pius IX verleent een volle aflaat aan
allen die op die dag te biechten en te communie gaan alsook dit Oratorio bezoeken en
bidden voor de noden van de H. Kerk. Gegeven te Rome op 28 september 1850.
Agenda
Gedurende de voormiddag een groot aantal missen en veelvuldig gebruik van de heilige sacra-
menten.
8.00 u.
Algemene h. communie
9.00 u.
Recreatie
10.00 u.
Plechtige mis, gezongen door de jongens van het Oratorio
Namiddag
13.00 u.
Verscheidene spelen
14u.30
Plechtig lof, lofrede, zegen met Allerheiligste
16.00 u.
17u.30
18.00 u.
Verloting van verschillende voorwerpen
Uitreiking der prijzen aan 14 jongens van het beste gedrag
Bijzondere ontspanning

10.8 Page 98

▲back to top
- VI/98 -
den als degene die binnenkort naar de eeuwigheid zou gaan. Allen moesten
zich daarom klaar houden, opdat degene die zou sterven niet door de
dood verrast zou worden. En hij voegde eraan toe: "Dit zal binnen een
maand gebeuren. Zal ik het zijn, zal het een van u zijn? Laten we ons voorbe-
reiden."
Toen herhaalde Be rardi, met klem z ijn eerste opmerking: "Dus ben
ik het die me gereed moet houden!" - En terwijl hij naar Don Bosco toe-
ging, vroeg hij: "Ben ik het die sterven moet?" - Don Bosco gaf hem geen
antwoord. Hij was gezond, nam deel aan het spel en vervulde zijn plich-
ten als iedere andere jongen.
Men had nog nooit zo een bloeiende gezondheid bij de jongens
waargenomen als juist in die dagen. En op het einde van januari, toen
men zag dat er g e e n en ke le z ie k w as , ze i me er d an ee n: "D ez e ke er
heeft Don Bosco zich vergist. Er zal deze maand niemand sterven." - De
verwachting was dan ook groot.
De zevende februari was Costanzo Berardi na het middagmaal in de
recreatie en vervolgens ging hij met de anderen naar de klas. De jonge
Garino, die eveneens in angstige afwachting verkeerde om het woord van
Don Bosco, vertelde ons het volgende:
"Naast mij in de klas - het was het lokaal op de eerste verdie-
ping - zat aan mijn rechterkant een kameraad die groter was dan ik en
die Berardi heette. We zouden proefwerk krijgen, een thema dat vertaald
moest worden. Elk van ons was vlijtig met zijn werk bezig toen, onge-
veer halfweg, genoemde Berardi zich naar mij omkeerde en tegen me zei:
"Ki jk e en s ev en wa t ik h ie r he b" - e n me t de v in ge r we es h i j na ar z ij n
bo ve nl ip w aa ro p een puistje begon te verschijnen. - "Denk je dat het
iets gevaarlijks zou kunnen zijn"? vervolgde hij. "Don Bosco heeft ge-
zegd dat er iemand binnen de maand zou sterven. Na Magone is er nog nie-
mand gestorven. Als ik de bedoelde eens zou zijn?" En terwijl hij dit
bijna huilend zei, wreef hij te hard over het puistje zodat het begon te
bloeden."
Na de klas nam hij nog deel aan de recreatie van 4 u. Daarna
ging hij naar de studiezaal. Bij de jonge Paolo Albera ging hij klagen
dat de puist op zijn lip groter werd en hem erg veel pijn deed. 's
Nachts werd hij door koorts overvallen. 's Morgens stond hij niet op en
daarom bracht Pietro Enria hem wat bouillon. Deze was van oordeel dat
het puistje niets te betekenen had. Don Bosco echter liet in allerijl de
dokter waarschuwen. Toen deze vastgesteld had dat het om een bloedzweer
aan de mond ging, liet hij hem snel overbrengen naar het Mauritiushospi-
taal. Ondanks alle zorg stierf Berardi de volgende dag, geheel misvormd,
op 9 februari. Het was juist op het eind van de maand sinds de dood van
Magone en ook voor carnaval, volgens de aankondiging die Don Bosco op de
laatste dag van het jaar 1858 gegeven had.
Don Michele Rua was een der tweehonderd getuigen van de vervulling
van deze voorspelling.

10.9 Page 99

▲back to top
- VI/99 -
In die dagen werd Don Bosco nog in een derde smartelijke ge-
beurtenis betrokken. Verscheidene keren was hij in Carignano geweest,
eveneens met een aantal van zijn jongens van het zangkoor. De pastoor,
Don Giuseppe Capriolo, de geestelijkheid en vele burgers droegen hem
een grote genegenheid toe. Een even grote achting genoot hij in het
gezin van senator graaf Mola di Larissé. Deze had nog steeds spijt
dat Don Bosco niet het ambt van huisleraar voor zijn kinderen had
kunnen aannemen, daar Don Cafasso hem bestemd had voor het Ospedalet-
to van markiezin di Barolo.(1) Maar het was vooral de vriendschap met
Don Chiatellino die hem naar deze stad trok. Daar nu de eerbiedwaardige
oude vader van deze heilige priester gestorven was, hadden de zoon en
de andere vrienden zich tot Don Bosco gewend om een opschrift te ontwer-
pen voor de grafsteen. Don Bosco stemde erin toe en schreef een tekst.
CHIATELLINO DOMENICO - Toonbeeld van christelijk leven - Zeldzaam voor-
beeld voor huisvaders - Warm bevorderaar van de gewijde muziek - IJve-
raar voor de luister der kerkelijke plechtigheden - Groot weldoener
van de armen - Hoewel matig bemiddeld - Overtuigd katholiek - Rotsvast
in zijn liefde voor de Paus - Bemind door allen die hem kenden - Be-
zorgd voor verwanten en vrienden - In de hoge ouderdom van 80 jaar -
Stierf op 23 januari 1859 - Bidden wij dat zijn ziel - Rust zal vin-
d e n i n h e t eeuwige geluk - Volgen wij zijn voorbeeld.
(1) Hooggeachte Heer Graaf,
Ik zou gaarne de woorden willen vinden om U duidelijk te maken hoezeer het mij spijt
dat ik mijn beste Luigi vooral in deze dagen niet kan bijstaan, nu de dagen van zijn examen
steeds dichterbij komen. Ik verzeker U dat deze gedachte mijn kwaal steeds erger maakt,
hoewel ik op het ogenblik zodanig uitgeput ben dat ik er veel van mijn fysieke en geestelijke
krachten door inboet…
Indien U het goedvindt, kan ik U een priester zenden, een vriend en streekgenoot van
mij (zijn naam is Don Bosco), iemand die niets ontbeert van de eisen die men aan een voor-
treffelijke priester mag stellen. Deugd, geleerdheid en eenvoud van levensgewoonten maken hem
bemind bij allen die hem kennen.
Dat is dan het beeld van degene die ik zo vrij ben U voor te stellen als mijn plaats-
vervanger. Ik hoef hem verder niet aan te bevelen, daar zijn verdiensten als de beste aanbeveling
gelden.
Zodra U hierover met mevrouw de Gravin gesproken zult hebben, hoop ik gaarne bericht
van U te ontvangen betreffende uw plannen. Wees tenslotte zo goed mijn levendigste en op-
rechtste groeten te aanvaarden, ook voor heel uw achtenswaardig gezin. Ik eindig, daar mijn
arme hoofd verscheurd wordt van de pijn, telkens, ook bij de geringste bezigheid, is het om
gek te worden. Ik heb de eer te verblijven,
Uw zeer toegewijde en nederige dienaar,
Ten mijnen huizen, 29 juli 1844
ALLAMANO ILLUMINATO
A Monsieur
Monsieur Le Comte Sénateur Mola deLarissé Turin

10.10 Page 100

▲back to top
- VI/100 -
HOOFDSTUK
XI
PIEMONT IS VOORBEREID OP DE OORLOG TEGEN OOSTENRIJK - DOOR EEN
VERGEETACHTIGHEID ZIJN TWEE SEMINARISTEN VAN HET
ORATORIO NIET OPGENOMEN ONDER DEGENEN DIE VRIJGESTELD ZIJN
VAN MILITAIRE DIENST - EEN UITKOMST BRENGEND ADVIES AAN
DON BOSCO VAN DE MINISTER VAN CULTUUR - HET RECHT VAN
VRIJSTELLING WORDT AAN DE TWEE SE MINAR ISTE N VE RL EEND
- EEN RONSELAAR VOOR VRIJWILLIGERS IN HET ORATORIO.
In de laatste maanden van het jaar 1858 en de eerste van 1859 had-
den er gebeurtenissen plaats die het lot van de Italianen zouden wijzi-
gen en tegelijkertijd Don Bosco de gelegenheid zouden geven zijn voor-
zichtigheid en naastenliefde te tonen. Hardnekkige geruchten deden de
ronde over een aanstaande oorlog die lange tijd voorbereid was.
De regering van Piëmont had het leger gevechtsklaar gemaakt, de
schatkist was goed verzorgd, machtige bondgenoten werden gezocht en
spoorwegen en nieuwe wegen tussen de provincies werden aangelegd, om an-
dermaal te proberen de Oostenrijkers uit Venetiaans Lombardije te ver-
drijven. Toen de Oostenrijkse fiscus de goederen van de Lombardijnen die
in ballingschap vertoefden in beslag genomen had, en medeplichtigen van
de bloedige schermutseling te Milaan in februari 1853 had aangehouden,
had de subalpijnse regering een dringend beroep gedaan op de Europese
mogendheden. Het parlement plaatste een post op de begroting om de bal-
lingen de geleden schade te vergoeden. Dit had geleid tot de terugtrek-
king van de Piëmontese en Oostenrijkse ambassadeurs.
Daarna had graaf di Cavour in het congres dat te Parijs in febru-
ari 1856 de vredesvoorwaarden met Rusland vaststelde, ernstige beschul-
digingen geuit aan het adres van de regering van Napels. Hij stelde voor
de provincies van de kerkelijke staat, te weten de provincies Bologna, Ravenna
en Ferrara administratief van Rome te scheiden en een einde te maken aan
de Oostenrijkse bezetting in Italië. In het oog van de sekten rustte er
op Oostenrijk een zware schuld. Het was steeds te hulp gesneld om de
wereldlijke macht van de paus te verdedigen, telkens als het die bedreigd zag.
Het congres had echter niets besloten, maar Cavour moest stellig belofte

11 Pages 101-110

▲back to top

11.1 Page 101

▲back to top
- VI/101 -
van hulp gekregen hebben van Frankrijk en Engeland. De sektariers begon-
nen hier en daar in de Italiaanse provincies weer tot opstand aan te
sporen en een revolutie te ontketenen. Verscheidene regeringen hadden
uit goedmoedigheid in tal van staatsdiensten, zelfs de meest kwetsbare
en belangrijke, weer liberalen in dienst genomen, al was het bewezen dat zij
tegen die regeringen hadden samengezworen. Zodoende bewerkten zij hun
eigen ondergang. De soldaat Agesilao Milano probeerde Ferdinando II met
een bajonet te vermoorden en verscheidene bewapende troepen waren ont-
scheept op de Napolitaanse kust, maar dat bekwam hun slecht.
De bomaanslag van Orsini op Napoleon III dwong deze laatste ten
slotte gehoor te geven aan de bevelen van de leiders van de sekten. In
de zomer van 1858 werd Camillo Cavour door hem uitgenodigd naar de baden
van Plombières. Daar werd mondeling tot de eenmaking van Italië besloten
onder de monarchie van Savooie. De H. Stoel zou uitgeplunderd en inge-
perkt worden tot een klein staatje buiten Rome. Nice en Savooie zouden
bij Frankrijk ingelijfd worden ter vergoeding van de hulp die de legers
van de Keizer aan de Piëmontezen geleverd hadden.
Al die beschikkingen werden geheimgehouden, totdat Napoleon III
in zijn toespraak tot de diplomaten die hem op nieuwjaarsdag 1859 kwamen
gelukwensen, op deze wijze sprak tot de ambassadeur van Oostenrijk:
"Het spijt mij dat onze betrekkingen met uw regering niet meer zo goed
zijn als in het verleden!" - Allen begrepen toen dat de oorlog nabij
was.
Koning Vittorio Emanuele was de echo van Napoleon. Toen hij op 10
ja nu ar i het Parlem ent opende, z ei h ij: "D e ho ri zo n i s bij h et a an br e-
ke n van dit nieuwe jaar niet volkomen helder... en we zijn niet ongevoelig voor
de kreten van smart, die uit zoveel delen van Italië tot ons opklinken!..."
Op 18 januari tekenden Cavour en Lamarmora uit naam van de Ko-
ning, prins Napoleon en generaal Niël uit naam van de keizer, te Turijn
het defensieve verbond tussen Frankrijk en Piëmont. Op 17 februari be-
sloten de Kamers tot de uitschrijving van een staatslening van vijftig
miljoen voor de nationale verdediging, terwijl de nieuwe rekruten onder
de wapens geroepen werden.
De seminaristen Cagliero en Francesia, die van de lichting 1858
waren, zouden daar ook bij geweest zijn als Don Bosco niet een middel
gevonden had om hen daarvan te vrijwaren.
De wet van 1854 kende aan de bisschoppelijke curies het recht
toe, ieder jaar aan de regering een lijst voor te leggen van de semina-
risten die zouden vrijgesteld worden van de militaire dienst: dat wil
zeggen, één op de twintigduizend diocesanen. De seminarist Cagliero had
zich tot de curie van Turijn gewend om haar aandacht erop te vestigen
dat hij en Francesia niet zouden uitgesloten worden van deze vrijstel-
ling. De rector van het seminarie, kanunnik Vogliotti, had hem verzekerd dat

11.2 Page 102

▲back to top
- VI/102 -
ze beiden zouden genoteerd worden. Door tal van zaken in beslag genomen
dacht Cagliero er niet aan de curie nog eens schriftelijk aan de toezeg-
ging te herinneren. Intussen had een ambtenaar van de curie de volledige
lijst opgemaakt met weglating van de namen van Cagliero en Francesia.
Zij hadden uit onervarenheid in 1855 niet de vrijbrief aangevraagd waar-
op ze door hun inkleding recht hadden. Daardoor waren ze niet inge-
sc hr ev e n o p d e lijst van de diocesane geestelijken. Vandaar die weglating.
En plots kwam er een maand later in het Oratorio een bevel van
het militaire gezag voor Cagliero en Francesia om binnen tien dagen te
vertrekken en zich te melden in de hun aangewezen kazerne. Don Bosco,
die dat bericht ontvangen had, overhandigde het aan de beide seminaris-
ten. Cagliero was er verbaasd over en kon er geen verklaring voor vin-
den. Hij begaf zich onmiddellijk naar de curie om te horen hoe de vork
aan de steel zat. Maar daar kreeg hij een uitbrander omdat hij nagelaten
had de vrijbrief aan te vragen toen hij gekleed werd.
"U bent veel te laat gekomen"! zei de ambtenaar van de curie te-
gen hem.
"Maar waarom?"
"De lijst van degenen voor wie aan de regering vrijstelling ge-
vraagd wordt, werd al op het ministerie ingediend."
"Maar kunt u dan niet een aanvullende lijst sturen?"
"Het aantal is volledig."
"Maar als u ons nu het genoegen w il de doen, om na te gaan of in
andere diocesen, bijvoorbeeld in Alba, Susa of Asti, het aantal van de
vrijgestelden nog niet bereikt is, en U ons daar liet inschrijven?"
"Daarvoor is er geen tijd meer."
"Dus moeten we de oorlog in?"
"Het spijt ons, maar we weten niet wat we kunnen doen."
"Luister", besloot Cagliero, "u wist dat wij seminaristen waren.
Onze leeftijd bleek uit ons geboortebewijs en doopbriefjes die in uw
bezit zijn. Wij hebben met uw toestemming het geestelijke kleed aan-
vaard; wij hebben ons met goed resultaat onderworpen aan de examens
- nadat we vijf jaar lang uw scholen bezocht hebben. Wanneer we niet
slim genoeg geweest zijn om ons verzoek een tweede maal in te dienen,
dan komt dat doordat we dachten dat dat niet nodig was, te meer daar we
rustig vertrouwden op het antwoord van kanunnik Vogliotti. Maar het is
vreemd dat deze heren ons thans vergeten, terwijl onze namen met die van
de andere seminaristen toch vermeld staan in het schoolregister van het
seminarie. Maar het is niets, we zullen ons tot Don Bosco wenden. Hij zal het
wel opknappen."

11.3 Page 103

▲back to top
- VI/103 -
"Als u Don Bosco hebt, dan hebt u ons niet meer nodig", zei de curieamb-
tenaar, "en we zullen zien hoe jullie het klaarspelen."
Al had de ene partij gelijk, de andere had feitelijk geen onge-
lijk. Maar de goddelijke goedheid beschikte het zo, opdat men zou zien
hoe Hij zowel in grote als in kleine moeilijkheden Don Bosco steeds met
zijn hulp ter zijde stond.
Toen de seminarist Cagliero in het Oratorio teruggekeerd was,
vertelde hij alles aan Don Bosco en zei: "Als het nodig is de oorlog in
te trekken, zal ik gaan: Vittorio heeft dan een soldaat meer. Het kost
me de kop of ik keer terug als officier, maar ik wil niet dat u zich het hoofd
breekt over mij."
"Dat wil ik nu juist wel", antwoordde Don Bosco.
En daarna gaf hij de seminarist Francesia de raad een bezoek te
brengen aan kanunnik Vogliotti om te weten wat nu precies gedaan moest
worden. Maar de kanunnik gaf hem op erg hoffelijke wijze de verzekering
dat de curie niets meer kon doen, omdat de aangelegenheid tot in alle
details al met de regering geregeld was. Op die dag was juist de uiter-
ste termijn verlopen voor de inlevering van de lijsten. De twee uit
het Oratorio moesten maar proberen zich zo goed als ze konden te redden.
Toen de seminarist Francesia in het Oratorio terugkeerde, stond
Don Bosco juist op het punt uit te gaan. "En"? vroeg hij.
"Niets"! antwoordde Francesia.
"Dan ga ik naar het ministerie van oorlog."
Maar eerst wendde hij zich in gebed tot God. Hij had daar vroe-
ger de invloed van ondervonden als hij met machthebbers moest onderhan-
delen. Zijn hele leven lang bleef hij in dergelijke omstandigheden
o p d i e m a n i e r t e werk gaan.
"Door dat middel", zei hij tot ons, "kan men alles verkrijgen
wat men wenst, zelfs wanneer men het vraagt aan degenen die noch gene-
genheid, noch achting voor ons voelen."
Inderdaad als Nehemia vertelt hoe hij een vraag van groot be-
lang uiteenzet voor Artachsasta, drukt hij zich als volgt uit: "Ik bad
tot de God van de hemel en antwoordde de koning... En ook hierin stemde
de koning toe, want de hand van Jahwe rustte zegenend op mij."(1)
Generaal-majoor van de artillerie Valfrè di Bonzo Ridder Leopoldo,
(1) Neh. 2, 4-8.

11.4 Page 104

▲back to top
- VI/104 -
een der hoogste ambtenaren van het ministerie van oorlog, ontving Don
Bosco met alle hoffelijkheid. De dienaar Gods legde hem zijn zaak voor,
vroeg hem of er een middel bestond om zijn seminaristen uit die situa-
tie te redden of om op zijn minst te beletten dat zij Turijn zouden verlaten.
"Al s we i n vr ed esti jd wa re n", a nt wo or dd e de g en e ra al w el wi l-
le nd , "zou ik uw seminaristen met een enkele pennenstreek van de lijst
schrappen, maar nu de oorlog voor de deur staat kan ik dat niet doen.
Ik geef u echter de verzekering dat uw seminaristen niet in het vuur
zullen gezonden worden. Ik zal hen bestemmen als schrijvers op een of
ander kantoor van het arsenaal in Turijn, dat ingedeeld is bij de ge-
nerale staf. Niettemin lijkt het me wenselijk dat u ook een bezoek
brengt aan de minister van kerkelijke zaken, gratieverlening en justi-
tie, die u beter dan ik een raad kan geven."
Don Bosco begaf zich toen naar het ministerie van gratieverlening en
justitie. Minister van justitie was de advocaat, senator, graaf Giovan-
ni. De Foresta, van wie de bisschoppen en de paus dikwijls te klagen
ha dd en . Don Bosco vroeg een audiëntie aan en verkreeg die vrijwel onmiddellijk.
De minister ontving hem heel vriendelijk. Het deed hem genoegen persoon-
lijk kennis met hem te kunnen maken. Hij had bewondering en waardering
voor het goede dat hij deed door zoveel arme jongens op te voeden en hij
besloot: "Waarmee kan ik u van dienst zijn?"
Don Bosco, die een heel andere ontvangst verwacht had, haalde
bi j die w oo rd en ver licht adem e n ze i: "Excellentie, ik bevind me in
een heel ernstige verwikkeling en ik heb dringend uw hulp nodig. Ik heb
twee seminaristen die ik opgeleid heb om bij mijn werk te helpen, en
sinds zes of zeven jaar werken ze met me samen. Nu zijn ze door de cu-
rie niet op de lijst geplaatst van degenen die recht hebben op vrij-
stelling van militaire dienst en die lijst is al bij het ministerie in-
gediend. Als mijn seminaristen de oorlog in moeten, blijf ik zonder
hun hulp achter met de zorg voor zoveel honderden jongens. Er wordt
me gezegd dat het heel moeilijk is een middel te vinden om hen vrij te
krijgen, maar ik verzoek uwe excellentie mij dringend in deze moeilijke om-
standigheden te helpen."
"Het zal me een genoegen zijn ze voor u vrij te krijgen... We
zullen zien wat er gedaan kan worden." Hij trok aan de koord van de bel en er
verscheen een bode, die hij opdroeg: "Vraag graaf Michele di Castella-
monte of hij even bij mij wil komen." - Hij kwam en antwoordde dat de
lijsten van de curies al waren binnengekomen en dat die van Turijn volledig
waren.
De minister dacht even na en keerde zich toen tot Don Bosco: "Ze
hebben u gezegd dat uw seminaristen niet van militaire dienst kunnen
vrijgesteld worden. Maar een dergelijke vrijstelling lijkt me een van de
eenvoudigste zaken ter wereld, zonder dat we daarom de wet geweld hoeven
aan te doen. Volg mijn raad op. Tracht de curie ertoe te bewegen een
onderzoek in te stellen en van de lijst diegenen te schrappen die vrij-
gesteld zijn op andere gronden dan het feit dat ze seminarist zijn: wegens fami-

11.5 Page 105

▲back to top
- VI/105 -
lieomstandigheden, bijvoorbeeld, of om gezondheidsredenen of lichaams-
gebreken. U zult zien dat er dan plaats is voor uw beschermelingen."
Don Bosco haastte zich tot dat doel naar de curie. Maar de kan-
selier liet zich verontschuldigen omdat hij andere dringende werkzaam-
heden onder handen had. Hij had dus niet de gelegenheid aan de fami-
lies van de opgegeven seminaristen te schrijven. Toen stelde Don Bos-
co voor dat zelf te doen. De kanselier gaf hem de lijst en Don Bosco
kon met het schrijven van eenentwintig brieven beginnen, want zo groot
was het aantal opgegeven seminaristen. Hij kon achterhalen dat er twee
waren vrijgesteld mede vanwege het feit dat ze enige zonen van weduwen
waren. Don Bosco begaf zich toen andermaal naar minister De Foresta en
deze nam de nodige maatregelen om Cagliero en Francesia in de plaats
te stellen van de twee geschrapten. Drie dagen was onze goede priester
druk in de weer geweest voor deze zaak. Immers onder de seminaristen die
hij in het Oratorio had, waren Cagliero en Francesia degenen op wie hij
het meest kon rekenen. Cagliero had in die dagen vanaf het balkon de
duizenden rekruten gezien die naar het slagveld vertrokken. Toen hij
naar de curie ging voor het verkrijgen van bepaalde visa en enkele nood-
zakelijke documenten, zei hij tot curieambtenaar: "Ik be n erg blij, om -
dat ik op die manier alles alleen aan Don Bosco te danken heb." Cag-
liero voelde de weigeringen en vernederingen waaraan Don Bosco zich
moest onderwerpen ook scherp aan. Maar, als hij hem wellicht daarom in
een slecht humeur zag, zei hij hem glimlachend en met een grapje om
hem op te beuren: "Gulzigaard! Moet jij het dan altijd prettig heb be n?
Me n mo et zich bij het werk me t te ge nkant in ge n ve rtrou wd m ak en; dat
staalt!"
Intussen werden er geheime agenten naar de staten van Italië ge-
stuurd om jonge vrijwilligers aan te sporen zich naar Piëmont te bege-
ven en zich voor het leger te laten inschrijven. Het waren er verschei-
dene duizenden, voor het merendeel Lombardijnen, die naar Cuneo gezon-
den werden, waar een militaire divisie samengesteld werd. Deze divi-
sie stond onder bevel van generaal Garibaldi. Andere ronselaars trok-
ken rond onder de jeugd van Piëmont die nog niet aan de dienstplicht
onderworpen was. Zij lokten jongemannen met de hoop op het gemakkelijk
bereiken van militaire rang en eer en roem. Daardoor haalde Don Bosco
zich in die troebele dagen een groot risico op de hals.
Er was een vlotte jongeman naar het Oratorio gekomen, die een
prettige indruk maakte en beweerde dat hij enkelen van zijn dorpsgeno-
ten kwam opzoeken. Hij maakte zich aan hem bekend als commissaris van
de werving van militairen en stiekem kon hij een hele tijd spreken met
een bepaald aantal jongens om ze uit te nodigen zich te laten inschrij-
ven als vrijwilliger voor het leger. Enkelen hadden al hun toestemming
gegeven, toen Don Bosco de zaak ter ore kwam. Met zijn gewone kalm-
te dacht hij eerst na over wat hem te doen stond. Om het gevaar voor
zi ch ze lf en voor de jongens te vermijden, deed hij het volgende.
Hij liet die commissaris bij zich op zijn kamer komen. Toen deze bemerk-

11.6 Page 106

▲back to top
- VI/106 -
te dat Don Bosco van alles op de hoogte was, stelde hij zich op een heel
vrijmoedige manier voor. Hij sprak over de liefde tot het vaderland, over
de oorlog, over de noodzaak om veel vastberaden en moedige jongens onder
de wapens te roepen. Hij verzekerde dat er in het Oratorio veel derge-
lijke bekwame jongens waren die ook wel bereid waren mee te gaan. Hij
had er al vijf genoteerd. Hij zei rechtuit dat hij wist hoeveel vader-
landsliefde er in het hart van Don Bosco leefde; en hij draafde maar
door, argumenten en leuzen zonder einde. Don Bosco liet hem een half uur
praten om goed op de hoogte te zijn van alles. Aan het einde van zijn
relaas kwam de commissaris met het voorstel: "Ik wil niemand dwingen,
maar als Don Bosco het goed vindt, zal ik in het openbaar tot al de ver-
zamelde jongens spreken om het gemakkelijk te maken voor degenen die tot
het leger wensen toe te treden."
Op dat ogenblik onderbrak Don Bosco hem met de woorden: "Ik houd
waarachtig van mijn vaderland en ben niet van plan mij te verzetten te-
gen datgene wat tot de bloei ervan kan bijdragen. Maar voor de jongens
hier bestaat er een kleine moeilijkheid. Ik ben niet de baas over hen,
maar slechts hun opvoeder. Zij hebben hun ouders of hun voogd. Die heb-
ben mij de jongens toevertrouwd en ik moet ze hun ook weer teruggeven.
De zaak kan echter heel goed geregeld worden. Ik laat de jongens die
zich hebben opgegeven en over wie u me spreekt, naar hun eigen ouders
teruggaan. Van thuis uit kunnen zij zich dan met u in verbinding stel-
len en de oorlog ingaan, als hun ouders dat goedvinden."
"Zo moet u niet spreken, Don Bosco. Het is duidelijk dat hun va-
ders en moeders zich zullen verzetten of moeilijkheden zullen maken. Ik
heb de namen van vijf van uw leerlingen al opgegeven voor de rekruten-
lijst en hun stamboeknummers zijn al vastgesteld. Nu hoef ik alleen nog
maar een keer met hen te praten en elk zijn eigen nummer meedelen, en de
zaak is klaar."
"Des te beter. Dat doen we zo: u ge eft mij uw naam e n voornaam,
en het adres waar u hier in Turijn uw intrek neemt. Ik stuur de jongens
onmiddellijk naar huis terug, en schrijf aan de ouders dat ze zich
rechtstreeks met u in verbinding stellen. Van dat ogenblik kunt u vrij
handelen, want de taak die u verplicht u hier in huis op te houden, vervalt
dan."
"Maar kan ik zelfs niet nog een keer met die jongens praten?"
"Dat is niet nodig. Ik ga de jongens nu bevel geven zich in de
klassen en de werkplaatsen terug te trekken. Zodra ze binnen zijn, kunt
u vertrekken."
"Maar weet u dat uw jongens vrienden van Garibaldi zijn en zou-
den willen..."
"Ik ben ook een vriend van Garibaldi en bid de Heer dat hij in
zijn stervensuur vrede en genade mag vinden."

11.7 Page 107

▲back to top
- VI/107 -
Intussen trokken de jongens zich van de speelplaats terug. Don
Bosco vergezelde de indringer tot bij de portierskamer, groette hem
vriendelijk, en gaf de portier vervolgens opdracht hem niet meer tot het
huis toe te laten of met wie ook te spreken.
Daar in het Oratorio echter enige verwarring was verwekt en er
gesproken werd over vaderlandsliefde, oorlog en vrijwillig dienst nemen,
ontbood Don Bosco de jongens die ter sprake gekomen waren, bij zich.
Hi j ma a k te h u n g e e n v e rw ij t , m aa r sp ra k r u st ig t o t h en : "He t i s n ie t
meer jullie verlangen in het Oratorio te blijven, daar jullie dienst
willen nemen onder de vrijwilligers. Daar je ouders jullie aan mij heb-
ben toevertrouwd, kunnen jullie thans beter naar huis gaan. Ik maak geen
bezwaar tegen jullie besluit. Ga maar en leg hun jullie verlangen uit.
Doe dan wat zij je aanraden." - Hij drong er bij hen op aan zo gauw
mogelijk te vertrekken.
"Maar dan worden we dus van het Oratorio weggejaagd"? riepen de
jongens uit.
"Ik jaag jullie niet weg", antwoordde Don Bosco. "Ga gewoonweg
naar huis om met je ouders te overleggen en als jullie daarna verlangen
terug te komen, schrijf me dat dan en ik zal zien wat er kan gedaan wor-
den. Bedenk echter goed dat jullie alvorens terug te komen een nieuwe
brief van toelating moeten hebben, want om weer in het huis te worden
opgenomen is een nieuwe formele tot toelating nodig."
De jongens moesten vertrekken.
Indien Don Bosco die commissaris van de vrijwilligerswerving niet
vriendelijk bejegend had, of hem niet uiteengezet had, waarom de ouders in dit
geval geraadpleegd moesten worden, dan hadden er heel wat moeilijkheden
k u n n e n o n ts t a an . V a n a f d i e d a g z o u d e n e r v o l k s o pl o o p j e s v o o r d e poort
van het Oratorio hebben kunnen plaatsvinden.
De andere leerlingen spraken nergens meer over en de hele verwar-
ring verdween.

11.8 Page 108

▲back to top
- VI/108 -
HOOFDSTUK
XII
KATHOLIEKE LECTUUR: HET LEVEN VAN DOMENICO SAVIO - HOE
DON BOSCO HET VEELVULDIG COMMUNICEREN REGELT - DE
L E E R L I N G E N V A N H E T ORATORIO, ONBEVOOROORDEELDE GETUIGEN VAN
DE HANDELINGEN VAN DON B O S C O - Z I J N G E D E N K W A A R D I G E
WEERLEGGING VAN TEGENSPRAKEN GEUIT TEGEN DE BIOGRAFIE
VAN DOMENICO SAVIO - HET LEVEN VAN DE HEILIGE PAUS
URBANUS I - DE VICARIS-GENERAAL VAN TURIJN BEVEELT IN
EEN BRIEF AAN DE PASTOORS DE KATHOLIEKE LECTUUR AAN -
BRIEF AAN DON BOSCO VAN DE KARDINAAL-AARTSBISSCHOP VAN
BOLOGNA - EEN UITLEG VAN HET EVANGELIE GEPREEKT
DOOR DON BOSCO.
Terwijl heel het Oratorio in het begin van het jaar 1859 diep be-
wogen was door de stichtende dood van Michele Magone, bevatte het janu-
arinummer van de Katholieke Lectuur het Leven van Domenico Savio,
leerling van het Oratorio van de heilige Franciscus van Sales bezorgd
door Bosco Giovanni, pr. Als inleiding gaf hij het volgende voorbericht.
"
Beste jongens,
"
"
Jullie hebben me verscheidene malen gevraagd, beste jongens,
" iets over jullie kameraad Domenico Savio te schrijven. Ik heb
" gedaan wat ik kon om aan jullie verlangen te voldoen. Ziehier
" dan zijn leven, kort en eenvoudig, zoals jullie dat graag hebben.
"
Er waren twee moeilijkheden die de uitgave van dit werkje in
" de weg stonden. De eerste is de kritiek waaraan men blootstaat ams men
" schrijft over dingen waarvan nog een menigte getuigen leeft. Ik
" heb deze moeilijkheid menen te overwinnen door alleen die dingen
" te vertellen, die door jullie of door mij gezien zijn, en die ik
" bijna allemaal op schrift heb, door jullie eigenhandig getekend.
"
Een andere moeilijkheid was deze: verscheidene malen moest
" ik over mijzelf spreken, want deze jongen is toch drie jaar hier
" bij mij in huis geweest. Ook die moeilijkheid meen ik overwonnen
" te hebben door mij te houden aan de voorschriften van de ge-
" schiedschrijver, door alleen de feitelijke waarheid te verhalen,
" zonder acht te slaan op personen. Niettemin, wanneer jullie enkele feiten

11.9 Page 109

▲back to top
- VI/109 -
" lezen waar ik met enige voldoening over mezelf spreek, schrijf dat
" dan toe aan de grote genegenheid die ik onze gestorven vriend
" toedroeg en die ik aan jullie allen overdraag. Die genegenheid
" opent voor jullie het innerlijke van mijn hart, zoals een vader
" dat doet als hij tot zijn zonen spreekt.
"
Menigeen onder u zal vragen waarom ik het leven van Domenico
" Savio beschreven heb en niet dat van andere jongens, die toch
" ook onder ons geleefd hebben in grote deugdzaamheid. Want het is
" een feit beste jongens, dat de goddelijke Voorzienigheid ons ver-
" scheidene toonbeelden van deugdzaamheid heeft gezonden zoals:
" Gabriele Fascio, Luigi Rua, Camillo Gavio, Giovanni Massaglia en
" anderen. Hun gedrag viel echter niet zo op als dat van Savio.
" Trouwens, wanneer God mij de gezondheid en de genade verleent,
" ben ik wel van plan de daden van die kameraden ook wel te verza-
" melen om ze jullie ter lezing en ter navolging te geven.
"
Begin maar met dit leven te lezen en zeg in jullie hart de
" heilige Augustinus na: Si ille, cur non ego? Wanneer een kameraad
" van mijn eigen leeftijd, in dezelfde en wellicht grotere gevaren,
" niettemin de tijd en de middelen vindt, om zich een trouw volge-
" ling van Jezus Christus te tonen, waarom zou ik dan niet hetzelf-
" de kunnen doen? Denk er echter wel aan dat de ware godsdienst
" niet alleen uit woorden bestaat: men moet tot de werken komen.
" Da ar om , wanneer jullie iets tegenkomen dat jullie bewondering verdient,
" stel jullie dan niet tevreden met te zeggen; dat is mooi, dat
" bevalt me, maar zeg liever: ik wil mijn best doen om dat ook te
" doen.
"
God geve jullie en al de lezers van dit boekje gezondheid en
" genade om voordeel te putten uit die lectuur. En de allerheilig-
" ste Maagd, voor wie de jonge Savio een vurige devotie had, moge
" voor ons verkrijgen dat wij één van hart en één van ziel zijn in
" de liefde tot onze Schepper.
Het gaat er hier niet om de lof te zingen van een werkje dat op
veel exemplaren en in veel talen gedrukt werd. Alleen één ding willen
we niet stilzwijgend voorbijgaan. Don Bosco meende dat het veelvuldig
naderen tot de heilige communie moest geregeld worden in de geest van
Domenico Savio. We lezen dan ook in het dertiende (1) hoofdstuk:
"
De ervaring heeft hem geleerd dat de stevigste steun van
" de jeugd bestaat in het sacrament van de biecht en van de communie.
" Geef me een jongen die veelvuldig van deze sacramenten gebruik
" maakt. Hij zal tot in zijn hoge ouderdom een voorbeeldig leven
" leiden waaraan iedereen zich zal kunnen spiegelen. Dergelijk voor-
" beeld kan iedereen begrijpen. Voordat Savio in het Oratorio kwam wonen,
(1) Hier stond verkeerdelijk "veertiende hoofdstuk".

11.10 Page 110

▲back to top
- VI/110 -
" naderde hij één keer per maand tot deze sacramenten volgens het
" gebruik van de scholen. Daarna maakte hij er nog een veel groter
" gebruik van. Op zekere dag hoorde hij van de kansel deze regel
" aanbevelen: "Jongens, indien ge wilt volharden op de weg naar de
" hemel, neem dan drie dingen ter harte: ga dikwijls biechten,
" ontvang vaak de heilige communie, kies een biechtvader voor wie
" ge uw hart wilt openleggen, en verwissel niet van biechtvader
" zonder noodzaak." Domenico begreep het belang van die raadgevingen.
"
Hij begon met een vaste biechtvader te kiezen bij wie hij
" geregeld biechtte. Eerst wilde hij een generale biecht spreken,
" daarna biechtte hij alle veertien dagen, vervolgens iedere week.
" Communiceren deed hij met dezelfde regelmaat. De biechtvader die
" zag hoeveel geestelijk voordeel hij daaruit had, gaf hem de raad drie-
" maal per week te communiceren, en na een jaar stond hij hem de
" dagelijkse communie toe.
Deze biografie die het portret bevatte van de heilige jongeling,
getekend door Carlo Tomatis en gedrukt door de steendrukker Hummel, gaf
ons de bewijzen van een verkwikkende waarheid. Domenico Savio was voor
het Oratorio een hele gebeurtenis geweest. Want, zoals de schoonheid en
de aangename geur van een bloem van de goede bodem getuigt waaruit ze
sproot, en zoals de schoonheid en de sappigheid van een vrucht slechts
voortkomt van een goede boom, zo kan men ook zeggen dat de heiligheid
van Domenico Savio ongetwijfeld een bewijs was van de degelijkheid van
het Oratorio, dat voor hem de trap was die naar een zo hoge volmaaktheid.
Daarom ook dat de boze geest probeerde deze mooie bladzijden in
diskrediet te brengen.
Het boekje was verspreid onder de interne leerlingen die het met
veel belangstelling lazen. Maar de critici zouden ditmaal niet ontbre-
ken, te meer niet daar Don Bosco iedereen een redelijke vrijheid gaf om
zijn eigen opvattingen te uiten. Zijn jongens waren, hoe eerbiedig ook, open-
hartig en ongedwongen. Zo werden zij gevormd door de opvoeding die geen
vrees, huichelarij of ogendienst verdroeg. Dat is opmerkelijk omdat er
een grote waarheid uit blijkt. De jongens waren geen blinde lichtgelovi-
gen voor alles wat Don Bosco verklaarde, maar ze hielden van hem om de
realiteit van zijn deugden, die aandachtig werden gadegeslagen en er-
kend. Niemand trok het in die dagen in twijfel dat zijn voorspellingen
uitkwamen en het was voor allen duidelijk dat Don Bosco niet door men-
selijke kennis de toekomst kon kennen. Niettemin waren er tezelfdertijd
bedenkingen gerezen tegen de juistheid van enkele feiten die in het boek
van Don Bosco verhaald werden. Allen erkenden Savio als een jongen van
buitengewone deugdzaamheid, doch sommigen wilden in bepaalde handelin-
gen van hem niets bovennatuurlijks zien. Zij waren niet op de hoogte van
wat door de nederigheid en de voorzichtigheid tot dan toe verborgen ge-
houden was. Anderen voegden eraan toe dat Don Bosco bepaalde episodes
verzonnen had ter wille van het goede doel en om de christenen een
model van jeugdige volmaaktheid voor te houden. Daar meer dan een derde deel van

12 Pages 111-120

▲back to top

12.1 Page 111

▲back to top
- VI/111 -
de jongens na de dood van Savio in het hospitium hun intrede gedaan had-
den, liepen dezen het gevaar de twijfels van sommige oudere jongens over
te nemen. Onder degenen die oneerbiedig en met grotere vrijmoedigheid
over de biografie durfden spreken, was er vooral een seminarist. De jon-
gens stonden dus voor verscheidene meningen. Niettemin probeerden ook
velen zich verre te houden van die critici, door geen deel te nemen aan
hun discussies.
Op een gegeven ogenblik echter werd er een feit bekend dat de te-
genstanders van Don Bosco in het gelijk scheen te stellen. Hij had ver-
teld over de uitnodiging die tot Domenico Savio gericht was om te gaan
zwemmen en hij had de bijzonderheid weggelaten dat de jongen een keer
aan het verzoek van een kameraad had toegegeven. Welnu, deze jongen, die
een kameraad en streekgenoot van Savio was, een zekere Z... en die als
student in het Oratorio verbleef, ontkende met klem dat Savio geweigerd
had, maar dat hij integendeel met hem meegegaan was. De jongen leek
zich buitengewoon te beroemen op dat feit. Het werd toen een heel schan-
daal. Het gebouw van deugdzaamheid, hoe waarachtig ook, dat door Don
Bosco opgetrokken was, scheen in elkaar te storten. Als de valsheid van
één feit kon worden aangetoond, dan kon men ook de andere ontkennen.
Gedurende enkele dagen reageerde Don Bosco niet. Hij bracht niets tot
zijn verdediging uit, zelfs niet in een gesprek onder vier ogen, hoe-
wel hij volkomen van de praatjes op de hoogte was.
Eindelijk gebeurde het op een avond, na het avondgebed in de ref-
ter. Hij klom op een stoel, en zijn gezicht stond zo ernstig als men
slechts zelden zag. Hij moest de waarheid redden, en hij begon te spre-
ken zonder enige inleiding en met zijn gewone kalmte.
"Toen Savio stierf, heb ik zijn kameraden uitgenodigd om mij te
zeggen of zij in de drie jaar dat hij bij ons woonde, in zijn gedrag
enigerlei fout opgemerkt hadden die verbetering behoefde, of enigerlei
deugd die ontbroken zou hebben. Allen waren het er echter over eens dat
ze in hem nooit iets bespeurd hadden wat verbetering verdiende. Ze zou-
den niet weten welke deugd hij niet bezat. Van wat ik geschreven heb,
ben ikzelf getuige geweest, of ik wist het van personen uit het huis
die hier aanwezig zijn, of van anderen die evenwel geloofwaardig bleken."
In het begin van zijn toespraak probeerde de een of ander te
glimlachen, maar dat duurde niet lang toen hij al de ernstige gezichten
rondom zich zag. Don Bosco vervolgde: "Niettemin hebt u de laatste dagen
enkelen opmerkingen horen maken over bepaalde feiten uit het leven van
Domenico Savio, uw kameraad. Onder meer werd ik ervan beschuldigd een
leugen verteld te hebben. Men ontkende dat Savio zou geweigerd hebben te
gaan baden. Het is waar: hij ging baden!... Maar in het verhaal dient
men twee omstandigheden te onderscheiden. Hij werd tweemaal uitgeno-
digd. De eerste maal liet hij zich overhalen, maar toen hij weer thuis-
kwam en zijn moeder vertelde wat hem overkomen was, drukte zij hem op
het hart dat niet meer te doen. En de arme Savio schreide, zo goed begreep hij

12.2 Page 112

▲back to top
- VI/112 -
het verkeerde van zijn handelwijze! Maar toen hij de tweede keer
uitgenodigd werd, weigerde hij vastberaden. Ik wilde alleen schrijven
over het tweede geval, omdat in het Oratorio de kameraad aanwezig is die
hem de eerste keer had meegetrokken en die probeerde hem nog eens te
overtuigen. Ik hoopte zodoende hem de schande te besparen en ik verkeer-
de in de mening dat de betrokkene zijn dwaling op die manier goed zou
inzien. Hij zou me voor mijn stilzwijgen erkentelijk moeten zijn. In
plaats daarvan echter wilde hij me op een tegenspraak betrappen en
zijn kameraad een smaad aandoen die deze niet verdiende. U weet dus dat
ik alleen over het tweede feit gesproken heb om de nog levende kameraad
een beklagenswaardige figuur te besparen. Hij heeft het zelf echter
openbaar willen maken. Wanneer hij zal moeten blozen, is dat enkel zijn
eigen schuld. Na zijn kameraad ontrouw geweest te zijn tijdens diens
leven, wilde hij hem ook nog verraden na zijn dood. Toen zette hij diens
onschuld op het spel, thans zijn eer." -
De jongen die op een dergelijke manier afgestraft werd, was aan-
wezig. Hij verkeerde in de grootste verwarring, vooral daar de blikken
van al zijn kameraden op hem gericht waren. Don Bosco sprak zelden op
die manier, maar de indruk die het op de gemoederen verwekte, is onmoge-
lijk te beschrijven.
Na zijn toespraak hoorde men een gefluister van goedkeuring, en
er kwam van dat ogenblik een einde aan alle praatjes. Don Bosco liet die
biografie echter herdrukken, en voegde er het weggelaten feit aan toe
met behoorlijke commentaar.
Voor de maand februari ontvingen de abonnees op de Katholieke
Lectuur het Leven van de heilige paus Urbanus I, bezorgd door Bosco
Giovanni, pr. (H) De marteling van de H. Cecilia en haar metgezellen
wordt erin beschreven. Hij besluit met de protestanten aan te tonen
dat de verering van de relikwieën der heiligen goedgekeurd wordt door
de bijbel en door de mirakelen die God door middel daarvan verricht
heeft. De Armonia van 26 februari kondigde dit nieuwe werkje aan.
"
We zien met voldoening dat de Katholieke Lectuur, uitge-
" geven door de zorg van de priester Giovanni Bosco, die zoveel
" verdienstelijk werk voor de christelijke jeugd verricht, steeds
" blijft bloeien en gewaardeerd wordt. De Levens der Roomse Pausen,
" die afwisselend met andere uiterst nuttige werkjes verschijnen,
" zijn thans aan het leven van de heilige Paus Urbanus I, die in
" het jaar 226 de stoel van de heilige Petrus beklom. Wij geven
" de ze v oo rt reffeli jke p op ulaire uitgave geen woord van lof mee, daar
" allen de waarde en de verdiensten ervan kennen.
Met het bovenvermelde boekje werd de serie van de 6de jaargang
van de Katholieke Lectuur afgesloten en er werd een uittreksel uit de
vastenbrief van de vicaris-generaal van de stad en het diocees Turijn in gepu-

12.3 Page 113

▲back to top
- VI/113 -
bliceerd, gericht tot de eerwaarde heren pastoors ten gunste van deze
u i tgaven:
"
... Sprekend over de verwarring van onze tijd en van de nood-
" zaak en de middelen om die te verhelpen, heb ik een goede ge-
" legenheid, waar ik heel graag gebruik van maak, om te wijzen op
" nog een ander werkzaam middel, dat ook de plaatsvervanger van
" Christus na aan het hart ligt. Gij weet voldoende en betreurt
" het, dat vooral door middel van de pers, de dwaling tegenwoordig
" ongemerkt overal binnendringt en verkeerde beginselen verspreidt,
" en dat de goddelozen hun best doen om in ongodsdienstige bladen en
" boeken het voedsel en het vergif te bereiden dat zij dan goed-
" koop of zelfs ook gratis verspreidt.
"
Nochtans wordt door enkele mensen datzelfde wapen, de pers,
" gebruikt om het volk in geloof en zeden te onderrichten. Dat is
" de bedoeling van de Katholieke Lectuur. Zij werd u al bij een
" andere gelegenheid aanbevolen. Zij heeft al veel goed bewerkt en
" mag zich beroemen op de goedkeuring van de paus die niets anders
" verlangt dan ze te bevorderen. Ik breng U de omzendbrief onder
" ogen waarmee de kardinaal-vicaris van Rome, in de geest van Zijne
" Heiligheid, de aartsbisschoppen en bisschoppen van de Kerkelijke
" Staat uitnodigde de verspreiding van de Katholieke Lectuur in hun
" diocesen te bevorderen. Ik voel me genoopt haar andermaal aan te
" bevelen, in het bijzonder voor de plaatsen waar de uitgave nau-
" welijks bekend is. Ik ben ervan overtuigd dat ook U de drang
" daartoe zult voelen, en haar daarom thans ijverig bij uw paro-
" chianen zult verspreiden. Inhoud, stijl alsook de prijs maken
" deze lectuur toegankelijk en vatbaar voor de eenvoudigste mens.
"
Moge de Heer uw gebeden en uw ijver uit den hoge zegenen,
" en de genade van Jezus Christus zij met U allen.
"
Gratia Domini nostri Iesu Christi vobiscum (Rom. 16,20).
"
"
CELESTINO FISSORE
"
Vic. gen.
Intussen was er nog een ander werk van Don Bosco klaargekomen, zoals uit
de volgende brief blijkt. Het waren enkele biografieën van beroemde
mannen. Deze biografieën zouden toegevoegd worden aan een nieuwe uit-
gave van de geschiedenis van Italië.
"
Zeereerwaarde Heer,
"
"
U verlangde gegevens over kardinaal Mezzofanti. Het doet me
" genoegen aan dit verlangen te kunnen voldoen door U een levens-
" be schrijving van hem te sturen.
"
Ook maak ik van de gelegenheid gebruik U kennis te laten

12.4 Page 114

▲back to top
- VI/114 -
" nemen van het programma van een werk dat binnenkort zal verschij-
" nen. Het is gewijd aan het leven en de studies van deze kardi-
" naal. Het werk werd toevertrouwd aan bevoegde personen die on-
" beperkt vertrouwen genieten, zodat het werk zeker de aandacht
" van alle geleerden waard is.
"
Ik reken op de gebeden die U zo goed was mij toe te zeggen
" en geef U de verzekering van mijn hoge achting.
"
"
Zeer genegen in de Heer,
" Bologna, 12 februari 1859.
OTT. kard. VIALE. aartsb.
Wat hem echter steeds het meest ter harte ging, waren de levens
van de pausen, die hij zo kon vertellen dat hij zijn gehoor met grote
weetgierigheid en belangstelling kon doen luisteren. Als hij een van
die levens gereed had, bracht hij het naar de drukker. Alvorens een
nieuw leven onder handen te nemen, hield hij zich ongeveer een maand
lang bezig met stof van verschillende aard en in het bijzonder met het
heilige evangelie. Een dergelijk wachten deed het verlangen van de
jongens nog toenemen om een nieuwe geschiedenis te vernemen. Toen hij
klaar was met het leven van van de H. Urbanus I, hield hij een preek die
op schrift gesteld is door de seminarist Giovanni Bonetti.
"
In plaats van onze onderrichting in de kerkgeschiedenis over
" het leven van de pausen verder te zetten, wil ik hedenmorgen, nu
" we met het leven van de heilige Urbanus gereed zijn, u het evan-
" gelie van de zondag uitleggen. Dat evangelie is juist heel ge-
" schikt voor u, beste jongens.
" Luister dus eerst naar het verhaal van het heilig evangelie. Onze
" Heer Jezus Christus was uitgegaan om te preken op een heel hoge
" ge berg, en daar niet allen tot die hoogte konden klimmen, en hij
" wilde dat niemand verstoken zou blijven van zijn hemels woord,
" daalde hij af naar de vlakte. Nu leefde er daar in de buurt een
" arme zieke, die door melaatsheid geplaagd werd, een van de meest
" besmettelijke ziekten zoals schurft. Deze ongelukkige man, die
" uit de stad verdreven was, verstoken van verwanten en vrienden,
" was verplicht in de open lucht te verblijven en zo goed en zo
" kwaad als hij kon wat voedsel te verzamelen. Door iedereen werd
" vermeden. Toen hij hoorde dat Jezus van Nazareth zoveel hij won-
" deren deed op de naburige berg, wilde ook hij zich daarheen begeven om
" de genade af te smeken dat hij mocht genezen van een zo vreselijke
" ziekte. Toen vernam hij dat onze Heer zou afdalen naar de vlakte.
" Jubelend ging hij erheen en wachtte. Toen hij de massa zag nade-
" ren, baande hij zich een weg tussen hen door en wierp zich aan
" de voeten van Jezus in aanbidding neer: Et veniens adorabat eum.
"
Hier dient te worden opgemerkt, dat hij adorans naar Jezus
" toe ging, hem aanbiddend. Daaruit blijkt dat die melaatse over-
" tuigd was en geloofde dat Jezus waarlijk God was omdat men alleen

12.5 Page 115

▲back to top
- VI/115 -
" God aanbidt. De heiligen, de engelen, de allerheiligste Maagd
" Maria aanbidden we niet, maar wij vereren hen en vragen voor
" ons te bemiddelen. God alleen wordt aanbeden.
"
Toen Jezus deze arme man aan zijn voeten geknield zag
" liggen, zal hij hem zeker, vol medelijden als hij was met de ongeluk-
" kigen, zoals hij zachtmoedig was tegenover de zondaars, op een
" beminnelijke manier ondervraagd hebben over allerlei dingen van
" zijn geboortestreek, over zijn familie, over zijn lijden en mis-
" schien ook over de toestand van zijn ziel. Het evangelie zegt ons
" daarover echter niets. Het zegt ons alleen dat die melaatse in
" deze woorden uitbarstte: Domine, si vis, potes me mundare. Heer,
" als gij wilt, kunt gij mij genezen. Alleen als gij wilt, zal ik
" onmiddellijk weer gezond worden. Domine! Heer! Merk op, dat hij
" Hem terstond Heer noemt, in Hem daardoor de koning der koningen
" erkent, de Heer van alle heren, de Meester van alle meesters. Si vis,
" potes me mundare. Als u wilt, kunt u me genezen. Bewonder dat
" geloof! Hij zegt niet tot Hem: Als Gij uw eeuwige Vader wilt
" bidden, zal Hij me door uw gebeden genezen; neen, hij zegt in
" plaats daarvan; indien U wilt, zal ik genezen.
"
Jezus, die zag dat deze ongelukkige zo zuiver van hart van
" en het is Jezus steeds om het hart te doen - besloot zijn geloof
" te belonen en sprak tot hem: Volo, mundare! Ik wil, genees! Hij zei niet:
" ik wil dat je gezond zult zijn; maar voglio en daarna gaf hij
" hem het bevel: sii sano, imperatief: mundare. Jezus had die
" woorden nauwelijks uitgesproken of de ziekte, die als een korst
" over het gehele lichaam van de melaatse was verspreid, week
" en de korst viel geleidelijk in stukken en zijn huid werd ogen-
" blikkelijk blank als sneeuw. Stel u voor welke blijdschap zich
" van die man moet hebben meester gemaakt! Stel u voor welke dank-
" baarheid hij gevoeld moet hebben ten opzichte van zijn beminde
" redder!
"
Toen Jezus hem wilde wegzenden, zei hij tot hem: Vade, os-
" tende te sacerdoti. Ga en meld je bij de priester, opdat hij je zien kan;
" waarmee Hij wilde zeggen: het is waar dat ik je genezen heb,
" maar onder voorwaarde, dat je je bij de priester meldt, anders
" wordt je weer zoals je eerst was. Men moet weten dat in die tijd
" degenen die aan melaatsheid leden door de priester buiten de ge-
" meenschap gesloten werden, dat wil zeggen, gescheiden van het
" volk, en dat ze gedwongen waren in het open veld te blijven zolang ze
" niet genezen waren. Werden ze genezen, dan moesten ze, alvorens in
" hun huis terug te keren en onder de burgers te leven, zich eerst
" aanmelden bij de priester, de enige die hem weer onder de men-
" se n ko n to elaten nadat hij zich van de genezing overtuig had.
"
Ziehier nu, beste jongens, de zin van deze gebeurtenis. De
" melaatsheid is de zonde die onze ziel zo ellendig maakt, dat de
" Heer ons niet meer als de zijnen beschouwt, ons uitsluit en ons
" verwijdert van zijn zonen. De ziel die met zonde beladen is, is
" afschuwelijk in het oog van God. En wat wil hij van ons om vrij
" te zijn van deze melaatsheid? Ostende te sacerdoti, zegt de Heer:

12.6 Page 116

▲back to top
- VI/116 -
" Ga, laat je zien, meld je bij de priester. Als we genezen
" willen worden van de zonde, gezuiverd van deze afschuwelijke
" ziekte, dan moeten wij ons naar de priester begeven die van God
" de bevoegdheid verkregen heeft om ons van onze zonde schoon te
" wassen. Kon Jezus Christus wel tot die man zeggen: Wees genezen,
" zonder eraan toe te voegen dat hij zich bij de priester moest
" melden? Heel zeker! Maar, hoewel hij vergeven kon zonder dat
" wij tot de priester gaan, toch wilde hij ons niettemin niet ver-
" geven tenzij wij tot de priester gaan en oprecht onze zonden
" b e l i j de n . V e l en z e g g en : "Oc h , d e Heer heeft het niet nodig dat
" wij onze zonden aan de biechtvader vertellen om ons vergiffenis
" te schenken. Hij kan ons vergiffenis schenken zonder dat! De
" Heer, zo zou ik tot diegenen willen zeggen, de Heer zou er in-
" derdaad heel goed kunnen voor zorgen, dat de graankorrel tot
" rijpheid komt en daarna vanzelf op de graanzolder belandt, zon-
" der al die inspanning van de arme boeren. Waarom zou God, die
" almachtig is, en die uit niets alles wat er op de wereld en in
" de hemel is geschapen heeft, die met een enkel woord zoveel
" mooie, grootse en prachtige dingen geschapen heeft, waarom,
" zeg ik, zou Hij er niet kunnen voor zorgen dat het graan tot
" rijpheid komt en op de zolder belandt zonder de hand van de
" mens? Heel zeker zou Hij dat kunnen doen. En waarom doet Hij
" he t ni et ? Vraag h et He m; Hij zal het u zeggen.
"
Intussen kan ik u de verzekering geven, dat, indien ge u
" wilt bevrijden van de zonde, gij geen ander middel hebt dan de,
" biecht en dat God bereid is u iedere zonde te vergeven, mits ge ze
" met een oprecht berouw nederig voor de biechtvader belijdt, voor
" de priester als dienaar van God.
"
Tenslotte beveelt Jezus de genezen melaatse dat hij er
" niemand iets van zal zeggen. Bewonder deze nederigheid van Jezus!
" Hij wil niet dat een zo verbazingwekkend wonder bekend zal wor-
" den. Een waarachtige les voor ons, die ervan houden dat de an-
" deren ons onmiddellijk zouden prijzen voor het weinige goed
" dat we doen en overal onze deugdzaamheid zouden gaan verkondi-
" gen. Maar Jezus deed dat niet. Hij was blij dat alleen zijn he-
" melse Vader op de hoogte was van het goede dat Hij stichtte. Zo
" moeten ook wij doen: niet het goede doen om opgemerkt te worden,
" om geprezen te worden, maar alleen om God te behagen. Zoveel als
" in ons vermogen is zullen we het weinige goede dat we doen voor
" de mensen verborgen houden. En als we het niet verborgen kunnen
" houden, dan zullen we het aan de mensen laten zien zonder daarbij
" hoogmoedig te worden."

12.7 Page 117

▲back to top
- VI/117 -
HOOFDSTUK
XIII
DE VASTEN - HET ORATORIO VAN DE H. ALOYSIUS - BEROEMDE CATECHISTEN:
IJVER EN EDELMOEDIGHEID VAN DE THEOL. MURIALDO; DE DAGSCHOLEN;
DE LERAARS, DE MINST ONTWIKKELDE JONGENS WORDEN AANGESPOORD
OM BIJ DON BOSCO TE BIECHTEN; LESSEN EN REGLEMENT VOOR DE
INSTRUMENTALE MUZIEK DIE NADERHAND UITGEVOERD WORDT - HET ORATORIO
VAN VANCHIGLIA: HET THEATER - HET ORATORIO VAN VALDOCCO: DON BOSCO
SCHENKT EEN KRUIS AAN EEN ADELLIJKE CATECHIST: DEUGDEN VAN DE MEESTER
DER DAGSCHOOL: DE WANDELINGEN VAN DE ORATORIOBEWONERS
ZELDZAMER EN KORTER; OORZAAK VAN DE VERMINDERING VAN DEZE JONGENS –
TICHTING VAN HET ORATORIO VAN DE HEILIGE JOZEF - DE BISSCHOP
VAN NICE GEEFT CATECHISMUSLES IN VALDOCCO - DON BOSCO OP
ZOEK NAAR JONGENS, OM HEN TOT BIECHTEN AAN TE SPOREN -
EEN ZIEK JONGETJE, DOOR DON BOSCO OPGEZOCHT, HAALT ZIJN
OUDERS ERTOE OVER ZICH MET GOD TE VERZOENEN - DE KATHO-
LIEKEN VOORTDUREND BELAAGD DOOR DE PROTESTANTEN - BEROUW
V A N E E N KO P E R V A N K E T T E R S E B O E K EN – KATHOLIEKE LECTUUR:
AANWIJZINGEN VOOR DE ABONNEES - DON BOSCO DELGT ZIJN OUDE
SCHULD BIJ DE ROSMINIANEN - ZIJN AFKEER VAN PROCESSEN.
In het jaar 1859 duurde de vasten van 2 maart tot 24 april. Het
oratorio van de H. Aloysius was heel groot onder leiding van de
theol. Leonardo Murialdo. De lokalen waren klein, onpraktisch en wei-
nig degelijk. Hij besteedde er veel van zijn geld aan, alsook om het
altaar van de armzalige kapel te verrijken met een tabernakel en
traptreden van marmer. Door de veelvuldige communie wist hij bij de
jongens veel geestelijke roepingen te verwekken. Zijn catechisten en
assistenten kwamen uit het Oratorio van Valdocco. Don Bosco had hen
hierheen gezonden, en zij toonden zich met een voorbeeldige nederig-
heid heel onderdanig aan de theol. Murialdo. Hiertoe behoorden de
seminaristen Michele Rua, Celestino Durando, Giuseppe Lazzero, Fran-
cesco Cerruti, Francesco Dalmazzo, Paolo Albera en Angelo Savio.
Onder de leken onderscheidden zich door een waarlijk bewonderenswaar-
dige ijver, behalve de al genoemde advocaat Gaetano Bellingeri, graaf

12.8 Page 118

▲back to top
- VI/118 -
Francesco di Viancino, naderhand terecht geëerd als de voorvechter van
de katholieke Piëmontese lekenstand, de advocaat Ernesto Murialdo, een
broer van Leonardo, markies Scarampi di Pruney, graaf Pensa, en gedu-
rende enige tijd ingenieur Giovanni Battista Ferrante. Al deze mensen
waren bezield door een grote offerzin en een vurige, oprechte liefde voor
de arme kinderen.
De moeite die deze ijverige christenen zich getroostten, had een
veel grotere uitwerking van het ogenblik dat de dagscholen geopend werden.
Een dergelijke school nam meer dan honderd jongens op die voor het
merendeel door de andere gemeentelijke scholen afgewezen werden. Zij
hadden behoefte aan opvoeding en aan brood en kleding. Ook nadat de
theoloog Murialdo het Oratorio van de heilige Aloysius had verlaten om
de leiding op zich te nemen van het instituut der Artigianelli, bleef
zij verder veel goed doen. Zolang hij er was legde hij er zich niet al-
leen op toe de school in bloei te houden, maar hij steunde ook geldelijk
veel gezinnen, opdat zij zich niet zouden laten inpalmen door de kette-
rij. Zijn naastenliefde leverde mooie vruchten op. De heilige priester
bracht, evenals Don Bosco en met hem al de ijverige en edelmoedige
priesters, een leer in praktijk die gelijk was aan die van de heilige
Paulus: non prius quod spiritale est, sed quod animale: deinde quod spi-
ritale.(1)
De leraren waren uitstekend en van hen noemen we een zekere mijn-
heer Formica. Deze bekwame leraar stond 's zondags de seminaristen en
de directeur flink terzijde. Hij hielp de jongens en leerde hun de cate-
chismus. Bezorgd als hij was voor de redding van de zielen, vroeg hij op
zekere dag Don Bosco om raad over de beste manier om de jongens ertoe te
brengen goed te biechten. Don Bosco besloot de raad die hij hem gaf
m e t d e v o l gende woorden: "Breng de grootsten bij mij in Valdocco. Ze
zullen zeggen dat ze niet weten hoe ze moeten biechten en daarom gaan
ze niet. Zeg hun dat het gemakkelijk is een goede biecht te spreken.
Het is voldoende dat ze me slechts drie woorden kunnen zeggen "si, no,
sai nen" (ja, neen, ik weet het niet), de rest zal Don Bosco hun wel
zeggen. "Ze hoeven niet bang te zijn."
Op die manier was deze school gedurende twintig jaar de recht-
streekse tegenhanger van de school van de Waldenzen die geopend was aan
de via dell Arco. Zij verhinderde dat honderden en misschien wel duizen-
den jongens zich gewonnen gaven aan de ketterij.
Daar de theoloog Murialdo de groteren meer sympathie wilde bij-
brengen voor het Oratorio, stichtte hij een muziekschool, waar les ge-
geven werd op de avonden van de werkdagen, onder de leiding van maestro
Elzario Scala. De jongens werden geoefend in de koorzang en voerden
plechtige missen uit in de bescheiden kapel van de heilige Aloysius.
_____________
(1) 1 Kor, 15,46

12.9 Page 119

▲back to top
- VI/119 -
Ook besloot hij een muziekkorps te vormen, en na overleg met Don
Bosco legde hij deze een reglement voor. Ziehier de tekst:
" De muziek- en zangschool die in het Oratorio van de H. Aloysius
" gesticht werd, heeft tot doel de jongens aan het Oratorio te
" hechten. Daar zullen zij hun godsdienstige plichten vervullen en
" tot een moreel levensgedrag komen.
" Want degenen die opvallen door nalatigheid wat betreft de kerk-
" diensten in het Oratorio, of door slecht gedrag, worden van het
" Oratorio uitgesloten.
"
Om Gods hulp bij dit werk in te roepen, zullen na de les-
" sen de avondgebeden gehouden worden.
"
Gedurende de lessen moet er stilzwijgen heersen en kan men
" alleen het woord richten tot de leraar. Men dient op tijd in de les
" te zijn en deze niet voor het einde zonder verlof te verlaten.
" Men zal geen instrument van een ander zonder diens toestemming aan-
" raken of bespelen. Op het schenden van dit voorschrift staat een
" geldboete van één tot vier stuiver.
"
Daarom moet iedereen een bedrag van twintig stuiver storten
" voor mogelijke geldboetes. Zijn deze opgebruikt, dan kan men de
" lessen niet voortzetten, tenzi j er weer twintig s tuiver gestort
" worden.
"
Wie een instrument van de muziekdirecteur ontvangen heeft,
" moet iedere maand een overeengekomen bedrag betalen. Anders wordt
" het instrument teruggenomen. Hij kan het opnieuw ontvangen als
" hij het overeengekomen bedrag voldaan heeft.
Toen Murialdo van Don Bosco toestemming verkregen had - want
in zijn grote nederigheid deed hij niets eigenmachtig - kocht hij sa-
men met advocaat Bellingeri de instrumenten, waarvan hij de niet
geringe kosten zelf droeg. Daar hij echter wenste dat alles orde-
lijk zou verlopen, woonden hij en de advocaat persoonlijk de repe-
tities bij. Zij hielpen de leraar en moedigden de beginnende muzikan-
ten aan. Deze oprichting beantwoordde echter niet aan haar doel; ze
bracht meer wanorde dan opvoeding mee (1) en men moest ze dus ontbin-
den. Later stond Don Bosco in de Oratoria van Turijn nooit meer instru-
mentale muziek toe, omdat het muziekkorps van het Oratorio van Valdoc-
co dienst kon doen bij plechtigheden. Alleen in de laatste jaren, gaf
hij met tegenzin toe en liet hij maar begaan. Hij was toen trouwens
ziekelijk en hij bezweek voor de aandrang.
Zoals het Oratorio van Porta Nuova was ook dat van Vanchiglia to-
taal vol jongens. Don Bosco had herstellingswerken en verbeteringen
laten uitvoeren aan de overdekte ruimten die tot zalen omgebouwd werden.
(1) Zie deel V, blz. 210 en 211.

12.10 Page 120

▲back to top
- VI/120 -
Ook hierheen kwamen directeurs, catechisten leraren en assistenten uit
Valdocco, en onder hen bevond zich de seminarist Cagliero.
Maar het Oratorio van de heilige Franciscus van Sales bleef
steeds uitmunten door het aantal en de godsvrucht van de jongens. De
steun die adellijke families daaraan verleenden, werd door Don Bosco be-
antwoord met tekenen van oprechte genegenheid, zoals kleine geschenken
of briefjes, die steeds met dankbaarheid ontvangen werden. Onder meer
schreef hij op 2 maart 1859 aan ridder Zaverio Provana uit Collegno:
"Zie hierbij het gezegende kruisje. Als God mij verhoort, zal het degene die
het draagt met zegeningen en met de vreze Gods overladen. Ik wens u, en
uw vader en heel het gezin, heiligheid en de genade van de Heer, terwijl
ik vol dankbaarheid verblijf... enz."
De lagere school bloeide ook in Valdocco uitstekend. Het onder-
richt was er toevertrouwd aan Don Zattini uit Brescia. Hoewel deze hoog-
leraar in de wijsbegeerte was, onderwierp hij zich bijna twee jaar lang
met bewonderenswaardig geduld en nederigheid aan de moeizame taak om aan onopge-
voede kinderen het alfabet en enkele beginselen van de Italiaanse spraak-
kunst aan te leren. Daar hij het dialect van Piëmont niet kende, waren
de misv ersta nd en n iet u it d e lu cht. - "Ik zeg peer (pera)", beklaagde hij
zich bij de seminaristen van het Oratorio, "en zij ve rstaan steen (p ie -
tra); ik zeg lijkbaar (bara) en zij verstaan knuppel (bastone)!" - In
he t di alect van Piëmont was dat namelijk de betekenis van die woorden.
Don Bosco zorgde er voor dat zijn jongens gevarieerde vormen van
ontspanning kregen, maar de wandelingen waren veel zeldzamer gewor-
den, vooral die welke een hele dag duurden en al heel gauw hielden ze
helemaal op. Nadat hij een vaste kapel gekregen had, eiste hij dat al-
len de kerkdiensten zouden bijwonen, omdat anders de geregelde onder-
richting in preken en in catechismuslessen, evenals het gebruik van
de sacramenten, er onder zouden te lijden hebben. Vandaar ook dat het
Oratorio van Vanchiglia en dat van Portanuova nooit de gemeenschappelijke wan-
delingen hebben gekend.
In Valdocco bestond echter een gebruik dat geëerbiedigd moest
worden, namelijk een beloning die Don Bosco nog geen enkel jaar verzuimd
had voor zijn externe jongens. Dat was een uitstapje van een halve zon-
dag naar een kerk, niet ver van de stad gelegen. Als de wandeling 's
morgens plaatsvond, vertrokken de jongens in rijen en onderweg baden en
zongen zij kerkliedjes. In het kerkje vervulden allen dan hun zondags-
plicht. Don Bosco deelde dan op de middag het eten uit dat door enige
ezeltjes daarheen gebracht was.
Wanneer de wandeling in de namiddag plaatsvond, dan gingen ze met
enkele muziekinstrumenten de heuvel op, de namiddagboterham werd uitge-
deeld, en in een of andere kerk gingen ze dan naar de preek luisteren en
kregen ze de zegen met het Allerheiligste. Als de avond viel, daalden
allen, luid zingend, de heuvels af naar de grens van Turijn. Daar aange-
komen hielden ze op met zingen en gingen in groepjes naar huis.

13 Pages 121-130

▲back to top

13.1 Page 121

▲back to top
- VI/121 -
Don Bosco verschafte zijn jongens dat uitstapje twee of drie keer
per jaar, zoals ons verteld werd door iemand die er van 1855 tot 1861 aan
deelnam. Het aantal deelnemers lag steeds boven de driehonderd jongens.
Don Bosco voorzag overvloedig in het nodige, maar daar er onder de jon-
gens ook waren uit tamelijk bemiddelde gezinnen, vroeg hij hun om brood
en beleg van thuis mee te brengen. Aan anderen vroeg hij een twintig
stuiver per hoofd te willen bijdragen om minstens voor een deel bij te
dragen in de kosten van wat er nodig was voor zoveel arme jongens die
niets bezaten. Die jongens hielpen hem graag daarmee. Zij voelden zich
beloond door de gedachte aan het goede werk dat ze deden en door het
echte genot dat die ontspanning in gezelschap van Don Bosco hun ver-
schafte.
Op die manier deed Don Bosco zijn best om de jongens naar het
zondagsoratorio te trekken. Tussen 1859 en 1870 zag hij niettemin van
jaar tot jaar het aantal afnemen. De oorzaken daarvan kon men niet uit de
weg ruimen. De eerste oorzaak was deze dat het steeds groeiende aantal
interne leerlingen langzamerhand de hele kerk van de heilige Franciscus
nodig hadden. Daarom werden ook de speelplaatsen voor de recreatie te
klein. De tweede oorzaak lag hierin dat veel gewetenloze patroons van
werkplaatsen de jongens ertoe dwongen ook op zondag te werken.
Nochtans werd in 1859 in Turijn, in de voorstad van Sint-Salvario,
een vierde Oratorio geopend, toegewijd aan de heilige Jozef. Ridder
Carlo Occelletti had een deel van zijn huis voor dat edele doel beschik-
baar gesteld. Er was een ruime speelplaats en een door hem in gereedheid
gebrachte, heel aardige grote kapel. De priesters van de parochie van de
heiligen Petrus en Paulus deden er dienst. Toen hij dan Don Bosco, zijn
intieme vriend, om seminaristen en geestelijken vroeg om het huis te be-
sturen, stemde Don Bosco graag toe. In 1863 begon hij er iedere zondag
Don Francesia en later ook Don Tamietti heen te zenden, evenals andere
priesters, om de heilige mis op te dragen, biecht te horen en te preken.
De kapelaans van de Petrus- en Pauluskerk kwamen er 's avonds hun dien-
sten aanbieden. De ridder liet nooit na met zijn geld te voorzien in alle
behoeften van het Oratorio, waarin hijzelf onvermoeibaar de catechismus
kwam onderwijzen en assisteren. De zonen van Don Bosco bleven er steeds
geestelijke leiding geven.
We hebben gezegd dat het aantal externe jongens 's zondags was
afgenomen. Maar we moeten ook opmerken dat hun aantal weer aangroeide ten tijde
van de dagelijkse catechismuslessen gedurende de vasten. Dan vulden zi j he el de
ke rk v an de H. Fra nciscus, da ar d e inwon en de l ee rling en e r dan niet wa-
ren. Het was een bewonderenswaardig schouwspel, zoals door vooraanstaande prela-
ten erkend werd. Op zekere dag kwam onverwacht Mgr. Sola, bisschop van Nice
aan zee, de kerk binnen, terwijl er catechismusles gegeven werd. Met ont-
roering bekeek hij de menigte jongens, trad naar voren, nam het catechismus-
boekje over en hijzelf ging verder met de catechismus aan de jongens uit te
leggen. Hetzelfde deden ook andere bisschoppen bij verschillende gele-
genheden, tot grote vreugde van de volksjongens.

13.2 Page 122

▲back to top
- VI/122 -
Don Bosco ging ook naar zulke jongens op zoek en slechts zelden keerde
hij, vooral op zaterdagavond, alleen naar huis terug. Met opzet bezocht hij die
plaatsen waar hij dergelijke jongens het best kon ontmoeten. Zelfs in de
omgeving van het Oratorio, waar hij de woningen kende, ging hij het erf op of
zelfs de huizen binnen en vroeg vriendelijk a an d e moede rs : "Hebt u geen
jongens te koop?" - En tegelijkertijd nodigde hij hen uit om hun jongens
te laten komen. Op die manier verzamelde hij een hele groep, nu hier,
dan daar. Daarna bracht hij hen naar het Oratorio, leerde hun wat cate-
chismus, nam hun biecht af, informeerde naar hun omstandigheden en met
goede raad en daad voorzag hij in de nood voor hun zielen. Deze geeste-
lijke jachtpartijen zette hij voort tot in 1864, dat wil zeggen tot het
ogenblik dat het aantal interne leerlingen hem dat apostolaat niet meer
toeliet.
Nooit vergat hij echter bepaalde arbeidende jongens, die het zon-
dagsoratorio verlaten hadden of die er zich nog maar slechts zelden
lieten zien. Met hen en vooral met degenen van wie hij wist dat zij aan
gevaren blootgesteld waren, kon hij op een bewonderenswaardige, ik zou
haast zeggen, onnavolgbare manier contact houden. Wanneer hij er zo een
ontmoette sprak hij eerst een beetje over zijn vak, zijn gezondheid, en
zijn familie. Ten slotte zei hij met een hartveroverende vriendelijkheid, alvo-
rens weg te gaan: "Kom me eens opzoeken!" - De jongen begreep onmiddel-
lijk en beloofde het. Don Bosco was altijd bereid hen te biechten, wan-
neer ze ook kwamen. Zelfs als zij kwamen tijdens de biecht van de inter-
ne jongens liet hij hen voorgaan.
Het goed dat Don Bosco aan de jongens deed, kwam ook hun ouders
ten goede, zoals we eerder al opgemerkt hebben. Hijzelf vertelde op 14
september 1862, na het middagmaal, aan zijn leerlingen de volgende gebeurtenis.
"Sinds ongeveer twee jaar ging ik de biecht horen van een neefje
van een caféhouder. Het was een veelbelovende jongen die geregeld het
Oratorio bezocht had. Zijn oom en tante hielden erg veel van hem. Toen
de kleine jongen gebiecht had, en daarna zijn verwanten bedroefd rond
zijn bed zag staan omdat zijn ziekte met de dag erger werd, richtte hij
het woord tot hen en zei: "U houdt zo erg veel van me , naar dat alleen
kan me niet troosten. Als u me werkelijk zielsblij wilt maken, bereid u
dan voor om een goede biecht te spreken. Dat zou ik fijn vinden." Stel u
dat voor! Die oom en tante, werden bij die woorden van hun enige troost
ter wereld tot tranen toe bewogen. - "Wel", zei zijn oom tot hem, "als
dat het enige is wat je kan opbeuren, wil ik je dat genoegen wel
doen." - En meteen gingen hij, zijn vrouw, en hun knechten op de knieën
zitten, en spraken hun biecht. Ik hoef natuurlijk niet te zeggen dat
zij, zoals men verwachten kan van mensen uit een café, weinig met de biecht op
hadden en die heel erg verwaarloosden. De mannen hadden al gebiecht, alleen
de vrouw bleef nog over en deze stelde me voor een moeilijkheid. Wat
te doen? Haar te zeggen dat ze me later in het Oratorio zou komen be-
zoeken was niet mogelijk. Het zou kunnen gebeuren dat met het verdwij-
ne n va n haar ijver van het ogenblik ook het goede voornemen zou verdwijnen.

13.3 Page 123

▲back to top
- VI/123 -
Wat deed ik? Ik nam de gordijntjes voor het bed weg en schikte die zo,
dat ze als tralievenster dienst konden doen. Maar toen de brave vrouw
m e o p d i e m a n ie r bezig zag, zei ze: "Wat gaat u doen?"
"Ik speel voor stoffeerder!"
"Laat u dat toch", antwoordde ze; "ik zal wel biechten zoals de
anderen gedaan hebben."
"Dat kan niet!"
"Welnee, zoveel ceremonies zijn er toch niet nodig."
"Dat zijn geen ceremonies, maar het is voorschrift; dat wil zeg-
gen, voor de vrouwen moet er van een traliehekje gebruik gemaakt worden
en daar dat er niet is, moeten we ons op een andere manier behelpen."
"0, als het zo is, ga dan uw gang maar!"
"Toen ik zo goed en zo kwaad als het ging een soort biechtstoel gevormd
had, zei ik tegen haar: "Knielt u nu, maar een beetje op afstand."
Dat deed ze en zij sprak haar biecht.
"Beste jongens, laten we de Heer danken. Men ziet duidelijk hoe
God met zijn genade dikwijls ware wonderen verricht. Gelukkig degenen
die de genade van God beantwoorden. Maar ongelukkig zij die, als ze Hem
aan de deur van hun hart horen kloppen, dat gesloten houden. Zij lopen
groot gevaar, dat Hij dan niet terugkeert en dat ze sterven in hun
zonde, wat God zelf in de Schrift dreigt te doen: Quaeretis me et non
invenietis... et in peccato vestro moriemini. Na die tijd, bleven zowel
de patroon als de knechten regelmatig biechten. Ze kwamen me opzoeken
in het Oratorio en, als ze niet konden komen, ging ik naar hun huis om
hun biecht te horen."
Een andere jongen van het zondagsoratorio werd de geestelij-
ke redder van zijn vader. De protestantse propaganda ging in Piëmont
verder met haar aanvallen tegen de katholieke godsdienst. Ze had in Tu-
rijn de vereniging van de godsdienstige traktaten voor Italië gevestigd,
met een evangelische bibliotheek. Verder hadden de protestanten
31.372 exemplaren van ketterse werken in omloop gebracht onder groot
en klein, waarvan er 27.124 in het Italiaans en 4.248 in het Frans
verschenen waren. De boeken waren uit Parijs, Dublin en Londen gezon-
den vanwaar ook grote geldsommen kwamen. Een soortgelijke vereniging
had in Turijn ook een drukkerij geopend voor de uitgave van het dagblad
La buona novella - de Blijde boodschap - dat in acht maanden niet minder
dan twee miljoen verderfelijke bladzijden verspreidde. Een groot aantal
agenten zorgde voor de verspreiding. Ze liepen de hele stad en al de
dorpen af en bezochten de jaarmarkten. Ze zetten een kraampje op of openden

13.4 Page 124

▲back to top
- VI/124 -
winkels om afzet te vinden voor die giftige koopwaar.
De zoon nu van een van die agenten en handlangers bezocht het
Oratorio. Zijn vader verkocht uit winstbejag in Turijn slechte bladen
en boeken.
Het duurde niet lang of de externe jongens kwamen dat te weten.
Daar Don Bosco hun bij herhaling gezegd had dat dergelijke agenten
rechtstreeks en onmiddellijk kwaad deden, kwamen ze hem dat vertel-
len. Don Bosco ging met die arme jongen spreken en nadat hij meer in-
lichtingen gekregen had, verzocht hij die jongen zijn vader van dat af-
schuwelijke bedrijf af te brengen. Hij begaf zich ook naar diens winkel.
Heel vriendelijk sprak hij met de man en bracht hem ertoe al zijn ket-
terse koopwaar af te staan. Hij liet ze naar het Oratorio brengen,
maakte van die protestantse boeken en bladen midden op de speelplaats
een hoop, en, in tegenwoordigheid van de jongens stak hij ze in brand.
In plaats daarvan zond Don Bosco een grote hoeveelheid goede boeken naar
de boekhandelaar. Onder die boeken bevonden zich De wijze jongeling, De Ka-
tholiek, onderricht in zijn godsdienst en heel veel andere van de uitgaven van de
Katholieke Lectuur.
Daar Don Bosco de dringende behoefte van deze lectuur heel goed
inzag, bleef hij ijverig met zijn werk doorgaan. De maartaflevering werd
met grote geestdrift door de jongens en door de abonnees ontvangen. Het
was de anonieme vertelling: Het kruis langs de weg. Het ging over een
Tiroler jongen die dol was op reizen en zijn bergland verliet. Hij had
echter spijt van het verdriet dat hij zijn vader en moeder aangedaan had.
Hij kwam tot inkeer door de herinnering aan het kruis dat in de buurt
van zijn hut geplant was. Na heel wat avonturen en nadat hij een aan-
zienlijk fortuin teruggekregen had, keerde hij naar zijn bejaarde ouders terug.
Don Bosco wist ook heel handig de aandacht van de lezers te vestigen op
de weldaden die de verspreiding van het evangelie voor de wereld mee-
bracht. Hij wees daarbij op het verschil tussen katholieke en protestantse mis-
sies.
Het boekje begon met deze inleiding:
"
Aan de medewerkers en abonnees van de Katholieke Lectuur.
"
"
Met deze aflevering beginnen wij de zevende jaargang van
" onze populaire uitgaven. Wij zijn vol moed en vertrouwen dat onze
" heren medewerkers en abonnees evenals de vorige jaren de verlangde
" medewerking zullen voortzetten.
"
De directeur spreekt de hoop uit dat hij niet het doel ge-
" mist heeft dat hij zich gesteld had. En wanneer hij nog niet al
" het goede kon bereiken dat hij verlangde, dan stemt het toch tot
" blijdschap te weten dat er niet weinig kwaad voorkomen is.
"
De tijden worden thans moeilijker dan ooit, maar aangezien
" ons vertrouwen berust op Hem die alles kan en op onze welwillende
" medewerkers en abonnees, hopen wij die moeilijkheden niettemin te

13.5 Page 125

▲back to top
- VI/125 -
" boven te komen.
"
Met des te meer ijver zetten wij onze taak voort, in het
" besef dat wij een heel goed werk doen, waarvoor wij niet alleen
" de goedkeuring, maar ook de meest dringende en beminnelijke aan-
" moediging verkregen hebben van de Vader van alle gelovigen, Paus
" Pius IX. Hij wenste de Katholieke Lectuur niet enkel in de kerke-
" lijke staten ingevoerd te zien, doch verlangde ook dat een tweede,
" geschikte uitgave zou worden uitgegeven in Rome zelf, onder de-
" zelfde titel en met hetzelfde formaat en doel.
"
Wij danken al degenen die op enigerlei manier ons zullen
" helpen om de Katholieke Lectuur te bevorderen, en wij blijven re-
" kenen op uw welwillendheid. Zoveel als in ons vermogen is, beloven
" wij alle verbeteringen te zullen aanbrengen die mogelijk zijn ten
" aanzien van de te behandelen stof, teneinde deze steeds meer aan-
" gepast te maken.
"
De Directie.
Terwijl Don Bosco zodoende het Godsrijk verdedigde en vele zie-
len tot de schoot daarvan terugbracht, bestendigde God steeds meer zijn
Oratorio door middel van Don Cafasso. Pater Pagani, de overste van het
instituut della Carità, had hem terugbetaling gevraagd van de 20.000 lire
die hem door de pater Rosmini geleend waren, met een deel van de ver-
vallen en niet betaalde interest. Don Bosco verklaarde zich bereid het
kapitaal te betalen, maar wat de interest betrof, verzekerde hij dat pa-
ter Rosmini, kort voor zijn dood, te verstaan gegeven had dat daarover
niet meer zou gesproken worden. Hij voegde eraan toe dat de overleden
pater Gilardi niet op de betaling van deze rente aangedrongen had, daar
hij de motieven kende die de overste tot deze kwijtschelding bewogen had-
den. Pater Pagina gaf Don Bosco toen te kennen in welke moeilijkheden
zijn instituut zich bevond, en hij nam een minnelijke schikking aan.
Op 11 maart 1859 maakten bij akte verleden voor notaris Turvano,
Don Bosco en Don Cafasso 15.000.- lire over aan de theol. Bertetti in
mindering van de schuld die zij hadden bij de pater Antonio Rosmini, door
diens aandeel in de aankoop van de gebouwen Pinardi. Deze akte merkt op
dat de schuld door Don Bosco gedelgd werd met geld van Don Cafasso. Kort
tevoren waren 5.000.- lire betaald. Het terrein van de dromen bleef nog
steeds het eigendom van de Rosminianen.
Er ontstond nog enige onenigheid van weinig betekenis met de
zaakgelastigde van het instituut della Carità, hetgeen blijkt uit een
brief van Don Bosco, die daarin getuigenis aflegde van de afkeer die
hi j ha d van processen.
" De Heer Giuseppe Zaiotti
" Istituto di Carità
" STRESA

13.6 Page 126

▲back to top
- VI/126 -
" Hooggeachte Heer,
"
"
De Heer geve ons de heilige deugd van het geduld. Uw brief
" heeft me niet weinig verdriet aangedaan. In het bijzonder door de
" woorden die met het gebruik van wettelijke middelen dreigen voor
" die honderd frank waarvan U meent dat er een vergissing begaan is.
" Ik heb mijn werk moeten onderbreken om niet weinig tijd aan die
" aangelegenheid te besteden. Bovendien wil ik vooropstellen dat er
" in de achttien jaren dat ik met het instituut della Carità zaken
" doe, nooit maar één schaduw van argwaan, noch verkoeling heeft
" bestaan. De betreurde en in dankbare herinnering levende Don Carlo
" Gilardi, trad zelfs als secretaris op, zowel voor mij als voor
" hem, en ik vertrouwde op de afrekeningen die hij me gaf, zonder
" ook maar enigerlei opmerking te maken. Deze rekeningen werden op
" 10 juli 1857 in orde gebracht. Nu komt u met een brief van mij
" voor de dag, gedateerd op 10 februari 1855, volgens welke er een
" fout zou gemaakt zijn. Men zou zeggen dat Don Carlo en ik, allebei
" onze ogen in de zak moeten gehad hebben, daar de meeste rekeningen
" steeds werden afgedaan in tegenwoordigheid van beiden. Wij droegen
" er steeds zorg voor, alles tot op de laatste stuiver en centiem te
" berekenen, uit wederzijdse vrees een van beide partijen ook maar
" voor het minst te benadelen.
"
Wilt U ook bedenken dat telkens als ik betalingen deed, ik daar
" Don Carlo per brief van op de hoogte stelde, maar voor het to-
" taal der rekeningen dienden deze brieven als een eenvoudige her-
" innering om een overzicht van het debet en credit te geven. Het
" komt me voor dat het opzoeken van de vroeger gemaakte fout bij
" dergelijke rekeningen, een moeizaam werk is, waar geen enkele re-
" den of motief voor bestaat. Niettemin, hoewel ik in de stellige
" overtuiging verkeer dat deze honderd frank begrepen geweest zijn
" in de regeling der rekeningen van 1856-57, verzoek ik U degene
" die in deze zaken te beslissen heeft mee te delen, dat ik onder
" geen beding iets uitstaans wens te hebben met wettelijke midde-
" len, en dat ik U bij de eerste vordering een postwissel van hon-
" derd frank zal d oen toekomen, zo dat de wens is van uw overste.
"
Wat nu nog het bedrag van fr. 1.60 betreft, waarvoor U geen
" kleingeld ter vereffening had ten huize van notaris Turvano, was
" ik er echter van overtuigd alles betaald te hebben, door het wisselen
" van een geldstuk van 14,50 en ik meen me te herinneren u drie
" geldstukken van acht stuiver gegeven te hebben, een van vier en
" twee stuivers. Daar ik niettemin niets daarvan genoteerd heb, en
" ik me, zoals U zegt, vergist kan hebben, wil ik U zonder bezwaar
" een postwisseltje voor die waarde doen toekomen.
"
Om zo weinig mogelijk last te veroorzaken verzoek ik U zich
" niet te verdiepen in mijn gelijk of ongelijk, doch mij eenvoudig
" mee te delen of ik honderd frank moet zenden. In het andere geval
" is het niet nodig dat U mij antwoordt. De Heer schenke U heilig-
" heid en genade en U de zegen des hemels toewensend voor het insti-
" tuut, verblijf ik met verschuldigde hoogachting,
" Turijn, 4 april 1859
Uw toegewijde dienaar,
"
Bosco Giovanni, pr.
" P.S. Ik verzoek U mij de geschreven schuldbekentenis te willen doen toeko-
"
men, ondertekend door de theol. Murialdo, Borrel, Cafasso, Bosco.
"
Ik heb ze gezocht bij notaris Turvano, maar ze is daar niet.

13.7 Page 127

▲back to top
- VI/127 -
HOOFDSTUK
XIV
DON BOSCO, INSTRUMENT IN DE HAND VAN GOD - ZIJN VERTROUWEN
IN DE GODDELIJKE VOORZIENIGHEID EN HOE HIJ ZICH OP HAAR
VERLAAT - DE JONGENS AANGESPOORD OM TE BIDDEN OM VOOR
HET ORATORIO HULP TE VERKRIJGEN IN MATERIELE NODEN -
WONDERBARE UITWERKINGEN VAN HUN GEBED - EDELMOEDIGE EN
PROVIDENTIELE AALMOEZEN VAN DE RIJKEN - BIJDRAGEN VAN
DE ARMEN - ENKELE FEITEN.
De prachtige edelmoedigheid van Don Cafasso ten opzichte van het
Oratorio was niet alleen ingegeven door een vurige liefde voor God en
de evenmens, maar eveneens door de overtuiging mee te werken aan een on-
derneming die eeuwen zou blijven standhouden. Daarom wilde hij de gehele
verdienste hebben van de aankoop van het huis Pinardi. Op die manier
legde hij zelf het fundament van een gebouw dat mondiale afmetingen zou
gaan aannemen. Hij kende de oprechte bedoelingen, de trouw van zijn
leerling aan de goddelijke Voorzienigheid en hij was er zeker van dat
deze volkomen aan zijn roeping zou beantwoorden. Bovenal bewonderde hij
in hem het vaste vertrouwen, van God al de nodige hulpmiddelen te zul-
le n ve rkrijgen ter vervulling van zijn grote godsdienstige en liefdadige wer-
ken.
Inderdaad, wanneer Don Bosco eenmaal iets ondernomen had, liet hij het
niet meer los, noch door gebrek aan de middelen die de menselijke voor-
zichtigheid eiste, noch door tal van moeilijkheden zoals tegengestelde
opvattingen en meningen, kwaadwilligheid van de mensen en allerlei ande-
re tegenslagen en mislukkingen. Hij twijfelde er nooit aan dat God hem
steeds te hulp zou komen. Ook in de ergste noden, zei hij steeds opge-
wekt en rustig: "God is een goede vader die voor de vogels in de lucht
zorgt. Hij zal zeker niet nalaten te voorzien in de behoeften van ons
Huis." En ook de reden voor dat vertrouwen zei hij er gewoonlijk bij.
"Van die ondernemingen ben ik slechts het nederige instrument; de maker
ervan is God. En het is de taak van de maker en niet van het instrument
te zorgen voor de middelen om het werk voort te zetten en het tot een
goed einde te brengen." Dat zal Hij ook wel doen wanneer en zoals het
Hem goeddunkt; "ik dien me alleen volgzaam en plooibaar te tonen in Zijn
handen." -
Daarom maakte hij zich nooit zorgen voor de toekomst. En als en-
kele weldoeners hem niet gesteund hadden, dan was hij bereid geweest onmiddellijk

13.8 Page 128

▲back to top
- VI/128 -
de gebouwen en de terreinen te verkopen, en de opbrengst te gebruiken voor
de dringende noden van het huis of voor nieuwe werken. Dag aan dag gaf hij uit
wat hij ontvangen had en bewaarde niets, omdat de schuldeisers steeds
druk op hem uitoefenden. Dikwijls gaven voorzichtige lieden hem de raad
het bestaan van het Oratorio door zoveel schulden niet in gevaar te bren-
gen. Maar steeds herhaalde hij: "Na mijn dood zal deze inrichting niet al-
leen blijven voortbestaan, maar ze zal zich in alle delen de wereld ver-
spreiden."
"Zijn vertrouwen op God en de heilige Maagd, was wonderbaar", riep
Mgr. Cagliero uit. "Gedurende de vijfendertig jaar dat ik naast hem
werkte, herinner ik me niet ook maar een ogenblik gezien te hebben dat
hij zich gehinderd, ontmoedigd of verontrust toonde door de schuldeisers
die het hem lastig maakten."
Don Bosco bezat niets, absoluut niets, maar God was zijn kas-
sier die alle goede en edelmoedige personen tot zijn agenten heeft, en
die weten dat het geld geen doel is, maar een middel dat hun gegeven is
om zichzelf en hun evennaaste goed te doen.
Daarom wendde hij zich tot God, opdat Hij hem die goede aardse
engelen zou zenden en dikwijls zei hij in het avondwoordje tot de leer-
lingen: "Bid en degenen die kunnen zullen de heilige communie opdragen
voor mijn intentie. Ik verzeker jullie dat ik ook bid, en meer bid dan
jullie.Ik ben in ernstige verlegenheid. Ik heb een bijzondere genade
nodig. Ik zal u zeggen wat dat is."
En enkele avonden later vertelde hij dan bijvoorbeeld dat een
rijke mijnheer hem een grote som geld gebracht had, juist zo groot als
hij nodig had, en hij voegde er dan aan toe: "De allerheiligste Maagd,
heeft vandaag, juist vandaag, een belangrijke gunst voor ons verkregen.
Danken wij Haar van ganser harte en gaan we voort met de Heer te bidden
dat Hij ons niet in de steek laat. Maar mocht Hij in het huis de zonde
aantreffen, dan, wee ons! Dan helpt de Heer ons niet meer. Denk er dus
om, de valstrikken van de duivel tegen te gaan en dikwijls de sacramen-
ten te ontvangen."
Hij hechtte daarom veel belang aan het gebed van de leerlingen.
Als hij kon kwam hij gewoonlijk 's avonds zelf deelnemen aan het
avondgebed met de jonge studenten. Meer dan eens, als hij om een of
andere reden zijn avondmaal moest uitstellen tot de tijd van het gebed,
of zich in de refter moest ophouden, gaf hij nu eens de een, dan de an-
der opdracht om toezicht te houden of om bepaalde leerlingen te waar-
schuwen die in plaats van te gaan bidden ofwel sliepen of aan het spelen waren.
Enkele malen stond hij inderhaast van tafel op en ging het zelf
doen, zozeer was hij erom bekommerd dat het avondgebed godvruchtig zou
verricht worden. Hij kon niet uitstaan dat de jongens gedurende die tijd tegen

13.9 Page 129

▲back to top
- VI/129 -
de muur leunden of op hun hurken bleven zitten, als hondjes, zoals hij
zei.
Iemand maakte Don Bosco eens deze opmerking: "Zou het niet beter
zijn de jongens, in plaats van gemeenschappelijk en hardop te laten
bidden, elk voor zich in stilte te laten bidden en hen te gewennen aan
het inwendige gebed?"
Don Bosco antwoordde: "Als de jongens niet hardop met de anderen b i d -
den, zijn ze aan zichzelf overgelaten en bidden ze niet meer, noch
hardop, noch inwendig. Bovendien, gesteld dat ze alleen maar automa-
tisch zouden bidden en zelfs verstrooid, terwijl ze bezig zijn met het
uitspreken van de woorden, kunnen ze niet praten met hun kameraden. En
de woorden die ze zelfs automatisch uitspreken dienen ook nog om de
du iv el van hen weg te houden."
Hij drong er eveneens erg op aan dat, wanneer de jongens voor het ge-
meenschappelijke gebed bijeengeroepen werden, niemand langer zou blij-
ven spelen of wandelen op de speelplaats of onder de gaanderij. Hij
wilde dat iedere seminarist of priester met de jongens samen ging bid-
den. Hij verlangde volkomen stilzwijgen van 's avonds na het gebed tot
's morgens na de heilige mis. Dat stilzwijgen achtte hij van het hoog-
ste belang om alle vruchten van het gebed te kunnen plukken.
Een keer toen Don Bosco van zijn kamer naar beneden kwam om te
gaan biechthoren, ontmoette hij een groepje jonge studenten die naar de
kerk gingen om de heilige mis te horen. Daar hij enkelen van hen druk
bezig gezien had met spelen, waarschuwde hij hen met een paar woorden
en vroeg hun stil te zijn. Een van hen deed echter alsof hij de verma-
ning niet begreep. Toen ging Don Bosco naar hem toe en strafte hem.
Later toonde Don Bosco zich heel ontevreden omdat de assistenten niet
het stilzwijgen verlangden waar hij zo vaak op aangedrongen had.
Door al die zorgen stegen de gebeden van de hele gemeenschap
tot Gods troon op en werden daar graag verhoord. De woorden van de pro-
feet Isaias gingen zodoende volkomen in vervulling: "Geen vergeefse ar-
beid zullen zij verrichten, geen kinderen krijgen die spoedig sterven,
want zij zijn een geslacht van door Jahwe gezegenden. Voordat zij roe-
pen, antwoord ik hun al; terwijl ze nog smeken, verhoor ik hen al."(1) In
het begin van 1858 moest Don Bosco een grote schuld delgen voor 20 ja-
nuari en hij bezat geen stuiver. De schuldeiser had al een poosje ge-
wacht en thans wilde hij beslist betaald worden. Het was al de 12de
van de maand en niets was er gebeurd dat de verwachtingen van Don Bos-
co kon rechtvaardigen. Toen hij zich zo in het nauw gedreven voelde,
zei hij onder vier ogen tot enkele jongens: "Vandaag heb ik een bijzonde-
re gunst nodig. Ik ga naar Turijn, en jullie zult ervoor zorgen heel die tijd
(1) Is. 65, 23-24.
_____________

13.10 Page 130

▲back to top
- VI/130 -
in de kerk te bidden, elk op zijn beurt." - Dat gebeurde. Don Bosco ging
de stad in en de jongens gingen om beurten in de kerk bidden.
Terwijl Don Bosco door Turijn liep, kwam er in de buurt van de
kerk der lazaristen een onbekende heer naar hem toe, groette hem en
vr oe g: "Don Bosco ! Is het waar dat u geld nodig hebt?"
"Meer dan nodig! Het is beslist nodig dat ik het krijg."
"Als het zo is, neemt u dit dan!" En hij overhandigde hem een
envelop waarin zich verscheidene bankbiljetten van duizend lire bevonden. Don
Bosco stond verwonderd over deze gift, en hij aarzelde ze aan te nemen. Hij dacht
dat die heer een grapje wilde maken.
"Maar, waarom geeft u me dat bedrag"? vroeg Don Bosco hem.
"Neemt u het maar", hernam de ander, "en gebruikt u het voor uw
jongens."
"Nu, wel bedankt dan en Onze-Lieve-Vrouw moge het u vergelden...
Als u wilt, schrijf ik een ontvangstbewijs."
"Dat is niet nodig."
Don Bosco nam de biljetten die de onbekende hem gegeven had en
ging verder:
"Wilt U tenminste zo goed zijn me uw naam te noemen, opdat ik
weet wie mijn weldoener is."
"Zoekt u maar niet! De gever wil niet bekend worden. Hij verlangt
alleen dat u voor hem bidt... U kunt met dat geld doen wat u wilt...
over iets anders hoeft u zich geen zorgen te maken." - Toen hij dat ge-
zegd had verwijderde hij zich met snelle pas.
Het was klaarblijkelijk een teken van de goddelijke Voorzienig-
heid en Don Bosco stuurde onmiddellijk iemand om zijn schuldeiser te
ga an b etalen.
Mgr. Cagliero vertelde: "Op zekere dag van het jaar 1859 ging
Don Bosco naar de refter beneden, niet om te eten, doch met mantel en
hoed, gereed om uit te gaan. Verwonderd zeiden we: "0, Don Bosco, eet
u vandaag niet met on s? " "Ik kan vandaag niet op het gewone uur eten",
antwoordde hi j, "b ov en di en z ou i k wil le n da t ju ll ie d e re f te r ve rl ie -
ten. Jullie - en hij sprak tot Don Alasonatti, de prefect, tot Don Rua,
tot mij en tot enkele andere seminaristen - zouden van nu tot drie uur
ervoor moeten zorgen, dat er steeds een van jullie en enkelen van onze
meest godvruchtige jongens voor het Heilig Sacrament aanwezig zijn. Van-
avond, als ik de gunst verkrijg die we nodig hebben, zal ik jullie ver-
tellen waarvoor ik dat gebed vraag."

14 Pages 131-140

▲back to top

14.1 Page 131

▲back to top
- VI/131 -
"We volgden zijn bevel op en er werd gebeden tot drie uur. Te-
gen de avond keerde Don Bosco terug, even rustig en kalm als hij
's middags weggegaan was. Als antwoord op onze opdringerige en nieuws-
gierige vragen, z ei hij: "Vandaag verviel er om drie uur een belangrijke
overeenkomst met de drukker Paravia van tienduizend lire. Als ik ze
niet voldaan had, dan zou dat een groot nadeel betekend hebben voor hem
en ernstige nadelen meegebracht hebben ook voor het Oratorio. Andere
schulden bij andere schuldeisers waren even dringend, en zij stonden
geen verder uitstel meer toe. In totaal beliepen die schulden nog eens
tienduizend lire. Ik ben uitgegaan op zoek naar de Voorzienigheid en
zonder te weten waar ik heen moest gaan. In de Consolatakerk ging ik
binnen en bad daar de heilige Maagd mij niet in de steek te laten in
die beproeving. Toen ik weer buiten kwam liep ik straat in, straat uit
toen het opeens twee uur sloeg. In een smal straatje, in de buurt van
de kerk van de heilige Thomas, dat uitkomt op de weg naar het arsenaal,
kwam er een net geklede man op me toe en zei: "Kijk, als ik me niet vergis
bent u Don Bosco!"
"Jawel, om u te dienen", antwoordde ik.
"Zie eens aan; u zoek ik juist en had ik u niet ontmoet, dan had
ik helemaal naar het Oratorio moeten gaan. Dat spaart me een hele wan-
deling uit. Mijn meester heeft me opgedragen u deze omslag met inhoud te
overhandigen, alstublieft."
"En wat zit daarin?"
"Dat weet ik niet", zei de bediende. "Toen maakte ik de omslag
open en vond er een stel staatsschuldbewijzen in."
"Van wie komen die briefjes"? vroeg ik.
"Dat mocht ik u niet zeggen... maar ik heb mijn boodschap nu
verricht. Het gaat u goed." - En hij ging weg. Ik ben toen naar Paravia
gegaan. Toen ik het pakje briefjes had nagekeken, vond ik zoveel dat ik
hem de tienduizend lire kon betalen voor het drukken van de Katholieke
Lectuur en ook om andere dringende verplichtingen te voldoen! Och, jon-
gens! Wat is de goddelijke Voorzienigheid toch groot! Wat heeft ze het
goed met ons voor! Hoe dankbaar moeten we Haar zijn! Blijf toch altijd
braaf!Bemin de Heer altijd en beledig Hem nooit, dan zal Hij het ons
nooit aan het nodige laten ontbreken. -
"We z ag e n t oe n d a t zi jn g ez ic h t s t ra l e n de r w a s d a n o oi t , e n
dat zijn stem nog hartelijker en vriendelijker klonk dan anders: zo-
danig was hij vervuld van blijdschap en verwondering, van dankbaarheid
en van liefde tot God. Wij waren trouwens eveneens vervuld van verba-
zing en erkentelijkheid, terwijl onze bewondering voor onze goede vader nog
toenam.
"Dergelijke wonderbare verschijnselen als die van de goddelijke Voorzie-
nigheid hebben zich daarna nog tal van keren herhaald ten gunste van het Oratorio

14.2 Page 132

▲back to top
- VI/132 -
en van de andere huizen van de Congregatie."
In 1860 kwam op een zaterdag of op een andere dag voor een
feestdag tegen elf uur 's morgens de bakker naar Don Bosco toe en zei
bars tegen hem dat hij voor het avondeten van die dag geen brood meer
zou zenden als hij niet onmiddellijk betaald werd. En er was in huis
niets anders dan wat voor het middagmaal hoognodig was. Geen goede
woorden en beloften konden de man tot reden brengen.
Na het middagmaal stuurde Don Bosco iemand om zijn hoed en jas
te halen. Het was half twee 's namiddags en de seminarist Turchi met An-
fossi en andere kameraden, onder wie Giovanni Garino, stonden onder de
gaanderij met elkaar te praten bij de trap die naar de refter beneden
leidde. Plots verscheen Don Bosco, gereed om het huis te verlaten. Hij
ging naar de seminaristen toe en zei tot hen: "Doen jullie me het genoegen
en ga onmiddellijk naar de kerk om een minuut of twintig voor het Aller-
heiligste te bidden tot mijn intentie. Wissel elkaar twee aan twee af
totdat het tijd is voor jullie om naar de klas te gaan. Ik ben vandaag in gro-
te nood."
Zonder de reden van de vraag te kennen voldeden de seminaristen
direct aan zijn verlangen en toen zij al in de klas waren, keerde Don
Bosco in het Oratorio terug.
Don Turchi vertelde ons: 's Avonds was ik benieuwd te horen wat het
resultaat geweest was. Maar daar Don Bosco moest biecht gaan horen was
hij 's avonds zelfs niet aan het avondmaal met de communiteit, zoals hij
op de vooravond van de zondagen steeds deed. Ik vroeg aan de prefect Don
Alasonatti echter, of hij niets wist over het resultaat van onze gebeden. "0, ja-
wel", antwoordde hij "alles is goed verlopen en Don Bosco zal het jullie wel
vertellen." - De volgende dag na het avondgebed, vertelde Don Bosco ons het vol-
gende: "I k d a n k j u l l i e d i e g i s t e r e n g e b e d e n hebt. Ik had een grote be-
taling te doen aan de bakker Magra die het brood levert aan het Oratorio.
Hij verklaarde geen brood meer te kunnen leveren, als hij niet betaald
werd. Ik had geen geld en wist niet waar ik het zo gauw vandaan moest
halen. Terwijl jullie in de kerk waren, liep ik in de stad te denken waar-
heen ik me moest wenden. Toen hoorde ik plots een man die me riep. Hij kwam naar
me toe en zei: "0, Don Bosco, ik was juist o p weg naar u . Ik b en door
mijn baas gezonden, hij is ziek en wilde met u spreken." - Ik stemde
onmiddellijk toe en de bediende vergezelde me naar een man, die al een
hele tijd verplicht was het bed te houden. Hij ontving me heel vriende-
lijk, vroeg me allerlei zaken over het Oratorio. Daarna overhandigde hij
me een omslag waarin zich het geld bevond dat ik nodig had. Zodoende hebben
we vandaag de bakker kunnen betalen."
Op een andere avond vertelde Don Bosco aan de leerlingen die voor
hem gebeden hadden: "Ik was op weg gegaan om geld. Ik wist dat in de pa-
rochie van de martelaren een heel vermogende dame woonde, zonder familie,
maar die niets van weldadigheid wilde weten. Daar ik erg om geld verle-
gen zat, ging ik naar de pastoor, Don Bruno, en vroeg hem of hij er geen bezwaar

14.3 Page 133

▲back to top
- VI/133 -
tegen had als ik naar die dame toeging om haar hulp te vragen. De pas-
to or z ei: "Gaat u gerust, en als ze met iets over de brug komt bent u
een kraan. Ik heb het al verscheidene keren geprobeerd ten behoeve van
de parochie en ik heb nog geen duit van haar kunnen loskrijgen." - Niet-
temin ging ik erheen en bewogen door medelijden met mij en met jullie,
gaf de dame me tienduizend lire. Toen ik de pastoor daarna ontmoette en
hem vertelde hoeveel ik gekregen had, was hij heel erg verwonderd."
Rond 1862 moest Don Bosco enkele afbetalingen doen aan de aanne-
mers van de gebouwen en aan de leveranciers van hout, ijzer, leer, tex-
tiel en andere grondstoffen voor de werkplaatsen.
Maar vol vertrouwen in de goddelijke Voorzienigheid verzocht hij,
daar al de jongens in de klassen waren, de chef-kok Gala en andere god-
vruchtige personen van het huis, naar de kapel te gaan en de heilige ro-
zenkrans te bidden. Daarna verliet hij het huis om hulp te gaan zoeken.
Maar hij was nog niet ver van het Oratorio, of hij ontmoette op het
straatje dat langs het krankzinnigengesticht loopt iemand, die hem een
verzegelde omslag overhandigde en zei: "Voor uw werken"! en daarop liep
hij door. Toen Don Bosco de dikke envelop geopend had, vond hij er ze-
venduizend frank. Hij dankte de goddelijke Voorzienigheid en keerde
n a a r zijn kamer terug.
Al ging hij nu ook honderdmaal op zoek naar de goddelijke Voor-
zienigheid, steeds werd hij geholpen.
In het jaar 1861 had de heer Magra, de bakker aan wie Don Bosco
twaalfduizend lire schuldig was wegens broodlevering, geweigerd nog meer
te leveren. Zoals Don Bosco gewoon was in dergelijke omstandigheden tot
zijn schuldeisers te zeggen, liet hij ook nu meedelen dat de goddelijke
Voorzienigheid nog niet failliet was, en dat de Heer er wel zou voor
zorgen dat er geld beschikbaar was om zijn jongens brood te geven.
De heer Magra bracht het brood, maar kwam ook om zijn geld te
krijgen of minstens een gedeelte ervan. Maar er was geen geld in huis.
Het was op een zondagmorgen en Don Bosco zat in de sacristie een groot
aantal jongens biecht te horen, toen de schuldeiser aan de koster kwam
zeggen, dat hij tot iedere prijs met Don Bosco wilde spreken. De koster
probeerde hem te laten wachten maar de bakker baande zich een weg tussen
de jongens door en liep brutaal tot bij Don Bosco. Daar begon hij met
veel nadruk te beweren dat hij die verschuldigde som nodig had. Don
Bosco keek hem heel rustig aan en ze i: "Wacht u een ogenblikje tot ik
met biechten klaar ben.” - Waarop de ander: "Ik kan ni et wachten, ik
moet onmiddellijk betaald worden."
Als enig antwoord ging Don Bosco rustig door met biechthoren.
Toen de bakker zag dat Don Bosco geen acht sloeg op zijn woorden, ging hij weg.
Hij ging naar buiten en bleef onder de gaanderij op en neer lopen in
afwachting dat Don Bosco naar hem toe zou komen. Toen Don Bosco klaar was, bad hij

14.4 Page 134

▲back to top
- VI/134 -
dat de Heer hem in deze nood zou helpen. Op dat zelfde ogenblik kwam er
een onbekende heer de sacristie binnen, die hem een gesloten omslag
overhandigde, hem beleefd groette en zich terugtrok. Don Bosco legde die
brief in zijn brevier en na de mis ging hij naar de refter, vergezeld van
Don Angelo Savio en door enkele personen van buiten het Oratorio. Toen,
herinnerde Savio hem aan de dringende schuld en zonder van streek te
raken begon hij hem te vertellen dat men een ander moment moest afwach-
ten, daar hij momenteel niets had. Op het ogenblik echter dat de post al
binnen was, herinnerde hij zich de brief die hij in de sacristie ont-
vangen had. Toen hij hem opende, vond hij er een aanzienlijk bedrag in,
dat hij direct aan Don Savio gaf om de bakker behoorlijk te voldoen. Toen
hij deze kort daarna ontmoette, zei hij tegen hem: "U ziet het! De Voor-
zienigheid is groot en is ons te hulp gekomen! Nu zendt Ze een gedeel-
telijke afrekening en spoedig zal Ze de rest doen toekomen. Onze-Lieve-
Vrouw zij geloofd!"
Aldus verhaalden Mgr. Cagliero, Don Enria Savio en Don Bosco zelf.
Don Angelo Savio, econoom van het Oratorio, voegde aan deze fei-
ten nog toe: "Er was een schuldeiser die, in een aanval van woede omdat hij nog
steeds niet betaald was, de kamer van Don Bosco al verliet met de be-
dreiging hem voor de rechtbank te zullen dagen. Toen kwam er opeens een
weldoener op bezoek en gaf Don Bosco drieduizend lire, wat precies vol-
doende was om die schuld te betalen."
Bij een andere gelegenheid toen ikzelf in zorgen zat omdat ik de
metselaars moest betalen voor het al verrichte bouwwerk, nam ik mijn
toevlucht tot Don Bosco. Maar hij had niets om me te geven. Terwijl Don
Bosco me uitliet en me vroeg een andere keer maar eens terug te komen, k w a m ,
als ik me goed herinner, graaf Callori zijn kamer binnen. Deze
schonk hem een aanzienlijk bedrag dat wonderwel van pas kwam in die
kritieke omstandigheid."
Uit deze bladzijden blijkt dus de bedoeling van het gebed: de
grote naastenliefde van de goede zielen, het moedig aanvaarden van al
de moeilijkheden, tegenslagen en angsten. Don Bosco schreef op zekere
da g aan kanunnik Anfossi een briefje in deze termen: "Mijn waarde, Ik
ben met schulden overladen, houd een collecte voor me, anders ga ik
failliet." En kanunnik Anfossi, die zich in zijn laatste levensdagen nog
naar hem toe haastte om hem een aalmoes te geven, hoorde hem zeggen:
"Dit jaar alleen al heb ik bijna vier miljoen uitgegeven en goddank is
alles betaald. Vele kleintjes maken een groot; ze moeten me helpen, zo-
als jij thans doet, ook door weinig aan te bieden."
En de kleine giften kwamen hem toe uit handen van arme mensen,
maar van zo velen, dat het op de lange duur meer bedroeg dan wat al de
rijken samen geschonken hadden. Men leest in het boek der Spreuken,
hoofdstuk 19, vers 22: "De mens die behoeftig is, is weldadig, daar hij bewijst

14.5 Page 135

▲back to top
- VI/135 -
te weten wat lijden betekent." De bescheiden, maar heldhaftige handelin-
gen van weldadigheid van deze nederige boden der goddelijke Voorzienig-
heid liepen in de miljoenen. Laten we twee feiten noemen.
Toen Don Bosco eens in het nauw zat door een schuld van driehonderd
lire die zonder uitstel betaald moest worden, kwam er plots een man van
gevorderde leeftijd de speelplaats op en, naar Don Bosco toegaande, zei
hij: "Ik ben een oud regeringsambtenaar. Ik heb wat opzij gelegd van mijn
pensioen en ik dacht eraan er een beetje goed mee te doen voor het wel-
zijn van mijn ziel." – En met die woorden overhandigde hij Don Bosco een
beurs.
"Maar hebt u ook wat opzij gelegd voor het geval dat u eens ziek
wordt?" vroeg Don Bosco.
"Dat doet de Voorzienigheid wel", besloot de brave man, "en vooral-
eer ik sterf wil ik enkele verdiensten vergaren voor de eeuwigheid. Als
ik ziek word, zijn er nog hospitalen." En zonder nog iets te zeggen ging
hij heen.
In de beurs zaten precies driehonderd lire.
Op een dag kwam er een oude dame van ongeveer 75 jaar naar het Ora-
torio om Don Bosco te spreken. Hij dacht dat ze alleen maar kwam om hem
te vragen een verzoekschrift voor haar te schrijven aan een of andere
autoriteit of een rijke heer.
"Nee, nee", antwoordde ze, "ik moet met Don Bosco spreken."
Don Bosco nam haar mee, verzocht haar plaats te nemen en zij begon:
"Ik ben een arme vrouw, ik heb altijd gewerkt om de kost te verdienen. Ik
had een zoon en die is gestorven; nu blijft me niets anders over dan ook
maar te sterven. Ik heb geen behoeftige erfgenamen. Vooraleer mijn zoon
stierf, zei hij tegen me dat ik alles wat ik over had maar als aalmoes
moest schenken. Ziehier: ik heb honderd frank, overgespaard in vijftig
jaar voortdurend werken. Ik vertrouw ze u toe. Ik heb nog vijftien frank
en die bewaar ik voor de kist waarin ze me na mijn dood zullen leggen.
Ook heb ik nog een klein sommetje om de dokter te betalen. Ik ga vanavond
in bed liggen en het zal dan nog slechts een kwestie van enkele dagen
zijn."
"Ik neem die honderd frank van u aan", antwoordde Don Bosco, "en ik
dank er u voor, maar ik verzeker u dat ik ze niet zal aanraken dan na uw
dood, zodat u ze eventueel nog kunt terugkrijgen."
"Nee, laat u het liever zo; ik heb een aalmoes gegeven en heb er de
verdienste van. Beschikt u maar vrij over dat geld. Wanneer ik er behoef-
te aan zou hebben, dan zal ik u om een aalmoes komen vragen. Als u die
dan schenkt, hebt u er eveneens de verdienste van. Maar, komt u me opzoe-
ken als ik ziek ben?"

14.6 Page 136

▲back to top
- VI/136 –
"Zeer zeker"! antwoordde Don Bosco.
De volgende dag kwam Don Bosco getroffen door de kinderlijke naasten-
liefde van die oude vrouw, op de gedachte haar te gaan opzoeken, maar hij
herinnerde zich de straat en het huisnummer niet meer. Er verstreken twee
dagen toen een andere vrouw hem kwam roepen. Don Bosco ging terstond. Nau-
welijks was hij in de kamer of hij herkende de oude vrouw die hem glimla-
chend te verstaan gaf dat ze niets nodig had.
"Maar natuurlijk wel", riep Don Bosco uit, "u hebt iets nodig, anders
had u me niet laten roepen."
"Ja, ik wil de heilige sacramenten ontvangen."
Zij ontving ze zeer godvruchtig en stierf in vrede.
O, beminnelijke liefde! Al de dagen van zijn leven kon Don Bosco zeg-
gen: "Hoe goed is de Heer! Hij wist dat we in zorgen zaten en Hij gaf wel-
dadige lieden de gedachte in ons te helpen. – En tegelijkertijd werd de
belofte van psalm 32 bewaarheid: "Heel de aarde hebbe voor Jahweh ontzag,
alle bewoners der aarde moeten Hem vrezen. – De rijken zullen in nood ver-
keren en honger lijden; maar degenen die de Heer vrezen zal het aan niets
goeds ontbreken."

14.7 Page 137

▲back to top
- VI/137 -
H O OF D S T U K
XV
DE VERSCHILLENDE BROEDERSCHAPPEN IN HET ORATORIO - VERLIES
VAN HUN NOTULEN - TWEE CONFERENTIES VAN DON BOSCO GEHOUDEN
VOOR DE BROEDERSCHAP VAN HET HEILIG SACRAMENT - NOODZAAK
VAN EEN NIEUWE BROEDERSCHAP VOOR DE AMBACHTSJONGENS - EEN
JONGEN BEKEERD DOOR EEN GEBED TER ERE VAN DE HEILIGE JOZEF
- GODSVRUCHT VAN DON BOSCO TOT DEZE HEILIGE PATRIARCH -
GIUSEPPINA PELLICO VERTAALT VOOR DON BOSCO DE ZEVEN
ZONDAGEN VAN DE HEILIGE JOZEF UIT HET FRANS - OPRICHTING
VAN DE BROEDERSCHAP VAN DE HEILIGE JOZEF EN HAAR REGLEMENT
- VERHEUGENDE RESULTATEN - DON BOSCO BELOOFT
EEN VAN ZIJN AMBACHTSJONGENS AAN EEN BEGINNEND
LIEFDADIGHEIDSWERK DE SEMINARISTEN STEUNPILAREN VAN DE
BROEDERSCHAPPEN - TWEE BRIEVEN VAN DON BOSCO AAN DE RECTOR
VAN HET SEMINARIE EN ZIJN OORDEEL OVER HET GEDRAG VAN
ENKELE SEMINARISTEN.
Een machtig middel om de godsvrucht levendig te houden waren de
broederschappen van de Heilige Aloysius, van de Onbevlekte Ontvangenis
en van het heilig Sacrament. Don Bosco bezocht de bijeenkomsten af en
toe, nu eens van de een dan van de ander, om hun zijn verlangens te doen
kennen en hun zijn overtuigend woord te laten horen.
En de secretarissen van elke broederschap probeerden zijn woorden
zo getrouw mogelijk, op te nemen in hun notulen. Het was een ware schat
van voorbeelden, raadgevingen en aansporingen, die doorgegeven moesten
worden aan degenen die in de loop der komende jaren hun opvolgers zouden
zijn. Maar helaas zijn hun aantekeningen ons niet bewaard gebleven. Te-
vergeefs hebben we er heel ijverig naar gezocht. Het veranderen van de
lokalen waar die bijeenkomsten gehouden werden, het voortdurend optrekken
van nieuwe gebouwen, het doorgeven van dergelijke documenten van de een
aan de andere, de dood van een van hen, bij wie dergelijke geschriften
verwaarloosd werden of vergeten; het verlangen van sommigen om de herin-
nering aan hun jeugd en aan Don Bosco te bewaren evenals het veranderen
van ambt en van woning der secretarissen, dat alles was oorzaak van het
verloren gaan van deze geschriften.

14.8 Page 138

▲back to top
- VI/138 -
Slechts twee conferenties die door Don Bosco in dat jaar 1859
gehouden werden voor de broederschap van het Heilig Sacrament hebben
we kunnen opsporen. Daarin doelt Don Bosco, zoals altijd, in de eerste
plaats op de godsdienstige onderrichting van de jongens. Het zal onze
lezers genoegen doen dat wij de gedachten van Don Bosco bewaren en
da arom is het dat we er hier melding van maken.
"
Eerste conferentie
"
"
De profeet Isaias had aangekondigd dat bij de komst van de
" Heer de bergen zouden schudden en dat de meest versteende harten
" zouden ontbranden van liefde. Maar wanneer vandaag zijn blikken
" vanuit het rijk der zaligen over de aarde zouden dwalen, hoezeer
" zou die heilige geestdrift dan afkoelen.
"
De patriarchen en heel het Hebreeuwse volk verlangden naar
" de dagen van Jezus Christus, zij snakten ernaar Hem in hun midden
" te hebben, door Hem te worden gezegend. En wij, nu wij Hem bezit-
" ten, nu wij Hem voortdurend in onze kerken hebben, nu wij Hem in leven-
" de aanwezigheid kunnen aanbidden, Hem in ons hart ontvangen, met
" met Hem kunnen spreken, Hem alles kunnen vragen omdat Hij meester
" is over alles... hoe behandelen we Hem? Om onze ondankbaarheid
" en onze onverschilligheid van ons af te schudden, stellen we ons
" deze twee vragen: Wat doet Jezus voor ons in het sacrament? Wat
" behoren wij daarom voor Hem te doen?
"
Wat doet Jezus, verborgen in het heilige sacrament, voor
" ons? Hij stelt een daad van de diepste zelfvernedering, om ons
" een voorbeeld te geven van deze zo noodzakelijke deugd. Heel
" Zijn sterfelijk leven was waarlijk een voortdurende zelfvernede-
" ring; maar wanneer ik zie dat Hij geboren wordt in een grot, Hem
" zie liggen op een beetje stro, hoor ik eveneens het gezang van
" de engelen, zie ik een schitterende ster die Zijn komst verkon-
" digt aan de groten van de wereld, aan de heilige Drie Koningen,
" die zich terstond op weg begeven om Hem te aanbidden; als ik Hem
" zie temidden van de menigten veracht en beschimpt door de Schrift-
" geleerden en de Farizeeërs, zie ik ook dat Hij overal waar Hij
" komt, vergezeld wordt door de meest opzienbarende wonderen; als
" ik Hem aan het kruis zie hangen, zie ik ook dat tevens door Zijn
" Lijden het firmament geschokt en verduisterd wordt en dat de zon
" haar licht verliest; dat de aarde trilt en beeft onder de voet
" van het kruis; dat de doden uit hun graven opstaan; dat de ge-
" schokte natuur aan de wereld de dood verkondigt van de mensgewor-
" den God. Maar in het heilig sacrament zie ik niets dat me op
" enigerlei manier aanduidt dat er een almachtige en oneindig goede
" God in verborgen is. En waarom? Uit liefde tot de mensen! Om bij
" ons te kunnen blijven als onze gelijke, om ons te leren nederig
" te zijn... Als Hij maar een enkele straal van Zijn majesteit liet
" doorschijnen, wie zou zich dan voor Hem kunnen staande houden?...
"
En dan, wanneer het zo was, welke verdienste zou een chris-

14.9 Page 139

▲back to top
- VI/139 -
" ten dan hebben? De verdienste bestaat in het geloof. Indien deze God
" zich op onze altaren zichtbaar zou openbaren, dan verviel meteen
" onze verdienste als gelovige. Hij wil ons een gemakkelijke, lief-
" devolle gelegenheid geven deze verdienste te verwerven door te
" geloven aan Zijn woorden, die de woorden zijn van een goddelijke
" vriend. Maar in welke mate vindt Hij een levendig geloof in ons?
"
Hoe moeten wij tegenover een zo goede God oordelen over
" onze onverschilligheid ten opzichte van Zijn liefde? Wanneer men
" achteloos de kerk binnenkomt, het tabernakel geen kniebuiging
" waardig acht of dat maar zo half doet; sommigen lijken wel op de
" joden die eerst Jezus vastbonden en dan voor hem bogen om hem te
" bespotten! 0, beste jongens, als jullie de kerk binnenkomen,
" richt je ogen dan op het tabernakel waar Jezus Christus verblijft.
" Hoewel jullie Hem niet zien is Hij er toch! Verlevendig jullie
" geloof; bedenk dat daar Degene woont, voor wie al de legioenen der
" engelen beven en voor Wie al de scharen der heiligen met het hoofd
" ter aarde gebogen staan.
"
Ik vraag nogmaals: wat doet onze Heer Jezus Christus in
" het heilig sacrament? Hij bidt aanhoudend voor ons tot zijn
" eeuwige Vader! Hij houdt diens straffen tegen en de bliksems die
" Hij anders zou slingeren voor onze zonden. Wanneer men over de
" wereld niets meer ziet en hoort van dat soort verschrikkelijke
" straffen die neerdaalden over het joodse volk ten tijde van de
" oude wet, dan is dat stellig niet doordat onze zonden niet zo
" geweldig groot zijn, of geringer in aantal. Ook jullie weten
" welke en hoeveel goddeloze mensen onder ons vertoeven. Wie houdt
" iedere dag, ieder ogenblik zonder onderbreking de straffende arm
" der eeuwige gerechtigheid tegen? Het is Jezus op onze altaren, die in
" het bijzonder in de heilige mis zich voor ons slachtoffert. Bij
" het zien van Zijn wonden steekt de engel der verdelging het
" zwaard weer in de schede...
Twee de conferentie
"
Jullie hebben in de laatste conferentie gehoord wat Jezus
" voor ons in het heilige sacrament doet. Thans rest ons na te gaan,
" wat men moet doen voor Hem. Hij is op onze altaren in een voort-
" durende staat van vernedering, van zelfopoffering en bidt voor
" ons. En wij moeten: 1. erkentelijkheid betonen voor Zijn verne-
" dering door een oprecht geloof; 2. voor Zijn lijden een erkente-
" lijkheid van vurige liefde tonen; 3. voor de gebeden die Hij voortdu-
" rend voor ons stort erkentelijk zijn door een volmaakt berouw.
"
1. Hij, de zo grote God, verbergt zich daar in alle nede-
" righeid onder de gedaanten van brood en wijn. Deze vernedering van
" Hem zou voor de mensen een prikkel moeten zijn om vaster te geloven
" dat Hij de God van liefde is, dat het enkel uit liefde is, uit liefde

14.10 Page 140

▲back to top
- VI/140 -
" ook voor wie Hem naar weinig bemint, dat Hij zich zo vernedert.
" En toch hoeveel ketters zijn er niet, die, juist omdat ze geen schijn
" van het goddelijke zien, hem durven loochenen in het sacrament...
"
Dezen zouden met eigen ogen het goddelijke gelaat van Je-
" zus Christus moeten kunnen zien, ze zouden de engelachtige harmonieën
" moeten horen waarmee al die zalige geesten Hem voortdurend om-
" ringen. Maar weten zij, dat degene die niet aan het woord van Jezus
" Christus gelooft Hem nooit van aangezicht tot aangezicht zal zien,
" en bijgevolg verdoemd zal worden. De ondankbaren, met hun harde
" schedels, van dezelfde soort als de trouweloze joden, die, omdat
" ze de wonderen niet konden loochenen die Jezus Christus in hun
" bijzijn bewerkte, beweerden dat Hij zulke wonderen in opdracht van de
" duivel verrichtte. Op die manier dus, o, mijn goddelijke Zalig-
" maker, belonen de mensen u voor uw zelfvernedering? Och, mijn Jezus,
" het is waar dat er verscheidene van zulke ondankbaren zijn die u
" niet erkennen. Maar te midden van zoveel ondankbaren zijn er vele
" zielen, zijn er al deze jongens, die uit de volheid van hun hart
" geloven dat U levend en waarlijk tegenwoordig zijt in het heilid
" sacrament. Jawel, zij geloven dat u de Zoon bent van de eeuwiger
" Vader, van de levende God, absoluut meester van al het geschape-
" ne. Zij geloven dat U waarlijk de zoon zijt van Maria uit wie gij
" geboren zijt om ons te verlossen van de zonde...
"
2. 0, gelukkige tijden van de jonge Kerk, waarin die vurige
" kampioenen van Christus zich zo hebben onderscheiden door hun
" liefde. Hoezeer verlangt men in onze dagen daarnaar terug. Hoe
" de liefde der eerste christenen voor Jezus Christus in het heilig
" sacrament was, kunnen wij leren uit de geschiedenis. Zij vergaten
" geen enkel ogenblik de Calvarieberg en het kruis. Met hoeveel
" eerbied, met hoeveel aanbidding, met welke godvruchtige aandacht
" gedroegen zij zich in zijn aanwezigheid, bezochten zij het, woon-
" den zij het misoffer bij en gingen ze te communie! In die gehei-
" ligde tijden weende de een van vreugde, de ander zuchtte met een
" beklemd gemoed en menigeen raakte als in geestvervoering buiten
" zichzelf. Maagdelijke en onschuldige kinderen die lofzangen zin-
" gen tot het goddelijk Lam, zoals de engelen in het hemelse Sion
" doen, door hen komt uiteindelijk het gelukzalige ogenblik waarop
" zij hun Jezus kunnen omhelzen. Ge ziet hen met Jezus in hun hart,
" en uit liefde tot Hem heldhaftig en glorievol martelaarschap tegemoet
" gaan. Met hun bloed en hun leven brengen zij dank aan Jezus voor het
" bloed en het leven dat Hij voor hen aan het kruis geofferd heeft.
" Maar ach! Wanneer ik mijn blik laat gaan naar de christenen van heden,
" wat een heel ander schouwspel speelt zich dan voor me af? Wat een ver-
" slapping, wat een koelheid, wat een verwaarlozing in het verster-
" ven van eigen zinnen! Maar als degene die zoveel voor ons gedaan
" en geleden heeft als de goddelijke Zaligmaker Jezus niet de moei-
" te waard is om onze harten van liefde te doen gloeien, wat is daar dan
" wél voor nodig? ...
"
3. Tenslotte moeten de gebeden die Jezus voor ons stort ons
" ertoe nopen Hem de erkentelijkheid te betuigen van een volmaakt be-

15 Pages 141-150

▲back to top

15.1 Page 141

▲back to top
- VI/141 -
" rouw. En wie zal zich niet een of andere oneerbiedigheid te ver-
" wijten hebben, als hij in gedachten zijn leven nagaat? Zoveel gebrek
" aan eerbied in Zijn tegenwoordigheid, zoveel verstrooidheid! Zoveel
" communies, ontvangen met een kil hart, onverschillig, alleen uit
" conventie en om niet in het oog te lopen! Wie weet nog of hij niet
" menigmaal het verraad van Judas hernieuwd heeft met een heilig-
" schennis! En Jezus was toch steeds zo goed, zo vol erbarming voor
" onze ellende! Och, iedereen zal wel eens denken aan de manier
" waarop hij Jezus behandeld heeft en dan besloten hebben voor de
" toekomst in zijn hart een levendig geloof te ontsteken in erkente-
" lijkheid voor zoveel vernedering waaraan onze goede God zich uit
" liefde tot ons onderworpen heeft. In zijn hart zal hij dan een
" grote liefde opwekken voor Jezus evenals een oprecht berouw voor
" al zijn zonden.
Terwijl Don Bosco op deze manier de leden van de broederschap van
het heilige sacrament tot het goede aanspoorde, zag hij in dat er in het
Oratorio nog niet voldoende broederschappen waren voor al de klassen.
Voor de oudere internen bestond de broederschap van de Onbevlekte Ont-
vangenis. Zij oefenden zich in de geestelijke liefde voor hun kameraden.
Don Bosco had hun als voorbeeld de heilige Johannes de evangelist voor-
gesteld, omwille van zijn onschuld en zijn ijver waarmee hij de heilige
Maria onder zijn hoede genomen had. Voor zijn catechisten, interne of
externe, zorgden de conferenties van de heilige Vincentíus a Paolo.
Van deze heilige gaf hij een levendige beschrijving van diens naasten-
liefde. De broederschap van het heilige Sacrament met de kleine clerus
was uitsluitend gesticht voor de studenten. Die van de heilige Aloysi-
us was bestemd voor al de interne en externe jongens. Maar het
grote aantal studenten dat ingeschreven was, de verschillende ar-
beidsuren, de wijze raad om de jongens niet de minste tijd af te nemen
van hun ontspanning op zondag, het verschil in karakter en ontwikkeling,
dat alles was oorzaak dat er slechts heel weinig van de vakjongens aan de
bijeenkomsten van deze broederschap deelnamen.
Don Bosco besloot daarom dat ook de vakjongens een eigen broeder-
schap zouden hebben. Degenen die het bereidwilligst waren om het goede
na te streven zouden er deel van uitmaken. Het werd de broederschap van
de heilige Jozef, het voorbeeld van de goede, vlijtige, en christelijke
werkman. Don Bosco was er zeker van dat zijn beminde vakjongens, door te
luisteren naar de onderrichtende en aangepaste conferenties, zich tot
vroomheid en godsvrucht zouden gedreven voelen.
Op een avond vertelde hij hun hoeveel de heilige Jozef van de
jeugd hield. - "Het is nog maar een paar jaar geleden", vertelde hij hun,
"dat een arme jongen uit Turijn, die geen enkele godsdienstige opvoeding
genoten had, op zekere dag voor een stuiver tabak ging kopen. Toen hij
bij zijn wachtende kameraden teruggekeerd was, wilde híj lezen wat er op
het papiertje stond waar ze in de winkel de tabak hadden ingedaan. Het was een

15.2 Page 142

▲back to top
- VI/142 -
gebed tot de heilige Jozef ter verkrijging van een goede dood. De
jongen slaagde er nauwelijks in de zin ervan te begrijpen, en toch was
hij zo getroffen door het weinige dat hij ervan begreep, dat hij geen
oog van het papier kon afhouden. Zijn nieuwsgierige vriendjes zouden het
ook wel graag hebben willen lezen, maar hij verborg het in zijn jasje en
ze gingen spelen. Hij was overigens ongeduldig om het gebed nog eens te
lezen, zo een onuitwisbaar vriendelijke indruk had hij ervan gekregen
toen hij het de eerste maal las. Hij bestudeerde het inderdaad zolang
totdat hij het van buiten kende en hij bad het iedere dag, maar als het
ware automatisch, zonder de uitdrukkelijke bedoeling er een of andere
genade door te verkrijgen.
De heilige Jozef was niet ongevoelig voor die, ik zou zeggen on-
vrijwillige toewijding. Hij bewoog het gemoed van die arme jongen. Nadat
hij zich bij Don Bosco gemeld had, verkreeg hij het onschatbare ge-
luk terug te komen tot God. De jongen beantwoordde de genade; hij
kreeg de tijd om zich te laten onderrichten in de godsdienst, die hij
tot dan toe uit onwetendheid veronachtzaamd had. Daarna kon hij op be-
hoorlijke wijze zijn eerste communie doen. Doch kort daarop werd hij
verrast door een ziekte. Hij stierf onder de aanroeping van de heilige
Jozef die hem in die uiterste ogenblikken vrede en troost schonk."
Het woord van Don Bosco maakte indruk omdat het met een voorbeeld
gepaard ging. Het valt niet onder woorden te brengen hoe genegen hij de
heilige Jozef was en hij toonde het door voortdurende daden zijn leven
lang, zoals de meest vooraanstaande leerlingen uit alle perioden voor
ons getuigen. Hij had hem opgenomen onder de beschermheiligen van het
Oratorio, hij had de vakjongens onder zijn bescherming gesteld, en ook
had hij hem uitgeroepen tot beschermer van de examens van de studenten.
Tot hem nam hij zijn toevlucht in zijn nood en hij spoorde ook de ande-
ren aan hetzelfde te doen. Verscheidene malen in de loop van het jaar
sprak hij 's avonds over zijn machtige hulp. Hij liet het feest van de bescher-
mer op de derde zondag na Pasen vieren en was gewoon de jongens er met
bijzonder mooie preken op voor te bereiden. De jongens vierden de maand van
Sint-Jozef hetzij persoonlijk in d e kapel, of in gr oe pen verenigd. Z ij
waren er door de regel niet toe verplicht, doch zo groot was de devotie
die hij hun inboezemde dat bijna allen aan de oefeningen deelnamen. Later wilde
Don Bosco in al de kerken die hij bouwde steeds een altaar toegewijd hebben aan
de heilige Jozef. Het deed hem veel genoegen en hij liet zijn blijdschap
erover ook blijken toen Paus Pius IX de heilige Jozef tot patroon van de univer-
sele Kerk uitriep. In 1871 verklaarde hij dat in al zijn huizen het fe es t va n
19 m aa rt d oo r d e st ud en te n en d e vak jo ng en s me t sc ho rs in g v an alle ar-
beid moest gevierd worden. In die jaren was 19 maart in Piëmont als feestdag ge-
schrapt.
Hij leverde het bewijs van deze voortdurende devotie in 1859. Toen
breidde hij de "Wijze Jongeling" uit met een oefening ter herinnering
aan de zeven smarten en aan de zeven vreugden van de heilige Jozef, met
een gebed tot dezelfde heilige voor het verkrijgen van de heilige deugd van zui-

15.3 Page 143

▲back to top
- VI/143 -
verheid, met een ander om een goede dood af te smeken, en met nog een heel mooi
loflied te zijner eer. In het reglement van het zondagsoratorio laste
hij vervolgens in het derde deel, hoofdstuk V, de volgende aantekening
in: "Op de zeven zondagen die aan het feest van de heilige Jozef vooraf-
gingen, is er een volle aflaat te verdienen voor wie te biechten en te
communie gaat. Daarom behoren de jongens tijdig daarvan op de hoogte ge-
steld te worden en bijzondere woorden van aanmoediging zullen tot hen ge-
richt worden."
Daarmee nog niet tevreden vroeg hij de zuster van Silvio Pellico
uit het Frans een werkje te vertalen, getiteld: De zeven zondagen van
de heilige Jozef, dat hij van plan was te laten drukken en het onder
het volk te verspreiden. We publiceren een brief die deze dame in het
begin van de winter over dat boekje schreef.
"
Zeereerwaarde Heer,
"
"
Daar ik tot mijn spijt niet het genoegen mocht hebben U in
" mijn landhuis te ontvangen, veroorlove U mij dat ik u schriftelijk
" bedank voor de eer die U me aandeed.
"
Daar U voor de correctie van mijn vertaling van de Zeven
" zondagen van de heilige Jozef de beschikking moet hebben over de
" Franse tekst, heb ik in Turijn naar het boekje laten zoeken, maar
" het is er niet. Ik stuur U hierbij ingesloten echter het boekje
" dat ik, hoe klein het ook is, gaarne terug zou willen ont-
" vangen omdat ik het, zoals u ziet, van de schrijver heb ontvangen.
" Wilt U eraan denken?
"
Kunt U, die zoveel kennissen hebt, er niet voor zorgen dat
" Hinger voor de naderende winter ergens onder dak komt! Hoe moet
" hij het klaarspelen zonder iets? Hij zou willen werken, maar met
" niets kan hij ook niets beginnen.
"
U zult terecht zeggen dat ik brutaal ben. Maar neen, dat
" zegt u niet, want uw hart is van liefde vervuld. Op dit ogenblik zult u
" van Hinger zelf al vernomen hebben dat ik, doordat ik al zoveel
" mogelijk voor hem gedaan heb, op het ogenblik niet eens in staat
" ben om hem ook maar in het minst te helpen, te meer omdat ik al
" vier jaar getroffen ben door hagelslag. God zij erom geloofd, ja-
" wel, maar nu heb ik geen middelen meer om die arme jongen nog te
" helpen.
"
Wat heb ik daarmee te maken en wat kan ik doen, zult U
" zeggen! Och, neemt u de zaak ter harte, de Voorzienigheid zal op
" de een of andere manier wel helpen!
"
Vergeef me ter liefde van de heilige Jozef, help Hinger
" uit liefde tot de heilige Jozef, en de heilige Jozef moge nog
" meer Uw instelling beschermen en Uw moeite zegenen. In het
" di ep st e ve rtrouwen, heb ik de eer met grote eerbied te verblijven,
"
Uw nederigste, meest toegewijde en verplichte
" 27 oktober 1859.
dienaresse,
"
Giuseppina Pellico.

15.4 Page 144

▲back to top
- VI/144 -
Door de eerbied die Don Bosco koesterde voor de heilige Jozef,
bereidde hij dus de stichting van een broederschap te zijner eer voor.
De seminarist Giovanni Bonetti, die een jaar lang filosofie gestu-
deerd had in het seminarie van Chieri, was aangetrokken door de liefde
die hij Don Bosco toedroeg en door de herinnering aan het heerlijke
gezinsleven dat hij, in het Oratorio teruggekeerd, bij hem genoten had.
Nu hem de assistentie van de vakjongens was toevertrouwd, en hij op de
hoogte was van de bedoelingen van Don Bosco, vroeg en verkreeg hij ver-
lof om met een dergelijke broederschap te beginnen. Toen hij de vakjon-
gens het plan meedeelde, juichten zij het voornemen vol blijdschap toe.
Heel veel jongens beantwoordden met grote belangstelling de oproep. Op
de inschrijvingsdag, waarschijnlijk zondag 20 maart, had er een mooie
godsdienstplechtigheid plaats. Van dat ogenblik af leidde de broeder-
schap van de heilige Jozef voortdurend een bloeiend bestaan tot op onze dagen.
Don Bonetti legde aan de basis van de broederschap een reglement
dat door Don Bosco was geïnspireerd en door hem verbeterd werd. Nader-
hand werden er nog allerlei verbeteringen in aangebracht, maar de geest
bleef steeds gelijk.
De nieuwe broederschap werd op de volgende wijze opgezet:
I
DOEL VAN DE BROEDERSCHAP VAN DE H. JOZEF
"
Het doel van deze broederschap is de eer van God en de
" beoefening der christelijke deugden te bevorderen, in het bijzonder
" bij de vakjongens die in het Jongenstehuis van de H. Franciscus
" van Sales opgevoed worden.
II
LEDEN DIE DE BROEDERSCHAP VORMEN
"
De broederschap zal bestaan uit een president, een vice-
" president en een secretaris, allen te benoemen door de directeur
" van het instituut.
"
Werkende leden kunnen echter zijn de vakjongens, hun leer-
" meesters, assistenten, catechisten en al degenen die voldoen aan
" de hierna genoemde voorwaarden.
III
VOORWAARDEN VOOR TOETREDING
"
Om deel uit te maken van deze broederschap is noodzake-
" lijk: 1. dat de jongen een rechtstreeks of onrechtstreeks verzoek
" richt tot de president van de broederschap;

15.5 Page 145

▲back to top
- VI/145 -
" 2. dat hij toegelaten is tot de heilige communie;
" 3. dat hij gedurende twee maanden bewijzen van goed gedrag heeft
" geleverd;
" 4. dat hij geschikt geoordeeld wordt door de leden die het be-
" stuur van de broederschap vormen, en zijn toelating de goedkeu-
" ri ng v erkrijgt van de overste van het instituut;
" 5. dat hij het reglement gelezen heeft en belooft dat na te komen;
" 6. hij zal twee maanden lang aspirant zijn; daarna zal hij, indien
" hij blijken van geschiktheid gegeven heeft, als werkend lid van de
" broederschap ingeschreven worden;
" 7. op de dag van zijn aanneming moet hij de heilige sacramenten
" ontvangen en zal hij de gewijde medaille van de heilige Jozef
" ontvangen met een bewijs van toelating.
"
Allen wordt aangeraden deze medaille devoot om de hals te
" dragen, ook voor het verkrijgen van talrijke aflaten die eraan
" verbonden zijn.
"
"
IV
"
"
ALGEMENE REGELS
"
"
De jongens die deel uitmaken van de broederschap van de
" heilige Jozef, vertrouwend op de machtige hulp van deze grote heilige,
" beloven:
" 1. met zorg de regels van het Instituut in acht te nemen;
" 2. stipte gehoorzaamheid aan de dag t e leggen tegeno ve r de
" oversten, aan wie zij zich met onbeperkt vertrouwen onderwer-
" pen; hun kameraden te stichten, zowel door het goede voorbeeld,
" als door hen liefdevol te vermanen telkens als de gelegenheid
" zich daartoe voordoet:
" 3. zich met de grootst mogelijke liefde erop toe te leggen vecht-
" partijen en elk soort van meningsverschil onder de kameraden te
" voorkomen, waar ook en om het even onder welke omstandigheden;
" 4. streng te vermijden en hetzij zelf of met behulp van anderen
" verkeerde gesprekken te verhinderen of wat ook dat in strijd is
" met de eerbaarheid;
" 5. een afkeer te hebben van ledigheid, door ervoor te zorgen dat
" ze op alle ogenblikken van de dag bezig zijn;
" 6. het menselijk opzicht te overwinnen en zich geen slaven te
" tonen van ijdele of ingebeelde vrees.
" 7. de uiterlijke zinnen te versterven om rein en zuiver te kun-
" nen blijven in gedachten, woorden en werken, in navolging van
" de heilige Jozef, die de eerste was om aan God de gelofte van
" zuiverheid te doen en daardoor de behoeder werd van de zuiver-
" heid zelf, Jezus Christus.
"
V
"
"
BIJZONDERE REGELS
"
"
Er zijn geen bijzondere gebeden; niettemin bevelen we deze
" enkele oefeningen aan:

15.6 Page 146

▲back to top
- VI/146 -
" 1. veelvuldige gebruik van de heilige sacramenten, eenmaal per week
" of op zijn minst alle veertien dagen;
" 2. op bijzondere wijze onze patroon de heilige Jozef te eren op
" zijn feestdagen, zoals de dag van zijn heilig huwelijk (23 januari),
" de dag van zijn edele dood (19 maart) en zijn beschermfeest (3de
" zondag na Pasen); het zal het beste zijn deze feesten te laten voor-
" afgaan door een noveen met heilige communie ter ere van de heilige;
" 3. ter ere van de heilige Jozef of een of andere akte van liefde
" te verrichten, waaraan ook anderen dan de leden van de broederschap
" kunnen deelnemen;
" 4. op alle plechtigheden van het jaar zorgen de zonen van de heilige
" Jozef ervoor godvruchtig tot de heilige communie te naderen.
" 5. indien een der leden ziek mocht worden, deelt de president dat in
" de eerstvolgende conferentie mee, opdat er speciaal voor de zieke
" kan gebeden worden;
" 6. indien er nachtelijke assistentie nodig is, kan de president
" daartoe opdracht geven aan twee leden van de broederschap, die dat
" mooie werk van naastenliefde op zich nemen; en indien de zieke hulp
" blijft nodig hebben, verrichten de leden deze dienst iedere nacht,
" twee aan twee, met goedvinden van de directeur;
" 7. indien de zieke naar het andere leven zou overgaan, zijn de le-
" den, met goedkeuring van de directeur van het huis, bij de begrafe-
" nis tegenwoordig, en begeleiden zij het stoffelijke overschot naar
" het graf. Door elk lid wordt de communie voor de zielenrust van de
" overledene opgedragen, en op de volgende conferentie wordt er, in
" plaats van andere werken van liefde, het rozenhoedje gebeden voor
" de overleden kameraad.
"
Ter geruststelling van iedereen wordt verklaard dat de boven-
" genoemde regels, uit zichzelf zelfs niet onder dagelijkse zonde ver-
" plichten, tenzij in die gevallen die al in deze zin geboden of
" verboden zouden zijn door Gods geboden of die van de Kerk.
"
"
VI
"
"
REGLEMENT VOOR DE CONFERENTIES
"
" 1. De leden van de broederschap van de heilige Jozef komen één keer
" per week bijeen in aanwezigheid van de president. Als opening wordt
" er gelezen uit het leven van de heilige Jozef, of uit een ander
" stichtend boek.
" 2. De conferentie wordt geopend met de aanroeping van de Heilige
" Geest en met het afroepen der namen van alle leden ook de aspirant-
" leden.
" 3. In de conferenties worden zaken behandeld die betrekking hebben
" op de verering van de heilige Jozef, op de navolging van zijn deug-
" den of er wordt gesproken over de verspreiding van goede boeken.
" Tenslotte moeten allen zich goed doordringen van alles wat het
" geestelijk en materieel welzijn van de leden der broederschap betreft.
" 4. In de conferentie worden ook de postulanten voorgedragen en de

15.7 Page 147

▲back to top
- VI/147 –
" leden van het bestuur kunnen hun mening te kennen geven over het aanvaar-
" den van de aspiranten. De president houdt hiermee rekening, maar
" hij kan ook de toelating afwijzen of handelen zoals hij meent dat
" het best is in de Heer.
" 5. De conferenties zullen over het algemeen kort zijn en worden
" besloten met een onze vader, weesgegroet, gloria, een spreuk, en
" het oremus ter ere van de heilige Jozef.
" 6. Iedere maand wordt er aan de overste van het huis meegedeeld
" wat er in de conferenties gedaan werd, of het aantal leden gegroeid
" of afgenomen is, of de regels in acht genomen werden, kortom
" hoe het staat met de groei van de broederschap.
"
Het reglement van de broederschap van de heilige Jozef dat
" de taken van de bestuursleden regelde, zag er zo uit. - Het was de
" taak van de president de vergaderingen van de broederschap bijeen
" te roepen, zorg te dragen voor de godsdienstige onderrichting van
" de leden en met alle middelen de grootst mogelijke geestelijke en
" stoffelijke voortgang onder de medebroeders te bevorderen. - De
" vice-president moest de president vervangen telkens als deze ver-
" hinderd was, en hem bijstaan in alle gevallen die hij niet kon
" afhandelen. - De secretaris had de opdracht de afwezige leden en
" aspiranten te noteren, aantekening te houden van het onderwerp
" dat op iedere conferentie behandeld werd alsook van de voornaamste be-
" sproken punten. Dit schriftelijke verslag nam hij dan op in het
" daarvoor bestemd boek. Ook was het zijn taak het belangrijkste
" te noteren wat de broederschap deed en een nauwkeurige lijst aan te
" leggen van alle leden en ook van de aspiranten. - De raadslieden
" en decurionen moesten erop toezien dat de leden het reglement van
" de broederschap stipt naleefden.
"
Om het vereiste belang aan deze broederschap te geven wer-
" den tot ereleden ervan benoemd de hogere oversten van het Oratorio en
" werd ze gelijkgesteld met die van de heilige Aloysius. Terwijl het
" om lid te worden van de broederschap van de Onbevlekte Ontvangenis,
" van het heilig sacrament of de kleine clerus voldoende was zich te
" laten inschrijven, moest er om tot de broederschap van de heilige
" Jozef te kunnen toetreden, een t oetredingsformu le uitgesproken
" worden.(1)
(1) De postulanten nemen geknield plaats voor het altaar of bij een beeld van de heilige. Een
met koorhemd en stola geklede priester, wendt zich, na de Heilige Geest aanroepen te hebben
door het bidden van het Veni Creator, vers en oremus, tot de postulanten en richt de volgende
vragen tot hen, waarop gelijkvormige antwoorden gegeven worden.
V. Broeders wat vraagt ge van mij?
A. We vragen te worden toegelaten tot de broederschap van de H. Jozef.
V. Kent ge de reglementen van die broederschap?
A. Wij kennen ze doordat we ze met aandacht gelezen hebben en vertrouwen op de hulp van God en
van de heilige Maagd om ze te kunnen naleven.
V. Met welk doel wilt gij tot deze broederschap toetreden?
A. Om ons een christelijke levenswijze eigen te maken onder de bescherming van de heilige
Jozef door hem na te volgen in zijn deugden, vooral in de zuiverheid en in de gehoorzaamheid.
V. Welke bijzondere reden brengt u er toe tot deze broederschap toe te treden?
A. De voornaamste reden is dat wij ons onder de bescherming van de heilige Jozef willen stel-
len in levensgevaar en vooral in het stervensuur.

15.8 Page 148

▲back to top
- VI/148 -
"De gezegende resultaten van deze nieuwe broederschap zullen dui-
delijk blijken uit het geheel van onze bladen, en van toen af waren zij al
te verwachten door het goede gedrag van een groot deel der vakjongens.
Dat werd zozeer opgemerkt, dat er om hen gevraagd werd in verschillende
werkplaatsen en instituten van Piëmont, en later in gans Italië en in
vele andere delen van de wereld. De namen van hen zouden ons een verras-
send lange lijst verschaffen.
We hebben nog een brief uit dat jaar, geschreven door Don Bosco aan
een stichter van een liefdadigheidswerk die hem om een vakjongen ge-
vraagd had.
"
Waarde Heer,
"
"
Het verwarde beeld van de politieke omstandigheden heeft
" me even doen aarzelen alvorens te antwoorden op Uw gewaardeerd
" s c h r i j ven.
"
Laat ik dus zeggen: wanneer U bij het genoemde plan blijft, zou
" ik u wel een van mijn jongens kunnen zenden, niet een meester
" schoenmaker, maar die toch wel in staat is het voorwerp van zijn
" vak te snijden en te maken. Ik hoop dat, wat zijn gedrag aangaat,
" er geen bezwaren zullen zijn. Alleen zou er rekening moeten ge-
" houden worden met zijn huidige levenswijze. Ik zal een af-
" schrift voor U laten maken van het reglement van dit huis. Voor
" de z on d a gs bi je e n komsten zou het goed zijn dat we daar eens over praten.
" Daarom,
(1) vervolg van p. 147.
Pr. De Heer zegene uw verheven voornemen en: de Heilige Maagd moge u helpen het te bewaren
tot het einde van uw leven. Legt er u met grote ijver op toe de regels van de broederschap
na te leven, en weest ervan overtuigd dat de heilige Jozef in het leven een beschermer voor u
zal zijn, vooral in het stervensuur.
Nadat de priester dit gezegd had, spraken de postulanten de volgende formule uit:
" I k . . . b eloof alles te doen wat ik kan, om de heilige Jozef, de bruidegom van Maria, de
zuiverste der
maagden, te kunnen navolgen; en daarom wil ik slechte kameraden vermijden, mij verre
houden van onwelvoeglijke gesprekken, en de anderen met woord en een goed voorbeeld tot
de deugd aansporen. Ik beloof bovendien al de regels van de broederschap te zullen onder-
houden. Dat hoop ik te volbrengen met de tulp van de Heer en onder de bescherming van de
Heilige."
Na deze plechtige belofte zeiden de nieuwe leden allen samen:
In onze geestelijke en tijdelijke noden zullen we met onbeperkt vertrouwen onze toe-
vlucht nemen tot de heilige en hem zeggen:
Glorievolle heilige Jozef, onze beschermer, wij smeken u uw blik zegenend te willen
richten op onze tegenwoordige noden en ons die hulp te willen verlenen, die gij het beste
acht voor ons zielenheil. - Herinner u, o, allerheiligste bruidegom van de maagd Maria, o,
onze milde beschermer Sint-Jozef, dat men nimmer gehoord heeft dat iemand uw bescherming
inriep en om uw bijstand vroeg zonder door u verhoord te zijn. In dit vertrouwen komen wij
tot bij U en bevelen ons vurig in uw hoede aan. Och! wijs onze smeekbeden niet af, o, voed-
stervader van de Verlosser, maar neem ze in genade aan en verhoor ze. Amen.
Jezus, Jozef en Maria, U schenk ik mijn hart en mijn ziel. - Jezus, Jozef en Maria, sta mij
bij in mijn laatste doodsstrijd. - Jezus, Jozef en Maria, moge mijn ziel in vrede met U gelukkig
zijn.
Nadat ze hun naam en voornamen in een register geschreven hadden, ontvingen de nieuwe
leden de medaille van de heilige Jozef. Daarna richtte de priester een korte aansporing
tot hen, en de plechtigheid eindigde met h e t g e z a n g : L a u d a t e D o m i n u m o m n e s g e n t e s .

15.9 Page 149

▲back to top
- VI/149 -
" wanneer U ooit eens naar Turijn komt, probeert U dan de een of
" andere zondag bij ons te blijven, dan zult u zien hoe we ons hier redden
" in nomine Domini. Mocht er iets bijzonders zijn, zegt U het mij
" dan en si Dominus dederit zal ik U komen opzoeken.
"
Mocht u liever een jonge kleermaker willen hebben, ook die
" kunt U krijgen.
"
Mijn nederige groeten aan de onverschrokken Don Fenoglio. Beiden
" wens ik U veel moed toe in de Heer. Tracht een miljoen abonnees
" te werven voor de Katholieke Lectuur; bid voor mij en voor
" mijn arme zonen, terwijl ik verblijf,
"
uw onderdanige dienaar en vriend,
" Turijn, 3 april 1859.
Bosco G., pr.
En nu beëindigen we dit hoofdstuk met een opmerking. Wanneer
de ziel van de broederschap van de heilige Jozef en van al de andere de
veelvuldige heilige communie was, de vorming, de groei en de band die
de leden van dergelijke instellingen samen bond, dient toegeschreven te
worden aan de ijver en het goede voorbeeld van de seminaristen. Bijna
iedere week verzamelde Don Bosco hen in zijn kamer voor een vertrouwe-
lijke bespreking, waarin hij hen op de hoogte stelde van zijn ideeën en
hun richtlijnen gaf om een onbesproken gedrag te blijven handhaven.
Wanneer hij de deugden van de heilige Franciscus van Sales beschreef,
hield hij niet zelden een lofreden op diens beminnelijkheid, zuiverheid
en offerzin zelfs ten koste van zijn eigen leven, voor de redding van de zie-
len.
Deze seminaristen, die voorwerp waren van zijn tederste zorgen,
had hij tot zich getrokken sinds hun jongste jaren en zij beantwoordden
aan de gekregen onderrichtingen. Dat kon ook haast wel niet anders, daar
hij geen vertrouwen stelde in zijn geestelijken of in die van het semi-
narie, tenzij die jongelui de zekerheid gaven dat alles goed met hen zou
aflopen. En hij van zijn kant hielp hen op allerlei manieren bij het
nastreven van hun heilige verlangens.
Zo schreef hij aan kanunnik Vogliotti, rector van het seminarie en
diocesaan vicaris:
"
Zeereerwaarde Heer Rector,
"
"
De seminarist Alasia da Sommariva uit Chieri, schrijft me
" dat hem om kostgeld gevraagd is. Hij is naar het seminarie gegaan in
" de hoop, dat dit gratis zou zijn. U had deze hoop bij mij gewekt.
" Ik zou dringend willen vragen de betrokkene te helpen, daar hij
" niet in staat is ook maar een stuiver te betalen en anders ge-
" noodzaakt zou zijn naar huis terug te keren. - De seminarist
" Bonetti heeft daar het hele afgelopen jaar van kunnen profiteren.
" U hebt bij mij de verwachting gewekt dat door Bonetti in het huis
" op te nemen, dat ook voor de seminarist Alasia zou gelden.

15.10 Page 150

▲back to top
- VI/150 -
"
Vol vertrouwen in uw goedheid verblijf ik met alle achting,
"
uw dienstwillige dienaar,
" Ten huize, 6 april 1859.
Bosco Giovanni, pr.
Degenen die zich later niet goed bleken te gedragen, sloot hij
zonder mededogen van de geestelijke staat uit, met mededeling van zijn
ernstige redenen aan de geestelijke overste. Eens antwoordde hij op een
vraag van de bovengenoemde rector van het seminarie in deze bewoordingen:
"
Zeereerwaarde Heer Rector,
"
"
Het valt me een beetje moeilijk inlichtingen te verstrekken
" over de jeugdige... uit... Ik zal U coram Domino de dingen ver-
" tellen zoals ik ze ken. Zijn studie is goed, zijn gedrag middel-
" matig en hij werd uit het huis verwijderd om redenen die onder
" christenen niet genoemd worden. Daar heeft hij de klassen gevolgd
" tot en met de retorica. Het is mogelijk dat, sinds de twee jaren,
" dat hij hier niet meer verblijft, zijn gedrag verbeterd heeft en
" zich daardoor een bijzondere aanbeveling verworven heeft.
"
Ik ben van oordeel dat deze inlichtingen voldoende zijn,
" en ben bereid tot nadere uiteenzettingen indien dat noodzakelijk
" mocht zijn, terwijl ik verblijf,
"
Uw dienstwillige dienaar,
" Ten huize, 15 maart 1859
Bosco Giovanni, pr.
"
" N.B. Indien genoemde jongeman zich aanmeldt voor het examen voor
"
de inkleding dan zal ik hem het bewijs van goed gedrag
"
weigeren. Hij zal dat dan van zijn pastoor moeten verkrijgen.

16 Pages 151-160

▲back to top

16.1 Page 151

▲back to top
- VI/151 -
H O O F D S T U K XVI
ENKELE RICHTLIJNEN VOOR HET ONDERRICHT IN DE CHRISTELIJKE
LEER -BESTUDERING EN VERKLARING VAN HET NIEUWE TESTAMENT:
LESSEN IN GEWIJDE WELSPREKENDHEID; DE ONVOORBEREIDE
PREDIKANT - DE LES VAN DE CEREMONIEEN - VERSCHILLENDE
WEKELIJKSE CONFERENTIES VOOR AL DE STUDENTEN -
ONDERRICHTING OVER HET GOED GEDRAG EN HET VOORDEEL
DAARVAN - DON BOSCO, HET TOONBEELD VAN EEN VOLMAAKTE
OPVOEDING - BELEEFDHEID EN NAASTENLIEFDE BIJ HET SPREKEN
EN HET VERMANEN - ZWIJGEN EN NADENKEN ALS DE GEEST
OPGEWONDEN IS: EEN BELACHELIJKE UITVAL VAN WOEDE - GOEDE
MANIEREN BIJ ALLES WAT MEN DOET: DON BOSCO EN HET
BOKSPRINGEN - DE KIESHEID WAARMEE DON BOSCO ENKELE
JONGENS OPMERKZAAM MAAKT OP SOMMIGE LOMPE HANDELINGEN -
HOFFELIJKHEDEN BIJ HET ONTVANGEN VAN BEZOEKERS - ONTWERP
VOOR EEN BLIJSPEL DAT GOEDE MANIEREN BIJBRENGT - WAT DE
JONGENS ERBIJ WINNEN DOOR DE AANSPORINGEN VAN DON BOSCO
TE VOLGEN – LOFREDE.
De wijze maakt zich beminnelijk door zijn woorden, zegt Ecclesi-
asticus.(1) Daardoor overtuigt hij en weet hij degenen die naar hem
luisteren zijn wil te doen volgen. Zo ook was Don Bosco, en die bemin-
nelijkheid prentte hij ook zijn medewerkers in, terwijl hij, om zich
van de goede gang van zaken in de communiteit verzekerd te houden, tel-
kens zei: "Spreek, spreek!" Voor dat heilige doel vermenigvuldigde hij
de gelegenheden om te spreken, niet alleen voor zichzelf, maar ook voor
de oversten van het huis, en voor verscheidene heilige priesters van de
stad, die van zijn geest vervuld waren en die hij uitnodigde om zich
met hem in het Oratorio te komen onderhouden. Dezen spraken in zijn
plaats wanneer hij afwezig of verhinderd was. Zij maakten zich tot de
echo van zijn woord, brachten zich zijn beginselen in herinnering, en
deden hun best om aan zijn verlangens te voldoen.
(1) Eccl. 20, 13.

16.2 Page 152

▲back to top
- VI/152 -
Buiten de preken, de weergaven van de levens der pausen, het avond-
woordje, de conferenties voor de broederschappen, het wekelijks aflezen
van de punten die de studenten verdiend hadden, de uiteenzetting en ver-
klaring van het reglement van het huis, buiten dat alles verzamelde Don
Bosco ook nog zijn leerlingen om hun onderwerpen van veel gewicht uiteen
te zetten die betrekking hadden op de religieuze en burgerlijke opvoe-
ding. Het zijn dingen die niet vergeten mogen worden, en die we hier na-
der bespraken omdat ze niet op hun plaats zouden zijn indien we er elders
over zouden spreken.
Op de eerste plaats zullen we met de catechismus beginnen. Geleide-
lijk aan was Don Bosco in de tijd van ongeveer twintig jaar, van 1846 tot
1866, gewoon geworden zijn seminaristen en de oudere en beste jongens
bijeen te laten komen om hun de methode bij te brengen met vrucht cate-
chismusles te geven aan hun externe en ook wel interne kameraden. Bij
voorkeur werd de sacristie als plaats voor die bijeenkomsten gekozen.
Dikwijls zette hij het reglement van de zondagsoratorio's uiteen. Hij gaf
de leermeesters de raad, gedurende de catechismusles te blijven staan ten
einde een beter overzicht te hebben over de zittende jongens. Zo konden
ze alles ook beter zien en op die manier ook gemakkelijk stilzwijgen af-
dwingen. Ook drong hij erop aan dat de antwoorden op de catechismus ver-
gezeld zouden gaan van een korte overweging zonder zich te verliezen in
uiteenzettingen die toch niet begrepen werden. Don Angelo Savio en Gio-
vanni Villa verhalen ons hoeveel goeds die vergaderingen bewerkten. Zij
voegen eraan toe hoe hij in de zondags- en avondscholen verscheidene uren
per week besteedde om de jongens op een prettige en ingetogen manier din-
gen te verhalen uit de heilige Schrift, waarbij hij de woorden van de
heilige boeken zelf aanhaalde en met het woord van God zelf sprak. Op
die manier zette hij de onderrichtingen verder die zij in de kerk gehoord
hadden van degelijke theologen van het convict vanwaar Don Cafasso ze er
's zondags heen zond.
Ook de interne jongens, in klassen verdeeld, kregen 's zondags in de kerk
catechismusles. Doch bovendien zorgde Don Bosco ervoor dat hun wekelijks
ongeveer een hoofdstuk van de christelijke leer aangewezen werd om van
buiten te leren. Ook de vakjongens moesten dat opzeggen in de les die ze
iedere zondagavond kregen. Ze werden niet toegelaten tot het eindexamen
van de schoolstof, wanneer ze niet geslaagd waren voor het godsdienst-
examen, een examen dat afgenomen werd door de gewone leermeesters zelf
ofwel door hun leider. Dat gebeurde opdat de leerlingen zich ermee ver-
trouwd zouden maken de voornaamste betekenis toe te kennen aan het gods-
dienstonderricht, meer dan aan het Italiaans, Latijn, Grieks en de ande-
re bijkomstige stof.
Aan de seminaristen van de theologieklassen, en eveneens aan die
van de twee klassen filosofie, had hij opgedragen dat ze iedere week tien
verzen uit het Nieuwe Testament zouden bestuderen en ze bij het ontbijt
op donderdagmorgen letterlijk vanbuiten zouden opzeggen.
Dat gebruik begon in 1853. Toen Don Bosco de refter binnenkwam om

16.3 Page 153

▲back to top
- VI/153 -
het gebruik op gang te brengen, hadden al de seminaristen de Vulgaat in
de hand. Ze hadden het boek opengeslagen bij de eerste regels van het
evangelie van de heilige Mattheus Liber generationis Iesu Christi filii
David. Daarmee, meenden zij, zou Don Bosco noodzakelijk moeten beginnen,
maar hij begon, na de actiones met: - "Het evangelie van de heilige Mat-
theus, hoofdstuk 16, vers 18: Et ego dico tibi, quia tu es Petrus, et
super hanc petram aedificabo Ecclesiam meam, et portae inferi non prae-
valebunt adversus eam. Et tibi dabo claves regni coelorum: et quodcumque
ligaveris super terram erit ligatum et in coelis; et quodcumque solveris
super terram, erit solutum et in coelis."
Toen hij daarna met enkele woorden het gezag van de paus omschre-
ven had, wees hij als stof voor de studie in die eerste week, de eerste
tien versregels aan van het evangelie dat ze in de hand hadden. Verschei-
dene jaren lang leidde hij zelf deze studie, waarbij hij telkens een kor-
te verklaring gaf in weinig, maar waarlijk prachtige bewoordingen, be-
sluitend met een stelregel die de liefde tot God aanwakkerde en die maat-
gevend was voor het gedrag. Zijn wijze en aantrekkelijke woorden beziel-
den de seminaristen zodanig dat ze de hele week lang naar de donderdag
verlangden.
Tegen 1857 liet hij zich, daar hij dikwijls heel laat in de
biechtstoel moest blijven, vervangen door de seminarist Michele Rua. In
1863 af hij die opdracht aan Don Domenico Ruffino en daarna achtereen-
volgens aan verscheidene anderen, maar hijzelf nam af en toe nog wel deel
aan deze bijeenkomsten en soms leidde hij ze zelf.
Aan deze oefening, die gewoonlijk het Testamentino genoemd werd,
voegde hij soms enkele opmerkingen toe over de manier waarop men het
woord Gods verkondigt. Hij beval een grote eenvoud en duidelijkheid aan
in de uiteenzetting om indruk op het gemoed te maken. Het heil der zielen,
zei hij telkens, moet het enige doel zijn van de predikant.
Zekere dag, zo vertelde ons D. Francesco Cerruti, een zonderlinge
uitdrukking. De seminaristen lachten eens met de overdrijvingen die ze in
de preken van de zeventiende eeuwers gelezen hadden, en hij zei tot hen:
"En als die stijl en die beelden in die eeuw nu eens noodzakelijk waren
om door de mensen gehoord te worden en om vrucht op te leveren voor de
zielen, wat zouden we daar dan tegen in te brengen hebben? Ik vind dat
iemand die anders had gehandeld verkeerd zou gedaan hebben."
Bij een andere gelegenheid besprak hij de vereiste goede voorbe-
reiding, en de ordelijk gerangschikte stof alvorens de preekstoel te be-
klimmen. En hij kruidde zijn uiteenzetting met geestige feiten die aan-
toonden wat voor een ongelukkige figuur een priester kan slaan, wanneer
hij slordig of onnauwkeurig voorbereid deze belangrijke plicht vervulde.
We waren erbij aanwezig toen hij begon te vertellen: "Een kape-
laan stond bekend om zijn grote goedmoedigheid. Om hem te kenschetsen is
het voldoende te wijzen op de uitermate klassieke manier die hij erop

16.4 Page 154

▲back to top
- VI/154 -
nahield bij het preken. Hij beklom de preekstoel en met gesloten ogen en
de handen op de rand van de preekstoel rustend hield hij zijn inleiding:
"Ziet", zo begon hij, "ik zal kort zijn, heel kort. Ge weet dus dat het
evangelie van deze dag... - ach, die vrouwen daar!... ik weet wel dat
jullie vrouwen, lang van stof zijn, maar probeer minstens onder de preek
te zwijgen!... - Dus, het evangelie van vandaag verhaalt ons de vermenig-
vuldiging der broden. Zorg er dus voor te gaan biechten want dat voor-
schrift valt eveneens af te leiden uit het heilig evangelie van vandaag.
Begin uw gewetensonderzoek met het eerste gebod... - hé! koster, neem eens
even de domper en geeft die paar kwajongens ginds een paar tikken! - ...
en als het gewetensonderzoek betreffende het eerste gebod gedaan is,
begint ge over het tweede na te denken... - Maar kunnen die kinderen daar
bij het hoofdaltaar nu niet stil zijn? - En zo verder gaande, gaat ge na
of ge gehoorzaamd hebt aan het derde gebod..."
En zo ging hij door met de tien geboden niet zozeer te verklaren,
dan wel op te sommen. Hij had gezegd kort te zullen zijn, en hij was inder
daad kort, zodat hij nooit meer dan tien minuten op de preekstoel stond.
Als de mensen dachten dat hij ging beginnen daalde hij van de preekstoel
af. Wat denken wij nu van die manier van preken? Welke vruchten kon ze
opleveren? Verontwaardiging, gelach of slaap! En zo gaat het steeds om de
ene of de andere reden met iemand die onvoorbereid de preekstoel opgaat,
tot groot nadeel van de zielen, terwijl hij zich zwaar te verantwoorden
heeft op het ogenblik dat hij voor de rechterstoel van God moet verschij-
nen. Wie deze plicht van de priester duidelijk inziet, zal een grote
oogst binnenhalen. "Het past de mens", staat er geschreven in hoofdstuk
16 van het boek der Spreuken, "dat hij zijn gemoed moet voorbereiden (met
studie, overweging en gebed): en de Heer zal zijn tong leiden (met zijn
genade)!"
Tot de conferenties kan men ook het onderricht in de heilige ere-
dienst rekenen dat aan de seminaristen gegeven werd. Don Bosco zelf be-
gon ermee en de theoloog Giovanni-Battista Bertagna zette het een tijd-
lang voort. Tegen 1857 nam kapelaan Don Gherardi van de Santa Mariakerk
graag die taak op zich. Daarna werden de seminaristen van het Oratorio
opgenomen onder de geestelijkheid van zijn parochie en bij plechtige
feesten gingen zij erheen om te assisteren bij kerkelijke plechtigheden.
Als hij tijd over had, leerde hij ook al de jongens die in het huis opge-
nomen waren de mis dienen, hoewel er ook andere leermeesters waren die
tot taak hadden hen in deze verheven diensten in te wijden. Don Bosco
stelde er inderdaad prijs op dat al zijn leerlingen de heilige mis goed
konden dienen. De seminaristen waren Don Bertagna en Don Gherardi heel
genegen wegens hun beminnelijkheid en bewonderenswaardige nauwkeurigheid
waarmee ze les gaven. Meer dan één oudere zal zich herinneren hoe ze hen
vol liefde tegemoet snelden om hun de hand te kussen wanneer ze in het
Oratorio aankwamen.
Don Gherardi werd opgevolgd door onze beminde kameraad, de pries-
ter Don Giuseppe Rocchietti, die het werk tot 1862 voortzette, toen hij
het Oratorio omwille van zijn zwakke gezondheid met tegenzin moest ver-
laten.

16.5 Page 155

▲back to top
- VI/155 -
Toen werd Don Giovanni Cagliero met het onderricht in de ceremo-
nieën belast en na hem werd door Don Giuseppe Bongiovanni het werk van
de anderen voortgezet.
Don Bosco had eveneens een conferentie op iedere woensdagavond
vastgesteld voor de jonge studenten. Op die manier zouden zij met de
vordering in de studie, de andere plichten niet verwaarlozen. Toen hij
er niet meer regelmatig mee kon doorgaan, wendde hij zich tot verschei-
dene priesters die zijn vrienden waren, opdat zij hem zouden vervangen.
In 1856-57 handelde Don Casassa - een eerbiedwaardige priester, zowel
door zijn leeftijd als door zijn vele deugden, directeur van de Zusters
van de Heilige Anna - over de zonde, over de deugden en over de sacra-
menten. Soms was het in de studiezaal, maar meestal was het de vrijdag
in de Aloysiuskapel, waarbij hij steeds koorhemd en stola droeg. Zijn
conferentie werd door de jongens graag bijgewoond en ze duurde niet lan-
ger dan een half uur. Bovendien preekte hij tot 1863 ook op zondagavond,
afwisselend met de theoloog Borel en kanunnik Borsarelli.
Opdat de studenten de kerkelijke lofgezangen zouden kunnen zin-
gen en de zin ervan goed zouden begrijpen, nodigde hij in 1857-58 de
priester prof. Matteo Picco uit ze iedere donderdag te behandelen, aan
welke uiteenzettingen ook de studenten van de Cottolengo deelnamen.
In 1859 had Don Zattini uit Brescia, die aspirant was in het in-
stituut, de taak gekregen bovenbedoelde conferenties te leiden. Hij gaf
een uiteenzetting van de psalm en van al de andere gebeden van het
heilige offer opdat allen goed zouden begrijpen wat ze baden. Deze uit-
eenzetting had plaats soms op woensdag - soms op zondagmorgen.
In 1860, 61, 62 en 63 zette de theoloog Borel dit gebruik op
woensdag voort in een vertrek met twee vleugels. De ene is nu de tegen-
woordige ziekenafdeling, de andere was onder de kamer van Don Bosco.
De theoloog nam plaats op het punt waar de twee zaaltjes een hoek vorm-
den. Hij ging daar zitten, gekleed in koorhemd en stola en al de jonge
studenten en seminaristen namen plaats rechts en links van hem. Hij be-
handelde een beredeneerde catechismus. Een heel jaar lang sprak hij zo
duidelijk over het geloof dat allen het begrepen. Fides sine operibus
mortua est; sine fide impossibile est placere Deo. Als hij de schoon-
heid van deze hoofddeugd beschreef, was hij werkelijk subliem, zei ons
prof. Don Garino, die aanwezig was.
Enkele jaren lang was Don Bongiovanni zijn opvolger voor de les-
sen in de moraal in de studiezaal. Daarna kwam er aan het gebruik een einde.
We willen nog iets zeggen over de conferentie of les in goede
manieren. Eenmaal in de week werd die gegeven in de studiezaal op don-
derdagmorgen, hoewel soms ook op zondag voor het middagmaal. Deze taak
was voor rekening van de prefect van het huis en de eerste die dat zou
doen was Don Alasonatti in 1855. Het was de voltooiing van de christelijke op-

16.6 Page 156

▲back to top
- VI/156 -
voeding, omdat de jongens die van het platteland en uit de werkplaatsen
kwamen, daar niet geleerd hadden zich behoorlijk te gedragen in de maat-
schappelijke omgang.
Deze voorschriften waren ontleend aan de boeken van het Nieuwe en Oude
Testament. Hierin werd gesproken over het gedrag aan tafel: dat men
niet mocht gaan zitten terwijl anderen nog stonden, over het gedrag te-
genover de oversten en kameraden, over de manier waarop men moet spreken
met vooraanstaande personen, in één woord, over het gedrag in alle le-
vensomstandigheden. De manier waarop iemand zich gedraagt, is een stille
tolk van het hart en men kan er uit opmaken wat zijn natuurlijke aard is. De
heilige Geest zegt in het boek Ecclesiasticus:( 1 ) "Men kent de mens aan zijn
uiterlijke verschijning, en aan wat er op het gelaat te lezen staat, kan
men de verstandige mens kennen. De manier van kleden, van lachen en van
lopen tekenen het wezen van de mens."
Daarom verlangde Don Bosco dat zijn leerlingen een verstandige
indruk zouden maken en dat zij zich door de ingetogenheid van ieder ge-
baar, door hun welgemanierdheid, ongekunsteldheid en waarachtige be-
scheidenheid de achting en welwillendheid van allen zouden verwerven.
Soms verscheen hij wel eens op de katheder in de studiezaal in plaats
van de prefect, maar meer dan woorden was zijn voorbeeld een voortdurende
les in goede manieren. Hij was het toonbeeld van een welopgevoed mens;
vol aandacht bij alles wat hij deed of zei, trachtte hij niemand te
kwetsen door wat ze bij hem zagen of hoorden, en hij behandelde allen
met de meeste eerbied, zoals de heilige Paulus leert: Cui honor, honor.
Nooit verzuimde hij de regels van beleefdheid tegenover iemand die hem
een bezoek kwam brengen. De deftige burgers die hem aandachtig gadesloe-
gen, verwonderden er zich over en meermalen hoorde men hen uitroepen:
"Maar waar heeft hij toch een dergelijke hoffelijkh e i d g e l e e r d ? H i j i s e e n
volmaakte gentleman!" - Don Albera hoorde dergelijke uitdrukkingen, en
dikwijls, ook in Frankrijk, en dat was een van de secundaire redenen
waarom de grote heren hem graag gastvrijheid verleenden in hun paleizen.
Dezelfde voorkomendheid legde hij eveneens aan de dag tegenover de ar-
men en hij kwam nooit hun huis binnen zonder het hoofd te ontbloten.
Ook tegenover de leerlingen legde hij een betoverende hoffelijkheid aan
de dag. "Ik zou je dit of dat willen toevertrouwen; wat denk je er van?"
- "Doe me een genoegen en ga even een boodschap voor me doen." - "Vind
je het goed als ik je een raad geef?" - "Zou je me kunnen helpen bij dat
werkje?" In geen enkele van zulke dingen speelde enigerlei gemaaktheid
een rol, omdat hij gevormd was door de liefde van Onze Heer, zoals een
priester betaamt.
De jongens spiegelden zich aan het gedrag van Don Bosco, die,
hetzij in het openbaar of onder vier ogen, niet ophield hun zijn raadge-
vingen en de nodige verbeteringen te laten horen. In de goede manie-
re n za g hij het uitgangspunt van vele deugden. Daarom gaf de verstandige op-
(1) Eccl. 19, 29-30.

16.7 Page 157

▲back to top
- VI/157 -
voeder de tijd aan om te spreken en de tijd om te z wi jgen De leerlin ge n
waren bijvoorbeeld gewaarschuwd nooit afkeer te laten merken, die gewekt
wordt door lompe of verwaande, of te terughoudende of te uitgelaten ma-
nieren van de een of ander. - Ook mochten ze een kameraad nooit terugver-
tellen wat anderen voor kwaad over hem gezegd hadden; en ze moesten doen alsof
ze de een of andere sarcastische opmerking niet hoorden. Ook onder huns
gelijken mochten ze niet halsstarrig aan hun eigen mening blijven vast-
houden. Nooit zichzelf als voorbeeld stellen, met de woorden: ik zou het
heel anders gedaan hebben. Nooit iemand die een eigen gevoelen laat
blijken, tegenspreken. Luisteren zonder iets van verveling te laten
blijken, veeleer belangstelling aan de dag leggen, ook voor iemand die
iets vertelt, wat hij vroeger al eens verhaald heeft, en luisteren alsof
het iets nieuws was, en dat vooral tegenover oude mensen. Niet altijd
stommetje spelen bij een gesprek onder vrienden. Niemand die spreekt in
de rede vallen, of antwoorden zonder dat men iets gevraagd wordt en zijn
antwoord steeds matigen met woorden als "het komt me voor" of "het
lijkt mij", en nooit iets beweren in een absolute zin wanneer het niet
gaat over een godsdienstig vraagstuk. Niet allen overschreeuwen als er
een kwestie besproken wordt waarbij veel meningen zijn, maar geduldig zijn
beurt afwachten.
Wanneer een leerling zijn raadgevingen vergat, had Don Bosco
een bijzondere methode om hem er opmerkzaam op te maken en een lesje te
geven. Wanneer iemand die met hem sprak een grammaticale fout maakte,
deed het hem leed als de aanwezigen daar kritiek op uitoefenden of erom
lachten. Wanneer hij dan antwoordde, herhaalde hij in zijn antwoord de
verkeerde woorden op de goede manier, zonder er een opmerking over te
maken, maar toch zo dat zowel de een als de ander het begreep.
Op zekere dag zette Don Bosco enkele van zijn gedachten uit-
een voor een paar van zijn oudere seminaristen over enkele schikkingen
die getroffen moesten worden. Maar nauwelijks had een van hen gehoord
wat er uiteengezet werd of hij antwoordde met weinig hoffelijkheid, dat
dit toch een gedachte was die in de hoogste mate inopportuun was en on-
overkomelijke moeilijkheden opwierp. Zonder zich van zijn stuk te laten
brengen zei Don Bosco tegen hem: "Wat is een hyper bool?" - Alle n
begonnen te lachen maar Don Bosco drong niet aan. Hij wilde de be-
trokkene misschien doen begrijpen dat zolang het slechts over grammati-
cale en literaire dingen ging, de ander zich bevoegd kon achten. Het was
een ietwat raadselachtige opmerking, maar ze was minzaam, om degene die
onnadenkend de opmerking gemaakt had niet te vernederen.
Herhaaldelijk maakte de een of ander een verkeerde opwerking op
het gebied van wetenschap of geschiedenis, en op een geduldige manier
liet hij dan blijken dat hij het er niet mee eens was en voegde eraan
toe: Tu es magister in Israël et haec ignoras? - Maar hij zei niets wat
de ander zou kunnen beschamen.
Hij gaf steeds de raad om eerst tweemaal na te denken over wat men wilde

16.8 Page 158

▲back to top
- VI/158 -
zeggen, het gezegde uit Ecclesiasticus indachtig (1); "Het hart der dwa-
zen is in hun mond (d.w.z. ze spreken zonder na te denken) en de mond der
wijzen is in hun hart (zij denken en overwegen alles wat ze moeten zeg-
gen)." Hij toonde ook aan hoe noodzakelijk een dergelijke overweging was
om te verkrijgen wat men verlangt, om geen fouten te maken, om geen ge-
heimen prijs te geven, om zich geen vijanden te maken, om zichzelf geen
ernstig nadeel te berokkenen en om de Heer niet te beledigen.
Hij liet niet na een opmerking te maken over bepaalde wantrouwige
naturen die bij de eerste opwelling, wanneer ze niet afgeremd worden, al
gauw in woede uitbarsten, degenen door wie ze zich beledigd wanen, honen,
de bedoelingen van anderen in een kwaad daglicht plaatsen en intussen
ervan overtuigd zijn dat ze het grootste gelijk van de wereld hebben. Ze
vervreemden echter hun vrienden van zich, maken zich gehaat in de maat-
schappij en zijn ten spot van iedereen. Hoeveel van dergelijke onopge-
voede mensen ontmoet men niet, mensen, die zich niet belachelijk zouden
maken wanneer ze erop bedacht waren langzaam te spreken, hun fantasie
in te tomen, te doen alsof ze niets merkten, en op tijd te zwijgen.
Don Bosco illustreerde zijn les met feiten, zoals de volgende:
"Op zekere dag was ik in de sacristie van de kerk van de heilige
Franciscus van Assisi, toen er een zekere Don Corradi verscheen om er de
mis te lezen. Terwijl hij vergat het korte manteltje af te leggen dat
hij om de schouders droeg, kleedde hij zich met de gewijde gewaden en
ging naar het altaar. Toen hij met zijn dankzegging klaar was, nam
hij zijn hoed om de kerk te verlaten en zocht naar zijn manteltje,
dat hij niet vond. Hij vroeg het aan de koster die begon te lachen en
ge en a nt wo or d gaf. Don Corradi wer d kwaad. - "Waar hebt u het verbo r-
gen?" - Hij zoekt in alle hoeken van de sacristie en wendt zich daarna
weer tot de koster met bedreigingen. De koster blijft maar lachen en
geeft hem de verzekering dat hij het niet aangeraakt had en dat hij
evenmin iemand gezien had die het meegenomen had. Dan keert hij zich
tot mij en de andere aanwezigen, met dezelfde vraag naar het manteltje.
Zonder antwoord af te wachten gaat hij de bewaarder van de kerk roepen
die, bij het horen van zoveel rumoer, bereidwillig aan Don Corradi vraagt
wat er aan de hand was. Hij antwoordde:
"Die hier hebben me bij de neus genomen... ze hebben mijn mantel-
tje verstopt, en nu moet ik naar huis en ze willen het me niet terugge-
ven; het kan niemand anders zijn dan de koster die een dergelijke grap
heeft uitgehaald en hij staat maar te lachen en me voor de gek te houden."
De kerkbewaarder begreep al gauw wat er aan de hand was, deed
alsof hij van niets wist en vraagt de koster rustig:
"0, is het waar dat je het manteltje weggenomen hebt, of heeft een ander
(1) 21, 29.

16.9 Page 159

▲back to top
- VI/159 -
het misschien verborgen? Geef het hem dan terug, want hij moet naar
huis."
Allen beweerden dat ze het niet hadden aangeraakt, waarop Don Cor-
radi in nog grotere opwinding in alle hoeken begint te zoeken en zegt:
"Als ik het niet hier heb neergelegd... en ook niet daar... of
ergens anders... hoe kan het dan verdwenen zijn."
Intussen verscheen Don Cafasso en bij het zien van al het stof in
de sacristie en van al de overhoop gehaalde rommel, vraagt hij Don Corra-
di de reden daarvan, en die geeft het bekende antwoord.
"Maar", zegt Don Cafasso, "hebt u dan twee van zulke manteltjes?"
"Nee, één maar, niet meer dan één."
"Maar wat zoekt u dan eigenlijk?"
"Het manteltje."
"Maar dat hebt u toch om!"
Don Corradi reikt met zijn hand naar zijn schouders en trekt een
slip van het manteltje te voorschijn. Hij blijft even verward en onbe-
weeglijk staan, zegt niets meer, wendt zich tot niemand meer, verbergt
zijn gezicht, loopt meteen naar de uitgang en verdwijnt'... .
Don Bosco was echter niet alleen gesteld op goede manieren in het
spreken, maar ook in het handelen. Toonbeeld van christelijke waardig-
heid in de persoonlijke gedragingen als hij was, had hij een grote af-
schuw van iedere grove scherts, van ieder spel waarbij men de handen op
de schouders van de kameraden moest leggen, en van ieder andere soort
van verregaande familiariteit, zoals gearmd lopen, elkaar bij de hand
houden en dergelijke. Hij verklaarde dat die dingen in strijd waren met
het fatsoen en een goede opvoeding. Hij gaf aan de assistenten de raad
erop te letten dat allen zijn aanwijzingen in dat opzicht nauwkeurig
zouden opvolgen. En ook in dat geval had hij zijn schertsende opmerking
om zijn wensen begrijpelijk te maken.
"Toen ik als jongen naar de school ging in Castelnuovo, had ik
altijd een afkeer van paardje spelen en ik weigerde niet alleen telkens
eraan mee te doen, maar ik maakte ook de kameraden een standje die het
voor of na schooltijd speelden. Nu gebeurde het op zekere dag dat de
meester Don Moglia te laat was en ik bezig was met mijn boeken op orde
te leggen. Toen plots één van mijn klasgenoten zich met een sprong op
mijn schouders slingerde, en onmiddellijk een ander op de schouders van
de eerste en daarna een derde. Ik zei echter niets, maar toen ik de be-
nen van de bovenste stevig had vastgenomen, drukte ik die tegen de zij-

16.10 Page 160

▲back to top
- VI/160 -
den van degenen die onder hem zaten, zodat ze zich niet meer konden bewe-
gen en toen kon ik gemakkelijk met die zonderlinge last de school verla-
ten. De jongens die op die manier weggedragen werden, en die zich lelijk
in de knel voelden, schreeuwden moord en brand. Zonder me aan hen te sto-
ren liep ik triomfantelijk met hen het dorp in. Waar ik langskwam, kwamen
allen verbaasd toegelopen. De medeleerlingen liepen met gefluit en hand-
geklap mee. Ik liep tot op het kerkplein en keerde dan terug. De stakkers
die op mijn schouders zaten, smeekten: "Bosco, laat ons toch gaan. We
zullen nooit meer op je schouders springen, we zullen nooit meer paardje
spelen."
"De meester, die op de hoogte gebracht was van wat er gebeurd was,
barstte in lachen uit toen hij die levende en wandelende toren zag aan-
komen en hij kon nauwelijks tegen me zeggen: "Laat ze lopen."
Maar de arme jongens waren zo verstijfd dat ze bijna niet meer naar
beneden konden. Een voor een gingen ze toen weer naar hun plaats in de
banken en terwijl ik voor hen stond, zei ik: "Vonden jullie het leuk, zo
paardje te rijden?"
Deze les in goede manieren bracht hen ertoe me voortaan met rust te
laten."
Midden op de speelplaats zag hij alles wat zijn leerlingen uitvoer-
den en elk gaf hij zachtjes een gepaste raad. Tot de een zei hij: "Je moet
recht lopen, niet zo voorover; het lijkt wel alsof je een bult hebt." -
Tegen anderen: "Je moet je hoofd niet zo tussen je schouders trekken, je
lijkt wel een uil." - "Je moet niet zo slungelig met je armen zwaaien, het
lijkt wel alsof je niet weet wat je ermee moet doen." - "Haal je handen
uit je zak, dat is een onbehoorlijk teken van verwaandheid."
Dikwijls maakte hij een onachtzame op een fout opmerkzaam met één
enkel gebaar zonder dat de anderen het merkten, om de betrokken persoon
niet te vernederen. Wanneer zo iemand bijvoorbeeld op de grond gespuwd
had in aanwezigheid van aanzienlijke personen, of op de vloer van de ka-
mer, deed hij alsof hij dezelfde behoefte had en bracht zijn zakdoek aan
de mond. Hetzelfde deed hij als er iemand hoestte, niesde of luidruchtig
geeuwde. Als hij merkte dat een jongen na zijn eten zijn mond niet had
afgeveegd, streek hij met een veelzeggend gebaar met zijn witte zakdoek
over zijn mond. Had iemand een vlek op zijn jas gemaakt, dan wees hij
daar glimlachend naar door zijn vinger erop te plaatsen; en dat was vol-
doende.
Kanunnik Sorasio vertelde ons dat toen Don Bosco naar Caramagna
geweest was om de inkleding van de jonge Fusero bij te wonen, hij zich
in de sacristie met de priesters van de parochie onderhield. Fusero leun-

17 Pages 161-170

▲back to top

17.1 Page 161

▲back to top
- VI/161 -
de met de elleboog op de latafel waar de heilige gewaden in bewaard werden
en steunde zijn hoofd op de hand. Toen keerde Don Bosco zich heel voor-
zichtig naar hem toe, nam zijn arm en verwijderde deze op zo een hoffe-
lijke manier van de kast dat de kanunnik, die toen nog wereldgeestelijke
was, bewondering voelde voor zoveel fijngevoeligheid en het nooit meer
kon vergeten.
Van die voortdurende lessen in wellevendheid die Don Bosco gaf,
herinnert Giuseppe Reano er zich een van niet gering belang. De 28ste
april drukte hij de leerlingen op het hart, vooraanstaande vreemdelin-
gen, vooral de priesters, die in het Oratorio op bezoek mochten komen,
te begroeten door hun pet af te nemen. Ook wees hij hen er op, goede en
hoffelijke manieren aan de dag te leggen tegenover iedereen, vooral te-
genover personen die de overste te spreken vroegen. Zulke bezoekers moes-
ten ze naar de kamer van de overste vergezellen met ontbloot hoofd, en
op de hun gestelde vragen netjes antwoord geven. Daarop beschreef hij
wat hijzelf had moeten ondervinden bij gelegenheid van een bezoek dat
hij de 18de februari van datzelfde jaar gebracht had. Toen hij een huis
binnenging werd hij daar zo koel ontvangen dat hij er zich min of meer
vernederd door voelde. Toen dacht hij aan wat de weldoeners wel moesten
voelen, wanneer ze naar het Oratorio kwamen en daar op een soortgelijke
manier zouden worden ontvangen, en aan de gevolgen die daaruit konden
voortvloeien. Hij zei tot zijn jongens: "Wanneer men zich naar een huis
begeeft om met de heer des huizen te spreken, en er komt ook maar een
kleine jongen open doen, die beleefd zegt: "Er is niemand thuis, ik vind
het erg vervelend dat u tevergeefs gekomen bent; maar u kunt dan en dan
terug komen." Dan wordt iemand die op een dergelijke vriendelijke manier
ontvangen wordt, aangenaam getroffen en hij zal achting voor de betref-
fende familie krijgen en een goede herinnering aan haar bewaren."
Hier willen we thans aan toevoegen dat Don Bosco in die jaren een
toneelstuk in drie bedrijven geschreven had, waarin hij als het ware een
samenvatting gaf van de fouten die gemaakt worden tegen de wellevendheid.
Er is ons slechts één schets van bewaard gebleven, die tussen zijn brie-
ven gevonden werd. De inhoud omvat het volgende. Vanuit een klein dorpje
in de bergen stuurt een zekere Silvio zijn twee zonen naar Parijs, opdat
ze daar hun brood zouden gaan verdienen, de een als schoorsteenveger, de
ander als koorddanser. Enige tijd daarvoor had Silvio zich een gebruikt
kostuum aangeschaft, en bij het verstellen daarvan had hij in de voering
enkele effectencoupons ingenaaid gevonden die de bezitter daarvan een
jaarlijkse rente van 20.000 franken opleverden. Daar hij een fatsoenlijk
mens was, deed hij mededeling van zijn ontdekking aan de autoriteiten in
de door de wet vereiste vormen. Het werd gepubliceerd in de dagbladen.
Daar zich niemand met voldoende aanwijsbare rechten voor de schat aan-
meldde, liet de overheid Silvio in het bezit van zijn fortuin. Deze be-
geeft zich dan naar een dorpsgenoot die ervaren advocaat is in de stad
en die een ervaren man en een leeftijdgenoot van hem is. Aan hem vraagt
hij raad over de wijze waarop hij dat kapitaal zou besteden. De advo-
caat stelt hem voor, dat hij zijn twee jongens zou opzoeken, hun een op-

17.2 Page 162

▲back to top
- VI/162 -
voeder en leermeester zou geven, teneinde hun de beginselen bij te bren-
gen van de grammatica, hun onbeholpen manieren te verbeteren en jongens
van een behoorlijk gedrag van hen te maken. Tegelijkertijd brengt hij hem
ertoe een landgoed te kopen. De advocaat, een dokter, de leermeester, de
opvoeder, een bediende en een pachter van den lande en de twee zonen die
na veel vreemde avonturen opgespeurd worden, zijn de personen die in het
toneelstuk optreden. De twee jongens die in de loop van de handeling op-
nieuw behoorlijk in de kleren gestoken zijn, verschijnen nu eens bij de
meester in de les, dan weer in de speeltuin, of aan tafel met vader en de
vrienden van de familie, of ook wel in de salon waar 's avonds de notabe-
len van het dorp voor een praatje bij elkaar komen. De een is gulzig en
loopt een indigestie op, de ander is matiger en volgzamer, maar beiden
zijn toonbeelden van onbeschaafdheid. Ze krabben zich het hoofd, woelen
met de handen door de haren, lopen met schoenen in de hand, steken hun
vinger in de neus, gebruiken nooit een zakdoek, slepen met de voeten en
doen nog meer van al die rare onhebbelijke dingen. Het tafereel van de
maaltijd doet de toeschouwer bijna sterven van het lachen. Maar de wijze
raadgevingen van de meester volgen prompt op iedere lompheid. Soms in
proza, soms ook in versvorm, vergezeld van een of ander spreekwoord. De
beide leerlingen worden kwaad, morren onder elkaar en tegen de bedienden,
maar langzaam aan komen zij tot rust door de vermaningen van hun vader,
door de opmerkingen van hun vrienden, door de voortreffelijke manieren van
de meester die een begin maakt met hun godsdienstige opvoeding. Ze beloven
daarom goede manieren aan te nemen, zich vele vrienden te zullen maken,
met eerbied degenen te bejegenen die hen benaderen, en de Heer te danken
voor de nieuwe omstandigheden waarin zij geplaatst worden. Een uitnodiging
tot een aardig feestje besluit het geheel, waarvan men niet anders zeggen
kan dan dat castigat ridendo mores.
De school voor goede manieren leidde tot een kostbare gedragsre-
gel voor degenen die er een nuttig gebruik van willen maken. Een vooraan-
staande advocaat, een oud-leerling van ons, en anderen met hem, gaven ons
de verzekering dat het, na het verlaten van het Oratorio, voor hen vol-
doende was zich de regels voor goede manieren te herinneren die zij in
de school van Don Bosco gehoord hadden, om te weten hoe zij zich behoor-
lijk in de maatschappij moesten gedragen om gewaardeerd te worden als on-
berispelijke en hoffelijke mensen.
En thans besluiten wij met een vraag.
Wat kon Don Bosco beter doen voor de opvoeding van zijn zonen? Op
hem kan de lofspraak van toepassing gebracht worden van de heilige Johan-
nes Chrysostomus: Omni certe pictori, omni certe statuario, coeterisque
huiusmodi, omnibus excellentiorem hunc duco, qui juvenum animos fingere
non ignoret.

17.3 Page 163

▲back to top
- VI/163 -
H O O F D S T U K XVII
OORLOGSTOEBEREIDSELEN TEGEN OOSTENRIJK IN PIEMONT - HET
CONVITTO ECCLESIASTICO WORDT MILITAIR HOSPITAAL - DON
CAFASSO RAADT ZIJN LEERLINGEN AAN ZICH NIET IN POLITIEKE
VRAAGSTUKKEN TE MENGEN -
DE VASTENCATECHISMUS VERSTOORD DOOR DE OORLOGSOPWINDING
ONDER DE EXTERNE JONGENS - DON BOSCO MAAKT EEN EINDE AAN
EEN GEVECHT MET STENEN - DRIE NUMMERS VAN DE KATHOLIEKE
LECTUUR - DE AARTSBISSCHOP VAN GENUA EN DE BISSCHOPPEN VAN
MONDOVI EN CUNEO BEVELEN DEZE LECTUUR AAN HUN DIOCESANEN
AAN - DOOR DOMENICO SAVIO VERKREGEN GENADE - BRIEF VAN DON
BOSCO AAN EEN PASTOOR VAN HET DIOCEES ASTI -
OVERHEIDSINSPECTIE IN HET ORATORIO VOOR DE ONDERBRENGING
VAN MILITAIREN - DE OORLOG WORDT VERKLAARD EN HET FRANSE
LEGER KOMT IN ITALIE - TURIJN DOOR DE OOSTENRIJKERS
BEDREIGD: DON BOSCO ZEGT ZIJN JONGENS DAT ZE NIET BEVREESD
HOEVEN TE ZIJN - DE VIERDE GROTE LOTERIJ VAN DON BOSCO EN
TWEE CIRCULAIRES - DON BOSCO KONDIGT ZIJN LEERLINGEN DE
BOUW VAN EEN GROTE KOEPELKERK IN HET ORATORIO AAN EEN
PLAATS VAN DE RUPSEN BEVRIJD
Van de vreedzame besprekingen in het Oratorio stappen we over in
het oorlogsrumoer. Op het einde van maart werd de 80.000 man sterke le-
germacht van Piëmont naar de grenzen tussen Alessandria en Tessin geleid.
In verscheidene steden werden de vrijwilligers van Garibaldi op de plei-
nen voortdurend geoefend in het hanteren van de wapens. Aan de legionairs
van de nationale garde was de bewaking der bolwerken van de versterkte
plaatsen opgedragen. De bevolking zag toe, leed, zweeg en zag met angst
de gebeurtenissen tegemoet. Turijn werd overspoeld met politieke geschrif-
ten en liberale dagbladen die de gemoederen tot de oorlog opzweepten.
Langs de wegen trok zoals gewoonlijk tierend en schreeuwend gepeupel. De
regering echter gaf vredelievendheid voor en wilde Oostenrijk tot de aan-
val dwingen ten einde zelf als de uitgedaagde en tot verdediging ver-
plichte partij te kunnen optreden. Alles was intussen voorbereid om de
strijd aan te binden, zelfs de gebouwen waren al aangewezen, bestemd

17.4 Page 164

▲back to top
- VI/164 -
voor de onderbrenging der militairen en voor de verzorging der gewonden.
Het convitto ecclesiastico van de H. Franciscus van Assisi was eveneens
bestemd voor militair hospitaal, en toen Don Cafasso zijn leerlingen naar
huis moest sturen, zei hij tot hen: "Trekken jullie je niets aan van po-
litieke kwesties. De politiek van de priester is die van het evangelie en
van de liefde. Jullie zullen in de dorpen veel rumoer aantreffen, omdat er
overal over politiek en oorlog gesproken wordt. Wees voorzichtig. Wanneer
jullie je toevallig in een gesprek gemengd zien of jullie onderweg iemand
aanspreekt met de woorden: "Eerwaarde, wat zegt u nu wel van die kwes-
ties?" Antwoord dan: "Ik zeg niets, ik bid." - "Maar voor wie bidt u? Voor
onze soldaten of voor de Oostenrijkers?" "Ik bid dat alles goed moge
gaan." - "Op die manier kan men iedere onenigheid vermijden." - Hetzelfde
beval Don Bosco zijn seminaristen aan, om zich buiten politieke kwesties
te houden.
Intussen dreigde de politiek toch de catechismuslessen voor de
vasten te ontvolken.
"In het jaar 1859", zo verhaalt Enria Pietro, "had zich, evenals
in 1848 en 1849, een levendige oorlogsstemming van de volksjongens van Tu-
rijn meester gemaakt. Met honderden trokken ze naar de velden buiten de
stad. Ze verdeelden zich in twee partijen en, om te laten zien wat ze
waard waren, gingen ze elkaar te lijf in zogenaamde schijngevechten. Daar-
door werden de gemoederen zozeer opgehitst dat ze steeds ontaardden in
een ware bekogeling met stenen. Die gevaarlijke spelletjes deden zich tel-
kens weer voor, vrijwel iedere zondag kan men wel zeggen, en verscheidene
keren ben ik er getuige van geweest.
"Op zekere zondag begaf Don Bosco zich naar de kerk om catechis-
musles te geven en tot zijn verrassing trof hij er alleen de interne leer-
lingen aan. - "Waar zijn de anderen"? vroeg hij. Niemand kon het hem zeg-
gen. Toen ging hij naar buiten, de weg van de giardiniera (1) op en daar
zag hij een menigte jongens die op het terrein waarop later de Kerk van
Onze-Lieve-Vrouw Hulp der Christenen gebouwd zou worden, in een verwoed
gevecht gewikkeld waren. Het waren er meer dan driehonderd, allen van
vijftien tot achttien jaar, en er werd over en weer met dikke stenen ge-
gooid. Toen begaf Don Bosco zich midden in dat strijdgewoel. Ik stond van
op een afstand toe te kijken en vreesde dat Don Bosco door de stenen die
aan alle kanten rond hem heen neerkwamen, zou worden getroffen. Maar dat
gebeurde niet. Hij werd door geen enkele steen getroffen en ik kon niet
anders dan aannemen dat de heilige Maagd hem met haar mantel als met een
schild beschermde. Hij had zeker een vijftigtal stappen gedaan toen allen
hem zagen en hun bedrijf staakten. Op zijn uitnodiging kwamen ze naderbij
en op een vriendelijke manier verzocht hij hun de kerk in te gaan. Geen
enkele van de jongens probeerde te vluchten en Don Bosco, met zijn rustige
glimlach, precies alsof er niets aan de hand geweest was, begon met de
catechismusles."
(1) Vgl. deel II, blz. 267, 322, 335-337, 366 en deel IV, blz. 52, 394-403.

17.5 Page 165

▲back to top
- VI/165 -
Tegelijkertijd en te midden van al die verwarring hield hij zich
toch druk bezig met het uitgeven van zijn Katholieke Lectuur.
De aflevering die voor de maand april uitkwam bevatte een Verzame-
ling van stichtende gebeurtenissen: Uberto of de beeldhouwer uit de Alpen
- Geschiedenis van een bedelaar; grote aflaat - Om aalmoezen te geven
hoeft men niet rijk te zijn - De jeugd van Alberto - De biecht - De uit-
werking van een Weesgegroet - Generaal Gerards godsvrucht tot Maria;
nooit waagde hij het zich in de strijd te begeven alvorens Onze-Lieve-
Vrouw aanroepen te hebben. - Drie van deze verhalen hebben betrekking op
Frankrijk.
Er was een aanbeveling van twee bisschoppen bij het boekje gevoegd
ter bevordering van de verspreiding der Katholieke Lectuur. We zullen er
nog een derde aan toevoegen.
Mgr. Charvaz, aartsbisschop van Genua en geducht tegenstander van
de Waldenzen, had op 18 februari 1859 het volgende in zijn herderlijke
vastenbrief geschreven:
"
We vestigen er de aandacht van al onze heren pastoors op
" dat het ons nadrukkelijk verlangen is, dat zij zich beijveren voor
" de verspreiding der Katholieke Lectuur, die met goedkeuring van de
" paus maandelijks te Turijn wordt uitgegeven. Het doel van die
" lectuur is bij te dragen tot de handhaving van de integriteit van
" het geloof en van de gezonde zeden onder het volk, tegen de krach-
" ten der goddelozen die het met geschriften en boekjes proberen te
" bederven.
De bisschop van Mondovi drukte zich bij dezelfde gelegenheid en
met hetzelfde doel voor ogen op deze manier uit:
"
Wij maken van deze gelegenheid gebruik om de geestelijkheid
" in het bijzonder op het hart te drukken, abonnees te winnen voor
" de Katholieke Lectuur.
Ook de bisschop van Cuneo, Mgr. Clemente Manzini, had op 15 febru-
ari 1859, toen hij zich tot zijn diocesanen richtte met de vastenbrief
zijn verlangen aldus onder woorden gebracht:
"
Wij bevelen aan onze geestelijkheid en in het bijzonder aan
" de heren pastoors een onderneming aan die in een waarachtig katho-
" lieke geest wordt geleid en die het niet anders dan tot groot heil
" voor de zielen kan strekken. Die onderneming is de Katholieke Lec-
" tuur, die we gaarne heel wijd onder het volk verbreid zouden willen

17.6 Page 166

▲back to top
- VI/166 -
" zien, overtuigd als we zijn van de rijke vruchten ervan. Terwijl
" zij van de ene kant de gelovigen verwijderd houdt van de slechte
" boekjes en dagbladen waarmee men overal op diabolische wijze het
" geloof zoekt te bederven doet zij van de andere kant een voortref-
" felijk middel aan de hand tot bevestiging en verbetering van de
" goede zeden. De goedkeuring die de uitgave mocht verkrijgen van
" de Heilige Vader is daarvoor een garantie. Door een brief van zijn
" eminentie de vicaris-kardinaal heeft hij in mei j.l. de Katholie-
" ke Lectuur aanbevolen en de wens te kennen gegeven dat ze in de
" Kerkelijke Staat zou worden ingevoerd en verspreid.
"
Het inschrijven van nieuwe abonnees op de Katholieke Lectuur
" is voor dit diocees opgedragen aan de Z.E.H. Don Borgarino, kape-
" laan aan de confraterniteit van de heilige Sebastianus in deze
" stad.
Voor de maand mei lag het boekje van de heilige priester Giuseppe
Frasinetti, hoofd van de Sínt-Sabinaparochie in Genua, gereed. Het bevat-
te de gedenkschriften over het leven van het vrome meisje Rosa Cordone,
overleden te Genua op 26 november van het laar 1858. Door deze levensbe-
schrijving toonde hij aan dat een christenziel tot hogere volmaaktheid en
inniger vereniging met God kan komen, ook al is zij niet begiftigd met
buitengewone genaden en gaven en zonder langdurig bidden en zware boete-
doeningen.
Voor de maand juni, bepaalde Don Bosco dat er een anoniem boekje
zou verschijnen: het heiligdom van Bassa en omgeving, herïnneringen aan
een feestdag. Het titelblad vermeldde: Tot tibi sunt dotes, Virgo quot
sidera Coeli. Het is een kerk in Piëmont, gelegen in de bergen van Rubi-
ana. Zij toont aan hoe groot de goedheid van Maria is doordat de smeek-
beden van degenen die hun toevlucht tot Haar zoeken verhoord worden.
Terwijl Don Bosco de drukproeven doornam die handelden over de ne-
derige en rustige deugden, bijna volkomen tegengesteld aan de hevige
hartstochten die in het koninkrijk de gemoederen in beweging brachten, was
het voor hem een heel grote geruststelling de bewijzen te zien van de be-
scherming die Domenico Savio vanuit de hemel aan het Oratorio, aan zijn
vroegere kameraden en aan de leerlingen verleende. Op een avond in april
las hij voor de verzamelde gemeenschap een brief voor van Matteo Galleano.
Deze verklaarde daarin dat, toen in het begin van de maand zijn hoofdpijn
erger geworden was en hij door een acute kiespijn overvallen werd, hij na
twee dagen van hevig lijden besloten had zijn toevlucht tot Domenico te
nemen. Hij had te zijner eer een Onzevader gebeden, en bij de woorden sed
libera nos a malo, had hij de pijnen plotseling voelen wegtrekken en het
gezwel verdwijnen.
Bij het lezen van die brief was Carlo Dematteis aanwezig die al
enkele weken hevige kiespijn had zonder dat medicijnen hem verlichting
brachten. Aangemoedigd door het succes van zijn kameraad, zei hij tot Don
Bosco: "Zou ik ook eens proberen bij Savio?"

17.7 Page 167

▲back to top
- VI/167 -
"Ja, probeer het eens", gaf Don Bosco hem tot antwoord, "bid
vanavond nog een Onzevader en een Weesgegroet voor hem en stel vertrou-
wen in hem." - Dematteis begaf zich naar zijn kamer, bad het opgegeven
gebed en legde zich te rusten. Terwijl hij de vorige nacht grotendeels
wakend had doorgebracht tengevolge van de pijn, viel hij thans dadelijk
in slaap en werd niet wakker eer de klok luidde voor het opstaan. Hij
was volkomen genezen en had van die tijd af geen last meer van kiespijn.
Ook de jonge Giacinto Mazzucco werd sinds ongeveer een maand zo-
zeer geplaagd door pijn in de ogen dat hij zich genoodzaakt zag de school
te verlaten. Op woensdag in de Goede week, 20 april, zei hij tot Don
Bosco: "Zou ik me ook in de gunst van Savio aanbevelen? Hij heeft zoveel
anderen al genezen die hem niet eens gekend hebben. Zou hij mij dan, een
oude kameraad, niet de genade van genezing willen verlenen? Te meer daar
ik moet werken bij het onderhoud van het altaar in de kerk!"
Don Bosco antwoordde hem: "Goed, bid een Onzevader en een Weesge-
groet tot hem, en doe morgen vol vertrouwen in hem, alle dingen die je
te doen hebt. Zorg ervoor ze ter ere van God op te dragen."
's Avonds deed Mazzucco het korte gebed en de volgende dag voelde
hij zich veel beter, zodat hij zonder verder ongemak zijn werkzaamheden
bij het altaar kon verrichten. Op paaszaterdag was hij volkomen genezen.
Deze genaden moesten voor Don Bosco een grote opluchting betekenen
bij de vele zorgen die hij wel eens ondervond doordat een of andere leer-
ling zijn zorgen niet beantwoordde. Tegelijkertijd stelde het hem gerust
ten opzichte van de vele verwarringen en angsten die de op til zijnde
oorlog kon veroorzaken.
Van deze zorgen en verwarringen gewaagde hij in een brief aan Don
Giovanno-Battista Torchio, aartspriester van de Sint-Martino Alfierikerk
in Asti.
"
Zeereerwaarde Heer,
"
"
Het is nu Pasen en om dat feest goed te kunnen vieren moet
" ik nog enkele dingen in orde brengen met U, aan wie ik nog steeds
" enkele antwoorden verschuldigd ben, in het bijzonder met be-
" trekking tot de jeugdige R...
"
Tot wederzijdse voldoening en ter informatie van U moet ik
" U zeggen dat ik niet gedaan heb wat U verlangde, omdat het gedrag
" van die jongen, die ik steeds een bijzondere genegenheid heb toe-
" gedragen, steeds twijfelachtiger werd. Bij de studie, op school,
" in godsvrucht toonde hij zich steeds zo middelmatig, dat hij het
" me onmogelijk maakte hem bij vooraanstaande personen aan te beve-
" len, zoals het verlangen van U, van zijn vader, die een voortreffe-
" lijke persoon is, en zoals ook ikzelf verlangde. Dit is er de oor-

17.8 Page 168

▲back to top
- VI/168 -
" zaak van waarom ik niet aan Uw verwachtingen heb kunnen voldoen.
"
Wat Saglietti betreft, moet ik U zeggen dat het me op het
" ogenblik niet mogelijk is hem op te nemen. Waarom niet? Omdat de
" regering een onderzoek heeft laten instellen, hoeveel soldaten in
" geval van nood in dit huis zouden kunnen slapen, wat wil zeggen
" dat ik van minuut tot minuut voor de mogelijkheid kan komen te
" staan, mijn boeltje te moeten inpakken. De politieke berichten
" zijn in deze dagen ernstig en erg verontrustend.
"
Indien U in Turijn komt, kom me dan opzoeken. In ieder ge-
" val geef ik U echter de verzekering, dat ik steeds zal doen wat ik
" te Uwen behoeve kan doen.
"
Bid voor mij en voor mijn arme jongens en reken mij steeds
" tot degenen die verblijven
"
" Turijn, 22 april 1859.
Uw genegen dienaar en vriend,
Bosco Giovanni, pr.
In deze brief zinspeelt Don Bosco op een bezoek dat de regerings-
overheid had laten brengen aan het Oratorio van Valdocco. Inderdaad wa-
ren er in het begin van de maand april twee deskundigen een inspectie ko-
men houden, om te onderzoeken of het gebouw geschikt was om soldaten on-
der te brengen, een hospitaal voor de gewonden in te richten en om mili-
taire bureaus te vestigen. Don Bosco ontving die heren heel vriendelijk
en liet hun het hele huis zien. Tenslotte zei hij tot hen: "Thans zou ik
u willen verzoeken degene die u gezonden heeft de hartelijke groeten van
Don Bosco te willen overmaken, evenals een verzoek in dezer voege. In
tijden van gevaar en nood voor het vaderland moet iedere burger de hulp
velenen die zijn eigen krachten hem toestaan. Daarom is ook Don Bosco be-
reid te doen wat in zijn vermogen is. Hij heeft het zes jaar geleden ge-
daan toen de pest woedde, en hij zal het andermaal weten te tonen in tijd
van oorlog. Maar ook moet ik doen opmerken dat dit huis tegenwoordig dient
tot onderdak voor bijna driehonderd van de armste en meest verwaarloosde
jongens. Daarom verzoek ik de regering mij het leed te willen besparen
deze jongens naar de straat te moeten terugsturen. Ik ben van mening dat
er in Turijn geen gebrek is aan openbare gebouwen, die zouden kunnen die-
nen als kazernes of als hospitalen, veel beter nog dan dit gebouw dat, zo-
als u ziet, veel gemak ontbeert, en waarvan de trappen en gangen veel te
nauw zijn." - Bij het bouwen van het huis had Don Bosco een dergelijke
eventualiteit voorzien!
Wat de twee deskundigen aan de regering hebben overgebracht is ons
niet bekend. Maar het is een feit dat het Oratorio niet gestoord werd en
dat de leerlingen er rustig in konden verblijven.
Overigens bewees Don Bosco in die tijd een veel betere dienst dan
vele anderen. Doordat verscheidene lichtingen met onbepaald verlof onver-
wacht onder de wapens geroepen werden, zoals ook degenen die van de twee-
de categorie naar de eerste waren overgegaan door de oorlog op de Krim,
werden de dorpen in grote opschudding gebracht. De meesten van hen waren

17.9 Page 169

▲back to top
- VI/169 -
intussen getrouwd. Ze moesten in het voorjaar vertrekken, op het ogenblik
dat op de akkers het werk begon. Daardoor bleven vele gezinnen verstoken
van de sterke arm die voor hun onderhoud moest zorgen, en veel moeders die
voor een kroostrijk gezin te zorgen hadden, bevonden zich in de grootste
ellende. Dat was zo erg dat men in de voornaamste steden verschillende
commissies moest samenstellen voor het inzamelen van aalmoezen om de meest
behoeftige gezinnen te kunnen bijstaan. Maar wat deed Don Bosco? Hoewel
hij zich door de oorlogsomstandigheden en door de hogere prijzen van de
levensmiddelen heel dikwijls in ernstige moeilijkheden bevond, nam hij
toch nog in zijn jongenstehuis verscheidene zonen van arme soldaten op.
Eindelijk weerklonk de eerste krijgskreet en op 23 april liet Oos-
tenrijk, de legerbewegingen van de subalpijnse regering moe, deze een
oorlogsverklaring toekomen, indien zij niet binnen drie dagen ontwapend en
de vrijwilligers ontslagen hadden. Dat werd resoluut geweigerd en de 26ste
verscheen de Franse vloot met troepen voor de haven van Genua. Intussen
brak de revolutie uit in Toscane en toen de groothertog gedwongen was af
te treden, benoemde Vittorio Emanuele er Buoncompagni tot volledig gevol-
machtigd commissaris. Op 28 april begaf de koning van Savooie zich met de
hogere staatsambtenaren, de leden van de Senaat en van de Kamer naar de
metropolitaanse kerk van Turijn om de plechtige afsmeking van een goed
verloop van de oorlog bij te wonen. De 3Oste trok het ruim 200.000 man
sterke Oostenrijkse leger onder bevel van generaal Francesco Conte Giulay
de Ticino over, bezette Novara en drong de vruchtbare vlakte tussen de
Ticino, de Po en de Sesia binnen. Vittorio Emanuele vertrok naar het slag-
veld en Napoleon III schreef op 1 mei aan Pius IX: "... Ik wil Uwe Heilig-
heid volgaarne de verzekering geven dat ik in mijn hart de zaak van de
godsdienst en van de wereld-lijke macht van de Heilige Stoel, niet scheid
van de zaak der onaf-hankelijkheid van Italië. Ik moet verklaren dat zowel
de ene als de andere me even lief is." De paus had hem uitgenodigd zijn
soldaten uit Rome te willen terugtrekken die daar sinds 1849 gelegerd wa-
ren, en gaf hem de verzekering dat hij, hoe zwak ook, op de Voorzienigheid
vertrouwde. Zij zou hem nooit in de steek laten. Doch als antwoord had Na-
poleon nieuwe troepen laten ontschepen in Civitavec-chia. Hij wilde de
paus in het oog houden om hem gemakkelijker en zeker-der te kunnen beroven
en om te verhinderen dat anderen hem te hulp zouden snellen.
Op 2 mei bezetten de Oostenrijkers intussen Vercelli en om de Po
over te steken vielen ze de Piëmontezen bij Frassineto en bij Valenza
aan, doch ze werden teruggeworpen door de artillerie. Ze slaagden er ech-
ter in de rivier bij Cornale over te steken en op 3 mei drongen zij voor-
uit tot bij Tortona.
Hun leger was dus in drie onderdelen verdeeld waarvan het ene zich
tussen Casale en Alessandria, het tweede op de rechter- en linkeroever van
de Po, het derde bij Vercelli waar het zich versterkte en in de richting
van Turijn scheen te willen oprukken. In die dagen kwamen 180.000 Franse
krijgslieden over zee in Genua aan, daalden af van Moncenisio en Mongine-

17.10 Page 170

▲back to top
- VI/170 -
vra en rukten op uit Nice, om zich met het Sardijnse leger te verenigen.
Ondertussen drong generaal Giulay, die in het bezit was van Morta-
ra en Vigevano, met een gewapend corps door van Vercelli tot Santhià, Li-
vorno en Biella, en een ander deel van zijn leger bezette op 9 mei Trino
en scheen zich voor te bereiden om op te rukken naar de hoofdstad van Pië-
mont, dat hem gemakkelijk in handen zou gevallen zijn. In Turijn vreesde
men dat de Oostenrijkers de stad ieder ogenblik konden bezetten. Ook in
het Oratorio spraken de jongens over een dergelijk nabij gevaar. Doch Don
Bosco zei tot hen in aanwezigheid van de seminarist Anfossi: "Jullie hoe-
ven niet bang te zijn. Ook als de vijand komt, zal het Oratorio, beschermd
door de heilige martelaren Solutore, Avventore en Ottavio, ongedeerd
blijven."
Zijn devotie tot deze heiligen, die in de nabijheid van het Orato-
rio hun martelaarschap ondergaan hadden, was zo diep doorvoeld, en hij
vertrouwde zo stellig op hun bescherming, dat hij zich bezighield met de
voorbereiding van een loterij precies alsof het land in volle vredestijd
was. Te midden van de algemene ellende moest hij voor zijn jongens zorgen.
Daarom had hij in april besprekingen gevoerd met leden van de commissie
van de loterij uit 1857, waarvan graaf Carlo Cays di Giletta voorzitter
was en er werd afgesproken een loterij op touw te zetten. Daarna zette
hij de zaak voor de burgerlijke autoriteiten uiteen, verkreeg hun verlof
en begon te zorgen voor de prijzen. Hij nummerde de prijzen, liet met de
hand de loten schrijven en met het stempel van het Oratorio voorzien en
liet de circulaires drukken. De verzending hiervan droeg hij op aan lie-
den die zijn werk welgezind waren. Het ene gebeurde in april, het andere
in het begin van mei. Bij iedere circulaire was een lijst van de prijzen
gevoegd, op een vel papier aan de voet waarvan Don Bosco het volgende
notabene liet schrijven: Tot groter gemak kan het bedrag van de loten
overgemaakt worden aan een van de LEDEN VAN DE COMMISSIE VOOR DE VORIGE
LOTERIJ.
Daarna volgden de namen met de pen geschreven. Ziehier de tekst van
de circulaire:
"
Zeer geachte Heer,
"
"
Het is geen gewone loterij meer die ik in Uw beproefde lie-
" dadigheid aanbeveel. Het is een opruiming van voorwerpen, die voor
" een deel resten zijn van voorgaande loterijen en gedeeltelijk zopas
" geschonken werden ten bate van het Oratorio van de H. Franciscus
" van Sales in Valdocco, van de H. Aloysius in Porta Nuova en van de
" Heilige Engelbewaarder in Vanchiglia.
"
Ik heb vijfhonderd van deze voorwerpen uitgezocht, de prijs
" ervan berekend volgens de beproefde schatting van de intendant-ge-
" neraal, en daar een derde van afgetrokken en de rest in vijfhonderd
" aandelen verdeeld, wat precies overeenkomt met het aantal voorwer-
" pen. De prijs van ieder lot bedraagt 5 frank, doch ieder lot is
" verzekerd van een prijs, met de mogelijkheid echter dat de prijs

18 Pages 171-180

▲back to top

18.1 Page 171

▲back to top
- VI/171 -
" een grotere of kleinere waarde kan hebben, al naar de uitslag van
" de trekking.
"
Die trekking zal plaatsvinden op 26 mei a.s. ten huize
" van het Oratorio van de H. Franciscus van Sales.
"
Ik zend U ... loten met het verzoek deze te willen aanvaar-
" den.Wanneer U en U bekende liefdadige personen echter meent ze
" niet alle te kunnen behouden, verzoek ik U eerbiedig de moeite te
" willen doen ze naar dit huis hier terug te sturen, enkele dagen
" voor de trekking. Het gewonnen voorwerp zal aan huis bezorgd wor-
" den.
"
De voorwerpen hadden ook verkocht kunnen worden, maar dat
" zou lang geduurd hebben en zou me niet de onmiddellijke hulp ver-
" schaft hebben die de huidige benarde omstandigheden van het huis
" vereisen.
"
Hoe het ook zij, ik hoop dat u geen ander doel voor ogen
" zult hebben dan een werk van liefdadigheid te verrichten. Van
" mijn kant zal ik niet nalaten me te verenigen met de arme jongens
" die dit Oratorio bezoeken om van God en van de allerheiligste
" Maagd genaden en zegeningen af te smeken, dat wil zeggen het
" honderdvoudige dat God beloofde aan wie in dit leven werken van
" liefdadigheid verricht onder toevoeging bovendien van het eeuwige
" geluk in het andere leven.
"
Vervuld van dankbaarheid en grote eerbied verblijf ik
"
" Turijn, 5 mei 1859.
Uw zeer verplichte dienaar,
"
Bosco Giovanni, pr.
Toen de trekking achter de rug was, die volkomen aan de verwach-
tingen van Don Bosco voldaan had, stuurde hij een bericht aan degenen
die de loten gekocht hadden, met de voorwerpen die hun door het lot wa-
ren toegewezen.
"
Zeer geachte Heer,
"
"
Met genoegen laat ik U de voorwerpen toekomen, gewonnen op
" de trekking van de 26ste jl. in dit huis in tegenwoordigheid van
" de commissie der voorgaande loterij.
"
Het nummer ... won ...
"
Ik verzoek U de prijs(zen) te willen aanvaarden voor wat
" ze zijn, en ik hoop dat U veeleer oog zult willen hebben voor het
" werk van liefde, dan voor de materiële prijs die eraan verbonden
" is.
"
Van mijn kant zal ik niet nalaten van de hemel gezondheid
" en genade over U af te smeken. Mezelf, evenals de geestelijken
" hier en al de jongens die de zegeningen van deze Oratorio onder-
" gaan aanbevelend in Uw godvruchtige gebeden, verblijf ik met diep
" gevoelde verzekeringen van dankbaarheid,
"
uw dienstwillige dienaar,
" Turijn, 31 mei 1859.
Bosco Giovanni, pr.

18.2 Page 172

▲back to top
- VI/172 -
Op die manier had Don Bosco eveneens ervoor gezorgd dat de jon-
gens van zijn tehuis hun dagelijks brood kregen. De seminarist Anfossi
vertelde: "Ik herinner me heel nauwkeurig, dat Don Bosco op een dag,
toen er zelfs nog geen sprake was van het bouwen van de Kerk van Maria,
Hulp der Christenen, en ik bij hem in de buurt op de speelplaats was,
opeens zei: "Daar" - terwijl hij naar de plaats wees waar nu de kerk
staat - "zal een grote tempel komen!" En de ogen opslaand alsof de koe-
pel er al was en hij haar zag, vervolgde hij: "Die kerk zal een grote
koepel hebben en er zullen buitengewone plechtigheden in gevierd wor-
den." - In die dagen konden die woorden niet anders dan onze grootste
verwondering wekken, vooral daar we heel goed wisten, in welke benarde
financiële omstandigheden onze Don Bosco zich bevond, aangezien hem
zelfs het geld ontbrak om voor brood te zorgen. Niettemin vroeg hij na-
derhand de seminarist Ghivarello, die toen nog helemaal geen architect
was, om het plan van de toekomstige kerk te teke-nen, waarvan hij ver-
volgens de afmetingen vergrootte en dezelfde semina- rist opdracht gaf
een tweede tekening te maken, die later ter hand gesteld werd aan inge-
nieur Spezia."
In die dagen bewerkte Don Bosco met de priesterlijke zegen een
merkwaardige overwinning, waar vele leerlingen om lachten. Ze zeiden:
"Wat jammer, dat Don Bosco geen generaal is! Hij heeft een gemakkelijk
middel gevonden om de vijand te doen verdwijnen uit een door hem bezet
gebied!" Giuseppe Reano schreef hierover aan Don Bonetti:
"Op zekere dag verscheen er bij Don Bosco een oude tuinierster
die een stukje grond in de buurt van het Oratorio gehuurd had en zij zei
volkomen terneergeslagen: "Er zitten bij me toch zoveel schadelijke
kleine rupsen op de planten en in de kolen."
"En wat wilt u daarmee, goede vrouw"? zei Don Bosco.
"Ik zou willen dat u die beesten deed verdwijnen die bij mij op
het land zitten. Ze maken alles kapot. Geef hun uw zegen, dan gaan ze
allemaal dood."
Glimlachend antwoordde Don Bosco: "En waarom zouden we al die ar-
me diertjes laten doodgaan? Ik zal hun de zegen geven en ik zal ze naar
andere plaatsen sturen waar ze niemand kwaad kunnen doen."
De volgende dag ging ik met Buzzetti naar een klein braakliggend
stuk land naast de kerk van de H. Franciscus, omgeven door een hoge muur
van een meter of drie en dat aan het Oratorio hoorde. Daar zat die me-
nigte rupsen op alles waar ze maar konden opkruipen: muur, balken, hopen
stenen en tegels, verdroogde boompjes. Alles was ermee overdekt. En de
tuin van de oude vrouw was volkomen van die invasie bevrijd."

18.3 Page 173

▲back to top
- VI/173 -
HOOFDSTUK XVIII
DE FRANSEN IN TURIJN - DROEFHEID VAN DON BOSCO - DE EERSTE
GEVECHTEN - MONTEBELLO, PALESTRO, MAGENTA - DE OOSTENRIJKSE
GEKWETSTEN IN HET CONVITTO ECCLESIASTICO - DON BOSCO MET DE
TURCOS TE COLLENGO - SAMENZWERINGEN EN OPSTANDEN IN DE
HERTOGDOMMEN EN IN DE KERKELIJKE STAAT - DE ZONDAGEN IN HET
ORATORIO: ERKENTELIJKHEID JEGENS DON BOSCO EN DE LERAREN -
CHRISTELIJKE SCHOLEN EN WERKPLAATSEN.
De inwoners van Turijn waren er een ogenblik bang voor geweest de
Oostenrijkers binnen hun muren te zien verschijnen. Daarom waren ze uit-
bundig van vreugde toen de Franse bataljons binnenrukten, die ze met ge-
juich en bloemen begroetten.
Don Bosco toonde zich echter bezorgd en bedroefd bij het vernemen
dat aanhoudend regimenten Italië binnenrukten om tegen Oostenrijk op te
trekken. Dikwijls hoorde men hem uitroepen: "Dat zijn allemaal mensen
die tegen de paus opkomen. Het gaat erom een begin te maken met hem van
zijn macht te beroven en hem met deze oorlog iedere buitenlandse en na-
tionale hulp te ontnemen."
De Oostenrijkers, die al van plan waren Ivrea bij verrassing te
bestormen, begonnen bij het vernemen van de aankomst der Fransen, een
terugtrekkende beweging te maken en concentreerden zich aan de overkant
van de Sesia, de Ticini en de Po in de richting van Stradella en Pia-
cenza, in afwachting van de bewegingen der verbonden troepen. Op 19 mei
verliet Giulay Vercelli en bracht zijn hoofdkwartier over naar Mortara.
Op de 12de was keizer Napoleon in Genua aangekomen en twee dagen
later kwam hij in Alessandria aan als opperbevelhebber van de legers.
In een afkondiging tot de troepen had hij gezegd: "Wij komen niet naar
Italië om wanorde te stichten, noch om de macht van de Heilige Vader die
wij op zijn troon hersteld hebben te vernietigen, maar om hem te bevrij-
den van de vreemde druk die op het hele schiereiland drukt."
Op 20 mei vond er een eerste belangrijke botsing plaats te Monte-
bello tussen Voghera en Casteggio, en de Gallo-Sardiniërs dwongen met
verlies van 700 man de Oostenrijkers zich terug te trekken. De overwon-
nen legers trokken de Po weer over en begaven zich naar Pavia. Op het

18.4 Page 174

▲back to top
- VI/174 -
slagveld lieten ze 7.000 man achter. Tegelijkertijd vertrok Garibaldi
met zes bataljons vrijwilligers uit Biella en, een grote boog om Novara
heen beschrijvend dat nog in de macht van de Oostenrijkers was, trok hij
op tot Arona. Van daar daalde hij naar Castelletto af, trok in de nacht
van 22 op 23 mei (1) de Ticino over en rukte op naar Varese. Op de 24ste
voerde hij met goede resultaten een strijd tegen de uit Milaan toege-
snelde generaal Urban, want hij kon hem verdrijven uit Como en Vittorio
Emanuele werd door de regeringscommissaris Vicomte Venosta tot heer en
koning over dat gebied uitgeroepen.
Urban hernam echter Varese, keerde naar Como terug voor de tegen-
aanval, toen hij bevel ontving om zich bij de hoofdmacht van het leger
te voegen.
Het begon er naar uit te zien dat de oorlog buiten verwachting
bloedig zou worden en daar Vittorio Emanuele zich ieder ogenblik in
doodsgevaar zag, schreef hij op 25 mei aan de paus en verzocht de Hei-
lige Vader hem van de censuur te willen ontslaan. Pius IX deed dat, doch
bracht hem in herinnering dat de geldigheid van de absolutie niet los te
maken was van het voornemen om de aan de Kerk toegebrachte schade zo
goed mogelijk te herstellen en van de wil om zich in de toekomst van het
veroorzaken van dergelijke schade te onthouden.
Op 30 mei werden de Oostenrijkse voorposten die zich tussen Ver-
celli en Bobbio hebben ingegraven, te Palestro aangevallen en gedwongen
zich terug te trekken. Het Piënontese leger legde grote dapperheid aan
de dag. Drie brigades ervan verjoegen de vijand uit Vinzaglio en uit
Confienza en bezetten Casalino. De volgende dag probeerden de Oostenrij-
kers deze posities weer in te nemen, maar ze slaagden daar niet in. Aan
het einde van het gevecht hadden ze 1.600 manschappen verloren en de
verbonden troepen ongeveer 600.
Het hele Franse leger was van toen af tussen Vercelli en Novara
geconcentreerd. Een divisie drong door tot Trecate en de andere tot Gal-
liate op de rechteroever van de Ticino. Toen Giulay merkte dat Milaan
bedreigd werd, liet hij ogenblikkelijk zijn hele legermacht van Vigeva-
no en Garlasco naar de linkeroever van de Ticino trekken en concentreer-
de het leger bij Magenta. De verbonden troepen trokken over twee bruggen
dezelfde rivier over en op 4 juni kwam het tot een veldslag. De botsing
was langdurig en verschrikkelijk, doch de overwinning lachte de verbon-
den troepen toe. Oostenrijk had 10.000 soldaten verloren aan doden en
gewonden en 7.000 aan krijgsgevangenen. De Fransen 4.000 doden en gewon-
den en 1.000 gevangenen.
(1) Hier stond "in de nacht van 22 op 24 mei. Het schijnt 22 op 23 te zijn, want l'In-
dépendance Belge van 25 mei 1859 meldt telegrafisch bulletijn uit Turijn van 24 mei
(mardi): "Garibaldi a passé heureusement le Tessin en faisant beaucoup de prisonniers
dans le pays frontière."

18.5 Page 175

▲back to top
- VI/175 -
Op 5 juni begonnen de Oostenrijkers de terugtocht op Mincio, ver-
lieten Milaan, en in vierhoekige slagorde bereidden zij een heftige te-
genstand voor. Daar verzamelden zich 150.000 soldaten, van wie keizer
Franz Josef het oppercommando op zich genomen had.
Op 8 juni werd de Oostenrijkse achterhoede door de Fransen bij Me-
legnanon bij Adda verslagen. Aan beide zijden verloren 2.200 manschap-
pen het leven. Garibaldi bezette Bergamo en verdreef een vijandelijk ba-
taljon uit Seriate. Op dezelfde dag hielden Vittorio Emanuele en Napo-
leon een triomfantelijke intocht in Milaan. Op verzoek van het ministe-
rie werd in Piëmont in alle kerken een dankhymne gezongen, terwijl in de
metropolitaanse kerk de vertegenwoordiger van de vorst, Eugenio van Sa-
voye, Carig-nano verscheen met de leden en ambtenaren van de regering.
Intussen waren de gewonden, die de reis hadden weten te doorstaan,
opgenomen in verscheidene subalpijnse steden. In Turijn waren de zieken-
huizen vol en het ontbrak niemand aan de geneeskundige zorg, de troost-
middelen van de heilige godsdienst en de ijver van de liefdezusters.
Gewonde en gevangengenomen Oostenrijkers waren naar het Convitto
Ecclesiastico gebracht. Toen Don Bosco een bezoek ging brengen aan Don
Cafasso voor wie de regering enkele vertrekken ter beschikking had gela-
ten, onderhield hij zich met hen en sprak hen met enkele vrome woorden
bemoediging in. Hij kwam hen tegen op de binnenplaats met verbonden
hoofd, of met de arm in een draagband of een houten been. Het waren Hon-
garen, Polen, Tirolers en bijna allen kenden wel zoveel Latijn dat een
kort gesprek met hen mogelijk was.
Met de Franse soldaten had Don Bosco echter meer contact en het
Oratorio werd een plaats van samenkomst voor de Franse soldaten die in
Turijn waren, en vooral voor de invaliden. Een van de oudere jongens die
een beetje hun taal kende, begon betrekkingen met enkelen van hen aan te
knopen, sprak hen over Don Bosco en haalde hen ertoe over hem een bezoek
te brengen. Don Bosco ontving die militairen heel vriendelijk, praatte
gezellig met hen en nodigde hen uit naar het Oratorio te komen als ze
daar zin toe hadden. Hij zei hun ook dat ze zoveel kameraden konden mee-
brengen als ze maar wilden.
"Jullie kunnen komen", zei hij tegen hen "om aan jullie familie te
schrijven, en hier vinden jullie dan papier, pennen, inkt en de nodige
postzegels. U kunt hier Franse boeken komen lezen, die hier in overvloed
in onze bibliotheek in voorraad zijn. Als er zijn die Italiaans of wis-
kunde willen leren, dan zal ik ervoor zorgen dat ze een geschikte leraar
krijgen. En daar we nu in de paastijd zijn, vervolgde Don Bosco, en u
misschien niet allen in de gelegenheid geweest zijt om de voorschriften
van de heilige Kerk te vervullen, wijs ik er op dat ze in onze kerk
biechtvaders kunnen vinden die uw taal kennen en dat ze alles ervoor
over hebben om voor uw zielenheil te zorgen."

18.6 Page 176

▲back to top
- VI/176 -
Die hartelijke ontvangst en die woorden vervulden die aardige
Franse jongens met geestdrift. Terug in de kazerne spraken ze erover met
hun makkers en wekten bij velen het levendige verlangen om eveneens naar
het Oratorio te gaan. En inderdaad verliepen er slechts weinig dagen of
men zag in hun vrije uren een hele processie van Franse soldaten naar
Valdocco trekken om zich met Don Bosco en zijn leerlingen te kunnen on-
derhouden. Honderden van hen naderden ook tot de heilige sacramenten op
een zo stichtende manier, dat daar wel heel erg uit bleek dat ze van
vrome, godsdienstige families voortkwamen. Buitengewoon tevreden nodigde
Don Bosco er af en toe enkelen uit om samen met hem de maaltijd te ge-
bruiken. Het was dan een kostelijk gezicht die rode broeken te zien
afsteken tegen de zwarte togen, terwijl seminaristen en priester en de
Franse soldaten zich met elkaar verbroederden. De enen beijverden zich
om Frans te spre-ken, de anderen trachtten het Italiaans te radbraken.
Enkele officieren gedroegen zich op zo een gemoedelijke manier, alsof ze
er thuis hoorden.
Het duurde niet lang of velen kenden Don Bosco persoonlijk. Hij
kon dan nog maar moeilijk de stad ingaan zonder dat hij vergezeld was
of aangesproken werd door enkele Franse soldaten. Op zekere dag, zo ve-
rtelt Don Turchi, toen hij een troepje in Turijn ontmoet had die hem be-
groetten met een Viva l'Italia, ging hij naar hen toe, praatte een beet-
je met hen en nodigde hen uit bij hem in het Oratorio te komen. Ze namen
de uitnodiging aan en Don Bosco bejegende hen heel hartelijk en zorgde
voor een verfrissing. Ze waren er heel opgetogen over. Bij een andere
gelegenheid moest hij een zieke gaan bezoeken in Collegno, een dorp dat
vier mijl van Turijn verwijderd ligt. Toen hij zich op de weg van Rivoli
bevond, kwam hem plotseling een dozijn turcos tegemoet, gedeeltelijk
herstellenden, anderen die alleen maar aan een arm of hand gewond waren.
Daar ze op wandeling waren, vroegen ze Don Bosco een eindje met hen mee
te gaan en daar ging hij graag op in. Al pratende en in de schaduw van
de oude bomen die er langs de weg stonden, leek de weg zo kort, dat het
opgetogen troepje bijna ongemerkt tot in Collegno meegelopen was. Toen
ze daar aangekomen waren, wilden de turcos terugkeren. Maar Don Bosco
zei tot hen: 'Jullie hebben als invaliden toch verlof van je overste,
wacht dus maar even op me. Ik zal me haasten, en dan keren we samen
naar Turijn terug. En ze bleven wachten. Doch tegen zijn verwachting in
kon Don Bosco zich niet zo gauw van zijn taak kwijten als hij gedacht
had, en toen hij het huis van de zieke verliet wees de klok twaalf uur
middag. Teruggekeerd bij zijn reiskameraden zei hij tot hen: "Het spijt
me dat ik jullie zo lang heb moeten laten wachten. Zoals jullie zien is
het nu middag; jullie zullen wel trek hebben en de herstellenden zullen
wel iets moeten eten. Bovendien past het niet dat we ons nu met een lege
maag op weg begeven. Kom dus met mij mee, dan gaan we niet zoals jullie
zeggen une ribote aanleggen, maar toch een bescheiden feestje."
Na die woorden gingen ze naar een herberg. Hij betaalde een maal-
tijd voor hen, at met hen mee en liet hen zodoende een van hun prettig-
ste dagen doorbrengen. Het is niet onder woorden te brengen, hoe voldaan
die turcos waren. Toen ze in de stad terug waren vertelden ze het geval

18.7 Page 177

▲back to top
- VI/177 -
aan hun overste, die er zo door getroffen was, dat hij de volgende dag
naar het Oratorio kwam om Don Bosco te bedanken met woorden van de
grootste erkentelijkheid en met waarachtige Franse beleefdheid. Tezelf-
dertijd stuurde Don Bosco de seminarist Celestino Durando erop uit om
bij vele priesters en andere vooraanstaande personen geld in te zamelen
voor de aankoop van een groot aantal leerzame en onderhoudende boeken in
de Franse taal. Hij bracht ze zelf naar de soldaten of liet ze bezorgen
door de Zusters van Liefde die dienst deden in de ziekenhuizen. Even-
eens verspreidde hij ook godsdienstige boeken in het Duits onder de Oos-
tenrijkse soldaten, die in het convitto ecclesiastico bijeengebracht wa-
ren en daar onder bewaking stonden.
Om al deze en dergelijke redenen waren alle Franse soldaten die
indertijd bij ons verbleven zo van genegenheid voor het Oratorio vervuld
dat zij, toen ze bevel kregen om uit Turijn te vertrekken, naar Don Bos-
co en hun leermeesters toekwamen om met grote dankbaarheid en ontroering
afscheid van hen te nemen. Verscheidenen onder hen bleven nog geruime
tijd in briefwisseling met Don Bosco en met enkele anderen van het huis,
vooral met Don Michele Rua die hun les in het rekenen gegeven had.
Intussen stookten de liberalen van de andere Italiaanse staten tot
beroering aan, volgens de geheime instructies van Napoleon III en Ca-
vour. Een betreurenswaardig voorteken had zich op 22 mei voorgedaan toen
koning Ferdinand van Napels door vergiftiging stierf. Op 9 juni verliet
de hertogin van Parma na een maand van volkswoelingen en onzekerheden,
haar gebied toen zij van de overwinning der verbonden troepen hoorde, en
overal verschenen de Piëmontese vlaggen. De hertog van Modena begaf zich
naar zijn staten toen hij hoorde van de opstand van Massa en Carrara,
die direct door Sardijnse soldaten bezet waren. Een Franse divisie uit
Toscana was trouwens ook aan het oprukken naar zijn staten. Hij drukte
de wens uit tot vereniging met Piëmont en koning Vittorio zond er zijn
commissaris voor Emilia, Carlo Luigi Farini heen. De Franse divisie
stond onder bevel van prins Napoleon, een grote vijand van de paus. Na-
poleon was met opzet gestuurd om de aanhangers van de orde ertoe te
brengen hun plicht te doen. De 12de barstte de revolutie in Bologna uit,
zodra de duizend Oostenrijkers die daar in garnizoen gelegen hadden,
weggetrokken waren. Markies Pepoli, een neef van Napoleon III, was de
leider van de eenheidspartij. Nadat het volk bewapend en een voorlopige
regering gevormd was, eiste hij dat de pauselijk legaat zou vertrekken.
Ook de legaties Ravenna en Ferrara waren in opstand gekomen, zo-
dra de Oostenrijkse troepen weg waren. Direct zond het Piëmontese minis-
terie er Massimo d'Azeglio heen, die commissaris in Bologna was.
In Perugia joeg de partij voor vereniging met Piëmont, met aan
het hoofd Maria Bonaparte gravin Valentini, een nicht van Napoleon III,
bijgestaan door een gewapende sectie uit Toscane gekomen, de pauselijke
vertegenwoordiger weg en onttrok de stad aan het gebied van de paus.

18.8 Page 178

▲back to top
- VI/178 -
Op 20 juni echter wist een regiment pauselijke Zwitsers ondanks
een hardnekkige verdediging van de opstandelingen, de stad weer voor de
wettige soeverein te heroveren. In andere steden van Umbrië en van de
Marken hadden de sektariërs eveneens geprobeerd het volk in beweging te
zetten, maar na dat laatste feit werd het overal weer rustig.
Sinds enige dagen was ook in Lombardije een einde gekomen aan het
wapengekletter, en in Valdocco werd er gebeden voor de paus, voor de ko-
ning, voor het leger en voor de vrede. Maar ook wisselden de vreugdevol-
le en feestelijke dagen elkaar af die hun oorsprong vonden in genegen-
heid en dankbaarheid. Daardoor is het karakter van het Oratorio steeds
getekend geweest. De devotie, met het veelvuldige gebruik van de sacra-
menten, was er eerste en laatste doel. De leerlingen stroomden buiten de
kerk en vervulden de speelplaatsen met gezang, muziek en gejuich. Vooral
de dichtkunst werd aangewend om die veelvuldige feestdagen nog prettiger
te maken. De naamdagen der oversten, het eerbetoon aan de priors van de
feestelijkheden der patroonheiligen, de titelheiligen van de slaapzalen,
de uitstapjes met als doel een plechtigheid in een of andere kerk, waren
aanleiding om het dichterlijke vuur te ontsteken. We hebben honderden
van die verzen verzameld en bewaard als dierbare herinneringen aan de
oude kameraden. Enkele ervan zijn een beetje onbeholpen, vele werkelijk
mooi, maar in allemaal is het hun hart dat spreekt.
Maar het plechtigste van die, ik zou haast zeggen, openbare fees-
ten, was steeds de naamdag van Don Bosco. Zijn stoel mooi versierd in de
vorm van een troon, de speelplaats prachtig verlicht, eerbetoon met aar-
dige geschenken, ieder jaar zowel naar inhoud als naar melodie een
feestlied, en voordrachten van verschillende soort en in verschillende
talen. Van de geestdrift der jongens op die dag zullen we bij het verha-
len van de gebeurtenissen der opeenvolgende jaren ruimschoots de gele-
genheid hebben.
Bij de feesten die er aangelegd waren voor Don Bosco kwamen dan
nog de feestelijkheden die elke klas van studenten of leerjongens aan
hun eigen meesters bereidden bij gelegenheid van hun naamdagen. Iedere
meester vertegenwoordigde Don Bosco te midden van de jongens, die hen
waren toevertrouwd. Vandaar dat die gedeeltelijke feestjes buitengewone
vrolijk waren. Een boeket bloemen, een klein geschenk dat door allen ge-
zamenlijk gekocht was en als aandenken moest dienen, wat snoepgoed,
versjes en proza waren de middelen waarmee de harten steeds verrukt wer-
den. De school en de werkplaats waren op die dag versierd met wat doeken
die de lessenaar en de bank bedekten. Verscheidene malen was ook Don
Bosco van de partij, maar hij maakte daar toch geen gewoonte van. De ge-
nerale communie van de klas vormde het begin van het feest. Na de mid-
dag bekroonde een halve dag vrijaf en een korte wandeling met de mees-
ter, het feestje. De halve vrije dag, de wandeling, het onthaal en het
gezamenlijk kopen van een geschenk werden later echter afgeschaft wegens
de misbruiken die er binnengeslopen waren. De meester had op die dag de
gelegenheid om toegang te vinden tot enkele harten die zich voor hem ge-
sloten hadden gehouden, een of andere leerling te benaderen die zich van
hem op een afstand hield, een onverschillige die de moed had laten zak-

18.9 Page 179

▲back to top
- VI/179 -
ken te bemoedigen door hem zijn bijzondere hulp te beloven, of vergiffe-
nis te schenken voor sommige fouten aan degenen die bang waren dat die
misstappen onaangename gevolgen voor hen met zich zouden brengen op het
einde van het jaar. Daar de mededeelzaamheid van de jongens op die dag
groter was, waren bepaalde schaduwen gemakkelijker te ontdekken en te
verdrijven, evenals sommige lichtgeraaktheden, naijver, of ook sommige
onenigheden die anders verborgen zouden gebleven zijn tot schade van de
algemene orde en soms zelfs van de zielen. Het doel waarvoor Don Bosco
deze demonstraties van aanhankelijkheid en erkentelijkheid toestond, was
steeds het eeuwige leven. Dat doel bleek uit de woorden van de jongens,
uit hun composities en beloften, evengoed als uit de reacties van de
meesters en hun aanwijzingen. De meester liet nooit na een goede biecht
aan te bevelen en de jongens met liefdevolle aandrang te vragen zich in
Gods genade te stellen indien ze daarin niet mochten verkeren. Hij zei
duidelijk dat als de een of ander ongelukkigerwijze een of andere zonde
uit schaamte had verzwegen, hij ze op die dag zou gaan biechten opdat de
goede Jezus door allen zou worden getroost. Eveneens wees hij erop dat
de gedachte dat een enkele van zijn leerlingen op dat ogenblik de toorn
van God op zich zou voelen rusten, voor hem alle plezier zou bederven.
De jongens begrepen dat dit het mooiste geschenk was dat ze de meester
konden aanbieden en het goede dat die woorden bewerkten, daarvan kent
God alleen de omvang. Voor zover dat te weten is kwam dat ook de roe-
pingen erg ten goede. De jongens werden er door aangemoedigd en meer dan
een zei, als hij de meester even onder vier ogen sprak, alvorens de
avond viel: "Ik ben blij, weet u, maar dan ook werkelijk blij."
De school was in die tijd zoveel als een kleine kerk omdat er,
net zoals tegenwoordig, het beeld van Onze-Lieve-Vrouw op een altaartje
geplaatst was tegenover het kruisbeeld en er ontbraken nooit kaarsen en
bloemen. Iedere zaterdagavond werd, na afloop van de avondles, de lita-
nie ervoor gebeden, en in de meimaand werd er iedere dag een moment ge-
meenschappelijk gebeden. Al de Mariafeesten werden op de vooravond ervan
door de meester aangekondigd met de aansporing om tot de sacramenten te
naderen. Op dezelfde manier werden de voornaamste feesten van het jaar
bekendgemaakt, daar het algemeen bekend was dat Don Bosco geen enkel
feest geslaagd achtte zonder biecht en communie. Het was geen preek,
doch slechts een eenvoudige aankondiging in weinige woorden.
Uit het hier verhaalde kon men gemakkelijk opmaken dat de orde en
daardoor ook de studie in de klassen en ook in de werkplaatsen bloeiden,
want ook in de werkplaatsen heerste hetzelfde gebruik. Waar liefde en
geluk zo heersten, was het einde van het schooljaar voor de jongens,
hoezeer ze er ook naar verlangden naar hun ouders terug te keren, niet-
temin enigszins pijnlijk omdat ze niet graag afscheid namen van hun
leermeesters.

18.10 Page 180

▲back to top
- VI/180 -
H O O F D S T U K XIX
DE SLAG VAN SOLFERINO - DON BOSCO VOORSPELT DAT ER EEN
VREDESVERDRAG OP HANDEN IS - HERDRUK VAN DE GESCHIEDENIS
VAN ITALIE - BRIEF VAN DE BURGEMEESTER VAN TURIJN DIE EEN
EXEMPLAAR ERVAN ALS GESCHENK AANVAARDT - KATHOLIEKE
LECTUUR: HET LEVEN VAN DE HEILIGE PAUSEN PONTIANUS,
ANTERUS EN FABIANUS - EEN VERLOREN ZOON DOOR DON BOSCO
NAAR HET OUDERLIJKE HUIS TERUGGEBRACHT - ZIJN RAADGEVINGEN
TOT EEN JONGEN OVER DE VERSTANDIGE MANIER OM BEPAALDE
BOEKEN TE LEZEN.
De seminaristen van het Oratorio hadden het studiejaar achter de
rug. Van het jaar 1859 af zijn er in onze archieven de resultaten aanwe-
zig van hun examens die in de zaal van het seminarie van Turijn afgelegd
werden. Uit die aantekeningen blijkt hoezeer zij zich met ijver toeleg-
den op de studie van de filosofie en theologie. Op de avond van de 23ste
juni werd Don Bosco nog gevierd, en de dag daarna de heilige Johannes de
Doper. Maar 's avonds van die dag kwamen de eerste berichten over een
verschrikkelijke veldslag de vreugde in droefheid verkeren.
Op 23 juni waren de Oostenrijkers, die het offensief weer hadden
ingezet, opgerukt langs de rechteroever van de Mincio en hadden als cen-
tra van hun actie Solferino en San Martino versterkt. Tegelijkertijd
staken de verbonden troepen de Chiese over. Op de 24ste barstte de
strijd los. Veertien uur lang waren 274.000 man onafgebroken in gevech-
ten verwikkeld. Het lot van de wapens scheen ten gunste van de Frans-
Sardijnse troepen te neigen, die in het bezit van de betwiste hoogten
gebleven waren, toen er een verschrikkelijke storm opstak. Het werd
angstaanjagend donker, een stortregen viel neer, met hagelstenen, don-
derslagen en bliksem. Door deze losbarsting werd aan het rumoer van ze-
venhonderd kanonnen het zwijgen opgelegd en een einde gemaakt aan de
strijd. Het veld, zo verhaalt Cesare Cantù, was bezaaid met bijna 40.000
dode of gewonde soldaten, onder wie 13.000 Oostenrijkers en 1.500 offi-
cieren met drie maarschalken.
In het Oratorio werd de smartelijke indruk van zoveel doden ver-
zacht door de gebeden en communies waarmee Don Bosco de zielen in het
vagevuur wilde verlichten, en door het feest ter ere van de H. Aloysius
van Gonzaga dat op de 29ste juni plechtig gevierd werd. Als prior fun-

19 Pages 181-190

▲back to top

19.1 Page 181

▲back to top
- VI/181 -
geerde de heer Giovenale Delponte. Een gelegenheidslofzang aan hem ge-
wijd en een ter ere van de heilige patroon van de jeugd getuigden van
de voortreffelijke dichtkunst van de seminarist Giuseppe Bongiovanni.
De gezinnen beweenden intussen hun geliefde doden die in de slag
gebleven waren. Zij verkeerden eveneens in angst en vrees over het lot
van de overlevenden. Het zag er naar uit dat de oorlog nog zou moeten
voortduren. De verbonden troepen waren de Mincio overgestoken en waren
gelegerd in het gezicht van geweldige vestingen, die zonder een langdu-
rig beleg niet konden ingenomen worden. Allen voorzagen een nieuwe veld-
slag dicht bij Verona, die even bloedig zou zijn als die van Solferino.
De Franse schepen waren de Adriatische Zee binnengevaren om zich bij An-
tivari met de Sardijnse vloot te verenigen. 10 juli was bepaald als de
dag om Venetië aan te vallen. Temidden van zoveel angstige verwachtingen
voorpelde Don Bosco de vrede. De jonge gravin zuster Filomena Cravosio
schreef ons als volgt:
"In het jaar 1859, terwijl de oorlog in Lombardije woedde, vroeg
mijn arme moeder, die in het leger reeds een zoon en een broer gewond
had, met haar hart vol verdriet en met de vrees voor de angstaanjagende
toekomst, haar te willen vergezellen naar Don Bosco. Het was iets onge-
woons dat Don Bosco ons ditmaal in de refter ontving, waar hij amper
klaar was met het avondmaal dat hij er gebruikt had met zijn priesters
die nog allen om hem heen stonden. Een eindje verder waren enkele leer-
lingen, op de tafel of op de ruwe banken gezeten. Zij waren bezig zich
in het zingen te oefenen met het muziekblad in de hand. Af en toe kwam
een jongen naar Don Bosco om hem een paar woorden in het oor te fluiste-
ren, waarop Don Bosco met dezelfde geheimzinnigheid antwoordde. Hij
heette ons welkom en nodigde ons uit naast hem te komen zitten. Eerst
sprak hij over allerlei onverschillige dingen, maar nu en dan wierp hij
een uitdrukkingsvolle blik op mijn moeder. Toen alle priesters de refter
verlaten hadden, zei hij tot mijn moeder: "Mevrouw de gravin, ik weet
alles wat u me wilt zeggen, maar schep moed." Terwijl hij zijn stem liet
dalen, voegde hij eraan toe: "Vannacht nog zal Napoleon vrede sluiten en
de oorlog afgelopen zijn."
Mijn moeder riep uit: "Maar dat is toch onmogelijk! U zegt dat om
me op te beuren, maar de feiten spreken immers een heel andere taal."
De volgende dag om ongeveer zeven in de morgen begaven mijn moeder
en ik ons naar de kerk van de H. Dalmatius om de mis te horen en bij het
oversteken van de via Garibaldi, die toen Dora Grossa genoemd werd,
hoorden we de krantenverkopers roepen: "Vannacht de vrede van Villafran-
ca gesloten tussen Keizer Napoleon, Vittorio Emanuele en Keizer Frans II
van Oostenrijk."
"Na de mis gingen we weer naar Don Bosco, die ons op de speelplaats
al tegemoet kwam en onmiddellijk zei: "Laten we de Heer ervoor danken
dat de voorwaarden zijn aangenomen." En hij ging met ons naar de kapel,
waar we een poosje bleven bidden."

19.2 Page 182

▲back to top
- VI/182 -
Wat was er nu voorgevallen? Gravin Cravosio had in de avond van 6
juli tegen acht uur met Don Bosco afgesproken. Napoleon bevond zich in
zijn algemeen hoofdkwartier te Villafranca. Hij was ontzet over het
bloedbad dat hij in Solferino had meegemaakt en hij piekerde over de be-
richten die hij uit Duitsland had ontvangen, met de waarschuwing dat en-
kele mogendheden gereed stonden om Oostenrijk te hulp te snellen. Toen
hij diezelfde avond tegen negen uur aan tafel zat, liet hij generaal
Fleury bij zich komen en nadat hij hem enkele instructies had gegeven,
vertrouwde hij hem een brief toe waarin hij Zijne Oostenrijkse Majesteit
om een wapenstilstand verzocht. Om halfelf kwam de generaal in Verona
aan. Keizer Frans Jozef was naar bed en men ging hem wekken. Nadat hij
inderhaast zich wat gekleed had, werd generaal Fleury bij hem gebracht.
Toen hij de brief van Napoleon las tekenden de ontroering en verrassing
zich af op zijn gezicht. Nadat hij de mondelinge toelichting van de ge-
neraal gehoord had, verklaarde hij dat de voorwaarden gerechtvaardigd
waren, en de volgende dag ging hij op de voorstellen in. Op 11 juli ont-
moetten de beide keizers elkaar in Villafranca, werden het eens over de
voorwaarden, en de vrede werd gesloten. (1)
Ziehier de voorwaarden: "Afstand van Lombardije aan de keizer van
Frankrijk, die het zou teruggeven aan de koning van Sardinië; Mantova,
Roccaforte en Peschiera bleven aan Oostenrijk.
Venetië zou onder de Oostenrijkse heerschappij blijven doch een
confederatie aangaan met al de Italiaanse Staten onder het erevoorzit-
terschap van de paus.
Men zou de terugkeer van de afgezette vorsten in hun grondgebied
niets in de weg leggen en de bezittingen van de groothertog van Toscane
zouden worden vergroot.
Algemene amnestie bij beide partijen."
Geen woord echter over de legaties en over de hertog van Parma.
Deze overeenkomst werd later in Zürich gesanctioneerd op 10 novem-
ber 1859 en ze verleende eveneens aan de kloostercongregaties de be-
voegdheid om weer over hun goederen te beschikken, indien de wetten van
de staat waaronder ze vielen, ze niet in bezit hielden. Doch van al die
voorwaarden werden enkel die nagekomen die betrekking hadden op het af-
staan van het gebied van Lombardije, en op de verlening van amnestie.
Heel de rest bleef een dode letter.
Op 25 juli deden de koning en Napoleon III hun intocht in Turijn
______________________
(1) Indépendance belge, 1859 12 juli: telegrafisch bericht van 11 juli "Entrevue Napo-
leon et l’Empereur Françoise-Joseph
13 juli: bericht vredesluiting: 14 juli geeft vredesbasis,
15 juli: vredesvoorwaarden.

19.3 Page 183

▲back to top
- VI/183 -
en werden er met groot feestvertoon ontvangen. De keizer vertrok onmid-
dellijk naar Parijs en werd door de koning tot Susa vergezeld.
Noch de oorlog, noch de vrede konden evenwel op enigerlei. manier
invloed uitoefenen op de werkzaamheid van Don Bosco. In juni had hij bij
Paravia de tweede, ietwat vermeerderde druk van zijn Geschiedenis van
Italië laten drukken in 2.500 exemplaren. Hij vertelde graag hoe in dat
boek de oorsprong van de tijdelijke macht der pausen was uiteengezet,
waarvan hij het goed recht aantoonde, en wees op de voordelen ervan.
Veel exemplaren schonk hij aan aanzienlijke personen onder geestelijken
en leken. Onder deze laatsten betuigde de burgemeester van Turijn zijn
dank in de volgende bewoordingen:
" STAD TURIJN
"
Turijn, 16 juli 1859.
"
"
Het waardevolle geschenk dat U, Eerwaarde zojuist in de
" vorm van de Geschiedenis van Italië aan de jeugd verteld, vanaf
" zijn eerste bewoners tot in onze dagen, ons deed toekomen, geeft
" U recht op de oprechte dankbaarheid vanwege ons burgerlijk be-
" stuur. De ondergetekende burgemeester is het een genoegen zich tot
" tolk daarvan bij U te kunnen maken mede van de diepgevoelde erken-
" telijkheid voor Uw medewerking tot de vorming van een openbare ge-
" meentelijke bibliotheek die de bevolking van Turijn stellig tot
" voordeel zal strekken.
"
Aanvaard de verzekering van bijzondere eerbied van wie zich
" noemt,
"
Uw dw. dienaar,
"
De Burgemeester NOTTA.
Half juli was hij in beslag genomen door de examens, de belonin-
gen, de rapporten van de leerlingen, de openbare prijsuitreiking en de
private aan de afzonderlijke leerlingen die door hun ouders voor de va-
kantie naar huis geroepen waren.
In het begin van de maand had Don Bosco, bijgestaan door de jonge
Chiala, voor de maand juli de anoniem verschijnende aflevering van de
Katholieke Lectuur uitgegeven die tot titel droeg: Antonio en Ferdinan-
do, of de overwinning van de onschuld. Het was een verhaal over een stu-
dent, zoon van arme arbeiders, die op schitterende wijze zijn studies
afmaakte, maar pijnlijk getroffen werd door de overmacht van een mede-
dinger van adellijke familie die de prijzen kreeg die de armere jongen
eerlijk verdiend had. Geholpen door een onbekende weldoener, die later
de minister van Staat blijkt te zijn, slaagt hij erin advocaat te wor-
den, wat hij beloont door te weigeren in te gaan op de schandelijke
voorstellen van wie hem tot een instrument voor onrechtvaardige hande-
lingen wilde maken. Hij wordt belasterd en in de kerker opgesloten, maar
uiteindelijk komt de waarheid aan het licht en er wordt hem een heel be-

19.4 Page 184

▲back to top
- VI/184 -
langrijke en winstgevende taak opgedragen. Het verhaal bewijst dat de
goddelijke Voorzienigheid soms toelaat dat ons leven door narigheden
wordt vergald, maar dat zij ons op het ogenblik dat we er het minst op
bedacht zijn te hulp komt. De deugd wordt ook in het tegenwoordige leven
beloond, waarop ongetwijfeld een eeuwige beloning volgt in het land der
zaligen.
Voor de maand augustus was de aflevering: Het leven der heilige
pausen Pontianus, Anterus en Fabianus, bezorgd door Bosco Giovanni, pr.
(H.) Het was helemaal zijn werk. Met de geschiedenis van deze pausen
die hun bloed vergoten voor het geloof, beschrijft hij de bekering, het
heilige leven en het martelaarschap van Pontius de Romeinse senator,
het doopsel van keizer Filippus en diens zoon en de onderwerping van
Origines aan de Kerk.
Toen hij klaar was met de correctie van dit boekje ging Don Bosco
naar Sint-Ignazio, waar hij een verdwaald schaap had teruggevonden dat
hij al verscheidene jaren op het spoor was.
Francesco D..., een jongen met een wakkere geest en student op
het gymnasium had het Oratorio van Valdocco bezocht. Hij stamde uit een
familie die rijk was aan vermogen en aan deugden. Zijn vader en moeder
hadden de vreze Gods in zijn hart geplant en Don Bosco steunde hun in-
spanningen door de jongen stipte gehoorzaamheid aan zijn ouders aan te
raden. Francesco had voor hem geen geheimen. Als hij uit het Oratorio
thuis kwam vertelde hij graag wat Don Bosco gezegd en gedaan had en
diens naam was niet van zijn lippen, zodat zijn ouders van deze heilige
vriendschap alle goeds verwachtten.
Francesco was echter bezield door een razende nieuwsgierigheid om
te lezen, te leren en te weten en toen de kameraden hem enkele romans
geleend hadden, die wel niet onzedelijk waren, maar de fantasie uiter-
mate prikkelden, verdiepte hij zich zo in die lectuur, dat hij begon te
verkoelen in vroomheid, in de studie en het Oratorio hem begon te verve-
len.
Toen zijn vader de oorzaak van die verandering gezocht en gevon-
den had, gaf hij de jongen een berisping en nam hem die boeken af. Toen
hij geen spoor van de vereiste toegeeflijkheid bij hem bespeurde, be-
dreigde hij hem met een strenge straf. Door dergelijke lectuur ver-
stoord, ontvluchtte de jongen koppig en verschrikt het huis. Nadat hij
een poosje over de heuvels van Superga gedwaald had, uit vrees dat hij
achtervolgd zou worden, hield hij halt bij de dorsvloer van een boerde-
rij waar de boeren in de schaduw van een grote boom, na hun dorswerk
lustig koffie zaten te drinken. Uitgeput van de hitte, van honger en
dorst, bleef hij een tijdje afgunstig naar hen staan kijken. Zijn eigen-
liefde weerhield hem wel, maar de nood drong en dus vatte hij uiteinde-
lijk moed, kwam naderbij en vroeg of hij niet een stukje polenta kon
krijgen.
De boeren waren verbaasd dat een jongen die er naar uiterlijk en
kleding uitzag als een stadsjongen van deftige huize, hun zo iets vroeg
en zij vroegen hem op hun beurt wie hij was en waar hij vandaan kwam.

19.5 Page 185

▲back to top
- VI/185 -
Francesco wist echter een fabeltje te verzinnen dat die eenvoudige lie-
den ontroerde. Hij vertelde hun dat hij geen vader en moeder meer had
en dat ze hem door tegenslag in zaken in de grootste ellende hadden
achtergelaten. Daarom had hij, beschaamd om de hand uit te steken in
een stad waar iedereen hem kende, besloten naar afgelegen dorpen te
gaan. Hij kreeg zijn portie polenta en een van de landbouwers zei te-
gen hem:
"En waarvan denk je nu voortaan te kunnen leven? Je zult aan het
werk moeten."
"Als u me bij u zou willen laten blijven", antwoordde Francesco,
"zou ik dat wel willen."
"Ik zie zo een tenger iemand al met houweel en schop aan de slag!"
En al de anderen barstten in een schaterlach uit.
"Waarom niet", antwoordde Francesco; "probeert het eens met me!"
"Nou goed, neem die dorsvlegel maar... en aan de slag."
Francesco trok zijn jasje uit en begon de aren te slaan. Hoewel
niet gewoon aan vermoeiende handenarbeid, werkte hij zo vlijtig, dat
de medelijdende boeren tot hem zeiden:
"Goed, je kunt blijven; aan polenta en brood zal het je niet
ontbreken; slapen kan je in het stro. Is dat goed?"
Twee weken bleef Francesco hier, en hij deed alles wat hem opge-
dragen werd. Voortdurend echter bleef hij zijn meesters aan het hoofd
zeuren om hem in dienst te nemen op een of andere boerderij die verder
van Turijn lag. Die brave mensen stuurden hem toen naar familie van hen
die in Sciolse woonde. Daar onderwierp Francesco zich vastbesloten aan
iedere vorm van vermoeienis en vernedering. Dwaze hoogmoed en onrede-
lijke angst weerhielden hem ervan naar het ouderlijke huis terug te
keren.
Intussen liet zijn vader, die een gewezen magistraat was, met
angstige spanning naar hem zoeken, maar slaagde er niet in hem op te
sporen. Hij ging naar Don Bosco om een woord van geruststelling te ho-
ren en Don Bosco, hoewel uiterst verbaasd over het vreemde nieuws, ver-
zekerde hem dat Onze-Lieve-Vrouw zijn zoon zou beschermen en hem in het
gezin terugbrengen. Tegelijkertijd beloofde hij hem dat er in het Ora-
torio voor hem zou worden gebeden.
Twee jaar lang had men geen nieuws meer over Francesco gehoord,
toen Don Bosco voor een paar dagen naar Sciolse ging en verbleef op het
kasteel van graaf Roasenda. Hij was daar uitgenodigd om in de parochie
te komen spreken. De graaf wilde met hem per rijtuig naar een groot
landgoed van hem gaan dat keurig onderhouden werd. Nadat ze alles goed

19.6 Page 186

▲back to top
- VI/186 -
bezichtigd hadden, gingen ze op een heerlijk plekje zitten, vanwaar ze
konden genieten van een mooi panorama. Terwijl de graaf zich een eindje
verwijderde om naar een in aanbouw zijnde loods te gaan kijken, werd de
aandacht van Don Bosco getrokken op een jongeman met een bruingebrand
gezicht, flink uit de kluiten gewassen, met kort geknipte haren en een
lok die over zijn voorhoofd hing. De jongen stond op korte afstand in
een lager gelegen weide met een mestvork de mest opeen te hopen. Hoe
langer Don Bosco naar hem keek, hoe meer hij dacht dat hij dat gezicht
al eens vaker gezien had, maar hij kon het niet thuisbrengen. Op dat
ogenblik sloeg de jongen de ogen op, maakte een verraste beweging en
ging door met zijn werk terwijl hij zijn gezicht zo afgewend hield, dat
het voor Don Bosco verborgen bleef. Toen maakte Don Bosco aanstalten om
naar hem toe te gaan, doch de jongen verwijderde zich met versnelde pas.
Toen kreeg Don Bosco de gedachte: "Misschien is het Francesco!" Intus-
sen was de rentmeester teruggekomen. Hij vroeg hem inlichtingen over die
landarbeider en hij kreeg als antwoord: "hij is erg vlijtig, gehoorzaam
en gedraagt zich goed. Hij heeft me naar een paar van zijn familieleden
verwezen. Hijzelf heet Giuseppe, maar ik heb het niet nodig geoordeeld
inlichtingen in te winnen." Don Bosco dacht dat de jongen misschien zijn
naam veranderd had en zei tot de rentmeester:
"Doet u mij eens het genoegen, en vraag hem eens voorzichtig wat
bijzonderheden. Probeer de familienaam van zijn verwanten te weten te
komen, wanneer hij uit zijn omgeving is weggegaan en laat u mij het re-
sultaat van uw onderzoek eens weten."
De jongen die zich tussen de wijnstokken verborgen gehouden had,
had gezien dat Don Bosco met de rentmeester stond te praten. Hij kon het
onderwerp van hun gesprek wel gissen, besloot te vluchten, liep naar de
pachterswoning om zich te kleden en het weinige geld te verzamelen dat
hij met werken had verdiend.
De graaf en Don Bosco reden in het rijtuig langs de heuvel die
aan die zijde braak lag en steil en stenig was. Plots zagen zij in een
kromming van de weg, beneden op een gevaarlijke steile helling de jon-
gen die geprobeerd had Don Bosco voor te zijn. Het paard werd schichtig
en de graaf sprong op de weg en greep het paard bij het bit. Don Bosco
stapte onmiddellijk uit en probeerde Francesco bij een arm te grijpen
terwijl hij de weg op sprong. Maar hij slaagde er niet in hem tegen te
houden en de jongen riep uit: "Laat me, laat me gaan!" gleed van de
helling af en verdween tussen de bomen van een vernauwing tussen de heu-
vels.
Er was ongeveer een jaar na die ontmoeting verlopen. Don Bosco
bevond zich in San-Ignazio boven Lanzo voor de retraite. Op zekere dag
ging hij na het middagmaal de kerk uit en wandelde over het voorplein
omgeven door een talrijke menigte heren, vooral jongelui, met wie hij
in een opgewekt gesprek verdiept was. Bij het muurtje gekomen dat de op-
gehoogde aarde stutte, keek hij toevallig even naar beneden en zag daar
de gewone menigte arme vrouwen zitten, grijsaards, en kinderen, opeen-
gedrongen bij de kleine keukendeur, in afwachting dat de kok hun zou

19.7 Page 187

▲back to top
- VI/187 -
uitreiken wat er van het eten overgebleven was. Bij dezen herkende hij
tot zijn verbazing direct Francesco, die blootsvoets en zonder jasje aan
met een schotel in de hand stond te wachten op zijn portie van de maal-
tijd. Don Bosco trok zich onmiddellijk terug, opdat Francesco hem niet
in het oog zou krijgen en liep naar het tegenoverliggend deel van de
plaats waar hij tegen zijn metgezellen zei:
"Heren, ik vraag uw hulp bij het vervullen van een mooie taak."
"Zegt u het maar gerust, Don Bosco, wij zijn bereid."
"Verdeelt u in twee groepen, en ga een voor een naar beneden, de
ene groep langs de ene en de andere langs de andere kant tot halverwege
de heuvel. Vorm dan een keten, zodat elk van u niet meer dan zes of ze-
ven passen van de ander verwijderd is. Kom dan naar boven in de richting
van de kerk. Een jongen zal naar beneden komen en proberen te vluchten.
U houdt hem staande en brengt hem bij mij.
Zijn opdracht werd stipt uitgevoerd en toen hij zijn vrienden
naar boven zag komen, boog hij zich over de borstwering heen en riep:
"Francesco!" Zich omdraaien en zich langs de helling naar beneden werpen
was voor de jongen het werk van een ogenblik, maar hij kon niet door de
rij van die heren heen, die hem zonder dat hij zich erg verzette grepen
en hem naar boven brachten, waar Don Bosco hem opwachtte. Don Bosco nam
hem bij de hand: "Nu ontsnap je me niet meer", zei hij tot hem. "Kom dus
met Don Bosco mee en wees blij". - Hij nam hem mee naar zijn kamer. Na-
dat hij hem daar had laten eten begon hij hem op een vriendelijke manier
te ondervragen.
Hij vernam van hem hoe hij na zijn vlucht uit Sciolse de Alpen
ingetrokken was, en nu eens als herder, dan weer als boer, of als be-
diende in het huis van een pastoor en thans als zwerver, er zich door-
heen geslagen had. Steeds was hij zo gelukkig geweest fatsoenlijke men-
sen op zijn weg te ontmoeten. In het begin was het niet bij hem opgeko-
men dat hij heel erg verkeerd bezig was, maar toen de koorts die zijn
geest geteisterd had, over was, had hij zijn grove fout ingezien. Zijn
terecht verontwaardigde vader had het hem onmogelijk doen voorkomen om
nog naar huis terug te keren, maar die gedachte kwam zelfs niet meer bij
hem op. Dikwijls echter had het hem hartzeer bezorgd als hij aan zijn
moeder en zuster dacht. Ook had hij gebeden en geweend, zonder aan
iemand zijn situatie en leed te onthullen. Maar thans, zei hij, nu de
eerste schrik achter de rug was, voelde hij zich gelukkig zich in zo
goede handen te bevinden.
Don Bosco beloofde hem toen voor de verzoening met zijn vader te
zullen zorgen, en hij spoorde hem aan zich eerst met God te verzoenen,
wat Francesco gaarne deed. Daarna zette hij in een gesprek met Don Be-
gliati, econoom van het convitto van San Francesco en met de retraite-
prekers te San Ignazio, uiteen wat er gebeurd was. De jongen kreeg een
kamer toegewezen. De volgende dag liet Don Begliati uit Turijn zenden
wat er nodig was, opdat de jongen zich weer behoorlijk in de kleren kon
steken. Toen Don Bosco klaar was met zijn retraite, keerde hij met Fran-

19.8 Page 188

▲back to top
- VI/188 -
cesco naar het Oratorio terug en haastte zich het onverwachte nieuws be-
kend te maken aan de wanhopige ouders. Na een korte inleiding ter voor-
bereiding, besloot hij: "Laten we de Heer danken; Francesco is terugge-
vonden!"
Er steeg een eenstemmige kreet van vreugde in het huis op en
daarop vroeg iemand: "Hoe? Wanneer? Waar?" - Don Bosco vertelde in het
kort wat er was voorgevallen en toen hij zag dat de vader daarna nog in
gedachten verzonken bleef, voegde hij eraan toe: "U zult uw zoon dus
terug-krijgen, maar onder voorwaarde dat u hem niet het minste verwijt.
Het verleden moet volkomen vergeten worden en hij moet in huis ontvangen
worden, alsof hij er nooit was weggeweest. Anders", vervolgde hij glim-
lachend, "krijgt u hem van mij niet te zien."
De vader stemde toe en Don Bosco nodigde heel de familie uit om
de volgende dag voor de middag naar het Oratorio te komen. Het is niet
onder woorden te brengen met hoeveel spanning naar dat ogenblik werd
uitgezien. Zijn moeder kwam het eerst met Francesco's zuster de kamer
van Don Bosco binnen. Maar nauwelijks had zij haar jongen schreiend bij
de dienaar Gods zien zitten, of ze voelde dat haar krachten het begaven.
Zij nam met haar dochter plaats en beiden barstten in snikken uit zonder
een woord te kunnen zeggen. Kort daarna kwam de vader met een beheerst
gezicht binnen en zijn tranen afwissend nam ook hij plaats, zonder dat
er iets gezegd werd. Francesco had zich niet verroerd. Don Bosco onder-
brak die eerste uitbarsting van gevoelens niet en toen hij zag dat al-
len wat kalmer werden, zei hij:
"Gezegend zij Onze-Lieve-Vrouw die u uw zoon teruggeeft...."
Francesco vroeg zijn vader en zijn moeder vergiffenis voor het
verdriet dat hij hun had aangedaan... Daarna nam Don Bosco hem bij de
hand en bracht hem tot bij zijn vader die hem snikkend op het voorhoofd
kuste.
"Gaat u thans met hem naar huis", zo besloot Don Bosco, "en ik
garandeer u dat u veel plezier aan hem zult beleven." En dat werd be-
waarheid. De jongen hervatte zijn studies en met het knappe verstand dat
hij bezat, slaagde hij er in weinige jaren in de verloren tijd terug te
winnen, verwierf de doctorstitel in de rechten en bracht het tot een
van de hoogste functies van de staat.
Don Bosco heeft ons die geschiedenis zelf verteld, die aantoont
hoe gevaarlijk vele boeken voor de jeugd zijn, boeken die niet slecht
zijn, maar de fantasie overspannen en de gevoeligheid prikkelen. Daarom
stond Don Bosco er zo uiterst streng op dat zijn leerlingen de boeken
die ze van thuis ontvingen en die ze zich in de loop van het jaar aan-
schaften, aan de goedkeuring van hun oversten zouden aanbieden.
Het is gebleken dat hij ook aan veel jongens uit de burgerij en
van de Turijnse adel de raad gaf ieder boek dat ze toevallig in handen
kregen te laten beoordelen door bevoegde en verstandige lieden alvorens

19.9 Page 189

▲back to top
- VI/189 -
het zelf te lezen. Te meer daar in de scholen zelf ongodsdienstige lera-
ren waren die de leerlingen tot de lectuur van ongeschikte boeken aan-
zetten.
Daarom gingen ook studenten uit de stad met hun boeken naar hem
toe, ofwel ze zonden ze hem toe om zijn goedkeuring of zijn verbod te
verkrijgen. We bezitten een brief van hem daarover.
"
Beste Ottavio,
"
"
Hierbij de boeken die ik vluchtig heb ingezien. Ze bevat-
" ten niets dat in de eigenlijke zin van het woord verboden is: de
" boe-ken staan niet op de index. Er zijn echter enkele vrij gevaar-
" lijke dingen voor het moreel van een jongen. Let dus bij de lec-
" tuur op jezelf, en wanneer je denkt dat ze schadelijk zijn voor
" je gemoed, breek de lectuur dan af, of sla tenminste over wat je
" denkt dat hinderlijk kan zijn.
"
Ik heb de bediende moeten laten wachten daar ik veel be-
" zoek had. God schenke je gezondheid en genade. Vele groeten voor
" je moeder en zuster, bid ook voor mij die steeds in de Heer
" blijft,
"
" Turijn, 11 augustis 1859.
je genegen vriend,
"
Bosco Giovanni, pr.

19.10 Page 190

▲back to top
- VI/190 -
HOOFDSTUK
XX
EEN ONTMOETING VAN DON BOSCO TE TROFFARELLO - TWEE
VOORSPELLINGEN - TWEE AFLEVERINGEN VAN DE KATHOLIEKE
LECTUUR - SUBSIDIES VAN DE KONING EN VAN DE MINISTER VAN
BINNENLANDSE ZAKEN - BOUW VAN SCHOLEN; WASGELEGENHEID EN
HOUTLOODS - DON BOSCO MET DE JONGENS IN DE BECCHI DE
WANDELINGEN: VASTGESTELD PROGRAMMA; VOORZORGSMAATRE-
GELEN; MARSEN, DE GESCHIEDENIS VAN DE DORPEN, VROLIJKE
VOORVALLEN, BINNENKOMST IN EEN GROOT DORP, GASTVRIJHEID,
KOMISCHE TAFERELEN, DE KERKDIENSTEN, HET THEATER, HET
VERTREK, EDELMOEDIGE AARD VAN DON BOSCO, ONVOORZIENE
ONTMOETINGEN - MEN GAAT NAAR MARETTO - AANKOMST IN VILLA
SAN SECONDO - HET LEED VAN EEN PASTOOR - BEZOEK AAN
CORSIONE, COSSOMBRATO EN RICO - FEEST VAN ONZE-LIEVE-
VROUW DER GENADEN - HET THEATER EN EEN VOORKOMEN BAL -
FEEST VAN HET MOEDERSCHAP VAN DE HEILIGE MAAGD - VERTREK
UIT VILLA SAN SECONDO - OPONTHOUD TE PIEA - NACHTELIJKE
REIS -AANKOMST IN DE BECCHI - EEN JONGEN ZOEKGERAAKT -
BEZOEK AAN HET GRAF VAN DOMENICO SAVIO - TERUGKEER IN
HET ORATORIO
Men leest in Ecclesiasticus: "Het woord van de verstandige is wel-
kom in de Kerk, en iedereen overweegt het in zijn hart." (21,20).
Op een dag in augustus vertrok Don Bosco naar Cambiano, op uitno-
diging om daar te komen preken. Doch in Troffarello aangekomen reed de
trein niet meer verder. De spoorwegen waren niet berekend op een voort-
durend vervoer van oorlogsmateriaal en soldaten van Alessandria naar Tu-
rijn, zodat hij gedwongen was zijn weg te voet voort te zetten. Het re-
gende en hij had geen regenscherm bij. Uit dezelfde trein stapte de
volksvertegenwoordiger Tommaso Villa die naar hetzelfde dorp moest. Hij
nam een rijtuig en haalde Don Bosco al spoedig in. Toen hij die arme
priester zag, die zich zo goed en zo kwaad als het ging met zijn jas te-
gen de regen trachtte te beschermen, nodigde hij hem uit om in te stap-
pen. Met dank nam Don Bosco de uitnodiging aan. De afgevaardigde Villa
werd getroffen door zijn handelwijze en door zijn verstandige en vrien-

20 Pages 191-200

▲back to top

20.1 Page 191

▲back to top
- VI/191 -
delijke manier van spreken. In Cambiano aangekomen, vroeg hij hem of hij
in het dorp bleef overnachten, of diezelfde avond nog terugkeerde. Toen
hij hoorde dat hij terug moest, nodigde hij hem uit op een bepaald uur
daar te zijn en gebruik te kunnen maken van zijn rijtuig. Don Bosco nam
dit aan, bedankte hem en nadat hij zijn preek gehouden had, was hij
stipt op tijd op de afgesproken plaats. Op de terugweg vroeg Villa aan
de priester: "Wilt u zo goed zijn mij te zeggen, hoe u heet."
"Don Bosco", antwoordde de priester. "Uit Valdocco?"
"Jazeker, mijnheer, en u?"
"Ik ben advocaat Villa!"
En de advocaat, die deze ontmoeting aan Don Rua vertelde, voegde
er zelf aan toe dat van dat ogenblik af zijn betrekkingen met Don Bosco
niet meer werden verbroken.
Hetzelfde overkwam enkele anderen die het voorrecht hadden kennis
met hem te maken. De Katholieke families in Turijn waren hem heel gene
gen doordat zij in hem een man des Heren erkenden. Iedere dag waren ze
er meer van overtuigd, dat hij door de hemel hem buitengewone gaven had
geschonken.
Van in het begin van het jongenstehuis van de H. Franciscus van
Sales, ging Don Bosco af en toe een bezoek brengen aan de familie van
graaf Cravosio, bekend om zijn vroomheid en edelmoedigheid. De gravin en
haar dochters die zich graag met werken van liefdadigheid bezighielden,
legden zich vooral toe op het in orde houden van het wasgoed van de arme
jongens van Valdocco. Een van die adellijke dames, naar wier getuigenis
wij in het voorgaande hoofdstuk al hebben teruggegrepen in verband met
de voorspellingen van Don Bosco betreffende de vrede van Villafranca,
deelde Don Rua het volgende feit schriftelijk mee:
"
Het was de 30ste augustus 1859, de feestdag van de H. Rosa,
" mijn naamdag. Mijn moeder die er altijd op uit was mij een plezier
" te doen, had mij onder meer een mooi beeldje geschonken van Maria
" Onbevlekt Ontvangen. Om ongeveer negen uur ging ze met mij naar
" Don Bosco waar we nog een poosje bleven praten. Don Bosco beloofde
" ons om zes uur bij ons te komen eten en hield woord. Gedurende de
" maaltijd richtte hij enkele eenvoudige gelukwensen tot mij, die
" betrekking hadden op mijn zielenheil. Na de maaltijd verzocht ik
" hem, met mij mee naar mijn kamer te gaan. Ik had het beeldje van
" Onze-Lieve-Vrouw op een tafeltje geplaatst en verzocht Don Bosco
" het te willen zegenen en er voor mij een bijzondere genade van af
" te smeken. Het was de genade om het middel te vinden om mijn
" kloosterroeping te kunnen volgen.
"
Don Bosco vouwde de handen en staande voor het Mariabeeld

20.2 Page 192

▲back to top
- VI/192 -
" maakte hij in stilte een kruisteken over het beeld en bleef daar-
" na nog wat bidden. Tenslotte zei hij, zonder zijn vrome houding
" te veranderen en steeds met de blik op het beeldje gericht: "0,
" Allerheiligste Onbevlekte Maagd, zegen en verblijd Rosina, die ik
" in het wit gekleed zie."
"
"Maar Don Bosco", zo onderbrak ik hem, "ik ben niet in het
" wit gekleed, ik houd er ook niet van me in die kleur te kleden -
" ik was toen 19 jaar - het zijn de kinderen die zich in het wit
" kleden, maar op mijn leeftijd past dat niet, - en in mijn hart
" had ik er juist iets tegen wegens het habijt om Dominikanes te
" worden."
"
Toen antwoordde Don Bosco:
"
"Ja, Rosina in het wit gekleed..." en hij harhaalde op een
" profetische toon dezelfde woorden, toen de stem van mijn vader hem
" naar de salon riep voor de koffie.
"
Twee jaar later, dat wil zeggen, op 16 augustus 1861 opende
" de Heer voor mij de deur van het moederhuis der zusters Dominica-
" nessen te Mondovl Carassone, en de Onbevlekte Maagd verhoorde
" tegelijkertijd de verlangens van mijn hart en het gebed van Don
" Bosco door duidelijk zijn voorspelling te verwezenlijken.
"
Doch dat is nog niet alles. Verscheidene jaren was ik in
" Mondovi en alles ging vrij goed, toen de duivel door onenigheden
" van onze geliefde communiteit van Mondovi Carassone deed opschrik-
" ken. Het gevolg was het verlies van een groot aantal leerlingen.
" In die benarde omstandigheden stelde onze brave moeder Manfredini
" me voor aan Don Bosco te schrijven en hem een kleine bijdrage te
" sturen met het verzoek een noveen te willen houden om voor onze
" communiteit het herstel van de vroegere bloeiende toestand terug
" te krijgen. Enkele dagen later antwoordde Don Bosco zoals gewoon-
" lijk met woorden van dank, goede raad en bemoediging. Meer dan
" twintig leerlingen keerden zo spoedig mogelijk terug om onze meis-
" jeskostschool te versterken. Iedere wanordelijkheid werd zoetjes
" opgeruimd, de rust, de vreugde en de deugd hernamen weer hun
" plaats bij ons.
"
Ziedaar, Zeereerwaarde Heer Don Rua, een zuiver beeld van
" mijn herinnering aan Don Bosco zoals hij me voor de geest staat.
"
"
Zuster Filomena Cravosio.
Ook aan een ander meisje van adellijke huize, wier naam we te ge-
legener tijd zullen noemen, voorspelde Don Bosco de toekomst. Zij voelde
zich door God tot het kloosterleven geroepen. Daar van de kant van haar
ouders geen beletselen in de weg werden gelegd bij het volgen van haar
hartenwens, sprak zij er met Don Bosco over. De dienaar Gods antwoordde
haar: "Jawel, u zult kloosterlinge worden, maar na een lange tijd van
afwachten en na allerlei thans niet te voorziene voorvallen."
En zo gebeurde het ook. Toen enige tijd later een zuster van haar
gestorven was, die een jongetje van zeer jonge leeftijd achterliet,

20.3 Page 193

▲back to top
- VI/193 -
moest zij met haar zwager trouwen, daar dit kind een moederhart niet kon
ontberen. Toen het kind al spoedig ook zijn vader verloor, die aan de
cholera stierf, zorgde de brave stiefmoeder met edele zelfopoffering
voor zijn godsdienstige en verstandelijke opvoeding en voor zijn rijke
erfdeel. Toen zij deze heilige zending volbracht had, en zij hem de
schitterende carrière die hem toekwam had mogelijk gemaakt, trok zij
zich in het klooster terug.
Daar het al eind augustus was, haastte Don Bosco zich te zorgen
voor het drukken van de septemberaflevering van de Katholieke Lectuur.
Hij bood de abonnees Het dal van Almeria aan van een anonieme auteur.
Het beschrijft een familie die vervolgd en verstrooid wordt door de haat
en de geweld-dadigheden van vijanden en later door de goddelijke Goed-
heid op wonderbare wijze weer wordt bijeengebracht.
Voor de maand oktober bereidde hij voor De hemel geopend door
veelvuldige communies, een samenvatting van een Frans werk van de be-
roemde missionaris in Savoye, de abt Favre, geschreven door frater Carlo
Filippo uit Poirino, kapucijn. Het zet de redenen uiteen die de christen
ertoe moeten brengen dikwijls te communiceren. Het weerlegt de voorwend-
sels die vele gelovigen aanvoeren om zich van een veelvuldige communie
te onthouden en handelt over de eerste heilige communie, de paascommunie
en het viaticum. Het verklaart de gesteltenissen die in het algemeen
voor de communie vereist worden. Het toont aan dat de wekelijkse commu-
nie niet een veelvuldige communie genoemd kan worden volgens de door de
Kerk erkende beginselen.
Terwijl hij echter aan de anderen het voedsel voor de geest ver-
schafte, ontbrak hem het materiële brood voor zijn zonen. Don Giovanni
Bonetti schreef als volgt: "De oorlog had vele jongens van hun vader be-
roofd en velen van hen kwamen in het Oratorio terecht. Bijna iedere dag
zagen we nieuwe kameraden binnenkomen, en de bedden kwamen steeds dich-
ter bij elkaar te staan om de laatst aangekomene plaats te bieden. Maar
zoveel monden meer die brood aten deden de kosten en de schulden toene-
men, zodat Don Bosco zich al spoedig in ernstige moeilijkheden bevond.
Maar hoewel hij op de goddelijke Voorzienigheid vertrouwde, toch liet
hij tezelfdertijd niet na zijn toevlucht te nemen tot de middelen die
het gezond verstand aan de hand deed. Daarom liet hij door graaf Luigi
Cibrario tot zijne majesteit koning Vittorio Emanuele het nederige ver-
zoek toekomen om enige subsidie voor zijn jongens. De 31ste ontving hij
een brief van de graaf zelf, waarin het volgende te lezen staat:
" GROOTMEESTER
" DER ORDE VAN DE HEILIGEN
" MAURITIUS EN LAZARUS
"
Turijn, 31 augustus 1859.
"
"
Ik heb de eer gehad een onderhoud te mogen hebben met Zijne
" Majesteit over de minder gelukkige situatie waarin het door U ge-

20.4 Page 194

▲back to top
- VI/194 -
" stichte liefdadige instituut voor de opneming van verlaten jongens
" zich op het ogenblik bevindt. Dat wordt veroorzaakt zowel doordat
" de weldoeners zich ver weg bevinden als door de buitengewoon hoog
" oplopende onkosten wegens het ongewoon grote aantal jongens dat U
" onderdak te verlenen hebt, omdat niet weinige huisvaders onder de
" wapens geroepen zijn. Zijne Majesteit die U ook thans weer zijn
" hulp wil bieden, heeft zich genadig verwaardigd, U op mijn voor-
" stel een buitengewone subsidie te verlenen van 250 lire ten laste
" van onze kas.
"
Hoewel het mij groot genoegen doet U deze verblijdende mede-
" deling te kunnen doen en U op de hoogte te brengen dat het be-
" treffende betalingsmandaat bij de schatbewaarder van onze Orde te
" Uwer beschikking ligt, moet ik toch ook onder uw aandacht brengen
" dat deze schenking inderdaad bij wijze van uitzondering geschiedt,
" zonder enigerlei consequentie en dat er nimmer in de toekomst een
" beroep op gedaan kan worden als precedent, daar zij uitsluitend
" gemotiveerd is door de buitengewone omstandigheden die zich dit
" jaar hebben voorgedaan.
"
Met hernieuwing van mijn verzekering van bijzondere hoog-
" achting,
"
De Eerste Secretaris van Z.M.
"
"
De eerste president,
"
Cibrario.
Enkele maanden later op 12 januari 1860, werd hem weer een subsi-
die van 200 lire toegekend door de Minister van Binnenlandse Zaken, Rat-
tazzi, waarvan hem in deze termen mededeling werd gedaan door secretaris
Capriolo:
"
Teneinde het beheer van het tehuis voor arme alleenstaande
" jongens te subsidiëren in deze stad, heeft dit ministerie beslo-
" ten aan de stichter en directeur ervan, Don Giovanni Bosco, een
" bijdrage te verlenen van L. 200.- en opdracht gegeven U het be-
" treffende mandaat te laten toekomen.
"
Dit mandaat zal te zijner tijd bij de administratie van de
" stad Turijn inwisselbaar zijn.
Deze vormen van hulpverlening waren alleszins niet voldoende om
alle noden te dekken, doch waren ten aanzien van de ernstige kosten als
gevolg van de oorlog evenmin te versmaden. Zij toonden op zijn minst dat
de koning en zijn regering het nut van het instituut erkenden en de par-
ticuliere burgers een prikkel gaven om met hun eigen giften bij te
sprin- gen.
Daar het aantal opgenomen jongens steeds toenam, had Don Bosco dat
jaar door de aannemer Giovenale Delponte een gebouw laten optrekken van
een enkele, gelijkvloerse verdieping, op de smalle speelplaats aan de

20.5 Page 195

▲back to top
- VI/195 -
noordzijde, steunend tegen de ringmuur en parallel lopend met de plaats
van de eerste overdekte kapel. Het werd in drie vrij grote zalen ver-
deeld, om als klaslokalen dienst te kunnen doen. Op dezelfde hoogte,
rechts van de gang die in het midden van het jongenstehuis uitkwam,
stond een ander gebouw met het bekken voor het wassen van goed en met
een loodsje voor het brandhout. Dit bouwsel bleef daar tot in 1873
staan.
Terwijl in het Oratorio deze werkjes werden uitgevoerd, werden
ook de toebereidselen getroffen voor de tocht naar de Becchi. De jongens
waren buiten zichzelf van blijdschap, want Don Bosco had bekendgemaakt
dat dit jaar de tocht op een ongewone manier zou worden gemaakt. De lei-
der van de muziekkapel oefende de kleine en grote muzikanten in een
nieuwe reeks marsen, symfonieën en variaties die hijzelf had gecompo-
neerd. Ook arrangeerde hij de noten voor de begeleiding van een mis, een
lof en verschillende Tantum Ergo's voor plaatsen waar men geen orgel zou
aantreffen. De zangers repeteerden in hun zaal nog eenmaal al de gewijde
en profane muziekpartijen voor de kerk en voor het theater. Enige jon-
gens maakten een lijst van dramatische of komische stukken, grappige
schetsen en pantomimen, voldoende om een paar keer op dezelfde plaats te
kunnen optreden zonder in herhaling te vallen, en hielden met verschei-
dene repetities de toneelspelers bezig.
De toneelknechts pakten enkele decorstukken in, benodigdheden
voor het toneel en de kledingstukken voor de acteurs, spullen die ze
zelf nodig hadden voor het spel. Al die werkzaamheden legden de kleine
vakantieschool echter niet stil.
Don Bosco begaf zich met Garino Chiapele en enkele anderen naar
de Becchi, waar een echte missie voor de omliggende gehuchten gegeven
werd, doordat Don Chiatellino de rozenkransnoveen preekte en hijzelf
biecht hoorde.
Zaterdag 1 oktober vertrok de troep muzikanten en zangers met en-
kele anderen uit het Oratorio. Elk van hen had een bundeltje wasgoed bij
zich om gedurende de lange reis te kunnen wisselen. Iedereen had ook wat
broodjes, kaas en fruit gekregen voor onderweg.
Nabij Buttigliera wachtte de vader van de student Tommaso Chiuso,
die later kanunnik van de kathedraal van Turijn werd, hen op en onthaal-
de hen op een sappige sla van tal van groenten, want hij was groentekwe-
ker. Deze versnapering was uitstekend tegen de brandende dorst die ze
hadden gekregen tijdens de lange wandeling. 's Avonds kwamen ze dan in
de Becchi aan, waar Giuseppe Bosco voor het avondmaal gezorgd had.
Op zondag 2 oktober werd het plechtige feest van Onze-Lieve-Vrouw
van de rozenkrans gevierd.
De dag daarop begonnen de wandelingen, die wel klassiek en enig
in hun soort genoemd mogen worden doordat ze tien tot twintig en meer
dagen duurden. Ze trokken van dorp tot dorp volgens een weloverlegd pro-

20.6 Page 196

▲back to top
- VI/196 -
gramma. We zullen beginnen met er een algemeen beeld van te geven, en
later op de geëigende plaats de bijzonderheden van elke tocht verhalen.
Verscheidene weken van tevoren waren de plaatsen vastgesteld waar
men zou overnachten, en dat was steeds bij een bevriende pastoor of een
vooraanstaande weldoener, die voor eigen rekening kon zorgen voor al wat
de jongens nodig hadden om te eten en te slapen. Vol ijver werkten zij
aan de voorbereiding tot op de dag dat Don Bosco zou komen en ze waren
blij hem te kunnen verschaffen waaraan hij behoefte had. Het waren een
honderdtal jongens die zich op mars begaven vergezeld door enkele semi-
naristen. Met muziek en theatervoorstellingen trokken ze verschillende
dorpen door. Dit waren de jongens die Don Bosco op een bijzondere manier
wilde belonen door hun een interessante en gezonde ontspanning te berei-
den. Dergelijke excursies kwamen ook ten goede aan de woelige geest die
toen onder de jeugd heerste, hun zin voor nieuwigheden, beweging, trom-
mels en wapens. Deze wandelingen gaven voedsel aan hun jonge verbeel-
ding, voldeden aan hun verlangens zodat ze later graag daaraan terug-
dachten en erover vertelden.
Deze ontspanning vergde van Don Bosco echter een grote geest van
opoffering wegens het vele werk dat de voorbereiding meebracht en door
de voortdurende waakzaamheid die hij moest hebben. Soms waren de stuk-
ken weg die ze moesten afleggen buitengewoon lang en de jongens hadden
hun proviand al verbruikt. Een andermaal werden ze door ongunstig weer
overvallen, maar de Voorzienigheid verschafte hun steeds hulp door toe-
doen van edelmoedige zielen, door verscheidene pastoors of kapelaans die
hen tegemoetkwamen en hen uitnodigden om in hun huis even wat te rusten.
Die tochten waren buitengewoon romantisch, hier zong een groep in
koor een lied, ergens in de buurt gaf een trompet het teken om op te
trekken. Wat verder hoorde men nog vier, vijf trompetten de versnelde
pas van de Bersaglieri markeren. De tamboer was onverpoosd op zijn een-
tje bezig en deed soms door enkele slagen op de grote trom grazende
koeien of schapen in de wei een luchtsprong maken. Achteraan volgden
enkelen die de benodigdheden voor het theater droegen, allerlei voorwer-
pen en decors die opgesteld moesten worden op de scène die door de men-
sen van het dorp was opgeslagen.
Don Bosco kwam doorgaans als laatste, in gezelschap van leerlin-
gen en seminaristen.
Van al de dorpen waar ze doorheen trokken, had hij de oorsprong,
de politieke toestand en de vorsten die erover geregeerd hadden bestu-
deerd, alsook de personen die ze beroemd hadden gemaakt, de geschiede-
nis, de rampen die de plaats getroffen hadden, de monumenten, de zeldza-
me kunstwerken en natuurmonumenten als die er waren. Hij maakt daarbij
gebruik van de Casalis of van de gedrukte geschiedenis van de plaats en
ook van de kerkelijke geschiedenis. Onder het lopen of wanneer ze rust
hielden, onderrichtte en verstrooide hij de leerlingen dan met te ver-
halen wat hij in zijn boeken geleerd had. En de jongens kregen er niet

20.7 Page 197

▲back to top
- VI/197 -
genoeg van, terwijl de ontwikkelde personen in zulke plaatsen zich erover
verwonderden dat Don Bosco over dingen sprak die hun geboorteplaats betrof-
fen en waar zij zelf niets van wisten.
Wanneer Don Bosco de jongens niet om zich heen kon verzamelen, werd
zijn plaats ingenomen door Carlo Tomatis, de hoofdpersoon van alle kluchten,
de ziel van het gezelschap, de held van alle avonturen met zijn voortduren-
de grappige en prettige opgewektheid. Don Bosco die een hekel had aan prui-
lerigheid, zwijgzaamheid, teruggetrokkenheid of onderdrukt en bijna verdacht
gefluister, had er het grootste plezier in.
Van de morgen tot de avond en van 's avonds tot 's morgens stond To-
matis klaar om al zijn wensen zoveel mogelijk in te willigen, en het gelach
en de bijval van de jongens waren niet van de lucht.
Doch om de waarheid te zeggen, waren het niet alleen de grappen van
Tomatis die vrolijkheid verwekten. Ze werden gevolgd door tal van gewone
dingen die voorbestemd schenen om de opgewektheid nog te vermeerderen. Er
zou veel over te vertellen zijn, doch één voorbeeld moge volstaan. Een brave
oude man die met een ezel beladen met appels over de weg liep, kwam de op-
gewekte troep tegen. Enkele muzikanten bliezen een mars. "Wat een mooie mu-
ziek"! riep de oude man uit, en liet door zijn gebaren blijken hoe mooi hij
het vond. "Wat een mooie muziek!"
De muzikanten kwamen heel dicht langs hem heen. Plots, bij een paar
schallende tonen van een trompet, werd het de ezel te machtig, hij spitste
de oren, sprong en rende er hals over kop vandoor terwijl de appels zich
over de grond verspreidden. De baas die er achteraan liep, wendde zich tot
de jongens en riep boos uit: "Naar de duivel met die muziek!"
Als ze in de nabijheid van een dorpje kwamen, namen allen het stil-
zwijgen in acht, voegden zich bijeen tot een enkele groep en met de muziek-
kapel voorop maakten ze dan hun plechtige intrede. De pastoor en dikwijls
ook de burgemeester kwamen Don Bosco tegemoet en heetten hem en zijn bege-
leiders allerhartelijkst welkom.
"Ik zal", schrijft kanunnik Anfossi, "die avontuurlijke tochten die
de bewondering, blijdschap en stichting bewerkten, nooit vergeten. Ik en
honderd anderen zijn getuigen geweest van de grote faam van heiligheid die
Don Bosco genoot, toen wij hem verscheidene jaren lang tussen 1854 en 1860
op zijn uitnodiging vergezelden door het heuvelland van Monferrato. Telkens
als hij in die dorpen aankwam was het een triomf. De pastoors uit de omge-
ving waren er steeds bij als hij kwam en dikwijls ook de burgerlijke auto-
riteiten. De inwoners verschenen in de vensters of kwamen de deur van hun
huis uitlopen, anderen volgden hem, de boeren lieten hun werk in de steek
om Don Bosco te zien. De moeders kwamen naderbij met hun kleine kinderen en
terwijl ze op de knieën op de grond vielen vroegen ze hem om zijn zegen.
Het was alsof men aanwezig was bij het tafereel van het evangekie waar er

20.8 Page 198

▲back to top
- VI/198 -
gesproken wordt over de geestdrift van de massa bij het voorbijgaan van de
goddelijke Meester.
"Daar het zijn gewoonte was zich rechtstreeks naar de parochiekerk
te begeven om er Jezus in het heilig sacrament te aanbidden, was het gebouw
op enkele ogenblikken met publiek gevuld. Tot hen richtte Don Bosco dan van
op de preekstoel direct een toespraak, waarbij hij hen aanspoorde dikwijls
tot de heilige sacramenten te naderen. Daarna werd er een Tantum Ergo gezon-
gen en de zegen gegeven."
Don Bosco en de seminaristen werden al naargelang van het uur waarop
ze waren aangekomen, tot het middag- of avondmaal uitgenodigd, hetzij door
de pastoor of door een of andere kasteelheer. Ook voor de jongens kwam er
overvloedig voedsel op tafel, maar de ene keer werd er heel bescheiden, een
andermaal rijker gegeten, al naar de financiële omstandigheden van degene
die hun gastvrijheid verleende. Maar allen waren van de oprechtste blijd-
schap vervuld.
Als het uur van slapengaan gekomen was, waren er in enkele zeldzame
gevallen bedden in gereedheid gebracht in vele gezinnen. Soms ook werd er
op matrassen geslapen, of op strozakken, maar in de meeste gevallen op stro
of op de planken, in de gelijkvloerse vertrekken of in beschutte loodsen.
In geval dat het bijna onmogelijk was direct de slaap te vatten, kwam
Tomatis weer te hulp met zijn beproefde bekwaamheden. Door op een volmaakte
manier de geluiden van alle dieren na te bootsen, speelde hij het klaar om
de plaats die voor de rust bestemd was om te toveren in de ark van Noë.
Een keer werd hij met de anderen naar de strozolder van een kasteel
gezonden. Daar lag een grote waakhond bij de poort. Tomatis wachtte totdat
overal de diepste stilte heerste, en begon toen een zwak geblaf na te boot-
sen. De hond gaf hem antwoord en nadat Tomatis het spelletje een paar maal
herhaald had, slaagde hij er uiteindelijk in het dier tot een vervaarlijk
geblaf te prikkelen. De portier had al twee- of driemaal zijn hond het zwij-
gen opgelegd. Toen deze niet ophield, raakte hij buiten zichzelf en riep
uit: "Wat, voor de drommel, bezielt mijn hond vanavond?" - Tomatis zweeg en
deed alsof hij sliep en ook de hond zweeg. Toen de portier hoorde dat het
spektakel opgehouden had, ging hij weer naar bed. Maar na een kwartiertje
was hetzelfde liedje weer aan de gang. En na een uur lang van wakker liggen,
sprong de portier naar buiten en brulde: "Op die manier kan niemand een oog
dichtdoen! Hou je toch stil, koest!" - Maar alles was te vergeefs want Toma-
tis wakkerde op onderdrukte toon de hond telkens weer aan. De portier begon
stenen naar het onrustige dier te gooien. De komedie duurde tot middernacht
en om zich niet te verraden bedwongen de jongens zo goed mogelijk hun
gelach.
Bij een andere gelegenheid moest Gastini met een kameraad in het ene

20.9 Page 199

▲back to top
- VI/199 -
vertrek slapen, terwijl Tomatis met drie andere jongens in een aangrenzend
vertrek rustten. Maar ze lagen op de loer en deden alsof ze sliepen, om een
grap uit te halen die ze al een hele tijd hadden voorbereid. Plots stond
Gastini op en begaf zich naar buiten om een luchtje te scheppen. Tomatis
sprong overeind, liep naar de andere kamer om de metgezel van Gastini te
wekken en toen sleepten ze de twee bedden en het tafeltje weg, ze lieten
alleen een paar stoelen midden in de kamer staan. Alles was in diepe duis-
ternis gehuld. Gastini kwam weer binnen, stootte tegen de stoelen en begon
te mopperen. Hij tastte zich een weg naar de plaats waar het bed stond, maar
vond het niet. Hij dacht dat hij zich van kamer vergist had, liep in het
rond, zocht zijn kameraad en vond hem niet. Hij stak een lucifer aan en her-
kende de kamer niet. Voortdurend sprak hij luidop in zichzelf over zijn
twijfel en verwondering. De kameraden die zich in hun kamer hadden opgeslo-
ten, konden hun lachen niet meer inhouden en op die nauwelijks onderdrukte
uitbarstingen begon Gastini, die merkte dat men hem er had laten inlopen, op
te spelen. Hij wond zich behoorlijk op.
's Morgens begon Tomatis weer voor de grap de weg te zoeken die hij
de vorige dag verloren had, zo beweerde hij. Intussen bedacht hij voor de
heer des huizen een reeks van grappen en geestigheden, die aanvankelijk ver-
rassing maar tenslotte veel plezier verwekten. Ook Don Bosco deden deze
grapjasserijen plezier, omdat ze de aandacht van de jongens van allerlei
ongure gedachten afleidden.
Al die vrolijkheid hield de jongens echter niet af van hun gods-
dienstoefeningen. De dag na hun aankomst bracht voor die dorpen steeds een
van de mooiste plechtigheden. Soms kwam een groot aantal inwoners te biech-
ten en te communie, waardoor Don Bosco verplicht was tot een laat uur in de
biechtstoel te blijven, Soms werd er een mis met muziek opgedragen, waaraan
de bevolking meedeed. Na het middagmaal ging de muziekkapel een serenade
brengen aan de burgemeester en aan de belangrijkste ingezetenen. 's Avonds
moest Don Bosco weer preken en na de gezongen litanie werd de zegen met het
Allerheiligste gegeven. Na afloop van de kerkdiensten vrolijkten de jongens
de bevolking op met zang, muziek en met de opvoering van enkele komediestuk-
jes, op een plaats waar zoveel mogelijk toeschouwers die konden bijwonen.
De drama's, de liederen en declamaties in het Piëmontees boden een
schouwspel dat geen slecht figuur gemaakt zou hebben in een stad, dàt na-
tuurlijk dank zij de bekwaamheid van spelers als Bongiovanni, Gastini, To-
matis en anderen. De ontwikkelde mensen waren er meer dan voldaan over, maar
om de minder opgevoeden onder het volk tevreden te stellen waren de grapjas-
serijen van Tomatis nodig. Hij had een heel eigen repertoire van mimische
grapjes, grimassen, gebaren, bewegingen, sprongen en geestige zetten. Zo
had hij bijvoorbeeld op zekere dag bij het declameren een hoge hoed op het
hoofd. Onder het schaterende gelach van de toekijkende menigte probeerde hij
tevergeefs zich van de hoed te ontdoen, maar hij slaagde er niet in, of lie-
ver gezegd, hij deed alsof hij er niet in kon slagen zich uit de moeilijk-
heid te redden. Toen kwam Gastini toelopen om hem te helpen en het werd een

20.10 Page 200

▲back to top
- VI/200 -
complete klucht. Jawel, zal de een of ander zeggen: hansworsterij! - Inder-
daad, maar zulke voorstellingen laten altijd en overal een goede indruk na
bij de grote massa.
Als het uur gekomen was om te vertrekken naar een ander dorpje, kwa-
men al de jongens samen om hun gastheren te danken. Een van hen las een aar-
dig gedicht van enkele strofen voor, dat voor de gelegenheid door Don Bosco
samengesteld was om de gastheer te bedanken uit naam van heel het gezelschap
voor alles wat hij voor hen ter liefde Gods gedaan had. Don Bosco besloot
dan: "Ik beloof u morgen in de heilige Mis op een bijzondere manier te ge-
denken alsook heel uw parochie en uw familie. Mijn geliefde jongens zullen
in vereniging met mij de rozenkrans bidden om alle goeds van God voor u af
te smeken. En wilt u, bij alles wat u voor ons in deze dagen gedaan hebt,
ook nog bidden voor mij en voor mijn zonen, waarvoor ik u de verzekering kan
geven dat wij u nooit zullen vergeten, noch de mooie dagen die u ons bereid
hebt."
Het is haast niet te zeggen, hoe bewogen de gastheer Don Bosco be-
dankte voor zijn bezoek en zei tot de jongens: "Ik hoop dat de Heer jullie
een goede reis zal schenken en zal zorgen dat jullie goede resultaten beha-
len bij de studie en in het werk. Hij heeft aan jullie gedacht door jullie
een zo wijze gids te geven als Don Bosco. Denk er nu om te laten zien dat
jullie dat waarderen." - En tot Don Bosco werden de woorden gericht die de
koning van Tyrus tot Salomon sprak: "Omdat de Heer zijn volk bemind heeft,
heeft hij U de leiding erover toevertrouwd."
Don Bosco was de raadgevingen van de Heilige Geest indachtig uit
hoofdstuk 22 van het boek der Spreuken: "Wie weldaden verricht, verkrijgt
eer en overwinning, en hij wint het hart van wie ze ontvangen." Daarom liet
hij bij het vertrek nooit na een flinke fooi te geven, hoe dikwijls die ook
geweigerd werd, aan degenen die opdracht gekregen hadden hem te bedienen.
Soms stak hij die in een omslag op het tafeltje van zijn kamer waar hij ge-
slapen had. Wanneer zijn vrijgevige gastheer weinig bemiddeld was, vond hij
andere manieren om hem met uitgelezen hoffelijkheid en omzichtigheid zijn
dank te betuigen. Op een dag had een van zijn priesters, die met een twin-
tigtal van de jongens onderweg was, zich naar een pastoor begeven die hem
bij zich aan tafel uitgenodigd had.
"En wat heb je hem als blijk van erkentelijkheid gegeven"? vroeg Don
Bosco aan die priester, die hem vertelde hoe gastvrij hij ontvangen was.
"Ik? Wat zou ik hem moeten geven?"
"Die brave pastoor zit er niet zo ruim voor. Je had hem een briefje
van honderd lire in een gesloten omslag moeten geven met het verzoek een mis
voor jou en voor je jongens op te dragen. Dat moet je als vaste norm nemen,
want in bepaalde gevallen is het niet nodig karig te zijn. Overigens zal ik
wel zorgen dat ik je vergissing goedmaak." - Hoe arm hij ook was, Don Bosco
was zo edelmoedig als een vorst.

21 Pages 201-210

▲back to top

21.1 Page 201

▲back to top
- VI/201 -
Ondertussen hadden de jongens zich op weg begeven naar een nieuwe
halteplaats, die nogal ver verwijderd was. Dan hielden ze in de tussenlig-
gende dorpen even stil, waar Don Bosco de hartelijke uitnodiging van een
pastoor aanvaard had om te zorgen dat er een koffietafel voor de jongens be-
reid was. De mensen kwamen dan gewoonlijk toelopen bij het verschijnen van
zoveel jongens van wie de aankomst niet aangekondigd was.
Sommigen zeiden: "Dat zijn Garibaldisten."
"Welnee," zeiden anderen, "er zijn immers geestelijken bij."
"Dan zullen het leerlingen van een college zijn."
"Ach, nee, zie je dan niet dat ze muziekinstrumenten bij zich hebben?"
"Dan zijn het rovers!" En men lachte.
Don Bosco verliet op 3 oktober 1859, 's maandags, om tien uur 's
morgens de Becchi en kwam, via Gapriglio en Montafia, te Maretto aan. Hij
werd begroet door klokgelui en gastvrij opgenomen bij de pastoor, zijn gro-
te vriend, Don Giovanni Ciattino. Na de kerkdienst genoot de bevolking bij-
zonder veel van een toneelstuk waarvan Gianduia (1) de hoofdpersoon was.
De volgende dag was er een groot aantal communies. Er werd een
plechtige dienst voor de overledenen van het dorp opgedragen. De jongens
zongen in de mis van maestro Madonno, en vervolgens wijdde Don Bosco de
vlag van de broederschap van de heilige Aloysius, die reeds een mooi aan-
tal leden telde.
Na de maaltijd vertrok het hele gezelschap via Cortandone en Monte-
chiaro naar San Secondo. In het eerste dorp kregen de jongens een overvloe-
dig vieruurtje van de goede pastoor Don Vergano Natale.
's Avonds laat speelde de muziekkapel toen men in triomf Villa San
Secondo binnentrok. De pastoor Matteo Barbero, een grote vriend van Don
Bosco, ontving hem met een uitroep van vreugde. Hij was een man van uitge-
lezen kennis en godsvrucht en werd later benoemd tot kanunnik van de ka-
thedraal van Asti, waar hij heel veel goed deed.
De jongens werden ondergebracht bij de pastoor en bij de families
Perucatti en Bosco. De behandeling die hun bereid werd, was waarlijk zeer
mild.
Woensdag 5 oktober bracht Don Bosco gans de dag door in gezelschap
van pastoor Barbero. Deze wilde zich met de dienaar Gods onderhouden en hem
enkele prettige dagen verschaffen. Don Bosco zou gedurende een tiental da-
gen bij hem blijven, en koos Villa San Secondo als middelpunt of hoofdkwar-
(1) zie deel III. blz. 385 en dit deel blz. 203.

21.2 Page 202

▲back to top
- VI/202 -
tier om zich van daar uit achtereenvolgens naar de dorpen in de omtrek te
begeven.
Maar de voornaamste reden waarom hij de uitnodiging ontvangen had,
was het feest van Onze-Lieve-Vrouw der genaden. Dat werd gevierd in een ka-
pel in het midden van het dorp op 8 oktober, als gevolg van een gelofte die
de bevolking had afgelegd toen zij bevrijd werd van de cholera. Uit alle
dorpen in de omgeving kwamen de mensen daarheen.
Maar pastoor Barbero had er veel verdriet over dat er ondanks alles
bij gelegenheid van dat feest een openbaar bal in het dorp gehouden werd.
Enkele kwaadsprekers verspreidden hatelijke geruchten tegen hun pastoor om-
dat hij dat trachtte te beletten. Iedereen weet hoe hartstochtelijk de Mon-
ferrini naar het bal worden aangetrokken. Nauwelijks was Don Bosco aangeko-
men of de pastoor drukte zijn spijt daarover uit en de dienaar Gods ant-
woordde hem: "Laat dat maar aan mij over en spreek er niet over." Vervolgens
gaf hij aan niemand en op geen enkele manier te verstaan dat hij dat bal
wilde verhinderen, maar hij gaf opdracht aan de jongens het theater gereed
te maken op een grote plaats van de familie Perucatti. Gastini, Buzzetti,
Tomatis en Enria begaven zich aan het werk, zodat het toneel op tijd in orde
was.
Intussen stelde Don Bosco de volgorde en de plaatsen van de wandelin-
gen vast. Op de 6de ging hij, op uitnodiging van de ouders van een van zijn
geliefde leerlingen, met heel zijn troep naar Corsione, waar tot groot ver-
driet van de archeologen een gedeelte van het oude kasteel afgebroken werd.
Na het middagmaal begaf hij zich naar Cossombrato om zijn opwachting
te maken bij de graven Pelletta en hun oud kasteel te bezoeken, waarvan de
massieve muren met hun kantelen zich torenhoog verhieven. Ook bij Don Gri-
baudi Secondo, pastoor van dit dorpje, werd hij heel minzaam ontvangen.
's Avonds keerde hij naar San Secondo terug.
's Vrijdags begaven ze zich naar Rinco, in het diocees Casale, op
uitnodiging van graaf Pallio di Rinco en het werd een vermoeiende mars.
Onderweg immers werden ze overvallen door de regen, donder en bliksem, die
de hele morgen aanhielden. De jongens waren doornat en zaten tot halverwege
hun benen onder de modder. Toen ze bij het kasteel gekomen waren, leek het
de huismeester, die opdracht had hen te ontvangen, niet raadzaam hen binnen
te laten om de trappen en de vloeren van de zalen niet met modder te bevui-
len. Daar de regen aanhield trokken ze zich terug in een stalling onder een
afdak en ook onder de dicht begroeide takken van oude bomen. Hun maaltijd
werd gereedgemaakt met polenta en kabeljauw, maar door dat mistroostige weer
zag alles er naargeestig uit. De muziekkapel speelde alleen toen de graaf
met Don Bosco aan tafel was. De graaf ging het ongetwijfeld ter harte dat
zijn zonen het zo slecht getroffen hadden.

21.3 Page 203

▲back to top
- VI/203 -
Zaterdag 8 oktober werd het feest van Onze-Lieve-Vrouw van de genaden
gevierd. Don Bosco hoorde de hele voormiddag biecht voor zijn jongens en de
mensen uit het dorp. In de parochiekerk werden slechts een of twee missen
gecelebreerd. Het hele feest vond plaats in de kapel. Er stond een heel gro-
te tent om de mensen tegen de zon te beschutten, vlak voor de ingang van de
kapel. Het verhoog voor de muziek was op het plein gebouwd. Om tien uur na-
men de jongens van het Oratorio op dat verhoog plaats en werd de heilige mis
gezongen. De hele bevolking was geestdriftig. De gemeenteraad was voltallig
aanwezig.
Na het lof, de processie en de zegen, begon de muziekkapel van het
Oratorio zich op het plein te laten horen. Het nieuws dat er een theater
klaarstond op de binnenplaats van Perucatti verspreidde zich als een lopend
vuurtje en deed alle mensen naar de vertoning toestromen. De fanfare volgde
en nam haar plaats in.
Op de plaats waar het bal gegeven werd, weerklonken al de klanken van
violen en van enkele trompetten, maar het was daar zo goed als verlaten.
Er werd een komediestukje opgevoerd van Genoino. Ook Gianduia (het
traditionele Piëmontese masker) verscheen ten tonele, geestig en leuk ge-
noeg om het gehoor geestdriftig te stemmen. Een mijnheer die met het gezel-
schap uit Turijn gekomen was om Don Bosco een genoegen te doen en die voor-
treffelijk viool speelde, bracht een indrukwekkende variatie ten gehore.
Intussen hadden de inrichters van het volksbal, na ruim een half uur
wachten op de mensen die maar niet kwamen, tegen elkaar gezegd: "Wat doen
we hier op ons eentje?" En ook zij gingen naar het theater kijken. Ze er-
gerden zich echter bont en blauw en probeerden Don Bosco te spreken te
krijgen om hem te vragen waarom hij hen van hun dansers beroofd had. Maar
ze vonden hem niet, daar hij zich voorgenomen had in de pastorie een groot
aantal brieven af te werken.
's Zondags, feest van Maria's Moederschap, hielden de jongens van het
Oratorio een generale heilige communie en de plechtigheid werd door muziek
begeleid. Na het lof hield Don Bosco een preek van ongeveer drie kwartier.
De avond van diezelfde dag wilde hij de hele bevolking onthalen op
een tweede theatervoorstelling. Met veel aandrang immers had men gevraagd
om een herhaling van het programma van de vorige avond. Er verschenen ook
vele Turijnse kasteelheren uit de omgeving die uitgenodigd waren.
Maar de leiders van de danspartij, die gehoopt hadden op weerwraak,
vergaten hun pech niet. Ze wendden zich tot Don Bosco en vroegen schade-
loosstelling voor het toegebrachte nadeel. Ze hadden de kosten betaald voor
de muziek, voor de gereedgemaakte drank, het zeildoek, enzovoort.

21.4 Page 204

▲back to top
- VI/204 -
Don Bosco had hen allerhoffelijkst in zijn kamer ontvangen en zei:
"Bent u ook naar ons theater komen kijken?"
"Ja zeker! Wie zou dat niet doen! We hadden niets anders om handen!"
"En hebt u zich geamuseerd?"
"We zijn tot het einde van de voorstelling gebleven."
"Welnu," zo besloot Don Bosco, "wat wilt u dan dat ik u vergoed, ter-
wijl het de mensen immers vrij stond te gaan waar ze wilden? Ik ben niet
naar uw bal gekomen en ik vraag u geen schadevergoeding. U heeft zich in
mijn theater geamuseerd en u betaalt me niets. Wat wilt u dan eigenlijk en
op welke grond?"
"Ja... u hebt gelijk", antwoordden ze, en ze gingen.
De 10de ging de tocht naar Alfiano, waar twee grote vrienden van Don
Bosco hem verwachtten, pastoor Don Giuseppe Pellato met zijn broer die er
kapelaan was, en de oom van een seminarist van het Oratorio, die Capra heet-
te. Hier herhaalde zich heel de vrome, huiselijke en volkse opgewektheid die
te zien geweest was in alle dorpen waar Don Bosco de voet zette.
's Dinsdags gingen ze naar Frinco, waar Don Bosco en enkele van zijn
jongens verscheidene jaren eerder al geweest waren. De pastoor, Don Secondo
Penna, had hun een hartelijke ontvangst bereid. Zijn kerk, met de titel van
Maria Geboorte, weergalmde in die dagen van nooit gehoorde gewijde gezangen
die de brave en werkzame landbouwers heel erg ontroerden. Er werd een bezoek
gebracht aan het oude kasteel, herinnering aan roem en avontuur, getuige van
belegeringen en veldslagen.
Op woensdag 12 oktober vertrok Don Bosco met zijn leerlingen 's mor-
gens uit Villa San Secondo. De pastoor van Corsione, Don Giambattista Rog-
gero, die wist dat hij die dag nog bij de goede hertog Barbero verbleef,
verzocht hem dringend nog eens naar zijn parochie te komen, mét al de jon-
gens. Hij wenste dat ze een hele dag bij hem zouden blijven. Hij had zich
overvloedig voorzien van alles om de welkome gasten goed te onthalen. Don
Bosco moest voor zijn aandrang zwichten.
Op donderdag verlieten de jongens van het Oratorio Villa San Secondo.
Maar eerst hadden ze een mis gezongen voor de overledenen van het dorp, en
daarna een overvloedig middagmaal gebruikt, waarbij ook de pastoors van de
omliggende dorpen aanzaten. Met muziek en onder begeleiding van heel het
juichende volk en van de pastoor van de plaats begaven zij zich op weg om
naar de Becchi terug te keren.
Om vier uur 's middags bereikten ze Piea, een heel oud kasteel, met
grote zalen en in 1600 hersteld, waar Ridder Gonella, een bloedverwant van
de weldoener in Chieri, hen in zijn paleis op een goede koffietafel onthaal-
de. Vervolgens begaven zij zich op weg met Don Bartolomeo Varino, die een

21.5 Page 205

▲back to top
- VI/205 -
beetje met Don Bosco wilde praten.
De avond overviel hen toen ze zich nog ver van de Becchi bevonden.
Het was volle maan en ze volgden nu eens de voetpaden van de wijngaarden en
even later liepen ze door de bossen. Er werd gezongen en de jongens die een
muziekinstrument hadden speelden een serenade! Tevreden keerden allen huis-
waarts. Giacomo Castamagna droeg de grote trom op zijn schouders en Don
Bosco sloeg er met de vuist een hele tijd lang duchtig op los. Misschien
wilde hij de jongens de richting wijzen om elkaar op die wegen niet kwijt te
raken. Of wilde hij wellicht dat die slagen tot het oor van de een of ander
zouden doordringen als een waarschuwing?
Het was al laat in de avond toen ze in de Becchi aankwamen, en toen
ze telling hielden, bleek een van de jongens te ontbreken. Een zekere Lo-
renzo Boccallo had de anderen willen voor zijn, verdwaalde en merkte dat pas
na een hele tijd. Hij probeerde zich te oriënteren, maar dat lukte hem niet.
Om hem heen was een en al verlatenheid. Hij dwaalde door dalen en over heu-
vels tot twee uur 's nachts, en toen hoorde hij stemmen. Het waren mensen
die brood aan het bakken waren. Hij ging erop af. Toen deze lieden echter
een jonge man met iets om de schouder zagen verschijnen, hielden ze hem voor
een rover en stormden met de ovenpaal en het ovenkrabber op hem af. De ont-
hutste jongen stond te trillen op zijn benen. De boeren gaven hem bevel te
blijven staan en ondervroegen hem in hun dialect: "Wie ben jij?" - De jongen
die geen Piëmontees was, begreep niet wat ze zeiden en rolde met de ogen.
De anderen werden daardoor nog gesterkt in hun verdenking, drongen
op hem aan en toen ze zagen dat hij iets om de schouders droeg en dachten
dat hij gewapend was, schreeuwden ze: "Wat heb je daar?"
"Een pakje kleren."
Bij dat antwoord en hem meer van nabij in het gezicht keken, begre-
pen ze dat ze zich vergist hadden en zeiden:
"Waar ga je heen?" "Naar de Becchi!"
Ze vroegen elkaar waar dat was, maar niemand van hen kon zeggen waar
die Becchi waren. Ze zagen echter in dat ze met een verdwaalde jongen te
doen hadden.
"In wiens gezelschap was je?" "Bij Don Bosco!"
"0, nu begrijpen we het!" Ze begonnen smakelijk te lachen en ver-
volgden: "Wacht, als we met het brood klaar zijn, zal een van ons met je
meegaan. Je zult wel honger hebben, he?"
Ze leidden hem binnen en gaven hem wat te eten. Toen ze met hun werk
klaar waren, vergezelden ze hem een eindje en gaven hem vervolgens enkele

21.6 Page 206

▲back to top
- VI/206 -
aanwijzingen om zijn weg te kunnen voortzetten en zeiden: "Om vergissingen
te voorkomen, moet je vragen waar Don Bosco is en niet waar de Becchi zijn,
anders begrijpt niemand je." - Hij begaf zich weer op weg, maar verdwaalde
weer en kwam bij de kaasmakerijen van Capriglio uit.
Intussen verkeerde men in de Becchi in de grootste ongerustheid over
zijn verdwijning. De hele omgeving werd afgezocht, doch tevergeefs. 's Mor-
gens toen de jongens de heilige mis hadden bijgewoond, maakten ze zich ge-
reed om te gaan ontbijten toen tegen acht uur Boccallo plots kwam opdagen.
Hij was moe en viel om van de slaap. Hij werd met luid applaus door allen
begroet en ging toen slapen, waar hij waarachtig behoefte genoeg aan had.
De laatste excursie van de jongens was die naar het graf van Dome-
nico Savio in Mondonio, want ze waren ervan overtuigd dat zij van God aan-
zienlijke gunsten verkregen hadden door de bemiddeling van hun oude kame-
raad. De pastoor, Don Domenico Grassi, bracht hen naar het kerkhof. Daar
kwamen ze tot de ontdekking dat een vrome heer uit Genua, die de deugden
door Don Bosco in de biografie van Domenico Savio beschreven, gelezen en
bewonderd had en die in ernstige moeilijkheden zijn hulp had ingeroepen en
ook verhoord geworden was, op het beminde graf een marmeren steen had laten
plaatsen met een opschrift.
Op die dag, 15 oktober, kwamen de twee gebroeders Perucatti naar de
Becchi om zich bij de jongens van het Oratorio aan te sluiten. Zij waren
mede getuigen geweest van de tocht die men dit jaar gemaakt had naar Villa
San Secondo, hun geboortedorp.
Op 16 oktober, 's zaterdags, om tien uur 's morgens, vertrok Don
Bosco met zijn schare uit de Becchi en ging via Buttigliera d'Asti om er de
weldoeners en de pastoor Giuseppe Vaccarino te begroeten. Hij hield zich
ook een korte tijd in Chieri op en 's avonds keerde hij in het Oratorio te-
rug, waar hij opgewacht werd door de biechtelingen.
De seminarist Domenico Ruffino, student in de theologie aan het se-
minarie van Bra, nam kort daarop voorgoed zijn intrek in het Oratorio.

21.7 Page 207

▲back to top
- VI/207 -
H O O F D S T U K XXI
DON BOSCO BRENGT AAN KONING VITTORIO EMANUELE EEN BRIEF
OVER VAN PIUS IX - DE GEESTELIJKHEID BUITEN DE PROVINCIALE
BESTUREN EN DE GEMEENTERADEN GESLOTEN - EEN ARTIKEL IN DE
GAZZETTA DEL POPOLO TEGEN DE GESCHIEDENIS VAN ITALIE VAN
DON BOSCO - HET OORDEEL VAN NICOLO TOMMASEO EN VAN DE
CIVILTA CATTOLICA OVER DIE GESCHIEDENIS - KATHOLIEKE
LECTUUR: DE VERVOLGINGEN VAN DECIUS EN DE HEILIGE PAUS
CORNELIUS - ENKELE BELANGRIJKE INKLEDINGEN.
Zodra Don Bosco in Turijn teruggekeerd was, kreeg hij bezoek van een
adellijke heer die uit Rome was gekomen. De paus die de beproefde trouw en
gehechtheid aan zijn persoon van Don Bosco kende, vertrouwde hem een nete-
lige opdracht toe. De bode overhandigde de dienaar Gods twee brieven van
Pius IX. De ene was zeer geheim en aan Vittorio Emanuele gericht, en de an-
dere was geheel eigenhandig geschreven, waarin de paus Don Bosco verzocht
een middel te zoeken om de verzegelde brief in handen te doen komen van de
koning in persoon. Don Bosco mocht die zelf overhandigen ofwel door bemid-
deling van een vertrouwd iemand. Indien die brief op zijn bestemming kwam,
verzocht de paus dat men hem dit zonder uitstel zou laten weten. Wanneer
het echter door enigerlei tegenslag niet mogelijk was geweest de brief aan
de soeverein te doen toekomen, dan moest men de brief naar Rome terugzen-
den. De koning nam op dat ogenblik deel aan een jachtpartij in de vallei
van Aosta te Courmajor.
Nadat hij nagedacht had over de manier waarop hij die opdracht van
de paus voorzichtig zou uitvoeren, verzocht hij schriftelijk om audiëntie
bij ridder Aghemo, de particuliere secretaris van de koning, die zich op
dat ogenblik in Turijn bevond. De ridder voorkwam dat Don Bosco zich die
moeite zou doen en begaf zich in eigen persoon terstond naar het Oratorio.
Don Bosco zei tot hem: "Ik heb hier een brief van een heel voornaam perso-
nage gericht aan de koning, die ik hem persoonlijk moet doen toekomen. Ik
zou u willen vragen me te zeggen of dat zonder veel moeite kan gebeuren."
"Dat zal heel gemakkelijk zijn."
"Zou hij niet in verkeerde handen kunnen komen of zijn er geen an-
dere beletselen?"

21.8 Page 208

▲back to top
- VI/208 -
"U kunt er zeker van zijn dat de koning hem zal ontvangen."
"Ik weet niets over de inhoud van deze brief en wil dat ook niet we-
ten. Ik verzoek u alleen mij een ontvangstbewijs te geven zodat ik kan aan-
tonen dat ik me van mijn opdracht gekweten heb."
"Graag."
"Kunt u me ook nog enkele uren de tijd geven om eerst enkele andere
dringende zaken af te handen?"
"Doet u dat gerust."
"En wilt u dan zo goed zijn vanavond terug te keren." "Zeker, en met
genoegen."
Waarschijnlijk was de brief ergens anders verborgen en tegen het in-
vallen van de avond overhandigde Don Bosco hem aan ridder Aghemo. De koning
ontving de brief en zijn antwoord aan de Paus werd door de theol. Roberto
Murialdo, de hofkapelaan, naar Turijn gebracht en van hier naar Rome ge-
zonden.
De paus had de brief, die wellicht van even ernstige aard was als
die van de 29ste september, niet durven toevertrouwen aan de abt Stellardi,
die naar Rome gekomen was om uit naam van de koning met de paus te onder-
handelen. Het ontbrak de abt aan voorzichtigheid in het spreken en zijn
geest was meer die van een hoveling dan van een geestelijke, meer gericht
op de belangen van Caesar dan op de rechten van God. En het antwoord was
zeker niet zo dat het de bedroefde paus kon opbeuren.
Nauwelijks waren de zorgen met de oorlogvoering achter de rug of in
Turijn waren de Kamers direct de vijandelijkheden tegen de Kerk weer begon-
nen. Zij beknotten de rechten, die de grondwet aan de priesters, als vrije
burgers, toestond. Een wet van 23 oktober 1859, later nog verergerd op 20
maart 1865, ontzegde aan een groot deel van de clerus de toegang tot de ge-
meenteraden en provinciale staten, door de geestelijken met een kerkelijke
bestuursfunctie of met de zielzorg belast, onverkiesbaar te verklaren, even-
als hun vicarissen en de leden van de kapittels en collegiale kerken.
Tegelijkertijd merkte Don Bosco dat hijzelf tot persoonlijk mikpunt
gekozen was. De vijanden van Rome beseften hoe onkreukbaar zijn trouw aan de
paus was en vonden een bewijs daarvan in de Katholieke Lectuur. In hun ge-
heime samenkomsten brachten zij daarom het verlangen tot uitdrukking de
strijd tegen hem aan te vangen evenals tegen zijn instituut door zijn Ge-
schiedenis van Italië te bekladden. Het bevatte een beroep op het staats-
gezag.

21.9 Page 209

▲back to top
- VI/209 -
PATER LORIQUET HERLEEFT
"
Wie heeft al niet horen spreken over de beruchte geschiede-
" nis van pater Lorïquet, waarin zelfs de meest bekende en opzienba-
" rende gebeurtenissen op de meest jezuïtische en groteske manier
" vervormd werden ad majorem Botteghae gloriam?
"
Het leek onmogelijk dat deze jezuïet op zekere dag nog eens
" zou overtroffen worden, maar het woord onmogelijk, dat al uit het
" Franse woordenboek geschrapt is, zal ook uit het Italiaanse moeten
" verdwijnen.
"
We hadden dat al ietwat eerder kunnen melden, doch we moes-
" ten andere dingen van dringender aard laten voorgaan. Overigens
" zouden we willen dat de Minister van Openbaar Onderwijs zich ein-
" delijk wat meer vrijheid zou gunnen temidden van de warboel waarmee
" de uitbreiding van de Staat ook zijn departement overstelpt heeft,
" aangezien hij deze gang van zaken had kunnen voorzien.
"
Het wonder om zelfs pater Loriquet te overtreffen is in
" Turijn gewrocht door de priester Giovanni Bosco, schrijver van een
" Geschiedenis van Italië aan de jeugd verteld.
"
Het stond Don Bosco volkomen vrij een heel slecht boek te
" schrijven, maar we zijn er zeker van dat dit boek geschreven werd
" voor gebruik op enkele scholen. Op de omslag leest men dat het
" verkocht wordt ten bate van de Oratorio van de H. Aloysiusi van de
" H. Engelbewaarder en van de H. Franciscus van Sales. De zaak is der-
" halve ernstiger, zodat het de moeite loont de strekking ervan wat
" meer van nabij te bekijken.
"
We zullen ons niet bezighouden met de periode van de oud-
" heid en evenmin met het verhaal dat Don Bosco sui generis geeft van
" de bewegingen van de jaren 1821 en 1831, die volgens hem (blz. 483)
" tot doel hadden van heel Italië een republiek te maken.
"
We gaan met een grote sprong naar het jaar 1847.
"
"De gangmakers van de revolutie (zegt Don Bosco) wisten van
" deze geestdrift (voor Pius IX) gebruik te maken om andermaal in
" heel Italië de idee te verspreiden dat er één koninkrijk kon ge-
" sticht worden, als men maar de Oostenrijkers, die geduchte tegen-
" strevers van de opstandelingen, uit Lombardije kon verdrijven.
"
We zien dus dat volgens Don Bosco de Oostenrijkers niet de
" vijanden van Italië waren, maar geduchte mededingers van de opstan-
" delingen, van de aanhangers van de revolutie, die andermaal (dat
" wil zeggen zoals in de jaren 1821 en 1831) de idee wilden versprei-
" den om van heel Italië één enkel koninkrijk te maken.
"
Weliswaar verwijt Don Bosco op de bladzijde daarvoor de op-
" standelingen van 1821 de gedachte om een republiek en niet een
" koninkrijk te willen vormen.
"
Maar Loriquet bekommert zich niet erg om tegenspreken.
"
In dezelfde geest beijvert Don Bosco zich twee bladzijden
" aan de geschiedenis van 1848 te wijden. De veldtocht van 1849 wordt
" door hem op de volgende manier beschreven:
"
"De twee legers ontmoetten elkaar op de vlakte van Novara.

21.10 Page 210

▲back to top
- VI/210 -
" Ze vielen elkaar verscheidene malen gedeeltelijk aan, wat voor een
" deel ten gunste van de Piëmontezen uitviel. Maar de derde dag (23
" maart 1849) kwam het tot een veldslag in de buurt van een gehucht
" la Bicocca."
"
U wist nog niet dat de veldslag in de vlakte van Novara
" drie dagen geduurd had, maar Don Bosco weet nog wel andere mirake-
" len van nauwkeurigheid en uitgelezen geschiedschrijving te ver-
" richten in het verhaal over de gebeurtenissen in Rome en in andere
" delen van Italië. Hier kan hij nog veel driester lucht geven aan
" zijn hekel aan de opstandelingen, die andermaal de idee om van
" Italië een enkel koninkrijk te maken verspreiden.
"
Vooral bij de beschrijving van de Krimoorlog echter weet
" Don Bosco zichzelf in een overmaat van groteske bijzonderheden,
" en in zijn bewondering voor Oostenrijk te overtreffen.
"
In waarheid ontmoetten de Anglo-Fransen, toen zij op de
" Krim ontscheept waren, het Russische leger pas op de oever van de
" rivier de Alma. Volgens Don Bosco echter weerden de Russen zich
" verbitterd om te voorkomen dat de verbonden troepen voet aan de
" grond zouden krijgen, en de veldslag van Cernaia is één van de ve-
" le botsingen die de Piëmontezen met de Russen op het schiereiland
" hadden. Maar dat is niets.
"
In waarheid sloot de Keizer van Oostenrijk een verdrag met
" de westelijke mogendheden, maar dat zou Don Bosco beletten hem voor
" te stellen als de god uit de Griekse tragedie. Ziedaar, hoe de nieu-
" we Loriquet de zaak dan ook uiteenzet: "bij het zien van zoveel ver-
" goten mensenbloed... bood de Keizer van Oostenrijk zich aan om als
" bemiddelaar tussen de oorlogvoerende mogendheden op te treden..."
"
Zodat D. Bosco gemakkelijk kan beweren dat door het sluiten
" van de vrede wij bijna alles verschuldigd zijn aan OOSTENRIJK en
" Frankrijk...
"
Doch allereerst aan Oostenrijk, zoals men kan zien, daar
" D. Bosco deze gelegenheid moet aangrijpen om te verklaren dat de
" Voorzienigheid Oostenrijk beschermt als beloning van het beroemde
" concordaat enz.
"
Misbruik makend van de naam van de Voorzienigheid om een
" lofzang in proza aan te heffen op Cecco Beppo, was D. Bosco een
" heel slechte profeet van de veldslag van 1859.
"
Maar met het geschiedkundige systeem dat hij aanhangt zal
" het hem gemakkelijk vallen de veldslagen van Palestro en van San
" Martino te beschrijven als plechtige overwinningen van Oostenrijk
" tegen de Piëmontezen, en dat steeds als beloning voor het concordaat!
"
De Geschiedenis van D. Bosco eindigt met die lofzang voor
" Oostenrijk, die overigens van voor tot achter een ophemeling is,
" bijna voortdurend in macaronistijl.
"
Men zegt dat dit groteske boek als lesmateriaal zal dienen en
" in bepaalde jongensscholen van Turijn zal verspreid worden.
" We hebben het Ministerie van Onderwijs nu gewaarschuwd en denken dat
" iets anders op het ogenblik niet nodig is.
"
Het zou een smaad zijn voor het vaderland, de waarheid en

22 Pages 211-220

▲back to top

22.1 Page 211

▲back to top
- VI/211 -
" het, moreel besef, wanneer men ook slechts in geringe mate schaam-
" teloze onwaarheden in de trant van de Geschiedenis van Italië aan de
" jeugd verteld door de herleefde Loriquet in de scholen liet
" verspreiden.
Wie dit artikel leest staat verwonderd over de scherpte en boosaar-
digheid die uit elke regel spreekt. Die verwondering is echter misplaatst,
want de Gazetta del Popolo, het officiële orgaan van de sekten, was heftig
gekant tegen iedereen die niet tot haar partij behoorde. Voor Don Bosco had
zij in heel veel latere artikelen slechts hoon, beledigingen en laster over.
Ze erkende in hem geen enkele verdienste en verwaardigde zich niet eens me-
dedeling te doen van zijn overlijden. Het blad dus, dat vanaf het begin tot
in onze dagen niets anders deed dan aanhoudend de oude en moderne geschiede-
nis vervalsen om zijn haat bot te vieren tegen de godsdienst, de katholieke
Kerk en de Paus, durfde toen brutaal Don Bosco opzettelijke historische fou-
ten verwijten.
De lezer zal al gemakkelijk de kwade trouw, de dubbelzinnigheid en de
verkeerde interpretatie in dit artikel opgemerkt hebben, maar het zal goed
zijn dat wij, in navolging van alle historici, de beschuldigingen in volgor-
de terugkaatsen.
Inderdaad: Van 1820 tot 1848 wilde een partij de eenheid van Italië
in een enkel koninkrijk, een andere in een enkele republiek. Verscheidene
revolutionairen daagden elkaar uit met deze twee plannen. In 1848 spraken
de constitutionele liberalen zich voor het Italiaanse koninkrijk uit, ter-
wijl de mazzinianen bij de republiek zwoeren. In dat opzicht liet de Gaz-
zetta del Popolo, die een tegenspraak bij Don Bosco wilde vinden door de
bladzijden 483 en 484 aan te halen achterwege dat Don Bosco op bladzijde 482
al gezegd had, dat de plannen van al die bewegingen bestonden in het vormen
van een enkel koninkrijk of een republiek.
Wat de oorlog van 1849 betreft, er was inderdaad drie dagen lang ge-
vochten. Ziehier de feiten. Toen de Oostenrijkers uit Pavia vertrokken wa-
ren, en de Ticino overgestoken waren, wisselden ze op 21 maart te Mezzana
Corti artillerievuur met de Piëmontezen. De 22ste vonden er felle gevechten
plaats in het gehucht San Siro, bij de Sforzesca, en te Mortara waarvan de
Oostenrijkers zich 's avonds meester gemaakt hadden... De 23ste vond de slag
van Novara plaats, buitengewoon heftig te Olengo en in Bicocca.
Op de Krim - tweede waarheid - hadden de Russen militaire kampen in-
gericht en artillerie opgesteld op de voornaamste plaatsen van het Cherso-
neso en bij de rivieren Katsja en Alma. Op 14 september begonnen de troepen
van de verbonden mogendheden zich in de buurt van Eupatoria te ontschepen,
terwijl drie Engelse en vijf Franse fregatten een ontscheping simuleerden
bij Katsja dat vijf mijl verder lag. Een legertroep van ongeveer 6.000 Rus-
sen was gereed voor de verdediging, maar na een langdurig bombardement keer-
den de fregatten naar Eupatoria terug. Van de hoogte van Alma hielden intus-

22.2 Page 212

▲back to top
- VI/212 -
sen 50.000 Russen de vijand in het oog en bestookten hem regelmatig met es-
kadrons cavalerie en bereden artillerie. Maar op 20 september, ging de vij-
and tot de aanval over en bracht de Russen een bloedige nederlaag toe zodat
een weg geopend werd.
De onverschrokken Piëmontese soldaten verwierven aan de Cernaia on-
sterfelijke roem en namen ook deel aan de veldslag die zich op enkele mij-
len van Balaclave ontwikkelde.(1) Eveneens namen zij deel aan de aanval op
Sebastopol, waar zij hun gevechtspost verscheidene uren lang in het gezicht
van de vijand behielden, hoewel de omgeving van het gevechtsterrein het be-
wijs van hun erkende dapperheid niet vereiste. Baron de Bazancourt schreef
in zijn geschiedenis L’Expédition de Crimée: "Onze dappere verbondenen, de
Sardiniërs, onder bevel van generaal Cialdini, eveneens bereid hun bloed te
storten op die roemvolle dag, beefden van ongeduld in afwachting van het
signaal om zich op het bastion van de Mât te werpen. Maar de generaal die
aan het hoofd van het Franse leger stond, en van oordeel was dat het bezit
van het bolwerk van Malakoff over het lot van al de andere zou beslissen
zonder overdadig vergieten van bloed, beval dat iedere nieuwe aanvalspoging
op de linkervleugel zou opgeschort worden." (2)
Wat de bemiddelende rol van Oostenrijk betreft voor de vrede, leze
men Cesare Cantù, Cronistoria band III, deel I, blz. 96.
We menen met deze opmerkingen behandeld te hebben wat we ons voorge-
nomen hadden. Overigens lette men erop hoe geheel verschillend van het oor-
deel van de Gazzetta, de opvatting van een vooraanstaand en geleerd, uitge-
weken liberaal was.
De Armonia, 12de jaargang, 1859, nr. 219, schreef aldus:
"
"Met verdiende lof hebben wij de mooie en degelijke Geschie-
" denis van Italië aan de jeugd verteld, van G. Bosco, pr., be-
" groet. Samen met ons, prezen ook andere periodieken dit werk, dat
" van de grootste waarde is voor de jeugd, doordat het haar behoedt
" voor voortdurende samenzwering tegen de waarheid, die de geschie-
" denis van drie opeenvolgende eeuwen geworden is. Misschien ver-
" denken sommigen ons dat ons oordeel gebaseerd of ingegeven is
" door partijgeest. Daarom leek het ons wenselijk hier de woorden
" aan te halen van degene tegenover wie men dergelijke opmerkingen
" zeker niet zal kunnen maken. Dat is Nicolo Tommaseo van wiens
" hand we in L'Istitutore het volgende artikel aantroffen over de
" Geschiedenis van Don Bosco.
(1) La Manmora, Un po'di luce, blz. 133.
(2) Deuxième partie, livre deuxième, blz. 362. Milaan, bij de uitgever Charles Turati,
MDCCCLVI.

22.3 Page 213

▲back to top
- VI/213 -
"
"Wanneer de boeken beoordeeld zouden moeten worden naar het
" nut dat zij werkelijk uitoefenen, dan zou er een rechtvaardiger
" maatstaf moeten bestaan dan deze van de letterkundigen. Ze zou-
" den dan veel van hun gebrekkige zinnen van kruiperige bewondering
" of tirannieke misprijzen moeten herzien of althans matigen. Ziehier
" een bescheiden boek dat de vakgeleerden en ernstige geschiedkun-
" digen misschien nauwelijks een blik waardig zouden keuren, maar
" dat op de scholen door de geschiedenisleraren veel beter kan ge-
" bruikt worden dan sommige beroemde werken. Om boeken te schrij-
" ven ten gebruike van de jeugd, is onderwijservaring zeker niet
" voldoende, maar ze is een grote hulp en vult de andere bekwaam-
" heden die van dit moeilijke ambt vereist worden, aan. Het is
" vooral daar moeilijk, waar het gaat om samenvattingen, waarin
" gehele werken van deze aard niet verminkt moeten worden opgenomen,
" noch tot een dor skelet mogen vermageren.
"
Abbé Bosco biedt in een niet te zwaar werk heel de ge-
" schiedenis van Italië aan de hand van haar gedenkwaardigste fei-
" ten. Hij weet deze te kiezen en verstaat de kunst ze levendig
" te illustreren. Voor zijn Piëmontezen vergeet hij niet die her-
" inneringen in het licht te stellen die in het bijzonder Piëmont be-
" treffen. Hij leert andere meesters hetzelfde te doen, namelijk de
" minder opval- lende en meer verwijderde zaken te illustreren
" met die welke het meest de aandacht trekken en zich het dichtst bij
" bevinden.
"
Het gaat er dus om dat iedere leraar voor zichzelf en ten
" behoeve van zijn leerlingen de kunst verstaat om de schoolboeken,
" hoe goed samengesteld die ook mogen zijn, in eigen woorden weer te
" geven. Hij moet de verhalen, hoe levendig ze ook mogen geschre-
" ven zijn in het boek, in de klas weten te bezielen met nieuwe
" kleuren en zowel de geschiedenis als alle ander onderricht zoveel
" mogelijk bij elk van zijn leerlingen weten aan te passen.
"
In al de vele dingen die er te zeggen zijn, bewaart abbé
" Bosco orde en helderheid. Doordat zij door een rustige en ob-
" jectieve geest verteld worden, vervullen zij de jeugdige zie-
" len met een aangename sereniteit. Ook komt het, naar mijn mening,
" de duidelijkheid ten goede, dat in een hoofdstuk de heldere al-
" gemene beschouwingen samengevat zijn met betrekking tot de gods-
" dienst en de grondwet der volkeren, evenals hun gewoonten en ge-
" bruiken. Men heeft dit aan enkele geschiedkundigen van de afgelo-
" pen eeuw verweten, maar dergelijke toelichtingen zijn nodig om op
" plaats en tijd de verhalen zelf, zowel beweeglijkheid als levensvol-
" heid te verlenen.
"
Ik zeg niet dat alle algemene opmerkingen nodig zijn bij
" het uiteenzetten van verschillende feiten, wat zowel het een als
" het ander zou schaden, maar ik zeg dat ook de antieke geschiedschrij-
" vers, die in dat opzicht toch wel navolgenswaardige meesters
" waren, aan de feiten een summiere vermelding van de gebruiken
" lieten voorafgaan, of ze erin verwerkten. En ik beweer ook dat,
" vooral in boeken ten gebruike van de jeugd, deze voorzorg een
" hulpmiddel is voor het geheugen zowel als voor het verstand.
" Evenmin is het ten aanzien van een of ander geval mogelijk met vol-
" doende duidelijkheid alles uit te leggen met betrekking tot de con-

22.4 Page 214

▲back to top
- VI/214 -
" stante geaardheid van de volkeren, zonder dat men telkens voor
" de vervelende noodzaak komt te staan weer dezelfde opmerkingen
" te maken.
"
Ik zal niet zeggen, dat de schrijver soms niet beter gebruik
" had kunnen maken van de historische resultaten die de moderne we-
" tenschap vastgelegd heeft door een betere studie van de bronnen.
" Ik zal evenmin beweren dat al zijn beoordelingen over de feiten
" me onbetwistbaar voorkomen, noch dat alle feiten nauwkeurig weer-
" gegeven zijn. Maar ik voel me verplicht daaraan toe te voegen dat
" niet weinige van de te zeer overschatte ontdekkingen van de mo-
" derne kritiek eveneens aan twijfel onderhevig zijn, en dikwijls
" genoeg de nadruk leggen op omstandigheden die voor de kern van de
" historische waarheid niet essentieel zijn. Eveneens voeg ik er-
" bij dat de meeste meningen van de schrijver mij zowel in overeen-
" stemming lijken met waarachtige beschaving als met betrouwbare
" morele maatstaven. In de welhaast vertrouwelijke samenspraak,
" die hij verhalenderwijs met zijn leerlingen houdt, beschouwt hij
" op oordeelkundige wijze openbare aangelegenheden van de zijde der
" particuliere moraal, die meer voor allen toegankelijk en van meer
" direct nut is.
"
Van jongens even zovele staatslieden te willen maken, en
" hen te leren oordelen over de lotsbestemmingen der keizerrijken
" en over de oorzaken die de een of andere legeraanvoerder de over-
" winning in een veldslag lieten behalen, is een waanwijsheid die
" niet steeds onschuldig is. Omdat ze de onervaren geesten eraan
" went, naar het woord van anderen te oordelen over zaken die ze
" niet kunnen begrijpen, omdat ze op die manier een valse kennis
" bij hen aankweekt; en hen niet bekwaam maakt op bescheiden wijze
" de historische documenten op de praktijk van het gewone leven toe
" te passen.
"
We zien integendeel dat de grote historici en de grote
" dichters van de oudheid, bij voorkeur zich zelf terugtrekken on-
" der de gedaante, en als het ware achter het masker, van de open-
" bare persoonlijkheid zodat zij in de burger en de vorst, de va-
" der, de zoon of de broeder zien. Vandaar samen met de wijsheid en
" met het nut, ook de grotere schoonheid van de historische en poë-
" tische werken der schrijvers uit de oudheid. Niet weinig moderne
" schrijvers echter brengen in plaats daarvan in de geschiedenis
" en in de poëzie zelf een bewering naar voren die nog bewezen moet
" worden en die zij van het begin tot het einde volgen. Zij plooien
" en verdraaien de feiten en bedoelingen daarnaar. Zij geven steeds
" zichzelf en hun eigen idee-fixe te zien, in de meest veschillende
" aspecten van hun betoog. Ze laten hardnekkig steeds dezelfde
" zijde ervan zien en herhalen onder verschillende vormen tot verve-
" lens toe steeds hetzelfde. Het zijn geen vertellers en ook geen
" schilders, maar opdringerige declamators. En ze zien niet in dat
" de geschiedenis en heel de natuur, één grote, door God aan de
" mensen voorgehouden gelijkenis is. Maar wanneer men alles slechts
" éénzijdig wil toepassen, dan doemt men de onuitputtelijke vrucht-
" baarheid van de waarheid tot steriliteit en verarmt men het godde-
" lijke plan."

22.5 Page 215

▲back to top
- VI/215 -
Nicolo Tommaseo, een beroemde geleerde die zo voortreffelijk over
Don Bosco schreef, liet nooit na, als hij naar Turijn kwam, naar Don Bosco
te gaan, ook om hem zijn raad te vragen. Zo groot was de achting die hij hem
toedroeg.
Vóór Tommaseo had de Civiltà Cattolica, jaargang VIII, serie III,
band V, blz. 482 het volgende oordeel gepubliceerd.
" De naam van de eerwaarde heer Don Bosco is tegenwoordig een meer dan
" voldoende waarborg voor de degelijkheid van zijn geschriften. Zij
" getuigen van zijn ijver en zijn gericht op de ontwikkeling van de
" jeugd,tot wier welzijn hij al zo vele jaren op de meest lofwaardige
" wijze zijn beste krachten inspant. De Geschiedenis van Italië van
" zijn hand verdient in bijzondere mate worden. Wij hopen daarom dat,
" nu er lof wegens de zeldname bescheidenheid waarmee ze is ge-
" schreven, zodat binnen de beperkte ruimte van 558 bladzijden in
" 16° nauwgezet al de voornaamste gebeurtenissen van ons vaderland
" verteld zoveel geschiedenissen van Italië in omloop gebracht zijn
" die met lichtvaardigheid en ook wel met verkeerde bedoelingen
" geschreven zijn, die van Don Bosco in handen zal komen van de
" jongens die een aanvang maken met de studie van de wederwaar-
" digheden van ons mooie schiereiland.
In geen enkel opzicht verstoord door de beledigingen van de Gazzet-
ta del Popolo, ging Don Bosco door met schrijven; dat blijkt wel uit de op-
eenvolgende afleveringen van de Katholieke Lectuur.
In de maand november werd de vertelling gepubliceerd; Augustinus, of
de triomf van de godsdienst, door een anonieme auteur. Het is het verhaal
over de bekering van een adellijke en heel rijke heer, die om zijn ongeloof
en zijn fouten uit te boeten, al zijn rijkdommen aan goede werken besteedt,
zich vrijwillig tot de bedelstaf brengt en van aalmoezen leeft in Duitsland,
waarheen hij, om onbekend te blijven vertrokken is. Hij redt het leven van
twee ter dood veroordeelden en sterft tenslotte zelf bij de verdediging van
het heilig sacrament tegen de heiligschennis van twee ketterse rovers. Van
dit boekje moesten verscheidene nieuwe drukken uitgegeven worden.
Ook de aflevering voor december was nu al klaar. De vervolging van
Decius en het pausschap van de heilige Cornelius I bezorgd door Bosco Gio-
vanni, pr.(I) In deze bladzijden wordt gewezen op de suprematie van de Kerk
van Rome over de andere katholieke kerken in de wereld. Het boekje verhaalt
van de heldenmoed van vele martelaren en de geschiedenis van de zeven sla-
pers: de eerbied van de H. Ciprianus, bisschop van Carthago voor de paus,

22.6 Page 216

▲back to top
- VI/216 -
tot wie hij zijn toevlucht neemt om richtlijnen te verkrijgen voor de be-
strijding van het schisma van Novatianus, met een aanhaling van de beroemd
geworden zin: "Niemand kan God tot vader hebben, die de Kerk niet tot moeder
heeft." Ook werd er aan de hand van een brief van deze bisschop en martelaar
gericht tot de gelovigen van Carthago aangetoond, dat degenen die de storm
der vervolging over de christenen hebben doen ontstaan in zonde leven, en
dat de voornaamste zorg van de christenen behoort te zijn, de toorn van God
te bedaren met nederige gebeden en allerlei boetedoeningen, zodoende zal de
vrede heel spoedig in de Kerk weergekeerd zijn.
En nadat Don Bosco de beschrijving gegeven heeft van het leven en het
martelaarschap van de heilige Cornelius alsook van de verering die aan zijn
relikwieën wordt betoond, zet hij de katholieke leer betreffende deze vere-
ring uiteen. Hij besluit met de woorden: "De haat van de protestanten tegen
de relikwieën van de heiligen schijnt hieruit voort te komen dat zij in hun
sekte er geen enkele hebben, van wie de stoffelijke resten een bijzondere
verering waardig zijn."
Intussen aanvaardden in de maanden oktober en november het priester-
kleed; Francesco Cerruti, Carlo Ghivarello, Francesco Provera en Giuseppe
Lazzero, allen jongens van het Oratorio.

22.7 Page 217

▲back to top
- VI/217 -
HOOFDSTUK
XXII
SEMINARISTEN VAN HET AARTSBISDOM IN HET ORATORIO - ALLE
GYMNASIUMKLASSEN IN HUIS ONDERGEBRACHT - OPMERKELIJKE OPNE-
MING VAN ENKELE LEERLINGEN - HET HOSPITIUM VOL JONGENS -
BETUIGINGEN VAN DEELNEMING AAN DE PAUS - VOORGEVOELENS VAN
ALGEMENE RAMPEN - DROOM: HET MARMOTJE - MIDDELEN OM LANG TE
LEVEN - NOODZAKELIJKE GAVEN VOOR EEN COLLEGEDIRECTEUR - DE
UITWERKING VAN EEN WOORD EN EEN BLIK VAN DON BOSCO - VREES
VOOR MISBRUIKEN EN TOEGEVINGEN - VASTBESLOTENHEID VAN DON
BOSCO IN HET WEGZENDEN VAN EEN ERGERNISGEVER EN BIJ HET
BERISPEN. VAN EEN ONGEHOORZAME - HET MUZIEKKORPS WORDT
ONTBONDEN EN OPNIEUW SAMENGESTELD -VERGIFFENIS AAN EEN
JONGEN - VERZOEK OM KLEDINGSTUKKEN AAN DE MINISTER VAN
OORLOG.
In het begin van het schooljaar 1859-1860 bedroeg het aantal semina-
risten in het Oratorio, behorend tot het aartsbisdom Turijn, een twintigtal.
Don Bosco slaagde in zijn opzet om al de klassen van het gymnasium in Val-
docco onder te brengen, om niet meer gedwongen te zijn de jongens de stad
in te sturen naar de voortreffelijke en liefdadige professoren Don Picco en
Bonzanino. Van de eerste klas, die ruim 96 leerlingen telde werd de semina-
rist Celestino Durando professor, van de tweede de seminarist Secondo Petti-
va, van de derde de seminarist Giovanni Turchi, van de vierde en vijfde de
seminarist Giovanni-Battista Francesia. Dezen werden in die edele taak opge-
volgd door anderen en weer anderen, die zodra ze onderricht en leermeesters
geworden waren, zich omringd zagen door talrijke jongens, de hoop van de
Kerk en van de toekomstige Congregatie. Zo zag Don Bosco in zijn jonge semi-
naristen herleven wat zij van hem geleerd hadden, nl. de geest van gods-
vrucht en offer.
De Heilige Teresia had meer achting voor de activiteit dan voor het
gebed alleen, en zei daarom: "De rijkdom van de ziel is niet gelegen in veel
denken, maar wel in veel beminnen. En als mij gevraagd wordt hoe men die
liefde verkrijgen kan, antwoord ik: "Door zich voor te nemen te werken en te
lijden voor God, en dat dan inderdaad te doen wanneer de gelegenheid zich

22.8 Page 218

▲back to top
- VI/218 -
ertoe voordoet, vooral wanneer er een akte van gehoorzaamheid gevergd
wordt." Op die manier gingen de verlangens van Don Bosco en zijn inspannin-
gen van zovele jaren in vervulling.
Het Oratorio was opnieuw bevolkt door de jongens die van vakantie
teruggekeerd waren en ook met de nieuw aangenomenen. De manier waarop een
van hen zich bij de studenten liet inschrijven was wel heel bekoorlijk.
In oktober verliet een zekere Domenico Parigi, veertien jaar oud,
helemaal op zijn eentje het ouderlijke huis, kwam, aangetrokken door de
faam van Don Bosco naar het Oratorio, en ging naar boven naar de vertrekken
van de overste. Don Bosco zag een onbekende jongen voor zich, van wie het
gelaat straalde van zuiverheid en onschuld.
"Wie ben jij, beste jongen?"
"Ik ben Domenico Parigi uit Chieri."
"En wat wil je van me?"
"Dat u me bij u neemt in het Oratorio." "Maar je bent nog niet
aangenomen."
"Wat doet dat ertoe? Neemt u me nu maar aan."
"Luister: we zullen het volgens de regels doen. Keer naar Chieri te-
rug, zeg tegen je ouders dat ze met je mee naar hier komen en dan kunnen
we erover praten en de voorwaarden vaststellen."
"0, nee, naar huis keer ik niet meer terug." "Schrijf dan een brief."
"Ik schrijf niet, schrijft u maar!"
Don Bosco keek hem een ogenblik aan en glimlachte over zoveel vrij-
moedigheid: "Welnu, dan zal ik schrijven!"
En de jongen bleef, doorliep al de Latijnse klassen, studeerde in
het seminarie voor priester en stierf als pastoor van de H. Francesco al
Campo ín 1900.
Een andere aanneming die de moeite waard is om te vermelden, was die
van de Joodse jongen Jarach, dertien jaar oud. Don Bosco had zich al bezig-
gehouden met de bekering van verschillende andere joden en hij had hen in
zijn kerk gedoopt. De vader van Jarach, een geleerde rabbijn uit Ivrea, al
verscheidene jaren bekeerd, was door Mgr. Moreno in zijn seminarie opgeno-
men, waar hij heel zijn leven doorbracht met de seminaristen Hebreeuws te
leren en lessen te geven in de Heilige Schrift. De bisschop had zich ook
het lot van een dochter van hem aangetrokken, die het christelijk geloof
aannam, in een klooster trad en de geloften aflegde.

22.9 Page 219

▲back to top
- VI/219 -
We wijzen er nog op hoe Giuseppe Rossi op 20 oktober in het Oratorio
aankwam. Hij was geboortig uit Gambarana Lomellina en 24 jaar oud. Hij was
aangespoord om naar Don Bosco te gaan door het lezen van de "Wijze Jonge-
ling". "Toen ik me voor de eerste keer," zo schreef hij, "in de aanwezigheid
van Don Bosco bevond, werkten zijn vaderlijke welwillendheid en de beminne-
lijkheid waarmee hij me ontving zo stichtend op me in en kreeg ik een zo
diepe en hartelijke indruk dat een gevoel van kinderlijke genegenheid tegen-
over hem mij vervulde." Van dat ogenblik af werd Rossi een waardige metgezel
van Buzzetti in hun genegenheid voor Don Bosco en door hun behulpzaamheid
bij het bestuur van het Oratorio. Toen hij er kwam, bedroeg het aantal opge-
nomen jongens ongeveer driehonderd.
Hoe hoog het Oratorio door de mensen geschat werd, blijkt uit de vol-
gende brieven. Don Bosco schreef aldus aan baron Feliciano Ricci te Cuneo.
"
Zeer geachte Heer Baron,
"
"
De goddelijke Voorzienigheid zal niet nalaten ons allen te
" helpen. In antwoord op Uw brief, die de absolute noodzaak aantoont
" om de jeugdige Magliano op te nemen, heb ik besloten hem voor al de
" postulanten te laten gaan die het aantal van duizend overschrijden,
" en een plaats voor hem beschikbaar te stellen op de eerste maandag
" na Driekoningen van 1860. Wil U hiervan alstublieft melding maken
" aan de heer ridder Ferraris en hem zeggen dat hij, als president
" van de Sint-Vincentiusvereniging, verplicht is deze aanvaarding van
" de door hem aanbevolen jongen te belonen met enkele weesgegroeten.
"
Ik stel voor het binnen treden geen enkele bijdrage vast.
" Alleen wil ik U erop wijzen dat de speciale kosten, die op ons huis
" drukken,zwaar zijn en daarom beveel ik me aan in Uw weldadigheid,-
" in die van ridder Ferraris en in die van de conferentie van de H.
" Vincentius zelf. Wanneer U ze nog niet ontvangen hebt, zult U zo
" spoedig mogelijk de boeken ontvangen die U zo goed was mij te vra-
" gen.
"
U in het bijzonder, mijnheer de baron, wens ik de heilige
" deugd van geduld toe, en beveel mij en mijn arme jongens in Uw lief-
" devolle gebeden aan, en verblijf steeds met de grootste achting,
"
"
Uw gehoorzame en genegen dienaar,
" Turijn, 16 december 1859. Bosco Giovanni, pr.
Enkele dagen later stuurde Don Bosco eveneens een antwoord aan een
ander vooraanstaande persoon.

22.10 Page 220

▲back to top
- VI/220 -
"
Zeer genegene in de Heer,
"
"
Ik kan erover piekeren zoals ik wil, maar het is niet moge-
" lijk in dit huis nog plaatsen te vinden, want het is letterlijk
" vol. Temeer daar ik er deze zomer enkelen naar buiten bij mijn
" broer gezonden heb, die 's winters bij hem niets kunnen doen.
" Daarom moet ik naargelang er een plaats vrijkomt, telkens een van
" die stakkers terugnemen die anders maar verlaten en in ledigheid
" zouden rondlopen. Wat doen we? Ik zal de Heer God bidden dat Hij
" U en Uw moeder moge bijstaan, opdat de ziel van deze jongen gered
" moge worden. God zegene U en Uw vele bezigheden en inmiddels ver-
" blijf ik
"
uw toegenegen vriend,
" Turijn, 21 december 1859.
Bosco Giovanni, pr.
Na het begin van de school was de eerste plechtige daad van Don Bos-
co, aan de paus een bewijs te geven van de warme genegenheid die het Orato-
rio van Valdocco hem toedroeg alsook van het medeleven in zijn verdriet over
de opstandigheid, de ongodsdienstigheid, de zedeloosheid en de vervolging
van de geestelijkheid, die alle officieel hun intrede in de Romagna gedaan
hadden. Daarom schreef hij op 9 november uit naam van zichzelf en van zijn
jongens een eerbiedige brief aan Paus Pius IX, waarin hij Hem de gevoelens
van medeleven tot uitdrukking bracht met de gebeurtenissen die al voorgeval-
len waren en die nog zouden voorvallen tot schade van de godsdienst en van
de Heilige Stoel. Tegelijkertijd zette hij uiteen hoe in Turijn door welwil-
lende mensen alles in het werk gesteld werd om een dam op te werpen tegen
het kwaad dat van alle kanten kwam opzetten. Hij besloot met de belofte uit
te spreken dat zijn leerlingen steeds weer tot de troon der genade zouden
gaan om in zoveel benauwenissen goddelijke hulp voor hem te verkrijgen.
Don Bosco liet de brief door al zijn jongens ondertekenen en gaf hem
mee aan een vertrouwde persoon.
In die dagen, zo verzekert Don Ruffino, scheen Don Bosco echter heel
erg in gedachten verzonken te zijn. Hij had hem verteld dat hij in een droom
iemand van een rijzige gestalte had gezien die, langs de straten van Turijn
dwalend, af en toe een der burgers van de stad met twee vingers op het ge-
zicht tikte. De aangeraakten werden zwart en vielen dood neer. Was dat mis-
schien een dodelijke epidemie?
Intussen bleef de goede vader iedere avond een korte toespraak hou-
den tot de communiteit. Een oude vriend van ons uit die tijd vertelde ons
het volgende:
"Een van de eerste van zijn toespraakjes die ik hoorde (1859) ging
over het veelvuldige gebruik van de sacramenten. Dat ging nog niet zo erg
goed onder de jongens die pas van huis gekomen waren. Hij vertelde een

23 Pages 221-230

▲back to top

23.1 Page 221

▲back to top
- VI/221-
droom. Het was hem voorgekomen alsof hij zich in de buurt van de poort van
het Oratorio bevond en toekeek terwijl de jongens van huis terugkeerden. Hij
zag in welke staat elk van hen zich bevond. Toen kwam er plots een man de
speelplaats op die een kistje droeg. Hij begaf zich te midden van de jon-
gens. Het was het vastgestelde uur om te gaan biechten en die man maakte
toen het kistje open, haalde er een marmotje uit en liet het dansen. En in
plaats van de kerk binnen te gaan, kwamen de jongens in een kring om hem
heen staan en lachten en gierden om zijn dolle fratsen. De man had zich met
het marmotje langzaam in dat gedeelte van de speelplaats teruggetrokken dat
het verst van de kerk verwijderd was. Don Bosco beschreef eerst, zonder na-
men te noemen, de gewetenstoestand van vele jongens. Daarna vertelde hij
over de krachten en de listen van de duivel om hen af te leiden en een te-
genzin op te wekken om te gaan biechten. Met dat marmotje deed hij velen uit
zijn gehoor lachen, maar het deed hen ook ernstig nadenken over de toestand
van hun ziel. Temeer daar hij later onder vier ogen aan enkelen die hem er-
om vroegen, onthulde wat zij dachten dat het niemand kon weten. En het was
de waarheid. Deze droom bracht het merendeel van de jongens ertoe heel dik-
wijls te biechten en gewoonlijk iedere week, terwijl er ook meer gecommuni-
ceerd werd.
"Ik herinner me ook dat toen Don Bosco eens sprak over de lichame-
lijke gezondheid en over het belang, geschikte middelen te gebruiken om die
niet te verwoesten, de seminarist Giuseppe Bongiovanni het woord vroeg en
toen de volgende vraag stelde: "Wat moet men doen om een goede gezondheid te
bewaren en lang te leven?" - Don Bosco antwoordde hem door het woord tot de
jongens te richten: "Ik zal jullie een geheim verklappen, of een recept ge-
ven, dat kan dienen als antwoord op de vraag van onze seminarist Bongiovan-
ni en dat voor jullie allemaal van nut zal zijn. Om de gezondheid te bewa-
ren en lang te leven moet men: l. - een zuiver geweten hebben, dat wil zeg-
gen, zich 's avonds ter ruste begeven zonder vrees voor de eeuwigheid;
2. - sober eten; 3. - een werkzaam leven leiden; 4. - goed gezelschap opzoe-
ken, ofwel verdorven mensen mijden. - In het kort lichtte hij deze vier
punten toe."
Het was dus het woord van Don Bosco dat op een wijze manier het huis
bestuurde. Een zekere Giuseppe Zerega, een Liguriër, werkzaam in het arse-
naal van Turijn, kwam in 1859 dikwijls in het Oratorio, waar hij als een
gewaardeerde vriend begroet werd. Hij verwonderde zich over het gemak waar-
mee Don Bosco zoveel jongens leiding gaf. Hij was een eenvoudige man, maar
een bekwame werktuigkundige en dacht eraan zich met de jonge vakarbeiders
bezig te houden. Toen werd hij echter overgeplaatst naar Genua. Hij verlang-
de naar de geestelijke staat en stierf inderdaad als pastoor met vele ver-
diensten. Daarom vroeg hij op zekere dag aan Don Bosco wat de noodzakelijke
gaven waren voor een directeur om een college of hospitium goed te kunnen
leiden. Don Bosco antwoordde hem: "Het is noodzakelijk dat een directeur
volledige invloed heeft op zijn jongens, en om die te verkrijgen is het no-
dig: 1. - dat hij voor een heilige gehouden wordt; 2. - dat hij de reputa-
tie heeft geleerd te zijn op ieder gebied van de wetenschap, vooral ten
aanzien van de dingen die de leerlingen interesseren. Wanneer hem iets ge-
vraagd wordt en hij geen antwoord weet te geven, dan moet hij tot de jongen

23.2 Page 222

▲back to top
- VI/222 -
zeggen: "Ik heb nu geen tijd, ik zal het je morgen wel vertellen." Hij moet
geduldig zijn en zijn kennis zo hoog opvoeren dat hij nauwkeurig weet te
antwoorden; 3. - dat de jongens weten dat hij van hen houdt.
De wonderbare macht van Don Bosco lag hierin: hij had de harten van
zijn jongens in de hand. Met een woord van hem verwekte hij bij hen de
grootste blijdschap, op dezelfde manier als waarop hij met slechts een
zweem van een verwijt van zijn kant, hen in de diepste droefheid dompelde.
Van de vele feiten die ons daarvan bekend zijn, beperken we ons tot het
vermelden van enkele.
Daar de jongens de verstrooiing van de vakantie nog in het lijf voel-
den, sloegen ze er op zekere avond geen acht op na de avondgebeden stilte te
bewaren zodra het teken daartoe gegeven was. Don Bosco stond op de katheder
en na een paar minuten wachten, riep hij opeens heel rustig uit: "Maar,
weten jullie niet dat ik niet tevreden over jullie ben?" En hij stuurde hen
naar bed zonder hun toe te staan hem de hand te kussen. Dat was de ergste en
meest gevreesde, want de gevoeligste straf, die hij zijn zonen kon opleggen.
Een andere was niet nodig, want van die gedenkwaardige dag af hoefde Don
Bosco slechts te verschijnen of men kon zelfs een vlieg horen zoemen: het
belletje, dat tot dan toe heel wat te doen gehad had te midden van zoveel
lawaai, werd feitelijk overbodig, daar men beefde alleen al bij de gedachte
dié straf nogmaals te moeten ondergaan.
Toen hij een gedicht nodig had voor de naamdag van een weldoenster,
droeg hij een van zijn leerlingen op enkele verzen samen te stellen. Maar
's avonds had deze echter zijn taak nog niet vervuld. Daar hij echter niet
naar bed wilde gaan, zonder Don Bosco eerst de hand te kussen, hoopte hij
dat deze de opdracht die hij hem gegeven had vergeten zou zijn. Hoewel een
beetje benauwd, ging hij toch ongedwongen naar voren om de dienaar Gods
goedenacht te wensen, die echter, toen hij hem nauwelijks gezien had, hem
de vraag stelde: "En het gedicht?"
"Maar...."
"Dan weet ik een volgende keer tot wie ik me te wenden heb." De ar-
me jongen was er zo van ontdaan, dat Don Bosco zijn best moest doen om die
smartelijke indruk te laten verdwijnen.
Dat deed hij gewoonlijk als hij merkte dat iemand te zeer onder de
indruk kwam van een ietwat ernstige vermaning. Hij gaf hem een teken van
genegenheid om zodoende ieder spoor van bitterheid weg te nemen.
Een ander voorval van een heel andere aard leidt ons tot dezelfde
conclusie. Daar hij wist hoe echt nodig het was, gaf Don Bosco opdracht dat
op vastendagen 's morgens aan enkele seminaristen koffie met melk gegeven
zou worden. De kok die een zonderlinge man was, vol kleine menselijke zwak-
heden, maakte zulke kleine kopjes koffie klaar en zo weinig melk dat er niet

23.3 Page 223

▲back to top
- VI/223 -
er niet genoeg voor allen was. De seminaristen vroegen hem toen hun vol-
doende melk te geven, maar hij antwoordde kortaf dat ze niets meer zou-
den krijgen. Ze wendden zich toen tot degene die de econoom vertegen-
woordigde en hoewel ze hem erop wezen dat het een gunst van Don Bosco
zelf betrof, zei deze dat het dan om een nieuwigheid ging en dat hem van een
dergelijke opdracht niets bekend was. Toen besloten zij zich tot Don Bos-
co te wenden. Drie van hen begaven zich naar boven naar zijn kamer. Twee
bleven er buiten maar zo dat ze alles konden horen, terwijl er een
naar binnenging om de klacht van allen uiteen te zetten. Hij bedierf
echter alles, doordat hij op onvoorzichtige wijze en met de bedoeling
de woorden te herhalen die hij tot de kok gericht had de uiteenzetting
van zijn klacht besloot met te z egg en: "Want u we et t oc h wel, Don
Bosco, dat we in ons huis toch nog wel wat polenta hebben!" - Toen de
twee die buiten stonden deze uitval hoorden, maakten ze dat ze wegkwa-
men. Don Bosco, diep gekwetst, bleef smartelijk getroffen staan en
vestigde zijn blik op de ander en zei geen woord. Toen haastte deze
stakkerd zich te verontschuldigen en te verdwijnen. Dikwijls kon een
enkele zachtaardige en welwillende blik van Don Bosco ongeduld en
plotselinge of begrijpelijke heftigheid tot bedaren brengen, daar
hij de kunst verstond iets te verdragen en te vergeten! Daarom ver-
m i n d e r d e d e g e n e g e n h e i d v a n s o m s v e r b i t t e r d e z i e l e n g e e n o g e n blik voor
hem.
Het is alsof de Ecclesiasticus in hoofdstuk XXII voor hen ge-
schreven had: "Wie een oog kwetst doet er de tranen uitvloeien, en wie
een hart kwetst, wekt de gevoeligheid op... Al hadt ge tegen uw vriend
ook het zwaard getrokken, wanhoop niet; het is nog goed te maken. Al
hadt ge tegen uw vriend uw mond geopend, vrees niet, er kan nog verzoe-
ning volgen. Maar krenking, trotse behandeling, verraad van geheimen en
valse beschuldiging, jaagt alle vrienden op de vlucht."
Don Bosco draalde niet de kok opdracht te geven zonder belache-
lijke zuinigheid de gegeven opdracht uit te voeren. Hij was steeds een
steun voor zijn seminaristen, die hij als zijn zonen had aangenomen.
Zijn gemoed was zo liefdevol dat het hem onmogelijk was, iets te weige-
ren wanneer hem een of andere gunst gevraagd werd. Daar hij niettemin
misbruiken vreesde, die hij ongewenst vond en die bij de verdeling van
levensmiddelen mogelijk waren, verwees hij hen steeds naar de prefect.
Dan viel het gemakkelijker iets toe te staan, doch onrechtstreeks. Maar
als een verzoek gerechtvaardigd was wist hij het te voorkomen. Als hij
in de refter een van zijn beminde zonen zag die de gewone maaltijd niet
kon verdragen, gebeurde het dikwijls dat hij de prefect zachtjes vroeg
de betreffende iets anders te geven. Zo deed Don Bosco in verscheidene
andere gevallen van dien aard, en zowel de seminaristen als de jongens
waren onder de indruk van die tekenen van buitengewone goedheid.
"Men zag", zo schreef kanunnik Ballesio, "dat Don Bosco, in heel
zijn optreden tegenover ons, slechts één gedachte en wens had, en wel
de eer van God en ons moreel, godsdienstig en tijdelijk welzijn. Dat
de ed hij met ernst, zachtmoedigheid en gezond verstand."

23.4 Page 224

▲back to top
- VI/224 -
In zijn houding was niets te bespeuren van heftigheid of zwakheid.
Het was alsof hij niet kwaad kon worden. Zodra hij maar even een grein-
tje toorn voelde opkomen, remde hij dat terstond af, en met enige in-
spanning kon hij glimlachend zijn gemoed rustig houden. Tegelijkertijd
echter, en ook dat was liefde, legde hij gewoonlijk krachtdadigheid en
vastberadenheid aan de dag bij het uitvoeren van de deugd van rechtvaar-
digheid, met handhaving van de eisen van tucht en moraal. Men zou het
karakter van Don Bosco in een verkeerd licht stellen als men het anders zei.
Mgr. Cagliero schreef ons: "Gedurende mijn seminarietijd was een
eenvoudige en onschuldige jongen, die mij behulpzaam was in de sacris-
tie, het slachtoffer geworden van het slechte gedrag van een volwasse-
ne. Nauwelijks kwam Don Bosco het te weten, of hij werd er uiterst smar-
telijk door getroffen. Geheel van streek barstte hij in mijn tegen-
woordigheid in tranen uit. Daarna werd alles gedaan om de misleide
onschuld met vaderlijke zachtmoedigheid te herstellen; maar even krach-
tig zorgde hij ervoor dat de schuldige onmiddellijk uit het Oratorio verwij-
derd werd."
Hoe zachtmoedig Don Bosco steeds was, gebrek aan discipline liet
hij niet gemakkelijk voorbijgaan. De seminarist Marcello kwam in de
maand mei, hoewel hij assistent was, nooit op tijd voor de geestelijke
lezing en de zegen, die iedere avond plaatsvonden. Voor deze en andere
onoplettendheden had Don Bosco niet nagelaten hem te waarschuwen.
De seminarist moest iedere zondag naar het Oratorio van Vanchi-
glia gaan, maar nam dan iemand uit het huis met zich mee, tegen de wil
van de oversten. Hij werd gewaarschuwd, doch zonder resultaat.
Op een zondagmorgen, toen hij aanwezig moest zijn bij - ik weet
niet welke plechtigheid in Vanchiglia - nam hij zonder dat Don Bosco of
Don Alasonatti het wisten, verscheidene jongens mee naar de plechtig-
heid. Don Bosco wenste een einde te maken aan een dergelijke ongeregeld-
heid, die allen bekend was, en een slecht voorbeeld uit de weg te rui-
men dat gemakkelijk navolging zou kunnen vinden.
's Avonds begon hij dus na het avondgebed in aanwezigheid van de
hele communiteit te spreken over de ernstige ongehoorzaamheid van de-
gene die de jongens mee buiten het huis genomen had zonder daar verlof
voor te hebben. Daarna voortgaande in het Piëmontees dialect - wat iets
ongebruikelijks was op dat uur - en op een beminnelijke toon, begon hij
in het openbaar vragen te stellen aan de bovenbedoelde jongens, die hij
met name noemde: "Waar ben je vanmorgen geweest?"
"In het Oratorio van Vanchiglia." "En wie heeft je daarheen
gebracht?" "De seminarist Marcello."
Op die manier stelde hij aan al de anderen dezelfde vraag die ook
hetzelfde antwoord gaven. Onder een diepe stilte klonken toen, na een korte pau-

23.5 Page 225

▲back to top
- VI/225 -
ze, langzaam de woorden: "En jij?... Marcello..." Toen deze ondervraging
afgelopen was, drukte Don Bosco met een paar korte, maar rustige woorden
zijn groot ongenoegen uit. Onder de anderen was ook Don Paolo Albera
aanwezig.
Met dezelfde kracht trad hij op wanneer hij verlangde dat zijn be-
velen gehoorzaamd werden en bij het straffen van degene die zich koppig
bleef verzetten. In het muziekkorps, dat talrijk en goed geoefend was,
bevond zich een voortreffelijke orgelspeler, die als pensiongast in het
Oratorio woonde, in Turijn veel pianolessen gaf en veel verdiende. Hij
was wel bekwaam maar had het wat hoog in zijn bovenkamer en was weinig
tot gehoorzaamheid geneigd. Met deze kameraad en bewonderde muziekmees-
ter stonden de jongens van het orkest op heel goede voet en soms gaven
zij gehoor aan bepaalde suggesties van hem die in strijd waren met de
verschuldigde gehoorzaamheid. Onder hen manifesteerde zich dan ook een
zekere geest van ongedisciplineerdheid, hoe gering ook. Het zag er ech-
ter naar uit dat een waarschuwing van Don Bosco een einde had kunnen
maken aan het ontluikende kwaad.
Don Bosco bleef echter waakzaam. Gedurende enkele jaren had hij
hun om bijzondere redenen toegelaten op de feestdag van de heilige Ce-
cilia, die op een werkdag viel, een wandeling te maken en ergens buiten,
op een plaats door hem bepaald, te gaan eten. Welnu, dit jaar verbood
hij dat uitstapje. De jonge muzikanten beklaagden er zich niet over,
maar meegetrokken door hun leider, die hun beloofde van Don Bosco verlof
te krijgen, en ook in de hoop geen straf op te lopen, maakte de helft
van hen het voornemen het Oratorio te verlaten en enkele weken voor het
feest van de heilige Cecilia een feestmaal aan te richten. Ze hadden dit
laatste besluit genomen opdat Don Bosco niet van te voren op de hoogte
zou zijn en hun voornemen niets in de weg zou leggen.
Op een der laatste dagen van oktober begaven ze zich dus naar een
herberg in de buurt. Alleen Buzzetti, die op het laatste ogenblik was
uitgenodigd, weigerde zich aan te sluiten bij de ongehoorzame troep en
ging Don Bosco ervan op de hoogte stellen. Met de grootste kalmte ver-
klaarde de dienaar Gods het muziekkorps toen voor ontbonden, terwijl hij
Buzzetti opdracht gaf al de instrumenten terug te nemen en op te slui-
ten. Hij vroeg hem ook eens na te denken over nieuwe leerlingen die hij
zou kunnen laten studeren en oefenen. De volgende morgen liet hij al de
opstandige muzikanten een voor een bij zich komen en beklaagde er zich
tegenover hen over dat ze hem dwongen streng te zijn. Vervolgens gaf hij
hun enkele goede raadgevingen en stuurde sommigen eenvoudig terug naar
hun ouders, anderen naar hun weldoeners of gaf hun een aanbeveling mee
voor een of andere patroon van een werkplaats. Een brief van Don Bosco
aan baron Feliciano Ricci te Cuneo, gedateerd 3 november 1859, vermeldt
de beweegredenen van zijn optreden.

23.6 Page 226

▲back to top
- VI/226 -
"
Zeer geachte Heer,
"
"
Met oprechte voldoening heb ik Uw geacht schrijven ontvangen
" waarin U met Uw gebruikelijke gevoelens van naastenliefde mij de
" jeugdige Rossi aanbeveelt. Deze arme jongen werd onder meer samen
" men met anderen uit dit huis in opspraak gebracht, doordat zij te-
" gen mijn verbod in een feestmaal wilden gaan aanrichten buiten
" het huis en op een plaats die niet kan worden toegelaten, namelijk
" in een verdacht eethuis. Ik liet hen roepen terwijl ze aan het
" eten waren. Na de maaltijd liet ik hen nog eens roepen, omdat het
" me te zeer aan het hart ging ernstige maatregelen te moeten nemen
" tegen een twintigtal jongens die van de goede weg afgedwaald waren.
" Slechts vier kwamen er uiteindelijk opdagen en boden hun veront-
" schuldigingen aan. De anderen toonden zich stouter. Na het eten
" gingen ze door de stad zwerven. 's Avonds gingen ze op dezelfde
" plaats het avondmaal gebruiken en laat in de avond kwamen ze half
" beschonken thuis. Onder deze laatsten bevond zich ook Rossi. Hoewel
" ik al verscheidene malen ermee gedreigd had hen uit huis te jagen
" als zij zich halsstarrig bleven tonen, ben ik daar thans tot mijn
" groot verdriet moeten toe overgaan. Niettemin zal ik Rossi, inge-
" volge Uw brief, nog enkele dagen hier in huis houden en zien of ik
" erin slaag hem, naar ik hoop, ergens anders onder te brengen. Wat
" de andere jongen betreft over wie U me spreekt, daar zullen we het
" mondeling over hebben of ik zal U een andere keer over hem schrij-
" ven, als het grote aantal jongens die komen of thans in dit huis
" verblijven op hun plaats zijn.
"
Ik dank U nog van ganser harte voor de edelmoedige aalmoes
" die U dit huis schonk en geef U de verzekering dat ik niet zal nalaten
" de Heer te bidden, dat Hij U en Uw gezin moge zegenen, terwijl
" ik met de meeste hoogachting verblijf,
"
Uw dienstwillige dienaar,
"
Bosco Giovanni, pr.
Een van die jongens kreeg vergiffenis. Hij was erg handig in de
keuken, als barbier en als wasbaas, het factotum kortom voor het toneel,
voor feestelijkheden en voor iedere handenarbeid.
Op de avond van die dag, nadat Don Bosco tot de jongens gesproken
had, zei de seminarist Rua tot Don Bosco: "Mijnheer Bosco, als het mij
wordt toegestaan, zou ik graag een zaak willen bepleiten die me ter har-
te gaat."
"En wat is dat?"
"De jongen Pietro E... is uit het huis weggezonden. De straf is g er ec ht -
vaardigd opgelegd aan degenen die niet willen gehoorzamen. Maar deze
arme jongen, die door zijn jonge leeftijd geen ervaring heeft, heeft
zich laten bedriegen door zijn kameraden. Ze hadden hem de verzekering
gegeven dat zij uw toestemming gekregen hadden. Hij heeft uw verbod dus niet uit

23.7 Page 227

▲back to top
- VI/227 -
boosaardigheid overtreden. Daarom vraag ik in zijn naam vergiffenis en
zou om genade voor hem willen verzoeken." - De jongen zat met gebogen
hoofd helemaal onthutst temidden van zijn kameraden.
D o n B o s c o a n t w o o r d d e : "E . . . h a d d e b e w e r i n g e n v a n z i j n k a m e r a -
den niet moeten geloven... Hij had mijn duidelijk gegeven bevel begre-
pen... Hij wist dat ik niet gewoon ben van bedoeling te veranderen... De
aangevoerde reden is niet voldoende om hem te verontschuldigen. Niette-
min, omdat jij het bent die voor hem in de bres springt, zal ik hem nog
niet naar zijn vader terugzenden... we zullen hem nog een poosje hier
houden op proef... dan zullen we zien!"
Intussen richtte Don Bosco zich tot de Minister van Oorlog, ge-
neraal La Marmora, om kleren voor zijn jongens. Ze werden hem toegezegd.
We weten echter niet in welke omvang.
"
Zeer geachte Heer Minister,
"
"
Eerbiedig vestig ik de aandacht van Uwe Excellentie erop dat ik
" mij, ten behoeve van een aantal van meer dan honderd jongens die
" in het Oratorio van de H. Franciscus van Sales opgenomen zijn,
" evenals ten bate van een aantal van meer dan vijftienhonderd
" jongens, die de jongensoratoria van Valdocco, van Portanuova en
" van Vanchiglia bezoeken, steeds tot het Ministerie van Oorlog
" heb gewend ten einde bij wijze van subsidie enkele kledingstuk-
" ken te krijgen die, hetzij door hun model of doordat zij te veel
" versleten zijn, verder niet kunnen dienen voor de koninklijke
" troepen. Dit verzoek is steeds gunstig ontvangen en het Ministerie
" is altijd zo welwillend geweest mij daarin te helpen. Daar de ge-
" ringe inkomsten van dit jaar mij in een veel neteliger positie
" gebracht hebben dan in de afgelopen jaren het geval was, bevind
" ik me in de noodzakelijkheid mij tot Uwe Excellentie te wenden en
" U te vragen de ongelukkige situatie van deze arme en verlaten
" jongens in over-weging te willen nemen, en hun die kledingstukken
" te verstrekken om zich in het komende winterseizoen tegen de kou
" te kunnen beschermen, zodat zij hun werk kunnen blijven verrich-
" ten en met een of ander eerzaam vak hun brood verdienen.
"
Ik merk hier enkel op dat, gezien de volslagen armoede van
" deze jongens, iedere soort van kleding met de grootste dankbaarheid zal
" aanvaard worden, hetzij schoenen, tunieken, hemden, onderbroe-
" ken,lakens, dekens, broeken en hoe versleten of versteld ze
" ook mogen zijn. Ook stukken van dekens zijn welkom, daar zij bij
" ons verwerkt worden en dienstig kunnen zijn om in onze behoeften
" te voorzien.
"
Vertrouwend op Uw goedheid, verblijf ik, met gevoelens van
" de grootste en oprechtste dankbaarheid, ook uit naam van de ge-
" noemde jongens,
"
Uw onderdanige,
"
Bosco Giovanni, pr.

23.8 Page 228

▲back to top
- VI/228 -
HOOFDSTUK
XXIII
DE WET CASATI - EEN GENEZING DOOR BEMIDDELING VAN
DOMENICO SAVIO VERKREGEN - NOVEEN TOT DE ONBEVLEKTE
ONTVANGENIS - AVONDPREEKJES VAN DON BOSCO: AANKONDIGING
VAN DE NOVEEN - GOEDE RAAD GEVEN AAN DE KAMERADEN - BEZOEK
AAN HET HEILIG SACRAMENT - VERTROUWEN IN DE OVERSTEN - ERNST
BIJ HET BIECHTEN - GEDENKWAARDIGE VERMANING VAN D O N B O S C O .
De artikels van een schoolwetgeving die nooit werden afgeschaft,
legden aan de opvoedingsinstituten die door kloostercongregaties be-
stuurd werden, de verplichting op de programma's van de Regering te vol-
gen, ten aanzien van de examens, het schoolgeld, de bekwaamheid van de
leraren en van de inspecties door de koninklijke inspecteurs op de stu-
dies. De scholen van Don Bosco waren tot dan toe, althans officieel, nog
niet in die categorie opgenomen. Inspecteur, prof. Muratori, had nog op
geen enkele wijze zijn gezag laten gelden. De gedachten van de dienaar
Gods hielden echter rekening met een toekomst die niet bepaald rooskleu-
rig zou zijn. En plots straalde er een lichte hoop voor degenen die zich
aan de christelijke opvoeding en de onderrichting van de jeugd wijdden.
Op 13 november 1859 toonde de Regering door de afkondiging van de
wet-Casati, die daarna de organieke wet voor het openbaar onderwijs
in heel het koninkrijk Italië werd, dat zij zich beslist op de weg
van vrijheid van onderwijs wilde begeven. Er was, behalve het openbaar
onderwijs, een eervolle plaats ingeruimd voor het privé-onderricht.
Artikel 3 bepaalde heel duidelijk, dat de minister weliswaar het open-
baar onderwils beheerde, dat hij, voor wat het privé-onderwijs aanging
daar alleen het toezicht op had ten behoeve van het handhaven der moraal
en hygiëne der staatsinstellingen en de openbare orde, wat op zichzelf al
een groot voorrecht van vrijheid betekende, daar het een aanzienlijk
aantal jongens die in opvoedingstehuizen verbleven en studeerden aan het
staatsmonopolie onttrok. De wet-Casati ging echter nog verder op die
grote en prachtige weg van de vrijheid. In de artikelen 251 en 252
immers ontsloeg zij zowel het middelbaar onderwijs dat door een vader
in het gezin gegeven werd, als het onderricht van verscheidene huis-
vaders daarbuiten, van iedere bindende inspectie van staatszijde. Wat
het lager onderwijs betreft, liet zij in artikel 326 aan de vaders en
aan degenen die hun plaats zouden innemen, de bevoegdheid om voor het onder-

23.9 Page 229

▲back to top
- VI/229 -
wijs van hun kinderen van beiderlei geslacht te zorgen, op de manier die zijzelf
het beste zouden vinden. Met het openbare en kosteloze lagere onderwijs be-
lastte zij de gemeenten in verhouding tot hun vermogen en volgens de
behoeften van hun inwoners, zoals letterlijk gezegd wordt in artikel 147.
Wat de algemene tendens van al deze beschikkingen was, bleek wel
heel duidelijk: het was de vrijheid van onderwijs. Minister Casati
merkte in zijn rapport aan de Koning dan ook in duidelijke termen op,
dat hij het beginsel van de vrijheid van onderwijs gekozen had als het
meest rechtvaardige, het meest in overeenstemming met de moderne
beschavingseisen en het meest de algemene waardering genietend van de
openbare mening. Met de verontschuldiging dat hij nog niet in staat was
ze geheel in toepassing te brengen, gaf hij duidelijk te kennen dat hij
steeds op deze weg zou blijven voortgaan, en de ijzeren mazen van het
monopolistisch net steeds groter zou maken ten gunste van de vrijheid.
Ten aanzien van de godsdienst, stelde hij in artikel 315, stuk V,
hoofdstuk I, met een definitie van de materie voor het lager onderwijs van de
lagere en de hogere graad, op de eerste plaats het godsdienstonderwijs
vast. In art. 317 legde de wet de gemeenten vervolgens de verplichting
op gratis voor een dergelijk onderricht te zorgen naar de mate van hun
draagkracht en volgens de behoeften der inwoners. Het was daardoor dui-
delijk, dat de gemeenten over het algemeen, krachtens de wet-Casati, ver-
plicht waren ervoor te zorgen dat er op de lagere scholen gods-dienst-
onderwijs zou gegeven worden. En ook stond het vast dat dit onderwijs
in de scholen zelf moest gegeven worden, in overeenstemming met de dioce-
sane catechismus, goedgekeurd door de bisschop, daar in artikel 1 van de
grondwet de katholieke godsdienst tot staatsgodsdienst was verklaard.
Bovendien was in art. 28 van dezelfde grondwet aan de bisschoppen het
uitsluitende recht en de bevoegdheid voorbehouden tot het toelaten of
verbieden van het drukken van catechismussen en andere godsdienstige
boeken. Dat was een volkomen logische, wettelijke en in zichzelf onverbreekba-
re gevolgtrekking.
Art. 325 bepaalde dat op het einde van elk semester een openbaar
examen zou worden afgenomen in godsdienstkennis, zoals ook voor de an-
dere vakken. De pastoor zou daarbij als examinator optreden.
In de artikelen 326 en 327 werd vastgesteld dat ouders, voogden en toe-
zichthouders verplicht waren de kinderen het onderricht te verschaffen
dat op de lagere scholen van de laagste graad verstrekt werd, en hals-
starrige weigeraars werden met wettelijke straffen bedreigd.
Om ieder voorwendsel tot inbreuk op en ontduiking van de wet weg
te nemen, ontsloeg art. 374 die leerlingen van de verplichting de gods-
dienstlessen te volgen en de daartoe behorende oefeningen bij te wonen,
van wie ouders verklaard hadden zelf zorg te zullen dragen voor hun godsdien-
stige opvoeding. Daarmee werd de vrijheid van de weinige niet-katholieke
families gewaarborgd.

23.10 Page 230

▲back to top
- VI/230 -
Later schreef art. 2 van een reglement van 15 september 1860
betreffende de toepassingen van de wet-Casati op het lager onderwijs
voor, dat het catechismusonderwijs gegeven behoorde te worden volgens
de verschillende diocesen van het Rijk. Tevens werd bepaald onder op-
dracht aan de Provinciale Staten en andere om voor de verspreiding van
de catechismus voor de verschillende klassen te zorgen, "dat binnen het
tijdsbestek van twee of drie jaar de kinderen de gelegenheid moest ge-
geven worden om de belangrijkste gedeelten van de christelijke leer
behoorlijk te bestuderen en te leren."
Deze wet beloofde veel goeds, maar het duurde niet lang, of
schrijvers, journalisten en staatslieden, bezield door sektarische en
antigodsdienstige hartstochten, begonnen er een voortdurende en ver-
bitterde strijd tegen te ontketenen. Ze werd bitter gelaakt, afgekeurd
en bespot als ouderwetse rommel die niet meer in overeenstemming was
met de ideeën en behoeften van het nieuwe openbaar onderwijs. Wat er
vooral in verworpen werd, was de gerechtvaardigde vrijheid die aan het
privé-onderwijs, dat doorgaans katholiek was, werd gelaten. De opvol-
gers van Casati deden dan ook niets anders dan de weg terug inslaan,
en met ministeriële besluiten en onrechtvaardige methoden, soms ook op
brutale wijze, al de vrijheden één voor één terug te nemen die door de
wet toegestaan waren. Dat was voor de ontelbare ministers, die bijna
allen vrijmetselaars waren, nog niet genoeg. Als razende honden be-
stormden ze de ministeriële bureaus van openbaar onderwijs. Met huichel-
achtige motieven ontketenden zij een hevige strijd tegen middelbaar,
privé of huisonderricht. Die onderwijsvormen waren meestal katholiek en
onder leiding van priesters of kloosterlingen. Ze deden alsof ze de wet-
telijke rechten ongerept wilden bewaren maar intussen ontnamen ze met
nieuwe administratieve spitsvondigheden, handigheden of tirannieke stre-
ken alle steun en levensmogelijkheid aan dat onderwijs.
Vooral hadden ze een verschrikkelijke afkeer van de gunstige
beschikkingen voor het godsdienstonderwijs. Wie de handelingen van het
parlement nog eens zou herlezen, zou met afschuw vervuld worden door
zoveel vreselijke verwensingen die achtenswaardige heren uitgebraakt
hebben tegen de catechismus en de bijbel, onder het bravo- en evviva-
geroep van de linkerzijde.
Door al die stormen heen echter bleef de wet-Casati de organieke
en constitutionele wet op het onderwijs, daar noch het parlement, noch
de ministers ooit de moed opbrachten om er een andere voor in de plaats
te ontwerpen. Ze veroordeelden haar wel honderdmaal ter dood, maar
durfden het vonnis nooit uitvoeren en de beschikkingen ten aanzien van het ca-
techismusonderwijs afschaffen.
We hebben hier melding gemaakt van enkele aspecten van de wet-
Casati en van de manier waarop er afbreuk aan gedaan werd door degenen
die haar hadden moeten eerbiedigen en doen naleven.

24 Pages 231-240

▲back to top

24.1 Page 231

▲back to top
- VI/231 -
Doch hoe de bepalingen van de wetten ook mochten zijn, Don Bos-
co was zeker van de bescherming van Onze-Lieve-Vrouw en van de bemidde-
ling van Domenico Savio, van welker invloed hij in die dagen een tref-
fend bewijs kreeg.
Sinds anderhalf jaar werd Eduardo Donato, een leerling van het
Oratorio, zo erg door pijn in de ogen gekweld, dat hij in maart 1859
gedwongen was de studies op te geven. De lucht van zijn geboortedorp,
tal van medicijnen, aderlatingen, trekpleisters achter de oren, advie-
zen van de beste medische specialisten leverden niets op. Hij zat de
hele dag in een donkere kamer. Toen hij op het einde van oktober
enige verbetering meende te bespeuren, wilde hij naar Valdocco te-
rugkeren, maar de kwaal werd weer even erg als vroeger. De jongen
kwam dikwijls bij Don Bosco, die hem dan troostte met woorden waarvan
hij wist dat ze tot het tijdelijk en geestelijk welzijn van de jongen
zouden strekken. Hij sprak hem ook moed in en verzocht hem geduld te
hebben, want hij stelde een nabije genezing in het vooruitzicht. Op een
van die avonden, terwijl al de andere kameraden van hem in hun eigen
klassen leerden zingen, zat hij bedroefd, met het gezicht in zijn han-
den in de refter van de oversten, leunend op de tafel waar Don Bosco
het avondmaal zat te gebruiken. De dienaar Gods stond op toen hij
klaar was, ging stilletjes naar de jongen toe en terwijl hij hem op de
schouder tikte, zei hij tot hem: "Waarom zouden we je niet eens van die
kwaal afhelpen? Ik zou graag zien dat er een eind aan kwam. Ik zou
willen voorstellen dat we Domenico Savio eens bij zijn kuif nemen en
hem niet meer loslaten voordat hij van God je genezing voor ons ver-
kregen heeft." - Bij die woorden keek de jongen hem gespannen aan en
zweeg. Don Bosco vervolgde: "Jawel, je moet alle dagen van deze noveen
- het was de avond van de eerste dag waarop de noveen ter ere van de
Onbevlekte Ontvangenis begon - tot Domenico Savio bidden, om te ver-
krijgen dat hij voor je bemiddelt en die genade voor je verkrijgt.
Zorg dat je iedere morgen te communie kunt gaan. Voor je gaat slapen
zeg je dan 's avonds eerst: "Domenico Savio, bid voor mij!" En voeg daar
"een weesge gr o et aan t oe ." - Do na to be lo of de s ti pt te z ul le n do en w at
he m ge z eg d wa s en Don Bosco a nt wo or dde: "Go ed ! Je do et wat ik j e he b
aangeraden en ik zal je iedere dag gedenken in de heilige Mis. En deze
keer laten we Domenico Savio niet meer los voordat je genezen bent."
Dezelfde dag dat Donato met zijn noveen begon, voelde hij al een
beetje verlichting van zijn kwaal en hij ging door met nog grotere ijver
zijn devotie te verrichten. Na enkele dagen waren zijn ogen volkomen
genezen en de kwaal keerde nooit meer terug.
Terwijl voor Don Bosco deze verblijdende gebeurtenis plaatsvond,
nodigde hij zijn leerlingen uit om de noveen te houden ter ere van de
Onbevlekte Maagd. Er waren geen oefeningen in de kerk, maar ieder zorg-
de er voor iets te doen ter ere van Onze-Lieve-Vrouw zoals zijn eigen
devotie hem dat ingaf. Don Bosco gaf iedere avond een spreuk en hield
het gebruikelijke preekje. Vijf daarvan zijn bewaard gebleven door Don
Bonetti en die geven we hier weer met de datum van de dag waarop de die-
naar Gods ze uitsprak.

24.2 Page 232

▲back to top
- VI/232 -
"
29 november
"
"
Morgen nog en dan hebben we de maand achter de rug. Reeds
" is weer een maand van dit schooljaar verstreken. Wat is die gauw
" voorbijgegaan! Welnu, even snel gaan de andere maanden voorbij.
" Maar telkens als we zo een maand beleven, moeten we ervoor zorgen
" dat elk van ons tot zichzelf kan zeggen: "Alweer een maand waar-
" over ik rekenschap moet afleggen voor God. Maar wat mij betreft,
" ik heb alles gedaan wat ik kon en mijn geweten verwijt me niet
" dat ik tijd verspild heb." - Op school hebben jullie nu al kunnen
" laten zien wat jullie kunnen. Jullie weten nu al een en ander,
" en ook beseffen jullie wat er nog te leren rest. Jullie weten al wie
" van jullie verder gevorderd, en wie wat achterop is met dezelfde
" studie, en wat eraan ontbreekt om de eerste van de klas te zijn.
" Laat iedereen dus zijn goede wil tonen, temeer nu we de noveen
" ter ere van Maria Onbevlekt Ontvangen beginnen. Zij is onze moe-
" der, en zij houdt oneindig veel meer van ons dan alle harten van
" alle aardse moeders samen van ons zouden kunnen houden. Zij houdt
" zielsveel van alle christenen, maar voor de jongens van het Ora-
" torio heeft zij steeds een bijzondere genegenheid getoond. Er zijn
" duizende dingen, waaronder ook buitengewone feiten, die dit aan-
" tonen. Hoe het ook zij, het staat vast dat zij een bijzondere ge-
" negenheid heeft voor al degenen die haar vereren. Ego diligentes me
" diligo. Toon dus door een goed gedrag dat jullie haar waardige kinderen
" zijn,en stel je bij de studie onder haar bescherming. Zorg er
" daarom voor deze noveen goed te doen. En op welke manier, zullen
" jullie zeggen, kunnen we Maria in deze dagen zodanig vereren dat
" we haar bescherming daardoor verdienen? Ik zal jullie niet het veelvuldig
" gebruik van de sacramenten aanraden. Don Bosco verlangt niets lie-
" ver dan dat. Maar twee dingen in het bijzonder wil ik jullie
" voorstellen om Maria te eren: 1. dat iedereen besluit deze noveen
" naar best vermogen goed te volgen; 2. een ruiker samen te stellen
" van bloemen die later op haar feestdag aan Maria aangeboden wordt.
" En hoe moet die samengesteld worden? Door iedere dag een bloem te
" plukken. En waar moet die geplukt worden nu er geen bloemen op het
" veld staan? In het hart. En waaruit moet die bloem bestaan? Uit
" een kleine deugdbeoefening, iedere dag ter ere van Maria. Zorgen
" jullie iedere dag voor die bloem, zodat er op de dag van het grote
" feest zoveel ruikers zullen zijn als jullie aantal groot is, en
" dat er in elke ruiker geen enkele bloem ontbreekt. Dan kunnen jul-
" lie ervan verzekerd zijn dat jullie gave aan Maria heel welkom zal zijn.
"
"
30 november
"
"
De geestelijke bloem voor morgen zal zijn: ik zal een kameraad
" van me een goede raad geven. Er zijn veel gelegenheden om deze
" daad van naastenliefde te verrichten. Als een nalatig iemand, een
" mopperaar, of eentje die wat erg los in de mond is, of erg ruw,
" eens iemand naast zich had die hem eens een goed woordje toevoegt,

24.3 Page 233

▲back to top
- VI/233 -
" hoeveel kwaad zou er dan niet voorkomen worden. Iemand de raad te
" geven naar de kerk te gaan, te gaan biechten, iets goeds te lezen,
" telkens is het beginsel daarvan de eeuwige zaligheid van een jon-
" gen! En wie een goede raad krijgt moet daar wel dankbaar voor zijn
" en hem goed aannemen. Een goede raad krijgt men niet altijd en we moeten
" ons gelukkig prijzen wanneer we hem kunnen krijgen. Als een van
" ju ll ie e r mij een z ou geven, da n zou mij d at e en g r oo t ge no egen
" doen en ik zou hem beloven er eeuwig dankbaar voor te blijven.
"
Ondertussen zal ik er jullie ook een geven. Ik zal er een geven
" in het algemeen en een aan elk afzonderlijk. In het algemeen zeg
" ik dit: Ad quid venisti? Toen de heilige Bernardus zijn ouder-
" lijk huis verlaten had om zich terug te trekken in een klooster
" en daar een heilig leven te gaan leiden, schreef hij op alle
" plaatse n die hij mo es t vo or bijkome n: Ad quid venisti? Deze gedachte
" was voor hem een voortdurende geruststelling op de ogenblikken van
" ontmoedigi ng o f b ekoring: ik ben gekomen om me naar de hemel te bege-
" ven; vooruit dus! Dat is dus mijn raadgeving. Schrijf in een boek-
" je van een of ander boek of schrift deze woorden: Ad quid veniste?
" En denk: Ad quid venisti in deze wereld? Om God te dienen
" en lief te hebben en om naar de hemel te gaan. Als je iets
" anders doet zul je het spoor bijster raken. Ad guid venisti in
" dit Oratorio? Ik ben er gekomen om te studeren, om voordeel te
" putten uit de kennis en uit devoties, om mijn bestemming te
" leren kennen: als ik dat niet doe is mijn tijd verloren.
"
"
1 december
"
"
De geestelijke bloem voor morgen is deze: e e n b e z o e k b r e n -
" gen aan Jezus in het heilig sacrament. Wanneer een persoon, die om
" zijn waarheidslievendheid geacht wordt, op een plein zou gaan
" staan en zeggen tegen het volk dat daar zijn tijd met praten doorbrengt:
" "Ga naar die en die heuvel en jullie zullen daar een verlaten goud-
" mijn vinden van het zuiverste goud, en jullie kunnen er zoveel van
" verzamelen als je wilt. Welnu, zou er dan ook maar één zijn, die
" schouderophalend zou zeggen dat die rijkdommen hem weinig kunnen
" schelen? Ze zouden allen lopen wat ze konden. Welnu: bevindt
" zich in het tabernakel niet de grootste schat die er in de hemel
" en op aarde kan gevonden worden? Het is helaas jammer dat blinde
" mensen deze schat niet kennen, maar het is stellig en vast dat er daar
" onmetelijke schatten te vinden zijn. De mensen zweten om aan geld te ko-
" men; welnu, in het tabernakel bevindt zich de Heer van heel de wereld.
" Wat jullie hem ook mogen vragen, als het noodzakelijk voor jullie is, zal
" Hij het geven. Wil je gezondheid? Heb je een goed geheugen nodig, een goed
" begrip van de lessen, goed resultaat bij het werk? Hebben jullie de kracht
" nodig om kwellingen te doorstaan, hulp bij het overwinnen van verleidin-
" gen? Wordt jullie familie door een ongeluk bedreigd, wordt ze getroffen
" door de ziekte, hebben jullie een of andere bijzondere genade no-
" dig? Het kleine geluk van uw huis, van wie hangt het af? Wie heerst over

24.4 Page 234

▲back to top
- VI/234 -
" de wind, de regen, de hagel, de storm en de seizoenen? Is de ab-
" solute meester over dat alles niet Onze Heer Jezus Christus? Ga dus en
" vraag en jullie zullen verkrijgen. Klop, en er zal jullie wor-
" den opengedaan. Jezus wilde jullie zijn genaden schenken en op de
" eerste plaats die welke de ziel betreffen. Een heilige zag op het
" altaar eens het kind Jezus dat zijn kleed tot een schoot samen-
" gevouwen had en een groot gewicht aan kostbare parels daarin
" droeg. Het wa s be droefd. "Waarom zo droevig, mijn Heer"? vroeg de
" heilige.
"
"Niemand komt mij de genaden vragen die ik gereed houd,
" niemand wenst ze. Ik weet niet, aan wie ik ze moet geven!"
"
"
2 december
"
"
De geestelijke bloem die ik jullie thans voorstel is van het
" grootste gewicht: zorg er voor steeds groot vertrouwen te stel-
" len in de oversten. Wij willen niet gevreesd worden, wij willen
" dat men ons genegen is en dat jullie vertrouwen in ons stellen.
" Wat is er mooier in een huis dan te weten dat de oversten het
" vertrouwen genieten van hun ondergeschikten? Dat is het enige
" middel om van het Oratorio een aards paradijs te maken, het eni-
" ge middel ook om te zorgen dat er in huis niemand ontevreden is.
" Don Bosco is hier helemaal voor jullie geestelijk en tijdelijk
" welzijn. Als de overste iets van jullie verlangt, dan zegt hij
" het jullie terstond. Zo moeten jullie ook doen als je iets van hem
" verlangt door je hart niet voor hem te sluiten; spreek erover.
" Als jullie dat doen, zal alles goed gaan en zullen jullie geluk-
" kig zijn. De een of ander meent misschien dat sommige spijzen hem
" niet goed bekomen. Dat hij niet genoeg dekens heeft op de slaapzaal?
" Dat hij zich gedurende de dag tegen de kou moet kunnen beschermen?
" Hij moet het me zeggen en ik zal ervoor zorgen aan al zijn rede-
" lijke verlangens tegemoet te komen, naargelang de soberheid van
" ons huis het me mogelijk maakt. De een of ander voelt zich mis-
" schien niet al te best? Of hij heeft moeilijkheden op school? Hij
" meent dat hem door de een of ander onrecht wordt aangedaan? Er is
" enig misverstand tussen hem en de meester of de assistent? Dan
" ben ik daar om te helpen en wees er zeker van, dat jullie ver-
" trouwelijke mededelingen alleen door mij bewaard worden en enkel tot
" jullie voordeel strekken. Maar laat er om 's hemels wi1 nooit een jon-
" gen onder jullie zijn, die zich ergens over beklaagt. In plaats van
" zich te beklagen en kritiek te oefenen, kunnen jullie beter bij
" mij komen. Wij willen dat jullie gelukkig zijn en daardoor kunnen
" er veel ongemakken voorkomen worden. Dat moge niet alleen gezegd
" zijn ten aanzien van het lichamelijke leven, maar nog veel meer
" voor geestelijke aangelegenheden. De duivel maakt het jullie soms
" lastig met neerslachtige buien. Nu eens is het de ge da ch te aan de f a-
" milie, dan weer de verwachting niet bij de oversten in de gunst
" te staan, of de vrees dat er een of andere misstap ontdekt wordt en
" dat men daarvoor gestraft zal worden, of droefheid

24.5 Page 235

▲back to top
- VI/235 -
" omdat men door zijn kameraden niet hoog genoeg geacht wordt of
" ontmoediging omdat men niet goed opschiet bij de studie. Welnu,
" willen jullie van die neerslachtigheid bevrijd worden? Kom dan
" naar mij toe en we zullen het middel wel vinden om ze te verdrij-
" ven en al les weer in orde te brengen.
"
Maar wat ik jullie bovenal aanraad is jullie niet te laten
" ontmoedigen als de duivel jullie komt plagen. Willen jullie zeker
" zijn van de overwinning? Het beste middel is de verleiding on-
" middellijk bloot te leggen voor je geestelijke leider. De duivel
" is de vriend van de duisternis, hij werkt altijd in het donker.
" Als hij ontdekt wordt is hij overwonnen. Een jongen was aan hevige
" bekoringen blootgesteld, hij deed zijn uiterste best om eraan te weer-
" staan, maar hij meende dat hij die strijd niet langer kon voort-
" zetten. Toevallig ontmoette hij zijn overste, die van zijn somber
" gezicht kon aflezen wat hem scheelde. Toen hij hem bij zich ge-
" roepen had, zei hij tot hem: "Waarom kijk je zo sip? De duivel
" heeft je zeker de oorlog verklaard?" - De jongen keek zijn over-
" ste stomverbaasd aan, zei toen wat hem op het gemoed lag: "Jawel"!
" zei hij. Toen hij dit "Jawel" gezegd had was hij van alle last
" bevrijd.
"
"
3 december
"
"
Van het vertrouwen in de oversten in het algemeen ben ik
" gisteren ertoe overgegaan tot jullie te spreken over het bijzon-
" dere vertrouwen dat jullie in de biechtvader moeten stellen.
" Vandaar dat de geestelijke bloem voor morgen zal zijn: volkomen
" absolute ernst bij het biechten. Wees niet bang om je iechtvader
" al jullie gebreken te vertellen, jullie fouten. Goed zijn bestaat
" niet in helemaal geen kwaad te doen, o, nee! Helaas verkeren we
" allen in de mogelijkheid het te bedrijven. Goed zijn berust
" hierin: in de wil, zich te beteren. Wanneer daarom een penitent een
" fout voor de biechtvader belijdt, hoe ernstig die fout ook is, zal
" de biechtvader op de wil acht slaan en geen verwondering aan de dag
" leggen. Zelfs geniet hij de grootste blijdschap die er in deze wereld
" maar te smaken valt, wanneer hij ziet dat de penitent hem dit
" heeft toevertrouwd, dat hij de duivel wil overwinnen en Gods
" genade herkrijgen, kortom, dat hij de deugd nastreeft. Niets,
" mijn beste jongens, moge jullie dat vertrouwen ontnemen. De
" schaamte niet: menselijke gebreken, dat weten jullie, zijn nu eenmaal
" menselijke gebreken. Jullie gaan immers niet biechten om mirakelen
" te vertellen! Hij zou moeten denken dat jullie niet in staat zijn
" te zondigen en jullie zouden zelf lachen over die mening. Ook de
" vrees niet dat de biechtvader het zware biechtgeheim zou kunnen
" onthullen, daar het onthullen van de geringste dagelijkse zonde
" voldoende zou zijn om hem tot de hel te veroordelen. Ook niet de
" vrees dat hij zich later zal herinneren wat jullie hem gebiecht
" hebben: buiten de biecht rust op hem de plicht er niet aan te
" denken. De Heer heeft al iedere soort van misdaden vergeven.

24.6 Page 236

▲back to top
- VI/236 -
" Hij heeft vergeven dat Judas hem verraden heeft, dat Petrus hem verloo-
" chend heeft, dat priesters tot het protestantisme zijn overge-
" gaan, maar nooit heeft hij vergeven dat een biechtvader ook maar
" het geringste verklapte van wat hij in de biechtstoel gehoord had.
" Goede moed dus, beste jongens; we zullen de duivel niet de kans
" tot lachen geven. Biecht goed, zeg alles. De een of ander zal
" vragen: "En wie in de biecht een zonde zou verzwegen hebben, hoe
" moet hij dat goedmaken?" Let op: als ik 's morgens mijn jas aan-
" trek en ik sla onder het dichtknopen een knoop over, wat doe ik dan? Ik
" knoop de hele jas weer los totdat ik aan de plaats kom waar de
" knoop overgeslagen is. Wie daarom een verzwegen zonde wil goedma-
" ken, zal alle biechten hernieuwen tot die waarin hij zijn zonden
" verzwegen heeft en dan zijn alle knopen weer op hun plaats en de
" jas zal niet bol gaan staan. De catechismus zegt het zo: van de
" laatste goede biecht tot die welke men wil spreken. Wees dapper,
" mijn kinderen! Met een woord, het gaat erom de hel te ontlopen en
" de hemel te verdienen. Het is een kwestie van een ogenblik; de
" biechtvader zal jullie helpen en jullie weten dat we jullie vrien-
" den zijn en slechts één ding verlangen: de redding van jullie ziel.
Terwijl allen in het Oratorio hun best deden om Maria te eren,
vervulde Don Bosco een verheven deel van zijn zending. Op 10 november
1859 waren in Zürich formeel de conventies van Villafranca bij Verona
gesloten, doch hij had direct begrepen dat de zaken slechts tijdelijk
in vrede geregeld waren. Alles wees er voor hem op dat de legaties
niet aan de paus zouden teruggegeven worden en dat diens erepresidium
daarover slechts huichelarij en ironie waren. Hij zag dat de paus her-
haalde malen brieven met verzoeken, raadgevingen en protest schreef aan
de keizer van Frankrijk en aan de koning van Piëmont, maar waarmee dezen
niet de minste rekening hielden. Ook gingen de geheime agenten van de
sekten door met hun samenzweringen om de steden van Umbrië en van de
Marken in opstand te brengen. Men probeerde de pauselijke soldaten die
in deze plaatsen in garnizoen lagen te verleiden, en men voerde er in
overvloed wapens, geld en revolutionaire drukwerken in. Garibaldi bevond
zich te Bologna, gereed om handelend op te treden. De liberale kranten
lasterden de regering van de kerkelijke staat en schreven onder meer,
dat zij de vrijwilligers van Rome die uit de onafhankelijkheidsoorlog
teruggekeerd waren in de gevangenis had laten werpen en beledigen. Maar
Pius IX had echter juist de meest behoeftigen onder hen op edelmoedige wijze
hulp geboden.
Het was eveneens duidelijk, dat het uiteindelijke doel van de
sektariërs was, de geestelijke macht van de paus te vernietigen en wel
duizend maal hadden ze dat al in hun boeken en dagbladen aangekon-
digd, zij het echter niet altijd openlijk. Doch de plannen die toen in
een geheime diplomatie gesmeed werden, werden enkele jaren later ten
aanschouwen van heel de wereld onthuld.
Il Diritto - "het recht" -, een dagblad van de Italiaanse democratie,

24.7 Page 237

▲back to top
- VI/237 -
waarvan de volksvertegenwoordiger Civinini hoofdredacteur was, heel be-
vriend met de loge van het Groot-Oosten van Italië, publiceerde op 11
augustus 1863 met vette letters: "Onze revolutie streeft naar de ver-
nietiging van het bolwerk der katholieke kerk; zij moet het vernietigen
en kan niet nalaten het te vernietigen, anders is ze tot mislukking
gedoemd. Nationaal besef, eenheid en politieke vrijheid zijn de middelen
tot dat doel; middelen die voor ons van nut zijn, maar ten aanzien van
de mensheid, niets anders dan middelen om het uiteindelijke doel na te
streven der volkomen vernietiging van de middeleeuwen in hun laatste
vorm, het katholicisme."
En eerder al, op 8 maart 1863, had het blad geschreven: "De dag
waarop wij Rome zullen binnentrekken, zullen we niet alleen waarlijk
Italië gemaakt hebben, maar zullen we het pausdom te gronde gericht
hebben. Wat ons betreft, is dat ons nut en onze eer, wat de wereld
betreft, is het nuttig voor allen, is het de vooruitgang van de hele mensheid."
Deze woorden waren de onomwonden slotsom van die welke baron
Bettino Ricasoli, voorzitter van de Raad van ministers en de bewierookte
afgod van heel het monarchistische en conservatieve liberalisme, in de
Kamers geuit had, toen hij op 1 juli 1861 gezegd had: "De Italiaanse re-
volutie is een grote revolutie, juist doordat zij de grondslag legt van
een nieuw tijdperk. Italië heeft deze grootse taak niet aanvaard voor
zijn eigen toekomst, maar voor de gehele mensheid." (Officieel verslag
blz. 915)
Don Bosco wendde zich daarom tot de koning en ondanks het verbod
dat hem enkele jaren tevoren opgelegd was en zijn daarbij aansluitende
belofte, schreef hij hem een brief om hem terug te houden van de afgrond
waarin hij op het punt stond zich te storten, of beter gezegd: waar de
onruststokers hem heen dreven. Hij gehoorzaamde aan een van boven ge-
kregen bevel. Zijn zending was die van Jeremias tot de koningen van
Judea. Aan Don Rua en tot enkele anderen van zijn meest getrouwen gaf
hij de inhoud van zijn mededeling te kennen die hij tot de koning moest
richten om hem af te houden van een nieuwe oorlog die men voornemens was
tegen de kerkelijke staat te ontketenen.(1)
De brief, waarvan geen afschrift schijnt bewaard te zijn, begon
aldus: "Dicit Dominus: Regi nostro, vita brevis..."; en legde de n a d r u k
op nieuwe rampen die over de dynastie van Savooie zouden komen, in-
dien de oorlog tegen de Kerk zou voortgezet worden, terwijl hij Zijne
Majesteit verzocht de storm af te wenden die zich tegen de paus samen-
trok. Het waren enkele bondige, gebiedende zinnen, die niet anders dan
een diepe indruk op het gemoed moesten maken.
De soeverein was onthutst bij het lezen van dit schrijven, dat evenwel
(1) Vgl. deel V, blz. 214 en vlg.

24.8 Page 238

▲back to top
- VI/238 -
geen uitwerking had. Immers, toen de eerste indruk voorbij was, werd de
voorbereiding van de ongelukkige onderneming voortgezet. De gebeurte-
nissen volgden elkaar snel op en de koning had de moed niet meer, noch
de middelen, noch de wil om aan de revolutie te weerstaan.
Intussen had de koning deze brief aan de ministers laten zien,
onder wie ook Urbano Rattazzi, en dezen deelden de inhoud ervan mede aan
enkele van de hogere ambtenaren van hun kabinet. Van de een via de ander
verspreide het bericht zich in heel de omgeving van de regering en raak-
te ook buiten de stad bekend. Er werd verteld dat Don Bosco Vittorio
Emanuele met de dood bedreigd zou hebben. Maar de dienaar Gods had,
toen hij aan Don Rua en aan anderen, zoals we hoger zeiden, de inhoud
va n zi jn b ri ef had meegedeeld, daaraan toegevoegd: "Men kan het woord
vita brevis natuurlijk op allerlei manieren verklaren zonder er een zo
letterlijke betekenis aan toe te kennen."
Baron Bianco di Barbania, zoals alle Piëmontese edelen heel toe-
gewijd aan het koninklijke huis, zei tot ons die dit schrijven in 1875: "Ik heb
de brief van Don Bosco aan de koning in handen gehad. Toen ik die woorden
Regi nostro, vita brevis met mijn eigen ogen gelezen had, ben ik van dat ogenblik
af de gebeurtenissen steeds aandachtig blijven volgen..."
Uit de gebeurtenissen die later in de geschiedenis verhaald wor-
den en uit het vervolg van onze Gedenkschriften zal men kunnen oordelen
over die raadselachtige woorden van Don Bosco. Tegelijkertijd zal men
een nieuw bewijs in handen hebben van de oprechte genegenheid, die de
dienaar Gods koesterde voor zijn koning Vittorio Emanuele en voor de dy-
nastie van Savooie.

24.9 Page 239

▲back to top
- VI/239 -
H O O F D S T U K XXIV
BERAADSLAGINGEN VAN DON BOSCO MET DIEGENEN VAN ZIJN
MEDEWERKERS VAN WIE HIJ HOOPT DAT ZIJ IN HET ORATORIO
ZULLEN BLIJVEN: MET WEINIGEN TE ZIJN EN ARM TE ZIJN IS
GEEN BELETSEL OM GROTE DINGEN TOT STAND TE BRENGEN -
HET LOON DER GEHOORZAAMHEID - NIEMAND IS PROFEET IN
ZIJN EIGEN LAND - DON BOSCO STELT ZIJN MEDEWERKERS
VOOR EEN KLOOSTERCONGREGATIE TE STICHTEN –
COMMENTAREN, VOORSPELLINGEN EN BESLUITEN - DE
CONGREGATIE VAN DE H. FRANCISCUS VAN SALES WORDT
GESTICHT - PROCESVERBAAL VAN DE PLECHTIGE AFKONDIGING
VAN DE EERSTE RECTOR EN VAN DE VERKIEZING DER LEDEN
VAN HET EERSTE KAPITTEL OF RAAD.
We hebben al verhaald dat Don Bosco een kleine kern van pries-
ters, seminaristen en jongens uitgekozen had, tegenover wie hij zijn
ideeën om een kloostercongregatie te stichten uiteengezet had. Hij be-
schouwde hen als de voornaamste steunpilaar van het Oratorio, als zijn
getrouwe medewerkers. Enkelen van hen hadden bij wijze van proef, en
slechts voor één jaar, de drie geloften afgelegd. Anderen de eenvoudige
belofte in het volharden van hun hulpverlening aan Don Bosco, en allen
namen deel aan bijzondere conferenties om hun eigen geestesgesteldheid
en die van het huis goed te bewaren.
We merken hierbij op dat dergelijke conferenties die door Don
Bosco gehouden werden voor de deelnemers niet beslissend waren, doch
als het ware raadgevend en verklarend, dat wil zeggen dat zij voor de
overste dienden om zijn wil uiteen te zetten, zolang men hem niet vol-
komen begrepen had. Vandaar dat hij allen dezelfde idee zo grondig in-
prentte dat, wanneer tot zijn priesters gezegd werd: "Don Bosco heeft
het gezegd! Don Bosco wil dit en dat"! geen enkel erover dacht eraan te
twijfelen, of zich aan de gehoorzaamheid te onttrekken.
Dit is het karakter dat hij wenste dat alle conferenties in de
toekomstige huizen zouden hebben. Niet zovelen om te beraadslagen over
zaken die volgens de regel tot de competentie van de Overste behoren.
Eén slechts denke en zette zijn gedachten uiteen: de directeur. De an-
deren gehoorzamen.

24.10 Page 240

▲back to top
- VI/240 -
Verscheidene keren had Don Bosco hen in die bijeenkomsten ge-
wezen op belangrijke werken die zijn zonen hadden kunnen tot stand
brengen indien zij een gemeenschap vormden. Soms antwoordde er een:
"Ma ar hoe moeten we dat allemaal doen, terwijl we toch met zo weinig
zijn?" - Waarop hij zei: "Ik zal je antwoorden met een stelling van de
heilige Vincentius a Paolo: "In gevallen van ernstige noodzaak moeten we
laten zien dat we waarlijk op God vertrouwen. Geloof me dat drie werk-
lieden meer kunnen dan tien wanneer God de hand in het spel heeft. En
hij zal de helpende hand toesteken wanneer er dingen gedaan moeten wor-
den die onze krachten te boven gaan."
E en a nd er r i ep u it : "We z ij n zo arm"! e n Do n Bo sc o z ei : "De a r-
moede is onze rijkdom, het is een zegen van God! Laten we de Heer dus
bidden dat hij ons in vrijwillige armoede laat. Begon Jezus Christus
niet in een kribbe en eindigde hij niet op het kruis?... Wie rijk is
wenst met rust gelaten te worden, verlangt naar zijn eigen gemakken en
voldoeningen en een leeg leven. De offergeest wordt gedoofd. Lees de
kerkgeschiedenis en ge zult eindeloos veel voorbeelden vinden, waaruit
blijkt dat de overvloed aan tijdelijke goederen steeds de ondergang
geweest is van hele kloostergemeenschappen. Juist doordat ze niet trouw
hun eerste geest van armoede bewaarden, hebben ze de ergste rampen over
zich afgeroepen. Diegenen echter die arm bleven, konden wonderbaar blij-
ven bloeien. Wie arm is denkt aan God en neemt zijn toevlucht tot Hem
en kan erop rekenen dat God hem steeds van het noodzakelijke zal voor-
zien, hetzij veel of weinig. Wie echter in overvloed leeft vergeet ge-
makkelijk de Heer. En lijkt het u niet een groot goed de kracht van het
gebed te mogen ondervinden? En heeft het ons tot heden aan iets noodza-
kelijks ontbroken? Twijfel er niet aan, de materiële middelen zullen ons
nooit ontbreken in verhouding tot onze behoeften en die van onze jongens."
In de maand november beklemtoonde hij zijn overwegingen door te
wijzen op de moeilijkheid die enkelen ondervonden om hun eigen huis te
verlaten. Don Bosco zei: "Abraham woonde in de stad Hur in Chaldea. God ha d
he m ui t g ek oz e n o m ee n be gi n te m ak en m et z ij n b a r m h a rt i g e pl a n ne n voor
de verlossing van de wereld. Daarom verscheen hij hem en zei tot hem: "Abraham!
Vertrek van je land, van je familie en uit het huis van je vader, laat je bezit-
tingen en je vrienden achter en ga naar het land dat ik je zal aanwijzen. En
ik zal je tot leider maken van een grote natie en je zegenen en je naam
groot maken en je zult gezegend zijn."
De Heer had evengoed tot Abraham kunnen zeggen dat hij enkel wat
meer gescheiden van het tumult van de wereld en van zijn zaken in een
bedorven gebied van afgoderij zou moeten leven. Maar neen! God wilde
dat hij gehoorzaam zou zijn, en bereid om zijn vaderland te verlaten en
zich bloot te stellen aan een lange en rampzalige pelgrimstocht uit
liefde tot Hem. Dat is de situatie waarin de patriarch gesteld werd om
de beloofde glorie te verkrijgen.
"En Abraham aarzelde niet en vertrok zonder te weten waarheen hij ging:

25 Pages 241-250

▲back to top

25.1 Page 241

▲back to top
- VI/241 -
Veni in terram quam monstrabo tibi. En hij bleef gehoorzaam tot de be-
reidheid om zijn enige zoon te slachtofferen. En hoeveel glorie viel
hem niet ten deel! - "Voor mezelf heb ik gezworen, zei de Heer; ik zal
je zegenen en je stam vermenigvuldigen als de sterren die aan de hemel
staan, als het zand op de oever van de zee is en als de stofkorrels op
aarde. Als iemand onder de mensen de korreltjes stof van de aarde kan
tellen, zal hij ook je nakomelingen kunnen tellen. Uw nazaten zullen
zich meester maken van hun vijanden; en in uw nakomelingen zullen
alle naties ter wereld gezegend worden, omdat je geluisterd hebt naar
mijn stem." - Toen de Heer ondervonden had dat hij bereid was alles in
de steek te laten ter wille van Hem, maakte hij hem tot heerser over
een heel koninkrijk en schonk hem de hoogste posities van zijn plannen."
Met dit voorbeeld toonde Don Bosco de noodzakelijkheid en de
voordelen aan die iedereen kan vinden in het volgen van een hemelse
roepstem ten koste van welk offer ook, ook zelfs van de genegenheid der
verwanten, omdat Jezus Christus verklaard heeft: "Al wie zijn huis of
zijn broeders en zusters, of zijn vader en moeder, of zijn kinderen of
zijn goederen verlaat uit liefde tot mij, zal het honderdvoudig terug
ontvangen en het eeuwige leven bezitten. En wie zijn vader en moeder
meer bemint dan mij, is mijner niet waardig."
Bij een andere gelegenheid, had hij een billijke reden gegeven
voor het geestelijke of kloosterleven ver van het eigen land. Hij had
gezegd: "Bijna alle profeten vertrokken, als de tijd gekomen was waarop
zij hun verheven roeping gingen vervullen, uit het land waar zij hun
jeugd hadden doorgebracht. Door God gezonden, begaven zij zich naar ver
verwijderde landen, waar ze goed ontvangen werden en tot het volk pre-
dikten. In hun vaderland echter werden ze niet aanvaard en dikwijls ver-
volgd, gevangen gezet, mishandeld, en, als ze erin slaagden aan een wre-
de dood te ontkomen, trokken zij zich terug in een woestijn. Elias en
Eliseus waren niet in hun vaderland toen ze doden opwekten, olie en
wijn vermeerderden en andere wonderen verrichtten.
"Als de goddelijke Zaligmaker zelf voor de eerste maal in zijn va-
derland, Nazareth optreedt om de Bijbel uit te leggen in de synagoog,
wordt een ogenblik zijn wijsheid bewonderd, maar al gauw ontbranden zijn
medeburgers in verontwaardiging vanwege zijn gerechtvaardigde klachten.
"Is dat niet de zoon van de schrijnwerker Jozef? N u nog mooier! Wil hij
in ons midden de geleerde uithangen?" En zijn wonderen in twijfel trek-
kend, roepen ze hem toe: "Al die dingen waarvan we hebben horen zeggen
dat U ze in Kapharnaüm gedaan hebt, doe die ook eens hier in uw eigen
land." - En Jezus antwoordde hun: "Amen dico vobis, quia nemo propheta
acceptus est in_patria sua." - En zijn landgenoten willen niet meer naar
hem luisteren, ze brengen hem woedend de stad uit en jagen hem naar de
top van de berg, waarop Nazareth gebouwd is, om hem in een afgrond te
werpen.
"Door een wonder voorkomt Jezus dat ze de hand op hem leggen, hij gaat

25.2 Page 242

▲back to top
- VI/242 -
door die menigte heen en daalt af naar Kapharnaüm. Nooit meer keerde hij
naar Nazareth terug. Hij ging volgens de mening van sommigen de nacht
doorbrengen en het avondmaal gebruiken in het huis van Petrus, Lazarus,
Nicodemus en van Jozef van Arimatea, ofwel bij enkele andere liefdevolle
lieden, maar nooit ging hij in zijn ouderlijk huis slapen en eten.
"Dat was een les die de goddelijke Zaligmaker aan zijn volgelingen
gaf. Inderdaad de nijd, de na-ijver, de boosaardigheid, de gekwetste ei-
genliefde, de meningsverschillen tussen de ene familie en de andere, ma-
teriële belangen, politieke partijschap, successen zelfs van een goed be-
doelde ijver voor het welzijn van de zielen en van de Kerk, bestrijden
bijna altijd en dikwijls op een verschrikkelijke manier, de vrome mens,
hoe heilig hij ook moge zijn, als hij in zijn eigen land leeft.
"En als hij niet steeds even braaf geweest is? Dan kan men er met
absolute zekerheid van overtuigd zijn dat hij menselijkerwijs gesproken, in zijn
eigen land niet veel goeds kan doen. De reden daarvan is duidelijk. Iedereen
brengt in zijn geboortestreek de jaren van zijn jeugd door en men weet
dat op die leeftijd allen, ook de deugdzame, de een meer, de ander min-
der, wel eens een kleine of ook wel ernstige fout begaan heeft, die
ruchtbaar gemaakt kan worden door degenen die hem kennen.
"De een, bijvoorbeeld, zal met een ander herrie gehad hebben, heel
erg zelfs. Bij een bepaalde gelegenheid zal hij wat te veel wijn gedron-
ken hebben. Soms zal hij misschien met een slechte kameraad omgegaan
zijn. Hij zal minder nette dingen gezegd hebben. Misschien zal hij eens
in de rivier zijn gaan zwemmen, of soms zal hij wat fruit uit een boom-
gaard gegapt hebben, of een paar stuivers thuis enzovoort, enzovoort. Nu
mag hij dan een uitstekende predikant geworden zijn, maar bestijgt hij
in zijn eigen milieu de preekstoel, en vaart hij uit tegen bepaalde zon-
den, dan zal e r alti jd i em an d zi j n di e ze gt : "Ma ar ji j he bt d at t oc h
ook gedaan. Je hebt dit met mij gedaan, je hebt dat gedaan, je hebt dit
gezegd of wat anders." En dergelijke dingen, ook wanneer ze zonder boos-
aardigheid gezegd worden, bederven het grootste deel van de goede uit-
werking van de preken en doen soms al het goede teniet. Het zijn dingen
die niet vaak voorgekomen zijn, kwajongensstreken, maar in zulke omstandigheden
bijeengenomen allerverderfelijkst.
"Ik was eens in een dorp in het gezelschap van aanzienlijke perso-
nen. In de parochie gaf een predikant, die om zijn vroomheid, zijn wel-
sprekendheid en geleerdheid alle lof verdiende, een retraite. Maar hij
was in zijn eigen geboorteplaats en het gesprek kwam op hem. Een van de
mensen bij me in de b uurt s prong op en ze i: "Toen die pred ikant no g
een jongen was, was het een brutale bliksem en ik heb hem nog een slag
op zijn gezicht gegeven."
"Zo? Waarom"? vroeg iedereen.
"Hij had me beledigd en ik gaf hem twee draaien om zijn oren. Zijn ouders

25.3 Page 243

▲back to top
- VI/243 -
kwamen toen bij mijn ouders opspelen. Ik wachtte toen die brutale rekel
ergens buiten het huizenblok op en gaf hem bij de twee oorvegen die hij al had
nog vier. Ja, zeker, toen hij klein was, zat hij vol streken. Het is
waar, nu is hij een brave man, maar toen, o, toen... " en een nadere ver-
klaring van die laatste zin gaf hij niet.
"Die woorden troffen me onaangenaam en ik zei bij mezelf: dit be-
vestigt me steeds meer in de overtuiging: nemo propheta in patria sua."
En nadat Don Bosco ook nog op de ernstige gevaren gewezen had die
een goede seminarist in zijn eigen geboortestreek kan lopen, stelde hij
de vraag:
"En waar moet iemand heen die zijn geboortestreek wil verlaten? Op
welke manier moet hij voor zijn onderhoud zorgen? Waar zal hij steun vin-
den, en de leiding die hem op een veilige weg moet houden?"
Dan somde hij de geestelijke en tijdelijke noden van een wereld-
geestelijke op en toonde vervolgens aan dat een kloostercongregatie de
veiligste plek is voor degene die deze roeping heeft en bezield is van
de wil deze te volgen. Daar zal hij rust vinden, veiligheid en al het no-
dige op materieel gebied.
1859
Intussen was in het Oratorio op plechtige wijze het feest van de
Onbevlekte Ontvangenis van Maria gevierd, en Don Bosco kondigde die
avond in het openbaar aan dat de volgende dag, vrijdag, een bijzondere
conferentie in zijn kamer zou plaatsvinden nadat de jongens naar bed wa-
ren. Degenen die erbij aanwezig moesten zijn, begrepen de uitnodiging.
De priesters, de seminaristen, de leken die Don Bosco bij zijn arbeid
in het Oratorio bijstonden en kennis hadden van vertrouwelijke aangele-
genheden, voelden aan dat deze bijeenkomst van belang zou zijn.
Op 9 december 1859 kwamen ze dus bijeen.
Nadat met de gebruikelijke gebeden de verlichting van de Hei-
lige Geest en de bijstand van Onze-Lieve-Vrouw was ingeroepen, her-
haalde Don Bosco in het kort wat op de voorgaande conferentie uiteen-
gezet was. Daarna beschrijft hij wat en hoe schoon een kloostercongre-
gatie is, hoe gemakkelijk het is de eigen ziel te heiligen en de on-
schatbare opeenstapeling van verdiensten te verkrijgen door de gehoor-
zaamheid, evenals de dubbele bekroning die de kloosterling in de hemel wacht.
Hierna kondigde hij met zichtbare bewogenheid aan dat het tijd-
stip gekomen was om vorm te geven aan deze Congregatie, die hij al zo
lang van plan was op te richten en die het voornaamste voorwerp van al
zijn zorgen geweest was. Hij deelde eveneens mee dat Pius IX de Congre-
gatie had aangemoedigd en geprezen; dat ze al bestond met de observantie
van de traditionele regels, hoewel deze nog niet in geweten verplich-
tend gesteld waren, waartoe het grootste deel van hen althans in de geest reeds

25.4 Page 244

▲back to top
- VI/244 -
behoorde en enkelen door belofte of tijdelijke gelofte. Hij voegde eraan
toe dat in een dergelijke Congregatie alleen diegenen ingeschreven zou-
den worden, die, na rijpe overweging, de bedoeling hadden om op gepaste
tijd de drie geloften van zuiverheid, armoede en gehoorzaamheid af te leggen.
Daarna besloot hij met te zeggen dat voor allen die zijn confe-
renties bijwoonden het ogenblik gekomen was om te verklaren of ze zich al dan
niet wilden laten inschrijven in de Congregatie die de naam zou dragen
van de heilige Franciscus van Sales. Degenen die niet voornemens mochten
zijn er deel van uit te maken, werden verzocht niet meer naar de confe-
renties te komen, die hij in de toekomst zou houden. Als zij niet aan-
wezig waren zou dat eenvoudig betekenen dat ze niet waren toegetreden.
Hij gaf allen een week bedenktijd om deze belangrijke aangelegenheid met
God te overleggen.
Toen Don Bosco uitgesproken was, werd het gebed van dankzegging
gebeden en de vergadering ging in diepe stilte uiteen. Toen ze de kamer
verlaten hadden en ze zich op de gang bevonden, zei meer dan een van hen
zachtjes: "Don Bosco wil van ons allen monniken maken!"
De seminarist Giovanni Cagliero was besluiteloos of hij al dan
niet deel moest gaan uitmaken van de nieuwe Congregatie. Hij liep
urenlang onder de galerij op en neer te piekeren. Uiteindelijk riep hij,
zich tot een vriend wendend, uit: "Monnik of geen monnik, dat is om het
even. Ik heb mijn besluit genomen, wat het ook worden mag, Don Bosco
nooit in de steek te laten!" Daarna schreef hij Don Bosco een briefje
waarin hij hem vertelde zich volkomen neer te leggen bij de raadgevingen
en de beslissingen van zijn overste. Toen Don Bosco hem ontmoette, keek
deze hem glimlachend aan en zei: "Kom, kom maar gerust, dit is je weg!"
De toetredingsconferentie tot de Congregatie werd gehouden op 18
december 1859. Slechts twee waren er niet aanwezig. Uit het volgende
verslag dat zich in onze archieven bevindt, blijkt wat er gebeurde.
" In de naam van onze Heer Jezus Christus. Amen.
"
"
In het jaar des Heren duizend achthonderd negenenvijftig
" op de 18de december, waren in dit Oratorio van de H. Franciscus
" van Sales, in de kamer van de priester Bosco Giovanni om negen
" uur in de avond vergaderd: hijzelf, de priester Vittorio Alasonatti, de
" seminaristen Angelo Savio diaken, Michele Rua subdiaken, Giovanni
" Cagliero, Giovanni-Battista Francesia, Francesco Provera, Carlo
" Ghivarello, Giuseppe Lazzero, Giovanni Bonetti, Giovanni Anfossi,
" Luigi Martellino, Francesco Cerruti, Celestino Durando, Secondo
" Pettiva, Antonio Rovetto, Cesare Giuseppe Bongiovanni, de jongen
" Luigi Chiapale. Allen waren daar met het doel de geest van liefde
" te bevorderen en te bewaren die vereist wordt bij het werk van de
" Oratoria voor de verwaarloosde jeugd. Zij, immers, staan in deze

25.5 Page 245

▲back to top
- VI/245 -
" tijd aan talrijke gevaren en verleidingen bloot zoals godsdien-
" stigheid en slechte opvoeding.
" De aanwezigen waren besloten zich te verenigen tot een congregatie die,
" om haar leden wederzijds hulp te verlenen voor de zelfheiliging,
" zich voorneemt de eer van God en het heil der zielen te bevorderen,
" in het bijzonder van degenen die het meest onderrichting en opvoeding
" behoeven. Nadat met algemene instemming het voorgestelde plan
" goedgekeurd was, en de verlichting van de Heilige Geest was
" ingeroepen, ging men over tot de keuze van de leden, die de lei-
" ding van deze instelling zouden moeten vormen voor deze en voor
" mogelijk nieuwe congregaties.
" Unaniem verzochten ze hem, de initiatiefnemer en promotor de taak
" van algemeen overste op zich te willen nemen, daar dat vooral aan
" hem toekwam. Toen hij dat aanvaard had onder het voorbehoud een
" prefect naast zich te benoemen, waar niemand bezwaar tegen had,
" sprak hij de mening uit dat het ambt van prefect beter niet ont-
" nomen kon worden aan de ondergetekende, die tot dan toe al deze
" taak in het huis vervuld had.
"
Daarna dacht men direct aan de wijze van verkiezing van
" de andere leden die met de leiding zouden samenwerken. Men kwam
" overeen de kortste weg te kiezen en een geheime stemming te hou-
" den voor het samenstellen van de raad, die samengesteld moest worden
" uit een geestelijke leider, de econoom en drie raadsleden samen
" met de beide hogergenoemde algemeen overste en prefect.
"
Daar tot dat doel de ondergetekende tot secretaris aange-
" duid werd, verklaart dat hij de taak die hem in algemeen ver-
" trouwen opgedragen werd, stipt vervuld heeft, aantekening hou-
" dend van de stem aan elk lid verleend, naargelang de uitslag van
" de stemming vermeld werd. Werd tot geestelijk directeur met algemeenheid
" van stemmen aangewezen, de seminarist en subdiaken Michele Rua, die dit
" niet afwees. Degene die bij herhaling als econoom opgetreden was en thans
" als zodanig erkend werd was de diaken Angelo Savio, die eveneens
" beloofde de betreffende taak op zich te zullen nemen.
"
Nu moesten alleen nog de drie raadsleden gekozen worden.
" Als eerste van hen werd, na de gebruikelijke stemming, de seminarist
" Giovanni Cagliero aangewezen. Als tweede raadslid kwam de semina-
" rist Giovanni Bonetti uit de bus. Voor de derde en laatste waren
" de stemmen gelijk ten gunste van de seminaristen Carlo Ghivarello en
" Francesco Provera. Na herstemming, was de meerderheid der stemmen
" voor de seminarist Ghivarello, en op deze wijze werd definitief de
" kern der leiding van onze Congregatie samengesteld.
"
Dit feit, dat tot hier toe uitvoerig werd weergegeven,
" werd in de aanwezigheid van al de genoemde leden en ambtsbekle-
" ders voorgelezen. Dezen hebben de juistheid ervan erkend en het
" origineel bevestigd, ter waarneming waarvan het ondertekend werd
" door de algemeen overste en door de opsteller als secretaris.
"
"
Bosco Giov., pr.
"
Alasonatti Vittorio, pr. prefect.

25.6 Page 246

▲back to top
- VI/246 -
Zo was het eerste kapittel samengesteld, dat later werd aangeduid
als het Capitolo Superiore, terwijl al de eerste leden ervan, die aan de
verkiezing deelnamen, de naam droegen van geboren leden van de Congre-
gatie. Degenen die er niet toe kwamen zich te laten inschrijven, werd
volkomen de vrijheid gelaten hun plan te volgen. Zij bleven de weldadig-
heid van het Oratorio genieten, beëindigden met gunstig resultaat hun
studies, brachten het tot de priesterlijke waardigheid en bleven steeds
de vrienden van Don Bosco.
Naargelang we voortschrijden met onze historische gedenkschriften
zullen we wijzen op de zittingen van het kapittel tot het jaar 1865.
Verder kunnen we niet gaan, daar de stof te omvangrijk wordt. We zullen
echter niet alleen diegenen noemen die in deze zes jaren in de salesi-
aanse sociëteit werden opgenomen en hun beloften getrouw bleven, maar ook
de anderen die zich lieten inschrijven, doch door geen enkele verplich-
ting gebonden waren, en later van oordeel waren dat zij voor een ander
arbeidsveld van de goddelijke Voorzienigheid bestemd waren. Het is niet
meer dan plicht dezen op eervolle wijze te vermelden, omdat zij, al-
vorens zich terug te trekken, geruime tijd lang onverdroten aan de zijde
van Don Bosco gewerkt hebben bij het opvoeden en onderrichten van zijn
jongens. Ook wanneer zij ver weg waren gingen zij er groot op als mede-
werkers te hebben mogen strijden onder de roemrijke banier van de hei-
l i g e F r a n ci s c us v a n Sales.
We zullen echter niet nalaten de groei en de uitbreiding van de
salesiaanse familie op de voet te volgen, die een werk van de Allerhei-
ligste Maagd Maria kan en moet genoemd worden. En we zullen zien hoeveel
moed en volharding Don Bosco aan de dag legde, onder vervolgingen, te-
midden van veel smart en ontgoochelingen, in het vervullen van de zen-
di ng die de hemelse Moeder hem toevertrouwd had.

25.7 Page 247

▲back to top
- VI/247 -
H O O F D S T U K XXV
KRITIEK OP DON BOSCO VANWEGE DE VEELVULDIGE COMMUNIE
VAN ZIJN JONGENS; VANWEGE ZIJN LERAREN DIE NIET DE
SCHOLEN VAN HET SEMINARIE BEZOEKEN; VANWEGE DE
THEOLOGISCHE STUDIEN DIE ONVOLDOENDE GEACHT WORDEN -
VREES DAT HET MERENDEEL VAN DE SEMINARISTEN BIJ DON
BOSCO ZAL BLIJVEN EN POGINGEN OM HEN VAN HEM TE
VERWIJDEREN - BRIEF VAN DON BOSCO AAN KANUNNIK VOGLIOTTI
OVER DE DIENST IN DE KATHEDRAAL -DON BOSCO BESCHULDIGD
VAN ONAFHANKELIJK TE WILLEN ZIJN VAN HET KERKELIJK
GEZAG - MEN HEEFT NIET GRAAG DAT DE SEMINARISTEN ZICH
VOORBEREIDEN OM DE DIPLOMA'S VAN LERAAR EN DE
DOCTORSTITEL TE BEHALEN - DE GEVAREN VAN DE
UNIVERSITEIT - SCHRIFTELIJKE AANKLACHTEN BIJ MGR.
FRANSONI TEGEN DON BOSCO EN TER VERDEDIGING VAN
KANUNNIK NASI - LOVENDE WOORDEN VAN DE AARTSBISSCHOP
O V E R DON BOSCO - WIE HET GOEDE BEMINNEN ZIJN
DE VRIENDEN VAN DON BOSCO.
De betrekkingen tussen Don Bosco met het hoogste diocesaan gezag
waren zeer goed. De vicarissen-generaal, Ravina en Fissore steunden hem
steeds, terwijl kanunnik Zappata tot zijn vrienden behoorde. Het me-
rendeel van de priesters was hem goedgunstig gezind. Hij was rustig en
nauwgezet bij alles wat hij deed omdat hij in alles de goedkeuring van
Don Cafasso genoot. Het ontbrak hem echter niet aan tegenstanders bij
de invloedrijke geestelijkheid, ook onder vrome en geleerde personen.
Die min of meer intense tegenwerking was al in 1844 begonnen en zal tot
1883 voortduren. Een oud spreekwoord werd bewaarheid: "Als een priester
slecht is tuchtigen ze hem, als hij goed is steunen ze hem, als hij hei-
lig is bestrijden ze hem." Dat is vanzelfsprekend. Zolang een heilige
priester ongewone activiteiten aan de dag legt, en zolang hij daarom
niet erkend wordt is er een elementaire voorzichtigheid nodig bij het
uitspreken van een oordeel over hem. Bovendien maakt een dergelijk
iemand die hoger dan de anderen staat, dikwijls de indruk, dat hij bui-
ten de gevestigde orde treedt die al zijn confraters onderhouden en
afwijken van de gemeenschappelijke gewoonten lijkt dan aanstellerij en
laakbare nieuwigheid. En dan... dan laat langzamerhand ook de menselijke arm-
zaligheid zich gelden.

25.8 Page 248

▲back to top
- VI/248 -
De eerste beschuldiging die men tegen Don Bosco inbracht, was dat
hij de jongens al te gemakkelijk tot de heilige communie toeliet. Inder-
daad beval hij de veelvuldigheid daarvan steeds aan bij degenen die hij
in het Oratorio ontving. Hij was de eerste die de dagelijkse communie in
een jongenstehuis invoerde. Een dergelijk gebruik werd door de meeste
geestelijken van Turijn en door directeurs van seminaries veroordeeld,
aangezien het Jansenisme nog steeds niet weinig onder de geestelijkheid
wortel geschoten had.
Don Bosco echter behoorde tot de school van Don Cafasso en dien-
tengevolge tot die van de heilige Alfonsus. Zijn geest was die van de
katholieke Kerk, als duidelijk uitvloeisel uit het concilie van Trente
tot en met de laatste verklaringen van Pius X. Hij verloor zich echter
nimmer in onvruchtbare disputen. Zijn leven was meer op de praktijk dan
op de theorie ingesteld. Met weinig woorden diende hij zijn tegenstan-
ders van antwoord. Een van dezen kwam op zekere dag met een opmerking bij hem:
"Wie zal een dergelijke gesteltenis hebben dat hij iedere dag de
communie kan ontvangen, terwijl zelfs de heilige Aloysius ze slechts
eenmaal in de week ontving?"
"Indien men iemand ontmoet", antwoordde Don Bosco hem, "die zo
volmaakt is en zoveel geloofsijver bezit als de heilige Aloysius, dan
zal die ene keer per week voldoende kunnen zijn. Want hij was gewoon
drie dagen te gebruiken voor zijn voorbereiding en drie andere bracht hij in
een voortdurende dankzegging door. Vandaar dat het voor hem voldoende was
elke acht dagen te communiceren om zijn vurigheid van hart brandend te houden."
Tot een ander, die hem het gezegde van de heilige Franciscus van
Sales voorhield, waarin deze de dagelijkse communie noch aanmoedigde
noch afkeurde, richtte Don Bosco het antwoord: "En waarom keurt u haar
dan af? U moet ze evenmin afkeuren."
Deze lieden hadden er echter geen oog voor, met hoeveel bezorgd-
heid Don Bosco erop toezag dat de communie goed ontvangen werd. Hij ging
uit van het beginsel dat alleen de doodzonde een werkelijk beletsel was
om tot de heilige tafel te naderen. Hij stond de dagelijkse communie
niet toe aan degenen die gehecht waren aan de dagelijkse zonde. Hij
stelde een grens aan de veelvuldigheid van de biecht, terwijl hij aan de
priesters, seminaristen en leerlingen voorstelde, dat zij gewoonlijk
slechts eenmaal per week te biechten zouden gaan en een vaste biechtvader
zouden hebben. Niettemin hield hij vooral de jongens voor ogen: "Veran-
der desnoods liever telkens van biechtvader, eerder dan een heiligschen-
nende biecht te spreken of heiligschennend te communiceren."
Maar de lastige raadgevers lieten niet na te trachten hem van
systeem te doen veranderen. Kanunnik prof. Anfossi schreef ons: "Op een
avond, diep in de herfst, het jaar weet ik niet meer precies, maar het
moet ongeveer 1858 of 1859 geweest zijn, kwam in het Oratorio de priester C...

25.9 Page 249

▲back to top
- VI/249 -
die in de maatschappij erg in aanzien stond en veel invloed had. Het
was een man met een nors karakter, die niet erg goed de kunst verstond
zich voor de jeugd toegankelijk te maken, altijd ongelukkig
was in
zijn ondernemingen door gebrek aan goede geest, en die steeds be-weerde
dat men nooit moest beginnen met het oprichten van instellingen
van
weldadigheid zonder de goedkeuring en de steun van de regering. Wat
een verschil met Don Bosco, die steeds enkel en alleen de goedkeuring
van de Kerk en de zegen van de paus zocht te verwerven! Ik zag deze
priester het Oratorio van de heilige Franciscus binnenkomen. De speel-
plaats lag verlaten, want de jongens waren aan de studie of in de werk-
plaatsen. Ik ging hem tegemoet, en toen hij me zei dat hij Don Bosco
wenste te spreken, bracht ik hem naar de kleine spreekkamer die op de
eerste verdieping lag, bij de werkkamer van Don Alasonatti. Ik ging Don
Bosco zoeken. Toen het gesprek tussen beiden afgelopen was, begeleidde
ik deze priester naar de uitgang en vervoegde mij daarna al gauw weer
bij Don Bosco, die tot me zei:
"Weet je wat die priester me kwam zeggen?" "Neen, mijnheer", ant-
woordde ik.
"Hij kwam me verwijten", vervolgde hij, "dat ik mijn jongens
aanspoor om te vaak de sacramenten te ontvangen. Het is voldoende als
dat op de voornaamste feestdagen van het jaar gebeurt", zei hij, "anders
worden het huichelaars." "Ik heb hem geantwoord", vervolgde Don Bosco,
"dat de resultaten van de godsdienstige opvoeding die ik aan de jongens
gegeven heb, mij heel veel vrucht aan deugdzaamheid opgeleverd heeft
en dat dat de leer geweest is van de grootste heiligen. Maar Don C...
bleef bij zijn mening. Toen ben ik opgestaan en heb hem verzocht derge-
lijke ideeën ter kennis te brengen van Don Cafasso. Maar Don C... is
zeker niet naar Don Cafasso gegaan. Hij is een van degenen die Don Bosco
ervan beschuldigen de raadgevingen van voorzichtige personen in de wind te
slaan."
Buiten de kritiek van deze voorzichtige lieden had Don Bosco ook
nog andere kritiek te verduren. Hij wilde er geen rekening mee houden,
dat het Oratorio al vele jaren en nu nog steeds, het toevluchtsoord was
voor zovele seminaristen van het aartsbisdom, daar het seminarie van Tu-
rijn nog steeds bezet was door de regering. Zij kenden de aard van het
instituut van Don Bosco niet, dat voornamelijk diende om roepingen tot
de geestelijke staat te helpen wekken. Men zag het grote belang niet in
van een werk dat bestemd was om al de diocesen van Piëmont en van ande-
re staten, ook buiten Italië, van priesters te voorzien. Vervolgens be-
viel het hun ook maar half dat Don Bosco zich niet alleen bezighield met
arme arbeidersjongens, maar ook met de studenten en seminaristen. In
hun wijsheid oordeelden ze hem ongeschikt voor de opvoeding van de jon-
ge geestelijkheid.
De ontstemming bleek nog groter toen Don Bosco zich gedwongen zag
een paar seminaristen, die beslist noodzakelijk waren als leraren in de
gymnasiale klassen van het huis, niet naar de theologiecursus van het seminarie

25.10 Page 250

▲back to top
- VI/250 -
te sturen, doch hen bij zich in huis te houden. Hoewel hij daarover ge-
sproken had met de vicaris-generaal, kreeg hij een ernstige, verwijtende
waarschuwing van de aartsbisschoppelijke curie, alsof hij zich in dit
geval wilde onttrekken aan de uitgesproken beschikkingen van het kerke-
lijke gezag. Maar de dienaar Gods moest zich ofwel bedienen van ge-
schikte middelen, dat wil zeggen van de genoemde seminaristen, daar hij
geen andere leraren kon vinden, of erin berusten zijn werk niet te kun-
nen handhaven. Toen de curie kennis genomen had van zijn overwegingen,
verleende zij de gevraagde toestemming, en Don Bosco drukte genoemde
seminaristen dringend op het hart, dat zij goed de traktaten zouden le-
ren zoals volgens het programma van het seminarie opgedragen werd. Hij
stuurde hen ook geregeld naar de examens bij de curie. Hij liet hen niet
aan zichzelf over, want de theoloog Berta kwam 's zondags en op vakan-
tiedagen in het huis zelf als hun repetitor.
Maar al de andere van zijn seminaristen, die niet aan de scholen
van het Oratorio verbonden waren, hield hij zonder uitzondering en jaren
lang onderworpen aan de diocesane voorschriften.
Er werd ook over gemopperd dat de seminaristen van Don Bosco af-
geleid werden door verscheidene en ernstige bezigheden zodat ze niet de
noodzakelijke theologische kennis konden verwerven. "Ik heb echter kunnen
vaststellen", zo schreef de theoloog Bongiovanni Domenico, "dat de semi-
naristen van het Oratorio onvermoeibaar studeerden en dat later velen
onder hen door geleerdheid uitblonken onder de seminaristen zelf en zich
bekwaam gemaakt hadden om de graad van doctor in de godgeleerdheid te
verkrijgen." De l i j s t e n m e t d e p u n t e n d i e z e o p d e e x a m e n s b e h a a l -
d e n , leveren een bewijs te meer voor bovenstaande bewering.
Ook werden ze door menigeen met een naijverige en wantrouwige blik
bekeken en er werd verteld dat Don Bosco, door hen voor zichzelf en
voor zijn kleine Congregatie te houden, de diocesen beroofde van per-
sonen die met de beste geest bezield waren en van wie men het meest
mocht verwachten. Men wilde maar niet begrijpen dat het de natuurlijkste
zaak van de wereld was dat hij diegenen behield op wie hij het meest
kon rekenen. Van de andere kant, terwijl hij aan een diocees een pries-
ter of één seminarist onttrok, leidde hij er door middel van deze hon-
derden andere op, hetzij gratis of tegen een gematigd kostgeld. Zon-
der Don Bosco hadden zij de vereiste studie nooit kunnen doen en zou-
den zij stellig voor de Kerk verloren gegaan zijn. Maar sommigen konden
daar niet van overtuigd worden, daar de toekomst toch alleen in Gods
handen was. Ze spanden de weinigen die in het Oratorio bleven, en de
noodzakelijke helpers waren om het grote werk voort te zetten, - die
Don Bosco trouwens veel geld en moeite gekost hadden - allerlei strikken
die zijzelf daden van naastenliefde vonden. Zij probeerden hen ertoe te
brengen hun weldoener in de steek te laten, met de belofte voor hun kost
en inwoning in het seminarie te zullen zorgen alsmede hun een eervolle
loopbaan voor te bereiden. In deze ingewikkelde geschiedenissen spanden
zij ook samen met de ouders van de seminaristen, en niet zelden wisten zij

26 Pages 251-260

▲back to top

26.1 Page 251

▲back to top
- VI/251 -
hun doel te bereiken. Don Bosco had door dat alles veel leed te verduren, en
dat het Oratorio er niet onder bezweek, was het werk van Onze-Lieve-Vrouw.
In datzelfde jaar 1859 was er een nieuwe moeilijkheid ontstaan
door de dienst die het Oratorio verleende bij de plechtigheden in de
kathedraal. Kanunnik Vogliotti, rector van het seminarie en plaatsver-
vangend vicaris, ontbood Don Bosco bij zich en vroeg hem of hij bleef
doorgaan met deze hulp aan de kanunniken te verlenen. Don Bosco nam en-
kele dagen bedenktijd en schreef hem toen het volgende:
"
Zeereerwaarde Heer Rector,
"
"
Ik heb telkens weer gedacht aan de wijze waarop ik enkele
" seminaristen vrij zou kunnen laten voor de godsdienstplechtig-
" heden waarover U sprak. Doch het uur waarop zij daarvoor aanwezig moeten
" zijn, valt precies samen met dat waarop de diensten gehouden
" worden in de Oratoria waarvoor allen in functie zijn.
"
Daar ik niet beschik over de hulp van andere priesters, noch
" van andere seminaristen, zijn de mijne van de morgen tot de
" avond bezig met het geven van catechismusles, zondagsschool,
" assistentie bij de jongens, in de kerk en daarbuiten, zowel hier
" in huis als in de kerken van Vanchiglia en van Porta Nova.
"
Ik heb alleen het aantal seminaristen bij me gehouden dat
" ik strikt nodig heb. Indien er echter plechtigheden zijn waarbij ver-
" scheidene seminaristen nodig zijn, wil ik graag trachten me zo goed mo-
" gelijk t e be he lpe n om het aa nt al s emi na ri st en vrij t e ho uden dat
" U nodig heeft. "
"
Kanunnik Anglesio heeft een heel aantal seminaristen tot
" zijn beschikking, die niet zoveel te doen hebben als wij. Lijkt het U
" niet goed zich eens tot hem te wenden? Denkt u er eens over na.
"
De heer theol. Gaude sprak met de seminarist Molina, om hem
" bij de geestelijkheid van Sint-Filippus te voegen, doch hier
" hebben we zoveel plechtigheden, diensten, enzovoort. Ik moet van hun
" diensten gebruik kunnen maken. Vandaar dat ik U verzoek mij te willen
" verontschuldigen.
"
Ik zend U de verklaring van goed gedrag van onze semina-
" risten gedurende de vakantietijd, beveel me aan voor de revisie
" va n Si nt-Cornelius en verblijf met gevoelens van grote dankbaarheid,
"
" Turijn, 12 november 1859.
Uw dienstwillige dienaar,
"
Bosco Giovanni, pr.
Door zulke meningsverschillen betreffende de seminaristen van het
Oratorio, zo hoffelijk en eerbiedig mogelijk ter kennis gebracht, waren
er enkelen die, zonder op de hoogte te zijn van de stand van zaken, niet
nalieten te mopperen en Don Bosco ervan te beschuldigen dat hij zijn eigen wil

26.2 Page 252

▲back to top
- VI/252 -
wilde doordrijven in het diocees en alles in het werk stelde om niet on-
derworpen te zijn aan zijn oversten. Soms echter, hoewel Don Bosco
zeker een goede bedoeling had in al zijn handelingen, gaf hij aanleiding
tot schijnbaar gezonde opmerkingen. Zijn Congregatie was nog niet goed-
gekeurd, en de curie stond met tegenzin bepaalde activiteiten toe die
toch noodzakelijk waren voor het ontkiemende bestaan van de Congregatie.
Van de andere kant kon Don Bosco, volgens de raadgevingen van de paus en
van zijn aartsbisschop, wilde hij zijn doel bereiken, niet anders dan de
middelen toepassen die daartoe leidden. Dit veroorzaakte enig misver-
stand. Wanneer hij naar de curie ging om ergens toestemming voor te
krijgen, werd hem die soms geweigerd. En zonder gewag te maken van zijn
zending en van zijn plannen, riep hij op zekere dag uit: "Mijne Heren!
Ik vraag niets voor mezelf, denk er aan! Ik dien het diocees en geniet
niet het minste salaris. Ik werk enkel en alleen voor het welzijn van
de zielen. Ik vraag niets anders dan te kunnen werken voor de eer van God."
Wanneer hij iemand een ongunstige uitleg hoorde geven van zijn
bedoelingen, alsof hij uit een geest van onafhankelijkheid handelde,
zei hij steeds: "Wilt u ook eens letten op wat ik doe en wat ik
schrijf, dan zult u weten door welke geest ik bezield ben. Als u wilt
zien naar mijn leven en werken voor de gemeenschap, en als er iets te
laken is, dan zal ik dat heel graag verbeteren. Men hoeft me slechts te
waarschuwen, maar op een concrete manier en niet vaag en twijfelachtig."
Ten slotte ontbrak het ook niet aan mensen die in een wijs be-
sluit van Don Bosco stof voor kritiek vonden en er hun verwondering
over uitdrukten. Voor hem was het namelijk een uitgemaakte zaak dat de
politici, ondanks de wet-Casati, van jaar tot jaar vijandiger zouden
worden tegenover de vrijheid van onderwijs, en dat ze ernstige belet-
selen in de weg zouden leggen, opdat de kloosterorden en de priesters
over het algemeen, niet meer zouden kunnen deelnemen aan het openbaar
onderwijs, hetzij wetenschappelijk of literair.
"Het is afgelopen", zei hij vaak. "De tijden zijn moeilijk en ze
zullen niet gauw veranderen. Over enkele jaren zullen we ofwel onze
scholen moeten sluiten, of leraren en professoren moeten hebben, die een
staatsdiploma hebben."
Daarom had hij al enkele van zijn seminaristen aan het studeren
gezet, opdat zij zich zouden kunnen aanmelden voor de examens van de normaal-
school en zo het onderwijzersdiploma behalen voor de lagere school. Tot
dat doel had hij overleg gepleegd met een degelijke leraar, die hun in de va-
kantie geregeld les kwam geven, zodat niet weinigen uitstekende resul-
taten behaalden.
Op dezelfde manier bereidde hij enkele van de bekwaamste voor om
het laureaat te behalen. Onder alle kloosteroversten was hij de eerste,
en in die tijd de enige, die deze voorzorgsmaatregel nam, door zijn
leerlingen te laten inschrijven aan de koninklijke universiteit van Turijn,

26.3 Page 253

▲back to top
- VI/253 -
om de colleges in de letteren, filosofie en wiskunde te volgen, zoals
kanunnik Anfossi tegenover ons verklaarde en die zelf een van hen ge-
weest is. Hij ontsloeg hen daarbij toch nooit van de verplichting om
zich klaar te maken voor de jaarlijkse examens in de theologie.
Op die manier toonde Don Bosco de noodzakelijkheid aan, dat de geeste-
lijkheid zich met de wettelijke vereisten zou wapenen, om zoveel moge-
lijk te weerstaan aan het goddeloze, ergerniswekkende lekenonderwijs. Hij
zorgde voor een groot aantal geestelijke roepingen. Ook tegenover het
volk wees hij op het belang dat hij aan de studie toeschreef. Daarom ook
zocht hij uitbreiding voor zijn Congregatie buiten Turijn, want anders
zou er een dag komen dat hij zelfs in het Oratorio zich niet meer aan
het onderwijs zou kunnen wijden.
In deze beslissing was Don Bosco akkoord gegaan met de vicaris-
generaal van het diocees, zoals Don Rua getuigt. Maar niet alle geeste-
lijken, zelfs niet de heel godvruchtigen onder hen, beschouwden deze
maatregel met welwillendheid. Enkele bisschoppen keurden de maatregel
af en veroordeelden de brave priester bijna omdat hij gezwicht was voor
onrechtmatige aanmatigingen van de regering. En ze stonden niet toe dat
hun geestelijken zich voor zulke examens voorbereidden. Toen zij daarna
echter de gevolgen merkten die hun raad tot schade van de zielen verwekt
had, zagen ze in, hoe wijs Don Bosco in het belang van de Kerk te werk
gegaan was. Don Bosco had hen aangespoord zich aan die noodzakelijkheid
te onderwerpen, steunend op de reden dat de scholen anders geheel uit
de handen van de geestelijkheid zouden ontglippen. Spoedig volgden zij
dan ook zijn voorbeeld.
Toen Don Bosco zelf aan de oversten van verschillende kloosteror-
den de raad gegeven had ervoor te zorgen dat er leraren van hun eigen
orde, die de doctorstitel behaald hadden, aan hun instellingen verbonden
zouden zijn, toonden zij zich aanvankelijk verrast, doch later zagen ze
in dat ze niet anders konden. Op die manier was Don Bosco er de oorzaak
van dat vele priesters en seminaristen, behalve de zijne, ervoor zorg-
den de bevoegdheid voor het lagere en hogere klassieke onderwijs te verwerven.
Voor iets dergelijks spaarde hij zich moeite, noch kosten, noch
leed. De moeilijkheden die hij het hoofd moest bieden zijn gewoonweg
ongelooflijk, maar iedere moeilijkheid die hij op zijn weg ontmoette,
maakte hem sterker.
Met al dat beschuldigde men Don Bosco er aanvankelijk ook van, on-
voorzichtig te zijn, omdat het volgen van deze studies niet zonder ge-
vaar was voor de jonge geestelijkheid. Professor Tommaso Vallauri zei
tot Don Francesia: "Is Don Bosco nog steeds van plan zijn seminaristen
naar de universiteit te sturen? Zeg hem dan namens mij dat daar een ver-
derfelijke sfeer heerst."
Maar Don Bosco was er zeker van dat de katholieke beginselen ste-
vig wortel geschoten hadden in de harten van zijn zonen, en later werden ze ge-

26.4 Page 254

▲back to top
- VI/254 -
sterkt door zijn voortdurende raadgevingen. - "Willen jullie sterk staan
tegenover de duivel en zijn verleidingen? Bemin de Kerk, vereer de
paus, maak dikwijls gebruik van de sacramenten, breng dikwijls een
bezoek aan Jezus in zijn tabernakel, koester een grote godsvrucht tot de
allerheiligste Maagd Maria, bied haar uw hart aan, dan zult ge alle wor-
stelingen en bedrieglijke voorstellingen van de wereld overwinnen. Wan-
neer het erom gaat goed te doen, de dwalingen af te wijzen of te over-
winnen, stel uw vertrouwen dan in Jezus en Maria, dan zult u bereid zijn
om het menselijke opzicht te onderdrukken en zelfs het martelaarschap te
o n d e r gaan."
Daarom liet hij de zijnen in zijn verlichte wijsheid uit beginsel
en bij testament de raad na voor de scholen te blijven zorgen, door zich
te bekwamen voor het onderwijs door middel van de bedoelde examens, zo-
wel de seminaristen als de priesters.
We hebben dus de voornaamste opmerkingen uiteengezet die verscheidene ja-
ren lang ten nadele van Don Bosco te berde gebracht werden, en tegelijkertijd
de verdediging van zijn gedragslijn gegeven. Het is waar dat zijn critici
toen niet de juiste plannen en de gevolgen van Don Bosco’s handelingen konden
voorzien en naar waarde schatten. Nochtans kon het hun niet onbekend
zijn dat hij steeds vastberaden was in het werk ten bate van de jeugd
en dat op een heldhaftige manier. In zijn werkzaamheid hebben zij ook
enkele van die gebreken gevonden, die in menselijke dingen onvermijde-
lijk zijn en die Don Bosco zelf betreurde en zoveel mogelijk trachtte te
herstellen. Maar ze zijn niet de waarschuwing van de Heilige Geest nage-
komen, die vermeld staat in het 24ste (1) hoofdstuk van het boek der
Spreuken: "Span de rechtvaardige geen strikken en zoek geen goddeloos-
heid in zijn huis, en stoor zijn vrede niet."
Niet zelden echter schreven deze lieden aan Mgr. Fransoni rappor-
ten tegen Don Bosco en toen kanunnik Nasi de aartsbisschop in Lyon kwam
opzoeken vroeg hij hem: "Maar doet Don Bosco nu uiteindelijk goed of
kwaad?" - De kanunnik gaf hem een uiteenzetting, zoals een oprechte
vriend van het Oratorio hem die geven kon, en de aartsbisschop was ver-
heugd. Het duurde niet lang of de gelegenheid kwam om voor hem een be-
wijs te leveren van zijn voldoening.
Een commissie van drie geestelijken meldde zich bij hem aan, en
nadat ze over tal van zaken van het diocees gesproken hadden, kwamen ze
met verscheidene beschuldigingen tegen het Oratorio voor de dag. Ze
zeiden onder meer, dat Don Bosco van plan was met de jeugdige studenten,
en met de andere seminaristen die zijn jongenstehuis bewoonden, een se-
minarie te stichten voor eigen rekening, dat zijn persoonlijke inrich-
ting zou voorzien, wat tot nadeel zou strekken van de diocesane seminaries en
uit-
(1) Hier stond 4de hoofdstuk, wat verkeerd was, mij dunkt. (M. Baert)

26.5 Page 255

▲back to top
- VI/255 -
eindelijk een smaad en belediging mocht genoemd worden van de bisschop-
pelijke rechten. Zij hadden daarmee druk op de goede prelaat willen uit-
oefenen, om hem te bewegen een brief te schrijven waarin het aan Don
Bosco verboden zou worden met deze plannen door te gaan en waarin hij
ook de mogelijke sluiting van het jongenstehuis van Valdocco zou moeten laten
doorschemeren. Na hun verklaringen zei monseigneur, die de gezindheid
van Don Bosco kende, het volgende: "Ik heb inlichtingen ingewonnen bij
betrouwbare personen. Er is mij, over wat u me verzekert niets gezegd en
ik heb gehoord dat er in het Oratorio veel goeds gedaan wordt. Turijn
moet blij zijn dat iemand dit goede voor de zielen voortzet, maar ik kan
het niet doen."
Achter dit alles zullen we hier een punt zetten, door alleen
nog een oordeel te vermelden van de theoloog kanunnik Ballesio: "Het
komt mij voor, te kunnen verzekeren dat de vijanden en tegenstanders van
Don Bosco, van zijn naam en van zijn werken, eveneens vijanden waren
en zijn van het goede. Voor het overige herinner ik me steeds gezien
te hebben dat allen die het wel meenden, ook al konden ze in een bij-
komstige aangelegenheid van mening met hem verschillen, of iets op zijn
werken aanmerken, het met hem eens waren en hem hun goedkeuring schonken
in alle dingen die voor zijn ondernemingen essentieel en van belang
waren. Het is voorgekomen, vooral in de eerste tijd van het Oratorio,
dat achtenswaardige personen onder de geestelijkheid de dienaar Gods en
zijn ondernemingen wantrouwden en ook dat zij zich zijn tegenstanders
toonden. Doch niettemin en voor zover mijn kennis reikt, zagen deze
personen hun dwaling in, wanneer zij de juiste stand van zaken kenden,
en bijna altijd werden zij dan zijn vrienden en ook zijn weldoeners."

26.6 Page 256

▲back to top
- VI/256 -
HOOFDSTUK XXVI
TOESPRAAKJES VAN DON BOSCO - AANKONDIGING VAN DE NOVEEN
VOOR HET KERSTFEEST; MIDDELEN OM DEZE TE VIEREN -
STUDEREN WIL ZEGGEN, GOED ZIJN - NIET STELEN - GEEN
ONGEMANIERDE WOORDEN GEBRUIKEN - GEHOORZAMEN AAN DE
BIECHTVADER - ERNST BIJ HET BIECHTEN - VOORSTELLEN
VOOR DE PLECHTIGHEID VAN KERSTMIS.
We zijn in december 1859. Het was tijd om met de noveen voor
Kerstmis te beginnen en Don Bosco liet zeker niet na deze mooie gele-
genheid aan te grijpen om zijn leerlingen te bezielen voor dit onuit-
sprekelijk mysterie. Hij sprak zeven maal, aangezien hij enkele avonden
tot een laat uur in de biechtstoel moest blijven. Een der seminaristen
schreef de voornaamste punten van zijn preekjes op, met inbegrip van die
van het einde van het jaar. Hij gaf ze ons en wij willen er de lezers op
onthalen. Erboven staat een zin uit het Hooglied (4,3) vermeld: "Sicut
vitta coccinea labia tua, et eloquium tuum dulce." "Als een scharlaken
koord zijn uw lippen, en zoet is uw mond."
"
15 december
"
"
Morgen begint de noveen van het heilige kerstfeest. Er
" wordt verteld dat op zekere dag, iemand die veel devotie tot het Kind
" Jezus koesterde, toen hij in de winter door een bos trok, iets
" als het geklaag van een klein kind hoorde, en toen hij in het
" bos doordrong naar de plaats, waar hij de stem hoorde, zag hij
" een heel mooi jongetje dat schreide. Bewogen door medelijden zei
" hij: "Arm kind, hoe kom jij hier, zo verlaten in de sneeuw?" - En
" de jongen antwoordde: "0, ik schrei van angst en verdriet, omdat ik me
" door iedereen zo verlaten zie. En waarom heeft niemand medelijden
" met me? " - Na die woorden verdween het kind. Toen begreep die
" brave reiziger dat dit het kind Jezus zelf was, die zich beklaag-
" de o ve r de ondank baarheid en koelheid van de mensen.
"
Ik heb jullie dit feit verteld, opdat wij ervoor zouden zor-
" gen dat Jezus zich ook over ons niet heeft te beklagen. Daarom
" moeten we er ons op voorbereiden deze noveen goed te doen. Mor-
" genochtend onder de mis worden de profeties gezongen, is er een
" korte preek en daarna wordt de zegen gegeven. Ik raad jullie twee dingen

26.7 Page 257

▲back to top
- VI/257 -
" aan gedurende deze dagen om de noveen goed te eindigen. 1. Denk
" dikwijls aan het Kind Jezus, aan de liefde die het je toedraagt
" door voor jullie te sterven. Als jullie 's morgens bij het horen
" van de klok onmiddellijk opstaan en de koude voelt, denk dan aan
" het Kind Jezus dat rilde van kou op het stro. Beijver jullie om
" in de loop van de dag jullie les goed te leren en goed je werk te
" doen, en wees op school aandachtig uit liefde tot Jezus. Vergeet
" niet dat Jezus vooruitging in kennis, in leeftijd en in genade
" bij God en bij de mensen. En hoed jullie er vooral voor uit lief-
" de tot Jezus een of andere fout te begaan die hem verdriet zou
" kunnen aandoen. - 2. Ga Hem dikwijls opzoeken. Wij benijden de herders
" die naar de stal van Bethlehem gingen, die hem zagen toen hij nau-
" welijks geboren was, die zijn handjes kusten en hem hun gaven aan-
" boden. Gelukkige herders mogen we wel zeggen! En toch hebben we
" hen niet te benijden, daar hun eigen geluk ook het onze is. De-
" zelfde Jezus,die bezocht werd door de herders in zijn stal, be-
" vindt zich hier in het tabernakel. Het enige verschil bestaat
" hierin, dat de herders hem zagen met de ogen van het lichaam,
" terwijl wij hem slechts zien met het geloof. Er is niets waarmee
" we hem een groter genoegen kunnen doen, dan door hem dikwijls te
" gaan opzoeken. En hoe moeten we hem gaan opzoeken? Op de aller-
" eerste plaats door een veelvuldige communie. In het Oratorio
" heeft men steeds, vooral gedurende deze noveen, een grote ijver
" en vurigheid aan de dag gelegd voor de communie, en ik hoop dat
" ook jullie er dit jaar door bezield zullen worden. Een andere
" manier is nog om in de loop van de dag enkele malen de kerk
" binnen te gaan, al was het ook maar voor een minuutje, en slechts
" voor het bidden van een ere zij de Vader. Hebben jullie het begre-
" pen? Twee dingen zullen we dus doen om deze noveen te heiligen.
" Welke zijn dat? Wie kan het herhalen? Laten we vaak denken aan
" het Jezuskind, bezoeken we Het dikwijls in de heilige communie en
" door een bezoek aan de kerk.
"
"
16 december
"
"
Ik ben blij te zien dat er bij de studie goede punten be-
" haald zijn, want als de punten goed zijn, betekent dit dat er ge-
" studeerd wordt, en als er gestudeerd wordt, wijst dat op twee
" dingen. Het eerste is dat jullie eer zullen behalen, het tweede
" dat jullie goede jongens zijn. In dit jaar dus zullen jullie eer
" behalen en kunnen jullie niet alleen allen slagen voor het eind-
" examen, maar ook allen beloond worden. Maar jullie zeggen: "Hoe
" moeten we het aan boord leggen allen beloond te worden? De prij-
" zen vallen slechts enkelen ten deel, anders zou Don Bosco fail-
" liet gaan als hij prijzen zou moeten aanschaffen voor allen. -
" Maar ik antwoord jullie, dat ze niet alleen aan enkelen geschon-
" ken zullen worden, maar aan al degenen die het verdiend zullen
" hebben. Als allen het verdiend hebben, zullen ook allen het krij-
" gen. En op de laatste dag van het jaar zullen we de ouders, de
" pastoors, de burgemeesters en de vrienden uitnodigen, en wat een mooie
" triomf zal dat dan niet

26.8 Page 258

▲back to top
- VI/258 -
" zijn voor wie zal gestudeerd hebben! En wanneer jullie niet allen alle
" behaalbare punten zullen verkregen hebben, is het dan voor degenen die
" alleen maar bevorderd worden niet een mooie prijs dat ze kunnen
" zeggen: Ik heb gedaan wat ik kon, God is tevreden over me, mijn
" ouders zijn blij met mijn gedrag, mijn geweten is volkomen gerust,
" en ik heb mijn geest verrijkt met nuttige kennis? Ik heb echter
" ook gezegd dat het behalen van goede punten erop wijst dat jullie
" goede jongens zijn, omdat het belangrijkste middel dat aanspoort
" spoort tot de studie de godsvrucht is. Dat wil zeggen, dat de no-
" veen van Kerstmis met vrucht gevolgd wordt en dat het Jezuskind
" jullie reeds met veel ijver bezield heeft om het goede te be-
" trachten. Heb dus moed! Deze ijver moet niet slechts voor een week duren,
" maar voor alle weken. Degenen die het optime verkrijgen gaan
" door om het altijd te verdienen. Degenen die een voldoende halen,
" maar minder dan het optime, zullen moed vatten en tot zichzelf zeggen:
" als die en die het optïme behaald heeft, waarom zou ik dat dan
" ook niet kunnen? Ik wil niet minder zijn dan de anderen. Als
" jullie eens wisten wat voor een groot geluk het voor jullie is, te
" kunnen studeren, dan zouden jullie alles op alles zetten om zelfs
" niet te de minste tijd verloren te laten gaan. Hoevelen die thans
" gevorderd zijn in jaren, hoort men dikwijls niet zuchten en zeg-
" gen: Och, als ik nog maar eens de weg terug kon gaan en de jaren
" van mijn jeugd overdoen die ik nutteloos verloren heb, wat zou ik
" ze goed gebruiken! Als ik dat gedaan had toen het nog tijd was,
" zou ik nu heel wat kennis hebben die mij thans ontbreekt. Dan zou
" ik nu werk kunnen verrichten waartoe ik thans niet in staat ben.
" En in hun stervensuur zullen ze vooral zeggen: thans zou ik voor
" de hemel een groter aantal verdiensten gehad hebben dan nu het
" geval is. Hoeveel jongens van jullie leeftijd zouden, als ze de
" middelen hadden waarover jullie beschikken, dag en nacht stu-
" deren! Het zijn er duizenden die vragen om in ons huis opgenomen
" te worden en die bewijzen dat ze van goede wil zijn, maar er is
" geen plaats voor allen. En jullie zijn de uitverkorenen geworden
" van de goddelijke Voorzienigheid. Wanneer er onder jullie zouden
" zijn, die niet willen studeren en de voorkeur geven aan luiheid, ondanks
" zoveel offers die jullie ouders en oversten zich getroosten, en ondanks
" de kameraden die jullie zoveel goede voorbeelden geven, wat een
" vreselijke verantwoording zullen die dan moeten afleggen tegenover
" God als zij geen goed gebruik maken van de tijd waarover zij
" beschikken! De Heer zal ons rekenschap vragen ook van één enkele
" minuut die we verloren hebben laten gaan. Zien jullie in welke
" verantwoording diegene zal moeten afleggen die halve uren, hele
" uren en soms hele studies verloren laat gaan door niets te doen.
" Schep dus moed! Blijf voortgaan op de goede weg waarop jullie geplaatst
" zijn, maar vergeet nooit dat, om goed te studeren, men ab alto moet
" beginnen. Bid voor de studie godvruchtig het Actiones zoals ook
" de heilige Aloysius, Comollo en Domenico Savio deden.

26.9 Page 259

▲back to top
- VI/259 -
"
17 december
"
"
Het inleveren iedere avond van de gevonden voorwerpen, ook
" van de allerkleinste, staat niet toe te veronderstellen dat iemand
" dingen mag achterhouden die hem niet toebehoren. Daar de duivel
" echter arglistig is en iemand, wat dat betreft om de tuin kan
" leiden, moeten jullie er steeds aan denken dat de ondeugd van het wegne-
" men van dingen die anderen toebehoren, de schandelijkste is die
" er ter wereld bestaat. Iemand die als dief bekend staat, raakt
" die lelijke naam nooit meer kwijt. "Die en die is een dief"! zul-
" len zijn kameraden zeggen als ze thuis komen. - "Die en die is
" een dief"! zullen de mensen in zijn woonplaats zeggen en hij zal
" door allen vermeden worden. Maar angstwekkender nog is dit woord
" van de heilige Geest: Fures regnum Dei non possidebunt. De die-
" ven zullen nooit in de hemel kunnen komen. Weten jullie welke
" dingen er in een oog kunnen blijven zitten? Geen enkel, zelfs geen
" strootje. Welnu, zo ook is het met de hemel. De dief zal er niet
" binnenkomen, zelfs niet met een strootje dat een ander toebehoort.
" Wanneer iemand zou sterven met slechts een gestolen naald in zijn
" bezit, dan is dat voldoende om hem niet tot de hemel toe te la-
" ten. Het is waar dat een naald slechts een kleinigheid is, maar
" in het vagevuur zou ze duur moeten betaald worden. De heilige
" Augustinus zegt: non remittitur peccatum nisi restituatur ablatum.
" Iemand mag zijn zonde ook al gaan biechten, hij zal nooit vergif-
" fenis krijgen voordat hij het teruggegeven heeft, wel te ver-
" staan, mits hij in de gelegenheid verkeert om het terug te geven
" en dat het gestolen goed iets van betekenis is. En als hij dat
" niet kan, moet hij van oprechte wil vervuld zijn om het terug te
" geven. En bedenk dat vele onbelangrijke dingen samen een groot
" gewicht in de schaal leggen. Vandaag twee stuivers, overmorgen
" een das, daarna een boek, dan een schrift, later wat fruit.
" Dat begint alles samen al een zware rekening te worden voor de
" rechterstoel van God. Wanneer we ons dus niet willen blootstel-
" len aan het gevaar in aller ogen geschandvlekt te worden, wan-
" neer we ons geweten niet willen bezwaren, laten we er dan goed op
" toezien niets aan te raken dat niet van ons is.De b ezittin ge n van an-
" deren moeten we beschouwen als even zovele vuren. Als een vonk
" op ons valt, slaan we die direct weg. Daarom, wanneer we in onze
" buurt iets zien dat ons niet toebehoort, welke kleinigheid het
" ook is, een blaadje, een pen, een potlood,laten we het dan lig-
" gen waar het ligt. Heb je op een gegeven ogenblik iets nodig,
" vraag het dan aan de kameraden. Ze zijn bereid om het je te ge-
" ven. En overigens zijn er de oversten nog. Zij zullen jullie van
" alles wat je nodig hebt voorzien.
"
"
18 december
"
"
Wanneer een jongen tegen zich zou horen zeggen: "Je bent een
" sjouwerman, je bent een schoenpoetser, je bent een straatloper,
" goed genoeg om wijnvaten te dragen, zou hij zich beledigd voelen

26.10 Page 260

▲back to top
- VI/260 -
" en hij zou geen ongelijk hebben. En toch, terwijl sommigen aanstoot aan
" een dergelijke benaming zouden nemen, schamen ze zich niet din-
" gen te doen en te zeggen die alleen gebruikt worden door voerlie-
" den,kruiers en soortgelijke lieden: verduiveld, donder op, loop naar
" de hel, en dergelijke dingen, zijn woorden die een slechte indruk
" maken op wie ze hoort. Wie daarom de naam wil hebben iets meer te zijn
" dan mensen van de straat, moet zich van dergelijke dingen ont-
" houden. Het is niet mijn bedoeling daarmee werklieden en andere hand-
" werkers te misprijzen, want het zijn mensen zoals wij zijn. Maar
" ze zijn te beklagen als ze onbeschaafd zijn, wegens hun gebrek
" aan opvoeding en onderricht en het uitsluitend bezig zijn met
" materiële dingen. Maar jullie, die een betere opleiding gehad hebben
" en met hogere dingen bezig zijn, jullie mogen geen onbeschaafde woorden
" gebruiken en onbeschaafd handelen, maar daadwerkelijk jullie opvoeding
" bewijzen. Daarom druk ik jullie op het hart zekere woorden niet
" meer te gebruiken. Jullie zullen zeggen: "Ik zondig toch niet
" door bepaalde woorden te gebruiken." - Maar, zeg me: "Degene die schoe-
" nen poetst doet evenmin zonde, waarom kiezen jullie dan ook dat
" vak niet? Een brutalere zal kunnen denken: Alles wat zonde is,
" kan en mag men niet doen, maar alles wat geen zonde is kan men
" gerust doen. Maar zouden jullie ouders blij zijn als ze je zo
" hoorden spreken. Denken jullie niet dat het oneer zou zijn voor
" hen, een zo weinig opgevoede jongen te hebben! Het is me al gebeurd dat
" ik dergelijke woorden door iemand hoorde gebruiken, terwijl er
" een vreemdeling voorbijkwam. Die vreemdeling kon een of andere
" vooraan staande persoon zijn en wat voor een indruk zou hij dan van onze
" jongens krijgen? Denk er dus steeds goed aan wat ik jullie gezegd heb en
" breng het in praktijk. De een of ander zal nog opmerken: "Don Bosco
" heeft gelijk; maar het is een oude gewoonte...; ik wil het niet zeggen...
" maar zonder dat ik er erg in heb, ontvalt het me..." - "Dat begrijp ik",
" zou ik daarop willen antwoorden, "maar begin dan het voornemen te
" maken het voortaan niet meer te zeggen..." Begin daarom te letten
" op de ogenblikken dat je het meest gewoon bent het te zeggen. De
" assistenten zullen je er opmerkzaam op maken en jullie moeten hun
" opmerkingen in goede zin opvatten. Verzoek zelfs je kameraden dat
" ze je waarschuwen als je de een of andere grofheid ontvalt, en
" je zult zien dat jullie gaandeweg minder last zullen hebben van
" die kwaal. Doe het ter ere van het Jezuskind."
"
"
19 december
"
"
Een van de raadgevingen die Don Bosco dikwijls geeft is de ge-
" hoorzaamheid. Vanavond echter zal ik me ertoe beperken jullie over de
" gehoorzaamheid tegenover de biechtvader te spreken. Wanneer een
" overste tot jullie spreekt, spreekt hij in naam van de Heer, en
" jullie moeten hem gehoorzamen, zoals men de Heer gehoorzaamt. Dit
" geldt meer in het bijzonder tegenover de biechtvader, die op een
" bijzondere wijze de plaatsvervanger is van God. Daarom moeten
" jullie zijn woorden eigenlijk beschouwen als woorden van de Heer. Om

27 Pages 261-270

▲back to top

27.1 Page 261

▲back to top
- VI/261 -
" jullie aan te tonen hoezeer de Heer de gehoorzaamheid aan de
" biechtvader op prijs stelt, moeten jullie eens luisteren naar
" het volgende: de heilige Theresia was door God begunstigd met
" bijzondere genaden, maar haar biechtvader, die in de mening ver-
" keerde, dat de verschijningen die zij had, het werk van de duivel
" waren, drukte de heilige op het hart ernaar te spuwen. En op een
" goed ogenblik verschijnt Jezus haar en met zijn toelating doet
" zij wat haar gezegd is. En de Heer prees ten zeerste deze hande-
" ling die minachting scheen uit te drukken doch een deugd was. Als
" jullie goed biechten zal de biechtvader zich niet gemakkelijk
" kunnen vergissen, doch zelfs al mocht hij zich vergissen door
" jullie iets op te dragen, dan kunnen jullie nooit een fout maken
" door zijn bevel op te volgen. De raadgevingen die hij in de
" biechtstoel geeft, moeten jullie niet alleen in de biechtstoel
" aanhoren, doch er onmiddellijk daarna ook over nadenken en be-
" sluiten: hij heeft me dit en dat gezegd, dus zal ik ervoor zor-
" gen, het ook te doen! Denk er dan 's avonds bij het gewetenson-
" derzoek over na en verricht dat gewetensonderzoek goed, speciaal
" met betrekking tot dat punt en ga na of jullie het ook gehoorzaam
" hebben opgevolgd. Hebben jullie daar op dat ogenblik geen tijd
" voor, doe het dan onder het slapen gaan, en hernieuw het voorne-
" men, wanneer jullie mochten merken in gebreke te zijn gebleven.
" Wanneer jullie dan naar de kerk gaan om de mis bij te wonen of om
" een bezoek te brengen, beloof Jezus dan: "Omwille van u zal ik
" doen wat mijn biechtvader me gezegd heeft." - Als jullie je on-
" derwerpen aan wat ik gezegd heb, kunnen jullie er zeker van zijn
" dat jullie grote vorderingen zullen maken op de weg van de deugd."
"
"
20 december
"
"
"De gebruikelijke list waarmee de duivel gewoon is de jon-
" gens te verschalken is deze: hun met een grote schaamte te vervul-
" len als het erom gaat hun zonden te biechten. Wanneer hij hen er-
" toe drijft ze te begaan neemt hij alle schaamtegevoel bij hen
" weg, door hen voor te spiegelen alsof het over onbeduidende din-
" gen gaat. Maar wanneer zij later moeten biechten geeft hij hun
" dat schaamtegevoel weer terug, hij maakt het zelfs groter, en
" tracht hen in het hoofd te prenten dat de biechtvader heel ver-
" baasd zal zijn hen zo diep gevallen te zien en dat hij alle ach-
" ting voor hen zal verliezen. Op die manier tracht hij hen steeds
" dieper naar de afgrond van de eeuwige ondergang te drijven. Och,
" hoeveel zielen, vooral kinderen, ontsteelt de duivel, en dikwijls
" voor altijd, aan de Heer! Maar bedenken jullie, mijn zonen, dat
" de biechtvader zich nooit verbaast over de zonde die iemand be-
" dreven heeft, ook al zou het een heilige zijn die bij hem kwam
" biechten. Hij weet dat de menselijke zwakheid groot is en dat een
" ogenblik van onvoorzichtigheid noodlottig kan zijn voor allen.
" Daarom heeft hij deernis. Wanneer een zoon ziek is, houdt een
" moeder nog veel meer van hem dan eerst. De zonde is een ziekte.
" Als de zoon sterft en de moeder hem zou kunnen redden, hoe groot
" zou haar vreugde dan niet zijn. De zonde is de dood van

27.2 Page 262

▲back to top
- VI/262 -
" de ziel. Wat een vreugde voor de biechtvader als hij haar kan
" redden. Bedenk, mijn beste zonen, dat de biechtvader nooit ver-
" baasd zal zijn over een zonde van jullie, hij zal zelfs ver-
" heugd zijn over jullie inkeer, en ontroerd door jullie vertrouwen.
" Hij zal je liefhebben en des te meer achting toedragen. De Heer
" zegt, dat in de hemel de engelen meer verheugd zijn over de beke-
" ring van één zondaar, dan over de volharding van 99 rechtvaardi-
" gen. Zo is het ook met de biechtvader. Ik zeg jullie nog meer:
" wees niet bang, ook buiten de biecht naar hem toe te gaan, daar
" hij er na de biecht niet meer aan denkt en zich er niets meer van
" herinnert. Dat is een feit dat mijzelf steeds weer overkomt. En u
" wanneer hij het zich zoherinneren, dan zou dat voor hem een re-
" den zijn om zich alleen maar meer te verheugen en jullie nog
" meer genegen te zijn, omdat hij zou kunnen denken: "Deze jongen
" heb ik gered en op zekere dag zal ik hem volkomen gelouterd,
" volkomen heilig kunnen aandienen voor Gods aangezicht in de he-
" mel! Hij is ook een onderpand voor mijn eeuwige zaligheid, en hij
" zal mij erkentelijk zijn en voor me bidden."
"
En zou het in het stervensuur niet heel veel waard zijn een
" biechtvader aan zijn zijde te hebben, die ons goed kent en bij wie
" we met een enkel woord zouden kunnen biechten? Wat de achting be
" treft die de biechtvader voor zijn penitent heeft, wil ik " jullie twee
" dingen vertellen die de heilige Franciscus van Sales overkomen
" zijn. Op zekere dag zei een penitent, na al de bandeloosheden
" van zijn jeugd gebiecht te hebben, tot de goede bisschop,die
" he m uit de volheid van zijn hart de nodige raadgevingen gaf: "U spreekt
" ongetwijfeld zo tegen me, omdat u medelijden met me hebt, maar
" in het diepst van uw hart moet u mij wel grote minachting toedragen."
"
"Het zou wel heel verkeerd van me zijn", antwoordde de H.
" Franciscus, "als ik na een zo goede biecht u nog voor een zondaar
" zou houden, terwijl ik u veeleer zo wit zie als de sneeuw, gelijk
" aan Naäman toen hij uit de Jordaan kwam. Ik houd van u als van
" mijn zoon, want door mijn ambt heb ik u in de genade doen herbo-
" ren worden. Ik heb voor u evenveel achting als genegenheid, daar
" ik zie dat u van een vat van schande tot een vat van eer en hei-
" ligheid geworden bent. 0, wat is uw hart mij dierbaar, nu ge God
" waarlijk liefhebt."
"
"
Toen een andere penitent hem bijna op dezelfde manier toesprak,
" nadat hij vele zonden bij hem gebiecht had, antwoordde hij:
"
"Thans beschouw ik u als een heilige."
" "Maar", zei de andere, "uw geweten zal u wel het tegenovergestel-
" de zeggen."
" "Nee", voegde hij eraan toe, "ik spreek tot u volgens mijn gewe-
" ten; vóór uw biecht wist ik van u veel onaangename dingen, waar
" overal over gesproken werd, en ik was er bedroefd over, zowel
" vanwege de God aangedane belediging, als met het oog op uw eigen
" reputatie. Maar nu weet ik wat ik te antwoorden heb op alles wat
" men tegen u zou kunnen aanvoeren. Ik zal zeggen dat u een heilige
" bent en dan zeg ik de waarheid."

27.3 Page 263

▲back to top
- VI/263 -
"
"Maar, Vader, het verleden blijft altijd waar."
"
"Volstrekt niet, want als de mensen u veroordelen, zoals
" de farizeeër Magdalena veroordeelde na haar bekering, zult u Je-
" zus Christus en uw geweten als uw verdedigers hebben."
"
"Maar uzelf tenslotte, Vader, wat denkt u over het verleden?"
"
"Ik geef u de verzekering dat ik er helemaal niet over denk,
" want hoe wilt u dat mijn gedachten zullen blijven stilstaan bij
" iets dat voor God niet meer bestaat? Ik zal aan niets anders
" denken dan aan de Heer te loven en het feest van uw bekering te
" vieren. Jazeker, ik wil dat feest vieren met de engelen in de he-
" mel, die zich over de ommekeer in uw hart zuilen verheugen." - En
" daar hij bij het spreken van die woorden en traan wegpinkte, zei
" de penitent tegen hem: "Ongetwijfeld schreit u vanwege mijn afschuwe-
" lijke leven."
"
"0, neen", antwoordde de heilige prelaat, "ik schrei van
" vreugde over uw verrijzenis tot het leven van de genade."
"
Hebben jullie het begrepen, beste jongens? Niettemin, in-
" dien na al deze overwegingen, jullie je nog niet geheel willen openen
" voor de biechtvader, is het beter te veranderen en naar een an-
" der te gaan, eerder dan een heiligschennis te begaan."
"
"
23 december
"
"
"Ik wil dat jullie op het kerstfeest opgewekt en vrolijk zijn.
" We zullen de heer prefect opdracht geven dat hij dien overeen-
" komstige bevelen geeft in de keuken. Doet jullie dat genoegen?
" Ik zal denken aan het feest voor het lichaam en jullie gezamen-
" lijk met mij zult denken aan het feest voor de ziel. Het Kerst-
" kind dat in deze dagen geboren wordt en dat ieder jaar weer gebo-
" ren wil worden in jullie hart, verwacht van jullie iets bijzon-
" ders. Jullie hebben in de preken van deze dagen gehoord hoeveel
" Het voor ons gedaan heeft. Denk erom dat alles wat Het doet, dat
" niet alleen doet voor allen in het algemeen, maar dat ook doet voor elk
" in het bijzonder. Vele heilige Vaders zeggen ons dat de Heer even-
" goed geboren en gestorven zou zijn, indien er slechts één mens te
" redden was geweest. Wat hij daarom geleden heeft voor allen,
" heeft hij geleden voor elk van ons. Iedereen echter kan voor zich-
" zelf zeggen: dit Kind is dus geboren en gestorven, drukkelijk om-
" wille van mij, voor mij heeft het zoveel geleden! Welke blik van
" dankbaarheid zullen wij het daarvoor teruggeven? Dit lieve Kind
" verwacht iets van ons, een bijzondere gave! Wat wilt gij het ge-
" ven? Ik stel u twee dingen voor: 1. een goede biecht en een goede
" communie, met de belofte om Hem steeds trouw te blijven. 2. Wie
" het nog niet gedaan heeft, schrijve een mooie brief aan zijn ou-
" ders, maar niet met: geef me worst, geef me snoepgoed, gedroogde vijgen,
" appels enzovoort. Jullie ouders weten wel wat jullie verlangen en
" zullen je wel tevreden stellen. Schrijf liever een brief als
" christen jongens, wens hun een zalige feestdag, verzeker hun dat jullie

27.4 Page 264

▲back to top
- VI/264 -
" voor hen bidden, bedank hen voor de offers die ze voor jullie
" brengen, vraag hun vergiffenis als jullie al eens een tekort
" aan eerbied voor hen gehad hebben, beloof hun steeds gehoorzame
" zonen te zullen zijn, groet hen van mij en wens hun ook van mij een zalige
" hoogdag en een goed nieuwjaar. Door zo te schrijven bereiden jul-
" lie hun een grote vreugde en het zal Jezus zeer behagen, omdat
" jullie met die brief je vader en je moeder eert. Vergeet ook niet
" jullie weldoeners en jullie pastoor, die daardoor zien dat jullie
" jon-gens met een goed hart zijn, dankbaar en welgemanierd. Ik
" eindig met jullie allen een zalig kerstfeest te wensen."

27.5 Page 265

▲back to top
- VI/265 -
H O O F D S T U K XXVII
EEN VOLLE AFLAAT VOOR EEN KERK VAN CASELETTE - WOORDEN
VAN DON BOSCO TOT DE JONGENS BIJ HET EINDE VAN HET JAAR
- EEN AANDENKEN VOOR ALLE LEDEN VAN DE COMMUNITEIT -
DE LAATSTE AVOND VAN HET JAAR - DE LEERLINGEN
GESTORVEN IN 1859 - PERSOONLIJKE NIEUWJAARSGESCHENKEN
VAN DON BOSCO VOOR ZIJN L E E R L I N G E N E N V A N D E
LEERLINGEN AAN DON BOSCO.
Toen Don Bosco in de kerstnacht de heilige mis opdroeg, had hij
niemand van zijn weldoeners vergeten. Onder de eerste weldoeners reken-
de hij graaf Carlo Cays. Hij verschafte hun een levendige voldoening en
zie op welke wijze.
Op de linkeroever van de Dora Riparia, halverwege de helling van
de berg die Asinaro genoemd wordt, aan de voet waarvan het dorp Caselet-
te met het kasteel van Graaf Cays ligt, was in oude tijden een kapel op-
gericht ter ere van de jongen Abaco, van diens broeder Adiface en van
hun ouders Mario en Marta, mensen uit Perzië van adellijken bloede, en
allen martelaren. Hersteld in 1847, 1851 en 1855. Door de koninginnen en
door heel de bevolking had de kapel nieuwe sieraden gekregen en nieuwe
uitbreidingen. In 1856 werden er langs de weg die naar de kapel leidde
15 kleine kapelletjes opgericht met afbeeldingen van de mysteries van
de kruisweg en van de heilige rozenkrans. Deze martelaren bleken de
bijzondere beschermers te zijn van de koortslijders en bij hun aanroe-
ping bleken zij ook opvallende wonderen verricht te hebben.
Nu had de graaf, ten gunste van de gemeente Caselette, een verzoek
gericht tot Don Bosco, opdat deze de paus zou verzoeken een volle af-
laat te willen verlenen aan degenen die, op de 19e januari, van de eer-
ste vespers tot het vallen van de avond van dezelfde dag, genoemde kapel
zouden bezoeken. Pius IX stond dat toe en liet Don Bosco de vergunning
toekomen met de gebruikelijke voorwaarden en gedateerd 20 december 1859.
Op 29 december gaf kanunnik Celestino Fissore, vicaris-generaal, verlof dat be-

27.6 Page 266

▲back to top
- VI/266 –
kend te maken en in druk te laten verschijnen.(1)
Op de avond van dezelfde dag (de 29ste) sprak Don Bosco zijn
jongens als volgt toe.
"Dit jaar zullen we nooit meer terugzien; de verleden tijd keert
nooit weer. Wanneer we hem goed besteed hebben, zal het tot onze eeuwige
glorie strekken. Hebben we hem slecht besteed, dan zal dat tot onze
eeuwige schande zijn. Nu kan, wat er gedaan is, niet meer ongedaan
gemaakt worden. In dit laatste geval zorgen we ervoor het minstens nog
een mooie hoed op te zetten, dat wil zeggen deze beide laatste dagen die
ons nog resten goed door te brengen met iedere fout na te laten, en
enkele deugden te beoefenen, opdat we daarna minstens kunnen zeggen:
In 1859 heb ik één fout nagelaten, heb ik één deugd beoefend. Thomas a
Kempis zegt zo: "We zouden vlug heilig zijn indien we ieder jaar niets
anders zouden doen, dan slechts één gebrek uit te bannen en slechts één
enkele deugd te beoefenen."
Deze raadgeving was als de aanhef van wat hij zou zeggen op de
laatste avond van het jaar 1859. En op 31 december sprak hij zich als
volgt uit:
"
Mijn beminde zonen, jullie weten hoezeer ik jullie liefheb
" in de Heer en hoe ik mij geheel eraan gewijd heb jullie zoveel mo-
(1) PIUS P.P. IX
Ad perpetuam rei memoriam
Ad augendam fidelium religionem, animarumque salutem coelestibus Ecclesiae thesauris pia
charitate intenti, omnibus et singulis utriusque sexus Christi fidelibus vere poenitentibus,
et confessis, ac S. Communione refectis, qui Ecclesiam in honorem SS. Marii, Marthae,
Audifacis et Habacu M.M. sitam intra fines paroeciae loci 'Caselette" nuncupatae Tauri-
nens. Dioec. die decimo nonomensis Januarii a primis Vesperis usque ad occasum solis diei
huiusmodi singulis annis visitaverint, et ibi pro Christianorum Principium concordia, hae-
resum extirpatione, ac S. Matris Ecclesiae exultatione pias ad Deum preces effuderint,
plenariam omnium peccatorum suorum indulgentiam et rernissionem; quam etiam animabus
Christi fidelium, quae Dei in charitate conjunctae ab hac luce migraverint per modum
suffragii applicari posse, misericorditer in Domino concedimus. In contrarium faciend. non
obstant. Quibuscumque praesentibus, perpetuis, futuris temporibus valituris.
Datum Romae apud S. Petrum sub annulo Piscatoris die XX decembris MDCCCLIX. Pontificatus
Nostri Anno Decimoquarto.
Pro D. no Card. Macchi.
quatenus opus typis edi permittimus.
Taurini; die 29 decembris 1859.
I.B. BRANCALEONI CASTELLANI Vis. publicari et
CAELESTINUS FISSORE, Vic.-Gen.

27.7 Page 267

▲back to top
- VI/267 -
" gelijk goed te doen. De weinige kennis die ik heb, de weinige er-
" varing die ik verkregen heb, wat ik ben en wat ik bezit, mijn ge-
" beden, mijn moeiten, mijn gezondheid, mijn leven zelfs, alles
" verlang ik in dienst te stellen van jullie welzijn. Op welke dag
" ook en waarvoor ook kunnen jullie steeds op mij rekenen, maar in
" het bijzonder in zaken die de ziel betreffen. Van mijn kant geef ik
" jullie als nieuwjaarsgeschenk mijn hele persoon. Dat zal slechts
" een armzalig iets zijn, maar wanneer ik jullie alles geef, bete-
" kent dit dat er niets voor mij overblijft.
"
Thans komen we tot de geschenken die als aandenken gegeven wor-
" den. Aan allen over het algemeen. Maak het kruisteken goed; draai
" je nooit om als jullie de heilige mis dienen; ik dring aan op
" stilzwijgen op de slaapzaal, maak nooit afspraken zonder verlof,
" lees geen slechte of verboden lectuur. Als een van jullie eraan
" twijfelt of een boek wel goed is, dat hij dan zijn twijfel on-
" middellijk kenbaar maakt aan een overste.
"
Ik hoop dat jullie mijn raadgevingen in praktijk zullen brengen
" en ik ben er zeker van dat het jaar zal eindigen in volmaakte
" liefde en heilige opgewektheid. Daarom vergeef ik jullie iedere
" tekortkoming. Vergeef ook elkaar de beledigingen. Ik wil dat het jaar
" 1860 begint zonder ontstemming en zonder zwaarmoedige gedachten.
" Wanneer er iemand mocht zijn die op de straflijst staat, is het
" mijn wens dat zijn straf hem wordt kwijtgescholden. Ik ben bereid
" een streep te trekken door al jullie fouten, ik beloof er niemand
" meer een verwijt van te maken en alles te vergeten. Maar ik wil
" ook dat jullie hetzelfde doen ten opzichte van elkaar. Niet, nu
" dadelijk een belediging vergeven en dan na acht, of veertien da-
" gen als de gelegenheid zich voordoet, degene die je gekwetst heeft,
" dat woord, die fout, die ontvangen vermaning voor de voeten wer-
" pe n. D at gaat nie t: vergeven wil zeggen voor altijd vergeten.
"
In het bijzonder wens ik dat de studenten de wetenschap-
" pen van de wereld opdoen als gelovigen, en deze als goede mensen in
" praktijk brengen.
"
Tot de arbeidende jongens wil ik zeggen dat zij niet veel
" tijd hebben om op werkdagen aan hun ziel te denken, maar het ten
" minste op de zondagen moeten doen, door goed mis te horen, aan-
" dachtig te luisteren naar de onderrichtingen en door op godvruch-
" tige wijze de zegen te ontvangen. 's Zondags en op de voornaamste
" feestdagen moeten zij ervoor zorgen tot de heilige sacramenten te
" naderen.
"
De seminaristen breng ik in herinnering dat zij zich aan
" de hemel gewijd hebben en dus van daaruit moeten denken aan de-
" ze w ereld. Heel hun studie moet gericht zijn op het zoeken naar de meer-
" dere eer van God en naar het heil van de zielen. In dat opzicht
" druk ik allen op het hart, elkaar wederkerig te helpen hun ziel
" te redden, op de eerste plaats door het goede voorbeeld en ver-
" volgens door goede raadgevingen. Laten we blij zijn indien we on-
" ze kameraden van een enkele dagelijkse zonde kunnen terughouden
" door hun goede boeken te lenen om te lezen, door hen aan te sporen tot

27.8 Page 268

▲back to top
- VI/268 -
" gehoorzaamheid, door goede raad te geven wanneer je een of andere
" wolf in de schaapskooi ontdekt. Kortom, laten we eraan denken dat een gro-
" te heilige zegt: divinorum, divinissimum est cooperari in salutem "
animarum.(1)
"
Aan de priesters, hoe weinig in aantal ze ook mogen zijn, zou ik de
" raad willen geven, in zich een brandende ijver te ontsteken voor de
" zielen.
"
En tot mezelf, wat zal ik tot mezelf zeggen? Ik zou willen
" zeggen" - en hier sprak hij bijna schreiend en met hortende woor-
" den, - "dat ik een jaar te meer op mijn schouders voel drukken, nu
" het jaar 1859 op het punt staat te verdwijnen en zich bij de af-
" gelopen eeuwen te voegen. Dit jaar is er eentje minder aan ons te
" leven en we zouden ongelukkig zijn als wij het nutteloos doorge-
" bracht hadden. Ik voel hoe groot en ernstig mijn verantwoorde-
" lijkheid is, die iedere dag groter wordt, daar ik gedwongen ben
" om tegenover de Heer verantwoording af te leggen voor het heil
" van elk van jullie. Ik doe wat ik kan, maar help mij, mijn ge-
" liefde jongens."
"
Terwijl wij allen overigens de Heer beloven de rest van
" ons leven te besteden door hem lief te hebben en te dienen, dan-
" ken we hem voor al de weldaden die hij ons bewezen heeft en omdat
" hij ons tot het jaar 1860 heeft willen bewaren. Deze genade heeft
" hij niet aan allen bewezen, Magone, Berardi, Capra, Rosato en meer ande-
" ren nog, waar zijn zij nu ik hen niet meer in ons midden zie? Zij
" zijn naar de eeuwigheid gegaan, om de Heer rekenschap te geven van
" alles wat zij gedaan hebben. Daarom druk ik jullie allen op het -
" hart jullie geweten in orde te houden, daar de Heer jullie in dit
" jaar voor zijn rechterstoel kan roepen. Ik wijs er overigens die-
" genen op, die uit vrees of uit schaamte niet zouden durven biech-
" ten bij hun eigen biechtvader, dat zij moeten veranderen, maar dat zij
" in ’s hemelsnaam niet mogen nalaten hun rekening te vereffenen.
"
Het is zeker dat wij het toekomende jaar op deze zelfde
" dag ons niet allemaal hier zullen bevinden. Daarom nodig ik jul-
" lie uit om een Onzevader te bidden voor al degenen die in het ko-
" mende jaar zullen sterven en voor degenen die gestorven zijn in
" het jaar dat thans ten einde loopt.
De nagedachtenis aan deze geliefde afgestorvenen in het dodenre-
gister, wees de dag aan waarop zij naar de eeuwigheid waren gegaan.
Carlo Rosato uit Turijn op 43-jarige leeftijd in het hospitaal
van de Cottolengo, op 23 mei.
Francesco Capra uit Centallo op 16-jarige leeftijd in de maand mei in het
(1) Het is een heilig werk te ijveren voor het heil van de zielen.

27.9 Page 269

▲back to top
- VI/269 -
Mauritiushospitaal.
Op 15 augustus in Turijn bij zijn ouders thuis Giovanni Zucca
uit Cavour op 26-jarige leeftijd.
In het hospitaal van de Cottolengo op 26 september Bartolomeo
Odetti uit Vigone, achttien jaar oud.
Don Bosco bad dus een onzevader, een weesgegroet en een re-
quiem met al zijn jongens, die voor hem geknield zaten, kwam dan van
het spreekgestoelte af en, zoals zijn gewoonte was, begon hij deze avond
en ook de volgende dagen de kerstgeschenken uit te delen aan elke jongen
in het bijzonder. Deze bestond in een raadgeving, in korte, nadrukkelij-
ke bewoordingen, opdat ze goed begrepen zou worden, volgens de behoef-
te of het voordeel van de jongen. Die raad was steeds zo aangepast, dat
hij in geest en hart gegrift bleef van wie hem ontving. Dat was heel
merkwaardig, daar het ongeveer driehonderd jongens waren, aan wie hij
deze nieuwjaarsgiften schonk.
Tegelijkertijd gaf elk van de jongens aan Don Bosco een nieuw-
jaarsgeschenk, dat bestond uit een briefje, waarin een bijzondere eigen
behoefte uiteengezet werd, een vertrouwelijk en geheim iets. Men vroeg
om raad, men gaf een verklaring, deed mededeling van iets dat er was
voorgevallen, en ook waren er die eerbiedig een raad durfden geven, of
op zijn minst beloofde de jongen in de toekomst zich te zullen beteren,
meer aandacht te zullen schenken aan zijn studie, actiever en vlijti-
ger te zijn bij het werk, ofwel gaf hij de verzekering dat hij voor zijn
overste zou bidden.
De seminarist Giovanni Bonetti tekende dat jaar in zijn dagboek
het volgende aan: "Nadat ik aan Don Bosco mijn nieuwjaarsgeschenk gege-
ven had in een brief, op de avond van 31 december, 1859, sprak hij tot
mij zoals hij ieder jaar deed, dicht bij het oor de volgende woorden,
die zijn geschenk voor mij waren: "Nederig zijn en werken."

27.10 Page 270

▲back to top
- VI/270 -
H O O F D S T U K XXVIII
HET VOORWOORD VAN DE GENTLEMAN, ALMANAK VOOR 1860 -
DE OORLOG IN LOMBARDIJE EN DE AVONTUREN VAN DE
GENTLEMAN - ZIJN VOORSPELLINGEN - DON BOSCO WORDT
OP HET MINISTERIE VAN BINNENLANDSE ZAKEN ONTBODEN
OM EEN VERKLARING TE GEVEN VAN DE VOORSPELLINGEN
IN DE ALMANAK.
Tegen het einde van 1859 werd de Galantuomo uitgegeven en ver-
spreid met een bont en merkwaardig voorwoord. Er werden daarin enkele
voorspellingen gedaan die in 1860 bewaarheid zouden worden en zich ook
in de nakomende jaren zouden ontwikkelen. Een lange uiteenzetting over
de avonturen van de Galantuomo ging eraan vooraf, half ernstig, half ko-
misch, argeloos en schertsend, hetzij om er niet een uitgesproken toon
van een voorspelling aan te geven, of om niet de argwaan te wekken van
de politici, die het boekje per toeval in handen zouden krijgen. Don
Bosco hoopte dat ze het niet zouden beschouwen als het werk van een
ernstig mens met een groot verstand, en in het beste geval zouden ze
hem ofwel beklaagd hebben of het werkje als een beuzelachtigheid in het
belachelijke getrokken hebben. Intussen had het op de abonnees van de
Katholieke Lectuur en op anderen de goede invloed die men verlangen
kon. Zijn voorzorgsmaatregelen haalden echter niet veel uit: daar de al-
manak al spoedig en geruime tijd lang grote beroering verwekte, niet
alleen bij de gewone burgers, maar eveneens in de paleizen van de
leiders van het land.
Ziehier de inhoud van de inleiding.
"
"
I
"
"
De Galantuomo
"
Almanak voor Piëmont - Lombardije in het
"
schrikkeljaar 1860 - De Galantuomo
"
aan zijn vrienden -
"
"
Vooraleer ik met u begin te spreken, vereerde vrienden, acht
" ik het gepast u eerst rekenschap te geven van enkele dingen die
" ge heel verschillend van aard zult vinden. Op mijn titelblad zult
" u in plaats van Nationale Almanak vermeld zien staan Almanak voor

28 Pages 271-280

▲back to top

28.1 Page 271

▲back to top
- VI/271 -
" Lombardije en Piëmont. Ik heb dat gedaan om te verstaan te geven
" ven dat ook ik mijn stem geef voor de aanvaarding van deze rege-
" ring.Zodoende zal de onderwerping volledig zijn. Door dit feit wil
" ik ook te kennen geven, dat de galantuomini niet gekant zijn tegen
" de vereniging van Lombardije met Piëmont. In dit jaar zult u me
" zonder staartpruik zien en ge zult spoedig de vreselijke reden
" daarvan leren kennen. Ik heb ervan afgezien te spreken over de ker-
" missen en markten, omdat ik nog niet voldoende op de hoogte ben van
" de manier, de tijd en de plaats waarop kermissen en markten ge-
" woonlijk in onze nieuwe staten gehouden zullen worden. Ik kan u
" echter de verzekering geven dat ik de zaken die ik U te zeggen heb
" nog van veel groter belang acht: dingen om te huilen en soms ook om
" te lachen. Ik zal u op de hoogte brengen van mijn krijgsplannen:
" geschiedenis schrijven en het verleden voor u uiteenzetten; voor
" politicus spelen en u over de huidige tijd spreken; de profeet uit
" hangen en u de toekomst aankondigen, en na een serie van merkwaar-
" dige feiten zal ik mijn best doen u een weinig ontspanning te be-
" zorgen door een liedje voor u te zingen.
"
"
II
"
"
Een groet - De oorlog - Handel in verversingen -
"
Ontmoeting met een Franse generaal in Montebello
"
- Zaken uit Palestro - Een zoeaaf -
"
"
Ik breng u een hartelijke en eerbiedige groet, vereerde
" vrienden, en ik doe dat des te meer van harte, naar gelang ik de
" gegronde vrees koester u niet meer te zullen weerzien. De ver-
" schrikkelijke oorlog van het afgelopen jaar, waaraan ook ik heb
" deelgenomen, ontnam mij nagenoeg alle hoop u te kunnen terugzien.
"
Jawel, beste vrienden, ik heb deelgenomen aan wapenfeiten.
" Ik ben in Montebello geweest, in Palestro, in Magenta, in Marig-
" nano en vooral in Solferino en overal heb ik laten zien wat een
" gentleman waard is. Weliswaar ben ik niet erg bedreven in het han-
" teren van geweer noch zwaard, en, als u erop staat dat ik het u
" zeg, ik ben bang voor levenden en voor doden. Ik ben enkel de oor-
" log in getrokken, moet ik zeggen, om mezelf en anderen goed te
" doen door me toe te leggen op de verkoop van verversingen onder het
" leger, wel begrepen, met de nodige toestemming die ik verkreeg,
" wat, dank zij de nodige duiten, mij niet al te moeilijk viel. De-
" ze betrekking, die van geringe betekenis schijnt, bleek voor velen
" nuttig. Ze bleek nuttig voor mij, omdat ik er iets mee verdiend
" heb voor mij en voor mijn jongens, die hoewel ze al bijna vol-
" wassen zijn, nog niet in staat zijn om hun brood te verdienen. Ze
" bleek ook nuttig voor de anderen, doordat ik met mijn verversingen
" verscheidene malen de dorst gelest heb van gezonden, van zieken en
" van stervenden. Ik herinner me in het bijzonder dat er in Monte-
" bello een Franse generaal was die omviel van de dorst. Nauwelijks
" had hij me in het oog gekregen of hij begon te roepen: Galantome,

28.2 Page 272

▲back to top
- VI/272 -
" Galantome, donnez moi à boire. Ik, die ook een beetje Frans ken,
" antwoordde hem onmiddellijk: Oui, Monsieur, alstublieft, drinkt
" u maar; bien raisonnable; ik geef het u graag, maar pour l’argent.
" Hij dronk, en verkwikt door mijn uitstekende verversingen snelde
" hij diegenen te hulp, die al op de vlucht sloege, pompte hun
" moed in en, onverschrokken met hen meevechtend, behaalden de on-
" zen binnen korte tijd de overwinning. Zodat de overwinning van
" Montebello voor een goed deel toe te schrijven valt aan de dege-
" lijkheid van mijn verversingen.
"
In Palestro was de grond met doden en gewonden overdekt; en
" ik kan u in waarheid verzekeren dat het aantal doden nog groter
" geweest zou zijn, als ik niet te hulp gesneld was, en nu eens de
" gezonden te drinken gegeven had, dan weer de gewonden versterkt
" had die stierven van de dorst en om medelijden en erbarming smeek-
" ten. Meer dan honderd door verversingen herstelde gewonden, kwamen
" weer op hun verhaal en konden zich naar het hospitaal begeven. Een
" zoeaaf verloor de adem door gebrek aan drinken. Ik schonk hem een
" beker in die hij in één teug ledigde. Hij was zo blij dat hij me
" twaalf sigaren van heel goede tabak gaf. Ik echter, die nooit g-
" wend geraakt ben en het ook nooit zal worden aan de tabak, omdat
" ik de rook ervan afschuwelijk vind, nam deze sigaren en gaf ze ten
" geschenke aan andere soldaten, die snakten naar tabak en er geen
" konden krijgen. Nog maar enkele dagen geleden klopte mij iemand
" op de schouders en zei: "Bravo, galantuomo: jouw verkwikking
" heeft me het leven gered; daarzonder zou ik in Palestro doodgegaan
" zijn van de dorst."
"
"
III
"
"
Gebeurtenissen in Magenta – Teraardebestellingen -
"
Naastenliefde en raadgevingen - Een Kapucijn - De
"
Voorzienigheid - Vijftien goudstukken -
"
"
In Magenta begonnen de zaken echter een vreselijker aanblik
" te bieden. Ik kwam daar aan op de dag na de veldslag en zag er zo
" veel doden en gewonden, dat ik van het hoofd tot de voeten beefde.
" Vastbesloten een offer te brengen voor het vaderland, heb ik de
" arme gewonden verversingen gegeven, totdat ik er geen meer had.
" Daarna begon ik te helpen de gewonden naar het hospitaal te dra-
" gen,en tenslotte de doden te begraven. - "Hoe nu", zullen sommigen
" zeggen, "de Gentleman doden begraven?" – Heel zeker, ik heb het
" gedaan en zou het weer doen. Was Tobias geen gentleman? En toch
" liet hij zijn maaltijd in de steek om de doden te gaan begraven.
"
Te midden van mijn inspanningen werd ik heel erg verblijd
" door vele stervenden die uit eigen beweging hun leven in Gods han-
" den legden, en ik heb hun verscheidene keren mijn kruisbeeld ge-
" geven om het te kussen. Het speet me echter heel erg dat niet wei-
" nige soldaten vroegen om te mogen biechten en er niet voldoende
" priesters te krijgen waren om aan hun verlangen te voldoen. Daar

28.3 Page 273

▲back to top
- VI/273 -
" ik niet anders doen kon, stelde ik hun voor, een oprechte akte van
" berouw te bidden. Daarna zei ik dat zij met een rustig gemoed naar
" de andere wereld konden gaan en dat God hun vergiffenis geschonken
" had. Velen vroegen bij mij te mogen biechten, maar ik kon niet -
" naar hen luisteren, noch hun de absolutie geven. Een zei er tegen
" me;Galantuomo, ik zal u mijn zonden biechten, en u biecht ze dan
" wel verder aan een of andere priester." - "Neen", antwoordde ik
" "ik,heb er al zoveel van mezelf te dragen, dat ik er nog een
" bochel van zal krijgen. Wee mij, als ik die van jou er nog bij
" zou nemen. Bid een akte van berouw en ga dan in vrede."
"
Na de gebeurtenis in Magenta wilde ik het leger volgen,
" maar ik had geen verversingen meer, noch geld om nieuwe voorraad
" in te slaan. Te midden van zoveel nood had ik alles verbruikt wat
" ik bezat. Terneergeslagen sloeg ik de richting van Milaan in, ver-
" vuld van de vraag, hoe ik voorraad moest vinden voor mijn handel-
" tje. Toen kwam een kapucijn op me toe en zei: "Wat heb je, galantu-
" omo, dat je zo ernstig in gedachten verzonken loopt? Ben je mis-
" schien gewond geraakt in Magenta?"
"
"Persoonlijk ben ik niet getroffen, maar mijn geldbeugel
" wel. Ik heb geen geld meer en ik heb geen verversingen meer om te
" verkopen."
"
"Heb je nergens meer iets te vorderen?"
"
"Neen, mijn vorderingen bestaan uit enkele schulden die ik
" in Turijn heb."
"
"Wat heb je gedaan met wat je tot nu toe verdiend hebt met
" je handel?"
"
"Ik heb alles aan de arme soldaten gegeven, die ofwel ver-
" moeid of gewond waren en versmachtten van dorst."
"
"Dan heb je een goed werk gedaan. God zal niet nalaten het
" je te vergelden. Hij geeft het honderdvoudige van ieder goed werk,
" ook al in dit leven, en een eeuwige beloning na de dood."
"
"Het is waar, ik heb nooit wagens gehad, noch paarden, met
" uitzondering van een kleine stootkar die ik gebruik als ik in ui-
" en handel drijf. In ieder geval heb ik altijd rondgelopen. Ik heb
" altijd schamel in mijn geld gezeten en heb altijd te eten gehad,
" maar nu ben ik van alles verstoken..."
"
"Hoop en bid en dan..." Terwijl dit gesprek verliep, hoor ik
" iemand die achter me komt aanlopen roepen: "Stop! Wacht, wacht
" even..." Aanvankelijk was ik bang dat het de een of ander was die
" me voor een straatrover hield en me wilde begroeten met een ge-
" weerschot. Of misschien een of andere vriend van de grens, die ze-
" ker in de zomer gewoon is de hand te leggen op zekere galantuomi-
" ni, om me naar de plaats te brengen waar niemand pensiongeld hoeft
" te betalen, en die gewoonlijk gevangenis genoemd wordt. Niettemin
" bleef ik staan en om mezelf moed te geven, nam ik mijn pruik in de
" hand en keerde me moedig om met de woorden: "Wie moet me hebben?
" Wat is er? Ik doe niemand kwaad."
"
"Weest u maar niet bang; ik kom naar u toe om u een plezier
" te doen. Bent u de man die zich Galantuomo noemt?"

28.4 Page 274

▲back to top
- VI/274 -
"
"Ja, zeker, zo noemen ze me, en goddank ben ik een Galan-
" tuomo."
"
"Dan bent u het zeker die in Magenta bezig geweest is met
" de gewonden en stervenden te drinken te geven?"
"
"Ja zeker, maar ik heb niemand kwaad gedaan."
"
"Dan bent u het zeker ook die de wonde van een kapitein ver-
" verbonden hebt die al zijn bloed dreigde te verliezen. U nam uw
" hemd,scheurde het in repen om het bloed te stelpen van die ongeluk-
" kige die in het grootste levensgevaar verkeerde?"
"
"Ja, dat heb ik gedaan, en ik zou het herhalen als het
" nodig was."
"
"Die kapitein stuurt me naar u toe om u te bedanken. Hij
" is u zijn leven verschuldigd en als teken van dankbaarheid ver-
" zoekt hij u dit kleine pakje te willen aannemen."
"
Ik dacht dat het een pakje met medailles was, daarom nam
" ik het graag aan om ze uit te delen aan de dappere soldaten wan-
" neer de veldslag nabij scheen. Maar toen ik het opendeed, vond ik
" er vijftien blinkende marenghïni in (goudstukken van twintig frank,
" die door Napoleon waren uitgegeven na de slag bij Marengo).(1)
"
"Nee"! riep ik terstond uit, "dat wil ik niet. Door dat
" werk van naastenliefde heb ik mijn plicht gedaan, en liefdewerken
" worden niet betaald."
"
Maar de ander had al rechtsomkeer gemaakt en sloeg geen
" acht meer op mijn woorden. De kapucijn stelde me gerust en zei:
" "Neemt u dat geld toch aan als gezonden door de goddelijke Voorzie-
" zienigheid. Als u in Milaan komt kunt u de verlangde voorraad op-
" doen. U hebt een werk van liefde gedaan en u hebt het niet uit
" eigenbelang gedaan. Maar God heeft degene die u geholpen hebt in-
" gegeven u te hulp te komen in uw nood." - Bij die woorden voelde
" ik me gerustgesteld en stak de goudstukken in mijn zak.
"
"
IV
"
"
Milaan - De kerken - De berg van marmer - De
"
koffiehuizen - Gezicht op Marignano -
"
"
Gaandeweg bereikte ik Milaan dat ik erg mooi vond. Maar de
" straten en pleinen zijn niet zo mooi als die van Turijn. De onze
" zijn recht, vierkant, en daar integendeel lopen ze allemaal krom
" en met tal van bochten naar alle kanten. Maar de kerken zijn mooi-
" er dan de onze. De dom lijkt wel een hoge berg van zuiver marmer,
" met groot meesterschap bewerkt. Maar wij overtreffen de Milanezen
" door de sierlijkheid van de koffiehuizen en de weelde van het San
" Carloplein, waar in overvloed allerlei soorten goede wijn te vin-
" den zijn. Ook zijn er bronzen paarden die een groter hoofd hebben
" dan de
(1) Zie M.B. deel II, blz. 369.

28.5 Page 275

▲back to top
- VI/275 -
" onze, maar er is geen enkel marmeren paard. Ik was in Milaan op
" zondag, en daar ik al enige tijd niet meer in de gelegenheid ge-
" weest was de aangelegenheden van mijn ziel te regelen, wilde ik
" van deze gelegenheid gebruik maken om mijn verplichtingen na te
" komen.
"
De maandag daarop sloeg ik de nodige voorraden in voor
" mijn verversingen en begaf me op weg om het leger te bereiken. In Ma-
" rignano kwam ik aan, vier dagen nadat daar de veldslag had plaats
" gehad en zag nog afschuwelijke overblijfselen van die veldslag.
" Dat wil zeggen, de grond was nog doordrenkt met mensenbloed, en
" hier en daar enkele stukken van lijken, die verzameld werden en
" in manden gelegd om ze onder de grond te stoppen. Diep door mede-
" lijden bewogen heb ik een De profundis gebeden voor al degenen
" die gestorven waren en een Salve Regina voor de genezing van de
" gewonden. Daarna zette ik mijn tocht voort.
"
"
V
"
"
Geruchten over de slag bij Solferino - De naam-
"
dag - Een hels lawaai - Onweer - Overwinning -
"
Het slagveld - Gevechten - Doden en gewonden -
"
"
Ik verzeker u, beste vrienden, dat toen ik naar school
" ging, en ook toen ik met mijn kameraden naar buiten trok, ik
" grote veldslagen heb moeten leveren, nu eens met stenen, dan met
" stokken, en soms met de vuisten en zelfs met de tanden. Maar dat
" alles was niets, vergeleken met de veldslag van Solferino. Ik
" vertel u alleen wat mij overkwam, terwijl ik het overlaat aan
" degenen die daar meer bekwaam toe zijn om te beschrijven wat er
" bi j di e gedenkwaardige veldslag gebeurd is.
"
Op 23 juni deed onder alle partijen het gerucht de ronde
" dat een veldslag op handen was die beslissend zou zijn voor het lot van
" van de Duitsers en van de verbondenen. Of wij de Duitsers heb-
" ben aangevallen of dat zij de onzen aangevallen hebben, dat kwam op het-
" zelfde neer. Op 24 juni, Sint-Jansdag, die overigens mijn naamdag is,
" hoorde ik bij het aanbreken van de dag zwaar kanongebulder.Aan-
" vankelijk dacht ik dat dat ter ere van mijn naamdag was. Maar al
" gauw had ik de zekerheid dat de Oostenrijkers tegen de onzen op-
" trokken, en dat de onzen klaar stonden om hen t e scheren en te
" knippen.
"
Toen nam ik mijn mand op met enkele flessen zoete siroop,
" met een zo groot mogelijke hoeveelheid water en ik begaf me naar de
" strijders. Ze zeiden: het is vandaag erg warm en van het vech-
" ten krijg je dorst, we moeten drinken. En naargelang ik mijn
" bekertjes verkocht, vulde ik mijn zak met rinkelende duiten.
" Een poosje ging alles goed en ik had al het grootste gedeelte
" van mijn drank verkocht. Maar tegen tien uur in de morgen hoor
" ik schreeuwen: "Terug, terug, we worden in de flank aangevallen!
" Daar ik er niets voor voelde om met de soldaten mee te lopen, stelde ik

28.6 Page 276

▲back to top
- VI/276 -
" me langs de kant van de weg op. Toen ik me op een naburig heuvel-
" tje had teruggetrokken, liet ik onze soldaten langs me heen trek-
" ken om een betere positie in te nemen. Maar o, wee!
" Op dat ogenblik bevond ik me als het ware in het vuur tussen de Piëmon-
" tezen en de Duitsers. De projectielen van geweren en ook van ka-
" nonnen vielen om me heen neer zoals de rijpe noten als er aan de
" boom geschud wordt. Verscheidene keren zag ik de Oostenrijkers
" op de onze instormen, ook zag ik de onzen de Oostenrijkers enke-
" le keren verjagen. Maar voortdurend geweervuur, kanonschoten,
" bajonet-aanvallen, geschreeuw ter aanmoediging, gekerm van de
" gewonden en van de stervenden. Al die herrie en dat geschreeuw,
" alles door elkaar, veroorzaakte een hels gedaver. Uiteindelijk
" stak er tegen het vallen van de avond een hevig onweer op, dat
" de onzen heel goed van pas kwam en de inspanningen van de vijand
" ontkrachtte, zodat zij gedwongen waren zich terug te trekken. Ik
" probeerde toen naar de laagte af te dalen, maar een onwillekeu-
" rige schrik weerhield me. Overal waarheen ik mijn blik wendde,
" zag ik doden, gewonden en stervenden die om genade smeekten. Ik
" had wel allen willen helpen, maar het was me niet mogelijk. Ik
" heb me bij de anderen gevoegd en we hebben acht dagen gewerkt om
" de gewonden naar het hospitaal te vervoeren en de doden te begra-
" ven.
"
Een Piëmontese generaal, die in de ambulance van de ge-
" wo nden aanwezig was, vertelde dat een dergelijke veldslag geen voor-
" gaande kende in de geschiedenis. Er stonden ongeveer driehon-
" derdduizend Fransen en Piëmontezen tegen driehonderdduizend Duit-
" sers. Van weerszijden werd er dapper gestreden, en aan doden en
" gewonden werden er meer dan vijftigduizend mensen van het slag-
" veld weggedragen. Men verzekerde mij dat Napoleon gezegd had:
" "De Duitsers hebben het terrein verloren, maar wij de mensen." -
" Dat beduidde dat het verlies aan onze kant het grootst was. Wij
" wisten echter dat wij geen oorlog voeren zonder dat eraan de ene
" zowel als aan de andere zijde doden vallen. Zoals men geen eier-
" koek kan bakken zonder de eieren stuk te slaan, zo kan men ook
" geen oorlog voeren zonder te doden. Maar nadat ik de veldslag
" van Solferino gezien heb, heb ik steeds gezegd dat de oorlog en
" iets afschuwelijks is en ik geloof dat hij waarlijk in strijd is
" met de liefde! Hoe die veldslag echter ook mag geweest zijn, de
" overwinning was aan onze kant en de Oostenrijkers waren gedwongen de
" Mincio over te steken, dat is een rivier die Lombardije van het gebied
" van Venetië scheidt.
"
"
VI
"
"
De korf - De hoed - De pruik - Het gefluit
"
van de kogels en het schietgebed - De vre-
"
de - Een geschenk - Een maaltijd
"
"
U vraagt me, beste vrienden: "Ben je temidden van zulke veldsla-
" gen niet bang geweest? Goddank bleef ik ongedeerd, maar ik kwam
" er genadig af door een mirakel. Terwijl ik boven op dat heu-

28.7 Page 277

▲back to top
- VI/277 -
" veltje stond, omgeven door de vijanden, zocht ik aanhoudend naar
" de mogelijkheid om me achter de bomen te verbergen of achter de
" steenblokken of grasbermen of in de greppels. Niettemin was er een ogen-
" een ogenblik dat ik dacht dat ik dood was. Een kanonskogel vloog
" rakelings langs me heen en nam mijn korf, bekers en flessen mee.
" "Houd de dief"! wilde ik beginnen roepen, "houd de dief"! maar
" op hetzelfde ogenblik rukte mij een geweerkogel, zonder me eerst
" om toestemming te vragen, de hoed van het hoofd. - "He, daar",
" zei ik onthutst en zonder iemand te zien: "Laat me met rust, ik
" doe niemand iets." - En weer kwam er plotseling een stuk schroot
" vlak langs mijn schouders en nam mijn hele pruik mee. - "Arme!
" pruik", riep ik uit, "wat moet ik doen om me te laten zien dat
" de Galantuomo zijn hoofd nog heeft?" Ik richtte mijn blik daar-
" heen waar ik de pruik voor het laatst gezien had, maar tot mijn
" verdriet zag ik niets meer. Bij het verlies van mijn pruik had
" ik nog één troost, want mijn hoofd is nog op mijn schouders blij-
" ven staan. En dat is voor mij van niet geringe betekenis.
"
Uit vrees dat een stuk lood voor de grap mijn hoofd van de schou-
" ders zou afnemen, zette ik me neer in een greppel, waarin ik ver-
" dween tot aan de hals en naast mijn hoofd legde ik twee dikke
" dikke stenen en zo bleef ik tot de avond wachten. Ieder ogenblik
" hoorde ik het gefluit van de kogels die over mijn hoofd heen vlo-
" gen. Steeds zei ik dan: "Mijn Jezus barmhartigheid" en dikwijls kuste ik
" de medaille. Of het de genade van de Heer is, of een bijzondere
" bescherming van de heilige Maagd, het feit is dat ik behouden
" houden bleef en weer temidden van u kon terugkeren om u over mijn
" wederwaardigheden te vertellen.
"
Enkele dagen na de slag van Solferino, schreef Napoleon
" een brief aan de keizer van Oostenrijk. Daarna ging hij hem een
" bezoek brengen en tijdens het gesprek zagen beiden in dat de vrede en
" vriendschap beter was dan de oorlog en vijandschap, zodat ze be-
" ter hun soldaten konden sparen dan te laten vermoorden. Dus werd
" de vrede definitief gesloten en ondertekend! En als de mensen hem niet
" verstoren, zal er nooit meer oorlog zijn. Napoleon is daarna heel
" minzaam voor ons geweest. Hij heeft ons Lombardije cadeau gedaan; wij
" hebben hem ten teken van dankbaarheid zestig miljoen geschonken, niet
" alleen voor hem, maar alleen opdat hij zijn soldaten op onze ge-
" zondheid een maaltijd zou kunnen aanbieden. Begrijp wel: die maaltij-
" den worden uitsluitend gegeven aan degenen die niet gestorven
" zijn in de veldslag, daar de doden niets meer nodig hebben, dan
" enkel een Requiem aeternam.
"
VII
"
"
Zeker en onzeker - Vredesverlangens – Angst
"
voor de oorlog - Een preek - Nare voorgevoelens -
"
"
Sommigen onder u, dierbare vrienden, zullen me de vraag stellen:
" "Maar, Galantuomo, zullen we dit jaar nu vrede hebben of oorlog? Ik ant-

28.8 Page 278

▲back to top
- VI/278 -
" oorlog? Ik antwoord u door goed onderscheid te maken tussen het
" zekere en het onzekere. Het is zeker dat als de mensen geen oor-
" log maken, we vrede zullen hebben. En het is eveneens zeker, dat
" als de mensen oorlog maken, we geen vrede zullen hebben. Zodat de
" vrede en de oorlog beide in handen van de mensen liggen. Dit zeg
" ik als almanak.
"
Wanneer ik daarna mag zeggen wat ik verlang, zeg ik van
" ganser harte: van iedere oorlog libera nos, Domine. 0, Heer, geef
" ons de vrede voor omnia saecula saeculorum. Want het is iets gru-
" welijks, gezonde en flinke jongens, sterk als Samson, en die thuis
" de vreugde van hun familie uitmaken, op elkaar te zien losstormen,
" de een tegen de ander om elkaar met kanonnen en geweren aan te val-
" len en elkaar met de bajonet te doorsteken of de keel over te snij-
" den. Och, het zijn afschuwelijke dingen! Al degenen die zich in de
" oorlog bevinden, of weten wat oorlog is, zeggen: van iedere oorlog
" libera nos, Domine. Dat is mijn oprecht verlangen.
"
"Maar je voorgevoelens, mijn waarde Galantuomo, hoe zijn
" die? Wat denk je ervan? Zullen we dit jaar vrede of oorlog heb-
" ben?" - Wanneer u mijn gedachten daarover, als van een goede
" vriend,wilt horen, zal ik het u zeggen. Alleen wil ik vooropstel-
" len u niet te kunnen verzekeren dat de dingen elkaar zo zullen op-
" volgen als ik denk. Ik zal u alleen zeggen hoe ik erover denk en
" hoe ik vrees dat de toekomst zijn zal. Wees dus aandachtig.
"
Ik vrees dat er in het lopende jaar opnieuw oorlog zal
" zijn. Mijn voorspelling steunt op wat mijn moeder mij zei. Ik her-
" inner me dat mijn moeder, toen ze nog leefde, altijd zei: de oor-
" log is een gesel van God, tot de mensen gezonden voor hun zonden.
" Die zonden zijn nog niet voorbij. Ik verzeker u, dat ik temidden
" van de soldaten vele goede jongens aangetroffen heb die zich in
" de Heer aanbevalen. Maar niet weinigen heb ik kwaad horen spreken
" over de godsdienst, tegen paus, bisschoppen en priesters. Ik hoor-
" de anderen vloeken als ze vochten, als ze gewond werden en ten-
" slotte als ze stierven. En ik heb er gehoord die in het Frans
" vloekten,in het Italiaans en in het Piëmontees.
"
Thuis teruggekeerd, meende ik de kerk vol te zien met men-
" sen,om God te danken, omdat Hij een einde aan de oorlog had ge-
" maakt. In plaats daarvan trof ik vele ontevredenen aan en die
" liever naar de oorlog schenen te verlangen (de ezels) dan de vrede.
" Maar wat erger is, overal ging men door met vloeken en de verwen-
" singen waren erger dan ik onder de soldaten ooit gehoord had. Men
" werkt en men laat werken op zondag. Er zijn preken maar velen gaan
" er niet heen. Er zijn priesters en biechtstoelen en velen gaan er
" niet heen om hen niet te storen. Velen - die ook ketters noch jo-
" den zijn - gaan er slechts zelden heen, en niet weinigen gaan er
" nooit heen, terwijl sommigen er alleen toe komen het goede dat de
" anderen doen in het belachelijke te trekken.
"
0, sukkels die jullie zijn! U denkt misschien dat de Heer
" niet weet wat Hij doet en dat Hij zijn geboden op de berg Sinai
" heeft willen geven bij wijze van tijdverdrijf? Neen, Hij heeft ze

28.9 Page 279

▲back to top
- VI/279 -
" gegeven en wil dat ze nageleefd worden. Wie ze onderhoudt zal
" door Hem gezegend worden en beloond in dit en in het toekomstige leven.
" Wie ze in de wind slaat, zal door hem gestraft worden in het te-
" genwoordige leven, en daarna tot de hel veroordeeld worden waar,
" of ze willen of niet, al diegenen zullen heengaan die de wet van
" God niet eerbiedigen. Vergeef me deze opwelling van woede. Als ik
" over de godsdienst spreek, voel ik me in vuur geraken, en maar
" moeilijk kan ik dat vuur doven dat mij tot spreken dringt. Nu zal
" ik u nog wijzen op andere plagen, die er, naar ik vrees, dit jaar
" zullen komen.
"
We zullen een nieuwe bloedige oorlog krijgen, die, indien
" hij al niet zoveel bloed zal doen stromen, echter een groter aantal zie-
" len naar de hel zal zenden. We zullen twee verschrikkelijke ziek-
" ten krijgen, die ik niet noemen wil, en waarvan u de vreselijke
" ke uitwerking zult zien. Twee aanzienlijke personen zullen van
" het toneel der politieke wereld met al hun roem verdwijnen.
"
Veel vaders en moeders zullen geen vrede kunnen nemen met
" de ongehoorzaamheid van hun kinderen, ze zullen de ergernis bewe-
" nen die ze hun veroorzaken en klagen over de onenigheid die zij in het ge-
" zin brengen. Ze zullen op zoek gaan naar het geneesmiddel en zul-
" en zullen niets anders dan vergif vinden, daar het enige genees-
" middel de godsdienst is die zijzelf verwaarlozen.
"
U zult zien dat de wijn goedkoper wordt, maar het brood duurder.
" Een dorp zal door een aardbeving verwoest worden, verscheidene
" andere geteisterd door de vorst, de hagel en door de droogte.
"
Ik zou u nog andere dingen willen zeggen, maar ik durf niet. Ik
" zeg u alleen dat de rampen ernstig zijn, en dat ze in dit jaar
" moeten beginnen en dat het enige middel om ze af te weren of min-
" stens te verlichten de praktijk van de godsdienst is, de vlucht
" voor het kwaad.
"
Di t is wat ik vo orzie. U zu lt m e zeg ge n: "U, Galantuomo,
" bent al oud, en daarom bent u steeds maar bang voor alles, waar
" er zelfs geen reden is om bevreesd te zijn."
"
Ik antwoord u: "Het is waar dat ik, daar ik al een beetje
" oud ben, evenals andere oude mensen vol vrees ben. Maar bedenk
" wel, dat de vrees der ouderen gegrond is op de ervaring, en de
" ervaring is een meester die niet bedriegt.
"
Ik wens echter van ganser harte dat mijn voorspellingen niet in
" vervulling zullen gaan, en dat U over een jaar tegen mij kunt zeggen, als
" ik nog leef dat ik een slechte profeet geweest ben. Ik zal dan
" blij zijn mij te kunnen verontschuldigen met te zeggen dat ik maar
" een profeet van de almanak ben."
De almanak bevatte na de inleiding enkele aardige vertellingen,
waaronder De terugkeer van een gewonde recruut in Palestro. Hierin wordt
de moed der Piëmontezen beschreven en aangewakkerd door de aanwezigheid
van Vittorio Emanuele. De vertelling schetst hoe de koning tot tranen
toe bewogen was toen hij de dag daarop het slagveld bezocht.

28.10 Page 280

▲back to top
- VI/280 -
Hij sloot met een klinkdicht op de pruik van Gianduia.
Deze almanak ontging de waakzaamheid van de speurhonden der po-
litie niet en wekte de bezorgdheid van de regering.
Men smeedde immers plannen voor het komende jaar, voor een nieuwe
invasie in de kerkelijke staat en voor de inlijving van het koninkrijk
Napels bij Piëmont. De toebereidselen voor deze expedities werden met de
uiterste geheimzinnigheid omgeven. De ideeën van de Galantuomo waren
onduidelijk genoeg opdat naïevelingen ze niet zouden begrijpen, maar
ze waren zo klaar als de dag voor degenen die er zich listig op voorbe-
reidden hun plannen te doen slagen. Daardoor vreesden ze dat er in hun
rijen verraders verborgen waren en wilden ze van Don Bosco zelf verne-
men, wat hem ertoe gedreven had zo te schrijven.
Daarom kreeg Don Bosco een oproep om zich naar het Ministerie van
Binnenlandse Zaken te begeven. Hij werd ontvangen door een adjunct van
de minister, die na een beleefde opmerking over het feit dat hij de
brief van Don Bosco tot de koning weinig eerbiedig vond, een gesprek be-
gon over de voorspellingen van de Galantuomo.
"U geeft die zeker uit?" "Inderdaad."
"Waarom schrijft u bepaalde dingen die velen beangstigen? Wat
weet u van de toekomst? Waarom werpt u zich als profeet op?"
"Ik moet u doen opmerken, dat ik voor een almanak schrijf."
"Maar vanwaar hebt u de inlichtingen die u met zoveel zekerheid
aankondigt."
"Heb ik misschien dingen gezegd die in strijd zijn met de waarheid?"
"Integendeel! Ik vraag u hoe u het te weten gekomen bent. U moet
over vertrouwelijke mededelingen beschikken."
"Ik zou niet weten wat ik daarop moet antwoorden. Er is niemand
naar mij toegekomen om over staatszaken te spreken. Ik geloof echter
niet verkeerd gedaan te hebben met te schrijven zoals ik geschreven heb."
"Dat zeg ik niet. U moet bepaalde grondslagen hebben waarop u uw voor-
spellingen baseert. In alle geval zou u beter gedaan hebben u niet te
mengen in zulke dingen en vraagstukken."
"0, als het zo is... als ik dat geweten had... weest u ervan
overtuigd dat ik u niet onaangenaam heb willen zijn. Voor de rest zeg
ik nog eens dat niemand ter wille van mij lastig gevallen kan worden."

29 Pages 281-290

▲back to top

29.1 Page 281

▲back to top
- VI/281 -
"Komaan! U wilt dus dat ik zou geloven dat u in de toekomst kunt
lezen?"
"U kunt geloven wat u het beste vindt."
"Tenslotte heb ik u laten roepen om u te zeggen dat het niet pas-
send is, integendeel, dat het gevaarlijk is zich te bemoeien met
strijdvragen die de bezorgdheid kunnen gaande maken van de regering."
"Neemt u me niet kwalijk, maar ik zie geen reden voor gevaren en
bezorgdheid. De minister houdt me voor een profeet en dan zorgt hij voor
het welzijn van de staat, ofwel hij houdt me niet voor een profeet en
dan hoeft hij zich niet over me te bekommeren."
De ander glimlachte en met de aanbeveling om in de toekomst wat
voorzichtiger te zijn, deed hij Don Bosco uitgeleide.

29.2 Page 282

▲back to top
- VI/282 -
HOOFDSTUK XXIX
HET PREVENTIEVE SYSTEEM IN DE PRAKTIJK - HEILIGE IJVER -
BEGROETING DOOR DON BOSCO VAN DE JONGENS DIE
HUN INTREDE DOEN IN HET ORATORIO - ZIJN EERSTE WOORD
BETREFT DE ZIEL - DE UITWERKING VAN DAT WOORD - DE
MEESTER DER MORELE HERVORMING - DE BIECHT EN DE COMMUNIE -
ENKELE MIDDELEN OM HET VEELVULDIG GEBRUIK DER SACRAMENTEN
TE BEVORDEREN - WENKEN VOOR DE OVERSTEN VAN HET
OR AT OR I O - K A L M T E EN MATIGDHEID BIJ HET STRAFFEN - TWEE
SOORTEN VAN GEVAARLIJKE JONGENS - DON BOSCO WENST OP DE
HOOGTE GESTELD TE WORDEN VAN ALLES, OOK HET GERINGSTE, VAN
WAT ER IN HET ORATORIO GEBEURT - DE PUNTENLIJSTEN - IJVER
VAN DE ASSISTENTEN EN HUN GENEGENHEID VOOR DON BOSCO - HET
BELANG DAT DE LEERLINGEN AAN DE PUNTEN HECHTEN - HOE DON BOSCO
DE OORZAKEN ONDERZOEKT VAN DE GERINGE VORDERINGEN DIE
SOMMIGEN BIJ DE STUDIE MAKEN - EEN ONTHULLEND REGISTER VAN
HET VERBORGEN GEDRAG VAN BEPAALDE LEERLINGEN - LAATSTE
WOORDEN VAN DON BOSCO TOT DE JONGENS DIE UIT HET ORATORIO
VERTREKKEN - ZIJN LIEFDE VOOR HEN - HEILZAAM EN VERSTANDIG
OPTREDEN BIJ HET ONTMOETEN VAN EEN OUD-LEERLING.
Nu wij met ons verhaal het jaar 1860 binnentreden, achten wij het ge-
schikte ogenblik gekomen om een uiteenzetting te geven over de ijverige bemoei-
ingen van Don Bosco om zijn jongens, die van jaar tot jaar in aantal toenamen,
op de goede weg te brengen. Tot nu toe hebben we al veel verteld over hem en
over zijn ijver, maar het is niet alles, daar de vindingrijke liefde van Don
Bosco onuitputtelijk was.
Velen hebben Don Bosco al verschillende malen gevraagd wat zijn systeem
was in de opvoeding om de jongens op zo een succesvolle manier te leiden op het
pad der deugd. Don Bosco was gewoon te antwoorden: "Het preventief systeem: de

29.3 Page 283

▲back to top
- VI/283 -
liefde!" - Aangespoord om een nadere verklaring te geven en de middelen
uiteen te zetten die men zou kunnen toepassen om deze liefde te laten
ov er wi nnen, antwoo rdde hij ee ns : "De heilige vreze Gods waarmee de harten
vervuld worden."
"Maar de heilige vreze Gods is niets anders dan het beginsel der
wijsheid", schreef hem de rector van het kleinseminarie van Montpellier
in 1886. "Wilt U niet zo goed zijn, mij Uw geheim uiteen te zetten, op-
dat ik er gebruik van kan maken voor het welzijn van mijn seminaristen."
Toen Don Bosco deze brief gelezen had, zei hij tot de leden van het
kapittel, die om hem heen stonden: "Men wil dat ik mijn systeem uiteen-
zet! Maar als ik dat nu toch zelf niet weet! Ik ben steeds mijn weg ge-
gaan zonder systeem zoals de Heer het me ingaf en de omstandigheden het
vereisten."
Niettemin zien wij dat hij een eigen systeem had dat met weinig
woorden aldus zou kunnen worden geschetst: liefde, vrees voor God, ver-
trouwen in de oversten, veelvuldig gebruik van biecht en communie. Het
is waar, zoals we gezien hebben en nog verder zullen zien, dat God hem
voortdurend bijstond. En deze bijzondere hulp, die als het ware de
grondslag van zijn systeem vormde, was iets waarop anderen geen aan-
spraak konden maken. Maar voorzover het om zo te zeggen een gewoon en
menselijk middel betrof, leek hij gemakkelijk na te volgen door een
priester-directeur, gegrepen door zijn dwingende plicht om de zielen te red-
den.
Don Bosco zei steeds weer: "Ieder woord van de priester moet zout
van eeuwig leven zijn en wel op iedere plaats en tegenover wie ook.
Iedereen die in aanraking komt met een priester moet steeds een of
andere waarheid van die ontmoeting meenemen." Trouw als hijzelf was in
het in praktijk brengen van dat grote beginsel tegenover allen, ook hem
vreemde personen, paste hij het ook met liefde en succes toe tegenover
zijn jongens die in het Oratorio waren opgenomen.
Hij beschouwde hen allen als een kostbaar goed dat hem door God
zelf in bewaring gegeven was en als hij over hen sprak was hij gewoon
te zeggen, jubelend van heilige vreugde:
"God heeft ons vele jongens gezonden, God zendt er ons steeds en
zal er ons nog veel meer zenden. Laten we daar rekening mee houden. 0,
hoeveel andere jongens zal de Heer ons in de toekomst nog zenden als we
maar met ijver weten mee te werken met zijn genaden. Laten we waarlijk
met vurigheid en offerzin ons uiterste best doen om hen op te voeden en
te redden."
Als er een jongen die pas was aangenomen op zijn kamer kwam, was
het eerste woord dat hij tot hem richtte steeds aan de ziel en de eeuwi-
ge zaligheid gewijd. Zijn vriendelijke, vaderlijke manier van optreden,
zijn rustig gezicht, zijn gebruikelijke glimlach verwekte in de harten eerbied

29.4 Page 284

▲back to top
- VI/284 -
en vertrouwen. Om zo een jongen op te monteren en om hem het leed te
doen vergeten dat zich door het afscheid van de geliefden thuis doet
voelen, begon hij:
"Wat ben ik blij je te zien! Je bent graag gekomen, is het niet?
Vertel me maar eens hoe je heet? Uit welk dorp kom je?"
De jongen gaf antwoord.
" Hoe is het met je gezondheid?"
" Uitstekend."
" En je ouders? Heb je je vader en moeder nog?
" Maken ze het goed?"
"Ja zeker, mijnheer."
"Heb je broertjes?" "J a w e l , m i j n h e e r . " "En je pastoor?"
"Ik moet u de groeten van hem doen."
"Houd je van broodjes? Heb je een goede eetlust?"
"Jawel, mijnheer."
En nadat hij zich met deze of dergelijke ondervraging een weg
gebaand had, stapte hij a] gauw over naar het belangrijkste en met een
half ernstig, half glimlachend gezicht, dat hem zo heel eigen was, zei hij:
"Maar ja", en hij liet zijn stem een weinig dalen met een zekere ver-
trouwelijkheid, "maar laten we eens spreken over het belangrijkste!
Ik wil dat we vrienden zijn, weet je! Wil jij ook mijn vriend zijn? Ik
wil je helpen om je ziel zalig te maken! Hoe is het met je ziel? Was
je thuis braaf? Maar hier zul je braver zijn, is het niet? Kun je al
biechten? Heb je thuis altijd goed gebiecht? Voor mij zul je je
hart wel openen, nietwaar? Ik wil dat we samen naar de hemel gaan! Be-
grijp je wat ik van je wil? Zul je me komen opzoeken? Kijk, dan kunnen
we vertrouwelijk met elkaar praten; ik zal je wel wat vertellen dat
j e p l ez ie r za l doen! Je zult tevreden zijn..."
De jongen glimlachte, knikte met het hoofd, antwoordde met een
paar korte woorden, of sloeg de ogen neer en kreeg een kleur al naar
het verloop van de opeenvolgende vragen, die echter niet aandrongen,
noch een antwoord vereisten. Don Bosco drong intussen met zijn onder-
zoekende blik geheel in hem door, en raadde zijn karakter, zijn geest en zijn
hart.
Als hij zag dat het iemand was met een helder verstand begif-
tigd vroeg hij soms:
"Geef je mij de sleutel?"

29.5 Page 285

▲back to top
- VI/285 -
"Welke sleutel", vroeg de jongen verbaasd, "van mijn koffer?'
"Die van je hart"! antwoordde Don Bosco, met een uitdrukking van
beminnelijke waardigheid.
"0, zeker! Graag! direct, ik heb hem u zelfs al gegeven!"
Zo trok Don Bosco met zachte dwang de ziel van de jongen naar
zich toe, die onder zijn ervaren handen, als een vriendelijk klinkende
harp, tonen van heilige voornemens liet weerklinken.
Dikwijls kwamen de ouders zelf hun zoon brengen, en zodra zij weg
waren, ontroerd door de hartelijke manier waarop zij ontvangen waren, en
Don Bosco met de jongen alleen gebleven was, zei hij tot hem:
"Ik wil eigenlijk je grote vriend zijn. Weet je wat dat wil
z e g gen?"
"Dat u me brood zult geven."
"Dat is het niet."
"Dat u me goede raad zult geven."
"Dat is niet alles!"
"Dat u me zult laten leren, een vak leren."
En de jongen liet in de antwoorden zijn fantasie de vrije loop.
"Onthoud dit: ik en de oversten van het huis zullen alles voor
je doen wat we kunnen. Begrepen?"
"Ik geloof het wel, maar toch niet erg goed."
"Het wil zeggen, dat ik en de oversten alle goeds voor je ziel
zullen doen." - Vervolgens zette hij de bedoeling in het kort uiteen.
Soms ontmoette hij op de speelplaats een nieuwe leerling die hij
nog niet gezien had, en na de gebruikelijke ondervragingen en een paar
grapjes, vervolgde hij:
"Ik wil hebben dat je een grote vriend van me wordt. Weet je wat
het wil zeggen een vriend van Don Bosco te zijn?"
"Dat wil zeggen dat ik gehoorzaam zal zijn."
"Dat antwoord is veel te vaag: de vriend van Don Bosco zijn wil
zeggen dat je me moet helpen."
" Waarmee?"
"Met één ding slechts. Je moet me helpen bij het heiligen van
je ziel. De rest komt er voor mij weinig op aan. Weet je wat het bete-
kent, me te helpen bij het heiligen van je ziel?"
"Dat betekent dat ik braaf zal zijn!"

29.6 Page 286

▲back to top
- VI/286 -
"Dat is het niet. Zeg het wat uitvoeriger."
"Ik zou het niet weten!"
"Het wil zeggen dat je alles stipt en met ijver moet doen, wat ik
je beveel voor het welzijn van je ziel."
De jongens waren over het algemeen zo getroffen door deze woorden,
dat ze niet meer wisten op welke manier ze de kamer van Don Bosco moes-
ten verlaten of hoe ze afscheid van hem moesten nemen. Ze trokken zich
dan alleen terug in een hoekje van de speelplaats om na te denken over
wat ze gehoord hadden. Sommigen hadden alles begrepen, anderen slechts
de helft, enkelen weinig of niets, maar waren toch ook onder een ge-
heimzinnige indruk gekomen, die hen dwong tot nadenken. Over het alge-
meen deed deze manier van intrede in het Oratorio hen ertoe besluiten
werkelijk de goede weg te kiezen.
Verscheen hij op de speelplaats en werd hij onmiddellijk omgeven
door een menigte leerlingen die al enkele jaren in het Oratorio ver-
bleven, dan drongen de nieuwe leerlingen achter de anderen aan, of-
wel omdat ze niet goed durfden Don Bosco te benaderen, of zich een weg
banen tot bij hem doorheen de anderen. Maar Don Bosco riep hen dan bij
zich en op zachte toon, in vroom vertrouwen, zei hij tot de een of ander
van hen: "Als je braaf bent, zullen we vrienden worden." - "Don Bosco
meent het goed met je en wil je helpen je ziel te heiligen." - "De Heer
heeft je hierheen gezonden, opdat je steeds braver en deugdzamer zou
worden." - "Onze-Lieve-Vrouw verwacht dat je haar je hart schenkt." -
"D e He er wil een heilige Aloysius van jou maken."
Don Bosco gaf de verzekering dat de jongens die zo worden aange-
pakt, blij zijn, hun best beginnen te doen, goede vrienden worden met de
overste en gewonnen zijn, omdat ze volledig vertrouwen in hem stellen.
Hun dadelijk en duidelijk zonder omhaal van woorden zeggen wat men van
hen wil voor het welzijn van hun ziel, doet hun harten winnen. Don Bosco
ondervond slechts zelden dat zij zich tegen een dergelijke manier van
optreden verzetten. Hij was ervan overtuigd dat indien de overste bij
aankomst van een jongen bang is om op een verstandige, duidelijke
en liefdevolle manier over gewetenszaken te spreken, studie, werk en
gehoorzaamheid geen effect opleveren. Is die eerste stap gemist, dan is
het niet zo gemakkelijk dat nog goed te maken. Deze vermaning is de
vrucht van een langdurige ervaring. - "De jongen", zo zei Don Bosco
dikwijls, "heeft liever dan anderen menen dat men over zijn eeuwige be-
langen spreekt, en begrijpt daardoor wie wel en wie niet van hem houdt.
Toon dus belangstelling voor zijn eeuwig heil."
Op zulke manier nodigde Don Bosco de jongens uit om te gaan
biechten. Zij begrepen dat indien zij gebruik zouden willen maken van
zijn ambt als biechtvader, hij hen heel graag zou hebben geholpen.
Maar bij zo een uitnodiging toonde hij een merkwaardige handigheid en
kalmte volgens het grote beginsel dat het vertrouwen verworven en niet
opgedrongen dient te worden. Hij paste zijn raadgevingen daarom aan bij de

29.7 Page 287

▲back to top
- VI/287 -
verschillende karakters zodat hij voor niemand hinderlijk was, maar ieder-
een op zijn gemak stelde.
Tot menigeen, bij wie Don Bosco een zekere tegenzin bespeurde te-
gen het zetten van die eerste stap, was hij gewoon te zeggen: "Wanneer
ga je je voorbereiden om je algemene biecht te spreken over heel je toe-
komstig leven?"
Glimlachend antwoordde de jongen: "Over het toekomstige leven?
Dat kan toch niet!"
"Nee, daar heb je gelijk in", antwoordde Don Bosco dan. "Laten we
het maar bij het verleden houden. Maar stel je gerust. Wat jij niet weet
te zeggen, dat weet Don Bosco wel."
Soms gaf hij aan zulke jongens een goede kameraad, die hun enke-
le geschikte raadgevingen gaf en hen op een vriendelijke manier uitno-
digde om hem gezelschap te houden als hij ging biechten op die en die
dag, om zo en zo laat. Door deze en andere beminnelijke bemoeiingen,
won of behield hij hen voor God en maakte zodoende nieuwe voorbeelden
van deugd en christelijke volmaaktheid.
Wat hem dus groot leed berokkende, was nieuwelingen eenzaam en
neerslachtig te zien rondlopen; daarin vreesde hij immers een list
van de vijand van het goede. Hij riep hen dan bij zich, richtte enkele
vriendelijke vragen tot hen, en stelde hen met een bijzondere bedoeling
voor aan een van de beste leerlingen. Deze drukte hij op het hart
een manier te vinden om de recreatie zo prettig mogelijk te maken voor
de nieuwe vrienden. Don Bosco was niet gerustgesteld voordat de jongens
zich aan hem, en aan het huis gehecht hadden, goed hun bezigheden en
vooral hun devoties verrichtten.
Het eerste wat Don Bosco van een jongen eiste als hij zijn in-
trede in het college deed, was de morele hervorming die in een goe-
de biecht gelegen was. Hij mocht zich gerust een meester noemen in het
bewerken van deze hervorming, en uit alles bleek de wonderbare uit-
werking van zijn raadgevingen. Bovendien was hij een model van christe-
lijke en vaderlijke beminnelijkheid. De theoloog kanunnik Giacinto
Ballesio drukt zich in zijn Vita intima di D. Giovanni Bosco zo uit:
"Vol genegenheid en openhartigheid vermeed hij in onze opvoeding de
kunstmatige vormelijkheid en de strengheid die als een afgrond tussen
degene die beveelt en degene die gehoorzaamt pleegt te liggen. Hij
oefende gezag uit, door eerbied, vertrouwen en genegenheid in te boe-
zemen. Onze harten openden zich voor hem met een innige, opgewekte en
volkomen overgave. Allen wilden we bij hem te biechten gaan, die aan
deze heilige en tegelijkertijd zware arbeid zestien tot twintig uren
per week besteedde en dat met alle overgave aan zijn ambt en zovele
jaren lang! Een systeem dat ik eerder ongewoon dan zeldzaam zou willen
noemen. Het systeem van de heiligen - want alleen van hen - dat het

29.8 Page 288

▲back to top
- VI/288 -
gemakkelijk maakt om het karakter te leren kennen en het met wijsheid te vor-
men en de verborgen krachten ervan vrij en werkzaam te maken."
De biecht was eveneens voorbereiding tot de communie en deze
is heel dikwijls een absoluut noodzakelijk middel om in een opvoedings-
tehuis de moraal te handhaven. Door zijn voortdurende aansporingen ging
een groot aantal jongens iedere dag te communie. Anderen deden dat
meermaals per week en bijna allen iedere zondag; de meest onver-
schilligen om de veertien dagen of één maal per maand. Het was Don
Bosco's zorg dikwijls en regelmatig gelegenheden te scheppen waardoor
de harten werden aangespoord om na de vereiste voorbereiding de hei-
lige tafel te naderen. Laten we enkele van die gelegenheden in het
licht stellen die geschikt waren voor oprechte akten van godsvrucht.
De oefening voor een goede dood op de eerste donderdag van iedere
maand, die bijna steeds voorafgegaan werd door de aankondiging van Don
Bosco, dat een of andere van de jongens naar de eeuwigheid zou geroepen
worden. Hij gaf nauwkeurig het tijdstip aan, soms de omstandigheden, en
enkele keren de initialen van de naam van degene die zou moeten sterven.
Don Bosco zelf bad dan voor het altaar de gebeden van deze ontroerende
oefening.
Al de plechtige novenen ter ere van Onze-Lieve-Vrouw werden god-
vruchtig gevolgd. Don Bosco stond erop dat vooral die van de Onbevlekte
Ontvangenis en van Kerstmis goed gedaan zouden worden, waarbij hij op-
merkte: "Denk eraan dat van die novenen, als ze goed gedaan worden,
grotendeels het resultaat van het hele jaar afhangt."
Het dagelijkse bezoek aan het heilig_sacrament stond vrij, zon-
der dat wat dat betreft enige verplichting bestond of aandrang uitgeoe-
fend werd. En het gedrag van de jongens in de kerk was zo, dat alleen
het zien van hen al volstond om zelfs de koudste harten te stichten. De
kunstenaar, die het beeld van de heilige Aloysius vervaardigd heeft dat
boven een altaar van het zondagsoratorio van de heilige Franciscus van
Sales staat, heeft de gelaatstrekken van de heilige gemaakt naar het
model van een van die brave jongens.
De verschillende broederschappen, echte haarden van naastenlief-
de en voedingsbodem van deugdzaam leven.
De keuze van de boeken die in de refter en op de slaapzalen ge-
lezen werden. Don Bosco wenste dat die boeken zouden handelen over de
heilige levenswandel van enkele jongens die men zou kunnen navolgen.
De kruisweg die met grote plechtigheid iedere vrijdag van maart
gedaan werd.
Een triduüm met predicaties in het begin van het schooljaar, en
een ander ter voorbereiding op het paasfeest en vijf dagen retraite per
jaar.

29.9 Page 289

▲back to top
- VI/289 -
Doch buiten de sacramenten en de devoties beschikte hij, om het
goede te onderhouden en het verkeerde te voorkomen, nog over andere,
laat ons zeggen rationele middelen voor een goede gang van zaken in het
Oratorio: deze middelen waren hem ingegeven door de voortdurende zorg
voor het leven in de communiteiten, door zijn scherpzinnigheid en door
een langdurige ervaring. Deze zette hij uiteen in de conferenties met de
oversten van het huis tot wie hij dikwijls zei:
"Wil uw woord prestige bezitten en de gewenste uitwerking berei-
ken, dan moet iedere overste, onder alle omstandigheden, het eigen ik
wegcijferen. De jongens zijn fijnzinnige opmerkers en wanneer zij
merken dat een overste jaloers, na-ijverig of trots is, of graag op de
voorgrond wil treden, dan gaat al zijn invloed teloor. Het gebrek aan
nederigheid strekt steeds tot nadeel van het geheel en een college kan
er door de eigenliefde van een overste, aan te gronde gaan. Geloof me
vrij, de oude tijd van het Oratorio zal steeds blijven bloeien, indien
men steeds maar blijft streven naar de eer van God. Als we echter onze
eigen roem zoeken, zal er ontevredenheid ontstaan, verdeeldheid, verwar-
ring. De confraters vormen slechts één enkel lichaam met de oversten
en dezen slechts één hart met allen die hem ondergeschikt zijn, zonder
enige bijbedoeling, wat onze heilige plannen enkel zou kunnen scha-
den." Daarom vroeg hij heel genuanceerd en rustig met medebroeders te
zijn in het spreken, in de omgang met de medebroeders of met anderen
die ondergeschikt zijn. "Men gebruike", zo vervolgde hij, "als men iets
beveelt steeds deze en soortgelijke uitdrukkingen: "Zou je me een ge-
noegen willen doen? Wil je me een plezier doen? Zou je bereid zijn mij
een dienst te bewijzen? Zou het je moeilijk vallen dit of dat voor me te
doen?" Maar men gebruike nooit een commandotoon; men zegge nooit: "Ik
wil", en evenmin geve men ooit een opdracht die iemands krachten te
boven gaat, zijn gezondheid schaadt, of in strijd zou zijn met zijn geestelijk
welzijn."
De leraren drukte hij op het hart: "Zorg ervoor steeds het eerst
in de klas te zijn en er het laatst weg te gaan." - "Neem bijzondere
zorg op u voor degenen die in de klas het slechtst mee kunnen." - "Houd bij
de toekenning van punten voor het gedrag in de school, geen rekening met wat
uw leerlingen doen gedurende de recreatie." - "Stuur nooit jongens
van school weg en verdraag veel van hun kuren." - "Kondig hun op de
dag voor een feestdag deze punten met enkele woorden aan, met een aan-
sporing om te communiceren. Heel groot is de invloed van de leraar op
de leerlingen, als zij hem genegen zijn." - "De punten voor gedrag moe-
ten niet op zaterdag opgenoemd worden, opdat het slechte humeur van
degenen, die een aanmerking hebben gekregen, geen invloed krijgt op
het aantal biechtelingen. Op zondagavond vervangt men het gebruike-
lijke voorlezen gedurende het laatste kwartier van een prettig boek
d o o r e e n h o o f d s t u k v a n h e t r e g l e ment, als herinnering aan de goede
voornemens die ’s morgens gemaakt zijn!"
Tot de assistenten richtte hij deze raadgevingen: "Houd toezicht
op de jongens, waar ze zich ook mogen bevinden, en maak het hun bijna
onmogelijk iets verkeerds te doen. Wees nog aandachtiger in de avond na het

29.10 Page 290

▲back to top
- VI/290 -
avondmaal, om zodoende ook de minste ongeregeldheid te voorkomen."
"'s Zaterdagsavonds of op de vooravond van een of andere feest-
dag, wanneer de jongens de studiezaal of de werkplaatsen verlaten, ziet
men erop toe, dat zij niet over de trappen, de gangen of op de speel-
plaats lopen onder het voorwendsel te gaan biechten. Men zorge er ook
voor dat elk de "Wijze Jongeling" bij zich heeft, ter voorbereiding op
de dankzegging na de biecht."
Hij gaf aan allen die gezag uitoefenden de raad: "Sla de jongens
nooit, in geen enkel geval." - "Men dulde nooit onzedelijkheid, vloe-
ken, noch diefstal." - "Zodra er een leerling herkend wordt als erger-
nisgevend of gevaarlijk, waarschuwe men de prefect, die hem direct uit
het Oratorio zal verwijderen." - "Wanneer het om kleine fouten gaat
dient men rekening te houden met het geringe oordeelsvermogen van de
kinderleeftijd. Het is bijvoorbeeld moeilijk jongens te vinden die niet
eens een leugen vertellen of als de gelegenheid zich voordoet een klei-
ne diefstal van levensmiddelen begaan. Wanneer u kwaad of opgewonden
bent moet u er zich steeds van onthouden berispingen te geven of straf
op te leggen, opdat de jongens niet de indruk krijgen dat er uit
hartstocht gehandeld wordt. Wacht desnoods enkele dagen, als alle ver-
ontwaardiging en woede geluwd is of de hevige indruk voorbij is.
Zo zorgt men er ook steeds voor dat, wanneer een jongen straf,
een berisping of een opmerking verdient, men hem altijd afzonderlijk
neemt en ook dan nooit wanneer hij opgewonden of kwaad is. Men wachte
tot hij kalm en rustig is: dan vermaant men hem en tenslotte gaat men met een
vriendelijk woord van hem weg, bijvoorbeeld met te zeggen dat u van nu
af aan zijn vriend wil zijn en hem in alles wat u kunt wilt helpen, en
zo meer."
Don Bosco vervolgde: "Wanneer een leerling toont dat hij spijt heeft
over een bedreven fout moet u er gemakkelijk in zijn hem vergiffenis
te schenken, en vergeef hem van harte. Vergeet in dat geval alles.
Nooit of nimmer mag iemand tot een of andere jongen die ongehoorzaam,
brutaal of oneerbiedig geweest is, zeggen: Dat zal ik je betaald zetten!
Dat is geen taal voor een christen. - Men geve geen zware straffen voor
lichte vergrijpen, omdat een leerling die zich ten onrechte gestraft
waant, de herinnering daaraan in zijn hart zal bewaren en soms ook het
verlangen om zich te wreken. Zo hij onmachtig is zich te wreken, dan
zal hij die leraar of assistent verwensen. Er zijn angstwekkende voor-
beelden van een dergelijke ingewortelde haat. - Wanneer men gedwongen
is een jongen enigerlei straf op te leggen zorgt men ervoor hem onder
vier ogen te nemen, hem zijn ongelijk te doen erkennen, en hem tege-
lijkertijd te doen begrijpen hoe onaangenaam men het vindt hem te moe-
ten straffen. - Nooit mogen algemene straffen aan een hele klas opge-
legd worden of aan een hele slaapzaal, maar men probeert de aanstokers
van de ongeregeldheden te ontdekken en hen zo nodig uit het huis te
verwijderen. Men scheide steeds de goeden van de kwaden, die altijd weinig

30 Pages 291-300

▲back to top

30.1 Page 291

▲back to top
- VI/291 -
in aantal zijn, daar de meerderheid niet te lijden mag hebben door de weini-
gen. Maar tegelijkertijd moet men tot de schuldigen die hun goede wil to-
nen, een aanmoedigend woordje zeggen, en late steeds ruimte voor inkeer,
opdat ze zich op het goede pad kunnen begeven."
Twee heel wijze normen schonk Don Bosco zijn medewerkers ook om
bepaalde leerlingen te ontdekken en hen uit het Oratorio te verwijderen.
Hij zei: "Om de gevaarlijke jongens in moreel opzicht te kennen verdeel
ik hen vanaf het begin van het jaar in twee klassen. De slechten, met
bedorven zeden en degenen die zich gewoonlijk onttrekken aan het naleven
van de regels. Op de eerste plaats zal ik met betrekking tot de slechten
iets zeggen dat onmogelijk schijnt, maar toch is zoals ik zeg. Veronder-
stellen we dat er in een college onder vijfhonderd leerlingen er slechts
één is van slechte zeden. En dan wordt er opeens een nieuweling toegela-
ten, en ook die is door de ondeugd besmet. Deze twee komen uit ver-
schillende dorpen, provincies, zelfs uit verschillende staten. Ze zit-
ten elk in een andere klas en zijn op verschillende slaapzalen onderge-
bracht. Ze hebben elkaar nooit gekend of gezien. Niettemin ziet u hen de
tweede dag dat ze in het college zijn, en soms wel na enkele uren, samen
onder de speeltijd. Het schijnt dat een noodlottig instinct hen ertoe
drijft te raden wie er gekleurd is met hetzelfde pek, en dat een beko-
ring van de duivel hen ertoe drijft om vriendschap te sluiten. Het, "zeg
mij met wie je omgaat, en ik zal je zeggen wie je bent", is een gemakke-
lijk middel om de schurftige schapen te ontdekken nog voor het wolven worden.
Er is nog een klasse van leerlingen die men niet in huis moet
houden. Wanneer u de een of andere jongen hebt die goed schijnt, maar
lichtzinnig is, zich gemakkelijk van de plaats verwijdert waar hij vol-
gens de regel moet zijn, als u hem dikwijls alleen aantreft in de hoeken
van de speelplaats, op de trappen, op de balkons, in de bergplaatsen,
kortom in verborgen hoekjes, dan kunt u steeds bezorgd zijn. Laat u niet
om de tuin leiden door schuchterheid, aangeboren neiging om liever alleen
te zijn, behendigheid of naïviteit. Zo een type weet ofwel goed te vein-
zen of zal onvermijdelijk iemand tegenkomen die hem bederft. Onthoud dat
deze personen heel gevaarlijk zijn."
Don Bosco stelde zich echter niet tevreden met aan anderen nor-
men te geven. Het voornaamste werk voor de handhaving van de orde in
huis behield hij voor zichzelf. Hij liet zich de wekelijkse en maan-
delijkse rapporten van alle leerlingen door de assistenten en leraren
voorleggen, zowel met de punten voor studie en arbeid, als die voor
gedrag. Er waren dus evenveel puntenlijsten als er leraren waren - met
inbegrip van de avondscholen - zaalhoofden en werkplaatsleiders. Elke
lijst was getekend door degene die ze bij de overste moest inleveren.
De eerste lijsten die ons bewaard zijn gebleven zijn die van 1857-1858.
In de marge ervan leest men steeds enkele opmerkingen.
Behalve deze becommentarieerde rapporten, vroeg Don Bosco
nog meer bijzonderheden. Hij wilde dat hem ook iedere week de punten werden

30.2 Page 292

▲back to top
- VI/292 -
voorgelegd van de leerlingen van Cottolengo, die als externen zijn school
bezochten, alsook die van de seminaristen die geassisteerd werden door
een eigen verantwoordelijke.
Als hij gedwongen was enkele weken uit Turijn te vertrekken,
liet hij niet na uitvoerige inlichtingen over zijn zonen te vragen. We
hebben een bericht over de punten voor het gedrag van de studenten van
de tweede klas gymnasium, van de jongens van de zeven slaapzalen en van
de leden van de broederschap van de heilige Aloysius. De seminarist die
deze opdracht gekregen had, schreef onder op het blad aan Don Bosco:
"
Eerwaarde Heer en Vader in J. Chr.,
"
"
Ik heb U heel veel te vertellen. Stel U voor, dat zich
" voor mij nog niet de gelegenheid heeft voorgedaan om in bijzon-
" derheden met U te spreken, nadat ik na de vakantie weer bij U
" ben! Ik geloof echter dat ik U thans niet moet vertellen wat ik
" te vertellen heb. Op het ogenblik is het me een genoegen U, volgens Uw
" verlangens,deze lijst te doen toekomen van mijn leerlingen en Uw
" beminde zonen, waaruit U zien kunt dat de zaak nog steeds heel,
" goed gaat als we enkelen buiten beschouwing laten. Als ik zou
" zeggen dat Uw langdurige afwezigheid me niet bedrukt en geen ver-
" driet aandoet zou ik liegen. Maar goddank wordt dat gemilderd
" door de gedachte dat U door Uw moeiten een of andere ziel voor
" Christus zult winnen en dat U werkt voor het heil van onze evenmens,
" van onze broeders.
"
Genoeg: komt U maar gauw weer terug bij ons. Dat is mijn verlan-
" gen, iedereen zoekt U en verlangt naar Uw terugkeer. We verlan-
" gen er allen naar onze heel geliefde vader zo spoedig mogelijk
" weer in ons midden te zien.
"
In de stellige hoop dat U zich mijner steeds zult herinne-
" ren,evenals al Uw zonen van wie U meer houdt dan van uzelf, doe
" ik U van mij en van al mijn kameraden en broeders de hartelijke
" groeten en verblijf,
"
Uw gehoorzaamste en meest toegewijde zoon
"
in J.C.,
"
Vaschetti Francesco.
Deze brief getuigt van de genegenheid die de leraren en de as-
sistenten Don Bosco toedroegen en hun ijver bij het vervullen van hun
plicht. Zij schrijven immers in de marge van de puntenlijsten, die ze
de dienaar Gods lieten toekomen, een korte groet waaruit toewijding
sprak en de bedoeling om hem een genoegen te doen.
Laat ons enkele van die aantekeningen noemen: de eerste zegt: "De on-
dergetekende assistent, gedreven door kinderlijke gehoorzaamheid en ge-
negenheid tegenover Uw goedheid, hernieuwt het verzoek dat U hem
steeds mag wijzen op zijn fouten en tekortkomingen."

30.3 Page 293

▲back to top
- VI/293 -
Een andere seminarist schreef hem "De voorbeeldige Rua en de
aandachtige Danussi valt de taak te beurt mij op mijn gebreken te wij-
zen; de eerste treedt bovendien op als mijn assistent en verstrekt mij de
punten."
Een derde besloot zijn puntenlijst met: "Indien U het mij toe-
staat, zou ik, na lezing hiervan, gaarne een paar woorden tot U zeggen."
Dikwijls liet Don Bosco de assistenten, leraren, het hoofd van
de studiezaal, de catechist en de prefect bij zich komen, om zich met
hen te onderhouden over wat zij in huis opgemerkt hadden. Daarop volg-
de een uitwisseling van ideeën en opmerkingen. Hij gaf hun de raad de
overste van alles op de hoogte te houden.
Daar de jongens wisten dat hun punten onder de ogen van Don Bos-
co kwamen, en zij zagen dat die van de gemeenschappelijke studie hem
iedere zondag overhandigd werden, hechtten zij aan die punten heel
veel belang. De 10 of het optime was het meest voorkomende cijfer; de
9 of fere optime deed de tranen tevoorschijn komen bij degene die het
verdiend had; het bene en meer nog het medie, ofwel de 8 en de 7 voor
schoolgedrag werden zo laag gewaardeerd, dat men ervoor met wegzending
uit het huis kon worden bestraft. Hierbij moet worden opgemerkt dat
deze cijfers met zekere gestrengheid werden toebedeeld, uitgaande van
het beginsel, dat degenen die door de liefdadigheid onderhouden wer-
den, dat ook waardig moesten zijn. Don Bosco vroeg echter niet alleen
het cijfer dat de jongen op school verworven had, hij vergeleek het met
dat van de studiezaal, en soms kwam hij tot de bevinding dat de leraar
en het hoofd van de studiezaal niet hetzelfde oordeel hadden. Daarom gaf
Don Bosco aan die lage cijfers, zoals Mgr. Cagliero ons verzekerde,
niet direct een doorslaande betekenis, doch hij zocht naar de oorzaak
ervan, die soms niet bij de leerlingen lag. De een werd ervan beschul-
digd, dat hij bij de studie nagenoeg steeds afgeleid werd. Een ander
vond na een uurtje werk iets om te spelen of las spannende boeken. Een
derde maakte nooit zijn huiswerk af. Een vierde leerde de les niet
helemaal. Don Bosco liet hen echter, een voor een, en op verschillende
dagen, bij zich boven op zijn kamer komen en gaf hun enkele bladzijden
om van buiten te leren, ofwel een klein opstel te schrijven; daarna
ondervroeg hij hen. De een kon verontschuldigd worden door zijn traag-
heid van geest, zodat hij steeds bij de lessen achterbleef. Bij een
ander ontdekte hij een heel groot geheugen, waardoor hij echter de din-
gen wel wist, maar zonder erbij na te denken. Een ander weer was kort
van geheugen, maar had een goed verstand. Aan elk gaf hij aanwijzin-
gen om de tijd met vrucht te besteden. Vervolgens drukte hij de se-i-
naristen op het hart om, als ze zagen dat sommigen verstrooid of sla-
perig waren, dezen op een vriendelijke manier te benaderen en hen
zachtjes te vragen of ze ook wel begrepen wat ze studeerden, of ze
moeilijkheden hadden bij het thuiswerk. Ze moesten dan tegen hen zeg-
gen: "Zou je het prettig vinden als ik je hielp?" Op die manier bracht
me ni ge en, die aanv ankelijk ni et t eg en de studie opgewassen scheen, het tot
goede resultaten.
Er waren echter slechts weinig studenten die standjes verdienden.

30.4 Page 294

▲back to top
- VI/294 -
Niemand zal zich ooit een voorstelling kunnen maken van de leergierig-
heid in die tijd. Als de jongens naar de refter gingen, hielden ze het
boek naast zich open in het oog. Ze verkortten de recreatietijd door
zich in een hoekje terug te trekken om hun les nog eens te herhalen.'s
Avonds zochten ze een plaatsje dicht bij het licht, om zoveel mogelijk
tijd aan de studie te kunnen besteden. Steeds moesten ze ertegen ge-
waarschuwd worden niet te overdrijven om hun gezondheid niet te schaden.
Don Bosco van zijn kant trok moreel voordeel voor het huis uit
het goede gebruik van de puntenlijsten over het gedrag en van de rap-
porten van de assistenten om op een verbazingwekkende wijze diegenen
te ontdekken die hun ondeugd voor de ogen der oversten wisten te ver-
bergen. Behalve het officiële gedragsregister hield hij er een bij-
zonder register op na met al de namen van de jongens. Telkens wanneer
hij een ongunstig oordeel vernam, of een minder ernstige tekortkoming
die een voorzichtige man evenwel op zijn hoede doet zijn, of ook wel
een ernstige verdenking tegen het gedrag van een leerling, plaatste
hij naast de naam een van die gebruikelijke tekens, die hij alleen
begreep en die ter onderscheiding dienden voor de aard der veronder-
stelde fout. Soms kon een enkele naam in de loop van een maand tien tot
vijftien aantekeningen krijgen en soms aantekeningen die allen op het-
zelfde wezen. Af en toe las Don Bosco dat register zorgvuldig door. Op
honderd jongens, waren er negentig wier namen van geen enkel teken voor-
zien waren, doch tien of twaalf hadden verscheidene keren een teken
achter hun naam staan. Aan deze laatsten wijdde hij dan zijn bijzondere
zorg, ging hun gedrag nauwkeuriger na, stelde hen onder bijzonder toe-
zicht en ondervroeg hen zelf. Het viel de duivel heel moeilijk zijn
staart en zijn verbondenen te verbergen. Dikwijls beval Don Bosco zijn
directeurs dit systeem aan, met de verzekering dat hij het van groot nut
bevonden had, ja, dat de resultaten ervan welhaast onfeilbaar gebleken
waren.
Met zijn register in de hand trof hij op het einde van ieder
schooljaar in de maand juni zijn voorzorgsmaatregelen voor het behoud
van het moreel in het komende jaar. Hij verzamelde de namen van degenen,
die niet meer opgenomen zouden worden en gaf deze namen aan de prefect
met de opdracht deze jongens thuis te laten blijven. We bezitten de
lijst nog van de weggestuurden, gedateerd 15 mei 1859. Men dient er
rekening mee te houden dat in dat jaar veel tuchteloosheid heerste on-
der invloed van de oorlog. Welnu, op 300 jongens staan er op de lijst
slechts 15 en 4 namen met de aanduiding twijfelachtig ernaast. Deze
lijst strekt het Oratorio dus wel tot grote eer. Zij vermeldde even-
eens de namen van de jongens,die niet meer bij de studenten mochten
blijven en die een vak moesten leren, alsook de namen van de werkjongens
die naar de studenten mochten overgaan en tenslotte de namen van degenen
die, hoewel niet te best, na de vakantie weer konden opgenomen worden
om nog eens een proef met hen te nemen.
Maar al was het woord ziel, zoals we gezegd hebben, het eerste
woord van Don Bosco als een jongen het Oratorio voor het eerste bezocht, het was

30.5 Page 295

▲back to top
- VI/295 -
ook het laatste woord als ze het verlieten. "En het waren er bijna
vijftienduizend", zo verzekert Mgr. Cagliero, "die Don Bosco opgenomen
heeft, onderhoud verschaft en opgevoed heeft, alleen al in het hospitium
van Turijn. En een nog veel groter aantal gaf hij onderricht en cate-
chismusles in de zondagsoratorio van die stad, als externen. Allen geno-
ten van zijn vaderlijke en priesterlijke zegeningen."
Welnu, tegenover al die jongens legde hij een liefdevolle gene-
genheid aan de dag, en niet alleen jegens de deugdzamen, hetzij studen-
ten of arbeidende jongens, die om verscheidene redenen naar hun dorpen
terugkeerden nadat ze na hun studies voleindigd of na hun vak geleerd
hadden; hetzij ze externen of internen waren, die niet beantwoord had-
den aan al zijn liefdevolle zorgen en op wie hij soms toch grote ver-
wachtingen gesteld had. Al dezen ontving hij of riep hij bij zich, als
ze op het punt van vertrekken stonden, en met zeldzame welwillendheid
deed hij hun de noodzakelijke suggesties aan de hand voor hun welvaren
in de door hen gekozen staat. Met zijn zegen spoorde hij hen aan dik-
wijls naar het Oratorio terug te keren, en zich steeds deugdzame en
w a a r d i g e z o n e n v a n D o n B o s c o te tonen om uiteindelijk hun ziel te redden.
Hij vergat hen nooit en soms, als hij wist dat ze iets nodig
hadden, kwam hij hen met vaderlijke welwillendheid te hulp of probeer-
de bij weldadige personen hulp voor hen te verkrijgen. Tot een van on-
ze schoenmakers, een soldaat, van wie het gezin er arm aan toe was en
die hem was komen opzoeken, zei Don Bosco: "Hebben ze je thuis iets
gegeven?" - En op het ontkennende antwoord: "Hier, neem", vervolgde
hij, terwijl hij de ander wat geld in de hand stopte, "en spreek er met
niemand over. Als je iets nodig hebt, kom dan maar naar mij toe." - En
nog veel andere feiten van soortgelijke aard zou men kunnen opsommen!
En met deze blijken van weldadigheid ging hij voort om meester
te blijven over hun harten, om hen aan God te kunnen geven, en hij was
voor hen steeds dezelfde goede vader, die hun jeugdjaren verblijd
had. Wanneer Don Bosco hen dan ook na jaren en jaren ontmoette, her-
haalde hij het woord waarmee hij hen gegroet had toen ze vertrokken:
"z ie l"! H ij z ei tot hen:
"Wel! Vroeger was je braaf; is het niet?"
"Ik zou niet weten..."
"En ben je het nu nog?"
"Nou ja, nu... weet u... we zijn in de wereld!..."
"Ga je biechten?" - of: "Wanneer kom je me weer eens opzoeken"?
en daarna nog een enkel onderdrukt woord, al naargelang het antwoord.
D o n B os c o s p o o r d e o o k zi j n d i r e c t eu r s a an d ez e me t ho d e t e blij-
ven volgen als zij deze jongens later als volwassen mannen zouden ontmoeten, of

30.6 Page 296

▲back to top
- VI/296 -
als ze hen in het college een bezoek zouden brengen. Zeg glimlachend tot
hen: "Heb je je Pasen gehouden?" Ofwel: "Wanneer ben je te biechten ge-
weest?" Maar richt deze aansporing zonder inleiding tot hen, zoals: "Ik
wilde je wat zeggen... Als je het niet erg vindt... Als je het me toe-
staat... enz. Niets van dat alles, maar een woord afschieten als een pijl
en dan onmiddellijk over iets anders beginnen. Dat maakt een goede in-
dr uk , an de rs n i et. Me n ka n er e ch ter a an t oe vo eg en : "Niet om nieuwsgierig
te zijn"! of iets dergelijks, maar meer niet."

30.7 Page 297

▲back to top
- VI/297 -
HOOFDSTUK XXX
HEILIGE IJVER - DON BOSCO TE MIDDEN VAN DE JONGENS:
ZIJN LIEFDE EN HUN GENEGENHEID - DE RUMOERIGE
SPEELUURTJES - WIJZE RAADGEVINGEN EN OPMERKINGEN -
VERMANINGEN OP RIJM - LATIJNSE VERZEN - NIET GEMAKKE-
LIJK TE BEGRIJPEN VOORSTELLEN - DANTE - DE REGELS
VAN DE SPRAAKKUNST - EEN ALGEBRAÏSCHE BEWERKING -
VERSTANDIGE ANTWOORDEN VAN GIANDUIA - LESSEN IN
HYGIËNE - RAADSELS EN GEHEIMZINNIGE VRAGEN - DE
JONGENS ROND DON BOSCO - HET WOORD AAN HET OOR -
DE WELSPREKENDE BLIK - DE OORVIJGEN.
"De liefde gaf Don Bosco zoveel heilige ijver in voor het winnen
van zielen voor God, dat het uitermate moeilijk zou zijn alles op te
noemen en het geduld te beschrijven waarmee hij te werk ging. Het was
zoveel en alles zo verdienstelijk, dat het iedere lof te boven gaat."
Aldus verklaarde plechtig Mgr. Bertagna. En wij zullen, bij al het
vele dat we al beschreven hebben, en bij al wat we nog zullen zeggen
ter verduidelijking en omwille van een goede lijn in het verhaal, nog
meer verhalen wat onze lezers met genoegen en bewondering zullen vernemen.
Zijn eerste zorg was het, zijn devies Servite Domino in laetitia
te doen gelden. Godsvreze, onvermoeid werken en studeren en bovenal,
als bekroning, de heilige opgewektheid: ziedaar het leven van het Ora-
torio. En dat bewonderenswaardige geheel maakte het leven van de jon-
gens in Valdocco heel aangenaam: er heerste over de hele lijn een bij-
na onuitsprekelijke vreugde. Wie het niet gezien heeft, kan zich
slechts moeilijk een voorstelling vormen van de luidruchtigheid, van de
argeloze zorgeloosheid, van de spelen en van het plezier van de speel-
uurtjes. Er was geen plekje van de speelplaats of er werd gerend, en
Don Bosco, die de ziel van al die ontspanning was, genoot ervan met een
onmetelijk plezier. En de jongens die wisten dat hij, telkens wanneer
hij kon, deelnam aan hun spel en gesprek, wierpen af en toe een blik
naar boven naar de kamer van hun goede vader. En als hij dan op het
balkon verscheen, steeg er van alle kanten een gejuich op van blijd-
schap. Een groot aantal jongens liep hem tegemoet tot aan de voet van de
trap om hem de hand te kussen.
Er waren er maar weinig ter wereld, geloven we, die op die ma-
nier de jongens tot zich trokken en die van deze genegenheid gebruik wisten

30.8 Page 298

▲back to top
- VI/298 -
te maken voor hun welzijn. Don Bosco te midden van zijn jongens was de
beminnelijkheid in persoon. Mgr. Cagliero, de seminaristen en de jon-
gens zelf zeiden van hem: Appparuit benignitas Salvatoris nostri.
"Wees toch opgewekt"! was het eerste wat Don Bosco zei tegen
een of ander die zich bij hem was komen aandienen met een verdrietig
en somber gezicht. En deze woorden hadden een magische uitwerking. Zij
verdreven de neerslachtigheid, zodat de jongen zich bereid en gewillig
voelde voor zijn taak.
"Hoe is het met je gezondheid"? vroeg hij aan anderen, en zo no-
dig liet hij zich ervan op de hoogte brengen of ze niet te lijden had-
den van een tekort aan verzorging. Als hij 's winters de indruk kreeg
dat een jongen van de kou te lijden had, voelde hij met de vingers aan
zijn armen, of hij wel een behoorlijke wollen borstrok aanhad en zei
dan: "Maar, je bent niet voldoende gekleed! En heb je genoeg dekens op
je bed om warm te blijven?" En hij stuurde hem naar de linnenkamer om
hem van het nodige te voorzien. Zo deed hij met allen die hij ontmoette,
als hij vond dat ze last hadden en ook met enkelen voor wie hun ouders hadden
moeten zorgen.
Telkens liet hij de een of de ander merken dat hem alles ter har-
te ging wat de ander maar kon interesseren. Hij vroeg hem om inlichting
over zijn ouders en familie, zijn pastoor, de burgemeester en over zijn
dorpsgenoten die hij gekend had. Hij zei hem dat, als hij naar huis schreef,
niet moest vergeten uit zijn naam deze en gene te groeten en vooral vader
en moeder niet. Hij sprak hem over de een of ander gedenkwaardige dag in
zijn dorp, daar hij de gebeurtenissen van vele steden en dorpen van de
Sardijnse straten van buiten kende. Hij sprak hem over zijn parochie-
kerk, over de klokkentoren, over alles ten slotte waar het hart van een jongen
maar aan gehecht kon zijn, en deze straalde dan van genoegen bij die
herinneringen en was erkentelijk voor die beminnelijke belangstelling
van de overste.
Zulke gesprekjes waren echter kort, hetzij omdat hij naar bene-
den ging de speelplaats op, hetzij omdat hij voorzag dat niet allen
graag stilstonden om naar hem te luisteren, hetzij omdat hij ervan hield
hen in beweging te zien. Daarom hield hij er niet van de studenten in
spelen verdiept te zien die teveel geestelijke inspanning eisten, en
verbood hij dat er op de speelplaats zitbanken zouden geplaatst worden.
Kaarten, dammen, molenspel en schaken keurde hij niet goed, en hij
ze i: "De g e es t heef t zijn rust nodig."
Daarom gaf hij er als verstandige opvoeder de voorkeur aan hen
aan te moedigen tot spelen die hun fysieke krachten oefenden. En hij-
zelf nam aan hun ontspanning deel en daagde hen soms uit tot een wedloop.
Bij andere gelegenheden nodigde hij allen uit tot het bararotta-
spel, en hij maakte dat hij opgenomen werd in de rijen van een groep,
zodra hij zag dat in de groep van de tegenstanders een speler al lang zich dub-

30.9 Page 299

▲back to top
- VI/299 -
belzinng gedroeg en het er altijd op aanlegde uit zijn buurt te blijven
om geen vermaning te moeten ontvangen, dan wachtte hij totdat het spel
goed op dreef was en de verwarring het hoogst onder al die rennende
jongens. Had Don Bosco zijn prooi dan in het oog gekregen, dan kwam hij
gauw uit zijn kampplaats te voorschijn, en iedere hindernis vermijdend,
greep hij hem beet terwijl allen riepen: gevangen, gevangen! En dan zegde
Don Bosco hem schertsend een van die woorden die de harten steeds aan hem
bonden.
Voelde hij zich niet bij machte voor een dergelijke inspanning,
dan stelde hij de jongens op in rijen van twee, nam plaats aan het hoofd
van de stoet en dan ging het in marstempo op stap. Hij zette het Piëmon-
tese volksliedje in Un, doi, polenta e coi, en de jongens herhaalden dat
wel honderd keren, en liepen in de pas, onder begeleiding van handgeklap
en zo hevig gestamp met de voeten dat de grond ervan dreunde. Nu eens
liepen ze de open speelplaats op, dan weer keerden ze onder de zuilen-
galerij terug. Willekeurig sloegen ze rechtsaf, linksaf; nu liepen ze de
trappen op aan de ene kant, gingen een gang door, en gingen dan weer naar
beneden langs een andere trap. En steeds maar klappen in de handen en
veel lawaai maken, zoals Don Bosco het hun voordeed. Tenslotte hoor-den
ze met spijt het teken van de bel die allen aan hun bezigheden riep. Deze
wandeling vond plaats bij wijze van verkenningspatrouille.
Heel dikwijls, en vooral in 1859-1860, stelde Don Bosco honderden
jongens op in een rij midden op de speelplaats. Hij liep voorop, met de
woorden: "Loop nu steeds achter me aan; en iedereen zet zijn voet precies
in het spoor van zijn voorganger." - Hij klapte op maat in de handen na-
gevolgd door degenen die achter hem kwamen. En nu eens sloeg hij rechts-
af, dan linksaf, soms liep hij rechtdoor, soms volgde hij een schuine
lijn, en bij het omkeren vormde hij ofwel een scherpe hoek of een recht-
hoek en ook wel een cirkel. Plotseling riep hij: "Halt!" De jongens die
hem op al die grillige bochten gevolgd waren, bleven staan, de een achter
de ander, in zonderlinge groeperingen, waarvan geen enkele toeschouwer de
bedoeling kon begrijpen. Maar enkele jongens, die uit deze bewegingen de
bedoeling van Don Bosco al begrepen hadden, liepen het balkon op, en
zagen daar hoe elke groep een grote letter vormde en heel duidelijk lazen
ze van daar af de woorden: LEVE PIUS DE NEGENDE. Daar het in die jaren
niet raadzaam was die roep te laten weerklinken, aangezien de paus be-
dreigd en aan alle kanten aangevallen werd, vormde hij die woorden met
zijn jongens. Bij andere gelegenheden vormde hij een LEVE MARIA, ofwel
LEVE DE H. ALOYSIUS. In 1861 bedreef Don Bosco dit spelletje nog, doch op
een dag dat de jongens ongeduldig op hem wachtten om ermee door te gaan,
liep hij onder de gaanderij, onderhield zich met dezen en genen en trok
zich tenslotte in zijn kamer terug. Daarna was er geen sprake meer van.
Misschien vereiste dat spel teveel voorstudie. Aldus Don Paolo Albera.
Niet altijd speelde Don Bosco: dan stond hij te midden van de
jongens en was niet zwijgzaam, daar hij op iedere mogelijke manier hun

30.10 Page 300

▲back to top
- VI/300 -
geest wilde bezighouden. Het is haast niet onder woorden te brengen, hoe
prettig zijn conversatie was, rijk aan spreuken en vol boeiende bijzon-
derheden. Beginnen we met enkele van de kernspreuken te noemen die hij
richtte tot de priesters, seminaristen of leerlingen die om hem heen
stonden in de refter of die hij onderweg ontmoette ook buiten de tijd van
de recreatie. De ware zonen van Don Bosco hadden geen geheimen voor hem,
en daarom zei hij dikwijls tot een van wie hij wist dat hij zich in enige
moeilijkheid bevond: "Laat niets je van je stuk brengen", heeft de heili-
ge Theresia gezegd!
Wie zich bezorgd maakte over lichamelijke of geestelijke kwellin-
gen gaf hij de raad: "Alles gaat voorbij!"
Tot een ander die maar moeilijk de plagerijen van bepaalde kamera-
den kon verdragen, zei hij: "Vince in bonum malum. Alter alterius onera
portate."(1)
Wanneer iemand last had met de studie of met de uitoefening van
zijn ambt zei hij: "Onderweg voegt de vracht zich naar de ezel, dat wil
zeggen, door te werken worden de moeilijkheden overwonnen." En iedereen
weet, hoe hij zich aan het werk begaf, zonder te verwachten dat de moei-
lijkheden, hoe groot ook, helemaal zouden uit de weg geruimd worden.
Als men hem iets vroeg over een verdrietig geval dat hem na aan het
hart lag, merkte hij op: "Mijn moeder zei altijd dat er in geen enkel
land zoveel ellende bestaat als in deze wereld."
Soms werd er over moeilijke krijgsverrichtingen gesproken, over
nieuw ontdekte gebieden ten koste van gevaarlijke reizen en veel ontbe-
ring, over wetenschappelijke of technische uitvindingen, de vrucht van
langdurige studies. - "En het werk dat u ondernomen hebt"? vroeg menig-
een aan Don Bosco. En hij, met de glimlach en de geestige trek die hem
zozeer eigen was, zei dan met zekere plechtstatigheid: "De wereld is van
hem die ze weet te pakken. De durvers krijgen wat ze willen." Audaces
fortuna juvat.(2) Tradidit Deus terram disputationibus eorum.(3)
Werd er over grootsheid gesproken, over fortuin, glorie, roem,
rijkdom en geslaagde ondernemingen: "Vanitas, vanitatum et omnia vanitas
praeter amare Deum et illi soli servire."(4)
Wie in de nabijheid van Don Bosco was, leerde steeds iets en ont-
(1) Overwin het kwaad door het goede (Rom. 12, 21). Draagt elkanders lasten (Gal. 6, 2).
(2) Virgilius Aen. 10, 284.
(3) Prediker, 3, 11.
(4) Prediker, 1, 2 en 12, 8.

31 Pages 301-310

▲back to top

31.1 Page 301

▲back to top
- VI/301 -
ving altijd een heilzame les.
Hij dichtte soms midden op de speelplaats. Na de spreuk genoemd te
hebben: Tempora mutantur et nos mutamur in illis, (1 ) sprak hij in deze
versvorm over de vluchtigheid van de tijd:
De tijd gaat voorbij en kent geen respijt,
De dood ijlt spoorslags achter hem aan;
De dingen van vroeger en die thans bestaan, doen mij evenveel
leed als de komende tijd.
0fwe1: Fugit irreparabile tempus.(2) Tempora labuntur tacitis-
q u e scenescimus annis.(3)
Als hij zijn zonen wilde inprenten zich niet door de schone schijn
te laten misleiden bij het beoordelen van het geluk van anderen, haalde
hij dikwijls de volgende versregels van Metastasion aan:
Stond ieders innerlijke staat op zijn gezicht geschreven,
hoeveel meer dan nijd en haat zou meelij met hem leven.
Men zag dan wat zijn tegenstanders in stilte voor hem voelen,
en klein slechts zou zijn vreugd nog zijn,
zijn blijdschap dra bekoelen.
Bij andere gelegenheden maakte hij rijmpjes, met de naam van de
jongen erin die naar hem toe kwam om hem de hand te kussen:
Omdat Antonio zo braaf is, zal hij de hemel binnengaan. maar
als je ondeugend bent, het wordt een roste cent.
En zich dan tot een ander wendend:
Als Carlino niet braaf wil zijn,
zal de hemel vast zijn deel niet zijn.
En tot een derde:
Is Roberto een brave zoon,
dan krijgt hij in de hemel zijn loon.
(1) Keizer Lotharius toegeschreven.
(2) Virgilius, Georg, 3, 284.
(3) Ovidius, Fasti, 6, 771.

31.2 Page 302

▲back to top
- VI/302 -
Tot een leerling die een groot en goed hart had, maar het hoofd vol
lichtzinnigheid, zei Don Bosco tot aller verrassing:
0. Francesco, Francesco, Francesco! In de hemel wacht ons
gr oo t ge lu k, e n ge n o t v a n v r e d e v o o r a l t i j d : dan zal ons
hart verzadigd zijn, 0!
Daarop lachte hij en al degenen die om hem heen stonden lachten mee.
Bij andere gelegenheden kwam hij, om al te ernstige gedachten te
verjagen wegens een overdreven, hartverscheurend verhaal dat ietwat met
de liefde en rechtvaardigheid in strijd was, te onderbreken, voor de
dag met enkele verzen van Vergilius; Quadrupedante putrem sonitu quatit
ungula campum. Ofwel hij zei met Tibullus: Tum ferri rigor, atque argutae
lamina serrae. En soms: Me mea paupertas vitae traducit inerti.
Daarna wees hij op het sterk beeldende karakter van deze verzen,
tot groot genoegen van de jongens van de hoogste klassen, die merkten
dat Don Bosco zich op bewonderenswaardige wijze uit zijn vroegere studie
nog herinnerde wat zij thans zelf in de loop van het jaar behandelden.
Ook stelde hij hun voor enkele eenvoudige Latijnse zinnen te ver-
talen waarvan de weinig gebruikelijke woorden een dubbele betekenis
hadden en daarom moeilijkheden opleverden.
"Komaan", zei hij, "wie van jullie geeft me in het Italiaans de
zin: Homo, ne, si vis esse" of deze: "Ne, mater, suam."
Meestal slaagden de leerlingen er niet in die vertaling te maken
en dan verwachtten ze van Don Bosco een verklaring, die niet uitbleef.
"Ziehier: de eerste zin beduidt: "spin vrouw, als je wil eten". De tweede:
"spin, o moeder, ik zal naaien."
Hij gaf ook nog andere op, waarvan we er ons twee herinneren: Non
est peccatum occidere patrem suum. - Deus non est in coelo. En terwijl
de troep jongens stond na te denken, allerlei domme vragen stelden,
grapjes maakten en verward door elkaar heen spraken, zeiden ze tot
Don Bosco: "Zegt u het maar." - Hij beval stilte, en verklaarde: het is
geen zonde de vader van de varkens te doden. - God eet niet in de hemel.
Het antwoord werd met handgeklap en gelach begroet.
Nu en dan vroeg hij hun een paar verzen van Italiaanse klassieke
dichters op te zeggen vooral uit de Divina Commedia. Hijzelf zegde er
enkele terzinen van op en soms een hele zang, zodat het wel leek alsof
hij alles van buiten kende. Hij hield inderdaad veel van het bewonde-
renswaardig dichtwerk, en als hij in de herfst op reis ging, of een be-
zoek bracht aan de huizen, vooral in de jaren 1874 tot 1882, vergat hij nooit

31.3 Page 303

▲back to top
- VI/303 -
het in zijn valies te stoppen als geestelijke verpozing onderweg.
Zelfs van de regels van de Latijnse grammatici, volgens de nieuwe Metho-
de in achtlettergrepige Italiaanse verzen gevat, maakte hij gebruik om de stu-
denten op een prettige manier bezig te houden, vooral die van de derde
klas gymnasium. Hij zei enkele strofen op, verklaarde ze, liet ze door de jon-
gens herhalen, die ze reeds in de klas van buiten hadden moeten leren.
Die ogenblikken van de recreatie waren uiterst nuttig, en wekten het ver-
langen om er vrucht uit te halen, daar Don Bosco nooit verzuimde er een van
hen achteraf vragen over te stellen.
Maar wat nog zeldzamer is, diezelfde regels dienden hem op de een
of andere manier, rechtstreeks of onrechtstreeks tot besluit van bepaal-
de vermaningen.
Tot een assistent die niet te veel haast maakte met het vervullen
van zijn taken, zei hij: "denk eraan:
L'infinito dell'attivo
Ti darà l'imperativo.
(De infinitief van de bedrijvende vorm levert je de imperatief op).
Merkt hij op dat er ergens iets hapert, dat er geen harmonie
heerst tussen degene die beveelt en degene die gehoorzaamt, of ook dat
het aan eenheid ontbreekt tussen twee die tot één enkel doel moeten sa-
menwerken, dan zegt hij: "Dat is een taalfout."
Prima ognun sia persuaso A c c o r d a r s i l ' a g g e t t i v o
nome sostantivo
In genere, numero e caso.
Col suo
(Iedereen dient te weten dat het adjectief met het substantief moet over-
eenkomen in geslacht, getal en naamval).
En zich tot een van de leerlingen en seminaristen wendend, ver-
volgde hij:
Prima ognuno sia persuaso
Che Giovanni ha lungo il naso.
(Iedereen dient te weten dat Giovanni een goede neus heeft).
Daarop voegde hij eraan toe: "Weten jullie wat dat rijmpje be-
t e kent?"
Dikwijls zei Don Bosco tot een jongen uit de filosofieklas: "Weet
je iets van de beginselen van de algebra?"
"Zeker mijnheer."

31.4 Page 304

▲back to top
- VI/304 -
"Los dan dit probleem eens op A + B = C. Wat betekent dat?"
De jongen dacht na, zei het eerste het beste dat bij hem opkwam,
maar begreep het niet.
"Wel, let dan eens op: dan zal ik je vertellen wat jij niet weet.
A betekent allegro (opgewekt), + B wil zeggen buono (goed), - C betekent
cattivo (slecht), dat wil dus zeggen: wees opgewekt, nog beter en min
slecht."
Soms zei hij tegen iemand: "D e n k a a n d e d r i e s ' e n . "
"Wat zijn dat?"
"Sanità, studio o sapienza, e santità." (Gezondheid, studie of
wijsheid en heiligheid.)
Vervolgens tot een seminarist: "En ook jij moet niet vergeten:
Salve, salvando, salvati."
Ook als er vakjongens om hem heen geschaard waren en ze hem vroe-
gen wat men doen moest om steeds geld op zak te hebben, antwoordde hij:
"Gianduia zei altijd: "Als je altijd geld wilt hebben, geef dan, als je
acht stuivers op zak hebt, er slechts vier uit. Geef er geen acht uit
als je er slechts vier bezit, maar geef er dan twee uit, en op die ma-
nier zul je nooit zonder geld zijn."
Als hij over dit prototype van de Piëmontese boer sprak, vertelde
hij populaire grappige verhalen.
"Op een keer was Gianduia (1) in het theatertje op de markt erg
bedroefd, hij wilde niet spreken en bleef diep in gedachten verzonken."
"Wat scheelt eraan Gianduia, dat je vanavond niet wilt spreken?"
En hij: "Ik ben bedroefd en bedrukt omdat het verkeerd loopt met
de oogst."
"Hoe kun je dat nu zeggen?"
"Zie je dan niet dat de Allerhoogste van daarboven ons storm zendt
voor onze zonden, terwijl de allerhoogste van hierbeneden ons afneemt
wat er overblijft (door de belastingen)? En dat wij, tussen twee aller-
hoogsten in, straatarm blijven?"
Arme Gianduia! Na die woorden werd hij beet genomen en in domo
Petri (de gevangenis) gestopt.
"Begrijpen jullie wat het zeggen wil kwaad over de regering te
s p r e ken?"
Een andere keer, toen Gianduia op het toneel stond werd hem gevraagd:
(1) zie deel III, 385.

31.5 Page 305

▲back to top
- VI/305 -
"Gianduia, vertel me eens: welke wijn bevalt je het best, of wat is de
beste wijn?"
Hij zweeg.
"Houd je het meest van de barbera d'Asti?"
Met een grimas antwoordt Gianduia ontkennend.
"De barolo?" "Neen!"
"De moscato van Strevi?"
" Neen!"
"Uit Siracusa?" "Neen!"
"De malvasia? bordeaux? nebbiolo?"
"Neen, neen!"
"Rijnwijn? champagne? alicante?"
"Neen, neen, neen!"
"Tokayer? Vino Santo? De caluso?"
"Neen!" En elk "neen" ging vergezeld van een grappig gebaar dat
de mensen deed schudden van het lachen.
"Wat is dan de wijn die je het best bevalt?"
"De wijn die me het best bevalt, is die, die ik in mijn glas heb.
Dat is de wijn die ik drinken kan! Wat doet het er voor mij toe dat je
me zoveel kwaliteiten van voortreffelijke wijnen opsomt, als ik ze niet
hebben kan en ze niet kan drinken, ezel, die je bent?"
Zulke aardigheden wisselde Don Bosco af met waardevolle raadge-
vingen.
Als iemand zich beklaagde over onbelangrijke ongemakken, zei
hij: "Pythagoras heeft altijd deze drie remedies gehad voor alle
soorten ongemak: dieet, vers water en beweging."
Bij andere gelegenheden noemde hij dat andere recept: Quies,
mens ilaris, dieta (rust, opgeruimdheid, dieet).
Iemand die bang was ziek te worden, vertelde hij: "Een herstel-
lende die bang was dat een of andere spijs hem kwaad zou doen wilde
steeds een dokter bij zich hebben als hij at. Nu gebeurde het dat ze
hem eens een kip kwamen brengen. De dokter begon ze te bekijken om er
de stukken van af te nemen die hij schadelijk vond voor de zieke. Bij
het afsnijden van de vleugel zei hij: Ala, mala en legde ze op zijn ei-
gen bord. Coxa noxa, en met de bouten deed hij hetzelfde. Testa, infesta en

31.6 Page 306

▲back to top
- VI/306 -
hetzelfde spelletje. Dat deed hij met het hele beest en tenslotte riep
hij uit Collum sine pelle bonum en hij haalde er het vel af en gaf de
hals aan zijn cliënt. Hijzelf at intussen het vel en de hele rest sma-
kelijk op. Begrijp je het? Toom je vrees dus in en neem geen voorzorgs-
maatregelen die onnodig zijn. Vertrouw wat meer op de goddelijke Voor-
zienigheid. Neem je toe-vlucht tot Onze-Lieve-Vrouw en blijf rustig."
Voortdurend wisselde hij zijn grappen af en gaf de leerlingen
raadseltjes op die ze moesten oplossen. Hij had er enkele van zijn
eigen vinding.
"Och, wat zie je er groen uit"! zei hij tegen eentje, "ik geloof
dat je ziek bent!"
"Ik? Ik voel me uitstekend."
"En toch zeg ik je dat je groen bent."
"Daar begrijp ik niets van!"
"Denk er dan maar eens over na."
De jongen ging weg, piekerde erover, sprak er met zijn kamera-
den over en kwam toen terug: "Ha, Don Bosco, ik heb begrepen wat het be-
tekent groen te zijn. Het wil zeggen dat ik een boom ben die geen vruch-
ten draagt, is het dat?"
"Eindelijk, je hebt het begrepen", antwoordde Don Bosco glimla-
chend.
"Maar, ik zal mijn best doen, ik wil van nu af aan braaf zijn!"
Toen enkele dagen verstreken waren kwam de jongen weer bij Don Bosco:
"Kijkt u me eens aan en zegt u me eens of ik nog groen ben?"
"Je hebt een mooie kleur; men kan zien dat het beter gaat, maar
je moet je nog wat moeite doen."
"Dat is waar, maar u zult zien..."
"Bravo, ik heb altijd wel gezegd, dat je een beste vent bent."
Soms gaf hij een van degenen die tot zijn Congregatie hoopten toe
te treden de wenk, "est caput plectendum"; ofwel: "caput amputandum." En
de jongen, die de zin van dat Latijn al begreep, antwoordde met een
g l i m lach.
Tot anderen zei hij: "Ik wil jou laten braden, weet je?" Ofwel:
"Je bent nog niet genoeg gebraden." En daarmee gaf hij het verlangen te
kennen in de jongen een volmaakter levenshouding te zien, een meer op-
recht vurige liefde tot God.
Tot een die hij in de kerk had zien praten onder de preek: "Ver-
tel me eens, arme kerel, heb je kiespijn?"

31.7 Page 307

▲back to top
- VI/307 -
"Ik? Welnee!"
"Toch kwam het mij voor dat je kiespijn had."
En daarmee bedoelde hij, zoals hij hem naderhand verklaarde, te
zeggen dat hij het woord van God niet goed kauwde, dat hij het niet
proefde en dat hij er zodoende geen vrucht van kon hebben. Met te zeggen:
"Arme jongen! Je hebt hoofdpijn"! duidde hij aan dat hij ongehoorzaam
was.
Een gezegde dat hem erg vertrouwd was luidde: "Wanneer ga je
mirakelen doen?" Dergelijke opmerkingen richtte hij soms onverwacht tot
sommigen die stonden te peinzen of verstrooid aan iets anders schenen
te denken, of wanneer er eentje onderdrukt tegen een klein gezelschap
stond te praten.
Op een dag zei hij tot een jongen die al verscheidene maanden de
sacramenten niet meer ontvangen had: "En, beste vriend! Zou je er niets
voor voelen om morgen met mij te eten?" - En op het bevestigende ant-
woord, vervolgde hij: "Denk er dan goed aan dat ik morgenvroeg om half-
acht ontbijt", zinspelend op de heilige tafel gedurende de mis.
Het was een leerrijk schouwspel Don Bosco te midden van een groot
aantal leerlingen te zien. Terwijl hij stond te praten, bekeek hij ze
een voor een en richtte een vriendelijk woord tot hen. Tot de een: "Hoe
gaat het?" - Tot een ander: "Ben je braaf?" - Tot iemand onverwachts:
"Ben jij eigenlijk wel een engeltje?" - En met gesloten hand stak hij
wijsvinger en pink op, twee hoorntjes vormend. En lachend maakten
de jongens hetzelfde gebaar boven het hoofd van hun kameraad die voor
hem stond. Tot een kleine jongen die zwijgend met het hoofd op zijn
a r m leunde, zei Don Bosco: "Zwijg stil!" - Tot een ander: "0, jij kleine
deugniet"! en dreigde hem schertsend met de vinger. Tot andere jongens:
"Ik zou graag zien dat we vrienden werden, maar dan echt en niet voor de
grap." - "Zeg eens, ben je werkelijk mijn vriend?" En tot een ander:
"En wanneer zien we elkaar eens?" – Zo een jongen begreep dan dat het
erom ging, te spreken over zijn ziel en over zijn roeping.
Soms richtte hij een vermaning tot een jongen en dan plotseling
tot een andere zei: "Heb je het begrepen?"
Het gebeurde wel dat als een jongen naar hem toe kwam om hem de
hand te kussen hij de hand van de jongen vasthield en zei: "Ga maar gauw mooi
spelen!" En dan sprak hij verder tot degenen die hem omringden. Daarna richtte
hij zich tot de kleine gevangene: "Ga dan toch, wat doe je hier?"
"Maar, als u me niet laat gaan!"
Don Bosco glimlachte, bleef hem vasthouden en sprak weer verder.
En dan: "Maar ga dan toch, ben je er nog?"
De jongen glimlachte eveneens en dan liet Don Bosco hem los en de jongen

31.8 Page 308

▲back to top
- VI/308 -
rende springend weg. Dergelijke dingen deed hij vooral met degenen die
een beetje van hem vervreemd leken.
Tot degenen die hij ervan verdacht dat ze over iets morden, en
die hij stil en in gepeins verzonken zag, richtte hij onverwachts de
vr aa g: · "Wat zeg je?"
"Ik? Niets!"
"Ik dacht dat je iets zei."
Zo verraste hij en deed hun gril vervluchtigen.
En al deze gezegden en manieren van doen eindigden doorgaans in
een vertrouwelijk woord dat de leerlingen noemden: het woord aan het
oor. Maar welk woord was dat, waarop we in onze Memorie Biografiche
verscheidene malen gezinspeeld hebben?
Het was als de echo van het woord van God: "levend en krachtig,
het is snijdender dan elk tweesnijdend zwaard; het dringt door tot het
raakpunt van ziel en geest, van gewrichten en merg, en ontleedt de ge-
dachten en bedoelingen van de mens."(1) IJverig en met grote voorzich-
tigheid wist Don Bosco zich van alles op de hoogte te houden. Van alle
interne en externe jongens kende hij de naam en met onweerstaanbare be-
minnelijkheid wist hij ieder een aangepaste waarschuwing te geven. Maar
wat dat woord het meest indruk deed maken, was dat hij heel dikwijls
dingen zei die de jongen alleen wist. Don Bosco vertelde vaak toekom-
stige gebeurtenissen die de jongen betroffen en die naderhand volkomen
bewaarheid werden. Vandaar dat de leerlingen een geweldig belang hecht-
ten aan deze heilige ijver en gewoonte, en zodoende kon men er wel de
grote resultaten ten opzichte van een toenemende deugdzaamheid en het
zielenheil van waarnemen, doch deze nooit in heel hun omvang overzien.
Dikwijls zei Don Bosco tot een jongen: "Zal ik je eens iets zeg-
gen?" Of de jongens zelf vroegen hem: "Zegt u eens iets tegen me!" Dan
streek Don Bosco met de hand over het hoofd van de jongen en zich voor-
overbuigend zei hij hem heel stil iets aan het oor, terwijl hij met de
andere hand zijn mond afschermde zodat niemand het kon horen. Het was
de moeite waard de uitdrukkingen te zien op het gezicht van de jongens:
nu eens glimlachend, soms ernstig; sommigen bloosden tot in de wortels
van hun haren, een ander begon te huilen; de een knikte ja, de ander
nee. Sommigen trokken zich terug, diep in gedachten, om op hun eentje te
gaan wandelen; anderen riepen uit "dank je wel" en liepen hard weg om te
gaan spelen; een derde begaf zich meteen naar de kerk om een bezoek te
brengen aan Jezus in het sacrament. Soms kon er een zich niet meer van
Don Bosco losmaken, hij stond als overweldigd door een grootse gedachte en een
(1) Hebr. 4, 12.

31.9 Page 309

▲back to top
- VI/309 -
ander bracht op zijn beurt eveneens de hand aan de mond en antwoordde in
het oor van Don Bosco of stelde een vraag.
Het woord dat Don Bosco tot elk richtte duurde niet langer dan
enkele seconden. Het sloeg echter in als een vuurpijl, die doordrong tot
het hart en er voorgoed bleef steken. Soms was het een goede raad, soms
een opmerking, een aansporing tot het goede of ook wel een verwijt. Don
Bosco was overigens niet gewoon een verwijt in een bittere vorm toe te
dienen en allerminst in het openbaar. Nooit gaf hij te verstaan dat hij
een jongen minder achtte. Ook degenen die er zich van bewust waren geen
buitengewone achting te verdienen, wisten dat Don Bosco hen op geen en-
kele manier zou vernederen. Gedurende heel zijn leven heeft hij nooit
iemand vernederd, met uitzondering van het geval waarin hij een erger-
nisgevende gebeurtenis moest goedmaken die allen bekend was. Vandaar het
vrijwel volledige vertrouwen en de overgave aan de overste. Zodoende had
de vriendschappelijke vermaning een goede uitwerking zonder iemand in
zijn eer te raken. "De wijze vermaning die tot een volgzaam oor gericht
wordt", aldus het boek der Spreuken, XXV, 12, "is een gouden ring met
een fonkelende parel."
Deze woorden luidden gewoonlijk zo: "Kun je me een geestelijk
bloempje geven voor Onze-Lieve-Vrouw? Wil je je les dan een beetje be-
ter leren?" - "Jezus verwacht je in de kerk voor een kort bezoek." -
"Leer die gewoonte af om je handen op de rug van anderen te leggen." -
"Heb je goed gebiecht?" - "Waarom ga je niet vaker te communie?" - "0,
die kameraden!" - "Houd moed! Roep Maria aan en zij zal je helpen." -
"Je moest de toestand van je ziel eens kunnen zien!" - "Ga zo door, O n ze -L ie ve-
Vrouw is tevreden over je!" - "Onthoud het goed: God ziet je." - "De
dood, maar geen zonden." - "Wees braaf zodat we samen in de hemel ko-
men." - "Zorg ervoor een goede biecht te spreken en je zult erg blij
zijn." - "Qui faciunt peccata hostes sunt animae suae." - "Bid vijf
onzevaders ter ere van de wonden van Jezus om te verkrijgen dat niemand
van wie vandaag sterven in de hel zullen komen." - "Help mij je ziel te
redden." - "Wees opgewekt! Eens zullen we samen zijn bij de Heer." - "Ge-
hoorzaam, dan word je heilig." - "Vraag aan Onze-Lieve-Vrouw de genade om nooit
in je leven meer te zondigen." - "Kun je vannacht rustig slapen?" - En
h o n d e r d a n d e r e z i n n e t j e s v a n d i e n a a r d , d i e a f w i s s e l d e n a l n a a r g e lang
het nodig was. Een ervaren oog zag ook onmiddellijk de uitwerking ervan. Sommi-
gen gingen de sacramenten ontvangen, anderen hadden grotere aandacht in
het gebed en waren ernstiger in de plichtsvervulling, anderen lieten
bepaalde vormen van jaloezie, van ruwe, onbeschaafde manieren na tegen-
over medeleerlingen. En er waren er verscheidene onder hen, van wie we
de namen zouden kunnen noemen, die zo ijverig werden in hun devotie,
dat ze zich buitengewone boetedoeningen gingen opleggen, waarin Don
Bosco hen moest remmen.
Maar de eersten die de werkzaamheid van dat woord merkten, wa-
ren de jongens zelf tot wie ze gericht werden. "Ik mag de verzekering
geven", vertelde ons een eerbiedwaardige priester, "van een bijzonder feit dat

31.10 Page 310

▲back to top
- VI/310 -
mij b i j h e r h al i n g o v e r ko m e n i s t o en i k no g ee n j o n ge n w a s. A ls D on
Bosco mij onder de speeltijd bezig zag, wist hij me passende woorden in
het oor te fluisteren die me van lastige gedachten afbrachten, ja zelfs
van verleidingen, waardoor ik anders misschien tot verkeerde dingen zou
gekomen zijn. Hij deed dat niet alleen met mij, maar met allen, ook 's
avonds als we naar hem toegingen om hem goedenacht te wensen, want nie-
mand ging rusten zonder hem eerst de hand te kussen."
Hier moeten we opmerken hoe zijn innemende en beminnelijke manier
van doen tot lang na 1860 een lieflijk en merkwaardig verschijnsel wek-
te. Waar Don Bosco zich ook bevond, ook al was het midden op de speel-
plaats, overal openden de jongens in vol vertrouwen hun hart voor hem,
en als er iets was dat hun geweten verontrustte, gingen ze niet naar bed
zonder het eerst aan Don Bosco toevertrouwd te hebben. Veeleer bleven
ze voor zijn deur staan wachten, klopten eventjes zolang hun niet werd
opengedaan. Maar met een zonde beladen, konden ze niet rustig slapen.
Echter niet alle leerlingen naderden Don Bosco met zoveel kin-
derlijke genegenheid. Er waren soms ook opmerkelijke uitzonderingen,
maar ook op hen had het woord van Don Bosco zijn uitwerking, wanneer hij
het veelal onverwachts in het oor van zijn zonen fluisterde.
Soms als hij een lichtzinnig type heel erg druk zag doen in een
kring van kameraden, een en al vuur in het uiteenzetten van zijn mening,
onderbrak Don Bosco hem, riep hem bij zich en zei hem: "We moeten iets
goeds ondernemen." - En nadat hij de jongen gevraagd had wat hij dacht
te zullen worden, voegde hij er aan zijn oor aan toe: "We moeten een
zuiver geweten zien te krijgen, want je kunt de vriend van God worden
en beschermd worden door Onze-Lieve-Vrouw."
Terwijl een ander gedurende de recreatie als een bezetene hol-de,
helemaal verdiept in zijn spel, zodat hij niet meer wist of hij zich op
de aarde of in de hemel bevond, hield Don Bosco hem plots staande:
"Hoe gaat het ermee?" "Uitstekend!"
"Ook met je ziel?"
Bij die onverwachte vraag keek de jongen Don Bosco een beetje
onthutst aan, sloeg dan de ogen neer, schudde het hoofd, krabde zich
eens achter het oor en: "Nee..., maar..."
"Als je morgen zou doodgaan, vannacht, vandaag, zou je dan ge-
lukkig zijn?"
"Niet erg."
"Wanneer ga je dus biechten?"

32 Pages 311-320

▲back to top

32.1 Page 311

▲back to top
- VI/311 -
" Morgenvroeg!"
En over het algemeen hielden ze woord.
Sommige ondeugende jongens probeerden met opzet Don Bosco te ont-
vluchten, daar zij de moed niet hadden zijn blik te verdragen. Don Bosco
volgde zo eentje op al zijn stappen en als de ander zich veilig waande,
en midden in een troepje kameraden druk stond te praten, werden er plots twee
handen over zijn ogen gelegd en zijn hoofd werd stevig vastgehouden, zo-
dat hij zich niet kon omkeren. De jongen dacht er in de verste verte
niet aan wie het was die dat grapje met hem uithaalde. In de mening dat
het een makker was, begon hij er eerst enkelen op te noemen om te raden
wie het was. Dan, ongeduldig, riep hij uit: "laat me met rust!" Soms
eindigde het met scheldwoorden, beledigingen of trappen met de voet. Dan
werden de twee handen van zijn ogen weggenomen, hij keerde zich snel om
en een: "0, Don Bosco"! kwam er dan van zijn bijna bevende lippen. De
verwarring en verlegenheid van de arme jongen was groot. Met een rood ge-
zicht en gebogen hoofd stond hij er dan onbeweeglijk bij. Dan zei Don
Bosco tot hem terwijl de jongen zijn hand nam om die te kussen. "Waarom
ontwijk je mij?"
"Dat doe ik niet!"
"Dan zijn we dus vrienden? Luister eens": en terwijl hij de jon-
gen iets in het oor fluisterde, knikte de jongen instemmend een belofte.
Wanneer Don Bosco van een reis terugkeerde, liepen de jongens hem
met grote geestdrift tegemoet en verdrongen zich om hem heen. Maar de
een of ander bleef afzonderlijk achter de anderen, en dat was het onmis-
kenbaar teken dat hij iets in zijn hart verborgen hield. Dat waren er in
de loop van vele jaren nooit meer dan twee of drie per keer, wat een
verheugend teken was voor de goede gang van zaken in het Oratorio. Van-
zelfsprekend wijdde Don Bosco aan zulke jongens vooral zijn aandacht,
omdat hun vluchtpogingen een duidelijk teken waren dat er iets bij hen
haperde.
Wanneer hij in die omstandigheden zag dat zij zich in een zekere
verlegenheid bevonden, en achter de troep kameraden naar hem stonden te
kijken op een pas of vier, vijf afstand, zei hij: "Voor een paar van
jullie heb ik iets moois meegebracht!" - Nieuwsgierig verwachtten de
jongens dat moois te zien te krijgen.
"Weten jullie ook aan wie ik het geef?"
De jongens begonnen de namen op te sommen van de braafsten.
"Ik geef het aan hen daar!"
Allen keerden zich verwonderd om en zagen dat zij juist niet tot
de besten behoorden. De jongens werden bleek, maar Don Bosco noemde hen
een voor een bij de naam, verzocht hen naderbij te komen, terwijl hun kameraden

32.2 Page 312

▲back to top
- VI/312 -
de weg voor hem vrijmaakten. De domoren zaten in de val, er klonk een
vriendelijk woord heel zachtjes in hun oor en de avond of morgen was nog
niet om of ze waren gaan biechten.
Besluiten wij dit onderwerp met de verklaring van Mgr. Cagliero:
"Dikwijls kwam dat woord uit zijn mond als een vurig schietgebed, en wij
die in de buurt stonden voelden ons gloeiend van liefde voor God en voor
hem, die ons allen zo in de Heer beminde. "Alles ter ere Gods!" - Dat
was zijn dagelijks refrein, dat duizend keren in mijn oren geklonken
heeft en dat hij luidop herhaalde op de preekstoel, in de biechtstoel en
in particuliere gesprekken. Dat was het enige, laaiende doel van zijn leven."
Maar God had Don Bosco ook de gave van het woord gegeven, zo-
dat alles in hem, zijn blik, de stemverheffing, zijn beweging mee-
sprak. Vooral met het oog spoorde hij tegelijkertijd de vermogens van
geest en hart aan. Met zijn afgemeten, rustige, heldere blik raadde hij
de gedachte van anderen met een onweerstaanbare aantrekkingskracht. En
met dezelfde kracht werd hij zelf, als hij het wilde, ook begrepen.
Dikwijls was een woord, een glimlach bij die blik evenveel als een
vraag, een antwoord, een uitnodiging of een heel gesprek.
Don Domenico Belmonte verzekerde ons dat hij dergelijke wonder-
lijke dingen niet alleen had horen vertellen door veel getuigen, maar
dat hij ze zelf uit eigen ondervinding meegemaakt had toen hij nog leer-
ling was en later ook als seminarist en priester. "Heel dikwijls", zo
zei hij, "keek Don Bosco een jongen op zo een merkwaardige manier aan,
dat zijn ogen zegden wat zijn lippen op dat ogenblik niet uitspraken, en
hij deed hem begrijpen wat hij van hem verlangde. En als de jongen hem
antwoordde, was deze zelf er verbaasd over dat hij de gedachte van Don
Bosco begrepen had. Soms ging het om dingen die in geen enkel verband
stonden met wat er eerst gezegd was, of waar men op dat ogenblik mee
bezig was of wat men gezien had. Het kon een vraag zijn die de jongen
niet persoonlijk raakte: een bevel, een raad, een waarschuwing voor de
school, voor het spel of voor wat anders. En men verstond het uitstekend."
Dikwijls volgde hij met zijn blik een jongen ergens op de speel-
plaats of onder de galerij, terwijl hij rustig met anderen bleef door-
spreken. Maar opeens ontmoette de blik van de jongen die van Don Bos-
co. De jongen las in die heldere ogen het verlangen om met hem te spre-
ken, ging naar hem toe om te vragen wat hij van hem wilde en Don Bosco
zei het hem dan aan het oor.
Niet zelden, als hij tal van leerlingen voor zich had, keek hij
er een of twee aan, terwijl hij met de hand zijn ogen afschermde als
iemand die tegen het licht staat en beter wil zien. Hij leek dan tot in
het diepst van het hart door te dringen. Zij bleven dan verward
staan, de woorden kwamen niet over hun lippen en ze voelden dat hij een
geheim van hen wist. En inderdaad las hij in hun voorkomen een schaduw
va n sc huld of verw ijt. Een lichte beweging van het hoofd was dan voldoende;

32.3 Page 313

▲back to top
- VI/313 -
een andere aansporing was dan niet nodig; ze hoefden alleen het ogenblik
vast te stellen waar-op ze zouden gaan biechten.
Don Bosco keek eveneens op bovengenoemde manier wanneer iemand hen
een belofte deed waarvan hij wist dat hij ze niet zou houden, ofwel
wanneer iemand hem iets zei dat in strijd was met de waarheid. Maar
in dat geval drukte dat duidelijk een twijfel of een berisping uit, of
een ontkenning, en was als het begin van een goede raad.
Het gebeurde ook dat, terwijl Don Bosco biecht hoorde, er in de
sacristie een jongen voorbijging die heel wat anders van plan was dan te
gaan biechten, hoewel hij het wel nodig had. Maar wanneer Don Bosco hem
even op een minzame manier had aangekeken, gebeurde er wat men ver-
telt van de nachtegaal die betoverd wordt door de slang. De jongen kon
niet doorlopen. Hij bleef besluiteloos staan, deed dan nog een stap naar
de deur, keerde terug, naderde Don Bosco, knielde en wachtte zijn
beurt af om te biechten. Door een beminnelijke kracht had hij zich tot
hem aangetrokken gevoeld, iedere tegenzin was verdwenen en in zijn hart
was meteen het vuur van het kinderlijke vertrouwen ontstoken. Dit hebben
we gehoord van intieme vrienden, die deze weldadige invloed ondervonden heb-
ben.
Wie tijdens de speeltijd te nieuwsgierig waren of die graag naar
ongepaste grappen en gesprekken luisterden, drukte hij met de wijsvinger
het oorlelletje in het oor, alsof hij het wilde verzegelen. Zag hij ie-
mand vrijmoedig naar bepaalde dingen kijken, dan raakte hij als voor
de grap zijn oogleden aan en drukte ze neer, als om de ogen te sluiten.
Een ander sloot hij de mond, door diens lippen tussen wijsvinger en duim
samen te drukken, waarmee hij te verstaan gaf, dat die jongen de mond
niet moest openen om te mopperen. Dat deed hij met grote omzichtigheid,
zonder iets te zeggen, maar zijn blik verklaarde alles. Het waren wel-
sprekende en onuitwisbare vermaningen.
0, dié macht van de blik van Don Bosco! Een leerling kon tot laat in de
nacht de slaap niet vatten. Onrustig keerde hij zich nu eens op de ene,
dan op de andere zij. Ieder ogenblik zuchtte hij, snoof en beet af en
toe in de lakens. Een kameraad, die in zijn buurt sliep en wakker ge-
worden was, zei: "Zeg, kameraad, wat heb je!" Hij kreeg geen ant-
w o o r d e n d e ander bleef maar zuchten. "Maar wat heb je toch?"
"Wat ik heb? Gisteravond heeft Don Bosco me aangekeken!" "Mooi! Is
dat soms iets nieuws?"
"Hij keek me aan op een bepaalde manier... 0, ik weet wel hoe Don
Bosco kijkt."
"Je zult je vergist hebben. Heb maar geduld, en stoor de hele
slaapzaal niet", besloot de ander. 's Morgens vroeg hij Don Bosco of
hij de vorige avond die kameraad met een bijzondere bedoeling had aan-
gekeken. Don Bosco antwoordde hem: "Vraag hem eens wat zijn geweten hem zegt!"

32.4 Page 314

▲back to top
- VI/314 -
En het antwoord was zo, dat de arme kerel biechten ging en zijn rust her-
vond.
Don Bosco liet zijn blikken vergezeld gaan van een grappige ma-
nier van doen, opdat ze zijn vermaningen zouden onthouden. Om iemand
aan te sporen om in de deugd te volharden, was hij gewoon, met een ze-
kere ingetogenheid, vermengd met een verholen schalks glimlachje, een
hele ceremonie van zijn eigen vinding te verrichten met de volgende for-
mule: "Geloof, hoop, liefde, goede werken, vriendschap." Bij het uitspre-
ken van het woord geloof raakte hij de ander met de vingertoppen van
een hand heel even op de rechterwang; bij het woord hoop, raakte hij
hem op de linkerwang aan; bij liefde was het een tikje op de kin; op de
neus als hij goede werken zei; en andermaal sloeg hij, een beetje har-
der nu, op de rechterwang als hij zei vriendschap. Iedereen voelde zich
erg blij als hij dat grapje onderging, alsof ze een erg begeerde belo-
ning gekregen hadden, en ze voelden zich veel bereidwilliger om braaf te
zijn, zoals allen eenstemmig verklaarden.
Er was nog een andere geheimzinnige spreuk, die hij steeds in de
mond nam. Soms vroeg een seminarist of een student wat hij deed om de
toekomst te kennen en zoveel verborgen dingen te weten te komen.
"Luister: het middel daarvoor is dit en wordt weergegeven met
Otis, Botis, Pia, Tutis. Weet je wat die woorden betekenen?"
"Nee, ik niet."
"Let op: het zijn Griekse woorden." En hij herhaalde, terwijl hij
spelde: "O,tis... Bo,tis... Pi,a... Tu,tis. Begrijp je?"
"Het is moeilijk te begrijpen."
"Dat weet ik ook. Ikzelf heb nooit iemand willen verklaren wat die
spreuk betekent. En niemand weet het, en zal het nooit weten, omdat ik
het niet wil zeggen. Dat is mijn groot geheim, waarmee ik al de buiten-
gewone dingen doe. Daarmee lees ik in de gewetens, daardoor worden alle
geheimen voor mij een open boek. Maar als je slim bent, probeer er dan
iets van te begrijpen.
En hij herhaalde die vier woorden, waarbij hij telkens als hij
een woord uitsprak, met de wijsvinger op het voorhoofd, de mond, de kin
en de borst van de jongen wees en besloot met hem onverwachts een draai
om de oren te geven.
De jongen lachte, kuste hem de hand, maar drong aan: "Vertaalt u
dan de vier woorden in gewone taal voor me."
"Ik kan ze vertalen, maar je zult de vertaling niet begrijpen."
En schertsend zei hij in het dialect van Piëmont: "Als ik je slaag
ge ef , heb je het aan te nemen."

32.5 Page 315

▲back to top
- VI/315 -
Alle aanwezigen schudden van het lachen bij een dergelijke con-
clusie.
Die kleine afstraffingen in de vorm van een lichte oorvijg hadden
nog een ander heilzaam effect. Als Don Bosco een jongen ontmoette die er
terneergeslagen uitzag, riep hij hem bij zich en wilde weten, waarom hij
zo bedrukt was. Hij vermaande hem dat de heilige Filippus Neri leerde dat de
neerslachtigheid de achtste hoofdzonde was. En de jongen troostend met
een paar vriendelijke woorden en beloften, besloot hij met hem e e n v a n d i e
oorvijgen te geven en zei: "Wees opgewekt!" En daarmee bracht hij de
jongen weer, wonderlijk genoeg, in zijn aanvankelijke toestand van
blijdschap terug. Deze vertroostende kracht was bij de jongens zo goed bekend
en werd ook door allen ondergaan, dat, als hun iets overkwam dat hen
mi nd er b li j st e mde, z ij d ir ec t na ar Do n Bo sc o li ep en o m een geruststel-
lende glimlach van hem op te vangen.
Soms sloeg een jongen te midden van de kameraden geen acht op wat
er gezegd werd of wat de anderen deden, zodat het was alsof hij met zijn
gedachten op de maan zat. Plotseling knipte Don Bosco dan met de vingers
vlak voor zijn gezicht.
Als versuft keek de jongen hem aan en zei: "Wat doet u?"
"Dat deed de heilige Filippus Neri met zijn jongens, en hij zei
dan: "Ik sla jou niet, maar de duivel die je bezoekt." - "En wij waren
ervan overtuigd", zei Mgr. Cagliero tegen ons, "dat Don Bosco wist dat
die met een bekoring te doen had."
Bovendien had zich bij de jongens de overtuiging gevestigd dat
de oorvijgen van Don Bosco goed waren om hen te sterken tegen de duivel.
Daarom deelde Don Bosco dikwijls enkele oorvijgen uit aan sommigen die
hem daarom vroegen, en voor de grap zei hij: "V a n d a a g z u l j e v a n d e
duivel geen last meer hebben." - Sommigen lieten er zich een paar ge-
ven en schertsend verzekerde Don Bosco hun dan, dat de boze geest hen nu
wel voor zes maanden met rust zou laten. Een jongen vroeg op zekere
dag dat hij er hem heel veel zou geven en hem voor altijd zou genezen.
Glimlachend antwoordde Don Bosco: "Tot zes maanden ga ik maar niet ver-
der." - Dan, ernstiger: "Een jongen die, om zichzelf te overwinnen,
geen gebruik gemaakt had van het gebed, de biecht en zijn goede wil, be-
reikte ten slotte zijn doel doordat hij iedere dag een oorvijg van
Don Bosco kreeg." Ook zag men wel een jongen die door innerlijke on-
rust geplaagd werd, naar Don Bosco toegaan en zonder iets te zeggen
bood hij zijn wang aan Don Bosco alsof hij een oorvijg verwachtte.
Als hij die gekregen had, rende hij een en al opgewektheid weg, omdat
hem een grote gunst ten deel was gevallen. Dat gebeurde dagelijks.
In 1861 vroeg een jongen die op het punt stond met paasvakantie te ver-
trekken aan Don Bosco een aandenken. Zonder iets te zeggen gaf deze hem
een lichte oorvijg en daarop zei hij tot hem: "Dat is opdat de duivel je
ook thuis met rust zou laten." - Toen de jongen na de vakantie terug kwam, ver-

32.6 Page 316

▲back to top
- VI/316 -
klaarde hij dat die oorvijg hem veel goed gedaan had en dat telkens wanneer hij
naar huis ging, hij om een zelfde aandenken zou vragen.
We hebben een brief die deze grappen van Don Bosco, als men het grappen
wil noemen, in de herinnering brengt:
"
Mijn beminde vader,
"
"
0! was ik maar altijd een zoon van Don Bosco, niet in naam
" alleen, maar metterdaad. Onder een zo mooie banier kan men overwin-
" nen. Die oorvijg die U mij laatst gegeven hebt, is steeds in mijn
" gezicht gedrukt gebleven en als ik eraan denk, bloos ik en is het mij
" alsof ik de indrukken van Uw beminnelijke vingers voel. U mag me enke-
" le flinke oorvijgen zenden, die ik stellig verwacht.
"
Ik houd meer van Don Bosco dan van de hele wereld. Gelooft
" u dat? Toch is het zo. En wanneer ik in de loop van de dag last heb
" van neerslachtigheid of van slechte gedachten, voel ik me er onmiddel-
" lijk van bevrijd door alleen maar te denken aan mijn geliefde Don
" Giovanni. Mijn beste Don Bosco, ik lig aan uw voeten; ik bied u alles
" aan wat U van me verlangen kunt; ik schenk U alles.
"
Aanvaardt U mij als Uw geringste dienaar en schrap me niet uit
" het grote boek van uw zonen in J.C.
"
Giuseppe Pittaluga,
"
seminarist.

32.7 Page 317

▲back to top
- VI/317 -
HOOFDSTUK
XXXI
_
HEILIGE IJVER - GELOOF EN LIEFDE - UITWERKING VAN EEN
GESPREK MET DON BOSCO - DE JONGENS OM HEM HEEN GEZETEN
- BOEIENDE FABELS EN VERHALEN - DE MUZIEK - NIEUWE
CHIROMANTIE - DE MAAT VAN DE HANDEN - DE KLAP OP DE
HANDPALMEN - BEHENDIGHEIDSOEFENINGEN - WIJZE EN
VROLIJKE WAAKZAAMHEID - DE BESTE JONGENS
UITGENODIGD TOT DE MAALTIJD - PRIVÉ-GESPREKKEN DOOR
DON BOSCO AAN DE LEERLINGEN TOEGESTAAN IN ZIJN
KAMERS; DE MANIER VAN ZICH AAN TE DIENEN EN HOE ZE
ONTVANGEN WORDEN; AANSPORING TOT DE GEESTELIJKE
STAAT; ONRECHTSTREEKSE VERWIJTEN; TROOST VOOR DE
BEDRUKTEN - DE DRIE WANDELTOCHTEN - SCHRIFTELIJKE
VERMANINGEN EN VERBAZINGWEKKENDE BRIEVEN VAN DON BOSCO
AAN DE JONGENS - DE BRIEFJES MET VOORNEMENS - VER-
TROUWEN VAN DE LEERLINGEN GEVRAAGD EN OFFERS OM HET
TE BESTENDIGEN - HET BRIEFJE, EEN OPROEP OM DE GOEDE
WEG TE BEWANDELEN - ENKELE VOORNEMENS AAN DON BOSCO
TOEVERTROUWD EN DOOR HEM BEWAARD - HET R ESULTAAT
VAN DE HEILIGE IJVER.
De apostel Jacobus schreef in zijn katholieke brief (2,22) over
Abraham, dat Fides cooperabatur operibus illius. Hetzelfde zeggen we
van Don Bosco, omdat het geloof vorm gaf aan welke activiteit of uit-
lating van hem ook, die gericht was op het welzijn van de jeugd. Hij
achtte geen offers te zwaar en God deed zijn buitengewone gaven toe-
nemen. Menigeen zal zijn eigen oordeel hebben over de middelen door
Don Bosco toegepast, maar we kunnen altijd antwoorden dat infirma mundi
elegit Deus ut confundat fortia (1) en deze forsigen zijn de krachten van de
duisternis.
Vervolgen we dus onze uiteenzetting over de heilige initiatieven
van Don Bosco die even eenvoudig waren als zijn hart, en in staat bleken
bijna iedere geestelijke vijand van zijn kinderen verwijderd te houden.
(1) 1 Kor., 1, 27.

32.8 Page 318

▲back to top
- VI/318 -
De liefde overwint alles en hoeveel te meer niet de liefde die enkel door
het geloof wordt ingegeven; deze overwint de harten.
Allen zagen Don Bosco, vermoeid, ziekelijk, met een zwakke maag,
droge keel en soms met bloed in het speeksel, toch de hele dag van 's
morgens tot 's avonds praten om allen bij zich te houden. En ook daaruit
maakten zij op hoeveel hij van hen hield. Om het grote ongemak dat
hij voor hen niet alleen lichamelijk maar ook geestelijk moest verdu-
ren, waren we in het voorgaande hoofdstuk gedwongen ietwat uitgebreid
te zijn; doch dat was een vereiste van de waarheid en van het doel
v a n d e z e Memorie.
Hervatten we onze taak.
Dikwijls zag men Don Bosco onder de galerij lopen temidden van een
honderdtal jongens en seminaristen. Een gedeelte volgde hem. Het groot-
ste deel echter, vóór hem, liep achteruit met het gezicht naar hem toe,
om te horen wat hij zei. Don Bosco onderhield hen met zijn gebruikelijke opge-
wekte conversatie, nu eens met voorbeelden, dan weer met enkele van zijn
avonturen of met vroegere voorvallen uit het Oratorio, die op allen een
heilzame indruk uitoefenden.
"Ikzelf", zo verklaarde Don Rua, "heb meer dan eens gezegd, zoals
ook vele van mijn andere kameraden verklaarden, dat een gesprek met Don
Bosco iets betekende, meer nog, een soort van geestelijke oefening in-
hield. Als hij uitgesproken of uitverteld was, vond hij het wel leuk ons
verschillende boeken en kleinere werkjes ten geschenke te geven die hij
had uitgegeven. Hij gaf ons vooral de werkjes die tegen de protestanten
gericht waren, opdat wij voor hun valstrikken en dwalingen behoed zouden
blijven.
"Op zomeravonden, als de recreatie op de feestdagen langer duur-
de, en wij van vermoeidheid geen zin meer hadden om te spelen, kwam Don
Bosco op de speelplaats op de grond zitten tegen een muur van het ge-
bouw. De leerlingen kwamen meteen toelopen en terwijl ze eveneens gingen
zitten, vormden ze een kring om hem heen van zeven of acht grote rijen.
In spanning keken ze allen naar hem. Een vooraanstaande advocaat gaf
aldus de gevoelens weer, die hij telkens ondervond bij dit schouwspel,
dat zich ontelbare malen herhaalde tussen de jaren 1850 tot 1866.
"Zij boden een levendig en een sprekend beeld van de zuivere, in-
getogen en opgewekte onschuld. Hun ogen stonden open als vensters,
zij hadden niets te verbergen, omdat er geen enkele slechte gedachte in
hun brave zielen huisde. Allen deelden de vreugde mee die zijzelf
steeds onverminderd in hun hart ronddroegen. En voor de jongens zelf was
het een genoegen Don Bosco gade te slaan." - Emilio Sacco, pr., pastoor
van de Sint-Stefanuskerk te Pallanza, die een leerling van Don Bosco
was geweest, schreef in 1888 aan Don Rua: "Don Bosco! Wat was hij be-
minnelijk! Hoe deugdzaam en heilig was hij! Het is me alsof ik hem nog zie

32.9 Page 319

▲back to top
- VI/319 -
lachen, alsof ik zijn v ri en de li jk e woo rd en n og h oo r en z i jn z ac ht mo ed ig
ge zi ch t no g zi e , wa ar op duidelijk zijn zielenschoonheid stond afgedrukt!"
Voor deze zittingen in open lucht, bewaarde Don Bosco zijn boei-
endste gesprekken. Nu eens vertelde hij op zijn manier de dialoog, ge-
schreven door graaf Gaspare Gozzi, tussen de inktkoker en de olielamp.
Soms verzon hij een andere tussen zijn pen en zijn inktkoker; tussen een
schoenlapper en een kapotte laars, die niet op zondag hersteld wilde
worden, maar wel op maandag. Ofwel een vraagstuk dat gerezen was tussen
hem en zijn olielamp die geen licht wilde geven en partij voor de pro-
testanten gekozen had. Soms zei hij een sonnet op volgens de grappige
schrijver Berni, onder andere een dat hij geschreven had toen hij nog
seminarist was. Het thema was het mes waarmee hij zijn pen versneed.
Don Bosco kende dat nog altijd van buiten, zoals ons Don Garino vertelt
die het in Valsalice van hem gehoord had.
Soms ook vertelde hij wonderlijke fabels die de fantasie van zijn
toehoorders gaande hielden. Hij beschreef de reus Gargantua met al zijn
wonderlijke avonturen in het land van het onmogelijke.
Naar zijn dood en begrafenis waren duizenden personen opgekomen
maar zij slaagden er niet in hem helemaal met aarde te bedekken, hoewel
ze een graf gegraven hadden dat heel diep en wel een kilometer lang was.
En alleen zijn neus bleef onbedekt, die men tegenwoordig nog zien
kan", riep hij uit.
"Kan men die nog zien"? riepen allen uit.
En hij: "Ja zeker, dat is de Montblanc!"
De levendige beschrijvingen en speelse dialogen bezielden de
verschillende taferelen van zulke fabels, en werden nog boeiender door
de spontane vragen van de jongens die luisterden.
Don Piano en verschillende oud-leerlingen met hem, vertellen van-
daag nog wat ze vijftig jaar geleden van Don Bosco gehoord hebben en we-
ten er hun vrienden nog bijzonder mee te vermaken.
Maar niet altijd waren de verhalen die hij op dat ogenblik ver-
telde fabels. Verre van! Hij was gewoon, om de jongens geestdrift bij
te brengen voor het evangelische apostolaat, hen over de katholieke mis-
siën te vertellen in de landen van de ongelovigen: in Azië, Afrika en
Amerika. Die stonden hem steeds voor de geest en lagen hem na aan het
hart. Herhaaldelijk beschreef hij de inspanningen van de roemrijke on-
dernemingen van de missionarissen, of sprak hij over de bekeerde vol-
ken en over het martelaarschap uit liefde tot Jezus Christus. In de re-
creatie gaf hij er echter de voorkeur aan te vertellen welke merk-
waardige en boeiende dingen hij gelezen had in de stichtende brieven van
de Propaganda Fidei of van private instellingen.

32.10 Page 320

▲back to top
- VI/320 -
Dikwijls werd het verhaal onderbroken door de klok die het ein-
de van de recreatie aankondigde. De toehoorders waren dan erg nieuws-
gierig om 's avonds het vervolg te horen. Maar aan die nieuwsgierigheid
kon niet steeds voldaan worden, hetzij doordat Don Bosco door een of
andere aangelegenheid op zijn kamer beziggehouden werd of doordat hij
uitgeput was van het langdurig praten 's morgens. Maar in het tweede
geval liet hij niet na naar de plaats te gaan waar hij met zoveel span-
ning verwacht werd. Daar wist hij dan wel eenvoudige middelen te vinden
om die tijd niet vruchteloos door te brengen.
De ene keer begon hij met een gewijd lied waarbij honderden stem-
men hem begeleidden, ofwel bedacht hij een of ander spel dat geen bewe-
ging eiste.
Dikwijls ook drongen de jongens er bij hem op aan hun te voor-
spellen hoeveel jaren elk van hen nog te leven had, en dan stelde Don
Bosco hen tevreden, maar gaf te verstaan dat het om een grapje ging.
Hier moeten we allereerst opmerken dat het onderricht en de opvoeding
die in het Oratorio werden gegeven iedere vorm van bijgeloof uitsloot.
In drieënveertig jaar hebben we duizenden jongens gekend, maar altijd
hebben wij bij hen een eenvoudig geloof en een oprechte afschuw van
iedere soort bedrog kunnen bewonderen. - Don Bosco deed hen dus de
handpalmen openen en begon de daarin afgetekende lijnen te beschouwen,
vooral die in het midden en als het ware een M vormen. Deze letter
schonk hem de gelegenheid te doen opmerken dat ieder mens een voortdu-
rende herinnering aan de dood (Morte) bij zich droeg. Vervolgens vroeg
hij: "Hoeveel levensjaren heb je al doorlopen?" De een antwoordde: "Ik
ben twaalf", de ander "ik ben er zeventien", en anderen waren veertien
of eenentwintig. Dan dacht hij na en vervolgde op een geheimzinnige ma-
nier: 'Voordat je dertig jaar bent... Jij zult dan vijfendertig zijn...
0, als jij de veertig haalt... wie weet... Laat eens zien!... Er zal
iets gebeuren... En hij begon die lijnen met gemaakte ernst te bestude-
ren op een raadselachtige en schertsende manier, met een grapje, dat
steeds een goede gedachte inhield en vervolgde tot een van hen: "Nu moet
je eens goed luisteren. Je bent vijftien jaar, is het niet? Bereken nu
zelf maar. Vijftien plus tien, min zeven, plus drie, plus twaalf, min
negentien, hoeveel is dat samen, raad maar eens?" - En zo ging hij
door met hen te foppen en cijfers door elkaar te gooien. Dat was dan
hun horoscoop. Maar de een had heel die rekenkundige bewerking niet kun-
nen volgen, de ander was een cijfer vergeten en drong erop aan dat Don
Bosco het zou herhalen, een derde vroeg een potlood en een blad papier
om zijn antwoord te noteren. Sommigen met een vluggere geest slaagden
erin het raadsel te ontcijferen, en wilden dat Don Bosco het resultaat
van hun berekening zou bevestigen, doch hij voegde er een maar bij, een
als, een we zullen zien, een mits je braaf blijft, wat de hele berekening
in de war bracht. En hij lachte, en de meeste jongens lachten. Enkelen
echter schenen kwaad te zijn, anderen peinsden. Niet allen wilden ge-
loven dat Don Bosco dit bij wijze van tijdverdrijf deed, maar bleven er
vast van overtuigd, dat de Heer hem de genade geschonken had om de
to ek om s t t e k e n n e n maar dat hij op die manier dat listig wilde verbergen.

33 Pages 321-330

▲back to top

33.1 Page 321

▲back to top
- VI/321 -
Daarom sloegen ze acht op elk woord. Te meer daar, naar alle waarschijn-
lijkheid, zoals we zelf kunnen getuigen, de voorspellingen niet een
enkele maal volledig bewaarheid werden. Wat er nu ook mag van zijn, al-
len, zowel onverschilligen als sceptici, beschouwden hem als een heilige
en tegen de tijd die blijkbaar als het einde van hun leven was aange-
kondigd, bereidden zij zich ernstig voor op de dood. Ja, dat gebeurde
nog zelfs na veertig of vijftig jaar en voor sommigen, ook priesters, was dat
een grote weldaad.
Ook op andere manieren hield hij hen bezig, zoals ons Giuseppe
Brosio vertelde. Als Don Bosco enkele geschenken onder de leerlingen te
verdelen had, en hij ze niet kon of wilde laten verloten, of ze als
prijs beschikbaar stellen voor de winnaars bij een of ander spel, bedacht
hij een list die de lachlust of de nieuwsgierigheid wekte. Verscheidene
keren verscheen hij op de speelplaats met fruit of koeken of snoepgoed,
en daar hij op het ogenblik niet wist welk spel hij zou kiezen, stelde
hij voor een en ander te geven aan degenen die een langer span met de
hand konden vormen dan hij. Allen namen de weddenschap aan. Bij allen
werd de maat genomen tussen het uiterste puntje van de pink tot dat van
de duim, en daar Don Bosco heel kleine handen had, wonnen niet weinigen
de inzet en kregen de prijs, tot grote vrolijkheid van de omstanders.
Inderdaad veroorzaakte dat meten van honderden handen, waarvan er enkele
werden afgewezen omdat ze te klein waren, maar naderhand toch iets lek-
kers kregen, grote aantrekkelijkheid. Don Bosco maakte voortdurend grap-
jes en geestige opmerkingen bij dat spelletje. Bij andere gelegenheden
werd het geschenk verdeeld onder degenen wier handen kleiner bleken dan de
zijne.
Ook daarmee was er nog geen eind aan zijn liefdevolle bemoeiingen.
Bij andere gelegenheden nam hij de hand van een jongen, plaatste ze op
zijn linkerhandpalm, met de holte naar boven en sloeg er met zijn ge-
opende rechterhand op. Als de slag een forse ontploffing veroorzaakte,
ze i hij: "Goed zo, goed zo, we gaan akkoord."
Als het geluid zo was dat de lucht in de holte niet samengeperst
we rd z oals verwach t, riep hij u it : "Hm ! Tu ss en mij en j ou is het maar
zus en zo."
Kwam er helemaal geen geluid, dan schudde Don Bosco glimlachend
het hoofd en zei: "Wat wil je? We zijn niet akkoord!"
Dikwijls waren deze laatste woorden om te lachen, maar soms ook
bedoelde hij er een waarschuwing mee te geven aan wie er behoefte aan
had, zonder dat hij er meer over wilde zeggen, bijvoorbeeld tegenover
een hoogmoedige jongen, of tegenover een die nalatig was in de studie
en bij het werk, of het gebruik van de sacramenten verwaarloosde, ofwel
de verdenking wekte dat zijn moreel gedrag te wensen overliet.
Het spreekt vanzelf dat de slag van Don Bosco afhing, die dat
zelf kon regelen. Niettemin had dat woord: "We gaan niet akkoord", ver-
gezeld van zijn liefdevolle blik de verlangde uitwerking. Daarbij maakte voor de

33.2 Page 322

▲back to top
- VI/322 -
een een grimas, anderen bloosden, of sloegen de ogen neer. Indien Don
Bosco echter zei: "Goed, wij gaan akkoord", dan was de blijdschap van de
jongens heel groot.
We zullen nog een blijk geven van zijn behendigheid. We hebben
in de vorige delen al gezegd hoe Don Bosco bij gelegenheid van bepaalde
feesten, voor alle jongens verscheidene malen per jaar wonderbare goo-
chelkunstjes te zien gaf en dat dit de laatste maal in 1864 gebeurde.
De spelletjes echter die enkel een grote handigheid vergden liet hij
niet zo gauw varen, en onder de gewone recreatie werden ze dikwijls
a f g e w i sseld met andere bezigheden.
We herinneren ons dat er op zekere dag na de maaltijd een mijn-
heer bij Don Bosco in de refter op bezoek kwam. Nadat ze een poosje sa-
men gesproken hadden, trad de dienaar Gods naar buiten onder de gaande-
rij en de jongens kwamen toegelopen, zoals ze gewoon waren, om zich rond
hem te verdringen. Don Bosco deed hen een beetje achteruitgaan, nodigde
hen uit een grote cirkel te vormen en plaats te nemen. Ook hij ging op
de stenen vloer zitten en verzocht de bezoeker, die verwonderd naar hem
stond te kijken, hem een ogenblik zijn wandelstok af te staan. Toen hij
een krukje had laten halen nodigde hij ook de bezoeker uit plaats te
nemen. Vervolgens begon hij met de stok uiterst lastige kunstjes te ver-
tonen. Hij liet hem van de ene vingertop op een andere springen, dan op
zijn arm, zijn elleboog, op de schouders en op zijn neus, zonder hem aan
te raken en zonder hem te laten vallen, De jongens waren buiten zich-
zelf van bewondering en dachten aan niets anders meer.
Intussen trokken die spelletjes en het verpozen toch niet zijn
aandacht af van de waakzaamheid over zijn jongens, en hij was daarin
werkelijk bedreven. Wanneer hij dan ook gedurende de recreatie bepaalde
troepjes opmerkte en kon vermoeden dat ze zich op een ongepaste wijze
onderhielden of mopperden, riep hij er een van bij zich en zei: "J e z o u
m e een genoegen kunnen doen. Neem de sleutel van mijn kamer, zoek in de
boekenkast naar dat en dat boek en breng me dat even."
De jongen haastte zich weg, maar soms was het boek niet te vinden
en als dan het einde van de recreatie kwam, bedankte Don Bosco hem en
stuurde hem naar de klas.
Onder meer stuurde hij er een naar de portier om te zien of een
zekere vreemdeling al gekomen was, een ander stuurde hij op zoek naar
een kameraad, om naar Don Bosco te komen, een derde om te gaan zien
of de prefect in zijn werkkamer was, een vierde om een hoed te gaan ha-
len, een brief weg te brengen, ofwel aan een van de leraren de schriften
te vragen. Hij was uiterst vindingrijk in die uitvluchten. En de jongens
die eveneens verplicht waren hem te komen vertellen hoe ze hun opdrach-
ten hadden uitgevoerd, waren allen in beweging, blij dat ze Don Bosco
een dienst hadden kunnen bewijzen zonder dat ze merkten waarom hij zo te werk
ging.

33.3 Page 323

▲back to top
- VI/323 -
Don Bosco beschikte over een bewonderenswaardige voorzichtigheid.
Een achterdochtige overste is steeds oorzaak van gemor, prikkelt de
deugnieten, maakt degenen die zich behoorlijk gedragen kopschuw en ver-
liest de genegenheid.
Op sommige avonden stelde hij de jongens, die zich weer om hem
heen verdrongen, in een lange rij op in plaats van hen bij zich te hou-
den, en nam tegenover de rij plaats. Hij beval dat allen zijn gebaren
zouden nadoen. Nu eens sloeg hij de ene hand tegen de andere; dan sprong
hij voort op één voet, nu eens liep hij een beetje gebogen, dan met de
armen omhoog, of bewoog razend vlug de vingers, of boog de knieën op een
zodanige manier dat de jongens die het wilden nadoen over de grond rol-
den. De andere kameraden, die hier en daar verspreid stonden, kwamen
dichterbij om te kijken, barstten in een hartelijk gelach uit en klapten
langdurig in de handen. Daarna begaven allen zich op mars, voorafgegaan
door Don Bosco, die honderden vreemde bochten rond al de pilaren maakte,
naar verborgen hoekjes en op plaatsen waar het licht van de lantarens
niet doordrong of die verder van de speelplaats aflagen. Zo kon hij er
zich met eigen ogen van overtuigen, al lachend en zingend, dat er niets
verkeerds gebeurde.
Zijn waakzaamheid strekte zich ook tot buiten het Oratorio uit en
niet zelden vergezelde hij de leerlingen op de wandeling, en ging na of
daarbij niets op te merken viel. Hij wilde niet dat men zich verspreid-
de of winkels binnenging om wat te kopen of een bezoek bracht om een of
ander familielid te spreken.
Toen hij in 1856 met heel de communiteit van de Crocetta, dat
toen een op enige afstand van Turijn gelegen voorstad was, terugkeerde,
liepen de jongens over die braakliggende velden, gedeeltelijk in afzon-
derlijke groepjes, gedeeltelijk luisterend naar Don Bosco. En plots
waren er enkelen, en niet van de besten, die zich van hun kameraden
verwijderd hadden, en andere paden kozen. Hen laten terugroepen om zich
weer bij de grote troep te voegen kon doen veronderstellen dat Don Bosco
argwaan koesterde. Daarom wachtte hij even, maar nauwelijks waren
ze aan het oefenplein gekomen, dat op dit uur verlaten lag, of hij no-
digde allen luidkeels uit hem te volgen. En samen renden zij dat grote
plein over, tot aan de eerste huizen van de stad. Daar stelden de jon-
gens zich, volgens gewoonte, in een rij op, waarbij elk zijn aangewezen
metgezel aan zijn zijde had en zo keerden ze naar het Oratorio terug.
Hij stelde zijn seminaristen nauwkeurig op de hoogte over alle
verkeerde dingen die hij zag en van alle maatregelen die hij daartegen
nam. Hij gaf hun raad en normen al naargelang van de gevallen. Ondertus-
sen breidde hij zijn bemoeiingen zelfs nog uit door te trachten elke
jongen tot zich te trekken, op wie hij vurig verlangde een onbetwiste
invloed uit te oefenen ter wille van hun voortgang in de deugd en in de
christelijke volmaaktheid.

33.4 Page 324

▲back to top
- VI/324 -
Daarom nodigde hij iedere zondag om beurten de jongens bij zich
aan tafel uit die de beste punten voor gedrag gekregen hadden. Achter-
eenvolgens eerst de studenten uit elke klas en daarna de vakjongens van
iedere afzonderlijke werkplaats, en wel de een na de ander. Op die
manier was bijna driemaal per jaar elke klas en elke werkplaats in de
refter van de oversten vertegenwoordigd. Als de maaltijd afgelopen was
onderhielden de jongens zich met Don Bosco die hen op gebak trakteer-
de. Soms ook nodigde hij bij wijze van beloning en als teken van vertrou-
wen eentje uit om in zijn gezelschap naar Turijn te gaan, waarbij hij
da n vr ij uit kon spreken over het onderwerp van de roeping.
Op Witte Donderdag waste hij er dertien, die uit de besten uit-
gezocht waren, de voeten bij de avondplechtigheid en daarna nam hij hen
met zich mee om het avondeten met hem te gebruiken, een hoffelijk ge-
baar, dat zij ten zeerste waardeerden.
Om vervolgens een bewijs te geven van de achting die hij de leer-
lingen toedroeg die bij het altaar dienst deden, liet hij iedere zondag,
zonder uitzondering te maken tussen de minder ijverigen of zij die nauw-
gezetter hun werk deden, de twee jongens die de afgelopen week de mis
van de communiteit gediend hadden, aan tafel komen met de seminaristen.
Deze twee leerlingen werden echter niet aan Don Bosco voorgesteld bij
het einde van de maaltijd. Toch was dat een grote prikkel voor hen om
zich andere tekenen van bijzondere genegenheid te verwerven. Zij waren
immers getuige geweest van het verstorven gedrag van Don Bosco.
Maar bovenal was Don Bosco steeds bereid, ondanks zijn vele en
ernstige werkzaamheden, om in zijn kamer met vaderlijk hart die jon-
gens te ontvangen die hem om een persoonlijk onderhoud verzochten. Ook
wenste hij dat ze hem met grote vertrouwelijkheid zouden bejegenen
en nooit klaagde hij over de onbescheidenheid waarmee hij soms door hen
lastig gevallen werd.
Daar ze bij hem nooit tekenen van verrassing zagen, nog voorba-
righeid van oordeel of heftige gemoedsbeweging, maar steeds onverander-
lijke kalmte en een gelijkmoedig gedrag, maakten allen graag hun op-
wachting bij hem, en het hoeft geen verwondering te wekken dat hij zo-
veel macht uitoefende zelfs op de meest onwilligen. Hij liet iedereen
de volle vrijheid om vragen te stellen, bezwaren te opperen; verdedigin-
gen en verontschuldigingen uiteen te zetten, en toen een priester hem op
zekere dag de reden voor zoveel geduld gevraagd had, antwoordde hij hem
schertsend: "Weet je wat het betekent handig te zijn? De kunst ver-
staan van goedhartig te zijn! Zo doe ik: ik laat iedereen alles zeg-
gen wat hij zeggen wil, luister naar de een, luister naar de ander,
daarbij goed lettend op wat ze zeggen, maar ik houd rekening met alles,
als er uiteindelijk een beslissing genomen moet worden, en zodoende kom
ik alles nauwkeurig te weten."
Als de leerlingen hun opwachting maakten, lieten ze nooit de voorzorgen na

33.5 Page 325

▲back to top
- VI/325 -
die door de goede vormen en door het verschuldigde ontzag voor de over-
ste vereist werden. Daar Don Bosco een onberispelijke zindelijkheid op
zijn eigen persoon in acht nam, eiste hij dat ook van anderen. De jon-
gens wisten dat wanneer een van hen bij hem kwam, hij eerst diens jas en
kraag aan een onderzoek onderwierp, een blik op zijn schoenen wierp
en als ze niet in orde waren, werden ze teruggestuurd om zich eerst
schoon te borstelen. Daarna meldden ze zich aan zodat Don Bosco niets
meer op te merken had.
Als ze dan in zijn kamer kwamen, ontving Don Bosco hen met de-
zelfde eerbied waarmee hij grote heren bejegende. Hij nodigde hen uit op
de sofa plaats te nemen, terwijl hij aan de tafel bleef zitten, en hij
luisterde naar hen met de grootste aandacht, alsof de dingen die ze
uiteenzetten van het hoogste belang waren. Soms stond hij op, of liep
met hen het vertrek op en neer. Als het onderhoud geëindigd was, ver-
gezelde hij hen tot op de drempel, opende zelf de deur en nam afscheid
van hen met de woorden: "We zijn steeds goede vrienden, niet?"
En de jongens daalden vol blijdschap de trap af, omdat Don Bosco
met heel veel bescheidenheid en doorzicht hun goede raad wist te geven.
Als die in praktijk gebracht werd, had deze steeds een nuttige en wel-
dadige uitwerking. Hoeveel roepingen zijn er in die kamer ontstaan, hoe-
veel goede jongens werden bij die bezoeken nog beter!
Op een dag zei hij tot een goede jongen:
"Ik zou willen dat we samen een overeenkomst aangingen."
"Welke overeenkomst?"
"Dat zal ik je een andere keer vertellen."
De jongen liep een week lang vol opwinding van nieuwsgierigheid
rond en toen hij bij Don Bosco zelf ging biechten, stelde hij hem een
vraag.
"Zegt u me toch eens! Welke overeenkomst wilt u met mij aangaan?"
"En zeg jij me eens"! antwoordde Don Bosco, "zou jij niet graag
in het Oratorio willen blijven om steeds bij Don Bosco te zijn?"
"Nou, en of"! riep de jongen uit, zonder wellicht de draagwijdte
van dat voorstel te beseffen.
"Welnu, ga dan naar Don Rua en zeg hem dat ik een overeenkomst
met jou wil aangaan."
De jongen ging heen om zich van zijn opdracht te kwijten. Don
Rua bleef min of meer in gedachten verzonken, daar hij het aanvankelijk
niet begreep, maar daarna bracht hij de jongen naar een voordracht die
Don Bosco tot de salesianen hield. De jongen woonde deze en nog meer andere bij,

33.6 Page 326

▲back to top
- VI/326 -
trad toe tot de Sociëteit en is een ijverig salesiaans priester.
Don Bosco liet niet na op een beminnelijke manier berispingen te
richten tot wie ze verdiende. Maar als hij vreesde dat deze kwalijk ge-
nomen zouden worden, zorgde hij ervoor dat er nog een verstandige kame-
raad bij was, die soms van tevoren op de hoogte gebracht was, soms niet.
Tot deze richtte hij dan de berisping, en zodoende kreeg de vriend zijn
berisping te pakken, begreep wat hem te doen stond, zonder het spelle-
tje, althans op dat ogenblik, door te hebben. Maar de goede uitwerking
bleef niet uit, en bij enig nadenken kwam hij tot de bevinding dat Don
Bosco gelijk had en keerde later naar hem terug om zich te verontschul-
digen en een voorbeeldiger gedrag te beloven.
Soms had een kleine lachwekkende scène succes. Het gebeurde dat
een jongen die Don Bosco’s manier van doen goed kende, op het ogenblik
dat hij naar de berisping luisterde, niet helemaal op zijn qui vive was,
verward zweeg uit eerbied voor de overste. Zodra hij echter alleen met
hem was achtergebleven en zijn motieven uiteen wilde zetten, onderbrak
Don Bosco hem met slechts deze woorden: "Je hebt me niet begrepen!" -
Dat was voldoende om die narigheid te verdrijven, maar het deed ook in-
zien dat het Don Bosco om een beetje nederigheid te doen geweest was.
Hij bezat een buitengewone tact om bedroefden, lijdenden, scru-
pulanten en misnoegden te troosten en moed in te spreken. Nauwelijks wa-
ren ze zijn kamer binnengekomen of hij bedaarde hen met een glimlach en
met een van die blikken die tot in hun hart doordrongen. Dan, met enige
geestige woorden die hij alleen zich in zulke omstandigheden kon veroor-
loven, bracht hij hen tot bedaren en deed hen lachen. Daarna nodigde hij
hen uit plaats te nemen en zij begonnen uiteen te zetten wat ze meenden
dat hij behoorde te weten. Als ze klaar waren, slaagden zijn raadgeving
of waarschuwing er doorgaans in die ongelukkigen te troosten.
Wanneer het ging om dingen die van anderen afhingen, zei hij tot
hen: "Ga uit mijn naam naar die en die toe en zeg hem: "Don Bosco heeft
dit en dat gezegd." - Ofwel: "Zeg tegen die en die, dat hij me erover
spreekt en wees er zeker van dat ik je niet zal vergeten. Wees overigens
alleen een vriend van Don Bosco en wees niet bang; alles zal terechtkomen."
Tegenover anderen besloot hij het gesprek met het schenken van een
prentje, een medaille, een boekje of een kruisje, en ook wel wat fruit.
Soms droeg hij de ander met een vertrouwelijk woord op, een boodschap
van hem over te brengen aan een of andere overste of metgezel.
Op die manier keerde de vrede in de harten en de rust in het huis
terug. En voor de vrede in huis liet hij iedere dag bij het algemene
gebed 's morgens en 's avonds een Weesgegroet bidden.
Don Giulio Costantino, opvolger van de theoloog Murialdo als be-
stuurder van de congregatie degli Artigianelli in Turijn zei, thans vele jaren

33.7 Page 327

▲back to top
- VI/327 -
geleden, tot enkele van onze salesiaanse confraters: "Jullie bezitten
een groot fortuin in jullie huis, dat niemand anders in Turijn heeft, en
dat zelfs ook de andere kloostergemeenschappen niet bezitten. Jullie
hebben een kamer waarin iedereen vol verdriet binnentreedt, en die hij stralend
van vreugde verlaat, en dat is de kamer van Don Bosco!" - Duizenden van ons
hebben dat als waarheid ondervonden.
Soms echter bereikte de liefde van Don Bosco in dergelijke ge-
sprekken niet helemaal haar doel en dan nam hij zijn toevlucht tot een
geneesmiddel of hulpmiddel dat hij dat van de drie wandelingen noemde.
Wanneer er een of andere vijandschap of meningsverschil tussen twee jon-
gens zo groot was geworden dat hij het moeilijk inzag om de eendracht
tussen hen te herstellen, nodigde hij de eerste uit om een wandeling met
hem te maken. Dit vriendschappelijke gebaar bracht het opgewonden hart
al wat tot bedaren, terwijl Don Bosco hem de hele geschiedenis van de
twist liet vertellen. Op een andere dag nodigde hij de tweede tot een
mooie wandeling uit en liet hem ook alles ten laste van zijn kameraad
vertellen. Het spreekt van zelf dat hij met zijn vriendelijke overre-
ding de vooroordelen die de een tegen de ander had, trachtte weg te
nemen,zonder echter hun gevoelens te kwetsen. Uiteindelijk nodigde hij
beiden gezamenlijk uit om een wandeling met hem te maken. Aanvankelijk
trokken ze wel een vreemd gezicht, maar ze durfden tegenover Don Bosco niet
neen zeggen. Zwijgend en onzeker volgden ze hem. Don Bosco wachtte er niet
lang mee om het woord te nemen. Hij liet het tot een wederzijdse verkla-
ring komen, hij vrolijkte hen op, bracht hen aan het lachen en wanneer
ze naar het Oratorio terugkeerden waren ze weer vrienden geworden.
Nog meer andere bemoeiingen moeten wij bij de reeds beschrevene
toevoegen.
Niet tevreden met de beginselen die hij vertrouwelijk en monde-
ling gaf, schreef hij ze ook op kleine briefjes die hij de jongens bij
tal van gelegenheden en steeds op het geschikte ogenblik deed toekomen.
Bijvoorbeeld: "Wat je ook doet, zegt en denkt, zorg ervoor dat alles ten
voordele van je ziel is." - "Lijd graag iets voor de God, die zoveel
voor jou geleden heeft." - "Vergeet bij vermoeidheid en leed nooit dat er
een grote beloning voor ons in de hemel wordt voorbereid." - "Ik wil dat
we elkaar wederkerig helpen om onze ziel te redden." - "Wie niet gehoor-
zaam is zal iedere deugd ontberen." - "Wie met goede mensen omgaat, zal
met goede mensen naar de hemel gaan." - "In het uur van de dood zul je
er spijt van hebben zoveel tijd verloren te hebben zonder enig voordeel
voor je ziel." - "Degene die de barmhartigheid van de Heer gebruikt om
Hem te beledigen, heeft zelf geen recht op barmhartigheid." - "Als men
zijn ziel verliest is alles verloren." - "Wat heeft de Heer je gedaan,
daar je Hem zo slecht behandelt?" - "Wees bereid. Wie vandaag niet be-
reid is om te sterven loopt groot gevaar slecht te sterven." - "Behoed
je ogen en bewaar ze om op zekere dag het gelaat van de Maagd Maria te aan-
schouwen."
En hij schreef nog honderden en honderden andere raadgevingen op brief-

33.8 Page 328

▲back to top
- VI/328 -
jes, die ons niet bewaard gebleven zijn, omdat ze uit de aard van de zaak
van te vertrouwelijke aard waren. Ook schreef hij meermalen een persoon-
lijk briefje aan de een of ander in het huis, ook toen het aantal leerlin-
gen bijna de duizend overschreed.
Hij beperkte zich ook niet altijd tot eenvoudige briefjes, maar
bij verscheidene gelegenheden, in de loop van het jaar, was hij gewoon
aan zijn jongens mooie brieven te schrijven en aan de seminaristen door
gaans in het Latijn, doorweven met teksten aan de evangeliën, aan de
heilige vaders en aan de Navolging van Christus ontleend. Daar hij gewoon
was alle jaren naar het heiligdom van Sint-Ignatius op Lanzo te gaan om
retraite te doen, hoewel hij daar uiterst in beslag genomen werd door
het biechthoren, vond hij niettemin tijd om vele brieven te schrijven,
ook aan degenen die in het Oratorio verbleven. "Ik heb er verscheidene
van bewaard, verklaarde een vrome en geleerde priester en oud-leer-
ling, en kan verklaren dat de gedachten die erin vervat waren en door
Don Bosco op verre afstand werden geformuleerd, me heel goed van pas
kwamen voor de behoeften van mijn zielenleven." Dat deed hij ook de
talrijke keren dat hij zich voor enkele weken naar andere steden be-
gaf. Zo schreef hij aan een van zijn priesters, van wie hij de gedach-
ten scheen te raden en die hij troost verschafte voor de verschillende
dingen waar deze door gekweld werd. Deze priester was er verbaasd over
dat Don Bosco zo juist het ogenblik had weten te kiezen om hem te schrij-
ven, en toen de dienaar Gods terug was stond hij versteld hem te horen
zeggen: "Ik heb je gezien, terwijl je hier in de kamer was, volkomen
be dr oe fd en ternee rgeslagen, en d aa rom heb ik je die brief geschreven om
je op te beuren."
Van verschillende soortgelijke feiten legde Don Domenico Bongio-
vanni schriftelijk getuigenis af in deze bewoordingen: "Inderdaad schreef
Don Bosco brieven naar het Oratorio in verband met dingen die daar waren
voorgevallen en waarvan hij geen kennis kon hebben tenzij op bovenna-
tuurlijke wijze. Men heeft er veel bewijzen van dat hij, als hij ver weg
was, op onzichtbare wijze zijn zonen kwam bezoeken."
Ook was hij heel attent in het beantwoorden van de brieven die
dezen hem toegezonden hadden, waar hij zich ook bevond, ook indien deze
brieven niet van veel belang schenen te zijn. Ook spoorde hij hen steeds
aan hem te schrijven en in de herfstvakantie, als verscheidene jongens
hem op de hoogte hielden van hun manier van leven, beval hij hen aan, wat
meer te studeren, aan de een wat ontspanning en langere rust, aan een
ander om de richtlijnen trouw te blijven die hem gegeven waren bij zijn
vertrek. Aan leerlingen of seminaristen uit heel arme gezinnen, vroeg hij
of ze iets nodig hadden, met de toevoeging dat zodra ze thuis waren aan-
gekomen ze hem onmiddellijk vrij uit zouden schrijven.
Doch de brieven van de jongens deden Don Bosco een nieuw middel
aan de hand om hun volharding in de deugd steeds meer te verzekeren. Zo
ontstonden de briefjes die hij hun in bijzondere gevallen vroeg hem toe
te zenden, als de vader die, te zijner informatie en in hun belang, prijs stelde

33.9 Page 329

▲back to top
- VI/329 -
op hun vertrouwen. Daarin schreef degene die het verzoek inwilligde
zijn voornemen om een bijzondere deugd te beoefenen die naar zijn
mening het beste voor hem was, ofwel een fout of een ondeugd te vermij-
den. Het was echter geen verplichting zulke briefjes te schrijven, en
als hij ook al een goede raad gaf, nam hij het hen in geen enkel op-
zicht kwalijk als zij van een andere mening waren; volkomen, absolute
vrijheid. Don Bosco beloofde echter hun geheim te bewaren, en de jon-
gens schreven hem in groten getale en in alle oprechtheid hun voor-
nemens. Het verlangen van een vastberaden wil, een aandachtige over-
weging van wat zij beloofden, een terugblik, al was het slechts even,
over hun verleden en een beschouwen van hun tegenwoordige toestand, dat
alles diende als opwekking tot een geestelijke hervorming. Deze geslo-
ten briefjes werden aan Don Bosco zelf afgegeven. Hij las ze, en ten
gepaste tijde en plaats herinnerde hij de jongens onder vier ogen aan
hu n vo or ne me ns en s po or de h en aan om ze na te komen of vermaande hen als ze
in gebreke bleven.
Wat bezat hij graag de harten om ze aan God te kunnen schenken!
Op het eind van 1861 had hij de jongens het verlangen te kennen gege-
ven een briefje van hen te ontvangen. En allen schreven er een en gaven
het hem. Na enkele dagen klom Don Bosco op een avond op de katheder en
sprak als volgt: "Ik heb al jullie briefjes gelezen. Ik heb er mooie
uitdrukkingen in aangetroffen, beloften om te bidden en van een goed
gedrag, maar in geen enkel ervan heb ik gelezen wat ik het vurigst ver-
langde. En toch hebben we in huis een jongen, van wie de bijnaam jullie
aan mijn verlangen had moeten doen denken. Is er niet de jonge Do, een neef
van kanunnik Marengo? Welnu, ik verwachtte van allen dat woord: "Don Bos-
co! Ik geef u de sleutel van mijn hart!" (do = ik geef).
Don Bosco was er vast van overtuigd dat het vertrouwen in de
overste een werkzaam middel tegen de hartstochten was en veel moreel
kwaad kon voorkomen, en dat iedere blijk daarvan een grote overwinning
op de duivel betekende.
Een van de beste jongens, zo vertelde ons Don Paolo Albera, had
een zeer diepe genegenheid opgevat voor een kameraad, en hoewel dat
zonder zelfzucht was, bracht dat hem in verwarring. Niettemin sprak hij
er enkele maanden lang niet over met Don Bosco. Ten slotte, toen die
genegenheid steeds groter werd, kreeg hij scrupules en vertrouwde hij
hem zijn hartsgeheim toe. Don Bosco antwoordde hem: "Ik had het gemerkt,
weet je. Ik maakte me een beetje bezorgd voor je; maar nu je openhartig
bent, ben ik niet meer bang."
Om zoveel vertrouwen van het merendeel van zijn leerlingen te
verwerven, liet hij niet enkel op geen enkele wijze iets blijken van
wat hem werd toevertrouwd, maar verdroeg hij steeds ter liefde Gods, met
heldhaftig geduld en opgewektheid het geraas, de hinder, de drukte, de
verschillende geaardheden en al de andere gebreken van de jongens.
En hier moeten we ook nog opmerken dat Don Bosco de belangrijkste briefjes

33.10 Page 330

▲back to top
- VI/330 -
zorgvuldig bewaarde om er in de toekomst stof voor een vermaning in te
vinden. Het gebeurde vaak dat een jongen zich de belofte aan de Heer
gedaan niet meer herinnerde en neiging tot het kwade vertoonde. Dan werd
dat briefje voorgelegd dat hem op een zachtmoedige manier zijn ontrouw
verweet! Hoeveel anderen, waarvan enkelen die zich zeker al enige tijd
naar hun huis begeven hadden, op een ogenblik dat zij dat het minst
verwachtten, ja als ze zelfs niet meer aan het Oratorio dachten, te-
midden van hun zaken of overgegeven aan een losbandig leven, kregen met
dat zo welsprekend briefje over de post toegezonden, een herinnering
aan de jaren van genade, en een prikkel tevens om op het goede pad terug te
keren!
Van die briefjes werden er bij de dood van Don Bosco in zijn la-
tafel enkele gevonden. Bij zekere plechtige gelegenheden waren ze ge-
schreven door jongens die in de maatschappij en in het priesterschap mo-
dellen van deugdzaamheid geworden waren. Al de andere waren door de goe-
de vader vernietigd. Van die welke bewaard bleven zullen we er enkele
overschrijven tot stichting van wie deze Memorie lezen.
Een briefje zinspeelt op de bijzondere zorgen die Don Bosco zich
getroostte voor die gelukkige jongens die de eerste communie deden.
"
Aandenken, mij door mijn geliefde Don Bosco geschonken
" bij gelegenheid van mijn eerste communie.
"
"
TE VRAGEN GENADEN
" 1. In Gods genade te mogen sterven.
" 2. De sacramenten te mogen ontvangen alvorens te sterven.
" 3. Ingetogenheid en afschuw voor schadelijke ondeugden.
"
"
BELOFTEN
"
Te doen aan Jezus in het sacrament die in mijn hart komt.
" 1. Een keer per maand gaan biechten en ook vaker, volgens de
"
raad van mijn biechtvader.
" 2. Strenge heiliging van de zondag.
"
"
TE ONTHOUDEN
" 1. Nooit in slecht gezelschap verkeren.
" 2. Nooit ledig zijn.
" 3. Voornaamste voornemen: gehoorzaamheid aan mijn ouders.
"
"
ROGGERO GIOV.
Van een andere voortreffelijke jongen die tot de hogere klassen
van het gymnasium behoorde, mogen we het geschrift dat een beminnelij-
ke naïveteit ademt niet achterwege laten.

34 Pages 331-340

▲back to top

34.1 Page 331

▲back to top
- VI/331 -
"
Regels die ik me voorneem met de hulp van Maria en met goedvinden
"
van mijn biechtvader op te volgen: 18 september 1857.
"
Of boete doen in dit leven, of sterven zonder boete.
"
Hier een korte boetedoening, ofwel eeuwig berouw.
"
Na diep nadenken, besluit ik het volgende te doen ter uit-
"
boeting van mijn zonden.
" 1. Zoveel als mij zal worden toegestaan niet meer te slapen dan
"
zes uur, en ook minder en zo ongemakkelijk als ik kan.
" 2. Ik zal alle zaterdagen vasten ter ere van Maria, al de voor-
"
geschreven vigiliedagen en op alle dagen van de vasten. En
"
als me iets lekkers gegeven wordt, zal ik het aan Onze-Lieve-
"
Vrouw opdragen door me er helemaal of minstens gedeeltelijk
"
van te onthouden. En als ik iets lekkers eet zal ik een verge-
"
lijking maken tussen die spijs en de bittere drank die Onze
"
Heer Jezus Christus proefde op het kruis.
" 3. Ik zal iedere dag een bezoek brengen aan het heilig Sacrament,
"
ik zal iedere dag het Recordare piissima virgo bidden, iedere
"
avond en ochtend het kruisbeeld kussen en al de andere gebeden
"
doen die ik gewoon ben te verrichten. Ik zal iedere maand de
"
oefening voor een goede dood doen. Ik zal eenmaal per week tot
"
de heilige sacramenten naderen, of iedere dag, al naar goed-
"
vinden van mijn biechtvader.
" 4. Ik zal er wel voor oppassen mijn kameraden te beledigen en er-
"
voor zorgen gegeven ergernissen goed te maken.
" 5. Ik zal nooit tijd voor de studie verspillen, en zoveel als ik
"
kan ook de recreatie meemaken.
" 6. Iedere maand zal ik een heilige als bijzondere beschermer kie-
"
zen. Zoals voor januari de H. Franciscus van Sales, voor fe-
"
bruari de H. Paus Gregorius, voor maart de H. Jozef, voor april
"
de H. Marcus.
Een derde briefje luidt zo:
"
Ik, Giacomo R..., beloof met Gods hulp en die van Maria d ez e
" voornemens na te komen, beginnende met het feest van Allerhei-
" ligen, waarop ik het geestelijke kleed hoop te kunnen aanvaar-
" den, op het zeventiende jaar van mijn geboorte.
" 1. Ik zal iedere dag aan God vragen dat hij me laat sterven, maar
"
me geen doodzonde meer zal laten doen.
" 2. Ik wijd me geheel aan Hem, me overgevend in de handen van mijn
"
oversten, en ieder geringste bevel dat zij me geven beschouwen
"
als van Hem.
" 3. Ik zal met de grootste nauwkeurigheid al mijn plichten vervul-
"
len, zowel geestelijke als tijdelijke.
" 4. Ik zal ervoor zorgen alle menselijk opzicht te overwinnen en
"
zal mijn best doen goede voorbeelden te geven.
" 5. Ik zal iedere week gaan biechten en vaker nog te communie gaan.

34.2 Page 332

▲back to top
- VI/332 -
" 6. Ik zal iedere dag een bezoek brengen aan het heilig sacra-
"
en aan Maria.
" 7. Iedere ment zaterdag zal ik me een versterving opleggen ter
"
ere van Maria.
" 8. Met bijzondere devotie zal ik haar feestdagen vieren en daar
"
enig vasten aan vooraf laten gaan.
" 9. Iedere dag zal ik bidden voor mijn ouders, weldoeners en
"
o v e r sten.
" 10. A1s ik het geluk zal smaken priester te worden, zal ik me
"
toeleggen op het heil der zielen en aan de volkeren de glorie van
"
Maria verkondigen, aan wie ik in het bijzonder de verandering
"
van mijn leven te danken heb.
" 11. Ik zal de Heer steeds bidden dat hij me laat volharden tot het
"
uiterste. Omnia possum in eo qui me confortat. (Fil. 4,13)
"
Bij de dood en het oordeel zal ik zien of ik me aan alles
" gehouden heb.
Tenslotte leest men in de brief van een jonge seminarist, behalve
de duidelijk omschreven beloften om de regels van de Congregatie en de
verplichtingen van de geestelijke staat nauwlettend te onderhouden, deze
twee artikels:
" 1. Ik zal me een stille vermaner uitkiezen en hem verzoeken mij
"
goed te willen gadeslaan en mij te berispen, telkens als
"
h i j m e i n iets tekort ziet schieten.
" 2. Alvorens met enigerlei studie te beginnen zal ik een hoofd-
"
stuk lezen uit de levensbeschrijving van Luigi Comollo of
"
van Domenico Savio of van de heilige Aloysius van Gonzaga
"
of van de andere vrome jongelingen, om hun deugd na te
"
volgen. Als ik die boeken uit heb zal ik ze herlezen.
Wie zou niet ontroerd zijn bij de gedachte aan het ogenblik waar-
op die goede leerlingen, met de pen in de hand en het vel papier voor
zich, deze regels neerschreven waarmee zij, naar wij moeten hopen, hun
eeuwig geluk bepaalden! Het is ons als zagen wij de ernst van deze
jeugdige gezichten voor ons, met de blik naar boven op zoek naar de
juiste zin. En wat een eenvoud sprak er niet uit hun handeling als zij
Don Bosco de brief met hun geheimen overhandigden! Och! de Heer zal u
zegenen, beminde jongens, en op een dag zal hij u uw briefjes bij wijze
van eeuwige glorie aanbieden.
En wat was, zo vragen we ons af, het resultaat van zoveel heilige
ijver? Kanunnik Giacinto Ballesio geeft in La vita intima di D. Bosco
het antwoord daarop.
"Don Bosco bestuurde zijn en ook ons geliefd Oratorio met de heilige Vreze

34.3 Page 333

▲back to top
- VI/333 -
Gods, met liefde, met het stichtende goede voorbeeld. Iemand zal dit
bestuur wellicht theocratisch noemen. Wij noemen het een leiding door
middel van overtuiging en liefde, die de mens het meest waardig is. En
het valt niet onder woorden te brengen hoe bewonderenswaardig de uit-
werkingen van dit regime waren! De honderden studerende en arbeidende
jongens vervulden met vurigheid en nauwgezetheid hun plichten. En een
groot aantal van hen was niet alleen degelijk, doch voortreffelijk: ware
toonbeelden van vroomheid, van studiezin, van zachtmoedigheid en van
versterving. Het regime bood een liefdevolle leiding, een stralend en
effectvol voorbeeld. Jongens die voor niets ter wereld een dagelijk-
se zonde zouden hebben willen doen. Jongens met een zo diepe en liefde-
volle godsvrucht, dat het inderdaad buitengewoon was. Hoe mooi was
het, hen in de kerk in een zalige hemelse verrukking te zien! En hoe
dikwijls kwamen de patriciërs van de stad met hun zonen niet naar het
Oratorio, opdat zij zich zouden spiegelen aan de jongens uit het volk,
die zonder het zelf te merken, adellijk en groots geworden waren door
hun vroomheid! Zij waren de lievelingen van Don Bosco, en geheel vervuld
van zijn geest hielpen ze hem, en ze oefenden een machtige en heel grote
en heilzame invloed uit op hun metgezellen. Men zag in het Oratorio ver-
heven en mooie deugden: onschuld, eenvoud, christelijk geluk, waardoor het
eerste optreden van de H. Dominicus, van de H.Franciscus van Assisi met
hun volgelingen zo dierbaar is. En wat men legende pleegt te noemen, is
hier waarachtige geschiedenis."

34.4 Page 334

▲back to top
- VI/334 -
HOOFDSTUK
XXXII
DE HEILIGE IJVER - BEWEEGREDEN EN DOEL: ó DE EEUWIGHEID EN
DE REDDING DER ZIELEN - SAMENWERKING MET GOD -
REDENERING HELPT GEEN FEITEN UIT DE WERELD - DON BOSCO
LEEST IN DE GEWETENS – EENSTEMMIGE GETUIGENISSEN VAN DE
JONGENS - BEWONDERENSWAARDIGE VOORVALLEN IN DE BIECHT-
STOEL - STILLE GEESTELIJKE ONRUST GEKALMEERD - ONGELOVIGEN DOOR
DE K L A A R BL I J K E L I J K H E I D V A N P E R S O O N L I J K E F E I T E N
OVERTUIGD - DE ONTMASKERDE HYPOCRIETEN - ANDERE
BEWIJZEN DAT DON BOSCO DE HARTSGEHEIMEN VAN HET
VOORHOOFD AFLEEST - DE ONBESCHAAMDEN - DEGENE WIENS
GEWETEN NIET IN ORDE IS PROBEERT OP EEN AFSTAND VAN DON
BOSCO TE BLIJVEN - BEREIDVAARDIGHEID VAN DON BOSCO OM
TOT GOD GEROEPEN TE WORDEN - GEHEIMZINNIGE
SCHRIFTELIJKE VERMANINGEN - EEN GETUIGENIS VAN DON RUA -
DON BOSCO VERRAST DE GEESTEN MET ANDERE GEDACHTEN -
HIJ ZIET BETER WANNEER HIJ NI ET T OEK IJKT.
Al de boven omschreven, door de Heer gezegende bemoeienissen had
den tot enig doel de redding van de zielen. Don Bosco hield de geesten
steeds gericht op de angstwekkende en onbegrijpelijke eeuwigheid van de
verdoemden; ook op de goddelijke rechtvaardigheid die nooit eens een
gevallen straf zal veranderen of verzachten; op het vuur waar zij heen
gaan en dat nooit uitdooft, op de worm die aan hen knaagt en die nooit
sterft; op de dood die de ongelukkigen aanroepen en die nooit een ein-
de zal maken aan hun martelingen. Tegelijkertijd beschouwde hij de god-
delijke Verlosser aan het kruis, badend in zijn bloed en stervend voor
de redding van de zondaars; en de vrucht van zijn lijden is het sacra-
ment der boete, door zijn oneindige barmhartigheid ingesteld om de beke-
ring te vergemakkelijken van hen die anders verloren zouden gaan. Ook
deed hij opmerken dat de grootste zondaars diegenen zijn, aan welke God
in verhoogde mate zijn genaden schenkt, wanneer zij niet vrijwillig
weerstaan, zoals gebeurde met de heilige Augustinus en zovele anderen.
Geheel van deze gedachten doordrongen, beefde hij voor het onza-
lige lot dat zoveel jongens zich misschien op de hals haalden. Hij voor-
zag hun geestelijke strijd, die niet zelden op een betreurenswaardige nederlaag

34.5 Page 335

▲back to top
- VI/335 -
uitdraaide. In zich voelde hij de onbeschrijflijke macht om iemand van
zijn zonden te ontslaan. Hij had de zekerheid dat alleen door zijn toe-
doen niet weinigen de deur van de eeuwige zaligheid zouden bereikt heb-
ben. Hij beminde de zielen nu eenmaal hartstochtelijk om ze te winnen
voor Jezus Christus. Dat zijn de redenen waarom Don Bosco, zonder acht
te slaan op menselijk opzicht, velen te pas en te onpas uitnodigde tot
het louterende bad van de biecht.
Onze lezers zouden altijd de beweegreden van Don Bosco voor ogen
moeten houden tot deze uitnodigingen. Ze zouden daar de verklaring in
kunnen vinden van vele dingen die we in deze boeken uiteenzetten. Tege-
lijkertijd zouden ze de overtuiging toegedaan moeten zijn, dat God de
handelwijze van Don Bosco om de zielen te redden niet alleen goedkeurde,
doch ook op een wonderbare wijze met zijn inspanningen meewerkte. In het
boek der Spreuken staat in hoofdstuk XXVII, 19: "Zoals het water het ge-
zicht weerspiegelt, zo weerspiegelt het gezicht het mensenhart voor de
wijze." Maar de wijsheid van Don Bosco ging verder dan dat, daar hij,
met de kennis van het verleden en de toekomst van zoveel jongens voor
ogen, zich daarvan bediende om hen te leiden of hen te waarschuwen voor
de gevaren die ze tegemoet zouden moeten gaan.
Gaan we over tot nieuwe getuigenissen en op de eerste plaats
tot die welke ons in geschriften in 1861 zijn nagelaten door de pro-
fessor in de letteren Don Giovanni Turchi, een zeer voorzichtige man om
zijn vertrouwen te schenken en een streng criticus.
"Wat ik hier ga zeggen", zo begon hij, "kan de schijn wekken van
bijgelovigheid en fanatisme, en wie het toevallig zou lezen, zou mij
op zijn minst lichtzinnigheid en lichtgelovigheid verwijten. Ik neem
dat oordeel niemand kwalijk, daar ook ik het voor mezelf niet verklaren
kan, evenmin als ik weet wat ik denken moet betreffende bepaalde dingen
die ik in Don Bosco waarneem. Wat baat redeneren echter tegenover de
feiten? Het feit verliest niets van zijn waarde, ook al wil iemand erte-
genin gaan. Wanneer het om feiten gaat, valt er niets anders te doen dan
ze te onderzoeken door middel van nauwkeurige en niet twijfelachtige
getuigenissen. De waarheid kan, indien zij niet weet door te dringen,
onze onvolkomenheid beschuldigen, ervan uitgaande dat wat er gebeurd is,
nooit ongerijmd kan zijn. Dit vooropstellend, verklaar ik:
"Gedurende tien jaar dat ik in het Oratorio ben, heb ik Don Bosco
duizenden keren horen zeggen: "Geef me een jongen die ik nooit op
enigerlei manier gekend heb en als ik naar zijn gezicht gekeken heb, zal
ik hem zijn zonden onthullen, te beginnen met die uit zijn eerste levensjaren."
Soms voegde hij eraan toe: "Dikwijls, onder het biecht horen, zie ik
het geweten van de jongens voor me open als een boek waarin ik lezen
kan. Dat gebeurt vooral bij gelegenheid van plechtige feesten en
retraites. Gelukkig degenen die dan uit mijn vermaningen voordeel
t r e k k e n , vooral gedurende de biecht. Andere keren zie ik niets. Dit verschijn-

34.6 Page 336

▲back to top
- VI/336 -
sel treedt bij tussenpozen meer of minder langere tijd op." Dat wil zeg-
gen telkens als het heil van de zielen het eiste.
"Maar over het algemeen verzachtte Don Bosco de indruk die zijn
woorden konden maken, door de gedachte aan een bovennatuurlijke gave af
te wimpelen en glimlachend zei hij: "Als ik biecht hoor, zorg ik ervoor
dat 's avonds het licht zo geplaatst wordt dat ik de jongens in het ge-
zicht kan zien. En als het dag is geef ik er de voorkeur aan voor hen te
gaan zitten omdat ze zo gemakkelijker biechten."
Hij zag dus het geweten van zijn jongens volkomen onthuld als in
een spiegel, en dat dit waarheid is, daarvan ben ik meer dan zeker en
ik heb honderden en honderden keren deze feiten zien gebeuren.
Dat is, wat de leerlingen noemden: het lezen van het voorhoofd.
Ik wil er geen oordeel over uitspreken. Het is mij voldoende, de
dingen te vertellen zoals ik ze ken en met mij al de jongens van het
O r a torio.
Het geloof dat Don Bosco in hun geweten niet alleen bedreven zon-
den maar ook de meest verborgen gedachten las, was zo diep bij hen ge-
worteld, dat het grootste deel van hen liever bij hem ging biechten dan
bij andere priesters. Zij zegden: "Als we naar hem gaan zijn we des
te zekerder van een goede biecht en communie. En als we per toeval een
zonde vergeten, zal hij er ons stellig aan herinneren." En het was een
he le m e n ig te d i e rond zijn biechtstoel zat.
Een heel ijverig en voorzichtig vroom man die op een dag deze
toeloop zag, zei tot Don Bosco, dat hij zijn jongens van het biechten
had moeten afhouden, daar zij gemakkelijk uit vrees of trots de zonden
zouden verzwijgen. "Het staat te bezien", antwoordde Don Bosco eenvou-
dig, "of ik ze laat zwijgen!" - En dat was de algemene overtuiging van
alle leerlingen, die men honderden malen hoorde uitroepen: "Het heeft
geen zin zonden voor Don Bosco te verzwijgen of te verbergen, want hij weet ze
evengoed."
Inderdaad is er een groot aantal mensen dat ook thans nog ver-
klaart dat zij vaak hebben meegemaakt dat hij hun in de biecht hun mis-
slagen zo duidelijk en één voor één onthulde en telde, alsof hij ze in
een schrift voor zich zag staan. Hij onthulde de penitenten de zonden
die ze vergeten hadden of die ze niet durfden belijden. Hij zei gewoon-
lijk: "En van die en die zonde, beschuldig je je daar niet van? En
herinner je je dat en dat niet meer?" - Maar het meest wonderbare was,
dat Don Bosco, als hij een jongen op zijn zonde wees, er soms aan toe-
voegde, als om hem in de overtuiging te stijven, dat hij alles al wist.
"In dat jaar, bij die en die gelegenheid, daar en daar, in deze en
gene omstandigheden heb je dat en dat gedaan", en hij preciseerde
nauwkeurig het aantal misstappen. En hij vergiste zich niet, zoals ver-
scheidene van onze vrienden onszelf hebben verzekerd en zoals ook veel ken-

34.7 Page 337

▲back to top
- VI/337 -
nissen van Mgr. Cagliero hebben verklaard, hoogst verbaasd als ze waren
toen ze de meest verborgen ge-heimen van hun ziel hoorden opnoemen.
Doch hiermee houden de wonderen nog niet op. Don Turchi ver-
volgde met de verzekering: "Ik heb zoveel jongens gekend die me zei-
den: "I k was hij Don Bosco gaan biechten die me vroeg: "Wil jij het
zeggen of wil je dat ik het zeg?" Toen ik het hem liet zeggen, noemde
hij al mijn zonden op, niet meer en niet minder. Ik hoefde alleen maar
te antwoorden: "ja, ja; en ook wanneer ik iets vergeten had, bracht hij
het me in de herinnering, zonder zich ooit te vergissen." Die manier van
biechten was heel prettig voor die kleine penitenten, die een algemene
b i e c h t w i ld e n s p r e ken en met geen mogelijkheid het begin konden vinden van hun
verwarde toest an d. Ze g in ge n naar Don Bo sco en beg on ne n met d ez e wo or -
de n: "Zegt u het maar!" En Don Bosco onthulde kort, ordelijk en stipt
hun geheime geschiedenis; ze hadden alleen maar bevestigend te antwoor-
den om hun belijdenis te doen.
Wanneer ze door een of andere bekoring gekweld werden, of in op-
winding verkeerden vanwege welke geestelijke zorg ook, en ze over zich-
zelf niet tevreden waren, gingen ze na het avondgebed zonder iets te
zeggen voor Don Bosco staan en keken hem in het gezicht om zijn aandacht
te trekken, zodat hij hen kon aankijken. Als hij niets zei, gingen ze
rustig slapen, in de zekerheid dat hij in hun hart gelezen had en dat
zich daar geen kwaad in genesteld had.
Ook in de loop van de dag, als Don Bosco hen voor zich zag ver-
schijnen, stelde hij hen gerust met een handgebaar of een hoofdknik-
je, met een blik of een enkel woord, zonder dat zij hun mond hoefden
open te doen. De jongens voelden hun bezorgdheid verdwijnen en als ze
eerst neerslachtig geweest waren, zag men hen dan rustig en met een
stralend gezicht weggaan, zoals wanneer de zon met haar licht de schaduwen
verdrijft.
Een seminarist werd door scrupules geplaagd en wist nooit goed te
besluiten of hij al dan niet te communie kon gaan. Van de ene kant meen-
de hij gerust ter heilige tafel te kunnen naderen, maar van de andere
kant vreesde hij heiligschennis te plegen. Op een avond wachtte hij zijn
beurt af om bij Don Bosco te biechten in het koor van de kerk van de
heilige Franciscus van Sales. Daar deze alleen door de lamp verlicht
werd, en in een half duister gedompeld was, waardoor Don Bosco ook op
korte afstand zeker niet één van de jongens die om hem heen geknield
waren, kon onderscheiden. De seminarist, kon zijn gedachten niet
meer bij zijn biecht houden. Plotseling echter schoot hem iets te bin-
nen. "Als Don Bosco in mijn hart leest, als hij me, voordat ik biecht,
bij zich roept en me zegt gerust te zijn, en me beveelt morgenvroeg
te communie te gaan zonder te biechten, hoe heerlijk zou dat zijn!
Het zou ongetwijfeld een teken zijn dat het met mijn ziel goed ge-
s t e l d i s ! E n ik z a l m e n i e t meer bekommeren om mijn onrust; ik zal dan gene-
zen zijn."
Hij bleef voor de biechtstoel geknield, hij was nog niet aan de beurt.

34.8 Page 338

▲back to top
- VI/338 -
Maar nauwelijks had hij die stille alleenspraak gehouden, of hij voelde
een hand die hem even op de schouder tikte, en toen hij opstond, hoorde
hij de zachte stem van Don Bosco aan zijn oor als het ware het antwoord
geven op zijn gedachten: "Ga morgenochtend maar te communie zonder te
biechten en wees gerust."
De seminarist gehoorzaamde, en van die dag af had hij geen last
meer van scrupules.
Doch niet alleen in 1861 gebeurden er zulke wonderlijke dingen.
Het hele leven van Don Bosco was ermee doorweven en Don Gioachino
B e r t o schreef de volgende bladzijde:
"Verscheidene malen heb ik jongens gezien die bij de biechtstoel van de
dienaar Gods zaten te wachten van wie het geweten erg in de war scheen. Maar
nu en dan riep hij er een bij zich en zei bij zijn oor: "Ga maar te commu-
nie." Daar wij uít ervaring al wisten dat hij over bovennatuurlijke ga-
ven beschikte, gehoorzaamden zij blindelings op een gebaar of een enkel
woord van hem. Op die manier bevrijdde hij tal van jongens van hun
scrupules. Als hij in de loop van de dag dan een van de bovengenoemden
ontmoette, zei hij aan het oor om hen nog meer op hun gemak te
ste llen: "Vanmorgen heb ik je ter heilige tafel gezonden zonder dat je
hoefde te biechten, omdat ik gezien heb dat je geweten zuiver was." –
Ofwel: “De dingen die je wilde biechten waren geen zonden." -
"Van deze feiten ben ikzelf persoonlijk getuige geweest, doordat
ik het meermalen heb meegemaakt en het door verscheidene van mijn kame-
raden heb horen vertellen, wier naam ik hier verzwijg."
Hierbij kan meer dan een ons de vraag stellen of in het Oratorio
allen overtuigd waren van zulke deugden van Don Bosco; en of er nooit
twijfel rees aan de waarheid van deze dingen.
Daarop willen we antwoorden: degenen die geneigd zijn ieder woord
of iedere handeling van anderen in een verkeerd licht te stellen, die
argwaan koesteren ontbreken stellig niet in een huis waarin zo velen
zijn ondergebracht, waar ieder jaar een deel van de leerlingen nieuwe-
lingen zijn, en waar velen zestien en andere twintig jaar oud zijn, en
die aanvankelijk Don Bosco alleen van naam kennen. Maar professor Don
Turchi antwoordt in het aangehaalde manuscript: "Er zijn er velen die
gelachen hebben over dat van het voorhoofd lezen, maar ik weet nog dat
zij zich gewonnen gaven tegenover de welsprekende taal van de feiten. Om
kort te gaan wil ik slechts op enkele gevallen wijzen. In de eerste ja-
ren van het Oratorio ging een jongen uit Biella, Ro... geheten, toen
hij in Tu-rijn was aangekomen, biechten in de Consolatakerk en van daar
ging hij naar het hospitium van de H. Franciscus, waar hij als stu-
dent aangenomen was. De prefect ontving hem vriendelijk en na het eten
bracht hij hem bij Don Bosco, die de jongen helemaal niet kende, daar het
de eerste maal was dat ze elkaar ontmoetten. Don Bosco sprak met de jongens die

34.9 Page 339

▲back to top
- VI/339 -
om hem heen stonden over het doorgronden van de harten, en de jongens
haalden herinneringen op aan enkele geheimen die Don Bosco op verrassen-
de wijze onthuld had. De nieuwe leerling hoorde dat alles en opeens sprong hij
op en zei stout: "Don Bosco! Ik daag u uit om mijn zonden te lezen; ook
ver- zoek ik u ze luidop te zeggen, dat allen het kunnen horen!"
"Don Bosco antwoordde hem: "Kom eens hier..." en toen hij hem
vlak bij zich had keek hij hem aan en vervolgens zei hij hem enkele
woorden in het oor. De jongen kreeg een kleur als vuur. Don Bosco keek
hem weer aan en zei hem andermaal iets in stilte, dat wellicht op uit-
voerige wijze nauwkeurig zijn verleden aanduidde. De jongen begon te
huilen en riep uit: "Dus bent u het, bij wie ik vanmorgen in de Conso-
latakerk gebiecht heb! Dat is toch geen manier van doen!"
"Komaan"! onderbraken hem de andere jongens: "Don Bosco is van-
morgen het huis nog niet uit geweest, en hij kon evenmin weten dat jij
was gaan biechten. Je bent er wel ver naast, als je nog niet weet wie Don
Bosco is. Dat gebeurt iedere dag!"
"Tegenover dergelijke klaarblijkelijke bewijzen bedaarde de goede
jongen en van dat ogenblik af stelde hij in Don Bosco alle vertrouwen.
Ik was bij die gebeurtenis aanwezig, ook Don Rua was er getuige van.
"Een soortgelijke verrassing viel een jongen te beurt uit de
buurt van Buttigliera. Op een dag van het al begonnen schooljaar, be-
vond ik me met andere leerlingen, onder wie Francesco Cerruti, Don Rua
en de seminarist Cagliero in gezelschap van Don Bosco. We vroegen hem
enkele raadgevingen waarvan wij gebruik konden maken als regels bij
het nastreven van de deugd, en vooral dat hij ons meer rechtstreeks
zou vermanen ten aanzien van de noden der ziel van elk van ons in
het bijzonder. Intussen kwam er een jongen van dertien jaar, in wiens
huis Don Bosco meermalen op bezoek geweest was, en die Cesare B... heet-
te, en die de kameraden bij herhaling had horen zeggen dat Don Bos-
co de zonden in het geweten verborgen kende, naar hem toe en zei met
enige vrijmoedigheid tot hem: "U zult mijn innerlijk nooit kennen!"...
Toen trok Don Bosco, die gezeten was, hem in aanwezigheid van allen
naar zich toe en hij sprak een heel poosje in zijn oor. Toen hij
klaar was lichtte de jongen het hoofd weer op en diep bewogen zei hij
tot alle aanwezigen met bewonderenswaardige eenvoud: "Don Bosco heeft
het geraden. Er is één ding dat ik nooit aan iemand heb gezegd, zelfs
niet in de biecht!" - Daarna ging hij van hem weg met de belofte, spoedig
te zullen gaan biechten.
"Terwijl Don Bosco zich op een andere dag na het ontbijt in de
refter bevond en verscheidenen van ons, zoals gewoonlijk, om hem heen
stonden, keek hij ons met een beminnelijke glimlach aan en zei dat hij
wist wat er in onze harten leefde. Een student, van wie ik de naam meen
te moeten verzwijgen, en die, daar hij in de stad woonde, dikwijls in
het Oratorio kwam, onderbrak hem met iets dat bijna verachting leek voor wat hij
onmogelijk waande, en zei: "Welnu, zegt u dan eens wat ik denk!"

34.10 Page 340

▲back to top
- VI/340 -
- Toen Don Bosco hem naderbij had laten komen sprak hij tot hem op on-
derdrukte toon. Wat hij tot hem zei hebben we nooit geweten, maar het
is een feit, dat de betreffende er verslagen en verward bij stond en het
woord niet meer durfde hernemen. Ik was daarbij aanwezig.
"Een metgezel van mij, een student in de theologie, ging
slechts twee jaar geleden voor enkele dagen op reis met een achtens-
waardige en vrome persoon, naar een plaats, die tien of meer mijl
van Turijn verwijderd ligt, zo nauwkeurig weet ik dat niet. Toen
hij terugkwam ging hij biechten bij Don Bosco en daarna vertrouwde
hij me toe: "Nu moet ik je toch eens een kras staaltje vertellen.
Voordat ik naar Turijn kwam, had ik een zonde op mijn geweten, en daar
ik me ervoor schaamde ze voor Don Bosco te belijden, ben ik gaan
biechten bij de pastoor van het dorp waar ik heen geweest ben. Nu, een
paar dagen geleden, ben ik bij Don Bosco gaan biechten en na afloop van
de biecht zei hij me: "Kijk, ik weet heel goed dat je dit en dat gedaan
hebt" - en hij noemde me de betreffende zonde. "Ik ben", zo vervolgde
mijn kameraad, "buiten mezelf van verbazing, en ik heb tot mijn schande
moeten ondervinden dat, wanneer iemand een ernstige dwaze streek
uithaalt, het niet de moeite loont bij anderen te gaan biechten, daar Don
Bosco het zelf wel weet."
Tot zover Don Turchi, die niet de enige was die zulke getuigenis-
sen over Don Bosco aflegde.
Don Giovanni prof. Garino liet ons het volgende relaas toekomen:
"Het was in 1858 of 1859, en op een winterochtend bevonden we ons
met een behoorlijk aantal in gezelschap van Don Bosco die wat koffie ge-
bruikte. We bevonden ons allen heel dicht om hem heen; sommigen zaten
bo-venop de lange tafel waar hij aanzat, anderen langs de zijkanten, of
helemaal achteraan.
Allen lachten, en keken hem vol vertrouwen maar met eerbied
aan, zoals de gewoonte is van brave zonen die aan hun vader gehecht
zijn. Onder meer begon er eentje over dat Don Bosco de toekomst kon zien
en wist wanneer iemand sterven moest, enzovoort. Ik herinner me dat
op diezelfde morgen en op diezelfde plaats Don Bosco aan het oor van
deze en gene iets zei over bepaalde geheimen van hen en dat ze daar al-
len bijzonder verbaasd over waren. De jonge Evaristo C... zat op een
klein bankje naast hem, aan zijn rechterhand. Het was een vrij levendige
jongen, niet een van de voorbeeldigsten. Hij lachte om de woorden en
handelingen van Don Bosco en van zijn kameraden, met een tikje misprij-
zen, wat voldoende verraadde wat hij over dergelijke dingen dacht. Op-
eens zei hij: "Don Bosco, ik geloof niet dat u de verborgen dingen weet.
Zegt u me eens..." en hij daagde Don Bosco uit hem ik weet niet welk geheim
te zeggen.
Don Bosco nam hem op zijn woord, en het hoofd naar het oor van de
jongen toe buigend, fluisterde hij hem enkele woorden in die we niet konden ver-

35 Pages 341-350

▲back to top

35.1 Page 341

▲back to top
- VI/341 -
staan. Maar het is een feit dat de jongen bloosde en zweeg, een ernstig
gezicht trok en nooit meer durfde zeggen dat Don Bosco de geheime dingen
niet zag of wist."
Pietro Enria vertelde: "Een kameraad van me vertrouwde me toe
dat hij zich, toen hij eens een ernstige misstap begaan had, zich niet
meer bij Don Bosco wilde laten zien. Maar toen hij hem toevallig tegen-
kwam, hoorde hij vol vaderlijke minzaamheid zeggen: "Jij durft je niet
meer laten zien omdat je een zonde bedreven hebt!" - En hij zei hem
ook welke. Niemand ter wereld had zijn misstap kunnen kennen, en verward
en berouwvol verzocht hij Don Bosco in de biecht naar hem te willen
luisteren en ging weg.
Bij andere gelegenheden, 's avonds onder de recreatie, ging Don
Bosco naar de een of ander toe, zei hem iets aan het oor, en nauwelijks
was het avondgebed afgelopen, of die jongens gingen naar de sacristie of
naar boven naar de kamer van Don Bosco om daar te biechten. Daarna pas
gingen ze naar bed."
Deze gave door de Heer aan Don Bosco verleend, om de geestestoe-
stand van bepaalde jongens te kennen, bleef hem zijn hele leven bij,
zodat hij niet aarzelde er de leerlingen zelf af en toe aan te herinne-
ren. Toen hij op een avond in 1869 na het avondgebed tot de hele commu-
niteit sprak, die 900 personen telde, onder wie meer dan honderd ontwik-
kelde en verstandige lieden, zei hij: "Ik heb van de Heer de gave ge-
kregen om de onoprechten te doorzien. Als een van hen bij mij komt, voel
ik een soort afkeer die ik niet kan verdragen. Als ze dat merken, voelen
ze dat ik hen ken zoals ze zijn; dat is de reden waarom ze mij mijden."
En de feiten bleven daar getuigenis van afleggen.
Op een morgen in 1870 kwam Don Bosco uit de kerk en nauwelijks
hadden de jongens hem in het oog gekregen of ze liepen talrijk naar hem
toe. Hoewel verscheidene priesters hem geholpen hadden met biecht horen,
was hij erg vermoeid door het grote aantal van zijn penitenten. Niette-
min onderhield hij zich vriendelijk met allen. Plotseling keerde hij
zich tot een jongen, en terwijl hij met de wijsvinger van zijn rechter-
hand over diens voorhoofd streek, zei hij glimlachend tot hem:
"Je hebt vanmorgen je gezicht niet gewassen." "Maar, zeker wel, Don
Bosco."
En nog steeds glimlachend antwoordde Don Bosco: "Maar neeée, maar
neeée", terwijl hij de e heel erg lang trok. Vervolgens begon hij hem
iets aan het oor te zeggen en nadenkend liet de jongen het hoofd zinken.
Don Bosco zei tegen hem dat hij niet was gaan biechten en dat hij daar
behoefte aan had. Daarbij was Don Agostino Parigi aanwezig die ons het
voorval vertelde.

35.2 Page 342

▲back to top
- VI/342 -
Van een soortgelijk geval zijn we zelf getuige geweest.
Gedurende de retraite van 1870 pochte een overmoedige en weinig
brave jongen bij zijn kameraden dat Don Bosco nooit zijn zonden zou kun-
nen weten.
"Probeer het maar eens", zeiden zijn vrienden.
"Dat zal ik zeker, maar het zijn allemaal maar praatjes die ze
over Don Bosco vertellen."
En zorgeloos en lachend ging hij de kerk binnen en knielde aan de
voeten van Don Bosco. Zijn biecht duurde tamelijk lang. Zijn kameraden
stonden op de speelplaats op hem te wachten. Hij kwam naar buiten met
verwarde haren, rode ogen en bijna geheel buiten zichzelf. Zijn kamera-
den omringden hem.
"En, en?!"
"Laat me met rust!"
"Wat heeft Don Bosco tegen je gezegd?"
"Ik zeg dat jullie me met rust moeten laten."
"Waren het praatjes die we je over Don Bosco verteld hebben?"
"Praatjes? Hij heeft me alles gezegd, alles; ook wat ik alweer
vergeten was! Maar laat me nu alleen"' - En hij begon onder de galerij
op en neer te lopen, aanhoudend bij zichzelf herhalend: "Hij heeft me
alles, maar ook alles gezegd!"
Wanneer later iemand die gave van Don Bosco in het belachelijke
wilde trekken, nam die jongen zelf de verdediging voor hem op en zei:
"Vertel mij maar eens dat het niet waar zou zijn!"
Van deze gevallen zouden we er hier nog een heel aantal kunnen
noemen, maar omdat deze samenhangen met gebeurtenissen van groot be-
lang, zullen we het daarover hebben op de plaats waar de orde van ons
overzicht het vereist. We zullen echter de hierboven uiteengezette
feiten besluiten, met iets wat we Don Bosco in 1871 op een avond in de
refter hebben horen zeggen.
De jongens hadden zich teruggetrokken en Don Rua en andere over-
sten waren in zijn gezelschap gebleven, daar ze wilden spreken over be-
paalde ingeslopen misbruiken die de hoofdoorzaak waren van de ondergang
van zoveel jongens. Nadat hij geluisterd had drukte Don Bosco zich zo uit: "Het
moeilijke is dat men bepaalde verkeerde dingen moet kennen om ze te kun-
nen genezen. Niettemin toont de Heer een grote barmhartigheid tegenover
onze jongens. Als ik me onder hen bevind en er is ook maar één enkele
brutale kerel tussen, dan word ik dat direct gewaar door een ondraaglij-
ke stank die hij verspreidt. En als hij in mijn buurt komt en ik zijn gezicht

35.3 Page 343

▲back to top
- VI/343 -
kan zien, dan ben ik er zeker van mij in mijn oordeel niet te vergissen."
Daarom hielden bepaalde jongens, uit vrees dat hij in hun gezicht
kon lezen, zich uit zijn buurt. En als ze om een of andere reden, of om-
dat ze geroepen werden, hem onder de ogen moesten komen, en ze uit eer-
bied het hoofd ontblootten, hielden ze gewoonlijk hun pet voor hun voor-
hoofd, of lieten er hun haren over vallen, alsof da t voldoende was om
hun geweten te verbergen.
Dat gebeurde vooral in het begin van het schooljaar, wanneer de
leerlingen van vakantie teruggekeerd, hun rekening met God nog niet ver-
effend hadden. Wanneer Don Bosco dan op de speelplaats verscheen, voelde
hij zich als een vogelverschrikker. Hele groepen jongens stoven uiteen,
- alleen de braven bleven bij hem - en dat waren degenen wier geweten
besmet was, omdat, zoals ze zeiden, Don Bosco anders hun voorhoofd
zou kunnen zien en alles lezen. - En wanneer er bijvoorbeeld 's avonds
een door zijn kameraden na het avondgebed onder de galerij aangetroffen
werd en zich achter de anderen terugtrok, antwoordde hij verlegen op de
vraag waarom hij niet op zijn plaats was: "Omdat Don Bosco mijn zon-
de n in mijn ogen kan lezen."
Maar Don Bosco gooide zijn heilzame netten naar hen uit om hen
naar zich toe te halen, en als het hem gelukte een woordje tot hen te
zeggen, kon men zeker zijn van de overwinning. Met voorzichtige, ietwat
gesluierde zinnetjes verkreeg hij de verbetering van verborgen misstap-
pen. Bijvoorbeeld: "Je hebt een rekening met God te vereffenen." - Een
ander maal, als hij iemand bedrukt zag, zei hij tot hem: "Beste jongen,
de duivel moet uit het hart verdreven worden om rustig te kunnen worden."
- Ik weet van een jongen, vertelde Don Bonetti, dat hij een bepaalde
zonde bedreven had, terwijl hij dacht dat niemand daar iets van wist.
Toen hij op een avond in de buurt van Don Bosco kwam, riep deze hem bij
zich en zei stilletjes tot hem: "En als je vannacht nu zou sterven, wat
wordt er dan van je?"
De jongen kon die nacht geen rust vinden, en de volgende morgen
haastte hij zich om een goede biecht te spreken.
Dikwijls riep hij gedurende de recreatie een jongen naast zich,
die hij dan de raad gaf die en die fout te gaan biechten en zijn raad
was steeds verrassend doeltreffend. En hij vermaande hem verstandig
te zijn en drong er bij hem op aan het barmhartige hart van God te troosten.
Wanneer hij er echter niet in slaagde bepaalde jongens te bena-
deren, nam hij zijn toevlucht tot andere middelen om de gewetens uit
hun geestelijke ongevoeligheid wakker te schudden. Eén van die middelen
was een briefje of een kaartje onder het hoofdkussen van wie het nodig
had. Het is onbeschrijflijk welke uitwerking dat had.

35.4 Page 344

▲back to top
- VI/344 -
Een tijd lang besteedde Don Bosco de grootste en hartelijkste zor-
gen aan een jongen, die ondanks zoveel genegenheid zijn hart halsstarrig
gesloten hield.
Toen deze jongen nu op een avond ging slapen, vond hij een brief-
je op zijn bed. Hij nam het op: het was getekend door Don Bosco. Hij herken-
de het handschrift en las: "Als je vannacht het ongeluk zou hebben te ster-
ven, waar ga je dan heen?"
De jongen stond als door de bliksem getroffen. Aanvankelijk
bleef hij naast zijn bed staan, bevend van opwinding. Daarna haastte
hij zich naar de kamer van Don Bosco en klopte. Het was tien uur in de
avond. Don Bosco kwam opendoen, de jongen trad binnen en riep uit: "Och,
Don Bosco, wilt u zo goed zijn mijn biecht te horen?" Don Bosco heette
hem ontroerd welkom. De jongen viel op de knieën en biechtte. - Daarna
ging hij opgewekt slapen. Nauwelijks was hij de volgende morgen opge-
staan, of hij sprak er zelf over met de jeugdige Giovanni Battista Pi-
ano, tegen wie hij zei dat het werkelijk groot nodig was geweest te
biechten, en dat Don Bosco heel nauwkeurig op de hoogte was van de toe-
stand van zijn geweten. Hij voegde eraan toe dat hij nog maar weinig
nachten zo heerlijk geslapen had als die nacht.
Terwijl een andere jongen de omslag van het laken terugsloeg alvo-
rens in bed te stappen, voelde hij een kaartje onder zijn vingers! "O",
riep hij uit, "zijn het de nummers van de loterij?" Door nieuwsgierig-
heid gedreven gaat hij naar het midden van de kamer, onder het licht,
om de kaart te lezen. Het briefje was geschreven door Don Bosco en hield
niets anders in dan de naam van de jongen, tweemaal herhaald, met een
uitroepteken erachter. Hij las en herlas het briefje: "Verdraaid"! zei hij toen.
Daarna keerde hij naar zijn bed terug, trok zijn jas weer aan, die
hij al had uitgetrokken en ging biechten.
Hieruit kan men afleiden dat wanneer Don Bosco wist dat iemand een
ernstige zonde begaan had, hij absoluut niet verdragen kon dat betrokkene
onverzoend met God zou gaan slapen. Don Rua weet te vertellen van een
ander die onder zijn hoofdkussen een briefje vond met de volgende woor-
den: "En als je vannacht zou sterven?" - Ofwel: "En als je vannacht
sterft, wat wordt er dan van je ziel? Weet je zeker dat je naar de hemel
gaat?" - Of ook: "Zou je gerust zijn als je wist dat je moest ster-
ven?" En met deze en dergelijke zinnen bracht hij hen ertoe zich di-
re ct m et G od t e gaan verzoenen.
"De een of ander zou kunnen zeggen", zo verklaart Mgr. Cagliero
terecht om een opwerping te voorkomen, "dat Don Bosco door de assisten-
ten op de hoogte gesteld was van de fouten van de jongens. Maar dan moet
ik opmerken dat in de eerste tijd van het Oratorio, dat wil zeggen tien
en meer jaren lang, er nog geen vaste assistenten waren. Dus kon hij
he t niet van hen weten. Ik kan bovendien de verzekering geven dat diegenen die

35.5 Page 345

▲back to top
- VI/345 -
deze vermaningen ontvingen, er zelf van overtuigd waren dat Don Bosco
hun misslagen niet anders kende dan door goddelijke kracht. De geest die
Don Bosco in de eerste tien jaren verlichtte is dus dezelfde die hem
leidde in al de volgende jaren.
Voegen we hier nog aan toe dat Don Bosco niet alleen de zonden,
twijfels en scrupules van het voorhoofd van de mensen las, maar boven-
dien tal van gedachten van allerlei aard. Dikwijls gaf hij een leerling
raad volgens de innerlijke behoefte, veroorzaakt door onrust of door
de uitslag van de studies of door ergerlijke familiezaken. Andere keren
verdreef hij een verborgen ontstemdheid die haar oorsprong vond in te
grote bedeesdheid, jaloezie, wrok of wantrouwen. Soms gaf hij onver-
wacht een ongevraagd advies, dat men echter wel had willen vragen, en
zi jn a nt wo or d was nauwkeurig in overeenstemming met het onuitgesproken verlan-
gen.
Van deze intuïtie maakte Don Bosco ook gebruik om de jongens, die
besluiteloos stonden tegenover de vraag: of ze al dan niet een geestelij-
ke roeping zouden volgen, tot een besluit te brengen of hen ervan af te
houden. Tot velen die Salesiaan zijn, en daarom gelukkig zijn, zei hij
openhartig: "Als je zalig wil worden staat er geen andere weg voor je
open. God roept je daartoe."
Ook personen die aan het huis vreemd waren, hadden deel aan deze
zegening. "Velen daarvan", verklaarde Don Rua ons, hebben me laten we-
ten, "dat Don Bosco de oorzaak van sommige van hun zorgen raadde, en dat
hij hen op een beminnelijke manier geruststelde, nog voor ze iets gezegd had-
den."
Hier moeten we tot een einde komen, daar de stof der getuigenissen
van Mgr. Cagliero, de theoloog Piano, kanunnik Ballesio, Giuseppe Buz-
zetti, Giovanni Villa en van nog heel veel anderen, onuitputtelijk is.
Doch om te besluiten noemen we nog een feit. Tegenover een zeker aantal
priesters en seminaristen sprak Don Bosco over de manier om ruchtbaar-
heid te geven aan bepaalde werken van hem. Er was ook een coadjuteur
aanwezig van over de veertig jaren, die hem de grootste verering toe-
droeg, en toch zei hij op dat ogenblik, zonder dat hij uiterlijk iets
van zijn gedachte liet merken, bij zichzelf: "Praatjes!" - Toen Don
Bosco uitgesproken was, trokken allen zich terug en bleef alleen die
m e d e w e r k e r n o g a c h t e r , t o t w i e D o n Bosco zich toen glimlachend richtte met
de woorden:
"Dus, allemaal praatjes...?" "Hoe, ik!..."
"Maar je hebt gelijk! Don Bosco is een praatjesmaker..." en met de
grootste beminnelijkheid begon hij over andere, veel belangrijker en ver-
trouwelijke dingen te spreken.
Zulke onthullingen kwamen veel voor. Een keer was er iemand die
in zijn tegenwoordigheid de opmerking maakte dat niets hem ontsnapte van
wat er om hem heen gebeurde, hoewel hij bijna steeds de ogen neergesla-
gen hield. Hij antwoordde toen: "Ik zie namelijk beter zonder te kij-
ken!" - Inderdaad keek hij met de ogen van de geest, verlicht door het gebed.

35.6 Page 346

▲back to top
- VI/346 -
HOOFDSTUK XXXIII
1 8 6 0 - KATHOLIEKE LECTUUR - RAADGEVINGEN VAN DON BOSCO
AAN DE ABONNEES OM DE HUIDIGE RAMPEN TE DOEN WIJKEN EN ZICH
VOOR DE TOEKOMENDE TE HOEDEN - BRIEF VAN PIUS IX AAN DON BOSCO
- DE SINT-PIETERSPENNING - BEKERINGEN VAN TWEE ANGLICAANSE
EN EEN JOODSE JONGEN - DE BISSCHOP VAN IVREA IN HET ORATORIO
- HOFFELI JK HE ID V AN DO N BO SC O TE GE NO VE R E EN
PR OT ES TA NT S E DOMINEE - EEN NEOFIET AAN HET ORATORIO
AANBEVOLEN DOOR DE AARTSPRIESTER VAN DE KATHEDRAAL VAN
VERCELLI - HET FEEST VAN DE H. FRANCISCUS VAN SALES.
Het jaar 1860 zou Don Bosco steeds nieuwe werk, vreugde en zorg
brengen. De eerste aflevering van de Katholieke Lectuur van januari, ge-
schreven door een anonieme schrijver beschreef: Het moment der genade
of de laatste uren van een ter dood veroordeelde. De drukker ervan was,
zoals altijd, Paravia.
Als aanhangsel bij deze aflevering gaf Don Bosco enkele raadge-
vingen met betrekking tot de voorspellingen die hij op het einde van
1859 gedaan had in de Galantuomo.
"
GEMAKKELIJK EN WERKZAAM MIDDEL OM DE HUIDIGE RAMPEN TE
"
NIET TE DOEN EN ZICH TE BEHOEDEN VOOR DE TOEKOMSTIGE
"
"
Uitnodiging aan het christelijke volk
"
"
Wij weeklagen al lang onder de slagen van de rampen die
" ons achtervolgen, en het is mogelijk dat er nog grotere te vre-
" zen zijn. Velen gaan eronder gebukt, velen zijn er kwaad om en,
" nog meer anderen, barsten in bittere klachten uit. Maar degenen
" die er de ware oorzaak van kennen, en voor het noodzakelijke ge-
" neesmiddel zorgen, zijn helaas gering in aantal.
"
Laat ons dit wel verstaan, beminde christenen!
"
De ware oorzaak van alle rampen is de zonde. De zonde maakt

35.7 Page 347

▲back to top
- VI/347 -
" de mensen ongelukkig. De mens verstout zich God te beledigen en
" te krenken, en God, door de mens beledigd en gekrenkt, straft en
" tuchtigt hem. Dat leert de rede, dat leert het geloof. Alleen een
" dwaas kan daaraan twijfelen.
"
Willen wij dus de rampen verdrijven die ons teisteren en
" ons behoeden voor die welke ons boven het hoofd hangen? Laten we
" dan de oorzaak wegnemen: de zonde. Verzoenen wij ons met God, bezweren
" wij zijn toorn, onderwerpen we ons aan zijn gerechtigheid.
"
God, die rijk is aan barmhartigheid, geeft ons uit overmaat
" van liefde voor ons, Jezus Christus zijn zoon als een gemakkelijk
" en veilig middel voor onze verzoening. Dat middel kostte Jezus Christus
" al zijn bloed, ons kost het enkel de goede wil om er voordeel
" uit te trekken. Men vindt dat in het sacrament van de biecht.
" Het is het geloof dat we er verkrijgen, en van dat bezielde ge-
" loof hebben de gelovigen van de hele wereld, de eeuwen door van de Kerk,
" steeds voordeel getrokken en het heeft hun steeds meer tot voor-
" deel gestrekt. Maar, o! God, hoeveel ongelukkige zondaars verzuimen er
" gebruik van te maken, en beledigen hem steeds meer in plaats van
" zich met God te verzoenen. Zij dagen de goddelijke gerechtigheid
" steeds meer uit tot meer straffen, die daarna gevolgd worden door
" andere, die nog veel verschrikkelijker zijn, door een eeuwigheid
" in de hel!
"
0, christenen, christenen, hoe kunnen we onverschillig de
" ondergang van zovele van onze broeders aanzien en toelaten dat
" de toorn van God steeds meer wordt uitgedaagd? Hoe kunnen we de
" ti jdelijke straffen over hen en over ons allen steeds doen toenemen?
"
Laten wij liever de goddelijke barmhartigheid smeken, laten
" wij trachten de goddelijke toorn te bedaren en ook volkomen zijn
" gerechtigheid te voldoen! Laten wij ons geloof verlevendigen...
En hier wakkerde Don Bosco dan ook aan tot steeds grotere liefde
tegenover Christus Jezus en hij bevorderde het veelvuldig bijwonen van
de heilige mis.
Hij werd voor zijn ijver ruimschoots beloond door een brief van
Pius IX die hem veel vreugde verschafte en die het antwoord was op de
brief die hij uit naam van zichzelf en van al zijn jongens in het be-
gin van november geschreven had. De roemrijke Paus had met de grootste
dankbaarheid dit blijk van kinderlijke onderworpenheid en onwankelbare
trouw ontvangen en als blijk van zijn grote goedheid, antwoordde hij
per 7 januari 1860 aan Don Bosco met een breve, die een onvergankelijk
monument zal blijven van de welwillendheid van Pius IX tegenover ons
Oratorio. Toen Don Bosco het kostbare document ontvangen had, vertaalde
hij het direct uit het Latijn in het Italiaans, en voor zijn verzamelde
jo ng en s las hij het hun voor. Zo deelden ook zij in zijn eigen vreugde. Ziehier

35.8 Page 348

▲back to top
- VI/348 -
de inhoud van deze breve, gepubliceerd in de Armonia.(1)
"
Aan mijn beminde zoon Priester Giovanni Bosco, Turijn,
"
PIUS P.P. IX.
"
" Beminde Zoon, heil en apostolische zegen.
"
"
In de brief die U ons op de 9de van november schreef, zagen
" wij een nieuw bewijs van Uw buitengewoon geloof, vroomheid en
" eerbied tegenover Ons en tegenover Onze hoge waardigheid. Uit de lectuur
(1)
Dilecto Filio presbitero JOANNI BOSCO AUGUSTAM TAURINORUM
PIUS P. P, IX
Dilecte Fili, salutem et apostolicam benedictionem.
In literis tuis, V Idus Novembris proximi datis, novum invenimus eximiae tuae in Nos
et Supremam Dignitatem Nostram fidei, pietatis et observantiae testimonium, Facile
intelligimus, dilecte Fili, qui tuus aliorumque ecclesiasticorum hominum sit animi dolor in
ingenti hoc Italiae tumultu, rerumque publicarum conversione, ac rebellione provinciarum
quarundam temporalis nostri Status. Hanc, ut omnes norunt, externae moverunt incitationes
et machinationes, eamque omni data opera fovent tuenturque. Accessit nunc lucubratio spar-
sa in vulgus hipocrisi plenissima ad homines simplices decipiendos, ad communem christiani
orbis in vindicando civili Sedis Apostolicae Principatu consensum extenuandum. Fides ipsa
Italicae regionis adducitur in discrimen : colluvies pravorum librorum et ephemeridum non
modo urbes, sed et pagos etiam Italiae pervasti nec subalpinis istis regionibus tantum, sed
et Hetruriae finitimus que provinciis protestantes virus evomunt pravitatis suae, scholis
sive claudes-tinis, sive pubblicis institutis; ad quas proemiis etiam adolescentes
pauperes student alIicere. Verum in saevissima hac, quam satanas excitavit, tempestate,
summas in humilitate cordis Deo gratias persolvimus, qui Italiae Episcopus roborat, et
gratia sua confortat ad fidei depositum in suo quique grege strenue custodiendurn. Solatio
cordi nostro sunt summa animorum concordia qua et Clerus tristïssimo hoc tempore in salutem
animarum incumbit, animique firmitas et constantia quibus pro Dei et Eccle siae causa
adversa quaeque perfet et sustinet. Haud vero possumus consola-tiouem verbis explicare,
quam Nobis attulit illa literarum tuarum pars qua intelleximus tibi, Dilecte Fili, allisque
viris Ecclesiasticis maiorem praesentes huius temporis aerumnas alacritatem addidisse. Hing
qua praedicatione verbi Dei, qua bonis libris et scriptis distributis, coniunctis animis
et studiis, hostium Ecclesiae machinamentis obsistere alacriter contenditic. Nihil hac
agendi ration praestantius, nihilque utiliusaad populi pietatem fovendam, acuendamque.
Neque fructu eximia illa tua solertia caruit, qua adolescentes plurimi in sacra oratoria
diebus festis atque ad scholas quoti-die opportunis horis convenientes institutione chris-
tiana, ac sacramentorum frequentia evenerunt usque ferventiores. Cura quam geris in pauperes
iuvenes hospitio exceptos, feli-ciore in dies successu locupletatur, numerumque auget eorum
qui utiles Ecclesiae ministri aliquando esse possunt. Perge, Dilecte Fili, cursum tenere,
quem ad Dei gloriam et Ecclesiae utilitatem coepisti; perfer, si gravior tribulatio
incubuerit, et sustine magno animo angustias et tribulationes huius temporis. Spes nostra
in Deo est, qui, prote-gente nos coelorum Regina ac mundi Domina, Maria Virgine Immaculata,
de tantis his malis eripiet, contristatamque Ecclesiam de sua in hostibus victoria conso-
labitur. Minime dubitamus quin in hunc finem, atque ad impretandam infirmitati Nostrae
praesentissimam Dei opem et auxilium pergas, Dilecte Fili, una cum tibi Nobisque caris-
simus hospitii tui alumnis ac discipulis, in omni oratione et obsecratione Deum ipsum
maiore usque studio obtestari. Eundem Nos summis precamur votis, ut Te atque illos in
sua pace custodiat, dextera sua tegat, et brachio sancto suo defendat. Coelestis huius
praesidii auspicem esse cupimus Apostolicam Benedictionem, quam tibi, Dilecte Fili,
iisdemque alumnis ac discipulis, atque omnibus, qui una tecum in pia illa opera incumbunt
vel ea frequentant, effuso paterni cordis affectu, et amanter impertimur.
Datum: Romae apud S. Petrum die 7 januarii, An. 1860.
Pontificatus nostri anno XIV.
PIUS P.P. IX

35.9 Page 349

▲back to top
- VI/349 -
" maken wij op, Beminde Zoon, hoe groot de smart van uw ziel en
" van die der andere geestelijken is over de grote verwarring van
" Italië en over de wanorde in de openbare zaken, alsook over de
" opstandigheid van enkele provincies van ons tijdelijk gebied.
" Deze opstandigheid werd, zoals allen weten, uitgelokt door bui-
" tenlands aanstoken en kuiperijen, en met alle mogelijke middelen
" gaande gehouden. Thans voegt zich daarbij nog een geschrift,
" vol hypocrisie, dat, onder het volk verspreid, in staat is de
" eenvoudigen te bedriegen en het algemene gevoelen van de chris-
" tenheid met betrekking tot de verdediging van het wereldlijk ge-
" bied van de Apostolische Stoel te verzwakken. Zelfs het geloof
" van het Italiaanse schiereiland is in gevaar gebracht: een
" slijkregen van slechte boeken en kranten wordt niet alleen over
" de steden uitgestort, maar eveneens over de dorpen van Piëmont,
" van Toscane en van de aangrenzende provincies. De protestanten
" braken het vergif van hun verdorvenheid uit, en hebben tot dat
" doel clandestiene of openbare scholen gesticht. De arme en on-
" voorzichtige jeugd hebben zij dan met beloningen daarheen gelokt.
" Maar in deze heftige, door satan aangestookte storm, danken wij
" in de nederigheid van ons hart God ten zeerste, die met Zijn ge-
" nade de bisschoppen van Italië bemoedigt en sterkt, om elk in
" zijn eigen kudde de schat van het geloof te bewaren. Het betekent
" een verlichting voor ons hart, dat de zielen een zo grote eenheid
" aan de dag leggen, waarmee ook de geestelijkheid in deze droevige
" tijd waakt voor het heil van de zielen. Wij kunnen niet onder
" woorden brengen de vreugde die dat deel van Uw brief ons ver-
" schaft heeft, waaruit ons blijkt dat de rampspoed van deze tijd,
" de ijverige zorg van U, Beminde Zoon, en die van de andere gees-
" telijke personen vermeerderd heeft. Door de prediking van het
" woord van God, en met de verspreiding van goede boeken en andere
" geschriften, gepaard aan toewijding en vlijt, zet gij U uit alle
" macht te weer tegen de kuiperijen van de vijanden van de Kerk.
" Er bestaat geen verhevener werk dan dat, en niets kan de vroom-
" heid van het volk beter bevorderen en doen ontbranden. Evenmin was
" de verheven ijver vruchteloos waardoor U ervoor zorg gedragen hebt,
" dat zoveel jongens door de Oratoria te bezoeken op de zondagen,
" en dagelijks op de vaste uren de scholen, thans vuriger zullen
" worden, hetzij door middel van de christelijke onderrichting,
" ofwel door een veelvuldig ontvangen van de sacramenten. De zorg
" die U op zich genomen hebt voor de arme jongens die U in huis
" opgenomen hebt, leidt van dag tot dag tot groter succes en groei-
" end is het aantal dat later nog eens nuttige bedienaren van de
" Kerk zal kunnen worden. Ga zo door, Beminde Zoon, op de loopbaan
" die U hebt gekozen tot eer van God en tot nut van de Kerk.
" Verdraag het, indien U een ernstige tegenspoed ten deel valt, en
" onderga met grootmoedigheid de beroeringen van deze tijd. Onze
" hoop berust in God die, door de bescherming van de Koningin des
" Hemels en Heerseres over de wereld, de Moeder van God en Onbevlek-
" te Maagd Maria, ons zal bevrijden van deze ernstige rampen en zijn be-

35.10 Page 350

▲back to top
- VI/350 -
" droefde Kerk zal troosten door haar te laten overwinnen over haar
" vijanden. Wij twijfelen er volstrekt niet aan dat U tot dit doel,
" voor onze zwakheid de snelle bijstand en hulp van God zult af-
" sm eken, en zult doorgaan, o, Beminde Zoon, samen met de U en ons zo
" dierbare leerlingen van Uw jongenstehuis van God zelf een steeds grote-
" re vurigheid te vragen door iedere vorm van gebed. Wij bidden de-
" zelfde God vurig, dat hij U in zijn vrede beware, U bescherme
" met zijn rechterhand en U verdedige met zijn heilige arm. Als
" onderpand van deze hemelse hulp geven wij de Apostolische Zegen,
" die Wij uit de volheid van ons vaderhart, verlenen aan U, Beminde
" Zoon, en ook aan de leerlingen, evenals aan al degenen die met U
" me ewerken ten gunste van dit Instituut, ofwel het vaak bezoeken.
"
" Gegeven te Rome bij Sint-Petrus op 7 januari 1860.
" In het veertiende jaar van ons Pontificaat.
PIUS, P.P. IX
Terwijl de paus deze innemende brief aan Don Bosco schreef, open-
de de Armonia in haar nummer 19 van 1860 nieuwe inschrijvingen ten bate
van de paus onder de naam van Sint-Pieterspenning en in weinig meer dan
een jaar haalde het blad driehonderdduizend lire bijeen. De idee en de
aansporing daartoe was uitgegaan van hertogin van Montmorency. Don Bosco
was een van de eerste die zijn offergave aanbood en werd weldra door
vele anderen gevolgd. Het was een uitnodiging tot de gelovigen: Qui Do-
mini sunt jungantur vobis. Het zat de liberalen heel erg dwars dat ze
er vaak het thema van hun scheldpartijen van maakten en dan stelden ze
een wet voor, die inschrijvingen voor geldinzamelingen met een gods-
dienstig doel zou verbieden. Dat voorstel werd echter door het Parlement niet
aangenomen.
Maar bij de welmenenden en bij Don Bosco was de gehechtheid aan
de opperherder tevens innige liefde om de schapen te leiden die buiten
de stal geraakt waren.
Op 24 januari schreef de Armonia als volgt:
"
DOOP VAN EEN JOODSE JONGEN
"
"
Het is thans vier maanden geleden dat er in het Oratorio
" van de H. Franciscus van Sales twee anglicaanse broers gedoopt
" werden. Hier werden twee jongens die in Londen geboren werden,
" na een reeks van vreemde wederwaardigheden, door de goddelijke
" Voorzienig-heid naar het bij die kerk behorende tehuis geleid,
" waar zij met het materiële voedsel ook het brood van het eeuwige leven
" vonden.
"
Zon da g 15 dezer we rd in hetzel fd e Oratori o he t sa cra me nt
" van het doopsel toegediend aan een joodse jongen uit Ivrea. Het
" is de zoon van de rabbijn Iarach, een heel goed onderlegde man,
" die twaalf jaar geleden aan het jodendom verzaakte en thans als
" een vurige christen leeft. De zoon Iarach is altijd geneigd geweest om

36 Pages 351-360

▲back to top

36.1 Page 351

▲back to top
- VI/351 -
" christen te worden, maar de moeder heeft er zich steeds tegen
" verzet. Hij was bijna veertien jaar, en hoe ouder hij werd, des te
" meer groeide zijn verlangen om christen te worden. Tenslotte om
" te voldoen aan zijn levendige wens, bracht zijn vader hem naar
" het jongensoratorio van Valdocco. Door de kennis, die hij al over het
" christendom bezat, en door de onderrichting die hij daar ontving,
" werd hij binnen korte tijd voldoende onderlegd geacht om de
" sacramenten van doopsel en vormsel te ontvangen. Mgr. Moreno,
" bisschop van Ivrea, een vooraanstaande weldoener van de familie
" Iarach, kwam met vaderlijke goedheid de vruchten van zijn ijver
" in ontvangst nemen. Om tien uur begon de hoogeerwaarde pre-
" laat met het opdragen van de mis, waaronder een vrij grote schare
" van jongens ter heilige tafel naderde. Daarna volgde de belang-
" rijke plechtigheid van het doopsel van de jonge Iarach. Zijn
" houding, de overtuiging van zijn antwoorden, zijn blijdschap en
" aandacht toonden duidelijk aan dat hij een verlangen bevredigde,
" dat hij al geruime tijd gekoesterd had. Hij nam de naam van Luigi,
" Maria, Tommaso aan, en de hertog Tommaso Scotti trad op als peter
" en markiezin Maria Fassati als meter.
"
Na het doopsel werd het vormsel toegediend aan de nieuwe
" christen en aan ongeveer driehonderd jongens. Onder hen telde men
" vijfentwintig gelukkige schoorsteenvegers, die door de zorgen
" van de Sint-Vincentiusvereniging in het Oratorio van de Heilige
" Engelbewaarder in Vanchiglia onderricht waren. Deze arme jongens,
" wier levensomstandigheden van dien aard waren, dat zij zich niet
" in de openbare kerken durfden vertonen, zouden wie weet hoe lang
" hebben moeten wachten, als de christelijke liefdadigheid hen niet
" had bijeengebracht en tot goede christenen gevormd had. De afge-
" vaardigde, graaf Cays, trad bij het vormsel van de jongens op als peter.
"
Na de plechtigheid van het vormsel sprak de bisschop ont-
" roerende woorden tot de pas gedoopte. Hij moedigde hem aan de
" grote gave van het geloof naar waarde te schatten. Hij spoorde
" de pas gevormden vervolgens aan zich waarachtige volgelingen te
" tonen van Jezus Christus en vastberaden en moedig hun christelij-
" ke plicht te doen, zonder zich iets aan te trekken van menselijk opzicht.
"
De verschillende onderdelen van de plechtigheden werden op-
" geluisterd door de zilveren stemmen, die nu eens in koor, dan als
" solisten de gemoederen der aanwezigen met verheven gedachten vul-
" den. De plechtigheid werd om half twee 's middags besloten met de
" zegen met het Allerheiligste.
"Monseigneur", zo luidt een schriftelijke verklaring, die Giusep-
pe Reano heeft nagelaten, "getuigde tegenover Don Bosco na de maaltijd
van de grote vreugde die hij die dag ondervonden had, terwijl hij hem
de verzekering gaf, dat wanneer er zich weer eens zulke gelegenheden
zouden voordoen, men hem niet hoefde uit te nodigen. Het zou voldoende
zijn hem even te waarschuwen en hij zou dan heel graag meteen komen. Hij
was tot tranen toe bewogen geweest door de devotie van deze jongens."

36.2 Page 352

▲back to top
- VI/352 -
Dergelijke verblijdende gelegenheden mochten niet ontbreken,
daar het Oratorio van de H. Franciscus van Sales de poort was, waardoor-
heen velen van de sekten in de schoot van de Kerk terugkeerden. De be-
minnelijkheid van Don Bosco en het bewonderenswaardige geduld dat hij
aan de dag legde bij het ondergaan van de vlegelachtige en voor hem soms
beledigende vragen, wist dikwijls de hardheid van bepaalde gemoederen te
overwinnen. "Zich boven iedere belediging stellen voor Gods glorie, om
zielen te redden", zo luidde zijn programma.
Dat was de aantrekkingskracht die hij op de arme dwalende uitoe-
fende. Onder meer kwam er dikwijls een protestantse dominee, een ex-
priester, naar het Oratorio om met Don Bosco van gedachten te wisselen.
De eerste maal dat hij kwam, verklaarde hij het noodzakelijk, de bijbel
als basis te nemen van de punten waarover ze zouden disputeren.
"Maar welke bijbel"? antwoordde Don Bosco hem, "die van u of die
van ons? Wie heeft hem voor ons zoveel eeuwen lang bewaard? U bestaat
pas sinds gisteren! En wie heeft vóór u deze schat zo zorgzaam bewaard?
Alleen de katholieke Kerk met haar traditie kan u het bewijs leveren van
de authenticiteit van de heilige boeken." - De arme man wist niet wat
hij daarop moest antwoorden, en Don Bosco nodigde hem bij zich aan tafel
om zich met hem als een vriend te onderhouden. Hij bleef hem uitnodi-
gen telkens als hij met zijn opwerpingen bij hem kwam. Getuige van der-
gelijke betrekkingen was Reano, die eveneens vertelde hoe op zekere dag
een Waldenzer bij Don Bosco kwam om met hem te redetwisten. Toen hij
eens erg lang bij hem gebleven was, maakte Reano, die de zaak niet ver-
trouwde, de deur open om te zien wat er aan de hand was. Hij zag de af-
vallige toen geknield liggen en biechten.
Intussen nam Don Bosco in huis een jongen op die van ketterij
bekeerd was.
"
Geliefde en eerwaarde vriend,
"
"
Brenger dezes is een neofiet, die onderricht is in de cate-
" chismus door mijn voortreffelijke collega, de heer kanunnik Barbe-
" ris, die U zeker kent. Hij heeft woensdag zijn dwalingen afgezwo-
" ren en onder voorwaarde het doopsel ontvangen. Er valt van deze
" jongen veel goeds te verwachten en U, die het hart der jongens
" zo goed weet te doorgronden, zult er zich gemakkelijk van kunnen
" ov er tu igen zodra U eens met hem spreekt.
"
Ik beveel hem gaarne in Uw liefdadige zorgen aan. Probeert
" U hem bij een of andere goed christelijke patroon onder te bren-
" gen. Ik geloof dat U er heel goed aan zou doen, hem in Uw huis op
" te nemen. Ik ben ervan overtuigd dat U verheugd zult zijn over de goede
" resultaten, die, naar ik vertrouw, de jongen die ik U aanbeveel, U
" te zien zal geven.

36.3 Page 353

▲back to top
- VI/353 -
"
Ik heb gisteren Uw geacht schrijven ontvangen. Ik zal U
" bij een andere gelegenheid schrijven over het onderwerp van Uw
" brief.
"
Gedenk mijner en geloof mij,
"
Uw zeer genegen dienaar en vriend,
"
" Vercelli, 23 januari 1860.
Degaudenzi, Aartspr.
Vier jongens dus, een jood en drie protestanten, herboren door
het water van het doopsel, vierden op zondag 19 januari voor de eerste
maal het feest mee van de H. Franciscus van Sales in het Oratorio, waar-
van ridder Bosco di Ruffino als president optrad. Hij zorgde voor het
onthaal van al de interne en externe jongens. 's Avonds werden ook de
prijzen uitgereikt aan de leerlingen die de beste cijfers voor gedrag
behaald hadden.
Aan dit feest werd ook deelgenomen door de jonge musicus Domenico
Belmonte, die toen zestien jaar was, geboortig uit Genola in het diocees
Fossano. Hij was in die maand in het Oratorio gekomen, uitsluitend om
een goede organist te worden. Maar daar het heimwee hem in de eerste da-
gen al te pakken had was de gedachte bij hem opgekomen naar huis terug
te keren. Don Bosco echter, die vermoedde dat hij een der beste en bekwaamste van
zijn zonen zou worden, verdreef bij hem ieder spoor van bedruktheid. Hij gaf hem
de raad zich ook op de studie van het Latijn toe te leggen. Belmonte on-
dernam die studie met vaste voornemens en goede wil.

36.4 Page 354

▲back to top
- VI/354 -
HOOFDSTUK
XXXIV
ZITTING VAN HET KAPITTEL: AANVAARDING VAN DE EERSTE
MEDEBROEDER IN DE CONGREGATIE - TOESPRAAK VAN DON BOSCO -
KATHOLIEKE LECTUUR - DE PAUS: VRAGEN VAN DE DAG -
AANBEVELING AAN DE ABONNEES VAN DE KATHOLIEKE LECTUUR -
DON BOSCO VERDEDIGER VAN DE RECHTEN VAN DE H. STOEL -
MINISTER FARINI VERZOEKT OM TOELATING VAN EEN JONGEN
IN HET ORATORIO - DON BOSCO'S DIPLOMATIE - HET ITALIAANS
ALS REGEL VERPLICHT VOOR ONDERLINGE GESPREKKEN IN HET
ORATORIO - V ERDORVEN JO NG EL UI DOOR DON B OSCO IN HE T
HOSPITIUM OPGENOMEN -EEN GEDENKWAARDIGE BEKERING -
HERDERLIJKE BRIEF VAN DE VICARIS VAN HET KAPITTEL VAN
ASTI TER AANBEVELING VAN DE KATHOLIEKE LECTUUR - EEN
VERENIGING TOT VERSPREIDING VAN GOEDE LECTUUR.
Zoals we al gezegd hebben was de Sociëteit van de H. Franciscus
van Sales opgericht met de verkiezing van de leden van het kapittel. Nu
kwam dat bijeen om de aanvraag te onderzoeken van de eerste jongen, die
verlangde in de Congregatie opgenomen te worden. In het verbaal dat
daarover is opgemaakt door Don Alasonatti lezen we het volgende:
"
In het jaar des Heren duizend achthonderd zestig, op 2 fe-
" bruari om half tien 's namiddags kwam in dit Oratorio van de H.
" Franciscus van Sales het kapittel van de Sociëteit van dezelfde
" naam bijeen, samengesteld uit de priester Giovanni Bosco, rector,
" de priester Alasonatti, prefect, de subdiaken Michele Rua, gees-
" telijk directeur, de diaken Angelo Savio, econoom, de seminarist
" Giovanni Cagliero eerste raadsman, de seminarist Giovanni Bonetti,
" tweede raadsman en de seminarist Carlo Ghivarello, derde raadsman.
" Zij kwamen bijeen in de kamer van de rector voor het aanvaarden
" van de jongen Giuseppe Rossi Jan Matteo uit Mezzanabigli.
"
Onmiddellijk na een gebed met de aanroeping van de heilige
" Geest, begon de rector al spoedig met de stemming. Bij opening van
" de stembriefjes bleek dat de genoemde jongen met eenparigheid van
" stemmen aangenomen was. Daarom werd hij toegelaten tot het volgen
" van de regels van deze Congregatie.

36.5 Page 355

▲back to top
- VI/355 -
Op die avond hield Don Bosco een korte toespraak en de tekst aan-
halend van Isaias 26, Urbs fortitudinis nostrae Sion Salvator; ponetur
in ea murus et antemurale, zei hij "dat de muur de wet van God.was, de
schutmuur de regels van de Congregatie. Ten aanzien van de regels zei
hij met de H. Thomas van Aquino, dat difficile est quod homo praecepta
servet quibus intratur in regnum, nisi sequens consilia, divitias re-
linquat. Hij besloot met de heilige Augustinus en toonde aan dat de re-
gels van de Congregatie de vleugels zijn waarmee ze vliegt, de wielen
waarop de wagen loopt!"
Giuseppe Rossi werd later benoemd tot algemeen beheerder van de
Sociëteit voor materiële aangelegenheden.
Intussen werd aan de abonnees de februariaflevering van de Katho-
lieke Lectuur toegezonden: Geestelijke ijver naargelang van de nood
de r tijden door Giuseppe Frasinetti, prior van de Sint-Sabina in Genua.
"Dit boek", zo schreef Frasinetti, "leert verscheidene middelen en
manieren, geachte lezer, die het u gemakkelijker maken om het kwaad te
vermijden, het goede te bewerken en de evennaaste welgevallig te zijn;
en ook om zonodig de wereld en de duivel in het bespottelijke te
trekken, door te doen wat ze niet willen. Sommige van deze middelen
zijn heel gewoon, maar daarom niet minder verdienstelijk. Hoewel ze
bijzonder waardevol zijn, toch zijn ze niet voldoende bekend, omdat er
weinig over nagedacht wordt. Andere zijn middelen, die meer geëigend
zijn voor geestelijke personen, toch zijn ze eenvoudig en vanzelfspre-
kend om door iedereen in praktijk gebracht te kunnen worden als men maar van
goede wil is."
Aan deze aflevering voegde Don Bosco een werkje toe van Mgr. Sé-
gur. Hij had het in enkele punten samengevat: De Paus: vragen van de
dag: Wie de paus is. - Waarom de paus een wereldlijke vorst is. - God
wil het zo en het is noodzakelijk dat hij dat is tot heil van het volk,
en ook omdat zijn macht een onbetwistbaar recht is. - Pius IX heeft ge-
zegd: Men raakt niet aan mijn tijdelijke macht, behalve omdat ik paus
ben. - Als vorst heeft de paus het recht en de plicht om met wapengeweld
de opstand te onderdrukken. - De wereldlijke staten van de H. Stoel zijn
kerkelijke goederen. - Het concilie van Trente heeft de excommunicatie
gewild van elkeen, met welke waardigheid hij ook bekleed is, of hij ko-
ning of keizer is, die de hand durft slaan aan goederen van de Kerk. -
Welke verschrikkelijke straf de excommunicatie is. - Alle ongelovigen,
de goddelozen, de socialisten en de ketters zijn degenen die de wereld-
lijke macht aanvallen. - Door deze te verdedigen mengen de katholieken
zich niet in politieke vraagstukken, maar verdedigen een godsdienstig
belang. - Men kan geen goede katholiek zijn, indien men zich ook in dat
opzicht niet gehoorzaam toont tegenover de paus. - Iedereen die zich
aan de paus vergrijpt is ver loren.
Don Bosco had het boekje van een aantekening vooraf laten gaan:
"Dit geschrift handelt over godsdienst en niet over politiek en ik stel er prijs

36.6 Page 356

▲back to top
- VI/356 -
op dat iedereen daarvan overtuigd is. Het doet een beroep op het gezond
verstand en het vertrouwen van het publiek en daarom hoop ik, dat U het
met vreugde zult ontvangen, beminde lezer. Wanneer men U spreekt over de
wereldlijke macht van de paus, beschouw dat dan enkel uit het oogpunt van
de godsdienst en van het geweten. Het geweten immers betreft niet alleen
de onzichtbare dingen. Lees deze bladzijden met een onbevooroordeelde
geest, en ge zult zien dat de waarheid sterker spreken zal dan alle drog-
redenen."
Ook aan het besluit van dit werkje voegde hij nog een opmerking
toe: "Aan de lezer. - Houd u, beminde lezer, onwankelbaar verbonden met
de paus en met de Kerk. Laat u geen vrees inboezemen door het geweld en
de bedreigingen van de vijand, en laat U niet om de tuin leiden door
zijn mooi gepraat. Wantrouw vooral de gematigde termen waarmee de god-
delozen gewoonlijk binnendringen bij degenen die oprecht van geest zijn.
Belijd uw geloof en uw overtuiging met moed. Vrees niet: God is met de
Kerk alle dagen tot het einde der eeuwen: de bozen past het te beven
voor de goeden, en niet de goeden voor de kwaden."
In dezelfde aflevering las men eveneens nog een aanbeveling tot de
abonnees.
"
De zevende jaargang van onze Katholieke Lectuur is ten einde,
" en met oprechte vreugde kondigen wij onze lezers de voortzetting
" ervan aan. Wanneer in de afgelopen jaren de behoefte aan ver-
" spreiding van goede boeken zich al deed gevoelen, dit jaar is
" dat nog veel meer het geval.
"
Daarom bevelen wij ons aan bij allen die het welzijn van onze
" heilige katholieke godsdienst ter harte gaat. Zij zullen ons
" een helpende hand willen bieden om die boekjes bekend te maken overal
" waar zij menen daarmee tot meerdere eer van God en tot heil
" van de zielen goed te kunnen doen.
En om iedere christen aan te moedigen daar deel aan te nemen,
haalde hij uit de brieven van Z.H. Pius IX en van de vicaris-generaal
Mgr. Gianotti, die we op andere plaatsen al genoemd hebben, enkele woor-
den aan die ten gunste van deze lectuur waren uitgesproken.
Tal van lectuurafleveringen getuigden van de edelmoedige genegen-
heid van Don Bosco tegenover de H. Stoel. Om die te verdedigen stond hij
om zo te zeggen steeds op de bres. In een aflevering van 1855 had hij
gedreigd met de straffen van God voor diegenen die zich wederrechtelijk
de goederen van de kerk toeëigenden, en met het bovenstaande steunde hij
de burgerlijke heerschappij van de pausen. In die tijd was dat een daad
van ongewone moed, daar er voor hem ernstige gevaren konden in schuilen,
zoals inderdaad bleek.

36.7 Page 357

▲back to top
- VI/357 -
De goddelijke Voorzienigheid zorgde echter voor bepaalde gebeur-
tenissen, waarvan Don Bosco zich wist te bedienen. De heilige Maagd strek-
te hem tot gids en toeverlaat, en hij wist op wonderbare manier eenvoud en
voorzichtigheid met elkaar te verbinden, wat heel moeilijk was. Hoc est
enim philosophiae culmenl.simplicem esse cum prudentia. Aldus verklaarde
de heilige Johannes Chrysostomus.
De eerste draad die hem in handen viel, en die hem langs het
moeilijke pad moest leiden, was een brief van Zijne Excellentie doctor
Luigi Carlo Farini. Door het ontslag van Rattazzi was hij sinds enige
dagen Minister van Binnenlandse Zaken.
" MINISTERIE VAN BINNENLANDSE ZAKEN
"
Afdeling 5, nr. 84
"
Turijn, dd. 4 februari 1860.
"
"
De heer burgemeester van de gemeente Lagnasco heeft tot dit
" ministerie het verzoek gericht zijn bemiddeling te willen verlenen
" bij het onderbrengen in het jongensoratorio van Valdocco in deze hoofd-
" stad, de jeugdige Domenico Gorla van wijlen Michelangelo Gorla,
" 14 jaar oud, afkomstig uit bovengenoemde gemeente. Daar hij ver-
" stoken is van de middelen om in zijn levensonderhoud te voorzien
" en hij zijn beide ouders verloren heeft, heeft hij een beroep ge-
" daan op de openbare weldadigheid. Ondergetekende kan niet anders
" dan het gestelde verzoek steunen, waar het gaat om het onder dak brengen
" van een jongen die, daar hij van onbesproken gedrag is en een goede
" gezondheid geniet, aan het aanleren van een ambt of vak gezet kan
" worden, tot zijn groot moreel en stoffelijk voordeel.
"
Ondergetekende richt dit verzoek tot de heer Giovanni Bos-
" co, pr., directeur van bovengenoemd Oratorio, in het vertrouwen
" dat hij niet ongevoelig zal zijn voor dit beroep op zijn welwillendheid,
" en hij verwacht in ieder geval heel spoedig uw welwillende beslissing.
"
"
In opdracht van de Minister,
"
Salino.
Farini was een man die het Oratorio een bittere oorlog verklaard
had, maar nauwelijks was hij aan de macht gekomen of een van zijn eerste
daden was, aan te dringen op het opnemen van een jongen. Het mag vreemd
schijnen, maar het is gemakkelijk te verklaren. Het was de vrucht van
het juiste inzicht van Don Bosco. Daar hij op geschikte tijden tot een
minister de verzoekschriften richtte van de postulanten die om een aan-
beveling voor het Oratorio vroegen, voorzag hij dat zijn excellentie,
onverschillig voor een aangelegenheid die hem moeite noch kosten ver-
schafte, een verzoek dat zo gemakkelijk zou ingewilligd worden, bereid
was te ondersteunen. Te meer, daar in de praktijk de afhandeling hele-
maal neerkwam op de secretaris die, naar het schijnt, ter vermijding van erger-

36.8 Page 358

▲back to top
- VI/358 -
nis, niet zelden de hele brief opstelde zonder dat de anderen er inzicht
van kregen, en onder deze secretarissen had Don Bosco grote vrienden. De
minister zelf had er meer dan eens om verscheidene redenen belang bij
gehad, aanbevelingen tot het Oratorio te richten, waardoor hij er zich
op een bepaalde manier aan verplichtte.
In al de bovengenoemde gevallen willigde Don Bosco die verzoeken
graag in. Hij stuurde een antwoord rechtstreeks aan de minister, van
wie hij te gelegener tijd bescherming of subsidie dacht te mogen verwachten.
Terwijl hij dus waarschijnlijk zelf de burgemeester van Lagnas-
co de idee had ingegeven om het verzoek tot de minister van binnenland-
se zaken te richten, antwoordde hij Farini in eerbiedige en gehoorzame
termen. Hij bewaarde de brief van de minister, en de jongen werd als
vakleerling in het Oratorio opgenomen. Daar kwam de jongen tot de ont-
dekking dat er uit liefde tot Italië door de leerlingen Italiaans ge-
sproken werd. Inderdaad, op 13 februari was een afvaardiging van kunste-
naars in het huis, aangespoord door iemand die de bedoelingen van Don
Bosco kende, bij Don Bosco gekomen. Het was juist recreatie, na het
middagmaal, en Don Bosco was in gesprek met seminaristen en studenten.
Zij vroegen hem of hij in het Oratorio het gebruik van de Italiaanse
taal wilde invoeren bij de onderlinge gesprekken. Don Bosco ging op
het voorspel in. Hij voorzag immers dat weldra in Valdocco nagenoeg
alle dialecten van alle streken uit Italië zouden gesproken worden! Hij
stelde die maatregel ook voor de studenten verplichtend en de volgende
dag hoorde men de jongens onder elkaar niet meer het Piëmontees dialect
spreken. De afvaardiging was samengesteld uit Fassino, Roda, Giani, Bi-
letta, Cora en Variolato. De werkjongens hielden er echter al spoedig
mee op, omdat het grootste deel van hen bang was zich belachelijk te
maken door de vele versprekingen, en bovendien wilden zij zich niet voor
grote heren laten doorgaan.
Diezelfde dag, 13 februari, was hun aantal toegenomen. Men dient
te bedenken dat Don Bosco gewoon was, uit medelijden botte jongens uit
te nodigen bij hem te komen wonen. Hij vond ze vooral in de omgeving van
Portanuova, waar ze lucifers verkochten, schoenen poetsten of valiezen
droegen voor de reizigers. Maar de leeglopers, die ook niets van in-
spanning wilden weten, noch van discipline, weigerden hem te volgen,
tot groot verdriet van de dienaar Gods.
Welnu, Don Bosco stond die dag op het punt om van de stad naar het Ora-
torio terug te keren. Plots zag hij midden op een plein op korte afstand
zeven opgeschoten jongens van een jaar of achttien bijeen. Ze hadden niets te
doen, zwierven maar wat rond, belust om een of ander kattekwaad uit te halen al-
leen of met een groep anderen, waarvan zij de leiding namen om baldadigheden en
schavuitenstreken uit te halen. Nauwelijks kregen ze Don Bosco in het oog of ze
begonnen de spot met hem te drijven. Niettemin ging hij naar hen toe en vroeg op
een vriendelijke manier waar ze vandaan kwamen, hoe ze leefden en wat ze deden.
Ze antwoordden dat ze geen werk hadden en dat ze er niets voor voelden om er te

36.9 Page 359

▲back to top
- VI/359 -
zoeken. Don Bosco nodigde hen toen uit om naar een hu is te gaan waar ze
onderdak, werk en levensonderhoud zouden vinden. De jongens vroegen: "U
wilt ons zeker naar uw Oratorio brengen?"
"Wel ja", antwoordde Don Bosco, "als jullie met me mee willen gaan."
Toen herhaalde een van die deugnieten het voorstel nog eens en
zei: "Zullen we gaan?" De een na de ander stemde toe en Don Bosco ging
met hen naar het Oratorio. Toen hij zijn leerlingen op de speelplaats
om zich heen verzameld had, zei hij tot hen na enkele raadgevingen: "Met
die nieuwelingen moet het grootste geduld in acht genomen worden. Dat
zou ik heel graag zien."
Inderdaad was ieder woord dat men uit hun mond hoorde een vloek
of iets dergelijks. Toen ze 's avonds op de slaapzaal kwamen, lachten ze
onbeschaamd, schreeuwden, onderbraken de voorlezing, en floten de as-
sistent uit die hen vermaande stil te zijn. Enkelen verdwenen de vol-
gende dag uit het Oratorio zodra ze kleren en schoenen gekregen hadden.
Degenen die bleven, werden aan het leren van een beroep gezet. Men kan
gemakkelijk begrijpen hoeveel moeite er voor nodig was om hen op het
goede pad te brengen. En toch slaagde Don Bosco daarin, na niet zo lange
tijd, alleen door zich bij hen bemind te maken. "Ik had hen voortdurend
onder ogen", zo verklaarde ons Giuseppe Rossi, "en was getuige van hun
erkentelijkheid voor de ondervonden goedheid. Ik zag hen elkaar weder-
kerig aansporen om oppassend te zijn, te werken, en al de raadgevingen
en bevelen van Don Bosco op te volgen." Er was echter een seminarist
die het ogenblik van hun inkeer versneld heeft. Bewogen door het onge-
lukkige leven van die jongens, en door de oneerbiedigheid die zij in
de kerk toonden, bad hij van ganser harte tot Maria, opdat zij in de
haar toegewijde maand mei die jongens in het hart zou treffen. Er gingen
enkele dagen voorbij, toen een van hen op een avond, na de zegen met
het Allerheiligste, op zoek ging naar genoemde seminarist en hem ver-
z o c h t , h e m t e w i l l e n l e r e n h o e h i j zijn leven moest veranderen. Hij voegde
daaraan toe dat, terwijl hij in de kerk was en men het lied "Gezegend zij de hei-
lige Onbevlekte Ontvangenis v a n d e M a a g d M a r i a ", z o n g , h e t h e m w a s v o o r -
g e k o m e n a l s o f h i j d e M a d o n n a vanaf haar altaar de armen liefdevol naar hem
had zien uitstrekken. De se mi na r i s t g a f h e m d e r a ad e en a lg em e n e bi e c h t
te s pr e - ke n, e n d a t d e ed hij. Vanaf dat ogenblik trachtte de gelukkige jongen
een voorbeeld voor de an de re n te z ij n , e n bl ee f da t oo k in d e vo lg e n d e
ja re n v o lh ou d e n , v oo r a l wat het gedrag in de kerk betrof.
Voor de maand maart was de aflevering van de Katholieke Lectuur
eveneens klaar: Elisabeth of de naastenliefde van de arme beloond, door
M. d'Esoville. Er was in opgenomen de herderlijke brief van de vica-
ris van het generaal kapittel van het diocees Asti, over de funeste
uitwerking van slechte boeken. Het was de eerste aflevering van de
achtste jaar gang.
De interessante geschiedenis verhaalt de gebeurtenissen van een jongen

36.10 Page 360

▲back to top
- VI/360 -
die door zijn moeder verlaten is, in de grootste ellende rondzwerft, en
opgenomen en opgevoed wordt door een arme vrouw, die nog aan twee andere
verweesde kinderen dezelfde daad van naastenliefde bewijst.
Bovengenoemde herderlijke brief van Mgr. Antonio Vitaliano Sossi
bevatte een aanbeveling voor de verspreiding van de Katholieke Lectuur
met deze woorden:
"
Gebruikmakend van deze gelegenheid om de slechte pers te
" verbieden, beveel ik allen die hun vrije tijd willen vullen met
" nuttige en heilzame lectuur, de Katholieke Lectuur aan die te
" Turijn uitgegeven wordt, onder leiding van de vrome en ijverige
" opvoeder van de jeugd, de priester Giovanni Bosco. Gelukkig
" de zielenherders die erin lukken de pest van ongodsdienstige boeken
" en kranten uit hun parochies te weren, door de stichtelijke en
" heilzame Katholieke Lectuur te steunen.
"
" Asti, 10 februari 1860.
A.V. Sossi.
Met deze brief in de hand, waagde Don Bosco het een nieuw plan
aan te kondigen.
In 1859 had hij de gedachte opgevat, een vereniging te stichten
die hem zou kunnen helpen om zoveel mogelijk goede boeken te stellen tegen de
verspreiding van slechte geschriften. Hij ontwierp daarom het volgende
programma.
"
VERENIGING TER VERSPREIDING VAN DE KATHOLIEKE LECTUUR
"
EN ANDERE KATHOLIEKE BOEKEN
"
" 1. Deze vereniging heeft tot doel de bevordering van de Katholie-
" ke Lectuur in die plaatsen en bij die personen waar ze nog niet
" bekend is.
" 2. Wanneer de geldmiddelen ervoor beschikbaar zijn, zal de vere-
" niging ook voor eigen rekening katholieke boeken laten drukken
" en deze gratis verspreiden of de verkoop ervan tegen een zo
" la ag m ogelijke prijs bevorderen.
" 3. Elk van de leden zal er zich op toeleggen de lectuur van slech-
" te boeken te verbieden aan al zijn ondergeschikten en aan ieder-
" een voor wie hij meent dat dit ten goede zal komen.
" 4. Iedereen kan van deze vereniging lid worden. Allen worden echter uit-
" genodigd, jaarlijks een bijdrage te leveren die men meent te kunnen en
" te moeten leveren, doch die niet kleiner zal zijn dan twee frank.
" 5. Ieder lid zal ervoor dienen te zorgen een plaats of enkele
" klassen van personen uit te kiezen bij wie hij de goede lectuur kan

37 Pages 361-370

▲back to top

37.1 Page 361

▲back to top
- VI/361 -
" verspreiden en de afzet van slechte kan tegengaan.
" 6. Er worden geen boeken gedrukt zonder kerkelijk toezicht. Ook
" dit artikel van het reglement zal niet in werking treden vooral-
" eer de goedkeuring van de kerkelijke overheid verkregen is.
" 7. De vereniging wordt vertegenwoordigd door een bestuur, be-
" staande uit een voorzitter, een ondervoorzitter, een secretaris,
" vier raadslieden, die gezamenlijk de leden die mochten ontbreken,
" zullen vervangen.
Toen de vereniging was opgericht, zocht hij in 1860 personen
die met hun bijdragen zouden voorzien in de drukkosten. Vervolgens ver-
vaardigde hij tal van blanco boekjes waarin aantekening werd gehouden
van de inschrijvingen der weldoeners. Ieder blad droeg het stempel van
het Oratorio. We bezitten er nog enkele met de inschrijvingen en het
bedrag van de giften van Don Giuseppe Cafasso, ridder Carlo Girio-
di, graaf Aleramo Bosco, Candida Bosco, de theologen Giovanni-Battista
Bertagna, Felice Golzio, gravin Bosco geboren Riccardo, gravin Ca-
s a z z a , T e r e s a Racca, P. Vallauri pr., graaf Vittorio Francesetti, prof.
Viglietti, adv., provoost-vicaris van Frebola Soprana, baron Cantono di
Ceva en nog anderen.
In deze boekjes stond op het tweede blad de volgende inleiding.
" Bijdragen voor de verspreiding van goede boeken.
"
"
In de lopende jaren hebben enkele vrome personen zich ver-
" renigd om bijdragen te leveren ter verspreiding van goede boeken
" in de ziekenhuizen, vooral onder de militairen. De onderneming
" slaagde heel goed. Vele slechte boeken werden opgespoord, ver-
" brand en door goede boeken vervangen.
"
Maar toch gaan de inspanningen om slechte lectuur te ver-
" spreiden verder en vele priesters en kloosterlingen die in de
" vasten, bij triduüms en retraites preken, evenals verschillende
" pastoors en andere priesters, die zich te weer stellen tegen het
" groeiende kwaad, doen aanvragen naar godsdienstige boeken of andere
" devotievoorwerpen, die ze in de catechismuslessen en bij vele
" andere gelegenheden met vrucht zouden kunnen uitdelen. Het ont-
" breekt hen echter aan de middelen om ze aan te schaffen.
"
Tot dat doel wordt er een beroep gedaan op de liefdadige
" katholieken, door hen te verzoeken deel te nemen en voor een bij-
" drage in te schrijven die in de behoeften van deze tijd zal voorzien.
" De ondergetekende zal trachten, in overeenstemming met andere
" priesters, zoveel mogelijk te voldoen aan de vele aanvragen die
" zullen ingediend worden.
"
De goede God zal niet nalaten het werk dat ten bate van
" onze heilige katholieke godsdienst verricht wordt ruimschoots te
" belonen.
" Turijn, 6 maart 1860.
Bosco Giovanni, pr.

37.2 Page 362

▲back to top
- VI/362 -
HOOFDSTUK
XXXV
EEN NIEUWE KLOK IN VANCHIGLIA - MAESTRO GIOVANNI MOSCA
CATECHISMUS- LERAAR - LOF VAN GRAAF CAYS OP DE
ANNEXE CONFERENTIES VAN DE ZONDAGSORATORIA - DON
BOSCO EN DE BEHOEFTEN VAN DE HEILIGE KERK -LEVEN EN
MARTELAARSCHAP VAN DE HEILIGE PAUSEN LUCIUS I EN
STEFANUS I - DE BELANGWEKKENDE KRONIEKEN VAN DON
RUFFINO EN DON BONETTI VOOR DE LEVENSGESCHIEDENIS VAN
DON BOSCO - EMILIA EN TOSCANE BIJ PIËMONT GEVOEGD - HET
GRATIS SPOORKAARTJE EN RIDDER BONA - BRIEF VAN EEN
JONGE WERKMAN AAN DON BOSCO.
De vasten begon op 22 februari en in drie zondagsoratoria maakte
men zich klaar voor de catechismuslessen. In dat van Vanchiglia hoorde
men het klokje niet meer klinken om de jongens op te roepen, want onbe-
kende dieven hadden ze langs het dak weggenomen. Door de weldadigheid
echter van een buitengewone weldoener werd dat gemis hersteld.
Op 19 februari kon men in de Armonia het volgende lezen:
"
Weldadigheid van Mgr. Fransoni
"
"
Hoewel onze beminde aartsbisschop gedwongen is ver van zijn
" kudde verwijderd te leven, en hoezeer hij ook beroofd is van zijn
" bisschoppelijk inkomen, toch laat hij niet na zijn diocesanen te
" hulp te komen. Nauwelijks had hij vernomen dat de kleine klok van
" het Oratorio van de Heilige Engelbewaarder in Vanchiglia geroofd
" was, of hij zond, zich bewust van de nood waarin op het ogenblik het
" Werk van de Oratoria van Don Bosco zich bevindt, de prachtige
" som van 200 fr. Zo kon er een nieuwe klok aangeschaft worden om
" de jongens weer op te roepen voor de vervulling van hun gods-
" di en stplichten.
"
Het Oratorio van de H. Aloysius van Gonzaga te Portanuova ver-
" kreeg een nieuwe catechismusleraar in de weergaloze gemeentelij-
" ke maëstro Giovanni Mosca, afkomstig uit Alba. Met de grootste
" ijver legde hij er zich op toe, de hem toevertrouwde jongens tot
" godsvrucht te brengen. De school waar hij werkte, was hem niet ge-

37.3 Page 363

▲back to top
- VI/363 -
" noeg, maar hij was ook in de zondagsoratoria een der meest toegewij-
" den, vooral in dat van de H. Aloysius, waar ook Abate Scolari
" uit Maggiate met andere heren kwam. Ieder jaar verbleef hij bij
" Don Bosco gedurende de retraite in San Ignazio. Om de verdiensten van
" deze man te kennen, willen we hieraan toevoegen dat in 1876,
" getroffen door een aandoening van de stembanden, na twintig jaar
" onderwijs, verzocht gepensioneerd te worden, en het geestelijke
" kleed aantrok op de leeftijd van ongeveer vijftig jaar. Hij stierf
" in Turijn toen hij tachtig was, in 1904, en was toen rector van de
" H. Drievuldigheidskerk. Met ijver had hij zich op het biechthoren
" toegelegd, men zou haast kunnen zeggen zoals de pastoor van Ars,
" dat de zondaars die in staat van doodzonde leefden hem heel erg
" ter harte gingen.
"
In het Oratorio van de H. Franciscus van Sales was er Don Bosco.
"
Tegelijk met de catechismusonderrichtingen werden in de Oratoria
" ook de annexe conferenties voortgezet van de Sint-Vincentiusver-
" eniging.
"
In het officiële verslag van 11 maart 1894, getiteld :
" Noces d'or de la Société de St. Vincent de Paul à Nice 1844-
" 1894,leest men op blz. 36 : "Op de algemene vergadering van 19 febru-
" ari (1860) is aanwezig, graaf Cays, president van de grote raad van
" de Piëmontese conferentie, die over de conferenties van Turijn het
" volgende verslag uitbrengt:
"De stad De stad Turijn telt 10 conferenties waarvan de werkzaamheden
iedere dag meer tot ontwikkeling komen. Aan deze conferenties zijn er
drie toevoegd, bestaande uit jongens van weinig gegoede gezinnen, daar
het grootste deel van hen door leden van onze vereniging bezocht wordt.
"Deze drie kleine conferenties volgen het gewone reglement, onder
leiding van de vrome en barmhartige abbé Bosco. Een moeilijkheid wordt
opgeleverd door het artikel van het reglement dat in iedere bijeenkomst
een collecte voorschrijft. Wat kan men voor de armen vragen van jon-
gens die zelf arm zijn? Welnu. Niet alleen wordt de collecte gehouden,
maar elk van die arme stakkers geeft alles wat hij heeft kunnen uitspa-
ren, zelfs op het noodzakelijke, en wat hij niet kan geven in natura, dat
schenkt hij door genegenheid en door zijn offergeest.
"Er is niets zo ontroerend als deze jongens met de liefderijk-
ste zorg, ja met een welhaast moederlijke zorg de jongens te zien omgeven
die nog jonger zijn, nog zwakker, nog armer dan zij en die aan hen zijn
toevertrouwd. Zij oefenen op hen ieder ogenblik en in alle omstandig-
heden een waakzame en welwillende bescherming uit. Zij houden toezicht
op hun opvoeding, meer nog dan op hun stoffelijke noden. Ze leren hun
goed schrijven en gedragen zich als hun waarachtige leermeesters.

37.4 Page 364

▲back to top
- VI/364 -
"Graaf Cays besluit zijn interessant verslag, met terecht op te
merken dat in de conferenties de materiële steun minder belangrijk is
dan ijver en de offergeest waaruit het goede ontspruit."
Terwijl de jongens in de Oratoria zo levendig doordrongen waren
van de geest van Don Bosco, maakte Don Bosco zelf zich geen ogenblik
minder zorgen om de smartelijke wederwaardigheden van de Paus. Pius IX
zag voor de ingeperkte grenzen van zijn bedreigde provincies bataljons
op de loer liggen. De afschuwelijke, trouweloze dubbelhartigheid van
Napoleon III verbitterde hem. Hij voelde zich ten dode toe afkerig van
de nu eens bedrieglijke dan weer brutale streken van een diplomatie,
die de illustratie te zien gaf van de fabel van de wolf en het lam. Een
groot aantal Italiaanse en buitenlandse goddeloze en schaamteloze kran-
ten, haarden van leugenachtigheid, beledigden en belasterden hem onder
de vreselijkste bedreigingen. In hetzelfde Rome werden de sektarische
bonden door Turijn overvloedig uitbetaald, opdat ze ook met de meest
drastische middelen zouden proberen het volk in opstand te brengen. Een
van de hoogste ambtenaren van de pauselijke regering speelde op een ver-
raderlijke manier de vertrouwelijkste geschriften in handen van de vij-
and. Cavour dacht na, en had daarna de euvele moed aan de kardinalen
Santini en Antonelli een verzoeningsplan voor te stellen, waarvan het
eerste artikel bepaalde dat de paus zou afzien van de wereldlijke
m a c h t o v e r a l z i j n s t a t e n . A l s d a t goed verliep, beloofde hij hun ruime
weldaden voor henzelf en hun huizen.
Don Bosco die gewoon was te zeggen: 'We mogen ons nooit een ge-
legenheid laten ontsnappen die de Heer ons schenkt om goed te doen, kon
de plaatsvervanger van Jezus Christus dus niet zonder de troost laten
die hij hem geven kon. Het was in die jaren niet gemakkelijk om met de
bisschoppen te corresponderen, daar alles wat uit Rome verzonden werd of
daaraan geadresseerd was meteen de argwaan wekte van de tegenstanders
van de heilige Stoel. Terwijl hij alle dagen zijn leerlingen een onze
va-der, een weesgegroet en een gloria liet bidden voor de noden van
de Kerk, schreef Don Bosco intussen met buitengewone voorzichtigheid af
en toe een brief waarin hij met grote fijnzinnigheid nu eens over gewe-
tenszaken sprak, dan over gedragsnormen of over theologische beginselen
of canoniek recht. Hij richtte die nu eens aan Mgr. Fransoni, een ander-
maal aan de heilige congregaties. De brief stelde hij ter hand aan een
vertrouwde persoon, of gaf hem mee met een bijzondere bode. Als hij
antwoord, raadgevingen of waarschuwingen van zulke gewijde personen ont-
vangen had, hield hij deze gewoonlijk niet bij zich, maar stelde ze
ter hand aan personen die ze konden bewaren zonder argwaan te wekken.
Hij drukte hen op het hart vooral het gezag van de Kerk te behoeden.
Ten aanzien van de eerbiedwaardige persoon van de paus, tracht-te hij
deze zoveel mogelijk opbeuring en troost te verschaffen. Hij schreef hem
brieven vol kinderlijke genegenheid en hij stelde hem op de hoogte
van de plannen die de sekten tegen hem op touw gingen zetten. "Ikzelf",
zo vertelde ons Don Angelo Savio, "werd in die jaren een keer door Don
Bosco naar Mgr. Tortone gestuurd, die in Turijn woonde, en belast was met op-

37.5 Page 365

▲back to top
- VI/365 -
drachten bij de Heilige Stoel, om hem mondeling mededelingen te doen
over een onderwerp, waarover hij voorzichtigheidshalve liever niet
schriftelijk handelde." Met een soortgelijke zending werd later ook Don
Paolo Albera belast.
Don Bosco beschouwde de belangen van de paus als de zijne en
zei: "Zijn woord moet voor ons leidinggevend zijn in alles en voor al-
les." Hij gaf opdracht om de encyclieken en andere pauselijke documenten
aan de tafel van de communiteit voor te lezen en liet ze ook in het Ita-
liaans vertalen, opdat zij ze zouden kunnen onthouden.
Hij verborg zijn beginselen niet, maar verdedigde ze met vuur,
ook dikwijls tegenover de tegenstanders die met hem in dispuut traden.
Ook in die dagen verheerlijkte hij het pausdom met zijn pen.
Paravia bereidde voor de maand april het boekje Het leven en mar-
telaarschap van de Heilige Pausen Lucius I en Stefanus I, voor, verzorgd
door Giovanni Bosco, pr. (J.)
Door deze twee levensbeschrijvingen werd aangetoond dat de pausen
over de gehele Kerk universele jurisdictie bezitten, iets wat duidelijk
erkend werd door de H. Cyprianus. Daarom konden zij in Rome nieuwe bis-
schoppen wijden en hen uitzenden om diocesen te stichten in ieder deel
van de wereld. Daarom ook kon de H. Stefanus enkele onwaardige bis-
schoppen in Gallië en Spanje afzetten. Men liet erin uitkomen hoe de H.
Lucius eiste, dat de jongens die de geestelijke staat wilden omhelzen,
van beproefde zuiverheid zouden zijn, en dreigde met de excommunicatie
voor allen die zich meester zouden maken van goederen van de Kerk. Er
werd in het boekje gesproken over de wonderen die door de relikwieën van
deze twee pausen en martelaren waren bewerkt en deze werden vergeleken
met die van de goddelijke Zaligmaker en met die van de apostelen. Ten
slotte werd de glorievolle dood beschreven van belijders van het geloof
die hun tijdgenoten geweest waren.
Maar de openbare gebeurtenissen volgden elkaar snel op met steeds
grotere schade voor de Kerk.
En hier moeten wij, alvorens ons verhaal voort te zetten, de le-
zers rekenschap geven van wat wij te beschrijven hebben. Domenico Ruffi-
no, priester gewijd in 1863, uitgerust met theologische kennis, deugd-
zaamheid, vroomheid en doorzicht en bovendien met een niet gewoon on-
derscheidingsvermogen, begon in 1859 ijverig de gezegden en handelingen
van Don Bosco te noteren waar hij getuige van geweest was. Eveneens no-
teerde hij zijn voorspellingen van openbare en persoonlijke gebeurtenis-
sen, alsook van de dood van jongens in het huis, waarbij hij nauwkeurig
het jaar, de maand en de dag aantekende, zowel van de voorspelling als
van de vervulling ervan. Om een duidelijker beeld te geven van deze
beminde medebroeder, willen we eraan toevoegen dat hij in het schooljaar
1861-1862 aangewezen werd om godsdienstles te geven in alle klassen van het

37.6 Page 366

▲back to top
- VI/366 -
gymnasium. In 1862-1863 gaf hij aan de seminaristen les in de kerkgeschie-
denis die hij heel goed kende. Hij bereidde steeds zijn lessen voor en
uit nederigheid beklom hij nooit de katheder doch bleef steeds daarnaast
staan. In 1863-1864 was hij raadsman voor schoolaangelegenheden en
had hij dus de lei-ding over de studies in de scholen van het Orato-
rio. In oktober 1864 stuurde Don Bosco hem naar Lanzo om daar het col-
lege te openen en te leiden. Daardoor was hij gedwongen het schrijven
va n z ij n na uw ke urig e he ri nn e ri ng en, da t hi j vijf jaar lang had volgehou-
den, te beëindigen.
Ook de schrijver van Vijf lustrums in de_Geschiedenis van het
Salesiaans Oratorio, Don Giovanni Bonetti, priester gewijd in 1864,
schreef in overleg met Don Ruffino, een kroniek over de gebeurtenissen
die onder zijn ogen van 1858 tot in de herfst van 1863 in het Oratorio
waren voorgevallen. Ook hij moest ophouden met schrijven, daar hij in
het college van Mirabello les moest gaan geven aan het gymnasium. Al de
medebroeders waren heel goed op de hoogte van de uitgebreide kennis van
Don Bonetti, vooral op theologisch gebied. Ook door de hoge ambten die
Don Bosco hem verleende en door de hoge achting die de generale kapit-
tels hem toedroegen, kende men de grote verdiensten die hij zich ver-
wierf door Don Bosco bij te staan in de leiding van de congregatie
v a n d e H . F r a n c i s c u s v a n Sales en van het instituut van de Dochters van
Maria Hulp der Christenen.
Don Ruffino en Don Bonetti zijn daardoor alleszins geloofwaardi-
ge getuigen, en in de voorafgaande hoofdstukken hebben we al op hun ge
zag een beroep gedaan. We zullen daarom de beide kronieken tot één
enkele samenvoegen, daar de ene de andere aanvult. We zullen de namen
van de kroniekschrijvers noemen, als de vermelde feiten uiteenlopen,
maar wanneer beiden hetzelfde zeggen, zullen we eenvoudig de kroniek
aanhalen. Aan hun getuigenissen zullen we nog het even gezaghebbende
getuigenis van Don Michele Rua toevoegen, evenals dat van Mgr. Cagliero
en van andere oudere priesters en leken uit onze Congregatie. We zullen
niet nalaten van onze kant ook het historische bewijs te vermelden van
wat wij te verklaren hebben.
Hervatten we intussen ons verhaal, geleid door de twee genoemde
manuscripten.
Don Ruffino schrijft: 'In de eerste dagen van januari 1860 had Don Bos-
co, toen hij sprak over de smartelijke beproevingen, die de Heilige
Stoel moest doorstaan en over de politieke situatie van Italië, ge-
zegd: "Laten we de maand maart eens afwachten!" De jongens die zich geen
enkel woord van Don Bosco lieten ontgaan, zagen de maand maart met gro-
te nieuwsgierigheid naderen. En de feiten stelden Don Bosco in het gelijk.
Op 11 en 12 maart, toen de bevolking van Toscane en van Emilia (dwz.
Parma, Modena en de Legaties) was uitgenodigd om door middel van een
stemming haar verlangens kenbaar te maken betreffende de gewenste rege-
ring, had deze stemming het verlangde en te verwachten resultaat. Een
geweldige meerderheid verklaarde zich voor de aansluiting bij Piëmont.

37.7 Page 367

▲back to top
- VI/367 -
Op 18 maart werden de wensen van Emilia door middel van de dic-
tator ridder Farini, en op 22 maart die van Toscane door de dictator ba-
ron Ricasoli, te Turijn aan de Koning voorgelegd. Deze nam ze plechtig
in ontvangst in tegenwoordigheid van hoge regeringsambtenaren en hij
sanctioneerde de verlangde aanhechting met twee decreten, waarbij deze
provincies verklaard werden een integrerend deel uit te maken van het
Koninkrijk Savooie.
Op die manier werd de paus definitief van zijn legaties beroofd.
In die dagen werden 's avonds in Turijn de openbare gebouwen feestelijk
verlicht, maar ondanks de oproep van de burgemeester waren er slechts
heel weinig particulieren die kaarsen voor de vensters plaatsten. Het
ministerie had ook aan de curie het verlangen te kennen gegeven, dat er
op zondag 25 maart een Te Deum in de kathedraal zou gezongen worden,
doch de vicaris-generaal, kanunnik Fissore bleef hardnekkig weigeren.
Toch werd het in Turijn door een pastoor Cavaliere gezongen, en in
Chieri door het domkapittel met de rector van het seminarie, die onmid-
dellijk door de curie uit zijn ambt ontzet werd. De regering wilde dat
die aanhechting in heel het koninkrijk gevierd zou worden. In Milaan wer-
den de kerkklokken geluid, maar bij de eerste slag viel de klepel uit een klok
en van een andere brak het touw. In Genua vloog de klok van de Torre, die ten
tijde van de republiek geluid werd om het volk voor bijeenkomsten samen te
roepen en tegenwoordig op de feesten van de grond- wet en van de Kerk, op
deze dag bij de eerste slag in stukken.
Op 24 maart was door middel van een traktaat door de koning af-
stand gedaan van Nice en Savooie aan Frankrijk, daarna goedgekeurd op
29 mei door de Kamers en bevestigd door een volksstemming, die vol-
gens de wens van Napoleon uitviel, doch niet zonder beloften en bedrei-
gingen. Het was de beloning voor de verleende hulp bij de Piëmontese
ondernemingen.
Ten slotte vond op 4 april de eerste zitting plaats van het par-
lement onder voorzitterschap van generaal Zanone Quaglia, die het oud-
ste lid was. Maar op diezelfde dag gebeurde er iets dat in en buiten de
Kamer grote ontsteltenis verwekte. Om half vier 's namiddags, nadat de
president de afgevaardigden van Bologna en van Ravenna bekendgemaakt
had, werd hij door een beroerte getroffen: hij wankelde en viel. De zit-
ting moest ogenblikkelijk opgeheven worden. De president werd meer dood
dan levend door quaestors en secretarissen naar het aangrenzende vertrek
gebracht, waar aderlatingen op hem werden toegepast. Maar de arme man
stierf twee dagen later.
Intussen had Don Bosco om zijn activiteit ten voordele van de
arme en verwaarloosde jongens te ontplooien, en ook wellicht om het ter-
rein te verkennen en na te gaan hoe de Minister van Binnenlandse Zaken
hem gezind was, bij Farini een verzoek ingediend, om gratis een persoon-
lijk abonnement op de spoorwegen te krijgen. De minister gaf de aanvraag
door aan het Ministerie van Openbare Werken, dat Don Bosco het volgende
antwoord liet toekomen:

37.8 Page 368

▲back to top
- VI/368 -
" MINISTERIE VAN OPENBARE WERKEN
"
Directie der Spoorwegen
"
Turijn, 22 maart 1860.
"
"
Met het oog op het prijzenswaardige doel dat het door U tot
" het Ministerie van Binnenlandse Zaken gerichte verzoek draagt,
" is de ondergetekende bereid u een gratis abonnement beschikbaar
" te stellen op de door de Staat geëxploiteerde spoorwegen, geldig
" voor het lopende jaar.
"
Ondergetekende heeft daarom de eer U het betreffende bil-
" jet te doen toekomen, dat de dato heden voor U is afgestaan.
"
"
De directeur-generaal
"
Bona
Ridder Bartolomeo Bona, rijkssenator was directeur-generaal ge-
weest in het Ministerie van Openbare Werken in 1855-56-57, minister en
staatssecretaris in hetzelfde ministerie in de jaren 1858-59. Thans
vervulde hij de belangrijke post van directeur-generaal van de spoor-
wegen. Hij begunstigde Don Bosco dus. Verscheidene jaren lang stond
hij hem en wie hem vergezelde een gratis biljet toe op de spoorweg,
tweede klas, op iedere lijn van Piëmont. Aan al de jongens van het Ora-
torio verleende hij een korting van 75%. Soms stelde hij een of twee
wagons gratis ter beschikking van Don Bosco, om de jongens mee te
kunnen nemen op de herfstwandeling. Daarom ging vaak een grote groep
jongens niet te voet langs Chieri maar met de trein tot Villanuova
d'Asti en ging vandaar het grote stuk nog te voet naar de Becchi. Don
Bosco beantwoordde zoveel welwillendheid met grote gunsten, die al eer-
der hun uitwerking niet gemist hadden. Bij de ongelukkige en vroegtijdi-
ge dood van sommige beambten van de spoorwegen, nam Don Bosco veel
weesjongens in zijn hospitium op. Afdelingshoofden die hem persoonlijk
kenden, zorgden gaarne voor een aanbeveling en Don Bosco voldeed met
alle bereidvaardigheid aan hun verlangens. Dat werk van barmhartig-
heid stelde hem in een goed licht ook bij het ond er geschikt personeel.
Wat Ridder Bona verder betreft die over veel invloed beschikte in
alle ministeries van de regering, deze droeg hem een oprechte genegen-
heid toe, verklaarde zich zijn beste vriend, en praatte dikwijls en
langdurig met hem, terwijl hij hem af en toe ook aanzienlijke aalmoe-
zen schonk. Korte tijd voor zijn dood, toen hij hem op zekere dag in
het Oratorio was komen opzoeken, onderhielden zij zich verscheidene uren
lang in de bibliotheek. Stellig liet de dienaar Gods niet na hem af en
toe een opmerking over het eeuwige leven te maken!
Het komt ons intussen voor dat zoveel diensten, zoveel tegemoet-
komingen vanwege het Ministerie van Openbare Werken, en zoveel welwil-
lendheid van Ridder Bona, Don Bosco ook hopen mocht iedere vorm van hulp
en bescherming te verkrijgen.

37.9 Page 369

▲back to top
- VI/369 -
Zijn vertrouwen steunde echter niet op menselijke hoop, doch op de bescherming
van Maria en op de gebeden van zijn leerlingen. Een van dezen, een ar-
beidersjongen, die een toonbeeld van vroomheid en onberispelijk gedrag
was, schreef hem in de maand april een vertrouwelijke brief, die door
Don Bosco bewaard werd omwille van de grote eerbied en liefde die eruit
bleek.
"
Zeereerwaarde Overste,
"
"
Op een nacht verscheen me een armoedig maar behoorlijk
" geklede man, die met een goedig gezicht, dat echter majesteit en
" wijsheid uitstraalde, met een stok in de hand en met sandalen
" aan de voeten naderbij kwam.
"
Deze persoon liet me allerlei toekomstige dingen zien en
" zei toen: "Volg mijn stappen." Ik volgde hem en we kwamen op
" een mij onbekende plaats. Hier deed hij me op een duidelijke ma-
" nier begrijpen dat het Oratorio in aantal jongens zal toenemen,
" dat het zal bloeien tot meerdere eer van de Kerk, wanneer men
" zi ch m et vo lh arding en godsvrucht blijft toeleggen op het gebed. Maar
" wanneer men de godsvruchtoefeningen vervelend begint te vinden,
" wanneer het veelvuldige gebruik van de sacramenten begint te
" verslappen, als de gebeden onachtzaam worden uitgesproken en de
" woorden half ingeslikt, als men tenslotte verwaarloost God lief
" te hebben om ijdele genoegens van de wereld na te lopen - zoals
" door sommigen helaas al gedaan wordt - dan zal het aantal der
" jongens en dat van de geestelijken verminderen en degenen die de
" beledigingen zullen zien waarmee men God zelf kwetst, zullen bit-
" ter wenen en wanhopig worden. De overste zal de eerbied van zijn
" ondergeschikten verbeuren, hij zal misprezen worden en zelfs
" vervolgd, wanneer men de oude gebruiken van de godsdienst in het
" Oratorio verloren zou willen laten gaan. Zoiets zal een angstaan-
" jagende schrik verwekken onder degenen die de oorzaak ervan kennen.
"
Op het ogenblik ben ik ervan overtuigd dat dit gevaar niet aanwe-
" zig is, daar u over jongens beschikt die met hun voortreffelijke
" gedrag en onschuld u buitengewoon kunnen helpen."

37.10 Page 370

▲back to top
- VI/370 -
H O O F D S T U K XXXVI
KATHOLIEKE LECTUUR - BRIEF VAN DE AARTSBISSCHOP VAN
FLORENCE TOT LOF VAN BOVENGENOEMDE LECTUUR - PASEN: EN
EEN METSELAAR DIE DOOR DON BOSCO TEGENGEHOUDEN WORDT
OPDAT HIJ NIET ZOU VALLEN - BLIJK VAN TROUW AAN DE PAUS
DOOR DE JONGENS VAN HET ORATORIO EN HET GELD VAN EEN
ONTBIJT VOOR DE ST.-PIETERSPENNING - BRIEF VAN DON BOSCO
A AN DE P AU S - DRIE VO OR SPELLINGEN - DE STRAF V AN W IE SPOT
MET HET HEILIG KRUISTEKEN - BRIEF VAN KARDINAAL MARINI EN
LEEFTIJDSDISPENSATIE VOOR DE HEILIGE WIJDINGEN VAN DON
RUA - DE DOOD VAN EEN JONGEN VOORSPELD EN BEWAARHEID -
HOE DON BOSCO DEZE STERFGEVALLEN VOORZIET -
VOORSPELLING AAN CARLO GASTINI - DE ONDERGANG VAN
SICILIË EN HET VERTREK VAN DE SEMINARIST VASTELLANO
NAAR DE HEMEL - ANTWOORD VAN KARDINAAL ANTONELLI AAN
DON BOSCO UIT NAAM VAN DE PAUS - TWEE VERSLAGEN VAN
HET KAPITTEL: AANNEMING VAN LEDEN - RETRAITE, AANDENKEN
EN MARIA MAAND - GARIBALDI VERTREKT VOOR EEN EXPEDITIE
NAAR SICILIË -KARDINAAL ANTONELLI EN DE PIËMONTESE
PAUSELIJKE VRIJWILLIGERS.
Voor de Katholieke Lectuur van mei was het anonieme boekje ge-
reedgemaakt: Anselina of de brave dochter onderricht in de ware devotie
tot Maria. "Mijn dag met Maria" was het thema dat ontwikkeld werd in
hoofdstukjes, waarin, in iedere gewone en geestelijke handeling van de
dag, de Moeder van de Zaligmaker als voorbeeld en hulp gesteld werd.
Ook ontbrak het niet aan een hoofdstuk dat handelde over de Kerk van Je-
zus Christus.
De verspreiding van deze boekjes lag de aartsbisschop van Florence
heel na aan het hart en hij antwoordde op een brief van Don Bosco:

38 Pages 371-380

▲back to top

38.1 Page 371

▲back to top
- VI/371 -
"
Hooggeachte Heer,
"
"
Dadelijk na ontvangst van Uw gewaardeerd schrijven van 31
" maart, heb ik de eerwaarde heer Gerolamo Carloni bij me ontboden,
" een van de kanunniken van de basiliek van Sint-Lorenzo hier in de
" stad en heb hem opdracht gegeven U de aantekeningen te verschaffen
" die U met betrekking tot deze prachtige kerk wenst te ontvangen.
" In deze dagen is hij heel bezet, doch zodra Pasen achter de rug
" is, zal hij zich met de zaak bezighouden en U rechtstreeks bericht zenden.
"
Ik ben heel verheugd U te kunnen helpen en van nut te kun-
" nen zijn voor Uw vrome onderneming in dienst van onze heilige
" godsdienst. Er is thans hier in Florence de Samenspraken tussen een advo-
" caat en een pastoor herdrukt, dat door U werd samengesteld over het sacra-
" ment van de biecht. Deze samenspraken vormen een uitstekend boek-
" je en het begint reeds goede resultaten op te leveren door enke-
" le verwarde geesten weer op de rechte weg te brengen. Het is
" mij een genoegen U dat ter ere Gods en te Uwer aanmoediging te
" kunnen zeggen.
"
Ik zal er ook voor zorgen dat hier de voortreffelijke "Katho-
" lieke Lectuur" verspreid wordt die in Turijn wordt uitgegeven en
" waarvan U mij de aankondiging voor de achtste jaargang hebt doen
" toekomen. Gaat U gerust door. Blijf mij gedenken in Uw gebeden
" en geloof me dat ik met eerbied en achting verblijf,
"
Uw toegewijde en gehoorzame dienaar,
"
" Florence, 2 april 1860.
+ Gioachino,
"
aartsbisschop van Florence.
Dit was het begin van een intense briefwisseling. Kort daarop
spraken Don Bosco en de doorluchtige prelaat onder elkaar af op welke
manier ze de propaganda van de protestanten tot staan konden brengen,
die in een voorstad van Florence gevoerd werd. Aldus verhaalt Mgr. Cagliero.
Maar terwijl Don Bosco op zo vele wijzen werkte voor de redding
van het volk, trachtte hij ook individuele personen tot God te trek-
ken, dat wil zeggen al degenen die hij ontmoette en die hijzelf ging
opzoeken. Dat was een werk dat meer nederigheid en opoffering vereiste
dan het eerste. Hoevelen van hen, die door hem waren uitgenodigd en wier
biecht hij gehoord had, zag men op paasdag 8 april, in het Oratorio sa-
men met de jongens te communie gaan!
De theoloog Reviglio vertelde ons: "Waar de via S. Domenico in de
via Milano uitkomt, ontmoette Don Bosco een oude metselaar die precies
op dat ogenblik uitgleed zodat hij een lelijke val had kunnen maken. De
dienaar Gods hield hem tegen en de oude man riep dankbaar uit: "0, als u
er niet geweest was, zou ik zeker gevallen zijn." - Don Bosco antwoordde
hem: "Kon ik u ook maar tegenhouden en voorkomen dat u in de hel valt." - Een

38.2 Page 372

▲back to top
- VI/372 -
dergelijk woord maakte zo een indruk op deze werkman, dat hij dadelijk de
ongelukkige staat besefte waarin zijn ziel zich bevond, en waardoor hij
met zekerheid in de afgrond van de hel zou terechtgekomen zijn, als hij
zich niet bekeerd had. Getroffen door de genade van God wilde hij direct bij
Don Bosco biechten, die zodoende de vreugde smaakte hem zowel voor een
lichamelijke val als voor die van de ziel te hebben behoed. De metselaar
was zo gelukkig, dat hij Don Bosco bleef groeten telkens als hij hem te-
genkwam."
Rond die tijd schreef Don Bosco een verklaring van trouw aan de
Paus, die door 710 jongens van de Oratoria ondertekend was en op 11 april
verzonden werd met insluiting van 163 lire en 40 centesimi voor de Sint-Pieters-
penning.
Dit aanbod was zo tot stand gekomen. Een liefdadige persoon had
dat bedrag ter beschikking van het Oratorio gesteld en toen Don Bosco de
jongens het goede nieuws vertelde, voegde hij eraan toe, dat de schenk-
ster wenste dat dit geld zou dienen om de jongens een smakelijke maal-
tijd te verschaffen. Toen klonk er eenstemmig het geroep: "Stuur het
naar de Heilige Vader!" - Don Bosco wees erop dat het geld voor de jon-
gens gegeven was en niet voor de paus. "Wij zien er graag vanaf", ant-
woordden ze, "als het moet zullen we die dag wel vasten, maar dat geld
willen we aan de Heilige Vader sturen. Hij heeft ons al zoveel genoegen
gedaan." - Toen de liefdadige persoon op de hoogte gesteld werd van het
edelmoedige besluit van de arme jongens, stuurde zij nogmaals een be-
drag, even groot als het eerste, opdat, bij wijze van beloning voor hun
oprechte verering voor de Paus, zij toch een verdiende en overvloedige maal-
tijd zouden krijgen.
Aan de verklaring van de jongens, had Don Bosco een brief aan de paus
gevoegd, waarin hij hem schreef: "dat de Kerk een ernstig ongeluk te
wachten stond dat het geloof van velen in gevaar zou brengen, en dat de
Kerk verdedigd moest worden met het bloed van de meest getrouwen. Geruststel-
lend was echter dat Maria voor de Kerk een grote triomf voorbereidde en
dat de tijd daarvan niet ver meer kon zijn."
Met die woorden, ontleend aan de kroniek van Don Ruffino, schijnt
Don Bosco gezinspeeld te hebben op de pauselijke vrijwilligers en op de
triomf van de heiligverklaring van de Japanse martelaren, daar hij - zo-
als we zullen zien - het voor een uitgemaakte zaak hield dat iedere hoop
op politiek herstel ijdel was.
De volgende dag, 12 april, toen Don Bosco 's avonds in het open-
baar sprak, gaf hij enig commentaar op wat er gedaan was ter verlichting
van de plaatsvervanger van Jezus Christus en hij vervolgde: "In januari
heb ik gezegd: laten we de maand maart maar eens afwachten; en nu zeg
ik: laten we de maand augustus maar eens afwachten!"
Nadat hij de jongens aangespoord had steeds openhartige en moedi-
ge christenen te zijn, sprak hij tot hen:

38.3 Page 373

▲back to top
- VI/373 -
"
"Ik zal u een verschrikkelijke geschiedenis vertellen,
" waar een heel dorp kan van getuigen. Voor de paasvakantie begaf
" een jongen uit het Oratorio zich naar huis. Onder meer andere
" vermaningen was hem gezegd steeds het kruisteken te maken voor
" en na het eten. Daar het een degelijke jongen was, viel het hem ge-
" makkelijk al de andere vermaningen op te volgen, maar die laatste
" was hem te moeilijk om thuis in praktijk te brengen omdat het daar
" niet gebruikelijk was. Hij voorzag dat er de spot zou mee gedreven
" worden als hij een kruisteken maakte. Toen zei Don Bosco: "Wat heb je
" te vrezen? Als je familieleden er een opmerking over maken zeg
" je gewoon: "We leven in de tijd van de grondwet en daarom is
" er vrijheid voor iedereen."
"
"Goed, ik zal doen wat u zegt", antwoordde de jongen glim-
" lachend, en vertrok naar zijn dorp. Daar aangekomen en hartelijk
" ontvangen, werd hij met honderden vragen overstelpt, vooral over
" wat hij in Turijn geleerd had. Intussen werd het tijd om aan
" tafel te gaan. Allen namen aan tafel plaats als redeloze dieren,
" zonder de geest tot God te verheffen, met gulzige ogen al ver-
" slindend wat er toebereid was nog voordat ze het met de mond
" verorberden. Maar onze jongen, niet zonder te blozen weliswaar maar
" toch onverschrokken, maakte een kruisteken en bad enkele ogen-
" blikken; dan pas ging hij zitten. Bij die godsdienstige hande-
" ling zei: "een broer die veel ouder was tot hem: "Wat doe
" je?" en begon hem voor de gek te houden en begon te spreken over
" de domheid van zulke devoties.
"
"Is dat alles wat je in Turijn geleerd hebt? Kijk, kijk!
" Jij, die op school bent en beweert zo veel te weten, laat jij je
" nog met dergelijke vooroordelen in? Als je alleen maar geleerd
" hebt de kwezel uit te hangen, kun je beter thuisblijven."
"
"Mijn beste Domenico" - zo heette de oudere broer - "ik
" ben niet bevooroordeeld, maar het zijn godsdienstige praktijken
" die ons door onze goede ouders geleerd zijn, door onze meesters
" en door onze pastoor."
"
"Dat zijn allemaal fabels en in onze tijd horen geen fa-
" bels meer thuis; eet en laat die ouderwetse rommel varen."
"
"Ik weet niet waar jij die lelijke manier van spreken ge-
" leerd hebt. Ik vind bepaalde devote handelingen heel redelijk. De
" catechismus leert ons dat we het kruisteken moeten maken voor en
" na het eten, en hij heeft gelijk, want alleen de dieren eten en
" drinken zonder zich ooit om hun Schepper te bekommeren. Maar wij
" zijn geen dieren, wij zijn redelijke schepselen, wij moeten de
" heilige hand van de Schepper in elk van zijn werken erkennen, op elk
" ogenblik van de dag en vooral wanneer wij het voedsel gaan ge-
" bruiken dat God ons schenkt om ons leven in stand te houden, dat
" hij ons eveneens gegeven heeft en dat hij ons ieder ogenblik kan
" ontnemen."
"
"Niets dan dwaasheden"! zei Domenico, waarbij de andere
" broers zich aansloten. Na die woorden begon men over wat anders
" te praten en voor die avond bleef het daarbij.

38.4 Page 374

▲back to top
- VI/374 -
"
Maar de volgende dag zou het een veldslag worden. Om de
" komst van de student te vieren, waren door zijn moeder, die we-
" duwe was en heel achteloos in godsdienstige zaken, familieleden
" en vrienden aan tafel genodigd. Toen het ogenblik naderde waarop
" men aan tafel zou gaan, voelde onze jongen zich niet op zijn gemak,
" maar toen allen aan tafel plaatsgenomen hadden zonder te bid-
" den, bleef hij zijn belofte toch trouw. Nauwelijks had hij zijn
" kruisteken gemaakt, of van alle kanten kwam er gelach, spot en
" scheldwoorden in plaats van gelukwensen. Toen het even stil was,
" richtte zijn broer Domenico, die het hoofd van de protesterende
" troep was, het woord tot hem en zei schertsend:
"
"Zeg! Zullen wij tweeën eens een overeenkomst sluiten?"
"
"Wat zou dat moeten zijn?"
"
"Dat zal ik je zeggen: jij maakt kruistekens, bidt onze-
" vaders en ik eet jouw portie op. Aan het einde van de maaltijd
" zullen we dan zien wie van ons tweeën het meest gezegend is en
" het best gegeten heeft."
"
"Zoals je wilt, en, als je dat genoegen doet, wil ik je
" graag mijn portie overlaten. Ik heb genoeg aan de soep met brood
" en kaas, mits je mij maar in vrijheid mijn devoties laat verrichten.
" Wat het bidden van het onzevader betreft, is het mij voldoende
" eenvoudig mijn plicht te doen."
"
Zo gebeurde het. Domenico at eerst zijn eigen portie op en begon
" toen aan die van zijn broer. De gasten, slecht opgevoede lieden,
" zaten er bij te grinniken.
"
Tegen het avondeten zei Domenico weer tot zijn broer: "Het
" is dus afgesproken: jij maakt het kruisteken en bidt zoveel als
" je wilt, en mijn gebed zal bestaan in het opeten van jouw portie."
"
"Het kan me niet schelen je mijn portie af te staan, neem ze ge-
" rust, maar het spijt me dat je zo ongodsdienstig geworden bent.
" Geloof me, broer, dat doet me heel erg verdriet; als je de gods-
" dienst niet wilt beoefenen, drijf er dan tenminste de spot niet
" mee, want Don Bosco heeft me meer dan eens gezegd, dat met de
" Heer niet te spotten valt, en dat de godsdienst een tweesnijdend
" zwaard is dat iedereen wondt die hem tracht te bestrijden. Geloof
" me: m e t de Heer valt niet te spotten."
"
Terwijl ze aan het avondeten zaten, kwam er een groot aantal ver-
" dorven vlegels de kamer binnen die met Domenico meededen om zijn
" broer voor de gek te houden. Ik wil hier niet de beschimpingen herhalen
" van de enen en het standvastige antwoord van de ander. Ik zeg al-
" leen dat de zaken zo verliepen dat allen door elkaar schreeuwden,
" terwijl de arme jongen niets anders meer zeggen kon dan: "Met de
" Heer valt niet te spotten."
"
Toen het avondeten was afgelopen, zei de boosaardige Dome-
" nico tot zijn broer: "En, heb je lekker gegeten?"
"
"Jawel, ik voel me best; mijn maag is wel niet zo vol als
" de jouwe, maar ik hoop dat het gemakkelijker verteren zal."
"
"0! Die onze vaders zullen wel heel gemakkelijk verteren",
" hervatte de onvoorzichtige, en hij had de woorden nog niet uit de

38.5 Page 375

▲back to top
- VI/375 -
" mond of hij begon te verbleken en zich te wringen. Toen greep hij
" naar zijn maag en zei tenslotte: "Ik voel me niet goed in mijn
" lijf... het wordt erger... ik krijg het warm... help me..."
"
Het was tien uur 's avonds en de kameraden die al op het
" punt stonden om weer te vertrekken, gingen om hem heen staan en
" toen ze zagen dat hij niet beter werd, droegen ze hem naar bed.
" Hij werd door heftige krampen en plotse ingewandspijnen over-
" vallen. De kameraden stonden er verdwaasd bij te kijken en zijn moe-
" der liep snel naar de dokter, want ze wist niet hoe ze hem moest
" verzorgen. Toen kwam zijn broer naar de zieke toe en vroeg hem
" of hij het goed zou vinden als hij de pastoor ging halen. Met
" een woedend gebaar dreigde Domenico hem met een draai om de
" oren, een poosje joeg hij hem van zich weg, maar opeens riep hij
" hem bij zich en beduidde hem maar gauw te gaan doen wat hij gezegd had.
"
Even later verscheen bijna gelijktijdig de pastoor en de
" dokter en de zieke stierf in de volgende nacht door verstikking
" tengevolge van de krampen en van een breuk in de borst. Hij had echter
" zijn fout ingezien en berouwd en zijn laatste woorden waren:
"
"Kameraden, spot nooit met de godsdienst. De Heer laat
" niet met zich spotten. Ik sterf, getroffen door de hand van God als
" straf voor mijn onmatigheid en voor de verwensingen die ik tot
" Hem heb uitgesproken."
"
Laten we hopen dat deze jongen ontslapen is in de barmhar-
" tigheid van de Heer. Het was aan de andere kant een vreselijke les
" voor zijn kameraden, die niets beters wisten dan zo gauw mogelijk
" naar een capucijnerklooster te gaan om te biechten en hun paas-
" communie te ontvangen.
"
De broer van de overledene betreurde diens dood en bad ie-
" dere dag voor zijn zielenrust.
Terwijl Don Bosco zodoende het goede zaad verspreidde, is het ze-
ker dat nieuwe en degelijke werkers hem zouden helpen de vruchten te
verzamelen. Don Rua had thans zijn gewone cursus in de theologie achter
de rug. In Rome werd om dispensatie gevraagd voor zijn leeftijd in ver-
band met de heilige wijdingen en Don Bosco ontving daarop een vriendelijk ant-
woord:
"
Eerwaarde Heer,
"
"
Het is mij een genoegen aan uw verlangens te kunnen vol-
" doen. Hierbij ingesloten zend ik u de dispensatie ten behoeve van
" uw voortreffelijke beschermeling en medewerker in het liefdewerk
" en in het klooster, Don Michele Rua. Om U een heel groot bewijs
" va n zi jn welwillendheid te tonen, heeft de Heilige Vader het gedane
" verzoek ingewilligd door een eenvoudige geschreven beschikking, zoals die
" welke ik U hierbij ingesloten gestuurd heb, onder vrijstelling van
" enigerlei kosten.

38.6 Page 376

▲back to top
- VI/376 -
"
Ik ben U steeds gaarne waar mogelijk ter wille en verzoek U
" mij niet te vergeten in uw gebeden. Met vriendelijke groeten ver-
" blijf ik met alle hoogachting,
"
uw oprechte dienaar,
" Rome, 20 april 1860.
P. kardinaal Marini.
De dispensatie kwam echter te laat aan, want voor de ten uit-
voerlegging van de beschikking was het nodig dat de Koning ze van zijn
placet voorzag. Zo moest Don Rua weer twee maanden wachten voordat zijn
vurigste verlangen in vervulling kon gaan.
Met zijn gaven kreeg Don Bosco intussen van de Heer het be-
wijs hoezeer Deze waardeerde wat Don Bosco te Zijner eer gedaan had.
Een aantekening van Don Ruffini dd. 7 april luidt: Verscheidene keren
gedurende de voorafgaande dagen kondigde Don Bosco aan: "Iemand uit
h e t h u i s m o e t i n deze maand sterven."
"Op 24 april stierf Trona Alessandro uit Turijn, 14 jaar, die
op de achtste met zijn broer in het huis gekomen was. Hij was aan het
Oratorio toevertrouwd door een zekere heer Gianoglio om hem te onttrek-
ken aan het slechte milieu in het huis van zijn vader.
De eerste zondag dat hij zich hier bevond, namelijk de zondag in
albis, 15 april, hield hij zijn Pasen. Sinds zes jaar had hij niet meer
gebiecht. De dag daarop lag hij ziek te bed. Op zondag, de 22ste, ont-
ving hij het viaticum, 's maandags het heilig oliesel, en op dinsdag
stierf hij aan tyfus, rond half tien in de voormiddag."
Er werd in huis veel gesproken over die herhaaldelijk voorkomen-
de voorspellingen en vaak zei Don Bosco in aanwezigheid van Don Fran-
cesia: "Als je eens wist wat het mij kost de toekomst van de anderen te
zien!" Daaruit kan men de gevolgtrekking maken dat er een bepaalde ge-
heimzinnige voorwaarde mee verbonden was, of een buitengewoon offer en
dat dit door zijn gebeden werd veroorzaakt.
"Hoe komt het toch", werd hem op zekere dag gevraagd, "dat u weet
welke jongens er moeten sterven?"
Hij antwoordde: "Ik zie soms tal van paden en op elk daarvan
loopt een jongen en het pad wordt halverwege of op een derde of vierde
gedeelte van de lengte onderbroken door een gracht, andere keren lees
ik boven die paden op een bepaald punt het getal van het jaar, de maand en de
dag."
Carlo Gastini ging naar Don Bosco toe om te vragen hoe oud hij
zou worden. Don Bosco antwoordde hem: "Tot je zestig jaar bent!" -
Deze voorspelling bracht de goede Gastini wel duizendmaal in proza en
poëzie in herinnering en ze was bij iedereen in het Oratorio en ook
daarbuiten bekend. Hij stierf in 1901, de dag nadat hij zestig jaar geworden

38.7 Page 377

▲back to top
- VI/377 -
was, bijgestaan door Don Rua.
De voorspellingen volgden elkaar op. Don Ruffino schrijft in zijn
kroniek: "Op 25 april zei Don Bosco in een persoonlijk gesprek: "Er
zijn twee dingen beslist: de ondergang van Sicilië is het ene, en het
andere is dat de seminarist Castellano naar de hemel zal gaan." Deze
ziekelijke seminarist was naar zijn huis in Turijn teruggekeerd om zich
aan een spoedbehandeling te onderwerpen.
Terwijl men intussen in Piëmont in stilte mannen en wapens in ge-
reedheid bracht voor de verovering van Zuid-Italië, liet Pius IX
antwoorden op de brief van Don Bosco.
"
Zeer geachte Heer,
"
"
Met genoegen heb ik de Heilige Vader de bijlage overhandigd
" van Uw brief van 25 april waarvan Hij me de inhoud meedeelde.
" Zijne Heiligheid heeft het geschrift met oprechte ingenomenheid aa n-
" vaard, vol erkentelijkheid voor de daaruit blijkende kinderlij-
" ke ijver. Hij smeekt intussen over U en over de aan uw leiding
" toevertrouwde jongens een overvloed van hemelse zegeningen af.
" En met de aansporing het gebed niet na te laten waaraan de be-
" hoefte zo groot is, heb ik het genoegen, met gevoelens van grote
" achting te verblijven,
"
Uw dienaar,
" Rome, 17 mei 1860.
G. kardinaal Antonelli.
"
" De H ee r Don Giova nn i Bosco - T urijn.
Met de zegen van de paus trok Don Bosco nieuwe medebroeders tot
zijn Congregatie, zoals valt op te maken uit de volgende twee verslagen
der zittingen van het kapittel.
"
In het jaar des Heren 1860, 1 mei, is het kapittel van de
" Congregatie van de H. Franciscus van Sales bijeengekomen ter aanneming
" van de jongens, Pietro Capra, zoon van Francesco uit Alfiano,
" Paolo Albera, zoon van Giovanni Battista uit None, Giovanni Ga-
" rino,zoon van Antonio uit Busca, Gabriele Momo, zoon van Giuseppe uit
" Saluggia, allen door de rector Don Bosco in de vorige zitting
" voorgedragen. Na het gebruikelijke gebed en het aanroepen van de
" heilige Geest werd er gestemd. Pietro Capra werd met algemene
" stemmen aanvaard, de anderen hadden op zeven stemmen elk slechts
" een afwijzende stem. Daarom werden allen toegelaten tot het be-
" oefenen van de regels der Congregatie.

38.8 Page 378

▲back to top
- VI/378 -
Twee dagen later hield het kapittel een tweede zitting.
"
In het jaar des Heren 1860 op 3 mei om tien uur namiddag
" was het kapittel van de Congregatie van de H. Franciscus van
" Sales bijeen voor het aannemen van de jongens, Domenico Ruffino, semina-
" rist, zoon van Michele uit Giaveno, Francesco Vaschetti, seminarist,
" zoon van Pietro, uit Avigliana, Edoardo Donato zoon van wijlen Carlo
" uit Saluggia. Toen hierna de gebruikelijke stemming gehouden
" werd, verkreeg de seminarist Ruffino zes van de zeven stemmen,
" de seminarist Vaschetti ontving er vijf, de jongen Donato ver-
" wierf alle stemmen. Daardoor werden allen toegelaten tot het
" beoefenen van de regels der Congregatie.
Al de bovengenoemden behoorden door hun geest, studie, vroom-
heid en gedrag tot de eersten in het Oratorio. Don Bosco had hen ge-
vormd naar zijn beeld en gelijkenis vanwege hun eenvoud, vlijt en vast-
beradenheid in hun voornemens. De besluitelozen, de zwakken van wil wa-
ren niets voor hem, vooral niet als ze hem waren aanbevolen voor de
s t u d i e . I n d i e d a g e n schreef hij aan mevrouw Adele Daviso te Chieri:
"
Hooggeachte Mevrouw,
"
"
De genade van onze Heer Jezus Christus zij steeds met ons.
"
Wil de jonge Rossi in dit huis opgenomen worden, dan is het
" noodzakelijk dat hij overweegt welke richting hij met zijn studie uit wil;
" maar hij weet niet eens of hij meer voelt voor een vak dan wel
" voor de studie. In een dergelijk twijfelachtig geval zou U zich
" kunnen wenden tot de heer kanunnik Caselle die hem zal kunnen
" testen en hem raad geven in zijn roeping, terwijl ik van mijn
" kant steeds bereid ben voor deze door U aanbevolen jongen te
" doen wat tot meerdere eer van God en het welzijn van zijn ziel kan
" strekken.
"
Ik beveel mezelf en mijn jongens aan in Uw vrome gebeden,
" terwijl ik met verschuldigde hoogachting in de Heer verblijf,
"
" Turijn, 24 april 1860.
Uw toegewijde dienaar,
"
Bosco Giovanni, pr.
"Het was gedurende de retraite", zo leest men in de kroniek van
Don Bonetti, "die begonnen was op 30 april en eindige op 4 mei. Behalve
de vermaningen die door de predikanten aan de jongens gegeven werden,
wilde Don Bosco hun 's avonds ook de zijne geven. "Er zijn twee F's en
een S zei hij. De eerste F wilde volgens zijn verklaring zeggen fre-
quenza (veelvuldigheid) in het gebruik van de sacramenten van biecht en
communie. De tweede F was fuga (vermijden) van slecht gezelschap en fre-
quenza van goede kameraden, die ons de weg van de deugd kunnen wijzen en de

38.9 Page 379

▲back to top
- VI/379 -
geest van vroomheid. De S. betekende schiettezza en sincerità (oprechtheid
en ernst) bij het biechten. "0, beste jongens", zo vervolgde hij, "wanneer
jullie deze vermaningen in praktijk willen brengen geef ik jullie de ver-
zekering dat de duivel failliet zal gaan. "
Met de retraite was de maand van Maria begonnen, waarin, zoals ka-
nunnik Ballesio getuigt, Don Bosco een algemene geestelijke ruiker gaf
voor de hele maand en een in het bijzonder iedere avond van elke dag. Deze
geestelijke bloemen werden heel goed nageleefd tot voordeel van de jongens
en van de innerlijke discipline.
Terwijl Don Bosco op die manier de geest van zijn leerlingen in de
deugd vormde, nam Garibaldi en 1.000 van zijn vrijwilligers met voorgewend
geweld twee stoomschepen in beslag van de maatschappij Rubattino en scheep-
te zich op 5 mei te Quarto nabij Genua in. Cavour voorzag hem in het ge-
heim van wapens en geld. Beschermd door Engelse oorlogsschepen, ging hij op
11 mei te Marsala aan land. Sicilië, dat in beroering gebracht was door ve-
le geheime agenten, kwam in opstand, de soldaten van de Koning van Napels
lieten zich of uit vrees of door verraad, overwinnen bij Calatafimi, te Pa-
lermo en te Milazzo. Op 28 juli kon Garibaldi in Messina zijn intocht hou-
den. De Napolitaanse oorlogsvloot was door zijn commandanten overgegeven
aan de Piëmontese admiraal Persano. Francisca II was veel te zwak en oner-
varen om het hoofd te kunnen bieden aan dege- nen die in groot getal samen-
zwoeren tegen zijn troon.
Daar men aan onmiskenbare tekens voldoende duidelijk zag dat de oor-
log uiteindelijk ook de paus niet onverlet zou laten, stroomden edelmoedige
jongelui van verschillende nationaliteiten naar Rome, onder wie velen van
de hoogste Franse en Belgische adel, om zich te zijner verdediging te laten
opnemen in het pauselijke leger. Ook begaven enkele Piëmontezen zich naar
Rome om als militair onder deze vlag dienst te doen, maar ze werden afgewe-
zen. Kardinaal Antonelli zei tot hen dat zij zich een aanbevelingsbrief
moesten laten geven door Don Bosco.

38.10 Page 380

▲back to top
- VI/380 -
H O O F D S T U K XXXVII
DON BOSCO GAAT NAAR BERGAMO - ZIJN OPMERKINGEN OVER HET
LEZEN VAN EEN SLECHTE KRANT - HIJ HOORT DE BIECHT VAN EEN
REIZIGER IN DE TREIN - AANGENAME VOORVALLEN BIJ AANKOMST
EN TEN HUIZE VAN DE BISSCHOP VAN BERGAMO - VADERLIJKE
VOORKOMENDHEID VAN MGR. SPERANZA - DE HEILIGE MIS IN DE
DOM - EEN CONFERENTIE VAN DE VINCENTIUSVERENIGING - DON
BOSCO BRENGT PASTOOR BAGINI, DIE UIT DE GEVANGENIS GEKOMEN
IS, NAAR TERNO - HARTELIJKE BEGROETING - DON BOSCO BEZOEKT
HET SEMINARIE VAN BOTTANUCO - BELOFTE AAN DE BISSCHOP OM
HET VOLGENDE JAAR DE RETRAITE VOOR DE SEMINARISTEN TE
GEVEN: HIJ BEVEELT HEM AAN DE PRIESTERS EN SEMINARISTEN TE
LATEN DEELNEMEN AAN DE EXAMENS VOOR DOCTORALE EN
LERARENEXAMENS.
Op 6 mei vertrok Don Bosco naar Bergamo. De omstandigheden voor de
geestelijkheid waren in dat diocees onbeschrijflijk betreurenswaardig.
Daar de priesters in dit gebied tot de geleerdsten en voorbeeldigsten van
Lombardije behoorden, had de haat van de revolutionairen het vooral op
hen gemunt. Het voorafgaande jaar was een woeste bende het bisschoppelij-
ke paleis binnengedrongen en had de persoon van de bisschop zelf op hei-
ligschennende manier mishandeld. Iedere dag werd er op de muren van de
huizen geschreven: dood aan de priesters! Maar wat nog erger was, zelfs
de regeringsambtenaren ontzagen zich niet, tegen onschuldige priesters op
te treden. Verscheidenen onder hen waren openlijk door de boosdoeners naar
de gevangenissen overgebracht tot grote ergernis en smart van de fatsoen-
lijke bevolking. Zij werden ervan beschuldigd samenzweringen bedreven te
hebben door middel van openbare bijeenkomsten, door gebeden, door het geld
van de Sint-Pieterspenning en soortgelijke dingen.
Daarom begaf Don Bosco zich op weg om Mgr. Pietro Luigi Speranza,
bisschop van Bergamo, te troosten. Toen hij na enkele dagen in Turijn was
teruggekeerd, vertelde hij aan zijn leerlingen wat hem overkomen was. Dat
was steeds zijn gewoonte als hij een poosje buiten het Oratorio had door-
gebracht, want de jongens leefden bijzonder met hem mee. Zodoende had hij
tevens de gelegenheid om hun iets te leren en met zijn rijke en aangename
stijl hun geest steeds nieuw voedsel te geven. Ziehier dus zijn beschrij-

39 Pages 381-390

▲back to top

39.1 Page 381

▲back to top
- VI/381 -
ving waarmee hij de communiteit enkele avonden lang bezighield. Het kan
lijken alsof het wat breedsprakig is en te veel in bijzonderheden treedt,
doch dat was in zulke omstandigheden nu eenmaal zijn manier. Wij halen een
en ander nauwkeurig aan, zoals het bericht is in de kroniek van Don Bo-
netti.
"
Toen ik op 6 mei te Turijn in de trein gestapt was, bevond
" ik me in gezelschap van twee andere reizigers. Een van hen be-
" klaagde zich er over dat hij naar Turijn gekomen was om Don Bosco
" te spreken over een jongen van hem die hij naar het Oratorio wilde
" sturen, maar dat hij hem niet had kunnen treffen. Ik vroeg hem of
" hij Don Bosco kende en kreeg als antwoord dat hij hem heel goed
" kende. Ik begon hem toen vragen te stellen over de jongen en daar-
" over bleef het gesprek gaande totdat we bijna in Saluggia waren.
" Mijn incognito liet ik toen varen en ik vertelde de man wie ik was
" en dat was voor hem een grote verrassing en vreugde. In Saluggia
" aangekomen zijn we allen uitgestapt en om goed gebruik te maken van
" de tijd dat we daar moesten wachten, wilde mijn metgezel ergens
" in het dorp een bezoek gaan brengen. Intussen naderde de tijd voor
" het vertrek weer en de derde man die bij ons gezeten had, en die
" in onze wagen zijn paraplu en reisvalies had achtergelaten, dacht
" daar niet meer aan maar stapte in een ander compartiment. We
" bleven dus met zijn tweeën alleen in die wagon. Mijn medereizi-
" ger was een man met een goed karakter, maar hij zat vol vooroorde-
" len, veroorzaakt door onwetendheid en de lectuur van slechte
" kranten, vol vergif tegen de priesters en vooral tegen de paus.
" Intussen had hij de krant l'Opinione gekocht. Hij opende ze, keek
" ze vluchtig door en om mij genoegen te doen bood hij ze mij toen
" aan om te lezen. "Dank u, waarde heer, maar ik lees dergelijke
" kranten niet en het verwondert me dat u ze gekocht hebt."
"
"Waarom?"
"
"Ziet u dan niet dat het een slechte krant is die kwaad
" spreekt over de godsdienst en zijn bedienaren?"
"
"Och, men weet dat het kranten zijn en dan let men niet zo
" erg op kleinigheden."
"
"Het goede is goed, het kwaad is kwaad."
"
"Maar weet u dan niet dat iedereen die krant leest?"
"
"Kalm aan, mijn waarde, iedereen! Op negenhonderdduizend
" christenen, vindt men er geen tweeduizend die dergelijke vuilig-
" heid lezen."
"
"U kunt zeggen wat u wilt; velen lezen ze, dus is ze niet
" slecht."
"
"Dat moet u niet zeggen! Velen lezen ze en velen doen ver-
" keerd; en bedenkt wel, dat als we op dit ogenblik de poorten van
" de hel zouden kunnen openen, we het gekrijs van velen zouden
" horen die verdoemd zijn alleen doordat ze slechte boeken of bladen
" gelezen hebben."
"
"U moet niet denken dat ik bang ben! Maar als het zo is,
" dat l'Opinione naar de duivel gaat, ik wil daar niet heen."

39.2 Page 382

▲back to top
- VI/382 -
"
En hij nam de krant, maakte er heel kleine stukjes van
" en wierp die door het portierraampje. Na dit mooie gebaar pro-
" beerde ik op vertrouwelijke voet met hem te komen en binnen de
" kortste tijd opende hij zijn hart voor me. Ten slotte zei hij
" me: Ik zou wel graag willen biechten." - Gelukkig als een koning,
" aarzelde ik niet, maar nam hem op zijn woord en vroeg hem zich
" voor te bereiden. Hij gaf toe: tussen Magenta en Milaan sprak hij
" zijn biecht en liet mij de beste verwachtingen koesteren voor.
" zijn bekering. U ziet wat de genade van de Heer kan bewerken. Die
" dag was ik door dat feit buiten mezelf van vreugde, vooral omdat
" ik er een bijzonder teken van de goddelijke Voorzienigheid in
" gezien had, dat de andere man niet was komen binnenstappen in on-
" ze wagon, waar hij zijn bagage achtergelaten had, hoewel we nog
" bij verschillende haltes waren blijven stilstaan. Als hij weer bij
" ons was teruggekomen, zou het zeker niet mogelijk geweest zijn
" voor die ziel te zorgen, omdat we dan niet op vertrouwelijke voet
" met elkaar hadden kunnen praten. Die derde kwam me naderhand goe-
" dendag zeggen en zijn bagage halen zodra we in Milaan waren aan-
" gekomen.
"
Menigeen van u zal de vraag stellen: "Maar, Don Bosco, had
" u dan toestemming om buiten het diocees biecht te horen?" Wees
" maar gerust, ik heb de vergunning daartoe verkregen van Zijne Hei-
" ligheid Pius IX toen ik in Rome was. De paus heeft me toen een on-
" beperkte bevoegdheid verleend om overal biecht te horen."
"
's Avonds om acht uur kwamen we in Bergamo aan. Het regende.
" Ik vroeg aan een jongen of hij me naar het huis van de bisschop
" wilde brengen, maar hij begon zo hard te schelden dat degenen die
" bij mij waren, ervan schrokken. Ik weet niet of hij bang voor me
" geworden was of wat hij wel gezien of gedacht mag hebben, maar het
" is een feit dat hij me niet als gids wilde dienen. Daarom nam ik
" een huurrijtuig en werd netjes naar mijn bestemming gebracht zonder
" dat de koetsier daarvoor gevloekt had. Ik vroeg hem hoeveel hij heb-
" ben moest voor de rit en hij zei: "Een florijn."
"
"Zegt u liever hoeveel frank."
"
"Twee-en-een-halve frank."
"
Ik zocht in mijn beurs en haalde er een scudo uit te voor-
" schijn en vroeg een florijn terug; maar hij zei dat hij geen geld
" had. Ik haalde stukken van acht stuiver te voorschijn en wilde hem
" daarmee betalen, maar hij rekende onze stuivers naar de waarde van
" de Oostenrijkse en zodoende kwamen we niet tot een akkoord, daar
" hij me met mijn goed geld een frank te veel wou laten betalen. -
" "Heb geduld", zei ik hem, "zodra we bij de bisschop zijn zullen we
" het wel regelen. "
"
"Zeker, zeker", antwoordde hij.
"
We kwamen aan het bisschoppelijke paleis aan en ik verzocht
" de bisschop dat hij zich met de koetsier zou verstaan en ogenblik-
" kelijk was de zaak geregeld, want de bisschop gaf een bediende op-
" dracht hem een florijn te geven, geld dat onze koetsier kende. Die
" avond hebben we met de bisschop en enkele personen van zijn huis
" hartelijk moeten lachen, en de bisschop had er plezier in me heel

39.3 Page 383

▲back to top
- VI/383 -
" het tafereel met die koetsier te laten vertellen. Intussen werd het
" tijd voor het avondeten, maar ik had niet veel trek, hoe goed het
" eten ook was. Alvorens naar bed te gaan is de bisschop echter ge-
" woon iedere avond de rozenkrans te bidden. Ik ging ook met hem mee.
" Om vlugger in de kapel te komen moesten we een gang door, maar op
" een zeker ogenblik stootte ik mijn hoofd zo erg dat ik dacht dat
" mijn schedel brak.
"
"Past u op", zei de eerbiedwaardige prelaat tot me; "de
" gang is hier een beetje laag."
"
"Helaas heb ik te laat gemerkt dat hij een beetje laag is",
" antwoordde ik, en intussen ging ik dichter bij de bisschop lopen
" die het licht in zijn hand hield. We bereikten een punt waar men
" twee treden moest afgaan. De bisschop ging voorop en kon niet op
" mij letten. Ik nam de twee treden tegelijkertijd en kwam tegen de
" rug van de bisschop terecht. "Wat doet u nu"? zei de bisschop.
" "Bent u niet bang geëxcommuniceerd te worden, door op een derge-
" lijke manier op een bisschop aan te vliegen?"
"
"Die excommunicatie geldt dan ons beiden", antwoordde ik,
" "want we zijn over en weer tegen elkaar gebotst."
"
"Dan is het het beste dat we elkaar deze keer ook maar we-
" derkerig vergiffenis schenken." We moesten erom lachen, maar ik
" voelde dat mijn hoofd pijn deed en ook een knie deed me erg zeer,
" omdat ik die tegen een trap gestoten had. De rozenkrans werd ge-
" beden; daarna nam de bisschop zelf het licht weer op en wilde me
" naar de kamer brengen die voor mij bestemd was. Ik kwam een grote,
" rijkversierde zaal binnen, betrad van daar een andere die nog
" prachtiger was, en toen een derde waarvan de pracht niet groter
" kon zijn. De bisschop wees me een bed aan, waarin een hele com-
" pagnie gemakkelijk had kunnen slapen! Ik stond verslagen toen ik
" een bed voor me in gereedheid gebracht zag dat schitterde van
" goud en zilver. Het leek meer op een koningstroon dan op een bed.
" Ik zei daarom tot de bisschop: "Monseigneur, hebt u niet een
" ander bed voor me om in te slapen?"
"
"Nee, Don Bosco, als ik een beter bed had, zou ik het u heel
" graag aanbieden."
"
"Wel neen, monseigneur, dat bedoel ik niet. Hebt u niet
" een zolderkamer? Ik kan niet slapen in dat bed, en ik durf niet."
"
"U zult zich moeten aanpassen."
"
"Neen, nog liever slaap ik op die sofa daar; ik ga dat bed
" niet bederven."
"
"Laten we nu geen grapjes maken", vervolgde de bisschop, "u
" staat thans onder mijn jurisdictie; ik gebied u naar bed te gaan,
" en u doet het vanwege de heilige gehoorzaamheid."
"
"Als het zo gesteld is, dan ga ik naar bed."
"
Na nog enkele woorden, wenste de goede bisschop me wel te
" rusten en trok zich terug. Nauwelijks lag ik in bed en had het
" licht al gedoofd, toen ik iemand naar mijn kamer toe hoorde komen
" en kloppen.

39.4 Page 384

▲back to top
- VI/384 -
"
"Binnen"! zei ik. Het was de bisschop.
"
"Neemt u me niet kwalijk, Don Bosco; ik heb er me niet
" van vergewist of u wel voldoende dekens had. "
"
"Och, monseigneur, u maakt me verlegen; waarom doet u
" zich toch zoveel moeite? Ik ben bediend als een keizer!" -
" Inderdaad had in dat bed de keizer van Oostenrijk geslapen."
"
De bisschop controleerde de ramen nog eens om te zien of
" ze goed gesloten waren, keek of ik kaarsen en lucifers had, zoals
" een moeder niet bezorgder kon zijn voor een beminde zoon. Hoewel
" ik een prachtig en zacht bed had, kon ik maar weinig slapen door-
" dat mijn hoofd nog pijn deed en mijn knie eveneens. Daarom kwam
" ik 's morgens al gauw uit de veren en had zodoende tijd om heel
" wat werk af te leggen aan de tafel. Intussen stuurde monseigneur
" een bediende naar me toe, die me naar de sacristie van de Dom ver-
" gezelde. De bediende ging naar de hoofdkoster toe en zei hem dat
" ik mis wilde lezen en dat hij gestuurd was door monseigneur. Toen
" hij hoorde dat ik door de bisschop gezonden was kwam de hele stoet
" kosters in beweging. Ze namen de kelk weg die gereedgezet was en
" stelden er een andere, veel kostbaarder, voor in de plaats, ze
" verwisselden ook de paramenten en haalden een buitengewoon prach-
" tig misgewaad voor de dag. Toen ik gekleed was, vroegen ze me:
" Waar wilt u de mis lezen, eminentie?"
"
"Overal", antwoordde ik, "waar er een altaar is en waar de
" Heer en Onze-Lieve-Vrouw zijn."
"
"Wilt u naar de kapel van het Hart van Maria gaan?"
"
"Heel goed."
"
"Daar moet de communie uitgereikt worden!"
"
"Dat is juist wat ik graag heb." En zo gebeurde het ook.
" Ik deelde de communie uit aan een heel groot aantal personen. Toen
" de mis gedaan was, keerde ik terug naar de sacristie. Nadat ik de
" gewaden had afgelegd en terwijl ik mijn dankzegging deed, hoorde ik
" hier en daar zeggen: "Weet iemand wie dat is? Weet iemand waar
" hij vandaan komt? Het kan toch geen kardinaal zijn!" En ze maakten
" duizenderlei veronderstellingen. Daar ze me niet durfden vragen wie
" ik was, zeiden ze, toen ik klaar was met bidden, tot mij: "Excel-
" lentie! - het was nu niet meer eminentie - het is gebruikelijk dat
" de priesters die hier mis komen lezen, in dat boek hun naam
" schrijven en het altaar waaraan ze gecelebreerd hebben."
" "Wel, dan doe ik dat ook." - En ik schreef: Missam celebravi
" altare B.V. Sacerdos.
"
"Wilt u alstublieft ook uw naam zetten?"
"
"Is dat beslist nodig?"
"
"Iedereen doet het."
"
Hoe meer ik me onwillig toonde om mijn naam te zetten, des
" te groter werd hun verlangen om hem te kennen. - "Wel, luister,
" besloot ik, ik voel er eigenlijk niet veel voor mijn naam te zet-
" ten; het is die van de eerste eremiet ter wereld." - En ik schreef.
" Onmiddellijk zei de een tegen de ander: "Don Bosco, Don Bosco,
" Don Bosco"! zodat er een lang niet onverschillig gesis zich ver-

39.5 Page 385

▲back to top
- VI/385 -
" spreidde, hoewel niemand wist wie die Don Bosco was.
"
Ik keerde naar het huis van de bisschop terug en daar bevond
" zich reeds een pastoor die door de bisschop ontboden was om hem
" in overleg met hem, te vertellen hoe hij een Vincentiusvereniging
" moest oprichten. Die bestond te Bergamo namelijk nog niet en de
" bisschop wilde die er graag hebben. Ik gaf een oplossing
" voor al de moeilijkheden die men mij voorlegde en zei: "Kunt u
" niet twee degelijke jongens in heel deze stad vinden?"
"
"Dat is niet moeilijk", werd me geantwoord; "niet alleen
" twee, maar ik denk dat er veel voorbeeldige jongens zijn die
" daartoe opgeleid kunnen worden."
"
"Welnu, dat is zeker genoeg. Laat ze bij u thuis komen en
" ik kom vanavond naar u toe en dan zullen we een begin maken."
"
En zo gebeurde. 's Avonds waren er 18 jongens bijeen in
"
het het huis van de pastoor. Ik gaf hun moed door hen erop te wij-
" zen hoeveel goed ze zouden kunnen doen ten voordele van de armen en
" voor het welzijn van hun ziel. Ik zei hun dat ze ieder menselijk
" opzicht moesten laten varen, omdat niet de wereld ons heeft te
" belonen, doch de God die in dit leven het honderdvoudige en in
" de hemel het eeuwige leven voor een goede daad bereid houdt.
" Allen waren geestdriftig en beloofden me de volgende avond terug
" te komen, om onze raad samen te stellen. Ze kwamen en die avond
" werd de eerste zitting gehouden.
"
Ik keerde weer terug naar het huis van de bisschop en we
" gingen aan tafel. Onder de maaltijd hoorden we opeens de bedien-
" den uitroepen: "Hij is hier, hij is gekomen, hij is uit de gevan-
" genis losgelaten, de pastoor van Terno!" - En enkele ogenblikken
" later kwam een eerbiedwaardige priester bij ons binnen, Don Fer-
" dinando Bagini, die onmiddellijk de hand van de bisschop kuste.
" Deze was een en al blijdschap over dat onverwachte bezoek. De
" pastoor kwam vervolgens ook naar mij toe en vanwege een of ander
" vermoeden dat ik degene was die, met opzet voor hem uit Turijn
" gekomen en zijn vrijheid bewerkstelligd zou hebben, zoals de
" mensen vertelden, bedankte hij me daarvoor telkens weer.
"
Of ik ook al zei dat ik niets voor die invrijheidstelling
" gedaan had, hij beschouwde wat ik zei als pure nederigheid en
" overstelpte me met dankbaarheid, zodat ik er helemaal verlegen
" door werd.
"
Deze bijzonder ijverige pastoordeken had twee-en-een-halve
" maand in de gevangenis doorgebracht. De reden daarvoor was geweest
" dat hij een gebed had laten drukken, waarin Gods hulp voor de paus
" ingeroepen werd en waarbij tevens de Sint-Pieterspenning was aanbe-
" volen. De regering en de liberale partij waren tegen hem. Enkele
" kwaadwilligen die een ongunstige uitleg aan zijn werk gaven, had-
" den hem uit haat aangeklaagd. Vandaar die gevangenisstraf van 22
" februari tot 8 mei. Op die dag echter had het tribunaal hem aan een
" kort verhoor onderworpen, en toen daarbij de ongegrondheid - van
" de aanklacht overduidelijk aan het licht kwam, had men hem in vrij-
" heid gesteld en ontslagen van alle kosten, met de verklaring dat

39.6 Page 386

▲back to top
- VI/386 -
" er verder geen behandeling van de zaak zou plaatsvinden.
"
Na de eerste begroeting werd de maaltijd voortgezet en
" ziende dat de bisschop in gepeins verzonken geraakt was, was het
" minste dat ik kon doen, hem vragen wat hem schortte. De bisschop
" antwoordde me dat die pastoor de volgende dag naar zijn eigen
" parochie moest terugkeren. En daar de liberale partij tegen
" hem ingenomen was, vreesde hij dat er moeilijkheden zouden rijzen.
" Het was passend dat de bisschop hem zou vergezellen, maar daar de
" regering al zijn stappen en woorden liet nagaan om hem te kunnen
" treffen, zag hij die reis somber in en hij was er wel graag van
" verschoond gebleven.
"
"Och, als het daarom is", antwoordde ik, "om monseigneur
" uit de moeilijkheid te helpen, "zal ik meneer pastoor wel naar
" zijn parochie vergezellen."
"
"Dank u"! riep monseigneur opgelucht uit, "het is een gro-
" te gunst die u me bewijst door mijn plaats in te nemen, want ik
" verzeker u dat ik er werkelijk erg tegen opzag, uit vrees voor
" mijn persoon en mijn gezag op het spel te zetten!"
"
Dit besluit baarde me weinig ongemak. Het was precies de
" weg die ik toch wilde gaan. De volgende dag moest ik naar Bottanu-
" co, een parochie in hetzelfde diocees, op een afstand van ongeveer
" tien mijl van Bergamo, om te preken en een seminarie te bezoeken.
" Om me naar dat dorp te begeven moest ik over Terno gaan, dat zich
" op ongeveer een derde van de afstand bevond.
"
Intussen ging die dag in een blijmoedige stemming voorbij.
" De bisschop had me voorgesteld gebruik te maken van zijn rijtuig
" om de tocht te doen. Dat aanbod nam ik graag aan, vooral omdat ik
" niet graag te voet ging.
"
Op de 9de stapten we 's morgens in het rijtuig, ik, twee
" andere priesters, de een was secretaris van de bisschop, de andere
" professor van het seminarie en pastoor Bagini. Nauwelijks hadden we
" de stad verlaten of er kwam een man aan die op een paardje reed dat
" erg goed geleek op een ezeltje. Hij kwam al uit Terno en vroeg ons:
" "Is dat onze pastoor die u bij u hebt?"
"
"Inderdaad", werd hem geantwoord.
"
"Dan weet ik genoeg"! riep hij uit, en hij liet zijn rij-
" paard keren en galoppeerde hals over kop, met opengeslagen armen,
" zodat ik niet begreep hoe hij zich in het zadel overeind hield, de
" weg terug om het bericht van de terugkeer van de pastoor aan
" iedereen die hij tegenkwam te vertellen.
"
We hadden een halve kilometer afgelegd en kwamen een troep
" jongens tegen, barrevoets en met blote benen, die heel die lange
" wandeling gemaakt hadden om de eersten te zijn om hun pastoor te
" begroeten: "Is dat onze pastoor"? riepen ze eenparig.
"
"Jawel, jawel."
"
"Leve onze pastoor! Hij leve lang!"
"
Intussen galoppeerden de paarden door en de jongens wilden
" tot iedere prijs het rijtuig bijhouden. Of we ook al zeiden: "Ma-
" ken jullie je niet zo moe! Kom ons maar langzaam na; jullie komen

39.7 Page 387

▲back to top
- VI/387 -
" toch op tijd." Er was geen houden aan en ze liepen wat ze konden.
"
Naargelang we dichter in de buurt van Terno kwamen, ontmoet-
" ten we groepjes mensen, voor het merendeel ouderen, met witte ha-
" ren, of die niet meer konden lopen zonder steun, en kinderen. Ze
" hadden hun werk thuis of op het land in de steek gelaten en kwamen
" thans over de weg de roemrijke gevangene tegemoet en schreiend van
" vreugde, riepen ze uit: "Leve onze pastoor! De Heer heeft hem voor
" ons bewaard. Nooit moet iemand hem meer een haar krenken of hem uit
" ons midden weghalen!" Bij al die tranen, gebaren en kreten van die
" brave lieden, was ik diep bewogen en de secretaris en de professor
" met mij. De pastoor zat aanhoudend te wenen. Hij dacht aan de droe-
" vige, naargeestige momenten van zijn vertrek toen hij gearresteerd
" werd en vergeleek dat tafereel met deze jubelende begroeting van
" zijn terugkeer in de geliefde parochie.
"
Maar midden in dat ernstige schouwspel bleef de komische noot
" niet achterwege.
"
Daar we ons in het rijtuig van de bisschop bevonden, dachten
" die brave mensen bij het zien van de livrei van de koetsier dat ook
" de prelaat zelf erbij was. Daarom vielen ze op de knieën om zijn
" zegen te ontvangen. Ik zei tegen de pastoor dat hij de zegen zou
" geven, maar hij beweerde dat ik het moest doen, doch ik weigerde.
" Tenslotte nam de pastoor mij bij de arm en dwong mij af en toe
" kruistekens in de lucht te maken en de mensen, die de hand zagen,
" bogen het voorhoofd en sloegen een kruis.
"
En zo doemden eindelijk de toren en de huizen van Terno op.
" In heel de plaats zag men niet alleen de gelovigen uit de buurt,
" maar alle pastoors en tal van priesters van de dekenij en uit an-
" dere parochies, deels te paard, deels te voet, die kwamen toegelo-
" pen om Don Ferdinando Bagini te eren. Men hoorde de klok feestelijk
" luiden alsook de ontploffingen van vreugdeschoten.
"
Bij het binnenkomen van het dorp stond daar een enorme me-
" nigte mensen van iedere leeftijd en stand. De voorgevel van de
" pastorie, de huizen, de triomfbogen, alles was met gobelins bekleed
" in verschillende kleuren. Op het kerkplein stond de burgemeester
" met de gemeenteraad en het grootste deel van de parochianen. De
" toejuichingen waren heel levendig.
"
Bij het verschijnen van het rijtuig hoorde men een stom ge-
" brom, maar geen vijandige stemmen, uit een troepje liberalen; doch
" dat verstomde meteen toen die lieden en al de anderen naast de pas-
" toor een andere persoon zagen die een andere hoed droeg dan de Lom-
" bardijse priesters. De een vroeg aan de ander wie dat was en ieder-
" een verwonderde zich over mijn hoed van Piëmontese makelij, die met
" zijn drie strak opgerolde punten een merkwaardig contrast vormt met
" die van de andere geestelijken, waarvan de punten zich doorgaans
" deftig als drie zeilen verheffen. Ook zij dachten zeker dat ik de
" bevrijder van de pastoor was.
"
Op dat eerste ogenblik hoorde men geen applaus, maar nauwe-
" lijks verschenen we tussen de huizen, of de nationale garde die er
" in groot tenue stond opgesteld, presenteerde eerbiedig het geweer,

39.8 Page 388

▲back to top
- VI/388 -
" en loste een salvo in de lucht waarna de stedelijke muziekkapel
" begon te spelen. Het applaus en de toejuichingen van vreugde
" stegen op en overstemden het geluid van de muziek. - "Leve onze
" pastoor"! klonk het nu van overal. Ik dacht bij mezelf: "0, hei-
" lige katholieke godsdienst, welk een kracht, welk een macht hebt
" ge over de gemoederen van de mens! Hoevelen er hier ook mochten
" zijn,wier gemoed wellicht in het kwaad verstokt was, gedreven door
" een onweerstaanbare innerlijke aandrang, kunnen ze niet nalaten
" lof en eer te betuigen aan de dienaar des Heren!"
"
Daar het rijtuig niet kon verder rijden, zo dicht was de
" menigte, beschreef het een wijde bocht van de hoofdweg af en kwam
" tot staan onder de muur die de pastorietuin omgaf. Het volk wachtte
" aan de andere kant van de gebouwen op het kerkplein. We lieten een
" laddertje komen en klommen naar boven, maar toen we op de muur wa-
" ren beland, bevonden we ons toch in verlegenheid. Hoe moesten we
" naar beneden? Aan de binnenkant, was er geen trap. Een van ons zou
" zich dus van de muur af moeten laten bengelen en het eerst de
" sprong wagen. - "Gaat u of ik naar beneden"? vroegen we elkaar. Ik
" ging het eerst naar beneden en maakte een lichte val en hielp toen
" de anderen omlaag komen. Maar toen we op de begane grond stonden,
" drong het volk, dat het manoeuvre in de gaten gekregen had, de
" tuin binnen en vulde hem geheel en al, zodat we ons niet meer kon-
" den bewegen. Men wist niet meer hoe men het aan boord moest leggen
" om bij de kerk te komen, maar op het juiste ogenblik kwam de klok-
" kenluider ons te hulp, en na ongehoorde moeite konden we via een
" klein deurtje de sacristie binnengaan. Daar waren alle pastoors uit
" de omgeving bijeengekomen.
"
De kerk was stampvol. Iedereen was erop gebrand, de stem van
" zijn pastoor te horen, maar diep ontroerd als hij was, kon hij geen
" woord uitbrengen. Ik bracht al die priesters toen in herinnering,
" dat het wenselijk zou zijn enkele woorden tot de bevolking te
" richten. Vervolgens nodigde ik enkele van die eerwaarde heren uit
" om de preekstoel op te gaan, maar allen weigerden. "Ik ben er niet
" op voorbereid", zeiden ze, "ik dacht niet dat er gepreekt hoefde
" te worden. De kans is te groot dat men iets verkeerds zegt; het is
" een netelige situatie; gaat u maar de preekstoel op!"
"
"Welnu", besloot ik, toen ik zag dat aller ogen op mij ge-
" richt waren, "dan zal ik gaan!" En ik verscheen voor het gehoor
" met mijn hoed in de linkerhand en mijn jas over mijn rechterarm.
" Ik begon met de gelovigen te bedanken voor de ontvangst die ze de
" pastoor bereid hadden; ik nodigde hen uit de goddelijke Voorzie-
" nigheid te danken die dikwijls tegenspoed toelaat, maar niet zel-
" den door God ook in dit leven door grote vreugden gecompenseerd.
" wordt. Ik spoorde hen aan te volharden in de verering van een zo
" waardig priester, met aanhoudende erkenning van het feit dat zijn
" woorden de stem van die God zijn wiens bedienaar hij is. Ik legde
" de nadruk op de verplichtingen van het volk tegenover hun pastoor
" en besloot met te spreken over de naastenliefde die een zachte band
" is tussen de pastoor en zijn parochianen.

39.9 Page 389

▲back to top
- VI/389 -
"
Terwijl ik sprak, hoorde men in de kerk voortdurend snikken
" en ikzelf kon mijn tranen ternauwernood bedwingen.
"
Daarna werd een plechtig Te Deum ingezet en als einde kwam
" de zegen met het Allerheiligste. Nauwelijks was dat gedaan, of de
" mensen haastten zich de kerk uit, maar niemand wilde naar huis te-
" rugkeren zonder eerst een oprechte groet te brengen aan de vader van
" hun zielen. De pastorie werd in een ommezien belegerd door een
" menigte die de pastoor wilde zien.
"
Tevergeefs probeerden de leden van de nationale garde die
" menigte in bedwang te houden. Toen kwam men overeen dat de pastoor
" ergens zou plaatsnemen waar allen hem de hand konden komen kussen.
" Don Bosco klom op een muurtje en toen hij die grote menigte tot
" stilte had weten te vermanen, zei hij: "Luister! Thans bevindt
" uw pastoor zich hier op een plaats waar u hem kunt zien en ook de
" hand kunt komen kussen!" - Eenstemmig geroep uit de menigte:
" "Bravo, bravo! Dat is een goed idee." - "Maar", zo vervolgde ik,
" "ik zou u allen willen verzoeken niet allemaal tegelijkertijd te
" komen, want, zoals u ziet, is hij zo moe dat hij niet op zijn
" voeten kan staan. Kom rustig tot bij meneer pastoor, hij is doodop
" van vermoeienis. Kom dus bedaard, een voor een, hem de hand kus-
" sen." - Na die aansporing tot kalmte, kwam ik weer naar beneden.
" De pastoor nam plaats tegen een muur om niet het ondersteboven
" geduwd te worden en eerst staande en vervolgens zittend stak hij
" zijn parochianen de hand toe. Hij was erg aangedaan door die grote
" aanhankelijkheid van al zijn mensen. Het defilé duurde twee uren.
"
De toespraak had, goddank, succes gehad. De gemoederen
" die de pastoor vijandig gezind waren kwamen tot inkeer, want ik had
" niet op hen gezinspeeld noch hen in staat van beschuldiging gesteld.
" De overgrote meerderheid van het volk was hem heel genegen en bui-
" ten zichzelf van blijdschap, en het werd een feestelijke en geluk-
" kige dag voor allen.
"
Nadat ik gegeten had vertrok ik dadelijk naar Bottanuco met
" de professor en de secretaris. Daar had de bisschop in zijn klein
" seminarie de seminaristen van de filosofie en de theologie bijeen-
" geroepen, daar de Fransen het groot seminarie van Bergamo onder de
" oorlog bezet hadden en dat nog lang daarna bleven innemen. Ik was
" blij. Nauwelijks aangekomen onderhield ik me op gemoedelijke wijze
" met de seminaristen en we werden meteen vrienden. Daarna gingen we
" aan tafel voor het avondmaal. Daarna hield ik nog een korte toe-
" spraak tot hen en tenslotte ging ik slapen, wat gij vanavond ook
" doet. Wel te rusten." - Tot zover Don Bosco.
We willen hier aan toevoegen wat hij niet tot de jongens zei. Hij
was eveneens in Chiuduno geweest waar pastoor Giuseppe Calvi zich door zijn
ijver de haat van de boosaardigen op de hals haalde. Toen hij daarna bij
Mgr. Speranza was teruggekeerd, zette hij hem het verloop van de vertrouwe-
lijke zending uiteen en de tegenstand die Don Bagini nog zou kunnen ontmoe-
ten. Zijn gevangenschap viel voornamelijk toe te schrijven aan de herhaal-

39.10 Page 390

▲back to top
- VI/390 -
de beschuldigingen van een slechte priester. Toen de bisschop achter dat
complot kwam, beval hij die priester, op straffe van schorsing, binnen
enkele uren het grondgebied van de parochie Terno te verlaten.
Don Bosco sprak met de bisschop ook over zijn bezoek aan de semina-
risten, en deed het voorstel om zelf het volgende jaar terug te keren om
de retraite te preken in het seminarie van Bergamo. Zijn aanbod werd met
geestdrift ontvangen, en de seminaristen waren er heel blij om. Don Bosco
had hun te Bottanuco zulke beminnelijke en vertroostende woorden gezegd dat
allen er met verbazing door vervuld waren en inzagen met welke heiligheid
en wijsheid de Heer zijn dienaar verrijkt had.
Don Bosco zette monseigneur eveneens het plan uiteen om te voorzien
in leraren en professoren voor zijn diocees, door in zo groot mogelijke ge-
tale priesters en seminaristen te onderwerpen aan de examens ter verkrij-
ging van graden en bevoegdheden. Daar monseigneur tegen die gedachte gekant
was en bovendien onverzettelijk stond tegenover alles wat op zijn juris-
dictie betrekking had, antwoordde hij dat hij niemands geweten wilde toe-
staan zich op welke wijze ook te schikken naar de wensen van de vervolgers
van de Kerk. Niettemin was hij er de man niet naar om blind te zijn voor
de voordelen van dat plan. Hij bleef erover nadenken en toen ze aan tafel
gingen, sprak hij er andermaal met Don Bosco over, met de opmerking, dat
hij het niet passend achtte, zijn priesters als professoren en leraren te
onderwerpen aan de inspectie van het onderwijs. Het was de taak van de bis-
schoppen de onderrichting van het volk te leiden en men kon moeilijk dat
recht prijsgeven.
Don Bosco antwoordde: "Ik wil er niet over twisten, doch alleen op-
merken dat de kerkelijke herders ofwel zich vooruitwerken en zo zelf het
onderwijs van de jeugd weer kunnen behartigen en het lekenonderwijs voor
kunnen zijn, ofwel zich terugtrekken en werkeloos toezien, zodat binnen nu
en tien jaar de goddeloosheid haar triomfen in de scholen zal kunnen vie-
ren."
De bisschop meende, zoals vele anderen, dat die revolutie een kwes-
tie van een ogenblik was en dat de oude orde wel weer hersteld zou worden.
Maar Don Bosco bleef de mening toegedaan dat de revolutie, ondersteund door
zulke machtige middelen als deze waarover een geregelde regering kan be-
schikken, vaste voet in onze landen verkregen had en God alleen kon weten
wanneer met Zijn hulp na vele jaren een herstel van het kerkelijk gezag
mogelijk zou zijn. De menselijke verwachtingen waren nu eenmaal de bodem
ingeslagen en men zag zelfs in de verste verte geen vage aanduiding die er-
op wees dat deze stand van zaken een einde zou nemen. De regeringen van de
andere landen waren immers eveneens tegen de Kerk gekant.
Monseigneur wilde zijn illusies echter niet prijsgeven en stond on-
gelovig tegenover de voorspellingen van Don Bosco. Enkele jaren later ech-
ter schreef hij hem: "U had gelijk, maar nu is het misschien te laat."

40 Pages 391-400

▲back to top

40.1 Page 391

▲back to top
- VI/391 -
In Bergamo had Don Bosco, steeds erkentelijker tegenover de fami-
lie De Maïstre, een bezoek gebracht aan de dochter van graaf Rodolfo (1),
op 19-jarige leeftijd weduwe van graaf Medolago, en hij haastte zich
nieuws over haar te laten toekomen aan haar vader, de graaf die, naar hij
wist, daar erg naar verlangde, en die, op heel gevorderde leeftijd, te
Beaumesnil in Frankrijk vertoefde.
(1) Zie deel XII blz. 138, noot 1.

40.2 Page 392

▲back to top
- VI/392 -
H O O F D S T U K XXXVIII
TERUGKEER VAN DON BOSCO IN TURIJN - EEN STERVENDE JONGEN IN
HET HOSPITAAL KOMT WEER BIJ ALS DON BOSCO NADERT EN BIECHT
- HET ACTIEVE GEBED - DON BOSCO WIL PRIESTERS HEBBEN VOOR
DE GEVANGENEN - EEN ZEIS VOOR DE SEMINARIST RUFFINO - WE
ZIJN PAS AAN HET BEGIN VAN DE RAMPEN: KNEVELARIJEN VAN DE
GEESTELIJKHEID IN DE GEANNEXEERDE STATEN - KARDINAAL CORSI
GEVANGENE TE TURIJN EN ZIJN GESPREK MET DON BOSCO - EEN
LEERLING MOET ZICH OP DE DOOD VOORBEREIDEN - BRIEF VAN PIUS
IX AAN DON BOSCO - KATHOLIEKE LECTUUR.
Don Bosco werd te Turijn door vele mensen verwacht, zoals blijkt
uit de bewaarde brieven, onder meer van de vooraanstaande letterkundige
pater M. Conobbio van de barnabieten van Moncalieri, die zich in zijn
schrijven zijn "allergenegenste zoon" noemde. Hij verlangde een gunst die
voor hem van groot belang was en die hem niet geweigerd werd.
Terwijl hij in Bergamo vertoefde, overkwam twee jongens, die eerst
leerlingen van het Oratorio geweest waren en het enige tijd geleden ver-
laten hadden om het vak van metselaar te gaan leren, een ernstig ongeluk.
Op zekere dag stortte het pas gereedgekomen gewelf van een nieuw gebouw in
en de twee genoemde jongens raakten onder de brokstukken bedolven. De ene
werd dood uit de puinhoop te voorschijn gehaald, de ander had een schedel-
breuk, kon niets meer horen of zeggen en werd naar het hospitaal van Cot-
tolengo gebracht. Daar bleef hij in die bedroevende toestand liggen en
niets wees erop dat hij iets begreep van wat men hem vroeg.
Op 14 mei ging Don Bosco naar het genoemde hospitaal. Al een week
lag de jongen in die toestand in een van de rijen bedden. Maar nauwelijks
trad Don Bosco de zaal binnen, of de zieke kwam op hetzelfde ogenblik bij,
zag Don Bosco, die nog een heel eind van hem af was, en met enige kracht-
inspanning riep hij luidkeels: "Don Bosco? Don Bosco?" - Alle omstanders
waren verslagen. Een kapucijn die in deze ziekeninrichting was, vertelde
dat de jongen van het ogenblik van het ongeluk tot op dat moment geen
woord had uitgebracht.

40.3 Page 393

▲back to top
- VI/393 -
Don Bosco ging naar hem toe en de jongen vroeg of hij direct kon
biechten. Don Bosco hoorde zijn biecht, gaf hem de absolutie, zei enkele
woorden tot hem die zijn gezicht weer deden stralen en ging toen verder
de zaal door om andere zieken een bezoek te brengen. Intussen had de jon-
gen weer de spraak verloren en toen Don Bosco zijn ronde gemaakt had, was
hij weer bij hem in de buurt gekomen en toen gaf de arme jongen de geest.
Als een andere Sint-Filippus had God Don Bosco geleid en deze was gekomen
op de dag en op het enige ogenblik, geschikt om deze ziel van een van zijn
beminde kinderen te redden. Dit feit is ons meegedeeld door Giuseppe Reano.
Don Bosco's stappen werden door de Heer geleid, omdat hij een man
van aanhoudend gebed was, hoewel hij geen enkele van die uiterlijkheden en
praktijken vertoonde die men gewoonlijk in de andere heiligen ziet. Zijn
gebed was het actieve gebed, dat bestaat in het aanhoudend in de tegen-
woordigheid van God leven, d.w.z. niet alleen zich aan Hem onderwerpen maar
met vreugde en plezier het eigen menselijke leven beredderen in de weet dat
dat de wil van God is.
De H. Franciscus van Sales heeft geschreven: "Het is een zekere,
heel gemakkelijke en heel nuttige manier van bidden, onze ziel eraan te
wennen zich in de tegenwoordigheid van God te stellen, doch op een manier
dat dit in ons een intieme natuurlijke, eenvoudige en volmaakte vereniging
bewerkt. Och, wat een kostbaar gebed is dat!"
In die geest en met grote eenvoud bevorderde Don Bosco dus in en
buitenshuis, in woord en daad de glorie van de Heer.
Niet alleen voor de zieken maar ook voor de gevangenen bleef hij
steeds bezorgd. Op 18 mei verdrongen zich vele seminaristen in de refter om
hem heen. Er werd over allerlei zaken gesproken, onder meer over de behoef-
te aan goede en moedige priesters voor de arme gevangenen. Toen Don Bosco
enkele gedachten gewijd had aan deze ongelukkigen die zoveel behoefte heb-
ben aan Gods woord om bevrijd te worden uit de schandelijke slavernij van
de ondeugd, werd hij ietwat peinzend. Opeens nam hij de hand van de semi-
narist Ruffini tussen de zijne, terwijl hij hem in het aangezicht keek
alsof hij probeerde hem te herkennen. Toen, de ellebogen op de tafel steu-
nend, legde hij zijn voorhoofd op de hand van de seminarist en bleef enkele
ogenblikken lang in die houding. Toen zei hij, opkijkend: "Schep moed: je
moet zorgen een sterke arm te krijgen om goed een zeis te kunnen hanteren."
- Hij zinspeelde op de oogst van de evangelische akker.
De volgende dag zei hij tot de seminaristen, sprekend over de ge-
beurtenissen: "Ik geloof dat we pas aan het begin van de rampen staan." En
toch schenen die al heel ernstig. Aan de protestanten was de ruimste vrij-
heid gegeven om kerken en scholen te openen en naar hartelust ketterijen te
verkondigen. Men stond de verspreiding toe van schandelijke boeken en het
vertonen van onbehoorlijke schouwburgvoorstellingen tegen de godsdienst en

40.4 Page 394

▲back to top
- VI/394 -
tegen de paus. In al de geannexeerde provincies moest de wet van 1855 ten
uitvoer gelegd worden tegen de kloosterorden, waaraan intussen verboden
werd novicen aan te nemen. Wee de geestelijke wanneer hij op een of andere
manier meningen verkondigd had tegen de nieuwe orde van zaken, of voor de
rechten van de Kerk opgekomen was, bullen of andere geschriften van de
paus openbaar had gemaakt. Er werd met strenge straffen gedreigd en veel
priesters die een proces was aangedaan, werden veroordeeld, sommigen tot
gevangenisstraf, anderen tot deportatie. De bisschoppen verzetten zich
tegen deze immorele en goddeloze opdringerigheid en vanwege hun nochtans
gerechtvaardigde klachten werden enkelen van hen in de gevangenis gezet,
anderen werden gewelddadig verbannen naar bepaalde steden die ze niet meer
mochten verlaten.
Kardinaal Corsi, aartsbisschop van Pisa, had geprotesteerd tegen de
afpersingen waaraan de regering zich veroorloofde de geestelijkheid te on-
derwerpen. In opdracht van Cavour werd hij toen door een kapitein van de
carabinieri naar Turijn gevoerd, waar hij op 21 mei om tien uur 's avonds
aankwam. Bij het station werd hij overgegeven aan de abt Vacchetta, die
hem per rijtuig naar het huis van de lazaristen bracht, door wie hij met
groot betoon van eerbied begroet werd en met alle tekenen van hartelijk
medeleven gastvrij opgenomen werd.
De 22ste vergezelde de abt Vacchetta hem naar het bureau van de
Minister van Justitie, Giovanni Battista Cassinis die hem opwachtte om hem
een stevige berisping te geven. Gedurende al de tijd dat de kardinaal in
gevangenschap vertoefde, ongeveer twee maanden, liet hij zich geen woord
ontvallen waaraan wie ook maar aanstoot kon nemen. Als hij verhoord werd,
antwoordde hij op de manier van de goddelijke Zaligmaker tot zijn rech-
ters, dat wil zeggen dat hij bijna altijd zweeg. Tot de eerwaarde carabi-
niere (1) had hij gezegd: "Ik zal me niet verdedigen en niemand beschuldi-
gen, maar evenmin zal ik om genade vragen. Van wat ik gedaan heb hoef ik
alleen rekenschap af te leggen aan God, aan wie ook uw ministers rekening
en verantwoording zullen moeten afleggen. Ze kunnen met mijn lichaam doen
wat ze willen, maar met mijn geest kunnen ze niet deren."
Tot dezelfde abt Vacchetta die hem verlof gegeven had om door Tu-
rijn en omgeving te wandelen waar hij wilde, antwoordde hij: "Ik ben een
gevangene en ik zal me als zodanig gedragen!" En altijd even rustig en
opgewekt, ging hij nooit ergens heen dan gehoor gevend aan de bevelen van
hogerhand. Hij ontving degenen die hem waren komen opzoeken met de bemin-
nelijkheid van een liefhebbende vader. Don Bosco begaf zich naar hem toe
op de avond na zijn aankomst en had met zijne eminentie een onderhoud dat
twee uur duurde. De kardinaal vertelde hem de hele geschiedenis van zijn
aanhouding, en hoe hij, in Turijn aangekomen, met de secretaris het Te
Deum gebeden had, om God ervoor te danken dat hij hem waardig had bevonden
(1) Zie deel III, 31.

40.5 Page 395

▲back to top
- VI/395 -
iets ter wille van Zijn naam en voor Zijn geloof te lijden.
Don Bosco was heel erg onder de indruk van die zielengrootheid en
nam afscheid nadat de kardinaal beloofd had naar het Oratorio te komen om
zijn zegen te geven.
Op 24 mei, zo leest men in de kroniek, zei Don Bosco 's avonds in
het openbaar: "Een jongen uit ons huis zal zich op de dood moeten voorbe-
reiden." - Zulke aankondigingen, die in zo algemene zin gehouden werden,
hadden heilzame uitwerkingen en brachten de leerlingen tot het doen van
veronderstellingen om te raden op wie Don Bosco had gezinspeeld.
De seminarist Ruffino schreef dan ook onder de datum van 25 mei:
"We hebben Gilardi met koorts liggen, Perona is in het ziekenhuis
van Cottolengo, Bocca in dat van Cavalieri met Bolei; Enria en Ravizza
hebben een beetje hoofdpijn, Bolto heeft een gezwollen voorhoofd. Zou
het een van hen zijn?"
In diezelfde dagen stuurde de Heilige Vader Pius IX een eigenhan-
dig geschreven brief aan Don Bosco om hem te bedanken voor zijn brief en
voor de collecte die door de jongens van de Oratoria naar Rome was ge-
stuurd.
" Beminde Zoon, heil en apostolische zegen (1).
"
"
Zeer dankbaar stemde ons zowel uw brief van 13 april als
" die welke ons toegezonden werd, geschreven door uw jeugdige leer-
(1) Dilecto filio Presbitero Ioanni Bosco Augustum Taurinorum Pius PP. IX
Dilecte Fili, salutem et apostolicam benedictionem. Gratae Nobis fuere tum litterae, a
Te die 13 proximi mensis Aprilis datae, tum aliae, quas Nobis scripserunt isti juvenes
Tuae institutioni traditi, quasque ad Nos misisti. Namque ex iisdem litteris novimus
quae quantaque sit Filialis tua et eorundem juvenum erga Nos, et hanc Petri Cathedram
fides, pietas et observantia et quam acerbus tuus et illorum dolor ac luctus propter
nequissimos sacrilegosque ausus contra civilem Nostrum, et huius Apostolicae Sedis
principatum, ab iis hominibus admissos qui acerrimum catholicae Ecclesiae, eidemque Sedi
bellum inferentes, jura omnia divina et humana conculcare non dubitant. Equidem
hujusmodi egregii Tui, et eorundum juvenum sensus omni certe laude digni non leve nobis
attulerunt solatium inter maximas, quibus premimur, amaritudines. Optamus autem vehemen-
ter ut pergas cum eisdem juvenibus ferventissimas diviti in misericordia Deo sine inter-
missione fundere preces, ut ab Ecclesia sua sancta tot tantasque avertat calamitates,
eamque novis ac splendidioribus ubique terrarum exornet et augeat triomphis, Nosque
adiuvet et consoletur in omni tribulatione Nostra. Dum autem debitas Tibi, iisdemque
juvenibus agimus gratias pro munere ad Nos misso, caelestium omnium munerum auspicem, et
praecipue Paternae Nostrae charitatis testem Apostolicam Benedictionem intimo cordis
affectu Tibi et commemoratis juvenibus peramanter impertimus.
Datum Romae apud S. Petrum die 21 Maii Anno 1860.
Pontificatus Nostri Anno Decimoquarto.
Pius PP. IX

40.6 Page 396

▲back to top
- VI/396 -
" lingen. Uit deze brieven hebben wij kunnen leren hoe groot in U
" en in de jongens zelf de trouw, de liefde en de kinderlijke volg-
" zaamheid zijn ten opzichte van ons en ten opzichte van de Stoel
" van Petrus, en hoe diep de smart en het verdriet over de schande-
" lijke en heiligschennende aanslagen op ons werelds vorstendom
" en op de Apostolische Stoel, bedreven door lieden die een hefti-
" ge strijd voeren tegen de Katholieke Kerk en tegen de Heilige,
" Stoel zelf en die niet aarzelen alle goddelijke en menselijke
" rechten met voeten te treden.
"
Deze edele gevoelens van U en van de jongens, zijn waar-
" lijk iedere lof waard en zijn voor ons een reden van niet gerin-
" ge vertroosting te midden van de vele bittere ervaringen die ons
" beklemmen. Wij verlangen van ganser harte dat u en deze jongens
" zult voortgaan met ononderbroken vurig te bidden tot onze in barm-
" hartigheid zo rijke God, om zovele en zulke ernstige rampen van
" zijn Heilige Kerk verwijderd te houden en haar te begiftigen en
" te verrijken met nieuwe en nog schitterender triomfen in alle
" delen van de wereld en die ons in al onze moeilijkheden zullen
" opbeuren en helpen. En terwijl we U en de jongens de verschul-
" digde dank brengen voor de Ons gezonden gift, verlenen wij U en
" genoemde jongens van ganser harte en met de grootste welwillend-
" heid de apostolische zegen, het onderpand van iedere hemelse
" gunst en het bijzondere getuigenis van onze vaderlijke genegen-
" heid. Gegeven te Rome bij St.-Petrus op 21 mei 1860.
" In het veertiende jaar van ons pontificaat,
"
Pius IX.
"
" Aan de Beminde Zoon Giovanni Bosco, pr. te Turijn.
In het Oratorio werd er voor de Kerk gebeden en gewerkt.
De voor juni voorbereide Katholieke Lectuur, droeg tot titel: Ales-
sio of de jonge kunstenaar, met toevoeging van enkele stichtende feiten.
Het is de geschiedenis van een schilder, een voortreffelijke katholiek,
die zijn ouders bijzonder liefheeft, en in welk verhaal de belofte van het
vierde gebod waarheid wordt: "Eer uw vader en moeder opdat ge lang moogt
leven op aarde."
De stichtende feiten zijn:
1. twee genaden door Maria verleend, waarvan de eerste een bekering van het
protestantisme was.
2. "het eigen geloof is niet te koop", dat wil zeggen, het weigeren door
een arme familie van een grote erfenis, liever dan protestant te worden.
3. "een Chinese boer ontzegt zich veertig jaar lang allerlei dingen en
bespaart 2.000 scudi voor de bouw van een kerk in zijn dorp."
4. een episode uit 1795 over de heldhaftigheid van enkele zusters die lie-
ver de dood onder de ogen zien dan de schismatieke eed af te leggen.

40.7 Page 397

▲back to top
- VI/397 -
Voor de maand juli werd de aflevering samengesteld: over het ge-
trouw opvolgen van de geboden van de Kerk, met voorbeelden die bij elk ge-
bod behoren. Op het titelblad staat ook te lezen: Si Ecclesiam non audie-
rit, sit tibi sicut ethnicus et publicanus. (Matt. 18,17) In die bladzij-
den wordt de geest van ongehoorzaamheid onder de volkeren aan de kaak ge-
steld, aangetoond dat de Kerk van God het gezag gekregen heeft om wetten
te maken, en de liefde en gehoorzaamheid ingeprent die de Christenen haar
verschuldigd zijn.
Over dit werkje schreef de Armonia van 20 juni in haar nr. 143:
"
Onze lezers weten hoe voortreffelijk voor de onderrichting
" en opvoeding van het volk de Katholieke Lectuur is van priester
" Don Bosco. We kunnen geen melding maken van alle boekjes die er
" iedere maand in deze uitstekende serie uitgegeven worden. Zeggen
" we slechts in het algemeen, dat ze, zowel door de verscheidenheid
" van de onderwerpen, als door de eenvoudige, volmaakte en boeiende
" stijl waarin deze afleveringen doorgaans gesteld zijn, het voor-
" treffelijkste geestelijke voedsel vormen dat het best is aangepast
" bij de noden van het volk in deze tijd. Meer dan ons woord moge de
" volgende aanbeveling gelden van de eerbiedwaardige bisschop van
" Biella in zijn recent herderlijke brief: "We kunnen", zo zegt
" hij "nooit genoeg de aandacht der heren pastoors en van alle
" weldenkende lieden vestigen op de wenselijkheid van een abon-
" nement op de Katholieke Lectuur. Deze kan door de matige prijs,
" de boeiende inhoud en door het doel dat zij zich voor ogen stelt,
" niet anders dan op zijn minst bij velen in de smaak vallen en een
" heel groot succes behalen voor wat de goede orde en de openbare
" moraal betreft."

40.8 Page 398

▲back to top
- VI/398 -
H O O F D S T U K XXXIX
DE DEUGD DER STANDVASTIGHEID - DON BOSCO GEHOORZAAM AAN HET
BURGERLIJK GEZAG - ZIJN VOORZICHTIGHEID IN POLITIEKE
KWESTIES - ACHTERDOCHT VAN DE REGERING EN LASTERLIJKE
VERKLIKKINGEN - MINISTER FARINI - DON BOSCO DOOR DE POLITIE
BEWAAKT: HET BUREAU VAN DE ONDERZOEKSRECHTER LIGT OP DE
LOER - DON BOSCO GEWAARSCHUWD VOOR HET GEVAAR DAT HET
ORATORIO DREIGT - HEFTIGE ARTIKELEN IN DE KRANTEN DIE DE
SLUITING VAN HET ORATORIO EISEN
- BEVEL TOT HUISZOEKING DOOR CAVOUR GOEDGEKEURD -
BESLAGLEGGING OP EEN BRIEF VAN MGR. FRANSONI -
EEN VOORSPELLENDE DROOM - VERNIETIGING VAN KOSTBARE
DOCUMENTEN - DON BOSCO SCHRIJFT EN
BEWAART DE GESCHIEDENIS VAN DE HUISZOEKING -
VOORBERICHT BIJ HET HANDSCHRIFT.
"Zorg ervoor, nederig, dapper en sterk te zijn"! had de heilige
Maagd in de droom tot Don Bosco gezegd, en zo deed hij, mede door beoefe-
ning van de moeilijkste deugden, en zo bleef hij in de vele ondernemingen
die hem in zijn goddelijke zending opgedragen werden.
Kanunnik Ballesio schreef ons: "De christelijke standvastigheid
in Don Bosco lijkt wonderbaar, zodat hij voor ons, die bijna steeds in
zijn nabijheid waren, als het ware immuun scheen voor menselijke tekorten.
Sterk tegenover alle verleidingen van de geest en van het vlees, sterk
tegenover de ontmoedigende droefheid van moeilijkheden van allerlei aard
die zijn werk met zich bracht, sterk tegenover hoogmoed en ijdelheid, te-
genover de bedreigingen en bedrieglijke beloften van de ketters."
Mgr. Cagliero zei ons: "Terwijl ik zo vele jaren naast hem geleefd
heb, merkte ik steeds een merkwaardige onverstoorbaarheid bij hem op, een
grootheid van ziel bij het ondernemen en bestendigen van zijn vele onder-
nemingen voor de eer van God en het heil der zielen, tegen duizenden moei-
lijkheden in. Nooit verloor hij zijn gemoedsrust, noch zijn zachtmoedig-
heid en helderheid van geest en hart, hoe erg de laster ook was, hoe laag
de ondankbaarheid ook mocht zijn, hoe neerdrukkend de zaken, of hoe vaak

40.9 Page 399

▲back to top
- VI/399 -
er ook aanvallen ondernomen werden tegen zijn persoon en zijn Congregatie,
want steeds zei hij: "Est Deus in Israël!" "Niets kan ons deren!"
Merken we nog met Don Cerruti Francesco op: "Zijn heldhaftige stand-
vastigheid bleek nog schitterender door de morele en fysieke lasten die hem
min of meer gedurende zijn hele leven vergezelden. Het was iets wonderbaars
en voor ons bovendien een grote troost, hem rustig en met een glimlach te
zien te midden van grote lasten, de bitterste vernederingen en de ergste
vermoeienissen. Steeds bleef hij rustig en gelijkmoedig ook op ogenblikken
waarop God hem aan onverwachte beproevingen onderwierp, of wanneer het de
schijn had dat de publieke liefdadigheid hem minder goed gezind was. Het
leek een wonder dat hij niet bezweek, en het is iets dat ik niet kan ver-
klaren zonder de tussenkomst te erkennen van de goddelijke Voorzienigheid."
Van zulke standvastigheid, die de som is van alle deugden, daar
men een dergelijke graad van heldhaftigheid niet bereikt tenzij krachtens
verstervingen en een aanhoudende vereniging met Gods wilsbeschikkingen,
gaf hij ook in dat jaar een schitterend bewijs. Zijn bijzonder grote lief-
de voor de paus, die voor hem een tweede leven betekende, zou de oorzaak
worden van een groot gevaar voor zijn werk.
Alvorens daar echter dieper op in te gaan, moeten we opmerken dat
zich bij Don Bosco's deugd der standvastigheid, steeds in hoge mate de
rechtvaardigheid en de voorzichtigheid voegde. In zulke moeilijke tijden
wist hij zich zo te gedragen dat hij altijd en overal zijn plicht van
priester en katholiek vervulde, zonder in eerbied aan het wettige gezag
tekort te schieten. Hij wist dit laatste te scheiden van de mensen die het
uitoefenden. De mensen kunnen er misbruik van maken, maar van dat misbruik
komt krachtens wettige consequentie niets terecht, tenzij het gezag zelf
in diskrediet wil brengen en het de onderdanen toegestaan is in opstand
te komen.
De H. Petrus, de eerste paus, schreef in zijn brief aan de bekeer-
de hebreeuwen van Klein-Azië: "Onderwerp u aan alle menselijke instellin-
gen ter wille van de Heer: aan de keizer als het hoogste gezag, en aan de
stadhouders, omdat zij door hem zijn gezonden... Betoon eer aan allen, be-
min de broeders, vrees God, eer de Keizer."(1) En de keizer in die dagen
was Nero.
Dit waren de beginselen die Don Bosco in praktijk bracht, en on-
danks de vele botsingen die hij met de burgerlijke autoriteiten had, was
hij steeds gehoorzaam in alles wat niet inging tegen de wet van God en de
Kerk. Wanneer de gelegenheid zich voordeed spoorde hij aan tot gehoor-
zaamheid en eerbied tegenover de regeerders. Nooit liet hij zich een mis-
(1) 1 Petr., 1, 13-17. In het origineel staat ten onrechte 1, 11, 13.

40.10 Page 400

▲back to top
- VI/400 -
prijzend woord ten opzichte van hen ontvallen en hij drong er bij zijn me-
dewerkers op aan dezelfde gedragslijn te volgen. Hij was gewoon de prefec-
ten van de stad en de burgemeesters uit te nodigen tot een bezoek aan het
Oratorio en steeds ontving hij hen met alle tekenen van grote eerbied.
Steeds was hij bereid tot hulp, zoveel als in zijn vermogen was,
ter verlichting van openbare rampen. Hij verklaarde zich bereid tot mede-
werking, wanneer er op een gegeven ogenblik behoefte was aan het werk van
zijn stichting, ten dienste van de wettelijke gezagsdragers, voorzover hij
daardoor zijn geweten en zijn priesterlijk karakter niet ontsierde. Don
Rua was daarvan meermalen getuige.
Hij liet bidden pro regibus et omnibus qui in sublimitate sunt, ut
quietam et tranquillam vitam agamus.(1)
"Dat ze mij met rust laten", zo zei hij, "opdat ik kan werken en
een weinig goeds verrichten voor de jeugd." En hij bad voor zijn doorluch-
tige en wettige soeverein, voor de koninklijke familie, voor al degenen die
tot de regering behoorden, opdat God hun het licht en de kracht zou geven,
noodzakelijk voor degenen die het algemene belang dienen.
Nooit echter mengde hij zich in vraagstukken over de bondgenoot-
schappen van Italië, over buitenlandse interventies of over regeringsvor-
men. Hij spoorde de seminaristen aan zich niet met politiek bezig te hou-
den en zich nooit buiten te vertonen met dagbladen die daarover handelden.
Zelf nam hij eveneens dergelijke voorzorgen. Hij betrachtte grote omzich-
tigheid in de drukwerken die onder zijn naam verschenen, en liet iedere
uitdrukking achterwege die aanleiding zou kunnen geven tot boosaardige
interpretaties. Hij gaf ook een verklaring voor die bedachtzaamheid. "We
leven in heel moeilijke tijden! De tegenstanders hebben het zwaard in de
hand en met één slag kunnen ze ons de mogelijkheid ontnemen om goed te
doen."
Maar noch zijn loyale onderworpenheid aan de rechtmatige wetten van
zijn vaderland, noch de noodzakelijke maatregelen die hij nam door een
wijze voorzichtigheid aan de dag te leggen, behoedden hem voor de slagen
van de sektarische partij. Zijn grote en onbeperkte verknochtheid aan de
heilige Stoel was alom bekend en eveneens zijn grote ijver om deze onder
de gelovigen te begunstigen. Daarom werd hij beschouwd als een der leiders
van de katholieke partij en men vreesde dat hij de nieuwe aanvallen die
men tegen de paus overwoog, zou kunnen verhinderen. Vandaar dat men hem in
1860 de oorlog verklaarde, en Don Bosco kon terecht tot de Heer de woorden
uit psalm 16,4 herhalen: Propter verba labiorum tuorum ego custodivi vias
duras.
In het hart van enkele lieden van de regering waren, ondanks zijn
(1) 1 Tim. 2,2.

41 Pages 401-410

▲back to top

41.1 Page 401

▲back to top
- VI/401 -
goede werken die bewondering wekten en hem de gunst hadden doen verwerven
van vele zogenaamde liberalen, verdenkingen gerezen dat er in het Oratorio
een haard van samenzweringen bestond en een centrum van actieve propaganda
tegen de Staat. Bepaalde onzalige vijanden en laaghartige verklikkers die
bij de ministers op een goed blaadje wilden komen, fluisterden hen in het
oor dat Don Bosco geheime en compromitterende betrekkingen onderhield met
de jezuïeten, met aartsbisschop Mgr. Fransoni, met kardinaal Antonelli,
met Pius IX en zelfs met Oostenrijk, met het doel ontevredenheid onder het
volk te zaaien en een reactie voor te bereiden tegen de huidige openbare
orde. Zij meenden dat Don Bosco de paus voortdurend op de hoogte hield van
de gebeurtenissen die na 1848 steeds meer geleid hadden tot de onafhanke-
lijkheid van Italië en dat hij hem, om zo te zeggen van de etappes van de
revolutie op de hoogte had gehouden. De breve die Pius IX op 7 januari aan
hem gericht had, deed het bestaan van een briefwisseling veronderstellen
die tegen de regering gericht was.
Men ging zelfs zover te beweren dat er in het Oratorio een kamer
vol geweren lag om in bepaalde omstandigheden de jongens daarmee te be-
wapenen. Klaarblijkelijk echter hadden de verklikkers het vertrek waar het
brood lag opgeslagen voor dat van de wapens gehouden.
Doctor Carlo Luigi Farini, Minister van Binnenlandse Zaken hevige
voorstander van de Italiaanse revolutie, werd in zijn weelderige villa te
Saluggia, waar hij dikwijls zijn vrienden ontvangen had om samen te zwe-
ren, herhaaldelijk de verzekering gegeven dat er in het Oratorio van Val-
docco bewijzen te over te vinden waren dat Don Bosco heulde met de vijan-
den van Italië.
Ook benam zijn afkeer voor de paus hem zijn heldere blik, die
bleek uit het vierde deel van zijn geschiedenis over de Romeinse Staat,
waarin het pausdom en Pius IX belasterd werden en zowel feiten als bedoe-
lingen in een kwaad daglicht gesteld werden.
Daarom gaf hij opdracht aan de politie om Don Bosco in het oog te
houden.
In andere omstandigheden had het Oratorio ook al van verschillende
vervelende dingen last gehad, zoals we in de eerste delen van onze Memorie
gezien hebben, maar toen kwamen die van privé-personen, of van gemeenten,
maar het rijksgezag stond Don Bosco toen helpend ter zijde, zoals zelfs
gebeurde door koning Carlo Alberto zelf. In de tijd erna was hij verschei-
dene keren ontboden ad audiendum verbum, maar alles was toen beperkt ge-
bleven tot hoffelijke terechtwijzingen en raadgevingen. Thans was het as-
pect echter heel anders, daar er in de strijd tegen het Oratorio een vij-
and getreden was die de regering vertegenwoordigde en de macht aan zijn
kant had.
Don Bosco had enige argwaan opgevat doordat verschillende brieven
van vooraanstaande personen hem niet bereikt hadden. Het onderzoeken van

41.2 Page 402

▲back to top
- VI/402 -
brieven bij de post was in die tijd erg in zwang, zoals uit vele feiten
zou blijken. In elk postdistrict was zelfs een bureau ingericht voor de
zogenaamde "verificatie", en de voornaamste bevoegdheid hiervan bestond
in het nagaan of er brieven uitgingen of binnenkwamen, gericht tot perso-
nen die, zoals men zei, voor vijanden gehouden werden van de nieuwe orde.
En dat alles gebeurde ondanks de grondwet en tot meerdere eer en glorie
van de vrijheid.
Intussen was Don Bosco in het begin van het jaar door personen die
zich met politiek bezighielden, gewaarschuwd dat in de loges van de vrij-
metselarij het besluit genomen was hem de oorlog te verklaren, ook om hem
te verhinderen een zending voort te zetten die zo tegen hun slinkse plan-
nen inging. Een van zijn vrienden, die een hooggeplaatste ambtenaar was
bij het Ministerie van Binnenlandse Zaken, liet hem weten dat men besloten
had tot het sluiten van het Oratorio; daarom probeerde hij dat gevaar te
bezweren.
Een maand nadat hij deze waarschuwingen gekregen had, begonnen de
liberale dagbladen met grote hardnekkigheid tegen hem te schrijven. Met
scherpe scheldwoorden, lasteringen en gemene toespelingen, verwierpen zij
het werk van Don Bosco als in strijd met de vrijheid, met de onafhanke-
lijkheid van Italië en hem zelf als een vijand van het vaderland en van de
instellingen die het land bestuurden. Ze beschreven het Oratorio als een
nest van door de paus aangeworven samenzweerders en eisten op hoge toon
dat het zou worden gesloten.
Een scheldblad schreef, dat er in het huis van Don Bosco compromit-
terende documenten te vinden waren, dat het doorzocht moest worden en dan
zou men die wel vinden. - "De regering zende er scherpzinnige en objectie-
ve mensen heen, en men zal tot de ontdekking komen van de draad van het op
touw gezette complot", schreef een andere spreekbuis van de sekte. - De
Gazzetta del Popolo schreef tenslotte: "Het Oratorio van de H. Franciscus
van Sales is het centrum van de reactie; de minister zal er niet in slagen
het gevaar dat hem boven het hoofd hangt te bezweren, zolang hij het broei-
nest van Valdocco laat voortbestaan."
Zo vormde men de publieke opinie. Men maakte voor de regering de
weg vrij om de slag die ze overwoog, zonder zich te erg gehaat te maken,
toe te brengen. Door middel van een onverwachte huiszoeking in het huis
van het Oratorio hoopte men bij verrassing de hand te kunnen leggen op en-
kele documenten die voldoende stof konden leveren voor een dagvaarding en
een proces. Men was er zeker van dat doel te bereiken, want men wilde Don
Bosco tot iedere prijs schuldig bevinden en in de gevangenis opsluiten of
elders naar een gedwongen verblijf zenden.
Het werk van het Oratorio, dat in de loop van negentien jaar zo-
veel zorgen, moeiten en zweet aan Don Bosco en zijn medewerkers gekost
had, liep dus gevaar als in een maalmolen vernietigd te worden. Er werd
nogal wat rumoer verwekt door de bedreiging dat men degene die de opgeno-

41.3 Page 403

▲back to top
- VI/403 -
men en arme kinderen in het huis van brood voorzag en hun een fatsoenlij-
ke toekomst verschafte, in de gevangenis zou stoppen. Men vreesde dat het
instituut gesloten zou worden, dat de jongens verdreven en op straat ge-
zet zouden worden of teruggezonden naar hun arme families, tot versplin-
tering van hun rechtmatige verwachtingen. En die vrees groeide doordat er
in die dagen verscheidene opvoedingstehuizen gesloten werden en achtens-
waardige personen van verschillende geestelijke orden gevangen genomen
werden.
Zonder zich echter van zijn stuk te laten brengen, zoals ook uit het
verhaalde in de voorgaande hoofdstukken blijkt, wachtte Don Bosco rustig op
de tussenkomst van Onze-Lieve-Vrouw.
Tenslotte gaf Farini na enige tijd opdracht aan de commissaris van
politie een fiscaal bezoek aan het Oratorio te brengen.
Hij was echter niet de enige verantwoordelijke voor de plagerijen
die het instituut te doorstaan had. Ook graaf Camillo di Cavour droeg een
deel van de verantwoordelijkheid. Zo was zijn karakter; mooie beloften,
vriendelijk tegenover iedereen, en daarna achterbakse en onbehoorlijke
daden. Het bevel tot huiszoeking was niet door hem ondertekend, maar hij
was er wel mede van op de hoogte, en als hoofd van het ministerie had hij
het kunnen en moeten voorkomen. We zeggen moeten, omdat hij ervan over-
tuigd was dat het Oratorio niet zo was als het door de lasteraars en de
dagbladen werd afgeschilderd, want hij kende Don Bosco al jaren en hij had
bewijzen van het vreedzame en liefdadige karakter van dit instituut. Ook
kwam hij, zoals we al verteld hebben, in de eerste tijd van het Oratorio
op zondagen naar het Oratorio en vermaakte zich daar met de jongens en
praatte met hen en had er plezier in onder de speeltijd naar hen te kijken.
Meer nog: hij nam deel aan hun kerkdiensten en plechtigheden, en meer dan
eens nam hij deel aan de processie ter ere van de H. Aloysius van Gonzaga,
met in de ene hand de kaars en in de andere het boek, terwijl hij met ons
de hymne Infensus hostis gloriae ter ere van de heilige zong. Vele malen
had hij Don Bosco verplicht met hem aan tafel te gaan en was met de meest
uitgelezen beminnelijkheid door hem ontvangen, terwijl hij de avond met
hem doorbracht onder langdurige gesprekken, waarbij hij hem vragen stelde
over het Oratorio, over zijn jongens en over het opvoedingssysteem! On-
danks dat alles stond hij, daar hij van de sekten afhankelijk was, de
huiszoeking toe en, zoals in die dagen aan Don Bosco werd meegedeeld, be-
perkte hij er zich toe tot zijn collega's te zeggen: "Wat mij betreft, ge-
loof ik dat het nutteloos is huiszoeking bij Don Bosco te doen, omdat hij
slimmer is dan wij. Ofwel heeft hij zich niet gecompromitteerd, ofwel
heeft hij dan al lang zijn voorzorgsmaatregelen getroffen; doet in alle
geval wat u meent dat goed is."
Het motief tot deze tirannieke beslissing was een brief die Mgr.
Luigi Fransoni uit Lyon aan Don Bosco gericht had, waarin de doorluchtige
banneling hem waarschuwde dat hij op hem gerekend had voor een delicate
aangelegenheid die hem bijzonder na aan het hart lag, en waarmee hij een

41.4 Page 404

▲back to top
- VI/404 -
grote dienst aan het aartsdiocees zou bewijzen. Hij verzocht hem zich te
belasten met aan de pastoors een vertrouwelijke herderlijke brief van hem
te willen bezorgen, waarin hij hun bepaalde noodzakelijke normen gaf over
de manier waarop zij moesten handelen temidden van zoveel moeilijkheden die
zij van de zijde van het gerecht moesten verduren. Tegelijkertijd verzocht
hij hem, hem mee te delen, hoe hij hem die brieven op de veiligste manier
kon laten toekomen, zonder dat men hoefde te vrezen dat ze in handen van
de regering zouden vallen. Wanneer de kans bestond dat hij in moeilijkhe-
den kwam of bang was zich te compromitteren moest hij het hem laten weten.
In ieder geval zou hij graag zo spoedig mogelijk antwoord ontvangen.
De brief had zijn bestemming niet bereikt. Na een tijdje echter
werd Don Bosco door een vriend een briefje van de aartsbisschop zelf ter
hand gesteld. De prelaat beklaagde er zich over geen antwoord gekregen te
hebben van Don Bosco: en hij zei dat het nu niet meer nodig was hem die
dienst te bewijzen waar hij om gevraagd had en dat hij zich tot andere
personen gewend had om die instructies hun bestemming te laten bereiken.
Pas enkele jaren later werd Don Bosco bekend met dit nieuwe bewijs van
vertrouwen dat zijn aartsbisschop in hem gesteld had.
Maar hoe toch was die brief zoek geraakt? Men had hem bij de post
herkend en hem in opdracht van de minister geopend en nagekeken.
Daar Don Bosco niets wist van een dergelijke compromitterende ge-
schiedenis, behield hij zijn kalmte. In feite drie dagen voor de huiszoe-
king, in de nacht van woensdag op donderdag, had hij een droom die hem,
welke verklaring hij er ook aan gaf, van groot voordeel zou zijn. Ziehier
hoe Don Bosco het zelf vertelt:
"Het was me alsof ik een troep boeven mijn kamer zag binnenkomen,
die zich van mij meester maakten, mijn brieven doorsnuffelden, in alle
kasten en kisten keken, en alle papieren het onderste boven haalden.
"Op dat ogenblik had een van hen, die er heel welwillend uitzag te-
gen me gezegd: "Waarom hebt u die en die brief niet weggedaan? Zou u het
zo prettig vinden als ze die brief van de aartsbisschop vonden, die u en
hem last zou kunnen bezorgen? En die brieven uit Rome, die u bijna verge-
ten bent, die liggen hier - en hij wees de plaats aan - en die andere
daar? Als u die weggedaan had zou u nergens last van gehad hebben." - Toen
het dag geworden was, heb ik de droom voor de grap verteld en als een spel
van mijn fantasie beschouwd. Niettemin heb ik verscheidene dingen geordend
en sommige geschriften die in mijn nadeel zouden kunnen worden uitgelegd,
weggedaan. Die documenten bestonden uit enkele vertrouwelijke brieven die
niets met politiek of regeringszaken te maken hadden. Als overtreding kon
echter iedere van de paus of van de aartsbisschop ontvangen richtlijn be-
schouwd worden, handelend over de gedragslijn die de priesters in geval
van bepaalde gewetensmoeilijkheden te volgen hadden.

41.5 Page 405

▲back to top
- VI/405 -
Toen de huiszoekingen dan ook begonnen, had ik alles wat ook maar even
zou hebben kunnen duiden op politieke betrekkingen, naar elders overge-
bracht."
Het komt hierdoor dat bepaalde authentieke brieven uit de eerste
tijd van het Oratorio zo schaars zijn. Bij het wegbergen van die papie-
ren moest Don Bosco zich bedienen van enkele van zijn meest betrouwbare
jongens. En omdat ze de opdracht niet helemaal goed begrepen hadden, heb-
ben ze een gedeelte ervan verbrand, een deel verborgen en een deel in Tu-
rijn in bewaring gegeven bij vertrouwde personen. Daardoor ging het groot-
ste deel van de kostbare documenten verloren. Het waren papieren die han-
delden over de betrekkingen met de Heilige Stoel, enkele brieven van Pius
IX, de afschriften van Don Bosco's brieven aan de paus, de correspondentie
vanaf 1851 met de aartsbisschop van Turijn, de briefwisseling met staats-
lieden, vooral met oud-ministers, de beschrijvingen en aantekeningen over
de dromen die Don Bosco gewoonlijk opschreef om gemakshalve te bewaren,
het verhaal over genaden door bemiddeling van Onze-Lieve-Vrouw verkregen,
over wonderbaarlijke feiten en ook over buitengewone daden van de jongens;
het ging allemaal verloren, hetzij uit nieuwsgierigheid of doordat men het
een te gevaarlijk bezit vond. Er was geen tijd om een beredeneerde keuze
te maken. Verscheidene van die papieren hield Giuseppe Buzzetti indertijd
bij zich en ter wille van Don Bosco's veiligheid, vernietigde hij ze zon-
der er iemand anders in te kennen. Van andere werd de bergplaats vergeten
en ze werden jaren later ontdekt onder een balk van de St.-Franciscuskerk.
Deze schijnbare slordigheid mag echter geen verwondering wekken
daar eruit blijkt hoe noodzakelijk die haast was. Wat Don Bosco verbaasde,
was, dat degenen die de huiszoeking hielden vooral op die plaatsen zoch-
ten en neusden, waar zulke documenten zich eerst bevonden hadden, namelijk
daar waar ze hem in zijn droom aangewezen waren.
Van deze betreurenswaardige gebeurtenissen hield Don Bosco aanteke-
ning, zoals ook van andere huiszoekingen die drie jaar later plaatsvonden,
en het handschrift liet hij van een inleiding voorafgaan. Uit enkele zin-
nen daarvan kan men opmaken dat hij dit werk uitvoeriger had willen maken
en een inzicht wenste te geven in de toestand waarin de Kerk zich in Ita-
lië in het algemeen en in Piëmont in het bijzonder bevond. Vervolgens werd
er in uiteengezet welke de verschillende motieven waren van de sektarische
haat tegen de paus en tegen de geestelijkheid die hem trouw gebleven was
en zich gehoorzaam onderwierp aan de oude tuchtwet: Miles pro duce; Dux
pro causa militat.
Hij heeft ofwel geen tijd gehad om de verhandeling af te maken, of
is van mening veranderd en heeft zich beperkt tot het eenvoudig opsommen
van de feiten. Hij hield het manuscript bij zich, waaraan wij ontleend
hebben wat we thans verhaald hebben en nog zullen verhalen met toevoeging
van enkele bijzonderheden die de leerlingen uit die tijd bekend waren en
die door hem weggelaten werden.

41.6 Page 406

▲back to top
- VI/406 -
We bieden de lezer het bedoelde voorwoord aan dat als titel draagt:
Verantwoording van dit geschrift.
"
Om te voldoen aan de vele vragen die me herhaaldelijk ge-
" daan zijn, om enkele feiten uit het jaar 1860 te boekstaven, heb
" ik gemeend goed te doen met de voornaamste opeenvolgende gebeur-
" tenissen te beschrijven van de huiszoekingen die in opdracht van
" de regeringsautoriteiten in het huis van Valdocco gehouden werden.
"
Het is mijn bedoeling een getrouwe uiteenzetting te geven
" van wat er gebeurde op die ogenblikken van beproeving. Ik geef de-
" ze uiteenzetting letterlijk en naar waarheid, zonder de pretentie
" te hebben iemand te ontlasten, noch te beschuldigen. Wanneer ik
" me niettemin in een of ander opzicht vergist mocht hebben, of voor-
" opgezette meningen mocht koesteren, wat voor een katholieke pries-
" ter niet past, wil ik alles terugroepen wat met betrekking tot de
" godsdienst berispelijk zou kunnen zijn.
"
Ik heb geschreven voor mijn salesiaanse zonen en hoop dat
" zij van deze richtlijnen en vermaningen gebruik kunnen maken. Ten
" eerste als richtlijn. Wanneer de goddelijke Voorzienigheid toelaat
" dat een van onze leden zich in soortgelijke omstandigheden zou be-
" vinden, dient hij te proberen met de hoogste autoriteiten te spre-
" ken. Ik heb opgemerkt dat in geval van bepaalde hatelijke maatrege-
" len die genomen worden tot nadeel van de katholieken, de ministers
" er gewoonlijk de eerste stoot toe gegeven hebben, en daarna was het
" er hun niet meer om te doen dat men tot de uiterste consequenties
" van hun bevelen zou gaan. Het waren bijna steeds hun ondergeschik-
" ten die met hun onwaardige plagerijen iedere maat overschreden.
"
Deze zijn steeds de grootste intriganten, die een overmaat
" van ijver aan de dag leggen om vorderingen te maken in hun carrière.
" Het deert hen weinig of er een mens verpletterd wordt; dikwijls
" vervalsen zij feiten om te bewijzen dat ze onbevooroordeeld zijn;
" ze willen geprezen worden om hun omzichtigheid; en onder het voor-
" wendsel dat niet zij de wetten gemaakt of de bevelen gegeven heb-
" ben, tonen zij zich onverbiddelijk en soms grof. Hun chefs daaren-
" tegen tonen zich vaak veel menselijker, redelijker, soepeler dan
" hun ondergeschikten. Dat kan verschillende oorzaken hebben. Het
" kan komen doordat ze niemand boven zich hebben aan wie ze reken-
" schap verschuldigd zijn of omdat ze niets meer te verwachten hebben
" daar ze al alles verkregen hebben. Het kan ook zijn dat ze naar
" populariteit verlangen en deze nastreven om zich op hun post te
" handhaven, of dat ze op rust gesteld zijn om van hun positie te
" kunnen genieten. Soms ook spreekt hij hen het behagen in lofprij-
" zingen, en zien ze graag dat men een beroep doet op hun min of meer
" gemeende loyaliteit. Ook kunnen ze geleid worden door de overweging,
" dat ze degene die zich tot hen wendt of een van diens soortgenoten
" op zekere dag wel eens zouden kunnen nodig hebben. Ook speelt de
" opvoeding die zij ontvangen hebben een grote rol, evenals de goe-
" de naam en de achting die ze wensen te verwerven, of het menselijk

41.7 Page 407

▲back to top
- VI/407 -
" opzicht en ook natuurlijke goedheid of hun beleefdheid: en wanneer
" duidelijk blijkt wat rechtvaardig is, kan men hopen op een recht-
" vaardig oordeel. Ter liefde van Jezus Christus is het echter voor-
" al nodig zich geen vrees te laten aanjagen door vernederingen.
"
Door hen te bezoeken en met hen te spreken zullen we veel
" meer gedaan krijgen dan door vele fraaie en wijs geschreven
" bladzijden.
"
Door deze gedragslijn te volgen kunnen wij inzicht geven in
" onze handelwijze, hetzij van dingen die al gedaan zijn of van die
" we nog moeten doen: de persoonlijke uiteenzetting van onze goede
" bedoelingen zal de vooroordelen die zich in de geest van sommigen
" kunnen vast gezet hebben, fel doen afnemen en soms geheel doen ver-
" dwijnen. Een dergelijke manier van handelen werkt verzoenend en
" stemt de tegenstanders heel dikwijls welwillend. En dat is tenslot-
" te niets anders dan wat de Heilige Geest aanbeveelt: Responsio mol-
" lis frangit iram.(1)
"
Op de tweede plaats een vermaning zich helemaal te onthouden
" van de politiek, ook wanneer zij zich voordoet onder de gedaante
" van iets goeds. Maar in ieder geval en bij iedere moeilijke ontmoe-
" ting neme men zijn toevlucht tot het gebed, en storte men in stilte
" schietgebeden om van God verlichting en genade te verkrijgen. Ver-
" volgens zet men vrijmoedig de waarheid uiteen en antwoordt men de
" autoriteit met eerbied, maar duidelijk en vastberaden op elke vraag
" die gesteld wordt. En wanneer men vergunning heeft om te spreken
" maakt men van die gelegenheid gebruik om het gesprek te brengen op
" de dingen die onze handelingen kunnen rechtvaardigen. Wanneer men
" overigens met leken spreekt, is het nodig spoedig op de godsdien-
" stige motieven te wijzen en bij voorkeur het licht te laten vallen
" op de oprechtheid van handelingen en personen en op de werken die
" de wereld filantropie noemt, maar die onze heilige godsdienst
" pleegt aan te duiden met naastenliefde.
"
God helpe ons over de moeilijkheden heen te komen die he-
" laas onvermijdelijk zijn, in deze wereld, die zoals 1 Joh. 1,19 (2)
" zegt, geheel onder de macht van het kwaad gesteld is. Mundus in ma-
" lisno nsitus est totus. De Heilige Maagd verkrijge voor ons van
" Haar goddelijke Zoon, dat wij dagen van vrede mogen beleven opdat
" wij God op aarde zullen kunnen beminnen en dienen en eens voor al-
" tijd naar de eeuwige zaligheid mogen gaan. Zo zij het.
"
Het was in 1860. De politieke gebeurtenissen brachten heel
" Europa in opwinding en Italië was er het middelpunt van. Een par-
" tij, of beter gezegd een bond onder de naam van democratische li-
" beralen, of eenvoudigweg van Italiani, had de geest van de revolu-
" tie bevorderd, te beginnen vanaf het paleis der soevereinen tot
" het armoedige hutje van de eenvoudige landbouwer en van de arme
" werkman.
(1) Prov. 15,1.
(2) Hier stond verkeerdelijk "het Evangelie zegt".

41.8 Page 408

▲back to top
- VI/408 –
" Toen de mannelijke en vrouwelijke kloostergemeenschappen opgeheven
" waren, alle wetten van de Kerk en zelfs het gezag van de paus
" aan kant waren gesteld, de geestelijke rechtbank afgeschaft, be-
" slag gelegd was op de goederen van de collegiale kerken en van
" de seminaries, en op de bisschoppelijke prebenden, werden voor het
" grootste deel ook de staten van de heilige Stoel overmeesterd. Om
" allen schrik in te boezemen en om te laten zien dat ze voor
" niemand bang waren, gaven de leiders het bevel tot huisarrest
" en huiszoekingen.
"
Degenen op wie de verdenking gevallen was dat zij vijandig
" stonden tegenover hun politiek, werden voor het merendeel in de
" gevangenis geworpen of er werd hun een gedwongen verblijfplaats
" aangewezen, dat wil zeggen dat ze veroordeeld werden tot bal-
" lingschap in bepaalde plaatsen tot zolang als het de gezagdragers
" behaagde. Dat gebeurde zonder dat de beschuldigde gehoord werd
" of zijn onschuld of rechtvaardiging naar voren kon brengen.
"
Gewoonlijk ging er aan het opleggen van een gedwongen ver-
" blijfplaats een huiszoeking vooraf die een soort van wettelijke
" geweldpleging is. Onder een voorgewende schijn van wettelijkheid
" bracht de fiscus een bezoek aan de huizen van die burgers die door
" een of andere verklikker als schuldig werden voorgesteld, wat zo-
" veel wilde zeggen als dat ze niet revolutionair waren. De fiscus
" moest in die gevallen een allernauwkeurigst onderzoek instellen,
" teneinde brieven of plannen of welke geschriften ook te ontdekken
" die tegen de regering gericht waren en die men gewoonlijk corpus
" delicti noemde.
"
Elf keren werd ons huis met deze huiszoekingen vereerd. Ik
" zal er slechts een van behandelen, waaruit men de aard van de an-
" dere wel kan afleiden.
Don Bosco's sterkte triomfeerde echter over alle. "Houten gebinten,
goed samengevoegd tot een gebouw", zo leest men in Ecclesiasticus, hoofd-
stuk 22,(1) "zullen bij een aardbeving niet gemakkelijk worden ontwricht,
zo is het ook met een hart, bevestigd van een verstandige man zal nooit
door vrees worden veranderd... Wie stevig in Gods geboden staat, zal nim-
mer vrees kennen."
(1) vers 16-22.

41.9 Page 409

▲back to top
- VI/409 -
H O O F D S T U K XL
TWEE JEZUIETEN IN DE GEVANGENIS OPGESLOTEN - DON BOSCO
EN EEN DOOR MINISTER FARINI AANBEVOLEN JONGEN - DE
ONDERZOEKSAMBTENAREN KOMEN IN HET ORATORIO AAN - EERSTE
ONTMOETING MET DON BOSCO EN VRAAG NAAR HET
HUISZOEKINGSBEVEL - DE BEAMBTEN; GERECHTVAARDIGD
VERZET; BEDREIGINGEN; WELDADIGHEID EN BOOSAARDIGHEID -
GISTING ONDER DE JONGENS - WOORDEN VAN DON BOSCO -
BEZORGDHEID VAN DON ALASONATTI - KOMISCHE EN ERNSTIGE
TAFERELEN TUSSEN DE BEWAKERS EN DE LEERLINGEN - DE SJERP
VAN DE POLITIECOMMISSARIS EN HET BEVEL TOT HUISZOEKING -
ONGEPASTE SCHERTS GOEDGEMAAKT - LIJFSONDER-
ZOEK - DE PRULLEMAND EN DE ADVOCAAT - EEN VERGETEN TELEGRAM
- ONDERZOEK VAN DE BRIEVEN - MERKWAARDIGE GEBEURTENISSEN -
DE REKENINGEN VAN SCHULDEISERS - DE PAUSELIJKE BREVE -
IN DE BIBLIOTHEEK.
Het was 26 mei, vigilie van de grote plechtigheid van Pinksteren.
's Avonds had de politie eerst een fiscaal bezoek gebracht aan het huis
dat door twee jezuïeten bewoond werd, pater Protasi en pater Sapetti, die
ziek was. Beiden werden aan de politie overgeleverd, en werden een dag en
twee nachten opgesloten in een onderaardse kerker van het palazzo Madama.
Don Bosco ging om twee uur 's middags, na zijn sobere maaltijd, de
trap op om zich in zijn kamer terug te trekken. Bij het betreden van de
galerij kwam een arme moeder naar hem toe in gezelschap van een van haar
kinderen, met een brief van de Minister van Binnenlandse Zaken, die al-
dus luidde:
" Ministerie van Binnenlandse
"
Zaken
" Afd. 5 – No. 1345
Turijn, 21 mei 1860.
"
"
De Heer theoloog Leonardo Murialdo deelde ondergetekende
" mede dat de jeugdige Tommaso Pellegrino opgenomen werd in het hos-

41.10 Page 410

▲back to top
- VI/410 -
" pitium van de H. Franciscus van Sales in Valdocco.
"
Zijn dank betuigend tegenover Don Giovanni Bosco, rector
" van voornoemd hospitium voor de inwilliging van zijn verzoek dd.
" 27 april jl., deelt de ondergetekende mede, beschikt te hebben dat
" er aan bovengenoemd hospitium een subsidie van 100 lire zou wor-
" den uitbetaald uit de kas van dit ministerie, wat ter beschik-
" king is bij de provinciale administratie van deze stad.
"
"
In opdracht van de minister,
"
C. Salino.
Terwijl hij, met de seminarist Cagliero naast zich, dit briefje
stond te lezen, kwamen drie als heren geklede mannen naar hem toe, van wie
er een hem toesprak en zei:
"We moeten Don Bosco spreken."
"Dat ben ik", antwoordde hij, "maar hebt u even geduld. Als ik met
deze jongen klaar ben, ben ik tot uw beschikking."
"We kunnen niet wachten", zei de ander onbeleefd.
"Is er zo een haast met datgene waarmee ik u van dienst kan zijn?"
"We moeten u onder vier ogen spreken."
"Wel, dan gaan we hier dadelijk in de kamer van de prefect."
"Niet in de kamer van de prefect, maar in uw kamer."
"Daar kan ik nu niet komen."
"Toch zult u erheen moeten; dat kan niet anders."
"Maar wie bent u, en wat wilt u van me?"
"We zijn hier om huiszoeking te komen doen."
Toen begreep Don Bosco volkomen duidelijk, wat hij in het begin
alleen maar vermoed had. De ander vervolgde: "Zeker, mijnheer, we hebben
opdracht om uw Oratorio tot in alle hoeken te doorzoeken, tot in alle uit-
hoeken, en rapport uit te brengen aan de regering over wat er aan com-
promitterends gevonden kan worden en dat een gevaar oplevert voor de vei-
ligheid van de Staat. Het spijt ons dat we u moeten komen storen, maar
een hogere wil dan de onze heeft ons opgedragen deze onaangename stap te
ondernemen."
"Gelooft u dan, dat Don Bosco zich met politiek inlaat?"

42 Pages 411-420

▲back to top

42.1 Page 411

▲back to top
- VI/411 -
"Nee, wij geloven niets, maar we moeten gehoorzamen. Wilt u zo goed
zijn met ons mee te gaan."
"Ik? Maar wie bent u dan"? zei Don Bosco toen met een vastberaden
gezicht.
"Hoe nu, kent U mij niet? U maakt zeker een grapje. We hebben al
verscheidene jaren met elkaar te doen en al die tijd hebben we contacten
met elkaar gehad."
"Nee, o, nee, mijnheer, ik ken u helemaal niet, en ik ken ook die
twee andere heren niet."
"Wel", antwoordde degene die de leiding scheen te hebben: "Ik ben
advocaat Grasso, gevolmachtigde van de openbare veiligheid, en deze twee
zijn advocaat Tua en advocaat Grasselli en vertegenwoordigen de fiscus."
"Hebt u een papier bij u, zoals de wet voorschrijft?" "Neen."
"Wie machtigt u dan deze huiszoeking bij mij te doen?"
"Het gezag heeft geen machtiging nodig."
"Neemt u me niet kwalijk heren. Ik geloof graag dat u gentlemen
bent, maar ik zou me ook kunnen vergissen. Zolang u me uw opdracht niet
toont, met de beperkingen daarin voorzien, ben ik niet verplicht u in
mijn kamer te ontvangen, noch ergens anders in dit huis... En ik zal me
weten te verzetten."
"Wat zegt u? Durft u in opstand komen tegen het gezag?"
"Ik ben een trouwe onderdaan. Ik eerbiedig het gezag en doe het
ook eerbiedigen door anderen, maar ik ben tegen misbruik van macht ge-
kant."
"Er is hier geen sprake van machtsmisbruik. Wilt u ons soms dwin-
gen geweld te gebruiken?"
"U zult er wel voor oppassen in mijn huis geweld te gebruiken. De
grondwet garandeert de onschendbaarheid van het huis van vreedzame bur-
gers, en ieder geweld dat tegen me gebruikt zou worden, zal ik beschouwen
als inbreuk op huisvrede en ik zal er een aanklacht over indienen."
De gevolmachtigde en de twee anderen keken elkaar aan. Ze hadden
het bevel tot huiszoeking niet meegebracht, omdat ze dachten dat hun aan-
wezigheid wel voldoende was om een arme priester te intimideren en hem
geheel naar hun hand te zetten. Misschien ook hadden ze in verband met
bepaalde instructies het bevel met opzet bij de commissaris van politie
achtergelaten. "Dus", antwoordden de heren, "Don Bosco hecht geen geloof
aan wat we zeggen?"

42.2 Page 412

▲back to top
- VI/412 -
"Ik zeg niet dat ik u niet geloof, ik zeg alleen dat als u in mijn
huis wilt binnendringen u mij het bevel daartoe moet tonen."
Gedurende die woordentwist tussen Don Bosco en de heren, verspreid-
den zich 18 gendarmen over de speelplaats en de trappen, gedeeltelijk in
uniform en gedeeltelijk in burger. Een deel van hen vatte post op het pad
buiten het Oratorio om vreemdelingen de toegang te verbieden. Het leek wel
alsof men op het politiebureau een arm weeshuis voor een Oostenrijkse ves-
ting hield die met geweld moest ingenomen worden. De gevolmachtigde Gras-
so, ongeduldig geworden door het lange gesprek, of misschien om Don Bosco
te intimideren, liet enkele van de gendarmen naderbij komen en op hoge en
strenge toon vroeg hij:
"U brengt ons dus naar uw kamer?"
"Ik kan en zal U daar niet heen brengen, zolang U me niet laat
zien, wie U zendt en op wiens gezag en om welke reden. En pas er wel voor
op niet tot handelingen over te gaan, want in dat geval zal ik "Houd de
dief"! schreeuwen voor heel het Oratorio, ik zal storm laten luiden, en al
mijn beminde jongens en de buren te hulp roepen, en door u te behandelen
als aanvallers en geweldplegers op de woning van anderen, zal ik u dwingen
tot uw schade en schande de aftocht te blazen. Het is waar dat u kunt pro-
beren me naar de gevangenis te brengen, maar in dat geval maakt u zich
schuldig aan een handeling die in de ogen van God en de mensen afkeurens-
waardig is."
Onder het spreken had hij voortdurend zijn kalmte en geestelijke
gelijkmoedigheid bewaard. Toen hij uitgesproken was, kwam een van de gen-
darmen op hem toe om de hand op hem te leggen, maar aangezien Tua en Gras-
selli uiteindelijk hadden ingezien dat het verzoek van Don Bosco gerecht-
vaardigd was, wees de redelijker geworden gevolmachtigde hem terug en zei:
"We zullen de zaak zoveel mogelijk zonder geweld afhandelen." Vervolgens
wendde hij zich tot een van zijn collega's: "Ga het bevel eens even halen
dat we op het hoofdbureau hebben vergeten." De andere advocaat vertrok
meteen, maar het duurde een goed half uur voor hij terug was.
In die tussentijd handelde Don Bosco zijn gesprek af met de aanbe-
volen jongen en diens moeder. Zij waren niet van hun plaats gegaan ver-
stomd als beiden waren door dat onverwachte onderhoud waarvan de draag-
wijdte hun ontging. Van zijn kant kon Don Bosco deze aanbeveling van de
minister, hoezeer ook voorzien, niet goed in overeenstemming brengen met
een bevel tot huiszoeking en met bedreiging van aanhouding van de kant
der regering. Was dat huichelarij? Een valstrik? Of was het bevel tot
huiszoeking uitgevaardigd door een ondergeschikte autoriteit zonder mede-
weten van de Minister van Binnenlandse Zaken? Nadat Don Bosco met de moe-
der over enkele voorwaarden voor de opneming van de jongen gesproken had
aarzelde hij niet de arme jongen onder zijn leerlingen op te nemen, ter-
wijl hij tot deze zei: "Je zult hier bij mij blijven, beste jongen, en
het brood van Don Bosco eten."

42.3 Page 413

▲back to top
- VI/413 -
Het verheugde hem dat de goddelijke Voorzienigheid hem de gelegen-
heid bood, kwaad met goed te vergelden tegenover degenen die, in plaats
van erkentelijk te zijn voor wat hij deed om het aantal schelmen te ver-
minderen en aan de gemeenschap ontwikkelde en rechtschapen burgers te
schenken, hem alleen vereerden met vijandige daden en hem behandelden als
een samenzweerder en verstoorder van de openbare orde.
Intussen hadden de jongens zich om twee uur in hun onderscheiden
klassen en werkplaatsen teruggetrokken. Het duurde echter niet lang, of
sommigen die achtergebleven of naar buiten gekomen waren, bemerkten dat
er iets ernstigs in de lucht hing. Om hen daarvan te overtuigen was het
zien van zoveel gendarmen, die als het ware voor een rover of moordenaar
op de loer lagen, al voldoende. Daarna verspreidde zich bliksemsnel over-
al het gerucht dat men Don Bosco naar de gevangenis wilde brengen. Er
stond inderdaad voor de poort een rijtuig gereed. Dat gerucht wekte angst
en verwarring in heel het huis. De jongens wilden niet meer in de klassen
en werkplaatsen blijven; sommigen gingen tekeer, anderen vroegen schreiend
om naar buiten te mogen gaan om hun eigen vader te verdedigen of met hem
naar de gevangenis te gaan. Het schouwspel was een tijd lang zo ontroerend
dat oud-leerlingen thans nog de tranen in de ogen krijgen als zij eraan
terugdenken. De leraren en meesters hadden de grootste moeite om de rust
te herstellen en de verzekering te geven dat er voor Don Bosco geen en-
kel gevaar bestond. Als daar sprake van geweest was, zou hijzelf het hun
wel gezegd hebben en tot zijn bescherming opgeroepen hebben. De seminarist
Giovanni Cagliero moest toesnellen om hier en daar tot kalmte aan te spo-
ren en allen aan te raden een beetje te bidden.
Aan enkele ouderen werd niettemin toegestaan naar buiten te gaan.
Ze gingen naar Don Bosco toe en vroegen hem zachtjes: "Vindt u het goed
als we u van die botteriken verlossen?"
"Neen", antwoordde hij, "ik verbied jullie ook ieder woord en
iedere handeling die me ook zou kunnen beledigen. Wees maar niet bang, ik
breng alles wel in orde, en jullie hoeven alleen maar aan het werk te gaan
en jullie kameraden aan te sporen om rustig te zijn."
Zonder deze voorzichtige en vreedzame woorden zou er die middag
zeker een of andere ramp gebeurd zijn, want in de harten van al de jon-
gens heerste zulke stemming dat zij zich in stukken zouden hebben laten
scheuren om Don Bosco te verdedigen. Ook de steeds zachtmoedige prefect
Don Vittorio Alasonatti, de rechterhand van Don Bosco, toonde zich heel
bezorgd. Hij vreesde de gevangenneming van Don Bosco niet minder dan de
leerlingen en hij verklaarde dat aldus: "Onder zoveel brie ven die Don
Bosco in deze tijd ontvangt, kan het zijn dat er een of ander over poli-
tiek handelt in een zin die de Regering onaangenaam is en waarin afkeu-
ring wordt geuit over de annexatie van de Romagna. Een dergelijk document,
ook al is het niet door hem geschreven, zou in deze omstandigheden in
ieder geval voldoende zijn om degenen die geweld willen gebruiken, een
voorwendsel aan de hand te doen. Wee, als me een dergelijk ongeluk over-
komt!

42.4 Page 414

▲back to top
- VI/414 -
Wat moet ik in dit huis beginnen zonder Don Bosco? Het zou dan nog veel
beter zijn dat ze mij maar opsloten." - Bij het uiten van die woorden
was de ijverige priester tot tranen toe ontroerd, en hij nam zich voor
zelf naar de gevangenis te gaan in plaats van Don Bosco.
De gendarmen die zich intussen over al de verdiepingen van het huis
verspreid hadden, bewaakten al de deuren van de trapportalen, alle hoeken
van de gangen en al de uitgangen van de toiletten. Hier moesten ze vooral
verhinderen dat er brieven in de riolen zouden terechtkomen. Het gevolg
was dat er taferelen en woordenwisselingen voorvielen die nu eens tot hoge
woorden aanleiding gaven, een andermaal gewoonweg lachwekkend waren, wan-
neer iemand wilde binnengaan en de wacht het hem probeerde te verbieden.
Andere politiebeambten slopen op de groepjes af die zich op de speelplaats
gevormd hadden en intussen hielden ze Don Bosco in het oog. Ook werden de
jongens die van hun werk in de stad thuiskwamen, of degenen die uit moes-
ten gaan om boodschappen te doen, nauwkeurig onderzocht. Men voelde in hun
zakken en gelastte hun zelfs de schoenen uit te doen.
Eindelijk toen de bode die er op uit gestuurd was om het huiszoe-
kingsbevel te gaan halen, teruggekeerd was, zei de gevolmachtigde, ge-
tooid met de sjerp van het hoofd der politie en door vijf agenten omgeven
op barse toon en plechtig: "In naam van de wet gelast ik een huiszoeking
bij de priester Giovanni Bosco." Toen hij dat gezegd had gaf hij het fa-
meuze bevel ter lezing, waarin eveneens huiszoeking gelast werd bij ka-
nunnik Ortalda, bij Don Cafasso en bij graaf Cays. De eerste twee waren
enkele dagen later aan de beurt; de derde onderging deze procedure later,
in februari 1862. Misschien was het om Don Bosco van deze bevelen niet op
de hoogte te brengen, dat de gevolmachtigde het huiszoekingsbevel op het
hoofdbureau had achtergelaten.
Het gedeelte dat op Don Bosco sloeg, luidde als volgt: "In opdracht
van de Minister van Binnenlandse Zaken worden er zo spoedig mogelijk over-
gegaan tot een huiszoeking ten huize van de theoloogpriester Giovanni Bos-
co, en worde er een nauwkeurig onderzoek ingesteld in elk hoekje van het
gebouw. Hij wordt ervan verdacht compromitterende betrekkingen te onder-
houden met de jezuïeten, met de aartsbisschop Fransoni en met het pause-
lijke hof. Mocht er iets gevonden worden dat de overheid heel erg zou in-
teresseren, dan worde er overgegaan tot de onmiddellijke aanhouding van
de persoon bij wie de huiszoeking is verricht."
Toen hij dit gelezen en het document teruggegeven had, zei Don Bos-
co: "Als dat het geval is, sta ik u toe uw gezag uit te oefenen, daar het
mij met geweld wordt opgedrongen. We gaan dus nu naar mijn kamer. Niette-
min moet ik opmerken dat ik nog steeds wettig verzet kan aantekenen, aan-
gezien in het bevel tot huiszoeking een vergissing begaan werd bij de aan-
duiding van de persoon. Er staat: "Nauwkeurige huiszoeking bij de theoloog
Don Bosco." "Heren, ik ben geen theoloog, en er is een andere priester in
Turijn, die dezelfde naam draagt als ik en doctor is in de theologie." -
Op dat ogenblik verscheen plots de rechter-commissaris Chaipusso, waar-

42.5 Page 415

▲back to top
- VI/415 -
schijnlijk op de hoogte gesteld van de vertraging die Don Bosco aan de
uitvoering van het bevel van hogerhand had veroorzaakt en toen hij de
laatste woorden gehoord had, riep hij uit: "0! Wat? Moeten we eerst de
titulatuur veranderen? Foei toch! Gaat u voor!"
Allen gingen naar boven en kwamen bij de kamer van Don Bosco. Als
laatste kwamen drie gendarmen.
Op de lijst tussen de deur en de muur stond geschreven boven de
deur die toegang gaf tot de bibliotheek: Lodato sempre sia il SS. Nome
di Gesù e di Maria. Tot daar gekomen, las advocaat Tua die woorden op een
boertige manier, maar Don Bosco voegde er aan toe terwijl hij staan bleef:
E sempre sia lodato, en - alvorens het schietgebed te beëindigen dat even-
eens boven de volgende deur geschreven stond die toegang gaf tot zijn
slaapkamer - keerde hij zich om en verlangde van allen dat ze hun hoed af-
namen. Ziende dat niemand gehoorzaamde, vervolgde hij: "U bent op een
spottende toon begonnen, en thans moet u op eerbiedige wijze eindigen,
daarom beveel ik iedereen het hoofd te ontbloten." Bij die besliste woor-
den oordeelden zij het beter te gehoorzamen en toen eindigde Don Bosco met
de woorden: Il nome di Gesù Verbo incarnato.
Toen liet hij de drie heren, bij wie zich twee gendarmen gevoegd
hadden om te helpen, hun gang gaan en begon het beschamende schouwspel. De
ambtenaren begonnen met hem zelf aan den lijve te onderzoeken: zijn zak-
ken, zijn notitieboekje, zijn portemonnee, de soutane, zijn broek, zijn
vest, de zomen van de kleren, zelfs de banden van zijn baret werden aan
een onderzoek onderworpen, dat wil zeggen als uitbreiding van de huiszoe-
king, teneinde, zoals ze zeiden, het corpus delicti te vinden. Daar dat
alles nogal op een grove manier gebeurde, waarbij de arme priester op al-
le mogelijke manieren werd gestoten, liet hij zich de woorden ontvallen:
"Et cum sceleratis ruputatus est."
"Wat zegt u"? vroeg een van hen.
Hem met zijn doordringende blik aankijkend zei Don Bosco: "Ik zeg
dat wat u doet, anderen eens met de goddelijke Zaligmaker gedaan hebben."
Na het lijfsonderzoek begonnen ze aan de twee kamers, waarvan er
een als bibliotheek dienst deed. Het eerste wat in de handen van de speur-
ders viel was een grote mand vol verscheurde brieven, enveloppen, lompen,
afval en dergelijke. De advocaat Grasselli die zijn oog daarop had laten
vallen, zag een envelop met een postzegel van de Kerkelijke Staat.
"Die moet ik hebben", riep hij onmiddellijk uit, "niemand mag er-
aan komen."
"Let goed op", voegde de gevolmachtigde eraan toe, "en houd alles
in het oog."

42.6 Page 416

▲back to top
- VI/416 -
In de hoop een of andere brief van de paus te ontdekken, begon de
speurder, geholpen door zijn collega's, de enveloppen van de brieven een
voor een na te kijken, evenals de stukjes brief en elk ander voorwerp, op
goed geluk in het vuil rondscharrelend alsof het erom ging een schat te
vinden. Bij dit onverkwikkelijke werkje bevuilde de stakkerd zijn vrij
nette kleren, maakte zijn gezicht zwart dat droop van het zweet, en leek
een beetje op de mensen, die op de openbare stortplaatsen rondscharrelen
in de hoop de stuiver te vinden waarvoor ze een stukje brood kunnen kopen
om van te leven.
"Het spijt me erg", zei Don Bosco opeens.
"Wat spijt u"? vroeg Grasselli.
"Het spijt me iemand als u met zo een werkje bezig te zien."
"U hebt gelijk, maar het is mijn opdracht, mijn eer, mijn plicht..."
"Ik heb met u allen te doen", vervolgde Don Bosco, "en ik ben er
zeker van dat als u het voor het zeggen had, u een dergelijk minderwaar-
dig karweitje niet zou verrichten. Ik voor mij verzeker u dat ik nog lie-
ver de straat zou vegen, dan mijn kleren en mijn gezicht op die manier
vuil te maken. En dan, een advocaat, een jurist, een openbare functio-
naris, een man die aan de koninklijke universiteit met ere een graad
behaald heeft, iemand die zo vooraanstaand is, zoals iedereen zegt, een
sieraad van het gerechtshof, met een onafhankelijke positie, zich nu zo
moeten bevuilen !..."
"Jawel, jawel, allemaal waar... Och, die verwenste noodzaak!"
"Wel", hernam de gevolmachtigde toen, "we kunnen de zaak heel kort
maken. Don Bosco geeft ons de brieven die we zoeken, en we zijn ogenblik-
kelijk verdwenen."
"Weest u dan zo vriendelijk me te zeggen welke brieven u van me
wenst."
"Die welke de overheid kunnen interesseren."
"Ik kan u niet geven wat ik niet heb."
"U kunt misschien ontkennen brieven te hebben die de overheid kun-
nen interesseren? Documenten, bijvoorbeeld, ten aanzien van de Jezuïeten,
of van Fransoni of de paus?"
"Ik zal u volkomen voldoening geven; maar u moet me eerst zeggen
dat u gelooft wat ik zeg."
"Zeker, we zullen u geloven, mits u ons de waarheid vertelt."
"Dat wil zeggen dat u niet van plan bent me te geloven, en daarom
zijn al mijn verzekeringen nutteloos."

42.7 Page 417

▲back to top
- VI/417 -
"Maar, zeker geloven we u", beweerde advocaat Grasselli.
"We geloven u als het Evangelie", voegden de anderen eraan toe.
"Als u me gelooft", vervolgde Don Bosco, "gaat u dan aan uw werk;
want noch in deze kamer, noch in enigerlei hoekje van het huis zult u
dingen vinden die een achtenswaardige priester niet betamen, dus niets
wat u interesseren kan."
"Maar toch", antwoordde de advocaat Tua, "zijn we er zeker van
dat het corpus delicti zich bij u bevindt, en dat we het door goed te
zoeken zullen vinden ook."
"Als u me niet gelooft, waarom stelt u me dan vragen en dwingt u
me te spreken? Maar zegt u me eens in 's hemelsnaam, bent u ervan over-
tuigd dat ik een dwaas ben?"
"Nee, stellig niet."
"Maar, als ik geen dwaas ben, heb ik hier toch zeker geen dingen
laten liggen die compromitterend zouden kunnen zijn en die in uw handen
zouden kunnen vallen. Als ik het geweten had zou ik ze immers onmiddel-
lijk verscheurd hebben of ergens anders bewaren. Maar gaat u nu maar rus-
tig door met uw huiszoeking en u zult met eigen ogen zien dat ik in vol-
le ernst spreek."
Toen de grote mand zonder succes doorsnuffeld was, wendden de drie
heren zich naar de tafel om al de geschriften te onderzoeken die daarop
lagen. Even tevoren had Don Boscc gemerkt dat hij iets vergeten had dat
ernstige gevolgen kon hebben. Op die tafel lag een briefje, een afschrift
van een codetelegram dat de regering enkele weken geleden aan een bepaal
de autoriteit in het koninkrijk gezonden had. Het was door een merkwaar-
dig toeval in zijn handen terechtgekomen. Een jonge telegrafist, die
vroeger het Oratorio bezocht had, en die voor de verzending van dat te-
legram moest zorg dragen, had niets beters gevonden dan het over te
schrijven zonder er iets van te begrijpen en het in zijn portefeuille
bij zich te houden. Toen hij onderweg Don Bosco ontmoette die bedreven
was in het ontcijferen van dergelijke dingen, vroeg deze hem het hem te
geven.
"Neemt u het maar en amuseert er u mee", had de telegrafist glim-
lachend geantwoord. Thuisgekomen had Don Bosco zich aan de bestudering
van de cijfercode gezet en het duurde niet lang of hij had de sleutel er-
van gevonden. Het waren vijf of zes paren van Arabische cijfers vooraf-
gegaan door een: Men geve, en de betekenis van het geheel was: "Men geve
niets aan Garibaldi, men weigere alles wat hij vraagt, maar men late hem
alles nemen wat hij hebben wil." - Inderdaad had Garibaldi zich op weg
begeven voor de verovering van Sicilië en had enkele batterijen scheeps-
geschut en munitie meegenomen. De schildwachten hadden intussen opdracht
gekregen om niets te zien.

42.8 Page 418

▲back to top
- VI/418 -
Nu lag dit telegram daar open en bloot op tafel met de vertaling
ervan, daar Don Bosco het naar de bisschop van Ivrea wilde zenden die erg
veel van historische documenten hield. Als het in handen van de speurneu-
zen viel zou het de telegrafist kunnen compromitteren en hem schuldig ge-
steld hebben wegens schending van het ambtsgeheim, terwijl Don Bosco zelf
de verdenking op zich zou hebben geladen van samenzwering, door degenen te
waarschuwen tegen wie de oorlog gericht was. Daarom liet Don Bosco, die
bij de tafel zat, het briefje snel in zijn hand glijden en nadat hij het
tussen zijn vingers tot een heel klein propje gerold had, liet hij het op
de vloer vallen en zette er een voet op. Niemand had iets van het goochel-
trucje gemerkt.
Daarna werden alle kasten, koffers, kastjes en geldkistjes geopend en
ook het kleinste briefje, alles wat al dan niet vertrouwelijk was, werd
aan een onderzoek onderworpen met een ijver die een betere zaak waardig
was.
Toen Don Bosco bemerkte dat de geschiedenis lang zou duren, meende
hij zijn tijd nuttiger te kunnen besteden, en met de kalmte, die de recht-
vaardige en op God vertrouwende mens nooit verlaat, zei hij tot hen: "He-
ren, doet u maar wat u moet doen, ik zal intussen deze correspondentie
afwerken, op die manier verliezen we geen tijd." - En hij ging aan de
schrijftafel zitten om enkele brieven te beantwoorden die al langer op
afhandeling wachtten. Toen de advocaat Grasselli dat zag, zei hij: "U mag
niets schrijven zonder dat wij het gezien hebben."
"Gaat uw gang", antwoordde Don Bosco, "kijkt u maar en leest u ge-
rust wat ik schrijf."
Hij schreef dus en de anderen, vijf in getal, lazen een voor een
zijn brieven. Maar zodra er een door elk van hen gelezen was, had hij
weer een andere gereed, wat de gevolmachtigde deed opmerken: "Wat doen
we nu? We verliezen tijd door de brieven te lezen die Don Bosco schrijft,
en letten niet op het werk dat het doel van ons bezoek is. Zullen we
misschien wachten totdat Don Bosco met zijn correspondentie klaar is?
Hij is toch zeker niet zo dom om onder onze ogen dingen te schrijven die
als beschuldiging tegen hem kunnen dienen. Laten we het dus zo regelen:
één van ons leest de brieven en de anderen gaan door met de huiszoeking."
En zo gebeurde het.
Op dat ogenblik speelden zich enkele taferelen af die de gemoede-
ren niet weinig zullen vermaken en die een schouwspel, dat alle kente-
kenen van een tragedie droeg, in een klucht veranderden. Bij het door-
zoeken van een latafel werd er een gesloten kistje gevonden.
"Wat zit hierin"? vroegen ze begerig.
"Vertrouwelijke dingen, geheime zaken", antwoordde Don Bosco van-
af zijn schrijftafel: "ik wil niet dat iemand daar iets van te weten
komt."

42.9 Page 419

▲back to top
- VI/419 -
"Wat, vertrouwelijke dingen! Wat, geheimen! Komt u dat gauw even
openen."
"Dat wil ik beslist niet doen. Ik meen dat iedereen het recht heeft
om die dingen verborgen te houden die hem tot eer of tot oneer kunnen
strekken. Ik verzoek u daarom verder te gaan. Betoon wat eerbied voor fa-
miliegeheimen."
"Wat praat u toch over geheimen! U maakt dit open of we breken het
kistje zelf open."
"Daar u met geweld dreigt, zal ik aan uw verlangen voldoen."
Met die woorden stond Don Bosco van de tafel op en maakte het kast-
je open. Daarna keerde hij naar zijn schrijfwerk terug, en liet hen rus-
tig de inhoud onderzoeken. De vijf speurneuzen, stellig ervan overtuigd
het corpus delicti thans voor de dag te zullen zien komen, schaarden zich
nieuwsgierig eromheen als om te voorkomen dat er hun iets zou ontgaan en
keken met spanning naar een pakje brieven. Advocaat Tua maakte er zich
onmiddellijk meester van om ze te onderzoeken, en zich verkneukelend van
plezier scheen hij te zeggen: "En hier, en hier!" – Hij haalde een brief
te voorschijn en las hardop, zodat allen het konden horen: "Voor geleverd
brood aan Don Bosco door de bakkerij Magra: lire 7.800,-".
"Hm ... dat zal de overheid wel niet interesseren", zei de advocaat
en legde het papier ter zijde. Hij nam een andere brief en las: "Voor ge-
leverd leer aan de werkplaatsen van Don Bosco, lire 2,150.-"
"Maar, wat zijn dat voor brieven"? vroeg de speurder toen aan Don
Bosco.
"U bent ermee begonnen", antwoordde deze, "gaat u er dus ook mee
door, dan weet u het."
Ze openden een derde brief, een vierde enzovoort, en ze geneerden
zich niet weinig toen ze bemerkten dat al die brieven niets anders waren
dan rekeningen voor olie, rijst, meelspijzen en dergelijke dingen, alle-
maal onbetaalde rekeningen!
"Waarom houdt u ons zo voor de gek"? zei de gevolmachtigde tot Don
Bosco, nadat hij zich ervan verzekerd had dat hij er was ingelopen.
"Ik houd niemand voor de gek", antwoordde deze. "Ik was er niet op
gesteld dat u allen zoudt weten wie mijn schuldeisers zijn. Maar u hebt
alles willen zien en weten: niets aan te doen! Als u minstens een paar van
die rekeningen zoudt willen betalen, zoudt u een goed werk doen. Ook zou
het heel goed zijn als u ze aan het Ministerie van Binnenlandse Zaken liet
zien."

42.10 Page 420

▲back to top
- VI/420 -
De heren begonnen te lachen en gingen verder met hun werk.
Bij de verschillende brieven in het archief vonden ze de vroeger
genoemde breve van de Heilige Vader, Pius IX, en deze brief wilden ze
meenemen.
"Liever niet", zei Don Bosco, "want het is een originele tekst."
"Juist omdat het een originele tekst is", antwoordde de gevol-
machtigde, "moeten we hem in beslag nemen."
"Ik geef u liever een kopie." "Waar is die kopie?"
"Die staat hier gedrukt op dit vel en in die aflevering van de
Katholieke Lectuur."
"Maar dat is het origineel niet."
"Nee, maar ze zijn gelijkluidend."
"Het is een vertaling."
"Jawel, maar de oorspronkelijke tekst staat er ook bij."
"Laat eens kijken", vervolgde advocaat Grasselli, en begon regel
voor regel en woord voor woord te vergelijken. Toen hij gezien had dat
het gedrukte precies gelijk was aan het origineel, besloot hij: "Het is
voor ons beter die kopie te hebben, waarin naast het Latijn het Itali-
aans staat, dat gemakkelijker te verstaan is", en ze stelden zich met
het drukwerk tevreden en lieten het originele manuscript achter dat Don
Bosco als een kostbare herinnering bewaarde.
Nadat ze alle brieven doorgewroet hadden en de inquisiteurs tot
iedere prijs iets wilden vinden dat de overheid zou interesseren en waar-
mee zij zich een pluim op de hoed konden steken, begaven zij zich naar
het aangrenzende vertrek dat tot bibliotheek diende. Daar begonnen ze de
boeken uit de rekken te halen, die ze alle wilden doorbladeren om er zich
van te vergewissen dat er geen brieven in lagen. Ze joegen daarbij een
niet onaanzienlijke hoop stof op. Toen stond Don Bosco op van zijn stoel,
nadat hij al die tijd dat telegram onder zijn voet verborgen gehouden
had, dat nu helemaal vol stof zat van de tegels van de vloer. Toen hij de
bibliotheek was binnengegaan, riep hij uit:
"Prachtig heren, ik vind het fijn dat u er zich niet te goed voor
acht om mijn boeken af te stoffen. Het is al lang geleden sinds ik dat
zelf heb kunnen doen, omdat ik te veel werk heb. En wie weet hoeveel
maanden of jaren mijn bibliotheek anders nog zou hebben moeten wachten op
een dergelijke schoonmaak, als u niet zo goed geweest was dat onprettige
werkje op u te nemen.

43 Pages 421-430

▲back to top

43.1 Page 421

▲back to top
- VI/421 -
De speurders meesmuilden bij die steek. Maar ze vergaven Don Bosco
zijn vrijmoedigheid. Een van hen had een brief gevonden waarop deze iet-
wat te klerikale zin geschreven stond: "Wanneer men de godsdienst wil
raken is men te allen tijde begonnen met zijn bedienaren te vervolgen."
Ze waren al heel tevreden met die ontdekking, toen een van hen onder die
woorden Marcus Aurelius geschreven zag staan en hij zei tot een ander:
"Weet jij wie die vent is, Marcus Aurelius?" - Hij kreeg geen antwoord en
ze mompelden onder elkaar: "Marcus Aurelius, Marcus Aurelius!"
"Als u in het boek wilt kijken waar u dat papier uitgehaald hebt,
zult u het vinden", zei Don Bosco en wees naar het boek.
Een van hen nam het boekdeel onmiddellijk ter hand en toen hij de
naam las, zei hij: "Marcus Aurelius? Wie is Marcus Aurelius?"
"Heren", antwoordde Don Bosco, "Marcus Aurelius was een van de
Christenvervolgers, een van degenen die zich bediende van geweld om de
zwakken en de onschuldigen te onderdrukken."
"Dus uit dat boek kunnen we uw gevoelens leren kennen?"
"Leest u het maar, dan zult u tot de ontdekking komen, dat Marcus
Aurelius huiszoekingen liet doen in de huizen van de christenen en in hun
catacomben om bewijzen te vinden op grond waarvan hij hen kon veroorde-
len."
Allen hadden zich rond het boek geschaard, want elk van hen wilde
het onderzoeken. "Goed gezegd! Dat is ad rem", mompelden ze onder elkaar.

43.2 Page 422

▲back to top
- VI/422 -
H O O F D S T U K XLI
NOG MEER OVER DE HUISZOEKING - DON BOSCO KRIJGT EEN
NOODZAKELIJKE BEMOEDIGING VAN KANUNNIK ANGLESIO - DE
BOLLANDISTEN - DE BIECHT - MEN VERMOEDT SCHUILHOEKEN - WEER
EEN AANBEVELING VAN FARINI VOOR EEN BEKEERDE JONGEN -
EEN SCHERTS VAN DE VOORZIENIGHEID - ER WORDT EEN FLES
ONTKURKT: DE TOOSTEN - HET EINDE VAN DE HUISZOEKING -
VERBAAL EN BEWIJS VAN ONSCHULD - DE ONDERZOEKERS
VERTREKKEN: VREUGDE VAN DE JONGENS - GEBEDEN IN ALLE HUIZEN
VOOR DON BOSCO - WOEDE VAN EEN JONGEN BIJ HET VALSE GERUCHT
DAT DON BOSCO GEARRESTEERD IS - DON BOSCO BRENGT DON
CAFASSO OP DE HOOGTE VAN HET BEVEL VAN DE OVERHEID - DON
BOSCO KOOPT EEN KRANT DIE EEN VALS BERICHT OVER HEM
VERSPREIDT - VOORTGEZETTE BEZOEKEN VAN MEDELEVEN AAN HET
ORATORIO - ARTIKELEN IN DE ARMONIA EN IN DE GAZZETTA DEL
POPOLO - DON BOSCO OVERWEEGT UITBREIDING VAN HET ORATORIO -
BESPREKING IN HET KAPITTEL VAN DAT PLAN - ONDERHANDELINGEN
OVER AANKOOP VAN HET HUIS FILIPPI - EEN EDELMOEDIG AANBOD
VAN RIDDER COTTA - OORZAAK VAN DON BOSCO'S MOED BIJ
DERGELIJKE UITBREIDINGEN.
Toen Giuseppe Reano om vier uur klaar was met lesgeven aan de ex-
terne jongens, begaf hij zich naar de kamer van Don Bosco om te zien hoe
de zaken ervoor stonden. Zijn nagelaten schriftelijke verklaring daar-
over zegt: "Ik trof hem aan terwijl hij de drukproeven van de Katholieke
Lectuur stond te verbeteren en hoorde hem uitroepen: "Maar wat wilt u
toch vinden in het huis van een arme priester? " - De gevolmachtigde ant-
woordde hem: "Weet u dan niet dat het corpus delicti zich soms hier kan
bevinden zonder dat u het weet? Zijn er buiten u geen anderen in het Ora-
torio? En waarom hangt hier nergens een beeld van Vittorio Emanuele?"
Don Bosco op zijn beurt: "Omdat er geen wet is die me daartoe ver-
plicht. Als de heren goed opletten zullen ze niet eens dat van Pius IX
zien!"

43.3 Page 423

▲back to top
- VI/423 -
"Toen ik uit de kamer van Don Bosco kwam, liet Don Alasonatti mij
roepen en stelde me 200 lire ter hand om in Turijn naar de aannemer Del-
ponte te brengen. Maar bij iedere stap die ik in huis deed, kwamen mij
agenten van de openbare veiligheid tegen, evenals op de speelplaats en
bij de poort en in de schaduw van de moerbeibomen op de wei voor het Ora-
torio. Toen ik naar buiten wilde gaan, hield de wachtpost me tegen, maar
door erg aan te dringen en te verklaren dat ik een betaling moest gaan
doen, en met een welgemikte stoot, ging ik er vandoor. Toen ik na een
half uur mijn opdracht vervuld had, keerde ik naar de kamer van Don Bos-
co terug om te zien of er intussen niets nieuws was voorgevallen. De on-
derzoekers waren nog steeds bezig met hem vragen te stellen."
Tegelijkertijd wilde een van de meest geachte persoonlijkheden van
de stad een barmhartig werk doen door Don Bosco een bezoek te brengen. Het
was kanunnik Luigi Anglesio, overste van het Piccola Casa der goddelijke
Voorzienigheid. Doordat hij zo dicht in de buurt woonde had de heilige man
natuurlijk gehoord wat er gebeurd was. Hij ging meteen naar het Oratorio
om met Don Bosco te spreken. Maar toen hij bij de poort kwam werd hem door
de politie de toegang verboden omdat hij een vreemdeling was. Daarom zei
hij tegen de portier: "Ga Don Bosco eens voor me roepen en zeg hem dat ik
hem over dringende zaken moet spreken." De portier ging, maar Don Bosco
zat midden in de huiszoeking en kon daar niet van weg; de gevolmachtigde
zou het hem trouwens niet hebben toegestaan. De portier keerde terug en
zei dat hij Don Bosco niet had kunnen bereiken en verzocht de kanunnik te
willen wachten.
"Dat kan niet, ik heb haast", antwoordde de kanunnik en toen hij de
seminarist Giovanni Boggero in het oog kreeg, riep hij deze bij zich en
zei hem: "Ga naar Don Bosco en zeg hem namens mij dat hij moed moet schep-
pen en vertrouwen hebben. Het Oratorio van de heilige Franciscus van Sales
wordt thans door de Heer op de proef gesteld; maar van dit ogenblik af zal
Hij het op een bijzondere wijze zegenen en het zal hechter dan ooit blij-
ven voortbestaan. Van hier uit zal het een dergelijke ontwikkeling, een
groei kennen dat het zijn weldadige invloed buiten Turijn zal uitdragen
tot in vele delen van de wereld." - En dat werd een voorspelling.
De speurders gingen intussen door met boeken van de planken te ne-
men, en een van hen nam een dikke band van de bollandisten ter hand en
vroeg aan Don Bosco: "Wat zijn dat voor folianten? "
"Dat zijn boeken van de jezuïeten, waar u niets aan hebt; laat u ze
maar staan en neem liever andere."
"Boeken van de jezuïeten"! riep de ander uit, "die worden allemaal
in beslaggenomen."
"0, nee", merkte de gevolmachtigde op, "die zijn veel te dik en we
zouden een muilezel nodig hebben om ze mee te sjouwen; laten we liever

43.4 Page 424

▲back to top
- VI/424 -
nagaan of er niets in ligt."
Om niet de schijn te wekken dat hij die dikke boeken niet kon le-
zen, deed de eerste het boek dat hij in de hand had open en begon er on-
geveer een half uur lang in te lezen. Eindelijk zei hij: "Laat die boeken
en degene die ze geschreven heeft maar naar de drommel lopen! Ik snap er
geen jota van, het is allemaal Latijn. Als ik koning was, zou ik het La-
tijn afschaffen en het drukken van boeken in die taal verbieden. Wat staat
er trouwens in die boeken? Waar gaan ze over?"
"De levens der heiligen. Dat wat u daar hebt", antwoordde Don Bos-
co, "bevat het leven van de heilige Simeon de styliet. Luister maar eens
naar zijn hele geschiedenis: deze buitengewone man, bevangen van vrees
voor de hel en indachtig dat hij slechts één ziel had, die hij niet graag
zou verliezen, verliet zijn vaderland, verwanten en vrienden en ging in de
woestijn een heilig leven leiden. Hij klom boven op een zuil, waarop hij
jarenlang verbleef en verweet de mensen van de wereld aanhoudend met lui-
der stem dat ze enkel maar aan hun genoegens dachten, zonder zich te be-
kommeren om de eeuwige straffen die in het andere leven worden voorbehou-
den voor degenen die op aarde slecht geleefd hebben." - Bladerend in het
boek, vervolgde hij: "Het handelt ook over andere brave lieden, ziet u,
die, om niet bij de duivel terecht te komen, gehoorzaam waren aan de wet-
ten van God en van de Kerk. Bijvoorbeeld deze heilige - en hij wees naar
het hoofd van de bladzijde - deze heilige, biechtte een keer per week.
"Die andere hier", - en hij wees op een andere bladzijde, - "biechtte
tweemaal per week. En deze hier biechtte alle dagen, en die ander, die
daarna komt..."
"Genoeg, genoeg Don Bosco!"
"Genoeg dan! Maar let erop dat al degenen wier daden in deze boe-
ken beschreven zijn, steeds ieder jaar hun Pasen gehouden hebben, zoals,
naar ik hoop, ook u, mijne heren, gewoon bent te doen."
Bij dat onverwachts geloste salvo konden de heren niets anders dan
antwoorden: "0, ja, jawel... drommels... u denkt toch zeker niet dat
wij... natuurlijk!...." En de bollandisten werden op hun plaats gezet.
Intussen maakte een van de speurders de opmerking: "Maar Don Bosco, als u
zo nog een beetje doorgaat met uw preken, moeten we allemaal gaan biech-
ten."
"Juist, juist", antwoordde Don Bosco. Vandaag is het zaterdag en
morgen is het het grote feest van Pinksteren. Tegen vijf uur begint het
biechten van mijn jongens. Wat een mooi voorbeeld zouden jullie niet ge-
ven, als jullie de eersten waren!"
"Dat zou werkelijk iets zijn om aan het nageslacht door te geven",
merkte advocaat Tua op, "als onze huiszoeking zou uitlopen op een biecht."
"Goed! Uitstekend! Bereid u dan maar voor", vervolgde Don Bosco,
"ik wil er graag mijn hele avond voor opofferen, dat is van veel groter

43.5 Page 425

▲back to top
- VI/425 -
nut dan deze hele huiszoeking."
"Och, voor mij zou het geen zin hebben", zei Advocaat Grasso; "ik
ben toch onverbeterlijk."
Don Bosco glimlachte.
"Maar hoe komt dat toch", zeiden de heren, "in alle huizen waar we
komen ontstaat er een tafereel van ontzetting. Daar valt er eentje flauw,
hier krijgt een ander de stuipen, ginder zit er iemand te huilen of te
schreeuwen en u glimlacht, u bent rustig en houdt ons opgewekt bezig. Hoe
kan dat?"
"Hoe het komt", antwoordde Don Bosco, "dat ik rustig ben? Ik ben
niet bang. Het is niet mogelijk dat u bij mij iets vindt dat me compromit-
teert. Uw bezoek is een grap en anders niets."
Intussen zaten de kleren van de heren vol stof, spinnenwebben en
kalk van de muur. Ze veegden hun handen aan een paar doeken af, verwrongen
hun nek om over hun eigen schouders te kijken en wreven en klopten hun
kleren uit. Don Bosco sloeg hen met een air van medelijden gade en advo-
caat Tua mopperde: "Als het niet was omdat men denkt vooruit te komen..."
Terwijl ze zo in het vertrek heen en weer liepen, vond een van hen
dat het zo hol klonk onder de vloer en vroeg zich af, of daar een schuil-
plaats verborgen kon zijn. "Wat is hier onder"? vroeg hij.
"Wat zou daar zijn?"
"Het galmt zo, er is zeker een gewelf."
"Ja, een vloer is nu eenmaal een vloer."
"Wel, laat u dan een metselaar komen."
"Wat moeten we met een metselaar?"
"Om de vloer op te breken en te zien wat hieronder is."
"Waarde heren! Doet u dat maar zelf, ik heb geen zin om mijn kamer
af te breken."
De speurneus begon stevig met de hak van zijn schoen op de tegels
te stampen om zich te overtuigen. Don Bosco wendde zich toen tot de ande-
ren en zei glimlachend: "Neemt u me niet kwalijk, misschien zeg ik iets
geks, maar heeft die heer die zo fors op de vloer stampt soms hoefijzers
onder?"
Bij die opmerking, waarvan ze de draagwijdte opperbest verstonden,
zeiden ze tot hun metgezel: "Inderdaad, die opmerking is niet gek. Maar
u, Don Bosco, vertel ons eens, hier onder zit toch niemand verborgen?"

43.6 Page 426

▲back to top
- VI/426 -
"Als u dat weten wilt, weet u wat u te doen staat."
"U spreekt zo vrijmoedig, we kunnen ons die moeite dus besparen."
Op dat ogenblik kwam de postbode binnen met een dik pak brieven van
die dag. De speurders grepen die onmiddellijk vast en begonnen de brieven
open te maken. Toevallig was de eerste de beste brief van niemand minder
dan van de Minister van Binnenlandse Zaken zelf die weer een jongen kwam
aanbevelen.
Carlo Luigi Farini, die bang was dat Don Bosco het toekomstige lot
van Italië op het spel zou zetten, komt tegelijkertijd zijn beschermelin-
gen bij hem aanbevelen, thans voor de derde maal.
Ziehier de tekst van deze nieuwe aanbeveling.
" Ministerie van Binnenlandse Zaken
"
Afdeling 5 - Nr. 1470
"
Turijn, 23 mei 1860.
"
"
Giuseppe Raspino uit Govone heeft er bij de minister sterk
" op aangedrongen bij de heer Bosco een aanvraag te willen onder-
" steunen voor het opnemen in het hospitium van de H. Franciscus
" van Sales te Valdocco van zijn neef Fulgenzio Craveri, ongeveer
" tien jaar oud, afkomstig uit een net, doch arm en talrijk ge-
" zin. De jongen heeft zijn vader verloren en zijn moeder heeft
" herhaaldelijk aanvallen van waanzin. Hij is niet in staat een
" vak te leren dat hem eenzelfde eervol bestaan zou kunnen ople-
" veren als zijn ouders gekend hebben.
"
Daar het hospitium, geleid door priester Bosco, uitstekend
" aan dat doel beantwoordt, ondersteunt ondergetekende volgaarne het
" verlangen van de indiener van het verzoek, onder toezending van
" het geboortebewijs van de jonge Craveri evenals een verklaring die
" hem gewillig verleend werd door het gemeentebestuur van Govone, in
" de hoop dat de Heer Directeur ook in dit geval zo goed zal willen
" zijn de wees Craveri eerlang in zijn hospitium op te nemen, zo-
" als hij onlangs ook in andere gevallen gedaan heeft.
"
Indien er tot opneming besloten wordt, zal het ministerie
" niet nalaten 150 lire ten laste van de Staat ter beschikking
" te stellen, uit te keren zodra Craveri opgenomen is.
"
"
In opdracht van de minister,
"
SALINO
" Aan de Heer Giovanni Bosco, pr. - Directeur van het Hospitium van
" de H. Franciscus van Sales te Valdocco. - Turijn.
"Heb je ooit"! riep degene uit die de brief in handen had: "Stel je
voor! Ze sturen ons erop uit om huiszoeking te doen, ze dwingen ons derge-

43.7 Page 427

▲back to top
- VI/427 -
lijke vuile karweitjes op te knappen en nemen zelf briefcontact op met de
verdachten die wij moeten nagaan.
"Heren"! riep Don Bosco uit, "hebt u die handtekening gezien? Lijkt
die manier van doen u loyaal en edelmoedig? Er zijn hier in huis vijftien
jongens die aanbevolen zijn door het ministerie, of door personen die
daaraan of aan de gemeente verbonden zijn. Maar ik vergeef alles en wil
onrechtvaardigheid vergoeden met een bewijs van naastenliefde."
De inquisiteurs wierpen toen zonder meer de andere brieven onge-
opend op de tafel, zonder de moeite te doen ze nog na te snuffelen. In-
dien zij ze geopend hadden, zouden ze er een zending uit Rome in hebben
aangetroffen die, in zichzelf onschuldig, ook uitgelegd had kunnen worden
als een corpus delicti en als wie weet welke samenzwering tegen de in-
stellingen van de Staat. Hoe goed is de Heer en hoe komt hij zijn bemin-
den op velerlei manieren te hulp!
Intussen waren er al bijna drie uur met nutteloos zoeken verloren
gegaan. De vijf speurders hadden zowel de drukte bij hun ondankbare taak,
het stof dat ze hadden moeten slikken bij het versjouwen en doorbladeren
van oude boeken, alsook door de warmte die er in het vertrek heerste, een
droge keel gekregen en versmachtten van dorst. Don Bosco merkte het en
had medelijden met hen. Even tevoren was de jonge Giuseppe Buzzetti de
kamer binnengekomen onder voorwendsel een boodschap bij Don Bosco te doen,
maar eigenlijk om te zien of hij niet in moeilijkheden verkeerde. Don Bos-
co verzocht hem drinken te gaan halen. Op dat ogenblik waren de studenten
buiten de klassen en waren tijdens de speeltijd opvallend stil en zwijg-
zaam. Hier en daar stonden groepjes over de speelplaats verspreid te pra-
ten tussen hoop en vrees. Anderen gingen naar of kwamen uit de kerk waar
gebeden werd voor een goed verloop van zaken. Allen verlangden naar het
einde van deze nare geschiedenis die allen zo dwars zat. Toen ze Buzzetti
met een presenteerblad in de hand zagen lopen, met een fles en glazen,
sprong hun hart op van blijde verwachting. Nu was er toch geen gevaar meer
voor Don Bosco.
De onderzoekers, die er thans van overtuigd waren dat Don Bosco
niet iemand was voor wie de regering bevreesd hoefde te zijn, en die nu
ook nog de goedheid en hoffelijkheid ondervonden die hij aan de dag leg-
de tegenover degenen die ten opzichte van hem een weinig verheffende taak
ten uitvoer brachten, begonnen uiteindelijk achting en bewondering voor
hem te krijgen. Ze dankten hem en dronken opgewekt samen en klonken op
zijn gezondheid.
Dit feit, de geestige voorvallen die eraan voorafgegaan waren en
de vriendelijke woorden die hij af en toe tot hen gericht had, hadden Don
Bosco hun hart doen winnen. Toen ze gedronken hadden, deed hij hen opmer-
ken dat nu het ogenblik voor hem was aangebroken waarop hij moest gaan
biechthoren. Daarom verzocht hij hen ofwel de jongens op zijn kamer te
laten komen, zoals gewoonlijk, ofwel dat ze eerst zelf zouden beginnen

43.8 Page 428

▲back to top
- VI/428 -
met biechten.
"Ik heb het wel nodig," zei er een.
"Ik ook", voegde een ander eraan toe.
"En ik het meest van allemaal", besloot advocaat Grasselli. "Nou",
hernam Don Bosco, "laten we dan beginnen."
"Als we dat doen", merkte de gevolmachtigde op, "wat zullen de
kranten dan wel zeggen?"
"En als u bij de duivel terechtkomt", hernam Don Bosco, "dan ko-
men de kranten en de journalisten u zeker bevrijden?"
"U hebt gelijk, maar... verdraaid... enfin... een andere keer...
een andere keer."
Intussen sloeg het zes uur. Ze hadden in alle hoeken van de kamer
van Don Bosco en in de aangrenzende bibliotheek gezocht, maar al hun zoe-
ken was vruchteloos gebleven. De speurders hadden niet alleen dorst, maar
ook eetlust. Don Bosco op zijn beurt werd telkens weer geroepen voor een
of ander in huis, ook voor allerlei dringende familiezaken. De jongens die
gewoon waren bij hem te biechten, wilden zijn kamer binnengaan en kregen
ruzie met de bewakers die hen terugwezen. Daarop gaven de huiszoekers de
bewakers opdracht hun plaatsen te verlaten. Zij achtten het raadzaam tot
een vergelijk te komen en hun taak als geëindigd te beschouwen en weg te
gaan, maar Don Bosco verzette zich daartegen.
"U moet een verbaal maken van uw werkzaamheden", zei hij tot hen,
"daarna kunt u weggaan."
"Dat doen we wel op kantoor", antwoordde de gevolmachtigde. "Dat
is voor ons beiden onbevredigend", zei Don Bosco.
"Waarom?"
"Omdat u de stand van zaken gewijzigd kunt voorstellen, zoals
trouwens ik ook kan doen, daarom moet dat verbaal hier opgemaakt worden."
"Maar als we nu niets gevonden hebben?"
"Dan maakt u een negatief verbaal, waaruit blijkt dat u niets hebt
kunnen vinden."
"Ondertekent u het ook?"
"Stelt u het hier maar naar waarheid op, dan zal ook ik het onder-
tekenen." - En zo gebeurde het.
Hier is het document:

43.9 Page 429

▲back to top
- VI/429 -
"
In het jaar 1860, op de 26ste van de maand mei, te Turijn,
" ten huize van de zeereerwaarde priester D. Giovanni Bosco, een
" verblijf openhoudende voor vakjongens en studenten, gelegen aan
" de via Cottolengo.
"
In uitvoering van het heden ontvangen bevel van de heer
" commissaris van politie van Turijn, advocaat Chaipuzzi, waarbij
" gelast werd over te gaan tot een nauwkeurige huiszoeking in boven
" genoemd huis, hebben wij, ondergetekenden, Savino Grasso, gevol-
" machtigde van de openbare veiligheid, advocaat Stefan Tua en ad-
" vocaat Antonio Grasselli, beiden inspecteurs, de eerste in de
" wijk Borgo Dora en de ander in die van Moncenisio, ons, verge-
" zeld door de ordebewaarders van de openbare veiligheid, naar bo-
" vengenoemde instelling begeven, waar wij genoemde priester D.
" Giovanni Bosco aantroffen en in wiens tegenwoordigheid, nadat hem
" het doel van deze stap was meegedeeld, overgegaan is tot een
" diepgaand onderzoek, in alle hoeken, portalen, brieven en boeken
" in de beide kamers die door hem worden bewoond. Maar, ondanks de
" ijverigste aansporingen, is er niets voor de dag gekomen dat de
" autoriteiten kan interesseren.
"
Al wat deze operatie heeft opgeleverd bestaat uit dit ver-
" baal, dat voor akkoord getekend is door alle aanwezigen, met ver-
" melding dat een afschrift ervan is achtergelaten bij bovengenoemde
" priester, en wel op zijn verzoek. De ondergetekenden: SAVINO GRAS-
" SO, gevolmachtigde, adv. STEFANO TUA, inspecteur, adv. ANTONIO
" GRASSELLI, inspecteur."
Tegen half zeven verlieten de ambtenaren het Oratorio, om het ori-
gineel van het procesverbaal naar het commissariaat van politie te bren-
gen. De gendarmen hieven het beleg op.
Nauwelijks waren ze weg, of Don Bosco werd het voorwerp van de
liefdevolste attenties van zijn beminde jongens, die hem terstond bijna
behandelden zoals de engelen in de woestijn de goddelijke Zaligmaker be-
jegenden, toen Hij bevrijd was van een zekere achtervolger waarover het
evangelie ons spreekt. Sommigen vroegen hem of hij iets nodig had; ande-
ren weenden van blijdschap, nu ze hem weer vrij zagen, weer anderen wil-
den weten wat die heren al die uren gedaan en gezegd hadden. En ten slot-
te waren er die hun afkeuring over die vijandige handeling uitspraken.
Rustig en een glimlach om de lippen antwoordde hij op hun vragen. Ande-
ren stelde hij gerust. Degenen die zich kwaad maakten legde hij het zwij-
gen op, en allen nodigde hij uit om God te danken die hem waardig had
gekeurd iets uit liefde voor Hem te lijden.
Zo verliep dan de eerste huiszoeking. Ze had tot niets anders ge-
diend dan om de beurs te spekken van enkele spionnen van de regering en
de wraak te voldoen van een paar verklikkers die het huis niet weinig
last aangedaan hadden. De onschuld van Don Bosco en die van al degenen
die in het hospitium woonden, was dus wel heel duidelijk vastgesteld. Het

43.10 Page 430

▲back to top
- VI/430 -
proces-verbaal waarvan een kopie in onze archieven bewaard werd, zou later
sommige vertegenwoordigers van de regering hebben moeten doen besluiten
Don Bosco met rust te laten, maar helaas zou dat niet het geval zijn.
Don Bosco was ongedeerd uit deze verschrikkelijke beproeving te
voorschijn gekomen, want het doel van het bezoek van de politie was niets
anders geweest dan een voorwendsel te zoeken om zijn werk uit te roeien.
Doch de gebeden van duizenden brave zielen hadden de plannen van de snoo-
daards verijdeld. De timmerman Coriasco, bijgenaamd Gioanin, die in zijn
huisje dichtbij het Oratorio woonde, op de plaats waar zich tegenwoordig
onze bibliotheek bevindt, was woedend geworden toen de agenten waren komen
opdagen. Hij rende huilend naar Cottolengo, naar het Rifugio, naar het
liefdewerk van Sint-Petrus en naar het weeshuis en andere instellingen en
zei overal: "Bid, bid, ze zijn huiszoeking aan het doen bij Don Bosco, ze
willen hem naar de gevangenis brengen."
Om het halfuur deed hij inderhaast zijn ronde opnieuw en zei: "Bid,
bid, de gendarmen zijn nog in het Oratorio! - Eindelijk, toen het avond-
angelus luidde, kwam hij opgewekt aan de poorten van die tehuizen met
het nieuws: Dank de Heer! De gendarmen zijn weg en Don Bosco is in vrij-
heid!"
En dat dit werkelijk een genade van Onze-Lieve-Vrouw was, staat
vast, want men had stellig tot de opsluiting van Don Bosco besloten. Dat
bleek uit het feit dat het dagblad La_Perseveranza, diezelfde morgen het
grote nieuws publiceerde, dat Don Bosco naar de kerkers van de Senato
was overgebracht. Dat bericht veroorzaakte een ontroerend tafereel. De
jongen Gastini, die met verscheidene andere jongens uit het Oratorio bui-
ten ging werken in de werkplaats van een patroon, begaf zich na het ont-
bijt naar zijn werk, zonder er enig vermoeden van te hebben, dat de vrede
van het huis binnen enkele ogenblikken zo ernstig zou verstoord worden.
Terwijl hij aan het werk was, kwam er opeens een kameraad naar hem
toe en zei: "Ik heb nieuws voor je! Die Don Bosco van jou zit in de ge-
vangenis!" - Gastini liet zijn gereedschap uit de handen vallen en riep
angstig uit: "Wat zeg je?" "Dat Don Bosco in de gevangenis zit, lees hier
maar." En hij overhandigde hem de krant.
Gastini las, verbleekte, rende de werkplaats uit en stormde het
Oratorio binnen: "Waar is Don Bosco, waar is Don Bosco? Ik moet hem zien!"
Don Bosco stond nog onder de galerij, maar Gastini was zo buiten
zichzelf, dat hij hem niet zag en doorging met roepen: "Waar is Don Bos-
co, waar is Don Bosco?" Zijn kameraden wezen hem waar Don Bosco stond, en
brachten hem naar hem toe. Maar Gastini herkende hem zo gauw niet, maar
toen hij langzamerhand tot bedaren kwam, barstte hij in snikken uit en
wierp zich in zijn armen met de kreet: "0, Don Bosco! Bent u het zelf?"

44 Pages 431-440

▲back to top

44.1 Page 431

▲back to top
- VI/431 -
Ook Giovanni Villa was, toen het gerucht over de gevangenneming van
Don Bosco in Turijn verspreid werd en in de kranten verscheen, de volgende
dag, op het feest van Pinksteren, naar het Oratorio gesneld om inlichtin-
gen over wat er voorgevallen was. Hij trof hem aan in de kerk waar hij in
de biechtstoel zat. Toen hij na het eten terugkwam zag hij hem temidden van
meer dan tweehonderd jongens, en terwijl hij naar hem toeging, zei hij tot
hem: "In Turijn vertellen ze dat Don Bosco in de gevangenis zit, maar Don
Bosco is hier de gevangene van zijn jongens."
Op de tweede pinksterdag haastte Don Bosco zich naar het convict van
de H. Franciscus van Assisi om Don Cafasso te waarschuwen en hem aan te ra-
den voorzorgsmaatregelen te nemen tegen een huiszoeking die op komst was.
Toen Don Cafasso de juiste bedoelingen van het ministeriële bevel hoorde,
raakte hij niet van zijn stuk. Hij riep enkel uit: "Ze hebben Jezus aan het
Kruis geslagen en waarom zouden ze ons dan sparen?" Onderweg, heen en te-
rug, bleven de mensen verwonderd staan bij het zien van Don Bosco, want ze
dachten dat hij naar de gevangenis was overgebracht.
Terwijl hij in de stad was, vergezeld van de jonge Garino, en op het
punt waar de toenmalige via S. Maurizio in de via S. Teresa uitkomt, hoorde
hij inderdaad de snerpende stem van de krantenverkopers brullen: "Don Bosco
is in de gevangenis! Een stuiver per stuk!"
Het was een blaadje van twee pagina's. Iedereen kocht het om het
grote nieuws te lezen. Don Bosco gaf Garino twee stuiver om twee exemplaren
te kopen en lachte smakelijk. Het zal bij de verkoper wel geen ogenblik op-
gekomen zijn, dat degene die op dat ogenblik het blaadje van hem kocht Don
Bosco zelf was.
Toen het nieuws over de huiszoeking in Turijn verspreid was, kwamen
er in het Oratorio mensen van allerlei rang en stand, geestelijken en le-
ken, edelen en burgers om Don Bosco een bezoek te brengen en hem hun
deelneming te betuigen met de hem aangedane smaad en hem geluk te wensen
omdat hij dat plan verijdeld had. Onder de eersten die kwamen bevond zich
markies Fassari. Verscheidene dagen lang bleven de bezoekers toestromen.
Het oordeel over degenen die deze onwettige daad bevolen hadden was heel
hard.
Op dinsdag 29 mei verscheen in de Armonia het volgende artikel:
"
HUISZOEKING IN HET ORATORIO VAN DE H. FRANCISCUS VAN SALES
"
"
Er gaat tegenwoordig haast geen dag meer voorbij in dit
" gezegende land van de vrijheid of we moeten melding maken van
" arrestaties van bisschoppen, kardinalen, pastoors, kanunniken en
" andere priesters, en tenslotte van enkele huiszoekingen.
"
Zaterdag was het de beurt aan de grote samenzweerder, die
" als de priester Giovanni Bosco bekend staat en die, zoals iedereen
" weet, samenzweert door de ellende tegen te gaan, arme kinderen van

44.2 Page 432

▲back to top
- VI/432 -
" arbeiders op te nemen en voor hun opvoeding te zorgen, door zijn
" leven op te offeren bij het beoefenen van de naastenliefde.
"
De overheid hoopte dat er in het Oratorio van de Heilige
" Franciscus van Sales enkele brieven die haar zouden kunnen in-
" teresseren zouden gevonden worden. Er werd een patrouille op af
" gestuurd, met aan het hoofd een gevolmachtigde van de openbare
" veiligheid en twee advocaten-inspecteurs, met de opdracht om een
" nauwkeurig onderzoek in te stellen.
"
Don Bosco was juist bezig een jongen aan te nemen als nieuwe
" bewoner van zijn hospitium, een jongen die hem door de minister
" was aanbevolen, toen hij opeens dit onverwachte bezoek op zijn
" dak kreeg. Met zijn gebruikelijke beminnelijkheid ontving hij de
" lasthebbers van de openbare macht, en hoewel er veel zou te zeggen
" zijn over de wettelijkheid van dit optreden, liet hij hen iette-
" min snuffelen in al de papieren en brieven die in zijn woning
" aanwezig waren.
"
Het onderzoek duurde van twee uur 's namiddags af tot ruim
" zes uur, en de priester Bosco, die op dat ogenblik biecht moest
" horen omdat het zaterdag was en bovendien vigilie van Pinksteren,
" werd in plaats daarvan gedwongen bij het optreden van de politie
" aanwezig te blijven. Hij deed dat met opgewektheid, die het kind
" is van een rustig geweten. Door deze uren van onvrijwillige ledig-
" heid te gebruiken om de lieden van de politie enkele geschikte
" christelijke gedachten bij te brengen, en hen te doen inzien dat
" de onderneming waartoe zij zich leenden, niet zo bijzonder eervol
" was.
"
Onnodig te zeggen dat het nauwkeurigste onderzoek tot geen
" enkel resultaat leidde. Het zijn niet de priesters die samenzweren
" en dat weten ook de ministers. Twee brieven brachten een kleine
" verdenking. Op een ervan trof men een ietwat te klerikale uitdruk-
" king aan. Maar men kwam tot de ontdekking dat het een zin uit Mar-
" cus Aurelius was! Het andere bevatte een breve van de paus aan
" priester Bosco, maar het bleek dat deze brief al in druk versche-
" nen was!
"
Na zes uur verliet de politie het Oratorio van de H. Fran-
" ciscus van Sales en liet aan de directeur de volgende verklaring
" achter."
Die verklaring was dezelfde die we hierboven al aangehaald hebben.
De kranten haalden het oordeel van de Armonia aan, maar van alle kanten
bleven de sektarische journalisten tegen het huis en het werk van Don Bos-
co te keer gaan, en maakten het verdacht bij het publiek.
Nog boosaardiger en venijniger was de Gazzetta del Popolo die ander-
maal tot de aanval overging en schreef: "De autoriteiten zijn overgegaan
tot een huiszoeking bij de beruchte Don Bosco, directeur van een kwezelnest
in Valdocco. Waarom eigenlijk? Is voor de overheid de Geschiedenis van Ita-
lië van deze moderne pater Loriquet niet voldoende om haar ervan te over-
)tuigen hoe gevaarlijk een dergelijk leraar kan zijn?" Niet minder gemeen

44.3 Page 433

▲back to top
- VI/433 -
waren de uitdrukkingen in verscheidene andere artikelen, die het Oratorio
steeds aanduidden als een centrum van de reactie, een broedplaats van
priesters.
Don Bosco onderging echter de uitwerking van deze belofte: Ego eri-
piam te de affligentibus te, en besloot tot een grote uitbreiding van het
Oratorio. Zijn gemoedsrust getuigde van zijn onwankelbare hoop op de be-
scherming van de hemel.
Hij had al met de eerwaarde pater Anglesio de aanwerving van aan-
grenzende huisjes en terreinen ontworpen om het aantal opgenomen jongens
te kunnen verdubbelen. Op een avond in een vergadering van het kapittel
sprak hij als volgt: "De huiszoeking heeft de kranten gelegenheid gegeven
om in welwillende of vijandige zin te spreken over ons en onze ondernemin-
gen. Dit is dus wel een geschikt ogenblik om tot uitbreiding ervan over te
gaan. Door middel van die gewelddaad heeft de wereld ons aan de wereld ken-
baar gemaakt. Laten we dus van die gelegenheid gebruik maken. De vijanden
hebben geprobeerd het Oratorio te sluiten. De eerste oorzaak van al die na-
righeden was het verraad van een persoon aan wie ons huis veel goed gedaan
heeft. Die wilde nu laten zien dat hij vrij was van godsdienstige vooroor-
delen, om zodoende in zijn loopbaan vooruit te komen. Wij zullen morgen de
aangrenzende gebouwen van mevrouw Ganna, weduwe Filippi verkrijgen. De kos-
ten zullen 80.000 lire bedragen. Wees gerust, volgend jaar zullen we hier
een groot aantal jongens hebben." Getuigen van deze woorden waren Don Rua,
Don Angelo Savio en anderen.
God had voor Don Bosco inderdaad de weg geopend voor deze verwer-
ving. Oostelijk van het Oratorio lag er een gebouw dat toen gebruikt werd
door een zijdefabriek en toebehoorde aan de zoon van de weduwe Filippi. Ook
om bevrijd te zijn van de overlast van de arbeiders daar in de buurt, had
Don Bosco al verscheidene malen geprobeerd het te kopen, maar steeds zonder
resultaat. Maar na de huiszoeking kwam de eigenaar zelf bij Don Bosco pol-
sen of hij het toch niet wilde kopen.
"Zeker", zei Don Bosco, "maar nu heb ik er het geld niet voor."
"Daar hoeft u zich geen zorgen over te maken", antwoordde de ander;
"als het vandaag niet kan, dan morgen. Ik heb geen haast." - En meteen werd
de overeenkomst ontworpen.
Kort daarna verscheen ridder Cotta in het Oratorio en Don Bosco
sprak hem over de aankoop van het huis Filippi en over de som die het moest
kosten. De ridder toonde zijn instemming met het contract en zei kortweg
tot Don Bosco: "Dat moet u maar doen, voor de helft van het bedrag kunt U
op mij rekenen!" In aanwezigheid van Don Francesia en Don Vaschetti werd
de overeenkomst meteen ondertekend.
Maar behalve de aankoop was ook de inrichting van die plaatsen nood-
zakelijk. Don Bosco sprak er met twee van zijn leerlingen over, opmerkend

44.4 Page 434

▲back to top
- VI/434 -
dat de kosten niet minder zouden bedragen dan 100.000 lire. Een van hen,
die wist dat hij alles behalve in het bezit van een dergelijk bedrag was,
zei tot hem: "Don Bosco! Het aanschaffen van dat huis en het in orde bren-
gen ervan is natuurlijk prachtig! Maar het geld?"
"Wat zijn jullie toch eigenlijk materialistische mensen! Weten jul-
lie niet dat het voor de Heer een en dezelfde zaak is, iemand een goed
idee in te geven en hem ook de middelen te verschaffen om die gedachte te
verwezenlijken! Ja, het is moeilijker aan die gedachte te komen dan aan
de middelen om ze te verwezenlijken! Zo redeneer ik bij alles wat ik on-
derneem. Ik ga eerst na wat tot meerdere eer van God en tot voordeel van
de zielen strekt. Als ik zover ben, houd ik mij ervan overtuigd dat de
Heer het niet aan zijn hulp zal laten ontbreken. Wanneer het daarna niet
is zoals ik me voorgesteld had en alles in rook opgaat, ben ik even te-
vreden."
Zo hoopte en sprak hij. Terwijl alle weldenkende mensen voor hem
vreesden en enkelen hem nog berispten omdat hij de stoutmoedigheid te ver
dreef. "Toch ging hij", zo schreef kanunnik Anfossi, "vol waardigheid en
steeds met een glimlach zijn weg, en ik, die zo vele jaren lang bij hem
geleefd heb, kreeg de indruk dat iedere beslissing die hij nam, niets an-
ders was dan de uitwerking van een raad die hij van boven gekregen had.
Sub tuum praesidium confugimus Sancta Dei Genitrix."

44.5 Page 435

▲back to top
- VI/435 -
HOOFDSTUK
XLII
DE DAG NA DE HUISZOEKING IN HET ORATORIO - DE KONING VAN
NAPELS HEEFT EEN VERSCHIJNING VAN ZIJN OVERLEDEN HEILIGE
MOEDER - VERSCHEIDENE VOORSPELLINGEN VAN DON BOSCO OVER
OPENBARE GEBEURTENISSEN - DE SECRETARIS VAN KARDINAAL CORSI
IN HET ORATORIO - PRIESTERWIJDING VAN DON ANGELO SAVIO - DE
SEMINARISTEN VAN HET ORATORIO GAAN HUN HULDE BETUIGEN AAN
DE KARDINAAL - DON CAFASSO ZIET ZIJN EIGEN DOOD NABIJ - DE
ARMONIA SPREEKT HET BERICHT OVER DE GEVANGENNEMING VAN DON
BOSCO TEGEN - ZEKERHEID EN RUST IN HET ORATORIO - BRIEF VAN
EEN SEMINARIST AAN DON BOSCO OPDAT HIJ HEM ZIJN INNERLIJKE
GESTELTENIS ZOU ONTHULLEN EN HEM VAN EEN ZIEKTE ZOU GENEZEN
- HET FAMILIELEVEN IN HET ORATORIO -
EDELMOEDIGE NAASTENLIEFDE VAN DON BOSCO VOOR ZIJN
LEERLINGEN.
Vervolgen wij ons verhaal door enkele opmerkingen uit de kroniek
van Don Ruffino in hun oorspronkelijke eenvoud weer te geven.
"Op 27 mei, pinksterfeest, kwam kanunnik Anglesio persoonlijk Don
Bosco gelukwensen voor het ondergane leed en zei: "Verheugt u, mijn waar-
de Don Bosco. Uw werk is op de proef gesteld. Toen de achtervolging tegen
de apostelen begon, vertrokken zij uit Jeruzalem en gingen het geloof ook
naar andere steden overbrengen. Zo zal het ook gaan met uw instellingen."
"Vandaag kwamen twee gendarmen in burger de ochtendpreek bijwonen;
twee anderen verschenen in de avondpreek. Onder degenen die Don Bosco be-
zochten bevond zich ook kanunnik Nasi. Don Bosco maakte van de gelegenheid
gebruik en liet hem 's morgens preken. De kanunnik voerde het woord over
de kostbaarheid van de ziel in deze zin: 1. Over haar oorsprong, haar on-
sterfelijkheid, de menswording van de Zoon van God, de engelbewaarder die
haar als behoeder is geschonken, goddelijke inspiratie, of over de achting
die God haar toedraagt; 2. Over de achting die de duivel haar toedraagt;
3. Over de achting die de heiligen haar toedragen;

44.6 Page 436

▲back to top
- VI/436 -
over de volharding van de martelaren, de inspanningen van de missionaris-
sen en de bekeringen der volkeren.
's Avonds, na de preek van Don Bosco, die eenvoudig sprak over de
nederdaling van de Heilige Geest over de apostelen, waren er onder de vele
aanzienlijke personen die naar het Oratorio gekomen waren, twee steunpi-
laren van de Kerk: de theoloog Margotti, hoofdredacteur van de Armonia en
Don Ferrando, hoofdredacteur van de Campanile. Na de avondgebeden werd er
in huis, vanwege de grote vreugde, levendig en aanhoudend "Leve Don Bosco!"
aangeheven. De assistenten van de slaapzalen en van de studiezalen verleen-
den een algemene amnestie aan al degenen die een minder goed punt verkregen
hadden. Er heerste een algemene grote opgewektheid. Onze triomf werd nog
dieper gevoeld omdat een verrader, die zich een vriend noemde en het huis
dikwijls bezocht, naar het ministerie gegaan was en duizenden leugens ten
laste van Don Bosco verteld had. De huiszoeking was voor hem een smadelijke
nederlaag geworden.
's Avonds had Don Bosco verteld hoe onze heilige beschermers over
ons waken. Hij zei: "De Koning van Napels zag in een droom zijn moeder, de
eerbiedwaardige Maria Cristina van Savooie, die tot hem zei: "Vat moed:
Napels is rustig: jij, mijn zoon, moet morgen vrijdag, streng vasten." -
's Morgens werd hem, zoals gewoonlijk, de koffie gebracht, maar hij wenste
hem niet te gebruiken. Naderhand werd hem weer koffie gebracht, en hij wei-
gerde. Het personeel was stom van verbazing en menigeen was geheel van
streek door die weigering. Toen zei de Koning, die argwaan gekregen had:
"Laat eens iemand bij mij komen die deze koffie gebruikt." - Maar toen hij
merkte dat allen weigerden omdat ze al koffie gedronken hadden, antwoordde
hij: "Ga dan de apotheker eens voor me roepen." - Men ging en de apotheker
kwam. De Koning gaf opdracht die koffie chemisch te onderzoeken. Deze ge-
hoorzaamde en na een poosje kwam hij zeggen dat hij er een dosis vergif in
gevonden had.
"Twee dagen later zei Don Bosco, prekend over Garibaldi in Sicilië,
"Als Gods arm niet tussenbeide komt of de kracht van een buitenlandse mo-
gendheid, zal Napels zich op zichzelf niet kunnen staande houden."
"Op 28 mei kwam de secretaris van kardinaal Cosimo Corsi, aartsbis-
schop van Pisa, naar het Oratorio om het huis te bezoeken met de abt Tor-
tone. Hij beloofde Don Bosco dat ook zijn eminentie zou komen indien hij
in vrijheid gesteld werd.
"Op 2 juni werd Don Angelo Savio priester gewijd in de kerk van de
zusters van Sint-Jozef, door Mgr. Balma, titulair aartsbisschop van Tole-
maide, die zich in Turijn gevestigd had. Er was feest in het Oratorio,
daar Don Savio de tweede jongen uit het huis was die als gewijd priester
bij Don Bosco bleef.
"Op 4 juni zond Don Bosco al de seminaristen van het Oratorio uit om
een beleefdheidsbezoek te brengen bij kardinaal Corsi en toen hij bij hun

44.7 Page 437

▲back to top
- VI/437 -
terugkeer sprak over de situatie van de Kerk, zei hij: "Het kwaad zal afne-
men in duur, maar groeien in intensiteit."
Tot zover de kroniek.
Bij het vermoeden van rampen die zich boven de Kerk zouden samen-
trekken, voegde zich in het hart van Don Bosco nog een heel grote bitter-
heid. Hij schreef: "Don Cafasso is nu bijna vijftig jaar, een leeftijd
waarop de mens voldoende ondervinding heeft kunnen opdoen over de zaken van
de wereld. Hoewel hij zwak van gestel is en steeds in voortdurende activi-
teit geleefd heeft, verkeert hij in een voldoende mate van gezondheid zon-
der ongemakken: hij is nog nooit ziek geweest. In deze laatste maanden ech-
ter heeft hij, hoewel hij op was van vermoeidheid, van de vele boetedoenin-
gen en van het vasten, niet willen ophouden met zich tal van apostolische
werkzaamheden van verschillende aard op te leggen. Doch opeens kwam er een
verandering in zijn manier van spreken, van denken en handelen. Hij liet
een priester bij zich komen met wie hij overeengekomen was dat deze een
retraite zou geven te San Ignazio in Lanzo. Tot deze priester zei hij dat
hijzelf er niet meer heen kon gaan. Toen hem gevraagd werd, waarom niet,
antwoordde hij slechts: "Dat weet u maar al te goed." - Hij zag af van
iedere bezigheid buiten het convict, zelfs de zieken die hij gewoonlijk met
zoveel toewijding bezocht, vertrouwde hij aan een andere priester toe. Hij-
zelf bleef bijna steeds in zijn kamer opgesloten. Hij schreef zijn testa-
mentaire beschikkingen en bracht alles in orde, alsof hij zich gereed moest
maken voor de eeuwigheid." Dit bracht Don Bosco tot nadenken: hij bad en
liet bidden.
Intussen werd er voor Don Bosco zelf gebeden door zijn talrijke
vrienden die thans over grote delen van Italië verspreid waren. Zij wis-
ten niet wat de gevolgen van de huiszoeking geweest waren en welk lot de
Dienaar Gods overkomen was. Velen dachten nog steeds dat hij in de gevan-
genis was opgesloten. Om de ontstelde gemoederen van zoveel goede christe-
nen te bedaren was het nodig een weerlegging te publiceren van de bewerin-
gen in de sektarische kranten. De Armonia van 3 juni drukte daarom een
artikeltje af met de volgende inhoud:
"
Het gerucht heeft de ronde gedaan dat de voortreffelijke
" priester Don Bosco gearresteerd zou zijn. We kunnen de verzeke-
" ring geven dat dit tot heden niet het geval geweest is. Wij zeg-
" gen tot heden, het ogenblik waarop we dit schrijven, daar het
" heel goed zou kunnen gebeuren dat, terwijl onze abonnees lezen
" wat wij thans schrijven, Don Bosco gearresteerd zou kunnen worden.
" Niet omdat daartoe ook maar de minste reden of het geringste
" voorwendsel zou te vinden zijn, want iedereen weet wie Don Bosco
" is, doch in onze dagen is een priester nu eenmaal buiten de wet
" gesteld, zodat ten opzichte van hem alles geoorloofd is.

44.8 Page 438

▲back to top
- VI/438 -
Zoals iedereen ziet waren deze weinige regels niet voldoende om de
weldoeners van het Oratorio helemaal gerust te stellen. De jongens echter
waren gerust, omdat Don Bosco hen gekalmeerd had. Ze stelden volledig ver-
trouwen in zijn woorden, overtuigd als ze waren, de woorden van een heili-
ge te horen die de geest van de voorzegging bezat. "Dat was bij Don Bosco",
merkte kanunnik Balesio op, "niet zoiets als een bliksemflits die plots in
zijn geest opschoot, het was veeleer de normale gesteltenis van zijn geest
geworden, zodat hij voorspellingen al biddend, vertellend of schertsend
deed. Als hij iets voorspelde had hij er zelf geen erg in, en ook anderen
viel het niet eens op." De lezer zal over deze verzekering kunnen oordelen
uit wat er in deze boeken verder volgt.
Maar buiten de geest der voorspelling werden de jongens nog door an-
dere buitengewone gaven van de Heer in hun vertrouwen bevestigd, gaven die
ze in hem weerspiegeld zagen. Een brief van een heel degelijke seminarist,
weerspiegelt de eerbied die allen voor de dienaar Gods gevoelden.
"
Zeereerwaarde Heer,
"
"
Ik schrijf u deze brief om u nauwkeurig op de hoogte te
" stellen van wat mij deert en om uw bijstand daarvoor te vragen.
" Ik had al gehoopt dat er spoedig een eind aan gekomen zou zijn,
" maar helaas bemerk ik dat het steeds erger met me wordt. Ik pro-
" beer opgewekt te blijven, maar de lach die ik nog wel vertoon is
" die van iemand die zich met een hamer op de vingers slaat. Zal het
" zo steeds moeten doorgaan? Don Bosco, u hebt anderen al zoveel
" gunsten bewezen die eveneens last hadden, zou U ook mijn genezing
" niet kunnen verkrijgen? Ik weet dat ik haar niet verdien, maar ik
" weet ook dat de Heer de grootste genaden toestaat aan wie er op
" de juiste wijze om vraagt.
"
Een keer al, ik meen dat het twee maanden geleden is,
" heb ik tot u gezegd: "Don Bosco, droom van me!"
"
En u hebt me voor antwoord gegeven: "Vannacht zal ik je in
" de geest komen opzoeken." - In die nacht werd ik wakker en, ik her-
" herinner het me nog heel goed. Ik bad tot de Heer opdat hij Don Bos-
" co de droom zou geven die ik verlangde. Ik had het erg nodig te
" praten en wilde niet praten. En door middel van de verlangde droom
" hoopte ik dat u te weten zou komen wat ik u niet gezegd had, zo-
" dat men van mij zou kunnen zeggen: '0, Don Bosco droomt en weet het
" wel; of hij droomt niet en dan weet hij niets en ik zal het hem
" niet zeggen."
"
Maar Don Bosco droomde; hij liet me bij zich komen, en nadat
" hij me een vreemd voorval verteld had dat me was overkomen, name-
" lijk dat ik onder op de bedding van de Po wandelde en, wat meer is,
" in gezelschap van Don Bosco zelf. Hij zei tegen me: "Donato, wees
" gerust, zorg ervoor je ziel in vrede te bewaren."
"
Dat waren goede en voortreffelijke woorden, maar ik verwachtte
" er nog meer. Maar u vervolgde: "Ten aanzien van wat je wenst te

44.9 Page 439

▲back to top
- VI/439 -
" weten zeg ik alleen: Ne timeas ubi non est metus. - Deze laatste
" woorden troostten me...
"
Een recent voorval doet me het beste voor mezelf verwachten.
" Het is nog geen vier weken geleden dat U aan iemand die onder
" hetzelfde euvel gebukt ging vroeg: "Wil je daarvan genezen?"
"
Toen hij een bevestigend antwoord gaf, stelde u hem nog
" de vraag: "En binnen hoeveel dagen?" En binnen de vastgestelde
" tijd was hij ervan verlost.
"
Deze en dergelijke dingen zijn te verlokkelijk dan dat ze
" me niet ertoe zouden aansporen tot u mijn toevlucht te zoeken voor
" mijn kwaal. Ook wil ik u wel bekennen dat ik zoveel verwachtingen
" stel op het feit dat ik mijn toevlucht tot u neem, dat alleen de
" gedachte eraan me al opbeurt. Een keer dat ik van droefheid schrei-
" de, ondervond ik waarachtige opluchting door te overwegen mijn toe-
" vlucht tot Don Bosco te nemen. Welke grotere troost kan een zoon
" ondervinden, dan die hij ondergaat als hij zich in zijn smart in
" de armen van zijn vader werpt. - Deze proef zal me tenminste hel-
" pen inzien wat God van me wil. Zal de Heer mij laten genezen? Ik
" zal hem van ganser harte dankbaar zijn, en durf beloven dat ik me
" een zo grote gunst zeker niet onwaardig zal tonen. Indien het hem
" mocht behagen mij te laten in de staat waarin ik me bevind, zal ik
" erin berusten. Hoewel het van de ene kant voor mij verdrietig zou
" zijn, zou het mij aan de andere kant goed doen te weten dat Hij
" het voor mijn bestwil zo beschikt.
"
Meer zal ik niet zeggen. Don Bosco weet hoeveel er van mij
" verwacht kan worden en wat ik in de Heer behoef. Daarom verzoek
" ik U mij op de uw eigen manier te magnetiseren, voor mij op de bres
" te gaan staan en het middel te vinden om me te troosten. Wees zo
" goed mij te vergeven als ik misschien te familiaar gesproken heb
" en geloof me.
"
Uw als een zoon toegenegen,
" Studiezaal, 3 juni.
Donato Edoardo.
"
" Aan Don Bosco.
Er werd dus zonder enige vrees en zelfs met een groot gevoel van
vrede en vreugde in het Oratorio geleefd. Men ademde er de geest van fa-
milieleven die allen verkwikte. Don Bosco stond aan de jongens iedere vrij-
heid toe die ongevaarlijk was voor de discipline en voor de moraal. Daarom
verlangde hij ook niet dat men in geordende rijen naar de plaatsen zou gaan
waarheen de klok de jongens riep. En in het warme seizoen stond hij even-
eens toe dat men bij de studie dassen en jasjes uittrok. Verscheidene keren
maakten de assistenten de opmerking dat de orde en het decorum een voorzie-
ning eisten. Maar Don Bosco ging slechts met tegenzin op die voorstellen
in, zozeer was hij gesteld op gemoedelijkheid en gaf hij er de voorkeur aan
dat allen zich werkelijk thuis zouden voelen. Pas jaren later gaf hij toe,
toen het aantal jongens buitengewoon was toegenomen.

44.10 Page 440

▲back to top
- VI/440 -
En alle oud-leerlingen herinneren zich met onbeschrijflijke ontroe-
ring die tijden en bevestigen dat het hun steeds voorkwam alsof zij thuis
waren, in hun ouderlijk huis samen met vader en moeder. Ze bejegenden hun
goede vader met al de attenties die een kinderlijke genegenheid maar ver-
mag in te geven. Op zekere dag bevond Don Bosco zich al vijf uur in de
biechtstoel en nog was er een groot aantal biechtelingen aan het wachten.
De jonge Merlone, van mening dat Don Bosco wel iets verfrissends nodig had,
ging naar de keuken om een kop kamille te laten maken en ging daarmee naar
Don Bosco in de kerk. Don Bosco dankte hem erg vriendelijk en zei op zijn
prettige manier: "De Heer zal je voor deze attentie belonen door je mensu-
ram bonam, te geven, confertam, en coagitatam superefluentem... in deze we-
reld en in de andere."
Hij van zijn kant gaf eveneens zijn ogen de kost om in alles wat
zijn jongens nodig hadden te voorzien. "Als een van hen", zo schreef Pietro
Enria, "eens niet lekker was, toonde Don Bosco zijn bezorgd- heid door hem
te vragen: "Hoe voel je je? Als het nodig is zullen we dadelijk de dokter
laten komen... Maar als het alleen maar een aanval van zwakte is, zal ik
tegen mijnheer de prefect zeggen dat hij je wat anders te eten laat geven."
- Ik herinner me een van mijn kameraden, een seminarist, die zich op last
van de dokter naar zijn dorp moest begeven. Toen hij bij Don Bosco kwam om
hem goedendag te zeggen was het eerste wat de goede vader tot hem zei: "Heb
je reisgeld? "
"Jawel", antwoordde de seminarist, "mijnheer de prefect heeft het me
gegeven."
"Heb je niet meer dan alleen maar het reisgeld?" "Nee, mijnheer,
niet meer."
"Maar hoelang zul je thuis moeten blijven?"
"De dokter zei dat ik zeker twee maanden daar moet blijven, maar ik
denk niet dat dat voldoende is om te herstellen."
"Je ouders zijn niet rijk en hoe zul je het aanleggen om geen ge-
brek te lijden? Nee, ik wil niet dat je je ouders tot last bent, hier,
neem dit!" En hij gaf hem 250 lire en zei: "Zodra het op is, moet je me
schrijven, dan stuur ik je meer; let er alleen op dat je alles doet wat
de dokter je gezegd heeft. Wees voorzichtig en vermoei je niet. Doe je ou-
ders de groeten van me. Ik zal je iedere morgen gedenken tijdens de heili-
ge mis."
Ook Don Giovanni Garino getuigde: "Het is merkwaardig dat hij bij
zoveel werkzaamheden nog zoveel zorg toonde voor de seminaristen en hun
welzijn. Iedere maand, of om de twee maanden, vroeg hij steeds aan dege-
nen die van thuis uit niet geholpen konden worden, of ze kleren, schoenen
of andere persoonlijke dingen nodig hadden, omdat hij in zo een geval enke-
le rijke dames mondeling of schriftelijk aanklampte om daarin te voorzien.

45 Pages 441-450

▲back to top

45.1 Page 441

▲back to top
- VI/441 -
Voor sommige andere jongens of seminaristen vond Don Bosco zelfs bescher-
mers die voor hen enig pensiongeld wilden betalen ook op het seminarie.
Wanneer hij een jongen ontmoette die door de ernstige ziekte of
dood van zijn vader diepbedroefd was, troostte hij hem met te zeggen: "Van
nu af aan ben ik een vader voor je." Een seminarist die tot de Congregatie
toegetreden was en die hem wenend kwam vertellen dat zijn moeder gestorven
was, terwijl hij zijn vader al vroeger verloren had, verzekerde hij: "Je
hoeft er niet aan te twijfelen, de Congregatie zal een moeder voor je
zijn."
Gezegende Don Bosco! Zijn liefde herschiep de geest, voedde de ziel,
onderhield en herstelde het lichaam, zodat men op hem de verzen 23 en 24
uit hoofdstuk XVI van het boek der Spreuken kan toepassen: "het hart van de
wijze maakt zijn mond bezonnen, en versterkt de overtuigingskracht van zijn
woorden. Vriendelijke woorden zijn honingzeem, zoet voor de ziel en voor
het lichaam gezond."

45.2 Page 442

▲back to top
- VI/442 -
H O O F D S T U K XLIII
BOUW VAN DE PORTIERSLOGE EN VAN DE NIEUWE SACRISTIE -
CARLO BUZZETTI BOUWMEESTER VAN HET ORATORIO - EDELMOEDIGE
GIFTEN VAN DON CAFASSO VOOR DE NIEUWE GEBOUWEN EN ZIJN
LAATSTE BEZOEK AAN HET ORATORIO - REGLEMENT VOOR DE
PORTIERSLOGE - PLAN VOOR EEN VERPLICHTE BIJDRAGE VAN 500 LIRE
WAARVOOR EEN JONGEN HET RECHT ZAL HEBBEN IN HET ORATORIO TE
VERBLIJVEN ZOLANG ZIJN OPLEIDING NIET IS VOLTOOID –
RONDSCHRIJVEN: WAARNEMING VAN DON CAFASSO - BEANTWOORDING VAN
BEPAALDE CRITICI - OORZAAK VAN DON BOSCO'S ACTIVITEIT - AAN
DON BOSCO WORDT VOORGESTELD HET COLLEGE VAN CAVOUR OP ZICH TE
NEMEN - PLANNEN VAN HET GEMEENTEBESTUUR VOOR HET KLEIN
SEMINARIE EN ZIJN AANBOD AAN DON BOSCO - KANUNNIK VOGLIOTTI
BEVORDERT EEN AKKOORD TUSSEN DE BELANGEN VAN DE CURIE EN DIE
VAN DE GEMEENTE - DON BOSCO GAAT VOORWAARDELIJK IN OP HET
VOORSTEL VAN DE KANUNNIK DIE HEM DE LEIDING VAN HET KLEIN
SEMINARIE HAD TOEVERTROUWD - DON BOSCO SCHRIJFT AAN DE
BURGEMEESTER VAN GIAVENO - NOG EEN BRIEF AAN KANUNNIK
VOGLIOTTI: HET WACHTEN IS OP EEN ANTWOORD UIT GIAVENO.
Vanaf het ogenblik dat de eerste geruchten over huiszoekingen zich
begonnen te verspreiden, bereidde Don Bosco zich moedig voor om nieuwe
plannen ten uitvoer te brengen. Het eerste was dit.
Opzij van de kerk, dicht bij de ingang, waren de twee klassen voor
de externe leerlingen en een klein kamertje voor de portier, zoals we al
zeiden. Er was dus gebrek aan een behoorlijke portiersloge en die heeft Don
Bosco op het einde van 1859 laten bouwen. Ze bestond uit één enkele gelijk-
vloerse verdieping, een beetje groter dan de klassen, dicht bij de oostkant
van de poort en enkele meter van de oude loods gelegen die door de heer
Filippi aan de heer Visca verhuurd was. Ze bestond uit drie achtereenvol-

45.3 Page 443

▲back to top
- VI/443 -
gende ruimten, namelijk een overdekte vestibule, die toegang gaf tot de
kamer van de portier, en waarlangs men in een lokaal kwam waar men zich met
de ouders van de leerlingen kon onderhouden. Tussen de klassen en de por-
tiersloge bleef de ruimte die van de poort naar de speelplaats leidde ech-
ter nog aan eventueel slecht weer blootgesteld. Daar doorheen moesten wa-
gens naar binnen kunnen rijden, en Don Bosco besloot deze te overdekken met
een groot stenen gewelf.
Toen hij een aannemer had laten komen verzocht hij deze een schat-
ting te maken en het werk uit te voeren. De man begon met Don Bosco te
doen opmerken, dat het balkwerk alleen al ongeveer 2.000 lire zou kosten.
"Maakt u ook maar een kostenberekening", antwoordde Don Bosco, "Het
zal wel niet ontbreken aan wat er nodig is."
Bij dat gesprek was aanwezig de jonge Carlo Buzzetti, die toen een
eenvoudige metselaar was. Hij was verontwaardigd toen hij zag hoe Don Bos-
co bedrogen werd door iemand die alleen op eigen gewin uit was. Hij wacht-
te tot de aannemer weg was en toen zei hij tot Don Bosco: "Als ik me niet
vergis, wil die mijnheer rijk worden ten koste van Don Bosco!"
"Wat zeg je?"
"Ik zeg dat tweeduizend lire belachelijk veel is."
"Op hoeveel schat jij dat werk dan?"
"Ik denk dat het te maken is voor 600 of 700 lire."
"Het balkwerk?"
"Nee, alles!"
"Wel, ik geef jou 1.000 lire als je in staat bent mijn plan uit te
voeren."
"Duizend lire is te veel. Misschien is vijfhonderd genoeg."
"Als je ervoor voelt het te doen, doe het dan maar." - Buzzetti nam
het aan. Overtuigd dat de aannemer van zijn goedgelovigheid misbruik had
gemaakt, besloot Don Bosco hem te ontslaan, maar niet direct en zomaar. Hij
had nog andere herstellingswerkzaamheden in huis en daarom ontsloeg Don
Bosco hem van de jongste opdracht, onder voorwendsel dat het beter was als
zijn metselaars niet afgehouden werden van dingen waar meer haast bij was.
Carlo Buzzetti wachtte niet lang om aan het werk te beginnen, zoals
hij beloofd had en maakte het in korte tijd af.
De kosten van dat werk werden gedragen door Con Cafasso, die Don
Bosco een groot bedrag ter hand gesteld had, mogelijk voor de aankoop van
het eigendom der Filippi's. De Apologiste Cattolico van september 1860
verklaarde dat die som ruim 45.000 lire bedroeg. Over die edelmoedige gift

45.4 Page 444

▲back to top
- VI/444 -
sprak Don Bosco vaak met Don Cagliero. Hij voegde eraan toe dat Don Cafas-
so hem bevolen had er met niemand over te spreken. Niettemin herhaalde hij
ten overstaan van de jongens dikwijls dat Don Cafasso een grote weldoener
van het huis was en dat die hem meer dan eens aanzienlijke giften geschon-
ken had.
Don Cafasso kwam nog een laatste maal naar het Oratorio om de werk-
zaamheden aan de portiersloge in ogenschouw te nemen, waarvan hij eerst al
het plan bekeken had, en ook om de inrichting zijn zegen te geven. Daarna
zag men hem niet meer in de wijk van Valdocco.
Toen deze vertrekken in orde gemaakt en ingericht waren liet Don
Bosco in een lijst een door hem geschreven reglement aan de muur hangen.
"
REGLEMENT VOOR DE SPREEKKAMER
"
" 1. Het is de jongens van het Oratorio niet toegestaan met wie ook
" te spreken zonder uitdrukkelijke toestemming van de oversten of
" van de Assistent. Zij kunnen niet vaker dan tweemaal per maand in
" de spreekkamer ontboden worden, en alleen van half één tot twee
" uur namiddag op iedere dag, behalve op zon- en feestdagen.
" 2. Een bijzondere vergunning om uit te gaan, hetzij met de ouders
" of met anderen wordt nimmer verleend.
" 3. Het is de jongens niet toegestaan wijn of likeuren te ontvangen,
" noch geld bij zich te hebben; wie geld ontvangt, moet het in be-
" waring geven aan de prefect, die het hem zal geven als het nodig
" is.
" 4. Zo ook kan hij niets ín ontvangst nemen, noch wat ook ter hand
" stellen aan zijn ouders, zonder dat het door de handen van de por-
" tier gaat.
" 5. Het is in de spreekkamer verboden te roken en welke spijzen ook
" te gebruiken.
" 6. Na afloop van het spreekuur moeten de jongens ogenblikkelijk
" vrij gelaten worden.
" 7. Het is aan de ouders nooit toegestaan op de slaapzalen van de
" jongens te komen.
" 8. De plaats die aangewezen is om met de jongens te spreken is
" enkel en alleen de spreekkamer; het is daarom niet toegestaan op
" de speelplaats te komen zonder verlof van de oversten.
Toen Carlo Buzzetti hier met zijn eerste werkstuk gereedgekomen was,
vertrouwde Don Bosco hem de bouw toe van de kleine sacristie aan de west-
kant van de kerk van de H. Franciscus, naast het priesterkoor. Deze was,
met een kamer er bovenop gebouwd, bestemd voor de kleine clerus. Ze besloeg
een gedeelte van het terrein van een tuintje dat eigendom was van Don Bosco
en zich tot aan de scheidingsmuur langs de via della Giardiniera uitstrek-
te.

45.5 Page 445

▲back to top
- VI/445 -
In datzelfde jaar 1860 maakte Buzzetti de sacristie af, maar moest
later de smartelijke gevolgen van de laster ondervinden. Door de architect
werd hij bij Don Bosco ervan beschuldigd iemand te zijn die te kwader
trouw was en probeerde Don Bosco met de inkopen te bedriegen. De architect
was een brave katholiek, liefdadig en lid van de Sint-Vincentiusvereniging;
maar tegelijkertijd te veel geneigd om geloof te hechten aan de rapporten
van kwaadwilligen die jaloers waren op het goede in de anderen, en hard-
nekkig in zijn vooroordelen. Don Bosco droeg Buzzetti echter zoveel achting
toe dat hij niet wilde geloven in de herhaalde verklaringen van de archi-
tect, zodat deze zich terugtrok en niet meer voor het Oratorio wilde wer-
ken. Steeds kreeg hij als antwoord: "Ik ken Buzzetti, hij is tot zoiets
niet in staat." Carlo Buzzetti wist van de geruchten die over hem de ronde
deden, maar hij zweeg steeds en stelde zijn vertrouwen op Don Bosco.
Terwijl men probeerde hem van het Oratorio te verdrijven werd in-
derdaad de vroegere aannemer ervan weggehouden. Buzzetti had zijn plaats
als meestermetselaar en daarmee begon zijn geluk. Don Bosco vertrouwde hem
ruim dertig jaar lang de bouw toe van al zijn gebouwen, zodat hij een van
de grootste aannemers werd van huizen en kerken in Turijn.
Het tweede plan van Don Bosco was de uitbreiding van zijn aantal
leerlingen dat speciaal voor de vorming van de clerus zou worden opgeleid.
Om te voorzien in de noden die in alle delen van Piëmont heersten en waar
men hulp verwachtte, besloot Don Bosco aan welgestelde families en welda-
dige personen voor te stellen, dat ze hem jongens zouden zenden die al met
hun gymnasiale studies begonnen waren, en voor wie hij slechts een vooruit-
betaling van 500 lire zou vragen. Tegelijkertijd overwoog hij, ten einde
de liefdadigheid een dubbele stimulans te geven, te beloven dat die gelden
voor een deel gebruikt zouden worden voor het nieuwe gebouw in Valdocco.
Er waren er die hem een dergelijk plan afraadden, omdat het volgens
hen een soort van verderfelijke overeenkomst was. Don Cafasso echter die de
overwegingen en de ideeën van Don Bosco kende, merkte op: "Het heeft geen
zin, hij wil het op zijn manier doen. Men moet hem zijn gang laten gaan,
want ook als een plan niet aan te raden is, bij Don Bosco slaagt het toch."
Dus bereidde Don Bosco een circulaire voor, waarin hij het voorstel van
deze gunstige gelegenheid ook uitbreidde tot die klassen van jongens die
een kunst of een vak wensten te leren. Enkele maanden later publiceerde hij
het rondschrijven en stuurde hij het naar vele steden en dorpen.
"
Hooggeachte Heer,
"
"
Het levendige verlangen om tegemoet te komen aan de heden
" ten dage steeds toenemende morele behoeften van de jeugd, het gro-

45.6 Page 446

▲back to top
- VI/446 -
" te aantal jongens die vragen om in dit huis, het Oratorio van de
" H. Franciscus van Sales, opgenomen te worden, maakt het heel be-
" treurenswaardig dagelijks arme jongens te moeten weigeren, die,
" aan zichzelf overgelaten, wel een droevige toekomst moeten tege-
" moet zien.
"
Daar het huidige gebouw geen mogelijkheid biedt om het aan-
" tal jongens uit te breiden, vooral doordat de werkplaatsen binnen
" in het huis gebouwd zijn, en ik ook niet over de middelen voor
" uitbreiding beschik, heb ik een plan ontworpen dat, naar ik meen,
" Uw instemming zal kunnen verwerven en tegelijkertijd van nut kan
" zijn om de noodzakelijke middelen bijeen te brengen voor een ruim-
" te die een aanzienlijk groter aantal jongens zal kunnen bevatten
" dan de tegenwoordige.
"
Het gaat erom een bepaald aantal aandelen te plaatsen van
" 500 fr., betaalbaar als volgt: namelijk in de loop der komende
" maanden - augustus en september
fr. 200,-
"
- in januari 1861, nog eens
fr. 200,-
"
- in juli van hetzelfde jaar'61 fr. 100,-
"
____
"
fr. 500,-
"
Iedere aandeelhouder zal echter het recht verkrijgen naar
" dit huis een jongen te zenden, die hij meent te kunnen bestemmen
" voor de studie of voor het aanleren van een vak, al naargelang de
" bekwaamheid en de aanleg van de betrokkenen. (Zie de voorwaarden
" beneden).
"
Op die manier zoudt U twee werken van liefdadigheid steunen
" door het vergroten van een huis bestemd om aan arme jongens onder-
" dak te verlenen, en door wel te doen aan een jongen, die U een
" dergelijke gunst waardig acht. Waardoor u, behalve de beloning
" voor het aanschijn van God, eveneens iemand hier in huis zult
" hebben die uw weldaad zal zegenen, daar hij onttrokken is aan de
" gevaren en geplaatst is op het pad dat tot het goede leidt.
"
Wanneer dit, mijn plan, uw goedkeuring zal kunnen wegdra-
" gen, en U besluit om deel te nemen, zal ik U daar ten zeerste
" dankbaar voor zijn. Ik verzoek U mij dat te willen meedelen bin-
" nen de kortst mogelijke termijn. Ook zou ik u nederig willen ver-
" zoeken de inhoud van deze brief te willen meedelen aan die perso-
" nen die U genegen oordeelt om aan dit werk van openbare weldadig-
" heid deel te nemen.
"
In het tegengestelde geval verzoek ik U alleen mij de
" moeite die ik U veroorzaakt heb, te willen vergeven en toe te
" staan dat ik alle goeds van de hemel voor u afsmeek, terwijl ik
" met alle achting verblijf,
"
Uw dw. dienaar,
"
" Turijn, ... ..... 1860.
Bosco Giovanni, pr.
"
"
VOORWAARDEN VOOR DE JONGEN DIE ELKE AANDEELHOUDER ZOU
"
KUNNEN ZENDEN NAAR HET HUIS VAN HET ORATORIO VAN DE
"
H. FRANCISCUS VAN SALES
"
"
Hoewel de voorwaarden tot toelating in dit huis gewoonlijk

45.7 Page 447

▲back to top
- VI/447 -
" tamelijk verschillend zijn, worden zij in het onderhavige geval
" teruggebracht tot wat nu volgt.
"
De jongen kan de studie of een technisch vak kiezen.
"
1. Wanneer het gaat om een vak of ambacht wordt er vereist
" dat hij gezond is, sterk, op zijn minst twaalf en op zijn hoogst
" achttien jaar oud is. Het huis verplicht zich hem onderdak te
" verschaffen, levensonderhoud, moreel en godsdienstig onderricht,
" totdat de leertijd in het vak dat hij in het huis beoefent, ver-
" streken zal zijn.
"
2. Wanneer het gaat om de studie, wordt vereist dat hij de
" lagere school doorlopen heeft en een bewijs van goed moreel ge-
" drag kan voorleggen. - Dat hij gezond is en geen lichamelijke
" gebreken vertoont. Het huis verleent hem onderdak, levensonder-
" houd en lessen in Latijn, dat wil zeggen vanaf het eerste jaar
" van de Latijnse grammatica tot aan de filosofie.
"
3. In beide gevallen moeten de jongens genoegen nemen met
" wat er op tafel komt, zich aanpassen aan de discipline, het onder-
" wijs en aan de overeenkomstige beroepen met het reglement dat in
" het huis nageleefd wordt.
"
"
Aanmeldingsformulier
"
"
De ondergetekende, wonende…………………………via …………… nr. ….
" verplicht zich, ten einde mede te werken aan de uitbreiding van
" het huis ORATORIO VAN DE HEILIGE FRANCISCUS VAN SALES te Turijn,
" in de wijk Valdocco, tot het nemen van ... aandelen, waarvan ik
" twee vijfde zal betalen in de volgende twee maanden, augustus en
" september van het lopende jaar 1860.
"
Twee vijfde in januari 1861.
"
Een vijfde in juli van hetzelfde jaar 1861.
"
Ik ben voornemens gebruik te maken van het recht om een
" jongen naar bovengenoemd huis te sturen op het mij passende ogen-
" blik, en volgens de mij bekende voorwaarden voor opnemen.
" Datum
maand
1860.
"
Handtekening van de aandeelhouder.
"
" N.B. De inschrijvers worden verzocht dit formulier te tekenen en
" het te zenden aan BOSCO Giovanni, pr. - Turijn.
Velen gingen op deze oproep in. We bezitten de lijst nog van degenen
die instemming betuigden en intekenden, gedagtekend in 1860 en 1861.
Maria Sophie Vibert de la Pierre - Giovanni, aartsbisschop van Sa-
luzzo - Graaf Pietro Giov. Gloria - Graaf Aleramo Bosco te Ruffino -Ka-
nunnik Camillo Peletta, aalmoezenier des Konings - Kanunnik Celestino Fis-
sore vicaris-generaal - Kanunnik Giuseppe Ortalda - Giorgio Oreglia, kanun-
nik provoost van Fossano - Don Ajachini Antonio Giulio, rector-pastoor van
de Santa Maria della Sanità degli Orti di Allessandria.

45.8 Page 448

▲back to top
- VI/448 -
Don Bosco had deze obligaties op 500 lire geraamd, eveneens om een
staat van zaken te scheppen die het nagenoeg onmogelijk moest maken het
hospitium te sluiten. Hij was ervan overtuigd dat het recht van derden
zijn tegenstanders zou doen aarzelen om hun plan door te voeren.
Doch deze en andere ondernemingen, waarover we nog zullen spreken,
werden gelaakt door sommigen die zich voorzichtige mensen waanden. Een
vooraanstaande theoloog, een geleerd en vroom man, was - zoals Don Turchi
ons verzekert - gewoon tot hen te zeggen: "Het is gemakkelijk kritiek uit
te oefenen, maar intussen zijn wij toch maar niet in staat om ook maar het
honderdste deel te doen van wat hij zonder zekere middelen tot stand
brengt. Don Bosco is een buitengewone man, daarom kan men hem niet met ge-
wone maatstaven meten."
Don Bosco zelf antwoordde overigens talloze malen, mondeling en
schriftelijk, aan sommigen die hem verwijten maakten over zijn onderne-
mingen: "Wanneer ik wist dat de duivel ophield met de zielen te verstrik-
ken, dan zou ik ook ophouden met het zoeken van nieuwe middelen om ze uit
zijn listen en lagen te redden."
Het derde plan was een van het meest gewaagde voor die tijd, name-
lijk om zijn beginnende Congregatie tot buiten Turijn uit te breiden en
haar enkele colleges voor jonge studenten toe te vertrouwen. De goddelijke
Voorzienigheid leidde de gebeurtenissen en het gemeentebestuur van Cavour
bood hem de leiding aan van haar oud stedelijk college, dat sinds enige
tijd gesloten was en dat men wilde heropenen.
Bijna tegelijkertijd had de heer kanunnik Celestino Fissori, vica-
ris-generaal en later aartsbisschop van Vercelli, hem zijn vurig verlangen
te kennen gegeven dat hij eens zou nadenken over het kleinseminarie van
Giaveno.
Dat seminarie, gesticht kort na het concilie van Trente volgens de
daarop genomen wijze besluiten, was bijna drie eeuwen lang de kweekschool
geweest van de geestelijkheid, aanvankelijk van de abdij van San Michele
della Chiusa, waartoe het behoorde, en daarna van het aartsdiocees Turijn,
waarbij het in het begin van de 19de eeuw ingelijfd was. Alle gymnasium-
klassen hadden hier lange tijd gebloeid en waren ze in het bisdom de enige
geweest om roepingen te bevorderen. In de laatste jaren echter was het aan-
tal leerlingen zozeer gedund dat het seminarie op het punt stond gesloten
te worden en aangeslagen door de regering.
De seminarist Anfossi, die er in 1859 een bezoek ging brengen, was
verbaasd door de stilte die er heerste en er werd hem verteld dat het nog
ongeveer twintig leerlingen telde. De studies werden veronachtzaamd en de
vice-rector en econoom, Don Pogolotto Alessandro, had alleen voor interne
aangelegenheden een lokaal in een aangrenzend gebouw. De eigenlijke rector,
die de curie vertegenwoordigde en volle gezag had, was de provoost-kanun-
nik van de collegiale kerk van Sint-Laurentius. Hem viel de taak te beurt

45.9 Page 449

▲back to top
- VI/449 -
de leerlingen aan te nemen, het oppertoezicht en de administratie over het
beheer van de goederen van het seminarie en de pensiongelden. De zeven le-
raren van het gymnasium waren ondergebracht in het college, doch ze hadden,
buiten het onderricht geen andere bezigheid. Sinds een jaar was hun salaris
niet meer uitbetaald, daar de inkomsten daartoe ontoereikend waren. Twee
assisterende seminaristen moesten zorgen voor het toezicht, de tucht en de
studie en een van hen moest de leraar van de elementaire klassen bijstaan
die om verscheidene redenen geen les had kunnen geven. Deze klassen waren
drie in aantal en werden bezocht door de leerlingen van het college en door
de jongens uit het dorp, voor wie de vertrekken in een gedeelte van het
seminarie zelf bestemd waren. Hun meesters, die door de gemeente betaald
werden, waren van haar afhankelijk. De geestelijkheid van Giaveno had zich
steeds in de zaken van het college gemengd, tot schade van de discipline,
daar de vice-rector aan handen en voeten gebonden was en zich naar de wen-
sen van deze heren moest schikken.
Dat was een van de oorzaken waardoor het seminarie in een betreu-
renswaardige toestand geraakt was. Ook de slechte tijdsomstandigheden had-
den hun kwade invloed doen gelden. Het college was vervallen en had daar-
door ook alle aanzien onder de bevolking verloren, zodat niemand er nog
zijn eigen kinderen wilde heen zenden. Er was niet het geringste uitzicht
dat in het komende jaar het aantal leerlingen groter zou worden.
Aldus het authentieke verhaal dat ons gegeven werd door een leraar
die in die jaren aan het seminarie verbonden was.
Intussen overwogen de geestelijke oversten de school te sluiten om
niet verplicht te zijn leraren te betalen die les gaven voor lege banken.
Alvorens echter een dergelijke beslissing door te voeren, ging kanunnik
Vogliotti, pro-vicaris en rector van het metropolitaanse seminarie, Don
Bosco dringend verzoeken of hij niet een middel wist te vinden om het arme
college omhoog te heffen en het nieuw leven in te blazen. Hij vroeg enkel
een geschikte priester als directeur en een seminarist als assistent.
Don Bosco vroeg tijd om erover na te denken, daar hij in onderhan-
deling was voor het college van Cavour. Hij ging er met Don Cafasso over
spreken. Deze aarzelde een oplossing voor te stellen, misschien omdat hij
op de hoogte was van bepaalde achtergronden die Don Bosco niet onbekend
waren. Vandaar dat hij vroeg: "En wie zou u als directeur naar Giaveno
willen zenden?" "Daar ik geen priesters in het Oratorio beschikbaar heb,
had ik gedacht die en die diocesane priester erheen te sturen, een van
mijn vrienden, die in het seminarie van Chieri steeds aan mijn zijde ston-
den. Hij is vroom, geleerd en in moreel opzicht onberispelijk."
"Dat gaat niet"! antwoordde Don Cafasso, die zich niet vergiste in
het beoordelen van personen! "Die is veel te onstuimig en grillig!"
Intussen rekende het gemeentebestuur ook wel op de opheffing van

45.10 Page 450

▲back to top
- VI/450 -
dit seminarie en wilde er graag bezit van nemen om er de gemeentelijke
scholen een betere huisvesting in te verschaffen die tot heden geen ge-
schikte en aangename plaats gehad hadden. Het was zijn goed recht, zoals
bleek toen het eerste doel waarvoor die plaatsen bestemd waren, kwam te
vervallen. De directie van het seminarie, van dat plan op de hoogte ge-
bracht, maakte zich ernstig ongerust bij het zien van het nakende gevaar
dat mooie gebouw te moeten verliezen.
Maar de burgemeester van Giaveno, de heer Giuseppe Schioppo, had
nog verder strekkende plannen. Hij besloot om er, behalve de lagere school,
ook een gemeentelijk college of gymnasium in onder te brengen en de lei-
ding ervan aan Don Bosco toe te vertrouwen. Het voorstel werd op het ein-
de van mei gedaan en door Don Bosco doorgegeven aan de curie. Kanunnik
Vogliotti, die een schikking trachtte te treffen om het bezit van dit ker-
kelijke gebouw in overeenstemming te brengen met de verlangens en de aan-
spraken van de gemeente, liet Don Bosco bij zich komen. Hij zette hem de
stand van zaken uiteen. Nadat hij hem grote beloften gedaan had, gaf hij
hem de raad die opdracht niet te weigeren. Don Bosco voerde geen moeilijk-
heden aan en wilde gaarne voor de belangen van het diocees opkomen. Hij gaf
de kanunnik de verzekering dat, indien de voorwaarden voor de door de ge-
meenteraad aangeboden overeenkomst aanvaardbaar zouden zijn, hij de manier
zou bestuderen waarop aan zijn verlangens tegemoetgekomen zou kunnen wor-
den.
Don Bosco schreef daarom aan de burgemeester van Giaveno en vroeg
hem, dat de gemeente een overeenkomst zou ontwerpen en de geldelijke steun
zou bepalen waarmee zij voornemens was bij te dragen tot de stichting van
het nieuwe kloostercollege ten behoeve van de streek. Het plan Cavour had
hij echter nog niet van de hand gewezen.
Kanunnik Vogliotti wachtte ongeduldig op een antwoord van hem over
het resultaat van de onderhandelingen en Don Bosco antwoordde hem met een
brief waaruit men gemakkelijk de inhoud kan opmaken van de brief van de
rector van het seminarie te Turijn. In deze, zoals in al zijn andere brie-
ven, komt Don Bosco steeds op voor de zaak van zijn beminde zonen.
"
Hooggeachte Heer Rector,
"
"
In de eerste plaats betuig ik u mijn nederige dank voor
" wat u voor deze jongens gedaan hebt en, naar ik zie, nog bereid
" bent te doen. Wat de jonge seminarist Berutto betreft, zou het
" het beste zijn dat ik Ruffino bij me houd en dat u dezelfde
" goedheid zou betonen voor Berutto door hem gratis opname te ver-
" zekeren in het seminarie van Chieri.
"
Hij is daar nooit in de gelegenheid geweest ook maar een
" stuiver te betalen. Daarom heb ik hem steeds gratis opgenomen,
" en dat heel graag vanwege zijn vele goede wil. Een tante van
" hem zorgde en zorgt thans nog voor zijn kleding. Wanneer het

46 Pages 451-460

▲back to top

46.1 Page 451

▲back to top
- VI/451 -
" absoluut onmogelijk is hem geheel gratis op te nemen, doet u dan
" wat u kunt,waarna ik ter aanvulling zoveel mogelijk bijeen zal
" trachten te krijgen.
"
Ik zal op antwoord uit Giaveno wachten, alvorens mij aan
" Cavour te binden. Dank voor de groene kazuifel die ons doet hopen;
" hierin zijn we feitelijk nog geheel groen.
"
Tot nu toe ben ik nog buiten de gevangenis. Zorgt U en de
" vicaris-generaal ervoor zo eveneens te doen.
"
Met de meeste hoogachting en oprechte dankbaarheid beveel
" ik me in Uw gunst aan.
"
Uw dw. dienaar,
" Turijn, 5 juni 1860.
Giovanni Bosco, pr.

46.2 Page 452

▲back to top
- VI/452 -
HOOFDSTUK
XLIV
GEVANGENNEMING VAN KANUNNIK ORTALDA - HUISZOEKING BIJ
DON CAFASSO - OVERWEGINGEN VAN DON BOSCO - TWEEDE
HUISZOEKING IN HET ORATORIO - DON BOSCO IN TURIJN
VERDWAALD EN DOOR DE GODDELIJKE VOORZIENIGHEID NAAR HUIS
TERUGGEVOERD - INSPECTIE IN DE SCHOLEN VAN DE EXTERNEN -
DROEVIG SCHOUWSPEL: DON ALASONATTI VALT IN ZWIJM - DON
BOSCO KOMT THUIS - BEDREIGING MET GEVANGENSCHAP -
VERWIJTEN AAN HET ADRES VAN DE HUISZOEKERS - DE
WACHTPOSTEN VERWIJDERD - VERKLARINGEN OMTRENT DE RECHTEN
VAN DE PAUS - BEZOEK AAN DE KLASSEN - NAUWKEURIGE
DOORZOEKING VAN HET HUIS - ARGLISTIGE VRAGEN EN VRANKE
ANTWOORDEN - DE INBESLAGNEMING VAN DE SCHRIFTEN -
DANKZEGGING TOT DE HEER - TWEE TROOSTREDENEN
Intussen vreesde en vervolgde de regering de goede priesters. Hun
tegenstanders hadden zoveel lasterlijke beschuldigingen op hun hoofd ge-
stapeld, dat de Minister van Binnenlandse Zaken Farini het nodig geoor-
deeld had de opsporingen in Turijn voort te zetten om, zodra het nest van
de gevreesde samenzwering gevonden was, er tegen gewapend te zijn en het
met één slag uit te roeien. De meesten vonden het een mysterie dat enkele
priesters die zich aan instellingen van liefdadigheid wijdden, de regering
zoveel vrees konden inboezemen die toch grote troepen soldaten en agenten
tot haar beschikking had; en toch is het een historisch feit.
In die dagen werd kanunnik Ortalda in de gevangenis opgesloten na-
dat zijn huis doorzocht was. Alle zoeken naar reactionaire complotten was
vergeefs geweest, maar als delict werd hem, zoals Don Bosco zei, ten laste
gelegd, dat hij zonder vergunning een drukpers had laten overbrengen van
de drukkerij Falletti naar S. Tommaso, om ze te gebruiken voor het drukken
van zijn blad Il Museo delle missioni.
Plots liet het hoofd van de politie op 6 juni een huiszoeking ver-
richten in het convitto ecclesiastico van de H. Franciscus van Assisi. De
politiek-godsdienstige gebeurtenissen hadden de vroegere verdenkingen ook
tegen het convitto weer doen opleven. Don Cafasso had geen enkele van

46.3 Page 453

▲back to top
- VI/453 -
de voorzorgsmaatregelen die Don Bosco hem aangeraden had, verwaarloosd.
De politie kwam zijn huis binnen, terwijl hij in een leuningstoel zat.
Twee politieagenten stelden zich aan de voet van de trap op, twee in de
wachtkamer, en twee anderen doorzochten waarlijk heel streng twee dagen
lang het vertrek, tot in alle hoeken en kanten. Ze vonden niets dat de
vrees van de regering kon wettigen.
Teleurgesteld door dat onderzoek meenden ze beter te kunnen slagen
in het Oratorio.
Don Bosco heeft er het volgende over geschreven: "Ik had gedacht dat
de eerste huiszoeking aan alle belachelijke veronderstellingen van reactio-
naire bedrijvigheid alle ernst ontnomen had, en dat niemand de vrede in ons
huis nog eens op een dergelijke manier zou komen verstoren. Maar aangezien
de heren van de regering de smaak ervan te pakken hebben, herhaalden ze tot
tienmaal toe hetzelfde spektakel doch telkens met andere ambtenaren. Om het
niet te lang te maken en te veel in bijzonderheden te treden, zal ik alleen
de belangrijkste dingen van de tweede huiszoeking vertellen, steeds de Heer
zegenend die ons in die beproevingen op waarlijk voelbare wijze beschermde.
Sicut pulli, volantibus desuper milvis, ad gal-linae alas accurruntl_ita et
nos sub velamento alarum tuarum abscondimur."
We volgen de draad van zijn verhaal en zullen het met andere getui-
genissen aanvullen.
Het was om 10 uur 's morgens op 9 juni, nauwelijks vijftien dagen
na de eerste huiszoeking, toen drie heren zich met een politie-escorte naar
het Oratorio begaven. Het waren de heren Malusardi, secretaris van Minis-
ter Farini, ridder Gatti, inspecteur-generaal van het Ministerie van Open-
baar Onderwijs, en professor Petitti, doctor in de theologie, doch een
leek. De eerste had tot voornaamste opdracht de boekhouding en rekeningen
te onderzoeken en het lokaal te inspecteren. De tweede moest de klassen
doorzoeken en de jongens ondervragen, terwijl de laatste alle vragen en
antwoorden stenografisch moest vastleggen. Ze werden gevolgd door enkele
andere ambtenaren van de beide ministeries. Enkele wachtposten werden bui-
ten bij de poort van de inrichting opgesteld.
Ongelukkigerwijze was Don Bosco kort tevoren de stad ingegaan, zon-
der te zeggen waarheen hij van plan was te gaan. Onmiddellijk werden er
verscheidene jongens uitgezonden om hem te zoeken, onder wie Giuseppe Buz-
zetti. Vruchteloos doorkruisten ze Turijn in alle richtingen.
De onderzoekers begonnen de school van meester Reano nabij de por-
tiersloge te doorzoeken. Hier leerden een groot aantal externe jongens,
ongeveer 93, die bijna allen door de gemeentelijke scholen waren geweigerd,
omdat ze te onbeschaafd of te onfatsoenlijk waren, de eerste beginselen
van lezen en schrijven. Men moest een jobsgeduld hebben om orde onder hen
te houden. "Er kwam", zo schreef meester Giuseppe Reano, "een heer van de

46.4 Page 454

▲back to top
- VI/454 -
politie bij mij de klas binnen. Hij kwam naar me toe en vroeg of ik onder-
wijsbevoegdheid had en ik zei neen. Daarna informeerde hij nauwkeurig naar
het onderricht dat ik gaf. Om hem te voldoen overhandigde ik hem ook een
schrift waarin ik een verzameling van goede beginselen had samengebracht
die ik die arme jongens inprentte opdat zij goede christenen en goede bur-
gers zouden worden. De heer vroeg me welke straffen ik uitdeelde aan de
deugnieten, en ik antwoordde hem: "Geen, helemaal geen."
"Onmogelijk"! riep de heer uit.
"Heel goed mogelijk"! antwoordde ik, "de straf die ik toedien vol-
gens de bevelen van de overste van het huis, bestaat er in op bepaalde
dagen van de week aan de jongens die zich goed gedragen hebben en die al-
len kinderen van arme mensen zijn, wat broodjes uit de bakkerij Magra aan
de via Pellicciai uit te delen. De ondeugenden echter krijgen daar niets
van. Dat is de enige straf die in deze school gebruikelijk is. Om hen aan
te sporen te komen, stelt Don Bosco af en toe een beloning voor hen in het
vooruitzicht, bijvoorbeeld kledingstukken." - Toen ging de heer weg en het
scheen dat hij niets op te schrijven had."
Op de speelplaats gekomen, gingen de drie onderzoekers naar boven
naar de eerste verdieping van het huis, en daar Don Bosco er nog niet was,
dienden ze zich aan bij Don Vittorio Alasonatti, die als prefect zijn
plaats innam. Na gezegd te hebben wie ze waren en wat het doel was van hun
bezoek, zei de heer Malusardi om te beginnen tot hem:
"Laat u ons eerst de boekhouding zien."
"Ziehier", zei de brave priester, "dit is het hoofdboek, met de na-
men, voornamen, de naam van de vader en de geboorteplaats van elke leer-
ling. Hier is het dagboek van de dagelijkse uitgaven, en in dat andere daar
staan de voorwaarden die bij de toelating zijn overeengekomen."
De heren keken de registers na, bladerden er hier en daar in en na
enkele minuten zei de secretaris:
"Maar ik begrijp niets van die hele boekhouding."
"Als u ze niet begrijpt, kan ik het niet helpen", antwoordde Don
Alasonatti. "Als u geduld wilt hebben zal ik u alles verklaren."
"Ja zeker, we willen alles weten, en in weinig woorden. Zegt u ons
eerst eens hoeveel jongens er hier in huis opgenomen zijn."
"Er zijn meer dan 700 externe jongens die het Oratorio bezoeken,
en het aantal internen bedraagt 300, verdeeld in twee categorieën, de stu-
denten en de vakjongens. Van die jongens zijn er 40 die geen vader of moe-
der meer hebben en 127 hebben een van hun ouders verloren."

46.5 Page 455

▲back to top
- VI/455 -
"Hoeveel pensiongeld betalen ze?"
"Slechts 17 leerlingen en twee seminaristen betalen geregeld kost-
geld. Het grootste deel betaalt niets omdat het allemaal volslagen arme en
verlaten jongens zijn. Zelfs moet er voor hun schoeisel en kleding gezorgd
worden. De anderen betalen een beetje, al naar de draagkracht van hun fa-
milie."
"Hoeveel is dat beetje?"
"Tien of twaalf lire per maand, of een paar maten wijn per jaar, of
een zak rijst of maïs of kastanjes en dergelijke."
"Dat is toch zeker niet genoeg om zoveel jongens het hele jaar te
onderhouden. Hoe worden die kosten dan bestreden?"
"Het gemeentebestuur van Turijn geeft jaarlijks driehonderd lire;
de orde van de heilige Maurizio en Lazzaro vijfhonderd lire, en het aarts-
bisdom duizend lire."
"Al die giften bijeen leveren niet meer dan achttienhonderd lire op,
en die kunnen zeker niet de kosten voor levensonderhoud, kleding en ver-
zorging dekken. Met welke andere middelen gebeurt dat?"
"In het begin voorzagen Don Bosco en zijn moeder gedeeltelijk in
het tekort door hun bezittingen te verkopen. Het ander gedeelte werd door
vrome mensen aangevuld. Tegenwoordig mag men wel zeggen dat al onze inkom-
sten uit giften van weldoeners bestaan."
"Wie zijn die weldoeners?"
"Velen van hen ken ik niet, en anderen hebben liever niet dat we
hun naam bekend maken, zodat ik die vraag niet kan beantwoorden."
"Waar bevindt zich het geld?"
"We hebben zelfs geen kast om het te bewaren, omdat zodra er iets
binnenkomt, er dadelijk een vordering die vervallen is, of op het punt
staat te vervallen, mee voldaan wordt."
Deze nauwgezette en waarheidsgetrouwe woorden van onze brave pre-
fect bevielen de drie onderzoekers niet. Naar de mededelingen van hun
meesters hadden zij zich in het hoofd gezet dat Don Bosco grote hoeveel-
heden geld bezat die hem gezonden werden door de paus en door de afgezet-
te vorsten, onder de naam van voor de noden der kinderen te zorgen, maar
in werkelijkheid om soldaten te werven en de strijd tegen de regering
voort te zetten. Deze dwanggedachte werd gevoed door de sektarische kran-
ten, die naar alle windrichtingen rondbazuinden dat de fiscus bij de Je-
zuïeten in Turijn grote schatten en belangrijke documenten gevonden had-
den die op het bestaan van een uitgebreide samenzwering wezen. "Welnu, Don
Bosco staat in relatie met de jezuïeten", zo zeiden zijn vijanden, "dus",

46.6 Page 456

▲back to top
- VI/456 -
zo besloten ze, "moet het corpus delicti ook in zijn instituut te vinden
ijn."Doordrongen van deze vooroordelen bleven de drie onderzoekers tegen-
over Don Alasonatti volhouden dat hij hun de schat moest laten zien; totdat
Malusardi op barse toon en om hem vrees aan te jagen zei:
"U bedriegt ons; u hebt geld en u wilt het voor ons verborgen hou-
den; u bent een jezuïet; maar u bent met ons niet zo gemakkelijk klaar."
Met die woorden greep hij hem bij de armen, stootte en duwde hem in
alle richtingen door de kamer en vergreep zich zodoende aan zijn priester-
lijke waardigheid. Bij die vlegelachtige behandeling van de man Gods, die
altijd gebukt ging onder zijn vele werk en van wie de gezondheid toch al
niet te best was, voelde deze dat zijn krachten hem begaven.
"Maar, heren, ik doe u toch geen kwaad..." zei hij en viel in zwijm.
Deze onverwachte onmacht bracht de hoogedele heren ertoe zich te
schamen. Ze voelden dat ze niet als behoorlijke functionarissen te werk
gegaan waren, doch veeleer als boosdoeners. Ze probeerden het aangerichte
kwaad goed te maken door de bezwijmde op te tillen en hem voorzichtig op
een stoel te zetten.
En Don Bosco? Die had het huis verlaten en las rustig de wet op het
schoolonderricht. Hij moest die morgen op twee plaatsen zijn: op de recht-
bank om een geschil in verband met de aankoop van het huis Filippi te re-
gelen, en daarna op het paleis van markies Fassati, waar hij op een vastge-
steld uur verwacht werd om te komen eten met de belofte van een geldelijke
ondersteuning. Maar, vreemd genoeg! Bij het verlaten van de rechtbank was
hij wel van plan zich naar de markies te begeven, maar hij werd plots zo
verstrooid, dat hij er zich geen rekenschap meer van gaf waar hij liep. In
plaats van zich naar het centrum van Turijn te begeven, liep hij langzaam
van de ene straat naar de andere, van het ene plein naar het andere, in
een geheel tegengestelde richting. Zo kwam hij als een man die zijn geheu-
gen verloren heeft op de via Cottolengo uit. Hij had daar al een behoor-
lijk stuk van afgelegd, toen hij zijn vergissing merkte! "0, wee", dacht
hij, "wat ben ik nu begonnen! Ik vind het vervelend om naar huis te gaan,
omdat die mensen ginder me vandaag verwachten... Teruggaan kan ik moeilijk
doen en ik ben bang toch niet op het afgesproken tijdstip daar te zijn...
Aan de andere kant is het morgen zondag, vanavond is er biecht en moet ik
zorgen zo gauw mogelijk op mijn post te zijn." Overleggend onder het door-
wandelen, besloot hij: "Het mag zijn zoals het wil, ik ben hier in de
buurt van het Oratorio en ik ga erheen. "
Plots zag hij onverwachts drie jongens opduiken, Duina, Martano en
Mellica die, toen ze hem in het oog kregen, hun pas inhielden en riepen:
"Don Bosco, kom, kom gauw, er is een tweede huiszoeking! Het Oratorio zit
vol schildwachten!" - Toen overwoog Don Bosco: "Nu weet ik waardoor ik me
in de weg vergist heb. De zichtbare hand van de Voorzienigheid heeft me

46.7 Page 457

▲back to top
- VI/457 -
me terug naar huis gebracht waar mijn aanwezigheid noodzakelijk is. De
Heer zag verder dan ik."
Hij haastte zich naar het Oratorio waar hij als een bevrijdende
engel verwacht werd. Op dat ogenblik had het droevige schouwspel met Don
Alasonatti plaats.
De jongens waren allen heel geschrokken, te meer toen ze zagen dat
de wachtposten de seminarist Giovanni Cagliero op een brutale manier ver-
boden hadden naar buiten te gaan om er de muziekles bij maëstro Cerrutti
te nemen. Een deel van de jongens had zich in de kerk verzameld om te
bidden en bij hun gebeden voegden zich die van de velen, die op bevel van
kanunnik Luigi Anglesio in de Cottolengo verzameld waren.
Nauwelijks was Don Bosco de trap op of enkele vakjongens stelden
zich op aan de voet ervan, gereed om weerstand te bieden of te voorkomen
dat Don Bosco zou weggevoerd worden. De seminarist Anfossi kon zich niet
weerhouden de kamer van de prefect binnen te gaan en Don Bosco tegemoet
te treden die juist binnenkwam toen Don Alasonatti in zwijm viel. Het
deed hem oneindig veel leed te zien in welke betreurenswaardige staat
zijn beminde en waardige helper zich bevond. Hij ging naar hem toe en nam
hem bij de hand en noemde zijn naam. Bij het horen van Don Bosco scheen
de goede Alasonatti een beetje bij te komen en hij antwoordde met zwakke
stem: "Don Bosco... help me..." - "Maak u niet ongerust", voegde deze
hem toe; "ik ben nu hier en zorg voor alles, houd maar goede moed." -
"Vim patior", voegde de goede prefect er met moeite aan toe. "Ik zie he-
laas, dat u van dit geweld te lijden hebt" vervolgde Don Bosco, "en ik
voel van ganser harte met u mee, maar bedenk dat regnum coelorum vim pa-
titur et violenti rapiunt illud."
Toen hij deze woorden van troost tot de arme patiënt gericht had,
keerde Don Bosco zich tot de speurders en vroeg hun wat zij verlangden.
Anfossi hoorde een van hen antwoorden: "Dat ons een nauwkeurige begroting
van het huis gegeven wordt en van het geld dat zich bij u bevindt. Anders
hebben we opdracht u te arresteren." - Op die woorden reageerde hij een-
voudig met: "Laat u mij een paar minuten om mijn zonen de zegen te geven
en dan ben ik tot uw beschikking. U wilt iets dat ik niet heb, want wij
leven van de Voorzienigheid."
Terwijl hij zo sprak, scheen het dat Don Alasonatti voor de twee-
de maal het bewustzijn zou verliezen, en zich tot de vervolgers richtend
zei Don Bosco met gerechtvaardigde verontwaardiging: "U maakt misbruik
van uw macht. U wilt voor rechters spelen en u bent beulen. Een dergelij-
ke manier van doen zal u noch de zegen van God noch de achting van de
mensen schenken, maar veeleer een schandelijke bladzijde in de geschie-
denis. U bent hierheen gezonden om dingen te zoeken die de overheid kun-
nen interesseren? Doet dan wat u opgedragen is, maar verstoor de huise-
lijke vrede van eerbare burgers niet. Ik zal protest aantekenen tegen u
bij de ministers, zelfs bij de Koning, en ik hoop dat ze voor mijn klach-
ten niet ongevoelig zullen zijn."

46.8 Page 458

▲back to top
- VI/458 -
Op die energieke woorden antwoordde ridder Gatti, uiterlijk be-
scheiden en hoffelijk: "Don Bosco, u moet ons verontschuldigen, maar we
zijn niet hierheen gekomen om iemand kwaad te doen. We hebben niets an-
ders gedaan dan ophelderingen gevraagd."
"Ophelderingen moeten gevraagd worden aan wie ze geven kan. De
verantwoordelijke overste van dit instituut ben ik. Ophelderingen kunt u
aan mij vragen en niet aan ondergeschikten die niet in staat zijn om aan
uw vragen te voldoen. Ik verzoek u hen met rust te laten."
"U moet het ons niet kwalijk nemen", zeiden op hun beurt de heer
Malusardi en professor Petitti, "en u mag ervan overtuigd zijn, dat het
gebeurde in strijd was met onze bedoelingen." - En daarmee was dat inci-
dent afgelopen.
Toen vertrouwde Don Bosco de arme Don Alasonatti toe aan de zor-
gen van een paar huisknechten. Hij liet de onderzoekers vervolgens in de
aangrenzende kamer om de goede prefect de aanwezigheid van die heren te
besparen. Tegenover Don Bosco verklaarden ze dat ze opdracht gekregen
hadden om het huis te doorzoeken en de klaslokalen te controleren, doch
alles op een vriendschappelijke en hoffelijke manier.
"Als u opdracht hebt om alles op een vriendschappelijke en hoffe-
lijke manier te doen", merkte Don Bosco op, "begrijp ik niet dat u zich
laat vergezellen door een politiemacht die mijn arme jongens de schrik
op het lijf jaagt."
"U kunt er zeker van zijn", antwoordde de heer Malusardi, "dat de
wachtposten geen haar van een der uwen zullen krenken, ze zijn gewoon
meegekomen als figuranten."
"De wachtposten van de openbare veiligheid, de soldaten en gen-
darmen", antwoordde Don Bosco, "kunnen figuranten zijn op het exercitie-
terrein, maar in het huis van particulieren verschijnen ze gewoonlijk om
misdadigers te arresteren. Het lijkt me onmogelijk dat mensen met gezond
verstand en eerbied voor de grondwet, zoals de heren ministers toch moe-
ten zijn, zonder enig bewijs kunnen aannemen dat er zich in dit hospiti-
um misdadigers ophouden en zelf de artikelen van de grondwet met voeten
laten treden die de onschendbaarheid van huis en personen garanderen."
Deze vrijmoedige taal bracht het speurende driemanschap min of
meer van zijn stuk. Al spoedig liet het merken dat het die woorden ern-
stig nam, want na de opmerkingen van Don Bosco verwijderden de wacht-
posten zich de een na de ander, om te gaan postvatten in het open veld
dat toen het Oratorio omgaf.
Het onderhoud van Don Bosco met deze heren duurde meer dan een
half uur. Nadat ze geprobeerd hadden hem op tegenspraken te betrappen
met de verklaringen die ze van Don Alasonatti gekregen hadden, kregen

46.9 Page 459

▲back to top
- VI/459 -
ze van hem alle inlichtingen die hen ervan moesten overtuigen dat de
regering van zijn instituut niets te vrezen had.
"Maar wat denkt u uiteindelijk van de jongste annexaties van de
Romeinse provincies bij Piëmont?"
Met luide stemverheffing riep Don Bosco uit: "Als burger ben ik
bereid het vaderland te verdedigen, ook met mijn leven, maar als chris-
ten en als priester zal ik die dingen nooit kunnen goedkeuren."
De seminarist Ghivarello die zich in de aangrenzende kamer bevond
hoorde deze laatste woorden heel duidelijk.
Daarna verzochten de regeringsagenten, die er op uit waren in het
Oratorio enkele kleine aanwijzingen te vinden die hun een middel aan de
hand zouden doen om bij hun bazen eer te behalen, of zij de klassen moch-
ten bezoeken en Don Bosco voldeed aan hun verzoek. Zelfs wilde Don Ala-
sonatti, die weer bijgekomen en wat opgemonterd was, hen vergezellen. De
leerlingen bevonden zich in hun eigen klassen: 176 internen en tien ex-
ternen.
Het is goed hier op te merken dat ridder Gatti, die zei bijzonde-
re opdracht gekregen te hebben om de scholen te bezoeken, slechts weinig
Latijn en Grieks kende, daar hij eenvoudig leraar in de geschiedenis en
aardrijkskunde aan het nationale college geweest was. In die functie be-
kleedde hij bij het Ministerie van Openbaar Onderwijs het ambt van in-
specteur van de lagere scholen. Daarom beperkte hij er zich toe de leer-
lingen vragen te stellen over aardrijkskunde en geschiedenis en moeilij-
ke strikvragen buiten beschouwing te laten. De heer Malusardi die voor-
aan in de banken zat, stelde de jongens om hem heen vertrouwelijke vra-
gen, en professor Petitti luisterde nu eens naar de antwoorden, en dan
weer onderzocht hij de klad- en schoonschriften van de leerlingen. Het
leek alsof zij aan de leerlingen een antwoord wilden ontlokken, of ge-
schreven aantekeningen wilden vinden, die opgevat zouden kunnen worden
als gericht tegen de Koning of tegen de vrije instellingen, om daarna
een beschuldiging tegen Don Bosco te kunnen opstellen wegens het schaden
of in gevaar brengen van de Staat.
Ze wilden alle boeken onderzoeken, vroegen wat Don Bosco over de
grondwet zei, over het leger, over Italië. Zelfs de catechismus diende
hun als voorwendsel om de meest zonderlinge vragen te stellen, ten einde
de jongens tot conclusies te leiden waar ze anders nooit aan gedacht zou-
den hebben. Het was hun bedoeling hen op ideeën te betrappen die de over-
sten hen zouden hebben ingegeven, of hen dingen te laten beweren die zij
niet meenden.
gen.
We zullen hier een klein staaltje weergeven van de gestelde vra-
In de eerste klas van het gymnasium, waar de seminarist Celestino

46.10 Page 460

▲back to top
- VI/460 -
Durando les gaf, stelde ridder Gatti tijdens het onderzoek naar de aard-
rijkskundige kennis van Italië aan een leerling, Richardi, deze vragen:
"In hoeveel soorten kan een monarchale regering verdeeld worden?"
"In twee gedeelten: in een absolute monarchale regering en in een
gematigd monarchale of constitutionele monarchistische regering."
"Wat is de beste van die twee regeringsvormen?"
De arme jongen, die zich voor een vraag gesteld zag waarvan de be-
antwoording zijn krachten te boven ging, wist niet wat te antwoorden.
Gatti merkte dat en daar hij er erg op gebrand was een antwoord te ver-
nemen dat in strijd was met de constitutionele regering stelde hij hem
dit voor:
"Vind je niet dat een absolute regering beter zou zijn, waarin de
koning alles zelf doet en alles wat hem goeddunkt?"
Bij deze opmerking achtte de leraar Durando zich gerechtigd Gatti
te doen opmerken dat dat geen vragen waren die men aan een leerling van
de eerste klas gymnasium stellen mag. "Hoe kunt U van een jongen een ern-
stig antwoord verwachten", zei hij, "op een vraag, die een volwassen en
in de politiek beproefde man ernstige stof tot nadenken zou geven?"
Maar de leerling antwoordde, alsof een engel het hem had ingegeven:
"Het lijkt mij dat iedere regeringsvorm goed is, wanneer degenen
die het voor het zeggen hebben goede mensen zijn."
Dat antwoord, zo goed op zijn plaats, deed Gatti en zijn collega's
een lange neus halen en was gedurende verscheidene dagen in het huis het
thema van alle gesprekken.
De onderzoekers vroegen aan de meester of hij een diploma had en
als ze hoorden dat dit niet het geval was, noteerden ze zijn naam. Dat
was een voorwendsel om het bezoek aan de school voort te zetten. Toen ze
ten slotte de boeken van de leraar hadden onderzocht, namen ze het leven
van Domenico Savio mee.
Arglistiger ondervragingen werden door ridder Gatti in de 4de en
5de klas gymnasium gesteld, waar de seminarist Giovanni Battista France-
sia les gaf.
"In welke klas zit je?"
"In de vijfde klas gymnasium."
"Heb je de Romeinse geschiedenis bestudeerd?"
"Zeker, mijnheer, ik heb dat gedeelte bestudeerd, dat volgens het
schoolprogramma behandeld zal worden op het eindexamen."

47 Pages 461-470

▲back to top

47.1 Page 461

▲back to top
- VI/461 -
"Kun je me zeggen, door wie Julius Cesar vermoord werd?"
"Julius Cesar werd vermoord door Junius Brutus en door andere sa-
menzweerders."
"Brutus heeft zeker goed gehandeld door deze onderdrukker van de
vrijheid te vermoorden, die tiran van het volk. Wat vind je daarvan?"
"Ik vind echter dat Brutus verkeerd gehandeld heeft, daar een on-
derdaan nooit in opstand mag komen tegen zijn soeverein en hem zeker
niet het leven mag ontnemen."
"En als een soeverein nu eens verkeerd handelt?"
"Als hij verkeerd handelt, zal hij ook geoordeeld en gestraft
worden door God, maar de onderdanen moeten hem eerbiedigen."
"Maar vertel me nu eens: zou men Vittorio Emanuele nu niet mogen
neerslaan opdat hij de broeders, de monniken, de priesters en de bis-
schoppen en de paus met rust zou laten?"
"Mijnheer", zei op dat ogenblik Don Alasonatti, "dat zijn toch
geen vragen die men aan schooljongens stelt, dit is geen examen maar een
valstrik. Ik zal gedwongen zijn de jongens te verbieden antwoord te
geven."
Helemaal niet van zijn stuk gebracht, drong de inquisiteur aan,
en de jongen antwoordde:
"Nee, mijnheer, dat mag men niet. Als een koning niet goed han-
delt, zal hij er te zijner tijd voor God verantwoording voor moeten af-
leggen, maar de onderdanen mogen hem in geweten geen kwaad aandoen.
Veeleer moeten zij bidden tot de Heer, dat Hij barmhartig voor hem moge
zijn, zijn hart moge treffen en tot inkeer brengen, en intussen moet men
het geduld bewaren."
"Maar als we tot God moeten bidden dat hij zijn hart moge raken
en hem tot inkeer brengen, is dat toch een teken dat hij slecht is, is
het niet zo?"
"Maar ik heb niet gezegd, dat de koning slecht is. Ik heb in het
algemeen gesproken en anders niets." En na die woorden begon de jongen,
helemaal in de war, te huilen en ridder Gatti vroeg hem:
"Waarom huil je?"
"Omdat u me vragen stelt die niets met de geschiedenis te maken
hebben, en ik ben bang verkeerd te antwoorden."
"Wees maar gerust", besloot Gatti, "je hebt me heel goed geant-
woord." - En wellicht tot zijn ongenoegen, kunnen we de verzekering ge-

47.2 Page 462

▲back to top
- VI/462 -
ven, dat de examinator wel moeilijk iets anders kon zeggen.
In dezelfde klas vroeg de ridder aan een andere leerling:
"Hoe heet jij?"
"Ropolo da Villafranca."
"In welke klas zit je?"
"Ik volg de vierde klas gymnasium."
"Ken je de koning?"
"Nee, ik heb hem nooit gezien, maar ik weet dat Vittorio Emanu-
ele onze vorst is."
"Een verdorven vorst die de Kerk vervolgt, is het niet?"
"Die dingen behoren niet tot de geschiedenis die we moeten bestu-
deren, en daardoor weet ik niet wat ik moet antwoorden."
"Als je het niet in de geschiedenis geleerd hebt, zul je het de
een of ander toch wel hebben horen zeggen. Don Bosco heeft jullie die
dingen herhaaldelijk gezegd! Is het niet?"
"Ik heb het nooit gehoord, ook in de geschiedenis van Italië die
door Don Bosco geschreven is, en die we als handboek gebruiken, worden
Vittorio Emanuele en zijn voorouders in ere gehouden."
"Tenslotte zijn de vervolgers van de godsdienst schurken", voeg-
de een ander van de drie eraan toe. "Welnu, Vittorio Emanuele is een ver-
volger van de godsdienst, dus is hij een schurk."
"U bent beter op de hoogte van de feiten dan ik, mijnheer, en
zult zo dus kunnen redeneren; maar ik heb het nooit beweerd, noch het
horen zeggen, door Don Bosco niet en ook niet door mijn leraar dat de
koning een schurk zou zijn. Ik weet alleen, dat toen de koning een tijd-
je geleden ziek werd, Don Bosco bevel gaf om voor zijn genezing en voor
zijn zielenheil te bidden, en ik heb eveneens gebeden."
"Maar je antwoordt me met dingen die iemand je voorgezegd heeft."
"Neen, mijnheer, ik antwoord zoals mijn hart het me ingeeft en
naar waarheid. Niemand heeft me wat ook voorgezegd, want stellig zou het
bij niemand opgekomen zijn, dat u me zulke vragen zou stellen."
In de 3de klas gymnasium waar de seminarist Giovanni Turchi les
gaf, draaiden de vragen rond de aardrijkskunde van Italië en de exami-
nator scheen voldaan over de vlotte en keurige antwoorden die een jon-
gen, Luigi Jarach, hem gaf. Toen wendde hij zich tot de leraar.
"Gevraagd", zo schrijft Don Turchi, "welke straffen ik toepaste

47.3 Page 463

▲back to top
- VI/463 -
om de orde te handhaven, herinner ik me geantwoord te hebben dat, af-
gezien van een enkele van geen betekenis, er geen straffen nodig zijn."
Maar de leerlingen die aan een ware foltering werden blootge-
steld, waren die van de 2de klas gymnasium, waar de seminarist Secondo
Pettiva leraar was. In die klas meenden de inquisiteurs eindelijk iets
te zullen vinden waarmee ze zouden triomferen. Bij het doorkijken van de
netschriften van de leerlingen, ontdekten ze dat de leraar als opgave
een stuk uit een Latijnse brief van Paus Pius IX had gedicteerd, welke
brief al in de bladen in druk was verschenen.
"Wat is dat"? vroeg Gatti, "worden aan de leerlingen de brieven
van de paus gedicteerd?"
"U ziet", antwoordde de leraar, "dat het niet een brief is maar
enkel een stukje uit een brief, en het is een aanhaling in zuiver La-
tijn, waarschijnlijk ontleend aan een werk van Cicero."
De ridder, die niet veel van Latijn afwist, zag helemaal niets en
antwoordde: "Hoe het ook zij, dat zijn toch geen schrijvers om in de
scholen gepropageerd te worden."
"Ik heb de geschriften van de paus helemaal niet bij mijn leer-
lingen gepropageerd, ik heb er alleen enkele regels aan ontleend ter ver-
taling bij het proefwerk. Dat pleeg ik steeds een keer per week te geven
en kies daarvoor aparte thema's. Ik kreeg dat stukje in handen dat me ge-
schikt leek voor de bekwaamheid van mijn klas en ik heb het hun gedic-
teerd. Ik geloof niet dat ik daarmee een of andere schoolwet overtreden
heb."
Deze redeneringen haalden niets uit. Daarom maakten de drie
speurders zich van die schriften meester. Zij waren van oordeel dat ze
nu eindelijk de draad van de gezochte samenzwering in handen hadden.
Van de eerste tot de laatste leerling van deze klas werd dus aan een
ondervraging onderworpen. Aangezien de jongens aan tafel moesten, wer-
den de middaguren aan deze inquisitie gewijd.
Het was intussen dus middag geworden. Seminaristen, assistenten,
werkbazen, leraren en jongens gingen eten en de huiszoekers maakten van
die gelegenheid gebruik om, vergezeld van Don Bosco, die de plaats van
Don Alasonatti had ingenomen, door het huis rond te gaan, op jacht naar
het denkbeeldige corpus delicti. Ieder hoekje, iedere bergplaats werd
door hen onderzocht, alles wat maar even hun argwaan wekte werd ter
hand genomen en van zijn plaats gehaald. Ze begaven zich naar de refter
in aanwezigheid van Giuseppe Rossi, terwijl de jongens zich daar bevon-
den. Ze gingen na wat de jongens aten en ondervroegen deze en gene of
ze geen honger leden. Daarna brachten ze een bezoek aan de keuken waar
ze zich bij de kok nauwkeurig op de hoogte stelden van de voeding. Ze
proefden de soep en het brood, en stelden tal van vragen, nu eens aan
de een, dan aan een andere van de bedienden, steeds in de veronderstel-

47.4 Page 464

▲back to top
- VI/464 -
ling dat allen samenzweerders waren tegen de instellingen van de Staat.
Ze keerden alle potten en pannen ondersteboven, lieten alle kasten open-
maken en onderzochten zelfs het olievat en een zak met rijst. Ridder
Gatti, die zich de ijverigste van het drietal toonde, en zag dat een
tegel van de vloer pas bevestigd scheen, begon zelfs direct te vermoeden
dat daaronder het corpus delicti verborgen zat. Hij ging op de tegel
staan, trapte er met zijn voet op en luisterde of het dof of hol klonk.
Toen er in dezelfde plaats een buffet werd geopend kwamen er twee muizen
uit te voorschijn en Don Bosco begon te lachen.
"Waarom lacht u"? vroeg de heer Malusardi hem.
"Inderdaad", antwoordde hij, "ik zou veeleer moeten huilen wanneer
zoveel gezag en waardigheid door zulke kinderachtige naspeuringen bela-
chelijk gemaakt worden; maar ik lach omdat u de muizen doet schrikken."
In de kelder keken ze niet alleen in de duistere hoekjes, maar
ook in de vaten. Bij het zien van een heel groot vat, vroeg de heer Ma-
lusardi of het vol of leeg was.
"Helaas leeg", antwoordde Don Bosco.
Toen klom de ander erop om te kijken of het vat gevuld was met geld
of wapens, en misschien ook wel met samenzweerders zoals het paard van
Troje. Verveeld en ontmoedigd omdat ze niet vonden wat ze zochten, zei-
den de drie speurders, om zichzelf moed in te pompen: "Er is ons verze-
kerd dat er in dit huis een corpus delicti aanwezig is. Door te zoeken
zullen we het dus vinden."
"En ik verzeker u", voegde Don Bosco daaraan toe, "dat er in dit
huis geen corpus delicti aanwezig geweest is noch is, en daarom zult u
het niet vinden, al zoekt u tot de dag van het laatste oordeel."
Van hier gingen ze naar de kerk om deze aan een nauwkeurig onder-
zoek te onderwerpen. Daarna volgden de werkplaatsen en de studiezalen.
Ze openden de schrijftafels en lessenaars. Er was niets dat niet onder-
zocht werd, en per vergissing of door overmaat van ijver openden ze zelfs
de privaten.
Toen moesten de slaapzalen nog gecontroleerd worden en daar wer-
den ze heen gebracht. Daar voelden ze aan de hoofdkussens en keerden ze
de matrassen om; doch de arme kerels slaagden er niet in iets anders te
vinden dan enkele vlooien die ze meenamen of ze wilden of niet.
Het had twee uur geslagen, en de jongens begaven zich na de ont-
spanning naar de onderscheiden werkplaatsen en klassen.
De speurders beëindigden toen hun onwaardige bezigheid en hervatten
de ondervraging van de leerlingen, waar ze meer zin in hadden. Op dat

47.5 Page 465

▲back to top
- VI/465 -
ogenblik liet Don Bosco hen aan hun lot over om een stukje te gaan eten,
daar hij nog steeds een lege maag had.
Om vrijer te kunnen spreken, begaven de examinatoren zich naar de
wachtkamer van de prefect en lieten al de leerlingen van de tweede gym-
nasiumklas een voor een bij zich komen. Deze klas was de kleinste van al-
le. Ze vroegen: "Vertel me eens, wat heeft de leraar eigenlijk nog meer
gezegd voor of na het dictee van de pauselijke brief?" - Enkelen ver-
klaarden dat hij anders niets gezegd had. Vier waren toevallig niet in
de klas geweest toen hij dat stukje Latijn gedicteerd had en konden er
niets over zeggen. Ook van de anderen konden ze geen antwoord loskrijgen
dat kon voldoen aan hun vurige verwachting.
"Maar hoe is het mogelijk", zeiden ze tot een zekere Rebuffo, "hoe
is het mogelijk dat hij niets gezegd heeft? Vertel eens: over die machi-
nationibus, over die afflictionibus van de paus, en over dat partrare,
heeft hij daar verder niet over gesproken?"
"Niet dat ik het me herinner; ik weet dat hij inderhaast het Ita-
liaans gelezen heeft en toen uit de klas is verdwenen."
Dat was niet gelogen, want professor Pettiva had op een avond een
muziekles moeten geven en daar hij al over tijd was en een blad in de
hand had dat de brief van de paus bevatte, had hij het gedicteerd opdat
zij het zouden omzetten in het Italiaans. Inderhaast had hij de klas ver-
laten. Toen hij het doel van deze ondervragingen begreep, trad maëstro
Pettiva niettemin zelf het lokaal binnen en zei tot ridder Gatti: "Luis-
tert u eens, in onze klassen wordt niet over politiek gesproken en daarom
kunt u die ondervraging beter achterwege laten."
Na deze jongens werden er nog meer uit de andere klassen ontboden.
Zij werden aan een nog ergere ondervraging onderworpen: "Van wie zijn de
legaties, de marken, Umbrië? Wat is de wereldlijke macht van de paus? Wie
is de baas in Italië? Welke boeken gebruiken jullie?" - En ziende dat de
jongens de geschiedenis van Italië van Don Bosco in handen hadden, maak-
ten ze hun daar een verwijt over.
Ze waren geenszins inschikkelijk, wat blijkt uit het volgende
staaltje van de ondervraging waaraan de jonge Costanzo onderworpen werd.
"Bij wie ga je biechten?"
"Bij Don Bosco."
"Al lang?"
"De twee jaar dat ik hier in huis ben, ben ik altijd bij hem ge-
gaan."
"Ga je graag?"

47.6 Page 466

▲back to top
- VI/466 -
"Jawel, heel graag."
"Wat voor aardigs vertelt hij je in de biecht?" "Hij geeft me
goede raadgevingen."
"Noem er me eens een, ik zou ze graag willen kennen."
"Ik heb horen zeggen dat de dingen die men in de biecht gehoord
heeft daarbuiten niet mogen verteld worden. Overigens, als u goede raad-
gevingen wilt horen, kunt u bij Don Bosco gaan biechten, ik weet zeker
dat hij er u geven zal zoveel als u wilt."
"Daar heb ik nu geen tijd voor. Maar vertel me eens, zegt hij je
niet dat de paus een heilige is?"
"Hij zegt, dat de paus de heilige Vader genoemd wordt, en ik ge-
loof heel graag dat hij heilig is, want hij is erg goed en de plaatsver-
vanger van Jezus Christus."
"Zegt hij niet tegen je, dat degenen die hem een gedeelte van
zijn staten hebben afgenomen, schurken zijn?"
"Die dingen hebben met de biecht niets te maken."
"Maar is dat dan geen zonde?"
"Als het zonde is mogen de schuldigen er wel aan denken als ze
gaan biechten. Maar ik heb het niet gedaan en daarom hoef ik het niet
te biechten."
Hieruit kan iedereen wel afleiden hoe de rest van het verhoor
verliep.
Of het door vermoeidheid kwam, of door de overtuiging dat ze het
corpus delicti toch niet konden vinden, maar na ongeveer zeven uur van
nutteloze moeite, hielden de onderzoekers met hun onwaardige onderneming
op en achtten ze het beter te vertrekken. Ze namen echter een pak schrif-
ten in beslag uit elke klas om dat op hun bureau nauwkeuriger te onder-
zoeken. Gatti deed er nog een exemplaar van het leven van de jeugdige
Domenico Savio bij, dat hij bij een leerling van de eerste gymnasiumklas
had aangetroffen. Don Bosco voegde er bovendien nog een exemplaar van de
regels van het huis bij, dat toen alleen op schrift bestond. - "In deze
regels", zo zei hij toen hij ze overhandigde, "kunnen de heren ministers
zien op welke grondslagen en morele beginselen de opvoeding steunt die ik
mijn jongens geef. Zij kunnen er zich van overtuigen dat dit instituut,
wel verre van narigheden voor de regering te veroorzaken, echter meewerkt
tot het welzijn van de gezinnen en de maatschappij, door van hun kinderen
goede zonen en verstandige burgers te maken. Ik wil daarom hopen", zo
voegde hij eraan toe, "dat zij mij en mijn arme jongens met rust zullen
laten."

47.7 Page 467

▲back to top
- VI/467 -
Vrij en wel verscheen Don Bosco weer te midden van zijn leerlin-
gen en nodigde hen allen uit om zich naar de kerk te begeven en God te
danken.
Tegenover de seminarist Durando sprak hij er echter zijn spijt over
uit dat de in beslag genomen schriften van de jongens in handen van de
autoriteiten zouden blijven. Daarom liet hij ze door de jongens terugvra-
gen. Als motief gaven ze op dat zij ze nodig hadden, zowel in de klas als
voor het eindexamen, en dat ze bovendien hun eigendom waren. Ze werden
teruggegeven.
Daarna mocht Don Bosco nog twee grote vertroostende ervaringen mee-
maken. Twee van de voornaamste opstokers van dat tweede onderzoek, kwamen
hem opzoeken om de zaken van hun ziel in orde te brengen. Aldus kanunnik
Ballesio.

47.8 Page 468

▲back to top
- VI/468 -
HOOFDSTUK
XLV
DON BOSCO IN TIJD VAN TEGENSPOED - IN DE
LEDENVERGADERING WORDEN DE REGELS VAN DE CONGREGATIE
GELEZEN - VOORSPELLINGEN VAN OPENBARE GEBEURTENISSEN -
DE REGEL VAN DE CONGREGATIE WORDT DOOR ALLE LEDEN
ONDERTEKEND EN AAN MGR. FRANSONI GEZONDEN - ANTWOORD
VAN DE AARTSBISSCHOP - HET POLITIEBUREAU VAN TURIJN
EN HET DIENSTPERSONEEL VAN HET ORATORIO - DE POLITIEK
EN DE BEZITTINGEN VAN DON BOSCO - HET OORDEEL VAN
URBANO RATTAZZI - UITEENZETTING EN VERZOEK VAN DON
BOSCO AAN TWEE MINISTERS - GEEN AUDIENTIE TOEGESTAAN -
DON BOSCO TOONT ZICH STEEDS OPGEWEKTER NAARGELANG DE
ONAANGENAAMHEDEN ERNSTIGER ZIJN – VIJF JONGENS
AANBEVOLEN BIJ HET ORATORIO DOOR DE MINISTER VAN
BINNENLANDSE ZAKEN.
Eerder dan de moed te verliezen leek het wel alsof Don Bosco in
de tijd van de huiszoekingen steeds meer bezield raakte. Tot zijn mede-
werkers zei hij: "Vrees niet, de Heer zal ons niet in de steek laten.
Onze nederige Congregatie zal met zijn hulp vooruitgaan. Haec est nostra
salus, vita, spes, consilium, refugium, auxilium nostrum, Maria!"
Inderdaad bereidde hij, alsof men in volle vredestijd verkeer-
de, een belangrijke actie voor ter uitbreiding van zijn Congregatie.
Op 7 juni, twee dagen voor de tweede huiszoeking, had Don Bos-
co de vergadering van de leden van de Congregatie van de H. Franciscus
van Sales geleid, die thans zesentwintig in getal waren. Hij liet het
reglement lezen en nodigde allen uit het in een volgende bijeenkomst te
ondertekenen, daar hij van plan was het ter goedkeuring naar aartsbis-
schop Fransoni te zenden. Sommigen stelden voor dat aan Don Bosco ook het
recht zou toegekend worden om de raadsheren van het kapittel te kiezen.
Maar onder aanvoering van verstandige redenen, verzekerde hij dat deze
raadsheren gekozen moesten worden door de hele Congregatie. Na sluiting
van de bijeenkomst, zo verhaalt de kroniek van Don Ruffino, toen er nog
enkelen bij hem gebleven waren, verklaarde hij, die steeds de aangele-
genheden van Kerk en Staat voor ogen had: "De staat van zaken zal dit

47.9 Page 469

▲back to top
- VI/469 -
jaar in Italië veranderen." Daarmee wees hij er duidelijk op dat Italië
slechts door één soeverein geregeerd zou worden.
De 11de riep Don Bosco, 's avonds na het avondgebed, weer alle le-
den van zijn Congregatie bijeen. En de engelen zagen weer het schouwspel
dat zij al in Egypte bewonderd hadden in de nacht waarin het volk der jo-
den moest vertrekken naar Kanaän. Allen hadden beloofd elkaar nooit te
verlaten om geen enkele reden. Zij zouden met elkaar en met God verbon-
den blijven. "Want de vrome zonen der heiligen brachten in het geheim hun
offer, en namen eensgezind op zich, als een verplichting der goddelijke
wet, om als geheiligden hetzelfde lief en leed op dezelfde wijze te de-
len, terwijl zij al de heilige zangen der vaderen aanhieven."(1)
Ook staat er in de kroniek van Don Ruffino te lezen: "De 11de juni
hebben we de regel van de Congregatie van de H. Franciscus van Sales on-
dertekend om deze naar aartsbisschop Fransoni te zenden. We legden onder
elkaar de plechtige belofte af dat wij deze Congregatie en deze regel
steeds zouden trachten te bevorderen, zelfs als omstandigheden van tijd
het ons onmogelijk zouden maken de geloften af te leggen of wij waar dan
ook verspreid zouden geraken.
Ziehier het document in zijn geheel:
"
Hoogwaardige Excellentie,
"
"
Wij, ondergetekenden, uitsluitend gedreven door het ver-
" langen ons eeuwig heil te verzekeren, hebben ons verenigd om ge-
" meenschappelijk te leven teneinde gemakkelijker alles te kunnen
" bereiken wat strekt tot de meerdere eer van God en het heil der
" zielen.
"
Om de eenheid van geest en discipline te bewaren, en om
" nuttige middelen in praktijk te brengen tot het gestelde doel,
" hebben wij enkele regels voor de Congregatie opgesteld, die met
" uitsluiting van alle politieke beginselen, alleen tot doel heeft
" haar leden te heiligen, in het bijzonder door het beoefenen van
" de caritas ten opzichte van de evennaaste. We hebben al geprobeerd
" deze regel in praktijk te brengen en hebben hem in overeenstem-
" ming gevonden met onze krachten en tot voordeel voor onze zielen.
"
Wij weten echter, dat de geest van de enkelingen dikwijls
" te veel onder invloed staat van illusies en dikwijls op dwaalwe-
" gen kan geraken indien hij niet geleid wordt door het door God op
" aarde ingestelde gezag, onze heilige Moeder de Kerk. Het is daarom
" dat wij ons nederig tot U wenden, met het nederige verzoek het
(1) Wijsh. 18,9.

47.10 Page 470

▲back to top
- VI/470 -
" bijgevoegde ontwerp van het reglement te willen lezen, te veran-
" deren, in te korten, uit te breiden of te verbeteren met wat de
" Heer U ingeeft tot zijn meerdere eer en in overeenstemming met
" onze krachten.
"
Wij erkennen in U, Hoogwaardige Excellentie, de herder
" die ons verenigt met de Opperherder der Kerk van Jezus Christus.
" Uwe Excellentie moge spreken en in Uw stem zullen wij de wil van
" God erkennen.
"
U verzoekend dit, ons verzoek goedgunstig te willen ont-
" vangen, vragen wij U geknield om Uw Zegen en verzoeken U het bij-
" gevoegde ontwerp te willen lezen, een bede die door ons allen is
" ondertekend.
"
" Bosco Giovanni, pr.,
voorlopig rector,
" Alasonatti Vittorio, pr., prefect
" Savio Angelo, pr.,
econoom,
" Diac. Rua Michele,
geestelijk directeur,
" Cagliero Giovanni, seminarist, raadsheer, 3e jaar theologie,
" Bonetti Giovanni,
"
"
le "
"
"
" Ghivarello Carlo,
"
" 2e filosofie,
" Francesia, Gio. Battista, seminarist 3e jaar theologie,
" Pettiva Secondo,
"
2e "
"
,
" Bongiovanni Giuseppe,
"
2e "
"
,
" Ruffino Domenico,
"
2e "
"
,
" Durando Pietro Celestino,
"
1e "
"
,
" Anfossi Giov. Battista,
"
1e "
"
,
" Vaschetti Francesco,
"
1e "
"
,
" Rovetto Antonio,
"
2e " filosofie,
" Cerruti Francesco,
"
1e "
"
,
" Lazzero Giuseppe,
"
1e "
"
,
" Provera Francesco,
"
1e "
"
,
" Chiapale Luigi,
"
2e " retoriek,
" Garino Giovanni,
"
2e "
"
,
" Capra Pietro,
"
2e "
"
,
" Donato Edoardo,
"
2e "
"
,
" Momo Gabriele,
"
2e "
"
,
" Albera Paolo,
"
1e "
"
,
" Rossi Giuseppe,
coadjuteur,
" Gaia Giuseppe,
"
.
Mgr. Fransoni antwoordde Don Bosco met de volgende brief:
"
Zeereerwaarde Beer,
"
"
Met vertraging heb ik uw brief van 13 juni jl. ontvangen met
" de bijgevoegde regel. Ik heb die al eenmaal gelezen, maar ik wil
" er nog dieper over nadenken, terwijl ik een gelegenheid afwacht

48 Pages 471-480

▲back to top

48.1 Page 471

▲back to top
- VI/471 -
" om het stuk naar Turijn terug te zenden. Ook overweeg ik nog
" enkele personen te raadplegen, die beter dan ik op de hoogte zijn
" van het leven in gemeenschap. Intussen geef ik U dit kleine le-
" vensteken ter beantwoording.
"
De kwellingen waaraan u onderworpen geweest bent, hebben me
" heel onaangenaam getroffen en ik dank de Heer dat u er persoonlijk
" niet onder te lijden hebt gehad.
"
Ik schrijf in haast wegens mijn vele bezigheden, en van de
" hemel de meest overvloedige zegeningen afsmekend voor U persoon-
" lijk en alle leden van de Congregatie, beveel ik me gaarne aan in
" aller gebeden en verblijf met gevoelens van de meeste hoogachting,
"
"
Uw dw. en genegen dienaar,
" Lyon, 7 juli 1860.
+ Luigi, aartsb. van Turijn.
Zo antwoordde Don Bosco op de bedreigingen van de wereld.
Enkele dagen na de vermelde huiszoeking liet de commissaris van
politie Chiapussi, - in opdracht van wie is niet bekend - verscheidene
personen bij zich komen, van wie hij wist dat ze in het Oratorio geweest
waren. Enkelen van hen waren er thans in dienst als hoofd van de werk-
plaatsen of als bedienden. Anderen werkten al in de stad in een of ander
handelshuis of in een werkplaats. Op het politiebureau stelde hij hun
bijna allen dezelfde vragen. Hij wilde weten wat de politiek van Don
Bosco was, of Pius IX hem veel geld gestuurd had om soldaten te werven,
waar Don Bosco de geldbedragen vandaan haalde die nodig waren om zoveel
ondernemingen op gang te houden, wie zijn voornaamste weldoeners waren.
Maar niemand kon iets verklaren dat het Oratorio zou kunnen compromitte-
ren. Ze antwoordden eenstemmig: "We hebben Don Bosco nooit horen spreken
over wapens of over oorlog. Als hij geen geld meer heeft, gaat hij bij
iedereen rond om mensen te vinden die hem wat willen schenken bij wijze
van liefdadigheid."
Onder de ondervraagden bevond zich een zekere Domenico Goffi, die
al hoofd van onze schoenmakerij en ook portier was. Hij was veertig jaar,
kende Don Bosco al lang, had kromme benen maar sprak vrijmoedig. Hoewel
hij nooit voor een openbare gezagsdrager had hoeven te verschijnen, ver-
loor hij de moed niet, en met het hart op de tong en volkomen vrijmoedig,
antwoordde hij: "Mijnheer de commissaris, u vraagt mij wat de politiek
van Don Bosco is. Ik ken die al vele jaren, en ik kan u alleen antwoorden
dat zijn politiek bestaat in het bedenken van middelen om brood voor zijn
jongens te krijgen."
"Maar heeft hij dan nooit gezegd dat u zich bij de soldaten van de
Paus moet voegen om oorlog te voeren tegen onze koning?"
"Mij heeft hij een dergelijk voorstel zeker nooit gedaan, want ik
loop mank en dan zouden ze mij moeten dragen. Maar in mijn kwaliteit van

48.2 Page 472

▲back to top
- VI/472 -
portier ga ik om met al mijn metgezellen en met de oudere interne en ex-
terne jongens van het Oratorio. Ik kan u verzekeren dat ik nooit iemand
heb horen vertellen dat Don Bosco hem over iets dergelijks gesproken had.
Hij spreekt dikwijls over het bestrijden van de duivel met de wapens van
het gebed en veelvuldig gebruik van de sacramenten, maar nooit heeft hij
zich uitgelaten over oorlog, of over soldaten van deze wereld."
"Het gerucht wil dat Pius IX hem een grote som geld gestuurd zou
hebben, weet u daar niets van?"
"Ik weet dat in 1858, toen Don Bosco in Rome was, Pius IX hem een
bedrag aan geld gegeven heeft om er alle jongens eens een keer mee te
onthalen die de drie Oratoria van Valdocco, Porta Nuova en Vanchiglia be-
zoeken. Maar ik geloof niet dat hij hem bovendien zoveel geld gezonden
zou hebben als u zegt. Als dat zo was, zou men Don Bosco niet zo dikwijls
zien uitgaan om in Turijn een beroep op de liefdadigheid te doen ter wil-
le van zijn wezen. Dan zou hij ook niet zo lastig gevallen worden door
schuldeisers. U kunt u niet voorstellen, mijnheer de commissaris, dat ik
in de portierskamer dikwijls getuige geweest ben van taferelen die me
werkelijk tot medelijden bewogen. De schuldeisers komen, en daar ze we-
ten dat hij op een bepaald uur uitgaat of thuiskomt, wachten ze hem op
en dan beginnen sommigen te verzoeken, anderen te smeken of te schreeuwen
of te dreigen dat ze betaald willen worden. De arme man belooft dat hij
iedereen zal voldoen, dat hij niemand ook maar een stuiver tekort zal
doen, maar dan ook niets heeft. Ik ben zelf schoenmaker geweest en weet
dat de leveranciers van het leer er soms geen meer wilde leveren, omdat
Don Bosco niet op tijd kon betalen. En kunt u zich voorstellen, mijnheer
de commissaris, dat wanneer Don Bosco zoveel geld zou hebben als u zegt,
hij het niet op de eerste plaats zou gebruiken om van dergelijke moei-
lijkheden bevrijd te worden?"
"En het geld dat hij naar zijn broers en zusters stuurt, die kaas-
makerijen kopen en huizen en paleizen bouwen, waar haalt hij dat
vandaan?"
"Dat is niet waar, mijnheer de commissaris, want Don Bosco heeft
geen vader en moeder meer en ook geen zuster; alleen een broer die met
zijn jongens op het land werkt."
"Toch is mij verteld dat hij in de vakantie met zijn jongens naar
het platteland gaat, naar Castelnuovo d'Asti. Naar wiens huis gaat hij
dan?"
"Hij brengt hen naar zijn eigen huis, maar dat is verre van een
paleis of een grote kaasmakerij. Het is zo klein, dat de jongens er geen
beschutting kunnen vinden tegen de weersomstandigheden. Ze logeren dicht
op elkaar gedrongen in de stal en op de hooizolder."
"Het kan zijn zoals u zegt, maar het valt niet te ontkennen dat
Don Bosco geld ontvangt. Zou u me kunnen zeggen wie zijn voornaamste
weldoeners zijn?"

48.3 Page 473

▲back to top
- VI/473 -
"Ook ik geloof dat Don Bosco in Turijn weldoeners heeft die hem
hulp verlenen, want anders zou hij verscheidene honderden arme jongens
moeten laten sterven van de honger of ze de straat op sturen. Iedereen
die een beetje naastenliefde in zich heeft, verleent hem hulp, maar wie
zijn weldoeners precies zijn, dat weet ik niet. Ik wil u gerust zeggen
dat ik zou willen dat alle inwoners van Turijn, mijnheer de commissaris
en de politieagenten inbegrepen, weldoeners van Don Bosco zouden zijn.
En u kunt ervan verzekerd zijn dat hun liefdadigheid goed besteed zou
worden."
Zulke woorden, door de brave man in alle eenvoud gesproken deden
alle aanwezigen glimlachen. Een wachtpost zei schertsend: "Zijn naam is
Goffi, maar zijn kwaliteit is als de beste koffie." (Goffi = mv. van
goffo = sukkel).
Dergelijke plagerijen waren echte beproevingen; maar goddank ver-
oorzaakten ze ook niet weinig winst. Niet het minste daarvan was, dat
het Don Bosco en al zijn leerlingen de sympathie deed verwerven van alle
rechtschapen mensen, ook van degenen die niet zijn gevoelens deelden op
het punt van godsdienstige beginselen, doch die doorgingen voor achtens-
waardige en vrijheidslievende mensen.
De aanstichters van de laatste huiszoeking wilden liever dat er
niet over gesproken zou worden en legden de ondervragers het zwijgen op.
Ze bereikten een tegengesteld resultaat. De zaak werd als een lopend
vuurtje overal bekend en van alle zijden noemde men het zuivere kwaad-
aardigheid, dat een regering, onder de arglistige mantel van de wet,
zich veroorloofde de huizen van particuliere burgers het onderste boven
te halen en zichzelf zodoende gehaat maakte.
Enkele afgevaardigden schrokken er zelfs niet voor terug deze pla-
gerijen machtsmisbruik te noemen. Ze vonden dit optreden onwettig en on-
handig. Illegaal, omdat het in strijd was met de grondwet; onhandig, om-
dat het schade toebracht aan een instituut dat voedsel, onderdak en op-
voeding verschafte aan verscheidene honderden verlaten jongens, van wie
er vele, zonder een dergelijke voorziening, de regering veel last zouden
kunnen bezorgen.
Onder meer liet Urbano Rattazzi, die toen geen minister meer was doch
alleen maar afgevaardigde, Don Bosco bij zich komen. Na ontvangst
in zijn huis, liet hij hem van a tot z haarfijn alles vertellen wat de
huiszoekers gedaan en gezegd hadden. Bij het horen van wat er voorgeval-
len was, werd hij heel kwaad, noemde deze huiszoekingen waarlijk schan-
delijk en stelde voor in het parlement de minister erover te interpel-
leren. Hij zei: "Ik ben geen priestervriend, maar ik waardeer het goede
dat iedereen doet, tot welke partij hij ook mag behoren. De minister die
dergelijke instituten lastig valt, of zijn ondergeschikten toestaat ze
lastig te vallen, maakt zich schuldig aan benadeling van de filantropie
en bedrijft een zo grote onrechtvaardigheid, dat het aan alle beschaafde

48.4 Page 474

▲back to top
- VI/474 -
naties bekendgemaakt dient te worden." - Don Bosco bedankte de ex-minis-
ter voor zijn goede bedoeling ten gunste van het Oratorio, doch achtte
het niet wenselijk dat hij in de Kamer van afgevaardigden een zo grote
bekendheid aan de feiten zou geven, daar hij zijn zaak liever overliet
aan de handen van de goddelijke Voorzienigheid en zich aan vreedzame mid-
delen wilde houden. Tot dat doel schreef en verzond hij aan de Minister
van Binnenlandse Zaken, Luigi Farini, en aan de Minister van Openbaar
Onderwijs, Terenzio Mamiani, een korte uiteenzetting in de vorm van een
verzoek in de volgende bewoordingen:
"
Mijnheer de Minister,
"
"
Ik verzoek Uwe Excellentie eerbiedig de goedheid te willen
" hebben te lezen wat ik hier in het kort uiteenzet ten aanzien van
" het huis, genoemd Oratorio van de H. Franciscus van Sales in
" Valdocco. Op zaterdag, 9 dezer, werd er in opdracht van bovenge-
" noemd ministerie een huiszoeking verricht in de klaslokalen, op de
" slaapzalen en in de keuken, De in- en uitgangen werden onder toe-
" zicht gesteld, terwijl er ook een onderzoek ingesteld werd naar de
" middelen waarmee dit werk wordt in stand gehouden. Ik heb niet de
" motieven kunnen vernemen die tot een dergelijke overheidsmaatregel
" aanleiding gegeven hebben, doch indien Uwe Excellentie mij de grote
" gunst zou willen bewijzen, mij die mee te delen, geef ik u de ver-
" zekering dat ik bereid ben u vrijmoedig volgens de waarheid voldoe-
" ning te geven, zonder overigens het overheidsgezag te verstoren en
" zonder misschien onherstelbare schade toe te brengen aan het werk
" van de Oratoria. Intussen verzoek ik U eerbiedig te willen over-
" wegen dat ik:
" 1. Sinds twintig jaar in Turijn verblijf, en ieder ogenblik van
" mijn leven als priester gewijd heb aan de gevangenissen en de hos-
" pitalen, en dat ik soms de straten en pleinen afloop om verlaten
" jongens aan de gevaren te onttrekken, en hen tot het pad der deugd
" te brengen, tot werkzaamheid en studie, volgens hun aanleg en nei-
" ging.
" 2. Steeds gewerkt heb om mijn priesterplicht te vervullen, zonder
" ooit enigerlei vergoeding verkregen of gevraagd te hebben; boven-
" dien heb ik alles wat ik bezit, steeds besteed aan het optrekken
" van het tegenwoordige gebouw voor de onderbrenging van de daar
" verzamelde jongens, en dat doe ik nog steeds zeer graag.
" 3. Ik heb me steeds streng onthouden van de politiek; heb me nooit
" gemengd in het voor of tegen ten aanzien van de gebeurtenissen van
" de dag; bovendien werd, om alle partijdigheid te voorkomen, in dit
" huis verboden op enigerlei manier te spreken over politiek; vandaar
" dat niemand in dit huis ooit geabonneerd is op enigerlei krant; ik
" heb gemeend dat te moeten doen, in de overtuiging dat een priester
" zijn werk in dienst van de naastenliefde steeds moet kunnen uitoe-
" fenen tegenover iedereen en wanneer en waar ook, en onder welke

48.5 Page 475

▲back to top
- VI/475 -
" regering ook; maar evengoed als ik u de verzekering geef, dat ik
" steeds buiten de politiek gebleven ben, kan ik met even grote op-
" rechtheid verklaren dat ik nooit iets gezegd, gedaan of geïnsinu-
" eerd heb, dat in strijd was met de wetten van de regering.
" 4. Mijn scholen zijn nooit wettelijk goedgekeurd, omdat het lief-
" dadige instellingen zijn, maar de inspecteurs, de opzieners en ook
" de Ministers van Openbaar Onderwijs zelf, waren ervan op de hoogte
" gesteld, en gaven stilzwijgend blijk van hun goedkeuring door hun
" persoonlijke bezoeken, het bijwonen van de examens, zoals meerma-
" len geschiedde door ridder Baricco, inspecteur Nigra, ridder Aporti
" en anderen. Eveneens gaven zij soms blijk van hun goedkeuring door
" het verschaffen van geld en boeken; soms was dat door uitdelingen
" vanwege het Ministerie van Onderwijs, en soms ook in geschriften.
" Ik voeg enkel een afschrift van een daarvan hierbij, namelijk van
" Minister Lanza, waarin hij het werk van de Oratoria aanmoedigt
" evenals van de scholen die erin ondergebracht zijn. Deze gunst van
" de Minister van Openbaar Onderwijs was gedeeltelijk gegrond op twee
" moties, een van de Senaat, de andere van de Kamer van afgevaardig-
" den, waarin de regering opdracht gegeven werd, het werk dat hier
" besproken wordt, te steunen en te bevorderen. Het is waar dat de
" wet-Casati het onderwijs aan enkele formaliteiten onderwierp, die
" ik al met deze minister besproken had, die overigens een voor-
" aanstaand weldoener van ons was en nog steeds is. Ik zou daaraan
" stellig gevolg gegeven hebben voor het begin van het schooljaar
" 1860-1861, waarin de algemene toepassing van art. 379 van de wet,
" vervuld moet zijn.
" 5. Sinds enkele jaren heb ik een groter aantal jongens voor de
" studie bestemd, daar de werkplaatsen te klein geworden waren en
" de aanvragen voor opneming heel talrijk waren. Thans heb ik een
" behoorlijk aantal dat elders zijn brood verdiend, dezen als er-
" varen meesters in hun vak, anderen in de muziek, en weer anderen,
" die hun priesterstudies gedaan hebben, vervullen hun priesterlijke
" bediening in verscheidene dorpen.
"
Indien Uwe Excellentie na lezing van het bovenstaande een
" en ander in overweging zou willen nemen, zal het mij geen moeite
" kosten me te onderwerpen. Ik zou U enkel nederig willen verzoeken
" Uzelf als een vader te beschouwen, verlangend dat het werk op de
" best mogelijke manier verwezenlijkt wordt, doch niet met dreige-
" menten, die aan een dergelijk werk vaak onherstelbare schade be-
" rokkenen.
"
Thans, nu ik U uiteengezet heb wat mij het meest terneer-
" drukt, beveel ik tenslotte deze mijn jongens in uw goedgunstigheid
" aan; en u verzoekend zo goed te willen zijn, lankmoedigheid aan de
" dag te leggen tegenover de last die ik U heb veroorzaakt, zal ik
" met vreugde alle goeds van de hemel over u afsmeken. Ik acht het
" een grote eer mij vol hoogachting en dankbaarheid te mogen noemen,
"
"
Uw gehoorzame dienaar,
" Turijn, 12 juni 1860.
Giovanni Bosco, pr.

48.6 Page 476

▲back to top
- VI/476 -
Bij deze uiteenzetting was een nauwkeurig en gedetailleerd beeld
gegeven van de staat van het Oratorio, waarvan ons slechts het ontwerp is
bewaard gebleven, dat echter volkomen in overeenstemming was met de ant-
woorden die Don Alasonatti en Don Bosco aan de onderzoekers gegeven had-
den.
Op de brief die Don Bosco tot minister Farini gericht had, ont-
ving hij het volgende antwoord:
" Ministerie van Binnenlandse
"
Zaken
" Particulier Kabinet
"
"
De Minister van Binnenlandse zaken heeft de brief ontvangen
" van de Heer D. Bosco, pr. en daar hij op het ogenblik niet in de
" gelegenheid is daarop schriftelijk te antwoorden, brengt hij te
" uwer kennis, dat indien U zich naar dit ministerie wilt begeven
" voor vijf uur vandaag, of morgen in de voormiddag, hij rechtstreeks
" met u zal spreken.
" In opdracht van de minister,
"
de particuliere kabinetssecretaris
" Turijn, 13 juni 1860.
G. Borromeo.
Don Bosco was stipt op tijd en begaf zich naar het bureau van de
minister. Maar de koelheid waarmee hij ontvangen werd door de ambtenaren,
de mededeling dat de minister hem niet kon ontvangen daar hij onvoorzien
in beslag genomen werd door staatszaken, gaven hem te verstaan, dat de
strijd tegen het Oratorio nog niet van de lucht was.
Hij keerde daarom naar het Oratorio terug, in de overtuiging dat
hij nog meer en wellicht nog erger beproevingen tegemoet ging. Bij het
ervaren van deze hardnekkige vasthoudendheid van zijn vijanden, begon hij
over de mogelijke toekomstige verwikkelingen na te denken en een gevoel
van grote bezorgdheid besloop hem. - "Wat zal er dus van mij en van het
Oratorio worden?... Zou de Heer, nu althans, de vernietiging ervan toe-
staan?" Hij slaagde er niet goed in helder te zien in zoveel duisternis.
Niet dat hij twijfelde aan het welslagen van zijn zending. Maar God stond
deze tegenspoed toe, opdat hij zou beseffen dat hij van Hem alleen alle
kracht verkreeg. Niettemin was de herinnering aan de woorden die kanun-
nik Anglesio bij de eerste huiszoeking had gesproken, voor hem een grote
verlichting; en op zijn gelaat verscheen nog steeds de vreedzame uitdruk-
king. Dat was voor Don Rua het teken dat zijn zorgen in een acuut stadium
gekomen waren zodra zich de scherts bij zijn glimlach kwam voegen. In die
omstandigheden was hij gewoon vragen te stellen over het een of ander
verhaaltje. Tot de een zei hij: "Vertel jij me eens de geschiedenis van
Gianduia. - Jij die van de toren van het paleis in de stad." - Tot ande-
ren: "Hebben jullie berichten over Garibaldi?" - En hij lachte.

48.7 Page 477

▲back to top
- VI/477 -
Hij zou ook hebben kunnen zeggen: "Wat doet zijn excellentie Kari-
ni?" Risum teneatis amici.(1)
Van de vijfde afdeling van het Ministerie van Binnenlandse Zaken
bereikten hem in diezelfde dagen vijf aanbevelingen voor arme en verlaten
jongens, met het verzoek deze in zijn hospitium op te nemen.
Op 20 juni bracht de post Don Bosco een verzoek van de minister
ten gunste van Lorenzo Quaranta uit Vernante, tien jaar oud, wiens vader
en moeder gestorven waren. Onder het verzoek stond geschreven: "Aan de
Heer Bosco, pr., directeur van bovengenoemd instituut met het verzoek te
trachten de bedoelde jongen erin op te nemen. - In opdracht van de minis-
ter, Salino." Dit document draagt het nummer 1770.
Op 25 en 29 juni, ontving hij onder de nummers 1823 en 1874 twee
verzoeken, het ene ingediend ten behoeve van G.B. Guglielmetto, geboren
te Susa in 1848, van wie vader bij een spoorwegongeluk omgekomen was; het
andere was geschreven voor Giuseppe Gallo, 12 jaar oud, uit Collereto
Castelnuovo, Ivrea, daar hij een vak wilde leren in het tehuis van Don
Bosco.
Aan de voet van deze twee verzoekschriften stond geschreven: "Aan
priester Don Giovanni Bosco, directeur van het liefdadigheidsinstituut
van de H. Franciscus van Sales in Valdocco, voorstad van Turijn. In op-
dracht van de minister, Salino."
Behalve de bovengenoemde verzoekschriften, stelde de minister zich
ten behoeve van een vierde jongen niet tevreden met een eenvoudige kant-
tekening.
"
Turijn, 25 juni 1860.
" Ministerie van Binnenlandse Zaken
" Afdeling 5. - Nr. 1817
"
"
Zojuist is op dit ministerie het ingesloten verzoekschrift
" ontvangen met het aangehechte geboortebewijs, ter verkrijging van
" gratis opneming in het liefdadigheidsinstituut van de H. Francis-
" cus van Sales in Valdocco, voorstad van deze hoofdstad, ten behoeve
" van de jongen Giulio Paroncini, zoon van Petronilla Paroncini.
"
In overweging nemend de hier genoemde omstandigheden en be-
" denkend dat het verblijf van genoemde jongen in het liefdadigheids-
" instituut tot iets meer dan twee jaar beperkt zou worden als hij
" bij het bereiken van de 14-jarige leeftijd kan worden opgenomen in
" het militaire college te Racconigi, kan ondergetekende hem slechts
(1) Lach niet, vrienden. (Horatius, AD. PISONES, 5) (M. Baert).

48.8 Page 478

▲back to top
- VI/478 -
" warm aanbevelen in de liefdadige zorgen van de heer Bosco, pr.
" directeur van bovengenoemd huis.
"
In het vertrouwen dat ook in dit geval de heer Bosco, pr.
" dit verzoek zal inwilligen door te besluiten genoemde jongen in
" het instituut op te nemen, bepaalt de minister, zodra hij bericht
" zal ontvangen hebben van de definitieve opneming, een eenmalige
" subsidie toe te kennen van 60 lire voor rekening van zijn eigen
" budget, in overweging nemend de niet langdurige bijstand die op
" deze wijze aan genoemde jongen zal verleend worden.
"
"
In opdracht van de minister,
"
Salino.
Dezelfde dag hernieuwde Zijn Excellentie zijn dringend verzoek
voor de opneming van de jongen Fulgenzio Craveri, al gedaan bij de brief
aan het Oratorio ten tijde van de eerste huiszoeking. Don Bosco had deze
arme jongen aangenomen, maar zijn komst in het huis uitgesteld tot hij
twaalf jaar oud zou zijn.
"
Turijn, 25 juni 1860.
" Ministerie van Binnenlandse Zaken
" Afdeling 5. - Nr. 1470
"
"
Na aan Giuseppe Raspino te Govone het antwoord ter kennis
" te hebben gebracht dat aan dit ministerie gericht werd door de
" heer Bosco, pr., directeur van het liefdadige instituut van de
" H. Franciscus van Sales te Valdocco, in zijn brief van 2 dezer,
" met betrekking tot het opnemen in genoemd instituut van de jongen
" Fulgenzio Craveri, dringt hij andermaal aan op onmiddellijke opne-
" ming van de betrokken arme wees, ongeacht het feit dat hij niet
" de voorgeschreven leeftijd heeft bereikt, zoals in bovengenoemde
" brief opgemerkt werd.
"
Onder bevestiging van wat de ondergetekende reeds aan de
" heer Bosco, pr. schreef in zijn brief van 23 mei jl. onder nr.
" 1470,verzoekt hij hem na te gaan of het hem mogelijk is te voldoen
" aan het dringende verlangen van Raspino bovengenoemd, een oom van
" de arme Craveri over wie het hier gaat.
"
In opdracht van de minister,
"
Salino.
Don Bosco nam de jongen aan per 1 maart 1861, het moment waarop
nieuwe vakjongens hun intrede deden.

48.9 Page 479

▲back to top
- VI/479 -
HOOFDSTUK
XLVI
ZIEKTE VAN DON CAFASSO EN DE OORZAKEN ERVAN - DON BOSCO
AAN HET ZIEKBED VAN ZIJN WELDOENER - DOOD VAN DON CAFASSO
EN HET VERDRIET VAN DON BOSCO - IN HET ORATORIO WORDT
HET FEEST VAN SINT-JAN UITGESTELD - DE BEGRAFENIS - HET
TESTAMENT EN EEN LEGAAT - HET EERBETOON AAN EEN HEILIGE
EN HET DROEVIGE EINDE VAN EEN VIJAND VAN DE PAUS - HET
FEEST VAN DE H. ALOYSIUS IN HET ORATORIO - DE WEEKDIENST
VOOR DON CAFASSO - KANUNNIK GALLETTI EN DE THEOL. GOLZIO
In die maand mei moesten Turijn, Piëmont en de Kerk het verlies
ondergaan van een zo nuttig en zo kostbaar leven als dat van Don Cafas-
so. Hij werd door vele ongemakken geplaagd. De afkeer van de wereld, de
gedachte aan de eeuwigheid vergezelden al zijn stappen.
Op maandag, de 11de, bereikte het Oratorio verontrustend nieuws
uit het Convitto. Onder het biechten had Don Cafasso zijn krachten voe-
len begeven en om niet in zwijm te vallen, was hij een uur voor de mid-
dag naar bed gegaan. Zijn kwaal, voortkomend uit een longaandoening en
een maagbloeding, was grotendeels veroorzaakt door de smart die hij zo-
wel door de huiszoekingen in het Oratorio van de H. Franciscus van Sales
als in het Convitto ondervonden had en ook door wat er in Italië op touw
gezet was tegen de Kerk en tegen de godsdienst. In verscheidene steden
waren talrijke kloosterlingen, priesters en seminaristen gevangengenomen.
In de gevangenis waren onder meer opgesloten kardinaal Baluffi, bisschop
van Imola en de bisschoppen van Capri, Ferrara, Faenza. De bisschop van
Piacenza, Mgr. Antonio Ranzi was de 9de juni door gendarmen als staats-
gevangene naar Turijn overgebracht. Voor de Minister van Justitie ge-
bracht moest hij, de herder, de smaad ondergaan, door dit schaap het
evangelie horen verkondigen! Er werd hem huisarrest opgelegd in het huis
van de broeders der christelijke leer. Deze eerbiedwaardige dienaren Gods
werden op een dergelijke wijze gekweld omdat zij bij bepaalde gelegenhe-
den het Te Deum niet wilden laten zingen! Ook de leken hadden de strelin-
gen van de regering te verduren. Zij liet een duchtig onderzoek instel-
len in alle hoeken en kanten van het palazzo te Borgo Cornalense bij Tu-
rijn van de hertogin di Montmorency, een vooraanstaande weldoenster van
Don Cafasso en van Don Bosco, en van de woning van graaf di Collobiano,
die dikwijls een bezoek ging brengen aan de aartsbisschop van Pisa. Maar

48.10 Page 480

▲back to top
- VI/480 -
men vond niet de geringste draad van de veronderstelde klerikale samen-
zwering.
Don Cafasso verzachtte de pijn die al deze geruchten hem veroor-
zaakten door zijn voortdurend verlangen naar de Hemel. Hij zag zijn dood
zo helder onder ogen, alsof hij een openbaring gehad had van het uur en
van andere bijzonderheden, ofschoon de bekwaamste medische deskundigen,
die alles deden wat hun gemoed en de plicht hun ingaf, een week lang vast
vertrouwen in zijn genezing hadden. Zijn rust, zijn geduld, zijn gelaten-
heid en zijn rotsvast geloof grensden aan het heldhaftige.
Don Bosco ging hem iedere dag een bezoek brengen en een keer zei
Don Cafasso tot hem "of hij in het Oratorio in het bijzonder voor hem
wilde laten bidden." - "Dat hebben we al gedaan", antwoordde Don Bosco
en we zullen doorgaan met bidden; maar ik heb tot onze jongens gezegd,
dat u op een zondag ons de zegen met het Allerheiligste zoudt komen ge-
ven." - "Wees gerust", zei Don Cafasso, "ga, bid en zeg tegen uw jongens
dat ik hen allen zal zegenen vanuit de hemel."
Toen vroeg Don Bosco hem of hij geen boodschap of opdracht had
achter te laten. "Dat zou toch mooi zijn", antwoordde hij lachend, "na-
dat ik anderen steeds heb voorgehouden dat een priester iedere avond
zijn zaken moet in orde brengen alsof het voor de laatste keer was, dat
ik mijn raad zelf niet zou opgevolgd hebben. Alles is in orde, alles is
in orde. Eén ding moet ik nog afhandelen, en dat betreft de hemel die
spoedig mijn deel zal zijn! Heel gauw mijn deel zal zijn!"
Iedereen merkte op dat hij met zijn gewone goedheid iedereen ont-
ving die zijn ziekbed naderde. Maar na enkele minuten beval hij zich aan
in de gebeden van zijn bezoekers en gaf hun te verstaan dat ze zouden
weggaan. Hij wilde niet dat iemand meer tijd aan hem zou besteden dan
strikt noodzakelijk was. Hij verlangde ernaar alleen te zijn, om zich
vrijer met zijn God te kunnen onderhouden, ook toen de ziekte op het punt
stond zijn leven uit te blussen. Hij gaf zelfs geen tekenen van instem-
ming als hem schietgebeden werden voorgezegd, alsof dergelijke gebeden
zijn gewone samenspraken met Jezus Christus, met de Moeder van de Zalig-
maker, met zijn Engelbewaarder en met de heilige Jozef konden storen.
De voortdurende aanwezigheid van de ziekenverplegers hinderde hem.
Maar toch, toen Don Bosco op zekere dag met hem alleen was, vatte deze
de moed om hem te zeggen, dat het toch beter was als er voortdurend ie-
mand bij zijn ziekbed aanwezig was, hetzij om hem van dienst te zijn, wat
dikwijls nodig was, hetzij om een bemoedigend woord te horen. - "Neen",
antwoordde hij dadelijk. "Neen." - Daarna riep hij uit: "Weet u dan niet
dat ieder woord dat tot de mensen gezegd wordt een woord is dat de Heer
ontnomen wordt?"
Bij het weggaan sloeg Don Bosco hem enkele malen door de kier van
de deur van zijn kamer gade en zag hem de handen samenvouwen, herhaalde-
lijk het kruisbeeld kussen en vervolgens met ten hemel geslagen ogen, on-

49 Pages 481-490

▲back to top

49.1 Page 481

▲back to top
- VI/481 -
ophoudelijk spreken als in een vertrouwelijk gesprek.
Op vrijdag 22 juni, nadat Don Cafasso het viaticum ontvangen had,
gaf hijzelf te kennen dat men de rochet, de stola en het rituaal zou ge-
reedhouden voor het heilige oliesel en de pauselijke zegen. Bij de toe-
diening wenste hij de bewoners van het Convitto aanwezig te zien, van wie
er nog slechts 25 aanwezig waren, om bijzondere redenen, of omdat ze
dienst in de kerk hadden. De anderen waren, na aflegging van het jaar-
lijkse examen, naar huis vertrokken.
's Avonds vroeg Don Bosco de laatste zegen van zijn geestelijke
leidsman en weldoener. Het was een ontroerend schouwspel.
Mgr. Cagliero schrijft daarover: "Toen Don Cafasso de laatste
ogenblikken van zijn leven was ingetreden, ontmoetten we Don Bosco die
hem voor de laatste maal was komen bezoeken. Hij was diep bedroefd; doch
wij waren niet minder onder de indruk dan hij. Om ons te troosten zei
Don Bosco ons, dat we in hem spoedig een beschermer in de hemel zouden
hebben. En hij sprak tot ons, zoals een heilige weet te spreken over een
andere heilige, over zijn zeldzame deugden en de buitengewone gaven die
hij van God ontvangen had. Hij beschreef ons zijn godsvrucht tot Onze-
Lieve-Vrouw en hoe de zaterdag voor hem een volkomen aan Maria gewijde
dag was. Hij bracht die met streng vasten door, en op die dag stond zij
hem prompt een of andere genade toe die hij gevraagd had."
Het werd de 23ste juni. Vroeg in de ochtend liet Don Cafasso de
heilige mis in het Oratorio opdragen naast zijn kamer en, zoals hij alle
voorafgaande dagen gedaan had, communiceerde hij. Het was zaterdag, en
hij, die zoveel voor de eer van Maria gedaan had, verlangde op een derge-
lijke aan Haar toegewijde dag te sterven. Dikwijls had hij gezegd en het
ook schriftelijk nagelaten: "Wat een schone dood, te sterven uit liefde
voor Maria. Te sterven met de naam van Maria op de lippen. Te sterven op
een aan Maria toegewijde dag. Te sterven op het glorievolste ogenblik van
Maria. De adem uit te blazen in de armen van Maria. Naar de hemel te gaan
met Maria. In eeuwigheid gezeten te zijn bij Maria."
Tegen negen uur voormiddag begon zijn worsteling met de dood en
kruiste hij de armen. Opeens, toen het tien uur sloeg en hij bijna de
laatste adem uitblies, en men het proficiscere al begon, ging er plots
een schok door hem heen, en hij keerde zich om, alsof hij zijn naam had
horen roepen op zo een manier dat men duidelijk zijn lichaam van het bed
zag oprijzen. Zo bleef hij op de zijkant opgericht met stralende, als
door een wonder zo levendige ogen. Opeens strekte hij de armen liefdevol
naar iets onzichtbaars en geheimzinnigs uit. Het was de heilige Maagd,
zoals men alle redenen heeft om aan te nemen, die zichtbaar voor hem
verscheen om hem in deze laatste ademtocht de troost te schenken, door
hem de genade te verlenen die hij gedurende zoveel jaren had afgesmeekt
met dit gebed: "Ik wil me in uw armen werpen in het uur van mijn dood!" -
De blik van de stervende was op het uiteinde van het bed gericht en viel

49.2 Page 482

▲back to top
- VI/482 -
op het schilderij dat de dood van de H. Jozef voorstelde. Kort daarop gaf
hij de geest. Het feit werd bevestigd door twee bewoners van het convict,
Don Allachis en Don Bonino, die aanwezig waren en door Mgr. Cagliero, die
het uit de mond van Don Bosco vernam.(1)
Don Bosco was inderhaast gewaarschuwd om Don Cafasso nog in zijn
laatste ogenblikken te bezoeken. Hij ging er direct met de jonge Frances-
co Cerruti heen en kwam aan enkele ogenblikken nadat de stervende de
geest gegeven had. Naast het bed geknield, barstte hij in een heftig
snikken uit.
's Avonds deelde hij de jongens het droeve nieuws mee, sprak de
lof van Don Cafasso en beloofde dat hij zijn leven zou beschrijven. Hij
bepaalde dat het feest van de H. Johannes de Doper zou worden verschoven
naar zondag 1 juli na de plechtigheid van de H. Aloysius, die op 29 juni
moest gevierd warden.
Op 23 en 24 juni werd de kamer van Don Cafasso in een rouwkapel
herschapen. Er was een grote toeloop van mensen om het lichaam van de
heilige priester te zien wiens gelaat een hemelse glans uitstraalde. Zij
kusten zijn handen, sneden iets van zijn stof af, van zijn kleren, van
zijn haren, raakten zijn lichaam aan met voorwerpen die door deze aanra-
king van waarde voor hen werden. Allen wilden een relikwie hebben.
Op de 24ste toen het stoffelijke overschot 's avonds in een kist
gelegd was, werd het 's nachts overgebracht naar de kerk van de H. Fran-
ciscus van Assisi, te midden van een buitengewone menigte die het rouw-
floers kuste. Hier werd onder aandrang van het volk de kist opnieuw
geopend. Men kwam naar het gewijde stoffelijk overschot kijken en maakte
de kist dan weer dicht.
Op de 25ste 's morgens bij het aanbreken van de dag, werd door de
inwoners van het convitto het officie der overledenen gebeden. De theol.
Golzio zong de requiemmis. De mensen verdrongen elkaar, velen weenden en
enkelen legden bloemen op de lijkbaar. Het was een ontroerend schouwspel.
Toen het ogenblik voor de teraardebestelling aangebroken was,
stelde de stoet zich op. Verscheidene broederschappen gingen voorop, de
franciscanen, een vertegenwoordiging van het Oratorio van Valdocco en
een rij van ongeveer 200 priesters, onder wie Don Bosco, ongeacht de ve-
len die achter de baar liepen. Langs de hele weg hadden duizenden en dui-
zenden burgers een haag gevormd. Van alle kanten hoorde Don Bosco lof-
prijzingen, gebeden en geween opstijgen.
In de parochiekerk van de heilige martelaren, die eveneens stamp-
vol mensen was, werd de mis opgedragen en de lijkplechtigheid verricht.
Vervolgens namen de leden van de broederschap van de H. Rochus de kost-
bare last op hun schouders en begaven zich naar het kerkhof. Velen van
allerlei rang en stand volgden de baar, in afwisselend gebed tussen de
(1) Zie hierover deel IV, blz. 376. (Noot M. Baert).

49.3 Page 483

▲back to top
- VI/483 -
geestelijken en het volk. De kleine kerk op het kerkhof van Turijn kon
de hele menigte niet bevatten die dit eerbiedwaardig stoffelijke over-
schot volgde. Toen de absoute verricht was, werd de baar overgebracht
naar een dodenkapel, waar de gelovigen als om strijd de bloemen verdeel-
den die op de kist gelegen hadden, als een kostbaar aandenken aan de
overleden priester.
De volgende dagen bleven de bezoeken aan zijn graf van personen
die zijn weldadigheid ondervonden hadden, aanhouden. Het christelijke
kerkhof, steeds een welsprekende meester voor wie het met de geest van
geloof en gebed betreedt, wordt een onontbeerlijke plaats voor het hart,
wanneer onder die graven het stoffelijke overschot rust van onze beminde
weldoeners.
Intussen werd volgens het verbaal van 25 juni 1860 van het Hof van
Appèl, het testament van Don Cafasso geopend, gedateerd op 10 oktober 1
856. De dienaar Gods liet de familiegoederen na aan zijn verwanten, en
die welke hij geërfd had van Guala, aan het huisje van de Goddelijke
Voorzienigheid. Van de vele legaten was het veertiende bestemd ten gunste
van Don Bosco en zijn jongens. "Ik laat na aan Don Giovanni Bosco, pr.,
van Castelnuovo d'Asti, gevestigd te Turijn, al wat mijn eigendom is ter
plaatse en gebouwd naast het Oratorio van de H. Franciscus van Sales in
deze hoofdstad, in de wijk Valdocco, onder toevoeging van vijfduizendli-
re voor eenmaal. Ik scheld dezelfde kwijt wat hij mij bij mijn overlijden
schuldig zou zijn, en wil hem daardoor een geschikt aandenken nalaten."
Bij dit testament werd Don Bosco de enige eigenaar van de gebouwen
die van de heer Pinardi gekocht waren.
's Avonds vertelde Don Bosco aan de jongens, hoe Don Cafasso hun in
zijn testament een gedachtenis aan zijn liefdevolle zorg had nagelaten.
Hij beschreef de prachtige begrafenisplechtigheid, wees op de heilzame
indruk die de dood van de rechtvaardige maakt op de vrome zielen en de
afschuw die er uitgaat van het einde van de boosdoener. Hij lichtte dit
toe door een vreselijk tragisch geval dat zich in die dagen afgespeeld
had.
"In Prato had een felle revolutionair, toen hij een café binnen-
kwam, twee pistolen getrokken en gezegd: "Met het ene wil ik Pius IX ver-
moorden, met het andere de pastoor van de kathedraal." - Om zijn schan-
delijk voornemen met een gebaar te bevestigen sloeg hij vervolgens op ta-
fel met de kolf van een der pistolen. Daar de revolver ongelukkigerwijze
geladen was, ging de trekker over. Een schot barstte los en de kogel
drong in het hoofd van de ongelukkige. Men ging gauw een priester halen
en de eerste die ze tegenkwamen was de pastoor van de kathedraal zelf,
op wie de ongelukkige het gemunt had. De pastoor haastte zich naar hem
toe, doch trof nog slechts een lijk aan."
Op 29 juni, aldus vermeldt Ruffino, werd in het Oratorio het feest
van de H. Aloysius gevierd. Aan de jongens werd de medaille van de H. Aloysius

49.4 Page 484

▲back to top
- VI/484 -
uitgedeeld, waarop aan de ene zijde diens beeltenis en aan de andere die
van de engelbewaarder stond. Allen bevestigden de medaille op hun jas,
ook de seminaristen en de priesters. De preek werd gehouden door Don
Ciattino, pastoor te Maretto, die sprak over de rekenschap die gegeven
moet worden over kleine dingen. De preek viel erg in de smaak. Na het
ontbijt werd er een toneelvoorstelling gegeven. 's Avonds was het proces-
sie. De jongens droegen allen hun medaille. Evenals andere keren stelden
verscheidenen onder hen enkele heiligen voor, onder wie er een was die
gekleed ging als de heilige Johannes de Doper. Bij het vallen van de
avond werden er ballonnetjes opgelaten, vuurpijlen en vuurwerk afgesto-
ken.
Op 30 juni werd met een heel eenvoudig ceremonieel de mis op de
zevende dag na het overlijden voor Don Cafasso opgedragen in de kerk van
de H. Franciscus van Assisi. Don Bosco nam deel aan de gebeden tot zijn
heilige streekgenoot en vond in het Convitto steeds vertroosting. Als
nieuwe biechtvader had hij de theoloog Golzio gekozen, bij wie hij door-
ging met alle acht dagen zijn biecht te spreken. Ook deze theoloog was
ervan overtuigd dat Don Bosco door de Heer langs buitengewone wegen ge-
leid werd en verzette zich niet tegen zijn methode van geestelijke lei-
ding, ook toen het Oratorio gevuld was met interne leerlingen en semina-
risten. "De eerbied die Don Bosco voor hem koesterde was bijzonder
groot", verklaart Don Albera, "en even groot was de eerbied die de theo-
loog voor Don Bosco voelde. En deze laatste besloot hem tot erfgenaam van
zijn bezit te benoenen." De rector die Don Cafasso in het Convitto op-
volgde, was de kanunnik Eugenio Galletti. Uit liefde tot God had hij van
zijn waardigheid van kanunnik afstand gedaan om zich op te sluiten te
midden van de armen van het huisje van de Cottolengo. Deze waardige
priester was eveneens een vriend van Don Bosco. Van hem ontving hij de
gunst om in het Convitto te beschikken over een vertrek en over de bi-
bliotheek ten einde zich in voorkomende gevallen op een rustiger plaats
te kunnen terugtrekken voor het schrijven van zijn boeken. Ook bleef het
hem vrij, in dat jaar en de volgende, zich naar de retraites in San Igna-
zio te begeven.

49.5 Page 485

▲back to top
- VI/485 -
H O O F D S T U K XLVII
DE NAAMDAG VAN DON BOSCO - GENEZING VAN DE SEMINARIST
CASTELLANO - DIENST VOOR DON CAFASSO IN HET ORATORIO -
DON BOSCO HOUDT DE LIJKREDE EN GEEFT DEZE IN DRUK ONDER
DE TITEL: HISTORISCHE NAGEDACHTENIS VAN DON GIUSEPPE
CAFASSO - KATHOLIEKE LECTUUR - HET PONTIFICAAT VAN DE H.
SIXTUS II EN DE ROEMRIJKE DADEN VAN DE HEILIGE MARTELAAR
LAURENTIUS - KARDINAAL CORSI IN HET ORATORIO.
Op zondag 1 juli werd met de gebruikelijke praal op de speel-
plaats, net muziek, zang en poëzie de naamdag van Don Bosco gevierd. Het
was voor de jongens een behoefte hun genegenheid te uiten, ook met enke-
le giften.
"Don Bosco", zo schreef Pietro Enria, "bekommerde er zich nooit om
of zijn kleding goed van snit was, of ze hem goed paste, of ze zwaar was
in de winter of licht in de zomer, mits ze maar niet onbetamelijk was
voor de priesterlijke waardigheid, dat wil zeggen proper en netjes. Daar-
om legden zijn leerlingen in de eerste jaren bij gelegenheid van zijn
naamdag elk iets bij om hem, als blijk van hun hulde, wat kledingstukken
aan te bieden waaraan hij als priester behoefte had en die geschikt waren
voor het seizoen."
"Op 4 juli", zo lezen we in de kroniek van Don Ruffino, "genas de
seminarist Luigi Castellano en zie op welke manier. Hij was erg ziek; de
dokter had hem al opgegeven en bezocht hem bijna niet meer. Er werd een
tweede dokter bijgehaald en die was van dezelfde mening als de eerste;
ook een derde gaf evenmin nog hoop. Don Bosco ging hem opzoeken en ook
hij achtte de kans op genezing hopeloos toen hij de toestand van de zieke
zag. Sinds 25 april had Don Bosco bij herhaling gezegd: "Twee dingen zijn
beslist: de ondergang van Sicilië en het vertrek naar de hemel van de se-
minarist Castellano." - Niettemin verklaarde hij, nadat hij zijn biecht
gehoord had en hem de zegen gegeven had: "Als Domenico Savio hem zou la-
ten genezen, zal dat een overtuigend bewijs van zijn heiligheid zijn."
"Op diezelfde dag kwam er een einde aan de koorts van de semina-
rist en kort daarna kwam hij naar het Oratorio." Maar toch zou de voor-
spelling van Don Bosco, zoals we zullen zien, in vervulling gaan.

49.6 Page 486

▲back to top
- VI/486 -
Intussen werd in het Oratorio de nagedachtenis van Don Cafasso ge-
vierd. Het verlies van deze vooraanstaande weldoener was door alle leer-
lingen met grote smart onthaald. Hoewel er al in het bijzonder gebeden
was voor zijn zielenrust, toch was het niettemin nog aller verlangen hem
een daad van openbare erkentelijkheid te betuigen door een plechtige
lijkdienst, voorzover hun bescheiden middelen hen daartoe in staat stel-
den.
De 10de juli, zeventien dagen na het smartelijk overlijden, werd
gekozen om dat teken van dankbaarheid te brengen. De kerk was geheel met
zwart bekleed. Twee opschriften waren bij de ingang van de kerk beves-
tigd, en andere binnenin, rondom de lijkbaar.
Op de gevel van de kerk stond:
BLIJF STAAN, 0 VOORBIJGANGERS - EN LEES VAN EEN DROEVIG GEVAL -
HET TOONBEELD VAN PRIESTERLIJK LEVEN - DE UITGELEZEN MEESTER VAN DE GEES-
TELIJKHEID - DE VADER DER ARMEN - DE RAADGEVER DER TWIJFELZUCHTIGEN -
DE TROOSTER DER ZIEKEN - DE HELPER DER STERVENDEN - DE BEMOEDIGER DER
GEVANGENEN - HET HEIL VOOR DE TER DOOD VEROORDEELDEN - DE VRIEND VAN AL-
LEN - DE GROTE WELDOENER DER MENSHEID - DE PRIESTER GIUSEPPE CAFASSO -
GESTORVEN - OP DE LEEFTIJD VAN SLECHTS 49 JAAR - 23 JUNI 1860 - MAAR
WIJ TROOSTEN ONS - HIJ IS NAAR DE HEMEL - HIJ ZAL ONZE BESCHERMER ZIJN.
Boven de zijdeur die op de speelplaats uitkomt:
JOSEPHO CAFASSO SACERDOTI EGREGIO INTEGERRIMO - OPTIME DE NOBIS
MERITO - QUI FATO IMMATURE CONCESSIT - JUVENES PARENTATUM - AEDEM
INGREDIMINI MOESTI - GRATI ANIMI ERGO.
Aan de voet van de baar:
VERE - SAL TERRAE - LUX MUNDI - FUIT
(Mt. 5,13).
Aan de rechterkant:
QUIA AD JUSTITIUM - ERUDIVIT MULTOS - FULGEBIT QUASI STELLA IN
PERPETUAS AETERNITATES (Dan. 13,3).
Aan de linkerkant:
LABIA JOSEPHI CUSTODIERE SCIENTIAM - ET LEGEM REQUIREBANT -
EX ORE EJUS (Malach. 2,7).
Aan het hoofdeinde:
GLORIA FILIORUM - PATER EORUM (Spr. 27,5).

49.7 Page 487

▲back to top
- VI/487 -
Elk opschrift bij de baar was vergezeld van figuren die op zijn
voornaamste verdiensten wezen. De jongens hadden zelf ijverig hun best
gedaan om een zo mooi mogelijk zangstuk voor te bereiden. Voor en gedu-
rende de plechtigheid werden door hen speciale gebeden verricht. Om half
zeven begon de mis, gecelebreerd door de theol. Borel. Volgens het ge-
bruik van het Oratorio gingen de jongens onder de mis te communie, wat
ongetwijfeld een der beste middelen is ter verlichting van de zielen der
overledenen. Buiten de jongens en verscheidene vooraanstaande persoon-
lijkheden, vrienden en bewonderaars van de overledene, was de kerk met
gelovigen gevuld.
Na de mis las Don Bosco, alvorens de absoute te verrichten, de
levensgeschiedenis van Don Cafasso, aangepast aan het begrip en het ver-
langen van zijn toehoorders. Verscheidene keren sprongen hun de tranen
in de ogen en wat hij vertelde sleepte de toehoorders zo mee, dat ze hem
met spijt zagen eindigen.
Deze levensbeschrijving werd in augustus van dat jaar bij Paravia
gedrukt. Ze droeg als titel: Historische nagedachtenis van de jongens van
het Oratorio van de H. Franciscus van Sales aan de priester Giuseppe Ca-
fasso, hun grote weldoener, door Bosco Giovanni, pr. Don Bosco had zijn
stof in hoofdstukken onderverdeeld: De jeugd van Don Cafasso - Het semi-
narieleven van Don Cafasso - Het openbare priesterleven van Don Cafasso -
Het persoonlijk priesterleven van Don Cafasso - Het verstorven leven van
Don Cafasso - Zijn heilige dood.
In de aanvang van de biografie schreef hij:
"
"Het was niet mijn bedoeling ze in druk te laten verschij-
" nen,daar het slechts een eenvoudige en vertrouwelijke uiteenzet-
" ting betreft, gericht tot een bijeenkomst van vrienden en jongens,
" die ik mijn beminde zonen in de Heer kan noemen. De herhaalde aan-
" drang echter van gezaghebbende personen hebben me tot publicatie
" doen besluiten. Deze biografie is een samenvatting van het leven
" van de priester Cafasso, dat ik voornemens ben te publiceren in-
" dien de Heer mij in zijn barmhartigheid daartoe de gezondheid en
" de genade wil schenken.
"
Daar ik weet dat het vele vrome personen een genoegen zou
" doen een aandenken aan Don Cafasso te bezitten, heb ik gemeend
" goed te doen met aan dit vrome verlangen te voldoen, terwijl ik
" er bij wijze van aanhangsel twee vrome oefeningen aan toegevoegd
" heb die hijzelf samenstelde en verrichtte. Deze zijn: laatste
" wil om zich op de dood voor te bereiden of de oefening voor de
" goede dood, die hij gewoon was een keer per maand te doen. Bezoek
" aan het H. Sacrament op elke dag van de week welk bezoek hij
" iedere dag bracht.
"
God de Heer, die ons volgens zijn ondoorgrondelijke plan-
" nen een zo zeldzame en kostbare vriend heeft willen ontnemen,

49.8 Page 488

▲back to top
- VI/488 -
" geve tenminste dat zijn handelingen en geschriften ons een aan-
" sporing mogen zijn om hem na te volgen in zijn grote naasten-
" liefde en andere deugden. Op die manier hoop ik dat we er zeker
" van kunnen zijn evenals hij de weg te betreden die tot het eeu-
" wige geluk leidt.
De Armonia van 15 september voegde eraan toe:
"
Lijkrede voor Don Cafasso
"
Bij de drukkerij G.B. Paravia werd een boekje in 16° van
" een honderdtal bladzijden gepubliceerd. Het zal een gunstig ont-
" haal ontvangen bij de inwoners van Turijn en velen daarbuiten,
" die de voortreffelijke priester die Don Cafasso was, betreuren. -
" Het boekje bevat de lijkrede die gehouden werd door Don Bosco in
" het Oratorio van de H. Franciscus van Sales, waar verscheidene
" plechtige diensten voor de betreurde overledene gehouden werden.
" Deze rede, uitgesproken met de warmte en diepgevoelde genegenheid
" die de vriendschap tussen deugdzame mannen gewoonlijk verwekt,
" is een samenvatting van het leven van Cafasso dat geheel gewijd
" was aan het heil van de zielen en de troost der armen. Aan de
" lijkrede zijn twee geestelijke geschriften van Cafasso toegevoegd,
" die door alle vrome personen op prijs gesteld zullen worden. Het
" boekje wordt verkocht voor 50 centesimi ten bate van de jongens
" van het Oratorio van de H. Franciscus van Sales, van wie Cafasso -
" een vooraanstaand weldoener was.
Terwijl Don Bosco bezig was met het schrijven van deze rede, was
hij eveneens drie afleveringen van de Katholieke Lectuur aan het samen-
stellen voor de maanden augustus, september en oktober.
De eerste was gewijd aan de voortzetting van het leven der pausen:
Het pontificaat van de H. Sixtus II en de roemrijke daden van de H. Mar-
telaar Laurentius, bezorgd door Giovanni Bosco, pr. (K.)
Hij weidde uitvoerig uit over de relikwieën, de wonderen en de
bedevaartplaatsen van de heldhaftige diaken. Hij zette de regel van het
christelijke leven voor iedere dag, iedere week, iedere maand, ieder jaar
en in alle tijden uiteen van de H. Alfonsus Maria de Liguori, eenvoudige
richtlijn voor het fundamentele geestelijke leven zoals Don Bosco die de
leden van zijn Congregatie ingeprent had. In een aanhangsel wordt van
twee plotselinge sterfgevallen verhaald, de ene van iemand die kwaadsprak
over de paus en van een ander die de spot dreef met de excommunicatie.
De tweede aflevering was van de hand van een grote vriend van Don
Bosco. Het voorbeeld van het arme meisje Rosina Pedemonte, gestorven te
Genua op 20-jarige leeftijd, op 30 januari 1860 door Giuseppe Frassinet-

49.9 Page 489

▲back to top
- VI/489 -
ti, pastoor van de Santa Sabina te Genua. Het is een zo mooie en zo ede-
le bloem. Haar deugden zijn niet moeilijk om na te volgen. Zij was als
novice te Genua ingeschreven bij de congregatie van de Dochters van Maria
Onbevlekt Ontvangen, opgericht in Mornese, in Monferrato, in het diocees
van Acqui in 1855, die daarna goedgekeurd werd door de bisschop van het
diocees bij decreet van 20 mei 1857. Na een jaar dat als noviciaat be-
schouwd werd, legden deze jongedames een soort gelofte af, waarbij ze be-
loofden de regel te zullen naleven.
Don Bosco voegde er ter afwisseling twee bijdragen aan toe: Re-
traite van een oude militair - Een verkregen gunst door bemiddeling van
de zalige Benoit Labre.
De derde aflevering, voor de maand oktober, was deze: De hemel ge-
opend door middel van een ernstige biecht. Het verhaal was geschreven
door pater Carlo Filippo Poirino, pr., kapucijn. Het zette de veelvuldige
redenen uiteen die een christen verplichten om in de biecht al zijn zon-
den te belijden. Het leerde hoe men een gewetensonderzoek moest doen om
de slecht gesproken biechten goed te maken. Het beantwoordde enkele ge-
bruikelijke voorwendsels om bepaalde zonden niet te belijden. Tenslotte
gaf het afschrikwekkende voorbeelden van de bestraffing van heiligschen-
nende biechten.
In die dagen, zo vervolgt de kroniek, stond de regering aan kardi-
naal-aartsbisschop van Pisa toe naar zijn zetel terug te keren. De kerk-
vorst was amper in vrijheid gesteld, of hij bracht op 14 juli een bezoek
aan het Oratorio. Hij kwam om half zeven door de kerkdeur binnen, verge-
zeld van de secretaris en zijn bediende. Hij droeg de h. mis op, met as-
sistentie van de twee kanunniken Ortalda en Alasia, en van de priesters
Don Dadesso, Don Corsi en Don Alasonatti. Na het evangelie hield hij een
korte preek en voor de communie een korte heel ontroerende toespraak.
Daarna deelde hij de communie uit aan al de jongens. Na de mis gaf hij
de zegen. De kardinaal gebruikte een kleine verfrissing en nadat er op
zijn kosten aan de leerlingen een overvloedige portie kersen geschonken
was, nam hij plaats op een troon die onder de gaanderij voor hem opge-
richt was. Met veel voldoening luisterde hij naar de muziek en de gedich-
ten van de seminaristen Francesia en Bongiovanni en naar het proza dat
door Don Rua voorgelezen werd. Het was een geschrift dat door Don Bosco
zelf was opgesteld:
"
Hoogwaardige Eminentie,
"
"
Vooraleer U ons nederig verblijf gaat verlaten, Hoogwaar-
" dige Eminentie, moge U mij toestaan uit naam van mijn beminde
" oversten enkele gevoelens van oprechte dankbaarheid uit te spre-
" ken. Ik vat de gedachten van mijn beminde metgezellen samen om u
" de verzekering te geven dat dit de mooiste dag voor ons Oratorio
" is,een glorievolle dag, zoals er wellicht nooit meer een zal ko-
" men. Het is waar,

49.10 Page 490

▲back to top
- VI/490 -
" Eminentie, dat wij bij onze vreugde tegelijkertijd in verlegenheid
" verkeren, omdat onze omstandigheden van tijd en plaats ons niet
" toegestaan hebben u de gewenste ontvangst te bereiden. Het is ech-
" ter wel een troost voor ons hart, te overwegen met hoeveel goedheid
" Uwe Eminentie onder ons is willen verschijnen om ons hartelijke en
" troostrijke woorden over het eeuwige leven toe te sturen, die onze
" nietigheid zeer zullen sterken...
"
En staat u mij thans toe u een algemeen onder ons levend
" verlangen tot uitdrukking te brengen. Eminentie, wij verzoeken u
" nederig, U te verwaardigen enkele smeekbeden voor ons te richten
" tot de Heer, opdat wij ongedeerd uit de felle stormen van dit le-
" ven te voorschijn mogen komen en de poort bereiken van ons heil.
" Wij verzoeken U ons niet alleen uw zegen te willen geven, terwijl
" U zich onder ons bevindt, maar ons ook te zegenen wanneer u weer
" teruggekeerd zult zijn in uw bemind diocees, en U andermaal zult
" plaatsgenomen hebben op de zetel die de goddelijke Wijsheid voor
" U bestemd heeft. Wij aan onze kant beloven u onze weliswaar zwakke,
" doch vurige smeekbeden te zullen richten tot de troon van barmhar-
" tigheid en gerechtigheid, opdat de meest overvloedige zegeningen
" zullen mogen nederdalen over Uwe Eminentie. God moge U nog lange
" jaren behouden voor het welzijn van zijn Kerk, die U zo zeer sticht
" door uw voorbeeld en woorden, en uw hoofd sieren met de kroon
" van een moedige strijder voor de Heer...
"
Er is nog een gunst, Eminentie, die ik U moet vragen, en
" wel dat gij ons Oratorio onder uw machtige bescherming zult nemen
" en voort zult gaan onze voorspraak te zijn bij de Heilige Vader,
" de Heilige Vader die het voorwerp van onze grootste verering, ge-
" negenheid en liefde is. Och, Eminentie, wil U, bij de eerste ge-
" legenheid dat U het beminnelijke gelaat van onze geliefde Heilige
" Vader ziet, hem zeggen dat de jongens die de Oratoria van deze
" stad bezoeken, hem dankbaar zijn voor de grote tijdelijke en gees-
" telijke gunsten die hij hun betoond heeft. Vraag hem voor ons te
" bidden en dat hij ons zijn heilige zegen schenke. Zeg hem dat wij
" hem liefhebben - dat is de uitdrukking van duizenden van mijn ka-
" meraden en dat, wanneer het erom gaat hem en de allerheiligste
" godsdienst waarvan Hij het Hoofd is, steun, gezondheid en leven
" te geven, wij allen bereid zijn om alles vrijwillig te offeren.
"
Er is nog veel dat ik U zou willen zeggen, maar ik vrees
" misbruik te maken van uw geduld. Daarom moet ik, hoe verheugd ik
" ook ben dat ik heb kunnen spreken, met verlegenheid spreken, omdat
" ik niet gesproken heb zoals ik had moeten doen. Ik zal het woord
" laten aan mijn kameraden, opdat zij eenstemmig uitdrukking kunnen
" geven aan de gevoelens die hen bezielen.
"
Leve Pius IX onze Heilige Vader!
"
Leve Zijne Eminentie Kardinaal Corsi, die hem op dit ogen-
" blik in ons Oratorio vertegenwoordigt."

50 Pages 491-500

▲back to top

50.1 Page 491

▲back to top
- VI/491 -
Zijn Eminentie antwoordde, dat hij vanaf dat ogenblik het Oratorio
zou laten deelnemen in alle gebeden die hem ter beschikking stonden in
zijn diocees en dat hij, als hij de Heilige Vader zag, de zonen van Don
Bosco niet zou vergeten. Daarna boden drie jongens hem een exemplaar aan
van alle afleveringen van de Katholieke Lectuur. Een van de drie jongens
zei dat de Katholieke Lectuur bijzonder door de Heilige Vader aanbevolen
was en verzocht daarom de kardinaal ze bekend te maken in zijn diocees,
als hij oordeelde dat dit tot voordeel zou zijn voor de eer van God en
het heil der zielen. - Wij achten ons gelukkig", zo besloot hij, "als u
dit geschenk wilt aanvaarden." - Zijn Eminentie gaf een teken van goed-
keuring en instemming. Daarna bracht hij een bezoek aan het huis, ging
naar alle zalen, in de studiezaal en de werkplaatsen, evenals in de ref-
ter van de seminaristen, in de keuken, die hij zegende met te zeggen:
"De Heer moge voor allen in overvloed zorgen."
Hij vertrok uit het huis om 10.20 uur onder het geroep van Leve
Pius IX, leve kardinaal Cosimo Corsi. De jongens vormden een haag vanaf
de gaanderij tot bij het rijtuig dat bij de poort stond, en zegenend
schreed hij tussen hen door.
Kanunnik Alasia zei dat hij nog nooit zo een plechtigheid gezien
had en dat hij zijn tranen niet had kunnen bedwingen. Kanunnik Ortalda
sprak zich in dezelfde zin uit.
Van hier ging de kardinaal naar het Rifugio, waar men geen enkele
voorbereiding gemaakt had voor zijn ontvangst. Hij trad er binnen als
een eenvoudige priester, zei niets, gaf de zegen met het Allerheiligste,
en vertrok daarna met markiezin di Barolo naar de Consolatakerk om Onze-
Lieve-Vrouw te danken voor zijn bevrijding. De 21ste juli begaf hij zich
onderweg op de terugreis naar Pisa.

50.2 Page 492

▲back to top
- VI/492 -
H O O F D S T U K XLVIII
DON BOSCO WORDT NIET ONTVANGEN OP DE BUREAUS
VAN HET MINISTERIE - VASTBERADENHEID EN GODSVERTROUWEN -
LANGDURIG EN GEDULDIG BOOSAARDIGE INSINUATIES
VAN DE PERS TEN NADELE VAN HET ORATORIO -WACHTEN IN DE
WACHTKAMER VAN DE SECRETARIS-GENERAAL - DON BOSCO WORDT
IN AUDIËNTIE ONTVANGEN DOOR DE SECRETARIS: GROFHEID EN
GEDWONGEN BELEEFDHEID - WEER JONGENS AANBEVOLEN
DOOR HET MINISTERIE.
De aartsbisschop van Pisa was uit de nood, maar Don Bosco niet.
In normale tijden kon men hopen dat de uiteenzetting die hij aan het mi-
nisterie gezonden had en de aanneming van zoveel door dat ministerie
aanbevolen jongens, de regering gerust hadden moeten stellen en aanlei-
ding voor haar hadden moeten zijn om een einde te maken aan de plagerij-
en die tegen het Oratorio gericht waren. Maar die hoop verdween door de
dagelijkse ophitsing en de heftige aanvallen van de boosaardige pers die,
door opzettelijk de zonderlingste beschuldigingen te verzinnen en te ver-
spreiden, de openbare mening op een dwaalspoor probeerde te voeren en de
burgerlijke overheid tegen het Oratorio op te zetten. Daardoor wekte zij
ook kwade hartstochten op onder de bevolking. Toen Don Bosco op zekere
dag, vergezeld door de jonge Garino, de piazza Savoia overstak, kwam hij
twee personen tegen, die hem brutaalweg in zijn gezicht zeiden: "Die
priesters moesten ze allemaal ophangen." - Glimlachend antwoordde Don
Bosco hem: "Waren ze maar allemaal zo verdienstelijk als u."
Het ontbrak niet aan verstandige schrijvers die het belachelijke
van zulke beschuldigingen en de onrechtvaardigheid en lafheid van der-
gelijke aanvallen aan de kaak stelden. Verscheidene bladen namen dan
ook de verdediging op zich, maar alle kranten van de sekten, die als het
ware eenstemmig een gegeven order uitvoerden, deden alsof ze van die re-
denen en de verdediging niets wisten. Ze bleven met hun lasteringen door-
gaan en spoorden de regering ertoe aan een einde te maken aan het Orato-
rio. En helaas kon men door het karakter van de gezagsdragers van de
Staat, niet veel vertrouwen stellen in hun gevoel voor rechtvaardigheid.
Daar zij zich allesbehalve zeker voelden van de goede resultaten die de
gang van zaken in Italië zou bereiken, lieten zij zich gemakkelijk om de

50.3 Page 493

▲back to top
- VI/493 -
tuin leiden door hun agenten. Ze zagen dikwijls vijanden en gevaren waar
die niet bestonden. Ofwel, van vrees vervuld, probeerden zij diegenen
bang te maken van wie ze veronderstelden dat ze hun een spaak in het wiel
hadden willen steken. Daarom kon men vrezen dat ze op een goede dag tot
verstrekkende maatregelen zouden overgaan en opdracht zouden geven tot de
sluiting van het jongenstehuis van Valdocco. Don Bosco was ervan op de
hoogte dat men al besloten had hem ergens huisarrest op te leggen, doch
invloedrijke personen van veel gezag hadden dat plan verijdeld.
Het was dus wel nodig zich daartegen te wapenen... "Maar wat te
doen"? zei Don Bosco. "Zich schriftelijk beklagen? Ze geven me geen ant-
woord! Nog eens om een audiëntie bij Farini verzoeken? Ik ben ervan over-
tuigd dat het me gemakkelijk zou zijn hem persoonlijk mijn onschuld dui-
delijk te maken. Maar helaas wil de minister me die niet toestaan. Toch
moet ik alles beproeven."
Tot driemaal toe had hij zijn verzoek om gehoord te worden her-
haald, doch tevergeefs. In de zogenaamde regeringssfeer zag men bijzon-
der op tegen een ontmoeting met Don Bosco, zoveel macht had zijn woord
ook over minder op hem ingestelde harten. Daarom waren alle maatregelen
genomen die er nodig waren om te voorkomen dat hij door een of andere
minister zou ontvangen worden.
Rustig en moedig besloot hij echter iedere hinderpaal te overwin-
nen. Hij zou niet alleen zijn leven geven, maar ook hemel en aarde bewe-
gen, alvorens toe te laten dat hij van zijn jongens zou weggenomen wor-
den, want zonder hem zou het Oratorio, menselijkerwijs gesproken, verlo-
ren zijn.
Daar hij er niet kon in slagen door te dringen tot Farini, wendde
Don Bosco zich tot ridder Silvio Spaventa, secretaris-generaal van het
Ministerie van Binnenlandse Zaken. Maar ook deze weigerde hem te ontvan-
gen en om een ontmoeting te voorkomen, liet hij hem door middel van de
deurwaarders de ene dag na de andere wegsturen. Uiteindelijk moest hij
hem echter ontvangen en ziehier hoe dat gebeurde.
Het was de 14de juli. De secretaris had hem in het vooruitzicht
gesteld dat hij om elf uur voormiddag in audiëntie zou ontvangen worden.
De jongens van het Oratorio zaten in grote angst over hun lot. Bedrukt,
maar helemaal niet opgewonden, riep Don Bosco de seminarist Giovanni
Cagliero bij zich en zei hem: "Ga met mij mee naar het ministerie." Op
de via Palatina gekomen, bleef hij staan en riep uit: "Wat is de wereld
toch slecht! Die heren van de regering zijn met het grootste verlangen
bezield om het Oratorio tot iedere prijs te sluiten en te vernietigen.
De arme stakkers! Ze vergissen zich! Ze zullen er niet in slagen. Ze
denken dat ze alleen met Don Bosco te doen hebben en weten niet dat ze
te doen hebben met iemand die veel machtiger is dan zij: met de Heilige
Maagd en met God zelf. Nee, ze zullen er niet in slagen het Oratorio te
sluiten!"

50.4 Page 494

▲back to top
- VI/494 -
Op het vastgestelde tijdstip kwam Don Bosco op het ministerie aan
en in de wachtkamer liet hij zich aanmelden. Maar Spaventa was zijn gege-
ven woord blijkbaar vergeten, of hij had er al weer spijt van. Hij liet
hem zeggen dat het erg moeilijk was hem thans te ontvangen vanwege ern-
stige zaken die hij onder handen had. Daarop antwoordde Don Bosco: "Ik
zal wachten totdat mijnheer de secretaris me kan ontvangen." Hij was
vastbesloten zolang te blijven als nodig was om ontvangen te worden. Zon-
der zich iets aan te trekken van de warmte, noch van de behoefte om iets
te eten, noch van de dorst, bleef hij met onverstoorbare kalmte tot zes
uur 's avonds wachten. In die zeven uren liep de wachtkamer telkens weer
vol met tal van personen van allerlei rang en stand die in het kabinet
van de secretaris binnengelaten werden, zelfs degenen die het laatst ge-
komen waren; maar de beurt van Don Bosco wilde maar niet komen. De boden
liepen door de kamer heen, wierpen een spottende blik op de arme pries-
ter, glimlachten boosaardig en als ze elkaar tegenkwamen knipoogden ze
tegen elkaar en wezen met het hoofd in zijn richting.
De heren die wachtten om toegelaten te worden, keken verwonderd
naar die priester die daar in een hoekje zat, met naast zich eerst de
seminarist Cagliero en daarna de priester Angelo Savio, die gekomen was
om zijn metgezel te vervangen, zodat deze kon gaan eten.
Af en toe stond Don Bosco op om naar een of andere bode toe te
gaan en zijn vraag te herhalen en erop aan te dringen in audiëntie ont-
vangen te worden. Daarna keerde hij, steeds even rustig naar zijn post
terug. Het werd zo erg dat de boden tenslotte medelijden met hem begon-
nen te krijgen.
Uiteindelijk besloot ridder Spaventa zich minstens even te laten
zien. Mogelijk was hij beschaamd omdat hij een burger op die manier be-
jegende die, al was het dan ook een priester, voor de wet gelijk was aan
de anderen. Daarom ging hij, na gebromd te hebben - maar toch zo luid
dat Don Savio het hoorde: - "Wat wil die brutale man"? - naar de deur
van zijn kabinet: "Don Bosco... Wat betekent toch al die vasthoudendheid
om mij proberen te spreken te krijgen"? zei hij luid en geërgerd. Bij dit
tafereel en die woorden keken alle wachtenden, bedienden en boden die in
de zaal waren, naar de arme priester die antwoordde:
"Ik wilde u graag even spreken." "Wat wilt u?"
"Ik wilde vertrouwelijk met u praten."
"U kunt ook hier spreken; wie ons hier horen, zijn allen mensen
waar men zich niets hoeft van aan te trekken."
Toen zei Don Bosco, zonder zich ook maar iets aan die onhebbelijke
opmerking gelegen te laten, met luide en duidelijke stem: "Mijnheer, ·ik
heb 500 verlaten jongens te onderhouden; en van dit ogenblik af rust hun

50.5 Page 495

▲back to top
- VI/495 -
lot in uw handen en ik zou u willen verzoeken voor hun toekomst te zor-
gen."
"Wat zijn dat voor jongens?"
"Het zijn arme jongens of wezen, kinderen die in gevaar verkeren,
die de Regering mij eerst heeft toegewezen en die ze thans de straat wil
op jagen."
"Waar bevinden ze zich nu?"
"Ze zijn opgenomen in mijn huis."
"Wie onderhoudt hen?"
"De liefdadigheid van enkele weldoeners."
"Betaalt de Regering geen kostgeld voor hen?"
"Aan kostgeld nog geen stuiver."
Bij het horen van dat gesprek in zulke korte vragen en antwoorden,
kwamen allen die daar in de zaal bijeenwaren dichterbij en drongen bewon-
derend en angstig om Don Bosco heen, om te zien hoe dat zou aflopen. Te-
gelijkertijd toonden ze zich verontwaardigd over de misprijzende manier
waarop een dergelijke eerbiedwaardige man ontvangen werd. Toen Spaventa
merkte dat hij geen al te best figuur maakte door zich zo te gedragen,
bond hij wat in, vooral toen Don Bosco op hem toekwam en stilletjes zei:
"Weest u zo goed naar me te luisteren, en vlug, anders zult u, eer het
morgenavond is, er spijt van hebben."
Verrast door deze woorden besloot de secretaris hem een particu-
liere audiëntie te verlenen, nam hem bij de hand en zei beleefd tot hem:
"Komt u maar binnen!" Hij liet hem binnen in zijn kabinet.
Don Savio vertelde ons: "Toen de deur zich achter beiden gesloten
had, kon ik niets meer zien of horen. Enkele ogenblikken later kwam Spa-
venta met een ontsteld en angstig gezicht weer naar buiten. Hij richtte
zich tot de secretarissen, diplomaten en andere vooraanstaande personen
die gekomen waren om staatsaangelegenheden met hem te bespreken en zei:
"U moet me verontschuldigen, ik heb een belangrijke bespreking af te han-
delen die geen uitstel duldt. Ik kan u vandaag geen audiëntie verlenen.
Komt u morgen terug." - En hij ging naar binnen en sloot de deur. Lange
tijd bleef Don Bosco daar. Wat hij tot Spaventa gezegd had om een derge-
lijke verandering van houding te brengen, zal nooit bekend worden.
Don Bosco vertelde later aan zijn medewerkers alleen dat gedeelte
van het onderhoud, dat op het Oratorio betrekking had. Uit wat hij zei
kan men de volgende dialoog afleiden.
De secretaris liet Don Bosco dicht bij zich plaats nemen en daar-
op zei hij op een vriendelijke en beminnelijke manier:

50.6 Page 496

▲back to top
- VI/496 -
"Ik weet dat u goed doet; vertelt u me dus op welke manier ik u
van dienst kan zijn, want voorzover dat van mij afhangt, wil ik dat heel
graag doen."
"Ik vraag eerbiedig", antwoordde Don Bosco, "naar de redenen van
de huiszoekingen, zelfs van de vervolgingen, die de Regering mij aan-
doet."
"Ja, u volgt een politiek... u bent bezield van een geest...
Overigens ben ik niet bevoegd u alles te zeggen. Er zijn verscheidene
zaken waar alleen de minister over beschikken kan. U kon beter met hem
spreken. Ik kan u overigens zeggen, dat er onmiddellijk een einde zou
komen aan alle moeilijkheden, als u duidelijk zou willen spreken en de
geheimen onthullen."
"Ik weet niet op welke geheimen u doelt, mijnheer."
"De jezuïtische geheimen, ter onthulling waarvan de huiszoekingen
gehouden zijn en waarover u zich beklaagt."
"Van dergelijke geheimen weet ik niets, en ik zou ze heel graag
kennen om er een behoorlijke opheldering over te kunnen geven, als ik
dat zou kunnen. Spreekt u maar volkomen openhartig met mij en ik zal u
op even ernstige manier van antwoord dienen."
"Daar kan ik me niet in mengen; vraagt u het aan de minister, die
u alles zal zeggen."
"Indien u meent mij niet te kunnen zeggen waar ik naar vraag, be-
wijst u me dan minstens een belangrijke dienst van naastenliefde."
"En wat zou dat moeten zijn?"
"Probeert U voor mij een audiëntie bij de minister te verkrijgen."
"Ik zal proberen die te verkrijgen; maar op het ogenblik is dat
erg moeilijk. Ik zal het niettemin gaan vragen. Blijft u een ogenblik
hier, maar spreekt u met niemand anders over deze zaak. Het zou verkeerd
begrepen en slecht uitgelegd kunnen worden tot uw eigen grotere schade."
Toen hij dat gezegd had, verliet de heer Spaventa het kabinet.
Hij begaf zich naar commendatore Farini, kwam na een half uur terug en
zei tot Don Bosco:
"De minister is bezet en kan u op het ogenblik geen audiëntie
verlenen, maar morgen zal hij u laten weten wanneer hij u kan ontvangen."
Don Bosco betuigde hem zijn verschuldigde dank en toen hij bui-
tenkwam, was hij rustig en glimlachte. De secretaris keek ernstig en eer-
biedig en vergezelde hem tot aan de trap. Toen de boden hun chef Don
Bosco zo hoffelijk zagen bejegenen, begonnen zij ook erg vriendelijk te

50.7 Page 497

▲back to top
- VI/497 -
doen tegenover de arme priester. Ze omringden hem, meer dan een van hen
kuste hem de hand en er waren er die met hem tot op de drempel gingen.
Don Bosco keerde naar het Oratorio terug in gezelschap van Don
Savio. Het was acht uur 's avonds en hij moest nog middageten.
Maar vooraleer hij ging slapen keek hij de brieven nog na die op
die dag binnengekomen waren. Hij vond er een verzoekschrift in van enke-
le regels, ondertekend door ridder Salino, ten gunste van de wees Alber-
to Tasso uit Oneglia, onder het nummer 2091, gedateerd op 13 juli. Op de
10de had hij nog twee andere verzoekschriften ontvangen van de wezen van
Reydet en Penchienatti, aanbevolen door bovengenoemde ridder uit naam
van de minister en respectievelijk genummerd met 2039 en 2044.
In één daarvan, evenals in een voorafgaande, leest men in ver-
schillende vormen de volgende zin: "Ik waag het U, Z. Eerw., te verzoe-
ken onze aanbevolene wel te willen aannemen in een of andere inrichting
van liefdadigheid in uw hoofdstad, bijvoorbeeld in die, geleid door Don
Giovanni Bosco, die desgevraagd geen bezwaar zou hebben hem op te nemen
en alle zorg aan hem te wijden." Don Bosco ging in op de aanvragen of-
schoon het er niet naar uitzag dat zijn gewilligheid het gevaar dat hem
bedreigde, kon bezweren.
De Dienaar Gods moet die avond wel vurig het gebed herhaald heb-
ben dat Ester tot koning Ahasveros richtte: Si ïnveni gratiam in oculLs
tuis, o Rex, et si tibi placet, dona mihi animam meam pro qua rogo, et
populum meum pro quo obsecro. (7,3) (1)
(1) "Als ik genade heb gevonden bij de koning, en het de koning behaagt, dan spare hij,
op mijn verzoek en mijn bede, mijn leven en dat van mijn volk."

50.8 Page 498

▲back to top
- VI/498 -
H O O F D S T U K XLIX
DE MINISTER VAN BINNENLANDSE ZAKEN STELT EEN AUDIËNTIE
VAST EN MEN BIDT IN HET ORATORIO - BELANGRIJKE
BESPREKING VAN DON BOSCO MET DE MINISTERS FARINI EN
CAVOUR - VREDESBELOFTEN EN VREDESVERWACHTINGEN - AANKOOP
VAN HET HUIS FILIPPI - MEDEDELING VAN DEZE AANKOOP AAN
DE JONGENS.
Op 15 juli ontving Don Bosco een brief van graaf Guido Borromeo,
die hem meedeelde dat minister Farini hem de volgende dag om 11 uur
voormiddag een audiëntie zou toestaan.
Na het gebed in de avondtoespraak vroeg Don Bosco de jongens, om
de volgende dag allen te bidden voor een zaak van het grootste belang,
de h. mis met nog meer godsvrucht dan gewoonlijk te willen bijwonen en
zo mogelijk te zijner intentie tot de heilige tafel te naderen. Hij gaf
opdracht dat alle jongens bij beurten in de kerk een bezoek zouden bren-
gen aan het heilige Sacrament zolang hij niet thuis zou teruggekeerd
zijn.
Zijn beroep was niet vergeefs.
De volgende dag, 16 juli, feest van Onze-Lieve-Vrouw van de berg
Karmel, verliet Don Bosco vol vertrouwen op de bescherming van de heili-
ge Maagd, het Oratorio. Het motief voor zoveel zekerheid had hij aan Mgr.
Cagliero op zekere dag gegeven: "Ik laat nooit na iets te doen, waarvan
ik weet dat het goed is, hoe talrijk en groot de moeilijkheden ook zijn
die zich voordoen. Gaat het erom een bezoek te brengen aan een belang-
rijk personage, van wie ik weet dat hij ook tegen me is, dan ga ik toch
maar! Maar vóór die onderneming bid ik een Weesgegroet. Dat doe ik trou-
wens ook voordat ik bij wie ook op bezoek ga. Daarna mag er gebeuren wat
wil. Ik doe alles wat ik kan, de rest laat ik aan God over."
Toen Don Bosco dan ook zijn Weesgegroet gebeden had, was hij op
tijd in het paleis van het ministerie, waar kort na het afgesproken uur,
ook commendatore Farini aankwam. Van zijn gezellen, de seminaristen G.B.
Francesia en G.B. Anfossi, zijn we te weten gekomen dat de minister,
toen hij Don Bosco maar even in het oog gekregen had, hem met hoffelijke
woorden de hand drukte, en hem naar een vertrek bracht waar enkele se-
cretarissen zaten te schrijven. Daar had toen een onderhoud plaats van

50.9 Page 499

▲back to top
- VI/499 -
het grootste belang, daar het zou beslissen over leven of dood van het
Oratorio. Farini was een van die mensen die "met hun evenmens over vrede
spreken, maar in hun hart vol boosheid zijn; zij slaan geen acht op de
werken van de Heer."(1)
"U bent dus abbé Bosco", zo begon Farini. "We hebben elkaar al
eens gezien in Stressa, ten huize van abbé Rosmini, en het doet me ple-
zier de kennismaking te hernieuwen. Men heeft me op de hoogte gebracht
van wat u voor goeds doet voor de arme jeugd. De Regering is u veel ver-
plicht voor de dienst die u haar met dit filantropische en maatschappe-
lijke werk bewijst. Vertelt u me nu maar eens wat u van mij wenst."
"Ik zou graag de redenen willen kennen voor de herhaalde huiszoe-
kingen die er de laatste maanden bij mij gehouden werden."
"Zeker, die zal ik u zeggen met dezelfde openhartigheid, waarmee
ik verlang dat ook u mij zult antwoorden. Zolang u zich beziggehouden
heeft met arme jongens, bent u steeds de afgod geweest van het regerings-
gezag. Maar zodra u het terrein van de liefdadigheid verliet om u op dat
van de politiek te begeven, moesten wij op onze hoede zijn, en zelfs uw
gangen nagaan."
"Dat is nu juist wat ik zo graag zou willen weten", vervolgde Don
Bosco. "Het is steeds mijn diepste verlangen geweest mij buiten de poli-
tiek te houden, en daarom zou ik graag willen weten welke feiten mij op
dat gebied kunnen compromitteren."
"De artikelen die u schrijft in de Armonia, de reactionaire sa-
menkomsten die er in uw huis gehouden worden, de correspondentie met de
vijanden van het vaderland, ziedaar de feiten die de regering ten op-
zichte van u met ongerustheid vervullen."
"Als Uwe Excellentie het me toestaat, zou ik enkele opmerkingen
willen maken over wat u zo vriendelijk bent me te onthullen. Ik zal spre-
ken met de openhartigheid die u van mij vraagt. Voor alles stel ik voor-
op dat geen enkele wet, naar ik weet, verbiedt artikelen te schrijven,
noch in de Armonia, noch in welke andere krant ook. Niettemin kan ik Uwe
Excellentie verzekeren dat ik in geen enkele krant schrijf, en dat ik er
niet eens op geabonneerd ben."
"U kunt zoveel ontkennen als u wilt, maar het is en blijft een
feit, dat een groot gedeelte van de artikelen in dat dagblad van de hand
van Don Bosco zijn. Dat wordt bevestigd door zoveel aanwijzingen, dat
niemand het nog in twijfel kan trekken."
"Aanwijzingen waar ik niet bang voor ben, mijnheer de minister, en
ik verzeker u eerlijk dat ze niet bestaan."
"Wilt u misschien zeggen dat ik u feiten ten laste leg die niet

50.10 Page 500

▲back to top
- VI/500 -
bestaan, en dat ik een leugenaar en lasteraar ben?"
"Dat zeg ik niet, omdat Uwe Excellentie relata refert, verklaart
wat u als inlichting gegeven wordt. Maar als het relaas dat ze u doorge-
ven niet waarheidsgetrouw is, zijn de feiten die u worden verstrekt uit
de aard van de zaak niet waar. In dat geval komt de laster voor rekening
van degene die deze verzint en niet voor die van wie er in goed vertrou-
wen naar luistert."
"U kunt ervan overtuigd zijn dat onze ambtenaren achtenswaardige
personen zijn en niet in staat om iets te zeggen wat niet waar is. En zij
zijn het die u beschuldigen."
"En toch hebben ze zich vergist."
"Dus u durft de Regering ervan beschuldigen eerloze personen in
haar dienst te hebben, in staat tot valse en lasterlijke verklaringen?"
"Dat zeg ik niet; ik verklaar alleen dat er ten opzichte van mij
onwaarheden gezegd worden."
"Maar, door zo te spreken, mijnheer de abbé, bekritiseert u open-
bare en persoonlijke functionarissen, bekritiseert u zelfs de regering
en ik zou u willen verzoeken uw uitdrukkingen te herzien."
"Ik zal mijn mening herzien en alles verbeteren als Uwe Excellen-
tie mij aantoont dat ik de waarheid niet gezegd heb."
"Het past een goede burger niet het openbare gezag te bekritise-
ren en te belasteren."
"Neemt u me niet kwalijk, mijnheer de commendatore, ik ben geens-
zins voornemens welk gezag ook te bekritiseren, maar alleen de waarheid
te zeggen, met de openhartigheid van een eerlijke man die zich verdedigt
tegen valse beschuldigingen en met de moed van de goede burger die de
regering waarschuwt, opdat zij zich niet tot onrechtvaardige oordelen en
handelingen laat verleiden ten opzichte van trouwe onderdanen. Welnu,
door te beweren dat ik krantenartikels geschreven heb, wat niet waar is,
door mijn huis van liefdadigheid als een plaats van revolutionaire samen-
komsten te brandmerken en mijzelf als iemand die betrekkingen onderhoudt
met de vijanden van de Staat, te bekladden, kan ik als eerlijke man en
goede burger niet nalaten, dat alles als laster tegen mijn persoon te
beschouwen. Dergelijke beschuldigingen zijn zuiver verzinsels van boze
mensen, aangevoerd met het doel het gezag te misleiden en het te dwingen
de rechtvaardigheid en de vrijheid op ernstige en schandelijke manier ge-
weld aan te doen."
Deze openhartige manier van spreken van Don Bosco moest Farini
wel treffen, die verbaasd en met een spijtig gezicht besloot hem te in-
timideren door een autoritaire toon aan te slaan en een dreigend gezicht

51 Pages 501-510

▲back to top

51.1 Page 501

▲back to top
- VI/501 -
op te zetten toen hij vervolgde:
"U, mijnheer Bosco, laat zich meeslepen door teveel vuur en onbe-
scheiden ijver, en u waagt teveel door u er niets van aan te trekken dat
u tot een minister spreekt."
"Doet u wat u wilt; ik ben niet bang."
"Maar ziet u niet in, dat het maar van een enkel woord van mij af-
hangt om u met gemak in de gevangenis te stoppen?"
"Ik zeg u nog eens, dat ik niet bang ben."
Farini wendde zich tot zijn particuliere secretaris, graaf Borro-
meo en tot de anderen die, toen ze opgehouden hadden met schrijven, vol
aandacht waren voor dat gesprek. "Romeo, Romeo." - De graaf kwam nader-
bij met de anderen en Farini zei tot hen: "Luister eens naar wat Don
Bosco zegt."
"Zeker", vervolgde Don Bosco, "ik geef geen zier om wat de mensen
me kunnen aandoen, omdat ik de waarheid gezegd heb. Ik vrees alleen wat
God met mij zou kunnen doen als ik leugens vertel. Voor het overige is
Uwe Excellentie te veel op rechtvaardigheid en eer gesteld, dan dat u
ooit de schanddaad zou begaan om een onschuldige burger in de gevangenis
te werpen die twintig jaar lang leven en goed heeft veil gehad ten be-
hoeve van zijn evennaaste."
"En als ik dat nu juist wel eens deed?"
"Ik acht het niet mogelijk dat de rechtschapenheid van de heer
commendatore Farini in laaghartigheid zou veranderen, en als dat mocht
gebeuren heb ik twee middelen om mijn gelijk te laten gelden."
"Op wat voor een manier?"
"Door uw voorbeeld na te volgen."
"Wat bedoelt u daarmee?"
"Uwe Excellentie heeft historische werken geschreven en bepaalde
personen die U schuldig achtte, aan de publieke verachting prijsgegeven.
Ook ik heb de Geschiedenis van Italië geschreven. Ik hoef er slechts een
hoofdstuk aan toe te voegen waarin beschreven staat wat er tussen U en
mij voorvalt."
"Och, wat..."
"En dan"? voegde Don Bosco er met een glimlach aan toe; "ik zou
ook hetzelfde kunnen doen door de geschiedenis te vertellen van de huis-
zoekingen in het Oratorio. Ik zou iedereen kunnen vertellen dat er een
minister geweest is, die zijn macht gebruikte om de jongens van een lief-
dadigheidsinstelling bang te maken."
"Dat doet u niet!"

51.2 Page 502

▲back to top
- VI/502 -
"Doe ik dat niet? Dat hangt van mij af. Maar weet Uwe Excellen-
tie dat u zich niet gedragen heeft als de onberispelijke heer, die u
werkelijk bent, versierd met zoveel uitgelezen verdiensten, die ook ik
erken? De terugslag van de wapens die op mij gericht worden, zou die ar-
me jongens treffen die u door mijn bemiddeling weldoet, daar u ze mij
hebt aanbevolen. Ik had nooit gedacht op een dergelijke wijze beloond
te worden voor de ijver waarmee ik steeds aan uw verlangens heb vol-
daan... Maar genoeg: de rechtvaardige en almachtige God zal te zijner
tijd de verdrukte onschuld wel genoegdoening geven."
De secretarissen keken elkaar aan. Sommigen glimlachend en ande-
ren peinzend.
Farini echter zei: "Maar u bent waanzinnig, mijnheer de abbé, u
bent waanzinnig. En als ik u in de gevangenis laat opsluiten, hoe zou
u zulke dingen dan kunnen schrijven en laten drukken?"
"Ik geloof toch dat Uwe Excellentie mij in de gevangenis minstens
voor mijn genoegen een pen, wat papier en wat inkt zou toestaan. En zelfs
als ik ook van zulke dingen en zelfs van het leven beroofd zou worden,
zouden er wel andere schrijvers opstaan en op het geschikte ogenblik mijn
plaats innemen."
"En zoudt u de moed hebben om aan de geschiedenis feiten na te
laten die een minister en een regering blameren?"
"Wie niet geblameerd wil worden, hoeft zich slechts fatsoenlijk
te gedragen. Overigens ben ik van mening dat het schrijven en publiceren
van de waarheid een recht en een plicht van iedere goede burger is, en
bovendien een dienst die aan de burgermaatschappij bewezen wordt. En wel
verre van berispelijk te zijn, lijkt mij een dergelijke taak aanbevelens-
waardig, ja zelfs roemvol. Ik van mijn kant verheug er me over dat dit
ook de overwegingen zijn, die Uwe Excellentie ertoe geleid hebben om ver-
scheidene van uw werken te schrijven, vooral Lo Stato Romano."
Hierop zweeg Farini. Het leek een ogenblik alsof hij in ernstig
gepeins verzonken was, en toen hij daarna zijn aanvankelijke toon weer
hernam en geen dreigementen meer uitte, keerde hij op het onderwerp te-
rug en vroeg:
"Maar kunt u, mijnheer de abbé, in geweten verklaren dat er in
uw huis geen reactionaire bijeenkomsten gehouden worden en er geen brief-
wisseling onderhouden wordt met de jezuïeten, met aartsbisschop Fransoni
en met het hof van Rome met politieke doeleinden?"
"Excellentie, wanneer u de waarheid en de oprechtheid liefhebt,
moet u mij toestaan dat ik u zeg mijn verontwaardiging te voelen groei-
en, niet tegen u die ik als autoriteit eerbiedig, maar tegen diegenen
die u dergelijke leugens wijsmaken te mijnen laste, tegen die ellende-
lingen, die uit winstbejag ieder beginsel van eerlijkheid en geweten

51.3 Page 503

▲back to top
- VI/503 -
met voeten treden en de eer en de rust van vreedzame burgers tot koopwaar
maken. Ja zeker, ik herhaal in alle gemoedsrust, dat ik niets bedreven
heb van al wat men u tegen mij en tegen mijn instituut aangegeven heeft
en ik verwacht van U ook maar het geringste bewijs dat deze bewering lo-
genstraft."
"Maar de brieven..."
"Die niet bestaan."
"En de politieke betrekkingen met de jezuïeten en met Fransoni en
met kardinaal Antonelli..."
"Die er niet zijn, en die er nooit geweest zijn. Van de jezuïeten
in Turijn ken ik zelfs het adres niet. En niet Mgr. Fransoni en met de
Heilige Stoel heb ik nooit andere betrekkingen gehad dan die welke een
priester moet onderhouden met zijn kerkelijke oversten, voor de zaken die
de uitoefening van zijn heilig ambt betreffen."
"Maar we hebben brieven, we hebben getuigenissen."
"Maar als er brieven zijn, en als er getuigenissen tegen mij zijn,
waarom toont Uwe Excellentie mij die dan niet? In dat opzicht, mijnheer
de minister, vraag ik geen gunst, maar ik vraag gerechtigheid. Ik vraag
aan u en aan de regering gerechtigheid, niet voor mij, maar voor zoveel
arme jongens die van streek zijn door de herhaalde huiszoekingen en door
het verschijnen van politieagenten in hun vreedzaam tehuis. Ze rillen en
schreien bij hun komst. Het gaat me aan het hart hen in een dergelijke
toestand te zien, en meer nog, hen de pers aan de openbare verachting
prijsgegeven te weten. Voor hen dus dring ik bij herhaling aan op gerech-
tigheid en eerherstel, opdat het hun tenslotte niet aan het dagelijkse
brood zal ontbreken."
Bij die laatste woorden leek Farini ontsteld en bijna ontroerd.
Daarom stond hij op en begon zwijgend in het vertrek op en neer te lopen.
Hij was in het bezit van de onderschepte brief van aartsbisschop Fran-
soni. Hij zou deze aan Don Bosco hebben kunnen voorleggen, maar mogelijk
werd hij door schaamte weerhouden over het feit op een dergelijke manier
het briefgeheim geschonden te hebben. Van de andere kant bewees die brief
niets, want hij was niet door Don Bosco geschreven, maar door monseig-
neur. Hij zou dus hebben moeten erkennen dat een der motieven, waarom de
regering verdenking tegen Don Bosco had opgevat, een feit was waar hij
geen deel aan had.
Na enkele minuten ging er opeens een deur open en verscheen graaf
Camillo Cavour. Minister van Buitenlandse Zaken en voorzitter van de raad
van ministers. Glimlachend en zich de handen wrijvend vroeg hij: "Wat is
er aan de hand"? - alsof hij nergens vanaf wist. "Och, wees voor de arme
Don Bosco wat inschikkelijk"! vervolgde hij daarna een en al gemoedelijk-
heid, "en laten we de zaak vriendschappelijk behandelen. Ik heb van Don
Bosco altijd heel erg gehouden en dat doe ik nog. Wat is er dus aan de

51.4 Page 504

▲back to top
- VI/504 -
hand", herhaalde hij, terwijl hij hem bij de hand nam en beduidde weer
te gaan zitten, "wat zijn er voor moeilijkheden?"
Bij het zien van Cavour en het horen van zulke welwillende opmer-
kingen, voorzag Don Bosco dat de zaak nog goed zou aflopen, niet omdat
Cavour in politiek opzicht beter was dan Farini, want ze waren aan elkaar
gewaagd, maar omdat hij met Don Bosco in vriendschappelijke betrekkingen
had gestaan en de aard en het doel van het Oratorio kende. Daarom ant-
woordde hij hartelijk:
"Mijnheer de graaf, het huis in Valdocco, dat u zo vaak bezocht,
geprezen en gesteund hebt, willen ze ten onder brengen. Die arme jongens,
die van de straten en pleinen bijeengehaald zijn, en daar met een werk-
zaam en eerzaam leven vertrouwd gemaakt worden, willen ze weer prijsgeven
aan hulpeloosheid en de gevaren der deugnieterij. Deze priester, die Uwe
Excellentie dikwijls hemelhoog geprezen heeft, ofschoon onverdiend, wil
men thans aan de kaak stellen als een reactionair en zelfs als het hoofd
van opstandelingen. En wat me nog meer spijt dan de rest, is dat ik, zon-
der dat men mij enige reden opgeeft, achtervolgd wordt, lastiggevallen en
openlijk onteerd, tot groot nadeel van mijn instelling, die tot nu toe
door haar goede naam onderhouden werd door de liefdadigheid. Bovendien:
de moraal, de godsdienst, de sacramenten werden door de agenten van de
regering in het belachelijke getrokken in mijn huis en in tegenwoordig-
heid van de jongens, die daardoor geërgerd waren. Ik zwijg over nog erger
dingen die onmogelijk met medeweten van Uwe Excellentie kunnen bevolen
zijn. Ik weet niet wat er van mij zal worden; doch deze dingen kunnen
niet lang verborgen blijven voor de mensen, en vroeg of laat zullen ze
ook door God gewroken worden."
"Stel u gerust", antwoordde Cavour, "stel u gerust, mijn beste
Don Bosco en wees ervan overtuigd dat niemand van ons u kwaad wil doen.
Bovendien zijn wij beiden steeds vrienden geweest, en ik zou willen dat
we het voor de toekomst altijd zullen blijven. Overigens bent u om de
tuin geleid, mijn waarde Don Bosco, en sommigen hebben u, gebruik makend
van uw goedhartigheid, ertoe geleid een politiek te volgen die tot treu-
rige consequenties leidt."
"Welke politiek en welke consequenties! De katholieke priester
heeft geen andere politiek dan die van het heilig evangelie en vreest
geen consequenties van welke aard ook. De ministers houden me intussen
voor schuldig, en dat wordt in alle windrichtingen uitgebazuind, zonder
dat er ook maar een enkel bewijs wordt aangevoerd voor de beschuldigin-
gen die tegen mij en mijn instituut worden verspreid."
"Daar u me wilt verplichten te spreken", hernam Cavour, "zal ik
spreken en u duidelijk zeggen dat de geest die u en uw instelling sedert
enige tijd bezielt, onverenigbaar is met de door de regering gevolgde
politiek. Ik redeneer dus zo: "U staat aan de kant van de paus, maar de
regering staat tegenover de paus, dus staat u tegenover de regering.

51.5 Page 505

▲back to top
- VI/505 -
Daar valt niet aan te ontkomen."
"En toch ontsnap ik aan uw syllogisme, mijnheer de graaf. In de
eerste plaats merk ik op dat, wanneer ik aan de kant van de paus sta,
en de regering tegenover de paus staat, daar niet meteen uit volgt dat
ik tegenover de regering sta, doch veeleer dat de regering ook tegenover
mij staat. Maar dat wil ik buiten beschouwing laten en zeggen: in zaken
van godsdienst sta ik aan de zijde van de paus en ik ben als goede ka-
tholiek van plan de zijde van de paus te blijven kiezen tot aan mijn
dood, maar dat belet me helemaal niet ook een goede burger te zijn. Daar
het niet mijn taak is aan politiek te doen, meng ik me er niet in en doe
niets tegen de regering. Ik woon nu al twintig jaar in Turijn, ik heb ge-
schreven en gesproken en in het openbaar gewerkt, en ik daag iedereen
uit, daarin één regel, één woord, één feit te vinden, dat de afkeuring
zou kunnen verdienen van het gezag. Als het anders is, dat men het dan
bewijze. Als ik schuldig ben laat men mij maar straffen; maar als ik het
niet ben, laat men mij dan met vrede in mijn huis."
"U hebt goed praten, mijnheer de abbé", viel Farini uit, "maar u
zult me toch nooit ervan kunnen overtuigen dat u onze ideeën, de ideeën
van de regering deelt."
"Hoe nu, mijnheer de minister. Zou men in een tijd van zoveel me-
ningsvrijheid een burger zelfs ten laste kunnen leggen dat hij voor zich-
zelf denkt zoals het hem goeddunkt? Zou men de tirannie zover willen
drijven dat men hem zou dwingen zijn gedachten aan boeien te leggen?"
"Maar u wilt me toch zeker niet vertellen dat u, levend in een
land waarvan de wetten rechtstreeks in strijd zijn met uw opvattingen,
als een ledenpop in een hoekje weggedoken blijft zitten?"
"En kan de een of de ander niet een zogezegde verkeerde mening
voor zichzelf houden, en intussen niets zeggen of ondernemen, hetzij om-
dat verzet nutteloos of ook schadelijk zou kunnen zijn, hetzij omdat een
dergelijk optreden niet tot zijn bevoegdheid behoort? Welnu, hoe mijn
persoonlijke mening over de gedragslijn van de regering ook mag zijn,
over bepaalde feiten van de dag, ik herhaal het, heb ik noch buitenshuis
noch in mijn huis, ooit iets gezegd of gedaan dat mijn behandeling als
een staatsvijand zou kunnen wettigen, en dat moet de overheid voldoende
zijn. Maar ik doe meer: door in mijn huis honderden arme en verlaten
jongens bijeen te brengen, en hen aan een eervolle bezigheid te helpen,
werk ik met de regering samen tot het welzijn van vele gezinnen en van
de hele maatschappij, door de straatschenderij en leegloperij te vermin-
deren, en de werkzame, ontwikkelde en welopgevoede burgers te doen toene-
men. Dat is mijn politiek en een andere heb ik niet."
De twee ministers konden het antwoord van Don Bosco niet anders
dan goedkeuren temeer daar het door feiten geschraagd was. Maar Cavour,
die graag het bewijs leverde iets van godsdienst en van het evangelie

51.6 Page 506

▲back to top
- VI/506 -
te weten, stelde hem als goed sofist voor een nieuw syllogisme.
"Ongetwijfeld gelooft Don Bosco aan het evangelie; maar het evan-
gelie zegt, dat degene die met Christus is, niet met de wereld kan zijn;
dus wanneer u het met de paus houdt, en daardoor met Christus, kunt u
niet de zijde van de regering kiezen. Sit sermo vester est est, non non.
Laten we het duidelijk zeggen: of met God of met de duivel."
"Met die redenering", antwoordde Don Bosco, "schijnt mijnheer de
graaf te willen doen geloven dat de regering niet alleen tegen de paus
is, maar tegen het evangelie, tegen Jezus Christus zelf. Wat mij betreft,
valt het me moeilijk aan te nemen dat graaf Cavour en commendatore Farini
tot een dergelijke mate van goddeloosheid zouden gekomen zijn, dat zij
zelfs de godsdienst, waarin ze zijn geboren en grootgebracht, zouden ver-
loochenen, en waartegenover zij zich schriftelijk en mondeling verschei-
dene malen vol eerbied en bewondering getoond hebben. Maar hoe het ook
zij, het evangelie dat Uwe Excellentie aanhaalt, geeft duidelijk antwoord
op die moeilijkheid, namelijk, daar waar Jezus Christus zegt: geef aan
Cesar wat van Cesar is, en aan God wat van God is. Daarom kan volgens het
evangelie een onderdaan van welke staat ook een goede katholiek zijn, de
zijde van Jezus Christus kiezen, die van de paus, goed doen voor zijn
evenmensen, en tegelijkertijd de zijde kiezen van Cesar, dat wil zeggen,
de wetten van de regering navolgen, met uitzondering van het geval dat
hij zou moeten meewerken aan vervolging van de godsdienst, of aan tiran-
nie over geweten en vrijheid."
"Maar het est est, non non, dwingt dat een katholiek dan niet zich
duidelijk erover uit te spreken welke zijde hij kiest, voor Christus of
tegen Hem?"
"Het est est, non non is een uitdrukking van het evangelie, die ik
als priester Uwe Excellentie wel kan verklaren. Deze woorden hebben met
politiek niets te maken. Ze betekenen dat, hoewel de eed ter bevestiging
van de waarheid toegestaan is, men hem niettemin toch niet moet afleggen,
dan wanneer dat door de noodzakelijkheid vereist wordt; zij betekenen dat
het voor een behoorlijk mens volstaat wanneer hij, om geloofd te worden,
eenvoudig verzekert dat een zaak zus of zo is, of niet, zonder dat het
daarom nodig is zijn toevlucht te nemen tot een eed; ze betekenen ten
slotte, dat achtenswaardige en fatsoenlijke personen iemand die iets ver-
klaart, moeten geloven, zonder te eisen dat hij zal zweren. Wanneer er
anders wordt gehandeld, wijst dat ofwel op het wantrouwen van de ene par-
tij, of op de kwade trouw van de andere en op beider geringe of afwezige
eerbied voor de heilige naam van God, die niet ijdel moet aanroepen wor-
den. Meent mijnheer de graaf nu in dit geval en ondanks mijn verzekerin-
gen, dat Don Bosco een samenzweerder is, een vijand van het vaderland en
een leugenaar?"
"Nooit, nooit. Ik heb integendeel in u steeds het type van de gent-
leman gezien; en daarom vind ik dat vanaf nu er een einde aan alle moei-

51.7 Page 507

▲back to top
- VI/507 -
lijkheden moet komen en dat u met rust moet gelaten worden."
"Ja", viel Farini hem bij, "alles zal afgelopen zijn en Don Bosco
gaat naar huis, houdt zich rustig met zijn jongens bezig, want op die ma-
nier wordt hij niet alleen niet meer lastiggevallen, maar zal hij de er-
kentelijkheid en de bescherming van de regering en van de koning verwer-
ven. Doch voorzichtig, mijn waarde abbé, voorzichtig, want we leven in
moeilijke tijden, en een mugje kan wel eens een kameel blijken!"
"Ik kan er dus zeker van zijn dat ik van de zijde van de regering
niet meer wordt lastig gevallen"? vroeg Don Bosco. "Mag ik aannemen dat
voor de regering de ogen zijn opengegaan ten opzichte van mij, en dat zij
ervan overtuigd is, dat er in mijn instituut hoegenaamd niets geweest is,
noch is, dat een onderzoek van hogerhand wettigt?"
"Zeker, we geven u de verzekering", antwoordde Farini, "dat nie-
mand u nog meer last zal aandoen, en we zijn allen overtuigd van uw per-
soonlijke eerlijkheid en van het weldadige karakter van uw instituut.
Maar ik waarschuw u, dat u op uw hoede moet zijn voor sommigen die zich
uitgeven voor uw vrienden en intussen uw verraders zijn."
"En ik verzoek u, mijnheer de minister, als u mij een raad, een
waarschuwing of een aanwijzing kunt geven voor het Oratorio, dit te doen
als een vader die bedacht is op het welzijn van zijn zonen, maar niet met
bedreigingen, daar deze onherstelbare schade zou kunnen toebrengen aan
een werk dat de regering en particuliere personen zorgen baart. Overigens
heb ik inderdaad in mijn buitengewone noden steeds mijn toevlucht genomen
tot de ministers en ben steeds door hen geholpen."
"We zijn het eens... En houd u steeds verre van de politiek."
"Ik hoef me niet verre te houden van de politiek, omdat ik er
nooit dichtbij gestaan heb. Ik behoor tot geen enkele partij."
"Welnu..." - ze stonden op en reikten elkaar de hand, - "we heb-
ben elkaar begrepen", besloot Cavour, "en we zullen ook in de toekomst
vrienden blijven: en u... bid voor ons."
"Ja zeker, ik zal God bidden dat hij u in leven en in dood moge
bijstaan", besloot Don Bosco en keerde terug naar Valdocco met een hart
vol dankbaarheid tegenover de Heer, omdat Deze hem in dit waagstuk, dat
evengoed verkeerd had kunnen aflopen, geholpen had, niet zozeer voor hem
als wel voor al de jongens die in de schaduw van zijn liefde verzameld
waren.
Tegen twee uur 's middags kwam hij het Oratorio weer binnen, en
diezelfde dag, waarop men gevreesd had voor het voortbestaan van het
Oratorio, was het alsof de Heer een grapje wilde maken door de boosaar-
digheid van de mensen te ontkrachten. In de kroniek van het Oratorio

51.8 Page 508

▲back to top
- VI/508 -
lezen we:
"Bij akte van 16 juli 1860 verkochten Rog. Lomello, mevrouw Lucia
wijlen Gaetano Ganna, weduwe Filippi en haar kinderen Gaetano en Rita,
aan Don Bosco 1.10.14 hectare terrein met inbegrip van huis, erf, schuur,
tuin en weide voor de prijs van 65.000 lire." Don Bosco had diezelfde
avond tot de jongens hierover gezegd:
"Ziedaar de eerste uitwerkingen van de vervolgingen. Ik wilde verleden
jaar het huis van de familie Filippi kopen, ik ging haar een bezoek bren-
gen, deed heel voordelige voorstellen, maar er werd me geantwoord dat men
het mij onder geen beding wilde afstaan. Thans is de heer Filippi, zonder
dat ik een nieuwe stap heb hoeven te doen, naar me toe gekomen om mij
voor te stellen zijn huis te kopen, en hij vroeg me een lager bedrag dan
ik hem had aangeboden. Toen ik hem zei dat ik op het ogenblik geen geld
had, verzekerde hij me dat dat geen haast had en dat hij wilde wachten
totdat de betaling mij gelegen kwam. Daarna werd de overeenkomst opge-
maakt. Dit is een onderpand van Maria’s bescherming."

51.9 Page 509

▲back to top
- VI/509 -
HOOFDSTUK
L
DE MOED VAN DON BOSCO BIJ ZIJN BEZOEK AAN DE MINISTERS -
HET GOEDE DOOR HET KWADE VOORTGEBRACHT - HET AANTAL
JONGENS IN HET ORATORIO NEEMT NOG STEEDS TOE - VERZOEK
VAN DE OVERHEID AAN DON BOSCO OM ARME JONGENS OP TE
NEMEN - MGR. BONOMELLI, DON BOSCO EN DE POLITIEK -
ONGELUKKIG EINDE VAN ENKELE VERVOLGERS - DON BOSCO VOEDT
GEEN WROK EN VERGEEFT ZIJN TEGENSTANDERS.
Het uitvoerig geschreven verslag van Don Bosco, de door Don Bonet-
ti verzamelde aantekeningen en de kroniek van Don Ruffino hebben ons een
betrekkelijk volledig relaas nagelaten van het gedenkwaardige gesprek van
onze stichter met de beide ministers. Don Ruffino voegt er een opmerking
aan toe: "Don Bosco verstond de kunst onvermoeid te lijden onder vervol-
gingen, maar hij bezat ook een moed die meer uniek dan zeldzaam was door
zich tot welke autoriteit, hoe hoog gezeten ook, te wenden. Hij liet zich
niet intimideren, door niets liet hij zich afschrikken. Hij legde open-
hartigheid aan de dag in zijn antwoorden. Hij redeneerde, smeekte, ver-
weet en dreigde zelfs wanneer hij dat nodig achtte. Steeds vastbesloten,
maar steeds ook rustig; soms ernstig, hoewel beminnelijk, nooit aggres-
sief, dikwijls glimlachend. Zelfs zijn stem veranderde niet van klank."
Door die manier van optreden, gesteund door de kennis en de toe-
passing van alle rechtvaardige, juiste en wettelijke middelen om voor
zijn rechten op te komen, en met de zorg om te voorkomen dat men zich aan
bepaalde tegenspraken zou stoten, vond hij de weg om te zijnen bate pro-
fijt te trekken, zelfs uit de moeilijkheden die zich tegen zijn instituut
voordeden. Een duidelijk bewijs daarvan is, dat hij erin slaagde het zo-
veel jaren vol te houden. Verscheidene keren hebben we vreemde mensen,
ongeacht degenen die hem van nabij kenden, horen zeggen: "Het is merk-
waardig, die man heeft hen allen door." - En soms riepen ze uit: "Wat een
schelm is die Don Bosco toch! Hij zou een uitstekende minister zijn! Die
heiligen zijn allemaal slim!"
Daardoor bereikte hij ook ditmaal volledig zijn doel; zelfs het
spreekwoord dat zegt: "Geen ongeluk zo groot of er is een geluk bij",
werd bewaarheid alsook de verzekering van Sint-Paulus, dat alles ten goe-

51.10 Page 510

▲back to top
- VI/510 -
de keert voor degenen die God liefhebben: Diligentibus Deum omnia coope-
rantur in bonum.(1)
Het Oratorio zou de waarheid van deze woorden ondervinden, want
de vervolgingen vanwege de regering en de laffe aanvallen van de kwaad-
aardige pers zouden hem uiteindelijk ten goede strekken. Inderdaad deden
die hatelijke en tegelijkertijd rumoerige vervolgingen Don Bosco en zijn
werk beter kennen. Zij boden het openbare gezag de gelegenheid en het
middel om er zich van te overtuigen dat het niets van zijn politiek te
vrezen had. Ja, zelfs werd er door vele partijen een zo groot aantal jon-
gens naar hem toe gezonden, dat het al spoedig van 500 tot 600 aangroei-
de, daarna tot 700 en tenslotte tot 1.000. Het Oratorio werd een volk van
jongens, die de hoop was van de Kerk en van de Maatschappij. Niet alleen
ouders en pastoors, maar burgemeesters, prefecten of intendanten begonnen
meer nog dan tevoren de kinderen van hun overleden personeel en van ande-
re arme mensen die bij hen hun toevlucht zochten om in een of ander te-
huis te worden opgenomen, naar hem toe te zenden. Enkele regeringsperso-
nen hadden zoveel achting voor Don Bosco en het Oratorio, dat zij van
mening waren in heel het land geen betere persoon en geen betere plaats
te kunnen vinden om de beschermelingen door hen aanbevolen in onder te
brengen.
Zelfs Farini hervatte, of liever gezegd, vervolgde op 18 juli zijn
aanbevelingen. Op die datum zond ridder Salino de aanvraag in onder num-
mer 2155, ten gunste van Paolo Bertino, 13 jaar oud, geboortig uit Le-
vone. Hij werd door het gemeentebestuur van die plaats aanbevolen met
steun van de pastoor en van de afgevaardigde, opdat de minister van Don
Bosco gratis opneming van de jongen zou verkrijgen als student in zijn
instituut.
Andere aanbevelingen volgden, en we hebben vele brieven onder ogen,
van ministers en hun secretarissen, waarin zij Don Bosco dringend verzoe-
ken om opneming van verweesde en verlaten jongens. Zij brengen tevens
daarin de hoogste lof en de belofte van subsidie voor zijn werk. Dat be-
tekende in die tijd voor het Oratorio een waardevolle steun, want het was
toen immers voldoende dat een of ander, ook nog zo goede instelling, niet
erg gezien was of bij de regering in verdenking kwam, om direct blootge-
steld te worden aan een bittere bestrijding en aan het gevaar van te
bezwijken voor het geweld van degenen die het zwaard hanteerden of naar
de pen grepen.
Don Bosco bewaarde echter de grootste terughoudendheid door zich
niet in politieke aangelegenheden of gesprekken te mengen, te meer daar
de door de katholieken uitgegeven leuze: geen gekozenen, geen kiezers,
het hem gemakkelijk maakte neutraal te blijven tegenover de partijen.
Hij zag intussen wel in, dat de priester de trooster moest blijven van
allen, en dat de deuren van ieder huis voor hem moesten open gaan, op-
dat hij al dan niet geroepen, zou kunnen binnentreden met de heilzame
gaven van de godsdienst.
(1) Rom. 8, 28.

52 Pages 511-520

▲back to top

52.1 Page 511

▲back to top
- VI/511 -
Mgr. Bonomelli schreef:
"Op een dag, niet zo veel jaar geleden, ging ik vertrouwelijk om
met de man Gods, die de priester Giovanni Bosco was, een ware apostel van
de jeugd, en wiens naam blijve gezegend. Met zijn eenvoudige manier van
doen en tact zei hij duidelijk deze woorden tot mij, die ik nooit zal
vergeten: "In 1848 merkte ik dat, als ik een beetje goeds wilde doen, ik
van alle politiek moest afzien. Ik heb daar steeds op gelet en zodoende
heb ik iets kunnen doen zonder op hindernissen te stuiten. Integendeel ik
heb hulp gevonden, ook waar ik ze het minst verwachtte." - Deze regel is
de vrucht van de ondervinding en ik heb er niets aan toe te voegen."(1)
Met al zijn voorzichtigheid was Don Bosco echter niet immuun kun-
nen blijven voor de hatelijke aanvallen van de sekten, want het ging
niet om menselijke politieke zaken, maar om de geheiligde rechten van de
Kerk die hij moedig verdedigde. Maar al waren die aanvallen voor hem
bronnen van zegen, we mogen niet beweren dat ze dat eveneens waren voor
degenen die er het bevel toe gaven en ze uitvoerden. En dit lijkt ons
juist de plaats om op enkele feiten te wijzen waarin de goddelijke ge-
rechtigheid bespeurbaar is, die haar hand zwaar liet drukken op degenen
die op schuldige wijze op de vernietiging van het Oratorio aangedrongen
hadden. "Zij worden onmachtig", staat er in psalm 9 geschreven, "en zul-
len worden uitgewist voor uw aangezicht, daar gij mijn zaak en mijn ver-
dediging ter hand genomen hebt."
Commandatore Carlo Luigi Farini, een man met een ijzeren vuist
en een hart van steen, had het decreet ondertekend dat de jongens van
het Oratorio vele uren lang in angst, en we mogen wel zeggen, in doods-
strijd gehouden had. Het was het laatste decreet van dien aard dat hij,
naar ik meen, ondertekende. Hij was zover gegaan dat hij Don Bosco met
de gevangenis bedreigde en hem waanzinnig noemde.(2) Enkele maanden la-
ter nu, in 1861, gebroken door de worsteling om de opstand in Zuid-Ita-
lië op touw te zetten en enige bescherming te bieden aan de anarchie,
viel hij van het toppunt van zijn macht zo diep in de achting van zijn
medeplichtigen, dat hij al spoedig merkte de proef niet te kunnen door-
staan. Vanaf die tijd was het afgelopen met zijn bijna koninklijke macht
van stadhouder, in welke kwaliteit hij zich in Napels gevestigd had.
Door geelzucht verrast, begon hij tekenen van een gestoorde verbeelding
te vertonen en soms van wankele geestelijke vermogens. Op 11 december
1862 was hij benoemd tot voorzitter van de ministerraad. Half imbeciel
en ongeschikt om te werken, werd hij in het begin van 1863 door een pa-
nische angst overvallen, die van hem een belachelijke en onmaatschappe-
lijk figuur maakte. Hij verbeelde zich dat allen tegen hem in opstand
waren gekomen, dat Europa te
(1) Questioni religiose - morali - sociali del giorno. Deel I, blz. 310.
(2) zie blz. 502.

52.2 Page 512

▲back to top
- VI/512 -
wapen liep tegen Italië en stootte onbegrijpelijke, dwaze kreten uit. In
de maand maart maakte hij, inderdaad al krankzinnige en geëxalteerd door
de Poolse aangelegenheden, zijn opwachting bij koning Vittorio Emanuele.
Terwijl hij hem een pistool op de borst zette, zoals de kranten van toen
zeggen, stelde hij hem voor de keus ogenblikkelijk het leger te zenden om
de Polen te helpen, of te sterven. De koning zag direct dat hij een
krankzinnige voor zich had, toonde zich bereid om aan zijn verlangen te
voldoen en slaagde er zodoende in hem te ontwapenen.
In zijn gekkenpraat begon Farini uit te roepen: "Groot en edelmoe-
dig is Frankrijk, zie, zijn legers doorkruisen Europa. Polen en Honga-
rije zijn gered: de Paus bestaat niet meer" - De arme gek had een wagon
van de spoorwegen besteld om naar Parijs te gaan en te spreken met Kei-
zer Napoleon III. Toen hij op de avond van 20 maart naar het station ver-
gezeld werd, werd hij in plaats daarvan echter naar het klooster van No-
valesa bij Susa gebracht, dat enige tijd later bestemd werd tot krank-
zinnigengesticht. Dat klooster was een der beroemdste dat de Italiaanse
beschaving kan aanwijzen. Het behoorde toe aan de benedictijnen, die het
door hun vroomheid en geleerdheid onsterfelijke roem verschaft hadden.
Nadat het tien eeuwen lang ook in het buitenland was geëerd, werden zijn
kloosterlingen in 1856 door de Regering in naam van de vrijheid, eruit
verjaagd. Toen het als krankzinnigengesticht was ingericht, was een van
de eersten om er zijn intrede te doen een minister van diezelfde Rege-
ring.
Enkele dagen later werd hij overgebracht naar villa Cristina, dat
een speciaal krankzinnigengesticht was. Daar verbleef de ongelukkige een
tijdje en beweerde bij het zien van de stad Turijn, dat dit Warschau was.
Daar er geen hoop op genezing meer voor hem mogelijk scheen, werd hij
naar Quarto aan zee gebracht. Na een leven erger dan de dood, stierf hij,
afgezonderd van de mensen, op 1 augustus 1866 zonder nog tot het verstand
terug te komen. Temidden van alle rijkdommen die hij had verzameld, had
hij steeds overal verteld arm te willen sterven en zo gebeurde het ook.
In de dagen van zijn jeugd had hij de Kerk en haar trouwste verdedigers
met gal en mirre gedrenkt, hen overstelpt met eerrovende laster. Welnu,
ooggetuigen verklaren dat hij in zijn krankzinnige woede-aanvallen zich
met zijn eigen vuil wilde voeden en zich daar dag en nacht in wentelde.
Moge God hem genadig geweest zijn.
Een niet minder rampzalig lot trof de aanstichters en de uitvoer-
ders van zijn hatelijke bevelen.
Twee van degenen die zich waarlijk buitengewoon ijverig betoond
hadden bij die huiszoekingen en ook bij die ten huize van andere families
in de stad, werden als beloning voor hun politieke ijver kort daarna naar
Bologna gestuurd als afgevaardigden van de openbare veiligheidsdienst.
Terwijl ze daar hun ijver verdubbelden om zich de verleende promotie
waardig te tonen, werden ze, toen ze op een avond rond middernacht van
het politiebureau kwamen, beiden getroffen door de losbranding van een
donderbus die door onbekende hand ontstoken was. Beiden vielen onmiddel-
lijk dood ter aarde.

52.3 Page 513

▲back to top
- VI/513 -
"Een derde", zo schrijft Don Giovanni Turchi, "de meest vijandige
bij deze huiszoekingen, werd jaren later in zijn eigen bureau vermoord
door een ondergeschikte, in Ravenna, als ik het me goed herinner. Door
deze ongelukken of andere, zo zei men toen en zegt men nog steeds, bleek,
dat degene die Don Bosco vervolgt er vroeg of laat moet voor boeten en
slecht aan zijn einde komt."
Don Bosco was echter steeds vol medelijden met zijn tegenstanders,
of het nu openbare of particuliere personen waren. Halen we enkele getui-
genissen aan die mondeling en in geschriften afgelegd zijn:
Don Giovanni Bonetti: "In de dagen waarop onze vijanden ons het
meest bestookten, gaf Don Bosco steeds de raad voor hen te bidden, opdat
hun ogen zouden opengaan en zij hun dwaling zouden inzien. Zo zouden zij
plaats maken voor menselijke gevoelens en de goddelijke barmhartigheid
niet hoeven te ontberen."
Mgr. Cagliero: "In alle worstelingen en vervolgingen gedroeg Don
Bosco zich kalm, ernstig en vol godsvertrouwen, terwijl hij steeds zei:
"Als God deze beproevingen en moeilijkheden voor ons Oratorio toestaat,
betekent dit dat hij er veel goeds uit wil halen. We hebben behoefte aan
moed, offerzin en geduld, maar we moeten steeds op God blijven vertrou-
wen." - Hij voedde geen wrok tegen de vijanden en vervolgers van zijn
werk en nooit hoorde men hem een kwaad woord over hen zeggen. Ik herinner
me dat een van ons, vertoornd om het boosaardige optreden van de autori-
teiten, evenals de zonen van Zebedeüs de bliksem van de hemel had willen
zien nederdalen op de initiatiefnemers van al de kwellingen. Maar de die-
naar Gods zei dan glimlachend en rustig: "Och! Jullie zijn nog jongens;
men moet alles aan de Heer overlaten! Hij die dat toelaat zal hun boze
plannen wel weten te verijdelen. Intussen moeten wij bidden en niet bang
zijn." - Toen hij later hoorde hoe slecht het degenen vergaan was die
zich tegen het werk van het Oratorio gekeerd hadden, en welke ongelukken
hen getroffen hadden, zei hij met ten hemel geslagen ogen: "O, hoe ver-
schrikkelijk is toch het vonnis waarmee God degenen straft die ons Orato-
rio vervolgen! Moge de Heer barmhartig zijn voor hun zielen." - Belasterd
door de kranten, zoals de Gazzetta del Popolo te Turijn, stond hij niet
toe dat men hen zou antwoorden, noch dat men wraakgevoelens zou koesteren
tegenover die kladschrijvers, noch dat men woorden zou uiten die op de
een of andere manier beledigend voor hen zouden kunnen zijn of voor dege-
nen die hen inspireerden. Hij was echter gewoon te zeggen: "Och, heb toch
geduld! Ook dit gaat voorbij! Het zijn goede mensen! Als ze het ook al
opnemen tegen Don Bosco die niets anders wenst dan goed te doen! Zouden
we dan moeten toelaten dat ze hun ziel verliezen! Tegenstanders tegen wil
en dank van het werk van God! Hij zal hun doeleinden wel onschadelijk
weten te maken!"
Kanunnik Anfossi: "Het gebeurde verscheidene keren dat ik hem, als
ik hem had zien omgaan met bepaalde verdachte vrienden, de raad gaf:
"Maar, die en die is u immers niet goed gezind!" - Waarop hij antwoordde:

52.4 Page 514

▲back to top
- VI/514 -
"Dat geloof ik niet, want hij is een paar keer bij me geweest om jongens
bij me aan te bevelen en ik heb al het mogelijke gedaan om hem tevreden
te stellen." - Zo sprak hij steeds wanneer er gesproken werd over zijn
tegenstanders die kwaad van hem spraken. - "Ze spreken zo en oordelen zo,
omdat ze Don Bosco niet kennen; gewoonlijk zijn ze nooit naar het Orato-
rio gekomen; want als ze er gekomen waren, dan zouden ze geen tegenstan-
ders meer zijn." - Hij kon het moeilijk geloven wanneer men hem verzeker-
de dat de een of ander zijn vijand was.”
Don Dalmazzo: "Iets wat me dikwijls getroffen heeft was, te zien
hoe hij vriendelijk en met de grootste minzaamheid omging met personen
van wie heel goed bekend was dat ze zijn tegenstanders waren, zijn insti-
tuut in diskrediet brachten, kwaad over hem spraken en schreven, en din-
gen vertelden die niet waar waren. Men vroeg eens waarom hij zich zo min-
zaam toonde tegenover die vijandige personen en hij antwoordde: "Omdat
het onze plicht is iedereen lief te hebben ook onze vijanden." - En wan-
neer het machtige mensen betrof die tot de regering behoorden, voegde hij
erbij: "En ook ne noceant. "Ik heb ook opgemerkt dat hij tegenover be-
paalde jongens op dezelfde manier te werk ging. Het waren jongens die hij
vele jaren opgevoed en onderhouden had, die hij verscheidene graden had
laten behalen en die eenmaal buiten het Oratorio, door partijdigheid,
menselijk opzicht of politieke overtuiging zijn vijanden geworden waren.
Don Bosco sprak steeds ten goede voor hen, trad hen liefdevol tegemoet
wanneer hij hen aantrof en bezorgde sommigen van hen eervolle en winstge-
vende posities nadat ze hem zo onfair behandeld hadden.
"Een van dezen, die hem jarenlang ernstige beledigingen had aange-
daan en schade berokkend, en zich steeds op verre afstand van hem had ge-
houden, kwam hem tegen het einde van het middagmaal opzoeken om hem over
een van zijn zaken te spreken, maar stellig niet om hem vergiffenis te
vragen. De bediende meldde hem aan, en wij, die erbij tegenwoordig waren,
waren nieuwsgierig die ontmoeting mee te maken. Bij het horen van de naam
antwoordde Don Bosco heel rustig: "Wat komt die hier doen?... Zeg hem dat
hij me met rust laat." - Maar de ander kwam onverwachts en onmerkbaar de
zaal in: "Don Bosco"! zei hij. Don Bosco sprong niet op, zijn gelaat
kreeg geen andere kleur, hij maakte geen beweging van ongeduld en riep
alleen uit: "Hé, bent u hier?" - En sprak met hem alsof ze steeds in de
beste verstandhouding tot elkaar gestaan hadden."
Don Cerruti Francesco: "Hij kende geen nijd en geen wrok. Dat is
de overtuiging van allen die hem van dichtbij gekend hebben. Zijn wraak
bestond erin te proberen zijn vijanden een dienst te bewijzen, en hij
was erg blij als de gelegenheid daartoe zich voordeed. Op die manier
stemde hij hen even gunstig voor zich, en maakte hij hen tot weldoeners,
zoals ze eerst zijn tegenstanders waren geweest."
Don Rua, Don Berto en Don Turchi verklaren eenstemmig:
Don Bosco gaf een teken van zijn grote liefde door het vergeven van

52.5 Page 515

▲back to top
- VI/515 -
openlijke en persoonlijke beledigingen, door degenen die hem beledigden
met zachtmoedigheid te bejegenen en voor hen te bidden. Hij onthield de
beledigingen die hem waren aangedaan, niet. Sprekend tot zijn leerlingen
gaf hij hun onder meer deze normen: "Wees altijd gemakkelijk bereid om
goed te oordelen over uw evenmens, en wanneer ge niet anders kunt, oor-
deel dan goed over hun bedoelingen en laat dat tenminste een veront-
schuldiging voor hen zijn. Kom nooit terug op al vergeven beledigingen.
Doe iedereen goed, en niemand kwaad." - Hijzelf gedroeg zich inderdaad
uiterst zachtmoedig wanneer het gebeurde dat hij schade leed in zijn wer-
ken of in zijn jongens. Hij liet weliswaar zijn rechten gelden, maar
hield nooit een persoonlijke wrok na, zelfs zegende hij desgevraagd die-
genen die hem schade berokkend of beledigd hadden. Tot degene die bereid
scheen een slechte behandeling te wreken, zei hij: noli vinci a malo,
sed vince in bono malum.
"Deze beoefening van de zachtmoedigheid, die bij hem tot de graad
van heldhaftigheid uitgroeide, was de oorzaak van zijn aanhoudende diepe
gemoedsrust, die hem er steeds toe bracht alles te doen alsof er op dat
ogenblik niets anders te doen was. Deze gemoedsrust ook deed hem slagen
in alles wat hij ondernam, tot verwondering van velen die hem kenden.
Hij bleef onverstoorbaar, niet alleen onder tegenspraak en afkeuringen,
maar ook tegenover de lofredenen die zo een verleidelijke aantrekkelijk-
heid hebben op de geest. Eens riep hij in onze tegenwoordigheid uit:
"Spreek maar kwaad of goed van me, zoals het uitkomt, mits het kwaad of
goed spreken over mij maar tot heil strekt van enkele zielen. Op die ma-
nier is lof of blaam me steeds even lief."

52.6 Page 516

▲back to top
- VI/516 -
H O O F D S T U K LI
DON BOSCO WORDT UITGENODIGD OM EEN COLLEGE TE STICHTEN IN
MIRABELLO - HIJ KRIJGT LAST VAN EEN GEZWEL IN DE HALS; HIJ
BIDT NIET VOOR ZIJN GENEZING - HIJ VALT IN ZWIJM TE SAN
IGNAZIO - BEKERING VAN EEN JONGE RIDDER - DON RUA IN
RETRAITE IN HET HUIS DER LAZARISTEN EN EDELMOEDIGHEID VAN
KANUNNIK VOGLIOTTI - RAMPSPOEDIG EINDE VAN HET SCHOOLJAAR
TE GIAVENO - NIEUWE STAPPEN VAN DE VICARIS-GENERAAL BIJ
DON BOSCO OPDAT DEZE DE LEIDING VAN DIT SEMINARIE OP ZICH
ZOU NEMEN - ONDERHANDELINGEN MET HET GEMEENTEBESTUUR VAN
GIAVENO EN BRIEF VAN DON BOSCO AAN KANUNNIK VOGLIOTTI MET
ZIJN VOORSTELLEN - IN EEN ANDERE BRIEF NEEMT DON BOSCO DE
UITNODIGING AAN OM DE KANUNNIK NAAR GIAVENO TE VERGEZELLEN
TEN EINDE TOT EEN OVEREENSTEMMING TE KOMEN MET HET
GEMEENTEBESTUUR: DE OVEREENKOMST MISLUKT - HEILIGE WIJDING
EN EERSTE MIS VAN DON RUA - EEN MENING VAN DON BOSCO OVER
HET GEBRUIK OM ELKAAR TE KUSSEN ALS TEKEN VAN VRIENDSCHAP.
Gebeurtenissen van groot belang voor de nieuwe Congregatie begon-
nen zich in de maand juli te ontwikkelen. Don Bosco had vele uitnodigin-
gen ontvangen om zijn apostolaat onder de jongens niet te beperken tot
het diocees van Turijn alleen. Hij zou gaarne ingegaan zijn op de vele
aanvragen die hij ontving uit Monferrato om in die streek met de hulp
van enkele liefdadige personen een college te vestigen, maar hij wacht-
te totdat de goddelijke Voorzienigheid hem de tijd en de plaats zou aan-
wijzen. Plots kwam in die dagen Don Felice Coppo, pastoor van Mirabello
in het diocees Casale in het Oratorio aan, en drong aan op de bouw van
een school en op een klooster in zijn parochie. Don Bosco raakte over-
tuigd door zijn uiteenzettingen, die mede ondersteund werden door de se-
minarist Francesco Provera, en stemde erin toe de grondslag van die be-
sprekingen te bestuderen, hoewel hij lichamelijk heel goed de gevolgen
bespeurde van al de strijd en moeite die hij zich in dat jaar had moeten
getroosten. Daarenboven had er zich een dik gezwel in zijn hals gevormd
dat hem veel last en pijn bezorgde.

52.7 Page 517

▲back to top
- VI/517 -
Don Felice Coppo, die hem zo zag lijden, zei tot hem: "Maar u, die
er toch zoveel genezen hebt door bemiddeling van Onze-Lieve-Vrouw, waarom
vraagt u Haar niet om genezing?"
"Kijk", antwoordde Don Bosco: "als ik wist dat een Weesgegroet
voldoende zou zijn om me te genezen, nog zou ik het niet bidden. Laten
we Gods wil geschieden."
Toen deze zaak afgehandeld was, ging Don Bosco zonder acht te
slaan op zijn pijnlijk ongemak naar San Ignazio voor de retraite, vast-
besloten zich er met biechthoren bezig te houden. De seminaristen Bogge-
ro, Durando en Francesia had hij meegenomen. Bij de klokslag voor de
dienst begaf Don Bosco zich naar de kerk. Dicht bij hem in de buurt zat
een jonge ridder, die hem niet onbekend was, en die lange tijd in de bui-
tensporigste avonturen verwikkeld was geweest. Hij was in San Ignazio om
zijn bedroefde moeder een genoegen te doen. Zij had hem beloofd zijn
schulden voor hem te betalen. Welnu, op zeker ogenblik voelde Don Bosco
dat hij geen kracht meer had om geknield te blijven gedurende de hele
plechtigheid en daar het gezwel was opengegaan, viel hij in zwijm.
De ridder, die Don Bosco zag bezwijmen, voelde zich door medelij-
den bewogen, zoals hij er nog nooit een gevoeld had. Hij nam hem in zijn
arm en droeg hem voorzichtig naar de kamer. Door de goede zorgen die hij
aan hem besteedde kwam Don Bosco spoedig bij. Toen Don Bosco bij kennis
kwam, zag hij aan het voeteinde van het bed de ridder staan huilen.
Hij riep hem bij zich, greep hem bij zijn baard, trok hem dicht
tegen zich aan en zei met een vriendelijke en genegen klank in zijn
stem: "Zo, nu bent u in mijn handen! Wat moet ik doen?" - Hij voegde er
nog een paar woorden aan toe en de adellijke jongeling werd, ontroerd
door deze werkelijke vaderlijke genegenheid, op dat ogenblik inderdaad
geheel aan hem onderworpen.
Hij gehoorzaamde aan de impuls van de genade, biechtte en met hei-
lige voornemens van volharding en geloof zwoer hij zijn verknoeid leven
af.
Don Bosco beantwoordde vanuit San Ignazio de brieven die de jon-
gens hem toestuurden vanuit het Oratorio of vanuit hun dorpen. Hier vol-
gen er enkele.
" De Heer Stefano Rossetti, student eerste klas retorika Montafia.
" Zeer beminde zoon,
"
"
De brief die je me geschreven hebt, heeft me oprecht ge-
" noegen gedaan. Je hebt erdoor getoond dat je begrepen hebt welke
" mijn gevoelens zijn tegenover jou.
"
Zeker, mijn beste jongen, ik ben je van ganser harte gene-
" gen, en mijn liefde is erop gericht te doen wat ik kan om je vor-

52.8 Page 518

▲back to top
- VI/518 -
" deringen te doen maken bij de studie en in de godsvrucht, en je op
" de weg naar de hemel te leiden.
"
Herinner je je de vele raadgevingen die ik je menigmaal
" heb gegeven, wees opgewekt, maar je opgewektheid moet waarachtig,
" zijn zoals die van een geweten dat vrij is van zonde. Studeer om
" rijk te worden, maar rijk aan deugden, want de grootste rijkdom
" is de heilige vreze Gods. Vlucht de ondeugenden, wees vriend met
" de goeden, vertrouw je toe in handen van je heer pastoor, volg
" zijn raadgevingen en alles zal goed gaan.
"
Groet je ouders van me. Bid de Heer voor mij en terwijl God
" je ver van mij verwijderd houdt, bid ik Hem dat hij je steeds mag
" behoeden totdat je weer bij ons bent. Ik verblijf met vaderlijke
" genegenheid,
"
" S.Ignazio bij Lanzo, 25 juli 1860. Bosco Giovanni, pr.
" Aan de Heer Domenico Parigi.
" Parigi fili mi,
"
"
Si vis progredi in viam mandatorum Dei perge quemadmodum
" aliquo ab hinc tempore cepisti. Quod si volueris animam tuam
" pretiosis margaritis exornare, amicitiam institue cum humilitate,
" caritate et castitate. Eo sanctior eris quo strictior erit haec
" amicitia.
"
Ora pro me. Vale.
"
" S.Ignatii, 25 julii 1860
Bosco Giovanni, Sac.
" Aan de Seminarist Giovanni Anfossi.
" Dilecto filio Anfossi salutem in Domino.
"
"
Ut recipiam fratrem tuum domi apud nos per epistolam pos-
" tulasti. Hic et nunc absolutum responsum dare non possem; sed
" cum venero ad te disponam quomodo satius in Domino fieri potuerit.
"
Interim, fili mi, praedica verbum importune et opportune,
" argue, obsecra, increpa in omni patientia et doctrina. At cave
" a magistris, et sunt9 qui a verbo Dei auditum avertunt, ad fabu-
" las autem convertunter; hos devita. Audi constanter verba oris
" mei et spera in Domino esse futura verba et monita salutis.
"
Ora pro me. Vale.
"
" S.Ignatii apud Lanceum, 25 julii 1860. Bosco Giovanni, Sac.

52.9 Page 519

▲back to top
- VI/519 -
" Aan de Heer Giovanni Garino,
" Garino fili mi,
"
"
Magnum rem, fili mi, obtulisti per epistolam tuam; in manus
" meas voluntatem tuam commendasti; hoc frustra non erit. Praebe mihi
" etiam cor tuum; et ego duo tibi promitto. Rogabo Dominum ut quoti-
" die intendat in adiutorium tuum, et totis viribus agam ut cor tuum
" semper immaculatum coram Domino permaneat.
"
Bono animo esto; res magni momenti te expectat: cum venero
" apud te nexum resolvam.
"
Ora pro me ne in vacuum gratiam Dei recipiam. Vale.
"
" S.Ignatii apud Lanceum, 25 julii 1860.
Bosco Giovanni, sac.
" Aan de Seminarist Ghivarello Carlo.
" Dilecto filio Ghivarello salutem in Domino,
"
"
Si propter dentis deficientiam verborum articulatio et
" pronun-iatio impeditur, uitique tibi concedo ut eidem alium ab ar-
" tis perito substituere valeas. Cave tantum ne res melioris boni
" gratia incoepta in pejus vertatur.
"
Interim, fili mi, praebe teipsum exemplum bonorum operum.
" Cura ut scientia, gratia, et benedictio Dei quotidie augeatur in
" corde tuo, adeo ut eas de virtute in virtutem donec videas Deum
" Deorum in Sion.
"
Ama me in Domino, sicuti ego amo te. Vale.
"
" S.Ignatii apud Lanceum, 25 julii 1860.
Bosco Giovanni, Sac.
" Aan Don Michele Rua.
" Dilecto filio Rua Michaeli salutem in Domino,
"
"
Litteris gallicis conscriptam epistolam ad me misisti; et
" bene fecisti. Esto tantum lingua et sermone; sed animo, corde et
" opere Romanus intrepidus et generosus.
"
Scito ergo et animadverte sermonem. Multae tribulationes
" te expectant; sed in his magnas consolationes dabit tibi Dominus
" Deus noster. Praebe teipsum exemplum bonorum operum; vigilia in
" petendis consiliis; quod bonum est in oculis Domini constanter
" facito.
"
Pugna contra diabolum; spera in Deo; et si quid valeo
" totus tuus ero.
"
Gratia Domini N.J.C. sit semper nobiscum. Vale.
"
" S.Ignatii apud Lanceum, 27 julii 1860.
Bosco Giovanni, sac.
Don Rua bevond zich in die dagen voor de retraite in het huis van
de lazaristen te Turijn om zich voor te bereiden op de heilige priester-
wijding.

52.10 Page 520

▲back to top
- VI/520 -
Kanunnik Vogliotti betaalde voor hem aan deze kloosterlingen niet alleen
de vastgestelde kosten voor die tien dagen retraite, zoals hij al eerder
gedaan had voor de wijding tot subdiaken en diaken, doch betaalde bijna
het hele vrij aanzienlijke bedrag, verschuldigd aan de koninklijke kanse-
larij voor de verkregen bewilliging in de door Rome verleende ontheffing.
Dat blijkt uit een brief van Don Rua, geschreven om genoemde kanunnik te
bedanken, die met deze edelmoedige geste een daad van naastenliefde ver-
richtte en tegelijkertijd nog een ander verheven doel nastreefde, name-
lijk Don Bosco te doen besluiten ten gunste van Giaveno.
Don Bosco had immers nog niet besloten het seminarie over te nemen.
Op het einde van het schooljaar 1859-1860, nog voor 12 augustus, datum
waarop volgens het reglement het seminarie gesloten werd, telde dat nog
weinig leerlingen. Toen ze het seminarie verlieten, hadden de oversten
meegedeeld dat de klassen het volgende jaar misschien niet zouden her-
opend worden.
Alle hoop om dit instituut waar zoveel geestelijken hun eerste op-
voeding gekregen hadden, nieuw leven in te blazen scheen vervlogen. Dat
ging Mgr. Fransoni erg ter harte, maar vanwege de afstand kon hij zich
over de zaak geen oordeel vormen en liet bijgevolg de oplossing van het
vraagstuk geheel over aan de vicaris-generaal. De vicaris zag toen geen
andere mogelijkheid dan nog eens aan te dringen bij Don Bosco. De faam
die deze man en zijn zonen genoot, gaf hem vertrouwen dat hij dit semi-
narie weer tot een bloeiend leven zou kunnen brengen en voor de Kerk be-
houden. Sprekend uit naam van de aartsbisschop verzocht hij hem de op-
dracht te willen aanvaarden. Don Bosco ging in op het verlangen van zijn
overste en nam het aanbod van ganser harte aan. Hij was heel blij op die
manier veel beter te kunnen meewerken voor het welzijn van het aartsbis-
dom, echter niet zonder bepaalde voorzichtige reserves, zoals we nog zul-
len zien.
Daarom brak hij de onderhandeling met het convict van Cavour af,
met het verzoek deze op een ander tijdstip te hervatten. Maar hij moest
meer dan een maand wachten op het antwoord van het gemeentebestuur van
Giaveno, waarzonder het niet goed mogelijk was een definitieve beslis-
sing te nemen. Dat bereikte eindelijk de curie met een geschreven ont-
werp van een overeenkomst, zoals Don Bosco met de burgemeester had afge-
sproken. Kanunnik Vogliotti stuurde het, na bestudering naar Lanzo, waar
Don Bosco zich bevond. Deze zond het hem terug met de volgende overwegin-
gen.
"
Hoogeerwaarde Heer Rector,
"
"
Ik heb aandachtig kennis genomen van het antwoord, of beter
" van het ontwerp van het gemeentebestuur van Giaveno, en hoewel ik
" daarin de goede wil bespeur en, wat mij betreft de bereidheid tot
" een quid quid valeo, toch kan ik me niet verplichten tot het be-
" drag van duizend frank en al de kosten garanderen die er nog bij
" zouden komen.

53 Pages 521-530

▲back to top

53.1 Page 521

▲back to top
- VI/521 -
"
Het enige dat mij mogelijk schijnt, is namelijk de mo-
" gelijkheid bestuderen om een seminarie in te richten uitsluitend
" voor jongens die naar de geestelijke staat verlangen, en afzien
" van iedere onderhandeling met bovengenoemd gemeentebestuur, waar-
" door men de volle vrijheid behoudt voor het aanstellen van de
" leraren, zodat men zich tot enkele gediplomeerden kan beperken.
"
Wanneer de zaken zo verlopen, zou men, naar mijn mening,
" een proef kunnen nemen voor een jaar en zien hoe de goddelijke
" Voorzienigheid over ons beschikken wil. Vrijdag 27 dezer zal
" ik weer in Turijn zijn en ik zal me haasten dan naar u toe te
" komen.
"
God schenke u gezondheid en genade en geloof mij te zijn
" die zich met dankbaarheid noemt,
"
Uw onderdanige dienaar,
" Lanzo, 18 juli 1860.
Bosco Giovanni, pr.
Kanunnik Vogliotti die, als minnaar van de vrede, met het gemeente-
bestuur in botsing vreesde te komen wanneer deze aangelegenheid niet bin-
nen een behoorlijke termijn tot een goed einde was gebracht, besloot zich
persoonlijk naar Giaveno te begeven en te proberen tot een gunstige
schikking te komen voor beide partijen. Het was een noodzakelijke stap,
daar het gemeentebestuur al formeel een aanspraak op dat schoolgebouw
ingediend had bij het Ministerie van Openbaar Onderwijs en daarbij ook
de steun verkregen had van de Minister van Justitie. Men zei dat de
noodzakelijke toestemming al gereed was. Daarom schreef hij aan Don Bos-
co en nodigde hem uit hem naar Giaveno te vergezellen. Don Bosco ant-
woordde hem.
"
Hoogeerwaarde Heer,
"
"
Met oprecht genoegen wil ik met Uw Hoogeerwaarde naar
" Giaveno gaan, maar ik geloof dat dat weinig zal uithalen.
"
De zaak waar het om gaat is deze: Don Bosco werd tot
" tweemaal toe aan een huiszoeking onderworpen en wordt dus door
" de regering verdacht bevonden. Het gemeentebestuur zou zich heel
" graag van deze aanbieding willen ontdoen die zij het eerst aan
" Don Bosco heeft laten doen.
"
Wanneer ik ook al naar Giaveno zou gaan en het seminarie,
" op goedvinden van mijn oversten, mij zou toevertrouwd worden, dan
" zouden we waarschijnlijk voortdurend in botsing komen met al dege-
" nen die... enz.
"
Ik heb gemeend goed te doen met U op de hoogte te brengen
" van deze overwegingen, doch ben bereid alles te doen wat ik kan,
" om U in alles te steunen wat U zou kunnen toeschijnen de meerdere
" eer van God en het heil der zielen te dienen.
"
Met de meeste hoogachting en van dankbaarheid vervuld,
" verblijf ik,
"
Uw dw. dienaar,
"
Bosco Giovanni, pr.

53.2 Page 522

▲back to top
- VI/522 -
Op 27 juli kwam Don Bosco, in gezelschap van zijn drie seminaris-
ten van San Ignazio, naar beneden om gevolg te geven aan de uitnodiging
van kanunnik Vogliotti om zich met hem naar Giaveno te begeven. Men kon
echter niet tot een besluit komen, daar de heren van de gemeenteraad
voet bij stuk hielden en de voorgestelde overeenkomst niet wilden wij-
zigen met als reden: de beperktheid van de financiële middelen. Don Bos-
co brak toen alle onderhandelingen af.
Don Michele Rua werd op zondag, de 29ste, tot priester gewijd door
Mgr. Balma, in Caselle, op het zomerverblijf van baron Bianco di Barba-
nia, genaamd Sant'Anna. In de kapel van deze vooraanstaande weldoener en
vriend van Don Bosco fungeerden de seminaristen Durando en Anfossi als
misdienaars.
Op 30 juli droeg Don Rua in het Oratorio, zonder bijzondere plech-
tigheid zijn eerste mis op en 's avonds hield hij, in plaats van Don
Bosco, de kleine toespraak na het avondgebed. Hierin toonde hij zich ont-
roerd en erkentelijk voor de feestelijke ontvangst. Dringend verzocht hij
allen om voor hem tot Jezus en Maria te bidden om hem bijstand te verle-
nen, opdat hij op waardige wijze de ernstige last zou dragen die zijn
nieuwe waardigheid als priester hem oplegde. Die dag verdrongen de leer-
lingen zich aanhoudend om hem heen om hem vol genegenheid de hand te kus-
sen. Deze verschuldigde handeling deed onder de seminaristen een vraag-
stuk ontstaan over de gewoonte, ofwel het gebruik, om elkaar in bepaalde
omstandigheden te kussen. "Op 31 juli", zo vermeldt de kroniek, "werd Don
Bosco, die toen in het huis terugkeerde, wat dat betreft ondervraagd en
hij gaf het volgende antwoord: - 1. Wanneer het gaat om vader en moeder
of om iemand die zich ten opzichte van ons als een genegen vader ge-
draagt, ontvangen en beantwoorden wij de kus.
2. Wij kussen wanneer het nuttig en gepast is, als men door dit
gebaar zou willen te kennen geven dat men niet een hekel aan iemand heeft
of zich niet afkerig van hem toont, steeds echter met uitsluiting van
personen van het andere geslacht.
3. Evenzo wanneer het een bevriende persoon betreft die we sinds
lang niet gezien hebben. Overigens verbieden allen die een gemeenschap
besturen en werken aan de opvoeding van de jeugd, dat men de handen op
elkaars rug legt, elkaar kust en elkaars handen grijpt, met uitzondering
van het geval dat men afscheid neemt voor een lange reis, ofwel wanneer
men elkaar na een lange afwezigheid weer terugziet."

53.3 Page 523

▲back to top
- VI/523 -
HOOFDSTUK
LII
DE NAAMDAG VAN DON ALASONATTI - DE PLECHTIGE MIS VAN DON
RUA IN HET ORATORIO; FEESTELIJKHEDEN; VOORSPELLINGEN;
LOFSPRAKEN - MARKIES EN MARKIEZIN FASSATI BENOEMD TOT
PATROONS VAN HET MARIA-ALTAAR IN DE KERK VAN VALDOCCO -
DE DROOM VAN DE VEERTIEN TAFELS : VERKLARINGEN - DON
BOSCO VERTREKT NAAR STRAMBINO; GESPREKKEN IN DE TREIN;
VRAAGT EEN AALMOES VOOR DE LOFREDE OP SINT-ROCHUS - DE
DERTIGSTE STERFDAG VAN DON CAFASSO IN DE KERK VAN DE H.
FRANCISCUS VAN ASSISI: DON BOSCO SPREEKT EEN LIJKREDE
UIT; ZIJN VOORTDURENDE HERINNERING AAN DE BEMINDE
WELDOENER - GARDIBALDI TE NAPELS - INVASIE VAN DE
PIEMONTEZEN IN DE MARKEN EN IN UMBRIE; SLAG VAN
CASTELFIDARDO EN INNAME VAN ANCONA - RAADGEVING VAN DON
BOSCO AAN DE SOLDATEN DIE NAAR DEZE OORLOG VERTREKKEN -
KARDINAAL DE ANGELIS GEVANGENE TE TURIJN - HET
PIËMONTESE LEGER IN HET GEBIED VAN NAPELS: OVERWINNING
BIJ DE GARIGLIANO EN BEZETTING VAN CAPUA -
HET LOT VAN OOSTENRIJK.
Op 3 augustus werd in het Oratorio de naamdag van Vittorio Ala-
sonatti gevierd. Deze jaarlijks terugkerende demonstratie van erkente-
lijkheid, had onmiddellijk na het ontbijt plaats, daar de goede prefect
zich naar San-Ignazio moest begeven om biecht te horen. In die dagen
kwam een groot aantal gelovigen bij wijze van pelgrimstocht naar het
heiligdom.
Op zondag, de 5de, feest van Onze-Lieve-Vrouw ter Sneeuw, werd
de eerste plechtige mis opgedragen door Don Rua. Hij werd daarbij gehol-
pen door Don Bosco. Al de jongens, studenten zowel als werkende jongens,
hadden niet nagelaten te communie te gaan, daar ze wisten dat de nieuwe
priester niets liever verlangde. Het was zo een groot feest, dat men het
zich niet kan voorstellen als men er niet bij aanwezig was. Een koorts-
achtige geestdrift had zich van alle leerlingen meestergemaakt, omdat ze
geen geschikte manier konden vinden om hun genegenheid voor Don Rua tot
uitdrukking te brengen. Ook de externe jongens boden hem bloemen aan. In

53.4 Page 524

▲back to top
- VI/524 -
de academische zitting werden zevenentwintig nummers opgevoerd, waaronder
een gedicht dat in de trant van Petrarca van de seminarist Francesia
vooral opviel. In die academie hoorde men merkwaardige dingen. De semi-
narist Francesco Vaschetti las o.a. de volgende zinnen als lofprijzin-
gen:
"Gij zijt het voorbeeld voor de priesters, de meester in deugd en
kennis voor de seminaristen, de raadgever voor de studenten, de gids voor
de vaklieden, de troost voor de zieken, de opbeuring voor wie verdriet
hebben, de vreugde voor allen. U tenslotte, bemind en bewonderd door
allen, draagt in u het hart van een tweede Don Bosco, en nu al wijzen
allen u aan als zijn waardige opvolger."
Een dichter besloot zijn ode met deze woorden:
Gij die voor ons, ondankbare jongens, dermate
Christus'oneindige liefde toont,
zult, zo doet bij ons het gerucht de ronde
eens Don Bosco's opvolger zijn.
De hele dag hoorde men roepen: "Leve Don Rua!" Hijzelf deed zijn
best om te proberen die ovaties op Don Bosco over te dragen. Het was een
levendig beeld van de triomf van de naastenliefde. Don Rua noemde de jon-
gens in zijn toespraak bij het einde van de academie zijn broeders, be-
dankte hen, vroeg hun gebed en vergiffenis als hij soms de een of ander
had moeten terechtwijzen voor diens eigen welzijn. Hij beloofde hun te-
vens een onwankelbare genegenheid en verzocht hen dringend om hem in op-
recht vertrouwen te waarschuwen als het wel eens de schijn mocht hebben
dat hij zijn belofte niet nakwam. Hij eindigde met Don Bosco te huldigen
als hun aller beminde vader.
Van nu af aan hield Don Rua een groot deel van het bestuur van
het Oratorio met zijn onverstoorbare karaktervastheid in handen. In hem
verenigden zich de meest voortreffelijke hoedanigheden met een grote ne-
derigheid. Zijn geest was de meest rechtschapene en praktische die denk-
baar was. Don Bosco die hem kende en wel wist dat hij in staat was zich
door de moeilijkheden heen te slaan, liet al spoedig grote bevoegdheden
aan hem over voor het nemen van initiatieven in het werk, ofschoon hij
nooit de meest strenge gehoorzaamheid verwaarloosde. Deze schitterende
deugd deed Don Bosco vaak van hem zeggen: "Don Michele zou mirakelen kun-
nen doen als hij wilde."
Diezelfde dag wilde Don Bosco een plechtig bewijs van erkentelijk-
heid geven aan een familie van vooraanstaande weldoeners die deel geno-
men hadden aan de vreugde van het Oratorio voor het feest van Don Rua.
Hij benoemde hen tot de patroons van een altaar in zijn kerk. Hier is
het betreffende document.

53.5 Page 525

▲back to top
- VI/525 -
" Schenking van het patronaat ten gunste van de heer markies Dome-
" nico Fassati en van mevrouw de markiezin Maria De Maistre.
"
"
"
Om een teken van dankbaarheid te geven tegenover de echtgeno-
" ten Domenico en Maria Fassati, voor de liefdadige bijdragen die
" zij op verschillende tijdstippen ten gunste van de arme jongens
" van het Oratorio van de H. Franciscus van Sales geschonken hebben,
" heeft de ondergetekende uit vrije wil besloten hun het patronaat
" te schenken.
"
Daar bovengenoemd echtpaar met aanzienlijke bijdragen heeft
" meegewerkt tot de bouw en de versiering van de kerk van het Orato-
" rio van de H. Franciscus van Sales, de bouw van de muren geheel
" voor zijn rekening genomen heeft, evenals van de vloer, de alta-
" ren,de balustrade en daar zij nog voor een prachtig beeld van Onze-
" Lieve-Vrouw met het Kind gezorgd hebben en eveneens voor de aan
" Haar toegewijde kapel, benoemt de ondergetekende, directeur van
" de kerk en van het ertoe behorende huis, markies en markiezin Do-
" menico en Maria Fassati en hun erfgenamen tot patroons van de ge-
" noemde kapel van Onze-Lieve-Vrouw. Hij verleent hun de bevoegdheid
" deze te verfraaien, te versieren en er iedere plechtigheid in te
" laten vieren die volgens hen strekt tot meerdere eer van God en
" het heil der zielen.
"
De patroons aan hun kant verplichten zich in ieder geval het
" altaar in een behoorlijke staat te handhaven, opdat het zou kun-
" nen dienen voor de eredienst.
"
Dit document, voorzien van het zegel van het Oratorio, worde
" gezonden aan de nieuwe patroons om voor hen en hun erfgenamen te
" kunnen dienen, telkens als zij gebruikt zouden willen maken van
" enig recht binnen de beperkingen en in de vorm zoals omschreven.
" Doch zowel ondergetekende als de patroons onderwerpen zich aan wat
" voorgeschreven wordt door de canons en door onze Moeder de Heilige
" Kerk, van wie de ondergetekende en de patroons zich de gehoorzame
" kinderen verklaren.
"
" Turijn, 5 augustus.
" Feest van Onze-Lieve-Vrouw ter Sneeuw, 1860. Bosco Giovanni, pr.
De markies voorzag in alle toekomstige eventuele behoeften van die
kapel met een bedrag.
Don Bosco besloot het feest door 's avonds de volgende droom te
vertellen.
"
Al mijn jongens waren op een plaats, zo liefelijk mooi als
" in het paradijs, gezeten aan tafels. Deze stonden elk op een der
" terrassen, die steeds maar hoger klommen zodat men er de top bij-
" na niet meer kon van zien. Er waren veertien lange tafels in dat

53.6 Page 526

▲back to top
- VI/526 -
" uitgestrekt amfitheater opgesteld en in drie vakken verdeeld
" door een steunmuur die een soort van afbakening vormde.
"
Beneden aan een tafel die op de naakte grond geplaatst
" was,die geen enkele versiering vertoonde en waar geen porselein
" op stond, zag men een zeker aantal jongens. Ze waren terneer-
" geslagen, aten met tegenzin en hadden brood voor zich liggen in
" de vorm van soldatenrantsoenen, maar helemaal oud en beschimmeld.
" Het brood lag op tafel temidden van een hoop vuil en eikels. De
" arme jongens stonden er omheen als vuile varkens rond de trog. Ik
" wilde hun zeggen dat brood weg te gooien; maar niettemin stelde
" ik me tevreden met te vragen, waarom ze zo een onsmakelijk maal
" voor zich hadden. Ze antwoordden me: "We moeten het brood eten
" dat we onszelf hebben toebereid en we hebben geen ander." - Dat
" was de staat van doodzonde.
"
Het boek der spreuken zegt in hoofdstuk I: "Ja, deugd heb-
" ben zij versmaad, de vrees voor Jahwe wilden ze niet, ze stoorden
" zich aan geen raad van mij, al mijn vermaningen hebben ze in de
" wind geslagen. Plukken zullen zij daarom de vruchten van hun
" eigen gedrag, zich zat eten aan hun eigen bedenksels."
"
Maar naargelang de tafels hoger stonden, toonden de jon-
" gens zich opgewekter en aten ze beter brood. De schoonheid en
" schittering werd steeds groter. Hun rijk voorziene tafels waren
" bedekt met sierlijk bewerkte tafellakens, waarop kandelaars schit-
" terden en vaatwerk en schalen stonden. In prachtige schotels wa-
" ren heel kostbare spijzen opgediend. Het aantal van die jongens
" scheen heel groot. Het was de staat der bekeerde zondaars.
"
Tenslotte waren de bovenste tafels, op de top, van brood
" voorzien dat ik niet zou weten te beschrijven. Het leek geel,
" het leek rood, en dezelfde kleur als die van het brood hadden
" ook de kleren en het gezicht van de jongens, die allen schitter-
" den in een tintelend licht. Dezen genoten van een buitengewone
" vreugde en elk van hen probeerde deel te nemen aan die van zijn
" kameraden. Hun schoonheid alsook de schitterende tafelpracht
" overheersten verre al degenen die lager dan zij gesteld waren.
" Dat was de staat der onschuld.
"
Van de onschuldigen en de bekeerden verklaart de Heilige
" Geest in het boek der spreuken in hoofdstuk I: "Wie naar mij hoort
" zal veilig wonen, rustig leven zonder vrees voor kwaad."
"
Maar het meest verbazend was dat ik al die jongens, van
" de eerste tot de laatste, herkende elk op zijn plaats.
"
Terwijl ik me verwonderde over het tafereel dat ik niet
" kon begrijpen, zag ik tamelijk in de verte een man. Ik ging naar
" hem toe om hem uitleg te vragen, maar opeens struikelde ik ergens
" en ik werd wakker in mijn bed. Jullie hebben me gevraagd een
" droom te vertellen en dat heb ik nu gedaan. Ik hecht er echter
" niet meer waarde aan dan een dergelijk geval verdient.

53.7 Page 527

▲back to top
- VI/527 -
De volgende dag vertelde Don Bosco aan sommige leerlingen onder
vier ogen, welke plaats deze en gene aan die tafels had ingenomen. Om
aan te duiden in welke rangorde elk geplaatst was, begon hij met de
hoogste tafel en kwam zo steeds lager. Er werd hem gevraagd of men van
een lager staande tafel kon opklimmen naar een hogere. Hij antwoordde
bevestigend, maar met uitzondering van de tafel die boven al de andere
geplaatst was, omdat men daar niet kon terugkeren eenmaal als men zich
daarvan verwijderd had. Het was de plaats die uitsluitend bestemd was
voor degenen die de onschuld van hun doopsel bewaard hadden. Het aantal
dat daarbij aanzat was slechts klein, maar groot was het aantal van de
tweede en de derde plaats.
Don Domenico Ruffino en Don Giovanni Turchi, die er als oorgetui-
gen bij aanwezig waren, hebben een relaas over die droom nagelaten als-
ook de naam van ieder die aan de eerste tafel plaats gevonden had.
Op 15 augustus vertrok Don Bosco van het Oratorio om zich naar
Strambino te begeven. Hij werd vergezeld door Giuseppe Reano, die ons
een schriftelijk relaas heeft nagelaten van deze reis. Nauwelijks be-
vond Don Bosco zich met andere reizigers in de wagen of er kwam een man
binnen die er uiterlijk als een rijke koopman uitzag. Hij begon meteen
te roken, hoewel dat in dat compartiment verboden was. Alvorens de si-
gaar aan te steken, had hij echter aan Don Bosco gevraagd of deze geen
last had van de rook. Don Bosco antwoordde dat hij daar geen last van
had als die meneer een poosje zou roken. De koopman rookte een sigaar
en toen die op was, maakte hij aanstalten om een tweede op te steken.
Toen merkte Don Bosco met zijn gebruikelijke hartelijkheid op: "Neemt
u me niet kwalijk, mijnheer, tot nu toe heb ik de boetvaardigheid be-
tracht door uw rook te slikken. Nu zou ik willen vragen dat u ook een
beetje boete doet door het me te besparen."
"U hebt volkomen gelijk, eerwaarde", antwoordde de koopman en borg
de sigaar weer weg. Tussen beiden ontwikkelde zich een gesprek over Tu-
rijn en over verscheidene andere onderwerpen. Ten slotte begon de koop-
man te spreken over liefdadigheidsinstituten, over de naastenliefde van
de priesters en uiteindelijk over het Oratorio van Valdocco en over Don
Bosco. Hij beweerde dat die brave priester meer dan driehonderd jongens
in zijn huis had en dat deze daar gymnastiek beoefenden die aangepast
was aan hun leeftijd. En wat nog veel belangrijker was, dat het onder-
wijs in dat hospitium goed was, evenals de opvoeding, daar men er zowel
de wetenschap als de moraal beoefende. "De een of andere dag", zo zei
hij, "wil ik toch eens naar die instelling en naar die jongens gaan kij-
ken." - Don Bosco luisterde glimlachend en zweeg. Intussen had de trein
Montanaro bereikt en de brave koopman stapte uit.
Tussen Montanaro en Strambino stapte een andere reiziger in, die
direct op een familiare manier met Don Bosco begon te praten en het
duurde niet lang of ook hij begon, maar op een heel andere manier, te
spreken over de priesters. Hij noemde hen personen die voor de maat-
schappij tot geen enkel nut waren. Ze genoten ja, van hun inkomsten maar
de beginselen van het evangelie leefden ze niet na. Don Bosco onderbrak

53.8 Page 528

▲back to top
- VI/528 -
hem beleefd: "Neemt u me niet kwalijk, maar zou u misschien willen dat er
geen priesters meer op de wereld zouden zijn?"
"0, nee, dat niet", antwoordde de reiziger; "een godsdienst moet er
zeker wel zijn."
"Wat zoudt u dan willen doen?"
"Ik zou ruim de helft van hen uit de geestelijke stand ontzetten."
"En welke van hen? De goeden of de slechten?"
"De slechten."
"En wat zou u met die slechten doen?" "Hun een andere bezigheid
geven." "Kent u veel priesters?"
"Ruim vijftig."
"En kent u de slechten onder die vijftig?" "De helft van hen."
"Zoudt u me hun namen kunnen noemen?" "0, natuurlijk, en van vele
anderen."
Toen haalde Don Bosco zijn zakboekje te voorschijn, en met een
potlood in de hand, gereed om te schrijven, zei hij tot hem: "Noemt u
mij de namen van die priesters en ik beloof u hen uit hun geestelijk
ambt te laten ontzetten." - Bij deze wending van het gesprek vestigden
de andere reizigers de blik op Don Bosco en zijn gesprekspartner, be-
nieuwd hoe die uitdaging zou aflopen. Op de gezichten van allen stond
sympathie voor de priester te lezen.
"Dus"? hernam Don Bosco, terwijl hij zich nog steeds gereed hield
om de namen op te schrijven. - De criticaster begon verlegen te worden
en Don Bosco herhaalde: "Wie zijn die priesters?"
De mijnheer begon zijn snor glad te strijken en stamelend zei
hij: "Ik ken er een die is... nu ja, ze zeggen dat hij een reactionair
is... dat hij geld aan de paus stuurt in plaats van het aan de armen
te geven."
"En de anderen?"
"Een ander is ook tegen de politiek van de regering... een vij-
and van Italië, hij oefent kritiek uit op de wetten die door het parle-
ment worden aangenomen..."
"Maar dat zijn immers geen misdaden"! repliceerde Don Bosco. Die
brave man, die misschien niet veel met priesters was omgegaan, had door
de lectuur van slechte kranten alleen geleerd hen in staat van beschul-
diging te stellen. Nu durfde hij niet verder gaan. Niet wetend hoe hij

53.9 Page 529

▲back to top
- VI/529 -
zich uit de verlegenheid moest redden, besloot hij, ongeduldig geworden
door het aandringen van Don Bosco, zomaar opeens: "Kom, laten we over
wat anders praten!" Don Bosco gaf hem toen een kleine vermaning, aange-
past aan de plaats en aan de persoon, wat een goede uitwerking had op
al zijn medereizigers.
Te Strambino preekte Don Bosco de glorie van de tenhemelopneming
van Maria, en de dag daarna sprak hij de lofrede uit op de H. Rochus,
op het plein voor de kapel die aan deze heilige was toegewijd. De priors
hadden hem gevraagd hoeveel hij als honorarium voor de preek verlangde.
Don Bosco antwoordde dat hij niets verlangde, daar de kerk arm was. Na
afloop van de plechtigheid nodigden ze hem uit met hen mee te gaan om
een beker wijn te drinken en Don Bosco, steeds tot toegeven bereid, zei
met zijn vriendelijke glimlach: "Voor een glaasje ben ik wel te vinden!"
Met talrijke vrienden gingen ze naar het huis van een prior en daar ston-
den taartjes, zoetigheden en verscheidene uitgezochte wijnen. Toen gingen
ze naar het huis van een tweede prior en ook daar zoetigheden en wijnen.
Ten slotte ging het gezelschap notabelen van het dorp naar een grote
zaal, waar in het midden een weelderig gedekte tafel stond. Don Bosco gaf
te verstaan dat hij wilde spreken en met zijn natuurlijke goedmoedigheid
zei hij: "Ik dacht met arme mensen te doen te hebben, maar het komt me
voor dat u rijk bent. Geeft u me daarom de aalmoes die u andere jaren ge-
woon was te geven aan de predikant over Sint-Rochus. Het is niet recht-
vaardig dat ik zou moeten nalaten enige steun te vragen voor mijn arme
zonen." - Men lachte even over die inval en gaf het hem onmiddellijk.
Intussen was er een comité gevormd voor de dertigste overlijdens-
dag van Don Cafasso in de kerk van de H. Franciscus van Assisi, dat voor
het gestelde doel al spoedig 5.000 lire bijeen haalde. Voor het houden
van de lijkrede schenen er twee kandidaten te bestaan, sommigen spraken
zich uit voor kanunnik Giordani, anderen voor Don Bosco. Deze laatste
kreeg uiteindelijk de voorkeur omdat de overste van het Oratorio van Val-
docco de overledene sinds zijn jeugd gekend had en hem gedurende zijn
hele leven vergezeld had.
"Op 30 augustus", aldus Don Ruffino, "werd een prachtige lijk-
dienst voor Don Cafasso gehouden in de kerk van de H. Franciscus van As-
sisi. De kerk was buitengewoon mooi met rouw behangen en pronkte met
kostbare en kunstzinnige draperieën. Professor Don Carlo Ferreri had ge-
zorgd voor de opschriften boven de ingang van de kerk en rondom de kata-
falk. Gedurende de morgen werden er veel missen opgedragen en heel vele
gelovigen gingen te communie ten bate van die gezegende ziel. De jongens
uit het Oratorio kwamen hier eveneens te communie. Kanunnik Anglesio
droeg de hoogmis op. Driehonderd priesters woonden de droeve plechtig-
heid bij, en twee rijen van hen, in koorhemd gekleed, vulden de hele
kerk vanaf het priesterkoor tot aan de deur. Er was muziek gekozen van
maëstro Rossi en hijzelf dirigeerde het grote koor. Uit heel Turijn kwam
een grote menigte toelopen. Na het heilig misoffer hield Don Bosco de
lijkrede en velen weenden zoals hij. Als tekst had hij gekozen de woor-

53.10 Page 530

▲back to top
- VI/530 -
den uit het tweede boek van de kronieken, hoofdstuk 31,20: "Operatus est
bonum et rectum et verum... in universa cultura ministerii domus
Domini."
Het werd een getrouwe uiteenzetting van de deugden en hoedanighe-
den van Don Cafasso.
De Armonia gaf een beschrijving van deze lijkdienst en noemde de
lijkrede: "eenvoudig, beminnelijk, hartroerend, uitgesproken door de
priester Bosco, een van de intiemste volgelingen en vrienden van de
overledene." Het artikel besloot met de verzuchting: "Het is te hopen
dat deze lijkrede spoedig in druk zal verschijnen, samen met de op-
schriften rond de katafalk en boven de kerkdeur."
Er was nog een tweede werkje dat Don Bosco voorbereidde om de na-
gedachtenis van zijn onvergelijkbare meester te vereeuwigen. Hieruit kan
men opmaken dat hij hem als een grote heilige beschouwde. Hij wilde zijn
leven uitvoeriger beschrijven en probeerde getuigenissen van anderen te
verzamelen over zijn gedenkwaardige daden en zijn deugden. Maar daar hij
er zich door zijn vele werkzaamheden later niet meer mee kon bezighou-
den, droeg hij verscheidene theologanten op deze taak te vervullen. Ten-
gevolge van talrijke moeilijkheden kwam het echter niet tot uitvoering.
Overigens hield Don Bosco als aandenken, troost en leidraad,
steeds de regel van het convitto ecclesiastico bij zich. Uit eerbied,
uit dankbaarheid voor de ontvangen weldaden, versierde Don Bosco, met
al die fijngevoeligheid waarin hij zich steeds een meester en een voor-
beeld getoond had, de wanden van zijn kamer met de zorgvuldig bewaarde
platen van Don Cafasso. Hoe dikwijls hoorden de jongens hem niet met
ontroering over zijn tweede vader spreken! Hij stelde hem als hun voor-
beeld, haalde zijn wijze vermaningen aan, vooral de aansporing om zich
te schikken naar Gods wil. "In alles", zo zei hij, "moet men bereid zijn
de wil van God te doen, zodanig dat we uit gewoonte alles nalaten waar-
van we weten dat het niet Zijn wil is; en bereid om alles te doen, wan-
neer het zijn wil maar is en dat ondanks alle moeilijkheden. En om de
wil van God te kennen zijn er drie dingen vereist: bidden, afwachten en
overwegen."
In de kroniek van Don Ruffino leest men, zoals we al zeiden, de
volgende opmerking: "Op 12 april zei Don Bosco in het openbaar: "In de
maand januari zei ik, laten we de maand maart maar eens afwachten, en
thans zeg ik: laten we de maand augustus maar eens afwachten." - Met
deze opmerking had hij antwoord gegeven op de vraag van degenen die wil-
den weten hoe de afloop zou zijn van de gebeurtenissen die Italië in
verwarring brachten en de paus bedreigden. In het Oratorio wachtte men
af en ja, op 19 augustus stak Garibaldi, na de verovering van Sicilië,
met 17.000 vrijwilligers de straat van Messina over en trok hij de Na-
politaanse provincies binnen die geheel in opstand verkeerden door de
bedrijvigheid van de sekten. Te Reggio Calabria vocht de Bourbonse gene-
raal Vial met 30.000 soldaten enkel om de schijn te redden en liet de
vijand de overwinning. Zonder slag of stoot werd Garibaldi in alle ste-

54 Pages 531-540

▲back to top

54.1 Page 531

▲back to top
- VI/531 -
den en dorpen waar hij doortrok, toegejuicht. Op 6 september trok de
verraden koning van Napels zich in Gaeta terug, en op de 7de werd Gari-
baldi triomfantelijk in de hoofdstad ontvangen. Van daar bedreigde hij
de Kerkelijke Staat en benden vrijwilligers en bannelingen trokken er-
binnen. De eerste horde kwam op de 8ste oprukken.
Daartegen kon generaal Lamorcière met 13.000 pauselijke soldaten,
voor een groot deel vrijwilligers en waarvan velen van de eerste adel
uit Frankrijk en België, met succes weerstand bieden, doch opeens maak-
te de Piëmontese regering van het gewenste ogenblik gebruik. Op 27
augustus gaf Napoleon, die officieel verklaard had de rechten van de
paus over de hem gebleven gebieden te willen eerbiedigen, aan minister
Farini, die naar Chambery gekomen was, het gevraagde verlof om de Mar-
ken en Umbrië te bezetten. Hij deed dat met de beroemd geworden bewoor-
dingen: "Doe het vlug, maar houd de handen van Rome af." - Tegelijker-
tijd had hij de paus zijn hulp beloofd en zich bereid verklaard zich met
geweld tegen een Piëmontese invasie te verzetten.
Vertrouwend op deze valse belofte, maakten Lamorcière en zijn
soldaten zich gereed om dapper te vechten toen op 11 september Fanti en
Cialdini met 33.000 manschappen uit Toscane de Kerkelijke Staten binnen-
trokken. Voorafgegaan door 20.000 vrijwilligers en gevolgd door nog
30.000 geregelde troepen, maakten zij zich meester van Pesaro en andere
steden. Op 18 september waren de pauselijke troepen ingesloten te Cas-
telfidardo en op 27 september gaf Ancona zich over, na een bombardement
vanuit de zee en van de landzijde dat acht dagen duurde. Napoleon had
zich non intervento verklaard en de Marken en Umbrië werden bij Piëmont
ingelijfd. Daar begon hij besluiten van de koninklijke commissarissen
Lorenzo Valerio en Pepoli Gioachino met de inbeslagneming van de kloos-
ters.
In die dagen moest Don Bosco een grote voorzichtigheid aan de dag
leggen. Velen waren hem, in ernst of listig, komen vragen, of de Piëmon-
tese soldaten voor hun geweten mochten optrekken en strijden tegen de
verdedigers van de paus, of sommige dienstplichtigen niet beter gedaan
hadden met zich niet in de kazernes te melden en te deserteren. Don
Bosco antwoordde daarop: "Dat zij een goede biecht gaan spreken. Dat is
de beste raad die ik kan geven."
In deze verwarde omstandigheden hadden de bisschoppen, priesters
en kloosterlingen ernstige schade en beledigingen te lijden. Op 28 sep-
tember werd kardinaal De Angelis, aartsbisschop van Fermo, gearresteerd,
om naar Turijn te worden overgebracht. Op 5 oktober kwam hij daar aan
en werd naar de Lazaristen gebracht waar hij de kamers kreeg toegewezen
die nu kardinaal Corsi verlaten had.
Ondertussen trok het Piëmontese leger vanuit de staten van de
paus het koninkrijk Napels binnen om Garibaldi te helpen die door de
Bourbons in het nauw gedreven was. Op 2 november werden dezen bij Ga-
rigliano overwonnen en na een kort beleg werden ze verjaagd uit Capua.

54.2 Page 532

▲back to top
- VI/532 -
Een gedeelte verspreidde zich en een ander gedeelte trok zich terug op
Gaeta bij hun vorst, Francesco II, die door Napoleon verlaten was. Na-
poleon was zelf in de steek gelaten door zijn bondgenoot, Rusland, en
van iedere hoop op steun van Oostenrijk beroofd. Don Bosco had enkele
van zijn meningen over de toekomst van dit laatste keizerrijk uitge-
drukt, maar het is ons niet gegeven geweest daar kennis van te nemen,
ofschoon we er verscheidene, ook van zijn intiemste oud-leerlingen naar
gevraagd hebben. Het blijkt echter uit de kroniek van Don Ruffini in
deze bewoordingen:
"19 september. Don Bosco had de volgende droom:
Ziedaar een grote zegepraal
die volgt op Oostenrijks dapperheid; doch samen met
zijn glorie zal ook zijn troon ten onder gaan".

54.3 Page 533

▲back to top
- VI/533 -
H O O F D S T U K LIII
DON BOSCO AANVAARDT DE LEIDING VAN HET COLLEGE VAN GIAVENO
- ZIJN VOORGESTELDE VOORWAARDEN DOOR DE PLAATSVERVANGENDE
VICARIS AANVAARD VERKIEZING VAN EEN NIEUWE RECTOR -
KEUZE VAN ASSISTENTEN - TOESPRAAK VAN DON BOSCO TOT DE
LEDEN VAN DE CONGREGATIE; HIJ IS BEREID ZICH TE
ONDERWERPEN AAN DE WIL VAN GOD, INDIEN DE CONGREGATIE NIET
MOCHT WORDEN GOEDGEKEURD; ER WORDEN GEEN NIEUWIGHEDEN
INGEVOERD IN DE GEBRUIKEN VAN HET HUIS; MEN VERWACHT NIET
DAT DE GENEGENHEID VAN DE OVERSTE ZAL VERMINDEREN; HIJ
KONDIGT AAN DAT ER IEMAND IS AANGEWEZEN OM DE REGELS TE
ONDERZOEKEN - BRIEF VAN MGR. FRANSONI AAN DON BOSCO MET DE
MEDEDELING OMTRENT DEZE AFGEVAARDIGDE - MENINGEN VAN DE
ONDERZOEKER - BRIEF VAN KARDINAAL GAUDE, DIE DE REGELS
HEEFT ONTVANGEN - BETREURENSWAARDIGE STAAT VAN HET
SEMINARIE IN GIAVENO - INTREDE IN HET ORATORIO VAN RIDDER
FEDERICO OREGLIA UIT SAN STEFANO - BEREKENINGEN VAN DON
BOSCO OVER DE NOODZAKELIJKE KOSTEN VOOR DE BOUW VAN EEN
COLLEGE - HET NIEUWE PROGRAMMA VAN GIAVENO EN GEEN VERZOEK
OM HET TE AAN-VAARDEN - DON BOSCO VINDT EEN MIDDEL OM ER
VEEL LEERLINGEN HEEN TE ZENDEN - DE BURGEMEESTER
ONTGOOCHELD IN ZIJN PLANNEN - AANKOMST IN HET KLEIN
SEMINARIE VAN SEMINARISTEN EN JONGENS - DE KLASSEN IN ORDE
- LOF VOOR DON BOSCO - BELANGRIJKE RAAD VAN HEM AAN DE
NIEUWE RECTOR
Toen de onderhandelingen met het gemeentebestuur van Giaveno
definitief waren afgebroken, hield de kerkelijke overheid het niet voor
onmogelijk dat de burgemeester zou besluiten nieuwe onderhandelingen te
openen met een of andere professor die toegeeflijker en welgevalliger
zou zijn dan Don Bosco betreffende de overheersende aangelegenheid. Zij
gaf er echter de voorkeur aan zich aan Don Bosco vast te houden als de
enige reddingsplank.
De plaatsvervangende vicaris, kanunnik Vogliotti, en de theoloog

54.4 Page 534

▲back to top
- VI/534 -
Arduino Innocenzo, kanunnik en pastoor-deken van Giaveno, waren in augus-
tus naar het Oratorio gekomen om hem met grote aandrang te komen vragen,
zich te willen haasten met hulp te verlenen aan dat college. Don Bosco
verklaarde zich bereid alles te doen wat in zijn vermogen lag, maar hij
wilde eerst weten onder welke voorwaarden zij hem eraan wilden binden.
Ze antwoordden: "Onder geen enkele voorwaarde; men geeft u volledige
vrijheid van handelen; u hoeft alleen de leiding in handen te nemen; u
bent baas over alles; u stelt het personeel aan, benoemt de directeur,
neemt in het college aan wie u wilt, u stelt zelf een reglement op! De
onderneming moet slagen, dat is alles!"
Toen nam Don Bosco het voorstel aan en met de diepste gevoelens
van dankbaarheid verklaarden de twee kanunniken nogmaals dat hij in
ieder opzicht volledige volmacht had.
"Maar op welke manier denkt u uw doel te bereiken"? vroegen de
beide heren hem toch.
"Laat u dat maar aan mij over, dan zult u het wel zien. We zullen
de school in november openen met honderd leerlingen... op zijn minst."
Kanunnik Vogliotti antwoordde dat het hem onmogelijk voorkwam dat aantal
al in het begin van het schooljaar te bereiken. Maar Don Bosco bleef bij
zijn belofte en zette zijn plan uiteen. Voor zichzelf, zo verklaart Don
Francesco Vaschetti, behield hij de opperste leiding van het seminarie,
zonder dat ambt evenwel officieel te vervullen, wat hij inderdaad nooit
deed. Vervolgens stelde hij als absolute voorwaarde dat de rector in huis
onafhankelijk zou zijn van de pastoor en van iedere andere priester van
het dorp; en dat hij geen andere overste te erkennen had buiten het hoog-
ste diocesaan gezag. Hij stond er eveneens op, dat een besluit van de
curie deze onafhankelijkheid zou verklaren.
De kanunnik ging op deze voorwaarden in.
Don Bosco had wel graag Don Vittorio Alasonatti als rector naar
Giaveno willen sturen, maar daar diens tegenwoordigheid in Turijn onmis-
baar was, stelde hij voor dat ambt zijn vriend Don Giovanni Grassino
voor, kapelaan te Cavallermaggiore, die zes maanden in het Oratorio ge-
woond had en zijn opvoedingsmethode kende.
De plaatsvervangende vicaris ging daarmee akkoord en het duurde
niet lang of de vroegere vice-rector en econoom, de theol. Alessandro
Pogolotti, werd benoemd tot kanunnik van de collegiale kerk van Chieri.
Don Grassino, op de hoogte gesteld van de eervolle maar zware be-
noeming die men hem wilde toevertrouwen, kwam naar het Oratorio en ver-
klaarde dat ambt niet aan te nemen. Hij bezweek echter voor de redenerin-
gen van Don Bosco. Deze beloofde hem dat hij hulp zou krijgen van enkele
seminaristen van voorbeeldige deugdzaamheid en een prefect die verstand
had van de methode van het klassieke onderwijs en die zijn bekwame helper

54.5 Page 535

▲back to top
- VI/535 -
zou zijn. Ook gaf hij hem de verzekering dat hij hem steeds met raad en
daad zou ter zijde staan.
Toen dit alles in zoverre geregeld was, ging Don Bosco na, wie hij
moest kiezen voor de andere, lagere functies in het kleinseminarie. Er
werd in het Oratorio veel over Giaveno gesproken en meer dan één semina-
rist voelde er veel voor daarheen te gaan en diende daartoe een verzoek
in. Maar Don Bosco die wist wat elk van hen waard was, en ook langs welke
weg de Heer hen riep, liet hen wachten die niet voor dergelijke bezighe-
den geschikt waren.
Een van hen was de voortreffelijke seminarist Giovanni Baravalle,
die tegenover Don Bosco zijn ongerustheid uitsprak betreffende zijn toe-
komst en daarom het verlangen te kennen gaf, zich het volgende jaar naar
het seminarie van Giaveno te begeven. Hij stelde volledig vertrouwen in
Don Bosco, want toen hij de eerste keer bij hem kwam en Don Bosco hem na-
genoeg nog niet kende, had hij gezegd eens met hem te willen praten over
een zaak die hem heel nauw aan het hart lag. Ook de dienaar Gods had, tot
zijn grote verwondering, tot hem gezegd: "Ook ik was allang van plan
daarover eens met je te praten." - En de seminarist stelde vast dat Don
Bosco volkomen van zijn geval op de hoogte was.
Op de vraag om het komende jaar naar Giaveno te gaan, antwoordde
Don Bosco zonder een weigering uit te spreken: "Een ander jaar! Een ander
jaar! Als je dit jaar zogezegd naar de hemel ging, zou je dan niet blij
zijn?"
De seminarist antwoordde bevestigend.
"Welnu, waarom zou je je dan zorgen maken"? en meer zei hij niet.
De seminarist vertrouwde het gebeurde aan zijn kameraad Domenico Ruffino
toe, die er melding van maakte in zijn kroniek. Baravalle werd door God
geroepen tot de orde der franciscanen, waar hij later intrad en er een
steun en sieraad van werd.
Terwijl Don Bosco druk bezig was met de verlangens van de vicaris-
generaal te verwezenlijken, werd op 6 september de vergadering van de
Congregatie gehouden. Don Bosco vatte zijn gedachten als volgt samen.
"
Wanneer onze regel, wanneer onze Congregatie, niet bestemd
" is om te strekken tot meerdere eer van God, zal ik beslist ver-
" heugd zijn als de Heer uit de moeilijkheden zal laten blijken
" waarom noch de een noch de ander de goedkeuring verkrijgt.
"
Intussen zou ik u willen zeggen: er moet in huis geen enke-
" le nieuwigheid ingevoerd worden. Ook al zou het er naar uitzien
" dat iets beter zou kunnen zijn, dat doet er niet toe. Laten we het
" betere laten voor wat het is, en ons eenvoudig aan het goede hou-
" den. Men probere geen interpretaties van de regel en doe hem geen

54.6 Page 536

▲back to top
- VI/536 -
" geweld aan. Ook moeten er geen devoties achterwege gelaten wor-
" den om nieuwe ervoor in de plaats te stellen. Sommigen zouden bij-
" voorbeeld de broederschap van het Heilig Hart van Maria willen op-
" richten. Ik vind die broederschap uitstekend, ik kan ernaar ver-
" langen, maar daar dat ten nadele zou komen van de broederschap
" van de H. Aloysius die zich op het ogenblik slechts met moeite
" staande kan houden, kunnen we beter zulke op zichzelf voortref-
" felijke plannen laten rusten en ons enkel toeleggen op het uit-
" breiden van de devotie tot de Moeder Gods.
"
Ik voeg hier nog een waarschuwing van geringe betekenis
" aan toe. Wanneer iemand door de oversten vermaand wordt wegens
" een overtreding of tekort, moet deze dat niet beschouwen als een
" vermindering van waardering van de zijde van de overste ten op-
" zichte van hem. Dat is niet zo, en kan niet zo zijn. Iedereen kan
" een fout begaan, maar de vermaning komt van een vriend die oprecht
" liefheeft,en wie liefheeft, waardeert. Zo ook maken we niet uit de
" blik van de overste op, of we al dan niet bij hem in de gunst
" staan. Soms raken we al gauw in de put omdat het ons voorkomt dat
" de overste tegenover ons niet zijn gewone glimlach vertoont, ofwel
" het woord niet tot ons gericht heeft, of ons niet gegroet heeft,
" en dan gaan we naar de oorzaak daarvan zoeken. Dat alles kan ech-
" ter heel andere oorzaken hebben dan dat hij minder voldaan zou
" zijn over uw gedrag. Het kan onachtzaamheid zijn, het kan zijn
" doordat zijn geest door andere dingen in beslaggenomen is. Maar
" nooit zal de oorzaak zijn, dat hij iets tegen u heeft. Wanneer er
" geen vermaning gegeven wordt, betekent dit dat u niets verkeerds
" ten laste gelegd kan worden. Het is niet onze methode om, als er
" een opmerking gemaakt moet worden, te wachten tot er een tweede
" overtreding voorvalt, opdat de correctie een krachtiger uitwerking
" zou hebben. Neen! als er iets gezegd moet worden, moet het dade-
" lijk gebeuren.
"
Vanaf nu wens ik dat als er een feest gevierd wordt van
" Onze-Lieve-Vrouw, wij in die tijd onze conferenties houden. Intus-
" sen deel ik u mee dat de heer Durando, Lazarist, gekozen is om
" onze Regel te bestuderen en er de goedkeuring van de aartsbis-
" schop op te verkrijgen.
Van deze opdracht aan de heer Durando, waarvan Don Bosco door vrien-
den al vertrouwelijk op de hoogte gesteld was, maakte ook Mgr. Fransoni
hem melding, tegelijk met het antwoord op een brief van hem.
"
Genève, 12 september 1860.
"
Carissime D. Bosco,
"
"
Ik geloof dat uw brief, die met 7 juli gedateerd is, op 7
" augustus geschreven is. Maar ook in dat geval heeft hij me met be-
" hoorlijke vertraging bereikt, daar ik hem pas gisteren uit Lyon
" heb ontvangen, waar hij eerst een poosje schijnt te zijn blijven

54.7 Page 537

▲back to top
- VI/537 -
" liggen,daar er me verleden week andere gestuurd werden. Het spijt
" me dat ik, met het oog op mijn afwezigheid, mevrouw Losanna niet
" heb kunnen opzoeken, die ik meen te kennen. Ik heb niet de gele-
" genheid gehad erachter te komen welke de nieuwe bevoegdheden zijn
" die zij verlangt als uitvloeisel van het pauselijke schrijven
" voor het particuliere Oratorio. Wat het reglement betreft, wacht
" ik op antwoord uit Turijn, daar, zoals ik u al meen geschreven te
" hebben, ik het onderzoek ervan heb opgedragen aan geestelijken
" die van het communiteitsleven op de hoogte zijn. Ik heb slechts
" een kleine opmerking gemaakt. Wanneer U dus opmerkingen te maken
" hebt over veranderingen die zij zouden aanbrengen, kunt U mij
" daarvan gerust op de hoogte stellen.
"
Het verheugt me dat alles goed gaat met de Oratoria, en ik
" hoop dat de Heer niet zal toelaten wat u vreest, hoewel dat he-
" laas wel gegrond is.
"
Ik verzoek U de drie geestelijken die u mij genoemd hebt,
" van mij te groeten en geloof mij van ganser harte te zijn,
"
"
Uw toegewijde en genegen dienaar,
"
Luigi, Aartsbisschop van Turijn.
De eerw. heer Durando zond zijn opmerkingen over de regel van de
Congregatie aan de aartsbisschop. God stelde de nederigheid van Don Bos-
co op de proef, door de eerste moeilijkheden te voorschijn te laten tre-
den tegen de goedkeuring van die regel.
" Regel of constitutie voorgesteld ter naleving door de Congregatie
" van de H. Franciscus van Sales.
"
"
Wanneer ik de artikels van deze regel in bijzonderheden moet
" onderzoeken, zou ik veel opmerkingen moeten maken, daar sommige
" onnauwkeurig zijn, andere ruimer zouden moeten worden uitgewerkt
" en enkele bovendien ongeschikt zijn voor het doel. Over het alge-
" meen echter valt het volgende te zeggen:
" I. De Congregatie van de H. Franciscus van Sales kan en zal goed-
" gekeurd kunnen worden door de Kerk, maar onder de huidige wetten
" van de regering en de geest van de wereld tegenover alles wat de
" schijn van een kloostergemeenschap heeft, zal zij nooit de wette-
" lijke sanctie verkrijgen om te kunnen bestaan; en toch bezit de
" Congregatie van de H. Franciscus van Sales volgens deze regel en
" constitutie huizen, meubelen, en kan ze eigendommen bezitten. Hoe
" echter kan de Congregatie bezittingen hebben zonder wettelijk te
" bestaan?Hoe en op welke manier moeten die behouden blijven? Alles
" staat op naam van de eerw. heer Don Bosco; en wat gebeurt ermee
" na de dood van iemand die hij tot zijn erfgenaam benoemt? Temeer
" daar er iedere twaalf jaar van hoogste overste veranderd wordt.
" Dat punt is van het grootste belang en dient te worden vastge-

54.8 Page 538

▲back to top
- VI/538 -
" steld en in de regel zelf of in een afzonderlijke constitutie te
" worden opgenomen.
" II. Het voornaamste doel, althans een van de doeleinden van de
" congregatie is, de opleiding van de jonge geestelijkheid en deze
" in deugd en kennis te vormen, maar er wordt onvoldoende nadruk
" gelegd op de afhankelijkheid van de bisschop en de jurisdictie die
" deze er moet uitoefenen; zoals er ook niet gesproken wordt over de
" noodzakelijke betrekkingen die er moeten bestaan tussen de overste
" en de bisschop, hetzij voor het aannemen of het wegzenden van
" jongens of voor het uitbrengen van de noodzakelijke rapporten over
" de resultaten, het gedrag enz. Niets vervolgens over de klassen,
" de leerstof en niets over de methode, of een plan waaraan men zich
" te houden heeft voor de vorming tot godsvrucht. Er staan in de
" regel niets dan algemene bewoordingen, die alles te wensen overla-
" ten en geen enkele garantie bieden voor het heden, en voor de toe-
" komst nog veel minder.
" III. Er wordt in de regel gesproken over colleges voor de oplei-
" ding van arme jongens, van seminaristen, en, te oordelen naar de
" regel zelf, zou men zeggen dat zij een gemeenschappelijke oplei-
" ding krijgen en dat ze allen samen leven; terwijl het van het
" hoogste belang is dat zij van elkaar gescheiden zijn, dat ze af-
" zonderlijke directeurs en reglementen hebben die gericht zijn op
" de roeping en op de waardigheid van de geestelijke staat. Wat kan
" men ooit verwachten van seminaristen, die noch een eigen leiding,
" noch een bijzondere regel hebben, en die vermengd leven met een
" groot aantal arme jongens, zonder opvoeding en die geen ander doel
" hebben dan een beroep of vak te leren? Zo blijkt de situatie niet
" alleen uit de regel, maar ook feitelijk en in de_praktijk.
" IV. Daar de geloften slechts drie jaar gelden, terwijl het ieder
" vrij staat ze tot eeuwige geloften te maken, kunnen ze niet gewijd
" worden als ze geen geestelijk patrimonium hebben, daar de wijding
" titulo paupertatis of titulo mensae comunis verleend wordt aan die
" congregatie die de eeuwige geloften kennen. Op die manier zullen
" er veel jongens zijn, die alleen tot de congregatie toetreden om
" er hun studies te verrichten en er de wijding en alles gratis ont-
" vangen, en vervolgens de congregatie verlaten en de bisschoppen in
" verlegenheid brengen en misschien ook een weinig stichtelijk voor-
" beeld geven aan het volk.
" V. Het succes, of, beter gezegd, de toekomst van welke congrega-
" tie ook hangt af van haar beginselen. Wanneer men in dit geval
" geen scheiding ziet tussen de jonge seminaristen en de rest, als
" er geen normen zijn vastgesteld voor de enen en voor de anderen,
" als de congregatie zelf geen noviciaat heeft, geen afzonderlijke
" studiezaal en geen bijzondere richtlijnen en regels om vorming te
" geven in de geest van het instituut, kan men noch een duurzaam,
" bestaan noch een goed resultaat verwachten.
" VI. Wat er vervolgens over de geloften gezegd wordt, is ontoerei-
" kend vooral ten aanzien van de armoede, waaromtrent vanzelfspre-
" kend onzekerheden kunnen ontstaan.

54.9 Page 539

▲back to top
- VI/539 -
"
Wat vervolgens het regime van de Congregatie betreft, de
" bevoegdheden van de hoogste overste, van de plaatselijke over-
" sten,raadslieden, prefecten enzovoort, is de zaak niet helder en
" is het moeilijk een inzicht te verkrijgen in de harmonie, de de
" eenheid,afhankelijkheid, de wijze van beheer enz., daar niet vol-
" doende duidelijk is op welke wijze de verkiezing plaatsvindt van
" de hoogste overste en van de anderen die de huizen of de colleges
" moeten leiden en besturen.
"
Maria Antonio Durando, pr.
"
Missievisitator.
De mening van Don Durando was dus niet erg gunstig. De aartsbis-
schop had slechts een enkel punt gevonden waar hij een aantekening bij
gemaakt had, terwijl de ander het hele complex van de regels niet goed-
keurde. Maar de heilige en geleerde lazarist begreep de geest, de ge-
dachtegang en de activiteit van Don Bosco niet. Het ging niet om een
kloosterorde, maar om een congregatie die volgens de behoeften van de
nieuwe tijd een bijzondere vorm moest hebben. Pius IX had deze noodzaak
erkend. Don Bosco erkende het belang van een noviciaat, maar binnen de
grenzen van het mogelijke. De godsdienstige opvoeding echter die aan de
seminaristen gegeven werd, was niet minder dan die van een noviciaat in
optima forma, zodat degenen die het Oratorio verlieten om in het diocees
te gaan werken, voor de bisschoppen niet een last maar een hulp waren.
Integendeel, de deugd en de bedrevenheid die zij verkregen door te mid-
den van de jongens te leven, maakte hen geschikt om goed leiding te kun-
nen geven aan het volk. Andere overwegingen en verklaringen zullen we in
de loop van de gebeurtenissen nog geven. Zeker moest Don Bosco nog enke-
le dingen aan de artikels toevoegen en verbeteringen erin aanbrengen, en
dikwijls dacht hij daarover na. Zijn ideaal was dat wat men beschreven
vindt in hoofdstuk I van ecclesiasticus: "De kinderen der wijsheid zijn
verenigingen van rechtvaardigen en hun geslacht is gehoorzaamheid en
liefde."
Intussen verwachtte hij over de constitutie een antwoord uit Rome.
Het kwam in oktober.
"
Hooggeachte Don Bosco,
"
"
Ik heb uw zending ontvangen met het document over de Con-
" gregatie van de H. Franciscus van Sales, tegelijk met uw brief en
" die van de seminarist Boggero. Volgaarne belast ik me met het
" doorlezen van het ontwerpreglement van genoemde Congregatie en zal
" u eventueel op de door u aangeduide manier opmerkingen maken. Maar
" op het ogenblik kan ik me van die taak niet kwijten, niet alleen
" omdat ik nog niet geheel hersteld ben van de ziekte die me in juli
" jl. overviel, maar ook omdat ik intussen weer ziek geworden ben
" waarvoor mij reeds tot vijfmaal toe aderlatingen werden toege-

54.10 Page 540

▲back to top
- VI/540 -
" bracht. Hoewel het op het ogenblik wat beter gaat, moet ik me
" in opdracht van de dokters heel erg in acht nemen en me vooral
" onthouden van enigerlei bezigheid. Dat zal nog zo wel enkele maan-
" den duren.Wanneer ik het mij toegezonden document zal kunnen be-
" studeren zonder er schade van te ondervinden, zal ik het doen zo-
" dra het mij mogelijk is, anders zou u het beter aan iemand anders
" kunnen doen toekomen. Dit te uwer informatie.
"
Wilt U mij voorts het genoegen doen, genoemde seminarist
" Boggero, mijn dorpsgenoot, te laten weten dat ik hem van ganser
" harte dank voor zijn brief en voor de haast waarmee hij nieuws
" over mij heeft willen horen en een brief van mij ontvangen. Zodra
" ik hersteld ben en me weer met schrijven kan bezighouden, zal ik
" niet nalaten aan zijn wens te voldoen. Dat hij mij intussen aanbe-
" vele bij de Heer en voortgaat met voor mij te bidden, zoals, naar
" ik hoop, ook U met de uwen in genoemde Congregatie zult doen.
"
Met het uitdrukken van mijn gevoelens van hoogachting,
" verblijf ik,
"
van harte genegen, uw
" Rome, 14 oktober 1860.
F. kardinaal Gaude.
Het was de laatste brief van de kardinaal aan Don Bosco. Deze, zijn
trouwe raadsman en hoge beschermer, beëindigde zijn leven op 14 december
1860. Zijn dood was oorzaak dat de goedkeuring van de Congregatie en van
de regel weer uitgesteld werd.
De aangelegenheid die in die maanden Don Bosco het meest bezighield
was echter het klein seminarie van Giaveno weer nieuw leven in te blazen.
We zullen deze zaak van het begin tot het einde behandelen in de eigen
woorden zoals we die vernamen van Don Vaschetti, in tegenwoordigheid van
Don Giulio Barberis. Enkele andere inlichtingen werden ons meegedeeld
door Don Rua, door Don Bonetti, door Don Durando, door kanunnik Anfossi,
door de heer Tamone te Giaveno en door verscheidene getuigen uit die
tijd.
Op 25 september deed Don Bosco de seminarist Vaschetti naar Giave-
no vertrekken, belast met de taak van prefect. Deze vond er enkel de blo-
te muren van het seminarie dat geheel was leeggehaald. Geen schilderij,
geen stuk hout, geen lepel. De kapel was zo klein en armzalig dat ze wei-
nig geschikt was voor de diensten. Van de leerlingen was slechts een en-
kele jongen overgebleven, een zekere Peracchione uit Collegno, een wees.
Toen Vaschetti deze troosteloosheid zag, keerde hij op 26 septem-
ber naar Turijn terug, sprak met kanunnik Fissore, vicaris-generaal, die,
toen hij de stand van zaken vernam, hem 400 lire gaf voor de allernoodza-
kelijkste voorziening. En kanunnik Vogliotti gaf hem 300 lire voor het
eerste levensonderhoud.
Alles ontbrak en alles werd aangeschaft. Don Bosco begon met de
noodzakelijke inrichtingen voor de keuken, de refters en de klassen naar

55 Pages 541-550

▲back to top

55.1 Page 541

▲back to top
- VI/541 -
Ciaveno te zenden. De strozakken, lakens, dekens, tafellakens en stoelen
voor zijn zonen; hij liet de voorraden papier en boeken aanvullen, de
voorraadkamer, de kantine, de houtvoorraad.
Dit alles werd opgedragen aan ridder Federico Oreglia uit San Ste-
fan.
Deze heer was in heel Turijn bekend om zijn geest, behendigheid,
zielenadel en een geaardheid die geen vrees kende voor wie ook. Hij had
Don Bosco ontmoet in de retraite te Sant Ignazio en hij was zozeer onder
de indruk gekomen van diens toespraken, dat hij besloten had zich met een
leven van christelijke volmaaktheid aan de Heer te wijden.
Na de retraite was hij al ongeveer een maand te Stressa bij de pa-
ters rosminianen geweest. Maar toen hij een tegenstelling ontdekte tus-
sen zijn ideeën en die van enkelen van hen, besloot hij zich terug te
trekken in het Oratorio van de H. Franciscus van Sales om daar te over-
wegen welke zijn roeping was, terwijl hij intussen de beste diensten be-
wees die hij maar kon volbrengen. Inderdaad onderwierp hij zich vrijwil-
lig, met volkomen zelfverloochening, aan alle offers en werd hij al spoe-
dig voor het hele huis een voorbeeld van nederigheid en geduld. Zijn be-
sluit om zijn leven door te brengen in de sodaliteit van Valdocco werd
door velen toegejuicht, ook in brieven waarvan we er twee aanhalen:
"
Hooggeachte Heer,
"
"
Teruggekeerd uit Stresa word ik in het bezit gesteld van uw
" geacht schrijven van 14 september. Het door U genomen besluit om
" bij de eerwaarde heer Don Bosco te blijven, verheugt mij ten zeer-
" ste, aangezien ge niet in betere handen kunt zijn.
"
Laten wij Onze Heer Jezus Christus en de Allerheiligste
" Maagd Maria danken. Daar zult U ieder middel aanwezig vinden om
" heilig,heel heilig te worden. Ik zal niet nalaten U met mijn zwak-
" ke krachten in het gebed te gedenken, vooral in het heilig misof-
" fer. Ik vertrouw erop dat U zo goed zult zijn mij te steunen met
" uw gebeden.
"
Ik ben U dankbaar voor de hartelijkheid die U in Uw brief
" tot uitdrukking brengt. Het zal steeds een eer en een genoegen
" zijn dat U het huis van San Michele verschaft, telkens als U het
" met een bezoek zult vereren.
"
Met het beleefde verzoek mijn groeten over te maken aan de
" beminde Don Bosco, verblijf ik met oprechte eerbied,
"
"
Uw nederige en toegewijde dienaar,
"
Giuseppe Gioachino Cappa, rector.
Graaf Vittorio uit Camburzano schreef hem vanuit de hermitage bij
Nice:

55.2 Page 542

▲back to top
- VI/542 -
"
"Ik wil deze brief niet besluiten zonder U mijn gelukwen-
" sen aan te bieden, nu U het middel gevonden hebt om te leven
" bij onze herleefde H. Vincentius a Paolo. Dat is een geluk dat
" velen, en wij op de eerste plaats, U oprecht benijden. Ik zou
" U willen verzoeken om uw zegen over ons en wij bevelen ons aan
" in uw gebeden."
Terwijl de ridder in Giaveno vertoefde voor de inrichting van de
lokalen, maakte Don Bosco een benaderende berekening van het bedrag dat
er nodig zou zijn voor de bouw en inrichting van een nieuw college, be-
rekening die we thans nog in onze archieven bewaren. Deze studie zouden
hem op wonderbare wijze van dienst zijn in de tijd dat hij het grote aan-
tal huizen zou hebben te stichten die de Voorzienigheid hem toebedeeld
had.
Ook had hij het programma voorbereid, voor een deel ontleend aan
het programma dat eerst in het klein seminarie gediend had. Er werden
echter twee kostgeldprijzen vastgesteld: de eerste van 30 frank, de twee-
de van 22 frank per maand, een bedrag dat drie maanden vooruit betaald
moest worden, bovendien 6 frank per jaar voor de kosten van de kapel, en
2,50 per maand voor degenen die het wassen, strijken en verstellen van
hun linnengoed door het seminarie wilden laten verrichten. Het seminarie
moest gedurende de hele tijd van de herfstvakantie geopend blijven ten
behoeve van de leerlingen die gebruik wensten te maken van de lessen die
in de loop van die maanden zouden gegeven worden. Het onderwijs omvatte
voor dat jaar 1860-1861, alleen de eerste drie klassen gymnasium buiten
de lagere school.
Don Bosco legde dit programma voor, en de plaatsvervangende vica-
ris liet het drukken bij Paravia en publiceerde het. Hij stuurde afdruk-
ken aan alle parochies van het aartsbisdom. De aanvragen voor het opnemen
van de leerlingen moesten uitsluitend gericht worden, of tot de rector
van het hoofdstedelijke seminarie of tot de plaatselijke overste in Gia-
veno, dat wil zeggen tot Don Grassino. De uitnodiging vond geen gehoor.
Twintig dagen nadat ze uitgezonden waren, had nog niemand een aanvraag
ingezonden.
Toen besloot Don Bosco, die honderden aanvragen had voor leerlin-
gen die wensten in het Oratorio opgenomen te worden, een groot aantal van
deze jongens naar Giaveno te sturen. Daarom liet hij alle aanvragen be-
vestigend beantwoorden. Toen daarna de ouders in gezelschap van hun jon-
gens in het Oratorio van Valdocco kwamen, spoorde hij een groot aantal
van hen aan om hen naar Giaveno te brengen. Aanvankelijk weigerden ze dat
beslist. Maar Don Bosco verzekerde hun dat de geest van het klein semina-
rie van dat ogenblik af dezelfde zou zijn als die van het Oratorio, de
kost nog beter en de lucht voortreffelijk. Toen de ouders hoorden dat dat
college door Don Bosco bestuurd zou worden, stemden ze toe en toonden ze
zich tevreden, zo groot was het vertrouwen dat zijn naam inboezemde. Ook
deed hij dit voorstel aan de meest bemiddelden, zodat allen het volledige
kostgeld betaalden, tot niet gering financieel nadeel van het Oratorio
dat voor zichzelf de meest behoeftigen overhield.
Enige tijd tevoren was Don Bosco naar Giaveno gegaan. Daar de burge-

55.3 Page 543

▲back to top
- VI/543 -
meester ervan overtuigd was dat door gebrek aan leerlingen het college
gesloten zou worden, zonder enige hoop dat het nog zou heropend worden,
kwam hij naar het seminarie om te overleggen met de theoloog Pogolotto,
zonder iets af te weten van de laatste beslissing van de curie. Hij had
een ministerieel schrijven bij zich, waarin het recht van de gemeente
erkend werd op het bezit van dit schoolgebouw. Toen hij Don Bosco tegen
het lijf liep, vroeg hij:
"Waar is de rector? Ik heb hem een mededeling van groot belang te
doen."
"Zegt u het maar; de rector ben ik."
"U, Don Bosco? Maar, wordt het college dan niet definitief geslo-
ten?"
"Het college is niet gesloten en zal blijven dienen voor het doel
waartoe het is opgericht."
"Maar zijn er dan al lang geen jongens meer?"
"Geen jongens meer? Het college is vol. Velen moeten deze week ko-
men die al zijn aangenomen. Komt u over een paar dagen maar eens kijken,
dan zult u ze overal vandaan zien komen."
De burgemeester stond verstomd. Hij zag de toebereidselen die er
gemaakt werden om met de school te beginnen en trok zich terug. Op een
dergelijke verrassing was hij niet voorbereid.
Inderdaad verschenen er, behalve de seminarist Vaschetti, de pre-
fect voor het handhaven van de orde en het voeren van het economische be-
heer, ook de seminaristen Giovanni Boggero en Filippo Turletti, bestemd
voor het ambt van assistenten, en uitgekozen om de geest van het Oratorio
in deze gemeenschap over te brengen. Don Rocchietti moest het ambt van
geestelijk directeur uitoefenen en kwam daarvoor nu en dan uit Turijn. Op
die manier deed Don Bosco door een groot offer te brengen voor het wel-
zijn van het diocees, afstand van voortreffelijk personeel dat hem een
grote steun zou geweest zijn voor het steeds groeiende Oratorio.
Na de aankomst van de seminaristen duurde het in het begin van ok-
tober niet lang meer of de leerlingen begonnen ook te komen.
De seminarist Vaschetti bracht uit Turijn de eerste groep van 22
jongens mee, onder wie enkelen van de allerbesten. Zij waren uitgekozen
onder degenen die sinds enkele jaren in het Oratorio opgevoed waren en
nu hun studies in het college zouden voortzetten. Iedere week begaven of-
wel Giuseppe Rossi, of Buzzetti, of de seminarist Anfossi zich op reis
naar Giaveno, vergezeld van nu eens 15, dan 20 of 30 nieuwe leerlingen
per keer. Half november bedroeg het aantal leerlingen 110. Vanaf het
ogenblik dat het bekend was dat Don Bosco de zorg voor het seminarie op
zich genomen had, regende het van alle kanten aanvragen om jongens daar
te laten studeren. Voor het einde van het schooljaar bedroeg het aantal
aangenomen leerlingen 150.

55.4 Page 544

▲back to top
- VI/544 -
Met het naderen van het begin van het schooljaar 1860-1861 werden
er met goedkeuring van Don Bosco drie professoren uit de vroegere lera-
ren uitgekozen. Vijf jongens hadden een verzoek bij de curie ingediend om
een cursus in de retorica te kunnen volgen als uitzondering op het pro-
gramma. De vicaris-generaal Fissore gaf de seminarist Vaschetti toen op-
dracht deze lessen te geven, en deze jongens werden voortreffelijke
priesters.
De lessen begonnen op de vastgestelde tijd, te weten op 4 novem-
ber. Er heerste een volmaakte discipline, en het moreel, de studiezin en
de godsvrucht waren uitstekend. De heer Bargetto die bij het kerkelijk
convitto werkzaam was, hoorde Don Grassino herhaaldelijk zeggen: "Als
Don Bosco er niet geweest was, zou het college van Giaveno nooit meer
heropend zijn!" - Dit was het eerste experiment van zijn opvoedingssys-
teem dat Don Bosco buiten Turijn ondernam. De seminarist Cagliero, die
door hem op het einde van november gezonden was om het klein seminarie
officieel te bezoeken, maakte na een onderzoek een heel verheugend rap-
port.
De vicaris-generaal, de plaatsvervangende vicaris, de kanunniken
van de dom van Turijn, de geestelijkheid van de parochie van Giaveno, de
hele streek stond er verbaasd over. Men had geen woorden genoeg om Don
Bosco hemelhoog te prijzen.
Onder degenen die in een dergelijk resultaat het meest vreugde
vond, was pastoor Arduini, die in de afgelopen jaren het verval van dit
instituut ten zeerste betreurd had. Ondanks de hoge achting die hij voor
Don Bosco voelde, achtte hij een volledig herstel heel moeilijk. Hij ver-
zekerde dat wanneer Don Bosco er kon in slagen het aantal leerlingen weer
op vijftig te brengen, hij zijn portret zou laten plaatsen te midden van
de meest vooraanstaande weldoeners van het seminarie en van de plaats.
Maar toen hij zag dat het resultaat al zijn verwachtingen nog overtrof,
riep hij uit: "Niet alleen een portret, maar een standbeeld heeft Don
Bosco verdiend!"
Ook kanunnik Vogliotti kwam een bezoek brengen aan het seminarie
toen het schooljaar al begonnen was. Hij was uiterst tevreden en verbaasd
over deze ommekeer; en toen hij op de speelplaats de schommel zag, de
reuzenpas, de rekken en andere toestellen voor de gymnastiek, zei hij:
"Men kan wel zien dat Don Bosco hier gekomen is!"
Maar Don Bosco verlangde dat de orde die met hem haar intrede had
gedaan, door niemand meer verstoord zou worden. Hij schreef Don Grassino
en de seminarist Vaschetti voor: "Geef op geen enkel punt uw gezag prijs;
dat dient volledig en absoluut te zijn, want anders bereikt u niets." -
En hij drukte de seminarist die de rector hielp, op het hart, deze met
raad en daad ter zijde te staan, als hij op een of andere manier geneigd
zou zijn om zich te voegen naar de aandrang van bepaalde invloedrijke
personen uit het dorp. Tegelijkertijd haastte hij zich, erop aan te drin-
gen dat de curie haar belofte zou houden om bij decreet vast te stellen
dat de rector in het seminarie een onafhankelijk gezag kon doen gelden
buiten iedere ongepaste inmenging om.
Vaschetti gehoorzaamde; Don Bosco deed in Turijn het zijne; maar
de curie liet nog zes maanden op dat decreet wachten.

55.5 Page 545

▲back to top
- VI/545 -
HOOFDSTUK
LIV
PLAN VOOR DE BOUW VAN HET C0LLEGE IN MIRABELLO - DON
BOSCO TE CASALE OM GOEDKEURING VAN DE BISSCHOP TE
VERKRIJGEN - ONAANGENAME ONTMOETING OP REIS -
HET BENEDICITE VOOR DE MAALTIJD - DON BOSCO IN ASTI:
HIJ STELT DE VICARIS VAN HET KAPITTEL VOOR, ZIJN
SEMINARISTEN IN HET ORATORIO ONDER TE BRENGEN, DAAR HET
SEMINARIE DOOR DE REGERING IN BESLAG GENOMEN IS;
BRIEFWISSELING - AANKOMST IN VALDOCCO
VAN DIE SEMINARISTEN; ONTSTEMDHEID VERDWENEN; EEN GOED
VERLOOP - DON BOSCO WIL DAT DE JONGENS OOK TIJDENS DE
VAKANTIE BEZIG ZIJN - VERTREK VAN DE EERSTE LEERLINGEN
NAAR DE BECCHI - DE SEMINARIST CAGLIERO VERDEDIGT IN
CASTELNUOVO DE RECHTEN VAN DE PAUS - VOORSPELLINGEN VAN
DON BOSCO OMTRENT HET KONINKRIJK NAPELS BEWAARHEID.
Het herstel van de vroegere bloei in het klein seminarie van Gia-
veno was in die maanden niet de enige onderneming van Don Bosco geweest
om de roepingen tot de geestelijke staat veilig te stellen.
Hij had zijn gedachten ook gericht op het diocees van Casale. De
seminarist Provera had, na het bezoek van zijn pastoor aan Don Bosco,
niet opgehouden te smeken, dat er in Mirabello een huis zou geopend wor-
den voor de christelijke opvoeding van de jeugd. Zijn vader, die een
edelmoedige man was, besloot dit nobele plan te steunen en bood, om een
begin met de bouw te kunnen maken, een huisje van hem aan dat midden in
een terrein in de buurt van een bewoonde wijk lag en dat hij van zijn
vader geërfd had. Vroeger was het eigendom van kloosterlingen geweest;
hij had besloten dat de Kerk het op de een of andere manier weer in be-
zit zou krijgen, hoewel zijn familie het met toestemming van de kerkelij-
ke overheid verworven had. Don Bosco overwoog dat plan en zag dat het te
verwezenlijken was door bij dit huis een groot gebouw neer te zetten. Hij
wilde er echter niet over spreken zonder eerst de mening en de goedkeu-
ring verkregen te hebben van de bisschop Mgr. Luigi dei Conti di Calabi-

55.6 Page 546

▲back to top
- VI/546 -
ana, met wie hij al ruim tien jaar in goede verstandhouding leefde. Hij
vertrok dus naar Casale en gedurende het laatste stuk van de reis had hij
een priester en een franciscaner pater uit het klooster Sant'Antonio tot
reisgezelschap. Deze twee begonnen te spreken over de priesters in Pië-
mont die zich onderscheidden door werken van liefdadigheid, en het ge-
sprek kwam op Don Bosco. "0, dat is toch niet de man zoals de geruchten
ons willen doen geloven", zei de pater. "Het is een echte klaploper, een
leugenaar. Hij verstaat op wonderbare wijze de kunst om aan geld te ko-
men om daarmee zijn eigen familieleden te verrijken die eens arme boeren
waren en thans een herenleventje leiden en voor wie hij in zijn geboorte-
plaats een paleis gebouwd heeft."
Zonder zich bekend te maken en met zijn gewone gemoedsrust vroeg
Don Bosco hem of hij de priester over wie hij zo streng oordeelde, ooit
had leren kennen en of hij zijn instituut in Valdocco al eens bezocht
had. De ander antwoordde ontkennend, maar dat hij alles wat hij gezegd
had, gehoord had van geloofwaardige personen. Hij volhardde in zijn ver-
onderstellingen, terwijl Don Bosco zich ertoe beperkte hem aan te sporen
zich persoonlijk te vergewissen van de waarheid van wat hij gehoord had,
door het Oratorio te bezoeken en eens kennis te maken met Don Bosco en
eens met hem te spreken. - "Ziet u", zo zei hij, "ik ben daar geweest,
waar u zegt dat Don Bosco een paleis gebouwd heeft, en ik heb nog nooit
iemand over zo iets horen spreken."
Zo kwamen ze in Casale aan, waar enkele seminaristen de aankomst
van Don Bosco stonden af te wachten. Opeens opende Don Provera Oclerio,
de leermeester van de zonen van gravin Callori, het portier van de wagen,
stapte op de treden en hielp Don Bosco uitstappen terwijl ook de andere
priesters, zodra ze hem in het oog kregen, hem bij de naam noemden en
eerbiedig groetten. De pater merkte toen dat zijn reisgezel feitelijk
dezelfde was over wie hij zoveel kwaad gesproken had. Volkomen onthutst
snelde hij hem achterna, en toen hij hem ingehaald had vroeg hij hem ver-
giffenis en verontschuldigde hij zich met te zeggen dat het niet zijn
bedoeling geweest was hem te beledigen, daar hij niet wist wie hij was.
Don Bosco, druk in beslag genomen door het beantwoorden van de vriende-
lijke ontvangst van zijn vrienden, scheen niet dadelijk te letten op wat
de ander zei, maar het duurde niet lang of hij wendde zich met een zekere
ernst tot hem, en zei: "Het is goed, maar een andere keer moet u niet
spreken over wat u niet weet, en u nooit veroorloven kwaad te spreken
over uw evenmens, dat druk ik u op het hart."
In het bisschoppelijke paleis aangekomen, waar een kamer voor hem
in gereedheid was gebracht, werd hij met grote plechtigheid ontvangen
door de bisschop en door de theoloog Giambattista Alvigini, kanunnik-
penetencier van de kathedraal en rector van het seminarie, een oude
vriend van hem. Don Bosco gaf een uiteenzetting van het plan om in Mira-
bello een college te bouwen. Daar zou bijzondere zorg gewijd kunnen wor-
den aan de geestelijke roepingen, die erg schaars waren. Monseigneur was
een en al blijdschap over het voorstel, keurde het goed, zegende het en

55.7 Page 547

▲back to top
- VI/547 -
dankte de Heer. Don Bosco,die te zijner tijd nog uitvoeriger wilde uit-
eenzetten dat het misschien nodig en nuttig zou zijn aan dit college het
karakter van een klein dio-cesaan seminarie te geven, bleef enkele dagen
in Casale.
Nu gebeurde het dat hij uitgenodigd werd op een grote maaltijd
waaraan de bisschop met veel priesters en vooraanstaande leken zou aan-
zitten. Don Bosco, die met het merendeel van de aanzittenden op vriend-
schappelijke en vertrouwelijke voet stond, werd ervan op de hoogte ge-
steld, dat het bij dergelijke gelegenheden niet gebruikelijk was de ta-
felzegen uit te spreken en dat dit de verwondering gaande maakte van som-
mige godvruchtige lieden. Don Bosco, die in geen enkel opzicht vrees of
terughoudendheid kende als het ging om de grotere eer van God, dacht na
over een grapje dat als vermaning zou kunnen dienen. Als het uur gekomen
was om aan tafel te gaan, namen de genodigden plaats aan tafel en zonder
meer werd de voorspijs al opgediend. Op dat ogenblik verscheen Don Bosco
die het erop aangelegd had de laatste te zijn, en ging met een veront-
schuldigend gebaar voor zijn te laat komen naar zijn plaats, hief op on-
derdrukte maar duidelijke toon het Benedicite aan, en zich tenslotte tot
monseigneur wendend en het hoofd buigend, besloot hij: Iube Domine bene-
dicere. Er heerste in het vertrek op dat ogenblik een diep stilzwijgen;
en de bisschop zei glimlachend tot Don Bosco: "Dat waren we vergeten, Don
Bosco!" - Toen de goede bisschop later met hem alleen was, zei hij: "Dat
is een goede les geweest die u ons gegeven hebt, die zal ik niet verge-
ten."
Don Bonetti heeft dit feit in zijn kroniek genoteerd. Hij heeft
eraan toegevoegd dat Don Bosco zijn jongens steeds aanspoorde om in al-
le omstandigheden vrijmoedig, eerbiedig en gematigd in zijn woorden te
zijn. Hij was gewoon te zeggen: "Men hoeft alleen maar moedig te zijn,
dat is voldoende."
Nadat hij de pastoor van Mirabello, Don Felice Coppo, en de vader
van de seminarist Francesco Provera omstandig op de hoogte gesteld had
van de volle goedkeuring van hun plannen door de bisschop van Calabiana,
verliet hij Casale, want ook het diocees van Asti lag hem na aan het
hart. Dat diocees was vacant sinds de dood van Mgr. Filippo Artico, die
op 21 december 1859 in Rome gestorven was. Het seminarie was door de
regering bezet en daardoor konden de weinige seminaristenstudenten in de
theologie en filosofie er niet meer bij elkaar komen om zich rustig aan
hun studies te wijden. Degenen die tot de hogere Latijnse klassen behoor-
den, bevonden zich in het grootste gevaar hun roeping te verliezen. De
curie had hun klassen en leermeesters ter beschikking gesteld, maar wist
niet welke middelen zij te baat moest nemen om ernstige ongemakken te
bezweren. Enkelen hadden de eens ondernomen loopbaan al verlaten. Daar
Don Bosco de verlegenheid waarin de curie zich bevond kende, had hij aan
de vicaris van het kapittel geschreven en voorgesteld dat de curie haar
seminaristen in het Oratorio als toevluchtsoord zou onderbrengen. De vi-
caris antwoordde hem en nodigde hem uit om naar Asti te komen en zijn be-
doeling mondeling uiteen te zetten.

55.8 Page 548

▲back to top
- VI/548 -
Don Bosco was naar Asti gegaan, had zijn programma voor de goede
opvoeding en onderrichting van die jonge clerus voorgelegd, en was naar
Turijn teruggekeerd in de blijde overtuiging dat hij een voortreffelijk
werk voor de Kerk verricht had. In Turijn had hij echter onder de ver-
scheidene leerlingen uit Asti, drie seminaristen die in het Oratorio het
gymnasium afgemaakt hadden en het geestelijke kleed aangenomen hadden, en
nu hun studies voortzetten aan het metropolitaanse seminarie. Dat waren
Giovanni Molino, Secondo Merlone en Carlo Viale, die in de vakantie naar
huis gegaan waren.
Toen hij zag dat zij niet geneigd waren zich met studie bezig te
houden of tot de Congregatie toe te treden, overwoog hij dat zij voor hun
jeugdige streekgenoten uit Asti assistentie zouden kunnen doen en hun een
goed voorbeeld geven. Hij was ervan overtuigd dat hij hen gemakkelijk op
de weg van de regel en de gebruiken van het Oratorio zou kunnen brengen
wanneer hij met hen samenwerkte. Hij schreef daarom aan de kanunnik-peni-
tencier Giovanni Cerutti of hij hun verlof wilde geven om voor een jaar
naar het Oratorio terug te keren en hun kostgeld te betalen zoals ook
voor de anderen overeengekomen was.
De kanunnik antwoordde hem:
"
Eerwaarde Heer Don Bosco,
"
"
Met genoegen heb ik stappen ondernomen bij de eerw. heer
" vicaris-generaal ten behoeve van de door U aanbevolen seminaris-
" ten. Alle hoop om het seminarie weer terug te krijgen is nog niet
" vervlogen, doch in alle geval verheugt het de overste, dat de ge-
" noemde seminaristen het schooljaar in Uw instituut kunnen door-
" brengen, waar zij niets anders dan voortdurend voorbeelden van
" deugd voor ogen zullen hebben. Wat het kostgeld voor deze semina-
" risten betreft, toont de vicaris-generaal zich uiterst gewillig
" en hij heeft mij opgedragen U te zeggen dat hij voor Allerheili-
" gen nog met U hierover in Turijn zal komen onderhandelen.
"
Ten aanzien van de circulaire ten bate van de Katholieke
" Lectuur, die vroeger samengesteld werd dan u aangekondigd had,
" wordt de publicatie ervan enkel uitgesteld om plaats te vinden op
" een geschikter tijdstip. Wees er echter van overtuigd dat de zaak
" niet zal vergeten worden.
"
Mij aanbevelend in uw gebeden verblijf ik van ganser harte,
"
"
uw dw. dn.
" Curie van het kapittel van
Kanunnik G. Cerutti.
" Asti, 2 oktober 1860.
De vicaris-generaal wachtte echter nogal lang met het meedelen van
zijn beslissingen, misschien omdat er enige tegenstand te overwinnen

55.9 Page 549

▲back to top
- VI/549 -
viel, financiële moeilijkheden moesten opgelost worden en stellig ook
omdat aan de ouders toestemming moest gevraagd worden aangezien de semi-
naristen naar Turijn zouden overgeplaatst worden. Eindelijk kwam het
verwachte antwoord.
"
Geachte Don Bosco,
"
"
Ingevolge de afspraken die reeds geruime tijd geleden met
" u gemaakt zijn toen u hier in Asti sprak, en naar aanleiding van
" de laatste brief van U aan mijn eerwaarde vriend en collega de ka-
" nunnik-penitencier, heb ik besloten de retoricaklassen hier te
" sluiten en de leerlingen ervan naar U te zenden. Het zullen er
" ongeveer twaalf zijn. Enkelen van hen kunnen het kostgeld betalen,
" maar dat zijn er slechts weinigen. Aan het grootste deel zal het
" seminarie een subsidie per maand en per hoofd uitkeren. Wilt u zo
" goed zijn mij mee te delen welke de uiterste prijs is van het
" kostgeld, zodat ik de nodige schikkingen kan treffen. Maakt u van
" deze jongens dan maar degelijke en ijverige priesters.
"
Bid God voor mij en beschouw mij steeds als
"
"
Uw toegenegen dienaar en vriend,
" Asti, 22 oktober 1860.
A.V. Sossi vic.gen.capit.
Eindelijk deden de seminaristen van Asti hun intrede in het Ora-
torio. Het waren er zeventien, maar niet allen behoorden tot de retori-
ca. Zij werden vergezeld door de drie al genoemden, zodat het er in to-
taal 20 waren. Ze werden vriendelijk ontvangen en Don Bosco deed medede-
ling van hun aankomst aan de vicaris van het kapittel en zond hem een
lijst van de beminde nieuwe leerlingen.
De jonge seminaristen, die door het seminarie van Asti gestuurd
waren, waren: Giovanni Molino uit S. Damiano, 2de jaar theologie; Secon-
do Merlone uit S. Damiano, le jaar filosofie; Carlo Viale uit Montechia-
ro; Antonio Vespa uit Agliano; Giuseppe Fagnano uit Rocchetta Tanaro.
Stefano Delaude eveneens uit Rocchetta; Giacinto Sartoris uit Montegras-
so; Giuseppe Riccio uit Agliano; Giuseppe Barbero uit Albugnano; Stefano
Messidonio uit Villafranca; Giuseppe Ricca uit Camerano; Giacomo Gay uit
Costiglione; Carlo Canta uit Villanova; Gian Pietro Fasolis uit Asti;
Giuseppe Ponte uit Rocchetta; Alberto Borio uit Costigliole, Antonio
Fagiani uit Rocchetta Tanaro; Stefano Gaddo uit Viarigi; Giuseppe Dami-
asso uit S.Damiano; Crosetti.
De vicaris-generaal berichtte hem:
"
Waarde Don Bosco,
"
"
Ik dank u voor uw brief van 16 dezer en voor de lijst der

55.10 Page 550

▲back to top
- VI/550 -
" seminaristen die ik heb doorgegeven aan de theol, Mussa...
"
Wij zijn overeengekomen dat al de seminaristen die gratis
" in het seminarie geplaatst zijn of er een maandelijkse subsidie
" ontvangen, zich wat dat betreft moeten verstaan met de heer
" econoom. Hij zal voor elk van hen het gehele kostgeld betalen
" van 37 lire per maand. Zodra genoemde heer econoom hier terug
" zal zijn van een plechtigheid in zijn geboorteplaats, zal ik hem
" zeggen u een gedeeltelijke betaling te doen toekomen.
"
Dringend beveel ik genoemde seminaristen bij U aan: maak
" van hen goede en vrome priesters, waaraan dit diocees buitenge-
" woon grote behoefte heeft. God zegene u en belone u met zijn ge-
" nade voor het grote goed dat U voor de Kerk bewerkt. Gedenkt U
" mijner met welwillendheid en bid voor mij. Geheel uw
"
toegewijde dienaar en genegen vriend,
" Curie van het Kapittel
A.V. kan. Sossi, vic.-gen.kap.
" Asti, 19 november 1860.
De seminaristen van Asti beantwoordden de beminnelijke zorgen van
Don Bosco, hoewel in de eerste twee maanden enig onbegrip hun rust
dreigde te verstoren. Dat had men kunnen voorzien. Daar er velen uit
eenzelfde streek kwamen, vormden die bijna een groepseenheid op zich-
zelf. Zij waren vreemd in huis en nieuw temidden van de vele anderen die
er al lang verbleven. Dat deed wat ontstemming ontstaan en zijzelf be-
schouwden zich minder dan de anderen.
Het was maar goed voor hen dat ze grote eerbied hadden voor het
rechtvaardigheidsgevoel van Don Bosco die, als kenner van het menselijke
hart, hen wist te ontzien en op te beuren. Op 27 januari 1861 kwamen ze
zich bij hem beklagen dat ze niet rechtvaardig behandeld werden bij de
toekenning van punten voor gedrag en vlijt. Met een paar woorden stelde
Don Bosco hen gerust. "Doe uw plicht", zei hij tot hen, "en stoor er u
niet aan welke punten ge dan krijgt. Ik ken u allen niet alleen uiter-
lijk, maar ook innerlijk." Dat was genoeg, en de seminaristen kregen,
zoals we zullen zien, in diezelfde dagen het zekere bewijs van wat hij
verzekerde. Ze waren beginnen te houden van Don Bosco, die hun alle zor-
gen wijdde ook ten koste van grote offers. Ze lieten niet na hem steeds
hun genegenheid te laten blijken. Er was besloten dat ze gedurende het
schooljaar 1860-1861 in het Oratorio zouden blijven, om daarna naar hun
eigen seminarie terug te keren, zodra dat aan de curie werd teruggege-
ven. De seminaristen bereikten echter niet allen dezelfde resultaten.
Drie van hen waren door ziekte gedwongen hun studie te onderbreken. Twee
anderen, die de noodzakelijke deugden misten voor de geestelijke staat,
legden het gewijde gewaad af. De anderen behaalden goede punten op het
eindexamen en, teruggekeerd in het seminarie, ontvingen zij naderhand de
heilige wijdingen. Verscheidenen van hen werkten als pastoor met groot
succes in hun ambt. Twee hunner bleven in het Oratorio; een van hen had
heel veel genegenheid voor Don Bosco en voor het gemeenschapsleven opge-

56 Pages 551-560

▲back to top

56.1 Page 551

▲back to top
- VI/551 -
vat en bleef er ook als priester verscheidene jaren, zolang hij niet
besloten had een benoeming in het diocees te aanvaarden. De tweede, Don
Giuseppe Fagnano, trad toe tot de Congregatie van de H. Franciscus van
Sales, en is apostolisch prefect van Zuid-Patagonië en Vuurland.
Kanunnik Anfossi, om een getuige aan te halen, bevestigt wat we
gezegd hebben en hij heeft al deze seminaristen gekend.
Don Bosco had dus de tweede helft van 1860 gewijd aan het zeker
stellen van de geestelijke roepingen van drie diocesen, terwijl hij in-
tussen op geen enkele wijze zijn eigen leerlingen verwaarloosde, ook
niet tijdens de vakantie. Don Bonetti schreef: "Hij had een afschuw van
ledigheid en hij leerde door zijn voorbeeld dat we onze dagen moesten
gebruiken voor de Heer. Boven de deur van zijn kamer stond geschreven:
"IEDER OGENBLIK IS EEN SCHAT." En men zag hem nooit een moment tijd ver-
liezen, in huis niet en daarbuiten evenmin. Wanneer hij, zoals bijna da-
gelijks gebeurde, uitging om zieken te bezoeken of giften in te zamelen,
maakte hij van die tijd gebruik om priesters, seminaristen of leken uit
het huis mee te nemen en hun gehoor te verlenen. Als hij soms alleen
ging, zoals op reis, las hij brieven, verbeterde met een potlood druk-
proeven, ging door met het samenstellen van een boek, ofwel bad hij. De-
zelfde methode paste hij toe als hij in de herfst met de jongens de ge-
bruikelijke tocht maakte."
Van de jongens zelf die hij enkele weken voor het feest van de
heilige rozenkrans naar de Becchi stuurde, verlangde hij dat ze eveneens
niet leeg zouden zitten. Hij vond het uitstekend als ze wandelingen
maakten naar Mondonio, naar Capriglio, Albugnano en andere plaatsen, of
meehielpen bij de wijnoogst van zijn broer Giuseppe. Maar buiten het
nauwkeurig naleven van de dagorder van het Oratorio met betrekking tot
de devoties, gebruikten zij enkele uren per dag om schoolstof van het
afgelopen jaar te herhalen, ofwel om kennis te nemen van wat ze te be-
studeren zouden krijgen in de klas van volgend jaar. Er was steeds een
of andere seminarist of leraar bij hen tot wie ze zich konden wenden om
moeilijkheden te verklaren. Soms werd er ook wat Franse les gegeven.
Nu naderden in 1860 de dagen waarin schikkingen getroffen moesten
worden voor de grote tocht. Op 15 september vertrok een eerste groep
leerlingen naar de Becchi, maar drie dagen later kwam het bericht binnen
over de veldslag bij Castelfidardo. Enkelen in het Oratorio vreesden dat
Don Bosco dat jaar van de herfstwandeling zou afzien, maar dat kwam niet
bij hem op, ofschoon hij heel terneergeslagen scheen door de zorgen die
de paus kwelden. Hij betreurde deze gebeurtenissen en zijn leerlingen
voelden levendig met hem mee.
Zo ging de seminarist Giovanni Cagliero, nadat hij op 27 septem-
ber een andere kleine groep leerlingen naar de Becchi gebracht had, naar
Castelnuovo om zijn moeder een bezoek te brengen. Daar gebeurde iets wat

56.2 Page 552

▲back to top
- VI/552 -
hij als volgt beschreef. "Een oude priester-leraar van me, steunde en
verdedigde in een gesprek de operatie van de regering om de Marken en
Umbrië te bezetten. Hij voegde eraan toe dat de paus heel goed en zonder
schade voor de godsdienst, Rome kon verlaten en zich ergens anders vesti-
gen, in Jeruzalem of op een andere plaats. Op die manier zou Italië een
en onafhankelijk zijn. Ik hield mijn mond niet, maar ik liep zo warm voor
mijn verzet, dat ik dacht het zeker bij hem verkorven te hebben. Daarom
overwoog ik de volgende dag hem mijn verontschuldigingen aan te bieden.
Zonder er veel ophef over te maken, zei hij: "Ik beklaag je. Don Bosco
brengt jullie ten aanzien van de paus zo het hoofd op hol, dat jullie in
staat zouden zijn martelaren te worden voor zijn zaak."
De seminaristen in het Oratorio schaarden zich na het middagmaal
en het avondeten rond Don Bosco en spraken met hem over de gebeurtenis-
sen die Italië in beroering brachten. Daar de oorlog vooral tegen het ko-
ninkrijk Napels gericht was, vroegen ze hem met angstige nieuwsgierig-
heid waarop dat zou uitlopen. Het antwoord daarop vinden we in de kro-
niek van Don Ruffino. "Op 1 oktober zei Don Bosco: "De politieke aangele-
genheden in die streken zullen allemaal in 1862 geregeld worden. In 1861
zal er een einde komen aan de crisis."
De voorspelling van Don Bosco faalde niet. Men hoeft er de ge-
schiedenis maar op na te slaan. Wat allereerst de crisis ofwel de wisse-
ling van regering betreft: op 21 september 1861 werd in Napels en op Si-
cilië een volksstemming gehouden over de vereniging met Piëmont. Op 5
oktober hield Vittorio Emanuele zijn plechtige intocht in Napels en een
maand later in Palermo. Op 31 februari 1861 geeft Gaeta zich na een held-
haftig verzet van drieëneenhalve maand aan de Piëmontezen over en Koning
Francesco II zoekt met koningin Sofia een toevlucht in het Quirinaal te
Rome als gast van Pius IX. Op 26 februari wordt Vittorio Emanuele II door
het parlement tot Koning van Italië uitgeroepen in tegenwoordigheid van
de afgevaardigden van de Italiaanse provincies, met uitzondering van Ro-
me en Venetië. Op 13 maart 1861 wordt na een vierdaags bombardement de
witte vlag gehesen op de citadel van Messina en hetzelfde lot treft Civi-
tella del Tronto in de Abruzzen op 20 maart. Zodoende voltrok zich de
verovering van de beide Siciliën en werd het Bourbonse leger verstrooid.
Het door Frankrijk en Engeland afgekondigde beginsel van non-interventie
vrijwaarde Piëmont van iedere buitenlandse vijand.
Toen de koningscrisis afgelopen was, moest de verovering geconso-
lideerd en geordend worden. Dat gebeurde echter niet zonder ongelooflijk
geweld. In de vastelandsprovincies waren de opstandige bewegingen aan de
orde van de dag. De Bourbonse soldaten, trouw als ze waren aan hun vroe-
gere soevereinen, vormden benden tegen de overwinnaars. Aanhoudend moest
men aanvallen afslaan en hen in de bergen en bossen opjagen. Hun dikwijls
onrechtvaardige wraakoefeningen waren onbeschrijflijk wreed. Het moge ge-
noeg zijn te zeggen, dat in ieder geval, van het begin der onderwerping
tot in augustus 1861, in die provincies 8.969 personen gefusilleerd wer-
den, 10.604 gewond, 918 huizen en bovendien acht hele dorpen platgebrand

56.3 Page 553

▲back to top
- VI/553 -
en dat er bij de twintigduizend personen gevangen genomen werden. Deze
slachtingen duurden onafgebroken twee jaar lang, terwijl ook een groot
aantal Piëmontese soldaten werd gedood. Tegen het midden van 1862 was
het met de dynastieke verzetsbeweging afgelopen. De bandietenbendes, die
geen politieke betekenis en zin meer hadden, gingen echter door met ver-
twijfeld te vechten. De verdachten en de door spionnen als hun medeplich-
tigen aangewezenen, die er zeker van konden zijn zonder vorm van proces
te worden gefusilleerd, sloten zich bij hen aan en deden hun aantal nog
toenemen. Het ontbrak deze mensen echter aan alles: daarvandaan allerlei
strooptochten, hinderlagen, diefstal, overvallen van dorpen en represail-
les.
Doch 120.000 Piëmontese soldaten, wier aantal steeds groter werd,
zorgden voor de bevestiging van de overwinning. Enkele Franse regimenten
bleven in Rome en in de kerkelijke Staat. Napoleon vreesde dat, indien
hij ze terugtrok, Oostenrijk gevraagd zou worden om hen te vervangen.
Frankrijk, en daarna Engeland, België, Portugal, Zwitserland, Ne-
derland, de Verenigde Staten van Noord-Amerika, Griekenland, Pruisen en
Turkije hadden het koninkrijk Italië erkend. Het laatste land dat het
eveneens erkende was Rusland, op 6 augustus 1862.
De voorspellingen van Don Bosco waren dus waarheid geworden.

56.4 Page 554

▲back to top
- VI/554 -
HOOFDSTUK
LV
DON BOSCO EN DE VRIENDEN UIT CHIERI - 1N DE BECCHI -
DE AANKOMST VAN TWEE JONGENS - DE HERFSTWANDELING EN
VERSCHEIDENE HALTEPLAATSEN - DE PREKEN - DE BIECHTEN:
GOED VOORBEELD VAN DE LEERLINGEN VAN HET ORATOR1O -
VERTROUWEN VAN DE OUDERS IN DON BOSCO - DE JONGENS VAN DE
DORPEN LOPEN DON BOSCO EN ZIJN LEERLINGEN ACHTERNA -
HUN VERTROUWEN IN DON BOSCO OP DE WANDELINGEN: WEINIG
ROEPINGEN VOOR HET ORATORIO; GODS WIL DE ENIGE RICHTLIJN
- EEN DEUGD DIE DE PROEF NIET DOORSTAAT - VERZOENING -
TERUGKEER TE TURIJN.
Op 5 oktober had Don Bosco besloten zich naar Becchi te begeven.
Na de heilige mis vertrokken de jongens Jarach, Costanzo, Cerruti en
Albera te voet uit Turijn. Te Chieri gingen ze bij kanunnik Calosso
eten.
's Avonds kwam Don Bosco in een rijtuig aan en besloot te blij-
ven logeren in het huis van ridder Marco Gonella, door welke brave fami-
lie hij uiterst vriendelijk ontvangen werd. Ook de vier jongens kwamen
daar. Daar het nog enkele uren voor het avondeten was ontsponnen zich
daar opgewekte en onderhoudende gesprekken. Don Bosco die een en al be-
minnelijkheid was, praatte en lachte temidden van het vrolijke gebabbel.
Op een ogenblik echter dat de gezinsleden het vertrek verlieten om te
zien of alles goed in orde gemaakt werd voor het avondeten, zei Don Bos-
co tot Albera die naast hem zat: "Als ze me nu eens wat papier gaven,
een pen en een inktkoker, dan kon ik de aflevering van de Katholieke
Lectuur beginnen voor te bereiden. Maar wat wil je? We moeten geduld
oefenen en die brave lieden gezelschap houden." - Het avondmaal werd ge-
bruikt en drie van de jongens gingen naar Don Calosso om de nacht door
te brengen, Albera bleef echter. In de voorkamer die verbonden was met
die van Don Bosco, werd een bed voor hem geplaatst. 's Morgens liet Don
Bosco, met die fijngevoeligheid die hij steeds in alle omstandigheden
in de omgang met zijn jongens in acht nam, eerst zijn stem horen alvo-
rens de deur te openen en zei: "Albera, ben je al op?"
"Jawel, Don Bosco, ik ben al aangekleed."
"Toen kwam Don Bosco de voorkamer binnen en zei: "Laten we naar de

56.5 Page 555

▲back to top
- VI/555 -
kapel gaan. Als Cerruti niet komt, zeg jij maar de gebeden onder de mis."
Zo deed Don Bosco steeds wanneer hij enkele van zijn jongens bij zich
had, tot stichting van wie hem gastvrijheid verleende en van andere ge-
lovigen.
Nooit verzuimde hij op die dag een bezoek te brengen aan kanunnik
Cottolengo, een broer van de eerbiedwaardige stichter van het huisje der
Goddelijke Voorzienigheid. Vele vrienden kwamen daar bijeen om zich met
hem te onderhouden. Ook ging hij zijn opwachting maken bij zijn vroegere
leermeester ín de retorica, die dezelfde naam en voornaam droeg als hij.
Deze geleerde was verbonden aan het college der faculteit van letteren en
wijsbegeerte aan de koninklijke universiteit en professor in de Itali-
aanse letteren aan de koninklijke militaire academie. We hebben al gezegd
dat hij door innige onwankelbare vriendschap verbonden was met zijn leer-
ling sinds hij diens zeldzame verdiensten in de school had leren kennen.
Een ander bezoek dat Don Bosco graag met zijn jongens aflegde, was
aan het graf van Luigi Comollo in de kerk van de H. Filippus.
Op die dag vervolgde Don Bosco met zijn vier leerlingen de reis te
voet. In Riva di Chieri gekomen gingen zij naar Buttigliera. Daar waren
de jongens die hij naar de Becchi vooruitgestuurd had, hem tegemoetgeko-
men, en na een verfrissing in het huis van de kanunnik werd de tocht
voortgezet. Onderweg had een van de leerlingen een worm aan zijn stok ge-
regen. Don Bosco die het gezien had, zei hem: "Waarom maak je dat arme
diertje dood! Het leven is voor hen het mooiste geschenk van God! Voor
hen eindigt met de dood alles."
Laat in de avond kwamen de muzikanten in de Becchi aan, evenals de
zangers, en degenen die een bijzondere prijs verdiend hadden, of anderen,
die een aanmoediging nodig hadden om in hun goede voornemens te blijven
volharden.
7 oktober was de zondag van de H. Rozenkrans, die gevierd werd met
de gebruikelijke godsdienstige plechtigheid en ontspanningen.
Op de 8ste ging het hele gezelschap eten bij de pastoor van Cas-
telnuovo. Hier ontmoette Don Bosco een jongen van het dorp, Bernardo Ara-
to, ongeveer 10 jaar oud. Hij keek hem glimlachend aan, liefkoosde hem
en maakte toen met de duim een kruisje op zijn voorhoofd terwijl hij zei:
"Blijf braaf, jij zult op een dag priester worden en veel goed doen." -
De jongen begreep toen nog niet wat die woorden betekenden en hij vergat
ze. Maar toen hij zijn intrede in het Oratorio deed, was de ontmoeting
met Don Bosco voldoende om hem de gehoorde woorden weer voor de geest
te brengen. Daar er ook een neefje van hem meegekomen was, ging hij met
deze naar de kamer van de dienaar Gods en zei: "Wordt hij ook priester?"
- Don Bosco gaf geen antwoord, maar richtte een blik vol goedheid op de
jongen en zei toen: "Nee, je neef zal geen priester worden, hoewel hij

56.6 Page 556

▲back to top
- VI/556 -
enige tijd het kleed zal dragen. Hij is geroepen om veel goed te doen in
de wereld."
En de een werd priester en een uitstekende pastoor en zijn neef,
die enige tijd het geestelijke kleed droeg, wijdde zich aan het onderwijs
en genoot een verdiende faam als voortreffelijke christelijke schoolmees-
ter.
Toen het gezelschap weer in de Becchi teruggekeerd was, begonnen
alle jongens op de 9de aan de tocht die iets meer dan een week duurde. Om
niet in herhaling van dezelfde feiten te vervallen die al verteld zijn,
zullen we met enkele pennentrekken deze tocht vastleggen, onze lezers
verwijzend naar wat we al gezegd hebben over de wandeling van 1859 en
over die van beperkter omvang in de voorgaande jaren, toen de leerlingen
iedere avond naar hun standplaats in de Becchi terugkeerden.
Een halte werd dus gemaakt in Passerano, trekkend via Mondonio,
met het buitenverblijf van graaf Radicati, en waar pastoor Don Allamano
Giovanni pastoor was, die allebei toegewijde vrienden van Don Bosco wa-
ren. In de voorgaande jaren hadden ze in het Oratorio dikwijls een uitno-
diging van de graaf ontvangen om hem op zijn kasteel te komen opzoeken
en ze werden steeds met hartelijke edelmoedigheid ontvangen.
Een andere halteplaats was Primeglio waar ze gastvrij werden op-
genomen door markiezin Doando en door de markies, die al over de negen-
tig jaar was. Ze hadden een kalf laten slachten en zodoende was er een
overvloed aan geroosterd vlees. Hier werd een dodenmis gezongen, zonder
orgel, zonder partituur, daar men er niet aan gedacht had deze uit Turijn
mee te brengen. Celebrant was de pastoor Don theol. Giuseppe Prinotti.
Ook waren ze een hele dag te Montechiaro met twee pastoors, Don
Giacomo Belussi en Don Giuseppe Aluffi.
Ook waren ze te gast in Montiglio met een groot feest van de pas-
toor Don Roberto Vincenzo.
In Marmorito werden ze triomfantelijk door pastoor theol. Valfre-
do Carlo, ontvangen nadat zij eerst nog enkele andere dorpen bezocht had-
den.
Overal waar Don Bosco heenging, werd hij door een buitengewoon
grote menigte opgewacht. De muziekkapel, de toneelstukken, de plechtighe-
den en de liederen in de kerk vormden ongetwijfeld een grote aantrekke-
lijkheid; maar vooral het woord Gods vierde in die dagen triomfen. Voor
Don Bosco werden deze wandelingen ware apostolische zendingen van een
nieuwe soort. Graag preekte hij bij iedere gelegenheid, daar hij ervan
overtuigd was dat dit zijn strikte plicht was.
De gevoelens die hem bezielden waren die van de H. Paulus: "Dat
ik het evangelie predik, is voor mij geen reden om te roemen: ik kan
niet anders. Wee mij, als ik het evangelie niet verkondig! Deed ik het

56.7 Page 557

▲back to top
- VI/557 -
uit eigen beweging, dan had ik recht op loon; maar zo is het niet, het is
een taak die mij is opgelegd."(1)
En na een preek die bij hem recht uit het hart kwam, stelde Don
Bosco zich beschikbaar om biecht te horen.
's Avonds ontrolde zich een veelkleurig en ontroerend schouwspel.
Van de jongens van het Oratorio, waren er sommigen die het toneel op-
bouwden voor het theater, anderen droegen de tafel voor het avondeten
aan en maakten ze in orde, weer anderen maakten muziek of zongen, en
ook waren er die bij Don Bosco gingen biechten. Mensen uit het dorp die
de kerk binnenkwamen en deze zo aandachtige en godvruchtige jongens za-
gen die zich voorbereidden op de biecht, gingen diep onder de indruk
eveneens voor Don Bosco knielen.
"Maar waarom bent u gekomen"? vroeg Don Bosco.
"Ik heb die jongens van u gezien... Ik moet biechten."
Door nieuwsgierigheid gedreven zagen de dorpsjongens een schouw-
spel waaraan ze niet gewoon waren en het goede voorbeeld werd voor velen
de prikkel om zich met God te verzoenen.
Op een avond bleef een van hen staan om naar Don Bosco en zijn
penitenten te kijken. Hij ging weg, en keerde terug; ten slotte ging hij
vastbesloten op Don Bosco toe om een beroep op hem te doen met de woor-
den:
"Ik houd het zo niet uit! Ik wil me ontlasten van mijn zonden."
En hij huilde.
Don Bosco zei hem: " Maar wat dan heeft uw hart getroffen?"
"Die onschuldige jongens", zei ik bij mezelf, "biechten zo goed;
en moet ik die een zondaar ben, dan zo blijven rondlopen? Kan ik bij u
biechten?" - En hij bleef schreien.
De volgende dag was de communiebank keer op keer geheel bezet
door degenen die de heilige hostie ontvingen, en bij velen nam men daar-
na een grote en bestendige ommekeer in hun zedelijk en godsdienstig le-
ven waar.
De inwoners van de verscheidene plaatsen bewonderden de zo leven-
dige, vrome en ingetogen leerlingen van het Oratorio, die 's avonds een
heel dorp vermaakten en 's morgens te communie gingen.
Steeds met zijn gedachten bij zijn jongens, bevond Don Bosco zich
midden in hun spel, en was hij bij hen als ze zich op weg begaven. Tel-
kens liet hij hun een woord met betrekking tot God of Onze-Lieve-Vrouw
(1) 1 Kor. 9, 16-17.

56.8 Page 558

▲back to top
- VI/558 -
of tot een te beoefenen deugd horen. Zijn gedrag was steeds en altijd dat
van een heilige.
Als de mensen die voortdurende vaderlijke zorg zagen, kregen zij
een grote eerbied voor de priesters en niet weinige ouders waren van plan
om hem de opvoeding van hun eigen kinderen toe te vertrouwen. De jongens
van die dorpen waren geestdriftig en sloten zich bij de schare van het
Oratorio aan, aangetrokken door het beminnelijke en vriendelijke optreden
van Don Bosco. Hij leek wel de goede Jezus zelf, toen deze uitriep: Sini-
te parvulos venire ad me. Ook waren er velen die het gezelschap een hele
dag volgden, deelnamen aan het middageten, aan de spelen, aan de gods-
dienstoefeningen en dan tegen de avond naar huis terugkeerden. Anderen
konden niet genoeg krijgen van hun nieuwe vrienden, en op het einde van
de dag bleven ze bij hen logeren. Meer dan een liet de opgewekte troep
verscheidene dagen lang niet meer in de steek, en ze zochten een zo goed
mogelijk onderkomen op de boerderijen. Sommigen maakten de hele wandeling
met Don Bosco mee tot het eind van de tocht en als ze dan in Turijn kwa-
men wilden ze niet meer naar huis terugkeren.
"Op die manier", zo schreef kanunnik Giacinto Ballesio, "deed Don
Bosco op die poëtische omzwervingen zijn vangst. Hij viste de jongens uit
die kleine plaatsjes op, trok hen aan tot het goede om van hen instru-
menten te maken voor zijn heilige ondernemingen. Hij had daarvoor een
nauwkeurig en fijngevoelig criterium." Hij richtte het vooral op zijn
interne leerlingen. Zij beijverden zich om strijd om hem op die heel lan-
ge wandelingen te vergezellen en hadden de gelegenheid om heel hun hart
voor hem te openen. Door die innige vertrouwelijkheid waarmee hij hen aan
zich bond, bleef er niets voor hem verborgen van al wat ze gedaan of ge-
dacht, gehoord of gezien hadden. Soms besteedde hij heel die tijd om zich
met slechts één enkele jongen te onderhouden. Zijn gesprek draaide bijna
steeds rond de roeping en de manier om deze te leren kennen. "Inderdaad
zijn weg kennen is de wijsheid van de verstandige, het dwaalbegrip op dat
gebied is de domheid der dwazen", dat wil zeggen, die weg links te laten
liggen en er zich in te vergissen uit hartstocht, uit ijdelheid, uit ei-
genbelang. Aldus het boek der Spreuken.(1)
Hoeveel beminnelijke bijzonderheden zouden daarover niet aan te
halen zijn! Een priester vertelt dat Don Bosco op een dag van zijn eer-
ste seminariejaar, nadat hij het hele gezelschap vooruitgestuurd had
naar Passerano van graaf Radicati, hem bij zich hield, opdat hij hem zou
vergezellen als hij, enkele uren later, naar de graaf toeging. Op de top
van een heuvel gekomen, zei Don Bosco tot hem dat velen van zijn jongens
heel goed voortgang maakten op de weg van de deugd, maar dat er slechts
heel weinigen onder hen waren die in het Oratorio zouden blijven.
Op de man af vroeg deze hem toen: "En ik, zal ik altijd in de Con-
(1) 14.8.

56.9 Page 559

▲back to top
- VI/559 -
gregatie blijven?" - En na een poosje, toen hij zag dat Don Bosco in ge-
dachten verzonken bleef en niet antwoordde, vervolgde hij: "Zegt u me
tenminste of ik altijd braaf zal blijven?"
Glimlachend antwoordde Don Bosco toen op de tweede vraag: "0, ja,
jawel!"
Don Bosco's geest hield zich veel bezig met de grote behoefte die
hij had aan talrijke helpers, te meer daar hij voorzichtig was om een
uitnodiging tot iemand te richten, wanneer hij er niet zeker van was of
er van een roeping sprake kon zijn. Wanneer het hem voorkwam dat een jon-
gen elders geroepen werd tot meerdere eer van God, aarzelde hij zelfs
niet hem dat mee te delen. In 1860 zei hij inderdaad, om nauwkeurig te
zijn op 28 oktober, tot Don Ruffino: "De seminaristen Duino en Becchio
zijn niet geroepen om bij ons te blijven. Het zou hun roeping zijn do-
minicaan te worden. Ik heb hun die raad gegeven. Zij hebben erover nage-
dacht, maar het bevalt hun niet. Daarom heb ik Duino aanbevolen en ver-
wezen naar zijn bisschop, die hem graag zal opnemen in het seminarie van
Pinerolo."
Degenen die hem vroegen om bij hem te blijven, legde hij gewoon-
lijk een proef op.
Gedurende een wandeling had Gerolamo Suttil erop aangedrongen, zo-
als hij al vaker gedaan had, dat Don Bosco hem zou opnemen onder zijn sa-
lesianen. Don Bosco antwoordde hem: "Maar, hoe zul je je kunnen gewennen
aan de verstervingen, aan de vernederingen en aan de vermoeienissen die
een salesiaan moet doorstaan?"
"Stelt u me maar eens op de proef", zei de jongen, "en u zult zien
dat ik in staat ben om alles te verdragen."
"Je zult er niet in slagen, zeg ik je." "Probeert u het eens."
"Goed, ik hou je aan je woord", zei Don Bosco. "Akkoord!"
Op dat ogenblik zinspeelde Don Bosco met geen woord meer op deze
soort uitdaging. Maar toen ze in Buttigliera, zoals steeds, bij de gravin
gekomen waren, die een weldoenster van het Oratorio was, om daar de dag
door te brengen, stelde hij hem op de proef.
In een prachtige zaal was er een overvloedige tafel klaar gezet
voor Don Bosco en voor de voornaamste personen uit het gezelschap. De
jonge Suttil, die heel goed piano speelde, begon enkele moeilijke stuk-
ken zo mooi te vertolken dat hij levendige bijval kreeg.
Intussen brak het ogenblik aan voor de maaltijd. Het grootste ge-
deelte van het gezelschap had een plaats aangewezen gekregen in een ge-

56.10 Page 560

▲back to top
- VI/560 -
lijkvloers gelegen vertrek.
Suttil was gewoon aan de eretafel plaats te nemen. Don Bosco liet
hem bij zich komen: "Luister eens", zei hij tot hem, "jij, die verstandig
genoeg bent, moet me een genoegen doen. Ga naar beneden en assisteer de
jongens. Zeg hun dat ze naar hartelust kunnen eten, maar dat ze geen
dwaasheden moeten doen door te veel te eten of te drinken. Als jij bij
hen bent ben ik geruster. Jij eet, dan maar met hen mee."
Suttil zei geen woord en ging naar beneden. Zijn gezicht stond
ernstig. Hij nam plaats aan tafel, maar al gauw stond hij op en begon
midden tussen de tafels heen en weer te lopen waaraan de jongens opgewekt
zaten te eten. Hij deed zijn best om rustig te schijnen, maar daar hij de
terneergeslagenheid en de angel die hem stak en opwond niet kon verber-
gen, liep hij naar buiten het erf op en bleef daar moederziel alleen
rondlopen.
"Wat scheelt Gerolamo"? zeiden de jongens onder elkaar. "Is hij
ziek? Zit hem iets dwars? Hij is niet zoals anders!"
Toen de maaltijd afgelopen was, kwamen Don Bosco en de andere he-
ren naar beneden en mengden zich onder de jongens. Deze vertelden hem dat
Gerolamo niet gegeten had en er zo terneergeslagen uitzag. Don Bosco ging
naar hem toe.
"Wel, mijn beste jongen, wat heb je? Hebben je kameraden je ge-
plaagd? Voel jij je niet goed?"
Suttil gaf geen antwoord, maar na nog enkele vragen van Don Bosco,
barstte hij opgewonden uit: "Dat zal ik u eerlijk zeggen. Het heeft me
erg veel pijn gedaan niet te mogen aanzitten bij het gezelschap van uw
gebruikelijke tafelgenoten."
"0"! riep Don Bosco uit. "Heb je me dan niet gezegd, dat ik je op
de proef moest stellen?"
De jongen sloeg de ogen op die hij tot nu toe naar de grond ge-
richt gehouden had, hij keek Don Bosco in het gezicht en begon te lachen:
"Als u me dat gezegd had, zou ik wel opgepast hebben en me ertegen ver-
weerd hebben", antwoordde hij.
"Prachtig! Maar als je het geweten had, was het geen proef meer
geweest!"
"U hebt gelijk!" En daar hij bleef lachen scheen hij wel zijn ge-
wone opgewektheid weer terug te krijgen.
De jongen werd niet in de Congregatie opgenomen; hij ging naar

57 Pages 561-570

▲back to top

57.1 Page 561

▲back to top
- VI/561 -
Frankrijk en toen hij vele jaren later in het Oratorio terugkeerde,
stierf hij temidden van de salesianen.
In datzelfde jaar 1860 begaf Don Bosco zich naar de Becchi en be-
zocht het duurbare graf te Mondonio. Van daar begaf hij zich naar Chieri
waar de maaltijd bereid was door mejuffrouw Pozzo. Van daar stuurde hij
de jongen Paolo Albera met een kameraad naar Turijn, om Don Alasonatti te
zeggen dat het gezelschap die avond nog niet in het Oratorio zou aanko-
men.
Na de maaltijd volgde, onder begeleiding van het muziekkorps en
vergezeld van de andere jongens, de mars langs de gebruikelijke provinci-
ale weg van Turijn. Maar op korte afstand van de Madonna del Pilone en
van de Po, sloeg men rechtsaf en klom men naar Pino bij Turijn. Daar was
Don Giacomo Aubert pastoor, met wie Don Bosco door oude vriendschapsban-
den verbonden was. Sinds 1845 en vele jaren daarna was hij in die lande-
lijke parochie dienst gaan doen en had er verscheidene roepingen ontdekt
en de betrokken jongens geholpen bij hun geestelijke loopbaan. Daar kende
hij de jonge Del Mastro, die hij naar Cottolengo zond om een leerling te
worden bij de Tommasini, die toen slechts met tien man waren. Del Mastro
werd een heilig en geleerd pastoor.
In Pino woonde ook de familie Ghivarello waarvan de zoon Carlo al
enkele jaren leerling van het Oratorio was. Dikwijls hielden de medeleer-
lingen van Carlo, als ze naar Chieri gingen, hetzij met weinigen of met
velen, daar een korte pauze en werden er met hartelijke edelmoedigheid
onthaald. Onder de vele vrienden die Don Bosco in dat dorp telde was ook
een oude rijke herenboer. Tengevolge van enkele verkeerd begrepen woor-
den, die hij beledigend achtte voor zijn persoon, was deze verbitterd
tegen de pastoor en had al verscheidene jaren ieder contact met hem ver-
broken. Hij vermeed iedere gelegenheid om hem te ontmoeten of met hem in
gesprek te komen. Al lang had Don Bosco nagedacht over de manier om tot
een verzoening bij te dragen. Nu had deze eigenzinnige, maar niet boos-
aardige man, hem dat jaar uitgenodigd om met zijn jongens langs Pino te
komen en een hele dag in zijn huis door te brengen. Don Bosco had de uit-
nodiging aangenomen en ging er graag heen. De oude baas was buiten zich-
zelf van vreugde en liet voor een goed avondmaal zorgen. De jongens lie-
ten hun muziek weerklinken en 's avonds was er een theatervoorstelling.
Ze brachten er de nacht door. Don Bosco had al het mogelijke gedaan om
het hart van die man voor zich te winnen. Daarom zocht hij een gelegen-
heid om met hem in gesprek te komen. Enkele malen slaagde hij erin om het
gesprek te brengen op de noodzakelijkheid en de vreugde van de vredelie-
vendheid. De oude man beweerde dat hij de pastoor wel vergiffenis wilde
schenken, maar dat hij zich niet genoopt voelde om nog betrekkingen met
hem te onderhouden.
"Maar", zei Don Bosco hem, "tot wanneer wilt u daarmee door blij-
ven gaan? U staat aan de rand van het graf en wilt u met deze wrok voor
de rechterstoel van God verschijnen? Waarom wordt u niet goede vrienden

57.2 Page 562

▲back to top
- VI/562 -
met de pastoor, die overigens een brave man is en ik weet dat hij het
goed met u meent en met achting over u spreekt?" - Doch alles was ver-
geefs. De oude man was voor geen rede vatbaar.
De volgende dag, toen Don Bosco het huis verliet, nodigde hij
zijn gastheer uit hem een eindweegs te vergezellen. Zonder dat deze er
erg in had en er zich vervolgens kon aan onttrekken, trok hij met zijn
gezelschap in de richting van de pastorie, onder het voorwendsel er een
stukje muziek te gaan maken onder het venster van de kanunnik, zoals ge-
bruikelijk was. Daar aangekomen, kwam de pastoor, die gewaarschuwd was,
naar buiten, trad hem tegemoet en nodigde Don Bosco uit binnen te komen.
De oude herenboer had er een grote afkeer van, maar kon zich moeilijk
onttrekken aan de uitnodiging die ook op een hartelijke en vriendelijke
manier tot hem gericht werd. Toen hij binnen was werd hij met de groot-
ste voorkomendheid bejegend. De pastoor had een goede fles wijn gereed-
gezet en verzocht de oude heer hun vriendschap te hernieuwen. Aan zoveel
aandrang en aan de nieuwe en herhaalde smeekbeden van Don Bosco kon de
man geen weerstand bieden. Hij sloot vrede en werd op die manier ruim-
schoots beloond voor de gastvrijheid die hij aan Don Bosco verleend had.
's Avonds keerde het gezelschap weer in het Oratorio terug.

57.3 Page 563

▲back to top
- VI/563 -
HOOFDSTUK
LVI
HERVORMINGEN OP DE SLAAPZALEN - EEN NIEUW PROGRAMMA VOOR
HET AANNEMEN VAN DE STUDENTEN - INBEZITNEMING VAN HET HUIS
FILIPPI EN DE BESCHRIJVING ERVAN - EEN HOUTEN BRUG -
VERSCHEIDENE OORZAKEN VAN DE KOMST VAN ENKELE LEERLINGEN
IN HET ORATORIO; EEN UITNODIGING VAN DON BOSCO; EEN
VERHOORD GEBED; DE KLOK VAN HET AVE MARIA EN EEN
VERTROOSTENDE STEM - VOORSPELLENDE EN OPBEURENDE
FANTASIEEN VAN TWEE JONGENS - ONZE-LIEVE-VROUW EN DE GAVE
VAN HET GEHEUGEN - EXAMENS EN PUNTEN VAN DE SEMINARISTEN -
PLECHTIGE VOORLEZING VAN HET REGLEMENT VAN HET ORATORIO -
HET BEGIN VAN DE LESSEN EN INAUGURALE TOESPRAKEN VAN DE
LERAREN - DE DRIEMAANDELIJKSE PUNTENLIJSTEN - TWEE
VERMANINGEN VOOR DE SEMINARISTEN.
In het Oratorio werd alles in gereedheid gebracht voor het begin
van het schooljaar 1860-1861 en met grotere kosten dan in de voorafgaan-
de jaren.
Op de slaapzalen moesten al de bedden van de jongens uniform wor-
den, want sommigen sliepen in een armzalig bedje, dat ze van thuis mee-
gebracht hadden, anderen in een hangmat. Sommigen hadden de strozak of
de matras op planken gelegd, ondersteund door een onderstel van hout of
ijzer. Een enkeling stelde zich tevreden met een strozak die op de ste-
nen vloer lag. "Wie de stoot gaf tot een dergelijke hervorming", schreef
Giuseppe Reano, "was mevrouw Ropolo, de moeder van een leerling. Zij was
naar het Oratorio gekomen en toen zij Don Bosco aantrof, sprak zij vrij-
moedig in deze zin:
"Don Bosco, ik heb de bedden op de slaapzalen gezien en ze zijn
allemaal even armzalig. Waarom zijn er geen ijzeren bedden?"
Don Bosco antwoordde haar: "Zo gauw ik een lot uit de loterij ge-
trokken heb, zullen we alle slaapzalen van keurige ijzeren bedden voor-
zien. Met vierhonderd hebben we er niet genoeg en de kosten zijn erg
hoog."

57.4 Page 564

▲back to top
- VI/564 -
Doch plots, enkele weken na dit gesprek, gaf Don Bosco opdracht aan
de heer Chiusani, die zijn werkplaats in de buurt van de fonteinen van
Santa Barbara had, iedere week twintig ijzeren bedden te maken en naar
het Oratorio te brengen, totdat iedere leerling er een zou hebben. Binnen
enkele maanden was aan de wens van mevrouw Ropolo voldaan. Toch had Don
Bosco stellig geen lot uit de loterij getrokken, doch blijkbaar uit die
van de goddelijke Voorzienigheid. De bedden waren inderdaad betaald.
Deze vernieuwing in het huis die begon met de slaapzalen van de
studenten, verplichtte Don Bosco een nieuw programma van aanneming op
te stellen voor de ouders van de jongens die om toelating tot het Orato-
rio verzochten. Daar de aanvragen echter heel talrijk waren en er een be-
hoorlijke tijd nodig was om de omstandigheden van de ouders en hun be-
doelingen te leren kennen, evenals de aanleg van de jongens met hun mo-
reel en geestelijk gedrag, was er een vastgesteld kostgeld noodzakelijk
voor de eerste twee maanden van hun verblijf in het Oratorio. Het was een
noodzakelijke maatregel om te voorkomen dat zij ten laste zouden komen
van het huis die niet verdienden de voordelen ervan te genieten. Met zijn
gevoel voor naastenliefde wist Don Bosco echter veel uitzonderingen te
maken.
De gedrukte en verspreide voorwaarden luiden aldus:
"
VOOR DE VAKLEERLINGEN
"
" 1. Het zijn wezen die geen vader of moeder meer hebben.
" 2. Ze zijn minstens twaalf jaar en niet ouder dan achttien.
" 3. Arm en verlaten.
"
"
VOOR DE STUDENTEN
"
" 1. Ze hebben de lagere school doorlopen en willen het gymnasium
"
volgen.
" 2. Ze zijn aanbevelenswaardig door hun intelligentie en morele
"
gedrag.
" 3. Ze worden twee maanden op proef aangenomen voor fr. 24.- per
"
maand.
"
"
ALGEMENE REGELINGEN
"
" 1. Het is de leerlingen ten strengste verboden geld bij zich te
"
hebben. Wie in het bezit ervan is, stelt het ter hand aan de
"
prefect van het huis, die het zal teruggeven al naargelang er
"
behoefte aan is.
" 2. Elk bedrag tot welke overeengekomen som ook, dient voor drie
"
maanden vooruit betaald te worden.
"
De inrichting zal aan de leerlingen ijzeren bedden ver-
"
schaffen en gevulde strozakken. Ieder ander kledingstuk of
"
benodigdheden

57.5 Page 565

▲back to top
- VI/565 -
" voor de bedden komt ten laste van de leerlingen, tenzij zij
" kunnen aantonen door armoede daarin niet te kunnen voorzien.
Intussen was Don Bosco al in het bezit gekomen van het aan hem ver-
kochte eigendom van de familie Filippi. Het bestond voornamelijk uit een
onregelmatige vierhoek, die door een muur van de speelplaats van het Ora-
torio gescheiden was. Aan de zuidkant was een overdekte ruimte langs de
via della Giardiniera en aan het uiteinde daarvan, aan de oostzijde, was
er een deur voor de wagens. In de zijde, die een hoek met deze toegang
vormde, stonden de stallen met de hooizolders, waarop tal van zwervers,
die er als stamgast beschouwd werden, gewoon waren de nacht te komen
doorbrengen; bovendien liep daar nog een stuk muur. Aan de noordkant
stond, nagenoeg in een rechte lijn met het voornaamste massief van het
hospitium, een huis van twee verdiepingen ongeacht de gelijkvloerse ver-
dieping die als zijdeverwerkingsplaats dienst deed. Het was 35 meter
lang, 7 1/2m breed en bijna 11 m hoog. Twee vleugels van dezelfde hoogte,
strekten zich aan de uiteinden, elk over een breedte van 13 meter, paral-
lel met elkaar lopend in zuidelijke richting uit over een afstand van 8m
en omvatten een pleintje dat niet breder was dan 9 1/2m. De toegang er-
heen was een klein wegje, aan weerszijden begrensd door hoge heggen.
Van zijn nieuw verworven bezit kon Don Bosco echter slechts de
bovenste verdieping, die voor slaapzalen bestemd was, gebruiken, daar de
lager gelegen vertrekken nog bezet waren door de oude huurders, en de
schuur, de stallen en de open plaats door de heer Visca. De huur hiervan
was nog niet verlopen. Bovendien werd gedurende meer dan een jaar lang,
de muur die beide panden van elkaar scheidde, niet afgebroken. Daarom
werd er van boven aan de hoogste verdieping een voorlopige brug van bal-
ken en planken gebouwd, waarover men tot in het achter het goed gelegen
weiland kon komen. Daar er tussen het ene huis en het andere zeven meter
ruimte lag, een stukje zee als het ware, werd het nieuwe gebouw door de
jongens met een beroemd geworden woord Sicilië genoemd, omdat het van
het hoofdgebouw, of het vasteland, gescheiden was.
Vele jongens waren ervan overtuigd dat God zelf dit toevluchts-
oord in zijn barmhartige liefde voor hen bereid had. Daardoor gaf Hij
hun een teken dat hij niet onbetrouwbaar was zoals zij gemeend hadden.
Anderen meenden dat de heilige Maagd zoveel genaden voor hen verkregen
had en hen als het ware aan de hand geleid had om hen met haar zegenin-
gen te verrijken. Er was een bepaald aantal jongens in het Oratorio ge-
komen, doordat zij zich op wonderbare wijze aangetrokken gevoeld hadden
door de dienaar Gods en door Maria.
Om met de laatste te beginnen zullen we een eenvoudig feit vertel-
len dat zich in de loop van de jaren weer honderden malen op verschil-
lende manieren voordeed, en dat ons door een brave moeder verhaald werd.

57.6 Page 566

▲back to top
- VI/566 -
Mevrouw Rosa Rostagno, geboren Masino, kwam in 1860 met haar vijf-
tienjarige zoon Severino uit Pinerolo in Turijn aan. Zij liet zich aan-
melden bij Don Bosco, daar ze verlangde kennis met hem te maken. Zij was
verrukt over de minzaamheid van Don Bosco, die, Severino apart nam, hem
een paar van die geheimzinnige woorden in het oor fluisterde die zo een
wonderbare uitwerking konden hebben. De moeder was op enige afstand blij-
ven staan en kon niet horen wat er gezegd werd, maar zij was heel ver-
baasd toen zij de uitwerking zag die deze woorden op haar jongen hadden.
Hij was een en al geestdrift. Beiden verlieten het Oratorio, erg geluk-
kig dat ze Don Bosco gezien hadden.
De zoon hield het geheim van Don Bosco's woorden echter voor zich,
wilde ze nooit aan iemand toevertrouwen en nam zijn geheim mee in het
graf. Zelfs zijn moeder kon er niet achterkomen.
Bij het afscheid nemen van Severino had Don Bosco tegen hem ge-
zegd: "Je moet me nu en dan eens schrijven, ik zal je antwoorden." - De
jongen aarzelde te schrijven. Daar hij ziekelijk was, was hij al een
beetje achter in zijn klas en hij schaamde zich bij de gedachte dat hij
niet goed zou schrijven.
Zijn moeder spoorde hem er toe aan, maar hij maakte er zich vanaf,
hoewel hij toegaf dat hij Don Bosco veel te vertellen had. - "Nu, goed
dan", besloot zijn moeder; "doe dan alsof je bij Don Bosco bent en
schrijf zoals je tot hem zou spreken." - Eindelijk gaf Severino toe en
schreef aan Don Bosco, die hem als volgt antwoordde:
"
Mijn allerbeste jongen,
"
"
Je brief heeft me genoegen gedaan. Als je zo een grote
" blijdschap ondervindt door een kort ogenblik dat wij samen waren
" om een paar woorden te wisselen, hoeveel vreugde zal er dan voor
" ons niet zijn weggelegd, wanneer wij, met Gods hulp, voor altijd
" in de hemel gelukkig zullen zijn? Daar zullen we eenstemmig in
" eeuwigheid de lof van onze Schepper zingen.
"
Houd dus goede moed, mijn jongen, sta sterk in het geloof,
" neem iedere dag toe in de heilige vreze Gods, wacht je voor slecht
" gezelschap als voor giftige slangen, maak dikwijls gebruik van de
" sacramenten van biecht en communie, beoefen de godsvrucht tot de
" Allerheiligste Maagd Maria en je zult gelukkig zijn.
"
Toen ik je zag was het mij alsof ik bepaalde plannen van de
" goddelijke Voorzienigheid met jou onderkende. Ik zal het je nu nog
" niet vertellen. Maar als je me weer eens komt opzoeken, zal ik
" duidelijker zijn en zul je de reden kennen van bepaalde woorden
" die ik toen tot je zei.
"
De Heer schenke jou en je moeder gezondheid en genade; bid
" voor mij die van ganser harte is,
"
je zeer genegen
" Turijn, 5 september 1860.
Bosco Giovanni, pr.

57.7 Page 567

▲back to top
- VI/567 -
" De Jongeheer Severino Rostagno,
" student
" Via del Pino,
" casa Valetti
" Pinerolo
Toen Severino deze brief ontving, was hij ongeduldig om Don Bosco
weer te gaan opzoeken. Maar zijn moeder stelde het telkens weer uit om er
met hem heen te gaan, daar zij door haar zaken werd opgehouden. Eindelijk
zei de jongen op de vooravond van het feest van de H. Severinus tot zijn
moeder: "Gaat u met mij, bij wijze van geschenk voor mijn naamdag. Don
Bosco opzoeken." - De moeder gaf hem zijn zin. De volgende dag was hij in
Turijn, sprak lang met Don Bosco en drong er tenslotte bij zijn moeder op
aan hem voor zijn opvoeding aan Don Bosco toe te vertrouwen. Er waren
moeilijkheden, maar die werden overwonnen met de volgende brief:
"
Allerbeste in de Heer,
"
"
Indien je als goed soldaat bereid bent je te houden aan
" de gewone kost en inwoning, zoals Muriana, zal ik het je gratis
" geven, maar dan blijven er ten laste van je moeder over de klei-
" ne uitgaven voor de boeken en kleding. Wat de nodige uitrusting
" betreft, die kan je ook vragen aan degenen die al bij ons geweest
" zijn.
"
Als het zo goed is, kom dan spoedig en we zullen van gan-
" ser harte werken aan het heil der zielen.
"
God zegene je,
"
Je toegenegen in J.C.
" Turijn, 29 oktober 1860.
Bosco Giovanni, pr.
De jongen ijlde naar het Oratorio.
Bij deze uitnodigingen voegden zich ook de ingevingen van Onze-
Lieve-Vrouw.
Enrico Bonetti, 24 jaar oud, geboren in Caprino in de provincie
Bergamo, moest, nadat hij het geestelijke kleed had aangenomen, het weer
afleggen, doordat zijn weg naar het priesterschap door een ernstige moei-
lijkheid gekruist werd. Hij was dus verplicht in zijn levensonderhoud te
voorzien met het werk van zijn handen. Hij kwam naar Turijn waar hij een
betrekking vond. Maar de vroegere verlangens, die nog steeds in hem leef-
den, het gezelschap van ongelovige en verdorven lieden in het huis waar
hij woonde, het feit dat hij gedwongen was ook 's zondags op zijn werk te
zijn en de moeilijkheden die hij ondervond bij het beoefenen van zijn
devoties, maakten hem het leven erg moeilijk. Daar hij het de hele week

57.8 Page 568

▲back to top
- VI/568 -
door ook erg druk had, ging hij, als hij ook maar een half uurtje vrij
had, naar de Consolatakerk, om zijn hemelse moeder te smeken hem de
gunst te verlenen zich spoedig uit de gevaren van de wereld te kunnen
terugtrekken.
Onze-Lieve-Vrouw verhoorde zijn vurige wensen. Op een zondagavond,
toen hij zich neerslachtiger voelde dan ooit, sloeg hij de weg in die
leidde naar de buurt van het Oratorio. Op een zeker punt gekomen werd
zijn oor getroffen door een luid, vrolijk en verward geschreeuw van jon-
gens. Hij bleef een ogenblik staan tegenover de kerk van de H. Francis-
cus van Sales, boog diep ontroerd het hoofd en zei schreiend bij zich-
zelf: " 0, wat moeten die jongens toch gelukkig zijn!" Op dat ogenblik
vroeg hij aan iemand die daar voorbijkwam, wat dat voor een huis was
waaruit die vrolijke klanken opstegen. Hij kreeg als antwoord: "Het Ora-
torio van Don Bosco." Hij ging er direct heen, liet zich bij Don Bosco
aanmelden, opende heel zijn hart voor de man Gods, en verklaarde dat de
bekrompen omstandigheden van zijn familie het niet mogelijk maakten het
kostgeld voor het seminarie te betalen. Hij werd aangenomen, trad korte
tijd daarna toe om deel uit te maken van de gelukkige bewoners van het
hospitium en toen er enkele maanden verstreken waren, gaf hij het ver-
langen te kennen om zich geheel en zijn leven lang aan het werk van het
Oratorio te wijden.
Don Bosco die hem kende als een deugdzame, geestrijke en ontwik-
kelde jongen, schonk hem niet alleen het hele kostgeld, maar voorzag hem
ten laste van het huis voor zover nodig ook van kleding, boeken en andere
dingen.
Enrico Bonetti werd een ware schat voor het Oratorio. Hij werd tot
priester gewijd, en hij sprak steeds vol dankbaarheid over de barmhar-
tigheid die Onze-Lieve-Vrouw hem betoond had.
Een andere jongen,(1) van dezelfde leeftijd als bovengenoemde En-
rico, en die tot een heel andere provincie behoorde, onthulde op zekere
dag tegenover een vertrouwde priester zijn neiging om toe te treden tot
een of andere orde of kloostercongregatie. Maar hij voegde eraan toe dat
hij om een of andere reden er maar geen kon vinden die hem aansprak.
"Wel", antwoordde deze priester hem, "Onze-Lieve-Vrouw houdt zo
veel van je, dat als je geen orde of congregatie vindt die je bevalt,
zij er wel een voor je zal vinden die je aanstaat. Je zult het zien."
Op een zondag ging deze jongen, die in alle ernst wilde weten wat
Gods wil was met betrekking tot zijn toekomst, de rozenkrans bidden voor
het Maria-altaar in de kerk van zijn dorp. Hij vroeg Maria hem het licht
te schenken om zijn roeping te kunnen onderkennen.
(1) Dit is volgens een aantekening van D. Montagnini, J.B. Lemoyne.

57.9 Page 569

▲back to top
- VI/569 -
Toen hij de volgende morgen tegen het aanbreken van de dag ont-
waakte, maar nog niet helemaal wakker was, hoorde hij, terwijl de klok
voor de eerste mis luide, een duidelijke stem die aan zijn oor zei: "Ga
naar L..., daar zul je Don Bosco aantreffen." - De jongen werd wakker
met deze mededeling nog heel duidelijk in zijn gedachten. Hij had meer
dan eens over Don Bosco horen spreken. Op een dag was hij naar Turijn
gegaan om hem om raad te vragen, maar hij had hem niet aangetroffen. Hij
kende hem als stichter van het Oratorio, maar hij wist niets van de Con-
gregatie van de H. Franciscus van Sales. Hij kende geen vrienden van Don
Bosco. Het leek hem gemakkelijker de paus in zijn dorpen te zien dan Don
Bosco, zo afgelegen waren ze.
Hij vertrouwde het vreemde verschijnsel van die stem die hij ge-
hoord had meteen toe aan drie goede vrienden, die tot hem zeiden: "Het
dorp L..., dat is maar een uur hier vandaan en je kunt dus gemakkelijk
dat verlangen bevredigen."
De jongen gaf toe door de volgende dag naar L... te gaan, in ge-
zelschap van een van die drie vrienden.
Daar hij de pastoor niet kende, ging hij eerst naar het huis van
een oude kapelaan, die vroeger schoolmeester geweest was in zijn geboor-
tedorp. Nadat hij met grote hartelijkheid ontvangen was, vroeg hij de
kapelaan of hij bericht gehad had van Don Bosco. De kapelaan antwoordde
van neen, maar dat de pastoor in nauwe vriendschapsbetrekkingen stond
met de stichter van het Oratorio van Turijn. Toen ging hij bij de pas-
toor op bezoek en toen hij verteld had dat hij Don Bosco in Turijn niet
te spreken had kunnen krijgen, hoorde hij de pastoor tot zijn grootste
verbazing zeggen: "Over acht dagen is Don Bosco hier."
Vol vreugde keerde hij naar zijn dorp terug en kwam de twee vrien-
den tegen, die hem tegemoet gegaan waren en, lachend over zijn veronder-
stelde teleurstelling, riepen ze al van verre: "En, komt Don Bosco?"
Triomferend riep de jongen, eenstemmig met degene die hem vergezeld had:
"Hij komt, hij komt!" - Het feit zelf deed naderhand hun verbazing ten
top stijgen. Nauwelijks was Don Bosco aangekomen, of de jongen maakte
zijn opwachting bij hem. De dienaar Gods keek hem aandachtig aan en
vroeg: "Hoe heet je?" - De jongen noemde zijn naam.
"Waar ben je geboren"? en ook dat werd hem meegedeeld.
Er volgde een kort gesprek en daarna besloot hij: "Kom dan met mij
mee naar Turijn."
De jongen ging onmiddellijk met hem mee. Opmerkenswaardig is dat
hij noch toen, noch later met anderen sprak over die geheimzinnige stem,
die hij gehoord had terwijl de vroegklok luidde. Daar in het Oratorio
vond hij de Congregatie, die Onze-Lieve-Vrouw ook voor hem bereid had.
Hij voelde zich gelukkig er te verblijven.

57.10 Page 570

▲back to top
- VI/570 -
Verscheidene jongens ontvingen, naar het schijnt, veel kracht en
aansporing tot het goede door bepaalde heel geruststellende verbeeldin-
gen, die, zonder enige samenhang met eerder vernomen ideeën, plots voor
hun geest opdoemden.
Er was een jongen met een goed verstand en geheugen, die de open-
bare school bezocht. Hij slaagde er maar moeilijk in zich te onderwerpen
aan de discipline en hij was nalatig in het vervullen van zijn werk. Toen
zijn vader op zekere avond met enkele vrienden sprak over het gedrag van
zijn zoon, die zo weinig zin had om te studeren, en over zijn beperkte
financiële omstandigheden, die het hem niet veroorloofden de jongen naar
een of ander college te sturen voor een volledige opvoeding en opleiding,
spraken de anderen hem over een zekere priester die in Valdocco een hos-
pitium geopend had en waar de leerlingen tegen geringe kosten goede re-
sultaten behaalden. De vader bracht daar tegen in dat zijn zoon zich niet
zou weten te schikken naar een dergelijke beslissing. Maar deze sprong op
en zei: "Pa, plaatst u me daar maar, u zult zien dat ik blijf."
De jongen ging slapen. Hij dacht na over zijn belofte en over
het nabije verlies van zijn vrijheid, door tussen vier muren opgesloten
te zijn. Maar 's nachts had tij een droom. Het kwam hem voor dat hij
zich op een speelplaats bevond en brieven in zijn hand had. Hij zag een
menigte jongens die een priester toejuichten die op het bordes van een
huis stond. Hij ging naar boven naar hem toe om de hand van deze pries-
ter te kussen.
Enkele maanden later kwam hij in het Oratorio en was de droom
volkomen vergeten. Met enige moeite wende hij aan het leven van het col-
lege. Hij had Don Bosco nog niet gezien, daar deze uit Turijn vertrokken
was en verscheidene weken weg zou blijven. Toen hij op zekere dag onder
de speeltijd door de leraar in de klas geroepen werd, kreeg hij een bun-
deltje brieven van hem om aan een van de oversten te brengen. Terwijl
hij de trap afkwam hoorde hij levendig en langdurig juichen op de speel-
plaats. Ook hij juichte en riep: evviva! Don Bosco, teruggekeerd van zijn
reis, stond op het bordes. De droom was waarheid geworden. Dezelfde
speelplaats, dezelfde menigte jongens, hetzelfde huis, dezelfde priester
die hem verschenen was, terwijl hij daar met de brieven in de hand stond.
Hij herinnerde zich toen de droom tot in alle bijzonderheden, en om hem
helemaal tot waarheid te maken, ging hij het bordes op en kuste de hand
van Don Bosco. Deze kus was als een bewijs van blijvende kinderlijke ge-
negenheid, zoals hij diep ontroerd verklaarde toen hij ons op hoge leef-
tijd zelf de droom vertelde.
In diezelfde tijd viel nog een soortgelijk feit voor. Degene die
er grote vertroosting van ondervond, schreef ons zelf aldus: "Ik kon on-
geveer een jaar of tien zijn. Al verscheidene dagen waren mijn gedachten
vervuld door wat ik in mijn leven zou moeten doen. In mijn slaap zag ik
een priester die bij de poort van een prachtige tuin stond. Ik ging naar
het hek toe en de priester nam me bij een arm en nodigde me vriendelijk
uit binnen te komen. "Wees gerust", zei hij tot me: "Hier zul je je le-
ven doorbrengen." - Die droom maakte een zo grote indruk op me, dat ik

58 Pages 571-580

▲back to top

58.1 Page 571

▲back to top
- VI/571 -
verscheidene dagen lang eraan dacht, meer ingetogen leefde en godvruchti-
ger en aandachtiger in de kerk was. Er zijn verscheidene jaren voorbijge-
gaan en ik heb niettemin dat tafereel nog levendig voor mijn geest. Toen
ik later in het Oratorio kwam, zag ik in degene die mij op vaderlijke
wijze ontving, de priester uit de droom. Ik begreep al spoedig dat de
tuin onze Congregatie geweest was."
Waren het deze eenvoudige fantasieën die opkwamen in de geest van
jongens, geboren en getogen in verschillende provincies en die het erop
aangelegd hadden hun allen eenzelfde weg aan te wijzen die hen tot het
volgen van hun roeping moest brengen? Zij zullen het zo niet beschouwd
hebben en, getroost door die herinneringen, bleven zij, na het ontvangen
van de heilige wijdingen, jarenlang vastbesloten het werk temidden van de
hun door dezelfde Don Bosco toevertrouwde jeugd volhouden.
Een metgezel van hen was Giuseppe Rollini, die naar het Oratorio
gekomen was om zijn schilderstudiën aan de Academia Albertina voort te
zetten, en die daarna het geluk had met zijn penseel de kapel en de koe-
pel van de Kerk van Maria, Hulp der Christenen te versieren.
Met Rollini nam op 6 november 1860 ook Pietro Racca uit Volvera
op 17-jarige leeftijd zijn intrek in het hospitium. Hij bracht de een-
voud met zich mee van iemand die zijn eerste jaren buiten op het platte-
land heeft doorgebracht. Hij werd enkele malen door enkele minder deugd-
zame medeleerlingen geplaagd vanwege zijn manieren. Maar nooit kwam er
een klacht over de lippen van de jonge Racca. Dat hij zelfs alles ver-
droeg en steeds een opgewekt gezicht toonde, bewees wel duidelijk dat hij
niet alleen geen enkele wrok koesterde tegenover zijn plaaggeesten, maar
dat hij van hen hield, zodat hij zelfs aanbood hen op alle mogelijke wij-
zen te helpen. Hij was door de natuur echter met een middelmatige geest
bedacht en zijn geheugen was niet al te best. Doordat hij bij zijn mees-
ter op het dorp de eerste beginselen van de Latijnse taal niet goed be-
grepen had, gebeurde het niet zelden dat hij op school zijn les niet ken-
de, hoewel hij er geruime tijd zijn best op gedaan had. Dat drukte hem
erg terneer, daar een dergelijk tekort hem zou kunnen verhinderen de on-
dernomen studie voort te zetten en het tot het priesterschap te brengen.
Daarom bad hij en zocht dikwijls zijn toevlucht bij Onze-Lieve-Vrouw die
hij heel genegen was. Zijn gebed was niet vergeefs.
Terwijl op een morgen de klas op de leraar zat te wachten en de
leerlingen hun lessen nog eens doornamen, kwam inderdaad opeens Racca
binnen, opgewekter dan gewoonlijk, zodat het ernaar uitzag alsof hem iets
prettigs overkomen was. Toen een kameraad hem vroeg naar de oorzaak van
zijn blijdschap, begon hij in alle eenvoud te vertellen dat in de afge-
lopen nacht Onze-Lieve-Vrouw hem verschenen was en hem de gave van het
geheugen geschonken had. Bij die woorden bewonderden sommigen hem, ande-
ren lachten omdat hij voor waar hield wat slechts een droom was en een
product van de verbeelding. De jongen voelde zich helemaal niet beledigd
en gaf ook geen antwoord. Voor de klas geroepen door professor Giovanni

58.2 Page 572

▲back to top
- VI/572 -
Francesia, zegde hij zijn les op en hij kende ze voortreffelijk, tot
grote verbazing van de hele klas. Van die tijd af klaagde hij niet meer
dat het moeilijk was de opgegeven lessen te leren. Hij begon zelfs uit
te blinken onder zijn kameraden die een goed en meer dan gewoon geheugen
hadden. Wij geloven deze onverwachte verandering van de jongen niet an-
ders te kunnen toeschrijven dan aan een buitengewone genade van Onze-
Lieve-Vrouw. Hij had dan ook nooit nagelaten de devotie tot Haar te ver-
kondigen en warm aan te bevelen. Te meer daar deze gave gedurende heel
zijn leven bestendigd bleef, zoals blijkt uit de latere studies waarop
hij zich vol ijver en met goede resultaten toelegde. Velen die de gele-
genheid hadden hem van nabij te kennen, onder wie ook professor Don Gio-
vanni Garino, hebben daar getuigenis van gegeven.
Over andere wonderbare genaden door Onze-Lieve-Vrouw verleend aan
jongens die haar moederlijke hulp inriepen, zullen we nog herhaaldelijk
kunnen spreken. Thans leiden we de lezer terug naar het begin van het
schooljaar 1860-1861.
Op 3 november meldden zich de seminaristen voor het examen. Het
waren er tweeëntwintig en uit de cijferlijst blijkt dat twee van hen de
vermelding egregie verwierven, zestien optime, drie fere optime, één
slechts bene. De reguliere leraren van de jongens werden tot de besten
gerekend, wel een teken dat de literaire studies geen schade gedaan had-
den aan de theologische studies. Het reglement van het huis, dat nog niet
gedrukt was, werd de leerlingen met bijzondere plechtigheid voorgelezen,
in tegenwoordigheid van al de oversten en van Don Bosco. Daarna werd in
de afzonderlijke klassen de eerste les besteed aan een soort van inaugu-
rale rede over het belang van de studie, over de middelen om goede en
blijvende vorderingen te maken, over de noodzaak en de eer van een moreel
gedrag, over de gehoorzaamheid, om aan de goede zorgen van de leraren te
beantwoorden, en, om niet te vergeten, over de voornaamste punten, dat
wil zeggen het eeuwige heil van de ziel, de liefde tot de Kerk, de ge-
hoorzaamheid aan de paus en de roeping tot de geestelijke staat. Alle
verhandelingen ademden volkomen de geest van Don Bosco, die ook steeds
waardig vernoemd werd. De seminarist Anfossi riep bij het slot voor zijn
leerlingen van de tweede klas gymnasium uit: "Jullie, jongens, zijn voor
jullie toekomstig welzijn vergaderd in de ark van het behoud. In dit
huis heeft de Heer voor een vader van jullie gezorgd, een dienaar van Hem
om over jullie te waken. Met het goddelijke licht zal hij jullie aan het
kwade onttrekken, weghouden van de afgrond van het verderf. Met zijn hei-
ligheid zal hij jullie liefde tot God en tot zijn onbevlekte Moeder in-
boezemen. Hij zal van jullie engelen op aarde maken, de triomf waardig
die jullie in de hemel wacht. Gij zijt gelukkigen! Maar met deze zegening
moeten jullie vastbesloten meewerken."
Met deze woorden vertolkte hij de mening van al degenen die in het
Oratorio waren, over de deugd van Don Bosco. Deze legde de jongens een
nauwkeurig programma voor om op verdienstelijke en vruchtbare manier het
schooljaar te volgen.

58.3 Page 573

▲back to top
- VI/573 -
De rapporten, bestemd om aan de families een overzicht te ver-
schaffen van de cijfers die hun zoons telkens in de drie maanden behaal-
den, en die door hem ondertekend waren, vermeldden op de voorpagina twee
verzen uit de Heilige Schrift. Aan de rechterkant stond te lezen: Initi-
um sapientiae timor Domini: Het begin van alle wijsheid is de vreze des
Heren. (Psalm 110) - En aan de andere kant: Quae in juventute tua non
congregasti, quomodo in senectute tua inversies? Hoe zult ge op hoge
leeftijd kunnen genieten van wat ge in uw jeugd niet hebt vergaard?
(Eccl. 35,5)
Twee vermaningen richtte Don Bosco ook tot de seminaristen opdat
de goede geest in huis zou bewaard blijven. De eerste komt tot uitdruk-
king door deze zin van de H. Vincentius a Paolo: "Een gemeenschap die
nauwlettend het stilzwijgen op de vastgestelde tijden in acht neemt, be-
leeft stellig ook trouw alle andere voorschriften. Wanneer iedereen dan
echter maar naar believen praat, worden gewoonlijk noch de regels, noch
de orde gehandhaafd."
De tweede richtte hij tot hen in verband met het assisteren van
de jongens: "Wanneer ge geen bijzondere bezigheden te verrichten hebt,
maakt dan iedere dag onder de speeltijd de ronde over de trappen en door
de gangen, en ge zult er zoveel verdiensten van hebben als hadt ge een
ziel gered."

58.4 Page 574

▲back to top
- VI/574 -
HOOFDSTUK
LVII
VERZOEKEN OM SUBSIDIES AAN DE MINISTERS VAN
BINNENLANDSE ZAKEN EN VAN OORLOG: DE ANTWOORDEN -
DE VERMENIGVULDIGING DER BRODEN - EEN WONDERBARE GENEZING
- AANKONDIGING VAN DE TOEKOMSTIGE DOOD VAN EEN
GROTE POLITIEKE PERSOONLIJKHEID - DON BOSCO VOORSPELT
ENKELE JONGENS DE TOEKOMST.
Op het einde van oktober wendde Don Bosco zich voor het ver-
krijgen van subsidies tot het Ministerie van Binnenlandse Zaken, dat
hem in de volgende bewoordingen berichtte:
"
" MINISTERIE VAN BINNENLANDSE
Turijn, 1 november 1860.
"
ZAKEN
" Afd. 5 - Nr. 3435
"
"
Ons ministerie is in het bezit gekomen van het geacht
" schrijven van de priester D. Giovanni Bosco, strekkende tot ver-
" krijging van een subsidie ten bate van het liefdadigheidsinsti-
" tuut dat door dezelve wordt bestuurd, genoemd het Oratorio van
" de H. Franciscus van Sales in Valdocco.
"
Het spijt de ondergetekende ten zeerste hem te moeten
" meedelen,dat de beperkingen aan dit ministerie opgelegd, hem voor
" het lopende begrotingsjaar, niet toestaan, zoals hij graag had,
" gedaan te voldoen aan het ingediende verzoek, waarvan het doel
" niet nader hoeft geprezen te worden. Niettemin heeft ondergete-
" kende de eer, de Heer Don Giovanni Bosco ervan op de hoogte te
" brengen dat op het einde van het jaar, wanneer blijkt dat er een
" overschot is op de begroting, een mandaat verstrekt kan worden
" ten bate van genoemd liefdewerk, wat ook nog enkele jaren nadien
" kan geschieden, wanneer er een overschot is van de voor deze cate-
" gorie vastgestelde gelden.
"
Voor de minister,
"
C. SALINO, secretaris.
Een ander verzoek van hem werd ingediend bij de Minister van Oorlog,

58.5 Page 575

▲back to top
- VI/575 -
luitenant-generaal ridder Manfredo Fanti.
"
Excellentie,
"
"
De priester Giovanni Bosco, directeur van het instituut van
" de H. Franciscus van Sales in Valdocco, wendt zich met verschul-
" digde eerbied tot Uwe Excellentie voor het verkrijgen van een gift
" aan kledingstukken voor de arme jongens die in dit huis zijn opge-
" nomen.Hun aantal bedraagt ongeveer vierhonderd en zij hebben ge-
" brek aan alles, doch vooral moeten zij zich tegen de koude kunnen
" beschutten bij het naderen van de winter.
"
Alle kledingstukken, dekens, lakens, hemden, grote en klei-
" ne jassen, broeken, schoenen, dassen, hoe versleten of kapot ze
" ook mogen zijn, worden met de grootste dankbaarheid aanvaard. Al-
" le aaneengenaaide lappen stof dienen bij ons om een arme jongen
" tegen de kou te beschermen.
"
Door deze gunst zou Uwe Excellentie mede hulp bieden aan
" enkele jongens die door Uw Ministerie naar dit huis gezonden
" zijn, en de indiener van dit verzoek is gaarne bereid nog meer
" jongens aan te nemen, telkens als er door Uwe Excellentie worden
" aanbevolen.
"
Vervuld van dankbaarheid en verwachting verblijft,
"
"
uw nederige verzoeker,
" 1860
BOSCO GIOVANNI, pr.
De minister gaf op zijn verzoek een toestemmend antwoord.
" MINISTERIE VAN OORLOG
"
Turijn, 5 december 1860.
" Directeur-generaal van de
" Militaire Administratie Nr. 7818.
"
"
In het bezit van het door U ingediende verzoek om toeken-
" ning van een gift aan kledingstukken ten behoeve van de bij U on-
" dergebrachte armen, heeft dit Ministerie de nodige richtlijnen
" doorgegeven aan het goederenmagazijn, teneinde U in het bezit te
" stellen van de in marge vernoemde kledingstukken.
"
Wilt U derhalve opdracht geven om dezelfde af te halen on-
" der overlegging van een ontvangstbewijs aan de directeur van het
" magazijn.
"
Voor de minister,
"
Incisa.

58.6 Page 576

▲back to top
- VI/576 -
" Gebruikte lakense. broeken 304
" Molton borstrokken
" Katoenen hemden
" Paren wollen korte sokken
" Paren schoenen
" Wollen dekens buiten gebruik
" Gebruikte grijze dekens
100
107
1000
150
140
40
Het ontvangstbewijs, met een betuiging van erkentelijkheid, is
getekend door de prefect Alasonatti, pr.
Maar buiten de kledingstukken moest er ook nog voor het brood ge-
zorgd worden, waaraan het de jongens echter nooit ontbrak doordat God
hen ook daarbij op wonderbase wijze hielp.
De jonge Francesco Dalmazzo, vijftier jaar oud, geboortig uit Ca-
vour, had zijn studies gedaan in het college van Pinerolo en was dat jaar
in de retoricaklas. "Toen ik daar", zo vertelde hij ons, "de afleveringen
van de Katholieke Lectuur gelezen had, geschreven door Don Bosco, vroeg
ik wie deze priester was en verscheidene personen zeiden me dat hij een
heilige priester was, die in Turijn een tehuis voor jongens gesticht had.
Toen besloot ik het college waar ik was te verlaten om me bij zijn zonen
te voegen. Toen ik op 22 oktober 1860 als leerling in het Oratorio mijn
intrede deed, hoorde ik dat al mijn kameraden over Don Bosco spraken als
over een heilige en dat er buitengewone en wonderbare feiten over hem
verteld werden. Onder hen was de seminarist Domenico Ruffino die me ver-
telde dat Don Bosco een dode opgewekt had om zijn biecht te kunnen ho-
ren. Het betrof een externe jongen van het zondagsoratorio. Ook hoorde ik
dat hij de heilige hosties en kastanjes had vermenigvuldigd, en dat de
jongens van het Oratorio, toen ze een keer in zijn gezelschap naar de
Madonna di Campagna gingen, de klok van het heiligdom zonder menselijke
tussenkomst hadden zien bewegen en horen luiden, toen Don Bosco naderde.
Dat bevestigde bij mij de steeds groeiende overtuiging van de heiligheid
van Don Bosco. Ik wil eraan toevoegen dat die gedachte mij steeds meer
vervulde en wel zodanig dat ik me bij hem voegde en toeschouwer was van
zijn deugden en van de buitengewone dingen die God door middel van hem
bewerkstelligde. Het volgende feit moge voldoende zijn om dat aan te
tonen.
"Sinds enkele dagen was ik in het Oratorio, maar daar ik bij mij
thuis een aangenaam leven gewoon was, kon ik me niet schikken in het al
te eenvoudige leven van de gemeenschappelijke tafel en aan de gebruiken
van het instituut. Daarom schreef ik aan mijn moeder dat ze me zou ko-
men halen, gezien ik beslist naar huis wilde terugkeren. Op de morgen
die voor mijn vertrek vastgesteld was, wilde ik nog één keer bij Don
Bosco gaan biechten. Ik ging naar het koor waar hij biecht hoorde, te
midden van een groep jongens die overal om hem heen zaten. De meditatie
werd in die tijd verricht voor de mis, die gewoonlijk werd opgedragen

58.7 Page 577

▲back to top
- VI/577 -
door Don Alasonatti. Na de mis werd aan elk van de jongens als ontbijt
een broodje uitgereikt.
"Terwijl ik op mijn beurt wachtte om te biechten en in de kerk de
punten van de overweging gelezen werden, kwamen er opeens twee jongens
die voor de uitdeling van de broodjes moesten zorgen, tot Don Bosco zeg-
gen: "De jongens kunnen hun ontbijt niet krijgen want we hebben geen
brood in huis."
"Wat doen we dan"? antwoordde Don Bosco. "Wat moet ik daar nu aan
doen? Gaan jullie naar de heer Magra, onze broodleverancier, en vraag of
hij jullie het nodige geeft."
"Mijnheer Magra wil ons geen brood meer geven. Sinds gisteren
heeft hij er geen meer gestuurd en wil er geen meer brengen. Hij zegt
dat, als hij niet betaald wordt, hij niets meer geven zal. En hij is een
man van zijn woord."
"We zullen erover nadenken, we zullen ervoor zorgen", antwoordde
Don Bosco.
"Ik hoorde dat gesprek dat op onderdrukte toon gevoerd werd. Ik
weet niet hoe ik ertoe kwam, maar ik kreeg een zeker voorgevoel dat ik
buitengewone dingen te zien zou krijgen. De twee jongens uit de keuken
trokken zich terug. Intussen was ik op mijn beurt met mijn biecht begon-
nen. De mis was al aan de opheffing toe en een van de twee bovengenoem-
de jongens keerde bij Don Bosco terug en zei tot hem: "De mis is al ver
gevorderd, wat moeten we de jongens te eten geven?"
"Maar!... Wat zijn jullie toch lastig!... Laat me toch doorgaan
met biechthoren, daarna zullen we wel zien"! zei Don Bosco. - En toen
vervolgde hij: "Ga maar eens in de voorraadkamer zoeken naar alles wat
er nog is, verzamel ook alles wat er nog in de refters ligt."
"De ander ging en ik vervolgde mijn biecht, zonder me er erg druk
om te maken dat ik misschien geen ontbijt zou krijgen, daar ik over en-
kele ogenblikken van plan was naar Cavour te vertrekken. Nauwelijks was
ik klaar met mijn biecht, of dezelfde persoon kwam voor de derde keer
bij Don Bosco en zei weer tegen hem: "De mis loopt ten einde en er is
geen brood. We hebben alles bij elkaar gezocht en er zijn maar weinig
broodjes en zeker niet genoeg voor wat er nodig is." - Hij drong er bij
Don Bosco, die rustig voortging met biechthoren, op aan te zeggen wat er
moest gebeuren. Don Bosco gaf hem een teken dat hij zich niet ongerust
hoefde te maken en voegde er nog aan toe: "Doe de broodjes die er nog
over zijn in de mand en als het zover is zal ik ze zelf wel komen uit-
delen." - En inderdaad, toen hij de jongen die naast hem knielde, ge-
biecht had, stond hij op en ging naar de deur waardoor de jongens de
kerk verlieten en de speelplaats opgingen. Die was achter het altaar van
Onze-Lieve-Vrouw. Hier werd gewoonlijk het ontbijt uitgedeeld en voor de

58.8 Page 578

▲back to top
- VI/578 -
drempel stond al de mand met broodjes. Daar ik me toen weer de wonderbare
feiten voor de geest haalde die ik over Don Bosco gehoord had en erg
nieuwsgierig was, ging ik hem vooruit om me op een geschikte plaats op te
stellen en alles goed te kunnen zien. Toen ik buiten kwam, ontmoette ik
mijn moeder bij de deur. Zij was per brief uitgenodigd om onmiddellijk
naar Turijn te komen, en kwam mij afhalen om me mee naar huis te nemen.
"Kom, Francesco", zei ze. Ik beduidde haar, zich een ogenblikje terug te
trekken en vervolgde: "Mama, ik wil eerst nog even ergens naar kijken en
dan kom ik dadelijk." - Moeder trok zich onder de gaanderij terug. Ik nam
als eerste een brood-je en intussen wierp ik een blik in de mand en zag
dat er een stuk of vijftien of op zijn hoogst twintig broodjes in lagen.
Daarna trok ik me vlak achter Don Bosco op een uitstekende plaats terug,
dat wil zeggen op de stoep en gaf mijn ogen goed de kost. Don Bosco had
zich intussen ge-reedgemaakt om met de uitdeling van het brood te begin-
nen. De jongens schoven op een rij voor hem, blij dat ze het van hem zou-
den krijgen en dat ze hem de hand konden kussen, terwijl hij elk van hen
iets vriendelijks zei of hun een glimlach schonk.
"Alle leerlingen, ongeveer vierhonderd, kregen hun brood. Toen de
uitdeling afgelopen was, wilde ik de broodmand andermaal inspecteren en
tot mijn grote verwondering stelde ik vast dat er in de mand evenveel
broodjes waren overgebleven als ik er eerst in gezien had. Nochtans was
er geen ander brood gehaald of was er geen andere mand gekomen. Ik stond
verslagen en liep rechtstreeks naar mijn moeder toe, die weer zei: "Kom!"
– En kortweg antwoordde ik: "Ik kom niet mee, ik wil niet meer weggaan,
ik blijf hier. Neemt u mij niet kwalijk dat ik u zoveel last bezorgd heb
om naar Turijn te komen." – Vervolgens vertelde ik haar wat ik met mijn
eigen ogen gezien had, en zei tot haar: "Ik kan onmogelijk een huis ver-
laten dat zo door God en door een heilige man als Don Bosco gezegend is."
"Dat was de enige reden die me ertoe bracht in het Oratorio te
blijven en daarna een van zijn zonen te worden."
Van een ander wonder was de jonge Dalmazzo getuige.
Op 10 november vond er in het Oratorio een genezing plaats, waar-
over een uitvoerig verslag geschreven werd door ridder Oreglia uit Santo
Stefano.
"Het was even over zes uur 's middags, toen iemand die tot het
dienstpersoneel van het huis behoorde, me kwam waarschuwen, dat een
kleine vakjongen, Modesto Davico, schoenmaker van beroep, door plotse
pijnen overvallen, naar bed gedragen door zijn kameraden, er lag te woe-
len en te schreeuwen van de pijn. Ze konden hem niet onder de dekens
stoppen en stil krijgen. Ik ging direct naar het bed van de jongen toe
en om de waarheid te zeggen was ik niet weinig verrast bij het zien van
de vreemde symptomen van die kwaal. Want nu eens waren het heftige en
plotselinge kreten die hij uitstootte, dan weer was het lang aangehouden
geweeklaag en gekerm, nu eens onsamenhangende klanken en woorden zonder

58.9 Page 579

▲back to top
- VI/579 -
zin die over zijn lippen kwamen, vergezeld van heftig wringen van heel
zijn lichaam. Het scheen dat de kwaal hem soms enkele minuten met rust
liet. Toen verzocht ik hem in bed te gaan en hij liet zich uitkleden. Hij
klaagde over een buitengewone koude in zijn zijden en vooral aan de uit-
einden van zijn benen. Toen hij in een ander goed verwarmd bed gelegd was
met meer dan één dub- bel aantal dekens, en er ook dicht bij zijn voeten
een waterkruik gelegd was, ging hij niettemin door met klagen en jammeren
alsof men hem door nalatigheid bijna liet doodvriezen. Maar al heel gauw
begon hij weer te ijlen en dat werd hoe langer hoe erger. Verwarde kreten
kwamen uit zijn mond en telkens probeerde hij uit het bed te komen. In-
tussen wees zijn polsslag op een ernstige flauwte. De omstanders vroegen
zich af wat hem pijn kon doen. Sommigen meenden dat het kwam doordat de
jongen de hele dag niet gegeten had, en leidden daaruit af dat het zenuw-
krampen waren. Weer anderen meenden dat hij last had van wormen, een veel
voorkomende kwaal in de jeugd. Sommigen veronderstelden een kwaadaardige
koorts en enkelen meenden dat het bloedaandrang naar het hoofd was. Ik
erken dat ik er niets van begreep en ik zou ook thans nog niet kunnen
zeggen wat die pijn veroorzaakt heeft. De zieke bleef steeds maar klagen
dat hij het erg koud had, ook toen hij buitengewoon en overvloedig begon
te zweten en weldra alles van het zweet doordrenkt was. Intussen vroeg
hij voortdurend en met grote aandrang om hem koud water te drinken te ge-
ven, om een prop weg te krijgen die hij nu eens in de maag dan weer in
zijn keel voelde. Maar de behandelingen waaraan hij onderworpen werd,
haalden niets uit. Er waren al twee uur verlopen en de zieke werd steeds
erger. Heel het huis was in opwinding door die gebeurtenis. Men achtte
het toen raadzaam hem over de overste van het Oratorio te spreken, als
het ware om hem op een zachte manier aan zijn biechtvader te doen denken.
Dat had een goed resultaat, want nauwelijks hoorde Davico de naam van Don
Bosco, of hij drong er zelfs tijdens zijn voortdurende pijnen en klachten
op aan dat men hem zou gaan roepen. Daar ik voor zijn leven vreesde, ging
ik intussen naar de kerk om de een of andere priester te waarschuwen om
het heilig oliesel gereed te houden. Nadat Don Alasonatti gewaarschuwd
was, kwam Don Bosco tegen acht uur 's avonds op zijn terugweg van de stad
de portiersloge binnen. Don Alasonatti zei tot hem: "Als u Davico nog le-
vend wil zien, haast u dan maar, want het is een wonder dat hij nog niet
dood is." - Don Bosco glimlachte en antwoordde: "0, nee, Davico gaat nog
niet weg; ik heb zijn paspoort nog niet getekend." - Gevolgd door mij be-
gaf Don Bosco zich vervolgens naar de zieke. In de kamer waren alle over-
sten en enkele jongens aan het bidden. Het scheen dat Davico al in zijn
doodsstrijd lag. Don Bosco naderde het bed, keek de jongen een ogenblik
in het gezicht, zag de ernst van zijn toestand en zei toen heel zachtjes
iets aan zijn oor, zodat niemand het verstond. Vervolgens nodigde hij de
aanwezigen uit een Onzevader, Weesgegroet en gloria te bidden tot Dome-
nico Savio. Iedereen knielde. Don Bosco strekte de handen over de zieke
uit en zegende hem. De jongen, die pas nog de ergste pijnen geleden en in
ijlkoorts gelegen had, ging ogenblikkelijk rechtop in zijn bed zitten,
keek om zich heen alsof hij uit een langdurige en diepe slaap ontwaakt
was, en volkomen rustig en opgewekt riep hij uit: "Ik ben genezen!" En
zich tot Don Bosco kerend vroeg hij hem: "Wat moet ik nu doen?"

58.10 Page 580

▲back to top
- VI/58O -
"Onmiddellijk opstaan en met mij gaan eten"! antwoordde Don Bosco.
Don Alasonatti wilde hem helpen om zich aan te kleden, maar Don Bosco zei
hem: "Nee, als hij genezen wil zijn, moet hij uit zichzelf opstaan."
"De aanwezigen maakten hem er opmerkzaam op dat het nog gevaarlijk
was het bed te verlaten, omdat de patiënt nog steeds overvloedig zweet-
te."
"Dat geeft niet", antwoordde Don Bosco; "sta op, Davico, Domenico
Savio doet geen half werk. Sta op en kom met mij aan tafel."
"Bij die woorden van Don Bosco begreep iedereen dat hij bij die
zachte woorden aan het oor van Davico gezegd had, dat hij zijn genezing
aan Domenico Savio moest vragen. Ik wilde hem helpen zich goed tegen de
koude lucht te beschermen, maar Don Bosco vroeg me hem te volgen, ter-
wijl hij zei: "Laat het hem zelf maar doen, tot hij in staat is zich aan
te kleden."
"Wat nog meer wonderbaar was, nauwelijks was Davico opgestaan, of
zijn maag gaf al de medicijnen terug die men hem gegeven had, zodat deze
genezing aan niets anders kon worden toegeschreven dan aan de bemiddeling
van de jonge heilige Domenico Savio.
"Toen hij aangekleed was, gingen we allen opgewekt en de Heer ze-
genend naar beneden de speelplaats op, waar de leerlingen, die van het
geval gehoord hadden, waren komen toelopen om hem te zien. Hij had zijn
witte slaapmuts nog op het hoofd en praatte en lachte met de anderen mee.
Ia de refter gekomen, nam hij naast Don Bosco plaats en at met veel eet-
lust en keerde toen terug om weer naar bed te gaan. De volgende dag stond
hij tegelijk met de anderen op en was even gezond als eerst. Deo grati-
as!"
Het relaas is ondertekend: ridder Federico Oreglia uit S. Stefano
en door Domenico Ruffino, seminarist.
Ook Francesco Dalmazzo gaf een uitvoerig getuigenis van deze on-
verwachte genezing. Toen Davico Modesto priester was, bevestigde hij ons
in de laatste jaren van zijn leven dit verhaal, waarbij hij het behoud
van zijn leven toeschreef aan het rotsvaste geloof van Don Bosco.
Dergelijke feiten deden de aanhoudende, eerbiedige maar toegespit-
ste nieuwsgierigheid en aandacht van al de jongens naar Don Bosco uit-
gaan, vooral van degenen die pas kort in het Oratorio waren. En niet wei-
nigen zetten op schrift welke indruk die wonderbare dingen, die ze hem
hadden zien bewerken, op hen gemaakt hadden. Dezelfde bovengenoemde Fran-
cesco Dalmazzo was aanwezig bij een voorspelling die de dienaar Gods in
die maand plechtig aankondigde.
Op 11 oktober had graaf Camillo di Cavour, voorzitter van de mi-
nisterraad, in het Parlement verklaard: "Het is onze taak, ervoor te zor-
gen dat de eeuwige stad, waarop twintig eeuwen de glorie onder allerlei

59 Pages 581-590

▲back to top

59.1 Page 581

▲back to top
- VI/581 -
vormen is neergedaald, de schitterende hoofdstad van het Italiaanse ko-
ninkrijk zal worden." - Tot zijn verdriet zag Don Bosco dat de revolutie
nog niet voldaan was zolang zij de paus ook nog niet het laatste stukje
van zijn gebied had afgenomen. Kort daarna zei hij op een avond, in volle
ernst, dat in het komende jaar 1861 een grote persoonlijkheid, een be-
roemd politicus, een onvoorziene en onverklaarbare dood zou sterven, en
dat er in heel Europa zou over gesproken worden als over een heel ernsti-
ge gebeurtenis.(1)
De leerlingen probeerden te gissen wie die persoonlijkheid wel kon
zijn. Ze noemden enkele namen, zelfs die van de keizer van Frankrijk die
de hele wereld in handen had. Maar al de genoemden verkeerden in hun bes-
te jaren en menselijk gesproken, konden ze nog heel wat jaren leven. Her-
haaldelijk werd Don Bosco ondervraagd, maar een groot geheim hield hij
altijd uitsluitend voor zich zelf. Men begreep echter dat Don Bosco ge-
sproken had om een heilzame vrees voor Gods straffen in te prenten.
Niemand dacht aan de graaf die, hoewel hij sterk was en 51 jaar,
op het eind van 1860 begon te lijden aan hevige bloedingen, die hem soms
het bewustzijn deden verliezen en wartaal spreken. Uitgeput door de po-
litieke beroeringen, door de voortdurende inspanningen voor de nationale
zaak, was hij ten prooi aan een ernstige vrees, veroorzaakt door de
grootste moeilijkheid om de door hem ontketende revolutie in bedwang te
houden. Er liepen zelfs geruchten dat hij uit de regering zou willen tre-
den, maar na zijn volledig herstel, ging hij door met het lot van de
Staat te leiden en van zijn macht gebruik en misbruik te maken.
Dat deze voorspelling uit zou komen, daarvan waren de ouderen in
huis overtuigd.
De kroniek van Don Ruffino vervolgt: "Op 1 november bevond Don
Bosco zich na het avondeten in de refter. Om hem heen bevonden zich Ja-
rach, Costanzo, de seminarist Cagliero, Suttil en anderen. Allen vroegen
hem wat er in de toekomst van hen zou worden. Don Bosco antwoordde: "Twee
van jullie zullen heel slecht worden en mij groot verdriet doen. Anderen
zullen leken worden, maar goede christenen; weer anderen goede pries-
ters." - En met zijn hand maakte hij een cirkelende beweging ter hoogte
van hun hoofd en zei: "Een van jullie zal bisschop worden."
(1) Zie hoofdstuk 71.

59.2 Page 582

▲back to top
- VI/582 -
H O O F D S T U K LVIII
____________________________
AANTEKENINGEN UIT DE KRONIEK VAN DON RUFFINO - EEN
RELIKWIE VAN DOMENICO SAVIO GENEEST DE ONTSTOKEN OGEN VAN
EEN SEMINARIST - RAAD AAN DE VAKJONGENS OM ITALIAANS TE
SPREKEN; ONDER HAAR NOVEEN NEEMT ONZE-LIEVE-VROUW DE
ONGESCHIKTE LEERLINGEN UIT HET ORATORIO WEG; DE DOOD KOMT
WANNEER HIJ HET MINST VERWACHT WORDT; DE ENGELBEWAARDER -
DON BOSCO TROOST EEN GEZIN. DAT TREURT OM HET VERLIES VAN
DE VADER - DE NOVEEN VAN DE ONBEVLEKTE ONTVANGENIS - DE
GEEST VAN DON BOSCO BIJ HET PREKEN EN BIECHTEN IN WELKE
OMSTANDIGHEID OOK - BRIEF AAN DE THEOL. APPENDINO VOOR
EEN MISSIE IN SALUGGIA - EEN VERMANING TOT DEGENE DIE DE
MISSIONARISSEN WEINIG WAARDEERT - TOESPRAAK TOT DE
SEMINARISTEN OVER DE ROEPINGEN EN AANSPORINGEN OM ERIN TE
VOLHARDEN.
Daar de onderwerpen die we in dit en de volgende hoofdstukken moe-
ten behandelen nogal van uiteenlopende aard zijn, zullen we, om er een
zekere eenheid in te brengen, de aantekeningen en de datums volgen van
enkele daden of uitspraken van Don Bosco, gedaan in de maanden november
en december, zoals ze in de kroniek van Don Ruffino vermeld staan. We
zullen er verklarende opmerkingen aan toevoegen, evenals omstandigheden
die bij sommige gebeurtenissen weggelaten werden, of dingen die tot de
jongens gezegd werden, of verklaringen van getuigen aan wie niet te twij-
felen valt.
Beginnen we met een nieuw bewijs te leveren van de bescherming,
die Domenico Savio verleende aan diegenen van zijn oude kameraden van het
Oratorio die hem met vertrouwen aanriepen. De salesiaanse priester prof.
Giovanni Garino schreef ter bevestiging het volgende relaas dat ons door
Don Bosco zelf bevestigd werd.
"Het was in het jaar 1860 en ik werd geplaagd door een ernstige
oogkwaal, die me belette te studeren. Evenals ik hadden ook nog enkele
van mijn kameraden last van hun ogen en dezen stelden zich onder behan-
deling van knappe doktors door wie ze genezen werden. Ook ik had me on-
der geneeskundige behandeling moeten stellen, maar ik kon er niet toe

59.3 Page 583

▲back to top
- VI/583 -
besluiten toen ik hoorde hoeveel mijn kameraden bij deze behandeling uit
te staan hadden. Toen sprak ik over mijn kwaal met Don Bosco, die me ver-
telde dat de moeder van Don Rua, die in het Oratorio was, een paar stuk-
jes zwarte zij bewaarde waarmee Domenico Savio zich gewoonlijk de ogen
bedekte als hij pijn had. Meteen vroeg ik aan genoemde dame of ze zo een
stukje zijde voor me had. Ik kreeg het en ging wat rusten op mijn bed,
terwijl mijn kameraden in de klas waren. Ik gooide me op mijn bed zoals
ik was, maar eerst legde ik het stukje zwarte zij dat ik van mevrouw Rua
gekregen had goed op mijn beide ogen. Geheel tegen mijn verwachting in,
viel ik onmiddellijk in slaap en sliep bijna twee uren heel vast, dat wil
zeggen totdat ik gewekt werd door de klok die het einde van de lessen
aankondigde. Nauwelijks was ik wakker, of ik nam het stukje zijde van
mijn ogen en waste ze toen met fris water. Op dat ogenblik voelde ik me
volkomen genezen en mijn ogen zo gezond alsof ik er helemaal geen last
van gehad had. Deze zo onverwacht verkregen genade schreef en schrijf ik
ook thans nog uitsluitend toe aan de tussenkomst van Domenico Savio die
ik in dergelijke omstandigheden steeds aanroep."
En thans komen we tot de kroniek.
"27 november. - Don Bosco heeft alle jongens, ook de vakjongens,
aangeraden om bij het spreken de Italiaanse taal te gebruiken. Hij zei
daarbij: "We staan aan het begin van de noveen van de Onbevlekte Ontvan-
genis. Iedere noveen is in het Oratorio voor iemand noodlottig. Het is
de tijd waarin Onze-Lieve-Vrouw het onkruid van het koren scheidt en de
verstokten in het kwaad verwijdert. Bedenken we intussen dat de dood
komt, wanneer we hem het minst verwachten. Terwijl in Turijn een dame
bij het vuur zat en zij in een aangenaam gesprek verwikkeld was met haar
verwanten, vatten haar kleren plotseling vlam en wat men ook deed om ze
te doven, men slaagde er niet in. De ongelukkige stierf binnen enkele
ogenblikken."
Niet zelden sprak hij over zulke gevallen van een onvoorziene
dood, waarmee hij wilde aantonen dat men zich steeds bereid moest houden.
Tegelijkertijd prees hij een grote godsvrucht aan tot de engelbewaarder,
want deze houdt van zijn beschermelingen door innerlijke voorgevoelens,
of door dromen en visioenen, is hij gewoon hen te waarschuwen voor hun
naderend einde. Hij vertelde het verhaal van een jongen, die uit schaamte
in de biecht een ernstige zonde verzwegen had. In de daaropvolgende nacht
liet zijn engelbewaarder hem in een verschrikkelijk visioen inzien dat,
als hij die zonde niet biechtte, de hemel niet meer voor hem bestemd was
en hij voor eeuwig verloren zou zijn. Toen de jongen wakker werd, haastte
hij zich naar de biechtstoel, beleed wat hij eerst verzwegen had, en en-
kele dagen later opende een plotse dood voor hem de poorten van de
eeuwigheid.
Don Bosco voegde er echter aan toe, dat de plotselinge dood niet
gevreesd hoeft te worden voor wie gewoonlijk in Gods genade leeft; en
dat men evenmin reden heeft tot te grote ongerustheid als men op die

59.4 Page 584

▲back to top
- VI/584 -
manier een bloedverwant of een vriend verliest die een braaf christen is
geweest en niet de laatste sacramenten heeft kunnen ontvangen. Door te
herinneren aan de onuitsprekelijke barmhartigheid en goedheid van de Heer
wist hij de familie van iemand die zo gestorven was, te troosten.
Toen graaf M..., een weldoener van het Oratorio, bijna onverwacht
gestorven was, lieten zijn diepbedroefde kinderen Don Bosco komen om ge-
troost te worden. Hij trof de familie inderdaad in de grootste smart aan.
Nauwelijks was hij de sterfkamer binnengekomen, of al de verwanten kwa-
men wenend naderbij. Hij stelde zich tevreden met te zeggen: "En uw ge-
loof, waar is dat heen?" - Om de macht van die woorden te begrijpen,
dient men te weten, dat het leven van de overledene een voortdurende
voorbereiding op de dood geweest was, daar hij dagelijks te communie ging
en iedere week ging biechten. Onmiddellijk werd bet hart van die angstige
mensen dan ook met kalmte vervuld en de berusting overtrof de gevoelens
van wanhoop.
"Op 28 november", zo schrijft Don Ruffino, "begon Don Bosco de
geestelijke bloemen te geven voor de noveen van de Onbevlekte Ontvangenis
van Maria. Het waren dezelfde die hij al in 1857 gegeven had, maar hij
legde thans de nadruk op het behoorlijk maken van het kruisteken."
"Zondag 2 december, toen de theoloog Borel, aan wie de gebruike-
lijke onderrichting van de jongens in de kerk was toevertrouwd, niet aan-
wezig was, beklom Don Bosco de katheder en hield voor de vuist een ont-
roerende toespraak over de noodzakelijkheid om zich van jongs af aan God
te schenken. Hij behandelde in het kort deze drie punten: wanneer men
daarmee wacht, bestaat het gevaar dat men er de tijd, de wil of de gena-
de niet meer voor heeft."
Hij was te allen tijde bereid om te preken, om voor de vuist te
spreken in iedere bijeenkomst, om een toespraak te houden tot de leden
van de Congregatie bijna altijd om half tien 's avonds. Maar niet alleen
de noodzakelijkheid dwong hem daartoe, noch de regelmaat van de voorge-
schreven diensten, maar een steeds aanwezige vurige genegenheid voor de
Heer, voor wie zijn hart nimmer ook maar even ophield te kloppen. Bij
iedere gelegenheid, ook om de geringste reden, gaf hij blijk van het ge-
mak waarmee hij over Hem sprak. Het moge voldoende zijn, te zeggen dat
het heel zijn leven lang dikwijls gebeurde, dat de priesters van het
huis, meestal de oversten, daar zij op een ander ogenblik niet bij hem
konden gaan biechten, naar hem toe gingen in de uren waarop hij met cor-
respondentie bezig was, of met het behandelen van belangrijke tijdelijke
zaken, of nadat hij langdurige en vervelende besprekingen achter de rug
had. Don Bosco hoorde hun biecht, en gaf de penitenten zo beminnelijke
gedachten mee alsof hij nog maar pas van het altaar gekomen was. "Al zijn
spreken handelde over God", verzekerde ons Don Piscetta. "Ik heb nooit
met hem te maken gehad of hij sprak over de Heer en over goddelijke za-
ken. En vele van mijn confraters hebben me verzekerd, dat hun ook het-
zelfde overkomen is. Omwille van die innige binding met God werkte hij
opgewekt, volkomen overgegeven aan de goedheid van zijn Schepper en zelfs

59.5 Page 585

▲back to top
- VI/585 -
geen neerdrukkende vermoeidheid of andere ongemakken die hem kwelden,
konden hem van deze volharding in zijn heldhaftige pogingen afbrengen.
"Integendeel", zo verhaalt de kroniek, "op 9 november zei hij: "Het is nu
vijftien jaar dat ik zelfs geen schietgebedje meer gebeden heb voor mijn
lichamelijke gezondheid, dat ik geen enkele medicijn meer gebruikt heb en
dat ik nog ooit een dag in bed heb doorgebracht."
Hoewel hij sukkelde, had hij in die dagen inderdaad nog de taak
op zich genomen om in Saluggia te gaan preken, en dat op dringend ver-
zoek van pastoor Don Giovanni Fontana. Toen echter het ogenblik daar was
om zijn belofte na te komen, begaven de krachten hem zozeer dat hij niet
in staat was op reis te gaan. Toen zocht hij een priester die zijn plaats
wilde innemen en wendde zich tot de theol. Appendini in Villa-stellone.
"
Vereerde heer theoloog,
"
"
Laat ons eens zien of U mij uit een moeilijkheid kunt hel-
" pen.
"
Ik zou retraite moeten gaan geven in Saluggia (een medita-
" tie per dag...) op de dag van de Onbevlekte Ontvangenis, maar
" mijn gezondheidstoestand laat me niet toe erheen te gaan. Zoudt
" U me kunnen vervangen? Een goed dorp, een goede pastoor; en ik
" schrijf U op aanraden van kanunnik Anglesio. Indien U mij spoedig
" bericht stuurt, bewijst U mij een grote gunst en zal ik veel ge-
" ruster zijn.
"
Tommassino maakt het uitstekend.
"
De Heer vergezelle U, en geloof mij steeds te zijn,
"
"
Uw dw. dienaar,
" Turijn, 30 november 1860.
Giovanni Bosco, pr.
In het Oratorio moesten ze om dat besluit van Don Bosco wel blij
zijn, want als hij van hen weg ging, vooral in de winter, waren ze steeds
vol angst om zijn gezondheid. Door de kou die het seizoen eigen is, en
door andere onvermijdelijke ongemakken, waren de vermoeienissen van
preekstoel en biechtstoel veel erger dan anders. Te meer, omdat hij nooit
ergens over klaagde en nergens aanspraak op maakte, ofschoon hij soms wel
een vermaning wist te geven wanneer een nalatigheid op het punt van de
nodige attenties vrijwillig gebeurde en een schending van de naastenlief-
de was.
De kroniek verhaalt ons een voorval uit die jaren. In de maand
december ging Don Bosco een missie preken in een dorpje in de Apennijnen.
De weg was lang en moeilijk begaanbaar. Toen hij op de pastorie aankwam,
was hij op van vermoeienis en doorweekt van zweet en sneeuw. De pastoor
bevond zich in de kerk en zijn zuster bood Don Bosco een weinig hartelij-
ke ontvangst aan: nog niet eens wat wijn, of een kopje warme bouillon.

59.6 Page 586

▲back to top
- VI/586 -
Don Bosco deed alsof hij zich niets aantrok van deze onbeleefdheid.
Maar toen het avond werd en híj na het avondeten bij het vuur zat om
zich in gezelschap van de pastoor en diens zuster te warmen, begon hij
gebeurtenissen te vertellen. Men kon er zich warm mee lachen en er ook
zijn verbeelding mee voeden. De brave vrouw was geheel oor, hoewel haar
humeur te wensen overliet. Hij begon vervolgens te spreken over de mis-
sies die hij in de vele dorpen gegeven had en legde de nadruk op de ma-
nier waarop de dienstmeisjes gestraft werden die, hetzij uit kwaadaar-
digheid, of uit gierigheid of uit antipathie, de predikanten het nood-
zakelijke onthouden hadden. Bij deze wending van het gesprek sloeg de
zuster van de pastoor de ogen neer en verviel in gepeins. Don Bosco
vervolgde met te zeggen dat zulke personen meer dan eens door kolieken
of andere hevige kwalen overvallen werden. Die dame die gauw op haar
teentjes getrapt was, was bleek geworden en beefde alsof ze koorts had.
Het uur om te gaan slapen was gekomen, en allen trokken zich op hun
eigen kamer terug. Plotseling op een zeker uur van de nacht hoorde men
hartverscheurende kreten uit de kamer van de zuster van de pastoor. Het
dienstmeisje snelde toe en trof de ongelukkige aan, overvallen door ra-
zende pijnen. Nauwelijks was het dag of ze wilde dat Don Bosco haar
zonder verwijl zou komen en zegenen. Haar pijnen hielden op, maar van
dat ogenblik af begon ze hem en de andere missionarissen die de pastoor
onverwacht kwamen helpen, met zoveel zorg en edelmoedigheid te behande-
len dat men niet beter kon verlangen."
"Op 3 december", zo vervolgt de kroniek, "verzamelde Don Bosco
de seminaristen en hield een korte toespraak voor hen over de roeping
en over de bijzondere manier waarop men roepingen kan onderkennen, na-
melijk door de manier van spreken en gaan, door de aandacht en het ge-
drag in de kerk, door de nederigheid, de naastenliefde en de zuiver-
heid.
"Een andere keer had hij hen aangespoord tot volharding in de
Congregatie en, nadat hij nog enkele punten behandeld had, vertelde hij
het volgende feit. De beroemde Liffardo, geboren uit een adellijke fa-
milie, en die kloosterling geworden was, kreeg van zijn oversten, bij
wijze van oefening in nederigheid, de opdracht, zich in de laagste
werkplaatsen van het klooster onledig te houden. Liffardo behield die
post verscheidene jaren lang en was een groot voorbeeld van deugd. Maar
opeens kreeg de kwade geest van de hoogmoed hem te pakken, maakte hem
opmerkzaam op de smadelijke omstandigheden waarin hij terechtgekomen
was, door verplicht te zijn een dergelijk armzalig werk te verrichten.
De bekoring werd zo sterk dat de ongelukkige monnik het besluit al ge-
nomen had het kloosterkleed neer te leggen en uit het klooster te
vluchten. Maar terwijl hij door dergelijke gedachten verontrust werd,
verscheen hem 's nachts zijn engelbewaarder in mensengedaante en zei
hem: "Kom en volg me!" - Liffardo gehoorzaamde en werd naar het kerkhof
gebracht. Bij de eerste stappen van die angstwekkende wandeling, bij
het zien van al die skeletten, bij de stank van al die verrotting, werd
hij zozeer door afschrik bevangen, dat hij de engel verzocht zich te
mogen terugtrekken. De hemelse gids dwong hem nog wat verder te gaan.
Daarna wendde hij zich met een gebiedende stem tot hem en verweet hem

59.7 Page 587

▲back to top
- VI/587 -
zijn onstandvastigheid: "Ook jij", zei hij tot hem, "zult binnenkort een
hoop wormen zijn, een hoop as. Zie dus maar wat je eraan hebt toe te
geven aan hoogmoed, God de rug toe te keren, geen akte van nederigheid te
willen verdragen, waarmee je je naderhand een kroon van eeuwige glorie
verdient." - Bij die verwijten begon Liffardo te schreien, vroeg vergif-
fenis voor zijn fout en beloofde dat hij meer trouw zou blijven aan zijn
roeping. Nadat de engel hem naar zijn kamer teruggebracht had, verdween
hij en liet hem alleen achter, standvastig in zijn ernstige voornemens
tot zijn dood."

59.8 Page 588

▲back to top
- VI/588 -
H O O F D S T U K LXI
VERMANING TOT DE JONGENS OM ELKAAR NIET SENTIMENTEEL
BIJ DE HAND TE HOUDEN - MEDEWERKERS VAN DON BOSCO BIJ HET
SCHRIJVEN EN VERTALEN VAN BOEKEN - KATHOLIEKE LECTUUR:
LEVENSBESCHRIJVING VAN DE PRIESTER GIUSEPPE CAFASSO,
SAMENGEVAT IN TWEE LIJKREDEN - BESTUDERING VAN DE
AARDRIJKSKUNDE DER HEIDENSE LANDEN, GEDREVEN DOOR DE
IJVER OM ZE TE BEKEREN - TONEELVOORSTELLING - DON BOSCO
GAAT NAAR SALUGGIA: HIJ PREEKT ER EN HOORT ER BIECHT -
VOORSPELLING EN VERVULLING VAN DE DOOD VAN EEN SEMINARIST
EN VAN EEN JONGEN - VERSCHIJNING VAN EEN ZIEL UIT HET
VAGEVUUR AAN EEN ONGELOVIGE VORST - BRIEF VAN EEN BRAVE
SEMINARIST UIT GIAVENO - GEESTELIJKE BLOEMPJES VOOR DE
NOVEEN VAN KERSTMIS - TOESPRAAK VAN DON BOSCO:
BEMIDDELING VAN DOMENICO SAVIO: TWEE LEERLINGEN STERVEN
BINNEN ENKELE MAANDEN; EEN VAN ONZE OVERLEDENEN HEEFT
BEHOEFTE AAN GEBEDEN - MGR. GHILARDI PREEKT IN HET
ORATORIO - ACHTING VAN DE BISSCHOPPEN VOOR DON BOSCO -
NIEUWJAARSGESCHENKEN VAN DON BOSCO AAN DE SEMINARISTEN;
HIJ VRAAGT AAN DE JONGENS DAT ELK VAN HEN HEM EEN
COMMUNIE ALS NIEUWJAARSGESCHENK ZAL GEVEN - WENSEN VOOR
DE WELDOENERS - RESULTATEN VAN DE OPVOEDING DIE DE
JONGENS IN HET ORATORIO VAN VALDOCCO GENIETEN.
In de kroniek gaat Don Ruffino verder met het opmerkelijkste dat
er gebeurde te noteren.
"Op 4 december 's avonds na het avondgebed verbood Don Bosco de
jongens elkaars handen te drukken, tenzij in geval van lange afwezigheid.
Dat verbod had hij al bij twee andere gelegenheden opgelegd.
"In die dagen werkte Turchi volgens het schoolprogramma aan de
kennis van Rome in de oudheid. Don Rua was in de geschiedenis verdiept
en Don Savio in de aardrijkskunde."

59.9 Page 589

▲back to top
- VI/589 -
Ook wanneer er bekende en ontwikkelde mensen, die aan het huis
overigens vreemd waren, naar Don Bosco toekwamen, kregen ze van hem een
of ander werkje ter ere Gods opgedragen. Heren en dames stonden hem bij
in de vertaling van eigen of vreemde werken in verschillende talen. Dit
blijkt ook uit het volgende:
" Zeer Eerwaarde Heer,
"
"
Eindelijk zend ik U het boek dat U me hebt laten vertalen.
" Veel eerder al zou ik mij van mijn taak hebben willen kwijten,
" maar de vele tegenslagen die me dit jaar troffen, hebben me belet
" me ermee bezig te houden. Ik hoop dat U, op de hoogte van mijn
" omstandigheden, mij deze vertraging zult willen vergeven.
"
Indien U mij in staat acht U nog met andere dingen te hel-
" pen, houd ik me aanbevolen, want ik stel het heel erg op prijs
" U van dienst te kunnen zijn.
"
Bidt U inmiddels tot de goede God voor mij en beschouw mij
" steeds als
"
Uw allernederigste en dienstwillige
"
dienaresse,
"
" 4 december 1860.
Carolina Gloria.
Ook de eerwaarde en geleerde priester Giuseppe Frassinetti, zijn
voortreffelijke medewerker voor de Katholieke Lectuur, bereidde de uit-
gave voor van twee kostbare werkjes: Het juweel der christelijke doch-
ters, of de heilige maagdelijkheid, en De zending der meisjes, verhalen
van deze tijd.
Don Bosco had op zijn beurt het boekje met zijn grafrede op Don
Cafasso, laten herdrukken, die hij in de kerk van het Oratorio uitgespro-
ken had. Hij had er de grafrede die hij in de kerk van de H. Franciscus
van Assisi gehouden had, aan toegevoegd. Het geheel was bestemd voor de
Katholieke Lectuur van november en december en droeg als titel: Levens-
beschrijving van de priester Giuseppe Cafasso, uiteengezet in twee graf-
redes van de priester Bosco Giovanni. De stof van de tweede redevoering
was als volgt onderverdeeld: Beginselen van de priester Cafasso - Het
convitto ecclesiastico van de H. Franciscus - Zijn apostolische werk-
zaamheden in de gevangenissen - Wonderbare daden van Don Cafasso - Ge-
heimen van Don Cafasso om veel goed te doen - Zijn zalige dood.
Bij deze werkzaamheden, buiten de voortdurende correspondentie,
lette hij niet op lichamelijke of geestelijke vermoeidheid. Op een avond,
zo verklaart de kroniek, nadat hij op een laat uur met schrijven had op-
gehouden, stond hij van zijn stoel op en leed aan merkwaardig gezichtsbe-
drog, veroorzaakt door bloedaandrang naar het hoofd. Toen hij opkeek,
meende hij een seminarist in de hoek van de kamer te zien staan.

59.10 Page 590

▲back to top
- VI/590 -
"Wie ben je?" vroeg hij. - Geen antwoord. - "Spreek, geef antwoord!" -
Nog steeds stilzwijgen. Hij stapte naar voren en greep hem vast... Het
was de manteljas, met zijn hoed er boven op.
Nog een andere studie had hem dat jaar ernstig beziggehouden. Met
behulp van de geschiedenis der katholieke missiën, begon hij de streken
te bestuderen die nog in de afgoderij leefden. Op zekere dag had hij zich
tegenover de seminarist Bonetti in deze bewoordingen uitgelaten: "Ik zou
heel graag priesters hebben om het licht van het geloof te gaan brengen
aan zoveel arme mensen, die nog volkomen wild en onbeschaafd zijn." Vanaf
het begin van zijn Congregatie had hij het heel dikwijls over dat plan
en als hij er de middelen voor gehad had, zou hij onmiddellijk met deze
heilige zending begonnen zijn.
Hervatten wij thans de kroniek.
"Op 6 december, donderdag, was er toneel in het Oratorio. Het to-
neelstuk Baldini werd opgevoerd. Don Bosco met professor Don Matteo Pic-
co was daarbij aanwezig."
Af en toe vermaakte en verstrooide Don Bosco zijn leerlingen met
de opvoering van toneelstukken. De Rosminiaan Carlo Gilardi, die ons Ora-
torio steeds een warm hart toegedragen had, had twee aardige toneelstuk-
ken voor hem geschreven: De Voorbijganger en Het Paard. Het tweede werd
heel dikwijls opgevoerd omdat het bij de jeugdige toeschouwers heel erg
in de smaak viel.
Twee dagen later vervulde het feest van de Onbevlekte Ontvangenis
het Oratorio met vreugde, en Don Bosco, die zich weer wat op krachten
voelde komen, besloot naar Saluggia te gaan, waarheen de brave pastoor
hem andermaal met aandrang uitgenodigd had. Hij kwam daar aan kort voor
de missie afgelopen was. Don Francesco Cerruti die hem erheen vergezelde,
schreef als volgt:
"In december 1860, toen Don Bosco zich voor twee dagen naar Salug-
gia begeven had ten tijde dat daar retraite gegeven werd, werd hij met
zoveel vreugde door de bevolking ontvangen, dat nog lang daarna, als er
over die retraite gesproken werd, Don Bosco en zijn manier van preken
steeds ter sprake kwamen. - "Hij sleepte iedereen mee", zei men, "door
de grote beminnelijkheid en vriendelijkheid waarmee hij biecht hoorde,
terwijl hij het hoofd van de penitent dicht tegen zijn borst drukte. "Wij
deden al wat we konden", getuigden enkelen, "om onze zaken af te handelen
en dan naar het dorp te snellen om hem die hemelse manier van doen gade
te slaan die hem bezielde en de uiterste minzaamheid te ervaren waarmee
hij iedereen die tot hem kwam bejegende." - Het moge voldoende zijn te
zeggen, dat hij op die twee dagen die hij in Saluggia doorbracht, bijna
niets anders deed dan 's morgens en 's avonds biechthoren. Zovelen gin-
gen, als door een onweerstaanbare macht aangetrokken naar hem toe. Er wa-
ren er velen die sinds jaren niet meer gebiecht hadden."

60 Pages 591-600

▲back to top

60.1 Page 591

▲back to top
- VI/591 -
In die tijd hadden twee buitengewone gebeurtenissen de leerlin-
gen van het Oratorio getroffen die de woorden van Don Bosco niet verge-
ten waren.
We hebben hierboven al verhaald hoe Don Bosco in de maand april
de besliste aankomst in de hemel van de seminarist Luigi Castellano aan-
gekondigd had; en hoe hij hem in juli, toen deze ziek was en door de dok-
ters opgegeven, was gaan zegenen, waarna de zieke genas. Nu schrijft de
seminarist Ruffino in zijn kroniek van de maand november: "In die dagen
stierf in zijn huis te Turijn de seminarist Luigi Castellano." Hij ver-
volgt: "Op 25 december kondigt Don Bosco aan dat binnenkort een jongen
moet sterven." En vervolgens: "Op 13 december stierf in het Oratorio de
jonge Giovanni Racca uit Marene op de leeftijd van 12 jaar, na acht da-
gen ziek te bed gelegen te hebben. Hij was met een gewone verkoudheid
naar bed gegaan."
Heel zelden wees Don Bosco de jongens erop dat dergelijke voor-
spellingen uitgekomen waren, maar hij stelde zich tevreden met in de ge-
beden van de communiteit de zielen van die dierbare overledenen aan te
bevelen. Bij deze gelegenheid had hij een mooie geschiedenis te vertel-
len, die de hertogin van Laval-Montmorency hem in het Frans geschreven
had, en die we hier in vertaling weergeven.
"
"In een salon te Rome, waar zich buitenlandse lieden in ge-
" sprek verzamelden, kwam het gesprek te lopen over verschijnselen
" van geestelijke aard: de bilocatie, profetische dromen, de ver-
" schijning van afgestorvenen, enzovoort.
"
Iedereen had een verhaal te vertellen. Het meest interes-
" sante was zonder twijfel dat van gravin R..., een Poolse.
" Ziehier wat zij vertelde:
" In het begin van de 17de eeuw leefde in Polen een vorst
" Lubomirski, van de oude en vooraanstaande familie van die naam.
" Hij was een grote heer, eigenaar van een geweldig fortuin, met
" pages en een hof van edellieden voor hem alleen. Zijn invloed
" strekte zich heel ver uit en zijn naam was op ieders lippen. On-
" gelukkigerwijze ontbrak hem het geloof. Al zijn ijver was gericht
" geweest tegen de godsdienst van zijn voorvaderen, en ten tijde
" waarin gebeurde wat ik wil vertellen, ontkende hij de onsterfe-
" lijkheid van de ziel, in een geschrift dat voor uitgave bestemd
" was.Dat was zijn geliefkoosde bezigheid, waarbij hij heel de spits-
" vondigheid van de meest geslepen sofismen gebruikte om zijn para-
" dox te steunen, en heel zijn geestkracht om een waarheid te vernie-
" tigen, die de glorie en de troost van de menselijke natuur is.
"
Op een mooie zomeravond wilde hij, vermoeid van zijn
" arbeid, een luchtje gaan scheppen. Twee pages volgden hem. Op een
" bepaalde afstand van zijn kasteel gekomen, beduidde hij hun dat
" ze op hem moesten wachten en op zijn eentje liep hij verder het
" veld in. In een kromming van een pad kwam hij een wenende vrouw
" tegen die achter een klein karretje liep dat door een paard voort-
" getrokken werd.

60.2 Page 592

▲back to top
- VI/592 -
"
"Maar, beste vrouw", zei hij tot haar, "wat voor ongeluk
" is u overkomen dat u zo wanhopig huilt?"
"
"0, mijnheer", gaf zij hem ten antwoord, "ik heb alle re-
" den om te huilen. Op deze wagen breng ik mijn arme man naar zijn
" graf.Hij was mijn enige steun en troost in deze wereld."
"
Getroffen door medelijden stak de vorst zijn hand in de
" zak en haalde er wat goudgeld uit te voorschijn, dat hij aan de
" arme weduwe overhandigde. "Hier, neem dit, brave vrouw, neem dit";
" en een frase in de mond nemend waar hij niet bij nadacht, vervolg-
" de hij: "laat u missen lezen voor de overledene."
"
Toen hij enkele dagen later 's avonds in zijn werkkamer
" zat, keek hij op en zag een man voor zich. Hij had niet gemerkt
" dat die binnengekomen was. - "Héla"! riep hij, en de bedienden
" kwamen uit het naburige vertrek binnenlopen. "Waarom hebben jullie
" hier een man binnengelaten zonder hem aan te melden?"
"
"Hoezo, prins? Er is niemand binnengekomen, u bent alleen.
"
" - En inderdaad, die man was verdwenen.
"
"Dan zal het verbeelding geweest zijn", vervolgde Lubomirs-
" ki.- De bedienden trokken zich terug. Doch een ogenblik later
" staat dezelfde persoon weer voor hem. - "Héla"! roept de vorst
" voor de tweede keer uit. Maar de man verdween direct. Ontstelte-
" nis bij de bedienden, die de hallucinatie van hun meester niet
" konden verklaren, tenzij als gevolg van een bloedaandrang naar de
" hersenen bij overmaat van werk. Deze sterke geest dacht helemaal
" niet een visionair te zijn en schaamde er zich over dat te schij-
" nen.
"
Terwijl hij over die onverklaarbare verschijning nadacht,
" vertoonde deze zich voor de derde maal en zei, toen hij aanstal-
" ten maakte om weer te roepen: "Roep niemand; wat ik u te zeggen
" heb, mag al leen door u gehoord worden. Ik ben de man van die ar-
" me weduwe,aan wie u de middelen gegeven hebt om missen te laten
" lezen voor mijn zielenrust. Dank zij deze ondersteuning ben ik in
" de hemel,en als beloning voor uw naastenliefde, heb ik van de
" Heer verlof gekregen u namens Hem te komen zeggen dat de ziel on-
" sterfelijk is.
"
Bij deze woorden nam de vorst zijn manuscript en scheurde
" het in twee stukken. Oprecht bekeerd, werd hij een vurige verde-
" diger van het geloof, een groot licht in Polen door zijn deugd en
" zijn geleerde geschriften, zozeer dat hij zich de bijnaam verwierf
" van Salomon van het noorden. Het gescheurde godslasterlijke ge-
" schrift wordt zorgvuldig door de familie Lubomirski bewaard."
Op de 16de ontving Don Bosco een brief uit Giaveno die hem
ter kennis bracht van welke geest een der seminaristen bezield was, die
door hem te werk gesteld was in het klein seminarie.

60.3 Page 593

▲back to top
- VI/593 -
"
Zeereerwaarde Heer en geliefde Vader in Christus,
"
"
Helemaal te leven en te sterven voor Jezus en Maria. Zie-
" daar mijn enige w ens, en het doel waarop al mijn handelingen
" en gebeden gericht zijn. Leven en sterven in de dienst van de
" Heer,zodoende zorgend voor mijn eeuwig heil en, waar het kan,
" voor dat van mijn broeders, zonder mijn krachten en werk te spa-
" ren. Indien ik er in het verleden behoefte aan had, de wil van
" de Heer te kennen en op te volgen, thans is dat en zal dat steeds
" voor me zijn, een strikte noodzaak; en de leiding die ik steeds
" en alleen bij u gevonden heb, verzoek ik u met aandrang te blij-
" ven schenken.
"
In de nieuwe Congregatie van de H. Franciscus van Sales,
" zoals die hier in dit huis van het Oratorio bestaat, schijn ik
" vrede en rust te vinden voor mijn gemoed. Ik heb de regel ervan
" al gelezen en overwogen. Ik onderwerp mij aan alles en hoop het
" met de hulp van de Heer in acht te blijven nemen. Ziehier het
" verzoek van een toegenegen zoon die vraagt om te worden toegela-
" ten tot de broeders van genoemde Congregatie, zo U dat goed vindt
" en ik een dergelijke gunst waardig ben. Door mijn verdiensten ben
" ik het, voor zover als ik het weet, zeker niet, maar ik zou het
" kunnen zijn door uw grote goedheid en liefde. Weiger dus niet de
" smeekbeden te verhoren van iemand die van zich zelf een offer
" maakt voor de Heer, door zijn wil geheel in uw handen toe te ver-
" trouwen.
"
Mag ik dus hopen dat binnenkort de Congregatie van de Hei-
" lige Franciscus van Sales een nieuwe medebroeder zal hebben, die
" ijvert voor het zielenheil van zichzelf en voor dat van anderen,
" een dienaar der dienaren? Beveel, mijn Vader, en ik zal klaar
" staan voor uw aanwijzingen. Zeg mij wat ik moet doen, en hoe ik
" me heb te gedragen, want vanaf nu ben ik al geheel van U af-
" hankelijk.
"
In de hoop dat mijn verzoek verhoord zal worden, bied ik U
" nederig mijn beste wensen aan, en U de hand kussend, verblijf ik
" met gevoelens van de meeste hoogachting en genegenheid,
"
"
Uw onderdanigste zoon in J. Chr.
" Giaveno, 15 december 1860.
Boggero Giovanni.
Deze brief en vele andere van dien aard, die op het einde van het
jaar door zijn beminde seminaristen geschreven werden, verheugden Don
Bosco. Voor iedere dag van de noveen gaf Don Bosco een geestelijk bloem-
pje en op dergelijke wijze bereidde hij zijn zonen voor op de mooie
plechtigheid van Kerstmis.
" 1. Bereidwillige gehoorzaamheid in alle gevallen, of men het pret-
"
tig vindt of niet.
" 2. Bescheidenheid: in de kleding, in de haartooi, bij het spreken,
"
bij het gehoorzamen, bij onaangenaamheden.

60.4 Page 594

▲back to top
- VI/594 -
" 3. Naastenliefde: de gebreken van anderen verdragen en ervoor
"
te zorgen niemand te kwetsen.
" 4. Naastenliefde: de bedroefden troosten, diensten bewijzen en
"
goed doen aan wie men maar kan; niemand kwaad doen.
" 5. Naastenliefde: nalatigen vermanen, in goedheid diegenen te-
"
rechtwijzen die slechte dingen zeggen of voorstellen.
" 6. Naastenliefde: zijn vijanden vergeven en hun goede raad geven
"
als de gelegenheid zich daartoe voordoet.
" 7. Vermijd degene die kwaad spreekt.
" 8. Mijd de ledigheid en wees ijverig in het vervullen van je werk.
" 9. De biecht moet gesproken worden alsof het de laatste van het
"
leven was.
" Zondag: Godvruchtig communiceren, met de belofte het vaker te
" doen.
Don Ruffino schrijft: " Op de vooravond van Kerstmis, vertelde Don
Bosco de jongens het volgende verhaal. "De nicht van de pastoor van Sa-
luggia verklaarde dat ze vele jaren lang gekweld werd door hevige kies-
pijn, en als de tanden uitvielen, bleef het tandvlees steeds open. Zij
stelde zich onder de hoede van Domenico Savio en binnen korte tijd hield
het bloeden van het tandvlees op en was alle pijn verdwenen." -Hierna zei
hij iets van groot belang: "Er zijn er onder onze leerlingen, die er bin-
nen enkele maanden niet meer zullen zijn... Er is er een... die er niet
aan denkt. Wij zullen ervoor zorgen hem een bundeltje klaar te maken voor
hij vertrekt. Ik wil jullie nog zeggen dat Castellano in de hemel is,
maar Racca heeft veel behoefte aan onze gebeden."
We hebben de dodenlijst van het Oratorio erop nagekeken en we vin-
den dat er in de maand april 1861 twee jongens stierven, een van hen
vrijwel plots.
Hoe het kerstfeest gevierd werd, schreef Don Bosco aan gravin di
Camburzano, die de winter in Nice doorbracht.
"
Hooggeachte Mevrouw,
"
"
Ik heb uw geëerde brief vol christelijke gevoelens, die
" mij dienstig zijn tot het storten van geloof en moed in mijn ar-
" me ziel en in die van mijn jongens, ontvangen.
"
Ik heb gebeden en laten bidden volgens de intentie van de
" heer markies Massoni. Uw besluit op zichzelf is goed, maar het
" gaat vergezeld van moeilijke omstandigheden. Handel zo: ga na of
" u er het heil der zielen en de meerdere eer van God in onderkent.
" Wanneer het u voorkomt van wel, voer uw besluit dan uit, zo niet,
" schort de uitvoering ervan dan op.
"
We hebben ons kerstfeest heel opgewekt gevierd. Om midder-
" nacht werden er drie missen opgedragen, de eerste gezongen door
" een honderdtal van onze jongens. Ook gingen de interne en exter-

60.5 Page 595

▲back to top
- VI/595 -
" ne jongens met meer dan zeshonderd te communie. De plechtigheid
" was om twee uur afgelopen.
"
Jezus, zo rijk aan genaden, overstelpe U en de heer graaf
" Vittorio en heel uw gezin en vrienden met Zijn gaven, terwijl ik
" met de meeste hoogachting verblijf,
"
Uw dienstwillige dienaar,
" Turijn, 26 december 1860.
Giovanni Bosco, pr.
"Op 28 december", aldus de kroniek, "kwam na het middagmaal on-
verwacht Mgr. Ghilardi, bisschop van Mondovi, in het Oratorio. Hij stelde
voor een preek te houden en de zegen te geven. Zijn preek behandelde het
nut en de kostbaarheid van het geloof. De kostbaarheid leidde hij af uit
de zeldzaamheid, overwegend dat achthonderd miljoen mensen het niet be-
zitten, terwijl echter slechts tweehonderd miljoen het wel bezitten; tot
dat getal hebben wij het geluk te behoren. Hij beloofde donderdag de hei-
lige mís voor ons te komen opdragen."
Dikwijls kwamen er op uitnodiging van Don Bosco bisschoppen of
prelaten naar het Oratorio om de mis te celebreren voor de communiteit.
Bui- ten degenen die we al in de loop van onze Memorie genoemd hebben,
herin- nert Don Giovanni Garino zich de theol. Ighina Andrea, kanunnik
van de kathedraal te Mondovi, Mgr. Oreglia van S. Stefano, thans kardi-
naal, die Turijn aandeed toen hij op weg was om zich als internuntius in
Den Haag in Nederland te vestigen, en Mgr. Giovanni Sola Pietro, bisschop
van Nice. Zij hadden een hoge dunk van de deugd van de dienaar Gods. Ka-
nunnik Anfossi getuigt: "Toen ik nog seminarist was, werd ik door Don
Bosco met bijzondere opdrachten naar verscheidene bisschoppen gestuurd.
Bij die gelegenheden was ik zelf hoogst verwonderd de uitdrukkingen van
de grootste waardering te horen ten aanzien van de heiligheid en de wer-
ken van de dienaar Gods. Ik herinner me Mgr. d'Angennes, aartsbisschop
van Vercelli, die mij met bijzondere betuigingen van genegenheid ontving,
en in tegenwoordigheid van verscheidene kanunniken niet uitgepraat raakte
over Don Bosco, door het vele goede dat hij voor de jeugd deed en vooral
door het bevorderen van de geestelijke roepingen. Mgr. Losanna, bisschop
van Biella, mijn vooraanstaande weldoener, had een grote bewondering voor
Don Bosco opgevat, al sinds de eerste tijd van zijn Instituut, en was
grondig op de hoogte van het goede dat hij met zijn zondagsoratorio deed
voor de verlaten jeugd. Telkens als monseigneur in Turijn kwam, nodigde
hij ofwel Don Bosco bij zich uit, of hijzelf kwam naar het Oratorio om
zich met hem te onderhouden. Ik laat achterwege melding te maken van
andere blijken van eerbied die Don Bosco van vele andere bisschoppen ten
deel viel en waarvan ikzelf getuige geweest ben."
Hervatten wij de kroniek. Tegen het einde van het jaar schonk Don
Bosco zijn geschreven of mondelinge nieuwjaarsgeschenken aan de semina-
risten en aan enkelen van de oudere jongens. Sommige waren in het Latijn:
Pone finem in voluntate peccandi et invenies Mariam. - Frustra

60.6 Page 596

▲back to top
- VI/596 -
quaerit qui cum Maria invenire non quaerit. - Plus Maria desiderat face-
re tibi bonum, et largiri gratiam, quam tu accipere concupiscas. Scire et
cognoscere te Virgo Dei para est via immortalitatis: narrare virtutes
tuas est via salutis. "Mij gaf Don Bosco", zo schreef Don Ruffino, op 29
december dit geschenk: "Adiuva me in lucro animarum; en ik gaf hem al de
sleutels van mijn hart met volkomen vertrouwen in handen."
"Op 30 december vroeg Don Bosco aan alle jongens, dat zij hem als
nieuwjaarsgeschenk elk een communie zouden schenken, opgedragen te zijner
intentie."
Evenmin vergat hij zijn weldoeners bij het begin van het nieuwe
jaar geluk te wensen, en hij had een hele maand nodig om aan iedereen te
schrijven. We hebben nog een van die brieven, gericht tot de heer graaf
Pio Galleani d'Agliano.
"
Hooggeachte Heer,
"
"
De priesters, seminaristen en jongens van het Oratorio van
" de H. Franciscus van Sales wensen hun voortreffelijke weldoener,
" de heer graaf Pio d'Agliano een zalig en gelukkig nieuwjaar en
" bidden de Heer, over hem veelvuldige hemelse zegeningen uit te
" storten evenals over heel zijn geachte familie.
"
Met gevoelens van de meest oprechte dankbaarheid uit naam
" van allen, verblijf ik met verschuldigde eerbied,
"
"
Uw dienstwillige dienaar,
" Turijn, einde 1860.
Bosco Giovanni, pr.
Op 31 december bedroeg het aantal in het huis verblijvende jongens
ongeveer 470. De blonde akker van Don Bosco breidde zich met steeds nieu-
we aren uit. Zonder gewag te maken van degenen die een geestelijke loop-
baan kozen, vatte hij in de volgende bewoordingen de resultaten samen,
die hij in de eerste jaren, tot 1860 toe, onder de jongens verkregen had.
"Om de resultaten te onderkennen die in deze scholen, Oratoria of in
het hospitium verkregen zijn, moet men de leerlingen in drie groepen ver-
delen: deugnieten, lichtzinnigen en goeden. De goeden handhaven zich en
maken op wonderbare wijze vorderingen in het goede. De lichtzinnigen, dat
zijn degenen die al gewoon waren rond te zwerven en weinig te werken, ko-
men ook langzamerhand tot goede resultaten door hun vakwerk, door de as-
sistentie en door hun bezigheid. De deugnieten vervolgens geven handen
vol werk. Wanneer men hun een beetje werklust kan bijbrengen zijn ze gro-
tendeels gewonnen. In grote lijnen kan men de verkregen resultaten onge-
veer als volgt uitdrukken.
1. Degenen die niet slechter worden,
2. Velen worden verstandig, daardoor kunnen zij op een behoorlijke

60.7 Page 597

▲back to top
- VI/597 -
manier hun boterham verdienen.
3. Degenen die onder alle waakzaamheid ongevoelig blijken, laten
zich langzaamaan winnen voor de invloed van de goede beginselen, die na-
derhand hun uitwerking niet zullen missen.
Daardoor is men erin geslaagd, ieder jaar verscheidene honderden
jongens bij een goede patroon onder te brengen bij wie ze een vak leren.
Velen keren terug naar hun familie van wie ze waren weggelopen, en zij
tonen zich thans volgzamer en gehoorzamer. Niet weinigen werden als be-
diende bij goede families ondergebracht.
"De gaande en komende jongens in het huis van dit Oratorio bedra-
gen ongeveer 300 per jaar. Verscheidenen van hen worden opgenomen in het
muziekkorps van de nationale garde of bij de militaire muziek. Anderen
wijden zich verder aan hun vak in de inrichting. Er is ook een aanzien-
lijk deel dat zich aan het onderwijs wijdt, en na hun afgelegde examens
blijven ze hier in huis of gaan ergens als schoolmeester werken in de
dorpen waar vraag naar hen bestaat."

60.8 Page 598

▲back to top
- VI/598 -
H O O F D S T U K LX
IL GALANTUOMO - VERKLARING VAN DE VOORSPELLINGEN DIE
VORIG JAAR IN DEZE ALMANAK VERSCHENEN - AANDUIDINGEN OP
DE GEBEURTENISSEN IN DE TOEKOMST - VOORSPELLINGEN
VAN DE ZUSTER VAN TAGGIA.
Het laatste werk voor Don Bosco bij Speirani verschenen, was in
dat jaar de almanak die tot titel droeg: "Il Galantuomo", Piëmontees-
Lombardische almanak voor het jaar 1861. Belangrijk was het voorwoord.
" De Galantuomo tot zijn vrienden. De voorspellingen van het afgelo-
" pen jaar 1860.
"
Gij, mijn vrienden, hebt er in de loop van het jaar 1860 op
" gelet of mijn voorspellingen in vervulling gingen, misschien om
" mij de naam van een goede of slechte almanak te geven. Zelfs heb-
" ben verscheidenen onder u mij ongeduldig om opheldering ter zake
" gevraagd. En u had gelijk; want als een gentleman een woord gezegd
" heeft, moet hij het ook weten te houden. Thans geloof ik u allen
" te kunnen voldoen door aan te duiden op welke manier de voorspel-
" lingen van het verlopen jaar tot stand kwamen, terwijl ik er enke-
" le dingen met betrekking tot het jaar 1861 zal aan toevoegen.
"
Ik moet enkel opmerken dat de woorden waarmee ik verleden
" jaar zoveel voorspellingen deed, betekenden dat zij moesten begin-
" nen in dit jaar 1860, waarna ze hun volledige vervulling zullen
" krijgen in de volgende jaren. Dit vastgesteld zijnde, wend ik
" me tot u.
"
Afgelopen jaar zei ik: in dit jaar zullen we een nieuwe
" oorlog krijgen, die, hoewel hij niet zoveel bloedvergieten zal
" vergen als die van 1859, echter veel meer zielen naar de hel zal
" zenden. De wederwaardigheden die in 1860 gebeurd zijn, zijn de
" letterlijke en droevige vervulling van deze woorden.
"
We zullen twee verschrikkelijke ziekten meemaken waarvan
" ge de vreselijke gevolgen zult zien: deze twee ziekten zijn de
" godsdienstige onverschilligheid en de vooruitgang van het pro-
" testantisme. Wie nagaat hoever het met de verachting van de gods-
" dienstige zaken, van de gewijde bedienaren, van de bisschoppen en
" kardinalen en van de paus gekomen is, zal zeker moeten toegeven
" dat de gevolgen van die twee ziekten heel verschrikkelijk zijn.

60.9 Page 599

▲back to top
- VI/599 -
"
Twee beroemde politieke personen zullen uit de politieke
" wereld verdwijnen: deze twee personen zijn de groothertog van Tos-
" cane en de hertog van Modena, die door de in maart tot stand geko-
" men annexatie van hun staten bij Piëmont, beschouwd worden als
" niet meer bestaande in de wereld van de politiek.
"
Vele vaders en moeders zullen wenen over de ergernissen die
" hun zonen hun aandoen, en ze zullen de in het gezin veroorzaakte
" onenigheden betreuren. Antwoord: Dertigduizend en meer vrijwilli-
" gers die met Garibaldi zijn meegetrokken, het onder de wapens
" roepen van al degenen die tussen twintig en dertig jaar zijn, twee
" militaire lichtingen in twee maanden tijd, spreken voor zichzelf
" en ontslaan mij van iedere verdere verklaring.
"
U zult zien dat de wijn goedkoper wordt, maar het brood
" duurder. Antwoord: 'De wijn, dat wil zeggen, het menselijk bloed,
" zal vergoten worden alsof het niets kost; sommigen zeggen dat het
" aantal gedode of gewonde Italianen op het slagveld de honderddui-
" zend nadert; de stervenden doen het brood, dat het menselijke li-
" chaam is, duur worden; daar de mannen nu voortaan meer gezocht
" zullen worden hetzij voor de militaire dienst, hetzij voor andere
" werkzaamheden die het leven eist. De prijs voor een vervanger is
" viermaal zo hoog geworden als vroeger, toen de dingen van het
" openbare leven zich nog in normale omstandigheden bevonden.
"
Verscheidene dorpen zullen door de hagel getroffen worden.
" Antwoord: - Buiten de vele schade die in vele plaatsen door de
" hagel is veroorzaakt, was er het beruchte noodweer dat op een ver-
" schrikkelijke manier verwoestingen op het veld aanrichtte tussen
" Moncalieri tot aan Casale; een ander van Milaan tot Brescia.
"
Een dorp zal door een aardbeving verwoest worden, andere
" zullen te lijden hebben van koude en droogte.
"
Dat is voor het volgende jaar.
"
Denkt echter niet dat dit de hele verklaring van mijn pro-
" fetieën is; het past me echter niet, meer commentaar te geven.
" Misschien zal menigeen zowel om de profetieën als om de verkla-
" ring lachen, en dan zal ik blij zijn, omdat mijn almanak ertoe
" gediend heeft een vriend van me te laten lachen. Van mijn kant
" echter zeg ik u, dat zowel de profetieën als de verklaring ervan,
" redenen zijn om te wenen.
"
"
Voorgevoelens voor het jaar 1861
"
"
Het past me, niet veel te zeggen over het jaar 1861. Wat ik
" zeggen zal, zal kort zijn, maar duidelijk en positief. In de loop
" van dit jaar zullen er gebeurtenissen voorvallen die de wereld
" verslagen zullen doen staan. Maar de goedwillenden mogen zich
" troosten, want na een verschrikkelijke catastrofe, zal er een
" einde komen aan het bloedvergieten en zal de periode van vrede
" beginnen. De boosaardigen zullen het zien van onverwachte en zo
" met de menselijke plannen tegenstrijdige gebeurtenissen, verbluft
" staan en gedwongen zijn te erkennen: digitus Dei est hic: dat is

60.10 Page 600

▲back to top
- VI/600 -
" de vinger Gods.
"
Bij deze woorden zult gij, beminde vrienden, me vele vragen
" willen stellen, en ik kan gemakkelijk begrijpen, welke die zouden
" zijn, maar ik heb een slot op de mond en ik zwijg.
"
Om u niettemin enige voldoening te schenken en uw groot ver-
" langen te vervullen naar de kennis van de toekomstige dingen, zal
" ik U hier de beroemde voorspellingen van de Slotzuster van Taggia
" weergegeven. Ik schrijf ze over zoals ze zijn en zoals ze gedrukt
" werden ten jare 1849.
"
"
Voorspellingen van Zuster Rosa Colomba Asdente
"
Dominicanes te Taggia
"
"
(Aldaar gestorven in het klooster van de heilige Catharina
" op 6 juni 1847. Uittreksel uit het relaas dat bij de bisschoppe-
" lijke curie van Ventimiglia gedeponeerd werd, en gekopieerd van
" een getrouw exemplaar in februari 1850).
"
Deze brave kloosterlinge wist in de loop van haar langdurig
" leven zo goed haar deugd te verbergen achter een schijn van halve
" waanzinnigheid, dat er aan haar niets buitengewoons te bespeuren
" viel. Men zag dat zij nauwkeurig al haar plichten vervulde, haar
" gebedsgeest, haar tranen, haar verstervingen. Maar daar zij al
" deze genoemde werken van enige vreemdheid vergezeld deed gaan,
" hechtte men er niet veel waarde aan en diende zij bijna als ver-
" strooiing voor haar medekloosterlingen.
"
Toen Monseigneur Maggioli nog leefde, voorspelde zij aan
" pater Angelo Dania, dominicaan, dat hij bisschop zou worden van
" Albenga, en dat hij de onschuld aan het licht zou brengen van een
" zekere kanunnik Cairaschi, die onrechtvaardig beschuldigd was. Dit
" is volkomen in vervulling gegaan, en toen pater Dania bisschop
" werd, verklaarde hij dat in tegenwoordigheid van de zusters, zoals
" meegedeeld werd door zuster Rosa Luigi, die daarbij aanwezig was.
" Vele andere zusters getuigen van het feit door dat zij het van de
" oudsten hebben horen verhalen.
"
Zo voorspelde zij ook dat Gregorius XVI opgevolgd zou wor-
" den door een paus die de naam Pius zou dragen. Volgens zijn naam,
" zijn aard en zijn optreden zou hij dus vroom zijn. Zijn troon zou
" hij verliezen en zou hem door middel van Napoleon terug verwerven.
" De bewuste voorspelling werd onder ede bevestigd door vele perso-
" nen, die haar verscheidene keren hoorden uitspreken, in het bij-
" zonder door advocaat Filippo Ghu uit Taggia, rentmeester van het
" klooster, die heel dikwijls schertsend tot Zuster Rosa zei: "Wel,
" dan zullen we binnenkort Napoleon dus zien verrijzen?" – "U",
" antwoordde zij, weet niets; en toch zult u zien dat de paus door
" Napoleon weer op de troon gesteld wordt. Ziet u die ster"? - zei
" ze vaak tot de zusters terwijl ze naar de avondster wees, "ze doet
" me denken aan het schitterende kruis dat de Paus uit dankbaarheid
" aan Napoleon zal geven nadat deze hem in zijn rechten zal hersteld
" hebben."
"
Monseigneur Dealbertis, die al bisschop van Ventimiglia

61 Pages 601-610

▲back to top

61.1 Page 601

▲back to top
- VI/601 -
" was toen Pius IX uit Rome vluchtte, schreef dat hij zou geloven
" aan de voorspellingen van Zuster Rosa, als hij de paus door Napo-
" leon op de troon teruggeplaatst zou zien.
"
"Arme Louis Philippe", herhaalde zij dikwijls. "Hij zal uit
" Frankrijk vluchten en zal in ballingschap in Engeland gaan ster-
" ven. Er zullen veel driekleurige vlaggen worden uitgestoken met de
" vlag van de paus en ze zullen de priesters dwingen ze te zegenen.
" Dat zal het teken van de oorlog zijn díe kort daarop zal volgen.
" De koning van Piëmont, Carlo Alberto, zal de eerste zijn die toe-
" snelt om te helpen. Hij zal worden overwonnen en gedwongen om in
" ballingschap te vluchten. Hij zal sterven bij de grenzen van Span-
" je en zal worden opgevolgd door zijn jongste eerstgeboren zoon,
" enz. enz."
"
En sprekend over Napoleon, zei ze nog: "De regering van
" Napoleon zal kort duren", vervolgde zij. "Er zal een grote vervol-
" ging tegen de Kerk ontstaan die het werk zal zijn van haar eigen
" kinderen. Er zal een vervolger opstaan - die zij de antichrist
" noemt en van wie ze zegt dat hij al geboren is. - Deze zal zich de
" bevrijder van Italië noemen, bij wie zich vele sektariërs zullen
" aansluiten om de Kerk te vervolgen met valse beginselen en met ge-
" weld. Hun boosaardigheid zal zo verfijnd zijn, dat ze ook vele
" goedwillenden met hun sluwheid om de tuin zullen leiden."
"
Ze zei verder: "De paus zal beroofd worden van zijn wereld-
" lijk grondgebied en enkel bisschop van Rome genoemd worden. Dat
" zal in Italië gebeuren, waar er vele martelaren zullen vallen ge-
" durende een zeer bloedige godsdienstoorlog."
"
En alleen over de plaats Taggia sprekende, vervolgde zij:
" "Niet alle kloosterlingen zullen volharden; maar diegenen die
" vastberaden blijven, zullen gekruisigd worden op de berg Oliveto -
" een plaats in de buurt van het klooster die zo genoemd wordt - sa-
" men met vele andere personen die de wijk zullen nemen in het
" klooster. De belijders van Christus zullen in deze beproevingen
" worden vertroost door vrome en geleerde priesters, in het bijzon-
" der van de orde van de heilige Dominicus."
"
Vervolgens in het algemeen sprekend, zei zij andermaal:
" "Enkele bisschoppen zullen van het geloof afvallen, doch vele an-
" deren zullen standvastig blijven en veel lijden voor de Kerk.
" Engeland zal tot de eenheid terugkeren."
"
Eveneens zei ze bovendien, dat 'de Russen door de paus zul-
" len vermaand worden en menselijker zullen worden tegenover de ka-
" tholieken (inderdaad richtte Gregorius XVI een plechtige vermaning
" tot keizer Nicolaas, verweet hem de vervolgingen tegen de katho-
" lieken; de vervolgingen werden daarna aanzienlijk milder) en dat
" de Turken tenslotte tot het geloof zouden komen." (Vier-en-een-
" half miljoen Bulgaren, die Turkse onderdanen zijn, traden in
" november van dat jaar 1860 tot het katholieke geloof toe).
"
Ook verkondigde zij dikwijls - aldus het verhaal - dat niet
" alleen de kloosterlingen, maar ook de goede wereldgeestelijken
" van hun goederen beroofd zullen worden; dat vele edelen zullen
" gevangen gezet worden, en dat er een geest van een democratische
" duizeling

61.2 Page 602

▲back to top
- VI/602 -
" zal overheersen; er zal een grote verwarring in Europa heersen en
" de vrede zal niet weerkeren voordat de witte bloem ofwel de le-
" lie der afstammelingen van de heilige Lodewijk weer op de troon
" van Frankrijk zal zetelen. Door de vervolgingen gelouterd zal de
" Kerk schoner herrijzen; het aantal der gelovigen zal verminderd
" zijn, maar ze zullen vuriger zijn dan vroeger."
"
Zij voegde eraan toe "dat de Russen en de Pruisen Italië de
" oorlog zouden aandoen; dat de kerken in paardenstallen zouden ver-
" anderd worden; dat de paarden in de nieuwe kerk van het klooster
" van Taggia zouden ondergebracht worden." Daarvan werd toen met de
" bouw begonnen, en ten opzichte van deze kerk had zij zich, om
" bovengenoemde redenen, nooit gunstig willen uitlaten. Toen de
" kloosterfamilie besloot tot de bouw ervan, zei ze nog: dat ze
" er nooit de mis zou gaan horen, wat ook waarheid werd, daar zij
" stierf enkele dagen voor de kerk ingezegend werd.
"
In het bovengenoemde relaas leest men: "zij zegt dat de
" vervolging zal beginnen met de opheffing van de jezuïeten, die bij
" een andere gelegenheid er weer bovenop zullen komen; dat er ten-
" slotte een heftige storm tegen de Kerk zal aangewakkerd worden;
" dat er niet meer dan twee kloosterordes zullen overblijven, name-
" lijk de kapucijnen en de dominicanen samen met de ospitalieri,
" die onderdak verlenen aan de pelgrims die de martelaren ten
" tijde van de vervolging in Italië komen bezoeken."
"
En tegen het einde staat te lezen: de oorlog die zij voor
" de toekomst voorzag, kondigde zij met veel nadruk aan, zeggende
" dat hij zou volgen op een grote verwarring van mensen tegenover
" mensen, met geraas van wapens en trommels; zij voegde eraan toe,
" dat Italië grote rampen boven het hoofd hingen, dat zij het dik-
" wijls betreurde dat haar woorden vooral deze natie betroffen; dat
" Oostenrijk, Rusland en Pruisen zich zouden verenigen tegen de op-
" standelingen en dat dezen zich uiteindelijk aan de Kerk zouden
" onderwerpen.
"
Haar eigen dood aankondigend zei ze: "dat zij eerst hele-
" maal zou moeten wegteren en bijna doorschijnend worden, zo mager
" als een skelet, en dat zij zou sterven terwijl de paters dominica-
" nen in de sacramentsprocessie waren op zondag onder het octaaf
" van het feest van Corpus Christi". Een voorspelling die nauwkeu-
" rig uitkwam.
"
Wenend zei ze dikwijls, dat vele zonden de wereld over-
" stroomden, en Italië verschrikkelijke rampen boven het hoofd hin-
" gen;dat ze niet opgewekt en goed van zin kon zijn; dat, wanneer
" tot de kloosterlingen zou doorgedrongen zijn wat zij wist, zij
" eveneens diep bedroefd zouden zijn."
"
Men weet van andere personen die van al haar voorspellin-

61.3 Page 603

▲back to top
- VI/603 -
" gen (1) op de hoogte waren, dat zij dikwijls zei, dat in de
" vervolging van de Kerk - waarover hierboven meer gezegd is - de
" priesters en de paters gevierendeeld zouden worden als ossen (2)
" en dat veel bloed van hen vooral de grond van Italië zou dren-
" ken.
(1) We hebben een eerbiedwaardige kloosterling van Sint Dominicus ondervraagd die jaren-
lang met deze zuster Colomba Asdente was omgegaan, en die ons verzekerde, het boven-
genoemde zelf vele malen uit haar eigen mond te hebben gehoord, nu eens de ene dan de
andere voorspelling, omdat zij ze niet na elkaar liet volgen maar met tussenpozen; en
als hij deed alsof hij er geen geloof aan hechtte, voegde zij eraan toe: "Welnu U
zult zelf gedeeltelijk de vervulling er van zien".
(2) De onderlijnde teksten zijn geheel haar eigen woorden.

61.4 Page 604

▲back to top
- VI/604 -
HOOFDSTUK
LXI
1861 - HET BEGIN ERVAN - HET AANTAL LEDEN VAN DE
CONGREGATIE - GOED GEDRAG VAN DE JONGENS - HEILIGE
IJVER - JAGERS EN VISSERS VAN ZIELEN - HET GOEDE
VOORBEELD VAN DON BOSCO – DE DROOM VAN DE GEWETENS: DON
CAFASSO, SILVIO PELLICO EN GRAAF CAYS: DE BEREKENINGEN
AANGEBODEN DOOR DE JONGENS; SMARTELIJK SCHOUWSPEL; EEN
PRACHTIGE MAALTIJD; - DE ALGEMENE NIEUWJAARSSPREUK -
BEDENKINGEN OVER DE DROOM.
De leden van de Congregatie van de H. Francisous van Sales waren in het
begin van het jaar 1861 26 in aantal, waarbij zich ridder Federico Ore-
glia uit Santo Stefano gevoegd had. Onder dezen waren er vier priesters.
Twee priesters en andere seminaristen van verschillende diocesen waren
in het Oratorio, doch maakten geen deel uit van de Congregatie. Dat jaar
begon onder goede vooruitzichten voor de leerlingen van Don Bosco. In
zijn Vijf lustrums van het Salesiaans Oratorio schreef Don Giovanni Bo-
netti als volgt:
"
"De zondagsoratoria op de drie belangrijkste punten van de
" stad werden bijzonder druk bezocht. Ons hospitium in Valdocco was
" overvol met jongens en de vroomheid en deugd bloeiden er. En dan
" waren er de jongens, vakjongens en studenten, die zo deugdzaam wa-
" ren, dat ze het leven van Domenico Savio weerspiegelden en bij ons
" de wonderbare en ook bovennatuurlijke werken van deze, onze engel-
" achtige kameraad en vriend, weer levend maakten. De jongens hiel-
" den van elkaar als even zovele broers. Er was geen ruzie tussen
" hen, geen onenigheid, geen misverstanden; doch allen vormden als
" het ware slechts één hart en één ziel om God te beminnen en Don
" Bosco vreugde te verschaffen.
"
Aller ijver om een goed moreel en godsdienstig gedrag te
" bewaren was zo groot, dat het op het einde van de week, als de
" behaalde punten in het openbaar voorgelezen werden, slechts zel-
" den gebeurde dat men een negen hoorde, daar allen een tien ver-
" dienden. Dat wil zeggen dat niemand reden gaf tot ook maar de
" geringste klacht, noch op het gebied van vroomheid, noch op dat
" van de studie, het gedrag in de klas, op de slaapzaal, bij het
" spelen, enzovoort.

61.5 Page 605

▲back to top
- VI/605 -
" De negen, ofwel het cijfer dat slechts een bijna uitstekend ge-
" drag aanduidde, stond zo laag aangeschreven, dat, wanneer een,
" leerling meer uit lichtzinnigheid dan uit verdorvenheid, er een,
" ontvangen had hij in snikken uitbarstte en er gewoonlijk in de
" loop van het hele jaar geen meer kreeg.
"
Weliswaar viel deze wedijver en benijdenswaardige staat van
" zaken aan enkele buitengewone feiten toe te schrijven, waar-
" over de biograaf van Don Bosco zal spreken. Maar voor een groot
" deel was het toch ook een gevolg van de ijver en toeleg van Don
" Bosco en zijn medewerkers. Na het middagmaal en het avondeten be-
" vond Don Bosco zich gewoonlijk onder de speeltijd in ons midden.
" Nu eens stond hij, een andere keer zat hij op een tafel of gewoon
" op de grond, maar steeds was hij omgeven door een grote kring van
" jongens. Hij verblijdde ons dan met het vertellen van onderhouden-
" de en stichtende voorvallen. Soms richtte hij een bemoedigend
" woord tot degene van wie hij wist dat hij het nodig had, of een
" andere keer zei hij iemand iets vertrouwelijks aan het oor. Daar
" er ieder uur andere jongens hem omringden, en de ene groep na de
" andere het genoegen had in zijn buurt te zijn, gebeurde het dat
" allen of bijna allen binnen enkele dagen tijds, als kuikens van
" de kloek, een influistering kregen. Anderen liet hij bij zich
" roepen of hij ging zelf op zoek naar iemand, van wie hij min of
" meer wist dat deze behoefte had om tot het goede aangespoord te
" worden en van het verkeerde te worden afgehouden. Onder vier ogen
" en met een onnavolgbare goedheid sprak hij hem dan enkele woorden
" toe die in zijn ziel een grotere uitwerking hadden dan een paar
" retraites.
"
En daar na het avondgebed en het korte toespraakje de jon-
" gens zich om hem heen verdrongen om hem goedenacht te wensen of om
" hem te spreken over een of andere moeilijkheid en hem om raad te
" vragen, maakte hij van de gelegenheid gebruik en gaf hij deze en
" gene een vertrouwelijk woord, dat als een schat bewaard werd en
" zeer getrouw opgevolgd werd. Deze en soortgelijke manieren van
" handelen had Don Bosco vanaf de eerste jaren in het Oratorio inge-
" voerd, maar doordat hij de heilzame uitwerking ervan had ondervon-
" den,begon hij er in dat jaar een nog groter gebruik van te maken,
" dat tot ons onschatbaar voordeel.
"
Daar Don Alasonatti, de prefect van het huis en onze twee-
" de vader, niet zoals Don Bosco de gave van het woord had, zorgde
" hij op een andere manier voor het welzijn van de jongens. Hij
" waakte erover dat er geen misbruiken onder ons groeiden, nam de
" taak op zich aanmerkingen te maken of bedreigingen te uiten, en
" ook lichte straffen op te leggen en stelde dat in de plaats van
" de mildere middelen en de overreding, indien deze geen vat hadden
" op sommige stijfkoppen. Overigens paste hij dat deel van de tucht
" met zoveel liefde, kalmte en bescheidenheid toe, dat hij zich wel
" gevreesd maar niet gehaat maakte, door de bitterheid te mengen met
" zoetheid,de hardheid met zachtmoedigheid, het vonnis en de straf
" met barmhartigheid en welwillendheid. Vooral wijdde hij telkens
" een nauwkeurig en voorzichtig onderzoek aan de zaak waar het om

61.6 Page 606

▲back to top
- VI/606 -
" ging, liet de schuldige spreken, en indien nodig diende hij een
" vermaning maar geen verwijt toe. En als dat laatste voldoende was,
" ging hij niet over tot een bedreiging noch tot bestraffing en
" zodoende bracht hij in praktijk het voorschrift dat door God -
" zelf in deze bewoordingen gegeven was: Pro mensura peccati erit
" et plagarum modus:"De omvang van de straf moet in overeenstemming
" zijn met de schuld.In alle gevallen liet hij ook steeds doorsche-
" meren dat hij niet uit wrok handelde, maar uit liefde, niet uit
" grilligheid en ressentiment, maar uit plicht en in het verlangen
" de schuldige te helpen.
"
Maar aan het gedrag en de wijze opvoeding van de jon-
" gens werkten gedurende de recreatie ook nog andere medewerkers
" van Don Bosco mee. Dat waren de seminaristen, de leraren, de
" meesters van de werkplaatsen, de assistenten, en niet weinige
" leerlingen die de voetsporen drukten van Domenico Savio en zich,
" evenals hij, tot jagers en vissers van zielen maakten. Over ver-
" schillende plaatsen verdeeld, namen ze aan alle spelen deel en -
" vormden er het middelpunt van. Ze deden dat met zulke ijver en
" zorg dat ze de besten overtroffen. Wie hun vrome bedoeling en het
" edele doel van deze jongens en seminaristen niet kende, zou gezegd
" hebben dat zij lichtzinnig waren en hun waardigheid te grabbel
" gooiden. Maar de zaak lag geheel anders.
"
Zij bevorderden de recreatie en vuurden haar aan om haar
" belangwekkend te maken en ook de tragen op te wekken, teneinde
" hen wakker te schudden uit hun droefgeestige gedachten, en op die
" manier het lichamelijke en morele leven te ontwikkelen. Zij zorg-
" den er voor dat ze de leiders werden bij het spel om het te be-
" heersen en er als het ware als scheidsrechters te kunnen in optre-
" den. Want in gevallen van betwisting konden zij dan over en weer
" overleggen en voorkomen dat er onder de jongens woordenwisselin-
" gen, boze woorden en ruzies ontstonden, wat een belediging van God
" geweest zou zijn.Vele uren besteedden ze aan deze taak en dikwijls
" brachten ze daarvoor grote offers en ontzegden ze zich veel, maar
" ze deden het opgewekt, omdat ze op die manier de jongens beter
" leerden kennen met hun karakter en hun gebreken, en zij zodoende
" de gelegenheid hadden hun een heilzame opmerking te geven.
"
Terwijl sommigen op die manier toezicht hielden op de
" gemeenschappelijke ontspanningen, verspreidden anderen zich over
" de speelplaats. Zij letten op deze of gene jongen die alleen
" stond, nodigden hem uit om aan het spel deel te nemen of om met
" hen te wandelen. Dat deden zij steeds met de eerlijkste bedoeling
" om een behoorlijke opgewektheid te bevorderen, en om een onge-
" zochte gelegenheid te hebben voor het geven van goede raad en aan
" te sporen tot de studie, het werk of de godsvrucht. Na een korte
" ontspanning met deze of gene jongen, student of vakjongen, sloegen
" zij dan een praatje over het een en het ander. Opeens kwam dan wel
" een vraagje dat de jongen meer persoonlijk betrof, zoals bijvoor-
" beeld: "Heb jij je ouders nog en zorg je ervoor hen genoegen te
" doen door een goed gedrag en door voor hen te bidden?" - "Wat
" voor een cijfer heb je de afgelopen week behaald?" Sinds wanneer

61.7 Page 607

▲back to top
- VI/607 -
" ben je niet meer gaan biechten?" - "Ik heb een gunst nodig van
" Onze-Lieve-Heer. Zou je morgen met mij willen gaan biechten en te
" communie gaan voor mijn intentie?" - "Heb je geen zin om Don Bos-
" co eens te gaan opzoeken? Kom mee, dan zullen we hem iets aan ons
" oor laten zeggen."
"
Met hetzelfde doel hielden de leraren in de klassen en de
" assistenten en verantwoordelijken van de slaapzalen en werkplaat-
" sen een oogje in het zeil. Iedereen zorgde ervoor zijn eigen leer-
" lingen te brengen tot plichtsvervulling, tot orde, arbeid, studie
" en deugd, meer met liefde dan met vrees, meer uit bezorgdheid voor
" de ziel dan voor het lichaam, meer met het oog op de hemel dan op
" de aarde. Geïnspireerd door het voorbeeld en de woorden van Don
" Bosco, was aller verlangen en betrachting iedere mogelijke gele-
" genheid te scheppen en gebruiken om de jongens van het Oratorio
" te behoeden en tot God te brengen. Een van de meest getrouw toe-
" gepaste beginselen was, God niet alleen door de deur van de kerk
" tot de harten der jongens toegang te verschaffen, maar ook door
" die van het klaslokaal en van de werkplaats. Dat beginsel tracht-
" ten ze te volgen, maar met zoveel voorzichtigheid en gematigdheid,
" dat de jongens er bijna niets van merkten, maar heel goed voelden
" en ondervonden dat het veel prettiger was godvruchtig en deugdzaam
" te zijn, dan ongodvruchtig en slecht. Ze beschouwden het Oratorio
" dan ook als hun dierbaar tehuis, en waren hun oversten genegen als
" de vrienden van hun ziel.
Maar bovenal was het voorbeeld dat Don Bosco gaf de werkzaamste
prikkel tot het goede. Hij ging allen voor in het vervullen van zijn
plichten, door de evangelische raden in praktijk te brengen en de eer van
God in alles te verdedigen, zodat hij in alle oprechtheid tot de Heer kon
zeggen: Zelus domus tuae comedit me. Don Francesco Dalmazzo schreef aldus
over hem: "Ik vestig de aandacht op een waardering die door veel van mijn
confraters en door mezelf ondervonden wordt: hoe langer en intiemer men
met de dienaar Gods omgaat, - in tegenstelling tot wat het geval is in de
omgang met andere mensen, - hoe meer deugd men in hem ontdekt, of iets in
het algemeen, dat de bewondering wekt en waar men eerst geen aandacht aan
geschonken had. In de periode van ongeveer dertig jaren dat ik in zijn
omgeving ben geweest, moet ik eerlijk toegeven dat ik in hem nooit iets
bespeurd heb dat berispelijk was, maar veeleer moest ik te allen tijde de
beoefening van iedere christelijke deugd in hem bewonderen, die hij be-
trachtte op een manier, dat ik gedwongen was mij de visu et auditu ervan
te overtuigen dat het gerucht waar was dat van hem zei: "Hij is een hei-
lige."
Met dat alles is het bloeien en het levendig houden van zoveel
deugden in het bewonderenswaardige huis van Don Bosco nog niet verklaar-
baar, ook al zouden de gebruikelijke middelen worden aangewend die de
godsdienst en een gezonde pedagogie aan de hand doen. Er was stellig ook
iets wonderbaars dat de menselijke tekortkoming aanvulde, daar God alleen

61.8 Page 608

▲back to top
- VI/608 -
de harten doorgrondt en soms het kwade ziet waar de mensen de volmaakt-
heid menen te zien. In het eerste boek der koningen lezen we in hoofdstuk
16 vers 7 deze woorden die de Heer tot Samuel richt met betrekking tot
Eliab: "Sla geen acht op zijn voorkomen en zijn hoge gestalte... Niet wat
de mens ziet, geeft de doorslag, want de mens oordeelt naar het uiter-
lijk, maar de Heer oordeelt naar het hart." En om die reden manifesteerde
zich Zijn goedheid op een buitengewone manier, in verhouding tot de vuri-
ge ijver van zijn trouwe dienaar voor het zielenheil. Op deze goddelijke
goedheid zinspeelde Don Bonetti toen hij wees op de buitengewone gebeur-
tenissen, die door de biograaf van Don Bosco verteld zouden moeten wor-
den.
Het eerste voorval van dat jaar ontlenen we aan de kroniek van Don
Ruffino en aan wat Don Bonett zich herinnert.
"
In de drie nachten die aan de laatste dag van het jaar
" voorafgingen had Don Bosco drie dromen, zoals hij ze noemt, maar
" wat wij met alle stelligheid, ter wille van datgene wat we gezien,
" gehoord en ondervonden hebben, hemelse visioenen kunnen noemen.
" Het was telkens dezelfde droom, die drie keer terugkeerde, doch
" steeds onder andere omstandigheden. Ziehier, in het kort, hoe onze
" goede vader hem aan al de verzamelde jongens vertelde op de laat-
" ste avond van het jaar 1860. Hij sprak aldus:
"
Drie nachten na elkaar bevond ik me in een veld bij Rival-
" ta, met Don Cafasso, met Silvio Pellico en met graaf Cays. De
" eerste nacht brachten we door met praten over bepaalde punten van
" de godsdienst, in het bijzonder met betrekking tot de thans heer-
" sende tijden. De tweede werd doorgebracht met een conferentie over
" de moraal, waarin gewetensvraagstukken gesteld en opgelost werden
" die vooral betrekking hadden op de leiding van de jeugd. Bemerkend
" dat ik al twee nachten achter elkaar dezelfde droom gehad had, be-
" sloot ik hem aan mijn geliefde jongens te vertellen als ik hem voor
" de derde maal zou dromen. En, jawel, in de nacht van 30 op 31 de-
" cember, bevond ik me andermaal op dezelfde plaats met dezelfde per-
" sonen. Al de rest van wat er besproken werd buiten beschouwing la-
" tend, schoot me te binnen, dat ik op de avond van de volgende dag,
" die de laatste van het jaar was, zoals gewoonlijk aan mijn beminde
" zonen het nieuwjaarsgeschenk moest geven. Daarom wendde ik me tot
" Don Cafasso en vroeg hem:
"
"U, die een zo grote vriend van me bent, geeft u me nu zelf
" een wens voor mijn zonen."
"
Hij antwoordde me: "0, best, als u wilt dat ik u dat ge-
" schenk aan de hand doe, zeg dan eerst aan uw jongens dat zij zich
" gereedmaken en hun rekeningen in orde maken." - We bevonden ons in
" een grote zaal met in het midden een tafel. Don Cafasso, Silvio
" Pellico en graaf Cays namen aan die tafel plaats. Om gevolg te ge-
" ven aan wat Don Cafasso gezegd had, verliet ik intussen de zaal
" om de jongens te roepen die buiten waren. Allen maakten optellin-

61.9 Page 609

▲back to top
- VI/609 -
" gen die ze op een blad papier hadden staan dat ze in de hand hiel-
" den. De jongens kwamen een voor een binnen met hun blad papier in
" de hand, waarop veel getallen stonden die moesten opgeteld worden
" ze gingen naar de drie genoemde personen toe en gaven hun het pa-
" en pier. Als de heren het blad ontvangen hadden, maakten ze de
" optelling en als ze goed was en de cijfers duidelijk, gaven ze
" elk zijn vel papier terug. Ze berispten hen en weigerden het werk
" als de getallen verward waren. De eersten waren degenen die hun
" berekening goed gemaakt hadden, de anderen waren degenen die ze
" slecht gemaakt hadden. Deze laatste waren niet weinig in aantal.
" die hun blad papier met de goed gemaakte berekeningen Degenen te-
" rugkregen, verlieten heel opgewekt de zaal en gingen buiten op de
" speelplaats spelen. De anderen echter gingen erg terneergeslagen
" en bedrukt naar buiten. De menigte jongens stond buiten voor de
" deur hun beurt af te wachten, allen met het blad in de hand. De
" hele aangelegenheid duurde lang, maar eindelijk meldde er zich
" niemand meer. Het leek alsof alle jongens aan de beurt geweest,
" waren, toen Don Bosco die er nog enkele buiten zag staan wachten
" die niet binnen kwamen,aan Don Cafasso vroeg: "Maar, wat doen die
" daar?"
"
"Die", antwoordde Don Cafasso, "die hebben een blad papier
" waar niets opstaat, dus kunnen ze ook geen optelling maken. Want
" het gaat er hier om, samen te tellen wat men al bezit, wat men al
" gedaan heeft. Daarom gaan die jongens hun blad papier met cijfers
" vullen en daarna komen ze en kan men de optelling maken. Op die
" manier werd dat grote aantal berekeningen afgewerkt.
"
Toen gingen de drie genoemde personen en ik uit de zaal
" naar buiten en ik zag een aantal jongens, van wie de papieren ge-
" vuld waren met cijfers en in orde bevonden. Ze liepen, sprongen
" en speelden met het grootste plezier. Ze waren allemaal opgewekt
" en voelden zich de koning te rijk. Ge kunt u niet voorstellen hoe
" verheugd ik was hen zo opgewekt te zien.
"
Maar er was een bepaald aantal jongens dat niet speelde.
" Ze stonden naar de anderen te kijken. Ze waren niet erg in hun
" schik. Onder deze laatsten hadden sommigen een blinddoek of wat
" mist voor de ogen, bij anderen was hun hele hoofd door een donke-
" re wolk omgeven. Enkelen hadden het hoofd vol rook, sommige ande-
" ren het hart vol aarde, en ook waren er wier hart volkomen ont-
" daan was van de goddelijke dingen. Ik zag hen en ik kende hen ze
" heel goed. Ik zie ook nu nog zo voor mijn geest, zodat ik ze een
" voor een zou kunnen noemen, van de eerste tot de laatste.
"
Intussen merkte ik dat er op de speelplaats veel van mijn
" jongens ontbraken en zei bij mezelf: "Waar zijn toch degenen die
" een volkomen wit vel papier in de hand hadden, waar geen enkel
" getal opstond?" Ik keek hier en daar, en eindelijk richtte ik
" mijn blik op een hoek van de speelplaats, en, och, wat een bedroe-
" vend schouwspel zag ik daar! Ik zag er de een op de grond uitge-
" strekt liggen, bleek als de dood. Vervolgens zag ik anderen die
" op een lage en vuile bank zaten, anderen uitgestrekt op een sme-
" rige strozak, weer anderen op de blote grond of op de stenen die

61.10 Page 610

▲back to top
- VI/610 -
" er lagen. Het waren al degenen die hun berekening niet in orde
" hadden. Ze lagen daar allen ernstig ziek, sommigen aan de tong,
" anderen in de oren af aan de ogen. Tong, oren en ogen brandden
" van het vergif dat aan hen knaagde. Van een van hen was de tong
" een en al etter, de ander had de mond vol slijk en bij een derde
" steeg er een walgelijke stank uit zijn keel op. De andere ongeluk-
" kigen hadden verschillende ziekten. Sommigen hadden een volkomen
" wormstekig hart, bij anderen was het ernstig beschadigd en al
" verrot; de een had die wonde de ander een andere. Er was er een,
" die zelfs helemaal aangetast was. Het was een echt ziekenhuis.
"
Bij het zien daarvan stond ik verslagen. Ik kon mijn ogen
" niet geloven: "Wat betekent dat toch"? riep ik smartelijk uit.
" En ik ging naar een van de ongelukkigen toe en vroeg hem: "Ben
" jij werkelijk N.N.?"
"
"Jawel", antwoordde hij, "ik ben het zelf."
"
"Maar hoe kom je in die toestand, zo vreselijk toegetakeld?"
"
"Wat wilt u? Het is mijn eigen schuld? Ziet u! Dat is
" het gevolg van mijn uitspattingen."
"
Ik ging naar een tweede toe en kreeg hetzelfde antwoord.
" Het schouwspel deed mijn hart pijn als een scherpe doorn, maar
" dat werd verzacht door het zien van wat ik nu zal vertellen.
"
Met diepe ontroering wendde ik me toen tot Don Cafasso en
" vroeg hem smekend: "Tot welke remedie moet ik mijn toevlucht ne-
" men om mijn arme jongens te genezen?"
"
"U weet evengoed als ik wat u doen moet", antwoordde Don
" Cafasso me, "ik hoef het u niet te zeggen. Denkt u erover na!
" U komt er wel achter."
"
"Geef de gezonden tenminste het nieuwjaarsgeschenk", her-
" haalde ik mijn nederige maar vertrouwvolle bede.
"
Don Cafasso gaf me toen een teken hem te volgen en, dicht-
" bij het paleis gekomen, waar we uitgekomen waren, ging er een
" deur open. Voor mij lag een prachtige zaal, helemaal versierd met
" goud,zilver en de kostbaarste versieringen, verlicht met duizen-
" den lampen. Uit alle richtingen straalde er licht, zodat mijn
" ogen al die schittering haast niet konden verdragen. De zaal strek-
" te zich in de lengte en in de breedte voor mijn ogen uit. In het
" midden van die vorstelijke zaal stond een heel grote tafel, hele-
" maal beladen met de heerlijkste lekkernijen. Er lagen bitterkoek-
" jes bijna zo groot als een soldatenkoek, andere koeken díe bijna
" anderhalve voet hoog waren, zodat een jongen aan één ervan ge-
" noeg zou hebben. Nauwelijks had ik dat gezien, of ik keerde me
" direct om, om de jongens te gaan roepen, en hen uit te nodigen
" mee te komen naar die tafel en het prachtige schouwspel van die
" zaal te bewonderen. Maar Don Cafasso hield me direct staande en
" zei: Langzaam aan! Niet allen kunnen van die koeken en die bitter-
" koekjes eten. Roep alleen degenen die hun berekeningen in orde ge-
" maakt hebben."
"
Dat deed ik en in een oogwenk was de zaal met jongens ge-
" vuld. Toen maakte ik aanstalten om die lekkere koeken door te bre-
" ken en te verdelen. Maar Don Cafasso hield me tegen en zei weer:

62 Pages 611-620

▲back to top

62.1 Page 611

▲back to top
- VI/611 -
" zaam, Don Bosco, langzaam! Niet allen die hier zijn kunnen van
" die lekkernijen eten; niet allen verdienen het." En hij zei me
" wie de onwaardigen waren en wees ze aan. Onder hen behoorden op
" de eerste plaats degenen die zich niet in die zaal bevonden met
" de anderen, omdat hun rekeningen niet in orde waren. Daarna wees
" hij me ook degenen aan die, hoewel ze hun rekeningen in orde had-
" den,niettemin een nevel voor de ogen hadden of hun hart vol aarde
" of leeg aan hemelse zaken.
"
Maar smekend zei ik meteen tot hem: "Don Cafasso! Sta me toe,
" dat ik ook deze laatsten wat geef; het zijn ook mijn beminde zo-
" nen, te meer daar er hier overvloed is en er geen gevaar bestaat
" dat er te weinig zal zijn."
"
"Neen, neen", vervolgde hij: "alleen degenen die een gezon-
" de mond hebben, kunnen ervan proeven, de anderen niet. Ze lusten
" die lekkernijen niet, ze zijn voor die zoetigheden niet gescha-
" pen. Omdat ze als het ware hun mond bedorven hebben en vol bitter-
" heid zijn, doen die zoetigheden hen walgen en kunnen zij ze niet
" eten."
"
Ik legde me erbij neer en begon intussen die koeken alleen te
" verdelen onder degenen die me waren aangewezen. Toen ze allen
" voor de eerste keer overvloedig bediend waren, begon ik weer met
" de uitdeling en gaf allen weer een overvloedige hoeveelheid. Ik
" geef jullie de verzekering dat het me goed deed de jongens zo sma-
" kelijk te zien eten. De vreugde straalde van hun gezicht; het le-
" ken haast de jongens van het Oratorio niet meer, zo waren ze ver-
" anderd.
"
Degenen die in de zaal gebleven waren zonder van het lek-
" kers te krijgen, stonden terneergeslagen en onthutst in een hoek-
" je. Door het diepste medelijden bewogen, keerde ik me weer tot
" Don Cafasso en vroeg hem andermaal, me toe te staan dat er van
" dat lekkers ook aan hen zou uitgedeeld worden.
"
"Neen, neen", antwoordde Don Cafasso; "die kunnen er niet
" van eten; laat hen eerst genezen en dan kunnen ook zij ervan eten."
" Ik keek naar de arme jongens. En ook naar de velen die zo lelijk
" toegetakeld buiten gebleven waren en die ook niets gekregen had-
" den.Ik herkende hen allen en merkte dat enkelen van hen tot over-
" maat van ramp een hart hadden dat helemaal wormstekig was.
"
Weer zei ik tot Don Cafasso: "Maar zegt u me toch, welke re-
" medie moet ik gebruiken; zegt u mij wat ik moet doen om mijn zo-
" nen te genezen!"
"
Weer antwoordde hij me: "Denkt er maar eens over na, u
" zult er wel achter komen, u weet het!"
"
Toen vroeg ik hem mij het beloofde geschenk voor mijn
" jongens te geven.
"
"Welnu"! antwoordde hij: "ik zal het u zeggen!" En hij
" deed als iemand die zich gereed maakt om te vertrekken en riep
" telkens met luidere stem wel driemaal uit: "Wees bereid! Wees!
" bereid Wees bereid!" - Toen hij dat gezegd had, verdween hij met
" zijn metgezellen en daarmee was ook de hele droom afgelopen.
" Toen werd ik wakker en zat rechtop in bed met ijskoude schouders.
"
Dat was mijn droom. Iedereen kan hem nu uitleggen zoals

62.2 Page 612

▲back to top
- VI/612 -
" hij wil, maar weet er steeds een belang aan te hechten dat een
" droom waard is. Maar toch, als er iets in zit dat nuttig kan zijn
" voor onze ziele moeten we het aanvaarden. Ik zou nochtans niet
" willen dat iemand deze droom buiten het huis zou verder vertellen.
"
Ik heb hem jullie verteld, omdat jullie mijn zonen zijn,
" maar ik wil niet dat jullie hem aan anderen vertellen. Intussen
" kan ik jullie verzekeren dat ik hier elk van jullie nog zie, zoals
" in mijn droom. Ik kan zeggen wie er ziek was en wie niet, wie er
" at en wie niet. Ik wil hier nu in het openbaar niet vertellen in
" welke staat elk verkeerde, maar ik wil het graag aan elk afzonder-
" lijk vertellen. Het nieuwjaarsgeschenk dat ik in het algemeen aan
" allen van het Oratorio geef is: veelvuldig en ernstig biechten,
" veelvuldig en godvruchtig communiceren.
We maken drie opmerkingen met betrekking tot die droom. De eerste
met de woorden van Don Ruffine zelf. "Don Bosco vertelde van zijn dromen
alleen de samenvatting en ook slechts datgene wat op de jongens betrek-
king had. Had hij ze helemaal willen of kunnen vertellen, dan zou er voor
iedere droom wel een heel boekdeel nodig geweest zijn. Telkens als men
hem er rustig kon naar vragen, had hij weer nieuwe gedachten en feitelij-
ke bijzonderheden, waardoor de hele stof verdubbeld of verdrievoudigd
werd. Maar ook wanneer er niet om gevraagd werd, liet hij zich in vele
omstandigheden woorden ontvallen die erop wezen dat hij vele dingen be-
treffende de toekomst wist, dikwijls echter op een verborgen manier,
waardoor het hem niet mogelijk was er een uitleg van te geven."
Don Ruffïno schreef deze bladzijde onder de datum van 30 januari
1861 en daaruit kan men afleiden dat er al vele andere dromen door Don
Bosco verteld waren, waarvan de geschriften verloren zijn gegaan, of dat
minstens die, waarvan we in de vorige delen ternauwernood melding gemaakt
hebben, door hem met een uitvoerige beschrijving van taferelen, gedach-
ten en vermaningen onthuld waren. Overigens moeten we ons volkomen aan-
sluiten bij zijn beweringen, omdat wijzelf deze verhalen van Don Bosco
gehoord hebben, en alzo wel honderdmaal tot dezelfde conclusies gekomen
zijn.
De tweede opmerking is van Don Rua, over de waarachtigheid van de
kennis die Don Bosco door zulke dromen van de gewetens van zijn jongens
verkreeg. "Misschien", zo schreef hij, "zou iemand kunnen veronderstellen
dat Don Bosco, als hij zich uitliet over het gedrag van de jongens en
over andere verborgen dingen, zich kon bedienen van onthullingen die de
jongens zelf of de assistenten hem aan de hand gedaan hadden. Ik kan ech-
ter met stelligheid verzekeren, dat in al die jaren dat ik bij hem ge-
woond heb, noch ik, noch iemand van mijn metgezellen, ooit iets derge-
lijks bespeurd heb. Aan de andere kant zouden we, daar we toen nog jon-
gens waren er onder jongens leefden, al dadelijk en gemakkelijk hebben
kunnen merken of hij gebruik maakte van onthullingen die hij van de een
of ander in huis vernomen had, daar de jongens maar moeilijk een geheim
kunnen bewaren. En de overtuiging dat Don Bosco onze zonden van ons voor-

62.3 Page 613

▲back to top
- VI/613 -
hoofd kon aflezen, was bij ons zo algemeen, dat wanneer iemand iets be-
dreven had, hij een ontmoeting met hem probeerde te vermijden zolang hij
niet gebiecht had, vooral wanneer dat gebeurde na het verhaal van een
droom. Die overtuiging groeide onder de leerlingen doordat zij, vooral
als ze bij hem gingen biechten, en zelfs als ze hem werkelijk onbekend
waren, merkten hoe hij hun fouten onder ogen bracht waar ze geen aandacht
aan geschonken hadden of die ze zochten verborgen te houden.
"Tenslotte merk ik op hoe Don Bosco behalve de toestand van de ge-
moederen, in de dromen dingen aankondigde die men niet op een natuurlijke
wijze door menselijke middelen kan weten, bijvoorbeeld de voorspelling
van verscheidene doden en andere toekomstige gebeurtenissen. En naar ge-
lang ik ouder word, raak ik door het overwegen van die feiten en onthul-
lingen van Don Bosco er meer van overtuigd dat hij door de Heer begiftigd
was met de geest der profetie.
De derde opmerking, van onszelf, over deze droom is, dat Don Ca-
fasso als beoordelaar optrad over de godsdienstigheid en de moraal, Sil-
vio Pellico over de ijver bij de plichten van de school en de beroepen,
graaf Cays over de gehoorzaamheid en tucht. In de lekkernijen schijnt
het voedsel verborgen te zijn van degenen die aan het begin staan in de
dienst van de Heer; in de bitterkoekjes dat van degenen die al op weg
naar grotere volmaaktheid zijn. Maar van alles kan men wel met de psal-
mist zeggen: "Hij heeft hen gevoed met bloem van tarwe en hen verzadigd
met honing uit de rots." (Ps. 80)

62.4 Page 614

▲back to top
- VI/614 -
H O O F D S T U K LXII
GEESTELIJKE WORSTELINGEN - DON BOSCO ONTHULT IEDERE
JONGEN ONDER VIER OGEN ZIJN DEEL VAN DE DROOM -
GESCHENKEN - VERBETER DE BIECHTEN - TERNEERGESLAGEN,
OPGEWEKTE EN HEILIGE JONGENS - NABIJE DOOD AFGEWEND -
ALGEMENE BIECHT VAN DE VAKJONGENS - MEN ZOEKT NAAR DE
OORZAAK VAN DE SMARTELIJKE ONTDEKKINGEN GEDAAN NA DE
KERSTCOMMUNIES - DON BOSCO GEEFT IN HET OPENBAAR EEN
UITEENZETTING VAN DE DROOM - WAAROM DON BOSCO HET
VERTELLEN VAN DE DROOM ENKELE DAGEN UITSTELDE - DE
GENADE EN DE EER VAN GOD - EEN VRAAG OVER DE AARD VAN DE
DROOM - EEN ROEPING - DON BOSCO EN DE GEWETENS VAN DE
JONGENS DIE VER WEG ZIJN - HET GELUK VAN WIE GOED
GEBIECHT HEEFT - BRIEVEN VAN DON BOSCO: EEN BOEK VOOR
EEN ADELLIJKE JONGEN EN EEN JAS VOOR EEN NEOFIET -
KATHOLIEKE LECTUUR - AANWIJZINGEN VOOR DE ABONNEES
EN DE MEDEWERKERS AAN DEZE LECTUUR.
Het is zeker niet zonder een diep gevoel van verbazing, dat we de
uitwerking bewonderen die door de bovenbeschreven droom maanden en maan-
den lang in de jongens verwekt werd. Don Bonetti en Don Ruffino houden er
aantekening van in hun respectieve kronieken, zodat de ene volledig het
verhaal van de andere aanvult. Ze geven ons een idee van wat er toen in
het Oratorio op het terrein van het geestelijke voorviel. De voortdurende
worstelingen tussen de deugd en de ondeugd, tussen de geest van God en
die van de duisternis; het afwisselend elkaar opvolgen in de zielen van
overwinningen en nederlagen, van vallen en opstaan; en het werk van de
vurige en ijverige priester die, door een goddelijk licht en kracht on-
dersteund, temidden van die veldslagen degene die met moed strijdt, met
bezieling en kracht vervult, de overwonnene sterkt en de halsstarrige
vijand terugdrijft. Maar het wonderlijke geestelijke strijdperk van der-
gelijke gebeurtenissen, zal met het elkaar opvolgen van andere dromen in
dat jaar steeds uitgestrekter blijken. En er zijn ook andere feiten die
niet alleen de geestelijke strijd van de individuen betreft, maar nog
meer hun voorgenomen roeping tot de Congregatie en tot de geestelijke

62.5 Page 615

▲back to top
- VI/615 -
staat; en in de toekomst waren er nog de gebeurtenissen van hun leven, de
ontwikkeling van de Congregatie en andere wonderen waarover we spoedig
zullen spreken. De twee bovengenoemde kronieken zullen ons als gids die-
nen, terwijl we de dagboekvorm ervan handhaven, zodat men ziet dat we ons
stipt aan de waarheid houden.
Beginnen we dus met ons onderwerp.
Bonetti. - "1 Januari 1861. - Don Bosco kon de jongens niet van
zich afhouden. De een wilde dat hij hem vertelde of hij zich bij de zie-
ken bevond, de ander wilde weten of zijn hart met aarde gevuld was, een
derde of zijn rekeningen in orde waren en of hij behoorde tot het aantal
van hen, die van de grote koek en de bitterkoekjes gegeten hadden. Als
een liefhebbende vader, die probeerde allen te voldoen, besteedde hij er
bijna de hele dag aan, om degenen tevreden te stellen die hem een voor
een kwamen vragen om hun vertrouwelijk aan hun oor de staat van hun ei-
gen ziel mee te delen. Hij zei hun welke plaats zij in de droom hadden
ingenomen en gaf ook de gebruikelijke persoonlijke nieuwjaarswens. Die
voor de seminarist Giovanni Bonetti was de volgende: Quaere animas, et
dabis animam tuam Domino.
"Hoeveel goeds deze droom onder de jongens bewerkt heeft, valt
niet te zeggen. Het moge volstaan te weten dat enkelen onder hen die niet
tot betere gevoelens te brengen waren, noch door heilige voorbeelden van
hun kameraden, noch door heilzame raadgevingen en vermaningen van de
oversten, noch door de preken van verscheidene retraites, op dat ogenblik
verder geen weerstand meer konden bieden. Allen gingen als om strijd een
algemene biecht spreken bij Don Bosco zelf, die vervuld was van blijd-
schap toen hij zag hoe de Heer op een dergelijke manier zijn beminde zo-
nen begunstigde. Gedreven door het verlangen dat alle jongens profijt
zouden halen uit deze aanduiding uit de hemel, vertrouwde Don Bosco ons
zulke zaken toe, zodat er niet langer meer aan te twijfelen viel dat die
geheimzinnige droom er een was die de Heer af en toe aan zijn uitverkoren
zielen schenkt."
Bonetti. - 10 januari. - Op die dag kwam een ander feit de over
tuiging van de jongens steeds meer versterken, dat de Heer met deze op-
zienbarende droom de gewetens van zijn zonen voor Don Bosco onthuld had.
Ziehier een treffend bewijs. Een jongen had al verscheidene keren een
zonde in de biecht verzwegen. In deze heilzame dagen besloot hij, steeds
meer gekweld door de ellendige toestand van zijn ziel, een generale
biecht te gaan spreken en ging daartoe naar Don Picco, die juist in die
tijd naar het Oratorio begon te komen om Don Bosco bij te staan bij het
biechten van de jongens. Hij vertelde en biechtte hem zijn hele leven,
maar, bij die zonde gekomen, durfde hij niet meer verdergaan en verzweeg
ze andermaal. Toen Don Bosco die morgen van zijn kamer naar beneden kwam
om naar de sacristie te gaan, kwam hij die arme jongen op de trap tegen,
en zei tot hem:
"Wanneer zie ik jou voor je generale biecht?"

62.6 Page 616

▲back to top
- VI/616 -
"Die heb ik al gesproken", antwoordde de ander.
"0, wacht eens even!"
"Ja, zeker! Ik heb het gisteren nog gedaan bij Don Picco."
"Nee, nee! Je hebt helemaal geen generale biecht gesproken. Vertel
me eens: waarom heb je die en die zonde verzwegen?"
Bij die woorden liet de arme jongen het hoofd hangen. De tranen
sprongen hem in de ogen en meteen begaf hij zich naar de sacristie en
sprak zijn biecht."
Aan de seminarist Giovanni Cagliero, die aanwezig geweest was bij
het verhaal van de droom, en die als een vriend van al de leerlingen hem
ondervraagd had, onthulde hij, zij het met enige tegenzin, wat Don Bosco
tegen hem gezegd had. De dienaar Gods onthulde niemand iets van wat hij
kende of wist uit bijzondere dromen; maar uit de wederzijdse vertrouwe-
lijke mededelingen van enkele door zijn liefde vertrooste jongens, kwam
steeds duidelijker aan het licht dat het God was die door zijn mond
sprak.
Ruffino. - "11 januari. - Veel jongens lopen te piekeren en zijn
terneergeslagen; het schijnt dat ze zich voorbereiden op een generale
biecht. Zeer velen willen met Don Bosco spreken die hun dingen van het
grootste gewicht vertelt over hun geweten. Er zijn er enkelen die ik heb
zien schreien, alsof hun een groot ongeluk overkomen was. Anderen zijn
opgewekt omdat ze een geruststellend woord gehoord hebben.
"Een seminarist die ik goed ken, vroeg hem in welke toestand hij
zich bevond en Don Bosco gaf hem dit antwoord: "Vat moed; zorg ervoor dat
je je hart van de dingen van de wereld losmaakt. Zet je ogen goed open om
de duisternis uit je geest te verdrijven en de ware godsvrucht te leren
kennen die ver van de eigenliefde is. Tracht door middel van de biecht
alles uit de weg te ruimen wat je nog genoegen zou kunnen bieden. Verle-
vendig je geloof, dat het oog is van de godsvrucht om die goed te leren
kennen en na te streven. Aldus is het met je gesteld."
"Een groot goed is steeds in het Oratorio aanwezig en onder de
speeltijd zei Don Bosco temidden van een grote kring: "Er zijn jongens
in huis, die Domenico Savio in godsvrucht overtreffen. Eén vooral, die
weinig bekend is, kan mij na de heilige mis zeggen wat mij gedurende de
mis afleidde en wat ik dacht."
Bonetti en Ruffino. - "12 januari. - Vanmorgen riep Don Bosco een
jongen bij zich in zijn kamer en zei hem het volgende: "Vannacht heb ik
de dood gezien die een dreigende houding tegen je aannam. Toen hij naast
je stond was hij op het punt je een slag toe te brengen met zijn angst-
wekkende zeis. Toen ik dat zag liep ik direct toe om zijn arm tegen te
houden, maar hij keerde zich tot mij en zei: 'Laat me. Deze is onwaardig
om te leven! Waarom hem op de wereld laten, terwijl hij helemaal niet aan
je zorgen beantwoordt en misbruik maakt van de genaden van de Heer? -

62.7 Page 617

▲back to top
- VI/617 -
- Maar ik smeekte hem je te sparen en hij liet je verder met rust."
"Toen die arme jongen de droom gehoord had, was hij zo getroffen
en ontroerd dat hij onder tranen direct biechtte en veel goede voornemens
maakte.
‘s Avonds vertelde Don Bosco de droom en het gebeurde aan heel de
communiteit, zonder echter te zeggen dat hij het geweest was die deze
droom gehad had en zonder te kennen te geven dat het iemand uit het Ora-
torio betrof. De zaak zou geheim gebleven zijn als de jongen Bartolomeo
C..., nadat Don Bosco van de katheder was afgekomen, niet naar de semi-
narist Bonetti was toegegaan en hem in diep vertrouwen verteld had, dat
het Don Bosco was die zo gedroomd had, en dat hijzelf degene was die 's
morgens door Don Bosco geroepen was. Hij besloot openhartig dat hij na
zijn eerste communie niet meer goed gebiecht had, maar thans was zijn re-
kening met God helemaal in orde."
Ruffino. - "13 januari, zondag. - Een groot deel van de vakjon-
gens, voornamelijk de boekbinders, gingen een generale biecht spreken,
zonder dat iemand hen daartoe aangespoord had.
"Een leerling die Don Bosco op de speelplaats ontmoet had vroeg
hem: "Zegt u me eens, hoe het komt dat, na de biecht ter gelegenheid van
Kerstmis, u in uw droom zo velen in een zo betreurenswaardige toestand
gezien hebt?" - "Je vraagt me iets wat ik niet kan zeggen", antwoordde
Don Bosco hem, "ik weet het, en wat dat betreft ben ik niet gebonden,
maar in het openbaar kan ik het niet zeggen. Ik zal het onder vier ogen
zeggen aan iedereen die het me vraagt. Veel andere zaken kan ik dan ech-
ter evenmin zeggen."
Bonetti en Ruffino. "13 januari. - Na het avondgebed zei Don Bos-
co: "Op het punt waarop de zaken thans staan, acht ik me verplicht te
spreken en de sluier van de droom weg te nemen. Ik heb jullie verteld dat
ik die merkwaardige droom in drie achtereenvolgende nachten gehad heb. De
eerste keer droomde ik toen het de 28ste december was, en de droom her-
haalde zich in de nacht van de 29ste op de 30ste. In de eerste nacht wer-
den er punten en vraagstukken van theologische aard behandeld met het oog
op de tegenwoordige tijd, en ik kreeg toen vele inzichten.
"De tweede nacht tal van vraagstukken van morele aard, ook met
betrekking tot de tegenwoordige tijd, rond verschillende gevallen van ge-
wetensvragen van jongens van het Oratorio.
"De derde nacht waren het praktische gevallen, waardoor ik de in-
nerlijke morele gesteltenis van elk der jongens in het bijzonder leerde
kennen. De eerste dag wilde ik er geen aandacht aan schenken, daar de
Heer ons dat in de Heilige Schrift verbiedt. Maar in de loop van de laat-
ste dagen heb ik verschillende ervaringen opgedaan en verscheidene jon-

62.8 Page 618

▲back to top
- VI/618 -
gens afzonderlijk genomen en hun verteld hoe ik de dingen in de droom ge-
zien heb. Ze verzekerden me dat het inderdaad zo was. Toen kon ik er niet
meer aan twijfelen dat het om een bijzondere genade ging die de Heer alle
zonen van het Oratorio schenkt. Daarom was ik verplicht jullie te zeggen
dat de Heer jullie riep en jullie zijn stem laat horen, en wee degenen
die daaraan weerstaan.
"Don Cafasso deed allen een zaal binnengaan en gaf allen hun blad
papier. Sommigen hadden de hele berekening goed. Anderen hadden wel de
getallen, maar de optelling moest nog gemaakt worden. - "En namen allen
het papier aan?" - Neen, want vele stonden buiten, enigen uitgestrekt op
strozakken, anderen gezeten op banken, sommigen op de grond en in de mod-
der, enkelen helemaal met wonden en etterbuilen overdekt.
"Degenen die hun papier in ontvangst genomen hadden, gingen naar
buiten om te spelen, maar ook dat deden niet allen; want velen hadden hun
hoofd omgeven door een nevel, anderen hadden de ogen geblinddoekt en som-
migen hadden een geheel vernield hart.
"Degenen die de berekening in orde hadden, zijn degenen wier gewe-
ten zuiver is.
"Degenen die wel het papier hadden, maar geen optelling gemaakt
hadden, zijn degenen wier geweten in orde is, maar bij wie de optelling
nog ontbreekt, op zijn minst sinds de laatste biecht.
"Degenen die met omsluierde of geblinddoekte ogen liepen, zijn de-
genen die van een geest van hoogmoed en eigenliefde vervuld zijn. Degenen
die op de grond uitgestrekt lagen, zou ik één voor één kunnen noemen en
zeggen waarom ze op de strozakken of op de banken of op de grond lagen.
Ik zag het inwendige van hun hart. Velen hadden het met mooie dingen ge-
vuld: rozen, lelies, geurige viooltjes. Deze bloemen duidden op de ver-
schillende deugden. Maar de anderen!... De geschonden harten beduidden
degenen die haat en wrok, nijd, antipathie, enz. koesterden.
"Sommigen hadden het hart vol slangen, teken van de veelvuldige
doodzonden. Anderen hadden het vol aarde en dat zijn degenen wier hart
gehecht is aan de zaken van de wereld, aan de dingen der zinnen. Velen
vervolgens hadden een leeg hart en dat zijn degenen die zich weliswaar
in Gods genade bevinden en niet aan aardse en zinnelijke dingen gehecht
zijn, maar die er door de godvruchtige praktijken niet voor zorgen dat
het met de vreze Gods gevuld wordt. Zij leven zorgeloos en al zullen ze
niet vallen bij de eerste strik die de duivel hun spant, niettemin zul-
len ze langzaam aan slecht worden.
"Degenen dus die de zaken van hun ziel nog niet in orde gebracht
hebben, och! zij wachten niet met het in orde te maken; ze komen ook nog:
ze beloven mij alleen me niets te weigeren wat ik hun zal vragen; en als
ze niet weten hoe ze iets moeten zeggen, zal ik het in hun plaats zeggen.

62.9 Page 619

▲back to top
- VI/619 -
Ik ben in staat om elk zijn verleden te zeggen, het heden en ook een
beetje van de toekomst. Ik zeg jullie in dat opzicht bepaalde dingen die
ik niet zou moeten zeggen! Och, beste jongens! Ik huiver bij de ge-
dachte! Ik verzeker jullie dat ik nooit zou gedacht hebben dat er in ons
huis zoveel jongens waren van wie het geweten zo slecht in orde was;
neen, dat had ik nooit kunnen denken!
"Hoevelen lagen er niet gewond op de grond uitgestrekt! Ik ver-
zeker jullie dat ik verschrikkelijke nachten en dagen heb doorgebracht.
Ik prijs degenen die er al aan denken het met hun geweten in orde te ma-
ken; maar vele anderen denken daar nog niet aan." Terwijl hij deze woor-
den met ontroering uitsprak, welden er dikke tranen op in zijn ogen. Na
een korte pauze wenste hij allen goedenacht. Niet weinig jongens schrei-
den ook. Deze woorden hadden de gewenste uitwerking."
Ruffino. - "15 januari. - De vakjongens gaan door met het spreken
over een generale biecht.
"Vandaag werd door enkelen deze vraag aan Don Bosco gesteld: "Hoe
is het mogelijk dat u de eerste droom rond Kerstmis gehad hebt en gewacht
hebt met hem te vertellen?"
"Ik herhaal wat ik al gezegd heb. Ik had die droom, maar voor een
deel wilde ik er geen gehoor aan schenken. Aan de andere kant vond ik hem
te belangrijk, en daarom onderzocht ik alles heel goed. Toen liet ik een
jongen bij me komen die ik in de droom gezien had bij degenen die tot de
meest verminkten behoorde en zei tot hem: "Met jouw geweten is het dus
zo en zo gesteld, in overeenstemming met de wonden die ik gezien had. De
ander antwoordde dat de situatie inderdaad zo was. Ik riep een ander en
ontving precies hetzelfde antwoord, in overeenstemming ook met wat ik ge-
zien had. En nog bij een derde die ik sprak, zag ik dat mijn droom de
waarheid was. Toen mocht ik er niet meer aan twijfelen. In die droom ken-
de ik de gewetenstoestand van al de jongens, hun huidige toestand en ook
veel van de toekomst."
"Ook zei Don Bosco tot enkelen: "ik deed meer theologische kennis
op in die drie nachten, dan in al de tijd dat ik op het seminarie stu-
deerde."
Ruffino. - "16 januari. - Na het middageten werd Don Bosco door
de seminaristen ondervraagd over zijn mening betreffende de theologische
opvattingen der verscheidene moraalscholen en over de stelsels der uit-
werking van de genade. Hij antwoordde: 'Ik heb veel over die vraagstuk-
ken gestudeerd, maar mijn stelsel is het systeem dat de meeste eer aan
God doet toekomen. Wat doet het ertoe of ik een nauw of een breed sys-
teem huldig?... Als de zielen maar naar de hemel gaan!..."
"Inderdaad, telkens als Don Bosco spreekt over sommige dingen die
gedaan moeten worden, is zijn maatstaaf steeds, na te gaan of daarin de

62.10 Page 620

▲back to top
- VI/620 -
meerdere eer van God gelegen is. Als dat het geval is, acht hij geen
moeiten of kosten; dat alles betekent niets, als de grotere eer van God
er maar steeds door verkregen wordt. Dikwijls gaf Don Bosco ons de raad,
al het mogelijke te doen om moreel kwaad te voorkomen. - Als hij over de
belediging van God sprak, zei hij, dat hij zich nergens voor in acht nam
tenzij het verboden was.
"Don Bosco werd ook ondervraagd door Don Rua: "Is het werkelijk
een droom die u ons verteld hebt?"
"Dat weet ik evenmin nauwkeurig. Het feit is daar dat, toen hij
gedaan was, ik rechtop in bed zat en dat ik het tamelijk koud had." -
En hij glimlachte.
"Doch dat het geen gewone dromen waren die Don Bosco vertelde,
blijkt uit de uitwerkingen. Toen Francesco Dalmazzo in het Oratorio kwam,
vroeg Don Bosco hem: "Wat ben je van plan te doen als je klaar bent met
je studies?"
"Apotheker worden of zo iets", antwoordde de jongen. "Zou je niet
priester willen worden?"
"Neen."
"En toch wil ik dat je priester wordt."
Dalmazzo keek Don Bosco glimlachend aan en zei: "0, dat zal u niet
lukken."
En thans zijn er goed drie maanden van het schooljaar verlopen en
Dalmazzo is een van degenen die het meest aan Don Bosco verknocht is.
Dikwijls zegt hij: "Als het u genoegen doet, zal ik priester worden."
Ruffino. - "26 Januari. - Het schijnt dat Don Bosco in de droom
andere jongens gezien heeft die op het ogenblik niet in het Oratorio wa-
ren. Toen enkelen van zijn vertrouwelingen bij hem waren, herinnerde hij
aan enige jongens die eens in het huis geweest waren en nu een slecht le-
ven leidden. Hij zei: "Als ik hen maar eens spreken kon! Ik geloof dat
ik hun innerlijke zo duidelijk zou kunnen maken dat ze zich zouden over-
geven! Ard... bijvoorbeeld, heb ik nooit gekend, en desondanks zou ik hem
zijn hele geweten kunnen blootleggen." - Hij zweeg nadat hij dit gezegd
had en vervolgde na een korte pauze van nadenken: "Als ik 's avonds kon
zien zoals 's morgens, zou ik driemaal zoveel jongens kunnen biechten.
Terwijl ik er 's morgens één biecht, heb ik er velen voor me, die hun
beurt afwachten, en die al alles gebiecht hebben, hoewel ze nog geen
woord gezegd hebben."
"Daaraan gaat de goedheid gepaard waarmee hij de penitenten tege-
moet trad. Een jongen ging bij hem biechten. Toen hij klaar was, zei hij:
"Ik heb nog iets."

63 Pages 621-630

▲back to top

63.1 Page 621

▲back to top
- VI/621 -
"Wat dan?"
"Ik zou willen dat u me toelating gaf om uw voeten te kussen."
"Dat is niet nodig, kus alleen mijn hand, als priester."
"De jongen begon te huilen en zei: "Hoe gelukkig zou ik geweest
zijn als ik in het verleden de ogen geopend had, zoals deze avond. En u
bent het die ze geopend hebt." En snikkend ging hij weg. Toen hij daarna
gekalmeerd was, keerde hij terug om met Don Bosco te spreken over de toe-
stand van zijn ziel.
In die dagen interesseerde hij zich eveneens voor jongens die niet
tot het Oratorio behoorden. Dat was zijn gewoonte en daarom had hij aan
markiezin Fassati geschreven.
"
Hooggeachte Mevrouw,
"
"
Donderdagavond heb ik vergeten met U en met de Heer
" Markies te spreken over twee dingen:
" 1. U te vragen naar een kerkboek voor dagelijks gebruik te
" zoeken, maar in het Engels; dit werd me gevraagd door de zoon van
" gravin Bosco.
" 2. Het tweede betreft de jonge neofiet Domenico Landon.
" Hij zou morgen moeten vertrekken om naar Biella te gaan als
" assistent in een jongenstehuis, aldus is overeengekomen met
" monseigneur Losana. Maar hij heeft behoefte aan wat kleding en
" daarom beveel ik hem aan in de weldadigheid van zijn peter en
" meter. Een enkel woord tot de seminarist Turchi zal mij als
" antwoord voldoende zijn.
"
" Turijn, Driekoningen 1861.
Toen hij het antwoord ontving, deelde hij het aan de adellijke jon-
geman, Ottavio Bosco di Ruffino mede.
"
Beste Ottavio,
"
"
Mevrouw de Markiezin Fassati heeft geen Engels kerkboek
" kunnen vinden zoals je verlangde. Terwijl zij zal proberen het
" alsnog te vinden, stuurt zij me de praktijk van de liefde tot
" Jezus Christus van Sint-Alfonsus. Zij zegt me erbij dat het
" een voortreffelijke vertaling is en goed geschreven.
"
Beste Ottavio, vat moed. Hoed je voor verkeerde kamera-
" den en mijdt hen; zoek de goeden op en volg hen na. De grootste

63.2 Page 622

▲back to top
- VI/622 -
" schat is Gods genade; de grootste rijkdom de vreze Gods.
"
Bid voor mij. Groet je moeder en zuster namens mij en
" geloof me steeds,
"
Tegelijk met de zorgen voor de jongens ging hij voort met het werk
voor de Katholieke Lectuur. Voor de maand januari was bij de drukkerij
Paravia de aflevering verschenen: De deugdzame zonen, door Luigi Friedel.
Het zijn eenvoudige en mooie familietaferelen.
Vooraan in dit boek staat de volgende inleiding te lezen:
" AAN DE ABONNEES EN MEDEWERKERS VAN DE KATHOLIEKE LECTUUR.
"
"
Nu we aan het einde zijn van de achtste jaargang van onze
" volkse uitgaven, voelen we de behoefte enkele woorden te richten
" tot onze lezers en tot onze heren medewerkers. Dezen zowel als ge-
" nen op de eerste plaats onze hartelijke dank. Aan de eersten omdat
" zij met hun gave het offer en onze moeiten voor dit maatschappe-
" lijke en katholieke werk lichter maken. Aan de tweeden omdat zij
" met ons hebben gewerkt voor de propaganda en verspreiding van de
" uitgaven en er met ons de lasten en moeiten van gedragen hebben.
" Wij kunnen niet anders dan U heel hartelijk dank zeggen. Het loon
" voor hun werk zal U naar wij hopen in overvloedige mate door God
" gegeven worden, daar het gaat om Zijn taak en die van de even-
" mens, waarvoor wij ons steeds hebben ingespannen en die ons nog
" steeds ter harte gaat.
"
Het zijn daadwerkelijk meer dan twee miljoen afleveringen
" vol morele en katholieke beginselen en lectuur, die we in de loop
" van acht jaar in handen gebracht hebben van vooral die mensen, die
" het belangrijkste deel van de maatschappij uitmaken door hun een-
" voud van gewoonten, door hun gehechtheid aan de katholieke gods-
" dienst.
"
Wij hopen dat onze inspanningen, en onze offers niet nutte-
" loos zullen geweest zijn, en dat we eveneens iets goeds gedaan
" hebben.
"
Het is niemand onbekend dat de vijanden van het katholi-
" cisme en van de maatschappij zelf, met alle middelen geprobeerd
" hebben om onzedelijke en antikatholieke geschriften te versprei-
" den, met opzet vervaardigd om de harten te bederven en de geesten
" te verwarren. Zover ons gebleken is, beloopt het aantal boeken en
" boekjes die in de loop van tien jaar in Italië uitgegeven zijn
" meer dan 30 miljoen, ongeacht de tijdschriften en de publicaties
" uit het buitenland. Wanneer er nu in deze tijd, waarin zich, zo-
" als men kan zeggen, een leeswoede van de mensen heeft meesterge-
" maakt geen tegengif had bestaan, God weet welke verschrikkelijke
" pest de maatschappij dan zou aangevreten hebben, vooral in de
" dorpen.

63.3 Page 623

▲back to top
- VI/623 -
"
Toch menen wij niet genoeg gedaan te hebben. Wij moeten ons
" zelfs iedere dag meer doordringen van de dwingende noodzaak om on-
" ze krachten en offers te verdubbelen en een dam op te werpen tegen
" de onzedelijkheid die met reuzenschreden onder ons voortschrijdt.
" Cm die reden doen wij een nieuw beroep op alle welwillenden, en in
" de eerste plaats op de lezers en de heren medewerkers, opdat ook
" zij hun ijver zullen verdubbelen en ervoor zorgen dat de Katholie-
" ke Lectuur in alle dorpen en bij iedereen bekendheid verwerft.
"
Om deze ruimere verspreiding te verkrijgen hebben we ge-
" meend een nieuw offer op ons te moeten nemen, in de hoop dat wij
" daarbij door de heren medewerkers geholpen zullen worden, daar wij
" besloten hebben de abonnementsprijs niet te wijzigen, hoewel de
" drukkosten aanzienlijk zijn gestegen.
" We dringen er bij de heren medewerkers warm op aan, tijdig
" en voor het einde van de maand februari ons het juiste aantal van
" hun lezers te laten weten, opdat wij over een aanwijzing zouden
" beschikken zowel voor het drukken van de afleveringen als voor de
" tijdige verzending.
"
We wijzen er eveneens op, dat we de nodige maatregelen
" genomen hebben bij de drukkerij, opdat in de toekomst de afleve-
" ringen tijdig gedrukt en voor de 20ste van iedere maand verzonden
" zullen worden, zodat iedere vertraging vermeden wordt.
"
Tenslotte kondigen we aan dat wij voor het toekomende jaar
" een keuze gedaan hebben van hetzij oorspronkelijke, hetzij uit
" vreemde talen overgezette werkjes. Naar we hopen zullen ze door
" onze lezers met vreugde verwelkomd worden, daar ze, behalve de
" boeiende stof, ook overvloedige nuttige onderrichtingen bieden.
Voor de maand februari werd door Paravia het boekje van de zalige
Leonardo da Porto Maurizio uitgegeven: De verborgen schat of de verdien-
ste en voortreffelijkheid van de heilige mis met een praktische en god-
vruchtige methode om ze met vrucht te volgen. De zalige toonde zijn ver-
zekering met vele voorbeelden aan en verklaarde nadrukkelijk: laat u
nooit de schandelijke veronderstelling ontvallen een mis meer of minder
komt er weinig op aan.
Voor maart bereidde de drukkerij van Luigi Ferrando voor: Het le-
ven van de heilige martelaar Toscio Cecilio Cipriano, bisschop van Car-
thago, aan het volk verteld door de priester Re. Uit dit leven kan men
afleiden dat er op het einde van de derde eeuw van het christelijke tijd-
perk, in de Kerk alles geloofd werd wat er ook vandaag nog geloofd wordt,
vooral de eenheid van de Kerk, de opperheerschappij van de Paus, de af-
laten, de h. mis en het vagevuur.
In dat jaar 1860 drong de Katholieke Lectuur ook in Sardinië door:
in Alghero, Cagliari, Iglesias.

63.4 Page 624

▲back to top
- VI/624 -
H O O F D S T U K LXIII
ER WORDT EEN KAPITTEL GEHOUDEN VOOR DE AANNEMING VAN EEN
LID - KLEIN TESTAMENT: DON BOSCO GEEFT ENKELE
UITEENZETTINGEN OVER DE VOORSPELLING VAN HET EINDE DER
WERELD; HIJ KONDIGT EEN GROTE SCHAARSTE EN STERFTE AAN -
OVERDENKINGEN OVER DE BIJBELSE PROFETIEËN –
UITBREIDINGSPLANNEN VOOR HET ORATORIO - HET FEEST VAN DE
H. FRANCISCUS VAN SALES - DON BOSCO PREEKT DE RETRAITE IN
HET SEMINARIE VAN BERGAMO: UITWERKINGEN VAN ZIJN WOORD;
HIJ ZIET WAT ER IN HET ORATORIO VOOR VALT; TE MIDDEN VAN
DE SEMINARISTEN - BRIEF DIE AAN DEZE RETRAITE HERINNERT -
TERUGKEER VAN DON BOSCO TE TURIJN; HIJ ONTWART DE STRIKKEN
VAN DE DUIVEL - HOE DON BOSCO OP VERRE AFSTAND KAN ZIEN:
VEEL WERKEN IS ZIJN PLICHT - DE GEVOLGEN VAN DE DROOM
WERKTEN DOOR - DON BOSCO KONDIGT AAN DAT HIJ ELKE LEERLING
IETS ZAL MEDEDELEN OVER ZIJN TOEKOMST EN OVER DE VIJANDEN
VOOR WIE HIJ OP ZIJN HOEDE MOET ZIJN - WONDERBARE BIECHTEN
- HET VERTROUWEN IN DOMENICO SAVIO EN DE ZEGEN VAN DON
BOSCO GENEZEN EEN ZIEKE - HOE DON BOSCO LOF EN BLAAM
INCASSEERT - DRIE GEESTELIJKE HANDIGHEDEN - KAPITTEL EN
AANNEMING VAN EEN NIEUW LID.
Op 23 januari, feestdag der bruiloft van de Maagd Maria met de
heilige Jozef, voldeed Don Bosco aan het verlangen dat hem op het einde
van het vorige jaar te kennen was gegeven door zijn seminarist Boggero,
die in het klein seminarie van Giaveno verbleef. We lezen in de notulen
van het kapittel.
"
"In het jaar des Heren 1861 kwam het kapittel van de Con-
" gregatie van de H. Franciscus van Sales in vergadering bijeen
" op de 23ste januari voor de aanneming van de seminarist Giovanni
" Boggero uit Cambiano, zoon van Michele. Na het aanroepen van de
" heilige Geest, werd er in het kapittel gestemd, en alle stemmen
" waren ten gunste van genoemde seminarist Giovanni Boggero.

63.5 Page 625

▲back to top
- VI/625 -
" Daardoor werd hij toegelaten tot het onderhouden van de regel
" van de Congregatie.
" zag hij in hen een grote belofte voor de studie van de filosofie
" en de theologie, zodat hij voorzien kon dat zij bekwame bedie-
" naars van de Heer zouden worden. Hij spoorde hen ook aan om zich
" nieuwe kennis eigen te maken van de gewijde hermeneutiek, terwijl
" hij voortging met het gebruiken van het zogenaamde kleine testa-
" ment.
" Iedere week gaf hij hun, zoals we reeds gezegd hebben, enkele ver-
" zen uit het nieuwe testament op om uit het hoofd te leren. Wanneer
" hij hen dan op donderdag bijeenvergaderd had, gaf hij na de le-
" zing, soms zelf een korte commentaar op wat er bestudeerd werd.
"Op 31 januari", zo schrijft Don Ruffino, "becommentarieerde Don
Bosco bij gelegenheid van deze lezing, enkele verzen van de heilige Lu-
kas uit hoofdstuk 21: Surget gens contra gentem, et regnum adversus
regnum. Et terraemotus magni erunt per loca, et pestilentiae et fames,
terroresque de coelo, et signa magna erunt. Sed ante haec omnia injici-
ent vobis manus suas, etc.: - Als men geloof moet hechten aan bepaalde
onthullingen en profetieën, schijnt het dat een dergelijke gebeurtenis
waarheid wordt bij het einde van deze eeuw. Men zou kunnen zeggen dat
vele van de voorspelde tekens al aanwezig zijn. De oorlogen volgden el-
kaar in ieder deel van de wereld op, gens contra gentem, broeder tegen
broeder, de Kerk werd onderdrukt, de priesters vervolgd, in de gevange-
nis geworpen, vermoord, heiligschennissen werden bedreven, enz. enz. Ook
de heilige Paus Gregorius beredeneerde aan de hand van vele aanduidin-
gen, dat in zijn tijd de komst van de Zaligmaker op aarde om over de vol-
keren te oordelen niet ver meer was. Deze grote heilige heeft het niet
goed vooruit geweten, en de anderen weten het evenmin vooruit. Het is een
geheim dat God voor zichzelf heeft gehouden. Niettemin moet men rekening
houden met dergelijke feiten, daar de opeenvolging van zoveel verschrik-
kelijke beroeringen en van zoveel ellende niets anders is dan een treurig
en langzaam voorspel op het onvermijdelijk catastrofale einde. Het is
niets anders dan een voortdurende herinnering aan de grote dag van Gods
gerechtigheid."
"Daarna vervolgde hij: "Wat dat pestilentiae et fames aangaat,
zullen we misschien dit of het volgende jaar, of over twee of drie jaar
een grote behoefte en veel sterfgevallen kennen. Ik geloof dat niet al-
leen de oorlog maar een besmettelijke ziekte velen zal neervellen. Er
zullen mensen zijn die brood vragen en het niet kunnen krijgen; en er
zal brood zijn, maar er zullen geen mensen zijn om het te eten."
Don Bosco zinspeelde ongetwijfeld op enkele openbaringen, als men
zulke voorspellingen zo wil noemen, daar er in verscheidene dromen dik-
wijls sprake was van pest, honger en oorlog, maar zonder de tijd te be-
palen waarop deze zouden optreden.
En omdat we van dit ogenblik af niet weinige beschrijvingen zullen

63.6 Page 626

▲back to top
- VI/626 -
tegenkomen die Don Bosco over toekomstige gebeurtenissen gaf, achten wij
het opportuun, ten behoeve van de lezers, hun enkele opmerkingen voor te
leggen die Vigouroux ontleend heeft aan de heilige vaders in zijn Manuale
Biblico, band II, deel III, hoofdstuk I, artikel I, nummer 899 over de
voorspellingen van de profeten in het Oude Testament. Deze zou men op ons
geval kunnen toepassen, tenzij het oordeel van wie alleen de macht heeft
om in de dienaren Gods de bovennatuurlijke ingevingen te onderkennen, van
een andere mening zou zijn dan de onze.
De aangehaalde schrijver zegt dan: "De voorspellingen zijn dik-
wijls door duisternis omgeven en dat heeft vele oorzaken:
1. Een der voornaamste is onze onwetendheid...
2. Een deel van de onduidelijkheid van de voorspellingen vloeit
voort uit de voorspellingen zelf, daar het juist tot hun natuur behoort,
niet geheel helder en nauwkeurig te zijn. Daarom kunnen ze niet anders
gekend worden dan op een algemene manier, zonder een groot aantal van
bijkomende omstandigheden op te noemen. Zo geven ze ons van de toekomst
slechts een schets en geen klaar beeld. Als noodzakelijk gevolg zijn ze
min of meer vaag en als het ware in een soort van nevel gehuld. Op die
manier komen vele oude feiten ons duister voor, omdat we er slechts en-
kele lijnen van kennen, bijvoorbeeld de geschiedenis van Lamech in het
vierde hoofdstuk van Genesis; op die manier zijn de voorspelde toekom-
stige gebeurtenissen van de profeten voor onze ogen onduidelijk, omdat
we er slechts weinige trekken van zien.
3. Een andere oorzaak van de onduidelijkheid der voorspellingen
is het gebrek aan onderscheid in de tijden van de toekomstige voorzeg-
gingen. Ze zijn als schilderijen zonder perspectief. Dikwijls openbaart
God aan de profeten verscheidene gebeurtenissen tegelijkertijd, die ech-
ter op verschillende tijden in vervulling moeten gaan; zoals de verwoes-
ting van Jeruzalem en het einde der wereld bijvoorbeeld in Mattheus 24ste
hoofdstuk. Daardoor is dat moeilijk te ontwarren."
Keren we tot ons verhaal terug. Het was de noveen van de H. Fran-
ciscus van Sales, welk feest in het Oratorio gewoonlijk gevierd werd op
de zondag na de 29ste. Na aan zijn heilige patroon een plan tot uitbrei-
ding van het Oratorio te hebben aanbevolen, diende Don Bosco op 1 febru-
ari een verzoek in bij de burgemeester van Turijn, om een gedeelte van
de gemeentelijke weg die doodliep te mogen in bezit nemen, en om de via
della Giardiniera af te sluiten. Op 15 februari stuurde de burgemeester
hem de aanvraag terug, voorzien van de mening van de stadsarchitect, dat
Don Bosco het plan zou bespreken met de andere betrokken eigenaars.
"Op de avond van 1 februari na het gebed had Don Bosco tot de jon-
gens gesproken en ziehier een samenvatting van zijn toespraakje:
"Zondag zullen we een mooi feest hebben. Behalve de reinheid van
het lichaam moeten we ook letten op de reinheid van de ziel. Het is waar
dat jullie allen een in orde gebrachte rekening hebben; sinds een maand

63.7 Page 627

▲back to top
- VI/627 -
wordt er niets anders gedaan dan gebiecht: generale biechten en devotie-
biechten. Niettemin verlang ik dat alle jongens ter wereld, maar vooral
die van het Oratorio, de volle aflaat zullen verdienen. Ik zei dat allen
hun rekening in orde gebracht hebben, maar dat is niet waar. Er zijn nog
enkele leerlingen die doof en halsstarrig blijven voor de stem van de
Heer. Het is hun niet voldoende ze te horen, maar zij wensen iets anders
om in beweging te komen. Het aantal van degenen die weerstand bieden is
echter zo klein dat het nauwelijks dubbele cijfers haalt. Maar het is wel
ongelukkig voor degenen die geen gebruik maken van zoveel genaden en bui-
tengewone gelegenheden ten voordele van hun ziel. Ik voor mij heb in drie
bovengenoemde nachten meer kennis opgedaan dan in heel de rest van mijn
leven. Ook die ondankbaren horen dus de vermaning van de Heer en als ze
nog blijven aarzelen hun geweten in orde te brengen dan zal ik hen op
mijn kamer laten komen.' Aldus de kroniek van Don Bonetti en Don Ruffino.
Op 3 februari werd het feest van de H. Franciscus van Sales ge-
vierd. De Armonia sprak er als volgt over in haar nummer van de 6de:
"Verleden zondag hebben we een mooie en stichtende plechtigheid
bijgewoond. Het waren de zonen van het Oratorio van de H. Franciscus van
Sales, gesticht door die allerijverigste apostel, door die vader van de
jongens, die Don Bosco is, die het feest van hun patroon vierden. Ze
vierden het met kerkelijke plechtigheden, met tot de sacramenten te nade-
ren, met een ontroerende toespraak van kanunnik Galletti, en met een mu-
zikale opluistering en een toneelvoorstelling. Talrijke bewoners van Tu-
rijn die waren toegestroomd om deel te nemen aan deze plechtigheden, kre-
gen door de zonen van de H. Franciscus van Sales het bewijs geleverd voor
de waarheid van deze uitspraak van de heilige Paulus: "De godsvrucht is
voor alles goed, daar we de belofte voor het leven van nu en van de toe-
komst hebben."
Op maandag 4 februari vertrok Don Bosco uit Turijn om de retraite
te gaan preken in het seminarie van Bergamo, op uitnodiging van Mgr. Spe-
ranza. Om hem van zijn kamer naar de preekstoel te brengen werd de semi-
narist Locatelli aangewezen die later vicaris van San Alessandro werd,
een hulpkerk van de kathedraal. Hij vertelde ons welke uitwerking de
eenvoudige en onvergelijkelijke welsprekendheid van Don Bosco had en hoe
hij de preek over de hel halverwege afbrak doordat hij van ontroering
geen woord meer kon uitbrengen en de snikken niet kon onderdrukken. De
indruk die hij op zijn toehoorders maakte was enorm.
"In die tijd", schreven Bonetti en Ruffino, "gebeurde er iets dat
ons steeds meer overtuigt dat Don Bosco dingen zag die op verre afstand
gebeurden. Op woensdag schreef hij tegen zes uur 's avonds een brief aan
Don Alasonatti, waarin de volgende regels voorkomen. - "Gisteren, dins-
dag, behaalde de duivel een grote overwinning onder de jongens in het
Oratorio en ik vrees dat hij vandaag de rest zal binnenhalen." - Terwijl
hij schreef, zag hij dat in het Oratorio de twee jongens Jarach en Pari-
gi op hetzelfde tijdstip zich aan het schrijven gezet hadden van een

63.8 Page 628

▲back to top
- VI/628 -
brief die voor hem bestemd was. Daarna zag hij eveneens dat zij achter
elkaar de speelplaats opliepen. Don Bosco besloot zijn brief met zijn
groeten te zenden aan Jarach en Parigi.
"Toen hij zich 's avonds aan het avondeten bevond met de over-
sten van het seminarie en hij zin had om te lachen en te laten lachen,
zei hij tot hen: "Terwijl ik vanavond een brief naar huis zat te schrij-
ven, zag ik in het Oratorio twee van mijn jongens die mij ook een brief
schreven."
"Och! Hoe is dat nu mogelijk"? riepen de oversten lachend uit.
"Morgen zult u zien of het waar is of niet."
"De volgende dag, donderdag, de dag waarop Don Alasonatti de
brief ontving, en in het seminarie van Bergamo allen aan het ontbijt za-
ten, kwam opeens de bediende met de post voor Don Bosco binnen.
"Kijk", zeiden ze, "een brief voor Don Bosco uit Turijn."
Don Bosco maakte hem open en haalde uit de envelop twee velletjes
te voorschijn, geschreven door Jarach en door Parigi. Toen keken de over-
sten elkaar vol verbazing aan en Don Bosco lachte over hun verwondering.
"Diezelfde avond las Don Alasonatti de brief van Don Bosco in het
openbaar voor en de brief verwekte onder de jongens een smartelijke ver-
rassing. En toch kondigde Don Bosco iets aan wat waar was.
"Intussen werd in Bergamo de retraite voortgezet. Don Bosco won
met zijn vriendelijke manier van doen de harten van al de seminaristen,
niet alleen door de kracht van zijn predikaties, maar door de vertrouwe-
lijke manier waarmee hij met hen omging, door bij hen te zijn gedurende
de ontspanning, door de beheerste grapjes waarmee hij hen opvrolijkte,
door enkele voorvallen te vertellen terwijl hij op de speelplaats op de
grond zat en al de jongens in een kring om hem heen. De rector van het
seminarie mopperde bij het zien van die manier van doen, die volgens hem
in strijd scheen met de priesterlijke waardigheid en hij riep uit: "Dat
gaat toch niet, dat gaat toch niet!" - Maar als hij ze had laten vertrek-
ken, dan waren al die jongens met Don Bosco mee naar het Oratorio gegaan.
"De resultaten die hij bewerkte zijn niet te schatten."
De herinnering aan die retraite is vastgelegd in een brief die we
hier overschrijven.
"
Zeereerwaarde Heer,
"
"
Heel verheugd dat ook ik mijn klein aandeel kan leveren aan
" eerbied en dankbare genegenheid ten aanzien van Don Bosco, deel ik
" u iets mede, dat misschien niet nutteloos zal blijken voor degene
" die het geluk zal hebben zijn leven te beschrijven.

63.9 Page 629

▲back to top
- VI/629 -
"
In het jaar 1861 kwam de hoog vereerde Don Bosco retraite ge-
" ven aan de seminaristen van het bisschoppelijk seminarie van Berga-
" mo, onder wie ook ik me bevond.
"
Welnu, in een van zijn toespraken zei hij ongeveer dit:
" "Bij een bepaalde gelegenheid kon ik aan de Heilige Maagd Maria
" de genade vragen om in de hemel verscheidene duizenden jongens
" bij me te hebben - ik geloof dat hij ook het aantal duizendtal-
" len noemde, maar dat herinner ik me niet, - "en Onze-Lieve-Vrouw
" beloofde het me. Wanneer ook gij tot dat aantal wilt behoren, zal
" ik jullie heel graag erbij opnemen, op voorwaarde dat jullie ie-
" dere dag, zolang als jullie leven, een weesgegroet bidden, en dat
" zo mogelijk gedurende de heilige mis, zelfs op het ogenblik van
" de consecratie."
"
Ik weet niet hoe de anderen op dat voorstel reageerden,
" maar ik voor mij ging er volledig op in, als gevolg van de uiter-
" ste eerbied die Don Bosco mij in die dagen had ingeboezemd. Voor
" zover ik me herinner, heb ik geen dag voorbij laten gaan, zonder
" het weesgegroet te bidden voor de gevraagde intentie. Maar met
" het verloop der jaren overviel me een twijfel die ik Don Bosco
" zelf liet oplossen; ziehier op welke manier.
"
Toen ik me op de avond van 3 januari 1882 in Turijn be-
" vond onderweg naar Chieri om bij de Sociëteit van Jezus in het
" noviciaat te treden, vroeg en kreeg ik verlof om Don Bosco te
" spreken. Hij ontving me buitengewoon vriendelijk, en toen ik
" hem verteld had,dat ik op het punt stond om bij de Sociëteit in
" het noviciaat te treden, zei hij: "0, dat doet me genoegen! Wan-
" zijn intrede doet in de Sociëteit van Jezus doet me dat neer ik
" hoor dat iemand evenveel genoegen alsof hij tot mijn salesianen
" toetrad."
"
Daarop zei ik tot hem: "Als u het goedvindt zou ik u om een
" opheldering willen vragen over iets dat me heel na aan het hart
" ligt. Herinnert u zich nog dat u eens in het seminarie van Ber-
" gamo geweest bent en ons retraite hebt gegeven?" - "Zeker, dat
" herinner ik me." - "Herinnert u zich ook, toen gesproken te heb-
" ben over een gunst die U aan Onze-Lieve-Vrouw gevraagd had en
" enz..." en ik bracht hem zijn woorden in herinnering, de afspraak
" enz. - "Jawel, dat herinner ik me." - "Welnu, ik heb dat weesge-
" groet altijd gebeden; ik zal het blijven doen... maar... u hebt
" ons gesproken over duizenden jongens; ik behoor niet meer tot die
" categorie...en daarom vrees ik, niet tot het getal van de gelukki-
" gen te zullen behoren..."
"
Met grote stelligheid antwoordde Don Bosco: "Ga door met
" dat weesgegroet te bidden en we zullen samen in de hemel zijn." -
" Toen ik zijn zegen ontvangen had en hem vol genegenheid de hand
" gekust had, vertrok ik getroost en in de zoete hoop hem op zekere
" dag in de hemel te zullen terugzien.
"
Indien U meent dat dit iets zou kunnen bijdragen tot Gods
" glorie en tot de eer van Don Bosco, wil ik U gaarne verzekeren dat
" ik bereid ben de hoofdzaak hiervan ook onder ede te bevestigen.

63.10 Page 630

▲back to top
- VI/630 -
"Op 9 februari 1861", noteert Don Bonetti, "kwam Don Bosco uit
Bergamo thuis. Hij werd door enkelen met angst maar door al de anderen
met grote blijdschap verwacht. Daar het zaterdag was, haastte Don Bosco
zich die jongens te vermanen die door de duivel gewonnen waren. De vol-
gende dag zei hij, dat enkelen van hen hem al waren komen opzoeken, en-
kelen had hij laten roepen; en anderen gingen voor hem op de vlucht als
ze hem maar even in het oog kregen. Toen hij in de loop van de dag enke-
len van deze laatsten was tegengekomen, had hij tot hen gezegd: "Maar!
En hoe is het gegaan?" - Nauwelijks hadden ze deze vraag gehoord of ze
barstten in snikken uit en gingen direct biechten.
"10 februari, zondag - Toen we deze avond met vier of vijf van de
onzen in de kamer van Don Bosco waren, terwijl de communiteit naar het
toneel was gaan kijken, vroeg ik (Don Bonetti) hem, hoe hij het deed om
dingen te zien die veraf gebeurden. Hij antwoordde ons: "Kijk! Het is
alsof er een telegraafdraad loopt die vanuit mijn hoofd vertrekt. Om de
verbinding tot stand te brengen is het genoeg dat ik mijn gedachten ves-
tig op een punt dat ik wil, en onmiddellijk zie ik wat er daar aan de
hand is. Bijvoorbeeld, ik zit nu in mijn kamer. Welnu, als ik wil, zie
ik een jongen onder de gaanderij."
"Maar, dat is toch niet te begrijpen", zeiden we.
"En hij: "Och, omdat jullie mijn handigheid niet kennen, jullie
weten niets van gymnastiek en van het spel met de goochelbeker." - En met
deze woorden maakte hij er een eind aan, door ons aan het lachen te bren-
gen. Vervolgens met een blik vol tedere genegenheid zei hij: "0, jullie
gelukkigen, want jullie zijn nog jong en hebt nog tijd om goede dingen te
doen voor de Heer, nog veel tijd om veel verdiensten te verwerven voor de
hemel, terwijl ik echter - en hij zei het met ontroering - al oud ben en
spoedig naar het graf zal moeten, om mij met lege handen voor de Heer aan
te bieden."
Toen zei een van ons: "Dat moet u niet zeggen. U werkt dag en
nacht, u hebt geen ogenblik rust en daarom kunt u niet zeggen dat u met
lege handen staat."
Hij zei: "Och, jawel! maar wat ik doe moet ik doen, omdat het
mijn plicht is. Ik ben priester en hoewel ik mijn leven geef, doe ik zo-
doende toch niets anders dan mijn zuivere plicht."
"Er werd hem geantwoord: "Als het zo is, dan is het beter niet
priester te worden."
"0, pas op! En als de Heer nu doet voelen dat hij het zo wil?
Men mag niet weerstaan en moet gehoorzamen. Overigens troost ik me met
de gedachte dat de Heer rijk is aan barmhartigheid en dat, wanneer we
voor Hem verschijnen en zullen kunnen zeggen fecimus quod_jussisti, Hij
niet minder doen kan dan tot ons zeggen: Euge, serve bone et fidelis,

64 Pages 631-640

▲back to top

64.1 Page 631

▲back to top
- VI/631 -
quia super pauca fuïsti fidelis, super multa te constituam; intra in gau-
dium Domini tui."
"17 februari. Vandaag, zondag, zei Don Bosco: Dit keer maakt de
duivel bankroet in ons Oratorio. We kunnen zeggen dat hij volkomen ver-
slagen is. Het is waar dat hij een vijand is die zich niet gewonnen
geeft. Hij zal opnieuw komen en ons aanvallen, ons een voor een proberen
beet te nemen, daarom moet iedereen op zijn hoede zijn. Maar nu heeft hij
van ons een afstraffing gehad, die misschien nog nooit haar gelijke in
een communiteit gehad heeft. Ik zeg jullie eerlijk dat de uitwerking van
die droom een ongeëvenaard feit in de geschiedenis is: het is ongehoord!
In het oog van de wereld is het een dwaasheid, maar in het oog van God,
verzeker ik U, kan men niet beter wensen. Om te blijven standhouden zoals
het is, zal het Oratorio misschien nooit meer iets dergelijks meemaken!
Deo gratias!
"Toen nodigden we hem uit de droom op te schrijven en hij ant-
woordde: "Och, neen! Dat kan ik niet doen om twee redenen. Eerst omdat
er dingen zijn die ik niet kan opschrijven, hetzij omwille van mij of
omwille van bepaalde personen. Op de tweede plaats omdat vele dingen
niettemin toch niet begrepen zouden worden. Wat ik wel zal doen is, de
theologische vraagstukken van de eerste twee nachten op schrift zetten.
Ik zal de feiten achterwege laten en alleen de theorie geven. Wat er in
de derde nacht gebeurde, dat kan ik zeker niet beschrijven, maar wat ik
schrijven kan en dat tot meerdere eer van God zal strekken, zal ik aan
enkelen onder vier ogen zeggen.
"Hierna vertelde hij ons een voorval dat hem dezelfde dag overko-
men was. Ziehier: "Er was nog één jongen die geen generale biecht wilde
spreken, omdat hij niet durfde. Ik liet hem bij mij komen, en liet hem
zeggen dat als hij niet bij mij wilde biechten, hij toch maar moest ko-
men, omdat ik hem iets te zeggen had voor het welzijn van zijn ziel. Nog
bood hij weerstand, maar een liefdevolle vriend bracht hem op een vrien-
delijke manier naar me toe. Toen hij op mijn kamer kwam en zich een weg
gebaand had tussen degenen door die om me heen stonden om te biechten,
vroeg hij me: "Wat wilt u?"
"Wie ben jij"? vroeg ik. "Ik ben N.N."
"0, ben jij N.N.! Mooi. Moet je eens horen: daar jij zegt dat je
niet bij me wilt komen biechten, zal ik je alleen zeggen wat je biechten
moet, daarna vind ik het best als je bij iemand anders gaat biechten.
Dus, let op, begin je biecht sinds toen en toen, zo en zo, biecht dit en
dat; deze en die zonde; en ik zei hem alles." - Toen de arme jongen dat
hoorde, raakte hij als buiten zichzelf: "0, nee"! riep hij uit, "ik wil
dadelijk bij u biechten en ik wil die dingen helemaal niet aan iemand
anders vertellen."
"Als dat zo is", zei ik tot hem, "ga dan nu maar. Kom dan morgen-

64.2 Page 632

▲back to top
- VI/632 -
avond terug. Zoals je ziet heb ik het nu erg druk, want het is zaterdag
en we hebben geen tijd. Morgenavond tussen vijf en acht kom je hier in
mijn kamer en maken we alles in orde." - Dat deed hij ook, die avond is
hij gekomen en hij ging zo blij weg dat het een genoegen was hem te
zien."
"Dit voorval verhaalde Don Bosco slechts aan drie of vier en niet
in het openbaar.
"Don Bosco sprak eveneens tot al de jongens na het avondgebed: "Tot
nu toe heb ik jullie gesproken over dingen die het leven uit het verleden
betreffen. Nu zal ik allen iets moeten vertellen dat in het bijzonder het
toekomstige leven betreft: over de vijanden voor wie elk op zijn hoede
moet zijn. Indien deze dingen die in ons huis gebeuren en gezegd worden,
maar die stellig vreemd zijn en die onder ons moeten blijven, iemand in
de wereld bekend waren, zou hij het fabels noemen. Maar wij hebben als
beginsel dat, steeds wanneer iets tot welzijn van de zielen strekt, het
zeker van God komt en niet van de duivel kan komen.
"Ik heb jullie een vreemde mededeling te doen, namelijk dat de
duivel in dit huis het onderspit heeft moeten delven, en dat hij volle-
dig bankroet zal maken als wij op die manier doorgaan."
We noemen een voorval dat wel duizend keren in het Oratorio gebeur-
de. De jongens die bij Don Bosco gingen biechten en die zich niet goed
voorbereid hadden met hun gewetensonderzoek, of die een aanmoediging no-
dig hadden om sommige dingen prijs te geven waar ze zich over schaamden,
of omdat hun geweten overhoop lag, of ook wel doodeenvoudig uit haast,
knielden bij hem en in plaats van hun belijdenis te beginnen zeiden ze
tot Don Bosco: "Zegt u het maar!" Don Bosco hield iedereen voor wat hij
gedaan had, zonder iets te veel of te weinig te zeggen, met een wonderba-
re nauwkeurigheid. Daarvan beschikken we over honderden ernstige getui-
gen, onder wie Don Davico en Don Belmonte. Bij bepaalde gelegenheden vond
Don Bosco de sacristie vol jongens die wilden biechten. Hij keek rond en
zei dan tot een: "Ga maar te communie." Zo gaf hij achtereenvolgens vele
anderen een teken dat ze konden weggaan.
Hij wist dat hun ziel rein was en de jongens gingen opgewekt heen,
er stellig van overtuigd dat Don Bosco in hun harten las. Het gebeurde
ons verscheidene malen dat we de sacristie verlieten om de heilige mis
te gaan celebreren en we ons met moeite een weg konden banen door de jon-
gens die daar geknield waren. Teruggekomen van het altaar was de sacris-
tie leeg. Er was alleen nog Don Bosco die zich gereed maakte om te cele-
breren.
Niet zelden overkwam hem tijdens het biechthoren nog een ander
vreemd voorval. Te midden van de menigte jongens merkte hij er een op,
die ver weg in een hoekje knielde en, zonder zich om de anderen te be-
kommeren, gaf hij deze een teken. Verwonderd over die uitnodiging, stond
de jongen op, ging midden tussen zijn kameraden door, die de weg voor
hem vrijmaakten, naar Don Bosco en biechtte eerst. Aan wie aandachtig

64.3 Page 633

▲back to top
- VI/633 -
toezag en het vertrouwen van de kameraden genoot, bleek dat het in die
gevallen ging om een zekere besluiteloosheid om tot Gods genade terug te
keren."
Don Bosco schonk zijn jongens echter niet alleen de geestelijke
gezondheid maar soms ook de lichamelijke.
"De jonge Rebuffo", zo vertelt Ruffino, "was in 1861 bijna een
jaar lang ziek. Al een maand lang kwelde hem een hevige hoofdpijn, als-
mede pijn in maag en lever, zodat hij de studie moest laten varen. Ten-
slotte kreeg hij, toen hij meer dan ooit terneergeslagen was, van een
vriend de raad om een brief aan Don Bosco te schrijven. Hij zette zich
gereed om te schrijven, maar was niet in staat om twee regels op papier
te zetten. Hij moest daarom zijn toevlucht zoeken tot de vriend die hem
die raad gegeven had en deze verzoeken de brief voor hem te schrijven.
Aldus geschiedde. De brief was als volgt opgesteld.
"
Zeereerwaarde Heer,
"
"
Geplaagd door mijn kwaal die me voorkomt erger geworden te
" zijn ten gevolge van de gebruikte geneesmiddelen, en nog meer ge-
" ërgerd door de langdurige onderbreking van mijn studies, ben ik
" gedwongen U deelgenoot te maken van mijn gevoelens.
"
Ik ben ervan overtuigd dat als U wilt, ik ogenblikkelijk
" kan genezen. Heb dus erbarmen met me en troost me tenminste, als
" ik dat waardig ben, daar ik sinds enige tijd in u enkele geheim-
" zinnige gedachten te mijnen opzichte bespeur. Houd u het niet lan-
" ger geheim voor mij, maar onthul mij zonder iets te raden te ge-
" ven wat U over mij denkt, dan zal ik gerust zijn.
"
Vergeef me, beminde vader, dat ik op deze wijze durf spre-
" ken, maar deze manier van spreken hebt U me zelf ingegeven en
" daarom hoop ik dat u me zult verhoren."
"Er verliepen twee dagen en Don Bosco ontbood hem op zijn kamer,
biechtte hem, spoorde hem aan tot vertrouwen in Domenico Savio en gaf
hem zijn zegen. De kwaal hield echter niet op, zijn hoofd deed erger pijn
dan ooit. Toen zei Don Bosco tot hem:2 "Morgen ga je naar de klas en aan
het ontbijt met de anderen, en vervolgens houd je een noveen ter ere van
Domenico Savio."
"Rebuffo komt de kamer van Don Bosco uit; maar wat nu? Nauwelijks
is hij buiten of hij voelt iedere pijn verdwijnen, zijn hoofd is ervan
bevrijd, hij merkt dat zijn maag weer gewoon is, verdwenen is alle pijn.
Hij doet echter wat Don Bosco hem gezegd heeft en is op dat ogenblik ge-
zond en opgewekt."
De aantekeningen van Don Ruffino worden gevolgd door die van Don
Bonetti:

64.4 Page 634

▲back to top
- VI/634 -
"Don Bosco dankte de Heer voor zoveel gunsten waarvan Hij hem het
instrument maakte voor zijn leerlingen. Maar daar bepaalde, klaarblijke-
lijk bovennatuurlijke gaven in hem schitterden, en meer nog, zijn deugden
hem grote achting bij de jongens en bij buitenstaanders deden krijgen,
zei hij dikwijls: "Ik ben onverschillig voor lof en blaam; want als men
mij prijst, zegt men wat ik zou moeten zijn. Als men mij berispt, zegt
men wat ik ben."
"Op 18 februari begon in het zondagsoratorio de vastencatechismus,
en op de 22ste gaf hij als geestelijke bloem aan de communiteit de op-
dracht tot Pasen Italiaans te spreken. Hij beklaagde er zich over dat
onze schone taal naar zijn mening niet meer gesproken werd.
"25 februari. - Don Bosco belooft ons iedere avond een truc te
leren.
"1ste truc. Wat is het beste en zekerste middel om nooit meer in
zonde te vervallen? - Dat is het in praktijk brengen van de raadgevingen
van de biechtvader.
"26 februari. – 2de truc. Wat is de geschiktste tijd om aan de
Heer genaden te vragen met de meeste kans om ze te verkrijgen? - Dat is
het tijdstip der opheffing van de hostie en van de kelk." - Daarom wil-
de Don Bosco steeds dat op dat ogenblik het zingen zou ophouden, dat er
niet meer luidop gebeden zou worden en dat ook het orgel zo mogelijk zou
zwijgen.
"27 februari. – 3de truc. Wat is de beste, eenvoudigste en gemak-
kelijkste manier om de h. mis bij te wonen? - Dat is de manier die wordt
voorgesteld door de zalige Leonardo, namelijk de mis in drie delen te de-
len, ofwel in drie P's. De eerste rood, de tweede zwart, de derde wit. -
De rode P is het lijden (Passione) van Jezus Christus en dit overwege men
tot aan de elevatie. De zwarte P is de zonde (Peccato); daarbij moeten we
onze vroegere zonden gedenken en betreuren, die de oorzaak geweest zijn
van het lijden van onze goddelijke Zaligmaker; en dat tot aan de commu-
nie. De witte P, is die van het voornemen (Proponimento), dat wil zeggen
het voornemen maken om in de toekomst nooit meer te zondigen; en dat
duurt dan tot het einde van de mis."
Die avond, van de 27ste, kwam het kapittel van de Congregatie
van de H. Franciscus van Sales bijeen en besloot tot het aannemen van
de priester Don Rocchietti Giuseppe van wijlen Pietro te Turijn. De aan-
neming geschiedde zoals gewoonlijk met een stemming, waarbij alle stem-
men gunstig waren. Daarna werd hij, als nieuw lid, toegelaten tot het
onderhouden van de regel der Congregatie.
Don Rochietti had zich in het Oratorio hersteld en had daar aan
gezondheid gewonnen.

64.5 Page 635

▲back to top
- VI/635 -
HOOFDSTUK
LXIV
DON BOSCO VOORSPELT DE TOEKOMST AAN DE JONGENS EN ZEGT
DAT HIJ TEGEN DE TIJD DAT HIJ STERFT MET TIEN LEERLINGEN
NAAR ROME ZAL GAAN - BISSCHOPPEN GEVANGEN GENOMEN,
PRIESTERS GEDOOD, KLOOSTERS OPGEHEVEN - VITTORIO EMANUELE
UITGEROEPEN TOT KONING VAN ITALIË MET ROME ALS HOOFDSTAD -
BRIEF VAN DON BOSCO AAN DE PAUS: VOORSPELLINGEN OVER ROME
- HIJ KONDIGT DRIE TREURIGE GEBEURTENISSEN AAN VOOR HET
ORATORIO - UIT FOSSANO VERMAANT HIJ DON ALASONATTI DAT DE
DINGEN IN HET ORATORIO NIET GOED GAAN - HIJ KAN NIET NAAR
SUSA OM TE PREKEN - HIJ ONTHULT ELKE JONGEN WELKE ZIJN
VIJANDEN ZIJN - HIJ STELT ENKELEN VOOR, TOE TE TREDEN TOT
DE CONGREGATIE - DOOD VAN EEN EERSTE LEERLING VOLGENS DE
VOORSPELLING - KATHOLIEKE LECTUUR - EEN ARTIKEL IN DE
ARMONIA - EEN OPROEP TOT DE KATHOLIEKEN - EEN COMMISSIE OM
DE HANDELINGEN EN UITLATINGEN VAN DON BOSCO TE VERZAMELEN.
Don Bosco had de jongens beloofd dat hij de toekomst zou voorzeg-
gen aan degenen die hem daarom vroegen. Er zou veel over dit onderwerp
te zeggen zijn, maar we beperken ons eenvoudig tot drie gevallen, in die
dagen gebeurd, om niet teveel materiaal opeen te stapelen.
Tot de seminarist Giovanni Turchi zei hij: "Kijk, als je bij mij
blijft, zal het je aan niets ontbreken, je hoeft alleen te gehoorzamen.
Verlaat je echter het Oratorio dan zul je ernstige ongemakken te verdu-
ren krijgen." - En hij gaf hem enige adviezen die hem als gedragsregel
konden dienen. Daarna vervolgde hij: "Jij, die zoveel zult moeten rond-
zwerven in de wereld..."
Na de dood van Don Bosco verzekerde ons onze goede vriend Don
Turchi zelf betreffende deze voorspelling: "Wat dat rondzwerven in de
wereld betreft: ik heb in Bologna gewoond en in Rome, een tijd in Frank-
rijk doorgebracht, in Oostenrijk, in Beieren, in Engeland en in Schot-
land. Wat de ongemakken betreft, toen ik het Oratorio verliet, heb ik er
inderdaad leren kennen die erg lastig waren." - Aldus vertelde hij ons,
zonder te kunnen voorzien wat hij nog te verduren zou krijgen. Als doc-

64.6 Page 636

▲back to top
- VI/636 -
tor in de letteren, was hij verscheidene jaren leraar bij adellijke fami-
lies, professor in de retorica aan verscheidene seminaries, rector van
een college, maar tenslotte was hij, door verschillende omstandigheden
verplicht een functie van kapelaan aan te vragen bij de Consolatakerk.
Toen hij ziek werd, trok hij zich terug in het huisje van de goddelijke
Voorzienigheid.
De kroniek van Don Ruffino voegt eraan toe: "10 februari.
Don Bosco zei vandaag tot de jongen Francesco Dalmazzo: "Je zult
49 jaar leven, het geestelijke kleed aannemen en in het Oratorio blijven.
Na de dood van Don Bosco word je kanunnik." (Hij werd geboren op 18 juli
1845 en stierf op 10 maart 1895 als rector van het seminarie van Catan-
zaro).
Enkele weken daarna deed Don Bosco op een verrassende wijze een
voorspelling over zichzelf. We lezen bij Don Ruffino: "Don Bosco zei:
"Als de tijden rustig zijn en de Kerk bevrijd zal zijn, zal ik met tien
jongens naar Rome gaan, daarna zal ik het Nunc dimittis aanheffen!"
"Blijft u dan in Rome?"
"0, nee! Ik kom terug!" - Dit zei hij slechts tot enkelen."
Deze voorspellingen kwamen met grote nauwkeurigheid uit, daar hij
naar Rome ging voor de inzegening van zijn kerk die aan het Heilig Hart
van Jezus was toegewijd, zoals we nog zullen verhalen. In 1887 kon men
wel zeggen dat de tijden rustig waren en de Kerk bevrijd, vergeleken bij
de onderdrukkingen van 1861. Inderdaad was Mgr. Gallo, bisschop van Avel-
lino, op 24 februari 1861 in Napels gearresteerd, met geweld naar Turijn
overgebracht na een lange en gevaarlijke reis, gedeeltelijk overzee en
gedeeltelijk over land. Hier werd hij naar de Missione, het klooster van
de Lazaristen gebracht om kardinaal De Angelis gezelschap te houden. Bei-
den bleven daar opgesloten tot het jaar 1866. Hun aanwezigheid in hun
eigen diocesen beangstigde de regering.
Dat waren heel treurige dagen voor de Kerk: meer dan zeventig bis-
schoppen van hun zetel verwijderd of opgesloten, ontelbare priesters in
de gevangenis geworpen, vierenzestig van hen en tweeëntwintig broeders
gefusilleerd. Commissaris Pepoli had in december 1860 de kloosterordes
opgeheven en de kerkelijke goederen in Umbrië in beslag genomen. In de
Marken werd hij nagevolgd door commissaris Valerio. In het koninkrijk Na-
pels begon Mancini in februari 1861 hetzelfde verwoestingwerk. Daartoe
werd de wet van 1855 met haar uitzonderingen uitgebreid; er werden 721
kloosters opgeheven, ongeveer 120.000 kloosterlingen en zusters verdre-
ven en de goederen van 104 collegiale kerken in beslag genomen. Tot nu
toe had men Sicilië met rust gelaten omdat men daar een vreselijk verzet
van de bevolking vreesde. Dat was nog niet genoeg: op 31 maart 1861 ont-
trok het ministerie alle kerkhoven aan de jurisdictie van het kerkelijke
gezag.

64.7 Page 637

▲back to top
- VI/637 -
Intussen was Turijn op 17 maart een zee van vlaggen en een en al
feestelijkheid, met muziek en vreugdevuren. De patriotten verkeerden in
een vreugderoes. Vittorio Emanuele II was uitgeroepen tot koning van
Italië. Cavour had op de 25ste in de Kamer van afgevaardigden en in de
Senaat verklaard: "Rome moet de hoofdstad van Italië worden, daar Ita-
lië zonder Rome niet denkbaar is."
De kroniek van Don Ruffino vervolgt: "Don Bosco schreef aan Pius
IX, maar zond hem niet veel bemoedigend nieuws. Ook liet hij hem weten
dat het een bijzondere genade van Onze-Lieve-Vrouw zou zijn indien hij
Rome niet zou hoeven te verlaten.
"Op 7 maart liet Don Bosco aan de seminarist Vaschettï in Giave-
no weten: "Een vreselijk onheil is voor het Oratorio in voorbereiding."
En hij zei vervolgens dat de rampen die we zullen moeten doorstaan, twee
M's en een R zijn, dat wil zeggen, ziekten (Malattie), Moraliteit en na-
ijver (Rivalità).
"Op 14 maart schreef Don Bosco vanuit Fossano, waar hij om gezond-
heidsredenen was heengegaan, aan Don Alasonatti aldus: "De zaken van ons
huis gaan niet goed, ín het bijzonder voor enkele jongens wier namen be-
ginnen met een F. Zeg aan de heer ridder Oreglia, aan Don Rua en aan
Turchi enz. dat we een poosje over doornen zullen moeten gaan, maar daar-
na zullen we de welriekende rozen kunnen plukken."
Don Bosco schreef eveneens aan kanunnik Rosaz, die hem had uitge-
nodigd om in Susa een preek te komen houden.
"
Waarde Heer Kanunnik,
"
"
Een beetje geduld is goed voor allen. Ik heb last van mijn
" maag en kan niet preken. Ik ben enkele dagen uit Turijn wegge-
" weest, maar niet genoeg. Als U het goedvindt zal ik iemand anders
" zoeken voor de preek over de heilige kindsheid. Als ik er kan in
" voorzien, doe ik dat in nomine Domini.
"
Fiat voor thans, en vraagt u me een andere keer maar, mis-
" schien zal ik dan gaan, maar niet om te preken.
"
De Heer beware ons allen in zijn heilige genade en geloof
" mij inmiddels, geheel uw
"
" Fossano, 15 maart 1861.
Bosco Giovanni, pr.
" Jaar 1, 2de dag van het Koninkrijk Italië.
Uit Fossano teruggekeerd, "is Don Bosco", zo tekent Don Ruffino
aan, "onder alle recreaties bezig met aan het oor van iedere jongen te
zeggen welke zijn bijzondere vijanden zijn. Tot mij zei hij: "jouw vij-

64.8 Page 638

▲back to top
- VI/638 -
anden zullen de slechte raadgevers zijn."
"Don Bosco hakte de knoop door" zoals hij zegt, ten aanzien van
Costamagna en vier anderen, dat wil zeggen, dat hij hun voorstelde tot
de Congregatie toe te treden.
"17 april. - In het Oratorio ging naar het andere leven over de
elfjarige jongen Lorenzo Quaranta uit Vernante." Don Bosco had op de
vooravond van Kerstmis aangekondigd dat binnen enkele maanden twee van
zijn leerlingen er niet meer zouden zijn. Ook ging de eerste M (Malat-
tia), dat wil zeggen ziekte, in vervulling zoals hij voorzegd had aan
de seminarist Vaschetti. Enkele dagen later moest nog een andere jongen
begraven worden.
Intussen had Paravia voor de maand april de aflevering van de Ka-
tholieke Lectuur gedrukt. Stichtende voorbeelden aan de jeugd voorge-
houden. - Taalbloempjes.
Het zijn vertellingen, vooral voor de studenten, waarin alle moge-
lijke levensomstandigheden geschetst worden, waarin een jongen zich kan
bevinden, en elk verhaal wordt gevolgd door een korte en aangepaste over-
weging van een gedragsregel. De voorbeelden waren ontleend aan Bartoli,
Segneri, Belcari, Cavalca, het leven der heilige Vaders, aan Rassavanti,
aan Cesari.
Don Bosco verklaarde waarom dat boek aan de jongens aangeboden
werd. "Het is moeilijk een rotte appel tot de staat van zijn eerste rijp-
heid terug te brengen. Het zal daarom veel gemakkelijker zijn de pitten
die hij in zich draagt uit te zaaien, die te zijner tijd gerijpte en ge-
zonde vruchten zullen opleveren. Dat betekent dat er geen andere manier
is om te hopen, de maatschappij te hervormen, dan door de jeugd goed op
te voeden."
De inleiding tot het werkje luidde aldus:
" AAN ONZE LEZERS,
"
"
Hoewel het de bedoeling van de Katholieke Lectuur is, werk-
" jes in een eenvoudige stijl te publiceren die vooral gericht zijn
" op de minder ontwikkelde volksklassen, lijkt het ons toch nuttig
" een serie van merkwaardige en stichtende werken te laten drukken,
" die nuttig kunnen blijken voor iedereen, zij het in bijzondere ma-
" te voor de jeugd. Deze voorbeelden werden ontleend aan klassieke -
" schrijvers, die autoriteiten zijn op het gebied van onze Italiaan-
" se taal,opdat de leergierige jongens behalve het morele nut er ook
" een taalmodel zullen in vinden, uitdrukkingen en zinnen die ze
" veilig kunnen navolgen in wetenschappelijk en literair gebruik.
"
Zo vervullen we een tweeledige plicht: die van het bevorde-
" ren van het goede van onze heilige katholieke godsdienst, die
" voortdurend het voorwerp van onze zorgen is, en het meewerken aan

64.9 Page 639

▲back to top
- VI/639 -
" beter leren kennen van die schrijvers wier geest en werken
" steeds de bewondering zullen wekken en tot geestelijk voedsel
" dienen van wie onze mooie Italiaanse taal bemint.
"
De Heer zegene u allen en leeft steeds gelukkig.
De Armonia van 5 april, vrijdag, publiceerde een aanbeveling van de
"
KATHOLIEKE LECTUUR - JAARGANG IX
"
Met oprechte voldoening kondigden wij onze lezers aan, dat
" de uitgave van de Katholieke Lectuur voortgezet wordt. De perso-
" nen die de leiding ervan in handen hebben, de warme aanbevelingen
" van de regerende Paus Pius IX, en in het algemeen van alle bis-
" schoppen,zijn meer waard dan iedere uiteenzetting om de oprechte
" katholieken ertoe aan te moedigen deze uitgaven te begunstigen.
" Wat deze boekjes zo bijzonder waardevol maakt, is hun populari-
" teit, gepaard aan een zuiverheid van taal en helderheid van opvat-
" tingen, die gemakkelijk door iedere klasse van lezers kunnen be-
" grepen worden. Er wordt niet in gesproken over politiek. De katho-
" lieke waarheid wordt erin verkondigd in de vorm van tweegesprek-
" ken en boeiende verhalen, met het terzijde laten van die feiten
" en namen díe op een geest van partijdigheid zouden kunnen wijzen.
" De matige prijs toont aan dat men het goede zoekt en geen winst...
Voor de maand mei drukte de drukkerij van Luigi Ferrando de afle-
vering: De Kerk door Mgr. Segur met aanhangsel over allerlei onderwerpen.
In het aanhangsel wordt uiteengezet wie de paus is en waarom hij
wereldlijke macht heeft en dat gehoorzaamheid aan de paus van Rome een
noodzakelijke voorwaarde is om zalig te worden.
Er werd onder meer deze voorzichtige raad aan de lezers gegeven:
"Bedenk dat degenen die praatjes tegen de paus en tegen zijn wereldlijke
macht verkopen misschien niets anders zijn dan bedrogenen en onwetenden,
en niet bepaald slechte mensen. Wanneer men dus niets anders kan doen,
bid dan voor hen, opdat God hen verlichte en zij de waarheid en de ge-
rechtigheid mogen inzien."
"Volg de hemelse liefde van paus Pius IX na die, terwijl hij ge-
dwongen is om velen die het patrimonium van Sint-Petrus binnendringen te
treffen met excommunicatie, vurig voor hen bidt, en de hele Kerk uitno-
digt om te bidden, om hen opnieuw op te vangen en hen terug te voeren tot
de schaapstal van Christus. Zo zij het voor hen en voor alle mensen."
De aflevering sloot met de volgende bladzijde:

64.10 Page 640

▲back to top
- VI/640 -
"
EEN BEROEP OP DE KATHOLIEKEN
"
"
Het is geen geheim meer dat men strijd voert tegen het
" hoofd van de katholieke Kerk, om diezelfde Kerk zo mogelijk te
" verwoesten en Italië protestant te maken. Dat wordt onverhuld
" gepredikt in duizende boekjes, brochures, vlugschriften en zelfs
" in de almanakken, waarin de grofste dwalingen van de antikatholie-
" ken verspreid staan alsof het evangelische waarheden gold. Met
" handenvol wordt spot, verachting en hoon over de Paus van Rome
" uitgestort; bij de laster van vroeger komt nu de onbeschaamdheid
" om hem te doden als het laatste nieuwtje, en dat om hem aan de
" verachting prijs te geven en hem in de steek te laten. In deze
" strijd, die de strijd is van God en van ons, is iedere man een
" soldaat. Dus, alle oprechte katholieken verenigen zich ter verde-
" diging van de paus van Rome, ofwel van de katholieke godsdienst,
" en verbinden zich in een heilige verbondenheid van geest tot de
" volgende overeenkomst:
" 1. Steeds voor de paus van Rome een hoge achting en een diepe
" eerbied te koesteren, daarbij steeds de dwalingen verafschuwend
" die men verbreidt betreffende zijn hoedanigheid als hoofd van de
" Kerk.
" 2. Steeds over hem te spreken met de grootste eerbied, waarbij men,
" degene die hem in onze aanwezigheid belastert, streng op zijn
" plaats zet, en zo goed als men kan de dwalingen en lasteringen
" die over hem verspreid worden weerlegt.
" 3. Men werpe verre van zich de schandelijke geschriften die tegen
" de paus gepubliceerd worden of tegen zijn gezag en jurisdictie.
" Men vernietige deze geschriften, weerlegge ze, spreke ze tegen en
" verspreide, ook met geldelijke offers, goede geschriften.
" 4. Men wone nooit theatervoorstellingen bij waarin de godsdienst,
" de paus, kardinalen, bisschoppen, priesters en kloosterlingen in
" het belachelijke getrokken en in diskrediet gebracht worden.
" 5. Anderen ertoe aan te sporen zich bij deze vereniging aan te
" sluiten, en, wanneer men de publicatie kan ondernemen van enkele
" werkelijk katholieke geschriften, bijdragen aan de kosten en mee-
" werken aan de verspreiding daarvan.
" 6. Door middel van het werk van de Pieterspenning de nood verlich-
" ten waarin de h. Vader zich op het ogenblik bevindt door de roof
" van zijn wereldlijk erfgoed, dat de goddelijke Voorzienigheid hem
" voor zijn onafhankelijkheid toevertrouwde.
" 7. Iedere dag te bidden voor de Kerk, voor de paus, door middel
" van een Onzevader, weesgegroet en gloria en de woorden: Credo
" Sanctam Catholicam Ecclesiam om daarmee een akte van geloof te
" stellen in de goddelijkheid van de Kerk, waarvan de paus het zicht-
" bare hoofd is en de plaats inneemt van Jezus Christus.
"
Italianen! Gij zijt voortreffelijke katholieken, toon dat
" ook in dit grote ogenblik en moge uw roemvolste leus zijn: katho-
" lieken met de paus.
Terwijl Don Bosco onvermoeibaar werkte, hadden enkelen van zijn be-

65 Pages 641-650

▲back to top

65.1 Page 641

▲back to top
- VI/641 -
minde zonen zich in 1861 verenigd, om de handelingen en de opmerkelijk-
ste uitspraken van hun beminde overste te verzamelen en deze aan het na-
geslacht door te geven. In de voorafgaande jaren, hadden meer jongens en
seminaristen, vooral Ruffino en Bonetti, tamelijk wijdlopige herinnerin-
gen bewaard van wat ze gezien en gehoord hadden, doch thans wilden ze
hun geschriften onderzoeken en schiften. Tegelijkertijd wilden ze dit zo
kostbare en nuttige werk voortzetten. In een inleidende vergadering ver-
zamelde Don Ruffino hun bedoelingen en stelde ze op schrift.
"De grote en lumineuze gaven die in Don Bosco schitterden, de bui-
tengewone feiten die hem overkwamen en die we voortdurend bewonderden,
zijn merkwaardige manier om de jongens langs de steile paden van de deugd
te leiden, de grote plannen die hij in het hoofd had betreffende de toe-
komst, onthulden ons dat er zeker iets bovennatuurlijks in hem leefde.
Dat alles deed ons roemvoller dagen voorzien zowel voor hem als voor het
Oratorio. Het legde ons tevens de strikte plicht van dankbaarheid op er-
voor te zorgen dat niets van wat tot Don Bosco behoorde, in vergetel-
heid zou raken. Daarentegen moesten wij alles doen wat in ons vermogen
was om de herinnering aan hem te bewaren en deze lichtende fakkel voor
de jeugd door te geven. Dat is het doel van de door ons ingestelde com-
missie. Zij is samengesteld uit de volgende leden: Don Alasonatti, Don
Rua, Don Savio, Don Turchi, ridder Oreglia van San. Stefano Federico,
de seminaristen Cagliero, Francesia, prof. Durando, prof. Cerruti, prof.
Anfossi, prof. Provera, prof. Bonetti, Ghivarello, Ruffino.
"In de eerste zitting waren er drie bijeengekomen, omdat ze de
voornaamste verzamelaars van de feiten waren, te weten de seminaristen
Ghivarello, Bonetti en Ruffino.
"In de tweede zitting, die gehouden werd op 3 maart, waren aanwe-
zig Cagliero, Anfossi en Durando. Er werd gestemd voor een voorzitter,
ondervoorzitter en secretaris van de commissie. Gekozen werden: 1. Don
Rua, 2. Don Turchi, 3. Ruffino. In deze zitting las men enkele al op
schrift gestelde feiten, namelijk de droom van Don Bosco van 28 decem-
ber. Allen waren het eens over de voornaamste punten en men overlegde om
opheldering te zoeken betreffende enkele bijkomstige punten. De zitting
werd opgeheven en de derde werd bijeengeroepen voor 1 april. – Getekend:
Michele Rua, pr.
"1 april. - De zitting begon om 2 uur namiddag. Aanwezig acht le-
den. De notulen van de vorige zitting werden gelezen en goedgekeurd. Men
las enkele paragrafen van verscheidene zaken die op 3 januari en 10 fe-
bruari waren voorgevallen, d.w.z. de voorspelling ter gelegenheid van
het opzetten van het kleine testament, de genezing van Rebuffo, de door
Don Bosco geleerde trucs. Alles werd goedgekeurd. De zitting wordt ge-
sloten en de vierde wordt vastgesteld op zaterdag aanstaande na het
avondeten.
"8 april. -. Als de zitting om half drie geopend is in aanwezig-

65.2 Page 642

▲back to top
- VI/642 -
Heid van 13 leden, wordt het eerste deel gelezen van de droom van 3, 4
en 5 april en na enkele verbeteringen en toevoegingen goedgekeurd. Men
besloot een verzoek te richten tot de theol. Borel om gegevens over Don
Bosco te krijgen met betrekking tot de eerste dagen van het Oratorio.
"1 mei. De zitting begon om half twee met acht leden. Don Tur-
chi, verzamelaar van de vroegere feiten, las de feiten over de maan en
de hond; ze werden goedgekeurd. Om twee uur werd de zitting opgeheven.
"7 mei. - De zitting wordt om half twee geopend met zeven leden:
gelezen werd de helft van de droom van 2 mei en deze werd goedgekeurd."
In andere zittingen ging de commissie door met de lectuur te aan-
horen van de tweede helft van de droom van 2 mei. Men bracht verbete-
ringen aan en deze werden daarna goedgekeurd. De Commissie ging door met
het onderzoeken van de kroniek van Don Giovanni Turchi, een document dat
heel beperkt was en dat we tot nu toe in de delen verwerkt hebben met
die van Don Bonetti en Don Ruffino. We kunnen daarom zeker zijn van de
waarheid van deze getuigen, die elk voor zich geloof verdienen. Anderen
namen in de loop der jaren hun plaats in om hun werk met even grote ge-
negenheid voor Don Bosco en voor de waarheid voort te zetten, zodat wij
zonder vrees voor tegenspraak op Don Bosco de opmerking van de heilige
geschiedschrijvers van toepassing kunnen brengen: "Nonne haec scripta
sunt in libro sermonum dierum...?"

65.3 Page 643

▲back to top
- VI/643 -
HOOFDSTUK
LXV
DROOM: EEN WANDELING VAN DE JONGENS NAAR DE HEMEL -
EEN BEKOORLIJKE HEUVEL - EEN HOOGVLAKTE – MEREN: BLOED,
WATER, VUUR, WILDE DIEREN EEN NAUWE DOORGANG - ZE KEREN
TERUG: EEN GEWELDIGE VLAKTE - EEN WEERZINWEKKEND
SCHOUWSPEL - EEN BEDRIEGLIJKE TUIN - OPGEWEKTE TROEPEN
DIE HUN VERDERF TEGEMOET GAAN - MEN HERVAT DE
BEKLIMMING: DE NAUWE DOORGANG; EEN HOUTEN BRUG -
MOEILIJKE BEKLIMMING VAN DE BERG - EEN STRAFPLAATS - BIJ
DE TOP: HEMELSE GEZANGEN - ONTMOEDIGD
EN VERMOEID
BLIJVEN DE JONGENS HALVERWEGE STAAN OF GAAN NAAR BENEDEN
- INSPANNINGEN VAN DON BOSCO OM HEN WEER NAAR BOVEN TE
DOEN GAAN - VERKLARINGEN EN OPMERKINGEN - DON BOSCO
VERHAALT DE DROOM AAN KARDINAAL DE ANGELIS.
We gaan nu over tot het vertellen van een andere mooie droom,
die Don Bosco had in de nachten van 3, 4 en 5 april 1861. "Verschillen-
de omstandigheden daarin", schreef Don Bonetti, "waarover men zich ver-
wondert, overtuigen de lezer voldoende dat het een van die dromen is,
die de Heer in zijn goedheid af en toe aan zijn trouwe dienaren zendt."
Hij en Don Ruffino beschrijven hem nauwkeurig, zoals we hem hier uiteen-
zetten.
Op de avond van 7 april ging Don Bosco, na de gebeden, de kathe-
der op om een paar bemoedigende woorden tot zijn jongens te richten en
begon aldus: "Ik heb jullie iets heel merkwaardigs mee te delen. Ik wil
jullie een droom vertellen. Het is een droom en daardoor is het geen wer-
kelijkheid. Daarvoor waarschuw ik jullie opdat men er geen grotere bete-
kenis aan hechte dan hij verdient. Alvorens hem te vertellen moet ik een
paar opmerkingen laten voorafgaan. Ik zeg jullie alles, zoals ik verlang
dat jullie mij alles zeggen. Ik heb voor jullie geen geheimen: maar wat
ik hier zeg, hoeft niet buiten verspreid te worden; het worde gezegd en
blijft uitsluitend onder ons. Niet dat degene zondigt die het aan vreemde
personen zou vertellen, maar het is beter dat het de drempel van dit huis
niet overschrijdt. Spreek er allen onder elkaar over, lach en maak grap-
jes over wat ik jullie ga zeggen, zoveel als jullie willen, doch ook al-
leen maar met die weinige personen, waarvan jullie weten dat ze uit jul-
lie vertrouwen iets goeds zullen weten te putten, en van wie jullie den-

65.4 Page 644

▲back to top
- VI/644 -
ken dat het gepast is hen in vertrouwen te nemen. De droom is verdeeld
in drie delen: ik droomde hem in drie opeenvolgende nachten en daarom
zal ik jullie vanavond een deel vertellen, en de andere twee delen op de
volgende avonden. Wat mijn verwondering erg gaande gemaakt heeft is, dat
ik de droom in de tweede en derde nacht precies op hetzelfde punt her-
vatte, waarop ik hem de vorige nacht bij het wakker worden onderbroken
had.
"
EERSTE DEEL
"
"
Dromen doet men al slapend en dus sliep ik. Enkele dagen
" van tevoren was ik buiten Turijn gegaan en in de buurt van de
" heuvels van Moncalieri gekomen. De aanblik van die al een beetje
" groenende heuvels maakte indruk op me; en daardoor is het moge-
" lijk dat in de volgende nachten de gedachte aan dat mooie schouw-
" spel me andermaal in mijn slaap voor de geest kwam en door de
" werking van de fantasie het verlangen in mij groeide om een wan-
" deling te maken. Het feit is er dat ik, al dromend, het plan
" maakte een wandeling te gaan maken. Het kwam me voor dat ik me op
" een vlakte te midden van mijn jongens bevond. Voor mijn ogen ver-
" hief zich een hoge en grote heuvel. We stonden daar allemaal toen
" ik de jongens plotseling het voorstel deed:" Zullen we een mooie
" wandeling gaan maken?"
"
"Ja, laten we dat doen!"
"
"Maar waarheen?"
"
We hebben elkaar aangekeken, we hebben gedacht, en toen,
" door ik weet niet welke zonderlinge inval, begon er een te roepen:
"
"Gaan we naar de hemel?"
"
"Ja, ja! Laten we naar de hemel gaan"! riepen anderen.
"
"Ja, ja! Laten we een mooie wandeling in het paradijs gaan
" maken"! riepen weer anderen op hun beurt.
"
"Goed, laten we gaan"! riepen allen als uit één mond.
"
We bevonden ons op een vlakte en toen we ons op weg begeven
" hadden, waren we na een eindweegs opeens aan de voet van de heu-
" vel. We zijn begonnen met langs de paden ervan naar boven te gaan.
" Maar wat een werkelijk bewonderenswaardig schouwspel! Zover we
" konden zien, was de helling van die langgerekte heuvel helemaal
" bedekt met planten van allerlei soort, dunne en lage, forse en
" hoge, doch die laatste niet dikker dan een arm. Er waren perenbo-
" men, appelbomen, kersenbomen, pruimenbomen, wijnranken enzovoort.
" Maar het vreemde was dat er op een en dezelfde plant bloemen te
" zien waren die bijna openstonden, bloemen die helemaal open waren
" met lieflijke kleuren;kleine, groene, en dikke en rijpe vruchten,
" zodat er op elk van die planten iets moois te zien was van de
" lente, de zomer en de herfst. De vruchten waren zo talrijk dat de
" bomen ze haast niet konden dragen.
"
De jongens kwamen naar me toe en vroegen me nieuwsgierig
" een verklaring daarvan, want ze konden een dergelijk wonder niet
" begrijpen. Ik herinner me dat ik, om hen enigermate tevreden te
" stellen,hun dit antwoord gaf: "Kijk! Het paradijs is niet als on-

65.5 Page 645

▲back to top
- VI/645 -
" ze aarde waar de temperaturen en de seizoenen elkaar afwisselen.
" Hier zijn geen veranderingen, de temperatuur is steeds gelijk,
" heel mild, geschikt voor de groei van iedere plant. Daardoor ver-
" enigt ze in zichzelf tezelfdertijd al het mooie en al het goede
" van de verschillende seizoenen van het jaar.
"
We bleven extatisch van bewondering naar de betoverende
" tuin staan kijken. Hij ademde een zoete geur uit. In de atmosfeer
" heerste een rust, een zoelte, een zoetheid van geuren, die ons
" allen doordrong en ons de overtuiging gaf dat ze van allerlei
" soorten fruit kwam. De jongens namen hier een appel, daar een
" peer of een kers, of ook wel een tros druiven; en zodoende klom-
" men we gezamenlijk langzaam langs de heuvel omhoog. Toen we de
" top bereikten waanden we ons in het paradijs, doch daar waren we
" nog lang niet. Van onze top zagen we aan de overzijde van een ta-
" felland, midden in een uitgestrekte hoogvlakte, een heel hoge
" berg die tot aan de wolken reikte. Daartegenop klauterden met
" grote moeite, maar erg opgewekt, vele mensen en op de top was HIJ
" die degenen die naar boven klommen en zo hun best deden, uitnodig-
" de. We zagen ook anderen die van de top naar beneden kwamen en
" degenen hielpen, die te vermoeid waren van tussen die steile rot-
" sen door te lopen. Zij die eindelijk het doel bereikten, werden
" met grote vreugde en gejubel ontvangen. Wij allen merkten dat daar
" het paradijs was en terwijl we ons in de richting van de hoog-
" vlakte begaven, naderden we die berg om hem eveneens te beklim-
" men. We hadden al een goed deel van de weg afgelegd: vele jon-
" gens liepen hard om er eerder te zijn, en waren de grote hoop
" van hun kameraden een heel eind vooruit.
"
Maar kijk! Alvorens de uitlopers van de berg te bereiken,
" was er op die hoogvlakte een groot meer vol bloed en zo groot als
" van het Oratorio tot op de Piazza Castello. Langs de oevers daar-
" van lagen stukken van handen, voeten, armen en benen, gespleten
" schedels, gevierendeelde lichamen en andere verscheurde ledematen.
" Een vreselijk schouwspel van ellende! Het was alsof er op die
" plaats een bloedige veldslag geleverd was! De jongens die vooruit
" gelopen waren en er het eerst aankwamen, bleven vol afschuw staan.
" Ik, die nog veraf was en niets gemerkt had riep, toen ik hun
" schrik zag en merkte dat ze niet verder gingen en volkomen ter-
" neergeslagen waren: "Wat betekent die neerslachtigheid? " Wat is
" er? Vooruit!"
"
"0, ja? Verdergaan? Kom, kom maar eens kijken"! antwoord-
" den ze. Ik verhaastte mijn stappen en zag! Al de andere jongens,
" die kort tevoren nog zo opgewekt waren, werden toen ze naderbij
" kwamen, stil en bedroefd. Terwijl ik daar zo stond op de oevers
" van het geheimzinnige meer, keek ik om me heen, maar men kon ner-
" gens anders door. Tegenover me, op de andere oever, stond met gro-
" te letters te lezen: Per sanguinem.
"
De jongens vroegen elkaar over en weer: "Wat is dat? Wat
" betekent dit tafereel?"
"
Toen heb ik er EEN ondervraagd, van wie ik me nu niet
" meer herinner wie het was, en die zei ons: "Kijk, hier is het bloed

65.6 Page 646

▲back to top
- VI/646 -
" vergoten door degenen - en het zijn er heel velen - die de top
" van de berg bereikt hebben en naar het paradijs gegaan zijn. Dat
" bloed is dat van de martelaren! Hier is het bloed van Jezus Chris-
" tus waarin de lichamen gedompeld werden van degenen die gedood
" werden als getuigen van het geloof. Niemand kan in het paradijs
" komen zonder door dit bloed heen te gaan en zonder ermee bespren-
" keld te zijn.Dit bloed is het dat de heilige berg, afbeelding van
" de katholieke Kerk, beschermt. Iedereen die de Kerk probeert aan
" te vallen zal omkomen. En juist al deze afgehouwen handen en voe-
" ten die verpletterde schedels, die stukken ledematen, waarmee u
" deze oever bezaaid ziet, zijn de ellendige overblijfselen van al
" de vijanden die de Kerk wilden bestrijden. Allen werden aan stuk-
" ken gescheurd! Allen kwamen om in dit meer!" - Die geheimzinnige
" jongen had in de loop van zijn gesprek veel martelaren genoemd,
" waaronder hij ook de soldaten van de paus telde, die op het slag-
" veld waren gevallen voor de verdediging van het wereldlijk grond-
" gebied.
"
Toen hij dat gezegd had en naar onze rechterkant, naar het
" oosten wees, naar een heel grote vallei op de achtergrond, die
" veel groter, misschien wel vier- of vijfmaal zo groot was als het
" meer met bloed, vervolgde: "Ziet u die vallei daar? Bedenk dan,
" dat daarin het bloed gestort zal worden van degenen die langs deze
" weg deze berg zullen moeten beklimmen, het bloed der rechtvaardi-
" gen, van hen die in de komende tijden voor het geloof zullen ster-
" ven."
"
Ik sprak de jongens moed in, want ze waren ontsteld door
" wat ze zagen en door wat hun zojuist aangekondigd was. Ik zei hun
" dat,als we ook al als martelaren zouden moeten sterven, ons bloed
" in die vallei gestort zou worden, maar onze ledematen nooit bij
" die, welke zich daar bevonden, zouden geworpen worden.
"
Intussen haastten we ons om ons weer op weg te begeven.
" Terwijl wij langs de oever liepen, hadden we links van ons de top
" van de heuvel liggen waarlangs we gekomen waren en aan de rech-
" terkant het meer en de berg. Op een zeker punt, waar het meer
" van bloed ophield, was er een terrein, dat bezaaid was met eiken,
" laurierbomen, palmen en andere planten. We begaven ons daarin om
" te zien of het mogelijk was de berg te bereiken. Maar hier deed
" zich weer een andere hindernis voor. Een tweede groot meer vol wa-
" ter, met daarin weer stukken ledematen en gevierendeelde lichamen.
" Op de oever stond met grote letters geschreven: Per aquam.
"
Andermaal vroegen we: "Wat betekent dit? Wie zal ons de
" verklaring geven van dit nieuwe mysterie?"
"
"In dit meer", zei er EEN, "bevindt zich het water, ge-
" vloeid uit de zijde van Jezus Christus, dat, hoewel in kleine
" hoeveelheid, zich ook vermeerderd, steeds maar vermeerderd heeft,
" en zich in de toekomst zal blijven vermeerderen. Dit is het water
" van het heilig doopsel, waarin degenen die deze berg al beklom-
" men, gewassen en gelouterd zijn en waardoor degenen, die in de
" toekomst nog naar boven moeten, gedoopt en gezuiverd moeten wor-
" den. Allen die naar de hemel willen gaan moeten erin gebaad wor-
" den. Men klimt daar heen door middel van de onschuld of door mid-
" del van de boete. Niemand

65.7 Page 647

▲back to top
- VI/647 -
" kan zich redden zonder in dat water gewassen te zijn."
" Vervolgens wijzend naar de gevolgen van de bloedbaden voegde hij
" erbij: "Die ledematen van doden zijn van degenen die in de te-
" genwoordige tijd de Kerk aanvallen."
"
Intussen zagen we veel mensen, en ook enkele van onze jon-
" gens, die met buitengewone snelheid over het water liepen en zo
" licht dat ze met de punten van hun voeten nauwelijks het water
" raakten en er niet in vielen. Zo bereikten ze de andere oever.
"
We waren verbaasd over die manier van doen, maar er werd
" ons gezegd: "Dat zijn de rechtvaardigen, want de ziel van de
" heiligen loopt, wanneer zij uit de gevangenis van het lichaam be-
" vrijd is, evenals wanneer hun lichaam verheerlijkt is, licht en
" snel over het water en vliegt zelfs door de lucht."
"
Al de jongens wilden toen over het water van dat meer lo-
" pen zoals ze de anderen hadden zien doen. Daarom wendden ze zich
" tot mij met een vragende blik. Maar niemand durfde. Ik zei tot
" hen: "Ik voor mij, ik durf niet. Het is een vermetelheid zich zo
" rechtvaardig te wanen dat men over dat water zou kunnen lopen
" zonder erin te vallen."
"
Toen riepen allen uit! "Als u het niet durft, dan wij ze-
" ker niet!"
"
We liepen verder, nog steeds om de berg heen draaiend en
" opeens stonden we voor een derde meer, zo groot als het eerste,
" vol vuur, met erin weer stukken en brokken van mensen. Op de te-
" genoverliggende oever stond op een bord geschreven; Per ignem.
" Terwijl we naar die vlakte van vuur en vlammen stonden te kijken,
" zei die ander: "Hier is het vuur van de liefde van God en van de
" heiligen: de vlammen van de liefde, van het verlangen waardoor
" heen diegenen moeten, die niet door het bloed en het water zijn
" gegaan. Het is eveneens het vuur waarmee door de tirannen de li-
" chamen van zoveel martelaren gekweld en verteerd werden. Het zijn
" er velen die langs deze weg moesten gaan om op die berg te klim-
" men. Deze vlammen dienen om hun vijanden te verbranden." - Voor
" de derde maal zagen wij de vijanden van de Heer verbrijzeld lig-
" gen op het terrein van hun nederlaag!
"
We haastten ons verder te gaan en verderop vonden we weer
" een ander meer in de vorm van een heel groot amfitheater, dat een
" nog veel verschrikkelijker schouwspel bood. Het zat vol wilde
" beesten: wolven, beren, tijgers, leeuwen, panters, slangen, hon-
" den, katten en tal van andere monsters, met opengesperde muil om
" iedereen te verslinden die in hun buurt kwam. We zagen mensen over
" hun hoofden lopen. Enkele jongens begonnen, eveneens zonder enige
" angst te tonen, over de afschuwelijke koppen van die dieren te lo-
" pen, zonder dat hun ook maar iets gebeurde. Ik wilde hen terugroe-
" pen en schreeuwde zo hard als ik kon: "Neen! Ter liefde Gods!
" Blijf staan! Ga niet verder! Zien jullie niet dat ze klaar staan
" om jullie te verscheuren en te verslinden?" - Maar mijn stem werd
" niet gehoord en ze liepen gewoon verder over de tanden en koppen
" van die dieren, als over de veiligste weg. De tolk van eerst zei

65.8 Page 648

▲back to top
- VI/648 -
" toen tot me: "Deze dieren zijn de duivels, de gevaren en de hin-
" dernissen der wereld; degenen die ongestraft over hen heen lopen
" zijn de zielen van de rechtvaardigen, de onschuldigen. Weet u niet
" dat er geschreven staat: Super aspidem et basiliscum ambulant et
" conculcabunt leonem et draconem? Van zulke dieren heeft David ge-
" sproken. En in het evangelie staat te lezen: Ecce dedi vobis po-
" testatem calcandi supra serpentes et scorpiones, et super omnem
" virtutem inimici: et nihil vobis nocebit."
"
We vroegen ons af: "Hoe moeten we daar langs komen? Moeten
" ook wij over die verschrikkelijke koppen lopen?"
"
"Ja, ja! Kom maar, we gaan"! zei iemand tot me.
"
"0, neen! Daar heb ik de moed niet toe", antwoordde ik,
" "het is aanmatigend, te denken dat men zo rechtvaardig is om onge-
" deerd over de koppen van deze wilde monsters te kunnen lopen. Gaan
" jullie maar als jullie wilt, maar ik ga niet."
"
En de jongens herhaalden: "0, als u er de moed niet toe hebt,
" dan wij helemaal niet!"
"
Toen we ons van dat meer van dieren verwijderd hadden, heb-
" ben we een uitgestrekt terrein gezien dat krioelde van de mensen.
" Maar van dezen had deze geen neus, of leek er geen te hebben, de
" ander geen oren, deze had geen hoofd, de ander miste de armen, of
" weer een ander had geen benen, deze miste de handen, de ander de -
" voeten. Enkelen hadden geen tong, sommigen waren de ogen uitge-
" stoken. De jongens waren verwonderd deze mensen zo verminkt te
" zien, toen er EEN tot ons zei: "Dat zijn de vrienden van God. Het
" zijn degenen die,om zich te redden, hun zinnen verstorven hebben,
" hun oren, hun ogen, hun tong en daarna hebben ze vele goede werken
" gedaan. Velen hebben die delen van het lichaam verloren door de
" grote werken van boetedoening, of door te werken uit liefde tot
" God en de evenmens. Die met een afgesneden hoofd zijn degenen die
" zich op een bijzondere manier aan de Heer hebben toegewijd."
"
Terwijl we naar dat alles stonden te kijken, zagen we veel
" mensen, een deel van degenen die de meren waren overgestoken, de
" berg beklimmen en er werden ons anderen aangewezen op de top, die
" de beklimmers de hand reikten en aanmoedigden. Daarna klapten ze
" in de handen en zeiden: "Prachtig! Heel goed!" - Door het rumoer
" van dat applaus en van die kreten werd ik wakker en werd ik gewaar
" dat ik in mijn bed lag. Dit is het eerste deel van de droom, dat
" wil zeggen de eerste nacht."
"
Op de avond van 8 april wendde Don Bosco zich tot de jon-
" gens die verlangden de voortzetting van de droom te horen. Eerst
" echter hernieuwde hij het verbod om de handen op elkaars rug te
" leggen en eveneens verbood hij hun, van zijn plaats op te staan
" in de studiezaal en van de ene tafel naar de andere te lopen. Hij
" voegde er nog aan toe: "Wie om een of andere reden de studiezaal
" moet verlaten, dient steeds verlof te vragen aan het hoofd van de
" tafel. De jongens waren ongeduldig, en glimlachend vervolgde Don
" Bosco na een korte pauze:

65.9 Page 649

▲back to top
- VI/649 -
"
TWEEDE DEEL
"
"
Onthoud goed, dat er een groot meer was dat nog gevuld moest
" worden met bloed, op de bodem een vallei nabij het eerste meer.
" Nadat we dus al de vorige al beschreven taferelen gezien hadden,
" en nadat we heel die uitgestrekte hoogvlakte waren rondgegaan, ont-
" dekten we een vrije plek waar we doorheen konden. Ik met al mijn
" jongens gingen voort door een vallei, die aan het einde op een
" grote vlakte uitkwam. Wij betraden deze. De vlakte was ruim en
" groot bij het begin, maar werd geleidelijk smaller, zodat ze aan
" het einde, dicht bij de berg, eindigde in een pad tussen twee stei-
" le rotsen, waar één enkele persoon nauwelijks door kon. De vlakte
" was gevuld met blije en gelukkige mensen die zich vermaakten, maar
" allen trokken in de richting van die heel smalle doorgang naar de
" berg toe. We vroegen ons af: "Zou dat de weg naar het paradijs
" zijn?"Intussen gingen degenen die zich op die plaats verzameld had-
" den, één voor één langs dat pad. Om erin te komen, moesten ze zich
" heel smal en klein maken en als ze een bundeltje of wat anders bij
" zich hadden moesten ze zich eerst daarvan ontdoen. Dat was voldoen-
" de om me de verzekering te geven, dat dit de weg naar het paradijs
" was en ik herinnerde me dat, om naar de hemel te gaan, het niet al-
" leen nodig is zich van zijn zonden te ontdoen, maar ook iedere ge-
" dachte aan de wereld, iedere aardse genegenheid achter te laten,
" volgens het woord van de apostel: Nil coinquinatum intrabit in ea.
" We stonden daar een kleine poos toe te zien. Maar hoe dom van me!
" In plaats van die doorgang te proberen, keerden we terug om te
" zien wat er zich achter ons op die vlakte afspeelde. Toen hebben
" we op verre afstand nog meer massa's gezien en we werden door gro-
" te nieuwsgierigheid gedreven om te gaan kijken wat ze uitvoerden.
" Zodoende kwamen we op een terrein, waarvan de uiterste rand door
" geen mensenoog was waar te nemen. Daar bevonden we ons toen te mid-
" den van een vreemd schouwspel. We zagen mensen en ook vele van onze
" jongens die samen graasden met enkele soorten dieren. Er waren jon-
" geus die met ossen in een juk liepen. Ik dacht: "Wat betekent dat
" toch?" - Toen schoot me te binnen dat de os het symbool van de
" luiheid is en ik dacht dat dat de jongens waren die lui waren. Ik
" kende hen, ik zag hen eigenlijk zo traag als ze waren, langzaam
" in het vervullen van hun plichten en ik zei bij mezelf: "Ja!
" Daar ben je nu! Net goed. Je hebt nooit iets willen uitrichten
" en nu blijf je daar maar bij dat dier."
" Ik zag toen anderen die met ezels waren ingespannen. Dat waren de
" stijfkoppen, en zo samen ingespannen, droegen ze zware lasten of
" graasden met de ezels. Het waren degenen die zich niets gelegen
" wilden laten aan raadgevingen, noch aan bevelen van de oversten.
" Men zag ook nog anderen die samen met muilezels of met paarden
" ingespannen waren en het gezegde van de Heer schoot me te bin-
" nen: Factus est sicut equus et mulus quibus non est intellectus.
" Het waren degenen die nooit wilden nadenken over de zaken van de
" ziel: rampzaligen zonder hersens!

65.10 Page 650

▲back to top
- VI/650 -
"
Ik zag weer anderen die met varkens samen waren: ze wroet-
" ten in het vuil en in de grond, net als deze dieren, en op dezelf-
" de manier als deze wentelden ze zich in het slijk. Het waren dege-
" nen die zich uitsluitend met aardse dingen bezighielden, die in
" onzuivere hartstochten leefden, die veraf stonden van de Hemelse
" Vader.Wat een treurig tafereel! Toen kwam me ook voor de geest wat
" het evangelie zegt over de verloren zoon die gedegradeerd werd tot
" deze staat van luxuriose vivendo.
"
Uiteindelijk zag ik heel veel mensen en jongens met katten,
" honden, hanen, konijnen, enz, ofwel de dieven, de ergernisgevers,
" de bluffers, de schuchteren uit menselijk opzicht, enzovoort. Uit
" heel die verscheidenheid van taferelen maakten we op, dat deze
" grote vallei de wereld was. Ik zag al die jongens een voor een
" heel duidelijk! Van die plaats zijn we nog een eindje een ander
" stuk van die geweldige vlakte opgegaan. Het terrein helde, maar
" haast onmerkbaar, zodat we daalden zonder het te merken. Op een
" zekere afstand zagen we dat het terrein plotseling de vorm van een
" tuin scheen aan te nemen en we zeiden: "Laten we gaan kijken wat
" dat daar is!"
"
"Komaan!"
"
Het eerste wat we vonden, waren prachtige purperen rozen. -
" "0, wat een prachtige rozen! Wat een mooie rozen"! riepen de jon-
" gens uit, en ze begonnen er te plukken. Maar wat nu! Nauwelijks
" hadden ze die in hun hand of ze merkten dat ze een slechte geur
" gaven.Deze lieflijke en roodachtige bloemen waren van binnen ver-
" rot. De jongens stonden verslagen. We zagen eveneens schijnbaar
" frisse viooltjes, die een kostelijke geur schenen te verspreiden.
" Maar toen we naderbij kwamen om er wat te plukken en er ruikertjes
" van te maken, merkten we dat ze aan de onderkant eveneens hele-
" maal verrot waren en kwalijk roken.
"
We gingen steeds verder en opeens bevonden we ons temidden
" van verrukkelijke bosjes bomen, zo vol vruchten geladen dat het een
" lust was om te zien. Vooral de appels, o! wat zagen die er heerlijk
" uit! Een jongen snelde toe en plukte een dikke peer van een tak af,
" een peer die niet mooier en rijper had kunnen zijn, maar nauwelijks
" had hij ze tussen zijn tanden, of hij wierp ze verontwaardigd ver
" van zich af. Ze zat vol aarde en zand en had een smaak om van te
" braken.
"
"Maar, wat is dat nu"? vroegen we.
"
Een van onze jongens, wiens naam ik weet, zei tot ons: "Dat
" is al het moois en goeds dat de wereld biedt! Alles is schijn,
" alles is smakeloos!"
"
Terwijl we erover nadachten waar ons pad ons zou heenvoe-
" ren, merkten we eindelijk dat we naar beneden gingen, hoewel de
" helling haast niet bespeurbaar was. Een jongen merkte toen op:
" "Hier gaat het naar beneden; als we naar beneden gaan, gaan we ver-
" keerd!"
"
Intussen verscheen er een onafzienbare menigte die over de
" weg liep waarop wij ons bevonden. Sommigen zaten in rijtuigen, an-

66 Pages 651-660

▲back to top

66.1 Page 651

▲back to top
- VI/651 -
" deren waren te paard en velen te voet. Ze sprongen, zwierven rond,
" zongen en dansten met muziek en velen liepen op de maat van de
" trommels. Het was feest en een onbeschrijflijke vreugde. - Toen
" we even bleven staan, zeiden we: "laten we eens kijken, vooraleer
" we met deze mensen verdergaan."
"
Op dat ogenblik merkten enkele jongens temidden van die
" menigte er enkelen op die de afzonderlijke troepjes vergezelden en
" schenen te leiden. Ze zagen er goed en welgekleed uit en deden erg
" vriendelijk, maar men zag dat ze onder hun hoed hoorns droegen.
" Deze grote vlakte was dus de verdorven en kwaadaardige wereld. Est
" via quae videtur homini recta, et novissima ejus ducunt ad mortem.
" (1) Opeens zei er EEN tot ons: "Kijk, hoe de mensen naar de hel
" gaan, bijna zonder dat ze er erg in hebben."
"
Toen ik dit gehoord en gezien had, waarschuwde ik direct
" de jongens die voor me uitgingen en die naar mij toegelopen kwamen,
" roepend: "We willen daar niet naar beneden gaan." - En terwijl ze
" haastig het stuk van de al afgelegde weg terugliepen, lieten ze me
" alleen.
"
Ja, jullie hebben gelijk", zei ik, toen ik hen had inge-
" haald. "Laten we van hier vluchten, en wel zo gauw mogelijk. Laten
" we terugkeren, anders komen we ook nog in de hel zonder dat we het
" merken."
"
En we wilden terugkeren naar de vlakte vanwaar we vertrok-
" ken waren en uiteindelijk ook het pad opgaan dat naar de berg van
" het paradijs voerde. Maar hoe groot was onze verbazing toen we na
" een lange wandeling geen vallei meer zagen, waar doorheen men zich
" naar de hemel begaf. We kozen een andere richting, maar slaagden
" er niet in ons te oriënteren.
"
Sommigen zeiden: "We hebben ons in de weg vergist!" -
" Anderen riepen: "Nee, we hebben ons niet vergist, dit is de weg."
" - Terwijl de jongens kibbelden en iedereen zijn eigen opvatting
" bleef verdedigen, werd ik wakker.
"
Dit is het tweede deel van de droom die ik in de tweede
" nacht droomde. Maar alvorens jullie gaan slapen, moeten jullie
" hier nog naar luisteren. Ik wil niet dat jullie gewicht aan mijn
" droom hechten, maar bedenk dat de genoegens die naar de ondergang
" leiden, niet zijn wat ze schijnen, alleen de buitenkant ervan is
" mooi. Bedenk dat jullie je ook hoeden voor de ondeugden, die ons
" gelijk maken aan de dieren, en vooral voor sommige zonden, die ons
" gelijk maken aan de onreine dieren. 0, hoe onbetamelijk is het voor
" een redelijk schepsel, gelijk gesteld te worden met ossen en ezels!
" Hoe onwaardiger nog is het, voor wie geschapen werd naar het beeld
" en de gelijkenis van God, en om erfgenaam van de hemel te worden,
" zich te wentelen in het slijk als varkens, door de zonden die de
" Heilige Schrift noemt: luxuriose vivendo.
"
Ik heb jullie slechts de voornaamste omstandigheden van
" mijn droom en dan nog in het kort meegedeeld, omdat, als ik alles
" vertelde zoals het was, het een te lange geschiedenis zou worden.
" Bovendien heb ik jullie ook gisteravond slechts een klein beeld
(1) Spr. 16,25.

66.2 Page 652

▲back to top
- VI/652 -
" gegeven van wat ík gezien heb. Morgenavond zal ik jullie het der-
" de gedeelte vertellen.
Op de avond van zaterdag, 9 april vervolgde Don Bosco zijn be-
schrijving:
"
DERDE DEEL
"
"
Ik zou jullie nooit mijn dromen willen vertellen, en ook
" eergisteren was ik nauwelijks met mijn verhaal begonnen of ik voel-
" de al spijt over mijn belofte. Ik wilde niet beginnen met de be-
" schríjving van wat jullie willen weten. Maar ik moet het jullie
" zeggen: als ik zwijg, als ik mijn geheim voor mezelf houd, lijd ik,
" en als ik het vertel, biedt deze uitlaat me een opluchting, daarom
" zal ik verdergaan.
"
Eerst echter moet ik vooropstellen dat ik op de voorgaande
" avonden veel dingen moest inkorten. Het had geen nut jullie die te
" vertellen en andere moest ik achterwege laten, omdat men die wel
" met eigen ogen kan waarnemen, maar niet onder woorden kan brengen.
"
Beschouw dus terloops al de tonelen die ik al schetste.
" Nadat we dus de verschillende plaatsen gezien hadden, alsook de ma-
" nieren waarop men naar de hel gaat, wilden we tot iedere prijs naar
" de hemel gaan; maar door hier en elders rond te dwalen, werden we
" telkens verlokt om naar nieuwe dingen te kijken. Toen we eindelijk
" de goede weg gevonden hadden, raakten we op de vlakte waar heel
" veel mensen bijeen waren die probeerden bij de berg te komen; dat
" was de vlakte die zo groot scheen, maar eindigde in een heel smal
" pad tussen de twee hoge rotsen. Wie dit pad betrad, moest, zodra
" hij het aan de andere kant verliet, over een tamelijk lange houten
" brug, heel smal en zonder leuning, en waaronder een afschuwelijke
" afgrond gaapte. - "Och, ziedaar de plaats die naar de hemel leidt",
" zeiden we; "daar ís ze; laten we erheen gaan!" En we gingen er
" heen. Enkele jongens begonnen direct te rennen en lieten hun ka-
" meraden achter zich. Ik wilde dat ze op me wachtten, maar ze hadden
" zich in het hoofd gehaald er het eerst van ons allen aan te komen.
" Toen ze echter bij de doorgang kwamen, bleven ze verschrikt staan
" en durfden zich er niet in begeven. Ik moedigde hen aan: "Vooruit,
" vooruit! Wat doen jullie?"
"
"0, jawel", antwoordden ze me; "komt u maar en probeert het
" eens! Men krijgt het benauwd als men door zo een smalle opening
" moet, en dan die brug oversteken. Als we een stap verkeerd zetten,
" vallen we in het diepe water in die afgrond en niemand ziet ons
" meer.
"
Maar eindelijk ging er toch een als eerste, een tweede hield
" zich achter hem en zo zijn we allen, één voor één, verder gegaan en
" bevonden we ons aan de voet van de berg. We probeerden naar boven
" te gaan, doch slaagden er niet in een pad te vinden. We liepen om
" de uitlopers van de berg heen, maar we stuitten op duizend moei-

66.3 Page 653

▲back to top
- VI/653 -
" lijkheden en hinderpalen. Op één plaats lagen slordig opeengehoop-
" te stukken steen; op een andere plaats moesten we over een rots
" heen klimmen; elders weer sneed een afgrond, of een doornige struik
" ons de pas af. Overal was het even steil. Het waren dus ernstige
" moeilijkheden die we tegemoet gingen. Niettemin lieten we ons
" niet ontmoedigen en begonnen ijverig aan de beklimming. Na een
" uurtje moeizaam stijgen, waarbij we ons van handen en voeten be-
" dienden en elkaar soms hulp boden, begonnen de hindernissen te
" verdwijnen en op een bepaald punt vonden we een begaanbaar pad en
" konden we meer op ons gemak naar boven klimmen.
"
Maar opeens bereikten we een plek waar we op een deel van
" die berg veel volk zagen, mensen die leden, maar op een zo vrese-
" lijke, zo vreemde manier, dat we allen als verlamd van schrik en
" medelijden bleven staan. Ik kan jullie niet zeggen wat ik zag, om-
" dat het jullie te erg zou aangrijpen en jullie mijn beschrijving
" niet zouden kunnen verdragen. Ik zal er dus niets over zeggen en
" verdergaan.
"
Intussen zagen we een groot aantal andere mensen die even-
" eens naar boven klommen, over de flanken van de berg verspreid, en
" als ze boven waren aangekomen, werden ze door degenen die hen op-
" wachtten, met groot gejuich en vreugde begroet. Tegelijkertijd
" hoorden we een hemelse muziek, een gezang van de zoetste stemmen
" en een harmonie van de heerlijkste melodieën. Dat moedigde ons bij-
" zonder aan om langs die steile helling verder te klimmen. Onder het
" lopen dacht ik en zei het ook tegen de jongens: "Maar zijn wij,
" die naar de hemel willen gaan, dan al dood? Ik heb altijd horen
" zeggen dat men eerst het oordeel moet ondergaan! En zijn wij al
" geoordeeld?"
"
"Neen", antwoordden ze mij; "wij leven nog; we zijn nog niet
" aan het oordeel toe." - En ze lachten.
"
"Hoe het ook zij", hernam ik, "levend of dood, we gaan ver-
" der, om te zien wat er daarboven is; want iets moet er toch zijn."
"
- En we versnelden onze stappen.
"
Lopende bereikten ook wij eindelijk bijna de top van die
" berg. Degenen die daarboven waren stonden al gereed om ons een
" blijde ontvangst te bereiden. Ik keerde me om en wilde zien of ik
" alle jongens bij me had, maar tot mijn groot verdriet ontdekte ik
" dat ik bijna alleen was. Van al mijn kleine kameraden waren er
" slechts drie of vier overgebleven. - "En de anderen"? vroeg ik,
" terwijl ik staan bleef en niet weinig ontdaan was.
"
"0"! zeiden ze, "ze zijn hier en daar blijven staan; mis-
" schien komen ze nog."
"
Ik keek omlaag en zag hen staan over de berg verspreid.
" Sommigen zochten slakken tussen de stenen, anderen plukten bloemen
" zonder geur; dezen plukten wilde vruchten, genen liepen achter
" de vlinders aan; sommigen maakten jacht op krekels en anderen
" rustten op een paar plaatsen in de schaduw van een boom enz. Ik
" begon te roepen zo luid als ik kon, ik zwaaide met mijn armen om
" hen te waarschuwen, ik riep hen een voor een bij de naam, dat ze

66.4 Page 654

▲back to top
- VI/654 -
" gauw naar boven moesten komen, dat er geen tijd was om te blijven
" stilstaan. Sommigen kwamen, zodat er weldra ongeveer acht jongens
" om me heen stonden. Al de anderen sloegen geen acht op mijn roe-
" pen,en dachten er niet aan naar boven te komen, helemaal verdiept
" in hun beuzelarijen. Maar ik wilde beslist niet de hemel binnen-
" gaan in gezelschap van zo weinig jongens. Daarom, besloot ik die
" achter gebleven waren, zelf te halen. Ik zei tot degenen die bij
" me waren: "Ik ga terug naar beneden om hen te halen. Blijven jul-
" lie zo lang hier staan."
"
En zo deed ik. Zoveel als ik er ontmoette, dreef ik naar
" boven. De een gaf ik een vermaning, een ander op een beminnelijke
" manier een verwijt, en een derde een stevige uitbrander. De een
" vuistslag, de ander een draai om zijn oren. "Om ’s hemels: gaan
" jullie naar boven", zei ik, en ik sloofde me uit om hen aan te spo-
" ren: "blijf hier toch niet staan beuzelen." - En zo steeds lager
" gerakend, had ik hen bijna allen gewaarschuwd en bevond me aan de
" onderkant van de berg die we met zoveel moeite beklommen hadden.
" Daar had ik er enkelen tot staan gebracht die, vermoeid van het
" klimmen en bevreesd voor de hoogte die ze nog moesten bestijgen,
" naar beneden terugkeerden. Toen draaide ik me om ten einde de klim
" opnieuw te beginnen en terug te keren naar de plaats waar ik de
" jongens had achtergelaten. Maar, neen! Ik struikelde over een
" steen en werd wakker.
"
Nu heb ik jullie de droom verteld, maar ik verlang van u
" twee dingen. Ik herhaal, dat er niets van verteld moet worden bui-
" tenshuis, aan geen enkele vreemde, want als iemand van de wereld
" deze dingen hoort, zou hij erom lachen. Ik vertel het jullie om
" jullie te verstrooien; praat er onder elkaar over zoveel als jul-
" lie willen, maar denk erom, er geen grotere betekenis aan te hech-
" ten dan een droom doorgaans heeft. En dan wil ik jullie nog iets
" zeggen: niemand moet me iets komen vragen; niet komen vragen of
" hij er was of dat hij er niet was, wie er was en wie niet, wat hij
" deed of niet deed, of jullie bij de weinigen waren of bij de ve-
" len, welke plaats jullie hadden enz.; want dat zou een herhaling
" zijn van het deuntje van deze winter. Dat zou sommigen meer kwaad
" dan goed doen en ik wil de gewetens niet in de war brengen.
"
Ik zeg jullie alleen dat, indien de droom werkelijkheid ge-
" weest was, en we inderdaad hadden moeten sterven, er van zoveel
" jongens als er hier zijn, heel weinigen zouden aangekomen zijn
" van de zeshonderd of achthonderd en meer zouden het er niet meer
" dan drie of vier geweest zijn. Maar op het ogenblik: laat je daar-
" door niet van de wijs brengen. Laten we elkaar goed verstaan. Ik
" durf jullie het zo voorstellen: ik zeg dat het er slechts drie of
" vier zouden zijn die rechtstreeks naar de hemel gaan zonder enige
" tijd in de vlammen van het vagevuur door te brengen. De een of
" ander zou er misschien een minuutje alleen moeten zijn, anderen
" misschien een dag, weer anderen dagen en weken lang, maar bijna
" allen zouden er op zijn minst voor een poosje doorheen moeten.
" Wilt ge weten hoe men het moet aanleggen om het vagevuur te ont-

66.5 Page 655

▲back to top
- VI/655 -
" gaan? Zorg ervoor zoveel mogelijk aflaten te verdienen. Wanneer
" ge de devoties die ertoe behoren in de vereiste gesteltenis ver-
" richt, en ge een volle aflaat verdient, dan gaat ge rechtstreeks
" naar de hemel.
Don Bosco gaf van deze droom geen enkele persoonlijke en prakti-
sche uitleg, aan wie ook van de leerlingen, en zei heel weinig over de
verschillende betekenissen van de taferelen die hij gezien had. Dat was
ook niet gemakkelijk. Zoals we ons voorstellen naderhand aan te tonen,
ging het om ideeën in veelvuldige tafelen die het Oratorio voorstelden
in zijn huidige gedaante en in zijn toekomstige; al de jongens, die er
inderdaad in huis waren, en hen die er later nog zouden komen, met het
portret van hun morele karakter en met hun toekomstig lot; de Congrega-
tie met haar groei, haar wisselvalligheden en haar bloei; de katholieke
Kerk onder de hatelijke achtervolgingen van haar vijanden, en de triom-
fen die haar niet zouden ontbreken; en zo ook werd er verder een beeld
gegeven van andere algemene en bijzondere feiten.
Met zoveel veelzijdigheid, verwikkelingen en verwarringen van in-
zichten, was het Don Bosco niet mogelijk een verklaring te geven voor al-
les wat zich zo levendig voor zijn voorstellingsvermogen voorgedaan had.
Ten aanzien van veel zaken was het ook passend en verplicht dat er over
gezwegen werd, of alleen iets onthuld werd aan verstandige personen voor
wie een dergelijk geheim een steun of waarschuwing kon zijn.
Wanneer hij dan ook aan de jongens verschillende dromen uiteenzet-
te, waarover we te zijner tijd nog zullen moeten spreken, koos hij datge-
ne uit wat hun tot groter nut kon strekken, daar dit de bedoeling was van
degene die hem deze geheimzinnige openbaringen ingaf. Don Bosco wees nu
en dan wel op andere feiten, dingen of ideeën zonder enig ander verband.
Daardoor was zijn verhaal soms onsamenhangend. Hij haalde bovengenoemde
feiten, dingen en ideeën aan omdat ze indruk op hem gemaakt hadden, maar
door dat te doen gaf hij ook te verstaan dat hij meer verzweeg dan hij
zei.
Zo was hij in die dagen met de beschrijving van zijn prachtige
wandeling begonnen, en wij zullen proberen haar in het kort uit te leg-
gen, hetzij met enkele woorden van Don Bosco, hetzij aan de hand van on-
ze eigen overwegingen, die we echter aan het oordeel van de lezer over-
laten.
1. De heuvel, die Don Bosco in het begin van zijn wandeling zag, is als
het ware het Oratorio. Daarop bloeit een prachtig jeugdig plantenleven.
Er zijn geen bomen met dikke en hoge stammen. In ieder seizoen plukt men
er bloemen en fruit en zo is het Oratorio of zo moet het zijn. Dit
steunt, evenals al de werken van Don Bosco, op de weldadigheid, waarvan
ecclesiasticus in hoofdstuk XL zegt, dat zij is als een door God gezegen-
de tuin die kostbare vruchten levert, vruchten van onsterfelijkheid, ge-
lijk aan het aards paradijs waar onder andere ook de boom des levens
stond.
2. Wie de berg bestijgt moet de gelukzalige man zijn, beschreven in Psalm

66.6 Page 656

▲back to top
- VI/656 -
83 wiens kracht geheel in de Heer berust. In deze wereld, dit tranendal,
ascensiones in corde suo disposuit, is hij besloten voortdurend te klim-
men om het tabernakel van de Allerhoogste, ofwel de hemel, te bereiken.
En met hem vele anderen. En de wetgever Jezus Christus zal hen zegenen,
hen overstelpen met hemelse genaden, ze zullen van deugd tot deugd gaan
en God te zien krijgen in het hemelse Sion, en ze zullen eeuwig gelukkig
zijn.
3. De meren schijnen zoveel als de samenvatting van de kerkgeschiedenis.
Die ontelbare ledematen, verspreid op de oevers, behoren toe aan de onge-
lovige vervolgers, de ketters, de schismatici en slechte, opstandige
christenen. Uit enkele woorden van de droom valt op te maken dat Don
Bosco de huidige en ook de toekomstige gebeurtenissen zou gezien hebben.
"Aan enkelen en alleen onder vier ogen", zo vertelt de kroniek, "vertelde
hij iets meer over de lege vallei iets verder dan het meer van bloed:
"Die vallei moet voornamelijk gevuld worden met het bloed van de pries-
ters en dat kan ook heel gauw gebeuren."
"Don Bosco", zo vervolgt de kroniek, "is in die dagen op bezoek
gegaan bij kardinaal De Angelis. Zijn Eminentie zei hem: "Vertelt u me
eens iets opwekkends."
"Ik zal u een droom vertellen." "Graag, wij luisteren."
"Don Bosco begon hem te vertellen wat we hierboven beschreven heb-
ben, echter met meer bijzonderheden en opmerkingen. Maar toen hij over
het meer met bloed begon, werd de kardinaal ernstig en droefgeestig. Toen
brak Don Bosco het verhaal af en zei: "Tot zover!"
"Gaat u verder", zei de kardinaal.
"Tot zover is voldoende", besloot Don Bosco; en begon over aange-
namer dingen te spreken.
4. Het tafereel dat de nauwe doorgang tussen twee rotsen voorstelde, het
houten bruggetje - dat het kruis van Jezus Christus was - de zekerheid
om eroverheen te komen voor wie gesteund wordt door het geloof, het ge-
vaar van zonder de goede bedoeling te vallen bij het voortgaan, allerlei
hinderpalen om te komen waar het pad begaanbaar wordt, dat alles duidt
ons, als we ons niet vergissen, op de kloosterroepingen. Degenen die op
de vlakte zijn, moeten jongens zijn die door God geroepen zijn om hem te
dienen in de Congregatie. Inderdaad merkt men op, dat de mensen die wach-
ten om die weg te betreden die naar de hemel leidt, blij en gelukkig zijn
en zich verpozen. Dat karakteriseert minstens voor een groot deel een me-
nigte die niet uit volwassenen bestond. We voegen eraan toe, dat bij het
bestijgen van die berg een gedeelte was blijven staan, een gedeelte te-
rugkeerde. Zou dat niet de verkoeling zijn in het volgen van de roeping?
Don Bosco gaf aan dat deel van de droom een betekenis die onrechtstreeks
kon zinspelen op de roeping maar meende dat het niet goed was erover te
spreken.

66.7 Page 657

▲back to top
- VI/657 -
5. Tegen de helling van de berg had Don Bosco, nauwelijks nadat de hin-
dernissen overwonnen waren die zich in de uitlopers van de berg voorde-
den, mensen gezien die leden. "Sommigen ondervroegen hem daarover onder
vier ogen", schreef Don Bonetti, en hij antwoordde: "Die plaats beduidde
het vagevuur. Als ik over dat onderwerp een preek zou moeten houden,zou
ik niets anders doen dan beschrijven wat ik daar zag. Het zijn dingen die
vrees inboezemen. Ik zou alleen zeggen dat onder de verschillende soorten
straffen, ik er zag die geperst werden door persen waar men van onder de
handen uit zag steken, de voeten, het hoofd; en de ogen puilden uit de
kassen. Ze waren slap, verpletterd en wie hen zag werd vervuld door hevi-
ge ontzetting."
We voegen er nog een laatste en belangrijke opmerking aan toe, die
zowel op deze droom slaat als op de vele, die we in de toekomst nog moe-
ten beschrijven. In die dromen of visioenen, om ze zo te noemen, treedt
bijna steeds een geheimzinnige persoonlijkheid op die Don Bosco tot gids
en tolk dient. Wie kan dat wel zijn? Ziedaar het wonderbaarste en mooiste
uit die dromen, wat door Don Bosco als een geheim in zijn hart bewaard
werd.

66.8 Page 658

▲back to top
- VI/658 -
H O O F D S T U K LXVI
EEN LATIJNS TONEELSTUK VAN PALUMBO - WAAROM DE DOOD VAN DE
JONGE QUARANTA GEEN INDRUK OP DE LEERLINGEN MAAKTE -
GEVOLGEN VAN DE DROOM VAN DE LAATSTE DAG VAN HET JAAR 1860
- DE JONGENS ZWIJGEN GEMAKKELIJK IN DE BIECHT -
ONTSLUIERDE GEWETENS - HET KAPITTEL NEEMT NIEUWE LEDEN AAN
– TOESPRAAK: HOE KAN IEMAND ZICH VERMAKEN TERWIJL HIJ IN
STAAT VAN ZONDE VERKEERT? - VOORSPELLING VAN DE DOOD VAN
EEN JONGEN WORDT BEWAARHEID - ONVERMOEIBARE ARBEID VAN DON
BOSCO - TOESPRAAKJE VOOR WIE ZICH VER VAN DON BOSCO
BEVINDEN - TOESPRAAK TOT DE LEDEN: LIEFDE TE BETRACHTEN IN
HET SPREKEN MET VREEMDELINGEN, MET DE JONGENS EN MET DE
MEDEBROEDERS - DE SEMINARISTEN VERKLAREN STEEDS BIJ DON
BOSCO TE WILLEN BLIJVEN; VREEMDELINGEN DIE HEN AAN HUN
GEDRAG HERKENNEN ALS LEERLINGEN VAN HET ORATORIO - MEN
SLAAGT ER NIET IN EEN BEELD VAN DON BOSCO TE GEVEN -
RETRAITE - DEUGDEN VAN DON BOSCO EN DE EERBIED VAN DE
GEESTELIJKHEID VOOR HEM - HET ZIJN GELUKKIGE JONGENS DIE
MET DON BOSCO SAMEN ZIJN - NEDERIGHEID - HIJ BIDT IEDERE
AVOND ZIJN MISERERE - ANTWOORD VAN DON BOSCO TOT EEN
PRIESTER VAN OSIMO EN AAN DE PASTOORS DIE HEM OM RAAD
VRAGEN - SUBSIDIES VAN HET MINISTERIE
VAN BINNENLANDSE ZAKEN.
De gebeurtenissen in de loop van drie maanden in het Oratorio had-
den het gewone beeld van rust en opgewektheid ervan niet verloren doen
gaan. De kerkelijke plechtigheden, de opgewekte recreaties, het gepaste
carnavalsvermaak, de herhaalde toneelvoorstellingen en andere vormen van
ontspanning hadden elkaar levendig afgewisseld. De tijdelijke en heilzame
verontrusting van een groot aantal leerlingen voor het verkrijgen van hun
gewetensrust, was overgegaan in een levendige opgewektheid, die de tijd
veel prettiger maakte. Don Bosco zorgde ervoor dat er ook telkens wat
nieuwe ontspanning was. "Op de llde van de maand", aldus de kroniek van
Don Ruffino, "voerden de studenten onder de bekwame leiding van de semi-

66.9 Page 659

▲back to top
- VI/659 -
narist Giovanni Battista Francesia een Latijns toneelstuk op, een werk
van de vooraanstaande jezuïet Palumbo." Daarvan heeft men een herinne-
ring bewaard in een kopie van de uitnodiging tot de voorstelling, ge-
schreven door dezelfde auteur. Die deed men toekomen aan die weldoeners
die genoegen beleefden aan klassieke werken.
Sacerdos Bosco Xaverío Provana Equiti a Collegno S.D.
Latina prodit in scenam fabula, quam agent
Qui domi a Sancto Francisco dictae scholas
Celebrant. Minerval dicitur: nam ut possit
Magistro discupulus Minerval solvere,
Quod obliguriit, cum a patre acceperit,
Furtum facere cum sociis inducit animum.
Illam apud nos alumni agent, die
Prima post decimam mensis; de prandio
Secunda hora. At pauci spectatores erunt;
Sed qui paucis placere student, illi optimis
Placent. Deinde satis multi erunt si tu adsies
Qui ex paucis es; fac igitur intersis. Vale.
Augustae Taurinorum quarto idus Aprilis an. MDCCCLXI
De voorzichtigheid van Don Bosco stond dus niet toe dat de ver-
beelding op hol sloeg door vreeswekkende en schadelijke angsten. Hij
hield niet op aan degene die er behoefte aan had, met mate het genees-
middel voor de ziel te verschaffen. Maar hij deed het met zoveel bemin-
nelijkheid dat het altijd iets goeds bewerkte en nooit iets kwaads.
"Op 12 april", zo vervolgt de kroniek van Ruffino, "besloot Don
Bosco om, zoals gewoonlijk, een beetje te praten met zijn beminde semi-
naristen." Een van hen stelde hem de vraag: "Hoe komt het dat de dood
van Quaranta geen enkele indruk op de jongens maakt?"
"Hij antwoordde: "Ik probeer zelfs niet die indruk bij hen te
wekken, omdat er in het huis geen behoefte aan is. Daar zijn verscheide-
ne redenen voor. De eerste is dat er jongens zijn die zich door scrupu-
les laten bederven als men niet goed op hen let. Had ik van dat sterfge-
val willen gebruik maken om indruk te wekken, dan had ik zwarte doeken
aan de deur moeten laten hangen, en als de dode opgebaard lag, hadden de
verscheidene klassen in de kerk het dodenofficie moeten bidden. Maar
daar er niemand om gevraagd heeft bijzondere gebeden te laten verrichten,
vond ik het beter dat alles achterwege te laten."
"Het is zeker dat, na die droom van de laatste dag van het jaar,
iedere andere preek overbodig was", merkte een seminarist op. "Die droom
heeft in huis veel goeds gesticht."
Don Bosco keerde zich tot deze seminarist: "0, zeker! de droom én
de gevolgen ervan, want er zijn verschillende dingen die ik niet in het

66.10 Page 660

▲back to top
- VI/660 -
het openbaar kon zeggen, maar ik deelde ze privé mee. Het is dikwijls
gebeurd dat ik een of andere jongen liet roepen en dat hij niet kwam.
Tenslotte kwam ik hem tegen en zei hem: "Waarom ben je nog niet bij me
gekomen? Omdat je die en die (en ik omschreef dat dan nader) slang in je
hart wilt houden? " - Dan verschoot de jongen, veranderde van kleur en
snikkend zei hij tegen me: "Wanneer... wanneer zal ik moeten gaan biech-
ten?"
Een andere seminarist verwonderde zich over het gemak waarmee
niet weinigen gewoon waren de zonden in de biecht te verzwijgen, ook als
hij de keus had tussen een menigte biechtvaders. - "Niet alle biechtva-
ders", antwoordde Don Bosco hem, "beschikken over de bekwaamheid, de er-
varing en de middelen om de gewetens te doorgronden en de vossen te ont-
dekken die aan de harten knagen. Een priester hoort bijvoorbeeld graag
biecht, maar niet bij jongens, doch bij volwassenen. Want om de biecht
van jongens te horen moet men dicht bij hen staan, hen opzoeken, hen
goed kennen, hun aard bestuderen. Als ze komen biechten moeten we dik-
wijls hun geweten voor hen onderzoeken, vaststellen wat aanleiding gege-
ven heeft tot die klacht of dat gebrek of nog iets anders; omdat de jon-
gens zwijgen, ja zeker! ze zwijgen gemakkelijk! De hoogmoed en de vrees
om in de achting van de biechtvader te dalen zijn verschrikkelijk
groot."
In het begin van het jaar werd in het Oratorio een jongen aange-
nomen en de eerste keer dat hij met me sprak, zei hij: "Maakt men hier
ook priesters?"
"Jazeker!"
"Ik wil geen priester worden. Worden ze verplicht om priester te
worden?"
"Welnee, dat wordt men alleen door een bijzondere genade; want de
jongens moeten duidelijke tekenen van roeping geven, anders is het hun
niet toegestaan het geestelijke kleed aan te nemen."
"Mooi, ik kom hier onder voorwaarde dat ze geen priester van me
maken."
"Wees er maar gerust in dat niemand je zal zeggen dat je priester
moet worden als je geen roeping hebt."
"En al zou ik de roeping ertoe hebben, dan wil ik het nog niet."
"Enige tijd later moest hij gaan biechten en daarom wilde hij
naar een onbekende geestelijke gaan, bij de paters del Monte (van den
berg) of minstens in de Consolatakerk. Don Bosco zei hem: "Ik laat je
heel graag gaan. Ik zal alleen iemand met je mee sturen om je te verge-
zellen; maar onder één voorwaarde!"
"Welke?"
"Ik laat je gaan onder voorwaarde dat je aan de biechtvader dat

67 Pages 661-670

▲back to top

67.1 Page 661

▲back to top
- VI/661 -
en dat vertelt." - En hij duidde het hem nader aan.
"De jongen stond verwonderd toen hij zijn zonden hoorde die hij
nog nooit gebiecht had en zei: "Dan is het ook niet meer nodig, dat ik
ergens anders ga biechten, want het zijn juist die zonden die ik niet van
plan was te biechten." - Op het ogenblik, nu we nog niet halverwege het
jaar zijn, is hij een van degenen die het meest bezield zijn met het ver-
langen om priester te worden."
De laatste droom bracht intussen enkele leerlingen ertoe te vragen
om te kunnen toetreden tot de Sociëteit, zoals we uit de verslagen van
het kapittel kunnen opmaken.
"
Op 16 april 1861 vergaderde het kapittel van de Congrega-
" tie van de H. Franciscus van Sales voor de aanneming van de vol-
" gende leden: Giuseppe Reano uit Foglizzo, zoon van Filippo;
" Giacinto Perucatti, zoon van Giuseppe uit Villa S. Secondo;
" Tommaso Luigi Jaroch, zoon van Carlo Luigi; Alessandro Fabre uit
" Caselle, zoon van Luigi. Bij stemming verkregen de bovengenoemden
" alle stemmen en werden tot de beleving van de regel toegelaten.
Wat deze jongens ertoe bracht zich aan te sluiten bij de medewer-
kers van het werk der Oratoria, was niets anders dan de grote gedachte om
met veel verdiensten de eigen ziel te redden en om bij te dragen tot de
wedergeboorte van zoveel arme jongens. Het kon niets anders zijn, daar
Don Bosco steeds over de ziel sprak. Op 17 april 's avonds sprak hij al-
dus:
"Karel, koning van Frankrijk, van alle kanten door de Engelse
troepen aangevallen, liet de oorlog helemaal aan zijn soldaten over, ter-
wijl hij zich rustig terugtrok in zijn koninklijk slot. De veldslagen
volgden elkaar snel op en steeds leden zijn troepen de nederlaag. Tal
van provincies waren al in handen van de vijand. Men kon wel zeggen dat
het koninkrijk verloren was. De generaals zonden echter een hoge officier
naar de koning om hem uit zijn traagheid wakker te schudden, hem het
uiterste gevaar waarin hij verkeerde onder ogen te brengen en de uiterste
wanhopige voorzieningen voor de verdediging te vergen. Toen de officier
aan het paleis kwam werd hij bij de ingang staande gehouden en daar bleef
hij twee of drie uur op een audiëntie wachten. De koning danste, speelde
en dronk intussen opgewekt. Eindelijk werd de officier toegelaten. De
koning ontving hem vriendelijk, maar in plaats van hem over het verloop
van de oorlog te vragen, begon hij met hem te praten over de jacht en
over het eten. Hij eindigde met hem een tafel aan te wijzen en hem uit te
nodigen een spelletje kaart met hem te spelen.
De officier keek zijn vorst verwonderd aan zonder iets te zeggen
en bleef onbeweeglijk staan!

67.2 Page 662

▲back to top
- VI/662 -
"Snapt u het"? hernam de koning. "Wat denkt u op het ogenblik?"
"Majesteit", antwoordde de officier. "Ik sta versteld. Ik heb nog
nooit iemand zo opgewekt zijn ondergang tegemoet zien gaan als u!"
"Och, beste jongen, tot hoevelen die met de zonde in hun hart
rondliepen en toch spelen, lachen, eten, drinken en zich vermaken, ter-
wijl de hel zich voor hun voeten opent, zou men niet dezelfde woorden
kunnen richten!"
In het Oratorio was de dood van een jongen alleen een waarschuwing
voor diegene die er behoefte aan had.
Ruffino schreef: "ln de vroege morgen van zondag 21 april, het
feest van de bescherming van de H. Jozef, stierf om half vier de jongen
Carlo Maffei uit Buttigliera d'Asti op de leeftijd van 19 jaar, na twee
dagen ziekte, door pijn in de ruggengraat als gevolg van een zware ver-
koudheid."
Op 24 december 1860 had Don Bosco aangekondigd: "Er zijn er onder
ons enkelen die er over enkele maanden niet meer zullen zijn. Er is er
een... die er niet aan denkt." - En Maffei stierf onverwacht.
Evenals bij de dood van de jonge Quaranta wijdde Don Bosco geen
ongepaste overwegingen aan het gebeurde en hij zinspeelde er evenmin op
dat de voorzegging waarheid geworden was, zodat alles rustig voorbij-
ging zonder angst.
Enkele seminaristen echter, die onder de indruk waren van dit dub-
bele sterfgeval, en zagen dat Don Bosco altijd een beetje ziekelijk was,
spoorden hem, uit vrees voor zijn leven, ertoe aan wat meer zorg aan
zijn gezondheid te besteden en daarom niet zoveel te werken. Een onder
hen zei, om hem te overtuigen: "Zou het niet beter zijn als u bijvoor-
beeld een jaar of tien langer leefde, door niet zoveel te werken en ons
alleen bij te staan met raad, liever dan uzelf helemaal te verslijten
en korter te leven?"
Don Bosco antwoordde: "Ja, ja... maar wie garandeert mij dat, als
ik minder werk, ik tien jaar langer zal leven? 0, nee! Ik wil, zolang
als ik kan, al mijn krachten inzetten om te werken voor de eer van God
en het heil van de zielen. Me niet te gronde richten, dat niet; maar
enkel doen wat ik kan."
Nadat hij diezelfde avond alle studenten en vakjongens de gebrui-
kelijke gebeden gevraagd had voor de zielenrust van Maffei, sprak Don
Bosco aldus: "Ik heb iets te zeggen en zou het niet willen zeggen, maar
ik ben ertoe gedwongen en het is dit. Er zijn verscheidene jongens die
sinds het begin van het jaar hier in het Oratorio wonen en ik ken hen
bijna niet. Dat spijt me. Er bevinden zich in huis twee uitersten.

67.3 Page 663

▲back to top
- VI/663 -
Sommigen zijn altijd om me heen, anderen zijn niet alleen niet in mijn
buurt, maar zodra ze me zien, slaan ze op de vlucht. Dat doet me leed en
wilt u weten waarom? Jullie vragen waarom een vader zijn beminde zonen
wenst te zien, maar bij mij gaat het nog om meer dan de vaderliefde. Ik
wil, ik wens uit de grond van mijn hart uw ziel te redden, en daarom wens
ik hen te zien om hun iets te kunnen zeggen. Wilt ge tenslotte dat ik nog
meer zeg? Er zijn er enkelen die de rekening van hun ziel in orde hebben
te maken; en ik kan hen niet bereiken. Ik laat hen roepen en ze komen
niet. Is het misschien nodig hen te bedreigen? Dus ik verlang dat de jon-
gens niet zoveel om me heen hangen, ik heb liever dat ze de hele recrea-
tie meemaken. Ik verlang dat ze niet van me weglopen als ik hen tegenkom.
Laat niet meer gebeuren wat ik al zo vele keren gezien heb. Ik kom de
speelplaats op, zie een gekrioel van jongens om me heen rennen en dan op-
eens zie ik er vier of vijf die ik juist wilde hebben, niet meer. Ook zij
rennen, maar om weg te komen. — Tot zover dan. Ik zou jullie nog heel wat
moeten vertellen, maar dat kan ik niet doen hier in het openbaar. Dit is
voldoende. Goedenacht."
"Als de jongens zich op hun slaapzalen hadden teruggetrokken kwam
de conferentie bijeen van de leden der Congregatie van de H. Franciscus
van Sales. Er werden aan de vergadering vier nieuwe medebroeders voorge-
dragen: Reano, Perucatti G., Jarach, Fabre. Don Bosco sprak over de
liefde tot de naaste en in het bijzonder tot de jongens. Met betrekking
tot de evennaaste zei hij: "Men moet ervoor zorgen dat iedereen die met
ons te maken krijgt, voldaan weggaat. Telkens we met iemand spreken, zul-
len we een vriend meer verworven hebben. Want we moeten proberen het aan-
tal van onze vrienden te vermeerderen en dat van onze vijanden te ver-
minderen, daarom moeten wij goed doen aan allen. Laten wij vreemdelingen
altijd goed en vriendelijk bejegenen, want daar stellen ze prijs op, om
het even of het grote heren of arme lieden zijn; ook degenen die zich in
ondergeschikte situaties bevinden verwachten, nog meer dan anderen, met
eerbied behandeld te worden.
"Wat de jongens betreft, moeten we de naastenliefde steeds met
zachtmoedigheid nastreven: dat men nooit van iemand van ons kan zeggen:
die en die is vreselijk streng. 0, neen! Dat mag nooit de indruk zijn
die de jongens van een van ons krijgen. Als we iemand een berisping moe-
ten geven, nemen we hem afzonderlijk. Samen met het goede laten we hem
zien wat hij verkeerd gedaan heeft, hoe hij zichzelf verlaagt, zichzelf
schaadt en God beledigt. Want als we het anders doen, zal hij het hoofd
bukken onder onze harde woorden, hij zal sidderen en beven, maar steeds
proberen ons te ontwijken; met dergelijke vermaningen zal men maar wei-
nig bereiken. Betrappen we een onbezonnene op heterdaad, dan nemen we
hem stevig bij een arm en zeggen beslist tot hem: "Kijk nu eens wat voor
kwaad je gedaan hebt, denk eens aan wat je eigenlijk verdiend hebt; als
ik nu eens met je naar de overste ging?" enz.
"Laten we verder in het bijzonder de liefde onder elkaar nastre-
ven. Wanneer iemand iets te zeggen heeft tot zijn metgezel, laat hij het

67.4 Page 664

▲back to top
- VI/664 -
dan meteen zonder vrees zeggen, en er niet met een kwaad humeur in zijn
hart mee blijven rondlopen. Wat hij zegt is misschien niet goed; maar dat
doet er niet toe; laat hij het meteen zeggen."
Het woord van Don Bosco oefende op de seminaristen een merkwaardi-
ge aantrekkingskracht uit. Bij het verlaten van het lokaal riep er een
uit: "Ik zal altijd bij Don Bosco blijven!" - Vervolgens vroeg hij aan
enkele kameraden: "En jij?"
"Ik ook"! antwoordden de anderen.
Op zekere dag kwamen ze onderweg abbé Vacchetta tegen, die tot hen
zei: "En waarom blijven jullie daar beneden in Valdocco bij Don Bosco?"
"Omdat het ons bevalt"! antwoordden ze.
Het stempel dat de opvoeding van Don Bosco op hen drukte deed hen
opvallen onder de andere seminaristen die niet tot het Oratorio behoor-
den. Kanunnik Cesare Ronzini kwam op een dag over de weg naar Valdocco
langs het hospitaal van de H. Aloysius en toen hij aan de overkant de se-
minarist Garino zag, gaf hij hem een teken met de hand om bij hem te ko-
men. De seminarist ging naar hem toe: "Wat belieft mijnheer de kanunnik?"
"0, niets! Ik wilde alleen maar weten of u tot Don Bosco behoort."
"Ja, zeker, mijnheer!"
"Ik ben blij dat ik me niet vergist heb. Want telkens als ik een
seminarist ontmoet met een opgewekt, eerbiedig en intelligent voorkomen
als het uwe, heb ik me nooit vergist als ik meende dat het er een van Don
Bosco was. Als ik hem staande hield en het hem vroeg, kreeg ik steeds een
bevestigend antwoord." - De kanunnik was een grote bewonderaar van Don
Bosco.
"Die goede seminaristen, vooral de ouderen in huis, hadden in de
afgelopen maanden tevergeefs geprobeerd een portret van Don Bosco te ma-
ken. Het was alsof potlood en penseel hun de dienst weigerden. Het ge-
zicht van de goede vader werd steeds onherkenbaar veranderd. Ze gingen
met hem naar de fotograaf, maar deze kon er nooit in slagen een portret
van hem te maken, hoewel Don Bosco uiterlijk niet liet blijken dat hij
daar bezwaar tegen had. Het was wel iets heel vreemds. Toen ze er op een
dag in zijn aanwezigheid over spraken, zei hij: "Als het maken van een
portret van mij nuttig zou zijn voor het heil der zielen, dan wel, maar
overigens is het nergens voor nodig." - Aldus Don Ruffino, die verder
in zijn kroniek schreef: "De zielen, ziedaar waar het hem om te doen
was."
"Op 29 april, een maandag, begon de retraite om drie uur 's na-
middags, gegeven door Don Ciattino, pastoor van Maretto. Hij preekte op
een heel aangename manier en steeds met een glimlachend gezicht. Een jon-

67.5 Page 665

▲back to top
- VI/665 -
gen maakte het voornemen, en voerde het ook uit, om gedurende heel de
tijd van de retraite niet te spreken." De retraite eindigde op 2 mei.
"Vooraleer deze retraite begon, liet Don Bosco de beide jongens,
Francesco Ghivarelle en Giuseppe Dalmazzo uit hun dorp overkomen om in
huis aan deze dagen van geestelijke teruggetrokkenheid deel te nemen. Ze
kwamen en wilden niet meer naar hun familie terugkeren."
"Op de avond van de 28ste zei Don Bosco tot de jongens: "Thans be-
ginnen we met de retraite om de duivel voorgoed uít ons midden te verja-
gen. Gewoonlijk kan de duivel niet bij iemand van het huis blijven wan-
neer allen hem verjagen. Niettemin zijn er enkelen, zij het weinigen,
achter wie hij zich kan verbergen, niet vóór hen, maar achter hun rug."
"Gedurende de twee dagen van de retraite hoorde Don Bosco na het
ontbijt, bijna altijd ongeveer zes uur lang aan één stuk biecht, en na
het middagmaal ongeveer drie of vier uur."
"In de laatste preek van de lste mei gaf de predikant de jongens
zijn zegen, na eerst de zegen van God te hebben afgeroepen over de ko-
ning, de senatoren, de parlementsleden enz. opdat zij steeds sterk zou-
den staan in vrede en in oorlog. Maar toen hij het kruisbeeld van de
preekstoel wilde afnemen om de zegen te geven, kon hij het niet los
krijgen. Toen richtte hij zich rechtstreeks tot de zondaars die zich nog
niet hadden willen bekeren, daar het wellicht aan hen te wijten was dat
hij de schare de zegen niet kon geven. Hij nodigde hen uit, ja smeekte
hen, toe te geven, en zei dat hij wel graag van de preekstoel zou zijn
gekomen en zich aan hun voeten zou hebben willen werpen, om hen in naam
van Jezus Christus te bezweren, tot inkeer te komen. Hij eindigde met te
zeggen dat zij die avond en de volgende morgen nog tijd hadden om te
biechten. Heel dit redenaarskunstje maakte de grootste indruk. Toen men
er de predikant naderhand over ondervroeg, zei hij, dat hij het met opzet
gedaan had alsof hij het kruisbeeld niet kon loskrijgen. Hij voegde eraan
toe dat hij bij andere gelegenheden een soortgelijke list gebruikt had en
dat hij er steeds een goede indruk mee gemaakt had op zijn gehoor." We
willen daaromtrent slechts opmerken dat diligentibus Deum omnia cooperan-
tur in bonum.
Don Ciattino sprak ook over Don Bosco. Hij stelde de jongens de
genade voor ogen die God hun verleend had, door hun opvoeding te krijgen
van een man die een faam van heiligheid genoot. Hij deed opmerken dat er
een tijd zou komen, waarin het nageslacht hen zou benijden samengeleefd
te hebben met Don Bosco.
"Zijn faam van heiligheid", zo schreef kanunnik Anfossi, "werd
steeds groter, naargelang zijn werken groeiden en zich uitbreidden. Dat
vond zijn oorsprong in zijn allervoorbeeldigste leven, in de heldhaftig
beoefende deugden en in de bijzondere begenadigingen waarmee de Heer hem
kennelijk begiftigd had. Hoe dikwijls heb ik priesters en personen van
naam aan zijn voeten zien knielen om zijn zegen te ontvangen."

67.6 Page 666

▲back to top
- VI/666 -
De theol. Reviglio merkte op: "Telkens als ik me naar hem toe be-
gaf, viel me ook steeds een bijzondere akte van deugd bij hem op en hij
overtuigde me ervan, dat de rechtvaardige zich van dag tot dag vervol-
maakt, totdat hij er de eeuwige beloning voor ontvangt."
Vooral de nederigheid straalde door tot in de minste van zijn han-
delingen. "Op 4 mei", zo luidt het geschreven getuigenis dat door Don
Ruffino werd nagelaten, "kwam een aanzienlijk heer met Don Bosco spreken
om een jongen in huis op te nemen. In de loop van het gesprek gaf deze
heer te kennen dat hij in de mening verkeerde dat het Oratorio gesticht
was door een beroemde bisschop, aan wie Turijn uiteraard grote erkente-
lijkheid verschuldigd was voor een dergelijke weldaad. Daarom, zo besloot
hij, was hij zijn beschermeling bij Don Bosco komen aanbevelen, in de
hoop dat deze over de noodzakelijke bevoegdheid zou beschikken om jongens
aan te nemen. Don Bosco hoorde hem in alle gemoedsrust aan, trachtte hem
op geen enkele manier uít de droom te helpen en liet hem inderdaad in de
overtuiging, dat hij afhankelijk was van en verantwoording schuldig was
aan een overste. De betrokken persoon vertrok voldaan en verwonderd over
de ontvangst die hem van de zijde van Don Bosco was te beurt gevallen.
Niet aan iedereen zou de eigenliefde hebben toegestaan in dergelijke om-
standigheden te zwijgen, terwijl wij in Don Bosco talloze voorbeelden van
dergelijke deugden hebben waargenomen. Het was ook anders niet mogelijk
voor een priester, die met zijn gedachten voortdurend aan dood en eeuwig-
heid dacht. Wanneer hij zich naar bed begaf om te gaan slapen bad hij
telkens het miserere."
De faam van zijn heiligheid werd in die tijd al in heel Italië ver-
spreid, zoals Giovanni Villa verzekert. "In 1862", zo schrijft hij, "toen
ik me als soldaat bij het tiende regiment infanterie in Osimo bevond, was
ik getuige van deze faam. Ik hoorde door een priester die een neef was
van de vicaris generaal over Don Bosco spreken als over een heilig pries-
ter. Hij werd eveneens door een andere jonge priester daar, een zekere
Don Salvatore, ondervraagd over het geheim van Don Bosco om zo een mach-
tige invloed uit te oefenen op het hart van de jongens; en dezelfde droeg
mij op het hem te vragen. Toen ik kort daarna voor mijn eindexamen in Tu-
rijn was, deelde ik Don Bosco mee wat me opgedragen was en hij zei me:
"Ik weet het niet. Als die brave priester God bemint, zal hij er zelfs
nog beter in slagen dan ik."
Door deze eerbied kwamen de priesters dikwijls bij Don Bosco om
raad voor de geestelijke leiding van verscheidene klassen van personen;
en vooral de pastoors die binnenkort aan het hoofd van een parochie zou-
den staan of er sinds kort de leiding van hadden. In 1867 gaf hij een van
hen als gedragsregel: zorgen voor de kinderen, de zieken en de ouden van
dagen. Don Calandra was door de bisschop van Cuneo naar de parochie van
Boves gezonden, waar zijn voorganger door zijn parochianen zelf gedwon-
gen geweest was de wijk te nemen. Monseigneur had geweend toen hij hem
met deze moeilijke zending belastte. Don Calandra kwam naar het Oratorio
om aan Don Bosco te vragen hoe hij zich zou moeten gedragen. Don Bosco

67.7 Page 667

▲back to top
- VI/667 -
gaf hem bovengenoemde raad en voegde er een uiteenzetting aan toe: "De
jongens op straat staande houden, vriendelijk voor hen zijn, vragen of
zij de groeten van u willen overmaken aan hun ouders, vragen naar de
naam en de leeftijd van vader en moeder, hen het eerst groeten, vragen
hoe het met hun gezondheid gaat; dikwijls en met belangstelling de zieken
bezoeken, de noodzakelijkste dingen verschaffen aan degenen die arm
zijn." - Don Calandra volgde de aanwijzingen van Don Bosco op en al spoe-
dig was hij de afgod van zijn parochianen. Hij vertelde in 1888 dat voor
de kerk, het hospitaal, het kindertehuis en het tehuis voor ouden van
dagen zijn gelovigen hem de mooie som van 1.200.000 lire geschonken had-
den.
Groot was dus de naam van heiligheid en wijsheid die Don Bosco zich
verworven had met zijn apostolische ijver ten aanzien van de christelijke
maatschappij, terwijl minister Miglietti zijn verdiensten ten voordele
van de burgermaatschappij eveneens erkende.
" MINISTERIE VAN BINNENLANDSE ZAKEN
" No. 30901 algemeen protocol
" No. 3664 van de afdeling
"
Turijn, 27 april 1861.
"
"
Daar aan bovengenoemd ministerie door een weldadige persoon
" een bedrag ter beschikking gesteld is ter verdeling onder de meest
" behoeftige liefdadigheidsinstellingen van onze hoofdstad, heeft de
" ondergetekende gemeend aan Uw instituut als aandeel daarin het be-
" drag van 400 lire te moeten toewijzen.
"
Met de toewijzing aan de zeereerwaarde heer directeur van
" het instituut, zij hieraan toegevoegd dat het bovengenoemde bedrag
" hem zal worden uitbetaald op eenvoudige aanvraag bij de kasafdeling
" van dit ministerie.
"
Voor de minister,
" Aan Don Bosco.
BORROMEO.

67.8 Page 668

▲back to top
- VI/668 -
H O O F D S T U K LXVII
DE DROOM VAN HET WIEL - EEN ONBEKEND PERSOON - VIJGEBOMEN
EN EEN WIJNGAARD - DE AVOND NADERT - BROER GIUSEPPE -
MACHINE MET LANGZAAM WIEL - DE GEWETENS; DE GOEDEN EN DE
SLECHTEN; DE GEKETENDEN; HET SLOT OP DE MOND; DE APEN OP
DE SCHOUDERS; MOEILIJKE GESPREKKEN - NIEUWE LEERLINGEN
DIE GOD AAN DON BOSCO WIL TOEVERTROUWEN - DE ROEPINGEN:
DE BEWERKERS VAN DE GROND HET VELD MET DE RIJPE AREN EN
DE MAAIERS; WONDERBARE AANWIJZINGEN - DE EERSTE VIJF
DECENNIA VAN DE CONGREGATIE - TOENE-MENDE VERDWIJNING UIT
DE WERELD VAN DE EERSTE SALESIAANSE LEERLINGEN - HUN
OPVOLGERS EN ONTELBARE NIEUWE LEERLINGEN -
NEDERIG BESLUIT VAN DE DROOM.
"Het hart van de wijze kent de tijd (om te handelen) en de manier
om te beantwoorden (om rekenschap af te leggen van zijn daden). Alles
heeft zijn tijd en wijze, maar zwaar drukt het de mens het verleden niet
te kennen en niets te weten van de toekomst." Pred. 8,5b-7.
Een dergelijke kennis van Don Bosco en het feit dat de dingen uit
verleden en toekomst die hem interesseerden, hem niet verborgen waren,
geeft ons een nieuw bewijs van de overtuiging waarvan de kronieken van
Don Domenico Ruffino en van Don Giovanni Bonetti doortrokken waren, even-
als de gedenkschriften, geschreven door Don Giovanni Cagliero, door Don
Cesare Chiala en door anderen, allen oorgetuigen van de woorden van de
dienaar Gods. Met een opvallende overeenstemming maken zij voor ons ge-
wag van een andere droom, die door hem verteld werd, waarin hij zijn Ora-
torio van Valdocco zag en de vruchten die het afwierp, de toestand van
de leerlingen in het oog van God; degenen die geroepen waren tot de gees-
telijke staat, of tot de kloosterlijke staat in de Congregatie, of van
degenen die als leken zouden leven, evenals de toekomst van de groeiende
Congregatie.(1)
(1) Vgl. Deel V. blz. 279.

67.9 Page 669

▲back to top
- VI/669 -
In de nacht, voorafgaande aan 2 mei, droomde Don Bosco dus, en de
droom duurde ongeveer zes uur. Nauwelijks was het dag geworden of hij
stond op om de voornaamste punten ervan en de namen van enkele van de
personen die hij er in zijn slaap een rol in had zien spelen, op te
schrijven. Om hem te vertellen had hij drie achtereenvolgende avonden
nodig, staande op de katheder onder de gaanderij na de avondgebeden. Op 2
mei sprak hij ongeveer drie kwartier. De gebruikelijke inleiding op zijn
verhaal lijkt iet of wat verward en vreemd om redenen die we bij een an-
dere gelegenheid al uiteengezet hebben, en ook om redenen waarover de le-
zer kan oordelen na van het volgende kennis genomen te hebben.
Nadat hij het onderwerp van zijn toespraak aangekondigd had, begon
hij de jongens aldus toe te spreken.
"
"Deze droom betreft alleen de studenten. Tal van dingen
" die ik gezien heb, kunnen niet beschreven worden, omdat mijn ge-
" heugen en mijn woorden daartoe te kort schieten. Het kwam me
" voor alsof ik uit mijn huis in de Becchi kwam. Ik was op weg ge-
" gaan langs een pad dat naar een dorpje in de buurt van Castelnu-
" ovo voerde,Capriglio geheten. Ik wilde naar een heel zanderig
" terrein van ons gaan, in een dal achter het huis en dat Valcap-
" pone genoemd wordt,waarvan de oogst nauwelijks voldoende is om
" er de belasting van te betalen. Ik ben daar in mijn jeugd dik-
" wijls heen geweest om te werken. Ik had al een behoorlijk eind
" van de weg afgelegd, toen ik in de buurt van dat veld een man van
" een jaar of veertig tegenkwam, met een gewoon voorkomen, een
" lange baard, goedgebouwd en met een gebruind gezicht. Hij was
" gekleed in een habijt dat hem tot de knieën reikte en om de len-
" den was gegord. Op het hoofd droeg hij een soort baret, wit als
" sneeuw. Het was alsof hij op iemand wachtte. Hij groette me ge-
" meenzaam, alsof ik iemand was die hij al lang kende en vroeg me:
" Waar ga je heen?"
"
Ik hield mijn pas in en antwoordde: "0, ik ga naar een ak-
" ker die we hier in de buurt hebben liggen. En wat doe jij hier?"
"
"Niet nieuwsgierig zijn", antwoordde hij me, "dat hoef je
" niet te weten."
"
"Uitstekend. Maar vertel me dan alstublieft hoe je heet en
" wie je bent, want het komt me voor dat je me kent. Maar ik ken
" je niet."
"
"Het is nergens voor nodig dat ik je mijn naam zeg en wie
" ik ben. Kom. Dan gaan we samen."
"
Ik begaf me met hem op weg en na enkele passen zag ik een
" uitgestrekt veld voor me, begroeid met vijgenbomen. Mijn metgezel
" zei tot me: "Zie je wat voor mooie vijgen dat hier zijn? Als je
" wilt, neem je er maar wat om op te eten."
"
Ik antwoordde verwonderd: "Er hebben hier nooit vijgenbomen
" gestaan."
"
Waarop hij: "En nu zijn ze er wel. Kijk maar."
"
"Maar ze zijn nog niet rijp; het is nog geen tijd voor de

67.10 Page 670

▲back to top
- VI/670 -
" vijgen."
"
"Jawel, kijk maar, ze zijn al mooi en goed rijp. Als je
" er hebben wilt, haast je dan, want het is al laat."
"
Maar ik verroerde me niet en mijn vriend drong aan:
" "Schiet nu op, verlies geen tijd, want het is haast avond."
"
"Maar, waarom zou ik me zo haasten? Wel nee! dat doe ik
" niet;ik vind het leuk ze te zien, ze weg te geven, maar ze smaken
" mij niet."
"
"Als het zo is, laten we dan maar gaan; maar onthoud wat "
het evangelie van de heilige Matteus zegt, waar hij spreekt over
" de grote gebeurtenissen die Jeruzalem boven het hoofd hangen. Je-
" zus Christus zegt tot zijn apostelen: Ab arbore fici discite para-
" bolam. Cum iam ramus ejus tener fuerit et folia nata, scitis quia
" prope est aestas. En thans is er nog meer nabij als de vijgen be-
" ginnen te rijpen."
"
We zetten onze weg voort en opeens doemde er een ander
" terrein op, vol wijnstokken. De onbekende zei dadelijk tot mij:
" "Wil je druiven? Als je geen vijgen lust, kijk dan die druiven
" daar,neem ze en eet ervan."
"
"0, druiven neem ik wel eens uit de wijngaard."
"
"Hier zijn er ook."
"
"Bij gelegenheid", antwoordde ik.
"
"Maar zie je daar al die rijpe druiven dan niet."
"
"Hoe kan dat nu? In dit seizoen?"
"
"Maar haast je! Het wordt avond; je hebt geen tijd te
" verliezen."
"
"Waarom zou ik me zo haasten? Als de dag om is, ben ik van-
" avond thuis."
"
"Haast je; nog eens, haast je, het wordt gauw nacht."
"
"Wel, als het nacht wordt, wordt het ook wel weer dag."
"
"Dat is niet waar: de dag kom niet meer terug."
"
"Hoezo? Wat bedoel je?"
"
"Dat de nacht nadert."
"
"Maar over welke avond praat je toch? Wil je soms zeggen
" dat ik me moet gereedmaken om te sterven? Dat ik gauw naar de
" eeuwigheid zal moeten?"
"
"De nacht nadert; je hebt nog maar weinig tijd."
"
"Maar zeg me minstens of dat gauw zal zijn? Wanneer is
" het?"
"
Wees toch niet zo nieuwsgierig. Non plus sapere quam opor-
" tet sapere."
"
"Dat zei mijn moeder tegen een bemoeial", dacht ik bij me-
" zelf en antwoordde luidop: "Op het ogenblik hoef ik geen druiven!"
"
Intussen liepen we nog een eindje samen door en we waren
" aan het begin van onze grondeigendom gekomen, waar we mijn broer
" Giuseppe aantroffen die een kar aan het laden was. Terwijl hij
" naar me toe kwam, zei hij me goedendag, vervolgens ook mijn metge-
" zel, maar toen hij zag dat die de groet niet beantwoordde en niet
" naar hem luisterde, vroeg hij mij of dat een medeleerling van me
" was.
"
"Nee, ik heb hem nooit gezien", antwoordde ik.

68 Pages 671-680

▲back to top

68.1 Page 671

▲back to top
- VI/671 -
"
Toen richtte hij andermaal het woord tot hem: "Zegt u me
" alstublieft hoe u heet. Ik zou graag antwoord hebben, opdat ik
" minstens weet met wie ik spreek." - Maar de ander lette er niet
" op. Mijn broer keerde zich verwonderd tot mij en vroeg:
"
"Maar, wie is dat toch?"
"
"Ik weet het niet; hij wil het me niet zeggen!"
" Beiden drongen we er nog eens op aan, te horen waar hij vandaan
" kwam, maar de ander herhaalde telkens maar; Non plus sapere quam
" oportet sapere.
"
Mijn broer had zich intussen verwijderd en ik zag hem
" niet meer, en terwijl de onbekende zich tot mij wendde, zei hij:
"
" Wilt u eens iets raars zien?"
"
"Dat wil ik graag zien", antwoordde ik.
"
"Wil je je jongens eens zien zoals en zoveel als er thans
" zijn? Hoeveel er in de toekomst zullen zijn? Wil je ze tellen?"
"
"0, zeker, jawel."
"
"Kom dan mee."
"
"
I
"
"
Toen haalde hij, ik weet niet waar vandaan, een grote ma-
" chine te voorschijn, die ik niet zou kunnen beschrijven, en waar
" een groot wiel in bevestigd was. Hij zette het op de grond. "Wat
" betekent dat wiel"? vroeg ik.
"
Ik kreeg als antwoord: "De eeuwigheid in de handen van
" God!
"
Toen greep hij de draaikruk van dat wiel en liet het rond-
" draaien. Toen zei hij me: "Neem de zwengel eens en draai het eens
" rond."
"
Dat deed ik, en hij vervolgde: "Nu, kijk eens binnenin."
" Ik keek in de machine en zag dat er een grote ruit in was in de
" vorm van een lens, ongeveer anderhalve meter groot, die zich mid-
" den in de machine bevond, vastgemaakt aan het wiel. In die schijf
" stond geschreven: Hic est oculus qui humilia respicit in coelo et
" in terra. Dadelijk bracht ik mijn gezicht voor die lens. Hemel,
" wat een schouwspel! Er doorheen zag ik al de jongens van het
" Oratorio. - "Maar hoe is dat nu mogelijk"? vroeg ik mezelf af.
" "Tot nu toe heb ik hier in de buurt niets gezien en thans zie ik
" al mijn zonen! Zijn ze dan niet allemaal in Turijn?"
"
Ik keek over en langs de machine heen, maar buiten de lens
" viel er niets te zien. Ik keek op om die onbekende vriend van me
" mijn bewondering te kennen te geven, maar na een paar ogenblikken
" beval hij me weer een draai aan de zwengel te geven en ik zag een
" zonderlinge en vreemde scheiding onder de jongens. De goeden ge-
" scheiden van de slechten. De eersten straalden van vreugden. De
" anderen, die echter niet talrijk waren, waren te betreuren. Ik
" herkende hen allen, maar hoe heel anders waren ze dan hun kamera-
" den dachten. Sommigen hadden een doorboorde tong, anderen hadden
" vreselijk verdraaide ogen; weer anderen leden aan het hoofd door
" grote zweren, van een laatste groep was het hart door wormen aan-
" gevreten. Hoe langer ik keek, des te treuriger ik me voelde en zei:

68.2 Page 672

▲back to top
- VI/672 -
" "Maar, is het mogelijk dat dit mijn zonen zijn? Ik begrijp niet
" wat die vreemde ziekten te betekenen hebben."
"
Degene die me het wiel in beweging had doen brengen zei,
" toen hij me dit hoorde zeggen: "Luister eens naar me; die door-
" boorde tong betekent slechte gesprekken; de scheel kijkende ogen
" zijn van degenen die de genaden van de Heer verkeerd opvatten
" en vals waarderen en de voorkeur geven aan de wereld boven de he-
" mel; het zieke hoofd is de onachtzaamheid ten opzichte van je raad-
" gevingen, de voldoening aan eigen grillen; de wormen zijn de
" slech-te hartstochten die aan de harten knagen; er zijn ook doven
" die niet naar je woorden luisteren om ze niet in praktijk te hoe
" ven brengen."
"
Toen gaf hij mij een teken en ik deed het wiel een derde
" keer draaien en bracht mijn oog voor de lens van het apparaat. Ik
" herkende iedere jongen. Ik vroeg de onbekende om een verklaring
" en hij antwoordde me: "Dat kun je gemakkelijk weten; het zijn de-
" genen die niet naar je raad luisteren en, als ze zich niet veran-
" deren, lopen ze gevaar in de gevangenis terecht te komen en onder
" te gaan door hun misdrijven en ernstige ongehoorzaamheid." - "Ik
" zal hun namen noteren om hen niet te vergeten", zei ik; maar de
" onbekende vriend antwoordde: "Dat is niet nodig; ze zijn geno-
" teerd; kijk ze staan hier in dit schrift!"
"
Toen zag ik dat hij een boekje in de hand hield. Hij beval "
me andermaal te draaien. Ik gehoorzaamde en keek weer. Er waren nu
" zeven andere jongens zichtbaar, ze waren erg trots, keken wantrou-
" wig en hadden een slot op de mond dat hun lippen gesloten hield.
" Drie van hen hielden met de handen eveneens hun oren dicht. Ik
" ging weer voor het kijkglas weg en wilde mijn zakboekje te voor
" schijn halen om met een potlood hun namen op te schrijven, maar de
" man zei: "Niet nodig, kijk, ze staan hier allemaal in dit schrift
" dat me nooit verlaat." - En hij wilde beslist niet hebben dat ik
" hen opschreef. Verslagen en bedroefd door dat vreemde gedrag,
" vroeg ik waarom het slot de mond van deze jongens dichthield. Hij
" antwoordde me:
"
"Begrijp je dat niet? Dat zijn degenen die zwijgen."
"
"Maar wat verzwijgen ze?"
"
"Ze zwijgen!" Toen begreep ik dat dit op de biecht sloeg.
" Het zijn degenen die, ook wanneer de biechtvader hun iets vraagt,
" geen antwoord geven, of ontwijkend antwoorden, of in strijd met
" de waarheid. Ze antwoorden neen, als het ja is.
"
De vriend vervolgde: "Zie je die drie daar? Behalve dat ze
" het slot op de mond hebben, stoppen ze zich ook nog de oren dicht.
" In wat voor een betreurenswaardige toestand bevinden ze zich! Het
" zijn degenen die niet alleen zwijgen in de biecht, maar op geen
" enkele manier willen luisteren naar vermaningen, naar raadgevin-
" gen, of naar de bevelen van de biechtvader. Het zijn degenen die
" je woorden wel horen, maar er niet naar luisteren en zich niets
" van je aantrekken. Ze zouden de handen van hun oren kunnen wegne-

68.3 Page 673

▲back to top
- VI/673 -
" men, maar dat willen ze niet. De andere vier luisteren naar je
" aansporingen en aanbevelingen, maar maken er geen gebruik van."
"
"En wat moeten ze doen om dat slot weg te nemen?"
"
"Ejiciatur superbia e cordibus eorum."
"
"Dat zal ik hun zeggen, maar voor degenen die de handen te-
" gen de oren houden is er weinig hoop.
"
De man gaf me toen een raad: namelijk, dat wanneer er op de
" preekstoel twee woorden gezegd worden, er een moet handelen over
" het spreken van een goede biecht. Ik beloofde dat ik zou gehoorza-
" men. Ik wil niet zeggen dat ik me er helemaal zal aan houden, om-
" dat ik daardoor vervelend zou kunnen worden, maar ik zal het moge-
" lijke doen om dit noodzakelijke beginsel heel, heel vaak erin te
" hameren. Inderdaad is het aantal van degenen die gaan biechten,
" veel groter dan dat van hen die niet gaan biechten, want ook de
" allerondeugendsten gaan enkele malen biechten, maar heel velen
" biechten niet goed.
"
De geheimzinnige persoon deed me andermaal het wiel draaien.
"
Zo gezegd, zo gedaan. Ik keek en zag drie andere jongens in
" een hachelijke toestand. Ze hadden elk een grote aap op de schou-
" ders. Ik keek scherp toe en zag dat de apen hoorns droegen. Elk
" van die vreselijke dieren drukte met de voorklauwen zo stevig om
" de hals van een ongelukkige, dat deze helemaal rood werd in het
" gezicht. Met de achterpoten drukte hij hem in de dijen, zodat hij
" zich haast niet kon bewegen, en met de staart die tot op de grond
" neerhing, omklemde hij bovendien zijn benen, zodat het hem moei-
" lijk en bijna onmogelijk was te lopen. Dat was een aanduiding voor
" jongens die na de retraite in doodzonde leven, vooral door onzui-
" verheid en schaamteloosheid, ernstige schendingen van het zesde
" gebod. De duivel drukte hun de hals dicht en liet hen niet spreken
" als dat nodig was. Hij deed hun hoofd rood worden zodat ze hun
" bezinning verloren en niet meer wisten wat ze deden. Daarna liet
" hij hen in de ban van een noodlottige schaamte, die in plaats van
" hen heilzaam te zijn, hen ten verderve voerde. Door de omknelling
" liet hij hun ogen uit hun hoofd puilen, waardoor ze niet meer in
" staat waren hun ellendige toestand te zien, noch de middelen om
" uit deze verschrikkelijke toestand te geraken, doordat ze door een
" angstige verlegenheid en zelfverwijt afgehouden werden van de
" sacramenten. Hij hield hen bovendien bij dijen en benen vast opdat
" ze niet meer zouden kunnen lopen, noch een stap zetten om zich op
" de weg van het goede te begeven: zo groot was de overheersing door
" de hartstochten uit gewoonten, dat het hun onmogelijk leek er
" verandering in te brengen.
"
Ik verzeker jullie, beste jongens, dat ik weende bij dat
" schouwspel. Ik zou vooruit hebben willen stormen om die ongelukki-
" gen te bevrijden, maar nauwelijks nam ik mijn oog van de lens weg,
" of ik zag niets meer. Toen wilde ik de namen van het drietal note-
" ren, maar de vriend zei: "Dat is niet nodig, want ze staan hier

68.4 Page 674

▲back to top
- VI/674 -
" in het boekje dat ik in de hand heb."
"
Toen wendde ik me, vervuld van een onbeschrijflijke ontroe-
" ring en met tranen in de ogen, naar mijn metgezel en zei: "Heb ik
" voor deze arme jongens, die ik zo dikwijls gesproken heb, in en
" buiten de biecht zoveel zorgen besteed, terwijl ze in die toestand
" verkeerden?" En ik vroeg hem wat ik moest doen om dat lelijke mon-
" ster van hun schouders te verjagen. Haastig begon hij te mompelen:
" Labor, sudor, fervor."
"
"Ik versta het niet; spreek duidelijker."
"
Hij herhaalde, maar nog steeds mompelend: "Labor, sudor,
" fervor."
"
"Het geeft niets; als je zo spreekt versta ik het niet."
"
"Kom, je houdt me voor de gek!"
"
"Het mag zijn zoals het wil, maar ik herhaal dat ik het
" niet versta."
"
"Och wat, je bent gewend aan de spraakkunst en de construc-
" ties van de school; let dus op. Labor, komma; sudor, komma; fervor,
" punt. Heb je het verstaan?"
"
"Ik heb de woorden letterlijk verstaan, maar geef me er
" alstublieft een verklaring van."
"
"Labor in assiduis operibus; Sudor in poenitentiis conti-
" nuis; Fervor in orationibus ferventibus et perseverantibus. Maar je
" zult je voor hen heel wat opofferingen moeten getroosten; je zult
" er niet in slagen hen voor je te winnen, omdat ze het juk van sa-
" tan, waaronder ze als slaven gebukt gaan, niet willen afwerpen."
"
Ik bleef intussen kijken en me kwellend afvragen: "Hoe is
" het mogelijk! Die zijn dus allemaal verloren? Hoe is het mogelijk!
" Ook na de retraite... die en die... nadat ik zoveel voor hen
" gedaan heb, en zo hard voor hen gewerkt heb... na al díe preken...
" na al die raad die ik hun gegeven heb... en zoveel beloften!...
" nadat ik hun zo dikwijls gewaarschuwd heb... Een dergelijk bedrog
" had ik nooit voor mogelijk gehouden." - Ik kon geen rust vinden.
"
Toen begon mijn gids me verwijten toe te sturen: "0, gij
" trotse! Wie ben jij eigenlijk om te durven beweren dat je hen
" bekeert omdat je werkt? Waarom houd je van je jongens en verwacht
" je dat ze allen meewerken aan je bedoelingen? Dacht je misschien
" beter te zijn dan onze goddelijke Zaligmaker? Dacht je dat jouw
" woord meer indruk zou maken dan dat van Jezus Christus? Preek jij
" misschien beter dan Hij? Dacht jij meer liefde, meer zorg aan je
" jongens besteed te hebben, dan de Zaligmaker gedaan heeft voor zijn
" apostelen? Je weet dat ze voortdurend met hem leefden, ieder ogen-
" blik overstelpt werden door alle mogelijke genaden, dat ze dag en
" nacht zijn vermaningen en de voorschriften van zijn leer hoorden,
" dat ze zijn werken zagen die een levendige prikkel moesten zijn
" voor de heiliging van hun gewoonten. Hoeveel heeft hij niet gedaan
" en gezegd ten behoeve van Judas! En toch verraadde Judas hem en
" stierf hij zonder berouw. Ben jij misschien meer dan de apostelen?
" Welnu, de apostelen kozen zeven diakens; het waren er slechts ze-
" ven, met de grootste zorg gekozen, en toch dwaalde er een van de

68.5 Page 675

▲back to top
- VI/675 -
" goede weg af! En jij verwondert je erover dat onder vijfhonderd
" zo een klein aantal niet aan je zorgen beantwoordt. Zou je menen
" erin te slagen zonder een enkele ondeugende ertussen te hebben,
" of een verdorvene? 0, die hoogmoed! - Toen ik dat gehoord had,
" zweeg ik, maar niet zonder dat ik me erg verdrietig voelde.
"
"Troost je overigens, hernam de man, toen hij me zo ver-
" slagen zag; en hij liet me nogmaals het wiel draaien en hernam:
" "Zie eens hoe edelmoedig God is! Zie eens hoeveel zielen hij je
" geven wil! Zie je daar dat groot aantal jongens?"
"
Ik keek door het kijkglas en zag een grote schare jongens,
" die ik mijn hele leven nog niet gekend had. "Ja, ik zie ze", ant-
" woordde ik, "maar ik ken ze niet."
"
"Wel, dat zijn degenen die de Heer je zal geven ter ver-
" goeding van de veertien die je zorgen niet beantwoorden.
" Je moet weten dat de Heer je er honderd zal schenken van elk."
"
"0, arme", riep ik uit, "mijn huis is nu al vol? Waar moet
" ik al die nieuwe jongens onderbrengen?"
"
"Maak je daarover maar geen zorgen! Op het ogenblik is er
" plaats. Later zal degene die ze je zendt, ook wel weten waar je
" moet laten. Hij zal er zelf de plaatsen wel voor vinden."
"
Och, het is niet zozeer de plaats waar ik me zorgen over
" maak; het is veeleer de refter die me kopzorgen geeft."
"
"Hou maar op met die grapjes, de Heer zal er wel voor
" zorgen."
"
"Als dat het geval is, ben ik tevreden", antwoordde ik vol-
" komen gerustgesteld.
"
En ja, een hele tijd keek ik met veel genoegen naar al die
" jongens en prentte me van velen onder hen het gezicht in het ge-
" heugen, zodat ik ze zou kennen als ik ze zou ontmoeten."
"
En daarmee beëindigde Don Bosco zijn uiteenzetting van 2
" mei.
II
De avond van 3 mei hervatte hij zijn verhaal. In het kijkglas had
hij eveneens het schouwspel van de roeping van elk van zijn leerlingen
gezien. Hij sprak kort en bondig. Hij noemde geen enkele naam, en her-
haalde andermaal de vragen die hij aan zijn gids gesteld had en de ver-
kregen antwoorden ten aanzien van bepaalde symbolen of gelijkenissen die
hem voor ogen gekomen waren. Van die namen echter verzamelde de semina-
rist er verscheidene via de jongens zelf aan wie Don Bosco onder vier
ogen verteld had wat hij over hen had gezien; en daarvan liet hij ons de
aantekeningen na. Dit werd in 1861 geschreven.

68.6 Page 676

▲back to top
- VI/676 -
Ter wille van een grotere duidelijkheid echter en om niet telkens
gedwongen te worden in herhaling te vallen, zullen wij alles samenvatten
en in het verhaal de weggelaten namen invoegen met de gegeven uiteenzet-
tingen, doch deze dan doorgaans zonder de dialoogvorm te gebruiken. Niet-
temin zullen we nauwkeurig en letterlijk weergeven wat de kroniekschrij-
ver schreef.
Don Bosco begon dan met te zeggen:
"
"De onbekende stond bij zijn apparaat met het wiel en het
" kijkglas.
" Het had mij genoegen gedaan zoveel jongens te zien die bij ons
" zouden komen, en opeens zei hij me:
"
"Wil je eens een buitengewoon mooi schouwspel zien?"
"
"Laat maar zien!"
"
"Draai aan het wiel!" - Ik draaide, keek in de lens en zag
" al mijn jongens in twee grote scharen verdeeld, ietwat van elkaar
" gescheiden, in een en dezelfde omgeving. Aan de ene kant zag ik
" een terrein vol groenten, kruiden en grasland, aan de rand waarvan
" zich enkele rijen van wilde wijnstokken bevonden. Hier waren de
" jongens van een der beide scharen bezig het land te bewerken met
" spaden, houwelen, harken en schoffels. Ze waren in groepen ver-
" spreid met elk hun opzichter. De leiding berustte bij ridder Ore-
" glia van San Stefano, die de landbouwgereedschappen van iedere
" soort uitreikte aan degenen die aan het werken waren. Hij deed ook
" degenen werken die er weinig zin in hadden. In de verte, aan het
" einde van het terrein, zag ik ook jongens die het zaaigoed ver-
" spreidden.
"
De tweede groep bevond zich aan de andere kant op een uit-
" gestrekt korenveld met rijpende aren. Een lange greppel diende
" als scheidslijn tussen dit en andere bebouwde velden, die aan
" iedere zijde zich uitstrekten tot aan de verste horizon. Deze jon-
" gens werkten aan het binnenhalen van de oogst, maar niet allen
" verrichtten hetzelfde werk. Velen maaiden en maakten grote schoven;
" anderen zetten het graan aan hopen, sommigen waren aan het aren
" lezen, of bestuurden een kar, dorsten, wetten de zeisen, zetten
" ze in rijen, deelden ze uit en anderen speelden op de gitaar. Ik
" verzeker jullie dat het een mooi schouwspel was.
"
Op dat terrein zag men in de schaduw van oude bomen tafels
" met de nodige maaltijden voor al die mensen en nog een beetje ver-
" der een grote en prachtige omheinde en schaduwrijke tuin, stralend
" van allerlei soorten bloembedden.
"
De scheiding tussen de landarbeiders en de maaiers duidde
" degenen aan, die de geestelijke staat verkozen en degenen die dat
" niet deden. Ik begreep het mysterie echter niet en toen wendde ik
" mij tot mijn gids en vroeg: "Wat wil dit zeggen? Wie zijn dat,
" die daarginds met het houweel aan het hakken zijn?"
"
"Weet je dat nog niet"? werd me geantwoord; "degenen die

68.7 Page 677

▲back to top
- VI/677 -
" hakken dat zijn zij die alleen voor zichzelf werken; dat wil zeg-
" gen degenen die niet tot de geestelijke staat geroepen zijn, maar
" tot een lekenstaat." - En ik begreep direct dat degenen die
" bezig waren met in de grond te hakken de vakjongens waren voor wie
" het, in hun levensstaat, voldoende was dat zij eraan dachten hun
" eigen ziel te redden, zonder dat ze de bijzondere plicht hadden
" om zich toe te leggen op de redding van die der anderen.
"
"En degenen die maaien, die op het andere stuk van het
" veld staan"? hernam ik, en ik wist meteen dat dat degenen waren
" die tot de geestelijke staat geroepen waren. En nu weet ik wie er
" priester moet worden, en wie een andere loopbaan moet kiezen.
"
Met levendige belangstelling keek ik naar dat korenveld.
" Provera deelde de zeisen uit aan de maaiers en dat wees erop dat
" hij rector van het seminarie of directeur van een kloostergemeen-
" schap of van een studiehuis zou moeten worden, of misschien ook
" nog iets meer. Op te merken valt, dat niet allen die werkten de
" zeis van hem kregen, daar degenen die ze hem vroegen degenen waren
" die deel zouden uitmaken van onze Congregatie. De anderen kregen
" ze van enkele uitdelers, die niet tot de onzen behoorden, en dat
" wilde zeggen dat ze wel priester zouden worden, maar zich buiten
" het Oratorio aan de uitoefening van het gewijde ambt zouden wijden.
" De zeis is het symbool van het woord van God.
"
Niet aan allen die er een wilden hebben, gaf Provera dade-
" lijk de zeis. Enkelen werden door hem weggestuurd om eerst te eten,
" de een één hapje, de ander twee, dat wil zeggen van de vroomheid
" en van de studie; Giacomo Rossi werd gestuurd om er een te nemen.
" Dezen begaven zich naar het bosje waar de seminarist Durando met
" allerhande dingen bezig was en onder andere de tafel gereed maakte
" voor de maaiers en hun te eten gaf. Dit ambt wees op degenen die op
" een bijzondere manier bestemd waren om de devotie tot het heilig
" Sacrament te bevorderen. Matteo Falliano ging intussen iets te
" drinken brengen aan de maaiers.
"
Costamagna II ging eveneens een zeis halen, maar werd door
" Provera naar de tuin gestuurd om twee bloemen te plukken. Hetzelf-
" de viel Quattroccolo ten deel. Rebuffo werd uitgestuurd om drie
" bloemen te plukken met de belofte dat hij daarna de zeis in handen
" zou krijgen. Ook Olivera was er.
"
Intussen zag men al de andere jongens hier en daar tussen
" de aren verspreid. Velen waren in een rij opgesteld; enkelen had-
" den een brede strook grond voor zich, anderen een minder brede.
" Don Ciattino, pastoor van Maretto, maaide met een zeis die hij van
" Provera gekregen had. Don Francesia en Vibert maaiden het graan af.
" Ook werd er gemaaid door Giacinto Perucatti, Merlone, Momo, Garino,
" Iarach, die namelijk de zielen zouden moeten redden met hun preken
" als ze tenminste hun roeping volgden. De een maaide meer af, de
" ander minder. Bondioni maaide als een bezetene, maar zou hij dat
" tempo volhouden? Anderen sloegen de zeis met volle kracht in het
" koren, maar sneden niets af. Vaschetti nam een zeis en begon te
" maaien en te maaien totdat hij buiten het veld raakte en ergens

68.8 Page 678

▲back to top
- VI/678 -
" anders doorging met werken. Anderen overkwam hetzelfde. Onder de-
" genen die maaiden hadden er velen een zeis die niet geslepen was;
" aan andere zeisen ontbrak de spits. Sommigen hadden ze zo bedorven
" dat, als ze niettemin wilden maaien, ze alles verscheurden en be-
" dierven.
"
Domenico Ruffino maaide en er was hem een vrij brede
" strook toegewezen; zijn zeis sneed goed; ze had alleen dit gebrek,
" dat de punt eraan ontbrak, symbool van de nederigheid. Het was het
" verlangen om verder te reiken dan de anderen. Hij ging naar Cerru-
" ti Francesco toe om ze te laten wetten. Inderdaad zag ik Cerruti
" bezig met de zeisen te wetten, een teken dat hij de harten met ken-
" nis en vroomheid moest vullen, wat erop wees dat hij een leraar
" zou worden. Het wetten was de taak van degene die zich belastte
" met het geven van onderwijs aan de clerus, en Provera gaf hem de
" botte zeisen. Aan Don Rocchietti en anderen gaf hij die welke ge-
" wet moesten worden, daar dit hun taak was. Het wetten was de taak
" van degenen die de geestelijkheid de godsvrucht moesten bijbrengen.
" Viale meldde zich en wilde een zeis nemen die niet gewet was, maar
" Provera wilde hem een andere geven die al op de wetsteen geweest
" was. Ik zag ook een gereedschapssmid, die de ijzers voor het land-
" bouwbedrijf moest verzorgen en dat was Costanzo.
"
Terwijl al die ingewikkelde bezigheden door elkaar wemel-
" den,maakte Fusero de schoven en dat wilde zeggen, het behouden van
" de gewetens in de genade van God. Maar meer in het bijzonder nam
" de schoven niet als afbeeldingen van de gewone gelovigen, maar van
" hij degenen die bestemd waren voor de geestelijke staat, waaruit
" bleek dat hij belast zou worden met een leraarsplaats bij de
" onderrichting van de seminaristen.
"
Er waren er die behulpzaam waren bij het binden van de
" schoven en ik herinner me onder meer Don Turchi en Ghivarello ge-
" zien te hebben. Dat betekende degenen die bestemd waren om de ge-
" wetens in orde te brengen, zoals bij het biechten het geval zou
" zijn, en in het bijzonder voor degenen die voor de geestelijke
" staat bestemd waren of daar naar streefden.
"
Anderen droegen de schoven naar een kar, die de genade van
" God verbeeldde. De bekeerde zondaren moesten daarop plaatsnemen en
" zich op weg begeven naar de goede weg van het heil, die in de he-
" mel zijn einde vindt. De kar zette zich in beweging als ze volge-
" laden was met schoven. Zij werd niet door jongens getrokken, maar
" door ossen, het symbool van de volhardende kracht. Dan waren er
" degenen die hen leidden. Don Rua ging voor de kar uit en gaf de
" weg aan, en dat wilde zeggen dat hem de taak ten deel zou vallen
" de zielen naar de hemel te leiden. Don Savio volgde en was druk
" bezig om de aren en de schoven te verzamelen die van de kar
" vielen.
"
Over het veld verspreid, zag men degenen die bezig waren met
" aren lezen, onder wie Giovanni Bonetti en Giuseppe Bongiovanni,
" dat waren degenen die de weerbarstige zondaars bijeenhaalden.
" Vooral Bonetti is door de Heer op een bijzondere manier geroepen
" om de ongelukkigen die voor de zeis van de maaiers gevlucht zijn,

68.9 Page 679

▲back to top
- VI/679 -
" te verzamelen.
"
Met Fusero was ook Anfossi op het veld bezig met het verza-
" melen tot hopen van de vers gemaaide schoven, in afwachting dat ze
" op een geschikte tijd gedorst zouden worden: mogelijk wees dat op
" enkele katheders. Anderen, zoals Don Alasonatti, bouwden de hopen
" op en dat zijn degenen die het geld beheren, toezien op het nale-
" ven van de regels, onderricht geven in de gebeden en het zingen
" van de gewijde gezangen, en die tenslotte materiële en zedelijke
" medewerking verlenen om de zielen op de weg naar de hemel te
" brengen.
"
Een stuk van het terrein scheen gelijkgemaakt en bereid
" om er het koren op te dorsen. Don Giovanni Cagliero, die eerst
" naar de tuin was gegaan om bloemen te plukken en ze aan zijn kame-
" raden uitgedeeld had, ging met zijn ruiker in de hand naar de deel
" om het graan te dorsen. Het dorsen van het graan slaat op degenen
" die door God bestemd zijn om zich met de onderrichting van de la-
" gere volksklassen bezig te houden.
"
In de verte zag men enkele zwarte rookwolken naar de hemel
" opstijgen. Dat was het werk van hen die het raaigras verzamelen en,
" als ze ermee buiten de grenzen van het veld gegaan waren, legden
" ze het op een hoop en staken het in brand. Dat betekende degenen
" die in het bijzonder bestemd waren om de kwaden van de goeden te
" scheiden, dat wil zeggen de directeurs van onze toekomstige hui-
" zen.Onder dezen zag men Don Francesco Cerruti, Giovanni Tamietti,
" Domenico Belmonte, Paolo Albera en anderen, die thans studenten
" van de eerste klassen van het gymnasium zijn.
"
Al de bovenbeschreven taferelen kwamen tegelijkertijd tot
" stand en ik zag in die menigte jongens er enkelen die een lamp in
" de hand droegen om ook midden op de dag licht te maken. Dat zijn
" degenen die een goed voorbeeld zouden zijn voor de andere werkers
" van het evangelie, en die de geestelijkheid zouden moeten verlich-
" ten. Onder hen bevond zich Paolo Albera die niet alleen een lamp
" droeg maar ook op de gitaar speelde; en dat beduidt dat hij de weg
" zal wijzen aan de priesters, en hun moed zal schenken om met hun
" zending voort te gaan. Het zinspeelde op enkele hoge ambten die
" hij in de Kerk zou bekleden.
"
Temidden van al die beweging waren echter niet alle jon-
" gens die ik zag, aan het werk. Een van hen hield een pistool in de
" hand,dat wil zeggen dat hij neiging voelde voor het leger, maar
" hij had echter nog geen besluit genomen.
"
Sommigen stonden met de hand aan de gordelriem te kijken
" naar degenen die maaiden, en ze waren tegelijkertijd besloten hun
" voorbeeld niet te volgen; sommigen ook toonden zich besluiteloos,
" want denkend aan de inspanning, wisten ze niet goed of ze ook wel
" zouden gaan maaien; anderen echter snelden toe om de hand aan de
" zeis te slaan. Maar enkelen bleven, eenmaal daar aangekomen, werk-
" loos staan. Anderen hielden de zeis achterwaarts gericht en onder
" onder hen was Molino. Het zijn degenen die het tegengestelde doen
" van wat ze moeten doen. Dan waren er enkelen, en ik telde er velen,

68.10 Page 680

▲back to top
- VI/680 -
" die weggingen om wilde druiven te plukken: dat slaat op degenen
" die hun tijd verliezen aan dingen die niets met hun ambt te maken
" hebben.
"
Terwijl ik stond te kijken naar wat er op het korenveld
" gebeurde, zag ik de andere groep jongens die de grond bewerkten, en
" die eveneens een merkwaardige aanblik boden. Het grootste deel van
" die stevige kerels werkte heel ijverig, maar er waren ook slordi-
" gen bij. De een hanteerde het houweel het ondersteboven; anderen
" sloegen op de aardkluiten, maar het houweel bleef steeds buiten de
" grond; bij anderen vloog het ijzer bij iedere slag uit de steel.
" De steel beduidde de goede bedoeling.
"
Wat ik toen zag, is dat enkelen, die thans vakjongens
" zijn, op het korenveld aan het maaien waren, en anderen die nu stu-
" deren, waren de grond aan het bewerken. Ik probeerde weer alles te
" noteren, maar mijn begeleider liet me steeds maar zijn boekje zien
" en belette me te schrijven.
"
Tegelijkertijd zag ik veel jongens die er stonden zonder
" iets te doen. Ze konden niet tot een besluit komen of ze zouden
" gaan maaien dan wel of ze de grond zouden bewerken. De twee Dal-
" mazzo's, Primo Gariglio, Monasterolo met vele anderen keken wel
" toe, maar namen toch een beslissing.
"
Vervolgens zag ik dat verscheidene van hen die het land
" bewerkten, weggingen om te gaan oogsten. Eentje liep naar het ko-
" renveld, zo achteloos, dat hij er niet aan dacht eerst een zeis te
" gaan halen. Beschaamd over die dwaze overhaasting keerde hij terug
" om er een te gaan vragen. Degene die ze uitreikte, wilde ze hem
" niet geven. Maar hij eiste ze op: "Het is nog de tijd niet", zei
" degene die de zeisen uitreikte tot hem.
"
"Het is wel tijd, ik wil ze hebben."
"
"Neen, ga eerst nog twee bloemen in die tuin daar plukken."
"
"Och", riep de ander pedant en schokschouderend uit; "ik
" zal ze wel gaan halen, als u bloemen wilt hebben."
"
"Neen, twee slechts."
"
Hij haastte zich weg, maar toen hij in de tuin was dacht
" hij eraan dat hij niet gevraagd had welke bloemen hij moest nemen;
" en hij haastte zich even hard de weg terug: "Neem de bloem van de
" liefde en de bloem van de nederigheid", werd hem geantwoord.
"
"Die heb ik al."
"
"Die zul je denken te hebben, maar in werkelijkheid heb
" je ze niet."
"
De jongen werd kwaad en danste van woede zodat hij er
" helemaal van beefde.
"
"Het is nu ook geen tijd meer om zich kwaad te maken", zei
" de uitdeler van de zeisen, terwijl hij vastberaden de zeis weiger-
" de. De ander beet in zijn vuisten van woede.
"
Toen ik dat laatste tafereel gezien had, wendde ik mijn
" blik even van het glas af, waardoor ik zoveel te weten gekomen was,
" ook ontroerd door de morele zin ervan die mij door mijn vriend was
" gegeven. Ik wilde hem verzoeken me nog een paar dingen te verklaren

69 Pages 681-690

▲back to top

69.1 Page 681

▲back to top
- VI/681 -
" en hij zei me: 'Het korenveld betekent de Kerk. De oogst stelt
" de opgeleverde vruchten voor; de zeis is het symbool van de mid-
" delen om vruchten te bereiken en vooral het woord van God; de bot-
" te zeis,gebrek aan godsvrucht, de zeis zonder punt, gebrek aan ne-
" derigheid; het oogstveld verlaten wil zeggen het Oratorio en de
" Congregatie verlaten.
III
De avond van 4 mei kwam Don Bosco tot het slot van de droom, die
hem in het eerste tafereel het Oratorio getoond had met zijn leerlingen
en in het bijzonder de studenten; in het tweede degenen die geroepen wa-
ren tot de geestelijke staat. We zijn nu gekomen tot het derde tafereel,
waarin, in achtereenvolgende beelden diegenen verschenen die in dat jaar
1861 ingeschreven waren als leden van de Congregatie van de H. Franciscus
van Sales, die thans zeer gegroeid was, terwijl langzaam de eerste sale-
sianen uit de wereld verdwenen, maar opgevolgd werden door degenen die
hun werk zouden voortzetten.
Don Bosco vertelde:
" Nadat ik rustig het bonte tafereel van de rijke oogst had gadege-
" slagen, beval de voorkomende onbekende mij: "Laat nu dat wiel
" wiel tien keren ronddraaien; tel en kijk dan."
"
Ik liet het wiel draaien en na de tiende omwenteling keek ik.
" En kijk, ik zag al diezelfde jongens, die ik me herinnerde enkele
" enkele dagen geleden nog gezien te hebben als aardige knapen,
" thans volwassen, met een mannelijk voorkomen, sommigen met een
" lange baard, anderen met peper en zoutkleurig haar.
"
"Maar hoe kan dat nu"? vroeg ik; "zo pas was die daar nog een
" een kind en kon men hem bijna nog op de armen nemen! Nu is hij al
" al zo groot?"
"
Mijn vriend antwoordde: "Vanzelfsprekend, hoeveel omwentelin-
" gen heb je geteld?"
"
"Tien."
"
"Wel: 61 en 71. Ze zijn nu tien jaar ouder."
"
"0! Nu begrijp ik het." - En ik zag, achteraan in het kijkglas
" onbekende landschappen, nieuwe huizen die ons toebehoorden en
" en veel jonge leerlingen onder leiding van mijn beminde zonen van
" het Oratorio die nu al priester waren, leraren en directeurs.
"
"Draai weer maar eens tien keer", zei die persoon tot mij,
" dan komen we in 1881." Ik nam de zwengel en het wiel maakte weer
" tien omwentelingen. Ik keek en zag alleen nog maar de helft van de
" jongens die ik de eerste keer gezien had, en bijna allen hadden
" grijze haren en sommigen liepen gebogen.
"
"Waar zijn de anderen"? vroeg ik.
"
"Die zijn al bij het grootste aantal gevoegd", werd me geant-

69.2 Page 682

▲back to top
- VI/682 -
" woord.
"
Die zo aanzienlijke vermindering van het aantal van mijn
" jongens deed me veel verdriet, maar ik werd getroost toen ik, als
" in een geweldig schilderij, ook nieuwe dorpen en onbekende streken
" zag en een menigte jongens, onder de hoede en leiding van nieuwe
" meesters, die nog afstamden van mijn vroegere jongens, en sommigen
" van hen waren al van gerijpte leeftijd.
"
Daarna liet ik het wiel weer tien keren draaien, en toen
" zag ik nog maar een vierde gedeelte van mijn jongens die ik enkele
" ogenblikken tevoren gezien had. Ze waren nu veel ouder en hadden
" een baard en witte haren. - "En al de anderen"? vroeg ik.
"
"Die zijn al bij het merendeel gevoegd. We zijn in 1891."
"
En, inderdaad, onder mijn ogen ontrolde zich een nieuw tref-
" fend tafereel. Mijn priesterzonen, versleten door al hun inspannin-
" gen, waren omgeven door jongens die ik nog nooit gezien had, en
" velen met een huidskleur verschillend van de bewoners van onze
" dorpen.
"
Ik draaide weer tien keer aan het wiel en ik zag nog slechts
" een derde deel van mijn eerste jongens. Ze waren thans oud gewor-
" den, gebogen, mager, in hun laatste jaren. Onder meer herinner ik
" me Don Rua gezien te hebben, zo oud en uitgeteerd dat hij haast
" niet te herkennen was, zo was hij veranderd.
"
"En al de anderen"? vroeg ik.
"
"Die zijn bij de meeste anderen. We zijn in 1901."
"
In de meeste gevallen herkende ik niemand meer van onze
" ouderen; maar er waren directeurs en leraren en een steeds aan-
" groeiende menigte jongens, grotere huizen, wonderbaar in aantal
" toegenomen leidend personeel.
"
"Laat nu", zei de vriendelijke gids, "het wiel nog eens
" tien keer draaien, en je zult dingen zien die je genoegen doen en
" je ook zullen beangstigen."
"
Ik liet het wiel nog tien keer draaien.
"
"Ziedaar 1911"! riep die geheimzinnige vriend uit. "0,
" beste jongens, ik zag nieuwe huizen, nieuwe jongens, directeurs
" en leraren in nieuwe kleren en gewaden.
"
En van de mijnen uit het Oratorio van Turijn? Ik zocht en
" zocht temidden van een zo grote menigte jongens, en herkende
" slechts nog maar een enkele van jullie, oud, en grijs geworden, en
" gebogen door de last der jaren, omgeven door een heerlijke scha-
" re jongens, de beginselen aan het uiteenzetten van ons Oratorio en
" hun bij herhaling de dingen in herinnering aan het brengen die
" door Don Bosco waren geleerd. Hij toonde het portret van Don Bosco
" dat aan de muur hing. En van onze andere oud-leerlingen, oversten
" van huizen, die ik al verouderd had gezien?...
"
Na een nieuw teken nam ik de zwengel weer en draaide ver-
" scheidene malen. Ik zag niets anders dan een uitgestrekte eenzaam-
" heid zonder een levend wezen. "O", riep ik verbaasd uit, "ik zie
" er geen enkele meer van de mijnen! En waar zijn nu dan al de jon-
" gens die ik heb opgenomen, opgewekt, levendig en sterk, en die op

69.3 Page 683

▲back to top
- VI/683 -
" het ogenblik bij mij in het Oratorio zijn?"
"
"Ze bevinden zich nu bij de grote menigte. Bedenk dat er
" tien jaren zijn voorbijgegaan bij elk tiental wentelingen."
"
Toen telde ik hoe vaak ik het wiel tien keer had laten
" draaien, en kwam tot de ontdekking dat er vijftig jaren voorbijge-
" gaan waren, en dat rond 1911 al de jongens van thans uit het Ora-
" torio dood zouden zijn."
"
"En wil je nu nog eens iets verrassends zien"? vroeg die
" vriendelijke man me.
"
"Zeker", antwoordde ik.
"
"Let dan op als je meer wilt zien en weten. Laat het wiel
" in tegengestelde richting draaien en tel dan evenveel omwentelin-
" gen die je er eerst aan gegeven hebt."
"
Het wiel draaide. "Nu, kijk"! werd me gezegd.
"
Ik keek; en zowaar, ik had een geweldige hoeveelheid volko-
" men nieuwe jongens voor me, met een oneindige verscheidenheid van
" kleding, dorpen, talen, van wie het me, hoezeer ik me ook inspande,
" niet gegeven was meer dan slechts een klein gedeelte te zien van
" hun oversten, directeurs, leraren en assistenten.
"
"Die zijn me volslagen onbekend", zei ik tot mijn gids.
"
"En toch", antwoordde hij, "zijn het allemaal je zonen.
" Luister maar: ze spreken over je en over al je vroegere zonen en
" hun oversten, die er nu niet meer zijn. En ze herinneren zich heel
" goed wat jij en je zonen geleerd hebben."
"
Ik keek nog steeds met veel aandacht. Maar toen ik van het
" kijkglas opkeek, begon het wiel uit zichzelf te draaien, met zo een
" grote snelheid en met zo een geraas, dat ik er wakker van werd en
" tot de ontdekking kwam dat ik te bed lag en erg vermoeid was.
"
Nu ik u dit alles verteld heb, zullen jullie wel denken:
" Wie weet! Don Bosco is een buitengewoon mens, hij heeft iets
" groots over zich, hij is stellig een heilige! Beste jongens! Om
" dwaze denkbeelden over mij te voorkomen, laat ik jullie de vol-
" le vrijheid om al die dingen te geloven of niet te geloven, er
" meer of minder waarde aan te hechten. Maar ik raad jullie aan,
" niets ervan in het belachelijke te trekken, noch in het gezelschap
" van jullie kameraden, noch met anderen die vreemd zijn aan dit
" huis. Ik geloof echter dat het goed is jullie te zeggen, dat de
" Heer vele middelen heeft om de mensen zijn wil kenbaar te maken.
" Soms bedient hij zich van onnozele en onwaardige instrumenten,
" zoals hij zich bediende van de ezelin van Balaäm (Bileam) die
" hij deed spreken; en van Balaäm, een valse profeet, die tal van
" dingen betreffende de Messias voorzegde. Hetzelfde kan natuurlijk
" mij te beurt vallen. Daarom zeg ik u dat u zich niet naar mij moet
" richten. Het enige wat ik van jullie verlang is, acht te geven op
" wat ik zeg, omdat dat, dat hoop ik tenminste, steeds de wil van
" God zal zijn, en tot heil strekt van de zielen. Zeg nooit ten aan-
" zien van wat ik doe: Don Bosco heeft het gedaan, dus is het goed;
" o, neen! Let eerst op wat ik doe als jullie zien dat het goed is,
" volg het dan na; wanneer jullie me soms iets zien doen dat ver-
" keerd is, pas er dan voor op het na te volgen; laat het na, als
" iets dat verkeerd is.

69.4 Page 684

▲back to top
- VI/684 -
HOOFDSTUK
LXVIII
GETUIGENISSEN VAN HET VERHAAL VAN DE DROOM EN ENKELE
BEWIJZEN VAN DE VERVULLING VAN VOORZIENE GEBEURTENISSEN EN
VAN DE REALITEIT VAN HET GEZIENE - ONDER VIER OGEN ONTHULT
DON BOSCO ENKELEN, DIE HEM DAAROM VRAGEN, HOE HIJ HEN
IN ZIJN DROOM GEZIEN HEEFT - DE LEERLINGEN VRAGEN DON
BOSCO IN HET OPENBAAR, HUN UITEEN TE ZETTEN WELKE DE
BETEKENIS IS VAN DE VERSCHILLENDE VERSCHIJNINGEN IN HET
KIJKGLAS - TWEE LEERLINGEN ONDER DE AANWEZIGEN ZULLEN
BISSCHOP WORDEN - ENKELE VAKJONGENS WORDEN AAN DE STUDIE
GEZET - DE MARIAMAAND IN HET ORATORIO - DON BOSCO GEEFT
ONDERRICHT IN DE GEWIJDE LIEDEREN - WANKELE GEZONDHEID,
MAAR ONONDERBROKEN ARBEID - TOESPRAAK NAASTENLIEFDE EN
GEHOORZAAMHEID - DE NOVENEN ZIJN ONDEUGENDEN NOODLOTTIG.
De uitwerking die het verhaal van de droom in het Oratorio had,
zullen we vragen aan degenen die erbij aanwezig waren.
Kanunnik Giacinto Ballesio schreef in zijn rede: "Het intieme le-
ven van Don Giovanni Bosco" met toevoeging van enkele bijzonderheden,
die in de kroniek achterwege gelaten werden, mede met betrekking tot de
twee voorgaande dromen van dit jaar: "Don Bosco was alles voor ons en
zelfs zijn kortste slaap werd nog verkort door de gedachte aan zijn zo-
nen. De dichter zong: dat de soldaat van zijn troepen droomt. Don Bosco
droomde van zijn zonen. Ofschoon, waarom zeg ik dromen en niet veeleer
hemelse visioenen? Hij vertelde ze ons als dromen, maar ik en allen wa-
ren ervan overtuigd dat men beter kon spreken van mooie en goede visi-
oenen. Ik herinner me die waarin hij de vierhonderd en meer jongens van
het Oratorio zag, studenten en vakjongens in verschillende houdingen en
manieren van doen, die de morele gesteltenis van elk voorstelden. De die-
naar Gods vertelde de droom verscheidene avonden na het gebed met zoveel
levendigheid van kleur en zo uitdrukkingsvol, dat hij wel een profeet
leek. De een was door hem gezien, stralend van licht, de ander met zijn
ziel en hart vol van het zuivere goud, anderen met een lelijk en schrik-
wekkend voorkomen, weer anderen in de vorm van een of ander dier en de
harten met aarde gevuld, en anderen omgeven, benaderd of aangevallen door

69.5 Page 685

▲back to top
- VI/685 -
de dieren, symbolen voor de bekoringen, de gevaarlijke gelegenheden en de
zonden. Dit verhaal, door Don Bosco uiteengezet met eenvoud, ernst en
vaderlijke genegenheid, als iets waaraan hij het hoogste gewicht hechtte,
maakte op allen de grootste heilzaamste indruk. Elk wilde om beurten van
hem horen in welke toestand hij hem gezien had, en iedereen voelde en
begreep tot zijn grote verwondering dat Don Bosco heel goed gezien had.
"Het heilzame effect ervan was daarna in het Oratorio heel groot
voor het gedrag en het leven van de jongens, zoals men maar nauwelijks na
de vruchtbaarste missie zou hebben mogen verwachten. In al de buitengewo-
ne gevallen waarop ik zojuist gewezen heb, kan men niet zeggen dat ze
verklaarbaar zijn uit zijn natuurlijke scherpzinnigheid, of doordat hij
gebruik kon maken van middelen en kennis die hij ontleend zou hebben aan
vertrouwelijke mededelingen van de jongens of door middel van zijn mede-
broeders. Don Bosco beschreef en bewerkte deze wonderen in zulke omstan-
digheden dat er voor ons, hoewel we geen kinderen meer waren, geen andere
redelijke en aanvaardbare verklaring voor was, dan de aanwezigheid van
buitengewone gaven door de Heer aan Don Bosco verleend. En om alleen te
blijven bij het thans verhaalde feit van de droom of visioen, hoe kon hij
dat zien of zich zo nauwgezet de toestand van elke der vierhonderd jon-
gens herinneren, terwijl er onder hen waren die pas in het Oratorio geko-
men waren en anderen die niet bij hem biechtten. Als de dienaar Gods aan
deze laatsten een precieze en intieme beschrijving gaf van hun ziel en
van hun meest verborgen handelingen, moesten zij erkennen dat hij de
waarheid sprak."
Mgr. Cagliero schreef: "Ik was erbij tegenwoordig toen Don Bosco
in 1861 de droom van het wiel vertelde waarin hij de toekomst van de wor-
dende Congregatie zag. Hij vertelde deze dromen om dan, na overleg met
Don Cafasso, deze hem gezegd had dat hij moest verdergaan met tuta con-
scientia, er gewicht aan te hechten, daar hij van mening was dat die dro-
men tot meerdere eer van God en het welzijn van de zielen dienden. Deze
mening had Don Bosco ons, zijn intiemste vrienden, meegedeeld in de jaren
voordat Don Cafasso stierf.
"De aandacht die de jongens aan zijn woorden schonken, was verras-
send en indrukwekkend. Bovendien kon Don Bosco met een wonderbaar geheu-
gen en met een buitengewone helderheid van geest, als men het hem onder
vier ogen vroeg de naam en het ambt noemen van velen onder ons op het ko-
renveld met de erbij behorende verklaring. Aan het vertellen van deze
droom besteedde hij drie achtereenvolgende avonden, en de droom was ge-
ruime tijd lang het onderwerp van de gesprekken onder ons en met onze
beminde vader. We waren ervan overtuigd dat hij in die droom een duide-
lijke kennis verkregen had van de toekomst van het Oratorio en van de
Congregatie. Als hij alleen was met degenen die op de intiemste voet met
hem stonden, herhaalde hij graag de beschrijving van de blonde oogst op
het mysterieuze veld, van de verschillende manieren van doen van de maai-
ers en van degenen die de zeisen uitdeelden. Hij verzekerde ons intussen
dat onze zo bestreden en vervolgde Congregatie tegen iedere waarschijn-

69.6 Page 686

▲back to top
- VI/686 -
lijkheid in goedgekeurd zou worden en dat zij, tegen de mening in van
velen, waartoe ook weldenkende en voorzichtige mensen behoorden, zou
standhouden en bloeien. Dat heb ik allemaal gehoord van mijn kameraden en
dat heb ik de dienaar Gods zelf vaak horen herhalen."
Wat het drietal betreft bij wie apen op de schouders zaten, ver-
klaarde Don Francesco Dalmazzo met stelligheid: "Ik herinner me heel goed
dat Don Bosco, toen hij over die drie sprak, eraan toevoegde dat, wanneer
zij er iets meer over wilden weten, ze zich maar tot hem moesten wenden.
Er meldden er zich meer dan vijftig, uit vrees dat zij iets op hun gewe-
ten hadden dat hun niet bekend was. Maar Don Bosco gaf elk van hen als
antwoord: "Jij bent het niet." - Toen hij daarna toevallig deze drie op
verschillende tijdstippen op de speelplaats tegen het lijf liep, waar-
schuwde hij hen in verband met de onzalige toestand waarin ze verkeerden.
Onder hen was er een die mijn schoolkameraad was, en hij vertelde het me
in vertrouwen. Hij was verwonderd dat Don Bosco die dingen kon weten.
Overigens heb ikzelf andere bewijzen van het feit dat hij de harten door-
grondde, daar hij me persoonlijk herhaaldelijk mijn innerlijk blootgelegd
heeft, zonder dat ik een woord gezegd had. Dezelfde overtuiging kreeg ik
door verscheidene van mijn kameraden, die openhartig biechtten, maar aan
wie Don Bosco, ondanks hun zwijgzaamheid, ook in het biechten van ernsti-
ge dingen, met nauwkeurigheid hun gesteltenis had we- ten te verklaren."
Wat de vier geketende jongens betreft, hebben we de uitspraak van
een van hen via de theologant Borel. Toen deze zich in 1866 aan de uit-
oefening van zijn bediening in de gevangenissen begeven had, kwam hij met
een boodschap voor Don Bosco vanwege de jongen Bec... uit... die veroor-
deeld was als deserteur uit het leger. De gevangene verzocht Don Bosco om
de Wijze Jongeling, en liet hem zeggen: "Herinnert u zich nog dat u mij
in de droom van het wiel geketend gezien had? Helaas was ik een van die
vier; maar toch wil ik u als troost meedelen, dat ik me niet wegens een
misdrijf in de gevangenis bevind, maar omdat ik, daar ik niet tegen het
harde militaire leven kan, uit de kazerne gevlucht ben." - Don Bosco ging
hem opzoeken en bezorgde hem het boek waar hij om gevraagd had.
Maar buiten de gevangenschap had Don Bosco hem na de droom nog an-
dere verwikkelingen voorspeld. Toen hij klaar was met zijn studies, was
hij van de dienaar Gods weggegaan, zeggende dat hij van plan was in een
of andere orde te treden. "Blijf bij ons", antwoordde Don Bosco hem, die
hem er al had proberen toe te brengen tot de familie van het Oratorio toe
te treden. "Ga niet van mij weg, want je zult hier alles hebben wat je
verlangt." - Maar de jongen was vastbesloten te gaan.
"Als het zo is", besloot Don Bosco, "dan moet je maar gaan. Je
zult jezuïet worden en ze zullen je wegsturen; je zult intreden bij de
kapucijnen en je zult niet volharden; uiteindelijk zul je, door de hon-
ger gedreven, na vele wederwaardigheden terugkeren om in het Oratorio
je boterham te komen vragen."

69.7 Page 687

▲back to top
- VI/687 -
Dat leek onmogelijk, omdat zijn erfdeel ongeveer 60.000 lire be-
droeg en zijn familie tot de eerste van het dorp behoorde. En toch ge--
beurde er met hem letterlijk wat Don Bosco voorspeld had. Hij trad eerst
toe tot de jezuïeten en daarna tot de kapucijnen; hij kon zich niet aan-
passen aan de regels en werd na een tijdje weggestuurd. Toen hij heel
zijn erfenis verspild had, verscheen hij na een lange tijd in de groot-
ste ellende in het Oratorio. Hij werd er opgenomen, bleef er een jaar en
ging toen weg omdat hij meer van een zwervend leven hield. Hij vertelde
zelf dat de voorspelling haarfijn uitgekomen was. Hij leefde nog tot in
1901.
Intussen waren de seminaristen en leerlingen na 4 mei het Don Bos-
co druk beginnen te maken door hem te vragen, op welk deel van het veld
hij hen gezien had. Of ze bij diegenen behoorden die het land bewerkten
met het houweel of bij de maaiers, en wat ze daar deden. Hij stelde al-
len tevreden. Enkele antwoorden hebben we al vermeld in de samenvatting
van het verhaal over de droom. Van niet weinige ervan hebben we kunnen
vaststellen dat het ware voorspellingen geweest zijn.
Don Bosco had de seminarist Molino werkloos met de zeis in de hand
zien staan, terwijl hij stond toe te zien hoe de anderen werkten. Daarna
ging hij naar de greppel die om het veld heenliep, sprong eroverheen,
wierp zijn hoed weg en vluchtte. Molino vroeg aan Don Bosco een verkla-
ring daarvan en kreeg als antwoord: "Je zult geen vijf, maar zes jaar
theologie doen, en daarna het geestelijke kleed neerleggen." Molino stond
verbaasd over dat antwoord, daar het hem vreemd en ver van de waarheid
voorkwam maar alles kwam precies uit zoals Don Bosco gezegd had. De jon-
gen legde de cursus theologie niet in vijf jaar af, maar in zes: vier in
het Oratorio en nog twee andere in Asti en na de retraite voor de wijdin-
gen, was hij slechts voor een dag, naar hij zei, naar San Damiano in Asti
gegaan om een zaak af te wikkelen, trok het geestelijke kleed uit en
keerde niet meer terug.
De seminarist Vaschetti werd beschouwd als een steunpilaar van het
college in Giaveno en dat was hij ook. Toen Don Bosco hem vertelde dat
hij hem op het veld gezien had terwijl hij over de greppel sprong, ant-
woordde hij bijna kwaad: "Dan hebt u ook echt gedroomd!" - Hij dacht er
toen inderdaad geen moment aan Don Bosco te moeten verlaten. Later ver-
liet hij werkelijk het Oratorio, om vrij te zijn, en toen hij, al pries-
ter geworden, de dienaar Gods een bezoek kwam brengen, herinnerde deze
hem aan zijn vlot maar kinderlijke antwoord:
"Ik herinner het me! Het is waar"! antwoordde Vaschetti.
Waarop Don Bosco: "En denken dat God je hier in het Oratorio riep.
Overigens hoop ik dat hij je zijn genade niet zal onthouden; maar je zult
moeten vechten." - God hielp Vaschetti inderdaad, die als pastoor veel
goed werk deed.

69.8 Page 688

▲back to top
- VI/688 -
De seminarist Giuseppe Fagnano wilde Don Bosco niet vragen naar
zijn aandeel in de droom, hetzij door zijn voorzichtige aard, ofwel door-
dat hij pas sinds enkele maanden uit het Seminarie van Asti gekomen was,
en een zekere ongelovigheid aan de dag legde tegenover die onthullingen.
Onder aandrang van zijn kameraden echter ging hij naar Don Bosco toe en
vroeg hij wat hij over hem in het kijkglas gezien had. Hij kreeg als ant-
woord: "Ik heb jou op het veld gezien, maar zover weg dat ik je nauwe-
lijks kon herkennen. Je was aan het werk te midden van naakte mensen."
De seminarist Fagnano hechtte niet veel waarde aan die woorden,
maar hij herinnerde ze zich toen hij zich op de dag van Maria Hulp der
Christenen op een strand in de Straat Magelhaens bevond, terwijl hij twee
dagen lang weekdieren at in het zicht van het schip dat hij vanwege de
storm echter niet kon bereiken. En hij zag de mensen zonder kleren in
Vuurland, waar hij het Kruis plantte en zijn missie stichtte.
Aan Don Angelo Savio antwoordde Don Bosco dat hij hem in zeer ver-
re gebieden werkzaam zag.
Tot Domenico Belmonte zei hij: "Jij zult God eren met de muziek."
Toen voegde hij er nog iets aan toe dat op het ogenblik zelf een grote
indruk op de jongen maakte. Maar hij was nog maar enkele passen ver, of
het verdween volkomen uit zijn geheugen, en hoe hij er naderhand ook over
nadacht, hij kon het zich niet meer herinneren. Don Bosco had hem even-
eens gezien, bezig met een wagen te leiden die door vijf muildieren ge-
trokken werd. De vrucht van zijn werk zou wonderbaar moeten zijn. Hij
was eerst leraar en algemeen assistent aan het college van Mirabello,
professor in dat van Alassio, eerst prefect en daarna directeur te Borgo
San Martino, directeur en pastoor in Sampierdarena, waar hij muziekleraar
was voor de opluistering van de kerkelijke plechtigheden. Uiteindelijk
werd hij prefect van de Congregatie en directeur van het Oratorio van
Turijn en genoot steeds en overal de genegenheid en het volle vertrouwen
van zijn confraters en van de jongens.
"Don Bosco", zo lezen we nog ín de kroniek, "vertelde eveneens aan
Avanzino wat zijn taak in de droom geweest was: hij voegde er nog aan
toe: "Het is de wil van God die je vervult."
Avanzino onthulde niet welk ambt hem scheen toegewezen te zijn om-
dat hij niet bereid was er zich aan te onderwerpen, vertrouwde naderhand
aan enkele van zijn intieme vrienden toe: "Don Bosco heeft me dingen ont-
huld die ik nooit aan iemand ter wereld verteld heb."
"Tot Go...", zei Don Bosco eveneens: "Jij zou wel tot de geeste-
lijke staat geroepen worden, maar er ontbreken je drie deugden: nederig-
heid, liefde en zuiverheid." Hij voegde er echter aan toe dat hij de zeis
niet van Don Provera moest aannemen.
De jonge Ferrari, die zei dat hij geestelijke wilde worden, ging

69.9 Page 689

▲back to top
- VI/689 -
niet vragen naar wat er in de droom op hem betrekking had. Hij maakte er
veeleer grapjes over als velen hem ertoe aanspoorden. Eindelijk bevond
hij zich in een geval dat hij Don Bosco niet ontlopen kon. Deze vertelde
hem dat hij hem op het korenveld gezien had en dat hij, ondanks degenen
die hem wilden sturen om nog wat bloemen te plukken, stevig doorging met
maaien. Maar toen hij op het einde gekomen was en zich omkeerde, had hij
niets meer te doen.
"Wat wil dat zeggen"? vroeg de jongen toen.
"Kijk, dat wil zeggen", antwoordde Don Bosco, "dat als je je niet
verandert, wat wil zeggen dat, als je maar je eigen nukken volgt, zonder
leiding te willen aannemen, je als priester of monnik niet zult kunnen
volharden."
Maar de jongens van het Oratorio stelden zich niet tevreden met de
inlichtingen die elk persoonlijk gegeven waren. Ze verlangden dat hij hun
een uitvoeriger verklaring van de droom in het openbaar zou geven. Dat
hij bepaalde moeilijkheden zou oplossen die ze niet begrepen, dat hun
nieuwsgierigheid, die hen in een soort opwindende toestand hield, volko-
men voldaan zou worden. Er waren ijverige, verstandige en knappe leerlin-
gen die met hun vragen iedereen in verlegenheid zouden gebracht hebben
die niet zeker was van de waarheid die hij verkondigde. Maar Don Bosco
was niet bang op tegenspraak betrapt te werden en "op de avond van 4
mei", zo verhaalt de kroniek, "sprak hij en stelde iedere leerling in
staat hem vragen te stellen, aangezien ook hij ernaar verlangde hun de
dingen, die ze met betrekking tot de droom niet goed begrepen hadden,
nader te verklaren."
Op de avond van 5 mei vroegen er velen om verklaringen. Ze vroegen:
"Op de eerste plaats, wat betekent de avond?"
Don Bosco antwoordde: "Dat de dood nadert; venit nox quando nemo
potest operari, heeft onze Heer gezegd." Ze dachten dat hij er op duidde
dat het einde van zijn dagen misschien nabij was, en, na een ogenblik van
pijnlijk stilzwijgen, vroegen ze hem wat het middel was om de avond te
rekken.
"Er zijn twee middelen", antwoordde Don Bosco. "Het eerste zou zijn
dat ik niet meer zulke dromen had, omdat ze mijn gezondheid ernstig scha-
den. Het tweede middel zou zijn dat degenen die in het kwade verhard zijn
de Heer in zekere zin niet zouden dwingen geweld te gebruiken om hen van
hun zonden te ontlasten."
"En de vijgen en de druiven?"
"De druiven en de vijgen die voor een deel rijp zijn en voor een
deel het nog niet zijn, betekent dat enkele feiten, die aan de avond
voorafgegaan zijn, al vervuld zijn; andere moeten zich nog voordoen. Als

69.10 Page 690

▲back to top
- VI/690 -
dat te zijner tijd gebeurd is zal ik het jullie zeggen. De vijgen wijzen.
in het bijzonder op grote gebeurtenissen die zonder twijfel in het Ora-
torio zullen voorvallen. Ik zou jullie ook met het oog daarop veel te
zeggen hebben, maar het is niet goed dat ik het jullie nu al zeg; dat zal
ik later doen. Ik wil daar nog aan toevoegen dat de vijgen, gezien als
symbool van de jongens, twee dingen kunnen betekenen: ofwel dat zij rijp
zijn om zich aan God te wijden in de heilige ambtsbediening, of rijp om
zich aan God te wijden in de eeuwigheid."
Wanneer het ons veroorloofd is een eigen idee naar voren te bren-
gen, zouden we willen opmerken, dat er onder de vijgen moeten zijn die
bitter smaken, en dat Don Bosco ze daarom niet wilde plukken ofschoon hij
zijn weigering met een voorwendsel verontschuldigde.
Jeremias verhaalt in hoofdstuk 24 een van zijn visioenen in dezer
voege: "Ik zag twee korven vijgen voor de tempel van de Heer... In een
van de korven waren heel mooie vijgen, als van de eerste pluk, de andere
korf bevatte heel slechte vijgen, niet om te eten, zo slecht." De eerste
mand stelt degenen voor die berouw hebben over hun fouten en aan wie de
Heer beloofd heeft dat hij barmhartig voor hen zal zijn. De tweede bete-
kent de onboetvaardigen die door de Heer zullen vernietigd worden, die
plechtig verzekert: (24,7c): "Ik zal hen behandelen als slechte vijgen
die men niet kan eten omdat ze bedorven zijn."
Dat de kleine vallei van Valcappone het Oratorio voorstelde lijkt
ons aannemelijk, omdat het in dat dorp begon, op de wagen van Don Bos-
co's broer Giuseppe zelf, die een edelmoedige weldoener van hem werd,
evenals van zijn jongens; en het blijkt ook uit het wiel met het kijk-
glas dat daarna de al beschreven taferelen liet zien.
En de leerlingen gingen verder met vragen te stellen.
Don Ruffino vervolgt:
"En de apen op de schouders van de jongens, wat betekenen die? "
"Ze betekenen", antwoordde Don Bosco, "de duivel van de oneerbaar-
heid. Wanneer deze duivel zich op iemand wil werpen, nadert hij hem niet
van voren, maar springt op zijn schouders, dat wil zeggen dat hij zodoen-
de de lelijkheid van de zonde verborgen houdt, ze niet laat zien, ze doet
voorkomen als iets van geen betekenis. Die apen omsnoeren hun de hals, en
smoren de woorden in hun mond wanneer ze zouden willen biechten. Die on-
gelukkigen hadden wijd opengesperde ogen om aan te geven dat wie door de-
ze duivel bezeten is, de dingen van de hemel niet meer ziet. Beste jon-
gens, onthoud de drie woorden: labor, sudor, fervor, dan zullen jullie
zeker kunnen zijn van de overwinning op iedere duivel die jullie op de
proef stelt met verleidingen tegen de deugd der zedigheid."
"En waarmee kan men het slot van de mond wegnemen?"
"Don Bosco herhaalde wat de geheimzinnige vriend hem geantwoord

70 Pages 691-700

▲back to top

70.1 Page 691

▲back to top
- VI/691 -
had: Auferatur superbia de cordibus eorum.
"Ze stelden hem nog andere vragen betreffende het werk dat elk van
hen verricht had, en vroegen hem een verklaring."
"Wat kunt u ons nog zeggen over het korenveld?"
"Degenen die in het koren werkten zijn de geroepenen tot de gees-
telijke staat, zodat ik weet wie er priester zal worden en wie niet.
Denkt echter niet, dat degenen die op het veld van de arbeiders bezig
waren, absoluut van het maaien zijn uitgesloten en omgekeerd. 0, neen!
Ik zag er ook enkele vakjongens die met de anderen koren maaiden. Ik ken-
de hen en ik zal hen aan de studie zetten. Sommigen gingen een zeis ha-
len, maar degene die ze uitdeelde wilde ze niet geven, omdat het hen nog
aan enkele deugden ontbrak. Want als hij ze krijgt, roept de Heer hem be-
slist, opdat hij zich niet de roeping onwaardig zou betonen. Maar zowel
degenen die in de grond werkten, als degenen die oogstten, verrichtten de
wil van God en bevonden zich op de weg naar de eeuwige zaligheid."
"Wat beduiden de pillen en de bloemen?"
"Er waren er die naar het veld gingen en wilden maaien, maar Pro-
vera wilde hun geen zeis geven, omdat ze nog niet in staat waren om te
werken en zei tot hen: "Jou ontbreekt nog een bloem. Ofwel: jij mist er
nog twee. Jij moet nog twee pillen slikken." - Die bloemen waren de ene
keer de deugd van de naastenliefde, of van de nederigheid, of van de zui-
verheid. De pillen waren meestal een pil voor de studie, of een van de
godsvrucht. Als ze dat gehoord hadden, gingen die jongens die bloemen
plukken en die pillen innemen, en dan keerden ze terug en namen hun zeis
in ontvangst."
Ook werden hem vragen gesteld over de taferelen die hij zag bij
iedere tien wentelingen van het wiel, die in hoofdzaak de ontwikkeling
van de Salesiaanse Congregatie betroffen. Don Bosco antwoordde: "Er lag
een lange pauze tussen elke tiende omwenteling van het wiel, opdat ik al-
le omstandigheden van die taferelen goed in me zou kunnen opnemen. Vanaf
het begin, na de eerste tien omwentelingen, zag ik de Congregatie zoals
ze gevormd is, en goed onderweg naar haar verdere ontwikkeling, en een
groot aantal confraters en jongens in de verschillende huizen. Bij elke
omwenteling van het wiel merkte ik keer na keer dat het tafereel veran-
derde. Er waren er niet veel meer te zien van hen die ik eerst gezien
had; dan verdwenen anderen die ik nog niet gezien had; en degenen die
eerst als jongens zichtbaar geweest waren, waren oud geworden. En het
aantal jongens nam steeds sneller en buitenmate toe."
"De leerlingen herinneren zich nog dat de persoon uit de droom tot
hem gezegd had: je zult dingen zien die je verblijden en dingen die je
benauwen. Daarom vroegen ze hem of telkens als het wiel tien omwentelin-
gen gemaakt had, of in elk decennium hij zijn zonen steeds in dezelfde

70.2 Page 692

▲back to top
- VI/692 -
positie of omstandigheden gezien had, in hetzelfde ambt, met hetzelfde
gedrag, of ze ten goede of ten kwade veranderden in de opeenvolgende ver-
schijningen. Don Bosco wilde het niet zeggen. Niettemin zei hij dit: "Het
doet pijn en het ontmoedigt me de verwikkelingen te zien waaraan iemand
in de loop van zijn leven onderworpen zal worden. Ik geef jullie de ver-
zekering wanneer ik als jongen de wederwaardigheden voorzien zou hebben
waaraan ik gedurende enkele jaren tot op heden onderworpen geweest ben,
mij de moed in de schoenen zou gezonken zijn."
"De leerlingen drukten er ook hun verwondering over uit dat Don
Bosco gezegd had op zekere dag huizen en hospitia te zullen bezitten,
terwijl hij thans alleen het hospitium van Valdocco in eigendom had.
Maar de dienaar Gods herhaalde: "Jullie zullen het zien, jullie zullen
het zien!"
Op die manier sprak Don Bosco gemoedelijk met heel de communiteit.
Enkele mededelingen echter reserveerde hij voor zijn seminaristen. Zo
vertelde hij hun dat er onder de jongens die op het korenveld werkten,
hij er twee gezien had die bisschop zouden worden. Deze opmerking ver-
spreidde zich in een ommezien door het Oratorio. De leerlingen praatten
er erg druk over en probeerden uit te vinden wie er bedoeld kon zijn.
Daar Don Bosco niets anders had willen onthullen, lieten zij al hun me-
deseminaristen de revue passeren. Daarna waren ze het er over eens dat
de eerste bisschop de seminarist Giovanni Cagliero zou zijn, en ze ver-
moedden dat de tweede Paolo Albera zou zijn. Dat praatje deed lange tijd
de ronde in het huis. Tot hier Don Ruffino. Maar we kunnen eraan toevoe-
gen dat niemand dacht aan de gymnasiast Giacomo Costamagna. De gedachte
dat de Heer voor deze een mijter verborgen hield was ver van ieders ver-
wachting.
Intussen zei Don Bosco, zo vervolgt de kroniek, dat hij enkele
vakjongens aan de studie zou zetten. Die had hij bezig gezien met het
oogstwerk of met het verzamelen van aren op het veld. En inderdaad vanaf
de dag dat hij die droom verteld had nodigde hij Craveria uit om een be-
gin te maken met de studie. Deze die niets anders verlangde, maakte zich
gereed om het gymnasium te gaan bezoeken. Hetzelfde voorstel deed hij
Tamone uit Giaveno, een schoenmaker. "Omdat", zei hij tot hem, "ik je heb
zien oogsten, maar je deed het niet met erg veel goede wil." - Een derde
vakjongen, thans boekbinder, die in de droom ook aan het oogsten was,
kreeg dezelfde uitnodiging. Don Bosco onthulde zijn naam nog niet.
De vierde was een leerling, die in huis opgenomen was als vakleer-
ling en kleermaker was. Don Bosco had hem onkruid zien uittrekken op het
veld. De jongen zelf had aan de seminarist Ruffino toevertrouwd dat zijn
gedrag vroeger niet onberispelijk geweest was, maar binnen korte tijd
legde hij een dergelijke geest van godsvrucht aan de dag, dat hij als
model kon gelden. Men zag in hem akten van deugdzaamheid, vooral in de
nederigheid, die onvergetelijk waren. Toen hij aan de studie was, gebeur-
de het wel tot tweemaal toe dat hij, door een naamsverwisseling, daar er
nog een andere jongen was die dezelfde naam droeg als hij, bij de weke-

70.3 Page 693

▲back to top
- VI/693 -
lijkse cijfertoekenning voor vlijt door een vergissing van de klasleraar
een bene en een fere optime kreeg. Wanneer dergelijke vergissingen voor-
vallen ziet men bijna steeds dat de jongens opkomen tegen de onvrijwilli-
ge onrechtvaardigheid; en als ze geen bezwaren maken proberen ze op zijn
minst hun onschuld te bepleiten, en op de een of andere manier die toe-
wijzing ongedaan te maken.
Zonder zich druk te maken zei onze jongen tot degenen die zich ver-
wonderden, omdat er duidelijk een vergissing in het spel was, en hem aan-
porden klacht in te dienen, niets anders dan: "Ik heb het verdiend!" -En
hij deed niets om het toegekende cijfer ongedaan te maken, en was even-
eens bereid om af te zien van de prijs die beloofd was aan degenen die in
de loop van het jaar alle weken een optime verdiend en verkregen zouden
hebben.
Intussen vestigde de meimaand die zo gelukkig begonnen was, de aan-
dacht der gemoederen op de hemelse zaken. De jonge Parigi, die later een
heilige priester werd, bleef toen er op zekere dag op school over de he-
mel gesproken werd, zo in gedachte daarover verdiept dat zijn kameraden
hem door elkaar moesten schudden om zijn gedachten op de les te vestigen.
Don Bosco legde er zich op toe zijn leerlingen een liefdevolle en
hechte godsvrucht tot de Allerheiligste Maagd Maria bij te brengen, Haar
te beminnen als een liefdevolle moeder, en Haar te vereren en te aanroe-
pen als een machtige koningin.
"
Het doet me genoegen, schreef Don Bonetti in hoofdstuk II
" van de Vijf Lustrums van het Salesiaans Oratorio, hier te kunnen
" wijzen op de voornaamste, openbare en privé-devoties die er beoe-
" fend werden onder ons in genoemde maand, die de aan Maria toege-
" wijden zo dierbaar is. Iedere avond, als allen bijeen waren in de
" kerk van de H. Franciscus van Sales, werd er een lofzang op Maria
" gezongen. Daarna vond de lezing van de dag plaats uit het boekje
" dat speciaal door Don Bosco daarvoor samengesteld was en uitgege-
" ven, vervolgens werd de zegen met het Allerheiligste gegeven. 's
" Morgens was er rond de biechtstoelen een groot gedrang van jongens
" die zich met God wilden verzoenen, en er werd zo druk gecommuni-
" ceerd dat er wel iedere dag een generale communie was. In de loop
" van de recreaties zag je een voortdurende toeloop van jongens
" die in de kerk voor het Maria-altaar kwamen bidden, en niet weini-
" gen van hen offerden een ruim deel van hun spelen op, om te bidden
" of een of ander boek te lezen dat handelde over Haar glorie. Ver-
" volgens stelden de seminaristen en de knapste jongens een verzame-
" ling van mooie stichtelijke voorbeelden samen, vertelden er min-
" stens een paar per dag van, nu eens aan dit, dan aan een ander
" groepje kameraden. Zo deden ze hun best om de voorrechten, de
" deugden en de barmhartigheid van de Moeder Gods te doen kennen,
" het aantal van haar kinderen te doen toenemen en hen in hemelse
" liefde te ontsteken.

70.4 Page 694

▲back to top
- VI/694 -
"
Na het avondmaal en voor het avondgebed, als allen op de
" speelplaats en onder de gaanderij bij elkaar waren, maakten velen
" van de gelegenheid gebruik om lofgezangen op Maria te zingen. Zij
" wedijverden in lofbetuigingen aan Haar, die na God in die maand
" onze geest en ons hart vervulde. Bij allen, studenten en vakjon-
" gens, bestond een bewonderenswaardig streven om in alle opzichten
" zich zo goed mogelijk te gedragen en de vreugde en de eer te ver-
" werven aan de verheven Koningin des Hemels op het einde van de
" maand een met tienen doorweven krans aan te bieden.
"
Alsof dat nog niet genoeg was om volledig uiting te geven
" aan de godsvrucht van de jongens tegenover hun allerzoetste Moe-
" der, was er op iedere slaapzaal ook nog een altaartje geplaatst
" met een beeldje van haar erop, omgeven door bloemen, lampen en
" kaarsen.
"
De jongens namen de taak op zich bij te dragen in de
" nodige kosten, doordat de vakjongens een deel van het drinkgeld
" afstonden dat hun op het einde van iedere week ten deel viel, en
" de studenten geld of andere voorwerpen, waar ze over konden be-
" schikken, opofferden. Na het gemeenschappelijke gebed verzamelde
" de seminarist-assistent op iedere slaapzaal de jongens vooraleer
" ze naar bed gingen, en voor het altaartje bad hij afwisselend met
" hen zeven Weesgegroeten ter gedachtenis aan de zeven droevige of
" de zeven blijde geheimen van de Heilige Maagd. Daarna begaf ieder-
" een zich, alsof hij een kinderlijke groet gebracht en de zegen van
" zijn eigen moeder ontvangen had, te rusten. Op de zondagen en bij
" het sluiten van de maand, hield een seminarist, die daartoe vooraf
" aangewezen was, een kleine toespraak ter ere van Maria en legde zo
" doende op een slaapzaal de eerste proeven van zijn preekkunst af,
" onder het oog van Haar die terecht de Koningin der apostelen, Re-
" gina Apostolorum, genoemd wordt.
"
De Heer zegende deze ijver, die liefdevolle en godvruchti-
" ge middelen en bekroonde ze met heilzame resultaten. Om de waar-
" heid te zeggen herinner ik me niet dat de godsvrucht en de zede-
" lijkheid onder ons ooit meer bloeide dan toen; dat de vakjongens
" ooit actiever waren en meer liefde voor hun werk aan de dag legden;
" dat de studenten zich ooit beter aan hun schoolplichten wijdden,
" en dat de leraren en assistenten ooit konden steunen op een bemin-
" nelijker beantwoorden van hun inspanningen. Daarvandaan dat men het
" duidelijkste bewijs daarin vond voor de opvatting dat de gods-
" dienst het fundament en een succesvol middel is voor een verstandi-
" ge opvoeding; dat de liefde, de ijver en een beminnelijk optreden
" van degene die leiding en onderricht geeft, steeds de geest en het
" hart van de jongens wint, door hen verwijderd te houden van de on-
" deugd, hen te bezielen met de deugd, en goede christenen en ver-
" standige burgers van hen te maken; en dat bij het vormen van de
" gemoederen de preventieve methode te verkiezen is boven de repres-
" sieve. Dat jaar werd om zo te zeggen het gouden tijdperk voor ons
" Oratorio, en terecht kunnen de opvolgers van Don Bosco vurig hopen
" dat het moge terugkeren en zich tot al zijn instellingen van thans
" en van de toekomst moge uitstrekken.

70.5 Page 695

▲back to top
- VI/695 -
"De degelijkheid van de jongens", zo vervolgt de kroniek, "was de
verdienste van Don Bosco, maar zijn krachten waren verslapt en zijn moed
gebroken. Niettemin bracht hij op 7 mei 's avonds de jongens de manier
bij om goed de lofzang: Wij zijn kinderen van Maria! te zingen. Hijzelf
zong het helemaal en liet het lied daarna door allen herhalen.
Als de leerlingen hem naar zijn gezondheid vroegen, antwoordde hij:
"Als ik een raad zou moeten geven aan iemand wiens gezondheid eraan toe
was zoals de mijne, zou ik hem naar bed sturen, en hem ertoe aansporen
zich onder doktersbehandeling te stellen. Maar ik wil dat niet doen, want
misschien zouden de dokters me het ene geneesmiddel na het andere toedie-
nen, aderlating toepassen en mij dwingen rust te nemen, te meer daar het
om bloedaandrang naar de maag gaat, waarover de dokters nogal erg druk
doen."
Als de jongens zich dan hadden teruggetrokken op hun slaapzalen,
zei hij tot de priesters en seminaristen die in de kamer bij hem waren:
"Ik denk nooit dat de dood mijn plannen kan afbreken, maar ik doe alles
alsof het de laatste daad van mijn leven is. Ik zal met een onderneming
beginnen, zal misschien geen tijd hebben om ze tot een goed einde te
brengen, maar dat doet er niet toe. Ik zal doen wat ik kan, al zou het
ook de laatste van mijn dagen zijn. Ik werk steeds alsof ik nog lange
jaren zou moeten leven."
Zondag 12 mei werd na de kerkdienst tegen 6 uur 's namiddags de
conferentie van de H. Franciscus van Sales gehouden. Don Bosco sprak al-
dus: "In de laatste conferentie hebben we gesproken over de naastenlief-
de, doch over die welke alle mensen ter wereld gemeenschappelijk hebben,
dat wil zeggen, ons vrienden maken en het aantal vijanden verminderen.
Maar we moeten er een in praktijk brengen die van veel belangrijker be-
tekenis is. We moeten de goddelijke Zaligmaker navolgen die coepit face-
re et docere; allereerst facere, daarna de liefde voor onszelf beoefenen
voor ons heil, onszelf overwinnen, onze hoogmoed overwinnen. Er kan een
of andere regel zijn die ons hindert; een of andere taak of wat anders
dat ons tegenstaat; daardoor moeten we ons niet laten ontmoedigen, we
moeten die tegen onze neiging ingaande gesteltenis veroveren uit liefde
tot onze Heer Jezus Christus en voor de beloning die voor ons is wegge-
legd... Door dat te doen komt men tot de waarachtige gehoorzaamheid. Deze
is de spil van heel het kloosterleven: Qui vult venire_post me abneget
semetipsum, tollat crucem suam et sequatur me. Onze wil verloochenen, het
kruis quotidie dragen, zoals de heilige Lukas zegt, en de Zaligmaker vol-
gen."
Na de conferentie verdrongen de seminaristen zich rond Don Bosco
en vroegen belangstellend hoe het met zijn gezondheid gesteld was. Hij
antwoordde: "Ik had als bloempje genomen bij de eerste klokslag op te
staan en dan te werken tot 6.45 uur, maar ik kon het nog niet doen. Ik
wilde vrijdag (10) beginnen; het scheen dat ik me beter voelde. Ik stond
op het vastgestelde uur op, maar toen kreeg ik pijn in mijn ogen en ik

70.6 Page 696

▲back to top
- VI/696 -
kon niets uitvoeren. De dag daarna was het hetzelfde, de derde dag moest
ik in bed blijven totdat het al laat was."
Na het avondgebed beklom Don Bosco de kleine katheder. In die
dagen waren er enkele jongens uit het Oratorio weggezonden of waren er
uit eigen beweging uit vertrokken, die niet bezield bleken met de wil om
hun gedrag te verbeteren. Don Bosco zei: "De novenen en de triduüms zijn
voor sommige leerlingen altijd noodlottig. Ik herinner me niet ooit een
enkele noveen meegemaakt te hebben, zonder dat de een of ander het huis
verliet. We zijn nu nauwelijks midden in de noveen voor Pinksteren en er
zijn er al vier weggegaan. Don Rua, zoudt u me de reden daarvan kunnen
zeggen?"
Don Rua antwoordde in het openbaar: "Ik geloof dat het dit is.
In de novenen verrichten we bijzondere gebeden die strekken ten goede
van het huis, en de Heer verhoort ze door te maken dat de meest ondeugen-
den vertrekken. Daardoor werken de novenen als een soort van vagevuur
voor het huis."
"Goed", antwoordde Don Bosco. "De Heer verleent ons bijzondere
tekenen van genade. Hij stak al zijn hoogheilige hand op en wees met de
vinger degenen aan die al vertrokken; hij wees er nog een aan die nog
in huis is. Ik liet hun de stem van de Heer horen en zei: "Wilt u in
uzelf keren en uw verstand gebruiken? Maar ze wilden er niet naar luis-
teren. Intussen zullen wij morgen dit voornemen maken: eraan denken hoe
we in het verleden dank betuigd hebben voor de genaden van de Heer en
hoe we het in de toekomst zullen doen."

70.7 Page 697

▲back to top
- VI/697 -
HOOFDSTUK
LXIX
DERDE UITBREIDING VAN HET GEBOUW VAN HET HOSPITIUM -
WOORDEN VAN DON BOSCO OP DE AVOND VAN 15 MEI - TREURIGE
VOORGEVOELENS - DRIE WEESGEGROETEN GEBEDEN OP DE SLAAPZAAL
VAN DE H. ALOYSIUS - BLIKSEMINSLAG - VERWOESTING EN
BESCHERMING DOOR DE HEMEL - EEN ZONDERLINGE GRAP -
DANKBETUIGINGEN - EEN COMPLIMENT VAN KANUNNIK ANGLESIO -
JOURNALISTIEKE BELEDIGINGEN EN LEUGENS - DE INSTORTING VAN
EEN GEWELF - EEN MOOIE DROOM: HET BELANG VAN EEN HOSPITAAL
VOOR HET ORATORIO - DE OPSCHRIFTEN ONDER DE NIEUWE GALERIJ
AAN DE OOSTZIJDE.
Don Bosco had besloten zijn hospitium uit te breiden en had de
uit te voeren werken op plan gezet. Het pleintje van het huis Filippi,
aan de zijkanten afgesloten door de twee al beschreven vleugels, moest
in dat gebouw met een grote muur worden opgenomen, die twee verdiepingen
zou moeten steunen, zo hoog als die welke van het oude huis bewaard ge-
bleven waren; en een derde verdieping, te weten een zaal voor de studie
bestemd van 35 meter lengte en acht meter breed, evenals enkele andere
vertrekken. De oostelijke vleugel van het Oratorio, parallel lopend met
de kerk van de H. Franciscus van Sales, zou tweemaal zo breed worden met
gaanderijen aan de oostkant, een slaapzaal op de tweede verdieping, een
kamer voor Don Bosco op de derde, met twee vensters, een op het zuiden
en de andere op het oosten, met ernaast een grote ruimte voor de biblio-
theek, en op de bovenste verdieping bewoonbare zolderkamers. De vroegere
kamer van de dienaar Gods zou een wachtkamer worden voor de bezoekers.
De nieuwe gaanderij: de nieuwe gaanderij zou uitkomen bij een brede
trap, die de ruimte zou vullen tussen de beide huizen (Pinardi en Filip-
pi) en die diende om zich naar het souterrain te begeven of naar de kel-
der en om naar boven te gaan naar de bibliotheek, de slaapzalen en de
studiezaal.
Don Bosco had dit plan opgezet met zijn werkmeester Carlo Buzet-
ti, en op 15 mei werd het contract gesloten voor deze bouw. Buzzetti
moest meteen aan het werk.
Maar het was het lot van iedere uitbreiding van het huis, dat in

70.8 Page 698

▲back to top
- VI/698 -
de aanvang daarvan steeds ernstige ongelukken moesten gebeuren. Het
scheen dat het goede gedrag van zoveel jongens en de ijver van de over-
sten voor hun godsdienstig en moreel welzijn, voor de hel onverdraaglijk
was, die daarom, met Gods toelating, er bittere wraak voor trachtte te
nemen. En zo gebeurde het ook ditmaal, zoals we zullen vertellen. Ons
verhaal is nauwkeurig ontleend aan de geschriften van Don Giovanni Bo-
netti, van Don Domenico Ruffino, van Giuseppe Reano en van Pietro Enria
en andere getuigen.
Het was op 15 mei 's avonds. "Don Bosco zei", zo schreef Pietro
Enria, voordat hij ons slapen stuurde: "Bid en houd u steeds op de dood
voorbereid, die ieder ogenblik kan komen. Zie, alle dagen gebeuren er
ongelukken; de een valt van een grote hoogte, deze wordt aangevallen
door moordenaars, de een verdrinkt, de ander krijgt een beroerte en een
derde wordt door de bliksem getroffen... en anderen sterven op een ande-
re manier. Maar als we voorbereid zijn, hoeven we niet bang te zijn voor
de dood, hoe hij ook mag komen." Het scheen dat Don Bosco een of ander
ongeluk voorvoelde, en hij liet die avond drie weesgegroeten bidden, op-
dat er 's nachts geen ongelukken zouden gebeuren."
De jongens gingen naar boven naar hun slaapzalen. Op de slaapzaal
die aan de H. Aloysius was toegewijd, op de bovenste verdieping van het
gebouw en op het noordoosten en zuiden gelegen en voor een deel samen-
vallend met de eronder gelegen kamer van Don Bosco, werd, evenals op de
andere, de Mariamaand gevierd. De zaal was ingenomen door een zestigtal
vakjongens en de seminarist Giovanni Bonetti was er als assistent. Alvo-
rens naar bed te gaan, knielden allen voor een altaartje, dat met kaar-
sen en bloemen versierd was. Naar gewoonte baden zij zeven Weesgegroeten
ter ere van de zeven smarten van de Allerheiligste Maagd. Daarna nodigde
Bonetti, gedreven door een ons onbekende gemoedsbeweging, de jongens uit
er nog drie aan toe te voegen en zei: "Bidden we nog drie Weesgegroeten
opdat de heilige Maagd ons voor ieder ongeluk behoede." - De jongens,
als verrast door deze nieuwigheid, baden van ganser harte met hem mee.
Daarna gingen ze naar bed.
Die avond kon Don Bosco er niet toe besluiten naar bed te gaan.
Hij ging met duidelijke tegenzin de trap op en toen hij in zijn kamer
kwam, begon hij te schrijven. Maar omdat hij met dat werk niet opschoot
door pijn aan zijn ogen en hij geen zin had om al naar bed te gaan, liep
hij in gedachten door de kamer op en neer, totdat hij om ongeveer elf
uur ging liggen. Hij was nauwelijks ingeslapen toen het was alsof hij
met de haren getrokken werd. Hij droomde dat er veel beesten om zijn
hoofd heen waren die hem beten. Hij probeerde zich met de hand van die
benauwde beelden te bevrijden, maar hij slaagde er niet in.
Kort na middernacht, toen heel de communiteit in haar eerste
slaap verzonken was, stak er een hevige storm op. De bliksem flitste en
de donder rolde angstwekkend. Giuseppe Rossi deelde een kamer met Giu-
seppe Reano dicht bij die van Don Bosco; die kamer was ervan gescheiden

70.9 Page 699

▲back to top
- VI/699 -
door een kleine bibliotheek. Rossi, die om half één nog geen oog had kun-
nen dichtdoen, maakte Reano wakker en zei tot hem: "Hoorde je dat!"... -
Reano antwoordde: "Je bent veel te bang; slaap toch rustig door." - En
hij keerde zich op een andere zij en viel weer heerlijk in slaap.
Maar er was nauwelijks een kwartier verstreken of er liet zich vlak
in de nabijheid een geweldig geraas horen, waardoor het gebouw tot in de
fundamenten schudde, terwijl het tegelijkertijd was alsof het midden in
de vlammen stond. Toen keerde alles weer tot volslagen duisternis terug
en volgde er een doodse stilte, die iets minder dan een minuut duurde.
Want plotseling hoorde men de bel in de kamer van Don Bosco klinken. "0,
wee, een ongeluk"! riepen Reano en Rossi uit. Ze kleedden zich inderhaast
aan en zo goed en zo kwaad als het ging, staken ze een kaars aan en snel-
den beangstigd en bevend weg.
Intussen bracht de arme Don Bosco een benauwd ogenblik door. De
bliksem was door de schoorsteen die in zijn kamer uitkwam, naar binnen
gedrongen, vernielde de muur, ontzette de pijler van de open haard, sloeg
de boekenkast tegen de grond, vernietigde de tafel en daarmee alles wat
erop stond. De bliksem sloeg over op zijn gietijzeren bed, tilde het meer
dan een meter van de grond op en verplaatste het naar de andere kant van
het vertrek, terwijl het door een verblindend licht omgeven werd.
Na enkele seconden gingen alle kaarsen uit en het bed dat op een
bidstoeltje terechtgekomen was, viel met zo een geweld neer, dat Don
Bosco er door de hevige slag uitgeworpen werd en op de vloer terechtkwam.
Enkele ogenblikken lang was hij als het ware versuft. Zijn eerste indruk
was dat hij met bed en al in de eronder gelegen studiezaal terechtgekomen
was. Op de grond zittend, en vermoeid van de doorstane emotie en vervol-
gens om zich heen tastend, voelde hij stenen, tegels en afgevallen kalk.
Toen hij overeind gekomen was, zocht hij om zich heen om te ontdekken
waar hij zich precies bevond, bang door een gat naar beneden te vallen of
een vallende muur op zijn rug te krijgen. Het mocht gaan zoals God wilde;
na enkele stappen raakte hij een schilderijtje en het wijwatervaatje aan
die aan de muur aan het hoofdeinde van het bed hingen; toen was hij er
zeker van dat hij zich nog in zijn eigen kamer bevond, en het koordje in
de hand nemend dat langs een kant naar beneden hing, liet hij de bel een
paar keren flink gaan. Op dat geluid waren Reano en Rossi komen toelopen.
Nadat Don Bosco zich in een paar dekens gewikkeld had om zich te-
gen de koude lucht te beschermen en op het bed was gaan zitten bleef hij
wachten. Intussen dwaalden zijn gedachten naar zijn beminde jongens die
op de bovenste verdieping sliepen en hij beval hen aan in de hoede van de
heilige Maagd.
Rossi en Reano kwamen aan, verslagen van vrees dat Don Bosco iets
overkomen zou zijn. Maar toen ze vlak bij het bed waren, keek hij hen
glimlachend aan en zei rustig en gelaten tot hen: "Kijk eens wat er mid-
den in de kamer ligt." - Daar had hij een groot geraas gehoord en wilde

70.10 Page 700

▲back to top
- VI/700 -
er de oorzaak van weten. Reano zag vijf of zes stenen, zwart van roet,
die met vreemd geweld van de schoorsteen omlaag gekomen waren. Toen
vertelde hij de twee jongens in het kort wat er gebeurd was en voegde er
met zijn gewone opgewektheid aan toe:
"Zo een ongemanierde bliksem! Zonder verlof te vragen komt hij
mijn kamer binnen, zet alles het ondersteboven, gooit het bed in de ene
hoek en mij in de andere. Hij moest aan de schandpaal staan, is het
niet, Rossi? Je geeft hem vandaag geen pietanza."
Terwijl deze tonelen zich in de kamer van Don Bosco afspeelden,
was de toestand in de erboven gelegen slaapzaal van de vakjongens veel
erger en treuriger. De bliksem, die op de zuidelijke voorgevel van de
slaapzaal ingeslagen was, had twee schoorsteenpijpen op de speelplaats
gesmeten. Het dak was gedeeltelijk beschadigd, zodat men er op verschei-
dene punten de lucht doorheen kon zien; pannen, tegels en kalk lagen op
de bedden. De algemene verwarring beschrijven is onmogelijk. Sommigen
huilden, anderen kermden, riepen Onze-Lieve-Vrouw aan of riepen om Don
Bosco, de een vluchtte, de ander viel; het leek wel op het vergaan van
de wereld.
Bij het geraas en geschreeuw sprong de seminarist Giovanni Bonet-
ti verschrikt uit zijn bed en stak de kaars aan die uitgegaan was en
liep van het ene bed naar het andere om de eerste hulp te verlenen. Maar
toen hij zag dat enkele jongens onder de kalk bedolven waren en een van
hen, Giulio Perroncini, dood scheen te zijn, stuurde hij direct de vak-
jongen Giacomo Ballario om Don Bosco in het donkere huis te gaan waar-
schuwen en hulp te gaan halen.
En Don Bosco? Giuseppe Reano zegt er het volgende over in een
handschrift aan Don Bonetti: "Don Bosco was nog met Rossi en mij in ge-
sprek toen we heftig op de deur hoorden kloppen. Ik deed open en de jon-
ge Ballario die zo erg hijgde dat hij nauwelijks kon spreken, stond voor
mij. "Reano", zei hij, "waarschuw alstublieft meteen Don Bosco en kom
naar onze zaal; de bliksem is ingeslagen... het plafond is op de jongens
gevallen en er zijn er heel wat dood."
Toen Don Bosco die woorden hoorde, riep hij me weer bij zich, en
vroeg me wat er gebeurd was. Toen hij het wist, riep hij uit: "0, mijn
God!" Zijn gezicht had een hartverscheurende uitdrukking. "U hebt het
gewild, o Heer, en ik eerbiedig uw besluiten." Toen beval hij: "Ga dade-
lijk kijken, kom onmiddellijk terug en breng me op de hoogte." - Ik liep
naar boven en nauwelijks had ik een voet in de slaapzaal gezet of ik
rook een ondragelijke zwavelreuk. Ik liep verder en hoorde kreten, ge--
kerm en gehuil. De zaal was lang en er stonden twee rijen bedden. Welnu,
meer dan twee derde van het plafond was naar beneden gekomen. Toen ik
tot de achterzijde van de zaal was doorgedrongen trof ik nog erger din-
gen aan. Enkele jongens bloedden in het gezicht; sommigen waren verdoofd
door de blikseminslag en keken als onnozel voor zich uit; de jongen Mo-
desto Davico had het gelaat helemaal verschroeid. Een schoenmaker, een

71 Pages 701-710

▲back to top

71.1 Page 701

▲back to top
- VI/701 -
Voortreffelijk trompettist, Giovanni Vairelati, had men bewusteloos op
het bed gelegd, terwijl twee kameraden hem met water besprenkelden en
tevergeefs probeerden hem bij te brengen, het was alsof hij stervend
was. Anderen bewogen niet ondanks het grote rumoer en leken dood te
zijn.
Toen keerde ik naar Don Bosco terug om hem te vertellen wat ik
gezien had en daar hij zich in die tijd had kunnen aankleden, begaf hij
zich met een kalmte die me verraste, onmiddellijk naar de plaats van de
ramp.
Hij ging de trap op toen een jongen hem tegemoet kwam en tot hem
zei: "De bliksem is ingeslagen en er zijn een stuk of dertig jongens
dood."
"Ga dan maar eens beter kijken", antwoordde Don Bosco.
Na een ogenblikje keerde dezelfde jongen haastig terug. "Er zijn
maar zeven of acht doden!"
"Ga nog maar eens kijken", antwoordde Don Bosco. En hij ging de
slaapzaal binnen met een onbewogen gezicht, glimlachte en gaf iedereen
moed. "Jullie hoeven niet bang te zijn", zei hij; "we hebben in de he-
mel een goede vader en moeder die over ons waken en ons beschermen."
Toen de jongens hem in het oog kregen, herademden ze alsof er een
troostende engel binnengekomen was. Degenen die al op waren, liepen naar
hem toe en omringden hem. Hij begaf zich naar het bed van degenen die er
het ergst aan toe waren en zag direct dat het niet zo erg was als men
hem aanvankelijk verteld had. Het was allemaal slechts een kwestie van
schrammen en verdoving. Toen liet hij direct water en azijn halen en
waste eigenhandig de wonden en builen van de getroffenen. Terwijl hij
naar de jonge Vairolati toeging, die daar nog altijd onbeweeglijk lag,
riep hij hem twee of drie maal met luider stem bij de naam. De arme jon-
gen, die tot dan toe de ogen nog niet geopend had noch een woord had ge-
zegd, keek nu op, zuchtte diep en zei weliswaar moeilijk, maar duidelijk
verstaanbaar: "Don Bosco!" - Kort daarna was hij weer helemaal bij en
voegde hij zich bij zijn kameraden.
Ten slotte ging Don Bosco naar de jonge Perroncini die nog steeds
onbeweeglijk op bed lag. Allen waren bang dat hij door de bliksem ge-
dood was, en daarom had tot dan toe nog niemand aan hem durven schudden,
misschien uit vrees te moeten constateren dat hij een lijk was. Nadat
hij de kaars dichterbij had laten brengen, onderzocht Don Bosco hem en
zag dat de arme jongen in het gezicht gewond was, en dat een klein stuk-
je riet, met kalk eromheen van het plafond gevallen was, hem in de wang
was gedrongen en bij het rechter benedenooglid naar buiten stak. Hij
probeerde het er met de punt van zijn vinger uit te trekken, maar slaag-
de er niet in het te pakken te krijgen. Toen vroeg hij een schaar en

71.2 Page 702

▲back to top
- VI/702 -
deze als pincet gebruikend kreeg hij de splinter eruit. Op dat ogenblik
bewoog de doodgewaande zich en in de mening dat een kameraad hem plaag-
de, gaf hij Don Bosco een stomp en riep in Piëmontees dialect: "Ga weg,
naarling, laat me slapen!" - De vreugde, waarmee de omstanders vervuld
raakten bij het horen van die stem en die kreet, laat zich beter denken
dan beschrijven. Iedereen, ook Don Bosco, barstte in een smakelijk ge-
lach uit, en was blij nu ze de zekerheid hadden dat bij de hele ramp
geen enkel slachtoffer te betreuren viel.
Het verzorgen van de gewonde jongens had ongeveer een uur ge-
duurd, en toen Don Bosco er zeker van was dat allen het er levend afge-
bracht hadden, liet hij zich een hartelijk "Deo gratias" ontvallen en
zei: "Danken wij de Heer en zijn Allerheiligste Moeder van ganser harte!
We zijn voor een groot gevaar behoed gebleven! Als het huis in brand was
geraakt, was de ramp niet te overzien geweest! Wie zou zich hebben kun-
nen redden?" - En voor het altaartje werd de litanie van Onze-Lieve-
Vrouw gebeden.
Daarna wilden de jongens van deze slaapzaal, ofschoon het nauwe-
lijks twee uur geslagen had, niet meer naar bed gaan en gingen met Don
Bosco naar beneden naar de kerk. Alleen Don Alasonatti bleef achter om
degene te verzorgen die dat nog nodig had en om de noodzakelijke voor-
zieningen te treffen. Intussen gingen al die vakjongens biechten, woon-
den de heilige mis bij die door Don Rua opgedragen werd en gingen te
communie. Om vijf uur 's morgens, bij het eerste teken om op te staan,
zagen de andere leden van de communiteit zoveel van hun kameraden op de
speelplaats en verwonderden zich daarover. Ze haastten zich naar bene-
den. "Hebben jullie vannacht niets gehoord"? zeiden de vakjongens tot
de studenten. - "Wat is er dan gebeurd"? vroegen zij. Op hun slaapzalen
en in de cellen hadden ze rustig geslapen. En de vakjongens vertelden de
wederwaardigheden en de ondergane emoties van die nacht en legden er
steeds de nadruk op: "Eigenlijk is het Onze-Lieve-Vrouw tot wie we gis-
teravond gebeden hebben die ons gered heeft."
Don Bosco was intussen klaar met het biechthoren van de laatste
vakjongens en toen kwamen hem plots de studenten verrassen, zodat men
zou kunnen zeggen dat het een generale heilige communie werd toen Don
Bosco zelf tegen zeven uur de heilige mis opdroeg. "Het was een ontroe-
rend schouwspel", zei kanunnik Anfossi ons.
Toen de dienaar Gods in zijn kamer teruggekeerd was, gingen de
seminaristen hem opzoeken om er zich van te verzekeren dat hij onge-
deerd was, en met zijn gewone glimlach om de lippen ontving hij hen op
vaderlijke manier. - "Dat is nu al de derde keer", zei hij hun, "dat de
bliksem mij lastig komt vallen. De eerste twee keren heb ik er wel wat
van te lijden gehad, want gedurende een zekere tijd kon ik niet lang le-
zen noch schrijven zonder dat ik door een heel hinderlijke slaperigheid
overvallen werd. Ik genas hiervan door ietwat geforceerde wandelingen
te ondernemen. Maar ik vrees dat de schok van vannacht veel verderfelij-
ker voor mijn gezondheid zal zijn. En toch heb ik tegen de bliksem ge-

71.3 Page 703

▲back to top
- VI/703 -
zegd toen hij toesloeg: "Gedraag je nu tenminste een beetje fatsoen-
lijk!" - En daarna heb ik eraan toegevoegd: "Dat is een van de grootste
genaden die de heilige Maagd Maria voor ons van de Heer verkregen
heeft."
Daarvan had hij kort daarna het bewijs, toen hij naar boven ging
om de schade van die nacht op te nemen. De zoldering van de slaapzaal
was van planken met een laag riet eroverheen, dat met ijzerdraad bijeen-
gebonden was en gehecht en gepleisterd met kalk. Nu had de bliksem zich
voortbewogen langs die ijzeren draden en ze verbrand. Het grootste deel
van de met kalk omgeven rietlaag was op verschillende plaatsen in grote
schilfers naar beneden gevallen zonder iemand veel kwaad te doen. Zelfs
de weldoeners en de vrienden die in de loop van de dag naar de schade
kwamen kijken, waren van mening dat naar alle waarschijnlijkheid de
blikseminslag onder de jongens doden had moeten maken. Toen zij weggin-
gen prezen zij de goedheid van Onze-Lieve-Heer en van Onze-Lieve-Vrouw.
Na het middageten bevond Don Bosco zich op de speelplaats onder
de gaanderij, omgeven door de seminaristen en de studenten en terwijl
hij over het gebeurde sprak, dat hij overigens aan de duivel toeschreef,
zei hij schertsend: "Die lomperd weet niet eens wat een behoorlijke op-
voeding voorschrijft, en gedraagt zich al te ongemanierd. Hij dient sto-
ten toe waar iemand de knoken van zouden breken. En in muzikaal opzicht
is hij een stumper. Hij weet geen maat te houden en heeft, van harmonie
geen verstand; hij raakt uit de maat en maakt zo een vreselijk lawaai
dat zelfs de oren van degenen die slapen ervan scheuren."
Dezelfde mening was kanunnik Anglesio toegedaan, die zich met Don
Bosco vrolijk maakte over het inslaan van de bliksem en tot hem zei:
"Het is blijkbaar een spelletje dat uw vijand de duivel speelt." Dit
verschijnsel was voor hem een beter bewijs, dan wanneer Don Bosco een of
andere begunstiging of gelukje van de zijde der mensen ten deel gevallen
zou zijn.
In die dagen durfden enkele kwaadaardige dagbladen, die het in-
slaan van de bliksem op het huis van Don Bosco vermeldden, naar alle
windstreken verkondigen dat er doden gevallen waren. Een daarvan was de
Gazzetta del Popolo. Op 18 mei hadden de redacteurs Don Bosco in een
brief gewaarschuwd voor zoveel ergernis die hij bleef geven door zijn
achterlijke opvattingen. Don Bosco zou ervoor moeten zorgen meer Itali-
aan te zijn, aldus die heren. De redactie was ook afgunstig op Don Bos-
co, omdat zij er niet in geslaagd was het Oratorio dat jaar te doen
sluiten. Daarom publiceerde het blad in het nummer 139 van maandag 20
mei 1861 in zijn gebruikelijk ongepast koeterwaals deze venijnige leu-
genachtige woorden:
"In de nacht van verleden maandag op dinsdag is de bliksem inge-
slagen, en raadt eens waar? Juist op dat nest van ongelukkigen, die door
de theoloog Bosco (de moderne Loriquet, beroemd door zijn geheel op Oos-
tenrijk gerichte geschiedenis van Italië) op de buiten overal worden
verzameld en onderricht volgens zijn beginselen om het land met schijn-
heiligen te bevolken.

71.4 Page 704

▲back to top
- VI/704 -
"Een van die ongelukkige leerlingen kwam om, anderen werden ge-
wond. Wanneer het een liberaal college betroffen had, dan zouden de
priesters uitgeroepen hebben: "Ziedaar de vinger Gods!"
"Daar wij een beetje meer eerbied voor die vinger hebben, zouden
wij hem nooit het boze voornemen van een doodslag ten laste willen leg-
gen."
"We merken in het voorbijgaan hier alleen bij op", schrijft Don
Bonetti, "dat de liberale Gazzetta deze regels publiceerde in Turijn,
zes dagen na de gebeurtenis, dat wil zeggen nadat ze volop gelegenheid
had om de volle waarheid te leren kennen. Maar voor bepaalde kranten is
de leugen hun leven, en de godslastering en smaad hun vak en hun lust.
Wat vervolgens de beledigingen betreft waarmee het blad toen het Orato-
rio overstelpte, zijn wij thans in de gelegenheid met onomstotelijke be-
wijzen, voor het oog van de wereld aan te tonen, dat die "Pilaarbijters
en ongelukkigen" van Don Bosco, bekwaam in een vak of in de wetenschap,
tegenwoordig een achtenswaardig leven in de maatschappij leiden, en dat
allen blij zijn over hun opvoeding. Sommigen zijn vooraanstaande indus-
triëlen, anderen zijn advocaat, hoogleraars, officieren in het leger of
voorbeeldige priesters. Eveneens zijn er niet weinigen die met edelmoe-
dige opoffering van hun eigen genoegens en zelfs van hun leven, al tot
in Patagonië doordrongen om daar het licht van het geloof en de weldaden
van de beschaving aan wilde barbaarse volksstammen te brengen. Zodoende
werden zij waarachtige weldoeners van de arme mensheid. Merken we nog op
dat een bepaald aantal het tot de hoogste waardigheden in de kerk
bracht, in de rechterlijke macht en in de regering. We hebben daarom
veel redenen om aan te nemen dat de vinger Gods in die nacht en later
met ons geweest is en we nodigen de Gazzetta uit inderdaad wat meer eer-
bied te betonen ten opzichte van zijn verheven daden."
Op Pinksterzondag, 19 mei, werd na de vespers en de preek een
plechtig Te_Deum gezongen, waaraan deelgenomen werd door de interne en
externe jongens van het Oratorio en door vele weldoeners. Maar dat was
voor degenen die door Maria beschermd waren nog niet genoeg. Het inslaan
van de bliksem had bij enkele oversten van het Oratorio het verlangen
doen groeien dat Don Bosco een bliksemafleider op het huis zou laten
zetten en ze zeiden hem dat. "Jawel", antwoordde hij, "en we zullen een
beeld van Onze-Lieve-Vrouw plaatsen. Maria heeft ons zo goed voor de
bliksem beschermd dat we een grove ondankbaarheid zouden begaan als we
op anderen meer zouden vertrouwen dan op Haar."
Maar haar bescherming maakte zich in dat jaar nog bij een ande-
re gelegenheid overduidelijk kenbaar. Carlo Buzzetti legde de hand aan
de nieuwe bouw die hem toevertrouwd was en zette zoveel vaart achter het
werk, dat het in november voltooid was. Het souterrain, dat voor kelder
bestemd was, moest nog in orde gebracht worden, toen een groot gedeelte
van het gewelf daarvan nabij de trap omlaag kwam. Het was er vol jongens
en er werkten vier metselaars bij het wegnemen van de stellages. Een van
hen bleef op een dunne balk in de lucht hangen, waarlangs hij zich

71.5 Page 705

▲back to top
- VI/705 -
schrijlings zittend kon voortbewegen tot aan een vensterholte. Een ander
bevond zich in een hoek, waarboven een gedeelte van het gewelf niet naar
beneden gevallen was. De derde werd gered door een plank die bijna op
hem viel, maar tegen de muur geleund bleef steken en hem tot beschutting
diende. De vierde kwam onder de instorting terecht en werd eronder be-
graven. Op het gedreun van deze instorting kwam men van alle kanten toe-
lopen. Men vreesde dat de vierde metselaar verbrijzeld was door het
neervallend gesteente. In de grootste ongerustheid begon men aan het op-
ruimingswerk. Merkwaardige genade van Maria! De man werd zonder enig
ernstig letsel onder het puin vandaan gehaald. Enkele kneuzingen genazen
spoedig, en de gezondheid van de man was niet geschaad.
Ook Don Bosco had zich, zoals Anfossi ons bericht, naar de plaats
van het ongeluk gehaast toen hij van het gebeurde hoorde. Maar toen hij
onderweg Buzzetti ontmoette, die al onderweg was om hem te vertellen dat
er geen ongeluk gebeurd was, zei hij glimlachend zoals naar gewoonte:
"De duivel heeft weer eens roet in het eten willen gooien; vooruit
maar, geen nood!"
Enkele nachten na deze instorting had Don Bosco een droom die hem
een andere gebeurtenis uit 1856 in herinnering bracht toen het gewelf
van het tweede gedeelte van het gebouw neerkwam. Het was alsof hij zich
in zijn kamer bevond en over die ramp nadacht, toen hij kanunnik Gastal-
di zag binnenkomen, die tot hem zei: "Erger u niet als er een huis van u
invalt."
Don Bosco keek hem, verwonderd over die woorden aan, en de kanun-
nik keek hem ook even aan en herhaalde toen: "Erger u niet over één huis
dat ingevallen is; er zullen er twee verrijzen: een voor de gezonden en
een voor de zieken."
Don Bosco bewaarde deze droom steeds in zijn herinnering, evenals
de belofte die erin stak, ervan overtuigd dat er met de tijd naast het
Oratorio van toen een ziekenhuis zou opgericht worden, groot of klein,
dat deed er niet toe, maar voorzien van al het nodige en dat dienst zou
doen voor de Salesianen en voor de zieke jongens.
In de afgelopen jaren en ook in het lopende jaar beklaagde Don
Bosco zich erover dat de noodzaak of belangrijke omstandigheden hem er-
toe dwongen een deel van zijn zieken naar openbare ziekenhuizen te zen-
den. Er werd wel toezicht uitgeoefend door de administrateurs, direc-
teurs, dokters, de zusters en ook door de aalmoezenier; maar helaas is
het gedrag en de ongodsdienstigheid van sommige zieken dikwijls oorzaak
van ergernis.
Een voorval moge als bewijs daarvan volstaan. De jeugdige Enria
stierf in 1886 in het ziekenhuis van Sint-Jan. De zieken die zich in de
bedden om hem heen bevonden waren begonnen hem met onbehoorlijke praat-
jes en scherpe woorden te plagen. Doch vervuld van de vreze des Heren,
luisterde hij niet naar hen en antwoordde alleen maar: "Ik weet niet

71.6 Page 706

▲back to top
- VI/706 -
waar jullie het over hebben!" - Daar moesten de laaghartige kerels erg
om lachen. Toen hij gevraagd had om de sacramenten te mogen ontvangen,
begonnen ze opnieuw te spotten. Hij zei echter: "Ik laat jullie met
rust, laten jullie mij alstublieft ook met rust; iedereen moet om zich-
zelf denken."
Hij ontving heel godvruchtig de vertroostingen van de godsdienst,
en begon zijn doodsstrijd. Degenen die bij hem in de buurt lagen begon-
nen God te vervloeken en tegen hem uit te vallen: "Je hebt de Heer aan-
geroepen, je bent braaf geweest, en kijk nu eens hoe hij je verhoort!
Je sterft, je sterft! Jij evengoed als al de anderen; onder de grond
verdwijn je om te vergaan! Wat heb je er nu aan gehad naar de priester
te vragen?"
De jongen gaf geen antwoord. Maar toen hij voelde dat zijn
krachten hem begaven, zei hij tot de oppasser: "Roep iemand die de gebe-
den voor me opzegt; waarschuw mijn broer; (die in dienst van dat zieken-
huis was), ik sterf!" En daar er niemand was om hem de gebeden voor te
zeggen, en zijn broer te laat kwam, greep hij het kruisbeeld en begon
het De profundis te bidden. Voor hij deze psalm beëindigd had, was hij
dood.
Don Bosco was dus van oordeel dat er een gebouw moest komen voor
de zieken van het Oratorio en van de Congregatie, maar zijn verlangen
kon niet vervuld worden, en hij vertrouwde de verwezenlijking van zijn
hele plan toe aan de goddelijke Voorzienigheid. Toen het nieuwe gebouw
klaar was, liet Don Bosco op de muur onder de nieuwe gaanderij aan de
oostzijde de volgende inscripties aanbrengen:
I. Tu es Petrus, et super hanc petram aedificabo Ecclesiam meam,et por-
tae inferi non praevalebunt adversus eam. Mt. 16,18.
Gij zijt Petrus; en op deze steenrots zal Ik mijn Kerk bouwen, en
de poorten der hel zullen haar niet overweldigen.
II. Viam aquilae in coelo, viam colubri super petram, viam navis in me-
dio maris, et viam viri in adolescentia. Spr. 30,19.
Het spoor van de adelaar in de lucht, het spoor van de slang op
de rots, het spoor van een schip in volle zee, zo is het spoor
van de man in de jeugd.
III. Nemo adolescentiam tuam contemnat: sed exemplum esto fidelium, in
verbo, in conversatione, in charitate, in fide, in castitate. I Tim.
4,12.
Niemand mag uw jeugd minachten. Wees een voorbeeld voor de gelo-
vigen door woord en gedrag, in liefde, in geloof en in onschuld.
IV. Ossa ejus implebuntur vitiis adolescentiae ejus et cum eo in_pulvere
dormient. Job. XX, 11.
Zijn lichaam zal doordrenkt zijn van de krachten zijner jeugd,
maar met hem leggen die zich neer in het stof.
V. Bonum est viro, cum portaverit jugum ab adolescentia sua. Klaagl.
1.3,27.
Goed is het voor de mens, vanaf de jeugd zijn juk te dragen.

71.7 Page 707

▲back to top
- VI/707 -
VI. Confiteberis vivens, vivus et sinus confiteberis et laudabis Deum et
gloriaberis in miserationibus illius. Sir. 17,27.
Prijs God bij uw leven, prijs Hem terwijl gij leeft en gezond
zijt, loof God en op zijn barmhartigheid zult gij mogen roemen.
VII. Et baptizabantur ab eo in Jordane, confitentes peccata sua. Mt.3,6.
En zij lieten zich door hem dopen in de rivier de Jordaan, ter-
wijl zij hun zonden beleden.

71.8 Page 708

▲back to top
- VI/708 -
HOOFDSTUK
LXX
ZIEKTE IN HET ORATORIO - WONDERBARE GENEZINGEN VAN
OOGZIEKTEN - ONBEANTWOORDE ROEPINGEN - MEN MAAKT EEN
PORTRET VAN DON BOSCO: VERSCHEIDENE INCIDENTEN - DROOM!
DE TWEE DENNENBOMEN - TWEE BELOFTEN VOOR DE UITWERKINGEN
VAN DE MARIAMAAND - AANNEMING VAN NIEUWE LEDEN VAN DE
CONGREGATIE - DE BELOOFDE REGEN EN GEBEDEN TOT
BESCHERMING TEGEN DE HAGEL - KATHOLIEKE LECTUUR -
WEDEROPVOERING VAN HET LATIJNSE TONEELSTUK - EEN EERSTE
MIS - DE SLUITING VAN DE MARIAMAAND EN EEN GOED
GESPROKEN BIECHT.
De gevolgen van de blikseminslag, de gebeurtenissen die de bouw
van het nieuwe gebouw vergezelden, hebben ons min of meer van de chro-
nologische volgorde afgebracht. Thans keren we weer tot het spoor te-
rug.
De ziektegevallen die Don Bosco op 7 maart van dat jaar aangekon-
digd had, volgden elkaar in het Oratorio op. Twee ervan waren, zoals we
al gezegd hebben, van dodelijke aard en "op 17 mei", zo tekent Don Ruf-
fino aan, "werd de heilige teerspijze gebracht aan een zekere Pavesi,
die op sterven lag. Daar deze jongen echter erg sterk was, kon hij er
weer bovenop komen, en na een lange tijd, waarin zijn toestand steeds
verbeterde, genas hij volkomen."
"Maar plots deed zich op het einde van mei in huis een nare oog-
ziekte voor, waardoor in juni tal van jongens aangetast werden, terwijl
de kwaadaardige influenza ook gedurende de maand juli bleef aanhouden.
Don Bosco bestudeerde toen de mogelijkheid om zelf een medicijn samen te
stellen, waarmee men zeker binnen drie dagen genezing zou kunnen ver-
krijgen. Maar het voornaamste van die remedie was de manier waarop men
ze gebruikte. 's Avonds moest de zieke er zijn ogen mee bevochtigen en
zeggen "Heilige Maria, bid voor mij!"
"Het was merkwaardig! In het begin toen Don Bosco dit geneesmid-
del liet toepassen, stelde hij de jongen voor dat hij met kinderlijk
vertrouwen enkele keren zou zeggen: "Heilige Maria, bid voor mij, en een

71.9 Page 709

▲back to top
- VI/709 -
beetje gauw." En zie, op hetzelfde ogenblik zag men de ogen van de zieke
overmatig tranen; en in minder dan een kwartier waren ze glanzend en
weer gezond en wel. Nu echter - in het begin van juli - stelde hij niet
meer voor dat er onmiddellijke genezing gevraagd zou worden, en over het
algemeen waren de zieken dan binnen drie dagen van hun kwaal verlost.
Van dat feit ben ook ik getuige, en Don Bosco heeft mij het geval beves-
tigd. Het was voor allen duidelijk dat hun hemelse Moeder zorgde voor de
lichamelijke gezondheid van haar kinderen."
Don Bosco zelf was aan voortdurende en niet lichte ongemakken
blootgesteld, en daarbij kwam ook nog de last aan de ogen. Hij wilde
daarvoor echter niet het geneesmiddel gebruiken dat hij zelf aan de an-
deren voorstelde, omdat hij die plaag uit de handen van God aanvaardde
als een oefening van boetedoening.
Van deze ziekte hebben wij eveneens de bevestiging in zijn eigen
woorden die door de kroniek worden aangehaald: "Don Bosco zei op een ju-
ni-avond tot de seminaristen: "Ik was op mijn kamer en kon niet werken
door pijn aan mijn ogen, waar ik erg slaperig van werd. Intussen was het
net of ik een seminarist voor me zag, die tot me zei: "Ik wil het gees-
telijke kleed afleggen."
Ik antwoordde hem: "Dat had ik je al willen zeggen; maar bid voor
je het doet, eerst tot de Heer, opdat Hij je zijn wil laat kennen."
"Het leek me dat de seminarist mijn kamer verliet en intussen
raakte ik mijn slaperigheid kwijt. Die seminarist is niet een van dege-
nen die in het huis geweest zijn, maar hij is een van hen die er zijn."
De betrokken seminarist begreep heel goed de raad die voor hem
bestemd was, en begon in ernst over zijn toestand na te denken."
We hebben er eerder al op gewezen dat de seminaristen op ontelba-
re manieren probeerden een portret van Don Bosco te maken, maar tever-
geefs. Nu lezen we bij Don Ruffino: "Heden 19 mei, Pinksterdag, nam
Francesco Serra, een zoon van het Oratorio, het portret van Don Bosco
door middel van een daguerreotypieapparaat. Eerst een portret van hem
alleen, en daarna met de jongens Jarach, Costanzo, Fabre, Bracco en Al-
bera, en tenslotte met vijftig en meer leerlingen. Twee dagen daarna nam
hij nog een opname van hem terwijl hij aan het biechthoren was. De peni-
tenten die het dichtst bij hem zaten waren Reano, Albera en Viale; vele
anderen bevonden zich wat meer achteraf voor hun voorbereiding.
Don Bosco had er zijn toestemming pas toe gegeven na veel aan-
dringen van Serra.
Dergelijke portretten waren uitsluitend voor het Oratorio be-
stemd, en Don Bosco wilde niet dat ze gereproduceerd zouden worden. Bel-
lisio kopieerde ze met het potlood.

71.10 Page 710

▲back to top
- VI/710 -
Maar die gebeurtenis ging vergezeld van bepaalde bijzonderheden,
die op zijn minst verrassend waren en de jongens veel stof tot nadenken
en vrolijkheid gaven.
Don Bonetti schreef: "Men vertelde mij dat, ondanks alle aan-
drang, Don Bosco voor dat doel niet van zijn kamer naar beneden wilde
komen. Daarop ging een van de oudere jongens uit het huis, de seminarist
Giovanni Cagliero, voor zijn voeten knielen en smeekte hem uit naam van
allen hun dit genoegen te doen, daar het ons buitengewoon zou spijten
als wij geen portret van hem hadden nadat hij er niet meer zou zijn. Al-
vorens hij echter ging poseren, wendde Don Bosco zich tot Serra en zei
tot hem: "Bedenk wel dat ik al drie of vier maal na veel aandrang, ook
van enkele families in Turijn, me heb laten overhalen om een portret van
me te laten maken. Maar tot nu toe is niemand daarin geslaagd. Tenslotte
ben ik met enkel jongens naar de beste lithograaf van Turijn gegaan,
mijnheer Dubois. De kunstenaar deed wat hij kon, ook zijn bedienden pro-
beerden het, maar het werd een nutteloze poging. Ze waren verbaasd en
zeiden dat zo iets hun nog nooit overkomen was. Ik lachte en zei: "Kijk,
als ze mijn foto willen nemen, moeten ze eerst goed gaan biechten, daar-
na kunnen ze komen en een opname van me maken." - Ze dachten dat hij dat
voor de grap zei en lachten, maar nadat er meer dan een uur verstreken
was met allerlei proeven, waren ze gedwongen me te laten gaan zonder er-
in geslaagd te zijn een opname van me te maken. Nu zeg ik hetzelfde te-
gen jou: als je in staat van genade bent, goed, ga dan je gang; an-ders
kan je het allemaal beter laten want dan verspillen we alleen maar onze
tijd."
Serra ging aan het werk en nam een opname van hem, die echter
niet te best was. Hij nam een tweede opname en ook nog een derde, en
toen slaagde het werk voortreffelijk. Alle jongens begonnen toen te roe-
pen: Serra is in staat van genade! Serra is in staat van genade!
Toen er een portret van Don Bosco gemaakt werd temidden van een
groot aantal jongens, zei hij: "Degenen die geen erg zuiver geweten heb-
ben, kunnen beter voor de lens wegblijven, anders worden ze lelijk!"
Ook wanneer hij schertste had Don Bosco dus tot doel zijn jongens
er goed van te doordringen hoe ongelukkig het is zich niet in Gods ge-
nade te bevinden, waardoor de ziel, ook wanneer zij in een uiterlijk
mooi lichaam huist, lelijk en misvormd wordt.
Intussen vertelde hij ons, zo schreef Don Ruffino, in enkele
woorden de volgende droom: "Het kwam me voor dat ik me in Castelnuovo
temidden van de weilanden bevond met enkele jongens. We stonden te wach-
ten op iets dat we konden aanbieden voor de naamdag van Pius IX. Plots
zagen we door de lucht uit de richting van Buttigliera een grote dennen-
boom aankomen. De omvang ervan was gelijk aan die van... twee huizen-
blokken van Turijn samen; en hij was buitengewoon hoog.
Hij kwam in horizontale richting op ons toe; vervolgens hief hij

72 Pages 711-720

▲back to top

72.1 Page 711

▲back to top
- VI/711 -
zich op, verticaal, zwaaide, en scheen zich op ons te storten. Verschrikt
wilden wij op de vlucht slaan en sloegen een groot kruis, toen er een he-
vige wind opstak, hem opnam in een storm met bliksemstralen, donder en
hagel.
Even later kwam er plots nog een dennenboom, die iets minder groot
was dan de eerste, uit dezelfde richting aan. Hij kwam tot boven ons;
daarna zagen we hem nog steeds horizontaal omlaag komen. We kozen het
hazenpad uit vrees verpletterd te worden, en maakten kruistekens. De den-
nenboom daalde tot bij de grond, maar bleef nog in de lucht opgeheven.
Alleen de takken ervan begonnen de grond te raken, toen er een zacht
windje kwam opsteken dat hem in regen oploste. We wisten niet wat dat
verschijnsel te betekenen had, en vroegen elkaar steeds maar over en
weer: "Wat wil dat zeggen?"
Toen er een - van wie ik nog weet wie hij is – zei: "Haec est plu-
via quam dabit Deus tempore suo."
Daarna voegde een ander - van wie ik niet meer weet wie hij was
eraan toe: "Hic est pinus ad ornandum locum habitationis meae." Hij noem-
de me de plaats van de Heilige Schrift waar dat vers te lezen staat, maar
ik herinner het me niet meer.
Ik geloof dat de eerste dennenboom de vervolgingen betekent, de
stormen die over hen die de Kerk trouw blijven neerkomen.
De tweede betekent de Kerk zelf die een weldadige en groeizame re-
gen zal zijn voor degenen die haar zo trouw zullen blijven dienen. Aldus
Don Bosco.
Hij voegde aan wat ons bekend was geen andere verklaring toe, en
we zullen niet nagaan of zijn droom soms ook niet op een andere beteke-
nis kon wijzen. Beperken wij ons tot een vergelijking. De geweldige den-
nenboom, waarvan de stam een doorsnee heeft van niet minder dan honderd
meter, die zich halverwege de grond rechtop verhief, gelijkt die niet op
de boom die gezien werd door Nebukodonosor, en beschreven werd door de
profeet Daniël, en waarvan de hoogte tot aan de hemel reikte en die zo
rijk van groene takken voorzien was, dat hij vanuit de verte op een heel
bos leek? Is hij niet het symbool van een buitengewone kracht, een onge-
looflijke pracht en opstandigheid tegen God, steeds klaar om diens die-
naren te vernietigen? Deze echter verdween van de aarde, getroffen door
de toorn van de Heer. Een hevige, stormachtige wind deed zijn takken
uitdrogen, de storm nam hem op en deed hem, verteerd door het vuur, ver-
dwijnen.
De tweede dennenboom die eveneens hoog en sterk is, maar niet zo
fors als de eerste, vertegenwoordigt misschien niet zozeer de Kerk in
het algemeen, dan wel een uitverkoren deel van haar, zoals een klooster-
congregatie, bijvoorbeeld de Congregatie van de H. Franciscus van Sales.

72.2 Page 712

▲back to top
- VI/712 -
Dat schijnt aangeduid te worden door de plaats waar dit tafereel zich af-
speelde; de blijvende horizontale stand ervan, in plaats van verticaal
symboliseert de noodzakelijke nederigheid; vers 13 van het zestigste
hoofdstuk van Jesaia zegt: Gloria Libani ad te veniet,_abies et buxus et
pinus simul, ad ornandum locum sanctificationis meae; et locum pedum meo-
rum glorificabo.
De dagen van de maand mei volgden elkaar dus met een verrassende
rijkdom aan gebeurtenissen op, en de droom van het wiel wekte in de har-
ten nieuwe besluiten en roepingen. Daarom zei Don Bosco op de 2Oste, zo
vermeldt Don Ruffino, na het avondgebed: "Ik zou erg graag zien dat de
jongens als vrucht van de Mariamaand het besluit zouden nemen twee din-
gen te beloven: een aan God en het andere aan mij, die belofte op een
briefje zouden schrijven met de naam erbij en mij dat geven. Ik zal het-
zelfde doen: ik zal een ding aan God beloven, en dat zal ik u zeggen. Ik
zal ook iets beloven aan jullie en dat aan enkelen onder vier ogen zeggen
en anderen in het algemeen. Wat ik jullie zeg is geen bevel; wie het niet
doen wil, wordt er niet toe verplicht, maar als jullie het doen, zullen
jullie mij een groot genoegen doen."
Het aantal van degenen die zich op edelmoedige manier voor enke-
le jaren bereid verklaarden met Don Bosco samen te werken aan het wel-
zijn van het Oratorio en van de jeugd, werd steeds groter. We lezen in
de notulen van het kapittel.
"
Op 21 mei 1861 kwam in de kamer van Don Bosco het kapittel
" bijeen voor het aannemen van twee leden: Don Giovanni Ciattino
" uit Portacomarro, pastoor van Maretto in het diocees van Asto,
" die al voorgedragen was in de vergadering van 12 mei, en Antonio
" Tresso uit Francesco di Front. Don Ciattino kreeg alle stemmen;
" hij werd echter aangenomen als tertiaris (wat wij heden ten dage
" medewerker noemen), daar hij zich niet terstond ter beschikking
" van de Congregatie kon stellen. Tresso kreeg slechts één afwij-
" zende stem.
"
Op 3 juni 1861, toen het kapittel van de Congregatie van
" de H. Franciscus van Sales vergaderde, vond, na de aanroeping
" van de heilige Geest en een kort gebed, de aanneming plaats van
" de drie volgende leden: R. Costanzo, uit Busca, zoon van Giusep-
" pe, Domenico Parigi uit Chieri, zoon van Ottavio, Francesco Re-
" buffo uit Genua, zoon van wijlen Giacomo. De eerste twee, Costan-
" zo en Parigi kregen alle stemmen; de derde, Rebuffo, kreeg één
" afwijzende stem. Derhalve werden allen tot de beoefening van de
" regel toegelaten.
Parigi was zestien jaar oud, de twee anderen vijftien.
Op dezelfde dag dat de heilige priester Don Ciattino in de Congre-
gatie was opgenomen, bevond zich in het Oratorio zijn vriend, de theoloog

72.3 Page 713

▲back to top
- VI/713 -
Barbero, pastoor van Villa San Secondo. Hij zei tot Don Bosco: "Er is
bij ons op het platteland grote droogte. Het is nodig dat het een beetje
gaat regenen."
"Ga naar huis", antwoordde Don Bosco, "laat een noveen houden;
laat 's morgens enkele gebeden zeggen, en hulde en aanbidding verrichten
tot het heilig Sacrament. Verzamel de mensen 's avonds voor een of ande-
re plechtigheid ter ere van Onze-Lieve-Vrouw. Nodig de mensen uit en
zeg: "We houden deze noveen. Ik wil dat Don Bosco, die regen beloofd
heeft, een fiasco maakt." - Zeg dat glimlachend; maar zeg er dan in
ernst bij dat ze minstens gedurende die noveen niet zullen zondigen."
"Hoe kunnen we dat nu gedaan krijgen? Hoe kunnen we te weten ko-
men of de mensen uw raad zullen volgen? Het zal de schijn hebben alsof
dat een uitvlucht is. Er zullen er tweehonderd zijn die zich van de zon-
de onthouden; en ter wille van enkelen zouden dan allen moeten lijden?"
"Ook het bedrijven van de zonde is een openlijk verwerpen van de
weldaad, het is ontkennen dat we die ontvangen hebben."
"Welnu, ík zal doen wat u me zegt; maar als het daarna niet re-
gent, zult u ons minstens komen zeggen door wier schuld het niet gere-
gend heeft."
"Ja, ja, ik zal komen snuffelen, ik zal de zondaars vinden."
De pastoor begon de noveen onmiddellijk toen hij terug in het
dorp was, en hij begon met een toespraak over wat Don Bosco tot hem ge-
zegd had. De regen viel voordat de noveen afgelopen was.
In de herfst moest Don Bosco zich met de jongens naar Villa San
Secondo begeven.
Aldus verklaart Ruffino, en hij voegt eraan toe: "Don Bosco had,
enkele dagen voordat hij naar Don Barbero kwam, een van zijn vrienden
aanbevolen, die zich naar het gehucht de Becchi begaf: "Zeg tegen de
mensen daar, dat ze vurig tot Maria bidden en iedere avond bij elkaar
komen om de rozenkrans te bidden, anders zal er heel gauw door een nood-
weer grote schade ontstaan."
De dorpelingen baden tot Onze-Lieve-Vrouw, daar zij uit ondervin-
ding de betekenis van dergelijke raadgevingen kenden, terwijl Don Bosco
de titel die hij aan zijn Madonna gaf populair begon te maken. In de al-
manak van de Galantuomo voor 1860 had hij voor de eerste maal vermeld:
24 mei: B.V. Ausiliatrice. En in die van 1861 voor de eerste dag: De
Heilige Maagd met de wel verdiende titel van Hulp der Christenen, Auxi-
lium Christianorum!
Op die manier had de Katholieke Lectuur, die de glorie en de gun-

72.4 Page 714

▲back to top
- VI/714 -
sten van de allerheiligste Maagd Maria, Hulp der Christenen moest vie-
ren, het voordeel alle volksalmanakken voor te zijn in het voortdurend
aanwijzen aan de abonnees en lezers, welke dag voor een dergelijke
plechtige feestdag vastgesteld was. Voor de maand juni drukte Paravia
de aflevering: Vittorina en Eugenia, ofwel de weldadigheid en de naas-
tenliefde. In deze eenvoudige vertelling werd aangetoond hoe de welda-
digheid ten aanzien van allen, zonder uitzondering, een consequentie
behoort te zijn van de naastenliefde in haar uiterlijke verschijningen.
Dat wordt de mensen door de heilige Geest voorgeschreven in de Heilige
Schrift. Tot slot kon men er enkele bijzonderheden in lezen over het
leven van Pius IX.
De laatste maanden van mei werden intussen opgeluisterd met een
toneelvoorstelling en godsdienstige plechtigheden. Op 23 mei, zo ver-
volgt Don Ruffino zijn verhaal, werd voor de tweede maal het Latijnse
toneelstuk Minerval opgevoerd met een andere opdracht, geschreven door
pater Palumbo, die aan de weldoeners gezonden werd.
Sacerdos Bosco Equiti ampl. Xaverio Provana in Domino S.
Minerval quod placuit, refertur denuo
Multorum oratu.
Dabitur mensis hujus
Die vigesima tertia, a prandio,
Ad aedem Sancti Francisci nomine dictam,
Secunda hora.
Schedula haec erit tibi tessera, Quam ostendes,
ut fiat spectandi copia.
Quam expectarem paucos, venere plurimi:
Nunc plurimos expecto; ne faxis sient
Pauci. Si primum interfuisti, pervelim
Te iterum adesse: hint tibi placuisse fabulam Intelligam.
Sin abfuisti, te rogo
Ut nunc saltem adsies, Te ergo expecto.
Vale.
Augustae Taurinorum XIII Calendas Junii anno MDCCCLXI
Op 26 mei droeg Don Giovanni Turchi de eerste mis op; ze werd ge-
zongen. Na het ontbijt werden er enkele brieven voorgelezen en werd een
bloemenmand aan de nieuwe priester aangeboden. Toen de vespers gezongen
waren en de andere kerkelijke plechtigheden tegen het vallen van de
avond afgelopen waren, werd er muziek gemaakt, hulde gebracht, vuurwerk
afgestoken en ballonnetjes opgelaten.
De plechtige sluiting van de Mariamaand bracht eveneens haar ver-
blijdende gebeurtenissen. De jonge Bo... vertelde aan een vriend van
hem, een priester, een feit dat hem overkomen was, zoals er in het Ora-
torio elke dag voorkomen, en deze priester maakte er melding van aan de
seminarist Ruffino.
Don Bosco had deze jongen afzonderlijk genomen en hem de vraag ge-

72.5 Page 715

▲back to top
- VI/715 -
steld: "Ben je gaan biechten?"
"Ja zeker, bij die en die priester."
"Heeft hij je de absolutie gegeven?"
"Jawel!"
"Hoe is het mogelijk? Je kunt de absolutie niet gekregen hebben."
"Jawel, hij heeft ze me gegeven. Waarom vraagt u me dat?"
"Omdat je niet alles gebiecht hebt." "Ik heb alles gebiecht."
"En als ik je nu zeg van niet?" "Wilt u het beter weten dan ik?"
"Ik wil het niet beter weten dan jij, maar ik weet dat je niet
alles gebiecht hebt; dat en dat bijvoorbeeld, is het niet waar dat je
dat niet gebiecht hebt?"
"0, die dingen durf ik niet biechten." En hij ging weg, moppe-
rend: "Don Bosco weet altijd alles."
Don Bosco verloor hem echter niet uit het oog en op zekere dag
toen hij hem weer apart genomen had, zei hij hem: "Welnu, ik wil dat het
met jouw geweten in het reine komt."
"Maar ik durf niet bij u biechten!"
"En ik wil niet dat jij biecht, ik zal je zonden aan jou opbiech-
ten, zonder dat jij iets hoeft te zeggen." - En aldus deed hij en hij
hield hem alles voor ogen, met alle bijzonderheden, wat hij nooit ge-
biecht had. De jongen hoefde slechts "ja" te zeggen om de absolutie te
verkrijgen en, toen Don Bosco klaar was, was de arme jongen zo gelukkig,
als hij in zijn leven nog nooit geweest was; en thans is hij een van de
meest opgewekte en vrolijkste leerlingen."

72.6 Page 716

▲back to top
- VI/716 -
HOOFDSTUK
LXXI
HET FEEST DER ITALIAANSE EENHEID - DE WERELDLIJKE
AUTORITEITEN NEMEN NIET MEER DEEL AAN DE
SACRAMENTSPROCESSIE - DE JONGENS VAN HET ORATORIO IN DE
PROCESSIE VAN DE KATHEDRAAL - DOOD EN BEGRAFENIS VAN GRAAF
DI CAVOUR - WOORDEN VAN DON BOSCO: EEN JONGEN ZAL GEEN
TWEEDE OEFENING VOOR EEN GOEDE DOOD MEER DOEN -
AANKONDIGING VAN DE DOOD VAN CAVOUR: WAARSCHUWING TOT
DEGENEN^DIE ZICH NIET WILLEN BEKEREN - EEN DUIVEL OP DE
SCHOUDERS VAN WIE EEN ZONDE IN DE BIECHT VERZWIJGT -
VERTROUWELIJKE GESPREKKEN MET DON BOSCO: HEILIGE JONGENS -
EEN GEHEIMZINNIGE BOL - DE GEKRUISIGDE JEZUS; ONZE-LIEVE-
VROUW; VOORZIENE DOOD VAN EEN PASTOOR - ONGELUK VAN EEN
DOOR GOD BEVOORDEELDE, DIE TOT HOOGMOED VERVALT -
VERMENIGVULDIGING VAN DE HOSTIES - DON BOSCO BEVEELT IN HET
OPENBAAR BIJZONDERE GEBEDEN AAN VOOR DE ZONDAARS – DROOM:
DE KOSTBARE ZAKDOEK EN DE DEUGD DER ONSCHULD - GENEGEN
ONTVANGST VAN EEN AFVALLIGE - ANTWOORD VAN DE AARTSBISSCHOP
VAN FLORENCE AAN DON BOSCO - DIE HEM WAARSCHUWT VOOR DE
LISTEN VAN DE PROTESTANTEN.
De Sacramentsprocessie was in Turijn steeds een prachtig en indruk-
wekkend schouwspel geweest, ook door de aanwezigheid van de koning, de
ministers, senatoren, afgevaardigden en van al de andere wereldlijke en
militaire hoogwaardigheidsbekleders. In dat jaar echter hielden de ge-
zagdragers ermee op deze verschuldigde eerbied aan het heilig Sacrament
te betuigen, en ziehier onder welk voorwendsel. Het feest van de invoe-
ring van de grondwet, dat gewoonlijk gevierd werd op de tweede zondag van
mei, was in dat jaar bij wetsbesluit verplaatst naar de eerste zondag van
juni. De katholieke geestelijkheid, die steeds aan dit vreugdebetoon had
deelgenomen met de kerkelijke plechtigheden, weigerde dat jaar in over-
grote meerderheid onder zulke omstandigheden hun ambtsbediening uit te
oefenen. Inderdaad was het nieuwe feest ingesteld ter plechtige herden-

72.7 Page 717

▲back to top
- VI/717 -
Italiaanse eenheid, en kon de paus, die het slachtoffer was van zo vele
plagerijen, niet aangenaam zijn.
Daar de regering zich echter wilde wreken vanwege die weigering,
zond graaf Camillo di Cavour, voorzitter van de Raad van Ministers, half
mei een rondschrijven uit, waarbij het aan de gezagdragers van de Staat
verboden werd deel te nemen aan de jaarlijkse Sacramentsprocessie. Tege-
lijkertijd bevorderde de graaf, die nauwelijks de vijftig gepasseerd was,
een krachtige gezondheid genoot en die, na enkele ongemakken, nog een
lang leven voor de boeg scheen te hebben, zoveel hij kon de viering van
de nationale eenheid, die voor de eerste maal zou gevierd worden. Daar
hij de voornaamste bevorderaar en bewerker van die eenheid was, kon hij
er de meeste eerbetuigingen voor verwachten, en er vanwege de democratie
van hoog tot laag de luidste toejuichingen voor ontvangen.
Maar God had in zijn raadsbesluiten anders beschikt.
Toen Cavour na een stormachtige zitting van de Kamer van Afgevaar-
digden, waar hij herhaaldelijk aangevallen werd met bijtende en heftige
woorden, op de avond van 29 mei, de vooravond van Sacramentsdag, weer in
zijn woning terugkeerde, en door een beroerte getroffen werd, viel hij
onverhoeds als dood neer. Toen hij naar bed gebracht was en men hem ver-
schillende aderlatingen had toegediend, scheen zijn toestand te verbete-
ren.
De volgende dag hoorde men de muziek van het leger niet om zich op
de pleinen en in de straten op te stellen, zwegen de salvo's van de ar-
tillerie en verschenen de prachtige uniformen van het hof niet, noch de
soeverein, noch de andere hoogwaardigheidsbekleders om de stangen van het
baldakijn te dragen. "De processie", zo schreef kanunnik Ballesio "trok
alleen uit met de praal van de Kerk, maar in plaats van de senatoren en
afgevaardigden volgden in rijen achter het H. Sacrament honderden jongens
van het Oratorio. Don Bosco had er prijs op gesteld zijn zonen erheen te
sturen, van wie hij wilde dat ze vrijmoedig en met open vizier de gods-
dienst zouden belijden. De mensen waren verwonderd en gesticht bij het
zien van die rijen jongens in de plaats van de autoriteiten. Ze bewon-
derden de vroomheid en aandacht van de jongens, evenals hun mooi god-
vruchtig gezang. We hadden, als opvolgers en begeleiders van Jezus Chris-
tus in het H. Sacrament, de katholieke aristocratie en burgerij van Tu-
rijn."
Op zondag 2 juni, terwijl in alle delen van het rijk op burgerlij-
ke wijze de nationale eenheid gevierd werd, lag Cavour in zijn bed te
lijden aan stekende pijnen en zijn toestand verergerde dodelijk door een
tweede nog heviger beroerte.
"Nadat hij zijn leerlingen al voor de stervende minister had la-
ten bidden, zei Don Bosco op 3 juni tot allen", aldus Don Ruffino: "Don-
derdag zullen we de oefening doen voor een goede dood. Ik stel er prijs
op dat die oefening goed verricht wordt, want er is er een die ze niet

72.8 Page 718

▲back to top
- VI/718 -
voor een tweede maal zal doen."
"Op 6 juni, donderdag, het octaaf van Sacramentsdag, en de ver-
jaardag van het mirakel van het H. Sacrament dat in 1453 in Turijn was
gebeurd, en op hetzelfde uur van dat grote wonder, vertrok graaf di Ca-
vour naar de eeuwigheid. Merkwaardig samenvallen! Hij had de voet gezet
op de hoogste sport van de maatschappelijke ladder, toen hij onverhoeds
door de hand van de Almachtige in het graf gestort werd. Het was nauwe-
lijks zes maanden geleden dat hij tot de Kamer de vraag gericht had:
"Weet u wat er in Europa over zes maanden zal gebeuren?" Cavour was van
plan te beloven dat hij over zes maanden in het bezit van Rome zou zijn.
En na die tijd was hij van de aarde verdwenen, zonder ook maar op eniger-
lei manier iets hersteld te hebben van de schade die hij de godsdienst
berokkend had.
Op die dag werd er in het Oratorio bij de oefening van een goede
dood een generale communie gehouden. 's Avonds maakte Don Bosco de dood
van Cavour aan de communiteit bekend, en merkte op: "Het is wel betreu-
renswaardig dat de edele graaf in zijn laatste ogenblikken niet een waar-
achtige vriend van zijn ziel gevonden heeft. Troosten wij ons echter met
de hoop dat hij door tussenkomst van de H. Franciscus van Sales, van wie
hij van moederszijde afstamde en die nog familie van hem was, door God
tijdig in het hart moge getroffen zijn, en dat Hij barmhartig voor hem
geweest is."
De jongens herinnerden zich intussen de voorspelling die Don Bosco
op het einde van het jaar 1860 gedaan had, en het was en is ook vandaag
nog steeds de overtuiging van wie ze hoorden, dat hij die dood voorzien
had.
Op de avond van 8 juni moest zijn lijk met grote pracht en praal
naar het graf gebracht worden. Maar de lucht werd donker, er viel een wa-
re stortvloed zodat de lijkstoet tegen iedere verwachting in verstoord
werd. En de Kamer, de Senaat, de magistratuur, het leger en de gemeente-
raad die geweigerd hadden Jezus Christus in het sacrament te begeleiden,
moesten bij een dergelijk noodweer in processie achter een lijkbaar aan
lopen.
Dezelfde avond wees Don Bosco op de kostbaarheid van de ziel en
zei tot de communiteit: "Er zijn er enkelen die ondanks alle pogingen die
er al gedaan zijn om hen op het goede pad te brengen, niet tot inkeer
willen komen. Ik zal nog een poosje wachten en dan zal ik verplicht zijn
hen hier in het openbaar bekend te maken." - Dat stond gelijk met een
wegzending wanneer zij een gevaar waren voor hun kameraden. Dat was het
tweede grote verdriet dat Don Bosco op 7 maart van dat jaar aangekondigd
en aangewezen had met de letter M van moraliteit.
We willen thans opmerken, dat een van de boven genoemden, die zel-
den tot de sacramenten naderde, op een zaterdagavond tegen dat het don-
ker werd, bij Don Bosco kwam in het koor van de Kerk, om te biechten. De

72.9 Page 719

▲back to top
- VI/719 -
stoel leunde tegen de zijkant van het altaar, en ervoor stond de kathe-
der, vanwaar op zondag de vespers aangeheven werden. In een ring om de
biechtstoel heen zat een zeker aantal leerlingen die hun beurt afwacht-
ten en zich voorbereidden. Nauwelijks zag Don Bosco deze jongen voor
zich, of hij zag duidelijk de ongelukkige staat van diens ziel. Nadat
hij gehoord had wat hij zeggen wilde, vroeg hij hem:
"Heb je anders niets te zeggen?"
En de ander: "Anders niets!"
"Toch zou het kunnen dat er nog iets is. Denk eens wat beter na!"
"Ik heb niets anders"! antwoordde de jongen. Toen begon Don Bosco
aan te dringen: "Maak voort, komaan, vat moed, biecht alles."
Maar de jongen hield zich doof en zei niets en kwam tot geen be-
sluit. Op dat ogenblik zag Don Bosco op de katheder een afzichtelijke aap
verschijnen, die tussen de omringende jongens door zijn weg nam, en met
een sprong op de schouders van die arme jongen terechtkwam. Hij sloeg
zijn klauwen om diens hals en zijn snuit stak hij naar voren tussen het
gezicht van Don Bosco en dat van de jongen. Bij dat gezicht overviel Don
Bosco een huivering van schrik, de tranen van medelijden sprongen hem in
de ogen en hij zei nog eens tot de jongen: "Heb je werkelijk niets meer
te zeggen?"
Maar onder de noodlottige dwang van de duivel antwoordde de ander
vrijmoedig: "Ik herinner me anders niets."
"Och, mijn beste jongen! Hoe is dat nu? Je zegt me, niets anders
meer te biechten te hebben, terwijl ik een grote aap op je schouders zie
zitten. Maar pas op"! riep hij opgewonden uit. Hij maakte een gebaar als-
of hij wilde opstaan omdat de nabijheid van dat afzichtelijke dier hem
niet aanstond. De jongen die helemaal van zijn stuk gebracht was door
zijn tranen, en voelde dat wat er op zijn schouders zat, keerde zich om,
liet een verstikte kreet van angst, barstte in tranen uit, en terwijl hij
Don Bosco bij de kleren greep, riep hij: "Blijf bij me, blijf bij me!" -
"Als je niet wilt dat ik weg ga, zeg me dan alles", antwoordde Don Bosco.
Toen vatte de ongelukkige jongen moed, klemde zich aan de biechtstoel
vast, terwijl het monster verdween, en biechtte de zonde die hij had pro-
beren verborgen te houden.
Don Bosco vertelde dit geval op een avond aan enkele seminaristen
onder wie ook Ruffino en Bonetti, die er aantekening van hielden. Wat hij
zei maakte een diepe indruk, omdat zij zich de droom herinnerden die hij
enkele maanden van tevoren gehad had van drie jongens met apen op de
schouders.
Het verhaal verspreidde zich langzamerhand, zodat Don Bosco, daar-
toe uitgenodigd, met de verschuldigde behoedzaamheid de hele communiteit

72.10 Page 720

▲back to top
- VI/720 -
van die verschijning op de hoogte bracht. In een dergelijk verhaal veran-
derde hij de omstandigheid van tijd, plaats en persoon en soms stelde hij
het voor als iets dat gisteren nog pas gebeurd was, terwijl het zelfs ja-
ren eerder voorgevallen was. Inderdaad kon men de naam van de hoofdper-
soon nooit te weten komen, zelfs wanneer met het verloop van tijd het
feit zelf door meer dan een tot de fabels gerekend werd.
Maar vierenveertig jaar later kwam op een onverwachte manier een
duidelijk bewijs voor de waarachtigheid van het verhaal aan het licht.
Broeder Edmondo van de Christelijke Scholen, was in september 1904 aan-
wezig op het katholieke jeugdcongres te Turijn en ontmoette op die bij-
eenkomst verscheidene salesianen, onder wie Don Francesia en Don Blanco,
missionaris in de republiek Argentinië. Hij begon met hen te spreken over
Don Bosco, die hij in 1850 gekend had, en vertelde dat hij hem de jongens
op de piazza Emanuele Filiberto had zien verzamelen, en dat hij aanwezig
geweest was op hun vergaderingen. Daar er ongeveer 700 jongens bijeen wa-
ren om te biechten, werden er tien of vijftien biechtvaders uitgendigd.
Maar de overgrote meerderheid gaf de voorkeur bij Don Bosco te biechten,
terwijl er bij de andere priesters vrij weinig waren. Hij merkte ook op
dat na het lange biechthoren aan Don Bosco wijn aangeboden werd om wat
op verhaal te komen, maar dat de heilige priester nooit dronk.
Frater Edmondo begon vervolgens de behendigheid te prijzen van Don
Bosco waarmee hij de biecht vruchtbaar maakte. God was hem, bij deze hei-
lige bediening met verrassende gunsten behulpzaam en als bewijs voor die
verzekering begon hij de gebeurtenis met de drie apen te vertellen.
De Salesianen, die naar hem luisterden, en verwonderd waren over
het slot van zijn verhaal, vroegen hem hoe hij dat te weten gekomen was.
Hij antwoordde: "Ik heb het in Parma van de jongen (en hij noemde zijn
naam), die deze ernstige waarschuwing gekregen had zelf gehoord. Drie of
vier jaar lang had hij uit schaamte nagelaten een zonde te biechten."
Maar, samen met enkele hulpbehoevende zielen, bevonden er zich ook
heel mooie in het Oratorio. Op de avond van 10 juni, een maandag, bevond
Don Bosco zich na het avondgebed, toen de jongens zich al ter ruste bege-
ven hadden, onder de gaanderij in gezelschap van enkele seminaristen.
Onder dezen bevonden zich Ruffino en Bonetti, die hun kroniek verrijkten
met wat hij zei. Zij schreven daarom wat we hier weergeven.
" Hij begon te vertellen: "Wil ik u nu iets moois vertellen?"
"
"Vertel! Vertel"! riepen allen uit.
"
"We hebben op het ogenblik jongens in huis die door God
" met bijzondere gaven zijn begiftigd, waardoor aangetoond wordt dat
" de Heer met ons is. Een van hen die tot de heel degelijke behoort,
" ofschoon er anderen zijn die schijnbaar deugdzamer zijn, zag tij-
" dens de communie een bol die de hele kerk vulde. Die bol werd
" steeds kleiner, totdat hij zo groot was als een noot, doch in de

73 Pages 721-730

▲back to top

73.1 Page 721

▲back to top
- VI/721 -
" lucht bleef zweven en een plaats innam boven de kelk. Hij groeide
" toen weer uit tot dezelfde omvang als eerst, en werd dan weer
" kleiner en verdween. Ik vroeg de jongen, of hij de zin van die
" verschijning begreep en hij antwoordde me ontkennend, en zei er
" bij: "En u, wat denkt u ervan?" - "Ik weet evenmin wat het zeg-
" gen wil", antwoordde ik hem. Zoals u ziet, vervolgde Don Bosco tot
" de seminaristen, hechtte ik schijnbaar niet veel waarde aan zijn
" mededeling, maar toch zou ik u die verklaring kunnen geven. Die
" bol werd gezien op de 2de van de maand, en op de zesde stierf
" Cavour, en die vervulde met zijn macht en met zijn naam de wereld.
" Terwijl hij bezig was kleiner te worden, verhief hij zich tot bo-
" ven het H. Sacrament, werd weer groot, maar toen geringer en ver-
" dween. Er zou ook een andere verklaring te geven zijn, namelijk
" dat de bol een opstand tegen de Kerk zou betekenen. Maar wanneer
" het de schijn heeft dat de Kerk de nederlaag zal lijden, wordt de
" revolutie tot niets en verdwijnt ze voor de ogen van wie haar met
" bezorgdheid gadesloegen. In de verte lijkt zij groot, maar in wer-
" kelijkheid wordt zij tot niets en verdwijnt daadwerkelijk."
"
De seminaristen vroegen wie de jongen was die deze bol gezien
" had, maar Don Bosco zei het niet.
"
Don Bosco vervolgde.
"
"Een andere jongen zag, gedurende de opheffing van de hostie,
" de goddelijke Zaligmaker gekruisigd. Aanvankelijk was hij zeer
" mooi, vol majesteit en kracht, maar daarna begon hij tekenen te ge-
" ven van het uiterste lijden, en op een vreselijke wijze te verma-
" geren. Toen was het alsof alle jongens zich vol genegenheid rondom
" Jezus Christus schaarden, hem voedsel en lafenis boden, en hem
" angstig vroegen wat de oorzaak was van zijn lijden en vernietiging.
" Jezus antwoordde: "Beminde zonen! Dat is de wil van mijn eeuwige
" Vader!" Daarmee eindigde het visioen. Wat mij genoegen doet, is dat
" de jongen het me openhartig op een vel papier schreef. Ik bewaar
" het nog op mijn kamer en de jongen hecht geen belang aan dat geval.
" Ik vroeg hem of hij de betekenis wist van wat hij gezien had, en
" waarom hij onze Heer zo uitgeteerd zag. Hij antwoordde me ontken-
" nend; hij scheen niettemin te menen dat het op een schaarste wees
" - stoffelijk of geestelijk - die niet plotseling zou optreden maar
" misschien over enkele jaren. De meest voor de hand liggende ver-
" klaring is echter, dat Jezus op het ogenblik lijdt in de persoon
" van zijn Kerk."
"
Enkelen onderbraken Don Bosco door hem te vragen: "Maar wie
" is die jongen?" - Don Bosco wilde het niet zeggen en hervatte:
"
"Er is een derde jongen, die ik al gezien heb in de droom
" van de tafels, onder het uitgelezen aantal van degenen wier ziel
" waarlijk onschuldig is, en die nog straalt in de mooie glans van
" het doopkleed. Onze-Lieve-Vrouw schept er behagen in met hem in
" samenspraak te zijn en hem verscheidene verre en verborgen zaken
" te tonen. Ikzelf, ook als ik iets ten aanzien van de toekomst wil-
" de weten,wendde me tot hem, maar op een dergelijke manier, dat
" zijn eigenliefde er niet door gevoed werd: hij vroeg het aan Onze-

73.2 Page 722

▲back to top
- VI/722 -
" Lieve-Vrouw, en dan kon hij het me in alle eenvoud zeggen. Het-
" zelfde gebeurt als ik een of andere gunst wil verkrijgen. Van
" dergelijke jongens hebben we er meer dan een. Het is iets heel
" zonderlings,maar ik let op waar het op uitloopt, want illusies
" zijn niet onmogelijk. Het is echter zeker dat Maria ons bemint.
" Ik zal u nog iets van een vierde uit uw gezelschap vertellen, wat
" niet op een natuurlijke manier te verklaren valt. Voor de paasva-
" kantie probeerde hij om die vakantie bij zich thuis door te bren-
" gen. Ik wilde hem niet laten gaan, maar hij drong aan, zeggend,
" dat hij aanwezig wilde zijn bij de dood van zijn pastoor. Einde-
" lijk werd hem toestemming gegeven en hij vertrok met die gedachte.
" Zijn ouders, aan wie hij het ter kennis gebracht had, dachten dat
" hij gek was, en schreven naar het Oratorio met de vraag of hun
" zoon al met die malle idee uit Turijn vertrokken was, daar de pas-
" toor zich in heel goede gezondheid bevond. Maar kijk? Enkele da-
" gen later werd de pastoor ziek, bracht orde in zijn gewetenszaken
" en stierf."
"
We waren allen hoogst verwonderd en vroegen hem met nog meer
" aandrang om ons te zeggen wie die uitverkoren jongen was die te
" midden van ons vertoefde en die we niet kenden. Hij antwoordde en-
" kel: "Het is juist het geval waarvan men zeggen kan: Abscondisti
" haec a sapientibus et prudentibus et revelasti ea parvulis,...
" quoniam sic fuit_placitum ante te. Het gaat hier niet om kennis of
" goede wil; de Heer schenkt zijn gaven aan wie Hij wil en Hem be-
" haagt. Voor mij echter is een volhardende deugd kostbaarder dan de
" buitengewone genaden, omdat die tekenen van uitverkiezing gevaar-
" lijker zijn naarmate zij zich vaker voordoen, daar iemand zich zou
" kunnen laten verleiden door de hoogmoed. God weigert de genade aan
" de hoogmoedigen en schenkt ze aan de nederigen. Deze zielen, die
" in een dergelijke staat verkeren, zullen soms iets over visioenen
" van een heilige of iets anders bovennatuurlíjks, of horen het van
" de preekstoel. Een dergelijk verhaal zal indruk maken op degenen
" die niet zulke genaden verkregen hebben; maar op sommigen van hen
" over wie we spreken, maakt niets indruk; veeleer bestaat het ge-
" vaar dat ze van zichzelf zullen zeggen: "0, dat heeft niets te be-
" tekenen;zulke gunsten heb ik ook al verkregen. En wee hen dan!
" want het ontbreekt hun aan nederigheid. Wee, wanneer ze dergelijke
" gunsten aan eigen verdiensten toeschrijven. Enkele jaren geleden
" hebben we hier in huis een jongen gehad, die beweerde dat hij in
" een periode dat hij ziek was Onze-Lieve-Vrouw gezien had en van
" haar heel veel had vernomen. Hij gaf er verscheidene bewijzen van:
" dat hij wist wie van zijn kameraden waren gaan biechten en wie
" niet. En op een zaterdagavond, stuurde hij deze laatsten naar de
" biechtstoel. Ook zijn goed gedrag na de genezing was een mooi be-
" wijs van dat visioen. Maar niettemin begon hij later te zakken,
" steeds maar te zakken, totdat we op een gegeven ogenblik verplicht
" waren hem uit huis weg te zenden. Maar hoe het ook zij, het is
" zonneklaar dat we, vooral dit jaar, tal van bewijzen gekregen heb-
" ben van Gods goedheid ten aanzien van het Oratorio. Al deze feiten
" tonen aan dat de Heer in ons huis regeert; dat Hij ons beschermt
" en ons verdedigt; dat Hij onze taak

73.3 Page 723

▲back to top
- VI/723 -
" voortgang geeft. Wee ons, als we dat niet weten te beantwoorden!
"
Hij vervolgde met te zeggen betreffende de visioenen, als
" antwoord op wat de seminaristen hem gevraagd hadden: "Ten aanzien
" van de heilige hostie ben ik nooit begunstigd geworden door zicht-
" bare of schijnbare tekenen, met uitzondering echter van de verme-
" nigvuldiging van de partikels. Dat is werkelijk een waarachtig
" mooi en verrassende gebeurtenis geweest!"
"
"Dat feit staat dus eigenlijk vast"? vroeg er een.
"
"Zeker! Het staat vast. Op een morgen, toen ik de enige
" priester in huis was, (1854) (1) droeg ik, zoals in die tijd ge-
" bruikelijk was, de mis van de communiteit op. Na de nuttiging be-
" gon ik de heilige communie aan de jongens uit te reiken. Ik had en-
" kele kleine partikels in de kelk liggen, misschien tien of twaalf.
" Daar er zich in het begin slechts weinigen gemeld hadden, had ik
" er niet aan gedacht de partikels door te breken maar, toen de
" eersten gecommuniceerd hadden, kwamen er anderen en weer anderen,
" zodat de rij van jongens aan de communiebank tot drie keer toe
" verwisseld werd. Er zullen zeker op zijn minst vijftig communican-
" ten geweest zijn. Nadat de eersten ter heilige tafel genaderd wa-
" ren, wilde ik al naar het altaar gaan om de overblijvende parti-
" kels te breken,maar, daar het me opeens toescheen in de kelk
" steeds dezelfde hoeveelheid te zien, ging ik door met het uitrei-
" ken van de communie.Zo ging ik door, zonder erop te letten of de
" partikels minderden. Toen ik vervolgens bij de laatste communicant
" kwam, zag ik tot mijn uiterste verbazing dat er juist nog een en-
" kel partikel in de kelk was en daarmee gaf ik hem de communie." -
" Hij herhaalde nog eens: " "Zonder te weten hoe, had ik gezien dat
" de hosties zich vermenigvuldigden."
Op dit punt van zijn bericht gekomen, schreef Don Giovanni Bonet-
ti: "De laatste woorden van Don Bosco tonen twee dingen aan: 1. Dat de
gebeurtenis van de vermenigvuldiging van de heilige hosties een vast-
staand feit is. 2. Dat uit het verhaal, dat hij onder andere omstandighe-
den daarover aan zijn vertrouwelingen deed, en uit bepaalde uitdrukkin-
gen ervan, eveneens valt af te leiden dat hij, buiten deze, ook bij ande-
re gelegenheden gunsten van deze aard gekend heeft die onbekend bleven."
En hij besluit: "Hoe het ook zij, ik verklaar dat dit half uurtje gesprek
met Don Bosco, mij en mijn metgezellen meer goed deed, zoals zij me on-
omwonden verklaarden, dan tien dagen retraite. De volgende dag werd er
uiterst voorzichtig geprobeerd minstens een of meer gefundeerd vermoeden
te krijgen, welke de zo begunstigde jongens over wie Don Bosco gesproken
had, wel mochten zijn. Sommigen zeiden: "Het komt me voor dat het deze
moet zijn." Anderen: "Het lijkt mij, dat het die is." Maar iets met ze-
kerheid zeggen konden ze niet. Ik kwam echter door een vriend, aan wie
(1) Zie deel III, blz. 258, Vgl. einde hoofdstuk 63 in deel VII.

73.4 Page 724

▲back to top
- VI/724 -
degene die de verschijning van de bol gezien had en de zaak toevertrouwd
had, ook de naam te weten die ik wilde kennen. Ik schreef hem op, hield
hem voor me, en had een bewijs te meer dat Don Bosco ware dingen vertel-
de."
In het Oratorio bleven de grote deugden verborgen. Te minden van
een omgeving vol geestelijke gedachten, vol voortdurende verrasende ge-
beurtenissen, dromen die een bovennatuurlijk karakter hadden, met voor-
spellingen, onthullingen van gewetens, en aankondigingen van toekomstige
sterfgevallen, dingen die alle de fantasie schenen te prikkelen waren er
onder de duizenden in het Oratorio opgevoede jongens, noch visionairs,
noch godsdienstmaniakken, noch kwezels, noch kleinmoedigen, noch bijge-
lovigen. Er ontwikkelde zich daarom een orde van zaken die, gegrondvest
op waarachtige godsvrucht, klaarblijkelijk door God gewild werd. Dat werd
bevestigd door Don Paolo Albera en met hem door vele anderen.
Op 16 juni gaf Don Bosco als geestelijke bloem aan de jongens de
taak enkele bijzondere gebeden te verrichten, opdat God die van de apen
tot inkeer zou laten komen, van wie hij nog zei dat ze nauwelijks in het
meervoud waren aan te duiden. De avond van de 18de verhaalde hij het vol-
gende geschiedenisje of een soort van droom, zoals hij het bij een andere
gelegenheid omschreef. De manier echter waarop hij vertelde was steeds
zodanig, dat Ruffino van hem mocht getuigen wat Baruk zei over de visioe-
nen van Jeremias: "Hij zei me alles voor, en ik heb het met inkt op deze
boekrol geschreven." (Jer. 36,18)
Don Bosco vertelde dus:
"
Het was in de nacht van de 14de op de 15de van de maand.
" Toen ik in bed was en nauwelijks een beetje had gesluimerd, hoor-
" de ik een forse slag op het bedonderstel, alsof iemand er met een
" paal tegen sloeg. Ik sprong rechtop in bed, de gedachte aan de
" bliksem kwam me plotseling voor de geest, ik keek hier en daar,
" maar zag niets. Daarom, ervan overtuigd dat ik gedroomd had en
" dat er in werkelijkheid niets aan de hand was, legde ik me neer
" om te slapen.
"
Maar nauwelijks was ik weer ingeslapen, of een tweede slag
" trof mijn oor en deed me opschrikken. Ik sprong weer recht in de
" kussens, toen het bed uit, zocht en keek onder het bed, onder de
" tafel en in de hoeken van de kamer, maar ik zag niets. Toen beval
" ik me aan in de handen van de Heer, nam wat wijwater en maakte een
" kruisteken. Toen was het dat mijn geest begon rond te dwalen, en
" ík zag wat ik thans ga vertellen.
"
Het leek me dat ik op de preekstoel in onze kerk stond, ge-
" reed om te beginnen met de preek. De jongens zaten allen op hun
" plaats met de blik op mij gericht en wachtten aandachtig dat ik
" zou beginnen te spreken. Ik wist echter niet welke stof ik moest
" behandelen, noch op wat voor een manier ik net de preek moest be-

73.5 Page 725

▲back to top
- VI/725 -
" ginnen. Hoe ik mijn geheugen ook inspande, mijn geest bleef on-
" vruchtbaar en leeg. Zo bleef ik een poosje, verward en beangstigd
" staan,doordat iets dergelijks me in al de jaren dat ik had ge-
" preekt, me nog nooit overkomen was. Plots zag ik in een oogwenk
" onze kerk veranderd worden in een grote vallei. Ik probeerde naar
" de muren van de kerk te kijken en zag ze niet meer. Ik zag ook
" geen enkele jongen meer. Ik was buiten mezelf van verbazing, en
" wist geen verklaring te vinden voor die verandering van toneel.
"
"Maar, wat is dat nu"? zei ik tot mezelf: "een ogenblik
" geleden was ik in de kerk, op de preekstoel en nu ben ik in dit
" dal! Droom ik? Wat doe ik?" - Ik besloot toen in dat dal verder
" te gaan. Ik liep een beetje en terwijl ik naar iemand uitkeek
" tegenover wie ik mijn verwondering kon uitdrukken en die ik om een
" verklaring kon vragen, zag ik een mooi paleis met tal van grote
" balkons of terrassen, zoals men ze wel noemt, die samen een
" groot wonder vormden. Voor het paleis strekte zich een plein uit.
" In een hoek daarvan, aan de rechterkant, ontdekte ik een groot
" aantal jongens, die in een groep bij elkaar stonden geschaard rond
" een Dame, die aan elk van hen een zakdoek uitreikte. Wie een zak-
" doek hadden aangenomen, klommen dan een voor een op het lange ter-
" ras met de balustrade en namen daar plaats.
"
Ik ging ook naar die Dame toe en hoorde dat ze, telkens als
" ze een zakdoek aanreikte, tot elk van de jongens afzonderlijk de-
" ze woorden zei: "Vouw hem nooit open als de wind blaast; maar als
" de wind je overvalt wanneer je hem hebt uitgespreid, wend je dan
" direct naar rechts, nooit naar links..."
"
Ik sloeg al die jongens gade, maar op dat ogenblik kende
" ik er geen enkele van. Toen de uitdeling van de zakdoeken afgelo-
" pen was en allen zich op het terras bevonden, vormden allen teza-
" men een lange rij en daar bleven ze rechtop staan zonder een woord
" te spreken. Ik bleef toekijken en zag een jongen die zijn zakdoek
" te voorschijn begon te halen en hem openvouwde. Daarna deden de
" andere jongens hetzelfde totdat ik zag dat ze allen de zakdoek
" uitgespreid in de hand hielden. Deze was heel groot, geborduurd
" met gouddraad van heel grote waarde. In gouden letters stond er
" heel duidelijk op geschreven: REGINA VIRTUTUM.
"
En plots begon er uit noordelijke richting, dat wil zeg-
" gen van de linkerkant, een briesje te waaien, dat geleidelijk ster-
" ker werd, en tenslotte stak er een echte wind op. Nauwelijks was
" die wind beginnen te blazen, of ik zag enkele van de jongens on-
" middellijk hun zakdoek opvouwen en wegsteken. Anderen keerden zich
" naar rechts. Maar een deel bleef onbeweeglijk staan met de zakdoek
" uitgespreid.
"
Zodra die wind sterk geworden was, kwam er een wolk aan-
" drijven die weldra de hele hemel bedekte. Daarna stak er een wind
" op,er barstte een krachtig onweer los met hevige donderslagen.
" Toen begon het te hagelen, vervolgens te regenen en tot slot te
" sneeuwen.
"
Intussen stonden er vele jongens met de zakdoek uitge-

73.6 Page 726

▲back to top
- VI/726 -
" spreid. De hagelstenen vielen erop neer en sloegen er gedeeltelijk
" dooreen; en ook de geweldige regen scheen de zakdoek te doorboren,
" en zelfs de sneeuwvlokken gingen er doorheen. In een ommezien wa-
" ren al die zakdoeken bedorven en als doorzeefd, zodat er niets
" moois meer aan was.
"
Dit wekte zozeer mijn verbazing, omdat ik er geen ver-
" klaring voor wist te vinden. Het ergste kwam toen ik die jongen
" naderde: eerst had ik geen een van al die jongens herkend, maar
" nu herkende ik ze allemaal. Het waren mijn jongens uit het Orato-
" rio. Nog dichterbij gaande begon ik hun vragen te stellen: "Wat
" doe jij hier? Ben jij niet die en die?" - "Ja, zeker, ik ben die
" en die! Kijk! die en die is er ook, en die ander daar en deze."
"
Toen begaf ik me naar de plaats waar die Dame was die de
" zakdoeken had uitgedeeld. Daar stonden nog enkele andere mensen,
" en ik vroeg hun: "Wat heeft dit alles te betekenen?"
"
De Dame wendde zich tot mij en antwoordde: "Hebt u niet
" gezien wat er op die zakdoeken geschreven stond?"
"
"Ja zeker: Regina virtutum."
"
"Weet u niet waarom?"
"
"Jawel, dat weet ik."
"
"Welnu, die jongens stellen de deugd der onschuld bloot
" aan de wind der verleidingen. Enkelen slaan onmiddellijk op de
" vlucht zodra ze die gewaarworden, en dat zijn degenen die de zak-
" doek opbergen. Anderen die overvallen worden en geen tijd hebben
" om de zakdoek op te bergen, keren zich naar rechts. Welnu, dat zijn
" zij die bij gevaar hun toevlucht tot de Heer nemen en de vijand de
" rug toekeren. Anderen tenslotte blijven met de geopende zakdoek
" blootgesteld aan de verleidingen zodat hun onschuld stukgeslagen
" wordt."
"
Het schouwspel deed me heel veel leed en ik was bijna wan-
" hopig toen ik zag dat het aantal van hen die de deugd der onschuld
" bewaard hadden, zo klein was. Ik barstte daarover in een smartelijk
" geween uit, en toen ik weer wat bedaard was, vroeg ik: "Maar, hoe
" komt het dat de zakdoeken doorzeefd worden, niet alleen door de
" storm met hagel, maar ook door de regen en de sneeuw? Die drup-
" pels en die sneeuwvlokken duiden die misschien op de kleine zonden,
" de dagelijkse zonden?"
"
"Weet u niet dat er in dat opzicht non datur parvitas
" materiae? Maar verontrust u niettemin niet; kom maar eens kijken!"
"
Een van de mannen trad naar voren tot voor het terras,
" gaf met de hand een teken aan de jongens en riep: "Naar rechts!"
"
Bijna al de jongens keerden zich naar rechts, maar enke-
" len kwamen niet in beweging en hun zakdoek was immers geheel aan
" flarden. Toen zag ik de zakdoek van degenen die zich naar rechts
" gewend hadden heel strak worden, en geheel gelapt en versteld, maar
" toch zo dat er geen enkel gaatje meer in te bespeuren was. Niette-
" min bevonden ze zich in een erg slechte, deerniswekkende toestand.
" Er was geen enkele meer bij, die nog regelmatig van vorm was. Som-
" mige waren drie handbreedten lang, andere twee, sommige een.
"
Toen vervolgde de Dame: "Ziedaar degenen die het ongeluk

73.7 Page 727

▲back to top
- VI/727 -
" gehad hebben de deugd van hun onschuld te verliezen, maar zij
" herstellen zich door de biecht. De anderen, die niet bewegen,
" zijn degenen die volharden in de zonde en misschien, misschien
" zullen zij verloren gaan."
"
Tenslotte zei ze tot me: "Nemini dicito, sed tantum admone."
"Diezelfde dag", vertelt Don Ruffino, "had de Heer de ijver van
Don Bosco beloond door een verdwaald schaap tot hem te brengen. Terwijl
hij op de speelplaats te midden van de jongens stond, kwam er een heer
bij hem, die zei dat hij hem over een belangrijke aangelegenheid moest
spreken. Don Bosco bracht hem naar zijn kamer. Daar aangekomen viel de
bezoeker direct met de deur in huis. Hij vertelde: "Ik ben priester, ik
ben pastoor geweest; ik heb het gewijde ambt neergelegd om me onder Ga-
ribaldi te scharen. Door bedrog werd ik ertoe verlokt van het geloof af
te vallen en mij bij de protestanten aan te sluiten. Maar ik ben onge-
lukkig geweest vanaf het eerste ogenblik van mijn afdwaling. Ik kan geen
gemoedsrust meer vinden. Ik verkeer thans in een betreurenswaardige toe-
stand, niet alleen naar ziel, maar ook naar lichaam. Ik zou graag tot
mijn bisschop willen terugkeren, maar hoe moet ik dat aan boord leggen?"
"Don Bosco kende de arme man bij geruchte en antwoordde hem: "Gaat
u gerust. De bisschop is al over alles ingelicht en is bereid u weer te
ontvangen. Hebt u geld?"
"Ik bezit geen duit; hier, kijk"! - en met die woorden maakte hij
zijn kleren open en liet zien dat hij een vrouwenhemd aan had. - "Dat
vond ik zaterdagavond op mijn bed om te wisselen. Misschien hebben mijn
kameraden dat gedaan om me te beledigen en hadden zij al in de gaten dat
ik me niet meer gelukkig voelde."
Don Bosco gaf hem geld voor de reis en een hemd om aan te trekken.
Bij het afscheid nemen vroeg de arme priester of Don Bosco niet een boek
voor hem had.
"Wel zeker, met genoegen", zei Don Bosco, "maar op het ogenblik
heb ik geen ander boek dan het brevier."
"Dat is juist wat ik graag zou willen hebben." - Hoe ongelukkig
zijn de mensen die zich verwijderen van de weg naar de hemel!
Het schijnt echter dat deze man om zoveel als in zijn vermogen
was zijn dwalingen goed te maken, aan Don Bosco de listen onthulde waar-
van de protestanten gebruik gemaakt hadden ten aanzien van de zielen in
Florence. De dienaar Gods schreef nog diezelfde dag een brief aan de
aartsbisschop, die hem het volgende antwoord zond:

73.8 Page 728

▲back to top
- VI/728 -
"
Hooggeachte en Zeereerwaarde Heer,
"
" Mevrouw de markiezin di Villarios deed mij, na haar terugkeer te
" Florence, terstond Uw brief van 18 dezer toekomen, die mij buiten-
" gewoon genoegen deed. Uw gedachte om voor me te bidden en door de
" jongens daar bij U voor mij te laten bidden, heeft me oprecht ont-
" roerd; het getuigt van Uw goede inborst. Ik heb er waarlijk behoef-
" te aan in deze verwarde tijden en in de uiterst lastige positie
" waarin ik me bevind, omringd door zoveel moeilijkheden en gebukt
" gaande onder een zo zware last.
"
Het ongemak dat me aangedaan is, bij gelegenheid van het
" octaaf van het Sacramentsfeest, is misschien door de kranten een
" beetje overdreven. Maar over mij zijn er sommige dingen gezegd
" door de heel slechte krant van Florence, La Nazione, die alle per-
" ken te buiten gaan. Ik heb het goed gemeend deze te doen logen-
" straffen. Wanneer er al bij mijn terugkeer uit de kerk, na de
" processie, wat beledigingen en wilde kreten tegen mij geuit werden,
" waren er tegelijkertijd toch ook van de zijde van een groot gedeel-
" te van mijn volk levendige betuigingen van godsvrucht en genegen-
" heid. Wat ik echter diep betreur, is dat er een aantal personen zo
" brutaal en verdorven een plechtigheid stoorden die geheel gericht
" was op de verering van Jezus in het Sacrament. Ze verontrustten en
" intimideerden de brave lieden, die in heel groot aantal waren toe-
" gelopen om het Allerheiligste met kaarsen te vergezellen. Deze hei-
" ligschennende oneerbiedigheid treft me het diepst. In zijn oneindi-
" ge barmhartigheid moge God zich verwaardigen deze heiligschenners
" te verlichten en vergiffenis te schenken."
"
De mededelingen,die U zo goed geweest bent mij te ver-
" schaffen over de protestantse propaganda, zijn mij uiterst welkom
" en meer nog de goede raadgevingen die U me voorstelt aangaande de
" meest geschikte middelen om er een dam tegen op te werpen. Het is
" nu sinds tien jaar dat men pogingen in het werk stelt om het geloof
" van deze bevolking te bederven. Eerst hebben ze in het geheim ge-
" werkt; sinds twee jaar werken ze onverhuld. Door de genade van de
" Heer echter raken ze telkens meer in diskrediet, en ze hebben niets
" anders verworven dan wat ongelukkigen; en onder diegenen die zich
" door misleiding hebben laten meesleuren, zijn er al velen berouw-
" vol tot de schoot van de Kerk weergekeerd. Ik vertrouw dat, als
" we waakzaam zijn en de geestelijken zich rond hun bisschoppen scha-
" ren, de inspanningen van deze valse leraren nagenoeg nutteloos
" zullen zijn. Met betrekking tot de geestelijken echter heeft het
" me niet aan treurige ervaringen ontbroken. Nog in het begin van
" deze maand moest ik een reeks van geestelijken veroordelen die
" zich met betreurenswaardige oogmerken samengevoegd hadden. Geluk-
" kig hebben ze naar mijn stem geluisterd, behalve dertien straffen
" omdat ze er de voorkeur aan gaven uit hun bediening geschorst te
" worden a divinis. Het waren voor het merendeel priesters uit ande-
" re diocesen, die hier al verscheidene jaren hun toevlucht gezocht

73.9 Page 729

▲back to top
- VI/729 -
" hadden en in diskrediet geraakten.
"
Maar wanneer U naar Florence zult komen, zoals genoemde
" mevrouw de markiezin mij doet hopen, zullen we alles beter kunnen
" bespreken. Ik verlang er erg naar persoonlijk kennis met U te ma-
" ken en mits U er geen bezwaar tegen hebt hier in het aartsbis-
" schoppelijke paleis te logeren, zal er steeds een kamer te Uwer
" beschikking zijn.
"
U inmiddels alle goeds toewensend en de Heer biddend Uw
" apostolische arbeid steeds meer te zegenen evenals Uw liefdadig-
" heidsinstituut, heb ik de eer, vervuld van eerbied en hoogachting,
" te verblijven,
"
"
Uw toegewijde en gehoorzame dienaar,
" Florence, 28 juni 1861. + GIOACHINO, aartsbisschop van Florence.

73.10 Page 730

▲back to top
- VI/730 -
H O O F D S T U K LXXII
KATHOLIEKE LECTUUR - ARTIKEL VAN DE ARMONIA VOOR DE
HERNIEUWING DER ABONNEMENTEN OP DEZE LECTUUR - HET FEEST
VAN DE H. JOHANNES EN DAT VAN DE H. ALOYSIUS; HOE DE
OUD-LEERLINGEN ZICH VERZAMELEN - HET KLEIN SEMINARIE VAN
GIAVENO EN GUNSTIGE RESULTATEN DOOR DE LEERLINGEN ERVAN
BEHAALD - BEZOEK VAN DON BOSCO AAN GIAVENO - RIVALITEIT -
SEMINARISTEN OPGESTOOKT OM DON BOSCO TE VERLATEN -
MOEDELOOSHEID VAN DE SEMINARIST BOGGERO EN ZIJN BRIEF -
RAAD VAN DON BOSCO AAN BOGGERO - ONDERHOUD VAN DON BOSCO
MET DE PRO-VICARIS - DON BOSCO EN SINT IGNATIUS - BRIEF
VAN RIDDER OREGLIA AAN D. ALASONATTI: DE ZIEKEN - BRIEF
VAN DON BOSCO AAN DE JONGENS VAN HET ORATORIO - HIJ GEEFT
VERMANINGEN VANUIT LANZO OVER ZAKEN DIE IN VALDOCCO NIET
GOED GAAN - UITREIKING VAN DE PRIJZEN: BRIEFJE VAN
TOMMASO VALLAURI AAN DON BOSCO - JONGENS WORDEN
VOORBEREID VOOR DE PLECHTIGE INKLEDING.
Gedrukt bij Paravia, werd voor de maand juli de aflevering van de
Katholieke Lectuur uitgegeven: Onthouding van de arbeid op zondagen door
M.D. Olivieri, oud-lid der wetgevende vergadering van Frankrijk. Het
toon- de de morele, fysieke, commerciële en algemene behoefte aan de
zondagsrust aan.
In de aanhangsels werden de oude Sardinische wetten van Z.M. Carlo
Emanuele op de eerbiediging van de zondagen uiteengezet. Verder wordt er
een samenvatting gegeven van een wijnbouwkundige verhandeling van Mgr.
Losana, bisschop van Biella, over de manier om de schimmel op druiven te-
gen te gaan door middel van zwavel. De doorluchtige prelaat wees erop dat
al sinds tientallen jaren deze schimmelziekte hele provincies deed verar-
men. Dat de Madonna die op de bergen van La Salette verschenen was, be-
kend gemaakt had dat de druiven bedierven door de zonden van de mensen en
vooral door de ontheiliging van de zondagen. Dat de straffen, waarmee God
het joodse volk getuchtigd had, zich nu herhaalden. "Verschaald is de
wijn en de wijnstok verdord; allen zuchten die blij van harte waren...
Men drinkt geen wijn meer bij een lied" (Jesaja 24, 7 en 9a): "Er is geen

74 Pages 731-740

▲back to top

74.1 Page 731

▲back to top
- VI/731 -
druif meer aan de wijnstok... het loof is verdord." (Jeremias 8,13)
De Armonia nam in haar nummer van 17 juli het volgende artikel op:
"
De Katholieke Lectuur van Turijn
"
"
Verscheidene malen hebben wij aan onze lezers, alle welden-
" kenden zonder onderscheid, de Katholieke Lectuur, die al meerde-
" re jaren tot zoveel nut van het volk in Turijn gedrukt wordt,
" aanbevolen. Thans echter worden wij door nieuwe en bijzondere mo
" tieven ertoe aangespoord ze andermaal aan te bevelen met nog wat
" meer warmte. Behalve dat het thans juist de tijd is voor de ver-
" nieuwing van de abonnementen, is het iedereen eveneens bekend
" met welke ijver en volharding de protestanten alles op alles zet-
" ten om in onze dagen in de meest verderfelijke vormen het gif van
" hun goddeloze leer in de harten der onvoorzichtige gelovigen te
" storten. Daar waar de vijanden van de Kerk zoveel doen om het
" geloof van Jezus Christus te bederven, dienen de goede katholie-
" ken des te meer alles in het werk te stellen voor de verdediging
" van de grootste en heiligste zaak! Zullen wij dulden dat de ket-
" ters meer ijver aan de dag leggen om de zielen ten verderve te
" voeren, dan wij om ze tot de zaligheid te leiden? Wanneer wij
" overigens zien dat niet alleen heel het Italiaanse episcopaat,
" maar de plaatsvervanger van Jezus Christus zelf, de regerende
" Paus Pius IX, hartelijk de verspreiding van deze werkjes aanbe-
" velen door te zeggen dat er juist in deze tijden niets voortreffe-
" lijker en niets nuttiger is dan deze, nihil praestantitas, nihil
" utilius, behoort ieder verder woord van onze kant overbodig te
" zijn. Vandaar dat bij het zien herleven onder de goede katholie-
" ken van de ijver voor het christelijk onderricht van het volk,wij
" hier eenvoudig de abonnementsvoorwaarden geven, namelijk: enz.
" Abonnementen in Turijn kunnen opgegeven worden te Turijn bij de
" de erven Ormea, onder de gaanderij van het stadhuis en bij de
" bureaus van de Katholieke Lectuur, via S. Domenico nr. 11, bene-
" denverdieping.
Intussen liet Don Bosco in juni 4.000 prentjes van de H. Aloysius
van Gonzaga drukken. Ridder Oreglia gaf aan Severino Rostagno, toen deze
in Pinerolo was teruggekeerd, een beschrijving van de feestelijkheden in
het Oratorio. Deze degelijke jongen had wegens zijn wankele gezondheids-
toestand enkele maanden in Valdocco gewoond. Don Bosco en de andere over-
sten van het huis hielden in alles rekening met hem. Ridder Oreglia nam
hem vaak met zich mee op de wandeling, maar het leven van de communiteit
bekwam Severino niet goed. Hij hield van kinderspelen met kleinere kin-
deren, of wandelde graag met de oversten of andere personen van rijpere
leeftijd, en zelfs zelden zag men hem met leerlingen van zijn eigen leef-
tijd. Toen hij thuis was, begonnen zijn kameraden hem brieven te schrij-

74.2 Page 732

▲back to top
- VI/732 -
ven, die zijn brave moeder in 1891 nog bewaarde en waaronder de volgen-
de voorkwam van ridder Oreglia.
"
Beste jongen,
"
"
Hoewel ik gewoonlijk erop gesteld ben goed van iedereen te
" denken, moet ik nu toch aan jou beginnen te twijfelen door je
" langdurig stilzwijgen. Inderdaad, als je het goed maakt, zou ik
" het onmogelijk achten dat je nog niet zou hebben geschreven, ik
" zal niet zeggen aan mij, maar toch aan de een of ander in het huis.
" Ik vrees daarom dat je gezondheid meer dan middelmatig op het spel
" gezet wordt door die twijfel, hoe ook het antwoord, dat zowel door
" mij als door de kameraden verlangd wordt om opheldering te ver-
" krijgen, zou zijn. Ook jij zult wel willen weten hoe de zaken on-
" der ons gaan. Zo goed als ik kan, zal ik proberen je een en ander
" te vertellen. Wat het dagelijkse leven betreft, is er zowel onder
" de studenten als onder de vakjongens geen nieuws te melden, tenzij
" een kleine wijziging in het rooster, waardoor de warme middaguren
" zodanig verspreid zijn, dat zij voor de studie naar later op de
" dag verzet zijn en de recreatie 's avonds plaatsvindt.
"
Wat je enigermate kan interesseren is veeleer te vernemen
" hoe de feestelijkheden van Sint-Jan, op de 24ste en die van de H.
" Aloysius op de 30ste juni verlopen zijn. Om met het eerste te be-
" ginnen, wil ik je vertellen dat de jongens Don Bosco een torenklok
" cadeau gedaan hebben, waardoor je bij je terugkeer de uren kunt ho-
" ren slaan, zodat je niet op zoek zult hoeven te gaan naar iemand
" die je vertelt hoe laat het is. Daar de kosten echter groot zijn,
" zodat de jongens nog niet het hele bedrag hebben kunnen opbrengen,
" heeft de verkoper ons gelukkig een jaar tijd gegeven om het geheel
" te betalen. Ik vertel je dit opdat, als je ooit eens een of andere
" bewonderaar van Don Bosco's deugden tegen het lijf mocht lopen en
" met wie je voldoende op vertrouwelijke voet staat, je hem kunt
" uitnodigen om de arme jongens te helpen de laatste betalingen te
" doen. Dit slechts als scherts tussen ons.
"
's Morgens vond de communie plaats van al de jongens; daar-
" na liet Don Bosco koffie met melk geven aan al de jongens van het
" huis en van de andere Oratoria en aan al de externen die naar de
" plechtigheden kwamen; stel je voor dat twee vaten melk niet genoeg
" waren, ongeacht het fruit, de worst en het brood voor de externen.
" Daarna werd door Don Bosco een gezongen mis opgedragen. Vervolgens
" een weelderig middagmaal (more pauperum) met muziek, gedichten en
" toespraken. Na het middagmaal waren er allerlei spelletjes, tot
" het uur van de kerkdienst, toen Don Bosco andermaal celebreerde
" met volledig orkest, 's morgens zowel als ’s avonds. Na de zegen
" werden allen op snoepgoed en fruit onthaald; vuurwerk, ballonne-
" tjes en vuurpijlen; een stortvloed van gedichten gelezen door de
" leerlingen, verschillende cadeaus aangeboden door de jongens, voor-
" al door de externen en door de heren uit de stad: kortom, beste

74.3 Page 733

▲back to top
- VI/733 -
" Severino, er ontbrak niets anders aan dan dat jij er ook bij had
" moeten zijn, dan waren we compleet geweest. Na dat alles gingen we
" om elf uur 's avonds naar bed, allen tevreden en vermoeid, vooral
" Don Bosco die gewoon niet meer kon.
"
En nu gauw naar de H. Aloysius, anders ben ik bang dat me
" de tijd en misschien voldoende papier ontbreekt. Om dit feest met
" grote plechtigheid te vieren kwamen de vicaris-generaal van Turijn,
" die de mis kwam opdragen voor de generale heilige communie, waar-
" aan meer dan zeshonderd jongens deelnamen. De vicaris van het ka-
" pittel van Asti, die de hoogmis opdroeg, de zegen gaf en de lof-
" rede op de heilige Aloysius hield; Graaf di Collegno, die de leider
" van het feest was. 's Morgens liet hij allen ontbijten die naar de
" mis gekomen waren: duizend porties waren niet genoeg. Daarna was
" er, evenals op Sint-Jan een middagmaal, iets overvloediger, met
" muziek. enz. 's Avonds was er een loterij waarbij iedereen iets
" won; daarna was er vuurwerk, ontelbare ballonnetjes, en zoveel
" gasten van heren en familieleden dat we onze eigen familie haast
" niet meer konden zien. Het feest duurde tot na tien uur en daarna
" verzamelde men zich voor het avondgebed dat het slot was van het
" feest en van de dag. Ook hierbij ontbrak Severino; en de vrienden
" onder hen vroegen herhaaldelijk naar hun kameraad Rostangno. Dat
" wil zeggen dat de afstanden de vrienden in de Heer niet van elkaar
" scheiden.
"
Ziedaar wat ik je kan vertellen over onze feesten, die,
" wanneer ze ook al geen genoegens verschaffen in het oog van de
" wereld, toch dierbaar en waardevol zijn voor wie de geest van dit
" huis kent en de zuiverheid der bedoeling voedt in heilige opge-
" wektheld.
"
Welnu, wees tevreden met dit weinige dat je misschien
" graag hebt willen weten. Men spreekt en bidt veel over en voor je,
" men hoopt je gauw weer bij ons te zien. Vergeet ons intussen niet
" voor de Heer en vooral mij niet bij Maria, de toevlucht der zonda-
" ren. Ik verzoek je vooral voor mij het Salve Regina na de Rozen-
" krans te bidden.
"
De Heer sta je bij en helpe je je kruis te dragen. Hij moge
" het verlichten, en ook indien Hij het mij met je zou willen la-
" ten delen, zou ik daar maar al te blij mee zijn. Maar misschien
" ben ik dat niet waardig en zou ik het niet met gelatenheid dragen,
" en de Heer zal mij in zijn barmhartigheid zoveel ongeduld besparen.
"
De kameraden en in het bijzonder de besten en degenen die
" zich het meest in de Heer met jou verbonden voelen, groeten je
" hartelijk. Don Bosco en al de oversten insgelijks wensen je berus-
" ting voor het ogenblik en vertrouwen in de toekomst. En ik groet
" je van harte en, met het verzoek mijn groeten te willen overmaken
" aan mevrouw, je moeder, verblijf ik in Jezus en Maria,
"
"
Je allergenegenste en oprechte vriend,
" 1 juli 1861.
"
" Aan de Heer Severino Rostagno
Federico Oreglia.
" Pinerolo.

74.4 Page 734

▲back to top
- VI/734 -
Het schooljaar liep ten einde maar niet zonder dat bij de twee
M's van malattie (ziekten) en moraliteit zich een R, dat wil zeggen de
betreurenswaardige rivaliteit, gevoegd had, zoals Don Bosco aangekondigd
had. Onder zijn leiding en beheer samen met zijn seminaristen volgens de
orde en de opvoedingsmethode die in het Oratorio werden toegepast, was
het klein seminarie van Giaveno zo goed op weg geraakt, dat hij er in de
loop van 1860 en 1861 zowel door het aantal leerlingen als door het more-
le gedrag dat zij aan de dag legden en door de gelukkige resultaten bij
de examens, alleen maar verheugende berichten over ontving.
"Tussen het Oratorio en het seminarie van Giaveno', zo schreef ons
kanunnik Anfossi, 'bestond er een voortdurende uitwisseling van leraren
en assistenten. Door ons werd Giaveno als één geheel met het Oratorio be-
schouwd. Ikzelf was er verschillende malen om er jongens heen te brengen.
De seminarist Durando werd er door Don Bosco heen gezonden voor de half-
jaarlijkse examens en de eindexamens en een keer kreeg ook de seminarist
Cerruti deze opdracht."
Don Bosco had als overste, zoals hij door de communiteit erkend
werd, twee bezoeken gebracht aan de jongens van het klein seminarie, die
hij terecht om vele redenen ook zijn zonen mocht noemen. Hij werd door
hen ontvangen zoals het een beminnelijke vader toekomt. Dat werden ware
triomfen voor Don Bosco. Hij preekte, hield 's avonds na de gebeden een
toespraak, hield de oefening voor de goede dood en allen wilden biechten
bij hem die dit Instituut voor de vorming der roepingen op gang gebracht
had. De jongens trachtten in zijn nabijheid te komen om een goede raad
te ontvangen.
Maar zoveel genegenheid en de bijval van de leerlingen kwetsten
de gevoeligheid van de nieuwe rector en kwelden zijn gemoed al gauw met
jaloezie. Daarom besloot hij zich te onttrekken aan de afhankelijkheid
die hij aan het gezag van Don Bosco verschuldigd was, en zich te doen er-
kennen als de enige overste van het kleine seminarie. Daarom wilde hij,
vertrouwend op zichzelf en op het voortduren van de huidige voorspoed,
rechtstreeks met de aartsbisschoppelijke curie onderhandelen, met de ze-
kerheid dat deze zijn plannen zou steunen. Toen hij dus in Turijn kwam,
als om zijn huldigende opwachting te maken bij de kerkelijke autoritei-
ten, overhandigde hij hun, zonder er met Don Bosco over te spreken, de
lijst met de aanvaardingsvoorwaarden van elk der leerlingen, de resulta-
ten der examens en het financiële overzicht der ontvangsten van het eer-
ste trimester. Daar hij vriendelijk ontvangen was door iemand die zich
er niet om bekommerde of er een verkoeling ten aanzien van Don Bosco
ontstaan was, keerde hij af en toe in Turijn terug om te rapporteren wat
Don Bosco beschikte, deed of zei. De opmerking, dat het seminarie van
Giaveno zich niet als een onderdeel van het Oratorio moest beschouwen,
kwam hem wel van pas. Door zoveel ijver voor de belangen van het diocees
aan de dag te leggen, trachtte hij twee doeleinden te bereiken. Zich te
ontdoen van de doorn in zijn oog die Don Bosco voor hem was; en te zijner
tijd als beloning een goede parochie te krijgen, waarvoor hij overigens

74.5 Page 735

▲back to top
- VI/735 -
over de nodige bekwaamheden beschikte.
Maar aan zijn verlangens naar onafhankelijkheid werd een hinder-
paal in de weg gelegd door de onmogelijkheid om assistenten te vinden.
Daarom brak hij niet openlijk met zijn overste en achtte hij het een
slimme tactiek een bedekte weg te bewandelen, dat wil zeggen, de semi-
naristen van Don Bosco die bij hem werkten, op te stoken zich van de fa-
milie van het Oratorio los te maken. Degenen van wie hij hoopte dat zij
daartoe gewillig zouden zijn, werden op allerlei manieren voorgetrokken.
Wie daarentegen aarzelde of stellig van plan was Don Bosco trouw te
blijven, had alle lasten te dragen, zonder enige betuiging van genegen-
heid en vertrouwen. Hij toonde echter de motieven van die handelwijze
niet, maar zijn manieren waren zo dat de leerlingen en de bedienden zelf
zijn geheimzinnig gedrag in de gaten kregen. Zodoende werd de weg vrij-
gemaakt voor onenigheid en wantrouwen in het Seminarie.
Don Bosco was op de hoogte van deze plannen en intriges, maar wat
hem het meest griefde was dat in Giaveno zijn ideeën voor de opvoeding
van die jongens niet meer gevolgd werden. Toen de seminaristen Vaschetti
en Boggero naar Turijn kwamen voor het feest van Johannes de Doper, had
Don Bosco op de vooravond van de terugkeer naar het klein seminarie een
langdurig onderhoud met hen met het oog op het gedrag van de rector. Hij
besprak de manier om hen onder een of ander aannemelijk voorwendsel naar
het Oratorio terug te roepen. Hij besloot: "Vanaf het ogenblik dat Don
Grassini niet meer denkt zoals Don Bosco, acht ik het juist dat hij met
de pro-vicaris voor de assistenten zorgt."
De seminarist Vaschetti rapporteerde aan de rector wat Don Bosco
hem gezegd had en deze haastte zich, zich naar het Oratorio te begeven
om het gevaar te bezweren, dat hij alleen met de leiding van de jongens
belast zou blijven. Hij verdedigde zich, verontschuldigde zich, scheen
de adviezen die Don Bosco hem gaf te eerbiedigen, maar dezelfde dag had
hij een audiëntie bij de pro-vicaris, bij wie hij zich beklaagde over de
aanmatiging van Don Bosco door hem een opvoedingssysteem te willen op-
dringen dat volgens hem tot grote moeilijkheden aanleiding zou kunnen
geven en niet aangepast was aan de tijdsomstandigheden. Hij merkte op
dat een dergelijke inmenging hem de vrije uitoefening van zijn eigen be-
stuur belette, en haalde hem over te verbieden dat Vaschetti en Boggero
van hem zouden weggenomen worden. Hij stelde hem voor dat de eenvoudig-
ste oplossing om de assistentie te verzekeren zou zijn, de betrokken
seminaristen, die onderhorig waren aan het diocees Turijn, te verplichen
zich los te maken van Don Bosco en van de Congregatie.
In de stellige overtuiging een diplomatiek succes behaald te heb-
ben, keerde hij naar Giaveno terug. Vaschetti en Boggero wachtten op
hem, begerig naar de beslissingen die er over hen genomen zouden zijn.
Hij had eerst tegen hen gezegd: "Ik hoop dat de zaken geregeld kunnen
worden nog voordat we naar het Oratorio teruggeroepen worden." Inderdaad
vertelde de rector hun dat hij veel met Don Bosco gesproken had. - "En

74.6 Page 736

▲back to top
- VI/736 -
wat is er besloten ten opzichte van ons"? vroeg Vaschetti.
"Ik heb over u en over de Congregatie, waartoe u behoort, met de
pro-vicaris gesproken." Maar nauwelijks had hij nog maar een half woord
meer gezegd, of hij had er misschien al spijt van dat hij teveel gezegd
had en zweeg.
"En Don Bosco", vroegen de seminaristen nog, "zal die ons een vol-
gend jaar eveneens nog de assistenten leveren?"
De rector glimlachte en antwoordde niet.
De seminarist Boggero schreef echter per 5 juli een brief aan rid-
der Oreglia van San Stefano, waarin hij uitvoerig uiteenzette wat we hier
hebben weergegeven. Hij was aan grote neerslachtigheid ten prooi. "Het
schijnt dat voor mij", zo schreef hij, "de zaken niet zo een beste wen-
ding nemen... Er bestaat een band tussen de rector en enkele assistenten
die ik onverbreekbaar acht. Daarom sta ik alleen, buiten ons eigen huis,
zonder vertrouwelijk met iemand van gedachten te kunnen wisselen... Wan-
neer ik een of andere twijfel koester, of hoop, of iets anders dat onze
Congregatie betreft, heb ik aanleiding genoeg om met zekerheid te betwij-
felen of de rector er niet van op de hoogte zal gebracht worden... Zie-
daar in welke omstandigheden ik me bevind... Ik kan niet eens meer ook
maar de geringste van mijn behoeften laten blijken, in het bijzonder met
het oog op het dubbelzinnige gedrag van de rector."
Hij besloot zijn brief in deze bewoordingen:
"Wat ik U geschreven heb, had ik aan Don Bosco willen schrijven,
en wel deze zelfde avond dat de rector uit Turijn terugkeert, daar hij
me vroeg hem te schrijven zodra er iets nieuws was. Maar ik durfde niet
goed omdat het hem, dunkt mij, te veel pijn zou doen. Wanneer U echter
meent dat het goed is dat Don Bosco hiervan op de hoogte gebracht wordt,
deelt U hem dan alles maar mee. Ik verzoek hem echter matig te zijn in
de stappen die hij onderneemt, opdat ik niet in ongenade zou vallen bij
de oversten van dit seminarie. Ik vrees dat ik hier niet zo gauw zal weg
geraken, zolang kanunnik Vogliotti en de rector zullen zeggen dat Vas-
chetti en ik op het ogenblik niet gemist kunnen worden."
Ridder Oreglia deed deze brief aan Don Bosco toekomen, die niet
aarzelde Boggero te troosten met een briefje met weinig maar kostbare
woorden: De hoogste wijsheid, gepaard aan het grootste geduld: berusting
in de wil van God en vertrouwen in Hem.
Voor de externen evenmin als voor enkele seminaristen uit het Ora-
torio die in augustus in het seminarie van Giaveno kwamen voor het her-
stel van hun gezondheid, was er niets van die ongelukkige rivaliteit uit-
gelekt. Enkele anderen brachten er met de seminarist Francesia enkele va-
kantieweken door als in hun eigen huis. Maar de rector probeerde hen met

74.7 Page 737

▲back to top
- VI/737 -
indirecte overredingen en opmerkingen ertoe over te halen Don Bosco te
verlaten en zich aan hem te binden, waarbij hij bij hen de verwachting
wekte van de steun van de curie en een veilige en voordelige diocesane
loopbaan.
Hij was al geruime tijd niet meer in Turijn geweest, toen Don
Bosco een bezoek ging brengen aan kanunnik Vogliotti om te spreken over
de onaangename meningsverschillen in Giaveno. Hij kwam tot de ontdekking
dat de pro-vicaris onder de indruk gebracht was door de voorstellen van
de rector en door de mededeling dat Don Bosco erover nadacht Vaschetti
en Boggero naar het Oratorio terug te roepen. De kanunnik begon dan ook
meteen met te verklaren dat hij deze twee seminaristen nodig had voor de
goede gang van zaken in het klein seminarie. Steeds hoffelijke, sprak
Don Bosco hem niet tegen, maar hij toonde hem aan dat andere seminaris-
ten hen zouden kunnen vervangen wanneer men dat nodig vond. Hierna begon
hij enkele opmerkingen te maken, en uit de brief die we hier weergeven,
valt gemakkelijk op te maken hoe het verloop van het onderhoud was.
"
Zeereerwaarde Heer Rector,
"
"
Ik zend U een lijst van enkele seminaristen die in dit
" huis zijn opgeleid, en waaruit U een aantal kunt uitkiezen om naar
" Giaveno te zenden. Ik kan niet nalaten U een bescheiden opmerking
" te maken over de redenering die ik gisteren vernam, dat U namelijk
" niet wilt dat men zou kunnen zeggen, dat het Oratorio en het se-
" minarie van Giaveno slechts een en dezelfde zaak zouden zijn, na-
" melijk dat men de personen jezuïeten zou kunnen noemen en het
" onderricht jezuïtisch. Laat U de ogen niet verblinden door deze
" opmerking, daar zowel de weldenkenden als de kwaadwilligen ervan
" overtuigd zijn dat iets dergelijks alleen maar zou neerkomen op
" een garantie van de moraliteit. Vergelijk het seminarie van Gia-
" veno van verleden jaar eens met wat het thans is. Al degenen die
" wij er van hier heengezonden hebben, waren alleen te bewegen als
" hun gezegd werd dat hier en Giaveno een en dezelfde zaak was.
"
U zou er navraag naar kunnen doen, welke en hoeveel jon-
" gens door het Oratorio en door vertrouwenspersonen van ons naar
" het Oratorio gezonden zijn, en welke er door anderen heen gezon-
" den zijn. Dat zal U tot de overtuiging brengen dat de genoemde
" woorden de mensen niet zo erg veel vrees aanjagen. Een andere
" uitlating was dat de seminaristen van andere diocesen in beginsel
" liever naar hun bisschoppen zouden teruggezonden worden. Dat is
" het tegengestelde van wat de andere bisschoppen doen of proberen
" te doen. Wanneer ze een of andere goede seminarist hebben, doen
" ze wat ze kunnen om hem te behouden. Daarvan heb ik het bewijs:
" Francesia uit Ivrea, Cerruti uit Vercelli, Durando uit Mondovi,
" Provera uit Casale en dat zijn voortreffelijke leraren die ik
" niet zou hebben en die niet het goede zouden doen wat ze hier
" doen, indien ze naar hun diocesen teruggezonden werden.
"
U zult zeggen dat ik uilen naar Athene draag.

74.8 Page 738

▲back to top
- VI/738 -
"
Dat is niet mijn bedoeling. Ik wil alleen zeggen wat mij
" ter meerdere eer van God voorkomt. Men denke ook niet dat ik me
" wil mengen in de zaken van Giaveno, neen, ik heb in alle opzichten
" genoeg te doen hier in Turijn. Ik verlang er van ganser harte naar
" dat U zich zult bezighouden en blijven doorgaan met het in Giaveno
" zo gelukkig ondernomen initiatief.
"
Overigens is het U bekend dat ik sinds twintig jaar steeds
" gewerkt heb en thans nog werk en mijn leven lang blijf werken voor
" ons diocees. Steeds ook heb ik de stem van God erkend in die van
" de geestelijke overste.
"
Vergeef me dit praatje en wees ervan overtuigd dat ik U al-
" le goeds van de hemel wens, waarmee ik verblijf,
"
"
Uw dienstwillige dienaar,
" Turijn, 3 september 1861. Giovanni Bosco, pr.
In die tussentijd was Don Bosco naar de retraite geweest op de
eenzame bergtop van San Ignazio. Hij had ridder Oreglia meegenomen, die
op 18 juli aan Don Alasonatti schreef:
"Don Bosco heeft me gezegd dat hij hoopt U morgen te kunnen
schrijven. Het schijnt intussen dat de lucht hem goed doet en hem nieuwe
kracht geeft... Aan al onze beminde jongens duizenden groeten van onze
kant, in het bijzonder van Don Bosco met wie we altijd over hen spreken
telkens als we samen zijn. Werkelijk, wat lijkt het me lang geleden dat
ik hen nog gezien heb! Beveel hen aan te bidden voor de gezondheid van
onze geliefde Don Bosco, voor mijn bekering en voor de grotere volmaakt-
heid van de kameraden, maar vraag het vooral aan onze beminde medebroe-
ders. Ik vertolk de wens van de eerwaarde Don Bosco als ik U verzoek de
ijverigsten die teveel studeren wat af te remmen, en, zo veroorloof ik
me eraan toe te voegen, ook de leraren die zich te veel inspannen, voor-
al de seminarist Cerruti die, ocharme, zo bang is dat hij ziek zal wor-
den...
"Groet van mij vooral onze beminde zieken van wie het me spijt
dat ze nog niet beter zijn geworden...
"Ik verzoek U mijn nederige groeten te doen aan mijn directe en
voornaamste oversten: Don Rua, Don Savio, Don Turchi, Don Rocchietti in
wier gebeden ik mij aanbeveel."
Op zijn beurt verheugde en vermaande Don Bosco zijn leerlingen te
Turijn met een brief.
"
Beste jongens en beminde zonen,
"
"
De genade van onze Heer Jezus Christus moge steeds met ons
" zijn.

74.9 Page 739

▲back to top
- VI/739 -
"
Er zijn slechts weinige dagen verlopen sinds ik van jullie,
" mijn beminde zonen, naar het lichaam gescheiden ben, en het is me
" alsof er sindsdien al verscheidene maanden verlopen zijn. Gij
" zijt waarlijk mijn vreugde en troost. Zowel het een als het ander
" mis ik als ik van U verwijderd ben.
"
Don Alasonatti heeft me meegedeeld, dat je voor mij hebt
" gebeden en daar dank ik jullie voor. Ook ik heb iedere morgen in
" de heilige mis steeds op een bijzondere wijze Uw zielen bij de
" Heer aanbevolen. Ik moet jullie echter zeggen dat ik het grootste
" deel van de tijd met jullie allen heb doorgebracht, in het bijzon-
" der en in het algemeen waarnemend wat er door jullie gedaan en
" gedacht werd. Wat de bijzondere dingen betreft, waarbij er helaas
" van ernstige aard zijn, zal ik later, al naar het nodig is, met
" elk afzonderlijk spreken zodra ik weer thuis ben. Wat de zaken in
" het algemeen betreft ben ik heel tevreden en ook jullie hebben
" eveneens vele redenen om dat te zijn. Begin echter met een zaak
" van groot belang te herstellen, namelijk de te snelle manier waar-
" mee bij jullie de gemeenschappelijke gebeden verricht worden. In-
" dien jullie me een heel groot genoegen willen doen en tegelijker-
" tijd de Heer behagen en iets willen doen ten bate van jullie zie-
" len,probeer dan ordelijk te bidden, door het ene woord van het an-
" dere gescheiden te houden en door de medeklinkers en lettergrepen
" die de woorden bevatten in hun geheel uit te spreken.
"
Ziedaar, beste jongens, wat ik jullie voorstel te doen en
" wat ik heel graag bereikt zou willen weten bij mijn terugkomst in
" huis. Over drie dagen zal ik weer temidden van jullie vertoeven en
" met de hulp van de Heer hoop ik jullie veel te kunnen vertellen
" van wat ik gezien, gelezen en gehoord heb.
"
God de Heer schenke jullie allen gezondheid en genade en
" hij helpe ons gezamenlijk een hart en ziel te vormen om God te be-
" minnen en te dienen gedurende al de dagen van ons leven en zo zij
" het.
"
"
Uw genegen vriend in J.C.
" Uit. S. Ignazio, 23 juli 1861.
Bosco Giovanni, pr.
"
"
Ik zou nog een brief willen schrijven aan Don Turchi, aan
" Rigamonti, aan Placido Perucatti, aan Bagnasacco, aan Stassano
" en aan Cuniolo, maar de tijd ontbreekt me. Ik zal met hen spreken.
"
Aan Don Alasonatti of aan Don Rua, ter voorlezing aan de
" verzamelde jongens van het huis.
"Uit S. Ignazio teruggekeerd", zo verhaalt de kroniek van Don Ruf-
fino, "zei hij tot de jongens, dat hij van ginds uit allen gezien had die
niet geschikt waren voor het huis." Dit gezicht deed hem het criterium
aan de hand om te oordelen over degenen wier voorkomen de scherpzinnig-
heid van de Oversten om de tuin leidde, en hij stuurde hen zonder verwijl
naar hun familie terug. Daardoor verwijderde hij iedere steen des aan-
stoots uit de communiteit. "Straft men de spotter, dan wordt de eenvou-

74.10 Page 740

▲back to top
- VI/740 -
dige verstandig; onderricht men de wijze, dan neemt hij toe in kennis."
(Spr. 21,11)
Op het einde van juli vond in het Oratorio de plechtige uitrei-
king der prijzen plaats, die geleid werd, zoals verscheidene keren in
andere jaren het geval was, door professor Tommaso Vallauri. Van deze
laatste had Don Bosco een vriendelijk briefje ontvangen.
"
Eerwaarde en Hooggeachte Heer,
"
"
Daar de eerste prijs U toekomt, maak ik van deze gelegen-
" heid gebruik U te verzoeken het presentexemplaar van enkele van
" mijn simpele geschriften te willen aanvaarden.
"
Wees mijner indachtig en bid voor mij.
"
" Ten huize, 30 juli 1861.
Uw zeer toegewijde dienaar,
"
T. VALLAURI
De resultaten van de studie voor de geestelijke loopbaan waren
dat jaar uitstekend geweest. Het aantal jongens dat, door hun leeftijd,
hun moreel gedrag en ontwikkeling, en door hun gaven van geest en gods-
vrucht waardig bevonden werden om het geestelijke kleed aan te nemen,
bedroeg vierendertig.

75 Pages 741-750

▲back to top

75.1 Page 741

▲back to top
- VI/741 -
HOOFDSTUK
LXXIII
KATHOLIEKE LECTUUR - EEN FAMILIE VAN MARTELAREN -
BIOGRAFISCHE SCHETS VAN DE JEUGDIGE MICHELE MAGONE; ARTIKEL
IN DE ARMONIA - HET PONTIFICAAT VAN DE H. DIONYSIUS -
HERDRUK DER BIOGRAFIE VAN DOMENICO SAVIO: BEOORDELING VAN DE
ARMONIA - VERDIENSTEN DER GESCHRIFTEN VAN DON BOSCO –
KRONIEK: VOORSPELLING VOOR DE SEMINARIST RUFFINO -
HERINNERING AAN HET BEGIN VAN HET ORATORIO - KOESTER GEEN
WROK - MEN HOUDE ZICH VERRE VAN BEPAALDE CRITICI EN LAAT
ZICH NIET INTIMIDEREN DOOR HUN SPOTTERNIJEN - DON BOSCO GAAT
NAAR MONTEMAGNO; IN ASTI HOORT HIJ BIECHT IN HET STATION EN
IN EEN HERBERG - RAADGEVINGEN TOT EEN JONGE EDELMAN OPDAT
HIJ ZICH ZOU VOORBEREIDEN VOOR ZIJN EERSTE COMMUNIE –
TOESPRAAK: OVER HET SPREKEN OVER POLITIEK; ZICH HOEDEN VOOR
HET MENSELIJK OPZICHT BIJ HET UITOEFENEN VAN ZIJN
GODSDIENSTPLICHTEN; ERVOOR ZORGEN DAT OVERAL WAAR ER EEN LID
VAN DE CONGREGATIE IS, ALLES GOED GAAT - DON BOSCO BERISPT
DEGENEN DIE SPELENDERWIJS MISBRUIK MAKEN VAN SCHRIFTTEKSTEN
- HIJ NEEMT DE VERDEDIGING OP ZICH VAN DE KANUNNIKEN DIE
GEMINACHT WORDEN EN VAN EEN BISSCHOP - ZIJN AFKEER VAN DE
KWAADSPREKERIJ EN HOE HIJ ZE TRACHT TE VERHINDEREN - MET
HOEVEEL LIEFDE HIJ OVER ZIJN EVENNAASTE SPREEKT - HIJ WORDT
ONDERVRAAGD OVER DE VOORSPELLING VAN EEN STERFGEVAL DAT NIET
BEWAARHEID SCHIJNT TE ZIJN: ZIJN ANTWOORD - ZIEKTEN IN HET
ORATORIO BRIEF VAN MGR. FRANSONI AAN DON BOSCO OVER HET
AANNEMEN VAN HET GEESTELIJK KLEED - DON BOSCO BEGEEFT ZICH
NAAR VERCELLI - ONDERWEG VERDEDIGT HIJ ZIJN SEMINARISTEN
TEGEN DE BESCHULDIGING DAT ZIJ DE THEOLOGIE NIET ZOUDEN
LEREN - ZIJN TOESPRAAK NA DE INZEGENING VAN DE BASILIEK VAN
SANTA MARIA MAGGIORE - TWEE ANDERE VAN ZIJN GEÏMPROVISEERDE
TOESPRAKEN.
De leerlingen van het Oratorio die geabonneerd waren op de Ka-
tholieke Lectuur keerden naar hun eigen huizen terug met de augustus-
aflevering die bij Paravia verschenen was: Een familie van Martelaren,
of het leven van de heilige martelaren Marius, Martha, Audifax en
Abachus en hun martelaarschap, met een aanhangsel over de aan hen hen

75.2 Page 742

▲back to top
- VI/742 -
gewijde kerk bij Caselette, bezorgd door Giovanni Bosco, pr. Hij sprak
over de verering van deze martelaren, over hun kostbare relieken en over
de wonderen die door hun tussenkomst verricht werden.
Voor september ontvingen degenen die op vakantie waren een nieuwe
aflevering die met grote liefde geschreven was: Biografische schets van
de jeugdige Michele Magone, leerling van het Oratorio van de H. Francis-
cus van Sales, bezorgd door Bosco Giovanni, pr. - De inleiding was tot
zijn leerlingen gericht.
"
Beste jongens,
"
"
Onder diegenen van u, beminde jongens, die met spanning
" wachtten op de publicatie van het leven van Domenico Savio, was
" ook de jeugdige Michele Magone. Op een uiterst ijverige wijze ver-
" zamelde hij nu eens van de een, dan van de ander, de bijzondere
" kenmerken die over dit model van een christelijk leven verteld
" werden, waarna hij zoveel als in zijn vermogen was trachtte hem na
" te volgen. Vurig verlangde hij echter zich bij hem te kunnen voe-
" gen zodra hij de deugden verzameld had van degene die hij zich tot
" leermeester gekozen had. Maar nauwelijks had hij er enkele blad-
" zijden van kunnen lezen, of de Heer riep hem, zoals hij in de
" grond van zijn hart gehoopt had, tot zich door een einde te stel-
" len aan zijn sterfelijk leven, om de vrede der rechtvaardigen te
" gaan genieten in gezelschap van de vriend van wie hij de navolger
" had willen zijn.
"
Het merkwaardige of beter het romantische leven van uw met-
" gezel, deed in u het vrome verlangen ontwaken het ook gedrukt te
" zien en er werd me bij herhaling om gevraagd. Daarom, bewogen door
" die vragen en door de genegenheid die ik koesterde voor onze ge-
" meenschappelijke vriend, bewogen ook door de gedachte dat dit po-
" vere werkje verheugend en tegelijkertijd zelfs nuttig voor u zou
" zijn, heb ik besloten aan uw verlangen te voldoen door alles over
" hem te verzamelen wat er onder onze ogen kwam om het in boekvorm
" te laten verschijnen.
"
In het leven van Domenico Savio merkt ge de ingeboren
" deugdzaamheid op die hij gedurende de hele loop van zijn leven
" tot in het heldhaftige aankweekte.
"
In dat van Magone hebben we te maken met een jongen die,
" geheel aan zichzelf overgelaten, in gevaar verkeerde het betreu-
" renswaardige pad van het kwade te betreden, maar die door de Heer
" uitgenodigd werd om Hem te volgen. Hij luisterde naar die liefde-
" volle oproep en, door voortdurend mee te werken met de goddelijke
" genade, wist hij de bewondering gaande te maken van velen die hem
" kenden. Zodoende maakte hij duidelijk zichtbaar hoe wonderbaar de
" uitwerkingen zijn van de goddelijke genade ten opzichte van dege-
" nen die hun best doen om eraan te beantwoorden.

75.3 Page 743

▲back to top
- VI/743 -
"
Ge zult hierin verschillende bewonderenswaardige handelingen
" tegenkomen, vele die navolgenswaard zijn, evenals ge bepaalde
" trekken van deugdzaamheid zult ontmoeten en bepaalde uitspraken
" die ook een leeftijd van veertien jaar schijnen te boven te gaan.
" Doch juist omdat het ongewone dingen zijn acht ik ze waard om be-
" schreven te worden. Iedere lezer is overigens verzekerd van de
" waarheid der feiten; aangezien ik niets anders gedaan heb dan in
" de vorm van een verhaal te brengen en te verzamelen wat er voor-
" gevallen is onder de ogen van een menigte die thans nog leven en
" die te allen tijde ondervraagd kunnen worden over alles wat hier
" uiteengezet is.
"
De goddelijke Voorzienigheid, die de mens een les geeft
" door nu eens afgeleefde grijsaards, dan baardeloze jongelingen
" tot zich te roepen, schenke ons de grote gunst ons allen in dat
" laatste ogenblik, waarvan de eeuwige zaligheid of het eeuwige on-
" geluk afhangt, bereid te vinden. De genade van onze Heer Jezus
" Christus weze onze steun in het leven, in de dood en verlene ons
" bijstand op de weg die naar de hemel leidt. Zo zij het.
De Armonia van vrijdag 15 november roemde die biografie:
"
Het is een boekje van ongeveer honderd bladzijden, geschre-
" ven door de vooraanstaande priester Don Bosco. Zeker zegt de naam
" van de auteur alleen al hoe boeiend en nuttig dit korte geschrift
" moet worden, in het bijzonder voor de jeugd. De prettige en na-
" tuurlijke manier waarmee hij de treffende handelingen die de jeug-
" dige Magone, leerling van het Oratorio van de H. Franciscus van
" Sales, zo bewonderenswaardig maakten, kan niet anders dan degene
" die het leest een zacht geweld aandoen om hem tot de deugd te
" trekken en hem de lust te benemen voor al de lichtzinnigheden van
" de wereld. We hebben deze lectuur al herhaaldelijk aanbevolen, en
" het doet ons goed, te zien dat ze steeds verdere verspreiding
" vindt voor de zorg van zoveel goede mensen die trachten goede ge-
" schriften te stellen tegenover zoveel slechte boekjes waarmee we
" overstelpt worden.
Tegen de terugkeer van de leerlingen uit de vakantie liet de druk-
kerij Paravia de oktoberaflevering van de Katholieke Lectuur verschijnen.
Het pontificaat van de H. Dionisius met een aanhangsel over de H. Grego-
rius de Wonderdoener, van de hand van Bosco Giovanni, pr. (L.) Er werd
ook de glorie van de martelaren uit die tijden in uiteengezet, en de
langdurige schrikwekkende straffen van God tegen de afgodendienaars.
Tegelijkertijd werd de biografie van Domenico Savio herdrukt en in
de Armonia van 25 augustus leest men daarover:

75.4 Page 744

▲back to top
- VI/744 -
"
Dit lieftallige boekje dat voor de eerste maal verscheen
" in de onvolprezen serie Katholieke Lectuur te Turijn, heeft al de
" eer van drie uitgaven gekend. In de laatste echter, waarover we
" juist hier spreken, heeft de vooraanstaande auteur, Don Bosco, een
" zo mooi aanhangsel toegevoegd. Het verhaalt van de vele genaden
" die deze jongeling van God verkregen heeft. Wij zijn er dus zeker
" van dat het niet minder dierbaar zal worden aan heel de rest van
" de katholieke en vrome lezers. We zullen niet veel woorden gebrui-
" ken om dit allerkostbaarste boekje aan te bevelen.
"
Het moge voldoende zijn te zeggen, dat het al lang als een
" klassieke taaltekst gebruikt wordt in vele scholen van Toscane
" en dat geleerde en aanzienlijke personen verklaard hebben dat zij
" dit boek nooit ter hand kunnen nemen zonder het tot hun genoegen
" en geestelijke voordeel van de eerste tot de laatste bladzijde te
" verslinden. Het is niet voldoende te kunnen schrijven, men moet
" zich ook laten lezen. Welnu dit, zo zeldzame geheim bezit Don Bos-
" co in al zijn geschriften, zoals we tot ons genoegen kunnen zeg-
" gen, hij legt er in de hoogste mate het bewijs van af in dit
" geschrift, dat hij voor de derde maal in druk laat verschijnen en
" dat we met alle genoegen aankondigen.
Men kan zich niet voorstellen met hoeveel geestdrift dit boekje
ontvangen en gelezen werd. Er werden honderdduizenden exemplaren van ge-
drukt. Vooral in Toscane werden de eerste werken van Don Bosco bestu-
deerd alsof het taalbronnen waren. Professor Pera, inspecteur van het
onderwijs in die provincies en vooral in de steden Pisa en Livorno, zei
tot Don Bosco toen hij hem in het Oratorio kwam opzoeken: "Om onze jon-
gens goed en zuiver Italiaans te laten leren, bedien ik me van uw werk-
jes, zoals Domenico Savio, Luigi Comollo en Michele Magone. Op school
zeg ik steeds tot de leerlingen: "Hier in deze boekjes van Don Bosco
kunnen jullie een beetje zuiver en eenvoudig Italiaans leren. Wat heb
ik eraan als jullie klassieke boeken bestuderen die vol staan met vreem-
de woorden, brallende passages, ingewikkelde zinnen en moeilijke con-
structies, waarvoor men om ze te kunnen begrijpen, steeds een woorden-
boek bij de hand moet hebben? Dat is heel goed voor degenen die van de
taal een bijzondere studie willen maken, maar voor hen die zich niet met
die studie bezighouden is het doeltreffender een eenvoudige manier van
schrijven te leren, om zich daarvan te bedienen in het dagelijkse ge-
bruik van het leven."
En thans keren we terug tot de Kroniek van Domenico Ruffino: "4
augustus. - Ter ere van mijn naamdag zei Don Bosco tot me: "Eer er
twaalf maanden verlopen zijn, zul je iets zien dat je veel genoegen zal
doen, iets anders dat je erg zal bedroeven en ten derde iets dat je erg
zal doen lijden." - Ruffino kwam uit het dorp Giaveno en werd verblijd
door de voorspoedige groei van het klein seminarie. Hij werd bedroefd,
zoals we zullen zien, doordat Don Bosco zou worden gedwongen zich met
zijn seminaristen uit de leiding ervan terug te trekken. Hij kreeg te
lijden van een ziekte waarvan men echt vreesde dat zij hem naar het graf
zou slepen.

75.5 Page 745

▲back to top
- VI/745 -
"Enkele avonden later was Don Bosco in de refter door een groot
aantal jongens omringd die niet op vakantie waren gegaan. Er bevonden
zich enkele seminaristen bij hen over wie hij niet heel voldaan was. Hij
sprak lange tijd over de begintijd van het Oratorio, bracht de anderen
aan het lachen door verschillende anekdotes te vertellen, en toen opeens
ernstig geworden, riep hij uit: "Och, als enkelen die zich niet voldoende
weten te schikken maar altijd konden terugdenken aan de eerste tijd van
het Oratorio, dan zouden ze ongetwijfeld de zeldzame gaven waardig worden
die de Heer voor ons bereid heeft."
"Hij spoorde hen eveneens aan niet toe te geven aan de eigenlief-
de wanneer men beledigd was, geen wrok te koesteren, de naijver te onder-
drukken, en zich niet te laten afschrikken als er voor een of ander ambt
wel eens de voorkeur aan anderen gegeven werd. Don Bosco wist uit erva-
ring hoeveel schade bepaalde onenigheden de communiteit konden toebren-
gen."
Een tijd later - op een avond - vergezelde de seminarist Paolo Al-
bera, Don Bosco, toen deze uit de stad was teruggekeerd.
Terwijl hij hem hielp hoed en mantel af te leggen, zei Don Bosco
tot hem: "Jij bent jong, maar je zult fraaie dingen te zien krijgen. Twee
zijn er samen in dezelfde kerk en mediteren; twee zijn er in het koor, de
een naast de ander, en bidden het brevier; twee zijn bij elkaar geknield
aan dezelfde communiebank om de heilige communie te ontvangen en tezelf-
dertijd verafschuwen zij elkaar, en kunnen zij elkaar luchten noch zien.
En zij weten het een met het ander in overeenstemming te brengen: haat,
kwaadsprekerij, communie en gebed."
Een andere keer zei hij tot de seminaristen in tegenwoordigheid
van Giuseppe Reano: "Men moet het gezelschap vrezen en vermijden van de
personen die, zonder openlijk te verslappen in hun moreel gedrag, alles
dat strekt tot een grotere vervolmaking in het beleven van de reglemen-
ten, aan een strenge beoordeling onderwerpen, en die zelfs het gezag, de
bevelen en de vermaningen van de oversten niet ontzien." Toen vervolgde
hij: "Rekening houdend met de menselijke armzaligheid, moet een goede
seminarist als hij zijn plicht doet, verwachten te worden tegengesproken
door de kwaadaardigen, maar hij moet zich ook verheffen boven hun spot-
ternijen en medelijden met hen hebben."
In augustus begaf Don Bosco zich naar Montemagno om de plechtig-
heid van Maria Tenhemelopnemening te vieren en tegelijkertijd in te gaan
op de zeer hartelijke uitnodiging van markies Fassati, die daar in zijn
prachtig kasteel woonde. De markiezin heette Maria Assunta en het was
voor Don Bosco een plicht van erkentelijkheid haar persoonlijk zijn ge-
lukwensen te gaan aanbieden. Ook de kinderen van de markiezin, Emanuele
en Azelia hadden een buitengewoon grote genegenheid voor hem en verwacht-
ten hem met levendig verlangen.
Hij vertrok de 14de per trein die om half drie 's middags in Asti

75.6 Page 746

▲back to top
- VI/746 -
aankwam, en van daar naar Montemagno zou hij met de omnibus verder moe-
ten.
In de trein was hij in gesprek geraakt met een koopman die naast
hem zat, en van dingen van weinig belang kwamen ze eerst te spreken over
de goede kranten en het nut dat zij opleverden, vervolgens over de
slechte bladen en over de onmetelijke schade die deze aan het geloof en
de zeden van het volk veroorzaken. AI gauw had Don Bosco deze man voor
zich ingenomen, die hem plots onderbrak met te zeggen: "Dit gesprek doet
voor mij de deur dicht... ik zou willen biechten."
"Wel, gaat u dan naar Turijn, naar het Oratorio en ik zal er u
als een vriend ontvangen."
"Dat is een beetje lastig. Ik ga nu naar Genua... ik heb ook nog
zaken in andere steden... wie weet wanneer ik terug zal kunnen zijn."
"Zouden we, om de zaak niet op de lange baan te schuiven, niet nu
meteen tot een besluit kunnen komen"? vroeg Don Bosco. Hij haalde zijn
horloge te voorschijn, keek hoe laat de trein in Asti aankwam en om hoe
laat de omnibus zou vertrekken en vervolgde:
"Ik heb twintig minuten de tijd om aan uw biecht te besteden."
"En als u de aansluiting mist"? vroeg de koopman.
"Bekommert u zich niet om mij, dan vind ik wel een andere gele-
genheid om verder te reizen."
"Goed, laten we dan gaan"! zei de vreemde heer vastbesloten.
Op dat ogenblik kwam de trein in Asti aan. Toen Don Bosco uit-
stapte, groette hem de stationschef, die een bekende van hem was en aan
wie hij vroeg of hij zich kon terugtrekken in een lokaal dat vrij was,
om buiten aanwezigheid van getuigen met een vriend enkele zaken af te
wikkelen. De stationschef deed dat heel graag en liet hen in een vertrek
waar ze alleen bleven. Don Bosco en de koopman spraken eerst over ver-
schillende vraagstukken van inleidende en bijkomstige aard; en vervol-
gens begon de biecht. Maar het onderhoud verliep niet zo vlot als hij
gehoopt had. Er was wat meer tijd nodig dan voorzien was, en toen Don
Bosco zich naar het kantoortje van de reiswagen begaf, was het voertuig
al vertrokken. Daar hij diezelfde avond in Montemagno moest zijn, vroeg
hij aan de chef van de omnibusdienst, of het mogelijk zou zijn een ander
rijtuig voor hem te krijgen. Men antwoordde hem bevestigend, maar dan
zou hij eerst enkele uren moeten wachten. Terwijl dit gesprek gaande
was, bevond er zich in de zaal een jongeman met een open en goedaardig
gezicht, bij wie zich al gauw zeven van zijn vrienden voegden. Dezen,
die niet afkerig van de godsdienst schenen en de priester opgemerkt had-
den, die daar stond als iemand die gehinderd scheen door een onverwacht
oponthoud, kwamen naar voren en zeiden beleefd tot hem:

75.7 Page 747

▲back to top
- VI/747 -
"U zult erin moeten berusten, eerwaarde, heb geduld!"
"Er is niets anders aan te doen, ik weet het, had ik hier tenmin-
ste maar iets te doen."
"Er zijn duizenden manieren om de tijd door te brengen; lees een
boek", zei er een.
En een ander: "Gaat u ergens een bezoek brengen."
En een derde: "Laten we een praatje maken."
Een vierde: "Improviseert u een preek."
Don Bosco: "En waar willen jullie dat ik zou preken. Hier in het
gebouw van de omnibus? Om mijn tijd niet te verliezen zou ik wel iets
beters te doen weten, maar..."
"Wat zoudt u dan willen doen?"
"In de biechtstoel gaan zitten."
"En wiens biecht wilt u horen"? vroegen ze hem.
"Komen jullie maar biechten, dan hoef ik niet ledig te zitten!"
Nu steeg er een algemeen en schaterend gelach op.
"Daar hebben we behoefte aan"! riepen allen uit. "Aan de ziel
wordt weinig gedacht. Men spreekt steeds maar over wereldse dingen en
over andere die ik hier niet hoef te herhalen. Uit zorgeloosheid komt
men maar langzaam vooruit..."
"Dan is het nu dus juist de tijd om aan de ziel te denken", ver-
volgde Don Bosco schertsend: "en als jullie willen biechten, ik ben be-
reid." En bij die woorden keek hij hen aan met een blik die welspreken-
der was dan woorden.
"En waarom niet? Jawel! Als u wilt"? antwoordden ze een voor een.
"Maar de heren hebben zeker een grapje met me willen maken"! ver-
volgde Don Bosco nog op zijn innemende manier.
"Stel je voor, dat we u voor de gek zouden houden!"
"Dan moeten jullie de goede wil hebben om te breken met de dui-
vel en de rest aan mij overlaten; jullie zullen zien dat jullie tevreden
zijn."
"En waar wilde u biecht horen?"
"Kom maar mee, dan zien jullie het wel."
Toen Don Bosco het aangrenzende café, dat op dit uur verlaten
was, binnenging, vroeg hij aan de waardin of hij van een lokaal gebruik
mocht maken. Toen hij daarvoor verlof gekregen had, bracht hij de jongens

75.8 Page 748

▲back to top
- VI/748 -
daarbinnen. Nadat hij hun zielen met een korte overweging in de goede ge-
steltenis gebracht had, hoorde hij van allen de biecht en zond hen ge-
troost en opgewekt van hart heen.
Toen hij klaar was stond de reiswagen gereed en in Montemagno aan-
gekomen had hij het genoegen voor de eerste maal gravin Carlotta Callori
te ontmoeten, die van dat ogenblik af een der voornaamste weldoeners van
de salesiaanse werken werd.
Enkele weken later zond hij door middel van de markiezin, die naar
Turijn gekomen was, een waardevolle brief aan de jonge Emanuele die vol-
ledig vertrouwen in hem gesteld had.
"
Beste Emanuele,
"
"
Terwijl jij van het platteland geniet met de goede Stanis-
" lao, (Medolago) kom ik je in gezelschap van Maman een bezoek bren-
" gen met dit briefje dat ik verplicht ben je te schrijven.
"
Mijn doel is, je een mooi voorstel te doen. Luister dus.
" Je leeftijd en de studie die je doorloopt, schijnen voldoende om
" toegelaten te worden tot de heilige communie. Ik zou daarom willen
" dat de eerste Pasen voor jou die grote dag van je eerste heilige
" communie zou worden. Wat zeg je daarvan, beste Emanuele? Probeer
" er met je ouders over te spreken en luister naar wat zij zeggen.
"
Maar ik zou willen dat je van nu af aan je begon voor te
" bereiden en daarom is het bijzonder nodig het volgende te betrach-
" ten:
"
1. Nauwlettende gehoorzaamheid aan je ouders en aan anderen
" die boven je gesteld zijn, zonder je ooit te verzetten tegen welk
" bevel ook.
"
2. Stiptheid in het vervullen van je plichten, vooral in die
" van de school, zonder je er ooit toe te laten aansporen.
"
3. Grote eerbied aan de dag leggen voor alles wat op de
" godsvrucht betrekking heeft. Maak daarom het kruisteken goed, bid
" geknield, in een rustige houding, gedraag je voorbeeldig bij alles
" wat er in de kerk gebeurt.
"
Het zal me heel veel genoegen doen als je me een antwoord
" laat toekomen betreffende het voorstel dat ik je gedaan heb.
"
Ik verzoek je mijn groeten te doen aan Azelia en Stanislao.
" Weest allen opgewekt; God de Heer zegene allen; bid voor mij, jij
" vooral, beste Emanuele, verheug mij met een goed gedrag en geloof
" me steeds
"
je zeer genegen vriend,
" Turijn, 8 september 1861.
Bosco Giovanni, pr.
In die maanden schenen nieuwe gevaren het Oratorio boven het
hoofd te hangen. Inderdaad riep Don Bosco op 4 september de leden van de

75.9 Page 749

▲back to top
- VI/749 -
Congregatie van de H. Franciscus van Sales bijeen en hield een korte,
maar belangrijke toespraak, waarin hij hun de raad gaf op hun hoede te
zijn in zaken van politieke aard. Don Angelo Savio schreef er het vol-
gende over aan Don Durando die zich buiten Turijn bevond.
"
Vriend en broer in Jezus Christus,
"
"
Hier maken we het allen goed en voelen ons opgewekt, zoals
" onze gewoonte is. Sinds twee dagen probeer ik al een gelegenheid
" te vinden om je te schrijven, en thans is die gelegenheid er niet
" alleen, maar heb ik van Don Bosco uitdrukkelijk de opdracht gekre-
" gen gen je te laten weten wat hij gisteravond in de conferentie
" tot alle medebroeders van de Congregatie van de H. Franciscus van
" Sales gezegd heeft.
"
Don Bosco zei dat de tijden moeilijk worden en dat wij
" daarom grote voorzichtigheid moeten betrachten in het spreken over
" politiek. Nooit moeten we ons uitdrukkingen tegen de regering
" laten ontvallen, daar wij in niemand vertrouwen kunnen stellen. Er
" zijn er die de opdracht hebben om uitlatingen en feiten op dat
" punt te verzamelen en er melding van te maken aan wie daar opdracht
" toe gegeven hebben. Gesprekken tegen de onderdrukking van de
" reactie zijn gevaarlijk, evenals tegen het gaan van de onzen naar
" Rome. Als we ondervraagd worden moeten we steeds in het algemeen
" spreken. Worden we gedwongen te antwoorden, dan moeten we zeggen:
" "Het spijt me dat er zoveel bloed moet vergoten worden; ik hoop
" dat de vrede gauw terugkeert; ik hoop dat de paus met rust gela-
" ten zal worden", en dergelijke uitdrukkingen.
"
Hij drong er op aan, nooit bang te zijn wanneer het gaat
" om de uitoefening van de godsdienstige plichten of onze godvruch-
" tige oefeningen; hij drukte erop de vastgestelde gebeden en de me-
" ditatie niet achterwege te laten en op zijn hoede te zijn voor het
" menselijk opzicht. We moeten steeds en op dezelfde manier en waar
" we ons ook bevinden gebruik maken van de heilige sacramenten; er-
" voor zorgen dat we anderen ertoe brengen zich los te maken van de
" dingen van deze wereld.
"
Hij zei vervolgens, ten aanzien van elk der leden die in
" het Oratorio verbleven, het zo te moeten schikken dat op welke
" plaats of in welk hoekje van het huis een van hen ook aanwezig is,
" men er zeker kan van zijn dat alles goed gaat; er mag geen gevaar
" zijn van iets verkeerds; hetzij door de anderen op hun hoede te
" doen zijn door onze aanwezigheid, hetzij door hen te verhinderen
" wanneer ze van plan zijn iets ongeoorloofds te ondernemen. Hij
" bracht voorts nog de eis tot uitdrukking dat men aan hem of aan
" wie hem vertegenwoordigt de leerlingen kenbaar zou maken die niet
" in het huis horen omwille van hun zedelijk gedrag, en speciaal om-
" wille van de godsdienst.
"
Ten slotte beval hij ons warm aan onze Congregatie te be-
" schouwen als een keten, waarvan elk lid een schakel is die aan de

75.10 Page 750

▲back to top
- VI/750 -
" andere vastgemaakt moet zijn met de banden van de liefde, van
" het gebed en van de geest der Congregatie zelf.
"
Wat ik tot hier toe geschreven heb is ex officio.
"
Ik voeg er aan toe dat we ervoor zullen zorgen dat de af-
" drukken van je Donato je zullen toegezonden worden zodra ze hier
" aankomen.
"
" Turijn, 5 september 1861.
Je zeer genegen,
"
D. Savio Angelo.
Van een voorzichtige terughoudendheid in zaken van politiek, ging
Don Bosco ertoe over te vermanen dat in andere omstandigheden iedereen
zich zou moeten weten te beheersen in het uitspreken van bepaalde oorde-
len en kritiek over dingen of over personen. Beatus qui lingua sua non
est lapsus. (Sir. 25,11. Daartoe uitgenodigd, zat hij aan tafel met vele
priesters. Onder hen bevond zich een disgenoot, erg geestig, die door
zijn vingervlugheid een groot aantal en aardige kunstjes kende. Hij nam
een riet, zette het op zijn duim en liet het heen en weer gaan op een
dergelijke manier, dat het een geluid voortbracht dat bijna op dat van
een kleine trompet geleek. Allen waren verbaasd, omdat hij tegelijkertijd
zong, en enkele noten van het riet harmonieerden met enkele noten van de
stem. Maar al spoedig liet hij de eenvoudige speelse liedjes varen, en
zette hij de lezing van Job in alsof zij met het dodenofficie bezig waren
en, wat nog erger was, hij parodieerde die woorden ervan. Don Bosco, die
erg hartelijk gelachen had toen hij de spelletjes zag, hield toen op met
lachen en zijn gelaat nam een ernstige uitdrukking aan. De aanzittenden
bleven echter lachen en de goochelaar hun bijval betuigen. Een van hen
merkte de strenge gelaatsuitdrukking van Don Bosco en hij vroeg hem:
"Vindt Don Bosco die spelletjes niet leuk?"
Daar allen zich tot hem wendden, antwoordde hij: "U moet me eens
zeggen: indien de heilige Franciscus van Sales zich hier eens bevond,
wat zou hij dan wel zeggen als hij de woorden uit de Heilige Schrift op
die manier zou horen? Hij, die zijn arts verweet dat hij bepaalde schrif-
tuurwoorden niet bepaald ongepast maar toch onnodig gebruikte?..."
Don Michele Rua vertelt: "Toen ik met Don Bosco en de seminarist
Anfossi het middagmaal gebruikt had bij de pastoor van Crocetta, een bui-
tenwijk van Turijn, waar ook vele andere aanzittenden tegenwoordig waren,
begon een van hen kwaad te spreken over de kanunniken van de dom en over
de vicaris-generaal. Hij zei onder meer dat zij alleen hun functies ver-
richten vanwege de prebenden en de subsidies. Don Bosco liet hem een
poosje op die manier doorrazen en zich vervolgens tot hem wendend merkte
hij op: "Maar weet u niet dat het erg verkeerd is wat u doet? Zoudt u in
staat zijn mij, maar dan met echte bewijzen, aan te tonen dat een enkele
van de kanunniken de bedoelingen heeft die u noemt? En gesteld dat er één
of twee of ook meer zijn die deze bedoelingen hebben, gelooft u dan niet
dat er mét hen anderen zijn die een grotere lof waardig zijn? Weet U niet

76 Pages 751-760

▲back to top

76.1 Page 751

▲back to top
- VI/751 -
wat de heilige Franciscus van Sales zegt? Wanneer een handeling van onze
evenmens honderd aspecten heeft, zijn er negenennegentig slechte en
slechts één enkel goed aspect. Wel, op dat éne goede aspect moeten wij
acht slaan. Op zekere dag, zo getuigde Don Francesco Dalmazzo, bevond Don
Bos-co zich in een familie waar kwaad gesproken werd over Mgr. Ghilardi,
bisschop van Mondovi. Zonder zich verder met het geschilpunt in te laten,
nam hij de verdediging op zich, en wees op enkele daden van hem die prij-
zenswaardig waren en van zijn grote deugd en liefde getuigden. Bij die
woorden durfde niemand meer iets daartegen in te brengen.
"Deze methode bracht hij steeds in toepassing wanneer hij vreem-
delingen in huis of aan tafel had, die zich een ongunstig oordeel ver-
oorloofden over de kerkelijke gezagsdragers of over andere personen. Hij
wist op een geschikte manier een of andere goede hoedanigheid van dege-
nen die het slachtoffer van de kwaadsprekerij waren in het licht te stel-
len en wanneer de anderen op het onderwerp bleven doorgaan, zei hij ge-
woon: "Over de evennaaste moet men behoorlijk spreken of helemaal over
hem zwijgen."
"Als het gemopper afkomstig was van personen die boven hem ston-
den, of over wie hij geen gezag had, onderbrak hij hem op een vriende-
lijke manier en bracht het gesprek op wat anders. Wanneer hem dat niet
lukte, nam hij eveneens moedig de verdediging op zich van degene tegen
wie er uitgevaren werd. Hij wees op de onrechtvaardigheid kwaad te spre-
ken over iemand die, daar hij niet aanwezig was, zijn motieven niet kon
uiteenzetten en zich niet kon verdedigen.
"Hij trok dikwijls van leer tegen het gemor, en verklaarde dat dat
een van de grootste vijanden van het huis was. Af en toe gaf hij de jon-
gens op bijzondere wijze de taak dat te vermijden. De kwaadsprekerij was
een der dingen die hem ten zeerste pijn deden en als hij wist of zag dat
de een of ander van zijn leerlingen zijn waarschuwingen in de wind sloeg,
wees hij hem ernstig terecht. Ook liet hij zich nooit meeslepen tot woor-
den of daden die anderen in hun goede naam konden schaden. Veeleer deed
hij zijn best om de ware verdiensten van wie ook in het licht te stellen
telkens als hij er de gelegenheid toe had, en hij deed dat zowel monde-
ling als in geschriften. Deze rechtvaardigheid heerste ook in zijn ge-
dachten en hij veroorloofde zich niet ongunstig te oordelen over zijn
evennaaste, tenzij diens handelingen klaarblijkelijk slecht en alom be-
kend waren. En dan schreef hij de fout nog toe aan onwetendheid, mense-
lijke zwakheid, aan onverstandige raadgevers, eerder dan aan boosaardig-
heid van inborst. Intussen hield hij zichzelf en anderen het gezegde van
Sint-Paulus voor ogen: Qui stat videat ne cadat!"
De kroniek van Don Ruffino vermeldt: "10 september: - Ik vroeg
aan Don Bosco: "Neemt u me niet kwalijk, maar ik heb op 3 juni genoteerd
dat u, bij het aankondigen van de oefeningen voor een goede dood, ons
aanspoorde deze goed te verrichten omdat er, zoals u zei, een onder ons
was, die ze niet meer zou doen."

76.2 Page 752

▲back to top
- VI/752 -
"Don Bosco gaf mij als antwoord: "Binnenkort zal ik je kunnen zeg-
gen wie dat was. Hij was in huis toen ik zei, waar je thans aan herin-
nert, maar hij heeft de oefening voor een goede dood toen ook niet ge-
daan. Er ontbraken enkele jongens onder degenen die ik in mijn droom hun
oefening zag doen, en onder die afwezigen was de bovengenoemde. Ik zag
hem buiten de kerk bezig met het naaien van een laken en ik vroeg hem:
"Wat ben je hier aan het doen?"
"Ik naai mijn laken", antwoordde hij me, "om me in te verbergen."
"Maar de anderen gaan naar de kerk om er de oefening voor een goe-
de dood te doen!"
"0, daar ga ik niet meer heen."
Deze was dus uit het Oratorio vertrokken en Don Bosco had geen
nieuws meer van hem gehoord. Maar deze vraag van Ruffino en van anderen,
zoals we zullen zien, deed ons begrijpen dat hij dergelijke aankondigin-
gen niet op goed geluk kon doen, tenzij hij van de waarheid ervan over-
tuigd was, daar hij zich in de tegenwoordigheid bevond van honderden
getuigen die niets vergaten.
In de maand september echter ging de voorzegging van de ziekten
verder in vervulling. "Luigi. Pelissone", aldus Don Ruffino, "is ernstig
ziek en wel zo dat men ernstig voor zijn leven vreest. Het heilig oliesel
werd hem reeds toegediend." Niettemin genas deze jongen.
Don Bosco had intussen tevergeefs gewacht op het antwoord op een
brief die hij geschreven had aan de aartsbisschop van Turijn. Hij had
hem vergunning gevraagd om een zeker aantal van zijn jongens voor het
inkledingsexamen op te geven, zoals was vastgesteld voor al de aspiranten
in het diocees. Hij had dat wellicht gedaan om niet verplicht te zijn de
leerlingen uit vakantie te moeten terugroepen, wat nogal duur zou geweest
zijn. Ook had hij zich bij de aartsbisschop aanbevolen gehouden voor eni-
ge subsidie. Ten slotte echter werd de brief van Mgr. Fransoni hem be-
zorgd toen hij in Vercelli verbleef.
"
Beste Don Bosco,
"
"
Pas gisteren heb ik in een envelop, die mij uit Turijn via
" een bijzondere gelegenheid bereikt heeft, Uw brief gevonden van
" 22 juli. Dientengevolge doet de vraag naar een persoonlijk exa-
" men niet meer ter zake, daar de examens al vastgesteld waren op
" 19 augustus. Dat moet U echter niet spijten, daar ik niet geloof
" U te hebben kunnen voldoen, daar ook de aspiranten van het klei-
" ne huis aan het algemene examen deelnamen, en zij zouden er zich
" niet bij neerleggen indien zij kennis kregen van de mogelijkheid
" tot privé-examens.

76.3 Page 753

▲back to top
- VI/753 -
"
Wat de tweede vraag betreft, is het U niet onbekend, dat
" al mijn aartsbisschoppelijke inkomsten me ontnomen zijn en dien-
" tengevolge kan ik niet veel doen. Daar ik niettemin niet wil wan-
" hopen dat mijn zegen het gebouw niet ten goede zal komen, moogt u
" naar de bankier Piaggo, gaan, die al van mijn beheerder, kannunik
" Fantolini, opdracht kreeg U te verstrekken wat ik kan.
"
Bid voor mij en laat bidden voor mij, die verblijft met
" gevoelens van volkomen hoogachting,
"
"
Uw toegewijde en genegen dienaar,
" Lyon, 15 september 1861.
LUIGI, aartsbisschop van Turijn.
In Vercelli moest de parochiële basiliek, toegewijd aan de Santa
Maria Maggiore, worden geconsacreerd. De parochianen werden met een ge-
paste toespraak van hun pastoor, de vicaris Don Giovanni Momo, opgewekt
om bij te dragen voor het onderhoud en de verfraaiing van die kerk. De-
ze oproep beantwoordden zij met eensgezinde edelmoedigheid. Onder lei-
ding van graaf Edoardo Mella, een vooraanstaande man op het gebied van
kunsten en wetenschappen, waren de werkzaamheden midden april begonnen
en ze duurden ongeveer tot half september. De nieuwe basiliek nam de
naam aan van de Antieke, beroemd om haar gewijde pracht en tevens om
haar heidense oudheid. Monseigneur Antonio Gianotti, voorheen aartsbis-
schop van Sassari en thans bisschop van Saluzzo, mocht haar inzegenen.
In de aantekeningen bij een lied, uitgegeven door prof. Giovanni
Battista Chionetti, en door de parochianen bij wijze van blijk van hoog-
achting en dankbaarheid opgedragen aan Zijn Excellentie de
Aartsbisschop, Monseigneur Alessandro d'Angennes, leest men de volgende
aankondiging.
" 15 september 1861, dag der inzegening en toewijding van de Kerk.
" 's Namiddags van diezelfde dag zullen de plechtige gezongen
vespers plaatsvinden, begeleid aan het orgel door de befaamde maëstro
Felice Frasi en waarbij assistentie zal worden verleend door Zijn Excel-
lentie de Aartsbisschop van het diocees en de consacrerende bisschop. De
inwijdingsrede zal gehouden worden door de geleerde en liefdadige Don
Giovanni Bosco, die zoveel verdiensten heeft voor de maatschappij en de
godsdienst."
Daarom uitgenodigd door de vicaris, Don Giovanni Momo, vertrok
Don Bosco op de 14de naar Vercelli, nadat hij de rede die hij wilde hou-
den, voorbereid had en aan Don Rua had gedicteerd.
Maar zoals we al gezien hebben, en zoals we zullen zien, was het
onvermijdelijk dat hij op al zijn reizen zijn mildheid van ziel moest
demonstreren. In het rijtuig waarin hij zich bevond, zaten ook twee
priesters die met elkaar in gesprek waren, terwijl Don Bosco het leven
van een paus beschreef.

76.4 Page 754

▲back to top
- VI/754 -
Die twee priesters spraken over het seminarie, over het kerkelijk
onderwijs. Vervolgens kwam het gesprek op het Oratorio van Turijn. Ze
zeiden dat de seminaristen van het Oratorio geen theologie konden stude-
ren omdat ze steeds in beslag genomen werden door het assisteren van de
jongens en dat ze daardoor slechts priesters van weinig betekenis konden
worden. Daarna het woord tot Don Bosco richtend, die ze niet kenden,
vroegen ze hem: "Vindt u dat nu ook niet?"
Don Bosco antwoordde dat hij van een tegengestelde mening was en
zei: "Maar ként u Don Bosco en bent u al eens in zijn huis gaan kijken?
Zijn seminaristen studeren en als u wilt weten hoe, gaat dan hun punten-
lijsten maar eens vragen in het seminarie." - Op dat ogenblik stopte de
trein in Vercelli. Bij het station stonden mensen die op de aartsbis-
schop wachtten, anderen die op Don Bosco wachtten. Nauwelijks liet Don
Bosco zich voor het portier zien of men hoorde roepen: "Don Bosco, Don
Bosco!" - De twee priesters stonden er verslagen en verward bij. Ze
maakten een buiging voor hem en zetten hun reis voort. Don Bosco veront-
schuldigde hen door te zeggen dat ze slecht waren ingelicht. Naderhand
kwamen ze naar het Oratorio om hun verontschuldigingen aan te bieden en
jongens aan te bevelen.
Op 15 september preekte Don Bosco dus te Vercelli over de glorie
van Maria bevestigd door deze basiliek. Hij viel zo in de smaak van zijn
gehoor, evenals van de twee prelaten, dat de aartsbisschop d'Angennes
hem de twee volgende dagen liet preken en, om hem het zoeken naar onder-
werpen te besparen, vroeg hij hem of hij de onderwerpen zou behandelen
die de bisschoppen zelf hadden voorbereid. Dat deed hij inderdaad, in
afwachting van het ogenblik dat hij de preekstoel op zou moeten. Het on-
derwerp voor de eerste preek kreeg hij van de bisschop van Saluzzo; de
stof voor de tweede van de aartsbisschop over de eerbied in de kerk als
heilige plaats.

76.5 Page 755

▲back to top
- VI/755 -
H O O F D S T U K LXXIV
DE HERFSTWANDELING - IN CHIERI: EDELMOEDIGE GASTHEREN -
IN BUTTIGLIERA IN DE BECCHI: PLECHTIGHEID VAN DE HEILIGE
ROZEN-KRANS - IN CASTELNUOVO: HARTELIJKE ONTVANGST VAN
DON BOSCO DOOR DE PASTOOR EN DE BEVOLKING - RUST IN
MONDONIO EN IN PIEA - TRIOMFANTELIJKE AANKOMST IN VILLA
S. SECONDO: VOTIEFFEEST TER ERE VAN ONZE-LIEVE-VROUW EN
VRIJGEVIGHEID VAN DE INWONERS IN COSSOMBRATO: - EEN
JONGEN UITGENODIGD OM ZICH AAN DE STUDIE TE WIJDEN EEN
PRETTIGE AVOND BIJ ALFIANO - DON BOSCO EN ZIJN
VOORTDURENDE CORRESPONDENTIE PER BRIEF EN CORRECTIES VAN
ZIJN BOEKEN - BIJ CASTELLETO DE'MERLI EN PONZANO - IN DE
KERK VAN CREA; DE JONGENS HEBBEN VERFRISSING NODIG;
NAASTENLIEFDE VAN DE MINDERBROEDERS - MARS NAAR CASALE:
ONTVANGST DOOR DE BISSCHOP; PLECHTIGHEDEN IN DE KERK EN
TONEELVOORSTELLINGEN IN HET SEMINARIE - IN S. GERMANO EN
OCCIMIANO - AANKOMST IN MIRABELLO - GODS-
DIENSTPLECHTIGHEDEN OP HET PLEIN EN TONEEL IN DE KERK -
GRAPPIG TAFEREEL MET DE KOSTER - OEFENING VOOR EEN GOEDE
DOOD IN DE KERK VAN DE KAPUCIJNEN IN LU: UITROEP VAN EEN
BRAVE OUDE VROUW EN AANNEMING VAN EEN JONGEN VOOR HET
ORATORIO - IN MIRABELLO BESLUIT DON BOSCO DAT ER EEN
BEGIN MOET GEMAAKT WORDEN MET DE BOUW VAN EEN COLLEGE -
DE PASTOOR NODIGT HET HELE GEZELSCHAP TOT HET MIDDAGMAAL;
VERTREK UIT MIRABELLO: RUST TE S. SALVATORE, BIJ DE
MADONNA DEL POZZO EN OP HET ZOMERVERBLIJF VAN GRAAF
GROPPELLO - AANKOMST IN VALENZA BIJ SENATOR DE CARDENAS -
IN DE TREIN: VAN VALENZA NAAR ALLESANDRIA - EEN NACHT TE
VILLAFRANCA - AANKOMST TE TURIJN - KATHOLIEKE LECTUUR.
Het was begin oktober. De leerlingen van het Oratorio die een
beloning verdiend hadden waren vol geestdrift, want Don Bosco had hun
al lang van tevoren aangekondigd, dat in dat jaar een van die wande-
lingen ondernomen zou worden, die een diepe indruk in hun herinnering
zou nalaten. Meer had hij echter niet willen zeggen, zodat ze in
nieuwsgierige afwachting verkeerden.

76.6 Page 756

▲back to top
- VI/756 -
Op 27 september was de noveen van Onze-Lieve-Vrouw van de H. Ro-
zenkrans in de Becchi begonnen en de ploegen jongens maakten zich voor
het vertrek gereed. Een van hen die later in verschillende faculteiten
een graad behaalde, schreef een dagboek over die tocht van dat jaar,
naar gelang ze in een dorp aankwamen. We zullen hem getrouw volgen en
er feiten en omstandigheden aan toevoegen, die ons verteld werden door
anderen, die aan deze pelgrimstocht deelnamen, evenals met enkele per-
soonlijke opmerkingen van onszelf. Ziehier de aantekeningen van onze
goede vriend.
Op 3 oktober moest een eerste kleine groep van vijf jongens naar
Castelnuovo vertrekken, tot welke groep ook ik behoorde. Ons, en al de
anderen die na ons moesten komen, had Don Alasonatti het geld ter be-
schikking gesteld dat hij in bewaring had gehouden. Na de h. mis en het
ontbijt kusten we de hand van Don Bosco en nadat we de vrienden die thuis
bleven goedendag gezegd hadden, vertrokken we om acht uur uit het Orato-
rio.
Daar we door de zon verzengd waren hebben we even gerust in Pino
bij Turijn om onze dorst te lessen, In Chieri aangekomen ontving Don Ca-
losso ons met alle hoffelijkheid en nodigde ons uit aan tafel. Daarna
hebben we de stad bezichtigd en brachten dan een bezoek aan de kerk van
Sint-Filippus om er te bidden op het graf van Luigi Comollo en bezochten
nog een medeleerling van ons. Het vieruurtje namen we ten huize van Don
Calosso waarna we de weg naar Turijn insloegen om te zien of Don Bosco al
kwam. En jawel, daar kwam hij aan met ridder Oreglia en de jongen Paolo
Albera. We zijn hem tegemoet gegaan en met hem waren we in het paleis van
ridder Marco Gonella. Nadat we zijn rijke botanische tuin bezocht hadden,
keerden drie jongens naar Don Calosso terug. De anderen gebruikten het
avondmaal en bleven slapen in het paleis. Ze baden eerst nog de rozen-
krans en de gewone gebeden.
Op vrijdag, de 4de, hebben we om half zeven de mis bijgewoond die
Don Bosco in de mooie paleiskapel opdroeg en om acht uur waren we gereed
om te vertrekken. Toen we Riva di Chieri voorbij waren, had Don Bosco het
over verschillende dingen: over enkele perioden uit zijn leven, hoe men
de stem van een zanger kan testen en hoe men ze kan behouden, en ook over
het sacrament van de biecht. In Buttigliera aangekomen, vonden we bij de
pastoor, de theoloog Giuseppe Vaccarino, een tweede ontbijt. De leerlin-
gen van het Oratorio die in dat dorp op vakantie waren, omringden Don
Bosco en vergezelden hem een goed eind weegs in de richting van de Bec-
chi, waar het middagmaal voor ons gereedstond. Daarna zijn we ons gaan
vermaken in de weilanden tegenover Buttigliera en tegen het ondergaan van
de zon zagen we uit die richting onze toneelspelers verschijnen. Niet
lang daarna klonk de klok die ons opriep voor de noveen van de rozen-
krans. We luisterden naar de preek en na het avondmaal zongen we op de
deel lofliederen tot de Heer, verscheidene andere opgewekte liedjes, tot-
dat we werden opgeroepen voor de avondgebeden en om te gaan slapen.
Op 5 oktober zijn we om zeven uur opgestaan en in stilte, elk

76.7 Page 757

▲back to top
- VI/757 -
voor zichzelf hier en daar verspreid, gingen we de zuivere lucht van de
naburige bossen opzoeken. Maar na de h. mis begon het opgewekte lawaai,
guitenstreken, gelach, springen, rennen en spelen, en velen gingen naar
de boerderijen in de omgeving om noten, melk of druiven te kopen. Na het
middagmaal gingen sommigen in groepjes op weg naar Montafia, anderen naar
Morialdo Don Bosco tegemoet, die terugkeerde uit Castelnuovo waar hij de
vicaris Don Cinzano was gaan uitnodigen ter gelegenheid van zijn naam-
feest. Anderen weer bleven thuis en zaten in de schaduw van de bomen niet
ver van het huis. Ook waren er die zich op weg begaven naar Buttigliera,
vanwaar de zangers met de muziekkapel zouden komen, die inderdaad niet op
zich lieten wachten en, hartelijk verwelkomd werden met applaus, compli-
menten en grapjes van degenen die hen opwachtten. De klok riep toen allen
naar het kerkje waar na het zingen van de litanie van Onze-Lieve-Vrouw en
het Tantum Ergo van maëstro Bianchi, met alle plechtigheid de zegen gege-
ven werd. Na het avondeten, het gebed en enkele vermaningen van Don Bos-
co, hebben we ons teruggetrokken om te gaan slapen, daar de meesten van
ons doodmoe waren van het lopen.
Zondag 6 oktober werd een prachtige dag met veel zon. Om acht uur
was er een heilige mis waaronder velen te communie gingen. Om 9 uur rof-
felde de tamboer verzamelen voor het bijwonen van de plechtige hoogmis
met muziek. Hetzelfde geschiedde, na een waarachtig vriendenmaal, in de
namiddag voor de plechtigheden van de vespers, die door velen uit de om-
liggende dorpen werden bijgewoond. Daarop volgde het oplaten van ballon-
netjes en toneel. De toneelruimte was omgeven door versieringen en rus-
tieke kandelaars. Mevrouw Damevino verlichtte de vensters van haar kaas-
makerij en daar werd vuurwerk ontstoken, vuurpijlen schoten de lucht in
en er werd een serenade gebracht. Nadat de hele menigte toeschouwers zich
verspreid had, gebruikten de jongens het avondeten, en daarna werd er on-
geveer een uur lang gezongen en gesprongen en werd er een vrolijke panto-
mime opgevoerd, totdat Don Bosco, die de vicaris Don Cinzano een eind-
weegs vergezeld had op zijn terugweg naar Castelnuovo, terugkeerde. Daar-
na werd er een loflied gezongen en gebeden. Don Bosco gaf, zoals hij
steeds deed, een dagorder uit voor de volgende dag. Zo eindigde die
prachtige dag.
Op 7 oktober hebben we ons op weg begeven naar Castelnuovo. Na de
heilige Mis werden alle voorwerpen van de kapel opgeborgen voor het vol-
gende jaar. Don Bosco gaf ons raadgevingen hoe we ons gedurende deze
tocht te gedragen hadden. Dan bracht de muziekkapel op de deel nog een
stukje muziek ten beste als groet aan de goede Giuseppe, de broer van
Don Bosco. Bij onze aankomst ontstond er een algemene opwinding in het
dorp. Oude en jonge dames en moeders lieten hun keuken in de steek, de
ambachtslieden hun werkplaatsen en de boeren hun akkers. Allen verdrongen
zich om de welluidende muziek te horen en Don Bosco te zien en te be-
groeten. Deze kwam langzaam naderbij, want hij groette al de oude vrien-
den bij de naam en vroeg hun hoe het met hen en met hun familie ging.
Op de binnenplaats bij de heer Matteo Bertagna stond het middag-

76.8 Page 758

▲back to top
- VI/758 -
maal voor ons bereid. Om elf uur in de voormiddag, begaven we ons, na
een concert en hartelijk afscheid van onze gastheer, naar de pastoor,
die ons wijn en fruit aanbood. Nadat we van onze erkentelijkheid getuigd
hadden met muziek en een herhaald hoeraatje, begaven we ons op weg naar
Piea. Toen we door Mondonio kwamen zijn we naar het kerkhof gegaan om een
paar korte gebeden te storten bij het graf van Domenico Savio en er enke-
le bloemen neer te leggen. Maar toen we deze droevige plaats verlieten,
stond daar opeens een groot aantal dorpelingen die ons uitnodigden nog
wat te blijven en zij gaven ons wijn om onze dorst te lessen.
Nadat wij onze allerhartelijkste dank betuigd hadden, bereikten
we binnen de kortst mogelijke tijd de uitlopers van de heuvels van Pas-
serano, waar het water van een frisse bron ons heel welkom was en ons
hielp om ondanks de gloed van de verzengende zon, de liefelijke heuvel
van Piea te bereiken. Daar hebben we gewacht op degenen die achterge-
bleven waren, en ons in rijen opgesteld. Dan klommen we naar boven naar
Castello en troffen daar tot onze grote vreugde Don Bosco aan die ons was
voorafgegaan. Nadat we een goede namiddagkoffie genoten hadden en het
prachtige gebouw bezocht hadden, gingen we met Don Bosco het dal in en
opgewekt begaven we ons naar Villa S. Secondo, wat voor die dag ons eind-
doel was. Wie in de kleine dorpjes in de omgeving zou gekomen zijn, zo-
wel in de hutjes van de armen, als in de boerderijen van de grote boeren
en in de huizen der grondeigenaren, zou overal eenzaamheid hebben aange-
troffen, doordat de muziek allen naar de plaatsen trok waar wij langs
gingen.
Toen we in triomf het dorp binnengetrokken waren, stelde Don Bos-
co ons voor aan de pastoor, de theoloog Barbero. Het avondeten stond
klaar en om negen uur hadden we al gebeden, naar de vermaningen en raad-
gevingen van onze goede overste geluisterd en werden we naar de verschil-
lende lokalen geleid om te gaan slapen.
8 oktober, dinsdag, werd ingezet met het h. misoffer en met een
preek van Don Bosco voor de bevolking. De kerk was stampvol. Een indruk-
wekkende, in een wasketel gekookte polenta van wel een meter doorsnee
stond in volle glorie dampend op de tafel op ons te wachten, en we aar-
zelden niet lang om aan te vallen.
De feestelijke klank van de klokken riep de mensen vervolgens naar
de hoogmis die door ons gezongen werd in een kapelletje ter plaatse. Na
het middageten, de muziek en het opzeggen van een gedicht om de edelmoe-
dige theoloog Barbero te bedanken, verspreidden de jongens zich in de
straten van het dorp en op het land in de omgeving. Maar om half vijf
riep de klok hen naar de kapel. Onze zangers hadden een wonderbaar suc-
ces. Met het lof, een godvruchtige processie en de zegen kwam er tegen
zeven uur een einde aan het kerkelijke feest.
Al de mensen begaven zich toen naar de open ruimte waar de scène
voor het toneel was opgebouwd. De acteurs lieten de toeschouwers tot elf
uur hartelijk lachen met toneelspel en hun grappen.

76.9 Page 759

▲back to top
- VI/759 -
Op 9 oktober werd een requiemmis gezongen voor de overledenen van
het dorp. Terwijl we wat verse lucht hapten op het veld, of in gesprek
waren in de tuin van de pastoor ofwel vrienden en medeleerlingen begroet-
ten die hier op vakantie waren, verzamelde een pittige roffel op de trom
ons allen in het gewone eetvertrek voor het middagmaal. De pastoor van
Corsione, Don Ciambattista Roggiero, kwam ons onthalen op enkele flessen
heerlijke wijn en een hoeveelheid kaas voor het vieruurtje.
Nadat we onze gastheer een muzikale grote gebracht hadden en af-
scheid van hem genomen hadden, begaven we ons om twee uur 's namiddags
op weg. Maar de burgemeester en zijn plaatsvervanger zouden ons graag
een ogenblikje bij zich in huis gezien hebben en daarom betraden we ach-
tereenvolgens de beide binnenplaatsen en voerden wat muziekstukjes uit.
Heel hartelijk werd ons daarna een dronk aangeboden.
Toen dat gebeurd was, zijn we uit het dorp weggegaan, maar al
spoedig hielden we halt in Cossombrato. Na een korte rust om ridder Pel-
letta te bezoeken, begaven we ons naar graaf di Germagnano. En ook bij
hem en zijn familie muziek, gezang en een glas. Het was echt een luilek-
kerland. Dat was voor ons een bewijs hoe geacht en bemind Don Bosco was.
Van vijf uur af echter werd de tocht daarna niet meer onderbroken.
Terwijl we door een langgerekt dal trokken, temidden van heel mooie heu-
vels waarover verschillende dorpjes verspreid lagen, lieten de mensen hun
werk in de wijngaarden even in de steek om naar die karavaan van muzi-
kanten, jongens, seminaristen en priesters te komen kijken. De kinderen
kwamen over de weg toelopen en enkelen van hen sloten zich bij ons gezel-
schap aan, daar Don Bosco enkele vriendelijke woorden tot hen gericht
had. Bij het zien van het open en vriendelijke gezicht van een van hen,
vroeg hij hem: "Wie ben jij?"
"Ik heet Luigi en ben van dat en dat dorp." "Kom jij ook bij ons?"
"Ik wil heel graag komen; maar wie bent u?" "Ken je de pastoor
van je dorp?"
"Ik heb vanmorgen de mis bij hem gediend."
"Goed; je moet naar hem toe gaan en hem zeggen of hij zo goed wil
zijn morgen hier in Alfiano bij de pastoor te komen en dat ik met hem
over je zal spreken... Maar jij komt toch ook, is het niet?"
"Maar wie bent u?"
"Zeg tot je pastoor dat een priester uit Turijn met hem over jou
wil spreken!"
En de pastoor kwam, de jongen maakte het gymnasium af in het Ora-
torio en werd een voortreffelijke pastoor in het diocees Casale.

76.10 Page 760

▲back to top
- VI/760 -
Intussen ging de zon onder en daar het tijd was om de Heilige
Maagd te begroeten, bad elke groep hardop het Angelus.
Tenslotte trok Don Bosco Alfiano binnen, opgewacht door de hele
bevolking: de klokken luidden voor het geven van de zegen en in een
oogwenk was de kerk bomvol.
Don Bosco was van oordeel, dat er op de een of andere manier ge-
probeerd moest worden die brave landlieden wat verpozing te verschaffen.
Terwijl de meeste jongens dan ook aan het avondmaal zaten, begonnen onze
pontonniers met een werkje waarin zij ware meesters geworden waren. Op
twee of drie hooiwagens legden zij planken, er werden twee staken over-
eind gezet om het toneeldoek te dragen, terwijl koorden en nagels de de-
cors overeind hielden. Het spel duurde tot elf uur. Een klucht, wat ge-
dichten in dialect en enkele liederen verschaften de toeschouwers het
grootste genoegen. Aan het slot liet Don Bosco een lofzang op Maria in-
zetten. De jongens knielden en baden het avondgebed, waaraan door de he-
le bevolking deelgenomen werd. Pastoor Don Giuseppe Pellato bracht ons
daarna terstond naar een boerderij en naar verscheidene huizen waar al-
len gemakkelijk onderdak vonden voor de nacht.
Terwijl de jongens rustten zat Don Bosco te schrijven. Bijna ie-
dere dag kreeg hij bezoek van een bode uit Turijn die hem de post kwam
brengen, en die zich hield aan het reisplan zoals Don Bosco had opgesteld
en achtergelaten op de prefectuur van het Oratorio. Zonder ongeduldig te
worden las Don Bosco op ieder vrij ogenblik van de dag en van de nacht al
de brieven en op alle schreef hij een antwoord, omdat velen zich beledigd
gevoeld zouden hebben als ze zijn eigen handschrift niet zagen. Het was
enorm, zoveel correspondentie als hij had af te werken. Toch schreef hij
eveneens enkele nieuwe afleveringen voor de Katholieke Lectuur en corri-
geerde hij de drukproeven. Samen met de pakjes en de brieven nam de bode
deze dan terug mee naar Valdocco.
Op 10 oktober, donderdag, werd er bij het aanbreken van de dag
een plechtige hoogmis gezongen, gevolgd door de zegen met het heilig Sa-
crament. Nadat de jongens iets gegeten hadden, kregen zij toestemming om
de omgeving van het dorp te verkennen, en het was een ongeschreven wet
dat ze steeds in kleine groepjes moesten lopen en nooit alleen. Maar na
enkele uren hoorde men het trommelgeroffel dat hen voor het vertrek bij-
eenriep. Toen hebben we afscheid genomen van onze eerwaarde gastheer de
Heer gesmeekt hem te willen belonen. Alzo hebben we Alfiano verlaten.
Toen we langs het Castelletto dei Merli kwamen, vertelde Don Bos-
co ons zijn wederwaardigheden toen hij in deze streek in 1841 verdwaald
was en toen in dit kasteeltje een toevlucht had gevonden.
In Ponzano kwam de pastoor, Don Francesco Ottone Don Bosco tege-
moet om hem te begroeten en hem in zijn huis uit te nodigen, maar hij
kon dat niet aannemen omdat de tijd drong.

77 Pages 761-770

▲back to top

77.1 Page 761

▲back to top
- VI/761 -
We gingen dus verder naar boven naar de hoge berg waarop de kerk
van Crea staat, bediend door de minderbroeders. Hier had Don Bosco be-
sloten een rust in te schakelen. Daarom was hij overeengekomen met de
bisschoppelijke econoom, Don Giuseppe Crova, die wettelijk eigenaar van
het klooster was en die er woonde, dat er een koffiemaaltijd zou worden
verzorgd. De oude econoom was echter vergeetachtig en meende dat er al-
leen besloten was in Casale te middagmalen en ging op de bewuste dag het
ontbijt doen gereedmaken in dat seminarie, zonder aan de namiddagkoffie-
tafel te denken.
Onder de wandeling had Don Bosco intussen het gerucht rond doen
gaan, dat hij de jongens een mooi verhaal zou vertellen. Toen hij allen
om zich heen verzameld had begon hij hun de geschiedenis te verhalen van
de kerk die ze gingen bezoeken. Daar dit boeiende verhaal hen de ver-
moeidheid deed vergeten, bereikten ze haast ongemerkt hun doel.
Toen we om ongeveer twee uur 's namiddags op het pleintje voor de
kerk van Crea aangekomen waren, speelde de muziekkapel een mars, terwijl
Don Bosco zwetend en geduldig zijn komst bij kanunnik Crova ging aankon-
digen.
"Die is er niet"! antwoordde de huishoudster, die bij die onver-
wachte trompetklanken in de deur verschenen was.
"Toch heeft hij me gezegd, dat hij me hier zou verwachten", ver-
volgde Don Bosco.
"Wat wilt u dan? Hij is vanmorgen naar Casale gegaan, omdat hij
daar een priester verwacht die uit Turijn moet komen."
"Die priester ben ik."
"U bent Don Bosco? Wel, het middagmaal is in Casale klaargemaakt."
"Wat nu te doen? De jongens hebben honger. Zoudt u niet... op
een of andere manier...?"
"Dat gaat niet... Dat begrijpt u toch! Als het om een paar man
ging, zou ik wel een middagmaal kunnen klaarmaken, maar nu het om een
honderdtal jongens gaat, beschik ik niet over het nodige materiaal."
In gedachten verzonken keerde Don Bosco toen naar het pleintje
terug, overwegend hoe hij voor zijn jongens zou kunnen zorgen. Toen hij
op de poort van het klooster ging kloppen gaf niemand antwoord. De pa-
ters, die vaak beledigingen te verduren gehad hadden van fuifnummers
die op die plaats hun buitenpartijen kwamen houden, hadden zich opgeslo-
ten als in een belegerde vesting.
De jongens waren vermoeid en vuil van het stof. Don Bosco gaf be-
vel de kerk in te gaan en een loflied op Maria te zingen. Ze zetten Vivo
amante dí quella Signora in. Enkele paters verschenen even voor een raam,

77.2 Page 762

▲back to top
- VI/762 -
enkele anderen hoorde men het koor betreden; de koster opende de deur van
de sacristie en verscheen op de drempel. Don Bosco die voor het altaar
was gaan knielen waarop een beeld van de Heilige Maagd stond dat aan de
heilige Lukas werd toegeschreven, haastte zich naar de koster: "Alstu-
blieft", zei hij, "zou ik pater gardiaan niet kunnen spreken?"
"Stoor me niet... laat me genieten van dat gezang..." antwoord-
de de broeder hem een beetje ongeduldig. Toen hij zich omgekeerd had om-
dat hij het geruis van een pij hoorde, vervolgde hij: "Als u pater gar-
diaan wilt spreken, daar is hij." - Inderdaad trad de gardiaan op dat
ogenblik de sacristie binnen.
Don Bosco ging hem tegemoet, vroeg hem verlof om de zegen met het
Allerheiligste te mogen geven, en vervolgens gaf hij te kennen dat al die
jongens tot het Oratorio van de Heilige Franciscus van Sales behoorden."
"Dus komen ze uit Turijn"? zei de gardiaan. "Juist."
"En u bent Don Bosco?"
"Inderdaad." En hij vertelde hem welke tegenslag hij gehad had en
wat hij op het ogenblik nodig had.
"Ja, wat doen we nu"? merkte de brave overste op. "In zo een kor-
te tijd valt er niets klaar te maken voor zoveel uitgehongerde mensen.
Maar... luister: de zegen wordt gegeven, u wijst de jongens op het mooie
vergezicht, dat ze vanaf deze hoogte hebben op de vlakte, en daarna
stuurt u hen naar enkele van de vele prachtige kerkjes op de helling...
en intussen zullen we iets gereedmaken."
Don Bosco bedankte hem en na het Tantum ergo en de zegen, begon
hij zijn orders uit te delen, terwijl de jongens die de kerk verlaten
hadden reeds vriendschap gesloten hadden met de paters die allen op het
plein verschenen waren. Op aanraden van Don Bosco begaven ze zich op weg
naar de kerkjes op de steile hellingen van de heuvel. Deze kerkjes waren
voor een deel verwoest bij de Franse inval, maar thans waren er enkele
alweer gerestaureerd en met andere was men druk bezig ze te herstellen.
De jongens waren verrukt bij het zien van de afbeeldingen in de onbe-
schadigde kerken. De geboorte van Onze-Lieve-Vrouw en de opdracht in de
tempel; Judith die Holofernus onthoofdt, het paradijs, de bruiloft van
Kana, het laatste avondmaal.
Toen ze weer beneden kwamen, ontdekten ze dat de arme paters voor
hen in de refter een middagmaal hadden bereid. De minestra was een meng-
sel van rijst, stukjes deeg en groenten van allerlei soort. Al het brood
dat er in het klooster was stond op de tafels. Ze hadden ook iemand naar
een dorpje op een half uur afstand gestuurd om brood te kopen. In de oven
hadden ze zoveel mogelijk koek uit brooddeeg gebakken.

77.3 Page 763

▲back to top
- VI/763 -
Daar voegden ze worst bij, kaas, koud vlees dat van het middageten was
overgebleven, fruit, alles tenslotte wat men in de provisiekast gevonden
had. De jongens van hun kant lieten alles verdwijnen, want naarmate het
later geworden was, was hun eetlust nog meer toegenomen. De gardiaan liet
ook de beste wijn opdienen en er gul van uitdelen.
Om vier uur begaven de jongens zich, na enkele liederen, een be-
zoek aan Onze-Lieve-Vrouw, een gebed voor de gastvrije paters en ontel-
bare dankbetuigingen, weer op weg en zetten zij te voet de weg voort
recht naar Casale. Don Bosco was eveneens te voet. De weg was stoffig en
de hitte verstikkend. Allen leden verschrikkelijke dorst. Onder het lopen
waren ze ver van elkaar afgedwaald. Sommigen zag men ver vooruit, anderen
bleven ver achter. Enkelen liepen alleen, anderen vormden groepjes van
drie of vier. Zo waren ze wel over een halve mijl langs de weg verspreid.
Nu en dan weerklonken de trompetten. Voorbij Ozzano werden ze verrast
doordat de majordomus van Mgr. Calabiana hen tegemoet kwam, want monseig-
neur was ongerust geworden omdat het al zo laat was. De majordomus bege-
leidde ons met grote vriendelijkheid tot in Casale waar we iets na 9 uur
toekwamen. We hadden 20 kilometer afgelegd. Een grote menigte mensen
volgde ons. Er werd een stukje muziek onder het venster van het bisschop-
pelijk paleis geblazen. Toen werden de jongens naar het seminarie ge-
bracht. Nauwelijks daar aangekomen, voelden we ons zo bevangen van ver-
moeidheid dat we ons zo maar op de grond in de brede gangen neerlieten.
Maar hier wachtte ons wel een heerlijk middagmaal, waaraan men al van 's
morgens bezig was om gereed te maken, daar kanunnik Crova ons in de mid-
daguren verwacht had.
Nadat we gegeten hadden, kreeg iedere jongen een cel in het se-
minarie aangewezen om te slapen, terwijl Don Bosco verplicht was het
avondmaal en een kamer bij Monseigneur Calabiana te aanvaarden.
's Vrijdags, 11 oktober, had Don Bosco, ziende hoe moe we waren,
bepaald, dat we om half negen zouden opstaan en om negen uur de h. mis
bijwonen. Na 10 uur bracht de rector van het seminarie ons naar de goti-
sche, bisschoppelijke kapel, waar Mgr. Calabiana ons verwachtte. Hij ver-
scheen in de zaal, gaf ons zijn zegen, ging de kapel binnen, bad enkele
gebeden met ons en liet ons een stukje van het heilig Kruishout kussen
dat in een gouden relikwieënkastje van grote kunstwaarde geborgen was.
Daarna wenste hijzelf ons te vergezellen naar de dom, opdat we
stuk voor stuk de indrukwekkende herstellingswerken zouden zien, die daar
in uitvoering waren, om het gebouw zijn vroegere Longobardisch-Byzantijn-
se stijl weer te geven. Hij wees op het nog bestaan van het voorhof van
de boetelingen, alsook de tribune voor de vrouwen, en verschillende an-
tieke kapitelen die hier en daar nog zichtbaar waren. Hij toonde hun hoe
de zes zuilen die langs de kerk geplaatst waren, maar in een bijna schui-
ne lijn, om tot uitdrukking te brengen hoe de Zaligmaker met het hoofd
schuin aan het kruis hing. Op de eerste van die prachtige zuilen was de
slang afgebeiteld die een putto bijt, symbool van de menselijke slaver-

77.4 Page 764

▲back to top
- VI/764 -
nij; op de tweede het kruis, dat zich torenhoog verheft en de Verlossing
uitbeeldt; op de derde een putto die een slang ketent ofwel de overwin-
ning van de mens op de duivel. Hij vertelde ook een beetje over de ge-
schiedenis van Casale, over het leven en de dood van Sint-Evasio en over
de bouw van de dom, ondernomen door Liutprando in 712.
Het middaguur sloeg, en de rector van het seminarie bracht ons te-
rug voor het middagmaal. De muziekkapel ging vervolgens naar de binnen-
plaats van het bisschoppelijke paleis voor het einde van de maaltijd. Ik
begaf me naar Don Bosco om uit naam van mijn kameraden verlof te vragen
om een bezoek te brengen aan de kerken en de monumenten van de stad. Toen
we het bisschoppelijke paleis betraden om de ring van monseigneur te kus-
sen, ontroerde ons de beminnelijkheid en hoffelijkheid waarmee hij zich
onderhield met de jeugdige muzikanten. Nu eens met de een, dan met de
anderen maakte hij een praatje, een en al minzaamheid.
Toen ik van Don Bosco de toestemming gekregen had, daar het andere
niet toegestaan was waar ook heen te gaan, keerde ik naar het seminarie
terug om het aan mijn kameraden mee te delen. Doch daar het flink begon
te regenen, waren we gedwongen om met tegenzin binnen te blijven. We
gingen vervolgens zingen in de mooie kerk van de Missionarissen, waar de
bisschop de zegen gaf met het H. Sacrament.
's Avonds hebben we in de grote zaal van het seminarie voor wat
ontspanning gezorgd, in aanwezigheid van de bisschop, een groot aantal
geestelijken en verscheidene vooraanstaande heren. Alles viel erg in de
smaak. Er werd een toneelstuk opgevoerd: De_twee sergeants, er werden
enkele gedichten ter ere van monseigneur opgezegd en ook werd hier voor
de eerste maal de weesjongen gezongen, een muzikale romance van de be-
gaafde seminarist Giovanni Cagliero.
Op 12 oktober hebben we om 8 uur 's morgens in de kerk van de
Missionarissen de mis van de bisschop bijgewoond en uit zijn handen de
heilige communie ontvangen. Na het laatste evangelie luisterden we naar
een levendige toespraak van hem over de liefde die Jezus Christus voor
de kinderen koestert. Velen onder ons hadden Don Bosco gevraagd bij hem
te kunnen biechten.
Het ontbijt was voor ons klaargezet in de refter van de Missiona-
rissen. Monseigneur zelf sneed de schijfjes kaas af en deelde ze aan de
leerlingen uit. Nadat hij vervolgens met hen naar de tuin was gegaan,
stelde hij hun voor een bezoek aan de stad te brengen en gaf hun een gids
mee. De bijval waarmee dat voorstel begroet werd, is niet onder woorden
te brengen en allen gingen ordelijk op stap om hun gegronde nieuwsgierig-
heid te voldoen.
De eerwaarde prelaat wilde Don Bosco die dag bij zich te eten heb-
ben, evenals enkelen van zijn seminaristen en de armsten onder de muzi-
kanten. De andere jongens maakten zich, na de maaltijd in het seminarie,

77.5 Page 765

▲back to top
- VI/765 -
gereed voor het vertrek. Eerst gingen zij naar het bisschoppelijke pa-
leis om de bisschop te bedanken voor zijn weldaden. Hij schonk elk een
medaille van de heilige Maagd, zoals die vereerd wordt in de kerk van
Crea en zegende die. Na een aardig deuntje muziek voor de bisschop en de
burgers begaf de muziekkapel zich op weg met hun kameraden en Don Bosco,
terwijl een grote menigte langs de wegen stond. Mirabello, waar we ver-
wacht werden, lag zeven kilometer van Casale verwijderd.
Toen we de rand van de plaats bereikt hadden, kwam de pastoor van
S. Germano, Don Giovanni Schierani, Don Bosco tegemoet en verzocht hem
een ogenblik in zijn huis te willen blijven vertoeven. Don Bosco ging op
deze hartelijke uitnodiging in en aanvaardde de aangeboden verfrissing.
Dan bedankten we de pastoor met een muziekstukje. We gingen toen verder
over de provinciale weg. In Occimiano kwamen we veel mensen tegen die uit
Mirabello gekomen waren, ongeduldig om Don Bosco en zijn jongens te zien.
Temidden van al die mensen, nog aangevuld door de menigte uit Occimiano
zelf, bereikten ze het doel. De hele bevolking wachtte ons op, de pas-
toor, Don Felice Coppo, de geestelijkheid van de parochie en de heer Pro-
vera, die Don Bosco had uitgenodigd om deze tocht te maken. Deze wilde in
zijn huis de dienaar Gods en enkele van zijn meerderjarigen onderdak ver-
lenen. Voor de jongens stelde hij slaapplaatsen beschikbaar, gedeeltelijk
op een hooizolder, gedeeltelijk in een lege stal bij een huis dat zijn
mooi gelegen eigendom was. In dat huis waren bovendien enkele kamers be-
schikbaar voor de seminaristen. Ook voor ons was een vorstelijke tafel
aangericht.
De volgende dag, zondag 13 oktober, werd het feest van het moeder-
schap van Maria gevierd. Daar in de kerk herstellingswerken aan de gang
waren, moesten de plechtigheden op het mooi versierde plein gehouden wor-
den, waar met toestemming van de bisschop een prachtig altaar was opge-
richt. Het was stralend weer. 's Morgens vond de stille mis en de toe-
diening van de sacramenten plaats in een kleine kapel, die als parochie-
kerk dienst deed. De jongens van het Oratorio begaven zich hierheen om
hun devotie te verrichten. Om tien uur werd de hoogmis opgedragen op het
plein met buitengewone plechtigheid, waarbij onze jongens uitgelezen mu-
ziek ten gehore brachten. Er waren meer dan 20.000 mensen toegestroomd.
De klokken en kanonschoten werden niet gespaard. Na de gezongen vespers
vond de processie plaats. De tapijten die hier en daar aan de vensters
bevestigd waren en de bloemen die op de weg gestrooid waren, getuigden
andermaal van de godsvrucht van deze bevolking.
Toen het gewijde gezelschap weer voor het altaar was teruggekeerd,
hield Don Bosco een preek. Het plein was een grote zee van hoofden. Er
heerste een diepe stilte. De moeders tilden hun kinderen op om Don Bosco
beter te kunnen zien. En hij wist met zijn zilveren en doordringende stem
allen te ontroeren door over Maria te spreken en door de gelovigen aan te
sporen om godsvruchtig tegenover deze goede hemelse Moeder de heilige ro-
zenkrans te bidden. De pastoor kon zijn tranen niet weerhouden.
Na het Lof, toen de avond gekomen was, schitterden alle huizen van

77.6 Page 766

▲back to top
- VI/766 -
een mooie verlichting. De muziek weerklonk midden op het plein, en het
feest eindigde met het ontsteken van tal van vuurpijlen in verschillende
kleuren en het oplaten van enkele ballonnen.
Na het avondeten gaven de leerlingen zich over aan een levendige
recreatie op de binnenplaats van hun verblijf, en daar er een grote me-
nigte nieuwsgierigen was toegestroomd om naar hen te kijken, knielden ook
dezen toen de klok geluid had voor het avondgebed en baden het gemeen-
schappelijk mee. Het was de preek van het goede voorbeeld.
Op maandag 14 oktober werd er plechtig een gezongen requiemmis op-
gedragen voor de overledenen van de plaats. Na het middagmaal gingen de
jongens, na verkregen verlof, een bezoek brengen bij drie van hun vrien-
den en bij de paters kapucijnen, wier klooster op geringe afstand in de
vlakte lag. Ze werden er onthaald op wijn, druiven en lekkernijen.
In de plaats teruggekeerd vonden ze daar het toneel opgebouwd in
de parochiekerk. De acteurs waren al gauw klaar om op te treden en begon-
nen met hun voorstelling. Maar omdat allen binnen wilden komen en er niet
voor allen plaats was, ontstond er een gedrang van belang: zij die buiten
stonden, schreeuwden en drongen voorwaarts, en degenen die binnen waren
schreeuwden tegen de opdringenden die hen van hun plaats duwden. In de
kerk, in de opeengedrongen menigte, als haringen in een ton, hoorde men
een voortdurend gebrom, waaraan enkele volwassenen een einde wilden maken
door te roepen: "Stilte!" - Hoe de spelers ook hun stem verhieven, het
was hun niet mogelijk het publiek ook maar een enkel woord van het to-
neelstuk te laten verstaan.
De vrouwen vroegen elkaar: "Wel? Heb je het gehoord?"
"Ik heb er niets van kunnen volgen."
"0, jawel, ik wel. Ze hebben het lijden des Heren opgevoerd."
Maar de mooiste scène ontwikkelde zich na afloop van het toneelspel
tussen de coulissen. De jongens hadden enkele gobelins uit de kerk geno-
men om het toneel op te smukken. De koster, aan wie ze daarvoor geen toe-
stemming gevraagd hadden en die deze doeken had zien hangen kwam aanzet-
ten. Hij was zo dronken dat hij nauwelijks op zijn benen kon staan en zei
tot Enria: "Ik zou wel eens willen weten met welk recht u die gobelins
hebt weggenomen!" - En hij waggelde naar voren en terug, al naar de in-
vloed van de wijn hem dreef.
"Neemt u me niet kwalijk", antwoordde Enria, "ik heb u gezocht en
heb u niet gevonden. Ik had u om toestemming willen vragen, maar ik kon
niet."
"Ik vraag u nogmaals", hernam de koster met nog plechtiger stem:
"ik vraag u nogmaals met welk recht u die gobelins genomen hebt?"
"Wel, neem het me niet kwalijk, ik zal het niet meer doen."

77.7 Page 767

▲back to top
- VI/767 -
"Ik wil weten wat u zich wel verbeeldt, bent u misschien de baas
hier?"
"Nou goed"! antwoordde Enria, die de zaak begon te vervelen; "hou
er nu maar over op; u hebt er nu genoeg over gezeurd."
"Hoezo? Hoezo?"
"Wel, nu. Als ik die gobelins genomen heb, is de zaak daarmee af-
gelopen. De pastoor heeft er niets over gezegd en u hebt er zich niet mee
te bemoeien!"
"Wat? Moet ik me er niet mee bemoeien? Ik?"
Het schouwspel werd op dat ogenblik tragikomisch. Enria werd door
de koster verrast op het ogenblik dat hij juist bezig was een zwaard op
te bergen dat in het toneelstuk had moeten dienen. Daarmee stond Enria nu
nog in de hand. De koster scheen zich met gebalde vuisten op hem te wil-
len werpen. Hun stemmen klonken woest. Het broertje van Andrea Pelazza,
die nog maar heel klein was, en Avanzini, die bij het geval eveneens aan-
wezig was, stonden te rillen.
Merkend dat de zaak een verkeerde richting uitging zei Enria toen:
"Zegt u nu eens zo vriendelijk als het u mogelijk is, waarom u zich zo
kwaad maakt? Ziet u niet, dat ik maar een grapje maak? Dat ik het maar om
te lachen bedoel?"
"Om te lachen? Maar u hebt gesproken met onbeschaamdheid..."
"Nee, nee, nee! Als ik geweten had dat ik u zo zou ergeren met die
gobelins te nemen, zou ik het nooit gedaan hebben. Dacht u soms dat ik u
niet wil erkennen? Dat moet ik immers doen! En luister, als ik u met
iets beledigd mocht hebben, dan moet u me verontschuldigen. Ik zou willen
dat we vrienden zijn. Bent u dus de koster van Mirabello? Ik heb al veel
over u horen spreken... Men heeft me verteld dat u een man met een goed
hart bent... U bent iemand zoals het hoort... jazeker, mijn waarde kos-
ter... laat ons vrede sluiten! Het zou me spijten als een brave man, als
u, een verkeerde indruk van me had."
Deze en dergelijke opmerkingen hadden een toverachtig effect. De
koster wilde eerst nog tegenspreken, tonen dat hij zich beledigd voel-
de... maar hij kon de draad niet meer vinden. Toen keek hij Enria met
zijn doffe lodderogen aan. Hij kreeg de tranen in zijn ogen, en ten
slotte barstte hij echt in snikken uit en wierp hij zich om de hals van
Enria en omarmde en kuste hem.
"Kom... kom met me mee naar huis... dan drinken we een fles"!
begon hij uit te roepen. En hen alle drie bij de hand nemend, wilde hij
van geen weigering horen en ze moesten met hem naar huis.

77.8 Page 768

▲back to top
- VI/768 -
Toen Don Bosco van het geval hoorde, zond hij de volgende dag En-
ria met een fooi: dat diende om hem de overtuiging bij te brengen dat al
de jongens van Don Bosco werkelijk keurige jongens waren.
Dinsdag 15 oktober, toen we volgens de dagorder, om half zeven wa-
ren opgestaan, gingen we de h. mis bijwonen en de oefeningen voor een
goede dood verrichten bij de kapucijnen.
Don Bosco was gewoon deze heilzame oefening gedurende iedere
herfsttocht te houden. Het leek alsof hij Job navolgde die, toen de da-
gen van voorspoed voorbij waren, zijn zonen bij zich riep en hen zuiver-
de door het brengen van brandoffers. Daarom zei hij: Wie weet of mijn
zonen geen kwaad gedaan hebben en in hun hart God niet hebben ontstemd?
De paters kwamen Don Bosco tegemoet, die zich onmiddellijk naar
de sacristie begaf om biecht te horen. Verscheidene mensen en jongens
uit het dorp hadden hem vergezeld, daar zij zich die godsvruchtige oefe-
ning ten nutte wilden maken. Er waren biechtvaders genoeg en allen gin-
gen biechten en communiceren. Naderhand zei Don Bosco tot zijn leerlin-
gen: "Ik ben tevreden over jullie!"
Nadat ze in de tuin, die aan het klooster grensde, gespeeld had-
den, bezichtigden zij het apparaat waarmee het water werd opgehaald om
de tuin en het grasland vochtig te houden. Om tien uur brachten ze een
muzikale groet aan deze brave kloosterlingen en keerden naar het algemeen
hoofdkwartier terug, waar het middageten op ons stond te wachten. Don
Bosco had de uitnodiging van de kapucijnen aangenomen en de seminaristen
zetten zich bij hen aan tafel. Nauwelijks hadden ze plaatsgenomen of men
hoorde de trompetten van het Oratorio. De leerlingen begaven zich op weg
naar Lu en de seminaristen kwamen hen later na. De deken, pastoor van de
S. Maria Nuova, de theoloog Don Nicolo Roggero, had Don Bosco verzocht
naar hem toe te komen, aangezien ook hij een huis wilde oprichten voor de
christelijke opvoeding van de jeugd.
Terwijl Don Bosco de hoge heuvel opging, vertelde hij de jongens,
die om hem heen liepen, de geschiedenis van Lu en die van de dorpen die
ze af en toe in de vlakte zagen liggen. Een heel oude vrouw die hem in
het oog kreeg, bleef staan en vroeg wie die priester was. Toen ze hoorde
dat het Don Bosco was, riep ze uit: "Als ik nu zou moeten sterven, zou
ik tevreden zijn omdat ik Don Bosco gezien heb."
Tegen twee uur in de namiddag kwam het gezelschap Lu binnen. De
pastoor van de S. Nazzaro, Don Ciambattista Bensi en die van de S. Gia-
como, Don. Feliciano Fracchia, waren Don Bosco tegemoet gekomen, terwijl
het gerucht van zijn komst, het luiden van de klokken en het trompetge-
schal de mensen ook uit de verst verwijderde plaatsen deden toestromen.
Don Bosco hield een korte preek in de Santa Maria Nuova. De leerlingen
bezochten de eronder gelegen grote crypte met altaar en koor voor de
kanunniken. Enkele muzikanten beklommen de toren om van het prachtige

77.9 Page 769

▲back to top
- VI/769 -
uitzicht te genieten en om een stukje muziek te laten klinken. Maar de
burgemeester, die de geestelijkheid vijandig gezind was, gebood hun op
een weinig beleefde manier, naar beneden te komen omdat de trappen werke-
lijk in een slechte en gevaarlijke staat verkeerden. De pastoordeken die
bij de komst van Don Bosco afwezig was, vanwege dringende parochiezaken,
was nauwelijks terug, of hij heette de jongens in zijn huis welkom en
zorgde voor een prachtig onthaal. Ze werden eveneens edelmoedig door de
beide andere pastoors uitgenodigd.
Don Bosco had intussen te midden van de menigte een jongen in het
oog gekregen, die in hemdsmouwen en blootsvoets haastig was komen toelo-
pen om deze nieuwigheid, die het hele dorp op stelten zette, te zien. In
zijn buurt gekomen bleef Don Bosco staan, keek hem aandachtig aan en zei
hem: "Hoe heet jij?"
"Quartero."(1)
"Wil je met mij mee gaan naar Turijn?"
"Daarom ben ik juist zo hard hierheen gelopen", antwoordde de jon-
gen openhartig. "Heel graag!"
"Kom dan maar; en ik zal je laten leren spijkers in de schoenen te
slaan." - Bij dat grapje begonnen alle omstanders te lachen, want de jon-
gen was schoenmaker.
Nadat Don Bosco zich met de ouders van de jongen verstaan had,
kwam Quartero naar het Oratorio. Hij paarde aan een voortreffelijk gedrag
een grote liefde voor de studie, werd priester, werd kapelaan in zijn
eigen dorp, waar hij aller achting oogstte, en uiteindelijk nam hij met
grote ijver de zorg op zich van een parochie in het diocees.
Toen Don Bosco daarna aanstalten maakte om uit Lu te vertrekken,
stonden de straten vol mensen en vooral vol moeders. Om strijd probeerden
zij om met hun kleine kinderen tot bij hem te komen, opdat hij ze zijn
zegen zou geven, iets wat bijna in alle dorpen gebeurde waar we doortrok-
ken.
's Avonds waren we in Mirabello terug.
Woensdag 16 oktober waren we op het gebruikelijke uur al klaar om
ons naar de kapel te begeven die als parochiekerk diende. Na een stille
mis werd op plechtige wijze de litanie van Onze-Lieve-Vrouw gezongen,
gevolgd door de zegen. Na het ontbijt begaven we ons, op een teken van
Don Bosco, met de muziek voorop, op tocht door de velden, tot groot ge-
noegen van de landbouwers, die midden hun zware werk niet op een derge-
lijke aangename verrassing bedacht waren.
(1) Dat feit gebeurde niet in 1861 maar in 1879: zie deel XIV einde hoofdstuk XIV.

77.10 Page 770

▲back to top
- VI/770 -
Intussen was Don Bosco in gesprek met de heer Provera over het te
bouwen college. Hij ging tot dat doel uit van het terrein en het huis,
dat op dit ogenblik tot verblijf van zijn leerlingen diende, en bepaalde
de laatste beschikkingen voor het plan van uitvoering.
De pastoor had die dag een uitnodiging gericht tot de zonen van
Don Bosco en de maaltijd in de pastorie laten bereiden. De goede pries-
ter toonde zich inderdaad heel blij en er kwam ook niet zo gauw een ein-
de aan onze dankbetuigingen in de vorm van gedichten, zang en muziek.
Om zes uur begon er toneel in de kerk die in restauratie was. Er
waren heel veel toeschouwers, maar niet rustiger dan de eerste keer. Er
werden enkele stukken opgevoerd, maar één kluchtige pantomime vond toch
de meeste bijval. Dat was de Vrek die het achtbare publiek bijna barsten
deed van het lachen.
"Dat zijn jongens met geest, die van Don Bosco", zei men achter-
af tot elkaar; als ze zagen dat ze zich niet begrijpelijk konden maken
met woorden, deden ze het met gebaren.
Toen de voorstelling afgelopen was, verliet de muziekkapel het
theater om op het plein te spelen en lokte zodoende heel de menigte mee
naar buiten. De heldere maan verlichtte de vlakten en de heuvels en met
daverend applaus werd een grote veelkleurige ballon opgelaten.
We keerden terug naar ons verblijf en Don Bosco kwam ons goede-
nacht wensen en zijn instructies geven voor de volgende dag samen met
enkele heilvolle vermaningen.
Het was de laatste nacht die we in Mirabello doorbrachten.
Op donderdag 17 oktober wilden onze zangers een laatste blijk ge-
ven van hun kunnen met het zingen van de veelgeloofde loflitanie en een
prachtig Tantum_ergo bij de zegen, die na de heilige mis gegeven werd.
Het middagmaal viel een beetje vroeger. Een dichter vertolkte uit aller
naam met een droefgeestig vers de afscheidsgevoelens ten opzichte van de
familie Provera, waarin hij hun dank bracht en alle zegeningen des Heren
toewenste en tevens beloofde dat we het volgende jaar zouden terugkomen.
Vervolgens werd de pastoor en de andere vrienden bedankt en gegroet, en
dan zijn we op de klanken van de muziekkapel en onder het gejuich en de
beste wensen van alle inwoners van de plaats op weg gegaan naar Valenza
bij de Po.
Om twee uur 's namiddags trokken we het aanzienlijke dorp San Sal-
vadore binnen. De weg was zo vol mensen dat de muziekkapel nauwelijks
vooruit kon. De aartspriester van S. Martino en de deken Don Camillo Boe-
ri, die Don Bosco tegemoet gekomen waren, begeleidden ons naar de pasto-
rie en vergastten ons op een welkome en ook noodzakelijke koffietafel.
Nadat vervolgens een prachtige dienst in de hee grote, en door haar vorm

78 Pages 771-780

▲back to top

78.1 Page 771

▲back to top
- VI/771 -
en beschilderingen bekoorlijke kerk gehouden was, zijn we naar de Madonna
del Pozzo gegaan, ongeveer een mijl verder. Na een devoot bezoek aan die
kerk, betraden we het terrein van een huis waar soms enkele paters gingen
verblijven. Dezen hadden overvloedig wijn en kastanjes voor ons gereedge-
zet en wij beantwoordden dat met muziek en zang. We bevonden ons nu op de
grens van het diocees Casale en zetten de voet in dat van Alessandria.
Het duurde echter niet lang of onze tocht werd onderbroken bij de boerde-
rij van een van onze kameraden, van wie de fami-lieleden Don Bosco tege-
moet kwamen en die voor allen een verfrissing had- den bereid.
De zon was al onder en om half acht hadden we ons doel nog niet be-
reikt. Toen we een klein gehucht binnenkwamen, verscheen plots graaf
Groppello, die Don Bosco met zijn troep in zijn eigen paleis uitnodigde
en met de grootste hartelijkheid bood hij hem en heel het gezelschap een
uitgelezen wijn uit zijn wijngaard aan. Na een bezoek aan de kerk trok-
ken we verder en niet zolang daarna bereikten we het station van Valenza.
De muziek bracht de stationschef een groet. Don Bosco besprak met hem,
welke voorzieningen er van Turijn uit getroffen waren voor het vertrek
van zijn jongens met de trein. Na die inlichtingen gin- gen we Valenza
in. Het was dan al 9 uur geworden.
Al van Casale uit had Don Bosco graaf De Cardenas, senator en een
belangrijke weldoener van het Oratorio verzocht, een militair verblijf
voor zestig personen in gereedheid te willen laten brengen. Verscheidene
jongens hadden hun eigen huis opgezocht. In die dagen heerste er een
drukte van jewelste in het grote gebouwencomplex dat wel zestig gemeu-
belde kamers bevatte, en er was een voortdurend komen en gaan van wagens
die met de laatste druiven uit de wijngaarden kwamen aanrijden. De graaf
gaf zijn opdrachten aan de leider van het personeel die, voortdurend be-
zig met de oogst en met het persen van de druiven, zich letterlijk aan de
brief van Don Bosco hield. Er werden enkele kamers, ook op de bovenver-
dieping gereedgemaakt, en de bedienden legden er een dikke laag hard en
niet gedorst stro op. Als avondmaal verscheen er alleen een voedzame po-
lenta op tafel. Het sloeg tien uur. Iedere jongen kreeg een deken waar
hij zich in kon draaien. Na het avondgebed en het aanhoren van de aanwij-
zingen voor de volgende dag, gingen allen slapen, maar het stro was erg
stekelig en slechts weinigen konden de slaap vatten. Don Bosco had het
gemerkt en daarom, zo gauw hij de mensen bedankt had die zich dan in hun
kamer terugtrokken en zich daarna in zijn mooie kamer wat had verfrist,
ging hij zien waar de jongens lagen en gaf er toen de voorkeur aan te
midden van hen eveneens op het stro te verblijven. Kort voor het aanbre-
ken van de dag keerde hij naar de hem aangewezen kamer terug.
Waar Don Bosco ook heenging, nergens lieten de gastheren ooit na,
een keurige kamer voor hem in gereedheid te brengen, doch dikwijls gaf
hij er de voorkeur aan, ook wanneer dat erg ongemakkelijk voor hem was,
te verblijven waar ook zijn leerlingen overnachtten.
Vrijdag 18 oktober waren de jongens al vroeg uit het slaapverblijf

78.2 Page 772

▲back to top
- VI/772 -
te voorschijn gekomen en Don Bosco stond van op het bordes naar een
groepje van hen te kijken die op de open plaats met elkaar stonden te
praten. De jonge graaf De Cardenas, de zoon des huizen, kwam even later
bij hem en vroeg aan de jonge Tomatis of allen goed geslapen hadden. Met
een onbeschrijflijk komisch gebaar, dat te verstaan gaf dat hij en zijn
kameraden zich geradbraakt voelden, antwoordde hij: "0, héérlijk!" De
toon van zijn stem was zo, dat wie hem hoorde, schudde van het lachen. De
jonge graaf lachte eveneens, maar jaren daarna herinnerde hij zich nog
met spijt die ietwat karige en overhaaste ontvangst die hij niet beter
had kunnen verzorgen.
Toen we allen ter beschikking stonden van Don Bosco, bracht hij
ons voor onze ochtenddevoties naar een klein kerkje waar een beeld van
Onze-Lieve-Vrouw vereerd werd. Onze zangers zongen na de mis de litanie
en het Tantum ergo, tot grote voldoening van de aanwezige gelovigen.
Terwijl we een voortreffelijk ontbijt alle eer aandeden, kwam de
graaf ons uitnodigen om zijn kelder te bezoeken, die toen een der indruk-
wekkendste van heel Italië was. We daalden af in een onmetelijke onder-
aardse ruimte, in de vorm van een Latijns kruis, waar kuipen stonden van
ongelooflijke omvang, persen, destilleerkolven en 109 vaten waarbij er
waren met 200 hectoliter en meer wijn. De wijnoogst bracht de eigenaar
dat jaar 3.500 hectoliter op.
Hierna begaven we ons naar de tuin van het landgoed en begonnen we
de gymnastiektoestellen van de jonge graaf te bezichtigen. Na verlof van
Don Bosco, zijn we toen de stad gaan bezichtigen en de mooie kerk aan de
Santa Maria Maggiore toegewijd. En hierna riepen we eenstemmig: "Laten we
nu naar de Po gaan kijken." Een halve mijl buiten de stad genoten we dan
van het schouwspel van deze koningin onder onze rivieren met haar brede
en diepe waterbedding.
Don Bosco was intussen een bezoek gaan brengen aan enkele weldoe-
ners en aan de pastoordeken de theol. Domenico Rossi.
In het middaguur werden we weer op het landgoed verwacht waar de
tafel vorstelijk voor ons gedekt stond. Met de senator en diens gezin
gebruikte Don Bosco de maaltijd en vervoegde dan met hen ons gezelschap
op de binnenplaats waar de muziekkapel enkele uitgelezen stukjes ten bes-
te gaf.
Vervolgens begaven we ons naar het station en stapten in twee rij-
tuigen derde klas, door de directie van de spoorwegen gratis aan Don
Bosco ter beschikking gesteld. Het duurde niet lang of we kwamen in Ales-
sandria aan, waar onze wagons werden afgehaakt. We hebben die stad met
een concertje van onze kapel begroet. Om zes uur kwam de trein uit Genua,
waarachter onze rijtuigen gekoppeld werden. Bij ieder station liet onze
kapel een mars horen.

78.3 Page 773

▲back to top
- VI/773 -
In Villafranca d'Asti, onze laatste halte, stegen we uit. Het was
acht uur en we waren verkleumd van de koude. We werden verwacht in het
huis van de pastoor. De muziekkapel bracht een groet aan het dorp. Na
het avondeten werd er, ondanks aller vermoeidheid, een opvoering gegeven
en enkele liederen gezongen. Na het avondgebed zijn we in een grote stal
gaan slapen.
Zaterdag, de 19de, brak voor ons de laatste dag van de vakantie
aan. Toen we tegen zeven uur waren opgestaan, begaven we ons direct naar
de kerk voor de plechtige gezongen mis, die door onze zangers werd opge-
luisterd, waarna de zegen gegeven werd. Om half tien bracht de kapel haar
muzikale groet aan het dorp, tussen de menigte mensen doormarcherend.
Even later stapten we in de spoorwagons die ons naar Turijn brachten. Don
Angelo Savio was Don Bosco met andere vrienden tegemoet gekomen. Bij de
eerste verre echo van de grote trom en van de tamboer, begonnen de beide
klokken van onze kerk feestelijk te luiden. Al de leerlingen stelden zich
in rijen op bij de hoofdpoort van het Oratorio, die wijd openstond. Om
twaalf uur 's middags begaven we ons met Don Bosco en onder gejuich, hoe-
rageroep en groeten voor onze goede vader, naar de refter voor het mid-
dagmaal.
Don Bosco had dus een bezoek gebracht aan dorpen van vier diocesen
Turijn, Asti, Casale en Alessandria. Overal had hij jongens gevonden die
goede beloften inhielden voor een geestelijke roeping en hij had hen in
het Oratorio opgenomen. Overal ook had hij warm de Katholieke Lectuur
aanbevolen. Daarvoor stuurde hij overigens onmiddellijk drukproeven en
handschriften, die hij gedurende de tocht gecorrigeerd had, naar Paravia.
Voor november lag de aflevering gereed: Het paradijs op aarde in het
christelijke celibaat door Giuseppe Frasinettii_pastoor van de Sint-Sa-
bina te Genua.
Voor december: Aantekeningen over de zalige Panasia, herderin in
Valois, geboren uit Quarona, verzameld en opgeschreven door Silvio Pel-
lico. Een verhaal over een 15-jarig meisje, gedood door de wreedaardig-
heid van haar stiefmoeder. Het besloot met richtlijnen aan de jongens
betreffende dat wat ze te doen hadden, iedere dag, iedere week, iedere
maand en ieder jaar, om zich vele verdiensten voor de hemel te vergaren.
Ten slotte stonden er nog enkele gedichten van dezelfde Pellico in te le-
zen ter ere van de zalige.
Don Bosco had er een biografie van de schrijver aan vooraf laten
gaan.

78.4 Page 774

▲back to top
- VI/774 -
H O O F D S T U K LXXV
EDELMOEDIGE GIFT VAN EEN GIERIG GEWAANDE GRIJSAARD -
HET AANTAL JONGENS IN HET ORATORIO - BEMINNELIJKE MANIER
OM VERMINDERING VAN KOSTGELD TOE TE STAAN - BRIEVEN VAN
DON BOSCO OM DIOCESANE SEMINARISTEN AAN TE BEVELEN
BIJ DE KAPITTEL-VICARIS VAN ASTI EN BIJ DE PRO-VICARIS
VAN TURIJN - ANTWOORD VAN MGR. FRANSONI AAN DON BOSCO;
DE ORATORIA, DE PROTESTANTEN; HET SEMINARIE VAN GIAVENO;
HET ONDERZOEK VAN DE REGEL VOOR DE CONGREGATIE - HET
KLEIN SEMINARIE VAN GIAVENO UITERST BLOEIEND DOOR DE
VERDIENSTE VAN DON BOSCO.
Toen Don Bosco teruggekeerd was van de herfsttocht, moest hij naar
middelen zoeken om een groot bedrag te betalen aan de aannemer van zijn
nieuwe gebouwen. Hij bevond zich in verlegenheid, maar een besluit van de
Voorzienigheid kwam hem te hulp. Te P..., in het gebied van Turijn, leef-
de een oude priester, abbé Ag..., die heel veel rijkdommen bezat en van
wie aangenomen werd dat hij bijzonder gierig was. De seminarist Francesco
Dalmazzo die in dat dorp een oom had wonen, deed Don Bosco het voorstel
met hem mee te gaan om deze te gaan opzoeken en te pro-beren van die
priester een gift te krijgen. Don Bosco stemde erin toe en beiden gingen
er in oktober heen. De abbé ontving Don Bosco heel vriendelijk. Don Bosco
sprak hem over zijn werk en over de steun waar hij om verlegen zat. Hoe-
wel hij in zijn overwegingen niets buitengewoons vertelde, wist hij zo
mooi te spreken over de hemel en over het loon dat de Heer bereid houdt
voor de liefdadige zielen, dat de abbé zich als in krampen begon te bewe-
gen; zijn lippen beefden en zijn ogen vulden zich met tranen. Hij stond
op en ging naar zijn geldkist: tot twee keer toe nam hij er met beide
handen een hoeveelheid goudstukken uit en legde ze in de hoed van Don
Bosco. Hij zei hem dat hij daarmee zou zorgen voor de noden van zijn arme
jongens. Het waren ongeveer 5.000 lire.
Heel het dorp was verwonderd toen het door de seminarist Dalmazzo
van dit feit op de hoogte gesteld werd en men zei dat Don Bosco een mira-
kel bewerkt had.
Intussen stroomden de nieuwe leerlingen in Valdocco toe en op 24

78.5 Page 775

▲back to top
- VI/775 -
oktober schreef ridder Oreglia aan de zieke jongen Rostagno te Pinerolo:
"Aangezien je nog steeds tot het Oratorio behoort, kan ik je vertellen
dat het aantal jongens dit jaar wel ongeveer de 600 zal bereiken; denk
eens aan wat een werk dat betekent voor Don Bosco en Don Alasonatti...
Don Bosco laat je groeten en beveelt je aan geduld te oefenen en te vol-
harden in het goede."
Heel veel leerlingen werden gratis opgenomen, anderen met vermin-
dering van het kostgeld met een derde of de helft. De manier waarop hij
deze vermindering toestond was werkelijk charmant. Bij het aannemen van
de jeugdige Audagnotto, die later priester werd en stierf als privé-se-
cretaris van Mgr. Gastaldi, schreef hij aan Don Balladore, pastoor van
Beinasco op 23 oktober. "Inter notos et amicos moet op zijn minst per
maand 10 lire betaald worden voor de jonge Audagnotto; de andere twee
derde van het kostgeld, dat wil zeggen, 20 fr. zijn ten laste van on-
dergetekende."
Maar het opnemen van de nieuwe leerlingen belette hem niet zich
levendig te interesseren voor het lot en de toekomst van die jongens uit
het diocees van Asti en van Turijn, die neiging gevoelden om in een se-
minarie te treden en voor degenen die het geestelijke kleed al hadden
aangenomen en hun studies in het Oratorio wensten voort te zetten.
Don Bosco schreef daarover aan monseigneur kanunnik Sossi, vica-
ris-generaal van het kapittel van Asti.
"
Hooggeachte Heer Kanunnik,
"
"
Al sinds enige weken ben ik voornemens, een tocht naar
" Asti te ondernemen, maar de werkzaamheden hier in huis hebben mij
" dat telkens doen uitstellen. Thans zal ik U in het kort uiteenzet-
" ten waarover ik U had willen spreken.
"
De seminarist Viale, voor wie U ook in de twee vakantie-
" maanden het kostgeld verschaft, is om gezondheidsredenen naar huis
" gegaan. Ik heb het geld ten gunste laten komen van de seminarist
" Fagnano, die dat alleszins waard is, en die hier de hele vakantie
" doorbrengt en hier zou willen blijven wanneer daar Uwerzijds niets
" tegen is.
"
Wanneer het overbrengen van Uw begunstiging voor Viale op
" Fagnano moeilijkheden met zich zou brengen, neem ik de kosten voor
" mijn rekening.
"
Voor Fagnano zelf zou ik het gehele kostgeld willen vragen.
" Het gedrag en de vlijt van de jongen laten hem daarvoor in aanmer-
" king komen.
"
Wat de jongens uit Asti betreft die dit jaar voor hun exa-
" men staan, ziehier wat ik over hen weet. Bossetti en Ferraris doen
" hier hun eerste jaar filosofie en zijn in burger. Ciattino gaat
" naar Asti. Galletti uit Cunico heeft mij nog niets gezegd. De twee

78.6 Page 776

▲back to top
- VI/776 -
" broers nemen het kleed aan in Villa S. Secondo en dezen hebben be-
" hoefte aan Uw liefdadigheid. De vader is van goede wil, maar kan
" niet betalen; voor elk van hen zal ik 25 frank per maand vragen.
" Voor de rest zal ikzelf zien te zorgen, dat wil zeggen zal ik al-
" les in de handen van de goddelijke Voorzienigheid stellen.
"
Ik heb nog een andere jongen, eentje uit Viarigi, Loren-
" zo Preda van naam, die op uitmuntende wijze bevorderde is tot de
" tweede klas retorica. Ik heb hem al drie jaar gratis in huis; zijn
" ouders kunnen niets doen. Wat aanleg en godsvrucht betreft, is hij
" alle aanbeveling waardig, en hij verlangt ook het geestelijke
" kleed te aanvaarden. Hij heeft echter behoefte aan alles, en
" indien U hem een maandelijkse toelage van 20 frank zoudt kunnen
" schenken, zal ik ervoor zorgen dat hij verder komt.
"
Ik vraag dit met alle eerbied, ten einde de jongens uit
" Asti, die naar de geestelijke staat verlangen, tot het einde toe
" te helpen.
"
Er zijn nog ongeveer 25 andere jongens uit Uw diocees,
" die ijverig studeren om geestelijke te kunnen worden, maar daar
" zij nog niet in de tweede klas retorica toe zijn, vertrouw ik, wat
" hen betreft, voorlopig op de goddelijke Voorzienigheid.
"
Mezelf en mijn arme jongens gaarne aanbevelend in de ge-
" nade van Uw gebeden en U alle goeds van de hemel toewensend, ver-
" blijf ik met alle genegenheid,
"
Uw genegen vriend,
" Turijn, 25 oktober 1861.
Bosco Giovanni, pr.
Daar zes andere kandidaten van het Oratorio, die onderworpen zou-
den worden aan het buitengewone examen voor de geestelijke inkleding, tot
het diocees Turijn behoorden, en zij hun doel bereikt hadden, beval Don
Bosco hen aan bij kanunnik Vogliotti.
"
Hoogeerwaarde Heer Pro-Vicaris,
"
"
De jonge Giorgio Gallina uit Chieri schrijft mij herhaal-
" delijk of ik hem in Uwe goedheid wil aanbevelen voor wat het kost-
" geld betreft voor het seminarie van Chieri. De cijfers die hij
" voor vlijt en gedrag behaald heeft, lijken mij zeer goed. U mag
" dus voor hem doen wat U in de Heer goed oordeelt.
"
De jonge seminaristen leven in gespannen verwachting, en
" ik zou hun moeten kunnen zeggen hoever de gunst zich uitstrekt die
" U hun ten aanzien van het seminariekostgeld, naar ik hoop, ten
" goede zult laten komen. Voor Uw antwoord zal ik U zeer dankbaar
" zijn. Ik zou me wel graag naar de curie begeven om het in ont-
" vangst te nemen, maar in deze dagen kan ik niet veel over mezelf
" beschikken.
"
Met blijvende gevoelens van hoogachting,
"
Uw gehoorzame dienaar,
" Ten huize, 27 oktober 1861.
Bosco Giovanni, pr.

78.7 Page 777

▲back to top
- VI/777 -
Ook tot het klein seminarie van Giaveno wilde hij zijn vaderlijke
zorgen blijven uitstrekken. Schriftelijk richtte hij zich tot de aarts-
bisschop om deze op de hoogte te brengen van de gang van zaken in de
Oratoria en hem ook te wijzen op de rivaliteit die de leiding van deze
seminarieschool bemoeilijkte. Mgr. Fransoni zond hem een antwoord.
"
Mijn beste Don Bosco,
"
"
Ik sluit hierbij een antwoordbrief voor U in, bestemd voor
" Pievano te Villa San Secondo en verzoek U deze op de bus te willen
" doen.
"
Wat U mij in uw brief van 15 oktober hebt meegedeeld ten
" aanzien van de voorspoedige gang van zaken van het Oratorio van
" de H. Franciscus van Sales, in al zijn vertakkingen, heeft mij
" oprecht verheugd. Even verheugend is Uw relaas over het Oratorio
" van de H. Aloysius, en wanneer dat ook al niet in dezelfde mate
" het geval is met dat van de Engelbewaarder, komt het mij toch voor
" dat het voor een verbetering voldoende zou zijn dat U ervoor zorgt
" dat Don Rua de leiding ervan op zich neemt. De Heer zij om dat
" alles gezegend. Het is ongetwijfeld betreurenswaardig, dat de pro-
" testanten veroveringen maken op de katholieken, maar droeviger dan
" de afvalligheid van de volwassenen die zich feitelijk al eerder
" van de katholieke Kerk hebben afgescheiden, is het bederf van de
" jongens, die ongemerkt onder de protestanten terechtkomen en la-
" ter nieuwe gezinnen stichten die dan eveneens protestants zijn.
" Het is in deze vorm dat men de groei van hun aantal moet vrezen,
" doch op het ogenblik kan ik niet geloven in het mij genoemde aan-
" tal van 6.650. Zij noemen dat, omdat het een van hun gebruikelijke
" gebluf is. En, inderdaad, wanneer men er alle godloochenaars
" bij rekent, zou het aantal helaas nog groter zijn, doch dezen
" willen van geen enkele godsdienst iets weten, en ze zouden geen
" katholieken zijn, ook al bestonden de protestanten niet.
"
Een gevoel van afkeer heeft me vervuld bij het vernemen van
" wat U mij vertelt over het seminarie van Giaveno. De berichten die
" ik er verleden jaar over ontving, waren inderdaad verheugend en de
" groei van het aantal leerlingen was daarvan het meest overtuigende
" bewijs. Die nieuwe rector schildert U mij als uitstekend. Behoort
" hij tot het personeel waar U voor gezorgd hebt of komt hij van el-
" ders? In dit laatste geval vrees ik dat hij het is die getracht
" heeft zich te bevrijden van Uw indirecte zorg, zoals U het noemt.
" Over de waarschuwing van de pro-vicaris heeft niemand mij iets
" laten weten, en het doet me leed daar thans van te horen. In de
" grond van de zaak kan het zijn dat U gelijk hebt, en het kan ook
" zijn dat de pro-vicaris gelijk heeft, maar ik durf hem niets
" rechtstreeks vragen, want vorig jaar, toen het niet meer mogelijk
" scheen het seminarie in stand te houden, en ik niet wist welke
" oplossing voor te stellen, eindigde hij met te antwoorden dat hij
" zich zo goed mogelijk zou trachten te behelpen, terwijl ik inder-

78.8 Page 778

▲back to top
- VI/778 -
" daad de zaak geheel aan zijn beslissing overliet. Het gebeurt me
" wel vaker dat ik me in dergelijke pijnlijke situaties bevind, en
" na uiteenzetting van mijn zienswijze, vraag ik niet meer naar wat
" er geschied is. Daar ik niet in de mogelijkheid verkeer mijn be-
" stuur uit te oefenen, en ik door anderen moet laten regeren, ben
" ik gedwongen mijn besluitvaardige aard aan banden te leggen.
"
Betreffende de Congregatie van de H. Franciscus van Sales
" werd mij gezegd, dat, daar er ook belangrijke opmerkingen nodig
" zijn, bijvoorbeeld van wie de Congregatie afhankelijk dient te
" zijn, U de regels waren teruggezonden ter correctie en aanvulling.
" Het komt mij voor dat, naar wat men mij zei, u enkele concessies
" gedaan hebt, maar dat er nog tal van aanzienlijke gebreken waren.
" Daar het een tere zaak is, kan ik beter rekenschap erover vragen
" en ik zal dat zo spoedig mogelijk doen.
"
Op naam van de pastoor van Vedées, in het protestantse
" kanton Vaud, waar echter vele katholieken wonen, heb ik een abon-
" nement op de Katholieke Lectuur laten nemen van 1861 af.
"
Groet uw priesters van mijnentwege. De Heer biddend U al-
" len te zegenen, evenals de bij U vertoevende jongens, verblijf ik
" van ganser harte,
"
Uw toegewijde en genegen,
" Lyon, 23 oktober 1861.
Luigi, Aartsbisschop van Turijn.
Don Bosco had zich dus bij de aartsbisschop beklaagd, maar steeds
bleef hij even edelmoedig ervoor zorgen, het betrokken seminarie te be-
volken met leerlingen die getoond hebben dat zij tot de geestelijke staat
geroepen waren. Hij zond er bij voorkeur degenen heen die een volledig
kostgeld konden betalen. Voor de assistentie voegde hij aan de seminarist
Boggero de seminaristen Domenico Bongiovanni en Bessa toe. Andere semina-
risten van het Oratorio waren voorbereid om in bepaalde gevallen dienst
te doen als leraren, namelijk Ghivarello en Ruffino.
Door het werk van Don Bosco waren er dus, zoals door Don Vaschetti
wordt bevestigd, in oktober 1861, toen de klassen weer begonnen, 216
leerlingen in Giaveno en in de volgende maanden liep dit aantal tot 240
op. Meer konden er niet geborgen worden, want men wist niet waar men ze
moest laten slapen, daar alle ruimten, tot de kleinste toe, bezet waren.
Daarom had men eerst enkele lokalen die onbruikbaar waren en nauwelijks
goed om rommel te bergen, moeten herstellen en als slaapzaal inrichten.
In het door Paravia gedrukte programma voor het schooljaar 1861-
1862 staat te lezen dat er ook een vierde en vijfde gymnasiumklas ge-
opend was, ofwel de humaniora en retorica. Alle klassen hadden dus hun
eigen leraar in het seminarie, die evenals het vorige jaar in overleg
met Don Bosco gekozen werd. De seminarist Vaschetti onderrichtte in de
humaniora, terwijl hij als econoom en prefect de last van bijna de hele
leiding droeg.

78.9 Page 779

▲back to top
- VI/779 -
H O O F D S T U K LXXVI
DEVOTIE VAN DON BOSCO TOT HET HEILIG HART VAN JEZUS EN
EEN AFVALLIGE BEKEERD - LERAREN IN HET ORATORIO - TROOST
VOOR WIE DE HELE DAG VOOR DE HEER AAN HET WERK GEWEEST IS
- ONDERWERPEN VOOR BRIEVEN, VOOR TE STELLEN AAN DE
LEERLINGEN, OPDAT ZE AAN HUN OUDERS ZOUDEN SCHRIJVEN -
VERHOORD VERZOEK OM KLEDINGSTUKKEN AAN DE MINISTER
VAN OORLOG, AAN DE KONING EN AAN DE MINISTER VAN JUSTITIE
OM SUBSIDIE; AAN DE PRESIDENT VAN HET SINT-PAULUS
LIEFDEWERK VOOR DE KOSTEN VAN DE EREDIENST - DROEVIGE
VOORGEVOELENS EN DODELIJKE ZIEKTE VAN DE SEMINARIST
PROVERA: DON BOSCO BIEDT HEM DE KEUS TUSSEN DE GENEZING
EN DE HEMEL; HIJ VOORSPELT JAREN VAN TEGENSPOED; TWEE
BRIEFJES - TOESPRAKEN TOT DE LEDEN - DE RAADGEVER IN
GEVAL VAN TWIJFEL AAN DE ROEPING; ONTHECHTING AAN DE
DINGEN VAN DE WERELD - KAPITTEL EN AANVAARDING VAN EEN
LID – AVONDTOESPRAAK: VERSTROOIDHEID VAN DE JONGENS ONDER
DE HEILIGE MIS VEROORZAAKT DOOR DE DUIVEL - VOLDOENING
DOOR SCHADE AAN DE ZIEL TOEGEBRACHT - DRIE JONGENS EN EEN
PRIESTER AANBEVOLEN DOOR DE BISSCHOP VAN NOVARA.
De godsvrucht tot het Heilig Hart van Jezus deed al jaren de ziel
van Don Bosco gloeien. Van deze devotie getuigt de adellijke dame Elisa-
betta Seyssel-Sommariva, als ketterse geboren en daarna bekeerd tot het
katholicisme, in een brief die zij hem vanuit Florence schreef op 28 ok-
tober 1861.
"
Zeereerwaarde Don Bosco,
"
"
Hoezeer dank ik U voor uw vriendelijke brief die mij zo-
" juist bereikt. God moge U belonen: meer weet ik niet te zeggen...
" Ik had er zo op gehoopt u zelf hier te zien, maar thans zegt mij
" gravin Pernati dat het voor U moeilijk zal zijn te komen. Doe het

78.10 Page 780

▲back to top
- VI/780 -
" toch om de liefde van de zielen, waarvoor U zoveel goed kunt doen;
" om de kwijnende ijver te ontsteken voor de redding der armzalige
" jongens; om op te treden tegen de ketterij. Om de liefde Gods,
" kom naar Florence.
"
Doe wat U kunt om Uw boeken ook op het platteland te ver-
" spreiden. Ik dank U voor de vele moed die U mij schonk, door te
" spreken over de kroon van de hemel... Ik ben zoveel schuldig
" wegens verspilde genaden voor mij en voor de anderen, dat ik de
" goddelijke gerechtigheid ten zeerste vrees. Toch heb ik groot ver-
" trouwen op de barmhartigheid en de liefde van het Allerheiligste
" Hart van Jezus, mijn dierbaarste devotie die mij door U is inge-
" geven nog voordat ik katholiek werd. Wij hebben U broodnodig, niet
" alleen ik, maar ook mijn man, en de jongens... En ik heb ook nog
" een arme broer, die ongelovig is. Hij heet Michele; ik beveel hem
" aan bij zijn aartsengel. Wees zo goed een mis voor hem te lezen."
In het Oratorio waren de klassen weer regelmatig beginnen te lo-
pen en de leraren van het schooljaar 1861-1862 waren dezelfde seminaris-
ten als het voorgaande jaar: voor de eerste klas Francesco Provera; voor
de tweede, Giovanni Anfossi; voor de derde Celestino Durando; voor die
van de humaniora Francesco Cerruti; voor de retorica Giovanni Battista
Francesia.
Ze waren onvermoeibaar in hun studie en in het vervullen van hun
taken. Een van hen zei tot Don Bosco dat hij geen ogenblik had waarin hij
niet iets te doen had. En als antwoord hoorde men Don Bosco bij herhaling
in tegenwoordigheid van Don Bonetti zeggen: "0! wat een troostrijk gevoel
is het, wanneer men vermoeid en afgemat de avond bereikt, na een volle
dagtaak voor de eer van God en het heil van de zielen!"
Ten aanzien van de leerlingen was de eerste richtlijn die hij aan
de oversten en aan de leraren voor de opvoeding van de jongens gaf, deze:
de genegenheid voor het ouderlijke huis levendig te houden, de ouders te
troosten, en ook de faam van het opgewekte en doeltreffende systeem dat
het Oratorio beheerste te verspreiden. We geven hier een door hem ge-
schreven bladzijde weer, waarin hij op een laconieke manier zijn idee
weergeeft, om het later uitvoeriger uiteen te zetten.
"
Het is gewenst dat iedere meester de leerlingen met gere-
" gelde tussenpozen aan hun ouders brieven laat schrijven met een
" inhoud als hier geschetst.
" 1. Over de in de klas behandelde stof en waar men mee bezig_is -
" Orde en tempo van de studie; herhalingen voor wie er behoefte aan
" heeft; resultaten die men behaald schijnt te hebben en die men
" hoopt te behalen; gregoriaans, muziek enz.
" 2. Ontspanning - Men noeme de spelen, men beschrijve er enkele
" van;wandelingen en hoe ze verlopen.
" 3. Devoties - Gebeden: overwegingen; gebruik van de sacramenten;

79 Pages 781-790

▲back to top

79.1 Page 781

▲back to top
- VI/781 -
" avondoverdenking; lectuur, rozenkrans; plicht om voor de ouders
" en weldoeners te bidden.
" 4. Feesten van het Oratorio - Muziek van de jongens waaraan ze
" later kunnen deelnemen; toneel, Gianduia, enz.
" 5. Zondag - Opstaan; wassen, kerkdiensten, gebruikelijke onderwer-
" pen van de preken 's morgens en 's avonds; wat men doet voor het
" slapengaan.
" 6. Welke dingen in het huis afkeer wekken of allen verheugen -
" Waarom men ongemakken moet verdragen; men kan niet leren zonder
" moeite; het vermijden van ledigheid.
" 7. Men spreke over het huis en beschrijve er iets van - de kerk,
" de refter, het middagmaal; het aantal jongens; de assistenten.
" 8. Men zegge iets over Turijn - de meester vertelde enkele bijzon-
" derheden; de Consolatakerk; de Sint-Lorenzokerk, het ruiterstand-
" beeld van hertog Emanuele Filiberto op de piazza San Carlo; de
" zuil op het pleintje voor de Consolata; waarom Valdocco zo ge-
" noemd wordt, de streek waar het Oratorio zich bevindt.
" 9. Winter - hoeveel graden het vriest; warmte in de vertrekken;
" gaslicht; men verzekere de ouders dat de leerlingen beschut zijn
" tegen weer en wind enz.
Tegelijkertijd ontbraken de materiële hulpmiddelen niet. Op geze-
geld papier van één lire, schreef Don Bosco in september een brief aan
de Minister van Oorlog, generaal Della Rovere, ridder Alessandro.
"
Excellentie,
"
"
Bij het naderen van de winterkou zie ik me genoodzaakt te
" voorzien in de behoeften van meer dan duizend arme jongens die om
" kleding en dekking vragen. Met het oog daarop neem ik mijn toe-
" vlucht tot de reeds verscheidene malen ondervonden goedheid van
" Uw Excellentie, met het verzoek ons enkele voorwerpen te willen
" afstaan, zoals broeken, onderbroeken, lakens, dekens, hemden,
" dassen, jassen, vesten, kousen en dergelijke.
"
Hoe versleten of verbruikt deze dingen ook mogen zijn, ze
" zullen door ons met de grootste erkentelijkheid ontvangen worden.
" Alles kan versteld worden en kan dienst doen tot dekking van de
" zeer arme volksjongens.
"
Vol vertrouwen in een blijk van Uw goedheid, wens ik Uw
" Excellentie iedere zegen van de hemel, evenals alle weldoeners
" van onze jongens, terwijl het mij een eer is met gevoelens van
" de grootste dankbaarheid te verblijven,
"
Uw dw. dienaar,
"
Bosco Giovanni, pr.

79.2 Page 782

▲back to top
- VI/782 -
Hij ontving van de minister een gunstig antwoord.
" MINISTERIE VAN OORLOG
" Generale directie
" Militaire administratie. nr. 7098.
"
Turijn, 3 november 1861.
"
"
Ingevolge het door Uw eerwaarde ingediende verzoek, heeft
" bovengenoemd ministerie de eer U mee te delen dat het, bij wijze
" van subsidie voor de jongens, opgenomen in het door U geleide
" Oratorio,bij het centrale magazijn van de militaire administratie
" van deze stad, een lijst heeft gedeponeerd, om bij wijze van
" schenking de hieronder genoemde voorwerpen uit te reiken aan de-
" gene die, voorzien van een door U voor gezien getekend ontvangst-
" bewijs, zich zal melden om ze af te halen.
"
Dit in antwoord op Uw brief in margine vermeld (30 septem-
" ber).
"
Voor de minister,
"
Incisa.
"
" Paren schoenen van tweede categorie, gekozen
" onder de kleinste maten
50
" Idem buiten gebruik gesteld
51
" Hospitaaljassen ongebruikt
95
" Broeken
69
" Borstrokken gebruikt, zonder mouwen
63
" Dassen van witte wol, gebruikt
153
" Zakdoeken, gebruikt, buiten gebruik gesteld
263
Een ander verzoek had Don Bosco in dat jaar tot de Koning gericht.
"
Majesteit,
"
"
Het kritieke jaar dat we beleven, het grote aantal verla-
" ten en in gevaar verkerende jongens, die voor een deel opgenomen
" zijn in het jongensoratorio van Valdocco en anderdeels de avond-
" scholen of zondagsscholen bezoeken, die eveneens deel uitmaken van
" de Oratoria van de H. Franciscus van Sales in Valdocco, van de H.
" Aloysius in Porta Nuova en van de heilige Engelbewaarder in
" Vanchiglia, hebben mij ertoe verplicht een keuze te maken onder
" enkele jeugdige seminaristen, om te zorgen voor de nodige assis-
" tentie en een voldoende aantal leraren en catechismusonderwijzers
" in de verschillende categorieën en in de vele noodzakelijke klas-
" sen. Deze seminaristen, ten getale van tien, hebben, terwijl zij-
" zelf nog hun lessen volgen, ieder ogenblik nodig om les te geven,
" catechismus te onderrichten en de genoemde jongens te assisteren.

79.3 Page 783

▲back to top
- VI/783 -
"
Zij zijn echter volkomen arm en hebben daarom zelf beslist
" behoefte aan liefdadige hulp voor hun levensonderhoud, onderdak
" en kleding.
"
Het is voor deze arme seminaristen dat de ondergetekende
" zijn toevlucht neemt tot de beproefde goedheid van Uwe koninklijke
" Majesteit, met het dringende verzoek in welwillende overweging
" te nemen, hun ten laste van de overheidskas een subsidie toe te
" kennen die Uwe Koninklijke Majesteit wenst te bepalen, opdat zij
" hun studies kunnen voortzetten, alsook hun assistentie en onder-
" richting ten behoeve van de verlaten en in gevaar verkerende jon-
" gens die de jongensoratoria van de stad Turijn bezoeken.
"
Het gedrag van deze seminaristen, zowel voor wat hun ijver
" als hun godsvrucht betreft, is uitstekend en voorbeeldig; door hun
" ijver bij deze liefdadige werkzaamheden verdienen zij iedere milde
" steun.
"
Met grote dankbaarheid verblijft, ook uit naam van de ge-
" noemde seminaristen,
"
de nederige verzoeker,
"
Bosco Giovanni, pr.
In antwoord hierop werd vanwege het koninklijke huis als subsidie
aan de seminaristen van het Oratorio voor hun opvoeding en voor die van
de leerlingen, aan Don Bosco een bedrag voor 1861 toegekend van 300 lire
en van 280 lire voor 1863. Don Bosco had aan zijn verzoek de lijst toege-
voegd van de namen van al de seminaristen en van al de jonge studenten.
Een derde verzoek was aan de Minister van Justitie gericht en hij
ontving daarop het volgende antwoord:
" KONINKRIJK ITALIE
" Ministerie van Justitie en Eredienst
"
4de afdeling
"
Nr. 41052
"
Turijn, 16 december 1861.
"
"
In overweging nemend het door Uw Eerwaarde ingediende ver-
" zoek,wijst bovengenoemd ministerie te Uwen gunste uit de weldadig-
" heidskas een hernieuwde subsidie toe van 600 lire uit de fondsen
" van de vroegere provincies, ten behoeve van de drie door U ge-
" stichte en geleide Oratoria ter opneming en onderrichting van de
" arme jongens van deze stad.
"
In opdracht van de minister,
"
De directeur-generaal,
" Aan Priester Bosco
A. Mauri
Don Bosco wendde zich eveneens om subsidie tot het Liefdewerk van
de H. Paulus.

79.4 Page 784

▲back to top
- VI/784 -
"
Hooggeachte Heer President,
"
"
Priester Bosco Giov., directeur van het Oratorio van de
" H. Franciscus, zich voor de noodzaak gesteld ziende om enkele kos-
" ten aan was en andere voorwerpen voor de eredienst te betalen, en
" bovendien in de absolute noodzakelijkheid verkerend te voorzien in
" de aanschaffing van paramenten en linnen voor deze kerk, waar alle
" godsdienstige plechtigheden gehouden worden zoals in de parochie-
" kerken, wendt zich, niet wetende waar anders hulp te verkrijgen,
" nederig tot U.
"
Daarom vraag ik U beleefd de nood en de absolute armoede
" van deze kerk in welwillende overweging te nemen, evenals de drin-
" gend gevoelde behoefte die hier bestaat om voor kerkelijke dien-
" sten te zorgen, daar er zich geen enkele kerk in deze drukbevolkte
" wijk bevindt, en bijgevolg ondergetekende een steun toe te kennen
" die U geschikt voorkomt; en dit ter betaling ook van de bestaande
" schulden, die thans 300 fr. belopen, en ter aanschaffing van
" enkele kerkelijke gereedschappen die het dringendst nodig zijn.
"
Vol vertrouwen in Uw beproefde goedheid, roep ik alle goeds
" van de hemel af over al de heren weldoeners en beheerders van Uw
" liefdewerk en verblijf met gevoelens van dankbaarheid,
"
Uw dienstwillige,
"
Bosco Giovanni, pr.
De klassen waren intussen begonnen en de seminarist Francesco Pro-
vera had in de eerste klas gymnasium bijna 200 leerlingen en de zaken
verliepen heel goed. De troost die hij putte uit het feit dat het plan
bestond om een college in zijn geboorteplaats Mirabello te bouwen, was zo
groot, dat hij zei: "De vreugde die ik smaak is te groot en daarom zal ik
me wel op een of andere beproeving moeten voorbereiden, daar de Heer ge-
woonlijk steeds onder de rozen ook de doornen mengt."
Er gebeurde plots iets dat, hoewel hij er geen rekening mee hield,
niettemin scheen te voorspellen dat hij aan een harde beproeving onder-
worpen zou worden. Op een morgen onder het ontbijt, toen verscheidene
kameraden bij hem waren, zei Francesco: "Vannacht heb ik een heel vreem-
de droom gehad, waarin ik me in ernstige verlegenheid bevond, en als jul-
lie willen zal ik hem vertellen als tijdverdrijf. Het kwam me voor dat
ik buiten op een veld was en een boek las, toen een verschrikkelijk mon-
ster me tegemoet kwam. Terwijl ik erover dacht zo snel als de bliksem op
de vlucht te gaan, keerde het zich woedend tot me. Ik zag geen andere
kans dan me te verdedigen. Ik sloeg met een zware stok die ik in de han-
den had en liet hem neersuizen op de kop, de rug en waar ik het maar ra-
ken kon. Op een gegeven ogenblik dacht ik dat ik het overwonnen had en
dat het tenminste verdoofd neerlag. Maar juist op het ogenblik dat ik het
de rug wilde toekeren en aan de haal gaan, kwam het monster weer bij en
met nieuw geweld viel het mij aan en probeerde me te doorboren met zijn
slagtanden. Jullie kunnen je voorstellen hoe ik schrok. Weer begon ik me

79.5 Page 785

▲back to top
- VI/785 -
te verdedigen, maar dat viel me thans moeilijker omdat ik me al afgemat
voelde; niettemin bleef ik overwinnaar. Maar, jawel! Het monster keerde
zich ook nog een derde en een vierde maal tegen me en ik voelde me steeds
zwakker worden door vermoeidheid. Het was alleen de vrees, in stukken ge-
scheurd te worden, die me wat moed gaf om het niet op te geven. Daar ik
geheel bezweet en buiten adem was en bijna niet meer op mijn voeten kon
staan, wendde ik me tot de Heer, riep Onze-Lieve-Vrouw aan en met een
kreet: "O, Maria, help me"! werd ik wakker. De kreet, die ikzelf had uit-
gestoten, klonk me nog na uit die vreselijke droom. Maar ik voelde me
toen getroost,' vervolgde Francesco, "omdat ik rustig in mijn bed lag en
buiten alle gevaar was, maar ik verzeker jullie dat ik me werkelijk uit-
geput voelde en geheel bezweet was. Ik probeerde de dekens wat van me af
te werken om vrijer te kunnen ademhalen en kwam tot de ontdekking dat
mijn handen aan elkaar vastzaten en ik ze niet van elkaar kreeg. Ik
vreesde bijna al dat er toch iets werkelijke in de droom geweest was of
dat er me iets in overkomen was, toen ik merkte dat ik de handen had aan-
eengebonden met het snoer van de rozenkrans. Toen begon ik nog opgewekt
te lachen en zei bij mezelf: "0, nu begrijp ik het, het wapen om het
monster te overwinnen, hoeft niet die stok te zijn, maar het gebed."
Een enkele seminarist sprak met Don Bosco over die droom en de
goede vader zei niets anders dan: "We zullen zien!"
Men weet uit de heilige boeken dat met Gods goedvinden de heilige
man Job door toedoen van de duivel met zoveel tegenslagen en een ver-
schrikkelijke ziekte getroffen werd. De duivel probeerde zelfs door zo-
veel harde beproevingen Job ertoe te brengen de Heer te vervloeken. Zou
het niet mogelijk zijn, dat die droom iets dergelijks beduidde? De ont-
wikkeling scheen die veronderstelling te wettigen.
Inderdaad voelde de seminarist Provera, nadat hij enkele dagen les
gegeven had, een tamelijke felle pijn in de zijkant van zijn borst, ver-
gezeld van koorts. In een brief, door Provera zelf geschreven, vertelt
hij ons de eigenaardige omstandigheden van die ziekte, en wij voegen er
omwille van de volledigheid enkele kleinigheden aan toe, die hij achter-
wege liet en die hij ons mondeling meedeelde.
"Daar ik me niet meer bij machte voelde op mijn voeten te blijven
staan, was ik op de avond van 10 november 1861 gedwongen naar bed te
gaan. Ik was aangedaan door een longontsteking en indigestie. Ik hoestte
en gaf bloed op. De dokter kwam me onderzoeken en paste verscheidene
aderlatingen op me toe, doch tevergeefs. De pijn werd steeds erger. De
volgende dag bevond ik me in een dergelijke toestand dat de dokter 's
middags erkende dat ik in levensgevaar verkeerde en iedere hoop op gene-
zing verdwenen was. Daarom beval hij, dat me de sacramenten zouden toe-
gediend worden. Don Rua die me bijstond, ging, nadat er nog enkele kop-
pen gezet waren, Don Bosco roepen, die me, voor de vierde keer op die
dag, om zes uur 's avonds kwam opzoeken. "Och, arme Francesco", zei hij
tegen me op een schertsende toon, "wil je, dat we je onder de bescherming
stellen van Maria en van Domenico Savio?"

79.6 Page 786

▲back to top
- VI/786 -
Ik antwoordde dat dit voorstel me erg toelachte. Don Bosco stelde
me toen voor, een hartelijk onzevader te bidden. En geknield bad hij toen
wat; daarna opstaand, strekte hij de hand over me uit en ging door met
bidden om mij tenslotte de zegen te geven. Daarna zei hij me: "Ik geef
je de verzekering, ofwel de hemel of de genezing. Wat wil je? Wat heb je
het liefst? Wil je nog een poosje op deze wereld blijven en je verdien-
sten vermeerderen door de moeilijkheden, of heb je liever dat we je een
paspoort voor de hemel geven? Op welk van die twee voorstellen ga je in?"
Ik bleef een tijdje in stilzwijgen verzonken, omdat ik wilde na-
denken over een zo belangrijke beslissing. Toen antwoordde ik rustig:
"Dat is een vraag waarover nagedacht moet worden: geef mij twee uur de
tijd om dat te doen, en wees zo goed, vanavond nog eens bij me terug te
komen voordat u zich in uw kamer terugtrekt, dan zal ik u mijn antwoord
geven."
Don Bosco hernam: "Aha, je wilt niet graag je lichaam verlaten,
het Oratorio verlaten! Dan zullen we dit keer het paspoort nog wat vast-
houden. Is dat goed?"
"Er is geen kwestie van dat ik dat zeg", vervolgde ik; "maar als
u zo goed wilt zijn, vanavond terug te komen om me te bezoeken, zal ik
u zeggen wat ik wens."
Don Rua, die zag dat ik me niet dadelijk aan een besluit wilde
binden, zei bijna verwonderd: "Moet je daar nog over nadenken?"
Waarop Don Bosco: "0, natuurlijk, het leven is ons altijd lief.
Welnu! We laten de zaak nu in de hand van de Heer. Fiat voluntas tua si-
cut in coelo et in terra. Toen kwam hij tot bij mijn oor en zei: "Kwel
jezelf niet; voordat ik ga avondeten zal ik terugkomen om te zien of je
je weer met God wil verzoenen; en als dat zo is, zal ik je na het avond-
gebed het Viaticum komen brengen." Daarna spoorde hij me aan tot berus-
ting en kalmte en voegde er luidop aan toe: "Als je erover nagedacht hebt
en een keuze gemaakt hebt, laat het me dan weten." En hij ging heen.
"Don Bosco had nauwelijks een paar passen buiten het vertrek ge-
daan, toen ik tot een besluit kwam. Mijn geweten was gerust, ik zou de
sacramenten nog hebben kunnen ontvangen, hebben kunnen biechten en com-
municeren, het heilig Oliesel ontvangen en al de andere vertroostingen
van de Kerk. Ik zou in mijn doodsstrijd Don Bosco zelf bij me gehad heb-
ben in wie ik zoveel vertrouwen stelde. Als ik zou wachten om een ander-
maal te sterven, was ik niet zeker van al deze voordelen, en ik wist niet
hoe het met mijn ziel in de loop van het leven zou gaan... En dan... als
Don Bosco mij de hemel beloofde, wist ik zeker dat ik erheen zou gaan.
Daarom besloot ik om het paspoort voor de hemel te vragen.
In die tussentijd kwam ridder di San Stefano, en Don Rua vertelde

79.7 Page 787

▲back to top
- VI/787 -
hem wat er kort tevoren tussen mij en Don Bosco was voorgevallen.
Toen hij van mijn aarzeling hoorde, zei hij glimlachend: "Als ik in zijn
plaats geweest was, zou ik niet alleen de dood afgewacht hebben, maar ik
zou uit bed gesprongen zijn om hem tegemoet te lopen."
"Maar waarom", hernam Don Rua, "heb je niet terstond de hemel ge-
kozen? Waarom heb je dat niet aanvaard?"
"Ik heb nu ook ingezien", zei ik, "wat het beste is en ik wacht
nu ongeduldig op de komst van Don Bosco om hem mijn beslissing mee te de-
len. Zoudt u naar hem toe willen gaan en hem zeggen, dat ik het paspoort
aanneem."
Toen Don Rua naar beneden ging om in de refter het avondeten te
gebruiken, deelde hij het aan Don Bosco mee, die hem antwoordde: "Te
laat, er is nu geen tijd meer voor. Hij zal nog verscheidene jaren te
lijden hebben."
Don Rua keerde niet terug om me dat antwoord mee te delen, en ik
zou niet kunnen zeggen, hoe blij ik was over mijn besluit. Ik maakte mijn
rekening al op, en beval aan de Allerheiligste Maagd Maria mijn oversten
aan, mijn familieleden, mijn kameraden en begon me te verlustigen in de
gedachte van mijn intrede in het hemels vaderland, vergezeld door de en-
gelen. In de tijd van 6 tot 8 uur dacht ik een ogenblik dat mijn toestand
erger werd. Het sloeg intussen het uur voor het avondeten, en in spanning
wachtte ik op Don Bosco. Maar hij verscheen niet. Toen begon een gedachte
mijn blijdschap te verstoren en ik zei bij mezelf: "Don Bosco komt niet
om mijn biecht te horen, zoals hij beloofd heeft. Misschien is hij naar
zijn kamer gegaan omdat hij me zo zag aarzelen, en is het de bedoeling
van de Heer dat ik niet zal sterven, maar nog zal blijven leven en de ge-
zondheid terugkrijgen. Dat zou me erg spijten! Wat ben ik toch begonnen
door niet onmiddellijk een besluit te nemen en mijn kans te grijpen!" En
zo bleef ik in ongerustheid tot tien uur, toen Don Bosco binnentrad. Nau-
welijks zag ik hem of ik riep uit: "0, Don Bosco, ik wil naar de hemel
gaan." - "Beste jongen", antwoordde hij, "we zijn niet meer op tijd! Je
zult geduld moeten hebben, de genade van je genezing is verkregen, maar
berust erin en bereid je erop voor, nog enige tijd op deze aarde te
verblijven om beproevingen te doorstaan, en vele."
Bij die woorden werd ik treurig gestemd: "Jammer! Ik had mijn re-
kening al gemaakt, en wat voor nieuws komt u me nu brengen! Zou het niet
meer te veranderen zijn, zoals ik het wens?"
Don Bosco onderbrak me en zei: "0 ja! Dan zou al wat er gevraagd
is, herroepen moeten worden, wat geen pas geeft. Niettemin kan ik geen
enkele kwelling van je afnemen. Ik heb de Heer gevraagd dat je nog in le-
ven zou blijven om zielen te winnen voor de hemel. Laten we de zaken
thans in zijn handen laten." - Hij gaf me vervolgens andermaal zijn ze-
gen, sprak me nog enkele bemoedigende woorden toe en verliet me toen...

79.8 Page 788

▲back to top
- VI/788 -
Zodoende was ik, terwijl ik er eerst zeker van geweest was spoedig te
zullen sterven, thans even stellig ervan overtuigd de gezondheid terug
te krijgen en te blijven leven.
Toen ik de volgende morgen de sacramenten ontvangen had, voelde
ik me beter en was ik buiten gevaar. Toen de dokter het Oratorio binnen-
kwam en Don Alasonatti ontmoette, vroeg hij deze: "Hoe laat is hij gis-
teravond gestorven?"
"Wie"? vroeg Don Alasonatti, daar er twee zieken in het Oratorio
waren. "
"De seminarist", zei de dokter.
"Die maakt het beter!"
"0, ja, in de hemel zeker"! riep de dokter uit.
"Nee, gaat u maar kijken, u zult zien dat hij herstellende is."
"Hoe is dat mogelijk?... Hij was er erg genoeg aan toe om tien
keer te sterven."
En na acht dagen verklaarde de dokter zelf dat ik van alle kwalen
bevrijd was en zei dat ik er alleen voor hoefde te zorgen de verloren
krachten te herkrijgen, die ik dan ook herwon. Ik kon me weer aan mijn
werk begeven.
Bij een andere gelegenheid gaf Don Bosco me nog een bewijs van
zijn macht bij God. Een jaar later, in juli 1863, toen ik weer eens ta-
melijk ziek geworden was, kwam hij me opzoeken terwijl ik me erg opwond.
"Erger je maar niet", zei hij tot me; "laat alle zorg voor je ziel
en lichaam maar aan mij over. Je hoeft je om niets te bekommeren." Door
het vertrouwen dat ik in hem stelde, werd ik door zulke woorden zo ge-
rustgesteld dat ik gedurende heel de tijd van mijn ziekte, telkens als
ik me om een of andere reden in opwinding bevond, ik hem maar hoefde te
laten komen om terstond weer rustig te worden."
Francesco Provera, seminarist.
Hij genas ook van deze ziekte, maar de voorspelling van Don Bos-
co zou toch waarheid worden. Enige tijd later werd hij aangetast door
cariës aan een enkel, waardoor hij een open wond kreeg, die door de kna-
gende pijn, die ze veroorzaakte, en door het ingrijpen van de dokters,
hem voortdurend, zolang hij leefde, een ondraaglijke pijn deed lijden.
Hij was genoodzaakt de knie van het ene been te verstevigen door hem op
een houten been te laten rusten en krukken te gebruiken. Dat verhinderde
hem niet als prefect te werken in de colleges van Mirabello, Lanzo, Che-
rasco en in het Oratorio van de H. Franciscus van Sales en hij bewees
grote diensten aan de Congregatie, tot in 1874, het jaar waarin hij

79.9 Page 789

▲back to top
- VI/789 -
stierf. Door zijn geduld bij zoveel en zulke zware beproevingen, werd hij
dikwijls vergeleken met de heilige man Job.
In de loop van die jaren had Don Bosco hem twee briefjes geschre-
ven, bij de gelegenheden dat hij deze klaarmaakte voor elk van de semina-
risten of leerlingen afzonderlijk: -
I. Provera: Omnis patientia in terris, thesaurum in coelo tibi
comparabit.
II. Provera: Als je hoog wilt vliegen moet je laag beginnen: humi-
litas est totius aedificii spiritualls fundamentum.
Zo groot waren de ernstige kwellingen, dat ze Provera grote ver-
diensten bij de Heer moeten hebben doen verwerven; doch in 1861 was het
eerste deel van de voorspelling van Don Bosco in vervulling gegaan en hij
kon weer in de klas verschijnen en zijn lessen voortzetten. Met grote
blijdschap zagen ook zijn confraters hem weer volkomen gezond deelnemen
aan de conferenties van de Congregatie in de kamer van Don Bosco.
"Op 20 november 1861", zo schreef Don Bonetti, "sprak Don Bosco
tot al zijn verzamelde leden over degenen die twijfel gevoelen ten aan-
zien van de vraag of zij in de Congregatie zouden blijven en hij gaf hun
deze vermaningen: 'Wanneer de duivel iemand de gedachte influistert, de
Congregatie te verlaten, en hij zich dus in zorgen bevindt, laat hij er
dan over spreken en om raad vragen. Die raad moet niet gevraagd worden
aan personen buiten de Congregatie. Daar ze niet goed op de hoogte zijn,
zouden ze ons een raad kunnen geven die niet in overeenstemming is met de
wil van God. Ook moet men niet om raad gaan vragen bij degenen die, om
een moderne term te gebruiken, een beetje liberaal zijn, maar men moet
raad vragen aan degenen die ons het ijverigst en meest toegewijd schij-
nen. Men moet dus, in één woord, naar de Overste gaan... Bid eerst tot
de Heer dat hij u zijn wil mag doen kennen. Wees er dan zeker van dat de
overste u minstens een advies zal geven dat tot voordeel strekt van uw
ziel. Wanneer u zijn mening dan hebt gehoord, dan niet blijven aandringen
en weerspannig zijn, daar de Overste anders, om van de last af te zijn,
u zal laten doen wat u wilt, hoewel hij ziet dat ge de wil van God niet
opvolgt."
Op donderdag de 21ste, zei Don Bosco tot de seminaristen, nadat
hij enkele verzen uit het nieuwe testament voor hen aangehaald had:"Als
ge waarlijk zonen van Don Bosco wilt zijn, moet ge in de gedachten houden
dat ge er niet meer zijt voor de familie en voor de stoffelijke belangen,
maar dat ge van en voor God zijt. Het is noodzakelijk dat ge tua, tuos et
te verzaakt, de goederen van deze wereld, de familieleden en dan uzelf.
Wie voelt dat hij dat doet, is het gelukkigst in deze wereld. Hij zal een
volgeling zijn van Jezus Christus, een waarachtige zoon van God. God zal
zijn genaden over hem uitstorten, en zijn hart vervullen met zijn godde-
lijke liefde." - Ter bevestiging hiervan vertelde hij vervolgens het vi-
sioen dat de Heilige Teresia had, die de Heer langdurig gevraagd had haar

79.10 Page 790

▲back to top
- VI/790 -
met zijn liefde te vervullen. Zij zag een zak, die voor de helft aarde en
voor de helft goud bevatte. De heilige liep direct toe om te zien of ze
het goud kon nemen, maar ze zag er geen andere kans toe dan door de zak
te openen en eerst de grond eruit te halen. Ze begon dus de aarde eruit
te halen en naargelang de grond eruit verdween, werd zijn plaats door het
goud ingenomen. Toen begreep zij, dat als ze haar hart vervuld wilde zien
met de goddelijke liefde, zij iedere aardse gedachte en genegenheid moest
uitbannen.
"Op die manier", zo vervolgde hij, "moeten alle christenen te werk
gaan en vooral degenen, en laten we maar zeggen wij, die geroepen zijn
tot een zo verheven levensstaat."
Zijn beminnelijke uitnodigingen deden intussen het aantal van zijn
coadjuteurs met nieuwe aspiranten toenemen. De groei van de Congregatie
is langzaam, omdat de voorzichtigheid van Don Bosco geen haast heeft.
We lezen in de notulen van het kapittel.
"
Op 23 november 1861 ging het kapittel van de Congregatie
" van de H. Franciscus van Sales, in vergadering bijeen, na de ge-
" bruikelijke aanroeping van de Heilige Geest, over tot het aanvaar-
" den van de jeugdige Emanuele Diatto uit Michele di Sanfré die, na
" alle stemmen verworven te hebben, onder de confraters opgenomen
" werd.
Onder de nieuwe leerlingen bereidde het effectvolle woord van Don
Bosco gelukkige resultaten voor die ze in de loop van het schooljaar zou-
den verwerven. Op 28 november, zoals Don Ruffino zegt, vertelde hij een
droom, of een leerzaam verdichtsel, dat aldus begon:
"Dromen doen we slapende, dus sliep ik. Mijn geest bevond zich in
de kerk waar al de jongens bijeen waren. De mis begon en opeens zag ik
vele bedienden, in het rood gekleed en met hoorns, dus duiveltjes, te
midden van onze jongens rondgaan alsof ze hen dienden. Aan de een boden
ze een tol aan, voor een ander lieten ze ze draaien; de een boden ze een
boek aan, aan een ander warme kastanjes. Hier een schaaltje salade, daar
een open bakje met salami; de een wezen ze zijn geboortedorp aan, een an-
der fluisterden ze de gebeurtenissen van het laatste spelletje bararotta
in het oor, enzovoort, enzovoort.
Eentje werd uitgenodigd om de piano te bespelen en die willigde
het verzoek in; aan een ander boden ze aan de maat te slaan; kortom elk
had zijn eigen bediende die hem tot profane dingen lokte. Enkele dui-
veltjes zaten op de schouders van sommige jongens en deden niets anders
dan hun haren kammen en glad strijken.
Toen kwam de tijd voor de consecratie. Bij het rinkelen van de bel

80 Pages 791-800

▲back to top

80.1 Page 791

▲back to top
- VI/791 -
bogen alle jongens en de duiveltjes verdwenen, met uitzondering van de-
genen die op de schouders zaten. Dezen keerden zich, samen met de jon-
gens die door hen bezeten waren, in de richting van de deur van de kerk
zonder een enkel teken van aanbidding te geven. Na de opheffing begon
het spel, of de verstrooidheid weer opnieuw, dat wil zeggen elke bedien-
de nam zijn plaats weer in.
Als ge wilt dat ik u een uitleg van deze droom geef, luister dan.
Ik geloof dat hij de verschillende verstrooiingen weergeeft, onder sug-
gestie van de duivel, waaraan iedere jongen in de kerk onderworpen
wordt. Degenen die niet verdwijnen ten tijde van de elevatie, wijzen de
jongens aan die door de zonde bezeten zijn. Voor hen is het niet meer
nodig, dat de duivel hun voorwerpen laat zien om hen af te leiden. Ze
zijn al in zijn bezit. Hij doet daarom niets anders dan hen strelen;
deze jongens zijn niet meer in staat om te bidden."
De natuurlijke verstrooidheid onder de jongens die van vakantie
terugkwamen, het verlangen naar vrijheid, de herinnering aan de vlees-
potten van Egypte, waren in het begin van het jaar oorzaak dat enkelen
ontevreden werden. "Twee van hen", merkt de seminarist Bonetti op, "die
van welgestelde familie waren en zich niet wilden aanpassen aan hetleven
van het Oratorio, waren door hun ouders, die hun jongens verafgoodden,
ingeschreven in een modern college. Daar zouden ze, zeiden ze, vijf
gangen krijgen bij het middagmaal, drie bij het avondeten, ze zouden
naar danspartijen gebracht worden, naar theaters en naar andere verpo-
zingen van dien aard. Don Bosco had geprobeerd hen te overtuigen om te
blijven, en toen ze afscheid kwamen nemen, zei hij tot hen: "Weet wel
dat al die genoegens waarnaar jullie zo verlangen, niet jullie geluk
zullen kunnen uitmaken. Denk erom dat jullie een ziel hebben die gered
moet worden; dat, wanneer jullie ze redden, ze voor eeuwig gered zal
zijn; wanneer jullie ze verliezen, ze voor eeuwig zal verloren zijn.
God moge met jullie zijn. "
Toen hij het feit 's avonds aan de seminaristen vertelde, voegde
hij eraan toe: "Twee jongens van veertien jaar, opgevoed temidden van
zoveel verleidingen, waar zal dat op uitlopen?"
Dit gold stellig niet voor zoveel andere leerlingen, die steeds
toenamen in de heilige vreze Gods, zoals drie jongens die in het Orato-
rio geplaatst werden op verzoek van Mgr. Gentile, bisschop van Novara.
Dezen drukten in een brief van 23 november hun voldoening uit over de
goede resultaten die zij onder leiding van Don Bosco bereikt hadden. De
bisschop beval aan de dienaar Gods ook de priester Don Ferrabuco aan,
opdat hij, die een en al naastenliefde was, deze zou aansporen zich te
voegen naar de heilige Kerk, daar hij zonder voorafgaande toestemming
van zijn geestelijke overste, een kerkelijke bediening had gevraagd aan
de burgerlijke overheid en deze ook verkregen had.

80.2 Page 792

▲back to top
- VI/792 -
HOOFDSTUK
LXXVII
DE GALANTUOMO VOOR 1862 EN ZIJN VOORSPELLINGEN - DE
KATHOLIEKE LECTUUR VOOR DE KOMENDE JANUARI - ENKELE
INKLEDINGEN - KAPITTEL - VERGADERING EN AANNEMING VAN
LEDEN - EEN LEERLING DOOR DE KERSTNOVEEN GEDWONGEN ZICH
UIT HET ORATORIO TERUG TE TREKKEN - DON BOSCO LIJDEND AAN
BELROOS - DE LAATSTE DAG VAN 1861 - RAADGEVINGEN VAN DON
BOSCO VOOR ALLE JONGENS; ZIJN BELOFTE VAN EEN
BUITENGEWONE NIEUWJAARSWENS.
In december was het feestnummer voor de abonnees op de Katholieke
Lectuur gereedgekomen en het was de eerste dagen van januari gedrukt. Het
droeg enkel tot titel: Galantuomo Piëmontees-Lombardijnse almanak voor
het jaar 1862. De Galantuomo en zijn voorspellingen.
Het begon met verscheidene en merkwaardige landbouwgegevens. - De
aardappelcultuur en enkele middelen om deze te vermeerderen. - Over
fruitbomen; hoe ze te kweken, te enten en vrij te houden van mieren.
- Het onderhoud van bloemen.
Daarna stond er een lied in Piëmontees dialect, tegen de ondeugd
der dronkenschap, gevolgd door een mededeling voor de abonnees.
"
DE GALANTUOMO TOT ZIJN VRIENDEN
"
"
Voor de negende keer, beste vrienden, kom ik u een bezoek
" brengen, en als me geen boosaardig ongeluk treft, reken ik erop,
" u nog vele jaren te komen bezoeken. Die voorwaarde moet ik stel-
" len, omdat er een is die wat meer is dan ik, zelfs mijn baas is.
" Als deze wil, legt hij me in een ommezien het zwijgen op en stuurt
" hij me weg om een praatje te maken met de wormen op het kerkhof.
"
Tot nu toe echter leef ik nog, en mijn pruikstaartje leeft
" met mij. Het werd mij afgerukt door een kanonskogel in de slag van
" Solferino, maar al gauw was het weer aangegroeid en had het zijn
" vroegere, normale staat herkregen. Het doet me eveneens genoegen
" u allen nog gezond en wel aan te treffen. Dit zeg ik tot u met wie

80.3 Page 793

▲back to top
- VI/793 -
" ik spreek en niet tot degenen die zich een plaats onder de grond
" zijn gaan zoeken. Wees dus allen gelukkig, leeft nog vele jaren
" in gezondheid en opgewektheid, dit zijn uw dagen en die van uw
" vrienden.
"
Ik had me voorgenomen u mijn wederwaardigheden te vertellen
" in het vorige jaar, en dat zijn er vele, maar redenen van voor-
" zichtigheid en eerbied, nopen mij ertoe mijn verhalen uit te
" stellen tot rustiger tijden, waarin we niet meer bedreigd worden
" door noodweren, hagelbuien, wervelstormen en orkanen. Wees daarom
" zo vriendelijk u tevreden te stellen met de gewone dingen van de
" almanakken, en van de kalender waarin ge iets vindt over het le-
" ven van de heilige van de dag. Vervolgens zal ik u op de hoogte
" brengen van het opgaan en het ondergaan van zon en maan, van dag
" en nacht, aan de hand waarvan iedereen voor zichzelf gemakkelijk
" het uur zal kunnen vaststellen waarop hij moet gaan eten, drinken,
" slapen, rusten, lachen, wenen, spelen, wandelen al naar hij lust
" heeft en het nodig is.
"
Vervolgens is het mijn plicht u de voorspellingen van het
" afgelopen jaar te verklaren, waarop die van dit jaar zullen vol-
" gen. Ten aanzien van de voorspellingen wil ik u zeggen dat zij op
" de ene of op de andere manier steeds hun vervulling moeten vinden,
" daar de almanakken het recht hebben hun woorden steeds zo te ver-
" draaien als nodig is om altijd gelijk te hebben. Dit vastgesteld
" zijnde, ga ik aan het werk. De voorspellingen voor het afgelopen
" jaar 1861. - Ik heb u gezegd dat er in 1861 twee vooraanstaande
" personen uit de politieke wereld zouden verdwijnen. Uit de wereld
" van de politiek zijn verdwenen de groothertog van Tosane en de
" hertog van Modena. Er zijn dit jaar uit de wereld der levenden
" niet op zinnebeeldige wijze maar in de letterlijke zin van het
" woord twee vooraanstaande personen verdwenen en deze zijn graaf
" di Cavour die tot zijn vaderen vergaderd werd op 6 juni van het
" lopende jaar, en de koning van Portugal.
" U zult zien dat de wijn goedkoper wordt, maar het brood duurder.
" - Antwoord: Al degenen die eten en drinken weten uit ondervinding
" dat het brood duurder is geworden en de wijn goedkoper. In het
" afgelopen jaar geschiedde dat in allegorische zin, in dit jaar in
" letterlijke zin.
" Een dorp zal door een aardbeving yerwoest worden. - Iedereen weet
" wat er gebeurd is door de uitbarsting van de Vesuvius in het ko-
" ninkrijk Napels. Dicht bij die berg ligt een dorpje, dat Torre
" del Greco heet. Dat dorpje bestaat niet meer. De aardbeving van
" begin december van dit jaar, bewoog de wegen, pleinen en huizen
" zo hevig, dat de inwoners de vlucht moesten nemen om niet
" verpletterd te worden. Bovendien verspreidde de Vesuvius in
" diezelfde dagen verschrikkelijk veel lava, as, stenen en
" vreselijke vuurmassa's, bedekte en vernielde de buitenwijken van
" de bewoonde plaatsen en begroef degenen die niet tijdig konden
" vluchten in de afgronden en onder de brokstukken.
" Andere dorpen zullen verwoest worden door de droogte. - Iedereen

80.4 Page 794

▲back to top
- VI/794 -
" herinnert zich de buitengewone warmte van dit jaar. Sinds mensen-
" heugenis was iets dergelijks niet voorgekomen. Het zij voldoende
" te zeggen dat in vele plaatsen, provincies en koninkrijken in en
" buiten Italië, van april tot januari er geen regen meer viel waar-
" van men zeggen kan dat het land ermee besprenkeld kon worden.
" Thans nog - 1 januari 1862 - zijn er dorpen en steden waarvan de
" putten en fonteinen zonder water zijn, de velden verdorren, de
" grond en het zaaigoed verdrogen door gebrek aan de weldadige regen
" die men al zolang tevergeefs uit de hand van de Schepper verwacht.
"
"
De grote gebeurtenissen van 1861
"
"
De gebeurtenissen van dit jaar zijn talrijk en daar ze
" publiek zijn, zijn ze u en mij bekend, zodat ik er enige zal aan-
" wijzen,opdat ge er zelf over kunt oordelen en de vinger des Heren
" erin herkennen.
"
Een vreselijke droogte deed zich gevoelen in heel Italië
" en daarbuiten. Vele dorpen en hele steden waren verplicht met hun
" dieren tot op vijf mijl ver te gaan om ze te drenken.
"
De tweede oogst, dat wil zeggen, maïs, gierst, aardappe-
" len,bonen enz. zijn volkomen mislukt, kan men wel zeggen. Al onze
" kranten maakten en maken melding van verscheidene branden die on-
" noemeijke schade aangericht hebben. Van die welke er in Turijn
" zijn voorgekomen, mag ik alleen die in het huis Tarino noemen.
" Terwijl ik bij dat droevige schouwspel aanwezig was, heb ik her-
" haaldelijk horen zeggen: "De mensen mogen zeggen wat ze willen,
" maar zulke rampen zijn een gesel Gods."
"
En de opstand en de straatroverij in Napels?
"
Allen dachten dat een tiental mannen voldoende zouden zijn
" om Chiavone met zijn vijf of zes bandieten te verjagen of gevangen
" te nemen, maar intussen weten we, dat al ongeveer honderdduizend
" mannen daarheen gezonden zijn, van wie er velen gedood of gewond
" werden, velen ziek werden en men zegt mij, dat de zaak nog niet
" afgelopen is.
"
Velen troosten zich met de gedachte dat vele bandieten ge-
" dood of gegrepen en gefusilleerd zijn en dat hun aantal zodoende
" aanzienlijk verminderd is. Wat heb ik eraan als de bandieten ter
" dood gebracht worden, terwijl zo vele van onze verwanten en vrien-
" den eveneens het leven erbij inschieten? Het zou menigeen tot
" troost kunnen strekken, als de dood van hen de onzen het leven zou
" weergegeven hebben, maar zo gaat dat niet in zijn werk. Er hadden
" verwoede gevechten tussen beide partijen plaats. Er vielen doden
" en gewonden in beide partijen, en er is nog heel wat te doen voor
" beide partijen. Ook hier moeten we zeggen: Bellum Dei flagellum.
" De oorlog is een gesel die door God wordt toegelaten om de zonden
" van de mensen te bestraffen.
"
Ik zeg u in alle ernst, dat ik zou willen dat er noch een
" bandiet zou gedood worden, noch een van de onzen zelfs maar gewond
" werd, dat allen in vrede in hun huizen zouden leven, met hun ge-
" zinnen het land bebouwend, werkend in hun vak. Zodoende zouden ze

80.5 Page 795

▲back to top
- VI/795 -
" dan ook beter hun godsdienst kunnen beleven en de zondagen heili-
" gen en, als ze daar plezier in hebben, ook een kaartje leggen of
" tarocco spelen, of boccie, of, als ze niets anders te doen hebben
" een of ander feestje organiseren, iets opgewekts doen, een wande-
" ling maken of koffie drinken met familie en vrienden.
"
Het is een grote gebeurtenis, dat temidden van zoveel plan-
" nen en verlangens, de paus rustig in Rome is kunnen blijven en dat
" zijn betrekkingen met alle christelijke landen behouden zijn ge-
" bleven.
"
Met de paus staan de waarachtige katholieken verenigd onder
" leiding van hun bisschoppen, die één van hart en één van ziel de
" leer van de plaatsvervanger van Jezus Christus beoefenen, onder-
" richten en verdedigen.
"
Ook de verschrikkelijke uitbarsting van de Vesuvius is een
" grote gebeurtenis, alsook de voorgekomen droogte, de vreselijke
" koude die ons teistert en de schaarste die hand over hand
" toeneemt.
"
Ook de dood van de koning van Portugal is een grote gebeur-
" tenis. Men zegt dat hij kort tevoren met zijn ministers misprij-
" zend sprak over de excommunicatie als over een oud gewaad van geen
" enkele uitwerking. Intussen verliepen er enkele dagen en stierf
" zijn broer een bijna onvoorziene dood. Bijna op hetzelfde tijdstip
" eindigde de koning zelf op de prille leeftijd van 24 jaar, na
" nauwelijks enkele dagen van een hevige ziekte, zijn leven in hevi-
" ge krampen. Ernstige gebeurtenissen zijn ook de oorlogen in Ameri-
" ka, in Polen, in de Libanon, in Montenegro, doch geen enkel feit
" is zo treffend als de dood van Cavour.
"
Men weet dat hij de politieke draad in handen had van alle
" zaken. Zijn plotselinge dood belette hem zijn geheimen aan anderen
" mee te delen. Dat hij op een onverwacht tijdstip stierf deed de
" wereld ontstellen en dwong goeden en bozen te zeggen: hier is de
" hand van de Heer aan het werk die het leven geeft en neemt, van
" wie ook en wanneer hij wil.
"
Menigeen zal zeggen: "De zaken verdwijnen niet met Cavour
" in het graf."
"
Ook ik ben die mening toegedaan. Ik geloof en ben ervan
" overtuigd, dat de wereld niet vergaat, noch dat zij met Cavour in
" het graf zal verdwijnen, maar intussen is men door zijn dood de
" draad kwijt geraakt en thans raakt het politieke kluwen hoe lan-
" ger hoe meer verwikkeld. Er was er een die het andere einde van
" de draad in handen had, maar nu weet hij niet meer waar hij het
" ene eind aan moet vastmaken. Deze, die nog leeft, weet heel goed
" met de bal te spelen, maar op zijn eentje kan hij geen spelletje
" doen, en evenmin weet hij een vriend te vinden die hem wil of kan
" gezelschap houden.
"
Hier zijn we weer aan het punt gekomen van daarstraks, na-
" melijk dat de hand van God de geest van de mensen verstrooit.
"
Het zal verbazing wekken dat in 1861 de tijd van de vrede
" begonnen is. Toch is dat zo. De mensen zijn armzalige instrumenten
" van de goddelijke almacht. Zij doen vrijuit wat ze willen, maar

80.6 Page 796

▲back to top
- VI/796 -
" plots is het kompas verloren en weten ze niet meer waarheen...
" Er zal weer oorlog zijn... er zullen wanordelijkheden van een
" andere soort zijn, maar niemand kan de hand van God die onder ons
" werkt tegenhouden. Daarom zal de tijd komen, en hij zal niet lang
" uitblijven, dat iedere goede katholiek in vrede zal kunnen
" leven en zijn godsdienst belijden. Maar tegelijkertijd moet ik u
" zeggen dat de gebeurtenissen van 1861 slechts aanwijzingen zijn
" voor die welke in 1862 zullen volgen.
"
"
De gebeurtenissen in 1862
"
"
Hoewel de tijd van de vrede is ingetreden, is de stand van
" zaken van 1861 niets anders dan, zoals men zegt, de aanwijzing
" van wat er in 1862 zal gebeuren. Daarom zullen de kleine oorlo-
" gen die het afgelopen jaar begonnen, in dit jaar tamelijk gro-
" tere proporties aannemen, maar als driekwart van het jaar ver-
" lopen is, zullen de vijandelijkheden ophouden en de mensen die
" eerst als van hun zinnen beroofd te werk gingen, zullen hun lei-
" ders beginnen te kennen en een pas terug doen langs dezelfde weg
" waarlangs ze zolang onbezonnen en vruchteloos zijn gegaan. Maar
" wee degenen die men zal ontmoeten terwijl ze die stap terugzetten.
"
Een verschrikkelijke ziekte zal velen in dit jaar teiste-
" ren.Maar zij zal heel veel goed doen aan de zielen. Deze gesel zal
" men goed kunnen verzachten als de mensen de zondagen beter heili-
" gen.
"
Er zal dorst komen, honger en zweren, om de vloeken te be-
" straffen die dagelijks geuit worden tegen de naam van God, tegen
" de godsdienst. Wee de vloekers! Ze zullen berouw krijgen om mede-
" lijden mee te hebben.
"
Tot een zeker punt van het jaar mag men wel vrezen voor
" de vruchten der aarde, waarvan er inderdaad veel zullen ver-
" woest worden, maar na twee derde van het jaar zal er geen gevaar
" voor schaarste meer bestaan.
"
Thans moet ik u nog iets heel belangrijks zeggen. Wees
" aandachtig en probeer het te begrijpen. Er is een verschrikkelijke
" worm die rondgaat en aan het leven van de mensen knaagt. Velen
" proberen hem aan te vallen en te doden, maar tevergeefs, niemand
" kan hem tot staan brengen. Afgelopen jaar heeft hij van velen de
" hersens verslonden, zodat ze zelf waanzinnig werden, bovendien
" baande hij zich een weg langs de ruggengraat van een groot man
" en vrat zich door tot in zijn hersens; dat was de oorzaak van
" zijn dood.
"
Thans is hij al doorgedrongen in de ruggengraat van enke-
" len, die zich, dwaas genoeg, leiders van de wereld wanen. De
" helft ervan is al verteerd; de uitwerkingen ervan zult ge in dit
" jaar zien.
"
Ik zou u nog veel willen vertellen, maar de voorzichtigheid
" zegt mij dat het genoeg is, en daarom beperk ik me tot het toe-
" voegen van enkele oude voorspellingen die betrekking hebben op
" onze tijd.

80.7 Page 797

▲back to top
- VI/797-
De almanak bevatte een voorspelling, op schrift gesteld door een
arme boerenzoon uit Vlaanderen, gedaan in 1792.
Hij eindigde met de mededeling: Uitdeling bij gelegenheid van het
veertigurengebed in de kerken van de stad Turijn.
Behalve de Galantuomo had Paravia voor januari 1862 de aflevering
gereed: Devoties van de zeven zondagen, toegewijd aan de verering der
smarten en vreugden van de H. Jozef met volle aflaat iedere zondag, door
P. Ughet. Vertaling van Giuseppina Pellico.
Op de gebruikelijke manier en met de gewone godsvrucht werd intus-
sen in het Oratorio de feestdag van 8 december gevierd. Voor de vespers
loste Don Bosco zijn belofte van mei in. Hij had gezorgd voor een prach-
tig cementen beeld van Maria Onbevlekt Ontvangen. De aannemer Carlo Buz-
zetti bevestigde het op de top van de voorgevel, nabij de door de blik-
sem getroffen plaats, en daarvoor plaatste hij een stevige balustrade.
Don Bosco klom tot die hoogte naar boven, gekleed met superplie en stola,
omgeven door een schare seminaristen en zegende het beeld plechtig in.
Daarna hield hij vanaf dat balkon, dat stellig de hoogste preekstoel van
de wereld was, voor zijn jongens, die op de eronder gelegen speelplaats
verzameld waren, een korte toespraak, waarin hij hun warm aanspoorde de
grote Moeder Gods steeds te vereren, te beminnen en vertrouwen in haar
te stellen. Na zijn toespraak zette hij van daarboven de lofzang in: Lo-
date Maria o lingue fedeli: en de jongens zongen tot het einde toe met
hem mee, met een onbeschrijflijke overgave, begeleid door de muziekkapel,
die als om strijd op haar beurt de lucht deed schallen van haar muziek
ter ere van onze hemelse Beschermster en uit dankbaarheid tegenover Haar.
De jongens die op deze dag het geestelijke kleed aannamen: Jarach,
Costanzo, Mignone en Murra. Mgr. Gianotti, bisschop van Saluzzo en de
bisschoppen van verscheidene diocesen hadden Don Bosco gemachtigd en ge-
delegeerd om de priesterkledij te wijden en deze en verscheidene andere
jongens voor rekening van hun diocesen in te kleden. De jonge Paolo Al-
bera was ingekleed te None, op 29 oktober door de pastoor, de theoloog
Abrate, pastoordeken.
Ook de Congregatie kreeg weer nieuwe leden. De notulen van het ka-
pittel vermelden:
"
Op 15 december 1861, onderwierp de rector van de Congrega-
" tie van de H. Franciscus van Sales, na het kapittel verzameld te
" hebben en gezamenlijk de hulp van de Heilige Geest te hebben inge-
" roepen, enkele jongens aan een stemming, te weten: Giuseppe Do,
" student, zoon van wijlen Giovanni uit Vigone en Giuseppe Mignone,
" seminarist, zoon van Felice te Mazzè. Beiden verkregen algemene
" stemmen en werden tot de Congregatie toegelaten.

80.8 Page 798

▲back to top
- VI/798 -
De noveen voor het kerstfeest begon, en gedurende het verloop daar-
van hernieuwde zich het feit van het vrijwillige vertrek uit het Oratorio
van degene die geen goed voorbeeld was voor zijn kameraden.
In 1861 had de jongen Ric..., die sinds enkele maanden in het Orato-
rio vertoefde, niet meer willen gaan biechten.
Wanneer hij de trappen afging en Don Bosco naar boven zag komen,
draaide hij zich onmiddellijk om en, over de gang snellend, haastte hij
zich dan langs een andere trap naar beneden.
Zelfs niet één keer kon Don Bosco hem te pakken krijgen, hoewel hij
alles in het werk stelde om hem te spreken, door ook goede kameraden op
hem af te sturen die hem bij hem zouden brengen.
Maar op de vooravond van Kerstmis, voelde Ric... een hevige pijn in
zijn rug en begon hij, ten prooi aan razernij, te schreeuwen dat de dui-
vels rondom zijn bed stonden, dat die hem bang maakten en dat ze hem mee-
sleurden. Zijn angstig geschreeuw was in heel het huis te horen. Vervol-
gens, ten prooi aan een steeds grotere angst, begon hij een afschuwelijk
verhaal te vertellen. De assistent, de seminarist Giuseppe Bongiovanni,
beval alle jongens van de zaal, die door het geschreeuw wakker geworden
waren, dat ze hun oren moesten dichthouden. 's Morgens was de koorts een
beetje minder geworden, maar Ric... toen hij wist welke onthullingen hij
die nacht in zijn aanval van delirium gedaan had, ontvluchtte, ziek als
hij was, het huis en liet zich niet meer zien en nooit hoorde men nog
iets over hem.
Don Domenico Belmonte was getuige van dit voorval.
Toen Kerstmis achter de rug was, werd Don Bosco, zoals Don Ruffi-
no vertelt, ziek ten gevolge van belroos en hield enkele dagen het bed.
De laatste dag van het jaar 1861 voelde hij zich beter. 's Avonds zei hij
dat hij naar beneden wilde komen. Dat leek allen gewaagd. Hij kwam toch
van zijn kamer en beklom de katheder om volgens gewoonte het algemene
nieuwjaarsgeschenk te geven aan al de applaudisserende jongens en hij be-
gon, volgens de kroniek van Don Bonetti, zijn toespraak aldus:
"
"Ik ben naar beneden willen komen om jullie te zien en
" om deze avond tot jullie te spreken, omdat ik ervan overtuigd ben,
" dat, als ik niet gekomen was, ik jullie dit jaar niet meer zou
" gezien hebben, noch gesproken (gelach). Het jaar 1861 is afgelo-
" pen. Zij die het goed hebben doorgebracht, voelen zich thans op-
" gewekt. De anderen kunnen het betreuren, maar dit jaar kunnen ze
" niet meer terugkrijgen. De tijd gaat onherroepelijk voorbij: fugit
" irreparabile tempus. Ik ben gewoon ieder jaar, op de laatste dag,
" aan mijn zonen enkele vermaningen te geven voor het jaar dat komt.
" Ziehier die welke ik jullie geef voor 1862.
"
Stel u nadrukkelijk tot taak om goed de h. mis te horen en

80.9 Page 799

▲back to top
- VI/799 -
" laat ieder voor zich ervoor zorgen het godvruchtig bijwonen daar-
" van te bevorderen. Dit jaar heb ik er grote behoefte aan dat gij
" allen doet wat ik u aanbeveel en het gaat mij zeer aan het hart of
" het onderhouden wordt of niet. We worden bedreigd door grote ram-
" pen. De h. mis is het grote middel om de toorn van God te doen
" bedaren en de kastijdingen verre van ons te houden. Daarom worde
" ook de heel goede raad in praktijk gebracht van het heilig Conci-
" lie van Trente om telkens als wij de heilige mis bijwonen ervoor
" te zorgen, dat in een zodanige staat te doen dat wij kunnen commu-
" niceren, om zodoende veel beter deel te nemen aan dit verheven of-
" fer. Iedereen doe zijn uiterste best om de plichten van zijn staat
" naar best vermogen te vervullen, te beginnen met diegenen die een
" taak hebben in het huls. De een zal zaalhoofd zijn, of leider van
" de studiezaal, de werkplaats of hoofd van de tafel: welnu, ieder-
" een legge er zich op toe, zoveel als in zijn vermogen is, zijn
" taak goed te vervullen. Maar hoewel ik dit dus aanbeveel aan de-
" genen die op de een of andere manier tot de oversten behoren, wil
" ik niet vergeten de ondergeschikten aan te sporen tot gehoorzaam-
" heid en onderworpenheid. Wanneer ge dat doet, zal alles ordelijk
" gaan en zullen we een jaar krijgen van vrede en rust. Ik wens ver-
" volgens de vakjongens toe dat zij zich aan de studie van hun be-
" roep zullen kunnen wijden en bekwaam worden om op een eervolle
" manier hun brood te verdienen in het zweet van hun aanschijn; nog
" grotere ijver wens ik hun voor het heil van hun ziel. De studenten
" wens ik toe dat zij de profane wetenschap in zich kunnen opnemen,
" zonder de wetenschap der heiligen te vergeten. Maar wat wensen
" jullie Don Bosco? Ik meen in uw harten het vurige verlangen te
" zien dat ik vele jaren zal leven. En die wens van jullie aanvaard
" ik van ganser harte. Ook ik wens u vele en gelukkige jaren. Maar
" kan ik u de verzekering geven dat deze, mijn wens voor u allen
" zijn uitwerking zal hebben? 0, neen! Misschien zijn wij op het
" einde van 1862 niet meer allemaal in leven. Verleden jaar, op die-
" zelfde avond, hebben we gezegd, dat wij misschien op deze dag van
" heden niet allen meer in leven zouden zijn. Toen was ook Martino
" bij ons en hij zei eveneens: 'Wie weet wie het zijn zal die naar
" het andere leven zal moeten gaan? En hij zal wel nooit gedacht
" hebben dat hij het zou zijn. En toch was dat zo. Hij bereikte
" bijna het einde van het jaar, en toen moest hij ongeveer op de
" 26ste van de lopende maand vertrekken. Met hem gingen heen een
" Maffei, een Quaranta, een Roggero. Hoewel we het afgelopen jaar
" met een kleiner aantal waren en er niettemin vier onder ons ont-
" breken, zullen we dan kunnen hopen dat wij allen het volgende jaar
" nog op deze wereld zullen zijn, nu we met meer zijn? Laten wij ons
" allen gereed houden, opdat de dood, wanneer hij ons op de schou-
" ders springt, ons bereid vinde om rustig naar de eeuwigheid te
" vertrekken. Wat ik jullie allen thans gezegd heb, zeg ik voor al-
" len in het algemeen.
"
Maar op de laatste dagen van andere jaren had ik, na de
" algemene wens gewoonlijk ook nog een te geven aan iedereen in het
" bijzonder. En zal ik dat ook dit jaar doen? Jawel, ik zal het

80.10 Page 800

▲back to top
- VI/800 -
" doen op een manier, dat men na het bestaan van het Oratorio iets
" dergelijks niet meer begrijpt. Het is iets vreemds en buitenge-
" woons daarom kan ik jullie nog niets zeggen vóór morgen. Bid voor
" mijn intentie en ge zult zien dat het iets zal zijn dat dit gebed
" verdiende. Morgenavond zal ik jullie dan alles zeggen. Intussen
" wens ik u allen goedenacht.
Met deze toespraak besloot Don Bosco het jaar. Maar zijn woorden
van de laatste dag en avond van 1861 moesten de aanleiding zijn tot die
welke hij zou uitspreken op de eerste dag en avond van 1862. De eer en
de barmhartigheid van God, de goedheid van Maria, de redding van de zie-
len, weerklonken ieder ogenblik uit die liefdevolle mond die ze voor
klein en groot verkondigde. Zijn stem verenigde zich met het koor van
heel het universum: Dies diei eructat verbum et nox nocti ïndicat scien-
tiam.

81 Pages 801-810

▲back to top

81.1 Page 801

▲back to top
- VI/801 -
NOTITIES
Collegio degli Artgianelli te Turijn: Hierover staat in het "Calendario
generale del Regno pel 1855", blz. 649 het volgende: "da alcuni
anni a questa partei l sacerdote Giovanni Cocchi, spinto da lode-
vole e filantropico zelo, seco giunti i non meno bene emeriti
teologi Roberto Murialdo, Giacinto Tasca e Antonio Bosio fondarono
in questa città un associazione di carita, raccogliendo azioni ed
altre elemosine nello scopo di aprire un Istituto sotto la deno-
minazione di Collegio degli Artigianelli per ricoverare, soccorrere
ed avviare in qualche professione, e specialmente nell agricultura,
i poveri giovani abbandonati.
Una simile Istituzione, unica, fin ora in Piemonte, è senza
dubbio delle più utili; e la pubblica e privata beneficenza non
mancheranno di venire in suo aiuto, come già se ne hanno per passa-
te esperienze convincenti prove.
Di fatto, dopo poco più di quattro anni di esistenza, oltre
ad ottanta giovani sono ricoverati nella Casa Madre di Torino, ove
questi poveri Tapini ricevono vitto, vestito ed allogio e mezzi
d'imparare un arte o mestiere, non che un'educazione fisica, morale
ed intellettuale; ed altri venticinque vengono tenuti nel podere da
poco acquistato in Moncucco ove si è aperta une scuola agricola per
i più teneri di età ed al tutto si provvede colle azioni e con al-
tre elemosine e soccorsi che i zelanti fondatori e promotori della
Società, per la fiducia che inspiarno, trovano mezzi di procurarsi,
non che col tenue prodotto del lavoro degli stessi ricoverati.
Il suddetto pio Istituto venne con R. Decreto 18 dicembre 1853
approvato definitivamente e dispensato dall'osservanza delle regole
di contabilità durante la vita dei fondatori e promotori anzi nomi-
nati, e finchè ne riterranno personalmente ed esclusivamente
l'amministrazione.
Excommunicatie van Vittorio Emanuele II en Napoleon III: de bulle van
Pius IX "Cum Catholica Ecclesia", 26 maart 1860 excommuniceerde de
invallers van de pauselijke Staat niet, maar beperkte zich tot het
verklaren (zoals later in cc. 2345-2349 sinds 1917 in de Codex van
het kerkelijke wetboek werd opgenomen als: excommunicatio declara-
ta) dat de invallers in de kerkelijke Staat de censuur van de ex-
communicatie hadden opgelopen, waarmee de heilige canons, decreten,
constituties van de concilies al degenen straften die zelf of door
anderen kerkelijke goederen of rechten, toebehorend aan de H. Stoel
of aan een of andere parochie wederrechtelijk in bezit namen. Het
is dus niet te verwonderen dat de invallers in de kerkelijke Staat
die straf opliepen: nl. enkele dagen nadat

81.2 Page 802

▲back to top
- VI/802 -
door een z.g. plebisciet in de Romagna Vittorio Emanuele de aan-
hechting definitief en onherroepelijk gemaakt had, welke situatie
gerijpt was door politieke en militaire gebeurtenissen van de
vorige maanden.
De bulle trof zonder twijfel ook Vittorio Emanuele en Na-
poleon III al werden hun namen niet vernoemd. Aan koning Vittorio
E. zond Pius IX een brief, 2 april 1860, met uitleg over de doen-
wijze, samen met een vaderlijke oproep en pastorale bezorgdheid.
Frasinetti: Giuseppe, stichter van de Figli di Maria Immaculata, O te
Genua, er + 2 januari 1868, broer van Paola F., stichteres van de
Suore Dorotee, priester gewijd in 1827. Oefende pastorale ministe-
ries uit te San Pietro di Quinto al Mare, daarna in de parochie
van S. Sabina te Genua, waar hij in 1839 gekozen werd tot priore-
pastoor en het bleef tot zijn dood. Men noemde hem de Italiaanse
Curato d'Ars. Schrijver van ascetische boeken en moraaltheologie.
Zijn zaak werd ingediend bij de h. Congregatie. Meer dan 100 wer-
ken, verzameld door G. Cappuro, priester.
Mora (ook morra) : volks raadspel met vinger opsteken tussen 2 spelers.
Elk om beurt is spelleider: op hetzelfde ogenblik zegt hij een
getal tussen 2 en 10, toont zelf een aantal vingers en de mede-
speler moet, om te winnen, het aantal vingers tonen dat het com-
plement is van het aantal vingers van de leider, om het genoemde
getal te bekomen. Bijvoorbeeld: leider toont 3 vingers en zegt
het getal 4; de andere moet 1 vinger tonen. (CERRUTI-ROSTAGNO :
"Vocabulario della lingua Italiana" SEI, Torino, 1941, blz. 1681).
(Zie Memorie, deel II, blz. 369).
Vincentius: Sint. In Italië is hij genoemd, geschreven en gedrukt nu
eens de Paoli, dan de Paulis, dan weer di Paolo, en niemand gaf
zich rekenschap dat de Paul van het frans, vertaald in het Ita-
liaans moest zijn di Paolo, overeenkomstig met de Latijnse ver-
sie a Paulo door de Kerk aangenomen. (Cfr. Kroniekboek: "La
Congrégatione della Missione in Italia, 1640-1835", Parigi, Tip.
Pillet e Dumoulin, 1884, 661 blz. zie noot I, blz. I).

81.3 Page 803

▲back to top
INHOUDSTAFEL
Eerste Hoofdstuk:
1858 - Wie was Don Bosco? Zijn beminnelijkheid door de
leerlingen beantwoord - Als arme heeft hij een voorkeur
voor de armen - Deugd van Michele Magone; zijn
vertrouwen op de H. Maagd; zijn naastenliefde -zijn
brief aan Don Bosco - vijf waarschuwingen voor de
jongens om de deugd van zuiverheid te bewaren - De witte
zakdoek - Preek over de deugd van gehoor- zaamheid -
Drie afbeeldingen van de Madonna - Katho-
lieke Lectuur.
Tweede Hoofdstuk:
Daden van Pius IX verteld aan de jongens - Het feest
van de H. Johannes de Doper door de edelmoedigheid
van de paus in de drie zondagsoratoria met een
feestmaal gevierd - Het feest van de H. Aloysius en
het artikel in de Armonia van graaf di Camburzano -
De geheimen van een geweten onthuld - Katholieke
Lectuur: Porta teco cristiano - Don Bosco overweegtnaar
Rome terug te keren - Brief van graaf De Maistre.
Derde Hoofdstuk:
Bekeringen in het stervensuur.
Vierde Hoofdstuk:
Het aantal leerlingen van het Oratorio - Brief van Don
Bosco aan de seminarist Rua te San Ignazio - Een komeet en
voorspelling van rampen over Italië - Twee nummers van de
Katholieke Lectuur - Uitgravingen on- der de kerk voor een
nieuwe refter - Huur en herstellingswerkzaamheden voor het
Oratorio van Vanchiglia -Don Bosco gaat preken in
Palasazzo bij Cuneo - Hij kondigt de omzendbrief van de
vicaris-kardinaal aan, waarin de Katholieke Lectuur wordt
aanbevolen - De omzendbrief van de kardinaal - Een
feestelijkheid en een bedevaart naar Onze-Lieve-Vrouw van
Campagna -Don Bosco voorspelt een leerling van de
regeringsscholen dat hij priester zal worden - Zonderlinge
opneming
van Francesco Provera in het Oratorio.
Vijfde Hoofdstuk:
Het leven van de H. Paus Callistus I in de Katholieke
Lectuur - Verering van de leerlingen van Don Bosco voor
Mgr. Fransoni - Michele Magone en de gevaren die hij in
Bladzijde
5
18
29
34

81.4 Page 804

▲back to top
Bladzijde
de vakantie loopt - De herfsttocht - Gastvrije ontvangst in
Chieri - Erkentelijkheid van Magone jegens zijn weldoeners en
jegens Don Bosco - Schikkingen - Nederige gebeden tot God en
tranen van Magone - Het feest van de H. Rozenkrans - Uitstap-
jes naar verschillende dorpjes in de buurt van Morialdo -
Bezoek aan het graf van Domenico Savio en maaltijd bij de
theoloog Cinzano - Terugkeer in Turijn - Een verzoek tot de
minister van oorlog ter verkrijging van kledingstukken die
door de militaire magazijnen niet meer gebruikt worden -
Verzoek om subsidie aan de Stichting van de H.Paulus,
ter bestrijding van de kosten van het souter-rain onder
de kerk - Preek over de deugd van zuiverheid.
42
Zesde Hoofdstuk:
Don Bosco zendt enkele studenten naar Cottolengo - De
eerste drie gymnasiale klassen in het Oratorio -
Waarschuwingen tot de leraren en assistenten - Toespraak
tot al de seminaristen - Voortdurende en verstandige as-
sistentie voor de leerlingen - De jongens rond Don Bosco
als hij de maaltijd gebruikt - De filosofieklassen en een
moeilijkheid - De eeuwige beginselen bij de jongens in
herinnering gebracht - Het leven van de pausen verteld
vanaf de preekstoel - Preek over de H. Cecilia - Dood van
de priester Aporti.
54
Zevende Hoofdstuk:
Katholieke Lectuur - Noveen van voorbereiding op het
kerstfeest, opgesteld door de zalige Sebastiano Valfrè -
Aanwijzingen over de manier om deze noveen met vrucht te
volgen - Omzendbrief van de bisschop van Saluzzo en van
de aartsbisschop van Vercelli ten gunste van de Katholieke
Lectuur - De verschijning van Maria te Lourdes - De noveen
van de Onbevlekte Ontvangenis in het Oratorio.
66
Achtste Hoofdstuk:
Het avondpreekje - Don Bosco op het spreekgestoelte -
Zijn welsprekendheid - Poging om stof te geven aan de
fantasie van de jongens - Toespraken in de maand december
- Napoleon: de catechismus en de eerste communie -
Gregorius van Nazianze, Basilius de Grote en Julianus de
Afvallige aan de studie in Athene - Zijn fouten en gebre-
ken bij het lezen verbeteren - Niet hovaardig worden door
de roem en zich rustig en geduldig tonen tegenover beris-
pingen - Een overwinning op het menselijk opzicht beloond -
Zich niet schamen om aan God gehoorzaam te zijn - Na een
preekje - Zaal bestemd voor toneelvoorstellingen.
73

81.5 Page 805

▲back to top
Bladzijde
Negende Hoofdstuk:
Onverstandige uitroeping van een moeder - Priesterwijding van
Don Rocchietti - Edelmoedige liefde van Don Bosco -Kerstmis:
Don Bosco kondigt aan dat hij op vijftigjarige leeftijd zal
ophouden te leven indien de jongens niet voor hem bidden -
Antwoord van Don Bosco op de wensen van de seminarist Ruffino
- Zijn waarschuwingen en raadgevingen tot de leerlingen op
de laatste dag van het jaar: hij
kondigt aan dat een
van hen vóór carnaval zal sterven -
De dodenlijst.
84
Tiende Hoofdstuk:
1859 - De voorspellingen van Don Bosco worden bewaarheid –
Ziekte, heilige dood en begrafenis van Michele Magone -
Nieuwe beschikkingen verkregen van de pastoor voor de be-
grafenis van jongens uit het Oratorio - Het feest van de
H. Franciscus van Sales - Costanzo Berardi sterft - Een oud
document dat de lof spreekt van Don Bosco - Zijn inscrip-
tie voor het graf van de vader van Don Chiatellino.
Elfde Hoofdstuk:
Piëmont is voorbereid op de oorlog tegen Oostenrijk -
Door een vergeetachtigheid zijn twee seminaristen van het
Oratorio niet opgenomen onder degenen die vrijgesteld
zijn van militaire dienst - Een uitkomst brengend advies
aan Don Bosco van de Minister van Cultuur - Het recht van
vrijstelling wordt aan de twee seminaristen verleend - Een
ronselaar voor vrijwilligers in het Oratorio.
90
100
Twaalfde Hoofdstuk:
Katholieke Lectuur: het leven van Domenico Savio - Hoe Don
Bosco het veelvuldig communiceren regelt - De leerlingen
van het Oratorio, onbevooroordeelde getuigen van de
handelingen van Don Bosco - Zijn gedenkwaardige weerlegging
van tegenspraken geuit tegen de biografie van Domenico
Savio - Het leven de h. paus Urbanus I - De vicaris-
generaal van Turijn beveelt in een brief aan de pastoors de
Katholieke Lectuur aan - Brief aan Don Bosco van de
kardinaal-aartsbisschop van Bologna - Een uitleg
van het evangelie gepreekt door Don Bosco.
108
Dertiende Hoofdstuk:
De vasten - Het oratorio van de H. Aloysius: beroemde
catechisten: ijver en edelmoedigheid van de theol.
Murialdo; de dagscholen; de leraren; de minst ontwikkel-
de jongens worden aangespoord om bij Don Bosco te biechten;
lessen en reglement voor de instrumentale muziek die nader-
hand wordt uitgevoerd - Het Oratorio van Vanchiglia

81.6 Page 806

▲back to top
het theater - Het Oratorio van Valdocco: Don Bosco
schenkt een kruis aan een adellijke catechist: deugden
van de meester der dagschool: de wandeling van de ora-
toriobewoners zeldzamer en korter; oorzaak van de ver-
mindering van deze jongens - Stichting van het Oratorio
van de H. Jozef - De bisschop van Nice geeft catechismus-
les in Valdocco - Don Bosco op zoek naar jongens, om hen
tot biechten aan te sporen - Een ziek jongetje, door Don
Bosco opgezocht, haalt zijn ouders ertoe over zich met
God te verzoenen - De katholieken voortdurend belaagd
door de protestanten - Berouw van een koper van ketterse
boeken - Katholieke Lectuur: aanwijzingen voor de abon-
nees - Don Bosco delgt zijn oude schuld bij de Rosminia-
nen - Zijn afkeer van processen.
Bladzijde
117
Veertiende Hoofdstuk:
Don Bosco, instrument in de hand van God - Zijn vertrou-
wen in de goddelijke Voorzienigheid en hoe hij zich op
haar verlaat - De jongens aangespoord om te bidden om
voor het Oratorio hulp te verkrijgen in materiële noden
- Wonderbare uitwerkingen van hun gebed - Edelmoedige en
providentiële aalmoezen van de rijken - Bijdragen van de
armen - Enkele feiten.
127
Vijftiende Hoofdstuk:
De verschillende broederschappen in het Oratorio – Ver-
lies van hun notulen - Twee conferenties van Don Bosco
gehouden voor de broederschap van het H. Sacrament -
Noodzaak van een nieuwe broederschap voor de ambachts-
jongens - Een jongen bekeerd door het gebed ter ere van
de H. Jozef - Godsvrucht van Don Bosco tot deze h.
Patriarch - Giuseppina Pellico vertaalt voor Don Bosco
de zeven zondagen van de H. Jozef uit het Frans - Oprich-
ting van de broederschap van de H. Jozef en haar reglement
- Verheugende resultaten - Don Bosco belooft een van zijn
ambachtsjongens aan een beginnend liefdadigheidswerk - De
seminaristen steunpilaren van de broederschappen - Twee
brieven van Don Bosco aan de rector van het seminarie enzijn
oordeel over het gedrag van enkele seminaristen.
137
Zestiende Hoofdstuk:
Enkele richtlijnen voor het onderricht in de christelijke
leer - Bestudering en verklaring van het nieuwe testament:
lessen in gewijde welsprekendheid; de onvoorbereide predikant
- de les van de ceremonieën - verschillende wekelijkse
conferenties voor al de studenten - Onderrichting over het
goed gedrag en het voordeel daarvan - Don Bosco het toon-

81.7 Page 807

▲back to top
Bladzijde
beeld van volmaakte opvoeding - Beleefdheid en naastenlief-
de bij het spreken en het vermanen - Zwijgen en nadenken als
de geest opgewonden is: een belachelijke uitval van woede -
Goede manieren bij alles wat men doet: Don Bosco en het
bokspringen - De kiesheid waarmee Don Bosco enkele jongens
opmerkzaam maakt op sommige lompe handelingen - Hoffelijk-
heden bij het ontvangen van bezoekers - Ontwerp van een
blijspel dat goede manieren bijbrengt - Wat de jongens er-
bij winnen door de aansporingen van Don Bosco te volgen -
Lofrede.
151
Zeventiende Hoofdstuk:
Oorlogsvoorbereidsel tegen Oostenrijk in Piëmont - Het
Convitto Ecclesiastico wordt militair hospitaal - Don
Cafasso raadt zijn leerlingen aan zich niet in politieke
vraagstukken te mengen - De vastencatechismus verstoord
door de oorlogsopwinding onder de externe jongens - Don
Bosco maakt een einde aan een gevecht met stenen - Drie
nummers van de Katholieke Lectuur - De aartsbisschop van
Genua en de bisschoppen van Mondovi en Cuneo bevelen deze
lectuur aan hun diocesanen aan - Door Domenico Savio ver-
kregen genade - Brief van Don Bosco aan een pastoor van
het diocees Asti - Overheidsinspectie in het Oratorio
voor de onderbrenging van militairen - De oorlog wordt
verklaard en het Franse leger komt in Italië - Turijn
door de Oostenrijkers bedreigd: Don Bosco zegt zijn
jongens dat ze niet bevreesd hoeven te zijn - De vierde
grote loterij van Don Bosco en twee circulaires - Don
Bosco kondigt zijn leerlingen de bouw van een grote
koepelkerk in het Oratorio aan - Een plaats van de
rupsen bevrijd.
163
Achttiende Hoofdstuk:
De Fransen in Turijn - Droefheid van Don Bosco - De eerste
gevechten - Montebello, Palestro, Magenta - De Oostenrijk-
se gekwetsten in het Convitto Ecclesiastico - Don Bosco
met de Turcos te Collegno - Samenzweringen en opstanden in
de hertogdommen en in de kerkelijke staat - De zondagen in
het Oratorio: erkentelijkheid jegens Don Bosco en de le-
raren - Christelijke scholen en werkplaatsen.
173
Negentiende Hoofdstuk:
De slag van Solferino - Don Bosco voorspelt dat er een
vredesverdrag op handen is - Herdruk van de Geschiedenis
van Italië - Brief van de burgemeester van Turijn die een
exemplaar ervan als geschenk aanvaardt - Katholieke Lec-
tuur: Het leven van de hh. pausen Pontianus, Anterus en
Fabianus

81.8 Page 808

▲back to top
- Een verloren zoon door Don Bosco naar het ouder-
lijke huis teruggebracht - Zijn raadgevingen tot een
jongen over de verstandige manier om bepaalde boeken te
lezen.
Bladzijde
180
Twintigste Hoofdstuk:
Een ontmoeting van Don Bosco te Troffarello - Twee voor-
spellingen - Twee afleveringen van de Katholieke Lectuur -
Subsidies van de Koning en van de Minister van Binnenland-
se Zaken - Bouw van scholen; wasgelegenheid en houtloods -
Don Bosco met de jongens in de Becchi - De wandelingen:
vastgesteld programma; voorzorgsmaatregelen; marsen, de ge-
schiedenis van de dorpen, vrolijke voorvallen, binnenkomst
in een groot dorp, gastvrijheid, komische taferelen, de
kerkdiensten, het theater, het afscheid, edelmoedige aard
van Don Bosco, onvoorziene ontmoetingen - Men gaat naar
Maretto - Aankomst in villa San Secondo - Het leed van een
pastoor - Bezoek aan Corsione, Cossombrato en Rinco - Feest
van Onze-Lieve-Vrouw van genaden - Het theater en een voor-
komen bal - Feest van het moederschap van de H. Maagd -
Vertrek uit Villa San Secondo - Oponthoud te Piea – Nachte-
lijke reis - Aankomst in de Becchi - Een jongen zoekgeraakt
- Bezoek aan het graf van Domenico Savio - Terugkeer in het
Oratorio.
190
Eenentwintigste Hoofdstuk:
Don Bosco brengt aan Koning Vittorio Emanuele een brief over
van Pius IX - De geestelijkheid buiten de provinciale
besturen en de gemeenteraden gesloten - Een artikel in de
Gazzetta del Popolo tegen de Geschiedenis van Italië van
Don Bosco - Het oordeel van Nicolo Tommaseo en van de
Civiltà Cattolica over die geschiedenis - Katholieke Lec-
tuur: De vervolgingen van Decius en de h. paus Cornelius -
Enkele belangrijke inkledingen.
207
Tweeëntwintigste Hoofdstuk:
Seminaristen van het aartsbisdom in het Oratorio - Alle
gymnasiumklassen in huis ondergebracht - opmerkelijke op-
neming van enkele leerlingen - Het hospitium vol jongens
- Betuiging van deelneming aan de paus - Voorgevoelens van
algemene rampen - Droom: het marmotje - Middelen om lang
te leven - Noodzakelijke gaven van een collegedirecteur -
De uitwerking van een woord en een blik van Don Bosco -
Vrees voor misbruiken en toegevingen - Vastbeslotenheid
van Don Bosco in het wegzenden van een ergernisgever en
bij het berispen van een ongehoorzame - Het muziekkorps
wordt ontbonden en opnieuw samengesteld - Verzoek om kle-
dingstukken aan de Minister van Oorlog.
217

81.9 Page 809

▲back to top
Bladzijde
Drieëntwintigste Hoofdstuk:
De wet-Casati - Een genezing door bemiddeling van Domenico
Savio verkregen - Noveen tot de Onbevlekte Ontvangenis -
Avondpreekjes van Don Bosco: aankondiging van de noveen -
Goede raad geven aan de kameraden - Bezoek aan het H. Sacra-
ment - Vertrouwen in de oversten - Ernst bij het biechten -
Gedenkwaardige vermaning van Don Bosco.
228
Vierentwintigste Hoofdstuk:
Beraadslagingen van Don Bosco met diegenen van zijn mede-
werkers van wie hij hoopt dat zij in het Oratorio zullen
blijven: met weinigen te zijn en arm te zijn is geen be-
letsel om grote dingen tot stand te brengen - Het loon der
gehoorzaamheid - Niemand is profeet in zijn eigen land -Don
Bosco stelt zijn medewerkers voor een kloostercongregatie te
stichten - Commentaren, voorspellingen en besluiten - De
Congregatie van de H. Fr. van Sales wordt gesticht -
Proces-verbaal van de plechtige afkondiging van de eerste
rector en van de verkiezing der leden van het eerste ka-
pittel of raad.
239
Vijfentwintigste Hoofdstuk:
Kritiek op Don Bosco: vanwege de veelvuldige communie van
zijn jongens; vanwege zijn leraren die niet de scholen van
het seminarie bezoeken; vanwege de theologische studiën die
onvoldoende geacht worden - Vrees dat het merendeel van de
seminaristen bij Don Bosco zal blijven en pogingen om hen
van hem te verwijderen - Brief van Don Bosco aan Kanunnik
Vogliotti over de dienst in de kathedraal - Don Bosco be-
schuldigd van onafhankelijk te willen zijn van het kerke-
lijke gezag - Men heeft niet graag dat de seminaristen zich
voorbereiden om diploma's van leraar en de doctorstitel te
behalen - De gevaren van de universiteit - Schriftelijke
aanklachten bij Mgr. Fransoni tegen Don Bosco en ter ver-
dediging van kanunnik Nasi - Lovende woorden van de aarts-
bisschop over Don Bosco - Wie het goede beminnen zijn de
vrienden van Don Bosco.
247
Zesentwintigste Hoofdstuk:
Toespraakjes van Don Bosco - Aankondiging van de noveen
voor het kerstfeest; middelen om deze te vieren - studeren
wil zeggen, goed zijn - Niet stelen - Geen ongemanierde
woorden gebruiken - Gehoorzamen aan de biechtvader - Ernst
bij het biechten - Voorstellen voor de plechtigheid van
Kerstmis.
256
Zevenentwintigste Hoofdstuk:
Een volle aflaat voor een kerk van Caselette - Woorden van

81.10 Page 810

▲back to top
Bladzijde
Don Bosco tot de jongens bij het einde van het jaar - Een
aandenken voor alle leden van de communiteit - De laatste
avond van het jaar - De leerlingen gestorven in het jaar
1859 - Persoonlijke nieuwjaarsgeschenken van Don Bosco
voor zijn leerlingen en van de leerlingen aan Don Bosco.
265
Achtentwintigste Hoofdstuk:
Het voorwoord van de Gentlemen, almanak voor 1860 - de
oorlog in Lombardije en de avonturen van de Gentlemen -
Zijn voorspellingen - Don Bosco wordt op het Ministerie
van Binnenlandse Zaken ontboden om een verklaring te ge-
ven van de voorspellingen in de almanak.
270
Negenentwintigste Hoofdstuk:
Het preventieve systeem in de praktijk - Heilige ijver -
Begroeting door Don Bosco van de jongens die hun intrede
doen in het Oratorio - Zijn eerste woord betreft de ziel -
Uitwerking van dat woord - De meester der morele hervor-
ming - De biecht en de communie - Enkele middelen om het
veelvuldige gebruik der sacramenten te bevorderen - Wenken
voor de oversten van het Oratorio - Kalmte en gematigdheid
bij het straffen - Twee soorten van gevaarlijke jongens -
Don Bosco wenst op de hoogte gesteld te worden van alles,
ook het geringste van wat er in het Oratorio gebeurt - De
puntenlijsten - IJver van de assistenten en hun genegen-
heid voor Don Bosco - Het belang dat de leerlingen aan de
punten hechten - Hoe Don Bosco de oorzaken onderzoekt van
de geringe vorderingen die sommigen bij de studie maken -
Een onthullend register van het verborgen gedrag van be-
paalde leerlingen - Laatste woorden van Don Bosco tot de
jongens die uit het Oratorio vertrekken - Zijn liefde voor
hen - Heilzaam en verstandig optreden bij het ontmoeten
van een oud-leerling.
282
Dertigste Hoofdstuk:
Heilige ijver - Don Bosco temidden van zijn jongens: zijn
liefde en hun genegenheid - De rumoerige speeluurtjes -
Wijze raadgevingen en opmerkingen - Vermaningen op rijm -
Latijnse verzen - Niet gemakkelijk te begrijpen voorstellen -
Dante - De regels van de spraakkunst - Een algebraïsche
bewerking - Verstandige antwoorden van Gianduia - Lessen
in hygiëne - Raadsels en geheimzinnige vragen - De jongens
rond Don Bosco - Het woord aan het oor - De welsprekende
blik - De oorvijgen.
297
Eenendertigste Hoofdstuk:
Heilige ijver - Geloof en liefde - Uitwerking van een gesprek
met Don Bosco - De jongens om hem heen gezeten - Boeiende

82 Pages 811-820

▲back to top

82.1 Page 811

▲back to top
Bladzijde
fabels en verhalen - De muziek - Nieuwe chorimantie - De
maat van de handen - De klap op de handpalmen - Behendigheids-
oefeningen - Wijze en vrolijke waakzaamheid - De beste jon-
gens uitgenodigd tot de maaltijd - Privé-gesprekken door Don
Bosco aan de leerlingen toegestaan in zijn kamers; de manier
van zich aan te dienen en hoe ze ontvangen worden – Aanspo-
ring tot de geestelijke staat; onrechtstreekse verwijten;
troost voor de bedrukten - De drie wandeltochten - Schrifte-
lijke vermaningen en verbazingwekkende brieven van Don Bosco
aan de jongens - De briefjes met voornemens - Vertrouwen van
de leerlingen gevraagd en offers om het te bestendigen - Het
briefje, een oproep om de goede weg te bewandelen - Enkele
voornemens aan Don Bosco toevertrouwd en door hem bewaard -
Het resultaat van de heilige ijver.
317
Tweeëndertigste Hoofdstuk:
De heilige ijver - Beweegreden en doel: de eeuwigheid en de
redding der zielen - Samenwerking met God - Redenering helpt
geen feiten uit de wereld - Don Bosco leest in de gewetens -
Eenstemmige getuigenissen van de jongens - Bewonderenswaar-
dige voorvallen in de biechtstoel - Stille geestelijke onrust
gekalmeerd - Ongelovigen door de klaarblijkelijkheid van per-
soonlijke feiten overtuigd - De ontmaskerde hypocrieten -
Andere bewijzen dat Don Bosco de hartsgeheimen van het voor-
hoofd afleest - De onbeschaamden - Degene wiens geweten niet
in orde is probeert op een afstand van Don Bosco te blijven -
Bereidvaardigheid van Don Bosco om tot God geroepen te worden -
Geheimzinnige schriftelijke vermaningen - Een getuigenis
van Don Rua - Don Bosco verrast de geesten met andere ge-
dachten - Hij ziet beter wanneer hij niet toekijkt.
334
Drieëndertigste Hoofdstuk:
1860 - Katholieke Lectuur - Raadgevingen van Don Bosco aan
de abonnees om de huidige rampen te doen wijken en zich
voor de toekomende te behoeden - Brief van Pius IX aan Don
Bosco - De Sint-Pieterspenning - Bekering van twee Angli-
caanse en een Joodse jongen - De bisschop van Ivrea in het
Oratorio - Hoffelijkheid van Don Bosco tegenover een pro-
testantse dominee - Een neofiet aan het Oratorio aanbevo-
len door de aartspriester van de kathedraal Vercelli – Het
feest van de H. Fr. van Sales.
346
Vierendertigste Hoofdstuk:
Zitting van het kapittel: aanvaarding van de eerste mede-
broeder in de Congregatie - Toespraak van Don Bosco - Katho-
lieke Lectuur - De paus:2 vragen van de dag – Aanbeveling
aan de abonnees van de Katholieke Lectuur - Don Bosco ver-
dediger van de rechten van de h. Stoel - Minister Farini
verzoekt om toelating van een jongen in het Oratorio - Don

82.2 Page 812

▲back to top
Bladzijde
Bosco's diplomatie - Het Italiaans als regel verplicht voor
onderlinge gesprekken in het Oratorio - Verdorven jongelui
door Don Bosco in het hospitium opgenomen - Een gedenkwaardige
bekering - Herderlijke brief van de vicaris van het
kapittel van Asti ter aanbeveling van de Katholieke Lectuur
- Een vereniging ter verspreiding van goede lectuur.
354
Vijfendertigste Hoofdstuk:
Een nieuwe klok in Vanchiglia - Maestro Giovanni Mosca cate-
chismusleraar - Lof van graaf Cays op de annexe conferenties
van de zondagsoratoria - Don Bosco en de behoeften van de
heilige Kerk - Leven en martelaarschap van de hh.pausen
Lucius I en Stefanus I - De belangwekkende kronieken van Don
Ruffino en Don Bonetti voor de levensgeschiedenis van Don
Bosco - Emilia en Toscane bij Piëmont gevoegd - Het gratis
spoorkaartje en ridder Bona - Brief van een jonge werkmanaan
Don Bosco.
362
Zesendertigste Hoofdstuk:
Katholieke Lectuur - Brief van de aartsbisschop van Florence
tot lof van bovengenoemde lectuur - Pasen: en een metselaar
die door Don Bosco tegengehouden wordt opdat hij niet zou
vallen - Blijk van trouw aan de paus door de jongens van het
Oratorio en het geld van een ontbijt voor de St.-Pieters-
penning - Brief van Don Bosco aan de paus - Drie voorspel-
lingen - De straf van wie spot met het h. kruisteken - Brief
van kardinaal Marini en leeftijdsdispensatie voor de hh.
wijdingen van Don Rua - De dood van een jongen voorspeld en
bewaarheid - Hoe Don Bosco deze sterfgevallen voorziet -
Voorspelling aan Carlo Gastini - De ondergang van Sicilië
en het vertrek van de seminarist Vastellano naar de hemel
- Antwoord van kardinaal Antonelli aan Don Bosco uit naam
van de paus - Twee verslagen van het kapittel: aanneming
van leden - Retraite, aandenken en Mariamaand - Garibaldi
vertrekt voor een expeditie naar Sicilië – Kardinaal
Antonelli en de Piëmontese pauselijke vrijwilligers.
370
Zevenendertigste Hoofdstuk:
Don Bosco gaat naar Bergamo - Zijn opmerkingen over het
lezen van een slechte krant - Hij hoort de biecht van een
reiziger in de trein - Aangename voorvallen bij aankomst
ten huize van de bisschop van Bergamo - Vaderlijke voor-
komendheid van Mgr. Speranza - De h.mis in de dom - Een
conferentie van de Vincentiusvereniging - Don Bosco brengt
pastoor Bagini, die uit de gevangenis gekomen is, naar
Terno - Hartelijke begroeting - Don Bosco bezoekt het se-
minarie van Bottanuco - Belofte aan de bisschop om het
volgende jaar de retraite voor de seminaristen te geven:
hij beveelt hem aan de priesters en seminaristen te laten
deelnemen aan de doctorale en lerarenexamens.
380

82.3 Page 813

▲back to top
Bladzijde
Achtendertigste Hoofdstuk:
Terugkeer van Don Bosco in Turijn - Een stervende jongen in
het hospitaal als Don Bosco nadert en biecht - Het actieve
gebed - Don Bosco wil priesters hebben voor de gevangenen -
Een zeis voor de seminarist Ruffino - We zijn pas aan het
begin van de rampen - Knevelarijen van de geestelijkheid in
de geannexeerde staten - Kardinaal Corsi gevangene te Turijn
en zijn gesprek met Don Bosco - Een leerling moet zich op de
dood voorbereiden - Brief van Pius IX aan Don
Bosco - Katholieke Lectuur.
392
Negenendertigste Hoofdstuk:
De deugd van standvastigheid - Don Bosco gehoorzaam aan het
burgerlijke gezag - Zijn voorzichtigheid in politieke kwesties
- Achterdocht van de regering en lasterlijke verklikkingen -
Minister Farina - Don Bosco door de politie bewaakt
Het bureau van de onderzoeksrechter ligt op de loer - Don
Bosco gewaarschuwd voor het gevaar dat het Oratorio dreigt
Heftige artikelen in de kranten die de sluiting van het
Oratorio eisen - Bevel tot huiszoeking door Cavour goedgekeurd.
Veertigste Hoofdstuk:
Twee Jezuïeten in de gevangenis opgesloten - Don Bosco en
een door minister Farini aanbevolen jongen - De onderzoeks-
ambtenaren komen in het Oratorio aan - Eerste ontmoeting met
Don Bosco en vraag naar het huiszoekingsbevel - De beambten;
gerechtvaardigd verzet; bedreigingen; weldadigheid en
boosaardigheid - Gisting onder de jongens - Woorden van
Don Bosco - Bezorgdheid van Don Alasonatti - Komische en
ernstige taferelen tussen de bewakers en de leerlingen - De
sjerp van de politiecommissaris en het bevel tot huiszoeking
Ongepaste scherts goedgemaakt - Lijfsonderzoek - De prullen-
mand en de advocaat - Een vergeten telegram - Onderzoek van
de brieven - Merkwaardige gebeurtenissen - De rekeningen van
schuldeisers - De pauselijke breve - In de bibliotheek.
409
Eenenveertigste Hoofdstuk:
Nog meer over de huiszoeking - Don Bosco krijgt een noodza-
kelijke bemoediging van kanunnik Anglesio - De Bollandisten
De biecht - Men vermoedt schuilhoeken - Weer een aanbeveling
van Farini voor een bekeerde jongen - Een scherts van de
Voorzienigheid - Er wordt een fles ontkurkt: de toosten
Het einde van de huiszoeking - Verbaal en bewijs van on-
schuld - De onderzoekers vertrekken: vreugde van de jongens
Gebeden in alle huizen voor Don Bosco - Woede van een jon-
gen bij het valse gerucht dat Don Bosco gearresteerd is -
Don Bosco brengt Don Cafasso op de hoogte van het bevel van

82.4 Page 814

▲back to top
Bladzijde
de overheid - Don Bosco koopt een krant die een vals bericht
over hem verspreidt - Voortgezette bezoeken van medeleven
aan het Oratorio - Artikelen in de Armonia en in
de Gazzetta del Popolo - Don Bosco overweegt uitbreiding van
het Oratorio - Bespreking in het kapittel van dit plan -
Onderhandelingen over aankoop van het huis Filippi - Een
edelmoedig aanbod van ridder Cotta - Oorzaak van Don Bosco's
moed bij dergelijke uitbreidingen.
422
Tweeënveertigste Hoofdstuk:
De dag na de huiszoeking in het Oratorio - De koning van
Napels heeft een verschijning van zijn overleden h. moeder -
Verscheidene voorspellingen van Don Bosco over openbare
gebeurtenissen - De secretaris van Kardinaal Corsi in het
Oratorio - Priesterwijding van Don Angelo Savio - De Se-
minaristen van het Oratorio gaan hun hulde betuigen aan
de kardinaal - Don Cafasso ziet zijn eigen dood nabij - De
Armonia spreekt het bericht over de gevangenneming van Don
Bosco tegen - Zekerheid en rust in het Oratorio - Brief
van een seminarist aan Don Bosco opdat hij hem zijn inner-
lijke gesteltenis zou onthullen en hem van een ziekte zou
genezen - Het familieleven in het Oratorio - Edelmoedige
naastenliefde van Don Bosco voor zijn leerlingen.
435
Drieënveertigste Hoofdstuk:
Bouw van de portiersloge en van de nieuwe sacristie - Carlo
Buzzetti bouwmeester van het Oratorio - Edelmoedige giften
van Don Cafasso voor de nieuwe gebouwen en zijn laatste be-
zoek aan het Oratorio - Reglement voor de portiersloge -
plan voor een verplichte bijdrage van 500 lire waarvoor een
jongen het recht zal hebben in het Oratorio te verblijven
zolang zijn opleiding niet voltooid is: rondschrijven:
waarneming van Don Cafasso - Beantwoording van bepaalde
critici - Oorzaak van Don Bosco's activiteit - Aan Don
Bosco wordt voorgesteld het college van Cavour op zich te
nemen - plannen van het gemeentebestuur voor het klein se-
minarie en zijn aanbod aan Don Bosco - Kanunnik Vogliotti
bevordert een akkoord tussen de belangen van de curie en
die van de gemeente - Don Bosco gaat voorwaardelijk op het
voorstel van de kanunnik in die hem de leiding van het se-
minarie toevertrouwd had - Don Bosco schrijft aan de burge-
meester van Giaveno - Nog een brief aan kanunnik Vogliotti:
het wachten is op een antwoord uit Giaveno.
442
Vierenveertigste Hoofdstuk:
Gevangenneming van kanunnik Ortalda - Huiszoeking bij Don
Cafasso - Overwegingen van Don Bosco - Tweede huiszoeking
in het Oratorio - Don Bosco in Turijn verdwaald en door

82.5 Page 815

▲back to top
de goddelijke Voorzienigheid naar huis teruggevoerd - In-
spectie in de scholen van de externen - Droevig schouwspel:
Don Alasonatti valt in zwijm - Don Bosco komt thuis - Be-
dreiging met gevangenschap - Verwijten aan het adres van de
huiszoekers - De wachtposten verwijderd - Verklaringen om-
trent de rechten van de paus - Bezoek aan de klassen -
Nauwkeurige doorzoeking van het huis - Arglistige vragen en
vranke antwoorden - De inbeslagneming van de schriften -
Dankzegging tot de Heer - Twee troostredenen.
Bladzijde
452
Vijfenveertigste Hoofdstuk:
Don Bosco in tijd van tegenspoed - In de ledenvergadering
worden de regels van de Congregatie gelezen - Voorspellingen
van openbare gebeurtenissen - De regel van de Congregatie
wordt door alle leden ondertekend en aan Mgr. Fransoni ge-
zonden - Antwoord van de aartsbisschop - Het politiebureau
van Turijn en het dienstpersoneel van het Oratorio - De
politiek en de bezittingen van Don Bosco - Het oordeel van
Urbano Rattazzi - Uiteenzetting en verzoek van Don Bosco
aan twee ministers - Geen audiëntie toegestaan - Don Bosco
toont zich steeds opgewekter naargelang de onaangenaamheden
ernstiger zijn - Vijf jongens aanbevolen bij het Oratorio
door de minister van Binnenlandse Zaken.
468
Zesenveertigste Hoofdstuk:
Ziekte van Don Cafasso en de oorzaken ervan - Don Bosco aan
het ziekbed van zijn weldoener - Dood van Don Cafasso en het
verdriet van Don Bosco - In het Oratorio wordt het feest
van Sint-Jan uitgesteld - De begrafenis - Het testament en
een legaat - Het eerbetoon aan een heilige en het droevige
einde van een vijand van de paus - Het feest van de H. Aloy-
sius in het Oratorio - De weekdienst voor Don Cafasso -
Kanunnik Galletti en de theoloog Golzio.
479
Zevenenveertigste Hoofdstuk:
De naamdag van Don Bosco - Genezing van de seminarist
Castellano - Dienst voor Don Cafasso in het Oratorio -
Don Bosco houdt de lijkrede en geeft ze in druk onder de
titel: historische nagedachtenis van Don Giuseppe Cafasso
- Katholieke Lectuur - Het Pontificaat van de H. Sixtus en de
roemrijke daden van de H. Martelaar Laurentius – Kardinaal
Corsi in het Oratorio.
485
Achtenveertigste Hoofdstuk:
Boosaardige insinuaties van de pers ten nadele van het Ora-
torio - Don Bosco wordt niet ontvangen op de bureaus van
het ministerie - Vastberadenheid en godsvertrouwen – Lang-
durig en geduldig wachten in de wachtkamer van de secretaris-
generaal - Don Bosco wordt in audiëntie ontvangen door de

82.6 Page 816

▲back to top
secretaris - Grofheid en gedwongen beleefdheid - Weer jon-
gens aanbevolen door het ministerie.
Bladzijde
492
Negenenveertigste Hoofdstuk:
De minister van Binnenlandse Zaken stelt een audiëntie vast
en men bidt in het Oratorio - Belangrijke bespreking van
Don Bosco met de ministers Farini en Cavour - Vredesbeloften
en vredesverwachtingen - Aankoop van het huis Filippi – Mede-
deling van deze aankoop aan de jongens.
498
Vijftigste Hoofdstuk:
De moed van Don Bosco bij zijn bezoek aan de ministers - Het
goede door het kwade voortgebracht - Het aantal jongens in
het Oratorio neemt nog steeds toe - Verzoek van de overheid
aan Don Bosco om arme jongens op te nemen - Mgr. Bonomellin
Don Bosco en de politiek - Ongelukkig einde van enkele
vervolgers - Don Bosco voedt geen wrok en vergeeft zijn
tegenstanders.
509
Eenenvijftigste Hoofdstuk:
Don Bosco wordt uitgenodigd om een college te stichten in
Mirabello - Hij krijgt last van een gezwel in de hals; hij
bidt niet voor zijn genezing - Hij valt in zwijm in San
Ignazio - Bekering van een jonge ridder - Don Rua op re-
traite in het huis der Lazaristen en edelmoedigheid van
kanunnik Vogliotti - Rampspoedig einde van het schooljaar
te Giaveno - Nieuwe stappen van de vicaris-generaal bij
Don Bosco opdat deze de leiding van het seminarie op zich
zou nemen - Onderhandelingen van het gemeentebestuur van
Giaveno en een brief van Don Bosco aan kanunnik Vogliotti
met zijn voorstellen - In een andere brief neemt Don Bosco
de uitnodiging aan om de kanunnik naar Giaveno te verge-
zellen ten einde tot een overeenstemming te komen met het
gemeentebestuur: de overeenkomst mislukt - Heilige wijding
en eerste mis van Don Rua - Een mening van Don Bosco over
het gebruik om elkaar te kussen als teken van vriendschap.
516
Tweeënvijftigste Hoofdstuk:
De naamdag van Don Alasonatti - De plechtige mis van Don
Rua in het Oratorio; feestelijkheden; voorspellingen;
lofspraken - Markies en markiezin Fassati benoemd tot pa-
troons van het Maria-altaar in de kerk van Valdocco - De
droom van de veertien tafels: verklaringen - Don Bosco
vertrekt naar Strambino; gesprekken in de trein; vraagt
een aalmoes voor de lofrede op Sint-Rochus - De dertigste
sterfdag van Don Cafasso in de kerk van de H. Fr. van
Assisi - Don Bosco spreekt een lijkrede uit; zijn voortdu-
rende herinnering aan de beminde weldoener - Garibaldi te
Napels - Invasie van de Piëmontezen in de Marken en in

82.7 Page 817

▲back to top
Bladzijde
Umbrië; slag van Castelfidardo en inname van Ancona -
Raadgeving van Don Bosco aan de soldaten die naar deze
oorlog vertrekken - Kardinaal De Angelis gevangene te
Turijn - Het Piëmontese leger in het gebied van Napels -
Overwinning bij de Garigliano en bezetting van Capua -
Het lot van Oostenrijk.
Drieënvijftigste Hoofdstuk:
Don Bosco aanvaardt de leiding van het college van Giaveno
- Zijn voorgestelde voorwaarden door de plaatsvervangende
vicaris aanvaard - Verkiezing van een nieuwe rector – Keu-
ze van assistenten - Toespraak van Don Bosco tot de leden
van de Congregatie; hij is bereid zich te onderwerpen aan
de wil van God, indien de Congregatie niet mocht worden
goedgekeurd; er worden geen nieuwigheden ingevoerd in de
gebruiken van het huis; men verwacht niet dat de genegen-
heid van de overste zal verminderen; hij kondigt aan dat er
iemand is aangewezen om de regels te onderzoeken - Brief
van Mgr. Fransoni aan Don Bosco met de mededeling over
deze afgevaardigde - Mening van de onderzoeker - Brief van
kardinaal Gaude, die de regel ontvangen heeft - Betreurens-
waardige staat van het seminarie in Giaveno - Intrede in
het Oratorio van ridder Federico Oreglia uit San Stefano -
Berekeningen van Don Bosco over de noodzakelijke kosten voor
de
bouw van een college - Het nieuwe programma van Giaveno
en geen verzoek om het te aanvaarden - Don Bosco vindt een
middel om er veel leerlingen heen te zenden - De burgemees-
ter ontgoocheld in zijn plannen - Aankomst in het klein se-
minarie van seminaristen en jongens - De klassen in orde -
Lof voor Don Bosco - Belangrijke raad van hem aan de nieuwe
rector.
523
533
Vierenvijftigste Hoofdstuk:
Plan voor de bouw van het college in Mirabello - Don Bosco
te Casale om goedkeuring van de bisschop te verkrijgen -
Onaangename ontmoeting op reis - Het Benedicite voor de
maaltijd - Don Bosco in Asti - Hij stelt de vicaris van het
kapittel voor, zijn seminaristen in het Oratorio onder te
brengen, daar het seminarie door de regering in beslag geno-
men is; briefwisseling - Aankomst in Valdocco van die semi-
naristen; ontstemdheid verdwenen; een goed verloop - Don
Bosco wil dat de jongens ook tijdens de vakantie bezig zijn
- Vertrek van de eerste leerlingen naar de Becchi - De se-
minarist Cagliero verdedigt in Castelnuovo de rechten van
de paus - Voorspellingen van Don Bosco omtrent het konink-
rijk Napels bewaarheid.
545
Vijfenvijftigste Hoofdstuk:
Don Bosco en de vrienden uit Chieri - In de Becchi - De aan-
komst van twee jongens - De herfstwandeling en verscheidene

82.8 Page 818

▲back to top
Bladzijde
halteplaatsen - De preken - De biechten: goed voorbeeld
van de leerlingen van het Oratorio - Vertrouwen van de
ouders in Don Bosco - De jongens van de dorpen lopen Don
Bosco en zijn leerlingen achterna - Hun vertrouwen in Don
Bosco op de wandelingen; weinig roepingen voor het Orato-
rio; Gods wil de enige richtlijn - Een deugd die de proef
niet doorstaat - Verzoening - Terugkeer te Turijn.
Zesenvijftigste Hoofdstuk:
Hervormingen op de slaapzalen - Een nieuw programma voor
het aannemen van de studenten - Inbezitneming van het
huis Filippi en de beschrijving ervan - Een houten brug -
Verscheidene oorzaken van enkele leerlingen in het Orato-
rio; een uitnodiging van Don Bosco; een verhoord gebed;
de klok van het Ave Maria en een vertroostende stem -
Voorspellende en opbeurende fantasieën van twee jongens -
Onze-Lieve-Vrouw en de gave van het geheugen - Examens
en punten van de seminaristen - Plechtige voorlezing van
het reglement van het Oratorio - Het begin van de lessen
en inaugurale toespraken van de leraren - De driemaande-
lijkse puntenlijsten - Twee vermaningen voor de seminaris-
ten.
Zevenenvijftigste Hoofdstuk:
Verzoeken om subsidies aan de ministers van Binnenlandse
Zaken en van Oorlog - De antwoorden - De vermenigvuldi-
ging der broden - Een wonderbare genezing - Aankondiging
van de toekomstige dood van een grote politieke persoon-
lijkheid - Don Bosco voorspelt enkele jongens de toekomst.
554
563
574
Achtenvijftigste Hoofdstuk:
Aantekeningen uit de kroniek van Don Ruffino - Een reli-
kwie van Domenico Savio geneest de ontstoken ogen van een
seminarist - Raad aan de vakjongens om Italiaans te spre-
ken; onder haar noveen neemt Onze-Lieve-Vrouw de onge-
schikte leerlingen uit het Oratorio weg; de dood komt
wanneer hij het minst verwacht wordt; de engelbewaarder -
Don Bosco troost een gezin dat treurt om het verlies van
de vader - De noveen van de Onbevlekte Ontvangenis - De
geest van Don Bosco bij het preken en biechthoren - Brief
aan de theoloog Appendino voor een missie in Saluggia -
Een vermaning tot degene die de missionarissen weinig
waardeert - Toespraak tot de seminaristen over de roe-
pingen en aansporing om erin te volharden.
582
Negenenvijftigste Hoofdstuk:
Vermaning tot de jongens om elkaar niet sentimenteel bij de
hand te houden - Medewerkers van Don Bosco bij het schrij-
ven en vertalen van boeken - Katholieke Lectuur: levensbe-

82.9 Page 819

▲back to top
Bladzijde
schrijving van de priester Giuseppe Cafasso, samengevat
in twee lijkreden - Bestudering van de aardrijkskunde der
heidense landen, gedreven om ze te bekeren - Toneelvoor-
stelling - Don Bosco gaat naar Saluggia: hij preekt er en
hoort er biecht - Voorspelling en vervulling van de dood
van een seminarist en van een jongen - Verschijning van een
ziel uit het vagevuur aan een ongelovige vorst - Brief van
een brave seminarist uit Giaveno - Geestelijke bloempjes
voor de noveen van Kerstmis - Toespraak van Don Bosco:
bemiddeling van Domenico Savio: twee leerlingen sterven
binnen enkele maanden: een van onze overledenen heeft be-
hoefte aan onze gebeden - Mgr. Ghilardi preekt in het
Oratorio - Achting van de bisschoppen voor Don Bosco -
Nieuwjaarsgeschenken van Don Bosco aan de seminaristen: hij
vraagt aan de jongens dat elk van hen hem een communie als
nieuwjaarsgeschenk zal geven - Wensen voor de weldoeners -
Resultaten van de opvoeding die de jongens in het Oratorio
van Valdocco genieten.
588
Zestigste Hoofdstuk:
Il Galantuomo - Verklaring van de voorspellingen die vorig
jaar in deze almanak verschenen - Aanduidingen op de gebeur-
tenissen in de toekomst - Voorspellingen van de Zuster van
Taggia.
598
Eenenzestigste Hoofdstuk:
1861 - Het begin ervan - Het aantal leden van de Congregatie -
Goed gedrag van de jongens - Heilige ijver - Jagers en vis-
sers van zielen - Het goede voorbeeld van Don Bosco - De
droom van de gewetens: Don Cafasso, Silvio Pellico en graaf
Cays: de berekeningen aangeboden door de jongens; smartelijk
schouwspel; een prachtige maaltijd; de algemene nieuwjaars-
spreuk - Bedenkingen over de droom.
604
Tweeënzestigste Hoofdstuk:
Geestelijke worstelingen - Don Bosco onthult iedere jongen
onder vier ogen zijn deel van de droom - Geschenken – Verbe-
ter de biechten - Terneergeslagen, opgewekte en heilige
jongens - Nabije dood afgewend - Algemene biecht van de vak-
jongens - Men zoekt naar de oorzaak van de smartelijke ont-
dekkingen gedaan na de kerstcommunies - Don Bosco geeft in
het openbaar een uiteenzetting van de droom - Waarom Don
Bosco het vertellen van de droom enkele dagen uitstelde -
De genade en de eer van God - Een vraag over de aard van de
droom - Een roeping - Don Bosco en de gewetens van de jongens
die ver weg zijn - Het geluk van wie goed gebiecht heeft -
Brieven van Don Bosco: een boek voor een adellijke jongen
en een jas voor een neofiet - Katholieke Lectuur - Aanwijzin-
gen voor de abonnees en de medewerkers van deze lectuur.
614

82.10 Page 820

▲back to top
Bladzijde
Drieënzestigste Hoofdstuk:
Er wordt een kapittel gehouden voor de aanneming van een
lid - Klein testament: Don Bosco geeft enkele uiteenzet-
tingen over de voorspellingen van het einde der wereld;
hij kondigt een grote schaarste en sterfte aan - Overden-
kingen over de bijbelse profeten - Uitbreidingsplannen voor
het Oratorio - Het feest van de H. Fr. van Sales - Don Bosco
preekt de retraite in het seminarie van Bergamo: uitwerking
van zijn woord; hij ziet wat er in het Oratorio voorvalt;
te midden van de seminaristen - Brief die aan deze retraite
herinnert - Terugkeer van Don Bosco te Turijn; hij ontwart
de strikken van de duivel - Hoe Don Bosco op verre afstand
kan zien: veel werken is zijn plicht - De gevolgen van de
droom werken door - Don Bosco kondigt aan dat hij elke leer-
ling iets zal meedelen over zijn toekomst en over de vij-
anden voor wie hij op zijn hoede moet zijn - Wonderbare
biechten - Het vertrouwen in Domenico Savio en de zegen
van Don Bosco genezen een zieke - Hoe Don Bosco lof en
blaam incasseert - Drie geestelijke handigheden - Kapittel
en aanneming van een nieuw lid.
624
Vierenzestigste Hoofdstuk
Don Bosco voorspelt de toekomst aan de jongens en zegt dat
hij tegen de tijd dat hij sterft met tien leerlingen naar
Rome zal gaan - Bisschoppen gevangen genomen, priesters
gedood, kloosters opgeheven - Vittorio Emanuele uitgeroepen
tot koning van Italië met, Rome als hoofdstad - Brief van
Don Bosco aan de paus: voorspellingen over Rome - Hij
kondigt drie treurige gebeurtenissen voor het Oratorio
aan - Uit Fossano vermaant hij Don Alasonatti dat de dingen
in het Oratorio niet goed gaan - Hij kan niet naar Susa om
te preken - Hij onthult elke jongen welke zijn vijanden
zijn - Hij stelt enkelen voor, toe te treden tot de Con-
gregatie - Dood van een eerste leerling volgens de voor-
spelling - Katholieke Lectuur - Een artikel in de Armonia -
Een oproep tot de katholieken - Een commissie om de
handelingen en uitlatingen van Don Bosco te verzamelen.
635
Vijfenzestigste Hoofdstuk:
Droom: een wandeling van de jongens naar de hemel - Een
bekoorlijke heuvel - Een hoogvlakte - Meren: bloed, water,
vuur, wilde dieren - Een nauwe doorgang - Ze keren terug:
een geweldige vlakte - Een weerzinwekkend schouwspel - Een
bedrieglijke tuin - Opgewekte troepen die hun verderf tege-
moet gaan - Men hervat de beklimming: de nauwe doorgang; een
houten brug - Moeilijke beklimming van de berg - Een straf-
plaats - Bij de top: hemelse gezangen - Ontmoedigd en ver-
moeid blijven de jongens halverwege staan of gaan naar bene-

83 Pages 821-830

▲back to top

83.1 Page 821

▲back to top
Bladzijde
den - inspanningen van Don Bosco om hen weer naar boven te
doen gaan - Verklaringen en opmerkingen - Don Bosco ver-
haalt de droom aan kardinaal De Angelis.
643
Zesenzestigste Hoofdstuk:
Een Latijns toneelstuk van Palumbo - Waarom de dood van de
jonge Quaranta geen indruk op de leerlingen maakte - Gevol-
gen van de droom van de laatste dag van het jaar 1860 - De
jongens zwijgen gemakkelijk in de biecht - Ontsluierde ge-
wetens - Het kapittel neemt nieuwe leden aan – Toespraak:
hoe kan iemand zich vermaken terwijl hij in staat van zonde
verkeert? - Voorspelling van de dood van een jongen wordt
bewaarheid - Onvermoeide arbeid van Don Bosco - Toespraakje
voor wie zich ver van Don Bosco bevinden - Toespraak tot de
leden: liefde te betrachten in het spreken met vreemdelingen;
met de jongens en met de medebroeders - De seminaristen ver-
klaren steeds bij Don Bosco te willen blijven; vreemdelingen
die hen aan hun gedrag herkennen als leerlingen van het Ora-
torio - men slaagt er niet in een beeld van Don Bosco te
geven - Retraite - Deugden van Don Bosco en de eerbied van
de geestelijkheid voor hem - Het zijn gelukkige jongens die
met Don Bosco samen zijn - Nederigheid - Hij bidt iedere
avond het miserere - Antwoorden tot een priester van Osimo
en aan de pastoors die hem om raad vragen - Subsidies van het
ministerie van binnenlandse Zaken.
658
Zevenenzestigste Hoofdstuk:
De droom van het wiel - Een onbekend persoon - Vijgenbomen en
een wijngaard - De avond nadert - Broer Giuseppe - Machine
met langzaam wiel - De gewetens; de goeden en de slechten;
de geketenden; het slot op de mond; de apen op de schouders;
moeilijke gesprekken - Nieuwe leerlingen die God aan Don
Bosco wil toevertrouwen - De roepingen: de bewerkers van
de grond - Het veld met rijpe aren en de maaiers; wonder-
bare aanwijzingen - De eerste vijf decennia van de Congre-
gatie - Toenemende verdwijning uit de wereld van de eerste
salesiaanse leerlingen - Hun opvolgers en ontelbare nieuwe
leerlingen - Nederig besluit van de droom.
668
Achtenzestigste Hoofdstuk:
Getuigenissen van het verhaal van de droom en enkele be-
wijzen van de vervulling van onvoorziene gebeurtenissen en
van de realiteit van het geziene - Onder vier ogen onthult
Don Bosco, enkelen, die hem daarom vragen, hoe hij hen in
zijn droom gezien heeft - De leerlingen vragen Don Bosco in
het openbaar, hun uiteen te zetten welke de betekenis is van
de verschillende verschijningen in het kijkglas - Twee
leerlingen onder de aanwezigen zullen bisschop worden -

83.2 Page 822

▲back to top
Enkele vakjongens worden aan de studie gezet - De Maria-
maand in het Oratorio - Don Bosco geeft onderricht in de
gewijde liederen - Wankele gezondheid maar ononderbroken
arbeid - Toespraak: naastenliefde en gehoorzaamheid – De
novenen zijn ondeugende noodlottig.
Bladzijde
684
Negenenzestigste Hoofdstuk:
Derde uitbreiding van het gebouw van het hospitium - Woor-
den van Don Bosco op de avond van 15 mei - Treurige voor-
gevoelens - Drie weesgegroeten gebeden op de slaapzaal van
de H. Aloysius - Blikseminslag - Verwoesting en bescherming
door de hemel - Een zonderlinge grap - Dankbetuigingen -
Een compliment van kanunnik Anglesio - Journalistieke be-
ledigingen en leugens - De instorting van het gewelf - Een
mooie droom: het belang van een hospitaal voor het Orato-
rio - De opschriften onder de nieuwe galerij aan de
oostzijde.
697
Zeventigste Hoofdstuk:
Ziekte in het Oratorio - Wonderbare genezingen van oogziek-
ten - onbeantwoorde roepingen - Men maakt een portret van
Don Bosco: verscheidene incidenten - Droom: de twee dennen-
bomen - Twee beloften voor de uitwerkingen van de Mariamaand
- Aanneming van nieuwe leden van de congregatie - De beloof-
de regen en gebeden tot bescherming tegen hagel - Katholieke
Lectuur - Wederopvoering van het Latijnse toneelstuk - Een
eerste mis - De sluiting van de Mariamaand en een goed ge-
sproken biecht.
708
Eenenzeventigste Hoofdstuk:
Het feest der Italiaanse eenheid - De wereldlijke autoriteiten
nemen niet meer deel aan de sacramentsprocessie - De jongens
van het Oratorio in de processie van de kathedraal - Dood en
begrafenis van graaf di Cavour - Woorden van Don Bosco: een
jongen zal geen tweede oefening voor een goede dood meer
doen - Aankondiging van de dood van Cavour: waarschuwing tot
degenen die zich niet willen bekeren - Een duivel op de
schouders van wie een zonde in de biecht verzwijgt - Ver-
trouwelijke gesprekken met Don Bosco - Heilige jongens; een
geheimzinnige bol; de gekruisigde Jezus; Onze-Lieve-Vrouw;
voorziene dood van een pastoor; ongeluk van een door God
bevoordeelde, die tot hoogmoed vervalt: vermenigvuldiging
van de hosties - Don Bosco beveelt in het openbaar bijzon-
dere gebeden aan voor de zondaars - Droom: de kostbare
zakdoek en de deugd der onschuld - Genegen ontvangst van
een afvallige - Antwoord van de aartsbisschop van Florence
aan Don Bosco, die hem waarschuwt voor de listen van de
protestanten.
716

83.3 Page 823

▲back to top
Bladzijde
Tweeënzeventigste Hoofdstuk:
Katholieke Lectuur - Artikel van de Armonia voor de her-
nieuwing der abonnementen op deze lectuur - Het feest van
de H. Johannes en van de H. Aloysius; hoe de oud-leerlingen
zich verzamelen - Het klein seminarie van Giaveno en gun-
stige resultaten door de leerlingen ervan behaald - Bezoek
van Don Bosco aan Giaveno - Rivaliteit - Seminaristen op-
gestookt om Don Bosco te verlaten - Moedeloosheid van de
seminarist Boggero en zijn brief - Raad van Don Bosco aan
Boggero - Onderhoud van Don Bosco met de pro-vicaris - Don
Bosco en Sint-Ignatius - Brief van ridder Oreglia aan Don
Alasonatti: de zieken - Brief van Don Bosco aan de leer-
lingen van het Oratorio - Hij geeft vermaningen vanuit
Lanzo over zaken die in Valdocco niet goed gaan - Uitrei-
king van de prijzen: briefje van Tommaso Vallauri aan Don
Bosco - Jongens worden voorbereid voor de plechtige in-
kleding.
730
Drieënzeventigste Hoofdstuk:
Katholieke Lectuur - Een familie van martelaren - Biogra-
fische schets van de jeugdige Michele Magone; artikel in de
Armonia - Het pontificaat van de h. Dionysius - Herdruk van
de biografie van de H. Domenico Savio: beoordeling van de
Armonia - Verdiensten van de schriften van Don Bosco -
Kroniek: voorspelling voor de seminarist Ruffino – Herin-
nering aan het begin van het Oratorio - Koester geen wrok
- Men houde zich verre van bepaalde critici en late zich
niet intimideren door hun spotternijen - Don Bosco gaat
naar Montemagno; in Asti hoort hij biecht in het station en
in een herberg - Raadgevingen tot een jonge edelman opdat
hij zich zou voorbereiden voor zijn eerste Communie - Toe-
spraak: over het spreken over politiek; zich hoeden voor het
menselijke opzicht bij het uitoefenen van zijn godsdienst-
plichten; ervoor zorgen dat overal waar er een lid van de
congregatie is, het goed gaat - Don Bosco berispt degenen
die speelsgewijs misbruik maken van schriftteksten - Hij
neemt de verdediging op zich van de kanunniken die gemin-
acht worden en van de bisschop - Zijn afkeer van de kwaad-
sprekerij en hoe hij ze tracht te verhinderen - Met hoeveel
liefde hij over zijn naaste spreekt - Hij wordt ondervraagd
over de voorspelling van een sterfgeval dat niet bewaarheid
schijnt te zijn: zijn antwoord - Ziekten in het Oratorio
- Brief van Mgr. Fransoni aan Don Bosco over het aannemen
van het geestelijke kleed - Don Bosco begeeft zich naar
Vercelli - Onderweg verdedigt hij zijn seminaristen tegen
de beschuldiging dat zij de theologie niet zouden leren -
Zijn toespraak na de inzegening van de basiliek van Santa
Maria Maggiore - Twee andere van zijn geïmproviseerde toe-
spraken.
741

83.4 Page 824

▲back to top
Vierenzeventigste Hoofdstuk:
De herfstwandeling - In Chieri: edelmoedige gastheren -
In Buttigliera - In de Becchi: plechtigheid van de h.
rozenkrans - In Castelnuovo: hartelijke ontvangst van
Don Bosco door de pastoor en de bevolking - Rust in
Mondonio en in Piea - Triomfantelijke aankomst in Villa
S. Secondo: votieffeest ter ere van Onze-Lieve-Vrouw en
vrijgevigheid van de inwoners - In Cossombrato: een
jongen uitgenodigd om zich aan de studie te wijden -
Een prettige avond bij Alfiano - Don Bosco en zijn voort-
durende correspondentie per brief en correcties van zijn
boeken - Bij Castelleto de'Merli en Ponzano - In de
kerk van Crea; de jongens hebben verfrissing nodig;
naastenliefde van de medebroeders - Mars naar Casale:
ontvangst door de bisschop; plechtigheden in de kerk
en toneelvoorstellingen in het seminarie - In San
Germano en Occimiano - Aankomst in Mirabello - Gods-
dienstplechtigheden op het plein en toneel in de kerk
- Grappig tafereel met de koster - Oefening voor een
goede dood in kerk van de Capucijnen - In Lu: uitroep
van een brave oude vrouw en aanneming van een jongen
voor het Oratorio - In Mirabello besluit Don Bosco
dat er begin gemaakt moet worden met de bouw van een
college - De pastoor nodigt het hele gezelschap tot het
middagmaal; vertrek uit Mirabello: rust te S. Salvatore
bij de Madonna del Pozzo en op het zomerverblijf van
graaf Groppello - Aankomst in Valenza bij senator de
Cardenas - In de trein van Valenza naar Alessandria -
Een nacht te Villafranca - Aankomst te Turijn -
Katholieke Lectuur.
Bladzijde
755
Vijfenzeventigste Hoofdstuk:
Edelmoedige gift van een gierig gewaande grijsaard - Het
aantal jongens in het Oratorio - Beminnelijke manier om
vermindering van kostgeld toe te staan - Brieven van Don
Bosco om diocesane seminaristen aan te bevelen bij de
kapittelvicaris van Asti en bij de pro-vicaris van Turijn
- Antwoord van Mgr. Fransoni aan Don Bosco; de Oratoria;
de protestanten; het seminarie van Giaveno; het onderzoek
van de regel voor de Congregatie - Het klein seminarie van
Giaveno uiterst bloeiend door de verdienste van Don Bosco
774
Zesenzeventigste Hoofdstuk:
Devotie van Don Bosco tot het H. Hart van Jezus en een af-
vallige bekeerd - Leraren in het Oratorio - Troost voor
wie de hele dag voor de Heer aan het werk geweest is -
Onderwerpen voor brieven, voor te stellen aan de leer-
lingen, opdat ze aan hun ouders zouden schrijven -

83.5 Page 825

▲back to top
Bladzijde
Verhoord verzoek om kledingstukken aan de minister van
oorlog, aan de koning en aan de minister van justitie om
subsidie; aan de president van het Sint-Paulusliefdewerk
voor de kosten van de eredienst - Droevige voorgevoelens
en dodelijke ziekte van de seminarist Provera: Don Bosco
biedt hem de keus tussen de genezing en de hemel; hij
voorspelt jaren van tegenspoed; twee briefjes -
Toespraken tot de leden, de raadgever in geval van
twijfel aan de roeping; onthechting aan de dingen van de
wereld - Kapittel en aanvaarding van een lid - Avondtoe-
spraak: verstrooidheid van de jongens onder de h.Mis
veroorzaakt door de duivel - Voldoening met schade aan
de ziel toegebracht - Drie jongens en een priester aan-
bevolen door de bisschop van Novara.
779
Zevenenzeventigste Hoofdstuk:
De Galantuomo voor 1862 en zijn voorspellingen - De Katho-
lieke Lectuur voor de komende januari - Enkele inkledingen -
Kapittel: vergadering en aanneming van leden - Een leer-
ling door de kerstnoveen gedwongen zich uit het Oratorio
terug te trekken - Don Bosco lijdt aan belroos - De laatste
dag van 1861: raadgevingen van Don Bosco voor alle jongens;
zijn belofte van een buitengewone nieuwjaarswens.
792
Notities
801
Kaarten
Inhoudstafel